VEHSLAGEN MEDEDEELINGEN DEH KO . 'INKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE I'oon TA .-\L- EN LETTERKUNDE Januari I90~' GENT A. SIFFER EN Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 VERSLAGEN EN MEDEMELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE 1907 GENT A. sip FEmt. Drukke,- der Konsnkl3ike Vlaamsche Academie 1907 Vergadering van 16 Januari 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Dr. L. SIMONS,_ PR. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. WILLEM DE VREESE, JAC. MUYLDERMANS, J. HELLEPUTTE, JAN BOUCHERIJ, Baron DE BETHUNE, AMAAT JOOS, Dr. HUGO VERRIEST en IS. TEIRLINCK, werkende leden ; de heeren Dr. C. LECOUTERE en OMER WATTEZ, briefwisselende leden. De heer Mr. EDW. COREMANS, werkend lid, heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de December-vergadering 1906. — Het wordt goedgekeurd. De heer K. DE FLOU, bestuurder, richt tot de Vergadering de volgende toespraak : MIJNE HEEREN, Bij het aanvaarden van de waardigheid van Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie, wensch ik, na herhaalden dank voor uw vereerend vertrouwen, — 6 -- U eenige woorden toe te sturen, die eenigermate kunnen gelden als een programma, waarin het welzijn van ons genotschap, de vruchtbarheid zijner betrachtingen en de geregelde uitbreiding van zijnen werkkring beoogd worden. In België zijn de academiën uitvloeisels van het openbaar gezag. Zij moeten de weerspiegeling zijn van de intellectuëele toestanden, en zij hebben voor last het hoogere bestuur, gevraagd of ongevraagd, voor te lichten in alle zaken, die binnen de palen hunner bevoegdheid liggen. Het komt mij niet toe te onderzoeken of ons genootschap wel in allen deele aan die vereischten voldoet; maar ik heb kunnen waarnemen, dat zijn beheer in de laatste tijden zóó veel aan orde en regelmaat, en dus ook aan waardeering van hoogerhand, bijgewonnen heeft, dat zelfs de gang zijner werkzaamheden er gunstig door beïnvloed is geworden. Doch, om steeds aan hare roeping trouw te kunnen blijven, en in de toekomst nog betere waarborgen van degelijkheid op te leveren, is liet een hoofdvereischte dat de Academie alzulke mannen van naam en erkende verdienste in haar midden telle, als de omstandigheden zelve als noodig zullen aanwijzen. Er mag immers uit het oog niet verloren worden, dat er gevaar kan in gelegen zijn, zekere vakken onzer werkzaamheid te zien bekrimpen of te laten achteruitblij veie bij de wetenschappelijke verrichtingen van hierbuiten. Daarom is het een plicht, telkens het geval zich voordoet, de toetreding van erkende talenten te betrachten. Wel is niet iedereen bereid om aan de werkzaamheden van een officiëel korps deel te nemen; wel vinden er enkelen bezwaar in om, anders dan van een persoonlijk standpunt, voor het welzijn van taal en letteren te ijveren; maar het algemeen belang kan door zulk eene houding niet bevorderd worden, evenmin als door hen, die het lidmaatschap van eerie Academie als eene enkele -6- die eenigermate kunnen ~elden programma, waar·in het welzijn van onsgenootschap, de vruchtbaarheid zijner betrachtingen en geregelde uitbreiding zijnen werkkring beoogd België zijn de academiën uitvloeisels het de weerspiegeling zijn van illlellectuëele toestanden, en last het of ongevraagd. voor te lichten palen hunner bevoegdheid mij niet toe te onderzoeken of ons genootsch< lp deele aan die vereischten voldoet; kunnen waarnemen, in de z6ó en regelmaat, en dus ook hoogerhand, bijgewonnen heeft, gang zijner werkzaamheden er gunstig door roeping trouw te kunnen de toekomst nog betere waarborgen van leveren, het een hoofdvereischte erkende midden telle, als de omstandigheden noodlg Diet dat gevaar kan in gelegen zien bekrimpen te laten achteruitblijveIl bij de wetenschappelijke een piicht, telkens het geval zich te betrachten. Wel niet bereid aan de wer kzaamheden van een officiëel wel vinden van een persoonlijk welzijn letteren te algemeen belang door zulk eene als door hen, dIe lidmaatschap van eene Academie als eene enkele hunne bekwaamheden beschouwen. Een of die ons eene benoeming als lid zijne aanstelling opnemen van beroep op taal, letteren lidmaatschap eener Academie wordt niemand eene eervolle sinecure; is een post van vertrouwen, 's lands regeering Staat is afloopen van ieder dienstjaar, van het en laten der vereeniging te onze standregelen let, dan valt mij, van zijden, in oog, dat ons genootschap philologen, komt mij voor, dat deze drie categoriëen zoo regelmatig vernieuwd en aangevuld worden door archivaris en letteroefenaar in de philoloog het gevaar af, een drie vakken onzer bevoegdheid te verzwakken of te zien komen. er zult er leden onzer Academie moet met het de behoeften harer Misschien zal ik, in loop dit bestuursjaar, de gelegenheid vinden oma een voorstel in aan uwe vergadering te onderwerpen; misschien in brengen met de wassende behoeften Academie. letterkundig leven en de philologisclie bedrijvigheid en daarbuiten voor oogen kunnen verhoop dat er dit jaar op onze begrooting een zeker krediet daartoe zal ingeschreven worden. vereering van hunne bekwaamheden beschouwen. Een schrijver of geleerde, die bij ons eene benoeming als briefwisselend Jid aanvaardt, moet zijne aanstelling opnemen als de beantwoording van een openbaar beroep op zijne bestendige werkzaamheid in zake van taal, letteren en wetenschap. Het lidmaatschap eener Academie wordt immers niemand toegedacht als eene eervolle sinecure; want het is een post van vertrouwen, dewijl er 's lands middelen in gemoeid zijn en de regeering van den Staat gerechtigd is om, bij het afloopen van ieder dienstjaar, rekenschap van het doen en laten der vereeniging te vragen. Als ik op onze standregelen let, dan valt mij, van verschillende zijden, in het oog, dat ons genootschap moet samengesteld zijn uit philologen, letterkundigen en geleerden; en het komt mij voor, dat deze drie categoriëen niet zoo regelmatig vernieuwd en aangevuld worden als te wenschen is. Weleens zagen wij eenen dichter door eenen archivaris vervangen en een letteroefenaar in de plaats van eenen philoloog treden, op het gevaar af, een der drie vakken onzer bevoegdheid te verzwakken of eene ongewenschte hegemonie tot stand te zien komen. Ik twijfel er niet aan, Mijne Heeren, of gij zult er mede instemmen, dat men de leden onzer Academie aanwerven moet met het oog op de behoeften harer bestendige commissiën. Misschien zal ik, in den loop van dit bestuursjaar, de gelegenheid vinden VUl een '\1oorstel in dien zin aan uwe vergadering te onderwerpen; misschien ook om zekere artikelen onzer wetten in beter verband te laten brengen met de wassende behoeften onzer Academie. Onze boekerij, ofschoon zij welvoorzien is, moet ons geregeld het letterkundig leven en de philologische bedrijvigheid op ons taalgebied en daarbuiten voor oogen kunnen brengen. Ik verhoop dat er dit jaar op onze begrooting een zeker krediet daartoe zal ingeschreven worden. 7 — 8, — De vier bestendige commissiën der Academie zullen dan ook gelieven zorg te dragen een of meermalen 's jaars bij het Bestuur voorstellen in te dienen tot liet nankoopen van boeken en tijdschriften, waaraan de behoefte bij hare werkzaamheden zal zijn gebleken. Bij het voorstellen van prijsvragen, die door de Academie behooren uitgeschreven te worden, hoop ik dat er voortaan in de eerste plaats zal worden gelet op de meest opgemerkte leemten in zake van taalwetenschap, van letterkunde en van historische studie, met achterstelling van alzulke vraagstukken waarvan de behandeling aan geene dringende noodwendigheden zou voldoen. Vertrouwende, Mijne Heeren, dat uwe verlichte medewerking mij geen oogenblik ontbreken zal, ga ik over tot de behandeling der zaken, die thans op onze dagorde staan. Daarna wenscht de heer Bestuurder den heel- Is. TEIRLINCK geluk met zijne verkiezing tot werkend lid en zegt hem hoe het voor de Leden eene ware voldoening is geweest, aldus aan zijn bekend talent en aan zijne gebleken werkzaamheid eene welverdiende hulde te mogen brengen. De heer Is. TEIRLINCK belooft de belangen der Academie steeds ter harte te nemen. Aangeboden boeken. -- Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden : Observatoire Royal de Belgique. Annuaire astronomigue Pour 1907. Bruxelles, 1906. Tijdschriften : Bulletin de lci Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, - 9 -- 1906, nos 9 et 1o. — Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, 1906, no 3. — Bulletin des Commissions Royales d' Art et d'Archéologie, 1905, nos II et 12. - Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, 1906, no 4. Annales des Travaux Publics de Belgique, 1906, no 6. -- Arbeidsblad uitgegeven door het Arbeidsambt van België,1906, nr 21. - Bibliographie de Belgique, 1906. Première partie : Livres, no 23 ; deuxièrije partie : Publications périodiques, no 23. — Bulletin des Musées Royaux, 1906, no 3. Door het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen : Bijvoegsel aan het Bestuurlijk Memoriaal, Deel CLXXX, 1906. Officieele Processen-verbaal en stenographisch verslag der zittingen van den Provincieraad van Oost-Vlaanderen. Buitengewone zziittttiijjdd van 1905; Eerste en tweede buitengewone zittijd van 1906, en gewone zittijd van 1906. Gent, 1906. Door het Beschermingskomiteit der Werkmanswoningen van het arrondissement Gent : De werkmanswoningen in de gemeenten rond Gent. I. St.- Amandsberg. Verslag over het onderzoek gedaan ten fare 1906, door de Heeren J. VAN RENTERGHEM en P. DE BUCK. St.- Amandsberg hij Gent, 5906. Id. II. Wondelgem. Verslag... door de Heeren FERD. DE CLERCQ en P. DE BUCK. Id. 1906. Door de Redactie van het Feestalbum : Feestalbum van Gent voorwaarts. Gent, 1905-1906. Door het Middencomiteit van Groeninge : De Kouter. Maandschrift verschenen in 5900, 1901 en 1902, onder toezicht van het Middencomiteit van Groeninge, met medewerking van verscheidene voorname letterkundigen. Feestnummer, uitgegeven in het jaar 5906, na de onthulling van het Geden kteeken . Kortrijk, 1906. Door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden : Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde. 24ste deel, 4de aflevering; 25ste deel, I ste tot 4de aflevering. Handelingen en Mededeelingen over het jaar 1905-1906. Leiden, 1906. Levensberichten der afgestorven Leden. Bijlage tot de Hanelelingen van 1905-1906. Leiden, 1906. Utrecht : Bijdragen en Mededeelingen. 27ste 1906. uitgegeven Genootschap_ op Jourhalen van fir. 1906. Middelburg Uitvinding de beschavingsgeschiedenis, C. D WAARD jr, Wetenschappen. 1906. het fur Sprachforschung : Niederdeutsches Jahrbuch. Jahrbuch des Vereins fiir niederdeutsche Sprachforschung. Jahrgang 1906 and Leipzig, 1906. Selskab : Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs 1906, nrs 4 de l'Académie des Sciences des Lettres de Danemark, Copenhague.) Kobenhavn, 1906. : Arsskrift, 1905. Filosofi, sprakvetenskap 2. Den Axnamagnceanska 315 ANTON KARL3REN. Uppsala, 1904. utgifnca 1599-MEYER, docent vid Upsala univ., biblioteksamanuens. Id., 1905. Gender Words denoting living beings in English the different' ways of expressing difference in sex, by A. KNUTSON, lic. due permission the Philosophical Faculty Lund to be lecture VI, October xo, 1905, 4 o'clock m., for the degree of doctor of philosophy. 1905. Nucki malet. ock Ljudliira. Akademisk avhandling av DANELL. Stockholm, 1905. Overgangen cí- = Fornislundskan Fornnorskan. ay. HILDING CELANDER. Lund, 1906. ~ 10 ~ Door het Historisch Genootschap, te Utrecht: Bijdrage?! e?! Mededeeli1tge1t. deel. Amsterdam, I906. Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap. Derde serie, nr 22. Register de ]our}tale1t Valt CONSTANTIJN HUYGENS jr. Amsterdam, I906. Door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te l\Iiddelburg : De der Verrekijkers. Eene bijdrage tot de besehavi?tgsgesehiedenis, door C. D2 \V AARD jr, uitgegeven met steun van het Zeeuwsch Genootschap der \Vetenschappen. 's Gravenhage, I906. Door. het Verein für niederdeutsche Sprachforschung : Niederdeutsehes ]ahrbuch. ]ahrbuch des Verei1ts fitr ?tiederdeutsclte Sprachforschung. ]ahrga?tg I906 XXXII. Norden und Leipzig, I906. Door het Kongelige Danske Videnskabernes SeIskab : Oversigt over det Konkeiige Danske Videnskabernes Sels~ kabs Forhandlinger. I906, nrs 4 en 5. (Bulletin de I' Académie Royale des Scimces et des Lettres de Danemark, Copenhague.) Kobenhayn, I906. Door de Kungelige Universitet, te Upsala : Uppsala Universitets Arsskrift, I905. Filosofi, sprakvetenskap och historiska vetenskaper. 2. Dm A]{namag1tCEa1tska Handsckriften 3I5 F. a. av ANToN KAr'L3REN. Uppsala, I904- Id. 3. Program utgifna vid Upsala Universitet I599-1700. Bibliografi af ERNST MEYER, docent vid Upsala univ., hiblio· teksamanuens. Id., I905. The Gmder of Words delloting living beings in Englislt and the different" ways of expressing difference ht sex, by A. IüuTsoN, lic. phil. By due of the PhilosoPhical Faeulty of Lltltd to be publicly defended in leeture Hall VI, October IO, I905, at 4 o'eloek p. m., for the degree of doctor of philosophy. Lund, I905. Nuckümalet. I Inledning ock Ljudlära. Akademisk avhandling av GIDEON DANELL. Stockholm, I905. Om Overgangm av ,t= d, i Fornisländska?l och FOY?t?torskan. Akademisck avhandling avo HILDING CELANDER. Lund, I906. I I - Adjektivering af en studie- inom Nusvensk Betydelseldra -. avhandling som vederburligt Tillstand fur vinnande af vid Universitet till offentlig granskning framstdlles a auditoriet n : r Lvrdagen den 19 Maj kl. 10 F. M., af HJALMAR LINDROTH, fil. lie. ld. Lund, 1906. Zier irn Slavisclien. Akadeinische Abhandlung zur Erlangung der Doktorwiirde der philosophischen Fakultdt in Uppsala, vorgelegt .und 25 Mai 1906 um 10 Uhr iyn Hursaal : o V uffentlich zu .verteidigen von- CARL. MAGNUS STENBOCK, lie. phil. Uppsala, 1906. mittelniederdeutsche Version des Bienenbuches von Thomas von Chantimpré. Das erste Bitch. Akademische Abhandlung... aus 23 Mai 1906 urn 10 VM ins Hursaal o VI Ujfentlich zit verteidigen von N. OTTO HEINERTZ, lie. phil. Lund, 1906. Studies i Ynglingatal. Inbjudmirgsskrift till iihurande den fureliisning coned professorn OSCAR WIDMAN tilltriider embete. Af HERIK SCHUCK, kungl. Uni Upsala N. ,V. Rektor (Upsala, 1905.) -versitetets Inbjudningsskrift till ahurande af offentliga furelitsning med hvilken professorn i cLvilriitt ALFRED OSSIAN WINROTH, tilltradersit embete. Af HENRICK SCHUCK. (Upsala, D905.) dim altfranzusischen Martinsleben des Dean aus Tours. Eine Untersuchung fiber La.utverhdltnisse: und Flexion, Vers and JVortschatz , von TORSTEN SODERHJELM. Wird Genehmigung pliilosophischen Universitcit Helsingfors 7 1906 io Uur VM. ins hist.- phil. Hursal zur uffentlichen Verteidigung vorgelegt. Helsingfors, 1906. Mcílahcíttr, en Studie Fornisliindsk Iletrili af BRUNO SJ6ROS, fil. kand. Frainstiilles Filosofiska Fakulteten Kejserliga Alexanders - Universitetet till granskning i historisk--filologiska Eirosalen ridnda gen 28 1906 kl. 10 f. m. Helsingfors, 1906. Studien fiber eire mitteldeutsche Ubersetzung des altgutnischen Rechtes von SAMUEL EKELUND. Lund, 1906. expressions figurées d' origine en franc ais. •le doctorat par EDGAR NIC7LIN. Upsal, 1906. - 11- Om Adjektivering Particip, m studie ino1Jl Nusvmsk Betydelselära. Akademisk avhalzdling med vederbürligt Til!stand für vinltande Filosofisk Doktorsgrad vid Lunds Ulziversitet til! offmtlig graltsklzing framställes a auditoriet It : I' VI Lürdagen dm 19 Nlaj 1906 10 F . .It., afH]ALMAR LINDROTH, fi!. lic. ld. Lund, 1906. ZUl' Kollektivbildung im Slavischm. Akademische Abhaltdlung ZUl' Erlaltglmg der Doktorwiirdc der philosophischm Fakultät in Uppsala, vorgelegt !llId am 25 ;Vlli 1906 ltm IQ Ulw Vormittags im Hürsaal N : 0 V (iffentlich zu verteidigen VOI~ eARL. :VIAGKUS STENBOCK, lic. phi1. Uppsala, 1906. Die mittelniederdcutsche Version des Bicllenbuches VOlt Thomas VOlt Chantimpré. crste Buch. Akademische Abhandc lUIIg ... in Lund aus 23 A!cû 1906 Unt IQ Uhr VA! im Hürsaal N: 0 VI üffentlich zu vertcidigcn VOlt N. OTTO HEINERTZ, lic. phi1. Lund, 1906. Studier YlIglingatal. Inbjudlmtgsskrift til! iihürande af dm offentliga f(Jreliisning med hvilken professom i kemi OSCAR WIDMAN tilltràder sitt embete. Af HERIK SCHÜCK, kung1. Universitetets i Upsala N. V. Rektor (Upsala, 1905.) Id. Inbjudningsskrift tilt ahürandc den offentligafül'eläsning mcd hvilken professorn civilriitt ALFRED OSSIAN WINROTH, tillträdersitembete. AfHENRICK SCHÜCK. (Upsala, 1905.) Die Sprache in dem altfranzüsischen Alartinsleben des Dealt Gatineau aus Tours. Einc Untcrsuchlmg iiber Lautverhiiltnisse tmd Plexiolt. und vVortscluztz, von TORSTEèl SÖDERHJELM. TVird mit Genehmigultg der philosoPhischen Fakultiit der Uni' C'ersitüt Helsingfors am 7 Februar 1906 um IQ Uhr VA!. im hist.phil. Hürsal ;;ur iijfentlichen Verteidigung vorgelegt. Helsingfors, 1906. A!álaháttr, C1t i Fornislündsk Metrik BRLèlO SJÖROS, fi1. kand. Framstiilles met tillstiind af Filosofiska J<àkulteten vid Kejserliga A lexi!1tders- Universitetet i Finland til! offentlig granslmiltg historisk-filologisk.7 l:ïrosalm mändagen den 28 maj 1906 10 f. m. Helsingfors, 1906. über eine mitteldcutsche Uberselzultg des altgulnischm Rechtes von SA~1UEL EKELUND. Lund, 1906. Les expressio1ts figurées d'origine cynégétique elt fra1tpis. Thèse pour Ie doctorat par EDGAR NrC")LIN. Upsal, 1906. Quelques commentaires.sur la plus anczenne chanson d'états franfaise, LE LIVRE DES MANIÈRES D'ETIENNE DE FOUGÈRES, par KERSTIN HARD AF SEGERSTAD, de d'Upsal. Thèse pour le doctarat, présentée a la Faculté des Lettres de l' Université d' Upsal et publiquement soutenue le 29 Mai dès 10 h. du natin, salle N:o VIII. 1906. heer BOUCHERIJ, werkend lid : Algemeen Verbond. Groep België. Antwerpsche Tak. Het Vlaamsch Programma. Verslag over de Vlaamsche grieven en hun herstel, uitgebracht door AUGUST BOSSAERTS4 FRANS VAN LAAR, LODEWIJK PLESSERS, om de 5c e verjaring te herdenken van het instellen van de Vlaamsche Commissie Juni Borgerhout, 1906. Verhandelingen de Katholieke Hoogeschooluitbreiding. De landverhuizing bij de planten, door OSCAR VAN SCHOOR..-.. Nr88. De Veroordeeling van Galileo Galilei Kerk, E. H. A. VAN ROEY. -- Nr 89. A. DE -- Nr 9o. Lichaam en H. J. VAN HOVE. heer MAETERLINCK, bewaarder het Museum Kunsten te Gent : dans la peinture fla;'nande. Augmentée, revue et corrigée. Bruxelles, 1907. heer K. CALLANT, te Maatschappij van Onderlingen Bijstand. Boek Vereenigde van Hon--drukers derdjarig 5906. Propagandaboekje, opgedragen maatschappijen Ondergingen van 1906. Door de Redactie : Tuinbode, nr -- en nr Ingekomen boeken. de der zijn : Trappenbouwer. trapteekenen maken stellen JOH. VOETBERC, Dit ecteur . Id Ambachtsschool te Sneek. (Als bijvoegsel in-folio) : 4 0 Platen in portefeuille. Uitvoerige beschrijving teekenen, maken en stellen van trappen. Harlingen, (1905.) - 12 - commelltaires.alIClemu chm/soll d' états jra11çaise, LE LIVRE DES MANIÈRES D'ETIENNE DE FOUGÈRES, KERSTIN HARD AF SEGERSTAD, licenciée ès lettres de l'Université d'Upsa!. Tltèse pour Ie doctorat, à la J.àCIIlté I' Ulliversité pllbliquement Sotttmue Ie Mai 1906, 10 du matill, VIII. Upsal, 1906. Door den JAN BOUCHERIJ, lid: Nederlandsch Groep België. Antwerpsche Vlaamsclt Verslag liUlt herstel, uitgebracht AUGUST BOSSAEltTS, FRANS VAN LAAR, LODEWIJK PLESSERS, 5C.e veJjarillg te herdenkelt ValI het instellm de Vlaamsclte (27 JUlti 1856). Borgerhout, 1906. van de Vlaamsche HoogeschooIuitbreiding. Nr 87. pla1lten,J O'CAR VAN SCHOOR.- Nr 88. ValI en de Onfeilbaarheid der door den VAN ROEY. - Nr·8g. De School der Natuur, door A. DE Vos. Nr go. LichaCl11t elI Ziel, door den E. H. J. VAN HovE. Door den L. MAETERLINCK, van het :Museum van Schoone Gent: Le genre satirique peil/ture jlamande. Deuxième édition. Augmentéc, revue et corrigée. Bruxelles, 1907. Door den CALLANT, Gent. Erkende Maatschappij vall Onderlingell Boekdrttkkers Ziekenbeurs. Vel'emigde Kleermakers Valt Gent. HOIlderdjarig Jubelfeest. Plechtig gevierd op 8 Juli 1906. Propagandaboekje, opgedragm aan alle maatschapPijen van OnderlingeIt Bijstand Valt België. Gent, 1906. Door de Redactie: De Til in bode, 1907, nr I. - Oudheid e?t Kunst, 1906, nr 2. Voor Boekerij Academie zij n ingekomen De Trappmbollwer. Het trapteekmen makelt en steUm door JOH. VOETBERC, Dir ecteur '/d Sneek. hijvoegsel : 40 Platm in portefeuille. Uitvoerige beschrijviltg van het teekelten, makm en stellm ValI trappm. z. j. (1905,) — 13 --- Geschiedenis van het Nederlandsche Volk door P. J. BLOK, Zevende deel. Leiden, 1907. Economie Sociale. A. DE FOVILLE. Membre de l'Institut. Ancien Directeur de l'Administration des Monnaies. La Monnaie. Paris, 1907. De Gids, Januari 1907. Ruildienst. -- De Belgische School, 1906, nr 9. Biekorf, 1906, nr 24 en bladwijzer; 1907, nr 1. — Bijdragen tot de Geschiedenis van het aloude Hertogdom Brabant. December 1906. --- Christene School, 1906-1907, nr 4. - Den gulden Winckel, 1906, nr 12. - De Katholiek, 1907, Januari. — Het Katholiek Onderwijs, 1906-1907, nr 3. — Natuur en School, 1907, nr 1 t . — Nederlandsch Archievenblad, 1906-1907, nr 2. — Neerlandia, 1906, nr 12. - Noord en Zuid, 1906, nr 12. — Onze Kunst, 1907, n' I. -- De Opvoeder, 1906, iIr 34; 1907, nrs I en 2 - De Opvoeding, 1907, nr I. — De Schoolgids, 1906, nrS 48-50 ; 1907, nr I. - St.-Cassianusblad, 1907, nr I. — De Student, 1907, nr 1 . - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheek» wezen, 1906, nr 6. -- Het Vlaamsch Bestuur, 1906, Tafel. — Vlaamsche Arbeid, 1906-1907. nr 2. - De Vlaamsche Kunstbode, 1906, nr 12. -- Vragen van den Dag, 1907, nr I. - Volkskunde, 1906, nrS 7 -9• Ingekomen brieven. — De Bestendige Secretaris stelt de Academie in kennis met de ingekomen brieven. 10) Afsterven van den heer Dr. Am. de Vos, werkend lid. -- Brief van 8 Januari 1907, waarbij Mevrouw weduwe AMAND DE Vos den Heer Bestuurder en de heeren Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie haren innigen dank en dien harer kinderen betuigt, voor de eer aan haren betreurden echtgenoot bij zijn afsterven bewezen. Mevrouw DE Vos zegt inzonderheid dank aan den Bestendigen Secretaris der Academie voor de aan den geliefden doode Secretaris acht plicht aan Vergadering vermelden, de portretten wijlen Dr. A. DE Vos, heeren werden gezonden, zijner beschikking werden gesteld door de Viaamsclae wie dank wordt toegestuurd. De heer Is. Teirlinck tot werkend lid verkozen. — a.) 12 1907, waarbij welel. heer Minister van Binnenlandsche en Openbaar Onderwijs aan de Academie afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit 31 December 1906, houdende goedkeuring van heer Is. briefwisselend lid, vervanging wijlen Dr. AM. DE Vos. b.) I n januari 1907, de heer Is. heeren Leden der Academie zegt lid belooft zijne krachten aan de belangen Academie te wijden. 3°) Uitgaven der Academie. -- van 4n 1907, college van burgemeester en schepenen der stad Brussel de Koninklijke Vlaamsche Academie zijnen dank betuigt - I4- plechtige hulde door hem aan den geliefden doode gebracht. De Bestendige Secretaris acht het plicht aan de Verg-aderi ng te yermelden, dat de portretten van wijlen Dr. A. DE die aan de hecren Leden der Academie door hem werden gezonden, te zijner beschikking werden gesteld door de administratie van De Vlaamsche Strijd, aan wie daarvoor een hartelijk woord van dank wordt toegestu urd. 2°) heer Is. Teirlinck tot werkend lid - Brief van I2 Januari Ig07, waarbij de weled. heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Ondenvijs aan de Academie een afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit van 3 I December Ig06, houdende goedkeuring der verkiezing van den heer TEIRLINCK, briefwisselendlid, tot werkend lid, tot vervanging van wijlen Dr. AM. DE Brief van In Januari Ig07, waarbij de heer TEIRLINCK de heeren Leden der Academie dankt ze~t voor zijne verkiezing tot werkend lid en belooft zijne beste krachten aan de belangen der Academie te wijden. - Brief van 4 n Januari Ig07, waarbij het college van burgemeester en schepenen der stad Brussel de Koninklijke Vlaamsche Academie zijncn dank betuigt — IS — de toezending van hare uitgaven aan de dezer Bestendigen Secretaris. 1°) Medisch — – Een persoon die zich sedert een geruimen tijd houdt bewerken van een Medisch Woordenboek en lichtjes beschrijvend), vraagt dat door de Academie prijsvraag uitgeschreven Met voorzeker het ontstaan van dergelijk boek van het hogste nut zou zijn, voral als 't de allerjongste ontdekkingen der medische gesteund is. Bestendige Secretaris herinnert er aan, dat het Xe Vlaamsch Natuuren Geneeskundig Congres, Brugge schrijven van 1905 Academie medegedeeld dat « in « het plaatselijk Bestuur « derVlaamsche Congressen in Brugge, de wensch -« werd geuit verschij- • de « Fransche zouden opgegeven ». luidde de heeren Dr. STEENKISTE, voorzitter, Dr. RAPHAËL secretaris, namens het Bestuur aan de Academie gestuurd. -15- voor de toezending van hare uitgaven aan de stedelijke Normaalschool voor onderwijzers dezer stad. Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris. Medisch Woordenboek. - Wedstrijden. - Een persoon die zich sedert een geruimen tijd onledig hcmdt met het bewerken van een Medisch Woordenboek (vertalend, verklarend en lichtjes beschrij"end), vraagt dat door de Academie dienaangaande eene prijsvraag uitgeschreven worde. Met bedoelden persoon zullen wij het voorzeker eens zijn, dat het ontstaan van dergelijk boek van het hoogste nut zou zijn, vooral als 't op de alletjongste ontdekkingen der medische wetenschap gesteund is. De Bestendige Secretaris herinnert er aan, dat het Bestuur van het Xe Vlaamsch Natuttren Geneeskundig Congres, verleden jaar te Brugge gehouden, bij zijn schrijven van 3 October 1905 :aan de Academie heeft medegedeeld dat « in « eene vergadering van het plaatselijk Bestuur « der Vlaamsche Congressen in Brugge, de wensch .« werd geuit een Woordenboek te zien verschij-<: nen, in hetwelk de Vlaamsche vakwoorden nevens « de Fransc he zouden opgegeven worden ». Aldus luidde de brief door de heeren Dr. EUG. VAN STEENKISTE, voorzitter, en Dr. RAPHAËL RUBBRECHT, secretaris, namens het Bestuur van gezegd Congres aan de Academie gestuurd. ^..r 16 — In onze vergadering van i8 October 1905 (zie Verslagen en Mededeelingen over 1905, blz. 630), werd beslist de zaak naar de Commissie voor firijsvragen te verzenden. Bedoelde Commissie kwam den 23 Juli 1906 bijeen. Zij belastte den Bestendigen Secretaris de heeren Dr. VAN STEENKISTE en Dr. RUBBRECHT te verzoeken de vraag, door hen gesteld, in hun. aanstaande Congres grondig te willen overwegen en op duidelijker wijze aan de Academie bekend te maken wat eigenlijk hunne bedoeling is. Bij brieve van 25 Juli 7go5 werd derhalve aan die heeren gevraagd : « Verlangt gij namelijk een, Nederlandsch-Fransch en Fransch-Necerlandsch « Woordenboek, z° over natuurkunde, en 2° over geneeskunde, met inbegrip van heelkunde, van « 4( vroedkunde, van gezondheidsleer, enz.? ». Op dit schrijven is tot nog toe geen bepaald antwoord binnengekomen. De Bestendige Secretaris stelt diensvolgens voor het bespreken der voormelde vraag tot uitschrijving van eenen wedstrijd ook aan de Commissie voor f r jsvrag en op te dragen. — Aangenomen. 2°) Rentestelsel der zes laatste eeuwen. — De heer J. BOLS heeft den 5 Januari aan den Bestendigen Secretaris een schrijven medegedeeld van 24 December 1906, waarbij de Eerw. Heer Buv, pastoor te Bost (bij Thienen) hem bericht, dat hij « een, aanzienlijk getal nota's over het -- 17 — « Rentestelsel der zes laatste eeuwen bijeen heeft ». De heer BuvÉ hoopt met die nota's een werkje te kunnen samenstellen dat de economisten en archiefkundigen zou welkom zijn. Edoch hij wenscht te vernemen, of zulk opstel onder de uitgaven der Academie zou kunnen opgenomen worden. — Namens het Bestuur, werd de zaak naar de Commissie voor Geschiedenis verzonden. In hare vergadering van heden, werd derhalve die Commissie met het schrijven van den heer BuvÉ in kennis gesteld; zij heeft den opgelegden last aanvaard en eene commissie van drie leden benoemd, bestaande uit de heeren BROECKAERT, K. DE FLOU en EDW. GAILLIARD, welke over de in te zenden verhandeling verslag zullen uitbrengen. — Goedgekeurd. Mededeelingen namens Commissiën. I °) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. Van de Ven-Heremans' stichting. Tweede verslag. — Namens de Commissie brengt de heer TH. COOPMAN, secretaris, verslag uit over de werkzaamheid betreffende het Van de Ven-Herenrans' Fonds en dezes geldelijken toestand. (Zie verder op blz. 1 4 1-1 43.) — Ingevolge art. q. van het koninklijk besluit van 13 Mei 1905, houdende goedkeuring van het Reglement van deze stichting, zal een afschrift van het Verslag aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs worden overgemaakt. 2° ) Geschiedenis, — De beer J. BROECKAERT, secretaris, brengt ter kennis van de Academie, dat in de morgen-vergadering der Commissie, de heer Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE eene zeer belangwekkende lezing gehouden heeft over eene zonderlinge legende, die te Vladsloo en in de omstreken dier gemeente nog bekend is. De Commissie wenscht dat die lezing in de Mededeelingen opgenomen worde. -- Goedgekeurd. 30) het Onderwijs en door het Nederlandsch. JAN BOUCHERIJ, secretaris, legt het volgende verslag ter tafel over de morgen-vergadering door de Commissie gehouden : In deze vergadering werden de laatste maatregelen besproken aangaande de uitgave van het Bijblad M. GUSTAAF SEGERS, voorzitter der Commissie, deelde een nota mede over het Examen van Kanlonalen Schoolopziener voor het lager onderwijs. voorlezing gaf aanleiding tot eene ernstige bespreking. Er werd besloten dat deze beknopte studie in het Biblad opgenomen worden. De Commissie drukt ten slotte den wensch dat het drukken van het werk van den heer G. SEGERS : in het Middelbaar Onderwis, bespoedigd worden. Voorstel namens Bestuur. tot van candidaten . plaatsen van briefwisse - lend lid of van buitenlandsch eerelid. — Namens -18- 2°) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, bio- en bibliographie - heer .1. BROECKAERT, secretaris. brengt ter van de Academie, der Commissie, heer .1hl". Dr. KAREL DE GHELDERE eene legende, die te en de nog bekend is. De Commissie lezing in de Verslagen en l.1ededeelingen - Goedgekeurd. 3°) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandseh. De heer JAN BOUCHERI], yolgende verslag tafel over de morgen-yergadering door Commissie : In laatste maatregelen uitgave yan Bijblad. M. GUSTAAF SEGERS, Commissie, mede over het Examm van I(antonalcn lager ondenuj"s. Deze voorlezing aanleiding eene ernstige bespreking. Er werd beknopte studie in het Bijblad zal opgenomen Commissie slotte den wensch uit, drukken het werk van den heer G. SEGERS : Onze Taal in het 11;fiddelbaar Onderwijs, zou bespoedigd worden. namens het Commissie voorstelling voor de openstaande plaatsen van briefwisselend ofvan buitenlandseh eerelid. - Namens het Bestuur geeft de Bestendige Secretaris lezing van het volgende voorstel : Men heeft bij de Commissie tot voorstelling van candidaten voor het lidmaatschap in de Academie eens ondervonden dat het moeilijk viel om binnen het gestelde tijdsbestek de noodige inlichtingen in te winnen over de voor te dragen candidaten. Dewijl de candidaten in meer dan een opzicht vooraf dienen besproken te worden, acht het Bestuur het wenschelijk dat er van nu af aan die Commissie meer tijd gegund worde, tot het inzamelen van alle inlichtingen, waarop zij steunen moet vooraleer tot eene bepaalde voordracht te kunnen overgaan. Het Bestuur stelt dan ook voor de benoeming der Commissie op de dagorde van de toekomende vergadering te brengen. De Commissie zou eerst eenige officieuse op de dagen der maandel ij ksche vergaderingen, kunnen houden (zonder bezwaar voor de en, als het de gepaste tijd is, haar omstandig verslag indienen. -- Dit voorstel wordt aangenomen. bAGORDE. I °) Commissie voor Rekendienst voor 1907. van Leden, welke, met het Bestuur de Commissie voor Rekendienst zullen -- Op voorstel van den heer Bestuurder worden aangewezen : de heeren Mr. JULIUS OBRIE, Dr. W. DE VREESE en Dr. JULIUS MAC LEOD. 2° ) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. van een lid der Commissie tot vervanging van wijlen ALFONS JANSSENS. - 19- Bestuur geeft de Bestendige Secretaris lezing het volgende voorstel; bij de Commissie tot z'oorstelling van candzdaten lidmaatschap de Academie wel moeilijk om binnen gestelde tijdsbestek de noodige inlichtingen te voor te dragen candidaten. Dewijl de in dan een opzicht vooraf dienen het Bestuur het wenschelijk er van nu af aan die Commissie meer tijd gegund het inzamelen van alle inlichtingen, waarop moet vooraleer tot eene bepaalde voordracht kunnen overgaan. Bestuur stelt dan ook voor de benoeming der op dagorde van de toekomende vergadering brengen. De Commissie eerst eenige bijeenkomsten, der maandelijksche kunnen voor de schatkist) de gepaste tijd is, haar omstandig - Dit voorstel aangenomen. DAGORDE. 1°) Commissie voor Rekendienst voor 1907. Benoeming 'iJan drie Leden, welke, met het Bestuur der Academie, de Commissie voor Rekendienst zullen uitmaken. - aangewezen; de MI'. ]ULIUS OBRIE, Dl'. \V. DE VREESE Dl'. JULIUS MAC LEOD. 2°) Bestendige Commissie voor Nieuwere Letterkunde. Verkiezing van een der van wijlen ALFONS ]ANSSENS. - 20 -- Candidaten : de heeren JAC. MUYLDERMANS en Dr. C. LECOUTERE. Worden door den heer Bestuurder als stemopnemers aangewezen de heeren Dr. H. Claeys en Th. Coopman. Wordt verkozen : de heer JAC. MUYLDERMANS. 30) Wedstrijd over het Diamantvak. — Bekroond antwoord van den heer Dr. LEVITICUS. Versla-- gen door de heeren V. DELA MONTAGNE, JAN BOUCHERIJ en GUSTAAF SEGERS 'ingezonden. -- Eer afdruk van die verslagen werd aan de heeren werkende Leden der Academie medegedeeld; de Vergadering acht het dan ook niet noodig dat er tot de lezing worde overgegaan. Met betrekking tot bedoelde verslagen, doet de Bestendige Secretaris de volgende mededee ling aan de Academie : Met het oog op de verslagen door de heeren keurders over het antwoord van den heer Dr. LEVITICUS in de Juni-vergadering 1906 uitgebracht, ging van ons geacht collega Dr. WILLEM DE VREESE een voorstel tot wijziging uit (zie de Verslagen en Mededeelingen over 1906, op blz. 5o3-5o4), dat door de Academie werd aangenomen. De heer DE VREESE stelde voor dat eventueele bekroning. afhankelijk zou gemaakt worden van de voorwaarde, « dat de artikelen die geen eigenlijke « vaktermen, maar inrichting en geschiedenis van « de Diamantnijverheid betreffen, uit het woor-- - 2I - ^< denboek zouden gelicht worden en omgewerkt ,< tot eene samenhangende inleiding ». Het Bestuur stelt derhalve voor dat het verbeterde Hs. van den heer LEVITICUS ook naar den heer Dr. DE VREESE zou verzonden worden, met verzoek een kortbondig verslag in te dienen. Het ingezonden antwoord zal wellicht een van de bijzonderste vakwoordenboeken zijn, tot nog toe door onze Academie uitgegeven : er mag dan ook geene moeite gespaard worden, opdat het boek alleszins goed ineenzitte. -- De Vergadering, na zich bij de besluitselen der heeren Keurders aangesloten te hebben, verzoekt den heer Dr. DE VREESE het antwoord van den heer Dr. LEVITICUS, wat het bewerken van de Inleiding betreft, te willen nazien en op zijne beurt een kortbondig verslag daarover uit te brengen. q.°) Lezing door den heer A. de Ceuleneer : Pedro de Gante. — De heer DE CEULENEER leest het eerste deel van zijne studie, die in de eerstvolgende vergadering zal voortgezet worden. 50) Lezing door den heer Dr. C. Lecoutere : De heer Dr. C. LECOUTERE vestigt de aandacht van de Academie op eene oude legende over den oorsprong der Begijnen, welke voorkomt in verschillende Dietsche handschriften, afkomstig uit het Begijnhof te Diest, in een ouden Vlaamschen druk en in een Latijnsch handschrift; deze twee stukken bevinden zich op de Koninklijke die verschillende teksten beschreven te hebben, handelt Spreker over onderlinge er verder bespreekt hij eenige eigenaardigheden, alsook de en de vermoedelijke herkomst van die redacties Academie voorgelegd. den Bestuurder, de lezing van den heer Dr. C. de en Mededeelingen te 4 1/2 gesloten. - 22- laatste stukken bevinden zich op de Koninklijke bibliotheek te Brussel. Na die verschIllende teksten beschreven te hebben, handelt Spreker over de onderlinge verhouding er van; verder bespreekt hij eenige eigenaardigheden, alsook de waarde en de vermoedelijke herkomst van die legende. Ten slotte worden de verschillende redacties aan de Academie voorgelegd. De Vergadering beslist, op voorstel van den heer Bestuurder, dat de lezing van den heer Dl'. C. LECOUTERE in de Verslagen en MededeeZingen zal opgenomen worden. De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten. EENE ZONDERLINGE EGGENDE Dr. K. DE GHELDERE. meusch, de vrouw, is eene onbetwistbare Maar, uit vrouw?... zoo in de ooren te denken gaven. het dan mogelijk dat er menschelijke wezens die niet uit de vrouw zijn geboren ? ontstond, zegt men, uit bloed gekleed gereed, uit den den Overste der goden, Bacchus dag uit de dij dien zelfden zijn al gebeurtenissen uit het land goden godinnen; uit de verste heidensche oudheid; legenden, het greintje waarheid dat ten al de volksoverleveringen, als is, om zoo te spreken, onder de ophooping de mythologische verbloemingen en versieringen. in deze studie zullen handelen, en dat ons eenigermate aan 't geval van Bacchus denken doet, niet ZONDERLINGE LEGENDE door Jhr. Dr. K. GHELDERE. De menseh, geboren uit de vrouw, ztt vol ellenden, zegt de heilige man Job, en dat is eene onbetwistbare waarheid. Maar, geboren uit de vrouw? ... Die woorden hebben ons altijd zoo vreemd in de oaren geklonken, dat zij ons wel eens te denken gaven. Is het dan mogelijk dat er menschelijke wezens bestaan, die niet uit de vrouw zijn geboren? Venus Aphrodite ontstond, zegt men, uit bloed en zeeschuim; Minerva sprong, gekleed en gereed, uit den doorkloven kop van den Overste der goden, En Bacchus kwam voor den dag uit de dij van dien zelfden Jupiter. Maar dat zijn al gebeurtenissen uit het land der goden en godinnen; verhalen uit de verste tijden der heidensche oudheid; legenden, waarin de kiem, de kern, het greintje waarheid dat ten grondslage ligt aan al de volksoverleveringen, als verstikt is, om zoo te spreken, onder de ophooping van de mythologische verbloemingen en verslenngen. Het geval waarover wij in ons eenigermate 't geval Bacchus denken doet, is, op verre na, niet - 24 verduisterd den loop der eeuwen. dagteekent de volle tijden van het Christendom, uit de 14e eeuw namelijk, en het heft zich vorgedan in hertje van West- Vlaanderen. soms, waar, onder melding toen, eerste jaren dat wij praktijk oefenden als ons op hielden; somwijlen hier 6f daar ook gelezen, maar die gedachtenissen lagen een verstoken hoekje van geheugen... den het 1904, de eerw. ons en een overhar,digcle, in het Kerkarchief Couckelaere. Dat handschrift, op een hedendaagsche letter ons inzien, uit de van de vorige eeuw. als volgt van zeker Geschiedenis binnen de Prochie van Vladsloo, in J ler ons heere duurt drij hondert viftich en Twee. 'T is geschiet in de voornoemde Prochie datter geweest is Eenen Loijs Rosseel ende Elisabeth zijne huurvrouw, de welke beede begraven zijn in de kerke van Vladsloo voornoemd onder eenen zerksteen, Sinte Cathelijne autaer; — Alzoo den voornoemden - 24 zoo zeer verduisterd door den loop der eeuwen. Het dagteekent immers uit de vone tijden van Christendom, de I4e eeuW namelijk, en het heeft zich voorgedaan in het hertje van \VestVlaanderen. Wij hadden er soms, wel is waar, onder 't volk toevallig hooren melding van maken, toen, in de eerste jaren dat wij praktijk oefenden als geneesheer, de plichten van onzen staat ons op het grondgebied van Vladsloo werkzaam hielden; wij hadden daarover somwijlen hier of daar ook wel iets gelezen, maar die gedachtenissen lagen ergens te sluimeren in een verstoken hoekje van ons geheugen ... toen, op eenen avond in den zomer van het jaar I904, onze Pastoor, de eerw. Al. Grijspeerdt, ons een bezoek bracht en een handschrift overhar.digde, dat berust in het Kerkarchief te Couckelaere. Dat handschrift, op een dubbel folioblad papier, in hedendaagsche letter geschreven, dagteekent, naar ons inzien, uit de eerste jaren van de vorige eeuw. Het luidt als yolgt : Memorie van zeker Geschiedenis binnen de Prochie van Vladsloo, in 't Jter ons heere duu3t drij hondert viftich en Twee. 'T is geschiet in de voornoemde Prochie datter geweest is Eencn Loijs Rosseel ende Elisabeth zijne huusvrouw, de welke beede begraven zijn in de kerke van Vladsloo voornoemd onder eenen zerksteen, voor Sinte Cathelijne autaer; - Alzoo den voornoemden 25 — boosen viant ende zijne huusvrouwe daer zij was in baeren van haeren kijnde, zeggende hij Loys dat zij ofte als dat zij dat zij het maekte. ende diergelijke redenen, ik eens weten mochte het is, in zulker manieren met zijne huusvrouwe vrouwe hoorende heeft gij Eens de minste aerbeijt ofte baeren haeren kijnde, ende is naerdemael binnen de gestorven ; haeren nochtans verhart en versteent boosheijd, heeft het belieft als hij aen hem Loijs gezonden pijne boven alle pijnen in zijn rechter dije dat men hem Loijs naer dat den tijd vervult was zijn rechter dije een cnaepelicke kerstendom hebben genaemt Loijsken de naera zijns vaders, welken 't uijtsnijden kijnde heeft tot Penitentie een pansijzen zijnder dood toe, overleet in 't Jaer duij en Ende den zerk stond gegraveerd zulker manieren dat geschiet was, onder stond naem van hollebeke doen ter tijd kerkmeester, den kerke een gemet lands waer op hij zijn jaergetijde gefondeerd heeft, 't welk gedaen moet alle jaere op St. Thomas dag. Under staet geschreven concordat cum originali guillelmo pastor. Naer collatie iegens de voorn. copie authentique t'accorderen mij t'oorconden als greffier der heerlijkhede van Brouckhove bestrekkende in 't vrije ambacht dezen 17 februari XVJcXLIIII. :) J. f. L. VANDEN WEGHE 1644. - 25- Loijs door 't ingeven van den boosen YÏant verhart ende versteent zijnde op zijne huusHouwe daer zij was in 't baeren van haeren kijnde, zeggende hij Loys dat zij zulke ofte zoo groote pijne niet en hadde als dat zij gebaerde, ende dat zij het maekte. ende diergelijke redenen, ende ik wilde seijde hij dat ik eens weten mochte wat pijne het is, in zulker manieren met zijne huusvrouwe spottende. het welk de vrouwe hoorende heeft hem geweinst zeggende God geve dat gij Eens de minste pijne voelen moet, die vrouwe in den aerbeijt ofte baeren van haeren kijnde, ende is naerdemacl binnen de maend gestorven; haeren man nochtans verbart en versteent blijvende in zijne boosheijd, zoo heeft het belieft .aen Godt almachtig als dat hij aen hem Loijs gezonden heeft eene pijne boven alle pijnen in zijn rechter dije als dat men hem Loijs naer dat den tijd vervult was gesneden heeft uijt zijn rechter dije een cnaepelicke zoone, naer ende kerstendom hebben genaemt Loijsken naer de naem zijns vaders, welb--en Loijs naer 't uijtsnijden van den kijnde heeft tot Penitentie een pansyzer gedraegen op zijn bloot Lichaem tot zijnder dood toe, den welken Loijs overleet in 't J aer duij zend drij honderd en vier en vijftig, Ende op den zerk stond gegraveerd in zulker manieren dat geschiet was, ende onder stond den naem van hollebeke doen ter tijd kerkmeester, den welken Loijs ook gegeven heeft an de kerke een gemet dertig roeden lands waer op hij zijn jaergetijde gefon. deerd heeft, 't welk gedaen moet alle jaere op St. Thomas dag. Onder sta et geschreven concordat cum originali onderteekend guillelmo Dero pastor. N aer collatie Gedaen iegens de voorn. copie authentique zoo is deze copie bevonden t'accorderen mij t'oor(' onden als greffier der heerlijkhede van Brouckhove haer bestrekkende in 't vrije ambacht dezen 1 ï februari XV]cXLIIII. (Geteekend :) J. f. L. VANDEN WEGHE 1644. handschrift eene zitting Bio- Bibliografthie, onze medeleden van de Koninklijke na inzage ons grootelijks hebben aangemaand om al bescheiden sporen en te verzamelen, die zonderlinge Legende zouden daar heeft gewis de Legende hare rol in gespeeld, niet waar ? Aldus loopen dergelijke gevallen, de zaken altijd af : wanneer de Wetenschap er niet tusschen gebeurtenis bijzonderheden te onderzoeken, en volle dienste de nakomelingschap, te stippen vervalt die gebeurtenis gebied van de volksoverlevering, die, wonderen gemunt, het gebeurde gedurig en herkneedt, en vannlieverlede omwerkt Wat is immers dan een fabelachtig van eene van het volk heeft getroffen ; een een zeldzaam voorval door en waarin toch altijd een grondslag waarheid ligt verborgen. daarop terugkomen, om te welk waarheid ontdekt de verbloemingen onderhavig legendarisch verhaal. Dat handschrift hebben wij, in eene zitting van de Commissie voor Geschiedenis, Bio- en BibliograPhie, aan onze medeleden van de Koninklijke Vlaamsche Academie voorgelegd, die, na inzage ervan, ons grootelijks hebben aangemaand om al de bescheiden op te sporen en te verzamelen, die aangaande die zonderlinge Legende zouden te bekomen zijn. Want daar heeft gewis de Legende hare rol in gespeeld, niet waar? Aldus loopen trouwens, in dergelijke gevallen, de zaken altijd af: wanneer de Wetenschap er niet tusschen komt om eene buitengewone en treffende gebeurtenis in al hare bijzonderheden te onderzoeken, en die, in hare volle beteekenis en zuivere waarheid, ten dienste van de nakomelingschap, aan te stippen en te boeke te stellen, dan vervalt die gebeurtenis in het gebied van de volksoverlevering, die, gestadig op wonderen gemunt, het gebeurde gedurig kneedt en herkneedt, en vanlieverlede omwerkt tot Legende. \Vat is immers eene Legende anders dan een fabelachtig verhaal van eene gebeurtenis die de inbeelding van het volk heeft getroffen; een verhaal waarin een zeldzaam voorval cloor vrije en onbewuste voortvertellingen werd verminkt, maar waarin toch altijd een grondslag van waarheid ligt verborgen. Wij zullen verder daarop terugkomen, om te onderzoeken welk stuk waarheid kan ontdekt worden, onder de verbloemingen van het onderhavig legendarisch verhaal. 26 - 27 - Laat ons intusschen op geregelde wijze vooruitgaan, en hier, eerst en vooral, openlijk onzen dank betuigen aan M. Des. Van Acker, den eeres. pastoor van Vladsloo, onzen gewezen schoolmakker, bij wien wij, princzpiuni a ` ove, onze navorschingen hebben aangevangen, en die, met de grootste dienstveerdigheid, ons niet alleen ter hand heeft gesteld al wat ons eenigszins kon aan belangen, maar daarenboven nog mededeelingen heeft gedaan, die voor dit opstel van groot nut zijn gebleken. In het archief dan van de kerk te Vladsloo,. berust een foliant, handschrift op papier, van ioo bladen, gekartonneerd, behelzende een Re g is tre ende nieuwe leghere van alle de lande thienden erfvelicRe en losselicke renten nieuwe beleghert en zom ghemeten binnen de iaren xvclxix lxx lxxi lxxij lxxiij en xve viere en tseventich bv ons zadharias collenbeijens (I) pbr en erfachtich (1) ZACHARIAS COLLENBEIJENS, geboren A. 1529, was pastoor te Vladsloo van het jaar 1 569 af tot het jaar 1577. Van toen af tot in het jaar 1604. is er op de prochie, ter oorzake van de beeldstormerij, vermoedelijk geen verblijvende pastoor geweest. -- Hij is het waarschijnlijk die, in de kerkrekening van Couckelaere over het jaar 1569, vermeld staat, onder den naam ZACHARIAS COLLEMBIJE, als etfachtig kapelaan van den Zuidhove, te Couckelaere, eene prove waar het inkomen van 40 gemeten lands aan vast was, en waar de pastoor van Sint -Pol, in Frankrijk, op het einde der 18e eeuw, de laatste bezitter van is geweest. (Leven van den H. ,Martinus... Patroon van Couckelaere, gevolgd door de beschrijving dezer parochie, opgesteld door Kan. G. F. Tanghei blz. 89). De rekening over het jaar 1569 is ongelukkiglijk in het - 28 - pastor vander prochie van vlarslo Jan temmerma pieter moenin Andries vander brugghe f ooris fs pieter moenins Jan moenin en meer andere thoebehooren de zelve landen ende Renten de kercke en disch van vlarslo. Dat Register geeft de beschrijving van de landen op in 69 artikelen, waaronder artikel liiij onze bijzondere aandacht zal trekken en waarover wij verder zullen uitweiden. Aan het einde van dat Register, op het verso van het voorlaatste blad, staat, in klein, zeer verzorgd zeventiendeeuwsch loopend schrift, aangeteekend hetgeen hier volgt : Memorie van Beker gheschiedenisse dewelcke gheschiet is bijnder (I) prochie van Vladslo int jaer ons heeren duinent drie hondert vijfftich en twee. Tis gheschiet inde voornoinde prochie datter ghewist is eenen Loonis Rosseel, en elisabeth sijn huisvrauwe dewelcke beede begraven sijn inde kercke van Vladslo onder eenen sercksteen voor Ste Catharijne autaer. II Alsoo den voornomden Loonis in zijn leven duert ingheven vanden boosen viandt verhardt en versteent sijnde op sijn huisvrauwe, daer sij was int baersen Kerkarchief van Couckelaere niet meer te vinden, zoodat wij die zaak verder niet kunnen ophelderen. — Onder de voorzaten van Pastoor COLLENBEIJENS te Vladsloo, zijn er, uit oude fundatiebrieven, drie bij name bekend : JAN DEN DECKER (Ao 1416), JAN PIJPE (A° 1530e en IEGIDIUS DE SCHOENMAKER (A0 1543). (Uit aanreekeningen van Past. VAN ACKER). (t) De ij, die, ook in dezelfde woorden, nu met, dan zonder puntjes voorkwam, hebben wij overal als ij gesteld. 29 - haeren kinde, seggende hij Loonis dat sij sulcke ofte soo en hadde als dat sij ghebaerde r en dat sij maeckten dierghelicke redenen en ick wilde dat ick eens weten mochte wadt pijne het is sijn huisvrauwe spottende : het vrauwe hoorende, heeft hem gheweinst seggende gheve dat ghij eens de mij nste pijne voelen vrauwe arbeit ofte baersen kincie, naerdemael de maendt haeren nochtans verhardt en versteent in boosheit. hevet belieft an Godt als dat hem Looids ghesonden heeft pijne boven sijn rechter die als datme dat den tijt vervult was ghesneden die eenen cnapelicken zone, naem en ghenaemt Loonken, naer den sijns vaders. welcken utsnijden vanden kinde, tot penitentie een pansijser ghedraghen sijn bloot sijnder toe den vier en (i) xvij (2), en serck t) Egleses Doyenne de Dix,nude (2' p. 454),. door W. H. JAMES WEALE, vr.'rentsestich. dat woord heeft inderdaad een knoeier willen wijzigingen dat tienijk, is ook zienlijk dat vf tich eir niet tsestich en staat. afschrift van WEALE overigens geen toonbeeld van kopij : staat overal voor y en ij, oock ick, kinden voor blevende blivende; hoop nog b. v. ... sijn voor : sijn (2) Den xvij juni regel, in bleekenen doch schijnbaar in dezelfde hand geschreven.. datum werd vermoedelijk later aan de Vladsloosche want al de oude afschriften wij er van kennen (VANDEWEGHE, ROSWETJDE, LOTH). - 29- van ha eren kinde, seggende hij Lonnis dat sij sulcke ofte soa groote pijne niet en haclde als dat sij ghebaerde, en dat sij maeckte en dierghelicke redenen en ick wilde seide hij dat iek eens weten mochte v.adt pijne het is in sulcker manieren met sijn huisvrauwe spottende: het welcke de vrauwe hoorende, heeft hem gheweinst seggende Godt gheve dat ghij eens de mijnste pijne voelen moet die een vrauwe ghevoelt inden arbeit ofte baersen van haren kinàe, en is naerdemael bijnen de maendt ghestorven, ha eren man nochtans verhardt en versteent blivende in sijn boosheit. Soo hevet belieft au Godt almachtich als dat hij aen hem LOOIlis ghesonden heeft een pijne boven pijnen in sijn rechter die als datme hem Loonis naer dat den tijt vervult was ghesneden heeft wt sijn rechter die eenen cnapelicken zone, nat;::ffi en kerstendom hebbende g!1enaemt Loonken, naer den naem sijns vaders, Den we1cken Loonis naert lltsnijden van den kinde, heeft tot penitentie een pansijser ghedraghen op sijn bloot lichaem tot sijnder doot toe den welcken Loonis overleet int jaer Duisent drie hondert vier vijfftich (r) den xvij Junij (2), op den serck stondt (I) In Les E,.!{ltses du Doyenné de Dixmude (2' partie, p, 454), door w, H, JAMES \VEALE, leest men 7',:?rentsestich, Aan dat woord heeft inderdaad een knoeier willen wijzi~ingen aanbrengen, dat is zienijk, maar het is ook zienlijk dat vij.ifüch elr niet tSe5tieh daar te lezen stond en staat, Het afschrift van \VEALE is overigens geen toonbeeld van kopij : ii staat overal voor y en ij, waet voor wadt, ooek voor ü:kr kinden voor kinde, blevende voor blivende,. terwijl op den hoop toe, verkeerde interpunktie zich nog voordoet, b, v, : , •• pijnen in sy'n rechter, die als datme, voor: in sy'n rechter die, als". (2) Den xvy' Juny' staat boven den regel, in bleekeren inkt en kleinere letter, doch schijnbaar in dezelfde hand geschreven. Die datum werd vermoedelijk jaren later aan de Vladsloosche oorkonde bijgevoegd, want hij ontbreekt in al de oude afschriften die wij er van kennen (VANDEWEGHE, ROSWEIJDE, LOTH), 3 0 ghegraveert in sulcker manieren dat gheschiet was, ell onder stout den naem van hollebeke doen tertijt kerckmeestere. den welcken loonis oock ghegeven heeft aen de kercke een ghemet dertich roen landts waer op hij lijn jaerghetijde ghefondeert heeft dwelcke ghedaen moet worden alle jaere op St. thomaes dach. Onder, links, in kantteekening, staat « Copie deser beruste in de archiven van het bisdom voor de revolutie van 1798 ». Op de volgende bladzijde van het Registre staat : • « Om dat het eene zaeke is van de uytterste wonderheyd het geval van dien kindbaerenden man dat men zegt tot Vladsloo geschied is zoo hebbe nuttig gevonden hier te geven den uyttrekt, betrekkende tot dit voorval, uyt de voorreden van een brochuerken voerende voor titel : Kint baerenden man in dicht beschreven door heer philippus jongherycx pastoor in coolkercke tot Brugghe gedruckt by jacobus beernaer/s in st..xaverius 1698, in 80 89 paginarum. « Wie en soude niet met verwonderinghe aenbidden « het seltsaem werck van godt almachtigh, den welcken « in het jaer 1354. tot vladsloo, een dorp in het landt « van den vrijen eenen lodewijck rosseel heeft doen « worden vaeder ende moeder te saemen van een « knaepelijcken soone, ghelijck de archiven van. aldaer « ghetuijghen, ende dickwils van mij zijn gheweest ghe- « leses : werck kindt zijnde in het doopsel ghenaemt « hansken heeft gheleef t 15. daghen, en light neffens « sijnen vaeder begraeven onder eenen blauwen serck, « den welcken ick menihmael ghesien hebbe met mijn « ooghen, vermits aldaer mijne swacke schouderen ghe- « draghen hebben het last van eenen gheestelicken 31 - 44 den tijdt van 29. jaeren, welck glieval, ghelijck « is teenernael waero achtig, blijckelick, soo van de kina selve aldaer gheweten is, het selve o somtijts de vremdelinghen toonen : soo o ist etc. ». cum originali attestor C. f. DONCHE, vladsloo i). 2, de Couckelaersche oorkonde vernemen wij : 10) vóór het 1644, reeds van de aanteekening, die, tot memovie van de gesclz2edenisse, in het kerkregister van Vladsloo gesteld, welk afschrift Pastoor W. DE Roo eensluidend zijn aanteekening, concordans cum originali; 2') dat, 1644, JOOSVANDEN WEGHE, griffier van de Heerizjk,'zeid van Brouckhovc (2), eene van het in zijn bezit had, heeft met voriggemeld -en bevonden t'accordeeren ; I) CONSTANTIJN geboren Brugge was Acade'nicus kanunnik 0. L. V. te Brugge (1794), pastoor Vlalsloo (1796), trappist bij Munster i 806) Kentucky, 14 Mei 1808. (2) Brouckhove dicht bij broekmeerschen, hofstee staat gebruikt door — loos Vanden Weghe tevens ontvanger de Watering van Vladsloo-Ambacht. 9bris 1796. - 31 - « herder den tijdt van 29. jaeren, welck gheval, ghelijck .: het niet min verwonderlijck en is als teenemael waer « ach tig. ende soo blijckelick, soo dat het van de kinie deren sclve van aldaer gheweten is, mits sij het selve «somtijts aen de vremdelinghen gaen toonen : soo .: ist etc. ». Concordantiam cum originali attestor C. f. pastor in vladsloo (I). vladsloo hac 25 I796. Uit de Couckelaersche oorkonde vernemen WIJ I t ') dat, jaar een afschrift was genomen yan die, tot memorie l'an de geschzedmisse, het kerk register Vlaclsloo werd gestelcl, 'welk afschrift Pastoor \V. DE Roo verklaart eensluidend te zijn met de oorspronkelijke cOllcordans originah; 2") in het jaar .JOOSVANDEN ""VEGHE, griffier de HeerlljHeid 'van Broltckhovc kopij verhaal bezit die hij beeft gecollationeerd \'origgemelcl afschrift en bc~'o71den t' accordeerell; (I) CONSTANTI]N DONCHE was geboren te Brugge den 4 Juni 1763, was Primus Academicus te Leuven (1784), werd kanuDnik van O. L. V. te Brugge (1794), pastoor te Vlaisloo (li96), trappist te Artveldt, bij Munster (1803), missionaris in Noord-Amerika (1806) en stierf in K entuày, den 14 Mei 1808. P) De Heerlijkheid van Brouckl1071c was gelegen, dicht bij de broekmeerschen, alwaar thans de hofstee staat gebruikt dOOt' Fideel Gunst. - Joos Vanden Weghc was tevens ontvanger van ~e Watering van Vladsloo-Ambacht. 3 kopij van den griffier bijgevolg was met aanteekening het dat al de onnauwkeurigheden die het stuk van Couckelaere voorkomen, derhalve te wijten zijn aan de slordigheid latere kopiisten. dat stuk trouwens zijn er woorden weggevallen, bijgevoegd, andere derwijze verwrongen de onkunde der afschrijvers dadelijk in het oog valt (I), en dat een onverstaanbaar is geworden (2). Wat de voornaamste deelhebbers in zijn kwalijk aangegeven : er immers Lofijs Wij ons die misgreep niet voorstellen dan dat door een overhaastigen afschrijver, gelezen, Loijs zoon, ghenaentt nier naera sijns dus niet ontgaan of hij moest Die misslag in de die vóórnamen van wege de kopiisten, was reeds voorgevallen in de tweede helft 17 e geval van Vladsloo, in de 2e uitgave van (i) B. V. in de handteekening : guillelro Dero (2) 1Vaer ende hebben, de plaats van : naent en kerstendom hebbende. het schrift immers uit de eerste jaren der 17e eeuw,_ n en u tamelijk op elkander. - 32 - 3°) dat de kopij van den griffier bijgevolg eensluidend was met de aanteekening in het Register, en dat al de onnauwkeurigheden die in het stuk van Couckelaere voorkomen, derhalve te wijten zijn aan de slordigheid van latere kopiïsten. In dat stuk trouwens zijn er woorden weggevallen, andere bijgevoegd, andere derwijze verwrongen of verminkt dat de onkunde der afschrijvers dadelijk in het oog valt (I), en dat een zin totaal onverstaanbaar is geworden (2). Wat meer is, zelfs de namen van de voornaamste deelhebbers in de aangehaalde gebeurtenis zijn kwalijk aangegeven: Loonis en Loonken zijn er immers Loijs en Loijsken geworden. \Vij kunnen ons die laatste misgreep anders niet voorstellen dan dat de naam Loonis, dooreen overhaastigen afschrij ver, werd als Loouis (3) gelezen, en voor Louis of genomen. De zoon, ghcllaemt l1aer den naem sijitS vaders, kon het dus niet ontgaan of hij moest noodzakelijk Loijsken worden. Die misslag in de opvatting van die vóórnamen van wege de kopiïsten, was reeds voorgevallen in de tweede helft der I7e eeuw, want Pater LOTH, handelende over het geval van Vladsloo, in de 2 e uitgave van I) B. V. in de handteekening: g'uillelmo Dero pastor. (2) lVaer nzde kerstendom hebben, in de plaats van: naem ái kerstendom hebbende. (3) In het schrift immers uit de eerste jaren der 17e eeuwy trekken n en te tschop van Doornijk, begiftIging eene kapeJrij, Ingericht het van de St.-MaaJlenskerk, te Vladsloo, 10 APril, de hapelaan zal weliologie ... l'Ecole Vétérinaire de Lyon ... (Pari" 1893), p. 495- -- 6 2 — Hoe wordt nu het ontstaan uitgelegd van dat zonderling slag van zwangerschappen, van die buikinsluitingen of Endocymen, zooals zij genoemd werden door Is. GEOFFROY SAINT-HILAIRE? Iedereen weet dat er, onder de vogeleieren, dubbeldooiers bestaan, waaruit twee jongen kunnen geboren worden; maar er bestaan ook enkeldooiers met eene dubbele kern, waaruit eveneens tweelingen kunnen voortkomen. Soortgelijke eitjes, met twee kerntjes, beweert men dat ook bij de zoogdieren bevonden zijn. Als zij bevrucht worden, vertoonen die eitjes twee verschillende uitgangspunten voor de cellenverdeeling, en vormen dus ook twee blastodermas, welke zich ontwikkelen tot eene tweelingvrucht. Wanneer nu een van die tweelingen, in de eerste tijden na de bevruchting, door de eene of andere reden, belemmerd wordt in zijne ontwikkeling, terwijl de andere zijn normalen wasdom voortzet, dan kan het gebeuren dat het verachterde kiemtje, aan het navelblaasje klevende van den gezonden makker, ingeslorpt wordt, om zoo te spreken, in de wijde navelopening van het regelmatige embryo , en dat het, bij het verdere toegroeien van de buikwanden, in diens buikholte wordt ingesloten. Daar bevindt zich alsdan het achterlijke vruchtje bijna in den zelfden toestand als eene ziekelijke vrucht in eene buitenbaarmoederlijke zwangerschap. -. 63 ._ Sommige geleerden houden staande dat dubbelkern- eitjes met geen volle zekerheid tot nog toe zijn waargenomen bij de zoogdieren, en zij leggen dat verschijnsel van de dubbele bevruchting van één ei, op de volgende wijze uit. 'Wanneer een zaadcelletje (sfterinatozoied) in een eitje is binnengedrongen, dan blijft in den regel dat ei gesloten en ondoordringbaar voor alle andere spermatozoicden. In zekere gevallen nochtans, onder den invloed van ziekten (moederkwaal) of van vergiftigingen (alcohol, morphine), wordt dat catalytisch verschijnsel van besluiting vertraagd, zoodanig dat een tweede zaadcelletje den tijd heeft om, ondanks verzet, door den tuin binnen te dringen. Dientengevolge ontstaan er twee aanvankelijke streepjes Alinea primitiva), in de plaats van een enkel, hetgeen de ontwikkeling van twee embryos veroorzaakt. Die dubbele bevruchting van één ei kan echter nog op eene andere wijze worden teweeggebracht. Het is immers ten duidelijkste be wezen dat, onder de zoogdieren, er mannetjes te vinden zijn, welke altijd ssermatozoieden voortbrengen, die, in stede van vrij en los te leven, samengevoegd blijven eo aan elkander kleven, in klosjes van twee of meer. Die aaneengehechte zaadcelletjes dringen tegelijkertijd in het ei, alsof zij één en enkel waren, en zij zijn reeds binnen met hun tweeën of meer, toen het catalytisch verschijnsel de poorten van de sterkte komt sluiten. — 64 — De dubbele zwangerschap uit één en zelfdeei, kan dus, zooals men ziet, eenen moederlijken, maar ook eenen vaderlijken oorsprong hebben. Het is zelfs tegenwoordig eene wel bekende zaak dat sommige mannen het voorrecht genieten om altijd tweelingkinderen te verwekken, en dat zij dat vermogen op hunne zonen gewoonlijk overbrengen (I). * * Hier zouden wij aan onze studie mogen een einde maken, maar het zal misschien niet ongerijmd voorkomen dat wij eenige stappen op onzen weg terugkeeren, om een laatste woordje te wisselen met Colvcner, Loth en andere oude theologanten. Wij hebben boven beweerd dat uit het dermo cyrnisch gezwel van Loonis Rosseel nooit een kind, hetzij levend of dood, kon te voorschijn koiiien, maar dat al de voortbrengsels nochtans, welke in die huidinsluiting werden bevonden, herkomstig waren uit de cellen van het blastoder na van een eitje, op de gewone wijze door mannelijk zaad bevrucht (per ordinariaat et sentinalcm viant). Laat ons nochtans — tegen alle waarschijnlijkheid en alle mogelijkheid in — voor een oogenblik, bij wijze van toegeving, aannemen met Col wener (2 ) en Loth (3 1, dat, in het geval van Vlads-- ( t ) Journal des Accoucheurs, t 3e année, n° it, p. 7. (2) Qui hanc historiam veram esse probavit in oratione quodlibetica gualtz habuit in Universitate Dzracensz: (3) Qui hanc historianz, postguana de -ea inquisivit, veram esse de preheizdit. — 65 — loo, een voortbrengsel werd bevonden derwijze geschikt en bewerktuigd dat het de levensverrichtingen kon uitvoeren van een persoonlijk menschelijk wezen... nog altijd zou die foetus zijn ontstaan te danken hebben aan de cellen van het blastoderma van een eitje, op de gewone wijze door mannelijk zaad bevrucht. Dat kind zou dus ook afstammen ab Adamo per ordi.nariam et sentinalem generatione;it, even als alle andere menschenkinderen, en bijgevolg- ook besmet zijn met de erfzonde gelijk Jan en alleman (I). (t) Gedurende de 17e en de 18e eeuw, vond de stelling van het vdórbestaan of van de ineensluiting der kiemen onder de geleerden veel bijval, en de godsdienstijver trof daar eene uitmuntende uitlegging aan voor de erfzonde. De Nederlandsche natuurkundige JAN SWAMMERDAM had, in het jaar 1668, de organen van den vlinder ontdekt in het popje en zelfs gedeelteliijk in de rups, en daaruit besloot hij dat de vlinder reeds bestaat in het eitje, waaruit de rups wordt geboren. Dat ingesloten vlindertje zou dan ook eitjes inhouden, waar wederom andere vlindertjes in besloten liggen, en alzoo tot in het eindelooze voort. Het eitje van den vlinder bevat aldus, niet naar innerlijk vermogen, maar waarlijk en wezenlijk, de kiemen van al de geslachten die er zullen uit ontstaan. Dat is het geval, niet alleen bij den vlinder, maar ook het gansche dierenrijk door, zoodanig dat wij, die thans leven,. met al onze nakomelingen reeds besloten zaten in de eierstokken van onze eerste moeder Eva. Op die wijze kan men gemakkelij k. begrijpen, zei SWVAMMERDAM, hoe het gansche menschdom werd betrokken in de straf voor de allereerste overtreding van het gebod van God. MALEBRANCHE ea MALPIGHI in de 17e eeuw, stonden die leer voor, alsmede HALLER in de 18' eeuw, en zelfs later nog CUVIER. (Zie ; Précis de Teratologie par L. GUINARD, p. I I, en Les Anomalies chez l'homme et les manar fères par L. BLANC, p. 28.) PHILIPPUS VERHEVEN, Koning lyke Opper-leeraer van de Ontleed- en Heel-kunde in de vier,? aerde Land-schole van Loven — 66 Wat wij zegden wegens het ontstaan van het gewaande kind van Vladsloo (de infante ex fenzore vin exciso), is alleszins toepasselijk aan den wanschapen foetus van Verneuil. Deze was eigenlijk de tweelingbroeder (I) van A'nadcus Bissien en vermoedelijk uit het zelfde ei ontsproten (nniovulaire zwangerschap). Dus ten slotte : op het geval van Vladsloo — waar overigens geene lichaamsvrucht heeft bestaan, — evenmin als op het geval van Verneuil of op alle andere buikinsluitingen, kunnen de onderstellingen en de beschouwingen dier oude theologanten — als zouden dergelijke lichaamsvruchten verwekt zijn miraculose ex hzcn'zana came prater ordinaniam generationis vlam — in het geheel niet toegepast worden. OMNE VIVUM EX OVO. aanveerdde ook de stelling van het vóórbestaan der kiemen. Het schijnt my niet ongeruymt te zeesen te versieren, zegt hij, dat de afleyninge der lidmaten, van den al-seheppenden God in de eerste scheppinge van de vrouw is voortgebragt geweest, soodanig dat als hy uyt de rebbe van Adam Eva geschaepen heeft, hy in de zelve heeft gestelt oneyndelijke (aen ons verstand) Eyeren; van de welke d'eenig e de afleyningen van het mannel ijk, andere van. het vrouwelijk geslachte besloten : dat hy in de Eytjens van het vrouwelijk geslacht wederom andere afmaelzngen van beyde de geslachten gedrukt heeft, en soo voorders : soodanig dat de afleyninge van de geheele naekomelingschap in de eerste moeder gerent is geweest. (Anatomie... uyt het Latyn vertaeld door ANDR. Does. SASSENUS. Brussel, Fr. t'Serstevens. 1707. Blz. 672.) (t) De geslachtsdeelen ontbraken, wel is waar, bij den wanschapen fwtus van Verneuil, doch, ware hij tot verdere ontwikkeling gedegen, dan hadden ongetwijfeld mannelijke teeldeelen zich laten kenmerken, want de unz-ovulaire tweelingen zijn altijd gelijkslachtig. BIJVOEGSELS. A. PHILIPPlis JONGHERIJCX, geboren te Duinkerke, werd pastoor te Vladsloo A° 1664, en verwisselde zijne pastorij tegen die van Coolkerke A° 1693. Hij verongelukte in 't water A° 1700. In het jaar 1697 gaf hij uit, bij J. Beernaerts, te Brugge, Middelen tot den vrede met Godt, sy seleen ende sin Evenaesten in dicht voorghestelt enz. en, het jaar daarna, bij den zelfden, een bundel van een twintigtal gedichten, waaronder Den kint-baerenden man en De Klachte tegen den Lollepot liet meest bekend zijn. Zijn broeder Gabriel, die monik was Ten Duinen, binnen Brugge (I), dichtte eenen Lof en eei: alm o f den tweeden boek der b gedichten ghemaeckt door PHILIPPUS JoNGHERIJCX, Pastor in coolkerke. Zijne zusters, ATargriete Jacquelijne en Maria Angelijne, waren begijntjes en deden ook nog wat aan rijmelarij. Den krol-baerenden man heeft verschillende drukken beleefd, doch is tegenwoordig kwaadkrijgens geworden. Eene 12°-uitgave van dat gedicht, waer by van achter Gevoeg lat is eenza e z'ermaekelijckc Liedekens, werd, in het (t) In Cron/ea et Cartulariurn monosterzz de Dzcnis, Bruis, Vande Casteele-Werbrouck, 1864, lezen wij, blz. to6 Gabriel Jonghericx, natus 2 Martii 1652, Dunkercanus, professus 6 Octobris 1675, ohiit 26 Septembris 1728, eetat. 76, relig. 54, sac. 52, jub. 4, quondam prior, etc. — De familie Jongherijcx, uit Duinkerke, was verwant met de familie van Lod. Lambrecht, aan wien Dom. De Jonghe zijn rijmwerk Met Geluck van N ïeufoort heeft opgedragen. Zie onze stulie over dien dichter, blz. 27. -- 68 — jaar 1723, gedrukt, wederom bij jac. Beernaerts (t). Een exemplaar van eerre uitgave in-32°, van lateren datum (2),. berust in het archief van de pastorij, te Vladsloo. Het bevat twaalf ongenommerde bladen, geeft noch jaar, noch naam van drukker op, en lijkt zoo'n katerntje uit eenen almanak gescheurd. Het is de lezing uit deze laatste uitgave welke wij hier mededeelen. K De dichter ,. gevormd door 't lezen der oude schrijvers, volgt ze somwijlen met goeden uitslag na. Zijn trant is wel niet zeer deftig, doch er is veel gang in zijne gedichten », zegt de Biographie des horizmes remarguables de la Flandre Occidentale, IV, 62 ... en wij verstouten ons er lij te voegen : die met weinig tevreden is, heeft altijd genoeg. KIND-BAERENDEN MAN IN DICHT BESCHREVEN DOOR HEER PHILIPPUS JONGERIJCX Pastor in Coolkerke, te voores Pastor tot Vladsloo, anders gezeyd Vlaertzele, gelegen by Dixmuyde. Voorreden. Wie en zoude niet met verwondering aenbidden het zeldzaem werk van Godt almagtig, den welken in 't jaer 1352 tot Vladsloo, een Dorp in het Land van den Vryen, eenen Lodewyck Rosseel heeft doen worden Vader ende Moeder te zwemen van Benen knaepelyken zoon, gelyk de Archiven van aldaer getuygen ende dikwils van my zyn geweest gelezen : welk kind, zynde in het Doopzel genaemt Hansken, heeft geleeft 15 dagen, en ligt neffens zynen Vader begraven onder eenen blauwen zerk, den (t) lien exemplaar van die uitgave is in het bezit van Weled. Baron J. de Bethune, gouverneur van West- Vlaanderen. (2) Er wordt immers in dit afdrukje melding gemaakt ,van de uitgave van het Verheerlijkt Vlaenderen uit het jaar 1732. ..._ 69 — welken ik menigmael gezien hebbe, vermits aldaer myn swakke schouderen gedraegen hebben 't last van eenen geestelyken Herder den tyd van-25 jaeren, welk geval, gelyk het niet min verwonderlyk is, als teenemael waeragtig, en zoo bly kelyk, dat het van de kinderen zelfs van aldaer geweten is, mits zy 'tzelve zomtvds aen de vremdelingen gaen toonen : zoo is 't dat ik beweegt ben geweest door mvn slegt gedicht 't zelve te beschryven, verhopende, dat de dooi lugligheyd van dit ongehoord geval een luyster zal geven aen dit myn voornemen. GRAFDICHT van LODEWYCK PossErL, denwelken een kind gebaert heeft uyt zyn Dye tot Vladsioo ten jaere 1352, en licht begraven aldaer onder eenen blauwen zet lesteen ; gelyk getuygen Meyertis, Chapuys, Rosweydus, Loth en andere. Regt voor de deur van deze Kerk, Ligt onder eenen blauwen zerk Begraven Lodewwyck Rosseel, Die al te veel hiel van zyn keel, En al te luttel van zyn vrouw, En nog veel min van zyne trouw, En t' elken dag al zyn gewin Flux speelde met een glaesken in : De kaerte die was zyn getouw, Tot spyt en leed van zyne vrouw : De Herberg was zyn hemelryk, En daer was niemant zyns gelyk In sweeren, vloeken, vegten, slaen, En met den Teerlynck om te gaen; Hy was een meester in het quaed, Een leerling in een goede daed, Zyn beste ambagt was het spel, Zyn eygen huys dat was de hel ; En in het midden van zyn huys Zoo was zyn Wyf zyn meeste cruys. En als dees man 't meeste Joeg, 70 By het gezelschap in den kroeg, En als hy bolde langst de baen, En daer schier kraeyde als een haen, Door dien hy 't alles had verteert, Zoo hield de vrouw eenen kouden Heert, En zat en kreet in haeren nood, Want zy was dikwils zonder brood, En zonder geld en zonder smout, En schier half naekt en zonder hout, En in dit deirelyk gevaer, Zoo wierd zij voor haer tyd gewaer Een pijn, een overgroote pijn, Om haest te konnen Moeder zyn : Dus zynde daer aldus gesteld, Als eene vrouw die ni; t en telt, Nog maend, nog dag, nog zeker uer', Vermits het kind stond voor de deur, En deed' gedurig groot geweld, Om haest te wezen vry gesteld Een kind dat weet den tyd gewis Hoe lang dat duert zyn vangenis, En wilt een ruymer Plaets beslaen Als 't wel voor dezen heeft gedaen, Den Hert die loopt, alzoo men ziet, Naer 'tkoele water, dat daer vliet; Den Scipper wenscht een vaste ree, Als hy onstuymig ziet de zee, En als den visch gevangen is, Zoo bid hy om het nat, gewis; Maer nog veel meer begeerd een wyf, Om voorts te brengen uyt haer lyf Haer wederhelft, haer lieve vrugt, De oorzaek van al haer gezugt- : Hier door zoo nam de vrouw den raed, Waer door zy naer de herberg gaet; Alwaer zy haeren droeven man Zoo schoone spreekt als 't wezen kan, En zeyd', ó Man! ó lieve vriend! Hoe kond gy dus nu zyn gediend, Van zoo te blyven in dit huys : Eylaes, ik blyve g'heel confuys, --. 71 Ik worde Moeder voor myn tyd, En werde schier myn pakschen quyt. Ey komt, myn man, en komt met my, Zoo worde ik van myn pynen vey; Gy had de herberg en den drank Wel moeten laeten over lank. 't Is een misdaed voor eenen mensch Alzoo te leven, na zyn wensch. Wel is 't geen tyd om t' hays te gaen ? En moet ik hier nog blyven staen ? Dat zal voor zeker zyn myn dood, Vermits ik hen in baerens nood. Ey haelt de Vroede-vrouw by my, Op dat zy my behulpzaem zy. Het gonn' ik draeg, dat is uw kind, By toont nu dat gy 't ook bemind. Hier op den man zeyd', lieve vrouw, En maekt hier niet zoo groot een rouw, Daer is hier volk, dat ziet my aen, Al of ik immers had misdaen. Wy zyn twee vrienden, zoo gy weet, U ongerief dat waer my leed. Hier is gedaen een blyden koop, Daer zyn vier guldens op den hoop, Die men verteyren moet alhier; En den verkooper Olivier Die voegt'er nog twee guldens by, Dit is een schoon gelagh voor my; Ik mag nu op een anders kost Ter degen smeiren myne host, Die zonder vrees voor het gelag, Uyt volle kannen drinken mag. Dat is zoo lustig voor een man, Als hem den Hemel geven kan. Aenhoort dan vrouw, wat dat ik zeg, Gaet maer naer huys, en gaet dog weg, Gy zyt maer breekspel, zoo gy ziet; Een vrouw en dient in d'herberg niet. Daer is geen plaets, alwaer z'haer eer, Vermits zy is zoo wonder teer, Alwaer haer eer zoo veele lyd, , 72 En straks haer goeden naem word quyt : Ik zie wel dat gy qualyk zyt, Het doet my pyn, dat gy nu lyd, Ik zal terstond u volgen naer, En maeken alle dingen klaer, En toonen dat ik ben een man, Die myne pligt volbrengen kan, En toonen, dat ik wil, en kan, Al wat betaemt aen eenen man. Als eenen man zit op den bank Bij het gezelschap in den drank Het schynd hy ciaer een zeyl-steen vind, Die hem als een gevangen bind, En hem houd vast, en t' zamen bind, En hem zoo dwaes maekt als een kind; En zo van hem zyn zinen weird, .,Zoo dat hy mind, 't gonne hem deird; En of daerom de vrouwe kryd, En niet te min veel honger lyd, En of de kinders blootsvoets gaen, Dit altemael trekt hy niet aen : Hy heeft nu geen gevoelen meer, Nog van zyn goed, nog van zyn eer', Nog voor zyn ziel, nog voor de hel', Dit alles schynt hem kinderspel. De traenen van zyn wyf en kind, Die agt hy min ais eenen wind Want al zyn deugd en haere kragt, Die heeft de herberg gansch versmagt. Den drank die (heeft) het al versmoord, De reden zelfs ligt over boord ; En roert aidaer in zyn gemoed, Gelyk in 't lyf het koude bloed. Hier op de Vrouw gong heel co:.fuys Met al haer weedom weer naer huys : En kreet al menigmael, en zey Een vorten appel en een ey, Dat half gebroed, bedorven is, Die zyn vel zoo veel weerd gewis, Die al te veel houd van de kan. - 72 - En straks haer goeden naem word quyt Ik zie wel dat gy qualyk zyt, doet my pyn, dat gy nu Iyd, zal terstond u volgen naer, maeken alle dingen klaer, toonen dat ik ben een man, myne pligt volbrengen kan, toonen, dat ik wil, en kan, AI wat betaemt aen eenen man. op den bank gezelschap den drank schynd hy aaer een zeyl-steen vind, hem als een gevangen bind, hem houd ell t' zamen bind, hem zoo dwaes maekt als eèn kind; En zoo van hem zyn zinnen weird, Zoo dat hy gonne hem deird; of daerom de vrouwe kryd, niet te min veel honger Iyd, of de kinders blootsvoets gaen, met aen : heeft nu geen gevoelen meer, eer', hel', schynt hem kinderspel. van zyn wyf en kind, :.tgt min ais eenen wind : zyn deugd en haere kragt, de h~rberg gansch versrnagt. die (heeft) het al versmoord, zelfs ligt over boord; aldaer lJ1 zyn gemoed, lyf het koude bloed. de Vrouw gong heel cv .. fuys weedom huys al menigmael, zey een ey, bedorven is, wel zoo veel weerd gewis, Als wel de liefde van een man, de kan. 73 Nu moet ik hier alleen vergaen, En zonder troost en hulpe staen ; Noyt vond men een benauwder wyf, De pyn die maekt my koud en styf. Eylaes het is met my gedaen, Myn vrugt is in myn lyf vergaen; Het koude sweet, en baerens nood, Getuygen myn aenstaende dood. O lieven Godt! Wat zal ik doen? Al bleef ik hier tot morgen noen, Ik bleef alleen, want mynen man. Houd min van my als van de kan, En 't mynder leed, ik weet het wel, Zyn eggen buys schynd hem de hei. `Vat zal ik doen? blyf ik alleen, 'K winne niet met myn geween. Voor my en is geen beter raed (Al wierd myn man nog eens zoo kwaed) Ik gaen hem haelen daer by is, In 't water vangt men eenen vis. .Die eenen Naes opspeuren wil, En mag niet biyven zitten stil : Myn man die is nog in de kroeg, Fly blyf daer nog tot morgen vroeg 'Ten zy dat ik hem zelve hael, O lig ven Godt! o wat een kwael! O wat een overgroote smert, En doet. de kroeg niet aen myn hert; Myn goed dat is van nu verteert, En kryg daer voor een kouden heert, En zitte zonder vriend en geld, Wie kan'er erger zyn gesteld? Hier op de vrouw gong na de kroeg, (Alwaer een-ieder lustig Joeg) En zeyd met een bedroefd gemoed, O wat een leed myn man my doet! Hy m : eterstond met my nu gaen, Of anders 't is met my gedaen; Ik voele alom zoo felle pyn, Ja geene kander meerder zyn. Den tyd is hier, op dat ik zy - 73- ik hier alleen vergaen, troost en hulpe staen; yond men een benauwder wyf, die maekt my koud er: styf. met my gedaen, myn lyf vergaen; koudc en bacrens nood, aenstaende dood. o lieycn zal ik doen? tot morgen noen, bleef mynen man. yan 111y de kan, t mynder leed, ik weet het wel, eygen huys schynd hem de hel. \ik doen? blyf ik alleen, winne niet met myn geween. geen heter raed man nog eens zoo kwaed) hy is, 't water vangt men eenen yis. Die haes wil, mag niet bip'en zltten stil: nog de kroeg, Ey blyf daer nog tot morgen vroeg Ten ik hem zelve hael, o lil ven God t! ó een kwael! o overgroote smert, doet verteert, daer yoor een kouden heert, zonder \Tiend en geld, \Vie kan'er erger zyn gesteld? de vrouw gong na de kroeg, lustig Joeg) zeyd met een bedroefd gemoed, o myn man my doet! Hy m ~et terstond met my nu gaen, is met my gedaen; yoele alom zoo felle pyn, geene kander meerder zyn. op dat ik zy 74 Van alle mynen weedom vry; En dat myn kind, en lieve vrugt Geniete nu een ruymer lucht. O lieven Godt! blyft hy nog wat, Zoo heeft de dood ons haest gevat. Myn vrugt die maekt zoo groot gewoel, En al dees sniert die ik gevoel, Die is voorwaer een helsche pyn, Want zy en kan niet grooter zyn. Hier op den man, die dronke was, Die nam een versch en volle glas, En zeyd : een man noyt agten moet De klagten die een vrouwe doet; Zoo wel het lachen als geween, Er veynsen is by hun gemeen. Hun maeg, hun hoofd, of wel hun hert Is al zeer zelden zonaer smert; Maer zoo gy hun hier in gelooft, Gy zyt van u verstand berooft : Indien myn wyf zoo veele lyd, Gelyk zy zegt, op dezen tyd, Zy waere al lang gevlugt van my, 'S en sliepe noyt meer aen myn zy ; Al maekt zy nu zoo groot misbaer, Dat hoore ik alle dag van haer ; Men moet daer in niet zyn ontrust, Zy doet dat t'elkens als 't haer lust : Die dat niet wel verdraegen kan, Die is een ongelukkig man; In dit en diergelyk geval, Zoo is het beste nog van al, Dat iemand uyt een volle kan, Geen luttel troost verkrygen kan. De herberg heeft dees goede kragt, Dat zy de droefheyd haest versmagt, En dat aldaer zeer ligt verdwynt, Het gonne ons aen het herte pynt. O vrouw! gy zyt niet zoo gy waert, Als gy wierd eerst met my gepaert; Gy zyt verandert gansch van zin, Het schynt gy hebt den duyvel in; — 75 — Al dit geschrey, al dit getier En dient hier niet, pakt u van hier; Al dit geroep en dient hier niet, Gelyk gy voor uw' oogen ziet : Gy schreyd omdat gy zoo veel lyd, En dat gy wert uw pakschen quyd ; Indien gy nu zoo veele lyd, Hoe blyft gy hier op dezen tyd? Indien het waer is dat gy lyd Zoo groot een pyn op dezen tyd, Zoo wensch ik ook, dat ik daer naer De zelve pyne wierd gewaer. De vrouw daer op wierd gansch gestoort, En riep luyd uyt, C vrienden hoort! Ik bidde Godt, op dat hy toont, Hoe wel dat hy de drolikaerts loont, En dat by mynen boozen man Zoo veel doet lyden als hy kan, En dat by voel de zelve pyn Van vrouwen die in 't baeren zyn. Als men een vrouw te veele vergt, En nog daer by Godt zelve tergt ; Indien by dan niet voorts en bragt Het gonn' van niemand was verwagt, Het waer een wonder : want den Heer Die en vergeet het nimmermeer, Het gonn' dat scheen tot zynder spot Gevraegt te wezen van een zot, Van eenen dronkaert, van een man Wiens lyf en ziel woont in de kan : Die zonder agterdunken gaet Van 't eene tot het ander kwaed, En nog daer by den Heere vraegt, Op dat by zoude zyn geplaegt. Het waer mirakel, zoo zyn woord Niet wierd terstond van hem verhoord, Indien 't verzoek van zulk gebed Terstond niet wierd in 't werk gezet. En zoo is 't ook alhier gebeurd, Want onzen man allengschens treurt, En word allengschens met'er tyd Een deel van zyn gezondheyd quyd. 76 — Hy walgt, by spuygt, by braekt, by geeuwt, En nog daer by zeer dikwils schreeuwt; Hy weet niet wat'er aen hem schort, Het schynd zyn een been korter word. Hy kan niet meer naer d'herherg gaen, En dat heeft hem zyn Dye gedaen, Die word gedurig aen zoo dik, dat men krygt in 't lyf een schrik, Zoo haest men hacr maer eens en ziet. Maer nog vermeerdert dit verdriet, Mits niemant vinden kan een man, Die deze kwael genezen kan; Al wat men doet, al wat men laet, De Dye word dikke boven maet, En deze ellende word zoo groot, dat hy wenscht nae zyne dood, Ja roept de zelve dikwils aen, Op dat het zou dan beter gaen; Hy zegt al dikwils 't is gedaen, Ik moet naer d'ander weireld gaen, En worde door de pyn vermoord; Dog wie heeft oyt ied zulks gehoord? Daer left ied in inyn rechter Dye, En schoon ik 't zelve niet en zie, Ik voel daer door zoo groote pyn, Ja noyt en kan'er grooter zyn, Vermits zy is zoo straf en fel, dat ik ben gelyk in d'hel. Myn Dye die word gelyk een wyf, En heeft gewis een kind in 't lyf, Den Hemel is op my gestoort En heeft myn boozen wensch verhoort; En wilt gaen toonen dat by kan Een kind doen haeren aen een man. Dus nu word hy een ander man, En krygt een afkeer van de kan, En hy belooft aen zyne vrouw Op zynen eed, en zyne trouw, Dat by voortaen zal neerstig zyn, En nimmermeer geen dronkaert zyn. aen 't volk al menigmael {Schoon by lyd) schoon verhael, - - walgt, h1' spuygt, hy braekt, hy geeuwt, nog daer by zeer dik wils schreeuwt; weet niet wat 'er aen hem schort, schynd zyn een been korter word. kan niet meer naer d'herberg gaen, dat heert hem zyn Dye gedaen, word gedurig aen zoo dik, Zoo men krygt 111 't I)'f een schrik, men hacr maer eens en ziet. yermeerdert dit verdriet, een man, deze kwael genezen kan; AI doet, al wat men !aet, Dye word dikke boven maet, deze ellende word zoo groot, Zoo hy wen~cht nae zyne dood, roept de zelye dik wils aen, zou dan beter gaen; dik wils t is gedaen, moet naer d'ander weireld gaen, worde door de pyn vermoord; ied zulks gehoord? Daer leeft ied in 111yn rechter Dye, zelve niet en zie, door zoo groote pyn. noyt en kan 'er grooter zyn, en lel, Zoo ben gelyk d'he!. een wyf, lyf, op my gestoort heeft myn boozen wensch verhoort; ga en hy kan baeren aen een man. een ander man, de kan, belooft aen zyne vrouw zyne trouw, hy voortaen zal neerstig z)'n, zyn. Ja doet aen 't volk al menigmael (Schoon hy veel Iyd) een schoon verhael, — 77 — Hoe dat de zonde vroeg of laet Zelfs vraeke neemt van al het kwaed, En dat men noyt heeft waere vreugd, Ten zy die voortkomt uyt de deugd. En schoon dat Godt al lange wagt Om vraek te doen gelyk by plagt, Nogtans zoo zal op zynen tyd Den zondaer zyn vermaeledyd, Ja zelfs gevoelen zyne straf. Al eer hy daeld na 't duyster graf; En Hoe dat Godt hier langer wagt, Als by zal komen onverwagt, Zoo zal de straf te grooter zyn, En worden straffer naere pyn, Dus onzen kranken Lodewylt En is niet meer zyns zelfs gelyk, Vermits by in zyn meeste py n Niet meer wilt onverduldig zyn, En zegt al dikwils, lieven Heer, Myn zonden die verdienen meer. De straf is minder als myn schuld, Ik wil die lyden met geduld; En hope dat deel felle straf Myn zonden zal gaen wassschen af, En dat al 'tgonn' ik hebb' misdaen Eer haest zal werden uy tgedaen ; Te meer dat ik om u, ó Heer, Bereyd hen nog te lyden meer : Het lyden heeft een wonder kragt, En neemt de zonden al hun magt; De kwae manieren gaen te niet, Zoo haest wy vallen in 't verdriet. Met smyten en met hard te slaen, Zoo valt het caf af van het graen; En 't is alleen door 't voer gedaen, Dat 't Goud zyn luyster heeft ontfaen; En zoo gaet ook met eenen mensch, Die leeft naer zynen lust en wensch, Hy peysde noyt op zynen Godt, En lagte zelfs met zyn gebod, Ja was zoo goddeloos voor waer, Als of'er geenen Godt en waer. 78 __ T geluk dat is een boos gediert, Dat zelden naer Gods wetten swiert. Den mensch en weet niet wat hy doet, Als hy zoo weeldig word gevoed; Maer als de ziekten komen aen, Dan ziet men wat'e r is misdaen. De kwae manieren zyn verjaegd, Zoo haest ons Godt den Heere plaegd; De ziekt' is 't vuer, zy is de hand Die 't al wat kwaed is dryft van kant, Zy doet ons weten, waer hy gaet Die op den weg der zonden staet, Zy doet haer schaffen goeden raed . Zoo voor de deugd, zoo voor het kwaed, En mits hy Godt nu kend en vreest, Zoo wilt hy op een ander leest Zyn handel en zyn wandel slaen, Op dat hy niet en zou vergaen. En zoo ging 't ook met Lodewyk, Die aen zig zelfs gansch ongelyk, Nu sweerd by Godt, die eeuwig leeft, Indien hy hem gezondheyd geeft, Dat hy zal op zyn bloote lyf, Tot dat hy worde koud en styf, Een hart en yzeren pantsier (Gelyk 't als doen was de manier) Zal draegen geerne vroeg en laet, Ja zelve als by slaepen gaet. Hier op, zoo 't scheen, hy wierd verhoort, Want uyt zyn Dye zoo quamp'er voort Met veel geschrey en veele pyn (Die hier niet kan beschreven zyn) Een jongen Zoon, Benen jongen Hans. Tot schrik en schroom van alle mans. Gy dronkaerts, leert uyt dit geval, Hoe schroomelyk Godt straffen zal, Dat gy door 't bier en brandewyn Verbeeld hebt 't leven van een swyn. Dit is een wonder, zoo ik meen, Of is het niet, men vind'er geen. — 79 -- Van de locht, en aerd', en water (i) Heeft gemakt Godt een theater, Daer een-ider .zomtyds ziet 'T gonne dat noyt was geschied. En schynd vreemder aen myn ooge, Als wel schynd den Regen-booge Die alleen by 't schynzel leeft, Mits dat by geen lichaam heeft. En zoo haest niet is verschenen, Of by is met een verdwenen, En veel min de teekens laet, Van den weg alwaer hy gaet. Onder al dees vreemde werken, Kan men door dit rym bemerken, Hoe dat door een boozen wensch, Voortgekomen is een mensch, Maer den zelven bleef verloren, Zoo hy niet en wierd erboren, Zoo hy niet door dit gedicht Kon bekomen een nieuw licht, En getoont wierd aen veel menschen, Die gansch uytgestort tot wenschen Willen weten wat den Heer Heeft gedaen zoo menig keer Maer dan meest als zyne vraeke Gong door zyne gramschap maeken, Op dat eenen man zou zyn Uytgemergelt door de pyn, Die de vrouwen moeten voelen, Als hun vrugt begint te woelen, En hun lyf scheurd met geweld, Om zoo vrij te zijn gesteld. Altijd kragtig is Gods wille, Als hy wild 't is altijd stille, Als by wilt het Firmament Word tot in den grond geschend. Als by wild ook myne handen, Zullen door het water branden, (t) Dit gedicht ontbreekt in de uitgave uit het jaar 1723, maar biet verlies is klein. — 8o — Als by wild zelfs het fenyn Word de beste rnedecyn. Met een woord Godt is waerachtg, En alom al even magtig, - En hy nlaekt dat eenen man Ook een Zoontjen baeren kan. Wilt dien grooten Heer dan loven Met de Borgers van hier boven. En aenbid die groote kragt, Die dat werk heeft voorgebragt, En alom u kan doen draegen Uwe wel-verdiende plaegen; Dus bemind dien Heere meest, En voor zijne gramschrp vreest; Nog en wilt niet met de zotten Met zyn groote goedheyd spotten, Waer door dat hy u bemind, Als een Moeder doet haer kind. Alle menschen konnen faelen, Maer te willen blyven dwaelen Is het - leven van een beest Die nog Godt - nog hel en vreest. In het Beekwerk, genaemt VeJheerlt'kt Vlaeiidelcii, door Ant. -Sa,lderus, gedrukt in 't jaer 1732, tom. 2 f0 224, vind men het volgende tot getuygenis beschreven. 'T buyten natuurlyk voorval, 't welk op de Prochie van Vladsloo ten jaere I352 geschied is, is zeer gedenk weerdig en van alle tyden- ongehoord, 't zoude ook schier ongeloof bier wezen, ten waere zulks door geloofweerdige Historie-schryvers en zekere gedenkteekenen bevestigd -is geweest. Deze geschiedenis vind men in het geheel beschreven in den Leger ofte Kerkregister van Vladsloo, door den Heer Pastor G. De Rho aengeteekent. B. Conllgit fuisse in parochia de Vlasloo queindam Ludovicum Rosseel et Elisabetham co'ljugelil suatn, — 8i — ambos sepultos in ecclesia de Vlasloo, sub uno lapide ante altare sancta Catherinae. Cum praedictus Ludovicus esset durus in conjugem tempore puerperii, dicebat, ipsam non pati tantos dolores, ut simulabat, et quod bene vellet experiri, quanti essent dolores. Taliter igitur deridens suam conjugem, ipsa vero imprecata est dicens : Faxit Deus ut semel experiaris minimum dolorem, quem patitur mulier in puerperio. Mulier durante tempore purificationis obiit. Cum autem maritus maneret obstinatus, placuit Deo immittere praedicto Ludovico dolorem intolerabilem in dextro femore, et post novem menses, excisus est e femore ipsius dextero filius, cui baptizato datum est domen Ludovici, sicut pater vocabatur : qui Ludovicus post excisionem filii poenitens, gestavit supra nudam carnem suam usque ad obitum, ferreum thoracem, et obiit anno Domini millesimo quinquagesimo tertio vel quarto, deditque ecclesiae de Vlasloo unam mensuram et quinquaginta virgos terrae, fundavitque anniversarium, quod singulis annis debet celebrari in festo S. Thomae, et in lapide sepulchri erat insculptum, quomodo hoc accidisset. In pede autem lapidis habebatur : A. Hollebehe, tunc temporis Pastor. Eamdem historiam refert P. Heribertus Rossuedus in annalibus martyrum Belgii anno 135o (1). (Resolutiones theologica iliustrium difficultatum contingentiurn in Belgio per P. F. LUDOV. BERTR. LOTH. Editio secunda et correcta. Brugis apud Laurentium Dopprs, 1687, p. 37 2.) (t) Niet in annalibus martyrum Belgii, maar in zijne Generale ]ei rckelijke Historie, II, 157, haalt RoswEYDE die gebeurtenis aan. LOTH zegt dat het feit voorviel omstreeks het jaar 1330 (Res ita fertur accidisse circiter 1330) ; maar daarin niet alleen slaat de Preekheer den bal mis, want wie zich wil de moeite getroosten diens vertaling met de vlaamsche oorkonde van Vladsloo te vergelijken, zal dadelijk gewaarworden dat die stukken op zeer vele plaatsen niet overeenkomen. -- 82 --- C. In dit selve jaer is in de Prochie van Vladslo geweest Benen man ghenoemt Loonis Rosseel ende sijn huijsvrouwe Elizabeth; de welcke beijde begraven liggen in de Kercke van de selve Prochie voor den auta,er van S. Catharina onder eenen sarck. Desen Loonis is in sijn leven seer hardt ende rebel geweest op sijne huijsvrouwe principalijck eens als zij in barens nood was, gevende haer versmaede woorden, en zeggende dat sij zoo groote pijn niet en hadde als sij haer gheliet, ende dat sij het maekte : ja hij zeide ook ik wilde dat ik eens weten mocht wat pijne dat dit is, in sulcker manieren met haer spottende. De vrouwe hoorende haren man soo spreken, heeft hem ghewenscht deselve pijne, seggende : Godt gheve dat ghij eens maer de minste pijne moet lijden, die eene vrouw lijdt in den arbeidt oft baren van haer kindt. ende is daer naer in de selve maendt ghestorven. Haren man noch versteendt blijvende in sijn boosheijdt, zoo heeft het Godt almachtich belieft aan desen Loonis te seijnden, eene pijne boven alle pijnen in sijn rechte dgije, en naer dat den tijdt vervult was, heeft men hem uijt sijn rechte dgije ghesneden een volwassen kindt, 't welck eenen sone was, 't selve is oock ghedoopt . gheweest, ende Loonis of Loonken naer sijn vader gheheeten. Desen Loonis naer het uijtsnijden van dit kindt, heeft tot penitentie een pants-ijzer ghedragen op sijn bloot lichaem tot sijner doodt toe, ende is in het jaer 1354 ghestorven. Of sijnen sarck stond ghegravert deze geschiedenisse ende onder stondt den naem van Hollebeke, doen ter tijdt kerk-meester. Denselven Loonis heeft ook ghegeven aan de kercke een ghemet ende dertigh roeden landts; waer op sijn jaerghetijde is ghefondeert, dewelcke gedaen moet worden alle jaeren op St Thomasdach. (Kerckelijke Historie door IIERIBERTUS ROSWEYDUS, Priester der Societeit Jesu. Tweede deel : Kerckeljke Historie van Neder-landt, blz. 1 57. -- Antwerpen bij Jan Cnobbaert. Anno MDCXXII.) - 83 - D. Res mirabilis et vires naturae superans contigit in hac parcecia anno 1352 quo ex imprecatione mulieris parturientis femur dextrum viri conjugis sui, in uxorem duri -et iniqui, impregnatum fuit, ita ut elapso novem mensium spatio excisus illi fuerit vivus masculus, qui in baptismo nomine patris, Apollonius, aliis Leo appellatus fuit. (FLAN DRTA I LI'.USTRATA. sive Descriptio Comitatis zstáats, per totam terrarum orbem celeberrz;^zz; III tomis absoluta ab ANTONIO SANDERO, Gandavensi, Eccl. Iprensis Canonico Grad. affecto. — Colonice Aggrippince, Sumptibacs Cornell?* ab Egnzondt et Sociorum. CIDOCXXXXI, t. 1, p. 315.) E. Zie boven, blz. 56, de oorkonde uit het Staatsarchief van Brugge. F. De Belga formate ex feajaore vara. Rem aggredior a saeculis inauditam, creditu difficilem et plane prodigiosam, quod in femore viri productus et formatus sit infans, eo temporis tractu quo solet formari proles in utero mulieris; id tamen vere contigisse in Belgio nostro compertum est. Res ita fertur accidisse A° circiter 1330, in pago de Vladsloo, etc. Ai-act/Ins I. An historia de puero sic formato, ex femore viri, sit vera? Et si hanc historian inter fabulas aniles, multi, re non bene examinata, retulerint, postquam tarnen diligenter de ea inquisivi, veram esse deprehendi. Idem olien inqui_ 84 .,.— sivit D. Georgius Colvenerius (I), S. Theologise Doctor, et professor publicus in academia Duacensi, ejusdemque Cancellarius,et veram esse comprobavit in oratione quodlibetica, quam habuit in dicta universitate Duacensi: id enim constat ex traditione continua incolarum istius pagi, pastorum dicta parochies et aliorum qui pro certo id accidisse affirmant. Exstant adhuc hodie monumenta qua fidem faciunt hujus histori2e, scilicet lapis supersitus sepulchro dicti Ludovici Rosseel sculpta ejus effigie, cum dicta historia prout supra. (Volgt « Copia extracta ex Registro Ecclesiae de Vladsloo ». Zie Bivoegsel B.) Daarna tracht LOTH te bewijzen apriori dat dergelijk feit niet onmogelijk is « etsi mirabilis, non tamen ea efformatio infantis impossib:lis reputanda omnipotenti Deo » etc. In Art. II, onderzoekt hij : An talis infans contraxerit peccatum originale In Art. III: An debuerit baptizari? Kortheidshalve deelen wij het antwoord op de eerste vraag mede, uit de Theolog ia moralis van P. CLAUD. LA CROIX, Ir, 46, die het artikel van LOTH geheel nauwkeurig heeft samengevat. I e vraag : An contraxerit... ..,. « talis infans non contraxisset quidem peccatumoriginale quia non descendisset ab Adamo per ordina-- (t) JORIS COLVENER, geboren te Gempen A° 1564, studeerde in de humaniora te Aalst (Alostanus), nam een korten tijd dienst in het leger, en trok vervolgens naar Dowaai, om te studeeren in de wijsbegeerte en de godgeleerdheid. Hij promoveerde aldaar, werd er koninklijke professor in de godgeleerdheid, en stierf kanselier der Universiteit te Dowaai, A° 1649. — 85 — riam et seminalem generationem ; et consequenter si ille, factus adultus, gen,erasset filios, neque hi contraxissent ob rationem jam datain, sed mansissent in pure naturalibus sine peccato et sine gratia supernaturali; uncle, si unus eorum statim sine Baptismo fuisset mortuus, probabile est post resurrectionem universalem, gavisurum fuisse beatitudine naturali in hac terra. » 2e vraag : An debuerit baptizari ? Nihilominus hi omnes debuissent baptizari, tum ut insignirentur chara` tere baptismali et adscriberentur Ecclesiae Christi, turn etiam ut consequerentur gratiam sanctificantem, qua carebant, simulque acciperent habitus supernaturalium virtutum. (BERTR. LOTH, R'solutiones Theologicce, Tract. XV, 370.) P. DENS stelt ook de vraag voor : « An, si quis, prwter ordinariam generationis viam, ex humana carne miraculose formaretur, uti de infante ex femore viri exciso refert Bertrandus Loth, contraheret peccatum originale. R. S. Th. q. 81, art. 4, negative; quia talis non descenderet ex Adamo secundum seminalem rationem... Favet Conc. Trid. Sess. 6. art. 3. dicens : Revera homines, nisi semine Ache propagati nascerentur, non nascerentur injusti ». (THEOLOGIA ad usum seminariorun... auctore PETRO DENS... Leodii, 1794, I, 455.) G. En 1804, un enfant, nommé Bissieu, portait dans le flanc gauche, dès les premiers temps de son existence, une petite tumeur qui, vers 1'áge de treize ans, augmenta subitement de volume et détermiiia des accidents fébriles très-intenses. En même temps l'enfant — 86 -- rendit par les selles des matières putrides, de longs cheveux et it tomba dans un etat de consomption qui le fit succomber un an après. A l'autopsie, on trouva dans son ventre une poche renfermant les débris d'un autre enfant, tels que des portions d'os, des cheveux, des ongles et des dents. (G. j. WITKOWSKE, La Ge aeration hu— same, Paris, 188t, pp. 247-248 ) Nous donnerons ici, d'apiès Is. Geoffroy Saint-Hilaire, l'observation d'un cas de ce genre observé par Dupuytren. « En 1790 naquit à Verneuil un enfant mile d'une constitution tenement délicate qu'on craignit d'abord dene pouvoir l'élever; mais on ne remarqua d'abord en lui aucune anomalie. Cependant on ne tarda pas a s'apercevoir que le cóté gauche du ventre était trèsgonflé. On reconnut aussi par la suite que les deux- dernières cótes gauches étaient plus élevées et plus saillantes que les droites. Enfin des douleurs de cot& qui reparaissaient a de courts intervalles, les appétits fort irréguliers, les indigestions fréquentes indiquaient aussi quelque chose d'insolite dans cet enfant. Néan moans it avait déjà atteint Page de treize ans, lorsqu'il fut pris tout-a-coup d'une douleur aigiie au coté gauche, . et d'une fièvre continue avec des redoublements et de l'oppression. En même temps le ventre se tuméfiait . de plus en plus, les douleurs abdominales étaient trés-violentes, et le malade dépérissait rapidement. I1 mourut vers la fin du sixième mois de la maladie, après avoir eu pendant plusieurs semaines des selles purulentes et fétides, dans lesquelles se trouvèrent une foil des poils roulés sur eux-mêmes. « Cette circonstance singulière engagea les médecins à faire l'autopsie, et bient6t its virent apparaitre au c6té gauche, de l'abdomen, dans le mésocolon tranverse, une très-grat.de poche membianeuse, épaisse, adhérente — 87 — toutes les parties environnantes, communiquant avec l'intestin colon, mais seulement par une ouverture toute récente et manifestement pathologique. Elie renfermait, au milieu d'un liquide purulent et jaunátre, deux masses, Tune inférieure, c'étaient des cheveux entrelacés et comme feutrés, 1'autre supérieure, c'était un embryon long d'un peu plus de trois pouces et deini, et très-imparfait. Ramassé et comme plié sur lui-même, it représentait une masse ovalaire, couverte d'une peau blanchátre, et sur divers points de quelques bouquets de poils. » Quoiqu'il fut très-mal conformé, on put reconnaitre dans cet embryon la tête, la colonne vertébrale et la moelle épinière, des membres thoraciques rudimentaires, une jambe dont le pied avait trois doigts, et quelques vaisseaux. BLANC, Les Anomalies chez l'homme les manmi fères. 1892, pp. 283- 2 84.) sill" le f etus trouve dans le venire d'un jeune homme M. Dupuytren, chef des travaux anatomiques de l'Ecole de Médecine, a fait à la Société, au nom d'une commission composée de MM. Cuvier, Richard, Alphonse Leroy, Baudelocque et Jadelot, un rapport sur le foetus trouvé dans le ventre du jeune Bissieu, de Verneuil, département de l'Eure. Le phétiomène qui fait le sujet de ce Rapport, avait excité presque au même degré l'attention des physiologistes par sa singularité, et celle du ministère public, par la publicité qu'il a eue, et les explications qu'on en a données, lorsqu'un ministre (M. Chaptal) aussi attentif aux progrès des sciences, qu'au maintien de la morale publique, chargea la Société de l'Ecole de Alédecine d'examiner ce fait extraordinaire. Dans les cas qui, comme celui-là, s'éloignent des luis communes, la sagesse consiste également n'admettre que des faits rigoureuse - 87- à environnante~, communiquant avec I'intestin colon, une et manifestement pathologique. Elk renfermait, jaunatre, deux masses, l'une cheveux entrelacés et I'autre supérieure, long d'un plus twis pouces et demi, et très-imparfait. lui-il représentait couverte d'une blanchatre, de quelques bouquets de poils. :> fût on reconnaître eet embrvon tête, la la moeHe épinière; membres thoraciques rudimentaires, jambe dont Ie pied avait trais doigts, et quelques (LOUIS BLANC, Anomalz"es duz l'homme et mammzfèrcs. Paris, 1892, pp. 283- 284.) Rapport SUl' Ie jiEtus frouvédans Ze ven/re d' U1l ielme IlOmm~ de quatorze ans. Dupuytren, des traval1X anatomiques de FEcole de .i\Iédecine, a fait la Saciété, nom d'une eomposée NIM. Cu vier, ti ]adelot, Uil rapport Ie feetus Ie ventre du Verneuil, départel11ent l'Eure. phéuol11ène Ie exeité l11ême degré I'attention des physiologistes ct eeHe d:1 l11inistère publicité qu'Il expliealions qu'on ell ministre (NI. Chaptal) aussi attentif sciences, maiutien la Ir,orale Sociélé de l'Ecole de Médecine les cas Ià, de~ lois à rigoureuse— 88 — ment prouvés, et a ne pas assigner des bornes trop étroites à la puissance de la nature. C'est d'après ces principes qu'a été fait le rapport dont nous allons donner une idée très succincte. Il renferme avec de très grands développements, l'histoire du jeune Domme qui portait ce foetus, celle de l'ouverture de son corps, la dissection du foetus lui-même; enfin des considérations physiologiques qui servent de conséquences au travail de la commission. Amédée Bissieu, dans le corps duquel a été trouvé le foetus, s'était plaint, dès qu'il avait pu balbutier, d'une douleur au c6té gauche : ce c6té s'était élevé et avait présenté une tumeur dès les premières années de sa vie. Cependant ces symptómes avaient persisté sans empêcher le développement des facultés physiques et morales de cet enfant, et ce n'est qu'à lage de treize ans que la f èvre le saisit tout-a-coup. Dès locs sa tumeur devint volumineuse et très douloureuse; quelques jours après it rendit par les selles des matières puriformes et fétides. Au bout de trois mois seulement de l'invasion de cette première maladie, une sorte de phthisie pulinonaire se manifeste. Peu de temps après le malade rendit par les selles un peloton de poils; et au bout de six semaines it mourut dans un état de consomption des plus avancés. A l'ouverture de son corps faite par M. Guérin et Bertin des Mardelles, on trouva dans une poche adossée au colon transverse, et communiquant alors avec lui, quelques pelotons de poils, et une masse organisée, ayant plusieurs traits de ressemblance avec un foetus humain. Il serait difficile de ne pas apercevoir de liaison entre l'indisposition habituelle du jeune Bissieu et sa maladie; entre celle-ci et les faits observés à l'ouverture de son corps. Ce premier point, fondé sur des procès-verbaux authentiques, étant solidement établi, it était de la plus haute importance de déterminer la position de la masse organisée, et le lieu oil elle s'était développée. Or, l'examen des pièces remises a la société par M. Blanche, - 89 - chirurgien à Rouen, ne laisse aucun doute qu'elle ne fut renfermée dans un kyste situé dans le mésocolon transverse, au voisinage de l'intestin colon, et hors des voies de la digestion. A la vérité ce kyste communiquait avec l'intestin; mais cette communication était récente, accidentelle en quelque sorte; et on voyait manifestement les restes de la cloison qui séparait ces deux cavités. La vraie position de cette masse organisée avant été déterminée, it fallait en reconnaitre la nature. On trouvait dans ses formes un grand nombre de traits de ressemblance avec un foetus humain, mais on y voyait en même temps une foule de dispositions particulières, dont les uses paraissaient tenir des vices de conformation, et les autres à des déformations successivement productes par le temps, et par le séjour qu'elle avait fait dans le mésocolon. Il était un moyen plus sur de déterminer le véritable caractère de cette production; it est évident que si elle renfermait des appareils d'organes indépendants de ceux du corps auquel elle était attachée, elle devait constituer un individu, tapdis que si elle n'offrait que des prolongements organiques, elle rentrait, quelles que fussent ses formes extérieures, dans la classe des végétations qui s'élèvent de toutes les parties des corps organisés, et dès locs elle cessait d'être un phénomène. La dissection de cette masse, faite avec un soin extraordinaire, y a fait découvrir la trace de quelques organes des sens; un cerveau, une moëlle de l'épine, des nerfs très-volumineux; des muscles dégénérés en une sorte de matière fibreuse; un squelette composé d'une colonne vertébrale, d'une tête, d'un bassin et de l'ébauclie de presque tous les membres; enfin, dans un cordon ombilical, fort court et inséré au mésocolon transverse, hors de la cavité de l'intestin, une artère et une veine ramifiées par chacune de leurs extrémités, du cóté du foetus et du cóté de l'individu auquel it tenait. L'existence des organes pré suffat certainement pour établir l'individualité de-céd ents cette masse organisée, quoique d'ailleurs elle fut dépour- - 89- kyste situé Ie mésocolon transverse, I'intestin colon, hors des voies De digestion. vérité communication récente, accidentelle quelque sorte; et on voyait manifestement cavités. cette masse organisée ayant été il reconnaître la nature. On trouvait [ormes nombre traits ressemblance un feelus humain, voyait tcmps foule de dispositiolls unes tenir ~l des vices de conformation, successi vement produites Ie temps, par Ie séjour qu'elle avait fait Ie moyen sûr déterminer Ie cetle product ion ; il est évident appareils d'organes indépendants ceux du corps auquel elle était attachée, elle tanL:is organiques, elle [ussent formes extérieures, Ja dasse des toutes lors un phénomène. masse, extraordinaire, quelques organes des I'épine, des nerfs très-volumineux; muscles composé l'ébauche de presque tous membres ; cordon ombilical, all la cavité de une leurs extrérnités, coté feetus du coté de il L'existellce des organes précédents suffit établir j'individualité de masse quoique d'ailleurs elle fût — go — des organes de la digestion, de la respiration, de la, sécrétion des uzines ct de la génération; seulement, l'absence d'un grand nombre d'organes nécessaires à 1'entretien de la vie, doit la faire regarder un foetus monstrueux clestinés git, pétir an moment deleur naissance. Le développement d'une masse organisée lemésocolon, étant bien établie, son analogie avec un foetushumain étant bien démontrée, it restgit à rechercher depuis quand elle y eiair, pourquoi elle se trouvait dans et comment elle avait pu y -le corps d'un autre vivre? fcetus étant hors du canal alimentaire, on ne pouvait pas adnettre qu'il eat été introduit dans le corps du Bissieu après la naissance; qui détruit le plus grand nombre des hypothèses it,considérées qu'on a proposées pour expliquer pbénomène. Le sexe du, jeuneBissieu, bien constaté par MM. Delzeuse et Brouard, l'invitation de M. le Préfet de l'Eure, permettait d'ailleurs, de penser qu'il eat été fécondé, qu'il eat pu se féconder lui-mêttte , puisqu'il était pourvu d'organes males, et qu'il n'offiait pas la plus légère trace de ceux du sexe féminin. Les faits qui servettt de base au rapport, conduisaient naturelletnent a des idées diffét enter de celles -là; l'indisposition à laquelle le Bissieu était depuis son enfance; la nature des svmptómes qui la caractérisaient; ceux de la maladie qui a succédé immédiatement, et faits découverts a l'ouverture de son cops, sont tellement liés qu'il est impossible de pas voir eux une dépendance nécessaire, et de ne pas admettre ce jeune homme infortun& a poité en naissant la cause de la maladie à laquelle it a succombé au bout de quatorze aus seulement. Beaucoup d'autres faits se réunissent encore pour prouver l'ancienneté de 1'existence de ce fcetus dans le corpsdu Bissieu. Tels sont le volume de ses dents, - - vue digeslion, la respiralion, de la des Ulines (t de la généralion; seulemenl, J'absence grand nombre d'organes nécessaires I'cntretien regarder comme de ces feelus mopstrueux destinés à péIir au moment de leur nalssance. masse organisée dans Ie mésocolon, éla blie, analogIe feelus humain bien démontrée, il restait rechercher étair, dansIe corps d'un autre individu, coÎnment Ce feetus hors du canal alimentaire, ne adll.1ettre qu'il eût élé inlroduil dallS Ie jeune ce Je de~ hypothéses itJcollsidérées qu'on proposées pour expliquer ce sexe du jeune Bissieu, bi en cOllstaté par MM. Delzem,e et Brouard, sur I'invitatioll Ie FEure, ne permettait d'ailleurs. ni penSer qu'il eût été fécondé, ni eût pu se féconder mêllle, pourvu màles, qu'il n'offrait pas la plus légère trace du sexe féminin. faits servent de base au rapport, conduisaient naturelleIllent à des idées diffé, enles de celles-I'indisposition à laquelle Ie jeune sujet Ilature des symptomes la caractéri~aient; ceux maladie qui lui succédé les fails découverts à I'ouverture COIpS, sont tellement liés qu'il est impossible de ne vuir entre une dépendance nécessaire, ct ue admettrc que ce jeunc infortuné pOlté en naissant la cause de la maladie à laquelle il succombé au bout de quatOl"Ze aus seulement. Beaucoup d'autres faits se réunissent eucore pour prouver I'existellce de ce feelus dans Ie corpsdu jeune Bissi(u. Tels wnt Ie volume de ses dents, - 91 - la dégénération fibreuse de ses muscles, le raccornissement du cerveau, l'usure de la peau dans un grand nombre de points, la carie de plusieurs os, la soudure de la plupart d'entre eux, Ia dégénération osseuse du kyste lui -même, etc. etc.; dispositions qui pour se développer, exigent presque toutes un temps foit long. Mais en admettant que ce foetus soit contemporain de i'individu auquel it était attaché, it restait toujours, pour ceux qui veulent tout expliquer, une grande difficulté A, lever, celie de sa situation dans le inésocolon transverse. Les faits curieux, expcsés dans ce rapport, en sont certainement la partie la plus importante et ils sont, presqu'à un certain point, indépendants des explications qu'on en peut dormer; cependant ii entrait nécessairement dans le plan d'un sernblable travail de faire servir les faits a l'explication du phénomène. Il n'est pas rare de voir des jumeaux naitre accolés soit par le dos, soit par le ventre, soit par la tête, soit par plusieurs parties en même temps; une compression plus ou moms forte, exercée par les organes de la mère sur des embryons extrêtnement mous, pendant la conception, ou peu de temps. après, peut produire ces monstruosités; dans cl'autres cas qui ne sant pas non plus très-rares, les jumeaux sont tenement identifiés, que plusieurs organes manquent à cliacun d'eux, et sont remplacés par des organes communs qui servent à la fois à la vie des d eux. Dans le premier cas la monstruosité est due a une cause toute mécanique, et dans le second elle tient a un vice piimitif dans l'organisatioti des germes. Il faut nécessairement remonter à l'une ou l'autre de ces causes pour expliquer le phénomène qui fait le sujet du rapport; ainsi, dans le cas du jeune Bissieu,. ou bien, de deun germes d'abord isol6s, l'un a pénétré l'autre par 1'effet de quelque action mécanique, ou bien, par une disposition primitive dont it serait aussi difl^icile de' iendre raison, que de tout ce qui a trait 92 ____ à la génération, ils se sont trouvés entre eux dans les rapports ou on les a vus par la suite. L'une de ces explications étant admise, l'existence d'un foetus dans l'abdomen d'un autre individu, n'a plus rien qui doive surprendre beaucoup, et le sexe de celui qui lui a si longtemps servi de mère, devient peu près indifférent. Ce foetus peut être comparé au produit des conceptions extra-utérines : en eflet, A. quelques parties de l'abdomen que s'attachent des Bermes fécondés, leur mode de nutrition est le même; ils puisent dans toutes, à l'aide de vaisseaux qui leur sont propres, des liquides nourriciers; ils se développent et s'accroissent jusqu'au terme marqué par la nature pour leur expulsion; et s'ils ne peuvent être expulsés lorsque le temps est arrivé, ils se putréfient, se cbtivertissent en gras, se dessèchent, s'ossifient, ou bien ils végètent jus ce que leur présence, en irritant les parties voisines,-qu'à determine la formation d'abcès, et provoque ainsi leur sortie. C'est ce qui est arrivé dans ce cas : les parois du kyste ou était renfermé le foetus qui nous occupe, comme tous les foetus placés hors des voies ordinaires de la génération, se sont enflammés, et l'infiammation s'est communiquée à l'intestin; la cloison qui séparait ces deur cavités a été détruite; le kyste a communiqué dans le colon ; du pus et des poils ont été rendus par les selles, et une veritable phthisie abdominale, compliquée dans cours avec une phthisie pulmonaire, a fait périr le malade. Placé plus près de la surface du corps, le kyste ne se fut point ouvert dans l'intestin et ce phénomène sans changer de nature, eut cependant para moins extraordinaire. foetus a été nourri aussi longtemps qu'a duré la qu'on doit regarder comme son frère; l'absence de toute espèce d'altération putride dans son corps, et la perméabilité de ses organes de la circulation, ne laissent aucun doute à cet égard; le défaut des organes de la digestion, de la respiration, de la sécrétion de - 92 - sont trouvés ou vus par la suite. admise, I'existence fretus autre lien qui :ioive surprendre beaucoup, Ie sexe cel ui mère, devient à près indifférent. fretus être produit des conceptions extra-utérines : en effet, à quelques parties I'abdomen des gennes nutrition Ie même; I'aide de vaisseaux qui hquides nourriciers; ils développent s'ils Ie ijs putréfient, convertissent dessèchent, s'ossifient, bien ils végètent jusqu'à présence, irri~ant voisines, détermine formation d'abcès, et provoque ainsi cas: kyste ou était renfermé Ie fretus qui frelus voies ordinaires la génération, se sont enfiammés, et I'inflammation I'intestin; la cloison qui séparait deux r:avités Ie kyste a communiqué Ie colon; par Jes une véritable phthisie son phthisie pulmonaire, fait périr Ie la surface du corps, Ie kyste fût ouvert I'intestin eût cependant pam extraordinaire. Ce fretus a nOUlTi allssi la vie de celui doit regarder I'absence espèce putride so!! la perméabilité de ses organes de la circulation, aucun à eet Ie défaut des organes la digestion, la respiration, la sécrétion de -- 93 — l'urine et de la génération, ne fournit point une objection contre la vie de ce foetus, puisque ces organes simple— ment nourris dans les foetus ordinaires, n'exercent leurs fonctions qu'après la naissance. Mais cette vie a du se composer d'un très-petit nombre de fonctions, à cause de la structure particulière de ce foetus; les seuls organes de la circulation exercaient chez lui une action nécessaire à la vie de tous les autres. Its prenaient et donnaient successivement le sang du mésocolon au foetus, et du foetus au mésocolon. (Bulletin de Ia Faculté de Médecine de Paris et de la Société établie dans son sein. Tome premier. N° I. (1804-1808.) Paru en 1812. Pages 4-12). BIBLIOGRAPHIE aangaande de LEGENDE VAN VLADSLOO. Bibliotheca 84,g-ica van JHR. FERD. VANDER HAEGHEN, in art. Jong-herijcx, I-K, 24. Gent, A. vander Haeghen, z. j. Bios raphie des bommes remarquables de la Flandre Occidentale. Bruges, Vandecasteele-Werbrouck. 1 847. — IV, 6 t. Den Kint- boerenden man, in dicht beschreven door heer PHILL1PPUS JONGHERYCX, pastoor te Coolkerke. Brugghe, by T. Beernaerts, in St. Xaverius, !698, in-So, 89 pp. Eenise Pastors van Vladsloo. Brugge, A. Dezuttere, 1882. (BIBLIOTHEKE -ROND DEN HEERD. XV.) Flandria illustrata, sive Descriptio Comitatis istius, per totam terrarum orbem celeberrimi, III tomis absoluta ab ANTONIO SANDERO, Gandavensi, Eccl. Iprensis Canonico Grad. affecto. — Coloniae Aerippinae, Sumptibus Cornelii ab Egmondt et Sociorum. CIDIDCXXXXI. t. I. p. 315. Generale Kerckelijke Historie door HERIBERTUS RoswEYDUS, Priester der Soc. Jesu. II. Kerckelijke Historie van Neder- Landt. T' Antwerpen, hij Jan Cnobbaert. Anno MDCXXII. Blz. 157. Les Es lires du doyenne de Dixnzude. Notices historiques et .descriptives, suivies cie nombreux documents, par W. H. JAMES WEALE. Bruges, A. Dezuttere, 18 74, p. 454, VII. Oorkonde in het Kerkarchief te Couckelaere. Id. in het Staatsarchief te Brugge, hs. nr 2J99 acquisitions. Registre ende nieuwe leg/zere enz. Handschrift berustende in het Kerkarchief te Vladsloo. Resolutiones theolob icce illustrium di fficultatum contingentium in Belgio, per P. F. LUDOV. BERTR. LOTH. Editio secunda et correcta, Brugis apud Laurentium Doppes, 1687. — Tract. XV. p. 370. Theolos ia ad usrcm seminariorum ., auctore PETRO DENS... Leodii, apud J.-F. Bassompierre, 1794. I, 455. -- 95 — Theologia HExM. BUSENBAU:1i... aucta LA CKOtx... Coloniae, apud Serv. Noethen, II, Liber Quaestio 53, p . ^ * Philippus Jongherjc..L bronnen op : MEYERUS CHAPUYS. Jhr. Dr. Ferd. vander Haegeen — grooten weten voor zijne gedienstigheid — heeft ons werken van MEYERUS, vermelding CHAPUYS geleerde hoofdbibliothecaris dat het boek, door Jon`oherijcx alle waarschijnlijkheid, is van GABRIEL CHAPUYS : secrets nature, het jaar 1584. Maar, ondanks de neerstige talrijke bereidwillige lettervrienden, en ons geleerd medelid Mr Victor Montague, opsporingen dienaangaande vruchteloos gebleken. secrets blijven tot nogtoe ons gesloten brieven. verhandeling van JORIS COLVENER is, tot nergens hand kunnen gelegd worden. - 95- moralis ... concinnata a R. P. HERM. BUSENBAUM ••• ",ueta a R. P. LA CROIX .•. Colonire. apud Noethen, 1719. Tom. Il, VI, Qurestio 53, p. 46. !Ié * * .Jongher~jc.\: geeft nog als bronnen op MEYERUS en CHAPUYS . .Jhr. Dr. Fel'd. vandel' Haeghen - wien wij groot en dank weten voor zijne gedienstigheid - heeft ons bericht dat hij, in de werken van MEYERus, geene vermelding heeft gevonden van den Kindbarenden man. Wat CHAPUYS betreft, de geleerde hoofdbibliothecaris van Gent denkt dat het boek, . — 102 - — Evenals de twee vorige was ook dit stuk voorheen de eigendom van het Diestsche begijnhof; het hoort thans toe aan bovenvermelden heer PHI-- LIPPEN. 4°) De vierde tekst (B) is een oude druk uit de XVIe of misschien uit de XVIIe eeuw (I). Hij bevindt zich in de afdeeling der handschriften van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, en is, als nr 7526, met een aanzienlijk getal andere handschriften samengebonden in een grooten bundel met omslag in rood leder, met de woorden Opera varia op den rug, en in den catalogus aangewezen als hs. 7524-55. Die tekst nu is gedrukt in plano, in twee kolommen van elk 38 regels; het vel papier meet 234 millim. hoog bij 385 breed; in het midden boven de twee kolommen, en met een ornament aan beide kanten van den eersten regel (die met grootei letters is gedrukt), leest men het volgende opschrift : Hier nu volcht den oorsftronck hoe die Be- II ghijnen jerstwerf op gheconten zijn ieder j= Heyligher Kercken. Deze tekst illustreert een daarboven staande plaat, die 273 millim. hoog is bij 390 breed (iets breeder dus dan de druk). Op die gravure worden de personages voorgesteld, van wie de legende spreekt. Op den (i) Dit stuk is het « imprimé flamand » door TERWECOREN, op. cit., blz. io8 bedoeld; het « manuscrit latin >, waarvan hij, gewaagt (ibidem), is de vijfde tekst, dien ik als C aanduid. - 103 voorgrond, in het midden, staat de vermaarde doctoor in beyden rechten der Praagsche Universiteit, met den mijter op; aan zijne rechterhand zien wij den koning van Bohemen, met de kroon op het hoofd en den scepter in de hand; aan zijne linkerhand bevindt zich de koningin, met den langen mantel der begijnen gekleed; in de rechterhand houdt zij eene beurs met geld vast, in de linker haar driehoekig schild : een « wit velt » en daarop een « roosen hoeyken »; aan hare voeten ligt hare kroon. Aan den rechterkant van den koning, een weinig achterwaarts, bemerken wij den zoon des konings, die het wapen van zijnen vader draagt, namelijk een driehoekig schild met een struik waaruit drie leliën opschieten (I), terwijl links van de koningin en evenzoo een weinig meer naar achteren de twee dochters staan, gekleed als hare moeder : in de eene hand hebben beide een boek; met de andere houden zij aan een lint haar eigen schild vast, dat, zooals de tekst verklaart, « half na tsvaders schilt ende half na tsmoeders schilt » was. Op den achtergrond, in de verte, rijst het begijnhof; in het midden de kerk, rechts en links de woningen. Het heele begijnhof is omgeven door een muur ; uit de poort, die (t) Zooals dit schild daar afgebeeld wordt, komt het niet heelemaal overeen met de beschrijving er van in den tekst, volgens welken « des conincs schik had een swert velt met drie wine Leliën op een struyxken ». 1[ 04 toegang verleent tot die kleine vesting, ziet men ee n begij ntj e tre de n . Die plaat maakte oorspronkelijk geen geheel uit met den druk ; zij werd er boven opgeplakt. Geen van de twee stukken bevat eene aanwijzing over de herkomst er van. Een watermerk is in het papier niet te zien. Te midden van de plaat, onderaan, komt een cartouche voor, waarin men het monogram van den etser zou verwachten ; maar het ontbreekt. Aan den voet van den tekst, die met groote, zoogenaarnde gotische letter gedrukt is, staat met gewone romeinsche letter : Respexit humilitatem ancillce suce. Kan dit ons wellicht op het spoor brengen van den drukker? Neen toch; die woorden slaan eenvoudig op eene plaats uit den tekst zelf, nl. op hetgene wordt medegedeeld in de eerste regels van dezelfde kolom. Het schijnt althans zeker dat de gravure niet opzettelijk voor den druk werd vervaardigd; blijkbaar is zij niet het werk van een Vlaamschen kunstenaar, maar waarschijnlijk is zij ontstaan in de provincie Luik of nog meer oostwaarts. Naar het oordeel van een bevoegden kenner, zou zij uit omstreeks het midden der XVIe eeuw dagteekenen (1). (t) Ik dank die inlichtingen aan den heer P. HYMANS, conservator der Koninklijke Bibliotheek te Brussel, aan wien de gravure werd voorgelegd. De heer HYMANS meende, dat er in die plaat ook sporen zijn van invloed van Italiaansche ktmst. Het stuk is, volgens hem, onbekend en werd tot nog toe nergens beschreven. \gij-fde tekst eindelijk C) een Latijnsch dat insgelijks op de Bibliotheek bewaard bundel het, als nr 75 25, voor het den ouden druk (i). bestaat uit acht blaadjes, metende bij ongeveer 155 breed; eerste en de voorkant van het zevende de legende ; overige is onbeschreven. schrift dagteekent dit handschrift de XVIe eeuw. De tekst is zeer duidelijk, afschrijver heeft zich nog al eens vergist; woorden doorgehaald, den rand of boven de regels bijgeschreven, titel luidt als volgt : Primaria ynstitu tione Beg liynarunt jj quomodo nonnen jj sortitce sust. weten zeer goed waar de inhoud van Immers, tusschen opschrift den tekst, staat rechts in den rand volgende lezen : mst° (d. i. manuscripto) jj yacobi jj post Onufthri[j^ 811 dus over- (t) Behalve deze twee hier vermelde stukken, bevat de bundel nr 7524- derde betreffende den oorsprong der begijnen. komt daar als nr 7524; het is een papieren handschrift van t 2 De inhoud opgegeven : ac fundamenta ll sancta Begga Brabantice deronstratur fundatrix beginarurn. heeft maken met onze - 1°5- 5°) De \-ij-fde tekst eindelijk (C) is een Latijnsch handschrift op papier, dat insgelijks op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevvaard wordt. In den bovenvermelden hun del is het, als nr 7525, onmiddellijk vóor het stuk met den ouden druk gebonden (I). Het bestaat uit acht blaadjes, metende 200 millim. hoog bij ongeveer 155 breed; de zes eerste en de voorkant van het zevende bevatten de legende; het overige is onbeschreven. Blijkens het schriftdagteekent dit handschrift uit de XVIe eeuw. De tekst is zeer duidelijk, maar de afschrijver heeft zich nog al eens vergist; op elke bladzijde zijn \voorclen doorgehaald, andere in den rand of boven de regels bijgeschreven, enz. De titel luidt als volgt: De Primaria JnstitutioJlc Beghynarum 11 et quo111odo nomen Beghijna II sortda; sImt. Wij weten zeer goed waar de inhoud van dit handschrift vandaan komt. Immers, tusschen het opschrift en den tekst, staat rechts in het volgende te lezen: Ex 111Sto manuscripto) libro 11 S. Jacobi Leodii Ii vitam Omtphri[i] 11 in 8 '" in charta. Deze legende werd dus over- I) Behalve dezê twee hier vermelde stukken, bevat de n' 7524-55 er nog een derde betreffende den oorsprong der begijnen. Het komt daar in voor als n' 7524; het is een papieren hand. schrift in 4° van 12 bladen, en werd geschreven in 1627. De er van wordt als volgt opgegeven: Probationes ae fundamenta 11 quibus sancta Begga 11 ducissa Brabantice 11 demonstratur fudatrix beginarum. Het heeft echter niets te maken met onze legende. -- 106 geschreven uit een handschrift dat deel uitmaakte van de boekerij van het bekende S. Jacobsklooster te Luik. Dit Luiksche handschrift nu is hetzelfde dat beschreven wordt als I 77 in den catalogus van die boekerij, welke catalogus thans oo.k te Brussel berust (nr 1 3993), en bevat de Suinmcr omnium II quce in inferiori bibliotheca Sti yacobi (^ continentur ordine quidem alphabetico (1). O p bl z. 33 van die lijst wordt de inhoud van dit handschrift. 177 aldus nader aangewezen : ... Item fol. 8 Vita sancti Onufrij quc explicit tag. ante Mint. 22 et tunc Aug. ad Vincentium &na-- tistum sic scribit... Item fol. 32 de fierriculo veligio-- sorum qui post ingressum religionis volunt se intromittere secularibus negotiis. Item fol. 36 de ftrtmaria - instttutione beguinarum et quomodo nomen beguine sortitce sint. Item fol. 42 de ijs qui volunt caaere fugam, enz. Twijfel is dus niet mogelijk (2). Nog eene andere mededeeling treffen wij aan in het Brusselsche afschrift. In den rand links, tegenover de andere aanteekening, lezen wij het. volgende : Hoc ipsuilt Nabes fi hic impress= fl an-- (t) Over dezen catalogus die, niet voor 1667, door Nicolaus Bouxhon werd opgesteld, zie S. BALAU, La Bibliothèque del'abbaye de Saint-Jacques, ez Liège, in de Compte rendu des seances de la Commission royale d'histoire, dl. LXXI (1902), blz. 38. (2) De bibliotheek van de adbij van S. Jacob werd, zooals men weet, op het einde der XVIJIe eeuw verkocht. Wat er van het handschrift 1 77 geworden is, ben ik niet kunnen te weten komen_ -- 107 -- driee. De copiïst van het Latijnsche stuk kende dus eenen Vlaamschen druk van dezelfde legende. Welke was deze ? Geen andere, denk ik, dan de hierboven (onder 4°) beschrevene. De bundel, waarin deze twee stukken met een groot aantal andere werden samengebonden, heeft voorheen toebehoord aan de boekerij der Bollandisten; en die bundel wordt reeds in de XVIIIe eeuw vermeld als bevattende het Latijnsche handschrift en den Vlaamschen druk (1). Trouwens, de zin der bondige aanteekening laat geen andere uitlegging toe. Boven heb ik er met een enkel woord op gewezen, dat uit de werken van sommige geschiedschrijvers blijkt dat zij met onze legende beken& waren. In het Gheestelyclz Palays Beggyn-hoven ELIAS VAN SINTE TERESIA, dat den carmeliet F. in 1628 verscheen (2), lezen wij, op blz. 2-3, het t) CORN. SMET, Belgii, 105, — legende vermeldende — schrijft :. museo Bollandiano Manuscriptum Latinum, folium Flandticá lingua datum, ubi multo illustrior et mirabilior earumque nominis origo perhibetur verwijzing van E. TERWECOREN stukken p1.) daaraan (2) der Beggyn -dry Boecken• verdeylt By Pater SINTE TERESIA, Caryneliet Discals van Antvverpen. Verdussen - 107- drieG. Latijnsche stuk kende druk yan dezelfde legende. vVelke deze? Geen andere, de 4°) beschrevene. De bundel, een groot aantal \verden samengebonden, heeft voorheen boekerij der Bollandisten; en de XVIIIe eeuw vermeId bevattende het Latijnsche handschrift Vlaamschen (r). Trouwens, de zin uitlegging een enkel woord op gewezen, uit de werken van sommige geschiedschrijvers zij met onze legende bekend Gheestelyek Palays der Beggyn-hoven van. den carmeliet F. ELIAS VAN SINTE TERESIA, r628 2), op blz. 2-3, het (I) Namelijk door CORN. S~IET, in de Acta SS. Belgz'i, dl. V (1789), blz. 105, waar hij - onze legende vermeldende - schrijft: « Exstat in museo Bollandiano Manuscriptum Latinum, item folium Flai1dlicà Jinguà typis datum, ubi multo illustrior et mirabilior Begginarum, earumque nominis OIigo perbibetur >. De latere verwijzing vau E. TERWEcoREN naar dezelfde stukken (t. a. pl.) is voorzeker daalaan ontleend. Het gheestelyck Palays der Begg)'n-hoven In dry Boeeken' verde)·lt ..... By een vergadert door den Eerweerdigen Pater F. ELIAS VAN !:>INTE TERESIA, Carmclid Discals 11an Antvverpen. 't Hantvverpen, By Hieronymus Verduósen ... anno 1628. - 108 - volgende : « Ten tweeden van desen naem is -< eertijdts in sommighe nederlantsche steden een « fabel ghedrukt gheweest, luydende dat sekeren « Coninck in Bemerlandt een huysvrouwe hadde « geheeten Beatrix, een dochter weduwe genaemt « Ghiselgundis, ende een dochter Maghet met A name Nazarena. Welcke begherende tot Godts -« dienst een nieuwe maniere van leven te stichten, hebben bij een vergadert veel maeghden • ende vrou-persoonen die woonen souden in • hondert cellen, ende een ieghelijcke van haer « ghenoemt wesen Beghina, naer de dry eerste « syllaben van de namen Beatrix, Ghiselgundis, • ende Nazarena voorseyt » (1 . In het daarop volgend jaar schreef P. COENS zijne Disquisitio historica de origine Beghinaru tn et Beg hinagiornm Belgii (2) ; evenals de voorgaande schrijver, wiens werk hij kent en her- (i) Dat de heele geschiedenis werkelijk een fabeltje is en geen geloof verdient, wordt door den schrijver als volgt betoogd « Dan hoe suspect dat dit versiersel is, niet alleen den autheur selfs te kennen gheeft, als hy noch sijnen naem, noch plaetse des drucks, Datum noch approbatie by sijn historie en heeft dorven stellen; maer wort oock gansch onwaerachtigh bewesen, als daer by staet, dat des Coninghs sone, die daer over stemde eenes Doctor was inde universiteyt van Praghe, daer nochtans eenighe hot,derde jaren eer de studie inde voorseyde stadt was begonst, .op diversche plaetsen Beggijn-hoven zijn ghevonden > (p. 3). (2) Disquisitio Historica de origine Beghinarurn et Beghinagiarum Belgic:.. PETRI CoRNs... Leodii, apud Christianum Ouwerx.... 1629. -- 1 09 - haaldelijk aanhaalt, spreekt hij van een Vlaamschen druk en voegt er hij, dat die te Antwerpen of te Leuven zou verschenen zijn. Hij zegt nl, op blz. 5 : « Refert idem (d. i. LUMNIUS, waarover aanstonds) narrationem quandam fabulosam alibi colo eductam ac pridem Lovanij vel Antverpia typis evulgatam, de quadam Regina Bohemia Beatrix nomine, quae cum filiabus Giselina et Nazarena aedificassent habitationes sibi et pluribus alijs virginibus, quibus nomen Beghina, compositum ex tribus initlallbus syllabis nominum dic-- taruni fundatr icum, fuisset attributum : quant narrationem tanquam nier è fictitiam merit6 rejicit et refutat » (z). Uit deze twee plaatsen mogen wij afleiden, . dat de schrijvers niet het Latijnsche verhaal, maar enkel de Vlaamsche redactie kennen. Doch welken druk hebben zij op het oog? Men mag onderstellen dat zij den ons bekenden tekst bedoelen; doch de mogelijkheid is niet uitgesloten dat er nog een andere bestaan heeft. De tweede mededeeling is nog in een ander opzicht van belang. Immers, wij vernemen daar, dat COENS de legende over den oorsprong der begijnen niet alleen in het Gheestelyck Palays der Beggyn -hoven heeft aangetroffen, maar nog bij (I) Over de in deze aanhaling voorkomende woorden : narrationem quandam fabulosam alibi colo eductam » enz., zie beneden p. II5, noot I. F. LUMNIUS of VAN LUMMEN (I). Een van LUMNIUS over de begijnen is niet zoodanig een zal niet althans COENS verwijst een handschrift, hij ook op andere plaatsen in zijn (b. v. blz. daarin zal vermoedelijk de der twee koningsdochters overal elders zij handschrift van LUMNIUS is mij evenmin iets naders die met onderzoek den oorsprong der begijnen (i) J. FRED. LUMNIUS (of LUMMEN) was pastoor van het Antwerpsch begijnhof. In de Biograjihie nationale 57 2) worden van hem Latijnsche vier Vlaamsche waarin over de begijnen begijnhoven gehandeld wordt. COENS p. : « studio inquirendae veritatis... excitatus fui, argumentum resumendum, in hac materia, ante hac, praeterquam à praelicto D. Lumnio lib. S. et M. Guilielmo Canonico Martini qui inter alia brevem tractatum scripsit de origine Beghinarum (cuius exemplar antiquum S. in archivis Beghinarij Leodien. asservatur, infra suis proferetur) à quoquam professo, quod sciam, tractata, ex variis Authoribus et antiquis munimentis collegi », enz. --- Wij vernemen uit deze woorden ook, dat COENS nog een heeft gebruikt, dat van den Luikschen kanunnik .G. FANIUS FANNIUS) der begijnen, de bewuste legende? Waarschijnlijk niet, ten Latijnsche er van niet ; zou anders COENS er gewag van gemaakt hebben? Van dezen FANNIUS zijn verschillende werken bekend (vgl. Bios r. 880), doch geen dat de begijnen handelt. - 110 - J.-F. LUMNIUS of VAN LUMMEN (I). Een gedrukt werk van LmINIUS oyer de begijnen is mij niet bekend, en zoodanig een zal waarschijnlijk niet bestaan; althans COENS yenvijst naar een handschrift, dat hij ook op andere plaatsen in zijn werk (b. v. blz. 61) aanhaalt (2); daarin zal vermoedelijk de naam van eene der twee koningsdochters Giselina geluid hebben; overal elders heet zij Ghiselgundis. Over een handschrift van LUMNIUS is mij evenmin iets naders bekend. Andere gelijktijdige schrijvers, die zich met het onderzoek naar den oorsprong der begij nen I) J. FRED. LUMNIUS (of VAN LUMMEN) (1533-1602) was pastoor van het Antwerpscb begijnbof. In de Biographie nationale (XII, 5ï2) worden van hem vier Latijnsche en vier Vlaam,che werken vermeld, doch geen waarin over de begijnen of begijnhoven gehandeld wordt. (2) Ziehier wat COENS zegt, p. 2 « Quare eodem studio inquirend~ veritatis ... exr.itatus fui, ad argumentum istud resumendum, et quid in hac materia, satis obscura, et ante hac. pr~terquam à pradicto D. Lumnio lib. M. S. et M. Guilielmo Fanio Canonico D. Martini Leodien, qui inter ali~ brevem tractatum scripsit de origine Begbinarum (cuius exemplar antiquum M. S. in archivis Beghinarij Leodien. asservatur, et infra suis locis proferetur) à quoquam ex professo, quod sciam, traetata, sentiendum sit, ex variis Aulhoribus et antiquis munimenti, collegi », enz. - 'V ij vernemen uit deze woorden ook, dat COENS nog een tweede hs. heeft gebruikt, nl. dat van den Luiksehen ]{3nunnil, .G. FANIUS (of FANNIUSl over den oorsprong d~r begijnen. Bevatte dat ook de bewuste legende? Waarschijnlijk niet, ten minste de Latijnsehe redactie er van niet; zou anders COENS er geen gewag van gemaakt hebben? Van dezen FANNIUS zijn verschillende bekend (vgl. Biogr. nat. VI, 880), doch geen enkel dat over de begijnen handelt. bezig gehouden, als PUTEANUS, J. RYCKEL, reppen geen woord over (I); daarentegen wordt het later wel de levensbeschrijving der H. C. SMET reeds weten, Vlaamsche (B) en de Latijnsche (C) redactie inhoud er van bondig navertelt en dat het zijn « merke nugae is nu de onderlinge verhouding van de teksten die ons bekend zijn ? Wat vooreerst drie uit Diest), zij komen om zoo te zeggen woord met elkander overeen (3); de afwijkingen betreffen enkel de of, maal, en afgezien van der woorden (b. v. a en c « nempt »« nemt »). hetzelfde origineel (A). De tusschen heeft voor welke die t) Ik moet er bijvoegen dat ik niet begijnen geschreven om na gaan schrijvers van het bestaan van onze legende kenden niet. hierboven (107, aanteek. t) vermelde plaats der Ada SS. Bel' ii. uitzonderingen : b « », « crans »; a en c .« anderen... menschen », terwijl in « anderen... menchen »; a, b « », « een wit velt v, - 111 - hebben bezig gehouden, als E. PUTEANUS, J. G. VAN RYCKEL, enz., reppen geen woord over ons verhaal daarentegen wordt het later wel vermeld in de levensbeschrijving der Begga, door C. SMET (2), die, zooals wij reeds weten, de Vlaamsche (B) en de Latijnsche (C) redactie kende, den inhoud er van bondig navertelt en besluit dat het zijn «merce nugce » . Welke is nu de onderlinge verhouding van de verschillende teksten die ons bekend zijn? \Vat vooreerst a, b en c aangaat (de drie hss. uit Diest), zij komen om zoo te zeggen woord voor woord met elkander overeen (3); de onderlinge kleine afwijkingen betreffen enkel de spelling of, een enkele maal, en afgezien van een paar dialectische verschillen, den vorm der woorden (b. v. a en c « nempt », b « nemt »). Alle drie zijn copieën van hetzelfde origineel (A). volledige overeenstemming er tusschen heeft voor gevolg, dat het vrij onverschillig is welke van die (I) Ik moet er bijyoegen dat ik niet alle werken die over de begijnen geschreven werden, heb onderzocht om na te gaan of de schrijvers er van het bestaan van onze legende kenden of niet. (2) Op de hierboven (blz. 107, aanteel.. I) vermelde plaats derActa SS. Belgz'i. (3) Op die woordelijke overeenkomst zijn maar drie !1itzonderingen: b « roosen hoet >, tegenover a en c • roesen crans.; a en c -c den anderen ... menschen >, terwijl in b « voel anderen ... menilchen »; a, b met eenen witten velde >, c « was een wit velt >. wordt afgedrukt; van de twee volledige a, a, b, c wij dadelijk dat de inhoud van de beide neerkomt, maar dat uitvoeriger Die grootere uitvoerigheid is te wijten verklaringen begin stuk, waar beyden » worden), . vooral aan eenige nieuwe bijzonderheden, bij C aantreffen. sommige ondergeschikt belang stemt B met niet overeen; alzoo is in A de vermaarde godgeleerde universiteit « eens conincks van Griekenlande » (wat wij C lezen),. in B- daarentegen « eens groots edeln,ans sone wt van Griecken » . Aan slot komt bij stichte.lij-ke beschouwing het ontbreekt. Latijnsche tekst is verreweg de uitgebreidste ; ook heel veel, dat in de Vlaamsche voorkomt. « doctor in iure en « magister in medicinis » aan te en er behandeld wordt; twee prinsessen op hem verliefd geraken ; daarvoor lang daarvan vernemen wij geen Ook - 112- teksten wordt afgedrukt; van de twee volledige heb ik a, den oudste, gekozen. Vergelijken wij voorts B met (of A), dan bemerken wij dadelijk dat de inhoud van de heide redacties op hetzelfde neerkomt, maar dat B uitvoeriger is. Die grootere uitvoerigheid is te wijten aan eenige noodelooze uitweidingen of verklaringen (aldus o. a. in het begin van het stuk, waar de « beyden rechten » nader omschreven worden), maar vooral aan eenige nieuwe bijzonderheden, welke wij ook allemaal bij C aantreffen. In sommige zaken van ondergeschikt belang stemt B met A niet overeen; alzoo is in A cle vermaarde godgeleerde der Praagsche universiteit« eens coni ncks sone van Griekenlancle » (wat wij ook in C lezen), Bdaarentegen « eens groots edeln~sone wt den lande van Griecken ». Aan het slot komt bij A eene stichtelijke beschouwing voor over het geluk der begijnen, die in B on! breekt. De Latijnsche tekst is verreweg de uitgebreicl'ste; hij bevat ook heel veel, dat in de Vlaamsche redacties niet voorkomt. Hoe de « doctor in utroque iure» en « magister in medicinis » aan het Hof te Praag komt en er behandeld wordt; hoe de twee prinsessen op hem verliefd geraken; hoe hij hare liefde versmaadt en hoe hij daarvoor tien jaar lang in de gevangenis moet doorbrengen, gedurende dewelke hij de koningsdochters tot het kloosterleven bekeert: daarvan vernemen wij geen woord in de Dietsche vertelling. Ook het ontstaan — 113 — begijnhof wordt in anders medegedeeld, plan te worden hare dochters reeds De geestelijke vergadering de goedkeuring der geestelijke d. i. den bisschop en -al die bisschop komt te Op zijn doodsbed deze, dat men « doctoor » en « magister Vlaamsche wordt beroemden « tegen geschonken, voor iemand aan aan denkt zich aan den dienst — tweede gedeelte van treffen wij ook groote verschillen aan. De vornamste bijzonderheid is het avontur aan na de straf hem door « mannen » toegediend, als boetpleging wordt opgelegd het begijnhof geenszins zooals in B, van een lang te voren beraamd plan door kan uitvoeren, als zijn is den zoon zelven vernemen wij in ,C meer, en namelijk, iets over de vele terwijl den koster van het zou dienen de vergelijking te zetten ? Een oppervlakkige beschouwing - Il3 - van het begij nhof wordt in C anders medegedeeld, evenals wij daar hooren dat de koningin het plan eerst opvatte begijn te worden nadat hare doch~ ters het reeds waren. De geestelijke vergadering wordt opgericht met de goedkeuring der geestelijke overheid, cl. i. den bisschop van de streek en is al in vollen bloei, eer die bisschop komt te sterven. Op zijn doodsbed verzoekt deze, dat men tot zijnen opvolger onzen « doctoor » en « magister » zal kiezen; in de Vlaamsche redactie wordt aan den beroemden « doctoor » een bisdom tegen zijnen wil en dank geschonken, voor iemand aan 's konings hof er aan denkt zich aan den dienst van God te wijden. - In het tweede gedeelte van het verhaal treffen wij ook groote verschillen aan. De voornaamste bijzonderheid is het avontuur van den koning, aan wien, na de straf hem door de twee « zwarte mannen» toegediend, als boetpleging voor zijn euveldaad wordt opgelegd afstand te doen van den troon en koster in het begijnhof te worden. Er is dus geenszins spraak, zooals in A en E, vaneen lang te voren beraamd plan door den koning, dat deze maar kan uitvoeren, als zijn zoon oud genoeg geworden is om hem op den troon op te volgen. Over den zoon zelven vernemen wij inC wat meer, en namelijk, iets over de vele wonderdaden die geschieden terwijl hij, na den dood van zijn vader, op zijne beurt koster van het begijnhof geworden was. Doch waartoe .zou het di.enen de vergelijking voort te zetten? Een oppervlakkige beschouwing — 114 — is voldoende om ons toe te laten te besluiten, dat A en B onderling zeer nauw verwant zijn, en dat wij voor beide een gemeenschappelijken grond-. tekst (x) mogen aannemen ; A is ten slotte maar een bekorting van dezelfde redactie, naar welke B werd gedrukt. Het komt mij niet zeer waarschijnlijk voor dat A en B op hunne beurt ook eene bekorting van C zouden wezen, bekorting waaruit men alles zou verwijderd hebben wat eenigen aanstoot kon geven aan de devote begijntjes. De afwijkingen zijn te groot, en ik zie niet goed in, waarom zoo vele zaken zouden weggevallen zijn, die volstrekt geen ergernis konden wekken, maar veeleer stichten. En voorts : welke van de twee redacties, x of C, is de oorspronkelijkste ? In plaats van x aan te zien voor een beknopter bewerking, mogen wij omgekeerd C niet voor een latere uitbreiding houden van een oorspronkelijk kort verhaal, dat men wou verfraaien en waarvan men elke bijzonderheid wilde motiveeren ? Het een zoogoed als het andere is mogelijk; geen van beide kan, dunkt mij, voldoende bewezen worden, zoolang geen nieuwe redactie wordt ontdekt. Wat er ook van weze, of het Latijnsche verhaal dat wij hebben, oorspronkelijker is of niet dan een kortere, ons niet.overgeleverde, redactie, de vraag naar de herkomst van die legende is daarvan onafhankelijk. Ik geloof niet, dat ons ver— 115 --- is z); de teksten zouden dan de vertaling wezen (Latij nsch ?) buiten de grenzen in Duitschland wellicht, geschreven « vernaemt doctoer », zoon den koning Griekenland, de van « », de koningin twee dochters, zij behooren rijk van de fantasie. is evenzoo de beschrijving der schilden een Honderdcellen in omstreken Praag bestaat de « Sirienscher tale » verklaring van den naam onaardig gevonden; wat de oorsprong is en de van en de « falie » of der begijnen, wordt ten slotte die legende niet zijn. Praag werd in 1348 opgericht; een quem. de XIVe, eeuw ontstaan misschien zelfs eerst in de XVIe. (t) mag men ook opmaken uit de woorden van P. CoENS, 509, aangehaald : narrationem quandam fabulosam colo eductarn » fabeltje en Antwerpen te Leuven gedrukt. minste ik goed ben ingelicht. Aan het oude Centurn 6, 3 t ), Centzm Rome) niet te cele - IIS -- haaltje op Vlaamschen bodem is ontstaan (I); de Dietsche teksten zouden dan de vertaling wezen van een (Latijnsch?) stuk, dat buiten de grenzen van ons land, in Duitschland wellicht, geschreven werd. In elk geval, de « vernaemt doctoer », zoon van den koning van Griekenland, de koning van « Bemerlant ", de koningin met hare twee dochters, zij behooren allen tot het rijk van de fantasie. Fantastisch is evenzoo de beschrijving der schilden van de drie vorstelijke personen; een Honderdcellen in de omstreken van Praag bestaat niet (2), evenmin als daar de « Sirienscher tale " gesproken werd. De verklaring "an den naam Beghina is niet onaardig gevonden; wat de oorsprong is en de beteekenis van den vorm en de kleur der « falie" of mantel der begijnen, wordt ook op vernuftige wijze verteld. Zeer oud kan ten slotte die legende niet zijn. De universiteit te Praag werd in 134-8 opgericht; dat is een terminus post quem. Niet in de XIVe, waarschijnlijk eerst in de XVe eeuw zal zij ontstaan zijn; misschien zelfs eerst in de XVIe. I) Dat mag men ook opmaken uit de woorden van P. COENS, hierboven, blz. 109, aangehaald: c narraLionem quandam fabulosam alibi colo eductam • enz., d. i. een fabeltje elders gesponnen, en onlangs te Antwerpen of te Leuven gedrukt. (2) Ten minste als ik goed ben ingelicht. Aan het oude Centum cellae (Plin. E. 6, 31), noch aan het tegenwoordige Cen/um alle (nabij Rome) zal wel niet te denken vallen. van vol- Bende zoo getrouw mogelijk, de voorkomende afkortingen, van eenige leesteekens, het onderscheiden en (I). vierkante haakjes gezet, alle veranderingen in den oorspronkelijken met gedrukt, alsmede met der bladzijde, de lezing handschrift. van C valt er niets mede te van B geen aanleiding tot (2). De uit Diest vertoonen « » lange mecsel), andere, die tot de Noordelijke en Oostelijke behooren busdok (cfr. J. Mittelndl. SSrachlehre, § 67), voele (ibid., § 51), bonnen (VAN HELTEN, 1VInl. Spraakk.. § 342 J. H. KERN, Serm., § 164); opmerkenswaardig het betrekkelijk en aanwijzend pronomen dieet' (= dier) dien), t)'Zerkwaardige palaeographische eigenaardigheden vertoonen de hss. niet. In het Lat. stuk komen geen afkortingen voor; in de Dietsche geene andere dan de gewone voor na, n, er; nog nz (= (= (= met). (2) Er valt enkel te wijzen op den Brabantschen vorm ghevuech t. - II6- De tekst van a, B en C vindt men op de volgende bladzijden afgedrukt, zoo getrouw mogelijk, met oplossing van de voorkomende afkortingen, het plaatsen van eenige leesteekens, het onderscheiden van v en u, enz. (I). Bijgevoegde letters of woorden zijn tusschen vierkante haakjes gezet, en alle veranderingen in den oorspronkelijken tekst met cursieve letter gedrukt, alsmede met opgave, aan den voet der bladzijde, van de lezing van het handschrift. Over den tekst van C valt er niets mede te deelen; die van B geeft ook geen aanleiding tot opmerkingen (2). De handschriften uit Diest vertoonen eenige dialectische eigenaardigheden. Een paar woorden met « umlaut }> van lange a komen voor (meechden, mecse1), alsook eenige andere, die bepaaldelijk tot de Noordelijke en Oostelijke dialecten behooren : busdom (J. FRANCK, Mittelnd1. SPrach1ehre, § 67), voe1c § 51), honnen(cfr. W. HELTEN, Mn1. Spraakk .. § 342 en J. H. KERN, Limb. Serm., Inleiding, § 164); opmerkenswaardig ook zijn de vormen van het betrekkelijk en aanwijzend pronomen dieer (= en dieen (= dien), welke in a en c voorkomen. Dat (I) Merkwaardige palaeographische eigenaardigheden vertoonen niet. In Lat. stuk komen g~en afkortingen voor; Dietsche geene andere dan de gewone voor m, n, er; voorts nog nz (= niet), dz (= dat), mz (= met). (2) valt enkel te wijlen op den Brabantsehen vorm ghevuecht. — 117 — alles schijnt er op te wijzen, dat de oorspronkelijke redactie (A) in Limburg, aan den blaaskant, geschreven werd. Alvorens te eindigen, ben ik een woord van dank verschuldigd aan degenen die mij bij deze korte mededeeling met inlichtingen of anderszins hebben geholpen, inzonderheid aan mijn vriend en ambtgenoot Prof. Dr. W. DE VREESE te Gent, en den eerw. heer L. PHILIPPEN, onderpastoor te Hombeek, die mij met de meeste bereidwilligheid het handschrift a ter uitgave heeft overgelaten en mij door het bekend maken van sommige bijzonderheden heeft verplicht. 3 r°. Dil es dal beginsel ende oersj5ronck fl der vergaderinghe der devote? beg hinen EI ende desbeg hi nhoefs. is weten dat stadt van Praghen, doctoer, was seer ghemint sijnre grooter clerigij en . Soe sijn fame sijnen goeden hij busdom coninck met sijnre familien werdighen seer onderdanich in aliendinghen, hij coninck coninghinnemet bekeerde vander tot oeck coninc sijn twee susteren volgde, die Dese werdighe - buscop seer bescheijden van sijnen wercken; een buijten mueren van Praghen met scoenre kercken vo. ende daer die coninc namaelscusteren voert tijmmeren hondertich oft huijsen. Dese vergaderinghe hadde vier devoten dienst na qivam coninghijnne twee oversten deser busscophonnen vier dinghen. Ten hij deser (t) van a; vgl. boven blz. 99- t oo. — De titel is roden inkt geschreven. Fol. 5 rO. Dit dat oersprollck I de? der devoter beghillcll 11 ende des beghijllhoifS· Het is te weten dat inder stadt van Praghen, int conincrijck van Bemerlant, lach ter scolen een seer groot vernaemt doctoer, eens conincks sone van Griekenlande. Dese werdighe man was seer ghemint overmits sijn goet leven ende sijnre grooter clerigijen. Soe dat sijn fame ende sijnen goeden name voer den coninck quam ende hij beviel hem alsoo dat hij hem een busdoll1 gaf teghen synen wille ende danck. Dese coninck met sijnre familien was desen werdighen man seer onderdanieh in allen ding hen, soe dat hij den coninek ende die coninghinne met haren twee dochteren bekeerde van der weerelt tot een gheestelijcken leven ende namaels oeek den ionghen eoninc die sijn twee susteren na volgde, daer die een weduë af was ende die ander maghet. Dese werdighe buseop ende doctoor was seer beseheijden van sijnen werclzen; soe ordineerde hij een bequame stadt buijten den mueren van Praghen met eenre seoenre kereken 5 voo ende v priesteren iI daer die eonine ende syn sone namaels ClIsteren af waren. Ende voert dede hij daer tijm meren hondertieh wooninghen oft huijsen. Dese vergaderinghe hadde alle daghe drye oft .vier missen ten minsten ende daer toe noch anderen devoten dienst der kercken. Hier na quam die coninghijnne ende haer twee dochteren metten oversten van des er vergaderinghen totten busscop honnen vader, begheerende van hem vier dinghen. eersten dat hij dieer steden van deser vergaderinghen eenen naem soude gheeven. Ten anderen mael hoe dat (I) Tekst van hs. a; 100. - titel is met raoden inl cum desideravit invilavitque ipsum ael sedessit in Ill,"nsa regis circa filie due in rnensa in fuit vidua, secunda virgo, U na voeabatur Ghyselgundis, alia N azarena mater nuncupala est. Filie regis oeulos iniecerunt in Post regis filie de affeetione qua ad fiere. ~'Iater quesi vit 11 eaussam meslitie i V'. (1) Eerste been der 11 nog zichtbaar. (~) De h boven de g bijgeschreven. (3) Tektst hs. C; zie hierboven \05. - 126 et fletus earumdem; una respondit : Ego libenter ipsum in inaritum haberem; secunda idem aileratit. Mater exinde tristis effecta est quia si dedisset primam filiam secundam perturbasset. Nescit quid elig,eret, nam dilexit utrasque. He vero due eius filie die noctuque lachrijmabantur. Regina itaque perpl .exa cogitavit intra se quid in huius rei articulo foret agendum ; proposuit itaque hec et alia quedam ipsi regi. Rex respondit : Iste magister est filius, regis, sapiens valde, speciosus et probus ; placeret optime mihi si ipsum in progenie nostra habei emus ; filiam utique unam de nostris sibi traderemus. Diversi modo cordibus suis angustiabantur, nam si cum prima contraheret, reliqua pre mestitia interiret. Deliberatione matura premissa in hoc resoluti sunt, ut causam hans magistro ad se cor..vocato proponerent quid ipse super huiusmodi facto consuleret; nam prudens valde et industriosus ab eis indicatus est. Magister hec audiens plurimum mirabatur nec aliquam filiarum regis affectabat quia reginam coelorem dominamque angelorum dilexit super omnes mulieres, cuius sponsus a retroactis iam longe temporibus exstitit. Et respondens regi dixit : Mi domfine rex, reginam quandam habeo in sponsam, cuius filie tue et regina non sunt digne esse pedisseque. Rex vero et regina turbati sunt valde et non intellexerunt quod 2 ,o. Mariam Virginem haberet in reginam et II sponsam speciosam. Dixerunt itaque ei : Cur audes talia fari in conspectu regis et regine ? Revoca verba tua aut in carcere morieris. Ait its : Sponsus sum regine unius et in tali honore constitutus, quod vos eritis adhuc familiares sub iugo meo ut servos sub domino et filius sub patre; regina quoque vestra cum filiabus vestris erunt ut ancille sub regina mea. Iratus rex misit eum ad carcerem, ubi sedebat decem annis. Filie regis semper fleverunt pre amore, sed magister semper fuit iucundus et hilaris quia virgo curialissima Maria ipsum optime visitabat. Filie regis vicissim una post aliam consuevere ad eum accedere ad carcerem -. 127 - explorando scií e ( i ) quidnam faceret, quibus semper narrabat quomodo deberent mundum contemnere et Christum jesum in sponsum assumere, sicut ipse matrem ejus virginem gloriosam Mariam in sponsam sibi eligerat benedictam. juvencule vero non tantum proficiebant in sermonibus magistri quod a rdenter coeperunt diligere _ jesum Christum et contemnere mundum, posuerunt etiam sirrzul intrare religionem ordinem scilicet et claustrum sanctimonialium. Dixerunt preterea lnatri : Ex quo non possumus habere magistrum hunc int:arceraturn filium videlicet regis, nullatenus aliquo modo volumus marijtari sed ambe simul intrare religionem volumus. Quibus mater (2) persuasit ne hoc facerent. Responderunt quod se mundo nequaquam vellent amplius conformare. Tunc mater audiens quod in tantum erant ad ordinem sanctimonialium affectionate exposuit regi filiarum suarunl intentionem sanctam. Rex vero virtuosus cordialiter ipsas dilexit nolens obviare ipsarum sancte voluntati. jussit igitur regine ut provideret eis de cenobio in quo religiose commensari et in sancto proposito feliciter Deo deservire valerent. Regina itaque perexit cum filiabus suis ad claustrum quoddam sanctimonialium ordinis gloriosi patris Benedicti proposuitque Abatisse filiarum suarum propositum. Illa vero respondit regine : Ne irascatur .queso, Domina, nostra regina quod petitionem suam pro nunc exaudire nequeo propter ordinis statuta et sanctorum patrum traditiones; quia habemus in sclipturis quod viduas acceptare non possumus quemadmodum est prima vestra filia, alia vero est illiterata, propter quod clausuram intrare non potest nec velari. Itaque regina commota (t) Het hs. heeft duidelijk silent, wat hier geen zin geeft. Er moet oorspronkelijk iets gestaan hebben met de beteekenis van « te weten komen ». (2) Het hs. heeft makister; doch het is niet twijfelachtig dat toren mater moet lezen wegens den zin. - 128 - supplicationem sibi suam fore negatam querulata est, Propterea rex egit ut prudens et regine respondit : Domina mea precarissima, quando fieri nequivit secundum Deum hoc ncquaquam cum filiabus attentare volumus, sed concilium investigabimus a sapientibus quo opus sit nobis in presenti articulo. Mox misero (I) nuncios versus Pragas ad rectorem universitatis qui valde providus fuerat nominatus, explicando sibi caussam filiarum suarum et expetendo super hoc negotio salubre concilium. Rector vero rescripsit sibi cedulam parvam brevibus verbis refectarn dicens : Vere stultus est qui fontem preclarum in domo sua obtinet et aquam turbatarn ad ultra marinas portos inquirit. Rex autem hod intelligens de magistro suo quern incarceraverat iam fere decennia quod sapientior et perspicacior esset omnibus, eduxit ipsum de carcere sciscitans quidnarn nunc faciendum persuaderet: filias etenim suas ipse despexit jam alium nolentes habere maritum sed ordinem aliquem intrare quem ingredi nequeunt, cum una sit vidua alia vero fuerit illitterata. Magister ait : Filie vestre de regali genere orte complexionis sunt tenere, laboris insuete, pisa fabasque comedere insolite, vigilare, ieiunare, orare in tantum ut alie moniales non valent. Unum consulo : edificetis eis capellam et domum extra civitatem ut nolentes in civilate vivere mundo, saltem extra portam quiete et solitudine vivant Deo. Hoc modo non obligabuntur ad. vigiIas nocturnas, ad grave ieiunium et labores eis intolerabiles et ad onera ipsis quodammodo importabilia. Cui rex : Ecce, labora tu pro edificio, procura eis licentiam ab episcopo et provide de ordinatione pro filiarum mearurn salute ut sint contente. Dabo tibi thesaurum pro edificio, liberaberis a carcere amicusque eris regis in perpetuum. Magister letatus in ys que dicta erant sibi equitavit ad episcopum proponens ibi (2) 11 quomodo viri qui seculo t) 11.s. misere. (2) Hs. propenen:v sib!, wat past. De van sibi is te wijten aan de slut-s van het voorgaande woord. - 128 - negatam querulata est. ut prudens et regine respondit : quando nequivitsecundum hoc nequaquam cum filiabus attentare volulIllIS, sedconcilium investigabillll1S opus nobis in presen ti articulo. Mox misero (I) rectorem universitatis qui valde pro- .l r'. vidus 11 fuerat nomll1aluo;, explicando sibi caussam filiarum expe\endo su per hoc negotio salubre concilium. vero rescripsit sibi cedulam par vam brevibus refectam Vere stultus est qui fontem indomo et aquam turbatam ad hoc intelligens quem fere decennio sapientior et perspicacior esset omnibus, eduxit carcere sciscitans quidnam nunc faciendum elenim despexit iam alium nolentes haberc maritlllll sed ordinelu aliqllclll intrare cum una sit vidua alia vero fuerit lVlagister ait : vest re de orte' laboris insuete, pisa fabasque cnmedere vigilare. ieiunare, orare ut nOIl valent. consulo : edificetis eis et domum extra nolentcs in civilate mundo, saltem extra portam in quiete et solitudinc vi\"ant Hoc modo non obligabuntur ad \'i~il;as grave et labores eis intoIcrabiles ipsis quodammodo importabili'l. Cui rex: labOI'a pro edificio, procura ei., licentiam ab ordinationepro filrarum mearum Dabo tibi thesaurum pro edificio, a carccre cris perpetuum. letatus in dictaerant sibi equitavit ad 3 "", cpiscopum ibi(11 quomodo secukr (I) IIs.1l,,'"CU. (!) Hs. propenens siM, wat kwalijk past. De s van siM is te wijten aan de slut,s V:ln het voorg1unde woord. - I29 -- abrenunciarent haberent refugium ad claustra monachorum ad serviendum Deo, virgines litterate ad conventus monialium, sed vidue corrupte, iuvencule illitterate non haberent locum ubi pro spirituali vita exercenda confugere possent. Sic breviter obtinuit ab episcopo locum extra civitatem et licentiam construendi ecclesiam ac domos in quibus virgines, vidue ac uxores cum licentia virorum suorum inhabitare possent, quandocunque ipsis displicet mundus, vanitas seculi et involutiones temporales, quandocunque Deus daret eis gratiam Deo in solitudine serviendi .spretis mundi pompis et ornatibus. Regina hec audiens gavisa et leta thesaururn innumera ,- bile assignavit ad manus illius magistri qui edificavit illic sollemnem ecclesiam in honore Marie virginis pulchram atque regalem, domum illic extemplo fabricavit pro regis a[c] regine filiabus in modum parvi conventus ubi ille intraverunt Christ() Jesu serviture. Regina ettemplo magnam tentationem habuit ibi cum filiabus suis moram trahendi Deoque serviendi, ac tam din petijt dominum régem quo licentiam ab ipso obtinuit illic se cum filiabus perpetuandi. Rex suscepit reginam suam ad manum et intravit ecclesiam ad imaginem Marie et filij in eius sinu residentis :. Ecce Jesu Christe, fili Marie virginis coeli regine, Deus mens et Dominus meus, dominam meam reginam trado tibi in sponsam cum duabus meis filiabus ac meipsum matri tue gloriose 11 virgini Marie in sponsum offero. Rogo, suscipe nos secundum eloquium tuum ut vivamus et non confundas nos ab exspectatione nostra. Adiuva nos et salvi erimus. Exinde recessit ad regendum regnum ; regina autem mansit in domo illa. Episcopus percepit reginam esse ingressam domum illam qui et matrem habuit viduam et etiam ingressa est domum illam. Sicque successive ingresse sunt domum illam quamplures virgines ac vidue, principisse, ducisse, comitisse ac alie plures divites mulieres. Sic ergo regina et alie mulieres cum concilio istius sapientis magistri fecerunt ce[n]- tum cellas seu parvas domos. Unaqueque domus habuit — 130 suam coquinam, suum refectorium, dormitorium et aulam ad quinque personas, videlicet pro una ancilla et quatuor beginnis; habuerunt insuper puteum retro domum, horturn pulchrum et pomerium bonum muro munitum. Hec civitas muro magno et spisso erat circumdata firmiterque munita. Fecerunt interea domum hospitum cum magnis redditibus pro omnibus peregrinis, viduis debilibus ac pauperibus. Exstruxerant denique pro sacerdotibus sex domum egregiam in atrio ecclesie omnique die habuerunt tres missas : unam in cantu notarum, secundam privatam missam de tempore, tertiam pro vivis et defunctis, omnique die sermonem. Hec et alia omnia cum adiutorio Dei in spatio temporis quinque annorum erant consummata. Magister demum petijt licentiam a rege ac regina repatriandi, sed regina et filie eius incredibiliter dilexerunt eum nolentes ipsum licentiare. Interim obyt episcopus et in agone suo elegit et postulavit magistrum in pontificem; ipse rennuit statum qui ante reliquit propter Deum sedem et statum regalem. Verum regina scripsit secretius pro ipso summo pontifici, propter quod coatte electus , postulatus, confirmatus et consecratus est in episcopum permissione diving: Ille suppliciter Deo gratias agens moram traxit cum regine filiabus ibidem in propria domo presbijterorum cum sex capellanis rexitque locum deifice; domum regina cum suis filiabus accessit ad eum desiderans quatuor ab ipso : Primo quod appropriaret illi loco nomen, Secundo quod assignaret inhabitantibus nomen, Tertio quomodo ordinaret eis modum vivendi, Quarto quod deputaret eis formam habitus. Respondit eis sapienter alio die super het omnia. Primo dedit locum « ad centum cellulas » ex quo domina ubi construxit centum domos seu cellas. Secundo dedit eis nomen. dicens : Ego accipiam a vestro nomine (I) et duarum filiarum primam syllabam t) Hs. nomina. - 13°- retro domum, horturn spisso circumdata firmiterque domum hospitum cum magnis omnibus peregrinis, debilibus pro sacerdotibus sex ecc\esie missas in cantu notarum, privatam vivis ct defunctis, omnique et alia omnia cum adiutorio annorum erant consummata. a regina repatriandi, regina ct filie eius incredibiliter dilexerunt 4 vOo 11 nolentes ipsum licentiare. IiJterim episcopu~ agone suo elegit et magislrum pontificcm; ipse vero rennuit episcopalem reliquit propter Deum et statUm regalem. regina seripsit secretius ipso summo pontifici, quod coacte electus, in episeopum divina: suppliciter Deo gratias cum regine filiabus eum sex capellanis loeum cum accessit ad desiderans illi loco nee omnia. locum « ecntum cel\ulas » de dit nomen dicens: (I) duarum filiarum primam syllabam (I) Hs. - 131 - sicque componam vobis nomen. Siquidem regina dicebatur Beatrix, senior filia Ghyselgundis, iunior Nazarena ; sic accepit primam syllabam nominis regine, scilicet Be; secundo primam syllabam nominis prime filie scilicet Ghj; tertio primam syllabam nominis secunde filie silicet Na, quay trium verborum ternas primas syllabas combi nomen Beghyna, quomodo in lin--nando resultat I hoc guagio et idiomate Syrorum tantumdem valet ei sonat ut ancilla. Tertio dedit regine modum vivendi procul dubio non alium quam secundam precepta decalogi, affirmativa -servando et faciendo et prohibita dimittendo et fugiendo quod tantum est dictu ut viverent secundum precepta Dei implenda et non viverent secundum precepta Dei prohibita sed illa potius evitarent. Insuper eis ordinavit tres missas superius explicitas audire quotidie et unum :sermonem audire quotidie per totutn annum et dominico die semper duos, scilicet unum de mane alterum sub meridie. Oraverunt unaqueque suas orationes vel Pater noster aut quidquid sciverunt. Nec Brant obligate nisi ad solum ieiunium ecclesie. Non ad vigilias nocturnales nec .ad aliqua ardua totius mundi sed ad servandum decem precepta Christi. Quarto dedit eis formarn habitus et colorem quem accepit secundum modum et formam de scutis aut clypeis regis ac regine et filiarum. Rex namque habuit Scutum vel clijpeum nigrum cum albissimis tribus lihis (I) in uno ramunculo. Regina habuit scutum album cum secto de rosis, filie quoque habuerunt dimidium scutum patris et dimidium matris scilicet album et nigrum. Album scilicet matris cum secto rosarum et nigrum patris cum (2) funiculo aut II ramunculo lilij. Et sic magister dedit cis (t) Hs. Tineis, hier blijkbaar vezkeerd is, grond van betgene verder voorkomt. Hs. cum cum. - 131 - -sicque vobis Siquiciem Ghyselgundis, Nazarena; ,ic syl1abam nominis regine, sCilicet Be ,. syl1abam filie scilicet Ghii,' nominis secunde filie jVa, qua,; primas syllabas combinando resultat 11 hoc BeghY71a. lin- 5 rO. et anciJla. modum secundam precepta decalogi, affirmativa et dimittendo et fugiendo precepta non viverent secundum precepta illa potius evitarent. Insuper quolidie et unulIl sermonem audire tolum dominico mane alterum sub suas orationes quidquicl scivenmt. Nec erant obligate nisi ael -solum vigili3s noctumales nec totius mundi sed ad servandum deccm Christi. famlam colorem quem modum formam scutis aut c1ypeis regine filiarnm. namque habuit scutum c1ijpeum aJbissimis lilzis uno ramunculo. Regina habuit scutum album cum de rosis, filie dimiclium scutum et c1imiclium matris scilicet album et nigrum. Album rosarum et nigrum patris cum (2) funicuJo 11 ramlll1wlo sic declit cis 5 "G. r) Hs. linez"s, wat hier blijkbaar velkecrJ is, op grond van hetgene verder voorkom I. (2) Hs. cum. — 13 Z .— tres habitus, scilicet nigrum et album et semi nigrum et album scilicet griseum, quia quando nigrum et album simul commiscentur (I) ille pannus vocatur griseus, quia nec niger color nec albus aperte et distincte videtur. Sic dedit pro virginibus a,lburn habitum, oro nigrum et pro utrisque nigrum et album scilicet griseum, et sic modo est ordinatum quod begghyne sive sint virgines sive vidue portent griseum ad evitandum elationem virginum et abiectionem viduarum. Sed nigrum portant in aliquibus partibus, aliquibus vero non. Sicque habuerunt habitum ab illo magistro. Et regina querebat ulterius formam vestiuin et mantellorum, cui magister ait : Si habuisti colorem de scuto habeatis et formam de illis. Sic ordinati sunt mantelli triangulares ut clypeus, in quibus non apparebat curiositas aliqua; unde omnia valde bene fuerunt ordinata. Rex itaquemansit in seculo ad regendum regnum donec filius suus unicus cresceret utilisque regno fieret. Sed diabolo instigante rex fregit'votum quod fecerat virgini Marie cum sponsus esse promisit et lubricus iterum effectus est. Postmodum poenituit eum quod dominam suam reginam sic obtulisset Christo quia tentabat earn rehabere. Preterea una dierurn intravit hortum beghynarum cum tali proposito quod iterum cum uxore sua 6 ro. vellet convenire carnaliter. Verum iam consuetudo erat quod verierandi viri sine infamia bene intrarent ad beghynas de die sed in nocte nequaquam ibi manerent. Sic rex fuit ibi per totam diem proponens per .nocte ibi cum uxore sua actum carnis exercere. Post coenam in nocte ait regi regina : Mi domfine, rex, rogo eatis ad domurn hospitum scilicet ad hospitale in quo erant camere et omnia requisita pro statu uniuscuiusque, pro regibus, dominis, militibus, baronibus etc., pro divitibus specialia, pro pauperibus et periginis etiam certa et singularia loca. Rex noluit acquiescere consiliis et petitio- (I) Hs . coinmz'sten!zcr. _` 133 - nibus regine unde ipsa cepit ubertim flere, timens infringere votum suum Jesu Christ() sponso suo promissum. Incunctanterveniebant duo nigri homines horribiles valde rapueruntque regem cum manicis et educentes eurn de porta domus flagellaverunt cum acriter a vertice capitis usque ad plantas pedum relinquentes eum sic iacere in rure flagellis immaniter cesum et vulneratum extra portam congregationis dixeruntque ei: Tu, rybalde, quid pretendis? cur tam ausus es (I) ut intrares civitatem Dei mala perpetrare proponens cum Deo dicatis ancillisqueChristi? Mane facto surrexit, ad episcopum accessit, confitens ei ,omnia per ordinem que sibi evenerant. Quapropter concilio episcopi facinorum suorum poenitentiam amplectens regnoque funditus renuncians II custos est effèctus huius ecclesie tamque humilis et devotus ut tdnquani simplex. -et pauper ueserviret ecclesie juxta morem matriculariorum (2) et custodum pulsando et serviendo ad missam et in hoc statu usque ad finem vite Deo sibi propicio constanter perseveravit. Sane regina et eius filie dum hec viderent Deum glorianter laudaverunt ac benedixerunt de donis suis. Tunc impletum est id quod magister antequam incarceraretur palam enarrabat ac prenosticabat dicens regi ac regine : Vos vos cribs adhuc mei familiares ac subditi et Inihi obedientes ut servi dominis suis et ancille dominabus suis ac sicut filij parentibus tenentur obedire. Paulatim rex effectus est valde devotus filiusque eius gubernavit regnum et benevolenter vivendo. Denique post mortem patris renuntiavit etiam regno intrando conventum beghijnarum effectusque est custos ecclesie vice patcis miracula in vita sua perpetrando que nec hic evitatione prolixitatis recitare nequeo. Verumtamen hoc unum silere non sinor quod domus beghynarum semel habuit inimicos qui (m) Hs. est. (2) Hs. marticulariorum. - 133 - nibus eepit ubertim fiere, timens infringere votum suum Christo promissurn. Ineunetanterveniebant homines horribIles valde rapueruntque regem eum mamcÎs eduecntes cum porta fiagellaverunt turn verliee eapitis usque ad plalltas redum cum fiagellis vuilleratum congregaliollls rybaJde, pretendis? r) Del :\1ane faclO accessit, confitens omnia qu~ eoncilio suürum poenilentiam funditus renuneians Ii effe ct us huius 6 voo lamque humilis tanquam simplex et ueserviret ecclcsie juxta morem matrieulariorum servicndo ad mis>am hoc slatu usque ad fillem vite Deo sibi propicÎo perse\'erayit. rcgina glorianter laudaverunt ae benedixerunt de don is Tune impJetum est ld quod magister illeareeraretur palam enarrabat ae prenostieabat regi al' regine: vos eritis adhue familiares ae etmihi obedientes servi dominis .suis et aneille dümillabus ae sicut filij parentibus obedire. PauJatim vaJde devotus gubernavit regllum devote, timorate et vivendo. post Illortern patris renuntiavit regno intrando eonventum beghijnarurn effectusque est custos vicc pattis multa miracula in sua perpetrando hic pro evitatioo.e proJixitatis reeilarc nequco. Verumtamen hoc silere non sinor quod beghynarum semel habuit inimicos qui (I) Hs. est. (2) Hs. marticularzorum. 134 dum locum beghynarum obsedissent una noctium videreangelos Dei stantes super pinna,culum ecclesie concinendo dulci nlelodia : Hec est civitas regis magni, in domibus eius cognoscetur Deus et in aeternum fundavit eam altissimus. Gloriosa dicta sunt de te civitas Dei; ecce reges 7 r°. terre et principes congregati sunt ( I et convenerunt hic in unuln. Et unusquisque angelus habuit suum thuribularium in manu sua et thurificaverunt Dei thyrniamata (t) miri odoris ac suavitatis (2). Consequenter perspexerunt super portam angelum Dei stantem terribilern et ignitum gladium in manu gerentem domumque illani defensare se pronunciantem. Quod hostes ut deprehendebant concite fugiebant et domus ilia in suo vigore prosperabatur, ac de die in diem persone domus istius de virtute in virtutem. proficiebant, Deo et gloriosa eius matre Maria illis suffragantibus. De ilia domo successive in diversis terrarum provincijs quamplures alie domus pullulabant. Sic ergo domus hec refertur esse origo et primaria inchoatia omnium conciliorurn ac congregationutn scilicet beghynarum, ab hoc magistro fundamentaliter fabricata ac deifice complantata, rege ac regina cum beatis suis filiabus que huic operi necessaria fuerant (3) liberaliter administrante (a), ac divina gratia beateque virginis Marie. suffragiis meiliflue cooperante, qui nos salvet et benedicat per eterna seculorum secula. Amen. (t) Hs. thymiamate. (2) Hs. suavitate. (3) Hs. que huic operi erant necessaria fuerant. Het is duidelijk dat een van de twee weikw. (erant of fuerant) te teel staat in dezen zin. (4) Lees a./ministrantZin s (). -- 135 — dén in 16de 17de Eerste stuk : Shakespeare vest-Books. Ben 3onson. — Lyly. Door HENDRIK DE Doctor in Wijsbegeerte en Letteren. I. van Prof. Dr. W. DE VREESE. Dr. H. DE VOCHT heeft belangwekkend : belangwekkend zoowel humanisme in 't algemeen, Erasmus van de bronnen van het Engelsch i6de I de Hij zoo werken van Erasmus bij de Engelsche tooneelschrijvers tijdperk letterlijk zijn terug te vinden, of deze hebben geinspireerd. Het onderzoek Shakespeare de werken vare einde .uitslag dat onderzoek is het, dien hij heeft handschrift dat hij als eerst van groot geheel aan onze Koninklijke Vlaamsche Academie uitgave inleiding schrijver een hoofdstuk bondige, maar toch duidelijke en betrekkingen Engelschen, om te de die de lezer onwillekeurig maakt -- hoe het betoog gedraaid is — : dat sporen moeten op het werk der tooneelschrijvers. - 135 - Bijdrage tot de Geschiedenis van den invloed van Erasmus op het Engelsch tooneel in de l6de en l7de eeuwen. stuk: Shakespeare Jest-Books. - JOl1son. - Lyly. Door VOCHT, Doctor in \Vijsbegeerte en 1. Verslag van Prof. Dr. W. DE VREESE. Dr. H. DE VOOIT heeft een in velerlei opzicht belangwekkend werk ondernomen : belangwekkend zoowel voor onze kennis van het humanisme in 't algemeen, als van Erasmus en van de bronnen van het Engelsch tooneel in de I6de en in de I7de eeuw in 't bijzonder. Hij wil nl. nauwkeurig mogelijk nagaan, welke plaatsen uit de werken van Erasmus bij de Engelsche tooneelschrijvers uit dat tijdperk letterlijk zijn, terug te vinden, of deze althans blijkbaar hebben geinspireerd. Het onderzoek van de Shakespcare Jest-Books en van de werken van Ben Jonson en Lyly heeft de jonge geleerde reeds ten einde gebracht. De uitslag van dat onderzoek is het, dien hij heeft uiteengezet in het handschrift dat hij al~ eerste stuk \al1 het groot geheel aan onze Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgav~ aanbiedt. Bij wijze van inleiding geeft de sclnijver in een eerste hoofdstuk eene bondige, maar toch duidelijke en levendige schets van Erasmus' betrekkingen met Engeland en de Engelschen, om geleidelijk te komen tot de gevolgtrekking, die ook de lezer onwillekeurig maakt - wel een bewijs hoe goed het betoog gedraaid is - : dat Erasmus'werken noodzakelijkerwijze diepe sporen moeten nagelaten hebben op het werk der tooneelschrijvers. - 136 - In drie achtereenvolgende hoofdstukken wijst Dr. de Vocht daarna de plaatsen aan uit de Shakespeare Jest- Books, uit de werken van Jonson en Lyly, welke overeenkomen -- al of niet letterlijk -- met plaatsen uit de Colloquia, Lazes Stultitice, Parabola', Adagia, Apophtheh mata en de overige werken van Erasmus. Die overeenkomstige plaatsen worden telkens in-extenso en in de oorspronkelijke teksten medegedeeld. Waar het geen letterlijke vertalingen geldt, tracht de schrijver telkens te beredeneeren, of er wezenlijk sprake zijn kan van ontleening, dan wel of Erasmus. en de besproken Engelsche schrijver wellicht onafhankelijk van elkander dezelfde bron hebben benuttigd. Als aanhangsel krijgen we een nieuwe uitgave van de eerste Engelsche vertaling van vier Colloquia van Eras= mus, t. w. van : I. Evanbeliophorns, 2. de rebus ac vocabulis; 3. Uxor Melltpcyallo; sive conjze izzm; 4. Peren rinatio religionis ergo. N° 3 is in I557 verschenen; de andere dagteekenen blijkbaar uit hetzelfde tijdperk; geen van alle werd, volgens Dr. de Vocht, sedert herdrukt. Bij elk boekje is een korte inleiding gevoegd. Dit werk is blijkbaar de vrucht van even nauwlettende als lastige onderzoekingen, en getuigt van een uitgebreide, benijdenswaardige belezenheid. In een aantal gevallen heeft de. schrijver woordelijke ontleeningen aan Erasmus' werken ontdekt; in een nog grooter getal andere, waar ook een gemeenschappelijke bron mogelijk is, wordt, desniettegenstaande, ontleening aan Erasmus bewezen (zie b. v. de gevallen waarin Lyly Plutarchus aanhaalt, met dezelfde fouten als Erasmus!) of althans zeer waarschijnlijk gemaakt. Zooals in dergelijke gevallen wel meer pleegt te gebeuren, is het te vreezen dat Dr. de Vocht hier en daar wel eens te ver gegaan is zoo is het haast onmogelijk ontleening aan de Apophthegmata werkelijk te bewijzen, -- maar het is beter in dezen te zondigen door te veel, dan door te weinig. - 137 - onderzoekingen invloed van verrassende wijze werpen een helder de gedachtenwereld der Engelsche humanisten, « in wier handen de « stage » was », zooals Dr. de niet zeer fraai gezegd; er zijn in werk, waarvan taal en stijl .nieuwe uitgave der eerste Engelsche vertaling bovenvermelde Erasmus' samenspraken, slechts één in twee exemplaren bekend is, mede een werk, maar het zou zijn, daarvan een afzonderlijk boekdeel, aanhangsel bij het besproken werk, te bijgevoegde inleidingen zijn wel mager, zoowel in bibliographisch als in literarisch opzicht. is. Commissie voorstellen werk van Dr. de. Vocht te nemen, met dien verstande, het aanhangsel als zoodanig vervalle en een afzonderlijke worde. Daarenboven onder dit voorbehoud : acht mij bevoegd om een werk als dit kennis van daartoe gebied der Engelsche philologie. derhalve voor, de Academie twee specialiteiten op dit nader van dienen. Aan hun oordeel maak ik het mijne WILLEM DE VREESE. Gent, 15 October 1906. - 137 - Deze onderzoekingen onthullen den invloed van Erasmus op verrassende w~ze en werpen een helder licht op de gedachtenwereld der Engelsche humanisten, « in wier handen toen de « stage ,> was », zooals Dr. de Vocht het uitdrukt. Dat is niet zeer fraai gezegd; er zijn meer dergelijke vlekjes in het werk, waarvan taal en stijl -een zorgvuldige revisie wel velen kunnen. Een nieuwe uitgave der eerste Engelsche vertaling van het bovenvermelde viertal uit Erasmus' samenspraken, waarvan slechts één in twee exemplaren bekend is, lijkt mij mede een nuttig werk, maar het schijnt mij toe dat het beter zou zijn, daarv.m een élfzonderlijk boekdeel, in plaats van een élanilangsel Lij het besproken werk, te maken. De bijgevoegde inleidingen zij n daarenboven wel wat mager, zoowel in bibliographisch ~tls in literarisch Dpzicbt. Ook vraag ik mij af, of alle commentaar bij den tekst onmisbaar is. Mijn advies zou dus luiden, dat onze Commissie aan de Academie zou voorstellen het werk van Dr. de Vocht onder hare uitgaven op te nemen, met dien verstande, dat het aanhangsel als zoodanig vervalle en een afzonderlijke uitgave worde. Daarenboven onder dit voorbehoud: ik acht mij niet bevoegd om een werk als dit met volkomen kennis van zaken te beoordeelen; daartoe ben ik te veel leek op het gebied der Engelsche philologie. Ik stel derhalve voor, dat de Academie twee specialiteiten op dit gebied zou verzoeken haar nader van advies te dienen. Aan h{m oordeel maak ik het mijne ondergeschikt. 1906. * ** WILLEJ\I DE VREESE. 138 - II. van Prof. Dr. H. LOGEMAN. de Bestendige Secretaris van de « Koninklijker » te Gent. In uw brief van 22 October jl. heeft U mij gevraagd de Akademie wel te willen « voorlichten over de wetenschappelijke waarde » van het werk van Dr. de Vocht. Ik heb 't werk nu nauwkeurig onderzocht. Tot mijn groot genoegen kan ik U mededeelen het in. i. in alle opzichten de eer verdient om in de reeks der wei ken van een Geleerd Genootschap opgenomen te worden. De wetenschappelike waarde van het werk staat nl. volgensmij n opvatting zeer hoog. Hiermee heb ik volgens de lette r van uw schrijven aan uw verzoek voldaan en ik veroorloof mij U dus het handschrift terug te zenden met verzoek mij de goede ontvangst er van spoedig te willen laten weten. Mocht, wat ik mogelik acht, U meer in bizonder heden mijn oordeel gestaafd wensen te zien, dan stel i k mij vor, die met Uw goedvinden en dat van uw Gelerd Genootschap, mondeling aan uw rapporteur, mijn zeer geachte kollega Dr. de Vreese mede te delen, tegelijk met enkele desiderata betreffende een eventuele uitgave - en enkele aan te brengen verbeteringen, vooral in de Met alle hoogachting heb ik de eer mij te noemen Uw dienstvaardige LOGEMAN. Van pp. 1-52 zijn kleine taalkundigen zijn stijf Vlaams-Nederlands met roods inkt, van pp. 52 tot einde in inkt gegeven. De Hr. de Il. Verslag van Prof. Dr. H. LOGEMAN. Aan de Bestendige Secretaris van de « Koninklijke: Vlaamsche Academie » te Gent. WELEDGEB. HEER, uw brief 22 heeft U mij gevraagd wel " wetenschappelij ke » DI. Vocht. 't werk nu nauwkeurig onderzocht. U mededeelen dat het 1l1. eer verdient om in de reeks der wel ken te worden. De het werk staat nl. volgens. mijn hoog. ik volgens letter uw schrijven verzoek mij de goede spoedig te willen laten weten. wat acht, meer in bizonderheden zien, stel ik mij voor, die met Uw goedvinden en dat van uw Geleerd rapporteur, zeer Vreese mede te delen, tegelijk betreffende een eventuele uitgave enkele aan te brengen verbeteringen, vooral in de vorm. eer mij te noemen U w H. LOGEYlAN. Bijlage. pp. 5:;: zijn kleine opmerkingen, meest van taalkundigen aard, verbetering van zijn stijf Vlaams-Nederlands roode 5:;: gele gegeven. DeHr. Vocht kan daarmee misschien zijn nut doen. - 1 -- : p. als of hij werkelik die tijd met het begrip van literaire eigendom hadden hier en daar, pp. 57, 102, 112, worden. belang : geeft veel bewijzen de een of ander Engelsman, gekend heeft — alles met de nodige — w. Waarom waarom raakt hij zelfs niet de mogelikheid van 't tegenovergestelde geval, n.l. waaruit zou moeten — ik weet 't niet kwestie ook wel degelik 't geval van Lyly, zijn die bewijzen — ik (= « op zijn De Vocht's —) geneigd dat hij er geen gevonden — vinden die daar Welnu het beste, meest doorslaande= al de plaatsen die nu (terecht!) door als twijfelachtige plaatsen opgegeven werden, gepromoveerd » tot plaatsen van. eerste plaatsen van rang ! de Engelse teksten een hors i. te publiceren indien ze middelen mij niet permitteren konstateren) niet in herdrukken al onlangs verschenen zijn. Het appendix op p. 290 minstens x88i, als no 6o van de Mery Tales « » dus uit (x). Ik acht znogelik dat ze meer als bron voor beschouwen zijn, dus geen hors d'ceuvre. Deze verhandeling is nl. een stak uit een geheel, wat iedereen voelt, wat de zegt, — het ontbrekende niet « af » zou zijn vreemd ; pot- x) Korreksienoot : Dit is nu gebleken geen herdruk te niet volledig dus - !39 - Détailpunten : p. 2. naieve introductie, als of hij werke· lik voor die tijd met het begrip van literaire eigendom rekening hield! Er hadden cf. e. g. pp. 57, I02, II2, meer verhalen geciteerd kunnen worden. Een opmerking van meer belang: Schrijver geeft veel bewijzen dat de een of ander Engels. man, b. v. Lyly, Erasmus gekend heeft - alles met de nodige voorzichtigheid - d. w. z. wetenschappelikheid vVaarom bespreekt hij niet, waarom raakt hij zelfs niet aan de mogelikheid van 't tegenovergestelde geval, n.l. plaatsen waaruit zou moeten - of kunnen? ik weet Riet - blijken dat de Engelse schrijver in kwestie ook wel degelik de ene of ander klassicus, b.v. Plinius in 't geval yan Lyly, gekend heeft? Of wel zijn die bewijzen te vinden en dan had De Vocht ze moeten geven of wel, - en 's mans degelikheid is zo groot dat ik a priori (= « vooraf » op zijn De Vocht's -) geneigd zou zijn dat zijn stilzwijgen betekent dat hij er geen gevonden heeft, - ofwel er is geen enkele plaats te vinden die daar op wijst. Welnu dan zou dat het beste, het meest doorslaande bewijs zijn dat bijna al de plaatsen die nu (terecht 1) door De Vocht als twijfelachtige plaatsen opgegeven werden, « gepromoveerd» moeten worden tot plaatsen van de eerste kategorie i.e. plaatsen van de eerste r(mg! Zo als het stuk hier ligt, lijken d~ drie Engelse teksten mij een hors d'ceuvre. Maar toch m. i. te publiceren indien ze (wat mijn bibliografiese middelen mij niet permitteren te konstateren) niet in GOEDE herdrukken al onlangs verschenen Het appendix op p. 290 genoemd is al minstens sedert 1881, als n° 60 van de C. Mery Tales « geherdrukt » : dus moet er uit (I). Ik acht 't mogelik dat ze meer als bron voor andere dan de hier behandelde schrijvers te beschouwen zijn, dus d' ceuvre. n1. een stuk wat wat de schrijver ook in voorrede zegt, - dat ontbrekende niet « zijn is vreemd; de met pot. (I) Korreksienoot : Dit is nu gebleken geen goede her· druk zijn, die is nl. niet volledig en die tekst moet er du:;; niet uit. -- 140 - lood doorlopende paginatuur toont in elk geval dat er toen een groot deel van af was. M. i. zou de Akademie dit deel, of nu, of later als dl: II ook moeten kunnen publiceren. De teksten zijn m. i. toch zelfs als ± hors d'ccuvre op te nemen. En wel in de keurige vorm door De Vocht er aan gegeven, d. w. z. in diplomatiese afdruk volgens regel en pag. van 't origineel. Liefst zag ik daar enige (niet veel)verklarende noten bij. En de tietels en hoofdletters gefotografeerd, -- dit kost tegenwoordig in Engeland betrekkelik weinig. Voor verdere opmerkingen of hulp ben ik voor Dr. de Vocht natuurlik te vinden. H, LOGEMAN. III. Verslag van Prof. W. BANG. Leuven, 6 November 1906. HOOGGEACHTE HEER SECRETARIS, Ik heb het handschrift van Dr. de Vocht bestudeerd en ben gelukkig Ued. te kunnen melden dat ik aangaande de wetenschappelijke waarde ten volle 't gevoelen deel van den heer LOGEMAN. En ik zou niet enkel tot het drukken besluiten, maar tot een onverwijld ter pers leggen, om aan den schrijver de gelegenheid te gunnen zoo spoedig mogelijk het zoo wel geslaagde werk voort te zetten. Ter wille van 't belang dat ik stel in 't behandelde onderwerp, en, meer nog, in de wetenschappelijke werkzaamheid van Uw hoogvereerd Genootschap, zal ik Dr. de Vocht in 't verbeteren der drukproeven bijstaan, en zoodoende het mijne bijdragen tot het welgelukken van deze uitgave. Inmiddels bied ik Ued. nogmaals de verzekering van mijne eerbiedige hoogachting. W. BANG. BESTENDIGE COMMISSIE VOOR NIEUWERE TAAL EN LETTEREN, 2 RSLAG OVER DE VAN DE VEN-H EREM A N S' STICHTING. Art. 4 van het Koninklijk Besluit van den i8• Mei 1905 schrijft voor dat jaarlijks verslag worde uitgebracht over de werkzaamheid en den geldelijken toestand van dat Fonds. ^ * * In den loop van 1936 werden twee verhandelingen ter uitgave aangeboden, te weten : 1° Over Melk en Melkvervalsclling door den heer Dr. VAN DE VELDE, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium te Gent; 2° Over de Staalsinslellingen van België door den heer Mr. KAREL VAN ACKER, zoon, advocaat te Gent; Over de eerste werd gunstig verslag uitgebracht door de heeren Dr. MAC LEOD, Dr. EuG. VAN OVE en Dr. W. DE VREE SE; Over de tweede, door de heeren Mr. J. OBRIE. Jhr. Mr. NAP. DE PAUW en Mr. EDW. COREMANS. De Koninklijke Vlaamsche Academie aarzelde dan ook geen oogenblik beide werken te laten drukken en op te nemen als Nr 3 en Nr 4 onder de uitgaven van dat Fonds. Nr 4, het boek van Mr. K. Van Ackere verscheen 17 Augustus 1906. Het bedraagt xvi-135 blz. druks (klein 80 formaat.) Nr 3 is bijna afgedrukt en zal eerlang het licht zien. * ** -- 142 - In Januari I906 en herhaaldelijk in den loop van dat jaar, heeft de heer EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris der Academie, de algemeene aandacht gevestigd op de Van de Ven-Herelnans' Stichting wiens doel is : de Nederlandsche Taal en Wetenschap te bevorderen, door het uitgeven, in. het Nederlandsch, van nieuwere werken over Natuur- of Geneeskundige Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheid en over het Vak van den Ingenieur. Bij deze gelegenheid, zij dag- en weekbladen en wetenschappelijke tijdschriften dank gezegd voor den steun. Geldelijke toestand. In Kas en Ontvangsten. In Kas op I I Januari 1906 .. Fr. 980.32 Ontvangen I Juli 1906 (ista halfjaar rente 1906) » 300. » » 3 januari 1907 (2e » » » ) . 300. » » 6 rentebriefjes Gent » 12. » » 3 . Luik . . » 6. » Fr. 1598.32 Uitgaven. 20 Juli 190£,. Betaald aan den H. Suffer voor nr 2 der Uitgaven : Behandeling Dij- en Navelbreuken . Fr. 233.74 4 Januari 1907. Betaald aan den heer Suffer voor nr 4 der Uitgaven Staatsinstellingen van België, » 441.42 Fr. 67 5 .16 67 5 .16 Blijft in Kas. . Fr. 923.16 - 143 - Toestand der Kas op 9 januari 1907. Zes loten Stad Gent 1896 (12962/12, 1 7 1 39I 2 4en 2 5, 1 7 8 94/ 11 , 18369/3, 23509/ 1 4 gekocht tegen 92,50 . Fr. 555 • » 2 Drie loten Stad Luik 1905 (4896/5 en 6, 490o/12 gekocht tegen 98,50 » 295.50 3 Geld in Kas » 72.66 9 23.1 6 Fr. 923.16 Ingevolge de voorschriften van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, zullen er voortaan met de beschikbare gelden van het Fonds Staatspapieren worden aangekocht. Bij het verschijnen van nr 3 der Uitgaven : Over Melk en Melkvervalsc/ging, zullen verschillende van de voormelde stadsloten worden uitgewisseld. * * Aldus voorgelezen en door de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren goedgekeurd, in hare vergadering van i6n Januari 1906. Namens de Commissie : De Ondervoorzitter, De Voorzitter, WILLEM DE VREESE. H. CLAEYS. Het Lid, JULIUS OBRIE. De Secretaris, TH. COOPMAN. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN DE VEN HERE1YIANS' STICHTING. M EKENr3MAKING. Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke Instelling een Fonds bestaat, met name Van de Ven Herenrans' Stichting, waarvan het doel is « de Nederlandsche Taal en Wetenschap te bevorderen, door het uitgeven, in het Nederlandsch, van nieuwe werken over Natuur- of Geneeskundige Wetenschaaften, over Rechtsgeleerdheid en over het Vak van den Ingenieur ». Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle Nederlandsche handschriften van geleerden ter uitgave. Ingezonden verhandelingen worden met de meeste zorg nagezien door drie Commissarissen van de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren. Na kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist de Academie over het al of niet laten drukken van de aangeboden handschriften. Tot verdere inlichtingen verklaart de ondergeteekende zich volgaarne bereid. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD. INHOUD. Blz. I.) Verslag der januari-vergadering 20) Bene zonderlinge door^ Dr. K. DE GHELDERE. 23 30) Eene Legende over den oorsprong der Begijnen, door den Heer LECOUTERE 40) Verslagen over de Bijdrage tot de Geschiedenis van den van Erasmus het Engelsch tooneel in de x6e en 17e eeuw en, Heer HENDRIK DE VOCHT. 135 5°) 2e Ve4 slag over de de Ven -Heremans' Stichting . . 141 1") Januari-vergadering . 3 2 0 ) Eene ::oltderlilfge Legende, dOOl" Jhr. Dr. K. DE GHELDERE. 23 Ee/te dm oM'sprong BegijlteJt, den Dr. C. LECOUTERE . . . . . . . 96 ov.er de de G~scltiede1tis valt dm invloed vatt Eras1/llts op Eltgelsclt toolte.el ilt de 16< MI 17e eeuzc<, door den Dr. HENDRIK DE VOCHT. 133 50) ze V Cl"stag over Van de Vm-Herel1Ul1tS' Stichting. .• I4I KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN DE VEN-HEREMANS' STICHTING. 133:KliT131\/1.A.1-CIW Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke I nstelling een Fonds bestaat, met name Van de Ten-fleremans' Stichting, waarvan het doel is « de Nederlandsche Taal en Wetenschap te bevorderen, door het uitgeven, in het Nederlandsch, van nieuwe werken over Natuur- Qf Geneeskundige Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheld en over het Vak van den Ingenieur ». Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle Nederlandsche handschriften van geleerden ter uitgave. Ingezonden verhandelingen worden met de meeste zorg nagezien door. drie Commissarissen van de Bestendige commissie VOO,. Nieuuwere Taal en l etterei. Na kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist de Academie over het al of niet laten drukken van de aangeboden handschriften. Tot verdere inlichtingen verklaart de ondergeteekende zich volgaarne bereid De Bestendige Secreta, is, EDW. GAI LLIARI VERSLAGEN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEM I E VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE Februari 190'- GENT A.. SIPPER EN Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 KONINKLIJKE VLAA MSCUE ACADEMIE. BERICHT. WEDSTRIJDEN VOOR 1907. PRIJSVRAAG over het Landbouwbedrijf. De Schrijver van het ingezonden antwoord, met kenspreuk « Op vruchtbaren akker geoogst », kan zijn handschrift terugbekomen bij den Bestendigen Secretaris der Academie, Koningstraat, 18, te Gent, tegen afgifte van een geschreven verbintenis waarbij hij yei klaren zal zijn werk, gewijzigd of ongewijzigd, en wél onder eene andere kenspreuk, opnieuw in .te zenden. Krachtens beslissing door de Academie, in hare vergadering van 20 Februari 1907 genomen, wordt de Prijsvraag aangehouden en zal zij opnieuw voor het jaar 1909 uitgeschreven warden. -- De antwoorden worden vóór of op 31 December 19-08 ingewacht. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD, Vergadering van 20 Februari 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris ; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHEL-- DERE, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. WILLEM DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, Dr. JULIUS MAC LEOD en IS. TEIRLINCK, werkende leden; de heeren Ridder DE CORSWAREM en OMER WATTEZ, briefwisselende leden. De heeren Mr. EDW. COREMANS, J. HELLEPUTTE, Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN, Baron DE BETHUNE en Dr. HUGO VERRIEST, werkende leden, alsook de heer Dr. C. LECOUTERE, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Januari-vergadering. — Het wordt goedgekeurd. De heer Jac. Muyldermans, werkend lid, doctor honoris causa. De heer K. DE FLOU, bestuurder, richt tot de Vergadering de volgende woorden : -- 1 46 — «, Asvorens met onze werkzaamheid aan te vangen, wil ik de eer hebben, namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie, en voorzeker met de instemming van al hare Leden, den Eerw. Kanunnik MUYLDERMANS geluk te wenschen met den titel Doctor honoris causa, die hem onlangs vanwege de Hoogeschool van Leuven te beurt gevallen is. « Zulk eene onderscheiding is eene verdiende beloo Hing voor hem, die er het voorwerp van is, en tevens is het eene eer voor ons korps den nieuwen titularis onder zijne Leden te tellen. » De heer Dr.. JAc. MuYLDERMANS dankt den Heer Bestuurder en zijne Collega's voor de vleiende woorden hem toegestuurd. Dunkt hun, zegt hij, dat zijne benoeming eene eer is voor onze Koninklijke Instelling, dan zal zij zeker voor hem eene nog grootere aansporing zijn om den bloei en de belangen onzer dierbare Academie te behartigen. Aangeboden boeken. -- Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden : Door de Regeering : Congrès international pour l'étude des régions polaires tenu a Bruxelles die 7 au II septembre 1906 sous le halst patronage du Gouvernement Belge. Rapport d'ensemble. Documents préliminaires et Compte rendu des séances. Bruxelles, 1906. Vade=mecum des oiseaux observés en Belgique. Précédé d'une étude sier leur migration par le Dr. A. QUINET. (Extrait ale Foréts, chasse et pêche, publié par l'Administration des Eaux et Forêts.) Bruxelles, 1898. Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Rapports annuels de l'Insp-ection du. Travail. ILr e année (1905). Bruxelles, I9ob. Id. Les Industries R domicile en Belgique. Volume VIII. L'industrie die nimble ei Malines, par GEORGES BEATSE, avo- 147 - cat à la cour d'appel de Bruxelles, chargé de cours à 1'aniversité de Gand. La broderie sur hinge et l'industrie du col, die corset, de la cravate et de la chemise, par ROBERT VERMAUT, avocat, docteur en sciences poli tiques et sociales. -- L'industrie die vêtement confectionné pour femmes a Bruxelles, par CHARLES GÉNART, juge au tribunal de première instance de Namur. — L'industrie de la corderie, par CHARLES DE. ZUTTERE, docteur en sciences administratiees. — Bruxelles, 1907. Inventaires sommaires des Archives des Anciens Gouvernements des Pays-Bas, conserve'es aux Archives. Générales du Royaumeli Bruxelles. Tome I. Bruxelles, 1906. TIJDSCHRIFTEN. - Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, 1906, nos 3 et 4. Arbeidsblad, uitgegeven door het Arbeidsambt van België, 1906, nrs 23 en 24; 1907, nr I. Bibliographie de Belgique. Première partie : Livres, 1906, no 24; 1907, nos I et 2; deuxième pantie : Publications périodiques, 1906, no 24; 1907, nos I et 2; Bulletin mensuel des sommaires des périodiques, 1906, nos II et 12. — Bulletin bibliographique et pédagogique du Music belge, 1906, no Io; 1907, no 1. — Bulletin de l' Agriculture. 1906, no 6; 1907, no I. Bulletin des Musées royaux, 1907, no 4. — Revue Sociale ,Catholique, 1906-1907, nos I à 4 — Revue de l' Université de Bruxelles, 1906-1907, no 3. Door de Société d'Émulation, te Brugge : Annales de la Société d'Émulation pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre. LIVe volume de la collection. Année 1904. Bruges, 1907. Door het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds, te Gent : Vlaamsch België sedert 1830. Studiën en Schetsen bijeengebracht door het Algemeen Bestuur van het Willems- Fonds, ter gelegenheid van het Jubeljaar 1905. Tweede deel. Gent, 1906. Door de Katholieke Hoogeschool, te Leuven : Annuaire de l' Université Catholique de Louvain. 1907. Soixante-onzième année. Door de Accademia dei Lincei, te Rome : Rendiconti della. Reale Accademia dei Lincei, classe di scienze morseli, storiche e fclologiche. Serie Quinta. Vol. XV. Ease. 5-10. Roma, 1906. - 148 - . heer H. CLAEYS, : en 5, 1906. (Met een Nederlandscl den heer H. Dr. EUG. VAN OYE, : van het Davidsfonds aan Guido Gezelle. Redevoering van Dr. van Oye. z. heer ERNST MARTIN, W irterbuch elsiissischer Mundarten, bearbeitet E. MARTIN und H. L7ENHART, Auftrage der Landesverwaltung von Elsass-Lothringen. bis sechste des II. des Werkes) Lieferung. Mit' eineon 1476rterverzeichnis und eiher Mundartenkarte von HANS LIENHART. 1904-1907. HERMAN BROECKAERT, Dendermonde Scheldeland. Dit zijn Liedekes en Schilderijtjes uit Scheldeland, Meester Franz Courtens, Vlaamschen nederig opgedragen. 1907. heer THEODOOR SEVENS, Kortrijk : Schoonste Kindergedichtjes van THEODOOR SEVENS,. z. Dr. P.-J. hoogleeraar Leiden : Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven vroeger door AN. NIJHOFF, P. NIJHOFF, R. FRUIN Dr. P.-L. MULLER, P.-J. BLOK, Leiden. Vierde zesde Eerste en tweede aflevering. 's-Gravenhage, 1907. Redactie : Tuinbode, 2, -- Boek, 5, 1906. Ingekomen boeken. - Academie zijnavolgende boeken ingekomen : Een zondagblad voor verstandige lieden, aeneengeknoopt zeven filosofen. : x860- 1868. (De volgende nummers ontbreken. 186o : nrs 16, 17, 19, 20, , 24 en — : 3, 35. — - 148 Door den heer H. CLAEYS, werkend lid : Musica Sacra, nrs 4 en 5,1906. (Met een NederJandscIT gedicht van den heer H. Claeys.) Door den heer Dr. EUG. VAN OYE, briefwisselend lid : Hulde van het Davidsfonds aan Guido Gezelte. Redevoering val~ Eug. valt Oye. Yper, j. Door den heer ERNST MARTIN, buitenlandsch eerelid : Hlürterbuch der elsiissischer Mundartm, bearlieitet von E. MARTIN ultd H. L:ENHART, im Auftrage der Landesverwaltung von Elsass-Lothringm. Zweiter Band, erste bis sechste (Schluss des II. Bandes und des Werkes) Lieferung. Mie einem alphabetischen T1lürterverzeichltis und ei1terMundartmkarte von HANS LJENHART. Strassburg, 1904-1907. Door den heer HERMAN BROECKAERT, te Dendermonde: Uit het Schelde land. Dit zijn Liedekes m Schilderijtjes uit het Schelde land, aan Meester Fra1tz Courtms, onzen Vlaamschm Schilder, nederig opgedragett. Dendermonde, 1907. Door den heer THEODOOR SEVENS, te Kortrijk : De Schoonste Kitrdergedichtjes van THEODOOR SEVENS,. Aalst, z. j. Door den heer Dr. P.-]. BLOK, hoogleeraar te Leiden: Bijdragm voor Vaderlandsche Geschiedenis 61t Oudheidkunde, verzam&ld en uitgegevm vroeger door Mr. Is. AN. NIJHOFF, P. NIJHOFF, Dr. R. FRUIN en Dr. P.-L. MULLER, thans door Dr. P.-]. BLOK, hoogleeraar te Leiden. Vierde reeks, zesde deel. Eerste en tweede aflevering. 's-Gravenhage, 1907, Door de Redactie : De Tuinbode, nr 2, 1907. - Het Boek, nrs 4 en 5, 1906. boeken. Voor de Boekerij der Academie zijn navolgende boeken ingekomen: Reinaert de Vos. Em zondagblad voor verstandige Uedm, ameeltgek1toopt door zevm filoSOfC1t. Negen jaargangen : 1860- 1868. (De volgende nummers ontbreken. 1860: nrs 16, 17, 19, 20, 23, 24 en 26. - 1861 : nrs I, 2, 3, 25, 28 en 35. - - 149 - 1864: nr 26. - 1865 : n r 4. — 1867: rirs 24, 25 en 28 tot 52 . — Van 1868 zijn enkel de rirs 20, 21 en 23 aanwezig.) Van Eens tot Schelde. Wandelingen door Oud en Nieuw Nederland, met kaartjes, gekleurde en ongekleurde platen en gravures, door Dr. H. BLINK. Vierde deel. Amsterdam, z. j. De Gids, Februari 1907. Ruildienst. De Belgische School, nr 1o, 1906. — Biekorf, nr 2, 1906. — Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. Januari 1907. — Christene School, nrs 5, 6, 7 en 8, 1907. — Dietsche Warande en Belfort, nr 1, 1907. — Den Gulden Winckel, nr 1, 1907. -- De Katholiek, Februari-Maart 1907. — Het Katholiek Onderwijs, nr 4, 1907. — Natuur en School, nr 12, 1907. - Noord en Zuid, nr 1, 1907. - Onze Kunst, . nr 2, 1907. - De Opvoeder, rirs 3, 4 en 5, 1907. — De Opvoeding, nr 2, 1907. De Schoolgids, n's 2 tot 6, 1907 en blzz. 289-304 van Studiën op de peedagogie, door ROELAND VAN DE CASTEELE. - St.-Cassianusblad, nr 2 en Bijvoegsel, nrs 2 en 3, 1907. — Studiën, nr 2, 1907.. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 1, 1907. — Het Vlaamsch B estuur, nr 1, 1907. — De Vlaainsche Kunstbode, nr 1, 1907. — Vragen van den Dag, nr 2, 1907. Ingekomen brieven. Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de ingekomen brieven : 1°) Bibliographie der Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. Brief van 13. Februari 1907, waarbij de heer Louis D. PETIT, conservator bij de bibliotheek der Rijks-Hoogeschool te Leiden, aan de Academie mededeelt, dat hij zich sedert eenigen tijd onledig houdt met de samenstelling van een Tweede deel van zijne Bibliographie der Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, die, in 1887, de eer had door de Koninklijke Vlaamsche -- 1 50 - Academie met goud bekroond te worden. Het. Eerste deel, gaande tot 1887, verscheen in 1888. Het aangekondigde Tweede deel zal de litteratuur bevatten verschenen van 1888 tot 1907, alsook verbeteringen en bijvoegingen voor 't Eerste deel met verwijzing naar de daarin vermelde uitgaven. 2°) Prijsvragen door de Vereeniging voor N oord Nederlands Muziekgeschiedenis uitgeschreven. — Gedrukt bericht van 15 Februari, geteekend J. W. ENSCHEDE, waarbij het Bestuur der Vereeniging voor Noord Nederlands Muziekgeschiedenis te Amsterdam, de bemiddeling der Koninklijke Vlaamsche Academie inroept, tot het bekend maken der twee volgende prijsvragen door haar uitgeschreven : a.) PRIJSVRAAG OVER J.-W. LUSTIG : Een levensbeschriving van Jacob Wilhelm Lustig, organist te Groningen, overleden 1796, met aantooning van de beteekenis en den invloed zijner literaire werken en met aanwijzing iii bijzonderheden van de bronnen, welke hij eventueel daartoe gebruikt heeft. Als beoordeelaars van de ingekomen antwoorden zullen optreden de heeren Jhr. Mr. J. A. FEITH, te Groningen; D. F. SCHEURHEER, te 's-Gravenhage, en Prof. Dr. MAX SEIFFERT, te Berlijn. b.) PRIJSVRAAG OVER DE VAKTERMEN VAN DEN ORGELBOUW : Eene volledige Nederlandsche Vakwoordenlist van den Orgelbouw, zooveel mogelijk met opgave van de Hoogduitsche, Eng elsche en Fransche benamingen en, waar noodeg, met afbeelding van de vermelde voorwerpen. 1 5 1 De woorden moeten kort en duidelijk in hun beteekenis verklaard worden. Als beoordeelaars der ingekomen antwoorden zullen optreden de heeren J. W. ENSCHEDÉ, S. VAN MILLIGEN, beiden te Amsterdam, en JOH. WAGENAAR, te Utrecht. De antwoorden, gesteld in Nederlandsch (voor de eerste vraag : in Nederlandsch, Fransch, Engelsch of Duitsch [Latijnsche letter]) en getypt of geschreven door een ander dan des auteurs hand, worden vrachtv rij ingewacht vóór of op i Mei 1908 (voor de tweede vraag : s Mei 1909), bij den Secretaris J. W. ENSCHEDÉ, Heerengracht, 68, Amsterdam, bij wien exemplaren van de prijsvragen, op franco aanvraag, kosteloos te verkrijgen zijn. Voor de prijsvraag over Lustig wordt uitgeloofd een bedrag van ioo gld., en voor die over den Orgelbouw een bedrag van 15o gld., onmiddellijk uit te betalen na de toewijzing van den prijs. Mededeeling door den Bestendigen Secretaris. Van de pers gekomen uitgave : Jaarboek voor 1907. -- Den Sin Januari kwam van de pers het vaarboek voor 1907. Een exemplaar daarvan werd dien dag aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden. Verder liet de Bestendige Secretaris aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs de 74 exemplaren sturen voor de inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van dit Departement, de uitgaven onzer Koninklijke Instelling ontvangen. -- 152 - Mededeelingen namens Commissiën, i°) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. — De heer K. DE FLOu, secretaris der Commissie, legt het volgend verslag ter tafel over de vergadering van 19 December 19,36 : Zijn aanwezig : de HH. GAILLIARD, voorzitter ; BROECKAERT, Jhr. Dr. K. DE GHELDERE, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Dr. W. DE VREESE, leden, en K. DE FLOU, secretaris. --- Reglement. -- Stemming. De tekst van het Reglement voor de Commissie wordt door de Vergadering met eenparige stemmen aangenomen. ---- De heer Dr. DE VREESE deelt aan de Vergadering eenige bijzonderheden mede over het handschrift van den Merlin, dat op het slot van Bentheim bewaard wordt. — De zitting wordt geheven om 113/4 uren. Vervolgens deelt de heer EDW. GAILLIARD, als voorzitter der Commissie, aan de Academie mede, dat de heer K. DE FLOU, in de morgenvergadering van heden eene zeer belangwekkende lezing over het leenwoord « Lydecant » gehouden heeft. Namens de Commissie vraagt hij aan de Vergadering, dat bedoelde lezing in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worde. — Aangenomen. (Zie verder op blz. 177-184.) 2°) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. -- De heer TH. COOPMAN, secretaris, brengt verslag uit over de door de Commissie gehouden morgen-vergadering : — 153 — vervanging van wijlen den heer Dr. AM. DE Vos, Commissie als candidaten voor : de heeren OMER WATTEZ VICTOR DE LA MONTAGNE. 30) Rekendienst. -- De voor 18 Februari vergadering gehouden. Waren tegenwoordig : de heeren K. DE FLOU, bestuurder, DES. onderbestuurder en EDW. GAILLIARD, bestendige Secretaris, Dr. W. DE VREESE, Dr. JULIUS MAC LEOD JULIUS OBRIE, Commissie. de Commissie volgende stukken voorgelegd, welke na bespreking, werden aangenomen : Algemeene rekening dienstjaar 1907,: Begrooting liet dienstjaar verder op blz. 154.) mededeeling. Dr. CLAEYS, den Schrijver, biedt aan de Academie een exemplaar aan Kindergedichtjes, het laatst verschenen werk den heer THEODOOR SEVENS. Beter hij niet doen, zegt hij, om de innige waarde van het de dichter den lof te door ons geacht medelid PAUL BELLEFROID, van SEVENS kinderdichter uitgesproken : « De man, welke te midden van kinderen heeft door- - I53 - Tot vervanging van wijlen den heer Dr. Al\L DE Vos, stelt de Commissie als candidaten voor: de heeren OMER en VrCToR DE LA MONTAGNE. 3°) Commissie voor Rekendienst. - Commissie voor Rekendienst heeft den 18 Februari vergadering gèhol1deh. 'Varen tegenwoordig: de heeren K. DE FLou, bestuurder, DEs. CLAES, onderbestuurder en Emv. GAILLIARD, bestendige Secretaris, Dl'. \V. DE VI{EESE, Dl'. ]ULlUS MAC LEOD en Mr. ]ULIUS OBRIE, leden der CommlSSle. De Bestendige Secretaris heeft aan de Commissie de volgende stukken voorgelegd, welke door haar, na bespreking, werden aangenomen: a.) Algel1tCene rel~elZil1g over het dienstjaar 1907; b.) Begrootil1g voor /zet dienstjaar 1908. (Zie verder op blz. 154') Letterkundige mededeeling. De heer Dl'. H. CLAEYS, namens den Schrijver, biedt aan de Academie exemplaar aan van Kindergcdichtjes, het laatst verschenen werk van den heer THEODOOR SEVENS. Beter kan het boek en de groote vaardigheid van den dichter te doen uitschijnen, dan op den lof te wijzen, door geacht medelid PAUL BELLEFRoID, van SEVENS als uitgesproken: « man, welke zijn leven te midden van kinderen heeft door- 154 -- gebracht, weet zich met deze gansch te vereenzelvigen en zijn talent in hun bereik te stellen. Zijne versjes lezen is voor de kleinen een genot en eene belooning, niet eene inspanning. » DAGORDE. 1°) Boekerij. Jaarlijksch Verslag door den Bestendigen Secretaris. — Ingevolge art. 16 van het huishoudelijk Reglement voor de Secretarie der Academie, brengt de Bestendige Secretaris verslag uit over den toestand van de Boekerij gedurende het afgeloopen dienstjaar 1906. De Vergadering beslist dat het stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal worden opgenomen. (Zie verder op blzz. 160-162.) 2°) Begrooting voor igo8. — De Bestendige Secretaris legt de Begrooting ter tafel, door hem voor het dienstjaar 1908 opgemaakt en welke, door de Commissie voor Rekendienst, in hare vergadering van 18 Februari, werd goedgekeurd. — Het stuk ligt op het bureel ter inzage van de Heeren Leden; door den Bestendigen Secretaris wordt er aan de Vergadering lezing van gegeven. — Na kennisneming wordt de voorgelegde Begrooting aangenomen. — Zij zal door het Bestuur aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs ter goedkeuring worden overgemaakt. - 155 -- 3°) Wedstrijden. — Motie van orde van den heer Prof. Dr. W. de Vreese « De Academie is van oordeel, dat prijsantwoorden, die niet in ordentelijk Nederlandsch geschreven zijn, in geen geval voor bekroning kunnen in aanmerking komen. « Derhalve noodigt zij de verschillende keurraden uit, aan de taal der ingezonden antwoorden bijzonder aandacht te schenken. « Het is ongewenscht, antwoorden die in dit opzicht te wenschen overlaten zelfs tot voorwaardelijke bekroning voor te dragen; maar verkieslijker in dergelijke gevallen voor te stellen de prijsvraag aan te houden ^. De heer Dr. DE VREESE licht zijne motie toe deze wordt bij eenparigheid aangenomen. 40) Letterkundige Wedstrijden voor 1907. Ingezonden antwoorden. Samenstelling der Keurraden. — De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering den uitslag mede van de letterkundige wedstrijden, door de Academie, voor het. jaar 1907 uitgeschreven : I. -- Taalkunde. Repertorium der Nederlandsche Taalkunde Prijs : 750 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag : de heer Dr. W. DE VREESE. Onbeantwoord gebleven. II. -- Vak- en Kunstwoorden. Eene volledige Vak- en Kunstwoordenlijst over het Landbouwbedrijf, met inbegrip van veeteelt en paardenfokker , zooveel mogelijk met bijvoeging van de afbeel156 ding der opgegeven voorwerpen en van de Fransche benamingen. Prijs : 800 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag : de heer TH. COOPMAN. Een antwoord, met kenspreuk Op vruchtbaren akker geoogst, is ingekomen. Bij het ingezonden stuk gaat een brief, waarbij de Schrijver doet opmerken, dat verschillende omstandigheden hem verhinderd hebben zijn stuk geheel en al af te werken. Het was hem dan ook onmogelijk, — schrijft hij, -- afschrift van zijn werk te nemen. Derhalve stelt Schrijver de voorwaarde, dat « in geval van niet bekroning » de Academie hem de vrucht van zijnen arbeid niet zal doen verliezen en dat hem zijn handschrift zal teruggezonden worden. « Slechts onder deze voorwaarde » wenscht de inzender met zijn werk aan den Prijskamp deel te nemen. De Bestendige Secretaris is van oordeel dat het eenvoudigste ware de Prijsvraag aan te houden en deze opnieuw voor het jaar 1909 uit te schrijven. Intusschen zou hij gemachtigd worden den Inzender zijn antwoord terug te bezorgen, tegen vertrouwelijke afgifte van eene geschreven verbintenis zijn werk, gewijzigd of ongewijzigd, en wél onder eene andere kenspreuk opnieuw in te zenden. Een bericht zou dienaangaande, na het verslag der Februari-vergadering, in de Verslagen en Mededeelingen geplaatst worden. — Aangenomen. III. — Zuidnederlandsche Folklore. Men vraagt een zoo volledig mogelijk Geographisch Sagenboek, met inbegrip der legenden, van Vlaamsch -Brabant (Arrondissementen Brussel en Loven). Prijs : óoo fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. - 157 -- Steller van de vraag : de heer TH. COOPMAN. Een antwoord, met kenspreuk « •Uten riken bogaert van Brabant! », is ingekomen. Worden tot leden van den keurraad aangesteld : de heeren TH. COOPMAN, AM. Joos en Dr. C. LECOUTERE. IV. -- Onderwijs. Geschiedenis, van zuiver pedagogisch standpunt, van het onderzeis in de drie graden, in België, tijdens de F;ansche overheersching en onder de regeering van Willem L Prijs : óoo fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag: de heer Prof. A. DE CEULENEER. Een antwoord, met kenspreuk « Licht! Immer meer licht! », werd ingezonden. Worden tot leden van den keurraad aangesteld : de heeren Prof. A. DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS en J. BoLS. V. -- Onderwijs. Verhandeling over de noodzakelikheid en de mogelilkheid van de vervlaamsching der Hoog eschool te Gent, met het oog op de algemeene beschaving van Vlaamsch- België en dezes ontwikkeling op ieder gebied. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag : de heer TH. COOPMAN. Geen antwoord ingekomen. VI. — Geschiedenis. (Schoolboek.,) Geschiedenis van België, ten dienste van het middelbaar onderwis (eerste graad, hoogste klasse). (Op groote objectiviteit wordt aangedrongen.) 158 -- Prijs : Ooo fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag : de heer TH. COOPMAN. Een antwoord, met kenspreuk « Koning, Vet, Vrijheid », werd ingezonden. Worden tot leden van den keurraad aangesteld : de heeren DES. CLAES (die welwillend aanneemt als eerste verslaggever op te treden, ter vervanging van den heer TH COOPMAN en op dezes verzoek), Dr. Jac. MUYLDERMANS en Dr. L. SIMONS. VII. -- Taalkunde. Men vraagt eene zoo volledig mogelijke List van de Germanismen die heden p,ebruikt worden door de Noorden Zuidnederlandsche schrijvers, met aanwijzing van den aard, alsmede van de echt Nederlandsche woorden en uitdrukkingen. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Steller van de vraag : de heer TH. COOPMAN. Onbeantwoord gebleven. 50) Wedstrijd over het Diamantvak. -- Bekroond ftyijsantwoord van den heer Dr. LEVITICUS. Verslag van den heer Prof. Dr. W. DE VREESE. (Zie op blz. 185-188.) -- Een afdruk van dit verslag werd aan de heeren werkende Leden der Academie medegedeeld : er hoeft dan ook aan de Vergadering geene lezing van het stuk gegeven te worden. -- De Academie sluit zich bij het verslag van den heer Dr. DE VREESE aan. 6°) Commissie tot het voordragen van candidaten voor het lidmaatschap in de Academie. - 159 - --- Benoeming eenex Commissie van drie Leden, die, te zamen met liet Bestuur, het noodig getal candidaten zullen voorstellen. Worden tot leden dier Commissie benoemd de heeren Dr. H. CLAEYS, TH. COOPMAN en Dr. JULIUS MAC LEOD. heer Jhr. Ridder de Corswarem : Hasseltsch dialect. Ridder DE CORSWAREM geeft lezing van eene -nota voor opschrift dragende : Eenige bijzonderheden het Hasseltsch dialect. Hij stipt eenige bijzonderheden en eenige eigenaardigheden aan van het dat wel als het merkwaardigste van al de Limburgsche dialecten mag beschouwd worden. Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de Vergadering dat die lezing in de en Mededeelingen zal opgenomen worden. De vergadering wordt te 4 uur gesloten. - 159 - - een er Commissie van drie Lede1t, die, het Bestuur, het noodig getal ca1~didaten voorstellen. \Vorden tot leden dier Commissie de heeren Dl'. H. CLAEYS, TH. COOPMAN Dl'. JULIUS MAC LEOD. 7°) Lezing door den heer Jhr. Ridder de Corswarem: Het Hasseltsch dialect. DE CORSW AREM geeft lezing van nota opschrift dragende: Benige bijzonderheden van het Hasseltsch dialect. stipt eenige eenige eigenaardigheden aan Hasseltsch, merkwaardigste van al de Limburgsche dialecten mag beschouwd Bestuurder beslist de Verslagen en Mededtelingen te 4- uur gesloten. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. SECRETARIE. BOEKERIJ. VERSLAG OVER HET DIENSTJAAR 1906. MIJNE HEEREN, Om te voldoen aan het art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie der Academie, heb ik de eer verslag uit te brengen over den toestand onzer Boekerij gedurende het afgeloopen dienstjaar 1906. 377 boeken en 25 verschillende tijdschriften zijn ingekomen. 366 daarvan werden aan onze Koninklijke Instelling ten geschenke gezonden : door de Regeering : 47 boeken en 22 tijdschriften; door openbare besturen, letterkundige en andere genootschappen, onderwijsinrichtingen enz., uit België : 23 boeken; door hoogescholen en openbare bibliotheken uit het Buitenland (Noord-Nederland, Duitschland, Denemarken, Italië en Zweden) : 57 boeken; . door werkende en briefwisselende Leden alsook door buitenlandsche eereleden : i io boeken ; door bijzondere personen : 107 boeken, waaronder 96 uit ons land en zz uit den vreemde. - 161 - Enkel ix boeken en éen tijdschrift werden door de Academie aangekocht. Het mag voorwaar te betreuren heeten, dat het ons niet toegelaten zij eene grootere som aan nieuwe aankoopen .te besteden. Aan het zoo noodzakelijk én regelmatig inbinden der boeken viel er ook niet eens te denken. Laten wij de hoop koesteren, dat de Academie weldra in staat zal worden gesteld in dien jammerlijken toestand te voorzien. De Ruildienst, door mij sedert verleden jaar ingericht, heeft de beste uitslagen gehad. Inderdaad, uit het buitenland, voornamelijk uit Noord- Nederland, kwamen ons 17 tijdschriften van aller - lei aard toe; uit België ontvingen wij er 23. Nu de oplaag van de Verslagen en Mededeelingen van 300 op 35o is gebracht, zal, hoop ik, aan onzen Ruil dienst eene aanzienlijke uitbreiding kunnen gegeven worden. Op het einde van het jaar 1906, telde onze Boekerij in het geheel 9384 verschillende werken en tijdschriften. Alle zijn genummerd en staan in onze boekenkasten gerangschikt. De hoofdzaak is nu, dat bij elke gelegenheid, op elk gevraagd boek onmiddellijk de hand kunne gelegd worden. Met dat doel, werden de nieuwe nummers van de onvolledig gebleven tweede uitgave van den Catalogus, — door wijlen Frans de Potter, onzen eersten bestendigen Secretaris, aangelegd, -- in den ouden Catalogus overgebracht en werd de naamlijst der — 162 schrijvers aangevuld. Van al de boeken en maandschriften, ongeveer ten getale van 2500, welke tot nog toe ongerangschikt waren gebleven, liet ik een beknopten Catalogus met naamlijst opmaken, en verder werd van de anonymen eene algemeene alphabetische lijst opgesteld. Volgaarne breng ik hier hulde aan den ijver van den beambte van de Secretarie der Academie, den heer Ivo DE VREESE, die, onder mijne leiding, onze Boekerij nu voorl000ig in orde heeft gebracht. De volledige inrichting van den dienst derBoekerij, alsmede het indeelen en catalogeeren naar den eisch der wetenschap zal nog heel wat tijd en werk vergen. Ik hoop echter dat mijn toekomend verslag Ued. reeds eenige voldoening zal verschaffen. De bestendige secretaris, EDW. GAILLIARD. EENIGE BIJZONDERHEDEN VAN HET HASSELTSCH DIALECT. In de Novembervergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie, heeft de achtbare Heer P. BELLEFROID lezing gegeven van eene hoogst belangrijke nota over de Limburgsche dialecten. De kaart welke bij deze nota gevoegd is, duidt zeer nauwkeurig aan hoe de Limburgsche dialecten verdeeld en onderverdeeld worden. Nergens, in België, vindt men eene zoo groote verscheidenheid op een zoo weinig uitgestrekt grondgebied. En die verscheidenheid beperkt zich niet tot eenige eigenaardigheden van geringe beteekenis, gelijk men er overal, in alle landen, aantreft; zij strekt zich uit tot de meest gewichtige regels der spraakkunst, tot het wezen der taal zelve. Mijn inzicht is niet u heden te spreken over de Limburgsche gewestspraken in het algemeen. Ik zal eenvoudig eenige bijzonderheden, eenige eigenaardigheden aanstippen van het Hasseltsch, het merkwaardigste, onder meer dan een opzicht, van al de Limburgsche dialecten. Misschien zal zich later de gelegenheid opdoen om deze stof wat meer grondig te behandelen. — 1 64 I. — KLINKERS. A. -- Men onderscheidt, in het Hasseltsch dialect, de korte a, de lange a, en twee klanken waarin de a en de o gemengd zijn; in den Benen, welken wij aanduiden door ao, wordt de a meer gehoord dan de o; in den anderen, welken wij aanduiden door oa, is de o overheerschend ; voorbeeld : maan, moan, omtrent gelijk in het Fransch aunul ne. De korte a wordt, in de overgroote meerderheid der woorden, uitgesproken op dezelfde wijze als in het letterkundig Vlaamsch : ambacht, kalf, lans, wakker enz. In sommige woorden wordt de korte a van het Vlaamsch vervangen door eene lange a : ander wordt uitgesproken aasader; hard, haard; graf, graaf; slag, slaag. In andere, wordt zij vervangen door den klank ao : rad, raod; vat, vaot. Voor eene r, wordt de korte a uitgesproken als e : arm, erm; darm, deren; kar, her; markt, merkt; warm, weren; barvoets, bervoets; varken,, verken. De lange a van het letterkundig Vlaamsch wordt behouden in talrijke woorden van het Hasseltsch dialect : baard, dragen, garen, hamer, naam enz. In de meeste woorden nochtans, wordt zij uitgesproken, hetzij als ao (baan, baas, halen, paar ,. water), hetzij als oa : straat, avond (o7vend), schaap, slaan, maan, zaad, naald (noaldj), raap, enz.. — 165 — eene r t of de a als iao cao : iaord ; dzc ► iaors. --- korte het gelijk in het Vlaamsch : flesch, tent. Hasseltsch, iets langer Vlaamsch : (gelijk de uitgesproken als 1: = zachtlange Vlaamsche talrijke woorden van het Hasseltsch : negen, weten. In talrijke andere de zachtlange eenen eigenaardigen klank, welken niet beter kunnen dan door de duitsche ci , voorafgegaan eene i : bjdr bicis; brinken; luizen; fiiiir; diagen; iaten; ricikenen; nicif; leder, lias ; week, z^^icik. gewoonlijk in het uitgesproken als ie : breldj; ; treken; eenige woorden als - r65 - Voor eene gevolgd door d, tof s, wordt de lange Vlaamsche uitgesproken als of Jao paard, pjaord; aarde, iaord; maart, miaort; dwaars, dwiaors. ** * E. - De korte e wordt doorgaans, in het Hasseltsch, uitgesproken gelijk in het Vlaamsch : bek, berg, flesch, pen, tent. Somtijds is zij, in het Hasseltsch, iets langer dan in het Vlaamseh: kerk (gelijk in het Fransch erque), nest (gelijk in het Fransch neste). In mensch wordt de e UItgesproken als i : mensch = mins. De zachtlange Vlaamsche e behoudt haren klank in talrijke woorden yan het Hasseltsch : spelen, ketel, negen, weten. In talrijke andere wordt de zachtlange e vervangen door eenen eigenaardigen klank, welken wij niet beter kunnen verbeelden dan door de duitsche ä, voorafgegaan van eene j of eene zeer korte i: beer, bjär of biär; breken, briäken; lezen, liäzen; peer, piär; degen, diägen; eten, iäten; rekenen, riäkenen; neef, niaif,' leder, liär,' week , wiäk . De scherplange Vlaamsche e wordt gewoonlijk in het Hasseltsch uitgesproken als ie: steen, stien; beeld, bzeldj; been, bien; meester, miester ; teeken, tieken ; geest, giest. In eenige woorden wordt zij uitgesproken als i, bijvoorbeeld vreemd, vrimd. ** " * — 166 I. — De i is de klank welke, in het Hasseltsch, het minst verandert, zoowel wat de lange ie als wat de korte i betreft : bitter, krib, wissel, bezien, iets, liegen, ziel, worden uitgesproken gelijk in het letterkundig Vlaamsch. Als bijzonderheden zullen wij aanhalen : 1°) in eenige woorden wordt de korte i vervangen door de lange ie : dicht, diecht; schild, schieldj ; schrik, schriek; 2°) in eenige andere wordt de korte i vervangen door de lange e : smid, si'need ; schip, schee; 30) gevolgd door n, wordt de korte i dikwijls uitgesproken als è, gelijk in het Fransch moyenne : in, èn; minder, mènder; blind, blèndj; drinken, drènken; kind, kèndj ; springen, eyèng en. Doch dit geschiedt niet altijd; bijvoorbeeld, kin, pink, worden uitgesproken gelijk in het letterkundig Vlaamsch. ^ ^ * 0. — De korte o heeft doorgaans, in het Hasseltsch, denzelfden klank als in het letterkundig. Vlaamsch : God, grond, bol, bosch, modder, ros, wolf, wolk. Voor eene m of eene n, wordt de korte Vlaamsche o gewoonlijk uitgesproken als oe, wanneer, in het Hoogduitsch, um of un gebruikt wordt dom, doem (Duitsch dismm), donker, doenkel(Duitsch dunkel), honger, hoenger (Duitsch honger), jong, joeng (Duitsch jong), krom, kroem (Duitsch kri mm). — 167 — Bij uitzondering, behoudt de Vlaamsche o haren klank, wanneer de ii gevolgd wordt door d : rond (Duitsch rund), grond (Duitsch grond), hond (Duitsch hond), stond (Duitsch stonde) enz. In eenige woorden verandert de korte Vlaamsche o in eu (de Duitsche 6) : hof, heef; hol, heul; grof, greuf. Gevolgd door r, wordt zij uitgesproken als è : borg, bèrg; dorp, dèr); korf, kèrf ; koster, kèster; morgen, mèrgen ; orgel, èrgel; worm, wèrm. Om is, in het Hasseltsch, im. De lange oklank is onbekend in het Hasseltsch. De zachtlange o wordt gewoonlijk uitgesproken als eu (het Duitsch 6) : komen, keuroen; boog, beug; schotel, scheutel; horen, heuren. De scherplange o wordt gewoonlijk uitgesproken als oe : boom, boem; brood, broed; doop, doe); groot, groet; kroon, kroep; loopen, loeien; oog, oeg; schoon, schoen. Voor r gevolgd door d of t, wordt de lange Vlaamsche o uitgesproken als oa; dit geschiedt bij voorbeeld, in woord, soort, boord, koord, moord, poort. ^^ * U. -- De oklank komt maar zeer zelden voor in het Hasseltsch; bijvoorbeeld, kunnen wordt uitgesproken gelijk in het letterkundig Vlaamsch. De korte u wordt bijna altijd uitgesproken als è, gelijk in het Fransch messe, ,grecque : blus— 168 — schen, blèssen; brug, brèk; burger, bèrger; geluk, gelèk; schudden, schèdden. Gevolgd door 9z, wordt zij gewoonlijk uitgesproken als i : dun, din; kunst, kiest; hun, pin; gunst, gutst. De lange n wordt uitgesproken als oe wanneer zij overeenkomt met het Duitsch fi of arre : uur, oer (uhr); muur, moer (mauer); duren, doeren (dauern); zuur, zoer (sauer). Zij wordt uitgesproken als ie, wanneer zij overeenkomt met het Duitsch eue : schuur, schier (scheuer), vuur, vier (feuer). X. --- De klank y is onbekend in het Hasseltsch. De y wordt uitgesproken als ê, gelijk in het Fransch tête, pauze : vry, vrê; bij, bê; dijk, dik; kijven, kêven ; schijf, schêf; smijten, smêten; twijfel, twêfel. II. --- SAMENGESTELDE KLINKERS. au en ou worden ge woonlijk uitgesproken gelijk het Vlaamsch en, wanneer zij overeenkomen met het duitsch au : blauw, (blau); flauw, fteu (flau); vrouw, vreze (frau); houwen, hezz'n (hauwen). Zij worden uitgesproken gelijk het Fransch en, in meere, hezóre, wanneer zij overeenkomen met het duitsch en : rouw, ren (reue); getrouw, getreu — i6g — (treu). Eenige woorden welke in het Duitsch an hebben, worden in het Hasseltsch ook uitgesproken als en : brouwen, breu'n (brauen ); saus, seas (sauce) enz. Wanneer on met het Duitsch al overeenkomt, wordt het uitgesproken als aa : koud, kaad (kalt); oud, aad (alt); mout, maat (malt); vouwen, vaa'n ((van het oude fald); houden, hagen (halten). Wanneer on met het Duitsch of overeenkomt, wordt het uitgesproken als oa : goud, goad (gold); stout, stoat (stolz); hout, boat (holt ). ei wordt gewoonlijk uitgesproken als ee : ei, ee .; mei, eiree; keizer, keeHer; klein, kleen; reis, rees; geit, geet. In eenige woorden wordt ei uitgesproken als é (gelijk in het Fransch tête, haine) : drei, drê; heilig, hélig.. In eenige andere wordt ei uitgesproken als eerre zeer lange é gemengd met den klank a : kei, plein. Somtijds hoort men zelfs kaa, plaan, met de zuivere lange a. .,. .,, eu wordt uitgesproken als ce : deur, deer; deugd, deugd; heuvel, heevel; keuken, keeleen; reuk, reek; sleutel, sleetel ; vreugde, vreegde. Neus is, in het Hasseltsch, naas (van het Duitsch nase). oe behoudt gewoonlijk zijnen klank in het Hasseltsch : boek, hoer, bloem, moeder, goed, 170 - schoen. Somtijds oe heure, Meuse : keu; teic. oe u huts; motten Duitsch mussen); grien; kiel; ziet; zvrieg. laatste geschiedt het Duitsch, lange gebruikt wordt : grein, kiihl , stiss, friih. ui, met het Duitsch etc seul, jeune : (Duitsch, duim daumen), (haus), muil (D. maul), saufen), (D. strauch', tuin zaan). het Duitsch eir, ni uitgesproken als é Fransch tête r aile, laid) : êl eule) ; bêgen heugen). denzelfden in eenige woorden het Duitsch, au hebben : zuiver, zêver en in andere die, in het Duitsch, noch noch eis hebben : duister, dêster (in het Duitsch duster): bes; lê; lêsteren, eenige woorden wordt als oe : boek; doezend; suiker, In wordt ui als fluit, bleet; freet; spuiten, sseeten. - 170 - roepen, schoen. Somtijds wordt uitsproken als eû, gelijk in het Fransch heurr:, ivlcuse koe, keû; toe, teû. Somtijds wordt uitgesproken als : koets, kuts; moeten, mutten (men vergelijke met het Duitsch müssen); somtijds ook als ie, groen, koel, zoet, vroeg, vrieg. Dit laatste geschiedt bijzonder wanneer, in het Duitsch, de lange Zl gebruikt wordt: grün, kübl, süss, früb. #i *, li overeenkomende met bet Duitsch au, wordt gewoonlijk uitgesproken gelijk het Fransch eu in : bruin (Duitsch, braun), duim (D. daumen), huis (D. haus), muil (D. maul), zuipen (D. saufen), struik (D. strauch" tuin (D. zaun). Overeenkomende met het Duitsch Ctl, wordt ui uitgesproken als ~ (gelijk in het Fransch t~te, laid) uil, ~l (euIe) ; buigen, b8gen (beugen). Ui heeft denzelfclen klank in eenige woorden welke, in het Duitsch, alt hebben: zuiver, zever (Duitsch sauber), en in andere die, in het Duitsch, aû noch eit hebben: duister, d~stcr het Du;itsch düster): buis, Ms; lui, l~; luisteren, Usteren. In eenige woorden wordt ui uitgesproken als : buik, duizend, doe:::cnd; suiker, soeker. In eenige andere wordt uitgeproken als ee : (leet; fruit, gruis, grees; spuiten, speeten. ** * - 171 - De klank aai wordt, in het Hasseltsch, eene zeer lange ê : kraai, krê; draaien, drê'n. 001 wordt oei : hooi, Roei; kooi, kooi. eeu wordt ofwel eu, gelijk in het Fransch seal, . inettle : sneeuw, snêzt ; ofwel ie : eeuw, iew. ieu wordt al, gelijk in het Fransch seal, nzeule : nieuw, Heit. III. — MEDEKLINKERS. De medeklinkers worden bijna altijd, in het Hasseltsch, uitgesproken op dezelfde wijze als in het letterkundig Vlaamsch. Bij de woorden eindigende, in het Hasseltsch, . met eld, ild, oald, end, ind, oand, ent, int, oant, wordt eene j gevoegd : geldj (geld); wildj (wild); noaldj (naald); wendj (wind); mindj (munt); gedoantje (gedaante). Wanneer, in dezelfde lettergreep, een klinker gevolgd wordt door rs, verdwijnt gewoonlijk de r dorschen, dossen; worst, wort; eerst, iest; kaars, kas; kers, kiaos; kersmis, kosmis. Wanneer a gevolgd wordt door ns verdwijnt somtijds de n en dan wordt de a verlengd : dans, daas; gans, gaas; handschoen, haas. Doch dit geschiedt niet altijd : bij voorbeeld, glans wordt .in het Hasseltsch, uitgesproken op dezelfde wijze als in het letterkundig Vlaamsch. - 172 - IV. -- UMLAUT. De umlaut speelt een zeer groote rol in het Hasseltsch dialect. — Men treft hem aan : in het meervoud van talrijke naamwoorden, in de verkleiningswoorden bijna zonder uitzondering, in de trappen van vergelijking van vele bijvoeglijke naamwoorden, in sommige bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden welke van andere woorden afgeleid zijn. Ziehier de voornaamste regels betreffende den umlaut. De umlaut der korte a is dezelfde als in het Duitsch, á : appelken, dppelken (wordt uitgesproken Waken); kalf, kalfken (kelfken). Door den umlaut veranderen de lange a, ao en oainta: aap, verkleiningswoord ic ken; haon (haan) » klanken; schoap (schaap) schicifiken; koard (koord) kiardje. De korte e, de lange e en de klank ia zijn, in algemeenen regel, niet onderworpen aan den umlaut : berg, bergsken; brèk (brug) brêkske; geet (geit) geetje; fleet (fluit) fleetje; biar (beer) biarken. Wanneer, bij uitzondering, zulke woorden .,aan den umlaut onderworpen zijn, wordt de klank verkort : bij voorbeeld, het meervoud van erm arm) is irm, het meervoud van berg, bërg; het -- 173 - meervoud van renk (ring) ring, met eenen merkelijke verkorting van klank. De woorden die, in het letterkundig Vlaamsch met in geschreven, in het Hasseltsch als en uitgesproken worden, zijn onderworpen aan den umlaut; e wordt alsdan ic : kendi (kind) hiendje; wendj (wind) wiendje. De klank ie, met umlaut, wordt verkort : steen (steen) stiénken; hier (heer) hiërke. Somtijds verandert ie, door den umlaut, in i : brief, brifken; dief, difken; bier, binken; vier vuur) vinken. De korte o verandert, door den umlaut, in è, overeenstemmende met het Duitsch ^ (e uitgesproken wordende gelijk in het Fransch bec, nesse) : bos (bosch) bèsken; klok, klèksken; wolf, wèlfke; pot, pètje. De klank on, overeenkomende met het Duitsch un, wordt ien door den umlaut : hond, hiendje mond, miendje. en verandert, door den umlaut, in ee : keugel (kogel) keegelken; sleut (slot) sleetje; geut (goot)- Beetje. oe verandert in i of ie : moer (muur) minken; hoer, binken; toeng (tong) tingsken; joeng (jongen) jingsken; schoen, schindje; broed (brood) briedje; does (doos) diesken. ê (overeenkomende met de Vlaamsche klanken ij, ei) verandert niet door den umlaut : dêk (dijk) dêksken; schêf (schijf) schêfken. - 174 — heure, meute) door umlaut tile) : keu koel) heus VORMING MEERVOUD. het meervoud, in Hasseltsch dialect, gevormd op dezelfde wijze in het letterkundig Vlaamsch katten; enz. het Hasseltsch worden de verschillende iederen als is; komt het dat men aantreft, die, op het eerste zeer verschillend de Vlaamsche grond, volgens de regels Vlaamsche spraakkunst gevormd geworden .voorbeelden : het meervoud van eer, meervoud van is duidelijk dat deze vormen bekomen geworden zijn volgt : ee, eeëren, eêren, eer; blad, Er bestaat hier eene eenvoudige .en eene afwijking regels betreffende de vorming meervoud. Benige woorden wordt meervoudsuitgang meervoud is niet In andere, wordt en verkorting - 174 - eu (gelijk in het Fransch he/we, meure) wordt, .JOOl' den è (gelijk in het Fransch être, laid, aile) : keÎl (koei) kèke; heÎls (huis) hèske. V. - VAN HET In algemeenen regel wordt het meervoud, in het Hasseltsch dialect, gevormd op dezelfde wijze als in het letterkundig Vlaamsch : kat, katten; vinger, vingers, enz. In het Hasseltscn worden de verschillende lettergrepen samengetrokken iederen keer als zulks mogelijk is; van daar komt het dat men meervoudsvormen aantreft, die, op het eerste zicht, zeer verschillend van de Vlaamsche vormen schijnen, en toch in den grond, volgens de regels der Vlaamsche spraakkunst gevormd geworden zijn. Een paar voorbeelden: het meervoud van ee (ei) is het meervoud van blad is blaar; maar het is duidelijk dat deze vormen bekomen geworden zij n als volgt: ee, eeëren, eêren, eet'; blad, bladeren, blaren, blaar. Er bestaat hier eene eenvoudige -samentrekking en geenszins eene afwijking van de algemeene regels betreffende de vorming van het meervoud. In eenige woorden wordt s als meervoudsuitgang gebruikt in de plaats van en; bij voorbeeld, het meervoud van man is mans en niet mannen. andere, wordt vervangen door de verkorting van eren. -- 175 Broed (brood 1, meervoud brieër. Deze vorm is bekomen geworden als volgt : door den umlaut is oe veranderd in ie; eren is gebruikt geworden als meervoudsuitgang, zoo dat men bekomen heeft : briederen, door samentrekking, brieeren, brieër. Ander voorbeeld : kreud (kruid), meervoud krêër. Door den umlaut is en veranderd in ê; krêderen, krêëren, krêër. Ziehier eene meer merkwaardige uitzondering aan den algemeenen regel, zooals hij in het letterkundig Vlaamsch bestaat : in talrijke eenlettergrepige woorden, wordt het meervoud gevormd door de werking van den umlaut alleen, zonder bijvoeging van eenigen meervoudsuitgang. Bij voorbeeld, het meervoud van bak, is eenvoudig bek (bak) en niet bekken. Eenige andere voorbeelden : gast, gèst; bien (been) biën; stien (steen) stien; - bos (bosch) bès; pot, pèt; kop, kè ; boek, biek; hoep (hoop) hief ; brief, briëf; hoak (haak) hink; heuf (hof) heef; keu (koe) kê; heus (huis) hês ; neut (noot) neet; slaag (slag) sliàg; erm (arm) érm; renk (ring) rong. In de woorden uitgaande op and wordt het meervoud gevormd door de verlenging van den klinker met weglating van de d : hand, meervoud haan; land, meervoud laan; tand, meervoud taan. Voor het meervoud van hond wordt de d insgelijks weggelaten, maar de klank wordt verkort, in plaats van verlengd : hond, meervoud hon. — 176 — VI. — PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN. De persoonlijke voornaamwoorden zijn : Enkelvoud. Ie persoon : Ich, mich; 2e persoon : Dje (djè wanneer men met nadruk spreekt , oech; 3 e persoon : Hiè , zè, het; him, heer, zich. Meervoud. 1 e persoon : Viè, oas; 2e persoon : Dje of djè; oech; 3e persoon : Zè, hin, zich. Dje, van den tweeden persoon, trekt te gelijker tijd op het Duitsch die en op het Vlaamsch gij. Het zuiver Duitsch dir (doe) wordt gebruikt wanneer het gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord of een als naamwoord gebruikt hoedanigheidswoord, in eene uitroeping welke verwondering of verontwaardiging uitdrukt Du schelm ! D Ll zatlap! D a lomperik. Ridder DE CORSWAREM. Het leenwoord LEDIKANT. Nu elf jaar geleden schreef ons geacht medelid Dr. W. de Vreese, in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, dat de vorm lidekant, welke toch aan ledikant moest zijn voorafgegaan, in de middeleeuwen eigenlijk niet voorkomt, en dan ook niet door Dr. J. Verdam, ten dienste van zijn Middelnederlandsch Woordenboek, was gevonden geworden. Dat het woord lit de camp, om het even in welke schriftelijke gedaante, niet in middelnederlandsche opstellen aangetroffen wordt, is nogal natuurlijk. De meebles de camp, en daaronder de lits de camps, zijn in Frankrijk, volgens het getuigenis van Havard, niet voor den tijd der Renaissance in gebruik gekomen. Men mag dus hierui t. besluiten, dat men het woord in Nederlandsche oorkonden van voor ± 1500 niet licht aantreffen zal. De oudste vermelding van het woord vindt men overigens in eene aanhaling uit een schrift van rond het midden der XVIe eeuw. Ook Plantijn ( 1577) was met het woord bekend, en Dr. W. de Vreese vond het in eenen Gentschen tekst van het jaar- 1548, onder de gedaante van lydechant (letterlijk het fr. lit de champ nagesproken), alsook in de werken van Vossius (1641), aldaar voor het eerst als lydekant geschreven. — 178 — Maar al die teksten vallen buiten de eigenlijke periode van het middelnederlandsch. En op oudere of jongere bewijsplaatsen is men, zoover mij bekend staat, tot heden blijven wachten. De bestaande leemte hen ik zoo gelukkig ten deele te kunnen aanvullen, althans met eenige tekstopgaven uit West-Vlaanderen, voor de periode begrepen tusschen 1554 en 1750. Uit de hier medegedeelde bewijsplaatsen kan men opmaken, dat de oudfransche vorm lict de champ zeer weinig, en de picardische lit de camt . des te meer, bekend geweest is bij vaklieden als timmerlieden en schrijnwerkers, en dit nog wel tot tegen het einde der achttiende eeuw. In een geding voor schepenen van Brugge, komt eene acte van 19 September 1554 voor, aangaande eenen draaier in hout, die zich had « ver- « voordert te maeckene ende drayene houte pila- « ren gheapplicquiert tot een liet de camp » (I). Een inventaris van goederen, uitgegeven door A. de Poorter, en opklimmende tot het jaar 1632 (2), meldt ons het bestaan van « z lijdecaiii van waghenschot... ». En verder ook : « Noch een groen haudt [oud] behangsele van een l decant ». (t) Staatsarchief van Brugge, liasse nr 3645. (2) Een inventaris van het jaar 1632, door A. DE POORTER, Brugge, L. de Plancke, 1905, 80. -- 179 - Op eene andere plaats van het huis werd gevonden : « Een lrjdecant met blaeu saey behangsels... ». Alsmede : « Noch een bahuwe lijdecantse, onbehanghen ». Hoe eene « bahuwe lijdecantse » er eigenlijk uit zag, zou wel niemand geraden hebben, ware de uitgever van den Inventaris niet door vergelijking met andere oorkonden van dien aard, erin gelukt om te vinden dat het de koffer of bak was, dien men op reis kon meênemen om er het beddegoed in te leggen (1). Beter wordt ons het ledikant uit de groote slaapkamer vóór de oogen getooverd, met maaksel en tooi erbij : « i ljdecant van groen saey behangsels met groene zijde frijnghen, daerop dat staen vier groene ende verguide appels ». Dat fraai meubelstuk werd op 4 ponden grooten waarde geschat. Even sierlijk was het ledikant staande « in de cleene salette » : « Al vooren een l'decant, met gheluwe en zwert behangsels, ende vier vergulde appelen daerop ». Te Gullegher, eene gemeente bij Kortrijk, vond men in 1665 : (I) DE POORTER, Cp. cit., blz. I I, -- 180 -- « Een i_ydecant .gestoffeet t >, (1). In besloten genootschappen, van welken aard ook, hetzij kerkelijke of wereldlijke, hetzij vereenigingen of gilden van ambachtslieden, warden, meer dan in 't groote publiek, oudere dingen in eere gehouden, alleen omdat zij door zekeren ouderdom eerbiedwaardigheid schijnen verkregen te hebben. Woorden en uitdrukkingen, vooral van technischen aard, deelen ruimschoots het lot van andere oude dingen. In een processtuk van 169o, waarin de schrij nwerkers van Brugge het contra de « drayers » hadden, wordt ons kond gemaakt « Dat dheesschers opentlyck bekennen dat het aen hun niet en is toeghelaeten te reeden, maeken ofte vercoopen Lits de camps, tsy voor hun selven ofte omme een derde » (2). Een jaar later, in 1691, is het weer om de lits de camps te doen, altijd nog in hunne Fransche spelling : « Dat de questieuse calangne es ghedaen op stylen ofte pylaeren bereet, mitsgaeclers ghedraeyt ende verbesiglit tot een lit de camps ». Op het kasteel van Beauvoorde, onder Wulveringhem, stond inmiddels (169o) : « Een bastaert lydekant ». (1) ARTHUR MERGHELYNCK, Le, fief•?nanoir dit « le Chateau de Beauvoorde », t, 345 . (2) Stadsarchief van Brugge, bundels Ambacht der Timmerlieden. — 181 --- Bij particulieren ging de verbastering van den woordvorm sneller dan bij de schrijnwerkers vooruit. Men kan dit overigens opmaken uit de spelwijzen, die te Beauvoorde gevolgd werden : « Een l edecant niet groen behanck ». « Een lydekant ». « Een sober 11 decant met pluijmbedde ». De eerstemaal dat wij in Westvlaamsche stukken de spelwijze met lede- aantreffen, is in 1688 : « Over een tafelcleedt, 12 cussens van mocade, gordynen aen tledicamp en vertreck (t). Doch in gemeld jaar worden te Brugge verschillende spelwijzen voor dat woord gebezigd, als genoeg blijkt uit de volgende citaten : « Optellen en weder pacquen van twee ledicanten ». « Over 't draeghen van een styl tot een lit de camp ». « Over... gordynen aen tledicamp en vertreck » (2). Eerst in 1713 komt uit de papieren van het ambacht der schrijnwerkers te Brugge de afwijkende vorm lijdecant te voorschijn, die al zoolang onder het gewone publiek in gebruik was : « Ten selven jaere heeft Domien Speijbroek tijmmerman oock commen aengheven een effen ljdecant voor zijn heijghen, ende is den II desember gheteeckent door deken ende eedt ». (I) L. GILLIODTS-VAN SEVERE N, Histoire de l'Ëtapie de Bruges, IV, 51o. (2) Zelfde werk. --- 182 -- In 1733 zegt eene andere oorkonde : « Soo sy oock sullen vermoghen te maecken ter exclusie van alle andere alle soorten van Lydangen (1), Lydecanten, tonboon (2), lyderpoon (3), alle soorten van coutsen... ». In het reglement van 3o Januari 1737 vinden wij, onder de werken die tot de bevoegdheid der schrijnwerkers behooren, de volgende meubelstukken vermeld : « Art. 2. Item alle soorten van ledekanten, lidangen, lits de repos, tombeaux, slaepkoetsen, etc. ». In eene argumenteering van 175o wordt een ledekant aangehaald als een schrijnwerk, dat « ontschaght en by stucken » uiteen kan genomen worden : « ,..Dat is alzoo claer als dat een lidecani, casse, taefel ofte diergelyck andere wercken, die ontschaght ende by stucken van elders sommen, voor gemaect aengenomen worden » (q). In 1752 is de schrijfwijze ledikant in gebruik, zoowel als die van ledekant : In de camer nevens de voorgaende : r ledikant met groen behangsel, stroosack, maltrassen, hoofteynde ende gesticke cattoene sargiën; etc. » (5). (t) Lits d'ange. (2) Tombeaux. (3) Lits de repos. (4) A. VAN DE VELDE, Het Schildersgild te Brugge, Brugge, A. van Mullem, 1905, blz. 81. (5) A. DE POORTER, Een inventaris van 1752. Brugge, L. de Plancke, 1906, blz. 29. -- 1 83 - « I ledikant met lynwaete behanghsel, daer in stroosack, maltrasse, 2 hoofteynden, 2 pluyme cussens en een geelwe sargie » (i). « I ledikant met duyts lynwaet behangh, daerin stroosack, maltrasse ... » (2). « I ledikant met gewaeterde stoffe, daerin stroosack ende pluyme hoofteynde » (3). En toch is de oudere woordgedaante lidekant nog niet geheel verouderd : « In een camer boven : i lidekant met catoen behangen, daerin i stroosack, 2 maltrassen, hoofteynde, 2 pluyme cussens, 2 gestrickte cattoene sargien ... » (4). Te dien tijde was een lit-de-camft volstrekt geen veldbed meer ; immers, na allerhande ledikanten aangehaald te hebben, komt een boedelbeschrijver op de kamer « van de domestique », en daar vindt hij : r ezel, maltrasse, hoofteynde, sargie, kussen ende 1 paer laecken » (5). Daar hebben wij nu allerlei schrijfwijzen van het woord, dat van zeer vroeg, vooral in de noordelijke gewesten, ledikant luidde, maar in West- Vlaanderen, wellicht door meerdere nabijheid van Fransche invloeden, den oorspronkelijker vorm van lict de camp, die Picardisch is, getrouw bleef. 1) A. DE POORTER, Inv. van 1752, blz. 30. (z) Id. (3) Id. (4) Id., biz. 29-30. (5) Id., blz. 31. - 184 - Uit Oost-Vlaanderen hebben wij geene teksten voor de hand, tenzij de volgende aanhaling uit een « accordt ende reglement » tusschen de timmerlieden en de schrijnwerkers van Gent, die in 1689, evenals hunne Brugsche stielgenooten, hunne wederzijdsche bevoegdheid afgebakend hadden : « Item alle soorten van Ledekcznten met vierkante Vergaederinghen ghemaect; ende de Rolle-Coetskens met de Esels om op te rusten, oock vierkant vergaedert ». Ten slotte zij opgemerkt, dat, in eene arbitrale acte van 29 November 1617, betreffende een geschil tusschen de timmerlieden en de schrijnwerkers van Antwerpen, wel van « coetsen » en « bedtsteden » en alle mogelijk schrijnwerk gesproken wordt, maar dat het woord ledikant er niet eens in genoemd is. K. DE FLOU. WEDSTRIJDEN VOOR 1906. PRIJSVRAAG OVER HET Verslag van den van 16 Januari 11. de Koninklijke op mijn Dr. beurt verslag uite brengen over de wijze, warop LEVITICUS heeft herzien en in hoeverre opmerkingen In die ik inzonderheid een uitnoodiging gezien, de schrijver zich heeft aan de Academie, op mijn voorstel, heer Secretaris, heeft LEVITICUS werk teruggezonden, « gewijzigd », « Academie ». woorden DELA MONTAGNE SEGERS geneigd de inzender zich al heel weinig om die vcm: waarde heeft bekommerd. zou echter een onjuiste indruk zijn. heér LEVITICUS wel degelijk een aantal die zoozeer de techniek van het bedrijf, als ontwikkeling betreffen, woordenboek zijn de blzz. 73, 74 75; 265, 266, vervallen en blijkbaar verwerkt de inleiding. Blijkbaar : want het oorspronkelijke — eerste verslag van heer BOUCHERIJ - « van 21 bladzijden ». er een voorbericht, dat 6 blzz. beslaat, en een inleiding, 28 blzz. groot, die zeer lezenswaardig is. Maar Dr. LEVITICUS alle waarop verslaggevers oog hadden, in die inleiding ver- VOOR DIAMANTVAK. heer Dr. W. DE VREESE. Bij besluit van 16 Januari 11. heeft de Koninklijke Vlaamsche Academie mij opgedragen, haar op mijn beurt verslag uit te brengen .over de wijze, waarop LEVITICUS zijn werk over de diamantslijperij heeft herzien en gewijzigd, en in hoeverre hij daarbij rekening heeft gehouden met de opmerkin~en van den keurraad. In die opdracht heb ik inzonderheid een uitnoodiging gezien, om na te gaan of d~ schrijver zich gehouden heeft aan de voorwaarde, door de Academie, op mijn voorstel, aan de bekroning verbonden. Volgens mededeeling van den heer Secretaris, heeft Dr. LEVITICUS zijn werk teruggez:mden, « gewijzigd ", zooals hij schreef, « volgens de wenschen der Academie ». Uit de woorden van de heeren DELA MOl)/TAGNE en SEGERS zou men geneigd zijn te besluiten, dat de inzender zich al heel weinig om die vcu: waarde heeft bekommerd. Dat zou echter een onjuiste indruk zijn. De heer LEVITICUS heeft wel degelijk een aantal artikels, die niet zoozeer de techniek van het bedrijf, als zijn geschiedenis en ontwikkeling betreffen, uit het woordenboek gelicht. Zoo zijn de blzz. 73,74 en 75; 265,266, 267 en gedeeltelijk 268 thans vervallen en blijkbaar ver~ werkt in de inleiding. Blijkbaar: want het oorspronkelijke handschrift bevatte - volgens het eerste verslag van den heer BOUCHERI] - « een voorwoord van 2 I bladzijden ". Thans is er een voorbericht, dat 6 blzz. beslaat, 28 blzz. groot, die zeer lezenswaardig is. DI. LEVITICUS heeft niet artikels, waarop de verslaggevers het oog hadden, in die inleiding -- 186 werkt : hij heeft er sommige als woordenboekartikels laten bestaan. Vandáár, ongetwijfeld, het verschil tusschen zijn bericht aan den heer Secretaris en de opvatting onzer geachte medeleden. Men behoort ongetwijfeld eenige ruimte over te laten voor een altijd mogelijk en verdedigbaar verschil van gevoelen. Het tegenovergestelde is de dood van alle persoonlijkheid en van elk initiatief. Het behouden van sommige dezer artikels in het woordenboek laat zich werkelijk zeer goed verdedigen; zoo b. v. die over Amster - dam,Antwer,ben,Londen,Parijs, bekort zooals ze nu zijn; d e . namen van sommige beroemde steenen als de Cullinan, de Kohinoor, de Radja van Mattum, de Regent; zelfs de namen der vakvereenigingen en van dezer organen lijken mij niet volstrekt overtollig; maar dat een artikel over de Commissie tot voorbereiding eener _prisvraag voor een middel tot slijjen van diamanten mogelijk te maken zonder gebruik van een giftig doppenmetaal en tot beoordeeling van de ingekomen antwoorden (oef !); dat levensbeschrijvingen van Lodewijk van Berken, den pseudo-uitvinder van de diamantslijperij, en van Prof. Molengraaff — waarom dan ook niet die van Henri Polak ? -- in géén geval in 't woordenboek op hun plaats zijn, dáárover kan, ook mijns inziens, moeilijk verschil van gevoelen bestaan, en ik vermoed dat Dr. LEVITICUS die artikels alleen per abuis heeft laten staan. Dit maak ik o. a. hieruit op : blzz. 17 vlgg., bevattende het artikel over Lodewijk van Berken, zijn uit het boekverband losgemaakt en de pagineering is gewijzigd; maar de bewuste, thans losse bladen zijn op hun oorspronkelijke plaats blijven zitten. Hetzelfde is gebeurd met blzz. 39-48, bevattende het artikel diamant. Maar hier is Dr. LEVITICUS vermoedelijk op twee gedachten blijven hinken : het artikel heeft een anderen aanhef gekregen, met de blijkbare bedoeling om het in te lasschen in de inleiding, en er is een nieuw artikel gekomen aldus luidende : Diamant,., zie pagina.., ». Maar die verwijzing is niet s I87 .^ ingevuld; het oorspronkelijk artikel is, met den nieuwen aanhef, op zijn oude plaats gebleven en ook de oude paginatuur is behouden. Ik ook zou het artikel op zijn oude plaats laten. Op één punt heeft Dr. LEVITICUS zich, zeker wél bewust, niet gehouden aan den eisch van een der verslaggevers, t. w. van den heer BoucHI.RIJ, daarin naderhand gesteund door den heer SEGERS; nl. aan den eisch om die woorden, die, « in alle woordenboeken en bij alle bedrijven te huis behooren », te schrappen. Ik hoop dat onze geachte medeleden het mij ten goede zullen maar in dezen sta ik geheel aan de zijde van den inzender. Het is, van een zuiver wetenschappelijk standpunt, zeer zeker niet voldoende in dialect- en vakwoordenboeken alleen datgene te vermelden, dat elders onbekend is. De gevaren voor subjectief oordeelen zijn, zoodoende, veel te groot; waar dan nog bijkomt, dat men, bij zulke methode, niet te weten komt, wat in een bepaald dialect of vak niet bekend is (wat in menig geval belangrijker is dan het tegenovergestelde). is een overblijfsel men meende de wetenschap het best te dienen met idiotica in den engen zin des woords; het is daarom thans ook beter te spreken van dialeciwoorden. en evenals deze, behoort een vakwoordenboek alle vermelden die in het vak gebruikt worden, zijn of niet. worden in het werk van Dr. LEVITICUS een groot getal samenstellingen vermeld die niet nader verklaard worden en dat ook niet behoeven. De heer Bou- CHERIJ heeft daaromtrent een opmerking gemaakt, die alle behartiging verdient, en welke ik gaarne ondersteun : in plaats van alle dergelijke samenstellingen als artikels te laten staan, zouden ze achter het voornaamste lid behooren opgesomd te worden, zooals dat b. v. in het der Nederlandsche is, met nieuwen oude plaats gebleven ook de oude is behouden. Ik ook zijn .oude plaats lalen. punt heeft Dr. wél niet gehouden aan een der t. w. heer BOUCHERIJ, g~stellnd heer eisch om die woorden, die, « in alle bij alle bedrijven te huis behooren », te schrappen. hoop dat onze geachte medeleden het mij ten zullen houden, maar in dezen sta ik geheel aan zijde van den inzender. Het is, van een zuiver wetenschappelijk lIiet voldoende in -dialect- vakwoordenboeken te vermelden, De gevaren voor subjectief oordeel en zoodoende, groot; waar bij zulke methode, een bepaald dialect of vak niet menig geval belangrijker het tegen' Üvergestelde). De gewraakte opvatting is een overblijfsel uit den tijd, toen te Dienen engen zin des woords; het is beter te spreken van dialectwoorden. boeken; evenals deze, behoort een vakwoordenboek termen te vermelden die in het vak gebruikt worden, hetzij ze elders bekend zijn of lIiet. Er worden in het werk van Dr. LEVITICUS nader verklaard en oJk BouCHERIJ heeft daaromtrent opmerking gemaakt, die behartiging welke ik gaarne ondersteun : in plaats van alle dergelijke samenstellingen als het voornaamste behoore:n worden, b. v. m Woordenboek der Nededa12dsc/ze Taal geschiedt. 187 -- 188 — Nog ééne wijziging lijkt mij volstrekt noodzakelijks De lemmata van een aantal artikels bestaan uit meer dan één woord, b. v. aan den duim, aan den vinger, aan den aanbrenger, bekende grooie steenen, blauwe grond, mechanische dop, ronde boort, scherpe schaf, steel maken, tegen de was, uit den bak, uit de tang, enz. enz. Dit is zeker onpractisch. Het lemma van een artikel mag maar uit één enkel woord bestaan. Wordt een bepaald begrip niet door een woord, maar door een woordverband uitgedrukt, dan moet daaruit tot lemma van het artikel gekozen worden dat woord, waarin de kern van het begrip zit, liefst met een verwijzing daarheen hij de andere woorden, zooals, in enkele gevallen trouwens ook is geschied. Wat de geheele inrichting van het werk betreft, zou de schrijver in 't algemeen wel doen, door die van het Nederlandsclz Wooy denboek te bestudeeren en na te volgen. Summa summarum . ik adviseer, dat Dr. LEVITICUS in de gelegenheid gesteld worde : I ° nog enkele artikelen meer uit het woordenboek te lichten en naar de inleiding over te brengen 2° een bepaald besluit te nemen aangaande het geschrevene over diamant; en 3° nog eens de fijne schaaf te laten gaan over zijn overigens zeer verdienstelijk werk, om bij het drukken niet vast te raken in extra-correctie. Ik stel dus voor dat zijn handschrift hem met dat doel teruggezonden worde. Aan het Bestuur verblijve naderhand het oordeel, of aan bovenstaande voos aai den voldaan is. Gent, 12 Februari 1907. WILLEM DE VREESE. INHOUD. I.) Verslag der Februari -vergadering. . 20) Boekerij. -- Verslag over het dienstjaar 1906 . BiZ 145 . . 16o 30) Benige ,bijzonderheden van het Hasseltsch dialect, door den Heer Ridder DE CORSWAREM 163 40) Het leenwoorttLedikant, door den Heer K. DE FLOU . . 177 5o) Wedstrijden voor 1906: Prijsvraag over het Diamantvak. Verslag door den Heer Dr. W DE VREESE 185 VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN I3 EICE N' SDM.A.K I lT er_ Bestuur der Koninklijke heeft de ondergeteekende kenbaar in Instellingeen Van de Ven-Heremans' Stichting, het doel is « . Nederlandsche en Wetenschap te bevorderen, het uitgeven, in het Neerlandsch, van nieuwe werken over Natur- of Geneskundige Wetenschappen, over Rechsgeleerd heil en over het Vak van den Ingenieur ». ontvangt Nederlandsche ter uitgave. Ingezonden de nagezien drie Commissarissen de Bestendige Commissie voor Taal en Letteren. kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist over het niet laten de aangeboden handschriften. verdere inlichtingen verklaart de ondergeteekende volgaarne bereid Bestendige Secretam is, Enw_ GAILLIARI KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE TAAL- GENT. V AN DE VEN-HEREMANS' STICHTING. BEKENDJY.J:AKIN Ck Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke lnsteUingeen Fonds bestaat, met name Ven-:Heremans' Stichting! waarvan het doel is (( de Nederlalldsche Taal en W'elel1schap té bevorderell, door uitgevell, in het Nederlandsch, vtln nieuwe werften over N atuur- oj Geneeskulldige WetenschappeIl , over Rechtsgeleerdheid ell over het Vak vall dell Illgellieur )). Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle Nederlandsche handschriften van geleerden ler uitgave. Irtgezonaen verhandelingen worden met de meeste zorg nagez;ien door drie Commissarissen van de BestelldigeCommissie voor Nieuwere Taal en l_ellerell. Na kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist de Academie over het al of niet laten drukken van de aangebóden handschriften. Tot verdere inlichtingen verklaar:: de ol1dergeteekende zich vOlgaarne bereid De Bestendige SecretaJ is, Enw. GAILLIARJ) VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE Maart .90'· GENT A. SIFFER Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADE MIE. BERICHT, BIBLIOGRAPHIE VAN DEN VLAAMSCHEN TAA LSTRIJD. Heeren Leden of Bijzondere personen, die in hunne boekerij, boeken, brochuren, overdrukken enz., bezitten, welke in de Bibliograghie van den Vlaamschen Taalstrijd zouden dienen benuttigd te worden, wezen zoo goed ze te zenden aan den Bestendigen Secretaris, die zich belasten zal met ze in hunnen naam aan de Heeren COOPMAN en BROECKAERT mede te deelen. De Besten dige Secretaris, EDW. CrAILLIARD. Vergadering van 20 Maart 1007. Aanwezig : heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES, CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILIARD, heeren Dr. H. CLAEYS, Mr. NAP, DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Dr. KAREL DE GHELDERE, L. SIMONS, ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, WILLEM DE VREESE, JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, JULIUS MAC LEOD IS. TEIRLINCK, leden ; heer OMER WATTEZ, heeren Mr. EDW. COREMANS, J. HELLEPUTTE, A. PRAYON-VAN ZUYLEN, DE BETHUNE HUGO VERRIEST, Dr. C. LECOUTERE, hebben dat zij de te wonen. Edw. het verslag over de Februari-vergadering. -- Het wordt goedgekeurd. Aangeboden boeken. — de B estendige Secretaris boeken de Academie aangeboden : VergaderIng 20 1907w Aanwezig: de heeren KAREL DE FLou, bestu urder; DES. CLAES, onder bestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heercll Dl'. H. CLAEYS, Jhr. Ml'. NAP, DE PAUW, JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLs, Jhr. Dl'. KAREL DE GHELDERE, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. vVILLEM DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, Dr. JULIUS MAC LEOD en Is. TEIRLINCK, werkende leden; de heer OMER WATTEZ, briefwisselend lid. De heeren Mr. EDW. COREMANS, J. HELLE;' PUTTE, Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN, Baron DE BETHUNE en Dr. HUGO VERRIEST, werkende leden, alsook de heer Dr. C. LEcouTERE, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Ed w. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Februari-vergadering. - Het wordt goedgekeurd. boeken. - Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aa n de Academie aangeboden: Igo -- Regeering de Belgique. 1'Indnstrie Office du -- Monographies industrielles. Aperçu économique, technologique et commercial. IV : céramiques. -1907. Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. Bruxelles, 1907. Nederlandsche Achtste deel, eerste Krenking). Bewerkt Dr. j. HEINSIUS. 5907. TIJDSCHRIFTEN. - -,,Annales del' Roy aled'Archéologie de Belgique, nos 3 4. -- Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, 1906, no 5. -- Annales .des Travaux publics ,de Belgique, 1907, n© I. Arbeidsblad, uitgegeven van 1907, nrs .2 en 3. Bibliographic Belgique. 1906. Table aiphabétique pantie : Livres ; Id. deuxième partie 1907. no 3 4 ; périodiques, nos 3 et 4; inensuel des sommaires des périodiques, 1907, no 1. der Maatschappij en te 1906, nrs 8 en 9; 1907, nr i. Bulletin de l' Agriculture, 1906, no Bulletin des Musées royaux, 5907, 5. — Musée beige, X907, no — Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 5907, no 2. - l'Université de Bruxelles, 5906-5907, nog 4 5. -- Catholique, no van •Gent : Oorkondenboek Gentsche stads- baljuws .(bezorgd door J. VUYLSTEKE. Cartu-r-ekeningen . laire le ville et des baillis de 2 deelen. Gent, 190o. Oorkondenboek afdeeling : Rekeningen. deel. ville Première série : Tome II.) Uitleggingen tot de Gentsche Stads - e t Baljuwsrekeningen, werk van J. VUYLSTEKE, door V. VAN DER HAEGHEN en A. VAN WERVEKE. Gent, 1906. 19° - -Door de Regeering: Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail et Inspection de l'Industrie. - MOllographies Ï1/dustrieUes. APerçu écollomiq1te, tecJmologique commercial. Groupe IV: Industries céramiques. Bruxelles, 3.g0 7· Anmtaire de l'Académie Royale des Scimces,des Lettns de Belgique. 1907. 63me année. Bruxelles, 19°7· Woordenboek der Nederlandsclze Taal. ACHtste deel. eerste aflevering (Kr.-Kr61tking). Bewerkt door Dr. J. HEINSlUS. 's-Gravenhage, 1907. TIJDSCHRIFTEN. -.Anl/ales de I' Académie Royaled' Archéologie 1907, nos 3 et 4. - BuUetil/ de t"Académie d'Archéologie de Belgique,lg06, DO 5. - Am/a/esdes iDravaux Jn/blics .de Belgique. 1907, n° 1. - .4rbeidsblad, uitgegeven.door het Arbeidsambt vall België, Ig07, nrs -2 en 3. - BibliograPhie de Belgique. Ig06. Tabte atphabétique de la première partie : Livres; Id. de la deuxièmepartie : Périodiques. Ig07. Première ,partie : Livres, n° 3 et 4; deuxième partie : Publications périodiques, nos 3 et 4; Bulletin mmsuel des sommai1'es despériodiques, Ig07, n° 1. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- B1I Oudheidkunde te Gent, Ig06, nrs 8 en g; 1907, nr I. '- Bt/lletin de l' Agriculture. Ig06, n° 7. - Bulletin des Musées royaux, Ig07,no 5. - Le Musée betge. 'I907, :IlO I. - BuUetitl bibliograPhique et pédagogique du Musée belge, Ig07, n° 2. - Revue de l' Unive1'sité de Bruxelles, 1906-1g07, nOB 4 et 5.'- Revue Sociale Catholiqtte, 1907, n° 5. Door het Gemeentebestuur van -Gent: OOlYkondenboek der stad Gent. Gmtschestads- en baljuwsrekel/ lil/gen (1280-1336), be210rgd door J. VUYLSTEKE. (Cartu_ laire de la ville et des baillis de Gand.) 2 deelen. Gent, Ig00. Oorkonden boek der stad Gent. Eerste afdeeling : RekmzlIgen. Tweede deel. (Cartulaire de la ville de Gand. Première série : Comptes. 'rome 11.) UitleggÏ1tgmtot de GentscheStads. e11 Baijuwsrekeni'/ltgen, 1280-1315. Nagelaten wtrk vall J. VUYLSTEKE, uitgegeven door V. VAN DER HAEGHEN en A. YAN Gent, 1906. - 191 Cartulaire de la ville de Gand (Oorkondenboek der suds Gent), publii par ordre de la Commission des Archives de Gand, SOUS direction de V. VAN DER HAEGHEN et H. PIRENNE. Chartes et documents. Liber traditio-- num Sancti Petri Blandiniensis, par ARNOLD FAYEN. Gand, Door het Provinciaal Genootschap Kunsten Wetenschappen de Provincie Noord-te Hertogenbosch : van te 's-Hertogenbosch, JAN MOSMANS ALPH. G. J. MOSMANS. Uitgegeven steun begunstiging Provinciaal Genootschap Kunsten en Wetenschappen Noord-Brabant. Hertogenbosch, 1907. Zeeuwsch Genootschap Wetenschappen, . te Middelburg over 1893-1902, benevens naamlijst van Directeuren Leden. Middelburg, Vroegere Mededeelingen voornamelijk in Zeeland, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap 1906. Middelburg, Dr. K. DE ; GHELDERE, werkend lid : Zonderlinge Legende, Dr. K. DE GHELDERE, lid van de Koninklijke . Academie, van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. (Overdruk uit de en. Mededeelingen Koninklijke Vlaamsche Academie.) 1907. Door den heer JAN BOUCHERIJ, werkend lid : Nieuwe Gedichten Gezangen, door JAN BOUCHERIJ, werkend Koninklijke Vlaamsche lid van de Maatschappij Nederlandsche Letterkunde te Gent, 1907. van de Katholieke Hoogeschooluitbreiding, nv 91 : Menschenkunde. De Misdadiger FR. MEEUS, geneesheer Krank Nr 92 : Heelkunde op onze-zinigen-Colonie van Ghel. — dagen, door Dr. R. SCH0cKAERT,.hoogleeraar te -- 191 - (Oorkondmboek dli. Het vonnis, dat, bij wij'Ze yan apostille, ondeman het geschreven staat, luidt als volgt: deser supplicacie, hooft dat, de supplianten Lliken dat tland gheleghen in Wendulle7l 'meeste deel vervloghen es vallden dl/nen- verdronCktll, houdt. zalre zenden den bailliu gaders ende notaris van der Hooftredeninghe, omme daer of bezoue te doene tharen cos te, die over te bringhene ter naesterRedeninghe, ende naer recht. Ende willen de supplianten eenighe gracie minen ter Hooftredeninghe te Riissele, den xvisten. daeh in Hoymaend . lVI. CCCC. ende een. ** * DE MOERKERKE. De uitdrukking Over Irnperat ghewijst, vinden wij in eene akte die « sta et in den Register van den {( ghedinghe yan der Hooftredeninghe ghehouden {( te Rijssele den xvjsten dach in Ho)'maend jnt « jaer dusentich viere hondert ende twee » (I). Eerst vmrdt in het stuk heel de zaak nogmaals volgenderwijze uiteengezet: (I) Staatsarchief en fonds Sint-Janshospitaal u. s., oud nr 7 JOl, voorloopig blauw r.r 26j8, oorspronkelijk stuk op perkament. - 291 ____ Up tghuend dat ter lester Hoc,ftredeninghe broeder Loy Cauwe, over ende in de name ende als prccurrere van den Broederen ende Zusteren van den Godshuuse van Sint fans in Brugghe, dede toghen ende segghen voor den bailliu ende hoofdtredenaers mijns gheduchts heerera van Bourgoengen, grave van Vlaendren, ende miere gheduchter vrauwe hertoghinne van Bourgoengen ende erfachtighe graefnede van Vlaendren, hoe tvors. Godshuus hoofman gheweest heeft van ouden tijden van .c. twee ghemete lands of daeromtrent, ligghende in de prochie van Wendunen..., twelke land ghelast es jaerlicx van case, van botre ende van penninc renten ten Spikere van Brugghe... Van den welcken .c. ende twee ghemeten lands, tanderen tijden over Imperat ghewijsi heeft ghesijn .xxxij. ghemete, dus blifter lxx ghemete, de welke lxx ghemete of emmer lmesledeel vervloghen waren van den dunes of verdronken van der zee, in zulker wijs dat tvors. Godshuus noch hare meentenaers dies niet meer ghebruken ne mochten ofte eenich prouffit darof effen. noch binnen langhen tijden ghedaei hadden, ende dat tvors. land was ghescepen in curten tiden alle vervlieghene ende over dienen gherekent le sine. Dit niet jeghenstaende tvors. Godshuus... hadde altoos moeten betalen de vors. rente, vutghedaen van den. .xxxij. ghemete dat over Imperat ghewisl es..., twelke was in groten prciudicien ende scaden van den vors. Godshuuse... Verder vermeldt het stuk, dat de « redenaers », gezien zij ter « Redeninghe... in cleenre « menichte zijn, zij deise zake, die groteleic aen- « roert den vors. Godshuuse ende minen vors. « heere ende vrauwe van Bourgoengen, niet « jeghenwordele(ke)n huten noch enden ne mue- « ghen, maer willen daer up hemlieden bespre- « ken met hare medeghezellen ter naester Hooft-- 2 92- -R-- « redeninghe, daer den vors. Broederen ende Zus teren dach ghestelt es omme recht te hoorne ». Edoch, « omme zekere zaken die hemleden daer « toe porren », bevelen gezegde « redenaers » : Dat tvors. Godshuus sal in ghedoghe ghehouden zijn van der betalinghe der vors. renten daerof de vors. lxx. ghemete lands ghelast zijn in tavenand ende in also verren als comt up .xxxij. ghemete lands boven den vors. Imperat, danof hierboven mencioen ghemaect es, van den jaren ende redeninghe .M. CCCC. ende een, ende . M. CCCC. ende twee, toter vors. Hooftredeninghe jnt jaer .M. CCCC. ende drie. ^ ^ * Van In Imperate stellen komt een ander voorbeeld voor in de « Coppie ghewijst ter Hooft- « redeninghe vanden Imperat de a° xiiijc .ende « viere » (i), met de verdere verklaring dat het gronden geldt « zoom vervloghen wanden durven ende een ghedeel bevloet wande zee » Vp tachtervolch ghedaen in de Hooftredeninghe, bi broeder Loy Cauwe, beursier ende als procurere smeester, prieuse, broeders ende zusters vanden Godshuuse van Sinte Jans in Brugghe, om een Imperat ghewijst te Izebbene van zekere lande groot zynde in tijden verleden hondert ende twe ghemete lands of daer omtrent, daerof zy hooftmanne zyn, ligghende in de polre van Wendunen, dat jaerlicx ghelt rente ten Spikre van Brugghe, ter Notarie van Vlaendren ende elre, dat zoom vervloghen es vanden (t) Aldus luidt het opschrift op den rue geplaatst van het stuk dat wij hier aanhalen, en dat berust op het Staatsarchief te Brugge, fonds u. s., oud nr 7103, voorloopig blauw nr 2680. (Oorspronkelijk stuk op perkament.) 293 — dniien e;ide een gliedeel bevloei vande zee, also zij mainteneren; ghezien tbesouc darup ghedaen ende de mate vanden lande dat men winnen ende houffenen mach overbrocht, het es ghewijst biden hooftredenaers, ter maninghe van haren bailliu, dat, boven den Inpelate van .xxxij. ghemete lands tander tyden ghewijst vanden zelven lande, dat men noch in Imperale stellen sal xxxij ghemete twee linen ende lvij roeden vanden zelven lande. Dus blijfter rentelicx lands xxxvij ghemete ende xliij roeden. Dit was ghedaen in de Hooftredeninghe ghehouden te Rijssele den xx sten dach in Hoymaend jnt jaer Ons Heeren .M. CCCC. ende viere. Het Hebben ende ghecrighen een Imperat heet Hebben ofslach (afslag) ende verlaet vanden Imperatte in het volgend opschrift, dat staat op den rug van zeker request gericht tot de « hooftredenaers » te Rijsel, en uitgaande van « broeder Pieter • vanden Hecke, broeder vanden Godshuse van • Sinte Jans in Brucghe, als procureur machtich « over ende inde name van den Broederen ende « Zusteren vanden voorseiden Godshuse » : Copie vander supplicacie om te hebbene ofslach ende verlaet vanden Inperatte a. V (-1a.05). Nadere uitlegging van dit Hebben ofslach (afslag) ende verlaet vanden Imperatte zal uit den tekst zelven van bedoeld verzoekschrift (z) kunnen opgemaakt worden : Supplijert ende toocht broeder Pieter vanden Hecke.... hoe dat in tiden ende in wilen voorleden, (i) Staatsarchief en fonds u. s., oud nr 7163, voorloopig blauw nr 2740, stuk op papier. — 294- — broeder Loy Cauwe, broeder van den Godshuse van Sinte Jans in Brucghe ... versocht ende gheachtervolcht heift voor U mijn heeren voolrseit (mijn heeren de hooftredenaers ons gheduchts heeren shertoghen van flourgoingen, grave van Vlaendren)..., omme te hebbene ende te ghecri; bene een Imperat van eene plaetse van lande groot wesende xxxij ymete lands.., licghende binder prochie van Wendunen, de welke voors. .xxxij. ymete lands vervlog Iaen siin vanden dunen ende bevloeit sin vander zee, nochtan tvoorseide Godshuus altoos emmer heift moeten betalen den ontfanghere vanden Spikere van Brucghe alle jaren de vuile spiker rente van desen voorseiden .xxxij. ymete... Broeder Pieter vanden Hecke vraagt dat het den heeren « hooftredenaers » wille « ghelieven t den voorseiden ontfangher vanden voorseiden « Spikere also in dien te hebbene » : Dat hi den aermen Godshuse wille laten te baten commen ende ofslaen also vele als in tavenant commen sal op dese vorseide .xxxij. ymete lants, of van also vele als tvonnesse vanden voorseiden Imperat in hout ende wei sal doen luden, jeghen der scult die tvoorseide Godshuus den vorseiden ontfangher sculdich es of werden mach in toecommenden tiden, want den armen Godshuse grotelike van noden sij, mids den groten vloeden die int land ghegaen siin ende overgrote dicagie ende wateringhe die sij emmer houden ende betalen moeten.... ^ ^ * Het woord Imperat wees ook op het Vonnis zelf waarbij gronden irperat waren verklaard geworden. Door de uitdrukking I mperatgroot xxxij ghemeten, uit den tekst hieronder, moet dan ook - 2 95 — verstaan worden het Vonnis waarbij het in 't ongereede zijn van gezegde 32 gemeten lands werd verklaard. Men lette op de onderstaande plaatsen uit de volgende « Instructie, omme die van Sint Janshuus te Brugghe » (i) : Vuter name vanden meestere, broeders, zusteren ende al tghemeene couvent vanden Hospitale van Sinte Janshuus in Brugghe, te kennen te glieven hoe dat die vanden voorseiden Hospitale wylen eer ghehouden hebben van onsen gheduchteghen heere.... cj ghemet proostlands, liggliende inde prochie van Wendunen, ghelast jn xxxvj c pijsen dup. ende ix p. pijsen caes tsijnen Spijckere van Brugghe; waer of hemleden de voorseide vanden Hospitale ghedraghen jnde registren vander Hooftredenijnghe, dat tGodshuus quijte ghescolden es van onsen gheduchten heere teeuwelyken daghen, by virtute van twee Imperatten, groot tdeen xxxij ghenaeten ende tdander xxxij ghemeten ij lijnen lvij roeden, bedraghende xxiij pijzen caes, mids dat de voorseide lxiiij ghemeten ij lijnen ivij roeden proostlands byden vloeden vander zee, over langhe tijden hier te vooren hebben gheleghen jnde zee ende onder de duinen van onsen gheduchten heere ende noch ligghen; dus en gheldet tvoorseide Godshuus niet meer dan xiij S pijsen dup. ix p. pijsen by quitanchien vanden ontfanghere van den Spyckere. Pieter Taye evenwel, « als ontfanghere myn « sheeren sproosts van Sinte Donaes van zijnen « relieven vander zelven lande ghelast metten « case voorscreven, mainteneert ende seicht » : Dat ten tyden, dat by den edelen heeren myn heeren vander Hoofiredenynghe de voorseide twee Imperatten (i) Staatsarchief en fonds u. s., oud nr 7086, voorloopig blauw nr 2663, stuk op papier, geschrift der 154 eeuw. — 296 `. den Godshuuse ghegheven waeren, myn heere de proost noch niement anders in zyne stede daer voorooghen en waeren om eenich consent of quytsceldynghe te ghevene van zynen relieven ; ende bydien, zo heesch hy, mids der doodt van broeder Willem Spyckinc, die daer af te hoofde stondt ende nu -ghestelt es in zijne stede te hoofde broeder Willem de Cupere, tvulle relief vander xxxvj S pijsen dup. ix p. pysen caes, niet willende weeten vanden ij iinperatten by redenen voors. Bidden ende versoucken die vanden voors. Hospitale, dat zy tvoors, relief zouden moghen betalen met alzo velen als zy betaelt hebben toten daghe van heden onzen gheduchten heere voor zijn principael vanden zelven case, ende voor U herde edele veerde heeren redene ghegheven heift gheweist... Deelende alle de lasten evenglielyc, alzo wel vp tverlooren landt dat jnde zee licht ende onder de dunen. Dus ghaen de ij jmperatten jaerlycx met hueren lasten wech, niercent daerof yet ghevende... gEIn eene Fransche « acte van den vonnesse « ter Hooftredeninghe te Rijssele... van caes », den 14 Juli 1518 uitgesproken in zake van zeker geding tusschen den ontvanger van den Spijker te Brugge en het Sint-Janshospitaal aldaar, komt de uitdrukking Adjugier un Imperat voor, met de beteekenis van Doen hebben een Imperat; dat wij reeds boven hebben aangehaald (i): Aujourdhuy xiiije de Juillet Quinze cens et dixhuit, fut fait en la Chambre des comptes du Roy Catholicke nostre seigneur à Lille ce qui sensuit : (i) Staatsarchief en fonds u. s., oud .nr 7247, voorloopig blauw rr 2824, oorspronkelijk stuk op perkament. — 297 --- Comme proces fut meu, pardevant les haulx renneurs de Flandres, entre Pierre Errembout, commis a la recepte de. lEspier de Bruges, demandeur, dune part, et les maistre, freres et sceurs de lHospital Saint Jehan audit Bruges, dautre part ; Pour cause que ledit commis pretendoit avoir sur lesdis deffendeurs huit poises de frommaige de rente chascun an plus quilz nestoient accoustume payer audit Espier, et de fait les avoit fait executer et constrainct les payer pour les annees et renenghe quinze cens seize et dixsept, portans icelles deux années, selon le cop dicelles, a la somme de trentehuit livres cincq denies s parisis monnoie de Flandres. Et lesdits deffendeurs disoient et maintenoient que jl naparoit pas que depuis les deux Imperats à eulx adiugiés à congnoissance, jlz eussent recouvré aucune partie desdits Imparats et que les heritaiges dont on les volloit chargier estoient heritaiges tenuz du chapitre de leglise de Saint Donas de Bruges et non de la Prevosté, francqs et exempts de la rente pretendue par ledit demandeur... Het vonnis der « hooftredenaers » luidt : ... Que lesdits de lHospital de Saint Jehan seront tenuz quictes et deschargiez vers le Roy nostre sire, en payant à ladite recepte de lEspier de Bruges pour ce quilz tiennent a ce jour..., selon ce quilz avoient fait le temps passe et jusques à lencommenchement dudit proces. Ainsi fait les jour et an dessusditz. Eene laatste oorkonde moet nog in aanmerking komen. Het is eene akte van 15 October 1617, uitgaande van schepenen van Brugge en houdende vidimus van een vonnis, den 13 Augustus 1616, door de « hoofdredenaers vande ertsher- 298 - toghe van Oostenrycke, hertogen van Bourgoignen » enz., ten gunste van het Sint-JanshQspitaal te Brugge uitgesproken (i) : « wij Pieter Sucx ende Justo Bouuaert, schepenen in Brugghe jn dien tyden, doen te wetene alle lieden, dat wy hedent zaghen ende hoorden lezen eene acte ofte chaertre van quytsceldinghe ghegheven by myne heeren vande Hooftredeninghe van Vlaendren, ten proffvte van het Godshuys van Ste Jan binnen deser voornomde stede van Brugghe, van daten den derthienste Ougst zesthien hondert zesthiene... ende jnhoudende quytschelt ende extinctie van eene rente van twee waeghen botere sjaers, eertyts beset gheweest hebbende up het Clein Hooft ende Bouden Hamens Hooft inde prochie van Wendunen..., danof het jnhouden hier naer volght van woorde te woorde. » Gezegde « Clein Hooft » en « Bouden Hantens Hooft » hadden vroeger aan het Sint- Janshos pitaal toebeboord en waren belast met zekere rente in boter, jaarlijks aan 's prinsen « Spijker » te Brugge te betalen. Beide « hoofden » waren echter « over langhen tydt vervloghen jnde zeedunen, « zoo notoir was Jatter presentelick noch hoofden « noch haven en waren ter plaetse voornomt, « dan alieenlick een stranghe » (2). De « hypotheque » van bedoelde « schult » of rente was aldus verloren geraakt. Ook hadden de « voochden « ende ontfanghere vanden Hospitaele » dienten- (t) Staatsarchief en feuds u. s , voorloopig blauw 0r 8053. Oorspronkelijk stuk op perkament. (2) Strand. Zie DE Bv, Westvlaamsch Idioticon, N o Strang. 299 gevolge verzocht, dat « de voornomde hypotheque «. verclaerst zoude wesen. Imparaet », en der- -halve de rente te niet gedaan. De akte van 13 Augustus 1616 luidt : De hooftredenaers vande ertshertoghe van Oostenrycke, hertogen van Bourgoignen..., doen te weten alien lieden, dat, ghrsien de requeste ... aen ons ghepresenteert... van weghen de voochden ende ontfanghere vanden Hospitaele van St Jan binnen Brugghe, jnhoudende hoe zy hemlieden vonden ghesommeert van weghen d'heer Alexander van Eijewerve, ontfanghere van de Spyckere- van Brugghe inetgaders van de Notarieschult van Vlaendren, tot betaelynghe van twee waeghen botere sjaers, die het voorschreven Godshuys van outs ghegholclen hadde jnde voorseide Notarieschult. Ende alzoo den supplianten neerstelic ondersocht hadden dhypotheque vande selve schuit, hadden bevonden, in zeker audt registre vande lasten gaencle vuyt de • ghoedinghen vanden voorschreven Hospitaele beghinnende int jaer veertien hondert zevenentzestich, de selve schuit beset ende versekert te zyne up het Clein hooft ende Bonden .Namens hooft, jnde prochie van Wendunen, beede over langhen tydt veriiloghen jade zeedunen, zoo notoir was Jatter presentelick noch hoofden noch haven en waren ter plaetse voornomt, dan alleenelick een stranghe; « Midtswelcken, ende dat ghene redene en waere iet voorseide Hospitael belast te laeten met de voor;liemelde schuit, danof dhypotheque verloren was, de voorschreven supplianten versochten commissarissen, die hemlieden jnforrneren zouden up het ju,houden vande bovenschreven requeste, ende dat, naer het bevyndt van dien-, de voornomde hypotheque verclaerst zoude wesen Imparaet,, ende consequentelick de questieuse jaerlic- ::sche schuit extinct ende te nyeten... « Ende raeckende het Clein ofte Groot hooft..., den rescribent verclaersde daer van gheene apparentie ofte - 300 - schynsel bevonden thebben, maar bleeck ghenouch, dat de zelve van over lancé zweren vervloeghen ende ghemeene bedehen nette stranghe ende zee..., ende dat daeromme wy tvoornomde Godshuys vande questieuse prestatie zouden moghen ontslaen, verclaerende dhypotheque, waerop de zelve prestatie eertyts beset ende versekert -hadde gheweest, bedeghen te zyne Imparaet... Bijzonder bedroevend zullen de uitwerksels van den storm in 1334 voor de « prochie van Wendune » zijn geweest, en meermalen nog zal deze van de aanmatigende werking der zee te lijden hebben gehad; want cle landmeters, die in de zaak met het onderzoek ter plaats waren belast geworden, verklaarden niets anders bevonden te hebben dan het effene strand, « het « vlache stranghc ende vloet inarct » : ... De prochie van Wendune, ligghende upde zeecant neffens de dunen ... , welcke prochie zij bevonden (hebben) ghemeene te lighen metten dunen, die aldaer zeer bloot, smal ende dun waren, daegheiicx meer ende meer vervloghen en den een (t) noch altyts was winnende, ende, de zelfve dunen gliepasseert zynde, hadden daer neffens ghevonden het vlacke stranghe ende vloet marct, zonder aldaer bex onden te hebben eenighe apparcntie van hcofdcn ofte tt eckene van et nighe haven... (t) Sic, in het stuk. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. HANDELINGEN VAN DE BESTENDIGE COMMISSIE VOOR HET ONDERWIJS IN EN DOOR HET NEDERLANDSCH. Nr 1. Naar aanleiding der Spelling-hervorming door Prof. JUL. MAC LEOD. Ofschoon ik geen philologische studiën heb gedaan wil i k. mij veroorloven hier enkele woorden in 't midden te brengen ,over een der beginselen waarop de voorstanders der spellinghervorming steunen. Zij verdedigen immers de stelling dat elke levende taal gestadig wijzigingen ondergaat; volgens hen moet de schrijftaal de spreektaal in hare vervormingen wolgen. De tegenwoordige Nederlandsche schrijftaal is verouderd : zij is grootendeels blijven stilstaan, terwijl de spreektaal haren ontwikkelingsgang volgde. Onze schrijftaal moet dus in overeenstemming worden gebracht met de taal die thans in de beschaafde kringen van Noord-Nederland gesproken wordt. Het valt niet te betwisten dat elke taal veranderingen ondergaat, in die mate zelfs dat zij, na korteren of langeren tijd, reigenlijk tot een nieuwe taal is ge worden. De vraag is echter in de eerste plaats of die zoogenaamde taalontwikkeling geen nadeelige zijden heeft. De geschiedenis leert ons dat zij hoogst noodlottige gevolgen na zich sleept. Nemen wij het Latijn als voorbeeld : ten tijde van de Romeinsche keizers was het Latijn verbreid over een onmetelijk gebied : het was feitelijk de wereldtaal. Daarna, in den loop der eeuwen, heeft het Latijn gehoorzaamd aan de wet van de ontwikkeling der spreektaal : het heeft zich diep ver302 - vormd en tevens heeft het zich gesplitst : thans wordt zijne plaats ingenomen door het Fransch, het Italiaansch, het Spaansch, het Portugeesch, het Roemeensch en tallooze Romaansche dialecten. Die splitsing is een ware ramp : het ware een zegen voor de menschheid geweest had het Latijn zijne eenheid kunnen behouden. Hetzelfde geldt van elke andere taal : vervorming ging overal met splitsing gepaard. Zoodra wij ondervinden dat iets nadeelig is zien wij naar middelen uit om ertegen in te gaan. Thans beschikken wij over de noodige middelen om de vervorming der talen tot het stipt noodige te beperken en om hare splitsing te voorkomen. In vroegere tijden werd elke taal schier uitsluitend door mondelinge mededeeling van de eene generatie op de andere overgeplant. Aldus kon elke taal hare natuurlijke ontwikkelingswet volgen : toonlooze vervorming en splitsing waren de gevolgen daarvan. Sedert de uitvinding der boekdrukkunst en vooral in de XIXe eeuw is de toestand veranderd : de invloed der schrijftaal wordt steeds belangrijker, en daardoor volgen de beschaafde talen, in hare ontwikkeling, niet langer de richting die zij door de eeuwen heen hebben gevolgd. De wet der ontwikkeling blijft voortbestaan, maar de voorwaarden waaronder zij hare toepassing vindt zijn niet langer dezelfde. Hetgeen sedert een vijftigtal jaren in Vlaamsch-Belgie wordt waargenomen levert daarvan een duidelijk bewijs. Wij wonen een langzame, ononderbroken vervorming onzer dialecten bij, onder den invloed van oorzaken die vroeger niet bestonden. Duizende couranten verspreiden elken dag de schrijftaal in al de klassen der bevolking, tot in de verst afgelegen dorpen. In onze scholen wordt de schrijftaal beter dan vroeger onderwezen; op onze dorpen wordt door den pastoor gepredikt in eene taal die veel beter overeenstemt met de schrijftaal dan in vroegere dagen. Men kan ongetwijfeld nog op veel gebreken en tekortkomingen wijzen : de algemeene richting die thans alom wordt gevolgd is evenwel het verbreiden der boekentaal, en daardoor verdwijnen de verschillen tusschen onze dialecten, al geschiedt dit ook veel te langzaam. Dit is nu ook taalontwikkeling, doch nauwkeurig in de tegenovergestelde richting van voorheen : de schrijftaal wordt de standaard ; men leert spreken zooals men schrijft. -- 3 03 Men kan zich op de volgende wijze van de waarheid van bet bovenstaande overtuigen. Als menschen uit Antwerpen, ,Gent en Brugge bijeenkomen, spreken de jongeren de schrijftaal (meer of minder zuiver, meer of minder dialectisch gekleurd), en zij verstaan elkander volkomen, terwijl de ouderen van dagen, die aan hun vroeger dialect zijn blijven hangen, -elkander slechts gedeeltelijk verstaan en derhalve in dergelijke gevallen meestal Fransch spreken, indien zij daartoe in staat zijn. Op dergelijke feiten — die men eiken dag kan waarnemen — vestigen wij in 't bijzonder de aandacht der Hollandsche taalkundigen : meermaals houden zij zich onledig met het aanstippen van taalfouten die in Vlaanderen worden begaan; maar schijnbaar blijven zij onbekend met den vooruitgang in de richting van de eenheid, die ondanks alle hinderpalen, ons in den weg gelegd, reeds aanzienlijk is. *Is het niet wenschelij k dien weg verder te volgen ? De Vlamingen (enkele particularisten daargelaten) hebben sedert jaren de Nederlandsche boekentaal tot standaard gekozen. Hollandsche woordenboeken werden in België bij karrevrachten ingevoerd. De schrijvers van woordenboeken in België hebben naar 't voorbeeld der Hollandsche gelijksoortige werken gearbeid : er bestaat bij voorbeeld een aanzienlijk verschil tusschen het woordenboek van Callewaert en de vroegere woor- -denboeken van Sleeckx en. van Olinger. Hollandsche werken van allerlei soort worden in België hoe langer hoe meer gelezen. De gevolgen daarvan zijn hoogst heilzaam : de ervaring. leert ons dat het mogelijk is de ontwikkeling der taal te leiden; de schrijftaal is daarbij het middel, de eenheid het doel. Indien wij thans kunnen een gesprek voeren met een bewoner van Pretoria of Stellenbosch, zoo is het omdat wij van weérszij den met de schrijftaal vertrouwd zijn — al is het vooralsnog soms op eene minder volkomene wijze. De beschaafde omgangstaal der Hollanders gebruiken wij in dergelijke gevallen niet en onze dialecten verschillen te zeer van elkander om tot iets anders te kunnen dienen dan om er zich uit te helpen. Dit zijn de redenen waarom wij het beginsel : de schriftaal moet de spreektaal volgen, en al hetgeen daaruit afgeleid wordt, verwerpen. Wij denken aan de toekomst en niet aan het ver— 304 — leden : de voorwaarden der taalontwikkeling zijn grootendeels: gewijzigd. Men zal ons wellicht tegenwerpen dat de vervorming der taal nultig is, en daarbij zal men zich waarschijnlijk vooreerst beroepen op de zoogenaamde iet der gemakzucht, die wil dat de taal vereenvoudigd worde, ten einde met de kleinst mogelijke som arbeid het beoogde resultaat te bekomen, en ten tweede op de aanpassing der taal aan nietiiwe vereischten. Wat het eerste punt betreft, antwoorden wij dat de gemakzucht dient bestreden te worden, telkens als zij tot nadeelige gevolgen aanleiding geeft. Onze gemakzucht wordt feitelijk en zeer terecht bestreden gedurende onze geheele opvoeding , . telkens als men ons wil onbetamelijke of nadeelige gewoonten afleeren. Hetzelfde kan gedaan worden — en wordt thans . feitelijk gedaan, al geschiedt dit ook niet genoeg —= als de gemakzucht, de spreektaal van de . alom begrepen schrijftaal doet afdwalen, en plaatselijke woorden en zegswijzen doet. ontstaan. Wat de aanpassing der taal aan nieuwe vereischten . betreft, dit zal ook voortaan grootendeels door de schrijftaal '. geschieden. Het is immers de drukpers die thans in de allereerste plaats aan het woord is, telkens als een nieuw begrip door middel van een nieuw 'woo'rd of een nieuwe uitdrukking dient verspreid te worden (fiets, telephoon, batik), en sedert jaren reeds volbrengt zij die taak veel beter en veel spoediger dan door de spreektaal kan gedaan worden. Nr 2. Alle onderwijs moet taalonderwijs zijn door D. CLAES. Dat nee rat elk gereedelijk aan. Toegepast op de lagere school beteekent dat : het kind moet dáár zijn e moedertaal zuiver en vloeiend leeren spreken, en zijne gedachten zuiver en vloeiend leeren opschrijven. Thuis en bij hunne speelmakkers spreken de kinderen hunne gewestspraak, die zij naar de school medebrengen. 305 — Het is geene kleinigheid die kromtaal te beschaven; daar ás geduld, veel geduld toe noodig; maar voor den onderwijzer, die zijne taak ernstig opvat, is het geene onmogelijke taak. De voornaamste hoedanigheid, welke daartoe van hem vereischt wordt is dat hij zelf zuiver en vloeiend spreken kunne en spreken wille. -- Of zulks algemeen het geval is? Als ik bij mijne eigen bevinding te rade ga, onderscheid ik onderwijzers, die hunne taal niet zuiver spreken kunnen : dezulke zij ►► aan 't hoofd eener school volstrekt niet op hunne plaats; — andere, die het wel omtrent kunnen, maar die in hunnen dagelijkschen omgang met het volk, uit menschelijk opzicht, en dikwijls in de school met hunne leerlingen, uit onachtzaamheid, de gewesttaal gebruiken; — eindelijk een klein aantal, die in alle omstandigheden eene zuivere omgangstaal bezigen en de uitspraak hunner leerlingen zorgvuldig bewaken. Alleen de laatsten oefenen eenen weldadigen invloed uit. De eersten zijn de oorzaak dat onze taal bij jet volk geringgeschat, en aan het Fransch alleen waarde gehecht wordt. Een hoofdinspecteur van 't lager onderwijs, wien ik over deze zaak raadpleegde, was volkomen van mijn gevoelen. Twee punten voegde hij er bij. Op de conferentie of wanneer de schoolopziener verwacht wordt en de lessen zorgvuldig voorbereid zijn, is de uitspraak en de taal der onderwijzers beter verzorgd, anders laten zij nog al te wenschen over. En vermits bij de onderwijzeressen, inzonderheid bij de nonnekens, de lessen doorgaans beter zijn gereedgemaakt, is de uitspraak in de meisjesscholen minder gebrekkig dan in de jongensscholen. Dit laatste kan voor zekere streken van Vlaamsch België waar zijn; maar ik ken daar ook streken, waar de onderwijzeressen, de norinekens niet uitgezonderd, uit principe de streektaal in de school als voertaal gebruiken. Als het zoo met de uitspraak gesteld is, dart mag men de oorzaak daarvan wel wat hooger gaan} zoeken. Wie aanneemt dat het toekomstig lot onzer moedertaal van de onderwijzers afhangt, zal mij ook toelaten de spreuk, waar ik de rede meê begon, te wijzigen en te zeggen : Alle normaalonderwijs moet taalondeiwils zijn. In de normaalschool zou niet alleen de leeraar in Nederlandsche taal, maar zouden al de leeraars in hunnen omgang met de kweekelingen eene 306 -- gezuiverde taal moeten gebruiken; dan zou men het recht hebben aan de normalisten, die op hun eindexamen bewijzen hunne moedertaal gebrekkig te spreken, een diploma te weigeren; dan zouden ook de heerera schoolopzieners strenge maatregelen kunnen uitlokken tegen de verstokte kromsprekers, die onder hun gebied staan.... Jammer dat het diploma van schoolopziener wel geweigerd wordt aan Vlaamsche kandidaten, omdat zij geen keurig Fransch, maar niet omdat zij gebrekkig Nederlandsch spreken! En zoo draaien wij onophoudelijk in eenen valschep kring! Wie helpt ons daaruit! Nr 3. In het Lager Onderwijs moet alle onderricht taalonderricht zijn door G. SEGERS. Der Zweck des de_tschen Sprachunterrichtes fur die Volksschule xi liegt innerhaib der allgemeinen Volksbildung and ist durchwegs praktischer Natur. Es ist dring nd nát'g, dass die Volksschule der Neuzeit sich der Uebung im mundlichen Uedankenausdruck mit warmen Fifer annimmt ? andasic in dieser Beziehung auf die Art alles thut, was fiir die Bildung and fur das Leben rechhe, herrliche Friichte tragt. ware eira gutes Stuck nationaler Bildung erreicht wenn wir unsere Jugeed dahin brachten unsere liebe Muttersprache in klaren Lauten besonnen and iiberlegt, schon and water zu reden. KEHR. « In het onderwijs ligt de toekomst der natie, » aldus Dr. de Vries zich uit, « en bij dat gewichtigste aller volksbelangen staat het onderricht der moedertaal op den voorgrond, want daarin ligt het krachtigste middel tot ontwikkeling v an den geest, tot waai achlige vorming van den mensch. « Het valt helaas, niet te ontkennen, dat het taalkundi g. onderwijs te wezen. - - moeten gebruiken; dan zou men het recht de normalisten, die op hun eindexamen bewijzen moedertaal gebrekkig te spreken, een diploma te weigeren; dan zouden ook de heeren schoolopzieners strenge de verstokte kromsprekers, onder hun gebied staan .... het diploma van schoolopziener wel geweigerd Vlaamsche kandidaten, omdat -zij geen keurig Franseh, maar niet omdat zij gebrekkig N ederlandsch spreken! zoo draaien wij onophoudelijk in eenen valschen ons daalUit! 3. Onderwijs taalonderricht zijn G. SEGERS. db_Sprachunterrichtes.. «mr Volks!chule Jo l~egt iODcrbalb der allge ... meiDen VolksbJldung und jst durchwegs praktischer N atur. dringt nöfg. das~ die Volksschule N euzeit sieb der U ebuDg im mündlichen Eifer annimmt,. und dass sie in dieser BeziehuDg aur die rechte tbut, rur Bildung nDd fûr da .. reicbe. heJrliche F,üchte trägt. Es wäre ein Stück wir ]uger;d dahin brächten uosere liebe Muttersprache in und überlegt, schön und wabr reden .. KEHR. In onderwijs toekomst der natie, » drukt Dy. de Vries « bij dat gewichtigste aller staat het moedertaal den ligt het krachtigste ontwikkeling \an den geest, tot waalachlige den menseh. « \'alt ontkennen, het taalkundig onderwijs hier te lande, niet altijd is wat het behoorde te wezeh. .- 307 - Wij zijn gélukkig den tijd te boven van die geestdoodende « redekunstige ontleding » die zoo lang als een vloek op onze lagere scholen rustte. Men begint het doel en de strekking van het taalonderwijs beter te begrijpen. Doch hoe dikwijls sukkelt men nog voort in de oude sleur ! Dorre spelregels en spraakkundige voorschriften, stijve vormenleer en verwarrende cacographieën maken nog een al te groot deel der lessen uit. Er moet in dat onderwijs meer natuur, meer eenvoud, meer leven komen; het moet, van den geest der taal zelve doortrokken, meer liefde voor de moedertaal wekken, meer bewijzen geven van de vormende kracht, die het, goed aangelegd, in zoo hooge mate bezit (1). » Het ware onmogelijk op aangrijpender wijze het hooge belang van het onderricht der moedertaal in de lagere school te dóen uitschijnen, op de gebreken te wijzen, die het aankleven, en tevens het ware doel en de strekking van dit onderricht te doen kennen, dan de uitstekende hoogleeraar dit in die weinige woorden doet. Wij mogen ock bevestigen, dat in Vlaanderen, sinds de laatste jaren, in het taalonderwijs verbetering is gekomen; doch dat het wellicht, meer dan elders, voor verbetering vatbaar is, is buiten kijf. Het ergste gebrek is nog altijd datgene waarop Dr. de Vries wijst : het is te abstract, te dor, het bestaat grootendeels uit het aanleeren, ik zeg liever van buitenleeren van theoretische spraakkunstregels, en het houdt al te weinig rekenschap met het hoofddoel : het zuiver spreken, het leeren, het uitbreiden, en tevens het louteren van den taalschat der leerlingen. De elementaire spraakleer geheel buiten het taalonderricht der lagere school laten, ware uitzinnig, ja onmogelijk; doch de studie daarvan hoeft altijd slechts middel, nooit doel te wezen. De leerlingen moeten daar onze taal zuiver, sierlijk leeren spreken en schrijven. Zij moeten tevens in staat gesteld worden in de voortbrengselen der volksliteratuur genot en genoegen te vinden. Het spreken is de hoofdzaak, omdat de gesproken taal de voornaamste basis is van alle verdere vorming. i) Woordenboek 11,'ederZandsche blz. LxxxV.r. - 3°7- zijn gèlukkig tijd te boven van die geestdoodende « ontleding" die zoo als vloek up onze Men begint het doel en de strekking van begrijpen. Doch hoe dikwijls sukkelt in de oude sleur! Dorre spelregels en spraakkundige voorschriften, stijve vormenleer en verwarrende cacographieën te groot deel der lessen uit. Er dat onderwijs meer natuur, meer eenvoud, meer moet, van den geest der taal zelve doortrokken, de moedertaal wekken, meer bewijzen geven van de vormende kracht, die het, goed aangelegd, mate bezit (1). » ware onmogelijk aangrijpender wijze het hooge moedertaal in de lagere school doen uitschijnen, op de gebreken te wijzen, die het aankleven, doei onderricht doen kennen, dan de uitstekende hoogleeraar in. mogen oek bevestigen, dat in Vlaanderen, sinds de het taalonderwijs verbetering is gekomen; het wellicht, meer dan elders, vour verbetering vatbaar buiten ergste is nog altijd datgene de Vries wijst: het is te abstract, dor, het uit het aanleeren, ik zeg liever van buitenleeren van theoretische spraakkunstregels, te rekenschap met hoofddoel het zuiver spreken, uitbreiden, tevens het louteren van den leerlingen. elementaire spraakleer geheel buiten het taalonderricht lagere school laten, ware uitzinnig, ja onmogelijk; studie daarvan hoeft altijd slechts middel, nooit doel daar onze taal zuiver, sierlijk leeren schrijven. Zij moeten tevens in staat gesteld in de voortbrengselen der volksliteratuur genot spreken is de hoofdzaak, omdat de gesproken basis is van alle verdere vorming. (I) WOOrdC1,lboek der NederZandscne Taat, Inleiding, blz. LXXXVI. -- 3o8 — Het komt ongepast voor over deze pedagogische stelling uit te weiden, daar zij, meen ik, door geen enkelen onderwijskundige van gezag miskend wordt .. Echter zij het mij toegelaten terloops de aandacht te vestigen op een gevaar, dat het lager onderwijs meer en meer bedreigt : het bestaat hierin, dat men het programma op belachelijke wijze overlaadt, dat de materialistische strekking er meer en meer wordt gehuldigd, en men de volksschool van lieverlede als eene beroepsschool betracht. In de lagere school wordt geleerd, wat niemand kan missen, in welken stand hij zich later bevinde, Het moet terzelfder tijd bijdragen tot zijne geestesontwikkeling. Men gaat van de stelling uit, dat de leerlingen later geen schoolonderwijs meer zullen ontvangen. Juist daarom behoeft het programma zoo beperkt mogelijk te wezen. Juist daarom moet de stof zoo bevattelijk gemaakt, zoo grondig geleerd, dat zij het geestelijk eigendom des leerlings worde; juist daarom moeten de grootste zorgen aangewend, opdat zij, die slechts de lagere school bijgewoond hebben, in staat zijn zich zelven hun leven lang verder te ontwikkelen. Om dit alles is de moedertaal, — en hierdoor versta ik de studie der letterkundige taal, eerst en vooral der beschaafde omgangstaal, — het hoofdvak van het lager onderwijs. Elkeen weet, dat de leerlingen die ter volksschool komen, het dialect hunner streek spreken en dat hun voorraad van woorden, uitdrukkingen en vormen gelijken tred houdt met de ontwikkeling van hunnen geest. De taal Iouteren en uitbreiden en terzelfder tijd den geest ontwikkelen, dat is de taak des onderwijzers. Het een is niet mogelijk zonder het ander; het eene gebeurt door middel van het ander. Hoe rijker de taalschat, hoe rijker de geest, en omgekeerd : men vergete het nooit. De onderwijzer, die de moedertaal zijner leerlingen loutert en veredelt, werkt daardoor en dat op de meest gepaste wijze, aan de verrijking van hunnen geest, en zelfs aan de vorming van hun hart mede; ook hij, die degelijk onderwijs geeft, en de opvoeding niet verwaarloost, veredelt en loutert de taal. Het spreken is het voornaamste. In de school zelf bevordert eene beschaafde, goed gearticuleerde spreektaal, de bevattelijkheid en duidelijkheid van het onderwijs en draagt er in ruime mate toe bij om verstrooiing den pas af te snijden. - 309 - Waar goed gesproken wordt, wordt goed gelezen; waar goed gesproken en gelezen wordt, wordt goed opgesteld, en waar goed opgesteld wordt, is de school goed. Eerst en vooral is het noodzakelijk, dat de klanken zuiver . worden uitgebracht en de medeklinkers scherp gearticuleerd; dat de klemtoon, de neventoon en toonloosheid der lettergrepen in acht genomen worden. Ook moeten de leerlingen met kracht en nadruk leeres spreken. Het hoofdmiddel hiertoe is het voorbeeld des onderwijzers. Eene zuivere uitspraak der moedertaal is in de school onontbeerlijk. « Het woord des onderwijzers, » zegt een meester der pedagogie « is het natuurlijkste middel ter spraakverbetering. Hij moet zich daarom bij het voordragen, declameeren, voorlezen, op voorbeeldig spreken toeleggen. Slechts daar, waar het spreken des onderwijzers aan de pedagogische eischen voldoet, kan het hooren des leerlings wezenlijk en blijvend winnen. De leerling kan zich dan naar den leeraar vormen; en navolging en gewenning le-eren goed spreken. Het voorbeeld des onderwijzers is hier dus het gewichtigste en eerste vereischte (r). » Men bijna zonder overdrijving zeggen, dat daar, waar onderwijzer goed spreekt, ook de leerlingen goed spreken. Doch hiertoe is het natuurlijk noodig dat de leeraar zich eerre beschaafde, wel gearticuleerde omgangstaal aangewend hebbe. Waar moet hij zich die aanwennen ? In de lagere Normaalschool, waar hij zijne beroepsopleiding ontvangt. Het laatste Driejaarlijksch Verslag over den toestand van het Lager Onderwijs, bevat daarover zeer aanbevelenswaardige raadgevingen. De heer Inspecteur betreurt dat de gewestspraken nog overheerschend zijn in sommige normaalscholen; dat al te vele vakken in de tweede taal onderwezen worden en dat de leeraar in de moedertaal ',iet overal op de medehulp zijner collega's mag rekenen. Het aanleeren der spreektaal is een wezenlijk onderwijsvak. Daarmede moet aangevangen worden, zoohaast de kinderen ter school komen. Ja, het onderwijs, gedurende de eerste weken, kan en mag schier in niets anders bestaan dan (I) Volksschule, - 3°9- gesproken goed gelezen; waar goed opgesteld, en waar wordt, is de school goed. het noodzakelijk, dat de klanken zuiver UItgebracht de medeklinkers scherp klemtoor::, neventoon en toonloosheid der lettergrepen de leerlingen met leeren spreken. hoofdmiddel hiertoe is des onderwijzers. zuivere moedertaal is in de school « woord onderwijzers,» meester der « natuurlijkste middel ter spraakverbetering. daarom bij het voordragen, declameeren, voorlezen, voorbeeldig toeleggen. Slechts waar des onderwijzers aan de pedago~ische eischen voldoet, het hooren des leerlmgs wezenlijk en blijvend winnen. leerling dan vormen; en navolging léeren voorbeeld des onderwijzers gewichtigste vereischte (I). » mag overdrijving daar, waax de goed leerlingen goed spreken. hiertoe is het natuurlijk noodig dat de leeraar zien eene hij zich die aanwennen? de lagere Normaalschool, waar hij zijne beroepsopleiding laatste Driejaarlijksch over toestand Lager Onderwijs, bevat daarover zeer aanbevelenswaardige De Inspecteur de zijn in sommige normaalscholen; al te vele vakken de tweede taal onderwezen dat de leeraar in de moedertaaiiliet overal op medehulp zijner collega's mag aanleeren der spreektaal is een wezenlijk onderwijsvak. de kinderen Ja, eerste schier bestaan dan in het \1) KEHR, Die Praxis der Volksschule, blz. 197. - 3 10 - goed, zuiver leeren spreken. De kinderen moeten reeds hier dealgemeene letterkundige taal leeren en in het gebruik geoefend worden : dit onderwijs eindigt slechts met het einde der schooljaren. Bijzondere spreekoefeningen zijn noodig in al de klassen., Het is daarenboven thans meer dan ooit onontbeerlijk dat elkeen in het spreken in het openbaar geoefend worde. In onze Kempen beseft men dat de landlieden der Noordbrabantsche grensdorpen hen daar in voorzijn. « Vooreerst, » zegde mij een mijner buren, « onze Hollandsche vrienden worden daar in de school in geoefend, en ten anderen, zij hoeven slechts dezelfde woorden te gebruiken, die zij in hun dagelijksch leven bezigen, terwijl wij naar andere moeten zoeken. » Dat het luidop lezen, en vooral het declameeren zeer veel bijdraagt om de omgangstaal te bevorderen, en zelfs om de taal in haren rijkdom te leeren kennen, eischt geen betoog. De oefening van het geheugen wordt thans bijna algemeen verwaarloosd, en ik betreur dat. Ik gevoel het, ik word meer en meer een reactionnair in zake van onderwijs. Ook raad ik de onderwijzers aan een groot getal gedichten en zelfs prozastukjes van buiten te doen leeren, en geene moeite te sparen om deze op den vereischten toon te leeren voordragen. Vooral met het oog op de spelling en het gebruik der schrijftaal, is het ook zeer nuttig dergelijke van buitengeleerde stukken uit het hoofd te laten opschrijven. Doch, men begrijpt dat het eigenlijk onderricht in• de moedertaal niet voldoende kan zijn cm aan dit onderricht al zijne vormende kracht te geven. « Indien op het juist, goed spreken het hoofdgewicht dient gelegd, » zegt Kehr, « moet ook uitdrukkelijk verklaard, dat niet alleen in de eigenlijke spreeklessen, maar gedurende den ganschen schooltijd, bij alle onderwijsvakken, goed moet gesproken worden. Indien de onderwijzer er niet te allen tijde acht op geeft, dat het Hoogduitsch zoo schoon en zuiver gesproken worde, als dit slechts mogelijk is; indien hij fouten tegen de juiste uitspraak onverbeterd laat; indien het goed spreken niet op den voorgrond staat; indien het spraakonderricht niet door gansch het onderricht der volksschool gesteund wordt; kort en goed, wanneer het gansche onderricht niet ook middellijk (rechtstreeks) taalonderricht is, (1) Praxis, 198. — 311 — kan het doel der spraakontwikkeling onmogelijk bereikt worden. Slechts door een verstandig onderricht en een volhardend oefenen in het spreken kunnen de kinderen leeren spreken. » Aldus bij het ondericht van het rekenen, de geschiedenis,. aardrijkskunde enz., zal de onderwijzer gedurig eene onberispelijke taal spreken, en die ook van de leerlingen eischen. Dit geldt zoowel wat de zuiverheid der uitspraak als de juistheid en volledigheid van den zin betreft. De onderwijzer wete wel, dat hij aldus niet alleen de taalkennis, maar ook het onderricht , der vakken, die hij onderwijst, op de krachtdadigste wijze bevordert. In de lagere school is liet-voordragen der leerstof ex cathedra niet op zijne plaats. De geest der leerlingen moet werkzaam zijn. Zij moeten gedurig geoefend worden, om datgene wat zij geleerd hebben mondeling weer te geven. Zoolang zij dit niet flink kunnen, begrijpen zij, de zaak niet. Daardoor wordt zij hun blijvend eigendom, vergroeit zij met hen. Ik vestig daar de bijzondere aandacht der onderwijzers op en raad hun ten dringendste aan, gedurende gansch hun onderricht de leerlingen veel gelegenheid te geven om te spreken, en aan de zuivere uitspraak en de juiste taal evenveel gewicht te hechten als aan den inhoud zelf. Ongetwijfeld zal het hun aangenaam zijn hierover eene schoone bladzijde van Prof. te Winkel te lezen; zij komt voor in de redevoering, die deze Nederlandsche geleerde in de plechtige vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie, den 8 Juli 1906, uitsprak : « Een gevoel, dat wij niet onder woorden kunnen brengen, is een duister, een onbegrepen gevoel, zooals wij ons voorstellen dat ook de spraaklooze en redelooze dieren het bezitten. Eerst als .woorden in staat zijn het te vertolken, wordt het menschelijk gevoel. En zoo ook zijn gedachten, die niet duidelijk aan anderen worden medegedeeld, nog geene voldragen gedachten, maar slechts gedachten in wording, die men zelf nog maar half begrijpt, want begrepen heeft men eerst dan als men het duidelijk kan zeggen. » Ik druk den wensch uit : a) Dat in onze lagere en middelbare Normaalscholen de moedertaal de voertaal zij van alle onderwijsvakken; 312 - b) Dat de leeraars der verschillende vakken onze taal zuiver spreken, en dit van hunne leerlingen eischen ; c) Dat de bestuurder, de leeraars en studiemeesters der Normaalschool, en de onderwijzers der Oefenschool er voor zorgen, dat de aspirant-onderwijzers te allen tijde in het gebruik en het onderricht der letterkundige, beschaafde omgangstaal geoefend worden_ ; ar) Dat in de lagere school de zuiverheid der spreektaal en de verovering der boekentaal het hoofdoel zij van het taalonderwijs ; e) Dat de onderwijzer er gedurende gansch het schodl onderricht naar streve beide te bereiken; f) In een woord : dat alle onderricht taalonderricht zij. Nr 4. Het Examen van Kantonalen Schoolopziener van het Lager Qnderwijs doer G. SEGERS. Het examen van kantonalen schoolopziener van het Lager Onderwijs werd door het Koninklijk Besluit van 17 Augustus 1882 voorgeschreven en door de Koninklijke Besluiten van 24 September 1884, 26 Januari en Februari 1896 gewijzigd. De proeven worden door dit laatste Koninklijk Besluit geregeld. Niemand wordt tot het examen toegelaten dan die een diploma bezit van lageren onderwijzer of van agregaat leeraar van het middelbaar onderwijs (lageren graad). Hij moet ten minste tien jaar dienst hebben in eene gemeente-, aangenomen of vrije lagere school, -- in eene Staats- of aangenomen Normaalschool of Oefenschool, — in de voorbereidende of middelbare afdeeling eener Middelbare school. Het examen bestaat uit eene schriftelijke, mondelinge en practische proef. Het heeft : a) Uitsluitend in het Fransch plaats; - 313 ..._ het Nederlandsch en in het Fransch ; het Duitsch en in het Fransch ; titularissen van een schoolkanton met Vlaamsche gemeenten, hebben dat de Duitsche talen kennen. ten minste 70 0/0 der punten in dedrie behalen; 50 °,'o elke afzonderlijke proef. Wie de schriftelijke neemt aan de proeven . gee4 --deel ; wie de helft in mondelinge wint, is van de practische proef uitgesloten. schriftelijke proef rolt I°) over de pedagogie en de 20) de geschiedenis der pedagogie, namelijk : Zakelijke uiteenzetting waardeering, onderwijs, opvoedingstelsels van Montaigne, Locke, Fénélon, Rollin, J. J. Rousseau, Kant,. Pater H. Spencer, den uitslag van het laatste examen mededeel, zal er gelegenheid zijn om in enkele beschouwingen, betreffende practische te treden. het twintigste Driejaarlijksch ons Lager heeft een zittijd van het toekennen van het getuigschrift bevoegdheid plaats gehad .. Hij werden 17 September I90I .geopend : het getuigschrift bekomen. was als volgt samengesteld : de heer GERMAIN, in Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onder-- wijs te (i); -Leden : Heer DOCK, opziener der Normaalscholen te ALLEGAERT, opziener der te TROCH (2), Vrij Onderwijs, te Lier`; DEWITT, bezoeker van de Broeders der Scholen, te Leuven. van Secretaris werd door M. CAMPION, persoonlijken titel het Ministerie Openbaar Onderwijs. (1) (Thans overleden. - 31 3 - b) In het Nederlandsch en in het Fransch; c) In het Duitsch en in het Franseh; De titularissen van een schoolkanton met Vlaamsche of Duitsche moeten bewezen hebben dat zij de Nederlandsche of Duitsche talen kennen. De aspiranten moeten ten minste 70 % der punten in de drie proeven behalen; SO % in elke afzonderlijke proef. Wie de helft in de schriftelijke proef niet behaalt, neemt aan de twee overige proeveR. geen ·deel ; wie de helft in de mondelinge proef niet wint, is van de practische proef uitgesloten. De schrifte'Hjke proef rolt 1°) over de peri agogie en de methodologie; 2 0 ) over de geschiedenis der pedagogie, namelijk: Zakelijke uiteenzetting en beredeneerde waardeering, met het oog op het lager onderwijs, der opvoedingstelsels van Montaigne, Comenius, Locke, Fénélon, Roliin, J. J. Romseau, Kant,. Pestalozzi, Fater Girard, Diesterweg, Dupanloup, H. Spencer, Bain. Daar ik den uitslag van het laatste examen mededeel, zal er gelegenheid zijn om in enkele beschouwingen, hetreffende de practisclle en mondelinge proeven te treden. In het twintigste Driejaarlijksch Tijdvak van ons Lager Onderwijs, heeft een enkele zittijd van de Jury tot het toekennen van het getuigschrift van bevoegdheid plaats gehad. Hij werd den 17 September 1901 geopend: 9 recipiendarissen hebben het getuigschrift bekomen. De Jury was als volgt samengesteld: Voorzitter, de heer GERMAIN, eeresecretaris-generaal in het Ministerie van Binnenlandsche Zake'n én Openbaar Onderwijs te Brussel (I): .Leden: Heer DOCK, opziener der Normaalscholen te Kortenberg; ALLEGAERT, opziener der Normaalscholen te Schaarbeek; TROCH (2), opziener van het Vrij Onderwijs, te Lier'; DEWITT, bezoeker van de Broeders der Kristene Scholen, te Leuven. Het ambt van Secretaris werd waargenomen door M. CAMPION, afdeelingsoverste ten persoonlijk en titel in het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs. en (2) Tbans overleden. Punten I 5 punten . » 6 » 10 » » II * I^ * * 16 ^ 20 » 3 21 25 A » » 30 » x 2 2 36 5 7 5 3 2I - 3 14 - Op blz. 40 van het laatst verschenen Rapport triennal sur la situation de l' Instruction primaire en Belgique, treft men, onder Dr III der bijlagen, een uittreksel aan van het verslag, hetwelk door den Voorzitter van de Jury werd opgesteld. Ik laat hier het zakelijke van dit officieel stuk volgen : 1goz. UITSLAGEN. SCHRIFTELIJKE PROEF. 58 onderwijzers Vlamingen, 21 Walen, en I Duitschsprekende) hebben aan de schriftelijke proef deelgenomen. Het maximum punten voor deze proef was 30. 34 aspiranten Vlamingen, 10 Walen en 1 Duitschsprekende) hebben ten minste 15 punten bekomen en werden de volgende proeven toegelaten. De volgende tabel laat ons toe over de uitslagen van het schriftelijk werk te oordeelen. schri ftelijk bekomen : PUNTEN. VLAMINGEN. punten : Vlamingen : punten. Walen : 14,57 » Duitschsprekende : 28 (x enkele - 314- szw si/ua/ion Instruction Be(![ique, nr laat hier volgen: JAAR 1901. A. 58 (36 Duitsch- sprekende) aan de schriftelijke proef deelgenomen. maximum voor deze proef was 30. 34 (23 I Duitschsprekende) minste 15 b~komen en werden tot toegelaten. ·volgende ons toe over de uitslagen van het -schriftelijk werk te oordeel en. Getal punten door de aspiranten voor het schriftelijk werk bekomen: I VLAMINGEN./ WALEN. DUITSCHSPREKENDE. <> Punten. Van I tot 5 punten. :1 2 I 10 ., ï , 11 • 15 , .1 17 7 » 16 » 20 :1 7 • :IJ » 25 , , 26 » 3° '1 2 36 21 I Gemiddeld getal punten Walen: Duitsehsprekende 14,39 » 28 »(1 aspirant). - 315 - Indien men slechts acht slaat op de aspiranten, die ten minste de helft der punten behaalden, heeft men : Vlamingen : 17,39 punten. Walen : 18,32 » Duitschsprekende : 28 » B. PRACTISCHE PROEF. Het maximum punten, aan de practische proef toegekend, is 30. Van de 34 aspiranten, welke tot deze proef toegelaten werden, hebben slechts 14 de helft der punten gewonnen (6 Vlamingen, 7 Walen, z Duitschsprekende). Zij werden tot de mondelinge proef toegelaten. C. MONDELINGE PROEF. Maximum punten : 40. Van de 14 onderwijzers, welke deze proef hebben onderstaan, verkregen 9 het getuigschrift (5 Vlamingen, 3 Walen, Duitschsprekende). D. ALGEMEENE UITSLAGEN. Van de 34 onderwijzers, welke in het schriftelijk examen ten minste de helft der punten behaald hadden, zijn er 25 in de practische en mondelinge proeven mislukt ; In de practische proef : 20 (17 Vlamingen, 3 Walen) ; In de mondelinge proef : 5 (I Vlaming, 4 Walen) (z). Ik deel hier den oorspronkelijken tekst mede der schriftelijke verhandeling, welke de aspiranten, op te stellen hadden : Pédagogie. Apprécier et développer la pensée suivante : » Le jugement est l'opération fondamentale et essentielle de l'esprit; il n'y a pas un seul acte de l'intelligence qui ne se résolve en un jugement. Caractériser à grands traits, la méthode d'enseignement primaire la plus apte à donner au jugement et à la mémoire la culture que réclament leur nature, leur role et leurs rapports mutuels. (t) Rapport triennal sur la situation de l'Instruction primaire en Belgique, 190o-1901-1902. Annexes 40-41. - 31 6 - Histoire de la Pédagogie. Faire connaitre le système de discipline des réactions mutuelles, préconisé par Rousseau et Spencer; en donner une appréciation raisonnée. De practische proef bestond in het beoordeelen van een of twee lessen door eenen onderwijzer of eene onderwijzeres in eene geméenteschool van Brussel gegeven. De mondelinge proef rolde over de volgende leerstoffen : 10) De zielkunde en de onderwijsleer; 2°) De beredeneerde kennis van het programma der lagere scholen; 3°) De organieke wet van 1895 op het lager onderwijs, en de algemeene voorschriften, welke de uitvoering van deze wet regelen. De heer Voorzitter van de Jury bespreekt in zijn verslag de oorzaken van het mislukken van talrijke aspiranten. Hij slaat er echter eene over, die stellig eene der voornaamste moet genoemd worden; zij is tevens eene erge onrechtvaardigheid ten nadeele der Vlaamsche onderwijzers. Ik zal deze onderzoeken. Herinneren wij ons dat van de 58 candidaten, er 49 mislukten . Van de 36 Vlamingen behaalden 5 het diploma; van de 21 Walen, 3. De Walen hadden hunne schriftelijke verhandelingen in eene enkele taal op te stellen; de Vlamingen moesten de eene vraag in het Fransch, de andere in het Nederlandsch beantwoorden. Men zal erkennen dat dit een groote moeilijkheid oplevert. Niettegenstaande is de uitslag in de schriftelijke proef voor Walen en Vlamingen nagenoeg dezelfde, hoewel het gemiddeld cijfer voor de Walen iets hooger is dan voor de Vlamingen. In de practische proef moesten de Walen eene Fransche les in het Fransch, -- de Vlamingen eene Nederlandsche les in het Nederlandsch en eene Fransche in het Fransch mondeling beoordeelen. In de mondelinge proef moesten de Walen in het Fransch alleen antwoorden ; — de Vlamingen in het Fransch over schoolwetgeving en in het Nederlandsch over zielkunde, onderwijs en opvoedingsleer. -- 317 - In de practische proef was de uitslag der Vlamingen bedroevend. Van de 23 aspiranten die in de schriftelijke proef de helft der punten behaalden, behalen er slechts 6 de helft in de practische proef, en worden tot de mondelinge toegelaten. Van de Io Walen behalen er 7 in de practische proef het noodig getal punten. In de mondelinge proef behalen 5 van de 6 Vlamingen het vereischte getal punten, en ontvangen het inspecteursdiploma; van de 7 Walen slechts 3. Het komt mij nutteloos voor, de aandacht op de onrechtvaardigheid, ik durf zeggen op den willekeur van dit reglement te vestigen. De Waalsche candidaten moeten slechts eene taal kennen ; de Vlaamsche twee. Daarbij gaat men, wat de kennis der tweede taal betreft, zoo streng te werk, dat de meeste Vlaamsche candidaten mislukken, alleenlijk, omdat zij minder bedreven zijn in het franschspreken dan hunne Waalsche collega's. Het bewijs hiervan valt elkeen in het oog, die de medegedeelde cijfers onderzoekt. Van de 23 Vlamingen, welke in de schriftelijke proef slagen, gelukken er slechts 6 in de practische proef, en 5 van deze in het mondeling examen. Het is dus duidelijk, dat de i7 Vlamingen vooral in de practische proef mislukten, omdat zij met het franschspreken moeilijk over de baan konden; allen, op een na, die in de practische proef slaagden, gelukten in de mondelinge proef; zij hadden bewijzen gegeven, dat zij met het franschspreken niet verlegen waren. Gelijk uit de uitslagen blijkt, hebben wij verdienstelijke Vlaamsche onderwijzers, echte vakmannen, die alleszins tot het examen voorbereid waren, en afgewezen werden, alleenlijk omdat zij de gewoonte niet hadden Fransch te spreken. Het feit is des te meer bedroevend, daar zich in de Jury leden bevonden, die onze taal gebrekkig of niet kenden. Uit de tabellen blijkt overigens voor elkeen, dat de Vlaamsche candidaten beter voorbereid waren dan de Walen. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. BERICHT. BIBLIOGRAPHIC VAN DEN VLAA1SCHEN TAA LSTRIJD. Heeren Leden of Bijzondere personen, die in hunne boekerij, boeken, brochuren, overdrukken enz., bezitten, welke in de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd zouden dienen benuttigd te worden, wezen zoo goed ze te zenden aan den Bestendigen Secretaris, die zich belasten zal met ze in hunnen naam aan de Heeren COOPMAN en BROECKAERT mede te deelen. De Bestendige Secretaris, EDW. CrAILLIARD. IN HOU D. Blz, I ©) Verslag der April-vergadering . 20) Lijkrede -atitgesproheit bij de begrafents van Baron Bethune, door Heer EDW. GA-iI:LIARD .. . . . • • ,, . 259 30> .^eís voor Vereenvoudigers. — Roosevelt' sco, Mr.. A. PRAYON-ZUYLEN . . . . . ._ • • . . 262 4°) Het wo.Ird 1`mparat », uit oork,fotden Vlaanischen ooyspfo, ag, den EDW. GAILLIARD . . . . . . 275 50) van Bestendige Commissie voor het in en door he t Nederlandsch 301 Nr x. — aanleiding Sfielling ,heraorn2ing; door Prof. JUL. MAC LEOD. " Nr 2. - Alle onderwijs moet -taalonderwijs zijn, door D. CLAES. 3. — het Lager Onderwijs alle, taalonderricht zijn, G. SEGERS. Nr 4: - Het Examen van ka3ttonaleta Schoolopziener van het Lager Onderwijs, door SEOErtS. 60) Bericht. --- Bibliograpliie van den Vlaantsclien taalstrijd . 241 INHOUD. -Dlz, 1 0 ) Verslag der vergaderiilg . 24I 2 01 LijkrdeuitgesproJWt bij begrajeJtts valt BarfJlt de Bethltlte, door den E:DW. GA1LLIARD • • •• • • • • •• 259 JO'! Iets Verunvo,migers. - Rooswelt'sfiasco, door den Heer Mr. A; PRAYON-VAN • • • • • • • • • •• 262 4°) WOJYd« Imparat»,. oorJwnik1~ van V/aam schelt oor- SplJrlg, door Heer EDW. GAILLIARD. • 275 5°) Handelingen de Bestendige Commissie voor Onderwijs het Nederlandsch. . 301 Nt: 1. - Naar aanleidillg der SpeUiltg.hervormiltg, ]uL.MAC LEOD •• Nr 2. - Atle 01td';I'wijs moettaaloltderwijs Zijl!, Nr 3. - In Lctger Oltderwijs moet alle onderricht tailloltderricht ziin,door Nr- 4. - EXa11lMt valt (lz1ttl!ltaleli Schoolopzimer V.Vt !tet G. SEGERS. 60 ) - BibliograPhie vtm dm VlaamschMf taalstrijd 318 KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN DE VEN-HEREMANS' ST1CHTING. Da- 3::) 3VI.A.1-M\T Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke I nstelling een Fonds bestaat, na me Van de Ven-Heremane Stichting, waarvan het doel is « Nederland-- sche Taal en Wetenschap le bevorderen, door uitgeven, in het Nederlandsch, van nieume over Natuur- qf Geneeskundige Weienschappen, over Rechtsgeteerdheid en -Yak den Ingenieur Dankbaar omvangt de Koninklijke Acactemie alle Nedertand§che handschriften van geleerden uitgave. In gezonden verhandel ngen worden met de meeste zorg nagetien door drie Commissarissen de Bestendige Commissie voor en Letteren. kennisneming de uitgebrachte verstagen, beslist de Academic over het al of niet laten drukken van de aangeboden handsch-riften. Tot verdere inlichtingen verkiaart de volgaarne bereid De Bestendige Secretal Low. GA! 1_11 AIM KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. DE VEN-HEREMANS' STICHT1NG. J3EKENDJY.rAKIN G_ het Bestuur der KonillkJifke Academie heeft de onderget~ck: ende eer kenbaar te maken. er in Koninklijke I nsteHing.ccn be_~taa4 met name Heremans'Stichting, het doel is {( de Neder/andsche Taal en Ut elemchap te bevardfreu, da()1' het tii/gepell, üz hel Nederlalldsch, "all uleuUJc werken over Nalliur- qf GeTreeSkUlldige lVeümschappell, Oller Reclllsgcleerdheid eli over het 'Val> van dCfl Illgel1 ieur IJ. Dankbäar oHtvat1gt de Koninklijke Vlaamsche Academie aUc Nederbndsche gelecl'den ter llitg~\'e. 111- verhandelngel1 do zorg nagezien dOOT drie Commissarissen van de Bestel1dige Commissie voor Nieuwere Taal en !,ctlerC1l, Na kennisneming van veTslagen, beslist Academie over het ai laten de aangeboden handsch-riften, verdere inlichti·ngen \'erklaar~ ondergeteekende zich volgnarne bereid De Bestendige Secrelal is, Eow. GAILLlAH.J) VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE Mei 190~· GENT A.. SIPPER Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. BERICHT. Wegens het opzehden van de maandeliitsche Verslagen en Mecledeelingen, van het yaarbDek en van de verdereAcadentische uitgaven - aan Genootschappen, Tiidschriften, Boekerijen van Oftderwijsgestichten, enz., aismede aan al de personen, welke die stukken ontvangen, heeft de Bestendige Secretaris maatregelen getroffen, opdat die uitgaven voortaan opgestuurd warden, niet meer , zooals vroeger eehmaal 's laars, maar dadelijk nadat zij van de pers komen. * DAGELADEN EN TIJDSCHRIFTEN worden beleefd verzocht de Bekendmaking op te nemen betreffende het Van de Ven-Heremans' Fonds. Voor het Archief der Academie, gelieven zii den Bestendigen Secretaris het nummer ttooee te sturen. waarin die opneming of eenige bespreking van de werkzaamheid ol van de uitgaven der Academie voorkomt Vergadering van 15 Mei 197. Aanwezig de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT Joos, Dr. HUGO VERRIEST en IS. TEIRLINCK, werkende leden; de heer OMER WATTEZ, briefwisselend lid. De heeren Jhr. Dr. K. DE GHELDERE en J. HELLEPUTTE, werkende leden, en Dr. LECOUTERE, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de April-vergadering. Het wordt goedgekeurd. De Weled. Heer J. Helleputter werkend lid der Academie, tot Minister van Spoorwegen benoemd. — De heer K. de Flou, bestuurder, is gelukkig ons hooggeacht medelid, denWeled. Heer J. HELLEPUTTE, die verhinderd is de vergadering bij te wonen, namens de Academie geluk te mogen wenschen met het blijk van hooge waardeering en van vertrouwen, vaarmede Z. M. de Koning hem vereerd heeft, door hem tot Minister van -- 320 - Spoorwegen en teven$ tot dienstdoenden Minister van Landbouw te benoemen. (Algemeene toejuiclhi'ng.) De Heer Bestuurder drukt zich volgenderwijze uit : MIJNE HEEREN, Toen het Bestuur en de Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie zich verleden maand verheugden in de, bevordering van eersen hunner collega's in de Leopoldsorde, konden zij niet eens vermoeden zoo spoedi g. weèr een ander genoegen te beleven, dat ons Genootschap tevens tot groote eer strekken zou. Bij de samenstelling van een nieuw ministerie, heeft liet Z. M. den Koning behaagd ons gewaardeerd medelid, den Heer HELLEPUTTE, tot minister van spoorwegen te benoemen en tevens hem het interim van het ministerie van Landbouw op te dragen, aldus eene zoo welverdiende hulde als hooge waardeering schenkende voor de veelzijdige vakkennis, die allen het eens zijn om den Heer HELLEPUTTE toe te kennen. Wij wenschen den Heer HELLEPUTTE uiterharte geluk met het hooge blijk van vertrouwen, dat hein te geurt eevalien is, en drukken den wensch uit, dat het hem gegeven wonde al het goede en degelijke te -verrichten, waartoe zijn talent hem in staat stelt. Aangeboden boeken. — Daarna legt de Be- . stendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden : Door de Regeering Redzeil des Ordonnances des Pays-Bas. Deuxième série. 1506-1700. Tome quatrième, contenant les ordonnances du 9• janvier 1 536 ( 1537, n. s.) au 24 décembre 1 543; par MM' J. LAMEERE, conseiller à la Cour de cassatiorret H. Sz- MoNT, avocat à la Cour d'appel de BruXelles, , membres de la Commission Royale pour la publication des anciennes lois , et ordonnances de la Belgique. Bruxelles, 1907. 4 Commission Royale pour la publication des anciennes lois ordonnances de, la Belgique. Procès-verbaux des séances. Septièrhe Vie Bruxelles, 1906. TIJDSCHRIFTEN. -- Bibliograahie de Belgique, 1907. Première : Livres, deuxième partie : Publications périodiques, 7 et 8.— des 11Musées Royanx, no 1907. — Le Musée beige, revue de pliilologie classiqzte, 2, 1907. Revue de l' Université de Bruxelles, 6-7, 1906- 1907. — Revue Sociale Catholigice, no 1907. — Wallonia, nos 4, 1907. — Annales des TravaitT publics de Belgique, no 2, 1907. Arbeidsblad, 6, 1907. d'Émulation te Brugge : Cartulaire del' ancien Consizlatd'Espagne à J1 a ges. de documents- concernant le commerce maritime et intérieur, le des gens public privé,. et l'histoire économique de ta Elandre, GILLIODTS -VAN .SEVEREN, COnservateui' des' Archives vilie de Bruges. Première partie (de, x280 A 155o); partie (de 155o à 1777)• Bruges, 1901-1902. heer, BROECKAERT, werkend lid der Academie, te Dendermonde : Beschrijving der O.-L.-Vrouwkerk van Dendermonde,. door JAN BROECKAERT. 1907. beer BOLS, werkend Aarschot : Version en vers flanzancis ; d' Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning, vraag : de heer TH. COOPMAN. met kenspreuk « Vrijheid », leden keurraad aangesteld de heeren DES. CLAES welwillend verslaggever te treden, vervanging den heer TH. COOPMAN dezes verzoek), Dr. JAC. MUYLDERMANS L. SIMONS. z°) den heer D. CLAES. verwonderd geene Inleiding t hoofd 't werk te vinden, waar de schrijver zijn plan Inhoudstafel daardoor taak van den onderzoeker merkelijk verzwaard. inzage blijkt, dat het werk volgens 't officiëel opgesteld is, en in twaalf hoofdstukken verdeeld, . I. Oud België. — II. Romeinsch -- III.. — IV. Leenroerig Tijdvak. — De Kru istochten. - VI. Gementelijk Tijdvak. Tijdvak. — Spaansch Tijdvak. — Oostenrïj ksch Tijdvak. — X. Fransch Tijdvak. Hollandsch Tijdvak. — Onafhankelijk - 367- DERDE PRIJSVRAAG. GESCHIEDENIS. van België, Middelbaar Onderwijs (eerste graad, hoogste klasse). (Op groote objectiviteit wordt aangedrongen.} Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning, van gelijke waarde. Steller van de vraag: de heer TH. COOPMAN. Een antwoord, met kenspreuk «Koning, Wet, Vrijheid », werd ingezonden. Worden tot leden van den keurraad aangesteld : de heeren DES. CLAES (die wel willend aanneemt als eerste verslaggever op te treden, tot vervanging van den heer TH. COOPMAN en op dezes verzoek), Dr. JAC. MUYLDERMANS en Dr. L. SIMONS. 1°) Verslag van den heer D. CLAES. Men is verwonderd geene aan 't hoofd van 't werk te vinden, waar de schrijver zijn plan uiteenzet. Ook eene ontbreekt, en daardoor wordt de taak van den onderzoeker merkelijk verzwaard. Na inzage blijkt, dat het werk volgens 't officiëef programma opgesteld is, en in twaalf hoofdstukken verdeeld, namelijk . 1. Oud België. - 11. Romeinsch Tijdvak. - III. Frankisch Tijdvak. - IV. Leenroerig Tijdvak. - V. De Kruistochten. - VI. Gemeentelijk Tijdvak. - VIL Bourgondisch Tijdvak. - VIII. Spaansch Tijdvak. - IX. Oostenrijksch - X. Fransch Tijdvak. - XI. Hollandsch Tijdvak. - XII. Onafhankelijk Tijdvak. — 368 — Elk hoofdstuk is onderverdeeld, en de bijzonderste gebeurtenissen, in elke onderverdeeling behandeld, staan in vette letter aangeduid aan 't begin van eenen regel. Die bijzonderheden zijn volledig, weleens al te volledig, en volgen elkander tamelijk regelmatig op. Breeder dan gewoonlijk zijn behandeld : de eerste tijden, de Franken, Maximiliaan van Oostenrijk, KarelV, de uitbreiding zijner staten, het verschil van karakter tusschen Nederlanders en Spanjaards, België onder Keizer Karel, welvaart in de Nederlanden, het Spaansch tijdvak. Door deze prijsvraag was de schrijver echter geenszins aan dat plan gebonden, en dat er middel is om onze geschiedenis ook in eene andere lijst op te hangen, blijkt uit het handboek van G. KURTH, il?anuel d'Histoire de Belgique. Op dat plan valt aan te merken, dat het Fransch Tijdvak beter Fransche Overheersching zoude heeten, omdat België toen, gelijk veertig jaar vroeger onder Lodewijk XIV, geheel en gansch aan Frankrijk onderworpen, en door Frankrijks willekeur of Frankrijks wetten beheerscht werd. In het Burgondisch, het Spaansch, het Oostenrijksch tijdvak verschillen alleen de vorstenhuizen, wier hoofden onze Vorsten waren; onze regeeringsvorm, onze wetten en costumen bleven dezelfde. Eene andere even betreurlijke leemte is de afwezigheid van kaarten, die zooveel licht op de Geschiedenis werpen, als : België onder de Romeinen, -- Verdeeling van het rijk van Karel den Groote; -- Lotharingen, — de Burgondische staten, --- de XVII Provinciën, — de Vereenigde Nederlanden, -- Onafhankelijk België. Ook geslachtstafels, die als peisterplaatsen zijn op de lange, dikwijls vermoeiende wegen onzer geschiedenis, komt men hier niet tegen. Schrijver heeft er aan gehouden niet alleen de geschiedenis der vorsten, maar • ook die van het volk - 369 met zijn wel en wee te leeren kennen, en daar is hij voldoende in geslaagd. De bronnen waar hij uit geput heeft zijn over 't algemeen betrouwbaar, maar de aanteekeningen aan den voet der bladzijden moesten nauwkeuriger omschreven worden. Wie heeft er immers tijd om aanteekeningen na te slaan als : Van Ryssens. Algem. Gesch., 2e druk ; Naar Pirenne. Gesch. van België ; Naar Sachs, Deutsches Leben in der Vergangenheit ; Enz. ; of : Kollewijn, Hansen, Froissart, H. Conscience, zonder iets daarbij ? Er staan zelfs eenige plaatsen tusschen aanhalingsteekens, waarvan de bron niet wordt aangeduid. ^ * * Heeft schrijver de te verwerken stof niet genoeg in zich opgenomen en anderen te woordelijk naverteld ? op sommige plaatsen stuit men op het gebrek aan eenen behoorlijken overgang en gelijkt zijn werk op eene compilatie, zonder gloed of kleur. Hier en daar, doch al te zelden, wordt de eentonigheid afgebroken door eene verkwikkende lezing, als, b. v. de Valsclae Boudewin, waar dan echter de geschiedenis weer romantisch wordt. Te beginnen met de XVIe eeuw werpt hij nu en dan eenen blik op de Noordnederlandsche gewesten, doch al te zelden opdat de leerling met de Nederlandsche toestanden eenigszins vertrouwd worde. En waarom tot de XVIe eeuw gewacht ? Ook vroeger ontbreekt daartoe de gelegenheid niet. B. v., waar verhaald wordt, dat Robrecht de Fries gehuwd was met Geertruide van Holland, weduwe van Floris I, en verschillende jaren 370 het graafschap Holland bestierde : daar was middel om met de leerlingen een uitstapje naar het Noorde n. te doen, en zelfs vroeger reeds onder de hertogen van Lptharingen. Men stuit echter op nog andere gebreken. « 't Is. van 't hoogste belang — zegt G. KURTH in .de Inleiding' zijner Bekn. Gesch. van België — aan de kinderen de levenskracht te doen bespeuren van den Belgischen landaard, welke met zijne kenmerkende eigenschappen altijd zichtbaar blijft te midden van al de rampen, waarmede onze jaarboeken zijn opgevuld. » Welnu, dat ontbreekt in het onderhavig werk. Al is het plan nog zoo duidelijk, er is gemis aan die overtuigde en overtuigende vaderlandsliefde, die het gansche werk zou moeten doorloopen en als een schitterende gouden draad al de deelen verbinden. Daarenboven, het is, zelfs in 't Middelbaar Onder-- wijs, niet voldoende de gebeurtenissen trouw te vertellen; om nut te stichten moet men de drijfveeren, die volk en vorsten doen handelen, dóór het verhaal doen uitschijnen, en de gevolgen dier handelingen voorzichtig wikken en wegen. Er komen in het werk ook enkele plaatsen, die voor verbetering vatbaar zijn, als : « Dat gevecht [het eerst namelijk van Cesar tegen de Belgen] vond plaats, waar thans Hautmont ligt... » Men kent den naam niet der plaats, waar de Nerviërs tegen Cesar vochten. « De versterking der Aduatiekers, ergens in den omtrek van Namen gelegen... » Die plaats is eveneens nog onbekend. Bij den naam « Taxandriërs » wordt aangeteekend : « De naam is overgebleven in Tessenderloo. » Dat mag wegblijven. (Zie '1 Daghet in den Oosten, 1907.) 37 1 - Zoo ook « de donkere middeleeuwen » (blz. 19); 'want ze zijn toch zoo donker niet meer ! « In den slag van Zulpich beloofde de vorst tot het Christendom over te gaan. » Niets meer! Het hertogdom Lofher r jk wordt met het hertogdom Lotharingen verward. Bij den eersten kruistocht wordt gezegd : « Aan gevangenen en lijfeigenen beloofde men de vrijheid, terwijl de paus ieder strijder vergiffenis der zonden schonk. » 't Zal er immers aan gelegen hebben hoe ieder strijder .gesteld was ! « Bohemud van Tarente en Tancred, zijn neef, beiden Noormannen... » Bohemond was een Normandiër. Tancred een Siciliaan. « Gevolgen der kruistochten. » Een der eerste gevolgen door den schrijver niet vermeld, was het opschorsen der vijandelijkheden en het slechten der geschillen tusschen de christene vorsten. De Vorsten en de Gemeenten (Blz. 6o). « Hij [de vorst] voorzag, dat deze gemeenten krachtig medees erkten tot den bloei en de welvaart van het land, en daarom aarzelde hij niet, de burgers allerlei voorrechten te verleenen. » Die beslissing kwam slechts gedeeltelijk voort uit de redenen door den schrijver aangehaald; want doorgaans zouden de gemeenten die vrijheden en voorrechten niet bekomen hebben, indien zij 1° niet sterk genoeg geweest waren om zich stevig in te richten, en 2° niet rijk genoeg om te betalen, wat zij aan de vorsten ,durfden vragen. 372 - Duister is op blz. 8o : « Hij [Boudewijn] legde de wapens maar neder, toen het noorderlijk gedeelte van Artois [het Atrechtsche]... bij het verdrag van Péronne afgestaan was (Iwo). » Door wien? Aan wien ? Dat moest hier herinnerd worden. Blz. HO « Als koning van Frankrijk bevestigde Eduard al onze (?) vrijheden en rechten en schonk de steden Rijsel, Dowaai, Orchies en Doornijk. » Hij schonk die namelijk aan Vlaanderen terug. Blz. 139 : « Luther was hoogleeraar te Wittenberg, toen in Duitschiand de handel in aflaten ten voordeele der Sint-- Pieterskerk te Rome geschiedde. » Dat is, indien hij er wilde over spreken, niet voldoende; dan moest er ook over Luthers jaloerschheid en hoogmoed gehandeld worden. Dr. J.-A. WIJNNE in zijn Handboek der Alg-ena. Gesch., blz. 183, is veel duidelijker. Andere schrijvers stellen zich in hunne schoolboeken tevreden met te spreken van misbruiken, welke alsdan in de Kerk heerschten. L. HYMANS, in zijne .ijst.. pop. de la Belg ique, laat de aflaten ongerept. Bij de « Hervorming in de Nederlanden » maakt Schrijver geen onderscheid tusschen het Lutheranisme ,. dat ons uit het Noorden, en het Calvinisme, dat ons uit het Zuiden kwam. Tusschendoor zegt hij : « Keizer Karel stelde een inquisiteur aan om de overtreders op te zoeken en te straffen. » Dat is weer te veel en niet genoeg. Of maakt hij ook geen onderscheid tusschen de Inquisitie in Spanje. en de zoogenoemde Inquisitie in de Nederlanden ? Hier zij terloops aangestipt, dat hij uitvoerig de wreedheden beschrijft door de Spanjaarden in de Neder — 373 — wreedheden der Protestanten tegen Katholieken in de schaduw blijven. Hij spreekt nog van St. Just, Just, de Brubsche Mettenen. Blz. 157. Don Juan : Kort stierf hij in zijn kamp te Bourges (sic 131z. 157. « Juan) kort voor zijnen dood in eenera brief zijnen broeder gesmeekt zijn lijk te laten rusten naas t. van zijnen doorluchtigen vader, Karel V. Men zegt ,. van Filips het lichaam van den zoo vroeg telde slechts 37 jaren t stukken naar aldus de plechtige overbrenging te sparen. » Men belangrijk! Maar hierbij moest aangeduid worden wie men en waar hij gezegd heeft. Moeten de jongens men zeker toch geene kwestie zijn van Filips hatelij k geschiedenis! — Ziehier wat te maken ? Wij vragen A.J. NAMEcHE, BZ'st. IV, blz. 119 over Don Juan zegt : « Il se retira de nouveau dans son camp de Bouge, . la maladie de langueur dont il était atteint le consumait lentement. Les soucis et les chagrins l'avaient vieilli à 1'áge trente-trois ans... Son corps fut transporté en Espagne et inhumé dans le tombeau des rois à l'Escurial. » A. Habets, de voortzetter van DAVIDS Historie, deel, Eerste aflevering, blz. 138) : « Zijn lijk werd met groot praalvertoon door al de troepen van het kamp naar Namen overgebracht. Den 4 October werd het aldaar in de St. Albinuskerk begraven: maar het volgende jaar, op last van Philips, naar Spanje gebracht, werd het in het klooster van Parazes hij het Escuriaal, in de nabijheid van het overschdt van keizer . bijgezet. » ii r - 373- landen gepleegd, terwijl de wreedheden der Protestanten in de schaduw blijven. spreekt nog van St . .fust. voor .fust, gelijk van Brugsche Mettenen. 157. Don Juan: « Kort daarna stierf hij in zijn kamp te Bourges (sic) ". Blz. 157. « Hij (Don Juan) had kort voor zijnen dood in eenen brief zijnen broeder gesn:eekt zijn lijk te laten rusten naast dat van zijnen doorluchtigen vader, Karel V. Men zegt, dat op last van Filips het lichaam van den zoo vroeg gestorven prins, hij telde slechts 37 jaren I sic), in stukken gesneden naar Spanje overgebracht werd, om aldus de kosten eener plechbge overbrenging te sparen. » Men zegt! Inderdaad belangrijk! Maar hierbij moest toch aangeduid worden men is en waar hij dat de jongens men gelooven? Er kan hier zeker toch geene kwestie zijn van Filips hatelijk te maken? Wij vragen geschiedenis! - Ziehier wat A.-J. NAlIlÈCHE, Hist. Nat., T. blz. II9 over Don zegt : « IJ se retira de nouyeau dans soncamp de Bouge; la maladie de langueur dont il était atteint Ie consumait lentement. Les SOUCIS et les chagrins l'avaient vleilli à l'àge de trente-troisans ... Son corps fut transporté en Espagne et inhumé dans Ie tombeau des rois à l'Escurial. » Dr. A. Habets, de voortzetter van D.A VlOS Historie, zegt (Elfde deel, Eerste aflevering, blz. 138) : « Zijn lijk werd met groot praalvertoon door al de troepen van het kamp naar Namen overgebracht. Den 4 October werd het aldaar in de St. Albinuskerk begraven: maar het volgende jaar, op last van Philips, naar Spanje gebracht, werd het in het klooster van Parazes bij het Escuriaal, in de nabijheid van het overschot van keizeJ: Karel, bijgezet. » — 374 — Zijn hart bleef echter te Namen, waar het onder het hoófdaltaar van Sint-Albinuskerk bewaard wordt. Blz. 175 : « Montigny stierf in 1567, Bergen werd in 1570 in 't geheim geworgd. » Neen, Bergen stierf van verdriet, omdat Filips hem niet liet heimwaarts keeren, en Montigny werd geworgd. Bij de Genische Pacificatie wordt niet gemeld dat Willem de Zwijger en zijne aanhangers dat verbond niet hebben nageleefd. « In 't zuiden is het in de 17e eeuw niet zoozeer aan de Leuvensche universiteit dan wel in de onderwijsgestichten der Jezuiten, dat men verdienstelijke geleerden aantreft. » Eene goede noot voor de Jezuïeten ! Maar wat zal jusTUS LIPSIUS daarvan zeggen ? « Er braken betere dagen voor ons land aan onder de regeering van Maria-Theresia. De dochter van Karel VI zag zich bij hare troonbekiimming van alle kanten bedreigd. » Hier is tegenspraak. Schrijver mocht met die beter e d a g e n wel gewacht hebben tot na 1748 ! « De bevolking nog ontevreden door 't Oostenrijksch bestuur, ontving de bevrijders [de Sansculotten] met geestdrift. » Hij vergeet te zeggen, dat die geestdrift aldra verkoeld werd door het onmenschelijk gedrag dier bevrijders. (Zie, o. a. NAMÈCHE, op. c., blz. 338 ) Onmiddellijk achter de beschrijving van het schrikbewind : « Het volk vei klaarde zich voor de vereeniging van ons land met de Republiek, hopende dat daardoor de toestand verbeteren zou. » Wij wéten wie dat volk was, en hoe vrij in onze groote steden de stemmingen waren, waar de vaderlandschgezinde burgers met geweerkolven en bajonnet375 ten van de stembus weggejaagd werden! (Zie, o. a., AD. BORGNET, Hist. des Beiges.) Over den Boerenkrijg, waar in deze laatste jaren zoovele en zoo belangrijke bijzonderheden over geschreven werden - een half dozijn regeltjes zonder opgewektheid, zonder vuur. Even koud blijft het verhaal bij de gebeurtenissen van 1830, het aannemen van het verdrag der XXIV artikelen, 1848, den 21 Juli [856 en meer andere, die ons deden treuren of juichen. ** Gelijk men reeds heeft kunnen opmerken, is er niet genoeg zorg besteed aan taal en stijl. Men oordeele naar de volgende lijst, die nog aanzienlijk kon uitgebreid worden. Manmouths (blz. i). — Uit gerst bereidden de vrouwen bier, van honig mede (3). — Zij verstonden de kunst schepen te vervaardigen (3). — De mare [d. i. de mistel] werd verzameld (4). — Den gouden sikkel (4). Onder aanvoering van Boduognat vielen de Nerviërs den vijand aan, en 't scheen alsof zij er in gelukken zouden hem te verslaan (7). — Cicéron (8). — Allerlei misverstanden....; Dat volk... was de Franken...; De indringelingen....; Zij waren aan den oostervleugel beschermd door het nog minder ondoordringbare Ardennerwoud 05). — Van nu aan bezat België de middenplaats in de christenwereld, werd het ook het middelpunt der Europeesche beschaving, helaas, eveneens dikwijls het Europeesch slagveld (27). — Zij leefden in onmin met naburige aanzienlijken (34). -- Op de boorden van den Rijn, Moezel en Maas (34). — Een reizende jongleur...; Ridderlijke toernooien (35). — Hij leerde de behandeling der verschillende wapenen... en werd aldus voor het verdere leven toebereid (35). -- Boudewijn met het Hapken(37).--- De zoon van den heer van -- 376 - Oostcamp, die voor het stelen van eene koe eener, arme weduwe, zijn leven in eenen pot kokende olie eindigde tegelijk met twee valschmunters (38). -- De graaf van Vlaanderen genoot eene stelling en een aanzien zonder weerga (4o). — De edelen, ongezind over Zwentibold's - staatkunde... (41). — Luik hing dus rechtstreeksch van de Duitsche keizers af (43). - De leteren, muziek, schilderkunst, graveerere op hout en steen, werden er met goeden uitslag beoefend (45). --- In de beroemde abdij van Vaulsort [d. i. Waulsort] (45). — Omstreeksch 't jaar I000 (46). — Het klimaat, gebrek, allerlei ziekten maakten ontelbare slachtoffers (49). — Dank aan de vijfde kruistocht (53). — Bij 't minste onraad (6o). — Om eene regeeringspost te verwerven (64). Alsof 't eene posterij was!) — Deze gilden waren den oorsprong.... (64). — Er moest eenen mambour aangesteld worden (92). — Kan-- nunikken (92). — De rijve vair St. Ursulus (130). -T- Hij toonde voorliefde jegens den krijgsdienst. --- Dit werd vergoed door Maurits' inneming van Sluis. — Hij leed de nederlaag bij Duinkerke door Turenne. — Van . der Meersch ontving hiervan de schuld... en werd in der kerker geworpen. — De bevolking nog. ontevreden dor het Oostenrijksch bestuur... — De barrikaden, a l . verweersmiddelen maakten op eenen neerslachten — Daarna ander secretaris, de H. Nothomb, de eedvoorschrij vingen, het staatshoofd opgelegd. — Nauwelijks den troon beklommen, moest de vorst [Leopold I] reeds ten strijde trekken. * * * Rechtuit gesproken, ik had als antwoord op deze prijsvraag een werk verwacht met een eigenaardig plan ,. derwijze ontwikkeld, dat de Noordnederlandsche toestanden, die met onze geschiedenis in betrekking staan, ook tot hun recht kwamen, en daarbij voorgedragen in eene taal, die aan onze Vlaamsche leerlingen kon tot voorbeeld strekken. Ik ben teleurgesteld geworden! - 376 - eener. arme eenen pot kokende olie eindigde valschmunters 38). - De graaf van een aanzien zonder 40). - edelen, ongezind over Zwentibold's staatkunde ... - hing dus rechtstreeksch van de Duitsche keiz('rs af (43). - De letteren, muziek, schilderkunst, graveer en op hout er met uitslag In beroemde abdij Vaubort do (- Ümstreeksch jaar 1000 (- Het klimaat, gebrek, allerlei ziekten maakten ontelbare slachtoffers - de vijfde - minste onraad (60). - Om eene eene posterij - oorsprong .... (64). - eenen mambour aange~teld worden (92). - Kanllunikken - rijve van St. Ursulus (I ,)0). - Hij toonde voorliefde jegens den krijgsdienst .. . Dit werd vergoed door Maurits' inneming van Sluis. - Hij leed de nederlaag bij Duinkerke door Turenne. - Van der Meersch ontving hiervan de schuld ... en werd in den kerker geworpen. - De bevolking nog. ontevreden door bet Oostenrijksch bestuur ... - De barrikaden, al de verweersmiddelen maakten op hem eenen necrslachten indruk. - Daarna bood een ander secretaris, H. N othomb, de eedvoorschrij staatshoofd opgelegd. - Nauwelijks troon beklommen, ,orst [Leopold IJ reeds ten strijde trekken. ** * ik antwoord op deze met een plan, dat Noordnederlandsche toestanden, die met onze geschiedenis in betrekking staan, hun recht kwamen, en daarbij voorgedragen eene taal, die aan onze Vlaamsche leerlingen kon voorbeeld strekken. I k ben teleurgt steld geworden! -" 377 - En toch is er nog iets anders, dat alleen voldoende zou zijn om mijn oordeel voorgoed te vestigen. Al waren plan en uitvoering onberispelijk, al ware op taal en stijl niets af te wijzen, dan nog zou ik aan. de Academie niet durven voorstellen dit werk te bekronen, omdat het mij voorkomt niet heel en gansch oorspronkelijk te zijn. Wil men den Leergang van geschiedenis ten gebruike van Middelbare Scholen, Tweede Cursus, Geschiedenis van België, door J. ROLAND, vertaald door L. DELPIRE,_ openslaan, daar vindt men hetzelfde plan met nagenoeg: letterlijk dezelfde deelen en onderdeelen. Beiden kunnen dat plan elders gevonden en goedgevonden hebben? Dat zou den mededinger (dien ik kortheidshalve X. noemen zal) tegenover Roland verschoonen, maar nog niet tegenover de Academie. Doch indien ook de ontwikkeling der onderdeelen dezelfde gelijkheid aanbood? Ik kon natuurlijk de twee werken niet bladzijde voor bladzijde vergelijken; maar ik heb hier en daar eenen tekst van X. naast eenen tekst van R. gezet, en ik kon niet nalaten het op zijn minste wonder te vinden, dat twee schrijvers eerst denzelfden gedachtengang zouden volgen en dan die gedachten op dezelfde wijze uitdrukken. Men oordeele (I) : X. q België onder de Romeinen. Meer dan vijf eeuwen bleven onze voorouders onder de Romeinsche heerschappij. X. 18. Opvolgers van Clovis. De vorst had tot hoofdstad Parijs verkozen, alwaar hij in 5 t 1 overleed. Hij zelf verdeelde zijn rijk onder zijne vier zoons. Later R. 15. België bleef nagenoeg vijfeeuwen onder de Romeinsche heerschappij. R. Clovis had Parijs tot hoofd stag zijns rijks verkozen,en overleed aldaar in 51 1. Na zijnen dood verdeelden zijne vier zonen het rijk onder elkander. Onder hunne (i) X. heeft waarschijnlijk de Fransche uitgave van R. gebruikt en daaruit vertaald. Zoo komt het dat beide teksten lichtelijk verschillen. De vertaling van DELPIRE is doorgaans vloeiender. — 378 — bleef het eenera langen tijd gesplitst in twee groote gewesten : Austrasië en Neustrasië. X. Boudewijn met den Baard. De keizer, zulk geduchten heer aan zich willende verbinden, beleende hem met keizerlijk Vlaanderen. X. 25. Zijne wetten staan bekend onder den naam van Capitulariën. Vergelijk Het leven op de versterkte kasteelen b11 X, en De versterkte kasteelen bij R. X. 35. Laten. Aan den voet van 't versterkt kasteel stonden -de armzalige hutten der laten. X. 37. De steden. De weinige steden waren al even ellendig als het platteland. Vergelijk Hertogdom van Lotharingen bij X, 41, en Het koninkrijk Lotharingen. grondgebied, bij R., 39. X. 6o. Vrijheden. De vrijheden welke de steden verwierven, waren niet dezelfde, zooals heden voor 't gansche land. Zij verschilden van stad tot stad. Toch kunnen wij ze als volgt beknopt samenvatten. X. 63. Neringen en Ambachten. Zij die hetzelfde bedrijf uitoefenden vormden samen eene gilde. X. 79. Gehoor gevende aan het verlangen der Vlamingen, -eischte Boudewijn IX onmiddellijk de teruggave van Artois. opvolgers bleef het Frankische rijk langen tijd verdeeld in twee groote gewesten : Austrasië en Neustriën. R. De keizer van Duitschland wenschte zulken machti gen heer aan zich te verbinden, daarom stond hij hem twee jaar later, in 1007, de landstreek af, welke men Keizers Vlaanderen noemt. R. 25. Zijne wetten staan bekend onder den naam van Capetularz' n. R 3o. De laten. Aan den voet van het adellijke slot stonden armzalige hutten : daar leefden de laten, onedelen of dienstbaren. R. 31. De steden. De zeldzame steden, welke te dien tijde bestonden, waren weinig beter dan het platte land. R.57. Gemeentevrijheden de keuren. De vrijheden waren niet, zooals heden, dezelfdevoor het gansche land ; zij verschilden volgens de steden en graafschappen ; wij zullen de voornaamste hier in het kort aanhalen. R. 59. Neringen en Ambachten. In de middeleeuwsche gemeenten, maakten al degenen, die hefzelfde bedrijf uitoefenden eene enkele gilde uit. R. 66. Aan den wensch der Vlamingen gehoor gevende , eischte Boudewijn, van den koning van Frankrijk, Artois terug. - 379 X.90. Hendrik van Dinant. Ofschoon van aanzienlijke afkomst, verdedigde deze zoo warm de volkszaak, dat hij den eerenaam van Waalschen Tribuun verwierf. X. 93. De kwade St. Marten. Op raad van Jan Dupont moesten zijne aanhangers te middernacht het stadhuis bemachtigen, de vleeschhalle in brand steken en allen, die tot blusschen aansnelden nedervellen. X. 97. De Blijde Inkomst.. Bij de troonsbeklimming van Wenceslas en Johanna besloten de Brabantsche steden, de verschillende voorrechten, welke zij verworven hadden, in eene keure te vereenigen. Dit stuk ontving den naam van Blijde Inkomst. X, 98. Verval van Leuven. Ook in zijn bestuur was Wenceslas ongelukkig. In vele steden borsten weer onlusten uit tusschen de hoogere en lagere klassen. In Brussel overwonnen de patriciërs... X. 104. Slag bij den Peuvelberg. Philips de Schoone wilde de bloedige nederlaag wreken en aan 't hoofd van een machtig leger kwam hij naar Vlaanderen. Hij viel de krijgsmacht der gemeenten aan bij den Peuvelberg(1304). De zege bleef onbeslist. X, 145. Maria's huwelijk. De jonge vorstin had een gemaal noodig... R.76. Hendrik van Dinant. Alhoewel hij uit een adellijk geslacht gesproten was, verdedigde hij de volkszaak met zooveel ijver als welsprekendheid, en verdiende den naam van Waal schen tribuun. R. 77. De kwade Sint Marten. Op slag van middernacht moesten zij het stadhuis bemachtigen, de vleeschhalle in brand steken, en allen vermoorden, die toesnellen zouden om te blusschen. R.74. Bij de troonbeklimming van Johanna en Wenceslas, besloten de Brabantsche steden, de voornaamste vrijheden, welke de hertogen van Brabant hun op verschillige tijden toegestaan hadden, in eene enkele wet of keure te vereenigen ; die keure noemt men de Blijde Inkomst. R. 74. Verval van Leuven. In het inwendig bestuur zijns hertogdoms was hij niet gelukkiger. In verscheidene steden borsten er twisten uit tusschen het volk van den eenen kant en de rijke burgerij van den anderen. Te Brussel bekwam deze laatste partij gemakkelijk de overhand. R. 8 r. Filips de Schoone, die de bloedige neerlaag, bij Groeninge geleden, wenschte te wreken, kwam zelve met een machtig leger naar Vlaanderen, en viel de gemeentenaren aan bij den Peuvelberg in 1304: de strijd bleef onbeslist. R. 105. Haar huwelijk. De vorstin behoefde eenen echtgenoot... — 380 — X. 199. De vorstin [Isabella] kon aan Frederik-Hendrik niet verhinderen dat hij 's Hertogenbosch... veroverde. (Gebrekkige vertaling voor :) X. 205. Lodewijk XIV tegen België. Door aen vrede van Munster was de oorlog tusschen Spanje en Frankrijk niet geëindigd. X. 211. Markgraaf van Prié. Karel VI had het bestuur over de Oostenrijksche Nederlanden toevertrouwd aan Prins Eugeen, als belooning voor de diensten in den afgeloopen veldtocht. X. Jozef II, een leerling van Voltaire, bewonderaar van de wijsgeeren der XVIIe (sic) eeuw en aanhanger hunner leerstelsels, was een hartstochtelijke hervormer. X, 221. Dank aan I o millioen gulden, waar hij alleen voordeel had (sic). R. 129. Isabella kon de Hollanders niet beletten 's Hertogenbosch... in te nemen. R i so. Lodewijk XIV en België. De vrede van Munster had de vijandelijkheden tusschen Spanje en Frankrijk niet doen ophouden. R. 135.. Markgraaf van Prié. Tot belooning der diensten, welke prins Eugeen hem in de afgeloopen veldtochten bewezen had, vertrouwde keizer Karel VI dezen veldheer het bestuur over de gewesten toe, welke hem nu toegewezen waren en den naam kregen van Oostenrijksche Nederlanden. R. 142. Joseph II, een leerling van Voltaire, vriend van de wijsgeeren der XVIIIe eeuw en overtuigd aanhanger hunner leerstelsels, was eerst en vooral een hervormer... R. 142. Tien millioen gulden, waar hij alleen voordeel bij had. Slechts dit nog om te eindigen : Alleen als eene geschiedkundige bijzonderheid wordt door X aangehaald, dat onze vorsten nu en dan in verdragen en keuren aan onze moedertaal recht lieten wedervaren; men wordt bij hem niet gewaar, dat bij ons Vlaamsch volk de liefde tot het vaderland en de liefde tot de moedertaal steeds levendig en onafscheidbaar waren. ROLAND, een Waal, voelde en keurde het onbetamelijke en onstaatkundige af van Jacob Van Chátillon landvoogd van Vlaanderen te benoemen, daar hij « evenmin als zijne officieren de taal, zeden, 381 — instellingen en gebruiken der Vlaamsche gemeenten kende. — Bij X daarvan geen woord. Neen, dat werk verdient geenen prijs. D. CLAES. * * 2°) Verslag van den heer J. MUYI4DERMANS. Volgens de opgave der prijsvraag, viel er eene « Geschiedenis van België ten dienste van het middelbaar onderwijs (eerste graad, hoogste klasse) » in te leveren, en werd er « op groote objectiviteit aangedrongen ». -- Men verlangt dus een schoolboek. Dit op te stellen schijnt me geen gemakkelijke taak, en vele eischen liggen in die twee, drij regelen der opgave begrepen. Men heeft vóór mij gezegd en geschreven, dat het onderwijs moet menschen maken van onze kinderen, m. a. w. het geheugen, het verstand. den wil en het zedelijk gevoel in de jeugd moet ontwikkelen, en zeker dient het onderwijs in de geschiedenis in die verschillende opzichten bij te dragen. Ik leid er uit af, dat, zoowel als de leeraar, ook de schrijver van een schoolboek dit doel niet mag uit het oog verliezen. Beschouwen wij vooreerst den omvang van het ingezonden boek. Ik kan met den schrijver t' akkoord wezen, dat het handboek des leerlings in dit vak nog al beknopt mag zijn, op voorwaarde dat de leeraar het zich ten plicht rekene de les welke de knaap moet aanleeren, voorafgaandelijk uit te leggen. Doch nu rijst de moeilijkheid op : waarbij zal de schrijver van het handboek zich bepalen? Naar mijn inzien geve hij enkel, of liever, geve hij liefst die feiten op, waarvan de gevolgen zekere voortduring hadden in de historie, 'en doe hij die personen kennen, wier daden met den loopenden dag niet. — 382 — of een blijvend spoor In de hoogste moet de der beschaving in vaderland doen en al wordt verlangde boek op objectiviteit en schrijver de spreuk Scribitur ad narrandum, non ad probandum inroepen : , men eischen, feiten zoodanig groepeere voordrage, zij uit hun eigen strekken tot d. tot aankweeking en versterking van het handschrift in dien opzichte, wat keus en feiten betreft, mij voldoet, ei neen! er menige goede bladzijde in mis ik veel wetensweerdigs weinig deelt hij den economischen, den maatschappelijken vaderland in de vorige eeuwen, over leven, familieleven politische en militaire inrichting, vooral over geestesontwikkeling, onderwijs en en letteren. hij van die dingen gewaagt ,. hij het niet zelden zoo koud en stijf, met orde, weinig methodische aaneenschakeling, dat me telkens moet afvragen Weet de schrijver niet, dat hij een schoolboek opstelt? Betekene objectiviteit, dat hij zelf met eigen ordel stelsel voorgrond niet mag treden, het beteekent de oorzaak of de reden van zoo verschijnsel niet opgegeven worden. geen make hij en den feiten mogelijk laat ik rechtuit zeggen : Nu gelijkt menig blad van het naar of meer gekapt stroos het verhaal en droog, en de leziiig moeilijk. al trouw en stipt aangeduid van in de verdwenen of vergeten werden, doch een blijvend spoor achterlieten. In de hooj;,ste klas moet men daarbij de geschiedenis der beschaving in ons vaderland doen uitkomen, en al wordt in het verlangde boek op objectiviteit aangedrongen, en mag de schrijver de spreuk inroepen: narrmzdum, probandumr toch kan men eischen, dat hij de feiten zoodanig groepeere en voordrage, dat zij uit hun eigen strekken tot opvoeding, d. i. tot aankweeking en versterking van vaderlandsliefde en burgerdeugd. Dat het handschrift in dien opzichte, wat keus en groepeering der feiten betreft, mij voldoet, ei neen! Tref ik er menige goede bladzijde in aan, toch mis ik er nog al te veel wetensweerdigs in : te weinig deelt hij meê over den economischen, den maatschappelijkeIL toestand van het vaderland in de vorige eeuwen, over het godsdienstig en zedelijk leven, over het familieleven der voorvaderen, over politische en militaire inrichting, en vooral over geestesontwikkeling, over onderwijs en kunst en letteren. En waar hij van die dingen gewaagt, doet hij het niet zelden zoo koud en stijf, met zoo weinig orde, met zoo weinig methodische aaneenschakeling, dat ik me telkens moet afvragen : Weet de schrij ver dan niet, dat hij een schol)lboek opstelt? Beteekene objectiviteit, dat hij zelf met eigen oordeel en · stelsel op den voorgrond niet mag treden, het beteekent toch ook niet, dat de oorzaak of de reden van zoo menig historisch verschijnsd niet moet opgegeven worden. Wil hij zelf geen oordeel strijken, dan make hij het toch door de voorstelling en den samenhang der feiten in zekere mate mogelij k voor de schooljeugd; ja, laat ik het maar rechtuit zeggen: Nu gelijkt menig blad van het handschrift naar min of meer gekapt stroo; het verhaal is stroef en droog, en de leziITg moeilijk. Wat, mij dunkt, nog al trouwen stipt aangeduid wordt, is de verbrokkeling van 't groote Nederland in de — 383 — verschillende tijdvakken; edoch, daarnevens wordt al te weinig gezeid over Namen en Henegouw, Limburg en Luxemburg, ja te weinig, al was de rol dier gouwen nog z66 ondergeschikt, en daardoor zit het geheel soms niet klaar in den haak, is de gang der feiten kreupel, en het werk van geheugen en verstand wordt er zeker niet door vergemakkelijkt. Daarentegen vraag ik me zelven af, of niet andere dingen al te uitgebreid, soms wat te theatraal zelfs worden voorgesteld, en stukken als Anneessens' halsrech ' ing, Artevelde's dood, enz. zage ik nog liefst eenvoudig en sober vermeld, volgens de strenge vereischten der historie, en ik liete aan den leeraar desnoods de taak over, het verhaal er van door eenige bijkomende lezing uit te breiden of te verlevendigen. Hadde de schrijver ook niet wel gedaan elk hoofdstuk wat klaarder voor te stellen, of liever, sommige opschriften en verdeelingen nader te bepalen door het toevoegen van eenige datums en van den korten inhoud of de synthesis der verhandelde stof ? Zoo iet komt den leerling te stade : hoe beter iets tot de oogen spreekt, hoe beter ook doorgaans tot verstand en geheugen. Eén jaartal, één woord, één volzin dragen niet zelden krachtig bij om de leerstof beter te omvatten, te bepalen en te onthouden. In dat opzicht kon het handschrift merkelijk verbeterd worden, en de korte aanduidingen in margine, hoe goed nog, zijn niet heel en al voldoende om dit gebrek te vergoeden. Ik zal niet opsommen waar en waarom ik met den schrijver niet kan instemmen nopens zekere feiten. Een enkel haal ik aan. Op blz. 226 gewaagt hij van de geweldenarijen der Franschen alhier na den slag van Neerwinden (1794), en hij voegt er dan bij : Het volk verklaarde zich voor de vereeniging van ons land met de Republiek, hopende dat daardoor de toestand verbeteren zou. --- 3 84 Ik heet dit de waarheid wat al te kras den nek breken, en, tot eere onzer vaderen, diende de schrijver te vermelden welk laag gepeupel hij hier door « het volk » verstaat, en op welke, wraakroepende wijze de stemming ter vereeniging met Frankrijk gebeurde. Andere onnauwkeurigheden mogen evenwel nog terloops vermeld. Alzoo stipt de schrijver op blz. 48 aan, dat « de paus ieder strijder vergiffenis der zonden schonk » om de geloovigen tot den kruistocht aan te zetten. Dit leeren de Protestanten, ja, maar zij dolen : de Paus verleende een vollen aflaat aan allen die als oprechte Christenen den kruistocht meêdeden, en hij stelde hunne familiën en hunne goederen onder de bijzondere bescherming der Kerk; maar aflaat met vergiffenis der zonden verwarren getuigt van weinig kennis in het vak. Op blz. 46 lees ik : Hoe meer 't Christendom verbreid werd, hoe grooter 't aantal pelgrims steeg, en vooral omstreeksch 't jaar i000, toen men den ondergang der wereld verwachtte, waren de bedevaartgangers tali ijk. ja, doch dat « verwachten van den ondergang der wereld » wordt door de historici al meer en meer onder de fabels van den goeden ouden tijd gerangschikt. Op blz. 156 staat er : Luther was hoogleeraar te Wittenberg, toen in Duitschland de handel in aflaten, ten voordeele der St.-Pieterskerk te Rome, geschiedde. Of dit woord « handel » op zijne plaats staat, zullen anderen met mij betwijfelen. Op blz. 187 wordt van Don Juan's kamp « te Bourges » gesproken. Bourges ligt ergens in 't Zuiden van Frankrijk ; maar Bouge ligt in onze provincie Namen... Dat gansch alinea over Don Juan's dood mocht gewijzigd : de feiten staan er nu in een valsch daglicht voorgesteld. 385 -- Of « Balthazar Geeraarts » de spelling is van den naam van des Zwijgers moordenaar (op blz. 193), durf ik althans niet bevestigen. Onvolledig heet ik ook de aanduiding der bronnen, waar de schrijver uit geput heeft... Kortom, in opzicht van bewerking het zij met spijt erkend, --, acht ik het handschrift den uitgeloofden prijs niet weerdig, en zijne verdienste daalt nog, wanneer ik het in opzicht van taal en stijl beschouw. Ik beweer niet, dat de schrijver zijne taal niet kent; wezen wij toegevender, en zij enkel gezeid, dat hij al te overhaastig gewerkt heeft. Gelijk zijn handschrift v66r mij ligt, draagt het sporen van onvergeeflijke slordigheid. Hier zijn het letters of sylben te kort ; elders te veel, b. v. vrijheidslievend (blz. 8), — vaderlandslievend ; (9-12), monikken (20), -- Leo XIII (25), -- zonder de minste blijk (36), edelieden (36), — liederijk (91), --^ eenera maanboer (92) naast : mamboir (93), --- met de groote schat (112), — brachtten (112), wachten, voor wachtten (115), -- door deze maatregel (125), — den ten-toon-spreiding (127), Fi llips (130), -- Moretius (131), — omstreeksch (i 3i), — draagrit (134), — Lodewijk XII, voor : Lodewijk XI (135), -- lanzaten (137), — everzwijn (147), — franken (passim), — beschuldigen, voor : beschuldigingen (190), -- krijgverrichten, voor krijgsverrichtingen (197), — Piemonteesche, voor : Piemonteeschen (211), — enz., enz. — Gallicismen zijn niet zeldzaam, en van verwarring tusschen onder en íusschen, van verwarring in de spelling der plaatsnamen, b. v. Leye, Deynze, Roozebeke, Rozebeke, Vlaanderen, van verwarring in 't gebruik der voorzetsels met sommige werkwoorden, van verwarring in den zinbouw, kon menig voorbeeld opgegeven worden.... Ri neen ! in geen enkel opzicht verdient zulk werk 'n onderscheiding vanwege de _ Koninklijke Vlaamsche Academie. Dr jr MUYLDERMANS. -- 386 --- 30) Verslag van den heer 14. SIMONS. Daar het handschrift mij te laat geworden is en ik bijgevolg niet den tijd heb om het gansch te doorloopen, daar dit ook niet noodig blijkt na het volledig en degelijk overzicht •van mijn twee geëerde voorgangers, zal ik mij bepalen bij het onderzoek van de twee eerste hoofdstukken. Ik zal deze voet voor voet tot in de geringste bijzonderheden nagaan, zoo zal het blijken, dat het afkeurend oordeel door den jen en Zen verslaggever over het werk als geheel geveld ook van kracht is voor de uitwerking in bijzonderheden. Ik kies juist de twee eerste hoofdstukken, omdat de eerste bladzijden doorgaans het beste verzorgd zijn, daar de schrijver nog niet vermoeid is en een gunstigen indruk op den lezer wil maken. Ik zal maar heenstappen over de taal, welke hier en daar te wenschen overlaat, alsmede over den matten stijl; de hoofdvereischten echter voor een handboek zijn orde in de rangschikking der stof en vertrouwbaarheid in de mededeelingen. Welnu, aan deze eischen wordt hier in het geheel niet voldaan. *** Ie Hoofdstuk : Oud-België. Dit hoofdstuk wordt naar de nota's in margine of kantteekeningen in twee onderdeelen gesplitst : den Voorhistorischen tijd en de Oude Belgen. Voorhistorische lid. Na van de holbewoners gesproken te hebben, gaat hij voort, blz. I : « Maar de eigenlijke geschiedenis van ons vaderland begint met de lotgevallen van een meer beschaafd volk of beter eene vereeniging van volksstammen, die wij onder den algemeenen naam van Oude Belgen aanduiden. » Dat is dus geen voorhistorische tijd meer, ook niet als daarna van de grootere uitgestrektheid van het Oude België gesproken wordt, dat zich zuidwaarts tot aan de --- 3 87 ~- Marne en Seine uitstrekte : 't is immers het België uit Caesars tijd. Dat ware echter te verhelpen met een verplaatsing in margine, als b. v. België onder Caesar. Er volgt echter onmiddellijk : « Wel teekenden zich drie groote, natuurlijke gewesten af, de laagvlakte, de hoogvlakte en de Ardennen, maar de aanblik van den bodem was zeer verschillend (vergeleken) bij den tegenwoordigen. » Geldt het hier nog steeds Gallisch België? Naar den samenhang ja, naar de meening van den Schrijver echter niet, want uit de omschrijving van die drie gewesten blijkt, dat hij het later België bedoelt, blz. i en 2 : « Het lage land tusschen de Schelde en de zee was op vele plaatsen moerassig door de overstrooming der zee en der rivieren. Tusschen de huidige steden Sint-Nicolaas en Thorhout strekte zich een woest bosch uit. De Kempen waren moerassig. Het zuidelijk deel der Nederlanden vertoonde een groot woud, het Kolenwoud, dat in verbinding met andere bosschen van Dowaai tot de Ardennen liep. Het zuid-oosten van ons land was eene ondoordringbare bosch - en bergstreek, een natuurlijk bolwerk. » De Oude Belgen. Voor Schrijver waren de oude Belgen « gedeeltelijk van Keltische, gedeeltelijk van Germaansche afkomst ». (Blz. 2.) Dit aan te nemen, staat hem vrij, maar dan had hij ook die stammen moeten aanduiden, welke oorspronkelijk Germaansch en oorspronkelijk Keltisch zijn. Ook is het bevreemdend dat, zooniet van de Batavieren dan toch van de Friezen geen woord gerept wordt, daar deze zich in 't Noorden van West-Vlaanderen neergezet hebben. Tevens vermijde men in een handboek, waarin men veel in weinig woorden moet zeggen, noodelooze herhalingen, als blz. 2 : « Landbouw en veeteelt waren het hoofdmiddel van bestaan; jacht en visscherij vulden het ontbrekende aan. » -- 388 — Nu volgt, hetgeen toch een kind op zijn vingers kan uitrekenen « Veld en woud leverden den bewoners wildbraad, de rivieren visch, de kudden vleesch, melk » enz. Doch dit daargelaten, indien de oude Belgen uit Kelten en uit Germanen bestonden, dan had hij in de beschrijving van de levenswijze en gewoonten onzer voorvaderen zorgvuldig moeten uiteenhouden wat Germaansch, wat Keltisch is. Nu haspelt hij beide dooreen, zoodat de leerling er onmogelijk wijs uit kan worden. « Rustte jacht of oorlog, dan gaf de oude Belg zich met heel zijn ziel over aan het spel, waaraan hij zoo verslaafd was, dat niet alleen have, vrouwen en kinderen, maar ook eigen vrijheid verdobbeld werd. » (Blz. 3.) Ziedaar een Germaansche trek, waarvan Tacitus spreekt; is dat ook in dezer mate op de Kelten toepasselijk ? « De oude bewoners van ons land aanbaden verscheidene goden, als Teutates, de (sic) Mercurius Romeinen, Hesus, den oorlogsgod, Ogmius, dien der welsprekendheid. » (Blz. 3 valt aan te teerenen met Vanderkindere, dat de groote menigte, ofschoon de Rorneinsche eeredienst zich ook hier met den Keltischen vereenigde; niet zoozeer de van staatswege aanerkende godheden vereerde, als wel de plaatselijke beschermwezens van minderen rang. Onder deze laatsten werden vooral de Matres aangeroepen. Schrijver maakt daar geen gewag van ; ook niet van de Germaansche godheden, en toch moet men wel aannemen, dat de Germaansche Belgen eerder Wodan dan Teutates zouden vereerd hebben, vooral nu Wodan juist in West-Germanië, dus bij ons, tot oppergod is opgeklommen. Ook wordt gezegd, dat onze voorouders de goden niet in tempels, maar in heilige bosschen aanbaden. 't Mag waar zijn voor de Kelten, — ik heb geen tijd gehad - 388 - op zijn vingers l(àn : Veld den bewoners wildbraad, de vischj de kudden vJeesch, melkenz. oude Belgen uit Germanen bestonden, hij in de van levenswijze gewoonten onzer uiteenhouden Wat Ger· maansch, beide dooreen, leerling er onmogelijk wijs uit kan worden. « de Belg zich over aan het spel, waaraan hij zoo verslaafd rtiet alleert vroUwen maar » (Blz. 3.) trek, Waarvan Tacitus ook in dezer mate op de Kelten toepasselijk? « orts land aanbaden verscheidene de (sic) Mercurius der Heslis, oorlogsgod, » en 4.) Dit zijn Keltische goden. Hierbij valt teekenen groote menigte, ofschoon de Romeinsche eerediemt Keltischen vereenigde, van staatswege aanerkende wel de plaatselijke beschermwezeng laatsten werden Schrijver maakt daar van; ouk Germaansche godheden, toch muet men wel aannemen, de Germaansche eerder Teutates zuuden West-Germanië, dus bij ons; tot oppergod is opgeklommen. goden in tempel>t, maar in heilige bosschen aanbaden. - -- 389 — om het na te gaan, — maar zeker is het, dat Tacitus dit van de Germanen zegt. Alweer een echt Germaansche trek, aan denzelfden Tacitus ontleend, is, dat het gehinnik der heilige paarden als een voorteeken werd beschouwd, « 't zij gunstig of ongunstig ». — Dit laatste als van zelf sprekend kan gerust wegblijven. Deze aanhalingen zou ik nog kunnen voortzetten Zoo spreekt Schrijver van maretak of mistel, van de dru= den, van de barden, en nochtans kenden de Germanen noch druiden, noch barden. Hoe kan de leerling zich uit zoo'n poespas van Keltische en Germaansche bestanddeelen een klare voorstelling maken van de oude Belgen? Wat echter van de. bevolking gezegd wordt is een raadsel : R De bevolking werd verdeeld in priesters en edelen, vrije mannen en slaven. Op vastgestelde tijdstippen verschenen de vrije mannen op hunne vergaderplaatsen,.om de zaken des lands te bespreken. Priesters en edelen deelden de openbare machten. » (Blz. 5.) Daargelaten dat aan het Nederlandsch van dezen laatsten halfregel een steekje los is, vraag • ik mij af, bij wie nu het gezag berust : bij den koning, waar eerst van werd gesproken, bij de verzameling van vrije mannen ofwel bij de priesters en edelen? 't Is niet klaar. Indien men zich te binnen brengt, dat het gezag • bij de Ger. manen door de stamvergadering der vrije mannen werd uitgeoefend, en. dat de koningen of liever de vorsten (principes) er meer aanzien dan voorrechten bezaten, terwijl de Kelten een aristocratisch-priesterlijken regeer ringsvorm hadden, dan bestaat er• misschien kans om dit kluwen te ontwarren. IIe Hoofdstuk : lomeiiisch Tijdvak. I. Verovering vaii België door de Romeinen, Hier heb ik minder af te keuren. Nochta ns kunnen de eerste regels omtrent het driemanschap te Rome: 390 -- veilig gemist worden, daar er geen verband met wat volgt gelegd is. Blz. 8 wordt gezegd van Ambiorix, die Quintus Cicero (niet : Cicéron) in zijn legerplaats nabij de Sambre aantastte : K Met zijn dapperen viel hij de legerplaats van Castri Locus, in 't land der Nerviërs aan ». Ik ken — of ik zou mij deerlijk moeten vergissen — geen plaatsnaam Lastri Locus. Het woord beteekent : de plaats van het kamp, dus legerplaats, zoodat het medegedeelde hierop neerkomt, dat Ambiorix e de legerplaats van de legerplaats » aanviel. § 2. België onder de Romeins,.•he Heerscliappi. Met deze paragraaf is het alweer jammerlijk gesteld. Het begin luidt : « Meer dan vijf eeuwen bleven onze voorouders onder de Romeinsche heerschappij. Onder den vreemden invloed verdween langzamerhand het verschil tusschen de volksstammen. » (Blz. 9.) Dat is onduidelijk. Er had moeten staan, dat de bewoners langzamerhand geromaniseerd werden. En wat verstaat hij door die « volksstammen »? Zijn het de oude Belgen, die naar zijn meening gedeeltelijk van Keltischen, gedeeltelijk van Germaanschen oorsprong waren? Ofwel zijn het de latere Germanen, die zich van vóór de derde eeuw vreedzaam in het land gevestigd hadden en, te beginnen met de 2e helft der derde eeuw, door geweld van wapenen? Maar van deze latere Germanen blijkt niets. Dus alweer te onbepaald. De indeeling is ook niet logisch. Eerst wordt gesproken van den Romeinschen invloed, als blijkt uit onze Nederlandsche woorden van Romeinschen oorsprong, daarna van ontginningen, drooglegging van moerassen en middelen van verkeer, en eindelijk komt dan te elfder ure de randnota : Romeinsche beschaving ». Wat was dan het voorgaande? Nu volgt een voor een handboek nog al groote - 391 - aanhaling uit Pirenne van 2 bladzijden op de 3. Kon dat niet verkort? Treden wij in eenige bijzonderheden. Ik lees blz. 9 en to : « Uit talrijke woorden, aan de taal der Romeinen ontleend, blijkt ons hoe gunstig de omgang met de vreemdelingen• op de bewoners werkte, b. v. koper (cuprum), kouter (culter), kelder (cella), peer (pirum), munt (moneta), muur (murus), tegel tegula), sikkel (seco , hooivork (furca), letter tlittera; ». Deze blik op onze taal geslagen is alleszins lofwaardig, maar de zaak is niet bevattelijk genoeg voorgesteld. Ik zou liever zeggen als volgt : De Romeinsche invloed was vooral groot op stoffelijk gebied; talrijke Nederlandsche woorden aan de taal der Romeinen ontleend staan daar om het te bewijzen, b. v. landbouw (kouter, sikkel, hooivork, korf, kar); bouwkunde (kelder, muur, tegel, paleis, kasteel, venster, straat, put) ; handel, maten, gewichten (markt, munt, prijs, el, ons) ; handelswaren (mineralen koper, kalk, krijt, marmer — uit het plantenrijk : peer, balsem, gom, roos, lelie) ; huisraad (tafel, schrijn, tapijt, ketel, lamp) enz. Ook dient opgemerkt, dat kelder uit cellarius en dit uit cella is gevormd, sikkel uit seculam en dit uit seco. Vgl. Etym. Woordenboek van Vercoullie. Blz. Io « Deze (nl. de groote Romeinsche heerhaan) volgt tamelijk nauwkeurig de taalgrens, die hedendaags het Vlaamsche en het Waalsche land van elkander scheidt ». In een handboek is hier een kaart volstrekt noodig; Pirenne, aan wien dit ontleend is, was er niet toe gehouden, omdat zijn boek voor vakgeleerden geschreven is. Kaarten of ten minste een schets in eenige pennestreken als b. v. in de Fransche handboeken van Lallemand, zijn bij het onderwijs in de geschiedenis onontbeerlijk, want de modelleerlingen zijn nog niet in de wieg gelegd, die _ 392 naast hun handboek van geschiedenis een atlas geregeld zullen openslaan. Ik lees blz. 1 2 : « Onder 't bestuur van den Romeinschen landvoogd werd de bevolking vermeerderd met 40,000 Sicambren, die zich in de gewesten der Menapiërs, Eburonen en Aduatieken vestigden en met de overblijvende bewoners twee nieuwe stammen vormden : de Taxandriërs (in de Kempen) en de Tongeren (in Luik en Limburg) ». Dit behoort hier niet thuis, maar in 't volgend hoofdstuk « Frankisch Tijdvak », waar van de Germaansche nederzettingen in Romeinsch België gesproken wordt. En waarom niet Franken gezegd in plaats van hun dichterlijken naam Sicambren! De leerlingen zullen zeker aan twee verscheiden volken denken. Waarom die zonderlinge tijdsbepaling van Romeinsche landvoogden, als de geschiedschrijvers zeggen : onder keizer die en die. Wat beteekent : « onder 't bestuur van DEN Romeinschen land voogd »? Van welken landvoogd is hier sprake? Schrijver had moeten zeggen, dat keizer Juliaan in 358 de eermanen toeliet zich in Taxandrië te vestigen. Hij herinnere zich Goethe's laatste woorden : « Licht, immer Licht! » Van het Christendom wordt blz. 12 gesproken. Schrijver hadde er beter een afzonderlijke paragraaf van gemaakt, te zamen met het behandelde op blz. 17, 18, 19. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over het Waalsch, welke alweer aan duidelijkheid te wenschen overlaat. Hij zegt, blz. 12 : « De Romeinen voerden hier ook hunne taal in, het Latijn, door langdurig gebruik echter gewijzigd in eene bijzondere gewestspraak, het Romaansch, waarvan het Waalsch eene afleiding (?) is ». Ik ken geene taal, het Romaansch geheeten, wil 8 Ronaansche talen b. v. Fransch, Spaansch enz. en Ro-- 393 — dialecten of tongvallen talen; het nu de zes dialecten van Noord- Frankrijk. (Grundriss der Romanischen Philologie, ontstond hoofdzakelijk het Volkslatijn, al Romaansche en dialecten. het Volkslatijn, lingua rornana rustica, spreken van een bijzondere gewestspraak, het Romaansch ? zal er maar mede uitscheiden, want anders loopt nog te worden dan twee besproken lust e r en comentar op te schrijven. wel waar wat de Ie zijn stof niet verwerkt. Eens te meer blijkt maken van een flink handboek een moeilijke zich velen geroepen, maar weinigen uitverkoren. deze België prijs aanmerking kan komen. L. SIMONS. - 393- maansche 0.1 tongvallen in die 8 talen; het Waalsch nu is een van de zes dialccten van NoordFrankrijk. Grundnss Romanzschen Philologie, I, blz. 428). Het Waalsch ontstond hoofdzakelijk uit het Volkslatijn, evenals al de Romaansche talen en dialecten. Heeft misschien de Latijnsche benaming van het Volkslatijn, romana rustica, den schrijver er toe gebracht, om te spreken van een bijzondere gewestspraak, het Romaanseh? Ik zal er maar mede uitscheiden, want anders loopt mijn beoordeeling gevaar van nog langer te worden dan de twee besproken hoofdstukken, en ik heb geen lust er een commentaar op te schrijven. Het is wel waar wat de verslaggever zegt, de Schrijver heeft zijn stof niet verwerkt. Eens te meer blijkt het, dat het maken van een flink handboek een moeilijke taak is. Ook hier achten zich velen geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren. Mijn oordeel is derhalve, dat deze Geschiedenis van België' voor den prijs niet in aanmerking kan komen. L. SIMONS. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. BERICHT. WEDSTRIJDEN VOOR 1907. PRIJSVRAAG over het Landbouwbedrijf. De Schrijver van het ingezonden antwoord, met kenspreuk « Op vruchtbaren akker geoogst », kan zijn handschrift terugbekomen bij den Bestendigen Secretaris der Academie, Koningstraat, 18, te Gent, tegen afgifte van een geschreven verbintenis waarbij hij verklaren zal zijn werk, gewijzigd of ongewijzigd, en wél onder eene andere kenspreuk, opnieuw in te zenden. Krachtens beslissing door de Academie, in hare vergadering van 20 Februari 1907 genomen, wordt de Prijsvraag aangehouden en zal zij opnieuw voor het jaar 1909 uitgeschreven worden. De antwoorden worden vóór of op 31 December 1908 ingewacht. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD. Blz . • 319 der Mei-vergadering . 20) Letterkundige Wedstrijden voor 1,907. Verslagen der Keurraden Eersteprijsvraag . prifsvraag . . . . . . . . . • • Derde prijsvraag . . • 30) Bericht. --Landbouwzvedstrijd • • . • 11, • 367 INHOUD. 10) Verslag Mei-vergadering 2 0 ) Letterku?}dige Wedstrijetm voor IliJOJ. - Verstltgm eter Keurrltden Eerste prijsvraag. Tweede pyijsvraag • 30) Berichf.-Lotltdbouwwedstrijd Blz. 335 343 394 KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN DE VEN-HEREMANS' STICHTING. Bestuur der Koninklijke Vraarxlsche heeft ondergeteekende eer kenbaar dat in Koninklijke Instelling Van de Ven- fIerernans' Stichting, het doei is {E Nederlandsche en Wetenschap te door in het Nederiandsch, van nieuwe werken over Natuur- of Geneeskundige Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheid het Vak van. den Ingenieur ». ontvangt Koninklijke Academie Nederlandsche geleerclen Ingezonden verhandelingen met de drie Commissa- .. - ^ • . . rissen de Bestendige Commissie vooT- ,Nzezcvere Taal en Letteren. Na kennisneming uitgebrachte beslist over het niet laten aangeboden handschriften. verdere inlichtingen verklaart de ondergeteekende bereid. Bestendige Secretaris, EDw. TAAL- EN LETTERKUNDE, TE DE BEKENDlY.rAKING. Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke een Fonds bestaat, met name Ven-Heremans' Stichting, waarvan het doel is « de Nederlalld~ sche Taal en Wetenschap te bevorderen, doo,' het uitgeven, in het Nederl.andsch, van 1JÏeuwe 1verken over Natuur- of Geneeskwz< 1ige WetenschappeIl, over Rechtsgelee7'dheM en over hel Vak van den Illgelliew' »). Dankbaar de Koninklijke Vlaamsche Acad.emie alle Nederlandsche handschriften van geleerden ter uitgave. Ingezonden verhandelingen worden met de meeste zorg nagezien door drie Commissarissen van Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Le/teren. Na kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist de Academie over het al of niet laten drukken van de aangeboden handschriften. Tot verdere inlichtingen verklaart de ondergefeekende zich volgaarne bereid. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD VERSLAGEN EN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE Juni-Juli .90." GENT A.. SIFFER Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 Blz 395 415 INHOUD. I0) Verslag der Juni-vergadering 20) Verslag der Plechtige Vergadering 30) Cornelis Everaert's Stelen als spiegel \der maatschappelijke toestanden zijns tijds. Lezing door den heer Dr. J.-W. MULLER 433 40) Jaarlijksch feestmaal . , 492 50) Verslag der Juli-vergadering. 500 60) Eenige vraagstukken bij het Walthariusonderzoek. Lezing door den heer Dr. L. SIMONS • 520 70) Over den invloed vast hulpmeel en hulpgist op de broodgisting, door Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE en J. MASSON . . . . 566 Vergadering van 19 Juni 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder,, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Mr. PRAYON-VAN ZUYLEN, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, Dr. HUGO VERRIEST, IS. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden. De heeren OMER WATTEZ en Mr. PAUL BELLEFROID, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Mei-vergadering. Het wordt goedgekeurd. De heer Dr. C. Lecoutere, hoogleeraar, tot werkend lid benoemd. -- De heer Karel de Flou, bestuurder, wenscht den heer Dr. C. LECOUTERE geluk met zijne benoeming tot werkend lid; deze belooft zijne beste krachten ten dienste der Academie te stellen. Aangeboden boeken. -- Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden : 396 - Door de Regeering Royaume de Belgique. Ministère de 1'Industrie et du Travail. Office du Travail. Statistique des grèves en Belgique, 1901-1905. Bruxelles, 1907. Ministère de i'Intérieur et de l'Instruction Publique. Annuaire statistique de its Belgique. 37me année, 1906. Tome XXXVII. Bruxelles, 1907. Id. Administration de 1'Enseignement supérieur, des Sciences et des Lettres. Rapport du Jury chargé de décerner le prix quinquennal des sciences historiques. — Période de 1901-1905. (Extrait du Moniteur beige du 20 Janvier 1907.) Université de Gand. Recueil de Travaux publiés par la Faculté de Philosophie et Lettres. 33me fascicule : Etude sur les Métaphores et les Comparaisons dans les ceuvres en prose de Sénèque le Philosophe, par D. STEYNS, docteur en Philosophie et Lettres. Gand, 1906. Bihliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de 1'Université de Liége. Fascicule XVII : Histoire de file de Skyros jusqu'en 1538, par PAUL GRAINDOR. Liége, 1906. Institut historique beige de Rome. Inventaire analytique des diversa Cameralia des Archives Vaticanes (1389-1500), an point de vue des anciens diocèses de Cambrai, Liége, Thérouanne et Tournai, par D. URSti'ER BERLIfRE, O. S. B., de i'abbaye de Maredsous. Rome, Namur, Paris, 1906. Woordenboek der Nederlandsche Taal. Zesde deel, 8ste aflevering. Houden-Humeur, bewerkt door Dr. A. BEETS, met medewerking van Dr. J. A. N. KNUTTEL. 's Gravenhalte en Leiden, 1907. TIJDSCHRIFTEN. -- Annales de its Société d'Archéologie de Bruxelles, nos I et 2, 1907. -- Bibliographie de Belgique, Première partie : Livres, nOs 9 et 1o, 1907 ; Deuxième partie : Publications périodiques, nos 9 et 1o, 1907; Bulletin nrensuel des Sommaires des périodiques, no 4. 1907. — Bibliog raphia Philosophica on Sommaire Idéologique des ouvrages et des revues de Philosophie, mai 1907. — Bulletin bibliographique et pédagogique die Musée beige, nos 3 à 5, 1907. — Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, lit 3, 1907. Revue de 1' Université de Bruxelles, nos 8-9 1907. -- — 339 97 .7 .,_. Revue Néo-Scolastique, n° 2, 1907. — Revue Sociale Cathotique, no 8, 1907. — Arbeidsblad, nrs 7-9. — Bulletin de l' Agriculture, flos 4 et 5, 1907. Door den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas : Annalen van den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas. Vijf en twintigste deel, Juni 1907. Sint-Niklaas. Door het Peter Benoits-fonds, te Antwerpen : Peter Benoits-fonds. Gesticht te Antwerpen op 17 Oogst 1902. warboek over 1902-1903. — Id. over 1903-1904. --- Id. over 1904-1905. Antwerpen, 1904-1906. Door de Hoofdrederijkkamer Het Kersouwken, te Leuven : Stad Leuven. — Koninklijke Hoofdrederijkkamer Het Kersouwken. Letterkundige bijdragen. Kamerjaar : Februari 1906-1907. Leuven, 1907. (Tweevoud.) Door de Société de Statistique, de Marseille : Répertoire des Travaux de la Socilté de Statistique de .Marseille. Fondée le 7 Février 1827. Autorisée par Ordonnance du 2 Avril 1831 et déclarée d'utilité publique par Ordonnance du 22 Mars 1832. - 1905. -- Tome 46me,. 2e de la lome série ; 2me partie, publié sous la direction de M. PAUL RIGAUD, Vice-Président. Valence, 1906. Door den heer J. GEURTS, leeraar te Hasselt : Feestcantate bij gelegenheid van het XXV-jarig Jubelfeest .van het St. - Jozefscollege te Hasselt en van den Zeer Eerw. Heer Kanunnik P. NOELMANS, bestuurder van het gesticht. Woorden van J. GEURTS, pr. Muziek van TH. -A. HAMOIR. Hasselt, 1907. Door den heer L. JACOBS, te Appels : JACOBS' Herfstbladeren, met eenige vertalingen naar het Engelsch, Duitsch en Fransch. Dendermonde, 1907. Door den heer V. VAN DER HAEGHEN, archivaris der stad Gent : Publication de la Commission des Monuments de Gand. Anciennes Facades Gantoises. Oude Gentsche Gevels. Texte historique par VICTOR VAN DER HAEGHEN, archiviste de la ville de Gand. Reproductions lithographiques exécutées sous la direction de ARMAND HEINS. Première série. Gand, 1907. —' — NAGY ZSIGMOND, : A németalfuldi irodalom turténete van de Geschiedenis der Letterkunde), irta NAGY ZSIGMOND, ref. fdiskolai tanar. Kuldnlenyomat Egyetemes Irodalo:ntdrténet III, kdtetébdl. Budapest,, 1907. de Het maandschrift uitgegeven door het Syndicaat Boeknijverheden van Vlaanderen, nr 1907. Onthouding, nr I, — Stam, maandschrift voor Germaan nr 5, -sche Ingekomen boeken. -- Academie : Savants de l'Ordre de Prémontré. Dictionnaire par le FR. LEON GOOVAERTS, de l'abbaye d'Averbode. Volume II, Bruxelles, 1907. dieren in het Germaansche Volksgeloof en Volksgebruik, J. W. BARON SLOET. 1888. Planten i,t het Germaansche Volksgeloof en Volksgebruik, door denzelfde.. Gravenhage, 1890. III. van Oud-Beierland, OPPREL, aan het Gymnasium te Brielle. Gravenhage, 1896. Middelnederlandsche Legenden en exempelen. tot kennis van de prozalitteratuur en volksgeloof der middeleeuwen. C. DE VooYS. Gravenhage, 1900. afleveringen het Nederlandsche de verzameling der Koninklijke ontbraken : : -- — — : Ruildienst. I, 1907-1908. — 19o7. — de Geschiedenis, - 398 - Door den heer Dr. NAGY ZSIGMOND, te Budapest : németalföldi irodalom története (Schets Geschiedenis Nederlandsche Letterkunde), Dr. NAGY ZSIGMOND, debreczeni ev. ref. föiskolai tanar. Különlenyomat az Egyetemes Irodalomtörténet lIl, kötetéböl. Budapest,. I907· Door de Redactie : Boek, maandschrift uitgegeven doo, Syltdicaat der Boeknijverhedm van Oost- Vlaanderen, 7, I907. - Ottthottding, n r I, 1907. - Onze Stam, maandschrift voor Germaansche Talen en Wereldkunde, 1907. - Voor de Boekerij der AcademIe zijn ingekomen : Ecrivains, Artistes et Savants de l'Ordre de Prémontré. Dictio1t1taire bio-bibliographique par Ie FR. LÉON Goov AERTS, chanoine régulier de l'abbaye d' Averbode. Volume lI, 5me livraison. Bruxelles, 1907. De dierm i1t het Germaansche Volksgeloof en Volksgebrttik, door Mr. L. A. J. W~ BARON SLOET. 's Gravenhage, 1888. De Planten i,t het Germaansche Volksgeloof en Volksgebruik, door denzelfde .. 's Gravenhage, 189°. Dialect-bibliotheek lIL Het Dialect van Oud-Beierland, door Dr. A. OPPREL, leeraar aan het Gymnasium te Brielle_ 's Gravenhage, 1896. Middelnederlattdsche Legmdm e?t exempelen. Bijdrage tot de kmnis van de proza litteratuur m volksgeloof der middeleeuwen. Dr. C. G. N. DE VOOYS. 's Gravenhage, 1900. De volgende afleveringen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, welke aan de verzameling der Koninklijke Vlaamsche Academie ontbraken: Deel I : Inleiding en laatste aflevering. - Deel VI : Vierde en vijfde aflevering. - Deel IX : Eerste en derde aflevering. - Deel XI : Achtste en negende aflevering. De Belgische School, nr 19°7-1908. - Biekorf, nr 9, 1907. - Bijdragen tot de Geschiedmis, bijzonderlijk van het -- 399 — aloude Hertogdom Brabant, Mei 1907. -- Christene School, nrs 14-16, 1907. — Dietsche Warande en Belfort, nr 5, 1907. — De Katholiek, Juni 1907. — Het Katholiek Onderwijs, nr 8, 1907. — Korrespondenzblatt des Vereins fiir niederdeutsche SSrachforschung, nr I , 1906. — De Maasgouw, nrs 2 en 3, 1907. — Natuur en School, nr 2, 1907. -- Neerlandia, nr 5, 1 907. — Noord en Zuid, nrs 4-5, 1907. — Onze Kunst, nr 6, 1907. -- De Opvoeder, nrs 14-16, 1907. — De Opvoeding, nr 6, 1907. — Rendiconti della Reale Accaderia dei Lincei, classe di scienze morali, storiche e filologiche, nrs 1-3, 1907. — De Schoolgids, nrs 19 -23, en blzz. 321-336 van Studiën op de Pcedagogie, .door ROELAND VAN DE CASTEELE. - St.-Cassianusblad, nr . 6, 1907; Bijvoegsel, nr 10. - De Vlaanzsche Gids, nrs 1-2, 1907. — Vragen van den Dag, nr 6, 1907. — Zeitschrift des Vereins fiir rheinische und westfc lische Volkskzinde, nr 2, 1907. Ingekomen brieven. — De Bestendige Secretaris stelt de Academie in kennis met de ingekomen brieven : 1°) De Weled. Heer J. Helleputte, werkend lid der Academie, tot Minister van Spoorwegen benoemd. Brief van 23 Mei, waarbij de Weled. Heer J. HELLEPUTTE, Minister van Spoorwegen, den Bestendigen Secretaris verzoekt aan de heeren Leden der Academie, en inzonderheid aan den heer Bestuurder, zijn innigsten dank voor hunne vriendelijke gelukwenschen te betuigen. « Het blijk van genegenheid dat mijne Collega's mij geven » — schrijft de Weled. Heer Minister « is mij bijzonder aangenaam geweest, en mijn « vurigste verlangen is aan hunne wenschen te « kunnen beantwoorden. » 2°) Brief van den Weled. Heer J. de Trooz, kabinetsoverste. Brief van 18 Mei, waarbij de - 400 - Weledele Heer J. DE TROOZ, Minister van Bin - nenlandsche Zaken, kabinetsoverste, den Bestendigen Secretaris bericht, dat hij met een waar genoegen den brief van dankbetuiging ontvangen heeft, hem door het Bestuur namens de Koninklijke Vlaamsche Academie gestuurd. « Ik waardeer hoog » aldus schrijft de Weled. Heer Minister, — « de uitstekende diensten die de Aca- « demie aan de Nationale Letteren bewijst, en « was altijd gelukkig wanneer de gelegenheid zich « voordeed om iets tot het helpen en bevorderen « van hare pogingen te kunnen bijbrengen ». Ten slotte schrijft de Weled. Heer J. DE TROOZ : « Ik . « wensch dat de Koninklijke Vlaamsche Academie « hare werkzaamheden met vrucht en voorspoed • moge voortzetten ». 30) Brief van den Weled. Heer Baron Descamps- David, Minister van Wetenschappen en Kunsten. — Brief van 27 Mei, waarbij de Weled. Heer Baron DESCAMPS-DAVID, Minister van Wetenschappen en Kunsten, de Koninklijke Vlaamsche Academie zijnen dank betuigt voor de gelukwenschen die zij hem gestuurd heeft. « De Koninklijke Vlaamsche Academie », - schrijft de Weled. Heer Minister, -- « mag overtuigd zijn, dat hare belan- « gen door mij zullen behartigd worden, gelijk zij « het ook door mijnen voorganger waren, en zij « mag op mijnen krachtigen steun rekenen voor « de verwezenlijking van haar ideaal ». -- 401 4°) Verkiezing van hoogleeraar Dr. C. Lecoutere tot werkend lid. Goedkeuring. -- a.) Brief van 25 Mei, waarbij de heer Dr. C. LECO.UTERE zin oprechten clank betuigt voor zijne verkiezing tot werkend lid : « Ik zal steeds bereid zijn », -- schrijft Dr. C. LECOUTERE, « de be- « langen der Academie te behartigen en naar de « maat mijner krachten haren bloei te helpen « bevorderen, en hoop daardoor de mij bewezen « eer te verdienen. » b.) Brief van 17 Juni, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten voor het Archief der Academie een afschriftstuurt van het koninklijk besluit van 8 Juni, houdende goedkeuring der verkiezing van den heer Dr. C. LECOUTERE tot werkend lid, tot vervanging van wijlen den heer Gouverneur Baron DE BETHUNE. 5°) Inrichting van het a Ministerie van Wetenschappen en Kunsten D. - Brief van 24 Mei, waarbij de Weled. Heer Algemeen Bestuurder CYR. VAN OVERBERGH, namens den Weled. Heer Minister, den Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie bericht, dat, ten gevolge van het tot stand komen van het nieuw Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, alle stukken betreffende den dienst van Wetenschaften en Letteren voortaan rechtstreeks aan dit Ministerie moeten gestuurd worden. -- 402 60) Examen voor kantonalen schoolopziener. Brief van 3 Juni, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de Koninklijke Vlaamsche Academie bericht, dat hare voorstellen (bij brieve van 18 Mei) tot wijziging van het reglement der examens voor kantonalen schoolopziener aan een welwillend onderzoek zullen worden onderworpen. 76) Societa Filologica Romana. — Gedrukte brief (April 1907), uitgaande van La Societa Filologica Romana (Roma, 6, Vicolo S. Nicole) da Tolentino), waarbij aan de Koninklijke Vlaamsche Academie hare geldelijke tusschenkomst wordt gevraagd, tot het stichten van eene « Fondazione Graziado Ascoli » voor de bevordering der Romaansche dialectstudie. Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris. i°) Portretten voor het Jaarboek. — Ten gevolge van den wensch door verschillende Heeren Leden geuit, betreffende het laten maken van de portretten van afgestorven Leden der Academie, geeft de Bestendige Secretaris lezing van het volgend verslag, waarin de vraag wordt gesteld of voortaan, zooals vroeger, bedoelde portretten door Belgische kunstenaars zullen worden gegraveerd, of in photogravuur uitgevoerd 403 -- Bij brieve van 4 Augustus 1905, was ik zoo vrij den toenmaligeu Heer Minister van Landbouw en Schoone Kunsten te verzoeken, de Academie voortaan te willen ontslaan van het aandeel, dat zij tot dan toe in de betaling der gegraveerde portretten voor het Jaarboek op zich genomen had. Dit aandeel bedroeg 200 fr. per portret, terwijl een gelijke som ten laste van het Departement bleef. In mijn bedoeld schrijven, had ik aan den Heer Minister voor oogen gelegd, dat, ten gevolge van de -groote uitbreiding die de werkzaamheid der Academie genomen heeft, inzonderheid door liet uitgeven van talrijke verhandelingen en prijswerken, onze hulpmiddelen zeer beperkt waren geworden : in de jaren 1903 en 1 904 had dan ook onze Koninklijke Instelling, om redenen van spaarzaamheid, voor de portretten van de heeren DAEMS en SERMON tot de photogravuur hare toevlucht moeten nemen. Van verscheidene zijden was echter daarover geklaagd geworden. Zeker is het, dat de maatregel door vroegere besturen der Academie genomen zeer betreurd wordt door onze Belgische graveerders, die aldus, tot het vervaardigen van dergelijk kunstwerk, een gewenschte gelegenheid verliezen. Jammer genoeg, bij brieve van 18 September 1905 liet de Weled. Heer Baron VAN DER BRUGGEN, Minister van Landbouw en Schoone Kunsten weten, dat er aan de vraag, namens de Academie, tot zijn Departement gericht, geen gevolg kon gegeven worden : het was niet mogelijk de onkosten voor het graveeren der portretten onzer afgestorven Medeleden uitsluitend ten laste van den dienst der Schoone Kunsten te leggen. Dientengevolge was het Bestuur der Academie nogmaals genoodzaakt zich opnieuw bij de photogravuur te houden voor de verschillende portretten, die in het Jaarboek voor 1906 en in dit voor 1907 moesten verschijnen, nl. die van wijlen FRANS DE POTTER, Prof.. - 404 - P.-P. ALBERDINGK THIJM, Dr. AUG. SNIEDERS, ALFONS. JANSSENS, EDW. VAN EVEN en MOR IZ HEYNE. De uitvoering van een portret in photogravuur kost 65 fr., terwijl de graveerkosten 400 fr. beloopen, waarvan 200 fr. ten laste der Academie vallen. Met het nieuwe stelsel kan. derhalve de Academie een aanzienlijke som gelds besparen. Edoch, ettelijke onzer geachte Collega's betreuren zeer, dat de portretten voor ons jaarboek niet meer - door befaamde Belgische ,graveerders worden vervaar_. digd, en zij hebben bijgevolg den wensch geuit dat, tebeginnen met 1908, tot het stelsel van vroeger zou_ worden teruggekeerd. Ik heb de eer gehad het Bestuur der Academie in. kennis met dien wensch te stellen. Tot zijn innige spijt kan het zich evenwel met gezegde Collega's niet ver - eenigen. De behoeften der Academie• groeien alleszins, van dag tot dag aan; steeds wordt het getal der uitgeschreven prijsvragen aanzienlijker; voor onze Boekerij dient ten minste een jaarlijksche som van 1500 fr. besteed. te worden voor aankoop en binden van boeken; met het. bouwen van onze nieuwe vergaderzaal en het aanleggen van ruimere plaatsen vour de boekerij, zullen de noodwendigheden uit hoofde. van verwarming en onderhoud zeer toenemen. Van een andere zijde, is onze oplaag vermeerderd en zijn werken in bereiding waarvan de drukkosten hoog zullen beloopen. Ook vrees ik dat, alwordt ons de gevraagde vermeerdering van jaarlijksche toelage vergund, onze geldmiddelen algauw nogmaals ontoereikend zullen worden. Het Bestuur wenscht de zaak aan het oordeel der Academie over te laten. Dit verslag geeft aanleiding tot Bene bespreking, waaraan deel nemen de heeren Mr. Julius Obrie, die zich voorstander van het vroeger ge405 -- volgde stelsel verklaart, alsook de heeren Dr. W. de Vreese, Mr. Prayon-van Zuylen, Jan Boucherij en de Bestendige Secretaris. Ten slotte beslist de Academie, bij meerderheid van stemmen, zich in het vervolg voor het maken van de portretten voor het vaarboek bij de photogravuur te houden. 2°) Jaarboek voor 1908. Lijst der werken door de heeren Leden der Academie uitgegeven. -- Er zijn vele leemten in de Lijst der werken van de heeren Leden der Academie, welke in de vaarboeken voor 1887, 1888, 1889, 1896, 1899, 1900 en 1905 verschenen zijn. Voor ettelijke onzer Geachte Medeleden werd de lijst hunner schriften tot nog toe in het vaarboek niet opgenomen. De Bestendige Secretaris is voornemens daarin te voorzien. Derhalve zal hij binnen weinige dagen al de heeren Leden (werkende en briefwisselende Leden, alsook buitenlandsche eereleden) der Academie schriftelijk verzoeken hem, voor I en October aanstaande, de noodige inlichtingen (met de gebruikelijke bibliographische aanwijzingen) te willen bezorgen. De heeren Leden wezen zoo goed zijn schrijven uit het oog niet te verliezen. Mededeeliffgen namens Commissiën. Bestendige Commissie voor Middelneder-- landsche Taal- en Letterkunde. i°) Verkiezing van twee leden, tot vervanging van wijlen 406 _... EDW. VAN EVEN eg van Gouverneur Baron DE BETHUNE. candidates. De K. DE FLOU, der de Ver de in hare morgen-gadering candidaten voorgesteld : -vergadering, Tot van Edw. van Even : de heeren Dr. C. LECOUTERE en Dr. L. SIMONS; b.) Tot van Gouverneur Baron de Bethune : de heeren DES. CLAES en AMAAT JOGS. — Er zal in de Juli-vergadering tot de verkiezing worden. Verslag Afril-vergadering. -- KAREL DE FLOU vervolgens tafel verslag over de vergadering van 19 April : aanwezig : de HH. GAILLIARD, voorzitter ; COOPMAN, Dr. DE GHELDERE, leden, verslag over de Februari-vergadering wordt en goedgekeurd. handschrift der studie, door de JACOBS SOENS, vertaald oorspronkelijken tekst, aan hoogleeraar Dr. SYMONS, Groningen, verzoek GAILLIARD geeft eene lexicographische betreffende woord « onghereet ». zitting wordt om 3/4 uren. - 406 - EDW. VAN EVEN en wijlen DE BETHUNE. Voorgestelde candidaten. - heer DE FLOU, secretaris Commissie, deelt aan Ver~ gadering mede, dat Commissie, morgen~ vergadering, als heeft voorgesteld: a.) vervanging wijlen van Eyen de heeren Dr. LECOUTERE L. SIMONS; vervanging wijlen Bethune de heeren DES. CLAES AMAAT Joos. - 7.al In Ge yergadering de yer~ kiezing overgegaan worden. 2°) Verslag over de APril-vergadering. - De heer KAREL DE FLOU legt vervolgens ter tafel het verslag over de vergadering van 19 April: Zijn aanwezig : de HH. GAILLIARD. voorzitter; BROECKAERT, COOPMAN, Dr. DE GHELDERE, leden, en DE FLOU, secretaris. Het verslag over de Februari-vergadering wordt voorgelezen en goedgekeurd. Er wordt beslist het handschrift der studie, door de HH. JACOBS en SOENS, de Edda's vertaald naar den oorspronkelijkm tekst, te verzenden aan hoogleeraar Dr. SvMONS, buitenlandsch eerelid, te Groningen, met verzoek er verslag over te geven. De H. GAILLIARD ~eeft lezing van eene lexicographische studie betreffende het woord Imparat, met de beteekenis van « onghereet ». De zitting wordt gesloten om II 3/4 uren. -- 407 Letterkundige Mededeeling. Door den heer Prof. ADOLF DE CEULENEER,. werkend lid, over : Dicht en Proza. Nederlandsch Leesboek voor Lager Normaalonderwijs, Middelbare Scholen en Athenea, door M. BRANTS, leeraar aan het koninklijk Atheneum te Brussel, en O. VAN HAUWAERT, leeraar aan het koninklijk Atheneum te Gent. Gent, 19 07. Namens de heeren M. Brandts en O. van Hauwaert heb ik de eer aan de Academie aan te bieden het Nederlandsch Leesboek Dicht en Proza, dat zij te Gent bij Vanderpoorten hebben uitgegeven. Het boek is. bestemd voor de Middelbare Scholen, de lagere klassen der Athenea en Colleges, en de eerste studiejaren van het Normaal Onderwijs. Wij bezitten reeds meer dan eene goede bloemlezing van Nederlandsche schrijvers; laten wij slechts vermelden de Nederduitsche Bloemlezing van onze achtbare collegas de Eerw. HH. Bols en Muyldermans. Het nieuw leesboek zal echter voorzeker eene eervolle plaats innemen naast de beste boeken van dien aard. De schrijvers hebben hunne bloemlezing met belangrijke geschied- en letterkundige notas levendiger gemaakt en de keus der stukken laat in niets te wenschen over. Eene voorname plaats wordt gelukkigerwijze ingeruimd aan de hedendaagsche Vlaamsche schrijvers. DAGORDE. 10) Wedstrijden voor 1907. Lezing door den Bestendigen Secretaris, over de verslagen betreffende de ingezonden antwoorden. De Koninklijke Vlaamsche Academie had voor het jaar 1907 zeven prijsvragen uitgeschreven. -- 408 — Voor vier daarvan werd een antwoord ingezonden, te weten voor de prijsvragen over het Landbouwbedrijf, over het Geograahisch Sagenboek van Vlaamsch-Brabant, over de Geschiedenis van het Onderwijs . onder Willem den Ie en over de Geschiedenis van België. a.) Prijsvraag over het Landbouwbedrijf. In hare vergadering van 20 Februari 11. besliste de Academie de prijsvraag over het Landbouwbedr/f aan te houden cii deze opnieuw voor het jaar 1909 uit te schrijven. Den schrijver van het eenig ingekomen stuk, met spreuk Op vruchtbaren akker geoo;st, werd intusschen de toelating vergund, op bepaalde voorwaarden, het door hem ingezonden antwoord terug te halen. (Zie Verslagen, hierboven blz. 155-156.) -- Alhoewel een bericht dienaangaande na het verslag der Maart-vergadering alsook op den omslag van het verslag der Februari-vergadering is geplaatst geworden, -- bericht dat door het Belgisch Staatsblad werd opgenomen, - heeft de Schrijver van bedoeld antwoord tot nog toe zijn stuk niet teruggevraagd. b.) Prijsvraag over Folklore. Men vraagt een zoo volledig mogelijk Geographisch Sagenboek, met inbegri; der legenden. van Vlaamsch-Brabant (arrondissementen Brussel en Leuven). — Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Een antwoord, met kenspreuk « Uten riken bogaert van Brabant! », is ingekomen. De heeren TH. COOPMAN en kanunnik AM. loos, eerste en tweede verslaggever, _ zijn het eens om aan de 409 — Academie voor te stellen, aan het ingezonden antwoord den uitgeloofden prijs toe te kennen. -- De beer Dr. C. LECOUTERE sluit zich bij dit voorstel aan, edoch hij uit den wensch dat de Schrijver de « Lijst van bronnen en geraadpleegde werken » aanvulle, en dat het werk gezuiverd worde van eenige kleine vlekjes door hem in zijn. verslag aangewezen. Met eenparige stemmen beslist de Academie het ingekomen stuk te bekronen, onder voorwaarde dat door den Schrijver aan de wenken van den heer Dr. LECOUTERE gevolg gegeven worde. Er wordt vervolgens overgegaan tot de opening van het geslóten briefje, dat bij het antwoord gevoegd is. Uit dit briefje blijkt, dat de schrijvers daarvan zijn de heeren A. DE COCK, letterkundige en oud-leeraar, te Brussel, en IS. TEIRLINCK, oudbriefwisselend lid der Academie, die, sedert de inzending van het antwoord tot werkend lid werd benoemd, allebei reeds ten jare 1901, door de Koninklijke Vlaamsche Academie bekroond voor hunne zoo belangrijke verhandeling getiteld Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland. Bijzondere lof is verschuldigd, zegt de heer Bestuurder, aan den heer Is. TEIRLINCK, ons geacht medelid, die, in het jaar 1903, ook door de Academie bekroond werd voor zijn voortreffelijk Zuid-Oostvlaandersch Idioticon, dat thans ter pers is. c.) Prijsvraag over Onderwijs. Men vraagt eene Geschiedenis, van zuiver pedagogisch standpunt, van het Onderwijs in de drie ---- 410 -- graden, in België, tijdens de Fransche overheerschingen onder de regeering van Willem I. --- Prijs : 600 fr., -- Een antwoord, met kenspreuk « Immer meer licht ! », ingezonden. De heeren Prof. DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS BOLS, eenparig, op de wezenlijke verdienste daarvan, hebben de verslaggevers evenwel den wensch geuit, de volgend jaar worde aangehouden.. bekroning niet te mogen besluiten : te stuk voor en is « taalfouten ontsierd, dat, volgens de Academie Februari genomen en door heer Segers in zijn verslag aangehaald,, antwcord zelfs geene voorwaardelijke bekroning. worden waardig gekeurd ». bij de besluitselea heeren verslaggevers aan. Zij beslist verder prijsvraag, naar de voor verzonden worden. d.) Geschiedenis. eene ten Onderwijs (eerste objectiviteit aangedrongen. -- : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Een ant - Wet, Vrijheid » is. word, met ken spreuk « - 4-10 - België, tijdens de Fransche overheerschinff en van Wittem - Prijs: 600 fr. y of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. - Een antwoord, met kenspreuk « Licht! Immer licht! », werd ingezonden. heeren Prof. AD. DE CEULENEER, GUSTAAF en JAN BOLS, verslaggevers, stellen eenparig voor het ingekomen antwoord niet te bekronen. Met het oog op de wezenlijke verdienste daarvan, hebben de heeren verslaggevers evenwel den wensch geuit, dat de prijsvraag voor een volgend jaar worde aangehouden .. Alle drie grieft het hun tot de bekroning niet te mogen besluiten: te veel leemten komen in het stuk voor en het is « zoo erg door taalfouten ontsierd, dat, volgens de beslissing door de Academie den 20 Februari 1901 genomen en dooi den heer Segers in zijn verslag. aangehaald~ zulk antwoord zelfs geene voorwaardelijke bekroning, kan worden waardig gekeurd ». De Vergadering sluit zich bij de besluitselen der heeren verslaggevers aan. Zij beslist verder dat het voorstel omtrent het aanhouden der prijsvraag, naar de Commissie voor Prijsvragen voor het jaar 1908 zal verzonden worden. d.) Prijsvraag over Geschiedenis. Men vraagt eene Geschiedenis van België, tèn dienste van het Middelbaar (eerste graad,. hoogste klasse). Op groote objectiviteit wordt aangedrongen. - Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. - Een antwoord, met kenspreuk « Koning, Wet, Vrijheid» is. ingekomen. -- g.II -- Eenparig verklaren de heeren DES. CLAES, Dr. JAC. MUYLDERMANS en Dr. L. SIMONS, verslaggevers, dat het ingezonden antwoord voor den uitgeloofden prijs niet in aanmerking kan komen. De Academie beslist derhalve het stuk niet te bekronen. 2° ) Openstaande plaatsen van briefwisselend lid en van buitenlandsch eerelid. Verkiezing. De Vergadering gaat tot de verkiezing over. a.) Verkiezing van een briefwisselend lid, tot vervanging van Dr. HUGO VERRIEST, thans werkend lid. —Worden door den Heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen : de heeren Th. Coopman en Dr. Jac. Muyldermans. Wordt verkozen : de heer FRANK LATEUR (Stijn Streuvels), te Ingooigem. b.)Id., tot vervanging van den heer IS. TEIRLINCK,. thans werkend lid. Worden door den Heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen: de heeren Gustaaf Segers en Dr. H. Claeys. Wordt verkozen : de heer A. DE COCK, te Brussel. c.) Verkiezing van een buitenlandsch eerelid, tot vervanging van wijlen H.-J. SCHIMMEL. Worden door dept Heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen : de heeren Dr. W. de Vreese en Jan . Broeckaert. Wordt verkozen : de beer Prof. P.-J. BLOK, te Leiden. - 412 -- 30) Plechtige vergadering op Zondag 3o Juni. Lezing der voordrachten op die vergadering te houden. (Als toepassing van art. i 1, § Zittingen, der Wet van 15 Maart 1887.) De heer Bestuurder geeft den heeren Leden kennis van de toespraak door hem op de Plechtige Vergadering te houden. 40) Mededeeling door den heer Dr. W. de Vreese : De Bibliotheca Neerlandica Manuscrij5ta. -- De heer Dr. DE VREESE geeft aan de Vergadering, voor de vuist, een kort overzicht van de reis, welke hij ten behoeve zijner Bibliotheca Neerlandica Manuscriita naar Zuid-Duitschland, Oostenrijk en Hongarië ondernomen heeft. De volgende openbare en bijzondere bibliotheken werden op deze reis bezocht : I. Straatsburg, Universit5tsbibliothek. 2. Straatsburg Landesarchiv. 3. Straatsburg, Priesterseminar. 4. Karlsruhe, Gr3ssherzogl. Hof- und Landesbibl. 5. Karlsruhe, Landesarchiv. 6. Heilbronn, Karls Gymnasium. 7. Stuttgart, Konigliche óffentliche Bibliothek. 8. Tubingen, Universitdtsbibliothek. 9. Tubingen, Convict. 1o. Donaueschingen, Fiirstl. Fi rstenbergische Hofbibliothek. I I. Sigmaringen, Fiirstl. Hohenzollerische Hofbibl. 12. Ulm, Stadtbibliothek. 13. Dillingen, Konigl. Kreis- u. Studienbibliothek. 14. Nordlingen, Stadtbibliothek. 15. Donauworth, id. 16. Ingolstadt, id. — 413 — 17. Fiirstl. O e ttiilg e n- Wallerstein'sche Fideikommissbibliothek. i8. Universitdtsbibliothek. 117iunchen, Konigliche Staatsbibliothek. 20. Munchen, Univer sitdtsbibliothek. 2I, . Salzburg, Studienbibliothek. 22. Salzburg, Stiftsbibliothek Innsbruck, Universitdtsbibliothek. Ijansbracrk, B"ibliothek Serviten klosters. 25. Klagenfu rt, K. Studienbibliothek. 26. Klagenfurt, Capucinerkloster. 27. Biblioteca Civica. Laibach, Studienbibliothek. Universitdtsbibliothek. Buda-Pest, Universitdtsbibliothek. Buda-Pest, Museum. Hofbibliothek. Weenen, Universitdtsbibliothek. Weenen, Staatsarchiv. Kunsthistorisches Dominikanerkloster. Familien-Fideikommissbibl. J9. Bibl. Rossiana. 4o. Studienbibliothek. Kreis-und Studienbibliothek. Regensburg, K6 nigl. Kreisbibliothek. Re.;ensburg, Fiirstl. Thurn- und Taxis'sche Hofbibliothek. Nurnberg, Stadtbibliothek. 45. Nurnbeq, Germanisches Rothenbur,, Konsistorialbibliothek. Op zeér enkele na, zijn in al deze inrichtingen Nederlandsche handschriften en incunabelen Nederlandsch zoowel in ethnographischen als - 41 3 - Mäihingen, Fürstl. o dtillgen- IS. Augsburg, Universitätsbibliothek. 19. Miinchetz, Königliche Hof- u. 20. Miinchen, Universitätsbibliothek. 21. Slllzburg, K. K. Srrlzburg. S. Peter. 23. In nsb ruck , U niversitätsbibliothek. 24. Innsbruck, Bibliothek des 25. Klagen/urt, K. Klllj{en/urt, 27. 7rieste, Civica. 28. LllibllCh, K. K. 29. Graz, U niversitätsbibliothek. 30. Eudll-Universitätsbibliothek. 31. Euda-National 32. Weenen, K. K. 33. JVeencn, Universitätsbibliothek. 34. rVcenen, Staa tsarchiv. 35. Weenen, Stift Schotten. 36. Weenen, KunsthistDrisches Museum. 37. Weenen, 38. Weenen, K. u. K. 39. Lainz, Bib!. 40. Linz, K. K. 41. Passau, K. 42. Regcnsburg. König!. 43. Re'{ensbul'j{, Fürstl. Hofbibliothek. 44. Niimberg. 45. Nümberg, Museum. 46. RfJthenbm;s;, deze inrichtingen en incunabelen - ethnographischen als 414 — in taalkundigen zin — te vinden. Alles samen heeft Dr. DE VREESE een kleine zeshonderd nummers beschreven. De meeste en voornaamste handschriften zijn te vinden te Straatsburg, Karls ruhe, Stuttgart, Tubingen, Munchen, Weenen en Buda-Pest. Over enkele eigenaardige of be-. langrijke vondsten deelt de Spreker bijzonderheden mede; daaruit blijkt dat de in de genoemde bibliotheken bewaarde handschriften behalve voor taal- en letterkunde, ook en vooral voor de kunstgeschiedenis van hoog belang zijn, daar talrijke daaronder prachtig verlucht zijn. Dr. DE VREESE besluit zijn verslag met de mededeeling, dat hij thans zekerheid heeft dat niet alleen in Rusland, maar zelfs in Kaapstad, nog een aantal Nederlandsche handschriften en incunabelen bewaard worden. Namens de Academie zegt de heer Bestuurder Dr. W. DE VREESE hartelijk dank voor zijne zoo belangwekkende als leerrijke mededeeling : de Vergadering heeft ze met de meeste belangstelling aanhoord en zal gaarne, bij de volgende reizen van Dr. DE VREESE, op dergelijke mededeeling vergast worden. De vergadering wordt te 4 1/2 uren gesloten. PLECHTIGE VERGADERLN G van 3o Juli 1907 IN DE GROOTE FEESTZAAL VAN HET GOUVERNEMENTSHOTEL. De vergadering vangt te I I 1/4 aan. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris ; de heeren Dr. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, DR. HUGO VERRIEST, Is. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden ; De heeren OMER WATTEZ, briefwisselend lid, en Dr. J. W. MULLER, hoogleeraar te Utrecht, buitenlandsch eerelid. De heer ALF. DE COCK, den 19 Juni tot briefwisselend lid verkozen, woont ook de vergadering bij. - 416 heeren Dr. HANSEN, Mr. EDW. COREMANS en J. HELLEPUTTE, werkende leden, alsook Mr. PAUL BELLEFROID en EUG. VAN briefwisselende laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. Vereeren de met tegenwoordigheid, de heeren: Baron DE KERCHOVE D'EXAERDE, der Vlaanderen ; — ALFR. DELCROIX, ambtenaar Binnenlandsche van den Weled. J. DE TR.00z, minister van Binnenlandsche van het Kabinet ; EM. BRAUN, der Gent ; Z. E. kanunnik als vertegenwoordiger D. H. Mgr. den van Gent; — A. LILY, generaal- der Burgerwacht ; •-*- A. VERCRUYSSE, senator; — J. VAN DER beheerder- der Hoogeschool; — E. DE bij het Hof van Beroep; — C. DE hoofdingenieur-bestuurder en Wegen ; K. STASSINET, de - 416 - De heeren Dr. HANSEN, Mr. EDW. COREMANS en J. werkende leden, alsook Mr. PAUL BELLEFRoID en Dr. EUG. VAN OYE, briefwisselen de leden, hebben laten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te ** * de plechtigheid hunne de heeren: Baron DE KERCHOVE D'ExAERDE, gouverneur provincie Oost-Vlaanderen; - ALFR. DELcROIx, ambtenaar aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, afgevaardigde den Weled. Heer J. DE TROOZ, van Binnenlandsche Zaken, hoofd Kabinet; - EM. BRAUN. burgemeester stad Gent; - kanunnik SEGERS, aartsdiaken, als vertegenwoordiger van Z. D. H. Mgr. den Bisschop - A. LIGY, majoor Burgerwacht; ......... A VERCRUYSSE, senator; - J. VAN DER LINDEN, beheerder-opziener - E. DE BIE, raadsheer bij Beroep; --.. C. DE HEEM, bestuurder van Bruggen Wegen; - K. STASSINET, majoor-bevelhebber van de artillerie 417 - — S. HERTOG, Israëlitische kerk; SIFFER, LYBAERT en P. ZENNER, gemeenteraadsleden ; LOGEMAN, MANSION C. DE BRUYNE, h oogleeraren ; DE GROOTE, substituut- -rijgsauditeur ; VAN HERSTRAETEN, kantonale CASSIERS, stad Gent; H. E. SOENS, V. FRIS Dr. L. VAN PUYVELDE, het Koninklijk Atheneum; - FL. VAN KEIRSBILCK LAMBRECHT LAMBRECHTS, de Rijksnormaalschool; -- GOETHALS, O. EECKMAN, BRUGGEMAN AUDENAERT, aan het ; EDG. DOBBELAERE, Vlaamsche -- V. VAN DER HAEGHEN, stadsarchivaris ; HERM. RONSE, der Hofbouwschool van den Staat; Paters AXTERS SCHIPPERS, Jesu; PH. DE MUNNYNCK, D'HONDT, POL. MAES, OCT. STEGHERS, JOZ. VAN HOORDE JAN VERSCHUEREN — REMOUCHAMES STOCK, geneesheeren; -- EG. DE BACKER GABRIEL DE. MOOR, L. WILLEMS, VAN - 417- der Burgerwacht; -. S. HERTOG. rabbijn der kerk; - A. SIFFER, K. LYBAERT P. ZENNER, gemeenteraadsleden; - H. LOGEMAN, P. MANSlON en C. DE BRUYNE. hoogleeraren ; - A. DE GROOTE, substituutl< rijgsauditeur; - A. VAN HERSTRAETEN, hoofdschoolopziener; - L. Loos, kantonale schoolopziener, te Oudenaarde; - AM. CASSIERS, opperdeken der stad Gent; - E. H. E. SOENS, Dr. V. FRIS en Dr. L. VAN PUyVELDE, leeraars aan het Koninklijk - FL. VAN KEIRSBILCK en LAMBRECHT LAMRRECHTS, leeraars aan de Rijksnormaalschool; - Eerw. heeren R. GOETHALS, O. EEcKMAN, BRUGGEMAN en AUDENAERT, leeraars aan het St.-Lievensgesticht ; - EDG. DOBBELAERE, secretaris der Vlaamsche Balie; - V. VAN DER HAEGHEN, stads archivaris ; - HERM. RONSE, bestuurder der Hofbouwschool van den Staat; - Eerw. Pat~rs AXTERS en SCHIPPERS, der Societeit Jesu; - PH. DE MUNNYNCK, G. D'HoNDT, POL. MAES, OCT. STEGHERS, Joz. VAN HOORDE en JAN VERSCHUEREN letterkundigen; - Dr. REMOUCHAMfS en Dr. STOCKÉ. geneesheeren; - EG. DE BACKER en GABRIEL DE MOOR, apothekers; - Mrs. L. 'iVILLEMS, VAN — 418 DER MENSBRUGGE en TH. VAN HAUWERMEIREN, advocaten ; A. VAN DER SCHELDEN, drukke ruitgever; verder de heeren vertegenwoordigers van : Fondsenblad, Gazelle van Gent, Het Volk; -- Vlaamsche Gazel en Laatste Nieuws (van Brussel); Bien public, Flandre libérale, journal de Gand en Le Malin (van Antwerpen) ; — verder nog Mevr. J.W.MTJLLER en een veertigtal dames, alsook verschillende heeren geestelijken, theologanten, studenten en letterkundigen. ** * De heeren W.[LFRIED SIFFER , VICTOR. VERMAST en Ivo DE VREESE waren zoo goed, zooals de voorgaande jaren, als Commissarissen dienst te doen in de zaal. De heer J. BALLION, vroeger ook Commissaris bij de plechtigheid, was dit jaar verhinderd dien last aan te nemen. * * * De heer KAREL DE FLOU, bestuurder, opent de vergadering : Mevrouwen, Mijne Heeren, Ik verklaar de jaarlijksche openbare zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie geopend. 41 9 — Alvorens met de aangekondigde werkzaamheden aanvang te nemen, moet ik een eersten plicht vervullen, met, namens de Academie, een woord van dank te richten tot den weled. Baron R. DE KERCHOVE D'EXAERDE, Gouverneur der Provincie, wien het behaagd heeft de feestzaal van het Gouvernementshotel te harer beschikking te stellen. Dank zeg ik ook aan het geeerde publiek, dat zóó talrijk hier aanwezig is, en waaronder het schoone geslacht zoovele vertegenwoordigers telt, dat er de feestzaal oprecht verheugend uit ziet. Aan waardigheidsbekleeders en andere voorname personen, die ons door hunne aanwezigheid een blijk van waardeering geven, ontbreekt het evenmin. Aan allen zij hartelijk dank betuigd ! Doch, nu is het méér dan tijd geworden het woord te verleenen aan den Heer Bestendigen Secretaris, die kennis zal geven van de ingekomen stukken. Vanwege verschillende hooggeachte personen, zegt de heer EnW. GAILLIARD, bestendige secretaris, heeft het Bestuur der Academie schriftelijk bericht ontvangen, dat het hun ten zeerste spijt deze Plechtige Vergadering niet te kunnen bijwonen. Het zijn de Heeren : J. DE TRO3Z, minister van Binnen- 420 - landsche Zaken, hoofd van het Kabinet, die zich echter laat vertegenwoordigen door den heer ALFRED DELCROIX, ambtenaar aan zijn Departement; ---- Baron. DESCAMPS, minister van Wetenschappen, Letteren en Kunsten; -- LIEBAERT, minister van Financiën; — J. HELLEPUTTE, ons hooggeacht medelid, minister van Spoorwegen en waarnemend minister van Landbouw; Staatsminister P. TACK, lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers; F.. SCROLLAERT, voorzitter der Kamer van Volks-- vertegenwoordigers; C. VAN OVERBERGH, algemeen bestuurder bij het Ministerie van Wetenschappen, Letteren en Kunsten; luitenant- generaal Baron C. GREINDL, opperbevelhebber der Burgerwacht voor de provinciën Oost- en West-Vlaanderen; Z. D. H. Mgr. STILLEMANS, bisschop van Gent, die evenwel, tot bewijs van het belang dat hij in de werkzaamheid der Koninklijke Vlaamsche Academie stelt, zich op de plechtigheid door zijn groot-vicaris, den Z. Eerw. Heer kanunnik SEGERs,deken van het Kapittel van Sint-Baafs, laat vertegenwoordigen; — generaal-majoor Graaf F. VAN DER STEGEN DE PUTTE, bevelhebber van de tweede brigade Ruiterij; -- Baron - 421 - RUZETTE, der West- Vlaanderen ; — J. PEE TERS-LACROIX, dienstdoende der provincie Antwerpen; -- JULES LAMMENS, oud-senator; De zeer H. Pater VAN DE VEN, wien de Academie de van het Ven-heeft; THOMAS, rector der Gentsche Hoogeschool; -- D. BERTEN en E. DE, BAST, raadsheeren hij het Hof van Beroep ; -- H. BODDAERT, — GUSTAAF CLAEYS BODUAERT, oud-kolonel-adjunct NENQUIN, van het e linie-regiment; hoogleeraar L. DE LA. VALLÉE PovsSIN ; Z. E. A. DE BOCK, vicaris-van Z. D. H. Mgr. den van Gent; -s-^-- Eerw. Pater C. DE. BECK, S. J.; E. H. J. CROMBÉ, van Sinte-Anna; - - E. F. CAP, van Sint-Amandsberg; J. H. LAATSMAN, predikant bij de Vlaamsche der Belgische Evangelische Kerk; GOEMANS, van het Leuven; — O. DE GRAVE, eere-der Oost-Vlaanderen ; -- A. VERMAST, der School; A. VAN WERVEKE, conservator van het Museum van - 4'21 - RUZETTE, gouverneur provincie \VestVlaanderen; - J. PEETERS-LACROIX, dienstdoende gouverneur - ]ULES LAMMENS, - De E. VAN DE VEN, te Aalst, Academie stichting Van de Ven-Heremans' Fonds, te danken heeft; - THOMAS, - D.BERTENenE.DE BAST, bij Beroep; - BODDAERT, provincieraadslid; - GUSTAAF CLAEYS BOITUAERT, provincieraadslid; - kolonel~adjunct bevelhebber N ENQUIN, 2 de - L. DE LA VALLÉE POUSSIN; - E. kanunnik DE BOCK, generaal Z. Mgr. Bisschop Gent; - Pater C. DE BECK, J.; - E. H. J. CROi\mÉ, pastoor Anna; - H. F. CAP, pastoor Amandsberg; - J. H. LAATSMAN , predikant bij Gemeente Belgische Evangelische Kerk; - L. GOEMANS~ opziener het Middelbaar Onderwijs, te - O. DE GRAVE, griffier provincie Vlaanderen; _. A. VERMAST~ bestuurder Middelbare - A. VAN WERVEKE, het Museum van -4.22-- Oudheden en van het Museum van Steenen Voorwerpen; — Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium; --- OSCAR ROELS, leeraar aan de Koninklijke Muziekschool. *** Nu verleent de heer Bestuurder het woord aan den heer Prof. Dr. MULLER, ons hooggeacht buitenlandsch eerelid, een welbekend figuur in de geleerde wereld. « De heer Dr. MULLER » -- zegt de heer K. DE FLOU, « zal ons heden spreken over de Spelen van den Brugschen rederijker CORNELIS EVERAERT, die hij zoo grondig bestudeerd heeft, ter gelegenheid van zijne volledige uitgave der werken van dien Schrijver ». De heer Dr. MULLER komt aan het woord en spreekt over « CORNELIS EVER AERT'S Spelen, als spiegel van de maatschappelijke toestanden zijns tijds ». (Zie beneden blz. • 33 -49 1 .) De 35 spelen door dezen Brugschen rederijker uit de eerste helft der 16' eeuw geschreven en door Spreker in vereeniging met Prof. SCHARPÉ uit Leuven, uitgegeven, 423 - hebben bovenal belang voor de geschiedenis, niet alleen onzer letterkunde, maar ook der maatschappelijke toestanden in dien tijd. Twaalf dier spelen handelen, in den gewonen allegorischen vorm der spelen van sinne, over de kwijnende welvaart, de werkeloosheid, delage loonen , de hooge prijzen, kortom de armoede en ellende des volks, gelijk Spreker , . door de ontleding van een enkel spel als voorbeeld, aantoonde. De blijkbare waarheid der schildering, de echtheid van het gevoel van den dichter, zelf voller en verver, treft en ontroert ook den hedendaagschen lezer, terwijl de levendige dialoog en de echte volkstaal vooral der sinnekens aan deze spelen ook literair-historische waarde geven : het is waarlijk nationale, democratische gemeenschapskunst. Spreker liet door enkele voorbeelden zien hoe CORNELIS EVERAERT de oorzaken dier ellende ziet, vooreerst in de eindelooze oorlogen door Karel V gevoerd, die het volk met telkens grooter nadruk om vrede doen vragen ; maar ook in de veranderde economische omstandigheden : het innerlijk verval van Brugge,gevolg van de opkomst van de Engel- 424 sche en « nieuwe draperie » het : overgang van de middeleeuwen Spreker uitkomen hoe EVERAERT's eigen meening deze toestanden te begrijpen. vol roerende zij en ironie ; .en doen zij denken aan een sociaaldemocratisch onze dagen, aan tooneelspel als van HEYERMANS : tendenz-literatuur. toch, wanneer er op aankomt uit die klachten en aan - -klachten de vor hand ligende gevolgen trekken, eischen te stellen, haalt EVERAERT De ten slotte gebrandmerkt als uit aan eind der spelen worden zij df df tot -- df wel zij bekeeren zich arbeiders, en christelijke toestanden of vergoelijken, de aanmascile wolnijverheid, de Antwerpsche handel, en ook de « nieuwe draperie» van het platteland : kortom de overgang van de middeleeuwen tot den nieuwen tijd ook op dit gebied. Ten slotte deed Spreker uitkomen hoe moeilijk het is EVERAEKr's eigen meening en oordeel over deze toestanden te begrijpen. Zijne stukken zijn niet alleen vol rberende klachten, maar zij vloeien ook over van bittere spot en hoon, vlijmende satire en ironie; hier en daar doen zij denken aan een sociaaldemocratisch geschrift uit onze dagen, aan een tooneelspel als van HEYERMANS : het is sociale tendenz-literatuur. En toch, wanneer het er op aankomt uit die klachten en aanklachten de voor de hand liggende gevolgelt te trekken, eischen te stellen, haalt EVERAERT bakzeil en zingt een palinodie. De critiek der sinnekens wordt ten slotte gebrandmerkt als voortvloeiende uit onzuivere bron, en aan 't eind der spelen worden zij Of verjaagd of tot zwijgen gebracht, - Of wel zij bekeeren zich plotseling, evenals de morrende arbeiders. en stemmen in met den lofzang ter eere der christelijke deugden, die de bestaande toestanden verdedigen of vergbelijken, en met de aan ma425 — fling tot « patiencie ». Een oproerkraaier is EVERAER-r. niet, wil hij ook niet zijn; tegenover de wereldlijke en kerkelijke overheid durfc, maar wil hij ook eigenlijk zijn critiek niet handhaven ; te goeder trouw tracht hij ten slotte, als een geloovig Christen, te berusten in de benarde omstandigheden, die zijn gemoed wel in opstand brengen, maar die hij toch noch verbeteren, noch ook afdoende verklaren kan ; ..alles moet toch voortkomen uit de menschelijke zonde. Eene oplossing van het vraagstuk, ,en desnoods van zijne tegenstrijdige aandoeningen, heeft hij niet gevonden. Hij is geen martelaar, maar een kind zijns volks en zijns tijds, een Christen-democraat. Als zoodanig stelde Spreker EVERAERT ten slotte naast en tegenover zijn tijd- en stadgenoot, den Christen-humanist J. L. VIVES. « De Academie, » zegt de heer Bestuurder -- « en de geheele Vergadering met « haar, wenscht Prof. Dr. MULLER geluk met « zijne voortreffelijke studie over CORNELIS « EVERAERT en zijne werken. Dat stuk zal in • de Verslagen en Mededeelingen der Acade- « mie worden opgenomen. » ^ * * -- 426 -- den heer EDW.. secretaris, om den uitslag der wedstrijden dor de Academievoor het jaar 1907 uitgeschreven bekend te over de werkzaamheid van Ven-.Heremans' Fonds brengen, eindelijk om der Plechtige Vergadering deelen Leven Koninklijke uitgeschreven. zeerste, dat werden, namelijk het Landbouwbedrijf, over Onderwijs Geschiedenis. het ingezonden over het Landbouwbedrijf Academie echter jaar 1909 aangehouden voorwaarden, het ingekomen stuk toelating vergund handschrift te over betrekkelijk de Geschiedenis van het onderwijs in België tijdens de Franscke - 426 - Het woord is thans aan den heer EDW_ GAILLIARD, bestendigen secretaris, om den uitslag der wedstrijden door de Academie voor het jaar 19°7 uitgeschreven bekend te maken, tevens om over de werkzaamheid van het Van de VCll-Heremalls' Fonds verslag uit te brengen, en eindelijk om den uitslag der verkiezingen sedert de laatste Plechtige Vergadering mede te deelen: Zeven prijsvragen werden voor het jaar 1907 door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgeschreven. De Academie betreurt ten zeerste, dat alleen vier daarvan beantwoord werden, namelijk de prijsvragen over het Landbouwbedrijf, over de Zuidnederlandsche Folklore, over Onderwijs en over Geschiedenis. Om verschillende redenen kon het ingezonden antwoord over het Landbouwbedrijf niet in aanmerking komen. De Academie heeft echter beslist, dat de vraag voor het jaar 1909 zal aangehouden worden, en zij heeft, op bepaalde voorwaarden, den schrijver van het ingekomen stuk de toelating vergund zijn handschrift terug te halen. Uit de verslagen van de heeren keurders over het antwoord op de vraag betrekkelijk de Geschiedenis Belgzë tijdens de Fransc};e— 42 7 — overheersching en onder de regeering van Willem den Ie, blijkt dat het werk van den inzender wezenlijk groote verdienste heeft : te veel leemten komen er evenwel in voor en, jammer genoeg, in het opzicht van de taal, laat het stuk veel te wenschen over. De Academie heeft zich derhalve bij het voorstel aangesloten de vraag voor een volgend jaar aan te houden en dit voorstel naar de Commissie voor Prijsvragen verzonden. Minder gunstig was het oordeel der heeren verslaggevers omtrent het antwoord op de uitgeschreven prijsvraag, voor het opstellen van eerre Geschiedenis van België ,ten dienste van het Middelbaar Onderzvijs. De drie verslaggevers verklaarden eenparig, dat aan het ingezonden antwoord cie uitgeloofde prijs niet kon toegekend worden. Met het antwoord op de prijsvraag over Folklore was het, God lofl beter gesteld. De Academie had gevraagd : Een zoo volledig mogelijk Geographisch Sagenboek, met inbegrift der legenden, van Vlaamsch-Brabant. Aan den wensch onzer Koninklijke Instelling werd ruimschoots alle voldoening gegeven. Van het lijvig handschrift, dat ter beantwoording werd ingezonden, mocht immers de heer ,COOPMAN, eerste verslaggever zeggen, dat het zoo vernuftig gerangschikt was, zoo kiesch en zoo keurig behandeld, dat deze verzameling tot model kan dienen voor verder uit te schrijven prijsvragen van denzelfden aard. Met 428 — den meesten lof lieten zich insgelijks de andere verslaggevers, de heeren AMAAT Joos en Prof. Dr. C. LECOUTERE over bedoeld handschrift uit. Ook stelden alle drie aan de Academie voor, het ingekomen antwoord te bekronen, dat « een bewon- « derenswaardig werk mag geheeten worden, dat « blijk geeft van uitnemenden ijver, groote hele- « zenheid en uitgebreide kennis der Folkloristi- « sche literatuur ». Ik acht mij gelukkig aan de geëerde Vergadering te mogen mededeelen, dat de schrijvers van het door de Academie met goud bekroonde werk zijn de heer A. DE COCK, letterkundige te Brussel, die door onze Koninklijke Instelling, in hare vergadering van ign dezer, tot briefwisselend lid werd verkozen, en de heer Is. TEIRLINCK, leeraar te Sint-Jans-Molenbeek, oud-briefwisselend lid der Academie, die, sedert de inzending van het antwoord tot werkend lid werd benoemd. Met een innig genoegen voeg ik hierbij, dat de heeren A. DE COCK en IS. TEIRLINCK reeds ten jare 1901 door de Academie bekroond werden voor hun meesterlijk werk over de Kinderspelen in Zuid- Nederland, waarvan het zevende en voorlaatste deel onlangs van de pers kwam, en dat de heer Is. TEIRLINCK in het jaar 1903 nogmaals bekroond werd voor zijn Zuid-Oostvlaandersch Idioticon, thans ter pers, dat « een kostbare bij- « drage tot de studie onzer Zuidnederlandsche 429 _._. dialecten zijn zal, en tevens een schat voor « den woordvorscher » (zl. De prijswinnaren, de heeren A. 1)E COCK -en Is. TEIRLINCK, ontvangen daarop, uit handen van den heer Bestuurder, elk een exemplaar van het diploma aan hun bekroond werk toegekend. De Vergadering juicht ze hartelijk toe, Ine Bestendige Secretaris zegt verder Met een waar genoegen breng ik verslag uit over de werkzaamheid van het Van de Ven-Heremans' Fonds, waarvan de Koninklijke Vlaamsche Academie de stichting aan de edelmoedigheid van den zeer Eerw. Pater VAN DE VEN, S. J., verschuldigd is. Dit jaar zijn de Nrs 3 en 4 van dit Fonds verschenen, te weten een goed bezorgde verhandeling door den heer Mr. KAREL VAN ACKER zoon over de Staatsinstellingen van België, en een merkwaardige wetenschappelijke uitgave Over Melk en Melkvervalsching : Eene studie tot voorlichting van burger en ambtenaar, door den heer Dr. A. J. J. VANDEVELDE, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium te Gent. (i) Verslag van den heer TH. COOPMAN. Zie : Verslagen en Mededeelingen, 1903, l e deel, blz. 185. 430 . . — Pas had de Plechtige Vergadering verleden jaar plaats gegrepen, of de Koninklijke Vlaam sche Academie had een zware beproeving te ondergaan, door het zoo vroegtijdig afsterven van haar geacht medelid den gemoedelijken en gevoeligen Vlaamschen dichter ALFONS JANSSENS, die den I n September 1906 te Lucern in Zwitserland overleden was. Kort daarop, den 4 November, werd haar nogmaals een harer oudste werkende leden door de dood ontnomen, Dr. AMAND DE Vos, meer onder den naam van Wazenaar in de letterkundige wereld bekend, een man van groot talent, die onder de Nederlandsche schrijvers een eervolle plaats had ingenomen. Den 14 November daaropvolgend, stierf te Bussum, in Noord-Nederland, een van onze verdienstelijkste buitenlandsche eereleden, de heer H.-J. SCHIMMEL, de welbekende romanschrijver, die sedert 1897 deel van ons Genootschap uitmaakte. Welhaast moest weêr een hoogst gevoelig verlies de Koninklijke Vlaamsche Academie treffen : den 24 Maart 1907 werd inderdaad uit haar midden ontrukt haar hooggeacht werkend lid Baron DE BETHUNE, de diepbetreurde gouverneur der provincie West-Vlaanderen, van wiens wakkere medewerking de Vlaamsche Academie op het ge`.. 1 — middelnederlandsche letteren zoo onze dierbare en steeds betreurde afgestorvenen, die ons te vroeg ontvallen medewerkers, een laatsten groet, als een innige dankbaarheid voor diensten door hen aan onze Koninklijke bewezen. vervanging heeren JANSSENS, Dr. DE Vos en Baron DE BETHUNE, werden de Dr. HUGO VERVRIEST, IS .. TEIRLINCK Dr. C. LECOUTERE werkend Lid vergadering van 19 Juni- ,de FRANK LATEUR A. DE COCK tot briefwisselend verkozen, P.- j. BLOK., Leiden, tot buitenlandsch eerelid. Ik heet die midden. ben overigens dat de Koninklijke Vlaamsche Academie krachtige medewerking. mogen rekenen. * * Bestuurder tot volgende woorden : mij nog een laatste plicht te vervullen, erkentelijkheid der Academie le betuigen allen, die deze vergadering met - 43 1 - bied der middelruederlandsche taal en letteren zoo veel mocht verwachten. Aan onze dierbare en steeds betreurde afgestorvenen, aan die ons te vroeg ontvallen medewerkers, breng ik een laatsten groet, als een eerbiedige hulde onzer innige dankbaarheid voor de vele diensten door hen aan onze Koninklijke Instelling bewezen. Tot vervanging van de heeren jANSSEN&, Dl'. DE VOS en Baron DE BETHUNE, werden de heeren Dl'. HUGO VERRlEST, Is. TEIRLINCK en hoogleeraar Dr. C. LECOUTERE tot werkend Lid verkozen. In hare vergadering van 19 Juni werden ,de heeren FRANK LATEUR en A. DE COCK briefwisselend lid verkozen, en Prof. P.-J. BLOK., uit Leiden, tot buitenlandsch eere1id. Ik heet die heeren welkom in ons midden. Ik ben overigens overtuigd, dat de Koninklijke Vlaamse he Academie steeds op hunne krachtige medewerking zal mogen rekenen. *' *' *' De heer Bestuurder richt ten slotte tot de Vergadering de volgende woorden: « Nu rest mij nog een laatste plicht te vervullen, namelijk de erkentelijkheid der Academie te betuigen aan allen, die deze vergadering met — 432 — hunne aanwezigheid vereerd hebben en zoodoende bewijs gaven van hunne belangstelling in de werkzaamheden van ons koninklijk Genootschap. Met name moet ik dank betuigen aan de weledele heeren Gouverneur Baron DE KERCHOVE D'EXAERDE; ALF. DELCROIX, afgevaardigde van den Weled. Minister J. DE TROOZ; EM. BRAUN, burgemeester der stad Gent; Kanunnik SEGERS, vertegenwoordiger van Z. D. H. den Bisschop van Gent; A. LIGY, generaal-majoor der Burgerwacht; A. VERCRUYSSE, senator; J. VAN DER LINDEN, beheerderopziener der Hoogeschool; raadsheer E. DE BIE;, hoofdingenieur C. DE HEEM; majoor K. STASSINET, alsook aan de talrijke heeren gemeenteraadsleden, hoogleeraren, leeraren, burgerlijke en geestelijk e. overheden hier aanwezig. De Pers is dit jaar door verschillende dagbladen vertegenwoordigd haar zij een bijzonder woord van dank toegestuurd. Eindelijk, ofschoon het wel in de eerste plaats hadde moeten geschieden, betuig ik den innigen dank der Academie aan al de aanwezige Dames, en inzonderheid aan Mevrouw MULLER, die de verre reis uit Utrecht niet ontzien heeft om Ons met hare gewaardeerde aanwezigheid te komen vereeren. Daarop verklaart de heer DE FLOU de openbare vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie gesloten. CORN EL1S EVERAERT'S SPELEN als spiegel van de maatschappelijke toestanden zijns tijds. * ZEER GEACHTE MEDELEDEN, DAMES EN ,HEFREN Volgaarne heb ik de vereerende uitnoodiging van het Bestuur onzer Academie aanvaard om in deze openbare vergadering eene voordracht te komen houden. Want ook ik ben ten volle overtuigd van het groote nut van een persoonlijken omgang tusschen Zuid- en Noordnederlanders, zóó levendig en geregeld als dit mogelijk is tusschen twee kleine volken, voor 't grootste deel taal- en stamverwant, doch door den loop der staatkundig- kerkelijke gebeurtenissen, helaas, vaneengescheurd. Trouwens dat Nederlandsche philologen deze overtuiging koesteren is waarlijk geen won- * Bij de monaelinge voordracht is het volgende aanmerkelijk bekort. — 434 — der : welke studie kan ze beter vestigen en versterken dan de beoefening onzer gemeenschappelijke taal en letteren ? Maar ook gevoelen wij, Noordnederlanders, waar wij ons met de middeleeuwen en steeds den hebt bij de bestudeering er van natuurlijk nog hebt. Wel hebben wij in latere tijden op menig gebied en in menig opzicht onze toch behoeven wij bij de studie onzer, d. i. in zeer vele gevallen Uwer oude taal nog dikwijls Op dat veld kunnen wij elkaar beter dan ergens helpen : noodeg. inleiding, en tevens ter verschooning, voor hetgeen ik U ga voordragen. Want een waagstuk, wanneer noch Zuidnederlander, noch historicus in den gewonen zin des words, het ga bestan tot U te een Uwer landgenooten, en dat nog in verband met de maatschappelijke toestanden zijp Ik bedoel den Brugschen rede- .. rijker den aanvang der i6:ae Coiri LIS EVERA >RT. 35 spelen, thans is eitgegeven door Prof. ScHARt1 en mij eerre samenwerking van Zuid en Noord, in den z 'ooeven zin, gaarne als symbolisch opgevat en door anderen nagevolgd zou. zien --: - 434- der: ze beter vestigen en versterken dan de beoefening onzer gemeenschappelijke en letteren? Maar ook gevoelen wij, wij ons met de middeleeuwen bezighouden, telkens en steeds den grooten voorsprong, dien Gij in dat tijdperk, Uw glorietijd, op ons gehad hebt en bij de bestudeering er van hebt. \Vel hebben in latere gebied en menig opzicht onze schade ingehaald; toch behoeven wij bij de studie zeer vele gevallen Uwer oude taal en letteren nog dikwijls Uwe hulp en voorlichting. veld kunnen wij elkaar beter da~ ergens elders ontmoeten en helpen: wij hebben elkander noodig. Het gezegde moge strekken ter inleiding, en verschooning, ga "t'oordragen. het is een waagstuk, wanneer ik, noth Zuidnederlander, noch historicus in den gewonen zin des woords, het ga bestaan tot U te spreken over een Uwer landgenooten, en dat nog wel in verband met de lIiaatschapP'€lijke toestaneten van zijfi tijd! Ik bedoel den Brugschen rederijker uit den aanvang der r6de eeuw, CORNÈLlS EVERAERT. Zijne 3.9 spelen, welker tekst thans is uitgegeven door Prof. SCHARPÉ en mij -eene ~amenwerking van Zuid en Noord, 111 den tooeven aangeduiden zin, die ik gaarne als symbolisch <>'pgevat en door anderen nagevolgd zou zien -, 435 — Zijne 35 spelen geven mij de stof. Maar het is waarlijk geen loutere captatio benevolerntiae, wanneer ik vooraf mijn schroom uitspreek om over die stof in deze vergadering het woord te voeren. Trouwens mijn hoofddoel daarbij is de aandacht te vestigen op het belang dezer stukken voor de kennis der maatschappelijke geschiedenis : ze daarvoor ten volle te gebruiken laat ik gaarne aan de historici van beroep over. Men heeft wel eens een nauwer, meer rechtstreeksch verband gemist en gewenscht tusschen de geschiedenis onzer middeleeuwsche letterkunde en die der gelijktijdige maatschappelijke en staatkundige woelingen, vooral in Vlaanderen, gedurende de z3de en 14de eeuw. Ook is meermalen, ten onzent met name door JONCKBLOET (z) en BUSKEN 1-TUET (2), gepoogd zulk een verband te vinden of wel te leggen. Maar bij nuchterder, minder romantische beschouwing blijft daar niet al te veel van over. Het is waar, wij bezitten twee kostbare stukken in het lied en het gedicht over de Vlaamsche kerels. Maar wanneer wij bedenken, dat b. v. van Artevelde slechts één enkel poover liedje uit zijn tijd gewaagt, dat Hildegaersberch's bespiegelingen over den oorsprong der Hoeksche en Kabeljauwsche « pertien » ons daarin geenerlei inzicht geven, en dat zeer veel van de zede .kundige beschouwingen, maar ook van de satire leder didactische school uit vreemde, meest Latijnschrijvende zegslieden vertaald of nagevolgd, m. - 43 6--- a. w. algemeen middeleeuwsch-Westeuropeesch is, dan schijnt het vermoeden niet gewaagd, dat. de Middelnederlandsche literatuur over 't geheel noch een getrouwe spiegel is, noch ook de gist is geweest van den maatschappelijken strijd, zooals wij dien gaandeweg uit andere bronnen leeren kennen (3). MAERLANT is ook in dit opzicht geen VONDEL geweest. Hoe dit zij, van de letterkunde der Y Ede eeuw geldt deze klacht zeker niet. Evenals later die der I8de niet kan zwijgen van de « rede » en de « verlichting », is zij vol van de woeling en beroering, door Reformatie en Renaissance, door buitenlandschen oorlog en binnenlandschen opstand, door uitvindingen en ontdekkingen, kortom door den nieuwen tijd in hoofden en harten gebracht. Juist daaraan immers, niet aan hare volstrekte kunstwaarde ontleent zij hare beteekenis en haar belang, althans voor wie ook in de letterkunde meer de toestanden da n de personen en de gebeurtenissen, meer de geschiedenis der geestelijke stroomingen dan de volstrekte aesthetische waardeering der kunstwerken belangrijk of althans aantrekkelijk acht. I Laat ik beginnen met te onderstellen het. is waarlijk geen beleediging — dat mijn held (die inderdaad geen held mag heeten) U zoogoed als onbekend is; de mededeeling van het weinige, dat 437 — ons, zijn uitgevers, aangaande zijn persoon en leven bekend is geworden, vinde in die onderstelling hare rechtvaardiging. Te Brugge, waar hij, waarschijnlijk omstreeks 1485, geboren en in 1556 gestorven is, heeft hij zijn leven gesleten als lakenverver en voller; maar hij was er ook « clere van den Aerdchiers » en van enkele colleges die tot zijn bedrijf in nauwe betrekking stonden; eindelijk facteur van de Kamer van Rhetorijke, De drie Santinnen, denkelijk ook van de andere D'He- lighe Gheest, die meestal met de eerste samenwerkte. Het type dus van den geletterden ambachtsman, om zijne letterkundige bekwaamheden gezocht in de nauw met elkaar verwante en verbonden kringen der vollers en ververs, der boogschutters en der rederijkers. In zijn tijd schijnt hij als rederijker geen bijzonder grooten naam gehad te hebben. Om niet eens van de « Brabantsche Sappho » te spreken, ook die andere tijdgenoot, MATTHIJS DE CASTELEIN, overschaduwde hem. geheel en al, en stond inderdaad, ook in onze schatting, te oordeelen naar het weinige dat er van hem over is en het vele waarvan wij alleen de titels kennen, in ontwikkeling, in kennis der Latijnsche en Fransche poëzie en in kunstvaardigheid, een eind boven hem, was ook werkelijk, zooals hij toen reeds heette, meer « een poëet moderne ». De spelen van een middelmatigen zestiendeëeuwschen rederijker derhalve : een zeer wei— 438 — nig aantrekkelijk onderwerp, zult Gij zeggen! Wat kan er al vervelenders bestaan dan rederijkersgedichten ! Louter vroom stichtelijke of nuttigzedelijke, altijd afgezaagde, alledaagsche redeneeringen en bespiegelingen, of wel algeheele gedachteloosheid; bewoord in eene onbeholpen, kunstmatige, niet zelden duistere « wantale », van de natuurlijke, levende volkstaal verre verwijderd door een drom van kwalijk verdietschte Fransche en Latijnsche woorden, door tal van afgesproken, overeengekomen knutselarijen in woordvorming, :woordschikking en rijmen; alles los bijeengehouden door, of liever voortstrompelend in verzen, die alle maat te buiten schijnen te gaan en waarin aanvankelijk nauwelijks eenig rhythme te hooren is : kortom het tegendeel van alles wat men onder poëzie pleegt te verstaan, een hybridisch gewrocht, geboren uit de noodlottige verbinding of dooreenwarring van de scholastieke « ars trivialis », de rhetorica, en de poëzie, van wetenchap en kunst. Inderdaad, dit alles is toepasselijk ook op veel van hetgeen onze facteur voor zijne kamerbroedens vervaardigd heeft. Ook hij kan aartsvervelend zijn : Gij zult zijn uitgever gelooven, die zich niet zelden van ongeduld, spijt en ergernis verbeten en verknepen heeft. Sommige zijner stukken verdienen de blaam van ondoorworstelbare longdradigheid en gelijkvloerschheid zeker niet minder clan die zijner tijd- en ambtgenooten, stellig meer — — eer dan het verwijt van « vies, gemeen, onzedelijk indertijd hun allen zonder onderscheid 't hoofd geslingerd (4). zij daarmede echter voorgoed veroordeeld, onwaardig? Allerminst. niet beschouwing, dat ook heeft; terug. Niettemin, ik acht mijn uil ben aanstonds bereid te erkennen EVERAERT'S werk bovenal voor geschiedenis. — gezwegen de der taalkunde die onzer letterkunde zin; twee redenen .. Niet alen toch bevat deze bundel 35 rederijkersspelen helft der i6de eeuw, waaruit bewaard, althans gedrukt of uitgegeven is. Doch ook hebben niet, zooals in de meeste verzamelingen spelen sinne, verschillende stukken van der verschillende antwoord dezelfde samengesteld; maar waarschijnlijk verscheiden de tafelspelen, de esbatementen rederijker bij verschillende gedicht : « gezamenlijke « oeuvre », en daarin vollediger beeld eene doorsnede in andere — toenmalige - 439 - en eer dan het verwijt van « vies, gemeen, onzedelijk », indertijd hun allen zonder onderscheid naar 't hoofd geslingerd (4). Zijn zij daarmede echter voorgoed veroordeeld, onze aandacht onwaardig? Allerminst. Er is in die 35 spelen ook vrij wat te vinden, dat niet alleen bij eene historische beschouwing, dat ook zelfstandige, volstrekte kunstwaarde heeft; ik kom hierop straks terug. Niettemin, ik acht mijn uil geen valk, en ben aanstonds bereid te erkennen dat EVERAERT'S werk bovenal belang heeft voor de geschiedenis. Vooreerst - gezwegen van de belangen der taalkunde - die Oilzer letterkunde in den eigenlijken zin; en wel om twee redenen. Niet aUeen toch bevat deze bundel 35 rederijkersspelen uit de eerste helft der r6de eeuw, waaruit betrekkelijk weinig van dien aard bewaard, althans gedrukt of uitgegeven is. Doch ook hebben wij hier niet, zooals in de meeste verzamelingen van spelen van sinne, verschillende stukken van hetzelfde genre, door de facteurs der verschillende bij een landjuweel mededingende Kamers ten antwoord op dezelfde vraag samengesteld; maar (waarschij nlijk alle) de spelen van sinne van verscheiden aard, de tafelspelen, de esbatementen enz., door één Westvlaamschen rederijker bij verschillende gelegenheden gedicht: zijn « gezamenlijke werken » of «reuvre », en daarin een ander, voHediger beeld - eene doorsnede in andere richting - van de werkzaamheid der toenmalige 440 — tooneeldichters dan wij tot dusverre bezaten. Eindelijk geven deze stukken ons menige belangrijke inlichting over het tooneel en de tooneelvertooningen dier dagen (5). Maar bovendien en bovenal bezitten wij in die spelen, bepaaldelijk in de twaalf (6) welke, om de hedendaagsche benamingen te bezigen, meer economisch of sociaal-politiek van inhoud en strekking zijn, een tafereel van het volksleven in Brugge gedurende die gewichtige eerste helft der i6de eeuw, een spiegel ook der gevoelens van een belangrijk deel van het Vlaamsche volk over de vraagstukken die toen maatschappij, kerk en staat in « troebelen » en « beroerten » brachten. Ziehier het eigenlijk onderwerp mijner rede, waarin ik dus verder over 't algemeen ter zijde zal laten zoowel die stichtelijke en moraliseerende stukken welke, hoe saai en taai ook, als stalen van een bepaald literair genre, en ook ter kenschetsing der gemoedsgesteltenis van den schrijver en zijn volk hunne eigenaardige, historische waarde hebben en houden, als de tafelspelen en esbatementen, die ons van het Vlaamsche huiselijk en maatschappelijk leven des tijds eene door hare waarheid zoo aantrekkelijke schildering geven. Eveneens laat ik hier onbesproken EVERAERT'S houding tegenover de Kerk, de geestelijkheid en de Hervorming (7), hoe belangrijk en uitlokkend ook deze zijde van het onderwerp moge zijn. Alleen die spelen of die gedeelten welke handelen — 441 — over den maatschappelijken toestand dier dagen boezemen ons thans belang in. Ten einde U vooraf eenig denkbeeld te geven van den aard en het beloop dezer stukken, begin ik met U den korten inhoud van een paar er van mede te deelen. tSSel van dOnghelycke Munte (XV) is gespeeld in 153o, het jaar, waarin Karel V te Bologna als keizer werd gekroond, doch de Nederlanden bezocht werden door tal van overstroomingen, de gevreesde zweetziekte, duurte der levensmiddelen en, desondanks, door aanvragen van 's Keizerswege om geld voor zijne oorlogen (8). Het handelt over de nadeelige gevolgen van den ongelijken koers der munt in de verschillende streken : zooals bekend is, een lastig vraagstuk. Den Daghelicxschen Snaetere (d. i. het algemeen gerucht, de volksmeening), « als een apelwyf p straete staende » , spoort Sulc Rethorisien, die reeds op den wagen staat, aan toch te beginnen met het spel; als deze verklaart nog op een persoon te wachten, biedt zij zich aan om die rol te vervullen en beklimt ook den wagen, evenals de nu nog ontbrekende personage, Menichte van Volcke {burgerij en lagere geestelijkheid). Sulc Rethorisien klaagt over den slechten tijd voor zijne kunst : de cunste es van cleenen profyte »; kosten maken en zijn brein kwellen : alles om niet. 't Is ook geen tijd om vreugd te bedrijven, zegt Me--- 442 -- tticitte, om in de vasten te spelen als men placht : wasdom enering zijn mij ontnomen. En de hoop op betere tijden ontzinkt ons langzamerhand. Eerst leek het alsof 't alles boter tot de n. boom zou zijn, als de « pays » (de vrede van Kamerijk van 1529) in 't land was; maar het heeft niet . gebaat. En dO zghelycice Munte doet te veel schade. Alleen de kooplieden weten er voordeel van te trekken ; zij koppen waar de munt, het gereede geld dat zij den koers heeft en zij dus voor weinig geld veel waren kunnen inslaan, en verkoopen waar zij den laagsten koers vinden en dus veel geld voor diezelfde vorderen, zoo wortmetn neerrynghe quytt .e. munte hoochter reyugnacie. munte staet ter neirster valuwacie moet de utynghe van coopmanscepe minderen. Thans komt Den Scaemelen A.abeyder op, klagende en vragende. Menichte van Volcke, zijn werkgever, laat nering varen, en nu is hij zonder werk en zonder kostwinning. Maar deze kan hem ook niet helpen zonder zich zelf te kort te doen. \Vaarom iaat gij ook zoo weinig werken , . vraagt hem de arbeider. « Om dat ic zo sober utynghe weet » luidt het antwoord. En dat is alles de scheld van dOnghe ycke Muitte; duurt dat nog lang, dan gaan wij beiden te gronde. Zij maakt mij « puer geldeloos ». .Maar wilt gij weren, hel? ik genoeg : daarmede wil ik, uit medelijden, uw - 442 - nickte, in de vasten men weleer placht: wasdom el} nering zijn mij ontnomen. En langzamerhand. alsof t alles boter tot den « » Kamerijk in 't heeft niet gebaat. En dOllghelycke Munt.~ kooplieden weten ,er voordeea trekken; koopen de munt, het gereede geld dat zij bezitten, hoogsten heeften voor weinig geld veel waren kunnen insla,an, ,en v,erkoopen zij dus veel g,eld voor diezelfde waren kunnen voreleren, By dien zoo wortmem de neerrynghe quyHe. Want zou volcht de rnuote ter hoo,chRter reyugnacie. Dus daer de munte staet ter neirster valuwacie Daer moet de utynghe van coopmanscepe minderen. Scaemelen Aeybeyder klagende MenieMe van Volcke, .zijn we:rkgever, n.ering nu is hij zonder en zonder kostwinning. Maai" deze kan helpen zo;nder zich zelf kort te laat gij ook zoo weinig werken, de arbeid.er. « Om dat ie zo sober weet » dat is alles schJi1ld van dOnghelycke Munie; dat nog lalJg, dan gaan wij beiden te ,grond,e. Zij maakt « plJer gddeloos ».waren, die heh genoeg: claarmede wil ik, uit meclelijden, uw — 443 — arbeid wel betalen ; of wilt gij den penning tegen den hoogsten koers nemen ? De arbeider moet zich wel schikken, alle hem gestelde voorwaarden aannemen : « tes beter wat ghedaen dan ledich ghaen. Altoos 'moet men (h)eten, esmen besich of stille ». Wel mag Den Daghelicxschen Snatere zeggen dat de arbeider den zwaarsten last draagt, terwijl Menichte van Volcke ' stiet goelic van tusschen ». Maar de arbeider denkt : hetzij ik waren of geld in betaling neem, ik verlies er aan ; mijn daghuur heet acht grooten waard, daarvan behoud ik er licht vier. Doch nu verschijnt dOnghelycke Munte zelve ten tooneele, « een vrauwe, behanghen met pennynghen van dyveerssche munten »; zij gaat, « onghelycke ende mane », « deen tyt hoogher ende dander tyt nedere ». Zij beklaagt zich over den laster van Menichte van Volcke, die immers zelf de schuld draagt. Zelf kan zij zich noch verhoogen . noch verlagen ; als zij tien, twaalf mijlen buiten (le poort veel hooger koers heeft, is dit de schuld van Menichte van Volcke, die tegen 's heeren gebod in, ten nadeele van den arbeider den koers verhoogt : de munt zelve is overal gelijk, niet hooger dan zij bij 't munten door keizer of koning gesteld is. Wanneer nu Redelic Ghevoel een lofzang op den keizer komt houden en aan Sulc Rethorisien vraagt waarom hij niet bezig is Menichte van Volcke te verheugen met een spel ter eere van 's keizers — 444 — « croonement », antwoordt deze wederom zich vroeger ter eere zijns keizers gekweten te hebben; maar nu is er geen dank meer te behalen : er zit geen verdienste meer op het spelen. dOnghelycke Munte maakt het volk en den arbeider « puer moeloos », zoodat zij geen lust hebben in feestvieren. Redelic Ghevoel loochent eveneens dat dOnghelycke Munte de schuldige is, maar belooft Menichte van Volcke te zullen troosten met een. middel dat hij gaat halen. Maar wanneer hij vertrokken is, smeekt Den Scaemelen Aerbeyder Menichte van Volcke weder om werk of brood : gij moet mij helpen, Jij u moet ik mijn brood winnen. Gheen renten dan wercken ic en weet. Ende alst werc faelgiert, zo moet ic ghereedt Wyf ende kyndren met honghereghen doluere Uut nootsakelicheden zenden voor hu duere Om by hu te ghecryghene der benauten ontset. Maar wat baat het hem? Menichte van Volcke wendt het hoofd af. En Den Daghelicxschen Snaetere, tot dusverre op de hand van Den Scaemelen Aerbeyder, keert zich nu ook tegen hem en verwijt hem zijn zucht naar opschik : hij wil even fraai gekleed gaan als « eenich poorter ofte eenich rentier »; maar als hij door ziekte bedlegerig wordt, is alles aan kleederen verdaan, niets bespaard. Gij wilt boven uw stand leven; en in tijden van voorspoed, als er werk is, versmaadt gij 't en gaat liever ledig. De Aerbeyder erkent schuld. Toch smeekt hij, thans door Redelic Ghevoel ondersteund, Menich"— 445 te van Volcke nogmaals zich over hem te ontfermen. Maar deze heeft 't zelf kwaad genoeg : « caritate moet eerst beghunnen aen hoer selve ». Inderdaad, bevestigt Den Daghelicxschen Snaetere, hij heeft in korten tijd wel geleerd zelf werken en spaarzaam zijn. De Aerbeyder erkent dan ook : dOnghelycke Munte is voor ons beiden nadeelig, Menichte van Volcke lijdt er zoowel onder als ik. En de verklaring van Redelic Ghevoel, dat de hoogere koers uit de hebzucht voortkomt, baat al even weinig als de troost, dat de keizer er in voorzien zal door in al zijne landen denzelfden koers in te voeren. Den Daghelicxschen Snaetere, het sinneken, d. i. de spottende, twijfelende personage in 't stuk, antwoordt daarop : dan kun-je nog lang wachten, dan zal men rijpe kersen eten ! Wel wordt hij door Redelic Ghevoel terechtgewezen: dat is dom gesnater en geklap. Doch op hun vraag om goeden raad heeft Redelic Ghevoel voor Den Scaenaelen Aerbeyder niets anders dan het door hem gehaalde troostmiddel, t. w. « een stoc in dhandt, gheheeten Paciencie », en voor Menichte van Volcke « een rollekin, waer in ghescreven es Die Lydt Verwint ». Met dezen schralen troost moeten zij 't doen. Wel zegt Den Aerbeyder : « Haddic neerrynghe, ic zoudsme beloven. Tes quaet lyden met den hongherichghen crop heet ». Doch hij en de overige arbeiders worden op het voorbeeld gewezen van den geduldigen Job, die eindelijk na zijne beproevingen in den ouden voorspoed hersteld is. ""... 446 die met pacientich » zijne vijanden overwonnen waaraan nu ook Scaemelen Aerbeyder Menichte van Volcke deelnemen : over den Turk! ieder hem met bijstaan : werk ,. den hemel kan . koopen ! Doch in enkele dissonanten. Als Redelic Menichte van Volcke op de beoefening christelijke deugden, zegt Scaemelen Aerbeyder : geloof catechismus) zoowel als gij ; en Daghelicxschen Snaetere, met een derde beteekenis spot : zijn geloof crediet) weg; zelfs al geeft hij pand, wordt hem Redelic Ghevoel, onbekommerd om deze ongepaste spoternijen, gat kalm vort prijst, thans afgewisseld de nu geheel Menichte van Volcke Scaemelen aa nhaling beroemde hymne de liefde I Cor. I, 13, de liefde (de caritate) als de meeste. Daghelicxschen Snaetere ten slotte weggejaagd door van heeft hem omgegaa n. lasteren van de overheid te hebben . verleiden. Verdreven, doch niet bekeerd, in een « » rokke te gaan spinnen ; zal den Snaeter blyfven », Let op onzen vorst, die ook « met een pacientich lyden » zijne vijanden overwonnen heeft en nu tot keizer gekroond is. Volgt een soort van beurtzang te zijner eere, waaraan nu ook Den Seaemelen Aerbeyder en Meniehte Volcke deelnemen: God geve hem victorie over den Turk! Laat ieder hem met geld en goed bijstaan: dat is een godgevallig werk, waarmede men den hemel kan koopen! Doch in dit koor klinken enkele dissonanten. Als Redelie Ghevoel bij Voleke aandringt op de beoefening der drie christelijke deugden, zegt Den Aerbeyder: hij kent zijn geloof (den catechismus) misschien al zoowel als gij; en Den Daghelicxschen Snaetere, [net een derde beteekenis van dit woord spelende, spot: zijn geloof (zijn crediet) is weg; zelfs al geeft hij pand, wordt hem niets geborgd. Maar Ghevoel, om deze ongepaste spotternijen, gaat kalm voort en prijst, thans afgewisseld door de nu geheel bekeerde Mettichte van Volcke en Den Seaemelen Aerbeyder, onder aanhaling der beroemde hymne op de liefde uit I Cor. I, 13, de liefde (de caritate) als de meeste. Den Daghelicxschen Snaetere wordt ten slotte weggejaagd door Menichte van Volcke, die berouw heeft ooit met hem omgegaan en zich tot lasteren van de overheid te hebben laten verleiden. Verdreven, doch niet bekeerd, geeft deze te kennen ergens in een « vergharynghe van mannen of wyfven » een rokke te gaan spinnen; « want den Snaeter zal den Snaeter blyfven~. 447 En Menichte van Volcke en Den Scaenzelen Aerbeyder beloven ten slotte « pacientich » en « gerustich » te zullen leven. Ziehier den inhoud van dit merkwaardige stuk, welks uitlegging een helder inzicht eischt in de economische toestanden des tijds, helderder dan EVERAERT zelf, blijkens zijne naieve verklaringen, bezat. Hoe 't zij, de geschilderde toestanden lieten voor de toeschouwers aan aanschouwelijkheid niets te wenschen over. En het verwondert ons geenszins dat de overheid EVERAERT op Paaschavond van 1530 de vergunning weigerde dit Stel van dOnghelycke Munte te spelen : het sprak haar te openhartige taal (g). Wat nood echter? Niet ontmoedigd, zet onze facteur zich « stappans » aan 't werk en stelt « in de Paesschedaghen » een nieuw stuk op, tSSel van Groot Labuer ende Sober Wasdom (XVI), dat een week later, op Quasimodo (« ten daghe alzo ic ghenomen hadde » voegt EVERAERT er triomfantelijk aan toe), gespeeld werd. In 't voorbijgaan een eeresaluut aan den dichter die dit stuk (geenszins zijn minste, noch ook zijn kortste : het telt 645 regels) in een paar dagen op- en ineengezet heeft, en aan zijn kamerbroeders die het daarna zoo vlug in rollen uitgeschreven, geleerd en gespeeld hebben (io). Dit stuk, dat evenals 't vorige ter eere van den vrede van Kamerijk gedicht heet, vond genade in de oogen der overheid, hoewel 't nau— 448 welijks minder scherp is dan het verbodene. Men oordeele. Na een « prologhe » in strophen verschijnen Groot Labuer, een timmerman, en Sober Wasdom, een marskramer, ten tooneele. Beiden blijken, maar zonder hoop op welslagen, verliefd op Couver Handelynghe (d. i. overvloedig vertier) , die door hare ouderwetsche, vrekkige ouders Ghaerrennync en SSlyttemytte gevangen gehouden wordt. Vroeger, klagen zij, was 't beter : toen heette Sober Wasdom, door toedoen van Groot Labuer, Overvloedich Wasdom; nu moet Groot Labuer van 's ochtends tot 's avonds om klein loon slaven. Dat is alles de schuld van Den Tyt van nu. Deze komt op, « als een cryghsman gheacoutreirt, zeer wranc ziende ende spyttich sprekende » : wat hebben zij te zeggen? Schuchter beklagen zij zich over zijn felheid. Men heeft altijd over mij geklaagd, is 't barsche (maar menschkundige) antwoord. Nu dragen zij hunne wensch en voor : vroeger was Couver Handelynghe overal te vinden en hun genegen; nu is zij ongenaakbaar ! Maar toen zij bij u was, hebt gij niets gedaan om haar te behouden ; en Groot Labuer zal haar nu niet weer krijgen: die is thans « ter weerelt cleene gheacht ». Wat dan te doen ? Den Tyt van nu raadt hui aan met twee muziekinstrumenten, die hij hun geeft, Scalc Vondeken en Loos Aket (d. i. slinksche streken), een liedje voor het venster der aangebedene te spelen : daarmede kunnen zij haar lokken. — 449 — Ses qualic anders te cryghene Voor die lettel hebben in sweerels erven, Ten waere by huwen ofte versterven. Tot sulcke komt Handelynghe voort ghestreken. Zij beloven dit te zullen doen en zeggen dank voor den raad. Na eene « Pausa » komen de ouders, Ghaerrennync en Sftlyttemytte, ten tooneele : zij worden nu overal geroepen waar men vroeger niet met hen te maken wilde hebben; maar 't is alles om hun dochter te doen. Ook Groot Labuer en Sober Wasdom willen haar bezitten ; maar dan zou Groot Labuer zeker weer alles doorbrengen en haar bezit verbeuren; neen, Couver Handelynghe is bij hare gierige ouders 't veiligst bewaard ! Alleen iemand « van onser condicie » zal haar krijgen. Hiervan onbewust, gaan de beide minnaars met hun nieuwe speeltuigen en vergezeld van hun hond Weergheluc (d. i. gelukverdrijver), die gaarne bij hen is, voor het huis, Runte Consciencie genaamd, der uitverkorene hunne serenade brengen. Maar het blijkt kattenmuziek : met die nieuwe instrumenten weten zij niet om te gaan. In arren moede besluiten zij alleen een liedje te zingen en haar « den mei te steken », t. w. Hope van Trooste. Inderdaad zien zij door een reet de lang ontbeerde Couver Handelynghe in een bedompt vertrek liggen; zij moest er uit, in de open lucht ! Maar vader Ghaerrennync en moeder Sftlyttemytte komen buiten : wat moet al dat burengerucht beduiden? — 450 — « Ons dochter en es met labuer niet te cryghene ». En als de teleurgestelde minnaars gewagen van hunne nieuwe instrumenten, Scale Vondeken en Loos Aket, blijkt dat de boeren die vrij wat beter weten te hanteeren en Couver Handelynghe met dezen dan ook veel meer verkeering heeft. De ouders blijven bij hunne weigering; maar geheel ongetroost willen zij de arme stakkers niet laten vertrekken : zij geven hun beiden iets mede en wel, elk een letter in de hand, een L en een P, dat is Lijden en Paciencie ! Verontwaardigd willen Groot Labuer en Sober Wasdom deze hoonende geschenken wegwerpen, als Beleedt van J ysheden hun komt uitleggen, dat God Couver Handelynghe niet voor hen bestemd heeft: mogelijk zouden zij ze misbruiken. De P beteekent het Peinzen over hunne overdaad en zonde in vroegere, betere dagen; L is de Liefde meer tot het aardsche goed dan tot God. Voorts moeten zij hunne hoop op God stellen, niet op Couver Handelynghe, Scale Vondeken en Loos Aket als zon dig schuw en, tevreden zijn « met sulc wasdom als hu ghebueren mach ». Vel protesteeren beiden met kracht en bitterheid: Tes wel gheseyt, maect hem een candeel Ofte een zupen naer zyn dool. Doet labuer met aerbeyde groot. Syt qualic ghecleedt, hebt smal te pappene. Weist pacient. Tes goet te clappene Voor die in weilden sitten ghegrouft. Maer zoo wye aermoede daghelicx prouft Met groot labuer, twort hem vervelich. -- 451 — Maar ten slotte -- zeer plotseling ! -- bekeeren en onderwerpen zij zich, stemmen in met den lofzang op Hope, Troost en Wijsheid (Gods), en ontvangen nog eene aanmaning mede tot « paciencie », die hun ten overvloede in een « tooch met « meteren » aanschouwelijk wordt gemaakt. Het zal wel onnoodig zijn deze zeer doorzichtige allegorie woord voor woord als te vertalen, om de snijdende ironie, de bittere satire te doen gevoelen. Trouwens er zal zich nog genoeg gelegenheid voordoen om de door EVERAERT bedoelde misstanden met hun eigen naam te noemen. Zonder twijfel schieten ook deze spelen van sinne, met een modernen maatstaf gemeten, in vele opzichten te kort ; ook zij lijden aan talrijke en grove gebreken. Van handeling, van individueel karakter is geen sprake. In zijn vinding en schikking is de dichter dikwijls armoedig en onbeholpen. Inderdaad, meer dan eens blijkt hij zich. zelf herhaald te hebben; onder nauwelijks verschillende namen treden telkens dezelfde allegorische personages op (I I). De sermoenen ten besluite zijn niet alleen in een tooneelspel volslagen misplaatst, maar ook op zich zelf beschouwd wanhopig vervelend, alledaagsch, gelijkvloersch. Kortom als drama's zijn ook deze stukken, in hun geheel genomen, vrij wel ondraaglijk. Kunst, poëzie naar onze opvatting vindt men er bijna niet in. — 452 ._ alles is en blijft waar. En toch — is he t. beweer dat deze stukken op den hedendaagschen zeg niet : toeschouwer, maar) lezer soms zelfs diepen indruk maken? Zoo. waaraan hebben zij dat te danken ? de waarin de Vlaming geene vergeefsche, verbeelden, al - thans te beworden wat hij als verheven en schon vereeren en hoogachten, waarin hij zelf durft zijn : aan die kleurige, fleurige het lustige Vlaamsche volksleven, die gedeelten, waarin de (al dan niet dusgenoemde) « sinnekens » vermakelijke rot levende volk die niet de kunsttaal der rederijkers, eigen soms « gepeperde », Ik wijs op de schildering der gasten in de herberg. van de kramers op kermis of in XXVII, XXIX e. e., van de ongebonden « » in XVII, « » de maatschappij XIII : dezelfde hetzelfde daardoor en blijspelen Hooft, Ogier en Swaen, maar ook reeds in de 14de , 15de 16de eeuw bewon- - 452 - Dit alles is en blijft waar. En toch - is het de vooringenomenheid van den uitgever, wanneer ik beweer dat deze stukken op den hedendaagschen (ik zeg niet : toeschouwer, maar) lezer nog indruk, soms zelfs diepen iGdruk maken? Zoo neen, waaraan hebben zij dat te danken? Stellig mede aan de ook hier niet ontbrekende tooneelen, waarin de Vlaming geene vergeefsche, machtelooze pogingen doet om te verbeelden, althans te bewoorclen wat hij als verheven en schoon heeft leeren vereeren en hoogachten, waarin hij zich zelf durft zijn: aan die kleurige, fleurige tafereeltjes van het lustige Vlaamsche volksleven, vooral die gedeelten, waarin de (al dan niet dusgenoemde) « sinnekens » hunne vermakelijke rol spelen, of althans levende personen uit het volk optreden, die niet de kunsttaal der rederijkers, maar hunne eigen gezouten, soms ook « gepeperde », altijd beeldende volkstaal spreken. Ik wijs b. v. op de schildering der gasten in de herberg in VIII, I en VI, van de kramers op kermis of markt in XXVII, XXIX e. e., van de ongebonden gildekens in XVII, van de cryghers » uit de verschillende standen der maatschappij in XIII: overal dezelfde verve, dezelfde rijke taal, hetzelfde vermogen om met woorden te schilderen en daardoor te vermaken, die wij algemeen in de latere klucht- en blijspelen van Bredero, Coster en Hooft, van Ogieren De Swaen, maar ook reeds in de volksliteratuur der l4de, ISde en l6de eeuw be won-- 453 — deren en genieten. Eenmaal op dreef, weet dezelfde rederijker, die ons straks zoo onuitsprekelijk verveeld heeft, een vluggen, luchtigen, humoristischen dialoog voortreffelijk vol te houden, nu en dan zelfs met eenwaarlijk geestigen zet te kruiden. Het is waar, ook hier schijnt, gelijk zoo menigmaal in de Nederlanden, de beeldende kunstenaar het te winnen van den gelijktijdigen en gelijkgeaarden kunstenaar van het woord. De figuren der « blytters» , der « rabauwen » en der « Aernouts broederen », der « gildekens » en drinkebroers, ons in EVERAERT'S spelen, in de Veelderhande Genuechlicke Dichten en in zoo menig referein en lied dier dagen zoo rouw, maar ook zoo getrouw beschreven, zij maken nog dieper indruk, zij blijven ons nog beter bij uit de schilderijen en prenten van den ouden (den « viezen ») PIETER IBRUEGHEL, EVERAERT'S jongeren tijdgenoot, die van de eerstgenoemde als 't ware de illustraties zijn. Maar hetzij deze hoogere waardeering voortspruit uit een wezenlijk verschil in de waarheid en de kracht der uitbeelding of wel het gevolg is van zekere suggestie, van het voordeel der overal verstaanbare taal van tinten en lijnen (12), stellig mogen wij bij onzen Brugschen facteur hetzelfde echt Nederlandsche realisme, dezelfde comische kracht, hetzelfde plastisch vermogen bewonderen. Maar nog meer gaan deze stukken onze belangstelling wekken, ja ons boeien, wanneer wij — dat zij geschreven zijn door een man, met dat volk waarvan kind het lijden, al tijden, van groote omwentelingen, in beschreven en uitgebeeld Hoe geheel anders doen diezelfde houterige ons aan, zoodra het van den tijd in voelen kloppen, zoodra wij dat hartebloed des volks geschreven! Neen, deze rederijkersstukken aan d e, onze eischen zij voor ons, gelijk zovele gewone spelen van sine, ok denzelfden EVERAERT : aan scholastieke tractaten ontleende, berijmde zedelijk-godsdienstige of gelijk zoo of de 18 de of 17de eeuw. stellen den lezer schadeloos voor de moeite schrik zandwoestijnen van verveling dorheid. de allegorie, de veelgesmade -- en toch ook na de middeleeuwen telkens opnieuw ten verschijnende en heerschende allegorie ? kunnen dat vernuftig samenstel en samenspel van de verzinnelijking, « » waarlijk niet doode gezindheden, toestanden en betrekkingen waardeeren. diepen indruk moeten deze ver- - 454 - bespeuren dat zij geschreven zijn door een man, die medeleed met dat volk waarvan hij een kind was, wanneer wij gevoelen dat al het lijden, al de nooden dier benarde tijden, zwanger van groote Dmwentelingen, er in beschreven en uitgebeeld staan. Hoe geheel anders doen diezelfde houterige rederijkersgedichten ons aan, zood ra wij er het leven van den tijd in voelen kloppen, zoodra wij beseffen, dat zij als met het hartebloed des volks zijn geschreven! Neen, deze rederijkersstukken mogen niet voldoen aan de, of aan onze eischen van het drama; zij zijn niet dood voor ons, gelijk zoovele gewone spelen van sinne, ook van denzelfden EVERAERT : dorre, aan scholastieke tractaten ontleende, berijmde zedelijk-godsdienstige vertoogen, of gelijk zoo menige classieke tragedie Df langdradige roman uit de ISde of l7de eeuw. Deze spelen stellen den lezer schadeloos voor de met moeite doorwade (of ook slechts met schrik even aanschouwde) zandwoestijnen van verveling en dorheid. En de allegorie, de veelgesmade - en toch Dok na de middeleeuwen telkens opnieuw ten tooneele verschijnende en heerschende - allegorie? Zelfs hedendaagsche Protestanten kunnen nog dat vernuftig samenstel en samenspel van personages, de verzinnelijking, « verbeelding » van zoovele toch ook waarlijk niet doode gezindheden, toestanden en betrekkingen waardeeren. Maar welk een diepen indruk moeten deze ver455 persoonlijkte « staten » of standen, deze vreugden, maar vooral nooden, angsten en lasten, deze deugden en ondeugden des volks, deze wereldsche machten, tot den Dood toe, niet in dien tijd op de Bruggelingen gemaakt hebben! Hier werd niet, als in zoo menig spel van sinne, een of ander ingewikkeld, diepzinnig godgeleerd of zedekundig vraagstuk voor hen uitgerafeld. Evenmin werd er, als zoo vaak in onzen tijd, een « pièce à thèse » vertoond over gevallen en toestanden en betrekkingen, aan 't volk geheel vreemd. Neen, wat zij hier in beeld voor zich zagen, het was hun eigen dagelijksch zwoegen en sloven, hun strijd om 't bestaan : de slappe nering, de lage loonen of de werkeloosheid, de hooge prijzen der levensmiddelen, de zorg voor het dagelijksch brood of het broodsgebrek, met de mogelijke oorzaken er van; het was hetgeen eiken ambachtsman, elke huisvrouw steeds weer benauwde. En dat « spel » werd al dan niet met hunne instemming — besloten met een sermoen (verwant met de in d e. kerk gehoorde, die immers ook met « exempelen » doorspekt waren), aanmanende tot berusting en lijdzaamheid : het tooneel verkeerd in kansel. Ten slotte werd die laatste indruk nog versterkt en bevestigd door de « toogen », de tableaux vivants. Wanneer wij EVERAERT's beschrijvingen daarvan lezen (als b. v. in XI, XIII, XVIII, XX, XXII, XXIV), dan stellen wij ons hier steunen beeld- en woordkunst elkaar rechtstreeks 45 6 Licht een schilderij voor oogen van een Vlaamsch schilder (uit een ouder tijdperk), evenmatig van schikking, gloeiend van kleur en bovenal innig van uitdrukking : eene uiting van diezelfde hoog-kerkelijke, maar daarom niet minder oprechte, hartelijke vroomheid, welker toon soms plotseling te midden van veel gerijmel b. v. in het mirakelspel Maria Hoedeken (I) uit des dichters hart tot het onze sprekende, ons treft, en ook gewoonlijk, als een naspel op 't orgel, in 't slot van EVERAERT'S stukken uitklinkt. Dan begrijpen wij ten volle dat die spelen de inwoners van het kwijnende Brugge, belust als zij waren op vertonningen, maar ook hakende naar troost en opbeuring, getrokken en geboeid zullen hebben. Dit is geen aristocratische, individualistische, zelfgenoegzame « kunst om de kunst ». Het is, zoo men wil, sociale tendenzliteratuur. Maar zeker is het nationale, democratische gemeenschapskunst.( i3). II Inderdaad, geen geluid dringt met meer kracht en nadruk uit deze twaalf spelen tot ons .door dan de voortdurende, telkens weer herhaalde klaagtoon over Tyts Benaute, Den Beroerlicken Tyt, Den Tyt van Nu, of hoe EVERAERT ze elders doopt : den kommer en den last der tijdsomstandigheden. Het is één lange, ondanks alle eentonigheid door hare echtheid telkens weer 457 aangrijpende jammerklacht over de verdwenen welvaart, de kwijnende nering, die in deze spelen gehoord en door voorbeelden uit het dagelijksche leven, zoowel als door de kleedij en verdere uitdossing der allegorische personages, aanschouwelijk gemaakt wordt. Nemen wij een dier tafereelen, b. v. tSfiel van den Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn (V), in 1525 na den slag bij Pavia gespeeld. Het begint met een gesprek tusschen Eenich, een koopman, en Menich, een ambachtsman, over hun beider welstand. Was de koopman maar niet door den oorlog verhinderd zich te water en te land te avonturen, dan zou de ambachtsman weer goede nering hebben. Deze is van zijn vroegere zorgelooze leven, toen 't ging : zoo gewonnen zoo geronnen, toen hij niet behoefde te borgen, tot armoede gedaald ; hij moet de tering naar de nering zetten. Hans van den Ryne (Rijnwijn) is hem altijd te duur geweest, maar ook yan de France (Fransche wijn) kan hij niet meer drinken : hij moet zich met bier generen (14). Maar nu de handel gedwongen stil ligt, sluit de koopman zijn beurs en heeft de ambachtsman geen nering. Terwijl de koopman van zijn kapitaal teert, dus inteert, zoekt de ambachtsman op allerlei nieuwe, ongewone manieren aan den kost te komen, ook door te trachten zelf zijn waar te verkoopen : hij wordt zelf ook koopman. Ja, zegt biij met een zure scherts, de metselaars zullen er — 458 nog onder lijden : de duurte komt in de kalk, door al het « aankalken » van het tweede glas bier, dat menigeen nu niet aanstonds betalen kan. In een later stuk, van 1529 (XVII), zien wij hoe Sulc Ghemeene Man (de man uit het volk) zijn « cnape », Aerm in de Buerse, wegzendt wegens de slechte tijden. Deze wil dan in dienst komen bij Elckerlyc (iedereen, 't publiek, hier bepaaldelijk de gezeten burgerij), die nog lustig Venus en Bacchus dient; maar 't laatste althans zal Aerm in de Buerse (de Armoede) zijn nieuwen meester wel afleeren, gelijk hij zijn vroegeren ook zuinigheid geleerd heeft. Maar als hij zijn naam openbaart, wit Elckerlijc hem niet in dienst nemen : armoede maakt gierig, jaagt de liefde tusschen man en vrouw de deur uit. En wanneer nu ook Conver Ghebruuckynghe, Ryckaert's dochter, zoodra zij zijn naam gehoord heeft, van zijn vrijage niets wil weten, maar hem vol afschuw ontvlucht, gaat Aerm in de Buerse, door ieder verstooten, maar weer terug naar zijn ouden meester, Sulc Ghenteene Man, « te zynder deerrynghe » : Hoe zoudic moghen in beter cot hutten? Sulc Ghemeene Man moet allomme den bot scutten (15). Denzelfden treurigen, niet zelden roerenden toon, waaruit de heerschende ellende luide spreekt, hoort men in bijna al deze stukken. Geen wonder dat Brugge zelf ook ten tooneele verschijnt, weliswaar nog « zeer tryonphant ghe- 459 -- cleet als een rudders vrau‘' e », maar ook luide klagende dat nering en koopmanschap zoo droevig in verval zijn. Inderdaad, het pauperisme tiert er welig. Ook te Brugge heeft men veel overlast van « dese brootbidders, mannen ende wyfven », die dagelijks voor kloosters en kerken zitten te bedelen en liever daarmede in gemakkelijke ledigheid den kost winnen dan met sloven en zwoegen in de (immers nauwelijks een hongerloon gevende) « ambachten », die zich ziek, zwak of gebrekkig voordoen, luide hun nood klagen, maar die bij hun dood dikwijls blijken schatrijk geweest te zijn, en door wier « truwandyse » de « aerme huusweecken » (de huiszittende armen) aan 't kortste eind trekken en 't kwaad hebben (i6). Maar deze kwaal was toch niet alleen aan Brugge eigen : het is slechts eene afdeeling van het bedelaarsgespuis, de zooeven genoemde beruchte « blytters », « rabauwen » en « Aernouts broederen », de algemeene kwaal van dien tijd, die men in de literatuur (17) en op de schilderijen en prenten, beelden van het werkelijke leven dezer dagen, telkens ontmoet. Wat zijn nu echter, volgens EVERAERT, de oorzaken van deze kw ij ving en ellende ? Gij verwacht niet dat onze eerzame volder-verver-rederijker den ruimen blik van den hedendaagschen, op grooten afstand zienden economisch-socialen geschiedschrijver, of ook maar het open oog van — 460 — zijn geleerden tijd- en stadgenoot, den vermaarden humanist VIVES, of van den jongeren Leidschen stadssecretaris JAN VAN HOUT (i8) zal bezeten hebben. Toch ziet hij natuurlijk enkele voor de hand liggende oorzaken duidelijk. Allereerst de lange reeks van oorlogen, door Karel V in Duitschland, in Italië, in het Oosten, in Afrika gevoerd, maar vooral die met Frankrijk en met Gelre, welke telkens nieuwe offers eischeen van zijne « pays de par dep. ». En de gevolgen van dien eindeloozen oorlog werden door zijne onderdanen niet alleen rechtstreeks in den vorm van beden, en ook in plundering en brandschatting van het platteland door de landsknechten, de « ruters en rovers », gevoeld; maar stilstand van den koophandel, van den uitvoer (naar Frankrijk) der Vlaamsche nij v erheidsproducten, en dientengevolge van de « nering », werkeloosheid van het volk, « diertijt » (duurte en hongersnood), pest en oproer : dat alles waren de vruchten van 's keizers Habsburgsche, Europeesche politiek voor zijn geboorteland, dat hij liefhad en zeker daarom kastijdde. Wij weten hoe zijne zuster, de landvoogdes Maria van Hongarije, voortdurend bij hem klaagt (of eigenlijk de klachten des volks overbrengt) over olien toestand, hoe voortdurend beden geweigerd worden enz. (ig). Dit alles, lang van elders bekend, vindt weeren naklank in EVERAERT'S stukken. Het is één aanhoudende klaagzang over den nimmer ein..-- 461 - digenden geslaakte verzuchting steeds beloofden, ook ten verbroken « pays 0 . begint in 1525 Sftel van den Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn van den jongen Karel (den zoeten Frans I (den hoogen wind, den <6 roemer ») een juichtoon, doch reeds gepaard met om vrede. 't volgend jaar (1526) de tijding een Zeeuwsch Spanje medegebracht, met innige door Ghewillich Labuer, Volc van Neerrynghe, naar die Pays de met « een onruste ofte (d i. oorlog hand, de ander met beide handen geboeid : K 0 vruchtbaer moeder... Pays... » na uw victorie van jaar zoo gehoopt dat de van Beroerlicken Tyt. zelf tooneele verschijnende, te velde en de fraaie als heerlijk, schitterend tijdverdrijf baat dit den « den kooplieden, akkerlieden, zeelieden, bovenal den ambachtsman, het Voic van is bij h en de gevolgen : rooven, moorden, branden, stelen, maagden schendigenden krijg, eene telkens weer geslaakte verzuchting om den steeds beloofden, óok wel ten slotte gesloten, maar dan weer verbroken «pays ". Dat begint in 1525 met het Spel 'Van Hooghen Wynt ende Zoeten Reyn (V) : de verheerlijking der overwinning van den jongen Karel (den zoeten regen!) op Frans I (den hoogen wind, den « roemer ») : een juichtoon, doch reeds gepaard met een vraag om vrede. In 't volgend jaar (I526) wordt de tijding van den te Madrid gesloten vrede, door een Zeeuwsch matroos uit Spanje medegebracht, met innige blijdschap vernomen door Ghewillieh een landman, en Vole'VanNeerrynghe, een ambachtsman (XI). Zij hebben beiden naai" die gezocht, de eerste met « een onruste ofte oorloge » (d i. of horloge) in de hand, de ander met beide handen geboeid: « 0 vruchtbaer moeder ... Pays ... Waer zyt ghy bevaeren ? » 0 keizer, na uw victorie van verleden jaar hadden wij zoo gehoopt dat de vrede ons zou verlossen van Den Beroerlieken TJt. En of deze laatste, zelf ten tooneele verschijnende, het oorlogsbedrijf, het leven te velde en de fraaie uitrusting al roemt als heerlijk, schitterend tijdverdrijf voor den jongen adel, wat baat dit den vier «staten » : den kooplieden, akkerlieden, zeelieden, en bovenal den ambachtsma'n, het Vole VaTt Neerrynghe! Dat verguldsel is bij hen ongeacht; zij zien en ondervinden alleen de gevolgen: 1'00- ven, moorden, branden, stelen, maagden schen- 461 462 — den, vrouwen verkrachten (2o). En als 's keizers heraut de tijding komt bevestigen en Pays zelve medebrengt, met Ghebruuck van Cooftinansceee en Gheryve Neerrynghe in haar gevolg, dan barsten landman, ambachtsman en zeeman uit in een beurtzang ter eere der langverbeide (21). In 1529, het jaar van den vrede van Kamerijk, die een einde maakte aan den tweeden oorlog met . Frans I, is het nog niet beter. Wij hebben reeds in Groot Labuer ende Sober Wasdom (XVI) Den Tyt van Nu zien optreden als een vervaarlijk krijgsman, zich wel bewust dat ieder over hem klaagt. En in tSjbel van dOnghelycke Munte hoorden wij hoe die vrede geen verbetering gebracht had. In 1538 wordt in tSSel van den Payse (XXXV) (nl. den tienjarigen wapenstilstand van Nizza, die feitelijk den derden oorlog besloot) het wantrouwen des volks, na zoo herhaalde vredebreuk, in de duurzaamheid van dien « pays » duidelijk uitgesproken. Zeker, de Paus heeft bemiddeld, en de Keizer is wijs : hij zal alles ten beste schikken. Maar toch : er is geen borg gesteld Wel laat EVERAERT Den Daghelicxschen Snaetere erg sVolcx Claapage, die deze twijfelingen durven uiten, den mond snoeren en ze eindelijk zelfs van het tooneel verdrijven door Gheestelic ende T'Veerlic; maar met dat al blijkt duidelijk : de vreugde over den vrede werd befloerst door den twijfel, de vrees of 't wel lang zou duren ; het vertrouwen op des Keizers vaderlijke zorg is hier reeds geschokt. — 463 — Zoo wordt in deze en in nog verscheidene andere stukken (22) geklaagd over den oorlog, die plaag des volks. In tSftel van den Crych (XIII) zien wij dezen, onder den naam De Beroerlicke Weerelt — zij 't ook in voortdurende woordspeling net den krijg, d. i. de hebzucht —, zelf op 't tooneel, wervende en ronselende. In al deze stukken hooren wij de stem van het arme volk, geplukt en geplunderd door zijn keizer-graaf en diens soldaten, zuchtend en steunend over de ellende van den krijg, en juichend, doch met vreeze, wanneer de vrede verkondigd wordt. Doch naast den oorlog ziet EVERAERT voor {le armoede in zijn vaderstad nog wel andere oorzaken, al ziet hij dan ook niet zoo ruim en zoo scherp als de sociaal-economische geschiedschrijvers van onzen tijd 't ons hebben geleerd. wij weten thans hoe Brugge, in de 14.de eeuw het middelpunt van den wolhandel, de stapelplaats .der Noordeuropeesche voortbrengselen, de wereldmarkt waar de Zuideuropeesche natien, vooral de Italiaansche stedenrepublieken, en de Noordelijke volkeren, vooral, de Hanseaten, elkaar ontmoetten en ruilhandel dreven, ten slotte de eerste geldmarkt van Noord-Europa, reeds in de 15de eeuw -- in weerwil van de telkens tentoongespreide weelde, vrucht van den jarenlang opgetasten rijkdom — achteruitging, en omstreeks i 5oo wel nog niet de K doode maget » van later eeuwen, maar — 464 — toch slechts de schaduw van vroeger was. En dat verval was niet aan Karel's oorlogen te wijten. De eigenlijke oorzaken waren : de concurrentie der Engelschen, die de wol hunner schapen zelf waren gaan spinnen en weven, de verzanding van het Zwin, de opkomst van de markt en den handel te Antwerpen; een en ander ten slotte bezegeld door de ontdekkingen, die aan den handel gansch nieuwe wegen wezen (23). Onlangs is een nieuw licht geworpen op de opkomst, in den aanvang der i6de eeuw, der wolindustrie van het platteland en de kleine steden : de « nieuwe draperie », op meer moderne, vrije, « kapitalistische » wijze ingericht, waartegen de stedelijke nijverheid, beschermd, geregeld, op peil gehouden, maar ook in hare ontwikkeling belemmerd door de oude middeleeuwsche gildekeuren, den strijd niet kon volhouden. Weliswaar onderscheidde zich reeds tijdens de middeleeuwen in de drie groote Vlaamsche steden Brugge, Yperen en Gent de lakennering in zooverre van de andere neringen », dat daar reeds eenigermate in 't groot voor den uitvoer naar den vreemde werd gefabriceerd en mitsdien de wevers en vollers niet meer voor eigen rekening (of die van hun eigen meester) werkten, maar voor een koopman of werkgever, die hun de wol leverde, en wien zij de vervaardigde stof terugbezorgden. Maar dezewerkgevers werkten toch nog met kleinere kapitalen en werden door de gildekeuren verhinderd — 465 — in 't groot zaken te doen en fortuinen te wagen en te winnen. In de « nieuwe draperie » daarentegen wordt aanstonds op groote schaal gewerkt voor de markt der aanzienlijke kooplieden-werkgevers te Antwerpen, die de geleverde hoeveelheden naar den vreemde uitvoeren. En men vindt daar, in verband met de overige veranderingen in het economisch leven, dan ook reeds een en ander dat de latere groot-industrie, hare met groot kapitaal werkende ondernemers, hare fabrieken, hare arbeiderswijken en haar proletariaat in de verte aankondigt; zoo b. v., in strijd met de oude gewoonte, de vereeniging van meer dan één bewerking of « nering » in hetzelfde huis. En de stedelijke Vlaamsche lakennering, die vanouds haar roem had gezocht en gevonden in de deugdelijkheid en de fijnheid harer waren, maar die reeds op 't eind der i5de eeuw door de concurrentie der Engelsche wolweverij gedwongen was geweest heil te zoeken in geringere hoedanigheid of lengte der stoffen, had nu ook de geweldige mededinging te doorstaan der plattelandsnijverheid die, door geen gildekeuren gehinderd, voor de Antwerpsche markt van de minderwaardige, maar toen in Vlaanderen gemakkelijk verkrijgbare Spaansche wol bijna alleen lichte en goedkoope stoffen vervaardigde en eindigde met, op dit gebied althans, ook de Engelsche industrie te overwinnen en te verdringen. Pogingen om die nieuwe draperie in de steden (te Brugge b. v. in 1533 en 1548) -- 466 voeren zijn mislukt. Zoo wij de conservatieve van Brugge worstelen de moderne industrie; « grootnijverheid kon het gildewezen (24). ook van deze nieuwe toestanden, tusschen de middeleeuwen en den tijd, tusschen stad en land vinden wij, hier en daar den neerslag in EVERAERT'S spelen; en deze daardoor eene bijdrage tot de economisch-sociale ons enkele feiten kennen, die kennelijk op den nieuwen staat van zaken betrekking hebben. In anders Welvaren III) 151I zijn nog over die men ook in de middeleeuwen toch, in tegenstelling met iSSel den Crych (XIII) v., bepaaldelijk toegepast op handel enijverheid. en Bedroch, twee « sinnekens », onder alle dan 500 — : « hanteert ze. De « fynanchieren » (woekeraars) leenen geld aan jongelieden, als deze willen geringere soorten zij den « ten diersten gewild elken prijs (zelfs met in te voeren zijn mislukt. Zoo zien wij de conservatieve gilden van het vervallende Brugge worstelen met de moderne industrie; «grootnijverheid » kon niet samengaan met het gildewezen (24). Welnu, ook van deze nieuwe toestanden, dezen strijd tusschen de middeleeuwen en den nieuweren tijd, tusschen stad en land vinden wij, bedrieg ik mij niet, hier en daar den neerslag in spelen; en deze leveren daardoor tevens eene bijdrage tot de economisch-sociale geschiedenis van Vlaanderen. Al ziet onze facteur niet het oorzakelijk verband, hij leert ons enkele toestanden en feiten kennen, die kennelijk op deze merkwaardige ontwikkeling, op den nieuwen staat van zaken betrekking hebben. In Eens anders Welvaren (lIl) van 15II zijn het nog meer de gewone, algemeene klachten over de heb- en schraapzucht, die men ook in de niiddeleeu wen overal vindt; toch. in tegenstelling met tSpel van den Crych (XIII) b. v., bepaaldelijk toegepast op handel en nijverheid. Practyckeghe List en Suptyl Bedroch, de twee « sinnekens », blijken onder alle standen volgelingen te hebben - zij kennen er meer dan 500 - : iedereen « hanteert » ze. De « fynanchieren » (wnekeraars) kenen geld aan jongelieden, vooral als deze willen huwen. De kooplieden mengen geringere soorten onder de goede en verkoopen ze dan waar zij den hoogsten prijs kunnen maken : « ten diersten » als de waar gewild is, tegen eIken prijs (zelfs met - . 467 - betaling op termijn) als er verlies dreigt. Naïeve verontwaardiging van den eerzamen voller over de onverbiddelijke wet van vraag en aanbod! Bij inkoop vragen zij ruim, bij verkoop geven zij schaarsch gewicht. Liefst verkoopen zij aan rijken, zelfs voor lagerera prijs ; de armen laten zij 't duur betalen (25). Elders daarentegen schijnen inderdaad de nieuwe toestanden en practijken in de industrie bedoeld. In tSSel van Ghcneene Neerryaghe (XXVII) -verklaart deze personagie, blijkens hare uitdossing een koopvrouw van draperie (d. i. de werkgever en koopman : de trafi.kant, zooals men later zou zeggen), zelve « bachter vente van allen dynghen » te zitten; zij kan, vergeleken bij vroeger, hare waren niet meer kwijtraken, doordat haar « craem » Elckerlyc (het publiek) niet meer bekuert ». Daarom ontslaat zij haar « cnape » Sulc Scaemel (d. i. den schamelen werkman) uit haren dienst. Onthutst en verslagen, zegt deze haar wel « eenen pennync'min » te willen dienen, of ook, al verliest hij daarop, waren in betaling te willen nemen; eindelijk stelt hij voor dat hij zal gaan alle Dync (allerlei waren) naer draeghen Elckerlyc daer hy frequenteirt naer zeden tAndworppen, te Berghe (26) ofte in andre steden. Ja maar, werpt zij hem tegen, dat reizen zal u geld kosten, en Als men thoy tot peerdt draecht, zo wilt men dat gheten zy. Nootwaere scynt Elckerlyc by ghelaete slicht, — 4r 68 — wat men uit nood te koop biedt bedingt er aan « » en « utyn-- ghe » gaan zij samen « hier ter feeste » gelegenheid 't spel gedicht is) hun oprichten. Szcic Scae -Tael vooral « » en « listen » « nyeuwicheyt » snufjes) zoeken (27); « cost ende stoffe » : hij sparen, als 't « aerdich » (d. ongewoon) komt Elckerlyc van vier : koopman, priester, edelman, schipper), heeft kan dwingen; nu gemakkelijk (waarmede men loopt, terwijl hij ze vroeger zelf op moest gaan opdoen) inkoopen,. wanneer de stand der markt en de koers van 't geld hem vordeeligst is : 't geld aan de waar (28). wanneer dan blijkt de nieuwe kramers slechts allerlei nieuwmodische meest goedkoope surrogaten, bilkg aber schlecht », niets ouderwetsch-lege. lijks koop bieden, geeft hijniet bekocht wil zijn : hij wil zijn geld zoo voordeelig besteden en als Gheneene Neerrynghe « » naar elders, zij door getrokken de markt verplaatst naar den wensch en d. i. wat men uit nood te koop biedt bedingt geen goeden prijs. Doch als hij volhoudt dat 't er op ~an komt, hoe ook, «verthieren » en « utynghe » te krijgen, gaan zij samen « hier ter feeste» (ter gelegenheid waarvan 't spel gedicht is) hun kraam oprichten. Sulc Scaemel moet nu vooral met « practycke » en « listen» « nyeuwicheyt » (nieuwe snufjes) zoeken (z7); « cost ende stoffe » moet hij sparen, als 't maar « aerdich » (d. i. vreemd, onge\voon) is. Nu komt (blijkens zijn vierderlei kleedij de verpersoonlijking van vier standen : koopman, priester, edelman, schipper)7 die nog geld heeft en dus de markt kan dwingen ; hij kan nu gemakkelijk de waren (waarmede men hem nu overal achterna loopt, terwijl hij ze vroeger zelf op reizen moest gaan opdoen) inkoopen, en ze dan verkoopen waar en wanneer de stand der markt en de koers van 't geld hem 't voor~ deeligst is : hij doet nu profijt zoowel aan 't gelei als aan de waar (z8). Maar wanneer dan blijkt dat de nieuwe kramers slechts allerlei ni eu wmodische artikelen, meest goedkoope surrogaten, '" billig ~ber schlecht ", niets ouderwetsch-degelijks te koop bieden, geeft Elckerlyc te kennen dat hij niet bekocht wil zijn: hij wil zijn geld zoo voordeelig mogelijk besteden en alleen koopen waar hij goede, deugdelijke waren vindt. En als Ghemeene Neerrynghe nu « scuvage spelen » gaat naalelders, waar zij door Elckerlyc wordt getrokken (d. i. de markt verplaatst naar den wensch en 469 ko,opers), blijft Sulc Scaenzel achter als de nering verloopt, kan de bestaan. Elcherlyc Oorboor Allen Dynghen zoeken (d. i. nu. wel weer nuttige, degelijke waar te vervaardigen) ; en heeft hij in geen dertig gekend. blijkt de tegenstelling tusschen stad eng in tSSel van Groot Labuer Sober Wasdom de Scalc Vondeken Aket weten te hanteeren, en daardoor en eer bij bij de en vinden is, dan alleen de gewone, eeuwenoude tusschen de stedelingen, die zich boven de wien deze juist daarom zoo dikwijls « », wij dat de kluchten en de der i6de en 17de zoo dikwijls schuilt hierin ook bepaaldelijk afgunst , den stedelijken voller-verver industrie welvarende plattelandsbewoners? nieuwe toestanden regels als deze (V, 74 - 75) : Menich doet nu twee ambochten in een wuenynghe, Twelc selden hier voor tyts was ghezien (30). zou nog meer van dezen aard te noemen wijs ik - 469- den loop der koopersl. blijft Scaemel verlaten alleen achter : als de nering verloopt, kan de werkman niet meer bestaan. Elckerlyc raadt hem nu. wel Oorbaar in Dynghen te zoeken (d. i. wee!' nuttige, degelijke waar te vervaardigen); maar die kent hij niet en heeft hij in geen dertig jaar gekend. Elders blijkt de tegenstelling tusschen stad en platteland. Wanneer in tSpelvan Groot Labuer ende Sober Wasdom (XVI) gezegd wordt dat de boeren de nieuwe instrumenten Vondeken en Loos Aket beter weten te hanteeren, en daardoor welvaart en overvloed eer bij hen dan bij de timmerlieden en de marskramers te vinden is, spreekt hier dan alleen de gewone, eeuwenoude haat tusschen de stedelingen, die zich boven de boeren stellen en wien deze juist daarom zoo gaarne, en dikwijls met goeden uitslag, « een loer draaien ", zooals wij dat in de kluchten en de volksliteratuur der 16de en 17de eeuw zoo dikwijls. vinden? (29). Of schuilt hierin ook bepaaldelijk de afgunst. van den stedelijken voller-verver jegens de mede door hunne industrie welvarende plattelandsbewoners ? Stellig spreekt die afkeer van de nieu we toestanden uit regels als deze (V, 74-75) : in een wuenynghe, hier voor tyts was ghezien (30). Er zou nog meer van dezen aard te noemen zijn; doch ik moet mij beperken. Slechts wijs ik -- 470 nog even op de uitvoerige schildering van de knoeierijen in den kleinhandel vooral op de dorpsjaarmarkten, in tSSel van Tillegheni (XXIX) : een stuk, belangrijk voor de kennis der maatschappelijke toestanden op 't platteland, doch dat juist daardoor, en ook door de vele (niet zelden obscoene) woordspelingen vele moeilijkheden voor de verklaring oplevert. Al staan zeker lang niet alle toestanden, door EVERAERT geschilderd, in verband met de bovenbedoelde economische omwenteling in Vlaanderen, er is aan den anderen kant stellig ook vrij wat, dat mij ontsnapt en alleen door een kenner der toenmalige economische toestanden behoorlijk gewaardeerd en verklaard kan worden. Doch ook andere misstanden komen ter sprake. Zoo is de slechts een enkele maal (IX, 245-311) genoemde, en hier dan ook slechts even te vermelden klacht over de concurrentie, door de kloosters aan de nijverheid aangedaan, zooals men weet, zeer oud (en nog steeds niet verouderd). Doch wanneer U slechts gebleken is dat EVERAERT's spelen niet zonder belang zijn voor de kennis van het maatschappelijk leven in Vlaanderen gedurende het eerste derde deel der 16e eeuw, zal mijn doel bereikt zijn. De juiste verklaring van alle bijzonderheden en toespelingen in deze stukken is hier niet aan de orde. 471 -- III En hoe luidt nu, ten slotte, EVERAERT'S oordeel over alle deze dingen? Deze vraag is niet zeer gemakkelijk te beantwoorden. Niet natuurlijk omdat hij, als de ideale dramatische dichter, slechts bedoelde elk persoon in zijn karakter en rol getrouw naar 't leven uit te beelden en in deze waarheid de schoonheid zocht. Neen, evenmin als Gij van den Brugschen voller-verver verg t. dat hij met den ver en diep zienden blik en met de onpartijdigheid van den lateren wetenschappelijken geschiedschrijver niet alleen de wonden peile, maar ook de ware oorzaken van het kwaad opspore en blootlegge, en tevens als een voorzienig staatsman de middelen tot herstel aangeve, evenmin verwacht Gij van dit kind des volks, dat hij, als kunstenaar, zich in Olympische hoogte boven zijn personen verheffen en daar, in serene objectiviteit, alleen de belichaming zijner artistieke schoonheidsgedachte beoogen zal. Neen, hij schildert geen personen en toestanden uit zuivere, individueele kunstenaarsbehoefte. Wel verzinnelijken zijne allegorische personages toestanden, gezindheden, gevoelens. Maar wanneer die personages, ondanks hun allegorisch, d. i. bovenzinnelijken naam, kleedij en aard, inderdaad geen doode poppen, maar hier en daar werkelijk levende figuren zijn, dan is dat niet doordat de dichter in deze kinderen zijner verbeelding desbe-- 47 2 -- wust verschillende in hem zelf levende gevoelens en gedachten geobjectiveerd en verbeeld heeft; maar doordat hij, als een kind zijns volks, naïef, het werkelijke, alledaagsche leven zijner stad- en standgenooten in deze personages heeft geschilderd, doordat hij hun de stem des volks geleend, de zuchten en klachten maar ook de critiek, de satire, de verontwaardiging, ja het verzet des volks in den mond gelegd heeft. Neen, gelijk gezegd, het is tendenz-literatuur.: de bittere spot en satire hebben een ruim aandeel aan deze stukken; soms zijn het minder klachten dan wel aanklachten van het uitgeputte volk, dat alleen omtrent de ware oorzaken, de ware schuldigen te zeer in den blinde tast om zich tegen hen te keeren. Niet zelden worden wij herinnerd aan hedendaagsche toestanden en geschriften. Een der scherpste stukken, Aerm in de Buerse (XVII, 1529), maakt op ons soms den indruk van een socialistisch pamflet. De armoede, eerst door den man uit het volk verdreven, tracht bij den rijken yen den gezeten burger binnen te dringen; maar vergeefs : deze weten ze wel buiten te sluiten. En wanneer de rijkdom het volk niet wil helpen, moet dit toch de armoede weer in huis toelaten : de mindere man moet het gelag betalen. In XV (153o) is het weer de oorlog die alles duur maakt; hetgeen, gevoegd bij de ongelijke waarde der munt en andere oorzaken, de — 473 — koopkracht van het publiek vermindert : dientengevolge kwijnende « nering » en eindelijk werkeloosheid, Wederom zijn het de schamele arbeiders die den zwaarsten last dragen : terwijl de kooplieden van de schaarschte en de ongelijkheid der munt nog voordeel weten te trekken en ook het gros der burgerij aan de ergste gevolgen dezer toestanden weet te ontsnappen, moeten de arbeiders, indien zij al uit medelijden werk gekregen hebben, die werkkracht, hun eenige bezit, verkoopen Of tegen waren, die overvloedig, dus (zoo al niet op den duur voor anderen, in allen gevalle thans voor hen) waardeloos zijn, Of tegen geld, mits tegen den hoogsten koers. Inderdaad, er is weinig nieuws onder de zon: wanneer wij het Spel van dOnghelycke Munte lezen, is het vaak of wij een sociaaldemocratisch geschrift over den « klassenstrijd » of een spel van een tooneelschrijver als HEYERMANS voor ons hebben. Het is een kreet van ontevredenheid, van verzet, van opstand van den arbeidersstand tegen de « kapitalistische bourgeoisie ». Alleen staat er naast de werkeloosheid nog geen werkstaking, het « proletariaat » is nog niet « bewust » geworden, heeft zich nog niet « georganiseerd ». Toch predikt de dichter hier feitelijk verzet tegen de maatschappelijke toestanden en de heerschende « staten des volks ». Geen wonder dat dit spel, voor ons zoo belangrijk ook om de overeenkomst met het heden, toen, ondanks de palinodie aan 't slot (waarover straks), 474 `- door de overheid verboden is. Het stuk, dat er voor in de plaats is gekomen (XVI, 153o), geeft, evenals XVII (1529), de aanschouwelijke voorstelling hoe de lagere standen met moeite, en toch nog vaak vergeefs, welvaart of ook maar alleen den soberen kost zoeken te winnen. In VIII wordt aan Scaniel Ghenteente (let wel, als reden om zich te bezuinigen !) te bedenken gegeven (207-212) : Ghy hebt te vele te onderhoudene. Den edelen staet ende gheestelicke prelaten, Tscaemel volc aerm van staten Leven by hu hier up der eerden. Volcxskin van dues aes van cleender weerden Moeten by hu ooc somtyts ghevoet zyn. Nagenoeg dezelfde leer als van het welbekende rijm (naar de gewijzigde lezing) : Dues aes en heeft niet, Six cinq en gheeft niet, Maer quater dry die moeten gheven Daer six en cinq by moeten leven. Alleen is zij hier nog sterker uitgedrukt, en schijnt hier met Scvznel Ghemeente ditmaal meer de kleine burgerij dan de eigenlijke schamele armen bedoeld. Al is de satire wellicht door den dichter niet eens zoo scherp bedoeld, zij klinkt er in onze ooren niet minder bitter om. Ik weet wel dat deze, gelijk alle satire, eigen en anderer oog alleen vestigt op de donkere zijde, en zoodoende, zonder het correctief eener andere -- 475 -- noodwendig eenzijdig. is, donker gekleurd beeld der toenmalige- maatschappij geeft (31). Maar het niet in de om die maatschappij te doen, maar den persoon van CORNELIS EVERAERT. wij onze vraag : wat was zijn eigen mening en ordel over deze treurige toestanden? en voller, geloof aandoen, wanneer men hem, gronder angehalde uitingen van bitere verontwaardiging een oproerkraaier gelijkstelde hedendaagschen revolutieprediker. van wanneer aankomt na en en grieven de voor de hand liggende en verbeteringen te van — EVERAERT bakzeil en zingt palinodie. t geval? De critiek op het bestaande in mond gelegd van de der standen, klagend optreden. Maar stouter is de der sinnekens die, getrouw aan hunne afkomst oudere mysteriespelen, . « Geist der » overal en altijd alleen het kwade kwade de toekomst van den verwachten. Tegenover de idealistische, - 475- beschouwing, noodwendig eenzijdigis, een onjuist, te donker gekleurd beeld der toenmalige- maat~ schappij g~eft (31). Maar het is ons hier niet in de eerste plaats om die maatschappij te doen, maar om den persoon van CORNELIS EVERAERT. En daarom herhalen wij onze vraag: wat was zijn eigen meening en oordeel over deze treurige toestanden? Men zou onzen braven verver en voller, geloof ik, zeker onrecht aandoen, wanneer men hem, op grond der aangehaalde uitingen van bittere verontwaardiging of bijtenden spot, voor een oproerkraaier hield, hem gelijkstelde met een hedendaagschen revolutie prediker. Niets is verder van hem af. Immers wanneer 't er op aankomt na en uit de klachten en grieven de voor de hand liggende gevolgen te trekken en verbeteringen te eischen of te vragen van de hoogere standen, van de wereldlijke (of kerkelijke) overheid - dan haalt onze EVERAERT bakzeil en zingt eene palinodie. Wat is 't geval? De critiek op het bestaande is door hem ten deele lil den mond gelegd van de allegorische personificaties der lagere standen, die vooral klagend optreden. Maar stouter is de taal der sinnekens die, getrouw aan hunne afkomst van de duvelkens der oudere misteriespelen, « den Geist der stets verneint voorstellen, in hun twijfel en spot overal en altijd alleen het kwade zien en dit kwade ook in de toekomst van den mensch verwachten. Tegenover de idealistische, — 476 — hoogdravende zoetsappig- minzame (deugden) onbarmhartig, den der den micro-, cosmos van den mensch de (nakte) werkelijkheid, hun pessimistische, opvatting ook blijven zal). of bespotten van bestaande aangevoerd; zij . aan verbetering. Zij zijn « des dui - vels advocat » in dit proces der heiligverklaring maatschappij. En in hen verheft twijfel de stem der volkservaring tegenover de overgeleverde, officieele zedeleer. — vooreerst, sinnekens, reed s . namen !aai, verpersoonlijking gebreken des volks. Daardoor wordt gebrandmerkt als voortvloeiende uit bron (nijd, hebzucht, liefdeloosheid), derhalve Trouwens zij doen, hunnen ouden aard, elkander de grofste verwijten, erkennen ook wel onbewimpeld hun eigen zondigen aard. Bovendien, evenals vanouds in de misteriespelen de « duvelrie »; overeenkomstig het dubbel karakter des duivels als tegenstander en als dienaar Gods, zich natuurlijf oplost in onderwerping - 476 - geloovende en hopende, hoogdravende of zoetsappig- minzame beschouwingen en vermaningen der ernstige personages (de Christelijke deugden) onthullen zij, nuchter en onbarmhartig, in den macrocosmos der maatschappij en in den micro .. cosmos van den mensch de (naakte) werkelijkheid, zooals zij inderdaad is (en volgens hun pessimistische, realistische opvatting ook blij ven zal). Zij logenstraffen of bespotten de drogredenen, ter verdediging van het b€staande aangevoerd; zij gelooven niet aan verbetering. Zij zijn « des duivels advocaat» in dit proces der heiligverklaring van de bestaande maatschappij. En in hen verheft zich zonder twijfel niet zelden de stem der volkservaring tegenover de overgeleverde, officieele Katholieke geloofs- en zedeleer . Doch - vooreerst, zijn deze sinn€kens, reeds blijkens hunne namen! 3~1, de v€rpersoonlijkirig der zonden en gebreken des volks. Daardoor wordt hunne critiek aanstonds gebrandmerkt als voortvloeiende uit onzuivere bron (nijd, hebzucht, gulzigheid, leugen, laster, liefdeloosheid), en derhalve als ongegrond, onwaar. Trouwens zij doen, naar hunnen ouden aard, elkander de grofste ook wel onbewimpeld hun zondigen de mistetîespelen « », overeenkomstig het dubbel des duivels als tegenstander en als dienaar Gods, natuurliji;: oplost in — 477 aan de goddelijke almacht, zoo eindigen ook deze stukken altijd met den triomf der deugd, d. i. der verzinnelijkte Christelijke deugden. Niet alleen dat de ontevreden, morrende arbeiders ten slotte -- veelal zeer plotseling, en zonder eenige psychologische motiveering, die men hier ook nauwelijks verwacht bekeerd worden, in hun lot berusten, en beloven voortaan « pacientich pynen (bomroer) te verdraghene » (33). Maar ook, de sinnekens worden hetzij, als onverbeterlijk, met geweld door de betergezinde personages van het tooneel verdreven, althans tot zwijgen gebracht (34); of wel, ook zij « nemen hun draai » en stemmen op 't laatste oogenblik, evenals de berustende arbeider, in met den lofzang voor God, de Christelijke deugden en -- de gestelde machten (35)• Hetzij dus de ontevredenheid verzoend, of de critiek als onzuiver voorgesteld en met verjaging gestraft wordt, in allen gevalle blijft de overwinning -- hoe kan men trouwens eigenlijk anders verwachten! — aan de deugden ; en deze staan natuurlijk onveranderlijk aan de zijde der bestaande maatschappij, der wereldlijke en kerkelijke overheid. En toch -- schieten diezelfde sinnekens soms nog weer een laatsten Parthenpijl af. Wanneer zij verdreven worden, geven zij df hunne verwachting te kennen, dat zij weldra zullen terugkeeren en hunne heerschappij over den zondaar, hun bedrijf, met inbegrip hunner critiek, zullen her— 478 nemen (36) het kwaad, ook de booze critiek, is niet van de wereld te verdrijven —; Of ook, erger, zij verlaten de « stage » met den uitroep : Die de waerheyt seght en es nyeuwer ghesien (37). Geheel als VONDEL, een kleine eeuw later : Want waerheyd dat's al oud) vind nergens heyl nocht heul (3s); Ten derden male dus vragen wij : waar is nu ' EVERAERT'S eigen meening en oordeel te zoeken in de klachten der morrende arbeiders en den spot der sinnekens, of in de redeneeringen en vermaningen der Christelijke deugden? -Hij vertoont ons een dubbel aangezicht. Aan welke zijde stond hij ten slotte, vragen wij ongeduldig, indien hij niet, als onpartijdig, boven de partijen staand rechter, suum cuique gaf. Het is, geloof ik, voor ons, menschen van den nieuwen tijd, niet gemakkelijk zich de gemoedsgesteltenis van onzen Brugschen voller en verver juist voor te stellen. Zeker zijn de bittere klachten, die hij den schamelen arbeider, de hoonende spotternijen, die hij den sinnekens in den mond legde, door hem met volle overtuiging neergeschreven. Er is in die uitingen een onmiskenbare toon van waarheid en oprechtheid; die roerende klaagtoon en die bittere satire kwamen zeker rechtstreeks uit zijn hart voort. Hij heeft zelf mede geleden en aan dat lijden een stem gegeven.. Hoe scherp en hoe boud zijn critiek was, hoe juist hij de zeere plekken heeft aangewezen en. 479 -- blootgelegd blijkt wel 't best uit het verbod van twee zijner stoutste spelen, « om dat de waerheyt niet was gheheilt » of « om dat jc te veil de waerheyt (er) in noopte » (39). Vergelijkt men deze twee aanteekeningen, eigenhandig door den dichter in zijn handschrift onder het stuk of in de « Tafele » (geen van beide voor 't publiek bestemd) geschreven, met de zooeven aangehaalde uitingen over de geringe waardeering der « waarheid » door de wereldwijzen, dan lijdt het wel geen twijfel of de klacht, de spot, de critiek en de satire geven werkelijk zijne innigste overtuiging aangaande die waarheid weer. Maar hoe dan die verdrijving of nederlaag der sinnekens, die bekeering en berusting der arbeiders op te vatten? Heeft EVERAERT inderdaad aan 't slot zijner stukken telkens zich zelf bekeerd, zoodat ook hij zelf, hopende op beter, in den toestand berustte ? Of is hem alleen door de overheid 't slot op den mond gelegd, is het alles afgedwongen, gehuichelde onderwerping en vroomheid, waarachter zich machtelooze woede verbergt ; heeft hij dus, dubbelhartig en dubbelzinnig, uit listige voorzorg om zich te dekken, die critiek in den mond der sinnekens gelegd? Mij dunkt, beide is waar, mits men 't niet zoo categorisch stelt en zich zijn zielstoestand niet al te tragisch voorstelt. Hij was een kind uit het volk, dat wel af en toe zijn overkropt gemoed in oprechte, diepgevoelde klachten lucht of in veront--- 480 - waardiging, hoon uitschiet., dat « met en boeten dreigende » of de met bovenaardsch :gezag zijne rneening niet maar ook eigenlijk _Oproer prediken — niet aan.; opgevoed -van zaken voorstellen er vanouds geweest is. Deze toestanden verbijsterend : hij er uit wijs Maar het kan immers gelijk hebben ; moet ven 't slechts hierom dat iets ware. En zoo eindigt de man, de ellende des volks in zoo schrille kleuren feitelijk ontevredenheid gezaaid ik geloof, geheel te met onderwerping, geduld, vertrouwen een betere toekomst, op Keizer, te prediken). Keizer, ja « onze Keizer, Vlaming geboorte, zal in alles voorzien ten schikken 4o).. Zijne overwinning op Frans tweemaal toe door EVERAERT zijli verheerlijkt V en In XI smeekt ontevredenheid, stralen . ; toch blijft waarwaardiging, in spot en hoon uitschiet, maar dat toch tegenover de « met breuck en boeten drei~ gende » wereldlijke overheid of tegenover de met bovenaardschgezag bekleede Kerk zijne meening ni.ct durft, maar ook eigenlijk niet wil handhaven. Opmer prediken - hij denkt er niet aan; opgevoed in den eerbied voor de gestelde machten, kan hij zich geen anderen staat van zaken voorstellen dan die er vanouds geweest is. Deze toestanden zijn wel schrikkelijk en verbijsterend: h ij kan er niet uit wijs worden. Maar het kan immers niet anders. De gestelde machten moeten gelijk hebben; en de maatschappij moet in dezen vorm blijven bestaan, al ware 't slechts hierom dat iets· anders ondenkbaar ware. En zoo eindigt de maD, die de ellende des volks in zoo schrille kleuren geschilderd en feitelijk ontevredenheid gezaaid heeft, onveranderlijk (en naar ik geloof, geheel te goeder trouw) met onderwerping, geduld, vertrouw. en op een betere toekomst, o.p God en op den Keizer, te prediken~ Op den Keizer,ja: « onze» Keizer, zelf Vlaming van geboorte, zal in alles voorzien en 't ten beste (40). Zijne overwinning op Frans I is tot tweemaal toe door EVERAERT gevierd, zijn persoon en regeering als een zoete regen verheerlijlct (Ven VII). In XI smeekt men hem om vrede; en wel begint in XV eenige teleurstelling en ontevredenheid, in XXXV zelfs wantrouwen door te stralen; maar toch blijft EVERAERT met een waar- 480 .- 481 _. getrouwe en onderdaan van den geliefden keizergraaf. wanneer EVERAERT voor de geschilderde ellende de oorzaken maar daarbij stuit op de door wereldlijk en gezag gewettigde en dus grijpt hij, als geloovige en — nogmaals, naar ik geloof, volkomen. goeder trouw het hem door haar aan de aan slotte te en gebreken des niet in den oorlog, noch de afpersing • uitzuiging der armen is toch di t kwad, gelijk van ale ardschelende, te zoeken. in conservatieven boetprediker. Niet in de toestanden; in het volk zelf schuilt het kwaad : zij zelven oorzaken van hun eigen ongeluk. dan volgt een heel zondenregister, dat ons dat in onzen tijd zoo vaak als antwoord op de . en eischen des volks vernomen wordt.. vooral brooddronken weelde, de vroolijke Wijntje en naar opschik, de krekelachtige en opgeofferd in iets weg te leggen en te sparen tegen. . - 481 - lijk roerende aanhankelijkheid, de getrouwe en vertrouwende onderdaan van den geliefden keizergmaf. Maar wanneer EVERAERT voor de door hem zelf gevoelde en geschilderde ellende de oorzaken zoekt, maar daarbij stuit op de door wereldlijk en kerkelijk gezag gewettigde en dus onaantastbare toestanden, grijpt hij, als geloovige zoon der Kerk, gaarne en - nogmaals, naar ik geloof, volkomen te goeder trouw het hem door haar aan de hand gedane middel aan om alles ten slotte te wijten aan de zonden engebreken des volks zelven. Daar, en niet in den oorlog, noch in de afpersing en uitzuiging der armen door de rijken, is toch eigenlijk de grondoorzaak, de wortel ook van dit kwaad, gelijk van alle aardsche ellende, te zoeken. De halfrevolutionnaire tooneeldichter verkeert in een conservatieven boetprediker. Niet in de toe,. standen; in het volk zelf schuilt het kwaad: zij zijn zei ven de oorzaken van hun eigen ongeluk. En dan volgt een heel zondenregister, dat ons evenmin nieuw of vreemd in de ooren klinkt, dat ook iu onzen tijd zoo vaak als antwoord op de klachten en eischen des volks vernomen wordt. Eerst en vooral de brooddronken weelde, de verkwisting, het vroolijke leven met Wijntje en Trijntje, de zucht naar opschik, de krekelachtige zorgeloosheid, waaraan in tijden van welvaart en voorspoed alle verdiensten opgeofferd worden, in plaats van iets weg te leggen en te sparen tegen 482 -•--- den kwaden dag (41). Dan de luiheid, maar vooral ook de hebzucht, het stellen van het aardsche goed boven God (42), de afgunst der armen jegens de rijken, de geringe waardeering van het goede, de ondankbaarheid, wanneer 't werkelijk vrede is. Kortom, de vroegere voorspoed heeft de zeven hoofdzonden in zijn gevolg medegebracht (43). De drie christelijke hoofddeugden .: geloof, hoop en liefde zijn niet in eere. Vooral de laatste, de caritate » moest meer geëerd en werkdadig -« beoefend worden, in liefdadigheid, aalmoezen zich uiten : er wordt den armen geen barmhartigheid bewezen (44). Het christelijk geloof zelf is in verval door de insluipende ketterij. Daarnaast worden ook de kwade practijken in de neringen, de warenvervalsching, de zucht om goedkoope, slechte stoffen als « nouveautés » aan den man te brengen als uitvloeisels van verschillende zonden beschouwd (45). Ja ook de wedijver, de concurrentie wordt gesteld tegenover de christelijke . naastenliefde (of zooals 't thans veelal heet : den gemeenschapszin ») : een zeer consequent volgehouden toepassing der christelijke moraal. Alles wordt herleid tot 's menschen zonde, waaraan 't lagere volk dus ook zijn aandeel heeft. Daarom heeft God het volk Den Beroerlicken Tyt, Trybulacie, en hoe de plagen meer genoemd zijn, te zijner boete en bate gezonden (46). Het is d e. oude, middeleeuwsch-christelijke lees : « propter peccata nostra » ! En EVERAERT verwacht dan ook 483 -ten slotte alleen heil van de beoefening, als vrucht dier goddelijke kastijding, van matigheid, zuinigheid, vroomheid, geloof, hoop en liefde (caritate), en bovenal van de lijdzaamheid, de « patiencie ». Dat is de leste en beste troost, dien hij zijn genooten in den druk kan schenken, en dien hij hun dan ook herhaaldelijk aanbiedt (47). Menigen lezer uit onzen tijd zal vooral dit laatste als een schrale troost, ja als bittere ironie in de ooren klinken. En ook bij de arbeiders, die door EVERAERT met dezen troost naar huis gezonden worden, uit zich, in spijt hunner bekeering tot betere gezindheid, soms voor 't laatst wrevel en wrok nog eens in toornigen spot, voordat zij noode zich weer onderwerpen en in hun lot schikken (48). Zoo blijft de tweespalt tot den einde toe in EVERAERT'S bcezem huizen : hij blijft geslingerd tusschen zijn verontwaardiging en ergernis en zijn eerbied voor de gestelde machten. Eene afdoende oplossing van het vraagstuk, en daarmede eene duurzame verzoening zijner tegenstrijdige aandoeningen heeft hij niet gevonden; tot eene vaste, eenparige overtuiging heeft hij zich niet kunnen verheffen. Zeker, dit alles is noch kloek, noch fier ; het is niet de taal en de houding van een martelaar; het is halfslachtige critiek, die niet tot het einde durft volhouden ; het is een vloek, halverwege gesmoord en eindigende in een lofzang. Hier klinkt een andere toon dan in VONDEL'S revolutionnair e, « » woorden : gemeentenesei draegh : Het land heeft meel gebreck : dus breng den sack te molen. Het d yven is ons ampt: het pack is u bevolen 49). 'Lullen wij onzen braven daarom vallen? Of hebben zij temet gelijk, die in man het type zullen zien van den gedegenereerden en gedemoraliseerden proletariër — product vele eeuwenlang « uitgebuite generaties —, staat mokken te morren, maar de kracht om op te zijn het eischen, zijne klachten smoort, half aangeboren en aangeleerde overtuiging nu eenmaal zoo « verordineerd » zijn_ kunnen en mogen worden ? zal 't niet pogen te beslissen : noch over dei maatschappelijke toestanden, noch over EVER.:.: AERT's houding matig ik mij een aal. Alleen van dezen man, daar en toen, een anderen toon kan verwachten. ik zou willen opkomen tegen een van onoprechtheid zijner in schijn me t elkar strijdige uitingen. op zijn voordeeligst, maar wel in zijn ware groten betekenis komt EVERAERT wanneer wij een man als die zoo vaak in het-R - +84- - e,en. andere toon dan in VONDEL'S revolutionnaire, althans « aenschennende » woorden: gemeentenesel draegh: heef, meel geb reek dus breng den sack te molen. yven is ons ampt: het pack is u bt:volen 49). Zullen wij onzen braven rederijker daarom hard vallen? Of hebben zij temet gelijk, die in dezen man het type zullen zien van den gedegenereerden en gedemoraliseerden proletariër - van vele eeuwenlang « uitgebuite» gene-raties van arbeiders -, die, alleen nog in staat om te mokken en te morren, maar de kracht missende om op te staan en zijn deel van het levensgenot te eischen, zij ne klachten smoort, half uit vrees, half uit aangeboren en aangeleerde onderworpenheid en overtuiging dat de bestaande toestanden nu eenmaal zoo « verordineerd» zijn en dus niet veranderd kunnen en mogen worden? Ik zal 't niet pogen te beslissen : noch over de maatschap.pelijke toestanden, noch o\"er EVER"' AERT'S houding matig ik mij een oordeel aan. Alleel1 zou ik willen vragen of men van dezen daar en toen, een anderen toon kan ver~ wac.hten. En ik zou wiJlen opkomen tegen een verwijt van onoprechtheid zijner in schijn met elkaar strijdige uitingen. Zeker niet op zijn voordeeligst, maar wel zijn ware grootte en beteekenis komt EVERAERT uit, wanneer wij hem plaatsen naast een man als zijn tijdgenoot, die zoo vaak en zoo lang in het-- 485 Brugge er zijne werkdadige toonde in armen, den vermaarden JOHANNES LUDOVICUS VIVES (5e), van geboorte, Nederlander, Bruggeling inwoning, geleerde, Latijnsche theologische, philologische en politieke aangelegenheden onderhield kardinalen, met keizer en landvoogdes, met vorsten en prelaten, bovenal met zijn geliefden lermester een nog heden vermaard, verlicht armverzorging werkverschaffing, de hem nabij bekende Brugsche toestanden. Welk afstand tusschen hem en LVERAERT ! schilderen . dezelfde maatschappelijke ellende; den waar onze verver-voller geenerlei uitkomst ziet en weet te geven dan te berusten te lijden, doet de geleerde humanist, met ideaal voor te Brugge een geneesmiddel hebben gekend; zich voor te stellen terzelfder tijd in dezelfde stad gewoond de kloof, door Humanisme gegraven tusschen het volk, een kloof, wijder en bestond zelfde Brugge vertoefde en er zijne werkdadige belangstelling toonde in het lot der armen, den vennaarden JOHANNES LUDOVICUS VIVES 50)' Spanjaard van geboorte, Nederlander, Bruggeling door langdurige inwoning, een gel.eerde, die La~ tijnsche briefwisseling over theologische, phil010. gische en politieke aangelegenheden onderhield met pausen en kardinalen, met keizer en landvoogdes, met vorsten en prelaten, bovenal zijn geliefden leermeester ERASMUS, was hij tevens de ontwerper van een nog heden vermaard, verlicht en practisch plan van burgerlijke armverzorging en werb'erschaffing, gegrond op de heIn van nabij bekende Brugsche toestanden. Welk een verschil, welk een afstand tusschen hem en CORNELIS EVERAERT! Beiden kennen, schilderen en betreuren dezelfde maatschappelijke ellende; beiden verfoeien den oorlog. Maar waar onze brave verver-voller geenerlei uitkomst ziet en geen beteren raad weet te geven dan te berusten en te lijden, doet de geleerde humanist, met een antiek ideaal voor oogen, dat hij te Brugge gaarne verwezenlijkt zag, een geneesmiddel aan de hand. Zij hebben elkander zeker niet gekend; men heeft zelfs eenige moeite zich voor te stellen dat zij terzelfder tijd in dezelfde stad gewoond hebben. Tusschen hen gaapte de kloof, door Renaissance en Humanisme gegraven tusschen de geletterden en het volk, een kloof, wijder en dieper dan er in de middeleeuwen tusschen 486 klerken en leeken. VIVEs, de cosmopoliet, de aristocraat des geestes, de Christen-humanist, de man van den nieuwen tijd; — en EVERAERT, de Vlaming, de ambachtsman en rederijker, kind des volks, nog met beide beenen in de middeleeuwen staande, tot wien in zijn stad en zijn stand nog nauwelijks eenig geluid van dien nieuwen tijd is doorgedrongen, wiens critiek en satire, wiens geheele gedachtenwereld nog dezelfde is als die zijner voorvaderen : een middeleeuwsche Christen-democraat. Dezen, die ons, naar de mate zijner gaven, heeft laten hooren wat er woelde en ,gistte in den boezem van het Vlaamsche volk gedurende dat gewichtige tijdperk onzer Nederlandsche geschiedenis, de eerste helft der x6de eeuw, gedenken wij met sympathie voor zijn persoon, met erkentelijkheid voor het beeld zijns tijds dat hij ons heeft nagelaten. Utrecht, Mei 1907 . J. W. MULLER. AAN'EEKENINGEN. (i) Zie b. v. zijn d. II, 13- 1 5, 1 50, 1 73. (:) Zie h. v. zijn Rejnbr. 1 doch ook zijn Rubens', alsmede WINKEL, Gesch. Letterk. I, 3 84 71 gg• 3) Zie PIRENNE, v. Belgié Nederl. 332 ;; II, enz. Pietsche Warande, 268. door TE WINKEL (in PAUL's G''undr. d. germ. Phil.=), decor. en ae opvoer. WORP (Gesch. en het tooneel). zijn naar tijdsorde, drie onge. . dagteekende naar de volgorde van het hs.) : III, IX, VII, XI,, XV, XVI, XXXV; VIII (door FREDERICQ, 1)e Nederl. Karel KALFF, /6de Eeuw XIII, XXVII. Natuurlijk leveren ook sommige b. v. XXIX, hier doel. in een der volgende afleveringen. HENNE, Htst. dec Charles- Belgique,. IV, 257-272; V, 330-349. q) overkwam met zijn Spel van den Crych Zie het naschrift onder XV en de « Tafele » (olz. to) Etkend dat vele opzichten eene van het in 't vorige jaar geschreven Aerm in de Buerse- XV II) : volgende noot. t i) XV (de stok Paciencie Die Lydt Verwint) , XVI (de L= Lyden P = Paciencie, VIII (een kruk Paciencie); XVI ) Couver Handelynghe, Gnaer pennync en Splytteinytte, gehouden;. vrijer, Sober Wasdom, vroeger Overvloedich Wasdom) XVII (Ghebruuckin'he, van Ryckaert, Aem m in de Buerse, zich laten vernoemen Wasdom),. XVI (Tyt van krijgsman) XI Beroerlicken Tyt, kapitein) Beroerlicke Weerelt); VIII (Teybulacie haar man, S,;amel Gherneente, weggez3nden) VII AAN'l'EEKENINGEN. (I) Zie b. v. zijn Gesch. d. Ned. Letterk. I, 365 vlgg.; H, 13. IS, ISO, 173· b. v. zijn Land van Rembr.I (over den Reinaert enz.; Land v. Rubens', 72), alsme<.Îe TE \YINKEL, Gesch. d. Ned. Letlerk. 384 7lgg. (31 l"rRENNE, Gesch. v. Belgzë' (Neder!. vertal.) I, 332; Il, 414 (4) Dietsche JVarande, Nieuwe Reeks, XI, 268. (5) Hiervoor is trouwens reeds druk gebruik gemaakt van onze uitgave door TE WINKEL (in PAUL'S Gr lmdr. d. germ. Phil."), ENDEPOLS (Het decor. en IJe opvoer. v. h. ,linl. drama) en 'YORI'" v. h. drama en het tooneel). (6) Het zijn (de negen eerste naar tijdsorde, de drie laatste, ongeèaeteekende naar de volg-orde van het hs.) : Hl, IX, V, YII, XI" XVII, XV, XVI, XXXV; VIII (door FREDERICQ, De Nederl. onder Karel V, en KALFF, léde .Eeuw reeds geanalyseerd), XIII, XX VII. Natuurlijk leveren ook sommige andere, b. v. XXIX, hier en daar wel eens wat op voor ons doel. (7) Zie hierover een opstel in een der volgende afleveringen van Onze Eeuw. (8) Zie HE~NE, Hist. du règne de Charles· Quint en Belgiq"e, 257-272; V, 330-349. (9) Hetzelfde overkwam hem met zijn Spel van den Crych (XIII). Zie het naschrift onder X Ven de « Tafele > (olz. 262 en 2). (10) Erkend dient echter, dat het in vele opZIchten eene herhaling is van het in 't vorige jaar ge.chreven Aerm in de Buerse (X VII) : zie de volgende noot. (11) Verg. X V (de stok Pacz'eJzcz'e en de rol Die Lydt VeniJint} met X VI (de L = Lyden en de P= Pacz'::ncz'e, als geschenken) en ook met VII[ (een kruk Paciencie)j XVI ICouver Handelynghe, dochter van Gizaerpennync en Splyttemytte, gevangen gehouden;. de vrijer, Sober Wasdom, heette vroeger Overvloedleh rVasdom) met X V II \ Couver Ghebruuckinglze, dochter van Ryckaert; de vrijer, Aam in de Buerse, moet zich lalen vernoemen Wasdom), XVI (Tyt 'Van nu, krijgsman) met Xl (Beroerlzeken Tyt. kapItein) en met XIII (De Beroerllcke rVeere/t); (T'ybulacie door haar man, S.'amel Ghemeente, \wggez;)lIden) met X V Ir 488 (Aerm in de Buerse door ziitn meester; Sulc Gitemeene 2Ifan, weggezonden) en met XXVII (Sulc Scaemel door zijne meesteres, Gkerneene Neerrynglae, weggezonden; de twee laatstgenoemden zoeken beiden een nieuwen dienst bij Elckerlyc) ; XIII met VIII {de Dood daagt aan 't slot allen voor Gods rechterstoel). In XVII, XV en XXVII worden de vruchtelooze pogingen van Den Scaemelen Aerbeyder of zijn naamverwant om werk en brood te vinden Qp soortgelijke wijze geschilderd. Eens, in XXXV (1538), heeft EVËÍZAERT een proloog, van V (1525), woordelijk herhaald; terwijl in het eerstgenoemde stuk bovendien Den Daegelicxschen Snaetere, hier een wijf met hazelnoten, met onveranderden naam ontleend is aan XV, waar het een appelwijf is. Ook met andere stukken uit dien tijd en met de doodendansen bieden de stukken telkens punten van overeenkom st aan. Verg. b. v. in Elckerlyc de kruk Paciencie, den Dood als Gods bode met de hier genoemde stukken ; cok de verheerlijking van het priesterschap (met de misprijzing der onwaardige priesters), aart Trof Sinnen in den mond gelegd, met EVERAERt XXVI. Natuurlijk trouwens : 't waren de algemeene, katholieke « denk-beelden p van den tijd. En even natuurlijk dat telkens eigenlijk dezelfde personages, immers de zinnebeeldige vertegenwoordigers derzelfde standen des volks, optreden, en dat ook de stnnekens vaak nagenoeg gelijke namen dragen (b. v. in III : Practyckeghe List en Suptyl Bedrock, in XIII Gheveynst Bedrock en Lueghenachteghe Fraude). (1 2) Zeker is dit laatste niet het geval bij de vergelijking tushen EVERAËRT's spelen na den slag van Pavia en den vrede van Madrid (V, VII en XI) met de schouw, door Lanceloot l lQndeel en Guyot de Beaugrant ter gedachtenis dierzelfde gebeurtenissen in de zaal van het Vrije van Brugge gebeeldhouwd. Beide werken verheerlijken dezelfde personen; maar welk een verschil in kunst : wat armelijk gerijmel tegenover zoo zwierige, weelderige, en toch niet overladen pracht! (15) Verg, over den aard en de beteekenis der rederijkersspelen vooral POLAK in De Gids, 1892, IV, 84-85. (14) Vijf jaar later — is het toevallig? — drinkt Den Scae- »elen Aetbeyder alleen nog maar water (XV, 129-130) : Daer ic te biere, te wyne plochte te ghaene Ic ghedoe nu met sulc dranck als de zwaene. (t5)- D. 1. (voor andeeerf) den slag opvangen, 't gelag betalen. 4g9 — (1 6) Zie IX, 79 vlgg.; XIII, 131-155; verg. XXII, 247-258. 17) 686 ; 64 ; en verder Gen. Dichten 72 vlgg.; V1vES, pauperum 8 95 ; j. VAN Bijdr. en Meded. h. Hist. Gen. XXVI, 131-138; KNAPPERT in d. ltsj . d. Ned. Lett. 1 904-1905, IS; zo. 190 vlgg., en vooral de bekerde, t. 1. a. p. mede- HENE, a. gedeelde ordonnantiën van Karel V op de bedelarij van 153 t. (18) Bijdr. en Meded. Gen. XXVI, 16o. t 9) HENNE, 262 vlgg.; FXEDERICQ, W. I vlgg.; BRUGMANS, Het belang der economische geschiedenis, 2o. 2o) Merkwaardig is 't hoe langen tijd dergelijke rederijkerstraditiën Vlaanderen der 17de eeuw zijn vastgehouden. Een eeuw later, sluiten van het Bestand, werd in vertoond de van den cloecken soldaet, dezelfde wijze krijgsman en landman tegenover elkaa r a besinghen », evenals hier d e na- en vordelen van den vrede Maar de Pyreneën in 1659, werd wederom te Brugge door de rederijkers spel vertoond, waarin het Vlaamsche land, verpersoonlijkt door de van ten « troost ende blyschap, den eeuwighen Peys » ontvangt. geheel als in den aanvang der 16" eeuw, als een naklank vati stukken ; maar anders dan in Noord-Nederland terzelfder tijd! Zie VAN HAUwAERT, Eist. en crit. overzicht v. Vlaamsch de XVIIde eeuw (verg. 7I) en Trouwens de Kamer der 3 Santinnen, wier facteur EVERAERT was, 1698 « een vreughde spel..., getiteld : De langhgewenste vredevreught J. Droomers , mij echter niet bekend is (zie SCHOTEL, II, 240), en vierde 1700 nog een groot rederijkersfeest, waarbij ook de zusterkamer Heilige Geest als eerste genoodigde aanwezig en waarop oordeel geveld werd den prijskamp over a Den Oorspronck en den Lof der Rymkonst » (zie SABBE, Het Leven en de Werken van M. de Swaen vlgg). lang efi hoe taai de Oude rederijkerstraditiën Zuid-Nederland voortleefden blijkt echter zeker het beat uit de stukken der Hasseltsche kamer De Roode ten deele door VAN DEN DAÈLR en VEERDEGHEtft, deele onlangs door K. CEYSSENS uitgegeven. (2 t) gesteldeii maar gestemden lofzang ap den vrede in VIVBS' brieven, p. 941. Ook diens De Europae 16) vlgg.; 131-155; verg. 247-258. (17} Zie b. v. I, 686; XXXI, 64; en verder Veelderh. Gen. Dichten 7~ vlgg.; VIVES, De subventione 895; J. VAN HOUT in B&·dr. en jj,fede.i. v. h. IHst. Gen. XXVI, 131,138; KNAPPE Rl' Meded. v. d. Mzj. d. Lett. 190 4- 19°5, 15; HEN NE, a. w. V, 190 vlgg., en vooral de bekend~, t. 1. a. p. medegedeelde ordonnanttën van Karel V op Ge bedelarij van 1531. (18) Zie B&·dr. en jl/eded. v. h. Hist, Gen. XXVI, 113-160. (19) Zie HENNE, a. w. V, 262 vlgg.; FKEDERICQ, a. w. I vlgg.; BRUGMAN?, Het belang der economische geschiedenis, 20. (20) Merkwaardig is 't hoe langen tijd dergelijke rederljkerstraditiëtl in het Vlaatlderetl der 17do eeuw zijn vastgehouden. Een driekwart eeuw later, na het sluiten van het Bestand, werd in hetzelfde Brugge vertoond de Claghte van. den cloecken soldaef. waarin op dezelfde wijze krijgsman en landman tegenover ell, 't moet, om verkocht te worden, naar Antwerpen of Bergen en kan zelfs daar slechts met moeite verkocht worden. (zj) Verg. ook XXV, 93 vlgg. (Tydelzcke Nyewz"cheyt moe~~ vente» en «utyoghe • brengen) eo XIIf, 18 t-192. (28) Verg. hierboven, blz. tO. (29) Zie b. v. Vee/derh. Gen. Dichten 42 vlgg.; BREDFRO Ir 146-147; COSTER, Teeuwls de Boer. (30) Verg. PIRENNE, Une crise industrielIe, 5 '3. (31) Zie VAN MOERKERKEN, De Satire in de Neder 1. kunst der ME. 119; KNAPPERT a. w. 27; verg. ook hetiieen PETIT DE jULLEVILLE, Hist. de la langu~ et de la lltt. franr. Ir, 428, 435 zegt over de middeleeuwsche farces en de comedie in 't algemeen. (32) B. v. Practyckighe List en Suptyl Bedroch (lIl), Of junstkh Bemerck en Nydeflze Clappeghe (IX), Den DaghelzCxschen Snaetere (X V), dezelfde en s Vo!Cx Clappage (XXXV), Gheveynst Bedroch en Lueghenachteghe FrLlude (XIII). (33) XVI, 587 vlgg.; en zoo ook elders, aan het slot. 49 1 (34) Zie III, 701 vlgg. ; XV, 604 vlgg.; XXXV, 276 vlgg.; verg. ook XXIX, 249 vlgg. In XIII, 638 vlgg. verlaten zij, wanneer de Dood komt, uit zich zelf den mensch, de toeschouwers tegen zich zelven waarschuwende. (35) Zie b. v. XXV, 63 vlgg.; XXVI, 339, 439; verg. ook XXVIII. (36) III, 713. (37) XXXV, 286. Verg. XXVI, 379; «Sotten pleghen gheerne de waerheyt te snappene ^. (38) Ed. VAN LENNEP III, 59 (Roskam). (39) Zie boven, noot 9. (40) Zie b. v. XV, 388, 452 e. e. -- Vreemd dat er in al de hier genoemde stukken nauwelijks eenig gewag is van de landvoogdes Margareta van Savoye. Opmerking verdient Ook dat in deze spelen van een nationalen haat tegen het Fransche volk of zelfs tegen koning Frans niets blijkt. De oorlog wordt beschouwd als een zuiver persoonlijke, dynastieke en politieke quaestie tusschen de twee vorsten ; al blijkt ook hier : « wat d'overheit verbeurt D'onnoosle al te dier bekoopen ». (41) XVII, 29 vlgg.; 195 vlgg. ; XV, 314 vlgg.; XVI, 493 vlgg. enz. (42) XV, 369 vlgg.; XVI, 503 vlgg.; XIII passim enz. (43) VIII, 67 vlgg. (44) XV, 490 vlgg. XXVII, J57 vlgg. (45) Zie III, IX, XI, XIII, XXVII. (46) Zie b. v. XI, 57; VIII, 49. (47) XV, 412, 646 ; XVI, 457, 644 ; VIII, 315. (48) XV, 39 2 , 4 26 , 498-503 ; XVI, 4 62-47 0, 559-5 66, enz. (49) Ed. VAN LENNEP III, 6o (Roskam). (50) VIVES vertoefde herhaaldelijk korterof langer tijd te Brugge tusschen 1512 en 1540, het jaar van zijn dood. Zie over hem H ENNE, a. w. V, 195, 198; PRINSEN, a. W. en het aldaar aangehaalde. JAARLIJKSCH FEESTMAAL. 30 Juni 1907. Het feestmaal greep plaats in het eeresalon van het Academiegebouw. Zaten aan : de heeren K. DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder; EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; — Dr. H. CLAEYS, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Mr. PRAYON-VAN ZUYLE^;N, Dr. L. SIMONS, Prof. AD. DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT TOOS, Dr. HUGO VERRIEST, IS. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden; — OMER WATTEZ, briefwisselend lid; -- en A. DE COCK, in de Juni-vergadering tot briefwisselend lid verkozen. De heeren ALF. DELCROIX, afgevaardigde van den Weled. heer J. DE TROOZ, minister van Binnenlandsche Zaken en hoofd van het Kabinet, —hoogleeraar Dr. J.-W. MULLER, buitenlandsch eerelid, die zoo welwillend er in had toegestemd op de Plechtige Vergadering het woord te voeren, - alsook A. SIFFER, drukker der Koninklijke Vlaamsche Academie sedert hare stichting, had-- 493 -- den aan het Bestuur de eer gedaan zijne uitnoodiging tot het feestmaal te aanvaarden. Onder het feestmaal stelde de heer bestuurder KAREL DE FLOU den volgenden heildronk in ter eere van Z. M. Leopold II, Koning der Belgen, en van de Koninklijke Familie : MIJNE HEEREN, Ik voel mij gedreven door eene zekere haast om aan het woord te komen en U een voorstel te doen, of beter gezegd een plicht te volbrengen. Het is immers mijne begeerte de groote eer te genieten de gezondheid van Z. M. den Koning . der Belgen te mogen voordragen. Niemand is er onder al de hier aanwezigen, die niet beseft met hoeveel reden wij eene eerbiedvolle hulde mogen brengen aan België's Vorst, die sedert bijna eene halve eeuw de stoffelijke en verstandelijke belangen der natie heeft weten te behartigen op eene wijze, die steeds aller lof heeft weggedragen. Dat Koning LEOPOLD er behagen in schiep den titel van Beschermheer der Vlaamsche Academie te aanvaarden, was op zichzelf al een bewijs ervan, dat Z. M. belang stelt in de beoefening der Nederlandsche taal en letteren, en dat Hij verlangt licht en wetenschap onder het Vlaamsche volk te zien verspreiden op de eenige wijze, die waarlijk doeltreffend is. Hem zij dank en hulde gebracht ! Mochten wij nog vele jaren gelijken heildronk aan Koning LEOPOLD voordragen en Hem aldus van de blijvende erkentelijkheid onzer Academie het bewijs leveren. Heil den Koning ! — 494- —, Met het ledigen der glazen op het voortdurend welvaren van België's Vorst, gaat ook, en als vanzelf, de. welgemeende betuiging van onzen eerbied ten opzichte van Z. K. H. Prins ALBRECHT van België en van Hoogstdeszelfs doorluchtige Gemalin Prinses ELISABETH, op wie onze natie terecht zooveel hoopvolle vooruitzichte n. heeft gebouwd! Heil het Prinselijk Gezin ! Ook herdenken wij hier even eerbiedig de zoo minzame als volksgeliefde Prinses CLEMENTINA, in wier Hooge persoonlijkheid wij de voortreffelijke gaven en eigenschappen onzer afgestorven Koningin om zoo te zeggen weerspiegeld vinden. Heil Prinses CLEMENTINA ! Als gevolg op dien heildronk, zond de Bestendige Secretaris onmiddellijk daarna het volgend telegram aan Z. M. den Koning : Aan Zijne Majesteit LEOPOLD II, Koning der Belgen, te Brussel. De Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, op hun jaarlijksch feestmaal vergaderd, zijn gelukkig bij deze gelegenheid eerbiedig hulde te brengen aan Z. M. den Koning, die sedert bijna eene halve eeuw zoo wonderwel de stoffelijke en verstandelijke belangen van zijn volk heeft weten te behartigen. Zij weten hoezeer hun Beschermheer belang stelt in de studie en de bevordering der. Nederlandsche taal, het eenige element dat voor de verspreiding van licht en wetenschap onder het Vlaamsche volk waarlijk dienstig is. Meteen betuigen zij hunnen eerbied aan Prins ALBRECHT en zijne doorluchtige Gemalin, Prinses ELIsA-- 495 — BETH, op wie België zooveel hoopvolle vooruitzichten heeft gebouwd. Eerbiedvol herdenken zij ook Prinses CLEMENTINA, in wie zij de voortreffelijke gaven en eigenschappen van België's afgestorven Koningin als het ware weerspiegeld zien. De Bestendige Sectetauis, EDW. GAILLIARD. Vervolgens stelde de heer Bestuurder den onderstaanden heildronk in, ter eere van Hare Majesteit WILHELMINA, Koningin der Nederlanden, en van haren Gemaal Zijne Koninklijke Hoogheid Prins HENDRIK : MIJNE HEEREN, Past eene hoofsche statigheid bij een heildronk op 's lands Koning en Prinsen, zoo is bescheiden inachtneming een vereischte wanneer het de hooggewaardeerde jonge Vrouw betreft, die over een naburig vriendenvolk regeert. En wanneer ik het dan waag, Mijne Heeren, U voor te stellen de gezondheid van Hare Majesteit Koningin WILHELMINA en van Hoogstderzelver Gemaal Prins HENDRIK te drinken, dan voel ik mij oprecht verlegen. Het is mij immers niet eigen, hier eene taal te kunnen voeren, fluweelzacht en hoffelijk fijn, en tevens sierlijk en hoogstatelijk genoeg, om zelfs maar van uit de verte in verhouding te schijnen tot de verheven gaven en de .aanminnige persoonlijkheid van Neêrland's aangebeden Vorstin. — 496 — Edoch, de hoogschatting, welke de Belgen, en inzonderheid de Vlamingen, voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden meermaals hebben betuigd, kan, hoop ik wel, de ongedwongen hartelijkheid wettigen, met welke wij onze bekers in de hoogte heffen om te drinken op het welvaren van Koningin WILHELMINA! Moge wolkeloos geluk haar deel zijn! Moge Zij tot in gevorderde levensdagen welvaren en voldoening smaken! Heil Koningin WILHELMINA ! Heil Prins HENDRIK! Het volgend telegram werd hierop door den Bestendigen Secretaris aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gestuurd : Aan Hare Majesteit WILHELMINA, Koningin der Nederlanden, te ',s Gravenhalte. Bij gelegenheid van de jaarlijksche openbare vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie, waar Hoogleeraar Dr. MULLER, van Utrecht, het woord voerde, brengen de leden dier Vereeniging hulde aan Hare Majesteit Koningin WILHELMINA en aan Hoogstderzelver Gemaal Prins HENDRIK. De hoogschatting, welke de Belgen, en inzonderheid de Vlamingen, voor Hare Majesteit meermaals hebben betuigd, heeft zich hier geuit in eene hartelijke ontboezeming van eerbiedvolle genegenheid, waarbij wenschen van wolkeloos geluk en welvaren, de heildronken zijn komen nadruk geven. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLI ARD, — 497 — Daarna bracht de heer Bestuurder de v Olgende gezondheid uit, ter eere van den Weled„ Heer hoogleeraar Dr. J.-W. MULLER. MIJNE HEEREN, Het ligt heel en al buiten mijne gewoonten onmatig het wool d te voeren. Echter zal ik U, mijne geachte Collega's, nog eenmaal om een oogenblikje aandacht verzoeken. Na de vorsten van eigen volk en stamgenooten te hebben hulde gebracht, zou ik het onbillijk achten nog langer te vertoeven, aleer wij een heildronk instellen op een vorst in ons lettergebied, — op onzen gast, den geleerden Dr. MULLER, dien wij toch met zooveel genoegen in ons midden zien, nadat angst en vrees ons weken lang beklemd hielden, toen wij gehoord hadden, hoe eene erge ziekte hem zoo vreeselijk was komen be dreigen! Zoo ooit, dan is liet hier en nu het rechte oogenblik om op zijne gezondheid te drinken. Laat ons, begeleid van glazengerinkel te zijner eere, den wensch uitspreken, dat Hij lang nog, zoo frisch en wakker, als geestdriftig en arbeidlievend, op het uitgestrekte veld van Neêrland's taal en letteren moge werkzaam blijven! Geluk en gezondheid weze en blijve Dr. MULLER'S deel ! Verder werd een heildronk uitgebracht, door den heer DES. CLAES, onderbestuurder, ter eere van den Heer ALFR. DELCROIx, die met zeer — 498 — voor de woorden door de heeren Des. Claes, en Dr. Verriest op de gezondheid K. DE FLOU, EDW. COREMANS EDW. GAILLIARD; heer COREMANS telegram gezonden. het feestmaal, had het heer Oud-Bestuurder HANSEN telegram ontvangen, waarbij deze « hartelijksten biedt de hee- « medebroederen en vrienden ten feestdisch « ». Daarop werd door den Bestendigen namens de Academie, telegram dankbetuiging gezonden. ^^ * de telegrammen door den Bestendigen last der Academie, aan Zijne den der Hare gezonden, antwoorden : Mijnheer EDW. GAILLIARD, Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie te 1907, te 17 ,21 zeer door de vaderland . -sche gevoelens an Zijne Majesteit en de Koninklijke door de leden der Koninklijke Vlaanxsche gepaste en voor de Academie vereerende woorden daarop antwoordde. Ten slotte werd door de heeren Des. Claes, Gustaaf Segers en Dr. Verriest op de gezondheid gedronken van de heeren K. DE FLOU, EDW. COREMANS en EDW. GAILLIARD; aan den heerCoREMANS werd een telegram gezonden. Bij het aanvangen van het feestmaal, had het Bestuur vanwege den heer Oud-Bestuurder Dr. HANSEN een telegram ontvangen, waarbij deze « zijnen harfelijksten heilgroet biedt aan de hee « ren medebroederen en vrienden ten feestdisch « aangezeten ». Daarop werd door den Bestendigen Secretaris, namens de Academie, een telegram van dankbetuiging gezonden. ** * Op de telegrammen door den Bestendigen Secretaris, op last der Academie, aan Zijne Majesteit den Koning der Belgen en aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gezonden, kwamen de onderstaande antwoorden: EDW. GAILLIARD, Secretaris te Gent. Brussel, 1 Juli 1907, te 17,21 uur. De Koning is zeer getroffen door de vaderlandsche gevoelens aan Zijne Majesteit e1t aan de Koninklijke familie door de leden der Koninklijke Vlaamsche 499 uitgedrukt. Majesteit belast Hare beste dankbetuigingen te doen geworden. ^ ^ * EDW. GAILLIARD, Vlaamsche Gent. yuni, Majesteit Koningin en Zijne Koninklijke Hoogheid dragen mij op Hoogstderzelver heildronken der uwer Vereeniging. SCHIMMELPENNINCK. - 499- Academie op hun jaarlijksch feestmaal uitgedrttkt. Zijne Majesteit belast mij hun Hare beste dankbetuigingen te doen geworden. De Geheimschrijver des Konings. ** * GAILLIARD, Secretaris Koninklijke Vlaamsehe Academie, Gent. Het Loo, 30 Juni, 9,25 nam. Hare Majesteit de Koningin en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins dragen mij op Hoogstderzelver dank te betuigen voor hulde en heildronken der leden uwer Vereeniging. Adjudant Vergadering van 17 Juli 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris ; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC , MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAT Jos, Dr. HUGO VERRIEST, IS. TEIRLINCK en Dr. LECOUTERE, werkende leden. De heer CLAES, onderbestuurder, heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen. De heer FRANK LATEUR, de Junivergadering tot briefwisselend lid verkozen, woont de vergadering bij. De Heer A. DE COCK heeft zich schriftelijk verontschuldigd. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Mei-vergadering. — wordt goedgekeurd. Aangeboden boeken. ---- legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken de Academie sedert laatste vergadering aangeboden : Aanwezig: de heeren KAREL DE FLou, bestuurder en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Dl'. KAREL DE GHELDERE, Dr. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULE:-. Deze Hendrik voerde het bewind van 1039 en 1°56. dus lang: na des dichters afsterven, maar bij' leven van Ekkehard IV. -- 543 Pit is buiten kijf een grove dwaling, maar ,die dwaling --- om het even of die ongenoemde hetzij rechtstreeks hetzij •onrechtstreeks kemels heeft gehad van Walthariuu$ bewijst juist, dat de herziening van E,;kkehard in de twaalfde eeuw bestond. het nu waarschijnlijk, die tekst na de 12e nu de oudste van Brussel en parijs, uit de e eeuw dagteekenen? ;^- if:** punt blijft te bespreken. indien Ekkehard IV zulk ongunstig oordeel ,zijn voorganger heeft geveld, overdreven heeft, reden daartoe zijn. die reden ? Wij reeds : gelden zag als schoolmeester den leerling neer. de middeleeuwen er soms met letterkundig gaat niet aan, een man als zoo lichtvaardig van ijdelheid en I° was zijn faam Mainz ,door= gedrongen; wiep een gedicht opdroeg; - 543- Pit is buiten kijf eeQ grove cl waling, maar '<;lie çlwaling ""'" om he.t even of di~ ongeflOemde hetzjj rechtstreeks hetzij onrechtstreeks kennis heeft gehad van WalthariU$ ~ bewijst jJ;list, dat Ge herziening Ekkehard IV in e{!uw bestond. Is het nu waarschijnlijk, dat die tekst uqt eeuw verloren ging, vooral nu de oudste handschriften, die vaQ Brussel en Parijs, de Ile eeuw dagteekenen? Een laatste punt blijft te bespreken. Indien Ekkehard IV zulk ongunstig oordeel ·over den arbeid van zijn voorganger heeft geveld, indien hij de feilen schromelijk overdreven heeft, dan moet er toch een reden daartoe zijn. Welk is die reden? vVij vernamen het reeds: hij wilde zich laten gelden en zag als schoolmeester laatdunkend op het werk van den leerling neer. Zeker, in de middeleeuwen werd er soms zonderling omgesprongen met het letterkundig vaderschap; maar het gaat niet aan, een man als Ekkehard IV zoo lichtvaardig van ijdelheid en oneerlijkheid te verdenken. :j:0 Als leeraar wa$ ûjn faam tot Maiil~door,. g~çlrongen; hij ging door voor dichter wi(tn men .soms het vervaardigen van een gedicht opdr9l~g; `-' 544 hij was een voor zijn tijd verdienstelijk geleerde en hij was de voortzetter van de kloosterkroniek, ofschoon er in het klooster toch geen gebrek moet zijn geweest aan bevoegde mannen. En zoo iemand zou, als men gemeenzaam zegt, een geurmaker zijn ! Neen, hij had aan zijn eigen bekendheid genoeg. 2° En waarom zou hij uit de hoogte hebben neergezien op het werk van den leerling? Gesteld dat de dichter van Waltharius de leerling van onzen magister was geweest, dan bestond er misschien eenige grond tot zulke kleinzieligheid ; maar toen de eerste Ekkehard stierf, was zijn naamgenoot nog niet geboren! Door gaans hindert een doode niemand meer. Het tegendeel is echter waar, want de magister schreef te elfder ure nog een grafschrift op Ekkehard I. 3° Ekkehard IV bracht, naar wij vermeld hebben, de laatste dertig jaren van zijn leven in het klooster door en schreef er het vervolg op de Casus. Dit vervolg bestaat niet in de eigenlijke geschiedenis van het klooster, zegt DUMMLER, maar in de levensbeschrijvingen van de beroemdste monniken, welke in den engen kring van de besloten kloostergemeente met trouwe vereering waren overgeërfd. — 545 Den dichter afbreken, zou dus strijden met het doel, dat Ekkehard IV steeds voor oogen had. Ziedaar een eerste onmogelijkheid ! 4.0 Nog meer, volgens denzelfden geleerde raadpleegde hij voor de Casus bijna geen schriftelijke bronnen, maar . hij putte om zoo te zeggen uitsluitend zijn berichten uit de mondelinge mededeelingen van de oudste broeders. Zoo heeft . hij den kloosterbrand van 937 uit den mond van kloosterlingen opgeteekend, die toen nog jongelingen waren. De dichter overleed eerst 36 jaren na dien brand, bij gevolg waren er toen ter tijde nog veel monniken, die hem goed gekend hadden. Indien dit vast staat, dan konden zij ook de berichten van de Casus aan de waarheid toetsen. Ekkehard IV heeft dus in het Boe hoofdstuk de zuivere waarheid gezegd; hij kon zich aan geen overdrijving schuldig maken zonder te worden gelogenstraft. Het gold immers den dichter van Waltharius, den roem van St.-Gallen, en hij zou het klaar gespeeld hebben, aan dien roem op slink - sche wijze een heiligschennende hand te slaan Ziedaar een tweede onmogelijkheid; bijgevolg toegegeven zelfs, dat Ekkehard IV minder berekend was voor zijn taak van corrector, hij heef t. toch verbeterd, omdat het onmogelijk is zijn getuigenis te wraken. ^ ^* - 546 Vatten wij het verhandelde samen. Onder de tien handschriften kan men niet onderscheiden tusschen die van den dichter en die van den verbeteraar. Ergo, alle zijn ofwel van Ekkehard I ofwel van Ekkehard IV. I. Wat het 8Qe hoofdstuk van de Casus omtrent den weifelenderi schrijftrant bericht, is waar : Omdat de stijl gebrekkig was, als blijkt uit Aribo's bevel; omdat de verbetering de germanismen betrof, en de poëtiek en Latijnsche pennevruchten van Ekkehard IV dus niets ter zake doen ; omdat hij tot die herziening bevoegd was als Duitseher, Latijnsch leeraar en schrijver, als glossator en als de door Aribo aangewezen man; omdat hij niet noodig had uit pralerij of school. vosserij de waarheid te verdraaien; omdat hij in de onmogelijkheid was dit te doen, en omdat zelfs die lust bij den schrijver der Casus niet kon opkomen. 2° De overgeleverde tekst is de verbeterde en om inwendige redenen : de zeldzame germanismen en de veelzijdige classieke ontleeningen, en om uitwendige: het tweede verblijf te St.-Gallen gedurende dertig jaar, en het getuigenis van den Anonymus MelLicensis. Besluit : Wij bezitten den omgewerkten tekst van Ekkehard IV en de oorspronkelijke is dienvolgens verloren geraakt. — 547 — II. ERCHAMBOLD, van Straatsburg, of die van Mainz? Sommige handschriften worden voorafgegaan door een Proloog van zekeren Geraldus, die het gedicht, waarin de wapenfeiten van Walther beschreven staan, aan een hopgen prelaat Erchamhold ten geschenke geeft ,. in mijn vroeger opstel Ekkehard I of Geraldus (I), heb ik betoogd, dat deze Geraldus niets uitstaande heeft met den beroemden, veelzijdig ontwikkelden magister te St.-Gallen, en dat wij bij gevolg twee dragers van dien ,naam dienen aan te nemen, den leeraar en een onbekenden Geraldus, nomine eilis, nietswaardig van naam, den afzender van Waltharizcs. Ik acht het overbodig, de aldaar gegeven bewijzen uiteen te zetten ; voor ons tegenwoordig doel is het voldoende te weten, dat de afzender zich Erchambolds leerling, certus alumnus, noemt, zoodat hij of jonger dan zijn leeraar, of hoogstens van dezelfde jaren is. Men kan derhalve het vroeger twistpunt omtrent Ekkehard I en Geraldus als beslecht beschouwen; Geraldus was niet de verbeteraar ,li) Zie boven biz. 5;o, now. — 548 — en nog minder de vervaardiger, maar enkel deverzender van het epos '(z). (i) Daar larga cura meer dan een interpretatie vatbaar op dit in den leest men : accipe munera servi, Quae tibi decrevit de larga promere cura Peccator fragilis Geraldus nomine vilis. Ik vertaal : « Aanvaard nu 't geschenk van een dienstknecht, Dot de zwakke zondaar Geraldus, nzetswaardig van name, Sliste U om uw ruime zorg le voorschyn te brengen. » vertaalde men : het geschenk, dat Geraldus besloot,. voor U uit zijn lange verzorging », verstond door die « verzorging » , dichter ofwel de verbeteraar van TWaltharius. handschrift verbeterd hebben, kan men' houden : 10 omdat die er toe staat was, van het tonel verdwijnt ; 20 gezegd wordt, men kan ja verstaan; 3o IV had moeten weten ; 40 afzender een man van weinig beteekenis is naar woorden; 50 de onbeduidendheid van den Proloog hem hierin. zegge niet, dat wij Geraldus een anderen maatstaf IV, geleerd man en hik uitdrukkelijk, hij verbeterde. ons stelsel het handschrift ook afgeschreven « verzorging » verklaren ? Het mogelijk, d e latste gising toe, mar het volgt niet mer uitdrukelijk uit den ALTHOF mijn verklaring van cura (Gerald: Zend Erchafnbald, 12, 2). Hij zegt : « Simons sagt von s den verschiedenen bisherigen Interpretationsversuchen, sie seiend nog minder de enkel de verzender van het epos(I). (I) Daar voor meer dan een interpretatie vatbaar is, kom ik hier op die betwiste 'plaats terug; in den Proloog leest: men: ti bi de larga promere cura fragIlis Geraldus nomine viIis. vertaal: Aanvaa,-d nu 'I geschenk Vf.llZ een dIenstknecht, Dut de zwallke zondaar Geraldus, nzetswaardig van name, SlIste voor U om uw ruime zorg te VOof"jchiin te brengen. ;, Vroeger vertaalde men: c het geschenk, dat Geraldus besloot,. zijn lange verzorgz'ng te voorschijn te brengen », en men verstond door die « verzorging >, dat Gerald ofwel de dichte!:' was (San Marte), ofwel de verbeteraar van rValtharius. Dat Geraldus het handschrift verbeterd zou hebben, kan meIT mijns inziens niet meer staande houden: 10 omdat magister Geraldus, die er toe in staat was, van tooneel verdwijnt; 20 omdat het niet geLegd wordt, men kan ja larga cura anders 30 omdat Ekkehard IV het had moeten weten; 40 omdat de afzender een man van weinig beteekenis is naar zijn eigen woorden; 50 omdat de onbeduidendheid van den Proloog hem hierin. gelijk geeft. En men zegge niet, dat wij Geraldus een anderen maatstaf aanleggen dan Ekkehard want deze was een geleerd man en hij: zegt uitdrukkelijk, dat hij verbeterde. Heeft Geraldus nu in ons stelsel het handschrift ook afgeschreven ofwel in bewaring gehad, zooals sommigen de • ruime verzorging. verklaren? Het blijft altoos mogelijk, decrevit laat zelfs de laatste gissing toe, maar het volgt niet meer uitdrukkelijk uit den tekst. verwerpt mijn .verklaring van de larga cum (Gerald.c und Erchambald, blz. nota 2). Hij zegt: «Simons sagt VOD eden verschiedenen bisherigen Interpretationsversuchen, sie seien — 549 — Op een punt moet ik terugkomen, omdat de wij den verbeterden « alle gut, aber keiner besser. Er selbst fasst wie iele in meiner letz— « Deutung (gri ssere des deutschen Walthariliedes, • 1902, 29) — proper erkldrt 20 larga cura : uit « de overvloedige, nl. die, welke «` Erchambold zijn leerling gewijd heeft. «. Diese Auffassung passt allerdings sehr gut zu dem von mir ange- « nommenen Verhdltnisse scheint. c bei das Possessivum • tua zu. « ergánzen, wahrend die Auslassung von als das Wahrschein-- « ist. vertaalt op beurt door : « aus. grosser Liebe zu dir oder Fiirsorge fier ' dich. »- te brengen : 1° vertaling geeft rekenschap van feiten nl. dat- 20 _Uit of vrijgevige liefde tot U, of uit voorzorg voor U. 1e laat ik staan, maar het 2° voorzorg U, dat_ zin van past mond van een slaaf, serve, den bisschop spreekt ,. bisschop. mar wél in den 3° ALTHOF verzwijgen van tua. de larga hij geeft de voorkeur aan het onderverstaan mea. zie niet in, waarom is. ik evert, redeneeren, dan zou ik dat is,. tibi meer mea ALTHOFS aangevuld, oordeele « Ontvang het geschenk van worden, mar wel de nietswaardige zondaar Geraldus uit zone . u (niet : uit mijne :. ALTHOF dus moeten bewijzen, dat verzwegen, komt er overigens weinig op aan, of men ALTHOFS verte.- lieg dan de mijne aanneemt. Dat is var, ondergeschikt belang ; in beide gevallen de verbetering van Geraldus. - 54-9 - een punt moet ik terugkomen, omdat de waarschijnlijke uitkomst dat wij den • kdner besser. Er selbst fasst wie ich in meiner letz « ten Deutung (grössere Ausgabe des deutschen WalthariJiedes, « 1902, S. 29) de = propter und erklärt S. 20 de larga cum: uit • hoofde van de overvloedige, ruime zorgen; nl. die, welke .. Erchambo/d indertijd aan zg'n leerling Geraldus gewy'd hegt. • pas,t dem von mir ange· « nommeoen Verhältnis,e Geralds zu Erchambald, doch scheint • es mir bedenklich, bei de larga cura Possessivum ·tua • ergänzen, während Auslassuug von mea \Vahrschein·· lichere auzunehmen ist .• ALTHOF vertaalt op zijn beurt de larga cura door: «ausgrosser oder freigebiger Uebe zu dir oder Fürsorge für' dich ... Hiertegen veroorloof ik mij in te brengen: 10 mijn vertalil)g geeft beter rekenschap van de feiten nl. dat. Geraldus Erchambolds leerling is geweest. 2 0 Uit groote 0.1 vrijgevlge Hifde tot U, of uit voorzorg voor U. Het Ie lid laat ik staan, maar het 26 uit voorzorg voor U, dat. wel den zin van cura weergeeft, past niet in den mond van een nietswaardig man, van een slaaf, servi, die tot den bisschop spreekt~ maar wél in den mond van den bisschop. 30 ALTHOF heeft bedenkingen tegen het verzwijgen van tua bij de' lat-ga cura en hij geeft de voorkeur aan het onderverstaan van meao Ik zie niet in, waarom mea waarschijnlijker is. Wilde ik eve", spitsvondig redeneereo, dan zou ik zeggen, dat tua verzwegen is, omdat tloi voorafgaat. Wat meer is, 11lea kan in ALTHOFS opvatting niet aangevuld> worden, maar wel sua. Men oordeeIe : « Ontvang het geschenk van een dienstknecht, dat de nietswaardige zondaar Geraldus uit iy'ne groote liefde tot u (niet: uit my'ne groote liefde) besloot in het licht te geven J. ALTHOF had dus moeten bewijzen, dat sua eerder verzwegen, is dan tua. Het komt er overigens weinig op aan, of men ALTHOFS verta .. Jibg da~ wel de mijne aannéemt. Dat is van ondergeschikt belang; de hoofdzaak is, dat in beide gevallen de verbetering van Geraldus. vervalt. $$Q _ tekst bezitten mijn zienswijze omtrent Erchambold gewijzigd heeft. Er kunnen alleen twee prelaten van dien naam in aanmerking komen : de bisschop van Straatsburg en de aartsbisschop van Mainz. De eerste werd in of 938 te Straatsburg geboren en was aldaar als leeraar werkzaam ,geweest. Op 27jarigen leeftijd werd hij bisschop. Hij regeerde van 965 tot 991 en liet den St.-Galler leeraár Victor naar de mijterstad overkomen om -de leiding van de school op zich te nemen. Hij maakte eenige Latijnsche verzen en was .een ijverig verzamelaar van handschriften, welke hij met de grootste zorg verbeterde. De tweede Erchambold was van Io11 tot 1021 aartsbisschop te Mainz. Alvorens hij op den aartsbisschoppelijken zetel verheven werd, was hij van 997 tot zot I abt geweest van het beroemde klooster te Fulda, ook een brandpunt van de beschaving gedurende het Karolingische tijdperk. In mijn vroeger opstel heb ik met de meeste verklaarders aangenomen, dat Geraldus vanuit het klooster te St.-Galleen naar den bisschop van Straatsburg het b ;andsehrift . had opgezonden. Geraldus was dus te Straatsburg een leerling van Erchambold geweest. werkte in Gerald uid Erchambald :9Q4), blz, ;o, op deze gegevens voort. - 5§9 - bezitten n).Ïju Erchambold gewijzigd heeft. kunnen alleen twee prelaten van dien aanmerking komen de bisschop van en de aartsbisschop Val) ,Majnz. werd in 937 938 te Straatsburg was aldaar als leeraar werkzaam geweest. nja.rigen hij bisschop. van 965 tot 991 en liet den St.-Galler leeraar de mijterstad overkomen 01)1 de leiding van nemen. was een ijverig handschriften, welke zorg verbeterde. van !OIl tot I021 te Mainz. Al vorens op den aartsbisschoppelijken van 997 tot IOIl geweest het beroemde Fulda, > of « voorliefde ». Ymmoni fratri post abbati Ekkehart de lege dietamen ornandi. Dictamen verbis assuesce polire superbis, Que sibi cognata pare fonteque sint generata. Pro binis geminos, pro pulchris pone serenos, Pro pulchris laetos, pro laetis corde quietos. Pro iusto gemma, pro nobile sit tibi stemma, Da viti gemmas, botros sibi dicito mammas, Fluctus da segeti, portum simulato quieti, Remigio alarum volet Icarus aëra sudum. Qui pulcher visus locus, efface sit paradysus, Delitiis plenus locus appellatur amoenus. Sic etiam prata, silvae, pomeria, strata Ortus et hic rivo propior fonti quoque vivo. Verbaque cognata sociabis et ante locata, Teutonicos mores caveas, nova nullaque ponas. Donati puras semper memorare figuras. Rem pulchram visam non semper dic speciosam, Sit sale conditum quicquid dicendo cupitum, Florida vernabunt, fabris arte polita micabunt. Pulchra quidem mulier formosa sit et speciosa, Aurum sit purum, sit mundum, sit rubicundum. His quoque germana tamen haud poterunt fore vana, Quaerenti verba florum splendore superba, Sic teneant puram non degeneremque figuram. « Sit cibus et potus poster saturatio totus », -- 564 Simplex est proisus, sed currit commode versus. « Sit fomes vitae cibus hic nectarque cupitae », Iste figuratus facundior et mate gratus. Sirnplicil as pura, generosior ergo figura, Neutra speinenda propriisque locis retinenda. Arte loqui imbutos imitare sapore locutos, Ore disertorum rape to quodcumque decorum. Ekkehart aan zijn broeder Ymmo, den lateren abt, over de voorschriften tot opluistering van de versoefeningen. Gewen U, de versoefeningen met edele woorden op te smukken en laat de verwante begrippen uit één zeljde bron voortspruiten. Voor « twee » schrif « tweeling », voor « schoon » « sereen », voor « schoon » schrijf nog « vreugderijk », voor « vreugderijk » « vol zielevrede ». Het rechtvaardige zij voor u « een parel », het edele « een kroon ». Veileen edelsteenen aan den wingerd, noem zijn trossen « moederborsten ». Schrf baren toe aan het graan, en vergelijk de haven met de rust. Laat Icarus door de heldere lucht streven op de roeispanen ziner wieken. Een oord, dat schoon is voor den blik, maak er een .paradis van, een oord vol g enucliten zworde verrukkelijk geheeten, zoo ook weiden, bosschee, boom; aarden en zeegen (1). Deze tuin heete eerdei dicht bij een levende bron dan bij een beek. De verwante woorden zult gi doen overeenstemmen met die welke voora fgaan. Vermijd de germanismen en smeed geen nieuwe woorden. Vergeet nooit de natuurlijke figuren van Donatus. Noem iets, dat u schoon schijnt te wezen, niet altijd merkwaardig. Alwat gi verlangt te zeggen, laat het gekruid zin met iets pZttz s. (t) Ik plaats een punt na strata. De duistere tekst is voor meer dan één vertaling vatbaar. ` 565 - Wat zal lentedos, door smeedkunst gepolijst is zal vonkelen. Een schoone vrouw zij ook eens liet goud weze gelouterd, zuiver, woorden als hierboven rod. Nochtans mogen sortgelijke gebruikt woeden bij zoeken uitdrukkingen, welke schitteren in bloemenpracht. Dat zi dus .een niet afwijkende beeldspraak bewaren. « Moge spis en drank ons geheel verzada en » : vers is gansch gewoon, maar het vloeit gemakkelijk. « deze spijs en deze nectar de brandstof wezen ons dierbaar leven » : deze beeldspraak is welsprekender aang-euamer. de eigenlijke uitdrukking helder, des te edeler zal de figuurlke zijn. Geen van beide is te versmaden, maar geschikte plaats aan te wenden. die doorkneed zijn in de kunst van die smaakvol gesproken hebben, vang alles schoon is op uit den mond van de kunstenaars met liet word. L. SIMONS. rVat bloeit zal staan in lentedos, wat door smeedkunst gepol&st zs zal vonkelen. Een schoone vrouw z&' ook eens beeldig en oogenboeiend. Het goud weze gelouterd, zuiver, rood. Nochtans mogen soortgelijke als hierboven niet doelloos gebruikt zwrden by' het zoeken naar uitdrukkingen, welke schitteren in bloemenpracht. Dat Zij" dus een zuivere en met afw&kende beeldjpraak bewaren. Afoge sP!is en drank ons gel zeel verzadigen"." dit is gansch gewoon, maar liet vloeit gemakkelijk. Dat deze sp&s en deze nectar de brandstof wezen van 01/S dierbaar leven» ." deze beeldspraak z's welsprekender en aan,geuamer. Is de eigenli:fke Ultdrukkz'ng helder, des te edeler zal de ft[{uurli;ke z&·n. Geen van beide is te z!ersmaden, maar elke op geschzkte plaats aan te wenden. Volg hen dus na, dz"e doorkneed zi;'n z"tl de kunst van de spraak, die smaa/wol gesproken lubben, en vang alles wat schoon is op uz{ den mond van de kunstenaars met Jut woord. L. SIMONS. OVER DEN INVLOED ijAN HULPMEEL EN HULPGIST OP DE BROODGISTING DOOR Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE en J. MASSON. Sedert eenigen tijd worden in den handel verscheidene nieuwe producten gebracht, namelijk moutmeelsoorten en hulpgisten; volgens de berichten moeten deze producten een gunstigen invloed uitoefenen op de gisting en op het bakken van het brood. Ten einde eenig licht te werpen in de discussie van de nogal uiteenloopende meeningen over dit vraagstuk, scheen het ons niet van belang ontbloot daarover een wetenschappelijk onder-- zoek in te richten, waarvan de resultaten in dit schrijven worden medegedeeld. De volgende producten werden door onsonderzocht : a) diastase (i), b) manna (2), c) paniferine (3). (t) Pehn Maltick, London. (2) Meyer, Laeken. (3) Ducreux, Parijs. -- 567 - diastase diastase , die dezelfde diastatischeigenschapen beziten gewoon normaal moutmeel in de brouwerij benuttigd. is een vochtig deeg, _ bijna uitsluitelijk uit zetmeel,: met grootti bacteriën, samengesteld; leidt tot de, volgende cijfers water : 73.55 0/0 vaste bestanddeelen : 26.45 0/0 asch : 0.34 °/°; vermogen. een zetmeeloplossing uit z gr. oplos-- baar zetmeel in zoo bereid, en worden telkéns 25 kcm. van deze oplossin g. z gr. gewoon gerstmout, i diastase, r gr. manna en i gr. paniferine, — men na 4o uren bij gewone temperatuur, met mout, manna is verdwenen, terwijl met paniferine de na 8 dagen nog dat diastase en manna diastatische zijn, en dat paniferine als eene worden. van broodbereiding met bovengenoemde producten genomen; gebruikte meel had de volgende samenstelling : Door chemisch onderzoek bleek dat diastase en manna moutmeelsoorten zijn, rijk aan diastase, die dezelfde diastatische eigenschappen bezitten als het gewoon normaal moutmeel dat in de brouwerij wordt benuttigd. Paniferine is een vochtig deeg, bijna uitsluitelijk uit zetmeel,met een zeer groote hoeveelheid melkzure bacteriën, samengesteld; de analyse leidt tot de volgende cijfers ~ water: 73.55 % bestanddeelen: 26-45 % : 0.34 0 / 0 ; deze stof heeft geen diastatisch vermogen . . Wordt een zetmeeloplossing uit I gr. oplosbaarzetmeel in lOO kcm. water bereid, en worden in proefbuisjes telkèns 25 kcm. van deze oplossing gebracht, afwisselend met I gr. gewoon gerstmout, I gr. diastase, I gr. manna en I gr. paniferine, - dan kan men na 40 uren bij gewone temperatuur, met het jodiumproefvocht vaststellen dat het zetmeel in de buisjes met mout, diastase en manna totaal is verdwenen, terwijl met paniferine de jodiumreactie na 8 dagen nog wordt voorgeroepen. Daaruit volgt dat diastase en manna diastatische producten zijn, en dat paniferine als eene hulpgist moet beschouwd worden. Wij hebben verscheidene proeven van broodbereiding met bovengenoemde producten genomen; het gebruikte meel had de volgende samenstelling: 567 — 568 — water : 13.09 °/ v 0/0 ,asch : 0.45 vochtige kleefstof : 26 0/ 0 0/0 . dr oge klefstof : 8.2 Het brood werd bereid met de volgende grondstoffen :. k. meel I k. water 40 gr. chloornatrium 40 gr. gist, waaraan ook, tot onderzoek, volgens de aangegevene voorschriften, respectievelijk 10 gr. diastase, 3o gr. manna, 6 gr. paniferine werden toegevoegd. Een vierde proef diende als controleproef, en in ieder geval werden uit de bovenstaande hoeveelheden telkens drie broodstukken gebakken. Al de stukken werden te zamen in dezelfde voorwaarden in den bakoven gebracht en behandeld. Het onderzoek werd ten opzichte van het sodrtelij k gewicht, van het watergehalte, van de snelheid van uitdroging gedaan; ook werden verteringsproeven genomen, ten einde de eigenschappen van het brood in ieder geval te bepalen. Het doseeren van het watergehalte werd volgens de gewone methoden uitgevoerd, en leidde tot de volgende resultaten toevoeging : 32.E 0/0 water. nr I : 36.9 o/o Brood met diastase nr 2 : J3.7 0/Q nr 3 : 32.7 0/0 - - water: 13.09% .asch : 045 % vl)chtige 26 % droge kleef~tof : 8.2 0/0' brood werd bereid met de volgende : 2 I k. water chloornatrium gist, ook, tot onderzoek, volgens de aangegevene respectievelijk IQ diastase, 30 6 werden toegevoegd. controleproef, in de bovenstaande hoeveelheden broodstukken gebakken. Al de werden te zamen in dezelfde gebracht en behandeld. onderzoek opzichte het soortelijk gewicht, watergehalte, van de uitcli-oging ook werden verteringsproeven ten einde de eigenschappen brood in ieder geval te bepalen. doseeren het watt:rgehalte werd en leidde lot de volgende resultaten: Normaal, zonder toevoeging: met diastase { ~: ~ n r 3 32 .5 % water. 36.9 °10 » 33-7 % » 32.7 °10 » 569 nr I : 35. 2 °/o water. manna nr 2 : 37.9 o / 0 » nr 3 : 33. 6 °/o » nr I . 37.0 °/o water. Brood met paniferine nr 2 : 34. 8 0 /0 3 : 37.7 °/o gebruik van dat meer vochtigheid behoudt. soortelijk gewicht werd door middel van de formule : gewicht = ne"'klit volumen bepalen van het volumen, namelijk het dat verhouding met oprijzen, zoowel gisten als bakken, en bij gevolg een zeer van de hoedanigheid. het brood, werd uitgevoerd volgens de klassieke in werd echter gebezigd. deed Kreusler (1) dergelijke doch alleenlijk in het met 25 meel, 12,5 water, o,3 gr. o,6 gebruikte hij glazen het volumen met kleine glaspaarlen vaststellen het uit 9) Die 1887, r 35 ; Ce itralbl. a; rr'k. Chem. 1887,, blz. 773; K.6x1G, Untersuerzu»g landw. Stop, 189 , blz. 257. - 569- Brood met manna { ~: ! ~ n r 3 : Brood met pillliferine { ~: ~ ~ nr 3 : 35.2 °10 water. 37·9°/J » 33.6 oio » 37.0 % water. 34.8 % » 37-7 % » Uit deze cijfers blijkt dus dat het gebruik van hulpmiddelen in het bakken, als gevolg heeft dat het brood meer vochtigheid behoudt. Het bepalen van het soortelijk gewicht werd gedaan door middel van de formule : n-ewicht Soortelijk gewicht = - . . volulllen Het bepalen van het volumen, namelijk het uiterlijk volumen, dat in verhouding staat met het oprijzen, zoowel gedurende het gisten als gedurende het bakken, en bij gevolg een zeer goed denkbeeld geven kan van de hoedanigheid van het brood, werd uitgevoerd volgens de klassieke methode; in plaats van water, werd echter gedroogd zand gebezigd. Reeds vroeger deed Kreusler(I) dergelijke bepalingen, doch alleenlijk in het klein, met gebakken uit 25 gr. meel, I2,5 gr. water, 0,3 gr. zout en 0,6 gr. gist. Daartoe gebruikte hij glazen bekers waarvan het volumen met kleine glaspaarlen bepaald werd. Tot het vaststellen van het uit- (I) Dil' il1ü 'il-. [88;. Ir 35; Ce'1tralbl (l,l;ri~'. Chfl/l. I88i •. blz. ii3; KÖ:-iIG, UntersucnuJlglandw. Stoffe, 189 • blz. 25ï· -- 570 .._. wendig volumen werden de kleine gebakken in den maatbeker gebracht, terwijl uit de tot het vullen der bekers nog noodige paarlen, het volumen der gebakken werd berekend. Volgens de methode die wij nu verbeterd hebben, en die door het. gebruik van zand op groote stukken kan toegepast worden, hebben wij, als volgt, onze bepalingen uitgevoerd. Het broodstuk wordt, in zijn geheel, in een groote, 775o kcm. inhoudende kristalliseerschaal gebracht; men heft de vorzorgenomen en zekere hoevelheid zand op den bodem te brengen, ten einde geen ruimte te laten tusschen de broodwanden ,en het zand. Nu wordt de schaal met zand gevuld ,. en met een stevige staaf wordt de bovenvlakte van het zand juist op de hoogte van de randen van de schaal gebracht. Door nauwkeurig het zand, dat in de schaal rond het broodstuk is gebleven, met een glazen maatbuis te meten, hetgeen bijna zoo gemakkelijk wordt uitgevoerd als het meten van water, wordt het volumen van het zand vastgesteld. Het totaal inhoudsvolumen van de schaal is gekend; het verschil tusschen dit volumen, en het volumen van het zand, maakt het uitwendig volumen van het Dit onderzoek heeft de volgende cijfers gegeven : - 570 - kleine gebakken in Den maatbeker gebracht, de tot het noodige het volumen berekend: wij nu verbeterd door het gebruik van zand qp kan toegepast worden, hebben wij, volgt broodstukwordt, 7750 kristalliseerschaal gebracht; heeft de voorzorg genomen een zekere hoeveelheid op den bodem te brengen, ten einde laten tusschen de brood wanden en de schaal met zand gevuld, met een stevige staaf wordt de bovenvlakte het zand, dat in de schaal het broodstuk is gebleven, met een glazen bijna zoo gemakkelijk wordt totaal van de gekend; het volumen, en het volumen van uitwendig volumen het broodstuk uit. volgende cijfers gegeven: 0.303 0.276 3040 346o 35 10 96 7 5.71 GR. UITWENDIG VOLUMEN KCM. 0.313 0.281 0.285 0.317 0.302 Normaal 'Brood 1r nr diastase 3 Brood r.i nr 2 r.3 91 2 90 3010 3 1 90 969 990 2 95 3 1 50 Brood I 2 -paniferine algemeen dus gezeid worden plat de behandeling met genoemde hulpstoffen uitoefent op eene uitzondering dient toch gunste van de monsters nr. 2 bij wordt uitwendig volumen vrij aanzienlijk, en bij gevolg drogingsproef zeer eenvoudig uitgevoerd, elken te - 571 - GEWICHT UITW~NDlG UITWENDIG VOLUMHN SOORTELIJK IN GR. IN KCM. GEWICHT -Normaal 960 3220 0.298 "Brood I r I 942 3°10 0.3 13 met nr 2 9°0 3200 0.281 ·diastase nr 3 910 3190 0. 285 'Brood y:r I 969 2870 0.338 met nr 2 99° 3120 0.3 17 manna r,r 3 952 315° 0·3°2 Brood nr 922 3°+° 0·3°3 met nr z 947 3460 0.274 paniferine nr 3 967 35\0 0.2i 6 Over het algemeen kan dus gezeid worden dat de behandeling met genoemde hulpstoffen slechts weinig invloed uitoefent op het uitwendig soortelijk gewicht; eene uitzondering dient toch vermeld te worden ten gunste van de monsters nrs 2 en 3, bereid met paniferine; bij deze monsters het uitwendig volumen vrij aanzienlijk, en vermindert bij gevolg ook het uitwendig soortelijk gewicht, hetgeen in zekere mate in verband staat met het hoog watergehalte. De drogingsproef werd zeer eenvoudig uitgevoerd, door de broodstukken elken dag te 900 8 74 822 8.69 840 884 8 55 85o 8 39 8 47 917 900 885 867 855 . 837 9 2 7 910 92 7 908 8 77 909 9 24 86o 8 95 910 8 45 ^.. ^i 892 822 797 8.99 8 75 8 54 882 ^., ^^ ..._. C 7 2 wegen, en ze op den kant nevens elkander, dodh van elkander afgezonderd, in dezelfde voorwaarden, laboratoriumstemperatuur te behouden. In de volgende het gewicht in gr. van zo iederen dag, opgegeven : DAG e 2° e 960 946 930 rr r I r,r 2 diastase 1: r 3 2 9co 9 1O 8 95 goo 9 1 5 88o 877 r. r I 96 9 96o 94 2 nr 980 961 Irk 2 924 r, r I 912 892 1. 1" 2 947 02 4 panifeiine r.r 3 967 94 2 4 e 5 e 6e 7e 8e 1 Ie dus 10 geschiedde niet met dezelfde snelheid ; met de den Ten dag, bij percentwaa.rden de mogelijk wordt : - 572- wegen, en ze op den kant nevens elkander, doèh van elkander afgezonderd, in dezelfde voorwaarden, bij laboratoriumstemperatuur te behouden. In de volgende tabel wordt het gewicht in gr. van 10 broodstukken, iederen dag. opgegeven: DAG Iie 126 1 30 1 4e Ise 16e I ie Ise 1 118 Normaal I <)6019461930 1 91i r 90018851867/8551837 Brood r,r I 94 933 915 goo 869 8so I 822 met T,r 2 9CO 895 880 866 855 - 839 - - diastast! r. r ,..) 910 900 8-- " 874 862 - 847 - - Brood Lr I q69 960 942 927 899 882 8i5 854 met nl' 2 990 943 927 - 910 - - manna l,r 3 95 2 945 890 - 8n - - I Brood r r. I 922 912 R92 \8ï7 860 845 828 8~2 met Lr 2 <)47 940 '1 24 190<) 895 - 8"-- - - panjfe,ine T r 96i 957 9-}: 924 qlO - 89 2 - - De uitdroging was dus bij de 10 monsters zeer regelmatig, doch geschiedde niet met dezelfde snelheid; met de cijfers van den 7en dag, bij voorbeeld, kan men de volgende percentwaarden berekenen, waardoor de vergelijking tusschen de verschillende monsters mogelijk wordt: -- 573 -- hulpstoffen bezitten bijgevolg onbetwistbaar gunstigen, doch ook geringen brood te verch verminderen. de praktijk, namelijk door herhaalde werd vastgesteld dat die hulpmeelen gisten de werking van de gist zelf regelmatig zulke wijze dat zelfs zwakke gist daardoor normale gisting kan doen ontstaan. Ook proeven laten vaststellen het brood soms is, - 573 - Ge'lf.'icht Ie" dag Gewicht 7,n dag Normaal 100 867 X 100 = 90.3 9bO ) nr 1 100 850 X 100 = 90.2 94 2 Brood met or Z 100 839 X 100 diastase 900 = 93. 2 nr 3 100 847 X 100 = 93. 1 9 10 nr I 882 X 100 100 = 9\.0 ) 969 Brood met nr 2 100 QJO X 100 manna = 92.0 99° nr 3 100 8i7 X 100 --- = 92.1 95 2 nr 1 828 X 100 lCD = 89·9 9 22 Brood met ~ ," 100 877 X 100 paniferiue 947 = 9 2.6 nr 3 toD 892 X lOo = 92.~ 967 De onderzochte hulpstoffen bezitten bijgevolg een onbetwistbaar gunstigen, doch ook geringen invloed om de uitdroging van het brooa te verminderen. Door de praktijk, namelijk door herhaalde bakproeven, werd vastgesteld dat die hulpmee1en en gisten de werking van de gist zelf regelmatig maken, op zulke wijze dat zelfs zwakke gist daardoor een normale gisting kan doen ontstaan. Ook hebben dezelfde praktische proeven laten vaststellen dat het volumen van het brood soms grooter is, -- 574 -- terwijl de kruim malscher, vlokkiger wordt, en dat liet langer bewaren met behoud der normale eigenschappen wordt verzekerd, hetgeen een bewijs oplevert van goede en normale gisting. De gunstige invloed van deze bijproducten in het bakken kan gemakkelijk theoretisch uitgelegd worden; in de eerste plaats werken de moutpraeparaten om een zekere hoeveelheid zetmeel in suiker om te zetten, waardoor de gisting wordt bevorderd. Het is gekend dat het meel normaal een kleine hoeveelheid suiker inhoudt (z), namelijk gemiddeld i 0/ o, die gedurende de gisting omgezet wordt in alcohol en koolzuurgas, volgens de formule : Suiker + gist = alcohol + kolzuurgas + gist. Daar zetmeel niet rechtstreeks door de gist wordt aangetast, terwijl suiker zeer gemakkelijk wordt ontbonden, begrijpt men zonder moeite dat eene verhooging van het suikergehalte eene versterking van de gisting als mogelijk gevolg heeft. In de tweede plaats is door vele proeven vastgesteld geworden dat de gist door zwakke zuren begunstigd wordt. Onlangs nog vond Teichert (2) dat het mengsel van gistcellen met melkzure bacteriën van de soort Bacterium lactis ( t ) L. BOUTROUK, Le pain et la tanífccation, 1897, blz. 73. (2) K. TEICHERT, Ueber eine als Zur bezeichnete Alehlteig- .gáratng. Zeutr. Bakt., 1 906, II, 17, blz. 3;6; Chem. Rep , 1907, 3 t, blz. 62, -- 575 -- acidi, dat in Polen Zur wordt genoemd, een zeer krachtige gisting veroorzaakt. Daaruit volgt stellig dat het inbrengen van zuurvormende bacteriën ook de gisting door de gist of door zuurdeeg, bevorderen kan. Als wij nu tot het besluit kwamen, de werking van zulke hulpstoffen als gunstig te beschouwen, scheen het ons natuurlijk van belang, na te zien of het brood, dat met genoemde hulpproducten bereid was, gemakkelijker verteerd werd als in de gewone omstandigheden. Doch het was onmogelijk, met proeven van kunstmatige vertering, een verschil vast te stellen. Die proeven werden op de volgende wijze uitgevoerd met o.3 gr. versch brood en met 0.2 gr. gedroogd brood, die in 3o kcm. kunstmatig maagsap werden gebracht, en op 37.5 C. behouden. Dit maagsap bestond uit 10 gr. gerstmout met 45 gr. water (z), 0.2 gr. pepsine, 0.2 gr. pancreatine, ,I gr. chloornatrium, in water opgelost, en met water op 240 kcm. aangelengd. In dit vocht was de vertering zeer traag, en in al de onderzochte gevallen dezelfde. Ook in kunstmatig verterend sap bereid met 0.1 gr. pepsine, 0.5 gr. zoutzuur op ioo kcm. water, liep de vertering sneller af, doch ook op gelijke wijze na ongeveer 8 uren. (l) Diastaseoplossing, volgens VAN LAER, Bull. denr., 1901, blz. 250. -- 576 -- Indien wij nu het bovenstaande kort samenvatten, kan dus het gebruik van hulpstoffen, zooals mout en zure gisten, worden aanbevolen, tot het verbeteren der organoleptische eigenschappen, tot het verminderen van het soortelijk gewicht, tot het langer behouden van den zoogenoemden verschen toestand van het brood. Daarentegen dient vermeld te worden dat, indien de bakker, door middel van deze producten de opbrengst verhoogt, omdat meer water in het brood overblijft, en omdat de gistingskracht van zwak werkende gist wordt versterkt, de verbruiker op deze wijze brood bekomt waarvan de verteringswaarde niet verbeterd wordt, en waarvan een zelfde gewicht minder voedsel inhoudt, omdat het watergehalte hoogex, en bij gevolg het gehalte aan vaste bestanddeelen minder wordt. Op deze wijze wordt in zekere mate eene oplossing gegeven aan het vraagstuk, alsook eene richting aan de nog al uiteenloopende meeningen over het gebruik van hulpmiddelen in de bakkerij. KUNINKLIjKI VLAAMSCHE ACADEMIE. TAAL- LETTERKUNDE, TE .GEUT. VAN DE VEN- HEREMANS' 13EKEN DMAICIW G_S Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er in die Koninklijke Insteling en Fonds bestat, met name Van de Ven-H eremans' Stichting, waarvan het doel is (< Nederlandsche Taal en Wetenschap te bevorderen, door het uitgeven, in het Nederlandsch, van over Natuur- of Geneeskundige Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheld over het Vak van den Ingenieur Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle Nederlandsche handschriften van geleerden ter uitgave. Ingezonden verhandelingen worden met de meeste zorg nagezien door- drie Commissarissen van de Bestendige commissie voor Taal en Letteren. kennisneming van de uitgebrachte verslagen, be-- slist de Academie over het al of niet laten drukken van de aangeboden handschriften. Tot verdere inlichtingge n verklaart de . ondergeteekende zich volgaarne bereid. .De Bestendige Secretaris„ EDW. GAILLIARD KUNJ.NKLJ.JK~ VLAAMlSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE .GENT. DE-VEN-HEREMANS' STICHTING. BEXEN:n:tv.J:A.KING_~ Bestuur der Koninklijke de ondergeteekende eer kenbaar er in die Koninklijke Instelling een Fonds bestaat. metnameVan de Ve'n-Heremans' Stichting, waarvan het doel is (( de Nederlandsche Taal.en }Vetenschap te bevorderen, het in het Nederlandsch, van nieuwe werken over Natuur;.. of Geneeskundige ~Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheid en OJ'Jel' het Vak van den Ingenieur». de Koninklijke fllle N ederlandsche Ingezonden ~orden de nagezien door, Commissarissen de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren. Na kennisneming' van de uitgebrachte verslagen, beslist het niet laten aangeboden handschriften . . verdere inlichtingen verklaart de. ond'ergeteeke~lde -bereid. De Bestendige Secretaris~ EDW. GAILLIARD VERSLAGEN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE vaOH TAAL- EN LETTERKUNDE A ugustus-Septem ber 190'· GENT A.. SIFFER EN Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 INHaL7D. Io) Verslag der Augustus-vergadering . • 2°) Wedstrijden 589 30á Verslag der September- vergadering . . 597 40) De Gentsche tongval, lezing door den heer J. BOUCHERIJ . 613 50) Scheikundige en bacteriologische studie over de Oesters, door Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE. . . . . . • . . . . . . 733 61 Verslagen over de verhandeling door den heer OKT4AF STEGHERS'ter uitgave aangeboden . . . 769 Biz. 577 Vergadering van 7 Augustus 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden ; de heeren O. WATTEZ en A. DE COCK, briefwisselende leden; de heer Prof. Dr. P.-J. BLOK, buitenlandsch eerelid. De heer JULIAAN VAN DER LINDEN, lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, woont de vergadering bij. De heeren CLAES, onderbestuurder, Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN, Dr. L. SIMONS en IS. TEIR= LINCK, werkende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Juli-vergadering. Hét wordt goedgekeurd. 578 Jaarlijksche verkiezingen tot aanvulling der openstaande plaatsen van Briefwisselend Lid en van B u tenlandsch Eerelid. --- De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering den brief mede van 19 Juli, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten voor het Archief der Academie een afschrift stuurt van het koninklijk besluit van 8 Juli, houdende goedkeuring der verkiezing van de heeren FRANK LATEUR (Stijn Streuvels) en A. DE COCK tot briefwisselend lid, tot vervanging van de heeren Dr. Hugo Verriest en Is. Teirlinck, thans werkende leden, — en van (den heer Prof. Dr. P. -J. BLOK, tot buitenlandsch eerelid, tot vervanging van wijlen H.-y. Schimmel. De heer K. DE FLOU, bestuurder, staat recht en richt de volgende woorden tot de heeren Prof. Dr. P. -J. BLOK, buitenlandsch eerelid, en A. DE COCK, briefwisselend lid, welke, voor de eerste maal sedert hunne benoeming, de vergadering bijwonen : MIJNE HEEREN, Ik geloof dat wij den dag van heden met een wit steentje mogen merken. Zoo wij van den eenen kant het .genoegen hadden het koninklijk besluit te hooren lezen, dat de verkiezing der RH. FRANK LATEUR en A. DE COCK tot briefwisselend lid en deze van Prof. P. -J. BLOK tot buitenlandsch eerelid bekrachtigt, -- dan valt ons nog eene andere reden tot genoegen te beurt, namelijk twee van de nieuwgekozenen, de heeren Prof. BLOK en A. DE COCK, in ons midden te zien. Dat is voor ons allen eene ver— 579 -- blijdende omstandigheid. Wij zien aldus dat onze nieuwe collega's niet gewacht hebben om hunne belangstelling in de werkzaamheid van ons Genootschap te laten blijken. Op hunne gewaardeerde medewerking meenen wij dan ook vast te mogen rekenen, om steeds onze werkzaamheden meer en meer op wetenschappelijken voet in te richten. De heer BLOK verklaart zich zeer gevoelig voor de groote eer die hem de Koninklijke Vlaamsche Academie bewezen heeft, door zijne verkiezing tot buitenlandsch eerelid van dit Genootschap. Die eer stelt hij op hoogen prijs, niet alleen als man van wetenschap, maar ook en vooral omdat zij hem gewordt van de zijde van Zuidnederlanders, die immers onze broeders zijn, wier gunstig oordeel en sympathie een Noordnederlander des te meer waardeert. Verder zegt hij een hartelijk woord van dank aan zijne geachte Collega's en belooft aan hunne werkzaamheid, voor zoo ver het hem mogelijk zal zijn, gaarne te zullen deel nemen. Op zijne beurt betuigt de heer A. DE COCK zijn dank voor zijne verkiezing tot briefwisselend lid. Hij ook verklaart steeds bereid te zijn, zijne ijverigste medewerking aan de Academie te verleenen. Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, zegt hoe hij zich gelukkig acht, als oudste lid der Academie den heer JULIAAN VAN DER LINDEN, het hooggeacht - 580 - Kamerlid, die ons de eer aandoet onze vergadering bij te wonen, aan zijne Collega's te mogen voorstellen. De dag van heden mag voorwaar voor de Koninklijke Vlaamsche Academie een heuglijke dag heeten, omdat zij thans de eer geniet, én een der meest bekende geleerden van Noord-Nederland, Prof. Dr. BLOK, én den heer JULIAAN VAN DER LINDEN, een der verdienstelijkste leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, tevens een zoo diep overtuigd Vlaamsche strijder, in haar midden te ontvangen. Spreker wil niet nalaten van die gelukkige gelegenheid gebruik te maken om een welgemeende en dankbare hulde te brengen aan den heer J. VAN DER LINDEN, wien de Vlaamsche belangen altijd nauw aan het hart hebben gelegen en die aan de ons zoo dierbare Vlaamsche Zaak steeds de uitstekendste diensten heeft bewezen. De heer J. VAN DER LINDEN vraagt het woord. Toen hij zich bij de Academie aanmeldde, meende hij, dat de vergadering van heden openbaar was. Het Bestuur heeft hem echter de eer aangedaan hem tot het bijwonen der vergadering uit te noodigen. Voor hem is het eene gepaste gelegenheid om aan de Koninklijke Vlaamsche Academie te zeggen hoeveel belang hij in hare werkzaamheid stelt en hoe gaarne hij haar geluk wenscht voor de wijze waarop zij zich van hare hooge zending weet te kwijten. --- 581 -- Aangeboden boeken. -- de de boeken vergadering aangeboden : Regeering : Belgique. l'Industrie du Office Travail. Legislation du Publié l' du toe 1906. 1907. - Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences de la Classe des Beaux-Arts, no 5, 1907. — de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, no 2, 1907. — de l'Académie Royale d'Archéologie no 2, 1907. — Bibliograpliie de Belgique, 1907. Première partie : 13-14 ; périodiques, mensuel des Sommaires des periodiques, no 1907. — Wallonia, no 1907. — II en 12, 1907. — Bulletin de l' Agriculture, no 1907. Kring Sine acte voluptas luxuries odiosa. goed ende onste) : Juni-1907. liet Vlaamsche Ingericht liet Muzeum van liet Boek. 1907. d'Art volup -tas vulgaris, luxuries odiosa. Sans l' Art qui nimbe tout d'un plaisir est vulgaire le odieux) : d'CEuvres DUMONT-WILDEN, Bruxelles, 1907. Genootschap, te Utrecht : Johan 1650-1658), ROBERT FRUIN, W. KERNKAMP. 1906. serie, n° 18 van de Werken uitgegeven Genootschap. Arend van Buchell, G. L. A. VAN LANGERAAD. Amsterdam, 1907. serie, no 21 van de uitgegeven Genootschap. - S81 - - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden: Door de Regeering : Royaume de Belgique. Ministère de j'Industrie et du Travail. Office du Travail. Annuaire de la Législation dit Travail. Publié par Z' Office du Travail de Belgique. IOe année, Ig06. Bruxelles, Ig07. TIJDSCHRIFTEN. BulletiJt de la Classe des Lettres et des Scimces morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts. na 5, Ig07. - Annales de Z' Académie Royale d'Archéologie de BeZgique, na 2, Ig07. - Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, na 2. Ig07. - Bibliographie Ig07. Première partie : Livres, nos I3-I4; Publications périodiques, nos 13-14. Bulletin meJtsltel des Sommaires des périodiques, na 6, Ig07. - liVallonia. na 5, Ig07· - Arbeidsblad, nrs II en I2, Ig07. - Bulleti1l de Z'Agriculture, na 6, Ig07. Door den Kring Oostende- Kunststad (Si1te arte voZl/ptas vulgaris, luxuries odiosa. Beter es conste Als goed e?lde Mtste) JU1Ii-September Ig07. Tentoonstelling van het boek. btgericht met medewerking van het Muze1l1n van het Boek. Kataloog. Brussel, Ig07. Door den Kring Ostende- Centre-d' Art (Sine Arte, voluptas vulga.ris, lu:nwies odiosa. Sans l' Art qui nimbe tout d'U1t éclat radieux, Le Plaisir est vztlgaire et Ie fasts odieux) : Concours d'ffiuvres Dramatiques Belges. Rapport de M. LOUIS DUMONT-VVILDEN, membre du Jury. Bruxelles, Ig07. Door het Historisch Genootschap, te Utrecht: Brieven van Joha?1 de Witt. Eerste deel, r650-1657 (I658), bewerkt door ROBERT FRUIN, uitgegeven door G. W. KERNKAMP. Amsterdam, Ig06. Derde serie, n° 18 van de Werkm uitgegeve?t door het Historisch Gmootschap. Diarium van Armd van Buchell, uitgegeven door Dr. G. BROM en Dr. L. A. VAN LANGERAAD. Amsterdam, Ig07. Derde serie, na 2I van de Werken uitgegevé1l door het Historisch Gmootschap. - 582 Journalen van de admiralen Van Wassenaer-Obdam (1658_ 59) en De Ruyter 6o), uitgegeven door G. L. GROVE. Amsterdam, 1907. Derde serie, no 23 van de uitgegeven Historisch Genootschap. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. 28ste deel. Amsterdam, 1907. Door het Friesch Genootschap van Geschied -, Oudheid Taalkunde, te Leeuwarden : -en 78ste het Friesch Genootschap Geschied-,. Oudheid- Taalkunde te Leeuwarden. 1905-1906. Leeuwarden, 1907. Door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Middelburg : verzameling Genootschap der Wetenschappen, bewerkt door M. G. A. DE MAN, Conservatrice. Middelburg, 1907. Vroegere mededeelingen uitgegeven Zeeuwsch Genootschap Wetenschappen. 1907. Door den advocaat Gent : gedurende 1905-1906, den schrijver Mr. EDGARDOBBELAERE openingszitting van In December 1906 Gent, 1907. Door den heer JOZEF RAs : Aanteekeningen over : I. De heeren en het land van Rotselaar ;II. Ambachtsgilden van Maastricht. Leuven, 1907. Door Prof. Dr. phil. M. C. SCHUYTEN, te Antwerpen : Antwerpen. Pcedologisch jaarboek, onder redactie van Dr. phil. M. C. SCHUYTEN, bestuurder van den pmdologischen schooldienst en van het stedelijk pedologisch Zesde jaargang, 2e aflevering. M. C. SCHUYTEN Over Geheugenvariatie schoolkinderen. De oppervlakte van het en Namiddagonderwijs. (Aver un résumé en langue Française.) Antwerpen, 19o7. Redactie : Qe nr 8. 1907. - 582 - JOl/malen admirale?t Valt Wassenaer-Obdam (1658- 59) (1659-60), G. L. GROVE. 1907. serie, n° Werken uitgegeven door het Genootschap. Bijdrage?t e?t Mededeelingen het Gmootschap. :a8ste 1907. Geschied-, Oudheiden Leeuwarden: 78sl< verslag van het Priesch Gmootschap van Geschied-, en te Leeuwardm. 1905-1906. Leeuwarden, 1907. het Zeeuwsch Middelburg: Catalogus der numismatische verzameling van het Zeeuwsch Ge?tOotschap äer Wetenschappe?t, M. G. A. DE Middelburg, Archief. Vroegere en latere mededeeli?tgm voornamelijk in betrekking tot Zeeland, uitgegeve?t door het Z eeuwsch Genootschap der Wetenschappe?t. 190'1. Middelburg, 1907. Door den heer Edgar Dobbelaere, adyocaat te Gent: Verslag over de Werkzaamheden gedurende het rechterlijk jaar 1905-1906, door de?t EDGARDoBBELAERE ter opcniltgszitting vtm In 1906 voorgedragen. Gent. 1907. JOZEF DE RAS: Historische Olier: I. e?t valt Rotselaar; H. De Ambachtsgildm 19°7· Prof. Dr. phil. M. C. SCHUYTEN, Antwerpen: Stad Paidologisch Jaarboek, valt Prof. Dr. phil. M. C. SCHUYTEN, den pcedologischen school dienst van het pcedologisch laboratorium. Zesde jaargang,:;;:e C. SCHUYTEN; Oller Geheugmvariatie bij schoolkinderen. lIalt het Geschrift. Over Voor- m Avec en langue Française.) Antwerpen, 1907· Door de Redactie: De Tuinbode, — 583 — Ingekomen boeken. Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen : De Gids, Augustus 1907. Deutsches Wurterbuch von JACOB GRIMM und WILHELM GRIMM, fortgesetzt von Dr. KARL VON BARDER, Dr. RUDOLF MEISZNER, Dr. HERMANN WUNDERLICH, Dr. MORIZ HEYNE, Dr. RUDOLF HILDEBRAND, Dr. MATTHIAS LEXER, Dr. KARL WEIGAND und. Dr. ERNST WULCKER. Zehnten Bandes, zweite Abtheilung, vierte Lieferung. (Stahlen-Stan.) Bearbeitet von Dr. H. MEYER und Dr. B. CROME. Leipzig, 1907. Ruildienst. De Belgische School, nr 3, 1907. — Biekorf, nr 13, 1907. — Bijdragen tot de Geschiedenis van het aloude Hertogdom Brabant, Juli 1907. — De Christene School, nr x9,1c07. -- Dietsche Warande en Belfort, nr 7, 1907. — De Katholiek, Augustus- September, xgo7. — De Maasgouw, nrs 4-5, 1907. — Natuur en School, nr 4, 1907. — Neerlandia, nr 7, 1907. — Onze Kunst, nr 8, 1907. — De Opvoeder, nrs 21 en 22, 1907. — De Schoolgids, nrs 28-3o, 1907. — St.-Cassianusblad, nr 9, 1907; Bijvoegsel, nr 14, 1907. — Studiën, nr x, 1907. -- Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 3, 1907. — Het Vlaamsch Bestuur, nr 5, 1907. — De Vlaamsche Gids, nr 3, 1907. — De Vlaamsche Kunstbode, nr 7, 1907. -- Vragen van den Dag, nr 8, 1907. Ingekomen brieven. Daarna stelt de Bestendige Secretaris de Vergadering in kennis met de ingekomen brieven io) Prof. Dr. P. -J. Blok, tot buitenlandsch eerelid verkozen. — Brief uit Noordwijk aan Lee, van 24 Juli, waarbij de weled. heer Prof. Dr. P. - J. BLOK, met hartelijken dank voor 'de hem bewezen eer der benoeming tot buitenlandsch eerelid der Koninklijke Vlaamsche Academie, den Bestendigen Secretaris verzoekt aan dat geleerd 5 84 — bijzondere te willen en daarbij tevens zijn wensch te willen> om naar vermogen mede te werken zich stelt het met zooveel geluk pleegt volbrengen.- 2°) Tentoonstelling van Ex-libris en van documenten betreffende de stad Oostende en Compagnie, te Gent. -- Uitnoodiging het Bestuur der Academie, vanwege der Boeknijverheden van Oost-Vlaanderen Gent, tot de Tentoonstelling van Ex-- libris en prijskampen) ingericht de van de Oostende en de ' Oostindische Compagnie, in de Bibliothek der en der Hoogeschool Gent, van 1n tot 30n 1907. Secretaris. i°) Te Deum op Juli. - EDW. secretaris, Dr. W. GAILIARD, DE VREESE hebben de plechtigheid 2 °) Mededeelingen aan dagbladen en tijdschriften. — vergadering van igo6 (Verslagen, was Secretaris Leden lichaam zijn bijzondere hoogachting te willen betuigen en daarbij tevens zijn wensch te willen; doen kennen om naar vermogen mede te werken aan de wetenschappelijke taak, die het zich stelt en die het met zooveel geluk pleegt te volbrengen. van van en de Oostindische - Uitnoodiging voor het Bestuur der Academie, vanwege het Syndicaat der Boeknijverheden vall Oost- Vlaanderen te Gent, tot de Tentoonstelling van Exlibris (oude Ex-libris en prijskampen) ingericht gezamenlijk met de Tentoonstelling van oude documenten betreffende de stad Oostende en de Oostindische Compagnie, in de Bibliotheek der Stad en der Hoogeschool van Gent, Va)1 In tot 30n Augustus 1907. Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris. 1°) Deum op 21 - De heer EDw. GAILLIARD, bestendige secretaris, en Dl'. \V. DE VREE SE werkend lid, hebben de plechtigheid bijgewoond. 2°) en tijdschriften. - In vergadering van 20 Juni 1906 1906, blz. 499), was de Bestendige Secretaris zoo vrij de aandacht van de heeren Leden - 585 der Academie te vestigen op de noodzakelijkheid dagbladen en tijdschriften met bijzonderheden, die 't inwendig Bestuur der Academie betreffen, niet in kennis te stellen. Meermalen werden ook de heeren Leden mondeling verzocht, om bij mededeelingen over verkiezingen in de Academie het aantal stemmen door de candidaten behaald niet bekend te maken. Jammer genoeg, nogmaals werd dit zoo billijk verzoek uit het oog verloren : een Gentsch maandblad heeft immers in zijn Juli-nummer den uitslag der laatste verkiezing tot de openstaande plaatsen van briefwisselend lid en van buitenlandsch eerelid, tot in de minste bijzonderheden openbaar gemaakt. Dat zulks hoogst te betreuren is, zal niemand ontkennen. Derhalve kan de Bestendige Secretaris de heeren Leden niet genoeg aanmanen, in het vervolg dergelijke mededeelingen aan dagbladen niet meer te doen. Mededeelingen namens Commissiën. Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. — De heer K. DE FLOU, secretaris, legt het volgend verslag ter tafel over de vergadering door de Commissie den 19 Juni 11. gehouden : Zijn aanwezig : de HH. GAILLIARD, voorzitter; BROECKAERT, COOPMAN, Dr. DE VREESE, Jhr. DE PAUW, leden, en DE FLOU, secretaris. Het verslag der vergadering van April wordt voorgelezen en goedgekeurd. 586 Voor te stellen prijsvragen. De heer Dr. DE VREESE stelt voor, de studiën ove r de dialecten voort te zetten, en dus voor 1912 eerre prijsvraag over het Overijselsch dialect in de middeleeuwen uit te schrijven. Voor 1911 zou men verlangen : Eene statistieke beschrijving van de graphie der lange klinkeis in opene en geslotene lettergrepen in de middelnederlandsche schriften : ae, aa; o, oo; ooe, u, enz. Spreker stelt vervolgens voor, alle prijsvragen over Gotische en andere Oudgermaansche dialecten liefst tot later uit te stellen. Openstaande plaatsen. Twee plaatsen van lid der Commissie zijn aan te vullen. Daarover moet in Juli gestemd worden. Als kandidaten worden aangewezen : a) de HH. LECOUTERE en SIMONS; b) de H.H. CLAES en Joos. DAGORDE : I.) Commissie voor Prijsvragen. Verslag van 21 Juli door den h eer TH. COOPMAN, secretaris der Commissie. Vaststelling van de uit te schrijven prijsvragen en bepaling der toe te kennen prijzen. (Ingevolge art. 3o van de wet der Academie, werd dat verslag gedrukt en voor de Augustusvergadering den heeren werkende Leden vertrouwelijk overgemaakt.) De heer TH. COOPMAN geeft lezing van het door hem uitgebrachte verslag over de werkzaamheid der Commissie. Vervolgens stelt de Vergadering de Lijst der uit te schrijven Prijsvragen vast. (Zie op blz. 589-596.) 587 - 2° ) Het volksboek van Salomon en Marcolfus. — Bij afwezigheid van den heer HUGO VERRIEST, verklaarde Prof. Dr. W. DE VREESE, op uitdrukkelijk verzoek van het Bestuur, zich bereid een korte voordracht te houden, ofschoon daartoe geheel onvoorbereid, over het Nederlandsche volksboek van Salomon en Marcolfus. De Spreker zette den oorsprong der sage uiteen, toonde aan hoe deze zich, hoofdzakelijk, in tweeën gesplitst had : aan de eene zijde de ontvoering van Salomon's vrouw, die door 's konings bloedverwant en vriend Morolf (= Marcolf) weder veroverd wordt; aan de andere zijde de gesprekken tusscben Salomon en Marcolf, oorspronkelijk louter ernst, later zoo gewijzigd, dat daarin het niets en niemand ontziende volksvernuft hoogtij viert tegenover de hoogdravendste wijsheid. Aan deze gesprekken werden sedert de I2de eeuw gaandeweg verschillende kleine verhalen toegevoegd, waarbij Salomon en Marcolfus telkens betrokken zijn, en de laatste den eerste slag op slag te slim af is. In dezen vorm werd de sage door de boekdrukkunst verspreid, eerst in het Latijn, weldra ook in de volkstaal. Tusschen t 1473 en 1500 verschenen een groot aantal incunabelen, daarvan een twaalftal alleen in de Nederlanden. Alle incunabelen bevatten in hoofdzaak denzelfden tekst; op grond van een belangrijke variante, is het mogelijk twee redacties te onderscheiden. Dr. - 588 - DE VREESE toont uitvoerig aan, dat en hoe het Nederlandsche volksboek naar de Latijnsche drukken, en naar welke redactie daarvan, is vertaald, dus geen druk is van een Middelnederlandsche recensie der sage. De waarde der vertaling en der uitgave wordt door den Spreker gekenschetst en opgehelderd; duistere plaatsen critisch geëmendeerd. Ten slotte vergelijkt Dr. DE VREESE hetgeen van de sage in 't Middelnederlandsch bekend blijkt, met het volkshoek : een episode, die in 't laatste voorkomt, wordt met belangrijke varianten verteld door Jan van Boendale in zijn Teesteye; en een paar zedespreuken staan in een handschrift op den naam van Marcolf : deze naam is echter het eenige, dat die spreuken met de sage gemeen hebben; een nieuw bewijs, dat de sage onder het Dietsche volk bekend was maar dat het volksboek met een of anderen Dietschen tekst niets te maken heeft. De zitting wordt te 4 1/2 uur gesloten. WEDSTRIJDEN. LIJST DER UITGESCHREVEN PRIJSVRAGEN. Voor 1908. 1. — Taalkunde. Een onderroek naar de chronologie van de Ontwikkeling vast middelnedl. I en u tot nieuwndl. ij en ili. Prijs : 60o fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 2. - Gewesttaal. Eene verklarende studie over de tongvallen van Oost-Vlaanderen, met kaarten (in den zin van Dr. JAN TE WINKEL's werk : de Noordnederlandsche Tongvallen. Atlas van Taalkaarten met tekst). Prijs : 80o fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 3. — Gewesttaal. Gentsch Idioticon. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 4. — Vak- en Kunstwoorden. Eene volledige Nederlandsche .vakwoordenlijst van de Zeevisscherij, met afbeelding van de vermelde voorwerpen en met opgave van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen. Prijs : 80o fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 5. — Vak- en Kunstwoorden. Eene volledige Nederlandsche vakwoordenlijst van het Drukkersvak, zooveel mogelijk met opgave van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen en met afbeelding van de vermelde voorwerpen. Prijs : ; oo fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3i December 1907 ingezonden te worden. - 590 - Voor- 1909. 6. — Middelnederlandsch. het Zeeuwsch dialect in de Prijs : boo gouden gedenkpenning gelijke waarde. 7. — Geschiedenis. het huisge;in in Vlaamsch -Belgie. verlangd : een levendig beeld van ons zedelijk leven verleden ; het huisgezin ; zijne rol in de samenleving; invloed op onze letterkunde; zijn strijd om het dagelijksch in Costumen en keuren » ; invloed vrouw ; de opvoeding het kind ; en zeden, —(a.: FR. DE POTTER'S proeve : leven onTer voorvaderen; — RIBBE : Famille; LETOURNEAU : Evolution Famille.) Prijs 75 0 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. — Onderwijs. Verhandeling over de Kinderliteratuur; in .de landen; hare voornaamste voortbrengselen hier en elders; haar doel en hare vereischten ; middelen .tot Prijs : of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 9. — Kunstgeschiedenis. Vlaamsche Schilderkunst te Brugge. Prijs : 75 0 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. .(met goud bekroond Koninklijke Vlaamsche Academie illustreeren naar de aanwijzingen van den schrijver.) 10. — Vak- en Kunstwoorden. volledige lijst van de Nederlandsche vakwoorden _van de Klompenmakerij (Kloefkapperij), opgave van de gewestwoorden, vermelding, zooveel Fransche en Hoogduitsche Tot de afbeelding liet van de voorwerpen verlangd. plaats of streek aangeven.) Prijs : 300 fr., een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. -- Vak- en Kunstwoorden. Eene Vak - en Kunstwoordenlijst over het Landbouwbedrijf, inbegrip van Veeteelt Paardenfokkerij, - 59° - Voor 1909. - Middelnederlandseh. Klankleer van het Zeeuwsch dialect in de middeleeuwen. Prijs: 000 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijk~ waarde. 7. - Geschiedenis. Geschiedenis van het huisge:;in in Vlaamsch-Belgié. Hoofdzakelijk wordt verlangd: een levendig beeld van ons zedelijk ~even in het verleden; de ontwikkeling van het huisgezin; zijne rol in de >óamenleving; zijn invloed op onze letterkuClde; zijn strijd om het dagelijksch brood op economisch gebied; zijne rechten bepaald in« Costnmen en .kenren »; de plaats en de indoed der vronw j de opvoeding van het kind; eigenaardige gebruiken en zeden,feesten enz. - (Zie o. a. : FR. DE POTTER's proeve: Huiselijk leven onier voO/'vaderen; - RIBBE: La Famille,. - LETOURNEAU: Evolu/ion de la Familie.) Prij, : 750 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 8. - Onderwijs. Vel'handeling ove/' de Kinderliteratuur; hare geschiedenis (breed geschetst) inde meeste beschaafde landen; hare voornaamste voortJJrengselen hier en elders; haar doel en ha/oe vereischten; middelen tot aanmoediging. Prijs: 600 fr., of een gonden gedenkpp.nning van gelijke waarde. 9. - Kunstgeschiedenis. Geschiedenis van de Vlaamsche Schilderkunst te Brugge. Prijs: 750 fr., of een gonden gedenkpenning van gelijke waarde. {Het met gond bekroond werk zal de Koninklijke Vlaamsche Academie laten ilIustreeren naar de aanwijzingen van den schrijver.) - Vak. Kunstwoorden. Eene volledige lijst van de Nedel'landsche vakwoorden.van de (Kloefkapperij), met opgave van de gewestwoorden, en met vermelding, zooveel mogelijk, van de Fransche Hoogdnitsche benamingen. Tot opheldering wordt de afbeelding van het gereedschap en van de voorwerpen verlangd. (Voor gewestwoorden, plaats of streek aangeven.) Prijs: 300 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. 11. - Vak, en Kunstwoorden. Eelle volledige Vak- ell Kunstwoorden/ijst ove/' het Landbouwbedrijf, met inbegrip van en zooveel _5g1. afbeelding der opgegeven voorwerper en Fransche benamingen. Prijs : 800 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. uiterlijk 3i December igo8 ingezonden te worden. ^^ * Vc•r 1310. 12. — Middelnederiandsch. van het Hollandsch dialect in de middeleeuwen. Prijs : boo of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. op deze prijsvraag uiterlijk igog ingezonden te worden. 13. — Gewesttaal. van het St.-Truidensch dialect. Prijs : boo of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. deze prijsvraag behooren, uiterlijk 3r 1gog te worden. 14. — Geschiedenis. over de geschiedenis der beschaving in Vlaamsch België. verdiensten het gebied der uitschijnen ; kunst, letteren; voor de vrijheid en voor het stoffelijk bestaan in het licht — Het verlangde hok moet derwijze opgevat en bewerkt het een voortreffelijke leeraars van het Onderwijs.) Prijs : 10oo fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.. 15. — Onderwijs. Geschiedenis pae lagogisch het onderwijs in in België, tijdens Fransche overheersching en onder regeering van Willem I. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. deze prijsvraag behooren uiterlijk 3i. igog te worden. - 591 - mogelijk met bijvoeging van de afbeelding der opgegeven voorwerpen' van de Fransche benamingen. Prijs: 800 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3r December I908 ingezonden te worden. ** * Voor 1910. 12. - Middelnederlandsch. Klankleer van het Hollandsch dialect in de middeleeuwen. Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 31 December 1909 ingezonden te worden. - Idioticon van het St,-Prijs: 600 fr., of een gouden gede.nkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 31 December 1909 ingezonden te worden. - Een volksboek over' de geschiedenis der beschaving ~n VlaamschBelgië. (De Schrijver zal de verdiensten onzer vaderen op het dec beschaving doen uitschijnen; hun geestesleven: godsdienst, kunst, letteren; hunnen strijd voor de vrijheid en voor het stoffelijk bestaan in het licht stellen. - Het verlanglle hook moet derwijze opgevat en hewerkt zijD, dat het eeD voortrdfelijke leiddraad wezen kan voor de leeraars van het Middelbaar Onderwijs.) Prijs: 1000 fr., of een gouJen gedenkpenning van gelijke waarde. - Geschiedenis (van zuiver pre lal!ogisch standpunt) van het onderwijs ill de drie graden, in België, tijdens de Fransche overheersching ell' ollder de regeering )Jan Willem I. Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behoorenuiterlijk op 31 December 1909 ingezonden te worden. -S– 592 — i6. — Vak- en Kunstwoorden. Eene volledige lijst van de Nederlandsche vakwoorden van het Spelden- of Kantwerken, met opgave van de gewestelijke woorden tien met vermelding, zooveel mogelijk, van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen. Tot opheldering worden de afbeelding van het gebruikt gereedschap en teekeningen van kantwerk verlangd. (Voor de gewestwoorden, plaats of streek aangeven.) Prijs : 60o fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. ^ ^ *- Voor 1911. 17. — Middelnederlandsch. Klankleer van het Overijselsch dialect in de middeleeuwen. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3i December agio ingezonden te worden. 18. — Dialectstudie. Topographische grens van het West- en Oostvlaamsch dialect. Prijs : 400 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3i December igio ingezonden te worden. N. B. Deze vraag is de eerste van eene reeks die alle Nederlandsche dialecten zal omvatten. Bij gebleken belangstelling, is het de bedoeling der Academie eerst de hoofddialecten, daarna de onderdialecten in kaart te brengen. 19. -- Letterkunde. Repertorium der Verhandelingen en bijdragen betreffende de Nederlandsche Letterkunde in de 16de. 17de, 1 8de, 1 9de en begin 20e eeuw, het 'ij af 'onderlijk, het1 ij in tijdschriften en mengelwerken tot op 1910 verschenen. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Als model voor de stoffelijke uitvoering kan dienen : Louis D. PETIT'S Repertorium der Verhandeling-en en bijdragen van de geschiedenis des Vaderlands (Leiden, Brill, 1905, vlgg.). Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3i December igio ingezonden te worden. 593 — 20. -- Vak- en Kunstwoorden. Eene volledige lijst van de Nederlandsche vakwoorden van de Brouwerij, met vermelding, zooveel mogelijk, van de gewestwoorden en van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen. Tot opheldering wordt de afbeelding van de werktuigen verlangd. Voor de gewestwoorden, plaats of streek aangeven. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Voor 1912. 21. -- Middelnederlands ch. Geschiedenis van de spelling der lange klinkers in het Middelnederlandsch. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk o,p 3r Decembér igii ingezonden te worden. 22. -- Folklore. Vlaamsche Volksspelen. Eene Too volledig mogelijke ver'ameling en nauwkeurige beschrijving van de oude en hedendaagsche « Volksspelen » in Vlaamsch-België, met de daarbij ge-oná en liederen (woorden, en voor zoover mogelijk, de muziek). Prijs : 800 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. (Zie, als voorbeeld, het werk : Kinderpel en Kinderlust in Zuid- Nederland, door A. DE COCK en IS. TEIRLINCK.) Tot leiddraad wordt navolgende, niet bindende, indeeling aanbevolen : I. LOOPSPELEN : eierenrapen, zeerloopen enz., enz., SPRINGSPELEN : hinkspelen enz.; DANSSPELEN : volksdansen, dansliedjes enz. -- II. WERPSPELEN : bolspelen, balspelen, paletspelen, kegelspelen enz. — III. GEZELSCHAPSSPELEN : ambachtspelen, raadspelen, kaartspelen ; domino-, bak-, schaakspel enz. — IV. SPELEN TIET SPEELTUIGEN : wapens (boog, geweer enz.), slinger enz. — V. MENSCH EN NATUUR : Dier, te paard rijden enz.); jagen; visschen; winterspelen (schaatsen enz.). -- VI. MENSCH en KALENDER : kermisspelen; Driekoningen, Nieuwjaar enz., enz. -- 'VII. MENSCH en MUZIEK : blaasinstrumenten, snaartuigen enz. — VIII. TERGSPELEN enz., enz. -- 594 — 23. -- Vak- en Kunstwoorden.. ,Ene volledige Nederlandsche vakwoordenliist van de Beeldende Kunsten, t. W. Bouw-, Beeldhouw-, Schilder- (met inbegrip der G sschildering), Graveer- en Teekenkunst, met de Fransche, Engel-- sche en Hoogduitsche benamingen, en afbeeldingen zoo talrijk mogelijk. (De archeologische termen worden niet verlangd.) — (Men zie b. v. JULES ADELINE ; Lexique des termes d'art. — Paris; Quantin.) Prijs boe fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 31 December zgii ingezonden te worden. ^ ^ * 167-cono4- 191.3. 24. — Folklore. De folklore bij Vondel. Prijs : 600 fr. of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 3x December 1912 ingezonden te worden. 25. -- Letterkunde. De geschiedenis van den invloed der Fransche pleiade op de Nederlandsche letterkunde. Prijs : 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behoorea uiterlijk op 31 December 1912 ingezonden te worden. ^ ^ *- -Vo-or 1914. 26. Geschiedenis. Repertoriums der werken, verhandelingen en bijdragen betreffende. de Geschiedenis des Vaderlands, hetzij afzonderl ijk, hetzij in tijdschriften, mengelwerken en uitgaven van geleerde genootschappen verschenen tot en met 1912. Prijs : t000 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde. Antwoorden op deze prijsvraag behooren uiterlijk op 31 December 19.13 ingezonden te worden. — 595 VOORWAARDEN. Voor de wedstrijden worden enkel handschriften en nog niet uitgegeven stukken aanvaard. De werken dienen leesbaar geschreven en in het Nederlandsch gesteld te zijn. De schrijver zet zijnen naam op zijn werk niet ; hij voorziet dit slechts van eene kenspreuk, welke hij, met opgave van naam en woonplaats, op een briefje onder een gesloten omslag, dat dezelfde spreuk tot opschrift heeft, herhaalt. Voldoet hij aan de laatste bepaling liet, dan kan de prijs hem geweigerd worden. De mededingende handschriften dienen vracht. vrij ten lokale der Academie, Koningstraat, i8, Gent, ingezonden te worden vóór den i Februari van het jaar van den wedstrijd ; Voor de volgende Prijsvragen echter dienen de antwoorden ingezonden te warden uiterlijk : Nr 4, 3i December igo7; Nr 11, 3i December igog; Nrs 12, 13 en 1 mei, 3T December igog ; Nrs 17, IS en 19, 3i December zgzo; Nrs 21 en 23, 31 December 1911; Nrs 24 en 23, 3i December igzz; Nr 26, 31 December 1gi3. Stukken, na den bepaalden dag ontvangen, of dezulke, waarvan de schrijver zich op eenigerlei wijze bekend maakt, worden uit den wedstrijd gesloten. Alle ingezonden werken behoren ven de noodige inhoudstafels voortien te rijn. Den mededingers wordt aanbevolen een volle-. dig afschrift van hun werk te bewaren, om dit te kunnen benuttigen ingeval de keurraad het bekronenswaardig zou achten, maar wijzigingen of bijvoegingen zou bedingen voor tot drukken kan overgegaan worden. In geen geval wordt het bekroonde handschrift den Inzender teruggegeven. - 596 - Zijn er aan eenig werk, dat bekronenswaardig gekeurd wordt, wijzigingen toe te brengen, dan zal het bedrag van den prijs niet eerder uitgekeerd worden dan nadat de keurraad het handschrift drukvaardig zal verklaard hebben. De Academie eischt de grootste nauwkeurigheid in aanhalingen en verwijzingen; niet alleen deel en bladzijde, ook de uitgave der aangehaalde boeken, dient te worden opgegeven. De K. Vi. Acad. vestigt er de aandacht op, dat, ingevolge art. 44 van hare wet, alle op prijsvragen ingezonden antwoorden haar eigendom en diensvolgens in haar srchik f bewaard blijven.. Van de niet ter uitgave bestemde stukken, al of niet bekroond, kunnen de schrijvers, op hunne kosten, een afschrift bekomen. Desvoorkomend wende men zich tot den Bestendigen Secretaris. Ingezonden antwoorden, die in het opzicht va n . taal, stijl en spelling mochten te wenschen overlaten, zullen, ingevolge bijzondere beslissing der Academie, niet meer in aanmerking komen (Verslagen en Mededeelingen, Jaargang, 1907, blz. 1 55)- DE ONDERBESTUURDER, DES. CLAES. DE BESTUURDER, K. DE FLOU. DE BESTENDIGE SECRETARIS, EDW. GAILLIARD. Vergadering van 25 September 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDw.. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Mr. JULIUS OBRIE,, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr.. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JOOS, Dr. HUGO VERRIEST, IS. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende - leden; de heer 0. WATTEZ, briefwisselend lid. Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, werkend lid, en ALF. DE COCK, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij. te wonen. De heerEdw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Augustus-vergadering. Het wordt goedgekeurd. Aangeboden boeken. -- Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden : - 598 - : Belgique, Ministère de 1'Industrie et du du et Inspection de l'Industrie. Aperçu économique, technolo - Groupe IV. travail dit 1907. de la Belgique. situation du Royaume de a sous Centrale Statistique en exécution de l'.xrrêté 29 1902. Bruxelles, internationale. Institut colonial Bruxelles. vendu Session 17, 18 et 19 juin 1907. 1907. Gand. de Faculté Philosophie 34me Friesland (1256-1296), HENRI OBREEN. Gand, Taal, deel, zevende aflevering bewerkt door Dr. A. KLUYVER. en Leiden, 1907. AUG. VERMEYLEN. (Bandversiering Teirlinck.) Bussum, 1906. TIJDSCHRIFTEN. - Bibliographie Belgique, 1907. Première : 15-16; Deuxième ; Publications périodiques, nos Bulletin mensuel des sommaires périodiques, no 7. — Bibliographia Philosophica Sommaire des revues de Philosophie, aout 1907, — Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée no 1907. – de Bruxelles, no 1o, 1906-1907. — Néo-Scolastique, no 1907. — Catholique, nos 10-12, 1907. -- Wallonia, nos 6-8, 1907. — 1907. — der Maatschappij en te 10, 1906 en nr 4, 1907. — des Musées royaux, no II, 1907. — Annales des publics de Belgique, no 4, 1907. -- Bulletin de l' Agriculture, nos 8, 1907. Door de Société d'Émulation, te Brugge : d'Émulation de Bruges. Revue tri -mestriele pour l' Rude de l'histoiret des antiquités la 598 - Door de Regeering : Royaume de Belgique, de 1'lndustrie et du Travail. Office du Travail et lnspection de l'Industrie. Monographies industrielles. Aperçu économique, technolo· gique et commercial. Groupe IV. Fabrication et travail du verre. Bruxelles, 19°7. Statistique générale de la Belgique. Exposé de la situation Royaume de 1876 à 1900, rédigé sous la direction de la Commission de Statistique e?t exécuti01t de l' :1rrêté royal du 2g mai IgO:.l. 4me fascicule. Bruxelles; s. d. Bibliothèque coloniale Institut colonial international, Bruxelles. Compte rendu de la Session tenue à Bruxelles les 17,18 Igjuin Ig07. Bruxelles, Ig07. Université de Recueil de travaux publiés par la FacuJté de Philosophie et Lettres. fascicule. Floris V, Graaf van Holland en Zeeland, Heer van Frieslattd (1256-12g6), door HENRI OBREEN. 1907. 'Woordenboek der Nederlandsche Taal. negende deel, (Moelje-Moos), door Dr. A. KLUYVER. 's Gravenhage en Leiden, Ig07. De wandelende Jood. door AUG. VERMEYLEN. (Bandversiering van Herman 1906. TIJDSCHRIFTEN. - BibliograPhie de Belgique, Ig07. Première partie : Livres, nos 15-16; D~uxième partie ; Publications Périodiques, nos 15-16; Bulletilt mensuel des sommaÏt'es des n° 7. - BibliograPhia PhilosoPhica ou Sommaire Idéologique des ouvrages et des revues de Pltilosopltie, août Ig07, - Bulletilt bibliograpltique et Pédagogique du Musét beige, n° 7, Ig07· - Revue de l' Université de Brttxelles, n° 10, Ig06-1907. - Revue Néo-Scolastique, n° 3, Ig07. - Revue Sociale Catholiql/e, 10-12, Ig07. - Wallonia. nos 6-8, 1907. - Arbeidsblad, nrs 13-15, Ig07. - Bulletijn der MaatschaPPij van Geschied- m Oudheidkunde te Gent, nr 10, Ig06 en nr 4, Ig07. - Bulletin des Musées royatiX, n° 11, Ig07. - Amwles des Travaux pl/blics de Belgique, n° 4, Ig07. - Bulletin de l'Agriculture, nos 7-8,1907. Door de Société d'Émulation. Brugge: Annales de la Société d'Émulati01t de Bruges. Revue trimestrielle pour Z' étude de l' histoire et des antiquités de Za — 599 — Flandre. Tome LVII de la collection, 3me fascicule, aout 1907. Bruges, 1907. Door de Redactie van De Student, te Lier : Over eene Vlaamsche Hoogeschool en de Bisschoppelijke onderrichtingen. (Overdruk uit De Student, XXVIIen jaarg., 2e , 3 e en 4e afl. ) Door de Koninklijke Bibliotheek, te 's Gravenhage : Verslag over den Toestand der Koninklijke Bibliotheek in het jaar 1906. 's Gravenhage, 1907. Door de Koninklijke Academie van Wetenschappen, te Amsterdam : De Franse Woorden in het Nederlands, door J. J. SALVERDA DE GRAVE. Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Afdeeling Letterkunde. Nieuwe reeks. Deel VII. Amsterdam. 1906. Ontwerp van eene vergelijkende Vormleer der Eskimotalen, door C. C, UHLENBECK. Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam Afdeeling Letterkunde. Nieuwe reeks. Deel VIII, no 3. Amsterdam, 1907. Jaarboek van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen gevestigd te Amsterdam. 1906. Amsterdam, 1907. Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afdeeling Letterkunde. Vierde reeks, achtste deel. Amsterdam, 1907. Door den heer J. MUYLDEWrIANS, werkend lid der Academie, te Mechelen : Gregorii Barhebrcei Chronicon Ecclesiasticum, quod e codice Musei Britannici descriptum conjuncta opera ediderunt, latinitate donarunt annotationibusque theologicis, historicis, geographicis et archceologicis illustrarunt JOANNES BAPTISTA ABBELOOS, S. Theologie doctor, Acad. relig. cath. roman2e et Societatis asiatice Paris. sodalis, S. Script. ac linguae hebr. in Maj. Sem. Mechlin. professor, et THOMAS JOSEPHUS LAMY, S. Theologies doctor, eccles. cathedral. Namurcen. can. hon., hermeneut. sacra ac lingg. orientt. in Univ. cath. Lovan. professor, 3 Tomi. Lovanii, 1872. Door den heer JAN BOUCHERIJ, werkend lid : Willem, door JAN BOUCHERIJ. Gent, z. j. (Overdruk uit Flandria 's Novellenbibliotheek.) — 600 -- Het ijzer, zijne bewerking, zijne rol, door D. ALLAEYS schoolopziener. (Met platen. Gezondheidszorgen voor het Oor, door Dr. FRANS METS. De Ontwikkeling van het zinnelijk en verstandelijk leven bij het kind, door G. SIMEONS, kantonalen schoolopziener te Meenen. Menschenkunde. V. De geniale Mensch, door Dr. FR. MEEUS, geneesheer der Krankzinnigencoionie te Gheel. (De 4 laatste werkjes maken de nrs 94-97 uit van de Verhandelingen van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding.) Door den heer Dr. J. MAC LEOD, werkend lid der Academie, te Gent : Botanisch Jaarboek, uitgegeven door het Kruidkundig Genootschap Dodoncea te Gent. Met 17 platen. Dertiende jaargang. x901-1907. Gent, 1907. Door den heer L. v. FIE L_ MSTEDE, huitenlandsch eerelid der Academie, te Ober-Lahnstein : Simon von Montfort. Drama in 5 Aufziigen von L. V. HEEMSTEDE., Paderborn, 1907. Door den Heer Dr. ABR. KUYPER, buitenlandsch eerelid der Academie, te Amsterdam : Almanak van het Studentenkorps aait de Vrije - Universiteit. Amsterdam, 1905. Door den heer C. DE BRUYNE, hoogleeraar te Gent : De Plantenbiologie onzer Vlaaznsche Duinen. Openbarevoordracht (met zichten). (Overdruk uit de Handelingen van het Tiende Vlaamnsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Brugge op 29en en 3oen September 1906.) Evolutie van den plantengroei eeneg Duinvallei. (Overdruk.... als hoven.) Door den Z. E. H. VAN DEN GHEYN, S. J., bewaarder der handschriften aan de Koninklijke Boekerij. te Brussel : Les Manuscrits des Bibliothèques de Belgique a reproduire, par J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur des manuscrits a la Bibliothèque royale de Belgique, secrétaire-général de la Commission beige d'organisation du Congrès. Rapport présenté aic Congrès international pour la reproduction des manuscrits, des monnaies et des sceaux. (Liège, 21 au 23 aout 1905.) Bruxelles, 1905. -- 601 -- L' Art et le Livre, par J. VAN DEN GHEYN, S. J. Anvers, 1906. Mobilier de l'Hótel de a en I618, J. VAN DEN GHEYN, S. J., président de l'Académie royale d'archéologie de Belgique. Anvers, 1906. L'Association des Archivistes et Bibliothécaires beiges, J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur à la Bibliothèque royale de Belgique. Bruxelles, 1907. des Bibliothèques .Archives. Tome V, fasc. 2.) Documents d'histoire ecclésiastique beige a la Section Manuscrits de la Bibliothèque Belgique, J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur a la section des manuscri ts. Louvain, 1907. Kerssan, chanoine Nivelles, J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur des manuscrits a la Bibliothèque royale Nivelles, 1907. inanuscrit a in de l'Escurial, par J VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur des manuscrits à la Bibliothèque royale de Belgique. Gand, 1907. Door den heer O. VAN HAUWAERT, leeraar aan het Koninklijk Atheneum, te Gent : mouvement en pays flamand. S. d. (Overdruk uit de Humanités.) Door den heer H. KEURVELS, letterkundige, te Gent, Oud-Gent een Arteveldemuseum op de Wereldtentoonstelling Gent in 1913, door HENDRIK KEURVELS. Z. pl. Of j. Poppernie, door clenzelfde. Z. pl. of j. Door den heer J. VANDERVENNET, leeraar aan het Bis te Oudenaarde : -.schopelijk Colege Proefneming van beginsels Meetkunde, eerie op ervaring en stelkundige grondeigenschappen vrij, door J. VANDERVENNET, professor. Gent, 1907. Door de heeren Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE, bestuurder van het Laboratorium en docent aan de Beroepsschool der voeding, Gent, en J. MASSON, meesterbakker, te Gent : van op Broodgisting, door Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE en MASSON. (Mede - 601 - VArt et le Livre, par J. VAN DEN GHEYN, S. J. Anvers, :1906. Le Mobilierde l'Hótelde Nassau à Bruxelles e1t 1618, par J. VAN DEN GHEYN, S. J., président de I'Aeadémie d'arehéologie de Beigique. Anvers, 1906. VAssociatiolt des Archivistes et Bibliothécaires belges, par J. VAN DEN GHEYN, S. J., eonservateur à la Bibliothèque de Belgique, Bruxelles, 1907. (Revue des Bibliothèques et Archives, Tome V, fase. 2.) Les Documellts d'histoire ecclésiastique belge à Sectio1l des Manuscrits de la Bibliothèque royale de Belgique, par J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur à la section des manuscrits. Louvain, 1907, Hubert Kerssalt, c!tanoine de NiveUes, par J. VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur des manuscrits à la Bibliothèque de Belgique. 19°7. Un manuscrit de l'imprimeur gantois Robert de Keyser à la Bibliothèque de l'Eswrial, par J VAN DEN GHEYN, S. J., conservateur des manuscrits à la Bibliothèque de Belgique. 1907. Door den O. VAN HAUWAERT, aan het Atheneum, Gent: Le mOl/vement littéraire en paysflamand. S. d. de Revue des HUllla1tités.) Door den H. KEuRvELs, te Gent. Oud·Ge1tt en CM Arteveidemuseu11I op de Wereldtentoonstelli1tg van Gmt i1t 1913, door KEURVELS. pI. ofj. , Poppemie, door denzelfde. Z. pI. of j. Door den J. VANDERVENNET, het Bis, schoppelijk College Oudenaarde: Proefmming va1l nieuwe beginsels der Vlakke Meetkunde, uitgaande van cene de ervari1tg gesteunde grondeigenschap, e1t van alle stelkzl1tdige grondeigenschappm vrij f door J. VANDERVENNET, pl'Ofessol'. Gent, 1907. Door de heeren Dl'. A.-J.-J. V ANDEVELDE, van het gemeentelijk Laboratorium en docent de der te Gent, en J. MAssoN, meesterbakker, Gent: Over den invloed Va?l Hulpmeel en Hulpgist de Broodgisting, door Dr. A.-J.· J. VANDEVELDE en MASSON. Mede-- 602 - Gent.) x907. Overdi Verslagen Mededeelingen Koninklijke J. VERCOULLIE, Gent : J. VERCOULLIE, de l'Academie Belgique. Bulletins de l'A cadémie Belgique, classe lettres, etc., no 6,^ PP. 425 -435) 1907.) Redactie : Onthouding, nr 3, 1907. nr 1907. — Het maandschrift uitgegeven het Syndicaat boeknijverheden Vlaanderen, nr 9, 1907, — Onthou nrs 1907. -dersblad van West- Ingekomen boeken. — ingekomen : Toison le Bon H. KERVYN DE LETTENHOVE,., de de la Toison d'Or. (Bruges, Juin -Septembre 1907.) Bruxeles, 1907. Exposition de Toison et Bruges Juin -1907.) définitive.) Bruxelles, 1907. Kunst. jaargangen : 1902-1905. De 1907. Ruildienst. en 5, 1907-1908. — 14-16, -- School, nrs 20-21, 1907. — nrs 8-9, 1907. — 10-11, — Korrespondenzblatt Vereins fiir niederdeutsche nr — nr 5, 1907. — nr 8, 1907. — en 9, 1907. — Onze nr 9, 1907. — 25, 1907. — Opvoeding, 9,. 1907. -- Rendicouti della Reale Accademia 4 - 5• 1907. — 31.36 337-352 Studiën de Pcedagogie ROEL AND VAN DE CASTEELE. -- Cassianusblad, 10, 1907 ; nr 1907. — Student, nr 3, 1907. — University Bulletins of the University of Pennsylvania, nos 4 and 5, 1907. — - 602- deeling uit de Beroepsschool der Voeding te GenL) Gent, I907. (Overdl uk uit de Verslagm en Mededeelingm der KOltinklijke Vlaamsche Academie.) Door den heer J. VERCOULLIE, hoogleeraar, te Gent: Etymologies, par J. VERCOULLIE, correspondant de I'Academie royale de Belgique. (Extrait des Bulletins de l' Académie royale de Belgique, c1asse des lettres, etc., n° 6, pp. 425-435, I907·) Door de Redactie: Oltthouding, n r I907. - De Tuinbode, n' 9, I907. - Boek, maandschrift uitgegevm door het Syltdicaat der boeknijverhedm van Oost- Vlaanderm, nr 9, I907, - Onthoudersblad van West- Vlaanderen, 7 en 8, I907. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen: La ToisOlt d'Or, par Ie H. KERVYN DE LETTENHOVE,. président de l'Exposition de la Toison d'Or. (Bruges, JuinSeptembre I907.) Bruxelles, 1907. Expositiolt de la Toisolt d'Or à Bruges (Juin-Octobre I907.) Catalogue. (Edition défmitive.) Bruxelles, I907. Onze KUItst. De vier eerste jaargangen: I902-I905. Gids, September I907. De Belgische School, nrs 4 en 5, I907-I908. - Biekorf, nrs I4-I6, 1907, - Christene School, nrs 20-21, 19°7. - Dietsche Warande en Belfort, nrs 8-9, 19°7. - Het Katholiek Onderwijs, nrs IO-II, 1907. - Korrespondmzblatt des VereÏlts für niederdeutsche Sprachforschung, n r 3, 1907. - Natuur en School, nr 5, I907. - Neerlandia, nr 1:3, I907. - Noord m Zuid, nrs 8 en 9, 1907. - 01tZe Kunst, n' 9, I907. - De Opvoeder, nrs 23 tot 25, 1907. - De Op7,ioeding, nrs 8 en 9, I907. -Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei, nr 4-5. I907. - De Schoolgids, nrs 31' 36 en blzz. 337-352 van Studii'1t op de Pa:dagogie door ROEL.\ND VAN DE CASTEELE. - St.-Cassianusbtad, nr IO, I907 ; Bijvoegsel, nr 15, 19°7. - De Studeltt, n' 3, 19°7. - The University Bulletins of the University of Pmnsylvania, nos 4 and 5, 19°7. - Vlaamsche - 603 - Arbeid, nr 6, 1907. -- Het Vlaamsch Bestuur, nre 6-8. — Vragen van den Dag, nr 9, 1907. — Zeitschrift des Vereins fiir rheinische und westfc lische Volkskunde, no 3, 1907. Ingekomen brieven. — Daarna stelt de Bestendige Secretaris de Vergadering in kennis met de ingekomen brieven : 1°) Verslag over de Plechtige Vergadering van 3o Juni 1907. Toezending van een overdruk. a.) Brief van 23 Augustus, waarbij de Weled. Heer CARTON DE WIART, secretaris van Zijne Majesteit den Koning den dank van Zijne Majesteit betuigt, voor de toezending van het Hem geschonken exemplaar van het verslag der Plechtige Vergadering van 3o Juni 1907. b.) Brief van 20 Augustus, waarbij de Particulier Secretaris van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, voldoende aan de bevelen van Hare Majesteit, het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie hoogstderzelver dank overbrengt voor de aanbieding van een exemplaar van het verslag der Openbare Plechtige Vergadering op 3o Juni te Gent gehouden. De Weled. Heer Particulier Secretaris bericht verder de Academie, dat van gezegd verslag door Hare Majesteit met veel belangstelling kennis genomen werd. c.) Brief van 23 Augustus, waarbij de Weled. Heer DE TROOZ, Minister van Binnenlandsche Zaken, hoofd van het Kabinet, zijnen dank betuigt voor de toezending van een overdruk van het verslag der Plechtige Vergadering. 6oá: 2° ) Brieven aan j.-Fr. Willems. Herdruk. Brief van 19 Augustus, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan het Bestuur der Academie de machtiging verleent, de vier reeds afgedrukte vellen (blzz. 5-68) van de uitgave Brieven aan Y.-Fr. Willems, door den heer J. BoLs te bezorgen, te laten herdrukken volgens een nieuw model door den Bestendigen Secretaris beraamd, en het geheele werk volgens dit stelsel te doen voortzetten. 3°) Reeks Vak- en Kunstwoorden. Uitgaven der Academie. -- Brief van 3o Augustus, waarbij de Weled. Heer Minister van Nijverheid en Arbeid de Academie verzoekt om een exemplaar van de verschillende werken door haar onder de reeks Vak- en Kunstwoorden uitgegeven. — Bij brieve van 17 September berichtte de Bestendige Secretaris den Weled. Heer Minister, dat bedoelde werken uitgeput zijn en dat het hem derhalve tot zijn groote spijt, niet mogelijk is aan de vraag voldoening te geven. 4°) Lokaalbewaarster. — Brief van 21 September, waarbij de Weled. Heer Minister var. Wetenschappen en Kunsten aan het Bestuur der Academie een afschrift stuurt van het ministerieel besluit van 16 Maart, houdende vermeerdering van de jaarwedde van Juffrouw MARIE DE MEY, lokaalbewaarster der Academie. — 605 50) Leuvensch Idioticon. — Brief van i September 1907, als gevolg op een schrijven (21 Augustus) van den Bestendigen Secretaris, waarbij de heer L. GOEMANS, opziener van het Middelbaar Onderwijs te Leuven, de Academie bericht dat het handschrift van zijn Leuvensch Idioticon, door haar in 1904 met goud bekroond en dat hem hetzelfde jaar ter aanvulling werd teruggezonden, tegen het einde van het jaar 1907 zal gereed zijn. Het boek zal aldus binnen kort ter pers kunnen gaan. 6°) Nederlandsche Vacantieleergangen en Tentoonstelling van boeken te Leuven (Augustus 1907). — Brief van 10 September, waarbij de Weled. heer Mr. E. VLIEBERGH, hoogleeraar te Leuven, namens het Comiteit van de Nederlandsche Vacantieleergangen ie Leuven, de Koninklijke Vlaamsche Academie dank betuigt voor het toezenden der boeken, door haar ter beschikking van dat Comiteit gesteld. Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris. i°) Van de pers gekomen uitgaven. -- De volgende uitgaven zijn van de pers gekomen : a.) Den 9 Augustus : Kinderspelen in Vlaamsch België, verzameld door den Westvlaamsclien Onderwijzersbond (onder voorzitterschap van den heer REMT GHESQUIÈRE, hoofdonderwijzer te Gheluwe), tweede en laatste deel. — 6o6 b.) Den 6 September : Bibliograahie van den- Vlaamschen Taalstrijd, door J. BROECKAERT en TH. COOPMAN, vierde deel. c.) Den 23 September : Middelnederlandsche Gedichten en Fragmenten, uitgegeven door Jhr. Mr.- NAP. DE PAUW, tweede deel. Een exemplaar van elk dier uitgaven werd,_ op gezegde dagen aan de heeren werkende en. briefwisselende Leden gezonden. Verder liet de Bestendige Secretaris aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74. exemplaren sturen, voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van . dit Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen. 2°) Verzending der uitgaven in het eerst e. halfjaar igo6 van de pers gekomen : a.) Bozic van der Audiencie : Acten en Sentencien van den Raad van Vlaenderen in de XI V e eeuw, uitgegeven door Jhr. Mr. NAP. DE PAUW. Tweede stuk (blzz. 613- 1128, met titel) ; — b.) Leven en werken der Zuidnederlandsche Schrijvers, IIIe aflevering; — c.) Onze = Taal in het Middelbaar Onderwijs, door GUSTAAF SEGERS; --= d.) Kindersftel en Kinderlust in Zuid-- .Nederland, door A. DE COCK en IS. TEIRLINCK, zevende deel; — e.) Kinderspelen in Vlaamsch België, verzameld door den Westvlaamschen Onderwijzersbond (voorzitter REMI GHESQUIÈRE). Den 14 Augustus, zijn door de zorgen van den Bestendigen Secretaris de bovenstaande uit607 — gaven aan de Buitenlandsche Eereleden der Academie gestuurd geworden, alsook, — hetzij al die uitgaven, hetzij een gedeelte daarvan, — aan 4. . ministeriën, aan 46 genootschappen, boekerijen en onderwijsinrichtingen in België, aan 13 openbare boekerijen, hoogescholen en letterkundige genootschappen uit den vreemde, alsmede aan 39 bijzondere personen zoowel in het binnen- als in het buitenland. 3°) Ter uitgave aangeboden verhandeling Rentestelsel der zes laatste eeuwen (zie boven op blzz. 16 - 17), thans onder den titel : Kredietmiddelen en Geldplaatsingen tijdens de Middeleeuwen, door den Eerw. Heer CL. BuvÉ, pastor te Bost (Hougaarde), onder Thienen. Bij een schrijven van i8 September biedt de Eerw. Heer CL. BuvÉ de hierboven vermelde verhandeling aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgave aan. — Op voorstel van het Bestuur, wordt het stuk naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis verzonden, met verzoek het in de eerstkomende vergadering der Commissie ter tafel te leggen en twee commissarissen te laten benoemen, welke zullen belast zijn over de ter uitgave aangeboden verhandeling verslag uit te brengen. 4°) Ruildienst. — Voortaan zal de Koninklijke Vlaamsche Academie, tegen toezending van hare Verslagen en 1Vlededeelingen, bij wijze van 6o8 — ruiling ontvangen : a.) het Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, dat te Berlijn onder hoofdredactie van Dr. JOH. BOLTE verschijnt ; b.) The University Bulletins van de « University of Pennsylvania y , welke te Philadelphia verschij nen. Mededeelingen namens Commissiën. I(D) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. — a) Ter uitgave aangeboden verhandeling door den heer Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE, bestuurder van het Gemeentelaboratorium te Gent : Scheikundige en bacteriologische studie over de Oesters. — Bij brieve van 6 Augustus had de Bestendige Secretaris de eer, namens het Bestuur, aan de Bestendige Commissie voor Nieuwcre Taal- en Letterkunde, om advies, het handschrift over te maken van de verhandeling getiteld Scheikundige en bacteriologische studie over de Oesters, door den heer Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgave aangeboden. Bij hun geëerd schrijven van 15 Augustus, berichtten de heeren H. CLAEYS, voorzitter, en TH. COOPMAN, secretaris van bedoelde Commissie, het Bestuur der Academie, dat de Commissie, na inzage dezer studie, met eenparige stemmen besloten heeft de Academie te verzoekén ze in hare Verslagen en Mededeelingen te laten drukken. De Vergadering sluit zich daarbij aan. - 609 - b.) Ter uitgave aangeboden verhandeling door den heer OKTAAF STEGHERS, uit Eekloo : Levensbeschrijving van Karel-Lodewijk Ledeganck. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1905, op blzz. 768-769 ; Id., 1907, blz. 1 97.) Bij brieve van 2 September, deelt de Commissie aan het Bestuur der Academie de verslagen mede, door de heeren Is. TEIRLINCK en Dr. JAC. MUYLDERMANS over hierboven vermelde verhandeling uitgebracht. (Zie op blz. 769-770.) Verder luidt het schrijven der Commissie als volgt : « Die « verslagen, alsmede de beslissing der Commissie, « luiden ongunstig : het handschrift kan niet uit- « gegeven worden door de Academie. De Com- • missie verzoekt UEd., — krachtens art. 41 van « de wet der Academie, — de bedoelde verslagen « te laten opnemen in de Verslagen en Mededeelingen « der Academie ». — De Vergadering sluit zic h. bij de beslissing der Commissie aan. 2°) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. De heer JAN DOUCHERIJ, secretaris der Commissie, legt het volgende beknopt verslag ter tafel over de vergadering heden morgen gehouden : Zijn aanwezig de heeren G. SEGERS, voorzitter, D. CLAES, ondervoorzitter, J. BOLS, A. DE CEULENEER, Dr. W. DE VREEST, AM. Joos, Dr. JAC. MUYLDERMANS, Mr. JUL OBRIE, leden; JAN BOUCHERIJ, secretaris. Het verslag over de Juli-vergadering wordt door den Secretaris voorgelezen en door de Leden goedgekeurd. 610 — Er wordt aangenomen dat de voordracht van den heer A. Joos, over het Dicteeren en opnemen van leergangen in het Biblad zal opgenomen worden, te zamen met de bespreking, welke er op gevolgd is. De heer G. SEGERS, houdt eene lezing over de Verstojelijking van het onderzees, en handelt in 't bijzonder over de besprekingen, welke verleden jaar te Bergen werden gehouden, op het « Wereldcongres ». Hij zal in de volgende vergadering zijne lezing voortzetten. Intusschen wordt er aangenomen, dat het werk van den heer SEGERS in het Biblad der Commissie zal gedrukt worden. Letterkundige Mededeeling. Door den ,heer Dr. JAC. MUYLDERMANS, werkend lid, over : Proefneming van nieuwe beginsels der Vlakke Meetkunde, uitgaande van eene op de ervaring gesteunde grondeigenschaft, en van alle stelkundige g rondeigenschaaften vrij, door J. VANDERVENNET (leeraar aan het bisschoppelijk College te Oudenaarde). Gent, 1907. Ik heb de eer aan onze Koninklijke Vlaamsche Academie, in den naam van den eerw. Heer Vandervennet, leeraar aan 't bisschoppelijk college te Oudenaarde, een exemplaar aan te bieden van zijn Proefneming van nieuwe Beginsels der Vlakke Meetkunde. Zonder mij in te laten met de waarde van dit schoolboek, zij toch den leeraars in de meetkunde er op gewezen, zoo om hetgeen de schrijver als de grondstof der meetkunde beschouwt, als om de nieuwe methode welke hij gebruikt : hij bewijst zijne stellingen zonder figuren, en de reden er van legt hij in zijne voorrede uit. Overigens zal het ons immer aangenaam zijn de pogingen aan te stippen en te ondersteunen, welke men aanwendt om de verschillende - 611 - -vakken van ons middelbaar onderwijs door middel onzer moedertaal te kunnen aanleeren. Degelijke boeken daartoe heeten wij uiter herte welkom. Bekome dan oak dit werk de waardeering, welke het te rechte verdient. Kan. J. MUYLDERMANS. DAGORDE . Lezing door den heer Jan Boucherij, werkend lid : De Gentsche tongval. De heer BOUCHERIJ leest een uitgebreide studie voor over den Gentschen tongval. Hij behandelt achtereenvolgens de korte en de lange klinkers, de tweeklanken en de medeklinkers van dat dialect, treedt in bijzonderheden over de vorming van het vrouwelijk en het meergoud der namen en over de verkleinwoorden ; bespreekt de lidwoorden en de naamvallen, de soorten van bijvoeglijke woorden, de tel- en de voornaamwoorden, en deelt tal wetenswaardigheden mede over de werkwoorden en hunne vervoeging, alsmede over de andere rededeelen. Hij haalt de menigvuldige eigenaardigheden aan, welke het Gentsche dialect oplevert, en vermeldt de talrijke wijzigingen, door verschillenden invloed teweeg gebracht, en waardoor het taaleigen der stad Gent zich van dat van andere steden onderscheidt. Eene menigte voorbeelden worden door den Spreker medegedeeld om zijne studie duidelijk te maken. - 612 - Ten slotte geeft hij, onder den vorm eener samenspraak, een voorbeeld of proef van de Gentsche spreektaal. De heer Bestuurder stelt voor de lezing van den heer BOUCHERIJ in de Verslagen en Mededee - liegen te laten drukken. — Aangenomen. De vergadering wordt te 4 3/4 uren gesloten.- DE GENTSCHE TONG VAL, door JAN BoUGHERIJ. Het dialect der stad Gent verschilt in vele opzichten zoozeer met de overige tongvallen van het Vlaamsche land, dat het voorzeker niet ongepast zal zijn en misschien wel eenig nut kan opleveren den tongval van Vlaanderens hoofdstad eenigszins breedvoerig te behandelen. Talrijk zijn de wijzigingen, welke de korte en de lange klanken ondergaan, zoowel door den invloed der medeklinkers, als door de toevoeging van verkleiningsuitgangen en achtervoegsels.. Eene menigte eigenaardigheden, welke in geen enkel dialect worden aangetroffen, komen in de Gentsche tale » voor. De verminkingen, welke sommige voornaamwoorden en bezitswoorden ondergaan; de zonderlinge wijze waarop de werkwoorden vervoegd worden ; de weglating van medeklinkers en uitgangen en de samentrekking van lettergrepen, dit alles wijkt in zoo ruime mate van de andere dialecten af, dat het Gentsche taaleigen om zoo te zeggen eene eenige plaats bekleedt in de studie der tongvallen. Dit moge blijken uit de aanteekeningen, welke wij desaangaande hebben verzameld en die wij hieronder mededeelen. Achtereenvolgens zullen wij de korte en de lange klinkers, de tweeklanken en de medeklin— 614 kers behandelen; eenige woorden zeggen over de vorming van het vrouwelijk en het meervoud der namen en overo de verkleinwoorden; spreken over de lidwoorden, de soorten van bijvoeglijke naamwoorden, de telwoorden en de voornaamwoorden, om te eindigen met de werkwoorden en hunne vervoeging, en de overige rededeelen. Maar alvorens tot ons onderwerp over te gaan, dient er opgemerkt te worden, dat wij het Gentsch dialect in twee hoofdafdeelingen hebben gesplitst, namelijk in het burger-Gentsch, dat door de burgerij en het « goede » volk gebruikt, en in het plat Gentsch, welk meer door de lagere klasse der samenleving gebezigd wordt. De mindere afwijkingen hebben wij ter zijde gelaten. De afstand tusschen beide is onzes inziens niet groot genoeg om ze afzonderlijk te behandelen. Inderdaad, het plat Gentsch` verschilt slechts met het burger-Gentsch door eenige ruwheid in de uitspraak en het gebruik van min gezochte woorden en uitdrukkingen, alsmede door het verschil in uitspraak van den korten u-klank, welke te Gent in beschaafde kringen als toonlooze e uitgesproken wordt. Alzoo zegt men in burger Gentsch : brugge. inugge, niutse, oftvullen, waarbij de korte u als toonbooze e klinkt, terwijl het plat Gentsch in dezelfde woorden eene min of meer korte i laat hooren brigge, migge, mitse, oovillen, klinkende niet als korte ie, maar wel als de Hollandsche I in kind en plicht. 615 I. Voorafgaande Bemerkingen. Eene eigenaardigheid van den Gentschen tongval is voorzeker deze : dat de Gentenaar in zijne gewone gesprekken nooit eenen eigenlijk korten klank gebruikt. De korte klinker, zooals die in andere streken en in het beschaafd Nederlandsch gehoord wordt, bestaat niet in het Gentsch ; hij wordt min of meer lang of gerekt uitgesproken, zonder evenwel den duur te hebben van den eigenlijken langen klank. Alzoo zegt men : ne man (neusklank), de kane, 'n stère, mijne nèst, zijne kiene, beur kind, de zónne, blond en rost, die ruspe, ne kluts, Mulder matse (plat -Gentsch : hilder mitse). Maar het tegenovergestelde heeft ook wel eens plaats, namelijk dat lange klanken min of meer verkort uitgesproken worden, b. v. bij werkwoorden in den 3n persoon enkelvoud, die alsdan eene t aannemen (iets wat anders het geval niet is) of ook in de gebiedende wijs. V. B. Zal het gaan ? 't Moet! Of het genezen is ? Zie maar, 't staat! 't loop! Een vader tot zijnen zoon, gebiedend : Zwijgt ! Eet, of ik zal... -- Als ge 't niet gelooven wilt, proeft! -- Tot eenen hond : Spreekt ! Slaapt! -- Of mijn horloge gemaakt is? Hoort! Ze gaat! Eene andere eigenaardigheid dient hier insgelijks vermeld te worden, namelijk het behoud ,der toonlooze e achter eene menigte woorden, het Hollandsch deze e Gentenaars hebben eene toonlooze e bewaard I.) Bij al de woorden van het vrouwelijk zoowel wortelklank, niet op eene toonlooze lettergreep eindigen : de rake, 'n helle, de sftille, dees tonne, e mussche, mij zustere, 'n gordijne, de luëge, de ruite, zijn vrèwe, 'n inschrijvijnge, d'herbergiersterigge, ' bijle, mij rnutse, 'n schietssoele, naamwoorden broêre, zij voadere, ne 's indere, deze veugele, zijne zeune, dene kadere. Bij een drietal mijnbedde,. heug herte, zijn ende voor : hemd). de werkwoorden in persoon van tegenwoordigen der wijze 'k wedde, k ligge, 'k zïtte, 'k lueie, 'k snuite, 'k goa 5e, 'k legge mij veere en 'k slome, 'k br jnge, 'k schrijve; — eenlettergrepige werkwoorden 'k ben, 'k goa,. 'doe, 'k zie, 'k stoa. Bij vele hoedanigheidswoorden bijwoorden 't es schuëne; ge zij veel te gemiëne; huëge en druëge en verre van zij geluk; hij luëbt zeere; hij smijt de tafel omverre; zijne zeune es veel gruëtere en den uwe. bij het persoonlijk voor-- ik : Wie ee da gedoane? -'k en ek nie geweest. welke in het Brabantsch en het Hollandsch deze hebben verloren. De Gentenaars hebben eene toonlooze bewaa! rd: 1°) Bij al de woorden van het vrouwelijk geslacht, zoo wel met langen als met korten wortelklank, die niet op eene toonlooze lettergreep eindigen: nhelle, de sPille, dees tonne, e zus tere, 'n gordijne, de luëge, deruite, vrèwe, 'n inschrijvijnge,d' herbergiersterigge, ' n mutse, 'nsckietspoele, enz. 2°) Bij enkele mannelijke naamwoorden: ons broêrè, voadere, nesPindere, deze veugele, zijne diene kadere. 3°) Bij een drietal onzijdige namen: mijnbedde! heur herk, ende (voor: zijn hemd). 4°) Bij de werkwoorden in den eersten persoon enkelvoud van den tegenwoorcligen tijd der aantoonende wijze: ' ligge, 'k zilte, luëpe, sme#e, 'k goape, legge mij neere en 'k sloape, 'kbrijnge, 'k schrijve; - uitgezonderd bij de eenlettergrepige. werkwoorden: 'k ben, 'k goa, , k sloa, 'k doe, ' k zie, ' k stoa. 5°) Bij vele hoedanigheidswoorden en bijwoor~ den: 't es schltëne ; ge zij veelte gemiëne; huëge t;n luëpt sniijt de iafel omverre; zijne zeune es veel gruëtere en êwere of den uwe. 6°) In enkele gevallen bij het persoonlijk voor,.. naamwoord ik: Wie ee da gedoane? Ikke! -'k en ê~ikke nie geweest. - 616- bewaard: 11 bijwoorden: tafel voornaamwoord ê-t-e'k -- 617 — woordjes ook dat : Iedereen goa nee. ;ik ooke. Welk es uw mijn, uw, zijn -, heur, ons, bulder voor mannelijke namen geplaatst : God, uwe neuze, zijne vriend, . heure stiegele, huldere stok. iaen : mij zij ons keur bulder --- de « ».) echter de toonlooze uitgang opgevolgd woord, dat met Benen klinker of eerre dan valt de bijgevoegde e heeft er eene versmelting plaats in de : ratt' es gevange(mijn broer' .geloot; tiend' de kuërde; zijn duly' ftuët dient er nog te worden aangemerkt, dat de Gentsch dialect voor : heeft heur hooren : eed uile; voor : gehord : II. A.) — KLINKERS. a. De korte uitgesproken : I°) lang stad, _. vl amore, een katte, malsch, vervalschen, Wanne. - 61;7 - 7°) Bij de woordjes en dat: Iedereen meê; ik ooke. f'Velk es uw huis? Dade. 8°) Bij de bezitswoorden zijn, hulder (hun), vóor mannelijke namen geplaatst: Mijne God, uwe neuze, zijne vriend, kop, onze sPiegele, huldere stok. (Evenwel zegt men: of of 011S voadere; heur of hulder broêre. Zie verder de « Bezitswoorden ».) Wanneer echter de toonlooze uitgang opge-' volgd wordt door een woord, dat met eenen klinker of eene h begint, dan valt de bijgevoegde weg en heeft er eene versmelting plaats in de uitspraak : De ratt' es ge.vange(n); mijtt broer' ee geloot; heur hend' hangt op de kuërde; zijn duiv' oad heure pud gebroke( n). Ten slotte dient er nog te worden aangemerkt, dat de h in het Gentsch dialect nooit wordt gehoord. Zoo zegt men voor: hij heeft heur hooren huilen : y eed eur uëren uite; voor: ik heb hem gehoord: 'k è em g'uërd. Il. Klinkers. - KORTE KLINKERS. Korte n. - a wordt uitgesproken: 1°) Min of meer zuiver, doch eenigszins lang: de stad, de vlam/nu, malsch,tante Wanne. -- 6 i 8 — 2°) Als eene zuivere lange a: da en dade voor dat; wa en wade voor wat; een kaasse, voor eene kas; een taasse, voor eene tas. 3°) Als eene lange aa, met den gemengdere klank oa (gelijk de Fransche oi zonder ).e w voorop) : als = oas; arm = oarr of oarem; darm doarm of doarem; warm = woarm of woareme; kwart = kwoart of koart; kristal — kristoal; draf droaf; kareel = koarpel; marmer = moarbel; mar-- bel — moarbol. En in den onvolmaakt verleden tijd van het werkwoord hebben : ik had = 'k-oa; gij. hadt = g'oat; hij had = hij oa; zij had = z'oa; wij hadden = m'oan; zij hadden = z'oan. Ook bij de woorden kastanje, oranje, Spanje,. welke uitgesproken worden : kastoande, aroande,. Spoande, met vervanging der j door d, — en bij. barrevoets, dat luidt boarevoets. q.°) Als eene zachtlange oo : markt = moort; sap = zoojt. 5°) Als eene korte o : zacht = zochte; ik dacht = 'k docht; gedacht = gedocht; bracht en gebracht = brocht en gebrocht, en hunne samenstellingen;" kwansuis = konsuus; barst (naamw.) = boste; gebarsten = gebosten. 6°) Als eene min of meer korte è (z) : tam,. , tèm; vlag, vlègge; vracht, vrècht; spar, sftèrre; kar,. (t) Om het verschil aan te duiden tusschen de toonlocoze e en. de è (in mrt, mes, eis), zullen wij de eerste door eene e en de tweezee door de 1' Iansche è afbeelden. 619 _. kèrre; fièrte; akkergein, èkkergem. war . Hollanders de a vóor eene gebruiken, Gent altijd eene è : star, stèrre ; hèrte ; g'hèrrezwèr. gras gès, barsten barsten, Hard, zwart harte a. 1, zooals in Holland wordt : dwars, dwis; Barst, karnemelk, kirremelk. Als liëre. 9°) friende. In°) Als eene lange ij : Santje (beeldeken), zijntse; zijntsewoale II°) Als eene ui, verkleiningen : mand, mandje, muintse ; kuintse ; huintse ; le) Als toonlooze e : pareplu, ezoo petat (pataat), kerwat (kra-- De uitgang bij mannelijke en onzijdige gelijk de neusklank en eenigszins lang : yan, plan, plaats vrouwelijke namen behoudt men den voegt men toonlóoze lettergreep bij de kdnne, ftdnne, Wdnne pa ne Tsdnne - 6Ig - kèrre,. part, pèrte; akkergem, Overal waar de Hollanders de avóor eene r gebruiken, bezigt men te Gent altijd eene è : star, stèrre; hart, hèrte; geharrewar, g'hèrrewèr. Voor zegt men voor baräen of bèrsten, bèsten. en harpe behouden de 7°) Als eene korte i, zoo als die in Holland uitgesproken wordt: dwars, dwarsdrijver, dwisdrijvere; garst, gist; karnemelk,. 8°) Als eene scherplange ee (ië) : Ladder, gO) Als eene lange ie : Franje, jriende. I(l°) Als eene lange ij: Santje (beeldeken), zijnfse; zijntsewoale (mannekensblad). Ilo) Als eene bij verkleiningen: mand, mandje, muinfse; kant, kuintse; hand, httintse; band, buintse. I20) Als toonlooze e: Iteljaander, pareplu, paresol, ezoo (alzoo), pet at (pataat), kerwat (kra. wat). De uitgang an klinkt, bij mannelijke en onzij· dige naamwoorden en bij werkwoorden, gelijk de Fransche neusklank en eenigszins· lang: Jan, man, Plan, ik kan, danken. Hetzelfde heeft plaats bij de woordjes van en dan. Bij de vrouwelijke namen behoudt men den neusklank en voegt men er eene toonlcioze letter· greep bij: de kánne, de Pánne, Wánne (Joanna), pánne (fluweel), Tsánne (Jeanne). 620 - Korte e. — niet gelijk in beschaafd Nederlandsch, maar eenigszins zuiver uitgesproken Mijn grèfipe, vèt, trèffe, vertrèk, d'hèlle, bèlle, hèlft,. milk, Gènt, uitgesproken : korte i, zooals zij in Holland gehoord (dus niet met den ie-klank) voor- , namelijk zij door eene r wordt opgevolgd irg ; birg ; kirke; s‘tirk; zeTk,. zirk ; wirken virve ; hirfst; ontfermen, schermen, ontfirmen, schirmen ; schir ; (gaaipers), pirse ; herberg, hirbirge ; en merrie, h,inne henne, lange zij gevolgd is nk mensal, wensch wenschen wijns striing engel, wenken, wijnken; vipit; venster, het voorzetsel tijd; zijn goeste. de woorden ketting, Emma, Erna; Edewaart,. Eedse ; Edmond, - 620- Kortee. - De korte e of è wordt niet gelijk ,het beschaafd Nederla-ndsch, maar eenigszitJ>s lang en zl1Ïver uitgesproken: Mijn bèdde, de grèPpe, 't 'k trèffe. 't d' kèlle, de bèlie, den kèlfl, 'k zwèlge, de mèlk, e mème, Gènt, enz. De korte è wordt uitgesproken: 1°) Als eene korte i, zooals zij in Holland wordt gehoord (dus niet met den ie;..klank) voor- namelijk waar zij doOl" een€ r wordt opgevolgd: erg, irg; berg, birg; kerk, kir/u;; sterk, sti'Jfk; zerp, zirp,. zerk, zirk; werk en werken, wirk en ; verf, virve; herfst, kir/st; kermen, ontfermen, schermen, kirmen, ontfirmen, schirmen ; scherp, schirp; pers (gaaipers), Pirse,. herberg" hirbirge; berrie en merrie, birre en mirre. Men zegt ook in voor en, hinne voor hemte, wig voor weg. 2°) Als eene lange ij, wanneer zij gevolgd is door ns, nsch, ng, nk of nt : Voor mensch, wensch en wenschen : mijns, wijns en wijnsgen; voor streng, strijng ; verzengen, verzijngen ; eflgel, ijngel, wenk en wenken, wijnk en wijnken ; geschenk, geschijnk; denken, dijnken ; vent, vijnt; ventje, vijntse; venste.r, vijnster. Hengst wordt uitgesproken ijnst. 3°) Als zachtlange ee, in het voorzetsel mee voor met, dat nooit gebruikt wordt .~ Mee hem, mee ter tijd; .mee geweld; mee of tegen zijn goeste. In de woorden ketting, ketijnge; Em,ma, Ema; Edward, Edewaart, Eedsc; Edmond, Edemond. -- 621 -- 4°) Als scherplange ee, in emmer, iëmere; servet, serviëte. 5.) Als lange aa : flesch, , flasche. 6°) Als en : sperwer, speurgaal. In sommige woorden, waar de è door rs of rsch gevolgd is, wordt de r in de uitspraak weggelaten. Zoo zegt men : versch, vès; pers en persen, pèsse en pèssen ; kers, kèze; kerstdag, kèstag; 'k berst en bersten, 'k bèste en bèsten; gers (gras), gès. Zonderling zijn ook de veranderingen , welke de volgende woorden ondergaan : speld wordt spèlle; hemd wordt ènde (dat ook gebruikt wordt voor einde) ; erwt (in het Antwerpsch ert) wordt irreweet. Nog zonderlinger is de letterverwisseling in de woorden kermis en ergernis, waarbij de twee klinkers elkanders plaats innemen; immers men zegt te Gent : kirremèsse en irgernèsse. Evenals a- n wordt ook e- n als neusklank uitgesproken : 'k ben ziek ; hij en ken ze nie. Doch wanneer onmiddellijk een woord volgt, dat met eenen klinker of eene h begint, verdwijnt de neusklank : 'k bèn ongelukkig, 'k en kèn heug nie. De toonlooze e in de voorvoegsels be, ge en ver valt soms weg, vooral als de volgende lettergreep met eenen klank of h begint : gereed, g'riëd; believen, b'lieven; beoordeelen, b'oordeelen; behandelen, b'andelen; gehoord, g'oort; opgeheven, ofig'eft; verhuizen, v'ruizen. - 622 -- Korte i. -- Deze klinker wordt te Gent niet als eene korte ie uitgesproken, gelijk in Brabant en Antwerpen, maar wel zooals hij luidt in Holland, tusschen de ee en de ie. Hij klinkt eenigszins gerekt. Zoo zegt men : winter, kind, sfti le, zitten, vergif, binnen, enz. De korte i wordt in het Gentsch vervangen r°) Door eene è : rib, rebbe of beter rèwe; krib, krèbbe ; slip, slèfte ; smid, smèt; blind, blènd ; smidse, snzèsse; hij is, hij ès; krimpen, krèmj5en; likken, ièkken; timmeren, tèmzmeren ; splinter, splènter; printer, ftrènter. Doch men zegt winter, rimpel en ginter (ginder) zonder letterverandering. Ook de uitgang is bij de naamwoorden gaat over in èsse : vergiffenis, vergíffenèsse; besnijdenis, besnijdenèsse; ergernis, irgernèsse. 2°) Door eene ij, wanneer de i gevolgd is door ng of nk : ding, dijnge; dringen, drijngen; zingen, zijsagen ; in woorden met het achtervoegsel ing : zuivering, zuiverijnge; mon delings, mondelijngs; blink, blijnk; 't blinkt, 't blijnkt; vink; vijnke; klinken, klijnken; het klinkt, 't klijnkt; links en slinksch, lijngs en slijnksch. Het woord inkt behoudt den i-klank, doch verliest de k; men zegt int, inteftot of inftot (inktpot). 3°) Door de zachtlange ee : tin, teen; vertinnen, eertenen; vertinsel, verteensel; schip, scheef. . Alsook bij verkleinwoorden : pintje, peentse, lintje, leentse, printje, ftreentse. 623 4°) Door de lange ie, bij het verkleinwoord kindje, kientse. 5°) Door de korte o, in licht (niet zwaar), Tocht. 6°) Door de toonlooze e, in vreemde woorden offecier, konplement. Leeuwerik wordt uitgesproken leeuwirke. Korte o. In het Gentsch dialect spreekt men de korte o tamelijk zuiver, hoewel eenigszins lang uit : God, bolle, hond, wolf, los, volk, koster, volgens, wolke, zot, locht, enz. De korte o wordt vervangen : i°) In het burger-Gentsch door de korte u (uitgesproken als toonlooze e), en in het plat Gentsch door de korte i (op zijn Hollandsch) drop = drup, drift; pop -_ ftuftfte, ftiftfte; schop (stamp) = schuft, schil schop (werktuig), schuftfte, schiftfte; top =- tui, tip ; drommen (dringen) = drummen, drimmen; vol = vul, vil. Dezelfde klankwijziging heeft doorgaans plaats, wanneer de korte o gevolgd is door eene r : korf — kurf, kirf; vort (rot) = vurt, virt; worm = wurm, wirm; wortel — zuurtel, wirtel; schort = schurte, schiste; storten -- = stunten, stieten; sport = sfturte, sftirte; snorken = snurken, snirken; horken (luisteren) - = hurken, hirken; worgen = wurgen, wiggen. Doch men zegt met den zuiveren o-klank 'k wonde, enz., 't bord, kort, zorge, verzorgen, morget (matin), morgen (demain). - 624 - Is de r gevolgd door eene s of st, dan wordt niet alleen de o vervangen door u of 1, maar de r valt weg : schors = schusse, schisse; borst = bust, bist; borstel = bustel, bistel; dorst = dust, dist; korst = kuste, kiste; vorst (vriezen) vust, vist; worst = wuste, wiste. 2°) Door eene zac.ltlange oo : modder = more; moffel - mofel; krom = kroom; komkommer = korckozer; blom (bloem) = biome. 3°) Door eene scherplange oo, uitgesproken min of meer als uë : Morschen, muësgen; mortel, muërtel ; slodder, sluëre. 4°) Door eene oe : pantoffel, pantoffel; roffelen, roefelen; koffer, koefes. 5°) Door den tweeklank on, met weglating van den medeklinker : Dubbel of dobbel = douwel ; knobbel, knouwel; bobbel (gezwel), bouwel. 6°) Door den tweeklank eu : droppel of druppel = dreuftel; schot -- scheute. 7°) Door eene è : dorschen, dèsschen. 8°) Door eene a : onnoozel, anuëzel; horloge, harloze ; soldaat, saldoat. Korte u. - - Zooals wij reeds gezeid hebben, wordt de korte u in het Gentsch op twee wijzen uitgesproken, namelijk i °) met den klank der toonlaoze e, door de burgerij en de begoede klas; 2°) met den klank der i (niet ie), zooals die in Holland wordt gehoord, maar eenigszíns scher625 per. De eerste behoort tot hetgeen wij genoemd hebben het burger-Gentsch; de tweede tot het plat Gentsch. Alzoo zegt men : de krukke en de krikke, bucht en bicht ; de mutse en de mitse ; nen duts en nen Bits; vullen en villen; ruw en riw; schuw en schuw ; u en i (dit laatste ook voor uw). Evenwel in vreemde woorden, alsook in den uitgang us bij persoonsnamen, klinkt de korte it als lange nu : cluub, Runs, Bruussel, Guust (August), konsuul, Pontiuus Pilatuus, criticuus. De Gentsche u wordt vervangen : 1°) Door den tweeklank en, wanneer zij door eene n gevolgd is : kunnen, kennen; kunst, keunste; gunst, geunste; me dunkt, me deunkt. Alsook bij het verkleinwoord puntje, fieuntse, en bij het woord druppel, drentel. Nochtans zegt men dun en din, verdunnen en werdinnen, terwijl het bezitswoord hun vervangen wordt door (h)ulder of (h)ilder, zoodat men zegt : (h)ulder en (h)ilder voadere, (h)ulder en (h)ilder moedere; (h)ulder en (h)ilder broers en zusters of zisters. 2°) Door de korte o : de lucht, de locht; gunnen, jonnen; gunst, jonste. 3°) Door de korte è: rundsvleesch, rènsvleesch; rundsvet, rènsvet; kluwen (garen), klèwe. 4°) Door de scherplange ee: jufvrouw, iëfrèwe: juffer, iëfer. 626 Bij het naamwoord hurk, hurken, valt de r weg en zegt men huk of hik : Hij zit oo zijnen (h)uk of op zijnen (h)ik. B.) - LANGE KLINKERS. Lange a:n . — De klank der lange ac, zooals die gewoonlijk in het Gentsch dialect uitgesproken wordt, kan moeilijk door een letterteeken weergegeven worden. Onzes dunkens.vindt men dien het best terug in den Franschen oi-klank, waarbij de aanvangs-w wordt weggelaten. Alzoo kan men de uitspraak van het bij woord waar het meest juist verbeelden door het Fransch woord oir. Ook den Franschen neusklank oin, met weglating der w, hoort men bij het uitspreken der woorden gaan, Maan, staan, de mane, traan, enz. Met onze letterteekens kunnen wij den Gentschen langen a-klank het best verbeelden door oa. Zoo zegt men : de toafel, 'n zoage, e schoaa, van oaved, schoaven, ne schoakel; de stroai; koal. Wanneer de lange aa door eene t, d, s, ts of n gevolgd is, dan ondergaat zij eene lichte wijziging in de uitspraak, alsof men tusschen den klank en den medeklinker eene i plaatste : Laat = loaite; de straat = de stroaite; hij gaat = hij goait ; de naad = de noait; kwaad = kwoait; mijn vader = mij voaidere; de maan = de moaine; de kaas =-- de koais; eene vaas = 'n foaize; eene plaats = 'n ploaitse.. 627 Ook bij de verkleinwoorden : 'n avekoaitse, 't saldoaitse, e proaitse, e stroaitse, enz. De lange aa wordt zuiver uitgesproken in vreemde woorden, als kader, laber, kabel, katholiek, katoen, petaat, kanon, kaneunijnk, kareel, katrolle, kazakke, kazernatte, kazuifel, Latijn, laweit, machine, etagezijn, maledictie, manefestoasse, matras, matroos, natuur, nationaal, paleis, palet, palissander, papier, pareplu, Parijs, patriark, enz. De lange aa wordt in de uitspraak dikwijls vervangen door de Hollandsche i, wanneer zij gevolgd wordt door rd of rt: aarde, inde; aardeweg, irdeweg; paard, pird; vervaard, vervird ; staart, stirt; waarde, winde; waard (baas) wind; haard, hird. Aardbezie wordt uitgesproken irrebeze, maar in aardbeving blijft de oa-klank bewaard en zegt men oarbevijnge. Ook de achtervoegsels aar en laar, bij de vorming van persoons- en boomnamen, veranderen in ir en lirre : Gentenirre, tooverirre, martelirre, kwezelirre; appelirre, druivelirre, pirrelirre. Daarentegen behoudt men den oa-klank, ofschoon gevolgd door rd of rt, in de woorden : oard (natuur), board, Moarte, voart, koarte, toarte, in het achtervoegsel aard : giestigoard, valschoard, alsook in de woorden op aar : zwoar, kloar, openboar, le goar, schoare, 'k spoare, snoare, 'k voare, enz. Bij enkele woorden met het achtervoegsel aardig behoudt de aa den oa-klank, bij andere gaat — 628 de aa in i over : goedoardig, kwoadoardig, buësoardig; maar hnëvirdig, rechtvirdig, wirdig. Ook bij den uitgang waarts gaat de oa in de Hollandsche i over, terwijl de -t wegvalt : achterwaarts = achterwirs; voorwaarts == veurewirs. In woorden, waarin achter de aa eene r komt gevolgd door s, st of n, wordt de klinker door eene vervangen, terwijl bij een drietal de r wegvalt : kaars, kisse; laars, lize; vaars, vize; gaarne, girre ; lantaarn, lantirre. -- Nochtans zegt men voor baars (visch), boas, en voor baarsje, boaske. De woorden, aan andere talen ontleend, behouden den zuiveren a-klank. Zoo zegt men : Afrika, cig ave, guitare, hectare, 'nen huzaar, kader, lithograaf, stenograaf, Gustaaf, enz. Pataat, dat met eene korte a uitgesproken wordt : petat, maakt in het meervoud jbetatte(n) en petoaters. De namen op alie, zooals balie, schalie, malie, tralie, falie, worden uitgesproken met den Franschen oi-klank en gansch vervormd. Men zegt boalcde, moalde, schoalde, troalde, foalde. (Van daar foaideuèwer-falievouwer, voor vleier, veinzer.) De uitgang atie in vreemde woorden klinktals oaisse : Statie, stoaisse ; declamatie, decla-- iiioaisse ; gratie, groaisse ; spatie, ssoctsse ; speculatie, spekloaisse; terwijl de uitgang age uiige sproken wordt als oaze : kinderoaze, vrijoaze, kijvuuze, enz. Tabak wordt toebak; kalissiedroo -en kaiissiehotct klinkt te Gent kolissembroat en kolissenijt. — 629 — Bij vele woorden, waarin de lange a op het einde der lettergreep gevolgd is door eene d, hebben samentrekkingen plaats, waarbij de d wegvalt of door eene j vervangen wordt. Schade, schoa; salade, saloa; spade, stoa; schadelijk, schoa(e)lijk; zadel, zoale; laden, loajen; braden, broajen; ook geloajen en gebroajen; kwade, kwoaje; bladeren of bladen, bloaren; draden, droajen of droa's. Bij Maartsche valt de t weg; zoo zegt men : Moarsche buien. Kameraad wordt in 't meervoud kameroaten; voor maagdeken zegt men moadeke, en voor adem, oasem. Voor raden en het deelwoord geraden gebruikt men groajen en gegroad. Lange ee. — Deze klinker is drieërlei I. Zachttang of zuiver; II. Scherplang of gemengd; III. Zwaar of gerekt. I. -- De zachtlange ee wordt in het Gentsch uitgesproken : I.) Als zuivere ee : veel, stelen, lever, beke, teek (aardworm), streke, enz. Ook bij samentrekkingen, waar de cl wegvalt, behoudt de ee haren zuiveren klank : mee (voor mede), slee (slede), tree (trede), leer (leder), leeg (ledig), eelman (edelman). ._._. 630 - 2°) Als eene Hollandsche i : kreeft, krifte; zeeft, zifte; degen, digge(n). 3°) Als eene scherplange ee (ië): dwepen, dwi.ëten; keet, kiëte; telen, tiëlen; Jezuken, tsiëseke. 4°) Als eene eu : knevel, kneuvel; vledermuis, vleuremuis. 5°) Als eene ui : jenever, tsenuiver; jenevers (beziën), tsenuivers. 6°) Als eene è : spleet, sftlètte; sleep of slip (van een hemd), slège. Ook bij de verkleinwoorden en de samentrekkingen blijft de zuivere ee bewaard. Voor eter en meter, welke te Gent onbekend zijn, zegt men fieetse en meetse; voor beetje, beetse; voor Frederik en Desideer, Free en Dees; voor geel. (kleur), gelen. II. -- De scherplange ee, zooals die te Gent wordt gehoord, klinkt er min of meer gelijk de lange ië; althans is liet niet mogelijk ze met eenen anderen klank voor te stellen. Er is evenwel een verschil in de uitspraak, b. v. tusschen lied en leed, tusschen zie en zee, tusschen hiel en g'heel, tusschen Stiene en steeneis. De scherplange ee wordt nooit door eenen anderen klank vervangen : Of hij geschriëuwd ee! Hij en oa giënen iënen tiën tniër aan zijne voet, die fnog giël (geheel) was. Nochtans worden de woorden kwee en kweeleer , leegera (ledigen), ereeken, slee, snee, thee, welke - 631 - door sommige spraakleeren als met scherplange ee worden opgegeven, te Gent zachttang of zuiver uitgesproken. Slechts éen woord met scherplange ee heeft den zuiveren ie-klank, namelijk twee, dat twie of twieje uitgesproken wordt; men zegt ook getwieje; maar tweede heeft de scherplange ee : twiëde. Bij eerst en zijne samenstellingen valt de r weg. Men zegt : iëst, den iëste, den iëstkomende, enz. Bij de woorden biën en stiën gaat de scherplange ee in zachtlange ee over, wanneer zij den -verkleiningsuitgang aannemen. Men zegt beentse en steentse, met zuivere ee. III. — De zware of gerekte ee wordt in den 'Gentschen tongval als de Hollandsche i uitgesproken, en is telkens gevolgd door eene r : Perel, pirrel; wereld, wirreld; kerel, kirrel; merel, mirrelirre. De woorden aarde, haard, paard, staart, ver- -vaard, waard (baas), waard (bijv. nw.), waarde, en hunne samenstellingen bestaan niet in het Gentsch; zij worden altijd met den i-klank uitgesproken, namelijk : irde, hird, pird, winde, enz. Is de zware ee gevolgd door rs, dan valt de r in de uitspraak weg en de ee klinkt als i : keers (kaars), kisse; meersch, mis; leers (laars), lize; veers (vaars), vize ; scheers (scheermes), schis ; peerdshaar, ftirshaar of tishaar. Lange ie. De lange ie behoudt altijd baren zuiveren klank, zoowel in vreemde woor--- 632_ den, zooals liter, litanie, lithographie, enz., als in de Nederlandsche woorden en hunne samenstellingen en samentrekkingen, zooals bier, dief, kiezen, vliege, zien, tierelieren, liefdelied, Pier (Pieter), Cies (Francies), Triene (Katrien), enz. De lange ie wordt vervangen door de toonbooze e, daar waar zij op het einde der woorden zonder klemtoon gebruikt wordt. Zoo zegt men : beze voor bezie; keve voor kevie; lele en giore voor lelie en glorie ; birre en mirre voor berrie en merrie; kroeste (i) voor kwestie; roo mine voor roode menie; j5ooisse voor portie ; ruze en ruzeneoaker voor ruzie en ruziemaker. Voor schoelie zegt men schoelde; voor familie famielde, voor het Fransche grille, grielde. (Zie hierboven de lange aa.) Lange oo. Er zijn in het Gentsch twee soorten van lange oo's, de zachtlange en de scherplange. De zachtlange oo wordt zuiver uitgesproken : kogel, stoker, zomer, boven, kolen, zolen. I. — De zachtlange oo wordt in de uitspraak vervangen door i°) Den tweeklank eu : vogel, veegel; blozen, bleuzen; zoon, zeune; zonen, zeuns; wonen, wennen; woonst, weunste; woning, weunijnge; gewoon, geweune. — De voorzetsels door en voor klinken deur (t ) Kwestie wordt gebruikt om eene onzekerheid uit te drukken : Iiwweste salt hij Boren! \Vie weet of hij zai komen. - 633 --- of deuce en veer of veure (als voorvoegsel) : weggaan, deureg aan; voorloopen, veurel000en; doorstaan, deurstaan; voorgaan, veuregaan. 2°) Door de toonlooze e, in voor : verbij, verzichtig (voorbij, voorzichtig) en in vreemde woorden, als : revolutie, reveluusse; absolutie, abseluusse; advocaat, avekoat; apotheker, aeteker. 3°) Door den tweeklank ui, in het woord romer (glas), ruimer. 4°) Door de scherplange oo (uë) : droog, druëg en druëge; ivoor, ivuër; kantoor, kantuër; komfoor, konfuër; koor, kuër; kroon, kruëne; matroos, matruës; patroon, (als beschermheilige en als model), ftatrzuëit; persoon, ftersuën; Rome, Ruëme; roos, ruëze; smoren (i) en versmoren, smuëre en versmnëre; spook, ssuëk; spoor, sbuëre; stool, stuël; storen, stuëren; teljoor, taluëre; toon, tuën; troon, truën; tonen en toonen, tuënen. II. — De scherplange oo gelijkt in het Gentsch min of meer op de lange nu gevolgd door eene toonlooze e : boom, buëm; groot, gruët; hooren, huëren; loog, luëge; kool, koolen, kuële(n); oog, uëge; poot, fiuët. Er ligt evenwel in de uitspraak van de scherplange oo en de nu een zeker fijn verschil of nuance, (i) Mere zegt; : ae.,an4pe sntric'rt; de- stove sntutërt, maar nooit : hij smuért ecize sigaar cf eene pijpe. In dit .geval gebruikt men -ritèken : Hij ruëkt 'n sigare; zijn piipe e, ueuregeruëtet. -- 634 - welke door geen teeken juist kan uitgedrukt worden. Zoo worden oor en uur niet heel en gansch met denzelfden klank uitgesproken. Lange uu. — In de meeste woorden, zoowel eigene als vreemde, spreekt men de lange uzc zuiver uit : schuren, gebuur, huren, verzuren, ruze, (ruzie), reveluusse (revolutie), konterbusse (contributie). In vreemde woorden wordt de lange it somtijds vervangen door de toonlooze e reputatie, reeetoaisse; speculatie, sftekeloaisse en ook sftekloaisse.. Bij duur, vuur en sturen en hunne samenstellingen wordt de nu altijd door de lange ie vervangen : dier, vier, dierbaar, stieren, bestieren, verdieren. Wanneer de u gevolgd wordt door eene w,, klinkt zij als toonlooze e of als duwen, dewen of diwen; spuwen, sftewen of spiwen; huwelijk,. hewelijk of hiwelijk; uwe, e of C. -- SAMENGESTELDE KLINKERS. — De klank ij klinkt te Gent zooals hij in het ' Antwerpsch wordt gehoord, doch minder , lang en minder overdreven. Hij gelijkt velal op in- den klank, dien men in het Fransch word stinct hoort, en verschilt dus nog al wat met d e ij, welke men in Holand gebruikt. Men zegt : ne vrijere; deze nijvere; schrijven; ge zij nie weinig blije; 'n stijfte. worden. Zoo en - de meeste woorden, zoowel men de lange ut{ uit: contributie). vreemde woorden wordt de lange 1t somtijds door de toonlooze : repetoaisse; spekeloaisse spekloaisse. hunne samenstellingen de Uit lange vervangen: vier, dierbaar, bestieren, verdieren. de 1t door eene w" zij als toonlooze i : spewen sPiwen; huwelijk" i. C. - SAMENGESTELDE KLINKERS. ij. - Gent zooals hij het· gehoord, doch minder lang en minder overdreven. Hij gelijkt veelal op den klank, dien men in het Fransch woord instinct verschilt dus nog al wat met de ij, welke men in Holland gebruikt. : vijvere; schrijveJ1; gezij nie weinig blije; n stijfte. - 635 — De wordt in vele woorden vervangen door ie : Bij (insect), bie; ijver, iever; vlijm, vliem; tijger ,. tieger; pijke, ftieke. Nochtans zegt men in het kaartspel : ftijkens, ftijkenheer, ftijkenboer. Voor kozijn zegt men koze. — De ei heeft in het Gentsch denzelfden klank als de ij; in de uitspraak hoort men geen verschil tusschen beide. Men zegt : wij en wei; lijden en leiden; 'k hè Rijn in mijn zije, zei-se zij; mij meisse (meid). In eenige woorden wordt de ei vervangen door de scherplange ee (ie). Zoo zegt men : eik, iëk; geit, giëte; sprei, sftrië; dreigen, dreëgen; eisch, iësch; scheiden, schiên; leiden, liên; breiden, briên; spreiden, sftriên; schreien, schriëmen. Voor einde zegt men ende, voor ten einde, op het einde : t'endent, en voor pleister, — De tweeklank au wordt in het Gentsch dialect uitgesproken als èw. Zoo zegt men voor dauw, dèw; lauw, lèw; mauw, grauw, grèw; geknauw, geknèw; rauw, paus, ftèws, enz. Zelfs voor schauw (samentrekking van schaduw in de beteekenis van zegt men maar voor schaduw, in de beteekenis van de onverlichte ruimte achter een door licht beschenen lichaam, zegt men schoadewee. Evenwel worden de woorden saus, sijsse, autaar, en benauwd, benijd uitgesproken, alsof deze drie woorden met o werden geschreven. - 635- ij in vele woorden vervangen door tijger, Pieke. het kaartspel: pijkens, pijken heer, Pijkenboer. ei. - in het Gentsch denzelfden de men geen beide. Men zegt : wei; hè pijn zije, zei-se zij; meisse eenige woorden wordt de scherplange ië). men: eik, sprië; driëgen; schi~n; li~n; bri~n; spri~n; J;l1en einde, op einde: ploaster. au. - atl als voor: dèw; mèwe; gek nauw, rèw; pèws, - schaûw van schaduw de beteekenis van lommer), men schèwe, onverlichte ruimte achter een door licht beschenen worden de woorden saus, ijtaart benauwd, benijd met 0 -.– 636 -- Pauzes uit pèw, nog fièwo. — De tweeklank ou èw, e, oe. 1°) Ou èw ou, ouw oud samenstellingen : kewe; gebèw; èwd; kèzwd; houden of houwen, hèwen; getrouwden, getrèwden ; gèwen; schèwer. smousjas zegt men smèws smèwsjas. 2°) Ott ij, de ou t: bijt; stijt; zijt; bijt; smijt; gezijten ; kijter; kabijter. kous zegt men kijse; kousen, kijses; kijsenband. 3°) Ou als toonlooze e, de door korte zc (duwen), dezen; scheven; (spuwen), sftewen; kouwelijk (heuvelijk; grewen. 4°) Ott oe, voorwaardelijken tijd werkw. zullen : 'k zoe; ge zoet; gij, ?, zoed-e ?; hij zoe; ze zou, ze zoe; zouden, me zoen; zouden, ze zoen; zou-zoe-t-hij ? ; zij ?, zoe-se? Pauw spreekt men uit pèw, maar meer nog Pèwo. ou. - De tweeklank klinkt als als ij, als toonlooze en als ra) klinkt als in de woorden uitgaande op of en hunne samenstellingen: kou, gebouw, oud, koud, kèwd; houden of houwen, getrou wden, getrèwden; gouden, schouder, Ook voor smous en smousjas zegt men en zo) Ou klinkt als wanneer de gevolgd wordt door eene bout, stout, zout, hout, hijt; smout, gezouten, gezijten; kouter, kabouter, Ook voor kous zegt men kous~n, voor kouseband, 30 ) klinkt als toonlooze in de woorden, waarin de tweeklank vervangen kan worden door de korte u : douwen (duwen), dewen; schouwen (schuwen), schewen; spouwen (spuwen), spewen; houwelijk \huwelijk), heweltjk; grouwen (gruwen), 40 ) Ou klinkt als in den voorwaardelijken van het werkw. zullen: ik zou, 'k gij zoudt, zoet; zoudt gij?, e?; hij zou, z~ zou, zoe; wij zouden, zoen; ze zouden, ::e zuu-hij?, t-hij?; zou zij?, 637 — eu. --- De tweeklank eu wordt altijd uitgesproken gelijk de klank in het fransche bleu, zelfs in den vreemden uitgang eur : beul, deuntse, jeugd, teuge, gouverneur, senateur, coiffeur, Leuven. Slechts twee uitzonderingen komen op dien regel in het Gentsch voor, namelijk beurs, dat altijd klinkt beze (toonl. e) of bize, en kreuken (kroken), dat uitgesproken wordt kruëken (met scherplange oo). Voor vleugel zegt men vleztrijnk. oe. - Deze tweeklank klinkt over 't algemeen gelijk in het Nederlandsch :. goed, zoete, bloeien, genoeg, roeften. In enkele gevallen nochtans wordt de oe door de korte o vervangen, als in bloem, blomme, verdoemen en verdoemenis, verdommen en verdomme -. nesse; en eene enkele maal door eene zachtlange -oo, namelijk in geroepen (deelwoord van roefen), geroken, en de samenstellingen meegerooen, uitgeroften, binnengeropen, enz. Voor woensdag zegt men weunsdag. uí. — In het Gentsch dialect klinkt deze klank niet gelijk in Holland, maar eenigszins zweemend naar de aai, met zuiveren a klank, doch met minder overdrijving als in het Antwerpsch : bruin, bra-in, fruit, fret-it; id. spruiten, zuigen, kazuifel, muile, pruime, enz. In enkele woorden wordt de ui vervangen door de lange uit abuis, abuus; duivel, duvel; duzend; beschuut; pruke fortune; zuust; konsuus.. ajuin men uintsuun; schuif, schoof; spuitje, spiëte spiëtse : spii•ten. — aai uitgesproken, gelijk de Gentsche lange aa oa) gevolgd j : ne goai, 'n krocaje; 'n broaje; toai; zoaien. — Deze tweeklank bestaat niet in het. men vervangt hem door de en, uitgesproken : hooi, hen; vlooi, vleu; dooien, den deuen; streuen; streusel; pleu ; schooien schenen scheuer. Ooit nooit uit scherplange oo uët nuët nog nuënt. strooi struët : dooier door oo). fooi, mooi, tooi kooi men mooi schoone voor kooi, muite veugelmuite ) ; voor fooi,, drijnkgeld. uitgesproken, eene oe of j : moejal ; groejen; bemoejen. moete, duizend, beschuit, pruik, ; fortuin, fOl'tzme; juist, kwansuis, konsuus. Voor zegt men uintsuun; voor schuif, voor spuit en spuitje, sPiéte en spiëtse: voor spuiten, sPiden. aai. - De tweeklank wordt uitgesproken, gelijk de Gentsche lange (aa) gevolgd door i of Een gaai, gaai, eene kraai, kroaje ~ eene braai, taai, taai; zaaien, zaaien. ooi. - Deze tweeklank bestaat niet in het Gentsch dialect; men vervangt hem door de eu, eenigszins kort uitgesproken: hooi, heu; vlooi, dooi en dooien, deu en strooien, strooisel, plooi, Pleu; schooien en schooier, en en spreekt men uit met de scherplange 00 (uë), en en meer nog Voor zegt men struët: voor (van een ei), (zachtlange 00). De woorden mooi, tooi en kent men in de volkstaal niet. Voor zegt men of net; voor ('n veugelmuitel ; voor fooi,. oei. - Deze tweeklank wordt zuiver uitgesproken, als eene gevolgd door i ofj: moeial, moejal; groeien, bemoeien, Moeite klinkt als mode, zonder i. 638 ...^ 639 - luidt als de scherplange ee door w : leeuw, liëw; sniëw; giëwen; Hebreeusch, Hebriëwsch; vreeuw, riiw. íeu. -- Wordt uitgesproken als de lange gevolgd door eene w : Medeklinkers. Gentschen tongval worden de medeklinkers altijd uitgesproken het Nederlandsch. men : 'ie ere 'n uise elle 1), (m), Esse (s), (x). zachte het woorden door harde vervangen en weg; den invloed de voorgaande Wij zullen hieronder eiken medeklinker afzonderlijk — b als slotletter van een woord of eene altijd als %. Men uit : b ekrap, ,ffkrapl, Jot, clup. apelko. enkele woorden valt zij geheel b. v. ên ; hê; g' nei; In'hên ; z'hêi een. - Deze tweeklank luidt als de scherplange gevolgd door eene w: leeuw, sneeuw, geeuwen, vriiw. ieu. - \Vordt uitgesproken als de lange ie nieuw, wa' nieuws, vernieuwen. lIl. In den Gentschen tongval worden de mede~ klinkers niet altijd uitgesproken gelijk in het Nederiandsch. Zoo zegt men: 'n rite (f), 'n uz"se (h), elie (i), emme enne (n), erre (r), esse ikse Enkele zachte medeklinkers worden op het einde der woorden door harde vervangen en omgekeerd; sommige medeklinkers vallen weg; andere ondergaan den invloed van de voorgaande of de volgende letter. \Vij zullen hieronder elken medeklinker afzonderlijk behandelen. b. - De b als slotletter van een woord of gevolgd door eene t, klinkt altijd als p. Men spreekt uit: gekrap, !(ckrapt. JoP, clup. Abrikoos luidt te Gent apetko. Bij enkele woorden valt zij geheel weg, b. v. bij het werkwoord hebben, dat uitgesproken wordt (h)én .. ik heb, 'k hé; gij hebt, g,zét; wij hebben, m' hên; zij hebben, z';zêl'. - 640 - b bij som mige naamwoorden en werkwoorden, babbelen, bawelen; bawelirre; krawcleu; en krabbeling, kramel lag e; grawelen ; knawrlt'n knawel n ge ; lawaard; (dubbel), dowel ; verdowclen ; rèwe. b wordt in c^. — Ine t gesproken, wanneer hij einde van een komt, of gevolgd is, st, sch je : bad, bat; ; ebot ; Gct s ; dzs t sch ; gla t sl; b6 t stat ; uërt se. woord zij als I bij den namelijk in een huis) waarvoor men zegt, tak : t2k van mijn huis ; de, t'zkken van d'hui& n . woorden neemt zij de plaats eenex I weten bij dal wal, soms lade wade. drie zij in I namelijk : t int er voor ginder ; blonte blonde : kneuvel, harte : 'note. woorden, de het tweede lid door eene d of voorafgegaan, l : Blenloek, blinddoek, De dubbele gaat in eene w over, bij sommige naamwoorden en werkwoorden, als babbelen, baweün,' babbelaar, bawelz"-rre; krabbelen, krawcle71,' krabbe (krab) en krabbeling, krawe en kra,L'eltjilge; grabbelen, grawelen,' knabbelen en knabbeling, kna7IJdf'n en knawrltj'nge,' tabbaard, ta waard,' dobbel (dubbel), dowel,' verdobbelen, vertiowclen,' ribbe, rÈwe, De worGt door v vervangen in savel voor sabel. d. - De medeklinker d wordt altijd als uitgesproken, wanneer hij op het einde van een woord of van eene lettergreep komt, of gevolgd is, door s, st. sclz of den verkleiningsuitgang fe : bad, gebod, gebut; Gods, G&tf; doodsch, duéüch; gladst, glatrt,' badstad, b(,tl'iat; oordje, ué'rt~e. In een enkel wQord klinkt zij als t bij den aanvang, namelijk in dak (van een huis) waarvoor men zegt, tak: het tqk z'an mtjiz huis; de hkken z'a!'t d' hui<'(Jl. Bij twee woorden neemt zij de plaats eener t in, te weten bij dat en wat. welke soms worden uitgesproken dade en wadr. Integendeel bij drie woorden gaat zij in t over, namelijk: gint'!r voor ginder; bloJlte voor blonde: nen blonte kneuyel, en Ilarte voor harde :'n harte note. Bij enkele samengestelde woorden, waar de d van het tweede lid door t::t::ne dof t is voorafgegaan, verscherpt zij tot t : Blentoek, blinddoek, _. 64z - hantoek, handdoek; rustai , rustdag ; fié'stag -, feestdag ; . e zijt le>> iëste, ge zijt de(n) eerste; rontraa,-- eis, ronddraaien; rontiëlen, ronddeelen; dztéloen,. dooddoen; ^^elluvel, geldduivel. Voor hoog dab zegt men huëchtag (maar in heilz^ dab blijft de d behouden) ; voor, misdas, feest der werklieden, nzestag : weversmestag. De d valt weg of wordt door eene j vervangen, wanneer zij voorafgegaan is door de lange klinkers oa, ié; ie, vë, j, ei of ui : Draden, droa's of droajen ; kleeden, kliën ; bieden, bitijen breiden, briën ; scheiden, schiën ; laden, loojen ; goede, 'oe je ; roode, ruëje ; blijde, bije ; luiden, liuijen ; kruiden, kruien ; beneden, benejen ; bloeden, bloejen ; broeder, broere ; armoede, oaremoe. Zij valt nog weg in de woorden : speld, stèle. s,èlekussell, spélewirksteriá,( e; oude, èzoc; koude, kèwe; Hollandsch, Hollans, Nederlans. voaderlans; Oostendsche, Oostensclze ; Dendermondsche, L)irremonsche; kindsch, kinsch ; fondsen, (onsen , bin nensmons, kzewast (kwaadst), honderste, duzenste , 's oaves ('s . avonds), 's mora es ('s morgends). Ook in de volgende samenstellingen wordt de d niet gehoord : bratewinner (broodwinner), dui. slaan (doodslaan) duestekeri ; kansvol, /zanschoen, honsdoas en, van kinsbiën af, klnshezd, kieskind, lanschaq, lankoarle, lanswan, ozonstuk (van eene pijp), ronc/zaan, rondzeven, ronluëften, enz., schilj5adde, schtllewacht, sta 71 beeld, stanfas/1 , vricn642 -- sclzat, W11/meiden, zaxboer, zanpapi,-r, zankerre, enz . f. — De f ondergaat geene verandering in de uitspraak; zij vervangt in vele gevallen de v en wordt nu en dan zelve door v vervangen, b. v. bij vrouwelijke naamwoorden en bij het vormen van het meervoud. Zoo zegt men ontfangen voor ontvangen, de foaze voor de vaas; duive, duëve, schieve, 'n schreye, de schreve(n). Zij valt weg bij de woorden sqjselen, stjfcelpa j, se 7sclbot. welke uitgesproken worden, stijselen, s/ j s elffa j. stzijsel,poi, en bij /leef?, dat klinkt ee. (Voor sq/sel gebruikt men het woord arneldonk.) g. — De g behoudt haren zuiveren klank, althans zij is minder gutturaal dan in 't Nederlandsch, en wordt nooit als de fransche g (vóór a) uitgesproken : gast. ,gezond, Gent, gegeven. Aan het einde der woorden klinkt de g als eh: huëeh, leech, kroech, slack, enz. Bij enkele woorden gaat de g op het einde over in k. wanneer zij door eene n voorafgegaan is : lang, tank; jong, jonk; gevang, goevank ; gang, F; enk; ring, rink. Maar men zegt : gezanch, ze zincla schuëne. Dezelfde verwisseling heeft plaats bij het achtervoegsel ing, dat als ynk uitgesproken wordt bij mannelijke namen : beginnelynk, harijnk, spierink, poalink; maar bij vrouwelijke namen zegt men !Inge : zuiveringe ; borsteling (vechtpartij), bus/ding e. - 643 - lanes valt de g gewoonlijk -en voegt men eene I bij. Kom hier. Hij voart. Ook in hengst valt de g weg : ginst. woorden van vreemden oorsprong (4), ofwel z, als Is uitgesproken : pendarm, ,/darm ; genie, file; he , /se/ uiver; genever tsenuivers. h. — De medeklinker Ia is in het Gentsch nooit wordt hij er gehoord, noch in noch in het midden der woorden. Alzoo het lidwoord en het voornaamwoord het door het plat Gentsch de Ii zelden door eene j vervangen. voor : hert, erte: voor : te hoog, 'luis es I'uéoe; voor : hof gekost, zijnen of red em eel voor : 'I I' oy5e('l es le (j)open; eraidn) ; 1 ejanoen: hekken behoort hem 'I ekken hejocrt em toe, -- In de meeste woorden behoudt gewonen klank ; de je tje vervangen door ,voorafgegaan door I, nt ,luintse ; hoendse; brentse; 643- Bij het voorzetsel lan,~s gewoonlijk weg en voegt men eene t bij. Kom lanst Hij goa lanst de voart. Ook in Itengst de g weg: lj"nst. Bij enkele woorden van vreemden oorsprong wordt de l:, ofwel als ofwel als ts uitgesproken: :gendarm, ze Ilda r7ll; generaal, zeneraal; ze nie; gelei, t, e !('Ie': genever, Isellllà/Cr; genever~ (beziën), tsenza'zlers. b. - De medeklinker 11 in het Gentsch onbekend; nooit wordt hij er gehoord, noch in het begin, noch in het midden der woorden. Alzo/) wordt het lidwoord en het voornaamwoord Izet steeds vervangen door 'I. en in het plat Gentsch wordt de It niet zelden door eene i vervangen. Zoo zegt men voor: het hert, 't erle: voor: het huis is te hoog, tUt~f es I'uëj;e; voor: zijn hof heeft hem heel veel gekost, zfinen of f'ed cm cel vele gekost; voor: het is te hopen, es t' ope(n) of ~t es Ie (i)fJpen; herhalen, f'ralr(n); behangen, .btfangen: het hekken behoort hem toe, 't ekkcn .be/oorl em toe, enz. j. - In de meeste woorden behoudt de j haren gewanen klank; evenwel wordt zij in de verkleiningsuitgangen ie en lie ver-vangen door ·eene s, wanneer zij voorafgegaan is door d of i, nd of nl : Plantje, pluinlse; kindje, kientse; hondje, 110endsc; broodje, breutse .. rietje, rietse. - 644 - Ook als aanvangsletter vervangt men de dikwijls door ts, of z . jakke of tjakke (zweep), trakke; jasmij n, tsuézeinielle jezuiet, isuëzewiet; Job, /sop; Judas, tsildas; j uist, zinsi; justitie, zusi ile; ,Jezuken, tsit ekc . De j wordt als overgangsklank gebruikt, wanneer een woord op eenen klinker eindigt en het volgend woord met eenen klinker begint : 1--1 frika j en A ;ië ; schoa-f en schande ; 'k zie de z^ ëj=i;i de verte: ullei (uw ei); uj=huis. 14. De 'medeklinker k wordt uitgesproken gelijk in het Nederlandsch; bij het woord inkt valt de k weg en zegt men int; inktpot, iiipot of iil /c5ot ; ook voor jonkman zegt men jonman ; voor fran , fran; voor markt, moort; voor masker, masscni r, masscherade. De k neemt dikwijls de plaats in der A'• (Zie op letter 3).) 1. —a Wanneer de / in een woord dubbel voorkomt, en voorafgegaan is van eenen korten klank, wordt de tweede l dikwijls vervangen door d: Verteller, verteider; boller, bolder; smuller, smulden. Ook bij den vergrootenden trap heeft dezelfdeverwisseling plaats, of gebruikt men der in plaats van ,er..& smal, smolder; fel, felder; snel (schoon),' silclde -r.; stil, stilt/er ; kaal. koalder ; scheel, scheelder; vol, voider. 645 In een paar woorden valt de 1 weg. Voor als, zegt men oas; voor alzoo, azué of ezuë; voor zulk, zuk of zak. m. — In enkele woorden gaat de rll, gevolgd door d, in eene zz over : vreemd, v/ende; vreemdeling, vrendel n. o ; hemd, /rende; ook bij de woorden : ambacht, aanbaacht; komfoor, konfoor; kompas, konnas; komkommer, konkommer; komplot, konnlot; konnanie, konpasse, kon5lernent. n. Evenals bij de 1, wordt ook achter de n bij sommige naamwoorden en in den vergrootonden trap der bijvoeglijke naamwoorden eene d ingelascht, of de tweede n door d vervangen : kenner, kender; spinner, sftinder; leener, liënder; gemeen, aoeriënder; klein, kleinder; fijner, fijnder; schooner, schuënder. De eind-n bij de onbepaalde wijze der werkwoorden en bij de vorming van het meervoud der naamwoorden en der werkwoorden wordt in het Gentsch niet uitgesproken, uitgezonderd wanneer het volgend woord met eenen klinker, eene h, eene rn of eene n begint : We kenne; we kennen (h)em. De panne; de mannen allenzoal. Die vrèwe; die vrèzven in (h)ulder (h) 2ar. We keune; we keuren nie. Ze kome; ze komen nuënt of tod. We z nge; we zinsen mee. 646 Verder valt de n weg in morget, morgend, 's morges, 's morgends; oaved, avond; 's oaves 's avonds; schoemaker en schoelap5er, (vlinder) ; slié o ruis, steengruis; v jsfer, venster; litwoad, lijnwaad ; d jsenda, , dinsdag; kost en begost, kon en begon; peizen, peinzen; e (voor het ontkennende en), nië voor neen; schuëvadere, schué . woedere, schuëzustere (maar men zegt schuènbroere, scliuèndocliter, schuënzeune), en bij verschillende hoedanigheidswoorden. (Zie verder de bijvoeglijke naamwoorden en de werkwoorden.) p. De p klinkt in het Gentsch gelijk in het Nederlandsch, en wordt altijd uitgesproken en zelden vervangen. Men zegt nochtans terrentijn voor terpentijn. r. — De letter r valt; weg, wanneer zij gevolgd is door eene s, sch of st : laars of leers, live; kaars of keers, kisse; eerst, ie:sl; baars (visch), boas; vaars of veers, vize; dwars, buis; gars of gras, es; harst, ast; versch, v is; versche, vèsche ; pers, zésse; barst of berst, boste; bersten, bèsten; gebersten, gebèsten of Bebosten; meersch, mis; borst, bust of bisi; borstel, bus/el of bistel; korst, kuste of kiste; worst, wuste of wiste; vorst (vriezen), vusl of vist; schors, schusse of schisse; dorsclen, dèsschen ; morschen, muëschen, marsepein, masse,ein. Ook hij de woorden meerderen (bij het breien), vermeerderen en hurk valt de r weg. Men zegt miaercn, vermiëderen, huk of hik. 647 -. Dat te Gent de klinkers, die voor eene r komen, bij vele woorden in andere klinkers overgaan, hebben wij reeds gezien bij het behandelen der korte en lange klanken. Deze medeklinker neemt, zooals wij hooger aangestipt hebben, dikwijls de plaats in der j, b. v. bij de verkleiningsuitgangen en je. t. De t wordt overal, op het einde der woorden, in de plaats der in de uitspraak gebruikt. Bij enkele woorden, alwaar zij door eene st of gevolgd is, valt zij geheel weg. Zoo zegt -men : Gensch in plaats van Gentsch, Moarsch in plaats van Maartsch ; boast voor laatst; kesmisse (kerstmis); ris (rijst), cens (centen); (Dinantsch), achterwirs (achterwaarts), veurewirs ( voorwaarts), in plaats van koorts ; diensknecht dienstknecht, voor dienstmeid, enz. Ook bij de voorvoegsels en de t wel eens weg. Men zegt oarshisko5, oarsdcugeniet, oarsleugenirrc, evenals onslag , onstoan. Bij en niet slechts de t weg, maar de gaat in In over : omsteken, onikleeden ; lantirnomsteker. Voor zegt men geste, samengesteld woord fiestkeers valt de t weg : ,5eskisse. bijwoord, klinkt altijd nie, enkelen keer in : niet waar? woar 2 Als naamwoord behoudt het de 1: ne niet zin kwoad, Gent de klinkers, vóor eene r Komen, klinkers overgaan, hebben wij reeds gezien bij het behandelen lange klanken. s. - medeklinker neemt, zooals wij dikwijls plaats in j. bij de verkleiningsuitgangen je tje. - I einde der plaats der d de uitspraak zij door eene s, si sch is, geheel weg. Zoo zegt men: Gellsch Gentsch, jlfoarsclz van Maartsch; loasl 's nachs onverwachs, rechs, averechs, kesmisse rijs cms centen)~ Dinans achlerwzrs veurtwirs koorse plaats van koorts; dZensknechl voor diensmeisse de voorvoegsels aarts ont valt de I wel eens weg. Men zegt oarsbzskop. oarsdeugeniet, oarsleuJ{enirre. onslag, onsloan, {lnstoan. ontsteken ontkleedcn valt niet de t maar de n 11Z over: omsteken, omkleeden .. ne lantirnotJtsteker. pest peste, maar bij het samengesteld woord pestkeers de I weg: peskisse. Niet, nit', en een enkelen ne, ne woar? Als naamwoord t: veur tie nzCt zijn ze kwoad. 648 — Wat dat eind-/, uitgenomen het volgend met een klinker t in d overgaat : Wa zegde? Wa krom dijnk! huefd ! ezel ! huis. . I gevoegd bij: woorden struët somni^ te eenigte eenige) : mijnsche slomen op struët. v., De letter v' wordt altijd door f vervangen, in het midden der woorden,, wanneer voorafgegaan is door eene t,. d,. k,. p, s sela, welks d de uitspraak weggelaten wordt : Het vuur, fier; onfang en; het vet verken, Vet f rken; fat; dat versch fes fësch; 't Rloamsch e goe feurkoane; stirk feule; rap flieeske; ons duë ferken. woorden gaat de v in f over, ofschoon medeklinker is zegt meng navel, erfel; vaas, frank ,• fri//en; en venijnig, fenijn fenna ; fiole; vaccineeren, f icceneeren; Fictor. de van flak flak u), feertig en tiijiti:g veertig vijftig;. 'n f jge, w. — De valt weg in het bezitswoord uw, dat als toonlooze wordt : u voadere, óroers, mocdere, u u u hinders. Wàt en dat verliezen de eind-t. uitgenomei1' wanneer het volgend woord met een klinker of h begint, in welk geval de in dovergaat: Wa Wa krom dijnk! Da firke. Da kind. Wad huefd! Wad ezel! Dad huis. Dad ijngelke. Eene t wordt gevoegd bij. de woorden strneï (stroo), somm.igte (sommige), eenig te (eenige): Sommigte my'nsche st"oajJcn op struä. v .. - De letter v wordt altijd door f vervangen, zoowel in het begin als in het midden der woorçlen" wanneer zij voorafgegaan is door eene t, d.k,. p, of sc/z, of door een woord, welks eind-d in de uitspraak weggelaten wordt: Het vuur, 't jier; ontvangen, onlfangen; het vet verken, , I fetjilfken; een rond vat, ' n ron fat; dat versch vleesch, da fes fliesch; 't'Floamsc/z folk; e goe feurkome; e stirk feule; e rap jliegske; ons duë ferken, Bij enkele woorden gaat de v in .I over, ofschoon zij niet door eenen harden medeklinker is voorafgegaan. Zoo zegt men voor navel, aid; vaas, foaze; vrank, frank; vreten, fritlen; venijn en venijnig, feny'n en fenf/nig ; viool, jiole; vaccineeren, facceneeren; Victor, Fictor; vlak (in de beteekenis van juist), /lak (Bak veur u), tjeertig en tfyftig voor en vijftig;. 'n/i/ge, een vijg. "'. - De w valt weg in het bezitswoord uw, dat als toonlooze e uitgesproken wordt: u voadere, u b'rocrs. u 17lOcdere, ze zusters, ze kind, ze kinders. - 649 -- In dikwijls valt de w en zegt men dikgels. Zij wordt in sommige woorden vervangen door de In : zwaluw, zzuoalm; zenuw, zeela; peuluw, fteulm; of o celra; we (wij), me. z. — De z altijd als s, zij door Bene t, k s voorafgegaan is of door : een welks eind-d niet uitgesproken wordt : uur en 't soet; ne geldsak, e goe e rue da (voor dat of dade) dees swembroek. mazen men maschcn moasgen). samengestelde medeklinker ch het Gentsch altijd als eene scherpe g uitgesproken : Lachen, ik lach, kracht, bucht, schei j5, lachaa71., minschee (r isg en), lusschen ,(tusg en), valschoard (7,► also oard). geval blijft de cll namelijk zij, voorafgegaan door eene s, een woord staat : mns, vis, vals, fris, ik tuis; men zegt : mijnsgen, visoer, frisge, all uso we tuasa esa, laat daarbij duidelijk den g-klank hooren. medeklinker ng is de g stom, maar wordt duidelijk gehoord. Voor de vervanging ns nk men hierboven op letter g. ps. — ps als z : psalm, zalm.. de - 649- In dzkwyls valt de IV weg en zegt men dikkeis. Zij wordt in sommige woorden vervangen -door de letter 11l: zwaluw, zwoalm; zenuw, zalm; peuluw, peullIl; geel of geluw, gceL1n; we (wij), me. - De z klinkt altijd als s, wanneer zij door eene d, Ic of s voorafgegaan is of door een woord, welks eind-d niet uitgesproken wordt; 't j uur en 't soet; ne geldsak, 't klokseel, e goe seilscheep, e ruë sakske, da (voor dat of dade) sakske, dees swembroek. Voor zegt meu 11lasc/1CIl (uitspr. 11loasgcn). eh. - De samengestelde medeklinker cll wordt in het Gentsch altijd als eene scherpe g uitgesproken : Ik lac/l, kracht, bucht, sc/lerp. hclzaall;, 11lY-nsehot (17Iy'nsgC71), lusschen (fusgen), valsclzoard (valsgoard). In een enkel geval blijft de eh toonloos, namelijk wanneer zij, voorafgegaan door eene $, aan het einde van een woord staat: 17lyns, vis, vals, /rzs, ik tuz:r; maar men zegt: mynsg en, vtsger, valsge, /rlsge, 111 usg e, we tuisgen, enz. en laat -daarbij duidelijk den g-klank hooren. ng. - Bij den samengestelden medeklinker llg is de g niet stom, maar wordt duidelijk gehoord. Voor de vervanging van llg door zie men hierboven op letter g. IU'. - aan het begin van het woord klinkt als z : psalm, zalm: de zeve zalms. - 650 -- Aan het einde van het woord ruis nemen detwee letters elkanders plaats in; in stede van nets zegt men ruspe. IV. Samentrekking van lettergrepen. Ofschoon het gewoonlijk de letter d is, welke bij de samentrekkingen wegvalt, toch bestaan er in het Gentsch eenige voorbeelden van andere letters, welke in dit geval verdwijnen. Zoo zegt men voor peluw, j5eulm : meerv. j5eulms; zwaluw, zwoalm : meerv. zwoalms; zenuw,- zeelm : meerv. zeelrns; memel, meehl : » ?Heelras; leenen (werkwoord), liên (scherplang); geven, geen (zachtlang); gegeven, ge0 een; weduwe, wewe; weduwnaar, wewirre; schaduwe, sclièwc. Bij de woorden ledig, trediken, predikheer, vallen de letters di weg en zegt men : leeg, i5rcken, preekh iëre. Ladder wordt liëre (scherplang), en leder wordt leer (zachttang). De klank ei gaat bij de samentrekkingen in de scherplange ce (u) over : leiden, liên; scheiden, schiên; spreiden, spriêia; verscheiden (in de be-- 651 -- van verschillen), vcrschiên : die twie jongens en nie vele mee malkander. o zachtlange : scherplange : sluërE. uit noa's ; oaremoe ; dient verder opgemerkt, dat Gent samentrekkingen, nooit het oorspronkelijke gebruikt. men er enkel : schoa, s ftoa, saloa, wale en vergoaren, en vergaderen ; mee, weer, tieneen, weder, beneden en edelman; schië, fier kliëren, scheede, en kleederen; bodem; boel en boedel. voor vader wordt minder gebruikt ; i olk /tere betreft het woord neoere moeder, slechts sprekende dieren, of men eene moeder wil aanduiden, kinderen : en honclemoere. V. Verkleiningsuitgangen. In het Gentsch men door van de je, je en ke. - 65I - teekenis van verschillen), versehiên : die tWte Jongens en verschiên me vele mee malkander. In modder wordt de korte 0 eene zachtlange: more; en in slodder eene scherplange: sluerc. Brooden, draden en naden spreekt men uit bruës, droa's en noa's; armoede, oaremoe,. bode, bo (meerv. boje). Er dient verder opgemerkt, dat men te Gent steeds de samentrekkingen, nooit het oorspronkelijke woord gebruikt. Alzoo hoort men er enkel: sehoa, spoa, saloa, waleen vergoare1l, voor schade, spade, salade, zadel en vergaderen; tree, neer, weer, benec1Z, eelman voor mede, trede, neder, weder, beneden en edelman; sehië: tiër en kHeren, voor scheede, teeder en kleederen ; boom (zachtlang) voor bodem; poer, broer en voor poeder, broeder en boedel. Voare voor vader wordt minder gebruikt; het gemeen volk zegt meer pere : mijne pere. Wat betreft het woord moere voor moeder, men bezigt het slechts sprekende van dieren, of wel, wanneer men eene moeder wil aanduiden, die slecht is voor hare kinderen: t' es en hondcmoert. v. Verkleinings uitgangen. Gentsch vormt verkleinwoorden achtervoeging uitgangen J"e, tje kt'. 65 z ., De uitgang tje, welke gevoegd wordt achter de woorden uitgaande op yn, bestaat in het Gentsch niet; voor boor.pj e, bloempje, wormpje, zegt men buëmnke, blomeke, wurnke, De uitgangen je en je worden altijd uitge- :sproken se en /se : v,oetse, Iioedse, eitse, knietse, jantse, steentse, Mietse, netse. kcartse. Zooals wij hooger reeds gezien hebben, gaat bij vele woorden de staalklank van het naamwoord in eenen anderen klank over, wanneer er ,:eken verkleiningsuitgang wordt aan toegevoegd : kind, kientse, pint, j5eentse; lint, Icentse; vent, z'eentse; hond, /zoencse ; klont, kloenise; mond, inocndse; kant, kztintse, mand, ruindse, frank, fruinise; sant, z jntse; punt, pcuntse; strop (struet), streulse; kroon, kreunise; boon, beun/se; brood, breulse; kanon, kanoentse; wagon, wa,oentse; jong, joeng ske; sprong, sproengske; zoon, zeuntsc. In de meeste gevallen, waar in het Nederlandsch je of je gebruikt wordt., bezigt men in het Gentsch ke. Dit heeft vooral plaats bij de woorden, uitgaande ,op f, 1, na, ,O, s, r, w, alsook .achter b, d en Iz voorafgegaan door eenen korten klank : brzefke, stoofke, zoalke, a fl5elke, stoelke, belleke, roamke, bloemke of blamekc, sloapke, lapke, stuëêke, hiërke, neuske, meske, r'rèwke, wei wk e; .krabbcke en krèheke of beter, kraweke en kreweke, beddekc, pen n eke. Gaat het woord op g, ng of k uit, dan gebruikt men slee : uëgske, %zoagske, tangslee, r:ngske, hoekslee, struikslee, wicgske, blokslee. 653 - Peter en meter worden altijd uitgesproken peelse en meelse. Opmerkenswaardig is, dat men somtijds een verkleinwoord gebruikt om een meervoud uit te drukken. Zoo zegt men : zij 't zeker, dat er e manneke vertrokken es (voor : veel personen); der es daar nog al een ,°loaceke gedronken; z'e'n gister oavet e flascllke den nekke gekraakt; te kan ter nog al e manncke binnen; ze moên daar e censke vertird hên! VI. Geslachten der Naamwoorden. In den Gentschen tongval komen de geslachten der naamwoorden met die van het Nederlandsch tamelijk wel overeen. Er zijn nochtans enkele uitzonderingen, voornamelijk bij de woorden van het vrouwelijk geslacht. 10) Alzoo hebben wij, naar de Woordenlijst van de Vries en te Winkel, de volgende vrouwelijke namen opgeteekend, welke te Gent manneljk zijn : abberdaan, aluin, bleek (van bleeken), bliek, bokaal, boot, boterham, bots, dweil, fabel, frak, gist, gram, guano, indigo, jenever, kaas, kabas, kalk, kamfer, kazuifel, kervel, keutel, koffie (kafee), kachel, keper, kin, klets, klont, kluts, knie, kolk, kroeg, kruimel, lanteern, leest, lever, lijm, mastik, merel of mirrelirre, minuut, moffel, moortel (mortel), muscus, oker, pacht, 654 -- pantoffel, parasol, pasternakel), peper, peuluw . preek, t), rochel, sabel of savel, . snuif, sprot, sofa, toebak), telegraaf, telegram , . of termentijn, (vischolie), tromp (olifant), trouw (huwelijk), uniform, vasten, vals (wals), week (van weeken), zool, zwaluw of zwaalm.. 2°) te vrouwelk : of berst (boste), eikel of krokedille, (oorveeg of patrijze, straal, valke n vinke, zwane. onzidi. e Gent mannelijk, namelijk : b c, album, alibi, appèl (oproep), artikel, bal (dansfeest), biljart, bitter (drank), bosch, bucht (bocht), budget, deeg, (verzenstuk), diploom, deel (van een spel),. eigendom, hert (dier), kerk), (rente), kwik, (marmer), massepein (marsepein), misdruk (slechte druk), molton , . niet (néant), nummer of numero, onderhoud,, - 654- palm, Paschen, pap, pantoffel, paraplu, parasol? pastinak (pasternakei), pekel, perel, peper, peuluw of peulm, polka, pollevie, schacht, sneeuw, post (posterijen), preek, punt (scheiteeken), rabarber, ramenas(t), rijchel, rijst, rochel, sabel of savel, saffraan, second, sjerp of sarp, snuif, sprot, sofa, stoop, tabak (toebak\ taptoe, telegraaf, telegram, telephoon, tenue (kleedsel), terpentijn of termentijn, thee, tombola, traan (vischolie), tram, trap, troep, trommel, tromp (olifant), trouw (huwelijk), tunnel, uitvlucht, uniform, vasten, vals (wals), vorst (van vriezen), walg, wasch, week (van weeken), zeever, zerk, zool, zwaluw of zwaalm .. De volgende mannelijke woorden zijn te Gent vrouwe/fik .. barst of berst (boste), eikel of eekel, gespe, handschoen, ketinge, kreefte, krokedille, leeuwirke (leeuwerik), moord, oorveeg of oorvage, patrijze, plicht, spreeuw, straal, valke, vinke, zwane. 3° Eenige onzfidi::namen zijn te Gent lIlallne/ fik, namelijk: A-b c, achteruit, album, alibi, anker, appèl ( oproep), artikel, bal (dansfeest), balkon, athenee, autaar, biljart, bitter (drank), blok, boek, bosch, bucht (bocht), budget, deeg, dicht (verzenstuk), diplool11, deel (van een spe!),. dok, domino, eigendom, email, galon, hert (dier), klimop, koor (van eene kerk I, kroos (rente), kwik, lak, look, loon, marbel (marmer), massepein (marsepein), middel, misdruk (slechte druk), molton, nest, niet (néant), nummer of numero, onderhoud,. - 655 - Onze Vader, oogenblik, Oosten, oproer, opzet, overleg, overschot, overval, pand, pardon, pek (hars), percent, plafond, pretext, quinquet (lamp), recitatief, refrein, regenscherm, register, salon, salu (saluut), satijn, specimen, tarief, Te Deum, theater, tiktak, toeval, trimester, trio, trottoir, uitstel, uitwas, uitzet, valscherm, vernis, vervoer, vitriool, voorhof, voorschoot, voorval, Wees Gegroet, willekom (welkom), whist, zagemeel (zaagmeel), zavel, zeem, zegel. 4°) De volgende onzijdi e namen zijn vrouwelk : beeste(e), flanel(le), gaz(e) (gas), horloge, kaneel(e), feest(e), gordijn; e), klèwe (kluwen), oog(e), oor(e), net(te), riool(e), sajet(te), snot(te), tij(e), terre, (teer), tèwe (touw), ure, valieze. 5°) De vrouwelijke namen : beschuit, kraam, solfer of sulfer, suiker, zijn te Gent ontijdig ; het mannelijk woord re, cl (liniaal) is onzijdig; dood is vrouwelijk en zadel (zoale) insgelijks. Voegen wij hierbij, dat het mannelijke mensch onzijdig wordt, wanneer het meer bepaald eene vrouw aanduidt : Triene es 't broafste nzj .nsch van de wireld. Het geslacht der naamwoorden in het Gentsch dialect kan men het best erkennen, door het plaatsen van het lidwoord een voor het woord, welks geslacht men bepalen wil. Alzoo zet men : voor de mannelijke namen 'ne of 'nen : 'ne man, 'ne jongen, 'nen ezel, 'nen trommel, 'nen buët, 'nen lantirre, 'ne zwoalm; -- 656 — Vóór de vrouwelijke, en, toonloos uitgesproken : 'n vrèwe, 'n kirke, 'n zustere, 'n kleermoaksterigge ; Vóór de onzijdige e (toonloos): e kind, .e peerd, e meisken, e konijn, e vrèwspersoon, . e kerkhof, tenzij het woord met eenen klinker of eene ii begint, in dit geval bezigt men 'n : 'n ei, 'n huefd. De vorming van vrouwelijke persoons- en Biernamen, door het plaatsen van de achtervoegsels es en in achter den mannelijken naam, geschiedt evenzoo in het Gentsch dialect, met dit verschil dat es, esse, en in, inne, wordt. Men zegt : prinsesse, zangeresse, tuëveresse, Brusselessc, hakkelesse, schoolmiestesse; keuninginnc, bakkeri'zne, herderznne, wolvinne, leeu- WzmZnF. Het achtervoegsel sier tot het vormen van vrouwelijke namen wordt te Gent nooit alleen gebezigd; men voegt er den uitgang zege bij, zoodat men krijgt sterzoge. Zoo zegt men niet : kleermaakster. maar kleermoaksterigge; niet naaisier, maar naaister4ge; evenzoo sirksterigge, kuzschter4oe, schuursterio c, groenseivensterigg e, herbergiersierzo e, achierwoarsteriig e (baker), cm'- kliërkuëisterigge (oude-kleerkoopster), enz. Voor eenige persoonsnamen gebruikt men alleen den uitgang igge : vleeschhouwer, vleeschhèweri 'ge; wever, weverigb c, enz. Het vrouwelijk van leugenaar is lezz'emiëie ; van Gentenaar, 'n Gensehe; van J3rus s eling , - 657 -- 'n BruKsche; van AntwerSenaar. 'n Antwerftsche. f^ic^.►^ooe kent men niet; men gebruikt ,het woord dief voor de twee geslachten. VII. Meervoud der Naamwoorden. Daar men in het Gentsch dialect de eind-n nooit laat hooren, tenzij het volgend woord met eenen klinker of eene h begint, zoo vormt men meestal het meervoud door bijvoeging van e, s en ers. In de uitspraak hoort men geen verschil tusschen het meervoud van de woorden die op e uitgaan en de andere; voor etuia e en hand zegt men in 't meervoud getuige en hande. Uitzonderingen zijn : kous, kijse, maakt in 't meervoud k jses; hemd, kende, maakt hendes; bed, bedde, maakt beddes; koorts, koorse, maakt koorses; ziekte, ziektes. De vervanging van s door z bij de meervoudsvorming geschiedt regelmatig : huis, huizen ; faas (vaas) foazen; enz. Nochtans blijft de s behouden in kartoes (kardoes), kartoesen; in aalmoes, aalmoesen. De woorden kers en taus, die volgens de spraakleer de s behouden, nemen eene z . kèzen,- fèwzen Het meervoud van stad is ste-ë('n) en van smid, sine-è(n) of snic j-érs. — 658 De naamwoorden, die in het enkelvoud op de toonlooze ie uitgaan, nemen niet eene n, maar meestal eene s in het meervoud aan : Tralie, traalde, traaldes; schoelie, schoelde, schoeldes ; portie, pooisse, poolsses; statie, stoasse, sloasses; lelie, lele, leies. Voor bezien zegt men bf ze (v), zonder meervoudsteeken. De - meervoudsvorming met s wijkt in het Gentsch weinig af; achter de woorden, die op el, em, cr, aar en ier uitgaan, voegt men eene s : leiels, bessems, knépers, wandelaars (wandelirs), hoveniers. Achter de namen, die op en of aard uitgaan, zooals deg en, wagen, li u shèwen, Biereg-aard plaatst men eene s, maar men laat de slotletter n en d weg : di es, wages, huashI'wcs, á iereg oars. Hetzelfde heeft plaats bij de verkleinwoorden op ken : boekskes, moadekes, pennekes, appelkes. De namen van fruitboomen, waarbij de uitgang aar als irre wordt uitgesproken, als ajpelirre, druivelirre, pirrelirre, nemen eene s in het meervoud aan, doch verliezen de eind-e. Men zegt : appelirs. druivelzrs, jizrrelirs. Man, in de beteekenis van echtgenoot, maakt mans; in die van personen, manne(n). In samenstellingen gaat man nooit in lieden over, wanneer men eene zekere klas van personen aanduidt: men zegt íi/nmcrmans, cêlmans, nooit timmerlieden, edellieden. In de andere gevallen gebruikt men manree : werkmanne(n), ambachtsmanne( n), hucf(d)ma nn -(7), -- 659 Franschman Enoelschrnan -voegt men eene : Franschmans, Engelschmans. Duiíscher men altijd meervoud I)uitschmans; Italiaan, en Amerikaan men Iteljoander, A/ rikoander A merikoander, s meervoud nemen. woorden nemen eene nooit eene meervoudsteeken B. zoon (zeune), zeuns ; cens ; -verdeeld frans ; helms ; broers ; vorens; zwaluw ; (peulen), meelm , meelins ; (zeelm), zeelyns ; arm, volgende woorden meervoudsuitgang aan : (als maten) : vijf voet dik ; fran Kulden, ze niet als verdeeld beschouwd worden : die tien fran, vijf gulden ; jaar ,da èwd ; pond : twie pond suiker ; — paar : poar schoenen. als cent, stuiver ; de als das, week, maand ; de maten als meter, el, gewichten als kilo, nemen het aan. kalf en kind zegt men altijd eters, — kalveren, deren. de andere namen met dubbelen meervoudsuitgang vele dezer zijn onbekend. - Bij de woorden Fransehman en Engelschman voegt men meestal eene s : Fransclzmans, En;: e/sehmans. Voor DUzlseher zegt men altijd Duitschman, meervoud f)uzlsehmans; voor Italiaan, Afrikaan en Amerikaan gebruikt men Iteljoander. Alrtkoander en Amerzkoander, welke eene in 't meervoud nemen. Eenige eenlettergrepige woorden nemen eene s en nooit eene en als meervoudsteeken aan. v. zoon (zeune), zeuns; cent, eens; frank (als -verdeeld beschouwd), frans; helm, he/ms; broer, broers; worm (wurm), wurms; vorm, vorms; zwaluw (zwaalm), zwaalms ; peuluw (peulm), peulms ; memel (meelm, mee/ms; zenuw (zeelm), zeelms; a.rm, oarms ; darm, doarms. De volgende woorden nemen geenen meervoudsuitgang aan: duim en voet (als maten) : vijf duim breed, drij voet dik; Iran (frank) en gulden, als ze niet als verdeeld beschouwd worden: die schoene(n) kosten tien fran, vijf gulden; - jaar: er nochtans de eind- J en de eind- s yoortkomt van een werkwoord, welks onbepaalde wijs uitgaat op 7'C71 of zen, dan eindigt de gebiedende wijs niet op maar op d, vóor eenen klinker of eene it : Proeven: Proef Proefd B/~'velt : Big! zitten. Blyfd op u ploatse. uzen : Lees wa luier. L~esd een beetse luier. Verhuizen: VerhuIs moar seffes. VerhuIsd ovennorgen (1). I) Het wcrkwoordgaven, gebiedende wijs, verliest eilld· f : Gee ne keer geid l Geed eten. - Soms voegt men er eenej aan Gee-j.et - 718 - te de werkwoorden t uitgaat, in de gebiedende t hebben : Zit nere! men : laat ons ._ kom jongens, bat ons goan! omschrijft de werkwoorden zullen. 6°) Gentsch zeer weinig . gebruikt ; door den tijd of aantoonende of de of spreuken dagelijksch gebruik hort men de bijvoegende nog bezigen : God zeg en (d) (tot iemand — goa et ? God zij geloofd, — Wel bekom€ '1 u! drinkt). -- Wel hekome 't hem ! God bewaar' mij doarvan -- God straf' mij als 't- nie woar es ! God wil' min ziel hen iets onzekers wordt, meest bezigen : boat zal komen. woar Hope dat hij ons nie /blijnke n. gezond, zoe seffens Ge tenzij dat hij mankeert. zei den 718 - Onnoodig te doen opmerken dat de werkwoorden welker stam op uitgaat, in dé gebiedende wijs altijd eene hebben: Zti nere! Zet u nere. Voor den eersten persoon meervoud gebruikt men: ons: kom jongens, loat ons goan! Ofwel men omschrijft met de werkwoorden moeten of ie) Bijvoegende Wijs. Deze wijze wordt in het Gentsch zeer weinig gebruikt; zij wordt er meestal vervangen door den toekomenden tijd of door de aantoonende of de onbepaalde wijze. Alleen in sommige gezegden of spreuken van dagelijksch gebruik hoort men de bijvoegende wijs nog bezigen: zrge1l(u! (tot iemand die niest). - Hoe goa et? zif geloofd, goed. - bekome 't uI (Tot iemand die drinkt). - Wei bekome' t hem I - God bewaar' mif doarvan! - God straf' tluj' als' t nz'e woar I wtl' mi/iz zie/lzén I Maar daarentegen hoort men, wanneer iets twijfelachtigs of onzekers uitgedrukt wordt, meest altijd de aantoonende wijs bezigen: 'k Vriëze dat hij te loat zat 'k Wildege dat 't woar was. 'k Hope dat hij ons nie zal 'oaten blijnke;-;. Woare 'k gezond. 'k zoe er seffens noartoe goan. Ge meugd hem ten twoalve verwachten, tenzij dat hij den trein mankeerl. 'k Wil dat 'k het zag, zei den -- 719 - 'k nie beter hij gelijk lice. En wijnsche moar éen dijnge : dat hij wachten, totda ge werekoml. 60) Deelwoorden. Het tegenwoordig is het schier men gebruikt echter soms voorafgegaan door het woordje al: al lachende de zot zijn meepij nge ; luOende hij goat doar al peizende ; al slidderende en brak zijn biën ; hij kwam schrië^nende al rechtstoande de meeste gevallen nochtans omschrijf t. tegenwoordig deelwoord door den tegenwoordigen voorafgegaan voegwoord terwijl, Zoo niet zeggen : langs voart g-oande, hij en woater, wel : hj ging langs de voart terwijll h j. de voarl ging, -- niet : lot mij s1treken de, wanneer of h j' legen mijssreekt; — niet : omkiërende gaf h j' hem en uërvoage, wel : hij kiërdeg'hein omme en gaf hem een b.) deelwoord regelmatig te worden opgemerkt ,. het voorvoegsel toonlooze verliest,. van het deelwoord - 719- blende. 'k En vroage nie beter of dat hij gelijk llee. 'k En wijnsche moar éen dijnge: dat hij zoe genezen. 'k Zal hier wachten, totda ge werekornl. 60 ) a) Het tegenwoordig deelwoord is in het Gentsch dialect schier niet gekend; men gebruikt het echter soms voorafgegaan door het woordje al lac/zende zegt de zot zijn meenijnge; al Zuipende viel zij geld uit zijne zak; hij goat doar weer peizende; ai slidderrllde viel hij op het ijs en brak zijn biën; hij kwam al schrz"ël7lende binnen; al rechtstoande zijde 't gruëtst. In de meeste gevallen nochtans omschrijft men het tegenwoordig deelwoord door den tegenwoordigen of den onvolmaakt verleden tijd, voorafgegaan door het voegwoord cas (als), wanneer, terwf/I, enz. Zoo zal men niet zeggen: lallgs de goande, struikelde hij en viel in 't woater, maar wel: hy gyng langs de voart of terwyl hy' langs de voart gfjngn ... ; - niet: tot my' sprekende. maar wel: wamleer qf oas hy' tegen 11lf;" spreekt; - niet: zich omkiërendc grif hy' hem en urirvoage, maar wel: hy' kiërdeg' hem Omme en taf hem een uërvoage. b) Het verleden deelwoord wordt regelmatig gevormd; alleen dient hier te worden opgemerkt, dat het voorvoegsel ge de toonlooze e verliest, wanneer het volgend deel van het deelwoord 7 2Q ^ met eenen klinker, of eene h begint. Zoo zegt men : m'hèn g'l ad (gehad); z'hee g-' antwoord (ge-, antwoord); hèd et g 'keërd (gehoord); ik hè 't oog 'ëlen (opgeëten) ; hé d'heur da g'iëtq(n) ? (geheeten, bevolen) ; hij heed alles g'Pwc(n) (gehouden). Sommige verleden deelwoorden, van onregelmatige werkwoorden als breiden, leiden„ scheiden,. spreiden, worden gelijkvloeiend gevormd : gebried, g-el7ëd, esclalëd, g es priëd. Bij andere, als laden, braden,, sneden, liden, reden, enz., vervangt men de d van den stam door eene j . g eloa jen, gebroajen, gesn tijen, g ele jen, gerejen, enz. Zooals wij reeds zagen, wordt bij, het , verleden deelwoord van de vier eenlettergrepige werkwoorden doen, gaan, staan en zien meestal eene toonlooze e gevoegd, en zegt men ; gedoane, gegoane, gestoane, geziene. (Zie op Onregelmatige werkwoorden.) Bij eenige ongelijkvloeiende en onregelmatige werkwoorden krijgt het verleden deelwoord eenen anderen stamklank dan dien, welke gewoonlijk gebruikt wordt. Voor vreten, dat uitgesproken wordt fritten, heeft men niet r evreten, maar g efrit. In plaats van steken, gestoken, zegt men Besteken; — dragen, gedragen, geelregen; slaan, geslagen, gesteg en ; — roepen, geroepen, geroken; pluizen, geplozen, gepluisd; -- brengen, gebrocht; — denken, gedocht; beginnen, begonmen, beg ost. - 721 Wij zagen hooger dat het verleden deelwoord oewecst verkort wordt tot wees en weest, wanneer het gevolgd is door eene onbepaalde wijs : 'k hê wees joagen; hij hee weest opendoen. Alzoo worden ook de infinitieven van enkele werkwoorden als verleden deelwoorden, zonder het voorvoegsel toe, gebruikt, wanneer zij door eene onbepaalde wijs gevolgd zijn : 'k hê hllven stoan; g'hêt doen droagen; hij ee dut-ven afstrijen; z'es ooan zien; w'ên hiëten liegen; z'ên helpen droagen; 'k hê lzêwen (houden) stoan; g'êt komeii zien; hij hee keuren leggen ; z'hee /oaten huëren ; w'hên lid en sloapen ; z'hên lu Peen kijken; 'k h^é moeten wachten; g'hêt meugen meegoan; hij hee stoan wachten ; z'hee willen thuis blijven; w'hên zien vechten; z'hên zitten luisteren. XVII. Bijwoorden. In den Gentschen tongval wordt het bijwoord -over 't algemeen gevormd en gebruikt gelijk in het Nederlandsch. Enkele hoedanigheidswoorden, als bijwoord gebezigd, nemen eene e aan, zooals wij hooger bij de bijvoeglijke naamwoorden reeds deden opmerken : ge moet scliuëne schrijven; woarom goa-de zuë troacg e, zuë ziëre? Wat wij vroeger mededeelden over het voornaamwoord er, is ook op het bijwoord er toepasselijk. (Zie blz. 686). -- 722 -- Nevens bli idelijlq-s, sclir elings, sterling s, zidel/r,,o s, gebruikt men ook mondeln s, neffr s (nevens), scfe.s (dadelijk), sfillekes, stillekesaan, van fonts af aan, noens (schuins), iivers en ieverans (ergens), nieverans (nergens), zekers, enz. Voor heen, henen, gebruikt men deure: 'k goa deure; hij loopt deure; -- Voor er heen zegt men naartoe 'k goa der noartoe. Eens wordt uitgesproken iës : Goad iës mee. Het wordt dikwijls vervangen door ne keer.: Goa ne keer mee. Heel en ,geheel wordt uitgesproken oiël, met de beteekenis van Kansch : Kiële doagen; mee giël huëpe. — Het wordt altijd gebruikt voor zeer : giël woarm; giël schuëne. Als tijdsbepalingen bezigt men, nevens de uitdrukkingen van den morgend of dezen morrend, enz., ook te morget, í'oaveí, te noenel, t'achternoenet. Om den toekomenden tijd uit te drukken gebruikt men van de of van den of van dees : van de weke, van dees weke (in den loop der week, die nog komen moet), van de nacht, van den achternoene, van den oavet, van de of dees moand, van de zomere, van de of dees joar. In plaats van des Zondaos, des Maandags, enz, zegt men veel : de Zondag, de Moandag, den Dysendag, de Weunsdag, den Donderdag, de Vrijdag, de Zoaterdag, den huëgdag, den heiligen dag; maar men gebruikt ook : 's Zondags, 's Moandags, — 772233 _ sWeunsdags, sFrijdags en Saterdags, doch Dijsendags, Donder dags. Om een gevoel van verwondering uit te drukken, bezigt men het woord gelik : Ge woar gister gel jk niet thuis! U vrienden zijn 5 elïk toch gekomen ! Met het woord joamoar (ja maar), voorop aan eenen zin geplaatst, drukt men kwaadheid en verzet uit : joamoar, da -j-en kan nie blijve dure! joamoar, ge moet opèwen! In dezelfde beteekenis bezigt men zeer dikwijls, aan het einde van den zin, het woord zulde (zilde) : Ge moet opèwe, zulde ! 'k Zal er goan kort spel mee spele, zulde. Voor bijij'di (ten behoorlijken tijde) zegt men: in tje. B. v. : 'k zal der in tie wijwouter tegen smijten; zie dad in tje komt ! In de plaats van alsdan gebruikt men ions : ,Ze weten ions nog op alles wa te zeggen. Dikels wordt uitgesproken dikkels. Soms en somtjds wordt vervangen door altemets en somternets, dat ook wel eens misschien beteekent : Hè-de sonitemets goestijnge van mij kwoad te moaken? Om ne niet krijgen ze somiemeis ruze. XVIII. Voorzetsels. Te Gent gebruikt men meestal het voorzetsel izaar in de beteekenis van na : koart woar de 724 — eiere; 'k hè 't noargeziene, naar 'war iemand achternoar _loepen. voor il ,5► a) over : over doagen hij over of Voor de beteekenis van voora :,waande of . het Fransch tour. altijd L'ezur veur hij es mij veure; hé hem gekocht; in de veurnoene (vormidag); moe'k u komen ? plaats van men binnen ure : in ure ; in uurke zal zijn. h jna bijkans. Voegwoorden. voegwoord (oa.$) Gent gebruikt aan het begin van eenen volzin, maar in en, de vergelijkenden van vervangt men of. zegt : zijn gruëter of mijn jongens zijn minder oplettend 't beter hij -- Komd ots wilt; aas es ! altijd plaats van ojádal. dal soms dan : koken, lijk viere; 'k hè 't lloargeziene, noor de noene, iemand noar doene; iemand acllterl1()Or lUëpen. In de plaats van vónr (Fr. zl y gebruikt men altijd over: 07ler veertien doagen ; hij hee over joar hier geweest; nen dag of tien. in de beteekenis van 7Ioom/j;a(mde van het Fransch pour. klinkt altijd t1f'ur : koart veu?' de viere; hij es mij '['eure; 'k hè da veur gekocht; in de veurnoene (voormiddag); moe'k veur of achter u komen? In plaats van binnen gebruikt men in : binnen een ure: z'n en ure; en half uurke zal 'k hier zijn. Voor bijna bezigt men altijd bi/kans. XIX. Het voegwoord als (oas) wordt te Gent gebruikt aan het begin van eenen volzin, maar in den vergelijkenden trap van gelijkheid, en, in de plaats van dan, in den vergelijkenden trap van minderheid en van meerderheid vervangt men als door 0/. Men zegt: mijn kiekens zijn gruëter oj d'uwe; mijn jongens zijn minder oplettend of de zijne; nieverans es 't beter of bij ons. - Komd oas ge oas 't .moar woar es ! Men gebruikt altijd omdat in de plaats van opdat. Het voegwoord dat wordt soms vervangen door dan: Dan ze 't koken, lijk dan ze 't eten willen. 725 _. XX . Doopnamen. In het Gentsch dialect worden vele doopnamen verkort of verminkt. Wij laten hier eenige voorbeelden volgen. Adolf Dof; — Roan; — Albert, Bert; -- Alexander, Sander; -- Pons; — Andreas of Dries; — en Antonia, Tone en Tonia; — August, Gunst; — en Augustina, Stien en Stiene ; — Baptiste, Tieste; — Barbara, Boarbera; Benedictus, Benoa; — Bernardus, Noard; — Triene; — Charlotte, Lote; -- Constance, Stanse; — Cornelius, Neel; — Nèlle; — Desideer, Dees; — Jeannette, Mille ; — Edward, Edewoard of Eedse; — Elizabeth, Bette; — Emma, Erna; — Eugenia, Uze; Emmanuel, Moane; --- Ferdinand, Nand; — Maria,. Mie; — Philippus, Fliepe; — Frans, Gies; --- Frederik, Free ; -- Gillis, Tsille; — Griete; -= Guilielmus, Giele en _felle; -- Hary, Hendrika, Har Jacobus, Tsaak of Kowe; — Joanna, Wane; —-Jite; - Suzanna, Tsane; -- Thomas, Thornoas; — Tsuëre ; -- Josef, Tseef; -- Treze; — Victoria, Toria; -- Virginia, Virze. xx. het Gentsch dialect worden vele doopnamen laten hier eenige volgen. klinkt Dolf; - Adriaan, - Bert," - Sander," - Alfons, Fons J" - Andries, DriesJ" - Antoon Tonza ," - GuustJ" - Augustijn Augustina, Stiene; - Tieste," - Boarbera ," - Benoa J" - Noard," - Katharina, Triene J" - Lote ," - Stanse J" - Nee/," - Petronella, Nèlle ," - Dees ," - Nitte.. - Ed ward, Elizabeth, Bette," - Ema ," - EugeniaJ Uze J" - Moane," - lVand," - Maria, - Fliepe," - Cies," - FrederikJ Free; - TszYZe ," - Margaretha, Griefe ," -.:.. Guilielmus, JelZe; - Hendrik, HaryJ HarJiite J" - Kowe," -,Joanna, Wane,"Suzanna, Tsane ," - ThomoasJ" - Joris, Tsuere; - J osef, - Theresia, Treze ," - Toria," - Virginia, Virze" — 726 — Voorbeeld van Gentsch dialect. MEE DEN TRAM. « Zeg, vrèwe, me goan vandoage ne kier in de koetse rije(n). » « 't En ès nie woar, zekere, Cies? Zij-de gij altemets i geld beu? » « Moar niën ek, mijns! Ge weet toch wel da che den dag van vandoage de stad keunt rondrije(n) veur ne niemendalle. Veur nen appel in 'n ei brijnge z'i van 't Seléskest noar de Brigsche puërte. » « 'k Wil da 'k et zoage, zei den blende. » « Ha, ge geluëf me nie? Awel, kom dan mee mee mij ! » Cies en Mie weundegen in e klein (h)uizeke op Ticheldrije. Ze trokken over 't Sluizeke lanst 't Bèweluëleitse over de Botermoort, verbij't Sentsoacobs, in kwoame eziie op de Vlasmoort. MET DE TRAM. « Zeg, vrouw, wij gaan heden eens in de koets rijden. » « Het is toch niet waar zeker, Frans? Zijt gij misschien uw geld beu? » « In 't geheel niet, mensch! Gij weet toch wel dat men ten huidigen dage de stad kan rondrijden voor eene kleinigheid. Bijna om niet voert men u van Heilig Kerst (kerk) naar de Brugsche poort. » « Ik zou dat willen zien, zeide de blinde. » « Zoo, gij gelooft mij niet! Welnu, kom dan met mij mede. » Frans en Mie bewoonden een huizeken op de Tichelrei (straat of weg laags eenut waterloop). Zij gingen over het Sluizeken (eene marktplaats) langs de Baudeloolei over de Botermarkt voorbij St Jacobskerk en kwamen op de Vlasmarkt. — 727 — « Doar stoat ons feture » zei Cies lege zijn vrèwe; in (h)ij wees op den elektrieken tram. « Allee, stap-t-er moar algèwe(n) inne,of (h)ij rij nog veur onze neuze wig. » Cies gijng veure; (h)ij trok zij Mie omhuëge en duwdeg' (h)eur binne. « Me zijn al verre genoeg, » zeit (h)ij. « Me moete wij op de kusses nie zitte: dad ès doar d'iëste ploatse, en da kost nen (h)alve kluit dierdere. Veur vijf cens zulle me der uëk wel geroake » Den ontfanger kwam veur de pinne. « Geef ons ne kiër elk veur vijf cens tram » sprak Cies. « Hoe verre meuge me doarveure rije? » • Tot in 't Park, vrientse. » « Wa zegt (h)ij ? vroeg Mie. « Kost ta nie mier of lade? Zeg, jongen, ge wild ons seker veur de zot (h)èwe?» « Moer in 't giël nie », sprak Cies. « Hij zal ejij doar ommers nie veur liege! 't es ejij azuë ! Allee, koetsier, rij moar deure! » « Wel Onze lieven Heere », zei-se zij, « wo rij ta tijnk toch ziëre ! Me zijn al t'endent tsentsoacobsstroate; me « Daar staat ons rijtuig », zeide Frans tot zijne vrouw; en hij wees op de elektrieke tram. « Komaan, stap er maar dadelijk in, of hij rijdt nog weg zonder ons ! » Frans ging voorop; hij hielp Mie opstappen en duwde -haar binnen. « Wij zijn reeds ver genoeg » zeide hij. « Wij moeten wij op de eerste plaats niet zitten ; die kost vijf centiemen meer. Vijf centen is meer dan genoeg. » De ontvanger kwam binnen. « Geef ons eens elk een kaartje van vijf cents » sprak Frans. « Tot waar mogen wij daarvoor rijden ? » « Tot in het Park, vriendje. » « Wat zegt hij? » vroeg Mie. « Kost die reis maar zooveel? Zeg, jongen, gij wilt ons denkelijk voor den aap houden? » « Maar volstrekt niet », sprak Frans. « Waarom zou die man liegen? Het is zoo ! Komaan, koetsier, rijd maar voort! » « Hemeltje lief », zeide Mie, « wat rijden wij gauw. Wij zijn reeds aan het einde der Sint Jacobsstraat; wij rijden --- 728 — rijjeu over de brigge. Kijk ne kiër! Es da de fabrieke van Loesberge nie? » « Joa 't sekere! Me rije deur de Sarlekijnstroate. Kijk, ginter verre stoa Sentanne, op 't Arteveldeplein. » « Ei, 'k geluëve da me ziërder rijen of den avapeurl 't es goot da 'k nie te vele g'eten hé, anders zoe... » « Wil de wel 'n beetse zwijge mee al iwe prietproat! --'t Es gelijk, ge meug zegge wa da che wilt, dienen tram es toch 'n scliuën uitvindijnge. Kijk ne kiër, zoe de zege da me nen birg oprije? Joa, joa mijns, me zijn al op tsenpietersplein. » « Es da doar da te fuëre stoat ? » « Moete da ni nog vroage, veur e mijns van i joare? Begin de gij ni uëk al i memorie kwijt te geroake? » « Och Cies, ge moe gij azuë van iwe neuze nie moake ! Ge zij gij uëk al nie meer g'lijk over twinteg joar! » « Loat da potse moar gedekt ; 't geen da me g'(h)ad (h)ên en zille z'ons nie miër afpakken. — Moar 'k geluëve da m'er zijn? Joa joa, 't es ejij ezuë. Me moe'n der uit! » over de brug ! Zie eens, is dat niet de fabriek van Loesberge ?»- (Naam van den eigenaar.) « Zekerlijk ! Wij rijden door de Keizer Karelstraat. Zie, ginder staat de St Annakerk, op het Arteveldeplein. » « Ik geloof waarlijk dat wij gauwer vooruitgaan dan op den ijzeren weg ! Gelukkig, dat ik niet te veel geëten heb, anders... » « Vertel toch zulken onzin niet!... Nu, men mag er van zeggen wat men wil, de tram is toch eene schoone uitvinding. Zie maar toe! Kunt gij gelooven dat wij eenen berg oprijden? Ja, ja, vrouw, wij zijn reeds op St Pietersplein. « Is dat de plaats, waar de foor gewoonlijk staat? » « Is dat nu eene vraag voor iemand van uwen ouderdom Begint gij reeds uw geheugen te verliezen? » « Och, Frans, maak toch zooveel praat niet; gij zijt toch ook de Frans niet meer van voor twintig jaar. » • Spreek daar niet over; wat wij gehad hebben zal niemand ons ontnemen. — Maar ik geloof dat wij op onze bestemming zijn! Ja, ja, 't is zoo. Wij moeten afstappen. » 729 — « Woar zijn m'(h)ier? » « An den Belvedirre! Win-me doar e peentse goan pakke ? » « Zij de nie goe tan? Dad en es gië spek veur onzen bek; 't es goe veur de rijke mijnsge. » « Gè gè, kom moar mee. Ge moet al die moeskes nie moaken. Veur wie moen m'ons zeneeren ? Me moe'n wij toch Beker nie benijd zijn! M'hên ommers cens in onze zak? » « 'k Zegge da'k nie mee en goa, zild e ! Doar en krijgde gij mij nie binne! 'k en zoe nie girre(n) in affronte valle; 'ken ben ekik al diene kiskedie nie geweune ! » « Oas 't ezuë es, dan zille me moar wa wandele; en beetse verder stoa 't Swoantse; doar keune m'ons loate binnevalle, in e peentse dowele of en flassche Leuves drijnke. » « 't Es mij allemoal iënder, moar 'k zoe toch liever nog en èndeke wandele; m'hên ommers al den tijd! » « G'lijk of ge wilt! Moar kijk ne kiër doar, veur de ' • Waar zijn wij hier? » • Aan den Belvedère! (Naam van een koffiehuis). Willen wij daar een glas bier drinken? » « Zijt gij gek, man? Dat past niet voor menschen van onze soort; daar gaan alleen rijke lieden. » « Nu, kom maar mede! Gij moet °zooveel opmerkingen niet maken. Voor wie moeten wij onderdoen? Wij moeten toch niet bang zijn? Wij hebben immers geld op zak? » « Ik ga toch niet mede! Daar wil ik niet binnen gaan. Ik zou niet gaarne bespot worden; ik houd niet van al dien bluf! » « Als het zoo is, dan zullen wij maar wat voortwandelen; een weinig verder staat het Zwaantje (herberg) ; daar zullen wij binnen gaan en eene pint dubbel bier of eene flesch Leuvensch bier drinken. » « Het is mij onverschillig; toch zou ik liever nog wat wandelen ; wij hebben immers tijd genoeg? » « Zooals gij verkiest! Maar zie eens aan de deur der - 730 - deure van d'(h)irbirge : 't ès percies onzen Tseef; hij gelijkt erop g'lij k twie dreupels woatere. » « Gè, gè, Cies, me goan nie lache, zilde! Allee toe, g(h)& sekers 'tsienderkesiiege? Es dad omen Tseef? Azuë ne liëleke marteko, mee rost (h)aar, in 'n blekke venrhuëfd ? » « 't En ès ej ij van tselfs nie; dat weet ek uëke! Moar van verre trekt er hij toch op. » « Ge zil gij mij toch giën uëren annoaie, en mij wijsmoaken dad onze zeune er azuë ne stommen ezel uitziet g'lijk da kiekeshuëfd ! » « Moe-de were 't loaste woord hên? Dan zal ek ik moar zwijge. -- Zeg, boas, geed ons ne keer twie peentses dowele. ---- Moar wa zoe der van dijnke Mie, zoe me giën misge (h)espe eten? « Mijnen buik rechtuit gesproken, Cies, 'k en zoe nie keune ! 'k en (h)ê geen goeste veur 't eten. Die sos sietses van deze noene ligge nog altijt op mij moage. » « Ge moet (h)et wete ! Om de woarheid te zegge in nie te liege, k' en (h)ê 'k ik percies uëk giënen (h)ongere; 't e herberg : zoudt gij niet zeggen dat onze Jozef daar zit? Hij . gelijkt op hem als twee druppels water. » « Zeg, Frans, gij wilt mij zeker voor den aap houden?' Is dat onze Jozef? Zulk een leelijke aap met ros haar en een kalen kop? » « Ik zie wel dat hij het niet is; maar van verre gezien lijkt hij er toch naar. » « Gij zult mij toch niet doen gelooven dat onze zoon er zulken domkop uitziet als die zot! » « Wilt gij wederom het laatste woord hebben? Dan zal ik maar zwijgen. — Zeg, baas, geef ons eens twee pintjesdubbel bier. --- Maar, Mie, zeg eens, zouden wij niet eene musch hesp (snede hesp tusschen roggebrood) eten? « Rechtuit gesproken, ik zou niet kunnen eten; ik heb er geenen lust toe. De worsten van dezen middag bezwaren nog altijd mijne maag. » « Zooals gij wilt! Als ik onbewimpeld spreken wil, ik ook heb geenen honger; het was maar om u genoegen te - 73' _. was moar om i plezier te doene. — Weet e wel wade? Oas m'ons wad uitgerust (h)6n, zille m'hier were den tram pakke; me rijje tot op de Kuëremoort en van doar over de vleesguisbrigge lanst de Steenstroate en de Slijpstroate verbij Seleskest noar de Muije. Ezuë keune me giël de stad zien. Zij-de kontent? Of wil-de liever mee 't biënfetuurke goan? » « Neen ek, zilde! 'k en (h)ê dad alle doage nie; 'k zal der moar van profeteere! Morgen uchtijnk es 't weeral 'tselfste lietse! Ne wirkmijns en ès toch moar 'n sloave! Cies, wa moe'n die rijke mijnsge toch gelikkig zijn! » « Dijnkte gij meschien dan de rijke mijnsge uëk gië miseres en (h)ên? Ge zijt er wel mee! 'k en zoe 'k ik nog mee (h)ilder nie wille vermangele. Oas de moar genoeg (h)èt, wa moe de mier (h)ên ? » « 't Es ejij verlore ! 'k Zoe 'k ik toch ne kiër wille probeere! » « Toe, toe, schiet er ni moar uit mee al diene flèwe doen. Weet gij wat wij zullen doen? Als wij een weinig uitgerust zijn, zullen wij hier andermaal de tram nemen, . wij rijden tot op de Koornmarkt en over de Vleeschhuisbrug, langs de Steenstraat en de Slijpstraat, voorbij H. Kerst naar de Muide (stadswijk) . Zoo doende kunnen wij heel de stad zien. Zijt gij tevreden (het met mij eens) ? Of wilt gij liever te voet gaan ! » « Neen, zulle! Zoo iets krijg ik alle dagen niet; ik zal er dus maar gebruik van maken. Morgen vroeg is het weerom gelijk altijd! Een werkmensch (man of vrouw die werkt) is toch maar eene slaaf! Frans, wat moeten de rijke lieden toch gelukkig zijn ! » « Denkt gij misschien dat de rijke menschen ook geene Moeilijkheden hebben? Wat gij toch meent! Ik zou nog met hen niet willen ruilen. Als men maar genoeg heeft, wat moet men nog meer hebben ? » « Zeg wat gij wilt! Ik zou toch eens de proef willen nemen! » « Kom, houd nu maar op met al uw gebabbel! Wat gij -- 732 — ziëvere ! Ge zij were sossietsesproat aan 't verkuëpen. Ge weet wel dat da nie meugelijk en ès ! Stoa moar algèwe(n) op! Den tram ès gintere. » En beetse loater stond den tram veur 't Swoantse stille. Cies en Mie staptegen er op, in ze reje veuruit, en keken (h)ilder uëgen uit (h)ildere kop deur de vijnsterruite, totda z'aan de Muijepuërte kwoame. vertelt trekt op niets. Gij weet toch dat zulks onmogelijk is. Kom, sta maar gauw op, de tram is ginder. » Een weinig later hield de tram voor het Zwaantje stil. Frans en Mie stapten erin, en zij reden voort en zagen met gretige oogen door het venster, tot dat zij aan de Muidepoort kwamen. SCHEIKUNDIGE EN BACTERIOLOGISCHE STUDIE OVER DE OESTERS DOOR Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE, LID VAN DE INTERNATIONALE COMMISSIE TOT EENWORDING DER METHODEN VAN LEVENSMIDDELENONDERZOEK Verscheidene besmettingsgevallen hebben sedert eenigen tijd de aandacht op de oesters gevestigd; volgens zekere onderzoekers, zouden zij de oorzaak geweest zijn van besmettelijke ziekten, namelijk typhuskoorts; naar de meening van andere onderzoekers, en ook van de handelaars die door de vrees van het publiek, in hunne zaken diep zijn getroffen, zouden de oesters nooit de minste schade veroorzaakt hebben. Zooals het gewoonlijk in zulke omstandigheden gebeurt, wordt daarover veel geredeneerd en veel geschreven; doch uit de meeste der mededeelingen blijkt dat de zaak gewoonlijk niet of slecht werd begrepen, en dat vooruit opgevatte meeningen talrijk in de discussie werden gebracht. - 734 - Sedert het begin van dit jaar, heb ik, vooral met het oog op onze hed en daagsche begrippen van hygiëne en voeding, het vraagstuk bestudeerd, niet alleen door wetenschappelijke mededeelingen aandachtig te lezen, maar ook door verscheidene proefnemingen te doen, ten einde zekere feiten persoonlij k. waar te nemen of te bevestigen. Het onmiddellijk gevolg van deze studie is deze kleine verhandeling, waarin ik, zoo volledig mogelijk, de rol van de oesters in onze voeding wensch te bespreken. Ik zal de volgende punten behandelen 1 0) de scheikundige samenstelling van de oesters; 2°) de scheikundige samenstelling van het oestervocht; 3°) de voedingswaarde en verteerbaarheid der oesters; 40) de giftigheid van het oestervocht; 50) de bacteriën en het bacteriërigehalte in de oesters; 6°) den invloed van verscheidene oorzaken op de aanwezigheid, alsook op het getal der bacteriën; 70) de besmetting door de oesters; 8°) de middelen om de besmetting der oesters te bestrijden en om de besmetting door de oesters te verminderen. Augustus 1907. § 1. SCHEIKUNDIGE SAMENSTELLING VAN DE OESTERS. Alhoewel de oesters in de voeding veel benuttigd worden, is hunne samenstelling weinig onderzocht geweest. Edoch, men bezit, benevens eenige mededeelingen van mindere waarde, de leerzame en volledige resultaten der onderzoekingen vanATWATER(I) over Amerikaansche wervelbooze dieren. Hier volgen eenige dezer resultaten, waaruit blijkt dat de scheikundige samenstelling der oesters naar den oorsprong, en, voor dezelfde plaats naar den tijd, tamelijk veranderlijk is. Het gehalte aan water, asch, proteïden of eiwitachtige stoffen en vet wordt in percenten aangegeven voor het eetbaar gedeelte, zonder schelp, namelijk voor het vleesch en het vocht te zamen, en voor het vleesch alleen. (1) W. 0. ATWATER, Contributions to the knowledge of the chemical composition, etc. Washington, 1885, blz. 486; medegedeeld door J. KiiNIG, Chemie der menschlichen Nahrungs-unct Genussmittel, I, 1888, blz. 220. Oorsprong der oesters Datum van de proef Vleesch en vocht te zamen Vleesch alleen water asch proteïden vet water I asch proteïden I vet Buzzard's Bay Massachusetts Providence River Rhode Island Stony Creak Connecticut id. id. id. Fair Haven Connecticut id. id. Blye Point New York id. id. East River New York id. Shrewsbury New York id. id. Potomac River Va id. Jamer River Va id. Mei 1881 88.8o 1 54 5 30 0.99 84.21 1. 48 7 75 1 .57 Mei x881 84 79 2 23 7 12 1.65 79 ox 2 13 10.30 2.58 April 1881 go. II 2 .73 4 64 0.64 81'.02 2.76 10.46 1.60 Mei 1881 90.89 2 59 4 19 o 6o 82.09 2 55 9.81 1.48 Nov. 1881 84 83 2 .44 6 94 1 .39 77 82 2 51 10.60 2.32 Maart 1882 87.19 2 34 6 31 1.02 8o 42 2.22 10.38 1.85 April 1881 85.12 2 50 7.53 1 44 81.30 2 20 9 89 2.05 Nov. 1881 85 25 2 22 6.24 1.26 76 24 2 01 10 96 2 47 Maart 1882 84.64 2.92 7 74 I 28 8o 8o 1 85 9 89 2 05 Nov. 1881 88 3o 2 17 5 81 0.82 75.55 2 58 13.31 2.02 Feb. 1882 90.15 1.64 5.00 0.85 83.97 1 59 8.81 1.62 April 1884 81.70 1.92 8 22 I 72 76.77 1.93 10 o6 2.30 April 1881 87.57 1 87 6 31 1 10 79.92 1.74 10.44 2.16 Nov. 1881 83 53 2 o6 6.39 1.72 75 22 1 87 10.07 2.87 April 1881 85.37 1 .47 6 48 i 6o 81.85 1.33 8.20 2 20 Mei 1881 85.17 1 9, 6 24 1 .54 77.58 1.88 9 68 2 66 Nov. 1882 89 16 1 70 4 87 1 00 81.73 1 68 9.13 2 00 Mei 1881 86 6o 2.51 5 92 I 22 78.87 2 .54 _ 9 8, 2.27 Nov. 1881 87.36 1 43 6 25 1.18 82.06 x 58 9 o6 1 93 Mei,881 90.05 2.16 4.63 0 84 83.49 1.71 8.26 1.78 Nov. 1881 84 15 2 33 7.00 1.67 77 99 2.21 10.63 2 61 737 — Het gemiddelde der talrijke onderzoekingen van ATWATER is het volgende, in percenten : Vleesch en vocht te zamen. Vleesch alleen. 87.30 2.03 5.95 0 .95 I.15 80. 52 1.96 9. 04 1 .55 2.04 Water Asch Proteïden Stikstof Vet A. BALLAND (I) heeft ook de samenstelling van de oesters, wellicht van Franschen oorsprong, onderzocht. Zijn onderzoek werd gedaan in Januari 1898 op 6o gr. stof uit zes oesters. 0/o vochtige stof. o/o droge stof. 80.50 2.04 8.70 1 .43 7.33 Water Asch Proteïden Ve t Oplosbare stoffen Nog dienen de vroegere analysen van PAYEN (2) over het oestervleesch aangegeven te worden : water : 80.38 0/0 proteïden: 13.310/0 vet : 1.51 0/o (1) Les aliments; chimie, analyse, expertise, valeur aliznentaire. Parijs, 1907, II, blz. 231. (2) A. PAYEN, Précis théorique et pratique des substances alimentaires. Parijs, 1865, blz. 488. 0 10 47 44 6o 7.32 61 37. - 738 - alsook die van A. STUTZER (I) voor het vleesch van de Oostendsche oesters : water : 82.03 0/o vet : 1 .77 0/0 proteïden : 8.25 0/0 asch : 1.79 0/0 stikstofvrije oplosbare stoffen : 6.16 0/0 Over het algemeen wijken deze cijfers niet veel af van de gemiddelden van ATWATER, op zulke wijze dat deze laatste wel als basis kunnen aangenomen worden, in het berekenen van de voedingswaarde. (Zie op § 3.) § 2. DE SCHEIKUNDIGE SAMENSTELLING VAN HET OESTERVOCHT. De meeste verbruikers zouden niet willen nalaten het vocht met het oestervleesch op te nemen; daarom is het niet nutteloos de samenstelling van dit vocht te leeren kennen. Over die samenstelling bezitten wij de zeer volledige analyseuitslagen van J. BAYLAC (2), die het vocht van oesters uit de Middellandsche zee, namelijk uit den vijver van Thau bij Cette, alsook van oesters uit" den Atlantischen Oceaan, van Marennes (la Tremblade) heeft onderzocht. Deze uitslagen zijn de volgende, voor een liter vloeistof : (i) Rep. analyt. chemie, 1882, blz. 16x. (2) BAYLAC, J. (Toulouse), Composition chimique des- lig2iides d'huitres. Compt. rend. Soc. biol. Paris, 1907, 62, 250-252. -Uitdampingsrest op 110-1200c. stoffen Uraea (Pisstof) (Cl) 'chloorgehalte (SO 4) (Na) (Mg) van ' laTremblade. 46.5 gr. 35.95 1o.o 8.00 2.45 gr. 1.90 o.11 15.2o 33.5o 25.33 - o 5o 0.99 gr. 20.28 10.85 739 men de van het dezer twee met de samen (I), komt men-steling van he t (1) zeewater volgens DITT.',TAR (Challenger-Report) aangegeven in de mededeeling van W. P. JoRISSEN chemisch zeewater, Chemisch Weekblad, 1904, I, blz. 730 : voor van rond 4 0/0 eene soortelijk gewicht 1.0281-bestaat het zoutenmengsel uit : chloornatrium : 77.758 0/o calciumsulfaat : 3.600 0/0 : 10.878 0/o : 2.465 0/magnesiumsulfaat : 4.737 0/o magnesiumsulfaat : 0.217 0/0 calciumcarbonaat : 0.345 0/o A. DE LAVELEYE 153, zijne l' eau, 1864) geeft de het zeewater van de Noordzee, Nederlandsche kusten, volgens MARIEL : chloornatrium : 0/0 natriumsulfaat : 0.054 0/0 : 0.570 0/0 calciumsulfaat : 0.135 0/0 water : 96.566 oh onderzoek een monster water van de Noordzee, genomen te Knocke op 21 September 1907, blijkt dat het chloorioon een percentgehalte bedraagt van Cl =1.8318 GV 0/0. - Oesters yan: Oesters van Cette. i la Tremblade. Uitdampingsrest op hO-1200C. Organische stoffen Proteïden U raea (Pisstof) Chloor ICI) Chloornatrium (uit het chloorgehalte berekend) Zwavelzuur (SO') Phosphoorzuur Natrium (Na) Magnesium (Mg) Soortelijk gewicht Vriespuntsverlaging Reactie 46.5 gr. 10.0 gr. 2.45 gr. 0.16 gr. 20.31 gr. 33.50 gr. 050 gr. 12.16 gr. 1.032 2°.28 neutraal 35.95 gr. 8.00 gr. l.go gr. O.II gr. 15.20 gr. 25.33 gr. 2.22 gr. 0.25 gr. 9.12 gr. 0.99 gr. 1.024 10 .85 neutraal Vergelijkt de samenstelling het vocht dezer oestersoorten, de samenstelling van het zeewater (r), dan komt men (I) Hier volgt de samenstelling van het zeewater volgens DITT:,~AR (Challenger-R ep ort) aangegeven in de mededeeling van W. P. ]ORISSEN (Helder), Physis'ch-chemisch onderzoek van zeewater, Chemisch Weekblad, 1904, 1, blz. 73°: voor een zoutengehalte vaa rond 4 0/0 en eene soortelijk gewicht van 1.0281-1.0286, bestaat het zoutenmengseluit : -chloornatrium: 77.758°10 calciumsulfaat: 3.600°/0 chloormagnesium : 10.878°10 kaliumsulfaat : 2.465°(0 magnesiumsulfaat: 4.737°(0 magnesiumsulfaat: 0.217°/0 calciumcarbonaat: 0.345 °10 A. DE LAVELEYE (op blz. 153, van zijne Étude de l'eau, Brussel, 1864) geeft de volgende samenstelling op van het zeewater van de Noordzee, Nederlandsche kusten, volgens chloornatrium; 2.632 °10 natriumsulfaat: 0.054 "10 chloormagnesium : 0.570 °10 calciumsulfaat: 0.135 0(0 water: 96.5660(0 Uit een onderzoek door mij gedaan op een monster water van de Noordzee, genomen te Knocke op 21 September 1907, blijkt dat het chloorioon een percentgehalte be. draagt van Cl = 1.8318 GV 010. 740 tot besluit dat de vloeistof schelpen geen doch wel echt organisch vocht, dat volgens BAYLAC,. bemerkt men de samenstelling van vocht van de de en ook soort tamelijk constant blijft; door van vocht, en in 't bijzonder doseeren chloor, schijnt het den oorsprong der bepalen, stellen of die S of onderzoekingen van W. 0. ATWATER (I) leiden de gemiddelde oestervocht : water : 95.76 0/0 stikstof : 0.22 0/0 proteïden : 1.42 0/o vet: 0.030/0 asch : 2.09 °/o cijfers goed overeen met van BAYLAC, namelijk voor het voor aan vaste stoffen. is het verschil der proteïden aanzienlijk : : 1.42 0/0 volgens ATWATER, 0.245 o.19 0/0 BAYLAC. De waarden BAYLAC schijnen te (I) Op . cit. 74-0 - rechtstreeks tot het besluit dat de vloeistof tusschen de schelpen geen zeewater is, doch wel een echt organisch vocht, dat volgens BA YLAC,. onder de vochten van het levend organismus dient gebracht te worden. Daarenboven bemerkt men dat de samenstelling van het vocht van de eene soort tot de andere, volgens den oorsprong, verandert, en ook voor iedere soort tamelijk constant blijft; door het onderzoek van het vocht, en in 't bijzonder door het doseeren van het chloor, schijnt het mogelijk den oorsprong der oesters te bepalen, alsook vast te stellen of die schelpdieren, wel of niet met zoet water. behandeld zijn geweest. De onderzoekingen van 'vV. O. ATWATER (I)leiden tot de volgende gemiddelde waarden voor het oestervocht : . water: 95.76 0/0 stikstof: 0.22 010 proteïden: I.42 0/0 vet: 0.03 010 asch: 2.09 % Deze cijfers komen vrij goed overeen met deze van BA YLAC, namelijk voor het watergehalte en bijgevolg voor het gehalte aan vaste stoffen. Toch is het verschil der proteïden aanzienlijk: I.4-2 % volgens ATWATER, 0.24-5 en 0.I9 % volgens De waarden van BAYLAC schijnen veel te (I) Op. cito — 741 — laag en betreffen wellicht de stikstof —, niet het proteïden-gehalte ; in deze veronderstelling is het proteïden-gehalte X = 1.53 0/0 en 0.19 x 6.25 1.19 0/0, hetgeen met de resultaten van ATWATER overeenkomt. § 3. VOEDINGSWAARDE DE OESTERS. Zooals hooger werd gezeid, kunnen de cijfers van ATWATER dienen om de voedingswaarde te bepalen : 80.52 1 .55 9.04 2.04 95.76 0.22 1.42 0.03 2.09 87.30 0.95 5.95 I.15 2.03 Water Proteïden Vet Asch Alhoewel het aan te raden is het oestervocht te verwijderen; worden vleesch en vocht gewoonlijk te zamen gebruikt : dus moeten hier de waarden van de laatste kolom benuttigd worden. Met een watergehalte van 87.30 °/ o komt dus een kilogr. oesters zonder schelp, met 127 gr. vaste stof overeen, waaronder 59.5 gr. proteïden, 11.5 gr. vet, en bijna geen koolhydraten. - 741 - betreffen de stikstof -, niet het gehalte; 0.245 X 6.25 = 1.53 % en X 6.25 = % , resultaten ATwATER DE VOEDINGSWAARDE EN DE VERTEERBAARHEID DER OESTERS. de cijfers ATWATER voedingswaarde bepalen: Vleesch. Vocht. I Vleesch I en vocht. Water 80·5:<1 95.76 I 87·3° Stikstof 1·55 0.::1:<1 0·95 Proteïden 9·°4 1.4::1 I 5·95 Vet I :<1·°4 0·°3 I 1.15 Asch 1.96 :} Ook wijst GASTON PARIS, in een merkwaardige studie over Huon de Bordeattx (2), op een anderen Albéric dien hij vindt in het bekende werk van Jacques de Guyse. Deze schrijft, naar Hugues de Toul (die in de 12e eeuw leefde), dat Albéric de jongste zoon was van Clodion, den Frankischen koning. Hij was heiden, geen kersten; hij woonde meestendeels in de wouden, deed offeranden aan (1) Blz. 18. Verschenen in de Revue ge,'manz"que, XVI, 1861, blz. 381- 794 — de goden en de godinnen, en vernieuwde de heidensche sekte (i), hopende dat de goden hem het rijk zouden terugschenken. En hetgene G. PARIS betreffende dezen heidenschen Albéric aanmerkt, mag op den heidenschen of Joodschen Abrioen van Reinaert II toegepast worden : « II ne faut pas attacher d'iniportance à ce qu'Auberon et Elberich sont chrétiens, tandis que l'Alberic, fils de Clodion, est paiën : l' Alberic des récits primitifs appartient aux temps antechre?iens, on l'a baptisé plus tard pour les besoins du sujet, et pour ne pas faire d'un pieux chevalier un protégé du anion (2) ». Men mag dus aannemen dat de dichter van Reinaert II die verkerstelijking voor zijn onderwerp niet noodig achtte : zijn Abrioen is een ongeloovige gebleven ! Ook vind ik het niet onmisbaar voor mijn betoog dat Auberon en Abrioen juist met dezelfde lijnen en kleuren door de twee (of meer [3]) dichters werden uitgebeeld. Ik meen wel voldoende vastgesteld te hebben dat Abrioen en Auberon niet alleen groote gelijkenis in naamklank vertoonen, maar dat, in beide werken, de eerste nagenoeg dezelfde personage is als de tweede. ^^* (i) Hetgene een onzin is : de Franken waren toen nog heidenen. (2) Rev. germ., op. cit. blz. 383. Ik- cursiveer. (3) Zie hierover L. GAUTIER en ook GUESSARD et GRANDMAISON. — 795 -- Mag ik nog wijzen op eene overeenkomst van eenen anderen aard, die wellicht eveneens toont dat het gedicht Huon onzen Vlaamschen dichter in den geest speelde ? De reus Dagayant zegt tot Huyge dat hij eenen ring bezit « van sulcker virtuyt ende cracht, « so verre als ghi dien bi v hebt soo en can v nie- « mant schaden... (I) ». In Huon is dat nu wel juist geen tooverring, maar hij beschermt toch den jongen ridder als deze bij den Turk komt (2). En van den wonderbaren driekleurigen steen van Reinaert's tooverring, vooral van de derde verve « die was groen als een gras : mer somich .dropel daer in was ghemengt recht als purpurvaer », verklaart Reinaert : « Die meister (3) seide mi voor waer, so wie dat droeghe sulken steen, van sinen vianden ensoude gheen so sterc wesen of so coen, die hem macht had te misdoen... (4) » In het avontuurlijke leven van Ortnit — naar .de Duitsche sage den zoon van den dwergenkoning Alberich speelt insgelijks een wonderring eene overwegende rol. Deze ring had ook eenen tooversteen, evenals Reinaert's ring « een steen (i) Volksboek, blz. 31 (2) Vs. 5114 en vlgg. (3) Hier werd zekerlijk, doch ongenoemd, nog eens Abrioen bedoeld. (4) Vs. 5402 en vlgg. - 796 - van wonderliken doen ». De glans van dien tooversteen voerde Ortnit naar een wildernis aan. het Gardameer; juist zoo was een der drie verven van den wondersteen van Reinaert's ring nl. die « als root cristal was » en die « blencte so claer », of ze « barnende vier waer », en wie in een woud bij nachte wou gaan en bij hem droeg den steen, « hi enbehoefde lichts engheen van keersen : want hi sach so wel, oft waer scoon dach ». Zoolang, Alberich's zoon in bezit van den ring bleef, zou de tooverkoning over hem waken. Alberich begeleidde Ortnit op eene zeereis en zat in de masten, . voor allen onzichtbaar, uitgenomen voor den drager van den ring. Deze gelijkenis uit de Ortnitsage, waarin naar 't gemeen gevoelen de oorsprong van . de Huonsage ligt, mocht hier wel worden aangevoerd (I) : niet als doorslaande bewijs, enkel als accessorischen steunsteen voor mijne meening,. want ik weet wel dat menige sage van zulke beschermende tooverringen gewag maakt. Zoo ook b.v. krijgt Floris van zijne moeder eenen gouden ring met eenen steen, en zij beval hem dien ring altijd bij hem te houden, er bijvoegende . (2) die de Latijosche vertaliog van Rez"nke maakte, spreekt vaD Tremonia (ou Dortmund) : « alta curia nec vllum despuam) Haec scriba DulIns perlegat, Nee Doctor vUns explicpt, quàm doctissimus Noster Magister AbriOD, In vrbe que Tremonia Aedes superbas incoHt — 802 Muon de Bordeaux is er nergens sprake van die stad : Auberon woonde in een groot woud ! Hier, dunkt me, speelde een tweede personage in den geest van den Vlaamschen dichter, ni. Alberon van Monterol, aartsbisschop van Trier in de I2e eeuw. Deze Alberon was eerst, naar de Histoire litté-- yaire de la France (I), « princier et archidiacre » te Metz. In 1132 werd hij door den paus tot aartsbisschop van Trier gewijd. Hij stierf i8 Jan. 1152., Alberon van Trier heeft in de geschiedenis van zijnen tijd een belangrijke rol gespeeld. Het waseen aartsbisschop-krijgsman. Hij voerde oorlog tegen den burggraaf van Trier, tegen den hertog . van Luxemburg en tegen andere kleine dwinge landen van de streek. In 1136 trok hij met koning Lotharius III naar Italië en streed er tegen den koning van Sicilië om Innocentius II terug op derf pauselijken stoel te plaatsen. Als belooning werd hij tot legaat van Duitschland benoemd. Het was een zonderlinge kerel. Zijn biograaf., . Baldricus (2) van Florennes in het Land van Luik, verklaart dat Alberon in alles wat hij deed, Blz. 356, ed. 1 595. En OCT. DELEPIERRE in zijn Fransche prozavertaling van Willems' tekstuitgave heet den toovermeester : « Maitre Abrioen de Trieste » ! Blz. 274. (I) T. VIII, blz. 121-124. (2) Gesta Alberonis, in PERTZ, Monumenta Germaniae historica; scriptorum, t. VIII, 234 en vlgg. Ed. WALTZ. Hetzelfde werk heeft ook : Gesta Alberonis metrica auctore anonymo. - 803 _. vreemde en zeer ongewone zeden en manieren vertoonde (i). Alberon was niettemin krachtdadig en ondernemend. Een enkel voorbeeld : gedurende zijn oorlog tegen den graaf van Luxemburg hadden de kanunniken van Koblentz, zonder zijne tusschenkomst, een proost verkozen en paus Innocentius had de verkiezing door brievèn goedgekeurd. Die brieven werden Alberon aangeboden : doch deze, in een oogenblik van woede, smeet ze op den grond. Om die daad werd hij in interdict verklaard, tot hij, in 1142, naar Rome ging en voldoende uitlegging gaf (2). Hij beminde de kunst en de pracht. Toen hij aan het koninklijk hof verscheen, stelde hij door zijn praal al de andere prinsen in het duister (3). Hij zocht het gezelschap van geleerden (4), wist deze te Trier te lokken en ze er te behouden. Buiten Baldricus, die Alberon's onrustig leven schreef, vond men in het aartsbisschoppelijk paleis te Trier : Gerland (of Garland of Jarland) van Nunc moribus eius et consuetidinibus pauca narrare libet ; omnibus gerendis et valde inusitatos A. En « Nec nec nec in dtirmiendo, nec in hominum consueta tenebat a. 2 56. Hz'st. lilt. 122. (3) « Comitatus expensae magnificentia alios principes obscurabat a. BALDRICUS 257. 4x Magnarn enim multitudinem religiosorum litteratorum secum habere solebat. a BALDRICUS - 8°3 ongewone mameren I). krachtdadig en ondernemend. gedurende zijn van Luxemburg hadden de van Koblentz, zonder zijne tusschenkomst, proost verkozen en paus Innocentius brieven goedgekeurd. Die aangeboden: doch deze, van op den hij in interdict verklaard, tot hij, in II42, Rome ging en voldoende gaf (2). beminde pracht. Toen hij stelde hij door het duister (3). gezelschap van geleerden (4), wist te lokken en ze er te behouden. Baldricus, die Alberon's onrustig leven paleis Trier: Gerland (of Garland of Jarland) van (I) «Nune de moribus eius et consuetidinibus pauea narrare michi libet; alienos enim in omnibus gere~dis et valde inusitatos mores habebat '. En : « Nee in ambulando, nee in equitando, nee io dormiendo, nec in vigilando aliorum hominnrn eonsneta tenebat •• Blz. 256. (2) Hist.litt. de la France, blz. (3) «Cornitatns et expensae magnificentia omnes alios principes obscura bat •. BALDRICUS blz. 257. (4) «Magnam eoim multitudlnem religiosorum et litteratorurn secnm habere solebat .• BALDRICUS blz. 257. 804 - Besancon (z) en Thierri van Chartres (2); de H. Bernardus was met hem zeer bevriend en verdedigde hem menigmaal bij den paus (3). Hij had een manie waardoor hij de aandacht zijner toehoorders vestigde en iedereen in vroolijke stemming bracht : hij zelf was geleerd en kende veel lachwekkende spreuken en gebruikte ze in overvloed. Baldricus schrijft : « In grover- « buis et similitudinibus fere omnia dicebat; quo- « rum supra omnes qui in nostram venerunt noti- « ciam homines copiam tenebat ». En op een andere plaats : « loconda loquutione et hylaris- « sima proverbiorum suorum interpositione tam regem quam principes letificare solobat ». Op zijn graf schreef men zijn epithaphium met gouden letters op koperen platen, en hij kreeg er de volgende pronkende en ronkende titels : Licht der wereld, pronk der stad, roem der geestelijkheid, sieraad van 't Vaderland, luister der Kerk! Inderdaad, op het graf, « infra arcum » stond « Albero, lux orbis decus urbis, gloria cleri, Ornatus patriae, splendor et ecclesiae, Parte minore sui iacet hic, maiore superstes ; Mens etenim superest, fama perhennis erit ». (i) Over dezen geleerde, zie Hist. litt. de la France, XII, blz. 275-279. (2) WALTZ geeft in nota : Johannes Saresberiensis lib. I. Metalog., cap. 5, de hoc Theodorico notat, eum fuisse artium studiosissimum investigatorem », (3) Zie de bescheiden in HONTHEIM, Historia Trevirensis diplomatica et pragmatica, I, blz. 516.662. — 805 .— Kan het iemand verwonderen dat onze Vlaamsche dichter der 14e eeuw Alberon (I) van Trier bij name moet gekend en de Gesta Alberonis van den Luikenaar Baldricus zal gelezen hebben? Ik denk het niet. * * Ik vat samen en eindig. Voor mij blijkt het klaar : De wijze man en meester, de vroedste Jood, waarover in Reinaert II gesproken wordt, heeft de kenteekens van den tooverdwerg Auberon; daarom noemt de Vlaamsche dichter hem « Meister Abrioen ». En wellicht is bij onzen schrijver alsdan ,een tweede reminiscentie in den geest geschoten : hij heeft gedacht aan aartsbisschop Alberon, maecenas en zonderlingen spreukenmeester; daarom wordt de geleerde Hebreeuw die de drie magische toovernamen kon uitleggen, « Meister Abrioen van Trier » geheeten. (t) Andere personen heetten Albéron (Adalbéron ?) : Aubery, Auberon se trouvent employés comme simples noms d'hommes et semblent avoir la même origine que d'autres noms analogues : Aubert, Adalbéron, etc. » G. PARIS, in Revue germanique. Aub( e)ry is in Nederland, denk ik, Obrie geworden, zoodat de naam van ons geacht medelid JULIUS OBRIE tot dezen stam insgelijks behoort. — In ons land hebben geleefd : Alberic van Thosan of van .ter Doest (kronijkschrijver van de 13° eeuw) ; Alberic van de Drie Fonteinen (kronijkschrijver van de 13° eeuw) ; — Alberon I (of Adalberon), bisschop van Luik (gest. 1129); — Alberon II, . bisschop van Luik (Rest. 1145); — Albric 03' abt van StaveIot, Se eeuw) ; — Heilige Albrik (bisschop van Utrecht, t 14 Nov. 794, patroon var, Susteren), en anderen nog. DE ZOOGENAAMDE VERSTROOIDHEID DER GELEERDEN door AM. Joos. Wie op het woord verstrooidheid acht geeft ,. denkt natuurlijk aan verstrooien, uiteenstrooien. verspreiden, gelijk het woord voorkomt in zinnen zooals de herfstwind verstrooit de bladeren; het leger was na de nederlaag gansch verstrooid Dit woord schijnt allerbest gekozen om de gewone verstrooidheid aan te duiden; immers, deze bestaat in een gemis aan behoorlijke opmerkzaamheid, veroorzaakt door het verstrooien of het onmatig verdeelen der aandacht. Zulk verdeeles der aandacht kan uit twee oorzaken voortspruiten, ofwel omdat men achtereenvolgens op te korten tijd verscheiden dingen, ofwel omdat men in eens te veel dingen beschouwt. Uit herhaalde proeven blijkt dat voor iedere waarneming zekere duur vereischt wordt : voo r. de gehoorsbeelden, van 0",16 tot o",14; voor de testbeelden, van o",21 tot o",i8; voor de gezichtsbeelden, van 0",22 tot 0"20. Wie beneden het vereischte minimum gaat, maakt de waarneming onduidelijk, duister; ja, doet zelfs verscheiden aanschouwingen tot éene versmelten, gelijk wij -- 807 -- het zien gebeuren in den cinematograaf, waar ieder afzonderlijk zicht maar 715 van eene seconde voor 't oog van den toeschouwer blijft. Vermits voor elke waarneming zekere aandacht noodig is, mogen wij besluiten dat er zonder uitzondering verstrooienis bestaat bij hem die, in de waarneming van verscheiden voorwerpen, niet bij ieder het vereischte minimum verwijlt; zelfs zal in menige gevallen, bij voorbeeld, wanneer de indruk meer samengesteld is of de geest op bijzondere wijze ontleden wil, het gestelde minimum merkelijk moeten verhoogd worden. De aandacht, zeiden wij, is ook te veel verdeeld of verstrooid, wanneer men te veel voorwerpen in eens beschouwt. Welk is de omvang van de aandacht of op hoeveel dingen kan zij te gelijker tijd gevestigd zijn ?... Het ware verkeerd als algemeenen regel voor te houden dat zij maar éen enkel voorwerp hebben kan. Dan ware er geene uitlegging te geven van sommige geestesverrichtingen, b. v., de vergelijking, die zonder aandacht niet gebeuren kan en waarin men altijd ten minste twee zaken beschouwt. Volgens WUNDT zou de omvang van de opmerkzaamheid viermaal minder zijn dan die van het bewustzijn. Laat er ons nog bijvoegen « dat (z) de omvang der op- (i) Leerboek der Zielkunde, bewerkt naar den tweeden druk van WILHELM WUNDT'S Grundriss der Psychologie, door M. H. LEM, blz. 185. 8o8 — merkzaamheid geen constante grootheid is, maar dat hij afhangt, al heeft de spanning ook nagenoeg dezelfde maximale grootte, deels van het enkelvoudig of samengesteld karakter der indrukken, deels van het feit, of de indrukken ons meer of minder bekend zijn ». Uit dit laatste volgt dan dat de omvang bij het kind, als minder ervaren, in veel gevallen kleiner zal zijn dan bij den volwassene en den geleerde. Overigens kan iedereen door een licht onderzoek vaststellen dat het gemakkelijker is een geheel dan verschillende afzonderlijke zaken te beschouwen; dat de waarneming van de kleur en den geur der roos klaarder, vollediger is, wanneer men, in plaats van te gelijker tijd te kijken en te rieken, eerst kijkt en dan riekt. Uit dit alles blijkt dat de omvang der aandach t. wezenlijk beperkt is; dat hare kracht in omgekeerde reden is van haren omvang; dat, met andere woorden, men hier altijd in diepte win t. wat men in breedte verliest: hoe kleiner inhoud,, hoe dieper inzicht. ^ ik- * * Wat is er nu noodig om de verstrooidheid te vermijden, om aan de aandacht behoorlijken duur en beperkten omvang te geven?.... De geest moet volstrekt op iets bepaalds gevestigd worden, hij moet er blijven bij staan, hij moet er bij letten, gelijk wij zeggen,— vanwaar ons sprekend woord oplettendheid. — 809 — Maar die oplettendheid gaat niet zonde r inspanning, waar ook het lichaam in medewerkt en op eigen wijze toe aangepast wordt. Zet men zijne aandacht op een uitwendig ver"schijnsel, dan trekt de voorhoofdspier samen ; dientengevolge rijzen de wenkbrauwen, komen er liggende rimpels in het voorhoofd en staat het oog wijdopen; -- is 't bij voorbeeld om iets te bekijken, dan komt het lichaam vooruit en de oogen worden strak naar het voorwerp gericht; — is 't om naar iets te luisteren, dan wenden wij hoofd en oogen naar den kant van het geluid en hellen gewoonlijk naar den linkerschouder als om met het rechteroor alleen te luisteren. Wil men zijne aandacht bij overweging op iets inwendigs vestigen, dan trekt de wenkbrauwspier samen, waardoor het oog deels gedekt wordt en er staande rimpels tusschen de wenkbrauwen verschijnen; de mond is krachtig gesloten en de ademhaling houdt eenigen tijd op of vertraagt. -- Is de overweging lastig en van zekeren duur, dan is bij velen de uitdrukking gansch anders. Bij dezen is er niet spanning, maar verslapping der spieren : zij schijnen te zoeken om al hunne kracht naar binnen te kunnen gebruiken, zoodanig dat zij er op uit zijn om zeer gewone spiertrekkingen tijdelijk af te schaffen; zij blijven staan onder het wandelen; wanneer zij zitten, laten zij hun hoofd op hunne handen rusten of leggen het neder als om te slapen; de wenkbrauwspier ont- $zo — spant en de rimpels verdwijnen; de oogen, zonder iets te zien, staan onbeweeglijk op een zelfde punt; straks zelfs gaat de mond ten deele of geheel open, en eindelijk laat men de onderste lip hangen. Hierop zegt MANTEGAZZA ( I) : « Le « visage prend alors en apparence le caractère « de la stupidité, nous fournissant ainsi un exem- • ple de plus que, dans la mimique, les extrêmes < se touchent et se confondent ». Nog zou ik kunnen spreken over hen die b. v. op hun voorhoofd, aan hun haar wrijven of driftig in beweging komen, maar het aangehaalde toont meer dan voldoende dat de aandacht zekere inspanning vraagt. Tot die inspanning zijn sommige personen geheel of gedeeltelijk onbekwaam. In den geest van zekere krankzinnigen is er eene aanhoudende wieling van voorstellingen, iets gelijk het zicht dat een reiziger heeft, wanneer hij, in eenen sneltrein gezeten, door het venster naar buiten ziet : booroen, huizen, menschen, dieren, alles vliegt stormende voorbij; kijken is onmogelijk, het zien alleen maakt duizelig. Hadden die zinneloozen de kracht om dat ijlen te beheerschen en stil te leggen, zij werden kalm en genazen. Bij het kind zijn het niet de voorstellingen, maar eer de uitwendige dingen die hem beletten (i) La physionomie et les sentiments, blz. 175. aandacht te vestigen, zijne natuurlijke andere omstandigheden zooveel zake van zijn vijand. 't Is hier iets gelijk fladderen van den speelzieken vlinder : wel zweeft eene De school ook nadeelig gelegen, komt, waar het de beweging, de rollende wagen, de zingende, roepende voorbijganger aandacht het kind gedurig verstrooit ; gezellen door zijne zijne beweging en heerscht. * * der aandacht bij het begin zij gang wordt zij door natuurlijk verschijnsel op eene krachtdadige vergemakkelijkt. 'Is wanneer geest voor goed gevestigd is, menige gewaarwording aan vreemd ten deele doof en als zoodanig min of meer bewijs wanneer des morgens hun dagblad lezen : zij zitten zij zij voelen het - 8I!- zijne aandacht te vestigen, zijne natuurlijke nieuwsgierigheid, die hem in andere omstandigheden zoo veel diensten bewijst, is in zake van aandacht zijn grootste vijand. 't Is hier iets gelijk het fladderen van den speelzieken vlinder: wel hij van bloem tot bloem, maar op niet eene blijft hij eigenlijk rusten, altijd op zoek, altijd naar iets nieuws. De school is dan ook nadeelig gelegen, wanneer zij aan de straat komt, waar het gewoel en de beweging, de rollende wagen, de lachende, zingende, fluitende en roepende voorbijganger de aandacht van het kind gedurig verstrooit; ieder zijner gezellen is daarenboven door zijnen mond, zijne handen, zijne beweging en houding een vrijwillige of onvrijwillige bekoorder, zelfs in klassen waar strenge tucht heerscht. ** * Is de concentratie der aandacht bij het begin moeilijk, eens dat zij in gang is, wordt zij door een natuurlijk verschijnsel op eene krachtdadige wijze ondersteund, dus vergemakkelijkt. 't Is immers een feit van ieders ervaring dat, wanneer de geest voor goed gevestigd is, menige gewaarwording die aan het beschouwde voorwerp vreemd is, ten deele doof en als zoodanig min of meer onbewust wordt. Velen leveren daar het bewijs van, wanneer zij des morgens hun dagblad lezen: zij zitten neder, zij leunen met hunnen arm op den zetel, zij houden hun dagblad vast en.... zij voelen het - 8I2 - niet; zij trekken aan hunne sigaar en.... weten het niet; zij blazen den rook uit en.... rieken het niet; zij hebben nicotine in keel en mond en.... smaken het niet; men praat aan hunne zijde en.... zij hooren het niet; men spreekt hen aan en.... zij antwoorden niet. Zij lezen, lezen en daarbuiten schijnt er voor hen niets te leven, niets te bestaan Hier is geen spoor van verstrooidheid, integendeel; wij staan hier voor eene volledige ingekeerdheid, een haast overdreven vastkleven van den geest, eene verdieping in gedachten, die geheel innemend, overweldigend is en ons als buiten de stoffelijke wereld stelt ; 't is bijna wat men in godsdienstige zaken de contemplatie, de geestelijke beschouwing, noemt. En toch, wanneer het zekeren graad bereikt, heet men het de verstrooidheid der geleerden! Geen naam kan minder passend zijn. Maar zie! 't is een toestand die ongewoon is; hij is daarbij vooral inwendig, dus kan het begrip er van niet door loutere waarneming, maar door innige beschouwing verkregen worden. Doch innige beschouwing is en blijft altijd iets lastig men beschouwt licht een ander, zich zelven weinig, en, bij gebreke daaraan, neemt men, om de zaken te benoemen, zijne toevlucht tot uitwendige waarneming, die noodzakelijk op de oppervlakte blijft en dikwijls eene onbeduidende bijkomstigheid als het wezen der zaken aanziet. -- 8 1 3 — Archimedes zocht hoeveel koper de maker gemengd had in eene gouden kroon van Hieron. Hij vond het, terwijl hij in het bad was. Oogenblikkelijk sprong hij er uit en liep, gansch ongekleed langs de straten, terwijl hij .gedurig zijn gekend 'Cup ,roc riep. Later werd Syracusa bij verrassing ingenomen. Archimedes had al zijne wetenschap aangewend om zijne stad tegen de overweldigers te verdedigen. Nu weer zat hij op nieuwe krijgsmiddelen te studeeren en zoozeer was hij in zijne overweging verslonden, dat hij het gerucht en gewoel in de straten niet vernam noch den Romein schen soldaat opmerkte die dreigende bij hem binnenstormde. Jean de la Fontaine, de fabeldichter, was gekend om zijne verstrooidheden. Ik haal twee voorbeelden aan, volgens CH. NODIER (I) : « 11 était un jour chez M. Despréaux avec plusieurs personnes d'une érudition distinguée, Racine entreautres, et Boileau le docteur. On y par laic depuis longtemps de saint Augustin et de ses ouvrages; mais La Fontaine, tranquille et silencieux, n'avait point encore pris part à cette conversation, lorsque s'éveillant tout-a-coup au nom de saint Augustin : Croyez-vous, s'écria-t-il, en s'adressant à l'abbé Boileau, que saint Augustin eut plus d' esprit que Rabelais? Le docteur interdit de la question, et le parcourant des yeux avec surprise : Prenez garde, répondit-il, monsieur de la Fontaine, nous avez un de vos bas a l'en vers; ce qui était vrai. (i) Fables de is Fontaine, I, blz. xxxIII. « Le bruit ni les discours ne pouvaient troubler la léthargie apparente de ses méditations. Ii était aussi difficile de l'en tirer que d'interrompre dans sa conversation le fil des idées dont it était une fois animé. Dans un repas qu'il fit avec Molière et Despréaux, ou l'on disputait sur le genre dramatique, it se mit à condamner a parte. Rien, disait -il, n'est plus contraire bon sens. le parterre entendra ce qu'un acteur n' soit a cote de celui parle ! it s'échauffait en soutenant son sentiment de fawn qu'il n'était pas possible de l'interrompre et de lui faire entendre un. mot : It faut, disait Despréaux à haute voix, tandis qu'il it faut que Fontaine soit un grand coquin, un it répétait continuellement les mêmes paroles, sans que La Fontaine cessát de disserter. Enfin éclata rire; sur quoi, revenant à lui comme d'un : riez-done? demanda-t-il ; Comment, Despréaux, je m'épuise a vous injurier fort haul, et vous ne quoique je sois si près de vous que je touche; vous êtes surd»is qu'un le theatre n'entende point un parte qu'un autre a cote lui » LORMIAN altijd te harde opdien - de. zou die eens zijn dat ieder t water zou liggen, zijn Eenigen tijd nadien kwam -- Wat doet gij hier? vroeg verwonderd. Wel, een ei koken, antwoordde de dichter. — hebt het in uwe had hij vastgehouden en zijn uurwerk in den pot gesmeten. Spijtig nu en weer - 814- Le bruit les discours ne troubler la ses méditations. 11 était aussi tirer sa conversation Ie fil dont il était une fois animé. avec Despréaux, I'on disputait Ie il mil à condamner les à parIe. Rien. disait-au bon Quoi! Ie parterre enten dra qU'UlZ n' entend pas, quoiqu'il à eoté de celuz' qui parle! Comme il s'échauffait soutenant façon qu'il n'était de J'interrompre et de un mot: II lau!. à haute voix, tandis qu'il parlait, ti lau! que La FOlttaz'lle soz't Ult grand eoquin, lm grand maraud; i! répétait continuellement Fontaine cessat de disserter. l'on éclat a de rire; revenunt rêve interrompu : De quoi rz'ez-vous done? Gommen!, lui répondit Despréaux, m' épuzse à vous injurzer fort hau!, et vous m'entendez pas, quoique sozs siprès de VOltS ie vous touche " et êles surjnzS acteur sur Ie thédtre n'entende point un à paTte qU'lm autre acteur dit à coté de lui? Dichter BAOUR-LoRMIAN was ontevreden over zijne meid, omdat zij altijd te hll.rde eieren opdiende. Hij zelf zou die eens koken. Hij ging dan naar de keuken en haalde, om zeker te zijn dat ieder ei maar vijf minuten in 't water zou liggen, zijn uurwerk uit. Goed ..... Eenigen tijd nadien kwam er een vriend binnen. - 'Vat doet gij hier? vroeg hij verwonderd. Wel, een ei koken, antwoordde de dichter. - Maar gij hebt in uwe hand. En ja! het ei had hij vastgehouden en uurwerk in den pot gesmeten. Spijtig nu en 815 — verstrooid, sloeg hij zijne hand tegen zijn voorhoofd, waardoor het ei brak en heel zijn wezen in het geel verfde. Men vertelt, misschien is 't eene fabel, van zekeren professor aan de Hoogeschool te Leuven, dat hij, 's avonds van eene reis wederkeerende en zeer begeerig om te slapen, zijnen regenscherm in zijn bed legde en zelf in den hoek ging staan. Dien keer toch had hij zijnen paraplu niet vergeten, wat iets zeldzaams voor hem was. Eens was hij hem weer kwijt, en 't was een beste en kostelijke. Hij ging dan inlichtingen vragen bij de statiebedienden, en men leidde hem in het vertrek der verloren voorwerpen : Wel! riep hij uit, ik vind er hier meer dan tien van mij Toen ik nog in het groot seminarie was, kwam een mijner gezellen buiten zijne kamer met het boek onder den arm, gansch bezig met de klas die ging beginnen. Maar in den gang zag hij zijne geblonken schoenen staan en wou die nog eerst binnenzetten.... En zie ! kort nadien verscheen hij heel ernstig in de klas met onder den arm het paar schoenen, wier plaats op de kamer door het leerboek ingenomen was. Men schrijft die zoogenaamde verstrooidheid aan de geleerden toe; wel is het waar dat zij vooral aan te treffen is bij personen die met lastig geesteswerk bezig zijn en zich toeleggen op het doorgronden van ingewikkelde vraagstukken; - 816 - maar ook de kinderen kunnen in verdieping komen. Zoo, bij voorbeeld, wanneer zij eenen luchtbal gade slaan of met de marmeis op de straat spelen, gebeurt het meer dan eens dat zij rondom zich niets hooren noch zien en, als ware dwingelanden, een zwaar geladen wagen verplichten voor hunne kleine en lichte gestalte uit te steken. Wat zal ik nu zeggen ove r die verstrooidheid ?.... Ik noem ze eene macht en tevens eene zwakheid. Eene macht. Hoeveel menschen zijn er niet die onbekwaam zijn hunnen geest volkomen te vestigen en vooral gevestigd te houden, zoolang er iemand rondom hen spreekt en beweegt, zoolang zij niet moedermensch alleen zijn?.... Alle soorten van voorzorgen worden genomen, zij zoeken eenzame plaatsen waar geene stem, geen gerucht tot hen doordringen zal; zij stoppen hunne ooren om zelfs door het geronk van eene vlieg, niet gestoord te worden; zij sluiten hunne oogen dicht en ontzeggen zich het genot van den piependen zonnestraal, opdat alle voorwerp in hunne omgeving als niet-bestaande zij.... En toch, ondanks al die pogingen, is een doffe stap voldoende om hunne gedachten uren verre te doen afdwalen. Gelijk ik eertijds den improvisator Besse bewon8 17 - derde, wanneer hij, terwijl hij zijne verzen gereed maakte, ons toeliet, ja, verzocht vrij onder malkander te praten en te lachen. - zoo bewonder ik in zeker opzicht de zoogenaamde verstrooiden, die, in welk ongunstig midden zij ook zijn, zonder verstrooienis kunnen peinzen. Nevens hem schreit misschien een knaap, op de piano wordt een verrukkelijk stuk gespeeld, de vorken rammelen, de glazen rinkelen, de genoodigden lachen en schateren, en zij, zij blijven vreemd aan gansch die levende wereld : ongeroerd en ongestoord blijven zij alleen met hunne gedachten, die vrij hunnen loop volgen. Maar het is ook eene zwakheid. Want die toestand, al heeft hij soms voordeelen, overkomt den verstrooide gewoonlijk, niet omdat hij het zoo wil, maar zonder dat hij het weet of wil. Hij beheerscht dus eigenlijk zijne gedachten niet, 't zijn zijne gedachten die hem bemeesteren, die hem overrompelen en hem tot hun slachtoffer maken ; tot hun slachtoffer, ja, tot hunnen gevangene, want het zal niet door zijne inwerking, maar door eene uiterlijke omstandigheid zijn dat de verstrooide uit zijne tijdelijke verdooving ontwaken zal. Verre boven zulken lijder verkies ik Benen dader. En waarlijk dader is hij, die vrij vaststelt wanneer en hoelang hij grondig denken zal, en, als de tijd daar is, wilskracht genoeg heeft om, langs over het gerucht en de beweging, -die — 818 — hij met éen oor, met éen oog blijft waarnemen, tot in zijn binnenste te dringen, daar zijne gedachten te verzamelen en kalm te overwegen. Maar daartoe moet men zijne aandacht eenigszins kunnen verdeelen, wat juist onze verstrooiden onmogelijk is. Om dat noodig verdeelen der aandacht te doen verstaan, zal ik eene vergelijking met het oog nemen. Wanneer ik van hier recht voor mij kijk, zie ik duidelijk hem op wien mijn oog vlak gericht is, maar ook eenigerwijze hen allen die voor mij zitten. Zoo is het met de aandacht ; zij moet kunnen gevestigd zijn op het bijzonderste, op wat in het blikpunt is, maar terzelfder tijd ook het andere zien, wat in het blikveld staat. Zoo is het uit te leggen dat Julius Cesar brieven dicteerde, terwijl hij andere las. Haller , . zegt men, kon in een boek lezen en ondertusschen met de kaarten spelen. Toen men in de Kamer Woeste verweet dat hij brieven schreef, terwijl onze collega Helleputto sprak, antwoordde hij : K Ik schrijf met mijne hand en luister met mijne ooren >>. De verstrooide integendeel is alleen met het blikpunt bezig, terwijl al 't overige van het blikveld voor hem ongezien is. Zulk verdeelen der aandacht is volstrekt onmisbaar in het dagelijksch leven. Bijna gedurig verrichten wij meer dan éen werk. Van die — 819 ..._ samengaande werken zijn er soms twee die ten volle vrij zijn, en dus elk eene zekere aandacht vragen. Dikwijls, ja, is er onder die vrije éen dat door oefening en gewoonte reflex geworden is, maar ook de reflexe vragen nog zekere aandacht, bijzonderlijk bij het begin en het einde. Wanneer ik eenen brief opstel, moet ik op de gedachten peinzen en terzelfder tijd al de woorden juist schrijven. Verstrooiden vergeten dikwijls woorden of letters. Een verstrooide die rookt en spreekt, zal dikwijls zijne sigaar laten uitgaan. Waar is mijn bril?, Waar is mijn hoed?, Waar is dit?, Waar is dat?, zijn vragen die de huisgenooten van den verstrooide meermalen daags moeten hooien: ^^* De volkomene verdooving van de gewaarwordingen, gelijk die bij den verstrooide voorkomt, . kan in veel gevallen erge, betreurlijke gevolgen hebben. Want zie ! laat ons den verstrooide op wandel volgen. Hij bemerkt de voorbijgangers niet en groet ze niet : men noemt hem stijf, onbeleefd en trotsch. Een rijwiel komt achter hem, hij hoort het toeten niet : gelukkig zoo hij niet omvergereden wordt. Het begint te regenen, hij voelt het niet en stapt gerust door de plassen zijne kleederen geraken bevuild. Later krijgt hij eene rilling, ja, nu ziet hij dat hij doornat is, en wil terugkeeren. Hemel! hij heeft een verkeerden — 82o weg ingeslagen ! .... 't Is nacht, wanneer hij vóor zijne deur staat, druipend nat, half beslijkt, doodmoede, bleek van honger en blauw van koude. Ik zal u liever niet zeggen hoe onaangenaam die zwijger moet zijn in gezelschap, en hoe onregelmatig die doove, die van uur noch tijd weet, voor 't beginnen en 't eindigen van bepaalde bezigheden. Wij zullen LA BRUYÈRE (i) laten spreken. « Ménalque descend son escalier, ouvre sa porte pour sortir; ii la referme. Il s'apercoit qu'il est en bonnet de nuit, et, venant à mieux s'examiner, it se trouve rasé à moitié; it voit que ses bas sont rabattus sur ses talons et que sa chemise est par dessus ses chausses. S'il marche dans les places, it se sent tout d'un coup rudement frapper à l'estomac et au visage; it ne soupconne point ce que ce peut être, jusqu'á ce qu'ouvrant les yeux et se réveillant, il se trouve devant un timon de charrette. On l'a vu une fris heurter du front contre celui d'un aveugle, s'embarrasser dans ses jambes et tomber avec lui, chacun de son cóté à la renverse. I1 cherche, it crie, it s'échauffe, it appelle ses valets l'un après l'autre; on lui perd tout, on lui égare tout : ii demande ses gants, qu'il a dans ses mains. Ii entre dans l'appartement d'un prince, et passe sous un lustre oil sa perruque s'accroche et demeure suspendue; tous les courtisans regardent et rient; Ménalque regarde aussi et rit plus haut que les autres; it cherche des yeux dans toute l'assemblée ou est celui qui montre les oreilles et à qui it manque une perruque. S'il va par la vine, après avoir fait quelque chemie, it se croit égaré, it s'émeut et il demande ou it est a des passants (i) Caractères. -- 821 -- qui lui disent précisément le nom de sa rue. Il entre ensuite dans sa maison, d'ou it sort précipitamment, croyant qu'il s'est trompé. II descend du Palais, et trouvant au bas du grand escalier un carrosse qu'il prend pour le sien, it se met dedans : le cocher touche et croit ramener son maitre dans sa maison. Ménalque se jette hors de la portière, traverse la cour, monte l'escalier, parcourt l'antichambre, la chambre, le cabinet; tout lui est familier, rien ne lui est nouveau; ii s'assied, it se zepose, it est chez soi. Le maitre arrive : celui-cí,se lève pour le recevoir, it le traite fort civilement, le prie de s'asseoir et croit faire les honneurs de sa chambre ; le maitre de la maison s'ennuie et demeure étonné; Ménalque ne l'est pas moins et ne dit pas ce qu'il en pense; it a affaire a un fácheux, à un homme oisif qui se retirera A la fin, it 1'espère, et it prend patience : la nuit arrive, qu'il est à peine détrompé. » Men zal, hoop ik, niet zeggen dat ik overdrijf, als ik de verstrooidheid der geleerden een ziekelijken toestand heet, die moet verzorgd worden. Zooveel te meer daar de verstrooidheid, indien zij verder toeneemt, uitloopt op zenuwzwakheid met haren sleep van ellenden, ja, nog erger, op krankzinnigheid. Welke middelen zijn er tegen aan te wenden? Zich zelven streng opleggen alles ten gepasten tijde te verrichten. Laat uwe overwegingen in uw studeervertrek. Aan tafel dient er geëten, niet geblokt. In gezelschap behoort gij ook de anderen toe. Onze overleden collega Janssens - 822 -- hield zich in gezelschap dikwijls bezig met dichten : zoo gaf hij voedsel aan zijne verstrooidheid. Geene overdrevene bekommernis Leg, gelijk het spreekwoord zegt, uwe zorgen onder uw hoofdkussen en ge zult gerust slapen. Wie doet wat hij kan, is een eerlijk man. Hoop doet leven, maar vrees doet geen eentje uit : van boomen maakt zij spoken; zij doet de tong verstijven, die anders los zou zijn. Ook geene gejaagdheid. Haast en spoed is zelden goed. Sufficit diei malitia sua. Leef, ja, om te werken; maar werk ook om te blijven leven, en leven en werken hangen af van rust en verpoozing. BE8TENDIGE COMIVIISSIËN VOOR NIEUWERE TAAL- EN LETTERKUNDE EN VOOR HET ONDERWIJS IN EN DOOR HET NEDERLANDSCH Door den heerC. PEETERS,Uit Schaffen (bij .biest), ter uitgave aangeboden verhandeling : Nederlandsche Taalgids, of Handleiding voor de kennis van de beschaafde schrijf- en spreektaal. Verslagen bij de Academie ingediend. I. Verslag van den heer Dr. W. DE VREESE. Dit boekje bestaat uit : I. Beknopte mededeelingen over a) Onze taal en hare benaming. b) Dialect en beschaafde taal. c) Bastaardwoorden, barbarismen, provincialismen. d) Verschil tusschen Noord- en Zuidndl. e) Regels betreffende de uitspraak. II. Lijst van woorden die fout zijn, of waaraan men fouten kan maken ten opzichte van spelling, geslacht, meervoudsvorm, beteekenis; gallicismen, germanismen, anglicismen; woorden die naar des schrijvers meening te weinig bekend zijn. III. Idem voor aardrijkskundige en geschiedkundige benamingen. ^ $24 IV. Lijst van latijnsche, enkele grieksche en engelsche uitdrukkingen, die vaak geciteerd worden. V. Lijst van gebruikelijke verkortingen. Ad I. Het grootste gedeelte is, soms bijna letterlijk, overgeschreven, zonde r. aanwijzing der bron, uit welbekende werken. Ad II. Het nut er van is twijfelachtig : de alphabetische volgorde is, gezien het doel, wel het slechtste stelsel dat de schrijver kiezen kon; alles staat ondereen, buiten alle methode. Wel is waar stelt de schrijver zich voor, dat men zijn boek zal lezen; maar dat is een illusie. Men zal het alleen naslaan. En zelfs dat is twijfelachtig : omdat alles ondereen staat, zal men tegen het gebruik opzien. Om te kunnen verwachten, dat men een bepaald woord in die lijst vinden zal, moet men reeds het besef hebben, welke fout men zou kunnen maken. En wie dat besef heeft, kan zich redden met het eerste woordenboek het beste. Ad III : dezelfde opmerkingen als bij II. Ad IV. Waarom de schrijver deze lijst niet korter of langer maakt, blijkt niet. De gewone mensch kent die uitdrukkingen niet; de wel onderwezen mensch kent de meeste wel, en die, welke hij niet kent, zal hij hier te vergeefs zoeken. Ad V : in alle woordenboeken evenzeer te vinden. Het geheel is een werk uit de tweede hand; wat er in staat, is op zichzelf meestal nauwkeurig; maar het is onpractisch opgezet. Alleen hij die het geregeld zou uitlezen, zou er wat uit leeren. Maar ook daarvan afgezien, kan het werkje, naar mijn oordeel, door de Academie niet worden uitgegeven : het is een schoolboek, en daarmede heeft de Academie, behoudens uitzonderlijke gevallen, zich niet bezig te houden. -_ 825 - II. Verslag van den heer Dr. K. CLAEYS. De « Nederlandsche Taalgids » kan, gelijk de Schrijver het wenscht en hoopt, nut stichten, nu vooral dat er krachtiger dan te voren, en dat met goed gevolg en merkelijke winst, voor de zuivering der gesproken taal bij de studeerende jeugd geijverd . wordt. Ook daar kan een gids dienst bewijzen. Met Dr. W. DE VREESE, en dat om dezelfde redenen als hij, besluit ik dat het aangeboden handboek echter niet door de Koninklijke Vlaamsche Academie dient uitgegeven te worden. van den heer Dr. JAC. MUYLDERMANS. Dit boekje kunne zaakrijk zijn en in zeker opzicht nuttig voor de studeerende jeugd : ik zal het niet betwisten ; het moge getuigen van neerstige opzoekingen en grondige kenis onzer tal : ik gef hetoe. — En toch stel ik voor dat de Academie het niet uitgeve. Het boek is en blijft louter 'n compilatie uit verschillende over die stof verschenen vc crken. Het zou voor de school bestemd zijn. Edoch, moet de Academie, met dit uit te geven, haar zegel hechten aan tal van beweringen, welke hierin maar kras-weg uitgesproken worden? De heer PEETERS somt allerlei op, en altijd op eigen gezag. Zoo iets schijnt me heel en al onvoldoende voor hoe gering zij ok schijnen. Vel zijner beweringen kunnen, naar mijn inzien, betwist worden en worden betwist. De uitspraak van een afkeurend vonnis diende dus op vasten grond te steunen. Nu, geene enkele bron wordt aangewezen, geen enkel gezag ingeroepen. Nog eens, zulke uitgave moge een andere in het licht geven; doch de Academie mag zich met zulk werk niet tevreden Il. van den heer Dr. H. CLAEYS. « N ederlandsche Taalgids» kan, gelijk de Schrijver wenscllt hoopt, nut stichten, vooral dat er met goed gevolg en merkelijke bij de jeugd geijverd dáar een gids bewijzen. Dl'. om dezelfde aangeboden handboek echter Koninklijke Academie uitgegeven worden. lIl. Verslag van den heer Dr. JAC. MUYLDERMANS. zaakrijk zijn in zeker opzicht jeugd: ik zal het niet betwisten; en van grondige kennis onzer taal: ik geef het toe. - En toch Academie het niet uitgeve. 'n compilatie uit verschillende die stof verschenen \\ l;·ken. zou voor de Academie, met dit zegel aan tal van beweringen, hierin somt allerlei op, en altijd op gezag. Zoo voor onze uitgaven, hoe gering zij ook schijnen. Veel zijner beweringen kunnen, betwist en worden betwist. afkeurend op steunen. Nu, geene enkele bron wordt geen gezag ingeroepen. Nog eens, het licht geven; doch Academie zulk werk Diet tevreden -- 826 — stellen. Overigens meen ik, dat de Academie, over 't algemeen, geene schoolboeken, en zeker geene van dit slag, moet uitgeven. IV. Verslag van den heer AMAAT J00N. Mijn verslag zal kort zijn. Met Dr. MUYLDERMANS stel ik voor dat de Academie dit boek niet uitgeve. De redenen van dit besluit opsommen ware herhalen wat door onze collega's DE VREESE en MUYLDERMANS geschreven werd. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE, TE GENT. VAN DE VEN-HEREMANS' STICHTING. 33 El-KMInTIDM.,A_IKIW Namens het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de ondergeteekende de eer kenbaar te maken, dat er' in die Koninklijke Instelling een Fonds bestaat, met name Van de Ven-Herernans' Stichtfrig, waarvan het doel is « de Nederlandsche Taal en Wetenschap te ivvorderen, door het uitgeven, in het Nederlandsch, van nieume werken over Natuur- of Geneeskundige Wetenschappen, over Rechtsgeleerdheid en over het Vak vaii den .iTngenieur ». Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle Nederlacdsche handschriften \fan geleerden ter uitgave., Ingezonden verhandelingen worden met de meeste zorg nagezien door drie Commissarissen van de iiiestendige commissie' voor Nieuwer Taal en Letteren. Na kennisneming van de uitgebrachte verslagen, beslist de Academie over he al of niet laten drukken van de aangeboden handschriften. Tot verdere jnlichtingen ., verklaart de ondergeteekende zich volgaarne bereid. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD VERSLAGEN MEDEDEELINGEN DER KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- EN LETTERKUNDE November ~90" GENT A. SIFFER EN Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 z . 847 YNHOU D. Io) der November-vergadering 2o) Onze Kunst en ons Volk, VERRIEST . . 3^) de. Bestendige Commissie voor Nederlandsch : Onderwijs in en dor Nr 5. — Over het dicteeren en het opnemen van teergangen, AM, Joos 877 Nr -- Utilitarismus het door G. INHOUD. m. 1 0 ) Verslag November-vergadering . 827 ~o) 01lze Ku,!!st mails door Dr. HUGO • 847 3") Handelingen van dé Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandseh: Nr 5. - het dicteeren en het opnemen vatl leergangen, door AM, Joos. . . . . . . • . . . . . . . . .• 877 Nr 6. - Het Utilitarifmus in het Onderwijs, SEGERS. 883 Vergadering van 20 November 1907. Aanwezig de heeren KAREL DE FLOU, bestihurd .er; DES. CLAES, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige .secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT JoOS, Dr. HUGO VERRIEST, IS. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden; de heeren Mr. EDW. COREMANS, werkend lid, en ALF. DE COCK, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de October- vergadering. Het wordt goedgekeurd. Jhr. Mr. Nap. de Pauw, tot groot-officier in de Leopoldsorde benoemd. — « Vooraleer tot onze werkzaamheid over te gaan », zegt de heer Bestuurder, « hebben wij een plicht te vervullen en ons genoegen uit te drukken, namelijk onze hartelijke gelukwenschen toe te sturen aan --- 828 -- ons gewaardeerd medelid Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, die dezer dagen door Z. M. den Koning bevorderd werd tot groot-officier in Zijne orde. Aldus worden de veelzijdige diensten erkend, welke Jhr. DE PAUW bewezen heeft op het gebied van het rechtswezen evenals op dat van geschiedenis en letteren ». (Toejuiching.) — Jlzr. Mr. DE PAUW betuigt daarop zijn innigen dank aan den heer Bestuurder en aan zijne Collega's, voor de hem toegestuurde gelukwenschen. Aangeboden boeken. -- Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden : Door de Regeering : Association Beige des professeurs de langues vivantes. Premier Congrès tenu a Gand, du 18 an 22 septembre 1906. Compte- vendu. Gand, 1907. Annuaire astronomique de l'Observatoire Royal de Belgique, publié par les soins de G. LECOINTE, directeur scientifique du service astronomique. 1908. Bruxelles, 1907. Woordenboek der Nederlandsche Taal. Achtste deel, tweede aflevering (Krenking-Krom), bewerkt door Dr. J. Heinsius. 's Gravenhage en Leiden, 1907. Loquela van GUIDO GEZELLE tot Woordenboek omgewerkt. Aflevering 2. Antwerpen, z. j. (1907.} TIJDSCHRIFTEN. -- Bibliographie de Belgique, 1907. Première partie : Livres, nos 19 et 20; Seconde partie : Publications périodiques, nos 19 et 20; Bulletin inensuel des sommaires des périodiques, nos 8-io. -- Le Musée beige, no 4, x907. — Bulletin bibliographique et pédagogique. du Musée beige, no 8, 1907. Revue Sociale Catholique, nr 1, 1907. Bulletin des Commissions Royales d' Art et d'Archéologie, nos 9 et 1o, 1906. -- — 82^ 9 — des Trava ux publics, no 5, 1907 — nrs 18.1907 — de l' Agriculture, nos 9 et 1o, 1907. Door de « Kommission der Provinz Westfalen », door van Prof. Dr. L. SCHMITZ-KALLENBERG, hoogleeraar Munster : Verdffentlichungen der historischen Kommission der Provinz Westfalen : 1o) niclttstaatlichen Archive Provinz Westfalen. Regierungsbezirk Minister. Band I, Heft IV : Bearbeitet unter Mitwirkung von Prof. Dr. DdHMANN in Burgsteinfurt, von Prof. Dr. L. SCHMITZ-•KALLEN- •BERG, Privatdozenten an der Universitat Munster. Minster W., 1907. 2c) Rechtsquellen. Westfdlische I. Landrechte Miinsterlandes, bearbeitet von Dr, J. PHILIPPI, geheimera Archivrat. Mit Unterstiitzung des Herrn Generaldirektors der Kbnigl. Staatsarchive. Mit zwei karten. i fi nster W. 1907. Door de University of Penisylvania : Eighth series : No z. -- Part Philadelphia, 1907. Door den EDW. GAILLIARD, Gent : Dannen Nikolaas, en Gildeviagge, de vereenigde Leden, en Beschermleden Gilde -: Godsdienst en. hoogachtend erkentelijk -opgedragen aangeboden den tosten 1885, eersten Buitengewone Feestelijkheden gevierd. j. (Met van den NOBELS, te St.- Nikiaas, en van ALFONS JANSSENS, lid der Academie.) Door den heer JAN BROECKAERT, werkend Academie, te Dendermonde : van O. L. Tooneelstuk van de eeuw, door JAN BROECKAERT. 1907, Dendermonde, Door den heer JAN BOUCHERIJ, werkend lid der Academie, te Antwerpen : - 1'>2 9 - Annales des Travauxpublics, na Ig07 - Arbeidsblad, 17 en IS. Ig07 - Bulletin de l'Agricultltre, nos IO, Ig07. « Historische Westfalen », bemiddeling ScmlITz-KALLENBERG, hoogleer-aar te Münster: Veröffentlichungen Kommission der Westfalen : Ia) Inventare der ?tichtstaatlichm Arc/tive der Provinz Westfalm. Regicrul1gsbezirk Münster. I. : Kreis Steinfurt. Mitwirkung van Prof. Dr. DöHMANN Burgstcinfurt, van L. SCH~IITZ·.l{ALLENBERG, Universität Münster. Münster i. 1907. 2') Rechtsquellm. Westfälische Landrechte. I. LandrecJzte des Miinsterlandes, bearbeit~t VO?t Dr.. J. PHILIPPI, geheimem Mit Unterstützung des Herrn Generaldirektors Königl. Staatsarchive. Mit zweï' ;yrünster i. vi. ~g07· ofPenpsylvania: The University Bulletins. series: I. - r. Publications. Ig07. heer EDW. GAILLIARD, bestendigen secretaris der Academie, te Gent: Gedenkschriftje aan de Damen van St.-Nikolaas, milde m hoogstvereerde geefsters der Gildevlagge, door de veremigde Ledm. Eereleden m Beschermledm der Katholieke Gilde: Godsdimst m Vrijheid, hoogachtend en erkmtelijkopgedragm en uungebodm dm CK. Antwerpen, 1899. PIETER T ACK: BeiaardÏ1tdrukken. TEIRLINCK van Meester Ignatius Sonneblomme. Nr 66 van Flandria's NfJVellenbibliotlteek. Gent, 1906.) Le Folklore fla11la1td. par Is. TEIRLINCK. Folklore mythologique. (Bibliothèque beIge des connaissances modernes.) Bruxelles, s. d. Contes llamands. par Ie même. Folkloreflamand. (Id.) Id. Molleke! Drij novellm door Is. TEIRLINCK. z.Blozendekriekske, door Is TEIRLINCK. Z. p. ofj. Maria in de Plantlore. Uit Pla1ttenkultu1ts, door Is. TEIRLINCK. Het Wondersprookje valt Bartelomees, door Is. TEIRLWCK. (Overgedrukt uit Volkskunde.) Z. p. of j. Uit eelt onuitgegeven Diwan, door Is. TEIRLINCK. Z. p. of j. Door den heer V. A. DELA MONTAGNE, lid der Academie. te Antwerpen: Eelt almanakken-trust in de 17e eeuw. (Overdruk uit het Tijdschrift voor Boek- e1t BibliotheekwezC1t, 1907.) Door den heer A. DE COCK, briefwisselend lid der Academie, te Antwerpen: Rembert Dodoelts, door A. DE COCK. (Overdruk uit het Botanisch Jaarboek uitgegeven door het Kruidkundig Genootschap Dodonaea te Gent, ,zde jaargang. 1890.) VirginieLoveling, door A. DE COCK. Z. pI. ofj. ( Overdruk uit Los eIt Vast.) Conrad BuskenHuet. door A. DE COCK. Z. pI. of j. (Twee studies overgedrukt uit Nederlandsch Museum.) - 832 - Door den heer Prof. Dr. J. TE WINKEL, buitenlandsch eerelid der Academie, te Amsterdam : Michiel Adriaenszoon de Ruyter, door Prof. Dr. J. TE WINKEL. Z. pl. of j. (1907.) Door Dr. ABR. KUYPER, buitenlandsch eerelid der Academie, te 's Gravenhage : Om de Oude Wereldzee, door Dr. A. KUYPER. I. Het Aziatisch gevaar. Rumenië. _ Rusland -- De Zigeuners. — Het Joodsche probleem. —= Constantinopel. -- Klein Azië. --- Syrië.--Het Heilige Land. — Gei`iustreerd Amsterdam, z. j. (1907;) Door den heer Dr. P. J. BLOK, buitenlandsch eerelid, te Leiden : P. J. BLOK. De onderhandeling van Prins Willem III met Engeland in 1672. Overgedrukt uit de Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde,. 1906-1907.) Leiden, 1907: Door den heer A. J. J. VANDEVELDE, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium, te Gent : Scheikundige en Bacteriologische Studie over de Oesters, door Dr A. J. J. VANDEVELDE. lid van de Internationale Commissie tot eenwording der methoden van levensrniddelenonderzoek. (Mededrieling uit de Beroepsschool der Voeding te Gent) Gent, 1907. (Overdruk uit de Verslagen en Mededeelingen der Academie.) Door den heer F. BUITENRUST HETTEMA, te Zwolle : Bijbellektuur in 't Fries, door F. BUITENRUST HETTEMA. Amsterdam, 1907 00verdruk uit De Nederlandsche Spectator, 1907.) Door den Eerw. heer RICH. DE STEUR, aalmoezenierpastoor der Bezetting te Gent : Sermoenen van KANUNNIK D'HoOP, .Pastoor-Deken van O. L. Vrouw (St Pieters) Gent. Verzameld en bewerkt door R. DE STEUR, Onderpastoor van O. L. Vrouw (St Pieters). Eerste deel : Christelijke leering (7 boekdeelen) ; Tweede deel : Over de Evangeliën der Zondagen (5 boekdeelen) ; Derde deel : Over de Feestdagen (5 boekdeelen); Vierde deel : Gelegenheidssermoenen (4 boekdeelen) ; XXIIe boekdeel : Alge — 833 — meute inhoudstafel en albho. etische 1900- 1905. de Redactie : Kunst. den en Oud voor Brecht en Nr III, 1906. -heidkundigen Tuinbode, nr II, nr Io, 1907. Onthoudersblad van West- Vlaanderen, 1o, 1907. * * Voor de uitgave der Dietsche Kalenders : STILLEMANS, bisschop Gent : Kalendariunt liturgicum, ad usum clení cathedralis ecclesice Bavonis, et Direcesis Gandavensis, ex mnandato Illustrissimi Episcopi STILLEMANS, dispositum anno Domini MCMVII. Gandavi. behoorlijk Missen en Vespers zingen altaren het Roomsch voor Gent, nuttig voor en Voor MCMVII. propria Sanctorum ecclesia cathedralis, dicecesis redacta norzlzaitz Breviarii illustrissinzi reverendissimi Christo LUDOVICI-JOSEPHI DELEBECQUE, Gandavensis, SS. nostri pralati domestici ac pontificio solio assistentis. 1846. WAFFELAERT, bisschop Brugge : Officia Pro/ ria Sanctorum dicecesis Brugensis. Pars hiemalis. S. Sedis Apost. S. Rit. Typogr. (Ratisbona, 1898.) — verna. Ratisbonae, 1898. Pustet. czstiva autumnalis. Ratisbonm, 1899. Typis Friderici Pustet. Calendarium usum cleri cathedralis ecclesia Smi. Donatiani, ac dicecesis editum jussu GUSTAVI-JOSEPHI WAFFELAERT, sacra theologian episcopi XXII, pro anno Domini MCMV. Brugis. ./neene inhoudst::tfel alplulJetische bladwijzer. Gent, 1900- 19o5· Door de Redactie: Oudheid en lümst. Tijdschrift van dm Geschied- fit Oudheidkzmdigm kring voor C1t Omstreken. Nr III, 1906. De Tuillbode, n r ll, 1907. Het Boek, 11" 10, 1907. Vait Vlaalldórm, nrs 9 en 10, Ig07. * " der Kalenders: Door Z. H. Mgr. STILLEMANS, van Gent: Kalmdariu11! liturgiculn, ad USU1ll cleri cathedra lis ecclesia; S. Bavonis, et Dia:cesis Gandavensis, ex 1/la1tdato lllustrissimi Domini Episcopi ANTONII STILLEl>IANS, dispositull1 pro Domini MCMVII. Gandavi. Koortabelle om behoorlijk de HH. Missen Vespers te Zi1tgm en de altarm te versieren. Naar het Roo1llsch Kerkgebruik voor het Bisdom van Gmt, zeer 1tuttig voor Kosters. Zangers andere Kerkbedienden. het jaar MCMVII. Gent. Officia Sct1tctoruln ecclesia; cathedralis , civitatis et dia:cesis Gandavensis, l'edacta ad normam Breviarii Romani, .edita jussu illustrissimi et reverendissimi in Christo patris LUDOVlcljOSEPHl DELEBEcQuE, Episcopi Gandavensi~, SS. Domini nostri pnelati domestici ac pontificio solio assisHmtis. Gandavi, 1846. Door Z. H. Mgr. W AFFELAERT, van Brugge: Officia Propria Sancforum dia:cesis Brugensis. Pars hiemalis. Typis. Fr. Pustet, S. Sedis Apost. et S. Congr. Typogr. (Ratisbon soins peuvent durer de l'age de 2 aus, c'esl-à,dire de celui ou I'enf;nt émet Jes jusqu'à I'age de 31/2 ans, 4 aus, a~e Ou I'enf"n! commellce à à émettre quelques phrases. Pendant ce temps iJ serait fort à cOllseiller d'a,'oir des bonnes natives du pays dont on veut que I'enfant langue, Pourvu que leur accent ne soit pas absolumentdéfectueux, on ne saurait, pour Ce laps de tem ps, se mont~'er rigoureux, , • Vers l'age de 3 i/2 aus env'ron, il fwdrait qu'onpût trouver pour l'enfant, au moins dans'les grancles villeS, des sortes de salles d'asiJe ou garderies dans Icsquelles de Jeunes leur languematernelle une bonne pro"onciation : an~laises, allemandes, d'a,e ti de caractère à pouvoir Joueravee les enfants qui leur seraient confiés, et ceJa e-xclusivement langue maternelle à elles, ~alles ditférentes, éviter une confusio:1 de « Pabel " dont il faut préserver l'enfant. (1) E, DAMsEAux, inspecteur principal à Mon;;, COIIKrès ülternationa/, I,26. « salles recevoir enfantsheures le le soir ; qu'ils--une ou deux sussent qaelque peu langue étrangère I1 en effet, enfants, convict les puissent échapper a l'étrangère avec laquelle ils et cóté it dans idiSme maternel. S'il en était autt ement, le but, bien évidemment, serait manqué. L'étrangère devant l'áme de petits jeux, it lb qu'elle grand noml re d'enfants. « Après un an de l'un l'enfant serait avantage conduit pendant un mois à l'étranger, ou on le ferait jouer avec de petits camarades « Kindergarten » « I1 apprenjrait à connaltre aussi parfaitement qu'eux à a la parler. « retour, it pourrait l'asile langues de sortpays natal l'étrangère qui . le parler s'y dévouet faciliterait à ses plus « a qui méthode plus délicate et plus compliquée - l'est aurait appliquée, me paraitrait conserver une très une con-- naissance langue étrangère. de faire autant séjour de deux mois à attendant qu'il ait I'áge d'être pro-. prement it connaitrait langue. « l'on voulait faire apprendre a une langue étrangère, ii conviendrait de procéder en s'inspirant moyens. « le sait 3 t/s'exprimer maternelle le franqais), et langue l'anglais, chargée à l'asile langue allemande, et it admis Salle jeux des postulants allemands dès lui-connaitrait quelques cette troisième langue (t) ». Ny il pas lieu de se préoccuper de la préparation ct ?expansion économique avant l'école primaire, point de vivantes? Rapport présenté par M. ALEXANDRE FLEURQUIN, - 898 Ces sal\es ou garderies de langues pourraient recevoir les enfant';une ou deux beures Ie matin, autant Ie soir; mais à la condition qu'ilssussent déjà s'exprimer qaelque peu dans la Jangue étrangère qui y est parlée. I1 importe, en effet, que les petits enfants, mis en cont'lct les uns avec Jes autres ne pui ss ent écbapper à la surveillance constante de I'étrangère avec laquelle ils doivent jouer et ne se mettent de leur cc5té à part et ne jouent dani leur idiöme maternel. S'il en était aut. ement, Ie but, bien évidemment, serait manqué. L'étrangère devant être I'ame de leurs perits jeux, il suit encore de là qu'elle ne saurait grouper autour d'elle un trop grand nomtre d'enfanls. « présence à I'un de ces asiles de langues, l'enfant qui aurait environ 5 années serail avec avantage conduit pendant un ou deux mois à I'étranwr, ou on Ie ferait jouer avec de petits camara· des dans les salles d'asile Kindergarten » du pays. 11 appren,;rdit ainsi à connaître aussi porfaitement qu'eux à, penser dans leur langue et à Ja parler. • Au rttour, il pourrait être remis dans I'asile de langues de SOl1- pays nalal et sa présence donnerait encouragement à l'élrangère qui' s'y dévoue et faciliterait à ses plus jeunes nationaux Ie parIer de la langue enseignée. • L'enfant, à qui cette métbodc plus délicate et plus compliquée d'apparence qu'elle ne I'est en réalité, aurait été appliquée, me paraîtrait devoir conStrvcr une très grande facilité pour acquérir une connaissance approfondie de la langue étrangère. On aurait soin de faire faire autant que possible un séjour annuel cle un ou deux mois à l'étranger en attendant quïl ait I'age d'être admis dans les classes proprament dites, soit de son pays d'origine, soit en alternant, dans celles des pays dont il connaÎlrait la langue. • Si I'on voulait faire apprendre à l'enfant une deuxième, une troisième langue étrangère, i! conviendrait de procéder en s'inspiranf des mêmes moyens. Ainsi l'enfant, qui, nous Ie supposons, sait vers 31/2 ans s'exprimer dans sa langue maternelle (soit Ie français), et dans une langue étrangère, soit I'anglais, irait quelques heures par jour ou par semaine jouer seul avec l'étrangère, cbargée à I'asile de la lilllgue allemande, et il serait ad mis dans la 5alle de jeux des postulants allernands dès que lui-même connaÎlrait queJques rudiments de cette troisième làngue I) >l. (1) N)- aurait-i/ pas /ieu de se préoccuper de la préparation àfexpallsion économique avallt fécolc p,"imaire, au point de vue des langues vivalltes? Rapport p,"ésenté pa," M. ALEXANDRE FLKURQUIN. - 899 -- hebben wij wel het recht eenige oogenblikken te -rusten. en vooral blijkt het, dat M. FLEURQUIN weinig de rechtstreeksche methode. Zijn stelsel is zijn, ouders taal; het geeft weinig dat zij deze zelf wijze kennen. Dit duurt knapen den dezen tijd is goed eene kindermeid te hebben ; uitspraak te wenschen overlaat. gaan de kinderen den avonds en naar de bewaarschool, waar zij met -eene spelen. dient vooral streng dat kinderen gedurende den schooltijd hunne spreken. zijn naar eene vreemde bewaarschool gezonden. Als ze terugkeeren, leeren kinderen. Een paar maanden in vreemde is aan kind gaat ter de verschillende scholen, talen kent. manier leert het vreemde talen ! ! Is inderdaad eene kleinigheid. men zich iets voorstellen eene moeder, die tweejarig kind eëne vreemde taal spreekt, zij daarbij zelf hierbij het moederlijk, het kinderlijk gevoel, — de verstandelijke, zedelijke, godsdienstige oprechtheid, de uitgelatenheid bij spelen ? Waar opvoecende kracht? onze denken vorderingen der de ontwikkedocteur drJit, ès sciences ès sciences politiques )náïtrc de co»férences a la faculté libre Lille. C:ongrès international. Rapports. Section I. Enseignement. II.) - 899- Hier hebben wij wel het recht eenige oogenblikken te rusten. Eerst en vooral blijkt het, dat M. FLEURQUIN maar weinig vertrouwen stelt in de rechtstreeksche methode. Zijn stelsel is wat anders ingrijpend. Als de kinderen twee jaar oud zijn, spreken de ouders met hen in eene vreemde taal; het geeft weinig dat zij deze zelf op gebrekkige wijze kennen. Dit duurt totdat de knapen den ouderdom van drie jaar en half, vier jaar bereikt hebben. Gedurende dezen tijd is het goed eene kindermeid te hebben; het is niet zeer erg, dat heure uitspra;,]( te wenschen overlaat. Daarop de kinderen éen jaar lang, 's avonds en 's morgens, éen paar uren naar de bewaarschool, waar zij met eene vreemde onderwijzeres spelen. Er dient vooral streng gewaakt, dat de kinderen gedurende den schooltijd hunne moedertaal nooit spreken. Zij zijn dan vijf jaar oud. Daarop worden ze na recréalion. eelte marière Oe pymr.aslique ntionnelle sela considérée matière obligatoire. « ft est désirable que .les mères de familie préparcnt dans Ie même sens les !'l1jJ.l1ts avant lew' entrée à recole primaire • 2ffie vceu. midi, principalement pendanlla bonne saison, réservée à des applicalions pratiques, en pltin autanl posoible: gymna,tique, jeux, ehalll', travaux manuels, excursions, tt~. « L'ot que Ie Congrès émttte un vceu de 11 appar.iendr"it divJ alleen te Rotterdam. heer SIFFERT, Shanghaï. • La langue anglaise Serd précorJsee tOUl spécialement, » zegde 0.3. de heer D. SIFFERT, • et une partie du temps, employé à I'étude de la langue française, devrait être consaerée à ['étude pratique de la langue anglaise. I.es Belges en général connaissent asser, ou trop de français, et ils ne cormaissent pas asser fa/tglais et J'al/emand. II faut préconi,er fétude de la langue anglaise au dérriment de la langue frallçalse, qui p"end une trop {?'rande partie des heures, consacrée aux langues (2). -, Treurig is het intusschen wel, dat onder zoovele inspecteurs van het lager en middelbaar onderwijs, die het Congres bijwoonden, zoo weinigen pedagogischen takt aan den dag legden. De heer WILLEMS, hoofdinspecteur over het schoolressort Brugge, alleen heeft als een bekwaam, nationaalgezind schoolman gesproken. VoJgens hem is de studie der moedertaal innig verbonden met de vorming van het nationaal karakter: « Men ontaardt het nalionaal karakter, als men te vroeg met de studie eener vreemde taal aanvangt. Men zal slechts goede uitslagen bekomen, indien men de p,aetische studie der taal tot het tiende jaar ui:stelt, en die met de HuJie der moedertaal laat ;;amengaan (3). " Bravo! I) COllgrès international, etc. Rapports. Seetion 1. Enseignement. Volume 1. (2) D. SIFFERT, Notes sur diverses questions. (3) Documents prélimtna,res. 35. - 907 VIII. Verheven doel van Zijne Majesteit Koning Leopold II. De volgende wensch werd op het Congres aangenomen : ^< Ten einde er spoedig toe te komen, het onderwijzend personeel in staat te stellen wezenlijk tot het werk der werelduitbreiding bij te dragen, zullen bijzondere tijdelijke leergangen, bestemd voor de inspecteurs, ingericht worden. Zoohaast dezen de meer ingewikkelde taak der lagere school zouden kennen, zouden zij de lagere onderwijzers met hunne nieuwe roeping bekend maken, en met de wijze om die goed te vervullen. Deze tijdelijke leergangen hebben in de maand September 1906 11. plaats gehad. Zij werden aan de Universiteit Van Luik door hoogleeraars gegeven. Al de kantonale schoolopzieners en leeraars in aardrijkskunde aan de lagere normaalscholen waren verplicht ze te volgen. Een beklagenswaardig feit is in onze schoolwereld aan te stippen. Van den eenen kant is de koorts om alles af te breken van het oogenblik, dat het door politieke tegenstrevers verricht wordt, tot ware razernij overgeslagen. Volgens Peer, zijn alle vrije scholen slecht, doorslecht; volgens Pauw, kan eene officieele onderwijsinrichting onmogelijk deugen. Alles in zake van onderwijs onvoorwaardelijke bewierrooken is daarentegen, tegenwoordig in groote steden voor velen schering en inslag. Men wint de gunst der grooten, men streeft politieke drijf veeren na. Men hoopt in aanzien te stijgen. Van den anderen kant is het waar dat het niet altijd zonder gevaar is de waarheid te laten hooren of wat men meent de waarheid te zijn. « De ooren van velen, vooral van overheden, jooken naar vleiers, » zegde Vondel, en zij, die rondweg voor hunne meening uitkwamen, hebben er al te dikwijls om geboet. Welnu, ik zal voor dit vooruitzicht niet terugwijken. Het woord van onzen doorluchtigen vorst: « Onze toekomst ligt op de zee », is een echt koningswoord. De naam van LEOPOLD II zal in de geschiedenis met gouden letters aan- 908 - geteekend warden. Hij heeft zijn' helderen geest, zijne weergalooze gaven en zijn onbuigzaam karakter dienstbaar gemaakt om zijn volk tot wakkerheid, tot vaardigheid aan te sporen ; hij is.onoplinudelijk werkzaam om onzen handel, onze nijverheid, zoowel binnen als buiten het land uit te breiden; hij wil de -Belgen wapenen tegen vreemde mededinging, om hen over te halen naar de overzeesche landen te reizen. Die landen heeft hij hun zelf beschikbaar gesteld, zonder zich te bekreunen om de tegenwerkingen en moeilijkheden, die de meesten hadden ontmoedigd. Men mag zeggen, dat zelden: een vorst, zoozeer den stempel zijner persoonlijkheid op zijn volk heeft gedrukt, als LEOPOLD II. Zijn wachtwoord is « Labore. » Men mag dus verklaren, dat de zoogenaamde « Expansion mondiale » - de werelduitbreiding -- alle ondersteuning verdient. Ook moet erkend worden, dat ons volk. daartoe moet worden voorbereid. Zelfs de school, de lagere • school moet . en kan daar, in zekeren zin, toe bijdragen. Doch, ik haast mij er bij te voegen, dat het Congres van Bergen, wat het onderwijs, inzonderheid het volksonderwijs betreft, den bal deerlijk heeft misgeslagen. Dit blijkt reedsr duidelijk uit de medegedeelde verslagen en redevoeringen; het:. zal uit het vervolg dezer verhandeling nog duidelijker blijken. IX. Leergangen over staathuishoudkunde aan de Hoogesehool te Luik, voor de kantonale schoolopzieners en de leeraars in aardrijkskunde aan de Normaalscholen. Hier volgt het kort overzicht van de cursussen, welke de kantonale schoolopzieners en leeraars aan de normaarscholen, aan de hoogeschool van Luik hebben gevolgd : M. MAHAIM, professeur à l'Université de Liége : La production des biens. 6 lessen. Au Congo : Conférence, avec projections 1umineuse par M. le capitaine- comlxiandant LEMAIRE. — 909 — M. JOSEPH HALKIN, professeur à l'Université de _Liége : Gdographie .et ethnographic de i'Etat indépendant du Congo. t les. L'institut central de gymnastique dc Stockholin ; conférence, avec projections M. le Dr. KAISIN. .Les Efats- Unis d'Amerique : conférence, projectionslumineu,ses, Tar M. HAGEMANS, consul-général de Belgique aux Etats-M. SMISSEN, professeur à l'Université Liége La, .eirculotion des bieis. 6 Cours facultatif. M. CHAUVIN, professeur l'Université de Liége, : La littérature wallonne (?). 2 L' Alpinisme : avec projections lumineuses, l'ingénieur LEFÉBURE. La Perse : avec projections lumineuses, BlucTEux, à Liége. L'Education en Italic, Suisse et Allefnagne : conférence M. FOSSÉPREZ, de l'enseigne ment DEJACE, professeur .à l'Université Liége : La repartition et la consommation des biens. 6 Le Japon : lumineuses, M. .GALLIER, de Liége. La Belgique sportive (?) : conférence, avec projections lumineuses, par le capitaine-commandant HENRION, professeur l'école normale de gymnastique et d'escrime. L'art applique au XX' siècle : conférence, avec projections lumin.eu ses, M. FIERENS-GEVAERT Verders hadden nog uitstapjes, bezoeken aan monumenten en musea plaats. Wat wel wonder voorkomt, is dat de lessen over doctrines pcdag ogiques de INerbrt, door M. H ALKIN, voor inspecteurs en leeraars het grootste belang zouden opgeleverd hebben, door een cursus over het water vervangen werden. Deze leergangen en het Congres van Bergen onze Statenkamer ter sprake (2) : (t) Annie 1906. Extrait de l'horaire des cours de vacances de 1' Universite de Liége. Economie politique appliquée à 1'Expansion mondiale de Belgique. (2) Zitting van 23 Juni 1907. - gog- M. ]05f;:PH HALKIN, professeur à I'Uni"ersité ole L1ége :' Gf/ögraphü et ,thnographie de j' Etat indépendant du I les. L'institut central de gymnaslique de Stockholm: conférence, avec }lrnjections lumineuses, par Ie Dr. KAlSIN . . Les Elals- d' Amérique .- conférence, avec projections lumineloliOes, I,ar :\1. HAGEMANS, consul·général de Belgique aux Etats-Unis. :'-oL VAN DER SMISSEN, professeur à rUni versité de Liége : La'.eircutafioll Mens. 6 lessen. Cours CHAUVIN, profe'seur à I'Université de Liéee.: .La; litté?'ature wallom" (?). 2 lessen. Alpinisme.- conférence, avec projections lumineuses, par M. l'ingénieur LEFÉBURE. Perse.- conférence, aVèC projections lumineuses, par M. B~UCTEUX, professeur l'Université de Liége. L' Education physique en Italie, Suisse et Aftemagne: conférence. avec projections lumineuses, par M. FOSSÉPREZ, inspecteur de l'enselgm:ment de la gymnastique. M. DE]ACE, profe'i'Seur à I'Université de Liége : La répartition et la des Mens. 6 lessen. .- conférence, avec projections lumine1.lses, par M. GOLLIER, de l'Université de Liége. Belgique sportive (?) : conférence, avec projections lumineuses, par M. Ie capitaine-commandant HENRroN, professeur à I'école normale de gymnast'que d'escrime. appliqué XX, siècle.- conférence, avec projections Inmineuses, par M. FIERENS-(I). handen nog aan de monumenten plaats. wel over Les doctrines Péda,g'ogiques de Herbmt, M. HALKIN, welke zeker voor opgeleverd cursus water werdèn. Dehe leergangen het Bergen kwamen in Statenkamer (2) (r) Année 1906. Extrait de l'horaire des cours de vacances dl' l' Université de Lz'ége. EWIlomie politiqu~ appliqnée à l'Expansion mondiale de Belgique. (2) Zitling vaD 25 Juli 19°7, 910 - M. DE LANTSHEERE. -- encore à réfléchir, c'est que théories--la comision (1) semble avoir pour objft de consacrer d'expansion sont manifestées au Congrès Mons. Si de pareilles théories et de pareilles doctrines moyen, Ces tendances ont déjà commencé à s'introdnire. dans notre enseignement primaire. M. HYMANS. - DE LANTSHEERE. - cet égard une ferait de risée de ('Europe, elle connue.- HYMANS. - DE LANTSHEERE. - l'enseignement aupoint sur bancs.) H. HYMANS. --- ! DE, LANTSHEERE. - donne aux inspecteurs -d'économie politiquen politique un adepte théories « ensei_ner maitres pas l'économie,traditionnelle traine les manuels, eest l'économie vivante, actuelle, expansioniste, qui a créer ». De Messieurs, qu'on les écoles primaires, l'intermédiaire des ion dresse 1'économie politique laquelle est une a ainsi l'a journal. l'enseignement primaire l'enseignement moyen doit s'inspirer cette matière, On rencontrera Chambre des protestations nombreuses reparde, serai le a HYMANS. - (2). vary onlangs Staatsbestuur w_ rd: (2) Annales 1728. - gIOM. DE LANTSHEERE. - Ce qui donne encore à réfléchir, c'est q uelacommission (1) semble avoir pour obj-t de consacrer les théories. ou les doctrines d'expansion mondiale, qui se sont manifestées au Con grès de Mons. Si de pnreilles théories et de pareilles doctrines devaient imprégner notre enseignement moyen, je ne saurais protester avec trop d'énergie. Ces déjà commencé à s'introduire' dansnotre enseignemont primaire. M. HYMANS. - C'est admirable. M. DE LANTSHEERE. - Je pourrais vous citer à cet égard une circulaire qui feralt de nous la risée de l'Europe, si alle était connue.· .M. HYMANS. - C'est absolument vrai. M. DE LANTSHEERE. - Elle parle de l'enseignement primaire au· point de vue expansioniste. (Rires slir certains bancs.) HYMANS. - C'est absurde I M. DE. LANTSHEERE. - On donoe aux inspecteur, des cours · d'économie politique en vue de l'expansion mondiale, et voici comment ces cours d'économie folitique sont décrits par unadepte des théories. nouvelles : " Ce qu'il faut enseiëner aux futurs maîtres d'école, ce n'est l'économie.politique tI aditionnelle qui traÎne dans lesmanuels, c'est l'économie vivante, actuelle, expansloniste, qui est à créer». sorte, Messieurs, qu'on va enseigner dans lesécoles primaires, par l'interméJiaire des instituteurs et des inspecteurs, que I'on dresse dans ce but, I'économie politique expansioniste, laquelle est une science à créer, ains; que I'a fait remarquer spirituellement un journal. Si I'enseignement p,imaire ou l'enseignement moyen doit s'inspirer d'un utilitarisme que je trouve abominable en c.ette matière, on rencontrera sur les bancs de la Chambre des protestations nombreuses et pour ce qui me reparde, je ne sera i pas Ie dernier à protester. M. HYMANS. - Et moi aussi (2). (1) De redenaar zinspeelt op eene commissie ter hervorming vao het middelbaar onderwijs, welke onlangs door het Staatsbestuurw.rJ benoemd. Anna/es parlementaires, blz. 1728. — 911 — X. Ministerieele omzendbrieven strekkende om het lager onderwijs aan de werelduitbreiding dienstbaar te maken. De omzendbrief, waar de heer volksvertegenwoordiger DE LANTSHEERE over spreekt, is .mij onbekend; in alle geval past de overdreven taal van den volksvertegenwoordiger niet op de ministerieele omzendbrieven van To December 1906 aan de heeren hoofdopzieners over het lager onderwijs en aan de bestuurders der normaalscholen. Ik beken echter, dat beide ver-. ordeningen, zoowel als het Congres van Bergen. en de curcussen aan de kantonale inspecteurs, een beweenlijken invloed op ons volksonderwijs hebben uitgeoefend en moesten uitoefenen. Ik deel hier de twee stukken mede : Aux Inspecteurs principaux de 1'Enseignement primaire. Bruxelles, le 10 décembre 1906. Monsieur l'Inspecteur principal, Comme suite à ma circulaire du 29 décembre 1905, j'ai décidé que les • conferences administratives de I'année 1907 seraient consacrées à l'étude de l'économie politique appliquée á l'expansion mondiale de la Belgique. Messieurs les inspecteurs cantonaux qui ont suivi les cours de vacances à l'Université de Liége, du mois d'aout dernier, soot tout désignés pour faire ces lesons aux instituteurs. Leur tache consistera principalement à les mettre sur la voie d'un enseignement occasionnel à tendances professionnelles et expansionistes bien compris. Its ne se borneront pas á répéter l'enseignement qu'ils ont recu; ils en feront un résumé vivant et complet, qui comprendra, comme le cours méme les quatre points suivants : a) lá production; b) la circulation; c) la répartition, et d) la consommation des biers. Its insisteront particulièrement sur les parties de ces matières plus accessibles à l'école primaire; ils montreront par de nombreux exemples, dans quelle mesure et sous quelle forme ces notions s'appliquent à l'expan sion économique du pays en général et de ses différentes régions en particulier. Vous aurez soin, M. l'Inspecteur principal, de mettre le personnel enseignant en garde contre la tendance à l'exagération qui se produit presque cheque fois qu'il s'agit d'innover en un domaine quelconque. I1 ne faut jamais perdre de vue que 1'école primaire doit, avant tout, s'attacher an développement intégral de l'enfant et mettre celut-ci à mênae, - 912 - soit de poursuivre avec fruit ses études, soil de se perfectionner dans la profession manuelle qu'il aura choisie. Quoique l'économie politique appliquée soit à la base de l'enseignement relatif à ]'expansion mondiale, it n'est pas nécessaire que cette science figure à notre programme scolaire, it suffit que l'instituteur en possède les principes fondarnentaux et qu'il en pénètre profondément son enseignement. Au cours de ses lesons, l'instituteur trouvera de nombreuses occasions de familiariser ses élèves avec les richesses de notre pays. Qu'il en pro fate pour faire connaitre d'une manière pratique, les moyens de production et d'échange et pour rnettre en lumière les lois de la répartition et de la consommation normale des biens. Les petits exercises que l'enfant fera dans cet ordre d'idées, à l'aide des matériaux qui l'entourent et des moyens dont it disposera, grace à l'initiative d'un maitre avisé, lui donneront peu à peu l'intelligence des grands principes qui régissent les destinées de la Belgique. La pratique de l'épargne scolaire et des oeuvres de tempérance et de prévoyance qu'on ne saurait trop encourager, initiera les enfants au mecanisrne des caisses de retraite, des societes de secours mutuels, des assurances, du crédit, peut-être ménae des banques, et complètera leur éducation e'conomique. Ainsi le programme ne comprend aucune matière nouvelle, mais it comports tine interprétation nouvelle, dans le sens d'une orientation intelligente de l'école primaire vers des besoins nouveaux. Assurément cette manière d'envisager le programme ne dépasse ni la compétence des maitres ni la puissance de conception des élèves. Elle s'impose, si l'école primaire doit continuer es mériter son titre d'Ecole pour la vie. Je désire également, M. 1'Inspecteur principal, que les conférences pédagogiques de l'année 1907 soient consacrées à l'étude pratique de l'économie politique dans ses rapports avec notre expansion mondiale. Cette ètude s'appliquera surtout aux branches du programme qui se prêtent aux tendances nouvelles; it conviendra de rechercher dans quelle mesure et de quelle manière chacune d'elles peut contribuer au succès de l'ceuvre expansioniste. I1 me parait que, de cette fa con, le role modeste, mais réel, de l'école primaire dans la solution dé cette question vitale pourra être pratiquement et judicieusement fixé. Vous voudrez bien, M. l'Iespecteur principal, élaborer le programme de vos conférences pour l'année 1907, dans le sens indiqué par la présente circulaire et me faire parvenir à la fin dudit exercise, avec votre avis, les rapports des inspecteurs cantonaux, accompagnés des meilleurs travaux des instituteurs. Le Ministre, J. DE Txooz. - 913 - Aux Directeurs des écoles normales. Bruxelles, le 10 décembre 1 9 06. Monsieur le Directeur, I1 ressort des documents qui m'ont été communiqués, comme suite a -ma circulaire du 29 décembre 1905, qu'un travail très sérieux a été accompli pendant la dernière année scolaire dans les écoles normales d'instituteurs en vue de donner aux études une orientation adequate aux nécessités économiques actuelles. J'ai pu constater que mes instructions out été, en général, bien interprétées et que le personnel des écoles normales a compris l'importance vitale de l'expansion mondiale de la patrie beige. Je crois devoir, toutefois, le mettre en garde contre l'exagération, que produit souvent l'engouement pour toute idée nouvelle. Il y a lieu de ne jamais perdre de vue que l'école normale doit préparer les jeunes gens à donner avec fruit l'enseignement primaire et que cet enseignement a pour but primordial de procurer aux enfants du peuple, avec l'éducation morale et civique, une instruction générale en rapport avec les nécessités de la vie. f'expr/me l'esj5oir qu'un essai de l'adaptation speciale du programme aux besoins nouveaux sera fait co nsciencieusement par tons les professeurs. A raison de la complexité des questions que soulève le problème de l'expansion économique, je désire qu'il reste à l'ordre du jour des réunions mensuelles des professeurs. Pendant 1'année scolaire en cours, ce problème devra être envisagé surtout an point de vue de la formation jrofessionnelle des futurs instituteurs : les professeurs étudieront comment leur enseignement pourra préparer les maîtres de d.emain à répandre efficacement les idées expansionnistes dans les masses populaires; en d'autres termes, ils rechercheront dans quelle mesure et de quelle manière l'enseignement de chacune des branches du programme de l'école primaire peut contribuer à ce résultat. Chaque professeur rédigera sur la spécialité qu'il enseigne un rapport relatif à cette adaptation du programme primaire, rapport qui servira de base à la discussion. Les conclusions adoptées seront mises en pratique par les instituteurs de l'école d'application, qui devront, par conséquent, être convoqués aux réunions. Le professeur de pédagogie pratique s'en inspirers également dans l'exposé de son cours de méthodologie et it veillera a ce que les élèves mettent ses indications à profit dans leurs exercices didactiques. Il me sera agréable de recevoir une copie de ces rapports, des procèsverbaux des séances et de quelques schémas de lefons pratiques données par.les élèves instituteurs sur des sujets comportant des développements .orientés vers l'expansion. -- 914 Je désire, d'autre part, que le 'professeur de géographie qui a été--- dernier, les cours d'éconornie chargé de suivre, pendant le mois d'aout politique à l'Université de Liége, false aux élèves des quatre classes réunies un exposé succinct des matières qui ont été enseignées. La partie dogmatique devra être réduite au strict nécessaire; des exemples frappants empruntés à la géographie, à l'histoire et, au besoin, aux autres branches du programme illustreront l'exposé théorique et rendront compréhensibles jeune auditoire les abstractions de la science économique. Une dizaine de lesons pourront suflire à cette fin. Ainsi que cela se pratique pour les • conférences mensuelles ordinaires, les résumés de ces causeries seront transcrits dans le registre à ce destiné. Les conférences habituelles des professeurs et les imposées aux élèves continueront a se faire comme it est dans susvisée du 29 décembre 1905. Les excursions seront organisées dans le même esprit que l'an dernier. l'effet d'initier les normaliens de la quatrième année d'études à la conduite fructueuse des promenades scolaires, it conviendra de les associer certaines excursions des élèves de l'école d'application. votre rapport de fin d'année, vous aurez soin d'ajouter une note détaillée de tout ce qui été fait en execution de la présente circulaire , . ainsi qu'une série de travaux d'élèves. Tous ces documents un dossier spécial et seront, autant produits papier format uniforme pour qu'ils puissent, au besoin, être reliés en leur dépót au scolaire. Je vous conseille, en outre, Monsieur le toutes ces pièces pour l'école. Le 11Mna'stre, J. DE XI • onderwijzersvergaderingen. - Het anders of zoowel in de lagere scholen als in de na dergelijke aanwakkeringen, gansch onderwijs de studie der Staathuishoudkunde overheerscht worden. driemaandelijksche onderwijzersvergaderingen was -althans klok sloeg. Ik deel hier de dagorde der Conferentiën van eenige 1907) mede : 914·- part, Ie de qui été' chargé de suivre, pendaut Ie mois d'août cours d'économie à I'Université de Liége,fasse aux élèves des qualre classes réunies exposé y été enseignées. La partie dogma· tique devra au strict nécessaire; des exemples frappants la géographie, à l'histoire et, au besoin, aux au tres branches illustreront I'exposé théorique et rendront compréhensibles au sdence écouomique. Une dizaine leçons suffire fin. Ainsi pour Jes· ordinaires, seront Ie conférences habituelles des professeurs et lectures imposées élèves :\ se faire il dit dans ma circulaire 1905. excmsions organisées Ie même esprit I'an dernier. A I'effet la qllatrième année d'études à la scolaires, il conviendra de assoeier à I'école d'application. A rapport aurez nne note tout a rait en exécution de la présente circulaire, Tous docume!lts formeront un do~sier seront, autant que possible, pro duits sur papier d'un puissent, besoin, vue de dépöt Musée scalaire. Monsieur Ie Directeur, de garder un double de pom les archives de l'école. XI. De werelduitbreiding op de Le jlfinz:~tre, J. DE TROOZ. driemaandelijksche onderwijzersvergaderingen .. kon niet anders of zoowel in de lagere scholen als in de normaalscholen moest, na dergelijke aanwakkeringen, gansch het onderwijs door de studie der Staathuishoudkunde overheerscht worden. . Op de driemaandelijksche onderwijzersvergaderingen was werelduitbreiding althans alles wat de klok sloeg. Ik deel hier de dagorde der Conferentiën van eenige hoofdressorten (jaar 1907) mede: - 915 — SCHRIFTELIJKE OPSTELLEN. I. — Aantoonen, dat de huidige programma's voor moedertaal en bijhoorige taal, doelmatig gericht, den meester ruimschoots gelegenheid aanbieden om de jeugd tot de wereldwijde economische uitbreiding voor te bereiden. Uwe beschouwingen staven door goed gekozen voorbeelden en modellessen. II. — Idem, moedertaal en bijhoorige taal vervangen door landbouw, gezondheidsleer, rekenen. III. — Faites par écrit la préparation détaillée de la lecon portée au programme- des élèves du degré supérieur. Ce qu'on produit dans la contrée. Produits la consommation locale. l'exportation à l'intérieur du pays. c) Pour l'exportation à l'étranger (t). IV. -- Le cours d'histoire nationale se prête-t-il à l'enseignement occasioneel espansioniste? V. — Maatregelen genomen in 't belang van de verdeeling en het -goederen. — België. Omloop der goederen. VII. -- In welke mate, onder welken vorm en op welke wijze kunnen de beginselen van staathuishoudkunde, toegepast op 's lands_ economische uitbreiding, in de lagere school en in de school voor volwassenen uitgevoerd worden ? vraag behandelen binnen de perken van voortbrenging der goederen en betrekkelijk de leervakken, geschikt voor de nieuwe navorschen hoe en hoeverre elk dezer vakken kan bijdragen der uitbreiding. VII. -- In zijne lessen zal de onderwijzer menigvuldige gelegenheden vinden om over de rijkdommen van ons land te spreken. Dat hij ze waarneme om op werkdadige wijze de middelen van voortbrenging en verwisseling, alsmede de wetten van de verdeeling en het regelmatig gebruik der goederen te doen kennen v. (Nlinisterieele omzendbrief van to December 1906.) VIII. — Leg breedvoerig uit hoe, met betrekking op de uitbreiding oozes lands, het programma van aardrijkskunde moet opgevat en uitgebreid (t) Ik schrijf den tekst der opgegeven werken letterlijk af. - 91 5 SCHRIFTELIJKE OPSTELLEN. i. - Aantoonen, dat de huidige programma's voor moedertaal en bijhoorige taal, doelmatig gericht, den meester ruimschoots gelegenheid aanbieden om de jeugd tot de wereldwijde economische uitbreiding voor te beschouwingeu staven door goed gekozen voorbeelden en modellessen. Il. - Idem, moedertaal en bijhoorige taal vervangen door landbouw, gezondheidsleer, rekenen. II!. - F aites par écrit la préparation détaillée de la leçon portée au program me supérieur. qu'on produit dans la contrée. Produits : a) Pour la consommation locale. b) Pour l'exportation à l'intérieur du pays. à l'étranger (I). - Le cours d'histoire nationale se prête·t-il à l'enseignement occasion nel à tendance espansioniste? - Maatregelen 't belang van de verdeeling en het verbruik der goederen. VI. - België. Omloop der goederen. - In welke mate, onder welken vorm en op welke wijze kunneu toegepast op 's lands. economische uitbreIding, de lagere school en in de school vOOr volwassenen uitgevoerd worden? De vraag behandelen binnen de perken van de voortbrenging der goederen betrekkelijk leervakken, gescb,.ikt de nieuwe strekking; na vorschen hoeverre elk dezer vakken kan bijdragen tot het welgelukken van 't werk der uitbreiding. VII. - In zijne lessen zal de onderwijzer menigvuldige gelegenheden rijkdommen land te spreken. Dat hij ze waarneme van voortbrenging en verwisseling, alsmede de verdeeling het regelmatig gebruik kennen ,. (i\1inisterieete omzendbrief van la 1906.) VIII. - hoe, betrekking op de uitbreiding onzes programma van aardrijkskunde moet opgevat en uitgebreid worden. (1) Ik schrijf den tekst der opgegeven letteflijk af, -- 916 -•- IX. — Schrijf vijf concentrische oefeningen van moedertaal (opstellen en dictaten) voor de drie graden der lagere school en vijf oefeningen voor de adultenschool, betrek hebbende op de economische uitbreiding van het land. X. Beknopt, levendig en volledig overzicht der staathuishoudkunde toegepast op de werelduitbreiding van België,, in . hare betrekkingen met het lager onderwijs. (Zie Ministerieele omzendbrief van io December 1906.) XI. — Hoewel het onderwijs betreffende de werelduitbreiding op de toegepaste staathuishoudkunde gesteund zij, hoeft echter deze wetenschap. niet in het leerprogramma opgenomen te worden. XII. — Doe zien, dat om de lagere school tot de nieuwe behoefte te richten, het voldoende is, dat de onderwijzer er de grondbeginselen van bezitte, en er zijn onderwijs van doordringe. XIII. — De moedertaal, de beginselen van het rekenen leenes zich voornamelijk tot het practisch onderwijs der toegepaste staathuishoudkunde. XIV. -- Duid voor elk dier vakken eene reeks lessen en oefeningen aan, die tot dit doel kunnen benuttigd worden a) in den middelbaren graad en b) in den hoogeren graad der lagere school. XV.— Het programma der vaderlandsche geschiedenis bevat een zeker aantal feiten, die tot de staathuishoudkundige opleiding der jeugd kunnen benuttigd worden. Haal die feiten aan en toon hoe het practisch mogelij k . is ze aan de nieuwe richting toe te passen. XVI. — Faire voir par des exemples choisis dans l'histoire contemporaine de la Belgique, que la volonté, jointe à la ténacité et à la persévérance surmontent bien des obstacles. -- Déduire de votre exposé quelques règlespratiques à l'usage de vos élèves. XVII. — Montrer que, dans 1'eiiseignement de la géographie, it faut avant tout envisager le but pratique et utilitaire. — Exposer chacun pour son degré, comment cet enseignement doit être donné. — Rédiger égale ment pour votre degré, un programme de inatières, qui seraïent utilenient enseignées en vue de l'expansion. XVIIl. — Donner chacun pour son degré, une série de sujets de causeries, suivies d'une application, propres à orienter l'esprit vers les idées. expansionistes. — Présenter la préparation complète d'une de ces lefons. VOORDRACHTEN. I. - Voordracht door den heer kantonalen schoolopziener : Samenvatting van den leergang door hem gevolgd. II. — Grondbeginselen van staathuishoudkunde, toegepast op de werelduitbreiding van ons land, en kunnende dienen als grondslag en -- 917 — voor het gelegenheidsonderwijs met en uitzettingsstrekking in de school : a) b) c) verdeeling, d) der goederen. III. — door den kantonalen over staathuishoudkunde en (voortbrenging, verwisseling, verdeeling en der goederen).— voorbeelden in verband huis uitbreiding des lands.— op het programma der-houdkundige school. Etude de l'zconomie politique appliquée à l'expansion de la Conference à faire aux instituteurs par l'inspecteur cantonal. (i). I. — gevolgd van een opstel. II. -- Hoogere graad. Dictaat met spraakkundige toepassingen. De tekst aantoonen, hoe de kleinste kapitalen de heerlijkste vruchten voortbrengen. III. -- Middelbare graad. eerste Belgische spoorwegen. — Hoogere Geschiedenis. Maatregelen genomen in 't belang van den koophandel, onder de iegeering van Leopold II. -- graad. het rekenen. Eenvoudig vraagstuk sparen. — Middelbare graad. vertrouwelijk opstel leeren opstellen verbeteren. (Sparen. Matigheid.) — Aardrijkskunde. Gesprek over de geboorteplaats; de natuurvoortbrengselen der groote nijverheidsstreken. graad. Middelbare graad. in de provincie. -- Toepassingen op § VIII der schriftelijke verhandeling. — graad. Opstel : sparen en de weelde. Middelgraad. Gesprek Verhaal : spaarzame kind. Dictaat over de voortbrenging der goederen. (i) Men lette wel op, dat ik de opgaven dezer lessen, zoomin als die voordrachten schriftelijke Mijn doel is te - 917- leidraad, voor gelegenheiJsonderwijs beroeps- uitzettingsstrekking lagere school: al voortbrenging; omloop; verdeeling; verbruik goederen_ IlL - Voordracht kanton alen opziener staathuishoudkunde nationale uitbreiding (voortbrenging, verwIsseling, verbruik goederen).- Talrijke voorbeelden vel band met de huishoudkundige uitbreidwg lands. - Toepassingen programma der lagere de l'économie politique appliquée à l'expansion mondiale de la Belgique. Conférence par I'inspecteur cantonal. LESSEN r). - De reizen van Stanley. Onderhoud, gevolgd van een opstel. Ilo - graad. DIctaat met spraakkundige toepassingen. De zal aantoollen, boe de kleinste kapitalen de ~eerlijkste vruchten kunnen voortbrengen_ lIl. Mzdaelbare graad. Geschiedenis. De eerste Belgische spoorwegen. IV. - Hoog'ere graad. genomen in belang van den koophandel, onder de regeering van Leopold Il. V. - Lagere graad. Beginselen van het rekenen. Eenvoudig vraagstuk over het sparen. VI. - JW,ddeibare graad. Een veltrouwelijk opstelleeren opstellen en vel beteren. lSparen. Matigheid.) VII. - Lagere graad. Aardrijksknnde. Gesprek over de geboorteplaatsj de natuurvvortbrengselen der groote nijverheidsstreken. VIII. Hoogere gl'aad. De vlashandel. Mlddelbare graad. De handel in de provincie. Lagere graad. De plaatselijke handel. IX. - Toepas~illgen op § V III der schriftelijke verhandeling. X. - Hoogere graad. Opstel: Het sparen en de weelde. kfz'ddelg1'aad. Geoprek : De Spaarkas. Lagere graad. Verhaal: Het spaarzame kind. de voonbrenglOg der goederen. 1) Men lette wel op, dat ik de opgaven dezer lessen, zoomin als die der voordrachten of schnftelijke opstellen goed- of afkeur. Mijn doel is slechts de nieuwe strekking doen kennen. -- 918 — Hoogere graad. Amerika. Handelsbetrekkingen met Belgié. ame année . (dus aan kinderen van 7 jaar). Biographie d'un voyageur beige de ces derniers temps. (Au choix de l'instituteur.) Ome année. --- Aperçu de l'histoire du Congo. 6me année. --- Commerce d'exportation et d'importation de la Belgique avec l'Etat indépendant du Congo. 2me année. — Le chocolat. Ome année. — Le café. Ecoles urbaines. a) Le caoutchouc. 6me année. -- Ecoles rurales. b) Les engrais. XII. Verhandelingen over Staathuishoudkunde ten dienste van het lager onderwijs. Ik veroorlof mij er wel op te drukken, dat liet geenszins mijn doel is de werelduitbreiding te bestrijden. Ik bestrijd de materialistische, de utilitaristische strekking, die in al de graden van ons onderwijs heerscht. Deze strekking dagteekent niet van het Congres te Bergen. Doch het is stellig, dat dit congres, zoowel als de universitaire cursussen, aan de kantonale schoolopzieners en aan de leeraars der normaalscholen, zoowel als de ministerieele omzendbrieven van 29 December 1905 en :t o December 1906, deze strekking op de krachtdadigste wijze in de hand gewerkt hebben hoe gematigd deze ook opgesteld waren. Het Congres werd door tal van bestuurlijke en schooloverheden bijgewoond. Zij, die in het onderwijs de hoogste plaatsen bekleeden, namen aan de besprekingen deel, verkondigden de nieuwe leer. Onderwijzers, leeraars, professors, inspecteurs, droegen verslagen voor, sprake„ redevoeringen uit, legden wenschen ter stemming; en al deze verslagen, redevoeringen en wenschen hadden, behoudens weinige, zeer weinige uitzonderingen, slechts éen doel : niet alleen de school aan de werelduitbreiding dienstbaar te maken, maar de utilitaristische strekking van het onderwijs in de drie graden te verscherpen. De invloed van dit congres was des te krachtiger daar de grootste ruchtbaarheid aan de besprekingen: gegeven werd. - 919 - Luik gevolgd de inspecteurs over het lager onderwijs de leeraars aan de waren een rechtstreeksch uitvloeisel van Congres van Bergen. Den invloed van deze cursussen acht uitstek oog de Iichting van ons bestonden. De voordrachten bijna zonder uitzondering kring van het lager onderwijs liggen. ei schier onvermijdelijk toe leiden inspecteurs halen aan gansch het onderwijs utilitaristische geven. Wel waarschuwt de Minister de heeren inspecteurs, evenals heeren bestuurders normaalscholen voor overdrijving : de gansche in jaren leert deze waarschuwing ijdel zou wezen. groot gebrek, waar reeds herhaalde malen op gewezen overijling, het leerprogramma's te werk gaat. Voor zoowat jaar was het de natuurwetenschap, welke van honger werd aanbevolen. Natuurwetenschap alleen scheen de op te wekken. Bijzondere cursussen vak de onderwijzers er aan gewijd. 't Was de tijd der collecties. moest wat anders gevonden De natuurwetenschappen werden op schab gezet. Dan kwam Kunnen teekenen was voor een ambachtsman dan lezen of schrijven. teekenen taal was enkele « grand » al deze leervakken schreven opzieners boeken en handleidingen, waar kracht van redeneering zonder de wetenschap het onderwijs waardeloos was. Wie herinnert zich den stortvloed van methodes voor het onderricht niet? Zonder de kennis der Fransche taal was uitslagen lag aan methode. moest aan de scholieren Fransch onderwijzen de moeder de moedertaal haar kind - 91 9 - De universitaire cursussen te Luik gevolgd door de inspecteurs over het lager onderwijs en door de leeraars aan de lagere normaarscholen, waren een rechtstreeksch uitvloeisel van het Congres van Bergen. Den invloed vall deze cursussen acht ik bij UItstek noodlottig met het oog' op de richting van ons volksonderwijs. Men heeft gezien waarin zij bestonden. De voordrachten der Luiksche hoogleeraars handelden bijna zonder uitzondering over zaken, die buiten den kring van het lager onderwijs liggen. Dergelijke lessen moesten el schier onvermijdelijk toe leiden de heeren inspecteurs over te halen aan gansch het onderwijs eene utilitaristische strekking te geven. 'vVel waarschuwt de heer Minister de heeren inspecteurs, evenals de heeren bestuurders der normaalscholen voor overdrijving: de gansche geschiedenis van ons volksonderwijs in de laatste jaren leert ons dat deze waarschuwing ijdel zou wezen. Het groot gebrek, waar reeds herhaalde malen op gewezen werd, is de lichtzinnigheid, de overijling, waarmede men bij het hervormen der leerprogramma's te werk gaat. Voor zoowat dertig jaar was het de natuurwetenschap, welke van hooger hand werd aallbevolen. Natuurwetenschap alleen scheen de belangstelling der overheden op te wekken. Bijzondere cursussen werden over dit vak aan de onderwijzers gegeven. Gansche conferentiën werden er aan gewijd. 't Was de tijd der collecties. Na eenige jaren moest wat anders gevonden worden. De natuurwetenschappen werden op het schab gezet. Dan kwam het teekenen. Kunnen teekenen was voor een ambachtsman noodzakelijker dan kunnen lezen of schrijven. Het teekenen maakte plaats voor de cijfermuziek en daarop volgden turnen, landbouw en wat al meer. De tweede taal was tot voor enkele jaren « grand favori. Over al deze leervakken schreven onderwijzers en opzieners boeken en handleidmgen, waar met kracht van redeneering in bewezen werd, dat zonder de nieuwe wetenschap het onderwijs waardeloos was. Wie herinnert zich den stortvloed van methodes voor het onderricht der tweede taal niet? Zonder de kennis der Fransche taal was men niets. Tot hiertoe waren de uitslagen gering. Dit la,g aan de methode. Men moest aan de scholiere-nFiimsch onderwijzen gelijk de moeder de moedertaal aan haar kind onder-- 920 -- wijst. Op enkele maanden zouden onze leerlingen Fransch spreken. Eilaas, de natuurkunde, het teekenen, de cijfermuziek, het turnen zijn beurtelings op het achterplan gedrongen. De rechtstreeksche methode, in de lagere school, ligt te zieltogen. Thans is de staathuishoudkunde de opperste gebiedster. Het kon niet anders of handleidingen, vlugschriften, methodes over staathuishoudkunde moesten weldra bij de vleet op de boekenmarkt verschijnen. Vooral de inspecteurs over het lager onderwijs, nog gansch onder den indruk der Luiksche cursussen, grepen naar de pen, om de nieuwe wetenschap dienstbaar aan het lager onderwijs te maken. Ik deel slechts enkele staaltjes uit deze verhandelingen mede : Wij lezen in : Opvoeding. Maandschrift voor onderwijzers en onderwijzeressen uitgegeven onder hei bestuur van J. MELCHIOR, hoofd-inspecteur van het Lager Onderwijs. Ook hier moet ik verklaren, dat ik geenszins deze verhandelingen beoordeel. Mijn doel is de nieuwe richting tebestudeeren. BERICHT. • Leergang van Staathuishoudkunde en Nationale Uitbreiding. Onder beneuenstaande hoofding verschijnt heden in dit tijdschrift het eerste van een lange reeks artikels, de pennevrucht van onzen medewetker, D. LENAERTS, kantonalen schoolopziener te Hasselt. De Inspecteurs van het Lager Onderwijs, de Leeraarsters en Leeraars der Normaalscholen, de Onderwijzeressen en Onderwijzers in Vlaamsch België zullen — wij zijn daarvan overtuigd -- deze wel doordachte studie niet belangstelling en gretigheid lezen en er het noodige nut uittrekken (i). Men begrijpt den zin dezer laatste woorden. De heer Lenaerts herinnert dat op het Congres van Bergen : De grondslagen werden gelegd van een nieuw pogen, bestemd cm den eervollen rang, dien België heeft veroverd in de Statenrij, te behouden, de zedelijke en stoffelijke macht des lands te vestigen en te vermeerderen.... Men kende aan de landelijke Regeering het voorrecht toe het begrip werelduitbreiding te gronden en te verwezenlijken. t t) De Opvoeding. Nummer I I November 1906, blz. 241. -- 921 - « Nadat het Staatsbestuur in een Conferentieweek aan het onderut ijzend personeel der lagere scholen had gevraagd wat het over werelduitbreiding dacht en het antwoord eenstemmig op de noodzakelijkheid daarvan doelde ; nadat de onderwijzers tot de mogelijkheid eener nieuwe richting der lagere school hadden besloten, schreef de Regeering voor tot de uitvoering over te gaan, De heer inspecteur trekt vervolgens de cursussen der Luiksche hoogleeraars samen. Zijn welk is een wezenlijke leergang van staathuishoudkunde. Hij spreekt over de ontvangsten van den Staat, weet te zeggen dat de jaarlijksche belastingen in België 230,400,000 fr., de tolgelden 252,000,000; de kapitalen en inkomsten (renten) 1 9,1 60,000; de afleggingen (teruggaven), . rernboursements, 12,240,000 fr. bedragen. Het bedrag der begrooting « der openbare schuld, der begiftigingen (donations) van rechtswezen, Buitenland sche Zaken, Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, Landbouw, Nijverheid en Arbeid, Spoorwegen, Posten en Telegrappen, Oorlog en Gendarmerie, . Financiën en Openbare Werken, Or.waarden en teruggaven (oninvorderbare schuld) wordt juist opgegeven. De onderwijzers kunnen de kinderen leeren, dat in 1902 de openbare schuld 2,980 millioen fr. bedroeg, waarvan 219,960,000 schuld 2 1/2 en 2,769,000 schuld 3 0 / 0 (1). » Ook over de nijverheidsondernemingen van verschillendhn aard, over de leeningen door de Algemeene Spaar- en Lijfrentkas voor het bouwen van werkmanshuizen en 't bevorderen der kleine kultuur, over den algemeenen, bijzonderen, en doorvoerhandel worden ons statist - eken medegedeeld. ln 1831 bedroeg de doorvoerhandel in België 8,024,512 fr.; in 1903 steeg hij tot 1 ,779,5 1 3,8 3 0 fr.... Het stelsel tonnenmaat der schepen, sedert r Januari 1884 in België aangenomen, is het stelsel « Moorsom v. Duizend tonnen Moorsom staan gelijk met 1168 tonnen oude maat. (i ton Moorsom = 3 m»). (Metrieke ton = 10oo Kg.) Ziehier een beknopt overzicht der algemeene beweging in scheepvaart,. waarin voorzeker uitbreiding dient gezocht te worden (?) : In 1831 kwamen in België, 1092 schepen, met 126,094 tonnen oude maat; gingen uit in België 1047 schepen met 117,738 tonnen oude maat. (1) De Opvoeding, 1906, blz. 249 en vlg. -- 922 - In 1903 kwamen in België 944 schepen met 10,910,652 tonnen Moorsom; gingen uit 1047 ochepen met 10,934,285 tonnen Moorsom (t). Wij leeren insgelijks wat Noodwendigheden. en wat Goedercn zijn : « De noodwendigheden van den mensch zijn het vertrekpunt van zijn huishoudelijke werkdadigheid. Door noodwendigheid zal men, in staathuishoudkunde, het verlangen verstaan om een ontbrekende zaak te bezitten. De noodwendigheden zijn van dringenden of eischenden, van ,onbestemder of naar luimen berekenden, van verstandelijken, van zedelijken, van lichamelijken of natuurlijken aard, en verschillen van persoon tot persoon, van volk tot volk, van eeuw tot eeuw. « Het begrip valsche noodwendigheden — gebruik van tabak en alcool, bij voorbeeld -- is een zedelijk en geen staathuishoudelijk begrip. Al hetgeen dient om noodwendigheden te voldoen heet men goederen. » Men onderscheidt : a) Vrije goederen en staathuishoudelijke goederen; b) goederen voor verbruik en goederen voor voortbrenging; c) stoffelijke en onstoffelijke goederen (2). Het werk der heeren Courtois en Mercier geeft aan dat van hunnen collega niets toe (3). Zij houden vooral van cijfers, van tabellen en schema's. Zoo treffen wij o. a. van 1851 tot 1900 per tienjaarlijk4che tijdvakken en van 1900 tot 1903. per jaar het aantal uitgehaalde tonnen steenkolen aan (uit de Belgische mijnen), hare gemiddelde jaarlijksche waarde, waarde per ton, inkoopprijs (loon, totaal), winst per ton, aantal arbeiders, wekelijksch loon, voortbrengst per werkman. Onze schoolkinderen moeten ook de vier soorten van steenkolen kennen : 1. Charbon Flenu, renfermant 30 à 40 p. c. de matières volatiles, à cassure brillante et à clivage trés marqué, propres à la fabrication du gaz d'éclairage ; ils sont spéciaux au bassin de Mons. 2. Charbons gras, renfermant i6 à 25 p. c. de matières volatiles, propres à la fabrication du coke métallurgique et aux usages de la forge. (1) De Opvoeding, 251. (2) De Opvoeding, 246. (3) De verhandelingen verschenen eerst in het tijdschrift : La Tribune scolaire. Revue pella;og ique de l'enseignement primaire belg c., Later verschenen zij in een boek, Cours d'e'conomie polztique, applzquée a l'expansion mondiale, par MM. COURTOIS et MERCIER, inspecteurs .cantonaux. Bruxelles, Lebègue. — 923 demi gras, I i 16 p. c. de matières volatiles s'agglu. tinant pas, propres aux usages domestiques, au chauffage des chaudières, etc. maig-res on à courte flamme, à moins de r I p. c. de matières volatiles, recherchés pour usages domestiques, Ies gazogènes et fours de calcination (i). Uitvoerige tabellen over de opbrengst der zeevisscherij, in 13 verschillende landen, over het aantal paarden, hoornbeesten, schapen en zwijnen in 9 landen, over het vermeerderen of verminderen dezer dieren in België sedert 1846 enz. enz., komen in het boek voor. B. v. : 14 Les animanx domestiques. Espèces Chevaux . 2 94.535 277.311 283.163 2 71.974 2 7 1 .5 2 7 Bêtes bovines . 1.203.891 1 . 2 57. 649 1 . 2 42 .445 1.382.815 1 .420 .978 Espèce ovine. . 662.508 5 83.48 5 658.097 365.40o 2 35.7 22 porcine . 494.5 64 458.418 632.301 646 1.163.133 caprine . II0.o6o 197.138 2 48 .755 257.66g « bestiaux du Condroz, ceux de la zone limoneuse et de la Flandre animaux de boucherie », lezen wij hetzelfde tijdschrift; a et les du Brabant (bétail indigène), celles du Veurne- Ambacht l'abatage des rendements élevés. Par contre du de la Campine s'engraissent difficilement. » Tegen deze laatste bewering teeken ik protest aan. Het ergste van al is, dat de schrijvers wenschen dat zulke tabellen, statistieken enz. in de volksscholen geleerd worden. i) ióme 7. année, 2. i 5me année, 5. 3. Charbons demz~gras, I I à ne s'agglutinant aux usa ges domestiques, au chaufIage des chaudières,elc. 4. Charbons maigres conrte /lamme, I I p. c. de rnatières volatiJes, recherchès les les les (I). over over dieren enz., EXERCICE 14 (2). animaux domestiqnes. Nombre d'animanx en animales 1846 I 1856 I 1866 j 1880 I 1895 Chevanx 294·535 277 .3 11 283. 163 271.974 271 .5 27 1. 203. 891 1.257.649 1.242 ·445 1.382 . 81 5 1.420 .978 583.485 65 8 .097 365.4°0 235.7 22 » • 494.564 458 .418 63 2.3°1 646 .375 1. 163. 133 ~ caprine. 110.06" - 197. 138 248.755 257.669 « Les bestianx dn Condroz, cenx de la zone Iimoneuse et de la Flandre fournissent d'excellents animanx de boucherie " lezen wij in hetzelfde tijdschrift; « et Jes bêtes dn Brabant (bétai! indigène), celles dn VenrneAmbacht surtout, donnent à I'abatage des rendements élevés. Par contre les races dn pays de Herve, de l'Ardenne et de la eampine s'engraissent difficilement •• protest aan. ergste al is, de schrijvers zulke enz. in de volksscholen geleerd wordén. (I) La Tribune Scolaire, Ibm. année, Î. (2) Id., 16me année, (3) Id., ISme 923 -- 924 — Zij zijn afzonderlijk genummerd. Overigens de heeren inspecteurs verklaren het uitdrukkelijk. « Ce qu'il manque aux maîtres pour imprimer á leur enseignement cette orientation nouvelle, c'est moins la connaissance des lois primordiales de l'éc-nomie pDlitique, que des données pratíques réelles et récentes susceptibles d'être traitées dans les lesons occasionnelles; ce que 1'inspection doit leur fournir avant tout, ce sont des statistiques authentiques sur la production, la circulation, la répartition et la consommation des biens; ce sont des renseignements géographiques précis et exactes sur la richesse et les besoins de la Belgique et des autres nations. Quand le personnel sera en possession de ces matériaux, it lui sera facile d'en faire un choix et de les adapter aux conditions de chaque région. Nous avons promis à nos abonnés de ne rien négliger pour les seconder dans cette partie de leur tache ; nous tiendrons notre promesse ; dans le' présent numéro nous terminons la partie théorique concernant la production des biens et nous commencons la publication des documents et des statistiques relatifs à ce premier point ; avant deux mois nos lecteurs possèderont donc tous les matériaux pour traiter ce sujet en connaissance de cause; nous procèderons de méme pour les autres points 1, (I). COURTOIS. XIII. Het karakter der lagere school Haar programma. Dat, niettegenstaande de waarschuwingen des heeren Ministers, overdrijvingen niet te vermijden waren, valt in elks oog. Het « bijzonder tiendaagsch onderricht over staathuishoudkunde in verband met werelduitbreiding » aan de hoogeschool van Luik bracht de hoofden van tal van schoolopzieners op hol. Zij beeldden zich in dat ze op dien korten tijd staathuishoudkundigen waren geworden. De apostelen eener nieuwe leer verspreiden deze gewoonlijk met buitengewone geestdrift. Zij, die met de studie eener nieuwe wetenschap aanvangen, gevoelen doorgaans de behoefte daar boeken over te schrijven, voordrachten over te geven. Meer dan een schoolopziener vond er behagen in hoogleeraar te spelen. Niet weinigen besteedden al den tijd, welken hunne talrijke werkzaamheden van bestuur- (i) La Tribune Scolaire, I jtne année, 2 2. 9 2 5 lijken aard hun overlaten, aan het prediken over het vak. Wat daar niet mede in betrekking staat, heeft voor hen geen belang. Hetzelfde is op sommige onderwijzers toepasselijk. Nu moet de tijd, welke aan de werelduitbreiding besteed wordt, niet alleen in aanmerking genomen worden. De krachten van de schoolopzieners, de onderwijzers en de scholieren zijn beperkt. Men zal dus b eg rijpen, dat, daar staathuishoudkunde for ever! het wachtwoord is, het onderricht der andere vakken en vooral de algemeene geestesontwikkeling, de opvoeding, noodzakelijk moet verwaarloosd worden. Het verdient opmerking, dat in de handboekjes der schoolopzieners of op de roosters der werkzaamheden van de onderwijzersconferentiën niet over uitwijking, maar over staathuiskunde spraak is. Mij werd echter verzekerd, dat in een Waalsch ressort, op meer dan eene plaats, een groot deel van den schooltijd aan lessen over het uitwijken wordt besteed. Eene zaak is buiten kijf. Voor niemand, die met de ware toedracht der zaken bekend is, bestaat er een oogenblik twijfel, of de iever voor -de staathuishoudkunde zal een stroovuurtje zijn. Het nieuw leervak zal binnen korten tijd de natuurwetenschap en de rechtstreeksche methode in den verseethoek gezelschap houden. Doch, het eene zoowel als het andere zal intusschentijd veel schade aangericht hebben. Men heeft het voortschrijdend utilitarismus gedurig voedsel gegeven, en de lagere school buiten staat gesteld de uitslagen op te leveren, die men met recht van haar mocht verwachten. Waar de ministerieele omzendbrief van To December 1906 zegt : « 11 ne faut jamais perdre de cue que l'ecole primaire dolt « avant tout s'attaclaer au developpement integral de s'enfant », zal elkeen het met den schrijver eens zijn; maar waar hij voortgaat, « et mettre celut-ci a mime soit de poursuivre avec « fruit ses éludes, soit de se pel fectionner dans la profession ma- « nuelle ga'il aura choisie, is dit niet het geval ». De dwaling, die wij hier moeten bestrijden, is de oorzaak, dat men in zake van volksschool en volksonderwijs het spoor al te dikwijls bijster loopt. Onze diepbetreurde leeraar, heer Troch, hield ons voor, dat de lagere school geenszins, eene voorschool van het college of het atheneum hoefde te wezen, dat zij — 926 — bij het samenstellen van haar programma geene rekenschap hoefde te houden met de leerlingen die later hunne studien in de middelbare scholen zouden voortzetten. Neen, de lagere of volksschool vormt een geheel. Zij heeft haar eigenaardig, scherp afgeteekend karakter. Zij gaat van het grondbeginsel uit, dat hare leerlingen later geene onderwijsinrichting meer bezoeken, wat bij de overgroote meerderheid het geval is. Dit kan hinderlijk zijn voor hen, die inderdaad naar het atheneum of het college zullen overgaan, doch komt ten bate van de groote meerderheid. Zij houdt rekenschap met hunne behoeften, met den tijd waarover zij beschikken. Daaruit volgt, dat het programma eener lagere school weinig uitgebreid mag zijn; dat men slechts die vakken zal onderwijzen, welke tot de algemeene geestesontwikkeling der leerlingen kunnen bijdragen; dat men ze zoo grondig onderwijze, dat ze hiertoe wezenlijk bijdragen, en hun geheel hun leven bijblijven. Veel kan aan de leerlingen eener lagere school geleerd worden. Men kan hun natuurkunde, gezondheidsleer, staathuishoudkunde, zelfs eenige Fransche, Spaansche en Engelsche zinnetjes leeren napraten. Doch waartoe zal het dienen ? Men kan dit alles zoo grondig niet onderwijzen, dat het tot de ontwikkeling van den geest, tot de vorming van het hart bijdrage, dat het een practisch nut opleveren kan. Daaruit vloeide dan ook de leer van onzen professor voort : alles wat niet grondig genoeg kan onderwezen worden, . heeft voor de lagere school geene waarde. Men mag niet vergeten, dat de schooltijd van onze volksscholen uiterst kort is ; dat volgens het Driejaarlijksche Verslag over den toestand van het Lager Onderwijs (Twintigste tijdperk) , het getal schooldagen in het jaar 1902, 247,02, dat der schoolbijwoning, 191,59 was; dat op 827,165 leerlingen slechts 159,679 in den hoogen graad geteld werden; dat, te beginnen met hun tiende jaar, het getal leerlingen in al de ressorten, zoowel in de gemeente- als aangenomen en gesubsidieerde vr ije scholen vermindert ( i). (1) Woonden de lagere scholen bij : leerlingen jonger dan 6 jaar 1,5,708; -- van 6 tot 7 : 117,592; — van 7 tot 8 : 124,585 ; -- van R tot ct : 124,185 ;. - van q tot 10 120,113 ; — van io tot 1 1 : — 927 — Ook mag de school niet dat zij leerlingen staat steile « seperfectionner qu'il l'enfant) se sera choisie », gelijk den omzendbrief leest. spreuk : « de school voor leven », welke zich zelve zeer waar wordt te veel misbruik gemaakt. FERDINAND BRUNETIÉRE, onlangs overleden bestuurder des deux een weinigen, Congres Bergen, utilitaristische bestreden, stelde aangelegenheid haar waar terrein. « Qu'est-ce donc en effet que la préparation a la vie ? » vraagt de Fransche geleerde zich af. « Je ne pense pas que ce soit la préparation au mariage ou à la paternité, a la fortune ou a la ruine, aux accidents ou à la maladie, ni généralement aux vicissitudes qui sont le train de la vie humaine; et je ne vois pas d'autre part, ce que le latin ou la physique, le grec ou la mécanique, l'histoire Ia physique peuvent en ce genre « de préparation ». n'est pas non plus la « préparation » a la profession ou au métier, que le jeune homme se propose d'exercer un jour, car, en ce cas, ii faudrait pour ainsi dire, autant de « types d'enseignement » qu'il y a dans nos sociétés modernes de catégories « professionnelles ». « Enfin, et quoique ce soit l'opinion de quelques politicians, ne crois pas non plus que la préparation a la vie » à la lutte future, et qu'ainsi l'objet de nos lycées, athénées et gymnases, soit de former des électeurs. « Est -ce que l'école primaire le lieu des enfants qui recoivent ce premier degré d'instruction? « Est-ce que l'on y forme des maçons et des peintres en batiments? des forgerons et des typographes, des boulangers et des mécaniciens? Développons donc autant que l'on voudra l'enseignement profes -sionel. Créons des écoles « Estiene » et Boule . Mais ne versons pas, pour ainsi dire, l'enseignement professionnel dans le cadre de l'enseignement du morns, sachons 113,16i ; — van 1 i tot 12 : 98,313; — van 12 13 : 67,622; — van 13 tot 14 : 37,385 en boven de 14 jaar : 8,499. — Men dus dat, in het het schoolkinderen negende jaar reeds vermindert. Tabellen, 28.E 295. - 927- men van de school eischen, zij hare in stelle de se perfictionner dans la profession manuelle qu'il (l'en/an!) se sera choisie ", men in den leest. Van de spreuk: « de school het in zelve zeer waar is, al veel FERDINAND BRUNETIÈRE, de overleden bestuurder van de Revue des deux Mondes, en der die op het van Bergen, de leer de op Qu'est·do nc effet à la vie 1 » Fransche zich af. « ne pas q ue ce soit au mariage ou à paternité, à fOltune à la maladte, vicissitudes gui sont Ie la vie humaine; et Ie la physique, Ie grtc ou la mécanique, l'histoire ou la peuvent en « préparation ». Ce « préparatlon » à la profession 0\1 au métier, Ie car, en il ainsi types d'enseignement » qu'r1 a sociétés modernes de catégories « professionnelles ». « soit quelques politiciens, je non plus à la vie » soit la préparation lutte future, et qu'ainsi l'objet de nos Iycées, athénées et gym· nases, des électeurs. Est-est Ie Heu d'apprentissage des enfants reçoivent R KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE VOOR TAAL- E:\ LETTEHKUNDE December .90'" - GENT A. SIFFER EN Drt~kkt,.. der KOJl,'"J/,:b;Jte Vlua,usc}u Acadnllû; 1907 INHOUD. 1©) Versiat dir December-vergadering . • 935 20) .13t Vlaamsche Volksroman, door SECiERS . 31 Over de werking van koolhydraten de gisting van het brood, door Dr. A.-J. J. VANDEVELDE en L. BosMANS IA.} 4°) over den driejaarlijkschen Nederlandsche tooneelletterkunde 5°3 Registers 1087 1o7z INHOUD. ~o) VerM;lC d.r December-vergad.ring . 2") Di VlaaJn$che Volksroman, GUSTAAF Sao.RII 3") de VafJ op gisnng Vatf hee Bb. • 935 961 A.oJ. J. BOSWANS IQ4,s 4") Verslag driejaarlijksehen prijskamp voor Neder- Jandsche tooneellette.rkunde • JOJ~ .50 ) Registers.. • . . . . . . . . • • • • . • . . . • .. 1087 Vergadering van 18 December 1907. Aanwezig : de heeren KAREL DE FLOU, bestuurder; DES. CLAES, onderbestuur: er, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, Prof. Mr. JULIUS OBRIE, TH. COOPMAN, JAN BROECKAERT, JAN BOLS, Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE, Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN, Dr. L. SIMONS, Prof. ADOLF DE CEULENEER, GUSTAAF SEGERS, Prof. Dr. W. DE VREESE, Dr. JAC. MUYLDERMANS, JAN BOUCHERIJ, AMAAT Joos, Dr. HUGO VERR=EST, IS. TEIRLINCK en Dr. C. LECOUTERE, werkende leden; De heer Mr. EDW. COREMANS heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen. De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de November-vergadering. — Het wordt goedgekeurd. Afsterven van juffrouw Marie Boury, medestichtster van het Karel Boury-Fonds. Den IIn December heeft het Bestuur der Academie, vanwege juffrouw SOPHIE BOURY, uit Brugge, het droeve bericht ontvangen, dat hare zuster juffrouw MARIE BOURY den To December aldaar overleden is, -- 936 - SOPHIE en MARIE BOURY Vlaamsche stichting van haar eerste fonds, het KAREL BOURYFONDS, verschuldigd. Het Bestuur derhalve de overledene. zijn verzoek hebben de bestuurder en bestendige secretaris EDW. de lijkplechtigheid te den 13 bijgewoond. Academie, de Bestendige heer Bestuurder, het sterfhuis de volgende lijkrede : HEEREN, Vlaamsche Academie secretaris dier Koninklijke Instelling, den opgedragen de diepbetreurde juffrouw MARIE BOURY, zijn naam, een het laatste vaarwel te zeggen. het Bestuur er aan dat de juffrouwen SOPHIE M ARIE BOURY als beschouwen het eerste Fonds, Academie begiftigd werd. Wel - had hun heer KAREL BOURY zaliger, van Vredegerecht te Brugge, zijn wensch geuit, een fonds To.000 ter verspreiding van het in maar het werd hem gegund edelaardigen te de werd immers door de dood schielijk aan ontrukt, op 2 1 1895. Aan de juffrouwen SOPHIE en MARIE BOURY is de Koninklijke Vlaamsche Academie de stichting van haar eerste fonds, het KAREL BOURYFONDS, verschuldigd. Het Bestuur brengt derhalve een dankbare hulde aan de betreurde overledene. Op zijn verzoek hebben de bestuurder K. DE FLOU en de bestendige secretaris EDW. GAILLIARD de lijkplechtigheid te Brugge, den 13 December bijgewoond. Namens de Academie, heeft de Bestendige Secretaris, als afgevaardigde van den heer Bestuurder, in het sterfhuis de volgende lijkrede uitgesproken : MIJNE H EEl{EN, Het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft mij, bestendigen secretaris dier Konillklijke Instelling, den vereerenden last opgedragen aan de di('pbetreurde juffrouw l\IARIEBoURY, in zijn naam, een eerbiedige hulde te brengen en het laatste vaarwel te zeggen, Dankbaar herinnert het Bestuur er aan dat de juffrouwen SOPHIE en MARIE DOURY eigenlijk als de ware stichtsters te beschouwen zijn van het eerste Fonds, waarmede de Koninklijke Vlaamsche Academie begiftigd werd, \Velhad hun Broeder, de heer KAREL BOURY ;r,aliger, griffier van het Vredegerecht te Brugge, zijn geboortestad, meermalen den wenselI geuÎI, een fonds van fr. IO,OOO ter verspreiding van het Vlaamsche lied in de Academie te stichten, lllaar het werd hem niet gegund dien edelaardigen wensch verwezenlijkt te zien : de deugdrijke man werd immers door de dooo schielijk aan de zijnen lJlltlUkt, op 2 I Juli 18()5, 936 — 937 KAREI, BOURY, een voorbeeldig burger, tevens een oprechte Vlaming, getrouw aan Vlaamsche taal en Vlaamsche zeden, was een der warmste, een der meest overtuigde vrienden en voorstanders der Koninklijke Vlaamsche Academie. Zijn wensch werd echter door zijn waarde Zusters niet vergeten, en kort na het overlijden van den betreurden vriend, mocht zich de Academie over de stichting van haar eerste Fonds verheugen. Aan de gezusters BOURY zij hier nogmaals daarvoor ons aller hartelijkste .dank betuigd : hun naam en deze van hun Geachten Broeder zal steeds bij ons in eerbiedig aandenken blijven. Juffrouw MARIE BOURY, rust zacht in den schoot van God, gij die uw gansche leven, niet de meeste toewijding, ten dienste van zoo talrijke goede werken hebt gesteld. Rust in vrede, vaarwel. -- Op voorstel van het Bestuur, beslist de Academie dat de lijkrede van den heer GAILLIARD in de Verslagen en Mlededeeliiigen zal opgenomen, en dat aan juffrouw SOPHIE BOURY, in naam onzer Koninklijke Instelling, een brief van rouwbeklag zal gezonden worden. Aangeboden boeken. -- Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden : Door de Regeering : Carte de Belgique, 2e édition en couleurs. Ire Livraison. Les feuilles : 15, Anvers; — 31, Bruxelles; — 33, St.-Trond; -- 34 , Tongres; -- 35. Gemmenich; -- 40, Wavre; -- 41, Waremme ; -- 42, Liége ; — 43, Limbourg; — 47, Namur ; — 48, Huy ; -- 49, Spa; — 5o, Stavelot; -- 53, Dinant; -- 54, Marche: -- 55, Durbuy; -- 56, Vieilsalm ; — 6x, Limerlé. — 93 8 Ac dérnie ,Royale 'de Belgique. Classe des Leitres et des Sciences morales et politiques et Classe des Beaux-Arts. Mémoires (collection in -80). Deuxième série — Tome III, Fáscicue I. F-RRÉDERICQ PAUL). Het Nederlandsch proza in de zestiendeeuwsche pamfletten uit den tijd der beroerten, met eene bloemlezing (1566 - 1600) en een aanhangsel van liedjes en gedichten uit dien tijd (XLIV-411 blzz.). Bruxelles, 1907. Le livre d' or de l'Exposition universel -le de 1905. Histoire complète .,de l'Exposition de Liége, par Gus- TÁVE DRÉZ`E. 2 tomes. Liége, s. d. Handelingen der Maatschappij van [Geschied- en 'Oudheidkunde, te Gent. Annales de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand. Deel VII, tweede aflevering. G WIL : -Contribution el l'histoire de l'industrie linière en-LEMSEN Flandre au XVIIIe siècle. Gand, 19o7. -- Deel VIII, tweede aflevering. J. VANDEN GHEYN Un manuscrit de 1"imprimeur gantois Robert a Ia bibliothèque de l'Escurial. —B. COPPIETERS STOCHOVE : 'Cartulaire de l'abbaye d'Elsegem. — E. SOENS : De kerk van Ninove en haar mobilier. 'Gand, 1907. TIJDSCHRIFTEN. -- Bulletin de la Commission Royale tome 76me, Ve bulletin, 1907. 1907. Première partie : nos et 22 ; Deuxièine partie Puf&lications périodiques, nos n et 22. —Bibliographia Philosophica ou Somaire Idéologique des ouvrages et des revues de Philosophie, 20 novembre 1907. -- Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée beige, nos 9 -10, 1907. -- Revue Néb-Seolastique, no 4, 1907. -- Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 5, 1907. --- Bulletin des Musées Royaux, no 13, 1907. Revue Catholique, no 2, 190/. -- Wallonia, no io, 1907. — Arbeidsblad, nrs 19 en 20, 1907. Door het Inrichtings-Comiteit 'tot 'oprichting ''ran gedehkteeken aan Etn. `Hiel : Plechtige Onthu'tllis -. van Eynanuel Kiel's gedenkteekeit te Schat rbeek. 13 'October 107. Gedenkboek. p1. of j. Door de MaatschnrIpij der Nederlandsche Letterkunde, te 'Lei-den : - 938 - AcàdémieRoyale Classè Leltres mo.rales po.litiques et Classe des Beaux-Arts. Mémoil'es collectro.n in-S"). - Tome lil, Fascictle 1. FR'ÉDERICQ ,D' PAUL) ..... Het Nederlandsch pro.za de zestiendeeuwsche bero.erten, blo.emlezing \IS66 C16o.o.) aanhangsel dien tijd 4II 190.7. d'or I' ExpositiolJ universeUe et internationale 19o.S. complètede de Liége, GIJS' rAVE VRÈZE. to.mes. Geschied- Oudheidkunde, Sóciété d'Hlsto.ire et d'Archéo.lo.gie Ga;nd. WILI1EMSEN :ColJtl'ibutiOlJ à l'histoil'e de en Plandre XVIIIe sièole. Igo.7. - J. VANDEN GHEYN de l'-imprimeur ganto.is Rubert de Keyser, à la biblio.thèque de l'Escurial. - È. COPPIETERS STo.CHo.VE : Cartulaire I' abbaye d' Elsegem. - E. So.ENS : vall Gand, Igo.7. TIJDSCHRIFTEN. - BultetitJde la Commission Royale d'Histoire, to.me 76me, V' Igo.7. - Bibliographie de Belgique, Igo.7. : Livres, nos 21 el 22; Deuxiètne .par~ie : Publicátions périodiqu8s, nos 21 et ~2. - Bibliographia PhilosoPhica Olt Sommaire Idéulogique des ouvrages PhilosOPhie, 20. no.vembre 190.7. - BulletilJ bibliograPhique .pedagogique Musée beige, g-lO, Igo.7. - Revue Néo-Scolastique, n° Igo.7 .. - der Maatschappij '/Jun Grschied- Oudheidkltnde te nr 19o.7. - Bltlletin des MlIsées Royaux, n° 19o.7. - Sociale n° 19o./. -WallOIJia, n° lO, 190.7. - Arbeidsblad, 20., I9o.7. Do.o.r het Inrichtings-Co.miteit 'to.t dPriChting 'van een gedeoktéeken atin 'Em. 'Pleohtige Onthu'tlingvrm Emanuel Hiel's gedenkteekeltte Schaarbeek. 1907. Z. pI. ofj. Doordè Maatschappij LeUerk,(mdc, Leiden: — 939 "` Tijdschrift -voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Leiden. 26e deel; nieuwe ,x8de deel, Iste ade afl., 1907. Register op XX V, door J. KIKKERT. Leiden, 1907. Handelingen Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden over 'liet jaar I9Ut--1907. Leiden, 1907. Levensberichten Medeleden van de Maatsscchhaappppiijj der Nederlandsche te Leiden. (Dijlagè topt de Handelingen 1906-1907.) Leiden, T907. Historisch-d`es Vógesen te : Jahrbuch fur Geschichte, S/rache and Literatur Elsass- Lothringens. herausgegeben von dem historisch- literarischen des Vogesen-Clubs. Jahrgang. 1907. Door den heer JAC. MUYLDERMANS, werkend lid der Academie te Mechelen : Verhandelingen over -den door J. M. S-CHRANT, Roomsch katholijk Priester, Ridder der Orde van dein Nederlandschen Leeuw, Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Gent, en Lid van verscheidene Letterkundige Roterdam 1823. Nederduitsche Spraekkunst, voor middelbare scholen en collegien, J. DAVID, Pr. Leuven, 1853. Bibliographic Lijst der Nederduitsche boeken in sedert uitgegeven. Gent, 1851 -Id. van 1855 België uitgegeven. ae deel vollediging der lijst, uitgegeven in 1857) Gent, 1867. in België sedert 1830 uitgegeven. 3e deel. Tijdperk 1856-1867. Verzameld door FR. DE POTTER. Gent, 1868. Grafbloemen proza en poëzij uitgegeven ten behoeve van noodlijdende weduwen veezen, door J. F. H. LOMMEN. Antwerpen, 1856. vier evangeliën in J. BEELEN, verklaard door 'Dr. F. -CEu- LEMANS Met kerkelijke goedkeuring. Mechelen, •z. j . - 939- Tijdschriftvoor Netkrlal&dsche TlIal- /;ft utterkunile, uitgegeven iJltnWege Maatschapp0' dor Ned/!>Ylamlsche Letterkunde 'te Leiá/l1L ~e 'i't engel bewaerder en de ziele. Handelende van de vier Uyttersten en de !X!f)1'1Iaemste leydm tot het Rycke Godts. f}ytgegellMt door P. G Tot Ghendt, Gedr~lckt by Pelru~ (}~esin. woonende in de Veltstr aete, in çie vier Ev'll1gelisten. 11'/(2,. Met Approbatie. . C f. GEl-l-E\{TS. j?abelen i1t l,!çdm;luitsche vaerzm gevolgd. Eerste deel. Te Arnste1çlam. By Piet~r Meijer, o.p Olln 1)a,$. MPCCLXX:II, Tweede deel, MDCCLXXIlI. Derde deel. Id. MDCCLXXIV. Waersegghers, Tooveraers, eet. -- 943 -- Gedenkstukken tot opheldering geschiedenis, opgezameld archives en op van gouvernement uitgegeven door L PH. C. VAN DEN BERGH, S. J. 1842. Notice historique sur commune de sur les anciens fiefs de Grasen, Wilre, Bindervelt et Weyer, en Hes -baye Notice historique l'ancien conté impérial de Reckheim Gand, 1848. Notice historique sur l'ancienne abbaye de HerckenrQde, 1849• Notice historique sur l'ancien chapitre de chctnoinesses nobles Munsterbilsen, dans province actuelle Notice historique conté Homes stir anciennes Ghoor et Kessenich. 185o. historique l'ancien chapitre impérial chanoinesses d Thorn, actuelle Gand, 185o. l'ancienne Montfort, comprenant St Odilienberg, Linne, Vlodorp, Posterholt et Roosteren, la province actuelle de 1852. Wi rterbuch von JACOB GRIMM and WILHELM GRIMM fortgesetzt von WUNDERLICH, Dr. KARL VON BAHDER, Dr. RUDOLF MEISZNER, Dr. MORIZ HEYNE, Dr. RUDOLF HILDEBRAND, Dr. MATTHIAS LEXER, Dr. KARL WEIGAND and Dr. ERNST WULCKER Zehnten Bandes, zweite Abtheilung, fiinfte Lieferung. (Stand-Stark.) Bearbeitet von Dr. H. MEYER and Dr. B. CROME. Leipzig, 1907. December 1907. Biekorf, nr 23, 1907. - Bijdragen de Geschiedenis het Hertogdom November 1907. — nr 1907. — Gulden Winckel, nr 12, 1907. -- 1907. — Katl2oliek nr 2, — Vereins - 943 - Gede1tkstukken oPheldering der Nederlandsche geschiedenis, opgezameld uit de arehivm te Rijssel, m op gezag Vatt het gouvernemmt uitgegeven Mr L PH. C. VAN DEN BERGH, te Leiden, bij S. en J. Luchtmans, 184'1. Notiee historique la COl111nUlte de Rummen et szw les aneielts fiejs de Grasen, Wilre, Biltdervelt et Weyer, e?t Hesbaye Gand, 1846. Notiee historique sur I' alteien comté imPérial de Reckheint dans la province actuelle de Limbourg. Gand, 1848. historique l'ancie?tne abbaye de HerckenrQde, dans la province actuelle de Limbourg. Gand, 1849. Notiee historique l' ancim chapitre de chcl1toinesses ltobles de Munsterbilse1Z, la ProViltCe aetuelle de Limbourg. Gand, 1849. Notiee historique sur l'ancien comté de Hornes et szw les anciemtes seigneuries de Weert, Wessem, Ghoor et KesseJtich. Gand, 1850. Notice historique sur l' anciMt ehapitre imPérial de ehanoinesses à ThoY1t, dans la province actuette de Limbourg. Gand, 185°. Recherches sur l'anciemte ammanie de Montjort, comprcnant les communes de St Odilienberg, Echt, Nieustadt, Limze. Vlodorp, Posterholt et Roosterm, dans la province actuelle de Limbourg. Gand, 185'1. Deutsches vVürterbuch VOlt ]ACOB GRI:VIM und WILHEL11 GIUMM jortgesetzt von Dr. HERMANN WUNDERLICH, Dr. KARL VON BAHDER, Dr. RUDOLF MEISZNER, Dr. MORIZ HEYNE, Dr. RUDOLF HILDEBRAND, Dr. MATTHIAS LEXER, Dr. KARL WEIGAND und Dr. ERNST \VÜLCKER Zehnten Bandes, zweitc Abtheilung, fünfte Lieferung. ,Stand-Stark.) Bearbeitet van Dr. MEYER und Dr. B. CROME. Leipzig. 1907. De Gids, December 1907. Ruildienst. Biekorj, nr '13, - Bijdragm tot de Geschiedeltis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, November 1907. - Christene School. nr 3, 1907. - Den GuldMt vVincket, nr 12, 1907. - De Katholiek, December, 1907. - Het 1{atltoliek Onderwijs, nr::l, 1907. - Korrespondenzblatt des Vereins — ,944 — fits niederdeutsche Sj5rachforschung, 5, 1907. — 8, x907. — Neerlandia, xx , -- nr 12, 1907. — Opvoeder, 32 33, 1907. — Opvoeding. nr 12, 1907. - nrs 45-48, 1907. -- Cas 13, 1907; Bijvoegsel, nrs 18, 20 21-si,anusblad, nrs 1907. voor Boek- en nr x907. — De Vlaamsche 4, 1907. — Vlaamsche Kunstbode, xx , — nrs 3-4, 1907. — den nr 12, des Vereins fur rheinische and westfálische Volkskunde, n'' 1907. Ingekomen -- Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de ingekomen brieven Ic) De de Vreese met een naar Duitschland van 5 December, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen 'en Kunsten het Bestuur bericht, dat hij zijne goedkeuring hecht aan de beslissing door de Academie, in hare laatste vergadering genomen, den heer Dr. W. DE VREESE met een wetenschappelijke zending naar Duitschland te belasten. 2°) vergadering igo8. Bij brieve van December, ter beantwoording van het schrijven van den Bestendigen Secretaris (14 November), bericht de heer Dr. A. BEETS, geacht buitenlandsch eerelid, dat, hij volgaarne de vereerende uitnoodiging van het Bestuur aanneemt, om in de Plechtige Vergadering der Academie, op Zondag, 28 Juni 1908, een taal- of letterkundige voordracht te komen houden. -944 - jür ttiederdeutsche SfJrachjorsehung, nr 5,19°7. - Natuur en School, nr 8. 1907. - NeerlMtdia, nr IX. 1907. - Onze Kunst, nr I~, 19°7- - De nrs 3~ en 33. 1907. - De Opvoe· ding. n r u, 1907 ... De Schoolgids, 45-48,19°7. - St -Cassianusblad, nrs 12 en 13, 19°7; Bijvoegsel. 18, ~o en ~I, 19°7. Tijdschrift voor Boek- m Bibliotheekwezen, nr 6, 1907. - De Vlaamsche Gids nr 4. 1907. -- De Vlaamse/u Kunst· bode, nr Il, 1907. - Volkskunde, nrs 3-4, 19°7. - Vragen van dm dag, nr !2, 1907. Zeitschrift des Vereitts jür rheittische l11td westjälisehe VolkskuItde, n" 4, 19°7. Ingekrmen brieven. - de de Academie kennis met : 1°) De heer Dr. W. de Vreese met een wetenschappelijke zending naar Duitschland belast. - Brief van December, waarbij de Heer Minister van Wetenschapren en dat hij zijne goedkeuring hecht aan de beslissl11g door de Academie, laatste vergadering genomen, den heer W. DE VREESE een wetenschappelijke te belasten. Plechtige vergadering van 1908. - Bij 12 ter beantwoording van schrijven van den Bestendigen Secretaris 14- Dr. A. BEETS, ons buitenlandsch eerelid, dat. hij volgaarne de van Bestuur aanneemt, der Academie, 1908, taal- of komen houden. -- 945 — • Hoog stel ik op prijs — schrijft Dr. BEETS, « de welkome aanleiding die deze uitnoodiging mij « biedt tot eene persoonlijke kennismaking met de • heeren Leden dier Academie, welke mij onder « hare Buitenlandsche Eereleden een plaats heeft « waardig geacht. Mocht het mij gegeven zijn in « die aanstaande bijeenkomst, aan de vereerende « gevoelens over mijne werkzaamheid en de « vriendelijke gedachten aangaande mijn persoon, « waarvan uw schrijven mij het streelend getui- « genis geeft, eenigermate te beantwoorden. Mededeeling door den heer Bestuurder. Wetenschappelijke zending aan den heer Prof. Dr. de Vreese opgedragen — Namens de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, — deelt de heer K. DE FLOU mede, dat deze Commissie in hare morgenvergadering met levendige belangstelling en onder herhaalde bijvalsbetuigingen gehoord heeft het verslag van den heer Dr. WILLEM DE VREESE, betreffende zijne wetenschappelijke zending naar Duitschland. De uitslag dezer onderzoekingen zal aan de Bibliotheca Neerlandica Manuscvtftta ten goede komen; in de Verslagen en Mededeelingen der Academie zullen binnen kort verschijnen verschillende door Dr. DE VREESE op deze reis ontdekte fragmenten; het schijnt wenschelijk ze met bekwamen spoed bekend te maken. 1,4 i{t ylivl' '."kt.riW1' S ar óta! C8- IEELT 'tot het van het i&F100 (:Ç Hooggeleerde mannen van de flathm anten-kliek raden het-volk aan gee fransch te leergin, en zie. te vergenoegen met de taal - in luinne stad of hun dorp gesproken.- - Die slimmerikken willen de beste-plaatsen voor hun eigen behouden o inpalmen, en de andere dutsen met ijdele-woorden paaien. Volk van Gent! Toont dat gij uwg-e n belang wel beseft dat gij niet langer burgers'van 2de klas wilt zijn. ^^-^--w—+— Laat de volksbedriegers alleen loopgin die zich van alle vett-) pla,sekezis willen meester maken en u - in armoede . en onwetendheid willeh\ laten voortsukkelen ! Verklaar eens Veer goed dat gij zoo geleerd wilt zijn als frabskiljona en flaminganten te mam, e -geeft- een goeden schop aan de kwakzalvers di u komen aanraden al zonderd van de wereld te leven, en u wijs maken cTtt gij met EENE k? ei né taal u kunt verheffen, en door de wereld kunt geraken. Weg met de TAALDWEEPERS en VOLK^IUITBUITEES"W g die zic ^^ . PLAINGANTfcN toemen ! - ` I – -- i__ Li — – _ _ _ 1 \TAAN • i I- r at ^ 111 r \'.~t ., • ~\Ior j ~.f· -,' ,11:. .. M...t o. ...... • " ~("'~I' : t s' .. .. :te "VII' , ;."'d' (UI Gtn'. dru k. \ 'ag 4f' r ! f'er:.rh ll"rt'I1\ If'n! II.xCII MïI!''*WJlS .... --." GEZELSCikP I I l:: C! "tut het ,Yerspre~det ~!~~ ~~ Bargoensch l~ hun dorp gesproken.- ---~ __ ------- . -- Die slimmerikken willen de best e-plaat sen voor h un eigen bshol'!.den aI: Hooggeleerde mannen van de !I~nten-kli.k radan het.-volk aan geeJ . franseh tEl leeren. en zieh.. te vergenoegen met de taal in b,'i.l.nne stad of m'l i inpalmen. en de andere àutsen met ijdele-woor den paaien. ~ . Volk van Gent I Toont dat gij u w-Blgen bela ng wel beseft en dat -gij niet tJ. ~ N: langer burgers...v an 2<1;' klas. wilt zij n.. \ Iá Laat de v olksbedrieger. a lleen loopen die zich van alle vett j p lall'bekmis j g willen meester maken en 1.1- in armoeo.e. en onwet.e.3!1.dheid wHlcn \ laten - --l---- • • , voortsukkelen I \ N Verklaar eens yoor goed \ ~at gij zoo geleerd wilt z1) n n IEl frtB - worden: met dergelijke plakkaten, in omstandigheid ook, in hunne Leden der Secretaris exemplaar daarvan, Archief onzer Koninklijke Instelling, bezorgen. ::tG) Jaarboe~ 1908. - In dit Jaarboek aullen, de gebruikelijke stukken en mededeelingen, verschijnen: ~.) Dietsche Kalenders. - dag~ teekenende uit 1504, de eerste uit de Sassisch-Frankische gewesten der Neder. landen alkomstig, de tweede in Vlaanderen ge .. I't€hreven. Daarbij een inleidende studie 19) W., DE VREESE en Epw. GAILLIARD. h.) Bestendige C01nmissiiin. - tabel .. hm (blzz. 106-IIS) vermeldende ieder der Bestendige Commissiën @'llle-nstelling, leden bij de instelling d~.l' verkozen. hare vei's.chillende stichting. e.) Werkende Leden sedert de stichting df#: Acattemie (blzz. - De der 18 bènoemd Koninklijk 8 Juli dei' tot aanvulling der opengdatèn October 1886 ver .. — 949 — kozen, die achtereenvolgens ieder der 25 bekleed hebben of Drie Leden, Dr. H. CLAEYS, Mr. NAP, DE PAUW en EDW. GAILLIARD, stichting der Academie behooren, genieten voorrecht hunne afgestorven overleven. — Van de verkozenen op 27 October 1886, zijn de HANSEN Prof. Mr. JULius ()BRIE TH. COOPMAN alenog in leven.— De her 1886 tot lid verkozen; derhalve ook der stichting Koninklijke Instelling. hier eerbiedige gebracht! lijst Wedstrijden door de Academie sedert hare stichting uitgeschreven. 153 -205.) — 17 Oudgermaansche Taalkunde, Germaansche Mythologie, Middel- en Nieuwnederlandsche Taal- en Letterkunde, Lexicographie en Kunstwoorden, Dialectstudie enz. Bij ieder der uitgeschreven prijsvragen de aanwijzing van het jaar waarvoor werd en van de plaats en Mededeelingen daarvan bedrag van den getal ingezonden antwoorden met de namen van verslaggevers en - 949 - ko~en, met de namen der heeren Leden die achtereenvolgens ieder der 25 plaatsen bekleed hebben of thans nog bekleeden. Drie Leden, de heeren Dl". H. CLAEYS, Jhr. Mr. NAP, PE PAuWen EDW. GAILLIARD, welke bij de stichting der Academie behooren, genieten het voorrecht hunne afgestorven Collega's der eerste benoeming te overleven. - Van de verkozenen op 27 October 1886, zijn de heeren Dr. HANSEN en Prof. Mr. JULIUS OBRIE alleen nog in leven. - De heer TH. COOPMAN werd den 15 December 1886 tot werkend lid verkozen; hij behoort derhalve ook bij het jaar der stichting onzer Koninklijke Instelling. De betreurde afgestorvenen zij hier een eerbiedige hulde gebracht J d.) De algemeene lijst van de Wedstrijden door Academie sedert hare stichting uitgeschreven.. (Blzz. 153-2°5.) - Bedoelde wedstrijden zijn in 17 kapittels met opschrift ingedeeld, nl. Oudgermaansche Taalkunde, Germaansche Mythologie, Midde1- en Nieuwnederlandsche Taal- en Letter. kunde, Algemeene Nederlandsche Lexicographie en Semantiek, Vak- en Kunstwoorden, DialectlIturlie enz., enz. Bij ieder der uitgeschreven prijllvragen gaan : de aanwijzing Van het jaar Waarvoor zij uitgeschreven werd en van de plaats in de Verslagen en Mededeelingm waar daarvan melding wordt gemaakt, - het bedrag van den uitgeloofden prijs, - het getal ingezonden antwoorden met de namen van de verslaggevers en -- 950 met verwijzing naar de uitgebrachte beoordeelingen, de namen van de bekroonden, en, voor de onbeantwoord gebleven prijsvragen, de melding of zij voor een volgend of later jaar opnieuw werden uitgeschreven, enz. e.) Lijst der geschriften door de Leden der Acade- »tie 'uitgegeven. (Als vervolg op de lijsten, die in de yaarboehen voor 1887, 1888, 1889, 1896, 1899, 1900 en 1905 verschenen zijn.) — In het Jaarboek voor 1908 worden vermeld de geschriften van Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, EDW. GAILLIARD, JAN BROECKAERT, Dr. JAC. MUYLDERMANS en JAN BOUCHERIJ, werkende leden; -- FRANK LATEUR en ALF. DE COCK, briefwisselende leden ; Dr. J. H. C. KERN, Prof. Dr. GEORG WENKER, Dr. JAN TE WINKEL, JOHAN WINKLER, Dr. ERNST MARTIN, ALEX. BAUMGARTNER, Dr. ADR BEETS, Dr. GERRIT- JACOB BOEKENDOGEN, Dr. JACOB WIJBRAND MULLER, LEO TEPE VAN HEEMSTEDE, Dr. ABRAHAM KUYPER, Dr. FRIEDRICK KLUGE en Dr. PETRUS-JOHANNES BLOK, buitenlandsche eereleden. Gaarne belastte zich de Bestendige Secretaris met de noodige nasporingen voor het opstellen der stukken onder b.), c.) en d.) vermeld. Hij durft hopen, dat inzonderheid de • Lijst der Wedstrijden van dienst zal kunnen zijn voor de werkzaamheid der Commissie belast met het voorstellen van prijsvragen. 30) Vak- en Kunstwoordenboeken. Gedurig en van alle kanten worden exemplaren gevraagd - 951 — van de door de Academie uitgegeven Vak- en Kunstwoordenboeken. Aan eene vraag vanwege den Heer Minister van Nijverheid en Arbeid tot onze Koninklijke Instelling gericht, is, jammer genoeg, geen gevolg kunnen gegeven worden. Meer dan ooit schijnt het wenschelijk, dat de reeds uitgegeven werken herdrukt worden. Het spreekt van zelf dat dit volgens het door den Bestendigen Secretaris nieuw aangenomen stelsel kleiner formaat en kleinere drukletter -- zou geschieden. In zijne vergadering van 11 December, heeft het Bestuur, naar aanleiding van eene mededeeling dienaangaande door den heer GAILLIARD, beslist de zaak ter studie te leggen. De Bestendige Secretaris stelt voor eene bijzondere Commissie van drie leden daarmede te belasten. — Dit voorstel wordt aangenomen. Worden tot lid dier Commissie benoemd : de heeren TH. COOPMAN, K. DE FLOU en EDW. GAILLIARD. q.°) Gesellschaft fiir Typenkunde des XV. Jahrhunderts, te Halle an der Saale (Duitschland). — In zijne vergadering van 11 December heeft het Bestuur beslist dat de Academie als lid zou toetreden tot deze vereeniging, waarvan het doel is eene verzameling reproducties van een zoo groot mogelijk aantal incunabeltypen samen te stellen en uit te geven. Van elke type worden twee facsimile's afgeleverd : een van het volledig alphabet der type, een tweede van een karakteristieke volle — 952 -- bladzijde op de ware grootte. De facsimile's worden . in phototypie op losse bladen uitgevoerd. Elk blad gaat vergezeld van een korte beschrijving. Lateizal voor eiken drukker een bijzonder blad worden gemaakt, met zijne herkenningsteekens : drukkersmerk, initialen , rubriceeringteekens enz. Aan tot nog toe alleen in moeilijk te verkrijgen werken gefacsimileerde drukken, wordt aanvankelijk de voorkeur gegeven. Deze, voor de geschiedenis der wiegedrukken zoo belangrijke onderneming staat onder leiding van de met roem bekende incunabulisten H.-O. LANGE, bestuurder der Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen; Dr. HEBLER, bestuurder der Bibliotheek te Dresden; Dr. VOULLIÉME, bibliothecaris aan de Koninklijke Bibliotheek te Berlijn, en Dr. I. COLLIJN, bibliothecaris aan de Bibliotheek te Uppsala, wellicht den grootsten incunabulist van dezen tijd. 50) Photographie-toestel ten dienste der Academie. In zijne vergadering van II December, heeft het Bestuur, op voorstel van den Bestendigen Secretaris, besloten tot den aankoop van een photographie-toestel met omkeerprisma, . waarmede dus niet alleen negatieve beelden op glas, maar ook positieve beelden rechtstreeks op papier kunnen gemaakt worden. Reeds sedert enkele jaren zijn dergelijke toestellen in gebruik, . o. a bij de Bollandisten, bij de Benedictijnen van, — 953 Solesmes (thans op het eiland Wight), in de Vaticaansche Bibliotheek, op de bibliotheken te Parijs, Mi nchen, Berlijn, aan de Koninklijke Academiën te München en te Belgrado, maar eerst sedert kort hebben ze zulk een graad van volkomenheid bereikt, dat ze nauwkeurig en volkomen betrouwbaar werk afleveren. Het gepaste oogenblik om een dergelijk toestel tot wetenschappelijke doeleinden aan te wenden is thans gekomen. Volgens de bedoelingen van den voorsteller, en van het Bestuur, zal dit toestel ter beschikking gesteld worden van ons geacht medelid Prof. Dr. W. DE VREESE, om op zijne reizen ten behoeve van zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscriita alle handschriften, di@ niet naar Gent in bruikleen gezonden worden, en later ook dezulke, waarmede dit wél het geval is, in hun geheel op papier te photographeeren. Op deze wijze zal het Dr. W. DE VREESE mogelijk zijn, ook in landen die niets uitleenen, te weten Rusland, Frankrijk en Engeland, een volledig en betrouwbaar materiaal voor zijn reuzenwerk te verzamelen, aangezien met dit toestel op een uur tijds ongeveer 3o photo's kunnen gemaakt worden. Alle door Dr. DE VREESE te maken photographieën blijven vanzelf het eigendom der Academie. oodoende zal onze Koninklijke Instelling langzamerhand in 't bezit komen van reproducties van at dè handschriften, die in de Bibliotheca Neerlandica Manuscri5ta beschreven en behandeld worden, 954 Lid gegeven voltooien, alle nog be -. -wenscht stande Ndl. hs. ; en verzameling, ge zelfs waarvan de wedergade zal zoeken. 6°) drukker. Februari-vergadering 1906 (zie Verslagen en Mededeelingen, 162-168), vestigt Secretaris nogmaals de zijner geachte Collega's meeste zorg gereed te maken. eene studie, lezer genietbaar zij, het lezen make. Om te zijn, dient eerste gedrukt. wetenschappelijk standpunt ook de tegenwoordige eischen der wetenschap en namelijk van citaten en van aanhaling van de moderne opvatting voldoen. omvang, hoogst wenschelijk is, overzichtige wijze deelen en zooveel te voorzien, zoodanig men zich, , dezer opschriften als ware een - 954- dat wil zeggen, indien het ons wakker Lid gegeven wordt zijn werk te voltooien, van alle nog bestaande Ndl. hss.; een verzameling, gewenscht en noodzakelijk, daar onze codices over geheel Europa en zelfs daarbuiten verspreid zijn, en waarvan men vruchteloos elders de 'vvedergade zal zoeken. Kopij voor den drukker. - Als vervolg op de wenken door hem in de Februari-vergadering van I906 gegeven (zie en Mededeelingen, 1906, blzz. I62-I68), vestigt de Bestendige Secretaris nogmaals de aandacht zijner geachte Collega's op de noodzakelijkheid alle kopij voor den drukker met de meeste zorg gereed te maken. Hij wijst er op dat, wil men dat een boek, eene studie, eene voordracht voor den lezer genietbaar zij, het hoogst noodig is dat de uiterlijke vorm het lezen aantrekkelijk make. Om aantrekkelijk te zij n, dlent een boek in de eerste plaats met smaak gedrukt. Van wetensc,happe1ijk standpunt moet het ook aan de tegenwoordige eischen der wetenschap beantwoorden en in bibliographisch opzicht, namelijk in zake van citaten en van .aanhaling van bronnen, aan de moderne opvatting voldoen. Men verlieze niet uit het oog dat, voor studies van zekeren omvang, het hoogst wenschelijk is, de stof op overzichtige wijze in te deelen en de verschillende verdeelingen zoo veel mogelijk van opschriften te voorzien, zoo danig dat men zich,. bij het lezen dezer opschriften als het ware een — 955 -- gedachte van verhandelde kunne en daar, waar het best ofwel drie sterretjes geplaatst, ofwel een of regels ruimte gelaten, of tusschen de gezette eene interlinie gebruikt, dan wordt besprokene dan de geest het lezen wat verpoozing genieten en dit én aangenamer én vrij vergemakkelijkt. het maken van kopij 70) aangeboden verhandeling, heeren A. -J.-J. VANDEVELDE, bestuurder van het Gemeentelijk laboratorium, en BOSMANS, leerling aan de Beroepsschool Voeding, Gent: Over de werking van koolkydraten 0-de gisting het brooddeeg. (Mededeeling de Beroepsschool Voeding te Gent.) Bij 17 had de Bestendige de eer, namens het Bestuur der Academie, het handschrift van die verhandeling, om over maken aan de Bestendige Co rn -misie vor Nieuwere Tal- en Leterkunde. namens Commissiën. I°) Middelnederlandsche Letterkunde. K. DE FLOU,, secretaris, legt het volgend verslag ter tafel over de vergadering door de Commissie den 16 October gehouden : - - algemeene gedachte van het verhandelde kunne voorstellen. Worden hier en daar, waar het best past, ofwel drie sterretjes geplaatst, ofwel een of meer regels ruimte gelaten, of tusschen de gezette regels eene interlinie meer gebruikt, dan wordt het besprokene verduidelijkt, dan kan de geest onder het lezen wat verpoozing genieten en wordt dit én aangenamer én vrij vergemakkelijkt. Op dit alles dient bij het maken van kopij gelet. 7°) Ter uitgave aangeboden verhandeling, door de heeren Dr. A.-J.-J. V ANDEVELDE, bestuurder van het Gemeentelijk laboratorium, en L. BosMANs, bakker, leerling aan de Beroepsschool voor Voeding, te Over de werking van koolhydraten op ·de gtsting van het brooddeeg. (Mededeeling uit de Berot;psschool voor Voeding tt; Gent.)Bij brieve van IJ December, had de Bestendige Secretaris de eer, namens het Bestuur der Academie, het handschrift van die verhandeling, om advies, over te maken aan de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. Mededeelingen namens Commissiën. 1°) Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer K. DE FLOU,. secretaris, legt het volgend over door de Commissie den 16 October gehouden: -- 90 — Zijn aanwezig de heeren : GAILLIARD, voorzitter; BROECKAERT, Jhr. DE GHELDERE, Jhr. NAP. DE PAUW, Dr W. DE VREESE, TH. COOPMAN, A. Joos, Dr. C. LECOUTERE, leden, en K. DE FLOU, secretaris. Het verslag der zitting van ,7 Augustus 1907 wordt voorgelezen en goedgekeurd. De heer Dr. W. DE VREESE brengt ter sprake de laatstverschenen aflevering der M ddelnederlandsche Gedichten en Fragmenten, uitgegeven door Jhr. Mr. NAP. DE PAUW. Spreker stelt de vraag, of al de opgenomen teksten in extenso behoorden ge- of herdrukt te worden. Hoofdzakelijk wenscht Dr. DE VREESE inlichtingen te bekomen ten behoeve zijner Biblzotheca Neerlandica Manuscripta, over de herkomst van zekere fragmenten door den heer DE PAUW uitgegeven. Jhr. NAP. DE PAUW geeft, zoover het hem, oAverwittigd zijnde, doenlijk is, uitleg over onderscheidene gedeelten zijner uitgave van Middelnederlandsche Fragmenten. Alles zal immers beter begrijpelijk worden bij de laatste aflevering van het nog onvoltooide werk. Dr. W. DE VREESE zal dan alle bescheid krijgen. 2°) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. — Ter uitgave aangeboden verhandeling door de heerera Dr. A.-J. -J. VANDEVELDE en L. BOSMANS: Oxer de werking van koolhydraten op de gisting van het brooddeeg. — De heer TH. COOPMAN, secretaris, deelt aan de Academie mede, dat de Commissie in hare vergadering 's morgens gehouden, beslist heeft de uitgave van die verhandeling voor te stellen, als deel uitmakende van de Reeks wetenschappelijke studies, waarvan, als gevolg op een schrijven van den Bestendigen Secretaris, van 22 Juni 11., de uitgave in — 957 --- vergadering van 28 daaropvolgende werd aanbevolen. Letterkundige Mededeeling. AL. WALGRAVE : De Blindgeborene. Een evangeliessel. (Hoogstraten, L. Van Hoof-Roelans, igc7.) Ter gelegenheid van de laatste prijsuitdeeling in het Klein Seminarie van Hoogstraten, dichtte de Eerw. heer A. WALGRAVE, leeraar aldaar, een evangeliespel « De Blindgeborene ». De heer Dr. JAC. MUYLDERMANS, werkend lid, heeft de eer aan de Academie, in naam van den Schrijver, een exemplaar van dit boekje aan te bieden. DAGORDE. Lezing door den heer Gustaaf Segers : De Vlaamsche Volksroman. — De heer SEGERS houdt eene lezing over den Vlaamschen Volksroman. Eerst handelt hij over den historischen roman. Onze gewezen bestuurder, Aug. Snieders, aanzag dit lettervak als een middel om de vaderlandsche geschiedenis aan het volk te leeren kennen. Spreker is het daar niet mede eens, hoewel sommige groote geschiedschrijvers de waarde van den historischen roman erkend hebben. Oscar von Meding, een staatsman in den dienst van den koning van Hannover, trachtte onder den deknaam Gregor Samarow, de wereldberoemde gebeurtenissen van de laatste helft der verleden eeuw in - 958 van verhalen. De heer Urn Szeftter und Segers lest en hofdstuk uit den den inhoud en velde tegen het overdreven realismus, het naturalismus, en het zedebooze in de romantische letterkunde daar het naturalismus ons volk verheffen het zedelooze een verderfelijken toekomst. de vraag van den Bestuurder, of de eens zijn met den Spreker, PRAYON-VAN ZUYLEN voorbehoudingen te maken aangaande de voortreffelijke den heer SEGERS. twijfelt zoo als Spreker het denkt. Zijns inziens moeten schrijven kennen. op schrijvers van historische novellen toepasselijk. En hun best te te blij ven. Dr. W. DE VREESE de veel waarde toekent aan de romans Samarow ; verder eenige nadere bezwaren tegen de van betreffende het 958 - den vorm van den roman te verhalen. De heer Segers leest een hooHstuk uit Um Szepter und Kronen voor. Hij handelt vervolgens breedvoerig over den eigenlijken volksroman, spreekt over den inhoud en den vorm, en trekt te velde tegen het overdreven realismus, het naturalismus, en het zedelooze in de letterkunde, in de romantische letterkunde vooral, daar het naturalismus ons volk niet kan verheffen en het zedeloozeeen verderfelijken invloed moet uitoefenen op zijne toekomst. Op de vraag van den Bestuurder, of de geachte Leden het eens zij n met den Spreker, meent de heer PRAYON-VAN ZUYLEN eenige vootbehouclingen te moeten maken aangaande de anders voortreffelijke voordracht van den heer SEGERS. Hij twijfelt of Gregor Samarow wel zoo hoog staat als Spreker het denkt. Zijns inziens zouden romandichters alleen moeten schrijven over hetgene zij kennen. Dit is vooral op schrijvers van historische novellen toepasselijk. En allen dienen hun best te doen om altijd waar te blijven. Dl'. W. DE VREESE meent eveneens dat de Spreker te veel waarde toekent aan de romans van Samarow; hij vraagt verder eenige nadere inlichtingen over sommige punten. De Bestuurder oppert bezwaren tegen de beschouwingen van den Spreker betreffende het 959 realisme; ook de heer TEIRLINCK is het, in dat opzicht, in lang niet eens met den geachten heer SEGERS. Opmerkingen en vragen worden door den heer SEGERS beantwoord. Hij heeft, verklaart hij, zijne persoonlijke meening laten kennen en wenscht daarvoor, volgens gebruik, alleen verantwoordelijk te blijven. — Op voorstel van den heer Bestuurder, zal de voordracht van den heer SEGERS in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worden. De vergadering wordt te 4 uren gesloten. KONINKLIJKE VLAAMSCHE ACADEMIE. BERICHT. BIBLIOGRAPHIE VAN DEN VLAAfSCIIEN TAALSTRIJD. Heeren Leden of Bijzondere personen, die in hunne boekerij, boeken, brochuren, overdrukken enz., bezitten, welke in de Bibl iographie van den Vlaamschen Taalstrijd zouden dienen benuttigd te worden, wezen zoo goed ze te zenden aan den Bestendigen Secretaris, die zich belasten zal met ze in hunnen naam aan de Heeren COOPMAN en BROECKAERT mede te deelen. Mochten aanplakbiljetten, met betrekki'ig tot den Vlaanzschen Taalstr jd, in welke omstandigheid ook, in hunne stad verschijnen, dan worden de heeren Leden der Academie verzocht den Bestendigen Secretaris een ( xemplaar daarvan, voor het Archief onzer Koninklijke Instelling, te bezorgen. De Bestendige Secretaris, EDW. GAILLIARD. DE VLAAMSCEIE VOLKSROMAN GUSTAAF SEGERS. studie den aan vol hoe van-gende beeldhouwer : De nos jours nous dans coeurs beauty' vie. on entend que Ia ( st et l'h{ ► mme. Ce des idées de gens Cette philosophie de la souffrance n'existe plus moi. edge une patience dont peu d'hommes se font une i iée exacte. On veut à présent pror+sser trop juries se jettent sur la première o; iginalité venue et l'imitent sa , >s se si Dien utile. het zoo potisch als vraag : Waarin, Mirza het betooverende uwer poezie ! Worin bestekut, Mirza Schaffy, Der Zauber deiner Poesie ? Das Du in Allem wahr bist Und die Natur zu wasren weisst, Dass Du in A'lem klar bist Und Wort und Sinn zu paaren weisst. Dass Du nur nach dem Rechten ;reiff,t Und Alles recht betrachtest, Dass Du nur Diamanten schleiffst Und Kiesel nicht beachtest. DE VLAAMSCHE VOLKSROMAN door GUSTAAF SEGERS. Bij het aanvangen dezer studie over den Volksroman, herinneren wij gaarne aan de \'01- :gende woorden, hoe treffend en hoe waar, van Rodin, den beroemden Franschen beeldhouwer: jnurs tuons nos GEurS la beaut(~ de la vit~. A tout moment on dire la vie (triste et l'h"mmp hideux. sont là des idées de geTIS malades. eette philos"phie de la soutfrance n'existe ph's pour mni. L'art exige une patience dont peu .d'hommf's se font une ilée On veut à présent progr,'sser trop vite. Les jPunes se jettent SUf la première o;ig-inalité venue et I'imitent sa',s se demander c'est bien utiJc. Hoe gepast is insgelijks het zoo poëtisch als kleurig antwoord op de vraag: \Vam'in, Mirza Schaffy, bestaat het betoo\'crcndc uwer poezie ! besteht, Schaffy, Zauber dein er Puesie? in Allem wahr bist U nd die N atur zu wahren wei sst, A:lem ldar bist \Vort und Sinn Zl! paaren weisst. nach dcm Rechten greitLt Alles recht betrachtest, Dl! nur Diamanten schleiffst U nd Kiesel nicht beachtest. -- 96 — Wie das Gewand urn define Glieder, Schlingt Bich das Reim urn meine Lieder, Schon mussen des Gewandes Falten sein, Doch schoner muss was sie enthalten sein (r). I. Over den roman : Kanunnik Daems, Pater Jonekbloet Eíigeen Zabel, Th. Coopman, Aug. Snieders en Augustin Thierry. -- DE HISTORISCHE ROMAN. — Het is bekend dat David en Jan Frans Willems niet hoog met den volksroman opliepen. Onze onvergetelijke collega, Kanunnik Daems, trok met niet te beteugelen overmoed tegen dit lettervak te velde : « Niets is gemakkelijker dan een boek, b. v. eenera roman te schrijven », aldus drukte hij zich uit. « Ziehier het recept : Neem : x. Zout van inbeelding, 4 deelen. 2. Sieroop van moorden, branden en andere ijselijkheden,_ 3 deelen. 3. Balsem van droomerij en overdreven gevoel, 3 deelen.. 4. Zuur van schrijfstijl, 2 deelen. 5. Tinctuur van verstand, zoogoed als niets. Maak van dat alles een mengsel, zorg dragende dat het niet te droog worde, wat men lichtelijk kan voorkomen met er van tijd' tot tijd wat afkooksel van nieuwe of versletene (het doet niets) epizoden bij te gieten. (t) Lieder von Mirza Schaffy. 963 — Bezorg u verder eene ganzenveder of eene stalen pen volgens uwe voorkeur; op zich zelvet, genomen zijn beiden even geschikt voor ons doel. Spreid gezegd mengsel daarmee lichtjes over 't papier, dikker of dunner naar gelang der grootte van den roman, dien gij verlangt te scheppen; doch zorg dragende vooral niet overal even dik of even dun te smeren, ten einde wat meer afwisseling in het effekt te krijgen, iets waaraan uwe lezers bijzonder zullen houden. Gaat men onder het uiteenzetten spaarzaam met zijne stof te werk, men heeft daarvan bitter weinig noodig om een geheel boekdeel te overstrijken. Daar zijn tegenwoordig romanschrijvers (en moeilijk is het toch niet), die het zoover brachten, dat zij met eene hoeveelheid van gezegd mengsel, die geene tien onsen beloopt, eersen roman konden bekladden van 4 of 5 zware boekdeelen i,nliouds » (i). Pater Jonckbloet slaat al met evenveel zwier op den roman los : « Gij moet weten », zegt hij, « dat ik een allerongelukkigste romanlezer ben. De geschiedenis, die verhaald wordt, welke z ij ook wezen rnoo ` , boezemt mij slechts zeer zelden belang in. Het kan mij volstrekt niet schelen of een denkbeeldig Kaatje verliefd is, ja dan neen. Nog minder bekreun ik er mij oIn of zij op Willem haar zinnen heeft gezet dan wel op Max. Zelfs ben ik niet begeerig te weten of zij elkaar krijsen, wat toch eigenlijk -de hoofdzaak of toch minstens het « tu autem » is der affaire. De gebeurtenis acht ik slechts een borduurgaas : (1) De Kruiwagens. Beschreven in kun verleden_ hun tegenwoordig- en hun toekomst& lot. Brokken aan een onuitgegeven handschrift ontleend, door PEETEB KLEIN. Tweede. vermeerderde en natuurlijk verbeterde uitgave. Antwerpen, blz. 14o. - 9b4 — enkel oog voor de algemeene gedachten, die er mijn wensch vervuld. werden romanschrijvers verplicht vóór eerste hoofdstuk te geven korten inhoud hunner de lezer bij voorbaat weten mocht hoe he t zakje loepen zal, opdat hij bijgevolg zijne andacht niet behoeven wijden aan het vergankelijke, is de feiten, maar otigestoord vestigen op het i. de gedachten » (I). Het komt mij ongepast voor hier de scheeve artistieke Jonckbloet te recht te wijzen. aan, dat niet alle kunstrechters roman aan den dag, de geestige schrijver van « De Kruiwagens » de uitstekende stylist v.an « Letterkundige Causerieën : « vorm, scheppende geest des om een kultuurbeeld van eene hangen, is daartoe zoo geschikt als de roman.. alleen is hij de populairste vorm der poëzie; hij, tevens zijne eei bijna oneindige recht betrachten talent, vour de aanraking met den tegt nwoordigen tijd Diet angstig' terugwijken, roman als eenen dichtvorm, belangrijksten bevat » (2). i) Uit Insulinde. Letterkundige Causerieën door G. J. JONCKBLOET, K. Batavia, 2e Amsterdam, 204. (2) EL GEEN Dichter Sturmfiut. Gartenlaube, 1884. - 96+- ik heb enkel oog voor de algemeene gedachtpn, die er op gewerkt staan. Werd mij n wpnsch vervuld. dan werden alle romanschrijvers verplicht hun eel stc hoofdstuk een kort begrip te geven van den korten inh, ,ud hunner boeken, dat de lezer bij voorbaat weten mlicht hue het zaakje lo')pen zal, opdat hij bijgevolg zijne aandacht niet zou behoeven te wijden aan het vergankelijk/', dat is aan de feiten, maar ongestoord kon vestigen op het blijvende, d. i. op de gedachten» (1). de I'cheeve voorstelling van Kanunnik Daems en de anti-artistieke leer van Pater ]onckbloet te recht te wijzen. Liever toon ik aan, dat niet alle kunstrechters dezelfde minachting voor den roman aan den dag legden als de geestige schrijver van « Kruiwagens » en de uitstekende stylist van « Letterkundige Causerieën». Aldus Eugeen Zabel : Geen vorm, waarvan de scheppende geest des dichters zich bedient om een kultuurbeeld van eene eeuw op te hangen, is daartoe zoo geschIkt als de roman. Niet alleen is hij de populaIrSte vorm der poëzie; hij kan tevtns binnen zij lIe uitgestrekte grenzen ee .. e bijna onemdige menigte denkbeelden uitdrukken. Met H::cht betraclIlen daarom alle mannen van talent, die vour de aanra king met den kg< nwoorctigen tijd uiet ang~ tig terugwijken, maar frisch daaruit dichten, den roman als eenen dichtvorlll. die den belatJgrijksten inhoud bevat )} (2). (I) Uit Nederland en Insulinde. Causerieën door G. J. jONCKBLOET, R. K. Priester, Pastoor te Balavia, 2C bundel, Am;,terdam, blz. 204. (2) EuGEEN ZABEL, Der der Slurmflut. Gartenlaube. 1884. - 965 medelid, Th. Coopman, aan de romantische « », zegt hij, « bevestigt Vlaamsche boeiende -novellen » Snieders ried onze schrijvers « het sonnettengeklater laten varen, en lezen te geven » (2). van de Kempen, Boeren, op het einde zijner lange, welvervulde aan den historischen roman aan zijne rijke geschiedenis, zoo plaatselijke als vaderlandsche geschiedenis gehecht. In een leerboek zal hij die nooit leeren; hij moet wel tot degenen gaan, die de kunst verstaan om het goudstuk in koper nikkel om te wisselen. Met de rechtgezette feiten der geschiedenis in de hand, kan de roman, op historische gegevens rustend, een machtige helper zijn tot het verspreiden onzer vaderlandsche geschiedenis en dit vooral wanneer men de feiten niet meer aan de dikwijls ziekelijke speling der fantasie opoffert » (3). zelfs befaamde, hebben hulde den historischen Thierry dat Les Martyrs van den krachtigsten invloed op Zijne historieschrijver heeft uitgeoefend. (i) Vijfjaarliksche Prijskamj5, IXe 1889-1894. Verslag, 53. Id., blz. 63. (3) AUGUST SNIEDERS. Mede Vlaamsche 1891, blz. 37o.-delingen d er - 965- Ons geacht medelid, heer Th. Coopman, hecht insgelijks het grootste belang aan de romantische letterkunde. «Conscience », zegt hij, «bevestigt dat ons Vlaamsche volk boeiende ·romans en novellen vergt (I). Snieders ried onze schrij vers aan « het sonnettengeklater te laten varen, en ons volk degelijke proza te lezen te geven» (2). De schrijver van Oranje in de Kempen, van Onze Boeren, gaf op het einde zijner lange, welvervulde loopbaan, de voorkeur aan den historischen roman: « De Vlaming is aan zijne rijke geschiedenis, zoo plaatselijke als vaderla[Jd~che geschiedenis gehecht. In een leerboek zgleich dem Rädtrwerk Staatsmachine stehend, hat sich eine völlig objeclÎve wekhe sieh KonflIkt gegenüber treten ; Charaktere und Situationen jede Partelfarbe -- und - Erfalg - bemüht Richtung zu'werden. Roman Allen interessantes bringen wini - den Eingeweihten anregende dem grossen zum Verständlliss jener denn wir der sagen : Alwissend bin ich nicht; doch viel ist tnlr bewusst. Bij den EurajJäische Minen und Gegenminen, Folge von Um Szepter und Kronen, GREGOR SAMAROW, - Land und Meer: 972 — « In dem Zeitromane Urn Szeptet wed Kronen beahsichtigte der Verfasser eine Reihe von charakteristischen Bil lergruppen vorzufi hren, welche die grossen Ereignisse des Jahres 1866 sowohl in ihren bewegenden politisclien Elementen als i,) ihren tieren Wirkungen auf das Leben der Einzelnen anschaulich machen sollten. « l )ie Aufgabe war eine schwere and bedenkliche -- weil die Form des Romans die einzig e, in welcher heute die Geschichte in eiher ucas so nahe lie; enden Zeit dein Publikum in inren inners tend persënlichen Beziehungen voorgefahrt werden kante, — die Nothwendigkeit bedingte die historischer Thatsachen mit dem Gewande der Dichtung zu umhiiilen, ohne doch das Wesen des Charakters der Zeit zu veranderen -- weil vor allem der Hauptreiz des historichen Romans volli; aufgegeben werden inusste --- ndmlich die gescltichtlichen Personen in die Erzahlung des Romans zu verflechten (I). » in-op Duitsch III, koning Lodewijk II_ Antonelli, Meding Favre, Rochefort, benevens groot aantal veldsla ook vergaderingen con--gen sistorien, Fransche, Oostenrijksche en Duitsch.e (1) Ueber uni }heer. 1873 , to. Er dient opgemerkt, dat, strijd met zijne theorie, de schrijver niet aarzelt cie « geschichtlichen in die Erzahlung des Romans zu ve f1echten ». - - « In dem Zeitromane Um Szeptu twd Krollen beah,ichtigle Reihe von charakteristischen Bil.lit veränderen - weil vor Hauptreiz des histori"chen Romans völlig aufuegeben musste - nämlich die geschichtlichen Pnsonen Erzählung des » Zoo treden beurtelings in dezen romancyklus DP : paus Pius IX, Willem I, koning van Pruisen, later Duitsch keizer, Napoleon lIl, keizer der Franschen, keizerin Eugenie, keizer Frans-Jozef van Oostenrijk, koningLodewijk II van Beieren, koning Georg V van Hannover, kardinaal Antonelli, Bismarck, Meding zelf, von Beust, Rouher, Moltke, Jules Favre, Gambetta, Rochefort, benevens een groot aantal ministers, diplomaten, kamerleden van alle landen. Men woont veldslagen bij, ook vergaderingen van pauselijke consistoriën, Fransehe, Oostenrijksche en Duitsche I) U~bfY Land uni Jlfeey. 1873, blz. 10. Er dient opge~erkt, rlat, in strijd met zijne theorie, de schrijver niet aarzelt Oe • geschichthehen Personen in ,\ie Erziihlung des Romans zu veJflechten >. — 973 — krijgs- en ministerraden, verneemt geheime onderhandelingen van politiekers en pseudo-politiekers; zelfs tot de woelige samenkomsten der socialisten, tot de vergaderingen der Commune van Parijs, der Anarchisten en Nihilisten, der Berlijner Chawrusse en Italiaansche Cammorrah, wordt ons toegang verleend. Daarnevens heeft men een romantisch gedeelte, dat met het politieke is saamgevlochten ; de romanhelden komen met de historische personen in betrekking; kortom Um Sreeter z aad Kronen is een eigenaardig werk, dat wel verdient gelezen te worden, omdat Meding inderdaad veel heeft gezien en scherp opgemerkt, en daarbij een merkwaardig schrijverstalent bezit. Ter afwisseling veroorloof ik mij enkele bladzijden uit dezen Zeitroman mede te deelen. IV. Meding en Georg V. In het vijfde hoofdstuk treedt de schrijver , de regeeringsraad Meding, zelf op : « D )or de prachtige, in het eerste bleekti groen schemerende laan,welke van Hannover naar het koninklijke verblijf Herrenhausen leidt, reed, op een koelen, schoonen morgen, een rijtuig en naderde snel het v i'- guide hekken, dat toegang geeft tot het koninklijk paleis. Aan den ingang van den koer hield het rijtuig stil. Uit hetzelve stapte ecn slanke, niet grootti man, van ongeveer zes en dertig jaar. Hij was bleekbloed, 974 had een lengen, ietwat opwaarts gekrulden knevel en droeg een zwart salontoilet en grijzen overjas. Deze man trad in een zijportaal, in den hoek van het hoofdgebouw van dit oud keurvorstelijk en koninklijk paleis, hetwelk de beroemde Le Notre als eene miniatuurnavolging van Versailles had opgericht, en schreed door een langen gang, die naar het kabinet van koning Georg V leidde. Vóór dit kabinet, hetwelk op het gelijkvloers, met een onmiddellijken uitweg naar den hof en het park gelegen was, zat de « salonkamerdienaar » des konings. Rechts, nevens den ingang tot de vertrekken des konings, bevond zich de wachtzaal voor de heeren, welke de koning verzocht had hem te komen spreken. Het viel in 't oog, dat deze zaal uitsluitend met Pruisische beelden versierd was; Men zag daar de levensgroote portretten van Bliicher en Ziethen en een voortreffelijk beeld van den bij Saalfeld gevallen Louis Ferdinand van Pruisen. De man, welke uit het rijtuig getreden was, vraagde den kamerdienaar : « Is Zijne Majesteit alleen? » De kamerdienaar, welke rechtgestaan was en den overjas des binnentredenden aannam, antwoordde in gebroken Duitsch, met een scherp Engelsch accent : « De geheime kabinetsraad Lex is bij Zijne Majesteit. » « Wilt gij mij aanmelden? » De kamerdienaar klopte eenmaal krachtig op de deur. Men hoorde de heldere, klare stem des , konings, die riep : « Come in ». De kamerdienaar trad binnen en keerde na eenige oogenblikken terug. « De Koning verzoekt den heer Meding een moment te wachten. » Enkele minuten later weerklonk eene heldere tafelschel. -- 975 ---- De kamerdienaar verscheen, en riep : « Heer Meding ». De regeeringsraad schreed doo r de voorkamer, welker deuren naar het kabinet des konings wijd geopend waren. In dit kabinet, welks vensters naar den tuin openstonden, en dat met bloeiende planten van alle soort gevuld was, zat de koning aan eene vierkante schrijftafel. Georg V was toenmaals zes en veertig jaar oud; een schoon man, die eene bloeiende gezondheid genoot. De scherp gesneden, klassiek gevormde trekken van zijnen neus, welke zijn aangezicht in de zuiverste Iijnen toonden, straalden van vroolijkheid en welwillendheid, zonder afbreuk te doén aan de koninklijke majesteit, welke hem kenmerkte. Een licht opgedraaide snorrebaard bedekte de bovenlip, en moeilijk hadde iemand bij den eersten aanblik van het zoo vrije, levendige mienenspel van dit aangezicht vermoed, dat de koning blind was. De vorst droeg de uniform van het Hannoversche gardejagersregiment, gemakkelijk losgeknoopt. Over zijne borst, onder de uniform, zag men het groote, donkerblauwe lint der orde van den Kousenband. Op de borst droeg hij de kleine kruisen der Welfen- en Ernst-Augustorden. Nevens den koning stond de geheime kabinetsraad Dr Lex, een kleine, dorre man, met overvloedige, grijzende haren, scherpe, verstandige wezenstrekken, in bescheiden, bijna schuchtere houding, bezig zijne papieren te schikken. Een kleine, zwarte King-charles lag aan de voeten des konings. « Goeden morgen, mijn lieve regeeringsraad, » riep de koning den binnentredende met zijne heldere, klare stem toe; --- « ik verheug mij u te zien. Zet u neder en zeg mij wat nieuws is er ? Wat zegt de openbare meening in mijn koninkrijk? » - 976 - « Goeden morgen, Majesteit, » antwoordde beer Meding, diep neigend, terwijl hij . in. eenes:. zetel ,tegenaver den, koning plaats nats.., . De geheime kabinetsraad had zijne papieren in orde gebracht en verwiiierde zich langzaam., « Ik moet Uwe Majesteit mededeelen., » sprak de regeeringszaad, » dat de openbare meening zeer opgewonden is geweldig in de weer om den oorlog spoedig te doen uitbreken en om Uwe Majesteit vooral tot . aansluiting aan Oostenrijk, tot een krachtdadig optreden tegen Pruisen over te halen. » « Waarom dit? » vraagde de. koning, -- « de lieftallige bladen der oppositie ricp.en vroeger zoo luide naar de Pruisische pishelmen. » « Waarom, Majesteit? » antwoordde de regeeringsraad; -- « dit zou moeilijk te • zegen zijn — daartoe zuilen vele en verschillende invloeden samenwerken n iaAr het feit staat vast, de openbare meening in bet koninkrijk Hannover -- zonder uitzo:idering — wil met Oostenrijk samengaan. » « Zonderling, » zegde Georg V. « Op .denzelfden toon sprak mij graaf L)ecken, die gisteren bier was. Hij, was razend Oostenrij ksgezind. » « Graaf Decken, Majesteit, spreekt uit de ziel van den C.irootduitschen Bond, dien hij gesticht heeft. Hij is een geestdriftig vereerder van.heer vón Beust. » Ik weet het, ik weet het, » riep. de koning. « Hij heeft dan toch gelijk, als hij mij verzekert, dat elkeen den oorlog tegen. Pruisen, predikt, het leger vooral, d. w. z. de jonge officieren. » « Hij heeft gelijk, » antwoordde de regeer.ingsraad. De koning dacht een ooenblik na. En wat doet, gij -tegenover deze strooming? vraagde hij dan. « Ik tracht ze te bedaren, af te leiden, . op te' klaren, zoover mijn invloed in de dagbladpers reikt, want deze strooming is volgens mij verderfelijk. Zij draagt er toe bij, — 977 — den oorlog, het grootste ongeluk voor Duitschland, te --doen losbarsten, en in dezen oorlog Hannover in een hoogst gevaarlijken toestand te brengen. » « Juist, heel juist ! » riep de koning luid. » Alles moet aangewend worden om deze oorlogzuchtige, anti, Pruisische opwelling te bedaren. Gij weet hoe diep de overtuigt.}g in mij is doorgedrongen, dat de goede over- -eenkomst van de beide machtigste rijken van den Duitsclien B o nd de eenige vaste grondslag is voor de welvaart van Duitschland, en hoezeer ik er mij altijd op toegelegd heb die te behou len. Gij weet ook welke groote waarde ik aan het verbond met Pruisen hecht. Men noemt mij een vijand van Pruisen, — ging de koning voort --- « Ik hen dit waarlijk niet. Ik verdedig de rechten mijner volkomen zelfsta.ndieheid en soevereiniteit; doch niemand kan meer dan ik van de noodzakelijkheid doordrongen zijn met Pruisen in vrede en eendracht te leven. Zij, die dezen vrede willen storen, miskennen de bela n gen van beide staten. Men spreekt te Berlijn van de politiek van" Frederik IT. Hoe weinig berijpt men deze politiek? Frederik II hechtte z000veel waarde aan het verbond met Hannover, dat hij aan ons land een zijner beste -veldherren, den hertog van Brunswijk, afstond..En welke groote en z-genrij ke gevolgen had dit verbond niet. hoewel het tegen Oostenrijk gericht was! Ware het mogelijk beide Duitsche mogendheden in innige. en vriendschappelijke overeenkomst te behouden en ware het mij vergund het punt op de dezer overeenkomst te zetten! Zou echter de vredesbreuk — wat God verhoede — komen, dan zou ik noch aan de eene noch aan de andere zijde partij kiezen. » De koning had dit alles met die beslistheid en duidelijkheid gezegd, waarmede hij gaarne tegenover zijne vertrouwelingen zijne meeping over sommige vragen en aangelegenheden ontwikkelde, opdat zij steeds .in. staat zouden zijn overeenkomstig zijne inzichten en wil te kunnen handelen. 978 -- goed »« krachtdadig de orlogszuchtigen anti-Pruisische propaganda tegen zeer verheugd, » de regeeringsraad, « beantwoord, meer daar mijn toestand, als geboren Pruis,. is. Wat innige overtuiging in ware Uwe Majesteit van Hannover acht voorsta, kan gemakkelijk anders ook anders uitgelegd, gelijk dezen tijd dubbel aangenaam in zijn, overeenkomstig de inzichten handel. » Bekommer » koning. hem glimlach; «onverpoosd die betracht.. dat openbare meening als de zesde gr oote . beschouw -- wellicht als degrootste — daarom wil ik de dagbladpers. den tolk van. groote mogendheid, voor mijn eigen koninklijk ressort zelf vernemen het volk denkt en zegt, en in de bladen der regeering slechts mijnegedachten inzichten uitgedrukt hebben. Het volk zal en zienswijze kennen ; -- en he t. van de kroon en het door bevorderd worden. Gij verstaat gedachten voortreffelijk, en tot stand gebracht wat ik zoolang noodzakelijk achtte -- stoor om toespelingen miskenningen. » de hand, welke deze « mij altijd veroorloofd, » zegde « zienswijze over alle aangelegenheden het staatsbelang vrij en volkomen uit te - 918 - « Gij doet aldus goed », ging hij voort, «de oorlogszuchtige en anti-Pruisische propaganda tegen te werken. » « Ik ben zeer verheugd, » antwoordde de regeeringsraad, aan de inzichten Uwer Majesteit te hebben beantwoord, te meer daar mijn toestand, als geboren Pruis, eene uiterst pijnlijke is. Wat ik uit innige overtuiging in het ware belang van U we Majpsteit en van Hannover noodzakelijk acht en voorsta, kan gemakkelijk anders uitgelegd worden, en wordt ook anders uitgelegd, gelijk Uwe Majesteit weet. « Het is mij dus in dezen tijd dubbel aangenaam in geweten overtuigd te ûjn, dat ik overeenkomstig de inzichten uwer Majesteit handel. » « Bekommer u om die valsche toespelingen niet, mijn lieve regeeringsraad, » zegde de koning. met den hem eigenaardigen, vriendelijken glimlach; "ik weet dat gij onverpoosd mijne belangen en van Hannover betracht. Gij weet, dal ik de openbare meening als de zesde g' oote mogendheid van Europa beschouw - wellicht als de grootste - en daarom wil ik de dagbladpers. den tolk van deze groote mogendheid, voor mijn eigen koninklijk ressort behouden. Ik wil zelf vernemen wat het volk denkt en zegt, en inde bladen der rt"geering slechts mijne gedachten en inzichten uitgedrukt hebben. Het volk zal mijne meening en zienswijze kennen; aldus zal klaarheid tusschen mij en mijne onderdanen bestaan - en het welzijn van de kroon en het land zal er d00r bevorderd worden. Gij mijne gedachten voortreffelijk, en hebt tot stand gebracht wat ik zoolang noodzakelijk a-::htte en vurig wenschte; - u dus niet om toespelingen en miskenningen. » De koning reikte heer Meding de hand, welke deze kuste. Uwe Majesteit heeft mij altijd veroorloofd, » zegde hij dan, « mijne zienswijze en meening over alle aangelegenheden van het staatsbelang vrij en volkomen uit te 979 — spreken, — en ,dit schoone recht is eene onontbeerlijke voorwaarde tot het vervullen van den moeilijken plicht, welke de waardigheid vereischt, die mij door Uwe Majesteit werd verleend. Thans, op dit, naar ik meen ernstig oogeriblik, vraag ik Uwe Majesteit de toelating mijne meening onverholen uit te spreken. » « Spreek, spreek, mijn lieve regeeringsraad, » zegde de koning. De vorst zette zich opnieuw in zijnen leunstoel en liet het hoofd in den palm zijner hand rusten. « Uwe Majesteit weet, sprak de regeeringsraad, « dat het eene soort van mot d'ordre van de Duitsche, ja, van de Europeësche diplomatie is, te gelooven, dat de Boorlog tuhschen Oostenrijk en Pruisen niet zal uitbreken. Mij komt dit voor als den struisvogel, die den kop onder de pluiinen verbergt, om het gevaar niet te zien en hoopt het aldus af te weren ». « Gij gelooft dus dat de oorlog zal uitbreken ? » vraagde de koning, zonder zijne houding te veranderen. « Ik geloof dit, Majesteit; de toestand der betrekkingen noopt mij daartoe. De vragen staan op een scheeven weg en zijn zoover voortgerold, dat ik een ommekeer onmogelijk acht. Ongemerkt de berichten, die mij uit Weenen en Berlijn toekomen, sterkt mij de houding der dagbladpers in O ostenrijk en Pruisen in mijne meening dat de oorhg onvermijdelijk is. » « Zij is buitengewoo* ► vredelievend, hebt gij mij gisteren gezegd, » onderbrak de koning. « Juist, daarom denk ik, dat men in beide kampen tot den oorlog besloten is. Bepaalde men zich tot bedreigingen en wilde men de oorlogstoebereidselen, bij eene waarschijnlijke overeenkomst, als middelen ter drukking in de we -gschaal werpen, zoo zouden de bladen der regeering de wapens doen kletteren. Deze vredesverzekeringen verontrusten mij. Elk zoekt het beste casus- belli en wenscht de schuld der vredesbreuk op den tegenstrever te werpen. Ik ben overtuigd, dat, -- indien geen wonder gebeurt, — wij binnen heel korten tijd volop in oorlog zullen zijn. Graaf Platen gelooft dit niet... » - 980 -- « De struisvogel, » zegde cie koning. De regeeringsraad Meding glimlachte en ging voort « Deze toestand is echter voor Uwe Majesteit -en voor- Hannover gevaarlijker dan voor elke andere regeering.. Want, in den oorlog zal •Pruisen• zich door niets laten weerhouden. ». « Ik heb echter reeds verklaard, dat ik in al deze omstandigheden onzijdig wil blijven, » zegde de koning. « Inderdaad, Majesteit, -- doch er is nog geen verdrag gesloten. Graaf Platen heeft slechts aan prins Ysen-- .dycke in het algemeen het inzicht Uwer Majesteit medegedeeld onzijdig te blijven, — evenwel uit vrees voor het geschreeuw te Frankfort en te Weenen heeft hij geene bepaalde onderhandelingen begonnen en geen verdrag. gesloten. » « Is, v(.,lg-ns U, een formeel verdrag zoo noodzakelijk ? » vraagde de koning. « Volgens mij is het onontbeerlijk. Pruisen zal thans dit verdrag nog gaarne sluiten — en eenmaal geloten,. zal het dit in alle orns ' andigheden eerbiedigen. Later zal men meer eischen — en na de over\ inning... Ik geloof dat het onzijdigheidsverdrag de waarborg voor de zelf standigl a id, ja voor het bestaan van Hannover is. » « Acht gij het mogelijk, dat men er te Berlijn ooit aan zou kunnen denken het bestaan van Hannover aan te tasten? » « Ik zou voor het tegenoverstelde geenszins willen instaan, » antwoordde de regeeringsraad Meding; — < de strijd, welke zal losbreken, zal een strijd zijn om het bestaan. Ion dezen oorlog zal het oude Duitschland in puin vallen; — in zulke omstandigheden mag men geene bedenkingen verhopen. Een wezenlijk onzijciigheidsverdrag verzekert niet alleen het bestaan, maar wellicht de Volkonen zelfstandigheid van een nieuw Duitschland, — want, ik moet het herhalen, ik geloof, dat zulk verdrag in alle omstandigheden zal. geëerbiedigd worden. » -- g8 1 « Maar, » wierp de koning op, « men wil mij dagelijks be-wijzen, dat een verdrag met Pruisen • verderfelijk zou zijn, ingeval Oostenrijk de overwinning• zou behalen. » « IlL ken deze • e igenaardige logika, » antwoordde heer Meding. « In feite kan ik z•e • echter niet verstaan. Zou Oostenrijk wellicht, indien het in Durtschland overwinnaar was,. Hannover aan -Pruisen geven? Overigens weet Uwe Majesteit, 'dat ik niet geloof, dat 'Oostenrijk de overwinning zal behalen. » De koning zweeg. « Het is een . moeilijke toestand, » zegde hij dan. « Gisteren was Sir Charles Wycke hier, die mij bez woer met Oostenrijk in bondgenootschap te blijven. Hij bracht mij een en brief van Lord Clarendon in denzelfden zin. » De koning opende met een kleinen sleutel eerie der schuiven, welke zich aan de tegrnoverestelde zijde der schrijftafel bevond n, tastte daar Benige oogenblikken in, en reikte beer Mewling over de tafel ennen brief. De regeeringsraad overlas heer metterhaast. « Ik begrijp volkomen de Engelsche politiek, Majesteit, » zegde hij. « Te Londen wil men kost wat kost den vrede in stand houden. Ook zon men Pruisen gaarne voor de Deensche kwestie eetre les geven, -- men hoopt; dat Pruisen, — indien Uwe Majesteit zonder aarzelen zich aan de zijde van Oostenrijk • en de Saksische fraktie te Frankfort stelt, — voor den oorlog zal terugschrikken en toegeven, wellicht de bemiddeling van Engeland iri= roepen, waardoor'het Engelsch kabinet de gelegenheid zou hebben op goedkonpe manier iets voor Denemarken te doen. Ik geloof, dat men zich in deze berekening bedriegt. Wat er ook van zij, Uwe Majesteit moet .Hannovetsche en niet Engelsche politiek maken, en om mij gerust te stellen, zou ik de Engelsche vloten achter dezen brief van Lord Clarendon moeten zien. Moest echter Uwe Majesteit, ingevolge der thans zoo dringend aangeraden politiek, in nood en gevaar geraken, zoo zou geene enkele Engelsche kanoneerboot tot uwe bescher- 982 -- ming opdagen. Engeland speelt hier de rol . van den boozen duivel, die Hector in de gedaante van zijnen broeder Deiphos tot den strijd tegen Achilleus ophitste, en die, als de Trojaansche held naar eene nieuwere lans omzag, verdwenen was. » « Ik wilde overigens, » ging heer Meding, na eene korte poos voort, « een voorstel doen, door welks uitvoering de bedenkingen, welke men tegen het onzijcligheidsverdrag doet gelden, grootendeels zouden wegvallen. » De koning stond recht en richtte het oog zoo krachtig, zoo boeiend op den spreker, dat het door den zienden blik verlevendigd scheen (i). V. Koning Georg V en zijn stiefbroeder Prins Karel. Ministerraad. Dat de toestand van koning Georg niet gemakkelijk was, blijkt uit eene samenspraak tusschen hem en zijnen stiefbroeder, Prins Karel, generaal in Oostenrijkschen dienst, welke korts na het vertrek Iran Meding binnentrad. De prins zette zich nevens den koning en sprak: « Ik wenschte wel, dat ik op een min ernstigeren tijd en om min ernstigere reden hier kwam, » zegde hij, zuchtend: « Hier is zijn brief. » (2) Hij reikte den koning het schrijven over, dat hij in de hand hield. (1) Urn Szepter and Kronen. Zeitroman von GREGOR SAMAROW, Fiinftes Kapittel. (2) Van den Keizer van Oostenrijk. 983 Deze nam het aan, wreef zachtjes met de vingers over het zegel en legde het vóór zich op de tafel. « Kent gij den inhoud ? Staat er iets bijzonders in ?.» vraagde hij. «Niets bijzonders. De brief bevestigt slechts mijne zending. Deze is mondeling. « Spreek, ik ben benieuwd u te hooren. De prins sprak : « De keizer is besloten den strijd voor de toekomstige vervorming van Duitschland aan te nemen en met alle krachten voort te zetten, daar hij overtuigd is, dat een duurzame vrede en eene duurzame veiligheid voor de soevereine vorsten van Duitschlani slechts na eene beslissende overwinning van Oostenrijk kunnen hersteld worden. » « Ik heb mij aldus niet bedrogen, » zegde de koning; « de oorlog is besloten. » « Hij is besloten, » antwoordde de prins, « en de keizer hecht er de grootste waarde aan, door de Duitsche vorsten omringd te zijn, gelijk hij dit op den Fiirstentag .te Frankfort was. » « Waar men mij heeft willen inediatiseeren, » onderbrak de koning; « doch verder. » « De keizer, » ging de prins voort, « hecht vooral de grootste wa;-Lrde aan een stevig verbond met Hannover. Hij heeft mij, bevolen u te zeggen, dat hij de belangen van de Habsburger en Welfenhuizen in Duitschiand als onafscheidelijk houdt. » « Het Weifenhuis heeft het cesarismus altijd bestreden, » zegde de koning. « De keizer, » hernam de prins, « hoopt, dat de oude, innige overeenkomst tusschen H irinover en Oostenrijk ook in deze krisis zal blijven voortduren. Hij erkent, dat op het Congres van Weenen, Hannover in Duitschland, vooral in .Noord- Duitschlan:l, de stelling niet bekomen heeft, die aan dit land toekomt, daar het geroepen is orn in Noord-Duitschiand een machtig en zelfstandig tegenwicht tegen de hegemonistische stroormingert van Pruisen te vormen. Door de diplomaten van het Congres van Weenen werd Hannover te zwak gelaten: ». « Omdat de pogingen van Graaf Munster niet door Metternich ondersteund werden, » bemerkte de .koning nogmaals, half voor . zich. « De keizer erkent de noodzakelijkheid, - » ging de prins voort, « deze fout van het Congres van Weenen, bij eerie nieuwe vervorming en inrichting van Duitschland te heistellen, en stelt u ' derhalve een of- en defensief verbond voor. » « Op welke basis? » vraagde de koning. Do wezenlijke punten van het verbond, naar de opvatting dés keizers, zijn de volgende, » antwoordde de prins : « Hannover stelt onmiddellijk gansch zijn leger op oorlogs ^ oet en verplicht zich gemeenschappelijk en te gelijk met Oostenrijk aan Pruisen. den oorlog te verklaren. — Daartegen stelt de keizer de brigade Ilaiik, die in Holstein bezetting houdt, te uwer beschikking en .staat u Gablenz voor den duur van den veldtocht af. Hij waarborgt u in alle gevallen het ongekrenkt bezit. van Hannover en belooft u, in geval van overwinning, Holstein en Pruisisch-Westfalen bij. uw koniukiijk in te lijven. » « In geval van overwinning, » zegde de koning. Gelooft gij aan de overwinning? « De prins zweeg een oogenblik. « Ik ben een Oostenrijksch generaal, » zegde hij dan. « Laat den Oostenrijkschen generaal een oogenblik ter zijde en antwoord mij als mijn broeder! » « Indien onze strijdkrachten goed gevoerd en gebruikt worden, » antwoordde de prins, na een weinig Aarzelen, « en indien Duitschland ons krachtdadig ter zijde staat, is de uitslag niet twijfelachtig. Onze artillerie is voortreffelijk en onze ruiterij overtreft verre de Pruisische. » - 984 - de hegemonistische stroomingen Pruisen vorrnttn. de diplomaten van het Congres van w'erd Hannover te zwak gelaten. » « pogipgen Munster niet door lVfetternich ondersteund werden,» bemerkte de koning nugmaals, balf voor « keizer erkent de noodzakelijkheid,» vo()rt, Congres van VVeenen, bij eelle uieuwe inrichting Van DWbchland helstellen, stelt u üf- en defensief voor. )} « » de koning. « De Wezenlijke punten van verbond, n,lar de des keiter~, volgende;de prins: « Hannover stell onmiddellijk gansch zlJn leger op oorlog-S\ oel en verplicht zich gt1neenschapp,~lijk te md Pruisen oorlo;; le veddaren. - brigade Kalik, dIe in Hellstpin te uwer beschikking en slaat u generaal von Gablenz voor deu van veldtocht aile gevallen het ongekreukt bezit Hannover en belooft u, in geval van overwiuni"g, en Pruisisch-Wtstfdlen lJij uw koniukIijk in te » « geval overwinning, » koning. « GelOl)ft overwinning? » oogellblik. « eell Oostenrijksch geileraai, » zegde hij dan. Laat Oostenrijkschen generaal een uogenblik eil antwoord mij als mijn broeder! » onze strijdkrachten gebruikt » de een wemig aarzelen, « en Duitschland krachtdadig ter sta;tt, uitslag met twijfelachtig. Ollze artillerie is en onze Pruisische. 985 « Hin !"» • onderbrak de koning, — « wij Gij kunt wel dat mijne besluiten sechts. het nuttigheidsbeginsel berusten. Voor mij ligt uitslagen naar dit grondbeginsel alken zal ik handelen..» veroorloof u verzoeken de toekomst e n grotheid van uw Huis niet uit het og te' verliezen en te vergeten, Pruisen met zijne huidige macht en. met de huidige strekkingen zijner bedreiging gevaar Hannover is. » koning zweeg, eenige oogenblikken nadenkend. Karel, » zegde hij dan, « gij mc jogt overtuigd alles keizer komt, door mij overwogen ' wordt, indien hij vreugde heeft tot mij te zenden, hij Benen gekozen heeft, is om gevoelens ik aan het Huis Habsburg en aan Oostenrijk mijne vrierdsc hap en overtuiging berust. +-- Hier echter, moet het u onmiddt llijk zeggen, -grondbeginselen op liet mij, heerscher van mijn Huis en als van den Duitschen Bond l , 00 staan dan dit — op dit oogei blik rog bepaald antwoord geven. kunt nog eenige dagen hier blijven? » « dagen zeker, » antwoordde de prins. « De .wacht ongeduld mijne ter ugkonist ... . « ophouden en uwe voorstellen onmiddedijk ministers voorleggen. » schelde zegde binnentredenden kamerdienaar : < de heeren ministers ontbeten hebben, verzoekik hen te ». tijd daarop traden Graaf Platen, Generaal Brandis en Minister Bacmeister in het kabinet. - 985- HI'n!» onderbrak de koning, - ({ onderzoeken wij dit niet. Gij kuilt wel denken, dat mijne besluiten S!edllS op het nuttigheidsbeginsel zullen berusten. Voor mij in deze gansche krisis echter een hooger beginsel dan dat der uitslagen en naar dit grondbeginsel a!lten zal ik handelen. » « Ik veroorloof mij u te verzoeken de toelwmst en grootheid van uw Huis niet uit het oog te verlwzen eIl niet te vergelen, dat Pruisen met zijne huidige macht en metde hllldigestrekkingenzijner politiek, eene bestendige bedT! iging en voor Hani10ver is » De koning zweeg, eenige oogenblikken nadenkend. « Mijn lieve Karel,» zegde hij dan, «gij moogt overtuigd zijn. dat ailes wat van den keizer komt, door mij ernstig opgenomen en overwogen, wordt, en dat, indien bij mij de vlfugde verschaft beeft u tot mij te zenden, hij eenen bode ~ekozen beeft, die gansch geschikt is om deze gevoelt IJS in mij te versterken. Te allen tijde ben ik bereid a"n hel Huis Habsburg en aan Oostenrijk mijne vrier,ds! lJ"p te bewijzen, die op genegenheid CII uvertuiging bnust. - Hicr echlE"r, ik moel het u onmidd, lIijk Zfggln, staan gn.ndbeginselen op het spel, die voor mij, als hferscher var, mij" Huis en als lid van den Duitschen BClnd 1 oor er ~taan d,m dt alles - Ik wil u op dit oogeliblik lOg geen bcp,mld antwoOJd geven. Gij kunt toch n"/!. ee!,ige da):,en hin blijven? » Eenige d,;gen ZE ker, » antwoordde de prins. « De keizer wacht echter met ongeduld mijne lel ugkol1lst af, en lang zou ik niet .... Lang wil ik u ook niet (lphouden en uwe voorstellen onmidde,lijk aan mijne mlllislers voorleggen. » De koning schelde en zegde tot den binner.tredenden kamerdienaar: ,< Als heeren ministers ontbeten hebben, verzoek ik komen »Korten tijd daarop traden Graaf Platen, Generatü kabinet. 986 Prins Karel begroette deze heeren, enkelen zeer hartelijk en allen namen rond de schrijftafel des konings plaats. Georg V begon : « De toestand, waar wij vroeger , over spraken, is een weinig veranderd. Mijn broeder Karel heef mij de voorstellen van een bepaald verbondstraktaat van wege Zijne Keizerlijke Majesteit van Oostenrijk medegedeeld onder juist geformuleerde voorwaarden. Ik verzoek u, lieve Karel, ons deze voorstellen nogmaals te laten kennen. » De prins herhaalde de punten, die hij te voren had medegedeeld. Graaf Platen wreef glimlachend de handen. « Uwe Majesteit ziet, » zegde hij halfluid tot den koning, » hoe men om ons bedelt en welke gunstige toestand onze politiek voortgebracht heeft. » Bacmeister schudde langzaam met het hoofd en liet de duimen zijner saamgevouwen handen over elkaar loopen. Een trek van fijne, glimlachende ironie speelde om zijnen mond. « Uwe Doorluchtigheid, » zegde hij, « spreekt van alleszins zeer aanzienlijke vergrootingen van Hannover ingeval van overwinning. Maar, wat zal gebeuren — wij moeten alle mogelijkheden voorzien — indien Pruisen de overwinning behaalt ? » « De keizer waarborgt in alle omstandigheden het bezit van Hannover, » zegde de prins. « Door welke middelen zou echter Zijne Majesteit, ingeval Oostenrijk overwonnen werd, het zegevierende Pruisen nopen dezen waarborg te ondersteunen en te verwezenlijken? » vraagde Bacmeister ! « Ik verzoek u, mijne lieve ministers, geene discussie, » zegde de koning. « Gij hebt, Mijne heeren, » ging hij voort, « de voorstellen gehoord. Ik wil u, in strijd met mijne gewoonte, gelijk gij weet, in dit geval mijne meehing mededeelen. Wat mij betreft, ik sta onveranderlijk op het standpunt, dat een oorlog tusschen twee leden 987 — van den Duitschen • Bond, krachtens 'de inrichting en de wetten van den Bond, eene onmogelijkheid is. Zulk een' oorlog kan en zal eilaas losbreken als een verschrikkelijk natuurverschijnsel, als een geesel Gods; -- hem op voorhand onderzoeken, voor hem verdragen sluiten, — dat boude ik voor onvereenigbaar met mijne plichten als Duitsche vorst; — door zulk een verdrag zou ik deelnemen en mij medeplichtig maken aan het vernietigen van de in Duitschland en Europa geheiligde inrichting van den Duitschen Bond. Met mijnen wil en voorbedachten rade zullen nooit Hannoversche soldaten tegen Duitsche vechten; en nooit zal dit anders gebeuren dan in den nood : der verdediging. Kan ik reeds daarom het voorgestelde verdrag niet als aanneembaar beschouwen, zoo komt er nog dit bij, dat ik de voor de eventueele vergrooting van Hgenheid gewetensvol te overwegen en alle redenen, di~ de eene of de andere manier tegen mijne even uitgf'spr,)ken zienswijze 7.ouden kunnen opgeworpen WOeden, te wikken en te f,)rmuleeren. Ik zal u Mijne hCfèren, met uwe colleg'l's, die heden niet aanwezig zijn ter ûtling van geheel het Ministerie bijeenroepen om dan het definitieve antwoord te vernemen en vast te stellen. - heden hetui'2; ik u mijnen dank; hel \\ur der ber<1ads'a;:;ing zal ik u morgen laten weten (1). » VI. Bismarck en Napoleon lIl. Men in den van r857, Willem van vergezeld van zoon, den Frèderik-Willem, Bismarck, van den Duitschen Bond, yon Moltke, van den Grooten de van Parij s bezichtigen. Napoleon dezer gelegenheid het met Bismarck eene vertrouwelijke hebben. hoe Samarow samenkomst beschrijft: « Er werd op de deur geklopt. Genera:tl Favétracl Linnen. (1) Um Supfer tud A"rOllen. u. s, id. 989 — « graaf von Bismarck. Sire. » « Ik verwachtte hem, >.> zegde de keizer, opstaande. « Wellicht gelukt het mij de toekomst haar en duidelijk: le kennen, » fluisterde hij., terwijl de generaal in de voorkamer Graaf binnen. Hij was reeds in volle uniform, voorde wapenschouwing. Bismarck droeg witten wapenrok der kurassiers en hjtdd den helm hand. De keizer ging den ministerpresident met voorkomende beleefdheid te geroet, en reikte hem de welke de drukte, zien diep boog. Merkwaardig genoeg was tegenstelling tusschen mannen, welke door de Voorzienigheid bestemd hunnen invloed zoo krachtdadig op lotsbestemming van te doen gevoelen. Stijf, was hooge gestalte van graaf Bismarck; echt soldaat. Zijn helder blikte vrij, op zooveel kleineren, Nina vergiaasci z ich gebukt houdende imperator, wiens op, dit oogenblilc schier uitdrukking was, glimlach bekoorlijke vriendelijkheid om Napoleon. van deze lichamelijke van Bismarck's persoonlijkheid voelde ; ofschoon niemand tegenwoordig was, keerde hij, zetel terug en zette zich Bismarck zijne uitnoodiging tegenover nam. « mij, graaf, mijn, generaal, » zegde de keizer, verbeterend, oog op Bismarck's uniform slaande, « dat ik in dezen veelbewogen tijd de gelegenheid heb een uur vertrouwelijk met . Zoovele aangelegenheden zijn voorhanden, dat persoonlijke inderdaad noodzakelijk is. » « Majesteit weet, » antwoordde graaf Bisma.rc1 , hoffelijken eene oprechte hartelijkheid - 989- « De v,on Bisrnarck. Sire. » « yerw\lchtte hem, » zegde de opstaan oe. " gelukt u:\Ïj de toekomst klaé\r en duidelijk Ie » flui~terde hij, generaal in de voorkamer terugkeerde. Gra;!f Bismarck trad binnen. Hij was reeds in volle unifonn vonT de groote wapenschnuwing. Bi,imarck droeg den witten wapenFJk der kurassiers en hit"ld d"n in de hand. De keizer ging den ministerpresident Illet voorknmpnde beleefdheid te gemoet, en reikte hé'm de hand, w"l~:e de graaf drukté', terwijl hij zich diep boog. l\1erkwaardig genÜ"g \vas de té'genstelling tusschen deze twee mannen, welke door Voorzif'nigheid bestemd waren om hunnen invloed zoo krachtdadig op de lotsbe'itemming van Europa te doen gevoelen. Stijf, kernig was de hooge gest,dte van graaf Bismarck; in zijne militaire uniform een f'cht soldaat. Zijn heldf'r oog blikte glinsterend dezen znoveel kleinpren, zich gebukt houdende imperator, wiens bijn.a verglèl;,sd oog op. oogenblik schier zonder uitdrukking was, terwijl een glimlach vol bekoorlijke vriendelijkheid om zijne lippen speelde. Het was alsof Napoleon iets van deze lichamelijke meerderheid van BIsmarck's per.;o'mlljkheicl voel;le; want, of"choon niemand tegenwoordig was, keerde hij, met zekeren spoed, naar zijnen zetel terug en zette zich neder, terwijl Bismarck op zijne uitnoodiging tegenover hem plaats nam. « Ik verheug mij, mijn lieve graaf. mijl' lieve generaaI, » zegde de keizer, verbeterend, het oog op Bisll1arc! c's uniform slaande, « dat ik in dezen vt'elbewogen tUd de gelegenheid heb een uur vertrouwelijk met u te praten. Zoovele aangelegenhpden zijn voorhanden, dat eene persoonlijke gedachtenwisseling indçrdaad noodzakelijk is. » Uwe Majesteit we",t, » antwoordde grailf .!3isl11;:trà, op hoffelijken toon, waarin eene harteliïkheid 99° <' welke vreugde het mij was, als ik ambassadeur Parijs te zijn, in een onderhoud met U, u dien overvloed grootsche te {voortbrengt. » denkbeelden, betrekkelijk de noodzakkelijkheid nieuwe Duitschland, » zegde llchte neiging van het hoofd, « welke reeds vroeger, daarna nog te Biarritz, zo o, angrijpend, met zovel overtuiging hebt uitengezet, nu werkelijkheid geworden. Persoonlijk de groote uitslagen geluk te wenschen, die overtreffen, gij toen nastreefdet en » « antwoordde graaf Bismarck, « bij mijn en ik rekenschap gehouden met de onbekwaamheid onzer vijanden, gelijk die ons wezenlijk gebleken nauwelijks in mijne vooruitzichten opnemen. onze verwachtingen alleszins overtreffen. » over zijnen knevel ; zijn ondoordringbaarder dan zweeg oogenblikken, graaf Bismarck's rustig op den zijnen gericht bleef. groote, nationale valkengroepen, » hernam zijn eene noodzakelijke ontwikkeling van leven der volken. aanzie daarin een zekerder evenwicht in de kunstmatige dikwijls onnatuurlijke staatsverdeelingen, waarmede verleden tijden proefnemingen deed. nationale verhoudingen innerlijk zekerder in duurzamen naast elkander kunnen leven dan talrijke staatsgroepen, door heerschzucht en niet zelden de kuiperijen der regeeringen worden bestuurd. - 990 - klonk, « welke vreugde het steeds voor mij was, als ik de eer had ambassadeur te Parijs te zijn, in een onderhoud met U, u dien overvloed van grootsche en geniale denkbeelden te ,hooren ontwikkelen, welke de geest Uwer Majesteit onophoudelijk voortbrengt. » « De denkbeelden, betrekkelijk de noodzakkelijkheid eener nit"uwe vervorming van Duitschland,» zegde de keizer, met eene llchte neiging van het hoofd, «welke gij mij reeds vroeger, en daarna nog te BiarrÏlz, zoo aangrijpend, met zoo veel overtuiging hebt uiteengezet, zijn nu werkelijkheid geworden. Persoonlijk heb ik U nog met de groote uitslagen geluk te wenschen, die datgene ver overtreffen, wat gij toen nastreefdet en hooptet. » « Sire, » antwoordde graaf Bismarck, bij mijn streven en hopen heb ik rekenschap gehouden met de slagvaardigheid van het Pruisische leger; de onbekwaamheid ollzer vij,mden, gelijk die OIlS wE'zenlijk gebleken is, kon ik nauwelijks in mijlIe vooruitzichtelI opnemen. Aldus hebben de uitslagen onze verwachtingen alleszins overtrllffen. » Zachtjes wreef de keizer over zijnen knevel; zijn oog verdonkerde en werd nog ondoordringbaarder dan te voren. Hij zweeg eenige oogenblikken, terwijl graaf Bismarck's blik vast en rustig op den zijnen gericht bleef. « De groote, nationale volkengroepen, » hernam Napeleon, « zijn eene noodzakelijke ontwikkelIlIg van het leven der volken. Ik aanzie daarin een zekerder waarborg van Europa's evenwicht dan in de kunstmatige en dikwijls onnatuurlijke staatsverdeelingen, waarmede de diplomatie der verleden tijden proefnemingen deed. Twee groote, in hunne nationale verhoudingen innerlijk bevredigde volken, zullen veel zekerder in duurzamen vrede naast elkander kunnen leven dan talrijke staalSgroepen, welke door de heerschzucht en niet zelden door de kuiperijen der regeeringen worden bestuurd. - 991 - Zoo ook zie ik in den nationalen opbouw van Duitsch land — bijzonderlijk van Noord-Duitschland voegde hij er, zonder bemerkbare betoning, ter opheldering bij, « als een nieuw pand van goede, duurzame betrekkingen tusschen. Duitschland en Frankrijk, onverminderd de zieilswijze der regeeringen, die dan ook vergankelijk zijn, evenals de personen. » 4( Uwe Majesteit weet, » zegde graaf Bismarck, « dat ik met alleen overtuigd ben, dat de vrede tusschen Duitschland en Frankrijk noodzakelijk is; wezenlijke vriendschap tusschen beide volken, die geschapen zijn om gezamenlijk aan de werken der beschaving deel te nemen, acht ik onontbeerlijk. Ook geloof ik niet, dat ooit in de toekomst een Duitsrh staatsman zal aangetroffen worden, die, zonder dringende noodzakelijkheid, dezen vrede in gevaar mocht brengen » « Intusschen is het niet te loochenen, » zegde Napoleon, op bedaarden, bijna onverschilligen toon, « dat in de Duitsche nationale beweging eene zekere vijandelijkheid te ; en Frankrijk ligt opgesloten,—uit vroeger tijden, » voegde hij er bij, welker toestanden nu niet meer dezelfde zijn. » « Indien Uwe Majesteit de Fransche dagbladen, vooral die te Parijs verschijnen, gevolgd heeft, « antwoordde Bismarck, met eenigszins koudere beleefdheid, « zal Zij gewis erkennen, dat de nationale vijandelijkheid geenszins van de openbare meening in Duitschland uito- aat. 4: Hopen wij, dat het slechts tijdelijke opwellingen zijn, » zegde de keizer, « die niet zullen duren, en geen schadeliiken invloed hebben, (laar de regeeringen goede betrekkingen tusschen de twee volken noodzakelijk achten, en persoonlijk vast besloten zijn deze te onderhouden. Deze opwellingen zullen spoedig verdwijnen, » ging hij met een vluchtigen blik op graaf Bismarck voort, « zoohaast de vaste grondslag zal gevonden zijn, waarop, onder de nieuwe toestanden, de internationale betrekkingen duurzaam kunnen gevestigd worden. » 992 - Geene spier bewoog in het aangezicht van den Pruisischen ministerpresident ; zijn helder, doordringend oog ontmoette den snellen blik des keizers. « Ik zie niet in, Sire, » zegde hij, op volkomen onbedwongen, natuurlijken toon, « hoe de door Uwe Majesteit en mijn allergenadigsten Souverein zoo oprecht gewenschte vriendschapsbetrekkingen tusschen Duitschland en Frankrijk zouden kunnen geschokt worden..., de grondslag van den vrede van Praag, waarop de nieuwe toestanden gewettigd zijn... » « Mijn lieve graaf, » zegde de keizer, Bismarck onderbrekend, terwijl zijn aangezicht eene uitdrukking van vrijmoedige openhartigheid aannam, « de vrede van Praag is een provisorium. » • De vrede van Praag, Sire, is eelt tractaat, dat op het volkenrecht ... » « Zeer juist, » wierp de keizer op. « Er zijn intusschen in de nationale ontwikkelingen rustpunten, door welke de gebeurtenissen zich tot logische en noodzakelijke einduitslagen heenbewegen. Zulk rustpunt is voor mij, gelijk ik den toestand in Duitschland opvat, de vrede van Praag. « Ziet ge, » ging Napoleon, na een oogenblik aarzelens voort, « sinds langen tijd heeft de Duitsche natie in de dagbladpers, op het spreekgestoelte, in de geschriften der geleerden en in de werken der dichters naar de nationale eenheid gestreefd — De drang naar deze eenheid heeft de groote gebeurtenissen van 1866 mogelijk gemaakt, doch de uitslagen hebben het nagestreefde doel niet volkomen bereikt. Want Duitschland is nog in twee deelen verdeeld, en voor zoover ik de openbare meening in Duitschland gevolgd heb en begrijp, begint zij reeds de volkomen eenheid van alle deelen te verlangen. » « Daarin kan ik Uwe Majesteit niet gansch ongelijk ;even, » zegde Bismarck. « De nationale geest in Duitschland verlangt en streeft de eenheid van alle deelen en 993 stammen echter kan den gang van zulke groote -ontwikkelingen bepalen, of leiden ? Dergelijke ontwikkeling wordt voltrokken de wetten eener innerlijke noodzakelijkheid, evenals de natuurwetten physieke de menschenhand opgericht, omwerpen. • echter, Sire, kan mij, ais een mensch, die de van en ruimte besloten is, niet op de hogte der Vorzienigheid stelen, vor wier blik de tusschenruimten, grote historische gebeurtenissen niet verstuiven. Als staatsman, sta den tijd op den bodem van het heden. Wat het heeft, is voor mij de eenige grondslag en van de politiek en moet die ook zijn. Sire, ik den Praag; hij is norm en eene grens; en mag de groote der geschiedenis over heen- -schrijden, gelijk zij over alle verdragen rechten heenschrijden naar nieuwe normen en instellingen, ik st a thans gevestigden laat de die na mij geroepen zullen zijn om het politiek leven van mijn land te leiden. « Ik weet, » ging « in Zuidi) uitschland niet onbeduidende strooming naar n:-tar blijvende liet Noorden drijft; indien echter deze strooming invloed beslissingen enkele regeeringen zou verkrijgen, en tot maatregelen in dien zin voeren, zou ik die afwijzen, bepaald -- zoolang het stand niet door oppermachtig losbarstende gebeurtenissen vernietigd wordt. » bijna van oneduld, die spoedig verdween, vertoonde het aangezicht des keizers. hoofd schuddend, zegde hij : « Zeker de vrede van Praag Europeësch en goed gevestigd — en » er als eene - 993- -stammen na. Wie echter kan den gang van zulke grootc nationale ontwikkelingen vooruit bepalen, afmeten of zelfs lpiden? Dergelijke ontwikkeling wordt voltrokken naar de wetten eener innerlijke noodzakelijkheid, evenals de natuurwetten der physieke wereld, die al de gebouwen, door menschenh'tnd opgericht, omwerpen. Ik · echter, Sire, kan mij, ais een menseh, die in de beperking van tijd en ruimte besloten is, niet op de hoogte der VoorzienigheiJ stellen, voor wier blik de tusschenruhlten, welke grOJte historische gebeurtenissen scheiden, in een niet verstuiven. Als staatsman, sta ik in den tijd en op den bodem van het heden. Wat het heden voortgebracht heeft. is voor mij de eenige grondslag van het recht en van de politiek en moet die ook zijn. Zoo, SIre, aanschouw ik den vrede van Praag; hij is voor mij een norm en eene grens; en mag de groote ontwikkeling der geschiedenis daar ook eens over heenschrijden, gelijk zij over alle verdragen en rechten heenschrijden zal naar nieuwe normen en instdlingell, ik sta eenvoudig op den thans gevestigden bodem, en laat de toekomst aan hen over, die na mij geroepen zullen zijl! om het pDlitiek leven van mijn land te leiden. Ik weet, » ging hij voort, dat ook in ZuidDuitschland eene niet onbeduidende strooming n:lar aansluiting, n:~ar blijvende en vaste aansluiting aan het N oorden drijft; indien echter deze strooming invloed op de besli~sillgen van f'nkele regeeringen zou verkrijgen, e'l t,)t ma.Jtregeien in dien zin voeren, l!OU ik die afwijzen, bepaald afwijzen, - zoolang thans tot stalld gekomen recht niet door oppermachtig losbarstende crebeurtenissen vemieligd wordt. » '" Eene schaduw van ontevredenheid, bijna van ongeduld, die sp!Jedig verdween, verto!Jnde zich op het aanoezicht des keizers. " Zachtjes het h'lofd schurldend, zegde hij: « Zeker is de vrede van Praag Europeësch en goed gevestigd volkenrecht geworden, - en voegde hij er als eenc 994 vluchtige nevenbemerking bij, « een eenzijdig overschrijden der daardoor: bepaalde grenzen zou ernstige gevolgen kunnen hebben, — ik ben echter van .meening, dat eene vooruitziende staatkunde niet in rustige werkloosheid onverwachte en onberekenbare gebeurtenissen mag afwachten. Zij heeft veel meer den plicht de toekomst, welke zij vroeger of later ziet komen, voor te bereiden, . nader te voeren. » Nogmaals blikte Bismarck zwijgend, afwachtend den, keizer aan. « Mijne zienswijze over nationale staatsvormingen staan vast ; » ging deze voort. « Ik aanschouw die niet als noodzakelijk, niet te vermijden; maar als heilzaam en goed. In zekeren zin is het verdeelde Duitschland een gevaar voor Europa. Indien de beweging naar eene bepaalde eenheid op een oogenblik voltrokken werd ,. wanneer eene min vreedzame, min voorzichtige regeering aan het hoofd van Frankrijk stond, kon een op bruischen van de Fransche prikkelbaarheid tot gevaarlijke, beklagenswaardige konflikten leiden. » De keizer scheen een antwoord af te wachten. Bismarck luisterde en zweeg. « Ik . geloof, » hernam Napoleon, terwijl zijne vingertoppen zachtjes beefden, « dat het voor de toekomst, voor het vreedzame evenwicht van Europa beter ware dat het aangevangen werk zoo spoedig mogelijk kon. voltrokken worden; — ik », zegde hij met een bijn a . onbemerkbaar aarzelen, « zou er zeker geen hinder in zien, — ik wensch integendeel eene overeenkomst over de voorwaarden te vinden, onder welke de eenheid van Duitschland met Frankrijk's hartelijke goedkeuring kon tot stand komen ». Bij het woord « voorwaarden ». waarop de keizer een lichten, nauwelijks betoonden nadruk legde, blonk eene eigenaardige . uitdrukking in Bismarck's oog. Het was terzelfder tijd fierheid, -- koele meerderheid, bijn a. verachting en hoon, die eene seconde in het klare licht 995 — van dit kalme, aandachtige hoffelijkheid plaats te maken ».. « .denkt Uwe Majesteit, er gevallen zouden zijn, » zegde hij, het woord scherp betonend, « verder voortwaartsschrijden der Duitsche eenheid in eene niet verwijderde toekomst mogelijk zou wezen? » « » de voortdurend den indruk van eene pijnlijke — « dat Franschen weinig is gekomen tegen deze saamgetrokken aan onze grenzen dat het mij weinig moeite kost deze bedaren. » « waardeering krachtdadigheid, waarmede Uwe Maj esteit de vriendschappelijke onderhouden waarvan deze dagen nieuw bewijs voor Europa afleggen, » verklaarde « zegde, » hernam Napoleon, « zou deze ontroering van het Fransche eergev( )el onnii c^e!lijk ophouden, en zou men in zonder en achterdocht eerre nationale het zoadra ook voor Frankrijk nationale afrondingen • plaats haddh•n, welke in de toekomst volledig herstelk.n. » Vragef.d vol afwachting blikte graaf Bismarck wiens aangezicht eene pijnlijke beweging meer zichtbaar werd. « zijn landsgedeelten, » sprak de, keizer » voor economisch Frankrijk van belang en het strategisch. zeker welke voor Duitschland weinig .en .der t= )t de nationale 'vollediging van behooren. Indien deze bestemming werden .afgestaan,- moest, ;i denk ik, voor eeiie géconcen.treerde;. volledige - 995- van dit oog vonkelde, om oogenblikkelijk te verdwijnen en voor kalme, aandachtige hoffelijkheid plaats te mahn ". En denkt U we Majesteit, dat er gevallen zouden kunnen zij 11, ,) Zt'gde hij, het woord scherp bdonend, naar welke een verder voortwaartsschrijden der Duitsche eenheid in eene niet verwijderde toekomst mogelijk zou wezen? » '" Evenals ik, weet gij, lieve graaf, antwoordde de keizer, vuortdurend onder den indruk van eene pijnlijke ontroering, - « dat de openbare meening der Frans.chen een weillig in opstand is gekomen tegen deze saarngetrokken krijgsmacht aan ome grenzen en ddt het mij een weilJig moeite kost deze nationale ijverzucht te bedaren. » Des te meer waardeering verdient de krachtdadigheid, waarmede Uwe Majesteit de vriendschappelijke betrekkingen onderhp elke aanrukkende afdeeling, terwijl hij met de hand .aan den helm de vanen groette. Als de parademarche geëindigd was, trokken al de ruiterijregimenten naar de weide, die tegenover de keizerlijke tribune was gelegen, en welke door het voetvolk geruimd was. De cavalerie plaatste zich in eene enkele lange linie..In vliegenden galop sprong dit gansche, overgroote front van ruiters op de snuivende, door de voorbijmarche nog verhitte en aangehitste paarden over het plein heen, het keizerlijke paviljoen te gemoet. De aarde dreunde onder den vreeselijken schok ; het gekletter der wapens en het gedreun van den hoefslag werd echter verdoofd door het veelduizendstemmig jubelgeroep der menigte, welke deze verrassende, in het vorikelend zonnelicht wonderbaar schoone zwenking begroette. Weinige stappen vóór de monarchen hield op hetzelfde oogenblik gansch de dol galopeerende linie stil, — de paalden krompen als ineen onder het geweldig terugsnokken, — doch de linie stond, groetend v66r den keizer en zijne gasten. Men zag de souvereinen afstijgen en naar de keizerlijke tribune treden; de keizer van Rusland en de koning van Pruisen kusten de hand der keizerin; de keizer van Frankrijk groette de kroonprinses van Pruisen en de andere vorstelijke dames; verfrisschingen werden opgediend: de rijtuigen naderden, den wenk afwachtend om stil te houden. Napoleon nam afscheid van koning Willem en nam naast keizer Alexander in het eerste rijtuig plaats. De koning praatte met de keizerin op de tribune, tot hèt voorbijtrekken van den stoet het naderen van haar rijtuig mogelijk maakte. De Honderdgarden sprongen vooruit, en in snellen draf reden de beide keizers rond het plein tot aan de « Cascaden ». Hier was de menigte dichter saamgepakt, de weg steeg een weinig, zoodat het rijtuig enkele oogenblikken op stap reed. ioo6 -- Daar trad plotseling de bleeke jonge man, welke vroeger de aandacht van Raoul Rigault op zich gevestigd hart, eene schrede uit de menigte vooruit, bijna onmiddellijk tot aan het rijtuig der keizers. Snel verhief hij den arm en men hoorde de lichte ontploffing van een pistool schut. De omstaanders waren in stomme ontzetting als versteend; oogenblikkelijk hielden de Honderdgarden, die een twintigtal schreden vooruit waren, stil, en sprongen naar (le plaats der ontploffing terug; een vlammende bliksemstraal schitterde in Napoleon's oog; eene uitdrukking van fierheid en wilskracht schitterde op zijn aangezicht; hij richtte zich in het rijtuig op, als wilde hij met zijn lichaam den keizer van Rusland beschermen; zoo stond hij tegenover dezen bleeken, sidderenden jongen mensch, die de pistool nog in de hoogte hield. Dit alles was het werk eener seconde. Eene tweede ontploffing volgde. Vóór deze plaats had, had de stalmeester Raimbaud, . door een geweldigen sprong van zijn paard, zich tusschen het rijtuig en den onbekende geworpen. Nauwelijks was. het schot gelost, of men zag het paard stuiptrekkend stijgeren een bloedstraal sprong uit den kop van het dier op het rijtuig der keizers. Na de eerste ontzetting was er leven in de volksmei igte gekomen. De omstaanders hadden zich op den misdadiger geworpen, en hem de pistool uit de hand gerukt; — men hoorde kreten van verwensching; — met een ij skaut len glimlach beschouwde hij de verwoede Parijzenaars; gebalde vuisten werden dreigend tegen hem opgeheven; hij maakte geene beweging om zich te weren of te vluchten : hij was een beeldvan kalme, uitdagende berusting. De Honderdgarden waren aangesneld; men leverde hun den misdadiger over, die in hunnen kring ingesloten werd.. Keizer Alexander had bedaard, in weemoedigen ernst, met zijne groote, diepdenkende oogen het. gansche schouwspel nagezien. Ik ensch Uwe Maesteit geluk, » zegde hij, met een teederen, bijna melancholischen glimlach. « Geiitkkijk heeft het niette te bedui lei. « God! » riep Napoleon; « welk betreurenswaardig Ongeval! » Hij wenkte den die zijn" gekwetst van een der Honderdgarden verwisseld . had, uit den kring dergenen, die den misdadiger otnringden,. weder het rijtuig Weet merg wie hij is? « Hij zegt, dat hij Berezowsky heet, en een Pool is, »- antwoordde de stalmeester. nog diepere ernst verspreid ie over liet . schoone aangezicht van keizer Alexander; smartelijk beefden zijne lippen, en met eene onuitsprekelijk treurige (le hlikkf-mel. « op mij gemunt, » zegde hij zachte « betreur leven in gebracht te hebben ». had hedaard en sprak met een innemenden glimlach : « Wij in geallieerden » i). Paus nog romancyclus eene bezadigde beweging, vol waardigheid, en neer. In de groene schemering donkere looverschaduw gaf het witte t) Europáásche 411inen und Gegenminen, - 1007 - « ~ensch Uwe Maiesteît geluk, » zegde hij. met teederen, bijna melan<::hter un',j Kronen bctrpfftnd • voor, "ij lezen er Ó. a, in: « ber Grdf von Jr.gel!i"im früher~r kaiserilch ö,t."rreiçhischer Gesandter arn votmaJ. kölliglich hanllöv"ri,chen Hofe, hat sich veranlasst gefunden in cler « HantlÖ' rri.ehen LalldéSzeltung > einen ProteSt ge.!en den Z~it. roinall « Um Supfer und I{ronen >, wröffentlichen. Wenn,: ders,lbe lla"urch meiner Dichtung die beansprucht .. noch erwartet" El"e erw,,;st sie betrachlen, 50 gibt mi, lliesS el'wünschte Gelegenheit zu einigen Bort1erkungen um allen ~'1bsdeutungen vorzu'Jeugen. Der Graf von Ingp lhelm erkJärt zllnäen t die ChaTal,eden Oostenrijkseh prins Karl von Solm>·Braunfels aàn V. Grègorow legt in den r6nlan zelf, JassGraf Ing'elheim "on dem Inllalt der Sen. dung àes Pnnsen Solms nichts wusste. ö,teneichischf·Rundnis~ Anerbieten war übrigens damals ziemlich allgemein bekannt und is! auch ebenso wie Ablehnung Oesselben der ofllllëUe Denkschrif! erwähnt, welche die haonöv~rische Regierung der Zeit vor d"r Einverleibl1ng 'Vien aus an lIören, - 10'10 - waarde roman nogal (t). 't algemeen ErkJärung am Hantlö, romall ders'Jbe ~lbsdeutungen ISt dasS' VIelen ölfentiichén vollig PoHrämung aanl>,VOIl r6rüan Sendung SoJms teneichischf-Denkschrift VOl Einverleibnng Op de histarisc^.-e waarheid althans kan ^ ge,ene aanspraak maken, aangezien de Marchese Palanzoni, de Luite nant von WEndenstein, Grakesozv, Helene Berger en talrijke anderen, blijkbaar fictieve personen, niet alleen soms eene rol spelen, maar die op het tooneel der wereldpolitiek vervullen. Van den anderen kant moest het werk, ,endete uud vexó fentl.ichte. Weeiger bekauit ist die persónhcbe Haltung Ktinigs Georg, -- die man politish angreifen mag, .der Anerkennung nicht versagen kano. schrijver werk geen geschiedwerk maar -een is : c, soil charakteristische Bilder der Zeit geben, Kern Wlhrheit, volle historische Wrhrhezt ist, lekkt liber`pilt von der durchsichti_gen Wetle und geformt wie ste die dramatische Zusammenfassung der Gestalten zu lebendigen Bildern erfordert. fo/4 t, dans kefte der geschilderten . zene in ihrer Vollrtdndigkezt ,zeleicnt zug-etragen haben kann, als sie in zusaynmengtfasster Grupbirung hat dargestellt werden mussen. volgende verklaring zeer gewichtig beschouwd worden « Weun das Publikum mir vielleicht Dank wisen wind .fur .dass ich uoer diese merkwurdige und bedeutungsvolle Zeit erzáhle, werden Einzelne fiir dasjenige danken, was ic4 verschweige, dies wurcie jede politische Erórterung fiber Inhait meines Romans aus dem c&air obcur Dichtung u werden,.— meinem Willen nicht geschenen soil -- da jene. uns dazirnQch zu r riahe liegt. Volgen 'Ingelheini heeft .de roman eene « preussenfreundlictie i. Daar tegen' stelt de, schrijver andere beoordeelingen, bevestigd worgt, dat « Um Szepter uni .kronen cine bijzondere voorliefde voor Hannover en zijn voormalig Zelfs :: II,anniiverzsc)ie Landes= 4eitung » es einer fr iheren sprechung Werkes fiir e bemerkenswerthes Zeichen der Zeit erklArt, dads es - I.Q!I - de hisbrische waarheid aHhanskan Dij ge.aanspraak aangezien de M,arclu&e ~lanz.oni,de Luitenant van Wendenstein, GraIJ~", ow, entalr:ij'ke anderetl, blijkbaar p.ersonen, aHeen S0tY1S d~e op het tooneel der wereldpolitiek vervullen. den werk, ~en4ete \lud veröHentl.ich\e. Weoiger bekanl;lt ,ist die penö\lli,çbe Halt\lng des Köni~s Georg, - die man politish angre\fen mag, - ·d"r man aber der menschlichen Anerkenn\lng nicht versagen kano •• De ,chrijv~r drukt er op dat zijn welk geen geschiedwerk ma~r een roman IS:. Er soli charakteristische Bildpr der Zeit gebeo, deren Kern Wd,rheit, volle historische Wllhrhezt is.t, leicht übe"pü!i von der durchslchtigen Welle der Dichtung \lnd ~eformt in Gruppen, wie sle die dramatische Zusdmmenfass\lng der Gestalteo zu lebendigeu Bildern erforrlerl. Daraus faiR!, dass '1!/ellez"cht kei~e geschitderten sZl1!,t~ in z·hrer Vollsiändigk,e,z;t so sick zl~E{dragen hab~n kann. als sie in zusammeng'fasster GruPlnrung hat dargeszeIlt werden müssen. De volgende verklaring mag als zeer gewichti~ bes.cho.\lw.d worden: « Wenn das Puhlikum mir vielleicht Dank wis,en ~h. Daar tegen stelt de schrijver andere beoór· deelingen\ waarin bevestigd worat, dat in « Urn Szepter und Kronen» drie bijzondere voorliefde voor Hannover en voorinallg vorstenhuis doorstraalt. Zelf, de c Hannllverzsclte La1J(ks~ 4z'tung • nat es in emel friiheren B sprechung des Werkes für eÎn bemerkenswMthes Zeichen dër Z"elt erklärt, dass c man es wagen . :10 12 aLs poetisch gewrocht lijden door de angstige .bezorgdheid des schrijvers om waar te. blijven -. Ook moest de opeenvolging der gebeurtenissen van zulken afwisselend aard, het opvoeren vá:n zoovele personages aan de eenheid afbreuk doen, terwijl de verwikkeling en ontknooping bijna onmogelijk bevrediging konden aanbrengen. Schiller betrachtte de historie als de dienares van den letterkunstenaar. De geschiedenis is slechts een magazijn voor mijne verbeelding, zegde de groote dichter; en de onderwerpen die ik behandel, moeten het zich maar laten wel, gevallen. Snieders hekelde deze woorden zeer scherp. Van het standpunt des romanschrijvers, des dramaturgen zijn zij nochtans te verdedigen. Hoevele meesterstukken der romantische en dramatische letterkunde hebben wij inderdaad niet, waar met de geschiedenis op deerlijke wijze wordt omgesprongen ? diirfe einen -Roman' .zu veráffentlichen, der so wenig mit dein harmonirt, was man bis dal= von - der -Rednertribiine und in den Zeitungen als ausgemachte Wahrleit ausgegeben hat.. De scht ijver. besluit uit deze tegenstrijdige . kritiFken, , ,dat het -hem t im Gar-;zen gelungen sei die vi51lig ,pat- teiloscObjrktivitat iestzuhalten .weiche ich als Richtschuur cTorgestc-ck-t:hqbe. . g Diese .t3emexkungen, .; aid-us eindigt de schr,ijver ; zijne Erkidt ^ _rung,. c habe. i^^h,^titr. rehtigen , heu^^hèilur^g..-tneines `, Vj^e^:l^es^ n^debqpt zu :, sullen ge,g,iat}t3tt — - auf- -dieselbefi worde ichnriic.0 ; aaex -en) at aizeknal und ,unweitierJicn ,beschrinkens :. G. SAMAROW. -- 1013 `.. roman- of tooneelschrijver en bétrekkelijke waarheid : Lear, Otello, Shylock, personen gelijk III dichter het slechts te doen belangrijk . te maken, te de te doen spelen, yungrau von Orleans zijn meesterstukken. Richard III wellicht prachtigste vale. Shakespeare's historische treurspelen, hoewel geen enkel zoozeer de geschiedenis afwijkt. X. ?ene mij van den historischen in een lang vervlogen tijdperk verplaatsen; oproepen; hun en maatschappelijk leven schilderets; mensch met Zijne driften opvoeren, niettegenstaande den en plaats,- .lit alles rn ;t eigenaardig oog afgekeken en griet cen eigenaardig-talent weergegeven is waarlijk eerre taak, dik wel geschikt is J den vrierih des vaderlands - en-vólks=te verreiderl -IOI3 - Voor den roman- tooneelschriJver bestaat geen onderscheid tusschen volstrekte en betrekkelijke waarheid: Koning Lear, Otello, Shylock, zijn juist personen gelijk. Cesar, Richard III en Hendrik VIII; den dichter is het slechts te doen hen belangrijk te maken, hunne karakters te schilderen, en hun de rol te doen spelen, die hun in het drama best past. Don Carlos en Die Jungjrau zijn stellig onhistorisch; doch het zijn dramatische meesterstukken. R2chard III is wellicht het prachtigste vall Shakespeare 's historische treurspelen, hoewel geen enkel zoozeer van de geschiedenis afwijkt. x. De volksroman, ~ene behoefte van het volk. Verre van mij de waarde van denhistorischen roman te willen miskennen, zelfs te verminderen. Den lezer in een lang vervlogen tijdperk verplaatsen ; personen daaruit oproepen'; hun familie- en maatschappelijk leven schilderett; tevens den mensch llleI zijne drift'en upvoeren, zoodat wij ons, niettegenstaande den afstand van tijd en plaats,' huns gelijken gevoelen; Jit alles mèt een eigenaardig oog afgekeken en ll1et een eigenaardig talent weergegeven: is waarlijk eene fl:làk, die wei gt:.'Schikt is JIn dên vrieritl des "Madedands en des v6Iks{t; verl'eiderJo 1014 -- .lee Leeant van Vlaanderen zal, niettegenstaande de talrijke historische onjuistheden, Bene weldaad voor het Vlaamnsche volk blijven. Doch ? . met de vereischten, die onze tijd aan den roman stelt, zal de schrijver voorzichtig handelen zich zelven streng te onderzoeken of zijne krachten wet bestand zijn, om zich an en geschiedkundig verhaal te wagen. Men zou tevens oudheidkundige .en archivaris moeten wezen, met de geSchiedenis onzer letterkunde, met hare bronnen door en door vertrouwd zijn : zonder dat is het niet mogelijk de maatschappij te kennen, gelijk dit onontbeerlijk is. Doch, dit is niet genoeg : men moet daarbij dichter, kunstenaar in den vollen zin des woords wezen, om b. v. Quo Vadis of Fabiola te schrijven. Het is te hopen, dat als ons middelbaar onderwijs zal vervlaamscht zijn, als wij eene Universiteit zullen hebben, waar het onderwijs even nationaal zal zijn als aan ons Koninklijk Vlaamsch geleerden als Walter Scott, Limburg-Brouwer, IZob,ert Hamerling, Georg Ebers, en tevens dichters als deze uitstekende mannen zullen tellen. Doch werken als- Homo Suint, i4ssa.ia behooren act tot volksliteratuur, en V4is volksliteratuur hebben wij dringend noodig. hi het Vlaamscher valk ii t onze kracht onze hoop in .de toel o zsty. Ik heb het nog - 1014- - l)(} Lel;ww 'IJ.an nie~tegel1staande rtunes que nous eprouvons nous ,us afH.ige sins nous ins ruire. Nous n'avons pas-nêmes n besom d'.ailer au spectacle p ,,ur y tippre ,dre les secrets de notre famille; la fiction ne peut nous quand triste réalité nabite sous notre toit. Aucune morale ne se zattache d'ailieurs à pareille imitatio ►i; bicm au contrairae, car en voyant le tableau d h :rotre état, ou bien nous tombons dans le désespoir, ou nous envious un état cjui n'est pas k nitre-. Conduwsez le peuple au thédtre : ce ne sopt pas ,des toiximes sous le ch aline et des représentation de .sa propre indigence qu'il lui faut; it vous de.mau4e .des grands sf , us la pour,.)re, son Oreille veut être remplie de r .. noms écla!ants et son oeil occupé des . matheurs des tuis zonder grond is : redeneering ..niet. Zii is echter, in de kunst als de te nemen. Daar is de ( I) CIi.rLTEAUBKIAN•D, Génie du Christia.nisrne. Tome r blz. 215. 1018 De helden van den Volksroman. Chateaubriançl beweert, dat <:l.e treurspel hooge standen dersamenJeving moeten hehooren. men ins.gelijks den roman kunnen toepassen. he,. roemde schrijver zegt ons: « 11 certain qu'on oe doit élever Ie I·s personniigeS pris les rang~ la soclété. à de certaines convenances les art-;, d';tccord avec Ie creur savent découvrir. des inf.,rtulles no us éprouyons 1I0USmêmes n· ·u., aillige SiOS Nou" n'a vons pas b",sUlJl J;atler au spectacIe lur appre ,dre notre famIlie; ficlion pLlire quand 'la Ilabite ~uus toit. Aucune IDolale se z;atta,che d'ailleurs ~ pareille in;l.ltalio'l; bie.n au contraj,re/ Car en y"yallt Ie t"bh'au dj :\Otre élat, bien nou~ tombolls Ie dé,espoir, enviolls état gui n'esl I·; lIotre. COlidulsez Ie peuple théátre : scmt ,lI.nwmfcs Ie IUlue et d,ós représ,'ntationsde S~ indigt"'nce qu'rl [Çlut; il demar\de s, 'pour.lre, son oreille rempl,ie corns écla:ants son oeil occupé des' matheurs roIS (I) ". Geheel zonder!?;rond deze redeneering niet. echter. evenmin beeldende kunst:;tls in 4e letterkunde aan te nemen. Daar waarde Ol CliATEAUBRIAN,D. Le Génie du Christial;lt,rme. TOOl«l [ hlz.21';. -- rorg •— van de personages niet afhankelijk van hunnen land of rang; maar wel van hun karakter, van hunnen invloed op de gebeurtenissen, van hunne eigenaardigheid en oorspronkelijkheid, van de macht hunner personaliteit, van de kunst, waarmede zij zijn opgevoerd. Elkeen weet, dat, aan deze evenals aan gene zijde van den Moerdijk, de mindere man in de beeldende kunst, evenals in de letterkunde, eene hoofdrol heeft gespeeld; vooral omdat hij daar vroeger dan elders in westelijk Europa eene hoofdrol in het bestuur der steden speelde. Doch, hoewel keizers en koningen, nijveraars en hunne zoontjes, douairières en prinsessen zeker niet de eenige helden onzer verhalen hoeven te wezen, zie ik evenmin de noodzakelijkheid in slechts het schuim der samenleving te laten bovendrijven, gelijk dit meer en meer mode schijnt te worden. Hoe wonder het ook moge schijnen, denk ik, dat de schrijvers van zoogenaamde naturalistische romans in den waan verkeeren, dat hunne werken vooral aan hoogst verfijnde lieden zullen bevallen. Ik ga verder; tot een zeker punt kan hunne zienswijze wel juist zijn. Ja, er zijn dandys, die in de uitgelatenste brutaliteit behagen scheppen. Er zijn overbeschaafden, die de wilden boven allen bewonderen. Voor een geleerde is een analphabeet, voor een mil- I:O20 -- hongerlijder eene belangrijke Voor de de theorie van Cnateaubriand onvoorwaardelijk de geliefkoosde de Antwerpsche zijn zonder uitzondering keizers, koningsdochters. Men heeft meer eene plaats schouwburgvertooningen de Welnu, welke moordenaars meest bewonderden, welke toestanden diepst welkom, allerlei deugden uitblonken, zelfs menschelijks meer hadden ; de onwaarschijnlijkheid, onnatuurlijkheid zegepraalde, de verraders juichten zij toe, terwijl de on-. deugende menschen hun afker inboezemden, het met afgrijzen vervulde. \'Vat naturalistische het opvoeren van genoegen smaken de hoogste kunst ontleden walgelijke karakters, misselijke akelige doel mag zijn voor boezemen; zij mogen de lage op popularititeit of winstbejach zij mogen uit louter dilletantismus handelen : antiesthetisch hoogst af 1.020 - lioenbezitter is een hongerlijder eene belangrijke personaliteit. Voor de armste menschen is de theone van Cnateaubriand onvoorwaardelijk waar; de geliefkoosde helden van de Antwerpsche kelders zijn zonder uitzondering keizers, koningen en koningsdochters. Men heeft op meer dan eeneplaats schouwburgvertooningen in de gevangenissen ingericht. Welnu, weet gij welke helden deze moordenaars en brandstichters meest 1;>ewonderden, welke toestanden hen het diepst troffen? Vooral die menschen waren hun welkom, welke door allerlei deugden uitblonken, zelfs indien zij bijna niets menschelijks meer hadden; zoover mocht de onwaarschijnlijkheid, de onnatuurlijkheid gedreven zijn. De toestanden, waarin de onschuld zegepraalde, waarin de verraders ontmaskerd werden, juichten zij toe, terwijl de on,. deugende menschen hun afkeer inboezemden, het plegen eener misdaad hen met afgrijzen vervulde. \Vat ervan zij, de schrijvers dezer naturalistische verhalen mogen in het opvoeren van abnormale menschen een artistiek genoegen smaken en diep overtuigd zijn, dat de hoogste kunst bestaat in het ontleden van walgelijke karakters, het beschrijven van misselijke toestanden en akelige bijzonderheden. Hun doel mag zijn walg voor de ondeugd in te boezemen; zij mogen de lage driften vleien, op popularititeit of winstbejach azen; zij mogen uit louter dilletantismus handelen: hun stelsel is antiesthetisch en hoogü af X,E? 21 -'- te keurèn,, othdat- het niet alleen den goeden smaak bederft, doch tevens doodend is voor de zedelijke gezondheid van het volk. Voor het volk ja, is dergelijke lektutu verderfelijk, omdat de volksverhale n moeten geschikt zijn om den werkman, den burger afwisseling te verschaffen in hun werkzaam leven, in hunne prozaïsche bezigheden. De volksroman moet hunnen geest boven de alledaagsche beslommeringen verheffen, hun gemoed aangenaam aandoen, hun gevoel ontvankelijk maken voor het schoone, terwijl de wereld, waarin de naturalistische schrijvers hen voeren, lager, alledaagscher, prozaïscher is dan die, waarin zij leven, terwijl de personen afzichtelijker,, walgelijker zijn dan die zij dagelijks ontmoeten. Het kan dan ook niet anders of deze hoeken moeten ontzenuwend op hen werken, zonder nog te spreken van den verderfelijken invloed, dien zij op de algemeene zedelijkheid uitoefenen. XIII. Het Realismus in de letterkunde. Hoewel de volksroman kunstwerk hoeft te zijn, en hij ons volk tot verpoozing, tot verheffing moet dienen, aan, kunstgenot verschaffen, behoor ik tot hen, die het realismus in onze letterkunde huldigen. Doch ik haast er bij te voegen het gezond realismus. 1©z - Zeker, het romantismus heelt in al de 'kunsttakken onsterfelijke meesterstukken voortgebracht; in Vlaanderen, in de Nederlanden was de natuur echter te allen tijde, meer dan elders, de leerares der kunsten. Rijnvis Feith, o. a. die in zijne poezie zeker geen realist is, en wiens romans yulia en Ferdinand en Constantia zoo ultraromantisch zijn, dat onze letterkunde zeer weinig in dien aard heeft aan te wijzen, heeft in zijne schoone verhandeling Over den Kunstsnzaak der Nederlanders in de Poëzij op merkwaardige wijze aangetoond, dat waarheid de hoofdeigenschap der Nederlandsche kunst was in de dagen van haar grootsten bloei. Ons klimaat, het uitzicht van den grond, de eigenaardigheden van ons ras,. onze geschiedenis ontwikkelden in ons volk, meer dan in andere, de liefde tot de werkelijkheid, tot de natuur. De werkelijkheid, het werkelijk leven, was de bron, waaraan onze meesters putten. En de werkelijkheid was tevens de bron van weergalooze poëzie. Men denke slechts aan de talrijke landschappen, binnenhuisjes, stillevens, zeetafereelen, waarop de Vlaamsche en Hollandsche schilderscholen zich verhoovaardigen. Ik ontleen mijne voorbeelden dikwijls aan de beeldende kunsten, omdat de Vlamingen, zoowel als de Hollanders, daarin op de volledigste wijze hun nationaal karakter uitgedrukt hebben, en gelijk Taine o. a. getuigt, naast de Italianen, de eereplaats in de algemeene kunstgeschiedenis bekleeden. 11323 --- De Vlaamsche en Hollandsche meesters waren zoo groot, omdat hunne werken tie juiste, gepoëtiseerde uiting waren van het Vlaamsche en Hollandsche hart, de verheerlijking van hun hunne natuur. Er waren zeker uitzonderingen; het algemeen vonden de en Hollanders zich in de werken terug. Het zou niet moeilijk zijn onder hen de voorloopers onzer overdreven realisten aan te treffen; doch van den eenen kant wa s hunne argeloosheid even groot als hunne kunst, terwijl dit jacht maken op walgelijke bijzonderheden, dit behagen het booze, dat hedendaags al te .dikwijls de hun onbekend waren. ons volk zich in de meesterwerken zijner kunstenaars terugvindt; dat de natuut' aangrijpende waarheid, doch tevens opgeluisterd, der poëzie bezield, wordt voorgesteld. ook in de voortbrengselen terug te vinden. De helden eene wereld bewegen, die de lief heeft. Hoewel zij niet in het purper hoeven uitgedost te zijn, en geene poëten ultra-evenmin in afzichtelijke lompen dat zij meer stofrnensch zijn dan de lezers zelven, en dat al wat dezen vertond Dé Vlaam sc he Hollandsche meesterS wa· ren zoo groot, omdat hunne werken tie juiste. het Vlaamsche Hollandsche de verheerlijking hun land, van hunne natuur. Er waren zeker uitzonderingen; maar over het algemeen vonden de Vlamingen en Hollanders zich zelven in de werken hunner meesters terug. niet moeilijk zijn de voorloopers overdreven realisten aan te treffen; eenen kant was hunne argeloosheid hunne kunst, terwijl dit jacht bijzonderheden, dit behagen in het booze, dat hedendaags al te .dikwijls de kunst vervangt, hun onbekend waren. Ook mag men zeggen, dat ons volk zich over het algemeen verheven in de meesterwerken zij nel' kunstenaars dat de natuul' daar met aangrijpende waarheid, doch tevens öpgeluisterd, door den adem der pOëzie bezield, Ons volk hoeft zich onk in voortbrengselen der letterkunde terug te vinden. De helden moeten zich in eene wereld de lezer kent en lief heeft. Hoewel zij niet in zijn, en geene poëten noch ultra-verfijnden moeten wezen, is het evenmin noodzakelijk, dat zij in afzichtelijke lomperi gekleed gaan, dat zij meer stofmensch zijn dan de lezers zelven, en dat al wat dezen vertoond - io24 wordt, akeliger is, dan wat zij dagelijks, rond zich kunnen waarnemen. Chateaubriand, dien we hooger zijne zienswijze over de personages van het treurspel hoorden verkondigen, spreekt ook over de stof, den inhoud daarvan. Zijne woorden zijn insgelijks op de 'romanliteratuur toepasselijk. De groote romantieker wil, dat de letterkunde vooral menschelijk zij. Volgens hem laten de politieke drijfveeren, de abstracte beschouwingen, de meeste toeschouwers onverschillig; slechts hartstochten, welke zoowel grooten als geringere gemeen zijn, zijn alleen in staat hen te roeren. « Que la fille d'Agamemnon » zegt de schrijver van Le Ge'uie du Christianisme, « meure pour faire partir une fiotte, le spectateur ne peut guére s'intéresser a ce motif. Mais la raison presse dans Zaïre, et chacun peut éprouver le combat d' une passion ` contre un devoir. lee là drive cette règle dramatique • qu'il faut autant que possible fonder 1'intérêt de la tragédie, non sur une chose mais sur un sentiment, et que le persunnage duit être e7oigné du spectateur par son rang, mais près de lui par son malheur (i). Hoewel de Vlaamsche volksschrijver deze meening niet onvoorwaardelijk kan bijtreden, zal elkeen erkennen, dat er eene diepe waarheid in opgesloten ligt. ( t) Le Génie du ChristZánisme, tome I, blz. 2 1. 1025 - Tijdens de wereldberoemde samenkomst van Alexander I en Napoleon in 18o8 te Erfurt, had de Fransche keizer in het naburige Weimar eene samenspraak , met Goethe over letterkunde en poëzie. Met zijn alomvattend genie merkte de groote overweldiger op, dat de dichters al te dikwijls de grooten der aarde in hunne werken als menschen van een bijzonder slag behandelen, terwijl hij had kunnen gadeslaan, dat hun hart hoegenaamd niet met dat der geringste stervelingen verschilt, en zij juist dezelfde goede en slechte hoedanigheden, groote en kleine gebreken hebben. Voor de kunst, voor de letterkunde zijn voornamen en Beringen gelijk. Beider karakter peilen, beider geheimste roerselen blootleggen, den lezer beider leven laten medeleven, dat is de taak van den romanschrijver. Daar uit vloeit geenszins voort, dat het hem slechts vrijstaat de schoone hoedanigheden van den mensch te vertoonen, zijne ondeugden verborgen te houden. Neen, de kunst moet menschelijk zijn. Het menschelijke moet opgespoord, voorgesteld worden. De mensch is geen volmaakt wezen. Hij is mensch : niets minder, doch ook niets meer. Daar schuilt in hem veel schoons, veel edels; doch ook veel laags, veel verachtelijks. De scherpe analysis van dit lage en verfoeilijke heeft overheerlijke meesterstukken voortgebracht. Lucifer, Lady Mllackbeth, Briand de Bois Guilbert zijn ---P 1 026 --- karakters. Onze jongere school, ik te bekennen, heeft ook, in dit opzicht; meesterwerk voortgebracht. onvoorwaardelijk te verwerpen is, is het rondwroeten in vuilnishoopen, het opdisschen van détails, opvoeren van abnormale menschen ; in het van personen zaken die ons in . werkelijk leven walgen, aldus onttrek in verheugt en in zijne eige n ogen verheft. XIV. Sleeckx en GottschEll het Pransche : naturalis nus. realismus, —ik noem het — naturalismus, bodem is onzer gezondste realisten, en onzer beste romanschrijvers, deed op Nederlandsche uitschijnen, dat het uitgelatenste te realismus volgens hunne gewoonte, de vervielen : t026 - prachtige karakters. Onze jongere school, ik aarzel niet het te bekennen, heeft ook, in dit opzicht, meesterwerk voortgebracht. Wat ohvoorwaardelijk te verwerpen is, is het rond wroeten in vuilnishoopen, het opdis sc hen walgelijke détails; het opvoeren van abnormale menschen; in het kort, het schilderen van personen "en zaken die ohs in. het werkelijk leven zouden doen walgen, en den lezer aldus onttrek .. ken, wat hem daar in verheugt en in zijne eigen oogen verheft. Sleeckxen Gottschal1 over het Fransche naturalisfilus. Het overdreven realismus, -ik noem het, het valsche realismus, - het zoogenaamde naturalismus, is eene giftplant, die op Franschen bodem is ontloken. Sleeckx, een onzer gezondste realisten, en tevens een onzer beste romanschrijvers, deed het Zevende N ederlandsche Congres te Brugge uitschijnen, dat de Franschen, na het uitgelatenste romantismus gehuldigd te hebben, het realismus predikten, en, volgens hunne gewoonte, in de misselijkste overdrijving vervielen: - 1027 u De stelselmakerij hare- gewone rol, » -=- hij -- « weldra zagen wij werken verschijnen, die letteren juist hetzelfde waren als Courbet's Steenbrekers voor le kunst. Weldra kwamen schriften het licht. waarin werd betoogd, hoe keus, smaak, keurigheid in deuitdrukkineen, verhevenheid gedachten, poëzie volstrekt noodeloos zijn; alles in de natuur even schoon is, evenzeer • de aandacht wekt, evenzeer verdient gemaald te worden. Weldi a boeken vervaardigd, waarin men _zich Niets minder ten te hebben gesteld, het bewijs te leveren, dat men door overdreven w.erkelijkheitlszucht, door overdrijving van het natura- .lismus er gelukt • zich van de te ver- -wijderen, dat door te veel natuurlijkheid onverudelijk eindigen onnatuurlijk te worden.. le Frausche realisten) de wt::erspiegeling moet wezen van de natuur, niet gezien, maar ook ,gekozen den kunstenaar, • wijl zij onno : ► dit; in den waan verkeeren, alles door de kunst mag worden weergegeven, wijl zij in het zeaeliike, zoowel als in het stoffr%ke, -onderwerpen behandelen, die niet mogen behandeld wo' den, hurt talent verbeuzelen aan dingen, die met het .schoone niets men, het het fijnere gevoel, den smaak, gezond verstand rekening houden (t). » der Duitsche van onzen tijd, kloeg, in zijne (I) Over het recalismur in de letterkunde. uitgesproken op Zevende Nederlandsche 'en Letterkundig te Brugge, $ 1 86a.) Congres 1027 - « Pe stel!:lelmakerij speelde hare gewone rol, ;. ~ zegt - « en weldra zagen wij werken verschijnen, di~ voor de letteren juist hetzelfde waren als Courbet's VOilr de kUllst. Weldra kWélmen schriften aan het licht. waarin werd. betoogd, h, Ie keus, smn vorm van de all ... daagsche proza, is thans de heen,chende wet der volksliteratuur gtworden. Diiarin ligt in allen geval de verloochening van Schiller's groJl(1begi'lselt'n; zij oefenen tevens een verwo, stenden invloed (Jp onze poëzie uit. Zwaar hebben de DuitsLhe nalisten en hunne kritische oph"melaars reeds gezol!di~d; z(Joveel nietigs en triviaals hl bben zij met het wijlVélter hUllner e,thPiische goedkeuri: g besprel1kelrl, dat de gevoelens van het groot publiek, welke deze 1.. . Vt'nswilarheid goedkeurde, er door versterkt werden. Niettemin hield deze richting, hoewel Schiller eell dergelijk streven zijner tijdgenooten als eene misère gek.,nmerkt had, zich nog binnen zekere grenzen van den 1!otden smaak. Daar brak echter in Frankrijk een esthetische stormvloed lo~, waardoor ('ok ons land overstroomd werd. Deze wel ken waren niet de uitvloeisels van eene uil spattende jeugd, van eene wilde levensopvatting; maar zij brachten terzelfdutijd eelle esthetische gebruikailnwijzir,g mede, een nieuw evang,lie der poëzie; en gt lijk alles wat van de Seirie komt, veroverden zij stormenderhilnd een groot publit·k, \onden begeesterde advocaten onder de beoordeelans en toonden andermaal, dat de overwonnenen van Sed;m nog allijd de verstandelijke overwmnililrs der Duitschers Zijn. Het gold hier nid de eenvuudige, het gold de nai1kte, afZichtelijke natuur, en ongetwijfeld hadde Schiller, evenals in zijne kritiek van BlulllelJauer, in zijl,e oeoordeeling van Zola'swl'rken verklaard, dat de Gratiën vlor deze werken de vlucht nt men. Het afzicht.lijke, het afstootende, het walgelijke te sc~ilderen werd als het hoof(ldoel der poëzie geprezen; niet alleen het wrlde vuur der driften vond hier zijne -- 1029 --- uitdrukking ; maar ook de duivelachtige bezetenheid door de natuurdrift in al ,hare afdwalingen. Elke artistieke opbouw van een letterkundig werk werd verworpen als eens feit tegen de. waarheid. Men wilde stectits enkele lappen van liet leven i n den roman, in de poëzie ten toon stellen. En dit alles - was niet het voortbrengsel eener enkele, afgedwaalde fantasie, van een ongemanierd, ootspronkt.- lijk genie, dat zijne afzonderlijke wegen volgde; neen, dat was het stelsel eereer ;arische schooi (1). Zelden werd de toestand met zooveel waarheid geschetst als i deze heerlijke toespraak. Wij hebben romanschrij vers, talentvolle romanschrijvers, die de « duivelachtige. bezetenheid door de natuurdrift in al hare afdwalingen » tot in de minste bijzonderheden, met de walgelijkste details schilderen. « Louw hunkert naar Griet, » zegde Busken .Huet, « en Griet hunkert naar Louw ; zoo doen ook de katten op den nok mijner woning, in een zoelen voorjaarsnacht ». Dat is het. XV. Invloed op de lezers. De vraag of de toestanden, welke Zola en zijne Vlaamsche volgelingen beschrijven, bestaan, -- of de personen, die zij opvoeren . in de maat- (t) .chiller and das Publicum der Gegenwart, von R.UDOLT GOTTSCHALL. (Vorcr4g gehalten am t o November 1884 bei der Schiller Feier in Leipzig.) tiehappij worden aangetroffen, is, wat de letterkunde betreft, niet ontvankelijk, « zouden onze rechters zeggen ^► . Meer dan eens heb ilc het hier herhaald ben overtuigd, dat, niet alleen in Frankrijk, maar — in de groote steden, de afgezonderdste dorpen, misselijker toestanden, nog veel afzichtelijker monsters te vinden zijn, dan die wij in de werken onzer naturalisten aantreffen. verklaar ik lasteren, daar zij het waardig keuren de goede hoedanigheden, grootste booswichten zorg verdoken houden. volk, juist omdat zij hunne werken artistieke kleur geven, omdat zij er genoegen in walgelijkste, akeligste bloot leggen, een woord de etterbuilen open te snijden. zedelijk zijn dergelijke werken schadelijk. wel, dat er eene school predikt : L'art pour Part. ik kan deze in geene cleele bijtreden. Niet, dat de r.oinanschrijyer moet prediken : dap ooit herhaal ik mijne geliefkoosde leuze : Weg niet alle de jolige, frissche natuur ! Nu, de schrijver het wil of niet : zijn boek, :;ij n oefent onvermijdelijk gunstigen of origunstigen invloed op op - 1°10 - l'!phappij worden, i~. de letter,.. kunde « zouden onze :>. heb ilç hier herhaald: ik in Fn\.nkrijk, maar in alle landen, - niet alleen in de groote steden, maar ook in de afgezonderdste dorpen, nog veel veel afzichtelijker 011;1;er naturalisten aantreffen. Toch, verklaar ik insgelijks, dat dezen hun volk lasteren, daar zij het uitschot der samenleving slechts waardig keuren in de letterkunde op te treden, en tevens de goede huedanigheden, welke toch de grootste booswich ten hebben, met de meest angstige zorg verdoken hou~ den. Zij lasteren ons volk, juist omdat zij hunne eene artistieke kleur geven, omdat zij er een artistiek genoegen in vinden, het walgelijkste, het akeligste bloot te leggen, in een woord de te snijden. In een zedelijk opzicht zijn dergelijke werken zeer schadelijk. Ik weet wel, dat er eene school bestaat, welke de leer predikt: L'art pour l'art. Ik kan cleele bijtreden. Niet, dat de romanschrijver moet prediken: luider dan ooit mij ne lenze: \Veg met alle preutschheid, leve de jolige, frissche natuur! Nu, of de schrij ver het wil of niet: zijn boek, ;:ijn verhaal, oefent onvermijdelijk een gunstigen of een ongunstigen invloed uit op het karakter, - 1031 ._. het gemoed van den lezer. Meest zonder dat de schrijver dit bewust is, wordt zijn innerlijk leven in zijn boek afgespiegeld en teruggekaatst in den geest van den lezer. Zelfs, als sommige dezer naturalistische werken, in meer dan een opzicht artistieke waarde hebben, acht ik ze zeer verderfelijk; want hoe hoog wij de kunst ook schatten, schatten wij de zedelijke en stoffelijke gezondheid van ons volk toch hooger. En welke schade dergelijke geschriften kunnen aanrichten, hebben wij in een naburig land kunnen waarnemen. Wie zich aan vreemden spiegelt, spiegelt zich zacht. Dat deze zoogenaarnde naturalistische verhalen grooten aftrek vinden, is stellig aan de ziekelijke nieuwsgierigheid der lezers, zelfs aan hunne zedelijke verdorvenheid te wijten; ook wel aan hun afgedwaalden kunstsmaak. Wij zouden bitter te beklagen zijn, indien ons volk slechts genot bij het 'eten dezer werken smaakte. Welnu, ik durf verklaren, dat dit gelukkiglijk het geval niet is; ons volk, in zijn geheel genomen, is daartoe te gezond, het hoeft zich niet over zijne lievelingsschrijvers te schamen. Daarom moete het voor den toevoer der zedeloosheid in de letterkunde bevrijd blijven. - 1032 - XVI. Het Nationalismus in den volksroman. Een enkel woord over den inhoud moge hier niet ontbreken. De volksroman verlicht den geest van bet volk. Hij vertoont den lezer blijde beelden, verschaft hem aangename gewaarwordingen. Hij doet medelijden, afkeer in hem ontstaan. Hij schokt, roert hem Hij onttrekt hem aan de beslommeringen van zijn prozaïsche leven. Hij voert hem naar het rijk der idealen, juist daar hij de werkelijkheid, het leven, de natuur poëtiseert. Hij verbindt hem meer met zijn volk. Dit laatste is van het grootste gewicht. Ik vestig er de bijzondere aandacht op, omdat he t. op onze dagen al te zeer uit het oog wordt verloren. De Vlaamsche volksroman moet Vlaamsch zijn, niet alleen door de taal, maar ook door den inhoud. Zeker, verhalen uit verre streken kunnen boeiend, leerzaam en nuttig zijn. De geest dien t. ook daar Vlaamsch te wezen. Doch, in het algemeen kan men zeggen, dat . het Vlaamsche land hoeft geschilderd, dat Vlaamsche menschen moeten opgevoerd, evenals de schilder dit land met een Vlaamsch oog hoeft te zien, met een Vlaamsch penseel hoeft te kleuren. Met andere woorden, de letterkunde moet nationaal zijn, zij moet uit den boezem van het volk spruiten, en terzelfdertijd zijne nationale deugden ontwikke 1033 -- volk, dat eene letterkunde, eene kunst bezit, die de veerspiegeling zijn nationaal karakter, is een uitverkoren eene kunst, wezenlijk zoo worden de karaktertrekken geschetst, weke volk van andere ónderscheiden, en tot een zelfstandig volk de menschen opgevoerd, tot dit, gen ander land behoren; worden de uitgedrukt, die eigen zijn ; land zelfwaar deze menschen met eigenaardige kleuren geschilderd. Aldus wordt het volk het land gehecht, de band, die allen toegehaald, de natie zedelijke kracht haar recht op eigenbestaan wordt op de treffendste wijze bevestigd r) Hier dient eere merkwaardige plaats aangehaald uit de redevee rir g den ?indeed oer Vader laras/wp ae e ae beotfening der fraaie letteren en kunsten, door Abraham eies Amorfe 'Van der Hoeven, den 23 Januari 1833, werd uitgesproken gelegenheid van de plechtige trijsuitdeelirg in het Departement Teekerokunde Maatschappij Fesix Meritis, Amsterdam. « wat ook door sommigen daartegen zij ingebracht, het schijnt ontegenzeggelijk, dat men van een bijzonder volkskarakter spreken wardoor eergig volk zich eene of meer kennelijke van alle andere onderscheidt. erken, geene deugden men noemen, die aan eene natie uitsluitend eigen zijn; gebreken tevens. waarvan niet hij ieder volk de voorbeelden vindt. Maar elk volk heeft zijne uitstekende deugden en gebreken, zijne bijzondere v` ijze van zien, gevoelen en handelen ,. waard( kern der natie, de zedelijke zich zijn dan de heerschande begrippen, neigingen en gewoonten, llie het nationaal karakter vormen, die ,physionomie volks ,. - 1°33 - len en doen liefhebben. Een volk, dat eene letterkunde, eene kunst bezit) die de weerspiegelin~ zijn van zijn natio'naal karakter, is een uitverkoren volk. Is eene letterkunde,eene kunst, wezenlijk nationaal, zoo daarin de karaktertrekken geschetst, welke dit volk van andere onderscheiden, en het tot een zelfstandig volk stempelen; worden de menschen opgevoerd, die tot dit, tot geen ander land behooren; worden de gevoelens uitgedrukt. die hun eigen zijn; het land zelf waar deze menschen wonen, wordt met eigenaardige kleuren geschJderd. Aldus wordt het volk meer aan het land gehecht, de band, die allen omsnoert, wordt nauwer toegehaald, de natie krijgt meer zedelijke kracht en haar recht op eigen bestaan wordt op de treffendste wijze bevestigd (I). (I) H.er di~nt eere mnkwaarclige plaats aangehaald uit de redn". nI l! Over din mv/oia tier vaan /tI"as/ujtle cp oe beo'fent''' g der frame lel te"" in kunsten, welke door Abraham des Amorie "an der Honen. deH 23 J"nuaIi 1833, wnd unge'proken ter gele~ellheld \'an de plechtige rrij.uitdeelirl! in het Departement Teekenkunóe der Maal.chappij Pe,ix Mtritis, te Am'lerdam. « \Vat ook door ,ommigen daartegen zij ingebracht. hel ~chijnt mij onlej!enzeggeii)k, dat mell van een bijzondtr volkskarakter spIeken kan, waarloor eel,ig volk zich op eelle min of meer kernelijke wijze van alle andtre ond,r;chetdt. Ik erken, geene deugdtn kan mfn ll!'emen, die aan eene natie uit,luitend eigen zijn; geene gebleken lenns. waarvan men niet bij iedtr volk de voor· beelden virldt. Maar elk volk heeft zijne uitsu kende deugden en gebnken, zijne bijzor.delè wijze van zten, gevoelen en handelen, waard, or de kun der natie, de z,delijke meerderheid ZIch kenmerkt. Het zijn dan de heer.ch .. nde begnpptn, lIelgtligen en gewoonttD, die het nationaal karakter vormen, die physionQmie des volks. -- 1034 -- XVII. taal beoordeelen kunstwerf . Over de taal van den Volksroman handelde ik in mijne toespraak « Letterkundige Taal en Volkstaal welke .pmerkzameu beschouwer oog valt als f'rit en Fra`ischman huine gelaatstr ekken bewegingen sla lelij'.z on tersch4it. D)cIz w'71r bij epnige eene etenarrdirheid van karakter, geest en aanleg- openbaart, zal ook letterkunde en kunstbeoefening onmzskeabaren stempel draven. • De bewijzen liggen we lerom Shake,en Sterne zijn zoowel de afbeeldsels van den fieren, vrijen, luimigen Brit, als en Molière van den vernuftigen geestigen Ftanschman, en Schil ler en van den diepzinnigen dweep enden Duitscher. poëzie is ware Proteus ohd'r ha-e e:da znte naar l'tchtstreek, zeren en gewoonten. H-nriade kon - zoomen Duitschen grand geteeld, de Mevsza.le Franschen bo iem .gewassen zij Maar ook de schilderkunst neemt de van het nationaal karakter voor geoefenden blik zijn de Italiaansche, Fransche en Nederlandsche scholl de sprekende van het volksksr:ikter zichtbaar. Ja, zeifs toonkunst zich kan de vergelijking der luchtige, vroolijke schitterende Fransche opera, met de ernstige statige Duitschers De letterkunde en kunstoef e ning; volk zij+ ► derhalve wanneer zij met zijnen heerschenden maak, geest eu aanleg, verstandelijke en ze:lelijke behoeften, wijze van zien, denken en gevoelen overeenkouen; met woord, wanneer de physianvmie van dat volk uitdrukken, zoodat het zichzelf daarin herkent en we.dervin:it. En w4 Aoernen vaderlandsliefde leidsvrouw der fraaie letteren en daar zij handhaving lraliooaliteit, -- wij zeggen niet Dlicht raar als tot aangeboren regel, tot onweerstáanbare behoefte voor den dichter, schrijvers redenaar en schilder maakt, ar 1034 De van den Volksroman. Willem Kloos, over het beoordeelen van een kunstwerk. taal van den Volksroman handeld6 111 mIjne toespraak « Letterkundige Taal en ». den "pmerkzamen beschou wer even klaar in het oog valt als elk den Brit en den Fra .. schman aan hu'me ge"'atstr~kke" en bewe· gingen dalplij'< on ierschoi,lt. D'c1z W'i'>" zich nu bij e,'nige natie zulk fene dl{e',arrrd/irkeid va .. karakter, geest en aa"Ie,l[ openbaart, zal ook hare letterkunde en kun>tberyifening daarvan den onmisker,b"ren stemPd dra/ten. Dè bewijzen I'g\(en w~ terom gereed. Sbake-peare en Sterne zijn zoowel de afbpeldsds van dep neren, vrijtn. luimigen Brit, als Voltaire en MolIère va'n den vernuftigen en geesti~en Ftanschman, en Schi!kr ell Goethe van den d,epzlOnigtn en dweependen Dnitscher. De p~ë'zie il een ware Pro/rus ondpr de volken; zij verandert kave !{eJal"lte na"r b,ektstreek. taal, zeun en gewoanten. En de H'nriade km zoomllJ op Dll,tschen grond geteej·j, als de MelszaJe op I'rallschen bolem gewassen zij'" :\laa,r ook de schilderkunst nee'nt de kleur V,1lJ het I\atio"aal kuakter aan, en voor den geodenden blik zij1 in de Ilaltaanscllè, 'Fransche el] Nederland;che sello,>l de sprekende trekken van het volbkorJkter zichtbaar. ].1, dat ze,f, de [Qonkunst naar den landaard wijzigt, kal] uit d" vergelijki~g d~r luchtige, "roolijke scbim'fellde de ernstige en stadge muziek der lJuilschers blijken. Q~ letterKunde en kU:lOloef~ning bij een volk zijn derhllve nationaal, met zijnen heer~ chendenm .. ak;, geest ea aanleg, verstandelijke zedelijke behoef· ten, bijzondere wijze delll5·5 57 I25 1611 2 I20 I6I sS I20 158 63 0 102·5 3 sS 126 67 0 57 123 165 -t 6507 I13215 1I7669 69·5 Il4· 0 5 55 122 57 121 65·5 II3·0 6 57 123 166 61 I29 IIL5 7 60 125 169 IILO 59 124 I72 8 57 123 170 0 IlO.O 55 II7 162 9 55 II4 60.0 IlLO 55 II7 IQ 54 II5 170 59 5 II4· 0 57 II5 II 55 1I4 162 59·5 1I0.0 57 1I7 170 HOEVEELHEID (GR.) SUIKER PER I0O GR. MEEL aren ,,. MI 111111111•.... ,I1n11^^^^ z^ w W g g A ^ ^ a Hw ^^ 4 á x W ^+ oren 63 0 64.0 67 5 6o 0 6o 0 59 0 57 5 48.0 0 39 0 33. 0 30.0 66.o 70.0 63 0 67 0 69.5 65 5 67.0 66 5 64.0 6o.O 59.5 59.5 98 .5 93.5 0 Iol 5 103.0 104.0 107.5 III 0 110.0 1I2.0 1I2.0 110.5 95. 0 96 5 x01 zoo 0 Io3.o 105 5 107 5 110 0 115 O x10 0 108 104.0 99.0 105.5 102.5 107.5 114.0 113.0 111.5 III.0 I10.0 111.0 H4.0 110.0 - 1056 - cijfers blijkt in de op invloed in tweede plaats dat deze werking grooter is als geval met rietsuiker; om dit aanschouwelijk is slechts een eenvoudige vergelijking noodig. aangroeiing mm. 0 65 O x 65 0 65 0 66.o 4 63 5 62.0 6 66.o 61.5 8 54 0 9 0 10 47 O II 38'5 - I056 - Uit deze cijfers blijkt in de eerste plaats dat melksuiker op de broodgisting een gunstigen invloed uitoefent, in de tweede plaats dat deze gunstige werking grooter is als in het geval met druivensuiker en rietsuiker; om dit aanschouwelijk te maken is slechts een eenvoudige vergelijking der uitslagen noodig. Gemiddelde aangroeiing in mmo Na 4 uren Na 24 uren .-------. ..-~- --~ SUIKER ,~ I z~ ,~ ,~ z~ I~ f-l r>lr>l :4r>l f-l r>lr>l :4r>l r>l:4 ":4 o-l:4 r>l:4 ":4 o-l:4 100 GR. MEEL ;;;5 Ss r>l .... ~~ 55 r>l .... rn ~rII ::E rPil ~rII ::E~ 0 65 0 I 63 0 66.0 98.5 95·0 99. 0 I 65 0 64. 0 7°·0 93·5 96 5 105·5 I 2 65 0 I 67 5 63 0 98 ° 101 5 IOZ·5 3 66.0 60 0 6]0 1015 100 0 .107·5 4 63 5 I 60 0 69·5 103·0 103. 0 II4·0 5 6z.0 I 59 0 65 5 1°4. 0 105 5 1I3·0 6 66.0 57 5 67 0 1°7·5 107 5 III·5 7 6I.5 48 .0 66 5 III 0 IlO 0 IILO 8 54 0 46 ° 64. 0 1I0.0 II5 0 1I0.0 9 53 0 39 0 60.0 1I2.O IlO 0 III.O 10 0 33·0 59·5 IIZ.O 108 5 II4·0 Ir 38 5 30.0 59·5 110·5 104. 0 IIO.O 1067 Volgens deze uitslagen, zou dus de melksuiker der melk gunstig op de broodgisting werken; maar er dient onderzocht te worden of andere bestanddeelen van de melk hunne werking te gelijker tijd niet uitoefenen. Daarom was het noodig tegelijker tijd de melk in het geheel, alsook ieder bestanddeel daarvan afzonderlijk te beproeven. Te dezer gelegenheid vonden wij het belangrijk, ook de werking van de botervetsurrogaten te onderzoeken; daarom werden de proeven ook genomen met margarinevet en cocovet. Het was onmogelijk versche melk te gebruiken, daar de samenstelling van deze vloeistof, binnen zekere grenzen, al te veranderlijk is. Om juist dezelfde hoeveelheid van ieder melkbestanddeel te benuttigen, moesten wij stellig een produkt gebruiken, waarvan de samenstelling op voorhand bepaald was. Daartoe diende de melkpoeder van de melkerij van Oostcamp, waarvan de samenstelling door scheikundige analyse werd vastgesteld als volgt, per ioo gr. : 15 0/0 water 28 °/ O stikstofverbindingen 36 °/. melksuiker 14 0/0 botervet 7 0/0 asch. Als stikstofverbinding namen wij, voor het afzonderlijk onderzoek, de gewone caseïne; als - 1068 - vet, gebruikten wij botervet, margarinevet en cocovet, welker zuiverheid op voorhand zorgvuldig werd onderzocht. Om ook, ten opzichte van he minerale 'bestanddeelen in dezelfde voorwaarden te werken, werd een groote hoeveelheid melkpoeder tot asch verbrand, en de bekomen asch dan in de verschillende gevallen gebruikt. Als men bij het bakken melk in plaats van water gebruikt, wordt gewoonlijk dezelfde hoeveelheid benuttigd; in stede van 5o gr. water aan zoo gr. meel toe te voegen, werden dus eenvoudig 5o gr. melk benuttigd, of liever de bestanddeelen van 50 gr. vloeibare melk onder den vorm van melkpoeder, hetgeen ongeveer overeenkomt met 6 gr. melkpoeder, inhoudende dus, volgens bovenstaande analyse : 0:90 gr. water 1.68 gr. caseïne 2.16 gr. melksuiker 0.84 gr. botervet 0.42 gr. ascis. Het deeg werd bereid met hetzelfde meel en dezelfde gist. Daarvan werden dan klompjes afgenomen en met de meeste nauwkeurigheid gewogen; aan dat deeg werden vervolgens de bestanddeelen der melk toegevoegd. Op deze wijze werden op denzelfden dag en ieder in driedubbel. 17 gevallen onderzocht. Voor ieder geval was de samenstelling van het deeg, zooals volgende tabel ze aanwijst : 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 49 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I 49 I z I. I^ I I 0 42 - 216 0.42 0.84 2 160 420.84 -- ) 2.16'0.42 - 0.84 2 16 0 42 __.. - ; 0 42 0.84 - - 0 42 - 0.84 - '0 42 - - - 0 42 .- -- 2.1.6 0 42 - -- 1 - - 0.42 0.84 - _ 0 .42 0.84 - 0 .42 2. 16 0 .42 2.16 0 .42, 2.16042 .42 o 84 - - 0.84 0.84 0.84 0. 84 0.84 1.68 1.68' 1.68 1. 68 1 68 1.68 1.68 - 1069 - Gewichten gr. w H H L 0 N w ^H ^ w w ^ C•.7 ^ x w ^~ COCOVET I. Water 100 2. Melkpoeder in het zoo 3. ± suiker boter Ioo 4 suiker -I- margarine zoo -4- sui ker cocovet Ioo 6. zoo 7. loo 8. Cocovet Ioo 9. Ioo 10. 100 II. -+- boter 100 12. --}i -margarine Ioo 13. -I- cocovet Ioo 14. + zoo 15. + margarine IOo 16. -}- cocovet zoo 17. Casu ne -}- melksuiker Too I.00 - 090+0101.68 I.00 1.68 I.00 I 00 100 1 00 00 T I .'O© 7.00 1.00 1.00 1.00 I.00 I.0o geval onderzoekbuisjes, 4 en 24. de volgende aangroeiing deeg - I069 - Gewichten in gr . ... I ~If- <.: r.1 I· ~ ~ ,f.< f.< ...:l f.< Z :t ::r.1 u r.1f.< ,,:> :> r.1 f- '" 0 f- l...:l >:: '" f. > vier bedr.; 57. Storme, M., Koning Oriant, heldenspel in drie bedrijven (zangspel) ; 58. Suetens, W., Een arme schoolmeester, tooneelspel in een bedrijf; 59. Van. Cauwenberghe, C., O! die prijskamp! blijspel in een bedrijf; 6o. Van der Voort, J., Edijus en Antigone, blijspel in een bedrijf ; 61. Van den Weghe, Fr., Het beeld, dramatisch spel met zang in vier tafereelen; 62. Van den We. he, Fr., Wroeging, drama in drie bedr.; 63. Van Oye, E., Balder's dood, dramatisch gedicht in drie bedrijven; 64. Van Rijn, K., .Droomen, blijspel in drie bedrijven; 65. Verhuist, R., Mariol/n, zangspel in drie bedrijven ; 66. Id., Het rozemarijntje, zangspel in drie bedr.: 67. Id., De gewenschte Kasel, blijspel in twee bedrijven; 68. Verhuist, R., De admiraalsvlag, tooneelspel in een bedrijf; b9. Verhuist, R., Semini's kinderen, drama in vijf bedrijv.; Alweer mag de jury met genoegen vermelden, dat, blijkens het groot getal der ingezonden stukken, het tooneef steeds met voorliefde door onze letterkundigen wordt beoefend. Maar al dadelijk moet zij het betreuren, dat onder de ingeleverde werken er zoovele zijn, bijna geheel van verdiensten ontbloot of althans beneden de mid'ielmaat. , Evenals vroeger, is het gemis van oorspronkelijkheid het gewone gebrek; daarbij komt nog, dat verschillende schrijvers zich aan het werk zetten zonder voldoende voorbereiding of studie en blijkbaar met over - 1976 — Naasting arbeiden, juist alsof de leus was : Veel voortbrengen, zonder dat het er op aan komt van wat hoedanigheid de waar is. Zij bedenken niet dat, op die wijze, zij. nooit iets zullen scheppen van duurzame waarde, dat zij daarenboven niet vooruit zullen gaan op den ingeslagen weg. Die zucht naar veelschrijverij, dat inoogsten vara onrijpe vruchten is niet het eenige dat de jury belreurenswaardig vindt. Tot hare teleurstelling heeft zij waargenomen, dat sommige beoefenaars der tooneelletterkunde zoo weinig moeite doen om zich te verheffen boven het gewone, het alledaagsche. In veel te veel gevallen is de stof, het onderwerp van h.et stuk, slecht gekozen, onbeduidend, bijna de behandeling niet waard, inzonderheid bij de zoogenaamde « blijspelen », die, op weinige na, kluchten zijn zonder eenige kunstwaarde, met gt en ander doel geschreven dan om de toeschouwers wat te doen lachen. Wat de ernstige tooneelwerken aangaat, ditmaal heeft de jury er slechts enkele aangetroffen, waarvan de inhoud ontleend werd aan het roemrijk verleden der vaderland= oche gr. schiedenis, aan de Geimaansche ouoht: id, of aan de geschiedenis in het algemeen. Is het niet jammer dat onze schrijvers verwaarlooze n zich door die dankbare stof te laten bezielen? Het geval der zangspelen is daarentegen aangegroeid. Niemand die let op de hoogs vlucht, welke het Nederlanclsch yrisch tooneel sedert eenige jaren genomen heeft, zal zich daarover verwonden n. De jury acht het een gelukkig verschijnsel dat onze Vlaamsche dichters zich met vlijt c p dit vak toeleggen, en stipt met bijzondere voldoening aan, dat in het algemeen dit scort tooneelstukken goed geslaagd mogen heeten, ja, dat vet schillende er van wezenlijke verdiensten hebben. In hare eerste vergadering besliste de jury, dat al de leden elk stuk afzonderlijk zouden lezen en schriftelijk er — r®77 _ hunne opmerkingen over mededeelen: daarna zou elk werk besproken worden. Het bleek, dat drie der ingezonden stukken buitelt den wedstrijd moesten gesloten worden, als niet voldoende aan de aangestelde voorwaarden, om te kunnen mededingen naar den prijs, nl. : 1° De boerenkommandant Scheepers, drama in bedrijf door F. Copis, dat , maar eene orspronkelijk Nederlandsch tonelstuk is vertaling; 20 • Babel, tragedie `door L. Dosfel, welk werk reeds, gedeeltelijk ten minste, in 1900 verscheen en daarenboven eerst den 3 Januari 1907, dus na den bepaalden. datum, aan Uw departement werd toegezonden ; 3°\Baldcr's dood, « gesproken drama » door K van Oye, naar het getuigenis var' den schrijver zelven, geen eigenlijk tooneelstuk, geschreven om vertoond te worden, maar een dramatis ch gedicht, « symphoniebegeleiding en hier en daar invallen) le koren ». Van de overige stukken, die aan het oordeel van de jury waren onderworpen, werden, na een eerste schifting, de meeste voorgoed ter zijde gelegd, als van te geringe waarde zijnde om nader oonderzocht te worden. Eene tweede reeks, alhoewel niet in aanmerking komende voor de bekroning, scheen wel verdiensten genoeg te bezitten om in dit te worden vermeld. Under de zangspelen behooren in de eerste plaats die van R. Verhulst genoemd te worden. Mariolijn en liet rozemarijn je zijn alle twee libretto's, die den schrijver eene zeldzame kennis bewijzen var' de vereischten van het lyrisch tooneel, en aan den toondichter alles aanbieden wat hij verlangen kan om uitstekend muzikaal werk te scheppen : dramatische toestanden, , lever' en beweging, afwisseling en kleur. Geen van beide nochtai s munt uit door oorspronkelijkheid noch vindingkracht, en alle twee vertoonen sporen van overhaasting; de dichter arbeidt blijkbaar met te veel gemak. Zeer verdienstelijk, en evenzoo uitmuntend geschikt met het oog op de muzikale bewerking, zijn Halewn, - ron - mededeelen: daarna zou elk 'Worden. blt"ek, der ingezonden stukken buifcll wedstrijd gesloten worden, ken : de .geschiedenis is tamelijk onsamenhangend; de handeling boeit .. i..t; het slot is een opeenstapeling van gruwelen, Ernstigen arbeid heeft de schrijver wIllen leveren, maar hij was t.-gen zijn stof niet opgewassen, Hij late zich niet ontmoedigen en studeere en arbeide voort met \liJt; vooral trachte bij het geheim te kennen cm zijn personages echte tooneeltaal. geen boekentaaL. ennog minder lange tirades en uitvéllleIl in pn eklooll te laten spreken. Bt.halve met de reeds boven genoemde Winfemacht, dingt de heer L. Sl(,ek nog met. twee andere stukken naar den prijs, nl. Nt! ollstetfe!yke en Nitliw~ rY'kdom. Zij zijn aJle tWt e fiir,k ineengezet, de har deling gaat vooruit en boeit, de ontknopping is ni..tzonder draméltische kréleht in Het ons/eife/glle, romantisch en wel wat unn"tuuIlijk in het andere stuk. In alle twee treft men, naast dezelfde eigenailrdige hoedilnighedtn die op elk welk van Sluck een zeer pf'rsoonlijken stempel drukken, ol,k d"zelfde geheken ,',lIl, öie ze alle kenmerkt: onwaan,ciijnlijkheden in de handelir'g en o\eldrijving in de kélraktelteekening. H ct komt aan de jury vlor dat de heer L. Slock niet in (iie mélte vooruitga"t ,.Is zij ],ad verwacht, délt hij geenszins beantwoordt élan betgene zij van hem had gehoopt. Na herhaalde bespreking en schifting bleven de vier volgende stukken in élanmerking voor de bekronmg : Genoveva d' Uifé, door F, Gittens; Het ras, door L. De Schutter; Semini's kinderen, door R. Verhuist; Roeschaard, door J. Lefevre. ailngtijpende sage is die van Roeschaard en zijne toovelstad Scarphout, De beer Ldevre heeft ze tot een puik zangspel verwerkt. Zijn libretto onderscheidt zich door afwisseling en schilderachtigheid, Het is rijk tafereel en betooveriug Lia, ht:t verre verschiet, spokenstad, het zeer slot. Zonder twijfel vindt hier • toondichter heerlijk te brengen. Oorspronkelijkheid echter de hoedanigheid niet, in andere opzichten geslaagd, stuk wel wat te wenschen over met betrekking handeling, een kunnen hebben. elk Roeschaard honger het lyrisch spro ikje Hilda uit het I abouterenwoud denze;dat niet spel is. ofschoonwat naïef-eenvoudig van opvatting behandeling. Genoveva d' Ui/i, voortreffelijke kan is zeer boeiend en bewerkt op eene wijze die blijk geeft van ongemeene technische kennis; 'de bedrijven en tonelen vloeien als 't ware goed uit malkaar en brengen voortdurend afwisseling bij ; het schilderachtige het aanschouwelijke der voorstelling zijn prijzenswaardig. bij, da t valt af te de schrijver, gesteund een ijverige studie van feiten, toestanden en per sonen, er met allen ernst naar gestreefd heeft zeer onderscheiden karakters uit te .beelden. Ongelukkig staan daarnaast --- men dat ook niet ontkennen — nog al groote schrijver weet zich niet te beperken : te veel behing bijz:ikeri, verwijlt er lang bij : den van spel schaden. B wendien stootes wij nog tekortkomingen die eenigszins verwonderen bij zoo een ervaren kundig toonecldichter, nl. onwaarschijnlijkheden, a. de ontknooping tegen alle waarschijnlijkheid. de Spreken wij° liefst niet over: is geenszins te ge weest een trouwe voorstelling. te geven van het verleden: historische het . - 108i - dagen, in het verre verschiet, van de spokenstad, het zeer treffend slot. Z"nder twijfel vindt de toondichter gelegenheid genoeg om heerlijk werk voort te brengen. OorspronkelijkheId is echter de kenmerkende hoedanigheid Illet, en hoezeer ook in andere opzichten geslaagd, laat het stuk wel wat te wenschen over met betrekking tot de handeling, die vluggeren en levendigeren gang had kunnen hebben. In elk geval staat veel hooger dan het lyrisctl spro )kje H,fda uit het kabouterellwoud van denze:fden schrijver, dat eveneens een niet onverdienstelijk spel is. ofschoon wat naïef-eenvoudig van opvattilJg en behandeling. Dat de Uifé, door Fr. Gittens, een drama is met voortreffelijke eigenschappen, niet geloochend worden. De stof is Zeer boeiend en bewerkt op eelle wijze -die bltjk geeft van ongem'~elle technische kennis; de bedrijven en tlloneelen vloeien als 't ware goed UIt malkaar voort en brengen voortdurenl afwisseling bij; het schilderiJchtige en het aansch()uwelijke der voorstellnJ..g zij n prijze'lswaardig. Voeg er bij, dat op de samenstelling weinig valt af te keuren en dat de gesteulld door een ijverige studie toestanden personen, heeft zeer onderscheiden karakters uit te beelden. Ongelukkig staan - kan d,tt ook niet ontkennen - nog al gebreken. De schrijver weet zich niet te beperken: hij hecht te veel behng aan bijztken, verwijlt er te lang bij: vandaar gerektheid en langdradigheid, die aan den gang Vdn het spel schaden. B )vendien stooten wij nog op tekortkomingen die eenigsûns verwonderen bij ZI)O en kundig tnone<·ldichter, nl. onwaarschijnlijkheden, ja zelfs onaannemelijke toestanden; zoo strijdt o. a. de ontkno,lping te.~en alle waarschijnlIjkheid. En de historische waarheid? Spreken wij er liefst niet over; Ongetwijfeld is het den schrijver geemzins te doen ge~' weest een trouwe vOl)rstellmg. te geven van het verleden: De historische bijzonderheden zijn als het ware eene - 1083. -- waarbinnen hij aan phantasie vrij spel laat is het nog de geschiedenis; zij mag ongestraft om alzoo alles verwijderen wat bedoeling, schrijver den dat want, hoe eigenlijk verhindert niet het, als tooneelwerk, op groote verdiensten bogen De Schutter, wordt de stelling verdedigd ras, de afkomst, gedachten, gevoelens en weerwil de opvoeding; het ras het heele leven in ziin essentieelste uitingen. die is of en in welke mate, zullen wij het midden ook de vraag, of het door den schrijver gekozen thema om voor v(,etlicht te oplossen. Wat De Schutter heeft zijn onderwerp met veel talent bewerkt. dat een ongewonen tooneel zijn de soberheid, de kracht, de aanschouwelijkheid, de personages, natuurlijke samenspraken, de verzorgde Over het juiste der karakterteekening, het van de ontknooping meening bij leden de jury; zij erkenden garne dat het werk verschilend zal worden en lang niet iedereen zal bevredigen; er van staat verheven boven twijfel. te bespreken blijft, nl.. kinderen, R. Verhuist, maakte bij de jury den werk is van buitengewone den dichter, Niettegenstaande overtreft het, de menigte omlijsting waarbinnen hij a;m zijn phantasie vrij spel laat om tot stand te brengen wat haar behaagt, al is het nog zoo in tegenspraak met de geschiedenis; ja, zij mag ongestraft deze verdraaien om alzuo alles te verwijderen wat aan de bedoeling, de strekking van den schrijver in den weg staat. Zullen wij dat laken? Toch niet; want. hoe onhistorisch dit drama eigenlijk is, het verhindert niet dat het, als tooneelwerk, op groote verdiensten bogen kan. In Het ras, van L. De Schutter, wordt de stelling verdedigd dat het ras, de afkomst, gedachten, gevoelens en gedrag beheerscht in weerwil van de opvoeding; het ras beheerscht het heele leven in zijn es~enlÏëels(e uitingen. Of dIe stelling waar is ot niet en in welke mate, zullen wij in het midden laten; ook de vraag, of het door den schIÎjver gekozen thema geschikt mag heeten om voor het vGetlicht onderzocht te worden, moeten wij niet oplossen Wat er van zij, de heer De ::3chutter heeft zijn interessant onderwerp met veel talent bewerkt. Het ras is een stuk dat een ongewonen aanleg voor het toon cel bewijst; te loven zijn de soberheid, de kracht, de aanschouwelijkheid, de uitstekend goed getypeerde personages, de levendige en natuurlijke samenspraken, de verzorgde taal Over het juiste der karakterteekening, het waarschijnlijke van de handeling en vooral van de ontknooping was er verschil van meening bij de leden van de jury; zij erkenden gaarne dat het werk verschillend zal beoordeeld worden en lang niet iedereen zal bevredigen; maar de hooge kunstwaarde er van staat verheven boven allen twij fel. Het laatste tooneelstuk, dat nog bondig te bespreken blijft, ni. Semini's kinderen, door R. VerhuIst, maakte dadelijk bij de jury den indruk, dat het een werk is dat schier op elke bladzijde getuigenis aflegt van de buitengewone begaafdheid van den dichter, Niettegenstaande zijne tekortkomingen, overtreft het, door de menigte al de overige tooneelspefen. Iii de behandeling zijn onderwerp spreidt de kracht ten zijn stuk is stevig opgebouwd; het eerste bedrijf, bevat alle geslaagde tweede bedrijf verdient' lof : verraadt stellig hand van eenen het vijfde daarentegen is veel heele werk . wordt de toeschouwer getroffen de afwisselende levendige tooneelen, die aanschouwelijke een woelig tijdperk geschiedenis weerspie ,elen, het der hartstochten daartusschen, waarvan hij nagaat eene reeks forsig geteekende figuren. doorgaans wat frissche, kleurige taal, wat buitengewone wat fijne heer Verhuist n ig veel geëischt worden, hij veel dat zijn anders zoo arbeid wordt, die bij hem te verschoonen zijn ! Zij vloeien voort het hierboven n.iár aanleiding is de Verhuist te gemak zich zelven strenge eischen is duidelijk dat Semiai's kinderen den schrijver veel werk inspanning' gekost Maar de toestanden niet de beelden nog de dichter den arbeid heeft gezet. Vandaar eene zekere schrijden der han teling , uitweidingen den, Van drama belemmeren, episoden die zelfs denheid in gevar brengen. Vandar het niet voldoende , gemotiveerd en verdwijnen van die onnoodig stuk maken, nog op sommige plaats gemis en, het vijfde bedrijf, niet zijner uitmuntende hoedanigheden, al de overige tooneelspeten. Irt de behandeling van zijn onderwerp spreidt de schrijver waarlijk eene benijdbare dramatische kracht ten toon; zijn stuk is stevig opgeb'>uwd; het eerste bedrijf, uiterst schilderachtig, oe vat een in alle opzichten ~eslaagde uiteenzetting of expositie; het twee"le bedrijf verdient nog meer lof: het verraadt stellig de hand van eenen meester in de tooneelkunst; het vijfde daarentegen is veel' zwakker. Het heele werk door wordt de toeschouwer getruffen door de afwisselende .levendige tooneelen, die hem op zeer aanschouwelijke wijze eenwoehg tijdperk uit de Antwerpsche geschiedenis weerspie~ejen, met het bonte spel der hartsJochten daartusschen, waarvan hij de werking na~aat bij eene reeks forsig g,eteekende figuren. En doorgaans wat frissehe, kleurige taal, w.-tt buitengewone zeggingskracht, wat fijne schakeeringen! Van den heer VerhuIst m~g veel geëischt worden, omdat hij veel vermag. Hoe jammer dat zijn anders zoo voortreffelijke arbeid door gebreken ontsierd wordt, die minst van al bijhe'fi te verschoonen zijn! Zij vi linarum Neerlan· dica. ZIe op Academie. Académie Royale d' Archéologie de Belgique, te Antwerpen. Schenkt boeken aan de Academie. Zie de rubriek Tfid. schriften onder de Lijsten der aan de Academie aangeboden boeken. van (Koninklijke), (Academia Regia disciplznarum Mededeeling betr~ffende voor 1908 « ex Legato Hceufftiano >. Ltncez". Schenkt Academie. 147, 399. AFGESTORVEN LEDEN. Leden der Academie. Alberon. Auberon. Antz"llen. ARCHIEF DER ACADEMIE. Plakkaten. Asco.li. verder Graziolo Ascolz". (I) Behandelde woorden zijn bijeengebracht onder het lemma Woordregistel', dat op het Register van Zaken volgt, -- 1088 -- Auberon : de tooverdwerg Auberon, het Fransch Bordeaux. op Abrioen van B Bacteriolo; ie Scheikundige en batteriolo o-over de oesters. Bargoensch. beelden uit Beg ijnen Eene legende over den oorsprong der begijnen. Prof. Dr. C. LECOUTERE. 2I-22 134. DER Be'rooting het dienstjaar 1907. den Weled. Heer Minister Wetenschappen Kunsten goedgekeurd. 775. — Begrooting voor het dienstwar 1908. voor Rekendienst 153 -- In de Academie door de België : Fransche taal België. Zie -- van België ten dienste het middelbaar Onderwijs. Prijsvraag uitgeschreven. Een verder op Weds t raden . Regeering. Regeering. Bibliographic van Vlaamschen Taalstrijd. 3 18. Wedstrijd Landbouwbedrijf. 240, Bericht Ven-Hercmans' 1 44. Voeding, Gent. Proefnemingen aldaar gedaan. Bekendmaking de . studies door Dr. A.J.-J. VANDEVELDE, van uitgave aan te bieden. studie ingezonden. Zie op en Mededeelingen. Bescherming-skomiteit der Werkmanswoningen het arrondissement Gent. aan de Academie. 9. BESTENDIGE COMMISSIËN BIJ DE ACADEMIE. Zie Commissiën. der vier Bestendige Commissiën, sedert hunne stichting. Commissiën. DER ACADEMIE. Verkiezing onderbestuurder voor 1908. 844. Bibliographic. Bibliographic. Bibliographic der Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. heer LOUIS D. PETIT, cot.- servator der Rijks- Hoogeschool te Leiden, betreffende uitgave het ede deel van dit werk. 149-I so. den Vlaamschen door TH. COOPMAN TAN BROECKAERT. — van plakkaten behoeve Bibliographic, door den Bestendigen 947. : — Door den heer Dr. H. CLAN YS, Schoonste hindergedichtjes van Sevens. 1 53. — Door den heer Dr. L. SIMONS, over Cecilia - !O88 - Auberon: tooverdwerg Auberon, uit volksepos Huon de Bor. deaux. Zie Meester Abrioen van Trier. Bacteriolo[[ie : Scheikundige en baete· riolo,[[ische studie over de oesters. Zie verder op Oesters. Bargoenseh. Zie op Chineeschgenootschap. Beelden. Zie op Germaansche beelden uit de heldensage. Begg'nen : Eene legende OVer den oor· spro".[[ Lezing door den heer Prof. D~, C. LECOUTERE. 2 [-22 en 96-134, BEGROOTING !)F.R ACADEMIE. Be!!rooting voor het dil!1Zst;aar 1907. Door den Weled. l\Iini.ter van Weten. schappen en Kunsten goedgekeurd. 775· Begrootinf( voor het dienstJaar 1908. Door de Commissie voor Rekentlienst aangenomen. 153 - In de Academie ter tafel gebracht en, na kennisneming, doorde Vergadering goedgekeurd. 154. Belgzë': Achteruitgang der Fransche taal in België. Zie op Fransche taal. Geschiedenis van Belgzë' ten dz"nste van het mz'dde/baa?' Onderwg·s. Prijs. vraag voor 1907 uitgeschreven. Een antwoord ingekomen. Zie verder op TVedstrg·den. Belgische Re,[[eering. Zie verder op Regee. ril137-1'y, 94 1-943. Zie TentoonstellL1',!{ van boekelI. der Academie .. Jaarlijk-ch \'~,_ sLtf: door <..len Be~tendigen Sfcre!ari~. 154. 160-162. Zie verder op lvederduitsc!le IJJ"" van Antwerpen. BOURY : KAREL BOURY -FONDS. te Brugge, van, juffrouw BOURY. medestichtster Fonds. 935 937. Zie het Register van Personen, op Brabant : Vlaamsch-verder Sagenboek. Bremen. Stadtbiblíothek. LEDEN. Zie verder op Lidmaatschap der Academie. BRIEVEN. Ingekomen brieven. 1 3 -1 5, 1 49- 151, 250-2J3, 3 2 4-3z6, 399-402 , 5 83- 584, 603-775, 839-840, 944- 3. -F. Willems Academie. Weled. Heer Minister verleent machtiging tot het herdrukken reeds afgedrukte het formaat door Bestendigen Secretaris Brooddeeg: Over de werking van Koolhydraten op van het Aan de Academie door de HH. i)r. A.J.-J. VANDEVELDE BOSMANS ter uitgave verhandeling. -- Verzonden, advies, Bestendige Commissie voor Taal- Letterkunde. 955. -- Commissie stelt voor die verhandeling uit geven, als deel uitmakende Reeks wetenschappelijke studies, in Verslagen en Mededeelingen vroeger reeds werd aangenomen. 956. — studie I045 -1071 : den invloed van en op de Broodgisting. ae Academie veeren A.-J.-J. VANDEVELDE MAssoN ter. uitgave aangeboden verhandeling. 511. -- Naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde om advies verzonden. . — De Commissie uit.; den wensch, dat, bedoelde studie in de en Mededeelingen opgenomen Academie sluit zich bij dien wensch aan. 513. — De studie uitgegeven. 566-576. College- van burgemeester en. der Brussel. Betuigt. voor uitgaven de stedelijke 14-15. BUITENLANDSCHE EERELEDEN. verder op der Academie. C Camera Obscura van Hildebrand (NIc.. BEETS). Potspel. voor openstaande plaat-- sen eere- en briefwisselend lid. Zie op Lidmaatschab der Academie.. « Cartabellen. » Zie hoortabellen. Cecilia naar den Franschen Letterkundige mede SIMONS. 255. Chineesch genootschap : Zoogezegd Chineesch genootschap tot het verspreiden van het Bargoensch, Gent. aanplakken , . oog op den Vlaamschen Taalstrijd, te worden.. Bestendige Secretaris, na vruchteloos getracht hebben een exemplaar bekomen, laat het stuk photographeeren van de Btbliographie van den Vlaamschen Taalstrijd. 947-94 8. -- BOURY:KAREJ, BOURY -FONDS. Brugge, van. Juffrouw MARIE BOURY, medestichtster van het Fond" 935 937. - Zie het Ref'ister "an Boury. Brabant: Vlaamsch-Brabant. Zie verder op Sagen boek. Bremen. Zie op Stadtbzöliothek. BRIEFWISSELENDE. LEDEN, Lzdmaatschap der Academie. 13-15, 149- 15 I, 253, 324-326,399-4°2,583- 584,603-605, 77 5, 84°, 944· Brieven aan J.·Uitgave der Academie. De Weled. H eer Minister van Wetenschappen en Kunsten verleent machtiging tot het herdrukken der reeds afgedrukte vellen, in het nieuw formaat door den Bestendigen Secretans voorgesteld. 604. Over van Kool· hydraten op de gisting van het Brooddeeg. Acu6-5;6. Brussel : College' van burgemeester en schepenen der stad Brussd. Betuigt zijnen dank aan de Academie vnor de toezending harer uitgaven aan de stedelijke Normaalschool. 14-15. BUITENLANDSCHE EERELEDEN. Zie verderop Lidmaatschap Acadcmze. c Camera Obscura van Hildebrand Nlc~ Zie op Potspel. Candidaten ,'oor de openstaande plaat-" s, • Ledikant " varianten. 184. Id. door den heer EDW. GAILLIARD, over het woord « Imparat • UIt onde Vlaamsche oorkonden. 268 en 275-3°0. n. BESTENDIGE COMMISSIE VOO!!. NIEUWERE TAAL- EN LETTERKUNDE VerkieZing: Verkiezing van een lid der Commissie, tot vervangmg van wijlen ALFONS JANSSENS. Voorgestelde candidaten. 19-2'). - De heer Ur. MUYLDERMANS wurdt verkozen. 20. - Id., tot vervanging van wijlen Dr. AM. DE Vos. Voorgestel,le candidateo_ 152'153. - De heer OAlER \VATTEZ wordt vel kozen. 198.199. Verslag over het Van de Ven-Heremans' Fonds: Verslag over de werkzaamheid betreffende de VAN DE VENHEREMANS' STICHTING en dezer geldel ij ken tuestand. DIenstjaar 17 en 141-143. - Ter uitgave aangeboden verhandelingen n'lar de Commissie, om advies, verzonden: ...^. LO92 ^. a.) Levensbeschrrjving van Karel-Lodewijk Ledeganck, door den heer OKTAAF STEGHERS. ,197. Zie verder op Ledega nck. b.) Nederlandsche Taalgids of Bandiet= ding.voor de kennis van de beschaafde schr^f, en spreektaal, den heer C. H. PEETERS, uit Schaffen bij Diest. 776 777. -- Zie verder op Taalgids. c.) Over den invloed van hulpmeel en hulpgist op de broodgisting, door de Meeren Dr. A. J.J. VANDEVELDE en J. 5 12. -- Zie verder op Broodgisting. Schtikundige en bacteriologische studie over de oesters, door den heer Dr. A.-j. -j. VANDEVELDE. — Zie verder op Oesters. e.) Over de werking van op gisting - van het brooddeeg -, de heeren Dr. A.-J.-VANDEVELDE en L. 955. -- Zie verder op Brooddeeg. III. BESTENDIGE COMMISSIE VOOR GESCHIEDENIS. BIO- EN BIBLIOGRAPHIE. Bestuur : Bestuur het tijdperk 1908-1909. Verkiezing. 842-843. -- Ter uitgave aangeboden vei handeling naar de Commissie, om advies, verzonden : van verhandeling over het Rentestelsel der zes laatste eeuwen, Academie aangeboden door den heer CL. BuvE, pastoor te Bost, onder Thienen. 16-17. -- Drie commissarissen ,na inzending van het stuk, er verslag over uit te brengen. 16-17. — De verhandeling later aan de Academie aangeboden onder den titel : ,Kredietmid = en Geldplaatsing tijdens de Middeleeuwen. Zie verder op Kredietmiddelen. Lezing : Jhr. Dr, KAREL DE GHELDERE : Bene zonderlinge legende. IV. BESTENDIGE COMMISSIE VOOR HET ONDERWIJS IN EN DOOR HET NEDERLANDSCH. van Januari — 20 Maart. 197-198. - van Juli. 513. — Id., van 25 September. 609-610. r- Ter uitgave aangeboden verhandelingnaar de Commissie, om advies, verzonden : Nederlandsche 7aalgias of Handleiding de kennis van de beschaafde schriy -• en spref.ktaal, H. PEE] ERS, Diest. 77 6-777. — Zie Taalgids. -- Handelingen der Commissie : Bijblad Verslagen en Mededeeiivgen. orgaan der Commissie. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1906, van zaken, blz. kol. 2, rubriek der Commissie. — Een proefnummer overgelegd. uitgave bepaald vastgesteld. het Bijblad verspreiden. 198. -- Uitgegeven handelingen 1 : aanleiding der Spellinghervorming, JULIUS MAC LEOD. 301-304. Nr 2 : onderwijs moet taalonderw ijs CLAES. 304-306. 3 : Lager Onderwijs moet alleonderricht taalonderricht door SEGERS. 306-312. Nr 4 : Examen van Kantonalen . van het Lager Onder-- w41s, G . Nr,5 : het dicteergin en het opnemen leergangen, Am. '877- - J;°9~- l..evensbesck1!fjvingvan Karel-Lodt!1L'ijk heer OKTAAF STEG HERS. 197 • - Le· deganck. of Handlel~ ding'1JOor de kennz's van de beschaafde sckrijf- jpreektaal, door heer PEETERS, 776777. - Zie verder TaalgIds. invloed vankulpmt!t!l en hulp gist oP de broodgisting, heeren Dr. A-J.-VANDEVELDE MASSON. 511-512. - Brood..l{lStzng. d.) Schdkundige en bacteriologische studie oZ'er tie oesters, heer A.-J.-J. VANDEVELDE~ 608. - OesterS. werking van koolhydraten op de gifting van het brooddeeg, door heerell Dr. A. -J .-J. V ANDEVELDE L. BOSMANS. - Zie verder lIl. BESTENDIGE COMMISSIE VOOR GESCHIEDE!\ IS. BIO- EN BIBLIOGRAPHIE. Bestuur: Bpstuur voor het lIjdperk 1909_ Verkiezing. 843. - uitg"1Ve aangeboden ve, handeling de Commissze, om advies, verzonden: Ontwerp van verhandeling het der ze" laatste aan de Academie aangeboden heer CL. BuvÉ, pastoor te onder 16-- Drie commissanssen .. angesteld, om, na in. zending Van het stuk, er verslag over te bren~en. 16·- De verhandeling lakr aan de Academie aangeboden ol,der den titel: .K1"edietm"d~ delen en Geldplaatsing tijdens de llltddeleeuwen. - verder Kredtelmzddel'en. -Lezing: Lezing door den heer Jhr. Dr. K.AREL DE GHELDERE : Eene zonderlz'nge 18 en 23-95. BESTENDIGE COMMISSIE VOOR HET ONDER,YIJS IN EN DOOR HET NEDERLANDSCH. Verslagen: Verslag over de Vergadering van 16 Janu~ri 1907. 18. - Id., van 20 Maart. 197-198. - Id., 17 - 25 Septem ber. 6°9-Ter uitgaz'. aangebod, n verhandelingnaar de Comnlüsie, om advies, verzonden: Nedt'rlandsche 7aa/gias of Handlezding voor de kennis van de beschO'ifde schrijf-· en spre,ktaal, door den heer C. H. PEEl ERS, te Schaffen bij Dies!. 776-777. - Zie verder op 7aalgzds. Handelmgen der Commz'ssie : Bijblad tot de Verslagen en JWededeeii1"gen. Eigen orgaan der Commissie. (Zie Vt:rsZ'lgen en Mededeelz'ngen, 1906, Register vau zaken, blz. 991, kol. 2, runriek Handelingen der Commissie.) - Een proefnummer overgelegd. De wijze van uitgave bepaald va;tgesteld. Hoe het B[jb/ad te ver.preiden. 198. Uztgegez'en hanaelingen : Nr I : Naar aanlezding der Spellinghervorming, door Prof. Dr. JULJUS MAC LEOD·301-304· Nr 2: Alle onderwijs moet taalonderwijs zijn, door D. CLAES. 3°4-3°6. Nr 3: In het Lager Onderwijs moet alle onderricht taalondt'rrzeht zijn, door G. SEGERS. 3°6-312. Nr 4 : Het Examen van Kantonalen Schoolopziener van het Lat:er Ondcrw9s, door G. SEGERS. 312-317. ~~S : Over het dü:leeren en het opnemen van leergangen, door AM. Joos. '877- 882. boden -- 1093 — Nr : Utilitarismus in het Onderwijs i door GUSTAAF SEGERS. 883-934. V. COMMISSIE TOT HET VOORDR AGEN VAN CANDIDATEN Academie. (Briefwisselende Leden Eereleden.) Voorstel door het Bestuur, de benoeming van die Commissie te vervroegen. Dit voorstel door de Academie aangenomen. 18-— Benoeming der Commissie voor 1907. — Verslag namens de Commissie. 333 - 334. VI. COMMISSIE voor PRIJSVRAGEN : Commissie belast met het voorstellen van uit te schrijven Prijsvragen. Benoeming dier Commissie voor 1907. 517. --- Verslag van 21 Juli, heer LOOPMAN, secretaris der Commissie. verslag de heeren werkende Leden vertrouwe lijk overgemaakt. Lezing van het verslag. — De Academie de Lijst ijven prijsvragen vast. der uite schr 596. — Naar de Commissie verzonden : voorstel tot uitschrijving van eene Prijsvraag voor het bewerkeu van een Medisch Woordenboek. 15-16, 3 2 4-3 5. VII. COMMISSIE VOOR REKENDIENST, voor 1907. Benoeming. -- Vergadering t8 Februari 1907. De Commissie goed : 1°) de Rekening over dienstjaar 2 °) Begrooting voor dienstjaar 1908. 1 53. Compagnie : Oostindische Tentoonstelling 2. Congressen : X° Vlaamsch en Geneeskundig op Natuur en. Geneeskundig- — Congres des Sciences historiques, te Duinkeike, op 14 Juli 1907 en volgende dagen te houden. De heeren K. DE FLOU en G AILLI.ARD belast de Academie op dat Congres te vertegenwoordigen. 329. -- Verslag betreffende eenige werkzaamheden van deze geleerde vergadering, door den heer 508-509. Cornelis Everaert. Zie op curaçao (liet eiland). Zie op Antillen. D Mededeelingen aan dagbladen en tijdschriften. 5 84-5 8 3. Videnskabernes Selskab (Konge Vestre Boulevard, 35, te Kjobenhavn. Schenkt boeken aan ue Academie. 1o, 501-502. Zie op — Sj5aansch dialect. tongval. (Romnansche). Aan de Acadeinie hare geldelijke tusschenkomst geraagd voor het stichten eener Fondatione Graziolo Ascoli, tot bevordering der Romaansche dialectstudie. 402. Zie op Wedstrijden. opnemen van leergangen. Voordracht door den heer Doos, de September-vergadering van de Bestendige Commissie voor Onderwijs gehouden. blo, 877-882. DIENST VAN VERZENDINGEN de uitgaven der kadem ie. Zie op Uitgaven. Zie op Kalenders. Driejaarlijksche Wedstrijd Nederlandsche tooneelletterkunde. Zit verder Staatsprijskampen. - 1°93 - ~, 6 : Het Utili1arzsmus in het Onderwy's, GUSTAAF SEGERS. 883-934. V. COM~!JSSIE TOT HET VOORDRAGEN VAN CANDIDATEN voor het Lidmaatschap der Academie. (Briifwl"sselende Ledtn en Buitenlandsche Eereleden,) het Bestuur, de benoeming van die Commissie te vervroegen. Dit voorstel door de Academie 18-19. Benoeming der Commissie.voor Ig07. 158-159 - Verslag namens de Commi, sIe. 333'334. VI. COMMISSIE PRIJSVRAGEN: Commissie belast met het voorstellen van te schrijveu Prijsvragen. Benoe· ming CommIssie voor 1907· sl~. - Verslag van 2 IJ uli, door den heer TH. COOPMAN, Commissie. Dit ve"lag aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk overgemaakt. 586. - Lezmg van het verslag. 586. - De Academie stelt de Ly'st der uz"! te schrijven prfj.~vragen 586, 589-- Naar de Commz"ssie verzonden: Het uItschrijving van eene voor bewerkeu van een Nederlandsch Jlfedisch Woordenboek. \5- 10,32 4-3 2 ,. VII. COMM[SSIE VOOR REKENDlENST, Ig07. BelJ6·822. Gemeenteverkiezingen van 1907, te Gent. Piakkaten met betrekking tot del! Vlaamschen Taalstrijd "Isdan aangeplakt. 94i. Plakkaten. Geneeskunde en Geneeskundis Congres. Zie op Natuur- en Geneeskut.dlg Congres. Genootschap. Zie op Chineesch. Genl?otsc~ap der Wetenschappen. Zeeuwsch. Genoot"chap: Historisch Genootschap te Utrecht. Schenkt boeken aan de Aca· demle. 10, 581'GenfJot,e1zap van Geschied., Oudheid- en Täalkunde. Friesch .. Gent: Gemeentebestuur der stad Gent. aan de Academie_ 19°.(9[. Gent voorwaarts. zijn Academie. 9. Gentsche Hoogeschool. ZIe Hoogeschool. Genlsche tonfval : De Gentsc'he tongval. door den heer JAN BOT1CHERIJ. 6[ ['732. Germaansc!'e beelden uit de heldensage, den heer 01iER WA "EZ. Gedicht; De Sage van den Zwaanridder, vervolg op 20[-Germanismen: Lijst van de Germanismen die heden gebruikt 'worden door de Noord- en Zuldnederlandsche schrijvers. Prijsvraa~ 10°7 uitgeschreven. 15S. Geschiedenis, B,D- en BiblzD!!raphz'e. Zie Commzsslë'n : Beslend(!{e Commissie ?Joor Ge.\·c·hz,·dcnzs, BIO- en BibliograPh,' e. Geschzedenis van Belgzë·. Zie BelgIë'. Geschrzften door de Leden der Academie ui(fegeven. Vervoig lij,ten, Jaa,boeken 1887, 1888, [905 ver· schenen ziju. Gesellschaft. Typenkunde. Gewesttaal. Dialect. Gisting. Brooddeeg en op Broodgisting. 's-Graverzhage. Bibliotheek. Graziado Ascoli: F'ondazione -. op Societa Filologica Romana. — 1 096 -- Groeninge (Feestcomiteit te Kortrijk ingericht, tot onthulling van het Gedenkteeken op hetGroeninge-veld).Schenkt een boek aan de Academie. 9. H Handelingen Bestendige -ht t in door het Nederiandsch. Zie op Biblad onder Lezingen. Handschriften : Nederlandsche handschriften. photographeeren daarvan. de Academie van photographie-met omkeerprisma. 952-954. Reproducties van handschriften. zulke reproducties ten van Academie leggen. Hasseltsch dialect : Het Hasseltsch dialect. Lezing door Jhr. Ridder DE CORSWAREM. 159 en 163-176. Heldensage. Germaansche beelden uit ae heldensage. 's-Hertogenbosch. verder Provinciaal Genootschap. Het woord IMPARAT, oude Vlaamsche oorkonden. Lezing den heer GAILLIARD. 258 en Hiel : Emanuel Hiel's Gedenkteeken. Hiel's Co miteit. Iliel's Comiteit, Schaarbeek. Noodigt Academie uit zich bij de Onthulling Emanuel Hiel's Gedenkteeken te vertegenwoordigen. 775. — Schenkt een boek aan de Academie. 93 8 . Historisch genootschap. Zi e op Genootschap. Historische der Provin Westfalen. Zie Konimission. Historisch-literarischer Zweigverein des Vogesen Zie Zweigverein. Hoofdrederkkamer Het Kersouwken, te een Onderwijs Onderwijs. Gent. Hare tusschenkomst de toelage voor de Bibliotheca Manuscripta van den W. DE VREESE. -- Noodzakelijkheid de vervlaanischinz der Huogeschool te Gent. Prijsvraag voor 1907 uitgeschreven. Geen 157. chool te Leuven. Schenkt een bock aan cie Academie. 147. L'acantzet ergangen —Z:ie ver der op Vacantieieergangen. Zie op Zie I Zie op Leuvensch Idioticon. voor Vereenvoudigers : Roosevelt's Lezing Goor- den heer Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN. 257 en 262- 274. Imparat : Het woord IMPARAT, uit oude Vlaamsche oorkonden. Lezing door den heer EDW. GAILLIARD. 25.8 en 275.300. Incunabelen. Zie op Inrichtings-tot oprichting van aan E. Hiel. Schenkt een boek aan de Academie. 938: - 1: 0 96 - Groeninge (te Kortrijk ingericht, onthulling van Gedenkteeken 5chenkt een der Bestendige Commissie voor hd Onderwijs in en door het Nederlands~h. ZIe Bijblad en onder .lIandschriftell : Nederlandsche handschriften. Het photographeeren daar· van. Aankoop door de Academie van een photographie·toestel met omkeer· prisma. - Reproàucrû:s van handschriften. Eene verzameling van zull,e reproducties ten behoeve \'an de Academie aan te leggen. 953-954. .lIasseltsch dialect: Het Hasseltseh dialect. Lezing door Jhr. Ridder DE 159 en 1°3-Zie op buiden ae heldensage. s.Zie verder op Prov2ndaal Genootschap. woord lMPARAT, uit oude Vlaamsche Lezillg door den heer EDW. GAILLIARD. 258 en 275-300. lIiet: Emanuel Hiel's Gedenkteeken. Zie Hzd's Comiteit. JIlet's te Schaarbeek. Noodigt de Academie uit zich bij de OnthullIng van Emanuel Hlel's Gedenkteeken te laten venegenwooraigen. 775. Schenkt een boek aan de Academie. 938. Ristorzsch genootSChap. Zie boven op Genootschap. Historische Kommission der Provin:; 'Wt-sifalen. Zie op Rommission. Hzstorisch-litaarischer Zweigverem des Vagesen Clubs. Zie Zwergverein. Hoo.fdreder.ijkkamer Het Kersouwken, te Leuven. Schenkt een boek aan de Academie. 397. Honger Onderwi/s~ Zie op Onderwg·s. Hoogeschool, te Gent. Hare tus,chellkomst in de toelaj:e voor de Blbliotheca: Neerlandica Manuscripta van den heer Dr. W. DE VREESE. 251. Noodzakelijkhdd van de vervlaamsch/ nlt der Hoogeschoot te Gent. Prijsvraag voor 1907 uitgeschreven. Geen antwoord ingekomen. 1S7. Hooge!Chool (Kathol.) te Leuven. Schenkt eeu Outk aan Oe AcadelllÎe. 147. - Zie veràer op f'acantieuet gangen: Nederlandsche Vacantieteergangen. Hulpgist. ZIe op Broodgisting. Hulpmeel. Zie op Broodgisting. Idioticon. Zie op Leuvensch Idzotû;on. Iets voor Vereenvoudigers : Roosevelt's fiasco. Lezing aoor den heer Mr. A. PRAYON·VAN ZUYLEN. 257 en 262- 274, Imparat: Het woord 1lI1PARAT, uzt oude Vlaamsehe oorkonaen. Lezmg door den heer EDW. GA1LUARD. 258 en 275'3°0. Incunabelen. Zie op Typenkunde. Inrichtings-Comiteit tot oprichting van eengeaenkteeken aan E. Hzel.~chenkt een boek aan de Academie. 938. Et097 s Jaarboek : Portretten van afgestorven Leden voor 'hot Jaarboek. V4. ensch door verschillende heereu Leden geuit, betreffende het laten maken portretten, zooals vroeger, Belgische graveerders. — Bestendigen Secretaris : Academie de graveerkosten; bij den toenmaligen Kunsten gedaan, van het betalen daarvan worden, de Academie de photogravuur van hand gewezen; hoezeer het te betreuren is Academie zich nogmaals met photogravuren moeten behelpen ; bedoelden niet kan vereenigen ; het Bestuur echter aan Vergadering overlaten. 402-404.— zich bij photogravuren te ,404-405. *** Jaarboek voor 1907. Den 31 Januari at pets gekomen. 151. — Verzending. 151. ** Jaarboek voor 1908. Levensbericht van ti .-J. SCHIMMEL, buitenla , eerelid. heer OMER. WATEZ verklart zich met het schrijven daarvan willen belasten, heer Prof. Dr. W. DE VRESE. 198. dit zullen nl. verschijnen °) Dietsche kalenders n" 3 Reeks tabellen betreffende ieder der Bestendige Commissiën. 3°) Lijst , . sedert. de , derAcademie. 4°) Wedstrijden. 5e) door heeren' Leden de vorige Jaarboeken: verschenen. 405, 950. Medeueeling vijf door den Bestendigen Secretaris. 948-950. *** Jaarboek voor 1909. In dit Jaarboek z,i verschijnen : Levensberzent Baton DE BETHUNE, overlenen ;Maart 1907. Het schrijven daarva n. LOU opgedragen. volgende het voor 1908 aangekondigd, zullen het Jaarboek 1.909 verschijnen : 1°) Levensbericht van DEL.CROIX, overleden 4 October heer TH. Coop- MAN ; -- 2 ° ) Levensbericht van Dr.. AM. DE Vos, 4 November door den heer Prof. JULIUS OBRIE; 3°) Levensbericht van SCHIMMEL, eten 14 November- 1906, door den heer OMER W ATTEZ, ) AARI IJKSCHE PLECHTIGE VERGADERING: heer Prof. Dr. MULLER weten dat hij zal spreken Cornelis Everaert's Spelen. 252. — De Weled. heer Gouverneur Oost- Vlaanderen voor die vergadering, groote feestzaal het Gouvernementshotel beschikking der — van het Programma. 333. — vergadering houden. 412. — Verslag over dih vergadering- : Aanwezige Leden. 415. — [>097 - J afgestorven Leden voor het Jaa.rlioek. v. duor v~r,chiliende he"reu Leden genlt, betroffende het laten maken van zulke ponreUen, zooals vroeger, door Belgische graveerders. 402. - Verslag door den Bestendigen Secretaris : aandeel der Academie in de graveerkosten ; stappen bij den toenmaligen Minister van Schoone Kun· sten gedaan, om v .. n het betalen daar· van ontslagen te worden, de Academie verplicht zijnde geweest tot de phologravuur hare toevlucht te nemen; de vraag der Academie van de hand hoezeer het te betreuren i, dat de Academie zich nogmaals met pholOgravuren zal moeten behelpen; waarom het Bestuur zich met bedoelden wensch niet kan vereenigen ; het Be,tuur wil Echter de beslissing aan de Vergadenng overlaten. 402-404. - De Academie beslist zich bij photogra. vuren Ie houden. 404-4c5. Jaarboek D"n 31 van ûe pe"gekomen. 151. - Verzending. [51. ~ * * Jaarboek V<1n tj.-J. ~CHI~[MEL, afgestorven buitenia ,dsch eereltd. De heer OMER W ATTEZ veridaart zich met het schrij· ven daarvan te willen belasten, in de plaats van den heer Prof. Dr. W. DE VREESE. /98. In dit Jaarboek zulle'l nl. verschijnen: la) Diet,che kalenders n" 3 en 4. 2°) Reeks ta Dellen betreffende ieder der vier 8estendlge Cam missiën. 3~) Lijst der werkende Leden sedert de stichting der .Academie. 4·} Algemeene lijst der \Vedstrijden. Se) Lijst der werken door heeren Leden der Academie uitgegeven. Aanvulling der lijsten in de vorige Jaarboeken 4°5,95°. Ni edeoeeling betreffende die vijf stukken door den Bestenuigen Secretari,. 948'95°. * *,. Jaarboek ditJaarboek Z • .l vtlM;h1Jntn : Levensberzcnt van BolDn DE BETHUNE, overIeoen den 24 Maart 190]. Het schrijven daarvan aan den heer K. DE 1< LOU opgedragen. 256. (De volgende Levensberichten, eerst voor hel Jaarboek voor 1908 aangekondlgd, zuilen in httJaarboek voor 1909 ver,chiJnen: I') Leven,bencht van DES. DEl.CRO[X, oveneden den 4 October 1887, door den heer TH. CooPMAN; - 2°) Levensbencht van Dr. AM. DE VOS, overleden den 4 No,em· ber 1906, door den heer Pruf. Mr. JuLlUS OBloven op Dialectstudie. Roosevelt' s fiasco." Iets voor Vereen1Joudl~ gers, Roosevelt's fiasco. Lezing .door den heer Mr. A. PRAYON'VAN ZUyLE,;. 254 en 262-274. RUILDlENST : RUILUW VAN DE Versla· gen en iWededeelingen TEGEN TIJDSCHRIFTEN, Ontvangen tijdschIiften. 13, 149, 194, 25°,3 23-324, 398-399, 5°35°4,583,602-6°3, i74-775,8.!8- 839,943-944, -" 607·608. s Sage." De Sage van den 'Zwaanridder. Lezing heer OM ER WATTEZ. 199-200 201-234. Sagen boek valt Vlaamsch·Brabant. Prijsvraag voor 1907 uitgeschreven. Een antwoord ingekomen. Zie verder op Wedstr&'den, Salomon en Marcoifus. Voordracht door den heer Prof, Dr. W. DE VREESE, over het Nederland.che volksboek va;' Marcolfus. 587'588. Schatkist ('s Lande') Storting in 's Lands Schatktst, UIt hoofde UItgaven, gedurende afgeloopen dienstjaar J 906. voor rekelltng 'Academie verkocht, 252. Scheikundige m bacteriologische studie OVer de oesters. Zie op Oesters. SchoolopZiener : Kan/onale Schoolopziener van het Lager Onderwijs, Het Examen van Kantonalen Schoolopziener vun het Lager Onderw&'s, het oog de belangen VJaamsche onderwijzers. Opstel door den heer G, SEGERS 10 de Bestendige Commissie voor het Onderwijs voorge< 1r3gen. [8, 198, 312-3[7. - De Commissie stelt aan Academie voor -- r i a6 -- dienaangaande- een .schrijven aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Ziken en Openbaar Onderwijs te sturen. _198. -- Ontwerp van brief goedgekeurd. 333. Antwoord van den Weed. Heer Minister. 402. Schriften door de Leden der Academie uitgegeven. Zie op Geschr ften. Schrijvers : Zutdnederlandsche Schrijvers. Zie op Uitgaven der Academie. Selskab. Zie boven op Danske Videnskabernes Selskab. Societa Filologica Romana (Roma, 6. Vicolo S. Nicoib da Tolentino). Vraagt de geldelijke tusschenkomst der Academie voor de Fondazione Graziado Ascolt: 402. Société d'Archéologie de Bruxelles. — Schenkt boeken aan de Academie. 246. • Société d'Emnulation pour ?etude de l'histoire et des antiquités de la Flandre, te Brugge. Schenkt boeken aan de Academie. 547, 246, 321, 5O 1 , 598 , 77 2- 773. Société de Statisti'que, de Marseille. Schenkt een boek aan de Academie. 397. Societe historique et archeologique dans le Limbourg, te Maastricht. Schenkt een boek aan de Academie. 246. Spaansch dialect : lets over het Spaansch dialect der Antillen, met betrekking tot de Neder landsche woorden die er in eoork..men.' Lezing door den heer EDW. GAILLIARD. 845-846. Spelen. Zie op . veraert (Cornelis). Spelling : Het vraagstuk der Spelling. Naar aanleiiing daarvan, Iets voor Vereenvouiiz ers : Roosevelt's fiasco. Lezing door den heer Mr. A. PRAYONVAN ZU YLEN. 257 en 26.1-274. Bedenking, door den heer K. DE FLOU. 257-2 58. Spelling : Engelsche .spellink. De pogingen door President Roosevelt àangewend, om de Engelsche spelling te vereenvoudigen : Iets voor Vereenvoudigers. Roosevelt's fiasco. Lezing door den heer Mr. A. PItAvpX-VAti ZUYLEN. 257 en 262-274. Spelling-hervorming: Naar aanleiding der Spelling-hvrvorming. Lezir;g door den heer Prof. Dr. Jur ius MAC LEOD. 301 -304. -- Cfr. Spelling hierboven. -3TAATSPRIJSKAMPEN. - Driejaarl jksche Prijskamp voor Nederlandsche Tooneellrtterkunde. Zeventiende tijdvak: 1904-1906. — De prijs aan den heer RAPHAEL VERHUIST, uit Antwerpen, toegewezen. De Academie beslist, ingevolge het besluit in hare vergadering van 19 Juli 1905 genomen, den heer VERHUIST, op de plechtige vergadering van 2S )uni 1 9 0e8e, n verguld eeremetaal met diploma te vereeren. 776. — Verslag. 1072-1086. Stadtbibliothek zu Bremen. Schenkt een boek aan de Academie. 502. Statistique. Zie op Société. Straatroepen. Prijsvraag, voor 1 9 0o7,v er de Straatroepen uitgeschreven door de Vereeniging voor Noord Nederlands Muziekgeschiedenis. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1906, blz. 143-146.) Mededeeling over den uitslag van den wedstrijd, 326. Student : Redactie van De - Student, te Lter. Schenkt een boek aan de Adademie. 599. Studies van wetenschappelijken aard in de Verslagen en Mededeelingen op te 1107 Berrien. Voorstel door deu Bestendigen Secretaris. Zie verder op Verslagen der Boeknijverheden Sian Oost te Gent. Uttnoodiging-Vlanderen, tot eene door haar ingericht. 584. Taalbeweging Vlaamsche Taalbeweging. Graaf von Oppersdorff, lid van te Berlijn, verzoekt om inlichtingen Viaamsche Taalbeweging. 325-326. Letterkunde (c'liddelnederlandsc. he). Bibiioj raphie. : Nederlandsche Taalgids of Handleiding voor de kennis van de beschaafde schr ijf en spreektaal. den heer C. H. PEETERS, uit Schaffen . Diest, ter uitgave aangeboden verhandeling. advies verzonden naar Commissie Nieuwere Taal- en Letterkunde naar die voor het Onderwijs in en Nederlandsch. S13. - Verslagen over die verhandeling uitgebracht. De Academie beslist dat zij de en Mededeelingen zullen opgenomen 776-777. -- Zie de verslagen op blz. 823-82b. Taalkunde : Lijst de Germanismen — Nederlandsche Taalkunde : Repertorium der Nederlandsche Taalkunde. Prijsvraag 1907 uttgescnreven. Onbeantwoord gebleven. Taalonderwijs. Taalondr rzvijs : Alle onderwijs moet taalondez. wijs zijn. door den heer DES. CLAES. 304-306. — in het Lager Onderva Intact allenderricht taalonderricht zijn. Lezing door den hear G. SEGERL. 306p312. Taalstryd. - Btblio. -raphie van- den Viaa mschen Taalstrijd. TE DEU I. 2f Juni. 565, 04. - Op is Novem oer. 839. Tentoonstelling van boeken. Zie op Vacantieleergangen. Tentoonstelling van Ex-libris en van documenten betreffende ; de, stad, Oostende de Oostindische Compagnie, Gent. Uitnoodiging.. uitgave aangeboden verhandelingen. Oommissrën. TIJDSCHRIFTEN: Maandelijks voor de Boekerij der Academie zngekan*in tildschriten. 8-9, 147, 190,- 245-246,-396, 501 , 581, 598 , 77 2, 828-829, 938. Tongval: De Gentsche Tongval. Lezing door den heer BOIJCHER]J. 611-Erasmus. (Nederlandsche). Staatsprijskampen. Typenkundc : Gesellschaf t fiir Typenkunde des XV. , fahrhuncter.. ts, der Het de Academie als tot deze Vereeniging zal toetreden. van Gesellschaft; onder leiding de onderneming staat. 951 -952. U Uitgaven der Academie. VERZENDING. verzending uitgaven Academie werkende en Leden,-- Ministerie van Wetenschappen. . ten behoeve van verschillende inrichtingen, door-tusschen- - - oemen. den Bestendigen Zie verder opVerslagen en Mededeelingen. Syndicaat del" Boeknijve~hedm '/Jan OostVJaanderefl, UllDoodiging tentoonstelling ingericht. 584' T 7'gRlbew~gillg,: Vlaamsclze Taalbeweging. VOD OppersdoIlf, hd vall den Rijksdag te Berlijn, verzoekt om inlichtmgen over de Vlaamsche Taalbeweging. Taal- en Letterkunde (Midde/nederland. schei. Zie op Bibllographie. Taalgids : Nederlandsche Taalgids oj' HanJlezding voor de kennz"s Van de beschaaj'de schrf;f- en spretktaat. Door den heer C. H. PEETERS, uit Schaffen' bij Diest, ter uitgave aangeboden verhandelwg. Om advies verzonden Daar de Bestendige Commis,ie voor Nieuwere Taal- eD Letterkunde en Daar die voor het Onderwijs in eD door het Nederlandsch. 513. - Verslagen die verhandeiing: 'llitge .. bracht. De ACädemie beslist dat zij in de Verslagen en Mededeelingen zulieD opt(eDomen worden. iifJ-777 - Zie de verslagen op biz. 823,820. Taalkunde: Lf;'st van de Germanisme1t Zie op Germanismen. Nederlandsche Taalkunde : Reperto,., ·um der Nederlandscke Taalkunde. Prij-vraag voor 1907 ultgescnreveD. Onoeantwoord gebleven, 155. Taalonderricht. Zie op Taalonde1'''wf;'s. Taalondfrwf;'s: Alle onderu'f;'s moet taalonde/, wiJs zijn. Lezing àoor den he~r CLAES. 3°4'306. In het Lage1'Omier1Jiijl m~t alle onderricht taalonJerrirht::ijn. dool' den heer G. SEGEkS. 309~112. Tûalstriid. Zie- op Btbtûlll'raphü '/,Jan den VlaämstkenTatÛllrV·ti.· n DEtJM. Op :1 f Juli. SÓ5, ~S4. 15 Novemoer'. Tentoonstellz'ngva" boeken. Zill Vacantieteerçangen. Tentoomtelling va" Ex-ti'bris en 'Van documenten betreffende, de stad Oostende en Oostzndlsckc Com.pagnle, te Gent. Ultnoodiging. 584. Ter uitgave aangeboden verlland,lingen. Zie op Commisslé'n. TI]DSG~RIFTEN: iVJaandelijk8 voor de Boekerij der Academie mgekomtn tijdschriften. 8-9, (47, 190 ,245'246,396, 5°1,581,598,772,528.829,938. Tong'lJal: De Gentscke Tong'liat. heer BOUCHERIJ. 61l-732. Tooneel. Zie op El'asmus. Tooneelletterkunde (Nede1'landsdte). Zie boven op Staatsprf;·skampm. Typenkund& : Gesellichaj't j'ür Typenkunde des XV. Jahrhuntterts, te Halle an der Saale. tid Bestuur beslist dat de Academie als lid tot deze Vereeniging zal toetreden. Doel deze Geselbchaft ; onder wier lèidiug de onderoemiug staat. 951-95::. u Uiti&Ven der Academie. Gewone vuzenaing van de uitgaven der Academie aan de werkenlle en briefwisselende Leden ,alsook aan het Mmisterie van Wet~nschappen en Kunsten, ten behoeve van de verschillende innchtlligen, die, dool'tusschen-- 1108 -- komst' vare de uitgaven Academie ontvangen. 151, 328, 510, 605-606. - Zésnaandeljksche verzending der uitgaven het tweede halfjaar 1go6 de pers gekomen, de buitenlandsche Eereled en Academie, aan Ministerieën, genootschappen, boekerij en, onderwijsinrichtingen en bijzondere personen in België en uit den ,zeemde, gezegde ontvangen. 196-197. -- Vierzending der In Januari tot 9 Augustus 19O7 verschenen-( 1:). 606.-VAN DE PERS GEKOMEN UITGAVEN : --- Den 31° januari 1 °) 1907. 151. Den April : 2 °) en 'Zuidnederlandsche Schrilvers, 3e aflevering (Busselius-Cypeis). 328. -- Den 27 Juni : 3°) Kinaerspel Kinderlust in Zuid-Nederlaa,d, A. COCK en Is. TEIRLINCK. 7° deel. 510. -- 1 2 Juli : 4°) Audiencie, door Jhr. Mr. NAP. DE Tweede stuk. 510. -- Den 13 Juli : 5°) het Middelbaar Onder wijs,dcor 510. -- Den 9 Augustus 6°) in Vlamsch - Be lgié; verzameldor den Westvlaamschen Onderwijzersbond. 605. -- Den 6 September : 7°) Bibiiograahie van den Vlaamschen Taalstrijd, (1) Op blz 606, 'werd tin het= eerste halfjaar 5906 pers ». COOPMAN en J. BROECKAERT, 4e deel. 6o6. -- Den 23 September : 8°) Nliddelnederlandsche Gedichten DE PAUW, 2° deel. 6o6. — Zie Teen-*** Vak- en Kunstwoorden. -- Aan een Weled. Heer Minister Minister van Nijverheid en de Vak- en Kunstwoordenboeken door de Academie uitgegeven, zijn Departement te bekomen, kan geen gevolg 604. --- De uitgaven .der Academie gevraagd ae Tentoonstelling van boeken, houden ter . gelegenheid de Nederlandsche Vacantieleergangen aldaar Augustus te richten. Universitet(Kungelige),te Upsala.Schenkt de Academie. 10-12, 246. Pennsylvania. de der University Bulletins, en Mededeelingen. 607 -608. -- Academie. U5sala. Zie Universitet. Z .e Historisch genootschap. V : Vacantieleergangen Augustus in te richten. Tentoonstelling van dier gelegenheid. verzocht een exemplaar uitgaven inrichtend te stellen. dit verlangen gevolg gegeven. 507. — Brief van dankbetuiging vanwege inrichtend 605. - HoB komst van dit Departement, de uitgaven der Academie ontvangen_ IS I, 195, '328,510, 605,606. Zesmaandelijksche verzendinf{ der uitgaven in het tweede halfjaar 1906 van de pers gekomen, aan de builenlandsche Eereleden der Academie, aan de MlDisterieën, genootschappen, boekérijeil, onderwijsinrichtingen en bijzondere per sOllen in België en uil den Ireemde, welke ge~egde uitgaven ontvangen. 196-197. - Perzending der uitgaven van In Januari tot 9 AugustuS 1907 verschenen (I). 606-607. V AN DE PERS GEKOMEN UITGAVEN: Den 31 D Jànuari : 1°) Jaarboek voor 1907· 15 1• -Den 19 April: 2°) Leven eJ,werken der ZuidnèderlandsChe Schrijvers, 3" aflevering (Bn,selius-Cypel s), 3lS. - Den 27 Juni: 3°) Kz'n':lèrspel en Kindedust in Zuid,jVederla"d, door A, DE LoeK en Is. 7' de~L 510. Den 12 Juli: Bouc van der Audiencte, door Jhr. Mr. NAP. DE PAUW. Tweeae stuk. 510. Den '3 Juli : 5') Onze Taal in het Middelbaar Ondetwfjs,dcor GUSTAAF SEGERS. 510. - Den 9 AuguHus : 6') Kinderspelen in Vlaamsch - Bt 19të', verzameld door den Westvlaamschen Onderwijzersboná, 605· Den 6 September: 7') Bib/iographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door (I) Op blz 606, werd bij misslag gedrukt è 'in hel eerste halfjaar 1906 van de peIs gekomen >. TH. COOPMAN J. BROECKAERT, 4" 606. Den 23 September ; g') Müidelnederlandsche Gedichten en Fragmenten, door Jhr. Mr. NAP. DE PAUW; z' 606. - Zie op Van de Ven-Heremans' Fonds. * * * Kunstwoorden. - een verzoek van den Weled. Heer Minister van Minister van Nijverheid en Arbeid, om de Vak- en Kunstwoordenboeken Je Academie uitgegeven, voor de boekerij van zijn Departement te bekomen, kan geen gevolg gegeven worden. 604. De uitgaven .der Academie gevraagd voor oe Tentoonstelling van boeken, te Leuven te houden Ier· .,eleg~nheid van de N ederlandsche Vacanlleleergangen aldaar in de maand Augustus in .richtcn. 507. Universitet (Kungelige),te Upsala.Schenk t boeken aan de Academie_ 10-12,246_ University of Pennsylva1llà. Neemt ruiling aan der Univ .. 'sdy Bulle,," ns, tegen de Verslagen en jlffdedeelingen. 60i-608. - Schenkt een boek aan de Academie. 829. Upsala. op UnitJersitet. Utrecht. Z.e op Htstortschgenootschap. v Vacantieleergangen .' Nederlandsche vacant/ eleergangen in de maand Augnstus te Leuven in te richten. Tentoonstelling van boeken te dier gelegenheid. De Academie verzocht een exemplaar van hare UItgaven ter beschikking van het inrichtetld Comiteit te stellen. Aan dit verlangen gevolg gegeven. 5°7. - Brief van dankbetUlgmg vanwege het iunchtend Comiteit. toS. — 1109 —.,. Vak- Kunst woordenboeken uit'-egeven. Aan een verzoek van den Weled. Fleer Minister van Nijverheid en Arbeid, om die uitgaven voor de boekerij van zijn Departement te bekomen, kan geen gevolg gegeven worden. 604. -- Voorstel door het Bestuur de reeds uitgegeven vakwoordenboeken te herdrukken. Benoeming van eerre subcommissie belast met de zaak ter studie te leggen. 95 0-95 1 . den Orgelbouw. Zie op Vakoorden : Vlaamsche vakwoorden der Zie op Medisch Woordenboek. VEN-HERMANS' STICHTING. V ersiag (dienstjaar 1906) ovet de werkzaamheid betreffendedat Fonds en dezes geldelijken toestand. 17 en 141- 143. — Een afschrift van dat verslag aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken overgemaakt. 17. — Verslag door den Bestendigen Secretaris over de werkzaamheid van het Fonds. uitgebracht bij de Plechtige Vergadering op 30 Juni 1907. 429. +— VAN DE PERS GEKOMEN UITGAVE : Nr 3. en ielkvervalsching. tot voorlichting burger Dr. A.J.J. VANDEVELDE. 195. =-- 144. Vereeniging voor Muziekgeschiedenis, Prijsvraag over J. W. Lustig, en prijsvraag van den orgelbouw, haar voor 1908 uitgeschreven. I5O-I5I. --- Mededeeling omtrent den uitslag van den wedstrijd door haar voor 19o7,over de Straatroepen, uitgeschreven. 326. (in zake van Spelling ) : voor Vereenvoudigers. Roosevelt's fiasco. Lezing door den heer Mr. A. PRAYON-VAN ZUYLEN. 257 en 262-274. Verein fiir niederdeutsche S.prachfor- nchung. Schenkt een boek aan de Acalemie. to. fur Zie verder. op Zeitschr ft. VERGADERINGEN DER ACADEMIE. Jaarlksche Vergadering. Zie op die rubriek. - Maandelijksche Vergaderingen. Zie aan het hoofd van het Register van Zaken. Verhanieling en : de Academie ter verhandelingen. Commzssièez. VERKIEZINGEN IN DE ACADEMIE : — Verkiezing van een werkend lid tot vervanging van Baron DE BETHUNE. 334. — Goedkeuring. 40I. —Verkiezing van een lid de_ r Commissàe voor Nieuwere Taal- en Letterkunde tot vervanging van wijlen ALVONS JANSSENS. 19-20. Id., vervanging van wijlen Dr. AMAND DE VOS. 108-I09. — de openstaande van briefwisselend en van buitenlandsen eerelid Verkiezing vervanging -. van- Ur. HUGO VERRIEST van IS-. TEIRLINCK, lid verkozen, tot vervanging van H.=J.S'CHINI: afgestorven - buitenlandsch -eere- - IIOg - V1ik- en Kunstwoordenboeken door de Academie uzlJ[egeven. een ver· zoek 'vVeled. Heer Mmister om ale uitgaven VOor zijn Departement bekomen, geen g~volg gegeven worden. 604. - Voorstel door het Bestnur de reeds uit· gegeven herdrukken. Benoeming eene subcommissie 950-I. Vaktermen van den Orgelboltw. Orgelbouw. Vakaoorden : Vlaamscne vakwoorden der Geneeskunde. lI:ledi,ch Woor· denboek. VAN DE VEN-HEREMAN3' STICHTING. Verslag tdlenst/aar /906) ovel betreff·.mJedat dezes gelJelijken 17 en t 43. - ver· slag aan den \Veled. Heer Mwisler Binnenlandsche Zaken overgemaakt. 17. - Bestendigen Secretaris uitgebr2cht Plechtige Vergadering 1907· V AN DE PERS GEKOMEN UITGAVE Over Melk en il:lelkverval· sching. Eene studie tot voorlzchtzng van burl{er en ambtenaar, door Dr. A.-].-]. VANDEVELDE. 195. "- Bericht betreffende het Fonds. 144, Vereenigi"gvoor Noord Nederlands lUUziekgeschiedenis, te Amsterdam. Prijs· vraag over]. Lustig, en prijsvraag over de vaktermen van den orgelb0uw, door haar voor 1908 uitgeschreven. 15°.151. omtrent uit.lag van voor 1907,over uitbeschreven. 326. Vereenvoudigers zake van Spellingl: Iets voor Vereenvoudigers. Roosevelt'sfiasco. heer A. PRAYON-VAN ZUYLEN. 2~7 26z-2i 4. Vereln .für niederdeulsche Sprach.for, chzmg. de Acajemie. 10. Verein .fÜr Volkskunde. verder op Zeitschrift. VERGADKRINGEN DER ACADEMIE. Jaarlijksdze Plechtige Vergaáering. M:wndeiijksche Vergaaerzngen. hoofd vall het Regtster van Z"ken. VerhanJelingen : Aan de Academie ter uitgave aangeboden verhandelingen. Zie op Commzj·siiill. VERKIEZINGEN IN DE ACADEMIE: - werken.à lid tot vervanging van Baron DE BETHUNE. - 401. - der Commis;;e Letterkunde vervanging van wijlen ALfoNS ] ANSSENS. 19-20. tot vervanging van wijlen AMAND DE VOS. 108-109. - Jaarlijksche verkiezing voor de. openstaande plaatsen v.all briifwisselend lid en van buitenlandsch ureNd : Verkiell ng tot vervanging' van Dr. HUGO VERRIEST en vaals'. TEIR. LINCK, allebei tot werkend lid verkozen, en tQt vervanging vaaH.-T.SCHIM~ MEL, afgestorvenbuitenlandscheerelid. ' liftslag van de-verkiezing. 411. — De-verkiezing bij koninklijk besluit van 8 Juli goedgekeurd. 57 8 . Verslagen tin Mededeelingen : REEKS WETENSCHAPPFLWJKE STUDIES daarin op te ' nemen. Voorstel door den Secretaris om advies aan Bestendige Commissie voor Nieuwere.. en Letterkunde voorgelegd, betreffende in de en Mededeelingen ettelijke studies van wetenschappelijken door den-Dr. A.-J.-J.-VANDEVELDE, bestuurder telijk laboratorium te de uitgave aan te bieden. — Eerste aangeboden verhandeling. 511-512. AANGEBODEN VEERHANDELINGEN t ") den hulpgist de.. broodgisting, door heeren Dr.A.; J..- VANDEVELDE en r. MASSON. Zie Broodgis tin moa. 21 Scheikundike en bacteriolorr2sehe studie over de oesters, door den Oesters. - de beuren Dr. A.-J.-J. VANDEVELDE en L. Zie Brooddeeg-. Verstofely"king het Onderwijs. Lezing , beer G. SzGERS, September- vergadering Bestendige Commissie voor Onderwijs ge - 6-1 o. Zie op Utilitarismus. -hOnden. Ver.stropidheid : , . De .aoogenaamde verstrooidheid der. geleerden. Le- ;in gen er tlaa ithing' .der Hoogrschool -te Zie-op• lio. eschoo Verzending van de uitgaven der etcade- .- mie. Zie op Uitgaven. Selskab. Zie boven op Danske Videnskabernes Seiskab. Vlaamsch, Invloed van het Vlaamsch op het Fransch door de Duinkerkenaren gesproken en op dit van het land van Kales. Verhandelingen van de heeren BOUCHET en LANDRIN op het Con* grès des Sciences historiques » (Juli te Duinkerke gehouden. Mede heer K. DE FLOU.-deling dor den 509• Vlaamsch-Brabant. Zie op Sagenboek. en Geneeskundig Congres (Xe). Zie op Natuur- en Geneeskundig Congres. Vlaarnsche Beweging. Eenige oegrypen omtrent die op het Con grès des sciences historiques te Duin heer K. DE FLOU, lid-kerke dor den Academie, wederlegd. 508. Gazetten. Zie op Gazetten. Onderwijzers. Examen van kantonalen Schoolopziener van het Lager Onderwijs, met het oog op de belangen der Vlaamsche onderwijzers. Zie op Schoolopziener. Strijd (De), te Gent. Stelt. portretten van wijlen Dr. Am ICE Vos ter Academie. Dankbetuiging vanwege de Academie. 14. Vlaamsche Taalbeweging. Zie boven op Taalbeweging. Vlaamscke Zie boven op Taalstrijd. Vlaam ache Zie .bogen op Medisch Woordenboek en op Vak- en Kunstwoordenboeken. Volksroman : De Vlaamsche Volksroman. Lezing dace, desa. heer - !clIO - Jid.Uitslagvan de verkiezing. 41 I. ~ De'verkiezing bij koninklijk besluit van8Juhgoedgekeurd. 578. VelfllagilD èn Mededeelingiln I REEKS WETEN!3CHAPPELlJKE StUDIES dllarin op te neme:t. Voorstèl door den Bestendigen Sectetaris om ·advies aan de Hestendige Commissie voor Nieu· were Taal- en Letterlmnde voorgelegd, betreffencle het opnemen in de Verslagen en Mededeelz'ngen van ettelijke studies van wetenschappeliiken aard, dO&den·heer Dr. A.-J.-J.VAN' DEVELDE, bestuurder van het Gemeen. .t elij\i: laboratorium te Gent, aan de Academie ter Ultgave aan. te bieden. - Eerste aangehodeu verhandeling. 511-5 12. AANGEBOPEN VERHANDELINGEN: IV) Over dm invloed van hulpmeel en hu lpg/st op debroodgistzng,donr de h.eeren Dr. A.J.J. V ANDEVELDE T. MASSON. Zie op BroodgIsting. 2°) ScheiJ,:~ntiige e/Z bocteriol0'r'sçhe studie ova de oesters, door d,m -heer Dr. h.-J.-J. VANDEVELDE. Zie op &sti!rs.·- 3°) Over de werking van koolhydraten op de gisting van het brooddeeg, door de heeren Dr. A.j .. J. VANDÈVEI.DE L. BOSMANS. Zte op Brooddeeg. Ver.toffeliiking van het Onderwijs. Le· zing. door den beer G. SEGER~. in de September.vergadertng van de Besten. dige CommiSSie voor Onderwijs .ge· h(}llden.ólO.';'" Zieop Urilitarismus. V",..strtl9idkei(l :. De .;;oogenaamdc ver· $trQoziiheid dergelurden. Zie op Le· il!lnfIrn Vefwaarnidttng'dcr Heo,g-ächool te Gent. Zre'1JT!JiD~schtJJ)l, VerZl'nding dl! &adc~: Vz'denskabernes Selskob. hoven Vziienskabernes Sel.'kab. Vlaamsch. het Vlaamsch op de Duinkerl,enaren het land van de heeren en LANDRIN op het. Congrès des Sciences historiques > Dumkerke Mede· deeling door den DE FLOU. 5°9· Vlaamsch·Brabant. SagenlJoek • Vlaamsch Natuur- Con· gres Natuur· en Genees· kundig Cong'res. Vlaamsche oej!npp'''' omtrent' Beweging « Congrè, sClences htstoriques » Duin. kerke door den K, DE FLOU, lid Vlaamsche Ga:;etten. Vlaamsche Onderwijzers. van kantonolen Schoolopzieper het belarlgen Vlaam~çhe on(lefwijzers. SclIo{)lopzzener. Vlaamsche Stry'd (De), Stelt portretten AM OE Vo.s beschikking van de Dankbetuiging 14. Vloamsche Taalheweging. Taaloewegzng. Vlaamse;'.1! Taalstrijd. Taal, str9d. Vlaam'che vakwoorden. .boven MedISch Woordenboek KU'lstwoordenóQeken. Vlaamsche VolksrlJman: DIJ Vlafl1nsche Volksroman, dOelr. de!! heer mIe. 1907) deeling door den lager Videnskabernes Brabant. Lager met der --- IIII -- GUSTAAF SEGERS. Een debat volgt daarop. 957-959 en 961-1044. Vladsloo (gemeente uit \Vest-Vlaanderen). Over eene zonderlinge legende, die te Vladsloo en in de omliggende gemeenten nog bekend is. Lezing door heer Jhr. Dr. KAREL DE GHELDERE. 18 en 23-95. Zie boven op Beroepsschool te Gent. Zweigverein. (met het oog op Vlaanderen) : Onze en ons Volk. Lezing door den heer Dr. HUGO VERRIEST. en 847-876. Volksboek : liet Vederlandsclie volksboek van Salomon en Marcolfus. Voordracht den Prof. Dr. W. DE VRESE. 587-58. Zcitschrzf t. Lezing door den heer GUSTAAF : Vlaamsche Volksroman. volgt daarop. 957- 959 en 961-1044. W Waas. Germaansch Walthariuwonderzoek : Ekkehard Lof Ekkehard I V .Eenzr e vraagstukken 'het Walthariusonderzoek. door heer L. SIMONS. 517-519 uitgeschreven. Algemeene lijst de Wedstrijden Academie sedert stichting uitgeschreven. Verdeeling 17 kapittels; aan wij eing van jaar der uitschrijving; bedrag van den uitgeloofden prijs; getal ingezor.- den ant woorden ; namen der vetslaggevers ; uitgebrachte henordet Tingen ; namen van de bekroonden ; enz., enz. - 0. -- V 949 oorste 95 l tot uZtsclzrijving van eens Prijsvraag voor bewerken van een illeciiscli Woordenboek. 7dedcdeeling dienaangaande door den Bestendigen Secretaris. Het voorstel naar de Commissie voor prijsvragen verzonden. i5- 1 6. Zie verder op Natuur- en Geneesku ndig Congres. --- Motie van orde van den heer Prof. Dr. W. DE VREESE, betreffende de prijsantwoorden, die niet crdentlijk 2/ederlandsch zou den geschrc ven zijn : zulke prijsantwoorden niet bekronen en in dergelijke gevallen verkieslijker de prijsvraag aan te houden. 155. — Deze motie bij eenparigheid aangenomen. 155. -- Opnieuw uitgeschrc ven Prijsvragen. Terughalen door schrijvers van ingezonden antwoorden. Lijst der teruggehaalde stukken. 510-551. — Prijsvraag het DIAMANTVAK. Mededeelingen, jaar 1906, Register van Zsken, blz. 1005, kol. 2, rubriek ut supra.) Mededeeling door den B°stendigen Secretaris, naar aanleiding van een voorstel uitgaande van den heer Prof. Dr.W. DE VREESE. Academie sluit zich van heeren keurders, - heer Dr. DE VREESE. verzocht verslag uit te brengen wat de bewerking van de Inleiding betreft. 21. — Verslag van den heer Dr. DE zich hij aan. 158. Verslag. 185- - IIII GUSTAAF SEGERS. debat volgt 957'959 en 96['[044. Vlads/oo \Vest-Vlaanderen). l~gende, die te in de omliggende gemeenten bekend is. Lezing door den Dr. KA!(EL DE GHELDERE. [8 23-95. Voeding. hoven Beroepsschool voor Voeding Vogesen Club. Zie op Zweigvereill. Volk het oog op Vlaanderen) : Kunst en ons Volk. den Dr. HUGO VEKRIEST. 845 en Volksboek: lIet cVe,ieylandsche ·volksboek 'van Sa!OtilOIZ en Jl1arcolfzu. Voor· dracht door den heer Prof. Dr. \V. DE VREESE. S8ï-588. Volkskunde. Zie op Zn{schrift. Volksroman. heer GusTAAF SEGERS : De Vlaamsche Volksroman. Een debat volgt daarop. 957- 96t-I044· Voorlezingen. Zie op Lezingen. w Waas. Zie op Land van TYaas. Waltharius (Latijnsch Germaanscll epos). Het Walthariwonderzoek: Ekkehard lof EkkehardlV Eenigevraag. stukken bij het lf'tdthariusonderzoek. Lezing door den beer Dr. L. SII\!ONS. S[7'51g en 520-565. Wedstrijden door de Academie uitge. schreven. Algemeene lijst van de \Vedstrijden door de Acaóenlle ;,edert hare stichting uitgesch,even. Venleeling in 17 aaowijûng van het jaar uitschrijving; bedrag van uitgelo0fden prijs; getal ingezor.den antwoorden; oer velslaggevers; uitgebrachte he"ordetiingen; bekroonden; enz., enz. 94<)-95°· Voorstel tof uzlsrhr!fvi/1,R" ~lJan een:! PriJs7)raa!J voor het bewcli1. over de vergadering van 25 September 1<)07. 6°9-610. - Id., van November. 843-844. - Stelt een bijgevoegde candidaat \'oor bij de jaarlijk,che verkiezing tot het lidmaatschap der Academie. 334. - Lijst zijner ge.chriflen. 950. (Zie Jaarboek voor 1908, blz. Schenkt boeken aan de Academie. '2, 19'-'92, 599.600, i73, 82 9-83°. Lezing; De Gentsche Tongval. Ól2 en 613-732. BOU.RY : KAREL BOURY, in ,even griffier van hel Vreaege.ecllt, te Brugge. Eerbiedige herinnering aan den deugdrijken man, tot verwezeniijl,ing van wipn. w~nsch. rie Ac.iemie met HET KAREL BOURY·FONDS door zijne Geachte zusters Juffrouwen SOPHIE en l\1ARIE BOUR Y begifligd werd. 936-937. BOURY: Juffrouw MARIE ROURY, me,ipqjcht"enan hel KAREL .BOURY- FONDS. Haar afnerven te Brugge op 10 December 1907. Officieele mededeeling daarvan aan d" Academie gedaan. 935. - Dankbare hulde door het Bestuur gebracht aan de betreurde overledene en aan hare zuster Juffrouw SOPHIE BOURY, die met haar de Academie met bedoeld fonds begiftigd heeft. 936. - De Bestuurder en de Bestendige Secretaris wonen te Brugge de lijkplechtigheid bij. 936. - Lijluede door den heer EDW. GAILLIARD, bestendigen secretaris, in het sterfhuis uitgesprol,en.936-937. - De Academie beslist dat aan Juffrouw SOPHIE BOURY een brief \'al1 rouwbeklag zal gezonden worden. 937. Buvé, pastoor te Bost (Hougaarde), onder Thienen. Voorstel betreffende het bewe. ken van fene Verhandeling over hetRentestelselder zes laatste eeuwen. 16-17. - Het werk later aan de Academie onder den titel: Xredielmûidelen en Geldplaatsingen tijdens de .JJfz"dd,.eleeuwen, ter uitgave aangehoden. 607. - Zie verder het Register van zaken, op Kredietmz"ddelen. BROECKAERT (JAN), werkend lid. Benoemd tot lid van de commissie \'oor 1907, belast met het voorstellen van p' ijsvragen. 517. - Tot secretaris ver k'JZen van de Restendige Commissie voor Geschiedenis, voor het tijdpe.k 1908-1909.842.843. - Brengt verslag uit O\'er de vergaderingen van de Bestendige Commissie voor Geschiedenis. 842. - Bela"t met verslag nit te breLgen over een in te zenden Verhandeling over Het Rentestelsel d,'r zes laatste eet{u'en. 1-7. - Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek voor /908, blz. 228-229) - Schenkt boeken aan de Academie, ~2', 829· - Zie op Coojman en Broeckaert. Broecl « Ledikant », enz. 152. Zie Regt':;ter van zaken, c L)'Jecant >. (EDW.), werkend lid, bestendige secretam. Spreekt de lijkrede uit bij de lijkplechtigeid van Baron DE aan de aan de — II22 — BETHUNE te Oostroosebeke. 243 en 258-261. — Woont, als bestendige secretaris, te Brugge de lijkplechtigheid bij van Juffrouw MARIE BOURY, medestichtster van het KAREL BOURY-FONDS. 936. — Spreekt als afgevaardigde van den heer Bestuurder, eene lijkrede uit in het sterfhuis van Juffrouw MARIE BOURY alsboven. 936-937. — W of dt belast de Academie op het Congrès des Sciences historiques te Duinkerke te vertegenwoordigen. 329. — Stelt voor, ten behoeve van de Bibliotheca Neerlandica Manuso ipta, een photographie-toestel met omkeer-prisma aan te koopen. 952-954. — Legt eene verzameling aan van Plakkaten, ten behoeve van de Bibliographic van den Vlaamschen Taalstrijd. 946, 947 -948 . — Verslag op de vraag, of de Academie, zooals vroeger zich voor het maken der portretten van de afgestorven Leden voor het Jaarboek bestemd, tot Belgische graveerders zal wenden, of zich voortaan bij photogravuren blijven houden. 402-404. — Geeft aan de heeren Leden nieuwe wenken betreffende het gereedmaken van kopij voor den drukker. 954 -955. — Benoemd tot lid der commissie voor 1907, belast met het voorstellen van prijsvragen. 517. — Benoemd tot lid van de sub-commissie belast met het voorstel, tot herdrukken der door de Academie reeds uitgegeven Vakwoordenboeken, ter studie te leggen. 951. Belast met verslag uit te brengen over een in te zenden Verhandeling over Het Rentestelsel der zes laatste eeuwen. 17. — Jaarlijksch verslag over de Boekerij der Academie. 154, 160-162. — Uitgave, met Prof. Dr. W. DE VREESE, van eerre reeks Dietsche Kalenders_ Mededeeling dienaangaande. 84o-842. — Zie het Register van Zaken, op Kalenders. — Lezing : Het woord IMPARAT, uit oude. Vlaamsche oorkonden. 258, 275-300, 406. -- Lezing : Iets over het Spaansch dialect der Antillen. 845-846. — Lijst zijner geschriften. 95o. (Zie Jaarboek voor 1908, blz. 226-228.) — Schenkt een boek aan de Academie. 829. Geurts (Joz.), leeraar aan het Sint-Jozefscollege, te Hasselt. Schenkt boeken aan de Academie. 322, 397, 5 03. G-HELDERE (Jhr. Dr. KAREL DE), wer— kend lid. Mededeeling over de woorden Wentelcoetse en Rollecoetse. 254. . — Zijne lezing : Eene zonderlinge Legende. . 18 en -3 - 95. — Schenkt een boek aan de Academie. 191. Ghesquière (Remi), hoofdonderwijzer te Gheluwe, voorzitter van den Westvlaamschen Onderwijzersbond. He t . tweede en laatste deel van het door de Academie met goud bekroonde werk Kinderspelen in Vlaamsch Belgié, verzameld door den Westvlaarnschen Onderw ijzersbond, van de pers. gekomen. 6o5. Gheyn (Pater J. van den), S. J., bewaarder der handschriften aan de Koninklijke- Boekerij, te B1 ussel. Schenkt boekerg aan de Academie. 600-601. - 1123 Gielkens (Em.), letterkundige te Hasselt. Schenkt een boek aan de Academie. 248. Goemans (Dr. L.), opziener van het Middelbaar Onderwijs, te Leuven. Mededeeling betreffende zijn Leuvensch Idioticon, door de Academie in 1904 met goud bekroond. 605. —Schenkt een boek aan de Academie. 248. H Habets (Dr. A.), leeraar aan het Koninklijk Atheneum en archivaris der stad, te Hasselt. Schenkt twee boeken aan de Academie. 322. — Letterkundige mededeeling over die twee boeken, door den heer DES. CLAES. 331-332. Haeghen (Victor van der), archivaris der stad Gent. Schenkt boeken aan de Academie. 193, 397. Hauwaert (O. van), leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent. Schenkt boeken aan de Academie. 248, bot . — Letterkundige mededeeling over een dez r boeken, door Prof. AD. DE CEULENEER. 407. HEEMSTEDE (L. TEPE VAN), buitenlandsch eerelid der Academie, te Oberlahnstein. Schenkt een boek. aan de Academie. 600. — Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek voor 19o8, blz. 268-269.) HELLEPUTTE (JoRrs), werkend lid. Tot Minister van Spoorwegen en tevens tot dienstdoenden Minister van Landbouw benoemd. In vergadering van 15 Mei, wenscht de heer bestuurder K. DE FLOU, namens de Academie den Weled. Heer HELLEPUTTE geluk met zijne hoogstvereerende benoeming. 319-320. — Brief waarbij de heer Minister HELLEPUTTE zijn innigsten dank betuigt voor de hein gebrachte gelukwenschen. 399. Heylen (Mgr.), bisschop van Namen. 841. — Schenkt boeken aan de Academie. 8 35. HIEL (EMANUEL), afgestorven werkend lid. Gedenkteeken te zijner herinnering opgericht. Zie Register van zaken, op Gedenkteeken. Hondt (Gustaaf d'), letterkundige te Gent. Schenkt boeken aan de Academie. 502- 503 Houtte (Hub. van), hoogleeraar te Gent. Neemt aan, verslag uit te brengen over eene verhandeling aan de Academie ter uitgave aangeboden. 843. f Jacobs (L.), te Appels. Schenkt een boek aan de Academie. 397. Jacobs (Joz.) en Ern. Soens. Ter uitgave aangeboden verhandeling : 1)e Edda's vertaald naar den oorspronkelijken tekst. Zie verder het Register van zaken, op Edda's. JANSSENS (ALFONS), afgestorven werkend lid. Door den Bestendigen Secretaris wordt hem, op de Plechtige Vergadering, op 3o Juni 1907, een eerbiedige hulde gebracht. 430. J OOS (AMAAT), werkend lid. Als candidaat voorgedragen voor het lidmaatschap der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal en Letterkunde. 406. — Wordt verkozen tot vervanging van wijlen Baron DE BETHUNE. 517. — Benoemd tot lid van den keurraad voor de prijsvraag over Zuidnederlandsche folklore. 156-157. - Zijn verslag. 339- 34 1 . - Brengt verslag uit over de verhandeling Taalgids, aan Academie ter uitgave aangeboden. 513, 777. - Verslag. 826. - Lezing : zoogenaamde verstrooidheld der geleerden. 779-780 8o6- 822. ?d. : dicteeren en het opnemen leergangen.877-882. daarover op blzz. 513 en 61o. Sehenkt een boek aan de Acader'hie. 940. K (H. en L.), boekdrukkers te Antwerpen. aan de Academie. 322. de), gouverneur provincie Oost-Vlaanderen, te Gent. Stelt groote feestzaal het Gouvernementshótel beschikking Academie, het houden van hare jaariijksche Plechtige Vergadering op 30jun i 1907. 253. J. C.), oud-hoogleeraar aan Hoogeschool te Leiden, buitenlandsch eerelid. Lijst zijner geschriften. 93o. (Zie voor 1908, biz. 234-246.) Ketirvel's PT.), letterkundige, Gent. een boek aan de Academie. hor. FRIEDRICH), te in Brelsgau, buitenlandsch Lijst zijner geschriften ., 95o. Jaarboek voor 1908, blz. 279-280. ABRAHAM)', hoogleeraar Vrije Universiteit te Amsterdam, buitenlandsch hem, bij gelegenheid van Zeventig§ten verjaardag, een brief van gelttkwen--. sching te sturen. 717. - Brief van dankbetuiging. 839-840. - Lijst zijner geschriften. qso. (Zie Jaarboek 1908, blz. 269-279. Schenkt boeken aan, de. Academie. 60o,. 832. L LATEUR (FRANK), letterkundige te Ingoy-- ghem.Tot briefwisselend lid verkozen. 4 11 . -- Brief van dankbetuiging. 505. -- De verkiezing bij Koninklijk Besluit van 8 Juli goedgekeurd. 578. Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek 1908, blz. 233-2 34.) Schenkt boeken aan de Academie. 502. C.), te Leuven. werkend lid' verkozen,. vervanging Baron DE BETHUNE. 334. - De heer Bestuurder met zijne benoe ming. --- Brief waarbij de heer Dr. LECOUTERF dank voor zijne verkiezing. 401. - De verkiezing. bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. 401. - Ais candidaat voorgedragen het Besten. ige Commissie voor Middelnederlandsche Taalen Letterkunde. 4c6. - Wordt verkozen tot vervanging van wijlen EDW. VAN EVEN. 517. Benoemd tot lid van den keurraad voor prijsvraag Zuidneaerlandsche fol klore. 156-Zijn verslag. 34 1- . - legende over den oorsprong der Begijnen. (Met plaat) 21- 22 en 56-1 34- -- aan Academie.-- II24 folklore-. IS6-157'. Zijn verslag. 339- 341• Brengt versl3~ nit over de verhandeling Nederlandsche Taalgids, aan de Academie ter UItgave aangeboden. S13, 'ti7. - Verslag. 826. Lezing: De zoogenaamde verstroozdheld der geleerden. 7i9-780 en 806- - td. : Over het dicteeren en het opnemen van leergangen. 877-882-. Zie ook i daaro ver 5' 3 610. - Si:benkt een boek aan de Academie. 940. K. Kennes (H. en L.), boekdrukkers te Antwerpen. Schenken een boek aan de Kerchove d'Exaerde (Baron R. de), gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen, de groote feestzaal van het Gouvernementshotel ter beschIkking der A:cademie, voor liet houden van hare jaarlijksche Plechlige op 30Juni '9°7. 25-3. KERN (Dr. J. H. C.), oud-hoogleeraar aan de Hoogeóchool te Leiden, buitenlandsch eerehd. Lijst zijner geschriften. 9So. (Zie Jaarboek voor 1908, blz. Keurvels. (H.I, letterKundige, te Gent. Schenkt eén D6ek aan de Academie. 6CH. KLUGE (Dr. FRIEDRICH), hoogleeraar te Freiburg in Brelsgau, buitenlandsch eerlid. Lijst zijner geschriften. 950. (Zie .Jaarboek voor 1908, KUYPER (Dr. ABRAHAM)', hoogleeraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, bnitenlandsch eerelid. Voorstel hem, van zijn zeventigsteIl een- brid· van gehlkwen-. 777. Britf van dankbduiging.839·84°' Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek voor 1908, - boeken aan- de Academie. 600, 832 • (FRANK), letterkundige Ingoyghem. Tot briefwisselend lid verkozen. 4' L - Bnef van dankbetuiging- 50 5-•. - De verkiezing bij Koninklijk BeslUIt - Lij,r (Zie Jaarboek voor 1908, 234.) - Schenkt boeken aan de Academie. 502. LECOUTERE (Dr. C.), hoogleeraar te Leuven; Tot werkend lid' verkozen,_ tot vervanging van Baron DE BETHUNE. - heer Bestuurde-T wenscht hem geluk met zijne benoeming. 395. - Brief waarbij de heer Dr. LECOUTERE dank betuigt voor verkIezing. 401. - De verkiezIDg. bij Koninklijk BeslUIt goedgekeurd ·4°1. AIS canoidaat \'oorgedragen voor het lidmaatschap der BestenL Ige Commissie voor 11Jddelnederlandsche TaaIen Letterkunde. 4c6. - Wordt verkozen tot vervauging van wijlen EDW. VAN - Benoemd tot lid van den keurraad voor oe prijsvraag over Zuidneaerlandsche fOlklore. IS6-157. - Zijn verslag. 341- 342 • Lezing: Eene legtnde over den oorsprong dlr Begijnen. plaat.) Z 1- 22 S6-134. _ Schenkt een boek aan de Academie. 192. — 11-25 — Leijten Petrus), bisschop van Breda. -- Schenkt boeken aan de Academie. Felix), privaat-docent aan de Univet siteit en leeraar de derde met vijfjarigen Amsterdam. — Zijn prijsantwoord het Zaken, op Wedstrijden, Prijsvraag over Diamantvak. Linden (Mr. Juliaan van der), lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, Brussel. Woont de Augustus-vergadering bij. 577. — aan de door Jhr. Mr. NAP. DE PAuw Antiwoord van den J. van der Linden. 579-580. Logeman Dr. H.), hoogleeraar Gent. VC rsl. en Meded., blz. 774,842.) over de verhandeling over CAM.), buitenlandsch eerelid, hoogleeraar Rijsel. Spreekt op het Sciences historiques Duinkerke 1907), over de geschiedenis der Vlaamsche rederijkerskamer « » Winox- l;ergen. 508-509. Lustig (J.- W.), organist overleden 1706. uitgeschreven de Vereeniging voor Nederlands Muziekgeschiedenis. 150. M. MAC LEOD (Dr. JULIUS), lid van de Commissie voor 1 907. 1 9. -- de voordrage.l van candidaten voor het der 158- 59 --- Lezing : aanleiding Spellinghervorming-. 301-304. — de Academie.Maeterlinck (Lod.), kunstschilder en bewaarder van het Museum van Schoone te Gent. een boek Academie. 12. ERNST ), te Straatsburg, buitenlandsch eerelid. boek aan de Academie. — zijner (Zie Jaarboek- voor 1908, j.), meester-broodbakker Gent. Vanaevelde. Mercier I).), kardinaal-aartsbisschop 841. -- Schenkt de Academie. Marie de), lokaalbewaarster Vermeerdering van jaarwedde. 604. MONTAGNE ( VICTOR DEL A), briefwisselend lid. Ais candidaat voorgedragen vor het lidmatschap der Bestendige Corn missie voor Taal- en 153. — boeken aan de. Academie. 831, 94,0- M oruanx (J.), voorzitter het ,Kiel's Co,niteit. Noodigt de Koninklijke Vlamsche Academie uit, zich. bij. de- Onthulling van Emanuel Hiel's Gedenkteeken te laten vertegenwoordigen. 775. MULLER JACOB WIJBRAND), hoogleeraar te Utrecht, buitenlandsch eerelid. Zijne voordracht ; Cornelis Everaert's Spelen als spiegel de - H'L.eijten (Mgr. Fetrus), bisschop van Breda. 841. - Scheukt boeken aan de Academie. 836. Leviticus (Dr. F elix), privaat-docent aan de Universiteit en lee raar aan de derde Hoogere Burgerschool met vi]fjarigen cursus, te Amsterdam. - Zijn prijsantwoord over het Diamantvak. Zie Register van Zaken, op Wedstrijden, rubriek Prqsvraagover het Diamantvak. Jnliaan der). van de van Volksvertegen woordigers, te Brussel. Woont Augustus-vergadenng bij. 5ï7. - Wordt aan Vergadering Mr. NAP. DE PAUW voorgesteld. Anlwoortl heer van der Linden. 5ï9-S80. (Prof. H.), hoogleeraar te (Zie VersI. en Meded., 1906, 7ï4,842.) Zijn verslag verhandeling Erasmus. 138-140. LOOTEN (CAM.). eerelid, te Rijsel. Spreekt Congrès des SClénces hzstoriques te DUIDkerke (Juli de ge· schiedenis Vlaamsche rederijkerskamer « de Royaerts » van Sint- Winvx- 0ergen. 508-509. te Groningen, overleden 1706. Prijsvraag over hem uitgeschreven door de Vereeniging voor Noord Nederlands Muziekgeschiedenis. M (Dr. JULIUS), werkend lid. Benoemd tot lid vau de Commissie voor Rekendienst, voor 1907. 19. - Benoemd tot lid van de Commissie tot het voordrage ... van candidaten voor lidmaatschap Academie. 159· Lezing: Naar aanleidillg der SpelIznghervormü, g·301 -30 4· - Schenkt een boek aan dl: AcaJemie.600. kun.tschilder bewaarder Musenm van ::'choone Kunsten, te Schenkt een boek aan de AcaJemie. MARTIN (Dr. ERNST), hoogleeraar te Straatsourg, bUllenlandsch eerelid. Schenkt een boek aan de Academie. 148. - Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek- voor [g08, blz. 263.) Masson (T.), meester· broodbakker te Goent, Zie op Van<1evelde. Mereier (Z. E. Mgr. D.), kardinaal-lartsbisschop van Mechelen. 84 I. - Schenkt een boek aan de Academie. 940. Mey (juffrouw Marie de), lokaal bewaar· ster der Academie. Venneerdenng van jaarwedde. MONTAGNE (VICTOR DELA}, briefwisselend lid. Als candidaat voor he~ li'lmaabchap der Bestendige CommiSSIe voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. 153. - Schenkt boeken aan de Academie. 83 [, 94p· Moruanx (J.), voorzitter van het Hiel's Comiteit. Noodlgt de Koninklijke Vlaamsche Academie uit, zich bij. de· Onthulliug van Emanuel Hiel's Gedenkteeken te laten vertegenwoordigen ·7ïS· MULLER (Dr. ]ACOB WIJBRAND), hvogleeraar te Utrecht, buitenlanasch eerelid. Zijne voordracht: Cornelzs EvtJraert's Spelen als spiegel van de -- 1126 maatschappelijke toestanden zins tijds, bij de Plechtige Vergadering op 30 Juni 1907 gehouden. 252, 422 -425 en 433-49 1 . -- Zit aan bij het Jaarlijksch Feestmaal der Academie. 492. --- Heildronk te zijner eere. 497. -- Lijst zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek voor '1908, blz. 267-268. MUYLDERMANS (Dr. JAc.). Met den titel Doctor honoris causa in de Wijsbegeerte en Letteren, door de Hoogeschool van Leuven, vereerd. De heer Bestuurder wenscht den beer Dr. MUYLDERMANS geluk. 145-146. — De heer MUYLDERMANS dankt. 146. -- Tot ondervoorzitter verkozen van de Bestendige Commissie voor Geschiedenis, voor het tijdperk 1908-1909. 84 2-8 43. -- Tot lid verkozen van de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. :9-20. — Benoemd tot lid van den keurraad voor de prijsvraag over geschiedenis. 157- 158. — Zijn verslag. 381-385. -- Brengt verslag uit over de verhandeling Nederlandsche Taalgids, aan de Academie ter uitgave aangeboden. 513, 777. — Verslag. 825. -- Brengt verslag uit over de verhandeling Levensbeschr ijving- van Karel- Lodewijk Ledeganck, aan de Academie ter uitgave aangeboden. 609, 769- 770. -- Letterkundige mededeeling over Proefneming van nieuwe beginsels der Vlakke Meetkunde, door J. VANDERVENNET. 61 u-6 1 I. — Id., over De Blindgeborene, een evangeliespel, door AL. WALGRAVE. 957. -- Lijst zijner geschiften. 950. (Zie Jaarboek voor 1908, blz. 230-231.) — Schenkt boeken aan de Academie. 502, 599, 939-940. N Nagy (Dr. Zsigmond), te Budapest. Schenkt een boek aan de Academie. 308. O OBRIE (Prof. Mr. JuLius), werkend lid. Benoemd tot lid van de Commissie voor Rekendienst, voor 1907. 19. Ongeval (C. van), kanunnik, leeraar aan het Groot Seminarie, te Gent. Schenkt een boek aan de Academie. 192. Oppersdorff (Graaf von), lid van den Rijksdag te Berlijn. Vraagt inlichtingen over de Vlaamsche Taalbeweging. 325-326.. OYE (Dr. EUG. VAN), brief.visselend lid. Brengt bezwaren in tegen het uitschrijven van eene prijsvraag voor het opstellen van een Medisch Woordenboek. 506-507. —Schenkt een boek aan de Academie. 148. P PAUW (Jhr. Mr. NAP. DE), werkend lid. Tot groot-officier in de Leopoldsorde bevorderd. Te dezer gelegenheid stuurt de heer Bestuurder den heer DE PAUW de gelukwenschen der Academie toe. 827-828. — Stelt, in de Augustus-vergadering, aan de Academie voor den heer Mr. JULIAAN VAN DER LINDEN, lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. 579-580. -- Het tweede stuk van zijne uitgave Bouc van der Audiencie, van de pers gekomen. 510. -- 112 7 ---- — Het 2e deel van zijne uitgave Middelneder landscheGedichten en Fragmenten, van de pers gekomen. 6o6. — Mededeeling over de woorden T'Ventelcoetse en Pinte. 254. —Letterkundige mededeeling over : Handboek der Vaderlandsche Geschiedenis, door J.J.-D. SWOLFS, 513-514. — Lijst zijner geschriften. 950. tZie Jaarboek voor 1908, blz. 222-225. Peeters (Constant H.), te Schaffen bij Diest. Biedt aan de Academie eene verhandeling ter uitgave aan. Zie register van zaken, op Nederlandsche Taalgids. Petit (Louis D.), conservator bij de bibliotheek der Rijks-Hoogeschool te Leiden. Mededeeling betreffende de uitgave van het tweede deel van zijne Bibliographie der Middelnederlandseize Taal- en Letterkunde. 149-15o. Pirenne (H.), hoogleeraar te Gent. Neemt aan verslag uit te brengen over eene verhandeling aan de Academie ter uitgave aangeboden. 843. PRAYON-VAN ZUYLEi (Mr.A.),briefwisselend lid. Lezing : Iets voor Ver eenvoudigers. Roosevelt's fiasco. 254 en 262-274. — Neemt deel aan het debat betreffende de lezing van den heer GUSTAAF SEGERS : De Vlaamsche Volksroman. 958. Puyvelde (Dr. Leo van), leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent. Schenkt een boek aan de Academie. 940. R Ras (Jozef de). Schenkt een boek aan de Academie. 582. Rijn (G. van), te Rotterdam. Deelt aan den heer Dr. L. Simons, voor de Academie, een Bi jartsreglement mede, ongeveer uit den Camera-obscuratijd. 255. Rubbrecht (Dr. Raphaël), te Brugge, secretaris van het Xe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres.Zie het Register van Zaken, op Natuur- en Geneeskundig- Congres. Rutten (Mgr.), bisschop van Luik. 841. — Schenkt boeken aan de Academie. 835. S Scharpé (Dr. L.), hoogleeraar te Leuven. Schenkt een boek aan de Academie. 192. Schelden (A. vander), boekdrukker en uitgever te Gent. Schenkt boeken aan de Academie. 323. Schemann (Ludwich),te Strassburg.Schenkt een boek aan de Academie. 193. Schiltz (Emiel), advocaat te Antwerpen. Schenkt een boek aan de Academie. 248. SCHIMMEL (H. J.), afgestorven buitenlandsch eerelid. Levensbericht voor het jaarboek voor 1908 eerst de heer Dr. W. DE VREESE daarmede belast. (Zie Verslagen en Mededeelingen, 1906, blz. 844 -845.) -- De heer Dr. DE VREESE, op zijn verzoek, daarvan ontlast. De heer OMER WATTEZ verklaart het schrijven van gezegd levensbericht gaarne op zich te nemen. 198. De Bestendige Secretaris brengt den afgestorvene een eerbiedige hulde, op de Plechtige Vergadering op 30 Jun i 1907. 430. Schmitz-Kallenberg (Dr. L.), privaat docent te Munster. Beken, door zijne bemiddeling, aan de Academie geschonken door de Historische. Kommission der Provinz Westfalen. 829. -- z 128 -- Schuyten (Prof. Dr. phil. M. C.), bestuurder van den' predblogischen schooldienst en.van Fret stedelijk-pwdologisah laboratorium, te Antwerpen. Schenkt een boek aan de. Academie. 582. SEGERS (GUSTAAF), werkend` lid. Benoemd tot lid van den keurraad voor de prijsvraag over de Geschiedenis van, het Onderwijs ina België. 157. — Zijn verslag, 361-365. — Zijn werk Onze Taal in het Middelbaar Onderwijs, van de pers gekomen. 510. -- Letterkundige mededeeling over Nederlandsche Spraakkunst van E. ALLEGAERT en H. ABEELE. 329-331. — Id., over : Nederlandsch Taaleigen; door A DE BOECK. 514-5 17 . Lezing : In het Lager Onderwijs moet alle onderricht taalonderricht zijn: 306.312. — Id. : Het Examen van Kasztonalen Schoolopziener van het Lager Onderwijs. 18, 198, 312-317. — Id. : Het Utilitarismus in het Onderwijs, of de Verstoffel jking van het Onderwis. 61,0,. 883-934. — Id.: De Vlaa,nsche Volksroman. 957- 95}9- eW 961-1044. — Schenkt een boek aan de Academie.5o2. Sevens (Theodoor), hoofdonderwijzer der gemeenteschool en letterkundige, te Kortrijk. Schenkt aan de Academie een exemplaar van zijne Kindergedichtjes. 148. -- Letterkundige mededeeling over dit boek door den heer Dr. H. CLAEYS. 153. Slier (Wilfried), te Gent. Doet dienst als commissaris bij de Plechtige Vergadering van 30 Juni 1907. 418. SIMONS (Dr. L.); werkend lid.. Verzocht de Academie op de Onthulling van Emanuel- M el's , Gedenkteeken , te vertegenwoordigen. 775. — Benoemd tot lid van den keurraad voor de prijsvraag over geschiedenis. 1'57` 158. — Zijn verslag. 336-393. - Als candidaa-t voorgedragen voor het lidmaatschap der Bestendige Comrnissie- voor-Mtddelnederlandsche Taal- en Letterkunde. 406. -- Letterkundige- mededeeling over het muziekdrama Cecilia. 255 . — Id., met betrekking tot de Camera Obscurcz, over het. Potspel, naar aanleiding- van een vroeger door hem gehouden voorlezing. 255 7 256. -- Lezing Ekkehard I of .Ekkehard I V. Eenige vraagstukken bij het Walthariusonderzoek. 5,17-519 en. 520-565. Soens (E.), leeraar aan het Atitenreum te Gent. Schenkt een, boek aan de-Academie. 193. — Ter uitgave aangeboden verhandeling. Zie op Jacobs. Somviele (D. de), archivaris der stad Thielt. Schenkt boeken aan de Academie. 248-249• Sonnois (Mgr.); aartsbisschop van .hamerijk. 841-842. — Schenkt boeken aan de Academie.. 836. Steenkiste (Dr. Eug. van), te Brugge, voorzitter van het Xe Vlaamsch Natuuren Geneeskundig Congres. Zie het Register van Zaken, op Natuur- en Geneeskundig Congres. Steghers (Oktaaf), te Eecloo. Zendt het tweede en laatste deel in van de verhandeling door hem. aan de Academie ter uitgave aangeboden : Levensbeschrijving- van K.-L. Ledeganck. 197. — Zie het Register van Zaken, op Ledeganck. - 11 29 ....... de), aalmoezenier-pastoor der Bezetting, Gent. boeken aan de Academie. 8p. Stijn‘ Zie Lateur. bisschop van Gent. — de Academie. 833. (j.-J.-D.), schoolopziener te Mecheen. aan de Academie. Letterkundige mededeeling 5,13-514. (B.), Groningen, eerelid.• De studie de heeren JACOBS SoENS Edda's vertaald naar den oorspronkelijken tekst, advies verzonden. 406. Zie Register van (Is.),, briefwisselend lid. werkend lid December 1906), tot vervanging van wijlen AM. DE heer Bestuurder geluk: met zijne benoeming. — De verkiezing bij, Koninklijk Besluit goedgekeurd. 14. — Brief heer TEIRLINCK dank zijne 14. — Academie bij de Onthulling Wel's Gedenkteeken te vertegenwoordigen. 775. — verslag over de Levensbeschrijving van Lodewijk Ledeganck, Academie'ter 6c9, 7 69- 770. Lezing Meester Abrioen van Trier. 77 8-781:-805. Schenkt Academie. 83o- 83rt 940- --- Zie op Cock, rubriek de Cock en- Tepe. Tepe van). Trooz(J. de), Minister van Binnenlandsche Kabinetsoverste. Brief den Weled. J. DE TROOZ, ter gelegenheid van de van het Ministerie van en Kunsten, hem den dank der de blijken van waardeering. 327. -- van den Weled. Minister. 399- 40©. -- Brief van de toezending van van het Verslag der Vergadering. van 1907. 603.. V bisschoppelijk Oudenaarde. boek aan de Academie. — over dit JAC. MUYL- boek, dor den her Dr. DERMANS. 610. (Dr. A.-J.-J.), bestuurder van Gemeentelijk Laboratorium, te boeken aan de Academie. 1 93, 774, 83 2 . -- Biedt aan de Academie ter uitgave aan, en bacterzologischhe over de oesters. Register zaken, *** Dr. A.-J.-J. Vandevelde en J. Masson. aangeboden verhandeling invloed van hulpmeel en hulpgist op broodgisting. 566- 57 6. - Zie Register van zaken,, en Mededeelingen. -- Schenken een boek aan de Academie. 601.. :r:I2g - Steur (Rich. de), aalmoezenier-pasloor der BezettÎng, te Gent. Schenkt boeken aan 83-2. Stijn' Streuvels. op Lal/eur. Stillemans (Mgr. A.), bisschop van Gent. 841. - Schenkt boeken aan de Academie. 833· Swolfs (J.-J.-D.), schoolopziener te Meche', e,n. Schenkt een boek aan de Acade_ nie.503. Letterkundige mededeeling over dit boek. 5,13-514. SYMONS (B.), hoogleeraar te Groningen, buitenlandsch eerelid., ter uitgave aangeboden studie van de heeren JACOBS en SOENS : De Edda's vertaald naar den oorspronkel~jken tekst, naar hem om advies verzonden. 406. Zit! verder het van Zaken, op Edda's. T TEIRLINCK (Is.)" briefwisselend lid. Tot werkend hd- verkozen (19 December 1906), lot vervanging van wijlen Dr. AM. DE Vos. De heer Bestuurder wenscht hem geluk: mei zijne benoeming. 8. - De verkiezing bij, Koninklijk Beshlit goedlZekeurd. 14. - Br-i.,f. waarbij de heer TEI'RLINCKdank zegt voor zijne verkiezing. 14. - Verzocht de Academie bij de Onthulling van Emanuel Hiel's Geclèllkteeken te vertegenwoordigen. 775. - Brengt verslag uit over verhandeling Le7HJnsbeschr!ving van Karel-Lariewijk Ledeganck, aan de AcadEmie'ter uitgave aangeboden. 6C9, 769-770. - LeziiB!! : Musler Abrz'oen van Trier. 778-779 en 781,-805- - Scb~mkt boeken aan de 830' 8)Ff 94P· - Zie- rubriek: A. de Cock en Is. Teirlinck. Zie Heemstede (L. Tepe van). J. de), Binnenlandsche Zaken, Kabinelsoverste. aan heer DE TRooz, gelegenheid stichting Ministerie Wetenschappen Kun,teD, om dank der Academie te betuigen voor haar gegeven blijken 3-27. - Antwoord \Veled. Heer 399- 4°0. - Brief van dankbetuiging voor toezending een overdruk het, Verslag Plechtige Vergadering van 603. v Vandervennet (J.), leeraar aan het bisschop~ pelijk college te Oudenaarde. Schenkt een boek aan de Academie. 601. - Letterkundige mededeeling over dit boek, door den heer Dr. JAC. MUYLDERMANS. 610. Vandevelde (Dr. A.-J.-J.), bestuurder van het Gemeentelijk Laboratorium, te Gent. Schenkt boeken aan de Acade-mie. 193,774.832. - Biedt aan de Academie ter uitgave aan. zijne Scheikundige en bacterlOiogisclle studie over de oeJlers. Zie Register van za'ken, op Oesters. *** Dr. J. Masson. Ter uitgave aangeboden verhandeling Over den invloed van hulpmeel en hulPgist de broodgisting. 576. Zie het Register van zaken" op Verslagen en Mededeelingen. Schenken een boek aan de Acad€mie_ 601. 1130 --. *** Dr. A.-J.-J. Vandevelde en L. Bos- ;flans. Ter uitgave, aangeboden verhandeling Over de werking van koolhydraten op de gisting van het brooddeeg. 956. — Zie het Register van zaken, op en Me.dedeelingen. Ven (Mgr. W. van de), bisschop van 's-Hertogenbosch. 841. — Schenkt een boek aan de Academie. 836. VEN ( Pater VAN DE), Jez.. te Aalst, Stichter VAN DE VEN-HERE MANS' FONDS. Of%- cieeie ineaedeeling hem gedaan door den Bestendigen Secretaris betreffende het van de pers komen van Nr der uitgaven : .kelk door l)r. A.-J.-J. VANDEVELDE.-schin g, Den milden stichter exemplaar van dit boek vereerd. 195. — Brief van Pater J. VAN DE VEN, om. te bedanken. 195. Vercoullie (J.) , hooáleeraar, te Gent. Schenkt een boek aan de Academie. 602. Verhuist (Raphaël), letterkundige, te Antwerpen. Bekroond in den Driejaarlijkschen Prijskamp voor Nederlandsche Tooneelletterkunde. In de Plechtige Vergadering van Juni 19 0 8z, al hem een verguld eeremetaal met diploma vereerd worden. 776. Vermast (Victor), te Gent. Doet dienst als commissaris bij de Plechtige Vergadering van 30 Juni 1907 . 418. VERRIEST (Dr. HUGO), werkend lid. Lezing Kunst en ons Volk. 845 en 8 47 -8 7 6. hoogleeraar - Leuven. Brief betreffende de Nederlandsche Vacantieleergangen in de maand Augustus te Leuven in te richten. 507. -- Brief van dankbetuiging voor de door Academie verleende hulp. 605. VOS (Dr. AMAND DE), afgestorven werkend lid. De Be,tendige Secretaris brengt hem een eerbiedige hulde, op de Plechtige Vergadering op 3o Juni 1907. 430. — Brief van dankbetuiging vanwege Mevrouw DE Vos, voor de eer aan haren betreurden echtgenoot door de Academie bewezen. 13-14. — Portret van wijlen Dr• A. DE VOS. 14. VREESE (Prof. Dr. WILLEM DE), werkend Tot onderbestuurder verkozen voor het jaar 1908. 8 44. — Benoemd. tot lid van de commissie voor Rekendienst, voor 1 907. 1 9. — Benoemd tot lid van de commissie voor het voorstellen van prijsvragen . 517. — Door de Bestendige Commissie voor Middelnederiandsche Taal- en Letterkunde een wetenschappelijke zending Duitschland belast. 842. — Verslag van den heer DE VREESE betreffende die zending. 945. — Zie Register van op — Zijn over uitgave aangebode verhandeling over 1 37 — verslag over de verhandeling Academie ter uitgave aangeboden. 777. — Verslag. -- verslag te brengen wat Inleiding Dr. 20-21. - Zijn verslag. 158 en 185-188. —aan Dr. ABRAH. KUYPER, buitenlandscb brief van " ** J.-J. Bos~ ans. uitgave aangebodeu verhandeling kool. hydraten /{z"sting brooddeeg. - Register van Verslagen jlfededeelingen. van Hertogenbosch. - Acadenlle. (Pater J. DEI, Soc. Jez .. Ad"" Stichter van het VAN VEN-HEREnANS' FONDS. Officie'ele Ille~leljeehng hem betreffende d" komeu N' 3 Over 11felk en Melkverval · sching, Dr. VANDEVELDE. van het Fonds een vereerd. 195. - J. OE om Vereoullie(J.), hoogleeraar, aan 602. Antwerpen. Bekroond io deu Driejaarlijksehen Prijskamp voor Nederlandsche In de Plechtige Vergadenng 28 Juni 1908. zal een verguld eeremetaal met diploma worden. i i6. Vietor), Doet dienst als Plechtige Vergadering 1907.418. (Dr. HUGo), werkend lid. Lezing: Onze Kumt en ons Volk. 845 847-876. Vliebergh (E.), hoog lee raar te Leuven. betreffende de N ederlandsche in de Augustus richten. - dankbetuiging AMAND DE), werkend De Be_tendige Secretaris eerbiedige hulde, op Plechtige 30 190 7.43°. van. dankbetuiging vanwege Mevrouw DE de Academie 13- '4, - van wijlen Dr DE VOS. 14. VREE SE (Prof. WrLLEM werkend lid. Tot onderbestuurder verkozen 1908. 844. - tot lid voor 1907· 19. - commissie 1907, belast met het voorstellen van prijsvragen. D"or de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde met een wetenschappelijke zending naar DLlitschland belast. 842. - heer DE VREESE 9tS. - Zie verder het Register van zaken, op Zending. - lijn Verslag over de ter uitgave aangebodeverhandelipgover Erasmus. 135- 137· - Brengt verslag uit over de verhandeling Nederlandsche Taalgids, aan de Academie ter 777.Verslag. 823-824. - Verzocht, vershg uit te brengen wat het bewerken betreft van de Inleiding van Felix Leviticus' prijsantwoord over het Diamantvak. 20-2 I. - lijn verslag. 158 en 185-188. - Zijn voorstel, aan Dr. ABRAH. KUYPER, buitenlandsch eerelid, een brief van gelujrwensching gelegenheid zijn zeventigsten verjaardag. 777 -77 8 . — Neemt deel aan bet debat betreffende de lezing van den heer GUSTAAF SEGERS: Vlaamsche Volksroman. — Bibliotheca Manuscripta. Register van Zaken, rubriek. — Mededeeling betreffende Bibliotheca. 252, 334 — Kort overzicht van de reis welke hij Mei behoeve zijner Bibliotheca Neerlandica Manuscripta Zuid-Duitschland, Oostenrijk en 4 1 2-414. — Mededeelingen over den . lierljn. 152. — over het Nederlandsch volksboek Salomon en Marcolfus. 587-588. —Uitgave, heer EDW. GAILLIARD, eene reeks Dietsche Kalenders. van Zaken, op Kalenders. de), ter Secretarie der te Doet dienst als commissaris Plechtige Vergadering 3o Juni 1907. 418. W (Mgr.), bisschop van Brugge. — boeken aan de Academie. 833. Walgrave Al.), leeraar aan het Klein Seminarie, Hoogstraten. Schenkt een 940. -- Letterkundige mededeeling over den heer Dr. JAC. MUYLDERMANS. 957. (Mgr.), Doornik. — boeken aan Academie. 8 35. K. de), leeraar aan het Bisschoppelijk Brief van boeken, Leuven te houden, ter gelegenheid de Nederlandsche Vacantieleergangen 507. (OMER), briefwisselend lidmaatschap Nieuwere en Letterkunde. 1 53. Wordt verkozen. 1 99. — zich met het schrijven van het j. SCHIMMEL, eerelid, voor Jaarboek 1908 willen belasten. 198. — Lezing : Sage van den Zwaanridder. en WENKER (Prof. Dr. GEORG), bestuurder Bibliotheek der Koninklijke a/ buitenlandsch eerelid. Lijst zijner geschriften. 950. (Zie voor 1908, blz. (H. van de), aartsbisschop -- Schenkt boeken Academie. 835. WINKEL (JAN TE), hoogleeraar te Amsterdam, Schenkt de Academie. 832. — zijner geschriften. 950. (Zie Jaarboek 10o8, 247-251.) (JOHAN), Haarlem, eerelid. Lijst zijner (Zie 1908, blz. 252-262.) - II3 I - gelulJ. Dankbaar ontvangt de Koninklijke Vlaamsche Academie alle "Nederlands.che handschriften van geleerden ter uitg