BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK. A. J. VAN DER, AA, BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN, BEVATTENDE Levensbesehrijvingen van zoodanige Personen, die zich op eenigeriei wijze in ons Vaderland hebben vermaard gemaakt, VOORTGEZET DOOR K. J. H. yam kiarderwiik EN Dr. G. D. J. S C I-1 (-4 rir Onder medewerking van de Heeren: F. .J. B. C. ROBIDE VAN DER AA, Prof. P. 0. VAN DER CHITS W. EEKHOFF Dr. J. J. DE HOLLANDER, ItLYNSMA, P. A. LEUPE, H. C. ROGGE, T. A. RomEIN. .T hr. J. W. VAN S 1TESTEYN!anderen. ZEVENTIENDE DEEL. EERSTE STUK. HAARLEM, J. J. VAN BREDERODE. 1874. BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. S. SAAB (RicilARD), burgerkapitein te Amersfoort , vervulde een grooten rol in de hevige beroerte aldaar,, na het overlijden van prins Willem III , over de verkiezing der regeringsle­den. Hij drong met andere misnoegden aan , dat die, gelijk v(56r 1543 , bij loting zou plaats hebben. Zulks geschiedde. De Staten echter handhaafden de afgezette regenten , 't geen tot hevige opsehudding aanleiding gaf , die de Staten door krijgsvolk dempten. Tot de gevangenen behoorde S a a b. Hij werd naar Utrecht gevoerd , op den baize Hasenbergh gevan­gen gezet , en den 3 October 1703 te Amersfoort onthoofd. Zie van Bemmel, Beschrijv. der stad Amersfoort , D. II. 1)1.977 volgg.- Wagenaar, Vad. Hist. D. XVII. bl. 144 volgg. ; Sententie van P. van Houten, R. Saab en W. Teekman, 1703. SAAN of SAEN (JoRls VAN), dapper zeekapitein , was in 1639 bij den zeeslag van Duins , en veroverde in dit jaar een Duinkerker. Den 22 Mei 1652 werd hij omtrent Goudstaart door een parlementsfregat aangetast wegens het strijken der vlag. Na een gevecht van ruim anderhalf uur verliet het hem. Zie van W ij n , Bijv. en Aanm. op D. XII van Wagenaar's Vad. Hist. bl. 99, 100 ; J. C. de J on g e, Gesch. v. Ned. Zeew., D. II. bl. 108; Lev. en dad. d. doorl. zeeheld. D. II. bl. 94 , 95. SAAGIUS of SAGIUS (JoHAN) , T. Utr. Dr. te Oosterwijk, bloeide in het niidden der 17e eeuw , en maakte zich als dich­ter bekend door: De Saakelijke inhoud van Salomon Hoogelied, ten By-voeg- sel hebbende eenige Keurpsalmen , zoo van den Koninglijken Propheet David , air zisaph, ende Heman , de gemeynte Godsnaagelaaten. In rzjm-mate ontworpen. 's Hertogenb. 1745 , 4°. Zie van der A a , N. B. A. C. Woordenb. en Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. I. bl. 257. SAAN (WILLEM VAN DER). Zie SAEN (WILLEM VAN DER). SAANNE (PETER) , graveur, leefde in de 1 7° eeuw in Holland. Zie Kramm. 1 2 SAANEN of SAENEN (CoRNEus GERR1TZ. vAN) , kapitein ter zee. Ofschoon voor de post van schout bij nacht bestemd , werd bij voorbijgegaan , en die aan M. A. de Ruyter gegeven. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. Zeew., D. I. bl. 541. SABINGE , kapitein ter zee , diende den lande in de eerste helft der lie eeuw. Hij was o. a. bij het gevecht bij het eiland Elba , onder den commandeur Jan van Galen, 6 September 1652. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Neerl. Zeew. , D. II. bl. 108. SABOTHIUS (AuGusTous) , den 14 December 1593 te Antwerpen geboren , trad in de orde der Augustijnen en pre­dikte te Maastricht en elders. Hij gaf in het licht : B. jordani de Saxonia, Ord. Brazil. S. Augustini , de vitis Fratrum eiusdem Ord. libri IV, cum notis. Leodii , 1625 , 8°. Vita B. Clarae de Montefalio. zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 95; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 113; Joeher. SACHTLEVEN (HERmANNus). Zie SAFTLEVEN (HERm.). SACRELAIRE (IsAAc) , omstreeks 1680 te Sedan geboren , verliet Frankrijk , na de herroeping van het edict van Nantes , studeerde in de geneeskunde en was een der redacteurs van het journal Litteraire 1713-37, 24 Vol. in 8°. Hij zette in het Fransch uit het Lat. van Schultens met zijne vrienden Allennand en E. de Joncourt over, Le Livre de Job , Leyde 1748 , en Les Proveroes de Salomon , Leyde 1762 in 4°. De tijd van zijn overlijden is onbekend. Hij was zeer bevriend met W ill em van Haren, de dichter van de Friso , en was hem ter kwader ure behulpzaam in het versmeden van dit Heldendicht. Te gelijker tijd verdedigde Jean Sacrelaire te Leyden een dissertatie de Communibus tegumentis corporis humati , Lugd. Bat. 1727 in 4°. Andere leden dezer familie bleven te Sedan , den Protestantsche godsdienst belijden. In 1772 hawde Jean Theodore Sacrelaire, in de kapel van den Hollandschen ambassadeur te Parijs , Anne Elisabeth Viard van Chalons. Zie Etaag, La France Protest. , q; Het Geslacht der van Ha-rms , bl. 136, 137. SADELER (Gnus of AEGIDIUS) uitstekend plaatsnijder, in 1570 te Antwerpen geboren. Bij Nagler wordt een uit­voerig overzigt van 231 nommers van zijn graveerwerk gevon­den , en bepaaldelijk van zijne portretten , die sieriijk en bevallig gesneden , de werken der andere Sadelers over­treffen. Voor den handel vervaardigde hij ook werk , dat van mindere kunstwaarde is , en waaraan zeker ook andere handen in de prenten fabrieken van dien tijd hebben gewerkt , 't geen o. a. blijkt uit de Vestigi della Antichith di Roma, Tivoli, Pozzuolo e allii Luochi etc. Star, pati in Praga da Aegidio Sadeler , scultore di essa Mae. CIOIDCVI Marco Sadder exdudit. Hij was ook een goed schilder,, en graveerde portretten naar zijn eigen schilderijen. In de galerij te Weenen is een stuk van hem : St. Sebastiaan aan een boom gebonden , met drie pijlen doorschoten ; aan zijn voet zijn wapen8 en wapenrusting , op koper een graveerwerk in ivoor , voorstellende den Parna8 , door K r a m in beschreven. Keizer R u dol f II verhief hem tot den adelstand en benoemde hem tot zijn hofschilder. Hij was niet de neef maar de broeder van J an en R a­ ph a e l de O u de (die volgen). Hij overleed in 1629 te Praag. Zijn portret is door Ed e 1 i n c k en P. d e Jo d e ge­ graveerd. Zie E d. Fetis in Bullet. de l'Acad. Royale des Sciences , T. XXI. P. 2 p. 429; van Mander, Lev. d. Sehild. , D. II. bl. 146; de Bie; Immerzeel; Kramm. SADELER (H.) Op den Cat. van de Neufville Brants , Amst. 1824 , komt van hem voor , een Mansportret met zwart krijt en rood aard. Zie Kramm. SADELER (JAN) d e Oude, uitstekend graveur en teeke- naar,, werd in 1550 te Brussel geboren. Aanvankelijk opge­ leid in het yak van zijn vader , die staal en ijzer damasceerde , begon hij zich eerst op zijn twintigste jaar op de behandeling van het graveerijzer toe te leggen , vertrok naar Antwerpen , en gaf daar eenige prenten in het licht naar K r i s p ij n v an den Br o e c k , die hem eenigen naam verschaften. Hierdoor aangemoedigd , legde hij zich op het graveren toe. Volgens Im me r z eel begaf bij zich in 1588 , cloth volgens ci e Jon gh in 1578 , naar Frankfort. Volgens K r a mm woonde hij in 1580 te Keulen. Later vestigde hij zich ook te Munchen, waar de hertog hem een gouden keten en medallic salt:ink. Vervolgens bezocht hij Italie , en zijn verblijf aldaar bragt niet weinig toe om zijne manier te hervormen , die vroeger niet Yrij van stijfheid was. Er gaan een groot aantal prenten (portret­ ten, historiele onderwerpen , landschappen) van hem uit. N a- g 1 e r vermeldt 185 nummers. Tot de zeldzame prenten be- hooren de 40 stuks voorkomende bij L. ilellesemius, Sacrarum antiguitatum monumenta patriarcharum, reguin, prrd­ ph,etarunt et virorum illustrium Veteris Testamenti , imaginibus et elogii8 apparata atgue in8cripta , Anty. 1577 , 8 (1. Zijn portret vindt men bij de B i e en v a n Mander. Hij over­ leed in 1600 (volgens Hell e r in 1610) te Venetie. Zie Ed. Fetis t. a. p.; van Mander; de Bie; Immerzeel; Kramm. SADELER (MARcus), vermoedelijk de zoon van Jan S a­d e 1 e r de O u d e, te Munchen geboren , oefende te Praag 1* den kunsthandel uit. Dat hij ook de graveerkunst beoefende , blijkt o. a. uit 15 stuks prenten , door hem gesnedcn , (depasaie van Christus) naar Albrecht Duren Nagler noemt nog 14 nummers , die , schoon onzeker , voor zijn werk worden gehouden. Zie Kramm. SADELER (PHILIPPus), volgens Nagler een zoon van G ill e s of Raphael. Hij arbeidde te Munchen , doch zijn werk is ver beneden dat van den eersten , ofschoon hij zi;ne prenten uitvoerig en met zorg behandelde. Zijn bloeitijd kan opgemaakt worden uit een prent , door hem gesnedcn naar de teekening van Thomas Hofmann, in het werk Infernusdamnatorutn , career et ropes eternitatis , Munchen 1664. Hij behandelde ook het penseel. Op den Catal. van Vegelin van Claerbergen, Leeuw. 1846, komt van hem voor eenMansportret met den hoed op het hoofd , 1647 , van eene deli-cate penseelbehandeling. Zie Kramm. SADELER (RAPHARL) , teekenaar en graveur te Brussel , in 1561 (anderen willen ten onregte in 1555) te Brussel gebo­ren. Hij was een jonger broeder en leerling van J a n. Zij waren gezamentlij k werkzaam en doorreisden gemeenschappelij k Duitschland en Italie. Hij arbeidde veel naar Duitsche mees­ters, zoo all Jan van Achen, Mathias Kager en ande­ren uit die school. Zijn beste werken zijn net en uitvoerig , doch wat stijf, ook verstond hij zich goed op bet teekenen van het menschenbeeld. Nagler geeft 144 zijner graveer werken op. Zijn portret door Coen r. Woumans gegra­veerd , vindt men bij de B i e. Hij overleed in 1616 to Venetie. Zie Immerzeel; Kramm. SADELER (RAPHAEL) de Jonge, zoon van den vorigen , vergezelde steeds zijn vader,, en arbeidde zoo in diens stijl, dat hun werk moeijelijk is te onderscheiden , ten zij er senior of junior achter hunne namen staat , zoo als op do prenteu , voor-stellende De daden en mirakelen van onderscheidene Heiligen in 4°. , behoorende tot het werk : Bavaria sancta etc. coepta , descripta eidemque nuncupata Matthaeo Radero de Societate Jesu ciolocxv , Monachii A°. LDCCIV , (sic) 3 d. in fol. , waarop een ,vierde volgde , getiteld : Bavaria pia. Nagl er vermeld19 nummers , door dezen Sadeler bewerkt. Br alliot wil dat hij 1582 zou geboren zijn. Zie Kramm. SADELER (Tomas), waarschijnlijk zoon van Gilles, die in 1675 te Weenen werkte. Nagler vermeldt 5 nommers van zijn graveerwerk. Zie Kramm. SADELER (JusTus) , zoon van Jan Sad e 1 e r d en 0 u d e. Volgens Heller, werd hij in 1582 geboren en overleed in 1620 te Venetie. Gandellini laat hem in dat zelfde jaar trouwen en in 1629 te Amsterdam sterven. De Jonghe ver­meldt nog van hem , in een aanteekening op van M an d e r het volgende. In 1595 trok Jan met de zijnen naar ItaliC , kwam te Verona, en in 1596 te Venetie, en opende aldaar een kunstwinkel. In 1600 let hij zijn gezin achter, , en begaf hij zich , door zijn zoon Justus vergezeld , naar Rome. Hier bood hij den Paus zijne kunst aan ; doch niet vriendelijk be­handeld of niet genoegzaam beloond wordende , keerde hij naar Venetie terug , waar hij in hetzelfde jaar (1600) overleed. Justus nam nu het bestuur over zijn vaders winkel op zich , en oefende het beroep van plaatsnijder uit , tot dat hij in 1620 in 't gevolg van den Hollandschen ambassadeur de reis naar Holland aannam. Eerst bezocht hij Amsterdam , vervol­gens Leiden , waar hij in 1620 (1629?) overleed. Zie Sweertii, Ath. Belg. p. 354; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 1054 ; J. Sandrart, Acad. artis Pict. p. 354 ; Renou­ vier, Des types et des matiores des maitres graveurs ; Brulliot, Dict. des Monogrammes ; Nagler; Huber et Ross, Manuel; Hoe­ fer, Nouvelle Biogr. goner. , i. v.: Biogr. Univ. , i. v. ; Dict. Biogr. i. v. ; Conversation Lex. (Leipzig 1854) i. v. ; Kr amm. SAECKMA , SAAKMA . SACAMA (JoHANNEs), zoon van Sjoerd Saeckma en Fedke Ringia, werd in 1572 te Kollum geboren. Reeds in zijn eerste levensdagen verloor hij zijn vader , terwijl deze om der vrijheids wille balling was , en werd opgevoed door zijn oom Ei lardus Rein ald a. Na de hoogescholen te Franeker (1588) , Heidelberg en Bazel te hebben bezocht , werd hij ter laatstgenoemde plaatse doctor , en na zijne terugkomst spoedig tot ambten geroepen. In 1596 werd hij secretaris van het Collegie ter admiraliteit in Fries-land , destijds te Dokkum gevestigd en in 1600 procureur gene­raal. In deze betrekking bewerkte hij in 1602 met H illem a en Id s a e r d a de eerste 's Lands ordonnantie. Kort hierna werd hij Raad in den Hove , en ofschoon aan deze bedie­ning niet clan regterlijke werkzaamheden verknocht waren , werd hij echter tot staatkundige geroepen. Zoo werd hijin 1628 als lid ter vergadering der Staten-Generaal afge­vaardigd tot regeling der grenzen van dezen Staat aan de oostzijde , later , in 1634 , met de zorg omtrent de rekening over 's Lands geldmiddelen belast in de duistere zaak van den ontvanger Bootsm a. In 1628 werd hij Curator der Friesche hoogeschool , en na zijn overlijden in 1636 hield W i n­semius eene lijkrede op hem. Hij was een man van groote geleerdheid , bevriend met B e z a en C a s a u b on u s. Ofschoon hij als regtsgeleerde en oudheidkundige uitmuntte , heeft hij echter Been werken in het licht gegeven. Hij vervolgde de door Thomas H erbaius begonnen aanteekeningen tot verklaring der Statuten van Friesland. Huber maakte veel­vuldig gebruik van zijne aanteekeningen over het hedendaagsch regt, Hij trok uit de archiven van Gelderland en Buren , al wat tot de geschiedenis van Friesland betrekking had. Hij was gebuwd met Hyl ck, dochter van Jdhan nes Boner, die hem verscheidene kinderen schonk. Zijne zonen stierven zonder kinderen , waardoor zijn naam overging in het geslacht van van W yck e 1. Een zijner dochters was gehuwd met Hans van Wyckel. Zie Winsemius, Ortat. fun. ; Huber, Auspicia domestica , T. I. p. 50, 136; Vriemoet, Alhen. Fris., p. xLvn; Scheltema, Staatk. Nederl., D. II. bl. 237, 617; van Hasselt, Geld. Oudh. , D. I. bl. 53; A itsema, Saken van Staat en Oorl. , D. I. bl. 776, D. II. bl. 182; Ferwerda, Wapenboek (Wycicel) ; Casauboni Epp. 75, 8,68 et App. Epist. 13; Cunaei Epp. c. 41; Gabbema, Epp. p. 399, 402; Fop. ab Aitzema, Poem. Iuv. in fine; G. de Wal, de clar. Frisiae .Tur., p. 37, 122; Kobus en de Rive­ cour t; Kayos Kraan, D. II. bl. 105; A itsema, droeg hem zijn Lat. overzetting van Psal. 111 op.; H. Neuhu sii Poem. .Tuvenilia„ p. 5, Dez. PoeM. Extemp., p. 131. SAECKMA_ (Mr. SUFFRIDUS), zoon van den vorige, studeerde te Franeker , werd aldaar doctor in de regten woonde te Akkerwoude, en werd den 26 December 1630 advokaat voor den Hove, waarna bij den 6 October van het volgende jaar tot Grietman van Dantumadeel werd benomd. Hij was tevens crecommitteerde ter admiraliteit van Dokkum. Van 1632 tot 1653 was hij lid der Staten van Friesland , en teekende als zoodanig mede het octrooi voor Dokkum , om eenen trek­weg van die stad naar Dantumawoude aanteleggen. Als gevol­magtigde van de ingezetenen van Rinsumageest , kreeg hij in dit zelfde jaar , ten voordeele van hunne kerk , octrooi tot bet maken van eenen rijweg van genoemd dorp naar Birdaard en Oudkerk. Hij overleed den 8 December 1655. Hij huwde Tika Thomas Oosterbaan, dochter van Thomas G e r-r i t z. , burgemeester van Staveren , en liet bij baar geen kin-deren na. Zie Vriemoet, Ath. Fris. , p. xmx, Charterb. , D, V. bl. 518, 519; Baerdt van Sminia, N. .Naaml. d. Grietm., 121, 122; de Wal, de clar. Fris. .Tur. , p. 123. SAECKMA (Mr. THEODORUS) , broeder van den vorige , stu­deerde te Franeker in de regten , deed vervolgens met den bekenden latijnscben dicbter Rein e rus Neuh us i us een reis door Frankrijk, promoveerde te Orleans in de regten , werd in 1632 advokaat en in 1638 raadsbeer in het bof van Fries-land. Ook was hij van 1634-1638 secretaris der stad Leeu­warden. Hij was een vermaard regtgeleerde en schreef een commentarius op de statuten van Friesland , nog in bandschrift 7 aanwezig. Hij overleed in 1666. Zijn afbeeldsel is door VVybr ant de Geest gesehiiderd, waarop Gabbema en Boa aerd bijsehriften vervaardigden. Deze beide dichters en N e u h usius hebben meermalen ter zijner eere de snaren ge­spannen. Zie G. de Wa 1, de clar. Fris. .Tur. 1. c. ; Vriemoet, Ath. Fri& 1. c. ; Klioos Kraam, D. I. bl. 38 , bl. 349 volgg. ; R. N e u h u s i i Synops. Etymol. , p. 434 ; Dez. Poem. juven. , p. 176 , 245, 290; Dez. Poem. poster. , p. 124 ; Bibl. .1. de Kempenaer , p. 79. SAECKMA (JOHANNES WOPKES) werd in 1527 bijzitter van de grietenij , en waarschijnlijk in 1536 grietman van Dantu-:iiadeel. In 1540 komt hij onder een koopbrief van vergra-ven land onder Veenwouden en in de procuratie op S ij d s Tjaerda en Haring Heringa, in de zaak van Douwe v an B urmania, met de Groningers , als Keizerlijke Majesteits grietman voor. In 1545 onderteekende hij , als grietman van Dantumadeel , in naarn der eigenerfden en huurslieden van Oos­tergoo den renversaal-brief , bij welken aan keizer K a r el trouw werd beloofd. Hij had in 1550 zitting ten landsdage, toen de akte , nopens den eed en huldiging aan F i 1 i p s II , in geval van afsterven van zijn vader, werd opgemaakt. Hij was waarschijnlijk gehuwd met Elisabeth Saps m a. Zie Ckarterb. v. Friesl. , D. II. bl. 536 , 788 , 868 , 873 , D. III . bl. 68'; Baerdt van Sminia, N. Naaml. d. Grietm. , bl. 116 , 117. SAEN (WILLEM VAN DER). Zie Z AEN ( VAN DER). SAEN (Gnus of EGIDIUS VAN DER) , sander, bloeide in de tweede helft der 16e eeuw. H. H o n d i u s graveerde 5landschappen naar hem , in den trant van Hans B ol. Zie Kram m. SAENEN (CORN. GERRITZ. VAN). Lie SAANEN (CORN. GERRITZ. VAN). SAENEN of ZAENEN (SIMON vAN) , commandeur van St Jan te Haarlem , van 1514-1542. Men vindt een hands. van hem bij R5mer, Kloosters en ALdijen van Holland en Zeeland , D. I. bl. 476 v. Zie Hist. Episcop. Foed. Belgii , T. II. p. 31; K is t en M o 11, Kerkl. Archief, D. I, bl. 146. SAE GHM AN (Gnus JOOSTEN) , bock drukker te Amster­dam , in en na het midden der 17° eeuw , vooral bekend als uitgever van reizen. Zoo als : Verscheyde Oost-Indische voyagien; Met de Beschrijvingen van Indien. 't Eerste Deel, 4°. Verscheyde Journalen van Zee- en Lands Reysen; Mitsgadersde Beschrijvingh van de Landen en Volckeren , die gelegen sijnonder den kouden Noordt-Pool, 40. Zie T i el e , Mem. Bibl. sur les .Tourn. des Navig. Neerl. p. 18-20. SAENREDAM of ZAEREDAM (JoHANNEs) werd in 1565 te Zaandam geboren , verloor vroeg zijne ouders en werd door zijn oom of voogd , sellout van Assendelft , op het mandenmaken besteld. Nadat hij zich hier eenigen tijd mede bezig had ge­houden , gaf zijn voogd gehoor aan zijn herhaald verzoek om zich in de teekenkunst, waarvoor hij groote neiging had , te mogen oefenen. Hij werd nu ter opleiding aan G olt zius te Haarlem toevertrouwd, vervolgens leerling van Jacob de Gheyn, en hij had het aan deze beide leermeesters te danken dat hij zelf een meester in de teeken- en graveerkunst werd. Bartsch beschrijft 123 stuks van zijn graveerstift en 4 stuks door tijdgenooten , naar zijne teekeningen vervaardigd. N a gle r noemt 116 nummers van zijn werk , waarbij 12 stuks naar eigen vinding. Hij zegt dat de overige slechts aan hem worden toegekend. De grootste en schoonste prent , door hem gesneden , is Jezus aan den maaltiid bij Simon den Pharizeer. Zijn portret komt voor in de 8e uitgave van van Mande r. Hij overleed te Assendelft den 6 April 1607. Op zijn grafsteen leest men Sepultura Joannis Saenredam Sculptoris celenerrii. Zijn prentwerk werd op de auctie van den graaf v o n Fries voor f 200.— verkocht. Het bestond uit 154 stuks. Zie Zaanlandsch .Taarboek. Jaargang 1846, bl. 58, 1847, bl. 57 ; Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt. SAENREDAM of ZAENREDAM (PIETER) , werd den 9 Julij 1597 te Assendelft geboren , ging , na zijns vaders dood , met zijne moeder te Haarlem wonen , en werd in 1612 bij Frans Pieter sz. de Gr ebbe r als leerling besteld. Tien jaren oefende hij zich met onafgebroken ij ver , en trad den 24 April 1628 te Haarlem als meester in het schildersgild. Hij vervaardigde de teekeningen voor S. A m p zing, Be-schryvinghe der stad Haerlem , Haarlem 1628 , en heeft er eenige van zelf geetst. Ook schilderde en teekende hij een aantal afbeeldingen van kerken en andere openbare gebou-wen. Vele dergelijke afbeeldingen vindt men in het stedelijk archief van oudhefien te Utrecht. Het rijks museum te Am-sterdam bezit van hem twee Gezigten in de Groote Kerk teHaarlem. In het tegenwoordig stadbuis op de O. Z. Voor-burgwal wordt van hem bewaard eene Afbeelding van het oudestadhuis te Amsterdam. Zijne schilderij , een Buurtje voorstel-lende , gold op de verkooping van J. de V os f 200.—. Hij overleed in 1666 te Haarlem. J. van Camp en teekende zijn portret met zwart krijt. Men vindt het ook bij van Mander en Immerzeel. Zie van Mander; Ampzing, Beschrejv. v. Haarlem, bl. 372; Immerzeel; Kramm; Zaanl. .Taarb. Jaarg. 1846, bl. 59, 1897, bl. 58; Muller, Cat. v. portr. SA.EY ( ). Van dezen kunstschilder verrneldt Kramm een 8tuk , verbeeldende de kerk der Patera Jezuiten te Antwer- pen , voorkomende op een Catalogus van 1749. Zie Kramm. SAFFT (J. C. W. of J. W. C.), werd den 1 October 1778 te Amsterdam geboren , aldaar koopman in lakens , en beoefende de teeken- en schilderkunst , zoo in het vak van binnenhuizen , als voornamelijk in dat der landschappen. Ook etste hij eenige prentjes , volgens Kr amm, acht stub land­schappen met stoffayie. Volgens Immerzeel was P. B a r-b i e r s Pz. zijn voornaamste leermeester. Hij overleed te Amsterdam , en zijne kunstnalatenschap werd in Februarij 1850 in het huis met de hoofden verkocht. Zijn portret is door H. W. C a s p a r i geteekend. Zie Immerzeel; Kramm; van Eynden en van der Willi­ ge n, Gesch. d. Vad. Schilderk. D. III. bl. 228 , ifant. bl. 227. SAFTLEVEN (CoRNELis) werd volgens sommigen in 1612 , doch volgens I m m e r z eel en K ramm in 1606 te Rotter­dam geboren. Hij was de oudere broeder van H e r m a n (die volgt) doch was een minder verdienstelijk schilder dan deze , vooral wegens zijn doorgaans geelachtig koloriet. Evenwel had hij verdiensten in het schilderen van krijgslieden , wachthuizen , boerenbijeenkomsten , met , naar de wijze van T e n i e r s , op de voorgronden geschikte wapentuigen , krijgskleederen en dier­gelijke voorwerpen van stilleven. Hij groepeerde zijne beelden geestig , en wist in houding en gelaatstrekken met een vast penseel veel uitdrukking te geven. Op de verkooping van de Vos werd voor een door hem geteekende Leeuzcenkop met kleuren f 62.00 betaald , en voor een dergelijke f 40.-. K r a in m vermeldt de volgende etsen van zijne hand : De vij f zinnen. Een reeks van 12 bladen , afzonderlijke figuren. Een landschap , waarin een herder , een schaap , drie geiten en een hand. Twaalf bladen verschillende dieren , als honden , katten , gei­ten enz. , geestig geetst en zeldzaam. Achttien bladen met den titel : Animalia quadrupedia, zonder naam van den meester. Zes en dertig stuks , voorstellende karikaturen, de vzjf zin­nen , boeren, honden, katten, voyels , enz. gold op de verkoo-ping van den Grave v o n Fri es f 52.00. Zijn portret, door v an D y c k geschilderd , is door V o r s t e r rn a n in koper ge­bragt. De teekening er van , door van Dyck, gold op de verkooping der nalatenschap van koning Will e m II f 300. Kr am m vermeldt andere afbeeldingen van hem. Het jaar van zijn overlijden is onbekend. Zie Immerzeel; Kramm. SA.FTLEVEN (HERmANNus), jongere broeder van den vo-rigen , werd in 1609 te Rotterdam geboren , doch heeft nage­noeg altijd te Utrecht gewoond , waar hij den 5 4anuarij 1685 gestorven , en in de Buurkerk begraven is. Hij was een leer-ling van Jan v a n Goy en , doch vormde voornamelijk zich zelve ',door zich bestendig naar de natuur te oefenen , en zijne Rijn- en andere gezigten en landschappen ten deele stiptelijk naar het leven te volgen , en ten deele met ideale veranderin­gen te vervaardigen , terwijl hij alle met rijkdom van schepen , figuren enz. uitvoerig en kunstig stoffeerde." Volgens I m m e r-z eel zijn zijne beste schilderijen kenbaar aan hare dunne en heldere verschieten , wijkende tinten en tussehenluchten , en een zedig koloriet , dat hij later met een bonter verwisselde. K r am m geeft eene uitvoerige besehrij ving van eerie doorhem en zijn broeder C o r n elis vervaardigde schilderij op deridderhofstad Zuilen te Zuilen , voorstellende een rijk landschapmet beelden van dien tijd , eene familie geschiedenis uitmakende en die alle portretten zijn. Men ziet heer Godard van Rheede van Nederhorst, later gezant bij den Munsterschen vredehan­del , bij het lijk zijner moeder , die , rijk gekleed op een pa­radebed ligt. Hij is vergezeld van zijne eerste vrouw met acht kinderen , welke vrouw toen reeds was overleden , en van zijne tweede vrouw , die geene kinderen heeft gehad. I m m e r z eel noemt eene schilderij van hem , De Neude te Utrecht , met ruiters en voetknechten. Zij stelt eigenlijk voor Het afdanken der waardgelders , in 1618 , op de verkooping van B raam ca m p, voor f 450.— verkocht. Ben landschap met Ayers , honden en dood wild , en een Rzjngezigt , beide van zijne hand , golden op die ver­ kooping t 600.— en f 830.—. Het museum van Amsterdam bezit 3 Rijngezigten van hem. Tot zijne merkwaardigste teekeningen behooren die, welke te Utrecht in het stedelijk museum van oudheden worden be­waard. Zij zijn : Twintig stuks afteekeningen van de Rene van de DOW-en St. Pieterskerk , na den vreeslijken orkaan van 1 Augustus 1674. Hij vervaardigde ook een Platte grondteekening der stadUtrecht, alsmede op twee zeer lange strooken , gezigten op die stad , om aan het hoofd van dien platten grond te worden geplaatst. Al zijne etswerken zijn tusschen 1640-1669 , dus in zijn besten tijd vervaardigd. Bar t s ch beschrijft 36 , N a g l e r 39 stuks , onder de laatste 7 , die verkeerdelijk hem worden toege­kend. Een exemplaar van zijn werk , waaronder bij Bart s c h onvermelde prentjes werd , op de verkooping van den Grave v on Fries voor f 250.verkocht. Op die van de V os — golden luchtig door hem geteekende landschappen van f 25 tot f 34. Op den Calalogics van Goll van Frankenstein, in Julij 1833 te Amsterdam verkocht , komen 87 stuks , met den titel: fraaije, door hem geteekende en eigenaardig gekleurde Afbeeldingen van vele soorteu van bloemen voor. Zijn portret komt voor bij de B i e , waarnaar dat bij Houbraken en Descamps. Mr. Bodel Nyenhuis vermeldt: Korte be. schrijvinge van het genoeghlyck Amersfoort , met eene of der stall naar H. Saftleven, door H. Specht (komt na d. j. 1657) een blad fol. Hij heeft ook zijn portret , geetst naar eene schilderij. 1660. 4°. Zie van Mander; Houbraken; JacobCampoWeijerman; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; D o d t , Archief, D. III ; W ap , Astrea , D, II. Jaarg. 1850, bl. 44, 83; Utr. Volks -alman. 1852 bl. 140; Mr. Bodel Nijenhuis, Bibl. der Plaatsb. bl. 222; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. SAGAMUS (GEoRmus). Zie SYLVANUS (GEoRcuus). SAGARHS (Mr. JACOB) , pensionaris van Middelburg. Toen Alva tegen den 20 Maart 1569 de Staten der Nederlanden te Brussel had bijeengeroepen , ten einde over de invoering van den honderdsten penning van alle goederen , zonder on­ derscheid te raadplegen , zond Middelburg W i 1 lem Pie ter s z. in R o o z e n b u r g en haren secretaris S agar us derwaarts. Den 21 November 1571 werd hij met den burgemeester A d r i a a n Jacob J o o s z. op nieuw naar Brussel gezonden om Alva te verzoeken , ildat hij Wilde afstaan van den voet der vorderingen van den 10 en 20 penning, en , in de plaatse daarvan de aangeboden quote van f 67500 aan nemen." In Jan. 1572 beyond hij zich te Antwerpen , toen hij van staats­ wege last ontving om met Roosenburg en den secretari; van C a m p e n , voor de derdemaal naar Alva te reizen , ten einde hem het gebrek van leeftocht te vertoonen en spoedige hulp te verzoeken van voorraad , schepen en krijgsknech­ ten , om zoo ter zee als te land tegenstand te kunnen bieden. In 1573 komen hij en Mr. H e n r. Zonnius nog als pensio­ narissen van Middelburg voor. Zie 'sGravezande, Tweede eeuwfeest der Middelb. Vrijheid, bl. 128, 144, 145, 260, 291, 515. SAGE (BENJAMIN LE) behoorde tot een Zeeuwsch geslacht dat aan het vaderland, gedurende een reeks van jaren gewig­ tige diensten ter zee bewees. Hij was kapitein ter zee , en een stout zeeman , die als commissievaarder in 1692, den vijand veel nadeel deed. Zie J. C. de J o n g e , Gesch. v. h. Ned. Zeew. , D. IV. M. 295 a. SAGE (LE) dapper zeeheld , nam als kapitein ter zee deel 12 aan de roemrijkc bedrijven van kapitein Abraham Cr yn s-s e n om W. Indien in 1666. Zie J. C. d e Jon ge, Gesch. v. h. Ned. Zeew., D. II b. bl. 392. SAGE (P. LE), een geboren Franschman , hield zich vele jaren hier te lande, voornamelijk te Amsterdam en te 's Gra­venhage op. Hij werd aldaar in 1763 lid der confrerie kamer en was er nog in 1778 werkzaam , met portretteren in minia­tuur , waarin hij &ler ervaren was. Zie Kramm. SAGE TEN BROEK (JoHAN JACOB LE). Zie BROEK (Jo-HAN JACOB LE SAGE TEN). SAGE TEN BROEK (JoAcHim GEoRGE LE). Zie BROEK (JOACHIM GEORGE LE SAGE TEN). SAGEMAN (Kapitein) , een Fries , dapper krijgsheld , was bij het beleg van Steenwijk in 1592. Zie Bosscha, Neerl. lleldend. te Land, D. I. bl. 306. SAGER (A.) schrijver eener hiss. Med. de liene. Zie H oltrop, Bible Med. et Chir., p. 309. SAIGE (JAcosus LE) geboren te Douai , ridder van Jeruza- lem , beschreef zijn reis naar Jeruzalem in 1518 ondernomen en in 9 maanden voleindigd , in zijne moedertaal en gaf die in het licht. Hij overleed te Douai 11 Febr. 1549. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 428; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 537 - SA1LLY (THomAs) of SAILIUS, omstreeks 1553 te Brus- sel geboren , omhelsde vroeg den kerkelijke staat , en werd voorzien van een kanonnikaat te Veurne in Vlaanderen en ver-volgens in de Catiiedrale van Atrecht. Toen hij den ouderdom van 27 jaren had bereikt , ontdeed hij zich van zijne bene­ficen , trad in de orde der Jusuiten , en werd aan Antonius Possevin, op last van Paus Gregori us XIII aan den Czaar Ja n Basilowitz gezonden , om aan de vereeniging der Grieksche met de Roomsche kerk te arbeiden , toegevoegd. Vermoeid door de ongemakken der reis , werd hij , op raad der geneesheeren , in de Nederlanden teruggeroepen en biechtvader van hertog Alexander van Parma, die hij naar het leger volgde. Toen hij de kranke krijgslieden te Burrich niet ver van Wezel bezocht , werd hij door de pest aangetast. Hij was buitenstaat in 1590 bij het beleg van Parijs, door den hertog v an P arm a tegenwoordig te zijn , wijl hij genoodzaakt was , in het hospitaal te Cluesnoy , tusschen een menigte krijgs­lieden en bedelaars , zijn bed te houden. Toen de Graaf van Bucq uoi hem in 1595 had geroepen om de soldaten voor Kamerijk de biecht af te nemen , had hij 18 den moed door een hagelbui van geweerschoten , met een een­ voudig schild gedekt , zich derwaarts te begeven. Een jaar later zond hem de amirant van .Aragon naar Duitschland tot keizer Rudolf II en prins Ferdinand, aartshertog van Stiermarken , en naar Polen tot den koning Sig ism u n d. In 1597 werd hij rector van het Jesuiten collegie te Brussel, en terzelfder tijd hoofd der mititaire zending , in welke be- trekking hij werkzaam was tot 1603. In 1611 werd hij voor de tweede maal voor vijf jaren tot rector te Brussel benoemd. In 1620 werd hij als zendeling , aan het hoofd der troepen geplaatst , die de markies de Spinola naar de Paltz voerde. Toen hij den '1 Maart 1623 in de kapel der aartshertogin te Brussel ging om de biecht te hooren biechtte hij zelf bij den Jesuit , die hem vergezelde , 't geen hij nog nimmer had ge­ daan. Men achtte zulks een voorteeken van zijnen dood. Inderdaad werd hij weinigen uren later door een beroerte ge­ troffen , en overleed den volgenden dag , in het Hate jaar van zijn leven , en het 43ste na dat hij zich in de orde der Jesui­ ten had begeven. Hij schreef: Litaniae vitae et pa88ioni8 Domini J. C.; cum ojicio de pa8- sione , ex Scriptural sacra , pro exercitu catholic°. Antv. 1588. 16°. Deze litania zijn vervolgens in verschillende stichtelijke werken opgenomen , o. a, in het Caeleste Palmetuvs. Iustruction et exercises du 8oldat Chrestien. Anvers 1590. 12°. Ten dienste van het leger van zijne Cathol. Majesteit. Ad sereni8eimum Rainutium Parmae et Placentiae Ducem quart= . . . . Epistola. Mediolani 1595. Ook in Epitaphiu8 etc. (zie verder.) Hij geeft in dezen brief aan den prins een verhaal van den dood van zijn vader Alexander Farnese, hertog van Parma , dien hij , in zijn laatste oogenblikken , had bijgestaan. Narratio expeditioni8 Belgicae Serenieeimi Archiduci8 Alberti ad Ambianum. Brux. 1597 . Narratio itineris RP' Domini Francini de Mendoza , Almi- rantii Aragoniae , in Legation sual ad Sac. Caes. Majestatem : Serenissimi Polonia,e .Regem : Serenissimum Archiducem Ferdi­ nandum et alio& Brux. 1598. Epithaphiue in Sereni8simum Farnesium Parmae et Placentiae Ducem , .durei Velleris .Eguitem , summumgue olim Belgicae Praefectum. Colon. Agripp. 1598. 12°. Deze verzameling bevat, behalve den gemelden brief ad R.Parmae Ducem , Huberti Rudolphi, Cisterciensis Ordinis Pre8b. et Abbatis , de rebus a Sereniss. Alexandro Farnesiae ,Parmae et Placentiae Duce in Belgio gestis °ratio ; twee lijk-redenen op denzelfden prins , een van P. Fran c. Ben cius, jesuit, een van Vincent-Blaise Garcias van Valen- tia; Aurelii Ursii Carmen de bello Belgic° ; eene Blegie van P. Bencius, een Ode van Nicolaas Phaellus van P a r m a , eindelijk S. P. Q. Romani Epitaphia , authore Vin- centio Sic'ula. Thesaurus Litaniarum ac Orationum lacer, cum suis adver- 8218 Sectarios Apologiis. Brux. 1598. 8°. m. pl. Paris 1499. 126. Brux. 1600. 160. 1608. 12°. Any. 1609. 12°. Dit vverk is den 7 Aug. 1603 te Rome op den Index geplaatst. Bente& wat gheloof ende religie men behoort t' aenveerden , ghemaeckt in 't Lalyn door den E. P. Leonardus Lessus . over- One& in 't Nederduytsch door den Eerw. p. Thomas S Ailly..TTweede editie verbeterd ende vermeerdert met een byvoeghsel, Ioaerin dat sommige vraegen aengaende qselve Be- rae& beantwoordt worden. Antw. 1611. 166. 1613. 12°. Iraite de la mortification des passions , traduit du Latin du P. Julius 'atiu$, en Flamand. Anvers 1600. 12°. Controverses de la Foi , traduites du _Francois en Flamand , atec un supplement. Mogelijk le Catechisme des controverses du P. Guil. Bail. La Maison interieure. Traite de St. Bernard , &admit en Elamand. Le Catholique veridigue. En Flamand. Anvers 1611. 13°. Augmente , et mil en meillieur ordre. Brux. 1616. 12°. .Reponse aux Questions gui regardent les matieres contesties entre les catholigues. qFlamend. Anvers 1611. 12°. .hem nieuwen Morghen-wekker, , wyserde de nature , voortg anck , vruchten , remedien der ketterye; te voorschyn gebrocht tot het welvaert der Geunieerde ende andere Nederlantsche Provincien. Leuven 1612. 4°. Geschreven naar aanleiding van den Mor-ghen-wecker der vryer Nederlandtsch,er Provintien van G. B a u-d ar ti us. Tweederley Anatomien ghedaen door Adriaen an Loa, t' eerste op eenen Quidam sonder naem : het ander opt beclach Abrahami Costeri Minister t' Ossendrecht ende Woonsdrecht poghende to wederlegghen den catholycken Morgenwekker Thomae Saillie , Over seven jaeren aen den H. IP . E. Heeren de Staten tan Hollant , Vrieslant etc. toegheygent tot voorderinge der Treve en een eeuige vrede. Leuven 1619. 4°. De tweede Anatomie van twee Tractaten Abrahami Costeri Antwerp. Minister van Ossendrecht ende Troonsdrecht , tot Rot- terdam , ghedruckt in 't icier 1616. Door Adriaen Loossensis , Brusselaer , ter oorsaecke der opstandinghe des vleeschs , ver- mei& in den Catholycken Morgenwecker P. T. Swill y , Priester der socielyt Jesu. Leuven 1619. 4°. La Mai8on de la concience , contenant des moons et des retnedes pour bien vivre et bien mourir. .?n Flamend. Brux. 1620. 12°. bisposition Testamentaire et Codicille , a l'usage des troupes de S. M. Catholique. trux. 1620. 12°. Leuv. 1622. 12°. Zie Sweertii, Ath. Belg. p. 695; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 601; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 114; Paquot, Mem. T. I. p. 611; W. van der Heyden, Verhaal van de verrigtingen der jesuiten in Friesland, bl. 209; Muller, Bibl. v. Pamflett. 1•1°. 859; Cat. .T. Muller. Amst. 1857. p. 106. SAILMACKER (IsAAc), een hollandsch kunstenaar, die bloeide in het midden der 17e eeuw. Hij werd in 1633 ge­boren , en vestigde zich , onder den protector Cromwell, te Londen. Deze droeg hem op het Gezigt der vloot VOOr Maer-dyck te schilderen. Eene andere schilderij van hem , voorstel-lende De vereenigde vloot, onder bevel van den admiraal sir George Rooke , die door de Fransche vloot , onder bevel vati den graaf van Toulouse , tot den strijd wordt uitgelokt , werd in 1714 in prent gebragt. Hij overleed den 28 Junij 1721 , in den ouderdom van 88 jaren. Zie K ramm. SAINT (G.) graveerde prentteekeningen , o. Teen 8pinnendvrouwtje, naar Jan Luyken voor f 6 , een vroutotje zittendeop eene hoogte, naar N. Berchove voor f 20,50 verkocht bij van der Marck te Leyden , 1773. Zie Kramm. SAKES (ToGo) komt voor als grietman van Schoterland en gevolmagtigde wegens Zevenwouden op den landsdag van den 13 Aug. 1539. Den renversaalbrief van den 6 Julij 1545 , waarbij de ingezetenen getrouwheid en gehoorzaamheid aan den keizer beloofden , bevestigde hij benevens eenige anderen met zijn zegel. Ook in dit stuk komt hij voor als grietman van Schoterland en Gedeputeerde uit de Staten van Friesland. Hij overleed den 7 Januarij 1554 , en werd te Oudeschoot begraven. Zie Charterb. v. Friesland, D. II. bl. 760, D. III. bI. 69, 423 ; Sminia, N. Rama. d. Grietm. bl. 363, 364. SAKSEN-WEIMAR-EISENACH (KARI', BERNARD , &dog van), zoon van den groothertog Karel Au gu st en van Louis 6, prinses van Hessen-Darmstadt werd den 30 Mei 1792 te Weinlitr geboren , ontving een voortreffelijke opvoeding, die hem later In staat stelde ook op letterkundig gebied een eervollen naam i6 verwerven. Eigene neiging en de loop der gebeurtenissen deed hem reeds vroeg de wapens aangorden. Op veertienjarigen leeftijd was hij als vrijwilliger onder Hohenlohe bij den slag van Jena , en toen zijn vader zich bij het Rijnverbond had aangesloten , trad hij in Saksischen dienst , en hield zich meestai te Dresden op. Hij nam echter , als majoor van deu genera­len staf, deel aan den veldtogt van 1809 en onderscheidde zich in den slag bij Wagram. Hij nain echter, nadat hij dez 18 5 8 Julij 1811 tot luitenant-kolonel bevorderd was , noch aan den russischen veldtogt , noch aan de latere veldtogten deel , en eerst , na den slag bij Leipzig , drong hem zijn vaderlandsch gevoel zich weder als kolonel aan het hoofd van zijn regiment te stellen. Sedert nam hij deel aan de krijgsverrigtingen der Saksische troepen , totdat hij in 1815 den Saksischen dienst verliet , en als kolonel , chef van het regement Oran je-Nassau , in Nederlandschen dienst overging. Hij vond spoedig gelegenheid zich to onderscheiden. Bij de opening van den veldtogt in de Zuidelijke Nederlanden was zijne regiment ingedeeld bij de brigade G o d e c k e , van de Nederlandsche divisie de Perponcher , on den 12 Junij 1815 te Gemappes gestationeerd. Des namiddags to drie uren van den 15 , was , ten gevolge van ontvangeu berigten uit het hoofdkwartier van den prins van Oranje to Braine-le -Comte , bevel gegeven , dat de Nederlandsche divisie onder de Pe r- pone her met den meesten spoed onder de wapenen moest komen , en de eerste brigade op den straatweg , de tweede to Quatre-Bras zou bivouacqueren. Tevens kreeg de hertog het bevel over deze laatste brigade, wij1 Godecke, ten gevolge eener been kneuzing , het bevel niet kon blijven voeren. Nog eer de gemelde orde was gekomen , had hij echter reeds ver­ nomen dat de vijand van Charleroi noordelijk oprukte , on zijn heldere krijgsmansblik hem doen besluiten op eigen gezag met zijn regiment naar Quatre-Bras op to rukken. Al spoedig , des avonds omstreeks 8 uren werd zijne voorhoede te Frasnes door de Franschen aangetast en trok onder een gestadig vuur , maar in volmaakte orde , terug. Om 9 uren zond hij aan Perponcher een rapport en deelde hem tevens zijn besluit mede , om stand to houden. Deze zond hem onmiddelijk het bepaalde bevel terug Quatre-Bras tot het uiterste te verdedigen en gaf hem de toezegging van versterkingen , die hij zelf in den loop van den nacht zou aanvoeren. De hertog bezette bet bosch langs den zoom en in de door­ gangen , en ontwikkelde aldaar voor den vijand schijnbaar eene sterke magt , hernam zelf met den sabel in den vuist , aan het hoofd van twee compagnien nationale militie , een door den vijand genomen hoek van dit bosch , doch moest eindelijk , to meer daar zijne manschappen al hunne amunitie hadden verlo­ ren , en hij vruchteloos om bevelen had gezonden , na heldhaf­ tige tegenweer,, voor de overmagt bezwijken. Des avonds stond hij met de overige troepen der devisie aan den weg van Ni­ velles , terwijl nog twee bataillons zijner brigade deel hadden genomen aan den laatsten aanval der Engelschen on , regts van het bosch van Bossu , den regtervleugel innamen. Den 17 nam het engelsch-nederlandsche leger de terugmarsch aan , en bezette de stelling bij Waterloo. Hier nam de hertog den uitersten linker vleugel in , en bezette het kasteel Frischermont en het 17 gehucht Smohain. In den gedenkwaardigen slag van den vol­ genden dag hield hij de aanvallen van v a n d' Erlon met on­ bezweken moed tegen. Na den slag volgde hij met zijne bri­ gade het leger naar Frankrijk , en keerde , na het bevel aan GSdeek e overgegeven te hebben , naar Nederland terug. Hier werd hem bevel over een infanterie•brigade opgedragen , en den 24 November 1816 werd hij tot generaal-majoor benoemd. In 1818 werd hij provinciaal kommandant van Oost-Vlaanderen , vestigde zich te Gend , en wist aldaar weldra aller harten voor zich te winnen. Hij maakte zich thans de rust , die hem ver­ gund werd , ten nutte , tot voortzetting zijner studien , en deed van April tot December 1825 een wetenschappelijke reis naar Engeland en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Die reis volbragt hij aan boord van Z. M. korvet Pallas, onder bevel van den lateren vice-admiraal J. C. It ij k e. In het vol­ gende jaar werd de beschrijving dier reis , naar aanteekeningen van den hertog te Weimar , door den geheimraad L u d e n in het licht gegeven. Een paar jaar later verscheen daarvan eene nederlandsche overzetting. Bij het uitbreken der onlusten in Belgie nam de hertog tot commandant der 2e divisie van het mobile leger , en vervolgens tot luitenant-generaal bevorderd , deel aan alle krijgsverrigtingen , streed bij Lier en bij Merhem , verrigtte den togt naar Maastricht en ontzette deze vesting , bestreed te Antwerpen het oproer , haalde C hasse over den hoon , Nederland aangedaan met kracht van wapenen te wreken , en sneed , onbekend met den wapenstilstand , den aftogt aan het geslagen belgische leger af. Den 6 December 1848 werd hij tot commandant van het leger in Nederlandsch-Oostindie benoemd , en kwam aldaar den 14 April 1849 op Java aan. Naauwelijks eenige weken na zijn aankomst , overleed de generaal Mich iels, opperbevelhebber der derde Balische expeditie en de hertog , nog te kort in Indio om geacclimateerd te zijn , biedt echter aan de expeditie op zich te nemen , hetgeen geschiedde. In den winter van 1849 werd hij tot generaal der infanterie bevorderd , drie jaren later (1852) keerde hij , na vele verbeteringen in het Indisch leger tot stand te hebben gebragt , tot herstel zijner gezondheid , naar Nederland terug; ontving den 5 October 1853 zijn eer­ vol pensioen , kreeg in Mei 1854 zitting in het comite van defensie, en overleed den 31 Julij 1862 te Liebenstein in Thuringen. In 1816 trad hij in het huwelijk met de hertogin Ida van Saxen-Meiningen, die in 1852 overleed. Be- halve zijn reis gaf hij in 1834 te 's Hage Précis de la cam­ pagne de Java avec cartes et plans, 1811, in het licht. Hij was lid van verschillende geschied- en letterkundige genootschap­ pen , o. a. van de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden. Meermalen is hij afgebeeld. 2 Zie Vaudancourt, Histoire de la guerre sontenue par les Fran­ cais en Allemagne en 1813. Luneb.1839; C. von Plotho, Der Krieg in Deutschland und Frankreich in d,en Jahren 1813 und 1814. 3 Th. Berlin 1817; Dez. Der Krieg in verbiindeten Europa gegen Frankreich im Jahr 1815.Berlin 1818; F. Koch, MOmoires pour servir l' His­ toire de la campagne de 1814, 2 vol. Paris 1819; A. de Beauchamp, Histoire des campagnes de 1814 et de 1815, The bottle of Waterloo also of Ligny and Quatre-Bras , etc. ; Lond. 1817, 2 vol.; C. von Clausewitz, Den Feldzug von 1815 im Frankreich ; von Grolman, Geschichte des Feldzugs von 1815 in den Niederlanden und Frankreich , Berlin 1837 1838 , 2 Th.; J. Sch el tem a , De laatste veldtogt van - Napoleon Buonaparte , Arnst. 1816; Del Campo, Leven van Chasse; Bossch a, Negri. heldend. te land , D. III. bl. 445, 456, volgg.; 487 volgg.; 624, 647, 668, 671, 680, 690 volgg. ; Niederl. Mus. 1, 2, 1838, 113; Gedenks. d. Maats. v. 1Ved. Letterk. bl. 49; Mul­ ler, Cat. v. portr. SALANUS (JonANNEs), een geneesheer, die in de 16e eeuw te Atrecht leefde , en volgens Sweertius in het licht gaf Promptuarium rerun omnium in arte medica memorabilium. Methodue medendi. Compendium totius artis medicae. Zie Sweertius; Jocher. SALBRUGG-EN (K. vAN). Zie SOLBRUGGEN (K. vAN). SALDENUS (GuiLIELmus ANTONIUS), in 1627 te Utrecht geboren , studeerde aldaar onder Gysbert en Paulus Voet en H oo rn beek in de godgeleerdheid, werd in 1669 predikant bij de hervormde gemeente te Benswoude, begaf zich drie jaren later naar Kockengen , in 1655 naar Enkhuizen , in 1664 naar Delft, in 1677 naar 's Gravenhage , waar hij den 8 Febr. 1694 overleed. Hij maakte zich vooral bekend als bestrijder van het tooneel. Overigens was hij een geleerd theologant en tevens nederduitsch dichter. De senaat der Utrechtsche Hoo­geschool benoemde hem honoris causa tot Theologiae doctor. Zijn portret bestaat. Men heeft van hem :Concionator Sacer. Hagae 1678 , 12°. Xxercitatio de jure ZeZotarum. 1673. Christiani Liberii Germani (1&131,&ognlict , sive de libri8 scriben­ dis ,legendis et aestimandis exercitatio paraenetica. Traj .1681, 12°. De Libris varioque eorum usu et abusu. Amst. 1688, 8°.Otia Th,eologica. Ultraj. 1669. Amst. 1684. 4°. Ongevoeligh,eid de8 herte omtrent de geestekke zaken, 1861. Krafft des H. .4vondmaals, 1664. Leeven uyt de doot, 1669. Leven uit den dood. Utregt 12°. Van e.e Conferentie. 12°. Vrugtelooze biddag. 12°. LOpredikatie op J. Goethals. 12°. Troost voor een bedroeft Christen. 12°. .408i0lische zegenwensch. .Den zwakken leidsman. 12°. Weeklaglen der Ileyligen over Sims ellende. A/Scheid& enIntree-predikatien. Utrecht 1665. Christelzjke kinclerschool. Utrecht 1668. 12°. Neerlands tranen. Delft 1692. 12°. Toetsteen van een Christens oordeel, met een. Voorrede vanProf. Velzen. Utrecht 1665. Gron. 1728. 12°. Geestelijk Avondmaal. Utrecht 1745. Weg des leevens. Utr. 1665 , Amst. 1749. 12°. Geestelijke Honingraatin 16 predikatien. Rott.1695.Amst.1739. Droevige staat eens Christens. Utr. 1664. Amst. 1757. In 't Hgd. Bremen 1672 , 8°.Kinderschool. Delft 1673. Pauli nederigh,eid. Bens leeraars hoogste wensch. Ben Christen vallende en opstaande. Utr. 1667. De overtuygde Dina, of korte en nodiye waarschouwingh te­ gen 't besien van de hedens-daegsche schouwspelen , in 't go- 800 meen als wet bysonderlyk in dese bloedige oorloghs-tyden. By maniere van samenspraeck tusschen Apollos , een predikant, en Dina, een jonghe juivrouw. Gron. 1763. 12°. den den Heere vertaelder van het seer nodige Tractaat w en Christoffel Sutton , genaenzt Disce Mori, of Leert sterven. Desiderii Pacii , zeedig verzoek aan Juffrouw A. M. Schurmans. Met P. de Witte, Joh. Hoornbekii Mucellanea sacra. Zie Moller, Isagog. ad Histor. Ducat. pleswic. et Holsat. T. II. c. V. § ul. ; Crenii, Animidv- Philol. et Histor. T. VIII. p. 46, 47; van Til, Bibl. Theol. select. p. 62, 103; Voetius, de Exercit. Piet. C. XXXIV , § VIII; L e L on g , Bibl. Sacra , T. II. p. 939 ; S tolli u s , Introd. in Hist. Litter. , T. I. p. 7 ; Acta erudit. Novemb. 1684, 1686, Oct. 1688, p. 100, 101; Placcaeus, de Script. Pseudon. p. 418; Marcicius, in Obit. H. Witsii ; Voet, Dissert. Theol. T. II. p. 304 ; B ur man, Traj. crud. p. 319 seqq. ; Glasius, Godg. Nederl. ; van der Aa, N. B. A. C. Woord. Collotd'Escury, Holl. roem, D. A. IV. (2)bl. 512, 513; Schot el, Tilb. Avondst. bl. 195 ., 196; Kobus ende Rivecourt; Abcoude, Kama.; Arrenberg, Naamr. bl. 450; Jocher; van Rheenen Kerk. reg. van Utrecht, bl. 85, 179; S o e r m a n s , Kerk. reg. b1.37, 129; Veeris, Kerk. 4lphab. b1.176; Bayle, i. v. ; Cat. d. JUaats. v. Ned. Lett. D. II. bl. 153; Bibl. de Groe , p. 257. Muller , Cat. v. portr. SALIGER (JoilANNEs) vertrok met zijne Ambtgenooten in 1587 uit Antwerpen , waar hij predikant bij de Luthersche gemeente was geweest. Na zijn vertrek werd hij nog in het­zelfde jaar predikant in de Mariakerk to Lubeck , doch omzijne bijzonder gevoelen over het Avondmaal , 4 Jai 1566 van zijn ambt ontzet , waarmede men echter , naar het oordeel der godgeleerden van Mansveld , in hun schrijven van 15 No­vember 1566 , te overhaast was te werk gegaan. Nog in 1568 werd hij predikant in de Nicolaikerk te Rostok , alwaar hem om dezelfde oorzaak hetzelfde lot wedervoer op 16 October 1569 , schoon twee zijner ambtgenooten te Wismar zelfs , in 20 tegenwoordigbeid van U lri c k , hertog van Mecklenburg , deze afzetting in hunne predikatien afkeurden. Omstreeks 1575 werd hij predikant te Woerden , waar men hem reeds voor zijne komst te Antwerpen in 1564 schijnt gekend te hebben. Hier was hij niet minder ijverig dan zijn ambtgenoot Cornelis van der Laer, om in dezen hagehelijken tijd de gemeente tot standvastigheid en getrouwheid aan te sporen. Groot was de ijver van beide leeraars gedurende het beleg dier stad door de Spanjaarden , van 8 September 1575 tot 24 Augustus 1576. Al wat de schrift tot vermaning, vertroosting en bemoediging bevat, werd door hen der gemeente voorgehouden : zij wezen haar op de wonderbare verlossing van Samaria , door Elisa voorspeld II lion. , van Jerusalem op het gebed van koning Hiskia, door Jesaj a voorzegd , Jes. 37 , II Kon. 19 , en op de verlossing van David uit de handen van zijnen vijand S a ul , I Sam. 13. Met zulke voorbeelden verbonden zij zoo vele troosterijke spreuken der schrift , om den moed der bele­ gerden op te beuren. Wanneer de vijand hen nu eens dreigde, dan eens vermaande , om in den schoot der Itoomsche kerk weder te keeren , dan dankten zij God voor hunne gemeen­ schap aan het Euangelie van den eersten dag af tot nu toe , en hadden het goede vertrouwen , dat Hij , die in ben begon­ nen had het goede werk , het ook volbrengen zou tot op den dag van Jezus Christ us Filip. 1 vs. 3 , 5, 6. Toen in de laatste weken van het beleg , de nood dringender was ge­ worden , zonden de beide leeraren , met toestemming van den bevelhebber en van de regering der stad , op 16 Augustus 1576 , aan de belegeraars een brief , ten einde hen , onder welke er waren die uit Duitschland geboortig , Luthers leer beleden , te vermanen om gewetenshalve van dezen oorlog af te zien , en zich niet langer in vijandschap te stellen tegen God en zijn woord , door te strijden tegen de belijdenis van het zuivere Evangelie. Deze brief zag het licht, onder dezen titel: Copye van den brief der predikanten der Christelycke Gemeente der stad Ifoerden, den 16 August anno Domi 1576 met ande- re schriften Dr. M. Lutheri tot vermaening , tot boete en waerschuwinge voor schaede, gezendt in die Cruysschans aen de Oversten, .Hopluyden, Bevelh,ebbers en alle de Crygsluyden, die hen, om die Christelycke gerneente der stad Inerden in Hol- lant, den Augsborgsche confession toegedaan, om des Evange- how Christi ?Dille, in zeven schansen, en vier legeren ende sommige scheepen te water , diezelfde 'glad uit te hongeren en met gewelt te overval 1 e n, gelegert hadden, en den XXIII Au- gust met verschrikkingen en schande afgethogen zijn in 8°. Bij dezen brief , die , blijkens zijn inhoud , reeds in het be­ gin van Augustus , toen Woerden over de 46 weken was bele­ gerd geweest, gesehreven was , waren gevoegd eenige uittrek­ sels uit de sehriften van Luther en andere Godgeleerden tot 21 vertroosting der christenen , die om de waarheid vervolgd wer­ den , en tevens tot hunne aanmoediging om geweld met ge­ weld te keer te gaan. Ook deze uittreksels zagen het licht , onder den titel : Bedenken, oordeel en raet Dr. M. Lutheri en andere .Hooggeleerde Theologanten met sommigen sluitreden Lutheri in open6are disputen verdedigd anno 1529 , dat men den Pans en zijn beschermh,eeren tegen onreglen , geweld en crzjgh wederstant sal doen. Ghedruckt tot onderwijs en troost der Christelycke gemeente der stad Woerden in Holland, der wage­ volster .Augsburgscher confession toegedaen , welke daerom met seven schansen van den Albanescien Papenknegten en kinder­ moorders tot Oudewater over 46 weken beschanst, en nu nog daarenboven met vier legchers nevens die seven schansen en met schepen of schuiten te water belegert is in 't jaer ons Heeren 1576. Deze brief , door de beide predikanten onderteekend , werd den 16 Augustus gezonden aan den vijand in de kruis­ sehans. Men vermoedde toen nog niet , dat de verlossing der stad zoo nabij was. In den morgen van Vrijdag 24 Augus­ tus , tusschen 5 en 6 uren , stak de vijand de Kromwijker en Polerer schansen met de drie daar achter gelegenen legerplaat­ sen in brand en vertrok. Kort daarop gaf Salige r de ge­ schiedenis van het beleg in het licht , Historia van der tyt der swaere belegering ende wonderlycke verlossinghe der Chris­ telycke ghemeente der stadt Woerden in Hollant , der Angs­ burchsche confessie toeghedaen. Godt den Heere ter eeren ende alle Christenen tot vruech,den, ende den vervolghers des heyli­ ghen Euangelioms ende den aenhanck des Pans tot boete , Kor­ telyck opgheschreven door Johannes Saligher , Predigher aldaer. Ghedruckt by Dierick Mullem. Had Saliger zich gedurende het beleg onderscheiden als handhaver van godsdienst en vrijheid ; moedig had hij zich reeds voor het beleg verzet tegen den voorslag van sommige der aanzienlijkste ingezetenen om liever met den vijand in onderhandeling te treden , dan zijn komst herwaarts of te wachten , en waarschijnlijk zal hij wel de bewerker geweest zijn van zeke­ ren brief aan den bevelhebber en de regering der stad , door prins Willem eigenhandig geschreven en gedagteekend uit Dordrecht 29 Augustus 1575 , en in de Bijdragen tot de Gesch. der Evang. Luth. Gemeenten medegedeeld. Toen C o r­ nelis van der La er, niet lang na Woerdens beleg , en de pacificatie van Gend , naar Bodegraven vertrokken en door Hendrik Vredeland opgevolgd was, was Saliger ook met dezen voor de belangen der gemeente werkzaam , bleef aan dezelfde gevoelens gehecht , die hij vroeger had omhelsd , en even gestreng in het bestraffen der zedeloosheid bij grooten en kleinen. Deze strengheid berokkende hem vele vijanden , die zich op hem zochten te wreeken , en hem van onregtzin­ nigheid in het leerstuk der erfzonde , waaromtrent men wist , dat de gevoelens van andere leeraren der Luthersche kerk van de zijnen (hij stond in het gevoelen van Fla c i u s omtrent dit leerstuk voor) verschilden. Een hunner klaagde hem op den 18 September 1578 bij de overigheid aan , en toen deze zijne beschuldiging niet kon staves , verstoutte hij zich , terwijl S a 1 i g e r predikte , hem , in het midden der kerk met luider stemmen tegen te spreken , hetgeen een groote ontsteltenis onder de toehoorders verwekte. Daar Saliger zich opentlijk verzette tegen het schenden der verdragen tusschen der Roomschen en Hervormde geslo­ten , en zich minder tegen de afzwering van Philips, waar­over 's Lands Staten reeds in 1579 begonnen te handelen , wijl, naar zijne meening , niet anders dan eene volkomene zege­praal der Hervormde kerk , met uitsluiting van iedere andere gezindte te wachten stond , zoo meenden zijne vijanden , dat de tijd dgAr was hem tot een gewissen val te brengen. Zij klaagden hem bij de Staten van Holland aan , die twee ge­ magtigden benoemden om te Woerden onderzoek te doen. Hun verslag gehoord hebbende , zonden zij op nieuw gemagtigden naar Woerden , ten einde den predikant zelven te hooren. Deze verdedigde zich moedig , en werd , in weerwil der grootte dien­ sten , die hij bewezen had , van zijn ambt ontzet , waardoor een groote schrede was gedaan tot du invoering der Hervorm­ de kerkleer te Woerden. In weerwil dat sommige ingezetenen het herstel van Saliger, in den predikdienst verzochten , werd hem de Staten niet alleen het prediken aldaar maar ook elders verboden , en zoo wel S a 1 i g e r als V r e d e 1 a n d gelast uit stad en land te vertrekken. Zie B or, Ned. Oorl. B. XVI. fol. 170-175 (145-149); Ho oft, Ned. Hist. , B. XVI. bl. 686, 687 ; Br an d t, list. dar Rej. , D. I. bl. 662-664; Wagenaar, Vad. Hist. D. VII. bl. 331-334; Re- sol. v. Boll. 24 Aug. 1579 bl. 196; 21 Nov. 1579 bl. 284, 285, 4 April 1585 bl. 53 ; Kerk. Placaatb. D. II. bl. 14 ; Y p e y en De r­ mout, Gesch. d. Ned. .Elerv. Kerk , D. I. bl. 251; J. Mulleri, Cimbria litter. T. I. p. 187; J. A. Fabricii, Memoria Hamburg. , Vol. II. p. 805; B. Costerus, Hst. V erh. 1737, bl. 42, 43, 167, 168, 244 , 287, 288, 407-424; Belegering van Woerden door de Spanjaarden (door J. G. H. R eudler), in Mengelw. der Vaderl. Letteroej. Dec. 1808, bl. 805, 826; Kist en Royaards, Kerk. Archive (2e serie) D. IV. bl. 139, 143; J. C. Schultz Jacobi en F. J. Domela Nieuwenhuis, Bijdragen tot de Geschied. d. Evangel. Luth. Kerk , St. III. bl. 62 volgg. , W a p, Istrea 1855, bl. 445; Glasius, Godgel. 1Vcderl. ; Hoogestraten; Kok; Nieuwen­ huis; Kobus en de Rivecourt; Cat. J. van Voorst, T. I. p. 213. SALTS SAGLIO MYENFELD (RUDOLPHUS ANTON DE) 1), brigadier en eigenaar van een regiment Grisons • van zijnen 1 ) "S alis, een oud adelijk geslacht nit Graubunderland , hetwelk vroeger souvereine regten heeft bezeten. Onderscheiden historieschrij- naarn , in Nederlandsehen dienst. Hij onderstheide ,tich bij-zonder bij de veldslagen van Ramelis 1706; te Malplaquet vers hebben zich met het zamenstellen van de gadalogie van die familie bezig gehouden , en sommige daarvan hebben zelfs gepoogd in de fabelachtige overleveringen van den ouden tijd , stof te vinden tot ontdekking van haren oorsprong. De eerste , waarvan de geschiedenis met zekerheid melding maakt , is R o do 1 p hus , die in de 10 eeuw woonde op zijnen burg Castellaz nabij het dorp Saglio in de vallei Bregell van het landschap gelegen. een perkament (waarvan het fac-simile te vinden is in het 36 deel der "Inscriptions et belles lettres de l'Academie Royale de France p. 159), hetwelk zich thans nog bevindt in handen van den baron de Salis Marschlius, wonende op het kasteel Marschlius in Gran­brunderland , voerende de dagteekening van 10 Aug. 913 , blijkt , dat genoemde Rodolphus en Andreas, (denkelijk een zijner zonen) den aartsbisschop van Mainz , 'lotto, en zijn gevolg, op hun kasteel Castellaz herbergden , en aan hem de regalien betaalden , welke zij aan den keizer C on r a d ius verschuldigd waren voor de landerijen , welke zij van hem in bezit hadden. Opmerkenswaardig is het onge­twijfeld , dat, dezelfde landerijen , gelegen in de vallei Bregell en op den berg Septuner , alsmede eenige in a°. 1092 bij aankoop verkre­gen Alpen , liggende op het Juliaansche gebergte , bij voortduring eu nog heden aan de afstammelingen van Rodolf en Andreas toe­behooren. De koopbrieven daarvan bevinden zich nog in originali bisi de familie. Verscheidene leden van dit geslacht bewezen gewigtige diensten aanNederland en sommige hebben zich daar gevestigd en voortgeplant. Er bestaat dus reden tot eenige uitweiding ten aanzien van oorsprong en verwantschap. In 1168 was Goubertus groetmeester der St. Jan orde. Zie Bucelinus. In 1172 was Andreas kapitein van Frederik Barbarossa, en volgde dien in Syrie A°. 1188. In 1269 teekende Ja n voor de stad Como , den vrede tusschen A r n old A mat i (vulgo von Miltsch), en de bisschop van Coire. Deze charte bestaat nog. In het jaar 1323, zonden Rodolphus en Hartman van Virer­denberg, graven van Sargans , die verpligtingen hadden aan hunnen oom Jan Donat, vrijheer von Vatz, en wiens partij zij waren toegedaan ; een oorlogs-cartel aan Gaubertus de Salis, wonende op zijn kasteel bij Sagliuo, omdat Ru dolf en Schwiche de S a­lis , zoon , en neef van genoemde Gaubertus, aanVoerende de hulpbende van de bisschop van Ceine , daarmede strooptogten deden op het grondgebied vau Jan Dona t. In het jaar 1487 werd Gaubertus, bijgenaamd de Groote, tot ridder geslagen , door keizer Sigism on d , en ontving hij die waar­digheid voor hem en alle zijne nakomelingen. In 1516 ontving Diet egan, zijn zoon, de accollade van keizer M a xim iliaan, wegens zijn bij uitstek dapper gedrag in den slag bij Marignan , in welke hij 17 landknechten met zijn strijd-ax ter neder velde.• In 1503 werd H e r cu 1 e s tot ridder geslagen door F r an s I, ko­ning van Frankrijk. In 1563 werd Dietegan de Salis Seeuwis door keizer Fer- 24 1709, en sneuvelde roemrijk op het slagveld van Fontenoy 1745; bij welke slag tevens sneuvelde. d i n a n d benoemd tot baron van het Duitsche rijk voor hem en al zijne nakomelingen. In 1582 werd Rodolf de Salis-Saglio door keizer Maxim i­ liaan II benoemd tot baron van het Duitsche rijk. In 1616 en 1643 werden Anna Maria en Maria Elisabeth de Salis-S aglio verheven tot abdissen der vorstelijke kloosters van Nieder en Obermunster to Ratisbonne. Zij regeerden , de eerste 36 en de tweede 35 jaren. In de kerken van Nieder en Obermunster vind men de volgende inscription : 1.A. D. MDCCXXXIII Mensis Oct. IV in Coro pie et sancto obdormivit reverendissima et nobillissima D. D. Maria E 1 i­s a b e th, nata Domina de perullustra prosapia Dominorum d e Sal is, abbatissa imperialis Callegiate Canonissarum in Ober­munster Ratisbone , cujus animae sit Deus propitius et eeterna gaudiis earn clementer perfrui concedat. Amen. 2. Die Hochwurdigst Hochwohlgeborne Frau Frau A n n a Maria. von Salis, dies keizerlich freyweltl : Reichs Stifts Niedermun­ster gefiirste abbissen , hat hier vorstehende Heil. Crucifix , statt Dero Epitaphii aufrichten lassen ; ward erwolht MDCXVI. Re­gieret XXXVI and ist in Gott seelig entschlaffen MDCLII. Alters LXII jahr. In 1639 werd Hans Wolfgang de Salis-Saglio ridder der Duitsche orde, generaal der kavallerie , benoemd door keizer F e r-d in a n d II tot baron van bet Duitsche rijk. In 1694 werd Johan , vrijheer van Salis Zizers, door keizerL e op o 1 d benoemd tot graaf van het Duitsche rijk , voor hem en al zijne nakomelingen. In 1748 werd P et e r de S alis-Saglio, gezant aan het hof van Engeland, en in de Nederlanden door keizer Frans I benoemd tot graaf van het Duitsche rijk, voor hem en al zijne nakomelingen. In 1766 werd Thomas de Salis-Meyenfeld benoemd door keizer Joseph tot baron van Haldenstein , zijnde eene heerlijkheid hebbende regt van justitie. In 1777 werd Johan Gaudeuz baron de Salis Seewis (grootvader van den vermaarden dichter) door Lode w ij k XVI , ko­ning van Frankrijk , benoemd tot graaf, met regt van eerstgeboorte. In 1822 werd Rodulf A ntoni de Salis-Meyenfeld, directeur der registratie en domeinen in de provincie Zuid-Holland ; benoemd door koning W ill em I der Nederlanden , tot Nederlandsch baron , met regt van eerstgeboorte. De leden van dit over oud geslacht ontvingen van de Europesche vorsten een groot aantal decoration. Eene zamentrekking daarvan geeft de volgende uitkomsten : Een grootmeester van St. Jan (Malta) A°. 1168 , volgens de go­schiedschrijver B u c el in us en meer anderen. In Frankrijk 1 groot­kruis en 7 ridders van den Heilige Lodewijk , 1 grootkruis, 1 komman­deur en 4 ridders van de orde van verdiensten , 3 ridders van het legioen van eer. In Oostenrijk 1 ridder van het gulden vlies , 2 van Maria Theresia , 1 der Teutonische , 1 van St. Leopold , 1 van ijze­ren kruis, 4 van de ster-kruis , (vrouwen-orde , Croix Etoile). In Beijeren 1 kommandeur van St. Michiel. In Spanje I ridder van St. Jan , I van St. Jacobus , 3 van St. Stephanus. In Rome 7 rid- SALTS MARSCHLINS (JEAN LUCIEN DE), majoor in Ne-derlandschen dienst. SALIS (RUDOLPHUS DIETEGAN DE) , oudste zoon des voor-gaande, was generaal•majoor in Nederlandschen dienst. SALTS (JEAN BAPTISTE DE) , tweede zoon des voorgaande , geboren te Breda den 9 Mei 1721 , begon zijne militaire loopbaan onder zij n vader als kadet ; doorliep alle rangen , en overleed als luitenant-generaal te Breda 1803 , na den lande veele goede diensten te hebben bewezen. SALTS (RUDOLPH ANTONI , Baron DE) , zoon des voorgaande geboren te Arnhem den 28 December 1761 , kadet in het regiment zij ns vaders ; onder koopman bij de V. 0. C. te Batavia 1778 ; schepen der stad Breda 1784 ; raad van politie (eerste persoon na den gouverneur) aan de Ka ap de Goede Hoop 1802 ; administrateur der domeinen in Oost-Friesland 1809 ; directeur der registratie en domeinen te 's Hertogen-bosch en te 's Gravenhage , van 1816 tot 1843; ingelijfd in den Nederlandschen adelstand 1817 ; benoemd tot Nederlansch baron met regt van eestgeboorie 1822 ; ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Hij onderscheide zich bijzonder door beschaving en werkzaamheid. Het is onder zij ne leiding , als directeur der registratie en domeinen in de Provincie Zuid-Holland , dat de verfraaijingen in het Haagsche bosch zijn aangelegd en voltooid. Gewillig tot dienstbetoon , ver- ders van de spoor , waarvan 1 erflijk , 1 van St. George. In Hessen-Darmstadt 1 ridder der Lodewijk-orde. In Nederland 2 ridders van de Willems- en 4 van de Leeuwenorde. In Portugal 1 ridder van de toorn en 't zwaard. In Pruissen 2 ridders van de roode adelaar. In Rusland 1 ridder van St. Anna, 2 van Wlademir. In Venetie 2 ridders van St. Marcus. In Savoye 1 ridder van St. Maurice. Van de vroegste tijden of aan, aan den krijgsdienst gewijd , heeft dit geslacht in den loop der tijden aan Frankrijk , Duitschland , Spanje , Sardinie, Napels , Holland , Rome , Beijeren , Venetie enz. de volgende off•cieren geleverd : generaals 6 , luit.-generaals 8 , generaal-majoors en brigadiers 8 , kolonels 53 , luit.-kolonels 28 , majoors 17, kapi­ teins 127. Door de groote uitgebreidheid der familie zoo in Graubunderland als in de meeste landen van Europa, is de noodzakelijkheid ontstaan om bij de geslachtsnaam S a l i s , dien der woonplaats te voegen , waar elke tak zijne voornaamste zetel had ; van daar de namen van : Salis, Marchlins , Bundo , Sils , Samaden Haldenstein , .Tenins , Meyenfeld , Zizers , Seewis Griitch , Saglio. Deze laatste benaming behoort echter aan al de thans bestaande leden der familie , als zijnde het dorp Saglio de bakermat van alien geweest. De leden dezer familie , die zich in de Nederlanden ophielden en zich nog bevinden behooren tot de takken der S al i s-Sag lio , Meven- feld , Marchlins en .Tenins , hebbende de eerste hunner den Neder- landschen bodem betreden in het eind der zeventiende eeuw." leende hij in het jaar 1819 , aan kommissarissen der •itte­raire Societeit op 't Plein , vergunning tot het aanleggen en bouwen van eene tent in het Bosch , voor welke vergunning hem door kommissarissen der Societeit , bij missive dd. 15 Junij 1819 namens de gezamenlijke leden , het honorair lid­maatschap als een bewijs van erkentlijkheid werd aangeboden. Algemeen geacht overleed hij in den hoogen ouderdom van 90 jaren , den 24 December 1851. Vier van de vijf zijner zoons , die het vaderland in de Overzeesche bezittingen dien­den , en op wiens ondersteuning hij in zijnen hoogen ouder­dom regt had te mogen rekenen , werden , ver van zich ver­wijderd , aan de gevolgen van vermoeinissen en den invloed van het Indisch klimaat hem door den dood ontrukt. SALTS (JEAN BAPTISTE Jonkheer DE) , zoon van den voor-gaande , geboren ter reede van Batavia aan boord van het compagnieschip de Meerenbery , 1784 ; begon zijne carriere als aspirant der Marine op de vloot van prins Willem V bij het eiland Whigt. Tot 1815 bekleede hij onderscheidene posten zoo militair als civiel , en vertrok in 1816 naar Java. De Gouverneur-generaal , baron van der Capellen, die hem van vroegere dagen kende , ontving hem te Batavia met veel onderscheiding , en droeg hem al dadelij k betrekkingen van vertrouwen op. Als inspecteur en adjunct directeur der bout­bosschen bewees hij onder den directeur baron Lawick van Pabst, vele en gewigtige diensten. Gedurende den Javaschen oorlog van 1825-1830 , was hij meermalen werkdadig te velde. Hij eindigde zij nen loopbaan in 1838 als resident van Rembang , na alvorens de voormalige residentie Banjoewangie te hebben beheerd. Een hartstogtlijk en onverschrok ken jager zijnde verwierf hijzich bij de Inlanders den bijnaam van Toewan Matjan (Tiger man Heer) , daar hij niet zelden de Kampongs of Dorps bewoonders , die hem hunne ongelukken kwamen mededeelen , en wee roepende over de hun door dit moorddier ontroofde kinderen en vee , van deze lastige naburen verloste. Hoogst beschaafd en talentvol , telde hij vele vrien­den zoo onder de Europeanen als onder inlandsche bevolking. Hij was in 1830 benoemd tot ridder der orde van de Neder­landsche Leeuw. SALTS (ADRIAAN MAURITIUS THEODORUS , Jonkheer DE) , broeder van den voorgaanden. Hij werd 1786 te Breda geboren. Kort na de aankomst zijns vaders aan de Kaap de Goede Hoop , in 1802 , vertrok hij naar Java, met aanbeveling aan den toenmalige Gouverneur-generaal W i e s e. Met veel aanleg begaafd , werd hij bijzonder onderscheiden door diens opvol­ger , den Maarschalk Daendels, die hem tot zijne particulie­rein secretaris en tot kommies expediteur benoemde. Als zoo­danig genoot hij , wegens zijnen helderen blik en ijver in zaken , het voile vertrouwen van dien zoo uitstekenden land-voogd. Ongetwijfeld zou hij onder diens voortdurend bestuur , spoedig tot de hoogste staats ambten opgeklommen zijn. De verovering van Java door de Engelschen verhinderde zulks , en eerst na het berstelde gezag der Nederlanden in de Oost vond hij weder gelegenheid zijne bijzondere bekwaamheden aan den dag te leggen. Reeds in 1817 vinden wij hem als resident van Soerabaya , en kort daarna als zoodanig aan de hoven van Soerakarta en Djocjokarta. Vroeger , gedurende de expeditie van den maarschalk D aen del s tegen Djocjokarta , welke hij bijwoonde , met den geest van het hof aldaar ten volle bekend , waarsehuwde hij het opperbestuur meermalen te­ gen den tweespalt , die in de Kratons der Javasche vorsten heerschte , en wees op de verbittering der Inlandsche grooten , ontstaan uit de losbandigheid die zich de Europeanen in de Vorstenlanden veroorloofden , en ook voornamelijk tegen den land verhuur aan zoogenaamde industriele ondernemers en pach­ ters. Om een evenwigt daar te stellen tegen het zedenbederf der hovelingen , op het oogenblik van het overlijden van den sultan van Djocjokarta , werden , op zijne aanbeveling , in 1822 de inlandsche vorsten MangkoeBoemienDiepoNegoro, beide ooms van den onmondigen vorst , tot voogden en rijksbe­ stuurders benoemd. Dat hij de bekwaamste mannen van het rijk tot die gewigtige betrekkingen had weten te kiezen , kan de oorlog in de jaren 1825-1830 getuigen toen de laatst­ genoemde miskend , getergd , en tot het uitterste gedreven door de geldelijke opofferingen die van de Javasche hoven en be­ volking geeischt wierden , eindelijk de oorlogs vaan tegen het Nederlands gezag opstak , en zich gedurende 5 jaren tegen onze niet onaanzienlijke magt en meerdere kennis van strijden wist staande te houden. Bij het uitbreeken van dien oorlog was d e S alis in Nederland met verlof , en keerde hij eerst in 1826 naar Java terug. Spoedig na zijne aankomst tot resident van Kadoe waar ook de opstand woedde , benoemd , zag hij zich genoodzaakt , wegens verschil van opinie in de te nemen maatregelen ten aanzien van den oorlog , om zijn ontslag aan te bieden en op nieuw naar Nederland te vertrekken. Koning illem I zond hem aldra terug als raad van Nederlandsch-Indie. Onder het bestuur van den Gouver­ neur-generaal v an d en Bosch , bewees hij nog gewigtige diensten , doch hij bezweek in 1834 aan de gevolgen van rhumatisme en verval van krachten. Hij behoorde wat zijne bekwaamheden en kennis van 1ndische zaken betreft , genoemd te worden onder de uitstekendste mannen van zijnen tijd. Te zeer doordrongen van den stelregel dat het ambtenaren Diet past ongeroepen — over zaken te schrijven het oppergezag , on­ der hetwelk zij dienden of gediend hebben , betreflende ; bestaan er van hem voor het publiek geene brochuren noch boekwer- ken. In de Archiven van Neerlands-Indie zijn echter van hem talrijke bewijzen van zijne werkzaamheid en veel omvattende kennis voor handen. Hij deelde , tijdens den Gouverneur Gene­raal v an d e r C apellen, in de eerste benoem ng van rid­ders der Nederlandsche Leeuwen orde. SALIS HALDENSTEIN (ANT0NI baron DE), was Nits-gen. in Nederlandschen dienst in 1758 , na alvorens met veel luister in Duitschland en Frankrijk te hebben gediend. De Fransche minister, Mr. d e St. G e r main, spr( ekt in zijne werken met veel lof van hem. SALIS-SAGLIO (PETER, graaf DE) was afgevaardigde van het landschap Graubunderland bij An n a, koningin van Enge­land , en in de Nederlanden , gedurende de vredes-onderhande­lingen te Utrecht in 1713. Hij heeft veel bijgedragen tot het tot stand brengen der kapitulatien van de Zwitsersche regimen-ten in Nederlandschen dienst. De protocollen van het congres kunnen getuigen van zijnen veel omvattende geest en werk­zaamheid. SALIS SAGLIO (BAPTISTE baron DE) werd in 1794 tot luit.-gen. in Nederlandschen dienst benoemd, na bij opvolging alle militaire rangen te hebben doorloopen. Hij was adjudant van prins Willem V; en overleed te 's Gravenhage den 29 April 1797. SALES MEYENFELD (JEAN LUCIEN DE) geb. te Rappert­wiel den 6 Dec. 1809 , was 2e luit. in het regiment Zwitsers , n°. 31 , van den generaal von S p r e c h e r in Nederlandschen dienst. Bij de licentiatie van het regiment in 1829, ging hij over hij de nationale armee en behoorde tot het garnizoen der citadel van Antwerpen , tijdens het beleg in 1830. Tijdelijk den dienst hebbende verlaten , reeds 1 e luit. zijnde, met vooruit­zigt in Napelschen dienst over te gaan als kapitein. In 1834 keerde hij in de Nederlanden terug , en vertrok als onderofficier naar de Oost, aiwaar hij door zijnen dienstijver spoedig weder tot officier werd benoemd. Hij woonde de tweede Balische expe­ditie bij , en werd wegens zijn gehouden gedrag benoemd tot ridder der Militaire Willemsorde 4e klas. In 1840 wegens zijne verzwakte gezondheid met verlof willende vertrekken , he­zweek hij op het onverwachts in het hospitaal te Batavia. Hij had toen reeds den rang van kapitein verkregen , en zou onge­twijfeld nog vele goede diensten aan den lande hebben bewe­zen. Hij was versierd met de medailles voor het beleg van Antwerpen en de veldtogt van 1830. lie verder over dit geslacht het Algemeen Woordenboek der Zamenleving enz. Am- sterdam 1846 , aangevuld door familie -mededeelingen. Familie-berigten. S ALIU S (PANAGIUS) , te St. Omer geboren , een latijnsch dichter , van wien men heeft: Vedastiados , in laudem S. Vedasti , see Galliae Christianae libb. T7. Carmine heroic°. Duaci 1591. 4°. Telanthropia sive de fine hominis lib. II Vern heroico. Elegiarum lib. IV. Silvarum lib. I. Parodia ad Catulli Epithalamium. Nassovium Tragoedia. Orationes Variae. Hij overleed den 28 Jan. 1595. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 710; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 439; 01. Borrichius, de Poet. Dissert. 5 § 185; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. p. 87, 88. SALLE (JEAN DE LA) , latijnsch dichter, in het eind der16e eeuw te Veurne geboren , studeerde te Leuven in de reg-ten en godgeleerdheid , en werd baccalaureus in beide facultei­ten. Na tot priester gewijd te zijn , werd hij pastoor te Thiel­donck (1626). Volgens Foppens overleed hij aldaar in 1658 , dock het blijkt uit de registers dier parochie , dat hij tusschen den 15 Augustus en den 18 September zijne betrekking ne-derlegde. Hij gaf in het licht : Poemata. Lovauii 1633 , 8°. Confutatio Joannae Papissae. Una cum celeberrimis beatissimae Firginis Mariae laudibus juribus , et praeoniis. Deque Dei circa Viatores concursu , et Militantis Ecclesiae stain. Item Meritorum , Pur,qatorii et Traditionum catholica Analogia. Opus cumpritnis p.um et conditum ac versu jam primum in lucem , editum. Lovanii 1633. 12°. Zie Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 722; Paquot, TT. III. p. 612; Peerlkamp, de Poet. Lat. Belg. p. 386. SALLENGRE (ALBERT HENRIK DE) , zoon van Albert Henrik de S alien gre, ontvanger-generaal der convoijen en licenten van Rijssel , Douai , Doornik , Iperen , enz. en . . . . Rotgans, eenige zuster van den dichter Ro tgans, werd in 1694 te 's Hage geboren. Na het gymnasium bezocht te heb­ben , werd hij student te Leiden , hoorde aldaar , behalve de hoogleeraren in' de regtsgeleerdheid , Pe v i z o n i u s in de his­torie en B e rn a r d in de wijsbegeerte , en werd doctor in de beide regten. Reeds in 1713 vereenigde hij zich met eenige letterkundigen te 's Hage tot het schrijven van het Journal lit-teraire , waarin verscheidene stukken van zijn hand voor ko-men. Ook liet hij omtrent dien tijd een fransch gedicht en een brief , over de langwijligheid in het preeken drukken , en verscheen in 1713 zijn Eloge de l'Ivresse. Na den vrede te Utrecht reisde hij naar Frankrijk , bleef eenige maanden te Parijs , en ging daar met de abten de Longer ue, Fraguier en de heeren Baluze, de la Monnoye, Re-m o n d en anderen om. Teruggekeerd in zijn vaderland , gaf hij l'Histoire de Pierre de Montmaur in het licht. Hier in voegde hij bij al de schimpschriften en gedichten , die door de meeste schrijvers en dichters van dien tijd itegen dien beruchten tafelbezem " gemaakt waren , zijn, leven sierlijk door hem in het fransch beschreven. In 1717 deed hij eene tweede reis naar Frankrij k , in 1710 eene near Engeland , waar hij lid der koninklijke societeit van Londen werd. In 1723 be­zocht hij zijn schoonbroeder , lord W h i t w orth, ambassa. deur en plenopotentionaris van den koning van Groot-Brittanje op het congres to Kamerijk. Te 's Hage teruggekeerd , werd hij door de kinderpakjes aangetast en overleed den 17 Julij 1723. In 1716 werd hij raadsheer der prinses van Oran je•Nassau , en in 1717 commies van de generaliteits•finantie. Zijne schriften zijn : Bizet van een' vader aan zijn' zoon over de genegenheit , die kij betuigde to hebben om zich aen den H. Kerkdienst over to geven, in 't Fransch. Brief over de langwijligh,eit in het preeken , in 't Fransch , ook in 't Holl. vert. en in beide talen tweemaal gedrukt. Eloge de l'Ivresse. La Haye 1714. 12°. , meermalen her­drukt. De laatste uitgaaf, considerablement augmentee gaf M i-g e r an. VI (1798) 12°. In 't Neerd. vertaald met den titel : Bacchus op zijn troon of Nuttigheid des wijns. Ilistoire de Pierre de Montmaur , Professeur Royal en langue Grecque. La Haye 1715. 2 vol. 8°. Memoires de littorature. La Haye 1715-1717. 4 parties en 2 vol. G o u s e t en D e s m o 1 e t s hebben een Continuation des Memoires de litterature et d' llistoire gegeven. Poesies de Lamonnoye de l' Acad. Iraq. La Haye 1716. 8°. Etat present de l'eglise Romaine , dans touter les parties dumonde, uit het Eng. van Richard Steele, die het uit het Italiaansch van Urbana C e r r i vertaald had. 1716. 8°. •Discours sur la vie e0 les ouvrages de Nezeriac, v66r deCommentaires sur les Bpares d'Ovide. 1716. 2 vol. 8°. Hij trok de verhandeling over bet leven en de werken van Mizeriac uit de Histoire de Bresse van Guicheron en nit die der Acad. Franc., Bayle en anderen. 1lrovu8 thesaurus antiquitatum Romanorum. Hagae Comit. 1716-1719. 3 vol. fol. Ewa dune histoire des Provinces Unies pour l'annee 1621, ou la treve finit et la guerre recownenca avec l' Espagne (ouvrage posthume). La Haye 1728. 4°. Hij had deel aan het Journal litteraire de la Haye 1713 tot 1722 , door verschillende schrijvers tot 1737 vervolgd en aan Chef d'oeuvre d'un inconnu van Saint Hyacinthe. Hij gaf oak in het licht : Pieces &happen an feu ou Recueil du diverse's pieces. en prose et en vers. La Haye 1717. 8°. Petri Dan. Huetii Cominentariu8 de rebu8 ad eum perti­ nentibus. Hagae Comit. 1718. 12°. en Traite de la faiblesse de l' esprit humain vau denzelfden schrijver. Zie l'Etat present de la Grande-Bretagne, T. III. p. 140; Journal Littdr. T. XII. p. 230 232; (Mem. de Saint Philippe sur Salengre) ; Niceron, Mem. T. I; -Saxe, Onom. T. VI. p. 227; Stolle, ad lleumannum , p. 829; Cat. Bibl. Bunav. ; Tom. I. Vol. p. 1573; P. Burmannus, Praef. ad Catal. Libr. in Thes. ..Rom. Gr. Ital. et Siculo occurentium. Leidae 1725, 80.; Act. Erud. 1719. Mart. p. 106, 1720, Aug. p. 337- Hoefer, Nouv. Biogr. gen. i. v.; Bzogr. Univ. i. v.; Dict. Univ. v ; Mem. de Trevoux , Avril, Nov. 1716, 1717; journal des Scavans , Mars et .Avril , 1716, 1718, 1720; Bibl. Anc. et Mod. T. I. 10, 13; Nouv. d,e la .Repzsbl. des Lett. Jan. Fevr. 1717; de Wind, Bib/. van Neerl. Geschieds. (Naaml. bl. 13); B is­ schop, Justus van Effen geschetst in zijn leven en werken, bl. 45; Boekzaal Dec. 1715, 1719 a. bl. 622, 627, 1723 b. bl. 213; Bib'. Brem. Cl. VII. p. 110; Hoogstraten; Nieuwenhuis; Kok; Kobus en de Rivecourt; 'Richer. SALLAITH (MATHIAs DE) in 1749 te Praaa geboren, be-gon met platen te sliipen te Weenen bij den plaatsnijder Man sfel d. Aan het graveren geraakt , ging hij naar Parijs, en was aldaar een discipel van den beroemden J. P. le Ba s. In 1778 kwam hij naar Holland en vestigde zich te Rotter­dam, waar hij spoedig in kennis kwam met den kunstschilder D ir k L an g endij k , wiens teekeningen van den veldslag teNieuwpoort en de onclerneming te Chattam hij meesterlijk gra-veerde. De eerste plaat mogt hij niet voltooijen , en werd te Parijs afgewerkt. Ook bragt hij de Hollandsche Zeehavene , 4stroomyezigten naar schilderijen van Willem van der V el-d e, in plaat. Voorts graveerde hij het fraaiie zeldzame por­tret van W. B ilderdijk naar Schmid t. Vroeger werkte hij mede aan de prenten in de Voyage pittoresque de la Fran­ce in het Cabinet de Lebrun. In het graveren van luchten was hij zeer bekwaam. Hij overleed in 1791 te Rotterdam. Zijn portret is door Aart Scho um a n, met kleuren naar het leven geteekend. Zie van Eynden en van der Willigen, Gesch. d. Fad. &kik derk. D. I. bl. 369, Aanh. bl. 185; Immerzeel; Kramm; op Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SA.LLIK. Zie WILIVELDE , heer VAN SALLIK (B. yAN). SALM (A.). Deze kunstenaar, wiens levensloop overigens onbekend is, had een geheel eigene manier van schilderen , in navolging van teekeningen met de pen, en hragt het daarin (meldt I ra merze el) z66 ver , dat men bij den eersten opslag teekeningen meende te zien. Doorgaans schilderde hij zee- en havengezigten met steden en dorpen in het, versehiet1 ped van omtrek en keurig bewerkt. Immerz eel zag van hemeene zee met sch,epen, fiks en zuiver op een witten grond , in de manier zoo als men die van!! W.flv a n3V e 1 d e aantreft. Een diergelijk schilderij hing ook in de atelier van de zeeschilder J. C. Schote 1. Hij bloeide waarschijnlijk in de 17 a eeuw. Zie Immerzeel; Kramm. SALM (SIMON AERTSZOON) een voornaam burger te Hoorn , werd in September 1619 , wegens zijne remonstrantsche gevoe­lens, voor schout en schepenen geroepen , en beschuldigd Re­monstranten in zijn huis te hebben laten prediken , en deswe­gen in een boete van f 450 verwezen. Zie Velins, Chr. v. Hoorn , bl. 320; Brandt, Hist. d. Ref. , D. IV. bl 49 (69). SALM-SALM KYRBURG (FREDERIK III Veld- en Rhijn-graaf vAN) werd in 1745 te Limburg geboren. Hij bragt een geruimen tijd te Parijs door, en toen in 1786 in ons vaderland de onlusten uitbraken , was het hof van Versailles in den waan , dat hij een aanzienlijken aanhang in Holland had. De minister C a l o n n e bezorgde hem eene aanstelling als veldmaarschalk met eene jaarwedde van 40.000 franken , waar van hij echter voor een som van 400.000 fr. in eens af­stand deed. Hij speelde in Nederland een dubbelzinnigen rol , evenwel stelden de patriotten zoo veel vertrouwen in hem , dat men hem het opperbevel over Utrecht opdroeg. Aan dit vertrou­wen beantwoordde hij niet, daar hij , bij het aanrukken der Pruissen Utrecht zonder slag of stoot aan hen overgaf 1). Hier nam hij dus den schijn aan , als of hij de volkspartij voor stood , werd aan het hoofd van een bataillon der Nationale garde gesteld , doch zijn weifelend en karakterloos gedrag maakte hem aldaar tot een voorwerp van bespotting en regtstreeksche of zijdelingsche beschuldigingen , en zijn voorgewend demokra­tische gevoelens , beletten niet dat hij den 25 Julij 1794 werd geguillotineerd. Na den 9 Thermidor kocht de prinses Amelie van Hohenzollern, zijne zuster, het veld, waarin , onder de overblijfsels van 1314 slagtoffers , die van Karen broeder vermengd waren , en liet bet met een muur om-heinen. Zij trachtte te vergeefs de overblijfselen van dezen te herkennen. Deze daad heeft Tr enueil aanleiding gegeven tot een gedicht , getiteld : Amelie , ou l'heroisme de la piste frater-nelle. Paris 1807 , 1808. Zijn zoon Frederik IV , 14 1) •Die scheele Rhijngraaf van S al m , zag er in zijn hussaren­montering recht ijsbaarlijk nit , en ook binnen- en buitenlands was al de hoop voor die partij op hem gevestigd. Doch toen het met Pruissen ernst begon te worden , retireerde hij tijdig , en begaf zichop eens naar buiten 's lands." Bilderdijk. Dec. 1789 te Parijs geboren , liet een zoon na , geboren 23 Nov. 1823 , hoofdman in de Pruisische armee. Zie Mr. W. P. Q. 0 n daatj e, Bijdragen tot de Geschiedenis der omwenteling in 1787 , Duinkerken 1791 , 1792 ; MOmoires, Correspon- dance et Manuscrits du General La Fayette, publies par sa T. II. p. 210, 211; B r u i n i n g , .Elistorisch verhaal van de omwente ling in .Elolland, enz. bl. 132; Bilderdijk, Gesch. des Vaderl. D. XII. bl. 71 , 75 , bl. 198 volgg. ; Biogr. Univ. K o bus en d e R i- v e c our t; Mr. J. H. van der Schaaff, Proeve van vergelijking tusschen Nederland in 1743 en Nederland in 1843. Amst. 1848. SALM (ABRAHAM), in 1793 te Amsterdam geboren , was lid der Akademie van beeldende kunsten aldaar en overleed den 20 Aug. 1858 , in den ouderdom van ruim 65 jaren in zijne geboortestad. SALMON (URBAIN PIERRE) een geneesheer,, werd in 1767 geboren te Beaufort , een Fransche stad in het Departernent Maine. Hij diende als Chirurgus-majoor in het fransche leger en bezocht in die betrekking Italie , Egypte , Holland en an­dere landen. Hij stierf een geweldadigen dood te Utrecht den 3 Januarij 1805. Als schrijver is hij bekend door het in het licht geven van : 1.) Memoire sur un fragment de baealte vol- canique, tire de Borqhetto , Rome 1800 ; 2.) Sur la nature des Monts Evanees et la theorie des laves compactes. Ve-rona 1801. Zie Poggendorff, Handwortenbuch zur Gesehichte der exacten Wissenschajten. SALMASIUS of SAUMAISE (CLAuDE 1), werd den 13 April 1588 te Semur-en-Auxois (Bourgogne) geboren. Zijn vader, B e­n i g n e Saumaise, beer van Tailly , Bouze , Saint-Loup , was //lieutenant particulier" in de kanselarij van Semur,, in welk ambt hij den 15 Mei 1587 zijn vader was opgevolgd. Gedurende de onlusten der Ligue had hij zich onderscheiden door zijne ge­hechtheid aan de partij des konings. H en drik IV beloonde hem met een raadsheer-ambt , dat hij 46 jaren bekleedde. Hij was gehuwd met Elisabeth V i r o t, dochter van Antoine, heer van Tully 2). De jonge Claudius had geen anderen leer­meester dan zijn vader , een geletterd man , blijkens zijne ver­taling in Fransche verzen van Dion ysius van Alex a ndrie (Paris 1597. 12°.) Na , onder hem , zich in de letteren ge­oefend te hebben , werd hij in 1604 naar Parijs gezonden , 1)Volgens La Monnoye zou de oorspronkelijke naam der familie Saumaire zijn, en volgens Philibert de La Mare, in zijn Vie mss. de Saumaise was deze familie van adel. 2)Benign e overleed den 15 Jan. 1649. Hij liet verscheidene kinderen na, onder welke C la u d e Ben i g n e, gehuwd met J e a n- P ier re Po li er , heer van Bottens, Marie, vrouw van Theop h ile Gravi è r, heer van Loyer. 3 34 waar zijn zeldzame geleerdheid in zoo prille jeugd , hem de vriendschap van verschillende geleerden , 0. a. van Casa ub o­ n u s verschafte. Zijn smaak viel op de letteren , doeh zijn vader besternde hem. voor een regeringspost. Na den eursus der philosophie doorloopen td hebben , verzocht hij , op raad van Casaubonu s, verlof te Heidelberg , waar de beroemde Go d ef roy hoogleeraar was, zijne studie in de regten te mogen vervolgen. Ziin vader maakte tegenwerpingen , en had liever ge­ wenscbt dat zijn zoon naar Toulouse ging. Hij gaf eindelijk toe , en Claude vertrok , in gezelschap an eenige boekhande­ laars , die naar de Frankforter rnisse gingen , in September 1608 naar Zwitserland , met aanbevelingsbrieven van Casa u- b o n us. Te Heidelberg bragt hij zijn tijd door in de be­ roemde bibliotheek , aan welke Gruterus het ambt van biblio­ thecaris waarnam , en vond daar een verzameling van .E.pigranz­ mala van Agathia s. Hij had het plan de onuitgegeven stuk­ ken er van aan bet licht te brengen 1). Na een verblijf van drie jaren te Heidelberg , keerde S a I rn as i u s naar zijne familie in Bourgondie terug, en werd den 9 Julij 1610 advocaat bij het parlement te Dijon. Van tijd tot tijd begat' hij zich ech­ ter naar Parijs, maakte kennis met vele geleerde mannen , knoopte briefwisseling met hen aan , en hield zich bij voorkeur rnet letterkundigen arbeid , o. a. met de Iiistoriae Ausitstae Scriptore8 , bezig. Hij huwde , den 5 Sept. 16 23 Anne M er­ e ier , dochter van den geleerden Josias Mercier, heer van Bordes, en betrok met haar bet landgoed Grigny bij Parijs , dat zijn schoonvader toebehoorde. Dit huwelijk was zeer ongelukkig , daar zijne huisvrouw een ware Xantippe was 2), en Saumaise hield Milletierre en Didier Herauld, die de voornaamste bewerkers er van geweest waren , voor zijn ergste vijanden. In Augustus 1629 wilde zijn vader ten zijnen behoeve afstand doen van zijn betrekking van raadsheer, doch het verschil van godsdienst (de vader was R. C. de zoon pro­ testant) belette deze dit ambt te bekleeden. De zegelbewaarder Marilla c, ten minste, van wien het begeven van die post afhing , bleef onverbiddelijk. Sedert gaf S a 1 rn asius zich gelled aan de beoefening der letteren over. In Mei 1630 schreef hij aan Grotius, dat hij zich met ijver op het Hebreeuwseh en Arabisch toelegde. Ook leerde hij , zonder onderwijzer , het Assyrisch , Chaldeeuwsch en Persisch , doch verkreeg waarschijnlijk slechts een middelmatige kennis van 1) Dit werk is in bezit van den baronnet Thomas Ph il lip pste Middlehill (graafschap Worcester) en getiteld : Cl. S alma sii No- taeBAnthologiam graecam ; acced. Epigrammata quaedam ex Antho- logid a Planudo mutilata , d 2nss. restituta. 2) Cetoit un,e mAtrone fort jalouse et fort imperieuse, ilenagiana , T. II. p. 27. die talen. lIi j verstond ook verscheiden Europesche talen. De Universiteiten van Padua en Bologne begeerden hem te bezit­ten , doch hij wilde zijne vrijheid niet opofferen en gevoelde geeu roeping voor het openbaar onderwijs. Ook sloeg hij de aanbiedingen , die hij uit Engeland ontving af ; doch die der Leidsche Universiteit , hem door den ambassadeur van A e r s-s e n gedaan , om aldaar de plaats van Scaliger te vervullen werd aangenomen , en hij vertrok in 1632 derwaarts op eene jaarwedde van f 2000 , die later tot f 5000 klom vrije wo­ning en vrijheid van belasting. Hij werd daar, volgens zijn schrijven (Nov. 1632) aan D u p u y , prior van Saint Sauveur , in triomf ontvangen. Doch reeds spoedig geraakte hij in on­eenigheid met Daniel Hein s i u s , die het hem niet ver­geven kon dat Curatoren hem voorbij gegaan waren , en werd welhaast zijn onverzoenlijke vijand. Zoo verre liep het dat H e i n s i u s hem de boeken , die hij noodig had , wei­gerde te leenen , zoo dat deze zijne vrienden moest verzoe­ken ze voor hem te leen te vragen. Bij deze onaangenaam­heden, die hem ook door H e i n s i u s vrienden werden aange­daan , kwam nog de nadeelige in vloed der luchtgesteldheid in Holland , waaraan hij zich moeijelijk kon wennen. Omstreeks 1630 begon hij , op verzoek van prins Maurits, aan zijn werk de Militia Romana te arbeiden. Dit kostte hem vele nasporingen. In den loop van de maand September 1635 begaf hij zich , na verlof van Curatoren verkregen te heb­ben , naar Parijs , waar Lodew ij k XIII hem het brevet van raadsheer van staat (conseiller d'Etat) gaf. Van daar vertrok hij naar Dijon , waar Henri de Bourbon, gouverneur van Bourgondie vele pogingen aanwendde om hem in Frankrijk to houden. Op dringend aanhouden van dien prins en van zijne vrienden liet hij er zich toe overhalen , onder voorwaarde , dat de koning hem uit Holland zou terugroepen , dat men hem , even als aan G r o t i u s , een inkomen van 13000 livres , hem de twee kwartalen van zijn inkomen to Leiden , die hij nog niet had ontvangen , en transport-kosten zoo geven. De prins be­loofde hem zulks , doch daar het bij beloven bleef , keerde hij eindelijk naar Holland terug , waar hij in de lente van 1631 aankwam. Omstreeks vier jaren later, keerde hij naar Dijon terug om de erfenis van zijn vader , die den 15 April van dit jaar was gestorven, to aanvaarden. Frederik Hendrik stelde een schip tot zijn dienst en liet hem door de vloot tot Dieppe vergezel­len. Nog nooit was een geleerde zulk een eer bewezen. Men wil dat hij gedurende zijn verblijf te Parijs zeer gunstig door den kardinaal de Rich e 1 i e u werd ontvangen , en dat deze hem tot 12000 livres aanbood , indien hij Holland wilde ver­laten. S a u maise zou aan dit voorstel gehoor hebben gege­ven , indien de C h a v i g n y , met wien hij over deze zaak in onderhandeling trad , er niet had bijgevoegd , dat hij dan aan 3* eene geschiedenis van den kardinaal zou moeten arbeiden. S a u m a i s e wilde geen vleijer van den kardinaal zijn , en ver­volgde zijn reis naar Dyon , waar zijne zaken hem bezig hiel­den tot in 1645 , toen hij naar Leiden terugkeerde. Men verhaalt dat de koning hem een pensioen gaf van 6000 livres met grooten lof,, ade son eminente doctrine et de son ancienne et noble race ," doch volgens P a p i l l o n heeft S a u m a i s e nimmer iets van dit pensioen genoten. Vier en een half jaar na zijne terugkomst te Leiden , werd hij door koningin Chri s­tina uitgenoodigd om zich naar haar hof te begeven. Na lang aarzelen liet hij 'Lich door zijne vrouw overhalen en hij vertrok in Julij 1650 naar Stokholm, Zijne trotsche en heersch­zuchtige vrouw bewoog hem aldaar niet in het eenvoudige gewaad van een geleerde , maar in het gewaad van een hove-ling en ridder te versehij nen. De koningin ontving hem min -zaam , onderhield zich dikwerf met hem en gaf hem telkens bewijzen van hare hoogachting. In een twist met I sa ac Vossius, koos zij opentlijk zijn partij. Bij zijn vertrek gaf hij haar zijn woord in Zweden terug te keeren. Later herin­nerde zij hem aan die belofte , (elle tie pouvait vivre contente sans lui) zij zou zorgen dat te Lubeck een schip was , dat hem naar Stokholm overvoerde. Curatoren gaven hem een verlof van zes rnaanden , doch daar Chris tin a hem nog een zestal maanden langer bij zich hield , verzochten zij haar in Maart 1653 hem wederom naar Leiden te doen vertrekken. In dezen brief schreven zij o. a. i'haud difficilius mundum sole , quam A cademiam nos-tram , hoc Musarum sacrario privari." Christina voldeed aan hun verlangen , en schonk hem , bij zijn vertrek , hare beeldtenis , door Bourdon geschilderd. Hij nam zijn weg over Denemarken , en had de eer bij koning Frederik III zijne opwachting te maken. Deze ontving hem aan zijn tafel , liet hem , op zijn kosten , tot aan de grenzen zijner staten ge­leiden , en gaf hem, behalve andere geschenken, zijne afbeelding en die der koningin. Te Leiden weergekeerd , besloot S al m a s i u s , door hevige aanvallen van jicht aangetast , de wateren te Spa te gebruiken. Hier werd hij krank en overleed hij den 3 September 1653. Zijn lijk werd , zonder plegtigheid in de kerk van St. J a n van Maastricht begraven. Te Leiden werd door den hoogleeraar Adolph V o r s t i u s een lijkrede op hem ge­houden. Christina liet zulks te Upsal doen , en beloofde zijne weduwe voor de opvoeding van een zijner zonen , die zich aan het hof van Zweden beyond , te zullen zorgen. Hij liet vijf zonen en eene dochter, Elisabeth Benign e, na. Zijn oudste zoon , Beni g n e Isaac, werd in 1655 te Paray in Charlorois gedood door T h e op h i l e de Damas, baron van Digoine , de tweede volgt , de derde , Jo s ias, volgde Karel Gustaaf , koniug van Zweden , naar Polen , en werd in het­zelfde jaar als zijn broeder gedood. Louis werd door Karel II naar Engeland geroepen Louis Charles werd page van den Paltzgraaf. Volgens P aquot bestonden er in Holland nog afstammelingen van dezen laatsten. Elisabeth Benign e keerde met hare moeder naar Frankrijk terug. Ofschoon hol­landsche van geboorte kon zij echter bij de herroeping van het edict van Nantes Been verlof ontvangen Frankrijk te verlaten dan na vele vervolgingen te hebben ondergaan. Haar moeder, was te Parijs in de eerste maanden van 1657 gestorven. Salmasius is meermalen afgebeeld. Salm a si u s gaf in het Licht : Nili, Archiepiscopi Thessalonicensis , libri duo de Primatu Papae Romani. Et libri de Purgatorio igne ; Graece et La- tine ex interpretatione Bonaventurae Vulcanii. Item Barlaami monachi liber de Primatu Papae , Graece et Latine, de interpre­ tatione Joannis Luydii. Omnia ex editione et cum notis Cl. Salm. lianoviae 1608 , 8°. Heidelb. 1608 , 1612 , 8°. Lugd. Bat. 1615. Ook met Li/won de Primatu Papae etc. (bier ach ter). Het werk is opgedragen aan L o u i s S e r v i n advo­caat-generaal bij het parlement te Parijs. Lucii Annaei Flori, ?germ Romanarum libri quatuor : cum notis Jani Gruteri. Nunc primum accesserunt Notae et casti-gationes Cl. Salm. Heidelb. 1609 , 12°. — Lucii Annaei Flori rerum Romanarnm , Editio nova , accurante Joanne Freins-hemio. Argentorati , 1638 , 8 °. — L. Annaeus Florus. Cl. Salmasius addidit Lucium Ampelium e cod. ms. nunquamante hoc editum. L. B. 1638 , 24°. — Cum notis Joannis Stadii. Oxon. 1638 , 12°. L. B. 1648 , 12°. en 1653 (cumplenioribus animadversionibus) (uitg. van N. Blank a er t), L. B. 1655 , 120. De aanteekk. van Salmasius vindt men in de Editiones Varior. A mst. 1660 , 8°. L. B. 1664 , 1672 , 1692 , 1698 , 1702 , 8°. Neomagi 1662 , 8 °. (met Ampelius) , Hamburgi 12°. z. j. Fran eq. 1690 4°. (gelijk aan de editie van 1668) Traj. Bat. 1680 , 12°. ed. J. G. Gra ev io, Lond. 1715 , 8°. Amst. 1702 , S°. 2 voll. 'Lie over deze verschil­lende uitgaven , P a q u o t. Volgens Sal m a s i u s arbeidde hij sleeks tien dagen aan deze uitgaaf. Wij kennen de .Excerp-tiones Chronologicae ad L. Elorum. . Oxonii 1638 , 8°. die Baillet aan Salm a s i u s toeschrijft , niet. Poema Iambique in Defense du Delit commun par Milletot. Dyon. 1611 , 8°. Negen Latijnsche gedichten door Sal m a­sius in het Gr. vertaald voor Al h e r t u b en s, de cakeSenatorio , bl. 147 der uitg. van Nilant 1714 ; 2 grieksche epigrammen uit het latijn vent. voor den Herodotus van J. G r o-no viu s. L. B. 1715. Pa quot vermeldt nog andere gedich­ten en Bayle geeft een proef zijner bekwaamheid als dichter. Volgens H u e t had S a 1 m. veel smaak voor de poezij en zette zeer gelukkig Latijnsche verzen in het Grieksch over : amaisTfaisoit pitie (schreef Vig n eul- Marvin e) quand il se meloit de faire des vers Francois." Duarum inscriptionum veterum, Herodis Atlici Rh,etoris ei .Regillae conjugis honori positarum , .Explicatio. Ejusdem ad Dosiadae Ara, , Simmiae Rhodii Ovum , Alas , Securim , Theo- criti fistulam , Notae. Paris. 1619 , 4°. Ook in Thom ae Crenii Musaeum Philologicum Historicum secundurn. L. B. 1700 , 12°. Amici ad Amicum de Suburbicariis regionibus et Ecclesiissuburbicariis Epistola (gedagt. 1 Jan. 1619) 8°. z. pl. Naauw­keuriger in de _Epistolae Salm., door A. Clement uitgege­ven. Deze brief was gerigt tegen de Censura conjecturaeAnonymi de suburbicariis regionibus et .Ecclesiis. Paris. 1618 , 8°. , van Sirmond, rector van het collegie van Clermo nd te Parijs , waartegen ook geschreven had Jaque s Godef roy, Hoogl. te Geneve. De suburbicariis regionibus et ecclesiis , seude Praefeclura et Episcopi urbis .Romae Dioecesis , Conjecturae. Francof. 1618 , 4°. Tegen deze schreef G o def roy Vindi-ciae pro conjectura' de suburbicariis regionibus , et ecclesiis ,adversus Censuram Jacobi Sirmondi, Societatis lesu. Genevae , 1619 , 4°. en Sirmon d tegen beide zijne tegenstanders Adventoria Causidico Divionensi, adversus Amici ad AmicurnEpistolam de suburbicariis regionibus , et ecclesiis cum cen-sure(' Vindiciarum conjecturae alterius Anonyrni Lutet. Paris. 1520 8°.TSalm as i us vervolgde dit geschil door zijne , .Eucharisticon. Historiae Augustae Scriptores sex : .Aelius Spartianus , Julius Capitolinus , Aelius Lampridius , Vulcatius Gallicanus , Trebel- Pollio , Flavius Vopiscus , Claudius Salmasius ex veteri- bus libris recensuit , et librum adjecit Notarnm ac .Emendatio- num ; quibus aajectae sunt Notae ac Emendationes Isaaei Casauboni , jam antea editae. Paris. 1620 , fol. Lugd. Bat. 1670-1671 , 2 vol. 8°. Deze 2e uitgaaf is beter dan de eerste en bevat ook de noten van Gruteru s. Cornelius Schre v el i u s gaf een uittreksel der aanteekeningen van S a!m asius in zijne uitgaaf van die Romeinsche schrijvers , Lugd. Bat. 1661 , 8°. Wi lliam M usg rave beeft in zijn leven van G eta (Excester , 1716, 12°.) overgenomen , al wat Salmasius nopens dien tijran , in zitine aanmerkingen op Ca­pitolinus beeft opg.eteekend. _Eucharisticon Jacobo Sirmondo S. J. P. pro ddvenlorili deregionibus , et Ecclesiis suburbicariis. Paris. 1621 , 4°. Dit werk weerlegde Sirmond in Propempticon Claudio Salmasio de suburbicariis regionibus et ecclesiis , Paris. 1622. Jacques PE schassier, advocaat bij het Parlement te Parijs , verde-digde het gevoelen van Sirmond, in een brochure , getiteld :De .Ecclesiis suburbicariis , observatio (Paris) 1618 4°. Ookmet den volgenden titel : De Vocabnlis ad Geographiam efuris Romani pertinenti­ bus , Observatio , Antemurali Sionis serviens ; ubi obiter de sub- urbicariis provinciis quaedam dicuntur. Francof. 1619, 8°. Jeronimus Aleandre de Jonge , dienaar van den kardi-naal O t t a v i o Ban dino, gaf in het lieht : Refutatio Oonjec4turae 11nonymi scriptoria de suburbicariis regionibus et dioecesi Episcopi. Romani Lat. Paris. 1619 , 4°. , en Jean Da ntis van Cabors , Hood. in de regten te Parijs , De urbicariis et suburbicariis regionibus et ecclesiis Libri HI. Paris , 1620 , 12°. , waartegen verscheen De urbicariis et suburbicarils reg. et ecclesiis , adversus Joannem Arbisium , alias Joannenz deManibus. Ar;.,rentorati 1620 , 12°. Ook Marcus An to nius Cappelli trad in het krijt en gat in het lick Disputationesdune de Summo Pontificatu B. Petri , et de succession Epis- copi Romani in eumdem Pontificatum ; contra Anonymos duos de Papatu Romano , et de suburbicariis regionibus ecclesiis. Colon. A grip. 1621 , 4°. De twee geschriften , die hij aan-valt zijn die van Marcus Antonius de Dominis, geti• teld : Papatus Romanus , deque origine , progressu , et exstincti- one ipsius. Londini 1617 4°. et de conjectures van Jacques Godefro y. Sept. Florentis Tertulliani Tiber de Pallio. Cl. Sam. recen' suit , explicavit et notis illustravit. Paris. 1612, 8°. Ook Cl. Sal m. ante mortent recensuit , explicavit , notis illustravit ; Ac- cedit vera ad vivum ejus effigies. L. B. 1656. Andreas F r i s i u s , boekhandelaar te Amsterdam , trok nit dit werk 't geen S a 1 m a s i u s over het schoeisel der Ouden had geschre-ven en voegde het bij de verhandeling van Nigronius, de caligd veterum, 1667 , 12°., in 1711 te Leiden herdrukt met den titel : Julius Nigronius , de caliget veterum. AcceduntExcerpla ejusdem argumenti ex Salinasio et Rubenio ; cnna Aro-tis Joarsnis .Federici Nelant in 1 6°. — P e t a v i u s schreef tegen het werk van Salina sius: Antonii Kerkoetii, Aremo- rici , .dnimadversionum liber ad Claudii Salmasii Notas in Tertullianum de Pallio Rhedonis , Yvo Halecius. (Parijs Sebast. Cramoisy) 1622 8°. Salma sins beantwoordde dit geschrift met : Confutatio Animadversionum Antonii Kerkoetii ad Cl. Sal­ nasii Notas in Tertullianum de Pallio ; autore Francesco Franco J. C. Middelburgi 1623 , 8°. Hiertegeri schreef Petavius: Antonii Kerkoetii , Aremorici,Masigophorus Primus , sive Elenchus confulationis , quasi Cl. Salynasius sub ementito nomine , Animadversis Kerkoetianis op­ posnit. Alasigophorus secundus , sive Elenchi etc. Pars secunda. Paris 1623. Hierop verscheen van Salmasius: .Refutatio utriusqueElenehi Kerco-Petaviani ; auctore Francisco Franca. Middelb. (Paris) 1625. 8°. , waarop P etavius liet volgen Mastigo- phorus tertius , sive Elencha etc. Pars .tertia.BParis 1623. 80. Salmasius bleef hem het autwoord hierop schuldig. Plinianae Exercitationes in Caii Julii Solini Polyhistoria. Item Caii Julii Polyhistor , ex veteribus libris emendatus. Par. 1629. 2 vol. fol. Naauwkeuriger metHomonyma Hyles Iatricae. Traj. ad Rhen. 1689. 2 vol. fol.Lucius Ampelius (Zie vroeger). Epistola ad Johannem Beverovicium in Joh. Beverovicii , de Calculo renum et vesicae , Liber singularis. Lugd. Bat. 1638. 16°. De usuris Liber. L. B. 1630. 12°. Dit werk werd aange-vallen door Cyprianus Reynerus ab Osterga, later hoogleeraar te Utrecht. Lucius V e r us (een Pseudoniern) , Jan Wessembach, hoogleeraar te Franeker , Jan C l o p­penburch, Willem Goesius, schoonzoon van Daniel Hein s i u s, en door den beroemden regtsgeleerde Ch a r l e s Annibal Fabrot. Eenige aanteekeningen op het Pervigilium Veneris, in Domi- nici Baudii "'moresB. Rhapsodo Petro Scriverio. Amst. , L u d o v. E l z e v i r i u s. Volgens sommige exemplaren L. B. 1638. 12°. Ook in de Priapela en in den Petronius, Utrecht 1654 , in den Petronius , cum notis variorum. Amst. 1669. 8°., en in den Petronius variorum, 's Hage 1712. In al deze edities vindt men ook eenige aanteekeningen van Salmasius op de Cupid° cruci affixus van Nusonius, ook in den /luso­nius Variorum van Jacobus Tollius. Arnst. 1671. 8°. De modo Usurarum , liber. Lugd. Bat. 1639. 12°. In de voorrede van dit vervelend bock handelt S a 1 m. over de taal der Hellenisten , 't geen aanleiding gaf dat hij met D. Hein si us in onmin raakte. Dissertatio de foenore Trapezitico , in tres libros divisor. Cl. Salm. auctore. L. B. 1610. 12°. Hiertegen schreef Petavius: Dissertationum Ecclesiasticarum libri duo ; in quibus de Epis­ coporum dignitale ac potestate , deque aliis .Ecclesiasticis dog- matibus disputatur. Paris 1641. 8°. Ook het een en ander in zijn Dogmata Theologica (Amst. 1700. fol.) T. IV. p. 165 seqq. Zie Niceron, (of liever Fran ç ois Oudin) Art. Denis Petau T. XXXVII. p. 137, volgg. , Diatriba de Mutuo : Non esse alienationem ; adversus Copri­anurn quendam , jaris doctorem , auctore Alexio a Massalid ,Domino de S. Lupo. L. B. 1640. Alexis c't Massaliti (per anagram) Salmasius ab Alexia, naar Auxois , canton van Bour-gondie , genoemd naar Alexia , Alise , oude stad van dat land. C o p r i a n u s doctor, is de regtgeleerde Cy p r i a n u s R e g- n e r i , die uitgegeven had Apologia pro Manibus Petri Cunaei. adversus Claudium Salmasium. Hij noemde Salm a s i u s in de verhandeling die hij tegen dit eerstgemelde werk schreef (P e t r i C u n a e i Sententia de-fensa . . . . Alutuum esse alienationem etc.) Sphalmasius. Responsio ad calumniatorem Epistolam Johannis. Oloppenbur. gii. L. B. 1640. 12°. , tegen J. Cloppenburg I de Foenore et Usuris brevis Institutio cum ejusdem Ep. ad Cl. Salm. L. B. 1640. 12°. Brevis confulatio Notarum larvati cujusdam Theologi in Ex­ cerpta Dissertationis de Trapezitis , Cl. Salm. 1640. 12°. Ook Hagae Comit. Salm asi us meldde P eta viu s , dat hij dit werkje op een morgen had opgesteld. Het is een scherpe satyre tegen D. Hein siu s. Simplicii Commentarius in Enchiridion Epicteti , ex libris veteribus emendatus : ex versione Hieronymi Wolfii , et cum hujusce ac Cl. Salmasii Animadversioniaus , et notis , quibus Philosophia Stoica passim explicatur et illustratur. Accedunt Cebetis 7abula Graece , Latine , Arabice , et aurea Pythagorae Carmina , cum Paraphrasi Arabicd,; Auctore Joanne Elichmanno. Cum Praef. Cl. Salm. L. B. 1640. 12°. Het Enchiridion van E pi c t et us met de noten van Sal m a s i us verscheen op nieuw. Traj. ad IRhen. 1711. 4°. , door de zorg van A d r an us R el a n d u s. Hij voegde er de onuitgegeveu noten van Meibomius bij. Achillis Tatii , Alexandrini , de Clitophontis et Leucippes amoribus , libri octo , Graece et Latine ; cum notis Cl. Salmasii L. B. 1640. 12°. Salm a s i u s behield de oude overzetting van C r u c e i u s , ofschoon hij zelf erkent dat zij vol fau­ten is. Interpretatio Hippocratei ..4phorismi LXIX. sectione IV de Calculo. Additae sunt Epistolae duae Johannis Beverovicii M. D. quibus respondetur. L. B. 1640. 12°. Wallonis Messalini de Episcopis et Presbyteris contra Pe- tavium Loyolitam, Dissertatio prima. L. B. 1641. 12°. Epistola de vitae termino in Joh. Beverovicius de vitae termino. Dordr. 1641. De Hellenistica Commentarius , controversiam de lingua Hel­ lenistica deadens : et plenissime pentractans origines et dialec- tos Graecae linguae. L. B. 1643. 12°. Fnnus Linguae Hellenisticae , sive confutatio Exercitationis de Hellenistis et Lingua Hellenistica. L. B. 1643. 12°. Aan het einde : Ossilegium Hellenisticae , sive Appendix ad Confu­ tationem Exercitationis D. Heinsii de Hellenisticel. Drie jaren later verscheen : Matth. Cotterii de Hellenistis , et lingua Hellenistica .Exer­ citationes secundariae. Typis Richelianis. 1646. 24°. Joannes Simplicii Notae in doctissimi cujusdam viri (G ro ti i) Commentationem ad caput secundum posterioris ad Tkessaloni­ cente Epistolae 1645. 16°. Epistola ad iindream Colvium super cap. XI primae ad Co­ rinikies _Epistolae de caesarie! virorum et mulierwn coma. 'lc­ cessit Gerardi Jokannis Vossii Epigtola ad Salmasium. L. B. 1644. 12°. Ook in het Nederd. Ad Aegidium Menagium Epistola super Herode infanticidd , viri celeberrimi (Dan. Hein sii) Tragoedici et censurd Bal-zacii. 1644-1648. 12°. Ook aehter de Epistolae Salm. door Clement uitgegeven. Epigtola aliquot, cui Sternutamentum veteribus habiturn pro Deo. De Platonis loco in Timaeo. Super Plinii loco , de aperiendo capite. Super loco Evangelii de Hyssop°. De voce Ramex, et yemino Plana loco. Refertur exemplum Cakulorutn e renibus. In Johannis Beverovicii Quaestiones Epistolicae , cum Doctorum Responsis. Roterod. 1644. 12°. Ook in Docto­ruin virorum _Epistolae et Responsiones. Ibid. 1665. 8°, Znovaoyelococ de Come1, Dialoyus primus: Caesarius et Cur- tilts lnterlocutores. Hae nuyae seria ducunt. L(ugd.) Blat.) J(o a n M(ai r e) 1645 , 12°. Ook in Fasciculus nonus Opus-culorum , quae etc. van Thornas Crenius. Roterod. 1699, 16°. , p. 369-458. Sommigen willen dat S a 1 tn asi us ook de sehrijver is van een andere zamenspraak over de lare pruiken , getiteld : Pe-dis et Pediculi Dialoyus tegen Gijsbertus Voet. Librorum de primatu Papae Pars prima , cum Apparatu. Cui accessere qet Barlaami de eodem Primatu Iractalus , L. B. 1645 , 4°. Hier tegen sehreef Jean Dar tis: LiOri tres de ordinibus et diynitatibus ecclesiassicis , in quibus 6re- viler respondetur ad Apparatum et Tractatum Cl. Salnasii de Primatu Papae etc. Latet. Paris 1648 , 4°. Miscellae defensiones pro Cl. Salmasio de variid observatio­ nibus et emendationibus ad As Attic= et Romanum perti- nentibus. L. B. 1645 , 12°. Disquisitio de Mutuo , qua, probatur non esse alienatio- nem. Auctore S. D. B. (Salmasio de Burgundia). L. B. 1645 , 12°. Confutatio Diatribae de Mutno : &ions Disputationibus ven­ tilatae , auctore et preside Jo. Jacob° Wissembachio , U. D. , eodernque Professore in Academid Franekeranti Frisiorwn. L. B. 1645 , 12°. , met een Dedicatio aan Claude Sarrau, rands-heer bij het Parlement te Parijs. TDit werk wordt van p. 305-359 gevolgd door eene Apologie voor S almasius, (1644) en getiteld : _Elenchus .Expositionis de Mutuo , ex Juris prudentiae Methodicae Parlitionibus elementariis , Johan Ottonis .Tabor , L U. D. , Cod. et Feud. placit. Pr. in Universitate dryentoratensi. Deze Apologie is waarsehijnlijk van Salm a- Bias zelven. Epistola Car. Ann. Fabroti , Antecessoris ..elqitisextiensis , de Mutuo ; cum Responsione Cl. Salmasii ad leg. Menagium , L. B. 1645 , 12°. Verini ad Justum Pacium Epistola sive Judi-cium de libro posthumo Grotii. Hagiopoli , 1640 , 8°. Ar-gentorati 1654. Dit werd weerlegd in Justi Pacii Revisio Judicii , sive Responsoria ad Epistolam Simplicii Perini de bibroposthumo Hugonis Grotii. Decaearchiae , Cornelius Sebastiani , 1647 , 8°. De Transsubstantiatione liber : Simplicio Ferino auctore , ad Iustum Pacium , contra Hugonem Grotium. Hagiopoli , Iheodorus _Eudoxus (Leide , Jean Maire)1646, 12°., 1660, 12°. Dit opstel is gerigt tegen bet werk van Grotius Reveliani Apologetici Die- cussio. Tliomae Bartholini de Latere Christi aperto. Acceclunt Claudii Salmasii Epistolae tres ad Thomam Bartholinum , de Cruce et Hyssop°. Aliae tree .Epistolae de eodem aryumento Johannis Beverovicii , Adolphi Vorstii et Ilieronymi Bardii. L. B. 1646 , 12°. Praefatio in Orationes Alexandri Mori , I. °ratio in Calvini tandem. II. de Pace. Genevae 1647 , 4°. L. B. 1694, 4°. Specimen Confutationis animadversionum Desiderii Ileraldi ,sive 7ractatus de subscribendis et signandis Testamentis : itemde antiquorum et hodiernorum Sigillorum dig'erentid. _AdoreCl. S. L. B. 1648 , 12°. Hiert( gen schreef H e r ald u s :Quaestiones quotidianae et Animadversiones ad Inc Atticem Ronanum 16 50, fol. De Annie Climactericis et antique Astrologic, Diatribe. L. B. 1648 , 12°. Defensio Regia pro Carolo I, ad Sereniss. Magnae Britanniae .Regem Carolum H, filium natu majorem, haeredem et successoremleyitimum (Londini) sumptibus .Regiis, 1649, 24°, 1650, fol., 1651 12°. , 1657 , 4°, (met het antwoord van M it to n) Ultraj. 1650 , 12°. L. B. 1650, 12. Paris. 1650, 12°. Rotamagi 1650, 12°. in 't Fr. (vert. door S alma s i u s) Apologie Royale pour Char-les I. , Roy d' Anyleterre par Messire Claude de Saumaise , etc. Paris 1650 , 4°. In 't Holl. (Koninglijke verdediging voorKarel den Eersten. Rotterd. 1650 , 8°.) Volgens M i l t o n ontving Salmasius hiervoor van den koning 100 pistolen (cen-turn Jacobaeos). M il to n verdedigde het Parlernent in Joan-nis Miltoni Angli , pro populo Anglicano Defensio , contraClaudii .Anonymi , alias Salmasii, .Defensionem Regiam. Londini 1651, 18°. ( Deze editie verscheen to Leiden bij de Elz e vier s). Eene vrije vertaling van bet eerste deel van bet geschrift van S al m a siu s verscheen in 1691 to Parijs (Traite de l' Auto-rite Royale , dedie a Louis XIV). Men schrijft aan Saimasius toe de Dedicatio van het werk van Pi e r r e du Moulin, getiteld Clamor regii 8an-guinis adversus Parricidal .Anglo8. Dit boek is tegen Milton, die Alexander Mor us voor den schrij ver hield. Catalogue Graecorum et Latinorum Mss. , qui anno CIO.IDC.XXII opera atque industrid F V. CC. Nicolai Rertaltii , Claudii Salmasii , et Joanni8 Hauteni , primum perfecti , denuo recogniti et (pica fuerunt anno C1O.IOC.XLV opera et studio Claris. Petri et Jacobi Puteanorum in Bibliotheca nova M. van P. L a b b e, 1653, 4°. Cl. Salmasii , viri Ill. , Epistolarum liber primus. Acceduntde laudibus et vita ejusdem Prolegomena , accurante AntonioClementino , L. B. 1656 , 4°. Behalve deze brieven zijn er nog vele verspreid in verschillende werken , o. a. in H. G rot i i Epistolae ad Gallos. Editio novissima , prioribus auctior ; icui item addilae sunt erudit. Oallor. Cl. Salmasii et Cl. Sarraviiad Hug. Grotium Epistolae , und cum indite memoratarum re-rum copioso et utili ; Lipsiae 1674, 16°. , p. 421-463. In de Epist. Saravii , 7 Epp. van S a 1 rn. aan dezen , een aan Alex. Mortis, een aan J. God efroi (p. 76, 89, 110, 139 , 174 , 230 , 235 , 242) herdr. in de 4°. uitg. v. B u r-mannus. 8 Epp. van S a 1 m. onder die van Hofman , uit-gegeven door G. M eeli us, 1700, 4°. 4 Epp. van S a I m. aan Arnold Neumann, in Monumenta pietatis et literariaVirorum in republics et literarid illustriuin selecta. 14' reincof. ad Moen. 1701 , 4°. P. II. p. 170-176. — Epistolae tres adGodofredum Jungermannum , ex autographis in Monument. inedit. J. F. Felleri Trim. VII. Jenae 1716. — Cl. Salmasii ali-quot literae , quibus , quid de Daniele Heinsio quondam sense-rit , apparel; drie korte Epp. , uitgegeven door G.Toesius, achter zijne Animadversiones in quaedam caxitis primi secundiSpeciminis Salmasiani. Hagae Comit. 1657 , 12°. — Drie Epp. en 4 fragmenten van Epp. Salmasii aan G o e s i u s, voor J u s t i K r i c x Animadversiones de Trapezitis , 1658 in 4°. De eerste ook in Clar. Fir. Epp. van P. Bur man, p. 377. — Epistola ad Sarravium van 28 Dec. 1643 , in J. F. Gronovius , de Sestertiis 1691 , 4°. p. 674. — Epistola adSaravium 20 Novembris 1645 , in Thomae Crenii Animadver­siones Philologicae et Historicae 1695 , 12'. T. I. S. I. Verg. de la Monnoye, in een aanteek. op l' Anti-Baillet (17;30 4"'.) p. 11. — J. F. Gronovii ,Tench us Anti-Diatribes Mercur. Frondatoris de Usuris centesimis ad P. Papinii Statii Sylvas. Accessit Epistola Cl. Salmasii ad.Auctorein. Paris. 1640. 4°. — Fragmentum Epistolae adGronovium , in Notis Gronovii ad Statii Silvas 1637 p. 157 seqq. — Fragmentum Epistolae ad Puteanos fratres , in Gassendi vita Peirescii (Hagae 1651) p. 587. — Fray-mentuna Epistolae ad Boxhornium in M. Z. Boxhornii Apologiaadversus Dialogistam pro commentario ad Agricolam Taciti 1643 p. 6. — Epistre a Philippe Vincent , Theologien de la Rochelle , datee du 28 Decembre 1645 in Colomiga , Gallia Orient. 1709, p. 189 -191. — In Petr. Burmanni SgllogeEpistol. T. V. (Ind.). De re Militari Romanorum Li6er. Opus posthumum. L. B. 1657. 4°. Ook in de Antiq. Roman. van Graevius T. X. p. 1284-1453. Joannem Miltonem Responsio. Opus posthumum Cl. Sal-masii. Divione (1660) 4°. Londen 1660. 12°. , uitgegeven door zijn zoon Claudius Salm a sius en opgedragen aan Karel II. De Saccharo et Manna, Commentarius. Met een Praefatio van den uitgever, Philib e r t de la Mar e. Paris 1664. 4°. Ook met de Homonyma Ryles Iatricae. Cl. Salmasii Praefatio in .Exercitationes de Homonymis Hy­ les latricae. Ejusdem ae Plinio Judicium. Divinione 1668. ki. fol. Philibert de la Mare en Jean Baptiste Lan­t i n , llconseillers au Parlement de 1)yon" bezorgden de uitgave van dit werk. Judicium de sanguine vetito in l'homae Bartholini Disqui- sitio medica de sanguine vetito. Francof. 1675. 16°. Stephanus Byzantinus de Urbi6u8 , a Salmasio quondam col­ latus cum Mss. codicibus Palatinis et editis. In de uitg. van dezen Geograaf , door J. Gronovius. L. B. 1694. fol. Censorinus de Die •q cum Spicilegio Annotationum doctissimorum virorum Salmasii , Scaligeri etc. Cantabrig 1695. 12°.Notae in Aristaeneti Epistolas , in Acta Literaria , qui6us anecdota Animadversionum Spicilegia , et Manuscriptorum quo­ rumdam errata continentur , ex Bibliothecci Henrici Leon. Schur- jlenschii etc. Wittebergae 1714. 8°. Emendations et variae Lectiones Chronici Busebiani, a D. .Teronymo Latine conversi , et Chronici ipsius Graeci e variis fragmentis a J. J. Scaliyero contexti ; excerptae e Fastis Siculi8 , seu Chronico Alexandrino Joannis Cedreni , et Georgia Syncello. Jenae 1 7 1 5. 4°. De Secretariis , Dissertatio , nuno primum edita in Thesau- rus Antiquitatum van Sallengr e. T. II. col. 661, 676. Volgens Papillon is ook van Salmasius: De Ludis Graecorum Joannis Meursii ; c. supplement° Sal-masii , in Graevii Antiq. Graec. T. VIII. Doch in deze Col-lectio komt dit werk niet voor , maar wel T. VII. col. 941 — 946. Joannis Meursii de Ludis Graecorum , Liber singularis , ad virum Claris& Petrum Scriverium. Onder een menigte andere geschriften tegen S al masius, te veel om te vermelden , komeri voor: Christiani Ifortholti Exercitatio Anti-Salmasiana de Pane imovcricp , quem in Oratione hominica petimu8. Kilonii 1676. 4°. 41°. , ook in de Dinuisitiones Anti -Baronianae van denzelfden schrijver. Lipsiae 1706. 4°.Josuae Arndii Dissertatio de Brroribus Claudii Salmasii (1651) in de Elogia Germanorum quorundam Theologorunz Saeculi XV Iet XV _II van G. H. Goetse. Lubecae 1703. 8°. Th. Cruyerus , de eo quod justum est circa morem se devo­ vendi pro salute alterius. Seorsinz de Antinoo , Simone Mayo etc. contra Salmasium. Wittenbergae 1724. 4'. fig. Aanteekeningen van Salma si u s op Grieksche schrijvers. Justini Martyris Apologia prima pro Christianis ad Anto­ ninum Pium ; cum notis Roberti et Henrici Stephanorun z , Gro- tii, Salmasii etc. Oxonii 1699. fol. 1701, 1703, 1715. 8°. Hesychii Lexicon , cum variis doctorum virorum notis Junii , Scaligeri , Salmasii , Palmerii , Sopingii , Cocceii , Gronovii , Ta.naq. Fabri , etc. accurante Corn. Schrevelio , Accessit Jo­ annis Pricaei Index Auctoran z , qui a6 Hesychio laudantur. L. B. 1668. 4°.Strabonis Geographia. Amst. 1707. 2 vol. fol. Julii Pollucis Ononzasticum Graeci'? et Latine ; emendatun z , suppletum et illustratum. commentariis Gothofredi Jun- CUM germanni, Joachimi Kuhnii , variis lectionibus lsaaci Vossii , annotatis Cl. Salmasii et Henr. alesii , notisque Joh. Henr. Lederlini et Tiberii Hemsterhusii. Amst. 1706. fol. 2 vol. Carmina et efraymenta carminum ramiliae Caesareae , hoc est , Caesaris Germanici quae exstant Opera omnia cum Latina , tum Graeca ; nunc primum conjunctim edita ; cum commentariis integris Hugonis Grotii, notis Guilielmi Morellii et Claudii Salmasii etc. edente Joanne Conrado Schwartz. Coburgi 1715 , 1716. 8°. Aanteekeningen van Salmasius op Latijnsche schrij­vers.Plautus M. Z. Boxhornii. L. B. 1645. 12°. Schrevelii. L. B. 1646, 1652. 8°. Horatius. L. B. 1656. 8°. _Pervigilium Veneris , ex editione Petri Pithoei , cum ejus et CUMAsti Lipsii notis : itemque ex alio antiquo codice ; noels Cl. Salmasii , et Andreae Rivini Comnzentario. Ausonii Cupidocruci ajixus , etc. Hagae Comit, 1712 , 1717. 8°. Juvenalis , et Persius Schrevelii-Martialis. L. B. 1656. 8°. Pra.lerius Maximus. L. B. 1670. 8°. Quintus Curtiu8 ; edente D. Snakenburgio , cum notis variis. L. B. 1725. 8°. Sketonins ; edente Schildio. Lugd. Bat. 1652 , 1662 , 1667 , 1668. 12°. (de laatste door J. Gronovi us bezorgd).Sulpacius Severus , accurante G. Hornio. Amst. 1647 , 1654. 8°. Vitruvius ; cum Joannis Latii , Cl. Salnzasii , etc. notis. Amst. 1649. fol. stantini Porph,yrogenitae. Colores recepti in midis. Gr. ms. 4°.Notae in Symmachi .Epistolas. 4°, Glossae Graeco-Latinae. Varia. Glossae Graeco-Latinae. _Ex­ cerptae ex veteribus Glossis Cl. Puteani , Senatoris Parisiensis. Varia. Glossae. Excerpta ex veteribus Glossis. 4°. Cl. Salmasii Epistolae Septem ad Christinam reginam, Ad Elichmannwn Epistolae undecim. Ad diverRos Epistolae quin- quaginta. 4°. De Notis vet., quibus usi sunt veteres Critici in legendis et recen- sendis libris. De Aureo Justiniano. Notae in libros V et XII. Pli- nii BNaturalis. Variae lectiones in libros Rhetoric°. rum ad lierennium. In septem Ovidii loca. In Anacreontem conjecturae et variae lectiones. In Anastasii vitas Pontif. In quaedam capita Pomponii Alelae. lib. 1. c. 3, 4, 5, 6, 7 , 8 , 9. In Alacrobium c. 2 et seqq. Variae lectiones in Dola- bellam et Latinurn de Agrorum Excerpta ex Glossario Medico. Variae lectiones et excerpts in Timothei et Nicomedis latro-Sophistae Botanico Lexico et aliis Lexicis similibus. In Canonica Timothei Responsa aped Balsamonem p. 1060 edits , et quadeam S. S. Athanasii et Basilii.Variae lectiones ex vet. cod. in Martialem. 4°. be Acid et Fibulis Antiquorum ; opgedragen aan J a c q u e s du Puys. 4°.De Militia. 4°. De Caesare Virorum, et Mulierum coma : Epistola dedica­ toria Lectori Caesariato Balavo Dialogi tres 4°. De interpretatione Tertulliani , de differentici Presbyterorum et Plebis. 4°. Varia in Prisciani librum , de Ponderibus , de Argenteis , quae Judas proditor accepit. (Zie Exe? c. in &lin. p. 1143. Epist. 49. Salmasii ad Peiresc.) De Instrumentis Musicis. Notata in Juvenalern. Locus Ephraim de Paradiso ex Georgio Syn­ cello , Salmasii manu 1607. V ariae lectiones in Pharnutum et Palaephatum et in Gregorium Nazianzenum. fol. Fragmenta de Papillionibus, Andere werken in hands. Graeca , eaque hexametros , in primum Davidis Psalmum Metaphrasis. Latina , eaque hexametros , in primum caput Threnorum Jeremiae Metaphrasis. Pindare traduit en vers Latins. Traduction de la Lituryie Copte-Arabique , pour la placer dans la Discipline Ecclesiastique. Sal m a s i us gewaagt van deze overzetting in Epist. ad Joannern Dallaeurn p. 72. Dioscoride , avec des Commentaires sur chaque Chapitre Voyer Patin , Lettre 23 cl Charles Spon. T. I. p. 91. Correctiones ad Hippocrationem. Plinius , cum castigationibus Salmasii. Amst. 1653 , $ voL 12°. Boterod. 1609 , 3 vol. 12°. Plinii Epistolae. Amst. 1669, 1C75. 8°. Apicii Caelii, de obsoniis et condimentis , sive de arte co- quinarici. Libri deem, 1705. 8°. A msterd. 1709. 8°. Corpus Juris Civilis.BAmst. 1663. fol. 2 vol. L. B. Elzevier. Arnobii AM, adversus Genies , liari septem; cum recen- sione viri celeberrimi (Salmasii) L. B. 1651. 4°. Observationes et emendationes in Codicenz Ecclesiae Afri­ canae Justelli, in T. IV. Joannis Christophori Prolfii„ Anec­ dota Graeca, sacra et profana , nunc primunz edita. Hamburgi 1724. 12°. Mss, van S al m asi us in 1716 bij M. de la Mare te Dyon.De Poenitentici, et Exornologesi. Vet. fol. ildversaria linguae Arabicae. In fol. 200 pp. De variis Graecorum dialectis.. De Minzis et Ea6ulis , Varia de Pestibus et Coloribus , Vasorwn genera varia. Variae lectio­ nes in librum Aldelmi, de laudibus Virginum. Varia excerpta ex Luitprando de rebus per Europain gestia. De Cippis, et Codi­ cibus. Variae kctiones in (Pseudo) Aldiam, ex vet. Cod. in Ristoriant 8. Clenzentis. Excerpta ex vet. codice ms., in quo continetur vita S. Johannis Apostoli Dendrophori. Telesmata 88- et Apotelesmatici. Varia , de Speculis domus , de Scamnis trigis , ad rem militarem pertinentia. De .Equuleo. Variae lectiones in Claudianum Mammertum, ex vet. cod. Varia ad rem mililarem et taclicam pertinentia. Varia c,armina ex Graeco Latine reddita. Sententiae. fol. Excerpta,ex .Etymologico Suidae, nondum publicato , nobis (a Salmasio) ex Bialiotheca Palatina cownunicata. Glossae vete­ res variae. — Glossae Graeco-Latinae. — Glossae unite ad literam B. , Excerptae ex vet. Glossis usque ad literam — Glossae Graeco-Latinae. 4°. Exoticarum Observationum adversaria. 4°. Notata in varios Authores Graecos et Latinos. fol. Notata in Authores .Finium regundorunz. V ariae lectiones in Plinium. Glossae Graecae , seu potius Index Epigrammatum Anthologiae. Glossae Latinae. Notata in ..Epigrammata Latina. V aria in Festunz, Isidori Glossas et Excerpta Pithoei e Woo- sari° Latino. De Jure annulorum aureorum. V ariae senten­ tiae morales, ex ms. cod. Bialiothecae Petri et Jacobi Putea­ norum. 4°. Fragmenta ex Poetis Apollonio Grammatico, ex libro Con­ stantini Porphyrogenetae de virtutibus et vitiis. Excerp4 ex Diodoro Siculo. De Tutela navis et Parasol°. Varia addenda Notis ex Plinio. Incertus Author in Cosmographid. Varia. Errores Plinii in Graecis. Excerpta ex Geodesitt Bulgariae, Chartophylacis. Iambici versus de studiis egn- Notae in Geoponica. Anthologie (on .Recueil d'anciennes Epigrammes Grecques) copiee par Saumaise sur les 11288. de la Bibliothegue Palatine. Clem ent de vita Salm. p. xvII. Salmasii Notat. adTrebell. Pollionis Claudium c. v. T. II. p. 261 et ad T e r-tull. de Pallio p. 262. Scaliger, Ep. 245 p. 527. Commentarius de officiis .Domits Augustae. De ordine monastic°. Quatuor Dialogi : prior inscribitur Kop.vvig alter OvacOlo­ yoc , tertius Tr iuttauxin , ultimas Zelvv&axoc. Explication d'un lieu d' Ammian Marcellin touchant la Gaule par lee Sieurs de Saumaise (I Damzon (Sanson ?) De Usuris Justinianeis. Diairiba de vita Josuae Merceri. Notae in antiquas Inscriptions Graecas. Zie Menagiana, 111, 221.De Notis Graecorum Arithmeticis. Een brief aan den beroemden wiskundige Ism a 61 Bo u i llau d.Traite de la Milice Romaine ms. in fol. 0 verzetting van bet Latijn. Apolojia contra Miltonem. De stipendio commentariolus. qS a 1 m a s i u s gaf het aan So rbie r e, deze aan den bisschop van Vaison , Joseph Suar es, die het de bibliotheca Barberina vereerde. Exercitatio de scriptis Plinianis. De re vestiarid. Ad Suidam notae , weleer door F a b r i t i us in de bibliotheek van Narquard Gudius gezien. De l'Origine dee armories. Dissertatio de Monetis. Cod. 561. Mss. Dupuys. De Ponderi6us et Mensuris Veterum Ibid. Cod. 607. Me nage en Jacques Guyon waren in bezit van vele Dissertatien van S a u m a i s e. Zie Anti-Baillet , p. 5. Epithalamium in nuptial Joannis Cabilavii. Lettre a Wicquefort sur la Paix de Munster. Lettre sur un trenalement de terre , arrive en Hollande, et autres merveilles en 1640. Cod. 550. Mss. Dupuys. Epistolae Cl. Salmasii , Dan. Heinsii etc. Ibid. Cod. 583. Lettres de Saumaise , parmi celles des ,rands hommes. Ms. Cod. Biblioth. Hohendorff p. 256 der Mss. Volgens een brief van G ui Patin aan Charles Spon (T. I. p. 144) , verzamelde Daille van alle zijden Lat. brie­ven van S a 1 m a s i u s. Ook anderen in Holland hielden er zich mede bezig. De zoon van S a r ra u bezat een honderdtal. S a r r a vi us en S a l m a s i u s hielden druk correspondentie. Pet rus Burm an beloofde , in 1697, een verzameling van brieven , die in het licht zou komen , door de zorg van Sch albr uggi us rector to Amsterdam. Men leest in de 4 Menagiana , dat eene nicht van M. de Pei r e s c een kabinet vol brieven van geleerden , onder welke van Sal m a s i u s , be-zat waarrnede zij het vuur aanstak. De president de M a-r an g u e bezat in 1730 x.15 oorsp. brieven van Salm a s i u s aan Peiresc en 5 aan D u p u y s. In de Miscel. Leibnitiana no. 140 , leest men : uGenevae publicabitur volumen Episto-larum , in quibus ultra triginta nuncupantur Salmasianae mul-tum habentes bonae frugis." M a s s o n spreekt van een Re-cifeil de Lettres de Saumaise , die hij een geleerde te Parijs berustte. Er bestaat ook een brief van Salmasi us aan C laude Bar the le mi Mori so t te Dyon , watrin deze gewaagt van zijn :Orbi8 maritimus, doch deze weed volgens F' apil 1 on door M o-criso t #notamment soupconne de fabriquer la plupart des let-tres des savans" verdicht. Volgens M or li o f f (Polyh. p. 292) waren er vele brieven van Sal masius in de bibliotheek van Gudiu S. Fr a F ulgen zi o, leerling van Fra Paol o, gewaagde van brieven tusschen dezen en Salm asius gewisseld in zijnVie de Era Paolo , grad. en Franc. (1646) p. 22S. C 1 e-ment beloofde een tweede en grootere verzameling van brie-yen van Salmasius uit te geven , die tot 1640 zoude loopen. 13 ay le schreef hier over aan een geneesheer te Zierikzee , schoonzoon van CI em en t. Deze antwoordde , dat hij geen mss. van Salm a si us bezat , doch dat hij zich tot een predi­kant te Leiden moest wenden , aan wien de meeste brieven van Salmasius ten deele waren gevallen , doch die ze liet vergaan. Andreas Col vius, predikant der Waalsche ge­meente te Dordrecht , en M a r gore th a Go d e w yck, hielden briefwisseling met Salmasius. Mo y se Amirault schreef in 1649 fillabeo penes me litteras illustr. et incompar. S a l-m asii" (C'olomi4s Gallia Orient. p. 206). Menage zond 40 aan hem door Salmasius geschrevene brieven naar Holland , die verloren gingen. Papillon zag bij d e l a Mare een ms. brief van H u et aan dezen geleerde , gedat. 13 Junij 1674 , •aarin hij hem meldde , dat hij een groot getal brieven van Sal ma s i us bezat. Op de Leirlsche bibliotheek berusten o. a. Epistolae 16 Cl. et B. Salm a-sioru m. ook prof. te Water , de predikant J. v a n Voo r sst , en de minister van Maan en bezaten Lat. en Fr. brieven van Salmasius. Bij Paquo t t. a. p. wordt een lijst van 63 boekwerken opgegeven , vroeger in bezit van d e 1 a Mare, thans in de keizerlijke bibliotheek te Parijs, met mss. aanteekk. van S al rn a­s i u s. Ook de bibliotheek der Leidsche hoogeschool is in bezit van verschillende handschriften en boeken met notae roargina­les van S a 1 m a s i u s. Ook deze worden door P a q u o t vermeld , gelijk ook een lijst der werken , waaraan S al ma s i us was be-gonnen en die hij gedeeltelijk voleindigde. Volgens S alma- 51 s i u s zelven had hij 600 jaren noodig, om ze to kunnen voltooij en. Zie Saxe, Onom. litter. T. IV. p. 188-193, Anal. p. 583; Fre­ heri, Theatrum , Part. II. Sect. IV. p. 1122-1127; Cum Iconic. ; Witten, in Diario ad III Sept. 1652; Salmasii , viri maximi , Liber primus. Accedunt de laudibus et vitae ejus Proleg. Auct. A. pie­ . mentio, L. B. 1654. 49., cum Icone , traduit. en Franc. s. c 1., Harangue funebre etc. par .1. N. P. Leyde 1663. 4°. ; A. VorsOi Orat. funeb. in excessum C. S. ; P. C o 1 om e si i Gqllia Orient. p. 188-217; Dez. Operum p. 817 (uitg. van 17Q9), J. Bod,aeu0i Stapel, in Theophrast. p. 427; Burman, Praef. ad Epp. Marg. Gudii et Sarravii ; T. Magiri, Eponym. i. v. ; M. H a n c k ins , de Script. .Rer. Rom. C. 90, p. 289-295 ; Pope Blount, C. p. 1025-1028; Morhofii I Polyh. litter. C. III. § 29, p. 27; C. VII. § 10, p. 54, 65; C. XV. § 18, p. 155; C. XXI. § 14, p. 239, 240; C. XXIV. § 13, 14, p. 290; L. III. TV. § 15, p. 583; L. IV. C. XIII. § 1, p. 831; C. XIV. § 4, p.907; § 10, p. 910; L. V. C. I. § 12, p. 927, C. IL § 9, p. 936; Tonp,. I. L. I; Polyh. Philos. C. XIV. § 51, p. 100 ; L. II. Part. I. C. § 3, p. 151, L. II. Part. II. C. XII. § 9, p. 131; L. III. C. 1. § 9, p. 417 ; Polyh. pract. L. V. § 29, p. 549; L. VI. Sect. II. § 4, p. 564; Tom. II; Tabor, de Suffrag. peric. 4 n°. 26, Elem. p. 3, Sect. 4, § 24, p. 196; Rupertus, I. Obs. ad Besold, universal; Saldenus, de Synedr. L. I. C. X; Crucius, de Praec. L. I. C. IV. n°. 27 ; Grotius, Append. Comm. de Anticlir. p. 114; Id. ad Stobaeum ; Id. in annot. ad Libr. de Vera. Relig. Christ. (1640), p.309; Manes Grotii, p.835,836;Schoock, Fab. klamelens.p. 32; J. A. Bos t Dissert. Phil. ad 2 Timoth. II, C. I: 22; C r e n i i Animadv. Philol. Part. I. p. 22, 25 ; Part. II. p. 82, 85, 86, 93-98; Port. III. p. 154, Part. V. p. 94, 95 ; Part. VI. p. 47, Part. VII. p. 11, Part. VIII. p. 88; Part. X. p. 15, 19, 20, 174, 177, 302, 303; Part. XI. p. 54, 125, 152-157, 170, 237, 249; Part. XII. p. 5, 6, 158; Part. XIII. p. 168; Part. XIV. p. 2, 3; Part. XV. p. 122, 171, 176; Part. XVII. p. 34, 102, 103, 105; Huber, Orat: X, in Opera minora , T. I. p- 168, 169, 219; B. Bonifacius, de Script. Lat. ; J. Rhodius, de Ada Corn. Celsi ; I3artholinus, de latere Christi aperta; A. M. it S c h u r m a n , Opuscula , p. 144; G. J. Vossii de Arte Gramm. Lib. I. C. 6; Almelovenii, Syllabi Plagiar. p. 35 ; Id. Bibl. prom. et latens, p. 47 ; Valesii Emend. p. 33 seq. 70, 107, 119, 135, 136, 44, 74; Huetii, .Dissertt. ( le edit.) T. I. p. 194; Jac. Thomasii, de plagio liter. A. .T. A. Fabri, de plagiariis , § 52; Struvii, Bibl. .Tur. Selects p. 27, 177, 197, 217, 490; Jac. Ouzelii, ad Minuc. Felic. p.9, 1652; Id. de Hist. Lat. p. 693; Scaliger, Inst. Poet. Lib. III. C. 20; Sect. 7; Rutgersii Var. Lect. 1, 6; lioningins, G. V o e t , Disput. select. Part. I. p. 762 ; V o s sius, de Hist. Graec. C. 17 ; Id. de Idolatr. L. IV. C. 91; L u d. de Dieu, Animadvers. ad Act. Apost. C. VII. Sect. 43 ; B o e c ler, Bibliotheca curiosa , p. 470; Schurtzfleisch, Elog. Script. ill. p. 89-95; J.A. Fabri­ c ii Cent. Flag. n°. LIT. p. 55; J. Fabricii Hist. Bibl. P. I. p. 161, 162; N. Heinsii Advers. p. 36, 52, 60, 82, 98, 128, 235, 521, 581, 591, 621; Renaudotti, Liturgiar. Orient. T. I. p. 306, 307; P. Burman ad Syllog. Epist. T. II. p. 485; G. ' C. V. p. 228; Val. An- Brantzius, ad Conringium , Saec. XVII. dreas, Bibl. Belg. i. v.; Foppens, Bibl. Belg. 1'. I. p. 185, 4* 52 187; E. Otto, Prael. ad Tom. III. Th. Jur. p. 56; J. M. G es­ nerus, ad Isag. § 1167, p. 433; 'Tom. II; Ger. Meerman, in Praef. ad hes. nov. .Tur. T. III. p. V, VI; P, Burman ni Praef. ad ,Inthol. Lat. p. XXXIII; A. Haller, ad Method. Boerhav. Stud. Mel. T. I. p. 54; Leupenii, Bibl. real. jurid. ; Burman, Traj. erud. p. 423; J. Ard, Exercitat. de erroribus Cl. Salm. in Theol. ; Noltenii Lexicon Anti -Barbar. T. II. p. 481; O. Ferrarius, de re vestiar. (litt. ad Led.); Elog. Hemsterhusii et vita Ruhnkenii (ed. Bergmanno), p. 37, 38, 46, 52; Menagiana , T. I. p. 136, 137, 174, 262, 280, 297, 350, 356; T.II.p.135; Fr. Sparaverius, Ep. ad Magliabechium in Ep. ad Clar. Venet. ad eum. Flor. 1790, T. II. p. 41; Magliabechii Epp. (Ind.) ; Grudii et Sarravii, Epp. p. 12, 18, 21, 26, 30, 31, 32, 35, 47, 48, 49, 246; H. Grotii Epp. p. 4, 457; Bachneri, Epp. T. I. p. 197, 207, 280, 295; J. Scaligeri Epp. p. 490, 492; P. Cunaei Epp, p. 102, 253, 261, 319, 341, 345, 349; Boxhornii Epp. et Podm. p. 30, 35, 71; Fabricii Epp. p. 305-321; Burrnanni Syll. Epist. T. II. p. 485; Casauboni Epp. p. 368, 404, 428, 477, 479, 500, 518, 522, 542, 548, 581, 587, 709, 764; Cru­ cii Epp.; Balsaci Epp. ; Barlaei Epp. Id. Poem. (In ejigien Cl. Salm); R. Neuhusii, Thalia Alcm. p. 76; Huetii Poemata (Hagae Comit. 1740), p. 132, 103; unus Claudii Salmasii ; C ol o­ miez, Opera, p 317; J. Vossius, ad Pomp. Melam. p.213; Ni­ ceron, Mem. T. II. p. 381-464; Papillon, Bibl. des autheurs de Bourgogne, T. II. p. 242-285; Sam. Soubiere, _Discours fait h l'ouverture du college d'Orange en 1753 (Doge funebre de Saumaise) ; Baillet, Jugem. T. II. p. 230235, n°. 511; Id. Enf. cel. T. V. - p. 7080, no. 72; Emportement de Mr. Baillet , contre Mr. Saumaise - in zinti-Bailleto , Part. I. n°. 11 , p. 2; Falsification de Mr. Baillet, d'un passage de la vie de Mr. de Pieresc , pour docrier Mr. Saumaise, T. a. p. n°. 171, p. 16; Gonset, Bibl. Franc. T. IV; Paquot, MOm. T.III.p. 261; Haag, La France, Protest. ; Vigneul-Mar- Mglanges (Paris 1725) T. I. p. 34; G. Patin, Lettres chois­ sies , p. 28, 74, 147, 156, 427, 518, Lettres p. 5, 21, 73, 174; P. Bayle, Lettres p. :129, 734; Lettres de Sorbiere, p. 534; l'Europe Scavante , T. XI. p. 41; Nouv. litt. T. III. p. 402; Hoef­ fer, Nouv. Biogr. GdnOr. ; Biogr. Univ.; Bibl. rais. T. III. p. , T. XIII. p. 348, T. XVI. p. 414, T. XXXIX, p. 83; Le C 1 erc, Bib.. Choisie , T. VII. p. 210; Hist. Grit. de la Rdpubl des Lewes , T. XI; Mercure de France , NOV. 1723 , p. 975; Bibl, Botan. LVII. n°. 471 , p. 444, 445, T. I; Bibl Med. Tract. T. II. L. VIII. n°. 543, p. 574. 575; Cat. Bibl. Bunav. T. I. Vol. II. p. 1573, 1574; Vol. III. p. 2182; Bibl. Emt. T. II. p. 107, 108; Bibl. Gronov. p. p. 93, 97; Bibl. de Groe , p. 21, 130, 140, 182, 207, 243; Cat. Graevi i , p. 135; Cat. N. Heinsii , p. 94; Cat. Francii , passim; Cat. Bibl. publ. Acad. L. B, p 15, 17, 78, 94, 124, 128, 134, 166, 167, 205, 233, 238, 240, 250, 256, 277, 280, 298, 300, 385; 71, 219, 253, 254, 259, 271, 337; Catal. libr. mss. qui inde ab anno 1741 Bibl. Lugd. Bat. accesserunt , p. 289; Bibl. te Water ; (mss.) p. 15, 25; J. van Voorst, Cat. d mss. p. 200; Cat. d'une collecti m remarquable de mss. d'autographes et de quelques imprimes , Dec. 1862 rsHage Nyhoff); Moreri; Bauer; Jocher; Conyers. Lex. i. v.; Pars, Naamr. bl. 272; Boekz. d. Gel. wer. 1719; Si e­ genbeek, Gesch. d. Leids. Hooges. D. I. 139, 149, 349, 154, 158, 161, 168, 170; D. II. bl. 117; Bouman, Gesch. d. Geld. Ilooges. D. I. bl. 86, 87, 134; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Ned. Letterk. D. I. bl. 278, 313; Collot d'Escury, Boll. roem in kunst. en wetens. D. A IV(1), bl. 182, 183, 194, 195, 199; Kist en Roy aards Kerk. arckief (eerste serie) D. IV. bl. 149 , 215 , D. V.bl. 152; D. VIII. bl. 327 ; D. IX. bl. 387, 534, D. X. bl. 74, 77,80 (tweede serie) D. III. bl. 29 , D. V. 131. 262 ; S c h o t el, Kerk. Dordr. D. I. bl. 268, 428, 431 ; Dez. Geestel. en wereldl. kleederdr. Dez. Anna Maria i Schuman; Hoogestraten, Kok; Nieuwen­huis; V erwoert; Kobus en de Rivecourt; Woordenb. d. Za­ menl. ; Muller, Cat. v. portr. ; A rrenberg, Naamr. bl. 450. SALMASIUS (CLAUDE) beer van Marsant, oudste zoon van den voi ige dien hij voor de studie bestemde. Hij zelf onderwees hem in bet latijn en grieksch. De koningin C h r i s t i n a nam hem onder hare bescherming. ',Pour ce qui est de vostre fits (schreef zij aan zijne moeder) sachez que je pretends d'avoir part a son education , et que je veux que vous mesme m'en rendiez comte , puisque je veux contribuer autant qu'il dependra de moy a le rendre digne fils d'un si grand pere." Na den afstand der koningin verliet hij Zweden , vestigde zich te Beaune en overleed aldaar den 18 April 1667 , in den ouderdom van 34 jaren. Hij gaf bet antwoord van zijn vader aan Milto n in het licit. De raadsbeer Legoux bezat van hem in ms. een Abrege de la philosophie de Sextu8 Empiricus , een Recueil de vere francois en eenige andere werken. Hij vermaakte zijn bibliotheek , die een groot getal mss. en beschreven boeken van zijn vader bevatte , aan twee raadsheeren van het Parlement van Bourgondien , P h i 1. d e la Mare en J. B. Lantin. Zie Haag, La France Protest. ; P a q u o t , Mem. I. c. SALMASIUS (JosiAs) jongere broeder van den vorige , heer van St. Loup , werd door Karel II naar Engeland geroepen. Volgens Papillon was hij in 1688 te Leiden , en gaf in het licht het werk van zijn vader , De llogionymis Hyles Iatricae , doch Haag meent dat hij zich bedriegt. Zie Haag, La France Protest. SALMIER (ERARD DE), heer van Melroy , welligt een der bondgenooten in 1566. Hij werd in 1578 door de Algemeene Staten naar Keulen gezonden en gevoegd bij Mar nix van Aldegonde. Hij huwde An n a, dochter van Richard v an M erode en zuster der twee bondgenooten van Me r od e. Zie Butkens, Troph6es de Brabant , T. II. p. 127; Bondam, Verzarnel. van onuitg . stukken , I). V. bl. 196 , 202 ; T e Water, Verb. der Edelen , D. III. bl. 556. SALMIER , SALMIERIUS , SALMYR (NicoLAAs DE) tee­kende in 1577 de Unie van Brussel. Zie Gramaye, "bldg. de Namur , p. 61; J. C. de Jonge, Unie van Brussel, bl. 141. SA LOMON* de gokkagei • , een der eerste evangelieprediktri to Middelburg in 1566. Sententien van Alva , bi. 101; Gravezande, Eeuwjeest der Trrijheid, bl. 476. SALOMON (Dr. GOTTLIEB) , oudste zoon van een Israelitikh kooprnan te Dantzig , werd aldaar den 26en April 1774 gebo­ren. Pot zijn 13e jaar huisonderwijs genoten hebbende, bragt hij een jaar door in het jesuiten-seminarium te Dantzig, welke inrigting hij op 14jarigen leeftijd met de latijnsche school te Koningsbergen verwisselde. Na zich drie jaren op de be­oefening der oude talen toegelegd te hebben , werd hij , onderhet dekanaat van Kant, als student ingeschreven , wijdde zich , onder de leiding van Kant, Krause, Schulz en Mangelsdorff, aan de voorbereidende wetenschappen , onder Metzger, Elsner, Hagen en Hirsch aan zijne medische studien , en werd den 13 Augustus 1797 , onder praesidium van J. D. Metzger, na openbare verdediging zijner Dissertatio de Ostromalucia ejusque casu rariore tot doctor medicinae bevorderd. Kort na zijne promotie wenschte hij zich in Amerika te vestigen , bezocht op zijne reis der­waarts Holland , waar hij , door zijne aanbevelingsbrieven uit Koningsbergen en Berlijn in aanraking kwam met de hoog­leeraren G. V r o 1 i k en He w a r d t te Amsterdam en te Lei-den met B r u g m a n s. Laatstgenoemde doorzag het talent van Salomon, en mad& hem den winter te Leiden te blij-ven en eenige voorlezingen over Anatomie , Physiologic , Pa-thologic en Obstetric te houden. Hij volgde dezen raad enbleef vooreerst te Leiden. De gelukkige afloop eener moeije-lijke verlossing bewoog hem zich er voor goed te vestigen.In 1804 werd hij de opvolger van Dr. H. A. Bake alsstads-vroedmeester en lector voor de vroedvrouwen , welke be-trekking hij tot in October 1863 waarnam. Reeds in 1806 had hij het hiermede en met de praktijk z66 volhandig , dat hij voor de benoeming tot lid van de Provinciale Commissiemoor Genteskundig Toevoorzicht moest bedanken. In 1825sehijnt men er over gedacht te hebben Salomon het profes- soraat in de Obstetric aan de Leidsche hoogeschool aan te bieden. Men wilde namelijk het onderwijs in Chirurgie en Obstetric , na den dood van professor Du P u i , splitsen ; de Curatoren boden Dr. Wachter den leerstoel in de Chirurgie aan. Daar deze echter die betrekking van de hand wees, kwam toen van de voorgestelde splitsing niets en werd het onderwijs in de beide vakken opgedragen aan den hoogleeraar J. C. B r o e r s , na wiens overlijden in 1847 cerst twee Ca-theders voor die vakken zijn opgerigt. In 1845 legde hij , op 70-jarigen leeftijd , zijne praktijk seder en overleed den 7 Augustus 1864. Hij was lid der Maatschappij van Netted. Letterk. ''), van de Hollandsche taatschappij te Hita'rletn , van het Genootschap van de koepokinenting te Itotterdani, van het Genootschap ter bevordering van Genees- en Heelkunde te Amsterdam , van het Prov. Utr. Genootschap , van het Ge-nootschap vis unita fOrtior te Hoorn , van de Societe Medico-Chirurgicale te Brugke , van de Societe Medicale te Brus.sel.In, Augustus 1847 waving hij , bij gelegenheid van zijn doetoraat , een vernieuwd Diploma als Medicinae en Chi­rurgiae doctor met een epistola gratulatoria van de geneeskun­dige faculteit te Koningsbergen en , bij gelegenheid van zijn 50-jarig lidmaatschap van de Hollandsche Maatsehappij van Wetenschappen te Haarlem een zilveren medaille. In 1824 verklaarde koning WillemI, zonder dat hij daarom gevraagd had , ook zonder brieven van naturalisatie , hem Nederlander. In 1802 was bij tot het kerkgenootschap der Doopsgezinden over gegaan. ln dat jaar huwde hij Jeanne Mad elain e H ti y-gens, uit welken echt 4 kinderen geboren werden , vvaarvan drie in jeugdigen leeftijd overleden zijn en alleen is °verge­bleven een zoon , aan wiens naam die zijner moeder is toege­voegd , mr. G. A. Salomon H. uygens, burgemeester van Katwjk. Sedert 1827 weduwenaar , trad Salomon in 1839 andermaal in het, buwelijk met Angelique Ileykoop. 8alomon zelf ervaren en gelukkig obstetricator , heeft nict alleen voor de praktij k gewerkt door het aangeven van een goede verloskundige tang (1817) , die ook nu nog als zeer bruikbaar kan beschouwd worden , en door een verbeterde pel­vimeter , maar hij heeft zich ook door een tal van geschriften verdienstelijk gemaakt. Het werkluiyelijke der verlossing verklaard van A. v an Solingen, in het Duitsch onder den titel van A. v a n Solingen, das Mechanische der Geburt aus dem llolkindi-schen. Hanover 1801. In 1802 stichtte hij met prof. S. J. L. Doring te Her-born , een Journal far die neueste IIollandi,s.che medic. undNatur , Hist. Litteratur , waarvan E.;lechts 4 stukken te Hada-mar het licht zagen. Waarneming aangaande eene zeer aanmerkeliike uitzakking der baarmoeder bij eene zwangere vrouw en derzelrer verlossing ill N. Verhand. van het Genootschap: ter bevordering der lleelkunde te Amsterdam, dl. 1. bl. 173. Toen Dr.Hoffmann van Fallerslehen in 1821 naar Lei-den gekomen was, waar hij den grooten stoot gaf aan de studie der Oud-Hollandsche Letterkunde , word hij door Sa lomon gedu­rende geruimen tijd geherbergd, even als in 1836 en 1854 , toen de geleerde Duitscher nogrnaals de rijke bibliotheek van de Maats. van N. Letterk. kwani raadplegen. Dr. Hoffman n gedenkt hieraan met dankbaarheid in zijne Autobioyraphie, D. I. bl. 67. Berigt aangaande eene Sectio Cesarea met, doodelijk gevol g , in Algem. Konst en Letterb. 1808 , dl. T. bl. 20. Waarneming nopens eene zwangerheid welke 12 maanden ge-duurd heeft , in Geneeskundig Magazijn door Stipriaan Luis-cius e. a. , dl. V. st. II. Oil. I. bl. 1 en in bet Duitsch ver-taald, ook in H u f eland, Bibliotheek der Beelkunde , 1814 , XXXI , 261 vlg. Verhandeling over de nuttigheid der schaambeensnede , met bepaliny der gevallen, in welke aan dezelve de voorkeur behoort gegeven te worden boven de keizerliike sneden , met platen. Amst. 1813. Ook in D. II. der Nieuwe PrUs-verhandelingen van het Genootschap van Genees- en Heelkunde te Amsterdam , die deze verhandeling (over de Symphysiotomie bekroond had. Handleiding tot de Verloskunde. A mst. 1817 , 2 dl. m. pl. In 1826 verscheen de tweede vernieuwde en verbeterde nitgave. In 1825 vereenigde hij zich met C. Pr u y s van der Hoeven, J. Logger en C. G. C. Reinwardt tot de uitgave der Geneeskundige Bi/dragen , waarin hij schreef : Over het, door de limnst , vervroegen der verlossiny in, naauwe bekkens ; benevens twee waarnemingen betreffende deze kunstbe-werking , dl. I. st. I. bl. 91, door P1 o g g e vertaald in H e c-k er's Litterarische Annalen der .Heelkunde VI. 1826. 249. Opmerkingen over het beveiligend vermogen der koepokken, ontleend uit de epidemic der kinderziekte , welke in het jaar 1825 te Leiden yeheerscht heelt. Aldaar dl. I. st. If. bl. 214. Waarneminyen betreffende de kunstige vroeggeboorte. Ald. dl. II. st. I. bl. 91 , door H. V e z i n in het Duitsch overgezet in v. Siebolds Journ. IX. 1829. 154-184. Waarneming eener ziekte in het kraambed veroorzaakt door het terugblijven der nayeboorte en derzelver genezing door de natuurkrachten, door middel van de absorptie der placenta. Ald. dl. II. st. II. bl. 223 , door Sebastian in het Duitsch vertaald voor de Ileidelberyer klinische Annalen ; daarna ook in bet Fransch overgezet. Omkeeriny der baarmoeder. Aid. dl. III. st . I. bl. 65. Waarneming eener zwangerheid in de buds van Fallopius, met afb. , in Verhandel. van de lste kl. van het Kon. Instituut , D. VIT. bl. 201. Met C. Pruys van der Hoeven en C. W. H. van Kaathoven, Geschiedenis van de Cholera-Epidemie te Ley-den in 1832. Leyden 1832 bij C. C. van der Hoe k. 'Lie Levensschets van Dr. G. Salomon in Levensberigten van afgestor­ vene le'len dcr .Maats. van Ned. Letterk. 1865; Holtrop, Bibl. Med. et Chir. p. 309; Medic. Chirurg. Zeitung , 1798. II. 54, 1802. I. 484; Gott. Gel. Anz. 1841, S. 1212, Summar. d. Medic. I. S. 448 ff.; F. C. Kist, Historia crtica Pulvimetrorunz ; Hall. Ally. Zeit. 1802. no. 218; Martens, Krit. Jahrb. 1802, I373; Ally. med. Annal. 1802. 289 ; Kopp, .Tahrb. d. Staatsarzn. -1814. VII. 381; Sie- bold, fourn. f. Geburtsh. I. 1805. 602 ; Munster, Magazin der ausland. Heilkunde von Gisson and Julius. XIII. 1827. 180207. - SALOMON (M.) schreef: Geneese Jood Christelijke belijdenis , 8°. Zie A bcoude, Aanh. bl. 188. SALOMONS (J.) schreef : Het bock genaamd de vervulde penne Josephs. Gron. 1787. SALOMONS (GoDFRIF.D) lid van den raad der stad Almelo en der Provinciale Staten van Overijssel , voorzitter van de Kamer van Fabrieken te Almelo , ridder van den Nederland­schen Leeuw en van de Eikenkroon. De belangrijke fabrieken aan het Nijverdal danken aan hem haar ontstaan en uitbrei­ding ; de Overijsselsche kanalen , waarvan hij sedert de oprig­ting der maatschappij commissaris was, ondervonden steeds zijne werkdadige en geldelijke ondersteuning ; de exploitatie der veenen , door die kanalen doorsneden , werd , op uitgebrei­der scbaal , door hem ondernomen , en de spitinerij Almelo-Saltzbergen dankt aan zijne pogingen voor een gedeelte haar ontstaan. Hij overleed te Zwolle den 23 Julij 1868 , in den ouder­dom van ongeveer 73 jaren. Zie Dagblad van 's Gravenhage 27 .Tedij 1868. SALOMONS (HENRIcus) kreeg in 1603 verlof van Cura- toren der Leidsche hoogeschool , aldaar , op buitengewone dagen lessen te geven over de ars interpretandi. Zie Soermans, Acad. Reg. bl. 99; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hooges. D. II. bl. 267. SI-k.LOMONSZ. (PIETER) kapitein ter zee, onderscheidde zich vooral in den tweeden Engelschen oorlog van 1665­1667. In dezen brak Tromp, bijgestaan door den Vice­admiraal van der Hulst en de kapiteinen den Haen, van Amstel, S a l o m o n s z. en eenige weinige anderen , met groote stoutmoedigheid , (loch misschien on•oorzigtig, zeker zonder bevel van d e II uyter, de linie van den vijand door. Terstond werden zij van alle kanten omsingeld , en het schip van S a l o m o n s z. geraakte in brand en zonk. Zie Brandt, Lev. v. d. Ruyter ; J. C. de J o n g e , Gesch. v. h. Nederl. Zeew. D. In b. 270, 271. SALSEDA (NnioLAAs), zoon van Pieter Salseda, op de Parijsche bloedbruiloft, om 't voeren der wapenen tegen die van Guize, omgcbragt, werd te Rouaan van het slain van valsche munt beticht. Op voorbede van den hertog v a n Lo t h a r i n gcn , wiens zijne hij , na 't ombrengen zijns vaders , had gekozen , verwierf hij van den koning van Frankrijk vergiffenis. Daarna bood hij den hertog van Parma, en vervolgens den hertog van Anjou zijn dienst aan , tot !het werven van een regiment knechten. Anjou liet zich met hem in , niet kunnendc vermoeden , dat iemand , wiens vader door die van Guize van kart was gehol- teri' VOoideeie van dit Huis .Zoii willen oraernemeri. M a rill x van ..A. Id egon de echter kreeg kWarid verrnoeden op dien valschen muster, en ontdekte welhaast dat hij verstand had gehouden met Parma, die hem ‘iwee gezellen ,had toege-voegd , welke hij aanraadde in hechtenis te nernen. Sedert vernam Anjou dat Salseda met die van Lot .haringen veitolenct , en liet hail ten hove , stilte Vattei tr, terWij1 zijne makkers Francisco Rasa en Nikolaai Hugot, bijgenaathd la Bo rde, hem buiten stonden te: wachten. Toes S al s'e d a niet terug kwam , kregen zij achterdenken en vloden wek: Bash werd echter achterhaald en beleed op de pijn­bank , dat zij , ten begeerte van Parma, aangenornen hadden den hertOg en den prins van Oranje door vergif of eenig ander mid­del van kant te helpen. S a Is e d a echter loochende zulks, en beleed aileen zich in P a r m a's dienst begeven te hebben , op hoop Van , met behulp van zijn regiment en eenige anderen , Kam6rijk en Duinkerken aan den vijand te zullen kunnen Deze en andere beiijdenissen werden den koning an Frankrijk toegezonden , die S a 1 s ed a liet halen. In Frankrijk herriep hij zijne belijdenis , doch hij werd nochtans verwezen door vier paarden van een gescheurd te worden. B a s a had midderwiji , in de gevangenis zich met .een mes het hart afge-stoken , zijn lijk werd aan de galg opgeknoopt , met een ge­ chrift Ilan de beenen , in 't Duitsch en Fransch , nieldende dat hij bet voOrnernen had gehad , op last van den prins van P a r m a , Anjou en den prins van Oranje van kant te helpen. Lamoraal van Egmond, jongere zoon van den onthalsden graaf, vermoedt men dat kennis van dezen toeleg zou hebben gehad. Zie Thuanu s, Hist. sui temp., Lib. LXXV. p. 560 , seqq. ; B or , Nederl. Oarl. B. XVII. bl. 29 (331); Wagenaar, Vad. Hist. , D. VII. IA. 459 , 460; Groen van Prinsterer, zirchives de la Maison d'Orange-Nassau, T. VIII. p. 133, 134, 136. SALVARIKA (13T0LEAE0), door te Water order de ver­bondene: edelen (1566) genoemd , wiens geslacht en verrigtin­geri' Miter onbekend zijn gebleven. Zie T e Water, Verb. der Edelen, D. III. bl. 283, 284. SAIVEiDA (Rawl's en KLAAS PIERS) , broeders , woonden omstreeks 1770 te Salwerd, bij Franeker,, en muntten uit door vernuft , oordeel en bekwaamheid , vooral in het waken van sterrekundige werktuigen en zonnewijzers. Hun mathernatische geest leeft nog voort in de ingenieurs Fynje van Sal verda, die van hen afstammen. Zie Eekhoff, Leven van Eise Eisinga, bl. 7. SALVERI)A (JAN CORNELIS PIETER) werd den 28 Junij 1783 te Bolsward geboren. Reeds zijne eerste jeugd droeg blijken van een groote weetgierigheid en besloot hij zich aan het' onderWijs der jeugd te wijden.: Op zijn twintig‘ste -jAivr werd hij ondermeester TBoliwaid dochTSpoedig Oerliet hij zijne geboorteplaats en ging te Tjerkwerd , een dorpje op eta half uur afstands van Bolsward , bij Pieke Piekema inwo­nen , aldaar schoolmeester , dien hij behulpzaam was in het waarnemen van zijne school. Hier verbond hij weldra zijia lot aan eene nicht van Piekem a. ioen deze vrouw overleden was , begaf hij zich ten tweedenmale in het huwelijk , totdat hij in 1807 als onderwijzer beroepen werd te Wons , een dorpje bij Makkum Diet ver van zee gelegen. Hier was het dat hij al zijne gedichten schreef , en deze zijn slechts weinige : Men vindt ze bijeen vergaderd in de Hiljuwns waren fen J. a P. Salverda, Schoolnzaester to Wons. Ljeauwerd Ay G. T. N. Suringar 1834. Hier is hij ook gestorven op den 7 11/aart1836 in eenen drie en vijftig jarigen ouderdona en op het kerk­hot aldaar begraven. Op dat graf heeft het Friesch genoot­schap in 1853 een steen laten leggen en bovendien in den muur der kerk er nevens een grooten gedenksteen dben iilaat­sen ter vereering van dit oorspronkelijk vernuft , welks schoone verzen nog lang door vele Friezen gewaardeerd zullen worden. J. H. 11 al bertsma hield een lofrede op hem , welke niet is uitgegeven.Zie Mr. B. W. A. E. Sloet tot Oldhuis, lets over den Vrie­ schen Dichter C. P. Salverda , in Kunst -en Letterb. 1837, bl. 338 volgg.. 354, 370; Kobus en de Rivecourt. SALWECHTERUS (P.) schreef : Manier van procederen, 8°. Zie Abcoude, Aanh. bl. 180. SAM (ENGEL) werd te Rotterdam geboren. Hij schilderde portretten , portretstukken en kabinetstukjes , met bijbelsche en mythologische voorstellingen , die welstandig , krachtig en uitvoerig waren. Inzonderheid bezat hij het talent portretten en beeldjes in crayon te vervaardigen , en teekeningen van Italiaansche en Nederlandsche meesters bedriegelijk te copieren , zonder van die gave misbruik te maken. Hij beoefende de kunst voor uitspanning , daar hij houtkooper was. Hij over-iced in 1769 te Amsterdam , in den ouderdom van 70 jaren. Zijn portret vindt men bij van Goo 1. Kramm bezit zijn portret door hem zelven geteekend. Lie van Gool, Lev. d. Schild. D. II. bl. 273; van Eynden en van der Willigen, Gesch. d. V ad. Schilderk. D. II. bl. 54; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Immer­ z e e 1; K r am ; Cat. van G. Sanders , Rotterd. 1767. SAM (...) volgens Nagler een zeeschilder , doch volgens K r a na m dezelfde met A. S a 1 m. Zie K r a mm. SAMB1X (FELixTomstreeks 1553 te Antwerpen gebo- ren , was een beroenad schoonschrij ver. Zijn portret bestaat, Zie Schotel, Letter en Oudheidk. Avondst. bl. 118; Muller, Cat. v. portr. SAMBIX (J. VAN) , schoonschrijver , mogelijk dezelfde met den vorige. Zie Muller, Cat. v. portr. SAMBREX (F. VAN), graveur uit de eerste helft der 17° eeuw. Hij graveerde o. a. het portret van Jacobus R o­landus, door C. van der Voort geschilderd. Zie Kramni. SAMELING (BENJAMIN), geb. te Gend in 1520, een der bekwaamste leerlingen van Frans Flori s. Hij schilderde historiele ordonnanties in de manier van zijn meester. Zijn portretten waren zeer geacht. De St. Janskerk te Gend bezit vele voortbrengsels van zijn perseel. Hij overleed in 1582. Zie Immerzeel. SAMERIUS (HENRIcus) of DE SAMREZ , nerd omstreeks 1540 te Luxemburg geboren , en tract in 1561 te Keulen in de orde der Jesuiten. Hij was regent van verschillende colle­glen en gedurende eenige jaren geaeim biechtvader van Maria Stuart. Hij werd , als geneesheer vermond , bij haar ge­bragt , doch moest Naar, wijl men zijne betrekking begon to vermoeden , wederom verlaten. Toen de Engelschen zich in 1592 van Steewich meester hadden gemaakt , wend Sameri us gevangen genomen en van zware misdaden , o. a. van een aan­slag op het leven van koningin Elisabeth, beschuldigd , voor prins Maurits gevoerd , die echter , van zijn ontschuld over­tuigd , hem in vrijheid stelde. Hij overleed den 5 Jan 1610 te Luxemburg, in zijn 70e levensjaar. Hij beoefende de ge­wijde geschiedenis en tijdrekenkunde en gaf in het licht : Chronologia sacra ab orbe condito usque ad Christuin natum. Antv. 1608. fol. Zie Sweertii, Atli. Betg. p. 336 ; Colmet, Biblioth. de Lorr. p. 865 , Val. Andreas, Bibl. Belg. p.T; Foppens, Bibl. Belg. T.T. p. 462; Paquot, Mem. T. I. p. 176. SAMPLENIUS (J. G.) schreef: Kleinood van een goede conscentie. Leeuw. 1677. 12°. Zie A bcoude, Naamreg. bl. 518. SAMSON (P. A.) schreef : Histoire de G ui l l a u m e III , roi d'Angleterre. La Haye 1703, 1704. 3. t. 8°. De schrijver belooft op den titel 's vorsten levensgeschiedenis to geven , en echter eindigt hij reeds zijn derde deel met den dood van de prinses Douairiere van Oranje in September 1675. The Present State of Holland , Louden 1743 , zegt er van (bl. 177): •Mr. Samson, who has wrote the first part of King 's life so well , it is pity he could not find time to finish it. He understood the affairs of Europe and had a good talent of drawing up Memorials; in effect to which he was of use to several forcing Ministers and particularly to some of our own. Mr. Horace Walpole carried S am s o n with him from the Hague to the congres of Soissons in 1723. By the inte­rest of that Minister he had now a considerable state in England , where he lives." Zie Navorscher D. IV. bl. 197. SAMUEL DE PRINCE. Zie PRINCE (SAMUEL DE). SAMUEL DE PLETTER.TPLETTER (SAMUEL DE). SAMUEL BEN ISRAEL , anders SUERUS , zoon van M a­n asse Ben Israel, in Portugal geboren , begaf zich met zijn vader naar de universiteiten van Oxford en Cambridge. Aan de eerste verwierf hij bij een openbaren redetwist , door zijne buitengewone vaardigheid en scherpzinnigheid zoo veel lof en toejuiching , dat hem de doctorale « aardigheid in de wijsbe­geerte en geneeskunde met de r . eeste onderscheiding werd op­gedragen (6 Mei 1655), en hij , algemeen geeerd , Engeland verliet en naar Amsterdam terugkeerde. Hij eindigde , gelijk zijn vader, te Middelburg zijn !even. De Wind heeft een beschrijving van zijn grafzerk gegeven in de Middelb. Courant van den 11 April 1835. Zie Koenen, Gesch. d. .Tod. in Nederl. bl. 161, 169, 440-444. SAMUELSZOEN (PETER), te Dordrecht geboren , leefde in de tweede helft der 15e eeuw. Men heeft van hem : Een getijden-boek met miniaturen en door goud gedekte bloemranden en voorletters versierd , met een kalender vooraan op pergament , in 'I Latijn en Duytsch , yeschreven van broe­ der Peter Samuelszoen van Dordrecht , broeder van de orde van Singe Buxgieten in 't cloester ghehetten Marienowater , buyten '8 Hertoghen Boss , in 't jaer ons her 1477, op Sinte Crispyn ende Crespiniaen clack nzartelaers , ende hoert toe die eerbaere joncfrouw Heylnich Duisborch Graefs dochter , die welt huis­ vrou Dircs van Bessel was , 4°. Zie Schotel, Kerk. .Dordr. D. I. bl. 318, 319. SAMUELS (GisBERTus) , waarschijnlijk van 1581-1583 predikant in de Oude- en Nieuwe-Tonge, later te Brouwers­haven. Hij schijnt in onmin met zijnen kerkeraad aldaar geweest te zijn. Zijne zaak werd in de synode van Middel­burg 1593 behandeld. Zie Te Water, Ref. van Zeel. bl. 237, Bij/. bl. 76, 77; Soer­ mans, Kerk. Reg. bl. 125. SAN (GERARD XAVERIUS DE) zoon van P e t r us de S an en Maria Hos 1, ij n , werd den 31 Mei 1754 te Brugge ge­boren , oefende zich onder Legi llon in de teekenkunst aan de akademie. In 1781 vertrok hij over Frankrijk naar Rome , en bield zich daar omstreeks vier jaren bezig met het schil­deren van historische onderwerpen. In 1782 behaalde hij de zi,lveren medaille bij de pausselijke akademie voor het teekenen naar het naakt menschenbeeld , en in 1783 en 1785 bij de akademie van Parma gouden medailjes voor twee schilderijen , voorstellende den Roof van het Palladium uit den tempel vanTroye en Sam8on overyeleverd aan de Philistijnen door helila. Juist was hij bezig met het schilderen van Clelia over den Tiber zwemmende , toen de ziekte zijner moeder hem naar zijne woonplaats terug deed keeren. Sedert vervaardigde hij ver­scheidene portretten , die door uitdrukking , koloriet en mees­terlijk penseel uitmuntten , en werd in 1790 tot directeur der stads-akademie voor teeken- , schilder- en bouwkunde benoemd. Deze post bekleedde hij tot in 1795 , toen de staatsberoerin­gen hem Vlaanderen deden verlaten. Hij begat zich naar Groningen , waar een zijner broeders R. C. priester was. In 1798 stichtten eenige kunstliefhebbers aldaar eene akademie , en plaatsten S a n , die ook daar , door zijne portretten en ander° kunstwerken naam had verworven , aan het hoofd van bet onderwijs in de teekenkunst. Ook werd bij teekenmeester aan het Instituut voor doofstommen en schilderde verscheidene bijbelsche voorstellingen in de R. K. in de Ebbingcstraat.Groep van Milo, die in de kunstzaal der akademie wordt be­waard , strekt ten bewijze dat hij ook in de boetseerkunst ervaren was. Hij overleed te Groningen den 9 Februarij 1430. Zie van Eynden en van der Willigen, Gcsch. d. Vad. Schilderk. D. III. bl. 62 volgg., Aanh. bl. 35; I mm erze el; Kramm; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. . SANDAEUS (MAximILIANus) of VAN DER SANDT , werd den 18 April 1578 te Amsterdam geboren. Elf jaren oud , q;ond men hem naar Groningen , om zich in de beginselen der I‘Oterkurnie te oefenen. Hij voltooide vervolgens zijne studien Keulen , in het collegie der drie kroonen , en werd den 3 Maart 1597 onder Koen ra a d Ratingi us, meester in de vrije kunsten. Vervolgens studeerde hij te Pont-a-Mousson in de regtsaeleerdheid. De dood van zitjn vader noodzaakte naar Keulen terug te keeren , waar hij zijne studie vervolgde , doch reeds in hetzelfde jaar (1597) reisde hij naar Italie om er de beroemdste universiteiten te bezoeken. Hij voltooide zijne studien te Rome , en trad daar in de orde der Jesuiten. Zijn novitiaat geeindigd hebbende , studeerde hij in het col­ legium romanum , in de godgeleerdheid , waar Mutio Vit el­ leoch i, later generaal der Jesuiten , een zijner leermeesters was. Nadat hij te Petium tot priester was gewijd , zond men 14ern naar Wurtzburg , waar hij onder Bernardino Rosig- n o 1 i zijn tweede novitiaatTNa in deze AO de phjloso-phie en theologie onderwezen , en de doctorale wAardigkeid in de laatstgernelde faculteit verkregen te 141?en , deed ij in 1615 te Bamberg , de vier geloften zijner ordegka werci lkoog-leeraar in de H. Schrift te Mentz. Veryplgens §cOpeckcip hij dezelfde bet,rekking te Wurtzburg , erg Iverd dear 9915 9yer4e van het bisschoppelijk seminarie. De inval der NTeden tyaar in 1631 zijn verblijf onveilig =kende , IcNr4 zijn dood met stu4ren , precIlken en schrijven onledig hiejd. Hij werd directeur der copgregtAi ic cicr H. Maagd , en prefect der hoogere t 1.10,en- In 1646 begpf zich nogmaals naar Rome, om in plaats van V i t9,11p T, die in het laatst van 1645 gestmen was , eep nieuwep genc­raal zijner orde te helpen kiezen. De keus yiel op den Na­politaan Vincent Caraffa. Te Keulen teruggekeerd, overleed hij er den 21 Junii 1656 in den ouderdom van 78 Garen. Hij muntte door onvermoeide env,eelyuldige werlszwa,heden uit en was een ijverig verdediger zijner keyk ,egep de prOes­tantsche schrijvers , en schreef niet weinig over de rernorkstq„ntscAle en contra-remonstrantsche twisten , die toen in zijn vaderland heerschten. Men heeft van hem: Opusculum theologicum de omni-praesentia: essential Dei , facia hoc lempore litigiosd inter Calvinistas Hollandiae. I lier- bipoli 1616. 12°. Opusculum theologicum de Libro Vitae , Mortis , Mon2qten4i, quorum quilibet celebratur in S. Scripturd q1616. 12°. Epistola ad Amicum Italum , de dissidio Protestantiunz Hol- landorum in negotio Religionis. Herbipoli 1617. 12°. Castigatio conscientiae jesuiticae cauteriata , confectae in Hol­ landid , ad principem Orangiae , Mauritiunz, comitem gassoviae. Herbipoli 1617. 12°. Wederleeming van een werk van J a c9- bus L au r e n t i u s , predikant te Amsterdam. Demonstratio , ad controversias Hollandicas prodrpia, pod in fide Protestantium Hollandorum non sit salus. .4d Orqines Ilollandiae. Heripoli 1618. Commentatio Academica de donario cordis Rmi et (Achter de Mespelbrunn). Episcopi Herbipolensis ,rrancifie Orientalis Ducis , S. B. I. Principis , in funere habita. Her­ bipoli 1618. Ook in Collectio novissima seriptorup et rermn Wirceburgensium van S. Ignatius Gropp , 13ened,ictijn van Stephanus van Wurtzburg. Francof. 1741. fol. p. op--637. Ook in bet Hgd. vert. .Dissertatio Theologico -Politica de Rege Romunorum. 4erbi- poll 1618. Hydrus Hollandicuse , id est , Controversiarum .g9llandfearunz libri quatuor. Herbipoli 1618 , 1620. le. Thema seculare de fuyiendei Synagoyd Protestanticd, , contra _Thema seculare Davidis Parei de fugiendo Papatu. Motiva explicantur , ob quae deserendam probatur Synayogam malignan- tium sectariorum. Mogunt. 1619. Hyperbola et castigatio prodigae Jesuitarum liberalitatis in vocibus universalibus , confectae in Hollandid. Mogunt. 1619. 12°. Admonitio de cauteriatti Jesuitarum conscientiei ; ad .Exa­ minatorem Sandaeanae castigationis , Hollandum calvinistam. Herbipoli 1619. 12°. Wederlegging van Jacobus Lauren tiu s. Anacephalaeosis doctrinae de Praedestinatione : de convenientid, ac differentici Catholicorum , Gomaristarum et Armenianorum seu Calvinistarum Hollandiae. Herbipoli. 1619. Liber considerationum XVII , de Synodi Dordrechianae , anno CIO.IDC.XVIII in Hollandid, celebratae , emolumentis ad .fidem Catholicam stabiliendam : seu utilem fuisse Synodum Contra- Remonstrantium, Remonstrantibus , Catholicis. Herbipoli 1620.12°. Qommutationum Academicarum et Grammaticalium volumen primum ; Grammaticus prophanus ; in quo de controversiis Fidei ac Sacrae Scripturae , deque vitiis et virtutibus novo modo dis- putatur. Herbipoli 1721. 4°. Theologiae pars prima , scilicet Theologia varia , libris qua­ tuor ; quibus Theologiae turn profanae , turn sacrae ortus , pro­ gressiones , partitio multiplex , notiones , et utriusque arcana , ac imagines disquiruntur , et repraesentantur. Mogunt. 1624. 4°. De Jubilaeo clericali Canonicorum , in Germania' usitato. Bambergae 1624. Plato Christianus , sive canones de morte , libris quatuor ; in quibus Symbolae mortis CXLV , commentationibus Theologi. cis ad mores accommodatis illustrantur. Mogunt 1624. Tieologica symbolica , libris sex , in quibus doctrina de Deo Divinisque , Symbol° involuta , deindeque explicata traditur et Symbolica disciplina ad artis methodum revocatur. Mogunt 1626. Theologia Mystica , libris tribes ; in quibus doctrina de Deo Divinisque , contemplativorum mystica , ad artis normam ordine redigitur. Mogunt 1627. 4°. .dviariurn Marianum Orationes septem ad sodales Beatae Virginis in ,festivilatibus Deiparae habitae ; desumptil materid a sex avibus , Viryinis symbolis , nempe columba , luscinic , cygno , galling , phoenice , pavone ; et hac , turn in purificatione , turn in annunciatione. Herbipoli I 627. 16°. Symbola vitae humanae CXX VII notulis theologicis expli- cata. Fran cof. 1627. 12°. Maria, /08 mysticus. Orationes sex ad sodales in festivi­ tatibus habitae ; desumptd, materiel a floribus , et plantuld , Virginis symbolis , nimirum rose , lilio , viola , hello- tropo , hyacinth° , oled. Mogunt. 1629. 16°. Theologia Juridica , sive jurisconsultus Christianus , libri8 8ex ; in guibus materia omnis de contractibus humanis , ex jure tum pontificio , tum Caesareo , Euanyeliis Dominicalibus accom­ modatur , ex iisgue similis aliyatio in Deum ac hominem ad virtutem colendam stabilitur. Mogunt 1629. Maria Patrona. Orationes sex ad sodales zn festivitatibu8 Deiparae habilae , de Patrocinio Mariano in omni rerum yenere ; in guibus deseritur de Viryine , quatenus est sales infirmorum , idea perfectionis , vellus Gideonis , Patrona viatorum , Patrona indiyentium , condens testamentum omnibus proficuum, Advocata universalis. Mogunt 1630. 16°. Mundus fallax , in quo decem commentationibus Theologicis in varid, materiel Mundi fallacia deteyitur , et guomodo cavenda it , disseritur. Mogunt. 1631. 16°. Maria , Gemma mystica : Orationes 8ex , sumpta materid Gemmis. Mogunt 1631. 16 °. Mariae , Creaturarum Dominae , Mancipium : de modo dedi­ candi se Deiparae in mancipium, Colon. 1634. 16°. Oral. dominica,multiplici Meditat. seri° coronata. Co1.1634.16°. Maria , Luna mystica. Orationes sex Bdesumpta materia a Lund. Colon. 1634. 16°. Eloyium Constantiae Coloniensis in asserendd, Religion Ca­ tholicd, , a S. Materno ad praesentem diem. Colon. 1635. Theologia medica , sive Medicus Christianus , libris tribus ; in guibus Principis , qua Ecclesiastici , qua Politici officia , exemplo Medici declarantur ; et de morbis a Christo ; humani yeneris Archiatro sanatis , eorumgue remediis , ad mores accom­ modate disseritur. Colon. 1635. 4°. Maria Sol mysticus , Orationes sex . . . . desumptd materiel a Sole. Colon. 1636. 16°. Salutatio Angelica , multiplici precularum , hymnorum , endo logiarum serio coronata. Colon. 1637. 16°. Paedia Academici Christiani , Palaestra Pietatis eruditae. Colon. 1638. 12°. Maria , Mundus mysticus ; Sermones octo , desumptii materiel, a Mundo. Colon. 1639. 16 °. Maria, Pacificatrix mundi. Colon. 1639. 16°. Artifex Evanyelicus , sive similitudinum ac symbolorum , ab Artificious omnis generis desumplorum sylva . . . . Item Jubilum Societatis Jesu Saeculare. Colon. Agr. 1640. 12°. Clavis Theoloyiae Mysticae , sive Onomasticum vocabulorum , et .Elucidarium locutionum obscurarum , guibus Doctores mystici utuntur. Colon. 1640. 4°. Maria , bona Fortuna Christianorum , homiliis deeem exornata. Colon. 1642. 12°. Admiranda Puryatorio , sermonibus sacris delineata ; quibus subjunyitur Libellus supplex Animarum e Puryatorio ad sodales Mariano& Colon. 1643. 16°. 5 De gemitu Animarum PurgatoriiBColon. 1644. 1.6°. Christus crucifixus , honoralus. Colon. 1644. 16°. De Christ° crucifix° , centuria prima Affectuum pioruzn et operum erga Christi ... Passionem. Colon. 1644. 24°. Centuria secunda , sot &kola Affecluum piorum et operum erga Christum crucifixum. Ibid. 1645. 24'.!Centuria tertia, mu Gymnasium antantium et colentium peculialiter Christum cru­ cifixum. Ibid. 1646. 24°. -Religio S. Francisci , amatrix , cultrix , imitatrix Christi cruct:fixi ; Centuria quarta affectuum piorum ac operum , quibus Fideles Christum crucifixum , ejusque Passionem , Crucem, Vulnera honorarunt : Sen modi CX1X , pie recolendi Passionem Donzinicam exemplis e familiis S. Fran­ cisci petitis comprobati. _Exercitium Amatoris Crucifixi. Ibid. 1624. 24°. -Censura quinta: Societas Jesu , anzatrix , cultrix et imitatrix Christi crucifixi. Antv. 1647. 24°. -Centuria sexta: Asceterium amantium, colentiun z , imitantium Christiunz cruct:fixum. Ibid. 1647. 24°. -Centuria septinza Palaestra amantium ; colentium , imitantium Christum crucifixum. Ibid. 1647. 24°. -Centuria °clam: Paradisus amantium, cokntium, imitantium Christum crucifixum. Ibid. 1648. 24'. Centuria nona : Theatrum amantium, colentium , imitantium Christum cru- cifixum. Ibid. 1648. 24°. -Centuria decima : Stoa , sive .Porticus amantium, colentium , imitantium Christum crucifiamm. Ibid. 1649. 12°. Maria, Aquila mystica ; Sermonibus septem , ad imperatorem Ferdinandum ill. Colon. 1645. 24°. Maria, Magnis : et Magnetismus Marianus , dissertationibus sex. Colon. 1645. 24°. Maria , Horologium mysticum ; seu Dissertationes quatuor de eadem. Colon. 1648. 24°. Maria, Stella mystica , seu Sermones duodecim Analogia inter B. Virginem et Stellam. Colon. 1650. 24°. .Ecclesia Militaris ; seu Militia Christiana, tomis quatuor disposita. Colon. 1651. 4°. Architectura Christiana. Colon. 1652. 12°. Maria Pentaphylium. Colon. 1653. 24°. Prolegomena Th,eologiae Scholasticae. Colon. 1653. 4°. Ilistoriae Staurophilorum , libri quinquagenta , Christum cru­ cifixum amantium , colentium et imitantium , ac cruce Domini pie atentium. Colon. 1653. 4°. Libelli Thesium diversarun z , ex Philosophia et Theologia, , meermalen te Wurtzburg en Mentz gedrukt. Sandaeus heeft nog een dertigtal andere werkjes uitgege-ven , die men vindt op den Index librorunt R. P. Maximiliani Sandaei. Colon. 1655. 4°. De literato Christiana Zie Valerius Andreas, Bibl. Belq. p. 665, 666; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 882; Sotellus, p. 603-606; Wagenaar, Amsterd. D. XI. bl. 280; Paquot, Mem. T. II. p. 378, volgg.; Glasius, Godgel. Nederl. SANCTUS (CHRYsosTomus) ofschoon een Napolitaan , heeft zich omtrent Holland verdienstelijk gemaakt door zijn : suit Epits'Iola ad Comitem 1Vngarolum de et moribus diae , door Martinus Dorpius Lovanii ap. Theodor. Mar­ tin= in het licht gegeven. Er verschenen latere uitgaven van o. a. Coloniae , cum Historia Batavica Gerardi Geldenhaurii. Zie Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 182. SANCTO JOANNE (1VIATTHAEus DE) geb. te Tongeren , was aldaar Regulier Kanunnik en overleed den 26 Mei 1466. Hij schreef : Manuale Devotorum in PartesBdivisum. Versus in Laudem D. V. Mariae per octo figuras, Scriplu­ rae Sacrae Virginitatem ejusdem denotantes. Beide in Ms. Zie Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 866. SANCTO VICTORE (HuGo A) aldus genoemd naar het klooster St Victor te Parijs, waarin hij geleefd heeft. Hij was een uitstekend geleerde en volgde den stijl van A u gus­ tinus z66 na , dat men hem de tong van Aug u st inus (lingua A ug us ti n i) noemde. De creleerden zijn het niet eens =trent zijne geboorteplaats. ab illon en anderen. willen dat die bij Iperen was. Hij heeft veel geschreven , zijn Opera zijn meermale herdrukt , als : Parisiis 1526, Venetiis 1588 , Moguntiae 1617, Rottomagi 1648 , 3 vol. fol. met zijn leven , door een der reguliere kanunniken van St. Victor te Parijs geschreven. Hij was een tijdgenoot van St. B er­ n ard en overleed in 1142. Zie A. Miraeus, Bibl. Script. Eccles. p. 166, 174; Mabillon, Vet. Anal. (Paris 1723) p. 133; Natalis Alexander, Hist. Eccles. T. VI. p. 523; F o pp ens , Bibl. Belg. T. I. p. 496. SA.NDBEEK (HENRIcus) med. dr. te 7s Hage , Latijnsch dichter , bloeide in den aanvang der eeuw. Hij gaf al­186 daar in 1707 zijne Conamina prima in het licht. Men vindt er vele llobscoena" onder. In proza schreef hij de laude Gonorrhaeae. Zie Hoeufft, Pam. Lat. Bel g p. 211. SANDBERG (J. G.). Men heeft van hem : Animadversiones in placeta recentiorum, inprimis Goodwini, de respirationis utilitate. Traj. ad Rhen. 1792. Medeckeling aangaande een middel tege2z de gevolgen des 6Pets van dolle honden,BGeneesk. Mayaziin door Stipriaan Lri- cius en anderen, 1804. D. TII. St. 3. bl. 313. Waarnemingen orntrent het stadium contagii , of eersle tijd­ perk in de kinderziekte. T. a. p. 1801. D. I. St. S. bl. 1 5 * 68 Proeven en waarnemingen over de vereeniging van koortsbast en samentrekkende planten met zoutzuur kwikzilvec. 1'. a. p. 1803. D. II. St. 2. bl. 1. De yevolyen der onmatiyheid in het yebruik van spijs en drank geschetst. Amst. 1809. 8°. Proeven en waarneminyen over de samentrekkende planten met wijnsteeniy zuure zouten vermenyd en eeniye stellinyen daaruit afyeleid , t. a. p. 1803. D. II. St. 1. bl. 28. Ook zette hijTF. Zuckert8 yenees en zedek. verhand. over de - hartstoyten , in het Ned. over. Hard erw. 1794. 8°. Zie Holtro p, Bibl. med. et chin p. 310; Cat. C. H. a Roy, T. III p. 1891. SANDBERG (RuDoLPEI) , Lid van het Wetgevend ligchaam , ridder der Kon. Orde der Unie , overleed den 12 Mei 1808. SANDBERG (S. J.) , gedeputeerd naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal , van wege de Provincie Overijssel , ge­durende de zittingen van 18U-1819. Hij onderscheidde zich in deze vergadering door zijne schrandere en vrij moedige redevoeringen , onder welke vooral die hij in de zitting van 1817-1818 uitsprak tegen het wetsontwerp , om de vrijheid der pers te belemmeren. De koning verhief hem tot den adelstand met den titel van Jonkheer. Zie Galerie des Contemporains T. VIII. p. 154. SANDE (JAN VAN) , verdienstelij k kunstgraveur. K ramm vermeldt van hem eene voorstelling , in den trant van R u-b e n s , De ontvangenis van de Maayd Maria , met den Engel , en een glorie van Engelen in de wolken. Zie K r am m. SANDE (J. VAN DE) , waarschijnlijk een kunstliefhebber. Een zjner schilderijen , voorstellende eeniye figuren op eenGroenmarkt , is in den stijl van Marten S o r g h of Zor g h. Zie Kram m. SANDE BAKHUIJZEN (HENDRIKIIS VAN DE) , zoon van. a Bak huijzen en Jac. van de Sande, werd den 2 Ja­ nuarij 1795 te 's Gravenhage geboren. J. H e ij mans gaf hem onderwijs in het teekenen , vervolgens oefende hij zich naar de natuur zoo in het teekengenootschap , als in het open veld. Hij koos het landschap met vee en beelden gestoffeerd tot zijn vak , en waartoe zijne reizen , zoo in Belgie (1824) en in Duitschland (1834) dienstbaar aan deze studie. Zijne buitengewone vorderingen werden in de door hem op de ten­ toonstellingen geexposeerde schilderijen opgemerkt , en zijne keurige zomer- en winter landschappen en veestukken , die zoo van de zij de der naauwkeurige teekening , als de ordonnantie en schildering niets te wenschen overlieten gretig gekocht. In 1821 behaalde bij bij de Maatschappij van Schoone kunsten te Brussel den prijs , benevens een eerepenning wegens een Boomrijk landschap met vee, in 1822 werd zijne schilderij , een Iiooibouw voorstellende , te Antwerpen bekroond , 1839 ontving hij voor zijne Landschap met vechlende stieren te 's Graven- hage de zilveren medaille en in 1841 ter zelfde plaatse dezelf- den prijs voor zijn Beryachtig landschap met een drift omen en ander vee. Het eerste werd het eigendom van den baron H u y s s e n van K a t t e n d ij k e, het laatste van den koning. Het paviljoen te Haarlem bezit van dezen meester 3 land­ schappen ffeen met beesten en een ander met de bouwvallen van Brederode." Bak h u ij z e n was ook een verdienstelijk etser. Men heeft van hem Een landschap met hutten; in de verte koeijen in de weide : studieblad , zeer zeldzaam. Ben Boschuezigt , regts water , in het midden twee figuren. Ben Landschap met Brie koeijen; de drij ver aan de regterzijde. Een landschap , links in de verte koeijen, zeer zeldzaam. Hij was ridder van de orde van den Nederl. leeuw, , lid der Koninklijke academie van beeldende kunsten te Amsterdam en van het bestuur der 's Gravenhaagsche teekenacademie , C. I m­merzeel, G. G. Verburgh, H. van Hove, J. van Deventer, W. Ro elofs behoorden tot zijne leerlingen. 1-lij was gehuwd met Sophia Wilhelmina Kiehl, en overleed te 's Gravenhage 13 December 1860. Zij portret vindt men bij I m m e r z e e 1. Zie van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Nagler; Muller, Cat. v. port. ; Kobus en de Ri-vecourt. SANDE (MICHIEL VAN DEN). Zie ZANDE (MICHAEL VAN DEN). SANDE of A, SANDE (REYNER VAN DEN), voor het mid­den der XVII° eeuw uit een aanzienlijk Geldersch geslacht geboren , verkreeg , na voleindigde studies , den titel van licen­tiaat en doctor in de regten. Hij was eenige tijd burgemees­ter van Arnhem , vervolgens rand van 't Hof van Gelderland en huwde C at harina, dochter van den geschiedschrijver Everhard van Rey d. Hij overleed omstreeks 1607 , in hoogen ouderdom. Men heeft van hem een pleidooi voor R o d o 1 p h u s graaf v an D i e ph olt over de opvolging van de heerlijkheid van Borckelo , vroeger in bezit van J o o s t van B r o n c k h o r s t, zonder afstammelingen overleden. Men vindt het onder den ti tel van _Responsum in het voornaamste werk van zijn zoon Frederik, p. 36-55 der uitg. van 1674. Zie Val. Andreas, Bibl. Rely. p. 793 ; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 1061 ; Vriemoet, Ath. Fris. p. 93; D. Heinsii, Poem. 1649 p. 32-35; Paquo t , Mem. T. III. p. 249. VAN DEN SANDE .(JoHAN of!zoon van den vorige. Hij had voortreffelijke leermeesters , zoo in de letteren als regten , o. a. te VVittenberg , den beroemden Petr us Heigiu s. In bet vaderland weergekeerd , werd hij doctor in de regten , advocaat te Utrecht en in 1597 , toen hij naauwelijks 20 jaren oud was , hoogleeraar in de regten te Franeker (Professor Pandectarunt), in 1604 raadsheer in het hof van Friesland. Hij vestigde toen zijne woonplaats te Leeuwarden en werd daar ouderling der hervormde kerk. Deze , schijnbaar niet gewig­ tige betrekking , gaf hem in volgende jaren , een groot aan­ deel in de godsdienstige staatkundige geschillen , welke vooral omstreeks 1618 met zulke hevige verbittering gevoerd werden. In dat jaar werd hij met de predikanten Joannes Boge r- nan, Florentius Johannis, Phil. Dan. Eilshemius en twee leden van bet hof naar de Synode van Dordrecht af­ gevaardigd. Hij bleef echter niet gedurende den geheelen tijd dier vergadering : want bij besluit der Staten-generaal van den 20 Febr. werd hij benoemd onder de XX gedelegcerde regters over Oldenbarneveld, de Groot, Hogerbeets en andere staatsgevangenen. Men heeft alle regt het er voor te houden , dat hij zich in deze hoogst gewigtige en moeije­ lijke betrekking met gematigdheid regtvaardigheid heeft CIA gedragen. Na den afloop der regtspleging keerde hij naar Leeuwarden terug , waar hij nog een reeks van jaren met luister zijne achtbare bediening bekleedde, en in 1638 als president van het Hof overleed. Hij was als regtsgeleerde en geschiedschrijver binnen en buiten 's lands beroemd. Hij gaf in het licht : Opera omnia Juridica Joannis et Frederici a Sande , Ju­risconsultorum clarissimorum ; quorum printys in suprema Fri­siorum Curia magna cunt laude Praeses , alter non impari encothio in civitate Arnhemiensi consul eluxit ; cum Additio­nibus et Elucidationibus Joac. Burgers , Lamb. Goris , Arnoldi Schotani, aliorumque. Omnibus tum Foro ver­santibus , tum Fisci Patronis utilia et apprime necessaria. 1Vova, hactenus vigilantia omnibus mendis soluta , et inprimis Legibus ac citatis Textibus aliis editionibus maxime de­viantibus , ad debitos locos nunterosque summo studio revo­catis , recenter exculta et dentto ornata septent lndicibus copiosissimis. Antv. 1614. fol. Bevattende: Commentarii duo stngulares , quorum primus est de Actio­num cessione , multo auctius quam ante MOW editus : alter de prohibita rerum Alienatione , cujus compendium duabus repetitionibus in Academia Franequerana propositis reprae­sentatum , addition est. Cum indice locupletissinto. De ste dezer tractaten verscheen eerst afzonderlijk te Franeker 1623 in 40., en zeer vermeerderd met het tweede Leovardiae 1633 , 4°. , een derde druk aldaar 1657 in 4°. Ad Titulum Digestor. de divers. requlis Juris antiqui Commentarius , Fori et Academiarum Patronis utilissimus ; quo turn Leges solide explicantur ; turn affines Quaestiones ex veris Juris principiis evolovuntur : auctus et illustratus , ac pluribus in locis emendatus a Clariss. viro D. Bern. Scho- tano , Jur. Profess. prirnar. in Academia Lugd. Bat. Met twee korte Voorredenen van B. Schotanus en van J. J. wissen bach, die er de eerste uitgaaf , Leovardiae 1647 , 4°. van bezorgde. De tweede , Lugd. Bat. 1652 24°. was was Bernard. Schotanus. Rerum in Suprema Frisiorum Curia Judicataram Liber Primus , complectens materias ad ordinein Judiciarum perti- nentes.qLiber secundus , qui est de Jure Personarum. — Liber tertius de Obligationibus , Matuo , Emptione-Vendi- tione , utroque Retractu , Locatione et Conductione , Emphy- teasi , Mandato , Societate , Pignoribus et Hypothecis , Usuris , Tractibus , Compensationibus , etc. — Liber quartus complec- tens successiones , tam ex Testamento , quam ab Intestato , aliaque inde dependentia — Liber quintus : de Donatione , Injuriis , Praescriptionibus , caussis criminatibus etc. Vroeger uitgegeven Leovard. 1615 , 1635 en 1639 , 4°. m. verm. Ibid. 1647 en 3 (4e) edit. 1650 , 4°. , 9e edit. Amst. 1698 , 4°. Ook met den titel: Theatram Practicantuim , hoc est Decisiones aureae , seu rerum in sup•enal Frisiae Curiae Judicataram Libri quinque , quorum anteriores tres elegantissimis definitionibus , respon- sis , et rebus Judicatis , ex praecipuis Doctoribus collectis , locupletati cum Joachimi Burgers , Lippensis , Advocati Coloniensis. Colon. Agrip. 1663. 4°. 1695. 4°. Ook in het Holl Gewijsde Saecken. Leeuw. 1638, 1652 , 1682. 4°. Vol-gens Huber Quantiris pretii opus." Annotationes et elucidationes ad libros Definitionum Cl.viri Joannis a Sande ex befinitionibus , Responsis , et RebusJudicatis a praecipius DD. conscriptu collectae curd JoachimiBurgers J. U. D. Lips. Deze en de vorige werken zijn in 1681 en 1683 to Groningen in 4°. herdrukt en vermeerderd uitgegeven door den Advokaat D o in in i c u s A F e e n s t r a. Frederici a Sande , J. C. Ducatus Gelriae et Comitatus Zutphaniae quondam Consiliarius et Fisci patroni , ac urbis Arn heiniensis consulis ; et illustris scholae Gelro-Velavicae e7tia Loris , Commentarius in Gelriae et Zutphaniae Consuetu- (lines Feudales nec non de E ffestucatione ; cum collatione jurium et consuetudinum , qua() in Gelricae vicinis ditionibus obtinent. Omnibus in foro Feudali versantibus , turn Pari- bus , turn causarum Patronis apprime utilis ac necessarius. Ex ipsius 4uthoris scriptis recognitus , a multis mendis 72 quibus scatebat correctus , et indice locupletissitno adornatus. Antw. 1674 , voorafgegavn door : Lessus in obitum Frederici Sandii , J. C. Ducatus Gelriae et Comitatus Zutphanice consiliarii etc. Hagae Comit. defuncti, anno CID.ID.C.XVIJ. Auctore Joh. Isacio Pontano. Al de werken der beide broeders zijn herdrukt te Brus­ sel 1721 fol. door de zorg van Lib ert Francois Christyn. Nadat hij met zijne broeder,, Frederik van den Sande, in 1626 de Historic der Nederlandsche oorlogen van zijn oom , E v e r art van R e y d , in het licht gegeven had , schijnt hij al vroeg bedacht geweest te zijn om dit werk te vervol­ gen , gelijk hij ook gedaan heeft en tot kort voor zijnen dood heeft volgehouden. Het werk verscheen eerst in 1650 , na zijn dood , in het licht , onder den titel : Nederlandtsche Historic, , beschreven door wall: Johan van den Sande , oudtste racdt in liof provinciaal van Vrieslandt : dienende voor continuatie van de Historie van wijll. E verhard van Reijd. Tot Leeuwarden , Anno 1650 , by Gijsbet t. Sy-bes , fol. Deze eerste druk bevat 15 boeken , en loopt van den jare 1566 tot den jare 1641. Aan het hoofd van bet 15° boek (bl. 209) leest men : # Den Autheur van dit vervolgh der Neder­ landtscher Gheschiedenissen , de heer Johan van den S a n- de , in 1638 overleden zijnde , heeft my niet ongherijmt ghe­ docht de continuatie derselver van dien tijdt of tot den jare 1641. daer aen te knopen. De Drucker aen den goedtgunsti­ gen leeser." Een tweede druk van dit werk is venneerderd met een bij­ voegsel tot den jare 16 1.8 , onder den titel : Kort begrip der Nederlandsche Geschiedenissen , door den E. Heer Johan van de Sande , tot don jare 1638 en voorts tot 1648 , met het sluiten der vrede. Amst. 1650. 3 e uitgave.Utrecht 1651. 12°. Vervolgens is bet in het Latijn vertaald , onder den titel : Belgicarum Historiarnin Epitome , qud, initium , progres­sus , et exitus , motuum atque discordia,rum lucide dvmon­strantur, , ab anno 1566 ad 1683. Auctore nobili vino , Domino Johanne van den Sande, in Curia Frisiorum , Sena­tore primario. Deinceps vero ad annum 1648 cum conclusione atque publications pacis , desinens, Iconibus Gubernaiorum, omnium in Belgio , were incisis adornata , Novisime Latinitati ex Belgico sermons donata , Editio , Ultra jecii Apud Joan­nern a Waesberge 16:32. 16°. Met zijn portret. Nog latere uitgaven voeren den volgende titel: De waeckende Leeu der Nederlanden. Historie , vertonende 't begin ende voortganck der Nederlandtsche oorlogen , ende Beroerten , tot den jare 1648 , door den E. Hoer Johan van den Sande, Oudtste Raedt in 't Hoff van Frieslandt. Tot Leeuwarden by Gysbert Sybes , Boeck-vercoper in de Clock-straet 1651. 12°. Amst. by G. van Goedesbergh 1663. 12 ° . Bij deze uit-gave is gevoegd een tweede deel der Nederlandsche historien , ofte een vervolgh op de Heer Johan van der Sande , van den jare 1648 tot Somermaand des jaars 1663 Amsterdam by G. van Goedesbergh 1663. 12°. Dit vervolg is een tweede en vermeerderde druk van het Vervolg op v. d. Sande , door Petrus de Lange, uitgegeven in 1661 , en vermeld bij Pars. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 557-558; Foppens, Bibl. Belq. T. II. p.722, 723; Vriemoet, Ath. Fris. p.93--97; Saxe, Onom. litter. T. IV. p. 320; Anal. T. V. p. 556 ; Par s, Index Bat. p. 280, 281 ; Huber , Praef. Observ. rer. forens. ; Dez. Auspis. Domest. Chat. de celebribus Ictis Frisiae, p. 212; Act. erud. Lips. an. 1684, p. 271; Grot i i , Apol. cap. XV. p. 275; ed. 1640; L. Adama, Orat. in Obit. Henr. Schotani , p. 22; Act. Syn. Dordr. sess. 2; Struvii, Bibl. •Tur. selecta , p. 337; Sandbrink, de Advoca. juribus ac doctrines , p. 60; L. Aitsema, Poem. p. 13; Vonk, Voorr. voor Huigens, Beschrijv. v. Doesburq , bl. 72; Wtenbo­ gaard, Kerk. Hist. bl. 69; Brandt, Regtspl. v. Oldenb. bl. 37, 25 2 ; Sch o t a n u s , Beschrijv. van Friesl. bl. 181; Naamrol der Raa­ den 's Ho fs van Friesland , bl. 33 ; "lig. Hist. Woordenb. i. v. ; Reyd Tegenw. staat van Gelderl. bl. 454; te Water, Verbond der Edelen, D. IV. bl. 387; de Wind, Bibl. der Nederl. Gesehieds. bl. 430 volgg.; Brandt, Hist. d. Ref. ; Glasius, Gesch. d. Dortsche Syn. ; Bouman, Gesch. der Gelders. Hooges. D. I. bl. 29 ; D. II. bl. 642 ; Wage naar, Vad. Hist. D. X. bl. 341 ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 49, 573; D. III. bl. 248; Paquot, Mein. T. III. p. 250, volgg.; Jocher, Bauer; Moreri; Hoog­ straten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; Bibl. Meerm. T. I. p. 113; Neuhusii Poem. p. 70. SANDE (FREDERIK VAN DEN of A), broeder van den vorige , werd omstreeks 1577 te Arnhem geboren , studeerde zoo bin­nen als buitenslands en werd te Orleans doctor in de beide regten. Hij werd eerst burgemeester van Arnhem , later (1609) raad en momboir bij den Hove van Gelderland. Ook zag hij zich meer dan eene buitenlandsehe zending opgedra­gen. Zoo onthield zich voor de belangen van den Staat te Lubek , toen Pon t a n u s hem een brief schreef , waaruit de wetenschappelijke betrekking , waarin beide geleerden ston­den , hlijkt. Ook was hij zeer hevriend met H e i n s i u s en B a u­dius, met welke hij briefwisseling hield. Hij werd ook aan Glen hertog van Brunswijk en eenige der Hanze-steden ge­zonden. In het jaar 1608 werd hij curator der Kwartier­school , en ten jare 1617 overleed hij , naauwelijks 40 jaren oud. Hij was toen afgevaardigde van Gelderland bij de Sta­ten Generaal , en werd op kosten van Gelderland begraven. 74 Door zijn huwelijk met Evermoedt van E ssen werd hij verwant aan het adelijk geslacht van dien naam. Hij liet twee dochters na , door wier vroegen dood zijne bezittingen vererfden aan de van Essen s. Deze behielden zijne goederen en de beeldtenis zijner echtgenoot , doch zonden die van hem , als niet van adel zijnde , met versmading aan zijne bloedverwanten terug , gelijk blijkt uit het bijschrift op dit portret van G. Coutier van Arnhem , hoogleeraar te Franeker. Hij gaf in het licht: Commentarius in Gelriae et Zutphaniae Consuetudines Feudales. Hardervici 1625. 12°. Hij voegde er bij eene Descriptio Gelriae: de schets van een veel grooter werk , door zijn broeder Johan van den Sande in het licht ge­ geven. De Staten van Gelderland , wie hij dit werk toewijdde , vereerde des schrijvers weduwe met een stuk zilverwerk van f 400 waarde. In 1637 verscheen te Arnhem bij Jacobus Bieseur een tweede druk en een 3e met Commentatio in consuetudinent Gel­riae de Effestucatione , in gild, de Mancipione , sive de trans­portu rerunt immobilium , et quae harum naturam Juris in­terpretatione induunt , breviter et dilucide tractatur. Edidit summariis , additionibus et capitunt , quae morte Authoris desiderabantur , Supplentento auxit Lanzbertus Goris. J. C. Syndicus Noviomagensis. Arnhemi 1638. 12°. Met een op­ dragt aan Johan a Sand e. — Editio 2a, priore auctior et emendatior ; achter de Adversaria van Gori s. Ibid. 1651. 4°. p. 431-496. Ook in Opera quae extant Frederici Sande ; quibus adjecta stint ea quae Cornelius Neostadius scripsit de Poetis antenaptialibus et Feudiu liollandici successione. Ibid. 1658. 4°. Ook met de Opera J. it Sande, met wien hij de geschiedenis van van Reyd in het licht gaf, Zie J. O. Arntzenius, de nteritis Gelr. in Jurisprud. ; Ant. Matthaeus , de Grim. ad tit. ff. de L. .Tul. Maj. C. I. Anal. T. V. p. 997; Sandbrink, de advoc. jurib. p. 68; D. Heinsii Poenz. (1649) p. 32-35; D. Baudii Epist. Cent. III. Ep. 41, 50, 55, 60 (edit 2, Amst. 1662); Weidenhagen, de Rebuspubl. Harseati­cis ; Vriemoet, Ath. Fris. p. 93; Val. Andreas, Bibl. Belq. p. 252; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 723; Lessus in obituni F. Sandii Hagae Comit. 1617, auct..T. Pontano ; Scheltema, Staatk. Nederl. D. I. bl. 275; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooqes. D. I. bl. 50, D. II. M. 642; Slichtenhorst, Beschr. v. Gelderl. B. I. St. 159; Vonck, op Voorred. der Beschrijv. v. Doesburgh van _Huygens , Lxxin; Kok; Nieuwenhuis; de Wind, Bibl. v. Gesch. bl. 434; Bevil, Overijss. Gez. bl. 273; Brandt, Hist. de Ref. D. II. bl. 691; Paquot, Mem. T. III. p. 249, 250; Jacher. SANDE (JoA.NNEs) I. U. D. te Leeuwarden , biocide in de tweede bent der lle eeuw , van 1686 tot aan zijn overlijden in 1727 was hij Advokaat te Leeuwarden. In 1699 gaf hij aldaar 4°, in het Halt Pauli a Ghemmentich 1) Carmen Jocoserium , inquatuor anni parses digestum , cum vers. Belg. Joannis Sande ,Jcti , nec non ejusdem auctoris carmina miscellanea. Het ver-scheen bij Hero Naut a en bevat Tier sive pars prima poematisjocoserii in quatuor anni parses; d. i. Lente of eerste deel vanJok en Ernst op de vier getijden des jaars. Linksch de La-tijnsche verzen. V6Or het werk gaat ook in 't Latijn en Hollandsch een vers aan de braave borsten , die Appall° heft gesticht nit beter leefiz ; hen wijdt Thalia dit gedicht. Van 1700 tot 1702 volgden bij denzelfden uitgever de drie andere deelen Somer , Heist en Winter. Aan het einde maakt de dichter zijn naam bekend met een berigt aan den lezer. In de Lente of eerste deel van Jok en _Ernst gispt hij naar verdienste den dwazen bloemhandel , die in der tijd velen tot den bedelstaf bragt. In 1746 verscheen to Leeuwarden een tweede uitgave ook in 4°. Men heeft ook van hem : Blijde intrede van J. W. Friso enz. met sync Doorl. Gema- linne , Princesse Maria Louisa enz. Leeuw. bij Hero N a u t a. 1709. Lijkzang ter rouwstatelijke uitvaart van den Heere Tiaard , Baron van Aylva , .Heere van Oldeland , Baardenburg , Stier en Neerynen. Leeuw. 1705. 4°. Ook andere gelegenheidsverzen van hem zijn opgenomen in de Frisia Nobilis Zie v. d. A a , N. B. A. C. W. ; Cat. d. Maats. v. 'Ned. Letterk. D. III. bl. 81 , 508. SANDE (J. J. VAN DER) dichter uit het laatst der 18° eeuw. Zijne gedichten zijn verspreid. Zie v. d. A a , N. A. B. C. W. SANDE (B. W. VAN DER). Men heeft van hem : Berigt wegens de wrang aan de nijers der koeijen en der­ zelver geneeswilze , in Magazijn van Vaderl. Landbouw door hops, 1808. D. IV. St. 3 bl. 526. Zie Holtrop, Bibl. med. chir. p. 311. SA_NDE (J. B. VAN DER) schreef eene Memorie onz op eene min kostbare wijze sawn le stellen hettout , in Engeland bekend en in gebruik , onder den naam vansal catharticus novas of nieuw purgeer tout, , in V erhand. v.het Bat. Genoots. van Proe/onderv. Natuurk. 1790. D. IX. bl. 228. Zie Holtr op, Bibl. med. chir. p. 311. 1) Deze P a u l u s van G h e m m e n i c h was jur. utr. doct. , advo­caat voor den hove van Friesland , mede-gecommitteerde ten algemee­nen landsdag , minister , commissaris , fiscaal-generaal en 'bouwmeester van Friesland, den 7 Oct. 1704 to Franeker gestorven en den 17 in de hoofdkerk aldaar begraven. J. Sande vervaardigde een lijkdicht op hem , voorkomende t. a. p. bl. 220 volgg. SANDELIN (Mr. PIETER ALEXANDER) , werd den 19 Febr. 1777 te Brussel , waar zij n vader , Al e x a n d e r Sande li n, destijds gevestigd was , geboren. Na volbragte refits-studien , bekleedde hij reeds spoedig het ambt van vrederegter van het kanton La Hulpe , en was tevens belast met het secretariaat van eenige nabijgelegene rneijerijen. In 1807 verwisselde hij die betrekkingen voor den post van eersten commies en kas­ houder bij de administratie der vereenigde regten te Maastricht , om , vier jaren later, eerie meer aan zijne neiging beantwoor­ dende bestemming te erlangen , de gewigtige betrekking van procureur des keizers te Amersfoort. In 1814 werd hij ver­ plaatst naar Brugge , in hoedanigheid van vice-president van de regtbank aldaar. In 1817 werd hij tot de waardigheid van president van diezelfde regtbank bevorderd , en bleef tot 1830 dezelfde betrekking vervullen. Inmiddels was hij in 1829 tot ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemd en door de Staten van West-Vlaanderen tot het lidmaatschap der Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen. Toen in het jaar 1830 de Belgische revolutie was uitgebro­ken , went zijn huis te Brugge, door een dolzinnig graauw bestormd , in brand gestoken en met alle zich daarin bevin­dende wetenschappelijke en kunstzaken aan een totale verwoes­ting prijs gegeven. Ter naauwernood wist hij zich van lijfs­gevaar te redden , door zich met overhaaste vlugt naar Noord-Nederland te begeven. Zich daarop 's Gravenhage tot woonplaats gekozen hebbende , legde hij , na het in 1839 met Belgie gesloten tractaat , de deswege gevorderde verklaring of bij het gemeentebestuur van deze stad , in voldoening aan het bepaalde bij art. 2 van het koninklijk besluit van 24 Augustus van evengemeld jaar. Het verlies van zijne laatst vervulde gewig­tige betrekkingen , als gevolg van de Belgisehe revolutie , bragt te weeg dat Sand el i n op wachtgeld en vervolgens op pensioen gesteld werd , met den hem in 1844 nog, tot gedeeltelijke vergoeding van ondergaan leed , geschonken titel van Staatsraad in buitengewonen dienst. Hij overleed den 21 Junij 1857. Tweemalen is hij gehuwd geweest 1 met Marie Jeanne Bourque t, kinderloos ge­storven; 2 met Maria Theresia Adelaide Servais, die hem een zoon schonk. In 1830 nam hem de Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden onder hare leden op. Zijn portret is door C. K r u­s e m a n geschilderd. Men heeft van hem : Memorie over de vereischte wijziging in de zamenstelling der hoven van anises. 1817. Essai sur la legislation criminelle. 1817. Jacob Cats zedelijke en meest, bijzondere schoonheden , bijeen­ verzameld en op eene alphabetische orde gebragt. 1822. Verschillende verslagen en bijdragen in de Handelingen der Bruysche Maats. van Tael- en Letterkunde. 1826-1828. Redevoeringen in de tweede banter der Staten Generaal. 1829 en 1830. Considerations sur la situation actuelle de l'industrie , du commerce et de la legislation sur les brevets d'invention. 1844. Repertoire general d'economie politique ancienne et moderne. 6 vol. 8°. La Haye 1846-1848. Zie zijn leven door A. E 1 i n k S t e r k Jr. in Le,vensber. der leden van de Maats. v. Ned. Letterk. 1858 ; Gedenkschr. der Maats. v. Ned. Letterk. bl. 49 ; Amst. Cour. 24 .Tunij 1857. SADELUN (Mr. JoANNES JACOBUS) geb. te Utrecht , stu­ deerde aldaar en verdedigde in 1756 , onder A 1 b e r t V o g e t eene Dissertatie : De Sancti Martini vasallis vulyo St. Maartens Mannen. Ultraj. 1756. 4°. SA NDELIJN (Mr. ADRIAAN) , pensionaris van Amsterdam , kwam , na het overlijden van A e r t van der Goes (5 Nov. 1560) , in aanmerking als 's lands advocaat. Zie Wag enaar, Vad. .Elistr. D. VI. bl. 60; van Wijn, Bijv. op D. VI. bl. 29 ; Wagenaar, Beschrijv. van iimsterd. D. III. bl. 261. SANDENBERGH MATTHIESSEN (C.) , geboortig uit de Kaap de Goede Hoop , heer van Pe tten. Toen de Belgische revolutie in 1830 was uitgebroken , wapende en kleedde hij 15 ingezetenen zijner heerlijkheid , nam hij het onderhoud hunner huisgezinnen voor zijne rekening en trok hij self als vrijwilliger bij het jagercorps , door den beer 11 o o k m a k e r opgerigt , te velde. Zie Boss ch a , Nederl. Heldend. te land , D. III. bl. 678. SANDELROIJ (SIMON DE), brigadier en als zoodanig hoofd van de Indische militie in 1799 ; extraordinair Raad van Indie in 1800. Hij keerde in 1809 , op last van D a e n d els, naar Nederland terug , met den rang van Generaal-Majoor,, weldra gevolgd door zijn' schoonzoon , den lateren graaf v a n den Bosch , stichter van het Javasche cultuur stelsel. SANDER (Mr. P. A.) geb. te Dordrecht , studeerde te Leyden , was een hoogst bekwaam regtsgeleerde , lid der Tweede Kamer voor het kiesdistrict Dordrecht , raadsbeer in het Pro­ vinciaal geregtshof van Zuid-Holland. Hij verdronk den 22 Maart 1860 te Rotterdam. Zie N. Rott. Cour. 28 Illaart 1860. SANDER (JOHAN CONRAD ANDREAS) geboren te Beddinge in het Brunswij ksche , waar zijn vader , Georg HeinrichSand e r , predikant was , den 24 Augustus 1717 geboren ,studeerde te Halle en daarna te Gottingen , en werd den 23Nov. 1749 tot den post van tweeden hofprediker bij de her- togin douariere Elisabeth So phie Ala ri a, hertogin van Bruns­ wijk-Lunenburg aangesteld. Van daar werd hij in 1756 tot hoog­ duitsch predikant bij Luthersche gemeente te 's Hage beroepen. Hij overleed den 7 A.ugustus 1774 in den ouderdom van 57 jaren , een weduwe met 6 onmondige kinderen nalatende. Ds. van der Heide hield een lijkrede op hem. Zie F. J. Domela Nieuwenhuis. Gesch. der Evangel. Luth. Gemeente te 's Gravenhage bl. 85 volgg. SANDER (CAREL Pump) , zoon van den vorige , werd in1754 te Brunswijk geboren. In 1777 werd hij als proponent bij de Luthersche gerneente te Woerden beroepen. Gedurende zijn twee en een halfjarigen dienst in deze gemeente , ontston­ den er meer dan eens oneenigheden tusschen den predikant en sommige kerkeraadsleden. Gebrek aan zelfkennis en zelf­ beheersching aan de eene , en aan toegevendheid verdraag­ zaamheid aan de andere zijde , deed het vuur der tweedragt onderling ontbranden , en. daar het den jeugdigen leeraar niet aan moed en fierheid ontbrak , zoo had ook hij zijne vrienden. In 1779 vertrok hij naar Groningen , van waar hij in 1792 naar Rotterdam werd beroepen , waar hij den 14 April 1823 overleed. Hij is door J e r. Snoek afgebeeld. Hij gaf in het licht : Geschied- en oudheidkundige verhaudeling over den oorsprong benarningen , plegtigheden enz. der zon- en leestdagen, die in Grieksche , Latijnsche en Luthersche kerken gevierd wor-den ; en de texten voor dezelve , Evangelien en Epistelen ge-naamd. Gron. 1787 , 1790. 2 dn. 8°. Zaaklijke inhoud en verdediging eener kerkeli,jke redevoe­ring over Hebr. 11 , 14 en 15, op Zondag 8 Julij 1787, gehouden in de Luth. O. K. te Amsterdam ; als ook aanmer­kingen op het antwoord van eenige zich noemende echte Lu­theranen , ter verdediging van hunne beschuldiging tegen deze redevoering. A.mst. 1787. 8°. Hierop is nog een ander stukje gevolgd ten zelfden jare. Antwoord aan Rutz , op zijne Apotogetisch-epanorthotisch,-didactische Apostrophe. Rott. 1792. 8°. Overdenkingen op den dag des Heeren , ter opheldering der H. Schrift , en tot stichting der Nederlandsche Christenen. 5 d. Rott. 1796-1800. 8°. De eeuw der rede van Thomas Paine ten toetse gebragt. Rott. 1798. 8°. raet Sanders Silhouet op het titelblad. lets over het Galvanismus. 1803. 8°. Redevoering gehouden op den avond van den Bededag , 7 Maart 1804, over Jerernia 51 vs. 13, 14. 1804. 8°. V erhandeling over de vraag : zouden de Aardsvaders Mozes wel zoo oud zijn geworden , als men zich gewoonlUk verbeeldt. Rott. 1811. 8°. Over de Consubstantiatie tegen Ds. van Berkhuis. Jezus , zijnen, Apostelen , op denzelfden dag zijner verrij­ zenis in Galilea verscheenen. Rott. 1814. Gods Heiligheid verdedigd en Abrahams vroomheid gered , of de opoffering van Isaac , geene ware gebeurtenis , maar een droom. Rott. 1817. Kerkelijke redevoering , gehouden ter feestviering van zijnen vervulden 25-jarigen dienst in de Luthersche gemeente te Rot­terdam. 1817. 8°. De Christelijke Geloofsleer , in vragen en antwoorden. Rott. 1818. 3 ° dr. Voorts verhandelingen over Abrahams offer, Beliants ezel , en zoo voort. Zijne predikwijze was krachtig , niet altijd kiesch , soms wel eens plat ; zijn exegetische schriften zijn meer zonderling dan beduidend. Zie R e u d 1 e r , Geschied. tan Joh. Pi stories enz. in Bijdr. van Schultz Jacobi en Doinela Nieuwenhuis 1). III. bl. 154 D o- very.; mela Nieuwenhuis, Gesch. der predikwijze in de Ned. Luih. kerk 114, in Bijdr. D. VII. bl. very. ; Dez. (le leer van het H. .iivondin. in de Ned. Luth. kerk, bl. 112 very. ; G la s i us , Godgel. Nederl. SANDER (JOHANNES CONRADUS ANDREAS), zoon van den vorige , werd in September 1776 te Woerden geboren , en predikant bij de Luthersehe gemeente te Zaandam , later te Haar­ lem, waar hij 16 April 1838 plotseling overleed. Hij was , even als zijn vader , een geleerd man , en paarde een wijsgeerigen geest aan een buitengewonen rijkdom van kennis , zijne predikwijze was in overeenstemming met zijn wijsgeerigen aanleg , maar tevens praktikaal. Zijn voornaamste geschrift is: Geschiedenis der Monniken en iLlonniken-orden. Haarl. 1822. 2 D. Voorts gaf hij in het licht: Zedelijke zin en waarheid der Paradijs geschiedenis. Zut- phen 1818. De Bijbel en het menschelijk leven , elkander ophelderende openbaringen Gods. Amst. 1821. Wanklanken dezes levens of de droomen der jeugd be­schouwd als afbeeldsels en waarborg van eene hoogere wereld. Koog aan de Zaan. 1824. Over den invloed der geloofsformulieren in de Protestant-sche kerken. Ald. 1825. Theophania , God in den Bijbel en het menschelijk leven. Amst. 1826. 2 D. De Protestant en de Roomsch Katholijke, zich vereenigende in de kerk van Christus. Haarl. 1826. Levensbeschouwing toegewijd aan de beschaafde vrouwen. Paasch geschenkje voor de jeugd. Aid. en J. G. Liernur , Christendom en regtzinnigheid. 2 St. Arn-hem 1829 , 1830. Zie Reudler, t. a. p. bl. 156; Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Predikwijze bl. 152 ; Glasius, Godgel. Nederl. SANDER (WILHELM VAN) president van schepenen te Hoorn , dijkgraaf van de Enge-Wormer , zette het treurspel Thomas Morus van Puget de S e rr es uit het fransch in nederd. proza , en , op zijn verzoek , H e n d r i k Bruno dit treurspel in nederd. dichtmaat over (Hoorn 1661). SANDER (C. A. L.) med. dr. , studeerde te Leiden en verdedigde in 1805 eene diss. med. de natura febris (L. B. 1805). Voorts gaf hij : Over de aanwending van den bella-donna-wortel , als waar-schijnlijk beltoedmiddel tegen de scharlaken-koorts, in Hip-pocrates , toegewijd aan de Geneeskunde. D. VII. St. 1. bl. 1. Waarneming orntrent het nut van het zoete kwik, in den croup. Met een afb. T. a, p. D. IV. St. 1. bl. 1. Lets over de behandeling der venerische liesbuilen. T. a. p. D. I. St. 8. bl. 215. De stelling van Hippocrates »de natuur zelve geneest de ziekte" kortelijk getoest. T. a. p. D. I. St. 1. bl. 1. Over de meerdere zekerheid, welke de beschouwing der tong boven het onderzoek van den pols den geneesheer ver­schaft in het juist beoordeelen van sommige ziekten. Eene bijdrage tot de geneeskundige semeotiek. T. a. p. D. II. St. 3. bl. 231. Redevoering ten betoge dat de geneeskundige school te Rot­ terdam te beschouwen zij , als eene nieuwe bron voor het wel­ zijn des algemeens. T. a. p. D. VIII. St. 1. bl. 1. Zie Holtrop, Bibl. med. chir, p. 310. SANDER (C. P.) , med. dr., gaf in het licht : lets over het galvanismus. Rott. 1803. 8°. De koepok-inenting , ter verdediging en aanpiljzing van dezelve, genees- en zedekundig beschouwd. Boa. 1807. 8°. Redevoering ter bevordering der koepok-inenting. Als eene bijdrage tot zijne redevoering over de koepok-inenting. Rott. 1808. 8°. Zie H o 1 tr o p, Bibl. med. chir. p. 370. SANDER (H.) schreef: Goedheit en wijsheit Gods in de Natuur. Utr. 1780. 8°. Het Godlijke en voortreffelijke in de Natuur. Utr. 1781. 2 deelen. Het boek Job ten algemeen gebruik. Utr. 1783. Over het schoone en groote in de Natuur. 2 d. 4 st. Sneek 1788. gr. 8°. Over de Voorzienigheid. Uit het Hoggd. Sneek 1792. 3 st. gr. 8°. Christelijk handboek , ter bevordering van ware Godzalig-heid. Uit het Hoogd. 2 st. Amst. 1800. g.r. 8°. Zie Arrenberg, Naamr. bl. 651; Brinkman, Naaml. bl. 528. SANDERS () behoorde tot de zeeofficieren , die in 1703 gehoor gaven aan het aanzoek van den admiraal C r u y s om in dienst van Czaar Peter traden. Hij diende den Czaar den oorlog met Zweden , en werd na den vrede van Nystad iii tot Schoutbijnacht , verheven. Zie S ch el t e ma , Peter de Groote D. I. bl. 245, D. II. bl. 103;Rusland en de Nederl. D. IV. bl. 98. SANDERS (GERARD) word in 1702 te Wezel geboren. Na dat hij op zijn zevende jaar zijn varier verloren had , hertrouw­ de zijne moeder met Tobias van N y in e g e n , die met zijn gezin naar Dusseldorp vertrok. Na zich hier onder de vader­ lijke leiding in de keurvorstelijke galerij naar de meesterlijke voorbeelden geoefend te hebben , genoot hij het onderwijs van zijn oom Elias van N y m e g e n te Rotterdam , wien hij zes jaren de behulpzame hand bood in bet schilderen van zaal­ stukken. Hij huwde zijne ooms dochter (die volgt) en oefende sedert tot eigen voordeel zich in kunstvakkcn van geschiede­ nis , landschap en portret. Hij overleed , na ten tweede male gebuwd to zijn geweest , in 1767 met Cornelia van Es, weduwe van A k en, te Rotterdam. Zijn portret komt bij van Gool voor , en zijn geteekend portret op Catal. van der M a r c k te Leyden onder n°. 1810. Zie van Gool, Lev. d. Schild. D. II. bl. 304; van Eynden en van der IV illigen, Gesch. d. Vad. Schilderk. D. II. bl. 54; Immerzeel; Kramm. SANDERS (JoHANNA) geb. VAN NYMEGEN , eerste vrouw van den vorige , maakte zich verdienstelijk in het borduren , bijzonder van bloernen. Men vindt vermeld , als voortreffelijk kunstwerk , zes door haar met de naald bewerkte stoelbladen met loof- en sieraad werk , als van goud geborduurd en doorvloch­ ten met levensgroote bloemen. Zij overleed te Rotterdam in 1734. Zie Immerzeel. SANDERS (THOMAS) zoon van den vorige , kunstscliilder en graveur , vestigde zich te Londen , en werd aldaar lid der Akademie van kunsten. Hij was aldaar in 1775 nog werk­ zaam. Men kent hem de prent The Italian Fisteonan naar J o s. V ern et in gr. fol. toe. De bekwame graveur John S an d e r s of Saunders, onastreeks 1750 te Londen gebo­ ren , was waarschijnlijk zijn zoon. Zie Kramm. SANDERS (J. P.) Luth. pred., is , volgens Mouriks Naam-rol d. Godyel. schrijv. schrijver eener Lijkreeden over Ds. C. Fortman in 4°. SANDERUS (JosuA) of SANDERS , zoon van Lambertus Sander us, predikant in de Willemstad (1584), Papendrecht (1606), in 1614 gestorven , werd in 1620 predikant te Heerjansdam en Kijfhoek , in 1641 te Schoonhoven , waar hij ook het ambt van rector bekleedde , in 1656 emeritus en door Arnoldus Montanus in beide betrekkingen op­gevolgd. Hij gaf in het licbt : 's Weerelds Gods-diensten of vertoog van alle de Religien en Kettertjen in Asia, Africa, America en Europa , van 't begin des werelds tot desen teghenwoordigen tljdt toe. in d'Engelsche Tale beschreven door Alexander Ross. En in de Neder-Duytsche Spraek overgeset door J. S. Uytrecht 1662. Amsterd. 1666. 12°. (Doorgaans verciert met koperen platen). Met verzen van J. Lydius, L. Sanderus, A. Montanus, W. van Pleynenberg1). Wonderen, met versen van Arm Montanus. Uytr. 1662. 12°. Berigt nopens den dag des Heeren. Uytr. 1688. 12°. Beschrijving van 't Serrael. 12°. Toneel des werelse saaken. 12°. Zie Soermans, Kerk. Reg. bl. 7, 29, 30, 69; Abcoude,Aanh. bl. 188. SANDERUS (LAmBERTus) , predikant aan de Bilt , niet on­verdienstelijk dichter uit de eerste helft der 17e eeuw. Behalve eenige verspreide gedichten vOcir de werken zijner sijtgenooten , vindt men van hem in Klioos Kraam, D. L : Traanen gestort over het koninklijke lijk van Maria Stuart, en in D. II. Lijkklagte over Polyander Kerkhoven. .Hetikon in rouw , over het afsterven van jonckheer Jacob van Eyck. Op 't af-sterven van de Weleedle jonckvrouwe van Abra­ ham de Bye. Ter Bruyloft van de Godzalige, hooggeleerde Johannes Teekman, met de deugtrijke juffrouw Bartha van Steenbergen. Ter eeren van Christiaan Edmeston en Bernard Vastenou wanneer hun de hoogste trap in de medicinen werd opge­ drag en. Aan Josua Sanderus, bedienende het Maarschalkampt van Abkoude Bdiehters broeder). 1) Er bestaat ook eene Fransche overzetting. A. Ross, Les Reli-gions du monde , Amst. 1669. 120. 8B Hij huwde Helena Teeckman. Zie v. d. A a , N. B. A. C. W. ; Bruno, Meng. dicht. bl. 358. SANDERUS (P.) , schreef : Beredeneerd vertoog over de vorderingen van contributie , op de eigenaars , afladers of geconsigneerde van verlorene goede­ren , als Avarye• Grosse, over schip en lading ; en over de thans daaromtrent plaats hebbende pracktyk by de Holland­sche Assurantie-kameren . gr. 8°. Amst. 1812. Berekening over de opbrpng sten en prijsivaarde der uitge­stelde schuld in het koningrijk der Nederland. Amst. 1816. SANDERUS of SANDERS (JAN) , ook genoemd Alex a n- d r in u s , welligt wij1 zijn varier Alexander heette , werd in den aanvang der 16e eeuw te Gend geboren , legde zich op de geneeskunde toe en werd consulteerend geneesheer van K a- r el V. Hij werd schepen zijner geboortestad , doch omhels­ de , na den dood zijner vrouw, , Li v in e van St eelandt , den kerkelij ken staat en werd kanunnik van St. Bavo. Hij liet in hands. na Methodus curandarum aegritudinum. Zijn zoon L e o nin us Sanders huwde met Maria d e Keyser. Diens zonen Antonius en Lev ius maakten zich als godgeleerden , dichters , en vooral Antonius als letterkundige en geschiedschrij ver beroemd. Zie Sanderus, der Ganday. p. 76; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 725 ; Paquot, Mem. T. I. p. 434 ; K o k , Over zijn zoon : A. S. , Bull. Ac. R. Br. VI. I. p. 134; Mess. Belg. T. XVI. p. 125. SANTHEUVEL (JOHAN ADOLF VAN DEN) luitenant-kolonel , in 's lands dienst , behoorde tot de dappere verdedigers van Sluis in 1794. Zie B o s s c h a, Neerl. .Heldend. te land, D. III. bl. 112. SANDIFORT (GERARD) , zoon van Eduard Sandif or t, chirurgijn te Ouddorp , en van Anna, dochter van Pieter S c h a a p , luitenant bij de infanierie in 's lands dienst en Clara Thein, werd den 14 Nov. 1709 geboren. Naauwe­ lij ks den ouderdom van vijf jaren bereikt hebbende , verloor hij zijne ouders , nam hem zijne eenige zuster Hester, met Johann es van Bo e y m e e r, chirurgijn in den Briel gehuwd , onder haar opzigt en gaf hem (1721 -1724) aan de leiding van den Brielschen rector Rutgerus Ou w ens, en toen deze naar Middelburg vertrokken was , aan die van zijn opvolger J es a i a s R o u z el over. Na den dood zijner zus­ ter , vertrok hij naar de latijnsche school te Harderwijk , aan wier hoofd toen Willem B ert ran M ila e u s stond, en van den jare 1727-1730 bezocht hij de hoogeschool in die 6* 84 stad , de gehoorzalen van P e t r u s E n s, C o r n e l i s S i e- ben, Cornelius van Houten en van Cornelius Se- b a s t i a a n C r e m e r.!Van 17 30--17 34 studeerde hij to Leiden, onder Taco Hajo van den Honert en Fran- c i s c u s F a b r i c i u s en verdedigde den 1 Oct. 17 32 , onder de laatstgemelde, eene Dissertatio oratoro-theologica de for­ mulis precuin. Den 29 Junij 1784 werd hij proponent , in 1735 predikant to Oost- en Vester-Blokker , in 178 te Har­ derwijk , in hetzelfde jaar to Deventer en in 1740 to Dord­ recht. Drie maal bedankte hij voor een beroep naar Haarlem, doch in 1744 nam hij dat van 's Hage aan. Hij overleed aldaar den 31 Dec. 17 5 7. S a n d i f o r t was een coccejaan ; door zijne tijdgenooten "een man alom beroemd," een "voed­ sterzoon der wijsheid" genoemd. Hij heeft, behalve genoemde Dissertatie , niets meer in het licht gegeven , en wilde dat al zijne handschriften na zijn dood verbrand werden. Hij huwde , den 14 September 17 3 5, G e e r t r u i H e l e n a, dochter van P a u 1 U s S n e 11 e n, burgemeester en vroedschap in den Brie! en van Jo s i n e v a n D i j k, die hem de volgende kinderen schonk: Paulus Sandifort, die volgt; Eduard Sandi- fort, die volgt; Jan Bernard Sandifort, die volgt. S a n d i f o r t s portret bestaat in zwarte kunst door A. S c h o u m a n, met een vijfregelig vers van J. S p e x er onder. Zie Boekzaal 1758 , bl. 89 , 90 ; S c h o t e 1, Kerk. Dordr. D. II. bl. 344. SANI)IFORT (PAULUs) , noon van den vorige , geboren to Harderwijk 3 Oct. 1738 , studeerde to Leiden , werd in 1760 Jur. Utr. Dr., na het verdedigen eener Dissertatie de Jure retractus (L. B. 1760) en vestigde zich to 's Hage. Zie S c h o t e 1, t, a. p.; ('at. Bibl. G. Sandi, fort , p. 288. SANDIFORT (EDUARD) , broeder van de vorige , werd den 14 November 1742 to Dordrecht geboren , studeerde to Lei- den in de geneeskunde en werd den 19 December 1763 dr. in de anatomie en chirurgie. Tot buitengewoon hoogleeraar aan dezelfde hoogeschool be­noemd, aanvaardde hij, den 22 Mei 1771, zijn ambt met een oratio de optimo Anatomico , die niet is uitgegeven. Tot ge­woon hoogleeraar bevorderd , sprak hij, den 25 Mei 1772, De circurnspecto cadaverum examine, optimo Med. pract. adminiculo. Den 12 Junij werd hij prof. in de geneeskunde. Toen hij in 1782als rector aftrad, sprak hij de officio Medici pei•quain di f ficili a multis pessime neglecto, Welke oratie in 1785 is uitgegeven. In 1802 hield hij bij dezelfde gelegenheid eene redevoering De Ber-nardo Siegfried Albino , Anatomicorurn , quotquot elapso flo-ruerant seculo, facile Principe, physiologorum vero sui tent-poris summo , niet in het licht versehenen. Zijne verdiensten zijn door 21 zoo binnen• als buitenl. geleerde genootsch. en akademieii , die hem tot lid benoemden , erkend. San dif or t was ook een der leermeesters van den erfprins van Oranje , later koning Willem I. Op verzoek van cura­toren vervaardigde hij eene beschrijving van het anatomisch kabinet , door afbeeldingen der merkwaardigste voorwerpen op­gehelderd. Het kwam in 1792, op openbare kosten , in 2 deelen te voorsehijn , onder den titel van Museum Anatomicum Acad. Lugduno -Batavae. Curatoren vereerden hem met een aanzienlijk stuks zilvers , met een toepasselijk latijnsch op­schrift. Zijne verzameling van heelkundige werktuigen , door curatoren aangekocht , werden bij het ziekenhuis geplaatst. H.ij overleed den 12 Febr. 1814. Een gedeelte zijner biblio­theek werd den 17 Julij en volgende dagen te Leiden ver­kocht. Hij schreef behalve de gemelde dissertatien en oratien : Dissertatio inauguralis , de Pelvi , ejusque in partu delatione. L. B. 1763. 4°. Observatio de joetu monstroso , cujus viscera abdominalia amnia una cum corde extra corpus propendebant in Actis Helveticis. Vol. 7 p. 86. Observatio de puero monstroso , in Novis Actis Phys. Med. Acad. Nat. Cur. T. IV. p. 150. Descriptio morbi contagiosi , qui in Belgio A. 1769 inter boves saeviit , in Suenska V etensk. Acad. Hardingar. Alni0 1769. S. 325. Ook in het Hoogd. Observationes de usu ligni Quassiae. Ibid. Anno 1770. S. 168. V erhandeling over een slagaderbreuk in de groote slagader. 's Gravenh. 1765. 8°. m. pl. Gok in het lat. in Novis Actis Phys. Med. Acad. Nat. Cur. T. IV. p. 40. Natuur- en Geneeskundige Bibliotheek. 's Gravenh. 1765 tot 1775. XI d. 8°. Thesaurus Dissertationum , Programmatum , aliorumque opuscutorum. L. B. 1768-i 778. 5 Vol. 8°. Observationes Anatomico -Pathologiicae. L. B. 1777-1781. 4 Vol. 4°. C. fig. Discriptio musculorum hominum. L. B. 1781. 4°. Tabulae intestini duodeni. L. B. 1781. 4°. Exercitationes Academicae. L. B. 1783-1785. 4°. 1. fig. Anatome infantis cerebro destituto. L. B. 1784. 4°. 1, fig. Descriptio ossium hominis. L. B. 1785. 4°. Museum, Anatomicum Academiae Lugduno-Batavae. L. B. 1793. 2 Vol. fol. Hij gaf ook in het licht : A. Vesalii Tabulae ossium. L. B. 1791. fol. Caldanii institutiones Physiologicae et Pathologicae. L. B. 1704. 2 vol. 8°. G. Arzoguidi Observationes ad uteri constructionem pertinentes. J. B. Pallettae Nova gubernaculi testis Hunleriani et tunicae vaginalis discriptio ; ut et observationes de claudicatione congenita. J. Brugnoni Dissertatio de testium in foetu posita ; de eorum in scrotum descensu : de tuniearum , quibus hi conti­nentur, numero et origine. Opuscula Anatomica. L. B. 1788. 8°. Vertalingen. T h. Di nsdaleTOver de inenting der kinderpokjes. 's Gravenh. 1768. 8°. uit het Engelsch. 0. A c r e 11 Heelkundige waarnemingen. 's Gravenh. 1771. 8°. Uit het Zweedsch. N. Rosen van Rosenstern, Over de ziekten der kin­deren. qhet Zweedsch vert. en met aanm. verm. 's Gravenh. eerste druk , 1768 , tweede druk 1770. 2 d. 8°. Inleiding tot de genezing der inwendige ziekten , door het opperste collegie der geneeskunde te Berlijn. Leyd. 1788. 8°. uit het Hoogd. 7—Zie te Water, Narratio, p. 110, 111, 133; Siege-nbeek, Gesch. d. Leids. .Hooges. D. I. bl. 286, 325 , 402, D. II. bl. 103 tot 105, D. III. bl. 115, 219, 220, 416; Oratio van Kemper in de Annales der L. Hooges. p. 143-148; Oratio van Mr. S. du Pui, p. 7, (an. Annales Acad. 1819-1820; Kunst- en letterb. 1817 b bl. 18 volgg.; 1816, bl. 353 a; Biogr. Contemp. ; Nieuwenhuis; Ko­ bus en de Rivecourt; Cot. Bibl. G. Sandijort , passim; Muller, Cat. v. portr. SANDIFORT (JAN BERNARD) , broeder van den vorige , den 12 Febr. 1745 te 's Hage geboren , studeerde te Leiden , waar hij in 1770 tot med. doct. promoveerde , na het verdedi-digen eener Dissertatio de proverbio medice vivere , misere vivere. L. B. 1770. In 1803 verscheen te 's Hage Description de l'usage de ha regle ii miroir, , on essai d'un nouv. instrument a remplucer l' Astrolabe. Zie Schotel, Kerk. Dordr. t. a. p. ; Cat. Bibl. G. Sandi fort, p. 271. SANDIFORT (P. J.) , studeerde te Leiden in de medicijnen. Men he-eft van hem : Deglutitionis mcchanismus verticali sectione narium , oris et (aucibus illustratus. L. B. 1805. SANDIFORT (Mr. P. E.), schreef: De judiciis Dei , site de experim. , quibus utebantur veteres ad indagandum reorum innocentiam eorumque culpam pro­bandam. Zie Cat. Bibl. G. Sandifort, p. 288. SANDIFORT (GERARD), zoon van den hoogleeraar E duard Sandi fo r t , werd 31 Januarij 1779 to Leiden geboren. Nog student zijnde wercl hij (8 Februarij 1799) tot prosector en adjunct van zijn vader benoemd , en kort na zijne promotie in 1801 tot buitengewoon hoogleeraar in de ontleedkunae aangesteld , welk ambt hij den 21 September va,n dat jaar met eene redevoering de accuratioris et subtilioris Anatones studio Medicis et Chirurgis maxime commendando aanvaar4de. In 1812 kreeg hij eindelijk de verdiende bevordering tot gewoon hoogleeraar der ontleed- , genees- heelkunde , 'hem door curatoren , reeds voor verscheidene jaren toegedacht. )3ij de nederlegging van het door hen gevoerde rector*, op deR 8 Februarij 1825 , viel hem de eer te beurt het tweehon­derd vijftig jarig feest van de oprigting der hoogeschool te vieren. Ook bekleedde hii deze waardigheid (1844-1845) voor de tweede maal. Twee der belangrijkste vakken werden door hem onderwe­zen , de physiologie en anatomie. Vooral muntte hij uit door zijn praktisch onderwijs in de ontleedkunde , door zijne dpmon­stratien op het lijk , waarbij niet slechts zijne kenpis , maar vooral ook zijne geoefendheid in de behandeling van het ont­ leedmes , werd bewonderd. Behalve door zijn onderrigt WaS hij ook in andere opzigten steeds werkzaam voor de hoogeschool. Hiertoe behoort vooral de rangschikking der voorwerpen uit de onderscheiden verza­ melingen, waarmede, gedurende zijn professoraat , het anatomisch kabinet der akademie werd verrijkt. Hij overleed 11 Mei 1848. Hij was ridder van den Ned. Leeuw en lid van verschillenqe zoo buiten- als binnenlandsche genootschappen. Zijn bibliotheek werd in 1849 te Leiden verkocht. Zijne schriften zijn : Tabulae anatomicae situm viscerum thoracicorum, et abdo­ minalium , ab utroque latere , ut et a posteriore parte , depin­ gentes. Praecedit observatio de aneusrymate anteriae iliacae internae. L. B. 1801-1809. IV Fasc. Museum anatomicum Academiae Lugduno-Batavae. L. B. Vol. III a. 1827 et Vol. IV a. 1835. Duo priora volumina ediderat Cl. E. Sandifort. E lenchus plantarum, quae in horto L.-B. colunt. L. B. 1822. Ontleedkundige beschrijving der twee hoofdelooze misg eboor- ten in V erhand. v. h. Kon. Ned. Inst. le kl. Amst. 1820. Ontleedkundige beschrijving van twee hersenlooze misgeboor- ten. Ibid. 1823. Ontleding der spieren van de onderkaak bij eene Felis pardus. Ibid. 1825. Oratio de prosperis et adversis , quae huic Academiae post celebratam diem natalem ducentesimam evenerunt : habita Leidae die 8 Februarii 1825. Zie Ann. Acad. v. d. j. Andreae Bonn , tabu lae anatonzieo-chirurgicae , doctrinam herniarum illustrantes. L. B. 1828. Aanmerkingen omtrent de breuk van den hals van het dye-been ; in .Nieuwe Verb. van bet Ned. Inst. P kl. Amst. .1827. Over de vorming en ontwikkeling der horens van zogende dieren in bet algemeen en van die der bertebeesten in het bijzonder. Ibid. 1829. Bijdragen tot de ontleedkundige Dennis der Walvissehen (Cetacea). Ibid. 1831. Besclirijving der onderkaak van een olifant , welks gedaante van den gewonen vorm afwijkt. Ibid. 1833. Beschrijving van het werktuig tot vorming van bet geluid Iny de simia siniculus. Ibid. 1836. Ontleedkundige beschrifting van eene in vele deelen mis­vormde vruclit van zeven maanden. Ibid. 1838. Bescliouwingen van eenige zeldzaam voorkomende misvor­mingen aan het hoofd van viervoetige dieren. Ibid. t 840. Tabulae craniorum diversarum Nationum. L. B. 1838. Ontleedkundige bescliouwing van een volwassen Oerang-Oetan van bet mannelijk geslacht in Verhand. over de Nat. Gesell. der Nederl. Overzeesche Bezittingen. Leiden 1839. °ratio de Sebaldo Justin° Brugmans , pracelaro naturae in-terprete , habita die 8 Februario 1845 (niet gedrukt.) Zie J. A. Ilutgersii, Oratio de Acad. Orig. Univ. in Ann. dead. L. B. 1840-1849; to Water, Narratio , p. 246, 248; Holtrop,Bibl. med. chir. p. 311; Proc.-verb. van de Alg. Very. van het Kon. Ned. Inst. 1849; Siegenbeek, Gesch. der Leids. Ilooges. D. I. bi. 368, 369, 416, 441, 442, 443; D. II. bl. 86, 87, 108, 245, 246, 277; Leidsche Studenten-Almanak voor 1849, bl. 108, 109; Nieuwenhuis; Muller, Cat. v. portr. SANDIUS (CHRITOPHORUS , CHRISTOPHORI) Of VON DEN SAND , werd den 12 October 1644 to Koningsbergen , waar zijn varier, raadsheer van den keurvorst van Brandenburg en secretaris van den hoogen mad van bestuur en appel was , omstreeks 1668 wegens Socinianisme werd afgezet , geboren. Hij ontving zijne eerste opleiding in het ouderlijk huis , en werd van zijne jeugd of in de geloofsbegrippen van zijn vader opge­ voed. Hij begon ze eerst in bet geheitn , vervolgens meer openbaar to verspreiden , en , wijl hierdoor zijne veiligheid ge­ vaar liep , week hij naar Holland , waar hij zich to Amster­ dam vestigde. Hier vond hij geen belemmering in bet maken van proselyten , terwijl hij als corrector , aan een bock­ drukkerij verbonden zijn brood verdiende. Ilij overleed den 30 Nov. 1680 in den ouderdom van 36 jaren. Als kerkelijke geschiedschrijver en godgeleerde maaktc hij zich bekend door : Nucleus Hi.storiae EcelesiasticaeBprarfixus est tracta- tics de veteribus scriptoribus ecclesiasticis , Cosmopoli (Amst.) Libertus Pacilicus , 1668. 12 0. Hist. Eccles. seii Historia Arianorum ; una cum Tractatu , de veteribus script. ecclesiasticis. Secunda editio , ab Auctore locupletata et emendata. Colon. (Amst.) Joannes 1Yicolai , 1676. 4°. Samuel G a r di n er, hoogleeraar in de godge­leerdheid en kapellaan van Karel II , koning van Engeland , tastte dit werk aan in twee brieven. Johan Adam S ch e r t-z e r , hoogleeraat te Leipzig , gat het aanleiding tot eene apo­logetische voorrede , die hij liet drukken %TO& zii a Collegium Anti -Socinianum. Lips. 1684. 4°. Stephanus le Moyne, hoogleeraar te Leiden ,Tverdedigde de christelijke oudheid tegen Sandius, in zijne Varia Sacra. De geleerde B ul­1 u s wederlegde San d i u s in zijn Defense de la foi de Nicee. Centuria Epigrammatum. Amst. 1669. 1 2°. Interpretationes paradoxae quatuor Evangeliorum ; quibus affixa est Dissertatio negt T015 Aoroi, una cum Appendice. Cosmopoli (Arnst.) Libertus Pacificus , 1670. 12°. Tractatus de origine animae. Cosmopoli , Libertus Pacifi-cus. 1671. 12°. Balthasar B e b e l i us wederlegde dit trac­taat , in een werk in 1675. 11°. to Straasburg verschenen. Notae et animadversiones in Gerardi Joannis V ossii libros tres de Histoircis Latinis. Amst. 1677. 18°. Confession de foy, , (le Dieu le Pere, du Fils et du Saint Esprit, conformement a l'Ecriture. Traduit du Latin. Leyde. 1678. 16°. Scriptura S. Trenitatis revelatrix. Goudae ( A mst.) 1678. 16°. °rider den naam van Herman C i n g a l l u s. Problema paradomtm de Spiritu Sancto : an non per ilium Sanctorum Angelorunt genus intelligi possit ? Colon. (Roterd.) 1678. 1 2°. Achter an Addenda , sot refUtatio opinionis So­cinianorunt , Spiritum Sanctum personam esse negantes door F. C.TC hris t. W i ttichius tastte het Problema van Sandius aan in Causa Spiritus Sancti. L. B. 1678. 12°. waarop verscheen. Epistola ad Christophoram ITT ittichiunz , quei, gratia ei ha­bentur pro ipsills animadversionibus in Problema de Spiritu Sancto scripta a socio Autoris Problematis. Colon. (.A.mst.) 12°. Appendix Addiendorum , confirmandorum et emendandorunt ad Nucleunt Historiae Ecclesiasticae. Colon. (Amst.) 1678. 4°. A an het eindTdezen Appendix vindt men 3 brieven , een van Sandius aan Samuel Gardiner, geschreven to Amsterdam den 7 September 1677 , bevattende eene Apologie van den Nucleus , het antwoord van Gar din er van 30 Novem­ber v. (1. j. , een repliek van Sandi us , 13 Junij 1673. Catalog i Patriarcharunt et Episcoporum Hierosolymitano­rum , Antioch enoruin , Alexandrinorunt Eph esiorum , Smyr­nensiunt , Sardensium Syriae , Caesariensiunz Palestinae , Ty­riorum, Byzantinorum , Caesariensium Capadociae, Romanorum. Achter de Slavonia refornzata van A. W en g e r s c i u s. Amst. 1679. 1°. Bibliotheca Anti-Trinitariorum , sive catalogus scriptorum , et succinct narratio de vita eorum Auctorum , qui praeterito et hoc seculo, vulgo recepturn dogma de tribus in unico Deo per omnia aequalibus personis vel impugnarunt , vel docuerunt soluin Patretn D. N. J. Christi esse ilium verum seu altissi­mum Deum. Opus posthumum Christophori Sandii. Accedunt quaedam scripta . . . . quae omnia simul juncta Compendium Historiae Ecclesiasticae Unitariorum , qui Sociniani vulgo audiunt , exhibent. Freistadii (Amst.) 1684. 12°. Dit werk bevat: Bibliotheca Antitrinitariorum ; Johannis Stoinii coetits Racoviensis pastoris , Epitome Historiae origi­nis Unitariorum in Polonia ; George Schomanni Testamen­turn ultimae voluntatis , continens vitae ipsius, nec non vario­rum Actuuin Ecclesiasticorum succinctam historiam ; De Typographiis Unitariorum in Polonia et Lithuania ; Brevis relatio de Johannis Tyscovicii martyrio ; Andreae Wissowatii Narratio compendiosa quomodo in Polonia , a Trinitariis Re­forinatis separati sint Christiani Unitarii. Una cum Append ice , historian' de Spiritu , Belga , exhi­bente ; Anonymi Epistola • exhibens vitae ac mortis Andreae Wissowatii , nec non Ecclesiarum Unitariarum ejus tempore brevem historian' ; Vindiciae pro Unitariorum in Polonia reli­gionis liberlate ab Equite Polono conscripta. Problemata nonnulla mathematica. De restauranda religiose , sett de Monarchic'', Dei liber auc-tore Christiano Sophodro Veneto (anagram van C h r i s t o p II o-r u s Sandius Junior). Hij liet in hands. na : Quaestiones et problemata quaedam theologica. Exegeses in varia S. Script. loca, cum Vet. turn Novi Foederis. Argumenta de Dei existentid, et de ejus attributis. Confessio de Deo Patre Filio ac Spiritu Sancto , secundum Scripturas. De verkorte Reden-konst. Contra Andreae Wissowatii objectiones , de Filio Dei ante mundum creato , post incarnato (1673). De materiel, inundi , ninon sit sine ?filo initio , ac Deo coaeva , an vero ab ipso producta , cum N. N. disceptatio. Relation sommaire d'une conference , que Auteur a cut avec Daniel Zwicker , sur l' existence de N. S. Jesus- Christ. avant sa naissance (in 't Holl.) Notae in Andreae JFissowattii objectiones (le filio Doi ante mundum creato , post incarnato (1674). Epistola ad D. Christophorum Wittichium , S. S. Theol. et Philos. Doctorem , illiusque in Academia, Lugduno-Batava Professorem : quo, causam Dei, Patris Domini nostri J. C. , (wens , respond et Cd librum , cui memoratus D. Professor titulum fecit ; Causa Spiritus Sancti (28 April 1679). V erschillen onder de Christenen , van Christi &n der Apos­ telen tijden af, aangaande Godt den V ader , den Sone en den .H. Geest. Van de conscientie-dwangh. Epistola ad Varios. Holl. overzetting der werkjes van An dr e as W issow atlas , getiteld : Stimuli virtutum en Fraena pectatorum. Dialogus inter Christophoruni , pontificem, Martinum Luthe­ ranunt. Joannem Calvinistum , Georgium Calixtinant et Is­ raelem Judaeum. De Simonis Magi opinionibus , eorumque fautoribus. ScriptumBJacob° Pollio, rogatu Ministerialium Tripoli- tanorum Regiomentanorum , oblatuni anno 1668 , 24 Januarii. Replica ad refutationent dubii primi in memorato scripto. Auctariunt Operis V ossiavi de Historicis Latinis. Zie Sandii Bibl. Anti-Trinit. p.169-172, 150, 151; J.C. Zelt­ neri, Theatr. viror. erud. p. 482-483; Morhofius, Polyh. Phil. L. I. C. VII. 19 p. 41, 42; L. II. Part. I. C. XI. § 10, p.213; Part. II. C. XLVII. § 6, p. 446; Polyh. Pract. L. IV. § 1 , p.509, § 15, p. 519, Tom. II; Jo. Fabricii, Hist. Bibl.P.V.p. 62-65; P. VI. p. 430, 431; Krantzius ad Conringium Saec. XVII. C. II. p. 197; J. L. Moshemii, Instit. Eccl. Saec. XVII. Sect. II. P. II. C. VI. § 6; Cat. Bibl. Bunav. T. III. Vol. II. o. 1576; Saxe, Onont. T. V. p. 156; Anal. p. 610; Bayle, Nouv. de la Rep. des Lettres 1684, p. 396, 1685 p. 613; Arnold, Kirchenund Ketzer Hist. P. I. p. 565; Le P. Anastase, Hist. du Socinianisme, p. 525-529; Paquot, Mem. T. I. p.318; Baillet, .Tugenz.T.II. p. 34, 65; Ypey, Gesch. der Christ. kerk in de 18 eeuw , D. IX. b1.53 very.; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt, Stolle ad .Heumannum , p. 339. SANDYCK (BERNARDUS), den 26 Augustus 1680 te Am-sterdam geboren , werd in 1706 predikant te Dwingeloo. Den 13 Maart 1787 vertrok hij tot 4en predikant naar Arn­hem , daar Drost en Gedep. , den 2 Maart zijn verzoek om ontslag hadden toegestaan. In 170i ging hij naar 's Gra­ venhage , waar hij den 9 Junij 1724 overleed. Ilij gaf in het lieht : Liikrede op Ds. de Kempenaar , pred. te 's Haye, 4°. Over Jesaias Lill , in 4°. Verhandeling van de genezing der melaatschen, in 8°. De bekommerde Christen onderrigt en bemoedigt , door een schriftmatige Verhandeling van verscheyde texten uit des Hee­ren Woord , tot algemeene stigtinge en bijzonder voor jonge heylsoekende Christenen en szvakyelovige2z (1007' N. S. v. _L. , met een Voorreden van den Hr. Bernard Sandyck enz. Amst. 172'2. S°. 2e dr. Zie Glasius, Godgel. Nederl. ; Boekzaal 1623a 513; Romyn,De _Hem pred. in Drenthe bl. 171; Kansel ontluistering bl. 84-86; Bibl. Brent. D. VII. p. 730; Muller, Cat. v. portr. SANDYCK , SANTWYCK , ZANDWYK , ZANDYK (Ni-COLAAS VAN) SANDYK (G.) gaf in het licht : Diss. med. pract. de empyemate. L. B. 1805. Zie Holtrop, Bibl. med. chir. p. 311. SANDO (M.) schrijver van : He leven der hedendaayse Aansprekers , of de Caesars ophun Croon, blisp. Amsterdam 1738. kl. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. III. bl. 170. SANDRA (ADRIAAN JACOB Jooss) mogelijk dezelfde met Sandra, die , volgens J. Cla e r b out, burgemeester van Middelburg was , gedurende het beleg dier stad in [574. Zie 'sGravezande, Tweehonderdj. eeuwgetijde bl. 515. SANDRA (ELIAs) was Men heeft van hem : Ontwerp en beschryving om het soet water uyt de riviere de Vegt op derderley wyse te brengen binnen de stad Amsterdam. Gepractiseerd door E. S. Amst. 1684. 4°. Ontwerp om de stad Amsterdam van zoet water to voorzzen , in de XVII Eeuw voorgesteld door El. Sandra , (met eene kaart) 3e druk, omgewerkt en met een voorrede vertu. doorMr. W. J. G. van Hassel& Amst. en Gravenh. 1841. 8°. Zie Cat. d. Moats. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 132. SANDRA (JAN) , tooneeldichter, bloeide in de 2e helft der 18e eeuw. Men- heeft van hem : 1)e gestrafte Jesuit , of Min-zieke Pater , klsp. Amst. 1732. kl. 8°. (onder de zinspreuk :TA. Nullus De Faanzroovende Raadsheer , door list ontdekt, kluchlig schimpspel. Gedrukt te Domburgh by Jan de Plug , Jac. Hoorn­ zetter en Jac. Loogenblazer , in het jaar na het FaarnroovendPasqui?, kl. 8°. Zie Witsen Geysbeek, B. 1. C. Woordenb. ; o. h. w. Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. b. bl. 169. SANDRA (MARGARETHA) dichteres , bloeide in de eerste helft der 18 e eeuw. Men heeft o. a. van haar een gediebt voor Sluyter's Landleven. Zie van der Aa, N. B. /I. C. Woordenb. SANDRA (MARGARETHA) oudste dochter van Jean San d r a en Cornelia van Ak k erd yck, werd den 7 Januarij 1629 te Middelburg geborcn. Zij huwde 1 Jean F r a n d e n i s, 2 J a n Pieter Puys, 3 den 17 Junij 1668 met Pieter Roo­m a n , in 1672 eerste schepen en later burgemeester te Aar­denburg. Zij zat gedurende bet beleg dezer stad door de Franschen in 1672 , met tien jongens onder de luifel op de stoep harer woning , om de kogels te bekappen , en allerlei ijzertuig tot schroot te verwerken , terwijl voor het huis een vuur brandde , waaraan de lonten ontstoken werden , welke door andere knapen naar den wal werden gebragt. Zij over­leed te Aardenburg den 21 Junij 1674 kinderloos. Zie Scheltema, Gesch. en Letterk. Mengelw. D. X. bl. 2; Bos- s ch a, Neerl. Heldend. te land D. II. bl. 82 , 83 ; Chr. v. h. Hist. Genoots. D. VI. bl. 362 ; Nay. D. X. bl. 335, D. XII. bl. 37. SANDRART (JACOB VAN) neef van Joachim in 1630 te Frankfort a/M geboren , leerde de teeken en graveerkunst bij Cornelis Danckaert te Amsterdam en bij Willem Hondius te 's Gravenhage , vestigde zich 1656 te Neuren­berg , waar hij tevens een kunsthandel opende en in 1708 oveLleed. Nagler vermeldt 90 stuks van zijn graveerwerken. SANDRART (JOHANN JACOB VAN) zoon van de vorige , beoefende met lof de graveerkunst. SANDRART (SUSANNA MARIA VAN) zuster van de vorige , beoefende met lot de graveerkunt. Zie Kramm. SANDRART (JOACHIM VAN) bijgenaamd van St ock au , zoon van Laurens van S andr art , die wegens de oorlogen en geloofsvervolgingen Bergen in Henegouwen verlaten en zich te Frankfort gevestigd had , werd aldaar den 11 Mei 1606 geboren. Reeds vroeg openbaarde zich bij hem een sterke neiging voor de teekenkunst en hij begaf zich naar Neuren­berg , om zich onder Pieter I s elb erg in het plaatsnijden te oefenen. Van daar ging hij toen 15 jaren oud , naar Praag , waar hij den vermaard en E g i d i u s S a d e 1 e r tot leer­meester had. Op diens raad liet hij het plaatsnijden varen en wijdde zich geheel aan de schilderkunst, onder de leiding van den beroemden Utrechtschen kunstschilder Gerrit v an Ho n d hors t. Met dezen vertrok hij naar het hof van K a­re 1 I, koning van Engeland , die hem zeer begunstigde , doch vooral arbeidde hij voor den hertog van Buckingham , die , slechts 36 jaren oud , schandelijk door zijn eigen luitenant , John F ell o n , in zijne slaapkamer vermoord , bij het ontzet van Ro­chelle, in 1628 , hem ontviel. Later verwierf hij de gunst van den graaf van Arundel, voor wien hij , gelij k ook voor vele andere groote heeren belangrijke werden heeft uitgevoerd. Begeerig om zijn kunstvermogen uit te breiden , begaf hij zich naar Italie. Te Rome had hij slechts kort vertoefd en twee stukken vervaardigd , toen hij reeds onder de voornaamste kunstschilders werd gerangschikt. Lieden van den hoogsten rang dongen naar de eer,, om vruchten van zijn uitstekend penseel magtig te worden. De markgraaf V i n c en t i u s J u s- t i n i a n i stelde hem niet alleen te werk om voor hem schilde- ren , maar gaf hem ook een verblijf in zijn paleis , en bragt hem in kennis met paus Urbanus VII. Hij sloeg de aan­bieding van den koning van Frankrijk , die hem aan zijn bof wilde verbinden af, en bleef in dienst van den markgraaf , voor wien hij de antieke standbeelden zijner beroernde kunst­verzameling afteekende. Deze afbeeldingen zijn later in koper gebragt en onder den naam van Galleria Giustiniana , Romae 1640. 2 vol. fol. uitgegeven. Intusschen bezoeht hij ook Na­pels , Seeilie en Maltha , en na zeven jaren deels te Rome , deels in andere oorden van Italie vertoefd te hebben , keerde hij in 1635 naar zijn vaderland terug , en kwam met groot gevaar in Frankfort , vermits de keizerlijke troepen die stad hadden ingesloten. Niet lang daarna trad hij in den echt met een adelijke Jonkvrouw Johanna v an Milkau, dochter en vermoedelijke erfgename van den beer van Sto ckau bij Ingolstad , in het Paltz-Neuburgsche. De oorlogen , die ook het gedeelte van Duitsehland , waar S an dr ar t zich beyond , onveilig maakten , noopte hem naar Amsterdam te vertrekken. Hier en elders hield hij zich bezig met het schildere der portretten van voorname mannen van dien tijd. Ook vervaardigde hij een schilderstuk , dat weleer hing in de groote zaal van den kloveniers doelen en later in burgemeesterskamer in het stadhuis. Het stelt voor een kor­poraalschap van kapitein v:a n Zwiete n, gereed om de konin­ginne moeder van Frankrijk , Ma ria de Medicis, welker steenen borstbeeld in dit stuk is geschilderd in te halen. Op een geschilderde rol papier , die verbeeld wordt van de tafel te hangen , plagt men de volgende regels van Vond el, die nog gedeeltelijk kenbaar zijn , te lezen : aDe vaen van Zwieten wacht orn Medi ci s t'onthaelen , //Maar voor zoo groot een ziel valt Dam en Markt te kleen, ffEn 't oog der Burgerij te swak voor zulke stralen , zon van Christenrijck is vleesch , noch vel noch been , aVergeef het dan Sand rart, dat hij haar maalt van steen." Gedurende het verblijf van Sandrart te Amsterdam , werd hij erfgenaam van de heerlijkheid Stockau. Hij vertrok dade­ lijk derwaarts om er bezit van te nemen. Vermits echter dit landgoed door den oorlog veel had geleden , verkocht hij te Amsterdam , voor eene aanmerkelijke som zijn voornaamste kunststukken om die schade te vergoeden. Niet lang genoot hij te Stockau een rustig verblijf. De Franschen in 1641 dit gedeelte van Duitschland overstroomende, pleegden ook op Stoc­ kau vele geweldadigheden. Deze liet Sandra r t wel herstel­ len , doch hij vatte tegen dit landgoed een weerzin op , ver­ kocht het , en vestigde zich te Augsburg. Bij gelegenheid van den handel over den algemeene vrede , in 1649 , te Neu­ renburg , werd hij uitgenoodigd derwaarts te komen. Hier sehilcierde hij niet sleclats verscheidene keizerlijke en Zweed- 95 sche krijgsbevelhebbers , maar ook een zeer uitvoerig stuk , voorstellende He vredenzaal van den gesloten Westphaalsehen vrede , op he Raadhuis te Neurenburg , yevierd in den dare 1649 , naar welke schilderij door F. W a g n er een plant is gesncden. De koning van Zweden kocht dit kunststuk en gaf het ten geschenke aan de stad Neurenberg , onder voorwaar­de , dat het in de groote zaal van het Raadhuis tot een eeu­wige gedachtenis moest blijven hangen. Later ontbood de keizer Sandr a r t naar Weenen , om er de keizerlijke familie te schilderen. De keizer was zoo over hem voldaan , dat hij hem eerstelijk beloonde , maar hem de vrijheid schonk de keizerlijke kroon boven zijn wapen te mogen voeren. Toen S a n d r a r t den ouderdom van 67 jaren bereikt had , trad hij , daar zijn eerste vrouw overleden was , in tweeden echt met Jonkvrouw Esther Barbara, dochter vanWilhelm Blom­m a r t s , grootraad van Neurenberg. • Niet lang overleefde hij deze edit. Zijn sterfjaar is echter onbekend. De meeste stel­len het op 1683 doch Br y a n St an I e y voegt er bij //dal van zijn werk het deel Romae antiquae Novum Theatrunz in 1684 is verschenen , en dat Been zijner werk en als nagelaten bekend is. illk heb vrede (schrijft K r a m m) met die opmer­king , doch het is de latijnsche vertaling van den beroemden C. Rodius, en ik bezit de eerste uitgave van 1675-1679 , die al zijne nog bekende werken bevat , waaruit , volgens zijn daarbij voortkomend levensberigt , door zijne discipelen geschre­ven , en hetgeen hoogst zeldzaam in dit werk wordt gevonden , als zijnde ter zijner eere in 1675 afzonderlijk uitgegeven, blijkt , dat hij toen nog in leven was. Of de latere uitgave van 1768-1778 dienaangaande jets meder bevat , weet ik Volgens de schrijvers der Biographie Unieverselle overleed hij den 4 October 1688 te Neurenberg. Het getal zijner schilderijen is zeer groot. Een er van, voorstellende de twaalf maanden des jaars , door San d r a r t voor den keurvorst van Beijeren geschilderd , is in Holland in 't koper gebragt en door V o n d e 1 en B a r 1 a e u s bezongen. La posterite plus severe que ces poetes (schreef C h. B 1 a n c) n'a vu dans San d r a rt qu'un dessinateur savant mais lourd , et un imitateur indecis , qui tanta cherche a se rapprocher du Titien , tantot s'efforce de reproduire Rube ns, mais en le regardant avec les yeux de Honthorst." Overigens is zijn schil­derwerk in ons land zeer zeldzaam. Geer fraai is door hem geschilderd het portret van den beroemden Drost van Muiden , P. C. H o o ft, waarnaar eene gravure door A. Sylv elt, voor zij ne Nederlandsche Historie. Eene zeldzame prent , waarvoor hij in Italie de teekening vervaardigde is D' ontsteking en Brant des berghs Vesuvij met d'omligyende gelegendheid , afgetekent door J. Sandrart , q.00r- komende bl. 180 van het Hist. verhael van Oerlooge in Duitsch- land en door Gustavus Adolphus. , coninc van Sweden. Amst. 1642. fol. Bij Nagler vindt wen zes stuks door hem ver­vaardigde prenten beschreven. Zijn portret met het omschriftSeculi nostri Apelles is door zijn neef Jacob S a n d r a r t gegraveerd. Ook Richard Collin en P. Kilian hebben bet in koper gebragt. Men vindt het ook in de portretten verzameling te Florence. Zijn spreuk was : Vivre pour mouriret mourir pour vivre , zijn wapenschild blaauw met drie drui-ventrossen. De republiek van Venetie vereerde hem met de ridderorde van St. Marcus. Sandr art mogt ook op den naam van geleerde aanspraak maken. Zijn werk : Academia della Architectura , scoltura e pittura oder Zeutsche Academia der Bau- Bild- und Alahlerey- kiinste u. s. W. Nurnbury 1675-1679 , 2 vol. met meer dan 200 portretten in fol., behelst een schat van historische- oud-heid- en mythologische kennis. Ook vindt men er een verslag in van het leven der vermaardste nederlandsche schilders met hunne afbeeldingen. Men heeft dit werk lang voor de meest volledige geschiedenis der schilderkunst gehouden. Het is ge-deeltelijk in het lat. vertaald met den titel : Academia nobilis-simae artis pictoriae. Ibid. 1683. fol. Voorts gaf hij :Iconoloyia Deorum oder Abbilduny der Goetter der Allen. (in 't Hoogd.) Ibid. 1680. fol. fig.Admiranda artis statuariae veteris etc. Ibid. 1680. fol. fig. Romae antiquae et novae Theatrum etc. Ibid. 1684. fol. fig. Romanorum fontinalia etc. Ibid. 1685. fol. fig. V olk mann gaf in 1769-1775 te Neurenberg in 8 d. in fol. een nieuwe uitgaaf van Sandr art's werken. Zie de Biogr. voor de Acad. ant. Pict. ; Lebenslauff und Kunstwerke J. v. Sandrart's. Numb. 1673. fol.; A. H o u b r a k en , Lebensb. D. II. bl. 23 ; Wagenaar, Amsterd. D. VII. bl. 58; Kok; N i e u-wenhuis; Kobus en de Rivecourt; Immerzeel; Kramm,Biogr. Univ. ; Nouv. Biogr. getter. ; Fontenai, Dict. des artistes ; Ch. Blanc, Hist. des Peintres ; Abcodario de Marquette; Heine­ken, Mee" gdndrale d'un collect. d'Estampes ; Brulliot, Dict. des monogramnes ; Huber et Ross, Manuel; Nagler, Kunstler. Joeher. SANDWIJK (FRANcois vAN) , in 1641 of 1642 te 's Gra-venhage geboren , was een leerling van Ni col a a s W i e 1 i n g en een tijdgenoot van den ouden Augustinus Terweste n. Hij schilderde historien en portretten. Ook was hij lid der 's Gravenhaagsche confrerie-kamer,, die een biddende St. Fran-anus van hem bezat. Later ging hij , een lief hebber van fortification , in staten dienst , en bleef , tot den rang van ka­pitein-ingenieur opgeklommen , in den oorlog. Zie Kramm. SANDWIJK (GERRIT VAN), leefde omtrent het midden der XVe eeuw. Hij is bekend door zijn geweldige ontvoe­ring van de dochter van wijlen G er r i t van D elen, uit het huis van G enefaes de V os, in het kerspel van Heus­den , naar het huis te Henmen , ouder begunstiging van J o­h an van Lienden, heer van Hemmen , die haar in den bloede bestond , en de hand leende tot haar gedwongen huwe­lijk met van San d w ij k. Ten gevolge zijner betnoeijingen in deze zaak werd J ohan v an Dolre op den huize Henmen mishandeld. Zijne aanklagt vond men in het archief van Buren. Zie Chr. v. Ii. Hist. Genoots. D. VII. bl. 386. SANGHERS ( ), dapper zeekapitein , die zich in de ver­schillende oorlogen , onder T r o m p en d e R u y t er, onder­scheidde; een van die bevelhebbers , welke liever met hunne schepen wilden te gronde gaan , dan zich aan den vijand overgeven. Zie J. C. de Jo n g e , Gesch. v. h. Ned. Zeew. D. II a. hi. 183. SANGUESSA (FRANciscus LuDovlcus) , te Mechelen ge­ boren , doch van Spaanschen afkomst , religieus van de orde der minnebroeders , bisschop van Roermonde, werd door paus B e n e 4 i c t us XIII , in 1727, benoemd tot apostolisch vicaris van het bisdom van 's Hertogenbosch , doch mogt , door tegen­stand der hooge regering , zijne bediening als vicaris niet uit­oefenen. Hij deed er derhalve afstand van, en overleed den 11 Augustus 1747 , in zijn bisdom , in den ouderdom van 79 j aren. Zie van Gils, Kath. Meyer. Memorieb. bl. 116 ; van Gils en C o p p e n s , N. Beschrijv. v. h. Bisd. van 's Bosch , D. I. bl. 291 ; van de Velde, Syn. T. II. p. 581; J. Knippenbergh, Contin. Hist. Eccl. ducat. Gar. p. 85. SANNES (JOHANNES PETRI) , grietman van Weststellingwerf. Als zoodanig en als gevolmagtigde van die Grietenij , teekende hij in Maart 1578 de procuratie voor Dr. B. I d s a r d a, Syds Scheltema en Dr. Orck Doyem, om deUnie van Utrecht te ratificeren. Ook was hij hopman , en werd in 1580, door het verraad en de kunstgrepen van R en n e n b erg, belet , met zijn yolk in Steenwijk te trekken en het te verde­digen. Hij begaf zich daarop naar de schans in de Blesse , welke hij in haast te scheep met krijgs- en mondbehoef ten liet voorzien. In het volgende jaar kreeg hij met Li e u w e B ei j em en Epe v an Here ma commissie , om bij den overste No r r it s vertoogen in te leveren tegen den moedwil en de ongeregeldheden , welke de soldaten in Levenwouden pleeg­den , en tevens om hem en de overige bevelhebbers in de krijgszaken met mad hij te staan. Ofsehoon zijn opvolp.;er in 1593, en volgens de gedrukte Naamlijst , reeds twee jaren vroe­ger , grietman was , bleef hij echter den titel voeren en werd 7 hem zulks den 14 Maart 1600 verboden. Hij schijnt even- hieraan niet gehoorzaamd te hebben ; want twee jaren later kreeg de procureur-generaal last , hem actie te maken. In 1604 is hij echter weder grietman geworden , en wel van Vis­idiet, toen aan Friesland behoorende. Hij beoefende de poezij , en liet in handschrift na : Psaltnen Davids , Oevergesettet ende in gesanges Ryemen ghearacht deur Johannem Pet. Sannes, Grietman van Sidling's­ war, Westeynde. 164 T Claegeliedt des Prophetes Hieremias in Gesang Ryemen op verscheyden Ofelodien overgesettet deur denz. 27 ff. Index Psalmorum 9Tin 8°. Zie Charterb. v. Friesl. D. II. bl. 1187; Schotanus, bl. 844, 8175; Baerdt van Sminia, N. Naaml. v. Grietm. bl. 400. 401, 407; Cat. Bibl. Le Long , ms. n°. 7 4 , 8°.; J . Koning, Cat. mss, II°. 182; van Voorst, Cat. mss. n°. 810. SANNES (IzIAK) werd 1 Jan. 1787 te Molkithwerum waar zijn vader predikant was , geboren , in 1807 predikant te Burum en Munnikezijl in Friesland , in 1808 te Noordlaren , in 1828 te Noorddyk , en eindelijk in 1822 te Veendam , waar hij in 1856 overleed. Hij ontving 23 beroepingen. Men heeft van hem : De eerste Brief van den Apostel Petrus , homiletisch behan- deld. .Een godsdienstig huisboek. Gron. 1825. De opkomst van Veendain; een drietal voorlezingen. Met eenige aanteekeningen. Veendam 1830. 8°. Munstersche bezweringplaat, 1672 , in den Gron. Volksalm. 1839. bl. 157. Zijn zoon Go sw ij n W i llem San n es in 1808 te Burum geboren , predikant te Kolham (1831) , Vries (1838), Oude Pekela (1846), Oostwold in 't Oldambt (1859) is verzamelaar van de Geschiedenis der Christelijke kerk enz. Naar het Huck van W. Leipold, waarvan in 1856 de zesde dr. verscheen. Zie Romein, de Herv. predikanten van Drenthe, bl. 132, 133; Bodel Nijenhuis, Bibliogr. der Plaatsb. n°. 3212, 3347; Navors. D. IX. bl. 101, 224, 316; Boelczaal 1856, bl. SANNIE (P.) schreef :Genezing van een fuugus uteri, in Verh. d. Hon. Maats. Wetens. te Haarlem. D. IV. 1754. bl. 257. irtiarneeming wegens de geneezingen van een patient met een kogel door de horst en long geschoten. T. a. p. 1755. bl. 467. Geneezing van twee yekwelste slagaders. Met afb. T. a. p. 1757. bl. 375. Beschrijving eener Verlossinge van tweelingen, die met het bovendeel hunner hoofden waren aan een gegroeid. Met 1 afb. T. a. p. 1758. bl. 376. Ben in 't geheel van buiten geslotene Vagina geopend en genezen. T. a. p. 1760. bl. 424. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir. p. 311. SANSOM (F.) , tijdgenoot van M. de Sallieth, verdien­stelijk graveur te Rotterdam. Kr a m m vermeldt van zijn gra­veerwerk : Ben Engelsche adreskaart van het Hand,elshuis Zimmerman en Lange , te Savannah , eene Engelsche colonie in Georgie , door Sallieth en Sansom. Illuminatie en Decoratie van de opregte Vaderlandsche socie­ teit te Rotterdam op 's Prinsen verjaardag 8 Maart 1788. Landschap in klein 4'. in den trant van B e r c h e m. Zie Kramm. SANTBECHUS (DANIEL) te Nijmegen geboren , was een uitstekende mathematicus. Hij gaf uit : Problematum Astronomicorum et Geom,etricorum Sections VII. Basil. 1561. fol . Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 173 ; Foppens, Bibl. Belg, T. I. p. 229 ; Nau. D. XI. bl. SANDBERGEN (WESSEL VAN) , afstammeling van een edel Vlaamsch geslacht van dien naam , weleer eigenaar van de heerlijkheid van Sandbergen , vlugtte, volgens een ms. geschied­verhaal , in 1572 ten gevolge der strenge bloedplakaten naar Zutphen en verborg zich vooraf zes weken Lang in de rijsmau­den langs den Ussel , en gebruikte , bij gebrek van voedsel , niets anders dan den bast van een willigen boom. Volgens Tadama werd hij eerst in 1588 , toen Zutphen in de handen der Spanjaarden was , als burger aangenomen , en was dus waarschijnlijk de Roomsch- en Spaanschgezinde partij toegedaan , een omstandigheid , die daardoor versterkt werdt , dat de nieuwe protestantsche regering het noodzakelijk achtte hem in 1591 den eed van trouw to doen vernieuwen. De laatste afstammeling van dit geslacht , Gerhard van San t­bergen overleed te Brummen den 17 Mei 1863 in den ouderdom van 63 jaren. SANTDYCK (NICOLAAS of CLANS VAN) uit het aanzien­lijk geslacht van dien naam , sellout , en vervolgens (1555) baljuw van den Briel. Gedurende zijn ambtsbediening kwam hij herhaalde reizen met de regering dier stad in hooge ge­schillen over 't aanstellen van schout , over 't verkiezen van een bijzonderen ontfanger over de Landen van Voorne , over de verkiezing van Wethouders en bet ter markt brengen van 't kocrn in den Briele ens. Uit alles , wat van hem bekend is , blijkt , dat hij stijfhoofdig , netelig en van een woelenden geest was, maar het regt met vlijt handhaafde. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij , ten tijde zijner bediening , de leer der Hervormde niet ongenegen was , alzoo niemand , gedurende zijn bailjuwschap wegens de godsdienst werd gestraft. Hij nam deel aan bet Verbond der Edelen , en om die reden en om- 7* dat hij dit verbond geteekend , twee paarden ten dienste van den heer van Brederode onderhouden had , en de beelden brekers in den Briel bij hun raad en toevlugt gevonden had- den , door den Bloedraad gebannen. Waarheen hij vluchtte is onzeker , zeker dat zijn goederen aangeslagen werden en hij in 1573 nog in leven was. Hij huwde Elizabeth van Treslong, zuster van Jas­ per van Tr eslong, voorheen bailjuw van den Briel , en vader van den bekenden Wille m. Waarschijnlijk was Corn e­ lis van Sandijck, wiens zuster Eva, met Mr. Pelgfrim van Loon , raad van den heer Brederode, door Alva gebannen , gehuwd was zijn zoon. Zie Sententien van Alva , bl. 155, 157, 158; van Leeuwen Bat. ill. bl. 1124; te Water, Verb. d. Edel. D. III. bl. 402 volgg: SANTDORPE (HERmAN vAN) , ook van der Steen , de Petri of Petra, werd in het midden der 14 eeuw te Santdorp in Vlaanderen geboren , trad in de orde der Karthui­ zers , werd priester en overste der nonnen zijner orde van het St. 4.4nnaklooster te Brugge. Hij kweet zich 29 jaren van dit ambt , en overleed den 23 April 1426. Trithemius moest hem Nvir divinis scripturis studiosus et eruditus , vita et conver­ satione devotus." Hij schreef: Sermones quinquagenta in Orationem Dominicarn. And. 1480 fol. Lovan. 1484 fol. Sermones de Tempore in 3 boeken. Sermones de Sancti8 in 3 boeken. De Regimine Honialium liber unus. Tractatus de immacalatd, conceptione lectissimae viryini8 Menae. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 383; Foppens, Bibl. Beig. T. II. p. 707; Sweertii, Ath. Belg. p. 343; Petreii, Bibl. Cartus. p. 143; Trithemii, Script. Eccl. 752, p.174; Paquot,Mem. T. II. p. 604, 605. SANTEN (C. G. v&N), tooneeldichter uit den aanvang der 17 eeuw. Men heeft van hem : Snappende Sytgen, trsp. 's Gravenh. 1620 , 1624. 4°. Lichte Triggers, trsp. A mst. 1617 , 1639. 4°. Van 't een op 't aer , zo word men niet dol. Anders gezegt van den os op den ezel, 26 dr. 's Gravenh. 1624. 4°. Tijdverdrijnes of Epigrammata. 1626. Zie Witsen Geys be ek , B. A. C. Woordenb. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 524; D. III. bl. 171. SANTEN (CEIARLOTTE VAN) leefde in de eerste helft der 17e eeuw, sneed zeer kunstig in glas. Huygens vervaardigde na haar dood een sneldicht op een door haar gesneden vrou­wenbeeld. Zie Huygens, Korenbloemen , bl. 672; Kramm. SANTEN (HENRIcus). In bezit der Maats. v. Ned. Let-terk. te Leiden is : Die Collacie van den erwerdiaen P ad'r , broeder Henricus van Santen , Gardiaen van Mechelen. Gheprint tot Leaden bi mi Jan Zeversen , z. j. m. houtsn. kl. 8°. Zie Cat. D. II. bl. 510. SANTEN (LAUItENS of Louw VAN) werd den 1 Febr. 1746 te Amsterdam , waar zijn vader een welgesteld koopman was, geboren. Ofschoon deze zijn noon liever voor den handel ha d opgeleid , gaf hij echter aan diens neiging voor de studie toe , en liet hem het voorbereidend onderwijs tot den geleerden stand op de latijnsche school zijner geboortestad genieten. Hij verliet haar in 1762 , na het houden eener redevoeringen desidiam , en bezocht sedert de scholen van P. Burman de Jongere, die de oude letteren en van Nicolaas de Vries, die de wijsbegeerte onderwees. Buitengewoon snel en voorspoedig waren zijne vorderingen , en inzonderheid ontwik­kelden zich reeds vroeg bij hem de zucht en de geschiktheid voor de latijnsehe poezij, in welke hij nimmer een beter leer­meester en aanmoediger had kunnen vinden dan den in dit vak uitmuntende Burma n. Drie jaren later (1766) verliet hij het Athenaeum , om zich te Leiden op de regten toe te leg­gen. In 1772 verwierf hij , onder het praesidium van den hoogleeraar V o o rd a, bet meesterschap in dat vak , en zette hij zich , daar de handelszaken van zijn vader achteruit waren gegaan , als repetitor te Leiden neder , om in zijn eigen be­hoeften en die van zijn vader , te kunnen voorzien. Aan de beoefening der regten paarde hij die der oude grieksche en latijnsche letteren , die hij , onder toezigt van Ruhmkenius en V a 1 c k e n a a r , vlijtig had voortgezet , en ging hij , in bei­der gelukkige vereeniging met de regtstudie zijne jeugdige kweekelingen voor. Hierdoor stichtte hij veel nut , en velen bleef de dankbare herinnering aan zijne verstandige en smaak­volle opleiding nog lange jaren daarna bij. Hem zelve ver­schafte die , hij een fatsoenlijk middel van bestaan , tevens de gelegenheid zich meer en meer in de kennis van het oude Attische en Romeinsche regt te volmaken. Een aantal akade­mische Dissertation , van 1773 of , gedurende een tijdvak vanilagenoeg twintig jaren , aan de Leidsche hoogeschool verde­digd , strekken daarvan ten bewijzen , en doen als zoodanig kunnen steller meer eer aan dan degenen , wier namen zij dragen. Niet weinige exemplaren daarvan , ook nog naderhand met veelvuldige geschrevene aanteekeningen van zijne hand verrijkt , benevens verscheidene uittreksels van bet Attisch en Mosaisch regt , aangekocht uit de letterkundige nalatenschap van den hoogleeraar S m a 11 en burg in 1837 , worden nog als gedenkteekens van van S a n t e n s onvermoeiden ij ver en ruste­loozen arbeid bewaard. Ambteloos , maar niet werkeloos , bragt van San ten alzoo zijnen besten levenstijd te Leiden door , veraangenaamd door gezelligen omgang en briefwisseling met mannen als R u h n­kenius, Valckenaer, Wyttenbach, Hier. de Bosch en anderen binnen- en buitenlandsche geleerden. Een en an­dermaal in zijne uitzigten op een akademischen leerstoel in de letteren of regten en daardoor tevens in die op een ge­wenschte echtverbindtenis te leur gesteld , sloeg hij vervolgens, om des te beter zijne onalhankelijkheid te bewaren , alle aan­bod hem tot het hoogleeraarambt gedaan , vrijwillig of , en leefde alleen voor zijn letteroefeningen. Eerst tegen het einde van zijn leven , na de omwenteling van 1795 , besloot hij , die de meest gematigde der volkgezinde partij was toegedaan , een tijd lang het voorzitterschap in de municipalen raad zijner woonplaats waar te nemen. Nadat hij van den hem opgedra­gen lastpost van representant-plaatsvervanger ter Nationale Vergadering , op zijn verzoek , wegens ligchaams zwakte ont­slagen was , werd hij tot eene meer met zijne verdiensten en neiging overeenkomende waardigheid , dien van Curator der Leidsche Hoogeschool bevorderd , en het was door zijn be­moeijingen dat , behalve andere nuttige instellingen , een afzon­derlijke leerstoel voor de vaderlandsche taal- en letterkunde aan de hoogeschool werd gesticht. Ook legde hij de grondslag tot het tegenwoordig bloeijende Munt- en Penningkabinet. Tn zijne laatste levensjaren huwde hij C a t h a r i n a Bosch, die hem een zoon schonk , Joan n es Andreas, en in 1834 overleed. Hij zelf ontsliep den 10 April 1798. Van San ten was lid der Societas Latina te Jena en stond, wegens zijne uitstekende geleerdheid , in hooge achting bij zijne geleerde tijdgenooten. Burman noemt hem "eruditissimus et amicissimus" en ,Juvenis optimus , Musarum aeque ac Themi­dis eruditae amor et Venerum Propertianarum callentissimus Laurentus Santenius" Ruhmkenius vir elegantissimus." M e t­scherlich, Hoeuf ft, Peerlkamphouden hem vooreen der eerste dichters van zijn tijd. Minder gunstig is het oordeel van Lucian Muller over zijn kritischen arbeid. uAusser Sant en s" (schrijft hij o. a.) "schon frillier beurtheilter Aus­gabe des T er. Maur. erwahne ich nosh seine kurzen und wenig fruchtenden Noten zu Murets lat. Ged. in Ruhnkens Ausg. IV. 30-32 und die fleissige , aber einen Wust von Va­rianten wenig geniessbare Ausgabe von Catull s' Elegia ad M an 1 i u m. Eine besonders kritisch ancrb b eleate Natur was er nicht," Hij gaf in het licht : Carmina Juvenilia Geardi Hoofs Junioris , Laurentii van &Wen , Henrici Zachariae Couderc , Lamberti Schepper. Amst. 1767.Carmina Juvenilia Lat. Par. 1775. Editio tertia , Londini apud P. Elmsly. 17S 2. Carmina. Troj. ad Rhen. ap. Bartholomacunz Wild. 1780. Sexti Aurelii Propertii Elegiarunz Libri IV cum comnzentario perpetuo Petri Burmanni secundi et multis doctorum notis ditis. Opus Burmanni morte interruplum L. S. J. C. absol.-ine- vit. Traj. ad Rhen. apud Barth. Wild. 1780. 4°. Homeri et Callimachi Hymnus in Cererem et alia Carmina minora. L. B. ex officina Koenigiana. 1784. 8°. Callimachi Hymnas in Jovem etc. ad Corn. van Engelen L. B. ap. Abrah. et Jan. .Honkoop. 1768. 8°. Callimachi Hymnus in Apollinem. Cum emendationibus ene­ ditis Ludov. Gasp. V alckenaerii et interpret, Laur. Santenni. L. B. apud S. et L. Luchtmans. 1788. 8°. C. V alerii Galati Elegia ad Manlium. Lectionem constitut. Laur. Santenius. L. B. ap. _Libra& et Joh. Honkoop. 1788. 4°. Censura qHeyniani , in Bibl. Crit. Vol. V. P. I. p. 7. Theuwe proef over het werktuigelijke der dichtkunst. Leid. bij 3. van Thoir. 1796. Hij gaf ook in het licht : Jani Helvetiae poemata. L. B. ap. Petr. Pluigers. 1782. Ook plaatste hij in de destijds hier te lande uitgegeven Nou-velle Bibliotheque Belgique een goed gesteld Levensberigt van H e 1 v e t i u s. Later voegdc hij bij de Poema , Anecdota Helvetiana. Deliciae PoOticae 8. Tasciculi. L. B. 1783-1796. 8°. Josephi Fassetti , Patricii Veneti , Equitis Baiulivi Iliero- symitani Carminum libri duo. L. B. ap. C. F. K o e n i g. 1785. In 1788 leverde hij ook een afzonderlijke uitgaaf van M. S e r v i i Ho n o r a t i s (een oud latijnsch taalkundige) Centime- trum ex vet. exempl. Ook leverde hij onderscheiden bijdragen, zoo in andere Tijdschriften als in de Bibliotheca criiica van Wytte n- b a c h. Ware hem langer leven vergund geworden , hij had onge­ twijfeld de geleerde wereld met nog vele vruchten van zijn vliit en studie verrijkt. Behalve de oude latijnsche dichters C a­ tull us, Tibullus en andere , die hij voornemens was in het vervolg te bewerken , en voor welke hij reeds veel had verzameld , liet hij eene reeds grootendeels afgedrukte nieuwe uitgave na van den latijnschen grammaticus Terentianus Mau- rns , benevens bouwstoffen voor eene van den griekschen dich- ter Callimachhus , met zijne eigene latijnsche vertaling. Beide vertrouwde hij bij uitersten wil toe aan de zorg van twee zij- ner vrienden , E v. W ass e n b e r g h te Franeker en P. v a n B r u a m te Dordrecht. Zijn Terentianus Afaurus werd eerst in 1835 te Utrecht door den Amsterdamschen hoogleeraar D. J. v an Lennep voltooid uitgegeven (Terent Mums. Carmen. de lit teris , syllabis, pedibus et metris ed. L. S. et Lennepio. Traj• 1825) maar van zijnen Callimachus, door Vale henaer op Callimachi .Elegiarum fragment., uitgegeven door Luza c. L. B. 1809 , herhaaldelijk geprezen is niets verschenen. Waar zijne Collectaria berusten is onbekend. In 1801 gaf J. H. Hoeufft bij J. van Thoir te Leiden in het licht : L. Santenii car­ mina, met een zeer belangrijk levensberigt. De Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden bezit van hem Ettelijke uit­ gezochte Fransche Woorden en Spreekwijzen, eigenhandig 10 bladen in 4°. ms. en Li jet der Autographen, voorkomende het Album amicorum van L. van Santen. fol. Dit Album be­ rustte laatstelijk onder Mr. L. G. Luz ac, Curator der Leid­ sche hoogeschool. Zijn overschot rust te Katwijk aan den Rijn. De plaats waar hij rust is kenbaar door het eenvoudig opschrift : Laurentius Santenius. Zijn portret ziet het licht. Zie Hoeufft, Praefatio , voor zijn uitgave, den Carmina Santenii ; Saxe, Onom. T. VIII. p. 408, 409, Add. 445; Hoeufft, P arn.Lat. Belg. p. 241; Peerlkamp, de Pads Lat. N eerl. p. 533, seqq.; L. G. Valckenairus, ad Callemachi Elegiar. Fragmenta , p. 60, et passion alebi ; C. G. Metscherlich, Praefat. adHomer.Hymn. en Cererem , p. xvm; Ruhnkenius, in Addendis ad V elle-rum , p. 154; Burmannus, ad Propert. L. II. Eleg. XIII. 32, p. 331, ad II. Eleg. XVIII. 33, p. 371; II Eleg. XXIII. 5, p. 432-433, II. XXV. 31. p. 467; Wyttenbachii, Bibl. Crit. V ol. II. Part. II. p. 1-25; Vol. III. Part. II. n°. VII. p. 128-130 Vol. V. Part. III. p. 53-58; Schippers, Observ. Critic. in Prop.Libr. IV. Praef. p. 1; Adr. Royeni. Cann. p. 298; Collot d'Escury, Holl. roenz , D. IV(1) bl. 46, D. A. IV(1) bl. 266; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Ned. Letterk. D II. bl. 564, D. III. bl. 238; Siegenbeek, Gesch. d. Leids Hoog es. D.I.b1.353, 354, 458-361, D. II. bl. 30, 126; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt;Algem. Liter. Zeit. 1800; L. Muller, Gesch. der kl. Philosophie inden Niederlanden , S. 100, et passim; Cat. d. Maats . van Ned. Let-terk. D. II. bl. 204; D. III. bl. 503 , 506; Muller, Cat. v. portr. S,INTEN (JAN vAN), Vasanzio en le Flamrningo genoemd , werd te Utrecht geboren , begaf zich naar Italie en vestigde zich te Rome , waar hij zich in den aanvang bezig hield met het vervaardigen van allerlei voorwerpen in ebben­ bout en ivoor. Vervolgens legde hij zich met ijver toe op de gronden der architectuur en alles wat op deze kunst betrek­ king heeft , en liet , naar mate hij daarin vorderingen maakte , zijne vroeger bedrijf varen. De architect Flamini° Ponzio was hierbij zijn leidsman. gunst geraakt bij Pign a, tella, later tot kardinaal verheven , werd hij door dezen den kar­ dinaal Scipio Borghese voorgesteld , die hem de villa Borghesi, in de nabijheid van Rome , liet bouwen. Na het overlijden van Ponzio, benoemde paus Paulus V hem tot zijn architect , en voltooide hij , als zoodanig , de herbou- wing van de groote kerk van St. Sebastiaam , buiten de poort Capena , door P o n z i o aangevangen doch niet voltooid , en legde ook de laatste hand aan de villa Mondragoue bij Fras-cati , die pans Paulus had doen stichten. Hij versierde ook het Vatikaan met een voorgevel , bragt er nieuwe versier-selen aan , en bouwde de villa van Monte Cavallo , die eerst aan den kardinaal B o r g h e s e , later aan de familie Bent i­ voglio toebehoorde. Hij overleed in 1623 , onder de regering van paus Greg o­rius XV. In de kerk van de HH. Cosmus en Damianus te Rome , is een grafteeken aanwezig , door van Santen, ter nagedaehtenis van zijn bloedverwant , den kunstschilder Wilhelmus van Wede, uit Utrecht opgerigt. Zie Immerzeel. SANTVOORT (ANTHomE) bloeide omstreeks 1656 in Ne­ derland , en was een goed graveur. Men heeft van hem : De Stad Brussel , met het portret van Philip IV , koning van Spanje er boven, naar Nicolaes van der Horst, bestaande uit negen bladen , om aan elkander te worden gevoegd.De Belegering van Hulst in 4 bladen en 2 bladen tekst. Breda chez A(craham van) Santvoort. 1645.The Muses Welcom to the Princes Mary and the Prince William Henry at their .Entrie in Breda , geest door A. S. met engelsch very van J. v. d. V 1 i e t. In den Bredasche Almanac en Chronyck en Freiske Spreeck woorden , door Fobbe King , 1664 , komen prenten van hem voor. Verscheidene prenten in Flavius Josephus , bij J. Savry , Dordrecht 1665. fol. Titels voor A. Hulsii , Hilda.-Montani , Nomenclator Bibli- cus Hebraco-Latinus. Bredae 1650. kl. fol. en voor Liber Psalmorum Hearaice, Editio nova etc. in 12° , van denzelfde autheur , een fraai geetst prentje. In Castella et Praetoria Nobilium, Brabantiae etc. Ed. J. Le Roy , L. B. P. van der A a, 1699 in fol. , een uitmuntend prentje in 4°. voorstellende de Ruine van hetHuis van Stryen in Oosterhout , in de manier van H. N a e u-winex gegraveerd. Hij teekende en etste ook het portret van Ds. Johannes Hoornbeek. Ook wordt het portret van den schrijfmeester H e n d. Me u r s hem toegekend. Zie Kramm. SANTVOORT (DIRK) of VAN SANTVOORT , tijdgenoot van den vorige , schilderde goede portretten in den trant van Rem brand t. Kramm vermeldt van hem het portret van den godgeleerde en dichter Franciscus Plante, waarvan de schoone gravure door J. Suyderhoef voorkomt in I. Plante Mauritiados Libri XII h. e. Rerum ab illustr. Hera Joa. Mauritio , CoDzite Nassaviae etc. in Occid. India gestarum descriptio poetica. L. B. 1647. fol. Een Binnenvertrek , waar in eenige heeren met dames inonderhoud aan een tafel zitten, meesterlijk geschilderd , in be-zit van den raadsheer van der Voort te Utrecht. Mevrouzoen Regentessen van het werkhuis te Amsterdam ,benevens de Moeder , haar eennig ?perk aanbiedetzde. In bezit van het werkhuis. .Een Mansportret in d'aloude Hollandsch,e kleeding ont denhals. Een dito. Jezus met de Emmausgangers. In de Louvre te Parijs. Zie Kramm. SANTVOORT (P.) of VAN SANTVOORT , een tijdgenoot van den vorige. K ramm vermeldt van item een Witzterge­zigt met figuren in den stijl van Jan van Aken of B r e u­ghel, doch graauw van kleur. Nagler, die hem Peter van Santvoort noemt, schrijft dat er een door hem gegraveerd portret bij Dan cker ts is uitgegev en . Zie Kramm. SANTVOORT (ABRAIIA.M VAN), plaatsnijder te Breda , bloei­de in het midden der 17° eeuw. Hij wordt in de Archives des arts van Pin cha rt (Gand 1860 T. I. p. 67) als kunst­schilder en plaatsnijder vermeld ; doch Kramm meent dat de werken , die op zijn naam gaan , niet aan hem moeten worden toegeschreven , maar waarschijnlijk aan Anthoni e. Zie Kramm. SANTVOORT (S. vAN), een gezelschapschilder , in het mid­ den der XVIIIe eeuw. Hij werkte in den trant van J o h. Horemans. Zie Kramm.. SANTVOORT (GODEFRIDUS VAN), zoon van Dirk Matt h ij s van Santvoort en van Maria van Coeverincx of van de Coevering, dochter van Peter Gijsbert Coe­verinx en van Geno veva van Breugel, werd den 10 Junij 1577 te St. Oederode geboren , en na de volbren­ging zijner voorbereidende studien te 's Bosch , in 1606 te Leuven licentiaat in de regten. Omtrent dezen tijd verkreeg hij in de kathedrale kerk te Antwerpen een kanonniksdij , van welke hij echter in 1625 afstand deed. Hij was een zeer godvreezend priester , behalve met zijne moedertaal , met de Latijnsche , Italiaansche , Fransche en Spaansche talen niet onbekend. Zijn sterfjaar wordt niet vermeld. Hij heeft eene Vlaamsche vertaling van de volgende werkjes uitgegeven. Raiz verkort levensverhaal van viff q?mike daor Gre- gorius XV onder het getal der Heiligen zijn gesteld , als van den H. Isidorus , den Zandman bijgenoemd, van den H. Ignatius van Loyolas , Franciscus Xaverius , Theresia en Philippa Ne­ rius. Antw. 1624. in 12 °. Den korsten wech tot de hoochste volmaecktheydt, inhoudende een tort begryp van de Christelycke volmaecktheydt, vol aller­ ley schoone , hooghe ende geestelycke leeringhen. Gh,emaeckt door eene heylegilie ende verlichte Maghet van Milanen in Ita­ lien , ende nu eerst overghesedt uyt het Francois in one Ne­ der-Duytsche tale door II. Godevaert van Santvoort , canon- neck van Antwerpen. Antw. 1624. in 16 ° . Verhandeling over den vrede van eene Christelijke ziel. Antw. 1626. 12°. Zie Sweertii,TBelg. p. 291; Val Andreas, Bibl. Belg. p. 293; F op p ens, Bibl. Belg. T. II. p. 772; Brox, Aanteek. over de Meijerij , D. I. bl. 184, ms.; Paquot, Mem. T. I. p. 481; van Gils, Cath. Meijer. Memorib. bl. 448 ; van Gils en C o p p e n s, N. Beschr. v. het. bisdom van 's Bosch , D. III. bl. 263, 264; Her- mans, Introd. p. 12; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. SANTVOORT (JOHANNES CORNELIUS) , secretaris van zijne geboortestad 's Hertogenbosch , gaf in het Licht : Manuaal of Woordenboek , alleen betrekkelijk tot alle de rekeningen van de steeden , vrijheden en dorpen in de vier guar­ tieren vaa den meijerije van 's Hertogenbosch enz. 's H. bosch. - 1741. 8°. De bibliotheek van bet Prov. N. Brabantsch Ge­noots. bezit een exemplaar met aanteekk. van den schrijver. Zie S a n d b r i n k , de advoc. jurib. ac doctrina , p.130; Herman s , Introd. bl. 23 ; Cat. v. h. prov. N. Brab. Genoots. n°. 3071; Mr. Bodel N ij enhuis , Bibl. d. pleats. beschrijv. bl. 41. SANTVOORT (C. VAN) tijdgenoot en vriend van Ma t-t h e u s G a r g o n , en een zeer middelmatig dichter , blijkens zijn vers voor diens Walchersche Arcadia. Zie v. d. A a , N. B. A. C. Woordenb. SANTVOORT (PETRUS) werd omtreeks 1658 te Breda ge-boren , studeerde aan eene niet gemelde hoogeschool , ver­wierf er den graad van theologiae candidaat , en werd tot doctor in de godgeleerdheid hevorderd. Zijne meer vrije en kostbare levenswijs , gevoegd bij grooten overvloed van propo­nenten , veroorzaakte , dat in het verkrijgen eener standplaats , bet geluk hem tegenliep , en hij , bij voortduring zijne oude­ren tot last , daarover wel eens bittere verwijtingen van zijne moeder moest hooren. Hier over verdrietig, verliet hij , zonder van zijne bedoelingen of uitzigten iets te laten weten , het ouderlijk huis , en doorreisde in armoede en gebrek Frankrijk , waar hij om de religie werd gevangen genomen , en Italie. Te Rome , waar hij zich door de opzieners der Vatikaansche boe- kerij deed opmerken , verkreeg hij aan deze een geringe aan­stelling , die hem voor gebrek behoedde. Al spoedig maakte hij zich in deze post onmisbaar , en klom , door meer dan eene bevordering , tot aanzienlijker betrekkingen op. Einde­lijk , na het overlijden van den onder-bibliothecaris , werd hem zelfs de post van dezen aangeboden , rnits hij , den Her­vormden godsdieiist verzakende , opentlijk tot de R. Kerk overging. Hiertoe kon hij niet besluiten , en keerde , na een uitlandigheid van twee jaren in zijn vaderland terug. Zijn vader , reeds eenige tijd overleden , vond hij niet meer , en het lijk zijner moeder stond boven aarde. De roem zijner geleerd­heid , gelijk ook zijne buitengewone lotgevallen bezorgde hem , den predikant uit (1682) Rome , gelijk men hem noemde , al spoedig het beroep in de gemeente van 't Woud bij Delft. Terwijl hij pier de dienst waarnam liet hij zich ofschoon reeds 41 jaren and , als student te Leiden insehrijven en verwierf reeds den volgenden dag den graad van theol. doctor, na het verde-digen eener Dissertatio Inauguralis , de Angelo Satan colaphi- sante Paulum , ad 11 Cor. XII : 7 , die , aan Willem Be n-t i n c k graaf van Portland opgedragen , nog verdient gelezen te worden. Ondertusschen was hij , met eene rijke maar evenmin jeugdige als schoone jufvrouw to Delft in kennis gekomen. Wederzijdsche trouwbeloften werden uitgewisseld , en hij inmid­mels door zijne geliefde in staat gesteld om zijne huishouding op meer behoorlijken voet te regelen en nu en dan zijne vrienden te onthalen. Niettemin zijne gedane keus berouwde hem ras , en hij brak zijne betrekking met de Delfsche jufvrouw af. Deze , gebelgd over de haar aangedane beleediging , klaagt hem wegens geschondene trouwbeloften aan , ja weet het zoo ver te brengen , dat de leeraar tot het ontvangen eener open­lijke bestrafling en het zitten onder den predikstoel gedurende eenige weken veroordeeld wordt. Juist tegen het einde dezer straf werd hij te Middelburg beroepen. Hij aaevaardde dit beroep , doch had niet lang genot van den gelukkigen keer , die zijn lot scheen to hebben genomen. Toen hij namelijk als jongste predikant geroepen werd, een' veroordeelde mis­dadiger voor den dood te bereiden en in de laatste ure bij to staan , bragt de wreede strafoefening (de moordenaar werd ge­radbraakt) op zijn beweeglijk gestel zulk een noodlottigen indruk to weeg dat een plotseling toeval op de plants zelve (het schavot), aan zijne tragische levensloop een einde maak,te. Hij werd den 1 October 1703 begraven 1). San t voor t was een Voetiaansch predikant en was de onderwijzer van den be­ruchten Jacob Campo Weijerman. Zie K ist en Royaards, Nederl. Archief , D. II. bl. 220, volgg. ) Men vergelijke echter over zijn dood Kist en Roy aards,Kerk. Archief, D. VII. bl. 400. 401 ; D. VIII. bl. 190 ; Levensb. v. meest. Nederl. mannen en vrouwen, D. II. bl. 95. SAPMA (DomiNicus) , bediende in 1614 het predikarnbt , toen hij , in plaats van den door de regering afgezetten leer­aar Johannes Roggius, om zijne remonstrantschgezinde gevoelens , te Hoorn werd beroepen. Terwijl hij daar predi­kant was , moest hij in Maart 1616 te Groothuizen , in plaats van den door de Hoornsche regering afgezetten predikant Dirk Christiaanszoo n optreden. Daar men echter van de zijde der aan hangers van deze grooten tegenstand verwachtte , werd Sapma door den voorzittenden- en een oud burgemeester , den sellout en 12 of 13 gewapende manschappen naar den predik­stoel geleid. Toen hij twee jaren later voor de synode van Dordrecht , als een van de hoofden der Rernonstranten was gedagvaard , aldaar zijn verblijt hield , ontving hij den laat­sten Februarij 1619 van zijne hoog zwangere huisvrouw uit Hoorn , het berigt , dat haar, van wege de wethouderschap was aangezegd , binnen den tijd van 8 dagen predikantswo­ning te verlaten. Ontsteld over deze tijding , verzocht S apm a van den raadsheer van Kampen, toen voorzitter der politie­ken op de Synode , verlof zich naar Hoorn te mogen begeven , om in deze verlegenheid zijne huisvrouw bij te staan. De presrdent keurde wel (daar Sapma nog niet veroordeeld was) de voorbarige handelwijs der regering van Hoorn af , doch be­geerde dat Sapma zou vertoeven tot op een volgende verga­dering , die over een dergelijk verzoek van twee andere remon­strantsche predikanten , om Dordrecht te mogen verlaten , zou gehouden worden. Sapma echter drong, daar er juist een schip naar Hoorn gereed lag , en de omstandigheden geen uit­stel gedoogden , op, zijn vertrek aan , verzocht den president hem bij de overige heeren te verontschuldigen en begaf zich op reis. Bij zijn aankomst vernam hij dat zijne vrouw reeds verhuisd was en eene ledia staande woning , staande op het Noord , op den hoek van de Kerksteeg had betrokken. Naauwelijks was zijn komst bekend of de wethouderschap beval hem nich niet te verstouten , binnen de stad te prediken , oproer of vergade­ringen te maken , op eenige beleide zamenkomsten te verschij­nen of eenige kerkelijke diensten te verrigten." Toen v a n Sapma werd gevorderd, dat hij beloven zou aan dit bevel te gehoorzamen , was zijn a,ntwoord ildat hij zich , met Gods hulp , van alle oproer zou wachten , doch zich niet verder kon ver­binden omtrent hetgeen hij aan God en der gemeente schuldig was." Geenszins kon hij echter zijne verwondering ontveinzen over zulk een aanzegging , daar hij nog in dienst der gemeente en niet door de synode veroordeeld was. Niet lang vertoefde Sapma te Hoorn , spoedig werd hij van hooger hand naar Dordrecht ontboden. Zijn vertrek ging van een ueweldige opsehudding , die de gansehe stad in rep en roer bragt , ver- gezeld. Volgens V elius was het onvoorzigtig beleid van twee of drie regenten daarvan de oorzaak. S a p m a , dus luidt het verhaal , huurde een wagen en belastte den voerman hem aan de Westpoort te wachten , daar hij van voornemens was , zich vroeg in den morgen (10 Maart 1619) derwaarts te begeven en stil de stad te verlaten. De genoemde regenten begrepen het echter anders. In weerwil van den raad en de waarschuwing der remonstrantschgezinde ouderlingen , die onaangenaamheden vreesden , deden zij , des morgens te acht ure , den stads wagen voor de woning van den leeraar komen. Dit wekte opzien , en nog weer het bevel , dat de bezetting reeds 's morgens te zes ure in de wapenen moest komen. Welhaast kwam eene menigte yolks op de been waar onder vele contra-remonstranten , die men sarrende hoorde roepen : 'Waar zijn nu de Arminianen ? Waarorn staan ze nu hunnen valschen leeraar niet bij ? Waar zijn ze nu? Wat doen ze nu voor hunnen predikant?" Deze en dergelijke taal zette de Remonstranten in vuur en vlam. Zij grijpen de paar­ den bij den toom , snijden de zeelen aan stukken , ligten S a p m a, zijne vrouw en het kraamkind van den wagen en sloopen de wielen. Nu rukken de soldaten aan , doch zonder schieten , 't yolk drijft ze terug door het werpen met pannen van de luifels , wijl het uithalen van straatsteenen , dair de grond vastgevroren was , niet doenlijk was. Nu schieten de sol­daten met los kruid , en 't gemeen , daardoor verbitterd , rukt met verdubbelde woede aan. De soldaten (Zwitsers) ontvangt last , met scherp onder den hoop te schieten. Kapitein W a 1 t z d o r f smeekt de regering te vergeefs zulke strenge maatregelen niet te nemen en zachtere middelen aan te wenden tot herstel der rust. Doof voor deze zachtzinnige taal , vraagt zelfs een der regenten uit een der vensteren van het raadhuis aan de soldaten , of ze geen scherp hadden , en beveelt los te branden. Straks slaat de trom alarm , de musketten geven vuur , zes of zeven burgers ontvangen doodelijke , wel veertig min of zware wonders. Thans is er geen houden aan de soldaten. Aangevoerd door de wethouders , meenen ze een goed werk te verrigten , met het gebruik van het schietgeweer tegen alien , die den schijn hadden het met S a p m a te houden. Een smid staat op zijn stoep , terwijl S a p m a voorbij rijdt , neemt zijn hoed of en roept den leeraar toe : "adieu , broeder , adieu." Terstond treft hem een gevederde kogel , zoodat hij dood ter aarde valt. Men wil zelfs dat het met S a p m a zou zijn gedaan geweest , indien hij niet door zijn huisvrouw met haar zuigeling en drie andere vrouvven , die op den wagen za­ten , beschnt was geworden. Nadat het oproer bedaard was , wend S a p Ina met zijn gevolg, onder dekking van krijgsvolk de stad uitgeleid. Over Alkmaar , 's Hage en Rotterdam , kwam hij den 13 Maart te Dordrecht aan. Zoodra hij van zijn aankomst kennis had gegeven , ontboden hem de politieke afgevaardigden , om hem te onderhouden over zijn vertrek , zonder daartoe vet­lof te hebben ontvangen. Hij ontving daarover een bestrating, en nu meende Sapma dat deze zaak een eind had genomen. Het viel echter anders uit. Des anderen daags werd hij op nieuw ontboden , en hield men hem eenige vraagpunten , zijn ver­trek uit Dordrecht betreftende , voor , met bevel die staande voets te beantwoorden. S a pm a vroeg er een afschrift van en tijd om zich te bedenken. Men weigerde hem zulks , en Sapma, om anders dan schriftelijk te antwoorden. Hoog werd dit gedrag van Sap ma opgenomen , zelfs hierover met de ...klgemeene staten en die van Holland briefwisseling gehou­den. Het bleef er echter bij , schoon het gerugt liep , dat S ap m a in verzekering genomen , en gevankelijk naar 's Hage zou gevoerd worden. Toen S ap m a met de overige Remonstranten was veroor­deeld , werd hij met hen voor de Algemeene staten te 's Huge ontboden. Hij weigerde de belofte van stilstancl te ondertee­kenen , werd nu ten eeuwigen dagen uit de Vereenigde Nederlan­den gebannen , en op zijn verzoek deed men hem naar Waalwijk brengen. Niet lang vertoefde hij buiten 's lands. Heimelijk keerde hij terug en onthield zich nu hier dan elders om voor de vervolgde gemeente te prediken en ze tot volstandigheid in het geloof op te wekken. Zelfs vinden wij opgeteekend , chit hij , in 1621 , nevens nog twee gebannen predikanten , Adrianus Borrius en Isaak Fredericus, werd benoemd tot binnenlandschen directeur der gemeenten , waarvan men de instelling noodig had geoordeeld om de gemeene zaak te handhaven en te zorgen voor het verloop der broederschap. Hij wees echter die be-trekking van de hand , doch ging voort , met onder groot ge­vaar , hier en daar te prediken. Eindelijk werd hij nog in het genoemde jaar , op de volgende wijze gevangen genomen : In den laten avond van den 28Augustus hielden de Remonstran­ten te Amsterdam een godsdienstige zamenkomst op de Kraanstei­ger , tusschen de Waal en de Houtbrugge , ten huize van zekeren Jan Olfertszoo n. Ten einde van het gebed , na de leer­rede, bemerkte men van binnen dat het huis van buiten was bezet. Drie of vier mannen , van plan naar buiten te gaan , werden tegen gehouden door het geroep van : #Staat of het gaat er door." Elk zoekt nu een schuilplaats in den kelder, op de daken der belendende huizen of elders. Eindelijk deden twee onderschouten de deur van het huis openen en de namen van eenigen opschrijven. Onder dit alles had Sapma, die de vergadering niet bijgewoond , doch intusschen vernomen had , dat ze gestoord was , zich naar dien hook der stad bege­ven , en stond met Isaak Frederici, weleer predikant te Utrecht , op de Hooftbrug , bij den Schreiers hoek , van verre te zien hoe de zaak afliep. Tot zijn ongeluk werd hij door een Hoornsche vrouw , die thans te Amsterdam op de Geldersche kade woonde , en zeer Contra-remontrantsch was, erkend. //Dam. gaat Sapma, die ons getrouwd heeft " zeide zij niet alleen tot haar man , maar ook tot een schuitevoer­der,, die insgelijks een vijand der Remonstranten was. Deze deelt hetgeen hij gehoord had aan een der onderschouten mede , die naar de brug snelt , waar Sapma over de leaning lag. F red e rici ontliep het gevaar , doch Sapma, die bijziende was, zijn vijand in den mond. Deze grijpt , kluistert en vleugelt hem en brengt hem naar de woning van J a n 01-fer t szoon , waar zijn deerlijken toestand diep medelijden wekte. Hij zelf weende bitterlijk , doch zeide : llik ween niet van droefheid omdat ik gevangen ben , maar van blijdschap , omdat ik waardig wordt geacht dit om J e z u s naam te lijden , en ik ben gewillig voor de waarheid mijn bloed te storten al ware het ook op dezen oogenblik." In deze toestand zag hem L ij s b e t h de Bisschop, huis­vrouw van R ij m E g b e r t sz. Bisschop, die insgelijks de vergadering had bijgewoond , keerde zich tot een der onder­schouten en sprak hem dus aan : uMijnheer , men plagt , ten tijde der paapsche vervolgingen , de oilicieren te prijzen , die wat beleeld met de luiden , om geloofszaken gevangen , han­delden. Hoe hebt gij dezen predikant zoo streng gevleugeld , of hij een dief of moordenaar was. Ik mag dit niet zien , laat hem los maken. Hij zal u niet zoeken te ontloopen , daar blijf ik borg voor." Deze voorspraak vond gehoor , men ont­bond zijne armen. Thans de handen vrij hebbende , haalde hij , te gelijk met zijn neusdoek , een papier uit den zak , dat een lijst van namen , en eerie notitie van pen ningen , door Sapma van verscheidene Remonstranten ten behoeve der gebannen predikanten ontvangen , bevatte. Geen gelegenheid hebbende om bet te verscheuren of te verbergen , stak hij bet behendig onder het kussen , waarop hij zat. Hier vond het later de dienstmaagd en bragt het voorts te regt. Omtrent ten twee ure in den nacht bragt men Sapma met den ijzeren paternoster om de hand , tusschen twee onderschouten , naar de gevangenis onder het stadhuis , de uboeijen " genaamd. Onder het derwaarts gaan , had een der stoepwachters , die met een groote menigte yolks , met pieken , stokken en staven voorzien , achter de gevangenen ging , de onbeschaamdheid zijne mak­kers toe te roepen : Nwij gaan bier gelijk de krijgsknechten , die Ch ristus hadden gevangen ," 't welk Sapma tegen een der onderschouten deed zeggen : ,?hoort mijnheer wel , wat ze zeggen ? Hoe onwetende barst de waarheid veeltijds uit !"Deze schudde hierop het hoofd en trok zijne schouders op. In stadhuis sloot men Sapma in een ellendig gat , na te vo­ren zijne zakken uitgeschud en hem al wat men bij hem vond ,weggenomen te hebben. In een der brieven , waarin S a p m a verslag geeft van het­geen hem in den kerker wedervoer, verhaalt hij , dat hij vijf malen door schepenen ondervraagd werd , ofschoon in het confessieboek slechts van 't voorgevallene in twee ondervragin­gen wordt gewag gemaakt. Het eerste verhoor had reeds daags na zijne gevangeneming plaats voor den schepen Abraham Boom en den oud sche­pen Klaas Jakobsz. Har en karspel. Op de vraag van Boom: uwie hem had verstout , tegen den wil van den magi­ straat , in de stad te prediken P" antwoorde hij onbeschroomd :"dat God hem daartoe had verstout , dezelfde God en Heer ,die den eersten Hervormden kloekmoedigheid had geschonken ,zulks bier te lande tegen den wil van den magistraat te doen ;dat de Remonstranten geen oproer maakten , maar zij , dietegen de consicientie en de vrijheid van 't land , daar men goeden bloed bij had opgezet , hem het prediken met geweld zoch­ten te verhinderen." Toen hij op sommige vragen , die zon­der anderen te bezwaren , niet konden beantwoord worden , hetstilzwijgen bewaarde , voerde dezelfde schepen hem toe: "Gijzijt gehouden de Heeren de waarheid te zeggen." "Men is , waszijn wederantwoord , niet altijd en van alle zaken gehouden dit tedoen en moet dikwijls , gelijk C h r i s t u s en vele martelarendeden , haar verzwijgen." Schepenen bevreemd over dit ant­woord , vroegen hem , of bij dan geloofde , dat Christus nietaltijd de waarheid had gesproken ? waarop S a p m a erkendezulks te gelooven en beriep zich op eenige plaatsen der H. S.Weinige dagen daarna werd S a p m a andermaal in schepens­kamer gebragt. Bij het inkomen begroetten hem eenige hee­ren met het geroep : "daar is de vogel , een van de voornaam-ste roervinken en oproermakers." De eerste vraag , die hemgedaan werd , was : "Hoe lang hij te Amsterdam was geweest?"Terwijl hij zich een weinig bedacht , zeiden sommigen : "hijslacht de dieven : nu bedenkt hij zich vast, hoe hij best lie­gen kan." uNeen , mijne heeren (was zijn antwoord) ik bedenkmij opdat ik niet liege." "Ja ," hernam daarop een schepen .ogij gelooft dat men niet altijd gehouden is de waarheid tespreken , en dat C h r i s t us ze niet altijd heeft gezeid." "Deheeren ," zei Sapma hierop , "verstaan mijne meening kwa­lijk ; want ik heb nooit willen zeggen dat men wel liegenmag , en dat C h r i s t u s ook heeft gelogen , geensins , daarbehoede mij God voor ! maar dat men sommige waarheden welmag zwijgen en dikwijls gehouden is te zwijgen." Hij weiger­de vervolgens de plaatsen te noemen , waar hij gehuisvest wasgeweest , en wie zijne toehoorders waren geweest. Toen dreig-de men hem met de pijnbank. Tweemaal werd hij sedert nog voor de vergadering geroepen en in het gezigt der pijnbank ondervraagd. Later werd hij met meer zachtzinnigheid beje­gend , gaven zijne regters niet onduidelijk te kennen dat ze 8 met hem verlegen waren , en wenschten dat hij honderd mij­len van Amsterdam was. Op zijn verzoek werd hem verlof gegeven met zijne vrouw te spreken , en stelde hij de heeren een vertoog , "inhoudende een verdediging van zijn gedrag , alsmede een , op verzoek van den schout , door hem opgesteld geschrift , Catena Salutis keeten of aaneenschakeling der zalig­heid genoemd, ter hand." Sedert het inleveren van het vertoog werd den gevangene bescheiden en minzaam door de meesten schepenen behandeld. Hierdoor aangemoedigd liet S a p m a 's huisvrouw G r i e tj e Ulbes geheeten , Diets onbeproefd om hem eenige verkwik­king in zijn gevangenis te brengen. Ook verzocht hij in een smeeksehrift , dat ook zijn naasten verwanten de toegang tot hem mogt geopend zijn. Deze guest was naauwelijks verworven of Sapma spitste zijn vernuft , of zij niet tot een middel zoude kunnen dienen om zijne vrijheid te erlangen. Welhaast had hij een plan ontworpen dat hij zijn vrouw en zuster mede­deelde en den 22 September volvoerde. In den namiddag van dien dag kwamen beide vrouwen hem bezoeken. Zij vertoefden tot den avond. Toen verwisselde hij zijne kleeding met die zijner vrouw , en in die vermomming ontsnapte hij. Zeven dagen later werd zijne huisvrouw in vrij­ heid gesteld. Sapma hielp kort daarna Grey iu s en PrinCe te Am­ sterdam uit het tuchthuis ontkomen. In de vergadering in de schuilplaats (1624) werd hij een der provinsionele klassikale gedeputeerden en met Wouter Cornelis z. tot de bediening van Friesland gesteld. In 1630 bediende hij Hoorn , bij pro­ visie , met L i e s s e l i u s en Lachterop, en bleef daar van 1632 tot 1641 in vaste bediening, ook werd hij in dit jaar geassocieerde der Directeuren. Hij gaf in het licht: Register der schriftuurplaetsen aengetoghen in de ilaegsche conferentie , by den kerckendienaren , soo .Remonstranten ale oock Contra-Remonstranten. Amst. H e n d r. B a r e n t s z. 1613. Dit Register is gemaakt op de Schriftelicke Conferentie , gehouden te 's Gravenhaghe in den fare 1611 tusschen sommighe Kercken-dienaren , Aengaende de Godlicke Praedestinatie metten aenderen van dien (door J. Arnoldus Corvinus, pred. te Leiden). ler ordonnantie van de . . . Staten van Hollandt ende Jr. fry. ghedruckt 's Gravenh. 1612. Bespreck , ofte onderhandelinge ghehouden over eenige huydens daechsche kerckelycke verschillen , . tusschen Dominicus Sapma Dienaer des G. W. in de openb. Gkeref. Kercke tot Hoorn , ende Rippertum Sixti, mede Dien. des W. in de afgezonderde verg ad. in de Ramen . . . Ghedr. . tot Hoorn , by J an Jochemsz. Byvanek, J7oor Hendrick Gaerman. 1617. Provisioneel vertoog. 1616. Droeve gevanckenisse en blijde uitkomet van Dominicus Sapma, bedienaer des H. Euangelium8 in de Remonstrantsch,e gemeenten onder 't kruis , vervat in schone brieven , zoo uit de gevangenis als daarnaar geschreven , mitsgaders _Remonstrantie of supplici­ tie derzelven gevangene aan de H. II. Burgemeesteren , schout en schepenen der Stadt Amsterdam , gedrukt anno 1621. 4°. Leuyeatuk. De Paapsche triumpkeerende waarheit. 1626. 8°. Kort en waaraytig verhaal. 1625. Brieven aan de .Remonstrantsche gemeente en aan N. N. en Brieven van verscheyde vermaarde en yeleerde deser eeuw. Amst. 1662, bl. 280, 289, 3006, 3086. Ook vindt men t. a. p. bl. 312 6 een brief van N. N. aan hem. Epistola ad .Episcopium p. 423 , der Praest. ac Erudit. vir. Epp. Zie Brandt, Hist. der Ref. D. II. bl. 242 , 409, D. III. 45, 188, 201, 211, 245, 246, 247, 251, 283, 472-477, 548, 690, D. IV. bl. 490, 560, 562, 563, 564, 565, 566, 567, 570, 571, 572, 573, 574, 575, 576, 577, 562; Wagenaar, Amsterd. D. IV. hi. 332, 334, 336, 337 , Vad. Gesch. D. X. bl. 384, 412; Regenboog, Hist. der Rein. D. II. hi. 281 volgg.; Sapma, Droevige gevangenis , enz. ; Brandt, Dagwijzer der Geschiedenissen bl. 484; Hist. Verh. der Nat. Syn. bl. 8 , 63, 81, 123, 124, 177, 179, 182, 223; Acta Nat. Syn. Dordr. p. 139, 244, 245, 246, 252; Acta Syn. Nat. Rein. p. 102133; Epp. Eccl. p. 528, 533; Poppius, Aentek. bl. 14 ; Velius, -Chr. v. Hera. bl. 309 en 313; Baudartius, Mena. B. XI. bl. 26 ; Gymnas. Ultraj. edit. 1638, CXI. p. 103, 105; TJitenbogaert, Vrye aenwyzingh tegen de Hist. van F. de Vry hi. 106 ; Dez. Kerk Hist. pass. ; Trigland, Kerk. Gesch. bl. 839, 850, 1143; J. van der Sande, bl. 219; Glasius, Gesch. d. Syn. te Dordr. bl. ; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Rogge, Bibl. der Rem. G eschrilien bl. 129, 164; Tideman, de Rem. Broederschap bl. 30, 224, 244, 245, 246; Muller, Bibl. v. Painft. D. I. bl. 137, 164; A.v.Cattenburgh, Bibl. Rem. p. 125, 126; Blijliede­ ren op de uitkomste van de pridilcanten , die om de verkondiging des Evangeliums gevangen waren ; gedrukt onder 't kruis, 1621. 40.; L eidek­ ker , Eere van de N. S. D. I. bl. SO , D. Ill. bl. 359, 385, 397; Koecher, Cath. Hist. bl. 371; J. Honig, Dominicus Sapma in Nederland. Amst. 1855. 3 aflev. SAPMA (BENJAMIN), zoon van den vorige, werd in 1619 te Hoorn geboren. Den 25 October 1640 werd hij, toen Remon­ strantsch leeraar, te Dokkum gevangen en vervoerd naar Leeuwar­ den. Van zijne gevangeneming en die van Vorstius en Ouwens sprekende , schrijft P as c h i e r de F ij n e. // Da geschiedde door de groote klagte , die de predikanten ten Hoove maekten over de al te groote vryheydt , die de Remonstranten (hier) tegen Karen dank gebruykten. Men bragt die gevagenen predikanten in geen tucht­ huysen , nochte op Loevesteyn , gelijkse in de andere Provin­ tien deden , maar alleen tot Leeuwaarden op 't Blokhuys; daar gaf men haer eegen tijd lang de kost evade lietse also met een bannistement los." Sapma met echter tot de bediening 8* zijne gemeente zijn wedergekeerd ; want den 6 Junij 1641 werd, op het schrijven van die van Dokkum aan de Directeu­ren , waarbij zij om continuatie van zijn dienst verzochten , zulks toegestaan , en daarop zijn examen vastgesteld , opdat hij ten spoedigste naar zijne gemeente kon wederkeeren. Hij werd in 1642 te Zoetermeer beroepen , van daar ver­trok hij in 1644 naar Rotterdam , waar hij den 13 Februarij 1647 overleed. Zijne Bibliotheek werd 2 Sept. 1647 door de Rem. kerk te Rotterdam aangekocht. .De sententie , van den Hove van Friesland , zoaarbij B. Sap- tna gebannen wordt in 1640 , berust in de Bibliotheek der Rem. Gemeente te Amsterdam. Zie Tideman, Rem. Broeders. bl. 41, 52, 176, 207, 366; Pa­ chier de Fijne, Leven bl. 38; Cat. d. Bibl. d. Rem. Gem. te bl. 23. SAPPIUS of SAPPO , predikant te Pelsum , yeen man zeer geacht in Gods kerke." Toen in het pestjaar 1559 drie vroo­me leeraren te Norden waren gestorven , heeft hij , nevens J o­hannes Straakhold, waarschijnlijk predikant te Hinta en J o h. Bilderbeek, predikant te Zuiderhuizen, den dienst aldaar een tijd lang waargenomen. 8 Mei van genoemd jaar werd hij door het consistorie van Embden naar Groningen gezon­den om de broeders te troosten. Zie Meiners, Oostfr. Kerk. Gesch. D. I. bl. 396, D. II. bl. 386, 387; Boekzaal 1731 a, bl. 573, 574. SAPPIUS (JAcoBus) werd , na drie maanden te Varik en zes en een half jaar te Bommel het leeraarambt bekleed te hebben, in 1691 bij loting tegen Nicola as van der Meer, predikant te Wezel , in plaats van Oldenb ur g , te Dordrecht beroepen en stierf aldaar den 8 Februarij 1695 , in den ouder­dom van raim 37 jaren. Den 20 dier maand hield zijn ambt­genoot van Gif f e n des avonds in de Grootc Kerk , voor eene ontzettende vergadering een treffende lijkrede op hem, vooral merkwaardig door het omstandig verhaal van 's mans god­vruchtig afsterven. Hij was een beminnaar der zangkunst en vervaardigde geestelijke gedichten o. a. voor Een nieuzo Bun- deltje uitgekipte Geestelijke gezangen, ten dienste aller bond- en gunstgenoten van Jehovah , waarvan in 1744 te Dordrecht een derden druk verscheen. Zijn echtgenoot Elisabeth, dochter van N. de Veer en van Elisabeth van Valken­borg, na zijn dood hertrouwd met Robbert Morgan, ka­pitein in 's lands dienst, schonk hem 6 kinderen , zijn zoon J a co b u s werd predikant te Kokkingen, en de Haar , te Oudbeijerland (1759), emeritus in 1770 en overleed in het volgend jaar. Zie Brans, Kerk. Reg. bl. 1; Schotel, Kerlc. Dordr. D. II. bl. 105 volgg., 781; van de Wall, Priv. v. Dordr. bl. 1935; Den regtvaardigen Mabel , nog sprekende na zijn dood , voorgestelt uit Hebr. XI : 4 aan de dierbare gemeente .Tesu Christi , binnen Dordrecht ter gelegenheit van het smertelijk a fsterven en de opmerkelijke laatsten woorden van den godvrugtigen en hooggeleerden .Neer Jacabus Sappius, afzonderlijk en in Sld van Gi ff e n 's . werken bl. 253-296; J. van Hoogstraten, Gedichten, D. II. bl. 21-23; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SAPPIUS (Miami), een Zeeuw en dapper zeeheld , nam deel aan de expeditie naar Algiers , onder den Vice-admiraal v a n So m melsd y c k en voerde het bevel over het schip Veere. Hij diende als Schout bij Nacht gedurende de oorlog tegen Frankrijk 1746-1748 en hielp mede de Zeeuwsche stroomen verdedigen. Op 's Rijks archief berust van zijne hand : Verbaal van den S.-&-N. Miclaiel Sappius , ointrent het ge­ passeerde in de vloot op de Schelde , in de jaren 1748 en 1749. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. Zeew. D. V. bl. 43, 135, 178. SAPORTAS (ABRAHAM ISAAC), secretaris der 4° kiasse van het Kon. Ned. Tnstituut ; lid van den raad van bestuur der Koninklijke Academie van beeldende kunsten te Amsterdam , een man van smaak , kunstkennis en andere bekwaamheden , den 27 April 1836 , in den ouderdom van 59 jaren te Am­sterdam overleden. Zie Aanh. op Nieuwenhuis ; Proces- Verbaal v. d. 29e Jilgem. Ver-gad. van het Kon. Ned. Instit. bl. 18, 19; Kobus en de R i v e c o u r t. SAPORTAS (JACoB), een wakker geleerde uit Zalee in de Barbarijsehe Staten , was resident van Marocco in Holland , stond te Amsterdam in hoog aanzien en was lid van het Rab­bijnsche Collegie. Hij verzette zich met kracht tegen het opkomend Sabatianisme 1 ). Zie K o e n e n , Geschied. der .Toden bl. 162, 428. SARAVIA (ADRIAAS) of ZARAVIA , volgens S weer tius van Spaanschen afkomst , werd omstreeks 1530 te Hesdin in Artois geboren. Waar hij zijn eerste opleiding heeft ge­bad , is onbekend , doch in den aanvang der regering van Elisabeth kwam hij in Engeland , (1559) en werd te Oxford doctor in de godgeleerdheid. Omstreeks 1561 keerde hij naar de Nederlanden terug , werd predikant te Ant- 1 ) Er was in het Oosten een valsche Messias opgestaan onder den naam V311 S a ba thai (Z ebed e u s) Zevi, een vogeikooper , geboortig van Smyrna, die weldra een vrij sterken aanhang verwierf en te Adrino­pel een school voor zijne leerlingen opende. Ook te Amsterdam had hij aanhang. Zie over hem De B i e , Wonderlijke levensloop van den valschen Sabathai Zevi. Leid. 1739. 8 0. T h. C o e n e n , IJdele ver- wachtinge der .Toden in hunnen Plessias S. Zevi. Amst. 1669. 118 werpen , en was een der opstellers van de Nederlandsche cea­ fessie. In 1566 liet hij er exemplaren den prins van Oran je en den graaf van E g m o n d aanbieden met een brief aan den koning en 's lands staten ten behoeve der Calvinisten. S a- r a v i a was then gehuwd en had een schoonbroeder die kamer­ dienaar was bij graaf Lode w ij k van Nassau, hem bij dezen inleidde , en hem alzoo gelegenheid schonk hem een menigte exemplarcn der confessie aan te bieden , om die onder de edellieden van den eersten rang te verspreiden. Omstreeks denzelfde tijd legde S a v a r i a met Jan van Mar nix, beer van Toulouse , broeder van A 1 d e g o n d e, de grondvesten tot een Waalsche gemeente te Brussel , waartoe in den aanvang eenigen die aan het hof verbonden waren , en burgers die het fransch verstonden , behoorden. In 1582 benoemden Curatoren der jeugdige hoogeschool te Leiden hem tot hoogleeraar in de god­ geleerdheid en predikant bij de Waalsche gemeente. Deze bestond toen uit vlugtelingen uit Luik , Artois , Henegouwen en Brugge die zich met hunnen predikant J a c q ue s de la D r e v e in Leiden hadden neergezet. De 26 Maart 1581 was de gere­ gelde prediking in de Fransche taal op openbaar gezag aange­ vangen en den 29 October 1584 werd door de Christelijke Waalsche Synode , onder voorzitting van S a r a v i a , tot oprig­ ting van een Waalschen kerkeraad besloten en den genoemden de la 1) rev e tot predikant bij deze nieuwe gemeente aange­ steld. Het schijnt dat Saravia in 1582 slechts voorwaarde­ lijk aan de Leidsche hoogschool verbonden was , wi,j1 Curatoren toen hij in den aanvang van Augustus 1584 voor eenige we- ken verlof had gevraagd om eene reis naar Engeland te ma- ken , hem ongaarne wilder laten gaan "voor ende alleer hij totten dienst van de professie der Theologien in der Univer­ siteyt albier, daertoe hij sonderlyck bequaem oyck willich (\ as), aengenomen ende voor sekere jaeren verbonden soude sijn." Zij beschouwden dit llals eene zake daeraen de voordernisse van der Universiteyt grootelynx gelegen was." Daarover werd met S a r a v i a onderhandeld en , ofschoon hij zwarigheden maakte , zich voor een aantal jaren to verbinden , werd hem toch den 13 Augustus 1584 het hoogleeraarschap in de Theologie voor goed opgedragen , met de bepaling , //dal alle Sondagen tot meerder oeffeninge ende onderwijs van de studenten eene pre- dicatie in de latijnsche tale sal doen ," en sevens dat hij avoor den tijt van VI of VIII weecken ende soo langen de kercke van Leyden van glieenen anderen dienaar des godde- lycken woorts sal sijn voorzien , deselve bedieningen des \worts sal behouden ende daer inne geduerich blijven , ende daernaer oyck somtijden voor de gemeynte sal predicken ende leeren alles sonder daer voeren eenighe belooninghe van der stadt te mogen hey sschen of begeeren." Tevens werd hem eene jaar- wedde van I 600 toegelegd , eene voor dien tijd aanzienlijke 119 som en grooter dan op dit oogenblik de meeste hoogleeraren kregen. In 1586 had Dirck Volhartsz. Coornhert een boekje uitgegeven , getiteld : Proeve van de Nederlantse Catechismus , in welks voorrede hij zich tegen den Catechis­ mus had verklaard en tevens bereid had betoond om zijn ge­ voelen tegen elken voorstander te verdedigen. Dit werkje had hij aan de Staten van Holland opgedragen. Dezen waren met de uitgaaf van dat boekje juist op het oogenblik dat er zoo vele verdeeldheden binnenslands waren , eu dus eendrachtige zamenwerking een eerste vereischte was , volstrekt niet inge­ nomen. Sommige leden stelden dus voor om niet alleen den schrijver , maar ook den drukker , voor het opwerpen van dezen twistappel te straffen. De meerderheid evenwel vond beter om het book in handen van een lid der Theologische Faculteit te Leiden te stellen , ten einde het te zamen met een of meer predikanten te onderzoeken en desverkiezende te wederleggen. Deze beslissing beviel noch aan Co ornhert noch aan de predikanten. Daarop besloten de Staten , na langdurige be­ raadslagingen , en na ingewonnen advies van W i 11 e m I, dat er eenige leden uit de Staten van Holland en uit den Hoogen Raad , benevens een uit het Hof van Holland te zamen zou­ den komen , voor welke Coornhert als bestrijder , Sar a via, van wien een als geleerde en vooral als kanselredenaar een roep door het geheele land ging , als verdediger van den Cate­ chismus zou optreden. Dit dispuut begon den 27 October te 's Hage , Nint openbaer voor alle den Volcke , die daer met menigte quamen om deselve te aanhoren." Zes weken achtereen werd er over het eerste van de vijftig punten gedisputeerd. Daarenboven kwam er vertraging door de ziekte van Coo rnherts huisvrouw. Wijselijk begrepen de Staten dat hunne afgevaardigden den tijd beter konden besteden en de debatten werden gesloten. Tot deze tijd was de verhouding tusschen de Leidsche rege­ ring en Saravia zeer vriendschappelijk ; doch deze nam sedert af , daar Saravia meer en meer zijn engelschgezind­ heid openbaarde, herhaaldelijk naar Utrecht reisde en grooten invloed bij Leicester verkreeg , ja zelfs verdacht werd van den graaf tot het overbrengen der hoogeschool van Leiden naarUtrecht te hebben aangezet. Hij verontschuldigde zich wel , doch stak zich echter meer en meer in de woelingen der Leicestersche partij te Leiden , wikkelde zich in de bekende zamenzweering en moest , toen deze ontdekt was , door een overhaaste vlugt naar Engeland het gevaar ontkomen om niet in hechtenis te worden genomen. In Engeland wist hij zich door zijne ijver voor de anglicaansche kerk en zijne afkeer van de presbijteri­ aanschen leer en tucht , een kanunikaat in de hoofdkerk van Kantelberg te verwerven. Aldaar stierf hij den 15 Januarij 1612, in de ouderdom van 81 jaren. Zijn tweede vrouw Margaretha Wyts, met welke hij in 1605 , na den dood zijner eerste vrouw gehuwd was, liet op zijne grafstede een opschrift plaatsen , dat men o. a. bij P a q u o t leest. Hij gaf in het licht: De diversis Ministrorum, Euanyelii gradibus , sicut a Domino fuerunt instituti , et traditi ab Apostolis , ae perpetuo omnium Ecclesiarum usu confirmata , Liber Unus. Francof. 1561. Lond. 1590. B e z a schreef hier tegen : Responsio ad Tractationem de ministrorum Euangelii gradibus 1562. edit. 2 (Genevae) 1593. 12°. Hierop antwoordde Sara vi a metDe honore qui debetur Ecclesiarum Pastoribus (anders De honore Praesulibus debito) et de sacrilegiis ac sacrilegorum poenis. Lond. 1590. 4°. De Imperandi auctoritate et Christiand obidientid Libri Quatuor. Lond. 1593. 4°. Defensio Tractatiis de diversis Ministrornm Euangelii gra­ dibus , adversus Theodorum Bezam (anders Examen Tractatus D. Bezae de triplici _Episcoporum yenere). Francof. 1601. 4°. Epistola-dilecto .Fratri ac Domino Joanni Uytenbogard in Praest. ac erudit. vir. Epistolae Eccles. pp. 294-296. Responsio ad convitia quaedam Gretzeri , in quibus Hadriani Zaraviae nomine abutitur. Alle te zamen te Louden door de Maatschappij der Stationarii in 1611 in fol. uitgegeven met den titel : Diversi Tractatus Theologici ab Iladriano Saravia editi. Nog heeft men van hem : Epistolae duae D. J. Lipsio , Maynifico Rectori Academiae Leidensi8. in P. Burmannus Sylloge , T. 1. p. 363-365. Het antwoord van Lipsius vindt men in J. Lipsii Cent. Misc. Epp. Ep. XX. Zie Sweertii, Ath. Belq. p. 101, Alma Acad. Leid. p. 115; Meursii, Ath. Rely. p. 259, 260; Paquot, Mdm. T. II. p. 533 suiv.; P. Burman, ad Sylloq. T. I. p. 364; B or, Ned. Oort. D. III. fol. 975-980 ; Hooft, Ned. Hist. fol. 1153, 1154; Siege n-b e e k Gesch. d. Leids. Hooges. D. I. bl. 48, 50; D. 11.131.68 , 69; Dr. W. B i s s c h o p , Verhandel. over de Leicestersche partij binnen Leyden; Schotel, Studentenoproer te Leiden ; Iterson, 1Vaanzlijst der Pred.achter de Orde der Feest- en Lijdensteksten , bl. 138; Brandt, Hist. d. Ref. D. I. bl. 725; Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 137, 153;Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. .Here. Kerk , D. I. bl. 350, 449; Soermans, Acad. Reg. bl. 35; A. Thysius, Leer en ordonn,der Ned. Kerken , voorr. ; WT t e n b o g a e r t , Kerk. Hist. 131. 152; Epp. Eccl. praest. Vir. p. 563 ; Kist en Royaards, Archief , (2e serie), D. IV. bl. 195 , D. VI. bl. 214; GI a si us , Godgel. Nederl.; Kok; Kobus en de Rivecourt; Joeher; J. H. de Stoppe­ laar, De Leidsche Magistraat , Dirk Volkertszoon Coornhert en Pro. fessor ddriaan Sarravia ; een theologisch dispuut in 1583, in Leidsche student. alm. 1851 , bl. 135 ; Wagenaar, Vad, Hist. D. VIII. bl. 221, 258, 261; Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. D. VII. bl. 62, 143 ; D. VIII. bl. 13 ; F. A. Lampe, Aanh. tot d' Outreins' GuideKleinood , bl. 45; Koecher, Cath. llist.:b1. 390 , en voorts de Gideon Florisz. van Mevrouw Bosboom-Toussaint. SARCERIUS (CoRNELms) , beoefenaar der schilderkunst te Utrecht , in de eerste helft der 17e eeuw. Zie Kramm. SARCERIUS (REINERUS) werd in 1540 te Zoelmond in het Graafschap Buren geboren , en nam van 1573--1586 het rectoraat aan Hieronymusschool te Utrecht waar. In dat laatst­ gemelde jaar ontving hij , daar hij aan de IL K. Kerk ge­ hecht bleef, zijn ontslag. Maar zijn naam als docent en rector moet wel algemeen erkend zijn geweest , daar hij in April 1589 van Weesp op nieuw als rector aan dezelfde school werd geplaatst en het ambt tot zijn dood , in 1597 , bleef bekleedeii. Tot zijne leerlingen behoorden H e n d r. en Ad r. van der Burch, Herbert Rosweyde en andere ge­ leerde mannen. A. v. d. B u r c h vervaardigde bij zijn over­ lijden een latijnsch lijkdicht. Hij gaf in het licht : De Amicitia Ode tricolos tristrophos ad Martinalia Hiero­ nymianae scholae auditorihus praecinenda. 1579. 4°. Bleyia scholastica de (:race, seu adfictione perferenda. 1582. 4°. Bleyia scholastics seu commandatio laboris. 1591. 4°. Lamy Aurorae , qua juventus ad studium matulinum invitatur. 1593. 4°. Zie Val. Andeeas, Bibl. Belg. p. 790; Burman ni, Traj. erud. p. 324-334; Matthaei, Anal. T. III. p. 443; Reitzius, de Orig.Gymnas. heron. in addend. ; Sweertius; A. van der B u r c h,Funera , p. 9; Foppens, Bibl. Belg. ; Ekker, de Hieronymusschoolte Utrecht , hi. 66 volgg. ; D el prat, Broeders. v. G. Groete , bl. 137. SARCERIUS (CORNELB), iu 1600 to Utrecht geboren , stu- deerde aldaar vier en een half jaar in de beschaafde letteren , een half jaar in de praktijk van het burgerlijk regt en boven (lien twee en een half jaar in de regten. Den 12 October 1622 werd hij opgenomen in de societijt der jesuiten te Me­ chelen , legde twee en een half jaar later de gelofte of , stu­ deerde twee jaren te Leuven in de wijsbegeerte , gaf vervolgens te Antwerpen herhalingslessen en te Duinkerken twee jaren onderwijs in de eerste beginselen der spraakkunst en woordvoeging. Na te Leuven vier jaren in de godgeleerdheid gestudeerd te hebben , werd hij in 1632 , onder den hoogleeraar Bonen te Meche­ len , tot priester gewijd , vertrok in 1633 van wege de Soci­ tijt als missionaris naar Friesland , werd in 1634 te Dokkum in hechtenis genomcn , in 1636 naar Holland verroepen , keerde het volgend jaar weder naar Friesland terug , werd eindelijk op de vloot geplaatst en overleed er in 1639. Zie van der Heyden, Verhccal van de verrigtingen der Jesuiten inFriesland , bl. 118, 119, 142, 147, 150, 168, 302. SARCERIUS (JonANNEs) beroemd advocaat te Utrecht , in de eerste helft der lie eeuw. Men vindt van zijnen arbeid in de Utrechtsche consultafien en advysen. Zie Sandbrink, de Advoc. jurib. ac doctrina , p. 64. SARCHARSON (JoHAN) zette H ug' Br oughton s Con-cent of scriptures in het Hon. over , met den titel : Alghenteeneverthooninye der Heilige Schrifien. Amst. 1618. 4°. Zie JOcher. SARDA (ANTomo), wachtmeester , te Groningen. Toen de Algemeene Staten in 1576 Francois Martini Stella van Brussel naar Friesland en Groningerland hadden gezonden , met last om te beproeven of 't krijgsvolk tot het aannemen van de Gentsche pacificatie te bewegen was , deed Gaspar Robles, heer van Billy , bevreesd dat hierdoor zijn bewind in deze streek een einde mogt nernen , Stella te Groningen vatten en pijnigen. Gedurende zijn gevangenisschap wist hij , volgens sommigen zelf , volgens anderen door zijn geneesheer, eenige soldaten , die hem bewaarden , of, de zijde der Staten te winnen. Drie vendels Damen toen Billy in hechtenis , vervolgens de soldaten , toen de wethouderschap den eed af aan de Algemeene Staten , kozen nieuwe bevelhebbers , wierpen de verdachte hoplieden in den kerker en spijkerden de beeldte­nissen van Alva en van Sarda aan de kaak. Zie Dumbar, Anal. T. III. p. 486; B or, Auth. stukken , D. II. bl. 5; Wagenaar, Traderl. Hist. D. VI. bl. 120. SARDET (DIRK) , beroenud tooneelspeler , werd in 1747 te Amsterdam geboren , betrad voor de cerste maal het publiek tooneel in 1770 bij het Vlaamsche tooneelgezelschap , onder directie van den heer Neyts, dat zich toen door het opvoeren van meest uit het Fransch in het Vlaamsch vertaalde zangspelen. Na bet afbranden van den Arnsterdamschen Schouwburg , 1772 , vertrok hij naar Rotterdam , waar hij in het huwelijk trad met de weduwe Lamberger, geboren Wouter s. Na aldaar eenigen tijd met zijne vrouw bij het tooneelgezelschap van mejufvrouw M. de Bruyn te hebben doorgebragt , werd hij benevens zijne vrouw aan den nieuwen Schouwburg te Am­sterdam verbonden (1779), waar hij voor de eerste maal de rol van Arend, in V ond els treurspel , Giisbrecht van Am­stel vervulde. Hij had een aangename en smaakvolle voor­dragt , fijne beschaving en gemanierdheid , die hem tot in hoogen ouderdom de gunst van het publiek verwierven. Den 1 April 1814 nam hij zijn afscheid van het tooneel , na voor de laatste maal in den rol van van Roe s t in de Hoefsmid te zijn opgetreden , ontving van directeuren van den Schouw-burg een jaarwedde van f 1000 , en overleed te 's Graveland , waar hij zich vestigde , in het 70e jaar zijns ouderdoms. Zie Nieuwenhuis, (4anhangsel); Kobus en de Rivecourt;Kunst -en letterb. 1814, D. I. bl. 159. SARDET (JACOBA) geb. WOUTERS , beroemd tooneelspeel­ster , werd in 1753 te 's Hage geboren. Door de natuur met al datgene begaafd , dat Naar een gunstig onthaal op het too­neel verzekerde , ontwikkelde zich hare geestvermogens en be­kwaamheden voor de kunst , aldaar beoefend , even snel als Naar ligchamelijke bevalligheden. De beroemde C o r v e r werd haar leermeester,, en hare vatbaarheid en ijver beantwoordden volkomen aan zijne lessen en onderrigt. Na den dood van haren eersten man , den beer Lamberger, huvvde zij met Dirk S a r d e t (zie boven), bragt eeriige tijd met hem aan het tooneelgezelschap , °rider directie van mejufvr. de Br ui n te Rotterdam door , en verbond zich vervolgens met hem aan het Amsterdamsch tooneel. In 1779 trad zij voor het eerst in den Rafael in Vondels treurspel Giisbrecht van Aemstel en in die van Roosje in de Bruiloft van Kloris en .Roosje op. Zij doorleefde aan den Amsterdamschen Schouwburg den tijd van diens grootsten roem en luister , en schitterde aan de zij de van Wattie r. Zij overleed te Amsterdam in Febr. 1813 , in het 60e van haar ouderdom. Zie Nieuwenhuis, (Ranh.); Kobus en de Rivecourt. SARRAGON (J.) graveur in de eerste helft der 17° eeuw. Hij leverde eenige zeer goede portretten. Zie Kr am m. SARRAZIN (JAN) uit het edele geslacbt van dien naam , werd den 20 Julij 1539 te Atrecht geboren. Op aanbeveling van Robert O h r y , pastoor der Magdalena kerk aldaar , werd hij , 17 jaren oud , in de beroernde abdij van St. Vaast opgenonien , en na zijn novitiaat voleindigd te hebben , ver­ volgde hij zijne studien te Parijs en te Leuven , waar hij zulk een naam verwierf , dat men er aan dacht hem tot abt van Vlierbeeck te benoemen. De abt van St. Vaast hiervan ver­ wittigd , riep hem terug. Hij verwierf omtrent dien tijd den graad van licentiaat in de godgeleerdheid ; die hij aan de mon­ niken van St. Vaast onderwees. Te gelijker tijd nam hij het predikarnbt waar en verwierf de achting der regering en bur­ gerij van Atrecht. Achtereenvolgende werd hij kapellaan van zijn abt , groot prevoost en groot prior zijner abdij ; eindelijk vicaris-generaal van den abt. Nadat bij eenigen tijd deze laatste betrekking had bekleed, nam de abt (Gerard van Hemricourt, daar de Calvinisten de overhand te Atrecht kregen , de vlugt en liet het bewind in handen van S a r r a z i n. Deze werd door de Calvinisten in een kerker geworpen , waarin hij 14 dagen bleef , en , indien eenige invloedrijke personen hem niet aan hunne woede hadden onttrokken , zouden zij hem zeker ter dood hebben gebragt. Na zijne verlossing uit hunne handen , werd hij in staatszaken gebruikt en na den dood van T h o-mas de Parenty, den 23 Februarij 1576 , tot abt van St. Vaast benoemd. In het einde van 1578 aanvaardde hij deze betrekking en in het volgende werd hij naar den hertog van Parma, die toen Maastricht belegerde, afgevaardigd, om van hem gunstige voorwaarden voor de Waalsche provincien en de partij der Malcontenten te vragen , die hij bezig was met den koning te verzoeken. Hij verkreeg hetgeen hij be geerde. In 1582 werd hij naar Spanje gezonden , om den koning rekenschap te geven van den staat der Belgische provin­cien en vooral van de getrouwheid van Artois. Kort daarna werd hij lid van den raad van deze provintie en van den raad van state. Eindelijk werd hij in 1596 aartsbisschop van Ka­merij k , in plaats van Lucas de B a r 1 a i m on t. Hij over­leed den 3 Maart 1598 te Brussel , in den ourlerdom van 58 jaren. Zijn hart werd begraven bij de Capucijnen te Atrecht, en zijn ligchaam te St. Vaast. G u i 1 I au rn e Gab e t , ver­vaardigde zijn grafschrift en de abt Philippe Ca veret deed in 1633 een ander op zijn graftombe plaatsen. Zijn spreuk was Pietate et Patientia . Men heeft van hem , behalve eenige leerredenen en aanspra­ken in het latijn , Regimens et statuts , que doivent observer les Ilermites du diocese de Cambrai. Zie Locrii, Chron. Belg. p. 657, 673, 6 90 ; Gazet, Hist. Eccl. du Pays-Bas, p. 49-53 ; SW eertius, Ath. Belg. p 464, 465; Raissii, Belg. Christ. p. 191-196; Strada, de Bello Belg. decad. II. lib. I. edit. Antv. 1648, T. II. pp. 58, 59, 161-261, 273;C a r p e n t i e r , _Hist. de Cambrai . T. I. p. 417, 418; Gallia Christ. T. III. p. 55, 56, 390, 391; Paquot, hem. T. III. p. 381 sv. SARRE AU-(A)RNELis). In het archief te Sluis berust Ben nieuw Spel- ofte Comedie-boeck door Cornelis Sarreau in 1421. Zie Nay. D. III. bl. 92. SART (CAREL Du) leefde in 1680, en zou een portret schilder,, naar wiens schilderijen gravures bestaan , geweest zijn doch anderen kennen zijne schilderijen toe aan Du Sart (C or n e 1 i s). Zie flit artik el bij K ram in. SART (CoRNELis Du). Zie DUSART (CoRNELis). SART (FRANciscus Du), beeldhouwer, in Henegouwen gebo­ ren , vertrok naar Rome en verwierf er den bentnaam Walton. Hij ging vervolgens over in den dienst van Karel I, koning van Engeland , trok vervolgens van Londen naar 's Hage , waar hij verscheidene standbeelden voor de vorstelijke tuinen , o. a. dat van .Frederik qm , keurvorst van Brandenburg vervaardigde. Ook vervaardigde hij de afbeeldsels van den heer Spierinc en diens vrouw , als ook medaljes. Hij zou in 1661 te Londen zijn overleden doch anderen betwijfelen zulks. Zie Kramm. SART (IsAAK Du) , een Amsterdammer. Hij schilderde schoone bloemen op albast zijne kunst vond veel bijval in Engeland , waar hij het grootste deel van zijn leven vertoefde. Hij overleed in 1697 in den ouderdom van 67 jaren. Zie Kramm. SART (JOHANNES DU) beeldhouwer te Nijmegen in de XVIe eeuw. Zie Kramm. SART (JAcoBus), pastoor te Marsum , bij Leeuwarden , die in 1567, M.O. hij de gevoelens der gereformeerden was toegedaan , moest vluchten. Mogelijk was hij dezelfde met Jacobus Sartorius, die in 1578 predikant te Medemblik was , en in 1580 van daar is vertrokken. Zie Winsemius, Hist. Lib. II. p. 88; Schotanus, Fris. Hist. p. 741; Greydanus, Naaml. v. pred. te Franeker, bl. 142; Panw en Veeris, Vern. Kerk. Alphab. bl. 177. SART (1VI. Du) eerste griffier der stad Doornik , teekende de Unie van Brussel 1577. Lie Nob. des Pays -Bas , Suppl. T. III. p. 175; J. C. de Jonge, Unie van Brussel, bl. 206. SART (J. H. Du), sehreef: Deugdbevorderende Lettergift. ...kmst. 1807. Leesgeschenk , bestaande in verhalen en ge8prekken tot nut envermaak der jeugd. Met plat. Amst. 1829. Het vaderliik onderhoud , in Verhalen. Met plat. Amst. 183a. SARTORIUS (JoBANNEs) werd omstreeks 1500 te Amster­dam geboren , legde zich met ongemeenen ijver op de oude talen en het hebreeuwsch toe , zoodat men hem reeds in jeug­digen leeftijd een gedeelte van het onderwijs op de latijnsche scholen zijner geboortestad toevertrouwde en men hem tevens een vertrek boven de oude waag inruimde , om daar het he­breeuwsch te kunnen onderwijzen. Met de leer der hervormden bekend geraakt , werd hij een harer ijverigste voorstanders en predikers , 't geen ten gevolge had , dat hij , kort na Pist o­ri u s (1525) gevankelijk naar 's Hage werd gevoerd. Hij ontkwam echter den kerker , en week waarschijnlijk naar den vreemde. In het vaderland weergekeerd , stichtte hij een school te Noordwijk , waaruit , volgens Junius, meer geleer­den voortkwamen dan helden uit het Trojaansche paard. Doch tevensging hij voort met de gevoelens der hervorming te verspreiden , en wikkelde zich , als verdediger van Luther's leer omtrent de zaligheid uit het geloof zonder de werken , in een ernstigen letterstrijd met Cornelius Crocus. Het zij deze twist zijn verblijf hier te lande onveilig maakte , het zij om andere reden en , hij begaf zich naar Basel , waar hij , zich door zijne geleerde werken , vooral door zijn Paraphrasesin quatuor prophetas (1558) een grooten en duurzamen naam verwierf. In weerwil der dreigende bloedplakaten keerde hij naar zijn vaderland terug , begat zich opentlijk hij de her­vormden en verkondigde het evangelie in Zuid-Holland. Daar ontmoeten wij hem als eersten predikant van Delft (1558) en later (1.570) van Noordwijk , waar hij in of omtrent 1570 overleed '). Hij zelf of een zijner vrienden vervaardigd en zijn grafschrift , dat men o. a. bij Gerdes leest. Hij schreef : Centuria Syntaxam , in decades destincta , liber unus. Antv. 1530.Grammatica Latina. Antv. De Fide justificante , as Cornelium Crocum , liber unus. Basil. ap. J. Oporinum. Crocus schreef hiertegen een brief , de Fide et Operibn.s. Antv. 1531. De S. Eucharistid. Observations in Evangelium Matthaei. Annotationes Scripturarum. ilssertiones Fidei ; liber unus. Ad Sathanae Satellitium ; liber unus. Paraphrases in qua- tuor Prophetas , quos Ma/ores vocaut , videlicet Esaiam , lie- rerniam Ezechielem et Danielem. Basil. 1558. fol. onder den naam van Joannes Tosarrius Aquilovicanus (Noordwijker). Pa- raphrases in duodecim Prophetas , quos .Minores vocant etc. Basil. 1558. fol. Adagia a Joanne Sartori° in Batavicum Sermonem proprie aceleganter conversa. Antv. 1561. 4°. Ook achter J. S. Ling.Lat. Phrases etc. Amst. 1645. (ed. altera) 1660. 12°. preori- bus emendatior. Ook onder den titel: Joannis Sartorii Adagiorum Chiliades tres, sive senientiae proverbiales Graecae , Latinae et Belgicae, ex praecipuis. Auc- toribus collectae, ac brevibus notis illustratae ; ex rec. Cornelii Scriverii. L. B. 1656. 12°. Amst. 1670. 12°. 1) Men is het over het jaar van zijn dood niet eens, sommigen noemen 1566, 1567, 1570, 1575. 127 Sylvula vocabulorum ; seu selectarum orationum ac phrasium. Antv. 1563. 12°. Zie Gerdes, Hist. Evang. renovato , T. III. p. 76 scqq. ; V al. Andreas, Bibl. Belg. p. 558, 559; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 723; Sweertii, Ath. Belg. p.465, 466; v. Hardt, Autogr. Luth. T. I. p. 364; P. M e r u 1 a, Descript. rer. adv. Ang. illerul. p. 108; Schoock, de Canonicis , p. 477, 479, 482, 494; Junii, Batavia, p. 396 ; Miscell. Gron. T. III. Fasc. I. p. 45, 50; Epistolae a Gal­ lene editae , p. 27, 28 ; J o h. J s. P o n t a n u s , Rer. Anzstelod. L. II. pp. 237, 238; Freheri, Theatr. p. 1402; Le Long, Bibl. Sacra p. 946; Boxhornii, Theatr. p. 262, 263; Junii, Epp. p. 345; Boxhorn, Toon. v. Holl. bl. 247; Brandt, list. d. Ref. D. I. bl. 213, 214; A. P a a u w , Europa's Lutherdom, bl. 366 ; te W a­ t e r , list. d. Ref. v. Zed. bl. 18; Wagenaar, Amst. D. XI. bl. 198; Soermans, Kerk. Reg. bl. 35, 57; Bleiswijk, Beschrijv. v. Delft bl. 407 ; Kist en Royaards, dirchief,, ( 2e serie) D. II. bl. 13, D. III. bl. 293, D. IV. bl. 321, D. V. bl. 339; Kist en Moll, Archie. f , D. IV. bl. 4, 19, 54; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Ned. Letterk. D. I. bl. 80 ; Glasius, Godgel_ Nederl. ; Hoogstra­ ten; Kok; Nieuwenhuis; Kobusende Rivecourt; Paquot, Mem. T. III. p. 604 suiv. ; Biogr. Univ. SARTORIUS (JonANNEs) , geboren te Leeuwarden , predikant te Havelte (1609-1613), te Beestserswaag in 1613, in 1615 te Buitenpost eta Lutkepost , overleden in 1621. Hij beoefende de lat. poezij blijkens zijn gedicht ter eere van Janus Dr usius, achter diens leven door Ab r otus C u rian der (H o fm a n). 1Vlogelijk is hij ook de schrijver van de Hypocrisi gentiliumcirca cultum Deorunz , en dezelfde met Johannes Sartorius in 1598 predikant te Breedevoord. Zie Columba en D r e a s , Naaml. v. pred. onder de classis van Dokkum , bl. 35 ; E n g e 1 s m a , Volgl. d. pred. onder de classis van Zevenwouden , b1.195; de J o n g h , Naaml. d. pred. in Gelderl. b1.409. Romein, Herv. pred. v. Drenthe , bl. 180. SARTORIUS (JACOBUS THEODARTUS) of CLEERMAEC­KERS , waarschijnlijk zoon van P a ulus C le e r m a e c k e r s , werd in het midden der 16e eeuw te Bolsward geboren nam het kerkelijk gewaad aan en werd pastoor , eerst in zijne geboortestad , daarna te Dorsten in Westphalen. Hij bekleedde dit ambt nog in 1602. Hij gaf in het Licht : R. P. Joannis Osorii Lusitani , Societatis Jen , concionum epitome. Pars Hyemali• , ab Adventu usque ad Pascha , opera ac studio J. T. Sartorii Bolsiverdiensis .Frisii, P(astoris) gur- stensis.) Colon. Agrip. 1602. 8°. Pars Aestivalis , a Dominica Paschalis usque ad .ddventumDomini. Ibid. 1602. 8°. •T• Concionum Epitome de Sanctis Ecclestae Del, quorum Testa 1 ) Volgens D. Nieuw e n h u i s. Volgens G1as ius 2 April 1775. per totum annum in Catho qEcclesia cekbrantur ; operd, ac studio lheodori Pauli , Bolswerdiensis Frisii P. D. Ibid. 1602. 8°. De opdragt is geteekend den 6 Febr. 1598. Val. Andreas meldt dat Sartorius een Epitome Sermo-num van Osorius heeft in het licht gegeven. Gedrukt Col. 1598 en 1613. 8°. zie Paquot, .2111.m. T. LIL p. 352; Glasius, Godgel. Nederl. SARTORIUS (GEORGE FREDERIK) , werd in 1773 1), te Amsterdam geboren , studeerde bij Ds. Tissel, en aan het Athenaeum aldaar , daarna te Gottingen onder Staud lin, Eichhorn en Planck, werd in 1795 proponent , en aan­vaardde achtereenvolgenden den predikdienst bij de Evangelisch-Luthersche gemeente te Zwolle (1797) , Schiedam (1799) , Dordrecht (1803) en te Amsterdam (1814). In 1826 werd hij tot buitengewoon hoogleeraar aan het Evangelisch-Luthersch Seminarie aldaar benoemd , en aanvaardde die betrekking den 31 October 1827 met eene oratie De multiplici fructu , gum diuturna in administrandis sains exercitatio adfert ad juvenes S. S. ministerii officia docendos. De 20 April 1845 had hij nog met vuur gepredikt , en reeds den daarop volgenden nacht (21 April) werd hij plotse­ling aan zijne gemeente en het Seminaiie ontnomen. Hij was een man van veelzijdige kennis en groote gevatheid , een ge­moedelijk prediker en voortreffelijk cateeheet. Zijn portret be­staat , naar H. W. Caspari, door D. Sluyter, in folio. Behalve de genoemde oratie gaf hij in het licht G. J. P 1 an k , Het geschiedkundig bey* voor de goddelijkheid des Chris- tendoms , en Voorlezingen over de leer van den persoon en het werk van Christus. Uit het Hgcl. vert. Rott. 1830 , en de volgende voorlezingen in het Magazijn voor Wetenschappen ,Kunsten en Letteren van van Kampen. De troostgronden der ouders bij den dood hunner kinde- ren. (D. I.) De waarschijnlijke oorsprong en de algemeene duurzaamheid van het geloof aan waarzegging en voorteekeningen. (D. V .) De omvang en de zekerheid onzer kennis der natuur , en den rang , welken hij daarom onder de andere wetenschappen ver- dient. (D. VI.) Zie Domela Nieuwenhuis, Gesck. d. Amt. Luth. gem. bl. 232 volgg.; Glasius, Godg. Nederl. ; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 229; Lennepii, Memor. Amst. Ath. p. 290 ; Thekz. voor April - 1845 , bl. 647, very.; Kunst en letterb. 1845. D. I. bl. 322. SARVAES (JAN ABRAHA]stsz.) middelmatig dichter , bloeide 18e in 't midden der eeuw. Men heeft van hem o. a. een graischrift op Dc. Joh. Corn. Chanfleury , overl. 6 Jan. 1755. Zie Boekz. 1755a. bl. 99. SAS (F. LucAszooN) , in de XVIIe eeuw factor bij de Goudsche rederijkkamer de Goudsbloem. Men vindt zijne poezij in de Schatkist der Philosophen ende Poeten en in Vlissinyhe Redenr.-Lusthof. Zijn zinspreuk was : Gods wet is net. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SAS (JAN) bloeide omstreeks 1640-1650 in Holland , en schilderde landscbappen , met ruime groepen beelden en bees-ten gestoffeerd. Zie Kramm. SAS (JAN). Men heeft : Distorisch verhaal van de voyagie der Hollanderen met dry schepen , yedaen naar de Oost-Indien , onder het beleydt van de Admorael Steven van der Hagen. In den jare 1599 ende vol­ yhende. Beschreven door Jan Sas , van der Goude , enz. Zie P. A. Tiele, Mem. Bibl. sur les jaunt. des Navig. Neerl. p. 232, 233. SAS (JACOB LucAsz.) lid der Goudsche rederijkerskamer de Goudsbloein met de spreuk : lit Jonsten begrepen, verscbeen op bet Mechelsche Peoenfeest , den 3 Mei 1621 met 2 Refe-reymen. Ook vindt men zij nc poezij in Vlaerdinghs Rede- ryckbergh. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woord. SAS (NicoLA.As) , dichter , bloeide in het midden der 17 6 eeuw. Men heeft een gedicht van hem in Bloemkrans vanversch. Gedicht. Amst. 1659. SAS (MARTEN), zoon van Huber tus Sas en Anna L o o tn a n , werd den 30 Jan. 1754 te Amsterdam , waar zijn vader een welgezeten burger was , en een aanzienlij ken han­del dreef , geboren. Zijne ouders vroeg verloren hebbende , kwam hij in lien zijner voogden , en vervolgens bij den beer A. IJ p e l a a r, vervaardiger van microscopisohe voorwerpen. Deze in den jongen S a s eenen werkzamen en onderzoeklieven­den aard bespeurende , gaf hem van tijd tot tijd deel aan zijn kunstarbeid. Weldra werkten zij te zamen en besloten hunnen kunstarbeid onder de firma van A. IJ p e 1 a a r en C o m p. , voort te zetten. Van toen of kreeg bun arbeid meer een ge­regelde en fabrijkmatige strekking. Hetgeen tot hiertoe stuks­wijze werd behandeld , werd nu meer systematisch tot klassen en soorten gebragt. Alle de drie rijken der natuur , werden nu de voorwerpen hunner nasporing en bewerking. Meer dan 20 groote kabinetten werden door hen aan vermogende lief­hebbers afgeleverd , ieder eenige honderden voorwerpen (de allergrootste tot 1800 stuks toe) inhoudende , als : kleine in- 9 8ecten, de ?zit- erc inzvendiye cleelen van eenige derzelven , vi8ch­ schubbeu, houtsneden , preparaten vau heesters , planten , bloe­ men , zaden , vliezen , pluisen en kienzen (die , door hun ontwikkeld de plant reeds de kiem der zadeu aantoonden) , plantdieren , zeeschelpeu, koraalgewassen, sehelpen , geheele en doorgesneden hoorntje8 , 8teenzwammen , zaden , delfstoyen, als : goud , zilver , koper , ijzer , tin eu lood ertsen , halve metalen , dropsteenen, versteeningen enz. , alle op de keurigste wijze geschikt en inge­ rigt , om door het miskroskoop , hetzij als ondoorzigtbare of doorzigtbare voorwerpen beschouwd to worden. Zij zonden op de openbare tentoonstelling van kunsten en handwerken , op last van het gouvernement , in 1806 te Utrecht geopend , eenige proeven van hunnen arbeid. Al aanstonds trokken deze de aandacht , inzonderheid een laadje met 36 voorwerpen , die f 108 golden , waarvan de meeste voorwerpen met het on­ gewapend oog niet konden gezien worden , en de glaasjes er zich ledig aan vertoonden. Geen wonder , daar zij o. a. de teeldeelen en bloedvaten van vlieg , mug , luis , vloo enz. bevatten , als ook de oogvliezen der kleinste insecten , waarin bet getal der facetjes bewees dat de meesten insecten meer dan 3000 oogen hebben. Na afloop der expositie werd hun een zilveren medallic ter hand gesteld. Kort daarna kregen zij last voor koning Lodewijk een kabinetje met miskroscopische voorwerpen te vervaardigen , dat in zijne verzameling van natuurlijke historie werd geplaatst. Bij de door hun van tijd tot tijd vervaardigde Natuurlijke Historie van eenige insecten , als van de gaasvlieg , de gevleu­ gelde en onllevleuyelde mien , de kakkerlak , de walvischluis en de nienscheluis , gelukte het hun in 1811 de natuurlijke his- tone van de vloo , in 22 voorwerpen , daarbij te voegen. Dit en de overige voorwerpen hunner bekwaamheden werden door landgenooten en vreemdelingen bewonderd. Beide kunstenaars stierven , na eene ziekte van weinige maanden. Abraham Upelaar den 6 Dec. en Marten S as den 7 Dec. 1812. Zie .Taarboeken van den Siaat der Kunsten en Wetenschappen in Holland; Konst- en Letterb. 1812. D. I. bl. 210 volgg. SAS VAN BOSSCHE (GERARD) , raad ter admiraliteit wegens Utrecht, werd in September 1687 , wijl hij f 5000 voor een Commissie-plaats had getrokken , veroordeeld tot uitkeering dezer som en onbekwaam verklaard eenig ambt te bekleeden. Zie Soli. Merc. 1687 , bl. 174 ; Wagenaar, Vad. list. D. XV. bl. 384. SASBOUT of SASBOLDUS (ADAM) werd den 21 Decem­ 1516 te Delft uit een aanzienlijk geslacht geboren. Na het eerste onderwijs in zijn geboortestad genooten te hebben , studeerde hij te Utrecht onder G e o r g i u s M a c r o p e d i n s, met zulk een goed gevoig dat hij , 18 jaren oud , het eerste boek der Iliaden van Hornerus , in lati einsche verzen overzetten en den geheelen Aeneas van Virgilius uit het hoofd , zonder haperen kon opzeggen. Te Leuven oefende hij zich in de wijsbegeerte, en onder Ruardus Tapperus en Johannes Hasselius de godgeleerdheid. Hij trad in de orde van St. Franciscus en gaf de novitii dezer orde onderwijs in het laatst genoemde vak. Men zegt dat hij in zijn eel geen ande­ren boeken clan den Bijbel en zijn Breviarium gebruikte. Hij was 9 jaren een sieraad zijner orde en overleed te Leuven den 1 December 1553 in den ouderdom van 36 jaren. Zijn neef Vo s m e e r us beschreef zijn leven en gaf een Apologie zijner schriften. Zie zijne portretten , deels bij M u 11 e r 1. 1.; deels door W i e r i c x en door M i r a e u s. Hij gaf in het licht : Commentarius in Esaiam Proph,etam, voorafgegaan door een Tractatus de Scripturarum sensibus. Commentarius in Paulinas Epistolas et nonnullas aliorum Apostolorum. Sommigen willen dat hij dezen en andere zijner werken uit die van zijn leermeester Hasselius heeft getrokken , 't geen echter door Vosm e e r ontkend werdt. Homiliae Latinae, varlis in locis Lovanii habitae. Condones III super illud Levit. Eritis miki sancti etc. °ratio quodlibet. de vera Christi Ecelesia. Oratio in (unere Geldropii, Collegii Fontifieis Praesidis. Devote ende seer gheestelycke Sermonen , enz. Leyden 1569. Zijn werken zijn verbeterd en vermeerderd gezamentlijk te Keulen in 1568 en 1575 in fol. uitgegeven. C o r n. M u­sius heeft zijn grafschrift vervaardigd. In hs. bestaan van hem : Dit is een stuck van een sermoen dat broeder Adam Sasbout scrijit van 't Chananeesche vroucken. S. Bernardus Sermoenen op papier,, waarbij eenige sermoenen geschreven door A. S. enz. Sermoenen in 't Latyn ghemaect, van Broeder A. S. , van Delft , (in 't Ned. overgezet) , op papier , geschrev. in 1574. Zie Sweertius, Ath. Bat. p. 90; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 4; Fo pp en s, Bibl. Belg. T. I. p. 5; Boxhorn, Theatr. Holl. p. 160; M. Delrius, Disquis , Mag. 1. III. p. 1, Quaest. 3 , Sect. 2; Fran c. L a v a, Praefat. ad sententiam Hasselii super factolVectarii circa confess. C. Mu sii , Solit. i. v.; B leis wij ck, Bes. v. Delft, bl. 104, 708; Cat. mss. .T. Koning (1828) n°. 74; Cat. mss. .T. v. Voorst, bl. 26 ; Cat. d. M. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 41; D. II. bl. 511. SASBOUT (Mr. ARNOUT), noon van Mr. Joost S a s b o u t (hier achter), ridder , heer van Spaland , werd in 1543 lid van het Hof van Holland , voorts rand van den koning van Spanje in de Nederlanden en vervolgens opperkanselier van Gelderland. Hij behoorde tot de ijverigste tegenstanders der hervorming. Toen in 1565 te Leiden eenige vervolging van 9* 132 het geloof begon , trok hij clerwaarts oin de beschuldigden te doen vatten , doch zij werden meerendeels door de wijsheid en goedheid van Jan v an B er en dr ech t gered. Toen hij naderhand de vonnissen tegen anderen zou doen uitvoeren , ontmoette hij , hoe veel belofte hij ook deed van non praeju. dicie , op nieuw tegenstand van de geheele regering. Welligt was dit de reden , dat hij , na het overlijden van Adria an arius) Nicol ai, tot kanselier van Gelderland werd geko­zen , welk ambt hij in 1572 verwisselde met dat van voorzitter van den geheimen raad te Brussel , welke bediening Philips , bij brieven uit Madrid van den 10 Julij 1572 , hem opdroeg. In deze betrekking nam hij , na het overlijden van Requ e­sens , zitting in de Raad van State. Hij was in 1575 bij den vrede­handel te Breda. De beroerten en oproeren , waarvan hij te Brussel getuigen was , deden hem , volgens sommigen , besluiten zich in den Haag te vestigen. Volgens anderen , zou hij den dienst van den koning van Spanje verlaten en zich aan de zijde der Staten gevoegd hebben. Hij overleed in 1583 en was gehuwd met Maria v an Heer m ale, die hem verscheidene kinderen schonk. Zie Soli. Resol. 15 Febr. 1575 , bl. 49, 59 ; B oxh or n, Theatr. Holl. p. 160; van Leeuwen, Bat. ill. p.1107; Bor, Ned. Oorl. B.VIII. IA. 88, c. 597; Beschrijv. v. Deft bl. 666; Wagenaar, Vad. Hist. D. VII. bl. 30, 90; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Hoogstraten, Kok; Kobus en de Rivecourt; Groen van Prinsterer, Arch. T. VI. p. 48 , 117, 272. SASBOUT (JAN), zoon van S a sbo ut , driemaal burgemees­ter en M a c htelt van der Duss en, werd te Delft geboren en- was een man van veel aanzien en gezagf in zijne geboorte­stad. Hij bekleedde 25 maal de burgemeesterlijke waardigheid en overleed in 1573 , in het 82e jaar van zijn leven. Hij huwde Elisabeth van der Burg, zuster van Beukel van d er B urg , aan welke zijne zuster C atharin a was gehuwd , die hem 7 kinderen schonk , onder welken Adam voornoenad. Zie Bat. ill.; Boxhorn, Theatr. Holl. ; Bleiswijck; Kok. SASBOUT (Mr. Joon') , oudere broeder van den vorige , ridder , heer van Spaland , werd in 1525 lid van het Hof van Holland , in 1526 van dat Friesland , en na den dood van W i 11 ern van der Meer , gezegd van Alkmaar , opperkan­selier van Gelderland. Hij overleed te Haarlem in 1546 , in den ouderdom van 59 jaren , doch werd te Arnhem begraven. Hij zelf vervaardigde zijn grafschrift , in latijnsch dichtmaat , in een steen in den trans van 't koor der kerk , waarin's mans overblijfselen rusten , op zijn bevel uitgehouwen. Hijbuwde Catharine van der Meer, doehter van P i e­ter Frankenszoon V a 11 der Meer en van Lidewy de Wilt v an Bleiswyk, die hem verscheidene kinders schonk. 133 Zie Bat. ill. 1. c; Bleiswijck, Beschrijv. v. Delft bl. 758; Beschrijv. v. Deft M. 666; Sligtenhorst, Geld. Gesch. bl. 97; Scheltema, Saatk. Nederl. ; Kok; Chr. v. h. Hist. Genoots. D. VIII. bl. 279. SASBOUT (JAKoBus) , operateur te Middelburg , die zijns gelijken niet had in het steensnijden , volgens de manier van C els us. Mogelijk dezelfde met den volgende. Zie C. van den V o o r d e , 1Vieuu, licht jakkel der Chir. bl. 765. 767; Banga, Gesch. der Geneesk. D. II. bl. 510, 511. SASBOUT SOUBURG (Mr. JACOBUS) , beroemd stads steen-snijder te Dordrecht , bloeide in het laatst der 17° eeuw. V a n Gool noemt hem ileen vermaarde operateur en steensnijder." Zijne dochter huwde den bekenden Arnold Houbraken , die hem in huiskleeding in zeer groot formaat etste; een zeld­zaam voorkomend blad. David van Hoogstraten ver­vaardigde een gedicht op deze zijne afbeelding. Zie van Go ol , Leven der Kunstschild. enz. B. I. bl. 133 ; D. Hoogstraten, Ged. bl. 282. y. SASBOUT (CoRNELis) , beroemd steensnijder en chirurgijn in de 17e eeuw. T u 1 p noemt hem : "lithotomus ac chirur­gus satis felix qui omnem artatem triverat in exsecandis calculis." Zie T u 1 p , Observ. L. III. p. 13 ; B a n g a , Gesch. d. Geneesk. D. I. bl. 243. SASBOUT (M.) , schreef :Dictionaire Francoys -Flameny. tres anple et copieux. Any. 1579. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 114. SASGRIS (JAN). Zie SASKERIDES (JoHANNEs). SASIUS (NicoLAEs) , volgens B a n g a , een geleerd en ge­moedelijk prediker te Alkmaar , leermeester van Petrus 14 1 o­restu s. Hij overleed in 1557. Zie Banga, Gesch. d. Geneesk. D. I. bl. 88 ; P. Forestus, Opera Omnia T. I. p. 190 , 431, 544. SASKERIDES (JoHANNEs) te Warmenhuysen in Noord-Holland in 1526 geboren , legde zich op de letteren toe in de St. Hieronymus school to Utrecht , studeerde vervolgens te Leuven in de godgeleerdheid , en word pastoor te Haringkarspel. Na de hervorrning omhelsd te hebben , verliet hij Holland , vertrok naar Engeland en van daar naar Duitschland. Te Wittenberg wist hij zich de vriendschap te verwerven van M elan chton, die hem Christiaan 1II, koning van De­nemarken , aanbeval. Deze gaf hem in 1557 een leerstoel in de Hebreeuwsche taal te Kopenhagen. Daar word hij Bacca­caureus in de godgeleerdheid , vervolgens Artium Magister (1565), waarna hij ook de godgeleerdheid onderwees. Eindelijk werd hij kanselier der Hoogeschool. Hij overleed te Kopenhagen in 1594, in den ouderdom van 67 of 68 jaren. Hij gaf in het licht : S'acrorum Carminum li6ri novena. Basil. 1557. 8 9. Volgens , Le Long bevatten de 5 eerste boeken de Psalmen van D a-v i d in lyrische verzen overgebragt , en het 6° de overige lie-deren die in de H. S. voorkomen. Mogelijk dezelfde metCarmina de septem temporibus Sacrae Ecclesiae in XI boeken. S al omon van Tit gaf eene overzetting van dit werk , met den titel: Van de seven tyden der H. Kercke, te vinden ach- ter zijn Inleydinghe tot de Profetische Schriften. Alkmaar 1682, Dordrecht 1614, en meermalen herdrukt , ook in 1699 in Duitschland. .Epicedion in obitum Chritiani Regis Daniae etc. 1559. Themata ( Theses) pro Magisterii gradu in Philosophia. Hafn. 1565. Septem condones de Passion et Resurrectione Christi 1567. Carmen gratulatorium ad Fridericum II. , de nato filio 1577. Oraio de observando Christi die De Morte arcane. De mysterio trium Patriarcharum. De Reyno Christi, quomodo diferat a Regno mundi. De Agni, seu Christi, Victoria contra Gogum e Magoguin. Hij liet na in ms. : _Explicatio Grammatica Psalmorum. Commentarius in Esaiarn et XII Prophetas minores. Zie le Long, Bibl. S. p. 946; Bibl. Acad. .Haffn. ; Mollerus, Moreri; Paquot, Mein. T. III. p. 601, 602; Niceron,Nachr. Th. XVII. S . 189; Budaei, Isag. p. 1510 ; Delprat,Over de broeders. van G. Groete, bl. 132, 133; Glasius, Godg. Ned. ; Kobus en de Rivec ourt; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 2 4. SASPORTAS , SEXPORTAS of SCHESCHPORTES (JAc.) BEN AARON , ook J a c. S p r o t e s genoemd , de voornaamste rabbijn te Livorno , vervolgens bij de Spaansche synagoge te Amsterdam , te Oran in Afrika geboren , te Augsb. gestorven in 1698. Schreef : Atrium sanclitatis , of een mystiesche eu cabbalistische verkla­ ring der joodsche gebeden. Testimonium in Jacob , of responsa juridica. Generationes Jacobi , een register van schriftuurplaatsen die in den Jeruzal. Talmud verklaard worden. Zie Chr. v. h. list. Genoots. D. III. bl. 56 ; J o c her. SAPORTAS (JAHA.coB), geleerd rabbi te Amsterdam , bloed-verwant van den voorgaande , van mien P. van G u n s t in 1697 een zeer schoon en zeldzaam portret sneed in gr. fol. SASSE (J. VAN) een kunstgraveur. Hij bragt een Platte grond der stad Amsterdam , door Corn el is Anthon is z. in 1536 naar 't leven geschilderd , en in 1544 in druk uitgege­ven , op nieuw in 't koper met zulke veranderingen en verbete­ringen , dat de grondslag voor de huizen , in de oude kaart, in Wagenaar 's Amsterdam voorkomende , door hem met huizen is aangevuld. Ook bestaat er door hem gegraveerd een Niew Des8eyn lot een seer groole stercke en onz le hooren heel bequame coupel- kerck , met een /oven Tooren, in gr. fol. , geteekend door DirkTruer , in 1736 te Amsterdam. _dnsichten des Schlosses und Garten bei .Hanover , 16 bla-den , naar de teekeningen van J. Muller. Zie SASSELEE (JoosT), tniddelmatig tooneeldichter uit de eerste helft der 18e eeuw. Men heeft van hem : De Ballingschap van Willem de I , Prins van Ora* , trep. Amst. 1738. gr. S°. De belachelyke Bankroetier , klsp. Aid. 1738. m. pl. kl. 8°. Zie Viritsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. ; Cat. der Maats. v. Nederl. letterk. D. I b. bl. 188. SASSEM (KNIERTJE vAN), leverde onder de spreuk Godt den prijs geheel, soeckt na het beste deel, een dichtstuk : De ziele gevoelende hare swackheydt , sucht tot den Heere onz ge- nade en kracht , op de wijze van de 3 Psalm, in Geur van. yeestelycke speceryen enz. v. d. Aa, N. B. A. C. Woordenb. SASSEN (En.) , kapitein der artillerie , ridder der militaire Willemsorde , wethouder en plaatsvervangend kantonregter te Haarlem. Sedert hii zich in deze gerneente had gevestigd , was hij er de algemeene vraagbaak en een man van vele be­kwaamheclen. Hij overleed te Haarlem 3 December 1855. Zie Alg. Ilandelsblad van 6 Dec. 1855. SASSEN (Mr. j0.A.NNEs HENRIcus), te 's Hertogenbosch geboren , was cen beroemd regtsgeleerde. Hij overleed in 1830 en schreef : Proeve van een beredeneerd overzigt van het burgerlijk wet­ boek voor het koningriik de?. Nederlanden, 's Bosch 1827. Brieven over het ontwerp van Wet6oek van Strafvordering. 's Bosch -I 8 n. 8°. 7ic iiermans, Introd. p. 20; Cat. d. Bibl v. N. Brab. . 3219. SATINK (JAN). Bij het uitbreken van den oorlog in En­geland in 1780 , zonel de prins txtet staats boden aan de sche-pen , die nog niet uitgeloopen waren , bevel om te blijven lig-gen. Voor alle kwam dit tijdig genoeg , behalve voor de twee oorlogschepen de Primes Carolina en Rotterdam, van 50 stuk- 13G ken, gevoerd door Jan Satink en Anthony Johan van Vosbergen, die met bet schip der Oostindische Compagnie , de vrouw Catharina Wilhelmina , ongelukkig eenige uren v6zir de aankomst van den staatsbode te Hellevoetsluis , de Maas uitgezeild waren , zonder bekend te zijn met de vredebreuk. Gelijk te vreezen was, werden deze Brie schepen werkelijk een prooi der Britten. Zie Art. Vosbergen ; Nederl. jaarb. 1781, bl. 237; Stuart, Vad.Hist. D. III. bl. 22; Ned. Held. ter zee , Engelbert Gerrits, Gedenkst. v. Neerl. .Heldend. ter zee , D. II. bl. 360 ; J. C. de Jon g e,Neerl. zeew. D. V. bl. 503, 504. SATINK (JOAN) schreef : De Traanen van Juda en Jeruzalem op het graft van Hiskias , of Ireur-predikatien over de woorden 2 Chroniken XXXII : 33 toegepast op het zieltrefend overlijden en begraven van Zijne Doorl. Hoogh. den &ere W. C. II. _Friso , Prince van Oranje enz. Amst. 1752. 4°. Zie Abcoude, Derde Aanh. bl. 22. SAUER (C.), tooneelschrijver uit den aanvang deter eeuw. Men heeft van hem: Euyenius Erfprins van Dalmatien ; trsp. h. Hyd. van K. 1'. _Hensler vrij yev. Amst. 1800. 8°. Misdaad en Grootmoediglieid , of de Inboorling van Batavia , lisp. n. h. Hoogd. van I. TP. Steinmullier. Amst. 1803. 8°. De Schaakmaschine , 6lsp. vrij gev. n. h. Hooyd. van H. Beck. 's Gravenh. 1803. 8°. Zie Cat. d. 2ilaats. van Ned. Letterlc. D. I. b. bl. 189. SAULX (M. DE). Zie ROELS (CHR.) SAURIN (ELIE) werd den 28 Augustus 1639 te Usseau , in de valiei van Pragela , aan de grens van Dauphine aan de zijne van Pignerol , geboren. Zijn vader Pierre S a u r i n was toen aldaar predikant en stierf in den dienst der kerk van Grenoble. Elie werd door zijn vader zelven onderwezen , zoo dat hij 18 jaren oud , het academisch onderwijs kon genieten. Hij be­ zocht achtereenvolgende de hoogescholen te Die , Nismes en Geneve , en onderscheidde er zich door gedrag , kundigheden en vooral door zijne scherpzinnigheid in het disputeren met zijne medestudenten , en godgeleerden der R. C. Kerk. In 16o1 , nam hem de synode van Dauphine , te Die gehouden , tot proponent aan , en gaf hem aan de kerk te Venterol. Deze begat hem niet lang , daar hij reeds in het volgend jaar (1 662) te Embrun werd beroepen. Terwijl men er aan dacht hem een leerstoel in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Die te geven , was hij , ten gevolge van een vonnis wegens oneerbiedigheid jegens het H. Sacrament, verpligt Frankrijk te verlaten. Hij begat zich naar Geneve en van daar naar Holland, waar hij tegen het einde van Junij 1664 aankwam. In Julij 1665 werd hij bij de Waalsche gemeente te Delft tot leeraar aangesteld. Gedurende zijn verblijf aldaar nam hij deel in den twist met Lab a di e , predikant der Waalsche ge­meente te Middelburg. Na L a b a d i e s ontzetting van den dienst , bood de kerkeraad dier gerneente (1669) hem diens plaats aan. Saurin sloeg dit beroep of , doch nam de uitnoodiging van den kerkenraad van Utrecht aan , om Wol z o g e n , naar Amsterdam vertrokken , op te volgen (1671). In Augustus 1673 begeerde hem de gemeente van Dordrecht te bezitten , (loch hij bleef te Utrecht, waar hij veel verdriet had van Pa y en , die hem tot hulpprediker was toegevoegd. Deze wenschte zich van Saurin onafhankelijk te maken , wei­gerde , op diens verzoek , te prediken , en stelde zich met hem gelijk. Wel werd hij door den kerkenraad veroordeeld , doch hij wist zich door slinksche middelen in de gemeente staande te houden. In 1691 verklaarde Saurin zich tegen Jurieu , met wien hij vervolgens in een godgeleerden strijd trad , 't geen tot het schrijven van verscheiden twistschriften aan beide zij­de aanleiding gaf. Op zijn terugreis van de synode te Kam­pen in September 1702 , werd hij door een hevige ziekte aan­getast , die hem op Zondag van Paschen 1703 in het graf sleepte , in het 64e jaar van zijn leven. Hij bleef ongehuwd. C h a u f epie legt deze getuigenis van hem of : Mr. S au rin avoit un genie vaste et profond , un discernement exquis, le jugiment net et solide , l'imagination belle , la memoire heu­reuse, une presence et une vivacite d'esprit admirable, it parloit facilement et bien , n'ayant, jamais ecrit ses sermons,qu'il meditait jusqu'aux termes" etc. Hij schreef : Reflexions un Libelle intitule Information pour Nosseig­ sur neurs les .Mats , et Instruction sur ce qui s' est passe au Synode de Ziriczee : pour les Eglises qui doivent composer le synode de Breda. Utr. Imp r. 1692. Examen de la Theologie de Mr. Jurieu , ou l'on traite de plu­ sieurs points Ith-importans de la Religion Chretienne , comme du Principe de la Foi , de l'iclee de l' Eglise , de la justification Lion , de l'efficace do Bateme , de la Polygamie , de l' Amour du Prochain etc. Et ou l'on fait voir que la doctrine de Mr. Jurieu sur ces Articles est non seulement contraire a ceux des Eglises 1?eformees , mais aussi d'un tres-dangereuse consequence. La Haye 1694. 2 t. in 8°. Hiertegen schreef J u r i e u: DOfense de la Doctrine Universelle de l' Eglise et particulie­ rement de Calvin et des Ref ormes , sur le Principe et le Fon­ dement de la Foi contre les imputations et les objections de Mr. Saurin. Divisee en trois Parties. Rott. 1695. 12°. Suite de la Reponse de Mr. Jurieu , Idee des Sentimens de Mr. Saurin sur les Mysteres de la Trinite et de l' Incarnation. La Religion du Latitudinaire , avec l' Apologie pour la Sainte Trinite appellee Z' lieresie des trois Dieux. Rott. 1696. 8°. (waarin Histoire de la conduite de Mr. Saurin et de Mr. Jujieu , dans affaire qui s' agile depuis cinq ans). Remonstrances aux .Eglises , qui doivent composer le Synode de Lemerden. l'An. 1685. 4°. Defense de la veritable Doctrine de l' Eglise Reformee snr Principe de la Foi , contre le livre de Mr. efurieu , intitule : Defense de le Doctrine Universelle de l' Eglise. Utrecht 1697. 8°. Justification de la Doctrine du Sr. Elie Sauvin , Pasteur a I' Eglise Wollonne d' Utrecht , contre deux Libelles de Mr. Jn­ rieu , intitule : Idees des Sentimiens de Mr. Sanrin etc. et autre : La Religion du Latitudinaire. Utrecht. 1687. 8°. Suite de la Justification de la Doctrine du Sr. Elie Saurin etc. Utrecht 1697. 8°. MT Reftexions les Droits de la conscience , ou l' on fait voir la Difference entre les droits de la conscience eclairee et ceux de la conscience errante , on refute le commentaire Philosophique , et le livre intaule Droits des deux Sonverains , et on marque les justes bornes A la Tolerance civile en matiere de Religion. Utrecht 1697. 8°. .Traite de l' Amour de Dieu. Utrecht 1701. 2 vol. 8°. Traite de l' Amour du Prochain. Utrecht 1704. 8°. Zijn Traite contre Antechrist gaf hij niet in het licbt. In de Bibliotheque Wallonne te Leiden berusten : .Lettres sur afiraire de Mr. Elie Saurin , en 1670. Zie Chaufepie, Dtct. Hist. et Crit.Bv.; La vie et le mort de Mr. Elie Saurin, achter zijn Traito de l'Amour du Prochain ; Hist. de l'Edit de Nantes, T. III. P. I. p. 612; Examen de Theologie Mr. .Turieu , p. 1-74; Nouvelles de la ROpublique des Lettres lilai 1701, Art. IV; Catal. de la Bibl. Wallonne Leyde, p.8; SupplOm. p. 7, 9; Haag, La France Protest.; Hoefer, Nouv. Biogr. gener. Id. 43, p. 365; Rabus, Boekz. v. Europa, 1701, bl. 706. SATTRIN (JAcQ,IIES) werd den 6 Januarij 1677 te Nisrnes uit een aanzienlijk geslacbt , dat zich omtrent den staat en de letteren beroemd maakte gcboren. Zijn vader Jean Saurin was er advokaat , en secretaris der koninklijke akademie van Nismes : zijne moeder heette Hippolyte Tournie r. De herroeping van het edict van Nantes verpligtte hen Frankrijk te verlaten. Zij vcstigden zich te Geneve , waar hun zoon zijne letteroefeningen aanving , doch ze staaktc en de wapenen opvat­ ten. In 1694 nam hij deel aan een veldtogt als kadet in de compagnie van Mylord G all ow ay , en in 1695 bad hij een vaandel in bet regiment van dien beer , dat in Piemont diende. Toen de hertog van Savoye vrede met Frankrijk bad geslo- ten , keerde de jonge Saurin naar Geneve terug en vervolgde zijne studiep in de philosophie en theologie onder A 1 ph o n s e Turretin, Tronchin, Pictet, Leger, Minutoli en C h o u e t. Reeds voor hij zijn akademische loopbaan gain­cligd had , was de roem zijner jeugdige welbespraaktheid ver­spreid. Zoo uitnemend waren de eerste proeven geslaagd van wat hij later zou worden , dat een ongewone schare zich rond­om bet gestoelte verdrong , waarop hij de eerste proeven van zijn' schitterenden aanleg zou geven. Eenmaal moest men zelfs de Kathedraal der stad voor hem openen , omdat kleiner lokaal onvoldoende was. In 1700 begat hij zich naar Enge­land , en verkondigde gedurende ruim 4 jaren te Londen met gedurig klimmenden opgang bet evangelic. Daar hoorde hij den begaafden predikant Tillotson, en nam zonder verloo­ chening van eigen zelfstandigheid , diens preekrnethode ten voorbeeld. Hij trad ook in Engeland in den echt met C a­t h arina B ou ton , die horn 2 zonen sehonk , Antony en Philippe, die beide bun vader overleefden. Redenen van gezondheid noopten Saurin naar Holland over te steken , waar hij reeds eenmaal op zijne reis naar Londen een korte vvijle had vertoefd. Reeds had hij een en andermaal , onder grooten toeloop te 's Hage gepredikt , en was op het punt naar zijn standplaats te Londen weder te keeren , toen hij door eenige aanzienlijke gemeenteleden der hofstad , tegen een vaste bezoldiging werd aangesteld , om zich des voormiddags op den voorlaatsten Zondag van iedere maand te doen hooren. En toen , kort daarna eene plaats was opengevallen , onder de vier predikanten , die uit de menigte van vlugtelingen opzettelijk en uitsluitend geroepen waren tot bet houden eener pasgeopen­de godsdienstoefening aan den avond van iederen rustdag , werd die betrekking aan S a u r i n aangeboden op 28 jarigen leeftijd , die hij tot op zijn dood toe waardiglij k bekleedde. Al spoedig mogt hij zich in eene populariteit verheugen , zel­den geevenaard en zeker nimmer door een kerkredenaar van zijn tijd overtroffen. Met bijna iedere leerrede die hij uit-sprak , stak de faam de loftrompet luider,, en weldra klonken hare schelle toonen ver buiten de hofstad. Men noemden hem den beroemdon , den weergaloozen S a u r i n , den Chry­sostomus der Protestanten , en met deze laatsten stemden zelfs Roomsch-Katholieken te zamen. Niet zelden verlieten de he­vigste kritikasters het vaandel van Aristarchus , om wegge­sleept door den stroom zijner rede de breede rei zijner bewon­deraars te vergrooten. Soms waren reeds veertien dagen te voren , de plaatsen aan den voet van zijne leerstoel besproken , en waar een groot aantal van hen die hem hooren wilden , gedurig onverrigter zaken moest wederkeeren , was men reeds verblijd , als men de sport van een der ladders kon magtig worden , die daar buiten tegen de muur , in de nabijheid van een geopend venster , voor het overtalrijk gehoor waren aan- 140 gebragt. Het geheim van S a u ri n s meesterschap over de gemoederen scheen , volgens den hoogleeraar v an O o s t e r z e e, aan wiens verhelderd werk over de kanselwelsprekendheid van S a u-r in wij deze bijzonderheid ontleenen , vooral daarin bestaan to hebben dat hij aan de eene zijde een onuitputtelijk rijke ver­beelding , aan den anderen kant een helder denkenden , krach­tig ontwikkelden geest bezat. IJverig in zijne betrekking van prediker voor aanzienlijken (hij was als minisitre des nobles aangesteld) , toonde hij zich niet minder gezet op den schoonen rang van vriend en helper der armen. Hij gaf het voorbeeld van onbekrompen weldadigheid en achtte het zich geen last maar een lust om pleitbezorger der behoeftigen bij de rijken en aanzienlijken te zijn. Hij verdeelde de erfenis hem door zekeren Loui s L a m­bert, met hem te Nismes geboren en later in Holland ge­storven , die hem tot erfgenaam van zijn aanzienlijk vermogen gemaakt had , tusschen de betrekkingen en geloofsgenooten van den gestorvene , ofschoon de eerste hem een proces over deze erfenis hadden aangedaan. Behalve de vijf bundels leerredenen , die hij zelf ter perse mogt legge (de derde droeg hij , op een ontvangen wenk aan den koning van Groot Brittannien op , die hem begunstigde met een jaarlijksch pensioen , dat hij van 1717 of tot zijne dood genoot) was zijn leven ook aan andere letterkundigen arbeid gewijd , en vervaardigde hij voor den Engelschen prins eene handleiding voor de opvoeding van jeugdige vorsten. In de laatste jaren zijns levens schreef hij , op bet voetspoor van B as n age en D u r i eu, brieven aan en ten behoeve van zijn vervolgde geloofsgenooten , die 1725-1727 zijn uitgekomen. Zijn theologisch hoofdschrift is echter de door hem vervaar­digde tekst voor een prachtig plaatwerk over de Bijbelsche geschiedenis des Ouden en Nieutven Testaments. Hij leverde een tekst , evenmin streng wetenschappelijk , als alleen prak-tikaal , maar door vorm en inhoud geschikt om te voldoen aan de behoeften van hen : udie de zekerheid wenschten to weten der dingen waarin zij waren onderwezen geworden ", en toen de hooge prijs de verspreiding der praehtige folio-uitgave in den weg stond , gaf hij later deze Bijbelsche Verhandelingen in gewoon formaat in bet licht , met weglating der gravuren. Ten alien tijde scheen er tusschen S a u r i n en de overige Haagsche predikanten , zoo at geen verwijdering , ten minste een zekere afstand bestaan to hebben. Intusschen bled bet bij dezen meestal stilzwijgenden en verborgenen tegenstand niet. Men bragt tegen de genoemde Verhandelingen in , dat hij vele proeven van belezenheid , maar weinig van zelfstandig onderzoek gaf , en wel verschillende gevoelens van anderen over betwiste punters vermeldde , maar zich vaak met de mees­te zorgvuldigheid wachtte om beslissend zijne meening te zeg- 141 gen , en de verkettering van S a u rin over een vraagpunt der zedeleer verbitterde zijn laatste levensjaren. Bij de behande­ling van Da yids zalving door Samuel, beantwoordde hij de bedenking , hoe het mogelijk was , dat de Heer , behoudens de waarheid , aan dezen zijnen dienaar gelasten kon de eigent­lijke reden zijner komst te verbergen , en enkel te zeggen , dat hij verscheen om te offeren. Hij lostte die zwarigheid op in een afzonderlijk onderzoek , waarin hij naar het scheen de noodleugen niet onvoorwaardelijk afwees , en opzettelijk aan­wees hoe de Allerhoogste , zonder Zijne aanbiddelijke volko­menheden in eenig opzigt te kort te doen , de waarheid in dit geval kon verbloemen. Zijn ambtgenoot A r man d de la Chapelle zocht in een tal van fijne sophismen , Saurin s verhandeling over den leugen te doen voorkomen als een hoogst ligtzinnig geschrift , dat den godsdienst aan den spot der onge­loovigen blootstelde , en Saurin zelven als een godlasterlijk mensch die God tot een leugenaar maakte. Niet te vreden met deze beschuldiging , wist hij het zoo ver te brengen dat S au r i n voor de synode te Kampen en later voor die te 's Hage werd aangeklaagd , en de aangeklaagde gedrongen om wat hij in zijn grooter werk over de noodleugen geschreven had , afzonderlijk uit te geven en in beter daglicht te stellen. Eerst na dat de synode een wenk van hooger hand had ont­vangen , om een einde aan dien twist te maken , ontving hij vier maanden voor zijn dood , een schriftelijke eerherstelling. Hij ontsliep den 30 December 1730. Zijn naam werd in lijkredenen en lijkdichten vermeld , schoon tegenover een tal van eervolle geschriften een bijna even groot getal is te plaatsen , ingegeven door een haat , die zelfs de dood niet verzoende. Men vindt verschillende afbeeldsels van Saurin, die door professor van O o s te r z e e vermeld worden in zijn Jacques Saurin. Bene bladzijde uit de Geschiedenis der Kanselwel- sprekendheid. Rotterd. 1855. m. portr. 8° In het Fransch overgezet : Jaques Saurin. Une page de l'Ilistoire de l'Eloquence sacree, avec un portrait et un auto- graphe. Bruxelles 1856. Later gaf de hoogl. Noy lets over Jacques Saurin , in de Jaarboeken voor Welens. Theoloyie. D. XIII. 3 St. 1855 , waarop onlangs (1869) een vcrvolg ver­ scheen. Hij schreef :Sermons sur divers textes de l'Ecriture sainte. D. I. 's Hage 1708 , D. II. ald. 1712 , 1). III. 1717 , D. IV. 1720 , D. V.1728. Zij hadden zoo veel aftrek , dat elk deel terstond moest herdrukt worden. Van 1721-1725 verscheen van deze5 deelen bij P. H u s s o n te 's Hage een nieuwe uitgave, die in hetzelfde jaar (1725) te Geneve werden nagedrukt. — Ser-mons ear divers textes de l'Ecrit. sainte etc. T. I--III. 6-lug. ed.revue et corr. par l'iluteur. La Haye , P. H u s s o n , 1730, 1731 , T. IV—VII. Ibid. 1725 , 1732 , 1737. Philipp e Saurin, zoon van Jaques, voegde er , na zijns vaders dood , nog twee deelen bij. La Haye 1732 , 8°. (fort inferieurs aux premiers) , benevens Nouveaux Sermons sur l'Histoire de laPassion de J. Chr. Rott. 1.732. 2 Voll. 8°. Geneve 1733. in 8°. , in 't Hgd. Leipsig 1734. 8°. Later gaf hij er nog 5 deelen bij , zoodat er in 't geheel 12 het licht zien. Deze zijn sedert herhaalde malen herdrukt , b. v. Rotterdam 1749. 8°. Sermons etc. et Nouveaux Sermons edition en gros carac-term Lausanne M. M. Bourquet et Co. 1759-1761. 12 Vol. 8°. Sermons etc. Nouv. ed. revis. et corr. La Haye , P. van Thol. Amst. C. van Harrevelt et D. J. Chan-guion 177 8-17 8 O. Nouv. Sermonit etc. trois. edit. Amst. D. J. Chan gui on , 1776, 12 Vol. 8°. Paris 1829-1835 9 Vol. 8°. (in deze uitgaaf zijn de teksten naar de overzetting van Oster w al d , zij wordt voorafgegaan door eene Noticesur la vie et les ecrits du celebre orateur. In 1769 gaf de abt Gauch et, extracts des sermons de Saurin 2 Vol. 8°. en in 1854 Weiss, Sermons choisis de Saurin, avec une Notice sur la vie et les ecrits de J. S. Paris 12°. In Engeland ver-scheen te Cambridge 1775-1796 een Eng. overzetting van eenige leerreden in 6 dln. 8°. In Duitschland zette Rose m­ber g ze bijna alle over. Leipsig 10 Th. 8°. De 5 eerste deelen zijn door Jacob Sch oo lhouder in 't Ned. °verge­zet. Amst. 1713. 8°. H. J. Caen, Recueil de Documents relatifs a P.Eglise Frangaise de Voorburg , concernant l'origine et l'etat actuel de la dite institution religieuse (La Haye) 1859 (on y trouve reproduit le sermon de SaurinTl'occasion de la dedicace du nouveau Temple , le 26 Aout 1726 , et le portrait de S au ri n). Volgens Coqu er el werden te Beaucaire in Lan­guedoc in 1735 , 225 deelen der preeken van Saurin te ge­lijk met een menigte Bijbels en Nieuwe Testamenten door de vervolgers der Hugenoten verbrand. Discours historiques, critiques, theologiques et moraux, sur evenements les plus memorables du Vieux et du Nouveau Testament ; par M. Saurin, Min. du St. Ev. et la Haye , continuez (depuis le Ve t.) par M. Rogues, Past. de l'Egl. Franv. de Basle ; (depuis le IXe t.) par Mr. C. S. de Beazt- sobre, Past. de l'Egl. Franc. de Berlin. T. 1 , 2. Amst. H. dTSauzet, i720. T. 3 et suiv.THaye , P. d e Hon d t, 1730 , 1736 , 1739, II. V. in 8°. Amst. 1728— 1739. 6 Vol. in fol. fig. In alle exemplaren van dit werk vindt men op den titel van het eerste deel , Amsterdatn of La Haye 1728 doch dit zelfde deel verscheen het eerst Amster­dam 1720 chez B. Pi car t. De platen , ten getale van 212 zijn tusschen 1705-1720 gegraveerd. Zij werden stuksgewijze uitgegeven voor men er aan dacht ze in het werk vau Saurin to voegen. Zij verschenen gezamentlijk met den Holl. titel : Taferelen der voornaamste geschiedenissen van het Oude en Nieuwe Testament , enz. Amst. F r. H alma, 1718. Bi j C r e- v en n e komt een soortgelijke verzameling voor met het adres 's Gravenhage bij Pi et e r de Ho n dt, 1728 , ook met den Franschen titel Les Figures de la Bible. Amsterdam B. P cart, 1720. Voor dat de Bij bel van S a u r i n (zoo werd dit werk ge­ noemd) voltooid was , verschenen dezelfde platen 'met een korte beschrijving in bet Ned. in 3 d. gr. fol. Een Extrait des Discours sur la Bible vindt men in de Bibliotheque raisonnee des Ouvrages des Savans T. II. p. 177. Verg. J. J. v a n Oosterzee, Nog iets over Jacques Saurin in de Jaarb. voor Wetens. Theol. I). XIII. St. 3 1355 , en Br un e t , Man. du libraire , T. III. Abrege de la Theologie et de la morale Chretienne , en forme de Catechisme. Amst. 1722. 8°. In 't Hull. Kort beyrip der Godgeleerdheid. Amst. 1724. In 't Hgd. Kurtzer Entwurf der Christlichen lheologie und Sitten-Lehre, i;i form eines Cate­ chismi abgefaszet , und wegen seiner fortrefflichkeit ans. dem Frantzosischen ina Teutsclie ubersetzet , nebst einer Vorrede Herrn D. Christian Friedrich Boerners , auch einiyen Mier zu dienst­ lichen Regiotern von neuen erldutert. Chemnitz 1723. Jacob Saurin's Kurtzer Begrif d. Christi. Glaub.-u.-Sittenl. in Form. etc. 1us dem Franz gibers. von C. F. Gellert. Chemnitz. 1749 , 1750. 8°. Catechisme. Amst. 1724. Geneve 1725. Leipzig 1778. 8°. In 't Holl. Catechismus of onderwijzing van de jeugd. Amst. 1725. .Etat du Christianisme en France. La Haye 1725-1727. 8°. Holl. Staat des Christendoms in Frankriik. Amst. 1725. 8°. .Relponse an _Factin du Sleur Vincent Lambert. Rott. 1726. La Haye 1727. Dissertation sur le mensonge. 2° edit. La Haye 1730. 8 °. Hiertoe behoort : Lettre circulaire du Consistoire de Leide , en date du 14 Juillet 17 3 0 , concernant la Dissertation de M. Saurin sin' le Mensonge. .Extrait du .Registre des Resolutions de la Court de Holl., Vendredi 27 Juil. 1731. sur la Requete d' Armand de la Chapelle (concernant la meme aiffaire) en Boll. et Franc. 46.; Apoloyie pour les Synodes et pour Mr. Saurin , etc. par Jeri Frescarode , Past. et Prof.a Rotterdam. Rott. J. D. B e m a n , 1731. Verded. v. d. W. Syn. en v. d. Hr. Saurin enz. Ald. 1731. Re:flexions sur la Declaration Mr. Saurin a clonnee an dernier Synode ; et idee juste qu'on dolt avoir de l' Apologie pour ce Pasteur , composee par Mr. Jer. Fr. , par un des pas- teurs de l'.Egl. Wal. de Leide. Leyden 1731. Traite sur l'iducation des Princes. Onuitg. Tot de uittreksels , door verschillende geleerden uit de wer­ken van Saurin vervaardigd , behooren o. a. : J. F. Durand, l' Esprit de Saurin. Lausanne. 1767. 2 Vol. 12°. L' abbe: Piction , Principes de la Religion et de la morale extraicts des ouvrages de Mr. Saurin. Paris 1768. 2 vol. ,Une traduction modiliee de l'ouvrage de Duran d." L'abbe Gauchat, Extraits de la morale de Mr. Saurin. Paris. 1769. 2 vol. 8°. Cheneviere, Chefs d' Oeuvres de Saurin. Geneve 1824. 4 voll. 8°.Zedenleer. Rott. 1728. 8°.Schets der Zedenleer. Rott. 1728. Zie S ax e , Onom. liter. T. VI. p. 322, 323; Anal. p. 702; G. S toll° ad Heumannurn , p. 429; Moshemii, Hist. Eccl. Saec. XIIII § XXV ; Cat. Bibl. Bunav. T. II. Vol. II. p. 1579; 1Vov. Act. Erud. 1740, Octobri p. 594602, A. 1741; Martii , P. II. p. 341-348 , - 1742, Septemb. , P. II. p. 534 seq.; Bibl. Brem. Cl. III. p. 1097 ; Cl. V. p. 515, Cl. VII. p. 334; Mo sheim, Dissert. ad Hist. Eccl. pertin. T. II. p. 417; Chaufepie, N. Dict. hist. et crit. v.; Le Long, Bibl. Hist. de la France ; Ch. Weiss, Hist. des Refugees Protest. de France, T. II. p. 63 76; Coquerel, Hist. des Eglises - du Desert. T. I. p. 239 mix.; M. de Sayous, Hist. de la Litt. Franc. a r&ranger , T. II. p. 106 , 124; Lettres serieuses et badines sur les ouvrages des Savans , T. IV. p. 605; Bibl. d'un homme de GolIt ; Biogr. anc. et moderne , T. XL. p. 461 suiv.; Bernard, Nouv. de la Republique des Lewes , 1708, Fevr. p. 191 , 192; La vie et le portrait de Mr. Saurin par l' outeur de la Bibl. dedie a Mr. Chion ; Histoire des Saurinistes , par l'auteur des lettres badines , dedie a Mr. le Comte d' Obdam ; Discours sur la charite et l'amour du Pro- chain , dedie a Mr. Hue t ; Question si un pasteur , quelque eloquent , qu'il soit , peut bien edifier ses ouailles , quand on est convaincu qu'il possede lui-meme tous les defauts et tous les vices , contre lesquels declame en chaire , par A. de la Chapelle (de 4 laatste ongedrukt) ; Maury, Essai sur l'oloquence de la chaire , p. 160; du Voisin, Essai sur les Etudes et l'exercice du St. Ministere , T. I. p. 311; Haag, La France Protest. ; Notice de Veda. des Sermons , Paris 1829; Weiss, Notice a la tete des Sermons choisis ; Biblioth. Franc. T. XXII. 2e partie; H o e fe r , Nouv. Biogr. Univ. T. 43 , p. 369, suiv. ; J. P. Roman, Essai sur Saurin , Strasb. 1836 , 4° ; ook af­ zonderlijk , Notice sur la vie et les ouvrages de J. Saurin , Paris 1854; Saurin, Sermons , T. I. p. 12, 16, du Pre f. Disc. hist. et crit. T. IV. p. 316, 317 (le edit.); Bibl. raisonnee , T. I. p. 400, T. II. p. 176 , T. III. p. 278 , T. IV. p. 206 , 211 , T. XXIII. p. 90 suiv. ; Bibl. choisie , T. XXV. p. 178 , 179 ; Nouv. de la Rep. de Lett. Fevr. 1708 , p. 191-192; Bibl. Aline. et mod. T. XII. p. 241, 247; Journal Litter. T. XIV. p. 108 , 109 ; Bibl. Franc. T. XXII. P. II. Art. V; Brun et , Manuel du libraire , T. III. p. 293; Sonnets et poesies legeres du 18 siecle ; Catal. de la Bibl. Walonne Leide , p. 10, 35, 37; Supplem. 18, 33 , 46; Moreri; Litt. et Mem. du baron de Pollnitz , T. III. p. 281; Levensb. v. ber. en gel. mann. met hedend. sterfg. en andere merkwaard., Amst. 1731 , D. IV. bl. 221-260 ; Y p ey en - Dermout, Gesch. d. Ned. fiery. kerk , D. III. bl. 373375 , en Aanteek. ; H. J. K o e n e n , Geschiedenis van de vestiging en den invloed der Fransche vlugtelingen in Nederland, bl. 171--875 , 222-225; Glasius, Godgel. Nederl. ; Mosheim, Predikkunde, D. I. bl. 104-107; Huffell, het Christ. leeraarsambt , vert. door J. Busch K e i z e r , D. I. bl. 200; N. G. van Kampen, Gesch. d. nieuwere letterk. D. II. bl. 586; C ollot d'E s c ur y, .Roll. roem, IV. 2 st. bl. 408 , 409 ; P. Nieuwla n d, Letter- en oudheidk. yerl. D. I. Voorr. Konst- en Letterb. 1855, n °. 2; van Einem, Kerkel. Gesch. D. III 2. bl. 492; Ypey, Gesch. d. Christ. kerk in de 18 eeuw , D. VII. bl. 368 very.; Kist enRoyaards, Archief , bl. 291, 296; Verdediging der Waalsche synode en van den heer Saurin enz. door J. F r e s c a r o d e; van S e n d e n , Verded, van Bijbel en Openb. D. I. bl. 282 very.; J. hficrede Teissedre L'Ange, op S. F. J. Rau, bl. 90; Aanteek. 25; Koecher, Catech. Hist. bl. 16.3-166; Jaques Saurin en Theodore H u e t , Proeve van kerk,geschiedkundige kritiek , door C h. Busken Huet, Haarlem 1855; Hoogstraten; Kok; Nieuwen­ huis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; Boekz. April, .Tunij , Julij 1722, Jan. 1731, bl. 108; A r re n berg, Naamr. bl. 452; Namen der Herv. predikanten te 's Hage, ('s Hage 1851), bl. 14; Niemeijer, Predigerbl. III. S. 238; Conyers. Lex. ; Jocher; Bauer; .Tenai.sche gelehrte Zeit. 1752, S. 326; M. L i 1 i e n t h a 1, Theol. Bibl. Th. S. 507 ; Fortges. Samml. S. 527 ; Bened. Born, Neuer-ofnete Schatz-kammer aller Theol. Wissenschaft, Th. I. L. 207; Stolle, Analect. d. Theol. Gelahrth. C. IV. § 10 , S. z. list. 397; J. G. Walchius, Cent. in die Catech. list. voor J. F. Bud- d e u s' Cat. Theol. S. 134, in de aangeh. schrijvers bij v. Ooste rzee in Naschrift op .T. Saurin (1669) en Repert. betreff. de Geschied. en Oudheidk. bl. 375. SAURT.N (PHILIPPE) , zoon van den vorige, gal , na den dood zijns vaders , diens leerredenen in het licht. In de Bibliothe-que Walonne te Leiden berust : Memoire presente au vener. Synode 'Fallon des Provinces- Unies assemble a Flessinyne le 31May 1736 , par Phil. Saurin , fils de feu Mr. Jaq. Saurinetc. 4°. Deze Memoire is , volgens Marchand, niet inge-diend ; mar wel een ander apresente par C. G. de Peray , F. Martin et P. Saurin , contre les calomnies de Mr. de la Cha- pelle inserees dans le Babillard. T. II. Art. 34. Zie Vorig artikel ; Cat. de la Bibl. Wal. a Leide , Suppl. p. 10. SAURTN (PIERRE) , waarschijnlijk zoon van Daniel Sa u­ri n , werd in 1680 , predikant hij de Waalsche gemeente te 's Hertogenbosch. In 1686 (volgens Haag in 1697) legde hij aldaar zijn ambt neder om met Dalbus en Fauva lq u e de wilden in Hollandsch Guiana te gaan bekeeren. Zie H a a g, La France Protest.; Past. de Egl. Wall. des Pays -Bas. ms. SAUSSAYE (J. G. CII. DE LA), hofkapellaan van koning W i 1-1 m I, predikant bij de Waalsche gemeente te 's Hage en aldaar gestorven. Hij was ridder van den Ned. Leeuw en schreef : Sermon sur l'insensibilite aux chatimens de Dieu et ses cau­ ses , prononee le 14 Avril 1784 , jour de feline dans l'EgliseWal. de la Haye. La Haye 1784. 8°. 10 Sermons sur divers textes qEcrit. Sainte. Amst. 1810 , 8°. /I.If ff.1813. I/.ff.U Sermons par feu etc. La Haye et Amst. 1817 avec portr. 8°. Zie Cat. de la Bibl. Wal. d Leide , p. 38 ; Suppl. p. 50 ; Konst- enLetterb. 1813 ; ijdschrift voor kunsten en wetenschappen voor het dep. van de Zuiderzee , N °. 4. SAUSSAYE (J. R. C. S. DE LA) schreef: Woordeboek voor den artillerist. Fransch en ,Nederd. en Nederd. en Fransch. 's Hage 1817. kl. 8°. SAUSSAYE (C. C. DE LA) med. dr. schreef: Dissertatio Therap. medica Inau . . sistens aetiologiam gene- ralem morborum aetatum. L. B. 1805. Zie H oltr op, Bibl. med. ac chir. p. 312. SAUTAIN of SAUTYN (Gums), afstammeling van bet oud­ adelijk geslacht der baronnen van Frith in 't graafschap Va­lenciennes , leefde in het midden der 16e eeuw in Henegouwen. De opkomende Nederlandsche beroerten bewogen hem zich naar Brabant te begeven. Hij vestigde zich te Antwerpen en bekleedde er aanzienlijke ambten. her werd hem van stads­wege den last opgedragen met M a r n i x van St. A 1 d egonde naar Parma te gaan en een verdrag met hem te sluiten. Na het overgaan der stad vertrok S a u t a i n naar Holland en vestigde zich te Amsterdam. Hij huwde jonkvr. Petr o­n ella W a g t m an s, die hem 9 kinderen schonk. Zie Carpentier, Hist. de Cambrais., p. 85; Kok; Chr. v. h. Hist. Genoots. D. VIII. bl. 28. SAUTAIN (GILLEs) of SAUTYN , raad der stad Amster­dam , lid van het gezantschap , in 1674 tot bet sluiten van een verbond van koophandel tusschen Groot-Brittannie en de Algemeene Staten naar Engeland vertrokken. Zie Tweehonderdj. Gesch. bl. 176 , 197; W a g e n a a r , Vad. Hist. D. XIV. bl. 338; Kok. SAUTAIN (Mr. NIKOLAAS) , zoon van Willem S a u t a i n en Theodora v an Bamberk , was schepen en raad van Amsterdam , fiskaal van het collegie ter Admiraliteit en ver­volgens bewindhebber der O. I. Maatschappij aldaar. Hij huw­de in 1702 Clara Decquer, die hem 4 kinderen schonk. Zie Kok. SAUTAIN of SAUTYN (JACOB) , zoon van Jacob S a u-t ai n en Ursula Hazel, werd den 1 Oct. 1648 te Middel­burg geboren , maakte zich met zijn broeder,, Jo h a n S a u­tain , zeer vermaard door het uitrusten van commissie­vaarders of kaperschepen in de oorlogen met Frankrijk van 1689-1697 en 1702-1713. Zij bragten in zee voor eigen rekening 36 commissievaarders , gewapend met 1206 stuk­ken , zoo metaal als ijzer gescbut , bet-nand met 8520 kop­pen , die , gedurende de gemeltle oorlogen meer dan 500 147 kruistogten deden , terwijl de kosten , bier aan uit eigen kas besteed , een som van 31 miljoen , een honderd en elf duizend gulden beliepen. Deze fregatten of commissievaarders voerden de gewone vlag van den Staat , alleen met dit onderscheid , dat ze , ten bewijze van bijzonderen eigendom , en uitsluiting van alle werdere rederijen , op den middenstreep beschilderd waren met het familiewapen der S a u t a i n s 1). Ook was dit wapen uitgehouwen achter aan de spiegels , aan de campagnes of zonnedekken der fregatten en op de hakkeboorden der sloepen. Tevens pronkten de kleppen van de mutsen der sloep­ roeijers met dit wapen , als ook het jagt der eigenaren. Deze refit vaderlandsche onderneming word door een gewenschten uitslag bekroond en deed de eigenaren van hunne kostbare uitrustingen welverdiende vruchten plukken. Toen in 1691. een aanzienlijke en zeer rijke nederlandsch-smirnasche vloot , uit 36 schepen bestaande , den steven naar het vaderland ge­ keerd had , staken vijf zware koningsschepen van linie , onder het opperbevel van den ridder de Tour ville uit de haven van Toulon in zee met plan om zich van dien vetten buit meester to maken. De fransche ridder werd , op de hoogte van kaap Bonne , door verscheidene schepen der heeren Sautain ont­ moet. Deze leverden hem slag , en bestreden hem zoo man­ moedig , dat hij met verlies van 300 dooden , een groot aan­ tal gekwetsen en zwaar beschadigde schepen , genoodzaakt was de haven van Toulon vederom op to zoeken. Intusschen was de smirnasche vloot de baai van Kinsale in Ierland binnen­ geloopen , en werd van daar door de gemelde commissievaar­ ders in Texel behouden binnen gebragt. — Van geen minder belang was de dienst , door de fregatten der heeren S a utain, eenigen tijd daarna aan het vaderland bewezen. Ter gelegen­ heid dat 's lands vloot, in de Noordzee, een neerlaag had geleden , ontwierp de befaamde ridder Jan Bart het plan eene landing op het eiland Walcheren , 't welk zonder bezetting en van de meeste inwoners verlaten was, to beproeven , een plan , dat indien het gelukt ware , gelled Zeeland in 's vijands magt zou hebben doer vallen. 't Waren de kapiteinen der commissievaarders 1) Een rood schild, waarop een zilveren helm rust, waaruit sprui­ten twee vlerken of vleugels, rood van grond met zilveren ruiten , tusschen beiden een vergulde maan. Dit wapenschild is gegeven in 1487, doorHertog Philips van Bourgondie aan Jaques Sau­tain en zijn echtgenoot Elizabeth van Portugal, zoo als blijkt uit een echt geschrift van P. A. de Lau nay, ridder, heer van Ois­seul , lieutenant-gouverneur en kapitein-generaal van Brabant , de Ne­derlanden en Bourgondien , als heraut van wapenen van 't hertogdom Brabant , gedagteekend Brussel den 23 September 1619, uit de acte van legalisatie , er onder gesteld : door burgemeesteren en schepenen der stad Brussel, van dezelfde dagteekening, en uit de wapenkaarten van Henegouwen. 10* 148 dier heeren die dit ontwerp verijdelden , althans de volbren­ ging er van deden mislukken. Van grooten dienst waren ook de fregatten , in de beide zeeslagen op den 28 Mei en 1 Junij 1692 tussehen de vereenigde engelsche en nederlandsche en de fransche vloten , op de hoogte van Kaap la Hogue , waar de onttroonde koning Jacobus II zich toen beyond , het gevecht van verre aanschouwde en aan den koning van Frankrijk kennis gaf van de nederlaag zijner vloot. Een der fregatten der Sautains, de Zeven Provincien genoemd , onder bevel van kapitein Evert de Liefde, een kloek en weerbaar vaar­ tuig , voerende 46 stukken geschut en met 409 koppen be­ mand , was z66 deerlijk gehavend dat het naar Plymouth moest worden opgezonden. Op een anderen tijd redden eenige com­ missievaarders der Sautain s een rijk geladen O. I. ietour­ schip , na het reeds een en anderrnaal tegen vijandelijk geweld behoed te hebben , voor de derde maal , voor de haven van Duinkerken , uit een z66 dreigend gevaar , dat men op dit schip , niets anders dacht , of men zou zich binnen weinige oogenblikken hebben moeten overgeeven. De dappere kaper­ kapiteinen voorkwamen die ramp , en bragten het rijkgeladen kompagnieschip op de reede van Rammekens ten anker. Vooral verdient vermelding het kloek bedrijf van twee fre­ gatten der Sautain s. De Zeven Provincien , gevoerd door den gezaghebber Gerard t van der Port, en de Koningin Maria , onder bevel van kapitein Andr i es Meyster , beide kloeke en welbemande schepen , door de eigenaars voorbedaeh­ telijk uitgerust , om op te huiskomende fransche en spaansche zilvervloot te kruissen ontdekten op de hoogte van St. Andre drie fransche oorlogschepen. Terstond maakten zij er jagt op , en na ze onder het bereik van hun geschut te hebben gekre­ gen , deden zij den ;tan val met zulk een woede dat een der vijandelijke vaartuigen Indi8cret , door den baron de Co n- f e rn a c gevoerd , na een hevig gevecht zich moest overgeven. Van dezen vernamen onze beide moedige kaperkapiteinen dat de spaansche en fransche zilvervloot , op de hoogte der Terre­ neufsche banken , door storm en mist was verstrooid , en zich in een zwaar gehavenden staat beyond. Met deze gewigtige ontdekking , en het veroverde Fransche schip onder de vlag , begaf zich kapitein van der Port naar Engeland en deelde zijne ingewonnen berigten ten hove mede , waarop de koningin aan kapitein van der Po rt bevel liet geven , om de ver­ eenigde engelsche en hollandsche vloot op te zoeken , en haar van zijn kondschap verslag te geven. Hij slaagde hierin ge­ lukkig , bragt de zaak ter kennisse van den admiraal Rooke, met last der koningin , om , zonder eenig tijdverzuim , den steven naar Vigos aan de kust van Gallicie te wenden , waar de zilvervloot inmiddels was aangekomen. Onder begunstiging van een zware mist , en zonder van den vijand gezien te warden , kwam de vloot den 22 November 1702 in de baai ten anker. Des anderen daags deed de admiraal Rook e 2500 man aan wal gaan , die straks een aanval deden op het kas­teel , het bemagtigden en de vereenigde engelsche en neder­landsche vloot gelegenheid gaven am den vetten buit , die op 26 miljoenen werd geschat, te vermeesteren. Geen geringe eer legden de S autain s hierbij in. Geen kleine diensten bewezen ook de fregatten der S a ut ai n s aan het vaderland door hunne kruistogten op de fransche Groenlandsvaarders. Op zekeren tijd ontmoetten zij vier fran­sche oorlogschepen , die het oog op de nederlandsche Groen­landvaarders hadden leverden ze slag en gaven alzoo den onzen gelegenheid , het gevaar, dat hun dreigde , te ontvlieden en onze vaderlandsche havens behouden binnen te loopen. Het getal der door de S a u t a i n s uitgeruste commissie­vaarders in den grand geschotene , gerantsoeneerde of in de nederlandsche havens opgebragte fransche schepen wordt op 80 begroot. ilDuizende matroozen kwamen hierdoor aan een bestaan , 's lands gemeene middelen wercten er door bevoordeeld , verscheidenen handwerken en neringen bloeiden er doer." J a c o b Sautain huwde den 19 December 1674 A p10­nia Cortgenet, en verwekte o. a. bij haar Abraham Sautain, den 17 Augustus 1706 gehuwd met V rou wtj e E lias, dochter van gr. J a co h E 1 i as, raad der stad Am­sterdam en bewindhebber der 0. I. Maatschappij ter kamer der genoemde stad. Jac obs broeder Johan Sautain werd den 13 October 1650 geboren , trad 30 iVlaart 1677 in den echt met C a­t h a r in a S n o u c k en verwekte bij haar verscheidene kinderen. Zie van W ij n , Aanmerkingen en Bijvoegselen op Wagenaar , D. XVI. bl. 60 , 61; J. C. de Jonge. Gesch. v. h. Ned. Zeew. D. IVa. bl. 293 , D. IVb. bl. 468 ; Kok. SAUTAIN of SAUTYN (JoHAN), zoon van Johan S a u­tyn en Catharina Snouck, geboren 27 November 1694, begat zich naar Neerlands Intik en bekleedde aldaar zeer aan­zienlijke posten , zoo als die van fiskaal van Samarang , opperhoofd van Sourahaije en Bantam , raad van justitie te Batavia , gou­verneur van Madegaskar en raad•fiskaal van Indie. Hij trad te Batavia in den echt met vrouwe A. J. D u b b e 1 c o p , die hem twee dochters schonk , Maria Jac oba Sautain, die huwde met 1 Machiel Westphalen, 2 Jan Hen­drik Cooitsen; Elisabeth Catharina Sautain, die te Batavia Mr. Frans van Beef tingh huwde en in 1750 met dezen naar het vaderland terugkeerde. Lie Kok. SAUTAIN of SAUTYN (Mr. JAN) , geb. 1680 , burgemeester van Amsterdam , werd in 1748 uit het bewind ontzet , en over­leed 21 Mei 1750 in den ouderdom van omstreeks 70 jaren. Zij n portret door Ho u b r a k en ziet het licht. Zie Wagenaar, Vad. Gesch. D. XX. bl. 288; Nederl. Jaarb. D. IV. bl. 719; Kok. SAUTA1N of SAUTYN (Mr. WILLEM) zoon van W illem , Sautain en Theodora van Bamberk. Hij werd in 1703 thesaurier, in 1707 bewindhebber der 0. I. eompagnie , in 1720 kolonel der burgerij te Amsterdam , huwde W e n­ dula Baal of Reael, dochter van Mr. Pieter Hendrik Raa 1 of H e a e 1, beer van Nigtevegt en vrouwe E 1 e o n or a Huydecoper van Maarseveen, die hem 3 dochters schonk. Hij overleed in Nov. 1731. Zie Levensbeschr. van beroemde mannen , D. IV. bl. 523 , 524 ; K o k. SAUVAGE, SAU VATGE , SANTVAGE , SYLVAGIUS (JEAN of JOHANNES) , beer van Escaubecq , Itterbeeck , Bier­ beeck enz. , in den aan yang van 1455 in Bourgogne ge­ boren , studeerde te Leuven , en nerd er den 9 October 147- licentiaat in de regten. Sommigen willen slat hij aan doze hoogeschool openbare lessen in de regtsgeleerdheid heeft gege­ ven , doch anderen ontkennen zulks , nij1 zijn naam niet op de lijst der hoogleeraren voorkomt. Sauv ag e werd in 1503 president van den provinciale raad van Vlaanderen , doch in 1. 509 verwisselde hij die betrekking met die van kanselier van den raad van Brabant , in 1514 nerd hij groot kanselier van Bourgogne en Spanje, en in 1515 wegens Fins K are' gevol­ magtigd om de heerlijkheid van Friesland over te nemen. Eindelijk werd hij in 1517 meester der rekesten (maitre des requetes) van den bijzonderen raad door Karel ingesteld , orn , gedurende zijne afwezigheid , de Nederlanden te besturen , en in hetzelfde jaar nerd hij naar Spanje gezonden orn het be­ stuur net Xi m e n es te deelen. Hij overleed den 7 Junij 1518 en nerd in de St. Gedula te Brussel begraven. Hij huwde Antoinete d'Ongnies, dochter van Francois d'Ongnies en van Marie d'H r i e s. Zijn zoon Jean Sauv age, beer van Escaubeeq en Bierbeeek , was kanse­ lier van Brabant , groot kanselier van Karel V , en stierf to Saragossa in 1569. Zijnc dochter Fran coi s e him de E g e 1 b e r t van 13ae1e, ridder, beer van Leefdaal en Weldre , kanselier van Brabant. Sall v age was zeer bevriend net E rasmus, die hem grooten lof toezwaaide. Hij schreef: Epistola ad Eratsmum, ged. Brux. 8 Julii 1516 , voorko-rnende in Opera Erosvii, T. III. P. II. col. 1561. Fen brief van Erasmus aan S a u v a g e, uit Anti-. 1 Juni j 1515 , vindt men t. a. p. P. I. col. 155. Iraite du Gitancelier de Bourgongne sur les pretentions et differens , gui sold entre les .Maisons de Prance et de Boar­ gongne on d' Austriche , touchant plusieurs grandes terres et Seigneuries ; fait du temps de Maximilien I. in Mantissa Codicis Juris Gentium diplomatici van Leibnitz. Honov. 1700. P. I. 1-6. Zie Sweertii, Ath. Belg. p. 475; Fopp ens, RIM. Belg. T. II. p.739; Paquot, Mdm. T.III.p.51; Christijn, Tomb. des hommes ill. du cons. prive (1674) p. 8, 9; F 1 ee hier, Hist. du Card. Ximenes (Brux. 1712), p. 520, 521; van Geste 1, Hist. Mechl. T. II. p. 3; Supplem. aux Trophees de Brabant de Butkens , T. I. p. 171; Basilica Bruxel. P. I. p. 47, 80, 81; E r as mi Opera, T. III. Col. 179, 180, 214, 215, 252, 268, 270, 1625; Hopperus, Recueil des troubles des Pays-Bas, P. IV. Ch. 4, p. 102 ; J. d'H ollan der, MOrnoires, p. 379; Le Carpentier, Hist. de Cambrai , P. III. p. 234, 644, 1004 , 1005, 1089 ; B ox horn , op Reigensbergh, Qr. v. Zeel. D. II. bl. 385; te Water, V erbond der Edelen , D. III. bl. 286; Groen v an Prinsterer, 4rcliives, T.I1. p.59, 62, 64, 162; Du Rieu, Intred. v. Karel V te Dordr. bl. 138. SAUVAGE (JAN LE) , heer van Escaubeck , was onder de gevolmagtigden der Verbonden Edelen , om 't verdrag met de landvoogdesse te sluiten , en zag zich genoodzaakt de Neder­landen te verlaten. Terwijl hij uitlandig was , besloot Alva hem als schuldig aan de misdaad van gekwetste majesteit te houden , en uit dien hoofde zijn lijf en goed verbeurd te ver­klaren. Zie van Meteren, Ned. Hist. R. III.b1.49; te Water, Verb. d. Edel. D. I. bl. 433 ; D. III. bl. 284 ; D. IV. bl. 424. SAVERY , SAVRY , SAVRE , SAVARY of SAVERIUS SAVERINUS. Zie SAVERY. SAVERY (J AoxEs of JACOB), broeder van Ro eland S a­y e r y. Men is het niet eens wanneer hij te Kortrijk geboren is , sommigen willen in 1545 , anderen in 1570. Hij was een der beste leerlingen van J a n o 1 en , volgens v an Man d e r een avlijtig , net , oplettend en on vermoeid schilder." Van zijne kunst komt weinig vuor. Een Boerenkernzis , vol figuren , in waterverw werd in 1743 met f 51 betaald en een dito vol gewoel voor f 50. Er zijn 4 stuks landschappen naar of door hem zelven gegraveerd. Zie v. M ander, Levensb. der schild. D. I. bl. 325; G. Ho et, Cat. D. II. bl. 111 ; Cat. door P. Terwesten , bl. 351; I mmer ze e 1; Kramm. SAVERY (J&coBus) , mogelijk een noon van den vorige , zeker aithans aan die familie verwant. Hij was plaatsnijder en boekverkooper te Dordrecht, uitgever der Historien der Martelaren enz. Gedruckt te Dordrecht , Gy Jacob Braat , voor Jacolus Savry , woonende in 't kasteel van Gendt , in '1 jaer 05 7 in fol. ; of hij deel had aan het aantal in dit werk voor­1:7mende platen , door de graveerstift der Sa v er y's bewerkt , is onbekend, Hij werd den 2 Junij 1665 als krankzinnige opgesloten. Zie Kramm; Abeoude, Naa7nr. bl. 320. SAVERY (JAN of HANs), neef van Ro elan d S a v e r y, werd volgens deze in 1590 , volgens geene in 1597 te Kort- rijk geboren. Hij vestigde zich te Utrecht , waar zijn oom. Ro elan d woonde , en komt van 1629-1638 als lid van het St. Lucas gild , aldaar voor. Volgens sommigen is hij er in 1655 , volgens anderen in dat jaar in Engeland overleden. Hij schilderde in 1651 te Oxford een zeer grootenooit gecopieerde dodo — afbeeldsel op het Tradiscant-Ashmo- lesche Museum. Hij schilderde landschappen, in den stijl van zijn oom Ro elan d. 13 meerendeels door hem geetste en zeldzaatn voorkomende prenten worden door Nagler be­schreven. Zie Konst -en letterb. 1849 N°. 8; Kramm. SAVERY (RoELAND) , broeder van Jacques S a v ery, werd in 1576 te Kortrijk geboren en door dezen in het schilderen van vogels en viervoetige dieren onderwezen. Ook legde hij zich op het af beelden van landschappen , bergpar­ tijen en watervallen toe. Keizer Rudolf zag zijne kunst , vond er smaak in , nam hem in zijnen dienst en bevorder­ de zijn vertrek naar Tyrol , waar bij zich , verder naar de natuur bekwaamde. Twee jaren later keerde hij met een schat van teekeningen , waarvan hij zich bij het componeren zijner landschappen bediende , terug. In de galerij te Praag schilderde hij verscheidene Boheemsche en Tyrolsche landgezigten , ciie door Gilles Sad eler en anderen in het koper werden gebragt. Na den dood van keizer Rudolf, in 1612, keerde hij naar Utrecht terug en overleed in 1639. Im m erz eel schrijft : ilbij had den uitvoerigen schildertrant van Paulus Bril en J an Bre u- g e I. In sommige zijner stukjes is de toets niet vrij van stufheid en bet koloriet wat blaauw ; doch zijne ordonnanties zijn vindingrijk en gevarieerd en veelal aangenaam van toon en effect. De beelden en dieren , die hij er te pas bragt , zijn fraai van teekening en geestig van penseelbehandeling. Kramm deelt een _Extract uit het Register van de Resolutien der Ed. Mog. Heeren Gedeputeerde '8 lands van Utrecht, Jovis den 21 December 1626 mede , waaruit blijkt hoe hoog zijn kunst ge­ durende zijn leven werd gewaardeerd. Zijn portret gaat uit. Het Haagsche Museum bezit van hem het door Houb r a- k e n met lof vermelde stuk Orpheus de dieren tot zich lok­ kende. Voorts zijn zijne sehilderijen in de voornaamste kabi­ netten aanwezig , vele zijn er van in plaat gebragt. Hij zelf etste in Nieulant 's trant een zeldzaam voorkomende plaat , voorstellende een klein loschachtig landschap met een grooten ouden boom op den voorgrond , op clen aehtergrond links , een houten brug , bij het water twee rnannen en eene vrouw met een kind , door Kramm beschreven. Zi jn portret is door P. Mo r eels e geschilderd en door Geertr uy Rog h- m an s gegraveerd , met een bijschrift tot zijn lof van Hen d r. Lamb. Roghman, a°. 1647. Zie van Mander, Levens der Schild. ; Houbraken; J. C.Wey-erman; de Bie; van Gool; Immerzeel ; Kramm; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SAVARY (SALOMON), (niet Sebastia an, gelijk van E y n-den en van der Willigen en Immerzeel willen) neef van Roeland en Jacques Savary, werd in 1594, moge­lijk to Amsterdam (niet gelijk Basan schrijft in 1651 in Zee­land) geboren. Hij was daar een bekwaam teekenaar en plaat­snijder , en huwde er den 2 Januarij 1616 M a y k e Pan ti n. Hij graveerde vele prenten en boekplaten , zoo wel naar eigen teekeningen , als naar Rembrandt, Cu ij p, Q u a s t en anderen. Die waarin kleine figuurtjes voorkomen , zijn vooral lief en geestig geetst , on trekken op de kunstnaald van U allot. Men heeft van hem : Koning Karel I van Engeland, naar A. v. Dyck. fol. A. Colvius , naar A. Cuyp , 1646. ov. in fol. D. R. Camphuysen, naar J. Castellijn, in fol. R. IV. Wybma, kniestuk , naar J. de Backer , in fol. C. van Haesdonck, naar Lievens, 1640. in fol. R. Anslo , naar Rembrandt. Advocaat Tolling , als voren. P. P. Rubbens , ov. in fol. Claude Saumaise, ov. in fol. Isaac Saalius , past. v. Zierikzee, in fol. S. Episcopius, in fol. Adr. Leeghwater , naar Ph. de Keyser , in 4°. Ben man met een breeders hoed , naar C. &Worst, in fol. Jong Officier , borststuk , Rem. S. Savry exc. Oud Officier met korten baard , kopij naar Rembrandt , 8°. Ben ident, rijk gekleed, naar Rembrandt , gr. 8°. Christus drifft de koopers en verkoopers nit den tempel, naar Rembrandt. Christus voor Pilatus , als voren. De Schalpenning , vergroote kopij naar idenz. St. Hieronymus , in 4°. idem kopij naar Renzbrant, in gr. fol. De barmhartige azmaritaan, naar idem. Zes stuks in de Blijde inkomst van Maria de Medicis te Amsterdam, gr. fol. Zes bladen , om aan elkaar te hechten , bij het werk Dis-cessus Hispanici Praesidis Trajecti ad Mosanz, anno 1623 ,die 23 Augusti, door sommigen aan J. v. Velde toegeschreven. Zes bladen voorstellend een Ridderlzjke oplogt in een Ne- derlandsehe stad. Drie bladen , de huweliiken, naar J. Saenredam. Een Spanjaard voor eene zittende Dame , in fol. Zestien bladen , boerengezelschappen, in fol. _E'en en vidflig stuks in J. van der Peens' Adams appel , Amst. 1642. 4°. Zeventien voorstellingen nit Ovidius (9) Zes bladen boerenyezelschappen. Zestien Heine bladen , voorstellende .Hollandsche gebruiken en zeden. Zes stuks vrouwen in rijke Holl. kleederdragt , in 8°. Twaalf stuks Hollandsche boeren en andere figuren , naar P. Quast in 8°. , waarvan copijen bestaan.De vzjf zinnen naar denzelfden, in 8'. Les bladen met groteske figuren , getiteld J an - liagels (J an hagels?) Carnfique , 1638 zeldz.Zestien bladen met, verschillende Dieren , getiteld : Warande der Beesten , in 4°. Zes bladen met verschillende schepen, in gr. 4°. Ben landschap met koeijen in de weide , naar Potter , in 4°. Sommigen schrijven die blad aan J. V i s s c h e r toe. Eenige platen bij het groote werk van T h i b a ult, dcade-mie de l'Epee enz. Zie van den Eynden en van der Willigen, Gesch. d. Vad. Letterk. D. I. bl. 153; Immerzeel; K r a m m. SAVOYEN (KAREL VAN) werd in 1629 te Antwerpen ge-boren , was een leerling van S e b a s t i an St o ffkopf , werd in 1635 lid van het St. Lucas gild , vestigcle zich te Amster­dam, doch overleed Diet in 1669 te Antwerpen, in den ouder­dom van 50 jaren , wijl het blijkt dat hij in 1680 nog leefde. Hij schilderde kleine , nicest naakte beeldjes uit de mytholo­(fie, cc en bezat een grootere bedrevenheid in het koloriet dan in het juist teekenen der omtrekken. Dat hij ook levensgroote historiele stukken heeft vervaardigd blijkt uit zijne Diana wordt Adonis door Venus ontschaakt , ten tijde van Jan Vo s, the deze schilderij bezong, in bezit van Mr. Willem B la au w te Amsterdam. Kramm vermeld nog van hem : Venus en Cupid° , levensgroote beelden. Joseph in de gevangenis. Ben Aluziek van drie aangename portrette2z. Ben Altaarstuk voor de kerk op de Nieuwe Voorburgwal te Amsterdam (1656).Een (slimming van het kruis voor die op de Nieuwe-Zijds-Achterburgwal aldaar. Mogelijk zijn de geetste prentjes De vinyl in Eilypte , 12 kl. bladen met soldaten en oflicieren , en 6 kl. ideal drayten van den Franschenqonder Lodewijk X111, ook van hem. Zievan den Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Vos, Ged. D. I. bl. 389; Wagenaar, Beschrijv. v. Amsterd. D. II. bl. 113 , 116. SAVRY (SEBASTIAN). Zie SAVERY (SALomoN). SAUZET (JEAN FRANCOIS Du) , tooneeldichter , bloeide in het midden der 18° eeuw. Hij schreef : nelamorus, trsp. gevolgd n. h. Er. Amst. 1743 , 8°. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. b. bl. 189. SAZ (CHRISTIAAN), tooneeldichter, van wien bekend, doch zonder jaartal uitgegeveri zijn : De gewaande zeedigkeidt betrapt, klsp. 's Gravenh. z. j. Arlekijn door liefde , klsp. Aid. z. j. m. pl. kl. 8°. Lie Witsen Geysbeeek, t. a. p. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Let-terk. , t. a. p. SAXE , SAXIUS , SACHSIUS (CuRisToPHoitus), werd den 13 Januarij 1714 te Eppendorf in Saksen geboren , en begaf zich in 1735 naar Leipzig , waar hij zich , op raad van F r e­dericus Otto Menckenius, onder Job. Fred ericus Christ en J o h. A u g. E r n e s t i op de oude letteren toe­legde , en in 1788 philosophiae magister werd. Van dien tijd of tot 1746 gaf hij verschillende beoordeelingen zoo in deActa Lipsiensia diurna als in de Nova Acta Eruditorw , en hield zich onledig met bet geven van privaat onderwijs aan eenige jongelieden van aanzienlijken huize. Juist had hij het voornemen zich te Leipzig als magister neer te zetten en onder dezen titel openlijke lessen voor de aldaar studerende jeugd te houden , toen hij door J. de Back werd uitgenoo­digd , zich naar 's Rage over te komen , en de geleerde op­voeding zijner zonen op zich te nemen. Het gevoig hiervan was dat Saxe als geleerde ook hier te laude meer bekend tv rd en in 1752 te Utrecht tot buitengewoon , en in 1755 tot gewoon hoogleeraar in de oudheden en fraaije letteren werd aangesteld : sedert werd hem van tijd tot tijd het onderwijs in nieuwe vakken der oude letteren en geschiedenis opgedragen. Schoon Saxe de oude letterkunde in haren geheelen om­yang beoefende , zoo waren het echter vooral de historia literaria en oudheidkunde , waarin hij bijzonder uitmuntte. Zijn hootdwerk is zijn C.,,oinasticuin literarium, dat nog zijn waarde niet heeft verloren en door Been beter is vervangen. In 1757 geraakte hij in een letterkundigen strijd met Petr us Bu r-m an nus Secundus, vroeger voerde hij er een met Bea u- o r t. De eerste vooral werd can beide zijde met hevigheid gevoerd. Zijn hoogen , ouderdom belette hem bet Eponyinolo-gicum van Reinesi us, geIijk hij gewenscht had , in het Edit te geven. Hij overleed den 3 Mei 1806 in den hoogen ouderdom van ruim 92 jaren en werd den 6 daaraanvolgenden plegtig in de Luthersehe kerk te Utrecht ter aarde besteld. Saxe was lid van verschiflende geleerde genootschappen zoo als te Jena , Vlis-singen , Haarlem en Utrecht. Zijn portret , fraai gegraveerd , staat voor 't laatste deel van zijn Onomasticon. Hij schreef : Vindiciae secundum libertatem _pro Maronis Aeneide , cui ma­ num Johan. Harduinus , nuperus assertor , iniecerat. Lipsiae , 1737, 4°. Beoordeeling van Be a uf or t s Rom. geschiedenis gedurende de 5 eerste eeuwen , in Nov. Acta erud. mense Junii 1741 ,Bpicris. Phil. in Afiscell. Lips. Novis 1742 , 8°. Vol. I. Part. I. p. 40 —79 , Vol. II. Part. III. p. .400-495 , Part. IV. p. 620 — '712 , Vol. III. Part. II. p. 235-329 en Part. IV. p. 743-749. Hiertegen sehreef Be a uf ort .Remarquessur la Critique d'un certain Allemand , achter zijn werk , sur l'incertitude de l' ilistoire Romaine. La Haye 17 ') O. Beoordeeling vanTPontederae Antiq. Latin. Graeca-rionque enarrationes. Patavii 1740. 40. in /Vov. Eried. Act. 1743 , mense Aprili p. 196 , mense Maio p. 274-286.Apologia pro celeberrimo Rusticorum _Latinoruin editore (h. e. Jo. Matthia Gesnero). Commentarius de Henrico Eppendorpio. Lipsiae 1745. 4'. Lapidum Vetustorum Epigrainmata et Periculum Animadver- 8i07221711 ad aliquot classica Alarmorum Zvvzoci,uctrce. Lipsiae. 1746. 4°. — Sebastianus Don atus in T. I. Supplem.ad Nov. Thes. Inscriptionum. Lucae 1765. fol. a. p. 541— 624 iltotum librum typorum formulis renovavit." .Ad leg. 2. Cod. de aedificiis privatis. L. B. 1751. 4°. °ratio pro .zintiquitatis scientia. Traj. ad Rhen. 1753. 4°. Disputatio de Jure rei Alonetariae apud Batavos. Traj. Rhen. 1754. 4°. Oratio aditialis de artium Graecarum Romanarionque iudiciohodie regundo. Traj. ad. Rhen. 175 5. 4°. In 't Nederd. Redevoering over de noodzakelijke verbeteringendes hedendaays heerschenden smaaks in de konsten, naar diender Grieken en Romeinen. Utrecht. 1755. 4°. Diptychon Mayni Consulis , nunc primum luce publica dona- tio animadversonibusque illustration. Hagae Comit. 1757. fol. Obseivationes Antiquario-Philologicae ad vetus ChirographionThesauri Muratoriani, mancipationis formulain continens. Traj . Rhen. 1757. 4°. Prof. Christoph. Saxens Antivort aiif des Herrn D. christ. Kastners. Schreiben an den Herr ausgelerBUnpar- theyischen Critiek. in MT. Crit. V ol. VI. P. V. p. 392-404. Praefatio ad Joh. Alstorphii de Hastis veterum, opus pos­ thumum , nunc primum Blucein editum cum multis tabularuin aenearion iconibus. Amst. et Lips. 1767. 4°. Onomasticon Literarium, sive Nomenclator praestantissimo­ ruin °Innis aevi scriptorum, praecipue Graecorion et Latinorum verisimilibus , quantum fieri potuit temporum notis et scholis domesticis accommodatus. Traj. ad Rhen. 1759. 8°. Christophorus Saxe Lectori aequo et humano salutem et oji-cia Traj. ad Rhen. 1761. d. XV Januarii. 't Geen ook tot titel had kunnen voeren : Elenchus censurae , quam Fr. Bar­mannas orationi funebri in obitum Guilieltni Irhovii (Traj. ad Rhen. 1760) inserere ausus erat , eaque deinceps charta versioni Batavae Depulsionis adiecla est. Oratio in Septem Artium Liberalium Magistros. Traj. ad Rhen. 1761. Christopli. Saxi Justa Depulsio immanis calumniarum afro­ citatis , qua in se ab aliquot annis , inprimis scripta ad fra­ trem theologam. Epistola grassatus est Petrus Burman mi­ nor , alias secundus , mansuetudinis olim disciplinae indocilis tiro , nunc literarum humaniorum professor. Traj. Batay. 1761. 4°. In 't Nederd Rechtmatige Afkeering der verregaande lasteringen op hem zedert eenige jaren uitgespogen etc. met eenige ter waarheid dienende Stukk, ,n en Aaaekeningen vermeer­ dert te Utrecht en Amsterdam. 17i 2. 4°. Epistola ad Baronem Santhorsti Inum , hoc est , Petrum, Bur- mannum minorem. Traj. Bat. 176'2. 4 0 . Nodige Aanmerkingen van C h r i s t o p h. Saxe -op de wijdlopige Dedactie der zoogenaamde verdediginge van Meester Pieter Burman, Professor te Amsterdam. Utrecht 1764. Tom V. Virgilii Maronis ()perm, sive Monumentorum per tolum opus sparsorum Index. Aere et sumtibus Guilielmi Ius- tice, Henrici f. Roter. et Hagae Comit. 1764. 4°. en S°. Diatribe Academica de dea Angerona. Traj. Bat. 1766. 4°. Quaesitiones Literariae ex bonarum artium , _Historiae potis­ simum universae , Rhetorices, Poetices , Antiquitatis Graecae et Romanae , item Critices Latifundiis selectae , et in usum collo­ quiis dialecticis certantium , viae et rationis quadam formula degestae. Traj. Bat. 1767. 8°. Aanteekeningen op de Ned. overzetting van Sjaw 's reizen. Utr. 1773. 4°. _Epistola ad Vir. ampliss. Henr. van Wyn , Jctum etc. de Veteris Medici ocularii gemma Sphragide grope grajectum ad Mosam nuper eruta. Traj. ad Rhen. 1774. 8°. cum fig. Onomasticon Literarium , sive Nomenclator Historico-criticus praestantissimorum omnis aetatis , populi , artiumque Formulae Scriptorum , item tnonumentorum maxime illustrium ab orbe con­ dito untie ad Saeculi , quod vivimus , tempora digestus , et veresimilibus , quantum fieri potuit , annorum notis accommoda­ tes. E recognatione lon,ge auctiori, et emendatiori , ita ut non tam editio altera , quam novas omnino Liber censeri debeat. P. I. Traj. ad Rhen. 1775. 8°. P. II. 1777. 8°. P. III . 1780. P. IV. 1782. P. V. 1783. P. VI. 1786. P. VII. 1790. P. VIII. 1793. 8°. J. L. E. Pu t t m a n n us heft in Miscell. Libro. Lips. 1793. 8°. CXL p. 399 , eenige Anamadversiones op Tom. VII gegeven. Oratio de Veteris et Medii aevi Historia in Academiis potis- simum discenda, docendaque. Traj. ad Rhen. 1776. 4°. Dionysii Catonis Disticha ; menus digesta et ad communem quorundam locorum , vitaeque humanae disciplinam accomnodata in us= Gymn. Hieron. Traj. ad Rhen. 1778. 8°. De Ara Romana in meditullio urbis Rheno-Traj., haud ita prid,em effossa in Verhandel. uitgegev. d. d. Hon. Maats. d. Wetens. to Haarlem. 1780. D. XIX. St. 2 , 3 , bl. 143-174. ..dnanzadversiones in veteris cujusdanz Medici opthalmici gem­ mam Sphragidem numero vicesimam , necdum editam , Verhandel. uitgeg. door het Zeeuzosch Genoa& d. Wetens. to Vlissingen. D. IX. 1782. bl. 275-299. Museum Numarium Milano- Viscontianum , hoc est , quod vir illustris Gisbertus _Franco de Milaan Visconti etc. apparatunt servavit et locupletavit. Traj. ad Rhen. 1782. 8 mai. 41leen de Praefatio en het eerste gedeelte , behelzende de oude Gr. en Rom. munten , zijn van Saxe, bet overige van prof. Bonda m. Tabulae Genealogicae , sive Stemmata Deorztm , Rectum , Prin­ cipunz, virorusz illustrium , qui per id tempus , quod Varroni Mythicunz dicitur , vel vixisse , vel poplins , a se nominatis , ortum dedisse vulgo creduntur , ad fidem Hesiodi , Apollodori, Hygini , et aliorunz , sic contexta , ut pervetus rerum memoria, civitatum, iliversarum, inprimis Graecarum propagines , Scripto­ rumque Annales et Poetarum carmina probabiliter intelligi possint. Traj. ad Rhen. fol. mai. Tabulii XXVII Epil. et Ind. elem. Monogrammata llistoriae Batavae a vetustissimis inde tern­ poribus usque ad saeculi , quod vivimus , annum tertium decimum etc. adumbrata , cura et stilo C. S. Traj. ad Rhen. 1784. 8°. mai. Jac. van Vaassen , Icti, Anamadversionum Historico-criti­ carum ad Eastos Romanorum sacros Fragmenta etc. ad fidenz superstitum charturunz digessit et nonnulla scitu necessaria cum de Auctoris harum observation= vita , turn de triplicis .Fas­ torum generic Monumentis , Picturis et Interprelibus praeratus est. Trajecti ad }then. 1735. 4°.Series lectionum quotidianarum Gymnasii Hieronymiani. Traj. ad Rhen. 1776. 4°. Laudatio Caron Andreae Dukeri , in solenni hominum erudi­ torum Panegyri peracta. Onomastici Literarii Partin sexti Corollarium esto. Onomastici Literarii Epitome , tam Historiae universae quanz reliquarum artiunt fidei aestimandae rectrix , sive Fasti scrip­ torum veteris et medii aevi , verisimilibus , quantum fieri poterat , accuratioribusque subinde , quasi in prima editioue temporum notis , nec non panto maiori numero digesti. Traj. ad Rhen. 1792. 8 Mai. Scholia Literario-critica ad L. A. Muratorii Novum The- saurum Inscript. Missus primus , in Adis Liter. Societ. Rhe­ no-Traj. 1793. p. 1-72. Nuncius et Admonitio de Richardi Bentleii EpiBiola , qua Chishulliana Inscriptionis , ut vulgo dicitur , Sigeae interpre­ tatio expenditur 1. c. T. IL 1795. p. 1-18. Scholia Literario-critica ad Muratorium Missus secundus ibid. p. 169-290. Oratio honoraria in Legis .Regiae Patronos , habita die XXV III Martii 1793. cum illagistratu Academico se quartuni abdicaret. Traci. Bat. 1798. 4°. Christ. Saxi et Jo. Luzac , Orationes Academicae duce , quarunz prior est in Leges Regiae Patronos , posterior de Socrate cive. Accedunt censurae Germanice scriptae. Editio re- petita et aucta curante Henr. Carol. Aorah. Eichstadio. Lcpsiae 8°. Scholia Literario-critica , in Murat. 'Flies. una cum Analect. quibusdanz ad duos superiores Missus. In Act. bat. cit. T. III. p. 1-110 lie Saxe, Onom. litter. T. VIII. p. 24 seq.; Add. p. 443; Hey­ nius, in Add. et corrig. ad Tom. I , Virgilii , p. 196 , ed. Primae ; P. Burmannus Sec. ad Virgilium , Stell. 5, fol. 3, en ad Anthol. Vet. Epigramm. L. I. Epigr. C. XI. p. 91; J. F. N ol t en i i , Lex. Antibarb. p. 886 et 1847; Jac. P h i 1. d' 0 r v Wins, in .To. Ludov. hllii Sylloge Nova Epistol. Vol. I. p. 92 ; Dez. ad Charit. p. 646 ; Fabricii, Bibl. Lat. L. I. XII. p. 307, ed. Ernesti; Hagen­ b ach ius, Observ. Miscell. nov. p. 369 ; Dez. in Epist. ad .To. Ern. Emm. Walchium in Persecut. Christian. Neron. in Hispania uberiori Explan. p. 34 , en in Diptycho Brixiano Boethii , p. 68 ; F. C. Harlesius, De vitis phil. nostra agitate clay. Vol. I. p. 211-243; Ilambergero-Meusiliana Germ. crud. P. VII. p. 43-45 ; ed. Veca. Seb. Ravii, Orat. Pan. in natal. CL. Acad. Traj. Ser. Profess. LXXXV; Corn. V a 1. V o n c k , in Praef. ad Faleti Bell. Sicambric. Noviom. 1749 ; Klotz in s, in Anti-Burmanno , p. 7; W yt en b a c h i Vita Ruhnkenii , p. 288 ; Klotzii, Acta Liter. Vol. I. P. IV. p. 386 ; Vol. IV. P. I. p. 98 seqq. , Vol. VII. P. IV. p. 407-414 , 419-422 ; Bibl. Crit. Vol. II. P. I. p. 132 , Vol. II. P. III. p. 94, P. VIII. p. 130-133; F. 0. M enckeni us, in Miscell. Lips. Nov. Vol. VI. Part. III. p. 572 ! Bibl. Univ. Theod. Berol. T. LI. p. 285-287 , 1781 , T. LVI. P. I. p. 255 , 256 ; Exerp. ex Ephem. 1794, n°. 128, p. 150; Nova Gotting. 1745 , sta. n°. LX. p. 503, 504, 1747 , .Tan. p. 7 757 , p. 118 seq. ; num. 130 p. 1233 , seqq., 1766, P. 91, p. 7,26, 1775, P. 95, p. 812-815, 1777. p. 62, 1747, P. 62, p. 575, 1778, P. 65, p. 526---528, 1799, N°. 23; Nova Lipsiens. 1747 Januar. p. 39, 40, 1753, .Tan. p. 435 , 1756 April , p. 249, 1757 Octobr. p. 721, 1760, April, p. 297, 1761, Octobr. p. 659 , 1775 n°. Lyn p. 449-453 , 1776, 84, p. 083 , 1778 , 37 , p. 289-291 ; N i c. Barkey, in Symb. Hag. Cl. I. Fasc. I. p. 229 , Cl. II. Fasc. II. p. 409 , 410 ; Alg. Deutsche Bibl. Anhang. zu den XXV-XXXVI Th. p. 3288-3289 , B. LXXIX. St. II. 1788 , p. 522-556 ; Neue alg. dent. Bibl. T. XII. P. I. p. 96-99 ; Alg. Lit. Zett. 1794, N°. 40, S. 313; .Ten. alg. lit. Zeit. 1799 , April N°. 126; Nova acta crud. 1749, Dec. p. 703, 1753, Oct. p. 609; 1758, Febr. p. 49-51, 1758, Mars p. 253, 1760, Mart P. I. p. 137; Junio , P. II. S. 281-284, 1761, Decemb. p. 561 seq. 1769, Junio, p. 241, 1773, Sept. p. 429-436, 1775, Junio p.272-281; Bibl. Philol. T. III. P. IV. p. 281-295; Ferd. Stoschii, Neue gelehrte Europa , Th. XV. p. 709; Bibl. der Philos. u. Litter. B. II. St. I. p. 206, 207; Neuer Buchersaal der schonen Wissens. u. freijen Kiinste , Leipz. 1745, p. 233-252; Unpartheyische Criticic fiber Iuris­ tische schriften V . VI. P. H. S. 162-169; Erlangische gelehrte Anm. u. Nachricht. St. XLII. 1761, S. 337, 1064, St. XLVIII. S. 381; Erfurth. gelehrte Nachrichten 1762, IX B. St. 21, 22; 1799, St. 7, S.53-55; Heynemeyer, Dict. de tous les Auteurs vivans et morts de la Republiq. Bat. ; Galerie klistor. des contemporains ; Gazette d' Utrecht de Mr. Limiers 1766, Nov. N° XCII. ; Bibl. des sciences et des beaux arts , T. XLI. P. I. A°. 1774, p. 244-246, T. XLV. P. II. 1776 Mars-Juin p. 523, 525, T. XLVI. P. I. Juil- Sept. p. 150-160, 1778, Jul-Sept. p. 178-186; Journal des Savans , T. LXXXIV. Oct. 1775, 1776, Oct. T. VI. V. II. p.310-320; Bibl. Univ.; Phil. Bibl. Gotting. P. III. St. VII. n°. IV. p. 726, 728; N. Phil. Bibl. P. I. St. I. N°. 5, p. 172, 173; l'Esprit des journaux 1776 , T. XII. .Dec. p. 109-115; Nouv. Bibl. Belg. , La Haye 1784, T. VI. P.H. p. 241-246; van Kampen, Bekn. gesch. d. Ned. Letteren en Wet. D. II. 131. 232; Kist en Roy a ards, Archie./ (eerste serie) D. III. 90, (tweede serie) D. II. bl. 14; Collot d'Escury, Holl. ?vein, A.IV (1),p. 163,164; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D.I. bl. 209; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Kunst en letterb. 1806, D. I. bl. 289, 338; C. Sepp, .Toh. Stinstra en zijn tijd , D. I. bl. 86, 103, 145, 176; D. II. bl. 26; Ned. Letter cour. 1759, Oct. bl. 515, 1761, XCIVe stuk bl. 374, 1762, XCV stuk, bl. 342; Hedend. Vad. Letteroef. D. V. bl. 272, 273; Alg. Vaderl. Letteroef: 1789, D. IV. N°. 3, bl. 105-111, 179 , N°. 8, bl. 360; Nederl. Bibl. D. IV. bl. 261, D. VI. bl. 485-487; N. Ned. Bibl. v. wetens. icunst en smaalc, D. III. (1799) N°. 5, bl. 25-27; Vaderl. Bibl. v. wetens. kunst en smaak , D. I. N°. 1, 1789, bl. 48; De Rec. 1790, No. VII. bl. 324-330, N°. VIII. bl. 105-111, N°. XI. bl. 323-330, NI. XIII. bl. 125, 126; Geschichte des H. C. Saxe in N. Gel. Europa , Th. XV. S. 709; D. Wyttenbach, de obitu Saxii et Hanae in Bibl. Crit. T. XII. p. 94, Opusc. T. II. p. 214, Bibl. Grit. P. V. p. 132, P. VII. p. 94, P. VIII. p. 130. SAXE (FREDERIcus), zoon van den vorige, werd den 26 September 1759 te Utrecht geboren. Hij studeerde aldaar onder zijn vader , Segaar en van Goens in de oude talen , algemeene geschiedenis en oudheidkunde , onder Hennert en Rossyn in de mathesis en philosophic , onder lt a u in de oostersche talen en Hebreeuwsche oudheden , onder B o n-n e t in de Godgeleerdheid en vooral onder Tydeman en Bondam in de regten. Na den 21 October 1784 in het openbaar eene dissertatio de ordine iudiciorunz publicorunz aludRomanos verdedigd te hebben , werd hij den 28 dier rnaand more majorum tot Juris utriusque doctor gepromoveerd. Den 18 September 1786 werd bij tot Juris utriusque lector , en den 22 Jan. 1787 daaraanvolgenden tot Juris civilis professor extraordinarius benoemd , en aanvaardde zijn ambt den 21 Mei met eene rede de utilitate et iucunditate historiae Juris civilis , doch de oude regering in September van dat jaar hersteld zij nde , werd zijne aanstelling vervallen verklaard. Den 25 Junij 1789 benoemden Curatoren van het Athenaeum te Deventer hem tot professor Juris civilis. In die betrekking was hij werkzaam tot 1795 , wanneer hij , ten gevolge der veran­derde staatsgesteldheid , ambteloos werd. Den 19 October noo­digden Curatoren der Utrechtsche hoogeschool hem uit zijne vorige betrekking aldaar weder te hervatten , doch hij sloeg zulks at. In het volgend jaar werd hij aangesteld tot raads­beer bij het Provinciaal geregtshof van Utrecht. DU hof , na de inlij wing van ons vaderland in het Fransche keizerrijk , ten jare 1811 vernietigd zij nde , werd hij den 15 Februarij 1815 vrederegter te Apeldoorn in Gelderland en den 25 October regter van instructie te Amersfoort. In 14 23 kreeg hij zijn eervol ontslag en den 3 Maart 1830 eindigde bij te Amers­ foort zijn wisselend leven. Zie Heringa, de Auditorio , 131. 27, 154, 219, 220; Bouman,Gesch. d. Geld. Hooges. D. II. bl. 520, 521; Kunst en letterb. 1830, D. I. bl. 164. SAXMUNDUS en ULEMAHUS, ULMARUS, VULEMARUS of WILLEMARUS. Het is onzeker wanneer zij geleefd hebben. H e r old wil , dat ze bijvoegsels tot de oudste Friesche wetten hebben geschreven. Sch war t z en berg gist , dat zij tijdge­nooten zijn geweest van Karel den Groote n. Suf f rid us Petri meent echter, dat ze geleefd hebben in 1264. Zie Schwartzenberg, V oorrede tot het Gr. Plakaat en Charterb. van Vriesland ; Suffr. Petri de Script. Frisiae , p. 63; Siccama, ad antiquas Frisior. Leges , p. 109, ed. Gaertneri ; de Wal, de clar. Fris. .Turec. Cannot) p. 2; F opp ens, Bibl. Belg. T. II. p. 1091; von Richthoven, Lea; Frisionum , Leov. 1866, XLV. SAXO FINIA , een Fries , bloeide omtrent 1614. Hij beoefende de latijnsche poezij niet ongelukkig. Een proeve er van vindt men bij Gruterus, Del. T. II. p. 413. Zie Hoffman Peerlkamp, de Poetis Latin. Neerl. p. 243. SCABAELJE (DIERicK). Zie SCHABAELJE (DIERIcK). SC ALIGER (JOSEPH JusTus) werd 5 Augustus 1540 te A gen in Guyenne geboren. Ziin vader Julius Caesar Se a­liger, die algemeen voor een afstammeling der della Scula , vorsten van Verona gehouden werd , oefende aldaar de genees­kunde uit en was in 1549 , toen hij reeds 44 jaren oud was , gehuwd met An diette de Rogues Lobieca, die hem 15 kinderen , tien dochters en vijf zonen , schonk. Joseph was het tiende kind , (le derde zoon. In 1551 werd hij met zijne broeders Leonard en Jean Constant naar de latijnsche school te Bordeaux, waar toen Muretus en Buchana­n u s, twee boezemvrienden van den ouden Scaliger, aan het aquitanisch Gymnasium geplaatst waren , gezonden. Na 11 een driejarig verblijf keerde de zonen , daar de pest te Bordeauxwas uitgebroken , naar Ageti terug , waar Joseph het onder­wijs van zijn vader tot diens dood (1558) genoot. Dit onder­wijs bestond in niet veel meer dan het dagelijksch vervaar­digen van een klein opstel , terwij1 zijn vader van zijn pengebruik maakte om zijne gedichten op papier te brengen..1 10 s e p h kreeg daardoor een grondige kennis van de regelen van den versbouw,, en vervaardigde op 17 jarige leeftijd een latijnseh Treurspel (Oedipus), waarover hij zelfs in hoogen ou-derdom niet behoefde te bloozen. Het dagelijksch verkeermet zijn vader , die voor een uitstekend beoefenaar der na­tuurkunde werd gehouden en als arts een uitgebreide praktijkhad , ontwikkelde ook zijne neiging voor de anatomie en botaniek. Na den dood zijns vaders , begat zich de toen 19 jarige knaap naar Parijs , om zich °rider A d r i a n a s Turn e b us voorna­ melijk op het grieksch toe te leggen. Toen hij , na een paar maanden diens lessen te hebben bijgewoond , geen noemens­ waardige vorderingen had gemaakt , besloot hij zijn eigen leer­ meester te worden , las Homerus met behulp eener latijnsche overzetting , in weiiiige weken door , en stelde zelf een grieksche grammatica op , de eenige , die hij immer gebruikt heelt. In vier maanden las hij vervolgens alle grieksche dichters , die toen te verkrijgen waren en binnen twee jaren had hij een zoo ver mogelijk volmaakte kennis van het grieksch verworven. Nu begon hij ook de oostersehe tales te beoefenen , en , op raad van den beroemden oosterling Guilielm us Post ell us , met het hebreeuwsch en de daaraan verwante dialekten : ook werd hij , die gedurende zijn verblijf to Parijs de godsdienstoefe­ ningen der protestanten had bijgewoond , in 1562 (hij was toen 22 jaren oud) lid van dit kerkgenootschap. Iii het vol. gende jaar (1568) kwam hij in kennis met de fanailie de la ochepozay, en toen de vader van zijn kweekeling , Henri Louis Chastaigner de la Rochepozay, in 1565 als gezant naar Rome vcrtrok , vergezelde S c a 1 i g e r hem der­ waarts. rrweemaal bezocht Scaliger in dit jaar deze stad en vernieuwde daar zijne kennis met Muretu s. Op de reizen , die hij vervolgens door Italie deed , bezocht hij te Verona de graven zijner vaderen , en leerde te Venetie "de roovers van zijn erfland" kennen , maar niet lief hebben. Op deze reizen bragt hij een groot aantal opschriften uit Italie bijeen , de kern der later zoo zeer vermeerderde en eindelijk ter uitgave aan G r u t e r u s toevertrouwde verzameling. Op zijn terugreis (1566) bezocht hij Groot-Brittannie , en in Frankrijk terugge­ keerd , vond hij het in den tweede godsdienst-krijg (1567— 1568) gewikkeld. Ilij nana deel aan den derden (1569-1570) en streed in de gelederen der Hugenoten. Gedurende dien tijd verloor hij alles wat hij nog bezat, en zag ook zijne 163 meeste vrienden in de moordadige geveehten , die toe geleverd werden , vallen. Omstreeks 1570 begaf hij zich naar Valence (Dauphine) om daar onder den beroemden Jacobus Cu j-a­ cius zich in het Romeinsche regt te oefenen , en maakte ook hier in zulke vorderingen dat Cujacius hem aanbood zijn arnbtgenoot in de regtsgeleerdheid te worden. Beide raannen , door innige vriendsehap vereenigd , beoefenden ook gezaamlijk de philologie , en Scaligers roem steeg van dag tot dag , ja bereikte zulk een boogte , dat men toe reeds zeide ildoctissi­ mus S ca, liger, a quo pudet dissentire." Het was ook te Valence , dat hij de Thou leerde kennen , en ook met dezen trad hij in naauwe vriendschaps verbintenis. Kort voor het aanbreken van den Bartholomeus nacht , had Scaliger, op aanbeveling van Cujacius, deelgenomen aan eene diplomati­ sche zending door Catharina de Medicis aan Jean Monluc, bisschop van Valence , opgedragen om den toenina­ ligen hertog van Anjou, later Hendrik III , den toen vace­ renden troon van Polen te doen erlangen. Den 21 Augustus ontving Scaliger, die zich voor korten tijd naar Agen had begeven om voor de uitgave zijner Catalecta te zorgen , bet bevel naar Straatsburg te reizen en daar den bisschop op te wachten. Toen deze daar aankwam , vond Scaliger niet meer. Deze was , bij het vernemen der moordtoonelen te Parijs aangerigt , naar Geneve gevloden. naar cverd hem een profes­ soraat in de philosophie aangeboden , doch hij oordeelde zich ongeschikt voor dit ambt , en verbond zich slechts een jaar voorlezingen to houden over A r i s t o t e l e 's Oryana en Cicero de Finibus. Hem outbrak echter lust en talent om opentlijke voordragten te bouden. Gedurende zijn vrijwillige ballingschap in Zwitserland voleindigde hij zijne Lectiones Ausonianae , en het grootste deel van zijn arbeid over Festus , want nadat slechts weinige maanden sedert zijn vertrek uit Geneve ver­ loopen waren , den 1 October 1574 , droeg bij uit een kasteel der fat-lathe Rochepozay dit werk aan den bisschop Monluc op. De twintig voile jaren , die hij nu nog in Frankrijk bleef,, bragt hij deels op de sloten zijner vrienden de la Roch e­ pozay, deels met reizen door het zuiden van Frankrijk door. Fen overblijfsel der moederlijke nalatenschap en de geschen­ ken zijner vrienden voorzagen in zijne behoeften. Het pen­ sioen van 2000 franken , hem door Hendrik III voor de opdragt van zijn Manillas geschonken , werd hem in 1594 , toen Scaliger reeds te Leiden was , nog niet uitbe­ taald. In 1590 verkreeg Just us L i psi u s , die gedurende twaalf jaren het professoraat in de Romeinsehe geschiedenis en anti­ quiteiten te Leiden bekleed had , verlof om naar Spa te rei­ zen , ten einde daar van zijne leverziekte genezen te wor­ den. leder zag, vooruit dat hij niet terug zou keeren , en 11* welhaast vernam men dat hij zich met de vaders jesui­ten , de leermeesters zijner jeugd , in betrekking had gesteld en tot de R. C. kerk was weergekeerd. Curatoren wenschten zijn plaats door een andere celebriteit vervuld te zien. Zij lieten het oog vallen op Scaliger, en zonden den hoogleeraar Tuningius naar Zeeland, mom van D. Dominicus Bau­dius (die Scaliger kende) te verstaen ofte eenige hoope zou zijn , dat , indien Scaliger, in de plaetse D. Lip sii totter professien te Leiden werd beroepen , zulks bij hem zou worden aengenomen." Het antwoord was gunstig , en B a u­dius, die met Tun in gi us naar Leiden gekomen was , stelde Curatoren voor , hen in 't beroep van Scaliger behulpzaam te zijn , daer hij van meeninge was in Vrankrijk te blijven en indien zij zulks goed vonden , er nog een ander bij te voe­gen." Curatoren zonden nu B a udius en Tuningius naet brieven naar Hendrik IV en S ca tiger , en beloofdcn Baudi us, zoo hij de zaak tot een goed einde bragt , mboven zijn reis en teerkosten , eenige vereering." ',Zoo Tun in gius of zijn dienstkneeht eenig ongelyk aan persoon of goederen mogt overkomen , zouden zij hem daervan vryen , ontheffen ende schadeloos houden , en sulx ook zijne verlossinge rantsoen betalen , waartoe zij de goederen der Universiteyt verbonden." Tun in gius trof den koning in het leger voor Rouaan aan , en overhandigden hem ook brieven van NI aurits en der Staten-Generaal , die het verzoek van Curatoren ondersteunden. De Koning willigde het verzoek in en gaf Tuning iu s een koning­lijk paspoort naar Touraine , waar Sealiger te Previlli op een landgoed der familie eh e pozay vertoefde. De koninklijke vriigeleide brief beletten niet dat de gezantPn door soldaten der legers geplunclerd en van hunne papieren beroofd werden , zoo dat zij Sealiger sleehts mondeling het verlangen an Curatoren konden mededeelen. Het antwoord was niets be­slissend , doch zoo , dat het beide partijen gelegenheid aanbood in naderc communieatie te treden. Acht maanclen lang bled de zaak te Leiden rusten , terwijl in Frankrijk alle pogingen werden aangewend om hem daar te houden. In het eind van 1592 vertrok Tuningius weder naar Frankrijk met brieven , waarin aan Scaliger geen professoraat werd aangeboden , gelijk in de vorige , maar waarin alleen zijne aanwezendheid te Leiden werd verlangd , om daar zijner letteroefeningen voort te zetten. Het was hun genoeg , "zoo zijn persoon te Leiden was , om alzoo de Universiteit tot eere te verstrekken." Nu aarzelde S c a lig er niet langer en begaf zich met zijn kweekeling , den jongen de la Roch epoz ay op reis. Te Leiden werd hij , met groote eerbewijzingen ontvangen. Welhaast stond hij met de eerste staatslieden , Olden ba r­neveld en v an der Myle, op den besten voet; in het gezin van Dousa was hij als in zijn eigen ; Louise de 165 C o lig n y, weduwe van W ille m I, achtte hem hoog, prins Maurits behandelde hem met onderscheiding , plaatste hem aan tafel boven zijn vorstelijke neven , en verlangde van hem geen Scaliger hoogst aangenaam was) geen tijdroovende en geregelde opwachtingen. In den Franschen algezant d e Buzan v al vond hiii een opregten vriend , die hem op de hoogte der staatkundige geheurtenissen van zijn vaderland hield. Uit alle oorden stroomden de aanzienlijkste en uitstekendste jongelingen naar Leiden , orn zijn omgang te genieten , of zijn raad en voorlichting bij hunne studien te erlangen , en onder deze een Janus Du usa de zoon, Hugo Grotius, Da­ niel Heinsius, Janus Rutgersius, Meursius en Cu­ nae u s. Met de voortreffelijkste geleerden hield hij briefwis­ seling , de beroemdste mannen raadpleegden hem over de uitgave hunner werken , aan lofredenaars en dichters , die ter zijner eere de snaren spanden , ontbrak het hem niet , en de roem zijner geleerdheid breidde zich allengskens over de greheele beschaafde wereld uit , en algemeen werd hij voor den eersten geleerde der gansche wereld gehouden. Het ontbrak hem ech­ ter ook niet aan vijanden , die aan zijn room knaagden , en onder deze Scioppius; ook beschuldigde men hem van trotschheid en pedanterie. Alhoewel de letterkunde en geschiedenis zijne hoofdstudien waren , schijnt hij echter ook veel werk van de wiskunde ge­ maakt te hebben ; want op het einde der 16e eeuw meende hij de quadratuur des cirkels gevonden te hebben , en maakte zijne vermeende ontdekking bekend in een werk , getiteld : Nova Cyclometria, 1592 in folio, hetwelk echter spoedig door onderscheidene van zijne geleerde tijdgenooten werd aangeval­ len en wederlegd. De hoogleeraar C h r. Clavius te Rome toonde aan , dat volgens deze quadratuur de omtrek van den ingeschreven twaalfhoek grooter was dan de omtrek des cir­ kels. S c a li g e r werd ook wederlegd door Francois Vieta, die het eerst den omtrek in eene reeks uitdrukte , en voorts beyond dat , de middellijn voor eenheid nemende , de omtrek gelijk was aan 3,1415926535 , zijnde deze breuk nog in de laatste decimaal naauwkeurig. S c a li g e r werd mede weder­ legd door Adrianus Romanus van Leuven , die met een buitengewoon geduld de zijde eens ingeschreven veelhoeks van 107374824 zijden berekende en ciaar door den omtrek des cirkels tot 15 decimalen naaawketirig. bepaalde. Hoezeer deze oordeelvellingen niet voor 's mans wiskundige kennis pleitte , was hij des niet te min een sieraad der Leidsche hoogeschool , aan welke hij ongehuwd op den 21 of 2 t Januarij 1609 door den dood ontviel. Zijne vrienden noemden hem ueen oceaan van wetenschap en het meesterstuk der natuur." Zijne werken , meestal verklaringen der oude schrijvers , zijn talrijk en van groote waarde; zijn werk over de tijdrekenkunde, getiteld:Opus de emenclatione temporum etc. Parijs 1583, Leiden 1598 , Gerave 1609, stelt men op hoogen prijs. N i e b u h r zegt van S c a li g e r : stond op het toppunt van algemeene taalgeleerdheid , en zoo hoog in de wetenschappen van allerlei aard, dat hij met zijn eigen oordeel , al scat hem voorkwam , kon bevatten , gebruiken en beoordeelen." Hij gaf in het licht: Coniectanea in M. Terentium Varronem de lingua Latina ad Nobiliss'imum et eruditissimum iuvenem Ludovicum Castanaeum flupipozaeunz. Parisiis ex Ojficina Rob. Stephani , typographi Regii MDLXV. 8°. Cum privilegio Regis. M. Jerentii V arronis opera quae supersunt. In Lib. de Ling. Lat. Coniectanea Josephi Scaligeri , recognita et appen­ dice aucta. In libros de Re Rust. Notae eiusdem Jos. Scal. non antea editae. His adiuncti fuerunt Adr. Turn. Comment. in lib. De lingua Latina : cum emendationibus Ant. Augustini. Item .P. Victorii Castigationes in lib. De re rustica. Anno M.D.LXXIII , .Excudeactt Henr. Slephanus. 8°. M. Terentii Varronis opera quae supersunt. In Lib. De Ling. Lat. Coniectanea Josephi Scaligeri In Lib. de Re Rust. Notae eiusdem. Alia in Eundem Scriptorenz trim alio­ruin Turn. Vict. August. .Editio Tertia, Recognita et aucta.Anno °. M.D.LXXXI. 8 Lycophronis Chalcidensis Alexandrae sive Cassandrae versi­ ones duae : una ad verbum a Guilielmo Cantero : altera carmine expressa per Josephum Scaligerm Julii F. — Anisotationes etc. — Basileae per Joannem Oporinum et Petrum Pernam. mense Maio. 4°. MDLXVI Lycophronis Alexandra. Pama obscurum. .Toannes Meursius Recensuit, et Librurn commentario illustravit. Accessit Iosephi Scaligeri Jul. Caes. F. versio centum locis emendatior. Ex o flcina Ludovici Elsevirii. Anno 8°. CID.ID.X0VII. Publii Pirgilii Maronis Appendix , cum supplement° multorunz antehac nunquarn excusorm Poematm velerunz poelarum. Josephi Scaligeri In Random Appendicem commentarii et castigationes. Ad clarissimum virzon Jacobum Cniacium , Juriscons. nostrae aetatis facile Principenz. l zcgduni. Apud Guliel. Privileyio Regis. 8°. MDLXXIII CUM P.BMaronis Appendix cum Josephi Scaligeri corn- nzcntariis et castigationi4us.BClariss. virunz Jacobum Cu- iaciurn Bnostrae aetatis facile principem. Aniverpiae Ex oflicina Christophori Plantini Architypographi Regii. fol. MDLXXV Pub. Virgilii Maronis Appendix , Cum supplemento multorum antehac nunquain excusorum Poenzalum veteruzn Poelarum. Jo­ sephi Scaligeri Jul. Cues. Fil. In eandem Appendicem Casti­ gationes et Commentarii multis in locis aucti. curante edente- que Frederico Lindenbruch : cuius et Notae additae. Lugd. Batay. , Ex otficina .Plantiniana, apud Franciscum Raphelen• gium, CID.ID.XCV. 8°. (Met een nieuw titelblad). Catalecta Virgilii et aliorum Poetarunz Latinorum veterum Poemata. Cum Commentariis Jo. sephi ScaligeriBCaes. Fit. Lugd. Bat. apud Joanne in Zaire. 1617. 8°. In Homeri Vitanz ex Herodoto josephi Scaligeri notae. In illatronis Pa•odiarunz fragmentum (71then. IV , p. 134) notae eiusdem Jos. Scaligeri , (achter) `0,/..o';pot) x . `Ho-aov &run. Homeri el Hesioca certamenB .A 7unc primum lace donatum etc. Anno M.D.LXXIII , e, eztelebat Ilenricus Stephanus. 8°. (De no- ten van Scaliger p. in Empedoclis et Aliorunz carmina notae Joseplii Scaligeri achter 1101y/ cc; (1)cA6g. c:CPo.;.!Poesis pkilosopkica etc.BAnno MDLXXIII , excudebal Benricus Stephanus. 8°. (De noten van Scaliger p. 216-219). Joseplii Scaliyeri Jccl. Caes. F. Ausonianarum Lectionum Libri Duo. Ad optimum et eruditissinzum viruni .Eliam Vine. tam Santo2zenz. Lugcluni apud Ant. Gryphium MDLXXIIII. Achter .21Iagni Ausonii Burdigalensis , viri conularis , Aviator/cm praeceptoris opera in fizeliorem ordinem digesta. Recognita suet a Joseplio Scaligero Ju.lii Caes. F. et infinitis locis emendata. Eiusdem Joseplii Scaliyeri Ausonianarum lectio­ num litzri duo ad Eliam Finetvm Santonefiz: in quions Casti­ gationum rationes redduntur et difficiliores loci Ausoniani explicantu•. Lztoduni , apud Ant. Gryphium. mmxxv. Van deze eerste uitgaaf bestaat een afdruk : Josephi Scali-geri Jzclii Caes. F. Amsoniana•zon lectionum lib•i duo ad opti- mum et eruditissimurn virzczn .Eliam Binetum Satonem (sic). HeidelbergaeBOok is er een nadruk van Jacob Stoer. •rosephi Scaligeri Julii Caes. F. Ausonianarum Lectionum Libri Duo. Ad optimum et eruditissifizzon virum Eliam Vinetum. Santonenz. Omnia ab auctore recognita et emendata hac postrema editione. Burdigalae. Apud S. ilillangium Typoyrapkitin Re- yiztm cio.m.Lxxxx. aebter .Ansonii Burdiyalensis viri consularis omnia , quae adkuc in viiterilms 6itdiotheci,s inveniri potnerunt , opera. Adhaec Symmachi et Pontii Pazclini litterae ad Auso­ nblill sc•iptae , tum Ciceronis , Sulpiciae , aliorumque quorun­ dabz i; r?rf‘f-yens cariraina nonnulla. Cuncta ad va•ia vetera novaque secnnda edition() emeyclata coznmentariisque auc­prewplaria bac • tiorilmsBper EZiaii( 1 ii/(-/ufiz Sanlonem, losephum 'xiligerum et alios etcBBurdigalae , Apud S. Millan-Jizcm RRegium. m.Dxc. 4'. Sophocles Aiax Lorarius , Stylo Tragico a Joseph° Scaligero Julii F. translatus. Einsdenz Epigrammata quaedanz turn Grae­ ca tum Latina cum aliquot ex Graeco translatis. Anno MDLXXIIII. 8 s. 1.TOp bijzonder gepagineerde bladzijden achter JuliiCaesaris Scaliyeri Viri Clarissimi Poemata in duo partes divisa. qM.D.LXXIIII. s. 1. Mercurii Trismeyisti Pimandras utraque lingua restitutus , D. Francisci Flussalis Candalae industria. old Maximilianum Caesarea eius nominis quartum. Burdiyalae , Apud Simone& Millangium Burdiyalensem Typographum via Jacobaea , 1574 , cum privilegio Reyis kl. fol. M. Verrii Flacci Quae Extant. Et Sex. Pompei Testi De Verborum Significatione Libri XX. Josephi Scaliyeri Julii Caesaris F. In Eosdem Libros Castigationes , Recognitae et auctae. Lutetiae Apud Mamertum Patissonium, in officina _Roberti Stephani MDLXXVI. Fen vroegerc uitgaaf verscheen in 1575. S c a lig e r's Gas-tiyationes zijn afgedrukt in de uitgaaf van Festus , apud PetrurnSantandreanum MDXCIIII. 8°. Catulli , Tibulli , Propertii Nova editio. Josephus Scaliyer Jul. Caesaris F. recensuit. .Eiusclern Castiyationum Liber. Ad Cl. Puteanurn Consiliariwn Regiwn in Suprema Curia Pari­ siensi , Lutetiae, Apud Mamertua Patissonium in o f ccina Rob. Stephani MD.LXXVII. Cum Privileyio Reyis. Catulli, Tibulli , Propertii Nova editio , Josephus Scaliyer Jul. Caesaris F. recensuit, _Eiusdem in eosdem Castigationum Liber auctus et recoynitus a6 ipso auctore. Ad amplissimum Virum Cl, Puteanum Consiliarinin Reginm in Suprema Curia Parisiensi. In Bibliopolio Commeliano. 1600. 8°. Hippocratis Coi de capitis vulneribus Liber Latinitate dona- Ins a Francisco Vertuniano. Eiusdem Fr. Vertuniani commen­ tarius in eundem. Eiusdenz Hippocratis lextus Graecus a Jo­ sepho Scaligero Jul. Caes. F. catsitiyatus , cum ipsius Scaliyeri 81larliM castigationum explicatione. Lutetiae ex officina Roberti Stephani. 1578. 8°. Nicolai Vincentii Pictaviensis Chiruryi episiola ad Stepha­ num Naudinum Bersuriensem. Ad dictata Jo. Martini in librum Hippocratis de Vulneribus capitis. Coloniae apud Sebastia­ num J?aucherum. 1578. 8 °. Volgens Colo rn e s i u s (opera T. ITT. p. 179) is S c a l g e r de auteur van (lit werk , 't geen ook blijkt uit den titel van bet tegensehri. ft van 'NI a r ti n a s. aJoannis Martini Puri-siensis , doctoris medici ad Josephi Scaliyeri ac FrancisciVertuniani Pseudovincentiorum epistolarn re,sponsio." Parisiis. 1578. 8°. M. Manilii Astronomicwn Libri quinque. Josephus Scaliyer Jul. Caes. F. recensuit ac pristino ordini suo restituit. Eius- Jos. Scaliyeri Commentarins in eosdem libros et Castiyationum explicationes. Lutetiae , Apud Mamerlum Palissonium Typo­ graphum Regiwn, in officina Rob. Stephani M.D.LXXXIX. Cum Privilegio Reyis 8°. M. Manilii Astronomicon a Josepho Scalillero ex velusto Codice Gemblacensi infinitis mendis repurgatum. Eiusdem Jose- phi Scaliyeri Notae , Quibus aucloris prisca astrologia catur , castiyationum caussae redduntur , portentosae transpo­ sitionesqeo auctore antiquitus cornmissae indicantur. Ex officina Plantiniana, Apud Christophorum Raphelenyium, Aca­ demiae Lugduno-Batavae 7:ypographum cio.10.c. Cum Privile- yiis. 4°. M. Manilii Astronomicon indicantur. Nunc primum e codice Scaliyeri , quem sua manu ad Tertian editionem praeparaverat plurinzisque accessionibus suarum curarnm locupletaverat, post lonyas moras latebrasque in lucem publicum cum auclario tam nobili restitutae. Accesserunt yuaedam Clarissimorum Virorum Thomae Renesii et Ismaelis Bullialdi animadversiones. Argento­ rati, Sumptibus Joannis Jaachimi Bockenho fferi, C13IDCLV. 4°. Scaliyer , Jos. Inst., .Epistola adversus barbarum, ineptunt et indoctum poema Insulani patroniclientis Lucani. Lutet., Patisson. 1582. 8°. tegen Mathematica pro Lucano Apologia, autore Insulano Parisino procuratore. Parisiis 1582. Josephi Scaliyeri Jul. Caesaris F. Opus Novum De Emenda­ tione Temporunz In Octo Libros Tributum qStoici: xpOvo; ivrtv k-ccirOpOceo-i; Tpaypcirwv sca1 7-1.1p4c7;;. l'atianus: rap' a; lo-vvarniero;.11 7(7.)v xpcivon itvaypcaPs, Taplit TotIrot; o0e TaG qiCITOpiCg ?0,.$18E6eiv thiccroci. Lutetiae , Apud Sebastia- num Nivellium, sub Ciconiis via Jacobaea M.D.LXXXIll. Cum Privileyio. fol. Josephi Scaliyeri Jul. Caesaris T. Opus De Emendatione lemporum. Castigation et multis partiOns auctius, ut novum videri possit. Item Veterunz Graecorunt Fraymenta Selecta, quibus loci aliquot obscurissimi Chronoloyiae sacrae et BiOlio­ rum illustrantur , cum Notis eiusdem Scaliyeri. Lnyduni-Bata­ vorum, Ex °Skim Plantiniana Francisci Raphelenyii CI0.10.IIC. Josephi Scaliyeri Jul. Caesaris F. Opus De Emendatione Temporum. Hac postrema Editione ex .4uctoris ipsius manu­ script° emendatius , maynaque accessione radius. Addita Ve­ terum Graecorum Fraymenta Selecta , quibus loci aliquot °Gnu- chronoloyiao sacrae et Bibliorum illustrantur : cum Notis einsdem Scaliyeri. Coloniae Allobroyum,Typis Roverianis mDcxxix. Cum Privileyio Sacrae Caesareae Maiestatis et Illustrissimorum ordinuni foederati Belyii. fol. _Yronis Villiomari Aremorici In locos Controversos Roberti Tilii Animadversorum Liber. Ad nobilissimum Virum Andreas Oessenlum Quinpentonii et Burentellz dominum , Maecenatem suum. Lutetiae ap. kramertum Patissonium Typoyraphum Reyium. In officina Ilenrici Stephani. 1586. 8°. — In bibliopolio Hie­ rony tili Commelini. 159 7. Gerigt tegen: RooerBBurgensis (d. uit Borgo San Sepulcro in Tos- canen) Locorunt controversorum Libri decent. In quibus plurimi Veterum scriptorum loci conferuntur , explicantur et emendantur , multo aliter pant 4acten,us a quoguam ,factunt sit, Cum duplice indice. Franciscum Mugghionium Virunt integerrintum. rentiae. 1583. In 1587 liet!pso pou s, S cal iger s aanteekeningen op Hippocrates drukken in Ilippocratis Coi , Medicorum prin­ cipis jusiurandunt. Aphorismorum sectiones VIII. Prognostica. Prorrhelicorurn lib. Coaca praesagia. Graecus et Latinus textus accurate renovalus , lectionum varietate et Corn. Celsi ver­ sione calci subdita : studio Joannis Opsopoei Bretiani. Iran­ cofurdi Apud heredes Andreae Wecheli Claudium Marnium et Joann. Auarium. MDLXXXVII. 12°. De aanrnerkingen van Seal i- g e r vindt men p. 595 , 617 , 685. Josephi ScaligeriBCaes. F. Cyclometrica elementa duo. Illustres , Nobiliss. Ampliss. Hollandiae, Westlrisiae et Zee­ landiae Ordines. Luyd. Bat. , ex officina Plantiniana, Apud leranciscum Raphelengiunz. cio.m.xciv. fol. Als 2de dee!. met bijzondere paginering : Josephi Scaligeri Jul. Caes. F. Mesolabium. Ad Nobiles Academiae Lugd. Batav. Curatores Et Magnif. eiusd. civit. Consnles. Lugdzeni Batavorum , ex ogle. Plant. , dpud Franc. Raph. cio.lo.xciv . Josephi ScaligeriBCoes. F. Rpistola De Vetustate et Splenclore Gentis Scaligerae et Jul. Caes. Scaligeri Vita. Jul. Caes. Scaligeri Oratio in Motu filioli Andecti. — Item Testi­ monia de Gente Scaligera et Jul. Caes. Scaligero. Lngd. Bat. .Ex officina Plantineana , Apud Franc. Raph. rIAPOIMIAI EMMETPOI. Proverbiales Graecorum versus Jos. Jul. Scaliger etc. pridem collegit , composuit , digessit. Luteliae , Ap. Fed. Morellium Typogr. Regium, via Jacoboea , ad insigne Fontis. M.D.XCIIII. 8'. V olgens Ebert verscheen de 2d. uitg. L. IL 1600. Haar veel vermeerderde en veran­ derde tekst is door S c ot t us, Lab b ac us en in de uitg. der Poemata Graeca van Sealiger door Se riv erius uit­ gegeven. Ilippolyti episcopi Canon paschalis , cum Josephi Scaligeri commentario. _Excerpta ex computo Graeco haaci Argyri ae correctione Paschatis. Josephi Scaligeri _Elenchus et castiga­ tio Gregoriani. Ad Nobiliss. et Ampli,s.s. Virum Johan­ nein ab Oklenbarnevell J. C. Clin""i liolL et Westfr. .Liarium consiliarium et advocatum. Lngd. Ba:". ex °file. Plant. apud Rap& 1595. 4°. Ook in de Emend. temp. p. 721-731 ed. sent. .EmendationesBTheocritum ap. Commel. 1596. Ook in de uitg. van Reis k e Vl. II. p. 42-50. Publi Syri .Mimi Selectae Seiztentiae. Dionysii Calonis Disticha de Moribus : Cum versione Graeca Planudis paribus versibus. Sententio Fublianae toticlem versibus Graqcis , et quaedam Catonis Disticha, Graece a Joseph() Scaligero reddita; Own Nolis eiusdem. lugd. Bat., Ex of/ic. L. Annaei Senecae et P. Syri Mimi, forsan etiam Singulares Sententiae , Centuin aliquot versibus ex. Cod. Pall. et Frisiny. , auctae et correctae, Studio et opera Jani Gruteri. Own Nolis Eiusdem recognitis et castigatis. Accedunt Eius­ dem Notae Posthemae; ut et Nova Versio Graeca Jos. Seal. Jul. Caes. F. Nunc prirnum ex utriusque autographis editag. Lugd. Bat. ap. lienrici Teering. 1627. 8°. In 1599 verseheen voor het eerst Astrampsychi Oneirocriticon a Jos. Seal. dig. el cast. als aanhangsel der Oracula metrica , al) M.D.XC1X. Opsopoeo collecla. Parisiis. 8°. p. 113. "Doctissi­ mus Jo s. S c a 1 i g e r 'OvEtpogpprocOv istud emendavit , digessit et suo auctori Astrampsycho vindicavit , perperam Nicephori patri­ archae Constantinopolitani nominc olim editum." Ook in Rig al ti u s' uitgaaf van A r temi do r us is de Astrampsyclzus , naar Sc a l i g e r s recensie opgenomen. De lite pestifera Leydae et in exercilu. 1599. 1)e Commelino lee pestilenli mortuo. L. Apulei Madaurensis opera omnia quae exstant. in quibus post omnes omniwn editiones hoc praestition est , et iam demun Auclor Ipse Ope Cod. Mss. (moles locis infinitis , interpola­ tes , et yenuino nilori suo restitutes prodeat , per Bon. Vulca­ nium Brugensem. Ex oflic. Plant. , Aped Christ. Rapheleng. Acad. Lugd. Bat. Typogr. 12°. C10.10C. S c a l i g e r heeft dezen tckst bezorgd. Zie Rub n k en ii Praef. in Apul. Oud. p. VII. ad Mureti Opp. I. 15. Indices ad 02-uteri collectiones Inscriptionum. Ook vindt men Bijdragen van S ealige r p. 122 , 123 der in 1603 verschenen uitgave van Firmices Maternus de errore prolanarum religionum van Wouwerius. Josephi Scaligeri eel. Elenches Trihaeresii Nicolai Serarii. Emus in ipswn Scaligerum animadversiones confetatae. Eiusdem delirium fanaticem et impedentissimum mendaciutn , quo Essenos Monachos Christianos feisse contendit, validissimis argu,mentis elusion. Franekerae excedelat Aegidins Radaeus Ordinum Frisiae Typographus Jac. Triglandi Triwn Scripiorum Titus- MDCV. trim de tribes Judaeorion Sectis Syntayma. Delphis 1709. 4 ° . Jos. Scaligeri etc. Opuscula diversa Graeca et Latina par­ tim nunquam hactenes edita , passim auctore recensita et aucta. Oion, notis in aliquot veteres scriptores. annium, Catalollum proxima pagina Lector inveniet. Parisiis aped lIadrianum Bev via Jaco6aea. cm.m.cv . 8°. (door C a r o lus Lab b a eu s bezorgd). Doze collectie bevat : Dionysii Catonis Graeca Metaplirasis en Notae in eumdent auctorem. De versibus Ennii et aliorion a Gaza conversis in libro Cice- rones de Senectute. Publii Syri selectae sententiae Graece exprenae. Notae in easdem. ErpityhtZTED; 7rapOilajli (41cerpoiv recens diyestus et auctue. 'Avrcal.014zov 'OvElpoxpprotOv. Gedichten op den dood van Cl. Puteanus, Christop h. en Joh. Thuanus. In Caroli Clusii Atrebatis _Exoticoram libri decent Ex. off. Plant. Raph. fol. komen p. 243— 252 voor,, Perutiles guae­ dam in aronzatum Garciae historian notae , volgens Casa u- bon us (Epp. p. 1605 ed. Almel.) van Scaliger. Thesaurus Tempornni. .Eusebii Pamphili Caesareae Palesti­ nae Episcopi Chronicorum Canonwn omnimodae historiae libri duo , interprete Hieronymo , et fide vetustissimorum Codicum castigati. Item auctores omnes derelicta ab Eusebio et Hiero­ nymo continuantes. _Eiusdem, Eusebii Utriusque partis Ch•o­ nicorum Canonwn reliquiae Graecae, guae colliyi potuerunt , antehac non editae. Opera ac studio Josephi Asti Scaliyeri Julii Caesaris a Burden filii. ',indent Josephi Scaliyeri No- tae et Castigationes in Latinam flieronymi interpretationem et Graeca Eusebii. .Eiusdem Josephi Scaligeri Isagogicorum Chro­ nologiae canonwn libri tree ad Eusebii Chronica et doctrinam de temporibus admodum necessarii. Lugd. Bat. Excudebat 'Tho­ mas Basson Sumptibus Commelinorwn Cum privi­ legio Christianissimi regis fol. — Editio allera ; In qua .Eiusdem Josephi Scaligeri tertia fere parte auctiores Notae et Castigationes in Latinam Hieronymi interpretationew et Graeca Eusebii suprema Autoris cura emendatae. Kiusdetit Josephi Scaligeri Isayogicorum Chronologiae Canonwn libri lies ad Rumba Chronica et docerinam de temporibus admodum neces• sarii. Own duobus Indicibus _Berm et Autorwn. Amstelod. Apud Joh. Janssonium. ciosio.uvin. fol. Scaliger bezorgde in 1606 bij Itaphelengius een vet.- beterde tekst van Caesar. Jun german n heeft hem in zij ne editie van lien schrijver getrouwelijk overgenomen. Florilegiutn Epigrainmatum Martialis. Joseph us Scaliyer eel , vertit Graece. Ad Isacium Casaubonum. Luleliae BTypoyr. Rob. Stephani. 8°. MDCVII. Josephi Scaliyeri, Iambi ynomici ;June pi/num edili a Dn. Heinsio. L. B. H a es t e n s. 1607. 8°. Ook p. I 13-125 der Poem. door Seri verius uitgegeven. a Josephi Scaligeri Jul. Cues. Burden P. Elenchu ittrius­ que orationis Chronologicae D. Davidisi Parei Quarum secunda operis calci , addita : Prior vero Commentariis auctoris in Hosewn Beidelbergae excusis prostat. Lugduni Bat. Ex ojicina ilenrici Ludovici ab ilaestens. Impensis. Ludovici F, lsevirii Anno 1607. 4°. , Epicedium J. Dousae en Carmina in J. Dousae Poem. ed. P. Scriverio. L. B. 1609. 8°. Hercules luam Eiden, sive Munsterus Hypobolimaeus id est , Satira Menippea de vita , origine et moribus Gasparis Scioppii Franci. Editio secunda , altera parte auctior , et emendata. Accessit huic accurata Fabulae Burdoniae confutatio. Lugduni Batavorum , .Ex officina Joannis Patii , Acad. Typograph. An. cimacvm. 12°. Ook in 1609 12° , niet gelijk J. B e r nays wil , de tweede maar de derde druk. Waarschijnlijk is H e i n s i u s de auteur der Satira Menippea , doch de Confutatio stultissimae Burdo- num labulae , Auctore J. R. Batavo , Juris Studioso van p. 145-411: is niet van Janus Rutgersius, maar van Scaliger.TZie Scaligeri Epp. p. 624. Men vindt haar ook in de 2d0 afd. der Opuscula Scaligeri to Frankfort uitgegeven. Twee jaren na S c a li ge rs flood komt in Operini GrubiniiAmpholides Scioppinae. Parisiis 1611 , o. a. voor Revlon-sio ad con futationem fabulae Buy donum. Het later verschijnen van dit antwoord , blij kt uit den titel , waarop deze woorden voorkomen : bolo Calvinistarum suppressa est et nunc demum in lucent edita. Zie Llueliana. C. V. p. 8 suiv. Biogr. Univ. T. 41 , p. 289 suiv. I. J. Scaliger von Jacob&mays , S. 87 , 214. Opuscula varia antehac non edita. Oninium catalogum post Praefationem Lector inveniet. Paris. 1610. 4°. Mullis partibusaucta. Francof. 1612. 8°.Diatriba de aequinoctiorum anticipatione. Paris. Drouart. 1613. 4°. Proverbiorum Arabicorum centuriae duo ab anonymo quodam Arabe collectae et explicatae cum Interpretation Latina et Scholiis Josephi Scaligeri I. Caes. et Thomae Erpenii. Leidae in officina Raphelingiorun. 1614. 4°. Jos. Scaligeri Jul. Caes. F. Poemata Omnia. Ex museio Petri Scriverii. Ex officina Plantiniana Raphel. MDCXV. Diatribe Critica , qua Theodori Marcilii Commentarius No­ taeque in Epigrammata de Caesaris Amphitheatro et Venationi­ bus ordine expunguntur , Autorque pluribus locis illustratur. Ex Musaeo Petri Scriverii , in S c r i v e r i u s uitgaaf van Martia-Us. L. B. Apud Joannem Maine. 1619. 12°. p. 139-166. De re nummaria dissertatio , liber posthumus. Ex Bibi. Acad. Lugd. Bat. Ex °Bic. Plant. Raphel. 1618. 8°. Aristophanis Comoediae , undecim, Graea et Latine cum In- dice Paroemiarum selectiorum , et emendationibus virorum dodo- rum praecipu? Josephi Scaligeri. Accesserunt praeterea Erag­ menta .Ejusdem ineditarum Comoediarum Aristophanis. Lugd. Bat. Ex officina Joannis Main. 1624. 12°. Z. Brun et , Man. du libr. I. 105. Illustr. Viri Jos. Scaligeri Julii Caes. A Burden F. Epi8- tolae omnes quae reperiri potuerunt nunc pritnutn collectae ac editae. Ceteris praefixa est ea quae est de Gente Scaligera , in qua de autoris vita: et sub fines Danielis Ileinsii de rnorte eius altera. Lugd. Bat., offic. Bonav. et Abrak. Elsevir. Acad. 6X Typog. cio.ibc.xxvii. Cum Privil. 120. Francof. 1628. De verzaMelaar is Dan. Heinsius. ZieSchurzfleisch,Acta litter. Vitenb. 1714 , 8°. p. 22. Behalve in de verzameling van HeinSius komen nog de volgende brieven voor: Vijftien brieven aan J. L i p si u s in Burman ni Syll. /. p. 237-252. Twee brieven aan Ranzow, 6en aan Salmasi us, twee aan Scipio Gentilis in Gudii _Epp. p. 152-154, 355-357. Vier brieven aan Sibrandus Lubbertus in Gabbe. ma , Ill. et clar. vir. Epp. Harl. 1669. p. 385-392. Een brief aan Laurentius Joubertus in L. JoubertiOpera. Lugd. 1582. fol. Vol. II. p. 312. Een brief aan Rittershusius in Hummel, Clan vir.'epistolae ineditae LX. Norenb. 1777. 8°. p. 124. Twee Fransche brieven aan Bongarsius in Bongarsiiet Lingelshemii Epp. Argent. 1669. p. 338. Fragmenten van twee brieven aan J un ge rman n, in diens voorrede voor zijne uitgave van Caesar , en bij Crenius,Animadvers. V , 14. Een lat. brief aan D e sid eri us Heraldus en acht fran­sche aan Dal ecam pi us, bij B e rn a y s 1. c. bl. 308 volgg. J. Scaligeri, Ep. de parentibus Scaligeri Hypobolimaei ; Tych. Brahaei , Elegia de exilio suo , ex Bibl. J. Morsi, Halae Saxon. 1613 , 4°. Cat. J. Meerma n. T.!p. 43. In 1664 zijn sommity,e dezer brieven als onuitgegeven met andere weekjes van J. S cal ig e r uitgegeven.Epistolae 43 ad diversos in Opuscula varia. Paris. 1610. 4°. Lettres Francoises des Personnages illustres et doctes a Monsr. jbseph Juste de la Scale , mises Blumiere par Ictques de Reyes. H.arderwijk 1621. De brieven loopen van 1591-25 April 1600. *tibiae Epigrammata, Inane versa a Jos. Scaligero et jano Dousa, achter Agathias de imperio et rebus gestis Jus- tiniani. L. B. 1594 in 4°. Theocriti Idyllia et Epigramnzata; Moschi , Bionis , Sim- mii quae extant: Graece et Latine. Cum Annotationibus Jos. Scaligeri et ls. Casauboni. Heidelb. 1596. 8°. 1604. 4°. ook in een nieuwe uitg. der Gr. Idyllen van Heinsius. Tuntulus et Elegia Claudii Puteani, autoribus Papirio Mas- sone et Jos. Scaligero. Paris. 1607. 4°. Scazonqurbem Romam. Francof. 1609. 4°. Conjectanea in Nonni Dionysiaca ad editionem Plantini et Wecheli en achter de Observationes op denzelfden schrijver, ook 'van P. C u nae us. L. B. 1610. 8°. be arte critics diatriba nunc primunt edita ex inusiteo Joach. Morsii. L. B. 1619 in 4'. Loci cujusdam Galeni difficillimi explicatio. Richter het vorige. Defensio J. Buxtorfii adv. Lud. Cappellum et Exercitatio brevis ad obscurum, Zaharis locum illustrandum , hater eit­pelli Diatribe de veris et antiquis Ebraeorum, litteris adv. Buxtorfium. Amst. 1645. 12°. Leges Atticae cum, Commeniario (niet uitgegeven). Notae in Plinii Historiam naturalem. Ultraj. 1699. 8 °. Notae in Euripidem. Cantabridg. 1694 in fol. Annotationes in Irenaeum contra Itaereses. OxOniae 1702. fol. Notae in Suetonium. Ultraj. 1703 in fol. Volgens Guy P at i n heeft S c a 1 i g e r nog een werk zaam- gesteld : de insolubilibus scripturae en eene Aardrijkskuride der IL S. die hij vernietigd heeft. Waarschijnlijk heeft zijne ver­bandeling de asse betzelfde lot oodergaan. Scaligerana (secunda) sive Excerpta ex ore Jos. &aligeri per F. F. P. P. (fratres Pithoeos) Genevae ap. Pet'. Column­sinnt 1666. — 2e edit. auctior et emendotior , Hagae Comit. 1666 in 8°, edit. altera , ad verum exemplar restituta etc. Coloniae (Rouen?) 1667 in 4°. Deze laatste uitgaaf wordt toegeschreven aan Jean D ai 11 e. Prima Scaligerana nusquam antehac edita (cum Praef. et Notts Tanaquilli Fabri), Groningae (Saumur ?) 1669. Ultmj. 1670. 8°. Coloniae (Amst.) 1695 in 12°. »Le second et le premier ont ete confondus, plutvt que reunis , dans redition suivante." Scaligerana , ou Bon Mots , Rencontres agreables et Remar­ques judicieuses et scavantes de Jos. Scaliger,, avec des notes de M. le Fevre et de M. de Colonies , le tout dispose parordre alphab. en cette nouvelle edition. Cologne 0,mst.) 1695. 12°. tandisque dans redit. de Maizeaux » la meilleure de toutes, ils ont ete places a la suite run de l'autre." Haag, La France Protest. T. VII. i. v. Zie L'Escale ; Noltenii Lexic. antib. T. II. p. 404 ; S ep p , Jets over de Scaligerana Leiden 1868 , ook in Godgel. Bijdr. voor 1868. St. 1. Een lijst der mss. van Scalige r vindt men bij thag 1. c. p. 23 , 24. De handss. die hij aan de Leidsch. bibliotheek heeft vermaakt in de verschillende uitgaven van den Cat. bibl. publ. L. B. Op de Bib!. te Gottingen berust een Arabisch Woordenboek, 'door Sc al i-g er tot eigen gebruik vervaardigd in bands. en in de keizerlijke bibliotheek te Parijs een Lat. Woordenboek van zijne hand. Zie Illustris Academia Lugduno Batava , id est Clarissim. Virorum Icones etc. m. portr. Alma Acad. Bat. m. portr. , M eur sii Ath. Bat. p. 168-171 m. portr. ; H e i n s i i in obitum V. ill. .r. scallyeri Jul. Caes. a Burden F. erudit. princip. Orationes Accedunt Epicedia ejusdem et aliorum : Effigies item ac monumentorum Scaligeri et Princi­ pum Veronensium aeri incisa. Ex ogicina Plantin. Rapheleng. 1609 4°. De orationes vindt men ook in D. Heinsii Orationes L. B. 1615. 80. Dan. Heinsii Epistola de morte.T. Scaligeri , achter S.Casauboni Epistolae , edit. sec. Magdeb. et Helmstad , 1656 p. 1050 seqq. en in Vitae select. aliquot virorum. Londini 1681 p. 417; Oratio funebris dicta honori et memoriae maxime Virorum , Josephi .Tusti Scaligeri Auctore D. Baudio J. C. etc. L. B. Prostant ap. Lud. Elzevir et Andr. Cloucquium ; Leutscher, Histor. Scaliger. Wittenb. 1695 40; Maizeaux, Hist. des Scalig. Amst. 1740, 2 T.; Josua Arndt, Geneal. Scaliger. Hafn. 1650 8°. ; J. Scaliger, Epist ad .T. Dousam de vetust. gentis Scalig. in Seal. Epp. L. I. Ep. I. p. 23, 26 Ed. Francf. 1628.; Brucker , Hist. crit. Philos. T. IV. P. II. p. 88, 89; Saxe, Onom. T. III. p 351, Anal. p. 644; Vossius, de Scientiis Mathem. C. 41 p. 334; Scaevola Sammarthanus Elog. L. I. C. 27 p. 56, 57; Colomesii Gallia Orient. p. 112-144; Con­ ringius ad Saec. XVI. C. 5 p. 175 c. n. Krantzii (65); Tob. M a g i r u s Eponym. , Pope Blount, Cens. cel. auth. p. 808-811; Morhofii Polyh. Liter. C. XV. § 57, p. 168, C. XVI. §57-59, p. 182, C. XXIII. § 71 , p. 285 et L. V. C. I. § 8 , p. 925; Jo. Molleri Homonym. Sect. II. C. VII. § 40, p. 702; Crenii ilni- madvers. Philolog. P. I. C. 6, § 1, p. 91, 92, P. IV. 206-209, P. V. p. 32-34, 128-132, P. VI. p. 18-20 , p. 113-119, P. X. p. 95-98, 102, 103, 160, P. XII. p. 9-18; Schurtzfleischii Elogia p. 81-85; Jo. Fabricii Hist. Bibl. P. I. p. 322, P. II. p. 375-378, 380--382, P. VI. p. 310, 311, 345, 346; Fred. Gotl. Freytag, Anal. Liter. p. 817-822; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 774, 775; V o gt, Cat. libr. rar. p. 521; Cat. Bibl. Bonay. T. I. Vol. II. p. 1581-1583 ; P. Burman , Anthol. Lat. Praef. p. XXXI , XXXII; C ru c i i Mercurius p. 163; Paravici n us , Singul. de viris crud. claris p. 139; Vossii Epist. Select. p.27; Cujacius, Paratiti. in Digesta 47 , 3; T h u a n u s, de Vita Sua Vol. I. p. 1283 , (ed. Francof. 8) Hist. sui temp. L. XXI. p. 999 , L. LIII. p. 1085; H u et , Comment. de rebus ad eum pertin. p. 38, L i p s i i Cent. II Miscell. epist. 60 ; Vossii, Inst. Orat. L. V. C. 3, Sect. 1, C. 5, Sect. 2, L. IV. C. 1, Sect. 3 , L. V. C. 13 , Sect. 1; Id., de Vitiis Sermonis L. I. C. 28 ; Id. , de Idololatr. L. III. C. 59, 180; Id. , de Hist. Lat. p. 676; Meibomii Maecenas C. 4; Lipsii, de recta pron. Ling. Lat. C. 7; Borrichius, de Poet. p. 106; Perroniana p. 294, 295; Barth, Advers. Lib. 43, C. 5; G. Naudaeus, de Stud. milit. T. I. p. 185; Possevin, Bibl. Select.; J. F. Noltenii, Lexicon Lat. Ling. .dntib. T. II. p. 403, 404 ; Matthaei Analect. T. I. p. 577; M affei, Verona ill. ; H. Grotii Manes Vindicati p. 10, 15, 27, Elog. Tib. llemsterhusii etc. (ed. Bergman) p. 16, 19, 20, 80, 86, 88, 175, 273, 293; Wyttenbachii Oper. T. I. p. 785, T. II. p. 263-266; Miscell. Gron. T. III. p. 190 ; J. A. Fabricius, Syll. opuscul. Historico-Critico- Liter. p. 226, 227, Mo­ numents Belgii Foederi p. 116; J. Burchardi, Bibl. Vir. mil . etc. ill. p. 420 ; J.Brouckhasii Notae ad Sannaz. Carmina p. 124, edit. Vlaming; Schelhor n i i Amoenitates T. II. p. 382 seq., T. VII. p. 130 ; Jon s ius, de Script. hist. phil. I. 12 , 4, III. 15, III. 26, 5; Grotii Poem. p. 207, 208, 237, 247, 248, 358, 359; Heinsii Poem. (1610); Baa di i Poem. passim ; J. D ou s a e Poem. passim; C. Kinschotii Poem. p. 24; Boxhornii Epp. p. 32, N. Hein­ sii Advers. (Index); Rutgersii Var. lect. (Index) Wouweri 177 Epp. LII; Nicer on, Mgmoires, T. XXXII. p. 272-316; Bail­ ie t, .Tugemens T. II. p. 82, n°. 233, p. 202-206, n°. 446, p.415, n°. 899, T. IV. p. 70, n°. 1295; Enfans Mares , T. V., p. 1660, n°. 58, n°. 88, § 11, p. 122, 123 , MOprises de mr. Baillet au sujet des vers de Muret, pris par Scaliger pour ceux d'un ancien comique etc. in Ant. Bailleto T. VII. P. I. n°. XXXII'. Chaufepi , N. .Dict. T. IV. v. Momoires de restat de France sous Charles IX T. I. p. 690; Mem. et Corresp. de Duplessis Mornay (Paris 1824) T. V. p. 523, .Tournal des Debats 30 Oct. 1852; Journal des Savants , Mai 1865 p. 312; Nisard, Triumvirat liter. au XVI Siecle, Juste Lipse, Scaliger et Isaac Casaubon, Par. 1852 8°.; Haag, La France Pro­ testante; Dict. Biogr.; Biogr. Univ.; Nouv. Bibl. Gendr.; Moreri; Guy Patin, Lettres p. 121, 388; Huettana p. 11, Patiniana p. 44, 45; Menagiana T. IV. p. 97-101; R. Simon, Lett. Choisies T. III., Lett. 21, 132 seqq., Brunet, Man. du Libr. T. IV; Gundlings Leben n°. 2664, 4230, 4403; J. A. Bernhard, Kurzgef: kur. S. 623; Z. L. Wienbarg, Holland in den Jahren 1831 und 1832, Th. I. S. 158; Poggendorff, HanciwOrtenb. zur Geschichte der exacten Wissenschaften Th. . S. 767; Jacob Bernays, .To­ seph Justus Scaliger , Berlin 1855, tr; Boch, Manetho und die Ilundstern S. 9, 11; Bauer; Ji5cher; Conyers. Lex.; Gibbon, Life, by Milman p. 96, ed. Bauldry ; Biographical Memoir of Joh. .Tust. Scaliqer in Mus. Crit. Cantabrig. I. 1814, p. 312; Elogium J. Scaligeri in Miscell. Gron. II. 1, 2; Witten, Memor. Philosoph. Dec. I. p. 29 ; J. Mach ly, I?. Bentley , Leip. 1868, S. 15, (Nemo in arte metrica Scaligero potior); Ri tschl Plaut, p. 13 (recentioris quam veteris artis poeticae peritior). Id. Porcii Licini Vers. p. 153; B e nt 1 ey Menandr. p. 67. Id. Opera ed. Lips. p.155, (Scal. a very great poet); Muller, Geschichte d. Klassischen Philol. in d. Niederlan­ den (Leipzig 1869) S. 35 en passim; Les doges des Hommes scavans, tirez de l'histoire de M. de Thou , avec des additions, contenant l'abreg6 de leur vie, le jugement et le catalogue de leur ouvrages , par Antoine Teissier conseiller et Historiographe etc., Utr. 1696; Matthaeus, Alciati ep. et Syll. epp. p. 88; Valckenaer , Oratt. p. 301; J. D all a e i , de scriptis quae sub .Dionyszi iircopagitae et Ignatii Antiocheni nominibus circutnferuntur, T. I. C. 28. Het testament van Seal. berust op de Acad. Bibl. te Leyden. Een uittreksel er van vindt men bij Sch o- t el, Gesch. d. Leidsche Bibl. Over zijn legaat t. a. p. Zijn portret hangt in de senaatskamer en op de bibliotheek te Leiden, en komt voor bij Foppens, Meursius, Baudius, Bernays, in de Icones vir. ill. van J. J. Boissard; Muller, Cat. v. portr. ; Siegenbeek, Geseh. d. L. Hooges. D. I. bl. 57, 58, 86-83, 223; D. II. bl. 10, 12, 19; T. en B. bl. 79, 80; Kist, Bijdr. tot de Geschied. en den bloei der llooges. te Leiden bl. 93; van Kampen, Geschied. der Lett. en Wetens. D. I. bl. 257, 258; Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. ; Woordenb. der Za­ menleving ; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Engelberts Gerrits, Biogr. Handwoorden­ boek ; Vaderlandsche Letteroefeningen 1834, D. II. bl. 734, 735; Nederl. Zeereizen , D. II. bl. 78; Rabus, Boekz. v. Europa 1696 a, bl. 141, 142; Collot d'Escury, Boll. roem, (Register) Schotel, Kerk. Dordr. D. I. bl. 262; Kist en Royaards, Kerk. Archie/ (eerste serie) D. IV. bl. 182, 191, D. V. bl. 7, 13, 50, D. IX. bl. 387. SCARLENSIS (Occo). Zie OCCO. 12 SCAVART (Mr. NIKOLAAS), beroemd geneesmeester to Dord­recht in de eerste helft der 17e eeuw,, bevriend met dr. Johan van Beverwyck. Zie J. v. Beverwyck, Over 't bladschuit , bl. 15. SCAVART (JoHAN), zoon van den vorige , beroemd genees­beer te Dordrecht. Van S o m e r e n ustorte Lijcktranen over zijn afsterven." Zie Uitspanning d. Vernuften , bl. 180. SCEPERUS (JAcoBus) te Amsterdam geboren , werd in 1633 predikant te Oostzaan en in 1638 to Gouda , waar hij in 1678 stierf. In 1665 meende hij met vele ingezetenen dezer landen , dat 's lands zaken niet voorspoedig konden gaan , ten zij men den prins van Oranje tot de waardigheden zijner voor­ouderen verhief. Hij deelde zijne meening opentlijk van den predikstoel mede , op eenen bededag door 's lands Staten , weinige dagen nadat de vloot , onder den admiraal de Ruiter was in zee geloopen , uitgeschreven. De hatelijke bewoordin­gen en vergelijkingen , welke hij zich bij die gelegenheid liet ontvallen , werden door de regering van Gouda zoo euvel opge­nomen , dat zij , om haar ongenoegen te toonen , te rade werd , den onbezonnen kerkleeraar te straiten met het tijdelijk inhou­den der bezoldiging , die hij van de stad trok. Hij was een vurig ijveraar tegen de Remonstranten. Dit blijkt ook nit de volgende regels uit een gedicht van zijn ambtgenoot B e r n h a r­dinus Moor, door A. Montanus in het latij n vertolkt : ,,Die onlanx dwers door 't spits der Remonstrantse vonden llTe midden door het breyn van tArmijaens beleyd , #Zoo moedigh heenen streefd', dat wie sich onderwonden //re twisten met dees belt, met dese schranderheyt , "Sich haest vermeestert sach , en overwonnen." Zijn zoon Jacobus S c e p e r us, in 1678 predikant te Reewijk , werd in 1685 afgezet. Hij schreef: Verbaesde veru'onderingh der Castilianen , en danckbare vreughde der Vereen. Nederlanders over het innemen van ... Ilulst en desselfs sterckten .. door .. Frederik Henrick. Int forte voorgestelt op _22 Nov. 1645 in de danckzegginge Door J. Sceperus uyt de woorden van den 126 Psalm vs. 3 , 4. Ter Goude 1646. 8°. Met opdragt aan den prins en een lat. gedicht. Nederlands geheugenis over de eeuwigdurende vreede , uit Deuter. IV. v. 9. Amst. 1650. 8°. Manasse tegen Ephraim, d. i. Engelandt teegen Hollandt, matig oogensalve V007' hun beyden. Ilytgeg. door J. S. A. P. G. Den tweeden druck .. vermeerdert. Amst. 1653. 4°. Den derden druck .. 1653. 4°. De netten der vleijers ontdeckt. Amst. 8°. Den laetsten steen ofte sluytsteen aan de Nederlatzdse Republiek. Ter Goude 1655. 8°. Ephraim met Juda , d. Engelant nzet Hollant , toonende dat de Vereeniginge van alle evatzgel vorsten, staten en kercken , een middel is am tot niet te rnaecken het moort­verbond der Papisten. 1655. Geschenck op geseyde St. Nicolaes avont aen alle ingese­tenen van Gouda , welcke Godts woort in waerheyt nevens haer zaelicheyt lieffhebben en betrachten. Gegeven door J. S. Gouda 1658. Alscheyd predicatie van Oost-Zaanen. 8°. Pilatus bloedbad. 8°. Tegen de articulen der Remonstranten. 8°. Chrysopolerotus d. qGoutsche vraeger over de vijff articu- len der Remonstraten , beantwoort door Poimaenius , op aen-leydinge van Philaletes , te saemen gestelt door J. S. Amst. 1661. 8°. Hiertegen schreef van Limborch eene Korte Wederlegginge enz. Chrysopolipoimeen d. Goutsche herder , verdedigende Chry­ sopolerotum d. Goutsche vrager , tegen de drijvingen van Phil van Limburgh etc. Tsamengesteld door J. S. Amst. 1662. 8°. Bacchus. Der ouden en huydendaegschen dronckeman : ont­ deckt uyt de lleydensche Historien ; onderricht uyt de Heylige Schriften. Gouda 1663. 8°. De Chaldeen en Babyloniers onder den voet van den Ko- ning aller Koningen. Amst. 1673. 4°. Schatboeck voor kranckbesoekers. Amst. 1671. 4°. Zie Aitsema, Saken van Staat en Oorlog , D. V. bl. 483; Wage naar, Vad. Ilist. D. XIII. bl. 155; Loosjes, Zaanl. dor­ pen , bl. 52; Rogge, Bibl. der Contrarem. geschriften, bl. 91; Na- vorscher , D. XV. bl. 72, 116, 135, 165; Muller; Godgel. boeken, bl. 106, n°. 984; Abcoude, Naamr. D. I. bl. 321; Kok; Soer­ mans, Kerk. Reg. bl. 65; De Paauw en Veeris, Kerkel. Alphabeth , bl. 178. SCHAAF (CARoLus) werd den 28 Augustus 1646 te Nuys geboren. Zijn vader Henrik Schaaf, dien hij op achtja­rigen leeftijd verloor , was majoor in het leger van den land­graaf van Hessen Kasse 1. In zijne jeugd begaf hij zich met zijne moeder naar Duisburg en ontving het onderwijs van Schalbr ugh en Hendrik Tr entz in de grieksche en latijnsche , van Pieter van M ast richt in de oostersche talen , van Claube rg e in de philosophie en van Jan He r-man Hugenpot en Christophel Frederik Crellius in de theologie. Hij was van plan den kerkelijken stand te omhelzen , toen Frederik Will em, keurvorst van Branden­burg hem , op verzoek der studenten in de godgeleerdheid in 1677 tot doctor in de oostersche talen aan de hooge­school van Duisburg benoemde. In 1679 noodigden hem 12* 180 eenige hoogleeraren der Leidsche Universiteit uit om aldaar onderwijs in de oostersche talen te komen geven. Hij gaf aan hun verlangen gehoor en ontving in 1680 van Curatoren ver­ lof tot het geven van onderwijs in de hebreeuwsche en andere oostersche talen. Zijne jaarwedde was eerst zeer gering , doch werd van tijd tot tijd verhoogd. Ook ontving hij van hen een aanmerkelijke som tot bevordering zijner uitgave van zijn Opus .Aramaeum: doch aan zijn dikwerf geuit verlangen , om tot den rang van hoogleeraar verheven te worden , maakten zij telkens zwarigheid te voldoen. Eindelijk benoemden zij hem in 1720 tot buitengewoon hoogleeraar in de oostersche talen , welke waardigheid hij den 27 Mei aanvaarde met eene oratie de linguarum orientalium scientia suo modo cuivis Christian° praecipue autem Theologo intelligencla (L. B. 1720. 4'.). Negen jaren te voren (1711) hielp hij , op last van Curato­ ren , deli hoogleeraar Johannes Heyman, de oostersche boeken en handschriften catalogiseren. Hij vertolkte een Sy­ rischen brief van den bisschop Mar Tho m a s uit Malabar aan den patriarch van Antiochie geschreven , in het latijn , en gaf een door hem zelven geschreven Syrischen brief aan dien bisschop, gevolgd door een historisch verhaal (1714 4°.) in het licht. Sedert schreven Schaaf, of zijn zoos in zijn naam , verschei­ dene brieven in het Syrisch aan denzelfden bisschop , en ont­ ving er achtien , onder welke van vier ellen lang , terug. Deze brieven bevatten veel belangrijks nopens den godsdienst der bewoners van Malabar en hunne bekeering tot het chris­ tendom door den apostel St. Thomas , het getal hunner kerken enz. en veel, dat de bisschop wilde , dat aan de 0. I. Com­ pagnie werd medegedeeld. Schaaf voldeed aan dit verlangen en bood zich aan al wat men den bisschop wenschte mede te deelen uit het Hollandsch in het Syrisch over te zetten. Mr. Nicolaas Witzen, burgemeester van Amsterdam en direc­ teur der 0. I. Compagnie, en na diens dood Mr. Jan Trip burgemeester te Amsterdam en curator der Leidsche hooge­ school , bevorderden deze briefwisseling , die in het archief der 0. I. Compagnie bewaard werd. Uit zijn eerste huwelijk in 1693, verkreeg hij 3 zonen , van welke de tweede , apotheker te Amsterdam , hem overleefde en eene dochter. Uit zijn tweede huwelijk weiden 4 zonen en 2 dochters geboren. De oudste Jan Hendrik, volgt , de tweede A n t o n i e W i llem , in 1714 geboren , studeerde in 1729 nog te Leiden. Schaaf overleed den 4 November 1729 aan een beroerte. Men heeft van hem : Opus Aramaeum , coznplectens granzmaticam Chaldaico-Syri­acam cum versione Latina. L. B. 1686. 8°. Novurn Testamentum Syriacum cum versione Latina Joh. Leusden et Car. Schaaf et C. Schaaf — Lexicon Syriacum Concordantiale ad N. T. Lugduni Batavorum. 1717. 4°. Beide zijn afzonderlijk uitgegeven. L. B. 1708. 4°. Het laatste is ook uitgegeven en vermeld door Jo h. F rid. H i r t s i us in zijne Biblioth. Orient. et Exegetic. Part. II. p. 323-326. Epitome Grammaticae Hebraicae. L. B. 1716. 8°. Correctio 2 Carm. Hebraic. Nuper edit. L. B. 1727. Noods. Teegen-berigt teegen Eman. Vicira. Leyd. 1727. Zie Saxe, Onom. T. V. p. 350, 351; T e Water, Narratio p. 209, 210; Memoire sur le vie et les ouvrages de Mr. C h. Schaaf, in Bibliotheque Germanique, T. XXII. p. 88 suiv. ; vie de C. Schaaf in N ic e r on, MOm. T. XXXIX. p. 141; Nachricht von C. Schaaf s Leben and Schrzften in Deutsche Acta Erud. Th. XIV. S. 170, 346, Catal. Bibl. Bunay. , T. I. Vol. II. p. 1563; Soermans, Kerk. Beg., bl. 112, 118; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hooges. , D. I. bl. 237, D. II. bl. 182, 183, 274 ; Schotel, de Bibl. d. Leidsche .Hooges. , bl. 24, 25 ; Cat. .T. v. Voorst, (Theol.) p. 290; J ö cher; Kobus en de Rivecourt. SCHAAF (JAN HENDRIK), zoon van den vorige , in 1701 te Leiden geboren , studeerde onder zijn vader in de Oostersche talen , en hielp hem later hij zijnen letterkundigen arbeid. Hij vervolgde de briefwisseling met den bisschop van Malabar , en na zijns vaders dood gaf hij privaat lessen in het oostersch. Zie Bibl. Germ. 1. C. p. 102, 103. SCHAAF (C.). Hij schreef: Leven en sterven van .ZP.J.Peregrinus. 's Gravenh. 1731. 4°. Verhef:fing van zijne Doorl. _Hoogheid, den Heere Prince van Oranje en Nassau?), enz. tot Stadhouder enz. der lTereenig- de Nederl. toegezonden aan den weledelgest. Heer A. van derMieden. 's Gravenh. 1747. 4°. Hij is waarschijnlijk dezelfde met den volgende. Zie A bcoude, Naamr. (Aanh.) bl. 189, 134 (2de Aanh.). SCHAAF (CIIRIsTIAAN) dichter te 's Hage, vervaardigde met W. F ris e, gedurende het tijdvak 1733-1772, een aan-tal tooneelstukken onder de zinspreuk : Are superat fortunam. De belachekke Minnaer of Devote Serenade, HT. 's Gra-venh. 1737. m. pl . Het Levendig Orgel, klsp. Ald. 1742. De InOnting , klsp. Ald. 1768. De Blectriciteit; of Pefroen met het schaeps-hoofd geelectri- seerd, klsp. Ald. 1716. Ook verscheidene Gedichten, alle door het kunstgenootsebap,Ars superat fortunam te 's Hage uitgegeven. Hij is ook de uitgever van Samuel Sylviu$ , hi8torische Tafereelen , dienendetot uitlegginge op de Heidensche heele en halve Goden , Godin-nen en outheden enz. 's Hage bij N i c o l a e s Pieter B 1 o m­mendal, boekverkoper in het gedempte llaemtjc 1734 op blaauw papier gedrukt. Zie Witzen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. ; Werken van het Kunstgenootschap o. d. zinspr.: "Yrs enz., 3 dn. kl. 8°., J. van der Mark, Naamrol der Tooneelspelers , n°. 1306 ; Cat. d. .Maatsch. v. Ned. Letterk. , D. I. bl. 189, 190; Navorscher 1869. bl. 350. , SCHAAFF VACOBUS HENDRIK VAN DER) werd den 16 October 1767 uit een oud Amsterdamsch geslacht geboren. Zijn vader was Jaco b us Van der Sch aa f f J r. een geacht koopman te dier stede , en zijne rnoeder M. L. P. Ren a r d , eene dochter van den Engelschen consul D. R en a r d , die uit het Boergoensche geslacht van dien naam , waaruit vooral de ambassadeur Simon R enard , eerst een vriend en later een vijand van den kardinaal G r an ve 11 e , bekend is geworden , afstamde. V an der Sch aaf f bezocht eerst de latijnsche school te A.msterdam , maar verliet die nog in 1783 om met zijn me­descholier C 1 a ri s s e met wien hij zeer bevriend was en die later als hoogleeraar bekend is geworden , naar die van Schie-dam over te gaan , van welke hij in 1785 , na eene Oratio pro concordia gehouden te hebben , tot de academische lessen bevorderd werd. In hetzelfde jaar vertrok hij naar de academie te Utrecht en liet zich voor de regtsgeleerdheid inschrijven , doch behalve de colleges van Saxe, Bond am, e. a. die hij daar hoorde, badden ook de onrustige tijdsomstandigheden op den student invloed , die aan de burgerwapeningen dier dagen deelnam en er zelfs kapitein bij werd. De twintigjarige student was geheel in een militair herschapen toen hij met zijne eompagnie op 10 Mei 1787 in de bekende actie aan de Vaart bij Jutphaas dapper medevocht. Deze wel vreemde toestand duurde zoo voort tot den herfst van dat jaar , toen de bekende rijngraaf V an Salm , die te Utrecht bevel voerde , eensklaps die stad ontruimde , die toen door de Pruisen bezet werd , waardoor ook Van der S ch a a ff genoodzaakt was haar te verlaten. Het was de Leithebe Alma Mater waar de krijgszuchtige student zich toen heen begaf , die hem , na nog een jaar de lessen van den vermaarden V oo r d a te hebben bijgewoond , 6 December 1788 het doctoraat in de rechten verleende , na verdediging eener Dissertatio de judice. Mr. Van d er S chaaf f lei nu den eed bij het Hof van Holland af , en vestigde zich in 1789 als advocaat in zijne geboortestad Amsterdam , waa.r hij tot 1795 , naar het gebruik dier dagen , onder het patronaat der verrnaarde advocaten C a r- re, Kessler en Ploos van Amstel gedurig pleitende, de advocatie gelukkig uitoefende. In laatstgenoemd jaar verbond hij zich in den echt met mejurvrouw M. N oij o n , dochter van J. N oij o n , burgemees ter van Sneek , wiens geslacht uit Picardie alkomstig , om den godsdienst Frankrijk had moeten verlaten , en onder de refu- 183 gies naar Holland gekomen , zich sedert in Friesland had nedergezet. Mr. Van der S ch a a f f vestigde zich met zijne jeugdige vrouw te Heerenveen , waar hij minder aan de advocatie deed , dan wel voor zijn genoegen de letteren , waar hij veel liefde voor bezat , beoefende. Zoo richtte hij b. v. aldaar in 1795 met den predikant E e 1 e o Tinga, later hoogleeraar to Gro­ningen , eene afdeeling der Maatschappij tot Nut van 't Alge­meen op , welke Mr. Van der Schaaff met eene redevoe­ring in den trant dier dagen (te Leeuwarden in het volgende jaar gedrukt) plechtig opende. Na het overlijden van zijn schoonvader en wegens de, ten gevolge van de politieke onlusten dier dagen , in hechtenisne­ming van zijn aanverwant , den bekenden schrijver en rechts­geleerde Mr. J. Munniks, om wiens nabij held hij zich vooral in Friesland had nedergezet , verhuisde Mr. V an der S ch aa ff in 1797 naar Utrecht, alwaar hij als bezitter eener praebende in het Domkapittel , als kapittelheer of kanunnik in dat college zitting had. Op nieuw vestigde hij zich als advocaat en had er tot 1807 een zeer uitgebreiden werkkring , in welk jaar hij zich naar Amsterdam verplaatste , om ook daar weer de advocatie uit te oefenen. Door ongesteldheid genoodzaakt zijne drukke prak­tijk neder to leggen , verliet Mr. Van der Schaaff in 1815 de hoofdstad , vestigde zich voorloopig te 's Gravenhage , (loch vertrok in 1817 naar Gelderland, in welke provincie hij tot 1831 achtereenvolgens te Zutfen , Arnhem en op een landgoed bij Velp, wel is waar buiten betrekking, doch in de beoefe­ning der letteren , woonde. Nadat Mr. Van der Sc h a a f f in laatstgenoemd jaar ander­maal naar Utrecht vertrokken was, zag hij zich reeds in 1832 door zijne benoeming tot rechter in de rechtbank van eersten aanleg to Amsterdam verplicht wederom naar zijne geboorte­stad to verhuizen , waar hij en in deze betrekking , 6n sedert 1838 als lid van de Criminele Rechtbank in Holland , en sedert 1841 als raadsheer in het Provinciaal Gerechtshof van Noord-Holland , uit welk ambt hij in 1845 eervol ontslagen werd , tot zijn flood toe , die op 11 Juli 1852 voorviel , gewoond heeft. Wat nu Mr. Van d e r Schaaff gedurende moor dan eene halve eeuw voor de .Nederlarlsche rechtspraak geweest is , kan uit de verschillende rechterlijke betrekkingen die hij bekleed heeft blij ken. Als de handhaver van recht en billijkheid en de besehermer der onschuld was hij in zijne betrekkingen steeds strong rechtvaardig en onvermoeicl werkzaam. Zijn werkzame acrd Het echter niet toe zich alleen bij zijne betrekking to bepalen , maar in den tijd die hem van cone nauwgezette vervulling zijner ambtsplichten overbleef,, schreef hij over verschillende onderwerpen. En al mode ook het te- genwoordig geslaeht over veel thans andere ideen hebben , zoo moet men bij het beoordeelen zijner geschriften billijk zijn , en er het bekende : faut juger les ecrits d'apres leurs dates , op toepassen. Doch is thans ook veel veranderd en verouderd , bij zijne drukke ambtsbezigheden staan zijne gesebriften daar als een monument van groote vlijt en werkzaamheid , welke hem tot in zijn hoogen ouderdom zijn bijgebleven. Van de geschriften door Mr. Van der Schaaf f van tijd tot tijd in het licht gegeven , zullen wij de voornaamste kor­telijk opnoemen. Onder de juridische mag wel genoemd worden zijn in 1829 te Utrecht uitgegeven Aanhangsel op den waren "leiter vanMr. qVan der Linden, welk boek eene nadere ontwikkeling van de theorie der welsprekendheid voor de balie inhoudt , en dat die ontwikkeling juist en geschikt is , mag men opmaken uit hetgeen Mr. P. S. S c h ul 1 in zijn Karakteristiek der wel-8prekendheid, van het geschrift zegt, dat het namelijk in han-den van elken advocaat behoort te zijn. Van minder algemeen being zijn een paar andere juridische geschriften , Proeve van een geregtelijk geneeskundig onderzoek. Amsterdam , 1838 ; Proeve van onderzoek naar den echten zin en bedoeling van art. 342 B. W., naar aanleiding der diner- tatie van G. j. A. Goll van Franckenstein. 's Gravenhage en Amsterdam , 1843 , en Proeve van onderzoek over het verschil tustchen den voormaliyen en hedendaagschen vornz van procede- ren tnet betrekking tot de leer van het bewijs der misdrijven. Amsterdam , 1845 , de beide laatste zonder naam van den sehrijver uitgekomen. Behalve de reehtsgeleerdheid waren vooral de gesehiedenis en letteren het veld waar Mr. Van der S ehaaff zieh gaarne op bewoog. Had hij dit reeds getoond door kort na zijne promotie een boekje uit te geven waarin de merkwaardigste lotgevallen van ons vaderland vermeld waren , de troebele tij­den die hij als student bad doorleefd en waaraan hij zelf een zoo werkzaam aandeel genomen had , braehten hem er later toe om vooral die tijden naar de herinnering en aanteekenin­gen die hij er van had , en verder uit bladen , gesehriften en meer zeldzaam geworden stukken dier dagen te beschrijven. Dat werk dat dus vooral voor de tijden der ornwentelingen van 1787 en 1795 belangrijk is , kwam in 1848 te Amster-dam uit onder den titel van Proeve van veryelijking tusschen Nederland, als gemeenebest in 1743, etz .Nederland , als koning-rijk in 1843 , en werd om den belangrijken inhoud , die alge­meen door de beoordeelaars , o. a. prof. T ij deman, erkcnd werd , gunstig ontvangen. Het door Mr. Van d er S ehaaf f in 1836 bijgewoonde tweede eeuwfeest der Utrechtsche academie , waaraan hij zooals wij zagen zijne studien begonnen was , en waar hij onder de oud studenten van bet eerste tijdvak (van voor 1786) behoor-de , gaf hem Mijne herinneringen aan de feest-viering van he tweede eeutogetij der Utrechtsche academie; Utrecht , 1836 , in de pen , welk boekje onder de gelegenheidsgeschriften dier gebeurtenis niet de minste plants bekleedt. En even als die herinneringen had hij twee jaren vroeger te Amsterdam Mijne herinneringen bij , en na de feestvieringvan het viilligjarig bestaan der Maatschappij tot Nut van't Algemeen, uitgegeven , aan welke Maatschappij hij sedert vele jaren verbonden was. Want zagen wij dat Mr. Van der Schaaf f in 1795 een departement er van te Heerenveen oprichtte , nog als student te Utrecht was hij reeds in 1787 in commissie afgevaardigd om de belangen der toen opgerichte Utrechtsche afdeeling op de algemeene vergadering der Maat­schappij te Amsterdam voor te staan. Behalve nog een onderhoudend geschreven werkje, Levens-schetsen van eenige voorname mannen van Ilaarlem , aldaar in 1844 uitgekomen , en een plan om eene beschrijving van Zutfen uit te geven , waarvan echter maar het Berigt van in- teekening Of eene beschrijving der stad Zutfen, verspreid — doch verder Diets gekomen is , behooren tot deze rubriek ook eenige opstellen en verhandelingen welke Mr. V an der S chaa ff bier en daar las , en die Of afzonderlijk , Of in tijd­schriften zijn gedrukt geworden. Wij noemen daarvan op eene Verhandeling over het nut derboekdrukkunst, en eene Verhandeling over het leven en deverdiensten van J. Fan den Vondel, beide te Amsterdam in 1823 en 1827 verschenen verder eerie Ferhandeling over debroederschap , bekend onder den naam van : Fratres vitae com­munis, in Van K ampens Magazijn voor wetenschappen, kun­sten en letteren, deel X , geplaatst en eene Verhandeling overden oorspronq en de geschiedenis der voormalige Kamers der rederzjkers in 0228 vaderland, welk lezenswaardig opstel in deVaderlandsche Letteroefeningen, jaargang 1.848 , geplaatst is geworden. Zoo vertaalde hij ook de Memoria Kemperi van Siege n-b e e k , welke Hulde der gedachtenis van J. Al. Kemper , opgcnomen nerd in de Mnemosyne der T ij d e m a n s, (deel V) in welk tijdschrift Mr. Van der S c ha a f f mede een paar verhandelingen van den voormaligen Franeker boogleeraar Mr. J. F. S c h c i d i u s uitgaf. In deel VII n. 1. eene Verhande­ling over den dood van Papinianus, met geleidenden brief van Mr. Van der Schaaff aan prof. H. W. Tydeman , en in deel VIII eene Verhandelinq over eenige burgerliike wetten van Moses. Als politicus maakte Mr. Van d er S c h a a f f zich vooral van 1830-1840 bekend , door het uitgeven van vier histo­risch-politische stukjes , waar hij de toenmalige staatsgesteld- heid , de politiek dier dagen , den opstand , enz. in besprak en die onder den naam van Anonymus Gelrus uitkwamen. Drie er van hebben den gelijken titel van Waarschuwingen,opmerkingen en wenken , met betrekking tot den tegenwoordigen toestand van ons vaderland, en kwamen te Amsterdam in 1830 en 1840 uit , terwijl het vierde te Utrecht in 1832 onder den titel van Het ware nut en voordeel der beschaving, verschenen was. Eenige andere geschriften , Proeve eener verhandeling overde antipathie , Amsterdam , 1832 ; Proeve eener verhandelingover de philanthropie, Amsterdam , 1846; Proeve van een juri-disch theologisch onderzoek, naar de veroordeeling van JezusChristus, Amsterdam , 1849 , enz. ; welke geschriften bewijzen zijn van zijne belezenheid , meer algemeene kennis en rust&-loozen arbeid , gaan wij liever voorbij , daar de er in geuitte gevoelens en denkbeelden , hoe geldig ook in den tijd toen zij geschreven werden, thans als verouderd moeten beschouwd worden. Behalve het genoemde schreef en recenseerde Mr. Van der Schaaff in verschillende tijdschriften , van welke wij merle een pair zullen opnoemen. Vooreerst in de bekende AlgemeeneKonst -en Letterbode, waar vele stukken en recension van zijne hand in voorkomen , van welke wij alleen willen opge-yen , lets aangaande den persoon en het openbaar Leven van Mr. I. D. Meyer (jaargang 1835). Vervolgens in het Letterkundig Magazz:in van wetenschap ,kunst en smaak , (Amsterdam bij G. van D y k) waarin Mr. Van der Schaaff, o. a. onder den naam Philaletes eon zeer uitvoerig stuk schreef , Gedachten van Philaletes , over de be-zwaren van Mr. I. Da Costa tern den yeest der eeuw , toe-gelicht door Mr. IF. Bilderdyk ; (jaargang 1824, deel II) en zonder naam een Vluytig overzigt van den zedelijken en poli- lieken toestand onzer natie , gedurende de laatste anderhalve eeuw , (jaargang 1825), welk opstel met den naam des schrij­vers voorzien ook afzonderlijk verscheen. Eindelijk willen wij nog noemen het Algemeen letterlievendmaandschrift , waar Mr. Van der Schaa ff o. a. in den jaar-gang voor 1835 een Uittrek,s.el van een dagverhaal nit mijne aanteekeningen op een reisje naar Bentkeinz, Steinfurth en Munster , in plaatste. Voor het Algemeen Woorclenboek van Kunsten en Welen-schappen, van Nieuwenhuis, bewerkte Mr. Van der Schaaff ook onderscheidene artikelen. Dr. J. T. B e r g m a n , de bekende Leidsche geleerde , sints jaren met Mr. Van der Sehaaff bevriend , schreef een 'evens bericlit van hem in den Algenz. Konst -en Letterbode , voor 1853 , waar natuurlijk een en ander uitvoeriger beschreven is, en over wien wij dus ook heen kunnen verwijzen. Zie Algemeene Konst- en Letterbode , 1853. n°. 45 , 46 , 47 ; H. B oum a n , Memoria Joannis Clarisse , Tr. ad Rh. 1830. bi. 12; Boekzaal der geleerde waereld, voor Aug. 1785. bl. 194; 1Vieuwe Algemeene Konst. en Letterbode , 4 Dec. 1795. n°. 101; B o d el N enhuis, Topographische lijst der plaatsbeschrijvingen, Amsterdam, 1862. bl. 7 5 ; Particuliere berichten. SCHAAF (D. VAN DER) prediker te IVIinnertsga , gaf in het licht Nederland$ verpliyting tot dankbaarheid aan God, voor de verlossing van de Slaaverny en uit Gevaren , voorgesteld in eene Leerrede over Psalm CXXIV. Bij gelegenheid van deszelfs Herstel-ling en to het Leeraarampt te Minnertsga , op den 14 van winter-maand 1795. Franeker 1795. Zijn dichtstuk Eensgezindheid zag bij den boekhandelaar Uylenbroek te Amsterdam het licht. Zie Heringa, Lijst v. dichters , bl. 74. SCHAAK of SCHAECK (WILLEm) teekenaar en graveur , een tijdgenoot van Jan Gol e. Hij arbeidde even als deze in mezzo tinto. Zijn werk is niet fraai. Kramm vermeldt van hem : De vier elementen. "curieus door dames van zijn tijd voorgesteld " in fol.De vzjf zinnen , als boven , in fol. Een geestelijke bij wien eene dame biecht , in fol. Hagar bij eene rots zittende , met den Engel en Ismael. Zie Kramm. SCHAAK (JER. VAN) zeer bekwaam graveur in mezzo tinto leefde in het midden der 17 e eeuw. Men heeft o. a. van hem de portretten van Do. Cornelis van Aken en van D°. Nicolaas Ruymveld. Zie Kramm. SCHAAK (PIETER) , tooneeldichter , bloeide in het midden der 17 e eeuw. Men heeft van hem: Steyl-oor , of de Schijnheylige Bedrieger , waar in is nage­ volgt de TartufTe van J. B. P. de Moliere , Amst. 1674. 2° dr. van verscheyde ,fouten gesuyvert. Ald. 1677 m. pl. Ariodant en Polites , of verloste onnoselheyt. Amst. 1664. ki. 8°. Zijn zinspreuk was : A. V. B. Al Verr 't Best. Zie Witzen Geysbeek, B. A. C. Woordenb , Cat. d. Maatsch. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 190. SCHAAK (PETRus) werd in 1654 als proponent beroepen te Bovenkarspel , in 1658 te Edam, in 1660 to Alkmaar , in1667 te Amsterdam , waar hij den 17 September 1678 , in den ouderdom van 54 jaren overleed. Hij was een man van buitengewone geleerdheid en weisprekend leeraar , en een der leermeesters van den hoogleeraar S a l o m o n van T Zijn portret bestaat. Zie Wagenaar, Amsterd. D. VII. bl. 489; Veeris en Paauw, Very. Kerk. Alphab. bl. 178; S c h o t el, Kerk. Dordr. D. II. bl. 25, 26. SCHAAP (W.), zeesehilder,, die zich te Utrecht neerzette , en in 1806 lid van het schilderscollegie aldaar werd. Hij oefende het beroep van kamerbehanger en rijtuigschilder uit , en vertrok in 1820 naar Amsterdam , waar hij van zijn werk op de Tentoonstellingen leverde. SCHAAP. Zie SCHAEP. SCHAARBERG (ADRIAAN) te 's Hage geboren , bloeide in het midden der Be eeuw. Hij schilderde landschappen , por - tretten en miniaturen. Zie Kramm. SCHAARBERG (SimoN) zoon van den vorige , bloeide in het laatst der vorige eeuw , schilderde gelijk zijn vader , land­schappen , portretten em miniaturen. Zie Kramm. SCHAARSCHMIDT (A.) gaf in het licht: Ontleedkundige tafelen. Tweede en verbeterde druk ; verrijkt met uilvoerige bladunjzer en aanhaalingen der plaatsen van B. Bustachius. Amst. 1802. 8°. SCHABAELJE of SCABAELJE (DinERIcK) , zoon van Pieter Scaba el j e , een molenaar van beroep , werd den 1 Julij 1602 in de vereenigde of zoogenaamde waterlandsche doopsgezinden te Amsterdam bij den toren gedoopt. Hij be­oefende de nederduitsche poezij blijkens zijn : Spel des gheschils tot Athenen, ghenomen uyt het qcapit- lel van de Handelinghen der ilpostelen, ende in Rym ghesteldt. Amst. 1607. 4°. Zie Witzen Geysbeek, B.qC. Woordenb. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. Ib. bl. 169. SCHABAELJE (JAN PHILIPSEN) leeraar bij de Mennonie­ , ten , in de eerste helft der 17° eeuw , te Alkmaar. Hiej was een geleerd man en een ernstig schrijver , wiens werken zeer gezocht waren. Ook beoefende hij de nederlandsche poezij. Hij vertrok van Alkmaar naar Amsterdam en dreef daar den boekhandel. Hij gaf in het licht : Vereeniging van de principale Articulen des Geloofs eeniger Doopsgezinde gemeenten, die men noemt Waterlanders, Vlamin- gen en Duitschen, getrocken uit hunne uitgegevene confessien. Amst. 1640. 8°. In 1739 herdrukt te Rotterdam bij Pieter van Gilst, te gelijk met en bij de illgemeene Belzjdenissen der Vereenigde , Vlaamsche rriesche en Hoogduitsche Doopsgezinde Gemeente Gods, in 8°. .Historische Beschrijving van het Leeven onses Heeren Jesu Christi , en de omstandigheden van dien, getrocken uit de vier Euangelisten, met leerzame aanmerkingen en beschrijvingen der landen, steeden, plaatsen, bergen, revieren en wateren verrijkl, alles gesteld na ordre des Ws, en in acht deelen verdeeld, 3de dr. Leeuw. 1707. met koperen platen. 4°. Amst. 1716 m. pl. 4°. Sommarium , of Korte Inhoud des Bzjbels, vervattende de voornaamste geschiedenissen en spreuken der gansche H. Schrift. Amst. 1629. 8°. Haarlem 1654. 12°. Achter volgt een His- torie-lied van het leeven onses lieeren Jeen Christi, een Gebed tot Christus en een Lorzang van den aart, kracht , en wer- kinge des Heiligen Geests. danmerkingen, of gulden .dnnotatien, nit de daaden en spreu- ken der aloude koningeu , wijsgeeren en andere geleerden, bijeen vergadert volgens den bevalligen trant van Fr an c i s c u s H e e r m an s, en hier in zijn begrepen Drie hondert en zestig ylanteekeninyen." Hoorn 1641. 12°. Lusthof des Gemoeds, inhoudende verscheidene Geestelyke oefeningen; met noel& Drie collagen of zaamenspraaken der wandelende Ziele met dddam, Noach en Simeon Cleophas. Dit algerneen gelezen , en volgens Maatseho e n op S c hij n "nooit genoeg volprezen boekje " werd zeer dikwerf en met verscheidene veranderingen bij 's mans leven , en ook na zijn dood herdrukt. De eerste druk verscheen to Alkmaar in 1635. Deze hestond alleenlijk uit den Lustho I des Gemoeds, met Twee Collagen der Wandelende Ziele met Adam en Noach. In 1638 voegde hij er de Collatie met Simeon Cleophas en een Nieuwe Voorrede bij. In 1656 gaf hij, nadat het boekske meermalen herdrukt was , een nieuwe uitgaaf , twaarin de geschiedenisse van J a co b en Joseph wel met 20 bladen zijn vermeerderd." uDeze druk is vol koperen platen en wordt zeer weinig gevonden , beeft ook door de verscheidene soorten van platen , die vervolgens weg geraakt zijn , zoo niet kunnen herdrukt worden." In 1706 verscheen het met de laatste ver­ meerderiug op nieuw met nieuwe platen van Jan L u i k en die onder elke plaat een versje van zijn eigen maaksel had gesteld. In 1724 en 1742 werd deze uitgaaf, en sedert nog meermalen herdrukt , zoodat er in 1744 een veertig of vijftig drukken van bestonden. Harmonia of eendragtige vertellinge der vier Evanyelisten, 1624. 8°. Tegen de Pausselijke Successie ,'t welk hij voornamelijk tegen den cardinaal C a es a r B a r o n i u s heeft geschreven." 1633. 8°. Dialogus of zaamenspraak van den Corinthischen twist en andere georeken derzelver gemeente , tusschen Paulus en Achai- Verstreckende met eene Korte Paraphrasis (of omschrii- vende ophelderingen) over den Bersten Zendbrief tot den Corin- then ; en, op deelen onzen tzjd gepast. Hoorn 1640. 12 °. Metamorphosis , of Transformatie onzes tijds , wear in Pali- scher wijze bezoeezen word de groote , en wonderbaarelyke ver- anderinge der Menschen uit hunne waare scheppin,qe: gala by maniere van Zaamensprekinge tusschen eenen welbeleezen His- toricus , en eenen Pelgrinz. Alkmaar 1657. 12°. Stichtelijke Gezangen in sommige Liederboeken als in het Geestelyk Kruid-Hofke, en den Lusthof der Zielen of Claas Stapels Liedeboek. Korte inhoud des Bijbels. Amst. 1739. 12°. ffNog heeft Sch ab a elj e gemaakt en uitgegeven Ilistori- sche Aantekeningen over tweederhande Prenteboeken, in langw. folio. Het een is genaamd : de Prenten van eenen Piscator , en van onzen schrijver met Aantekeningen over de voornaamste Geschiedenissen des geheelen Bibels , zoo de§ Ouden als des Nieuwen Testaments , voorzien en uitgegeeven , gedrukt te Alkmaar , 1646. Het andere boek is genaamd cene Continua- tie op de Plaaten van Petrus van den Burg , ende is mede van onsen schrijver met Aantekeningen voorzien over veele voornaame geschiedenissen van den geheelen Bibel." Zie Sehijn,Td. Mennon. D. III. bl. 42, 43, 64, 65, 78, 80, 91, 92, 581 volgg.; David Bramen, Rechte Leere der zvaare Mystiken, bl. 66; van der A a, N. B. A. C. Woordenb.; Sepp, .7oh. Stinstra en zijn tijd , D. II. bl. 95. Abeoude, Naamr. bl. 321, Aanh. bl. 189. SCHACHT (CHRISTIAAN PAuLus), zoon van den hoogleeraar J o h. He r m. Sch a cht , werd den 15 September 1767 te Harder­ wijk geboren, den 31 Aucrustus 1782 als student aan de hoogeschool aldaar ingeschreven ; bezocht , zes jaren later , ook de hooge­ scholen te Leiden en Gottingen , en werd den 5 October 1789 in zijne geboortestad met grooten lof tot doctor in de genees­ kunde verheven. Hoe ijverig hij zich ook op den gansehen omvang van zijn vak toelegde , zoo bekoorde hem toch steeds bij voorkeur de Kruidkunde en Natuurlijke Historie. Aan die studien zocht hij de geleerde reizen dienstbaar te maken , bij welke hij met zijn boezemvriend S. J. van Geun s een groot gedeelte van Duitschland en Zwitserland bezocht. Na een kortstondige praktijk te ...4msterdam , aanvaardde hij de post van hoogleeraar in de geneeskunde te Harderwijk (1791) , doch werd bijna den geheelen tijd van zijn professoraat , door een slepende borstziekte verhinderd de hem opgelegde taak naar wensch te vervullen. Zoo werd hij ook in 1795 , na de be­ kleedinbm van het rectoraat ffwegens toenemende ligchaams zwakheid " van het houden eener plegtige redevoering ver­ verschoond. In het volgende jaar zag hij zieh genoodzaakt van het onderwijzen der schei- en kruidkunde tijdelijk ontslag te verzoeken. Hij overleed den 31 Januarij 1800 , in den ouderdom van ruim 32 jaren. Hij gaf in het licht : Diss. inaug. de modo , quo agant medicamenta adstringentia, praecipue martialia, in corpus hutn. Hard. 1789. 4°. Oral. inaug. de utili ac pernecessariet Hist. Nat. cum religuis , disciplinae medicae partibus conjunctione et vinculo arclissimo. Hard. 1793. 4°. Over de bedofwerende kracht van het zilversalpeter (Nigras argenti) in Konst- en letterb. 1791. n°. 153. Brief wegens eenige proefnemingen omtrent het Galvanismus ; ald. 1792. De nieuwe denkbeelden van Gritanner te Gottingen over de prikkelbaarheid der bewerktuigde natuur voorgesteld met aan- merkk.; ald. 1795. n°. 75. Verslag eener Reize naar de Alpen enz. in bet Alg. Magaz. van Wetenschap , Kunst en Smaak. 1791. D. V. n°. 5. Proeve eener verdediging der oude .Empirische geneesk. school en haare leerstellingen , benevens eene aanwijzing van den mag• gen invloed , welke zij op de geheele wetenschap heeft uitgeoe- fend in het N. Alg. Magaz. van Wetens. Kunst en Sm. 1799. D. V. n. 5. Iets over het Eenhoorn in de Vad. Bible 1793. D. V. n°. 5. bl. 216. Wordt er water in de dierl. ligcham,en, even als bij de plan- ten , ontbonden? in P. van W e r k h o v e n , Chem. en Phys.oefeningen. 1793. D. L St. 3. Brief aan van klarum; behelzende eenige nagevolgde proef­ nemingen omtrent de dierlijke electriciteit in Konst- en letterb. 1792. D. II. 201 6. Zie B ouman , Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. hi. 505 , 506 , 606, 630; Holtrop, Bibl. Med. et Chir. p. 313. SCHACHT (GODEFRIDUS JOHANNES) , zoon van den hoog-leeraar Johannes Hermannus Schacht, werd den 8 October 1764 te Harderwijk geboren. her genoot hij, onder toezigt van zijn' vader zijne eerste opleiding, en oefende zich later onder diens geleide en dat van andere beroemde mannen aan de akademie aldaar. Van daar begaf hij zich naar Lei-den , waar hij den 17 September 1788 als student werd inge­schreven. Na in bet volgende jaar te Amsterdam tot den predikdienst bevoegd te zijn verklaard , ontving hij in 1790 van de regering te Nijmegen de collatie van Hees , Nederbosch en Weert. In 1794 vertrok hij naar Geertuidenberg , drie jaren later naar Delfshaven , in 1800 naar Dordrecht , in 1810 naar Leiden , waar hij in 1835 emeritus werd , en den 27 Augustus 1846 , in bijna 82 jarigen ouderdom op zijn buiten­verblijf onder Soeterwoude overleed. Men heeft van hem een opwekkingsrede over den invloed van het Evangelie op de gods- dienstige verlichting en daaruit voorvloeijende maatschappelijke beschaving der Heidenen, den 13 Augustus des jaars 1807, op de algemeene vergadering van het v'Zendelingsgenootschap te Rotterdam gehouden. In 1810 vatte hij , van weer dan eene zij de daartoe aange- zocht , bet voornemen op , om de aanteekeningen van wijlen zijn geleerden vader op het handboek van Con r a d u s I k e­nius over de hebreeuwsche oudheden algemeen verkrijgbaar te stellen. Het eerste deel dier aanteekeningen , voorafgegaan door een woord aan den lezer van zijne hand , zag te Utrecht het licht (J. H. S c h a c h t i i Animadversions ad C. Ikeniiantiquitates Hebraicas , Ultraj. 1810. 8°. major) , doch eene onbillijke beoordeeling er van in de toenmalige Bibliotheekvan Theol. letterkunde, ofschoon ook door den hoogleeraar J. Clarisse in de Recensent der Recensenten wederlegd , deed hem dien arbeid voor altijd staken. Het ontbrak hem aan geen uiterlijke eerbewijzen. Nog te Dordrecht zijnde , werd hij door den Senaat der Harderwijksche hoogeschool , honoris mum, tot de waardigheid van Theologiae doctor verheven , en in 1844 tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw benoemd. Ook was hij lid der Maats. v. Ned. Letterk. Hij was gehuwd met Anna Maria van der Meulen, die drie weken voor hem overleed. Zie Brans, Kerk. Reg. bl. 4 ; Naamlijst van Leidsche pred. ; Scho­ tel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 704 ; Glasius, Godgel. Nederl.; Siegenbeek, in Handel. v. de .Taarl. Vergad. der Maats. v. Ned. Letterk. 1847 ; B ()lima n , Gesch. der Geld. Hooges. D. II. bl. 531 ; Dez. , Memoria Clarissii p. 50 ; S e pp , Proeve eener Gesch. d. Pragm. Theol. in Nederl. bl. 51. SCHACHT (JOHANNES HERMANNUS), vader van den vorige , werd den 6 April 1725 te Bremen geboren , waar hij door den geleerden L o r n. Iken voor zijne bestemming als godge­leerde werd voorbereid. Van daar bezocht hij de hoogeschool te Utrecht en vervolgde zijne studien onder A. V o g e t. Na door de classic van Amsterdam tot proponent te zijn aangeno­men , werd hij predikant in het Stichtsche dorp Ter Aa , waar hij van 25 Junij 1752 tot 17 Julij 1763 het leeraarambt be­kleedde. her gaf hij het merkelijk door hem vermeerderde werk van Iken over de lijdensgeschiedenis , en zijne belang­rijke uitlegkundige verhandelingen over uitgezochte plaatsen van Mattheus en Marcus , die groote ervarenheid in de oude classische literatuur aan den dag leiden , in het licht. Ook legde hij zich met vrucht op de destijds door velen al te zeer verwaarloosde beoefenende Godgeleerdheid toe. Een vrucht van die studie was zijn voortreffelijk werk "over de noodzakelijk­heid eener spoedige bekeering." In 1763 verwisselde hij die standplaats met Harderwijk , waar hij tot gewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid en ook der typische , profetisehe en ge­wijde oudheden , alsmede tot doctor in de godgeleerdheid werd benoemd. Den 2 October hield hij als akademie-prediker zijne eerste leerrede over Spreuken VIII : 31-36 en den 14 Junij 1764 aanvaardde hij zijn hoogleeraarambt met eene Or. inaug. de cau8i8 , cur religio Christiana plum hodie, quam olim experiatur obtrectatore8 (Hard. 1764. 4°.) Niet minder meldingswaardig was zijne twee jaren later gehou-den Or., qua demonstratur rationem sanam /mid intercederequominus religionis Christianae mysteriis fidem habeamus (Traj. ad Rhen. 1766); een stuk dat van zoo veel waarde geoor-deeld werd dat een bijzonder besluit der akademische bestuur-ders in de kosten der uitgave er. van voorza,s.7,. Ook sprak bij nog. twee rectorale redevoeringen uit; De insignioribus , quaeTheologurn ,formant et commendant , virtulibus , en De Christ.relig. veritate ex historiti Paulli , ab ipso ad eam vocati J. C. maxime conspicud , beide onuitgegeven. In 1766 werd hij, in plaats van zijn vriend Ni c. Bark ey, naar den Haag vertrokken, tot hoogleeraar in de godgeleerd­heid en predikant bij de St. Stephanus gemeente te Bremen beroepen. Hij sloeg echter dit beroep, gelijk ook dat van Franeker, in 1787, af, nam in de lente van 1804 zijn emeri­taat en overleed in Februarij 1805. Hij was gehuwd met Helena Maria Gildemeester. Schacht was zeer verdraagzaatn en gematigd in zijne theologische rigting, gaf uitmuntende lessen over de joodsche oudheden en behandelde in zijne encyclopaedische lessen de godgeleerdheid in haren geheelen omvang. Hij gaf in het licht: C. Ikenii Harm. hist. perpess. Servatoris nostri recudi cu- ravit, Harmoniam vero hist. J. C. resurrectionis , notis illus- tratam, addidit qH. S. Traj. ad Rhen. 1758. 4°. Zie GOtt. gel. Anzeig. 1759, St. 135, S. 1175 en Eslangsche gel.Zeit. 1759, S. 777. C. Ikenii dissertt. qtheoll. in diversa S. Cod. utrius- que Instrum. loca. Collegit ac recensuit J. H. S. Traj. ad Rhen. 1770. Vol. lidam. 40. Iken had zelf ten jare 1749 het eerste deel uitgegeven. Zie Ernesti, neueste Theol. Bibl. I. 472; Froriep, Bibl. der Theol. Wis. B. I. 535 II en b. 728. Uitlegk. verhandelingen over nitgezochte plaatsen van Mat­thaeus en Marcus Evangelie in Bibl. Brem. nova. Cl. qram 2. p. 237. en C/.qFasc. 3. p. 479. De noodzakeliikheid van eene spoedige bekeering , ter waar­8chuwing tegen het uitstel van dezelve, aangedrongen. Must. 1162, verm. ald. 1777. 8°. in het Hgd. TNothwendigkeiteiner schleunigen Bekehrung u. s. w. Mit einem iinhange von G. G. Otterbein. Franckf. u. Leipsig. 1788. Zie Barkey, Bibl. Brem. nev. II. 393. Over de noodzakelijkheid van den Heer te zoeken enz. in Schatkam,er der geleerden en Ned. Letter-verlustiging. Amst. 1762. D. II. n°. 1. Over de oorzaak waarom de Christ. godsdienst tegenwoordigmeer bestrijder8 dan voorheen ontmoet. litr. 1761. 8°. 13 die Qua demonstrator rationem etc. Zie Boekz. 1765 , I. 483 , 1767 I. 519 en over de laatste E r- nesti, n. heol. Bibl. VIII. 187 ; 'Bibliotheque der Sciences XXVII. I. 253 ; Commentar. de libris minor. Vol. II. 66. Voorredenen (of liever uitgewerkte verhandeling) voor de Ned. overz. van R. M illar, Iiistorie van de voortplanting van den Christ. Godsdienst en van den ondergang des Heiden- don'ts , 2e uitg. Utr. en Amst. 1764. 2 d. 4°. en van W. B a- t e s , De overeenstemmin . der goddekke eigensch,appen in het beramen van '8 menschen verlossing , door E. Nooteboom, ald. 1777. 8°. Zie M. F or s t en , Nagedachtenis van J. H. Schacht , Harderw. 1803 ; Konst -en Letterb. voor 1805, I. n°. 30 ; B o u m a n , Gesch. d. Geld. .Hoopes. D. I. bl. 317 , 325 , D. II. bl. 290, 402, 461 , 490 , 605 , 610, 612 , 656; Clarisse, Encyclop. Theol. epitome , praef. p. XII. seqq. ed. alt. p. 30 seqq. ; Dez. , Mem. J. Clarissii ; hotermund, Brem. II. CVIIII. - Meusel, gel. Teutsch , VIII. 547, X. 544; Y p e y, Serk. gesch. der XVIIIe eeuto , D. VIII. bl. 357; Bibl. Hag. T. IV. p. 627; Glasius, Godgel. Nederl. ; Sepp, Proeve eener pragm. gesch. der Theol. in Nederl. , bl. 68 ; Dez. Stinstra en zijn tijd, D. II. bl. 5 ; Vad. Letteroef. Amst. 1762 , D. II. n°. 1, Rec. o. d. Recens. D. VI. 1 462 volgg.; Arrenberg, Naamr. bl. 453; Nieuwen­ huis; Kobus en de Rivecourt. SCHACHT (LucAs) , zoon van Jo a c h im Schacht en C a t h a r i n a de Bossius, werd 18 Januarij 1634 te Am­ sterdam geboten , volbragt zijne akademische studien te Lei- den , en werd in 1653 , op 19 jarigen leeftijd , tot S. S. minis­ terii candidaat bevorderd. Niet te min besloot hij toen nog van studievak te veranderen en zich voortaan op de beoefening van de natuur- en geneeskundige wetenschappen toe te leggen. In de bespiegelende wijsbegeerte genoot hij het uitnemend on­ derwijs van Adr ia n us H eer e boo rd, die als een scherp­ zinnig geleerde en als een grondig kenner der oudere wijsbe­ geerte bekend stond. Inzonderheid waren het de lessen van dien hoogleeraar over de redeneer- en zedekunde die door S c h a c h t werden bijgewoond. Van zijne daarin gemaakte vorderingen gaf hij loffelijke blij ken door op den 6 Februarij 1668 eene Disputatio philosoph., continens Positiones ex uni- versa philosophia desumtas (L. B. 1660. 4°.) te verdedigen. In het volgende jaar voltooide hij ingelijks zijne medische studien , en werd na het verdedigen eener Dissertatio , mulieris artuum contortione ac rigiditate laborantis historian et canon describens (L. B. 1661. 4°.) tot med. dr. bevorderd. Hij yes­ tigde zich nu als geneesheer te Leiden , en werd reeds in 1663 door Curatoren gemagtigd , om op dagen , buiten die der openbare lessen vallende , over de wijsbegeerte of eenig deel der geneeskunde voorlezingen te hoaden. Zes jaren later , den 29 Januarij 1670 werd hij tot gewoon hoogleeraar in de ge-neeskunde aangesteld , aanvaarde den 8 Mei dit ambt met eeneoratio de medicinae ortu ague progressu, en maakte zich , zoowel door zijn theoretisch als praktisch onderwijs , zeer ver­dienstelijk. ,Hij was ," schreef B o e r h a a v e, 11 een man van ongeloof­lijke vlijt en bekwaarnheid , te regt beroemd om zijne geleerd­heid en veeljarige geneeskundige praktijk. In die kunst had hij bijna het hoogste toppunt bereikt , en wat de medische wetenschap betreft , volgde hij een geheel anderen weg dan T h e o d o r u s C r a a n e n. Hij toch was gewoon de studenten zelf naar het ziekehuis te geleiden , hen bij de lijders , die onderzocht moesten worden , te brengen , hun de ziekten uit de versehijnselen te leeren kennen , onderscheiden en behande­len , terwijl hij hun tevens bij het does der lijkopeningen , de verborgenste ziekte-oorzaken aanwees. Daarom heeft B e r n-hard A 1 b i n as dikwijls met opgetogenheid gesproken over de groote en vele verpligtingen , die hij had aan de trouwe toe­spraken , vermaningen en opmerkingen van dezen bescheidenen en zachtmoedigen man en aan zijn voortreffelijk , door de uit­komst gedurig bevestigd , voorbeeld." Als schrijver heeft hij zich niet anders bekend gemaakt dan- door de genoemde ge­schriften en een kort verhaal van de epidemisehe in 1678 en 1670 geheerscht hebbende ziekte (C h r i s t. Love Morley ,De morbo epidem. tam kujus guam superioris anni (1678 et 1670) narratio et Lucae Schacht, de eodem morbo episto­ lica narratio. londini 1680. 8°. Een brief van de G r a a f (d. d. 30 Mei 1671) aan hem gerigt , voor den Tractatus de mulierum organis cet afgedrakt , strekt ten bewijze dat Schacht, behalve in de praktische geneeskunst , ook in de wetenschappelijke behandeling van ana-tomische en physiologische onderwerpen groot belang stelde. Zijn Oratio fun,ebris in obitum Franc, de le Boe Sylvii vindt men ook voor de Opera Sylvii. Hij verloor zijne vrouw den 25 Junij 1686 , en overleed zelf den 10 Maart 1689. Zijne lijkrede werd door de Vo 1­d e r uitgesproken. Zijn portret is door A. van Z ij 1 v e I t in plaat gebragt. Zie B ur ch e r i de Volder, Oratio habita in funere Cl. viri Lucae Schacht, Med. Dr. et Profess. , L. B. 1689, 4°. ; Boerh aa, v e , Oratio academica de vita et obitu viri Cl. Bernh. Albini cet. , L. B. 1721, 4°. p. 21, ook onder zijne Opuscula omnia , p. 47, 48 ; S o e r- mans, Acad. Reg. , bl. 57; Siegenbeek, Gesch. d. L. Hooges. , D. II. bl. 153, D. IL bl. 111 , 112, J. en B. bl. 192, 274 G. C. B. Suringar, Invloed der Cartes. wijsbeg. op het Natuur- en Ge­ neesk. onderwijs aan de L. H., bl. 25, 33 ; De Medische Faculteit te Leiden op het einde der zeventiende en in het begin der achttiende eeuw. Lucas Schacht en diens ainbtgenooten enz. ; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; JOcher. 13* SCHACHT (NicolaAs AuGums) te Meppel geboren, trad den 11 Junij 1786 als proponent te Borger in dienst. Hij werd in 1787 wegens zijn oproerig gedrag in zijn dienst ge­schorst, en hem door Ridd. en Eigener. den 15 Jan. opgelegd om op den eerstkomenden Landdag eene boetpreek over Ezra IX : 13 en 14 te Assen te houden, waar na hij van zijne schorsing zou ontheven en wederom hersteld zijn. Hij vertrok naar Peperga c. a. in .Dec. 1791 en overleed daar den 24 September 1807 , in den ouderdom van 50 jaar. Lie Vaderl. Historic, D. XXI. bl. 330; Romein, de Herv. pre­ dilc. van Drenthe, bl. 263. SCHA.CKLOCK (BERNHARE) omtrent 1540 in Engeland geboren , studeerde te Cambridge in de philosophie , en ver­kreeg er den grand van magister artium. _De vervolgingen der Catholijken onder Elisabeth drongen hem naar Leuven , de gewone wijkplaats der vervolgde Catho­lijken te vluchten. Hier vervolgde hij zijne studien en legde zich vooral op het kanonieke regt toe, waarin hij ook den (mad van magister verwierf. Hij gaf in het licht: An Epistk of the reverend father in God, Hieronimus rius , Bishop of Arcoburge in Portugale, to the most .Excellent Princesse Elisabeth, by the grace of God Quene of .England, Fraunce and Ireland etc. translated out of Latten, in to En- glishe b,y Richard Schacklock , III. of Art8 and student in the civil Laws in Lovaine. At Antwerp , by John Latius. 1565. 12°. Cardinal Hosius against Heresies; a translation from the Latin, which he entitles : The Hatchet of Haeresies. Als vo- ren , 1565; eene vertaling der Confessio Catholicae fidei Chris- tiana , Petricoviensis Synodi nomine a R. D. Stanislao Ho-sio , Cardinale, _Episcipo V arniensi conscripta. Zie D o d , Church History of England, T. II. p. 131; P a qu ot , , T. III. p. 231. SCHADD (JOHAN HENDRIK) werd den 3 Mei 1776 te Hoorn als predikant beroepen, in 1787 wegens zijn oproe­rig gedrag geschorst, doch in 1788, na het voorlezen eener schriftelijke verklaring van den predikstoel, hersteld. Hij werd emeritus in 1801 en overleed in 1811. Zie Vaderl. Hist., D. XXI. bl. 89; V erzam. bij de Chabnot, D. X. bl. 121-130; A b bi n g, Gesch. der stad Hoorn, Bijl. bl. 92. SCHADE VAN WESTRUM (ANDREAs) beoefende, in het midden der 17e eeuw, de Nederduitsche en Latijnsche poezij. Men vindt een proeve van zijn talent voor A. van Slic h- tenhorst, XIV boeken van de Geldersche Geschiedenissen. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. SCHAECK (P. of C. of S.), verdienstelijk kunstenaar in het laatst der 17 6 eeuw , te Rotterdam. Kramm vermeldt van hem : Een Binnenhuis , waarin een zitlend vrouwtje , met een deken op Naar school en vender bijwerk , in den geest van B re k e­ le n k amp. Ben Boerengezelschap, op Cat. Hoek f 12.50. Ben Boerenhuisje, waarin ze met de kaart spelen , als boven f 40.50. Ben oud man , zittende met een kan en een pijp in de hand. Zie Kramm. SCHAECKEN (WILHELMus) werd in 1754 te Weerd ge­ bo! en , en legde zich onder Jo h a n n e s Bo r r e k e n s te Ant­ werpen op de schilderkunst toe. Na zich twaalf jaren al­ daar geoefend en bij de Akademie verschillende medailjes behaald te hebben , vertrok hij naar Italie , waar hij zich twee jaren ophield. Na zijne terugkomst vestigde hij zich te Antwerpen en bekleedde aldaar gedurende vijf en twintig jaren het professoraat aan de Academie. Hij is vooral gunstig be­ kend in het laistoriele vak eene door hem geschilderde II. Maagd en het Lijk van Christus liygende in een grot werden zeer geprezen. Hij schilderde ook wel eens in het graauw. De schilders B e d a f f en T u r k en behoorden tot zijn leerlin­ gen. Hij overleed den 2S December 1830. Zie Immerzeel. SCHAEF ( ) kapitein in het Staatsche leger onder M a u- r its , onderscheidde zich door zijue dapperheid bij het beteg van Koevorden (1592) en Rijnbeek (1597) betoond , zoo dat prins Maurits hem tot bevelhebber der laatstgenoemde ves­ ting benoemde. ZieBor; Meteren; Reydt; Bosscha, Negri. heldend. te land, D. I. bl. 110, 335. SCHAEF (C.). Zie SCHAAF (C.). SCHAEGEN (CHR. VAN). Zie SCHAGEN (CHR. VAN). SCHAELKENS (GuiLJA.m), zwager van den predikant G r e­vinkh o v en, te Rotterdam , remonstrantsch gezind , word in 1622 aldaar met de klok ingeklept , wijl hij beschuldigd werd van met Wit t i u s groote gerneenschap en briefwisseling ge­houden to hebben. Hij narn de vlugt naar Holstein en Fre­derikstad. Zie Brandt, Hist. d. Ref., D. IV. bl. 712. SCHAEP of SCHAAP (ALBERT) zeilde, in den nazomer 1724 , als bevelvoerder van een koopvaardijschip , een kloek vaartuig met 28 of 30 stukken gewapend , naar Srnirna uit. Den 8 Nov. ontmoette hij in de Middellandsche zee , twee Algerijosche oorlogschepen , voor de grootstc en voornaamste der barbarijsche roofvloot gehouden , en zeer sterk bemand." Naau- welijks waren zij in elkanders nabijheid , of er ontstond een hardnekkig gevecht, 't geen eerst met den avow.' een einde nam. S ch a e p , in stede van den nacht tot ontvlugting te haat te nemen , toonde zich des anderen daags bereid het ge­ vecht te hervatten. Hij tastte ze zoo hardnekkig aan , dat ze , van wege de schade aan schepen , touwen en zeilen , zich genoodzaakt zagen den strijd op te geven en een haven op te zoeken. Niettegenstaande de groote schade die ook hij had geleden , bleef Schaep post houden. Op den derden dag ont­ dekte hij een ander Algerijnsch oorlogschip voerende 50 stuk­ ken. Terstond raakten de beide schepen aan elkander , en weerde zich Schaep z66 dapper dat de Algerijn genoodzaakt was af te houden. 's Anderendaags werd het gevecht hervat ; doch naauwelijks had Schaep zijnen vijand de tweede laag gegeven of er sloeg brand in zijn buskruid , met dit gevolg dat het schip met yolk en al in de lucht sprong. De dappere en kloekmoedige Schaep vond zijn grat in de golven. Lie Wagenaar, Amsterd., D.VI. bl. 282; Europ. Mere., 1723; Kok; J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Negri. zeewezen, D. V. bl. 43. SCHA.EP (AERNouT DIRKsz.), te Beverwijk , beoefende de poezij , blijkens een ms. verzameling zijner gedichten 1715— 1740 , in twaalf afdeelingen , weleer in bezit van Ds. v a n Voorst. Zie Cat. 71ISS. v. Voorst , bl. 131. SCHA_EP of SCHAAP (DIRK) dapper zeeheld. Hij ver­ overde in 1677 een straatvaarder , Constantinopel genaamd , van 32 stukken. Toen de vijandelijke opperbevelhebber in dit jaar het plan had ona de sterkst gewapende schepen onzer vloot het allereerst te vermeesteren en de Fransche vice-commandeur met een medehelper regtstreeks koers zette naar den conamandeur Kin d t, die aan het hoofd der nederlandsche linie was , werd hij door Schaep, z66 ontvangen , dat hij zeer beschadigd werd en met zijn medehelper afdeinsde. In Julij 1700 behoorde hij tot de vloot voor Koppenhagen , toen hij als kapitein op het fregat de Besautter bevel voerde , onder het opperbevel van den vice-admiraal Geleyn Ev er t s e n. 1-Iij overleed in 1713 en ligt te Woerden, onder een marmeren tombe , begraven. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Nederl. zeew., D. III. bl. 981, 282, D. IV. bl. 172; Nay., D. IV. bl. 12, 252. SCHAEP of SCHAAPI(DiRK), zoon van Gerri t Simons z. S ch a ep (die volgt) werd in 1627 te Amsterdam geboren , studeerde in de regten en werd in 1655 secretaris zijner ge­ boortestad. 1-lij bekleedde dit ambt in de zorgelijke tijden , die hij beleefde , vooral in 1672 met veel ornzigtigheid. Zulks bewoog de Algemeene Staten hem in 1673 te benoemen tot gezant naar Zweden , ten einde den koning tot gunstige gedaehten jegens 199 den Staat en tot bemiddeling van den vrede te bewegen. Hijverwierf daardoor de goedkeuring zijner meesters en ook dienvan den vorst , die hem tot den Zweedschen adelstand verhiefen zijn wapen vermeerderde. Na 42 jaren het secretarisschapbekleed te hebben , legde hij , ten gevolge van eenig misnoe­gen , zijn ambt neder , en leefde sedert stil en ambteloos , totdat hij in 1702 overleed. Hij wad kanunnik ten Dom teUtrecht. Zijne vrouw Phiiippina van der Geer, uit hetadelijk geslacht der van S w i e t e n s gesproten , schonk hem 16 kinderen , van welke eenige zonen en dochters hem over-leefden. Zie Wagenaar, Amsterdam, D. XI. bl. 271; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Scheltema, Staatk. Nederl. SCHAEP of SCHAEP (Dr. GERARD), beer van Kortenhoef , zoon van Simon Schaep en Elisabeth Burgh, in 1594 te Amsterdam geboren , werd in 1624 tot raad in de vroed­schap zijner geboortestad verkozen , en nam in dat zelfde jaar zitting in de schepenbank. Sedert zat hij aldaar nog 4 onder­scheidene reizen (1626, 1629 , 1634 , 1635) om vervolgens in 1637 de burgemeesterlijke .waardigheid to bekleeden. Tien maal bekleedde hij hierna deze waardigheid (1641 , 1644 , 1646, 1648, 1652, 1657, 1658, 1661, 1664, 1665). Ge­durende de jaren 1654 , 1655 en 1656 , had hij zitting in het collegie der gecommitteerde raden van Holland en West- friesland , van 1631-1633 in de rekenkamer van Holland , in 1649 , 1650 , 1651 in den Raad van State. In 1644 ver­trok hij met Albert Sou c k , oud-burgemeester en hoofd­schout der stad Hoorn en Joachim van A n d ree, eersten en voorzittenden raad in den Hove van Friesland in gezant-schap naar Denemarken , om een vrede tusschen dat koningrijk en Zweden te bemiddelen en tevens bij den Deenschen koning aan te houden op de herstelling der bezwaren over het ver­hoogen der Sondsche tollen , overeenkomstig met een verdrag honderd jaren te voren daaromtrent aangegaan. In 1655 was hij lid van de gewigtige commissie tot het herstel der geld-middelen , die het belangrijk rapport bewerkte , (Int door Mr. van W ij n onder de bij lager van Deel II der Naleezingen is bekend geworden. Hij was sedert 1641 Curator der Leid­sche Hoogeschool en overleed in 1666 en liet bij zijn vrouw Maria Spiegel geen kinderen na. Lie A i is e m a, Saken van Staat en Oorlog , D. II. bl. 947-950 ; a g e n a a r , Amsterd., D. VII. bl. 11; Dez. , Vaderl. Lust., D. XI. bl. 382; Scheltema, Staatk. Nederl.; Hoogstraten; Kok; Kobus en de Ilivecourt; Schotel, Geschied. en Letterk. Uitsp., bl. 81 ; J. Vos, Gedichten, D. II. bl. 254 ; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Letterk. , D. II. hi. 14. SCHAEP (Mr. GERARD) zoon van Pieter Se h• a e p en M a r g a r e t h a Ha 11 in g, werd in 1599 te Amsterdam gebo­ren. Hij vestigde zich te Dordrecht , waar hij door zijne moeder aan de aanzienlijkste geslachten vermaagschapt was , en werd aldaar in 1627 en 1628 vroedschap en schepen. Hij keerde ecbter na zijne geboortestad terug , waar hij in 1638 met dezelfde waardigheden bekleed werd , die hem te Dordrecht waren opgedragen. In 4atzelfde jaar kreeg hij , in plaats van zijn vader,, in dit jaar overleden , zitting in het collegie der admiraliteit. Hij zat in dit collegie tot in 1647 , waarna hij (1649) lid der rekenkamer van Holland werd. Ten tijde dat Cromwell de teugels van het bewind in Engeland had over­weldigd , en de regering van Amsterdam in 1650 het belang inzag om bet goed verstand met hem en bet Parlement te onderhouden , werd S e h a e p door de Staten van Holland naar Engeland gezonden , met den rang van commissaris en met last om de regering te erkennen , het Parlement met zulke titels te vereeren als aan dit bet aangenaamste zoude zijn, en de belangen van Holland bijzonder te bevorderen. Bit ver­meerderde de verwijdering tusschen de Staten en de Stadhou­der en tusschen de gewesten. Zijne handelingen hadden geen­sints het gewenschte gevolg ; de verwijdering nam toe en Schaep keerde in 1651 terug. Later werd het zenden van een buitengewoon statelijk gezantscbap noodig geoordeeld , Schaep werd op nieuw benoemd , nevens Cats en van de P e r r e. C r o m w e 11 zocbt den oorlog , moest aan het yolk afleiding en hoop op buit geven en alzoo was alles vergeefs. De verdeeldheid onder de ambassadeurs zelf bragt misschien veel toe om hunne pogingen te doen mislukken. De Engel­schen noemden hen //de onvereenigde ambassadeurs der Ver­eenigde Nederlanden." Schaep verdient nick slechts als staatsmaii maar ook als geleerde vermeld te worden. Hij had zeer veel verzameld betreflende de geschiedenis van Amsterdam , die hij het voorne­men bad te beschrijven. Wagenaar heeft van die verzameling veel dienst gehad. Ook bezorgde bij de eerste uitgaaf van het Nederlantsche Placaetboek (Amst. 1644 in 2 dl.). Ook besteedde hij veel zorg en ijver voor de bewaring en schatting van 's lands charters bij den Hove van Holland bewaard gebleven , en waar­van hij , volgens van W ij n , een lijst lieeft vervaardigd. Ook als dichter en penningkundige beef t hij zich verdienstelijk ge­rnaakt. Hij huwde Johanna de Visschere, dochter van Johan de Visseh ere, burgemeester van Zevenbergen en Cornelia P y 1 1. Hij overfeed in 1654. Zijn afbeeldsel , en dat zijner vrouw ping op het slot Develstein bij Dordrecht. Men beeft in handschritt van hem : Papieren van Gerard Schaep Pietersz., Commissaris van we- gen de Staten in Engeland , in 1650 en extraord. ihnbassadeur daarhein in 1651. 1650-1680 fol. Zijne gediehten zijn verspreid b. v. voor de Handvesten van J. van Eyck. Ook bezit men van hem : Zabynaja, orver- momde Loo8heid; pot8spel, uit het Spaen8 door G. Schaep Pz. vertaelt, en in Neder-duilse vaereen door J(an) Z(oet) gerijmd. Met een uit-koomst vermeerderd en op vele plaateen verbetert. Amst. 1648. kl. 8°. Zie W age n a ar , Amdsterdam , D. V. bl. 73, D. XI. bl. 285— 290; Dez., Vad. Hist. , D. XII. bl. 206 , 207, 213; van Wijn, 1Valez. op de Vad. Hist. van Wagenaar, D. II. bl. 158; Act. publ. Angl. , T. IX. p. 141, 142; Thurloe, Papers , Vol. I. p. 133; Aitsema, Saken van Staat en Oorlog , D. III. bl. 70, Res. Holl. 20 April 1651, bl. 194, 20 Mei, 15 Junij, 20 Julij 1651, bl. 257, 289, 400; van Leeuwen, Bat. , bl. 1081; Balen, Beschrijv. v. .Dordr. , bl. 334, 335, 969, 1073; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 360; Corn. Cau, Voorb. voor het Groot-Placaatboek ; Schotel, Gesch. Let. en Oudheidk. Uitspan. , bl. 110, 205 volgg; van Loon, Hedend. Penningk. , bl. 131; Bizot, Medal. llist. d. Repub.v. Holl. , Amst. 1699 , (voorr.) V issc b er, Hist. Tijds. , D. II. bl. 73 volgg.; Scheltema, Staatk. Nederl. Cat. van Voorst ms. , p. 73; Cat. d. Maats. v. Ned. Lett. , D. I. b. bl. 196; Paquot, Mem. , T. II. p. 231; Hoogstraten;Kok; Nieuwenhuis;Kobus en deRivecourt. SCHAEP (Mr. PIETER JACOBSZOoN), een der voorouders van den laatsten , werd op 22 April 1569 gebannen llomdat hij de preek der bervormden gestadig had bijgewoond ," en onder dezen en ook wel aan de huizen aalmoezen had verzameld ; omdat hij door kwaadspreken van de wethouderschap het yolk tot oproer had aangezet ; tegenwoordig was geweest in de vergaderingen van die van den nieuwen godsdienst , in welke een verzoek­schrift aan den prins van Oranje, om vrije oefening van den godsdienst , in de Minderbroederskerk , ontworpen was; omdat hij zelfs eenige goede Roomsch-Katholijken had zoeken te bewegen , om onder dit verzoekschrift bun hand te teekenen ; eindelijk omdat bij zeer gemeenzame verkeering bad gehouden met Dirk V olck erts z. Koornhert, eenen der voornaamste voor­standeren van den nieuwen gudsdienst , ten wiens baize de bijeenkomsten der Sektarissen of scbeurmakers gehouden wcr­den." Nevens andere voorname ballingen zal hij veelligt , zich naar Emden of Hamburg hegeven hebben , en na 1578 te Amsterdam zijn wedergekeerd. Op de regeringslijsten van die stad ontmoeten wij op 1583 en 1586 Jacob Schaep Piet er sz o on , waarschijnlijk zijn zoon. Zijn portret berust in teekening bij Mr. Bodel Nyenh ui s. Weleer was in bezit van J. Vale k ena er, vervolgens in die van J. Koning, en eindelijk in die van J. van Voorst eene Verzameling van stukken betreffende het begin van den opstand der Nederlanders tegen Spank in 1595 1597 bilzon­ - der de onlusten in Amstet dam , alkomstig vau P. J. Schaep een uitgeweken Amsterdammer , 40 stukken in porter. Zie Wagenaar, Ails& , D. III. bl. 221, 290; Sententien van Alea , 76 ; Kok; Cat. mss. J. v. Voorst, p. 83. SCHAEP (Mr. PIETER), zoon van den burgemeester Dr. Gerard Schaep, legde benevens Gerbrand Pancras, Jacob de Graaf en Sybrant Valckenier, 28 Oct.1648 den eersten steen van het stadhuis te Amsterdam. In1666 werd hij raad , en nam tevens zitting in schepen ge­stoelte , welke post hij ook in 1670 en 1671 bekleedde. Hij was een ijverig voorstander der stadhouderlooze regering en werd als zoodanig in een vinnig schimpschrift ten toon gesteld. S c h a e p werd echter , even als vele anderen gelasterde regen­ten , tot gewigtige bezendingen tot behoud van vaderland en stad gebruikt. Zich te 's Hage bevindende , terwijl de Alge­meene Staten van hunne afgevaardigden te velde een brief ontvingen , den inval der Franschen in de Over-Betuwe mel­dende, vertrok hij nog dienzelfden dag met een afschrift van dien brief naar Amsterdam om te bewerken , dat de Vroedschap op de beveiliging der stad de noodige maatregelen mogt beramen. Zie Wag enaar , Amsterd., D. VII. bl. 11 ; K o k. SCHAEP (A.), middelmatig dichter , wiens Eeuwgetijde van den Munsterschen vrede , in de Dichtk. Lauwerbladen D. II. bl.300 is opgenomen. Zijn zinspreuk was : Conor melius. Zie Heringa, Lijst v. dichters , bl. 74. SCHAEP (CLAES JANsz.) een boer aan de Zaan , van wien vijf vloeijende gedichten gedrukt zijn achter het Bloementuyntje(Amst. 1697) van zijn soon. Zie Heringa, t. a. p. SCHAEP (JAN CLAESZ.), zoon van den vorigen , werd den 12 Junij 1640 te Wormerveer geboren , en was een goed dichter blijkens zijn Bloementuyntje , voor het eerst te Amsterdam in 1660 en sedert verscheidene malen gedrukt. Hij werd den Wormerveerschen Cats genoemd. Zie W i t s e n Geysbeek, B. /1. C. Woordenb. , Bloementuyntje, (1660) bl. 137, Zaanl. .Taarb. 1852, bl. 61-62. SCHAEP (DIRK CORNELISZ.) sedert 1590 baljuw en sellout van Gouda, werd in 1622 met twee andere baljuwen door de Staten afgezet. Zie Brandt, Mist. d. Ref. , D. IV. bl. 295-297; C. J. de Lange van W ij n g a e r d e n , Gesch. en BeschrOv. der stad Gouda, D. II. bl. 215. SCHAEP (DAviD) schilder en tevens tapissier , bloeide inbet midden der 17e ceuw te Gouda. Hij ontving 25 Maart1649 octrooi van de Staten-Generaal om bet door hem gein­venteerde stapytwerck te maecken van Turksche ofte kernels­ haire stoffe." Zie Kramm. SCHAEP (JOHANNES DIDERIK GERARDUS) of SCHAAP, secre-taris der Indische regering , geboren op Ceilon , was doorkneed in de kennis der hoog Maleische taal en medearbeider van een woordenboek daarvan. Hij overleed in nog jeugdigen leeftijd , omstreek 1845 to Buitenzorg. Part. berigt. SCHAEP (M.) verdienstelijk plaatetser. Hij gaf in het licht •Getouwen met figuren naar B. B r c e n b e r gh met den titel: Diversa antiguitatis vestigia, quorum inventor B. Breenbergh. Facto a M. Schaep. Anno 1648. 12 bladen in 8°. oblong ; Schaep rec. et excud. De Galeisloven naar C. de Wad. Zie Kramm. SCHAEP (Mr. W. VAN). Van dozen heeft men de vol­gende overzettingen : De Spreekkunst van Aristoteles aan Alexander den Groote, uit het Griecks in het Nederd. vertaelt. Loyd. 1677. 24°. Van het Laden, uit M. Fabius Quinctilianus van de spreek- kunstige onderwysinge , uyt het Latijn vert. Leyd. 1677. 24°. M. Fab. Quinctilianus , van 't Onthouden , — (en) van het Lachen. Leyd. 1677. 12°. Zie Cat. d. M. v. 1V. Letterlc., D. I. N. 192, 201, D. III. bl. 63, 66. SCHAEP (Jonkheer) edelman van pries Willem III. In1672 viol niet ver van Turnhout tusschen een voorwacht van240 Staatsche ruiters en 400 Franschen , die zich in eene hinderlaag hadden gesteld een gevecht Your , waarin de eerst­gemelde en onder hem een graaf v an S t i r u m en jonkheer Schaep groote eer behaalden. Zie Bosscha, Negri. Heldend. to land, D. II. bl. 113. SCHAEP (Ritmeester) onderscheidde zich door zijne man­haftige taal , over de overgave van Deventer aan de Franschen in 1672. Bosscha, t. a. p. bl. 70. SCHAEY of SCHAY (C0RNELIs) , zoon van Gerard Schaey, bevelhebber to Delfzijl en van Elsabe Lo u-wens, door bloedverwantschap aan de meeste aanzienlijke gedeelten to Groningen verbonden , werd in 1656 geboren. In1681 kwana hij in die stad in het bewind en sedert werden de voornaamste stads en staatsambten door hem bekleed , en voer­de hij het voornaamste bewind. Aan zijn beleid wordt het toe­geschreven dat Gosling a slaagde in zijn oogmerk om 1 e m IV in 1718 tot stadhouder van Groningen to doen ver­heflen. Hij was curator der Groninger hoogeschool en overleed in 1739. De hoogleeraar Nicolaas Tilburg vereerde zijne nagedachtenis met een programma. Hij huwde in 1681 Anne M u n t i n g h e , die den 22 Maart 1739 to gelijk met hem , overleed. Al zijne kinderen waren voor hem in het graf gedaald. Zie Wagenaar, Vad. Hist., D. XVIII. bl. 196; Scheltema, Staatk. Nederl. SCHAFFELAAR (J&N vAN) , een ruiter in dienst van D a­vid van Bourgondie, bisschop van Utrecht, die met de stad van dien naam en Amersfoort over hoop lag. Den 17 Julij 1482 nam hij met 18 of 19 ruiters den toren en de kerk van Barneveld in. Bij het vernemen hiervan trokken die van Amersfoort en de ruiters van Nijkerk met bussen naar de kerk , beschoten den toren en doodden vier of vijf man. De belegerden wenschten een verdrag te sluiten , waarbij zij zich gevangen gaven , (loch die van Amersfoort antwoordden "(bit syse niet in handen nemen en wilden , sy en mosten enen geheten Jan van Scaffelaar te galmgaten uyti'erpen van den thoern." De belegerden weigerden zulks. Toen sprak Jan van Schaffelaar: #Lieve gesellen , ic moet urnmer sterven, ic en wit. u in geenen last brenghen." #Ende (zoo vervolgt de Chronijkschrijver) ginck boven op die tynnen van den toren staen , ende setten syne handen in syn syde, ende spranck van boven neder, mer hij en viel niet doot, mer doe hij lach , doe wirt hij dootgeslagen, als voorsz. staet, als mij gezegt is." Zoo luidt het verbaal bij den onbekenden schrij-ver der Annales rerun in Hollandia et dioecesi Ultrajectinorion yestarum Anno cio.cccc.Lxxxi et duobus seqq., te vinden in deAnaleda Afedii aevi van _A.. Ma tthaeus, T. I. p. 475. Het geval is meermalen in plaat gebragt. Zie Wagenaar, Vad. Hist., D. IV. bl. 247, Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. , D. I. bl. 245; K o k. SCHAFFER (BERNARD), beer van Losdorp , van de vier Buren enz. , zoon van Claas Schaffer en van Beele E n-tens, werd in 1595 te Groningen geboren, ontving onderwijs van Ubbo Emmius, studeerde vervolgens te Steinfurt en Heidelberg , steeg, na zijn wederkomst, spoedig tot booge ambten , en bediende de meeste aanzienlijkste stads- en staats­commissien. Hij was beroemd door zijne kunde en geschikt­heid tot behandeling van strafzaken en een scherp handhaver der kerkelijke regtzinnigheid. Zijn echtgenoot Jo h an na Hillebrand s, kleindochter van den ongelukkigen burgervader bij het Rennenbergsch ver­raad gesneuveld, schonk hem vele kinderen. Zij en zeven kinderen stierven aan de pest. Hii overleed den 7 Mei 1648. Abdias Widmanus, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Groningen, vereerde zijne nagedaehtenis met cen programma. Zic Scheltenia Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt. SCHAFFER (GoozEN), heer tot Uithuizen en Meeden , zoon van Dirk Schaffer, door Rennenberg bij het verraad gevangen genomen i en van L y s e Alb erda, werd te Gronin­gen geboren. Hij was in 1618 raadsheer,, toen hij afgevaar­digd werd tot de Staten•Generaal. Hij voegde zich ten eersten aan de zijde van prins Maurits, had een voornaam deel in het vatten der staatsgevangenen en werd later tot regter ge­steld. Sedert bleef hij lid der vergadering van de Staten-Generaal en werd door haar tot gewigtige bezendingen en on­derhandelingen gebruikt. Zoo werd hij in 1621 tot de handel met Engeland en Denemarken naar Bremen , in 1623 met M u y s van Holy naar Oostfriesland gezonden. Twee jaren later handelde hij te Emmerik over het krijgswezen in het land van Mark. In 1629 werd hij , na den in val van het Spaansch keizerlijk leger,, naar den Haag geroepen , en in het volgende jaar trok hij naar Friesland om de Staten in het bijdragen in de algemeene lasten te nopen. In 1633 bekleed­de hij met van Bev eren en Oetgens van Waveren een gezantschap naar Denemarken , om een verdrag van koophandel te sluiten , dat niet tot stand kwam. Ook later toonde hij zijne bekwaamheid. Hoe zijn gedrag in 1629 als gedelegeerd regter was blijkt niet, doch in 1630 toonde hij eenige gematigdheid jegens de gevangene Remonstrantsche predikanten. Hij huwde N. Wee terin g en overleed in 1637. Zie Ai t s e m a, Saken van Staat en Oorlog , D. II. bl.T; W a- genaar, Vad. list., D. X. bl. 341; S cbeltema, Staatk. Nederl., Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. , D. X. bl. 309 ; Verh. van Arnoeld Geesteranum in Schouwburg 1805, n°. 2; Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHAFFER (DIRK) , burgemeester van Groningen , werd door It en nenberg 2 April 1585 toen hij zich meester van Groningen maakte , gevangen genomen. Zie R. F r es i nga, Memor. , bl. 206 ; B or , Ned. Oorl. , B. XIV. bl. 186 (168); Wagenaar, Vad. list., D. VII. bl. 237. SCHAEFFER (J. C.) schreef eene Verhandeling over de botten of zuigslakken in hel leder der echapen. Amst. 1782. Zie Arrenberg, Naamr. bl. 453. SCHAFFERS (J. C.) gaf eene Be8chrijving van eene gemaklijke ma8chmaschine. Amst. 1766. 4°. m. pl. Beechrijving en Mon8terbladen om papier le maken zonder lompen. Amst. 1772. 2 dl. Zie Arrenberg, Naamr., bl. 453. SCHAFT (Dommicus) schilderde cerst beelden en portret­ten , naderhand werd hij waaijer schilder. Hij bad te Rome den bentnaam van Wel te vreden. Zie Kramm. SCHAFT (LuTGAERD) dochter van Dirk Hoogerbeets, vrouw van Gerbrand Jansz. Schaft, in 1601 en 1604 schepen te Hoorn , zuster van R. H o o g e r beet s. Zij was eene moedige vrouw , de zaak en partij der Remonstranten toege­daan , van wie nog een menigte brieven van haren broeder uit Loevestein voor handen en achter de uitgave der Gedicktenvan Mr. J. Beets, Hoorn 1669, gedrukt zijn. Zie Brandt, Hist. der Ref. , D. IV. bl. 590 ; Abbing, Very. op Velius Jul. , bl. 61, Bijl. bl. 106 ; M. Siegenbeek, Redev. en Trerhand., bl. 299. SCHAGEN (WILLEM VAN), natuurlijke zoon van Aalbr eg t van Be ij eren, graaf van Holland , en van Maria van B r o n k horst, was eerste heer van Schagen in Noord-Hol­land , werd ridder geslagen in den oorlog tegen de Turken , admiraal van Holland , kastelein van Medemblik , kamerheer van hertog Philip s v an Bo ur g on d ie, die hem deed legi­timeren. Hij deed te Schagen een slot bouwen , reisde twee­maal naar Jeruzalem en overleed in 1473 in hoogen ouderdom. Hij huwde 1. A 1 ij d van Hodenpyl, dochter van Jan van Hodenpyl, ridder, en van N. van der Made, 2. Maria van Polane n. De eerste schonk hem een zoon A a lb er t, die volgt. Zie .pant. tot de Nederl. Oudhed. v. L. Smids , bl. 284, Bat. III. , bl. 1071 ; Kok; Joann. a Leidis, Libr. XXXI. C. 64, Libr. XXXII. C. 22 ; D. B. v. Sch oor el , Kron. v. Schagen, bl. 42. Belangrijke bijdragen voor dit geslacht vindt men in de Opgave van stukken en bescheiden aangaande de heeren en heerlijke goederen van Schagen in Kron. v. h. Hist. Genoots. , D. IX ; Wagenaar, Vad. .Hist., D. III. bl. 353. SCHAGEN (AALBERT VAN) zoon van den vorigen , werd door Karel van Bour go n die, in den Luikschen oorlog , in 1467 , ridder geslagen. Hij werd , ten gevolge van zijn laak­baar gedrag omtrent zijn halve broeders J a n en Willem van S chag en, wien hij het hunne onthield en jegens wie hij geweld pleegde , geregtelijk gedag,vaard en gevonnisd. Hij lachtte met dit vonnis en bleef in zijn slot , in 1440 (volgens anderen in 1394) door zijn varier gebouwd. Zulks had ten gevolge dat Wolferd heer van Ter Veere enz. stadhouder van Holland , Philip van Wassenaar, heer van Voorburg, Jan van K r eu n i n g e n , heer van Pamelen en andere edelen , vergezeld van vele gewapende burgers uit Haarlem , Delft , Leiden , Am­sterdam , Alkmaar , Hoorn en Medemblik , en eenige krijgs­benden te Egmond en Schoorel in Kennemerland bijeenkwa­men , tegen den winter van 1477 naar Schagen trokken , het slot belegerden , dat zich aan den stadhouder overgaf. Deze liet A alb ert naar 's Hage voeren en in gijzeling zetten tot dat hij zijne schuldeischers voldaan zou hebben. In 't vol­gend jaar werd hij naar het kasteel van Medemblik vervoerd , 207 waar hij tot zijnen dood (op St. Bartholomeus dag van 1480) bleef. Zijn lijk werd naar 's Hage gebragt en aldaar begra­ yen. Hij liet na bij A d r i a n a van Ny enrode, dochter van Gijsbert van Nyenrode van Velzen en van Geer­ truid Uyttenham, eene erfdochter Josina van Scha­ gen, die huwde (7 Julij 1485) 1. Wouter van Egmond, heer van Benthuisen , zoon van Willem van Egmond, Neer van Soetermeer en van Johanna van E e m s k e r k. 2. Joost van Borselen bastaard van Adriaan van Brigdam. Zie Aant. tot de Nederl. Oudh. v. L. Smids, bl. 284; Bat. Ill., bl. 1077; van Schoorel, Chr. van Schagen, M. 42, 106; Eike­ lenberg en Boomkarap, Alkmaar en deszelfs geschied. , D. II. bl. 30. SCHAGEN (WILLEM vAN), halve broeder van Aalbert van S c h a g e n , werd in 1475 bij de belegering van Nuyts ridder geslagen. Zijne dochter J o h a n n a van Schagen huwde in 1501 Floris van den Boukhorst, zoon van Adriaan van den Boukhorst en van Cath arina van Swieten, Gijsbregtsdochter. Zij stierf in 1567 als weduwe in de Beverwijk , in den ouderdom van 84 jaren. In 1542 voerde zij een proces over de heerlijkheid Schagen. De­ ze heerlijkheid was door Josine van Schagen •behoudens de lijftogt haar leven lang duurende ," opgedragen aan haren neef Jan van S c h age n , heer van Burghorn , ouderen broe­ der van Willem van Sc h a g e n , haren neef , die daarmede 15 Dec. 1535 verlijd is. Deze Jan van Schagen was ridder en huwde 1. Anna de Vriese van den Oes­ tende. 2. Aafje van Berkenrode Gijsbrechts dr. Zie Schoorel, Chr. v. Schagen, bl. 108; van Leenwen, Bat. Ill., bl. 1077. SCHAGEN (JAN VAN), zoon van Jan van Schagen en A a f j e van Berkenrode, was een dapper krijgsheld. Hij nam deel aan den vermaarden slag van Monthelery in Frankrijk in 1465 , voerde een groot proces over de, heerlijkheid Schagen in 1542 met Johanna v an Schagen , en overleed in dat jaar weer dan 90 jaren oud. Hij leefde , even als zijn groot­ vader onder de regering van vijf graven en huwde C a t h a ri n a van Schengen, dochter van Lodewijk van Schengen en van Johanna van Rommerswael van Lodike. Zie Bat. Ill. , p. 1077; Schoorel, t. a. p. bl. 45, 108. SCHAGEN (CHRISTOFFEL VAN), zoon van den vorigen. Hij was lid der regering van Haarlem en werd , gedurende het beleg van Haarlem , in 1572 , met Dirk de Vries, oud­ burgemeester en Adria an van Assend el f t, pensionaris van Haarlem , naar Don Frederik te Amsterdam gezonden , om met hem te handelen. Teruggekeerd werd hij en A s s e n- d elf t e Vries was te Amsterdam gebleven) gevat en naar Delft gevoerd. Assen dell t werd onthalst en Schagen, zwaar gepijnigd , stierf in den kerker. Hij huwde Hadew ij van Spaarwoude. Zie Bat.qbl. 1077; Schoorel, t. a. p. bl. 45; Ampzing, Beschrijv. v. Llaarl. , bl. 177; van Meteren; Bor; Schreve­ lius, Harlemias ; Wagenaar, Vad. Hist., D. VI. bl. 411, 412; Kok, V ad. Woordenb.; Groen van Prinsterer, Archives, T. IV. p. 35. SCHAGEN (Jonker GERRIT vAN), broeder van den vorigen , was bij het beleg van Haarlem. Hij werd den 28 April 1573 door de Spanjaarden bij de Catharijnen brug doodg,,eschoten , te Haarlem in de Groote kerk aan de noordzijde van de Scha­gersche kapel begraven en liet geen kinderen na. Zie Bat.qp. 1078; Schoor el, t. a. p. bl. 45; Nederl. en Kleefsche Oudh., D. 1. bl. 89, 90. SCHAGEN (JAN vAN) , zoon van Willem van Sch gen en Elisabeth van Bronkhorst, in 1544 gebo­ren , werd in 1587, benevens eenige aanzienlijke staatsleden benoemd tot een buitengewoon gezantschap naar Engeland , om Elisabeth de hooge overigheid der zeven vereenigde Gewesten aan te bieden en op te dragen. Hij wees echter die eerepost van de hand. Gedurende de oneenigheden en ver­schillende inzigten tusschen prins Maurits en 01 denba r­neveld, hield bij de zijde van den laatste , die bewerkte dat hij , nevens den beer van Warmond tot lid van Rid­derschap en Edelen der provincie Holland beschreven werd. 't Zij dankbaarheid voor bewezen gunstbewijzen of uit over­tuiging van onschuld , zocht bij , toen de advocaat in hech­tenis was genomen , diens ontslag te bewerken. Nevens den heer van As per en, insgelijks in de Hollandsche ridderschap beschreven , op den dag der gevangenneming van den advokaat , doorgedrongen zijnde tot in de kamer , in welke hij in verze­kering werd gehouden , begeerde hij van de wachten dat men hem zou loslaten. Dit veroorzaakte eenig gerucht , 't welk door Maurits, die zich in een naburig vertrek beyond , ver­nomen zijnde , zoo beval deze , van Schagen en v an As­peren hun zijdgeweer af te nemen en hen beide in bewaring te houden , tot dat men het goedvinden der Algemeene Staten zou vernomen hebben. Hij liet er echter onmiddelijk op vol­gen , dat men , zijns bedunkens , de beide heeren met eene bestraffing over hunne onderneming en onder handtasting , zou mogen ontslaan , 't geen ook geschiedde. Hij huwde Anna van Assendelft, dochter van Dirk van Asse n d elf t, heer van Kralingen , Besoyen en Heinen­oort , en overleed den 22 Februarij 1618 kinderen nalatende. Zie Bat. Ill., bl. 1078; Schoorel, t. a. p. bl. 47; Hooft, N. E, B. XXV. bl. 1125 ; B o r, N. 0., B. XXII. bl. 70 ; .Resol. Holl. 2 Aug. 1618 , bl. 214; Brandt, Regtspl. v. Oldenb. , D. II. bl. 842; Wagenaar, Vad. Hist., D. VIII. bl. 192; D. X. bl. 258, 282; K o k. SCHAGEN (JAN VAN) werd in 1650 , in plaats van den heer van Mathenesse, door de Algemeene Staten, met andere heeren naar den Fins en naar Amsterdam gezonden. Zie van Wijn , Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. XII. bl. 56 , 58. SCHAGEN (PIETER JANsz.) , zoon van Jan Pieter z. Schagen, behoorde tot de in 1618 door prins Maurits nieuw benoemde vroedschappen te Alkmaar , hoewel hij reeds in vorige jaren daartoe verkozen was. Hij werd benoemd tot een der 21 regters over Oldenbarneveld en andere staatsgevange­nen. Later liet hij zich aldus uit : Niemand zal mijne kinde­ren met waarheid kunnen verwijten , dat ik den advokaat ter dood verwezen heb , want dit heb ik niet gedaan. In November 1627 werd hij schout , ook was hij raad , rekenmeester in de generaliteits rekenkamer en afgevaardigde in den raad van State en der Staten-Generaal , en overleed den 28 April 1635. Hij huwde den 27 Junij 1597 met Mar et g e n do c h ter van Mr. G e l i s. Achter de meeste uitgaven der Kronzjk van Alkmaar door C. van der W o u d e komt P. J. S c h a g e n s Alcmaars belegh voor , een berijmd verhaal , opgedragen aan de llAchtbare , wijze , voorsienige heeren , mijne heeren de Burghemeesteren , der stadt Alcmaar," ook afzonderlijk uitgegeven. Zie Brandt, Hist. v. d. regtspl. van Oldenb. (1723 4°.) , bl. 248 ; Wagenaar H. V., D. X. bl. 341; v. d. Aa, N. B. /1. C. Woor­ denb.; Nay., D. VI. bl. 170, 348 ; Igo k. SCHAGEN (GILLEs) , zoon van den vorige , werd den 24 Junij 1616 te Alkmaar geboren , legde zich eerst on­der Salomon van Ravestein, later onder Pieter V e r b e e k , op de schilderkunst toe. In 1637 begaf hij zich naar Dantzig , en van daar naar Elbingen , om den ver­maarden Strobel, kunstschilder van den keizer van Duitsch­land , en later van Stanislaus, koning van Polen , to ontmoeten. Hij werd door dezen gunstig ontvangen en schilderde er diens afbeelding. Van Elbingen kecrde hij naar Dantzig terug , stortte er in eene zware ziekte en keerde na zijn herstelling naar Alkmaar terug. Van daar begaf hij zich in een oorlogschip naar Dieppe in Frankrijk , vervolgens naar Parijs en Orleans. In beide steden vervaardigde hij de af­beeldingen van verschillende personen van den hoogsten rang , en word door den beer B ally , beer van Jovy, raad van den koning uitgenoodigd om de afbeeldingen zijner kinderen te vervaardigen. Ook schilderde hij voor dezen een stuk , naar Michel A n­gelo , verbeeldende St. Jan komende bij C h ri stus en een 14 dooden Ch r i s t us in de schoot van Ma r i a liggende , naar Paulus Rubbens. In October 1639 stak Schagen naar Engeland over , omtrent ten zelfden tijd dat Marten Ha r­pertsz. Tromp gereed lag om Don Antonio d' Oquendo slag te leveren. Hij gaf een bezoek aan den admiraal , die hem minzaam ontving , en een jagt aanbood tot het kiezen van een voordeelig oogpunt om de Nederlandsehe vloot af te teekenen. Schagen was ooggetuige van den zeeslag die kort daarop werd geleverd , zag echter van zijn plan om een teekening van de vloot te vervaardigen af , en nam de gele­genheid waar , om met een Nederlandsch vaartuig naar de Maas te zeilen. Sedert nam hij zijn vast verblijf te Alkmaar , waar hij in groot aanzien was en met lieden vau rang en vermogen ver­keerde. Na het sluiten van den vrede met Spanje deed hij een reis door Brabant , in gezelschap van den admiraal v an D o r p en van den C o r n p u t van Dordrecht. In 1651 bezocht hij met Paf fenrode en den fiskaal van den Broek, Luik en Keulen. Viermaal bekleedde hij in zijn geboortestad de post van fabrijkmeester of bouwheer. Hij was weesmeester , toen hij in 1668 van zijn jongste ziekte werd overvallen , die hem den 18 Junij van dat jaar , in den ouderdom van bijna 52 jaar , in het graf sleepte. Zie Houbraken; Immerzeel; Kok; Kobus en de Rive- court. SCHAGEN (GERRIT vAN). Kramm gist dat hij een zoon was van den vorige , die echter alleen S c h a g en genoemd wordt. Hij was een kunstgraveur en graveerde prenten naar A. van Ostade en N. Berchem. Kramm vermeld 8 stuks , met een adres op een fontein geplaatst. B e r c h e m delin. Gr. van Schagen fecit et excud. op de Haarlemmer­dijk (te Amsterdam) zonder jaartal. Hij zou op het laatst der ne eeuw gebloeid hebben. Zie Kramm. SCHAGEN (J. VAN). A b c o u d e vermeldt van hem : Zegemensch op D8. 1. Palo. Middelburg 1736. 4°. Zie Aanh. , bl. 189. SCHAGEN(ALBRECHT NICOLAAS baron VAN) , heer van Goudriaan , werd den 1 September 1723 door de Ridderschap van Holland tot Curator der Leidsche hoogeschool benoemd. Hij overleed in de eerste helft van 1728. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hooges. , D. II. bl. 20. SCHAGEN (Mr. ADRIAAN) werd , na het verdedigen eenerDinertatio de jure emphyteutico , in 1651 tot meester in de regten bevorderd. R e i n e r us N e u h u s i u s zong ter zijner eere en ter eere van zijn bloedverwant A e g i d i us Schage n. Zie Neuhusii Poem. .Tuv., p. 30 , Pam. potsh. p. 70. SCHAGEN (CoRNEms) J. U. en Med. Dr. , pensionaris van Alkmaar , werd , benevens zijn zoon Corne s Med. stud. in de Rhone verdronken , door Neu h usi us bezongen.Lie Poem. posth., p. 107, 231. SCHAGEN (GERRIT PIETERSZ.), neef van Pi et er Jan s z. Schagen, werd den 1 November 1573 , drie weken na 't ont­zet van Alkmaar , te Schagen geboren. Hij kwam in zijn jeugd te Alkmaar wonen , bezocht aldaar gem scholen en leer-de zelf het latijn schrijven en verstaan. Hij verstond tien talen en 7 vrije kunsten. Ook was hij Theologant , Jthist , Ingenieur en ervaren in andere wetenschappen. Hij Vvas een vriend van D r ebb el en overleed den 18 Junij 1642 in den ouderdom van ruim 42 jaren. Zijn lof komt voor in C. P. Schagens .dlcmaer ; Lorclicht. Amst. en Alk. 1744 , ook achter de Kronijk van Alkmaar van v. d. Wo ad e, 1645. 8°. p. 122 volgg. Alkm. en Amst. 1143. 's Gravenh. 1745, 1746. Zie Nay. D. III. bl. 192, D. IV. bl. 169; v. d. Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHAGEN (CORNELIS PIETERSZ.) leefde in het rnidden der eeuwTgaf in het licht een Lofdiclat op Alkmaar , 4°. Zie het vorig nummer en A bcoude, Naaml., bl. 321; v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. SCHAGEN (MARTEN) werd in 1699 te Alkmaar geboren , bezocht in zijne jeugd de latijnsche scholen , doch moest deze verlaten , om zich aan den boekhandel te wijden. Hij zette even­wel des nachts zijne taalstudie voort, maakte zich alzoo het latijn , grieksch en de beginselen van het hebreeuwsch eigen , en oefende zich , onder den Alkmaarschen leeraar D. Keeren, in de godgeleerdheid. In 1718 verwisselde hij Alkmaar met Amsterdam , waar hij zich verder in den boekhandel bekwaam­de , en begon die in 1723 voor eigen rekening te drijven. Hij zette echter zijne godgeleerde studien voort , met het ge­volg , dat hij met de Collegianten in betrekking staande en tot de Zonnistische rigting behoorende, in 1727 het leeraars­ambt bij de Friesche gemeente te ..4rasterdam in de arke Noachs aanvaardde. In 1738 werd hi,j predikant te Alk­maar, sloeg twee beroepen , naar Rotterdam en Utrecht , af doch nam een derde beroep naar laatstgemelde plaats aan. Hier genoot hij den omgang van Meinard Tydeman, Mr. C. A. Wachendorf en M. A. van Asch van Wyk, rigtte met hen het taal- , oudheid en dichtkundig genootschapDulces ante omnia 3fusae op , en was een der eerste leden van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde , waarvan hij ook een der stichters was. S ch a gen was een verdraagzaam en angemeen werkzaam godgeleerde , en gaf vele vertalingen van Engelsche , 14* Fransche en Duitsche Schrij vers (S tevens, Hannay, He r­vey, Pearsall, Witherspoon, Bennet, Doddridge, G r e e n). Ook zette hij uit het latijn van W e r e n f e 1 s en R a u over , en de zoogenaamde vertaling van FlaviusJos e­phus, aan H a v e r k a m p toegeschreven , is ook van hem en van de doopsgezinde leeraars A. Loosj es en J. Lyn s z Rogge. Ook heeft hij zich nopens zijn kerkgenootschap en de vaderlandsche taal- en letterkunde verdienstelijk gemaakt. Hij was inzonderheid bevriend met den geleerden beoefenaar der nederlandsche taal Lambert ten K a t e. S c h a g e n overleed den 20 October 1770 , en werd op het kerkhof aan de Bildt begraven. Abraham P e r r e n o t vervaardigde een grafschrift op hem. Men heeft van hem: Boetstoffen en Bedestonden. Utr. 1715. 8°. Vermakelijkheden of uitgelezene keurstoffen over allerlei on- derwerpen. Amst. 1732-1740. 5 dl. 8°. Predikatien over den kruisdag en de kruisiging des Zaligma- kers. Haarl. 1739. 8°. 3e dr. .Historie der Waldenzen in de eerste twaalf eeuwen , m. pl. Amst. 1732. Haarl. 1765. Zie Boekz. 1765 b, bl. 72. Kerkrede over het oude geloof en 't goede geweten, de merk­ tekens der waere kerke , uitgesproken to Utrecht 9 Dec. 1742. De Reformatie der Nederl. Doopsgezinden en deselve tegen alle bezwaaring verdedigt in twee Leerredenen over 2 Cor. VI: 8 , 9 en 1 Tim. I : 19. Haarl. 1744. 8°. De kerk der Nederl. Doopsgez. en derz. Reform. Haarl. 1743. S. F. Rues , den tegenwoordige staet der Doopsgezinden in de vereenigde Nederlanden. Amst. 1745. Het eerste Capittel van Jogs Prophetie , in IV Leerredenen overwogen, met een zianhangsel van Boet-stoffen en Bedeston- den , ter gelegenheid van de tegenwoordige vee-sterfte enz. waar in Egyptens vee-pest uyt Jona's derde Hooftdeel verhandelt werd. Haarl. 1747. 8°. Heilige zilleenspraken van een godyruchtige ziel met haaren God , mitsgaders Gebeden en overdenkingen ter oeffeninge van Godsaligheid en doormengt met stigtelijke vaersen en gezangen, door George Willem graaf van Kniphuysen Nieuoort, uyt het Fransc4 vertaalt door M. S. Alkmaar 1747. 8°. B. Bennet, Godsvruchtige bespiegelingen qoverdenkingen voor plegtige en bzjzondere dagen des jaars , en op Christelijke .Feestdagen uyt het .Engels overgebragt en met toepassekke Gezangen verrijkt , door M. S. , gr. 8°. m. pl. Haarl. 1751. Korte schriftuurlijke stellingen tot onderwijs van Doopsge- zinde geloofs leerlingen, Haarl. 1752. 8°. J. J. Burlamagui , Beginselen van het Burgelijke Regt , waar in de Oorsprong en ziart der Burgerlijke Maalschappye en des oppergebieds, nevens de beste Regeeringsvorm, de pliglen der Overheeden en der onderdaanen, de magt van ?oaten le ge- ven, den Godidienst te reguleren en te handthaven, straffen op te leggen, cyns te hefiren enz., uyt het Frans vert. door M. S. Haarl. 1752. 8°. Dat Sc hag en ook de Ned. poezij beoefende blijkt o. a. ook uit zijn Lijkdicht op D. van Mollem. Zie J. C ape r u s, Lijkrede op M. Schagen, Mr. en Amst. 1770 ; Schijn, Gesch. d. Mennoniten, D. II. bl. 328 , 386; Kist en R o oy aards, Kerk. Archief (tweede serie) , D. VI. bl. 123 ; B 1 a u pot ten Cate, Ge.sch. d. Doopsgezinden in Holland enz., D. II. bl. 118 very.; Glasius, Godgel. Nederl. ; C. Sepp, Joh. Stinstra en zijn tijd , D. I. bl. 75 , 139 , 215 , D. II. bl. 99; A. Ypey ,Gesch. d. Ned. tale, bl. 547; Schotel, de meritis B. Huydecoperi in ling. litterasq Belg. p. 17; Ten Brink, Levensb. van v. Goens, 5 bl. 12; .Handel. d. Maats. v. .Ned. Letterk. 1778, bl. 7; Bergman, Gedenksch. d. M. v. N. L., bl. 49; A bcoude, Naamr. Aanh., bl. 189; Arrenberg, Naamr.5 bl. 454; Nav. D. X. bl. 34. SCHAGEN (PETRus), zoon van den vorige , leeraar bij de Doopsgezinden te Westzanen op 't Zuid van 1751-1753. Zijn vader gaf na zijn dood in het licht : De Natuur en Zalige gevolgen van 't ware christelijk leven, met het grote zielsgevaar van 't na en byna Christendom, in vyff leerredenen, agter komt deszelfs levens qstervens ye- dagtenis , in een leerreden den 16 .December 1753 over .Mat- theus XXI7 vs. 23 , door desselfs vader M. Schagen. Haarl. 1755. 40. Zie Glasius, Godgel. Nederl. ; Abcoude, vierde Aanh., bl. 88. SCHAGEN (JoANNEs), predikant te Monnikendam , gaf in het licht : God onder de lofzangen en speelluigen van _Israel verheer­ lijkt, vervat in eene kerrede over 2 Chr. V : 12, 13, uitge­ sproken bij de plegtige inwyeng van het nieuwe oryel. Monni-kendam 1781. 8°. Zie Boekzaal 1781 b , bl. 739 , 740. SCH.:\ GEN (MEYNAND MERENs), zoon van Mr. Joan Sch a-g e n , ond schepen en bewindhebber van de W. I. Compag­nie 1) en Anton etta Merens 2) werd in 1698 te Hoorn 1) De grootvader van Meynand 1VI er ens Schagen was G e­rard Schagen, Raad en Burgerneester van Hoorn , Bewindhebber van de W. I. Compagnie , gehuwd met de weduwe van den V ice­admiraal Pieter Floris z., gesneuveld in een zeestrijd tegen de Zweden in de Sond , op den 8 van Slagtmaand 1658. 2) zij was de dochter van Meynand Merens, Raad en twee­ maal Burgemeester tc Hoorn , van 1667-1672 gecommitteerd in de Generaliteits collegien , in 1672 door Willem III in de regering gecontinueerd en wegens de Algem. Staten in bezending aan den Koning van Zweden. geboren , klom tot den rang van luitenant-generaal en kolonel van een regiment paarden ten dienste van dezen lande. Hij diende het land met room en overleed in zijne geboortestad den 4 October 1749. Zijn lijk word plegtig ter aarde besteld. Zie 1Vederl. Jaarb. 1749 2 bl. 918-923; Abbing, very. op Ve­ lius, D. II. bl. 309 ; Dez. , Bekn. Gesch. v. Hoorn, bl. 111. SCHAGEN (N. VAN) was met de heeren Rinnenoort en v an Heemsker k gedeputeerde to velde in de veldtogten van 1704 en 1705. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land, D. II. bl. 370. SCHAGHEN (JAN VAN) vervaardigde een zeldzaam voor-komend tooneelstuk , getiteld : Voyagie van Alleran van Saxen ende Adelasie. 1632. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. SCHAGENSTEYN (ANDREAS), Jur. Utr. doctor on schepen te Alkmaar , beoefenaar der latijn poezij , vriend van Rein e­rus Neuhusius, die zijn huwelijk met Maria Molen vliet (1651) bezong , ook andere verzen aan hem wijdde en zijn dood (10 Dec. 1658) betreurde in een lijkzang. Lie Thalia Alcm., p. 86, 136, 249. SCHAGT (L.) sehreef : Medicinale Collegie of Practyck der Medicynen. Amst. 1721. 8°. Zie Abcoude, Naaml. bl. 321. SCHAGEN•HOOCHLANDT (JAcoBus), burgemeester van Alkmaar , bevriend met en bezongen door Rei n e r u s N e u­husi u s. Deze vervaardigde ook een lofdicht op zijn zoon Cornelis Schagen-Hooeblandt, toen doze in 1655 to Leiden med. dr. nerd , en met Anna Spiegel s huwde in 1656. Zie Thalia Alm. p. 106, 221, 260, 261. SCHAICK (WILLEM vAIN), to Utrecht geboren , verdedigde den 12 en 13 Julij 1688 philosophische stellingen aan de hoogeschool to Leuven. Zie Vermeulen, Tijds. , D. III. bl. 90. SCHAYCK (ANTomus VAN) gaf als SS. Th. stud. Begroe-Minim aan — Wilhelm de III op zijn blijde In-komste tot Utrecht , den 7 Jan. 1672. Utr. 1672. Zie Cat. v. Pamflet, D. II. bl. 231. SCHAYCK (OTT° RIJERS), beeldhouwer te 's Hage , bloeide in bet midden der 17e eeuw. Den 15 Februarij 1648 ont­ving hij octrooi om te "venten ende vercoopen seeckere syne nieuwe inventie van houtvormen tot allerley scboone verheven wercken ende beelden van potaerde te backen , omme binnen ende buyten 's buys boven deurcasynen als andersints tot sonder-lingo ciersel van de huisen , gestelt ende gemetselt te worden. Zie K r am m. SCHAINK (H). A b c o u d e noemt hem de schrijver van : Buismans .Rustpoosen op de nerting. Enckhuizen 1733. Zie Naaml. bl. 32. SCHAINK (DANIEL), leermeester der wis- en sterrekunst te Amsterdam , gat in 1745 een :Eeuwigdurende wiskundiye en ilstronomische Almanak. Amst. 8°. Zie Boekzaal 1745 b bl. 477. SCHAKBERGER (URB.) , secretaris der gouvernante Margaretha van Parma, stond in hooge achting bij Zie Groen van Prinsterer, dIrchives, T. I. p. 114, T. III. p. 91, suiv. T. IV. p. 146. SCHAKEL (JILLEs), een Fries , dapper krijgsheld , onder M a u r i t s. Hij klom op tot den rang van kapitein , en sneu­ velde voor Steenwijk in 1592. Zie Bosscha, Neerl. Lleldend. te land, D. I. bl. 301. SCHALBRUCH (JOHA.NNES THEODORUS) werd te Duis­ burg aan de Rhoer geboren , studeerde in de godgeleerdheid , eerst te Leiden en vervolgens te Dordrecht onder S a l o m o n v an Til, die hem in de voorrede zijner uitgave der Operaanalytico-practica van A d r i a n u s Junius zeer prijst. Na het rectoraat te Briele te hebben waargenomen , werd hij in 1689 , in plaats van IL Neuspitser, tot rector aan de la­tijnsche school te Dordrecht beroepen. In 1693 werd hij door den hoogleeraar Jo a n n es Me ij e r gepolst , Hof hij het recto­raat en de extraordinaire professie van de grieksche en latijn­sche talen te Harderwijk Wilde aannemen." Op verzoek van Curatoren , die zijne jaarwedde met 100 rijksdaalders verhoog­den , bleef hij , doch in het volgende jaar vertrok hij als rector naar Amsterdam. In 1697 werd hij hoogleeraar in de logica , op eene wedde van f 300 , een eer,, die Tiberius Hem s t e r h u i s , en , volgens velen , te regt toekwam en bij dezen hevig misnoegen verwekte. In het volgende jaar verhief hem de Geldersche hoogeschool tot doctor in de wijsbegeerte , en in 1704 volgde hij P e t r as Franc i u s, als hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid aan het Athenaeum op. Geschriften van zijne pen zijn ons onbekend. Wij zagen alleen de door hem uitgegeven Opera philosophica Johan n i s Claubergi, Amst. 1694. 4°. Zijne letterkundige vrienden waren velen, o. a. Janus Brouckhusius, Johannes Tangierius en David van Hoogstraten, prorector aan het gymnasium te Amsterdam , die eenige latijnsche ge­dichten , o. a. een bij het afsterven van zijn eenigen zoon en naamgenoot , aan hem wijdde. In 1722 werd hij emeritus en opgevolga door den conrector Isaac \re rb urg , wiens plaats door Mr. A b r a h a m Wieling, later professor en rector te Rotterdam werd vervuld. Hij stierf in 1723 , in welk jaar ook zijn rijke boekverzameling , waarvan de catalogus drie deelen 8°. uitmaakt , opentlijk geveild werd. Zijne dochter Catharina huwde (1718) met Frederik Wilkens, sui­kerrafinadeur te Dordrecht , welk huwclijk door J oh an n es Ma uric i us werd bezongen. Zie d'Orville, Orat. in centes. Ath. natal. p. 55; van Lennep, in altera Ath. saec. p. 181, in annott. ad d'Orvillii orat p. 167; Hoogstraten, Poem. p. 342, 343; Bouman, Gesch. d. Geld..Hooges., D. II. bl. 114; S chot el, Kerk. .Dordr., D. I. bl. 40; Dez. , Ill. School, bl. 93, 94 ; Hemsterhuis, Praef. ad Pollucem, p. 43 ; Mauricius, Dichtk. Uitsp. , bl. 92; Rabus, Boekz. v. Eu­ropa 1695, bl. 338; A. .Tunii Oper. anal. practic Tom. singul., (Dordr. 1685) Praef.; V r o 1 ij k h e r t, Vliss. Kerkh., bl. 866 , 367. SCHALCKE ( ) bloeide in de lie eeuw en schilderde verdien­stelijke landschappen met beesten en figuren. B r y a n S t a n­1 e y zag een rivier gezigt van hem , waarin de geestige en vrije behandeling als van T en i e r s en het effect van licht naar R e m b rand t. Het tafereel wordt verlevendigd door men­schen , majers en schuiten , die alien in werking zijn , terwijl bet vee midden in bet stuk staat. Er is een litbographische prent naar een zeestuk van zijn penseel in de galerij to Praag. Zie Kramm. SCHALYK of SCHALIK (JAN JACoB) bloeide in bet tweede gedeelte der 18° eeuw te 's Hage. Hij schilderde fraaije landschappen met paarden , ook vervaardigde hij teekeningen met 0. I. inkt opgewasschen , en beoefende de etskunst Daar hij geen genoegzaam bestaan voor zijn gezin kon vin­den , keerde hij naar zijne geboorteplaats Schaffhausen in Zwit­serland terug , waar hij in 1770 overleed. Zie Kramm. SCHALCKEN (CoRNELIus) was predikant te Etten en Dron­gelen (1635) en sedert 1643 te Drimmelen en Made, toen hij in 1654 Johannes Ram pius, als rectoraan de latijnsche school te Dort opvoigde. Jac obus Lydiu s droeg hem, zijn neef, , 1657, zijn.doonistica Sacra op , prees zijne kennis van de oude ook ooster-sche talen , en ezijne uitleggingen van het Evangelium aan de scbooljeugd." Twintig jaren stond bij aan het hoofd der school en werd in 1674 door Pet r u s Sur en don c k opgevolgd. Zie Schotel, Ill. School, U. 90; Vrolijkhert, Vliss. Kerkh., bl. 366; Soermans, Kerk. Reg. bl. 11, 101. SCHALCKEN (GoDFB1ED) , zoon van den vorige , werd in 1643 te Dordrecht geboren , aanvankelijk voor de studie op­geleid , doch bad meer neiging voor de schilderkunst. Zijne leermeesters waren Samuel van Hoogstraaten en Ge­rard D o u , in wiens stij1 bij moderne binnenbuizen hij kaars­licbt schilderde. Ofschoon hij dien meester noch in juistheid van teekening , noch in. bevalligheid van beeldjes , harmonieus effect en in schildering nabij kwam , en het te bejammeren is , dat het hem aan genoegzame smaak haperde om altijd goede modellen met eenen dichterlijken geest na te volgen , zoo verdient hij echter onder de kaarsslicht-schilders der 170 eeuw een der voornaamste plaatsen. Zijne tafereelen zijn behagelijk , verheven en natuurlijk van toon. Hij vervaardigde een nigte portretten en historische onderwerpen en maakte veel opgang in zijne kunst : zijne werken werden ook buiten­lands bekend. Onder de regering van Willem III begaf hij zich naar Londen. Ook daar ontbrak het hem aan geen ge­legenheid zijn roem te handhaven , en schilderde er het portret van den koning bij kaarslicht. Ook schilderde hij portretten in 't groot , doch stond daarin achter bij Kn eller , en keerde na enkele mislukte proeven tot zijn vroegeren trant op kleiner schaal weder. In Holland terug­gekeerd , zette hij zich te 's Hage neder en overleed aldaar in 1706. In de kunstverzameling van J. v a n der Mar ck te Lei-den , in 1773 te Amsterdam verkocht , komen 2 geschilderde portretten van Schalck en voor ; ook gaat zijn afbeelding in prent uit , naar zijne schilderij , zwarte kunst door J. Smith 1694 kl. fol. Kr a mm vermeldt nog andere. Tot zijne meest beroemde werken behooren : De verloochening van Petrus, waar de deurwaarster hem het licht in het aangezigt laat schijnen, met 5T6 beelden , door Houbra k en geprezen. Het koninklijk kabinet te 's Hage bezit van hem : .Eene dame voor &tar toilet bij kaarslicht. De vruchtelooze voorzorg. De geneesheer een urineglas beschoumende. Venus met de duiven. Het portret van Willem III. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit van hem : Een portret van Willem Ill bij kaarslicht. .Eene vrouto , die een kaars in een landtaren zet. Een jonkinan, die een pzjp rookt. Jongens , die pap en eijeren eeten, naar het spreekwoord op den rand : every one his fancy (elk zijn meug). Een jongeling die labakerook uit zijn mond blaast. Op de verkooping van van der Linden van Slinge­land waren verseheidene schilderijen van dezen meester , o. a. .Een lagchende jongen met eene kaars in de eene hand, ter­ hij de andere om den hals van een bevallig meisje houdt. Voor deze schilderij werd 870 betaald. Eene dergelijke som gold een Muziseerend gezelschap op de verkooping van G i 1- demeester. Een zijner beroemdste stukken , voorstellende eene coquette, die een gordijn wegschuift , om haar sclioon gelaat te vertoo- nen bij het licht eener kaars , die zij in de hand houdt , was weleer in de collectie van den koning van Sardinie , en word in 1819 , op de verkooping van lord C h a rl es Town s h e a d, gekocht voor koning G e or g e voor 255 guinjes of ruim f 3000. Ook ffbeschilderde hij, op order van het collegie ter Admiraliteyt , op de Maese , derzelver Raedcamer met verscheiden portrae­ten , soo van syn jegenwoordige Majesteit als van deszelfs voor­ouderen." Hij kreeg op zijn verzoek verlof de potretten in de vergaderzaal der Staten-Generaal te mogen copieren. I nrm erze el vermeldt van hem 3 stuks etsen , zijnde eenMans- en Vrouwenbeeld, met de overdrukken , benevens de portretten van C. van den Broth, Cornelis van Beveren en G.Dou. Kr am m voegt er bij die van Balthazar Lydius , pre-dikant to Dordrecht , met een vierregelig viers van Cats en van M. van den Broeck , als ook een lagchend man , borststuk , links gewend , met een ronden hoed op, door sommigen aan C. du Sart toegeschreven. Zie Houbraken; Immerzeel; Kramm; Muller, Cat. v. portr.; Nouv. biogr. goner.; Cony. Lex. SCHALCKEN (JAcoBus), neef en leerling van den vorige , in 1683 of 1684 in het Overmaasche geboren , schilderde in zijn ooms manier fraaije portretten en moderne stukjes , die soms voor het work van den laatsten zijn gehouden. Hij is in 1721 of 1722 overleden. Zie Kramm. SCHALCKEN (MARIA), zuster en leerlinge van Go d f r i e d S c h a l k e n. Zij schilderde bin nenhuisjes , die zeer uitvoerig zijn. Haar portret , door haar zelve geteekend , komt bij v an Eynden en van der Willigen plaat C N.I. voor. Zie aldaar D. I. bl. 185, 186 ; Cat. van Hoet en Ter Westen, D.III. hi. 684; Immerzeel; Kramm. SCHALK (CORNELIS JANS) bekleedde den rang van kapi­tein , toen hij de 200 Hollanders van het 7" regiment aan­voerde , die de wacht hadden in de loopgraven te Kolberg aan de Oostzee , en de aanvallers met nadruk terug wierpen in den nacht van 16 Julij 1807. Zie B o s s c h a , Neeri. ileldend. te land, D. III. bl. 258 ; L. B o­ n a p a r te, Gesch. Gedenkst. , D. II. bl. 99, waar hij Schaler wordt genoemd. SCHALK ( ) verdienstelijk krijgsman , klom op tot den rang van kapitein en diende onder M a u r i t s. Hij sneuvelde, gelijk ook de dappere H e 1 t , bij het mislukken van den aan­slag van Maurits op Venlo in 1579. Zie B os scha, Nederl. Heldend. te land, D. I. bl. 533. SCHALKWYK (BERTOLD en HENDRIK VAN) leefden in het 219 laatst der Be en in den aanvang der 140 eeuw. Zij sneuvel­den den 15 Augustus 1304 op een uiterwaard in de Lek tegen over Kuilenburg, in den strijd met Jan van B eu sighem, Neer van Kuilenburg. Zie Zweder de Culenborch, Orig. Culemb., p. 593; Wage- n aar, Vad. Hist., D. III. bl. 180. SCHALKWYK (\TILLEM VAN) , even als de vorigen , een stichtsch edelman , onderteekende in 1365 mede het verdrag tusschen Utrecht , Holland , Gelder en Kleef over het beletten van de overstroorningen des Rijns , door bemiddeling van keizer Frederik gesloten. Zie Diploma Freder. 1. apud Hedam, p. 181; Wag enaar , Vad. Hist. , D. II. bl. 247. SCHAPENHAM (GIIEEN HUYGEN), vice-admiraal onder den admiraal H e r m i t e. Men vindt zijne verrigtingen aan de kusten van Peru opge-teekend in V erhael van 't ilkene den ddrnirael 1 ) Hermite in zijne reysen naer de custen van Peru verrickt , en oocic wat schepen hij yhenomen ende ver6randt &eft , tot den 1 Julij 1624 toe enz. Tot Amsterdam Anno 1625. 4°. Zie Ti el e,TBibliogr. sur les journ. des Navig. Neerl. p. 73. SCHAPHIROFF (PETER). Toen Czaar Peter zich te Am­sterdam beyond, trok een knaap uit de joodsche natie , doorzijn schrander oog en geestige antwoorden zijn aandacht. Hij werd in Rusland behoorlijk onderwezen en bekwam van den Czaar , als getuige bij zijn doop , den naam van Peter Scha p-h i r of f. Bij de staatskanselarij geplaatst verhief een ijverig gebruik van zijne zeldzame bekwaamheden , door Peter op hare waarde geschat , hem spoedig tot aanzienlijke ambten. Hij vergezelde den Czaar in den ongelukkigen Turkscben oor­log , en aan de wijsheid van hem en van Osterman, zoo wel als aan hunne kloekmoedigheid en die van C at harina werd de wonderbare redding van Peter uit de grootste geva­ren toegeschreven. Schaphiroff bleef gijzelaar te Constan­tinopel voor de uitvoering van het traktaat van Husby, toen hij aan bet Russische rijk de grootste diensten bewees. Sedert steeg hij zoo wel in vertrouwen bij den Czaar als tot de voornaamste eerambten. Hij werd baron en vice-kanselier van het rijk en bleef verscheidene jaren 's vorsten voornaamste minister. 1iij verdiende alle deze bevorderingen en onderschei­dingen door standvastigen ijver voor het waar belang van zijn meester, vooral door eene uitgestrekte kunde in buitenlandsche zaken en alles wat den koophandel betrof. Naar mate hij in de achting van Peter klom, rees echter ook de nijd van Me n z ik o f f en andere grooten. Na jaren worsteling moest S c h a p h i r o f f het onderspit delven. Hij werd beschuldigd, voor eene buiten­gewone regtbank gevoerd , en ter dood veroordeeld. De Czaar schonk hem , op het schavot , het leven ; doch hij werd van Petersburg verwijderd en niet als door U a t h a r i n a terugge­roepen. Zie S ch el tema, Peter de Groote keizer van Rusland, D. I. bl. 250, 251; Kist en Royaards, N. A., D. L bl. 17. SCHAPSCHOEN (Mr. GERRIT). Hertog Karel van Gelder stelde in 1529 te Groningen twee huiskapellanen aan , Mr. Lubbers Boemhouwer en Mr. Gerrit Schap-Schoen , •aangezien zij zich aldaar vromelijk en eerlijk tegen de Lutheriaanschen hielden , en dat met prediking en leering bewezen." Zij ontvingen daarenboven elk ',seven goede ellen roode doek tot een tabbert. Zie van Hasselt, Geld. Maandw. D. I. bl. 10, 11; Kist en Moll, Kerkh. Archie"; D. I. bl. 28. SCHARBACH (A.), lector te Harderwijk ten jare 1688. Zie B o n m a n , Gesch. d. Geld. Ilooges. D. I. bl. 523. SCHARDAM (PETRUS JOHANNES) verdedigde in 1776 te Leiden onder R u h n k e n i u s eene dined. Phil. de vitascriptis Longini. Zie Symb. Litt. Hag. Cl. I F. I. p. 226. SCHARDAM (MARGARETHA TECLA) bloeide in het midden der 180 eeuw als dichteres. Zie Schotel, Kerk. .Dordr. D. II. bl. 309; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHARF (DIDERn() , burgemeester van Deventer , werd in 15 .. te Deventer geboren , kwam in 1534 aldaar in bestuur en bleef er in tot zijn dood. Hij had den roem van een wijs , voorzigtig en ervaren regent te zijn. Hij was welwillend en bemind , stond de waarheid en den vrede voor en behandelde de stads en landszaken met ijver en trouw. Geen wonder dat hij , zoo wegens het gewest als de stad , in zeer gewigtige on­derhandelingen werd gebruikt. Hij stierf , wonder de laatste kerkgeregten , hetzij dat hij ze niet begeerde , hetzij dat hij plotseling overleed , ontvangen te hebben. Dien ten gevolgen kwam er, toen men hem in de Groote-kerk wilde begraven , een bevel van Mon dragon , destijds bevelhebber der Walen en aldaar in bezetting , zijn lijk in ongewijden grond ter aarde te brengen. Deze smaad mishaagde aan de burgerij , hij wien hij in hooge achting stond ; doch werd door de Spanjaartlenen de Spaanschgezinden toegejuichd. De verbittering klom niet weinig toen de inquisiteur Q u a r r e de verbeurtverklaring eischte der goederen van den overledene. In weerwil van de moedige houding van het bestuur moesten de aanhangers van Scharf het onderspit delven , en begonnen de vervolgingen die door Revius in zijn Day. ill. p. 400 seqq. zijn geboekt. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. SCHARFF (Mevrouw M. C.), geboren v an Rossum, wordt door Kr amm als schilderes vermeld. Zij zond op de ten-. toonstelling te Amsterdam in 1820 en 1822 Een winter bij Maneschzjn en Een gezigt tu8sch,en Rhenen en de Grebbe. Zie Kramm. SCHARFF ( ). Men heeft van hem: J. .d. Turretin , verklaring der XI eerste hoofddeelen van Paulus Brief aan den Romeynen , vertaald en met eene uytleg- ging van de V overige hootdstukken vermeerderd door D8. Schaff. Haarl. 1749. 4°. Lie Abcoude, Tweede.bl. 150. SCHARP (JAN) uit een Britsch geslacht dat , tijdens de regering van Jacobus II, Engeland verliet, gesproten , werd den 16 Aug. 1756 te 's Hage geboren , studeerde te Leiden in de godgeleerdheid , en werd den 2 Febr. 1778 tot propo­nent aangenomen. Reeds den 16 Aug. van dit jaar werd hij tot predikant van St. Annaland in Zeeland bevestigd , bedankte voor een beroep naar Poortvliet, doch nam dat naar Axel in 1780 aan. Hier was hij met vrucht werkzaam , niet slechts onder de krijgslieden, die tot het garnizoen behoorde , maar ook in het in de nabijheid zamengetrokken kamp. Terwij1 hij daar stond, vervaardigde hij een grafschrift op Johannes van der Wallen, Roomsch Katholiek priester te Bosch-Kapelle , waarin hij den lof van dien geestelijke bezong, en hem een waardig lid der algemeene kerk noemde. Zulks werd hem door niet weinigen euvel geduid , een smid te Zaam-slag schreef er in kreupelrijm eene raadvraging tegen , maar terwijl Scharp dezen beantwoordde , kwam de zaak voor de classis van Walcheren. Zij berokkende hem veel moeijelijk­heden doch eindigde evenwel met eene uitspraak der classis , dat hij haar door zijne verklaringen voldaan , en zich aan gene afwijking van de zuivere leer had schuldig gemaakt. Hij bedankte voor een beroep naar Baarland en Sas van Gend, maar nam dat van Noordwijk-Binnen aan. Hier bedankte hij voor Deventer doch niet voor Rotterdam , waar hij den 7 Julij 1789 werd bevestigd. In die noodlottige dagen van partijwoede was S eh arp een vurig aanhanger der partij van Willem V , ten wiens eere hij meermalen de snaren spande, en toen in 1796 van de predikanten de belofte werd gevorderd van onderwerping aan de bestaande en nader te regelen regeringsvorm , alsmede om llnimmer met woorden of daden te zullen medewerken tot herstelling van het vernietigd aristocratisch en stadhouderlijk bewind ," was hij de eenige zijner ambtgenooteu die deze belofte onbepaald wei­gerde af te leggen , 't geen ten gevolge had , dat hem (20 Junij 1796) de waarneming zijner bediening werd verboden. M.et de verklaring van zijne kerkelijk — wettige betrekking 222 op de Rotterdamsche gemeente niet te willen verbreken , maar voort te zullen gaan om , met hulp van den kerkeraad, die alle pogingen had aangewend om de uitspraak van het provinciaal committe van Holland te doen veranderen , zijn good regt te handhaven , besloot hij het beroep naar Loga in Oost- Friesland te aanvaarden. Hier werd hij den 21 Julij 1798 bevestigd , llgenoot bij hooge achting , en stichtte veel nut onder de uitgewekene Oranje-gezinde krijgslieden en officieren. Zijn vrije omgang werd wel door sommigen gelaakt , doch het was juist deze , die hem in staat stelde jeugdigen overmoed te breidelen en den heilzaamsten invloed uit te oefenen. Hier sloeg hij het beroep naar Emden af, doch genoot de eer dat de akademie van Duisburg hem tot theologiae doctor benoemde , waarop hij eene dissertatie in het Licht gaf , die hij , in de gevangenis schreef , waarin hij den 3 September 1798 , naar Rotterdam op reis zijnde , op bevel van het committe van waarzaamheid en binnenlandsche correspondentie, te Gro­ ningen geworpen , doch eerlang op den eisch van het Pruisisch bewind ontslagen word, Zij bevat eene belangrijke bijdraga tot de geschiedenis van hetgeen Joden , Heidenen , Mahome­ danen , Deisten en anderen ten nadeele van het Christendom geschreven hebben , en wat toen ten voordeele van de leer des Christendoms gediend had. In September 1800 herstelde hem het Vertegenwoordigend ligchaam der Bataafsche Republiek in zijne bediening , den 28 October nam hij afscheid van Loga en den 29 November verbond hij zich op nieaw aan zijne gemeente te Rotterdam. Van nu af bleef S c h a r p aldaar werkzaam en stichtte er eon gezelschap van jeugdige godsdienst­ vrienden onder de zinspreuk ffBijbel en geschicdenis zijn de eenige bronnen van ware orthodoxie ," dat tot zijn dood bloei­ de. In alles wat den godsdienst aanging stelde hij het hoogste belang; liet zich de benoeming van wege de Zuid-Holland­ sche synode tot lid en scriba der commissie , tot bijeenbrenging van den bundel gezangen voor de Nederduitsch-Hervormden gemeente , en tot medebestuurder der Nederlandsche Zendeling­ en Bijbelgenootschappen welgevallen. S c h a r p was een man , die ofschoon zijne eigenaardigheden niet aller goedkeuring wegdroegen , echter wegens grondige ge­ leerdheid en waarachtige braafheid op elks achting aanspraak had. Hij had uitstekende redenaars-talenten , en word zoowel in godsdienstige als letterkundige vereenigingen met toejuiching gehoord. Zijn kanselwerk getuigt van uitgebreide kennis , groot verstand , een edel en gevoelig hart. Onder al zijne Leerredenen en Redevoeringen , waarvan en­ kele met geschied- en letterkundige aanteekeningen zijn ver­ meerderd, is er echter geen die zoo veel opgang maakte als zijne Omwerking der Kerspreek zonder r, waarmede S c h arp echter moor dan eene aardigheid bedoelde. Hij meende , na- 22$ melijk , dat joist het zonderlinge , hen , die anders geene leer­ rede opsloegen , tot het lezen van dit gemoedelijk stuk zou dringen. Niet onbelangrijk zijn ook zijne geschriften ter ver­ dediging van den Christelijken godsdienst, vooral verdienen zijne Historische Brieven over M e ij e r de aandacht. Hier in spreide hij grondige theologische kennis , vernuft en groote belezenheid ten toon. Ook als geschiedkundige en letterkun­ dige heeft hij zich door zijne geschiedenis van Axel , zijne oudheid- en geschiedk. verhandeling over de beffen , en zijne redevoering over de Letterkundige genootschappen onderschei­ den weer echter nog als dichter. Zijn dichtader vloeide bij elke gelegenheid die zich daartoe aanbood , en niet gering is bet aantal zijner zoo afzonderlijk uitgegeven als verspreide verzen. Onder deze zijn er , vooral onder die van vroegeren tijd , die gelijk Jona onder den verdorden wonderboom en het Prieel , in de Poetische Mengelstoffen van kunstliefde spaart geen vlijt , een kunstgenootschappelijken geest ademen ; doch zijn dichtstuk De onzienlijke zichtbaar maakte te regt grooten naam en verdient nog gelezen te worden. Het komt in D. X. bl. 126 van de genoemde Mengelstoffen voor. Jammer dat het van verregaande gerektheid niet is vrij te spreken. Ook zijn bekroond dichtstuk op de huwelijksvereeniging van W i I­ le m I met de princes van Pruissen en zijn Lierzang , Novem­ ber 1813 maken op groote verdiensten aanspraak , ook verdie­ nen de door hem in den bundel der Evangelische gezangen gele­ verde bijdragen onderscheiding. Men noemde hem te Rotterdam ffden vorst der Maasdichters ," den ffhoogepriester van het Rotter­ damsche zangerenkoor ," en T o 11 e n s sprak hem in eene vergadering der Bataafsche Maatschappij dus aan : aDierbre Scharp, de ziel en 't leven //Van ons heilig dichtrenkoor , ffPronksteen van ons kunst trezoor." Scharp was lid van verschillinde dicht- en_ letterkundige genootschappen , zoo als van Eunstliefde spaart geen vlzjt , lid van verdienste en voorzitter van V erscheidenheid en overeen- stemming , van de Zeeuzosche- en Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen , van de Maatschappij v. Yederl. Letterkunde, van het Eon. Inst. van wetenschappen, Letteren en Kunsten , der Mats. van Schoone Eunsten te Gend, corresp. lid v. h. Haagsch Genoods. en van de Zeister vereeniging ter uitbreid. v. h. Evangelie onder de Heicienen. Ook was hij voorzitter der Stedelijke schoolcommissie, cura- tor der latijnsche school te Rotterdam en ridder van den. Nederlandschen leeuw. Den 1 Januarij 1826 werd hij emeri- tus , en den 25 April nam hij op den kansel afscheid van zijne gemeente en van een acht en veertigjarige Evangeliebediening. Hij overfeed in den vroegen morgen van den 2 Maart 1828. Hij huwde met 1. Anna Catharina Engelcke en 2. met de weduwe van Dusselen, geboren V o n k. Zij n of beel­ding gaat in prent uit. Hij gat in het licht : Neania8 Hageophilus S(tudio8u8) L(ugduno•B(atavu8). Tlijftal oordeelkundige brieven over het den van bloed enz. ook onder het N. T. verboden. Leid. 1776. Leerrede tea inwiiding der nieuwe P8almberijrning in de Ge- meente van St. Anna-land. Twee Veldpredikatien in het kamp bij Axel. Kerkel. .Redevoeriny in den veeyen nood des Vaderland8 op den vast• en bed. day des jaars 1787. Ge8chiedeni8 en Costumen van Axel, 3 etukken m. pl. 1788. 8°. zfan8praak bij de eer8te weekekkeche bedestond , na het overlijden van mijn vierde zoontje enz. Rotterd. 1790. 8° Plegtige leerrede op 8 Maart 1791. 8° .dan mzjne medeburgere ter gelegenheid van de tweede verja- ring der blijde omkeering van de zaken in net lieve vaderland , den 20 Sept. -1789 , of Leerrede over Spreuk. XXVI : 27. Waarvan in 1790 een tweede druk verscheen. Leerrede op de verjariny der onzwentelinq in het vaderland, beneven8 de Bijvoegselen, 2° dr. Rotterd. 1790, Gewigtige vraay of Leerrede op den eer8ten day des jaars 1790. Godgel. Hi81. verhandel. over de gevoelene , de yronden, het gewigtige, den voortgang en tegenstand der verlichtiny en gods- dienst oestrijding. Rotterd. 1793. 8°. Godgeleerd Historische verhand. over de gevoelen8 , de yronden, het gewigtige voor de eeuwiyheid en buryermaatschappijen , den voortgang , en den teyenstand der hedendaagsche, zooyenoemde verlichting in godsdienst bestrijders. Rotterd. 1793. Lierzang bij den oorlog van 1793. Voorrede voor Chri8tocratie of de heerlzjkheid van Jezus Chri8tu8 al8 middelaar , nit het .Engel8ch. Leid. en Rott. 1796. Historische Brieven over den zich noemenden Frederik Gerard Meijer, Geexecuteerden binnen Rotterdam, den 26 Mei/ 1796. Behelzende deszelf8 Character, zeldzame Leven8yeschiedeni8, Ge8prekken, Brieven, Gevoelen8 en Dood. Doormengd met veele weten8waardigheden, betreffende de Godgeleerdheid, .Rechtsge- leerdheid en Waj8beyeerte. Met het portr. van F. G. Meijer. Rotterd. 1796. 8 °. 3e dr. Deze brieven gaven aanleiding tot de volgende twist­schriften : . G. Bruin i n g , J. Scharps redelooze bitterheid tegen de Be8trijder8 der Fortnulieren, nit deszelfs Brieven over Meijer aangetoond. Rotterd. 1797. 8°. en redelooze bitterheid van den liemonstrantsch,en Leeraar Gesb. Bruining , tegen den Gereformeerdenpredikant Ian Scharp , aangetoond door Philalethus. Rotterd. 1797. 8°. Leerredenen en verhandelingen ter verdediging van de Chris- telzjke godsdienst. Rotterd. 1797. 8°. Gedachten op mijn veertigsten verjaardag , den Achtienden van mijnen .Evangelie client, 16 Augustus 1796. Rotterdam 1796. Slotvaers op zijne laatste Leerrede. liotterd. 1796. 8°. .De Lierzang aan mijne Landgenooten in den oorlog van 1793 , door J. Scharp , Pred. le Rott. en bij J. Horhout en Zoon, uitgegev. Op nieuw uitgeg. met een Tegen-Lierzang , schert- send afgemaald door Balavus den Hekeldichter. Rott. 1796. 8°. — De eer van D°. J. &harp , verdedigd (niet door zich zelven maar door een zijner vrienden,) of mzjne Gedachten op het infaam en lasterlijk libel , genaamd Tege2z-Lierzang enz. Rott. 1796. 8°. Leerredenen en Verhandelingen ler verdeediying van den Christelijken Evanyelischen Godsdienst tegen deszelfs hedend. bestrzjders le D. le St., behelzende eene Leerr. over de groot- heid van Jezus uit Luc. q: 3 2a. Rott. 1797. De pligt v. Christ. Leeraren. Opgedr. aan Stolker. Rott. 1797. In 1796 verscheen Missive van Sincerus Philantropos over het in het oog loopend verschil tusschen het yedrag van .Elf .Rott. predikanten in het doen der gerequireerde belotte, volgens het decreet van het Provinc. Bestuur in dato 5 April 1796 en tusschen het gedrag van Vifflien Amsterdamsche , Drie Ilaarlemsche, .Een Rotterdamsche en eenige andere Predikanten, die deze Belofte, onder benefice van latere declaratoiren hebben afgelegd, en ingevolge daarvan in hunnen dienst gesuspendeerd of gedemitteerd zijn enz. Hier tegen gaf Scharp, Bericht van Ds. J. Scharp aan den zich noemenden Sincerus Philantro- pos over deszelfs qrakende het verschillend yedrag der Rotterdamsche en andere Predikanten in het doen, der lekende Belofte, Rott. 1796. 8°. waartegen verscheen : Sincerus Phi- lantropos aan het yeeerd Publiek of Antwoord op het Bericht van Ds. J. Scharp. Rott. 1796. 8° , en hierop gaf Scharp Afscheid van Ds. &harp van den zich noem,enden Sincerus Philantropos. Rott. 1796. 8°. Deductie aan de Weleerw. Groote Vergadering der Ned. Geref. Gem. derzelver stad (Rott.) aangaande deszelfs Politieke Remotie , over en ter zaake van zeeker Declaratoir , qhet afiegyen der Belofte , gevorderd door het Prov. Bestuur van Holland, waarin alle stukken, daartoe specterende, zijn yecon- sereerd. Rott. 1797. 8°. Ter gelegenheid van den 50-jaarigen Predikdienst van P. Hofstede, S. S. Theol. Doct. en Prof. en Pred. te Rotterdam. Rott. 1799. 16 Feestzang ter 598te verjaring van den Hoogeerw. Hooggel. Hr. J. J. in Sage ten Broth enz. Rott. 1801. 8°. J. Scharp en J. G. ten Broek, Gezangen , ter plechtige vie- ring van den vervulden 25-jarigen predikdienst van D. W. Smits, Prof. en Pred. te _Rotterdam. Gevierd 31 van Lente- maand 1801. Rott. 1801. 8°. Feestzang , bij den hervatten Predikdienst van J. W. Bus- singh , op den 23 van Bloeimaand 1902. Rott. 1802. 8°. J. Sc/carp en J. G. ten Broek , Gezangen aan den Weleerw. Beer Th. Hoog , toen Zijn Berm zich , na een beroep in de gemeente van 's Hage , op nieuw aan die van Rotterdam ver- bond op Zondag 19 Julij 1801. Rott. 1801. 8°. Historisch Berigt van het voorgevallene in de zaak der Po- litieke .Remotie van den Predikant J. Scharp te Rotterdam; sedert het inleveren zijner Deductie aan den grooten Kerken- raad der Nederd. Geref. Gem. aldaar , op den 18 Januarij 1797 tot den day van heden toe. En zijn vertrek naar de Gereformeerde Gemeente te Loga in Oostfriesland, met deszelfs provisioned afscheid van de Gemeente te Rotterdam. Dienende tot een vervolg op deszelfs te vooren uitgegevene Deductie waarmede deze geheele Geschiedenis compleet is , doormengd met alle authentieke stukken. Rott. 1798. 8°. Bij deze gelegenheid verscheen: J. G. Volckhardt, Zang tot uitgeleide van J. Scharp , nog onlangs verdienstvolle prediker bij de Hervormde Gemeente te Rotterdam, thaw naar Loga in Oostfriesland beroepen , en zich derwaarts begevende. Rott. 1798. 8°. .Kerkelijke Redevoering over 2 Tim. II : 9b , na het bedan- ken voor de beroeping naar Embden; gehouden to Loga in Pruie sink Oost-Friesland, den 2 Maart 1800. Gedrukt te Leer, bij H. van Zwol, in de Hoog- en Nederd. taal, 1800. 8°. Dissertatio inauguralis , de veterum et recentiorum obtreeta- tionibus , veritatem .Religionis Christianae non labefactantibus immo conservantibus. Gron. 1800. 8°. Dichtmatige Redevoering op het Kersfeest van 1801. Kerkelijke Redevoering over 2 Cor. XI : 30, ter 2 58ten verjaaring van den vervulden .Evangeliedienst in verschillende gemeenten , gehouden to Rotterdam den 16 van Ooystmaand 1803. Met eenige bijgevoegde, vooral Historische Aanteeke­ ningen, 8°. met het Silhouet van den Autheur. Rott. 1803. .Aanspraken en Gebeden , bij de viering van 's Heilands ge- boorte, en den uitgang van het jaar door het Christen Zang- Genootschap in 's f1 age , den 28e van Wintermaand 1804, uit­ gespr. in de Nieuwe Kerk aldaar. Rott. 1805. Oudheid- en geschiedkund. Ferhand. over de beffen en hals- kragen. Rott. 1806. Bij het overlijden van D. W. Smits , Prof. en Fred. te Rotterdam den 12 van Louwmaand 1806. 8°. Inwijding der gehoorzaal van het Letterk. Genoolschap Ter- scheidenheid en Overeenstemming , te _Rotterdam, met een plaat. Rott. 1807. .danspraken en Gebeden, bij gelegenheicl der pkgtige Zang­ oefening van het Genoo4schap: Tot Gods _Eel,. , gehouden den 16 IVaa4 1807, ten voordeek der ongelukloigen le Leyden; waar de geheele Cantate op dit onderwerp door den Beer van der Hulst vervaardigd is uitgevoerd. Rott. 1807. 8°. .Herziening en uitbreiding der drie laatste Leerredenen van D. W. Smits. November 1813 , Lierzang. Rott. 18!.4. 8°. Voorkzing.en over den Vriend, die als uwe ziel is. Rott. 1815. Redevoering op de eerste algem. Vergad. v. h. Bijbelgenoot- schap 21 Dec. 1815. November 1813; Lierzang , met aanteekeningen en portret­ ten. Amsterd. 1815 , 8°. .danspraken, rapport en redevoering op de eerste algem. ver- gad. v. h. .Rotterd. Biibelgenoots. Rott. 1816. 8°. Gedenkzuil v. d. Nederl. krijgsroem, in Junzj 1815. m. pl . Amst. 1817. Leerreden op het Ilervormingsfeest. Rott. 1817. Redevoering op cle zesde algemeene Vergadering van het .Bijbelgenoot,sichap , 19 Oa. 1820. Leerrede ter vijfentwintigste verjaring van ziin Evangelie- dienst te Rotterdam. Redevoer. op de jaarl. alg. vergad. v. h. Nederl. Zendeling Genoots. te Rotterdam. Rott. 1821. 8°. Omwerking der Kerspreek zonder letter r. De ouderdom, eene Leerrede. .discheid van de openbare Evangeliedienst. Ben woord nit het hart eens onden dienaars van J. C., ge- plaatst voor P. MeunTs Kort begrip van de Bijbelsche Geschiedenis en van die der Christeltjke kerk, ail het Fransch. Rott. 1823. Ernstige gedachten in de laatste dagen van mzjn leven. Hage 1829. 2e dr. Vertaling der Hoogduitsche Leerrede: Jezus zegent de kin- deren. Zijn Grafschrift op Joh. van der Walk leest men bij Dr. J. P. Sprenger van Eyk, Redev. ter naged. van wijlen J. Scharp en in NavorsOer D. VI. bl. 13. — Hij vertaalde Gezang 39 naar Zimmerman, met Pieter Leonard v an de Kasteele Gezang 161 naar een onbekende, en met Ah azuerus v an den 13 er g Gezang 163 uit het Bremisch Luthersch Gezangboek , met A braham Rutg e r s en A h a- z ue r us v an den Be rg vervaardigde hij Gezang 72 en hij ze1f Gezang 21 , 25 , 38 , 52 , 61 , 78, 123 , 155 en 1.73. 15* Zie Levensbeschrijv. en bloemlezing uit de Geschriften van den Hoog- Eerw. beer .T. Scharp , Rott. 1828; J. P. Sprenger van Eyk, Redev. ter naged. van wijlen .T. Scharp ; R. H. van Someren, Hulde aan de naged. van .1. S. ; N. v. d. Hulst, als boven ; L. v. d. Broek, Lijkzang ; Harderwijk, Naaml. en Levensbijz. der Pre­ dikk. te Rotterdam, bl. 103 volgg. ; Y p e y en Dermout, Gesch. d. Ned. Herm Kerk , D. IV. bl. 52 , 53 ; Glasius, Godgel. Nederl. ; "ifscheid v. d. Openb. Evangelie dienst, bl. 106 ; M. Siegenbeek, ilanspraak bij het openen van de jaarl. vergad. der Maats. v. Nederl. Letterk. te Leyden 1828 ; .Taarl. Verslag d. Algem. Verg. v. h. Kon. Ned. Inst. 1828 ; Schot el, Tollens en zijn Tijd, bl. 24 volgg. ; Geestel. en Wereldl. Kleederdr. St. I; Mengeldichten bij bijzondere ge­ legenheden door de Rotterd. Afdeel. d. Boll. Maats. van Fr. Kunsten en Wetensch.. Gedr. voor de leden 1807, U. I. bl. 174, 220; Kunst en Letterb. 1828, D. I. bl. 161; van der Aa, N. B. A. C. Woor­ denb. ; Wap, Astrea 1856, bl. 136, 137; Collot d'Escury, Holl. roem in Kunsten en Wetens. , D. IV. (2) bl. 410, 411, 413, A. IV. (2) bl. 433, IV. (2) bl. 209, 210; van Kampen, Bekn. Gesch. d. 1Ved. Lett. en Wetens. , D. II. bl. 278; P. S c h el t em a, Leven enz. van mr. .Tac. Scheltema , bl. 105; Aant. op Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. , Navorscher D. V. bl. 271, D. VI. bl. 53; Brans, Kerk. Reg., bl. 60, 87; Woordenb. der Zamen1.; Cat. d. 111aats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 270, 331, D. III. bl. 99, 269, 301, 349. SCHARP (Mr. J. C.) , zoon van de vorige , te Axel gebo­ren , studeerde te Groningen en werd Jur. Utr. Dr. pa het verdedigen van een Specimen Juridicum de vi et efectu condi- tionum , ultimae voluntati adectarum , quae libertatem Ma­ trimonii vel impediant vel restringant. Gron. 1804. SCHARP (JAcoBus) , broeder van den vorige , dapper krijgs­held , nam als luitenant deel aan den togt naar Rusland , klom op tot den rang van majoor , werd ridder van het Le­gioen van Eer, en overleed den 15 Aug. 1858 te Zwolle. Zie Bosscha, 1Veerl. Heldend. te land, D. III. bl. 395. SCHATZ (Dr. J. A.) waarschijnlijk een aangenomen naam , Bilderdij k schrijft : (Gesch. des raderl. D. XII. bl. 150) fiDeze (R e i n i e r 't Ho e n) heeft mij gezegd , dat de Staat­kundige Tooneelstukken (dramaas in proza) omstreeks 1788 , onder den naam van J. A. Schatz, Med. Doct. in het licht verschenen , en om het bijvoegsel van Med. Poet. door velen aan den beroemden geestigen Doctor van Woensel toege­schreven , van zijn vader P. 't Hoen zijn." Onder dien naam zijn bekend : He Engelsche en Amerikaansche kaartspel. Utrecht 1778. (Vooraan : Zinnebeeldige en Schertzende Tytel.plaat , verbeel­ dende alle de Tooneelspelers uit he (voornoemde) en volgende looneelstukken door J. A. S. , benevens Ferklaring en Uit- legging). Langw. 4°. Kritieke vertooniny van de Tooneelspelers van Br. Schatz, in pl. met uitlegging, zonder naam , pl. of j. Langw. .De verdrukte Wildman, zijnde een vervolg op het (voor- gaande stuk). Ald. 1778. De Mi8rekening , zijnde een tweede vervolg (daar) op. Ald. 1778. He V erdrag , zijnde een derde vervolg (daar) op. Ald. 1778 m. pl. De Geplaagde Hollander , of de lastige Nabuur (Trsp.) Ald. 1779. Toevoevel op de voorgaande stukken. Dervant, of de Zegepraal der Liefde (Trsp.). Aid. 1779. Jurjen Lankbein, of de Hof, Commis door bedrog (Trsp,). Aid. 1779. De Mof Koopman, of Zamenspraak tusschen een Rentenier , een Hollander , een Vries en drie Vreemdelingen, over het ver­ val der Binnenlandsche .Koophandel of Ifinkelneering ; opgedra­ gen aan de Heeren Directeuren en Leeden van de Occonomische tak , door Petrus Stads , .Araneef van J. A. Schatz. M. D. Aid. 1780. De Geese van Doctor Schatz in de Kerk , in de Raadzaal en in de Kroey , Klugtill blsp. In den Haage 1796. 8°. Lucifer en .Beelzebub , of het _Drommelsche Committe van Raadgeeving , klugtig blsp. Aid. 1796. De Kwakzalver aan Staat , of de dood van Hansworst , klug- tig blsp. Aid. 1796. Lucifer en .Beelzebub , cum soc. of het Committe van Ge­ heirne Correspondentie , behelzende de helsche geheimen, waar­ door de leste .21.1aatschappij verlooren gaat ; Staatk. Satire. Aid. z. j. (1798). Crispiin; of de Geremoveerde Staalsraad, Staatk. klsp. Ald. z. j. (1798). Nieuwe Patriotische werken, Geschreeven in Frankrijk. Dordr. 1795 , 8°. Het CommittO van vier en twintigen en de Geest van Win. de V in zijn geweezen Eetzaal op het Binnenhof, in den Haag , Hz/gage opera , 1796. 8°. J. A. Schatz (in Leven M. D.). Het Staatspook , of de eene .Duivel er nit , en de andere in zijn plaats , klngtspel. 's Hage 179 . Lie Navorscher,, D. II. bl. 311 , D. V. bl. 135; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I. b bl. 196, D. III. bl. 171. SCHATZ (A. LA) gal in het licht: De vrede, of het dubbel fluwelljk door een Nienwslijclin g ,vrolijk blsp. Z. p. 1802. ki. 8'. Lie Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. , D. I b bl. 191. SCHATTEMATE (PIETER), een rederijker, in 1574 to Ant-wei pen ter dood gebragt, #omdat hij eene ballade gemaakt had van eenige stucken doer minnebroeders bedreven." Lie van der A a , N. B. d. C. Woordenb. q 230 SCHATTENKERK (C.) med. dr. schreef : Diss. med. de UM medico aquae marinae. Lugd. Bat. 1829. Waarneming eener weeenzwakte (adynamia doloruin), ontstaan door overgroote uitzetting der baarmoeder qgevolyd door eene bloedstorting uit verlamminy (haemorrhagia paralytica in Prak- tisch Tijdschrift voor de Genee8kunde in al haren omvan g , 1835, St. 8 bl. 226.Waarneming eener zelfwending. Ald. 18'69, St. 3 bl. 232. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir., p. 314 , 315. SCHAUBERG (J.). K r am m vermeldt hem als graveur van boekprenten. SCHAUBROEK (PIETER), in 1542 te Antwerpen geboren , was een leerling en navolger van Jan Bre ug h el , doch be­reikte nimmer de hoogte van zijn meester. Hij leefde in 1576 te Antwerpen. Zie Immerzeel. SCHAY (CoRNELis , burgemeester van Groningen. Reeds in 1713 arbeidde hij met Sicco van Goslinga, Lewe van Aduwart, den graaf van Kniphuizen en anderen om den jongen prins van Oranje en Nassau tot Stadhouder van Groningen te verhelien , en in 1718 was hij //de voor­name of eenige oorzaak van het .besluit van de provincie om den prins, toen 7 jaren oud , tot die waardigheid te benoemen." Zie Wagenaar, Vad. Hist., D. XVIII..195 , 196. SCHA.YCK (ADRIAAN JANSZ. vAN), glasschilder te Utrecht , in de eerste helft der 176 eeuw. Hij ontving in 163i voor het schilderen van het wapen der stad Utrecht in de Nieuwe kerk te Montfoort f 180 en voor een in de kerk te Harme- len f 100. Zie K ram m. SCHAYCK (EvERT vAN), kunstschilder en kaartmaker te Utrecht in het midden der ifie eeuw. Hij bloeide 1538 — 1563. In 1572 was hij overleden. Zie Dodt, D. III en VI. bl. 338. SCHAYCK (GEERT vAN), kunstschilder te Utrecht. Komt als zoodanig 1582-1583 voor. Zie Kramm. SAZERAC (P.) gal in het licht: Alphabetic Francois pratique , par le moyen duquel on pent apprendre a lire aux enfants en 6ien peu de lecons. Amst. 1811. 8°. Principes de Grammaire Francaise absolument nocessaires , avec au recueil de themes hollandai8 , pour les jeunes yens qui commencent ci traduire , Ouvraa6 in dispensable dans les ecoles. 8°. Notions simples de Geographic. Amst. 1806. SCHEDEMAKE ( ), hoofd van een aanhang der doopsge-zinden te Emden , die zich near hem Schedemakers noemden , bij gelegenheid der scheuring ontstaan door verschil van ge­voelens omtrent den ban en de echtscheiding. Zie Brandt , Hist. d. Ref. , D. I. bl. 180. SCHEELS (RADBOUD HERMAN). Zie SCHELIUS (RAD­BOUD HERMAN). SCHEENHUYSEN (H.). Zie SCHEVENHUIZEN (HEN­iticus). SCHEEPEN (J. B.) dichter uit de 180 eeuw. Hij gaf zonder naam van plaats en jaar in het licht : Overvloedigen Ooyst van Geestelijke Gezanyen door het ye- heele jaar , met noten. Amst. bij T. C r a ij e n s c h o t. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHEPPERS (WILLEM BASTIAANSZ.). Zie SCHEPERS (WILLEM BASTIAANSZ.). SCHEERENBERG (ABRAHAM) , kapitein van eon Burger­cornpagnie te Amsterdam , komt voor in de geschiedenis van bet oproer aldaar in 1747. Zie Wagenaar, Vad. _Hist., D. XX. bl. 141. SCHEER. DE LIONASTRE (J. FRED.) , luitenant kolonel van de artillerie , in dieust van koning Willem I enz. Hij gaf in het licht : Iheorie balistigue, orne de 3 plans et de 16 tabl. Gend 1827. 8°. Zie Qu é rard, La France Litter. , T. VIII. p. 512. SCHEERES (HENDRICUS JOANNES) werd den 2 Augustus 1829 te 's Gravenhage geboren , elf jaren oud een leerling van Van Hove B z n. , en schilderde meest stukjes van kleinen omvang , interieurs met figurers uit de XVII° eeuw voorstellende. Hij volgde doorgaans de keus van zijn leer­meester. In 1839 exposeerde hij te 's Hage het eerst eenBezoek qeen Meubelmayazijn in de 18° eeuw; in 1851 .Hetschaftuur. in bezit van den baron van Bri en en, en denBellebardier,, door den heer Volekerer aangekocht. In 1861 zag men van hem op de tentoonstelling te 's Hage : feet plunderen van een wapensmids winkel; Rembrandt in zijnAtelier ; een Guitaarspeler en Ann het venster. Zij rnuntten door bevallig koloriet en pikant lieht-effect uit. Vooral be­hooren zii tie smidsen tot de beste soort zijner werken. In 1863 waren op de tentoonstelling aldaar van hem : E'enkoopman in Oudheden ; een Linnenwinkel ; een Smid. I lij overfeed den 12 Januarij 1864 in zijne geboortestad. Zie Spectator 1864; Kramm, "lank. SCHEERS (P. S.) med. dr. schreef : Dim med. de Sulphuris indole et usu in morbis catarrhali- bus passivis. L. B. 1815. Zie H ol tr o p, Bibl. med. et chir., p. 314. SCHEFFER of SCHOEFFER (JAN), kleinzoon van Petr us Scheffer, schoonzoon van Johannes Fust of Faust, zoo men meent in 1502 of 1503 overleden, zoon van Joha n­nes Sch elf er, beide boekdrukkers te Mentz , schijnt in 1541 de drukkerij van Gerard van den Hatart te 'sHer­togenbosch te hebben overgenomen en zich in hetzelfde huis de rerilulde Missael, in de Kerkstraat aldaar te hebben ge-vestigd. In dit bilis is door Jan Scheffe r en zijn nako­melingschap tot 1790 onafgebroken de boekdrukkunst uitgeoe­fend. Jan Scheffers overleed den 12 Maart 1565, en werd met zijne huisvrouw Anna, dochter van Jan Bott el-mans, den 14 Maart 1537 gestorven , begraven in de St. Jans kerk , alwaar zij een farnilie graf hadden. Tegen over de begraafplaats pleeg een wapenkastje te hangen met dubbel­de deuren , op een van welke Jan Scheffer knielend was afgebeeld , met een sprekend wapen , zijnde drie zilveren scha­pen op een veld van sinople en twee herderschoppen , en sau­toir de gueules op een veld van zilver. Ook kwamen er fa­milie aanteekeningen op voor , waarvan M archand en Hermans gebruik gemaakt hebben. Bij de overgave der stad in 1629 werd deze wapenkas aan de familie teruggcge­ven , die haar nog in 1740 bezat. SCHEFFER of SCHOEFFER (JAN) volgde zijn vader 1565 als boekdrukker op. Hij werd , op verzoek der regering zijner geboorteplaats , bij octrooi van den bertog van Parma, van den 1 April 1580, en bij een dergelijk van den 24 De­cember 1587 , door den Raad van Brabant, bevoorregt met het drukken van alle plakaten , die van wege Zijne Majesteit in de stad 's Hertogenbosch zouden gezonden worden. Hij huwde Elisabeth van den Hoeck, en overleed hoog be­jaard , den 23 Junij 1614, en liet drie zonen na, An tonic, Gerard en Jan Scheffer. SCHEFFER (JAN JANSZOON), die zieh ook Jan Scheffer de Jonge noemde , begon in 1616 te drukken , woonde in den Goeden herder en schijnt gehuwd geweest te zijn met Magdalena van der Stappen, die hij zonder kinderen naliet. Na 1624 blijkt bet niet dat bij eenig boekwerk van de drukkerij zond. SCHEFFER (ANTHom) , broeder van den vorige , huwde den 26 Febr. 1612 met Sophia van Soul eren en vestig-de eene drukkerij in een afzonderlijk huis , waar de X Gebo-den uithingen , doch in 1614 drukte hij reeds in het ouderlijk stamhuis. Hij en zijne vrouw stierven , waarschijnlijk in 1635, Han de pest , die toen hevig te Hertogenbosch woedde. Hij werd opgevolgd door zijn zoon. SCHEFFERS (JAN) , den 20 Augustus 1617 geboren , in 1637 met Levina van Roy, den 1 Mei 1643 met Maria de G u l i k k e r gehuwd. Hij liet bij de laatste drie zonen en eene dochter na. Omtrent 1670 kwam een zijner bloed­verwanten uit Mentz hem zijne 23-jarige dochter ten huwelijk vragen , om aldaar het geslacht voort te planten , doch de moeder kon daartoe geene toestemming geven. SOHEFFERS (JAN) , de oudste zoon des voorgaande , werd den 6 Mei 1644 geboren , en huwde den 26 Mei 1675 met Helena de Wys, die hem drie zonen en even zoo vele dochters schonk. SCHEFFER (PETRus) den 9 Februarij 1684 geboren , en den 11 November 1711 gehuwd met L i v i n a H e n r i c a C uyper, bij welke hij o. a. twee zonen en eene doubter verwekte. Tot deze vervoegde zich Mar c h a n d, om bouwstoffen te ver-zamelen voor zijne Histoire de l'Imprimerie , in 1740 te 's Hage uitgekomen. In 1717 verschcen het eerste boek van zijn pers. SCHEFFERS (JAcoBus) werd den 2 junij 1720 geboren en huwde den 7 Februarij 1751 Cathar in a van Rhy n. Hij bleef in het huis zijner voorouders boekdrukker tot zijnen dood , den 17 December 1796. Met hem stied zijn ge­slacht uit. Zie A c k ersdyck, in Vaderl. Letteroef. voor 1817; Mengelw. no. VI., overgenomen in bet Provinciaal Blad van Noord Braband vow. Vrijdag den 20 .Tunij 1817 n°. 49 , en met aanteekenin ­ J. L. C. J aco b in het .Taarboelcje voor den Boekhandel van qg1e8nvan 42 — 1843, bl. 86-94 ; Dict. bibliogr. du 15e Siecle par Serna Santander, T. I. p. 119; Panzer, Ann. Typogr. , T. IV. p. 540; Marchand, Hist. de l'Impr. , p. 51; Ilermans, Geschiedk. Overzigt der Boek- drukkers in Noord-Braband, in Bijdragen tot de Gesch., Oudh., Letter., Statist. en Beeld. Kunst. der Prov. Noord-Brab., D. II. bl. 329 volgg. SCHEFFER (PBTItus) , dichter uit het laatst der vorige eeuw. Hij plaatste o. a. een Lijkdickt voor de Lijk- en Lofreden ter yedachtenis van P. Curtenius , Theol. Prof'. te Amsterdam, door deszelfs ambtgenoot J. van .Aruys Klinkenbury , uit het Lat. vert. door 111. jonileneel. Amst. 1790. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHEFFER (J. F.) is schrijver van : De verhevenheid van het Evangelie. Rott. 1801. 8°. SCHEFFER (JAN BAPTISTE) werd niet in 1773 to Kessel , gelijk de Astrea meldt , waar hij met J an Bern a r d S c h e ffe r verward wordt , maar veel vroeger te Mannheim geboren. Hij was een diseipel van T h e s b e i n , woonde reeds in 1788 te Utrecht , en was aldaar bij het handelhuis B 1 y d e s t e y n, waaraan hij door een ander van Dordrecht was aanbevolen. In 1808 behaalde hij in het historiele vak den uitgeloofden prijs van 3000 francs met de voorstelling van Jacob Simon8z. de Ryk , weigerende zijn ontslag nit den kerker , die hem door de Spanjaarden werd aangeboden, berustende in het koninklijk kabinet te 's Hage. In dat jaar waren van hem op de ten- toonstelling te Amsterdam twee portretten , dat van hem en van zijne vrouw. In het Museum Bo y m a n s berustte van hem Ben Binnenhuis met drie beelden. J a n B1y d es t e y n , oud dombeer van het kapittel van St. Maarten te Utrecht , bezit van hem een Familiestuk , voor-stellende den beer B 1 y de s t e y n , zijn echtgenoot en vier kinderen in een kamer , ten voeten uit , in 1788 door hem geschilderd. Hij was hofschilder van koning Lode w ij k en overleed te Amsterdam in 1809 , bij vvelke gelegenheid Bild er­d ij k een gedicht vervaardigde , waarin hij zijne weduwe de toe­komende grootheid van haar zoon A r ij profeteerde. Hij huwde te Dordrecht Corn e 1 i a, dochter van den kunstschilder A r y Lamme, welke hem drie kinderen schonk , van welke A r y • en Henri (die volgen) de schilderkunst beoefend hebben. Zie van Eynden en van der Willigen; lmmerzeel en K r am m , ririe Scheffer et sa famille in Astrea , D. L KHMER geboren LAMME (CoRNELIA), echtgenoot van den vorige , werd , daar zij , gelijk in de "'area worth opgeueven , in 1837 , 68 jaren oud was , in 1769 te Dordrecht geboren. Zij woonde in 1810, na den dood van haar man , te Amsterdam op de Prinsengraeht tussehen de Leidsche en Spiegelstraat , en vestigde zich in 1811 te Parijs, •aar zij in 1839 overleed. Haar zoon A r y heeft bar in mariner vereeuwigd , en hield haar beeld steeds als zijn gezelschap bij zich. Zij was een verstan­dige en rijk begaafde vrouw , die zeer veel heeft bijgedragen tot de vorming en ontwikkeling der uitstekende taleuten van dezen zoon. Zij beoefende zelve de teekenkunst en heeft ook geetst. Op de tcntoonstelling te Amsterdam , in 1810 , was van haar een teekening , voorstellende een oud man met een lawn baard. Haar port ret vindt men bij I m m e r z e el. Zie Arie Scheffer et sa famille in ilstrea , D. 1., van E y n den en van der Willigen; lmmerzeel; Kramm. SCHEFFER (km) , oudste zoon der beide vorigen , werd den 10 Februarij 1795 to Dordrecht geboren. Reeds in kin­derlij ken leeftijd onderscheidde hij zich door buitengemeene vatbaarheid , onleschbaren dorst naar kennis , zeldzame vlu ,r-heid van begrip en een onbegrijpelij ke gemakkelijkheirl in hetb aanleeren der levende talen , en llschrijft Immer z e e1," een aan het wonderbare grenzende ontwikkeling van zijn grooten aanleg voor de schilderkunst. Na den dood van ziin vader (1809), zijn eerste leermeester in de kunst, bestelde moeder heM te Itijssel , en in 1810 zag men reeds van haren zoon op de tentoonstelling te Amsterdam een portret , dat men aan liet penseel van een gevormden meestet tocschreef. Twee jaren later begaf zich de moeder met hare drie veelbelovende zoons naar Pa* en daar ontwikkelde en volrnaakte zich zijn talent meer en meer onder de leiding van Pierre Gu erin , een der vier voornaamste discipelen uit de school van Davi d. In 1816 behaalde hij op eene te Amsterdam uitgeschreven prijsvraag , ten ondervverp hebbende het Bezoek der Engelen bijAbraham, de premie van 800 francs , in 1817 zond hij op de tentoonstelling te Parijs twee tafercelen , voorstellende hetDoodbeci van St. Louis , het een en ander aan den dichter Ossian ontleend , en een paar jaar later St. Louis de pest-zieken bezoekende en Sl. Thomas in den storm. Tot hiertoe had hij in zijne kunstwerken den stijl zijner rneesters gevolgd , doch in 1820 den moed om met G ric au lt, Herren t en La Crux een eigen weg te kiezen. ry Scheffer (schreef een zijner biografisten) sensit lui meme qu'il ferait mieux de tourner ses vues d'un autre cOte et c'est alors qu'il demanda hi Goethe et a Byron ses compositions." Van dien oogenblik af trad hij een nieuw tijdperk van zijn kunstleven in , en vermeerderde bij elk tafe­reel , dat hij exposeerde , zijn room. In zlijne weduwe vanden soldaat in 1822 in de Louvre tentoongesteld , bewonderde men niet sleehts den Inan van genie maar ook den man van diep gevoel. Zijne in 1829 aldaar geexposeerde Sealiotische vrouwen achtte men waardig naast de Moord van Silo van La Croix geplaatst te worden. Hij ontving het riciderkruis van het legioen van eer en zijn schilderij een plaats in het Luxemburg , onder de voortbrengselen van het genie van Frankrijks eerste meesters. Wij kunnen niet alle voortbreng­sels van zijn penseel vermelden die scdert dien tijd zijn atelier verlieten , en noemen slechfs de zuster van barmhartiyheid, de kinderlijke dans , de wandeliny in den Min, les ..ilignons (1836),le Larmoyeur , zijne tafereelen aan Burger en Gothe, vooral am, diens Faust ontleend en vooral zijn Francisca deRimini. NN'eut jamais," schreef Vite t, //fait autre chose , l'au­teur d'un tel tableau echapperait l'oubli. Scheffer pu trouver quelquefois des beautes d'un ordre supreme n a rien produit d'aussi lumineux , d'aussi complet , sans perdre ses qualites propres , et semble en emprunter ici qui lui sont etrangeres , c'est une ampleur de Style , une souplesse , une purete de lignes , une rondeur de tnodele, que ses pates de Nord lie lui inspiraient pas. Ce tableau — voegt hij er bij — fut la derniere manifestation des tendances purement poetiques du talent de Ary Sc he ffer.. .." Sedert schilderde hij meestal religieuse onderwerpen , zoo als le Christ consolateur (1836). Le Christ remunerateur , de verkondiging aan de Herders , de Doop , Magdalena in verrukking (begonnen) , de verschijning aan Maria Magdalena , de Drie Koningen hunne yeschenken aanbiedende , Christus in Gethsemane , Christus zijn kruis dra- gende , Christus beyraven (1845), de Heilige Augustinus en zijn moeder de Heilige Monica. In 1859 werd er te Parijs eene tentoonstelling van al de bekende te zaam gebragte werken van Scheffer gehouden , die een netto ontvangst van 70,000 francs opbragt. Van deze meesterstukken werd de Christus Consolator, , welke voor-stelling in prent door gansch Europa , ja tot zelfs in Amerika , is uitgegeven , in 1853 uit de galerij van Orleans , voor 52,000 francs aangekocht door J. C. Fodor, te Amsterdam. Nopens Jezus in Gethsemane, in 1856 op de tentoonstelling te Rotterdam , las men in het Handelsblad van 21 Mei 1856. ilDergelijke stukken plaatsen den kunstenaar als op gelijke lijn met Rafael en van Dyck , zonder zijne originaliteit in het minst te krenken , want Scheffers naar het grijs min of meer koel hellend koloriet , is ook hem alleen maar eigen." Zijn Augustinus en Monica Bing steeds aan de bedsponde der Koningin Marie Ameli e, wier door hem geschilderd portret een der schoonste van zijn penseel is. Zijne schilderijen zijn alle naar tijdsorde opgegeven achter het werk van mevrouw Grote, welke lijst echter,, volgens K r a m m, nog niet volledig is. STff er heeft slcchts eene ets gemaakt , Margaretha bid-dende in de kerk , en eenige lithographien , als de Oude Herder, De Declaratie , Le Vergeur, Het verhagelde veld , Het beyraven van den iongen visscher (uit Walter Scott's Antiquary);Morton, tafereel der puriteinen in Schotland. Het heeft Scheffer aan ;een eer onthroken. 1-lij was oflicier der Leopolds-orde , kommandeur van die der Eikenkroon en van de Witte Valk (Weimar) , ridder en oflicier van het Legioen van Eer. Na den gedenkwanrdigen strijd in Junij 1848 , waaraan hij als chef de bataillon , niet allecn zij u belcid aan den dagledde, maar waarin men ook zijn koenen cooed opmerkte , hood Changarnier, die teen het bevel over de nationale garde van Parijs voerde , hem het kommandeurs kruis aan. Iiij antwoordde : uwanneer mij die vereerende onderschei­ding als kunstenaar ware to beurt gevallen , en als cone erken­ning van de verdiensten mijner werken , zoo zoo ik ze met eerbied en voldoening aangenomen hebben. Maar oni cone decoratie to dragen die mij slcchts de afgrijselijklieden van een burgerkrijg herinnert , slat is jets , waarin ik niet kan bewilligen." Reeds in 1826 was hij in het Paleis Royal , qde leer-meester der Vorstelijke kinderen , later zelfs van den graaf van Parijs , en door alle leden van het koniiiklijk geslacht werd hij als hun vriend geeerd , ofscboon hij met de staatkundige gevoelens van Lodew ij k Philips niet bijzonder was inge­nomen. Dat hij geen gedwee hoveling was ; maar ook aan het hof zijn onafhankelijkheid wist te handhaven , bleek o. a. toen hij de teekening voor het monument, in de kleine•kapel , opgericht voor de nagedachtenis van den hertog van Orleans, den koning aanbood, en deze wenschte dat P r a d i e r het zoude vervaardigen. Scheffer weigerde zulks , en de koning moest toegeven. De geniale kunstenaar en beeldhouwer,, baron H. du Tri qu eti volvoerde het naar Scheffers ontwerp ; de .Engel, die daarbij voorkomt , is van de hand van princes Maria van Orleans. Meermalen bezocht hij zijn Vaderland , en de stad zijner geboorte. In 1829 , deels om met de uitstekendste kunstwer­ken der schilders uit de lie eeuw en bijzonder met den stijl van den grooten Rembrandt meer van nabij bekend te wor­den , en dat deze studie zijn talent ten nutte verstrekte, meent men aan zijne latere schilderstukken te hebben kunnen bespeuren , zonder dat hij daarbij te kort deed aan de oor­spronkelijkheid van zijn eigen genie. Ook in 1854 bezocht hij zijn vaderland en Dordrecht , waar hij even hartelijk als feestelijk werd onthaald. Reeds in 1856 bespeurde men in S c h e f f e r en zijne wer­ken eene droefgeestigheid, waarvan hij zich niet heeft kunnen herstellen , niettegenstaande zijne uitstappen. Zoo deed hij in 1857 met zijne dochter Cornelia en zijn broeders zoon A r y een uitstap naar de tentoonstelling te Manchester, en bezocht bij die gelegenheid Clarinont om de beeldtenis vau koningin Maria Amelia te vervaardigen. Vervolgens bezocht hij met zijn schoonzoon zijne vriendin , mevrouw Salis Schwabe aan den oever van de Mendistraat op het eiland Anglesea (North Wales). Nog in datzelfde jaar werd hij ern­stig krank , doch herstelde langzaam. Hij hervatte zijn arbeid , en voleindigdo onder andere stukken in den winter van 1857— 1858 Faust met den beker , in bezit van graaf Cuchelef f, en ontwierp De Engel, de opstanding van Jezus aankondigende. Terwij1 hij daarmede bezig was , ontving hij , in het begin van Mei 1858 , onverwacht de tijding van het overlijden der her­togin van Orleans. In weerwil hem zulks zijne vrienden en geneesheeren afraadden , vertrok hij dadelijk van zijne dochter vergezeld , naar Londen , en woonde de lijkplegtigheid in de Orleans-kapel bij Weybridge bij. De aandoening veroorzaakte eene ongesteldheid , die te Londen zoo verergerde , dat men zijn schoonzoon , de geneesheer Rene Marjolin moest ont­bieden , die hem met den geneesheer der hertogin van Orle­ans , dr. Mussy in zoo ver herstelde , dat hij vooreerst te Londen moest verblijven. Hij verlangde echter naar Frankrijk weder te keeren , de rein werd langzamerhand voortgezet , en na eene afwezenheid van een maand , kwam hij op zijn bui­tenverblijf le Pavillon Roguelaure te Argenteuil , een paar uren afstands van Parijs , verzwakt terug. Hij hield zich hier ver­scheiden dagen bezig met aan den Engel der Opstandinq to schilderen , doch de zwakker geworden organen , die met bet hart in betrekking staan , werden dagelijks minder , en den 15 Junij 1858 blies de groote en deugdzame man den laatsten adem uit. Zijn lijk werd in de grafstede , op het kerkhof Montmartre , bij Parijs , nevens dat zijner moeder begraven. In 1850 begaf Scheffer zieh in den echt met Frances Louisa Sophia Lauzun Maran, weduwe van zijn vriend den generaal B a u d r and: zij overleed den 1 Julij 1856 te Parijs. Zijne eenige dochter Cornelia huwde in 1845 met den zoon van den heer Marjolin, zijn huisarts , die mede in dit vak veel naam heeit gemaakt. Hij zelf schilderde in 1838 zijn eigen portret , dat van zijne moeder , haar beide kleindoch­ter8 zegende , een idem (van 1835-1839) en (volgens Kr a. m m) nog eenmaal , na haar overlijden , lezende in den Bijbel , zijn meesterstuk ; dat van zijne dochter , mevrouw C. Marjo 1 i n Scheffer (1840) en van haar echtgenoot Rene Marjolin, (1839). Nadat te Dordrecht een kunstmuseum gesticht was , schonk hij het eene groote schilderij en eenige teekeningen van zijn hand , ea aan het Harmoniegezelschap .Euterpe aldaar een heerlijk door hem op porselein geschilderd beeld dier Muse , om aan de banier te worden gehecht. Op den 12 Julij 1858 werd het met fibers overdekt en op het orchest geplaatst , bij de uitvoering eener Marche funeore , ter zijner nagedachtenis , door den heer B5hme vervaardigd. Op den eersten Zondag na zijn dood heiscbte het in 1854 te Dordrecht vervaardigd en naar hem genoemde Fregatschip , in het Oosterdok te Amsterdam liggende de vlag halfstoks. Aan het bovengemelde museum vermaakte hij het portret vanJozua Reynolds, beroemd Engelsch graveur,, door hem geschil­derd ; een door hem geschilderde liggende bond (Turk) levens­groot , een kopij near zijn Christu8 Remunerator , karton iii kleuren , van de grootte als het in Engelan.d berustende origi­neel , eene kopij van den Christus Consolator , karton in kleu­ren , van de grootte als het te Amsterdam , in de verzameling van Fodor aanwezige ; een levensgroot liggend pleisterbeeld , demoeder van Scheffer voorstellende ; een buste in pleisterdezelfde voorstellende , alle door S ch e f fe r vervaardigd ; eene buste in pleister .dry &heifer zelven voorstellende , door zijne dochter mevr. Cornelia Ma rj o l i n ; de Maagd Maria en het kind , in pleister vervaardigd door dezelfde. Bij dit ge­schenk werd de uitdrukkelijke bepaling gevoegd , dat later bij het overlijden van mevr. M a rj olin, de marmeren beelden , (waarvan. de genoerade pleisterbeelden afgietsels zijn) zelve aan. het Dortsche museum moeten komen , en alsclan de pleister­ beelden gebroken en vernietigd worden. Den 8 Mei 1862 werd zijn standbeeld, door zijn leerling Mezara ontworpen , en door de heeren E c k en Durand vervaardigd , te Dordrecht op het beursplein plegtig onthuld. Bij die gelegenheid werd door den heer J. P h. van der Kellen te Utrecht een fraaije medalje vervaardigd. De heer M. O. de Vries vervaardigde er een in 1855. Zie _Notice voor r Oeuvre de Ary Scheffer roproduit en photographie par Bingham, Paris 1860 in fol.; Etex, Ary Scheffer 1859; Maga­ sin Pittoresque , Mars 1863; Mme Grote, Life of Ary Scheffer , Lond. 1860. 8*; Ary Scheffers Leven , naar het Engelsch, door H. Met eene Opgave van Scheffers werken, naar tijdsorde, door Mr. G. Vosmaer ; Nouv. biogr. gendr. ; Revue des Deux Mondes, Oct. 1858, door M. L. Vitet. de l'Academie Francaise ; Les Artistes conternpo-- rains, par Ch. Lenormatzt, Paris 1833, T. II. p. 35, 40; Dr. Wap, Arie Scheffer et sa famille in Astrea, T. I; T. van Westhreene, Leven van A. S. in Letterb. 1853, bl. 210; Nederl. Kunstspiegel, bl. 6 der Fransche Afdeeling voor het jaar 1844 en bl. 33 der Holl. Afd. voor het jaar 1846; Tijdspiegel , Aug. 1858, 1862; Kunstkronijk 1862; Europa 1842, 1862; J. de Vries, Vergel. van Arie Scheffer en Bilderdijk, in Magdal. 1859, bl. 122; Wap, Mijne reis naar Rome, D. I. bl. 44; Volksbeschaving , Volksheil, Afl. I; Meppeler Courant 11 en 18 Maart 1848; Onze Tijd voor Nov. 1854; Navor­ scher , D. IV. bl. 127, D. V. bl. 9; van Eynden en van der Willigen, Gesch. d. Vad. Schilderk., D. III. bl. 303; G. D. J. Schotel, Leven van J. C. Schotel, bl. 66; Dez., Leven van P. .1. Schotel, bl. 16; Nieuwenhuis, (uitg. Sythoff); Immerzeel; Kramm en Aanhangsel; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Conyers. Lex. SCHEFFER (HENDRIK), broeder van den vorige , werd den 25 September 1798 te 's Gravenhage geboren , vergezelde, na den dood van zijn vader , zijne moeder naar Parijs , en werd een leerling van Gueri n. Later legde hij zelf een schilder­ school aan , en onderscheidde zich als historie-, portret- en genre schilder. Veel naam maakte hij door zijne schilderij , Charlotte Corday voorstellende. Zij werd , even als een too­ neel uit eene overstrowning , in het Musee du Luxembourg ge­ plaatst. Zijne genre stukken , van een aangenaam koloriet en vleijend penseel , werden zeer gezocht. Zijne werken komen. echter , wat diepte van gedachten , juistheid van uitdrukking en historische volkomenheid betreft , op verre na die va,n A r y niet nabij. Zijne portretten , schoon naauwgezet geteekend en delicaat gepenseeld , hebben iets kouds en gelikts. Voor his­ torie schilder had hij geen energie genoeg. In de historische galerij van Versailles vindt men van hem de slag bij Kassel, een zeer leveudig rijk gegroepeerd schilderij. Onder zijne his- torie schilderijen verdienen nog vermelding , Jeanne d' Arc, Orleans binnentrekkende ; De drown van Karel IX in den St. Bartholomeus-nacht vooral de herroeping van het edict van Nantes. Willem I bezat van hem: Hugo de Groot op het oogenblik , dat hij zich voorbereidt , om uit Loevestein vlugten, in 1850 voor f 800, door den heer A. Lamme te Rotterdam aange-kocht. De heer Noteboohm te Rotterdam bezat van hemLa Preche protestante pendant les dragonnades. De voornaam-ste mannen van Frankrijk zijn door hem op doek gebragt , (Louis Philippe, Arago, Armand Carrel, Augustin Thirry, Casimir de la Vigne, H. de Bailly enz.) Ook is er veel naar zijn werk gegraveerd, o. a. de slagCassel, door Pigeot, Charlotte Corday , door Sezteniers enz. L o uis Phi li p p e schonk hem het ridderkruis van het Legioen van Eer. Hij overleed te Parijs den 15 Maart 1862. Zijne dochter is gehuwd met den bekenden hoogleeraar Ernest Renan. Zijn portret komt bij Immerzeel voor. Zie van der Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm, ook in het Aanh. ; Nieuwenhuis (uitg. Sythoff); Kobus en de Rivecourt. SCHEFFER (KAREL ARNOLD), broeder van den vorige , werd den 5 Mei 1796 te Dordrecht geboren en begaf zich met zijne moeder naar Parijs. Hij was medewerker der Globe en Nationaal en heeft eenige vertalingen uit het Engelsch en historische werken, onder de restauratie in het 'kilt gegeven. In 1847 werd hij ridder van het Legioen van Eer, en over­leed ten huize van zijn broeder A r y , den 11 December 1853. Deze broeder nam zijn eenig kind A r y, geboren 1849, dat ook zijne moeder verloren had , tot zich. Hij gaf in het licht Histoire d' Allemagne sous le regne de l'empereur Henri IV et le pontifical de Gregoire VII, Tom. I. de (1056 a 1077) Paris 1828. 8°. niet verder verschenen.Histoire des Etats-Unis de l'Amerique Seplentrionale. Paris 1825. 12°. (in de Bibliotheque du XIX Siecle). Precis de l'Histoire generale de la compagnie de Jesus ; suivi des eMonita Secreta." Paris 1824. 8°. .Resume de l' llistoire de Flandre et d' Artoirs (Nord, Pas.de- Calais-Lys. et Escaut). Paris 1825. 18°. Resume de l'Histoire de la Baviere. Paris 1828. in 18°. Resume de l' Histoire de la Hollande. Paris. 1824. in 18°. ResumO de l'Histoire de Pempire germanique. Paris 1824. in 8°. 3° edit. Paris 1827. in 18°.Memoire du duc de Revigo, sur la mort de Pichegru preced. cl'une Notice sur l'auteur trad. de l' ringlais. 1825. in 8°. M. Demanne noemt Scheffer (N. 1557 van zijn Nouv.Recueil d'ouvrages anonymes) schrijver van LIntroduction his-torique sur la guerre des Camisards , van den roman, in 1828 gedrukt , onder den titel van La Protestante , ou les Cevennesau commencement du XVIII siecle , door D e m a n n e aan Tiers toegeschreven doch de roman zelve is van een geest-rijke vrouw de introduction van M. A m b r. Senty van Aix. Zie Secrets des Salons, T. VIII. p. 513 ; Q u é r a r d, France litter. Nouv. Biogr. gener. ; Kramm op A r y Scheffer; Llandelsblad 19 Dec. 1853. SCHEFFER (KAREL ANTONI) , in 1794 te Dordrecht ge­boren , oefende zich te Parijs onder Guerin in de schil­derkunst. In 1817 gaf hij in het Licht : 12.Etat de la liberte en France. Dien ten gevolge werd hij door de regtbank der correctio­neele politic, den 2 Jan. 1818 , tot drie maanden gevangenis ,200 francs boete , 1000 francs cautionement verwezen , en een jaar onder surveillance gesteld. Hij kwani in hooger beroep doch het hof verwees hem tot een jaar gevangenis en 5000 francs boete , terwij1 hij drie jaren van zijn burgerregt beroofd en 5 jaren onder surveillance der politic gesteld werd , onder cautionnement van 3000 francs, Scheffer vertrok oogen­blikkelijk naar Brussel , waar hij bevel ontving zich naar Dordrecht te begeven. Hij gaf sedert in het licht : Observations relatives an projet de loi sur le recrutement. Paris 1818. Allemagne et la Revolution, traduit de l' Allemand. 1819. Annales statistiques des _Etats Unis , traduites de I' dnglais. 1821. Nog schreef hij anoniem verschillende brochures. Zie Q u er a r d , La France litter. T. VIII. p. 513 ; Galerie des Contemporains, T. VIII. p. 171 ; Plaidoyer prononco par M. Merilhon , ai'ocat a l'audience du tribunal de police correctionelle de Paris le 7 .Tanvier 1818 pour M. Ch. Ant. Scheffer , auteur de l'ouvrage in­ titulo : De l'Etat de la liberte en France, prevenu d'ecrits sedititieux , suivi de la Defense prononcoe par Paccuse. Paris 1818. 8'; M. E s- n e an x, Reflexions sur le Proces de M. Scheffer. Paris 1820. SCHEFFER (PAULUS). Domenici noemt hem een Ne­derlandsch of Duitsch schilder. Omstreeks 1560 versierde hij de gewelven der kerk van St. Severinus te Napels met goede schilderijen. Zie Kramm. SCHEFFER (W.). Op Catalogue van Reydon , Amst. 1827, komt van hem voor: .Een oud man bij een lamp , die door eene vrouw words vast- gehouden , goud wegende , fraai van uitdrukking , en Rene naaister bij kaarslicht. SCHEFFERS (N.). Volgens Weyer man een historic 16 schilder van Utrecht, stak in den aanvang der 18e eeuw naar Engeland over , kwam in kennis met den Italiaan V errio , hofsebilder van Koningin Anna, en werd onder (liens leiding en in diens dienst een goed schilder. Zie Kramm. SCHEGMAN (N.) , een bekwaam teekenaar. Op Cat. van IV. P. lops , Amst. 1808 bl. 62 n°. 37 komt van hem voor : Een Bosch met een rivier doorsneden , meesterlijk met zip. kr. en 0. I. init. Zie Kramm. SCHEIDIUS (EVERARD) , kleinzoon van J o h. H e r m. Scheidius, uit een aanzienlij k Hessisch geslacht gesproten , opziener der jagt (Oberforster) in het graafschap Neuwied , zoon van .1 an Philips Scheidius, predikant te Otterlo , later te Wageningen , waar hij d. 20 Nov. 1768 overleed , werd d. 24 December 1742 te Arnhem geboren. Hij was tot het leeraarambt bestemd , maar zijn lust en aanleg voerde hem bijzonder tot Oostersche taalstudie. Beide zijne leermeesters Schroeder te Groningen en J. J. S c h u l t en s, getuigden eenstemmig : ildat hij geboren was om van de laatstgenoemde letterkunde een sieraad te worden." Under voorzitting van den eerste verdedigde hij den 15 Junij 1763 , een proeve ter opheldering van onderscheidene plaatsen des 0. T. en twee jaren was hij vervolgens huisgenoot van Schult en s, en be­werkte onder diens leiding de verklaring van H i s k i a 's lied , welke hij in 1765 ter verkrijging van den titel van doctor in de Godgeleerdheid opentlijk te Leiden verdedigde. Ofschoon den 4 Maart 1765 proponent geworden , bleek het weldra dat S c h e i d i u s eene andere werkkring wachtte. Curatoren der Geldersche hoogeschool , bij wie hij , nog student te Leiden zijnde , reeds voor bet literarische professoraat was in aanmer­king gekomen , benoemden hem , Junij 1765, tot buitengewoon hoogleeraur in de Oostersche talen , doch eerst een jaar later hield hij zijne intree-rede : de abusu dialect. Oriental. in solidacodic. flebr. interpretatione non admittenda. Kort hierop tot gewoon hooglemar benoemd zijnde , aanvaardde hij , in 1767, die betrekking met eene oratio de fontibus lit. Arabicae in usum disciplinarum. Twee jaren later (1769) hield hij eene rectorale redevoering de eo quod jucundum est liberali cod. Hebr. cultori in studio dialect. Orient. Dien zelfden dag benoemden hem Curatoren tot Professor der philologisch exegetische godgeleerdheid van het Elf jaren werd deze ambtstitel in diervoege uitgebreid , dat hij bet onderwijzen van de godgeleerateid des N. T. zich almede uitdrukkelijk opgedragen zag. Dit gaf hem denkelijk aanleiding om , toen hij in 1782 andermaal bet akademische 0. T. ­ rectoraat neerleide , den godgeleerde• ter navolging aan te prij-zen , die te gelijk een nederig leerling is van den Heere J. C. als den hoogsten leeraar der kerk. (Pro theologo grammatico, Jesu Christi, supremae ecclesiae doctoris , modest° distipulo). Doch zijne eigentlijke hoofdvakken waren het alleen niet , door welker onderwijs hij de akademie diende. Tweemaal eerst tijdelijk , na T o 11 i u s vertrek , later duurzaam , toen men te rade geworden was de Rhoer daarvan te ontheffen , werd hem de waarneming van bet professoriat in het Grieksch op­gedragen. En hoe bevoegd hij hiertoe was toonden zijne aan-merkingen op de Minerva van S a n cti us en het Elpnologicon van van L en n e p. Zij doen hem "als een ijverig en door­geleerd voorstander kennen van het etymologisehe en analogi­sche stelsel , waarin de groote H e m s t e r h u i s den sleutel ter opening van al de schatten der overrijke Grieksche spraak gevonden meende te hebben." Hoe hoog men zijne taalkennis in het algemeen schatte , bleek , toen de maatschappij van Nederl. letterkunde hem , bij het einde zijns levees , het vervaardigen van een Nederduitsch Woordenboek en van eene Spraakkunst opdroeg , dock de dood belette hem dit plan ten uitvoer te brengen. In 1793 werd hij tot opvolger van S c h u 1 ten s te Leiden beroepen , waar hij den 19 October van dat jaar zijn ambt aanvaardde met een rode de eo , quod Schultensii, post immor- talia erga literas Orientates merita, posteris agendum reliquerint. Intusschen was de nieuwe betrekking te zwaar voor hem , die reeds zoo ver in jaren was gevorderd en nu nog het Turksch moest leeren en de brieven der Barbarysche vorsten , aan 's lands hooge regering gerigt , vertalen. Hij spande zich met zooveel ijver in dat zijne gezondheid er onder leed. De dood ontrukte hem den 27 April 1794 aan de hoogeschool en de wetenschap. Zijn portret is door L. Sp r i n g e r in steen­druk gebragt. Hij gaf in het licht : fld quaedam V. T. loca. Gron. 1764. 4°. , ook in SyllogeDissertationum sub Praeside qSchultensii, J. J. Schultensiiet N. G. Schroederi de fens. Lug d. Bat. et Leo v. 1772 , 1775. Ad Canticum Hiskiae. L. B. 1 765. 4°. Oral. de abusu hialectorum Orientalium in solida Codicis Hebraei interpretatione non committendo. Harder. 1766. 4°. Oral. de fontibus literaturae Arabicae apertis in usum disciplinarum latius multo recludendis. Hard. 1767. 4°. Deze beide redevoeringen maken met de rectorate van 1769 de tres orationes uit , gevoegd bij zijne Dissert. phil. exec.ad Canticum Hiskiae , de tweede komt ook voor in 0 el ri chii Beig. lit. Opusc. I. p. 77 seqq. Abu Becri Muhammedis Ibn Hoseini Ibn Doreidi Azdaansi Poemation. Harderovici 1768. 4°. 16* Dissertatio Theologico-Exegetica ad Canticum Hislciae , Jesaiae XXXVIll. 9-20. Accesserunt Specimen Observatio­ num ad quaedam loca V. T. et fres orationes Academicae Lugdun. Batav. 1769. 8°. Zie Nova Act. erud. 1770. Decembri p. 529-542. Theses philol. ad Cod. S. V. T. Harderovid 1765-1768. Schediasmata phillol. ad linguae .Hebr. sacraque cod. V. T. promovenda studia. Harderovici 1771. Abu Nasri Ismaelis Ebn Hammad qGiaubari Tarabiensis purioris sermonis Arabici Thesaurus , sive lexicon Arabicum Particula qe Codicibus Mse. surnma fide editum, et versione latina instructum. Harderovici, 1774-76. 4°. (Nov. Act. Erud. 1776. Julio p. 325-341). Observationi8 .Etymologicae Linguae Ilebraeae stirpes quibus primaevae strictim explicantur. Hard. 1772. 4°. Selecta ex Sententiis Proverbiisque Arab. ab .Erpenio olim editis. L. B. 1779. 4°. Schultens , Historia Ioctanidarum ex Abulfeda , Hansa Ispahanensi, Nuwenio etc. Arabice et Latine , cum Praelatione Scheidii. 4°. Primae lineae institutionis Arabicae. Lug. Bat. 1779. Specimen ilermeneuticum exhibens' Libri Geneseos Cap. IV. 1-1 2 ad fidem Codicum Hector= versionumque antiquarum emendavit. Harderovici 1783. 4°. Jo Christophori Struchtmeyeri Rudimenta linguae Graecae maximam partem excerpta ex Joannis Verweyi nova via docendi graeca, ad Systema Analogiae a 7iberio Bemsterhusio primum inventae , ab eruditissimis vero summi huius viri discipulis latius deinceps explicatae effinxit et passim emendavit .Ever. Scheidius. Accessit etiam Everardi lubini Clavis Linguae Graecae. Zutphaniae. 1784. 8°. min. Ebn Doreidi .Katsyda , sive Idyllium Arabicurn, Arabice et Latine, cum Scholiis. Harderovici. 1786. 4°. Specimina Hermeneut. exhibentia Genes. I—V: 12; idem Jes. I. et II. ibid. 1780-1783. Opuscukrum de ratione studii Par8 prima et altera, cura Everardi Scheidii. Traiecti et Harderovici 1786 et 1790. Pars posterior. Lugdun. Batavor. 1792. 8°. mai. L. C. V alckenaerii Observationes Academicae, quibus via munitur ad Origines graecas investigandas , Lexicorumque defectus re­ sarciendos : et Jo. Daniel a Lennep Praelectiones Academicae de iinalogia Linguae Graecae , sive rationum Analogicarum Linguae Graecae Exposilio , ad exempla recensuit, masque animadversionibus adjecit Everard. Scheidius. Trai. ad Rben. 1790. 8°. mai. Jo. Daniel. a Iennep Etymologicum linguae Graecae , sive 06servationes ad singulas verborum nominumgue stirpes secun- than ordinem Lexici compilati olim a Joanne Scapula. Editio- 245T• nem curavit , atque dnimadversiones cum aliorum, turn sums adjecit Everard. Scheidius, cuius praemissa sunt quoque Prole­ gomena de Lingua Latina , ope Linguae Graecae illustranda, adiectusque est index Etymologicus praecipuaram vocum lati- narum Pars prior et posterior. Traj. ad Rhen. 1790. 8°. (Wyttenbacchii Bibl. Crit. Vol. III. P. II. p.123-128).. De ratione studii commentationes Joachimi Fortii bergii , Desid. Erasmi , M. A. Mureti, G. J. Vossii , C. Bar­ laei etc. cum Day. Ruhnkenii .Elogio rib. Hemsterhusii Pars I. II. III. Harderovici et Lugd. Bat. 1786-1792. 8 °. Franc. Sanctii Brocensis Minerva , mu de causis Linguae Latinae Commentarius post G. Scioppium et Jac. Perizonium per petuis uberrimisque Animadversionibus ab Ever. Scheidio illustratus. Traj. ad Rhen. 1795. 8°. , met voorrede van C h. Saxe. Zie Art. Perizonius. Oratio de eo , quod Schullensii post immortalia erga literas orientates merita , posteris agenda reliquerint. Lugduni Batay. 1791. 4°. Het boek Genesis met de gewone Ned. vertaling — met bij- gevoegde aanteekeningen opgehelderd. n°. 1 en 2. Haarl. 1787 , 1780. W. Green, Dichtstukken van het 0. T. met aanteekeningenvan E. Scheidius Iste D. Utr. 1787. Zijn Hebreeuwsch woordenboek tot bet laatste gedeelte der letterTdoor hem bewerkt , is door J. J. Groenewoud uit-gegeven onder den titel : Lexicon Hebr. et Chald. manuale in Cod. s. V. T. 2 Tom. Traj. ad Rhen. 1805 , 1810. 4°. Zie Galerie Contemp. T. VIII. p. 171 ; Saxe , Onom., T. VIII. p. 220-223; Bibl. Rag., T. II. p. 641, 1639; Willrnet, orat. inaug. Hard. et dmstel. a°. 1794, 1804; J. G. t e Water, Narratio de rebus Acad. L. B. sec. et adv. p. 27 en in Appendix Narrat. p. 157, N. LXXXIX; Siegenbeek, Gesch. d. L. H., D.I. bl. 328, 424, D. II. bl. 236, 237; Bo u man , Gesch. d. Geld. Hooges. , D. II. H. 234, 307, 318, 402, 417, 482, 630; T e Water, Aanspraak bij de M. v. N. L. t. j. 1794; Muntinghe, Taalk. Aanteekk. over de Psalmen ('sHage 2821) voorr. J. D. Michaelis, n. Theol. Bibl., II. 56, IV. 51, Suppl. ad Lex. Hebr. , II. 408 ; Allg. Litt. Anz. , 1799, N. 174, S. 1729, 1800, N. 34, S. 535; Boekz. d. Gel. We­ reld, 1765. 2. 224, 1765. 1. 382, 383, 1766. 2. 604, 724; Bou­ m an , in Bijdr. tot de beoef. en gesch. d. godgel. wetens. (1822) X. 2. 771 volgg. ; Lett. Hist. en Boekbeschouw. , II. 483 ; Alg. Vad. Letteroef. , 1791. bl. 178 , 1701. I. 193 ; IV. illy. Vad. Letteroeff. , III.I. 45, IV. I. 129; Rec. v. d. Recc. VI. I. 453 ; van Kampen, Bekn. Geschied. d. Kunst. en Wetens. , D. II. bl. 280, 569 , D. III. bl. 173, 174, 177, 178, 248; Collot d'Escury, Holl. Roem , D. V. bl 176; Schotel, Leidsche Bibliotheek ; Glasius, Godgel. Nederl. Nienwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHEIDIUS (JAcoBus), broeder van den vorige , geb. 1754, studeerdc to Harderwijk , onder zijns broeders leiding , van den 17 November 1766 tot in den loop van 1771 of 1772. In 1776 246 werd hij Fransch predikant te Nijmegen en kwam toen (1780) voor den godgeleerden katheder in aanmerking vervolgens diende hij de Waalsche gemeente te Delft in 1801 toen hij overleed. Hij heeft zich bekend gemaakt door een Glossarium Arabico-Lat. manuale , L. B. 1769 , 1787. 4°. , en het eerste deel van een Bijbelsch Huisboek , bevattende de 5 eerste boeken van Mozes , na zijn overlijdeii vervolgd en voleindigd door Carl W it lem Stronk, predikant te Dordrecht. Hij is door Fonquet geteekend en door C r e t i e n in physionotrace gegraveerd.Zie Bounian, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. II. bl. 378 , 419 ; Stronek, Voorr. v. h. Bijbelsch kluisboek, D. II ; Glasius, God- gel. Nederl. ; C lariss e, in Rec. v. d. Recc. , I. 557 volgg. ; Bibl. Hag. , T. II. p. 641 ; Alg. Vaderl. Letteroef., 1801. bl., 420 ; S c h o- tel, Leven van Stronck. SCHEIDIUS (30ANNES PHIL1PPUS) , oudste zoon van den hoogleeraar E. S cheidius, in 1767 te Harderwijk gebo­ ren , werd den 15 Augustus 1780 als student in de regtsge­ leerdheid ingeschreven , na verdediging eeniger theses aldaar den 25 September 1789 in dit yak gepromoveerd , en zette zich te Arnhem als pleitbezorger neder. Hij aanvaarde in 1791 het hoogleeraarambt in de regten aan de hoogeschool te Franeker,, met eene rede de eloquentia Fori, (Franeq. 1792). Eene roeping tot den Harderwij ker regtskatheder wees hij at maar misnoegen over de omwenteling van 1795 noopte hem zijn post neer to leggen en naar Arnhem weer te keeren. Hier nam hij de praktij k wederom op. In .1811 werd hij secretaris generaal der prefecture van het departement des Boven-IJssels , en , na de omwenteling van 1813 , grittier der staten van Gelderland. Hij overleed den 11 Jan. 1821 te Arnhem. Men kent hem toe :Tde damno , quod germano Juris Civ. Rom. studio ex reliquarum Jurisprud. partium contemtu inferri solet. Fran. 1794. Zie Bounian, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. II. bl. 428 , 520 , 521; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Letterbode, 1792 n°. 205. SCHEIDIUS (WILLEM PEIFFERS) , broeder van den vorigestudeerde seders 1783 aan de V eluwsche school in de genees­ k unde , en promoveerde in 1792 aldaar, na het doen eener buitenlandsche reis , op : Observatt. medico-chirurgicae , (Hard. 1792). Men heeft van hem : Aanmerajk voorbeeld eener been versterving (necrosis) van het scheen- en kuitbeen door de kunstbewerking gelukkig gene­ zen, in Kunst- en Letterb. 1793. D. I. bl. 656 Holtrop, Bibl. med. et cliir. , p. 318; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. It. bl. 429. SCHEIDLER (C. J. R.), med. dr. , plaatste eenige bijzon­dere waarnemingen en proeven , omtrent de kinderziekte , in •41g. V ad. Letteroef. 1791. D. I. st. 2. hl. 595. Zie later over hem het Nederlands Lancet. Utr. alwaar (1840) zijn portret in steendruk door P. M. v. d. Wei je r. Zie Holtrop, Bibl. med. et air., p. 314. SCHEITS of SCHEITZ (Mann As) werd in 1640 of 1646 te Hamburg geboren , begaf zich naar Holland , waar hij een leerling werd van Philip Wouw er ma n. Hij schilderde aldaar in den stijl van zijn leermeester, , doch later in dien van David T e n i e r s. Hij schilderde ook portretten , b. v. dat van Stanislaus de Lubienietz, leeraar der Socinia-nen , die zich ook eenigen tijd in Holland ophield , door Lambert in koper gebragt , en voor Lubienietz werken (Amst. 1685) geplaatst. Later keerde hij naar zijn geboorte-stad terug , waar hij zich bezig hield met het vervaardigen van teekeningen voor zijn : Bilderbibel. Biblia, das ist : die gantze II. Schrift , Allen and Neuen Testaments , .Deutsch , d. Marlin Luther etc. Lunenburg. 1672. in f°. Deze teekeningen zijn door J. de Visscher, A. Blot e­lingh , G. A. Wolfgang, Ph. en B. Kilian, in koper gebragt. Ook werkte hij voor meer bijbeluitgaven of men heeft de gemelde teekeningen gehruikt en verkleind voor eene 4° uitgaaf,, b. v. voor La Sainte Bible, traduite sur la vul­ gate par M. le Alaistre de Saci, A. Mons. 1713. 2 vol. Hij heeft ook geetst o. a.: De vier jaaryetijden , door kinderspelen voorgesteld (1671). Twee landschappen met dansende en zich vermakende figuren. Ben oud man op de viool spelende waarbij eene zingende vrouw , voor de deur van een boerenwoning. .Een marskramer enz. Op de verkooping van Jacob de Vos (Amst. 1833) gold zijue teekening twee sticks boeren gezelschappen f 18. Zie Nagler; Kramm. SCHELDEN (BAUDUIN VAN DER) , zoon van den beeld­houwer Paulus van der Schelden, werd waarschijnlij k te Oudenaarden geboren. Hij oefende het bedrijf uit van zijn vader , en komt van 1553-1570 in de gemelde stad als beeldhouwer voor. Zie Annales de l'Academie d'Archeologie de Belgique (Anvers 1853) T. X. p. 401; Kramm. SCHELDEN (JAN VAN DER) had waarschijnlijk een kunst­school te Oudenaarden. Hij was een antieksnijder. In 1499 vervaardigde hij voor de kapel van het kramers gild in de St. Walburgs kerk stalen of gestoelten van eikenhout , versierd met onderscheiden paneelen , uitgesneden met beeldhouwwerk en lijsten, voorstellende takken , bladen , druivetrossen , rozen en andere ornamenten , voor welk werk hij de vrijheid had , alles zoodanig te versieren , als zijn talent zulks vermogt uit te voeren. Hij ontving, volgens overeenkomst van den 24 Jan. 1499, 28 stuivers de voet. Hij overleed omtrent 1514, bij zijne vrouw M a ria V r an c x , twee kinderen nalatende , Paulus en Walturge. Zie Annales de Mcademie d'ArcUologie de Belgique , p. 393; Kramm. SCHELDEN (PAuLus VAN DER), zoon van den vorige , werd te Oudenaarden geboren. De werken door hem (volgens Kram m) voor het stadhuis aldaar vervaardigd , kentnerken zich door een karakter van overgang in dat kunstvak , name­lijk van den Gothischen in den Renaissance stijl, waarbij hij al den rijkdom van gedachten , in hooge mate wist te behou­den en met genie ten uitvoer heeft gebragt. De afbeelding van het Portaal der schepenkamer en het sladhuis te Audenaerde vindt men keurig uitgevoerd in de Monuments anciens, receuillis en Belgique, lithographies d'apres Louis Hadge de Tournai, Dessinateur de sa Majeste la Reine d' Angleterre etc. Brux. et Leipzig 1845 plano plaat 10. K ra m m deelt de Acte bij de aanbesteding van genoemd werk gemaakt mede. Dit meesterstuk werd in 1534 voltooid. In 1542 vervaardigde hij een Christusbeeld voor de kerk van Avelghem. Na dien tijd komt bij niet meer voor. Hij zou den leeftijd van 42 jaren bereikt hebben. De bovengemelde Baudouin van der Schelden was een zijner zonen. Zie Annales de l'Academie d'Archeologie de Belgique , T. X. p. 399 ; Immerzeel; Kramm. SCHELE (RADBoup. Zie SCHELIUS RADBoDus). SCHEL1US (RADBoDus HERmANNus), beer van Veenbrugge en Welberg, drost van iJsselmuiden , wercl in 1622 uit een aanzienlijk geslacht geboren. Zijn vader , Zw eder Sch el e tut Weleveld en Welberg , die van wegen de ridderschap der provincie Overijssel in 1619 in de vergadering der Algemeene Staten had gezeten overleed terwij1 zijn zoon aan de hooge­ school studeerde. Na volbragte studie deed deze een buiten­ landsche reis, out de reeds verkregene kundigheden te ver­ meerderen , menschen te leeren kennen , en de regeringsvorm , geaardheid , zeden en gewoonten van andere volkeren van nabij te besehouwen. Eerst nam hij zijn meg naar Frankrijk , ver­ volgens naar Italie, waar hij zich vooral op de krijgskunde toelegde. Om zich in den wapenhandel te oetenen , en van het kiezen van legerplaatsen , het seliikken van slagorden , het be­ legeren van stedeu en de verdere deelen der krijgsmanskuubt, 249 juister denkbeelden te vormen , nam hij dienst in het leger van den groothertog van Toskanen. Vooral maakte hij werk van eene naauwkeurige vergelijking der toenmalige en oude wijze van oorlog voeren , met bet oogmerk , om , bij zijne wederkomst , zijn vaderland , dat toen nog met Spanje in oorlog was , van dienst to zijn. Zijne verdiensten bleven niet onop­ gemerkt. De groothertog gaf hem een aanzienlijke plaats onder zijne lijfbende , die uit de aanzienlijkste hofgrooten en Italiaansche edellieden was opgerigt. Van hier dat, toen hij door zijne moeder te huis werd ontboden , hij niet dan met veel moeite , zijn ontslag verkreeg. Zelfs zocht men hem , door de streelendste beloften , nadat hij een keen naar zijn vaderland zou gedaan hebben , tot terugkeer te bewegen. Doeh kinderpligt , gesterkt door de zucht OM den krijgsdienst met dien der zanggodinnen te verwisselen , zegepraalde in zijn gernoed over de vorstelijke aan­biedingen. hit deed den geleerden Joann es Pierson zingen : #S eh elius, Etruscii modo principis arena, sequutus , uMaluit Aeoniduin castra quieta sequi." Na eene vierjarige uitlandigheid nam Schele zijn verblijf op het voorouderlijk huis Welberg , niet ver van Steinfurt ge­legen. In sane eenzaamheid besteedde hij bier zijn tijd met het lezen en beoefenen van de schriften der oude historic­schrijvers , dichters redenaars en der beste christen kerkvadc­ren. De vrucht dezer studio waren zijne aanteekeningen over de krijgskunde der Romeineri , hunne legeringen , slag-Orden enz. Zijn oogmerk was de hedendaagschc bevelhebbers te doen zien , hoe zij , door vergelijking van de oude met de toenmalige wijze van oorlogvoering , hunne kundigheden konden vermeerderen of verbeteren en alzoo met de voorbeelden van zijne voorgaande tijden bun voordeel doen. Z66 gemeenzaam behandelde hij die onderwerpen als of hij met Scipio , Fabri­cius , Fabius , Caesar en andere doorluchtige krijgslieden , in hunne legerplaatsen een gemeenzamen omgang had gehouden. Van Been langen duur was de rust , die men here, in do plaats zijner afzondering liet. TOverijssel werd thus door binnenlandsche twisten beroerd.TOm deze tot bedaren to brengen , zoo niet geheel te stiller oordeelde men geen betertoevlugt to kunnen icemen dan tot den raad , den mond en de pen van den geleerden ridder. Gelukkig slaagde hij in 't vol-brengen der opgelegde teak en gedroeg zich als een ijverig voorstander der regten en vrijheden van zijn vaderland. Na deze eerste proeve zijner bekwaamheid tot bet afdoen van zaken ten nutte van zijn vaderland , werd hij tot nog gewig-tiger work geroepen. In 1651 vencheen hij , van wegen de ridderschap van Overijssel , op de groote vergadering , aangelegd orn , na het sluiten van den vrede met Spanje, 's lands regeringsvorm op 25.0 een vasten voet te brengen.. Als een blij k van zijn edelnioe­ digheid vinden wij aangeteekend , dat hij , om 's lands kas te sparen , de kosten , uoodig ter goedmaking van de waardig­ heid des persoons , dien hij aldaar vertegenwoordigde , uit zijn eigen middelen droeg en , 't geen hem deswegen van 's lands wegen werd toegeleid , grootmoedig van de hand wees. Ook zou hij eveneens gehandeld hebben , zoo vaak hij van wegen zijn gewest , in de hooge vergaderingen te 's Hage zitting nam of met eenige andere eerepost werd bekleed. Hierdoor ver­ wierf hij de achting en het vertrouwen zijner landgenooten en werd hem het drostambt van IJsselmuiden , en de aanzienlijkste en voordeeligste waardigheden in Overijssel , met eenparigheid van stemmen opgedragen. Niet lang overleefde hij deze verheffing. Twee maanden later (16 Junij 1662) ontrukte hem een brandende koorts aan zijne vrienden en vaderland , in den ouderdom van nog geen 40 jaren. Zijn lijk werd te Borne , een dorp in Twente ter aarde besteld , de hoogleeraar Johannes G e o r g i us G r a e­ vius hield een lijkrede op hem. N. Hein sius, T h. H o ge r si us, C as p. Kinschot betreurde hem in lijkdichten Zijn afbeelding vindt men met een Lat. vers van Petr us Burmannus Secundus v66r diens Anal. Belo'. P. 11. Hij gaat in portret uit. Hij sehreef : Hy9ini et Polybii Megalopolitani, de Castrametatione Ro­ manorum quae extant , cum notis et animadversionibus R. Sclaelii , ejusdemque Dissertationibus de re militari Populi Ro- mani. A.mst. 1660. 4°. S c h e 1 e gaf dit werk anoniem met zijn voorletters H. !S. G r a e v i u s heeft het in T. X. van zijnT.Antiq.Rom. opgenomen. De libertate publica Tiber posthumus ; accedit Theopitili liogersii 0, ado , C. Julium Caesarem tyrannum fuis$e , in qua cives adhortatur et monet , de libertate tuenda. Amst. 1666, 12°. in 't Holl. (Algemeene Vrijheid, voorgedragen door Racr6od Herman Scheels ; mitsgaders een Redevoering van Theophilus Hoyers , etc. uyt het Latyn. Rotterd. 1666). Ook in het 1-loogd. Protrepticon de Pace et causis Belli zinglici primi. Daven- triae. 1668. 12°. Reeds op 24 jarigen leeftijd had S c h e 1 c dit werkje onder den Pseudoniem van Publius Demophilus in het licht gegeven. De jure imperii fiber posthumus, editus curet Theophili Ho- Amst. 1671. 16°. In 1772 gaf Petrus Burmannus Secundus in het 2de deel zijner Analecta Belgica de drie laatste werkjes , de genoemde oratie en andere oratien van Ho g e r s en J. G. Graevii , oratio in funere Schelii , Th. .Hogersii Threnus in &sclera , N. Hein8ii .Elegicz in obiturn en duae Elegiae in obitum , S. E. 11. Sada et N. Heinsii Epistolae mutuae en J. G. Graevii Epistolae ineditae ad J . Schultingium deobitu et meritis Sch,elii. Hij was ook van plan een nieuwe uitgaaf van T a ci t u s te bezorgen en liet De artibus &Weis Romanorum Libri duo na. Zie Saxe, Onom. T. V. p. 76; J. G. Gracvius, Oratt. quas Ultrajecti habuit, Lug. Bat. 1617. 12°. Orat. 11; Dez. Epistolae ad Fabricium Ep. 63. Praef. ad T. X. Antiq. Rom. Lib. II ad Fa711. Ep. XVII , ad Suet. Aug. C. 38 in nods ad Cicer. en notis ad Cic. pro Quint. C. XV. p. 62; Hogersii Praefat. voor de Jure imperii B ur manni, Praef. voor Anal. Belg. p. 8; Sylloge Epist. T. II. p. 612, 715, 'I'. IV. p. 35, 41, T.V. p 46; Fabretti, Syntagm. Inscript. Vet. , p. 355; Schefferi, Notae ad Mauricii Tact. , p. 411; Vine. Placcii Theatr. Anonym, p. 65, 363; Heumannus, de Anonym. et Pseudon., P. II. C. II. § 48, 147; J. H. Heideg­ gerus, .Hist. Vitae , § LXIII; Th. Crenius, P. XIII, Animadv. Philol. et Hist. , p. 253 seqq., P. VIII. p. 51; Dez., ad G. Nau­ daei Bibliogr. in libro de Erud. cornpar. , p. 518; Struvii, Act. Lit. , Fasc. VI. p. 31, Fasc. VII. p. 71; Christ. Gryphius, de Script sec. XVII. C. 6 p. 399; P. Burmanni, Orat. in obitum Bronckhusii , p. 163; Konigii, Bibl. vet et nova, voc. ; Morhofius, Polyh. Practic., Lib. I. § 20, p. 503, L. IV. § 9, 514, T. II; Jo. Fr. Foppers, Bibl. Belg. , T. II. p. 1051; Cat. Bibl. Bun., T. I. vol. II. p. 1586; Paquot, Mem, T. p. 140-143; Levensbe­ schriiv. van eenige Voorname Mannen, D. X. bl. 261-278; Wage- n aar, Vad. Gesch., D. XIII. bl. 406; Beaufort, Leven van Wil­ lem I, D. III. bl. 768; S ch eltem a, Staatk. 1Vederl. , Dez. in Mengelwerk der Vad. Letteroef. 1797. bl. 503; Matthys Tem­ min ck in Mnem. VIII. 10 ; Lo frede op S. , niet uitgegeven; Muller, Cat. v. port. De oorspronkelijke schilderij berustte bij A. C. W. van Haarsolte tot den Doorn en Zuithem; Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. , D. XII. bl. 154; Hoogstraten; Kok; Nieuwen­ huis; Kobus en de Rivecourt; Nouv. Biogr. Gener., Biogr. Univ. SCHELKENS (HEcToR) , grootvader van den volgende , vlugtte met zijn familie om den godsdienst uit Vlaanderen naar Frankfort , verkreeg unet ziine drie broeders in 1598 brieven van adeldom van keizer Rudolf II en was bet hoofd der Vlaamsche vluchtclingen , die de stad Hanau stichtten in 1609. Zie Vriemoet, Ath. Fris. , p. 577; Huber, Orat. fun. in Seb. Schelkens , p. 23; Rh en ferdius noemt hem in zijn Biograf. ; Hieronymus; Paquot, Meni., T. I. p. 640. SCHELKENS (SEBAsTittAN), zoon van Abraham Sche 1-kens, heer van New-Hahn , Alten-Hahn en Schneidheim , resident der staten.generaal te Frankfort , en van Marie de Neuf ville, dochter van N. de Neuf ville, een kooprnan die om de godsdienst uit Vlaanderen naar deze stad gevlucbt was , werd den 20 Mei 1634 te Frankfort geboren. Toen hij den ouderdom van 10 jaren bereikt had , werd hij gesteld cinder opzigt van N. Sp i n a , vermaagschapt aan zijn moederliiken own , en weleer geneesheer van het huis van Oranje. Toen hij den ouderdom van 14 of 15 jaren had bereikt , zond men hem naar Herborn , waar hij onder C y r i a c u s Len t u l u s, vervolgens naar Heidelberg , waar hij onder de regtsgeleerden Hendrik David Chuno en Luneschorsius studeerde. In 1655 begon hij te reizen , en na terloops de hoogescho­len van Marburg en Straatsburg bezocht te hebben , vertoefde hij twee jaren te Bazel , ten huize van Jan Buxtorf de zoon , en ging daar voort zich op de regtsgeleerdheid en lette­ren toe te leggen. Van daar ging hij naar Italie , bezocht tweemaal Rome , Napels , Florence en andere steden en kwam over Weenen en Augsburg in zijn vaderstad , waar hij in Julij 1658 de krooning van keizer Leopold bijwoonde. Ook wilde hij Fraakrijk zien en vertoefde een geruimen tijd to Parijs , waar hij zich in de Fransche taal oefende, en na ver­schillende provincial van dat rijk bezocht te hebben , scheepte hij zich naar Engeland in en keerde over Duitschland naar Holland terug. Kort daarop werd hij advokaat to Spiers. In Holland weergekeerd , werd hij in 1663 hoogleeraar in de regten te 's Bosch , in het volgende jaar ook in de philosophia moralis. De oorlog van 1672 noodzaakte hem met zijn gezin naar Holland de wijk te nemen. Daar bleef hij zes jaren , toen curatoren der hoogeschool to Franeker hem , op voor­spraak van Alb e r t i n e van Nassau , den leerstoel van Silvester Jacobus Danck elmann, naar Spiers beroe­pen , aanboden. Hij aanvaardde zijn post den 19 Februarij 1618 en werd den 27 Februarij in het volgende jaar doctor in de beide regten. In 1682 , 1687 en 1696 bek leedde hij het rectoraat en overleed plotseling den 15 Mei 1700. Zijn ambtgenootZacharias Huber hield eene lijkrede op hem. In October 1661 huwde hij te 's Bosch Maria van Callenburg, diein 1670 overleed en hem 9 kinderen schonk , van welke alleen een dochter C at h a r i n a overbleef.!Deze huwde in 1697 Jean Le rn onon, geboren te Pont de-Oele in Bresse , die ,na te Brieg , in Silesie , te Cracow , Frankfort aan den Oder ,Berlijn , Hamburg en Franeker gestudeerd te hebben, in 1686 in de laatstgernelde stall predik ant der Fransche vluchtelingen ,in 1688 buitengewoon hoogleeraar in de Fransche taal , in 1693 leermeester van Jan Willem Friso van Nassau werd , en den 16 Januarij 1716 in den ouderdom van 62 jaren overleed. In 1671 hertrouwde hij met Elisabeth K ij per,dochter van A 1 b e r t K ij p e r. Ook doze schonk hem 9 kinde-ren , van welke Cornelia Geertruida, aan een dorps-leeraar gehuwd en S e b a s t i a a n J a n, die zich op de wis-kunde toelegde , hem overleefden. Zijn portret is naar en door J. Luyk en gegraveerd. Hij gaf in het licht : Speculunz Juridicum Ilistorico-Politicum, exhibens .Explana­ tionem Prooemii, et tituli I. Institution= 1677. Elementa Jurisprudentiae Romanae: accessit liber de Succes- sione ab intestato, ex Novella CXVIII. Franeq. 1681. 4°. Paratitia Pandectarunz. Fran eq. 1681. 12°. Diner tatio, Universi Juris Feodalis delineationern exhibens. Franeq. 1693. 8°. (Theses verdedigd door den beroemden Bijnkershoek). Disputationes Juridicae ad libros Institutionum, anno clo sioc.xcix domesticas exercitus ventilari coepit. Franeq. 1G99 seqq. Zie Huber, Orat. funeb. ; Rheinfeid, Progr. funeb. ; Vrie­moet, Ath. Fris p. 575, 582, 689-691. Add. p. 13. SCHELE (J. W.). Men heeft Verzamelde Mengelstoffen , verscheide Geschicht- en Geslagt­ kundige Aannzerkingen in kopere platen verbeeld een Liefhebber der geschiedenissen , wijlen den .Heere J. W. Schele , uitgegevenin folio le Haarlem 1753 64 Joan. Mantionz. Zie A bcoud e, Derde "lank. bl. 41. SCHELL (JosEPO , schilder , leefde in het midden der 18e eeuw. Kramm vermeldt van hem : Le Chevalier DominiguesJuana (10 de 79 ans 4'. door P. Tanje in koper gebragt. Zie K r am m. SCHELLE (JOHANNES VAN), den 5 November 1723 te Rotterdam geboren , werd den 4 Mei 1749 predikant bij de Hervormde gemeente te Beraen in Noord-Holland , vertrok van bier naar Edam , en Nverbd in 1757 naar Amsterdam be­roepen. Kort daarop beriepen hem curatoren tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Leiden , waar hij den 16 October 1758 zijn ambt aanvaardde met eene Oratio de feliciori extremis Euangelii temporibus reservato Ecclesiaechristianae statu. Hij overleed den 24 Julij 1762. Een fraai portret van hem heeft Houbraken naar de teekenina van T. It egters geleverd. IVIen heeft van hem : Glori kroon in den Tempel der Gockrugt, toegerigt aan den Iloog Eerw. en 'Zoog Geleerde Heer Johan van den Honert T. H. Z. ter geleyenheid van zijn Ed. XXV Jaerige Predik- dienst. Leid. 1743— 44. De vorstelzjke Zonne op den Levens midday ondergaande, of pleytige nayedagtenis van een onverwagten en treurenswaardigen Dood van Zijne Doorlugtige Hoogheid, den Beere IF: C. B. Friso , Prince van Oranje en Nassanw , .Erf8tadkonder enz. voorgesteld in eene Lijkreden op den 5 Decemb. 1751 , over Amos VIII. vs. 9 en 11. Alkmaar 1752. 4°. zie S e ge nbee k , Gesch. d. L. H., D. I. bl. 282. II. Toevoegs. en Bijl., bl. 206; Wagenaar, Amst. , D. VII. bl. 497; Veeris en Paaw, Kerk. Alphab. , bl. 180; Abcoude, Naamr. .Derde bl. 23; van Maurik, Naamr. ; Glasius, Godgel. Nederl. SCHELLE (GHELEYNSEN VAN), rederijker uit: het begin der 17e eeuw , lid der Violaeren te Antwerpen , woonde het Eeuwfeest den 3 Mei 1620 te Mechelen bij. Hij vervaardigde er een referein voor, behelzende een compendium der stelsels van de oude wijsgeeren , waarin o. a. deze les: llWordt ghy somtijds van uwen Vriend gebeden "Om gheldt te leenen , het zijn mans of vrouwen , NSulx te doene meughen wy wel schouwen, ',Want ghy verliest vrient en ghelt met verseeren." Zie Schatkamer der Philos. ende Poeten , bl. 28 ; W i t s e n G e y s- b e e k , B. A. C. Woordenb. SCHELLE (G. VAN), dichter, leefde op de helft der 18e eeuw. Zijn verzen zijn verspreid. Men vindt er o. a. een voor J. Barueth, de predikende en wonderdoende Christus. Amst. 1752. Zie Heringa, Naaml. v. dicht., bl. 74. SCHELLE (PIETER. VAN) werd den 16 Julij 1749 te Rot-terdam geboren , studeerde te Leiden in de geneeskunde , vestigde zich aldaar als med. dr. en was er de Maecenas van Bilderd ij k 'en andere jeugdige dickers. In 1772 verscheen van hem een vers op Prins Willem Frederik, (Neerlands Heil , bij de geb. van Willem Frederik , Prins van Oranje en Nassau , den 21 van Oogstutaand 1772. Leyd. 1772. 8°.). Na zijn overlijden verzamelde G. J. G. Bacot zijne liederen en gaf ze achter eenige zijner prozastukjes nit , met den titel van Nagelatene opwakkeringen tot vaderlandsche moed en vrij- heidsliefde. In 1825 bezorgde B i l d e r d ij k zijne Heldinne­brieven. Hij was geen onverdienstelijk dichter , en ervaren in de levende en doode talen. Tijdens de staatsberoeringen on­derscheidde hij zich als een ijverig patriot , waardoor hij in 1787 het vaderland ontweek. Hij is den 28 Februarij 1792 te Duinkerken overleden. Behalve de gemelde diehtstukken gaf hij nog Leyden van het beleg der Spanjaarden verlost , gevolgt naar feet Latyn vanden neer en Mr. C. A. de Wetstein. Leiden 1772. 8°. Zie van der A a, N. B. A. C. Woordenboek ; Collot d'Esqury, Holl. Roem, D. IV (2) bl. 722 724; Cat. d. Masts. v. Ned. Letterk., - D. I. bl. 264; D. III. bl. 95. SCHELLE (JAN DAVID VAN) , zoon van den vorige en Charlotte Pasteur, werd in 1782 te Leyden geboren, en den 4 Dec. 1798 kadet bij het 2de bataljon l ate brigade, vervolgens kadet bombardier bij de 2de brigade , den 31. Aug. 1799 architect adjunct bij den generaal Daendels, was den 27 Aug. 1 Th9 bij de affaire van Oud-Carspel enz. Den 6 November 1799 kwam hij op de artillerieschool te 's Graven -hage en werd met den Nit. kolon. Lefev re de Mon tigny geemployeerd tot het opnemen en kaarteren der kaart van de landing en der Zijpe. Den 10 Augustus 1802 werd hij extraordinair en den 7 December 1806 geographisch inge­nienr,, den 8 Aug. 1808 eerste luitenant bij de staf van 't corps artillerie en genie. Als zoodanig werd hij geemploy­eerd bij den luit. kol. K r a y e n h o f f en den oud-kapitein d e M a n tot de triangulatie en meting van de groote kaart van Holland. In 1808 en 1809 diende hij in Span je , onder den generaal majoor Chasse, was den 31 October 1808 bij de affaire te Zomosa en den 17 Maart 1809 te Messas d'Hon , en werd den 18 Maart bij de affaire van Val de Carias gewond. In October 1809 ontmoeten wij hem als directeur der lan­delijke telegraphische berekeningen , en den 4 Dec. 1810 werd bij kapitein bij het corps der genie. In 1810 scheepte hij zich in naar Java , werd aide de camp van den luit. generaal Jansens, gouverneur generaal der etablissementen benoorden Ile de France (7 Dec. 1810) , en directeur van het depot generaal van oorlog op Java (9 Junij 1811). Bij de overgave van Java aan de Engelschen ward hij (20 Aug. 18 I.1) in het geretrancheerd kamp van Meester Cornelis krijgsgevangen ge­maakt. In het vaderland weergekeerd werd hij provisioneel aide de camp en later adjudant van den luitenant generaal Kraye n-h off en eerste kapitein ingenieur (16 Maart 1814). Den 29 October 1815 vertrok hij als aide de camp van den gouverneur generaal van der C a pell en, met Z. M. fregatAmsterdam, voor de tweedemaal naar 0. India , kwam den 14 Mei 1816 te Batavia en werd den 21 Augustus van dit jaar bevorderd tot luitenant kolonel , en den 1 April 1817 benoemd tot sous-chef bij den algemeenen staf van het Indisch leger. In het jaar 1819 werd hij bevorderd tot kolonel en chef en daarna (in Februarij 1821) benoemd tot gouverneur en commandant van Makasser. Over zijn verblijf op Makasser tot in 1824 komen bijzon-derheden voor in de Reizen en lotgevalkn van Roorda vanEysinga in Oost -India. D. I. en II. (1830 , 1832) , en om-trent zijn gewigtig aandeel in de politieke gebeurtenissen aldaar leze men de Kronyk van Nederl. India , 1816-1820 van Mr. P. Meyer, in het Yijdschrift voor Nederl. India , als ook J. C. v a n I1, ij n e v e ld , Veldtogt der Nederlanders opCelebes in 1824 en 1825. Hij overleed , als gepensioneerd generaal der genie en oud­gouverneur van Makasser , op zijn terugreis naar het vaderland aan boord van bet schip de Gezusters den 1 Dec. 1825. Hij was den 3 Maart 1817 te Batavia gehuwd met Dorothea J e a n n e t t a A m a l i a An ti ng, doehter van den luitenant generaal Anting, destijds kommanderende bet leger in Indio. Zij overleed den 11 Februarij 1837 te Dresden , na­latende twee zoons , waarvan de een in hooge betrekking te Batavia geplaatst , de andere overleden is , en eene dochter , gehuwd met den predikant D. Chantep ie de la Sau ss a y e. Part. berigt. SCHELLEBEEK (B. VAN) , med. dr. te Dordrecht , schreef :Theses de foetu in utero viventi et exinde prodeunte. Traj. ad Rhen. 1753. Zie Cat. Bibl. Med. C. H. h Roy, T. I. p. 459. SCHELLINCKS of SCHELLINKX (WILLEM) werd om­trent 1632 te Amsterdam geboren. Hij vergezelde in 1661 Jacob T h i e r ry, de Jonge , op eene reis die 4 jaren duurde. Hij bezocht achtereenvolgenden Engeland , Frankrijk , Italie , Sicilie , Maitha , Duitschland en Zwitserland. Ilij maakte op reis vele aanteekeningen , schetsen en studies , van het merk­waardigste dat zij in de voornaamste steden aantroffen , en van een menigte plaatselijke bijzonderheden , van welke hij te Amsterdam wedergekeerd , zich bediende in de zamenstelling zijner landschappen met stoffaadje van beelden , paarden , muilezels en andere dieren , die hij met een fraai koloriet en een breed penseel uitvoerig en bijzonder welstandig sehilderde. Hij was doorgaans rijk in zijne ordonnanties. H o u b ra k e n vermeldt van hem een kapitaal stuk , voorstellende het Scheep­gaan van Karel II , op het Hollandsche strand , om naar Engeland over te steken. Het was gestoffeerd met ontelbare beeldjes , die geestig en oordeelkandig gegroepeerd waren , voorts met koetsen en andere rijtuigen en paarden. Een zijner beroemdste schilderijen He verbranden van de .EngelscheVloot bij Chattana 1667 , is in de beroemde verzameling van Jonkh. J. P. S i x te Amsterdam. In eenige zijner schilderijen vindt men eenen naar Karel du Jardin en Lengelbach. Er komen ook schilderijen voor , door hem en P h it i p Wo u-wermans vervaardigd , b. v. een Vorstelijke Jagtpartii op de verkooping van K r o n en burg werd een Landschap metpaarden van hem voor 1200 verkocht , en bij Molkenboer een Heuvelachtig Landschap , geteekend met 0. I. voor f 35. De vermaarde prent van de doorbraak van den St. Antony-dam 1651 door P. Nolpe, zijn naar zijne teekeningen vervaar­digd. Hij overleed in 1678 te Amsterdam. Zie Honbraken; van Eynden en van der Willigen, Lev. d. Schilders ; Immerzeel; Kramm. SCHELLINCKS (DANIEL) , broeder van den vorige , een goed landschap schilder,, overleed in 1700. Zie Immerzeel. SCHELLINCKS (W.) ; bijschrift- en gelegenheids dichter uit de 17° eeuw , mogelijk wel dezelfde met den voorgemelden schilder. Hij was ten minste zijn tijdgenoot. Men vindt zijne poezij in Klioos kraam vol verscheiden gedichten. De tweede opening. Leeuw. 1657 , en in de Ainsterdamsche vreughde- stroom. zie v. d. Aa, N. B.qC. Woordenb. SCHELLING (JULIANA VAN DER) , echtgenoote van A 1 e. w ij n Gh ij z e n. Zij bragt de Tristia en de Irs amatoria van 0 v idiusTNederd. rijm over , doch gaf ze waarschijn. lijk niet in het licht. K. L e s ca je vervaardigde bij haar huwelijk een bruiloftsdicht. Zie K. Leseailje, Mengelpoezij , D. II. bl. 148; v. d. Aa, N. B. 21. C. Woordenb. SCH.ELLING (IVIr. PIETER VAN DER) , werd in 1692 te Rotterdam geboren , studeerde te Amsterdam , werd in 1712 predikant bij de Remonstrantsche broederschap , in 1713 predikant te Gorinchem , in 1714 te Gouda. In 1724 legde hij zijn dienst neder , maar vervulde de bediening tot 22 April 1725. Hij behield de facultas do­cendi en werd in 1737 , op zijn herhaald verzoek , beroepbaar verklaard. Hij ontving echter geen beroep , maar bleef te Rotterdam zich met zijn schoonvader Cor nelis van Alk e­m ad e, met wiens dochter hij gehuwd was , op de vader­landsche geschied-, oudheid- en letterkunde toeleggen. Terwijl hij te Gouda het predikambt bekleedde, liet hij zich den 18 April 1721 (hij was toen 29 jaren oud) als student te Leiden inschrijven en verdedigde nog in hetzelfde jaar onder Vitriarius een Diatribe theoretico.practica inauguralisde Lege Rhodia de jactu, aan zijn schoonvader C orn elis v an A lk ema de en den hoogleeraar Ge rar d No o d t opge-dragen. Onder de handss. van van der S c h el l in g nage-laten was een hs. van deze dissertatie cum animadversionibus viri doctissimi Abrahami W ieling Harninonensis , Prorectoris Goudani. Meest al de werken , die hij heeft in het licht gegeven , bearbeidde hij met zijn schoonvader of met behulp der door dezen zamengestelde of verzamelde handschriften. Hij zelf heeft eenige werken voor de pers gereed gemaakt , die in handschrift zijn gebleven. Hij was met de voornaamste geschied- , oudheid- en letterkundigen van zijn tijd in brief­wisseling en ging met de meesten vertrouwelijk om. Aan Mr. Cornelis van Bijnkershoek, president van den hoogen raad in Holland , droeg hij zijn Hollands Tiendregt op , en noemde hem wzijn ouden hooggeachten en bijzonderen vriend." Hij stond in naauwe vriendschapsbetrekkingen met 17 de hoogleeraren Ha v e r k a m p te Leiden en met Ch r i s t i a an Hendrik Trotz te Franeker. Petrus Burman vereerde hem met zijn onderregt en uvriendschap"; vaak wisselde hij brieven met Eikelenberg, Boomkamp, Pars, Boon van Engeland, Abraham Wieling, G. R. C. van Kinschot, Fr. Hesselius, J. de Haes en anderen. Met Gerard van Loon, voerde hij een hevigen pennestrijd over de uitgaaf van Klaas Ko 1 ij n en de leenroerigheid van Holland. Hij was een ervaren regtsgeleerde en kenner van verschillende zoo oude als nieuwe talen , beoefende, behalve de creschied- en oudheidkunde , ook de wapen-, penning- en dichtkunde en was de mede-verzamelaar der bekende verzameling getiteld : Nederduitse en Latynse Keurdigten. Bij een verzamelt door de Liefhebberen der oude Hollandse Vryheit. Op nieuws overzien en wel met een derde vermeerderd 1). Hij overleed te Rotterdam 1750 of 1751. In mei van het laatstgemelde jaar werd een gedeelte van zijne bibliotheek en die van zijn schoonvader door P. Lo z el en J o h. Daniel te Rotterdam , het andere gedeelte door Uffenbach en Kluit en Schotel beschreven , in 1848 in het Huis met de Hoofden te Amsterdam verkocht. Zijn afbeelding wordt bij zijn familie bewaard. Men heeft van hem : Behandeling van 't Kampregt ; d'aaloude en opperste Regts- vorderinge voor den Hove van Holland, onder de eerste Graven door Kornelis van Alkemade. .De derde druk, meer dan de heft vermeerdert , met plaaten. Mitsgaders de oorspron g , voortgang en 't einde van 't kampen en duelleeren , door Mr. P. van der Schelling. Rotterdam 1740. 8°. De eerste uitgaven 1699 en 1702 te Delft. Hollands Tiend-refit, of Verhandeling van het Refit tot de Tienden , toekomende aan de Graafeliikheid en de Heerlijkheden van Holland en West-I riesland , door Mr. P. van der Schelling. Rott. 1727. 2 d. 8°. Beschrijving der stad Briele , en den Landen van Voorn, te samen gesteld en met eenige .Hoofddeelen, Bifvoegselen en Aan- teekeningen vermeerdert door Mr. P. van der Schellin,q. Rott. 1729. 2 d. fol. m. pl. Nederlands displegtigheden , vertoonende de plegtige gebruiken aan den Dis , en het houden van Maaltijden en het drinken der Gezondheden , onder de oude Batavieren en Vorsten , Graaven, .Edelen en andere ingezeten der Nederlanden , weleer gebruike- lijk, nevens den oorsprongh dezer Gewoontens en derzelver over- eenkomst met die van andere Volken , door K. van Alkemade en P. van der Schelling. Rott. 1732-1735. 3 d. m. pl. 8°. De illoude Vrijheid, Staatsregeering en Wetten der Bata- 1) De eerste bundel verscheen te Rotterdam 1710 bij Pieter van d e r Goes. 8°. Later volgden hierop nog tien vervolgen. vieren, vergeleeken met die van andere tzjden enz. Door Mr. P. v. d. Saelling. Rotterd. 1746. 8°. Catti , Aborigines _Balavorufr z , dat is : De Katten, de Vooroudera der 13atavieren, ofte de twee Kativijken, enz. door Adrianus Pars, met .danteekeninyen enz. van Mr. P. van der Schelling. Leiden en Amsterd. 1745. 8°. m. pl. Histori van het Notarisschap , bekelzende den Oorsprong , 't Begin en den Voortgang van het Notarisschap, Kancellier­ schap , Sekrelarisschap , Graffierschap enz. bijzonder in de Nederlanden enz. Mitsgaders de Engelsche Praktijk enz., door Mr. P. van der Schelling Rotterdam , 1745. 8°. Codex Batavus, waarin het algemeen, Kerk-, !Wyk-, en Burgerlijk-Recht van Holland, Zeeland en het Ressort der Generaliteit , kortelijk is begrepen. Getrokken uit alle de Edicten, Ordonnantien,, Placaten en Resolutien, vow. en na de °prickling der Republyk , en wel byzonder der Staats-besturen van Holland en West-Friesland, eerst in het jaar 1710, en zedert tot 1724 . respective ingesloten, gemaakt, nader ver- klaard, uitgebreld en behandeld, volgens de Roomse en Hedetz- daegse Redden, door .Eduard van Zurck: met een vervolg der Placaten, .Resol., Aanmerkingen en andere vermeerderinyen , van Mr. P. van der Schelling. De vierde druk , op nieuws nayezien, van veele fouten yezuiverd, en met eeniye Byvoeyselen vermeerderd. Leyden 1764. 4°. De overige drukken verschenen : Delft 1711 , Rotterd. 1737 of 1738 , 1757. Nederlandse Praktyk en oelening der 1Votarissen, en andere yemeene schrift= en regivorderaars; waarin by vraagswiis on- dersoek verhandelt word wat een Notaris , Secretaris, Deur- waarder en Geregt-Bode , so in de grond der Regts-saaken, als in de Instelliuye van allerhande Instrumenteu, Actens , Gewys- den ende uytvoeringe van dien, heqft aan te merken. Door Mr. S. van Leeuwen. R. G. De laatste druk, althans ver- meerderd met Bijvoeyselen en Aanteekeningen; als ook met 30 Consoltatien en Advysen van denzelfden Autenr , en andere voornaame Regtsgeleerden in Holland, volgens Handschriften, berustende in de Boekerij van Mr. P. van der Schelliny , nooit voor dezen yedrukt 12 Deelen. Rotterdam 1743. Nutheid der Natuurkunde, en gelukkiqe vrijheid van filoso- feren in Holland. Amst. 1744. Historie , en nut, - en noodzaakelijk-heid van het Roomsche Regt in deeze Landen, ter gelegenheid van de Inwydings.Oratie van Mr. H. G. van Vr,ykohr. Amst. 1744. Voorbereidiny tot den waaren Godsdienst, vry van gemetens dwang. qdichtmaat. Leid. 1739. Lof der BUbelpoezye aan Natura et arte. Nasporinge van Hollandsch heil en rampen, benevens 't be­ rigt van 's Lands ongeval. Amsterd. 8°. 17* Omstandiy en naeukeurig Verhael van al de .plechtigheden, vreuydebedrijven, plichtpleegingen, redevoeringen enz. Zoo tergelegenheid van he honderd jaerig fent der Vtrechteche Aka-demie ale van de promotie met de kap. Utr. z. j. (1736) 4°. Men vindt ook van zijne poezij in het Dichtk. Praaltooneel van Neerl. wonderen , v6Or Boomkamps Beechrifv. v. Alk-maar en andere werken van dien tijd. Zie Saxe, Onom., T. VII. bl. 27, Anal., p. 267; G. D. J. S c h o- t e 1, Leven, gedrukte werken en ilandschriften van C. v. Allcemade en P. van der Schelling, Breda , 1833 ; Dez., Brief aan Prof. G. Vreede over eene ber. verzameling .Hss.,'s Hertogenb., 1847. 8°. ; Dez., Abdij van Rijnsburg , laatste Hoofdstuk ; v. d. A a, N. B. A. C. Woor­ - denb , D. III. bl. 122124; J. C. von Uffenbach, Reisen durcliNiedersachsen , Holland and England, Th. III. S. 267-271, 317­331; Tideman, de Rem. broederschap , bl. 70, 214, 371; Cat. d.Maats. v. Ned. Letterk. , D. II. bl. 127, D. III. bl. 27, 124, 292, 296, 300, 324, 422, 484; Nieuwenhuis; Kobus en de Rive- court. SCHELLING (GARBRAND GABESZ. VAN DER) werd 16 April 1540 , omdat hij zich tot de secte der doopsgezinden had begeven te Alkmaar gedood. Zie van Eikelenberg en Boomkamp, Alkmaar en zijne ge­ schiedenissen, bl. 96. SCHELLING (SIBERT VAN DER) , een beroemd verzamelaar van schilderijen en zeldzaamheden te Amsterdam , wiens kabi­net door Uff e nb a c h bezocht en beschreven is. Zie Uffenbach, Reise, Th. III. S. 646, 647; Schotel, Lev. v. C. v. Alkemade, bl. 49. SCHELLING (a W.) schreef : Perhandeliny over de Melaatsh,eid'. Utrecht. 1771. Zie Arrenberg, Naamr., bl. 456. SCHELLINGER (CoRNms) , op het eiland ter Schelling geboren werd eerst predikant te Ameland vervolgens in 1683 te Winsum , Baard en Huins waar hij den 18 Maart 1720 overleed. Hij heeft zich als Latijnsch en Nederduitsch dichter be­kend gemaakt. Behalve verspreide Latijnsche verzen heeft men van hem :Canticum Salomonis et kloeis carmine paraphrastico , 1697. Hij breidde Bet Booglied Salomons naar de vertaling van den zeer vermaarden beer Johan Coccejus in vaarzen nit , en die uit­ breiding kwam met zijne Dichtkundiye uitbreidiny vvn MozeeLofzang Dent. 32, te Franeker bij J. G ij zelaar in het licht. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenboek ; Greydanus, Predd. in de Cl. v. Franeker, bl. 122. SCHELLINGER (WILLEM) , Nederduitsch dichter, geboren in het midden der 18de eeuw. Men heeft van hem : Het volmaekt ende toe-geruste whip , beestaende: in fraeye Gedichten en aerdige liedekens , verriikt met ischoone nieuwe voy8en nut ende dienstig voor alle Lie•hebbers der grote Zee-vaert. Amst. 1791. kl. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Nederl. Letterk. , D. III bl. 14, 130. SCHELLINGHOUT of SCHELLINKHOUT ( ). OpCat. D. Potter ('s Hage 1723) komt van dezen kunstschilder voor een landschap , dat f 10 gold. Zie Kramm. SCHELLINX (P. F.), med. dr., schreef eene Dim med. de phthisi pulmoniali. L. B. 1816. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir. , p. 314. SCHELLUINE (THE0DoRus VAN) , den 23 December 1692 te 's Gravenhage geboren , werd in 1715 predikant te Schel­luine , in 1716 te Heemstede , in 1717 te Zalt-Bommel , be­dankte voor Schoonhoven , doch nam het beroep naar Amster­dam aan en werd er den 23 Februarij 1728 bevestigd. Hij overleed er in 1775 in hoogen ouderdom. S chelluin e was in zijn tijd een gevierd leeraar,, zeer in achting bij Rutger Schutte, die hem .Amstels Guldemond noemde. Hij lift zich op 81-jarigen leeftijd door het penseel van J. M. Q u i n c k h a r d afbeelden. R. V in k e 1 e s vervaar­digde naar deze schilderij eene gravure , waaronder een vier­regelig vers van S c h elluine zelven. Hij heeft nog andere meest gelegenheids gedichten vervaardigd , die in de Boekzalen en voor de werken zijner vrienden en tijdgenooten verstrooid zijn. Ook heeft hij zij ne Bespiegelingen van een ChristenAmst. 1774 , met zijne verzen doormengd. Zijn dichterlijk talent was niet uitstekend. Hij gaf in bet licht: Nagedachtenis van D°. IV. Snabelius en D°. P. Boudaan over Joh. V. vs. 35 en 2 Kon. Xl. vs. 11. en 12. Amst. 1739. Lijkrede op J. Covyn. De bedachtzame torenbouwer. De kloekzinnige vredemaker. De geloofsbedrijven van twee stervende aartsvaderen in Egyp­ te , vertoont in eene leerrede over Hebr. XI: 21, 22. Uitge­ sproken in de Westerkerk to Amsterdam , den 7 April 1765 , ter gedagtenis van eenen vervulden vijitig jarigen dienst. Amst. 1765. 4°. Zie Boekzaal 1765 a. bl. 767. Aanspraak bij gelegenheid der invoering der Nieuwe Peal-men. (1772). Abcoude vemeldt nog: Antiparrhaeiur ofte verdediging van Parrha8ius , schrifver an de vrijheid op den throon, waarin de beschuldigingen van Theodorus van Schelluine ter toets gebragt en bondig wederlegt worden, door een voorstander van vrijheid op waarheid en godsdienst gegrond. Amst. 1747. 8°. Zie N. Gel. Europa , Th. V. S. 75; Glasius, Godg. Ned,erl. ;Veeris en Pauw, Kerk. Alph., bl. 180; Wagenaar, Artist., D. VII. bl. 494; van Maurik, _Nam/. v. Godgel. Boek. ; Abcoude,.Naamr. 2 Aanh., bl. 20; Arrenberg, Naamr., bl. 456; v. d. Aa, N. B. A. C. Woordenb. ; Boekz. 1727 b, bl. 233 b , 265, 624, 1728, bl. 244, 251, 1753a, bl. 220; Muller, Cat. v. portr.; R. Schut-te, Bundel v. plegt. leerred., bl. 285; Schotel, Kerk. Dordr., D. II. bl. 357; Kobus en de Rivecourt. SCHELTA (Jumus BRuTus) gal een Latijnsch werk in het licht , hetwelk door Frans Coor nhert verkort en in het Roll. overgezet is met den titel: Cort onderwzjs eens Lierhebbers des welstandts deser Neder- landen , waerinne qbewesen wort , dat het wel glzeoorlooft is teyen te staen een Coning ofte Here van de Landen enz. Op 't einde: Ghedr. tot Amstelred., by Corn. Claeszoon, op 't Water by d' Onde Brugghe , in 't Schrijfboeck. Hij droeg het op aan Burgem. v. Amsterdam. 11/let Privilegie van Leycester, in d. 28 Mrt. Lie over dit werkje B or II. 707; M ul 1 e r vermeldt het Cat. v.Pampfi. I. 39. SCHELTE (DIRK) werd den 2 Oct. 1639 te _Amsterdam geboren , was aldaar juwelierhouder van de bank van leening, en een vermogend man, wien eens 60,000 werd ontvreemd, waarvan de did door den bekenden W. V1 ee rtm an te Lun­teren achterhaald werd. Hij gal in 1714, dat is zijn 758" jaar, in het licht: De lajmwerken van Dirk Schelte, in verscheide verdeelingengeschikt. Te Ain8lerdam qH. Schelte (zijn zoon) 1714 methet portret des dichters , door van Gunst. 4°. liVitsen Geysb eek natn eenige zijner calembourgs op in zijne Epi-grammatische Anthologie, bl. 93. Ook vindt, men ze in de Euphonia. Vroeger verschenen van hem : Aardige Caracteren van 100 personen of Geestelijke uytbeel- ding. Amt. 1705. 8. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 112; Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. , D. II. bl. 480. (De Maats. bezit een exemplaur zijner .Rijinwerken in gr. fol.); A bcoude , 1Vaanar., bl. 322;T, bl. 188; Kobus en de Rivecourt. SCHELTEMA (FEIJE vAN), zoon van Frans v an S eh el­tema en Rixt van Roorda, was in zijn jeugd kornet in den krijgsdienst, werd in 1653 grietman van Kollumerland. Van 1659 tot in het laatst van 1664 , was hij onafgebroken lid der Staten van Friesland, en dus in die vergadering tegen­woordig , toen in laatstgenoemd jaar aan Bar tho ld v an D o um a en anderen octrooi werd verleend tot bet aanleggen van een trekweg van Hallam naar den reeds bestaanden trek­ weg van Leeuwarden naar Dokkum , alsmede toen in dit jaar consent werd gegeven tot bet maken van een rijdweg van 1)antumawoude naar Dokkum en een trekweg van Bolsward naar Stavoren. Hij was in 1650 gehuwd met Lucia, dochter van Douwe van Aylva en Luts van Meckama. Zij woon­ den op de state Clant te Lutkewoude. Hij overleed den 11 November 1666 en werd te Bornwerd begraven. Zijne weduwe hertrouwde met zij n opvolger als Grietman E p o v an A y 1 v a. Zie te Water, Verb. d. Edelen, D. III. bl. 285, 286, Vrie- moet, Ath. Fri& XLV; Charterb., D. V. bl. 724 , 728 , 729; Upc. v. Burm., Tab. Gen. ; Baerdt van Sminia, N. Naaml. v. Grietm, bl. 99, 100. SCHELTEMA (MENNO of MINNE) zoon van Gabb e, S e h elt e m a, oorspronkelijk uit hetzelfde oud en edel ge­ slacht , dat weleer in Friesland zeer bloeide , nam deel aan bet verbond der edelen , werd , om zijne vrijheidlievende ge­ voelens verpligt , Friesland te verlaten , eenige maanden later (1568) door Alva verbannen , en zijn naam , op last van 't Hof van Friesland , door den Magistraat van Leeuwarden openlijk aangeplakt , ter waarschuwing voor elk , om geen gemeen­ schap met hem te houden. Hij huwde T i e t h Feitsma, weduwe van Hajo R i n i a. Zij testeerde den 6 Aug. 1576. Hij overleed te Hallum in 1597. Zie Winsemius, Histor., Lib. II. p. 90 , 115; Charterboek van Friesland, D. III. bl. 753; van Meter en, B. III. bl. 49; t e Water, Verb. d. Edelen, D. III. bl. 285, 286; P. Scheltema, Leven van .T. Scheltema , bl. 11. SCHELTEMA (Soul' of SYDs) , broeder van den vorige. Nadat hij zich bij de bondgenooten had gevoegd , bleef hij hun getrouw en toonde moeds genoeg te bezitten , om zich tegen alle tegenstrevende ondernemingen van den stadhouder , den graaf v a n A. r e m b erg, te verzetten. Op den laatsten van Januarij 1567 liet hij met eenige andere Friesche bondgenoo­ ten , plegtig in de vergadering der Staten verklaren "dat bij , op begeerte van Are m b erg, van 't bondgenootschap niet zou afzien , maar zich hield aan het verdrag met de hertogin in Oogstmaand des voorgaande jaars gesloten ; wijders , dat hij en de overige verbonden Edelen nooit iets tegen den koning en Friesland ondernomen hadden of nog wilden ondernemen , ook nooit eenig geld aan krijgsvolk gegeven hadden , om hunne verdediging to zoeken , ten nadeele van den koning en van deze landen , wier welvaart zij als goede en getrouwe on­ derdanen begeerden te bevorderen , alleenlijk verzoekende , dat zij in vrede en ruste in hun vaderland , voor 't welk zij groote genegenheid hadden , levee mogten ;" eindelijk verklaarde Sc h el- t em a, "dat uit een afschrift van 't verbond genoegzaam blijken zou , dat de Bondgenooten Diet anders gezocht hadden , of als­nog zochten , dan Gods eere en het welvaren van den koning en deze landen. Kort daarna ontweek hij bet gevaar en ver­liet zijn vaderland. Het is twijfelachtig of hij derwaarts is wedergekeerd. Hij was getrouwd met T j e m c k A y 1 v a, van Bornwerd , bij wie hij zes kinderen had. Zijn broeder was : SCHELTEMA (SIPPE), offerde zich insgelijks voor de zaak der vrijheid op , vlugtte en gaf ook buiten 's lands bewijzen van zijne goede gezindheid. Hij voegde zich bij zijne land­genooten om met Prins Willem in onderhandeling to treden , ter herstelling der getrapte vrijheid in Friesland. Hij verga­derde een hoop volks , riep de vrijbuiters uit Ameland ter hulpe en nam de stad Dokkum in ; dock gees meester kun­nende worden van den torero der abdy, op welke de Spaansche krijgsknechten gevlucht waren , werd hij er wederom door 't yolk van Bill y met groot verlies van zijn mansehap uit ge­slagen. Later, 1579 , teekende ook hij het Request aan lI, e n-n e n b e r g om de Unie van Utrecht te bevorderen (Ckartb. 1V . 41). Hij liet bij zijne vrouw B an c k D o u m a vier kin­deren na. Zie T e Water, Verbond d. Edelen , D. I. bl. 440-444, D. III. bl. 286-289 ; Charterb. v. Friesland , D. I. M. 517 ; D. III. hi. 707, 708; Winsemius, list., Lib. I. p. 72-83, 90, 139; Dez.,Chronyk , B. XV1I. bl. 565-568; J. Carolus, de reb, Bil., Lib. II. p. 85 — 89 ; P. Scheltexna, Leven van .T. Scheltema , bl. 11. Kobus en de Rivecourt; Stamboek van den Frieschen Add , I. 318, II. 214. SCHELTEMA (Mr. JAconus), jongste zoon van Mr. C o r-n ells S eh e l t ema, advocaat en stads secretaris te Franeker , en van Hi 1 tj e Altena, werd den 14 Maart 1767 te ge­melde plaatse geboren. In 1779 kwam hij , na het onderwijs van den conrector E. Drabbe en van den praeceptor A. v a n Duiden genoten to hebben , op de school van den rector 11 er mantis Bo sscha, on vond in dezen een voortreffelijken leermeester. Toen Bo s s c h a in het volgende jaar naar De-venter vertrokken was , zette Scheltema zijne studie in de oude talen , onder diens opvolger H e n d r i k Waardenburg voott, verliet in 1781 bet gymnasium , waarna hij , voor hij naar de akademie vertrok , nog een jaar het onderwijs van P. N o ta , predikant to Berlikum genoot. In 1782 liet hij zich als student aan de akademie te Franeker inschrijven , werd den 4 September .1786 , na bet verdedigen van eenige regts-geleerde stellingen , doctor in de beide regten en legde kort danrop den eed of , als advocaat voor den Hove van Friesland , zctte zich als advokaat to Franeker neder, en bekleedde tevens de betrekking Ian ontvanger der boedelgoederen. Hij nam deel aan de staatkundige twisten van die dagen en zag zich in 1787 , bij de onstaatkundige vervolging in Friesland , ge noodzaakt deze provincie met velen zijner stadgenooten te ver­laten en ging naar St. Omer , welke plaats hij echter spoedig verwisselde met Burg-Steinfurt , waar hij, onder opzigt van den hoogleeraar van der Mar c k , die mede zich onder de uitgewekenen in die stad zijn verblijf had , zijne studio in de regten voortzette. In 1789 naar het vaderland teruggekeerd , vestigde hij zich te Amsterdam en trad in den koophandel. Daar echter dit bedrijf minder geschikt voor hem scheen , deed hij zijne zaak over. Den 6 Februarij 1795 werden de ballingen naar Fries-land teruggeroepen. S c h e 1 t e ma begat zich terstond naar Franeker , en reeds den volgenden dag na zijne aankomst , bekwam hij eene benoeming tot lid van het provinciaal comite van revolutie te Leeuwarden , waar hem en den heer L. /1 o c-k ens de taak werd opgedragen om te Hindelopen en Stavoren de regering to veranderen en de provinciale omwenteling to doeii goedkeuren. Nadat de provinciale revolutie tot stand was gebragt , waarbij hij zich door zijne gematigdheid onder­scheidde , keerde hij naar Amsterdam terug , en werkte hij in de wijkvergadering N°. IV , waar de opgewondenheid zeer groot was , met den meesten ijver tot bezadigdheid , en stelde zich hierbij zelfs wel eens in gevaar. Ook werd hij lid van de algemeene wijkvergadering en had de stoutheid om aan de drift der zoogenaaniden clubisten het hoofd to bieden , zoodat zijne on­verschrokkenheid de aandacht van velen trok. Steunende op de beloften hem in Friesland gedaan , keerde hij derwaarts terug , doch de heste ambten waren vervuld en de gemoederen verdeeld. Op bet punt van naar Amsterdam terug to keeren , werd hij lid van het Comite tot de zaken van het Bond­genootschap to Lande , dat to 's Hage den Raad van State verving , en als zoodanig vervolgens aan het Departement van Finantien toegevoegd. Bij bet vervullen van deze betrekking zag hij spoedig de waarheid in van Hoof t s gezegde , dat het ambt den man leert kerinen , zoo in zijne bescheidenheid als gematigdheid. Begrijpende dat hevigheid nergens minder past dan in zaken van bewind , voegde hij zich steeds bij de ge­matigde partij , en heeft ten alien tijde zich verzet tegen elke poging , die zweemde naar vervolging wegens politieke gevoe­lens. Ook werkte hij , toen het Comite om den rustigen gang van zaken in opspraak kwam bij de heethoofden , krachtig mode tot regtvaardiging barer handelingen. De Memorie , daarover bij de Nationale Vergadering ingediend , was groo­tendeels van hem afkomstig. Hij was toen in de kracht van zijn levee , en in staat het Comite , zoo in het Departe­ment van Financien als in de algemeene vergadering vele diensten to bewijzen. Verscheidene bijzondcre kommissien nam hij waar , en eenige zeer breedvoerige Rapporten en Memorien bewerkte hij. Toen Appe u s in 1825 , in zijne betrekking van Minister van Financien , iets in de Minuut-Notulen van het Comae moest nazien verwonderde hij zich over 's mans buitengewone bedrij vigheid in 1796 en 1797, waarvan eene menigte stukken van zijne hand , daarin voorkomende , ten bewijze strekten. Groot aandeel had hij in de pogingen , om aan de wreede vervolging van de oude Regen ten in Friesland, na het oproer te Kollum in .April en Mei 1797 , paal en perk te stellen. Ook verzette hij zich ten zelfde tijde met stouttnoedigheid tegen een onregtvaardig besluit , genomen door de toenmalige gewestelijke regering van Friesland , dat de schade , door de vervolging in 1787 geleden , uit de bijzondere eigendommen der voormalige regenten van de slagtoffers der omwenteling zou vergoed worden. Als lid der tweede nationale vergadering ontving hij in Januarij 17 98 eerst stads-arrest en werd vervolgens met andere staatsgevangenen naar het Ilitis in het Bosch ver­voerd , waar hem en Mr. G. W. van Marie een vertrek ter bewoning werd aangewezen. Eerst na eene gevangensehap van23 weken werd hij ontslagen. Kort na zijne bevrijding , ont­ving S chef tema de verzekering spoedig met een voor hem geschikt ambt bekleed te zullen worden. Intusschen gebruikte het uitvoerend bewind zijne pen tot de ontwikkeling van. een geheitne en zeer gewigtige zatik en voegde later hetu tijdelijk toe aan den Directeur der militaire financial, tot vereffening der onafgedane zaken van bet Comit6 te Lande , in welke be-trekking vele ebelangrijke advijzen , waarvan sommige duisterepunter' van het staatsregt , door hem gegeven zijn. Eindelijk verkreeg bij een plaats in het nieuw op te rigten departemen­taal geregtshof te Kampen , doch keerde , toen men besloten had die nieuwe inrigting der regterlijke magt , wegens het na-derend gevaar , niet in werking te brengen , naar 's Hage terug. Eerst den 1 October 17 99 trad hij te Kampen in lune­tie. In Maart 1802 verwisselde hij deze betrekking met het lidmaatschap van den Zeerattd te 's Hage, aan. welk collegie destijds gewigtige bemoeijingen werden toevertrouwd. Als zoodanig behoorde hij tot de Commissie orn tnet den Raad van buitenlandsche zaken te handelen , die zieli de be-langen van het fabriekwezen in het bijzonder aantrok en eenigevan de belastingen, die orn en door den oorlog waren inge­voerd , tot groot nadeel van den koophandel, wilde behouden. Ook werd bij in de commissie tot verbetering der wetter). op het loodswezen , het zee- en strandregt benoernd. Nadat de Zeeraad ontbonden en het hoofdbestuur aan den Seeretaris of Minister van Finantien met toevoeging van zes raden , drie voor de konvoijen en Hunter' en drie voor de gewone middelen (welke zes personen den raad van judicature over 's rijks middelen te water en te laude uitmaakten) , werd S oh elte m a, ten gevolge zijner breedvoerige Memorie over de wijze om de wetten voor de konvoijen en licenten to verbete­ren , aan Schimm el penninck, buiten zijn weten , ter hand ge­gesteld , een der radon van den eerste. In deze moeijelijke work­kring bleef Scheltema tot het einde van 1806 te 's Hage , toen koning Lode w ij k hem benoemde tot komrnies-generaal der konvoijen en licenten to Amsterdam, aan welke bediening , ten alien tijde zorgvol , vooral vele zwarigheden verbonden waren , wegens de gestadige verandering van wetten en maat­regelen. Hij bekleedde doze betrekking tot dat in Julij 1810 bet vaderland door Frankrijk werd ingezwolgen , waarna hij vrederegter te Zaandam word. Doze betrekking behield hij tot den 13 Januarij 1814 , toen hij het berigt zijner benoe­ming tot Griffier van het Hoog Geregtshof van Financien en Zeezaken te 's Hage ontving. Hij bekleedde deze betrekking tot den aanvang van 1820, toen dit Hof gesupprimeerd werd. Had hij vroeger de betrekking van Hoogleeraar in de Neder­landsche taal en letterkunde to Utrecht afgeslagen , thans gaf hij geen gehoor aan bet aanzoek van een der Burgemeesteren Om redacteur to worden van bet Haagsche dagblad , doch aan­vaardde , na het overlijden van C. A. Moller us, de betrek­king van Grittier van het Hoog Militaire Geregtshof te Utrecht. Hij bekleedde dit ambt tot zijn dood. Meer dan door zijne staatkundige bemoeijingen onderscheidde zich S c h el t e rn a door zijne letterkundige verdiensten Merin bestond eigentlijk de voortreffelijkheid , waardoor hij zich een blijvenden naarn verzekerd heeft. In de oude talen geoef end , en aan eene akademie verder gevornid en ontwikkeld , had hij ill zijne jeugd vaste gronden gelegd voor eene wetenschappe­lijke studio. Al zijne letteroefeningen , hoe uitgebreid ook , betroffen ons vaderland, 't geen als het ware het brandpunt was, waarin het licht zijner verzamelde kennis to zamen vloeide. Behalve vele bijdragen iii onderscheidene Tijdschriften , be­vatten zijne werken meer dan dertig boekdeelen , terwiji er nog veel door hem is geschreven , dat nimrner het licht zag. Ale hadden voornamelijk betrekking tot de geschiedenis en oud­heidkunde van Nederland. De beoefening van beide was zoo naauw bij hem verbonden , en geschiedde met zulken gelukki­gen uitslag , dat bet moeijelijk is to beslissen of hij meer als geschiedkundige dan als oudheidkenner heeft uitgemunt. llAl wat het vaderland goods en groots had voortgebragt of beze­ten , oordeelde bij zijne opmerkzaamheid ten hoogste waardig. Zorgvuldig ging hij de zeden en gewoonten , gebruiken en in­stellingen onzer voorouderen na on verplaatste hij zich met zijne verbeelding in vorige tijden. Hij leefde als het ware in het verledene , zonder evenwel het tegenwoordige daarbij to vergeten : want dan eerst was de kennis der oudheid in zijn oog nuttig en belangrijk , wanneer bij daaruit wenken en waar­schuwingen tot leering van zijn tiidgenooten kon ontleenen. Wij ontleenden deze korte schets aan het uitvoerig werk van P. S c h el t m a, over het leven en de letterkundige verrigtin- yen van de geschiedschrifver Mr. J. Scheltema, die hem ge-kend en naar waarde geschetst heeft. Wij voegen er alleen bij dat hij van meer dan 20 binnen- en buitenlandsche ge­leerde genootschappen en o. a. van de taki cede klasse van het Koninklijk Nederl. Instituut lid was , en dat hij bij do stich­ting der orde het ridderkruis van den Nederl. Leeuw ontving. Zijn afbeelding vindt men voor het gemelde werk van P. Schelt em a. Hij overleed te Utrecht den 25 October 1835 , een zoon nalatende. Behalve een reeks van stukken in dagbladen grootere en klein-dere verhandelingen en periodieke werken 1), gaf hij in het licht : Nauwkeuriy bericht van het Volks-feest te leraneker , op den 5 Maart 1795 , bij yelegenheid van het verbreken der ketenen en het herstellen der poorten aldaar ; vow afgegaan door een KOri Betooy van de Redenen, welke de ingezetenen van Frane­ ker bezvoyen, ont hunne blijdschap over de yewicklige verande­ ring van zaaken op eene bijzondere wijze aan den day te leyyen. Met alle Aanspraaken, Zangen en Dichtstukken bij die yeleyeit- heid. Fran ek er 17 9 5. 8°. Dit stuk had zoo veel aftrek , dat er in weinige dagen drie oplagen , bevattende bijna 2000 exernplaren , van verkoeht werden. Rapport nopens de Karos van Staat , in P. Schelterna, Oud en Mem , D. I. bl. 199, 133. Onlwerp aanyaande de betaliny der kerkelzjke inrigtingen , waarbii de ',Waal, zonder zich met de nieuwe lasten te bezwa­ ren , zich zoude verzekeren van de instandhoudiny van de openbare Godsdienst in alle plaatsen van de Republiek , met inachtneming eener gelzjkheid jeyens alle Christen ye- zindh,eden. 18 01. Iwee redevoerinyen over Balthazar Bekker. 1804. Overzigt der Staat- en Letterk. Geschiedenis van de 18de eeuw, in Mengelw. der Letteroef. van 1804. P. C. Hooft, yeschetst met zijne eiyene woorden BRede- voering over de brieven van denzelven, in Geschied- en Letterk. Menyelw. II. 1. 1) B. v. in de Republikeinsche en Leeuwarder Couranten , Heraklieten Demokriet , de Nationale Schildwacht , Magazijn van de Bruyn,Le Spectateur du Nord , de Arke Noachs , Sem , Cham en .Taphet , weekblad de Spiegel , de Star , de Schowburg , Recensent , Het V ader-land en de Franschen , door hem uitgegeven , waarvan 17 strikjes zijn verschenen , in de Staatscourant 1818 , Utrechtsche Studenten -Alma-nak , waarvan hij in 1823 en 1824 de redactie had, Euphrosyne , enz. Over Rabo Herman Schele , ale leeraar der ware vrijhei d, in Mengelw. d. Letteroef. ‘ 1797. Jan Lambertus Huber aan he yolk van Nederland. Paruiken, in Mengelw. d. V. L. 1799. .Het beste Gra/schrift. Zeldzame beslissing van eene felle twist. Zamenspraak tusschen den ouden .Heer Lordag en den burger Decadi , in Mengelw. d. V. L. 179 S , 1799. Levensschets van Simon Styl. Amst. 1804. 8°. Ook in Ge- sch. en Letterk. Mengelw. I. 1. Staatkundig Nederland. Amst. 1806. 2 d. 8°. Met een kaart. Een werk van veel verdienste , doch niet altijd even onpartij dig. lets over Anna Maria Schuurman en Naar lijk, alsmede over het verblijf der Labadisten to Wiewerd in Vriesland, in Men- gelw. d. Letteroef. van 1804. Over de roues-advertentien in de Couranten. Ald. Contrasten of Oud en Nieuw. 1806. .Redevoering over de Brieven van Hoof?. Amst. 1807. 8 0. Over de volharding der Amsterdammers in weldadigheid, vooral ten opzigte der stack armenscholen , in Gesch. en Letterk. Mengelw. I. 3. Hulde aan de teekenkunst voor de V aderl. Geschiedenis , in Letteroef. 1809 , en Gesch. en Letterk. Mengelw. I. 3. Verhand. over L. Reael. Ald. I. 2. Mr. Johan van Heemskerk, voornamelijk ale dichter. Ald. I. 3. lets over de inhaling en inhuldiging van Philips de tweede to Antwerpen in 1549. Het V onnis van den Raad van Inguisitie tegen Galilei , in Mengelw. d. Letteroef. 1810. Over den Leonidas van Willem van Haren, in Gesch. en Letterk. Mengelw. I. I. Over he miskennen der historische waarheid. Ald. 5. 2. Anna en Maria Tesselschade, de dochters van .Roemer Pie- scher , m. pl. Amst. 1809. 8°. Vergelijking van de afschudding van het Spaansche juk in 1572 , met dat van het Fransche in 1813. Amst. 1 814. 8°. Dit stuk is meermalen afzonderlijk gedrukt , en daarna met een voorberigt geplaatst in het Gesch. en Letterk. Mengelw. 1. 2. Verhandeling over he oude Volkslied Wilhelmus van Nae- souwen, in Mengelw. d. Vad. Letteroef. 1814 , en Geschied en Letterk. Mengelw. III. 3. Peter de Groote, Czaar en .Keizer van .Rueland in _Holland en to Zaandam in 1697 en 1717. 2 d. Amst. 1814, met een plaat. 8°. Over het Zot en de verrigtingen van Erasmus in zijne kindechh,eid en jeugd, in Geschied. en Letterk. Mengelw. I. 1. Geschiedenie van Erasmus standbeeld to Rotterdam. Ald. I. 3. Redevoering over den lof der Zotheid. Ald. II. 3. Alexander , Keizer van Rusland in Holland en to Zaanclanzin 1814. Amst. 1815. met een plaat. 8°. Bemoediging der Nederlanden bij de landing van Bonaparte. Amst. 1815. 8°. Wal willen , wat zullen nu de .Franschen. Wa € moeten wijdoen? Amst. 1815. 8°. Het Vaderland en de Franschen. Amst. 1815. 8°. Toespraak aan de Nederlanden , gedurende het tweede deelvan het leven van .Napoleon .Bonaparte. Merin komen ver-scheidene stukjes voor, vroeger geplaatst in zijn weekblad Het Vaderland en de Franschen. De laatste veldtogt van Napoleon Buonaparte , met eene kaart. Amst. 1816. 8°.,Reisje naar he slagveld van Waterloo in September 1815, in Mengelw. der Vad. Letteroef. 1815. Over den geest van het algemeene Plakaat van 1725 (ano-niem). Rusland en de Nederlanden, beschouwd in derzelver weder- 4 8°. en portr. van S c h e 1 t e m a, na een schilderij van v a n der K o o i door M a r c u s. Lie Kunst- en Letterb. 11 Maart. 1836. Geschied- en Letterk. Mengelwerk , in 6 deelen 17 stukken. Het laatste stuk is , na S c h e 1 t e m a's overlijden , door den Hoogleeraar Be r g s m a uitgegeven met een Register. keerige betrekkingen tot op den fare 1724. d. Amst. 1819. Verhand. bij de prijsuitdeeling bij de Maats. Felix Meritis. in Gesch. en Letterk. Mengelw. I. 1816-1836. Over de Burlesque Notulen der Staten van Zeeland door Michiel Michielzoon. Ald. II. 2. Verbaal aangaande de regtspleging van Karel den Stouten enz. Ald. II. 2. Berigt over het werk van van der Vynckt, Troubles des Pays- Bas. Aid. IL 1. Over Huibert Duifhuis. Ald. I. 2. Willem Swinnas en deszel ifs vergetene geschriften. Aid. I. 3. Levensschets van Eise Bisinga, den uitvinder en vervaardi­ ger van he beroemde Planetarium to Franeker. Ald. II. 2. Beschrijving van de schilderij van den Heer J. W. Pieneman, voorstellende den Prins van Oranje in den slag bij Quatre-Bras. Ald. IV. 2. Pleidooi van Mr. Simon van Middelyeest voor 111r. Pieter de Groot. Aid. II. 3. .Redevoering over den oorsprong , het lot , de dienslen, den toestand en de vooruitzigten der Contrerie en Academie van Pictura to Gravenhage, uitgesproken bij de plegtige uitdee- ling der eereprijzen aan de west verdienstelijke kweekelingen op 6 Tulij 1819. 's Hage 1819. Ook ald. III. 1. Lettres a I. M. les redacteurs de la Galerie historigue des Contemporaine sur la ntIcessitg de rectVer et completer Particle concernant Mr. J. Koning. La Haye, de l'imprimerie Bel- gique 1820. Trerhandeling over de Dordsche Dichtschool voor den jare 1672. Ald. III. 3. Over de verdiensten van Daniel Joncktijs. Ald.T1. Jacob Cats aan Neb.lands Jufferschap. Dordr. 181.9. Over het belang der Geschieclenis van Utrecht en het nadeel van het gemis eener goede plaats-beschrijving en bijzondere ge- schiedenis der stad. Ald. III. 1. Over de sporen der groote veranderingen in den Loden: van de Provincie en de stad Utrecht. Ald. IV. 2. Over de uitzetting , verbetering en verfractijing der stad Utrecht. Utr. 1828. 8°. Ook in Tijdschrift voor Geschiede- nis, Oudheden en Statistiek van Utrecht. Levensschets van Mr. Jan HinlOpen, in Gem& en Letterk. Mengelw. 1II. 1. De runderpest in de iaren 1813 en 1814 te Utrecht ontstaan en gestuit. Ald. III. 2. Proeve van eene Geschiedenis der Zuiderzee. Ald. VI. 2. Onderzoek naar de groote veranderingen in de kusten en stranden van den Noordzee, tusschen Schelde en Berns. Ald. VI. 2. Geschrift van A. Schoemaker. Aid. IV. 1. Oratie van Marnix , Ileer van St. Aldegonde op den Rijks- dag te gehouden. Ald. IV. 1. 117027118 De wet op het dorschen van het kool- of raapzaad Achlum. Ald. III. 2. Uittreksels uit het bijzonder verhaal nopens de Deputatie en Ambassade, daarop gevolgd, in Engeland ten jare 1689, ge- houden door Mr. Nikolaas Witsen. Ald. III. 2. Jets over en van Petrus Francius , als schrzjver in de Ne- derduitsche taal. Ald. III. 2. Iets over beroemde Opdragten van Boeken. Ald. III. 3. Iets over de pligten van eenen Leeraar. Ald. III. 3. Levensschets van Jan van der Bildt. Ald. IV. 3. De uitrusting en ondergang der onoverwinnekke vloot van Philips IL Haarl. 1825; met vignet van J. C. Schot el, 8°. Toevoegsels tot hetzelve. Ald. 1828. 8°. Johannes Wier , de ijsbreker tegen cie leer der vooroordeelen wegens den duivel, de duivelskunsten, tooverijen en &ben- processen, in Geschied en Letterk. Mengelw. IV. 1. Berigt aangaande een merkwaardig werk over de Heksen- processen van Herman Loher. Ald. IV. 2. J. S. en J. Koning vier brieven gezoisseld over de laat- ste tegenspraak van het regt pan Haarlem op de uitvinding der drukkunst. Haarl. 1823. 8°. Geschiedenis der Heksen-processen. Haar]. 1828. 8°. Verdediging der eer van Siegenbeek , tegen Bilderdijk , in Kunst- en Letterb. 1827. Reintje de van Hendrik van Alkmaar , naar den Lu­beksch,en druk vanVO8 1498. Vertaald en uitgegeven door Mr. J. S. Haarl. 1826. 8°. Verhandeling over he bewerken van de Geschiedenis der Ne- derlanden. Haarlem 1830. 8°. Verhandeling over Willenbury de leper- en wapenplaats der Romeinen bij Vechten onder Bunnik en de begonnen vergravin- gen in den jare 1829, in Geschied. en Letterk. Mengelw. IV 2. Over den grooten steen, gelijkende naar een Hunebed of oud altaar. Ald. V. 2. Geschiedenis van de dayeltjksche kost in de Burger-huishou- dingen. Ald. IV. 2. Geschiedenis van het keukenzout. Ald. V. 1. lets over het oproer en den opstand te Brussel en Luik , en tot bemoediging onzer landgenooten. Utrecht 1830. 8°. Memorie van Mr. Rombout Hogerbeets, ter gedachtenis voor zijne kinderen in den fare 1619 op Loevestein gesteld, in Geschied. en Letterk. Mengelw. IV. 2. Over de Volksgebruiken der Nederlanders btj het vrijen en trouwen. Ald. 1V. 3. Ook met vele bijvoegsels en aanteeke-ningen. Utrecht 1832. 8°.Frisiaca , in het Friesch Jierboeckjen en Mengelw. VI. 1. Bijschrif ten op de afbeelding van den luitenant yeneraal ChassO en op he Graf van den Luitenant ter Zee J. C. J. van Spellk. Ald. V. 3. Over de negotiation der Jesuiten, in Kist en Royaards , Ar­ chief der Kerk. Goa. inzonderh. voor Nederl. , D. III. bl. 397. Aanspraak ter opening der Algemeene Vergad. v. h. Prov. Utr. Genoots. 1832. Ook in Gesch. en Letterk. Mengelw. V. 2. lets over het "kis de Krakeling te Utrecht en den stickler van hetzelve Everard .illeyster. Ald. Over de Amersfoortsche Kei. Ald. V. 3. Overzi9t van het werk van Bartholomew den Engelschman over de proprieteiten der dingen. Ald. V. 3. Berigt betrehrende der Bienboek en de Dialoyen der Creatu- ren, beide in 1488 uitgegeven. Ald. VI. 1. VT. Berigt en beoordeeling der Verhand. van Koniny over de uitvinding , verbetering en volmaking der Boekdrukkunst. Aid. I. 2. Berigt en beoordeeling van het werk van Mr. C. A. Schaab , getiteld: De geschiedenis en uitvinding der Boekdrukkunst door Johann Gensfieisch, genaamd Guttenberg , te Mentz. Utrecht 1832. Ook in Geschied. en Letterk. Mengelw. V. 1. Ook in het Hoogd. met aanteekening en aanhangsel van den auteur. Angst. 1833. 8°. deelinq van het werk van Mr. C..4. Schaab , bij de vertalinq van lietzelve in het Hgd, in Geschied. en Letterk. Mengelw. V. 3. Iets over lief vroegere verschil tussclien C. Dahl en C. A. Schaab aangaande de verdiensten van Peter Sclte f er jegene de boekdrukkunst , en over de latere ge$chriften , de$wege tussclien C.A. Schaab en P. H. Kolb gewis$eld. Aid. Berigt aangaande eene merkwaardige recensie van het werk van Mr. C. A. Schaab , voorkornende in de Jenaiscke Alge­ meine Litteratur Zeitung van Julij 18 3 3. Aid. Iets over de werkjes van den Hoogleeraar Friedrich Lelene en derzelver naaste gevolgen. Aid. Iets over den Donaat in klein quarto met zeven era twintig regels , we/ice to 11entz met Haarlemmer letters gedrukl is. Aid. VI. 1. Aanhangsel over lief gebeurde tussclien L 4 3 9 en 1478 , in betrekking tot de oudste drukkerij to Haarlem en eene korte Narede. Aid. V. 3. Iets over de laonderd acht en twintiq jaren en het verhaal van Junius , of over de mogelijkheid en geloo fwaardigheid van berigten utt de tweede hand, zelfs bij nog Langer tijdsverloop. Aid. Nalezingen op de levens-$claet$ van Lourene J'anszoon Kos­ ter. Aid. Berigt aangaande het stuk van Dr. G. G. Braun , Pro fessor to Mentz , getiteld : Narede op Scheltema's Narede over de contrasten tusschen de Eeuw- feesten , to Haarlem in 18 23 en to Mentz in 1836, met de beantwoordinq. Aid. D. TV. 2. Zie P. S e h e it em a, het leven en de letterkundige verrigtingen van den geschiedschrijver Mr..Tacobus Scheltema. Amst. i 849 8 ; J. K o p S, Hulde aan de letterk. verdiensten van Mr. .Tacobus Sclaeltema ; Tijdschrft voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht , voor 1835 , n°. 18 hl. 451--463, waar men ook een lijst zijner werken ontmoet ; Mengelwerle der N. Vaderl. Letteroef. , voor 1834 , n °. 11;Handel. der .Taarl. Vergad. van de Maats. v. Nederl. Letter/c. to Leiden; van het Kon. Ned. Inst. (1836) ; van het Prov. Utr. Genoots. (1836) ;Kunst- en Letterb. 1806, D. I. bl. 146, 1835, D. II. bi. 305, 1836, D. I. bl. 178 ; Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met den Hoog.leeraren H. en H. W. Tydeman , D. I. bl. 139 , 16 7 , 17 5 , 198 , 2 10 , 232, 271, 272, D. II. bl. 53, 56, 132, 135, 139; Galeric des Con-temporains , T. VIII. p. 171 suiv. ; v a n K a m p e n , Bekn. Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens. , D. II. hl. 541 , 542-544, D. III. hl. 231;Chr. v. h. Hist. Genoots. , D. V. hi. 251 , 326 , D. VI. hl. 22 , 359, D. VII. bl. 122 ; G. D. J. S c h o t e 1, Lev. v. .7. C. Schotel , bl. 53; Nieuwenhuis, Woordenb. d. Zamenlev.; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. port. SCHELTEMA (B. P.) schreef : Waarneming van de uitwerlcing der wrijvingen met sneeltw, , ter opwekking van het Leven , in een verklertmd en , na het 18 vrugteloos aanwenden van andere prikkelende middelen , voor dood gehouden mensch, in Aly. Konst- en Letterb. 1803. D. I. bl. 163. Zie Holtrop, Bibl. .Med. et Chir. p. 314. SCHELTEMA (PAuLus CORNELIS) oudere broeder van , Mr. Jacobus Sch elt ema, werd den 14 December 1752 te Franeker geboren. Hij was bestemd om zijn vader als secretaris van die stad op te volgen. Hij doorliep de Latijn­ sche scholen , doch voldeed niet aan deze bestemming , daar hij zich liever aan den landbouw wilde wijden en in 1775 landbouwer werd op Doijem , een gehucht onder zijne geboorte­ stad. In 1796 werd hij , ten gevolge der staatsomwenteling , benoemd tot secretaris van Wijmbritseradeel en notaris te Sneek. Na deze betrekking acht jaren vervuld te hebben , werd hij tot commissaris der verponding , en daarna tot ont­ vanger der directe belastingen van verschillende gemeenten en eindelijk te Franeker aangesteld. Bij de voldoening aan zijne neiging voor den landbouw had Sch elte m a zich echter niet alleen op de praktische beoefe­ning en verbetering van dezen belangrijken tak van yolks­nijverheid toegelegd , maar ook zijne denkbeelden en raadge­vingen te dezen aanzien , bij wijze van antwoorden op voor­gestelde prijsvragen , medegedeeld waarvan de verhandelingen der Maatschappij van Landbouw te Amsterdam en der Neder­landsche Huishoudelijke Maatschappij te Haarlem , waarvan hij lang corresponderend lid vvas , kunnen getuigen. Vanhier , dat hij tweemalen met de gouden , verscheidene malen met de zilveren medaille en in het geheel 10 of 12 malen. door ver­schillende maatschappijen bekroond is en door het Koninklijk Nederlandsch Instituut, voor eene niet uitgegeven Verhandeling, met een zilveren schenkblad vereerd is. Nadat hij afstand van zijne ambts-betrekkingen had gedaan, hield hij zich bij voorkeur bezig met de Friesche geschiede­nis , en bijzonder met het verzamelen van Friesche spreekwoor­den en zegswijzen, waaraan hij tot bijna aan zijn overlijden arbeidde. Hij overleed te Franeker in Julij 1835 , in ruim tachtig­ jarigen ouderdom. Tot zijne uitgegeven geschriften behooren : Over de verbastering van het inlanclsche rundvee , in Ver­handel. v. d. Maats. ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam opgerigt, D. XV. Over het ras van het inlandsche rundvee, Amst. 1809. 8°. Mededeeling °Parent de oorzaak van h,et zoogenaamde ve­ nijn, eene ziekte, welke in Friesland meermalen plaats heeft , in het V eeartzenik. Mag. van Numan , 1829. D. II. st. I. bl. 93. Verzameling van 8preekwoorden, gezegden en anekdoten ; be- nevens geschied- en oudheidkundige aanteekeningen , meerendeels Vriesland en de Vriezen betreffende. Franeker 1826 en Leeuw. 1831, 2 st. 8°. De Maatschappij van Ned. Letterk. te Leiden bezit Vrie- sche spreekwoorden, verklaard door P. C. Scheltema te Frane­ ker , 50 bladen , met twee eigenhandige brieven aan Mr. J. H. Hoeuft te Breda van den j. 1811 in hands. Taalkundige aanteekeningen , bestaande in uittreksels , alphabe- tisch geordend , 5 bl. kl. 8°. hands. Zie P. Scheltema, Leven enz. van J. Scheltema bl. 12; Kunst- Scheltema, en Letterbode 1836, D. I. bl. 68 ; Holtrop, Bibl. qet Chir. p. 314; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Cat. d. Maats. V. Ned. Letterk. , D. II. bl. 483, 539, D. III. bl. 9. SCHELTEMA (TAco) werd den 16 Augustus 1766 te Harlingen geboren. Na korten tijd te Amsterdam onderwijs in de gronden der teeken- en schilderkunst te hebben geno­ten van den landschap- en portretschilder P. Pier s, in 1784 gestorven , bestudeerde hij de natuur en de goede mo­dellen in de galerij te Dusseldorp. Nu reisde hij door Saksen en Meld zich beurtelings te Rotterdam en te Am­sterdam op. In de eerstgenoemde stad schilderde hij o. a. in 1794 de grondleggers van het Bataafsch Genootschap an proefondervindelijke wijsbegeerte , in een der zalen boven de beurs gevestigd. Hij vervaardigde meest familiestukken voor onderscheidene aanzienlijke lieden met levensgroote beelden , zoowel kniestuk­ken als ten voeten uit in welgekozene groepen , veeltijds in landschappen. Ook teekende hij beelden met wit en zwart krijt en gekleurde landschappen. Een geruimen tijd beoefende hij de kunst tot uitspanning op zijn buitenverblijf Landzigt in de nabijheid van Arnhem , waar hij den 7 September 1837 overleed. Hij huwde J a c o-mine va n N ij m e g en en vervaardigde de portretten van zijn oom G. van N ij megen, van zijn vader D. van N ij­meg en en van een menigte anderen. Zijn portret vindt men bij van Eynden en van der Willigen. Zie Konst -en Letterb. 1837, D. II. bl. 177; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; G. Bruining, .Herinn. en Levensb. bl. 63. SCHELTINGA. (CoRNELis VAN) , zoon van Arent Co r­nelis van Scheltinga en Jetske Wiskia van Vier­s e n , werd den 2 Januarij 1743 geboren , in 1763 grietman te Idaarderadeel , doch in 1795 even als zijn ambtgenooten afgezet. Sedert was hij in geen andere betrekking dan in die 18* van lid van het departementaal bestuur (1804 en 1805) van Friesland. Hij huwde A 1 e t t a Aurelia, dochter van Hans Hendrik van Haersma, en van Isabella Bo­r e el, en had vijf kinderen. Hij woonde op Friesma-state te Idaard en overleed in 1812, zijne vrouw in 1810. Zie Wapenb. Scheltinga , Gen. 7; van Sminia, N. Naaml. v. Grietm. bl. 158. SCHELTINGA (DANIEL DE BLOCQ VAN), zoon van Li vius van Scheltinga, Secretaris van de Staten van Friesland , en van Anna de B1 o cq, werd de 21 December 1621 ge­boren. Na zijne studien zoo te Franeker als elders volbragt te hebben , promoveerde hij den 20 September 1642 te An­gers, in Frankrijk , in de regten , en deed vervolgens een refs van twee jaren door Frankrijk Italie, Zwitserland en Duitsch­land , waarna hij , den 3 December 1644 te huis teruggekomen , tien dagen later ontvanger-generaal der provincie werd. Om-treat twee jaren daarna (13 Aug. 1647) werd hij tot Grietman van Schoterland verkozen en bekleedde sedert , zoo binnen- als buiten het gewest , de voornaamste commission. Ook was hij mede gecommitteerde tot de groote vergadering der Staten-Generaal in 1650. Den 19 Julij 1606 werd hij , in plaats van Johannes Rhala, Curator der Franeker Akademie. Hij deed in 1692 afstand van de Grietenij aan zijn zoon en overleed den 27 Januarij 1703. Hij werd te Heerenveen be-graven. Hij huwde den 21 September 1645 Martha, dochter van den Raadsheer Cornelis Kinn e ma en Romkjen Fock en s, den 3 October 1629 geboren , die hem elf kin­deren schonk. Zij overleed den 7 Januarij 1768. Zie Wapenb. Scheltinga , Gem 4; Vriemoet, Ath. Fris. LXXXVI. en van Sminia, N. Naaml. v. Grietm., bl. 365, 366. SCHELTINGA (GAJus VAN), zoon van Martin us van S c h eltinga, Grietman van Aengwirden , studeerde in de regten , werd den 10 December 1705 als advokaat ingeschre­yen , den 30 November 1714 , in de plaats van zijn vader,, Raad in bet Hof van Friesland en den 17 Augustus 1725 Grietman van Kollumerland. Hij overleed ongehuwd to Bui­tenpost den 19 Januarij 1730. Zie Wapenb. Scheltinga, Gen. 6; Naamr. d. Rad. , bl. 52 ; van Sminia, .N. d. Grietm. bl. 102. SCHELTINGA. (JOHANNES VAN) , zoon van Johannes van S c h el tinga, Raadsheer in het Hof van Friesland , en Fokeltj e Faats ra a, was eerst lands-advokaat , werd den 4 Junij 1659 Grietman van Gaasterland en in 1662 gedeputeerde. Hij huwde den 17 November 1661 te Lekkum Mari a, doch­ter van Aulus van Haersma, in 1637 Grietman van Smallingerlaud. Zie Wapenb. Scheltinga, Gen. 4; Haersma, Gen. 5; van Smini a, N. Naaml. v. Grietm. ,,b1. 381. vAN) SCHELTINGA (Livius zoon van Livius van Scheltinga, Secretaris van de Staten van Friesland en Curator van de Academie te Franeker, en van Anna d e Blocq, werd in 1632 geboren. Den 5 Maart 1653 werd hij Grietman van Achtkarspelen , en nam nog in hetzelfde jaar zitting in de Staten van Friesland. In 1657 werd hij uit deze met nog zeven anclere leden gecommitteerd tot het opmaken van eene Instructie voor de Curatoren der Akademie. Hij huwde W is kjen, dochter van den Raadsheer Corn elis Kinnema en Romkjen Fockens. Zij overleed 9 Octo­ ber 1668 , hij 16 Junij 1670. Zie Wapenb. Scheltinga, Gen. 4, Charterb., D. V. bl. 565; van Sminia, N. Naaml. v. Grietm., bl. 109, 110. SCHELTINGA (Livius vAN), zoon van Dirck Lieuw es van Scheltinga en van Catharina Tiara, studeerde in de regten , werd in 1620 lid der rekenkamer en was sedert den 11 Novemb. 1637 Secretaris der Staten van Friesland. In 1640 werd hij Curator der Akademie van Franeker en overleed den 17 December 1650 , bij zijne huisvrouw Anna de Blocq, met welke bij den 11 Maart 1617 te Leeuwarden gehuwd was , verscheidene kinderen nalatende , verrneld bij Vriemoet, friss p. LVII. SCHELTINGA (MARTIN-us vAN), jongste zoon van Daniel de Blocq van Scheltinga en Martha Kinnema, werd den 19 Februarij 1666 geboren. Na volbragte studien reisde hij door Frankrijk en werd bij zijne terugkomst in 1689 Grietman van Lemsterland. In 1692 deed hij afstand van deze grietenij, ten behoeve van zijn neef Regnerus van A ndringa en volgde toen zijn vader in Schoterland op. Deze grietenij narn hij waar tot in 1715 , toen hij ze overdroeg aan zijn oudsten zoon , Menno Coehoorn va n S ch citing a. Onafgebroken bekleedde hij zoo in den Haag als te Leeuwarden de voornaamste staats-betrekkingen , en had een groot deel aan het gewestelijk en algemeen be­ stuur , vooral door invloed op de volmagten in de kamer van Zevewouden. In 1703 werd hij , in plaats van zijn overleden vader , Curator der Hoogeschool te Franeker. Hij huwde , 1 in 1700 A m el i a, dochter van den beroemden Menno Baron van Coeheorn en Margaretha van Scheltinga, en na haar overlijden , den 21 Maart 1708 , 2 den 10 October 1713 Wiskjen, dochter van Livius van Scheltinga en Wia Cat harin a Broersm a. Bij do eene vrouw had hij zes , bij de tweede twee kinderen. Hij overleed den 11 December 1742. Ter zijner gedachtenis is een monument opgerigt in de kerk te Heerenveen , 'tgeen is Weggenomen geworden , om het te beveiligen voor den wapenstorm van 1795. Zijne we­duwe overleed den 8 Maart 1760. Zie Wapenb. Scheltinga, Gen. 5; V r i e m o e t , Ath. Eris. XCI11.; Scheltema, Staatic. Nederl., D. II. bl. 291; van Sminia, Naaml. v. Grietm., bl. 366, 367; Kobus en de Rivecourt. SCHELTINGA (MARTIN -us vAN) , zoon van L i v i us v an S ch el tinga, Grietman van Achtkerspelen , werd in 1679 Raadsheer in het Hof van Friesland , verkreeg , na het over­lijden van zijn schoonzoon , (Jacobus van Bouricius, gehuwd met W iskj en v an Scheltinga) den 9 Januarij 1715 de grietenij van Aengwirden , deed daarvan in 1721. wederom afstand aan zijn kleinzoon (M a r tin us van Bo u­riciu s) , doch bleef haar , daar deze nog minderj arig was, als substituut besturen. Hij huwde Jetske Wiskia van Broersma, die hem vijf kinderen schonk. Zie Wapenb. Scheltinga , Gen. 5, Wapenb. Bouricius , Gen. 6; van Sminia, N. Naaml. v. Grietm. bl. 340. SCHELTINGA (MARTIN-us VAN), zoon van Cornelis van Scheltinga en Cecilia Johanna van Eysinga, werd den 21 Mei 1744 geboren. Hij werd den 7 December 1773 Raadsheer in het Hof van Friesland , doch verwisselde die waardigheid in November 1775 met die van Grietman van Kollumerland. Zoo lang hij Grietman was , woonde hij to Kollum , doch was veel in commissie te 's Hage. In 1795 werd hij met zijne ambtgenooten afgezet verliet Friesland en begaf zich eerst naar den Huize Weerselo , en vervolgens op den Huize Weldam , beide in Overijssel , van waar hij in 1813 terugkeerde. Als Grietman van Kollumerland weder benoemd kunnende worden , hedankte hij evenwel daarvoor , doch werd lid van de Staten van Friesland. Hij huwde den 8 Junij 1800 met Catharina Louisa Anna Antoinetta, dochter van David Constantijn Baron du Tour, Kolonel, en van G. E. E. Baronesse v an B ellin c ha v e, die hem twee dochters schonk. Hij overleed den 18 April 1820. Zie Verward Friesl., biji. n°. 4; Wapenb. Scheltinga , Gen. 7; van Sminia, N. Naaml. d. Grietm. bl. 103. SCHELTINGA (MARTINUs VAN) , zoon van Daniel de B lo c q van Sc h e l t i n g a, Secretaris van Schoterland en na­derhand burgemeester van Dist , en van A I e t t a C a t h a r i n a Ly ck lam a a N ij ebolt, werd den 28 October 1736 gebo­ren , promoveerde in 1759 to Utrecht in de regten. Hij werd in 1777 Grietman van Schoterland , woonde te Heerenveen , werd in 1795 met zijne ambtgenooten afgezet en overleed niet lang daarna. Hij huwde W i s k j e, dochter van Cornelius L iv ius van Bo urici us , Luitenant bij de Kavallerie , en E 1 s k e v an Vierssen, die , den 9 September 1742 geboren, hem 9 kinderen schonk. Zie v an S m in ia , N. Nactml. v. Grietm. bl. 368. SCHELTINGA (i1ENNo COEHOORN vAN) , oudste zoon van. Martin us van Scheltinga en van Amelia van Coe­hoor n, den 30 Mei 1701 geboren , werd den 30 October 1715 , door afstand van zijn vader, Grietman van Sehoterland, naderhand tevens Meesterknaap in het Jagtgeregt in Friesland ,en in 1760 lid van Gedeputeerden. Hij huwde den 13 Mci 1_725 met Martha Kinnema, dochter van den Kolonel Cornelis van Scheltinga en diens derde vrouw Houk­jen van H a e r s m a en overleed kinderloos , den 28 April 1777. Zie van S in inia, /V. Naaml. v. Grietm. bl. 367. SCHELTINGA van Huizum (ScHELTE), was de zoon van S y t z e S c h el t i n g a (waarna hij ook genoemd wordt Schelt e Sythian of Sytzes) en van Syts Odsma. Hij huwde Rinsck, dochter van W o r p Tjaerda van Rinsuma­geest en Jouek van Martena, weduwe van S y d s Botni a. Later nam hij den naam zijner vrouw aan en werd alzoo ook genoemd S c h e l t e T j a e r d a op de Geest (van Rinsumageest). In 1500 bekleedde hij te gelijk de waardig­heid van Grietman van Kollumerland , Achtkarspelen en Dan-tumadeel , doch waarschijnlijk niet van Nieuw-Kruisland. In dat jaar werd hij , als Grietman van Achtkarspelen en Dantu­madeel, met Frans M i n n e ma, Olderman van Leeuwarden , en Otto van R o d e n , gecommitteerd tot het koopen van en doen leggen van een nieuwe zijl in de Ee bij Dokkum. Hij was een groot aanhanger van den hertog van Saksen en Dam in 14'e8 met Take van Heemst ra en anderen van die partij de stinsen van Hi en k Jaar la te Eestrum en van A u k e J a a r 1 a te Wetsens , de eerste stormenderhand en de laatste, door het vluchten der bezetting, in. Tocn Hertog A lb e r t met zijn zoon Hendrik in den aanvang van 1499 te Harlingen k warn , was hij een van de geeommitteerden uit Oostergoo , die hem kwamen verwelkomen en als Erfheer van Friesland buldigen. De hertog benoemdehem , tot belooning voor zijnen ijvcr voor zijne belangeu , totlid van den in dit gewest opgerigten raad. De stadhouder ,Graaf Hugo van Leisenich, gelastte hem in April vandit jaar met al zijne weerbare manschap uit zijne dric griete­nijen naar bet huis van P o p k e Moe k e m a to trekken en bet to belegeren. Weinige dagen later gaf bet de bezetting ,na met een zwaar stuk gesehut besehoten te zijn geworden,over. Hij was in 1504 een der eerste onderteekenaars van den renversaal-brief voor den Hertog van Saksen , en word in hetzelfde jaar met A e s g e van H ox w i e r tot bevelhebber over de Friesche hulptroepen , die aan Graaf E d z a r d van Oostfriesland tegen de Groningers gezonden werden , benoemd. Op de , op bevel van Hertog George in 1505 opgemaakte lijst van Edelen , komt hij als Edelman van Dantumadeel voor. Daar hij standvastig de partij der Saksers bleef aankleven , namen de Gelderschen in 1515 zijn slot te Rinsumageest met geweld in. In 1545 verzette hij zich , als lid der Friesche Staten , tegen 's Keizers inbrenk op 's lands privilegien en voor­regten. Hij voerde het wapen van Id sin ga te Huizum , wijl zijn grootmoeder afkomstig was uit die familie. Hij had een zoon. Lie Wapenb. Tjaarda van Starckenborg, Gen. 4, Occo v. Scharl, bl. 343, 347, 349, 365, 395; Winsemius, C. v. Fr., bl. 392, 400, 402, 514; Naaml. d. Rad., bl. 2; van Sminia, N. Naaml. v. Grietm. , bl. 88-90. SCHELTINGA (THEopoRus), zoon van Eko S chelting a, advokaat te Leeuwarden , van 1728 tot aan zijn dood 1746 met onderscheidene regeringsposten bekleed , werd te Leeuwar­den geboren , studeerde te Franeker en verdedigde er in 1730 eene Diss. de ingressu Pontif in adytum ejusque mysterio , en werd aan het einde van het volgende jaar Predikant te Oos­termeer en Eestrum , onder de classis zijner geboortestad. In 1740 vertrok hij naar Arum onder de classis van Bolsward , en in Julij 1743 naar Arnhem. In 1750 beriepen hem Curato­ren der Geldersche hoogeschool tot Hoogleeraar in de godge­leerdheid , kerkhistorie en oostersche talen , en wel op dezelfde wedde , die hij to Arnhem had genoten (f 1150). Na door zijn ambtgenoot, B. S. Cremer, weinige dagen voor diens dood , eershalve tot doctor in de godgeleerheid bevorderd te zijn , aanvaardde hij den 9 Junij 1751 zijne betrekking met eene Orat. de promovendet sacri Hear. Cod. majestate external , ope et auxilio diall. 00., officio gennini Theologi. (Hard. 1751. 4°.). Die rede kenmerkte hem als een hoogst vredelie-vend godgeleerde en een warm voorstander van grondige ge-leerdheid. Op denzelfden dag werd hij tot professor primariusaangesteld. Driemaal achtereenvolgende (in 1752-1753, in 1761-1762 , in 1774-1775) werd hij met bet bestuur der akademie belast , en sprak bij het nederleggen er van : over het onderzoeken aller dingen en het behouden van het goede ; over den vasten grondslag onzer zekerheid , dat wij in het bezit der ware godsdienstleer zijn en den waren weg van rede-lijke godsvereering volgen ; en over de duidelijkheid , waarmede de canonische H. S. den weg des heils ieder,, die er ernstig op letten wil , aanwijst , met wederlegging eener algemeene be­denking van de tegenstanders des Bijbels. Waarschijnlijk zijn deze Oraties niet in bet licht gegeven. In 1765 verzocht bij van bet professoraat in het oostersch ontslagen te worden , en bekwam hij Everardus S eh eid ius tot opvolger. Van zijne taalkennis gaf hij blijk in zijneCommentatio in Ilabacucum , L. B. 1747 en De Pato Nadabi et Abihu , ad locum Levit. XVI segq. Haarl. 1742. In zijne dogmatiek koos hij den middelweg tusschen de Voetianen en Coccejanen. In den twist over den Zwolschen Kerkleeraar van den Os was hij gemengd. Bij de Arnhem-sche uitgave van V i tri n g a's Doctrina reliyionis christianae , door Mart. V it ringa bezorgd, voegde hij eene Analysis. Hij huwde Odilia Suffrida Poutsma en overleed den 24 Fehr. 1786. Zie S to sch, Neue Gelehrte Europa, Wolfenbuttel, 1759. 8°. Th. XIV. S. 417-434; Saxe, Onom. , T. VIII. p. 4; H. Mun-tinghe, Oratio de Sapientia et bonitate Divina, in antiquissima reli-gionis pate factione conspicua. (Harder. 1781) p. 7; de Wal, de Fris. Jurisconsult. p. 365, 454; Ypey, Kerk. Gesch. der 18 eeuw, D.bl. 376-394, D. VIII. bl. 138 volgg.; Ypey en Der mout, Gesch. d. Herv. Kerk. , D. III. bl. 463 volgg.; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 325, D. II. bl. 149, 257, 318, 389, 402, 605, 610, 612; Glasius, Gudgel. IVederl., D. I. bl. 313, D. III. bl. 37, bl. 289, 290; Boekzaal der gel. wereld, 1753, I. bl. 203, 314, 552, 562. SCHELTINGA (GERLAcus of GERLOFF), broeder van den vorige , in den aanvang van 1708 te Leeuwarden geboren , werd in 1724 student te Franeker , waar hij de lessen van Hemsterhuis, Wesseling, Heineccius, Voorda en Wieling bijwoonde. Onder den laatsten verdedigde hij in 1728 het eerste deel eener dissertatio de emancipationibus. Hierop vertrok hij naar Leiden , waar bij de collegien , zoo van anderen , als van Schulting bezocht. In Friesland weergekeerd , verdedigde hij den 3 Junij 1731 het andere deel zijner dissertatio de emancipationibus , en ver­ kreeg daarop de waardigheid van doctor in de beitle regten. Nog had hij de akademie niet verlaten , toen hij tot hog­ leeraar in de rcgten te Deventer werd beroepen. In 1738 verwisselde hij deze standplaats met Leiden , waar hij twee- maal de rectorale waardigheid bekleedde en den 9 Febrnarij 1765 overleed. D a vi d R uhnkenius noemde hem een uit- stekend man , evenzeer in de Grieksche en Latijnsche talen als in de regtsgeleerdlieici bedreven. Over de regtsgeleerde ver- diensten van G. Schel ti ng a schreef Mr. U. A. Evcrtz, lid van den Hoogen Raad , in 1859 een opstel in een tijdschrift geplaatst. Hij is door L. Sprin ger in steendruk uitgegeven. Hij gaf in het licht Dissertationes duae de Emancipationibus. Fran. 1730, 1731. 4°. ook in Tom. II. Jurisprudentiae antiguae , door D an. F e l-ien berg (Bernae 1761) uitgegeven. ()ratio de summa edicti praetoris in .Romana republica uti­ litate. Daventriae 1732. 4°. °ratio pro Jurisprudentiet et Jurisconsultis. L. B. 1738. 4°. Oratio de proprio Magistratus munere , ad locum Ciceronis I de officiis , 34. L. B. 1746. 4°. Oratio de Jure Civili Romano , Jurisconsulto non sufficiente quidem , sed tamen necessario. L. B. 1761. 4°. Emendationes et interpretationes ad Commentarios Thalelaei aliorumgue Jurisconsultorum Graecorum in Titulos D. et Cod. de Postulando sive de Advocatis et de Praetorians et Defen­ soribus in T. III. et T. V. Thesauri Meermanniani. Zie Saxe, Onom. liter. , T. VIII. p. 4 sq. ; te W a t e r , de rebus acad. Lugduno-Bat., p. 217 sq.; Seheltinga, de Edicti praetorii utilitate p. 27 en Pro jurisprud. p. 3 ; Praefatio ad Thalelaei com­ mentarios in 7hesauro novo Meermanni, T. III. init. notae p. 1, 2 36 ; G. de Wal, de claris Frisiae .Turec. , p. 365 seqq. ; S t r u v i i . Biblioth. Jur. C. 7 S 26 p. 181; J. Cannegieter, ad UlpianiFragm. Tit. 10, § 1; Haubold, Instit. Liter., p. 202; Stosch,das neue gelehrte Europa, T. XIV. p. 418 ; Hugo Geschichte des Rdmischen Rechts seit Justinian , 373, p. 422 ; 'Bibliotheque des sciences et des arts , T. XXIII. § I. p. 26 7 ; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool, D. II. bl. 193; Kobus en de Rivecourt. SCHELTIUS (NiKoLAAs). Toen de Amsterdarnsche Wet­ houders bet getal der Onroomsche burgers in 1566 hand over band zagen toenemen , meenden zij eenige toegeeflijkheid te moeten gebruiken door bet vergunnen van meerdere vrijheid van openbare godsdienstoetening. De hoofden dier gezindheid besloten thans naar een bekwaam Ieeraar om te zien. Hierop begaven zich Reinier Kant en Laurens Jakobszoon R e a e1 naar St. Maarten bij de Zijpe , tot N i c o 1 a a s Scheltius, die aldaar bij de Roomschgezinden het pmtoors­ ambt bekleedde. Deze was bekend met Jan Arendszoon, die de eerste openbare preek voor de Hervormden buiten Amsterdam gedaan had "als iemand , welken bet hart over de meer gezuiverde leerbegrippen Mpg , en die niet ongenegen zijn zou zich tot de onroomschen to begeven , indien zekere hinderpalen , welke dien overgang beletten , uit den weg kon­ den worden geruhnd." De gezanten yonder! Sch el ti u s in de pastorij in geestelijk gewaad , ofschoon hij getrouwd was , en bij zijne echtgenoot zes levende kinderen had. Zij ga yen hem to kennen //hoe Jan Arendszoon, bun leeraar , van hem getuigd bad , hoe hij , hebbende volkonaen kennis van de waarheid , menigmaal met hem in beraad geleid had , om het pausdom te verlaten ; doch dat lii j Merin word terug gehouden , alzoo hij met den last eener buisvrouw en van verscheiden kinderen was bezwaard." Zij voegd en er hij : lldat deze hi . -dernis thans geweerd was, nadien God een middel versehafte , om hem en zijn huisgezin van bet noodige te verzorgen door de liervormde gemeente to Amsterdam." — //De tijd was nu gekomen , om meerder dienst te kunnen doen. Hij hehoorde bet licht dat in hem was niet uit to blusschen , maar in dozen veegen tijd aan de gemeente mode te deelen. Deed hij 't niet, aan God den Heer zou hij van dit verzuim rekenschap moeten geven." Op deze rede antwoordde Scheltius , #met beweeg­ lijke aandoeningen van weemoedigheid, dat hij dus lang om de belemmeringen van tijdelijke omstandigheden , zijn geweten geweld had moeten aandoen , doch nu hem deze gelegenheid voorkwam en de Heer hem uit den gruwel van het pausdom scheen te willen trekken , 't geen hij ook zelf gevoelde, zoo wilde hij naar Embden reizen en zich met zijn ouden vriend Korne s Kooltuin beraden." Kort daarna begaf S c h el­ tius zich dcrwaarts , na alvorens aan Reael en Kant, bij bandtasting beloofd te hebben , in geval hij openlijk tot de liervormden over ging , zijnen dienst aan geen andere kerk dan die van .Amsterdam te zullen toezeggen. Kooltuin raadde hem aan de beroeping te aanvaarden en welhaast hield hij zijne eerste leerrede over de gelijkenis van het mostaard­ zaad , buiten de St. Anthonis poort, in het zieken of leproozen kerkje , waar , volgens het verdrag met de wethouderschap van 27 .Aug. 1566 , de onroom,ehen , bij regenachtig weer , hare openbare godsdienstoefening verrigtten. Niet lang mogt de Amsterdamsche gemeente zijn dienst genieten , daar de her­ vatte vervolgingen hem en zijne beide ambtgenooten J an Arendszoon en Peter Gabriel en een menigte welge­ stelde burgers noodzaakten buiten 's lands een sehuilplaats te zoeken. Hij begaf zieh naar Embden , waar bij door de Amster­ damsehe broeders werd onderhouden , wider belofte van , zoo zulks veilig kon geschieden , zich op nieuw ann de gemeente te Amsterdam te verbinden. Met toestemming der Amster­ damsche , diende hij intusschen de gemeente van Embden , bij wijze van leening. Hij overleed in 1568 aan de pest , die toen Oostfriesland ontvolkte. S ch eltius te Warmen­ buizen in Noordholland geborcn , was een man van groote geleerdheid , bekend met de Hebreeuwsche , Grieksche en vooral met de Latijnsehe talen. De laatste sprak en schreef hij zuiver. Behalven de beste oude ongewijde schrijvers , had hij ook de schriften der kerkvaders vlijtig gelezen. Tot pre­ (liken bezat hij , zelfs volgens zijne vijanden , de monniken , ongeroeene begaaHheden , overigens was bij bescheiden en verdraagzaam. Zie Brandt, Historic der Reformatie, D. I. bl. 378, 459; Brief acbter bet werk van S ask erides van de zeven tijden, door v a n T i 1 uitgegeven bl. 42; Meiners, Oostfr. Keric. Gesch., D. I. bl. 418-420; Wagenaar, Amsterd. D.111. bl. 186, 204, 260; Kok;Paauiv en Veeris, .Naaml. van Predik., bl. 181. SCHELTUS (Mr. IsAAc). In 1658 en 1664 bezorgde Mr. Cornelis C au een verzameling der Nederlandsche plakaten , loopende tot 1664. Sim on van Le euw en vervolgde dit werk tot 1682 , Mr. Jacobus Scheltus tot 1700 , Mr. Paulus Schcltus tot 1720, Mr. Isaac Scheltus tot 1750Tterwijl later door Mr. Didericus Lulius en Mr. Jo h an van d er Lin d e n er een achtste en door den laatste een negende deel is bijgevoegd , zoodat dit werk nu ne­gen deelen in folio beslaat. De Maats. van Nederl. Letterk to Leiden bezit : Groot Placaet-Boeck , vervattende de placaten , ordonnantien ende edicten van de HH. Staten-Generaal der Vereeniyde Ne­ derlanden en van de HH. Staten van Hollandt en West-Vries­ landt en van Zeelandt, bijeengebracht door Mr. C. Can en 18. Scheltus , 's Gravenhage I 658 —1770. Amsterdam 1795 , 1796. 9 dn. fol. Met het generaal Register van alle de place. enz. in de vier deelen van dit ?perk, 's Gravenh. P. &flatus , 1706. fol. , als mede met het gen. Rey. over de negen deelen , aangevult en verbeterd door Mr. Jo. van der Linden , Amst. Jo. Allan, 1797. fol. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. III. bl. 294. Dit woor­ denboek op Cau (Mr. Cornelis). SCHELTUS (PETRUS) omstreeks 1700 to 's Hage geboren , was aldaar boekhandelaar en maakte zich ook als dichter be­kend door: De Natuur vergeestelijkt enz. mitsgaders geestelijke mengel­ stolen, 's Gravenh. 1730. P. Godverheerlijkende ziel of geestlzjke Christen , 's Hage S°. Hij gaf met N. Wiltens het Iferkelijk Plakkaatboek , 's Hage 1723. 2 d. 4°. in het licht. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. III. hi. 86 ; Arrenberg, Naamr., bl. 456, 578. SCHELVISVANGER (JAcoBus) werd in 1748 als propo­ nent , to Ouddorp , en 1757 to Serooskerken beroepen. Hij schreef : Over de Prophetie van Micha, Utrecht 1777. 8°. Zie Arrenberg, Naaml. bl. 456; Brans, Berk. Reg. bl. 139. SC HEMERINGIUS (DANIEL) , zoon van Tobias S ch e­meringius, Rector der Latij nsche school to Vlissingen ,stelde nog geen 15 jaren oud een Latijnsch dichtwerkje op, waarin hij op bevalligen trant, en een vloeijenden , zeer zuive-reri en den besten dichteren ontleenden Stijl, de drie scheeps-togten in 1594, 1595 en 1596 om!Noorden naar China ondernomen , beschreef. Zijn vader gaf het na zijn vroege dood , in het licht , onder dozen titel : Nova Zemla, sive Descriptio contracia Navigationum trium admirandarum, a Belgis , per mare Hyperboreum in Chinam et Indians Orientalem iter affectantibus, annis supra sesquimil­ lesimum nonagesimo quarto , quinto , sexto , irrito couatu ten­ tatarum. Auclore Daniele Schemeringio , Flissinyano. ex offlcina S. Versterrii 1631. 4°. Zie La Rue, Gel. Zeel., bl. 227, 228. SCHENCK. Zie SCHENK. SCHENDEL (BERNARD) werd, volgens Immerzeel, in 1649 to Haarlem , volgens anderen in 1634 geboren. Ook verschilt men ten aanzien van zijn sterftijd , volgens sommigen 1693, volgens anderen 1716. Hij schilderde landschappen met dorps­gezigten , waarin de stoffagie hoofdzaak is , en andere boeren­huiselijke tafereelen in den stijl van Jan Mole n a a r. Zijn stukken zijn vindingrijk en meestal bewerkt in de manier van B r o u w e r en O s t a de, doch bleef verre beneden die talen ten. Zie Immerzeel; Kramm. SCHENDEL (JAcoBus) , te Utrecht geboren , werd in 1649 doctor in de godgeleerdheid , vervolgens pastoor te Hazers­woude en omliggende dorpen , later van de Buurkerk te Utrecht. Hij vergezelde Jacobus de la Torre in 1637 naar Rome. 111-lij was een mau , die om zijnen ijver en godvruchtigheid een onsterfelij ken naam verdiende." Hij overleed te Utrecht 13 Oct. 1650. Zijn afbeelding bestaat. Zie Batavia Sacra, T. II. p. 74. SCHENK (ADRIANus CORNELIS) , zoon van JohannesSchenk en Hester Spragge, werd den 11 Maart 1775 te Delft geboren. Na de school verlaten te hebben , werd hij klerk op een kantoor,, en oefende zich in zijne tusschenuren in de Fransche , Engelsche en Hoogduitsche talen. In 1795 te 's Gravenhage als klerk op het bureau van oorlog geplaatst, was hij vervolgens op onderscheidene administi ative bureaux aldaar werkzaam , tot dat hij in 1812 tot ontvanger te Charlois werd aangesteld , van welken post hij in 1835 gepensioneerd werd. Den tijd , die hem van zijn ambt overbleef,, besteeddehij aan letteroefeningen en teekenkunst , waarin hij mede door eigen oefening , een zekere hoogte bereikte. Zijn voornaamste werk was de voortreffelijke vertaling van Young's Nighilhoughts , waarvan de drie eerste zangen in 1805 verschenen , de vierde en vijfde in 1807 , de zesde , ze-vende en achtste in 1819 , en de negende of laatste in 1823 het licht zag. In 1829 verscheen bij J. Immerzeel Jr. te 's Hage een tweede druk in kl. 8°. van deze Nachigedachlen. Reeds vroeger in 1798 , had hij met B a r end N i e u w e n-h u i z en te Amsterdam , bij Uyl en b rock eenen dichtbundel uitgegeven , ender den titel van Keur van Dichtbloemen, be staande uit vertalingen van Hoogduitsche dichtstukjes , welke alle van de uitstekende bekwaamheid des vertalers getuigden. Ook gaf hij een Lierzang Bij het opsteken der Hollandsche vlag in November 1813 en een Lofdicht op Mr. J, Illeerman 1819 ; een twaalftal dichtstukjes en Lektuur voor Vrouwen in den beschaaiden stand , bl. 98-132 (1820 8°.) en vele andere in de twaalf eerste jaargangen van den Muzen-Almanak. Hij huwde in 1799 met M a ri a V r ij d a g , die den 6 Junij 1849 overleed. Hij zelf overleed den 17 Julij 1855. Zijn uitmuntend gelij­ kend portret , door Philippus Vel ij n gegraveerd, vindt men in den Muzen-Almanak van 1822. Sedert 1830 was hij lid der Maats. v. Ned. Letterk. Zie A. J. van der A a, Levensberigt van Schenk, achter deHandel. d. Jaarl. Vergad. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1857 ; van K am pe n , Beknopte Gesch. d. Letteren en •Wetens. , D. III. bl. 242 ;Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. II. bl. 228, 546, D. III. bl. 101; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. SCHENK (JAN) , kunstgraveur , bloeide in het midden der 18de eeuw. Hij sneed platen voor verschillende werken , zoo­ als het Theatrum machinarum van J. van Z ij 1 (Amst. 1731) , de Groote waterwerken van T. v. d. Horst, onderscheidene titels , en twee plano-bladen , voorstellende de Korenbeurs van Amsterdam , van verschillende zijden genomen , en de Groen­ markt , vol gewoel met beelden enz., naar de teekening van Ad. van der Laan. Zie Kramm. SCHENK JANSZ. (D.), graveur , bloeide in de tweede helft der 18de eeuw. Hij sneed al de kaarten voor den waterstaat van Waal en Rijn tot het jaar 1793, voorkomende in de Perzameling van Rapporten, Verbalen enz., uityeyeven op last van het Provinciaal Comite van Holland , 's Hage 1798. 2 d. fol. in atlas. Van hem is de gelegenheidsprent , Platte yrond van het Groote Dooppark , voor den pleytigen doop van Frederica Louisa Wilhelmina , erf-princesse van Oranje enz., die yeschieden zal in de Groote- of St. Jacobs Kerk te 's Hage , op Woensday den 19 December 1776. Zie Kramm. SCHENK (LE0NA.RDus), graveur , bloeide in de eerste helft der 18de eeuw. Hij sneed vooral landkaarten , doch men heeft ook ander graveerwerk van zijne hand , zooals de afbeelding van den beruchten Actionist Jean Law ten voeten uit, in het Toneel der Dwaash,eid, Amst. 1720. in fol.; Lodeunjk XV als jonaeling in 1715 voorgesteld in 8°. ; De Jayt van Atalante naar Cr: le Brun, gr. fol. , een en twintig stuks platen in fol. oblong naar A. Rademaker in C. van der Woude, Kronijk van Alkmaar , 2 dr. , 's Hage 1716. 4°. Zie K r anm. SCHENK of SCHENCK (PETRus) werd in 1645 te Elberfeld geboren , doch leerde het teekenen te Amsterdam. Hij opende , volgens Kramm, zijn loopbaan met topographisch werk , bij ge­staan door G e r a r d Vale k, daarna beoefende hij de kunst in mezzo-tinto. In 1683-1684 kreeg hij aandeel in den kunst­winkel van J. Jansen , dien hij na zijn dood kocht , waarbij hij toen zijne eigene werken voegde en de nog loopende zaken heeft uitgegeven , zoodat het moeijelijk is te onderscheiden , welke werken door hem alleen zijn uitgegeven , te midden van zoo vele , die toen nog uit dien winkel werden verkocht. Aug us t us II , Koning van Polen en Keurvorst van Saksen , benoemde hem tot zijn hofgraveur. Hij overleed in 1715 te Amsterdam. Ofschoon Schenk gees aitmuntend graveur is geweest , was hij echter een onvermoeid kunstenaar. Zijn Catalogus bevat eenige honderden prenten naar Ucht e r v elt, Net s c h e r, Toorenvliet, van Dyck, Kneller, Lely, Terburg, Schalcken, Lairesse enz. Nagler doet eene opgave van 119 bij en door S c h en k uitgegevene en gegraveerde prenten. Kr a m m vermeldt de volgende : Petr. Schenck , Oogelust , sive . ejus Paradisus oculorum etc. Amstelaedami , apud Petr. Schenck , penes quern virorum illus- trium Icones , .111appae geographicae ac Orbium Locorumque amoeniores conspectus venduntur in Pont° , vulgo de Beurs-sluys, 1702. 2 d. in fol. obl. 200 platen. Petri Schenckii Hecatompolis , sive totius orbis Terrarum oppida nobiliora centum , exquisite collecta atque eleganter depicta. Amst. 1702. in fol. Roma aeterna Petri Schenckii , sive ipsius Aedificiorum Bo­manorum integrorum collapsorumque conspectus duplex. 100 pl. in kl. fol. Villae regiae Risvicanae conspectus elegantes, curet Petri Schenck , 14 bladen in fol. Gezigten der stad Amsterdam en derzelver voornaamste qe- bouwen , door P. Schenk , 100 bl. in fol. Admirandorum quadruplex spectaculum , delectum , pictum etaeri incisum per Joannem van Call , P. Schenk fec. et excad. Amst. 71 bladen. Ruinae Bruxellensis crudilitatis Gallicae &isle monumentum.Juxta prototypufrn Aug. Coppens , P. Schenk fec. at exc. 12 bl. in kl. fol. De twaalf Apostelen. Onder zijne prenten is er een , de afbeelding voorstellende van de Zeven Bisschoppen , op bevel van Jacobus II, Ko-ning van Engeland , naar den Tower gevoerd. De beste prent , die Kramm van hem zag , stelde voor : De Tyd, Amor de vleugele af8nijdende , in fol. Schenk vervaardigde ook portretten naar het leven , b. v. Petrus de Wolff, Pet r. Fi 1., in een herderachtig jager­costuum , een jagthond , Erasmus, P. Francius, Ni c. Witsen, M. van Reverhorst, Gerar. van Leeu­w e n , enz. Kram ro. geeft een lijst van de portretten van den graveur zelven. Er bestaat een penning , die ter zijner eer gemaakt is , aan de voorzijde zijn borstbeeld , met het omschrift PetrusSchenck sculptor Amsteldamensis. De keerzijde vertoont de graveerkunst , zittende met haar stift eene kunstplaat te be-werken in eene kamer met een tapijt belegd. \To& haat eene kunstkas , met drie borstbeelden daarboven. Rondom in het veld van den penning leest men : Delecta merit° et lucro sibialiisque, en op den buitenrand : Quaevis terra alit artem. Zijne zinspreuk was : Tquibus invidetur, rem habent. Zijn album was in bezit van wijlen den hoogleeraar van der C h ij s te Leiden ; later bij Mr. Bodel N ij enhuis, aldaar. Hij buwde Agatha Valck, dochter van Gerard Valck en overleed in 1715 te Amsterdam. Zie Nagler; Fiissli; Immerzeel; Kramm; Cat. .T. van der Marcie, N°. 454; Navorscher , D. VII. bl. 167 ; M u 11 e r , Cat. v. portr. ; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHENK (J.), dichter uit het midden der 18de eeuw. Men vindt zijne poezij in het Dichtk. Praalt. D. III. bl. 162. Zie Heringa, Lijst v. Diehters. SCHENK of SCHENCK (GEoRGE), vrijheer van Toutenburg , beer van Wennissenbach , stamde af uit het geslacht Schenk, aan hetwelk Toutenburg behoorde 1). Zijn vader was Willem Schenk der alter , vrijbeer van Toutenburg ende Wendischen Eschenbach , en van Kunigunda van Tettauw 2). 1) Toutenburg was een baronnie en oud bergslot, midden in het bosch van dien naam , in Thuringen , in Saksen. Het slot zou door Ru­dolph S che n k II in 1233 gebouwd zijn. Naslat Tlinie der S chenken geheel was uitgestorven , werden de Heeren von We r­ther Dbring en Taube er door Keurvorst Johan George I mede begiftigd; onder Keurvorst J oh an George II is het, bij deeling gekomen aan het Huis van Zeitz , in 1711 in het Keur-Saksische Huis. Meer dan 15 dorpen behoorden tot deze Baronie. Toutenburg , in het Schoutambt Vollenhove, roerende aan de stad Vollenhove , werd in den aanvang der 16de eeuw door Geor g e Schenk gesticht en in 1533 geheel voltooid. Zie Overijss. Alm. 1847. bl. 214, 215. 2) Paquot noemt hem zoon van Maarten Schen k en van Walburg of Valburg van Gennep, kleinzoon van N. Schenk, Stadhouder van Groningen , en van Marg ar etha von H ol t m u­len; Scheltema, van Johan Schenk, een der voornaamste edelen die met Albert van S ak s en in Friesland kwam , aldaar in hoog gezag raakte en zich wegens zijne wreedheid weinig bemind maakte, en van Ludimilia von Schleiwitz. In 1496 kwam hij als edelman van Frederik van Baden, bisschop van Utrecht, bier te lande , en ontving in 1502 van dezen zijnen beer het Scholtambt later genoemd Drostarnbt , van Vollenhoven. Altijd stond hij in hooge gunst bij de bisschoppen Frederik van Baden, Philips van Bour­gondie en Hendrik van Beijeren. Bij den overgang van het wereldlijk gebied van bet Utrechtsche bisdom aan K a r el V, werd hij , door den keizer , in het laatst van Maart 1521 , met het stadhouderschap van Friesland , in plaats van Willem van Roggen dorp, begiftigd. Hierdoor kreeg hij vele caste goederen in dit gewest , o. a. in de Grietenij van Tietjerksteradeel. Hij werd in dit jaar als Drost van Vollenhoven opgevolgd door Herman van I i sselmuide n. Kort daarna benoemde hem de keizer tot Ridder van het Gulden Vlies , Rijkskamerling en eersten Stadhouder van Over­ijssel , Groningen en Drenthe. Voorts tot Drost van Drenthe en Kastelein van Koeverden en Overste of bevelhebber van bet kasteel van Genemuiden , en scbonk hem daarbij de Heer­lijkbeid Wedde , een Overijsselsch leen. Als gemagtigde des keizers kwam hij den 31 Maart 1528 te Zwol , waar bij heerlijk werd ontvangen , en plegtig door de burgerij ingehaald. De start deed den keizer hulde; de stadhouder zwoer,, in naam des keizers , de weduwen en wee­zen te zullen beschermen en de regering in alle regten te zullen handhaven. Vervolgens ging hij naar de St. Michiels­kerk , waar bij , onder den lofzang : Heere , aij loven U! op het koor voor het hooge altaar knielde. De magistraat ont­haalde hem met vele voorname vrouwen des middags in bet stads-wijnbuis op een prachtigen maaltijd. Hij ontving, be-halve andere vereeringen , een schoon paard. Schenk bewees den keizer menigvuldige diensten in bet beoorloogen der Gelderschen. In 1522 kreeg hij bevel de sterkte Corfhuizen bij Hasselt te veroveren , die hij , na ze ingenomen te hebben , deed slechten. Hierop sloot hij Gene­muiden zoo in het naauw , dat er geen hoop op ontzet was. De Gouverneur van Genemuiden , Casper van Me r w i c k , een onvervaard en geslepen krijgsman , ging de zijnen wape­nen , en keerde met eene aanzienlijke magt naar Zwolle terug. Hertog Karel vervoegde zich zelf bij deze bende en ver­schalkte Schenk, die zijn leger gesmaldeeld hebbende , de legerplaats moest verlaten en zich te naauwernood binnen Has­selt hergde. Een ongemeene buit , tien vaandelen , 2400 krijgsknechten en 130 ruiters vielen de Gelderschen in handen. Door dat geluk kreeg Karel van Gelder vervolgens Coe­vorden en Diepenheim in handen en werd hij meester van een groot gedeelte van Overijssel. Tn 1528 voegde Schenk zich bij Floris van Egmond, om het beleg voor Hattem te slaan. Hier bleef zijn broeder 19 Willem (volgens anderen Erns t) Schen k, benevens Geer t van Langen , Drost van Salland. In 1536 werd Sc hen k als Stadhouder van Groningen gehuldigd daarna nam hij met geweld de sterkten Delfzijl, Appingedam, Coevorden , en Die­penheim. Toen zich in 1535 de wederdoopers , onder aanvoering van J an v an Gilen, van bet oude-klooster , in Friesland , ten posten van Bolsward , meester gemaakt , de monniken verjaagd en de kerksieraden vernield hadden , trok Sc hen k tegen hen op en deed alles wat zich tegen hem verzette over den kling springen. Die bet gevaar door de vlucht ontkwamen , werden naar Leeuwarden gevoerd , met het zwaard of tie koord gestraft of in het water versmoord. Hij overleed aan de gevolgen van een kwetsuur , hem door een musketkogel in het beleg van Genemuiden toegebragt , op den 2 Februarij 1540 op zijn huis te Toutenburg. Hij was , volgens S c h el t em a, bij sommige van 's lands grooten weinig gezien. Jan c k e D o u n em a be­schuldigde hem heftig , doch hij wist zich staande te houden , en bewerkte de gevangenis van zijnen tegenstrever. Anderen roemen zijne zedelijke hoedanigheden , vooral zijne gulbeid. Reeds vO6r 1496 was S c h e n k gehuwd met Anna de V o s v an St e e n w ij k peen edele juffer en eenige erfdochter," dochter van Coenraad Vos van Steenwijk, Neer van Batingen , Amen enz. , overl. 1481 en . . . Muler t. Haar corn van vaderszijde was Roelof d e Vos van St e en wijk, Huismaarschalk van de Bisschoppen van Utrecht , gehuwd met J utt e ule r t en in 1492 overleden. Ann a de Vos van Steen wij k overleed op den huize Toutenburg in of omstreeks 1526. Uit dezen echt werden geboren George Schenk , Ma ria, abdisse van Rijnsburg , (die volgt) Lode w ij k , jong en ongebuwd overleden en F r e­ deri k aartsbisschop van Utrecht (die volgt). In 1526 begat S c h en k zich ten tweeden male in den echt met Joh a n n a, dochter van Jan I, Graaf van Egmond en van i\1 a r i a M a g d a l e n a, Gravin van Werderberg. Uit dezen echt werd geboren C a r el , die volgt. Over het be­ staan van nog eenen zoon uit dit tweede huwelijk , Johan genaamd , is later een proces gevoerd tusschen den tak van bet geslacht Boetselaer genaamd tot Toutenburg, die zich in bezit der Heerlijkheid van Schenk had gesteld , en drie broeders M a ng el a er, gezegd Schenk , naar hun voorgeven kleinzonen van dezen J o h a n. Bit proces is zeer merk­ waardig. De Deductie van de laatsten (met een appendix. Lei- den 1677) is zeer belangrijk. De ample Memorie der Boet­ selaers , in 1669 in het licht versclienen , voert tot titel : Solide en Waerachtige Demonstratie, dat enz. dienende tot strafe van seeckere famense ende caldmniante deductie — op den naein van oeniye Vagebonden ende Bedriegers , sick noemende Mangelaers , met den toenaem van Schenck. Zwolle 1669. Zie Wagenaar, Vad. Hist. , D. IV. bl. 442, 479 , 493, D. V­ bl. 91, 115, 119; van Wijn. Bijv. D. V. b1.37;J.B.Maurice, Blason des Chevaliers de la Tolson d'or , p. 207; Scheltema, Staatk. Nederl. ; F. A. Ebbinge Wubben, Beschrijving van de Havezaten in Overijssel in Overijss. V olks-Alm. 1847; Besch. v. Gron. bl. 48; Gron. Volks-Alm. 1843, bl. 185; Alatth. Anal. , T. IV. p. 687; Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHENK VAN TOUTENBURG (FREDERIK), zoon van den vorige, in het eind van 1503 geboren. Na zich op de voor­ bereidende wetenschappen te hebben toegelegd, beoefende hij de regtsgeleerdheid waarin hij op 16 of 17 jarigen leeftijd den graad van doctor verwierf. Vijf jaren later (1526) be­ noernde Karel V hem tot zijnen geheimen raad, vervolgens tot raadsheer van het keizerlijk huis te Spiers , waar hij V igli us van Ay tt a, met wien hij zich door vriendschap verbond, en met wien hij later briefwisseling hield, tot ambt­ genoot had. Ofschoon bij tot de waardigheid van president dezer kamer opklom, besloot hij echter dit alles te laten varen en zich aan den geestelijken stand te wijden. Reeds in 1528 treffen wij hem als deken , en weinige maanden later als proost van het kapittel van St. Pieter te Utrecht aan. Bovendien bekleedde hij nog andere kerkelijke betrekkingen, was kanun­ nik van St. Maarten te Utrecht en proost van het kapittel te Oldenzaal, terwijl hij tevens met de geestelijke zorg voor de abdij van Rijnsburg belast was. Hij was op het punt van tot coadjutoi van Rembert van Kerssemburch, bisschop van Paterborn , benoernd te worden, toen hij, na den dood van George van Egmo nd (26 September 1559) tot bet bekleeden van den zetel van Utrecht, door Pius IV den 11 Maart 1560 tot een aartsbisdom verheven , werd aan­ gesteld. Hoeveel ook op het bijzonder leven van dezen kerk­ voogd is aan te merken, was het hem echter ernst alles te beproeven, wat den zedelijken toestand der hem onderhoorige ge,estelijken kon verbeteren. Dit doel stond hem voor oogen, toen hij, op last van Ph ilip s II, de besluiten der kerkver­ gadering te Trente ten uitvoer wilde brengen. Reeds had hij het beproefd op eene kleine synode, door hem in 1562 ge­ houden , maar nog ernstiger trachtte hij dit door te zetten op de provinciale kerkvergadering van 1565. Hoezeer de geeste­ lijkheid eene hervorming behoefde en wat de aartsbisschop daartoe deed besluiten, lezen wij in de Acta eoncilii Provincia­ lis Trajectensis, per reverendissimum dominum, Frederic= , Dei et apostolicae Sedis gratia Archiepiscopum Trajectensem praesentibus reverendissimis .Episcopis comprovincialibus , Abba­ libus et Praelatis, in civitate _Trajectensi et insigni ecclesia metropolitana, indicti et celebrati anno Domini 1565, te vin- 19* den in van Heussen 's Batavia Sacra, Latijnsche uitg. IT: p. 25 seqq. Hollandsche vert. bl. 376 very. //De omstandig­heden (schrijft G 1 a s i u s) onder welke de aartsbisschop aan het hoofd van het sticht stond , waren voor hem geenszins gunstig. De heldere stralen der Hervorming hadden ook te Utrecht den eeuwen lang geeerbiedigden glans der Roomsche kerk doen ver­bleeken. Schenk was de laatste vertegenwoordiger van bet wegkwijnend Roomsche beginsel." Hij bleef de schaduw zijner waardigheid tot zijn dood genieten , die den 25 Augustus 1580 te Wijk bij Duurstede plaats had. Hij werd te Utrecht be-graven. Volgens Ho of t hieven eenige aanschouwers op zijne begraafplaats den in'ten Psalm aan en volzongen dien tegen wil en dank der geestelijkheid. Zijne beeldtenis gaat in plaat uit en is onder anderen in deBatavia Sacra te vinden. Hij wordt door velen geroemd als een verdienstelijk regtsgeleerde en zeer ervaren in geestelijke taken. Anderen beschuldigen hem van gierigheid en heersch-zucht. Zijn rijkdom blijkt uit zijne nalatenschap en bezittin-gen. De Staten van Utrecht , zijn vermogen kennende , hielden bij hem om penningen aan , en toen zij deze niet vrijwillig konden verkrijgen , lieten zij tegen wil en dank een koffer openen en ligtten daaruit veertig duizend en naderhand nog twin-tig duizend gulden aan zilver. Toen de gemagtigden der Staten weggingen , zoude Schenck gezegd hebben : #daar gaan zij nu henen met den drek , maar den gouden berg hebben zij niet aangeroerd." Wat zijn zedelijk gedrag betreft , daarop valt niet te roemen. Hij liet onechte kirideren na bij onderseheidene vrouwen. Twee van deze worden zelfs met name genoemd , blijkens de zoogenaam­de Bisschopsproeven ; uit zijne nagelatene goederen gefundeerd. Zijne schriften zijn : Trias Forensis , in qua de tribus Fori personis , Judice, Actore et Reo disseratur : quidque unicuique secundum Ce­ sarea et Pontificia Ara congruat, multo cornpendio tractatur. Antverpiae 1528. 12°. Progymnasmata Fori , size de its , qui in judicio versantur, et de dictis civilium Judiciorum , libri duo. Accessit Tleridia-riuvi BJuris. Halae Suevorum 1537 fol. Coloniae 1589. 8°. lIet Vinariarium verscheen afzonderlijk. Francof. 1601. 8°. lnterpretatio in tres libros usuum Feudorum. Colon. 1555 fol. Heydelb. 1584 fol. Ook in Tractatus magni universi Venetiis 1584 in fol. Torno X. p. 11 p. 123 seqq. De vetustissimo sacraruni Imaginum usu in Ecclesid Christi Catholics Liber. Antv. 1567. 12°. Tractable de Testibus met anderen over dezelfde stoffe , Co-loniae 1577 fol. Ook in Tractatus magni universi Juris T. I.V. p. 77 seqq. 293T• in deze verzameling vindt men nog van hem: he in jure vocando T. LIE. p. 11 1. 57. De satisdationibus, quae in judicio praestantur.Bf. 135. De Expensis in Judicio factis. Ibid. f. 397. De Probationibus T. IV. f. 2•-c. De Sententia, et re judicata T. V. f. 2. De Execution,e rei judicatae. Ib. f. 38. De zippellationibus. Ib. f. 55. Dialoyus contra Tumulen,tos. Antv. 12°. Enchiridion veri Praesulis , sive de officio Episcopali .Antv. 12°. In de Centuria prima Epistolarum van Andreas van de Schuur komt pp. 340 , 341 een brief van S c e n k aan den president V ig 1 i us en p. 341-347 een aan den hertog van Alba voor. Een brief van hem aan Jan v an H oo­ gh eland, deken van O. L. V. van Utrecht, in de verzame­ ling van Gabbema, p. 262, 263. en niet weinige mss. on­ uitgegeven brieven in het archief der Graven 'slieerenberg, te 's Heerenberg, (volgens verzekering van Dr. L. J. F. .1 a n ss en.) zie Suffridus Petri, Appendix ad Becam , edit. ult. p. 6; Bockenbergii, Catal. Pontit. , Ultraj. p. 48; Sweertii, Ath. Bat., p. 262; Val. Andreas, Bibt. qp. 251; Foppeus,Bibl. Belg. ,qI p. 123; Gabr.Bucelini, Germania Tipo-chrono-stemmatographica P. III, in Probationibus, p. 73; van Heussen,Bat. Sacra, P. II. p. 14-41; Dez., .Hist. Episcop. Ultraj., pp. 40, 41; Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg. , T. III. P. I. p. 233, 234, 243; Struvii, Bibl. .Tur. Select., p. 205, 382, 413; de Wal, de Clan Fris. .Turec. , p. 121; J. B. IVIaurice, Blason des Chevaliers de la Toison d'or , p. 207; Gazet, .Hist. Eccles. des Pays Bas , p. 451, 452; P aq uo t , Mom., T. III. p. 372. suiv.; Hugo, Geschichte des .Rom. Recht , fiir Justinian, p. 263; Glasius,Nederl. Kerkgesch. v66r de Herv., D. III. bl. 254 very., 258 verv. , 263 very., 519; Dez., Godgel. Nederl., Overijss. Volks Alm. 1847, bl. 233; Hopperus, Mem. Livr. L Ch. IV. p. 51, Ch. V. p. 28; Boxhorn, op Reiaersb. Chr. v. Zed., D. II. bl. 155; Repert. van bl. 103; Hoo ft, .Ned. Hist. bl. ; Bo r , Ned. Oorl., B. XV. bl. 221; Brandt, Hist. der Ref. , D. I. bl. ; Wagenaar,Vad. Hist. , D. VI. bl. 65, 70 , 114, D. VII. bl. 330; Gron. Bis­dom, bl. 9, 11, 16, 17, 18, 31, 32, 40, 48; Inventaris des Boe -. dels van Frederilc Schenck van Tautenburch in Hist. Gen. Kronyk , 12 jg. bl. 35; Het sterfhuis en nalatenschap van den aartsbisschop van Utrecht, Fred. Schencic van Tautenburg in 1580, in Dodt, Archief, D. II. bl. 248; J. J. Dodt van Flensburg, over den Utrecht- schen arts Petrus Memmius den .Delftschen druklcer Herman Schinckel en den aartsbisschop Fred. Schencic van Tautenburch in v. d. Monde,Tijds. 2 S. 11, 75; Schotel, Abdy van Rijnsb., bl.T; Kist en Royaards, Kerk. Archie f, 2e Serie , D. V. bl. 365, D. VI. bl. 249; Kist en Moll, Kerlc. Hist. Archief, D. IV. bl. 407; M. G. Du Pac de Bellegarde, Histoire abregee de, l'eglise metropol. d' Utrecht, p. 34; Kron. v. h. Hist. Genoots. (Reg.); Kok; Nieuwenhnis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. Archiven de la m. d'Or. par M. Groen v. Prinsterer, lreSerie. T. I. 285, VI. 625, VII. 365. SCHENK VAN TOUTENBURG (MARIA) , zuster van den vorige, werd den 14 April 1535 abdisse van Rijnsburg , in plaats van Ad r i a n a van B otlan d. Toen keizer K a r el V in 1537 van Haarlem naar Hage reed , werd hij te Oegst­geest door M aria, aan het hoofd harer geestelijke dochters , opgewacht. Zoodra hij haar zag , steeg hij uit zijn wagen ging haar te gemoet , viel op zijne knieen ter aarde , en noemde haar: llmijne gebiedende vrouwe van Rijnsburg." Potgieter beett deze scene bezongen. Zij overleed den 13 December 1552. ender haar bestuur werd de abdij tot een collegie van Chanoinessen verheven. Lie Schotel, 4bdy van Rijnsburg, hi. 98 , 201, 202 ; Overijss.illmanak 1847 , hi. 217. SCHENK VAN TOUTENBURG (CAREL), halve broeder van de vorige. De goederen van George Schenk gingen bij na alle op dezen zoon over , ook was hij hoer van Wedde vvelke heerlijkheid hij in 1561, met toestemming des konings , verkocht aan J ohan van Ligne, Graaf van Arenberg. Hij leidde een afgezonderd levee op zijn huis Toutenburg en onttrok zich eenige jaren voor zijnen dood geheel aan het gezelschap der wereld , waardoor hij , aan melankolie onderhe­vig , in een vlaag van toorn , zijn eigen knecht doorstak. Om voor dezen moord pardon te erlangen , moest hij eenen voet­val voor de koningin landvoogdesse doen. Hij overleed in Januarij 1570 op den huize Toutenburg een onechten zoon , jonker Lo d e w ij k genaarnd , die in 1637 overleed , nalatende. Zie Overijss. Aim. 1847 , bl. 230 , 234. SCHENK VAN NIDEGGEN (MAARTEN), beer van Afler­den en Blijenbeek , van adelij ken geslachte in Gelderland ge­boren , afstarnmeling van 0 tt o Schenk van N eggen, ridder,, beer van 17Valbek , drost te Wachtendonk. Olsehoon edel van geboorte , was hij gering van staat , en schaars met tijdelijke goederen bedeeld. Van zijne jeugd af omhelsde hij het krijgsleven diende eerst kapitein E n k h u i z e n en ver­volgens den beer van IJsselstein , als jongen , en begat zich later met twee paarden in dienst van den Prins van Ora*. Na de pacificatie van Gend maakte hij zich meester van het Buis te Blijenbeek , aan de Maas , dat zijn neef toebehoorde en waarop hij aanspraak meende te hebben. Zulks werd hem geweigerd , en dien ten gevolge , en wijl hij een stichtschen vendrig had doorstoken , begaf hij zich in dienst van den hertog van Parma, brandschatte het geheele land van Gelder en maakte zelfs de stroomen onveilig. Toen daarop de staten onder kapitein Heegeman, het huis te Blijenbeek belegerde kwam hij , tot ontzet van het slot met een deel paarden en 295 weinige voetknechten , belegerde de belegeraars , dwong ze dour hongersnood , tot een verdrag te kornen , en deed , dit onaangezien , een hunner hoplieden , Harm an H o e k e s ge­ naamd , om het leven brengen. Door dit en meer andere bedrijven vervulde hij dat oord met de schrik van zijnen naam. In 1579 veroverde hij door list de stad Deutekom , doch een andere dergelijke aanslag, mislukte, want met nog zeven zijner kapiteinen door Sigismun d K r ui t b ach om­ ringd , en zeer gevaarlijk gewond , werd hij gevangen geno­ men. Hot gelukte hem echter zijne vijanden te ontsnappen. S ch e n k, er steeds op uit den Stichsten alle mogelijke nadeel toe te brengen , besloot in 1580 bet door B a rt hold En t e s, in naam des prinsen van Oranje , belegerde Groningen, to hulp te komen. llij trok met 14 vendels, waarover de heer v an Bill y kolonel was , derwaarts op weg. lie gemagtigden der nadere vereeniging ga.ven den graaf van llohenlo bevel S ch en k te gemoet te trekken , doch deze , zijn togt naar Groningen opgevende , wendde het naar Zwolle , werwaarts H o h e u 10 hem volgde. Te Zwol bad men de stichsche be­ zetting geweigetd , en de wethouderschap meende genoeg ver­ zekerd te zijn , met het uitzetten eeniger verdachte personen. Doch de afgezette regenten hadden orn Sc hen k gezonden , na , door ettelijke roomschgezinde boeren bijgestaan , de wa­ pens te hebben opgevat. Ook de staatsgezinden waren op de been gekomen , bezetten de markt , ontvingen eenige ver­ sterking van yolk , joegen de spaanschgezinden op de vlugt en namen toen een hollandsch vendel in. Ondertusschen was S c h en k op weg naar Zwol , doch vernemende dat de staats­ gezinden aldaar de overhand hadden , hield hij stil bij Har­ denberg , vier mijlen van de stad. her outmoette hij, den 17 Junij 1580, den graaf van Hohenlo, die van Zwol terug­ keerde. De beide legers raakten handgemeen. Groot was het verlies aan de zij de der staatsgezinden , al hun grof geschut bleet in den loop , en zij verloren daarenboven wel 1500 man , en onder doze verscheidene bevelhebbers , dewiji van S c h e n k's yolk gees 60 sneuvelden. Het gerucht dezer nederlaag verspreidde zich schielijk door het gansche land en zij , die het gevaar door de vlugt waren ontkomen , bragten er de tijding van te Koevorden , werwaarts Schenk hen 's anderen daags volgde. Hij vond de plaats door de Staatschen verlaten , en veroverde haar dus, zonder eenigen tegenstand. Ook in het leger der Groningers ontving men berigt van de nederlaag , en de belegeraars braken , uit vrees dat Schenk hen op 't lijf mogt vallen , het beleg op , zochten een goed heenkomen en wierpen zich hier en daar in bezetting. Hierop trok Schenk naar Groningen , waar hij met groote toejuiching werd ontvangen. Twee dagen later (20 Junij 1580) verliet hij wederom de stad en trok met den graaf van Ren­nenberg naar Delfzijl, 't welk hij terstond belegerde. Terwiji daf beleg werd voortgezet , rukte hij voor den Opslag , eene scbans in (lien oord , met eenige vendels , die voor Groningen gelegen badden , bezet , die spoedig bij verdrag overging. Kort te voren badden R e n n e n berg en S c h e n k met voordeel gevochten tegen eenige vendelen , door de Staten vau Fries-land , onder bevel van jonkheer G e r a r d v an It en e s. 'Eenen aerd van dartele wreedheid (schrijft Ho oft) toonde S c h en k aan de gevangenen. Want nadat hij ben , door wel voedren en verbandt hunner wonden , met hoop en smaak aan 't leeven vervuld had , deed hij hen , bedaardes moeds , ombrengen , in aenzicht van R en es , die , zich beroepende op toezeg van behoudenis, hem gedaan als hij zich overgaf , ter naeuwer­noodt , nevens vier andere , verbeeden werd." Delfzijl viel kort daarna Ren nen ber g en Schenk in handen. Na den dood van Jori s van La I ai n g, graaf van Rennenberg , in 1581 te Groningen , droeg Parma diens zeer aanzienlijke fi m b ten aan Francois . V erdugo, een Spanjaard , die weleer stalknecht geweest was van den graaf van Mansfeldt , naderhand met diens natuurlijke dochter gehuwd en door bescheidenheid en krijgskunde vermaard was geworden , op. Sc h e n k, die staat had gemaakt R en n en berg te zullen opvolgen , vond zich teleurgesteld , en niet onwaarschijnlijk is bet , dat hij nu reeds dacbt om van partij te verwisselen , hoewel hij , in schijn , den Spanjaard getrouw bleef dienen. Nog in hetzelfde jaar toonde hij zijn heldenmoed bij de verrassing van Breda , doch in het volgend (1582), toen hij zich van Xanten in Kleefsland op weg begaf,, om zich naar Gelderland of elders te begeven , werd hij (4 April) door de staatsche bezetting van Gelder ge­vangen genomen , en verkreeg eerst , na het betalen van een groot losgeld , zijn vrijheid. Na zijn ontslag trad hij met den graaf v a n N i e u v en aar, stadhouder van Gelderland , in heimelijke onderhandeling om van partij te wisselen en zich wederom in staatschen dienst te begeven. Een uur na mid­dernacht van den 20 Mei 1585 kwam hij binnen Gelder, waar de koop met den gemelden graaf werd gesloten , onder voorwaarde , dat S c h en k zijn slot Blijenbeek en zekere scbans daaromtrent aan de staatschen zou overleveren ; dat de algemeene staten hem van een veldmaarschalks-plaats of eenig ander krijgsambt zonden voorzien , en hij een behoorlijke wedde (f 1250 per maand) zou genieten. Men zou hem het verlies van Blijenbeek en zijn inkomsten , op f 4000 's jaars geschat , vergoeden , met een huffs en inkomsten van gelijke waarde in Holland of Zeeland. Op deze voorwaarden beloofde S c h e n k de zijde der Staten to zullen houden 't welk ook getrouw door hem volbragt werd. 297 Na het sluiten van het verdrag, keerde hij bij flack naar Blijenbeek , ruimde het slot, bemagtigde nog, voor het einde van die naaand , het slot te Overasselt bij de stad Grave. Diende hem het geluk niet laj het treffen tusschen zijne ruiterij en die van Tassis , in het volgende jaar (1586) diende het hem beter , toen hij , vernomen hebbende dat het klooster Beeters­ waard door eenige Spaansche soldaten was ingenomen , met eenig yolk te voet en te paard uit Venlo derwaarts trok , de Spanjaarden overviel, ze versloeg , tien of twaalf gevangen nam en het klooster in brand stak. Ook was het hem te vo­ ren gelukt den kornet van Appio Conti te slaan. Weinige weken daarna, in den aanvang van lentemaand , besloot hij en H er man Kloet, overste van Nuis , op last- brief van den verdreven keurvorst van Keulen , een aanslag op de stad Werle in Westphalen te ondernemen. Deze gelukte , en na de stad leeg geplunderd en verlaten te hebben , kwani hij met 30 der rijkste van den raad , nevens eenige welgestelde burgers , te Beek aan. Van daar vervoegde hij zich tot L e i­ ces ter , die over zijn bedrijf z66 voldaan was, dat hij hem tot ridder sloeg en met een gouden keeten , ter waarde van f 2000 , beschonk. Dit geluk werd eenigzins vergald door het nadeel dat hem in hetzelfde jaar 1586 trof. Eer de stad Venlo door de Spanjaarden was ingesloten , had Schenk zich naar buiten begeven , om op zekere plaats een schans te stieh­ ten , met achterlating zijner gemalin nevens hare zuster. Toen het te laat was , z )cht hij zich door het vijandelijk leger te slaan , zijne vrouw te verlossen en tevens de stad te ontzetten. Hij drong tot aan het verblijf van Parma door , doch het gansche leger in beweging ziende , was hij genoodzaakt af te trekken , en bragt het niet zonder verlies te Wagtendonk. De be­ zetting , op den moed van Sc h enk en dat hij zijne huisvrouw en gezin niet in den loop zou laten vertrouwende , gedroeg zich dapper doch moest eindelijk voor de overmagt der burgerij , die haar met de wapens in de vuist , noodzaakte , de stad aan Parma over te geven zwichten. Bij 't verdrag werd de vrije uittogt voor S c h en k's getnalin en schoonzuster bedongen , die er echter veel geld moesten laten. Terwij1 het beteg van Venlo werd voortgezet , voltooide Schenk de door hem begonnen schans , die sedert zijn naam (Schenkeschans) heeft gevoerd. Nog in hetzelfde jaar onder­ nam S ch e n k met eenige Engelschen en Hoog- en Nederduit­ schen een vruchtelooze aanslag op Nijmegen. Het stedeke Boeroort , in Januarij 1587 door hem veroverd , moest hij in April weder verlaten. Het gelukte hem ook , den 23 Decem­ ber van dat jaar , de stad Bonn aan den Itijn bij verrassing: in te nemen. Niet lang had hij haar echter in zijne magt of de Spaanschen sloegen het beleg er voor. Zes maanden duur­ den het ; Schenk hield sterk bij de staten aan om ontzet 298 doch , daar 's lands gereedste middelen ten dezen tijde , tot den oorlog te water moesten besteed worden , vond men zich buiten staat hem behoorlijk te hulp te komen , zoodat Schenk eindelijk moest besluiten den bevelhebber der stad te bevelen zich op de best mogelijke wijze met den vijand te verdragen , 't geen den 19 September 1588 geschiedde. Na het overgaan der stad besloot Parma het beleg van Rijnbeek , dat voor twee jaren was aangevangen , voort te zetten. Schenk, wien de zorg voor deze stad was aanbevolen , had zich , na het verlies van Bonn , die men , zijns oordeels , had beheoren te ontzetten , zeer rnisnoegd getoond op de staten , tot zoo ver zelfs dat men hem te 's ilage van heitnelijke aanslagen ver­ dacht hield. Ook was zijn yolk zeer muitziek , zoodat men van het behoud van Rijnbeek zich weinig beloofde. Letts liet hij zich verluiden dat hij den dienst der staten wilde verlaten , 't welk dezen voor Rijnbeek zeer bekornmerd maakten. Hij vet­ leende nogtans eenige hulp tot spijziging der benaauwde stad , en een weinig later werd hij in zoo verre tevreden gesteld dat hij , reeds gestoord op de Spaanschen, wegens het bemagtigen van zijn huis te Blijenbeek , zich andermaal bewegen liet om voorraad binnen Rijnbeek te brengen , 't geen in Julij i589 gelukte. Met den aanvang van dit jaar smeedde hij andermaal een aanslag op Nijmegen , waartoe hem het heitnelijk verstand , dat hij met eenige burgers dier stad hield , aanmoedigde. Ge­ brek aan yolk en hoog water in de Waal waren oorzaak dat de oncierneming geen voortgang had. In Augustus hervatte hij den aanslag en kwam , den tienden dier maand , in 't holle van den nacht , met 20 schepen en 5 pleiten , gepropt met krijgs­ volk van 's Gravenwaard of Schenkerschans oe Waal afzakken tot voor de stad. De St. Anthoni poort werd opengebroken , ook deed hij de ijzeren tralien uit een huis , waarcloor hij op de markt meende te komen , breken. Het ongeluk wilde dat men hier juist bruiloft hield en op de been was. De toeleg kon derhalven niet verholen blij yen. In een oogenblik raakte burgerij en bezetting in de weer , het ingenomen huis werd beschoten en overweldigd , en Sc h en k s yolk er uit en naar de poort verdreven. Eenige vaartuigen werden zoo sterk met yolk overladen dat ze zonken of omsloegen. Schenk, die zwaar gewapend in een schuit was gesprongen , raakte , door 't omslaan er van , in 't water en zonk. Toen die van Nijme­ gen naderhand zijn lijk vonden , stelden zij het hoofd en vier deelen op en omtrent de St. Anthonis poort. Schenks sol­ daten namen er wraak over , op de Nijmeegsche gevangenen , waarop de markies van Vaozobon de stukken deed afnemen en in een kist begraven. Toen de stad , twee jaren later, aan de Staatschen was overgegaan , deed prins Mauri ts het lijk met groote pracht in de begraafplaats der hertogen van Gel­ der bijzetten. Zoo deerlijk een einde had Ma arten Schenk van Nid egg e n, toen hij slechts het veertigste jaar zijns levens bereikt had 1). Na zijnen overgang tot de zijde der staatsgezinden had hij zich , door zijne stoute ondernemingen , zoo gevierd gemaakt bij de Spanjaarden , dat de Spaansche schrijvers verhalen dat , zijn ligchaam , nadat bet uit het water was opgevischt, hen , die het aanzagen , nog schrik aanjaagde. Zoo gevreesd als hij van zijne vijanden was, zoo bemind was hij bij zijne vrienden en soldaten , die zijn onvermoeiden ijver, zijn kloekmoedig­heid , zijne geschiktheid en andere hoedanigheden hoog waar­deerden. Men wil echter, dat het hem wel nimmer aan moed , soms aan beleid en voorzigtigheid ontbrak. Drie dagen vOcIr zijn dood had bij op de Lipperheide, nog een hoop Spaan­schen , die naar Friesland togen , geslagen. Hij had in huw e­lijk gehad de vrouwe van A f f e r d e n , of bij bij Naar kinde­ren verwekte is onbekend. Hij moet aanzienlijke goederen bezeten hebben , wij1 zijn yolk , terstond na zijn dood aan 't muiten sloeg en voile betaling der achterstallige bezolding van zijne weduwe eischte. Zie Bor; van Meteren; Hooft; Bentivoglio; Strada; Cerisier; Wagenaar; Kok; Bilderdijk; Arend; Levensbe- schrijving van eenige voorname meest IVederlandsche mannen en vrouwen, tweede deel; van K a m p e n , Karakterkunde der Vaderl. Geschiede- nis , D. I. bl. 488-490 ; Bosseha, Nederl. Beldendaden te land, D. I. bl. 189, 266 , 288 ; Chr. v. h. list. Genoots. , D. VI. bl. 40 (zijn epitaphium) D. IV. bl. 134; Overijsselsche Volks-Almanak 1847, bl. 189; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHENK v&N CULEMBORG (HuBERT) , ridder, leefde iu de eerste helft der 14 eeuw, was beer van Culemborg en een zeer vermogend man. In bet Chronicon auctius. van Beka uitgegeven door An t o n i u s Mat t h a e u s p. 239 leest men : "In den rely en jaer, te weten 1346, voeht Bisschop Jan op Sinte (2ecilien dach met Heer H u b re cht van Culenbo rg , Heer Robrecht van Arkel, Heer Jacob van Nyevelt t'Utrecht op die plaetse tegen die Guntlingen , die se ver-wonnen ende verdreven uten stadt ende daer was omtrent ses hondert." Hij sneuvelde in 1347 op St. Praxidis dag omtrent Hasselt tegen de Luikerwalen. In dezen strijd kregen die van Luik toen dapper de nederlaag. Er bleven , meldt de Chronyk , 32000 man van de Luiksche zijde. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jan. Zie Origines Culemb. ; V o e t van 0 udheusden, Beschrijv. v. Culenb., D. I. bl. 31. 1) Het geslacht Schenk van N i d e g g e n heeft tot in onze dagen voortgeduurd. Len regter van lien naam zat omstreeks 1840 nog in de regtbank te Nijmegen. SCHENK of SCHENCK (Mr. PIETER) , med. dr. en alchymist te Amsterdam in de 2de heift der 17 eeuw. Blij­k ens 3 actens gepasseerd voor den notaris M i c h a el Bock z te Amsterdam , verstond hij de kunst van goud niaken , 'had hij gezonden en verzond hij nog in 1694 , van goudt , 't geene sells gemaeckt hadde en dagelijckx quam te maecken , veele groote en tnerckelijcke sommen ; hadde gegeven aen sijn Hoogheyt tot subsidie van den oerlog , als anders tot onder­hout van den Staet; dat by Schenck bier door siet hoogh en waert bij zijn Hoogheyt was geacht; dat (hij) dagelijckx, wanneer (hij) maer begeerde daer omrne bij sijn Hoogheyt quam en van den selven alles kreeg en obtineerde , wat (hij) begeerde , verthoonende op verscheyde tijden brieven , die hij syde van zijn Hoogheyt ontfangen te hebben , enz." Zie Chronyk v. h. list. Genoots., D. X. bl. 30 volgg. SCHENCKELIUS of SCHENCKELS (DoMINIcOs), ow­streeks 1520 geboren to 's Hertogenbosch , waarnaar hij den bijnaam van Sylvins aannam. Na in de geneeskunde te hebben gestudeerd , vestigde hij zich als doctor in zijn gehoortestad , en werd tevens , onder Johannes N e m i u s, die omtrent 1554 rector der latij nsche school aldaar werd, praeceptor der lagere klassen aan die school. V a 1. Andreas noemt hem : 'Vir de politiori literatura op­time meritus." Behalve eenige afzonderlij k uitgegeven Latij nsche gedichten(carmina aliquot) gaf hij in het licht : Orations Terentianae ; cum Gramanica iderpreiatione. Syl-vae Ducis 1557. 8 °. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 194 ; Foppens, Bibl. Beig. T.I. p. 249; Paquot, X11 em. T. III. p. 135; Hermans, Conspect.Onom. Cat. p 6. , SCHENCKELIUS of SCHENCKELS (LAMBERT THOMAS), zoon van den vorige, den 7 Maart 1547 te 's Hertogenbosch geboren. Zeventien jaren oud vertrok hij naar Leuven , en Keu­len (1565), waar hij zich iii de letteren oefende, vervolgens werd hij onderwijzer te Elten , Tirlemont , Antwerpen en Mechelen. In 1576 , teen hij slechts 29 jaren owl was , be­kleedde hij reeds het ambt van rector der openbare school ter laatstgemelde plaatse. Omtrent dien tijd begon hij de kunst om het geheugen te oefenen te onderwijzen , welk onderwijs hij veertig jaren ling, eerst in de Nederlanden , vervolgens in Duitsch­land , Frankrijk (waar hij 12 jaren woonde) ja tot in Bohemen voortzette. In 1593 ontmoet men hem te Douay , in 1595 te Luik , in 1602 te Marburg in Hessen , in 1606 te Parijs , in 1609 te Toulouse , in 1610 te Castres , in 1616 to Praag, in 1620 te Fryburg; ook onderwees hij te Rouaan en elders. Ilij leefde nog in 1624, 76 jaren oud. Hij schreef vele werken , ook beoefende hij de dichtkunst. Zijn Descriptio brevis praelii in Frisia etc. is nog een onge- bruikte bron. Men heeft van hem : Tabulae publicae scholae Mechliniensis', summam rei scholas­ ticae complectens , auctore Lambert° Schenkelio , Dusilvio , ejus- dem scholae .Rectore. Antv. 1576. 12°. Gratulatio in adventum Joannis Austriaci in urbem Mechli­ nensem.iLovanii 1577. Gratulatio in adrentum Alexandri Parmae Principis , alio­ rvmque Regi Catholic° militantium. Antv. 1578. 8°. Grammaticae Latinae Praeceptiones , libris tribus. Antv. 1592. 4°.Apologia Antithetica pro Rege Catholic°. Antv. 1589. 8°. Descriptio brevis Praelii in Frisili initi anno CIDIOLXVIII maii , quo cecidit Joannes Ligny, Comes Arenaergius, Gubernator. Brux. t 590. Preces aliquot de Natali Christi. Antv. 1092. 12°. De Memorid , libri duo : 'in quorum primo , ex Auctoribus fide dignis , tractatur quam illa in quibusdam [merit admorabi­ lis , quad utilitates et quam paene incredibiles , arlificio ad- Ala , producat ejectus. In secundo est Ars Memoriae , ex ipsis Noma Aquinate , Doctore Angelico , Aristotele , M. T. Cicerone , Fabio Quinctiliano , Philosophorum et Oratorum principibus , ac hujus etiam Artis fontibus , aliisque compen­ diose absoluteque et collecta et latiore explications illustrata. Duaci 1593. 2 Vol. 8.. Waarschijnlijk ook in Variorum de arte Memoriae Tractatus. Francof. 1678. 8°. Ook in 't Fr. ,Traite de la Memoire avec Part de la Memoire. Arras 1593. 12°. Magadin des sciences , ou le vray Art de Memoire des­ convert par Lambert Thomas Schenckelius ; traduit et augments de l' Alphabet de Trothemius , par Adrian de Cuirot. Paris. 1625. 12°. Rhetorica Cornelii Valera Ultrajectini per interrogations et responsions digestu. Antv. 1692. 12°. Flores et Sententiae insigniores , ex Philipp° Cominaeo , Joanne Froissardo , ex Lipsii libris Politiorum et de Constan- , et M. T. Cicerone selecti. Paris. 1606. 12°. Colon. 1615. 12°. _Elegiarum et Epigrammatum fiber. Tolosae. 1609. 12°. Lamentatio in obituni Benrici IV, et Gratulatio in procla­ mationem Ludovici XIII. Rectum G'alliae. Castresii. 1610. Jovinianus Imperator , sive Historia fortunae adversae : cum .Elegiis aliquot etc. Pragae 1617. Methodus, sive Declaratio , quomodo Latina lingua sex men­ sium spatio doceri possit : accessit ejusdem Tractatus de utili- tatibus et efectibus Arils Memoriae. Argentorati 1619. 12°. Gazophylacium Artis Memoriae , in quo duobus libris omnia et singula ea, quae ad absolutam hujus cognitionem inserviant , recondita habentur: 1°. de admirabili utilitate , et stupendis‘ .Memoriae artificio adjutae ehrectibus in quibusdam viris prae­ stantissimis , ex Auctoribus fide dignisslmis ; 2°. de ipsa Me­ moriae .drte inquirendci, funciamentis, method° et praxi ejus­ dem , ex Philosophorum et Oratorum principibus , et aliis _ductoribus conpendiose absoluteque et collectum et illustratum. liostichii 1619. 12°. Venetiis 1619. 12°. His accesserunt de eadem Arte Memoriae adliuc quinque Opuscula, quorum primum Johannis Justriaci: secundum Hieronymi klarafioti: tertium Johannis Spangenbergi: quartum, Francisci Martini quinturn Johannis Willissi. Francof et Lipsiae 1678. 8°. 'Eracvoc, sive Praeconiurn Matthiae Caesaris et Ferdinandi, coronati Rege Boheiniae et Hungariae. Tubergi Brisgoiae 1620. Tabula Prosodiae Latinae. Colon. 120. Schenckelius detectus ; seu Memoria artificialis hactenus oc­ cultata, ac a multis quamdiu desiderata, nunc primum in gratiam optimorum Artium ac sapientiae studiosorum luce do- flea a J. A. P. G. S. P. D. Hanc arlem Principes et alii Nobiles, cum ecclesiastici, tum seculares addidiscerant , exer­ cuerunt , et mirifice probarunt , ut ex sequentibus noturn efiet, Tantum sumas, quantum memoria tenentur. Lugd. Bat. 1617. 16°. Val. A ndreas houdt Joannis Papius Galbaceus voor den schrijver. Zie de Praefatio van Schencicelius detectus ; Sweertii, Ath. Bat., p. 509; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 615; 616; Paquot, Mg­moires , T. III. p. 235 suiv.; F o pp e n s , Bibl. Belg. , T. II. p. 101; Hoeufft, Parn Lat. Belg., p. 70, 71; De Wiud, Bibl. v. Nederl. Geschieds. , bl. 232; Hermans, Conspect. Onom. Lat. , p. 12; Kobus en de Rivecourt. SCHENKELIUS of SCHENCKELIUS (PETRus), zoon van A ntonius Sche n k eli us, een geneesheer te 's Hage , werd S.Th. Doctor te Douay , nam in Aalst het monniksgewaad aan , en trad te Gend in de orde der Augustijnen. Hij was een vroom man en een beroemd prediker. Men heeft van hem : Directorium Juris Pontificii et Explanatio terminorum Juris in goleto occurrentium. Antv. 1628. 8°. achter Summa casuum conscientiae, Francisco Told° auctore. .Elucidationes locorum difficiliorum Senecae et Horatii. Conciones Dorninicales. Antv. 1654, 1657. 120. Philomela mystica, sive Canticum Ecclesasticum: Benedicite. 1660. Brux. in 12°. Zie Val. Andreas; Sweertius; Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 1008; Joeher. SCHEP (Kapitein). In Le memorable 8iege d' adende , decrit et divise en douze livres par Christophe de Bonours , die Conseil de guerre et capitaine entretenu par sa Majeste. Brunel. 1628 , wordt onder hen die zich in het beleg van Ostende (5 Julij 1601 tot 20 Sept. 1604) onderscheidden , ge­ wond werden of sneuvelden , met anderen ook deze S c h e p gen oemd. Zie B o s s c h a , Neerl. Heldend. te land , Bijv . en Verb., bl. 12. SC HEP (WILLEm) , te Amsterdam geboren , studeerde te Leuwen in de godgeleerdheid , en verkreeg den rang van Licentiaat in deze faculteit. Na den dood van H e n d r i k Bleisi us , past000r der parochie der Westerkerk te Amster­ dam (8 April 1673) , volgde bij dezen op. Ook werd hij vica­ ris generaal van het kapittel van Haarlem. Jan van N i e u­ cassel, apostolisch vicaris van Holland , benoemde hem tot zijn pro-vicarius. Hij deed echter afstand van deze betrek­ king , om zich op de godgeleerdheid in zijne moedertaal toe te leggen. Hij overleed te Amsterdam den 12 Mei 1702. Pa quot vermeldt van hem : Uyilegging van het Catholycle Gheloof. Arnst. 1694. 120. Zie Batavia Sacra , T. II. p. 407, 408; Pa q u o t , Mdna. , T. II. p. 68; Glasius, Godgel. 1V ederl.SCHEPENS (E. B. H.) , med. dr. schrij vet van eene Diss. med. de haemophysi. L. B. 1818. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir. , p. 315. SCHEPERN (J. L. E.), van Saxe-Gotha, kolonel kom­ mandant , fungeerde als grootmajoor onder de orders van den gouverneur van B o e t s e1 a e r, gedurende het beleg van de Willemstad in Maart 1793. Zie P. van Oldenborgh, De belegering en verdediging van deWillemstad, bl. 139, waar ook zijn afbeelding voorkomt ; Bosscha,Neerl. heldend. te land. , D. III. bl. 32. SCFIEPERS ( WILLEm BASTIAANSZ.) schreef zich gewoonlijk , tiV illem Bastiaansz. , want Schepers schijnt een bijnaam te zijn geweest , misschien wel , omdat zijn vader scheepsbouwmeester was. 'Line nakomelingen voerden den naam van Schepers als familienaam. Hij werd in 1620 te Rotter­ dam geboren en was aan zeer aanzienlijke geslachten verbonden zoo als aan dat van van der D u s s e n en S a x, gelijk blijkt nit Ferwerda. In een hands. van E. van Welsenes wordt hij genoemd : "een zeer notabel reeder en coopman , wiens gelijk nooyt in onse landen is geweest, die 13 groen­ land vaarders , verscheiden galjoenen op Frankrijk en een aantal haringbuizen in zee had , die vele gebouwen , huizen en pak­ huizen te Rotterdam stichtte en wonder veel heeft toegebracht tot de welvaart der stad." Hij behoorde tot hen , die zich bij het oproer in 1672 te Rotterdam , opwierpen tot hoofden der burgerij , om uit naam van deze met de regering in onderhandeling te treden. Menig­rnaal vervoegde ook hij zich ten stadshuize om aan de wethou­ders nu deze dan geene voorslagen te doen alle evenwel daar henen strekkende , om de verheffing van W i l le m III tot stadhouder te bewerken. Zijn ijver bleef niet onbeloond. Bij de buitengewone verandering der regering , die , niet lang daarna te Rotterdam voorviel , las men ook zijn naam op de nominatie van nieuwe vroedschappen door de burgerij , of wel door twaalf der voornaamsten er uit gemaakt , en vervolgens den prins overhandigd. Ofschoon hij nooit in 's lands dienst ten oorlog had gevaren , benoemde hem Willem III in 1673 tot luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland bij het admiraliteits-collegie van het noorderkwartier. Na de verhef­fing van C. Tromp tot luit.-admiraal-generaal , bij dat van Amsterdam , eindelijk , na het overlijden van den luit.-admiraal A er t J an ss e van Nes , bij dat van de Maze. Hij diende in 1674 en voerdc in 1677 bet bevel over een eskader, gezonden om de Deenen tegen de Zweden bij te staan. Even voor zijn aankomst, behaalde de Deensche zeemagt twee luisterrijke overwinningen op de Zweden. Te Kronenburg ontving hij de tijding te laat om er deel aan te nemen. Hij leende echter de hand tot het bemagtigen en vernielen van drie der beste schepen van de Zweedsche vloot. Later be­proefden hij en Tromp te vergeefs de Zweedsche oorlogschepen te Calmar te vernielen , verwoestte de omstrek en van Calmar en het eiland Oland te vuur en te zwaard , begunstigde de landing op het eiland Rugen en bevorderde aldaar de belangen van Denemark en. Kort voor zijn vertrek uit Denemarken , werd hij ten hove ontboden en door den koning in eigen persoon , onder vele verpligtende bewoordingen van dankzeg­ging voor zijne met 's lands schepen bewezene diensten , tot den adelstand verheven en in eigen persoon met de ridderorde van de Dannebrog omhangen. Eerst weigerde hij die orde , llomdat bij zich die eere niet waardig keurde en zoodanige onderscheiding strijdig met de voorouderlijke eenvoudigheid en de begrippen van zijne landgenooten oordeelde." Eerst toen de koning hem eigenhandig met dezelve in zijne binnenkamer versierde , liet hij zich tot het aannemen ben'e­gen , oomdat hij dezelve met geen fatsoen in zoo eene actie kon weigeren." In 1676 had hij bet bevel over een eskader tegen de Duin­kerkers , dat gewigtige diensten aan den koophandel en zeevaart bewees. Een tweede tort naar het noorden deed de luitenant­admiraal S chepers, in den jare 1683 , als bevelhebber eener vloot van vier en twintig oorlogschepen. Hij verscheen met deze voor Gothenburg, dock vertoefde er slechts kort , zonder iets merkwaardigs te verrigten. In 't wederkeeren naar het vaderland en terwip hij bet gat van Texel bijna bereikt had , bejegende hem een zware ramp. Hij werd van zulk een ge­ weldigen storm beloopen , dat 7 of 8 zijner schepen veronge­ lukten ; sommige met verlies van al het yolk , andere met behoud van weinig manschappen. Dat hij in hooge gunst stond bij Willem III en deze groot vertrouwen in hem stelde , blijkt uit eer hem aangedaan bij 's prinsen overtogt naar dat land om de kroon van Engeland te aanvaarden (1688). Nevens den vice-admiraal van St yr u m trad hij met zijne boouheid aan boord van het fregatschip , dat , onder bevel van kapitein van Esch, den prins zou overvoeren. Hij nam ook deel aan cl6n zeeslag bij la Hogue en de overige krijgsverrigtingen in 1692. Bij gelegenheid der zware toerusting te Duinkerken , otn Jacobus op den troon van Engeland te herstellen , kreeg hij van de algemeene staten last om 15 transportsehepen te Rotterdam aan te nemen (1696). In 1690 werd hij door de regering gelast een oproer te Rot­ terdam te bedaren. Hij overleed in 1704 te Rotterdam. Er is een portret van Schepers, namelijk : eene steendruk van I. D. St euerwald, naar eene teekening in de verza­ meling van Mr. J. C. de Jonge, folio. Zie die ook in 't Neerl. Held. t. Zee. Zie Verhaal der Muiterye te Rotterdam, ms. ; Valekenier,Verw. Europa, bl. 751 volgg.; Roll. Mem v. 1677, bl. 163-179, 1688, bl. 286; Wagenaar, Vad. ilist. , D. XIV. 76, 194, 443, D. XV. bl. 127, 476, D.XVI. bl. 113; Scheltema, Staatk..Nederl.; de Vries en de Jonge, Penningk„ D. II; de Jonge,Ned. Zeew., D. III. a. bl. 324, 456, b. bl. 11, 72-75, 87-93, 255, 394, 441, D IV. a. bl. 23, 305, b. bl. 35; Negociations duComte d'Avaux , T. I. p. 366, rr. H. p. 1; Chronyk v. h. Hist. Ge-noots. , D. V. bl. 64, 66, 67; (Brief van hem); Kok; Nieuwen­huis; Kobus en de Rivecourt. SCHEPMOES (ABRAHAm), Amsterdamsch schipper. Op den 27 April 1673 ontdekte die zeeman op de Noorweegsche kust een Schotschen kaper , gewapend met 14 stukken en ruim voorzien van manschappen. Terstond nam hij de noodige maatregelen tot verdediging , alhoewel zijn schip , de Kroon, slechts tien stukken vijftien man voerde. Straks poogde het vijandelijke schip hem aan boord te leggen , maar werd zoo­ danig tot driemaal toe door Schepmo es ontvangen , dat het zich gedwongen zag , af te houden. De kaper beproefde dit op nieuw aan bakboord , maar met gelijken uitslag. Eindelijk bereikte hij, na lang schieten, zijn oogmerk ,entert aan stuur­ boord , en maakte zich met dertig man meester van den bak , wijkende de stuurman van Schepmo es naar de hut , die hij eenigen tijd alleen mannelijk verdedigde. Inmiddels ging S ch e p­ mo es zelf voort hevig rnet het benedenste geschut te varen en maakte het den vijand zoo bang, dat hij moest afwijken. 20 306 Onder de verwarring , hieruit ontstaan kreeg de stuurman bij ­ stand. Nu werd uit twee stukken geschut , met dubbel scherp geladen , op de overgekomene Schotten onophoudelijk gescho­ ten , die zoo wel getroffen werden , dat zij , met achterlating van twee dooden , eenige wapenen en een vlag , den Neder­ laudsehen bodem met overhaasting moesten ontruimen. De ka­ per,, die gansch reddeloos geschoten was , en niet minder dan 15 dooden , waaronder de kapitein , luitenant en 30 gekwetsten telde , verliet kort daarna , den kloeken Schepmoes, die behouden het vaderland bereikte. Zie Boll. IVIerc., Mei 1673 ; Ontroerd Nederl. , D. II. bl. 95 ; J. C. de J o n g e , Gesch. v. Neerl. Zeew. , D. III. a. 131. 384 , 385. SCHEPP (J. C.). Kram m zag van dezen kunstenaar een in was geboetseerd hout-relief , in een kastje , met glas , onge­ veer h. 3 , br. 4 palm Ned. , voorstellende he Gehoor en het Gevoel, door boeren-figuren , in den trant van Teniers, vooral wat de hoofden betreft , vrij goed uitgevoerd. Zie Kramm. SCHEPP (S. J. H.) , hofgraveur van prins Willem V te 's Hage. Men heeft van hem : Medalje op het JJcte jltbile der verlossing van den Briel en van Vlissiven (1772). Eerepenning der Maatschappij van Landbouzv te Amsterdam (1776). Medaljepenning , om te dragen , op den Slag van Doggers­ bank 5 Aug. 1781. Zij gaat in prent uit. De groote gouden Medailje , waar op het Borstbeeld, met omschrift : Carol. Wilhelm. Fred. Duc. Brvnsvic. Borus. exer­ cit. iinperator, op de keerzijde , drie kronen, door elkti ar ge­ vlocliten, met dit omschrift : Avitae libertatis asseriori. ord. loll. etc. 11 Nov. 1787. Hij heeft ook in edelgesteente gesneden en portretten in basrelief van de vorstelij ke familie geboetseerd , die in pleister gegoten , destijds algemeen waren , als ook van bijzondere personen , als van Petrus Camper , J. Lublink de Jonge , J. Hop en H. Vosmaer. Zie Kr am m; W ap , Astrea 1855 , bl. 405 ; Praaltooneel der ge­ zegende omwenteling enz., bl. 186. SC HEPPEN (G.) , dichter uit de helft der 17" eeuw. 2de Men viudt twee gedichten van hem v66r L a m h r e ch t , Vlaenzsche Vredevreucht , 's Hage 1659. Zij n sprenk ms. Bemint uwen Sclzepper. Zie Hering a, Naaml. v. dicliters , bl. 75. SCHEPPER (LAmBERTus), Latijnsch dichter in het laatst der vorige eeuw , uit de school van P. Burmannus S e c u n d u s. Men beeft van hem : Carmina Juvenilia Gerardi Hoofs Junioris , laurentii van Santen , _Henrici Zachariae Couderc Lamberti Schepper. Am­ stel. aped viduam et filiztm C. van Tongerlo. Anno 17. Zie Hoeufft, Parn. Lat. Belg.. p. 242. SCHEPPER (EMILIUS JOSINUS 1)E) , jongste zoon van Barth old d e Scheppe r, luitenant-kolonel van een regi­ ment infanterie en van Hen r ik a Maria V e rhoeff, werd den 27 Mei 1736 geboren te Deventer. Op den 22 Mei 1770 werd hij aangesteld tot Grietman van Ferwerderadeel. Behalve dat was hij Volmagt ten Landsdage , Lid ter Ad miraliteit van Friesland en Meesterknaap in het Jagtgeregt. Voor zijne komst in Friesland was hij komm.andant van een oorlogsvaar­ tuig geweest. Hij woonde als Grietman op Harsta•state te Hoogebeintum , en overleed den 10 Aug. 1790. Hij huwde den 13 Junij 1762 te Heeren veep met A m eli a, Coehoorn, dochter van Daniel de Blocq van Schel­ t 1 n ga , burgemeester van Ulst , en van Ale tt a C a th arina L y c k l a m a a N y eh o l t. Zij schonk hem vier kinderen , twee zoons en twee dochters. Zie van Sminia, N. Naaml. v. G;ietnz., bl. 58. SCHEPPER (Is,K DE) , doctor in de regten , werd secretaris van de Staten van Friesland en den 10 Aug. 1677 Grietman van Achtkarspelen. Hij was een goed dichter en vervaardigde een fraai vers ter eere van Simon A b b es Gab be ma , his­ torieschrij ver van Friesland , toen deze de werken van G ij s- b e r t J a p i k s uitgaf. Hij had het eerst zitting in de Staten , toen in 1678 de erfstadhouder tot rector rnagnificentissimus van de hoogeschool te Franeker werd benoemd. In 1686 was hij commissaris politick bij de synode te Franeker. Hij over- iced den 9 Mei 1688. Hij huwde Hilck of Helena, dochter van A u 1 us van Haersma, Grietman van Smaliin­ gerland , bij welke hij geene kinderen had. Zie Wapenb. Haersma , Gen. 5; G. Japiks, Friesche Rijnzlerij , Leuw. 1681 ; Chartb. , D. V. bl. 1134; van Sminia,./V. Naaml. van Grietm. , bl. 111; Stamboek van vroegeren en lateren Frieschen Adel, bl. 335 en Aanteek. bl. 224. SCHEPPER (JAN DE) , vice-admiraal van Vlaanderen , be- roemd door het deel dat hij nam aan de zeeslagen , onder Philips de S c h o o n e tegen de Engelschen en den bertog van GI o ch e s ter. Ook streed hij te land tegen de Fran­ schen. Hij huwde P. Winn o e. Zie M. le Bon de Saint-Genois et G. A. IJssel de Schep-p e r , Missions diplonzatiques de Corneille, Duplicius de Schepper dit Schepperus , p. 22. SCHEPPER of SCHEPPERS (CORNELIS DUPLICIUS DE), klein- 20* 308 zoon van den vorige , zoon van J a n of Jacob de Sche p- p e r , burgemeester van .Duinkerken (1511-1518) en van Gi sl aine de Severin, werd te Nieuwpoort geboren. Zijn eerste opvoeding genoot hij van zijn oom L. de Schepper, pastoor van Ekelsbeke , in de kasselany van Kassel. Vervol­ gens bezocht hij de hoogeschool te Parijs en studeerde in de dialectica en physica z66 , dat hij den gradus primus in promo- tione verwierf , zoo als de geneesheer Iheremias Thriver us Brachelius (de Brakele), die hem zijn Paradoxa de vento , aere , aqua et igni (Antv. 1545 8°) opdroeg , meldt. De jonge doctor bleef nog eenigen tijd in Frankrijk , om zich in het Fransch en de oude talen te oefenen , en zich vooral op de geschiedenis , arithtnetica en astronomie toe te leggen. Van Parijs begat hij zich naar Leuven , waar hij nog eenigen tijd de akadenaische lessen bijwoonde , blijkens zijne Volgens getuigenis zijner tijdgenooten muntte hij in de ge­ schiedenis en wiskunde uit , en had een buitengewone taalken­ nis. IIS cepperus ," schreef Erasmus, "praeterquana quod in omni disciplinarum genere versatus est , pari facilitate , et solutam orationem texit et carmina." Zijn verblijf was echter te Leuven kort van duur. Reeds in 15SO ontmoeten wij hem te Brugge gehuwd met E 1 iz abeth Don che uit een der aanzienlij kste geslachten van Vlaanderen. Kort daarna trad hij in dienst van Christiaan II , koning van Denemarken , toen deze naar de Nederlanden de wijk had genomen (1523). Op zijn last nam S c h ep p e 's konings verdediging op zich tegen de schimpschriften van diens oom , Leopold van Holstei n. De door hem geschreven Apologien verschaften hem grooten roem. Zij zijn gerigt tegen de beschuldigingen van de Lubekkers en tegen Frederik van Ho Is e i n. In 1524 zond Chris tiaa n hem als zijn gezant naar Spanje orn het huwelijksgift van Isabella, zuster van Karel V', met welke hij gehuwd was , te vorderen , den keizer te verzoeken Frederik, hertog van Holstein , in den rijksban te doen, en hulp aan den ridder Sebastiaan Nor by, zijn dapperen verdediger , die nog het eiland Gothland voor hem in bezit hield, te verleenen. Te vergeefs poogde Schepper zijn last te volvoeren en keerde in Junij 1525 in de Nederlanden terug , na voor den Deenschen koning een brief van Karel te hebben verkregen , waarin hij der gouvernante Margaretha beval toe te staan , dat C h ri stiaan eene vloot uitrustte en soldaten wierf voor zijne expeditie naar Denemarken , als ook brieven aan alle Duitsche vorsten , om ze uit te noodigen aan C hristiaa rt hulp te verleenen en zich van alle tusschenkomst ten gunste van den hertog van Holstein te onthouden. ar garetha weigerde C hristiaan 's plannen te begunstigen , doch de koning rustte echter een kleine vloot uit. De onderneming mislukte. Christi aan bier over woedend , beval zijnen kan­selier een memorie op te stellen tegen Joachim Wu 1-le n w e v er, een raadsheer to Hamburg , die in den senaat gestemd had voor de doodstraf der aanhangers van den koning van Denemarken , in zijne expeditie , tegen den zin van M a r g a r e t h a ondernomen , krijgsgevangen gemaakt. Het factum , door de Schepper uitgegeven voert tot titel : Actievon coningliche Maas ende kungliche ?verde van Dennemarcken tegen Joachim Wullenwever. Den 19 Junij 1526 (n. st.) was de Schepper, de ko­ning en diens getrouwe secretaris tegenwoordig bij bet sterven der koningin Isabelle, op het kasteel van den abt van St. Pieter te Zwijnaerde bij Gend. Toen C hr i s t i a an zich verpligt zag zich van zijne officie­ren en dienaars te ontslaan , zond M a r g a r et h a, die groote achting voor de Schepper had , hem naar Spanje , en beval hem den keizer aan , in geval deze hem kon gebruiken. Of­schoon niet meer in dienst van C hristiaan , ging d e Schepper echter voort diens belangen , waar hij kon , te behartigen. Christiaan beloonde de gehechtheid van zijnen vice-kanselier door hem in 1528 tot beer van Yaemtland te benoemen. Karel V benoemde hem tot zijn raad en secretaris van staat , hetgeen de jalouzij der hovelingen opwekte , waarover de Schepper zich in een brief uit Burgos van 24 Januarij 1528 aan Christiaan bitter beklaagt. In dit zelfde jaar zond de keizer hem naar Schotland om de hulp van dat koningrijk tegen Engeland in to roepen , vervolgens moest hij zich naar Polen begeven om koning S i g i s m o n d to bedan­ken , dat hij de partij van zijn schoonbroeder Jan Z a p o 1 y a tegen Ferdin an d van Oostenrijk in de Hongaarsche zaak niet had omhelsd. In Spanje teruggekeerd, hervatte hij zijn anibt van secreta­ris van staat, en in deze betrekking volgde bij in 1530 den keizer naar Bologne , was bij diens krooning tegenwoordig , en ging met hem naar den beroemden rijksdag te Augsburg. In Mei 1531 zond hem de keizer naar de Staten van Hon­garije , om een verdrag te sluiten tussehen den Roomsch­koning en Jan Zapoly a, waywode van Transilvanie , diens mededinger naar de kroon van dit koningrijk doch nog vooraf naar den kardinaal-aartsbisschop van Mentz en Frederik keurvorst van de Paltz , om zich met de zaak der Luther : I boven alles ter harte ging, bezig to bou-schen , die K are den. Toen hij zich van de laatste zending tot genoegen van zijnen zender had gekweten , kreeg hij bevel , voor hij naar Hongarijen vertrok zich naar de katholieke kantons van Zwit­serland te begeven , en hen van de hulp van den keizer tc verzekeren , zoo zij in hunne worsteling met de protestantsche 310 kantons volhardden. In 1532 begaf hij zich naar het hof van Ferdinand, dock was niet tegenwoordig te Altenburg , waar den 7 Februarij de conferentien tusscben den roornsehen keizer en den waywode geopend zouden worden , daar Ferdinand hem naar Konstantinopel zond om over de voorwaarden van een duurzamen vrede te handelen. Den 12 April 1533 verliet hij Weenen , vereenigde zich te Fiume met zijn ambtge­ noot V er pasiaan de Zara, ook als gezant derwaarts ge• zonden , en kwam den 20 Mei te Czegmege , in de nabijheid van Konstantinopel. Door zijn voorzigtigheid en bekwaamheid mogt hij daar, waar reeds vier ambassadeurs schipbreuk had- den geleden, slagen , en de grondslagen leggen tot een duurza­ men vrede met den sultan , en alzoo een der moeijelijkste negotiation , waarvan de geschiedenis der 16de eeuw melding maakt , ten einde brengen. Den 16 Julij van dat jaar verliet hij Konstantinopel en kwam in September te Weenen terug. Van Weenen ging hij naar de Nederlanden , doch in Decem­ ber kreeg hij bevel zich naar Monzone in Spanje te begeven , waar zich Karel beyond. Deze was hoogst voldaan over zijne verrigtingen in Turkye en belastte hem met een nieuwe zending derwaarts. Ofschoon hij thans niet mogt slagen , was Karel echter hoogst tevreden over hetgeen hij hem mededeelde nopens den toestand van het Turksche rijk , benoemde hem tot lid van zijn ge . eimen raad der Nederlanden , met den titel van mees­ ter der requesten en gaf hem verlof naar de zijnen terug te keeren , om van zijne vermoeijenissen uit te rusten , hij moest zich echter gereed 'louden , naar Duitschland te vertrekken , om te beletten dat de Duitsche vorsten zich door de intrigues van den koning van Frankrijk niet lieten verleideu. Kort na zijne aankomst zond de gouvernante hem naar den landdag (diete) te Lunenburg om de belangen van den Nederlandschen koophandel te behartigen , en naar den Paltzgraaf Frederik om bijstand , ten einde C h r i s t i a a n op zijn troop te her­ stellen en gaf hem , aan Godschalck Erik s en , en Maximiliaan van Bourgondie het bevel over de vloot , die naar Koppenhagen was bestemd. Terwijl men zich bezig hield met bet toerusten dier vloot , gaf Koppenhagen zich , na een beleg van meer dan een jaar , over, en was de zaak van Ch ristia a n voor altijd verloren. Toen de oorlog met Frankrijk in den aanvang van 1536 op nieu'v was ontvlamd , wenschte de keizer de protestantsche vorsten aan zich te ver­ binden. Het was wederom de S c h e pp e r die daartoe door hem nerd gebruikt. Irr Februarij 1537 nerd hij door de gouvernante gelast zich met haren secretaris Matt h ij s S t ri c k naar Aken te begeven , om er met de gezanten van den aartsbis­ schop van Keulen te handelen over de praeliminaires van een of- en defensief tractaat tusschen de Nederlanden en bet keurvorstendom van Keulen te sluiten een tractaat dat de keizer en de gou­ vernante begeerden , om zich tegen hun onverzoenlijken vijand , den hertog van Gelder te waarborgen. In Maart daaraanvol­ genden zond hem Maria naar Smalkalde om. de belangen van den keizer bij de protestantsche vorsten te handhaven. Tevens moest hij zich naar den graaf van Neuenaar , den aartsbis­ schop van Keulen en den hertog van Saksen begeven , om over de -Deensche zaken te handelen. Ten gevolge hiervan werd den 4 Mei 1535 te Brussel een verbond gesloten , dat zeer gunstig voor den Nederlandschen koophandel in het floor- den was. Hierop werd de Schepper naar Gend gezon- den om die stad te bewegen haar contingent te geven tot de buitengewone subsidie van twaalf honderd duizend gul- den voor oorlogskosten tegen de Franschen. Daar Gend tot de betaling niet kon besluiten , wist de gouvernante , na zich heimelijk met hare zuster Eleon or a, koningin van Fran krijk , verstaan te hebben , te Therouane een wapenstilstand met Frankrijk te sluiten , waarna zij de Schepper naar den keizer in Spanje zond , om deze wapenstilstand te ratificeren en hem tevens de weigering van Gend tot betaling mede te deelen. In korten tijd legde hij den weg af , en naauwelijks te Brussel teruggekeerd , vertrok hij (20 December 1537) met Philips de Croy, hertog van Aerschot en Lodew ij k Schorre, president van den geheimen raad , op nieuw naar Spanje om den keizer over de Gendsche zaak te onderhouden , en hem de voorwaarden van een vrede met Frankrijk voor te leggen. In 1538 ontmoeten wij hem op de bijeenkomsten te Nice en Villefranehe tot het sluiten van dien vrede. De kei-zer benoemde hem hierop tot raad van state. Bij gelegen-heid van het oproer te Gend , in 1539 , zond de keizer d e S chepper met een brief derwaarts. Hij overhaudigde hem , doch trachtte te vergeefs de stad tot grehoorzaamheid te bren-gen. De overkomst van den keizer werd nu noodzakelijk , en de Schepper vertrok naar Frankrijk on' , daar de keizer door dit land zou reizen , alles daartoe !gereedheid te bren- gen. Hij ontmoette K a r el te Basalz , en nam deel aan de prachtige feesten te P,arijs bij gelegenheid zijner komst al. daar gegeven , en vergezelde hem naar de Nederlanden (1 Jan. 1540). Ondertusschen waren er nieuwe beroeringen Hon­ garijen ontstaan. F erdinand werd door de oproerige mag­ naten uitgenoodigd om zich van dat gedeelte van het koning­ rijk meester te maken, dat aan Jan Zapolya, gedurencle zijn leven verzekerd was. De Roomsch koning wilde echter Diets zonder medeweten van zijn broeder ondernernen. Deze wantrouwig en voorzigtig , wilde zich eerst van den waren toestand der zaken in Hongarije vergewissen , zoncl d e S eh e pp er derwaarts. Na deze taak , tot genoegen van zijn zender volbragt te hebben , werd hij , in weerwil zijner klimmende jaren , metnieuwe zendingen belast. De gouvernante zond hem in 1541 naar Frankrijk , waar op nieuw tusschen Frans I en den keizer vijandelijkheden waren uitgebroken. Naauwelijks was hij uit Frank- rijk , waar bij den koning had overgehaald niets voor dat de keizer uit Algiers was weergekeerd , te zullen ondernenaen , teruggekeerd of hij werd naar Duitschland gezonden om den landgraaf van Hessen te bewegen in den oorlog tegen Frank­ rijk , zoo al den koning geen hulp te verleenen , ten minste onzijdig te blijven. In 1542 zond Maria hem naar den land­ dag te Spiers , om de staten van het rijk tegen de bedriegelijke streken en intrigues der Franschen te waarschuwen. Ook had hij last verscheidene beloemde veldoversten in keizerlijken dienst te nemen. Ondertusschen was de oorlog met Frankrijk en den hertog van Kleef uitgebxoken , de hertog van Orleans in Luxemburg en Maarten van Ros sum, maarschalk van Gelderland , in Brabant gevallen. De gouvernante bevreesd dat de protestant­ sche vorsten , vooral de aartsbisschop van Keulen en de land­ graaf van Hessen , den laatsten mogten bijstaan , haastte zich de Sch epper naar die vorsten te zenden. Ook bier in slaagde hij. De gouvernante die niets liever wilde dan tijd winnen , tot de wederkomst van den keizer uit Algiers , poogde , op raad van den landgraaf Phi 1 i p s , een wapenstil­ stand met hertog Willem van Kleef te sluiten. Men kwam wel daartoe te Aken bijeen , doch zonder gevolg. Na de terugkomst van den keizer zond hem de gouvernante naar Bremen om deze stad te bewegen op geen linden , die met den keizer in oorlog waren, te varen (en dus ook Diet op Dene­ marken) en naar Oldenburg , om graaf Christoph el te verzoeken troepen tegen Holstein te werven. Ondertusschen was de Schepper benoemd tot tresorier­ generaal der spaarkast (tresorier general de l'eparque) en klom zijn invloed bij den keizer tot zulk eene hoogte , dat Viglius zich zelve hem aanbeval om een gunst van den keizer te verwerven. Niet minder stond hij bij de koningin Maria in aanzien. #11 est homme de reputacion et de savoir, , lesquels sont tant par tout lieu c . er sernes ," schreef zij aan haren broeder F e r d i n a n d. De S c h e p p e r onderscheidde zich vooral door onvermoeidde werkzaarnheid , waarvan hij nieuwe proeven gedurende deze oorlog met Frankrijk gaf. .Na het einde van den oorlog (1544) mogt hij eenigen tijd van zijn schier onafgebroken reizen rusten en zich aan zijne betrekkin­ gen van raadsheer van slant en tresorier-generaal wijden. In 1545 zond de gouvernante hem als buitengewoon gezan naar den koning van Engeland , om hem eene wapenstilstand voor te stellen , ten einde gedurende deze over den vrede te handelen. D e S c h e p per mogt in zijne zending gelukkig slagen. In bet volgende jaar werd hij op nieuw naar Enge­land gezonden en met A d r i a a n d e C r o y, beer van Reulx , Maximiliaan van Bourgondie, beer van Beveren, naar Zeeland , "om in Walcheren sommige sterckten en forteressen te doen waken." Ook ontving hij last van de gouvernante naar K are 1 V te vertrekken om dezen voor de dreigende bonding , die de koning van Frankrijk nam , te waarschuwen en hem aan te raden , of omtrent de Duitsche vorsten toegeeflijker te zijn of met Frank­rijk een overeenkomst te sluiten , ten einde een nieuwen oorlog te voorkomen. Dit was zijn laatste gezantschap. In Nederland terugge­keerd , hernam hij zijne post van raad van state en werd op nieuw met al hetgeen de verdediging des lands en de open-bare werken betrof,, belast. Hij overleed te Antwerpen den 28 Maart 1555 (n. st.) in den ouderdom van ruim 52 jaren. Hij huwde 1. E 1 iz a b eth Don ch e, den 20 Aug. 1549 gestorven , 2. Margaret h a Loonis. Hij liet geen mannelijke kinderen na. Zijn eenige dochter Anna huwde Cornelis van Corenhuuse, die in 1616 in den ouderdom van 95 jaren overleed. Zijn overschot rust in de parochiale kerk van Eecke , in de nabijheid van Gend , waar men nog heden zijn graftombe vindt. Hij schreef : Assertionis Eidei adversus Astrologos , sive de significatio­ nibus conjunctionum superiorem Planetarum anni millisimi guin­ gentesimi vicesimi guarti , ad R mum Cardinalem dominion Erhar­ duni a Marka , Archiepiscopum Valentinum, .Episcopum Leodi­ ensem — Cornelio Sceppero , Neoportuensi Philosopho , authorelibri sex, Antv. 1523 in fol. Colon. 1547 in fol. Apologeticum pro jure ac defensione Principis sni Christi­ erni , Daniae regis , in Belgium profugi. 1524. 4°. Elegia in moi tem Serenissimae Principis Isabellae , Daniae , Suetiae ac Norvegae Reginae gegraveerd op een koperen plaat in de abdij kerk van Mont-Blandin te Gend , ook gedrukt te Antwerpen bij Jo a n 0 r a p h a e us 1523 , ook aehter Rerum Belgicarum h&j X V van P o n t u s Heuterus, in de Deliciaeorbis Christiani van F r. S weertius en in de Flandria Omar. vau Sander us (edit. III. p. 257). Ook is hij waarschijnlijk de uitgever van Rerum a Carolo V, Caesare dugusto , in Africa bello ges­ tarum commenlarii, elegantissimis iconibus ad _Historiam accom-modis illustrati. A nt v. 1555. kl. 12°. Paquot geeft den inhoud van dezen bundel op. Orationes Quodlibeticae habitae Lovanii. Recueil du Voyage du Sr Corneille Duplex Schepperus an grand Turck , descrit par luy inesine, hands. weleer in bezit van den ridder C am b e r 1 ij n , uitgegeven met den titel : Missions diplo- Inatigues de Corneille Duplicius de Schepper , dit Schepperus , arnbassadeur de Christiern II , de Charles V, de Ferdinand I et de Marie , Reine de Hongrie, Gouvernante des Pays-Bas de 1523 a 1553 , par M. le B° 4 de Saint-Genois , Pro fesseur- Billiothecaire a l' Universito et echevin de la vine de Gand , et G. A. rssel de Schepper , Mein/re des Etats de la Pro­ aince d'Overyssel (1'ays-Bas) , Bruxelles 1856. 4°. Zie Marchantius Flandria, Comment. lib. V descripta. Antv. 1548, p. 57; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 208; Sand.erus, Flan­dria illustr., T. III. p. 338 ; F o p p e n s , Bibl. Belg. ; Sweertii,Ath. Beg. , p. 184 ; Brachelius, opdr. van zijn Paradoxa dpaento , aere et igui; D. Erasmi, Opera Ontia, T. I. p. 1042 (Lugd. Bat. 1703 fol. ); Allen, Comment. de rebus Christiani secundi exsulis (Hafniae 1844) p. 41 ; Pauli Jovii, Elogia vir. literis illustr. (Bas 1577) p. 145; Hoynck van Papendrecht, Anal. Belg. ; De S t. Gen ois, Voyageurs Beiges , T. I. p. 43-46 ; Messager desSciences hist. en Belgique , L. XXIV. Armee 1850 , p. 153, 1857, p. 1-27. De Saint Genois , Recherches sur le veritable nom , le lieude naissance, la jamille et les annonces , la sepulture et les dcrits de Corneille de Stepper , dit Scepperus in Messager des Scienc. Belgiq. 1856; Faulconnier, Hist. de Dunkerque, T. I. p. 46; Paquot, Menu. , T. XII. p. 301; de S m e t , Bulletins de l'Acad. royale deBruxelles 1843, T. X. 2. p. 67; Tresor national, (article de M. Altmeijer) 1, 301 ; Altmeijer, Relations , p. 136; Annales de In Societe-d'Emulation, p. 354, 358-360; Henne et Wauters,Hist. the Bruxelles , T. III. p. 515; C h r i s t ij n , Tombeaux des hom mes ill. du Cons. Price , 2 edit. pp. 33-34; A. de G e v a y , Acten-stacke zur Geschichte der Verhalltnisse zwischen Oistenreich , Ungernund der Pforte im XVI und XVII Jahrhunderte aus iirchiven und Bibliotheken , T. II ; Lanz, Staats. Papiere etc. p. 41, I. 416, 455, 456; Reygersbergh , Chr. v. Zeel. , D. II. bl. 482; Belg. Museum, D. II. bl. 223 volgg.; Wagenaar, Vad. Hist.. D. V. bl. 400; Cerisier, Hist. des Provinces tunics , T. II. p. 597. SCHEPPER (CoRNELTs DE), neef van den vorige , die een niet onbelangrijke rol speelde in de geschiedenis der onlusten , en in 1566 het smeekschrift der Edelen teekende. Messager des Sciences 1856 ; Missions diplomatiques du conseil­ ler Duplicius de Schepper , p. 105. SCHEPPER (GERARD ANTONI IJSSEL DE), zoon van .1-a n Wolter Jacob Ijssel de Schepper, en Wilhelmina Henriette V ij f h u i s, ward den 30 Mei 1810 te Deventer, waar zijn vader burgemeester was, geboren. Na du gewotue scholen doorloopen te nebben , bezoeht hij de Latijnsche scho­ len , aan de leiding van dr. J. Brown toevertrou\N d , be­ gon vervolgens onder den hoogleeraar D uy maer van Twist aan het Deventer Athenaeum zijue juridische studien, zette die , na met de Leidsche studenten den tiendaatochen veldtogt mede to hebben gemaakt, te Leiden voort en promoveerde 315 aldaar den 14 Julij 1834, na openbare verdediging eener dis­ sertatie de calm in conventionibus secundum jus Romanum et Francicum. Van de universiteit teruggekeerd, vestigde hij zich te Olst, waar hij in October 1836 tot notaris was benoemd , en den 16 November 1837 in den echt trad met M arg a­ retha B ud d e. Aldaar werd hij lid van den gemeenteraad en vervolgens lid der provinciale staten van Overijssel, in welker vergadering hij , met uitzondering van korte tusschen­ ruimte, tot aan zijn dood zitting behield. Niet alleen bepaalde hij zich daarbij tot de eigenlijke werkzaamheden aan die be- trekking verbonden, maar hij nam er dikwijls aanleiding uit, om in kleine geschriften punten van administratie te bespreken en toe te lichten. Zoo verscheen van hem in 1842 een boekje, getiteld: Vlug­ tiye 6eschouwingen onztrent het verkiezingstelsel en proeve van eene nieuwe wet op de oefening van het stemregt ter verkieziny van de provinciale staten, waarin de leemten werden aangetoond van de pogingen, om na de grondwets-herziening van 1840 ons kiesstelsel le verbeteren. Eene nieuwe aanleiding tot onderzoek en werkzaamheid gaven hen de moeijelijkheden bij de staten van Overijssel gerezen over de bekostiging der havenwerken te Blokzijl. Een nieuw punt van onderzoek deed zich voor hem op, bij gelegenheid van het verschil van gevoelen tusschen de regering en de staten van .Overijssel, omtrent de vraag, op wien de last rust van het onderhoud der publieke wegen. Bij eene afzonderlijke nota ontwikkelde hij de gronden , waarop de staten hunne zienswijs moesten handhaven, volgens welke die onderhoudslast op de gemeente zoude rusten. Die nota verscheen eerst in 1859 te Zwolle, onder den titel: Betoog van de verpliyting der gemeenten tot onderhond van de publieke wegen op hun yrondye6ied enz., en werd later met enkele bij­ voegingen overgedrukt in de Bijdragen tot de kennis van het staats. , provinciaal-, en gemeezzte6estuur van Nederland, v a n Betz, de Boer en Hubrecht. Ook het aandeel door de Sche pp e r genomen in het be­ stuur zijner woonplaats gaf hem evenzoo menigvuldige aan­ leiding om zijne aandacht te wijden aan vele en gewigtige algemeene belangen. Hoe grondig en scherpzinnig zijne be­ schouwingen waren, getuigde onder andere het geschrift, dat hij in 1861 in het licht zond, onder den titel: Het onregt­ matige, ondoeltrehrende en hooyst nadeeliye der armenwet in hare bepalingen omtrent het d,onzicilie van onderstand. Bij zoo­ veel lust en gesehiktheid tot maatschappelijke werkzaamheid kan het niet bevreemden, dat de Scheppe r, toen hij April 1814 tot lid van de tweede kamer der staten-generaal werd gekozen , die keuze aannam. Niettegenstaande de vele belemmeringen , die zijn zeer uitgebreid notariaat en andere betrekkingen medebragten, nam hij een ijverig deel aan den arbeid, die aan zijnen nieuwen werkkring was verbonden. Slechts omstreeks 21 jaar bleef hij lid der staten-generaal. Als der conservatieve rigting toegedaan , was hij in die ver­ gadering gebragt. Allengs echter, zoo oordeelde men , had hij zich van die rigting losgemaakt , en then nil de bekende motie K e u c h enius, waarvoor ook de S c h e p p e r had ge­ stemd , door eene ontbinding der tweede kamer werd gevolgd , ontviel hem de steun , die hem vroeger in die vergadering had gebragt , en had zijne herkiezing niet plaats. Sedert Meld hij zich met zijne maatschappelijke werkzaam­ heden , de beoefening der publiek- en privaat-regterlijke weten­ schappen en der geschiedenis bezig , nam ook als lid en me­ debestuurder,, een ijverig deel aan de oprigting der vereeni­ ging tot beoefening van het Overijsselsch regt en geschiedenis , en hielp den baron de Saint G e n o i s bij de zarnenstelling van de in 1859 te Brussel verschenen Missions di plomatiques de Corneille Duplicius , dit Scepperus. Hij overleed te Olst den 22 October 1868. Sedert 1859 was hij lid der Maatschappij van Nederlandsche letterkunde. Zie verder zijn Levensberigt door mr. J. C. B ij s t e r b o s , in Levensberigten der afgestorven medeleden van de Maats. van Ned. Let­ terk. 1869, J. M. E. D e r c 1 se n, in .Taarb. voor het Notaris-Ambt , 4 .Taarg. SCHEPPARD of SCHEPART (T.) , gaf in het fiat : Gezonde geloovigen. Dordr. 1721 , 1730 , 1745. Over de ware bekeering. Dordr. 1740 , 1750. Over de gelijkenis der Lien maagden. Leid. t 742. 2 d. Zie Arrenberg; Naamr. , bl. 456; Cat. T. de Groe, bl. 265, 273. SCHERENBERG (R.) , gaf in het licht : Bedenkingen over de armoede , en door welke middelen het aantal der armen in Nederland zoude kunnen worden vermin- derd. 's Hage 1816. gr. 8°. En schreef met H. W. Ty d e m a n over de oorzaken der ar­moede in Europa. Haarlem 1820. Zijtie Verhandeling over de vereischten , die bij het oprich­ten eener Fabriek gevordert worden enz. , werd door de Boll.Huishoud. Maats, te Haarlem met goud bekroond. Haarl. 1807. SCHERENBERG (H.) leefde in het laatst der vorige eeuw. Op Cat. J. de Bruyn , bl. 28 , kornt van hem voor:Een bevallig vrouwen portrait , fraai in crayon. Zie Kramm. SCHERM (LAuRENs) bloeide te Amsterdam in den aanvang der 18de eeuw. Hij was een bekwaam teekenaar en graveur. Kramm vertneldt van hem den Hoofd-titel voor het prachtig werk Boistede genaamt Clingendaal enz. in gr. fol.; de Titel voor bet IV deel van De .Republiek der Hebreen. Amst. 1701 120 een aantal kleine prentj es met fraaije figurers door hem yet. en geetst ; De Feestelijke optogt te lisp, 64 gelegenheid van den vrede van Rijswijk 1697 Gezigten van gebouwen te Rome , enz. Zie van Eynden en van der Willigen; Iramerzeel; Kra mm. SCHERMER (LucAs) , zoon van Ad r i a a n S c her m e r en Hester van der Heiden, ruim bemiddelde lieden uit deftigen geslachte , werd den 5 September 1688 te Haarlem geboren. Hij vertoonde reeds vroeg een sterke neiging voor de wetenschappen , en zoo spoedig was hij de Grieksche en Latij nsche taal magtig , dat hij in 1703 , en dus 15 jaren oud , als student aan de hoogeschool te Leiden werd ingeschre­yen. Een smartelij ke steenkwaal , die hem bijna van zijne ge­boorte of had gefolterd , noodzaakte hem eerlang naar de ouderlijke woning terug te keeren. Te Leiden teruggekeerd verwisselde hij de godgeleerde studie met de regtsgeleerde. Op het punt het meesterschap in dit vak te erlangen overleed hij 10 Febr. 1711. Als dichter bekleedt hij een aanzienlijke plaats in de ge­schiedenis onzer letterkunde. Men vergelijkt hem met R o t-g a n s en A n ton i d e s. Tweemaal werden zijne Poezij , in 1711 voor het eerst door zij n vriend P. V 1 a mi n g uitgege­ven , herdrukt. Hij bezong in heerlijke heldenzangen de roemrijke veld­togten van 1702 , 1706 , 1708 , 1709. Zij ne belegering en inneming van Doornik en zijn belden­dichtstuk de Tempel van Saturnus onderscheide zich door kracht en levendigheid van voorstelling, stoute beelden , juiste gelij­kenissen en echt poetische schildering. Zijne bruilofts- en lijkdichten , in de gedaante van allerbe­valligste herders- en visscherszangen voorgedragen , zijn in den echten Theocritischen geest. Zijne overzettingen zijn los en vrij , gelijk blijkt uit de dichtstukken Het Haarlemmerhout en Bet Sparen uit het latij n van Jan de Witt, secretaris van Amsterdam , en der Batromachiomachia van Homerus. Men heeit van hem : Poezij. Haarlem 1702 m. pl. Amst. 1730. Rott. 1743 8°.lempel van Saturnus of oorlogsroem van 't jare 1709. Haarl. 1710 4°. Meleager en iltalante trsp. ook in zijne Poezij. iltalante in den hod' van Kalidon trsp. Amst. 1711, kl. 8°. Zie P. Vlaming, Voorw. voor Schermers Poezij ; Siegen­beek, Geschied. d. Ned. Dichtk. , bl. 237 ; van Kampen, Gesch. d. Ned. Letteren , D. I. bl. 375 ; de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk., D. II. bl. 33; Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 212 volgg.; Conot d'Escury, Holl. roem in Kunsten en Wetens. , D. 1V. (2) bl. 192; Arrenberg, Naamr. , bl. 186, 187; Ab­ coude, Naamr. , bl. 323; ilanh. , bl. 190; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHERPBIER (EDzERT), een dwerg te Oude-Pekel-Aa was groot 1 N. el zwaar 16 halve Ned. t , bijzonder teeder ge­vormd en bezat een goede gezondheid. Den vorigen avond nog welvarend te bed gegaan vond men hem des morgens van den 23 Februarij 1359 dood. Zie Handelsblad , Zondags editie , 27 Febr. 1859 ; Kamper Courant 3 Maart 1859. SCHERPENHUIZEN (vAN) volgde Aerssens van So m­melsd ij k als gouverneur van Suriname op , en werd in 1669 vervangen door Paulus van der Vee n. Gedurende zijn bestuur had de mislukte onderneming der Franschen op Suri­name plaats en was er spanning tusschen hem en de Israeliti­sche bevolking, zoodat ze door tussehenkomst van den baron de Belmonte en Samuel Nassy te Amsterdam, zijne terugroeping wisten te bewerken. Zie van Kampen, Gesch. d. Nederl. buiten Europa , D. II. b!. 290; Koenen, Gesch. d. Joden. bl. 293, 295. SCHERPENZELIUS JOHANNES) te Utrecht geboren , stu- , deerde te Utrecht , werd , als Nuberus opvolger , d. 8 Januarij 1696 tot rector van het Veluwsche gymnasium aangesteid , cn bleef in die betrekking tot dat hij d. 7 Februarij 1707 overleed. Hij schreef in 1701 Dedicatio 3fan. Moschopuli BgzantiniSclioliorum ad Homeri Iliadem I et II , en zond dle aan zijn leermeester Johannes Graeviu s. Zij zijn eerst te Utrecht 1719 8°. in het licht gekomen Op Catal. van Alkemade etc. komen 19 brieven van hem aan F r. Hesse li u s voor , en op Cat. Bibl. Gronov pars reliqua etc. L. B. 1785 p. 68. Man. Moschopulus ad Homeri Iliados Lib. 1 et 2 cum not. Scherpenzelii et comm. J. Camerarii. Traj. ad. Rh. 1719 c. not. M88. Zie Saxe Onom. T. V. p. 37 .Anal. 816. Bouman, Gesch. d. Geld. Hoogeschool, D. II. bl. 38; Cat. C. van Alkemade en P. van der Sehelling. bl. 645. SCHERPZWAARD (ELIAs), kunstwerker in goud en zilver in de 2de helft der 14de eeuw te Utrecht. Hij vervaardigde o. a. voor Jan Graaf van Blois een Sculpe om zout in te doen, als men rijn water maakt. Zie De Lange van Wijngaerden, Gesch. des Heeren van der Goude. D. I. bl. 663; Kramm. SCHETZ (GAsPAR) , baron van Wesemaele en heer van Grobbendonck , werd hoogstwaarschijnlijk 20 Julij 1514 te Antwerpen geboren. Zijn vader Erasmus Schetz van Maastricht , vestigde zich te Antwerpen , waar hij , den 27 Julij 1511 , Ida van Re chtugem , vrouw van Berns­beeck huwde. Hij dreef aldra koophandel en beoefende tevens de letterkunde , ook was hij een boezemvriend van Erasmus van Rotterdam. Gaspar werd , nadat hij te Erfurt , of onder E b a n u s H e s s u s te Marburg gestudeerd had , even als zijn vader koopman , doch bleef zich tevens op de letteren toeleg­gen en beoefende even als zijne broeders M e 1 c h io r en B a 1-thasar de penningkunde. Ook was hij met de voornaamste letterkundigen in briefwisseling. Philips II stelde hem den 25 November 1555 tot zijn facteur aan. Deze betrekking en zijn handel versehafte hem groote rijkdommen. Hij kocht van C h a rl es de Brimeu, ridder van het guide vlies , de heer­lijkheid van Wesemaele die haar eigenaar den titel van erf­maarschalk van Brabant gaf. In 1564 benoemde hem de koning tot zijn tresorier-generaal. In weerwil dier gunst koos S c h e t z de zijde der misnoegde edelen , vooral van den prins van Oranje , team deel aan hunne bijeenkomsten , doch bleef een getrouw aanhanger der R. K. kerk. Onder Alva behield hij zijn ambt , doch verzette zich tegen de heffing van den tienden penning. Na 1576 werd hij lid der algemeene staten , en werkte krachtig mede tot het sluiten der pacificatie van Gend. Hij wend in de voornaamste en moeijelijkste staatszaken ge­bruikt , onder anderen in de onderhandeling der algemeene staten met Don Jan van O o s t e n r ij k , nadat deze zich den 24 Julij 1577 , bij verrassing van het kasteel van Namen had meester gemaakt. Hij zelve stelde hetgeen hieromtrent voorviel en van wederzijde verhandeld werd in de latijnsche taal te book , met eene geschiedkundige inleiding over de oor­zaken en de beginselen der Nederlandsche onlusten. Dit ge­schrift is in den jare 1772 door den hoogleeraar Petr us B u r m a n n u s S e c u n d u s in 't licht gegeven , vergezeld van eene breedvoerige en zeer lezenswaardige voorrede , waarin dit opstel vergeleken wordt met de opgave der overige geschied­schrijvers van dit tijdvak , en bet voorgevallene over het alge­meen in een juister daglicht wordt gesteld. Onder het bewind van Mat t h i a s behield S c h e t z zijn ambten , doch zijn in­vloed verminderde van dag tot dag. Hij deelde in het lot van alle tegenstanders van dezen vorst. De algemeene staten zonden hem naar de onderhandeling te Keulen. Teruggekeerd trad hij van bet staatsbestuur of en stierf den 9 November 1581 te Bergen , waar zich de hertog van Parma beyond. Hij huwde 1 M a r g a r e t h a van de Brngge, 2. Catharina dochter van Lancelot van U r s el. Dit huwelijk werd door N ico laas Gr udius en Janus Secundus bezongen. Zijn portret vindt men bij Goethals en op een penning die bij Bur man staat afge­beeld. Hij voerde den bijnaam van Corvinus , de reden is echter onbekend. Hij gaf in het licht. Viri pietate , moderatione doctrintique clarissimi dialogus de Pace. Rationes, quibus belgici tumultus , inter Philippum sere­ nissimum et potentissirnurn Hispaniae regern, et su6ditos , hoc rerum statu , cornponi possint, explicans. Contenta brevi6us versa payina summariis explicantur. A ntverp. 1579 in 8°. , en in de Analecta Belgica van P. Bu rman n us (Leiden 1772 torn. I. p. 115-224. Ook in het Vlaarnsch : Gronaelijcke onderrichtinge aen de gerneene inghesetenen van Nederland , van 't gemack dat to verwachten stael, soo men den pep aenneemt of ailael. Keulen 1579 in 12°. Succincta Naratio earum rerum quae inter ser. Joannem Austriacum , ab eo ternpore quo in arcem Namurci se recepit, quod fuit XXIV Julii illDLXXV II et ordines Belgie , donee ad arma ventum est , acta sunt. Bij Burman t. a. p. 1 --144. Er bestaan Fransche handschriflen , die welligt het oorspron­kelij k verhaal , dat in zijn rapport aan de algemeene staten voorkomt , bevatten. Het geschrift van H. G a m eri us of v an Ga mere n, een aanbanger van Don Juan, to gelijk in het Fransch , Latijn en Vlaamsch uitgegeven. Veritable recit des Chosen paseesan Pays•Bas depuis la Venue de Jehan d' Aartriche etc. Luxem-bourg 1577 4°. lokte hem tot het schrijven zijner Gronde-lijcke onderrichtinge uit. De staten antwoordden van G a-m er en in Somrnier discours der faites causes , etc.: Luxem-bourg 1577 4°. Hierop gaf de verdediger van Do n Jan een tweede uitgaaf van het Veritable recit, met Solution des objets contenus au discours non veritable des Etats des dietsPays. Lourain 1578 in 8°. , in het Vlaamsch aid. 1578 in so., en in bet Latijn Vera et simplex Narratio eorum quaeab adventu D. Joannis Austriaci in Belgio etc. gesta sunt : in qua talsae a Generalibus ejusdem. Belgii Statious objections etc. confutantur. Luxemb. 1578 4°. De 2de edit. be vat verschil-lende stukken van Grobbe n d on c k. In de Analecta van Burman , komen voor , Latijnsche gedichten, van Schets, Eoban us Hessus, en Guicci-ar d y n. Ook komen er van Schets gedichten voor in Deliciae Poetarum Belgicorurn T. IV. voorts : u Copie d'une lettre du seig­ neau de Grobbendonck au cardinal Granvelle de Cologne ce XXVI de Juing 1580. Literae Gasparis Schenck ad Praesideln Foc­ kium en Translation des lettres de Gaspar Schenck an president Fonck. Ook vindt men een brief van hem aan den prins van Oranje in de Archives de la Maison d' Orange Nassau van Mr. Groen van Prinsterer, en bij Goethals. Voorts heeft men : Intruchon pour messire Gaspar Metz envoye de la par de son Alteses yen lee Etats Generaux. Io. Geropius Becanus droeg hem en zijne broeders het VII bock zijnerOrigines op. Zie de Praefatio van P e t r u s B u r m a n u s voor de dinalecta Belgica ; Valerins Andreas, Bibl. Belg. p. 251; Foppens, Bibl. Belg. T. I. p. 329 ; Franc. Sweertii, Ath. Belg. p. 256 ; Monum. Sepulcr. Brabant. , p. 20 ; G r u t e r u s , Praef. ad P. II. Delic. Poet. Belgic. ; Eob. H e s s i , Eleg. voor llomeri Iliasa p. 250; Poem. (Francof. 1564) Lib. VII. Sylv. I. p. 298 ; J. Lips ii,, Quaest. Epist. , Lib. II Ep. 14. ; J. B ap t. Ta s si us , Comment, Lib. III. p. 206 ; J. G. Becani, Origines, p. 567, 568; Gramaye, Ant­ verpia , Lib. III. Cap. ult. p. 35 ; Christ in a e u s , Jurispr. Beroica, p. 389 , 390 ; J. de Roy, Brab. ill. p. 15; Miraei, .Dipl. L. I. C. 128, p 278; N i c. Grudiu s, Poem. Lib. III. Eleg. I. p. 32­ , 35 , ed. Bon. V u l c a n i i Duo Marii Carm. p. 76, 78; Basilica Bruxellensis, sive Monumenta antiqua etc. , p. 102, 103 ; Butkens, Trophees de Brabant, T. II. p. 125 , 260 , Supplem. L. VIII. p. 363; 1Vobiliaire des Pays-Bas , T.I.p. 127, 130 , 136 ; Le Carpentier, Hist. de Cambray, T. III. p. 950 : Goethals, Histoire des Lettres, des Sciences et des Arts en Belgique, T. IV. p 48 suiv. ; M i e h. a b Isselt, Hist. sui temporis, p. 714; Guicciardini, Descript Belg., p. 310; Fr. Haraeus, Ann. Brab., p. 24; Strada, De bello Beg., Dec. I. Lib. IV. p. 132 ; Chron. Flandr. Belg. , T. III. P. I. D.XIII. p. 278; Saxe, Onom , T. III. p. 229 ; Hoeufft, Parm. Lat. Belg. , p. 38 ; P e e r l k am p , de Poetis Lat. Neerl. , p. 129; Hoynck van Papendrecht, Anal. Be/pica, T. I. p. 40, 185, 301, 302 etc. ; De Wind, Bibl. d. Ned. Geschieds. , bl. 273 volgg. ; van Loon, Nederl. Historiepenn. , D. I. bl. 61, 62; Nieuwen­ huis; Kobus en de Rivecourt. SCHETS (JoHANNEs CAROLUS) , zoon van den vorige , was licentiaat in de regten , protonotarus apostolicus , kannunik van St. Lambert te Luik , sedert 1578 kerkelijk raadsheer in het hooge geregtshof te Mechelen , twee jaren later in dezelfde betrekking door Philipp us II in Spanje geplaatst , in 1588 kanselier der orde van het gulden vlies , den 4 Januarij 1595 gestorven. Hij beoefende de Latijnsche poezij. Lucas To r­riu s bezat een boekdeel met zijne gedichten. Zie Foppens, Bibl. Belg., T. IT. p. 604. SCHELTRLEER (H.) , graveur,, bloeide in het midden der 18d0 eeuw. Men heeft van hem o. a. 24 gezigten in en onGravenhage , in pl. oblong.; een gezigt in de kerk van Gouda, in fol. (1760). Zie Catal. de dessins de Ch. van Hulthem , Gouda 1846 , p. 431 ; Kramm. SCHEURER (S.) gaf in het licht : Land 7h,eologie. Amst. 1723. 8°. Zie Abcoude, Naamr., bl. 326. SCHEY (DIRK) , stamvader van het geslacht der S c h e y's , in 1581 te Arnhem geboren. Deze, een eenvoudige sehipper, maakte zich in 1626 beroemd , door van Keulen eene daartoe door hem, ingerigte ark , met eene zeer aanzienlijke , voor de 21 Spaansehe bezettelingen der nabijliggende steden bestemde som gelds , en eene menigte andere kostbaarheden , met den Spaan­ schen betaalmeester, onder veelvuldige gevaren , door beraden­ heid , lust en verregaande stoutheid langs de vijandelijke steden den Rijn af te voeren en behouden in deze gewesten binnen te brengen voor welke buitengewone daad hij en zijne vier medgezellen door den stadhouder F r e ri k Hendrik met den veraverden buit besehonken , en hij , als aanlegger en uit­ voerder der onderneming , bovendien tot scheepskapitein bij de adruiraliteit van Amsterdam verheven werd. Later hielp deze moedige krijgsman Schenkenschans veroveren , en stierf in hoo­ gen ouderdom. Een groote en hoogst belangrijke zilveren be­ ker , waarop Schey en zijne medgezellen dezen gevaarlijken togt hebben doen graveren , berust in het koninklijk kabinet van zeldzaamheden op het Mauritshuis te 's Hage. Uit zijn huwelijk met N ell a Harwarde zijn 22 kinderen gesproten.Zie Vervolg op Reyd, Hist. der Ned. Oorlogen, bl. 123; Comme­ lijn, Leven van Frederih Hendrik , D. I. bl. 17 en very. ; de Lange, Batavisch Romein , bl. 186; R. P. van de Kasteele, Handl. tot bezigtiging van het kon. kab. , bl. 121-123; J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Neerl. zeew. , D. IV a. bl. 310, 311. SCHEY (DIRK), oudste zoon van den vorige, geb. 1614. Vroeg in zijne jeugd, onder de leiding van zijnen vader in de zeedienst getreden , werd hij, bij het uitbreken van den eersten Engelschen oorlog tot kapitein bij de admiraliteit van Amsterdam benoernd, woonde de meeste groote zeeslagen van dien krijg bij, en werd in een dier gevechten , dapper strijdende , gevangen genomen , doch ontvlugtte. Vervolgens was hij tegenwoordig bij het in­ nemen van Funen , onder de Ruyter, en deed verschillende togten naar de Middelandsche zee , gedurende een van welke hij een Turksch roofschip hielp veroveren. Na het uitbreken van den tweeden Engelschen oorlog , nam hij deel aan al de zware zeegevechten , welke daarin plaats hadden , en onderscheidde zich reeds door kunde en dapperheid. In 1673 had hij het geluk , onder veelvuldige gevaren , een rijke koopvaardijvloot uit Cadix herwaarts in veiligheid te brengen , woonde in 1674 den togt van den Luit.-Admiraal Cornelis Tromp naar Bel-vile en Noirmoutiers bij , en overleed in den ouderdom van bijkans 65 jaren , na nog onderscheidene andere togten gedaan te hebben , in October 1679 te Amsterdam , waar hij in de Oude-kerk begraven werd. Zijn dood werd algemeen betreurd als van een man , die gedurende een reeks van jaren gewigtige diensten aan het vaderland bewezen had , en die de algemeene achting in hooge mate genoot , waarvan ten bewijze strekt, dat hij door groot en klein met den vereerenden naam van Fader Schey bestempeld werd. Zie J. C. de Jo nge, Gesch. v. h. Neerl. zeew. , D. II a..303, D.Ta. bl. 22, 347, 415, D. IV b. bl. 234, D. IV a. bl. 312. SCHEY (DIRK) , de jonge , zoon van den vorige , klom tot den rang van buitengewoon kapitein bij de admiraliteit van Amsterdam op , na eerst als adelborst en vervolgens als luite­nant , een zeer geruimen tijd met zijn vader gevaren te heb­ben en daarna tot commandeur van een schip van uorlog te zijn benoemd. De laatste togt door hem bij gewoond , was die van prins Willem III , wanneer hij het bevel voerde over een fregat van 34 stukken. Kort daarna schijnt hij gestorven te zijn , ruim 30 jaren oud. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeew. , D. IV a. bl. 318. SCHEY (JAN) , broeder van den vorige , trad ook in zee­dienst , en werd als luitenant geplaatst op een der schepen , die den beroemden togt naar Guinea onder d e It u y t e r vol­bragten , en woonde als commandeur of bevelhebber der bui­tengewone uitgeruste schepen , de gevechten van den tweeden Engelschen oorlog bij. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeew. , D. IV a. bl. 313. SCHEY (Gnus) , de oudste der 12 kinderen van den bo­ven gemelden Dirk Schey, werd te Arnhem in 1644 gebo­ren , trad , nog geen twaalf jaren oud , bij zijn vader als adel­borst of appoints in dienst , werd vervolgens tot commandeur van de soldaten bevorderd , en nam als zoodanig deel aan de inneming van Funen, werd op zijn zeventiende jaar tot tweede en daarna tot eersten luitenant ter zee benoemd. Hij gaf in die jaren meermalen blijken van zijn uitstekenden aanleg en koelbloedige dapperheid , bijzonder in het enteren en veroveren van eenen Turk , en bij de vermeestering van het eenige En­gelsche schip , dat in den ongelukkigen zeeslag van 1665 ver­overd werd. Vier jaren daarna werd hij tot buitengewoon , en zes jaren later tot gewoon kapitein , bij de admiraliteit van Amsterdam benoemd. Inmiddels was hij tegenwoordig geweest bij al de groote veldslagen van den tweeden Engelschen oorlog en bij den togt naar Chattam. Ook had hij krachtdadig mede­gewerkt tot de vernieling der zes kloeke Algerijnsche roovers , welke in 1670 door het smaldeel van den luit.-admiraal v a n Ghent met even veel beleid als moed op de Afrikaansche kust gedreven en verbrand werden , en waarvoor hij met een gouden ketting en penning begiftigd werd. Gedurende den derden Engelschen krijg nam hij deel aan de drie zware ge­vechten , welke in 1673 door 's lands vloot aan de vereenigde zeemagt van Groot-Brittanj e en Frankrij k geleverd werden, waarbij hij eene zeldzame dapperheid betoonde , en hielp het volgende jaar onder den luit.-admiraal Tromp den togt naar Bel-Isle en Noirmoutiers uitvoeren. Spoedig daarna werd hij met de Ruyter naar de Midde­landsche zee gezonden , 'waar hij den zeeslag bij Stromboli , 21* vervolgens dien bij den Etna, en eindelijk bet wanhopend ge­vecht in de baai van Palermo bijwoonde. In beide eerste zee­slagen kweet S c h e y zich met weergalooze dapperheid van zijn pligt , wordende zijn schip in den eersten strijd zoo doornageld , dat het kort daarna zonk , en een ander, waarover hem het bevel werd opgedragen , in den tweeden zeeslag gansch redde­loos geschoten. In bet derde gevecht handhaafde hij manne­lijk de eer van 's lands vlag. Te huis terug gekeerd , vertrok bij met den vice-admiraal E v e r t s e n op nieuw naar de Mid­ delandsche zee, op welken togt echter Diets van eenig aanbe­lang voorviel. De naastvolgende jaren werden door hem met bet begeleiden van koopvaarders doorgebragt , doch in 1683 trof hem een zware ramp, daar zijn schip in dien geweldigen storm , door welken zoo vele van 's lands schepen vernield werden , in bet zeegat van Texel te gronde ging , en hij en zijn yolk Diet dan met moeite gered werd. 'regal bet einde van dat voor hem zoo treurige jaar, werd Gilles Schey door Prins IN il 1 e m III, als een der oudste kapiteinen , en tot belooning van zijne veelvuldige en trouwe diensten , tot scbout-bij-nacht van de Amsterdamsche admira­liteit verheven. Na bet volbrengen van eenige konvooireizen , werd de togt naar Engeland in 1688 door hem bijgewoond. In den daaruit voortspruitenden oorlog met Frankrijk , gedroeg hij zich met dezelfde dapperheid. Bij den rarnpzaligen zeeslag van Bevezier,, streed bij op de prinses Maria van 92 stukken , bet grootste dat nog immer uit de haven van het gemeenebest was uitgeloopen , met hardnekkigen moed. Mannelijk was zijn gedrag bij bet regtsgeding van Torrington , en zijn vaderlands­lievend gemoed werd door verontwaardiging ontgloeid , toen de Britten zijn heldhaftige krijgsmakkers van lafhartigheid durfden verdenken. Door deze en andere treffelijke daden , won hij meer en meer de achting en genegenheid van koning W i 1-1 e m , die hem in 1692 met de waardigheid van vice-admiraal bij de admiraliteit van Amsterdam bekleedde. Hij overleed te Amsterdam den 15 Junij 1703 in den ouderdom van 59 jaren , en werd even als zijn wader, in de Oude-kerk begraven. Zijn zinnebeeld en spreuk waren een rots, staande te midden van een woeste zee , en door hevige winden van alle zijden , doch te vergeefs geteisterd , met bet omschrift Undique frustra. Er bestaan van hem twee in plaat gebragte afbeeldingen , eene kleindere en een grootere , welke ''beide hem als vice-admiraal voorstellen. De eerste is door P. S c h e n c k , de tweede door A. van H al en vervaardigd. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. .Ned. zeew. , D. III a. bl. 24,III b. bl. 124, 132, 175, 234, 402, 411, 452, IV a. bl. 183, 193,310-317, 419, IV b. bl. 147, 215, 500. SCHICK (ERNEsT) , zoon van een dansmeester van dien naam te Amsterdam , in 1756 te Hage geboren , werd door Kr eutzer , Esser en L olli onderwezen, en verkreeg kort daarna de plaats van eerste viool in de koninklijke kapel te Berlijn. Hij heeft in 1783 vele concertos pour violon et orckestre, in het licht gegeven , huwde in 1791 de beroemde zangeres mejuffrouw L ui se Hame 1. In 1782 reisde hij met den violoncellist Trikler door Duitschland , en werd overal be­wonderd door het vuur en de uitdrukking van zijn spel. Hij overleed in Duitschland tusschen 1815 en 1820. zie Gregoir, Biogr. des Artistes -Musiciens Neerlanclais, p. 157. SCHIE (FRANciscus vAN), S. S. min. cand. praeceptor aan het gymnasium te Dordrecht van 1722-1757 , wanneer hij stierf, maakte zich verdienstelijk door het schrijven en uitge-ven van een Catalogus Bibliothecae Dordracenae. Zijn afbeel-ding is door N. Verkolje naar A. Ho ubraken gegraveerd met vierregelig vers. Zie Schotel,Tschool, bl. 162 ; Muller, Cat. v. portr. SCHIE (MARIA vAN), dochter van Its oeland van Schie, liefhebber der poezij te Delft, trad den 24. Nov. 1776 in het huwelijk met Gerrit Paape, en hanteerde even als deze de Nederduitsche lier, blijkens haar Boetzang aan Nederland ter gelegenheid van Gods oordeelen over hetzelve. Delft 1776. Zie van der Aa, N. B. A, C. Woordenb. ; ms. Paape (G.). SCHIE (ROELAND VAN) schreef: De wrevel der Godloosheid onder schijn van Rechtmatigheid,van schout en poldermeesteren van Nootdorp. Delft 1748. 8°. Zie Abcoude, Tweede Aanh., bl. 134. SCHIE (W. vAN) gaf in het licht: Manasse in zzjn goddeloosh,eid en bekeering. Delft 1714. 8°. Zie Abcoude, Naamr., bl. 321. SCHIEDAM (GERRIT vAN) , te Schiedam. !,2;eboren , trad de Carthuiser orde , en bekleedde achtereenvolgende den rang van prior van Bois St. Martin bij Gheeraertsbergen , van Maria te Geertruidenberg en eindelijk van het Karthuizer klooster der 12 Apostelen bij Luik , waar hij in 1443 overleed. Te Leiden werden in het laatst der 16e eeuw het meeren-deel der volgende liss. van hem bewaard. De cura Pastorali, liber unus. De septem sacramentis, liber unus. .Dialogus de virtutibus, liber unus. Dialogus de vitiis , fiber unus. Sermones de tempore et sanctis. De decem Praeceptis, liber unus. Speculum Religiosorum, liber unus. Zie Trithemius, de Script. Eccl. C. 796, ult. ed. p. 185; Pe. treius, Biblioth. Cartus, p. 104, 105; Sweertii, .lth. Belg. p. 286 ; Rassii Origines ; Foppens, Bibl. Belg. , p. 360 ; Kobus en de Rivecourt. SCHIEDAM Ge rri tsz. (JAN VAN), werd in 1389 collator praebendarii en kanunnik van de groote of lieve Vrouwenkerk te Dordrecht , alwaar hij als zoodanig overleed. SCHIEDAM (MARTINUS VAN), was prior in het Karthuizer klooster bij Utrecht en overleed omtrent 1400. Hij sehreef een godgeleerd tractaat , de Spiritualibus 4scensionibus waarvan het onuitgegeven handschrift op de Utrechtsche bibliotheek berust. Zie Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 858 ; .Taarboekje voor de stad en het kanton Schiedam , bl. 6. SCHIEFBAAN (J. H.) , Roomsch priester te Dordrecht, hield Leerredenen op den algemeenen dank vast en bededag den 18 van Sprokkelmaand 1778 , die door een der toehoorders werden uitgegeven. Dordrecht 1778. 8°. Zie Boekzaal der gel. wereld 1778. b. bl. 608. SCHIERE (NicoLAAs), in 1670 te Harlingen geboren stu- , aeerde te Franeker, werd in 1691 proponent en achtereenvol­gend predikant te Morrha, en Lioessens (1698), Hallum (1703), en Bolsward (1707). Hij overleed den 28 Maart 1729. Zijn zoon, Nicolaas Schiere werd predikant te Franeker. Hij gaf verschillende godgeleerde geschriften in het licht, o. a. Doctrina .Test. Ji'oederumque Divinorum. Franeq. 1718. Genadestroom der Goddelijke waerheden , vervattende het merg van de geheele H. godgeleerdheid in XVI Leerredenen voor- gesteld met de noodige betrachtingen. Amst. 1720. 8°. De gekruiste en opgewekte Christus , na een veertigdaegsche omwandeling op aerde na de opstanding verzekert door elf ver­ scheiningen, als Ilogepriester met zijn eige bloet, gaencle door het Heilige , de Kerk , in het _Heilige der Heilige , den Hemel. Amst. 1725. 4°. Ware godzaligkeid voor de opregte Fijnen. Leiden 1727. 8°. De brief van Paulus aan de Galatiers , in zijn samenhang , kracht van redenering , betekenis van woorden en spreekwifren, voor­ vertoont en schriftmatig betoogt , met een noodzakeliike sioffe over de we en een register voorzien. Leid. en Amst. 1730. 4°. Zie Bibl. Breen., T. VII. p. 722; Boekzaal der gel. wereld 1725 b. bl. 127, 1729 a. bl. 503, b. bl. 241-244 , 1730 b. bl. 666 ; Co­ lumba en Dr eas, Naomi. der predikanten onder Dokkum , bl. 142; Henric. Grevenstein, Bolswarder .Naamlijst , bl. 9; Greyda­ nus, Naamlijst der predikanten in de clasis van Franeker , bl. 38 ; Abcoude, Naaml. bl. 324; Arrenberg, Naaml. bl. . SCHIERHUIT Jr. (JOHANNES H ENDRIK) , organist bij de hervormde gemeente te Amsterdam , als organist en componist gunstig bekend , overleed te Amsterdam den 17 Julij 1852 in den ouderdom van 35 jaren , bij zijne huisvrouw A. H. Me ij e r , een kind nalatende. SCHIETSPOEL (Junius), van hem bestaat : Aanspraak van den eersamen Justus Schietspoel aan de leden van de Haarlemsche Reedenkamer , onder de zinspreuk: Trouw moet blijken, gedaan bij zijne wederkonast van het jubile der Hoogesehool van _Leyden, op den 13 van Sprokkelmaand 1775. Haarl. 1775. 8°. De naam Se hietspoel is waarschijnlijk de pseudoniem van de Fr an cq van Be rk h ey , die onder dien naam heeft creschreven. Zie Cat. d. Bibl. v. Ned. Letterk., D. III. bl. 417; van Doornik, Pseud. en Anom. n°. 2368. SCHIFF (Mr. J. U.1 bekleedde de betrekking van wethou- der van Arnhem , lid der provinciale staten van Gelderland. was in 1848 lid der dubbele kamer, en voorzittend meester der vrijmetselaarsloge te Arnhem. Hij overleed in 1857. SCHIFFART (JollANNEs PHILIPPUS DE), zoon van Joha n-n es de Schiff art, preclikant te Ferwert , kwam als S. M. candidaat in 1746 te. Engelum , vertrok van daar in 1749 naar Wanswert en Jeslum en in 1754 naar Rismageest en Sibran­dahuis. Men heeft van hem : .Aischeids- en intree-predicatien. Tractaat over de stetting van een algemeen en bezonder besluit Gods Taylor ontdekt.,,'t Geen aanleiding gaf tot supprimering van diens gevaarlijk geschrift , ondermijnende den waren godsdienst der Christenen." &slat leerredenen over eenige stollen der H. Schrift, benep fens een aanhangsel, rakende het algemeen en byzonder besluit, de voortplantinge der verdorvenheid na de ziele, de verzegelendekragt des H. Avondmaals. Leeuw. 1759. Zie Columba en Dreas, Naaml. der predd. onder de el. Dok­ kum, , bl. 179, 196; Boekz. 1746a. bl. 735, b. bl. 119. 1749 b. bl. 472, 730, 1754a.. 61.709, b. b1.694, 1780 b. bl. 18; Arrenberg iVaamr. bl. 450. SCIIIFFART (G. W.) schreef: Geneeskundige verhandeling van eene in Europa bijna on6e­kende ziekte , hij de Ainerikanen laws genoemd. Middelb. 1770. Zie Arrenberg, Naamr. bl. 458. SCHILD of SCHILD1US (JoHANNEs), werd te Bremen p'e­boren. Zijn vader was Jo h an nes Schild, eerst hoogleeraar in de geschiedenis en grieksche taal , later in de godgeleerd­heid , predikant en kanunnik bij de St. Stephanusikerk te Bre- men , den 3 Dec. 1667 gestorven. Hij volgde Abraham B e e ck m a n als rector der latijnsche school te Vlissingen op. Hij komt het eerst aldaar voor in 1647. In 1649 gaf hij zijn boek uit de Caucis , nobilissimo veteris Germaniae populo. L. B. 8°. opgedragen aan den magistraat van Bremen. Hij vereerde ook dit werk aan de bibliotheek to Vlissingen , waar ook zijne Anirnadversiones in Suelonium . 4 dr. 1656 te vinden zijn. Het toen bekende werk , de Coalitione populorum , IlagaeComit. Anno 1661 , wordt door Jocher aan den vader , door Vrol ij khert aan den zoon toegeschreven. Aan bet einde der opdragt van dit laatste werk schreef hij , dat hij dit te Antwerpen schreef , na een zeer zware en doodelijke ziekte , die hem te Leuven was aangekomen. In 1651 liet hij eene Beschrijving der stad Vlissingen druk-ken , waartoe de stad hem f 50 A. f 150 tot eene vereering schonk. Nicolaas Hoornbeek, zoon van Johannes Hoorn b e e k , toen predikant te Vlissingen , noemt hem in zijn regtsgcleerd dispuut , 30 Maart 1661 te Utrecht , onder den hoogleeraar W ij c k e r s 1 o o t verdedigd : ezeer ervaren in de wijshegeerte, geschiedenissen en allerlei beschaafde letteren." In de opdragt van zijn bock De coalitione populorum zegt hij zelf , #dat hij onderhandelingen en briefwisseling hield met vor-stelijke gezanten en overheden der volkeren." Hij vervaardigde ook latijnsche gedichten , b. v. onder de beeldtenissen des kei-zers in zijn Suetonius, op Mr. Jacob van Laren (Geletterd Zee- land, bl. 257.) Ook gaf hij in bet licht Exercitationes in C. laciti Annales XV, ubi extrema Senecae describuuntur. L. B. 1645 , met een gedicht van N. Hein s i u s, ook door Jocher en Saxe, in navolging van H. Witte, ten onregte aan den vader toegeschreven. In 1671 werd hij als rector door Johannes Fran ciscus Gymmenich van Duis­burg opgevolgd. Zie H. Witte, Diar. biogr. op 1667; C. I k e n , de ill. Brent. schold , p. 134; Ha saens, Bibl. Breen. Cl. VII. p. 329, 499; Morhoff, Polyh., T. III. L. II. C. I. p. 502; N. Heins ii, Poem. p. 48 ; Fabric i i , Bibl. Lat. , L. II. C. 9 , p. 496. T. II. f. ed. Li psi en s. T. II. proz. L. II. T. I. L. II. C. 24, p. 498; Jo. Fabrlcii, .Hist. Bibl., P. V. p. 224; Konigii, Bibl. Oct. et Nov. voc.; Saxe, Onom., T. IV. p. 458; Jocher; Vrolijkhert, Vliss. Kerkhemel , p. 340-342; Kobus en de Rivecourt. SCHILDERS (RICHARD), boekhandelaar te Middelburg in den aanvang der 17 eeuw , ook als overzetter bek end van Der Catholycken supplicatie aen de Con. Maj. tot Toelatinghe van de Catholycke .Reliyie in Engeland , met meynigte ende corte aenwysinghen op de canten gkestelt. Iraer by noch gkevoecht is . . . een supplicerende legen-yhewichte ghedaen by de Proles- laden aen de selve Con. Maj. enz.... tot den Engh qMidd. Rich. Schilders. Het Supplicerende Teghen ghetoichte en de zienwysinghen - schijnen het werk te zijn van zekeren Gabriel Pow el. Placaet van den Con. van Vrankryck. Henricus IV. she­ publ. d. 3 Nov. Inhoud. de impositie van Dertich ten honder­ de , te betalen op alle coopmans. ende manuf. die wt Vranckryck naer Spaengien souden moghen ghevoert worden : Mitsg. op de Landen staende onder 't ghebiedt des Eertshertoghen in d. 5Nov. Overgeset uyt den Franc. Middelb. 1603. Zie Thiele, Cat. v. Pamfietten , D. I. bl. 68 , 69. SCHILDERUP (EvERT). Bij gelegenheid van het springen van het schip met buskruit te Leiden trad deze jeugdige dichter met een stouten lierzang op , getiteld : Leiden ramp geene God- straf. Ten voordeele der ongelukkige Leydenaaren. Amst. 1807. 8°. 2 dr. door den schrijver herzien , met een voorberigt en opdracht aan dezelfde stad. Ald. gr. 8°. Deze stelling noch de toon van den lierzang was naar den smaak van velen. De predikant D. C. van Voorst te Amsterdam drong hem bij herhaling ofschoon vruchteloos tot een mond-gesprek. (Zijn alle de christen-geestelijken huirhelaars , of uit- noodiging tot een mondgesprek aan den Maaker van den lierzang , getit. Leidens ramp enz. Amt. 1807. 8°.) Het regende, volgens W i t s e n Geysbeek, tegenschriften , grootendeels om het tegendeel te betoogen of die stelling als goddeloos te doen voorkomen. (Panakeion aan E. S. Dicker van den Lierzang Leyden ramp, en N. N. zijn alle de christen- geestelijken huichelaars. Amst. gr. 8°. Leidens ramp geen toe- val , of weerklank op een lierzang van E. S. Leydens ramp enz. Haarl. 1807. 8°. lets van een' onpartzjdigen protest. leek aan den dichter van den lierzang enz. Amst. 1807 enz.) De geheele twist geraakte ondertusschen weldra in vergetel­heid en S c h i 1 d e r up handhaafde zijn verkregen roem als dichter, door nog eenige zeer fraaije dichtstukken. Hij over-Iced in 1808 , nog geen 20 jaren Zie W i t s e n Geysbeek, B. A. C. Woordenboek , D. V. bl. 228, 229. SCHILDHOUWER VAN OOSTEE (BOUDEwIJN VAN HoEY) werd den 19 November 1798 to Lingen , waar zijn vader,, de generaal der artillerie van dien naam , tijdens de Fran­sche overheersching , uitgeweken was , geboren. Van zijne jeugd of toonde hij aanleg voor de militaire loopbaan , waarvoor hij werd opgeleid. Door onvermoeide vlijt en het bestuderen van het wetenschappelijk gedeelte der artillerie, had hij reeds aan­vankelijk vorderingen daarin gemaakt , toen wij door de ge­lukkige omwenteling van t813 van het Fransche juk verlost werden , zoo dat hij den 11 Junij 1814 benoemd werd tot 2den luitenant bij de artillerie , doch bleef, niettegenstaande hij officier was, de lessen op de militaire sehool te Delft bij- wonen. Opvolgend klom hij tot kapitein bij hetzelfde wapen op , in welke betrekking hij , gedurende de onlusten , de krijgs­operatien op de citadel van Antwerpen heeft bijgestaan , zoo­wel bij bet bombardenient van die stad in 1830, als tijdens de beroemde verdediging Bier sterkte in 1832, bij welke eerste epoque hij voor zijn buitengewonen moed , zijn beleid en trouw tot ridder der 4" klasse der Militaire Willemsorde werd benoemd. Pen 13 December 1832, werd hij , terwijl hij aldaar de krijgsverrigtingen op bet Bastion N°. 2 bestuurde, door het vijandelijk vuur zwaar gewond , en overleed eenige oogenblikken daarna. Zie Milit. Spect., D. II. bl. 255, 256. SCHILPEROORD DE JONGE (THEopoRus), dichter uit de 18de eeuw. Men vindt een Weeklaqe van hem in de Dichtk.cypressenbladen , bl. 249. Zie van der A a , N. B. d. C. Woordenb. SCHILPEROORT (THOMAS OLIVIER) , zoon van N. N. S ch ilperoort, die zich in bet laatst der 18de eeuw door de uitgave van verschillende antipatriottische geschrif­ten onderscheidde , werd te Utrecht geboren , leeraar aan de Hontholredijkscbe militaire school , later regent van bet Athenaeum te Luxemburg, Hij was een hevig tegenstan-der van bet liberalismus, en , ofschoon afhankelijk van zijn pen, zou hij voor geen goud zelfs ooit an letter tegen zijne streng behoudende politieke overtuiging geschreven hebben. Hij was een bijzonder onderboudend , en in den gezelligen kring zeer fijn beschaafd man. B i 1 d e r d ij k, van Maanen, Wiselius, Kinker, Lulofs en vele andere zijner tijdge­nooten , achtten zijne scherpzinnigheid op het veld van tail-, letterkunde , geschiedenis en wetenschap in het algemeen hoog en vereerden in hem een Nederlander van buitenoewonen stem-pel. Ook onze regerende vorsten hebben hem meermalen blij­ken gegeven dat zij zijne trouw en bekwaamheden met welge­vallen Bade sloegen en te waardeeren wisten. Hij redigeerde het tijdschrift Irene , waarvan echter te Deventer bij R o bij n s slechts drie nummers het Licht zagen , als ook in 1830 te Breda , bij O u k o o p , een Dagblad , onder den naam van Janns , ter bestrijding der revolutie van dat tijdvak ; gelijk hij hetzelfde gedaan heeft in vele Belgische , Fransche en Duitsche en Engelsche biaden , wier conservatief-monarchale correspondent hij was , en in al welke vreemde talen hij met groot gemak en goed schreef. Aan de Lans van Achilles , eene politieke Epbemeride uit de dagen der Belgische omwenteling , had hij zoo geen uitsluitend dan toch werkzaam deel, gelijk aan nog meer politieke vlugscbriften of periodieke biaden van toen en van later tijd , omstreeks 1840 en nog vender. Hij was een zeer vruchtbaar schrijver blijken de volgende door hem uitgegeven werken. Tafereel der gebeurtenissen van Europe. 's Hage 1804. 4°. Volledige beschrijving van alle kunsten , Ambachten , Hand­ werken , .Fabrieken, Trafrieken enz. XVIII stuks behelz. De Azzjnmaaker , of volledige beschrijving van de Nuttigheid en den aart des Azijns , met de kunst van derzelver verschillende soorten te bereiden, met 3 pl. Dordr. 1803. 8°. Proeve van nieuwe Taalkunde , op de .Nederd. spraakl. toege­ past. Gron. 1806. 8°. Premier cours de Grammaire Anglaise a l'usage der Ecoles. Gron. 1806. 8°. Eerste beginselen der Werkundige Aardrijksbeschrzjving. Dordrecht 1810. Aurora , Wijsgeerig Staatkundig harboek je over 1815. De- venter 1806. Algemeen beoordeelen,d verslag van het over en weergeschre­ vene betrekkekk Le Sage ten Broeks: Voortreffelijkheid enz. Deventer 1816. Levensschets van Willem Frederik , Erfprins van Oranje , naar Arnoldi , met bzjvoegselen , opgedragen aan H. K. H. de Forstinne Moeder. Zutphen 1818. Proeve over de uitgangen der Franctche Naamwoorden. 's Hage 1818. Proeve van beoordeelende tooneel-dichtkunde op het treurspel Montigni toegepast. Amst. Sept. 1822. 8°. Onpartijdige beschouwing van het beiderzijds geschrevene over den Geest der Eeuw. Amst. 1825. Lord Byron, als Mensch en Dichter beschouwd. Delft 1826. Voorts eene kleine Vaderlandsche en Algemeene geschiedenis , beide te Rotterdam bij M en sing en v an Westr een en, en eene Beknopte Taalleer , Algemeene Taalregelen. Deventer 181S , boekjes die verdiensten hebben. Proeve van beoordeeling in de Taalkunde toegepast op Bilderdijks spraakleer en Kinkers Beoordeeling van dat werk ; een hoek, dat door laatstgenoemden hoogleeraar op hoogen prijs werd gesteld. Kort begrip van het zamenstel onzer taal , na inzage van Mr. W. Bilderdijks Spraakkunst , benevens een reeks van achter­ eenvolgende woorden , als voorbeeld eener mogelzjke behandeling van een taalkundig woonlenboek. Amst. 1827. V. Zeer vele vertalingen zijn door deze werkzame pen geleverd , waaronder nog die der Destinoes "tures de l'Europe , van d'Hertigny, te Brussel in 1829 bij Brest van k empen verschenen. AanTDuitsehe Converstations -Lexicons leverde hij menig goed artikel over Hollandsche aangelegenheden.Toverleed in het laatst van September 1851 in kommerlijke omstandig­ heden in ruim zeventigjarigen ouderdom. Zie W a p, "strew 1851. bl. 250 volgg. ; Cat. d. Maats. v. Ned.Letterk., ;D. I. bl. 128 , 130 , b. bl. 5, D. III. bl. 269 ; Kobus en de Rivecourt. SCHILPEROORT (A. B.) wed. van Meer te n. Zie Mee:rt en. SCHILTHUIS Jz. (ALFERDUS GERHARDUS) , werd den 6 Junij 1799 to Groningen geboren. Zijn vader , die den graan­ handel uitoefende , werd hem reeds in 1807 door den dood ontrukt , en in 1814 zag hij ook zijne moeder ten grave dalen. Inmiddels was de jeugdige3 S c h i 1 t h u i s reeds bij een zijner bloedverwanten in een tabaksaffaire geplaatst ; dock deze nij­ verheid boezenadej hem minder belangstelling in dan de handel in granen , waarop hij zich eerlang met goed gevolg toelegde. De aanvankelijke gunstige uitslag zijner handelsondernemingen bevredigde echter die veelomvattenden en rusteloozen geest van S c h i 1 t h u i s niet. Hij dorste naar een ruirner werkkring , waarin hij de plannen tot bevordering der welvaart van zijne provincie en van bet vaderland kon verwezenlijken, die telkens in zijn vruchtbaar hoofd oprezen. Daartoe ontbraken hem echter grondige statistische en staat­ huishoudkundige kennis , en de kunst om zijne gedachten dui­ delijk en in aangenarnen vorm uit te drukken. Naauwelijks was het hem duidelijk geworden, wat hem ont­brak , of hij wijdde al zijn vrijen tijd aan de beoefening van wetenschap en letteren. Spoedig bleek het dat hij geen nut­teloozen arbeid bad verrigt , meer en weer begon men ook in hooger beschaafden en meer wetenschappelijken kring zijn onderhoud en omgang to zoeken en zijne medewerking op prijs to stellen. Onderscheidene eervolle benoemingen gaveu daarvan weldra het bewijs. Toen in 1829 te Groningen een kamer van koophandel en fabrieken werd opgerigt, hehoorde S c h i 1 t-h ui s onder de eerste leden. In 1832 werd hij consulair agent van Groot- Brittannie , voor welke betrekkiug hij in 1845 be­dankte , tengevolge eener ministeriele resolutie , waarbij de be-trekking van lid eener kamer van koophandel en fa!)rieken onvereenigbaar werd verklaard met die van handelsagent eener buitenlandsche mogendheid. In 1837 werd hij benoemd tot regter-plaatsvervanger in de regtbank van koophandel to Groningen ; en bij gelegenheia der vrijwillige leening werd hij met W. J. M e u r s Wichers aangesteld tot lid der commissie van eind.onderzoek voor het tweede gedeelte der wet van 6 Maart 1844, die gelukkig hare hoogst onaangename taak niet heeft behoeven te vervullen. Inmiddels was zijne belangstelling voor alles , wat de nij verheid betrof , niet slechts binnen maar ook buiten de provincie Gro­ningen bekend geworden. In 1836 werd hij corresponderend lid van het Friesch ge­nootschap vau proefondervindelijken landbouw , en in l 837 directeur van het genootschap van nijverheid , gevestigd te Onderdendam. 1n September 184 boden hem eenige land­bouwers in het Oldambt een gouden korenschaal aan , tot be­wijs van erkentelijkhefd voor de sedert verseheidene jaren en in vele opzigten aangewende pogingen om de belangen van den landbouw te bevorderen. Reeds was S c h ii t h ui s destijds ook als redenaar en schrij­ver opgetreden. In September 1839 hield hij te Onderdendam, bij gelegenheid eener algemeene vergadering des genootschaps eene (onuitgegeven) redevoering over den landbouw van De­nemarken en Mecklenburg, In 1840 plaatste hij in den Konst -en Letterbode eene be­oordeeling van Di e d e r i c h's oordenboek van handel en nij­verheid , betrekkelijk bet artikel Groningen. Drie jaren later hield hij te Onderdendam eene voorlezing onder den titel : lets over den oorsirong en het wezen van het Duitsche tolver-bond en deszelfs invloed op de nijverheid, in 1844 te Groningen uitgegeven. In 1850 verscheen een ander geschrift , getiteld : Vereenigingen tot weldadigheid en inrigtingen ter bevordering van volksopvoeding en algemeen welzijn, bijzonder voor den min­ vermogenden stand den 1 September 1850 te Groningen be­ staande. Zoo was Schilthuis reeds jaren lang in onderscheidene betrekkingen tot bevordering van het welzijn zijner provincie werkzaam geweest , toen hij in 1850 tot lid der provinciale­en twee jaren later tot lid der gedeputeerde staten benoemd werd. Deze nieuwe en belangrijke werkkring was volkomen voor een man van zijne veelzijdige vermogens en zijnen ruste­loozen ijver berekend en daar zijne handelszak en in den laat­sten tijd eene minder voordeelige wending hadden genomen , hield hij zich sedert dien tijd bijna uitsluitend met de vers. vulling zijner ambtspligten en letterarbeid bezig. In 1852 werd zijne prijsverhandeling over de Verhoudingvan den landbouw to den bodem en de bevolking , den toestandvan de landbouwende klasse in Nederland en de verbeteringdaarin moyelijk en wenschelijk , door de Hollandsche maat-schappij te Haarlem met goud bekroond. In 1854 verscheen zijne Redevoering over eene algemeene verbetering der scheepvaart­ kanalen in de provincie Groningen , en in 1859 zijne sing van de belangrijkheid en de rigting der Noordekke spoor- weyen in Nederland. Bovendien leverde hij in Bijdragen tot de kennis van den tegenwoordigen stoat der provincie Groningen, uitgegeven door de commissie voor de statistische beschrijving der provincie, waarvan hij bij de oprigting in 1854 lid was geworden , eene zeer belangrijke Stati8tiek van de ainbach18 -en fabriebniiverheid in de provincie Groningen, geplaatst in bet lie deel (1860) bl. 199-228. Hij was lid van bet prov. Utr. Genoots. van kunsten en wetenschappen (1854) , van de koninklijke academie van landbou.w van Zweden te StOkholm (1856), der vereenigde statistiek , gevestigd te Amsterdam (1858) en der Maats. van Ned. Letterk. te Leiden. Hij huwde in 1822 Cenradina Catharina van Delden en overleed den 19 September 1859. Zie zijne biografie door O. van Rees, in de Levensbeschrijvingen der gestorvene leden der Maats. van Ned. Letterk. te Leiden 1860. SCHIM (HENDRIK) , zoon van Pieter Schim (die volgt), werd in 1695 te Maassluis geboren en overleed aldaar in 1742. Hij gaf meestal stichtelijke gedichten in het licht , die veel fraais , krachtig en vernuftigs behelzen , vooral zijn zijne Bijbelzangen zeer schoon. Het Zaliye Lantleven, en de Hofdichten Koninysrust en Havezicht , doen hem ook als een voortreffelijk zanger kennen: Men heeft van hem: De Heerlijkheid van Kristus en de kerk. Delft 1731. 4°. Bijbel- en Zededichten. Delft 1736. 4°. Dichttafereelen, bestaande in Hordichten, Zinnebeelden Zedezanyen. Maassluis 1737. 4°. In het Pan Poeticuin van Arnoud van Halen vindt men van hem : De Dichtkunst verheerlijkt in het Pan Poeti- cum Batavum van den heere lifichiel de Roode. Arnold Hoogvliet en Adriaan van der Vliet ver­vaardigde gedichten op zijne at beelding. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Letterk. bl. 247,248; van Kam­pen, Bekn. Gesch. d. Ned. Letterk. , D. II. bl. 104, 183185; de - Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk., D. II. bl. 126; Collot d'Escury,Ho11. Roem, A. IV. (2) 422; Witsen Geysbeek, B. 21. C.Woordenb. D. V. bl. 230 volgg.; Pan Poet, bl. 87, 165, 208; A b­coude, Naamr., bl. 324; Kobus en de Rivecourt. SCHIM (JAcos) , broeder van den vorige, den 8 October te Maassluis geboren , en overleden in 1762, vervaardigde lofdichten op de werken zijner tijdgenooten. Zijne poezy is veel minder dan die van zijn broeder. In het Heiliy gebruik desoryels , vertoont in eene leerreden over Psalm CI vers 3-6, van Aegidius Fr anck en, Delft 1734 , vindt men van hem , gelijk ook van zijn broeder Hendrik en vader Pi e t er uit-voerige gedichten op de inwijding van het orgel te Maasslais. Zie van der Aa, N. B. 'I. C. Woordenb. SCHIM (PIETER), vader der beide vorige , werd den 17 Jan. 1672 te Maassluis geboren , en overleed den 17 Julij 1737. Ook zijne poezy wordt verre door die van zijn zoon Hendrik overtroffen. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHIMMELPENNINCK (ALPHERT), afstammeling van een °ad- adelijk geldersch geslacht, was de zoon van Ja kob S chi m-m el pe n nine k en Ju tt e Ys ere n. Hij was een man van groot aanzien in zijne geboortestad en aan het Hertogelijk hof. De eerste was Zutphen , waar hij in 1449 en volgende jaren het ambt van Schultes bekleedde , en van 1454-1460 in de Sehepensbank zat. In 1465 hernieawde de hertog , om zijn ijver en trouw in dit ambt betoond , zijn lastbrief als overste rentmeester, en schonk hem bovendien het voorregt om met dienaars en vier paarden , en haver , rouvoeder enbeslag tot de paarden, ten hertogelijken hove aangenomen en als een ridder behandeld te worden." Hij moet toen een zeer vermogend edelman zijn geweest, daar hij den hertog van tijd tot tijd geld voorsehoot , ter somme van 38,000 rijnsehe gul­den , waarvoor deze hem de inkomsten der stad Grave , en van het land van Kuik , benevens bet rentambt van 't graafschap Zutphen en het koornambt der Veluwe schonk. Toen hertog Arnold in 1465 door zijn zoon Adolf te Grave werd gevangen genomen , moest hij de beide laatstgemelde af­staan , ten behoeve van zijn bebuwdbroeder Johan van St een b erg en en zijne eigene broeders Sand er en A ndries Schimmelpenninek. Toen hertog Karel van Bout.-gendie in 1473 bet land van Gelder vermeesterd , en alle her­togelij ke inkomsten zich toegeeigend bad , zag Schimmel­penninck zich genoodzaakt den procureur-generaal van den hertog in regten te betrek ken. In den loop van dit regtsge-ding werd hij met den titel van : honneste gentilhomme , in dien tijd een eerenaam an hoogen rang , begiftigd. Het liep aan tot in 1486 , eer het geschil , ten nadeele van den Procureur,, geeindigd werd. Keizer Maximiliaan herstelde den rentmeester in het bezit van bet rent- en koornambt. In 1496 nood-zaakte Karel zijn nakomelingen tot het aangaan van een nieuw verdrag dat echter niet langer stand hield dan tot den jare 1532 , wanneer zijne nakomelingen door Karel, opgestookt door de vijanden der S chimme 1p enn in ck s, tegen alle reden uit het bezit er van werd gestooten , waarin zij , eerst vele jaren later, na groote moeilijkheden en een langwijlig pleidooi , met groote schade en onherstelbare verliezen zijn hersteld. Hij huwde S o e t e N. N. bij wie hij 5 kinderen naliet , die bij K o k vermeld staan. Zie Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (JACOB) , zoon van Sander Schimmelpenninck, broeder van den vorige, van 1451-1476 vermeld onder de riddermatigen op het adelijk gerigt van de Veluwe , in 1484 overleden , en van Else h e , dochter van Evert van der 0 y e. Uit zeker plakaat van her-tog Karel van Gelder van 1505 blijkt dat hij naaste leen­houder en bezitter was van bet 't Huis te Wilp op de Veluwe , en dat dit Huis door zekeren L u b b e r t van K e p p e l werd geplunderd , waarvoor niet alleen vele huisgeraden en kostbaar­heden , maar ook het archief der Schimm el p e n n i n c k s verloren ging. In 1498 , 1499 , 1500 en 1502 verscheen hij , nevens andere riddermatigen op het adelijk gerigt der Veluwe. In 1484 werd hij , als zijns vaders erfgenaam met het goed te Heyinck en vijf jaren later met Selsham beleend. Hij trad in 1496 in het huwelijk met Adriana van L ui r , die hem 6 kinderen schonk. Hij overleed in 1520. Zie Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (JAKos), zoon van Sander Schimmelpenninck van der Oye, klein­won van den genoemden Jakob en Agnes van Twi c­kelo, werd na zijns vaders dood , 19 April 1560 , met het goed Heijinck beleend en in 't volgende jaar met Selsham. Na verscheidene malen onder de ridderschap der Veluwe , op de lands- en kwartier dagen te zijn verschenen , nam hij in 1581 zitting in schepenbank te Zutphen. In 't volgende jaar, van zijn eed aan de stad gedaan ontslagen , werd hij werderom onder de riddermatige landjonkers toegelaten. In 1584 werd hij door den kanselier en raden verschreven , met vier paarden , nevens andere ridders den graaf van Nieuw en aar en M e u r s te gemoet te rijden , hem naar Arnhem te geleiden en als stadhouder van dit gewest statig in te halen. Op aan­schrijven van denzelfden kanselier en raden van het vorstendom Gelder en van het graafschap Zutphen , was hij , in 1591 tegenwoordig bij de plegtige opdragt van het stadhouderschap aan prins Maurits. Nog in hetzelfde jaar begaf hij zich van zijn Huis Engelenburg , waar hij zijn gewoon verblijf hield , naar het leger van dien prins voor Zutphen , en werd er,, na de overgaaf door den prins tot burgemeester aangesteld , als zijnde daar gebrek van getrouwe opregte Patriotten en lief­hebbers van bet Vaderland." Hij overleed in 1605. Hij is ti . eemaal gehuwd geweest , in 1570 met M a rg a re t h a van der Kapelle, dochter van Hendrik van der Kapelle en van Jutte Slindewater, die hem twee, en in 1576 met Walraven van Haaften, dochter van Alert van H a a f ten, heere van Verwoolde en Ophemert , en van K u n n a van Keppel, die hem acht kinderen schonk. Zie Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYEN (SANDER), zoon van den vorige en Margaretha van der Kapelle, in 1573 geboren , was een krijgsman en vertrok in 1601 als luitenant , onder graaf Philip s van Solm s, naar Hongarije. Hij vestigde zich in 1602 in Pruissen en trad aldaar in het huwelijk met N. N. van M e e r e k en, bij welke hij 2 zonen verwekte. In het laatst der 18" eeuw bloeide zijn geslacht in het Bisdom Ermeland. SCHIMMELPENNTNCK VAN DER OYE (ALExANDER), won van Alexander Schimmelpenninck van der 0 y e , burgemeester van Zutphen , kornmissaris der monste­ringe, in 1670 gestorven en Anna van Appelthorn, heer van den Engelenburg , tot Rees en Oye , en na 't over­lijden van ziin hroeder Assueer, heer van Kel , werd in 1642 s.reboren , was burgemeester van Zutphen , afgevaardigde ter vergadering, van hunne Hoog. Mog. de staten generaal der Vereenigde Nederlanden , hoofdschout en dijkgraaf der stad en meijerije van 's Hertogenbosch. Hij werd , na de komst van Willem III tot den troon van Engeland , als buitengewoon gezant der staten naar Londen gezonden met Witsen, van 0(10, van Citters en van Dijk veld en was de eerste van dit statelijke gezantschap , waarvan het oogarerk was een beschadigend en verdedigend verbond te treffen , het­welk volgde, zeer ten nadeele van den staat , welks lot hier door te veel met Engeland vereenigd werd. Schimmelpenninck was , volgens het schrijven van t s en , te gemakkelijk om van de stelling:!schip , gonl af te gaan. Hij huwde Isabella Bentink, abdis te unnep , dochter van Bernard Bentink, heer van Die­penheim en proost van Deventer en van Anna van Blo e­mendaa I. Alexander overleed in 1694 en werd te Zutphen begraven , geen kinderen nalatende. Zijne echtgenoot k warn in 's Hage , door het hollen der paarden harer koets ellendig om het leven. Zie Ferxverda, Geslachtr. , D. III; Scheltema, Staatk. Ne­derl. ; Kok; Kobus en de Rivecoert. S(AIIMMELPENNINCK \TAN DER OYE (JAK0B), broeder van den vorige , in 1632 geboren , werd kapitein en sergeant­majoor van het Geldersche regiment voetvolk. Hij narn deel aan de veldslag op Funen (1659) tegen de Zweden , en werd te Zutphen door eenige dronken ruiters op straat doorschoten. Zie Bosscha, Neerl.Bte land , D.!bl. 16; Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER °YE (JAcoB) , zoon van Herman Schimmelpenninck van der Oye, bur­gemeester van Zutphen en algerneen ontvanger van het grad.-schap en St ep han ce van Brienen, doehter van H e n-d rik van Brienen tot Mussenberg en van Beatrix van Lynden, in 165S gestorven , werd in 1629 geboren , was heer van de clouse en Langer', beschreven in de ridder­schap en algemeen ontvanger van het graafschap Zutphen , S eh ul tes van Loch em, kornmissaris van het graafschap , afgevaardip..,de in de vergadering van den rand van state , en , vanwege Hare Hoog Mog. de Algemeene Staten verscheidene jaren afgevaardigde te velde bij Willem III , koning van 22 Engeland. In 1689 werd hij Schultes buiten en binnen Zut­phen en later landdrost van het graafschap van dien naam. Hij had veel gezag in Gelderland en was zeer gezien bij Will em Ill. Hij overleed den 13 Januarij 175)2 , bij zijne echtgenoot, Jacoba Emilia van Westerholt, beer tot Scherpenzeel, Hak fort en Peursum en van Aletta van -Scherpenzeel, vrouw tot Scherpenzeel 4 kinderen verwekt hebbende. Zie Scheltema; Ferwerda; Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (JAN PILLEGROM) , ZOOti van den vorige , beer van Clouse en Langen , ritmeester en majoor van het Geldersehe regiment ruiterij, ridder der Duitsche orde , en kommandeur der Balie van Utrecht. Hij huwde Dornthea v a n Li ntelo, die hem 2 kinderen schonk. Zie Ferwerda; Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE TOT VOORSTON­DEN, zoon van Hadriaan Schimmelpenninck van d e r Oye, verwalter des Schultampts Zutphen en algemeen ontvanger van bet Graafschap , in 1621 gestorven en van M a r­ga ret ha ter Brugge , zat in 1604 in de Schepensbank te Zutphen , en was vervolgens eerste raad en rekenmeester van het Vorstendom Gelder en Graafschap Zutphen. Reeds in 1606 verscheen hij onder de riddermatigen op alle land- en koorn­tiendagen en op de adelijke gerigten van het Veluwen-kwartier. Voorts werd hij in de hoedanigheid van riddermatige , afge­vaardigd tot het Hooge Appellations-gerigt van ridders en knechten aan Engelanderholt in 1626 te Nieuwkerk gehouden. Ook heeft hij verscheidene malen als verwalter der regters van Arnhem en van Veluwen-zoom het geregt aldaar gespannen. In 1605 trad hij in het huwelijk met An n a v an der W isch, die hem elt kinderen schonk. Hij overleed in 1666. Zie Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (ANDRus), Z0011 van den vorige , beer van Voorstonden , in 1614 geboren , was kapitein en luitenant kolonel , ridder der Duitsche orde en kommandeur van Maaslandssluis. Hij sneuvelde in 1672 in cen gevecht tegen de Franschen bij Woerden. Zie Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (JACOB), brooder van den vorige , beer van Holthuisen en Vuorstonden, in 1608 geboren , diende eerst den staat als luitenant te laude, verliet den krijgsdienst , en nam in 161 zitting in de Schepensbank te Zutphen , werd in 1642 majoor dier stad , daarna landrent­meester van bet graafschap , kreeg zitting in de generaliteits­rekenkatner,, en verscheen als afgevaardigde der provincie Gel­derland, in de vergadering der A lgemeene Staten. Hij huwde 1. in 1630 Anna Catharina van Kerken; dochter van Sweer van Kerken tot Houthulsen, 2. (163u) Woltera van Brienen, dochter van Ilendrik van Brienen tot den Musschenberg, rekenmeester te Gelderland , en 3. (1651) Agatha van Oudshoorn, (loch­ter van Dirk van Oudshoorn, heer tot Oudshoorn en Gnep­bock , de laatste schonk hem 3 kindcren. Hij overleed 17 September 1677. Lie Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (HADRIA.AN), zoon van den vori.4e , reisde in zijne jeugd naar Batavia, bezocht de hoofdstad van het Chineesche keizerrijk , en werd kom­mandeur van Malakka. Na zijne wederkomst in het vader­land , werd hij ridder der Duitsche orde, halie can Utrecht , kommandeur van Leiden , en in 1672 luitenant-kolonel, en eindelijk burgemeester van Zutphen. Zie Kok. SCHIMMELPENNINCK VAN DER OYE (AssuEER), heer van Holthuisen broeder van den vorige , had zucht om vreemde gewesten te bezoeken , deed ecu reis naar het Oosten en bezocht vooral het H. Land. Na zijne terugkornst werd hij in 1659 beschreven in de ridderschap van het graafschap Zutphen , en in 1667 landrentmeester van het graafchap. Daarenboven werd hij kornmissaris der monstering. Hij huwde in 1668 A ssuera Kreynk, dochter van Gerhard Kreynk, heer van Beele, hurgemeestel van Zutphen enz. Hij overleed den 10 Februarij 1673 , 2 zonen nalatende o. a. G e rr it J u r rie u, burgerneester van Zutphen en curator der Hoogeschool van Gelderland. Zie Kok; Ferwerda; Bouman, Gesch. d. Geld. Booges., D. II. bl. 16 , 211. SCHI t 111ELPENNINCK VAN DER, OYE , tot de beide Pollen (ANDRIEs Baron), zoon van Gerrit Jan S ch i m-melpenninck van der Oye en Cornelia Constantia van Mid(' ac h ten, den 9 Oct. 1105 geboren, nam in 1730 zit ting in de ridderschap. Sedert bekleedde hij de meeste en voor-naamste betrekkingen , zooals (lie van landdrost van het kwar-tier van Zutphen , voorzitter van het collep.;ie der Ed. Mog. Staten van dit kwartier , wegens de provincie van Gelderland , gewoon gecommitteerde ter beneficiering van den Nederrijn en IJssel, landrentmeestergeneraal van dit furstendorn Gelre en graaf-schap Zutphen , curator der academie te I larderwijk , drossaard der hooge en vrije heerlijkheid van Loo enz. Hij had grooten invloed in Gelderland , vooral na 1748. Hij zou ook bet laatste a(lditioneel artikel van het regerings reglement , volgens hetwelk aan den stadhouder de magt werd verleend , om dat 22* reglement te verandcren en te vermeerdel en hebben weten te bewerken. Hij was zeer geacht bij de gouvernante Anna, die hem tot voogd over haren minderjarigen zoon benoemde. Hij huwde Woltera Geertruid van \Vijnbergen, die hem verscheidene kinderen schonk. Hij overfeed te Arnhem den 18 November 1776. Zie Nederl. .7aurb 1776, bl. 1425, 1426; Scheltema, Staatk.1Vederl. ; Kok; Ferwerda; Bouman, D. II. bl. 218; Kobus en de Rivecourt. SCHIMMELPENNINCK (Mevrouw MARY), overleed in 1856 te Bristol , in hoogen onerclorn , en schreef : Theory on the classification of &wily and deformity and their correspondance with physiognomic expression. London 1815. 4°, in pl. Memoirs of Port Royal. Zie Tresor de Livres rarer et prdcieux , T. VI. p. 305 ; N. Amst. Cour. 1856. n°. 7720. SCHIMMELPENNINCK (Mr. RUTGEIt JAN) , zoon van Gerrit Schimmelpenninck en Hermanna Kool­h a as, werd den 30 October 1765 te Deventer geboren , bezocht aldaar de Latijnsche school, maar ontving ook onder­wijs van den achtingswaardigen , doch zonderlingen Simon d e V rie s, die hem met de Fransche en Engelsche letter­kunde en met de voortreffelijke staatkundige en •ijsgeerige werken , in die talen geschreven , eene lectuur , die van groo­ten invloed op zijn volgend leven was, bekend maakte, terwiji de omgang met den generaal Dun d a s , die aan het hoold van een der regimenten van de Schotsche brigade te Deventer in garnizoen lag, en een huisvriend van den varier van R u t­ger Jan was, niet weinig medewerkte um hem in het spre­ ken van het Engelsch te oefenen. Na de lessen der hoog­leeraren aan het athenaeum te hebben bijgewoond , vervolgde hij zijne regtsgelerde studien te Leiden , onder P e s tel en van der Keessel en sloot naauwe vriendschapsbetrekkingen met de beste en kundigste jongelieden die toen flan de hooge­school waren onder welke F a rjon, H o y n c k van Pape n­drecht, Reuvens, H. Fagel, Hugo Gevers, Poel­man, Arriens en later Cuperus. Na de verdediging eener dissertatie de Imperio Popularirite temperato , begat hij zieb near Amsterdam, whet groote tooneel, wear , voor de ontwikkeling van elle begealdheden , eene ruime bean geopend stond , en wear hij konde hopen zijne verkregene regtskennis met vrucht te zullen toepassen." De naam door Schim elpenninck te Leiden verkregen, en die tot Amsterdam was doorgedrongen , bereidde hem al-dear bet gunstigst onthaal en zijne werkzaamheden verkregen in een bijna ongeloofelijken korten tijd, eene belangrijke uit­ gebreidheid , ook bekleede hij , in praktijk en naam , onder de voornaamste zijner collega's een eersten rang. Ontelbaar zijn de pleitzaken door hem in zijn werkzame loopbaan als advo­ kaat met gelukkig gevolg behandeld en nog veel talrijker de geschillen in der minne door hem geslecht en afgedaan. De beoefening der letteren werd door zijne veelvuldige bezigheden niet afgebroken , en zelfs nog eenige oogenblikken aan de poezy gewijd. Ook onttrok hij zich niet aan geleerde bijeen­ komsten aan voorlezingen , en er bestaat nog van hem een vertoog over Machiavel, waarin hij den , volgens zijn oor. deel , te onregt veroordeelden vrijheidsvriend verdedigt, en van de beschuldiging , een leermeester der tiranny te zijn , vrij­ spreekt. In een rnaaistroom van bezigheden gewikkeld , kon hij , hoezeer de grondstellingen der bezadigde vrijheidsgezinden hartelijk toegedaan , en daarvoor bij alle gelegenheden uitko­ rnende , geen werkdadig aandeel nemen in die burgertwisten , welke den Pruisischen inval van 1787 voorafgingen , hetgeen hem de vervolgingen spaarde, waaraan vele van zijne partij bloot stonden. Harer belangen trok hij zich inmiddels op het zeerst en veelal met een gelukkig gevolg aan , en zijne voortreffelijke pleit­ redenen , droegen blijken van de onbeschroomdheid , waarmede hij de zegevierende partij het hoofd bood. Standvastig onthield zich Schimmelpenninck — hoe­zeer ook het gebruik door de bovendrijvende partij van hare zege in 1787 gemaakt afkeurende, — van alle kuiperijen met de uitgewekenen of buitenlandsche vijanden van den staat, en wees steeds alle aanzoeken daartoe van de hand. Hij voorzag op welken duren prijs eene nieuwe hulp van vreemden ons zoude te stuan komen , en hetgeen hij , bij gelegenheid van een vlugtig bezoek , wegens beroepsbezigheden , aan Parijs ge­geven , %an den gang en de strekking der Fransche omwente­ling gezien had , was niet geschikt orn hem gerust te stellen. Zoodra eater de aannadering der vijanden of , naar de meening van anderen , bevrijdende krijgsbenden tot de om­wenteling van 1795 aanleiding gaf , zag hij zich , bij eene requisitie, waartegen geene overzetting gelden rnogt , aan zijne rust onttogen. Onder de vertegenwoordigers benoernd , die met het voorloopig bewind van Amsterdam belast werden , en tot haren vourzitter gekozen , zoeht hij zijnen medeleden van het bestuur al dadelijk het gewigt te doen gevoelen van de pligten , die op dit hagchelijk tijdstip op hen rustten , 't geen ten gevolge had , dat aan de teweeggebrachte onawenteling te Amsterdam de zachtste wending werden gegeven. Welhaast begon echter de zamenspanning der Ultraomwen­telingsgezinden het hoof(' zoo op te steken , dat de regering daardoor merkelijk bemoeijelijkt werd. Deze heethoofden had- den in Schimmelpenn in c k eenen vijand , die de kunst verstond om hen , gedurende den tijd , dat hij in het bestuur bleef, met onwankelbare standvastigheid , doch sows op zeer koddige wijze te bestrijden. De heethoolden hoezeer in hunne geliefkoosde oogmerken gedwarsboomd , waren hierdoor niet te ontmoedigen , en hun invloed op het tijdelijke hoofdbestuur te Gravenhage werd mar at te kennelijk , toen dit bestuur zich op bet zeerst gekrenkt gevoelde , door het besluit der Amsterdamsche regering om hare medewerking te weigeren , tot het afvorderen van eenen eed , dien men aan regters , amb­tenaren , geestelij ken enz. Wilde opleggen , waarbij Schimm el-pen n i n e k zich op eene wijze betrokken zag, die hem gele­genheid gal zijn vast en edel karakter te doen uikomen. Al spoedig zag hij zich bij het daarstellen eerier eerste nationale vergadering door zijne medeburgers tot afgevaardlgde benoemd en naar 's Hage opgeroepen. Nadat de het ontwerp der staats­regeling des yolks in de grondvergadering voorgesteld verwor­pen was , eindigde de eerste nationale vergadering, en daar Schimmelpennin ck voorzag , dat het vruchteloos zou zijn zich voor te stellen , op dit tiidstip , iets dat op een gematigden voet geschoeid was , te vestigen , Wilde hij niet !anger aan een vruchteloozen arbeid deel nemen , en toen hij hij eene tweede nationale vergadering gekozen werd , wier hoofdwerk moest zijn het ontwerp eener staatsregeling , op sneer democratische beginselen rustende , achtte hij zich ongehouden dien lastpost te bekleeden. Niet tang kon S c h i m m e I p e n n in c k zich aan zijne be­roepsbezigheden wijden , daar hij , wiens kraclit van overreding , wiens verzoenend en levens vast karakter zoo zeer bij onder­scheidene gelegenheden gebleken was , door de partij , die na de omwenteling van den 12 van Zomermaaed 1798, de over-band had , naar Parijs werd gezonden , om het Fransche bestuur de oorzaken en de noodzakelijk heid der jongste omwenteling te doen inzien. Hij kweeb zich voortreftelijk van zijn last, en in Holland gevoelde men volkotnen vat men hem verschul­digd was, en het intermediair uitvoerend bewind hulde doende aan zijne groote diensten wenschte dat hij bestendig den post als minister van onze- hij de Fransche republiek bestendig bleef waarnemen. Slechts kortstondig voldeed hij aan dezen wensch , en na zijne terugkomst kon alleen de kornst an Lombard vergezeld door eenige van de gevaarlijkste aanhangers van het vernietigde schrikbewind , en eene oproeping van het uitvoerend bewind , in naam des vaderlands, hem bewegen , zich naar Parijs te begeven , en zijne krachten te wijden ter redding van het vaderland uit den vegen toestand waarin het zich beyond. Zijue aankomst te Parijs had ouiniddellijk ten gevolge de gevaarlijke woelingen der Hollandsche onruststokers te Parijs te sluiten. Het was eater tijd dat bij aldaar gekomen was • de 'taken verliepen , verkoelden , vervvarden , de anar­chisten waren actief geweest als Beelzebub , (loch nu kropen zij in de schulp", Ous bestek veroorlooft niet hij de belangrijke diensten die Schimmelpenninck gedurende zijn verblijf in Frankrijk aan de republiek bewees stil te staan , noch van zijne ver-rigtingen op het vredes-congres te Amiens als afgevaardigde onzer republiek , dat hij op uitgedrukt verlangen van den eersten consul der Fransche republiek bijwoonde , te spreken. In al hetgeen hij verrigtte straalde de warmste vaderlands-Heide door en hij verwierf zich de achting van de braafste en kundigste leden van het Fransch en Nederlandsch bestuur. 1)aar hij te Amiens het Fransche bestuur gedwongen had ver­pligtingen op zich te neaten, waarvan de voldoening het ten hoogste tegenstond , overtuigde hij het staatsbestuur te 's Hage, dat zijn aanwezen te Parijs voor 's lands belangen ondienstig werd, 't geen ten gevolge had , dat het hem vergund werd de Fransehe zending met de Engelsche te verwisselen. Zijn ge­drag te A miens en de naam , door hem bij de vredesonder­handeling verworven , hadden hem in Engeland's hoofdstad het gunstigste onthaal voorhereid ; terwijI het Britsche gouvernement zelfs die zaken welke op zich zelve onaangenaam waren, behandelde, het tegenovergestelde van voorkornendheid van hetgeen hij , vooral gedurende de laatste tijden zijns verblijfs te Parijs , van het Fransche bestuur had ondervonden. Zeer kort was echter zijn verblijf in Engeland. Na de nieuwe uitbarsting van den oorlog (waarin hij reeds van de Engelsche regeering eene voor ons heilzame onzijdigheid bedongen had , doch tot welke hij van de onverzettelijke hardnekkigheid van Buonaparte de vereischte toesternming niet verwerven kon) keerde hij naar het vader­land terug. her hoopte hij voor altoos tot het ambteloos leven te zullen terugkeeren , toen hij onverwijld bij den eersten consul te Brussel ontboden werd , en vervolgens opnieuw de Parijsche rrissie aanvaardde, wi,j1 de verhouding van ons staats­bewind tot het Fransehe bestuur, zoodra hij uit Parijs afwezig was , onaangenamer werd en ons bewind , bij de eindelooze kwellingen , waaronder het zuchtte , van de tusschenkomst van onzen staatsman alleen eenige gunstige verandering durfde hopen. Aileen de ontwijfelbare overtuiging , dat enkel door dat middel het Nederlandsche volkshestaan, althans voor eenigen tijd nog gerekt kon worden , deed hem in 1805 , op een tijd toen de beginselen van die treurige verzwakking des gezigts , die , na een kort tijdsverloop tot een ongeneeslijke blindheid °verging , hem weer clan ooit naar de stilte der afzondering moesten doen verlangen, besluiten, met edit vaderlandsche trouw en moed , het roer van Neerlandsch deerlijk geschokte staatshulk onder den titel van raadpensionaris in handen te neaten. Onweer­staanbare omstandigheden van buiten , gevoegd bij het droevig ge- mis van het dierbaarste zintuig , dwongen hem , na verloop van een jaar zijn post neer te leggen , om hem door een vreemdeling, onder den titel van koning , te zien opvatten. Hij verliet met waar­digheid en het voile behoud van zijn vroeger verworven roem den post , dien hij met tegenzin aanvaard , en op eene wijze bekleed had , waardoor hij de kroon op zijne vorige staatkun­dige vertnaardheid , op zijne lof van onkreukbare eerlijkheid en even onbaatzuchtige, als verlichte vaderlandsliefde zette. Kort na de aankomst te 's. Hage ontving Schimmelpe n-n in c k per courier een brief van den koning , waarbij deze hem uitnoodigde , om de door de nieuwe grondwet hem toege­kende betrek king van levenslangen president van hunne hoog mogenden te aanvaarden. Hij beantwoordde deze uitnoodiging met eene beleefde weigering en alzoo zag de keizer zich in zijne hoop bedrogen cm hem , op de eene of andere wijze, ter vestiging van de nienw ingestelde regering te doen mede­werken. Ofschoon Lodew ij k , die hem tot een rnondgesprek had uit­genoodigd , Diet in zijne beschouwingen , wegens de gesteldheid, behoeften en middelen van ons land , deelde , koesterde hij echter de hoogste aehting voor hem , en voreerde hem bij de instelling zijner ridderorde van de Unie daarvan het Groot­kruis. Ondertusschen Meld zich de gewezen ratalpensionaris op zijn landgoed Nijenhuis met het verzamelen en sehiften van een gedeelte zijner talrijke papiereu , met behulp van zijn gewezen geheim seeretaris en blijvenden vriend d e M ey van Stree f­ kerk , onledig , terwiji hij den overigen tijd aan het gezellig ver­ keer , brielwisseling en lectuur wijdoe. Doch zijn gezigt ver­ minderde °rider dit alles , en ontaardde allengskens in blindheid ; doch imamate zijn ongeluk zekerder werd , scheen zijne ziels­ kalmte en berusting toe te nemen. Na het vertrek van 1.4 o- d e w ijk werd Schimmelpenninck door Napoleon tot groot-thesaurier der onlangs ingestelde doch nimmer uitgereikte orde van de drie guide vliezen , senator en graaf van het Fran­ sche keizerrijk benoenid. Liefde voor het vaderland , de be­ hartiging van welks belangen hij boven alles stelde, overwon zijn weerzin om op nieuw, in zijnen toestand , het staatstoo­ neel te betreden. Hij begaf zich wederorn naar Parijs, aar Napoleon hem met de meeste onderscheiding °raving. Hem achtte de keizer hoog, en meermalen pleeg hij te herhalen : # Monsieur Schimmelpenninek est trop vertueux pour le siecle dans lequel nous vitons." Ook Talley ran d, destijds tot prins van Benevent verbeven , betoonde hem de meeste voorkomenheid. Zooveel bij verrnogt , was hij te Parijs zijn vaderland van nut en Icicle hij bij meer dan eerie gewigtige ge­ legenbeid ten duidelijkste aan den dag , dat , hoezeer ook het oog zijns ligehaams was verduisterd , dat zijner ziel nog zijn voile helderheid behouden had , en boezemde zijn ambtgenooten eerbied voor zijne wijsheid en rondborstigheid in. Na den val van N apo l eo n keerde hij naar het vaderland terug , waar illem I hem het grootkruis van de ridderorde van den Nederlandschen Leeuw schorik en tot lid van de eerste kamer der Staten-Generaal benoemde. Zonder smert, zonder lijden scheidde S c h i m m el pe n n in c k den 25 Maart 1825 uit (lit leven , en dezelfde verheven ernst , dezelfde rustige onderwerping, welke zijn geinoed in de laatste oogenblik ken vervulde , bleven nog, na zijn overlijden in zijne gelaatstrekken geteekend. In stilte werden zijne stoffe­ lijke overblipselen in de Nieuwe kerk te Amsterdam bijgezet, en eene eenvoudige, onopgemerkte zerk , dekt de assche van den man , die in de getNigtigste en hoogste betrekkingen , die aan het hoofd van den staat zooveel voor het welzijn van zijn vaderland heeft verrigt. 1-lij huwde C a t bar ina N ah uy s , oudste docker van P. C. Nahuy s te Amsterdam , die hem eene dochter en een zoon schonk. ve eerste huwde met jonkheer S. 1) e del, die ons vaderland aan onderschridene hoven heeft vertegenwoor­ digd , de laatste , die volgt , G. graaf Sch imrn e l p e n n i n c k, minister van staat , heeft zijn vader een blijvende eerzuil ge­ sticht door zijn uitstekend werk : Bulger Jan Schimmelpenninck en eenige gebeurteninen van , zijn liid , 2 deelen &ye 1845 met portret en lac Zie vender J. R Thor becke, R. J. Schimmelpenninck en S. .T. Wiselius , Gids , Boekbeoordeel. X. 413 ; list. schets , bl. 9 7 ; J. R.T h o r b e c k e , K. H. Ver Huell en R. .T. Schimmelpenninck , Gids,N. R. I. a. I, Hist. schets, 135 ; Kunst- en Letterb. 1825 n°. ;S i egenbeel0 in Handel. v. d. .Taarl. Verg. der Maats. van Ned.Letterk. te Leyden 1825; Collot d'Escury, Hollands roem : A. III.114 , 115; Stuart, .Toarb. van het kon. der Nederl. ; Geschiedk. ge­denkstukken enz. door Lodewijk Bonaparte ; van Kampen, Karak­terk. d. vad gesch. , D. II. bl. 773; I)ez. , Fransche heerscliappij inEuropa, D. III. bl. 487 , 488 , 1). IV. bl. 250-256, Bijeoegs7; bl. 490, 491, Bijlage, bl. 495 –559; H. Bosscha, Gesch. d. .Nederl.staatsomwenteling , D. I. bl. 31 , 33 , 40 , 49 , 51; M. C. van Hall, R. .T. Schimmelpenninck , voornamelijk als Bataajesch algezant op het vrede-congres te Amiens in 1802. Bydrage tot zijn leven en karakter. A mst. 1847. 8°. ; Bi 'gr. Hist. des Contemporains , T. VIII. p. 178— 181; R a b b e , Biogr. Univ. et portr. des Contemp. ; Moniteur Univ. ; E. Regnard, in Nouv. Biog. univ, T. XLIII. p 539; J. Chas, Coup. d'oeil rapids sur M. Schimmelpenninck, grand-pensionnaire de la Republique Batave. Paris 1805. 8°. ; K o e n e n , Gesch. der .Toden, bl. 376, 377; Bosscha, Neerl. Heldend. te land, D. III. bl. 250; Hoefer; Conyers. Lexicon; Nieuwenhuis; Kobus en de Ri­vecourt; Muller, Cat. v. portr. SCHIMMELPENNINCK (GERRIT Graaf), zoon van den vorige , werd te Amsterdam geboren , genoot teTHage het godsdienstig onderwijs van den predikant Dermout, en dat in onderscheidene vak ken van Beekman, hoofdonderwijzer van de school der Haagsche afdeeling van de Alaatschappij tot Nut van 't Algemeen. Door zijn verblijf te Parijs en te Londen , was hij al spelende met de Engelsche en Fransche talen bijzonder gemeenzaam geworden , en viel het hem niet moeijelijk deze grondig aan te leeren. Toen zijn vader als raadpensionaris was argeti eden , volgde hij hem naar het Nijenhuis in Overijssel en daar werd zijne opvoeding , bij het licht der beschaving van Griekenland en Rome, onder het oog van zijnen vader , opgedragen aan H. W ij nbeek , later inspecteur van het middelbaar en lager onderwijs, en toen hij in 1812 , onder geleide van W ij n b ee k , de Leidsche hooge­school bezocht om de gehoorzalen der hoogleeraren in de reg-ten te bezoeken , was hij zeer gemeenzaam met het Glieksch , kon hij vele Oden van Horati us voor de vuist opzeggen en viel hem het schrijven en spreken in het Latijn even gemak­kelijk als van het Fransch en Engelsch. Te Leiden beoetende hij , vooral het Romeinsche regt onder den hoogleeraar D. G. v an der Kees s el , doch reeds in 1813 werd hij naar het Nijenhuis geroepen , om dagr , bij het oprukken der legers van de verbondene mogendheden voor de bezittingen van zij­nen blinden vader te waken. Hij keercle niet naar Leiden terug. Zijn vader liet hem zijne studien niet voleindigen , maar stelde hem voor zich op den handel toe te leggen. Een zijner bloedverwanten G. Schi tn melpenninck stond aan het hoofd van het toen zeer hoog geachte handelshuis van N. en J. en R. van St aphor st te Amsterdam , en ver­klaarde zich bereid hem op die baan tot gids te verstrekken. De onbegrensde hoogachting en liefde voor zijnen vader noop­ten hem diens raad op te volgen. Hij vestigde zich te Am­sterdam , rnaar werd aanvankelijk meermalen van daar naar het Nijenhuis geroepen , waar zijn vader zijnen bijstand , als mede ter oorzake van zijn huwelijk dat hij , den 28 Septem-ber' 1815 sloot met Henrietta Euphemia Johanna Stulen, docker van den predikant van dien naam te Almelo , die hij weinige maanden daarna door den dood verloor. Van dat tijdstip af bleef hij geregeld werkzaam op het voormelde kantoor en slaagde daarin zoo gelukkig , dat de genoemde bloedverwant , toen het eenig hoofd van dat handelshuis , niet aarzelde hem als zijnen vennoot in die firma op te nemen. Als zoodanig trad hij , met den 1 Januarij 1818 op, en werd weldra een voorname steun van dat handelshuis. Op den 28 Mei 1819 verbond hij zich door het huwelijk met Johanna Philippina Frederika Carolina Constantina lia­ronesse von Knobelsdorff, docker van den Pruissischen generaal Friedrich Wilhelm Ernst baron von Kno­belsdorff, gezant van het hof te Berlijn. In 1820 treffen wij hem reeds als lid der kamer van koophandel en fabrieken te Amsterdam aan. Hij heeft eenige zijner adviezen , in die kamer uitgebragt, nagelaten , en daaruit is te zien , dat hij in de staathuishoudkunde geen vreemdeling was; dat hij de geschie­denis van den vaderlandschen handel naauwlettend had onder­zocht ; dat hij de oorzaken van den vroegeren bloei en van het later verval van den zenuw van den staat juist wist aan te wijzen en niet schroomde de middelen aan te duiden , die alleen geschikt en bekwaam waren om herstel mogelijk te maken. In 1824 werd de Nederlandsche handel-maatschappj op­gerigt en S c h i m m e 1 p e n n i n c k door 's konings besluit den 24 Augustus van dit jaar tot een harer vijt directeu­ren benoemd. Hij aanvaarnde die betrekking , verliet zijn handelshuis te Amsterdam , en nam zijn vaste woonplaats te 's Graveehage , waar de directie gevestigd was. Zijn ijver en zijne bekeaamheden bij onderscheidene gelegenbeden aan den dag gelegd , brag,ten hem al spoedig op den voor­grond , en den 4 November 1827 nerd hij door den koning tot voorzitter benoemd. Het lidmaatschap der regtbank van koophandel te Hage, hem den 1z September van dat jaar aangeboden , sloeg hij at, wijI hij zich onverdeeld aan de be­langen der handel-maatschappij wenschte te wijden , hetgeen hij met voorbeeldeloozen ijver deed tot in 1832 , toen hij, ten gevolge der ongesteldheid van geheel zijn gezin , zijn ontslag bij den koning iudiende. In datzelfde jaar was hij aangezocht, om zich eene verkie­zing tot lid der tweede kamer te laten welgevallen, doch des­tijds weder in Amsterdam gevestigd , en zijne tijdelijke verwij­deringen van daar, voor de behartiging der belangen van de Nederlandsche handel-tnaatschappij nadeelig achtende, verzoclit hij destijds niet in aanmerking te komen. Van 's konings zijde vereierf hij een blijk van H. 0. goedkeuring, door zijne benoeming tot staatsraad in buitengewonen d;enst, nadat H. D. hem in Julij 1829 het ridderkruis der orde van den Neder­landschen Leeuw had vereerd. Toen in 1833 de toenmalige minister van fiaaneien van Tet s, het oogenblik van het dui­ten van een scheidings tractaat met Belgie zag naderen , was hij bedacht op een middel , om de geldelijke ongelegenheden van het rijk te overwinnen ; den geest van eensgezindheid bij de Natie levendig te houden , de nijverheid aan te wakke­ren ; en de betrekkingen met de overzeesche bezittingen rucht­baarder te rnaken. 1-lij deed daartoe aan de koning bet voor­stel , om de staatsschuld nog te vermeerderen en wel des noods met veertig millioenen 's jaars, werkelijk kapitaal , gedurende vijf jaren , en schetste in een uitvoerige memorie op staatkun­dige , financieele en staathuishoudkundige gronden de voordeelen van de uitvoering van dat plan in te oogsten. Deze memorie werd van 's koningswege aan Sch i m tn e l p e n n i n c k toege­zonden , met verzoek om zijn gevoelen daaromtrent tnede te deelen. Deze voldeed aan die uitnoodiging en betoogde ins­gelijks op diezelfde gronden dat het voo•stel op dwaalbegrippen rustte, dat bet zou blijken onuitvoerbaar te zijn , en , zoo die uitvoering al slaagde , nadeelen in plaats van voordeelen zou aanbrengen. Met den aanvang van 1834 van alle banden ontslagen , bragt hij zijn huisgezin , tot herstel van aller gezondheid , weer naar het Nijenhuis. In datzelfde jaar verleende hem de koning den titel van Nederlandschen Graaf met bet regt van eerstgeboorte over­gaande op zijne mannelijke alstammelingen. In het volgend jaar werd hij , in plaats van den Neer J. Huy d e k o per, geroepen als 's konings commissaris bij de Nederlandsche han­del-maatschappij te waken your 's konings belangen als deel­hebber en garant van de jaarlijksche renten. De inbreuk , die deze benoeming maakte op de rust, die hij op het Nijenhuis genoot , werd in datzelfde jaar door erger gevolgd. Z. M. verlangde namelijk dat hij als minister-secretaris van staat den beer d e M ey zou opvolgen. Hij voldeed aan dit verlangen , en werd (26 Febr. 1636) als 's konings commissa­ris bij de handel-maatschappij ontslagen. Ten gevolge der werk­zaamheden aan die betrekking verbonden , leed zijne gezond­heid zoo dat hij het water te Swalbach moest gaan gebruiken. Van daar teruggekomen nam hij bet gareel ceder op , (loch moest weldra zijn ontslag vragen. Dit werd hem gegeven met toekenning van den rang en titel van minister van staat. Die­zelfde dag benoemde hem de koning tot lid der eerste kamer van de Staten-Generaal. Hij verliet 's Graven hage en keerde naar het Nijenhuis terug en werd door de ingezetenen van Diepenheim tot lid van den gemeenteraad en tot voorzittend kerkvoogd der Hervormde gemeente aldaar verkozen. Den 24 Juni 1837 benoemde hem de koning tot buitengewoon ge­zant en gevolmagtigd minister bij het hof van Rusland , en hij vertrok met zijne vrouw en al zijne kinderen naar Peters­burg. In 1840 keerde hij naar het vaderland terug , waar hij koning W ill e in I den scepter zag neerleggen mn dien aan Willem II over te geven. Ook bij deze worst stond hij in hooge achting , (lie hem daarvan al dadelijk een bewijs gaf door hem ter gelegenheid van zijne huldiging , als een der Rijks aanzienlijken bij den plegtigen optogt het d•agen der koninklijke kroon toe to vertrouwen , en hem met een hijzon­dere zending te belasten , om aan de hoven van Weenen , Munchen , Stuttgard en Wiesbaden het berigt van zijne troons• beklimming over te brengen ook ontving hij in dat jaar het ridder grootkruis der koninklijke Frederiks-orde , hem door den koning van \Vurtemberg geschonken. Daarna voor goed op bet Nijenhuis gevestigd, schreef hij het levensberigt van zijn vader,, dat in twee deelen te 's Gravenhage bij de gebroeders v an Cleeff in het Licht verscheen. In 1846 benoemde de Maats. van Nederl. letterkunde hem tot lid ; bij de oprigting der Rijn-spoor•mantschappij werd hij als voorzitter van corn­missarissen aan Naar hoofd geplaatst , ook werd hij in datzelfde jaar (1840 aan het hoofd geplaatst der commissie, bestaande uit de staatsraden P i e p e r s en Net s c h er, en de hoogleeraren den Tex en Cock, belast met het afnemen van een examen van de aspiranten naar de betrekking van attache bij het de­partement van buitenlandschsche zaken. Ook nam hij in dit tijdvak (1840-1844i) geregeld zitting in de vergaderingen der eerste kamer van de Staten-Generaal en ijverig deel aan hare beraadslagingen. Den 31 October 1846 benoemde hem de koning tot opvol­ger van zijn zwager,, den baron Dedel, Nederlandsch gezant aan bet Britsche hot , en verwierf hij te Londen de persoonlijke genegenheid van Lord Palmerston en van den hertog v a n Bedford. In October 1M7 naar 's 1-1 age overgestoken , om de opening der karners van de Staten-Gencraal bij te woven , werd hij benoemd tot lid der commissie, belast met het in en uitleiden van zijne Majesteit. In 1848 , tot het aanvaarden der portefeuille van bnitenlandsche zaken , v(56r de benoeming van den baron H u y s s e n van Kattendyke, uitgen000igd. aanvaardde hij die echter niet , wij1 hij onder het toen be-staande stelsel , geen ministerie kon annnemen. Twee jaren later werd dit aanbod herhaald , maar om dezelfde reden nfge­ wezen. Den 16 Maart 1848 ontving hij te Londen 's konings last am onmiddelijk naar 's Hare te komen , ten einde geraadpleegd te worden over de keur van nieuwe ministers en zelf de por­tefeuille van binnenlandsehe zaken te aanvaarden. Den 25 Bier maand trad hij aan bet hoofd van dat ministerie in de vergadering der tweede kamer van de Staten-Generaal op , doch reeds (It•n 12 Mei verzocht en verkreeg hij zijn eervol ontslag en vertrok weder naar Londen , om zijn gezantschap weder op te nemen , dat hij in 1852 neerlegde , waarop hij zich %%ederorn op het Nijenhuis vestigde in de hoop in den schoot zijns ge­zins genoef4eliike dagen te slijten. Dat genoegen kon hij slechts kort genieten ; nog in dat jaar moest hij zijne echtgc­noote alstaan , en zap; zich gedrongen , Da het altreden van het ministerie T h o rb e ck e, in 1853 het lidmaatschap der tweede karner , licrn door de hoofdstnd aangeboden te aanvaarden. Net bet zittingsjaar liep ook de lastge%ing ten einde, die de kiezers der A rnstelstad hem hadden orgedrsgen. Tver-langde geenT, en op nieuw op het Nijenhuis ge-vestigd , sloot hij, in September 1 55 , een derde htmelijk met Louise Charlotte Jeannette van Schuylen- burg, douairiere van wijlen zijn zwager den baron A. F. G. G. O. von Knobelsdorff. In de herfst van 1863 werd hij te Arnhem zijnde ziek , en ovetleed aldaar den 4 October. Zijn lijk werd naar het Nijenhuis overgebragt, om daar in het familie-graf te worden bijgezet. zijn levensberigt door J. M. de Kempenaer, in de Levens­ berigten der Moats. v. Nederl. Letterk. 1864. SCHIMMELPENNING (G.), bloedverwant van den vorige, koopman en kunstverzamelaar te Amsterdam , zelf beoefenaar der schilderkunst. Kramm vermeldt van hem : Een vrolijk boeren yezelschap dat voor een tafel ham en bier zit te yebrniken.Zie Kramm; van Eynden en van der Willigen, Levens der .Nederl. Kunstsch., D. III. bl. 70. SC HIMMELPENNINCK (JoHANNEs), geb. te Enschede , waar zijn vader J. A. S., die later te Harderwijk stond , pre­dikant was, studeerde sints den 17 van Herfsttnaand 1748, aldaar , werd den 4 van Zomertnaand 1753 phil. dr. na het verdedigen van een dissert. over de ziel en haar wezen, kwam later voor het protessorant in de philosophic en theologie in aanmerking , doch bleef predikant, eerst te Voorst, later , se-dert 17-'3 te Harderwijk. Hij overleed in het begin dezer eeuw. Zie Bouman, t. a. p. D. II. bl. 293, 300, 411. SCHINCKEL (HERmA.N). Zie SCHINKEL (Mr. HERMAN). SCHINDEL of SCHEYNDEL (GEORGE HENDRIK VAN), een bekwaam graveur in de eerste helft der 17 eeuw. K ra m m vertneldt van hem: De beyratenis van Prins Maurits. (16 Sept. 1625) in 4 bladen , breed f. De Grattombe van Willem I, N. llisscher. 1626 exc. J. J. Starters, Nieuwe Cnyper , Zinneprent naar D. lidsmet gedrukt vers. Haarlem in gr. f. (1628). 12 bladen Playsante Landschappen. 1624 kl. Nagler beschrijft 20 nommers van zijn graveerwerk. Hij vestigde zich in i635 te Rotterdam en leefde nog in 1664. Volgens Immerzeel zijn zijne kleine etsen in den trant van Callot, geestig en net behandeld. Zijne kleine land­schappen met goed geteekende figuurtjes gestoffeerd , zijn bij­zonder gezocht. Zie Immerzeel; Kramm. SCH1NDELA A R (HENDRIK PETRUS), te 2s Hage geboren , bloeide in 1770. Hij schilderde bcvallig bloemen vruchten en orna Menten. Zie Kramm. SCHINDLER (R.) onderscheidde zich als kapitein door zijne dapperheid in Spanje (1809). Bosscha vermeldt een loflelijk v,apenfeit van hem. Zie Bossch a, Neerl. .Heldend. te land , D. III. bl. 354, 379. SCH1NGEN (H. vAN), Friesch regtsgeleerde in de cerste helft der 17 eeuw. Hij schreef : .K.ort begryp van 't Corpus Juris. Leiden 1635. 8 °. De Procurator. lb. 1635. 8°. Zie de Wal, de clar. jurist. Fris., p. 167; Abcoude, Naamr. Aanh., bl. 194. SC HINK EL (JoHAN) , zeeheld in bet midden der 17 eeuw. Hij belioorde tot die zeelieclen , welke het Nederlandsche zee­wezen hadden verlaten om in dienst van Denemarken fortuin te zoeken. Hij commandeerde in 1677 een der schepen , waaruit de Deensche vloot was zamengesteld. Zie J. C. de Jo nge, Gesch. v. Neerl. zeew., D. III b. bl. 83. SCHINKEL (A DRIAN US DAVID), zoon van A dria an Schinkel en Johanna Maria Schreuder, werd den 17 December 1784 te 's 'Inge geboren. Na en in zijne geboor­teplaats en op een kostehool te A alst bet noodige onderrigt te hebben ontvangen , keerde hij naar bet ouderlijke huis terug werd bij aldaar tot drukker opgeleid , en ontving als leerling­zetter het eerste onderrigt bij mr. Willem Karel V o s-m a e r , die vroeger advocaat- en procureur-generaal czeweest , (loch tengevolge der toen ter tijde bestaande partijschappen uit zijne betrek king ontslagen was , de drukkerij an zijn schoon­ vader mr. Isaac Scheltus, vroeger lands drukker op het Bleijenhurg gevestigd , voortgezet had. Later ging S c h i n k el over naar de inrigtieg van den boekdrukker Susan, en werd daarna bij die van T e e ck lenbergh, op de Paviljoensgracht , geplaatst. Op zijn 20ste jaar werd hij deelgenoot in deze zaak , en nam ze na T e e c k le n berghs overlijden (1823) ov er. Tot 1845 bleef hij als drukker werkzaam , en deed toen zijne on­dernemi . g over aan de firma B e l i n f a n t e, en overleed den 25 April 1864 , in den ouderdom van 79 jaren. Hij liet hij zijn echtgenoot Maria Anna van der L u g t geen kinde­ ren na. Schink el bad een bijzondere voorliefde voor de kennis zijner voorzaten , en liet juiste nasporingen doen in het rijks­archief te 's Hage , naar den bekenden Herman S c h i n-k e 1 , te Delft (die volgt) , orndat deze hetzelfde bedrijf bad uitgeoefend , en heij verde zich am de werken door dozen , diens weduwe , zoon en verdere afstammelingen uit­gegeven te verzamelen. De begeerte om te weten ging allengs hij hem gepaard met bet verlangen om ook zoo­veel mogelijk datgene te bezitten , waardoor hij zijne kennis 352 kon vermeerderen , een trek , die hem tot in zijn ouderdom is bijgebleven. Zoo liragt hij langzarnerhand vele kostbare zaken bijeen , met oogmerk om die tot een soort van museum te vorinen , welk voornemen hij op hoogst gelukkige wijze heeft kunnen verwezenlijken. Zoo verzamelde hij een ilerde half­ honderd han,Ischriften behoorende tot de 13 en latere eeuwen , rakende godgeleerdheid , kerkelijke geschiedenis, regtsgeleerd­ heid , wijsbegeerte, natuurkunde , krijgswezen , kunsten , letter- en dichtkunde , geschiedenis, penning-, wapen-, en geslacht­ kunde. Ook had hij een rijke collectie van incunabelen , een verzameling van ongeveer 600 stuks eigenhandige geschrevene en oederteekende brieven van leden van bet Huis van Oranje, keizers, koningen , geleerden enz., een niet minder uitgehreide verzameling van portretten , van ongeveer duizend gouden, zilveren en hronzen gedenkpenningen, een kleine dock kosthare verzameling schilderijen , en oudheidkundige stukken, onder welke verschei- dene voorwerpen gedreven van zilver , en vervaardigd van ivoor, bout, marmer,, brons, koper en lood , alsmede glas- en aarde­ werk en antieke meubelen. Als drukker verwierf hij een wel­ gevestigden naam , en durfde sows veel op zich te nernen , zoo als in 18 i0 de uitgave van bet Journal de la Ha ye. In 1837 vormde hij het plan een reeks van Latijnsche klassieke schrij­ vers (tekstuitgaven) uit te ;even , en dat wel , bewerkt door jongelieden in zijne drukkerij opgeleid. Ms proeve gaf hij C. Cornelii Taciti el C. Caecilii opuscula, een uitgave van welke slechts honderd afdrukken bestaan. De proef slaagde echter niet. In het volgende jaar gaf hij uit Palaephatus , de Incredibilibus, en in 1839 een he:druk van het Staatsblad van Nederlandsch Indie van 1816-18 1. Vooral was hij zeer ingenomen met at coat Lauren s Jan szoon Cos ter en de uitvinding der boekdrukkunst betrof, en stelde zijne pers op een onbe­ krompene wijze diensthaar aan de door A. de V ries en Noordziek geschrevene werken , waarvan hij als zeldzaam­ heden enkele afdrukken in quarto- en folio-forrnaat trek ken liet. Ook nam hij zelf de pen op , om zijne denkbeelden be­ trekkelijk de uitvinding dier kunst te doen kennen , betoogde o. a. de mogelijkheid om boeken te drukken , met in bout gesneden heweeghare letters, en gaf den uitslag van zijn on­ derzoek op omtrent Brie fragmenten vary den Donal/is, in 1844 op de koninklijke hibliotheek gevonden. In 18513 hragt hij de zaak op nieuw ter sprake , '"'door mededeeling to doen van den inhoud van een fragment van een brief van C. v a n A l k em a d e aan de regering der stall Haarlem van 3 Julij 1699, wliarbij deze meldde , .voornemens te zijn den weg te banen tot een werk , ten einde door behulp van echte en on­ wedersprekelijke stukien te bewijzen , dat Haarlem alleen aanspraak had op de eer der uitvinding der boekdrukkunst." Zijne bemoeijingen met dit onderwerp had ten gevolge dat hij tot ridder der orde van de Eikenkroon en later van den Neder-landschen Leeuw werd benoemd. In 1838 nam hij vrijwillig op zieh de Aanteekeningen van wzjlen den Archivaris v a n Wijn op den slag ran froeringen door Jan van Heelu uit te geven. Streelend cxas het voor zijn gevoel , dat hem in April 1841 de regering hem dientengevolge een gouden medaille van de vierde grootte, ten bewijze van erkentelijkheid op plegtstatige wijze liet uitreiken. In hetzelfde jaar kwam nog bij hem uit het derde boek van den Spiegel Iiistoriael van Lod ew ij k van Velthem, in 1842 die Dietsche Doctrinale, terwijI hij in 1845 de grondslagen legde voor de uitgave van de roman van .Lancelot. Ongetwijfeld zou S c h in k el zijn voortgegaan met dit deel der wetenschap bevorderlijk te zijn , indien hij eigenaar der drukkerij ware gebleven. Schinkel was lid van meest alle vaderlandschen maatschap­pijen van kunsten en wetenschappen , ook van de Maats. van Ned. letterk. te Leiden , van het Thiiringsch-Szichsisch.Verein, en der Societe Archeoloyique d' Athenes. Hij gat in het licht: Handleiding tot het corriyeren van drukproeven, benevens eene aanwijzing der ;west gebruikelijke lettersoorten met der­ zelver Hollandsche benaminyen. 's Gravenh. ter drukkerij van A. D. Schinkel 18:38. 8°. Aanteekeningen van Frans ran Mieris, op zijne beschriiving der bisschoplijke minden en zeyelen, van Utrecht in't bijzonder. Met twee muntaileelclingen. A Id. 1838. 8°. Albert Durer's Dayverhaal zzjner Nederlandsche reize in 1520 — 1521 , met aanteekeningen. A ld. 1840. 8°. Opyare der handschriften van Constantijn en Christiaan Huygens, benevens die handschrifte n, welke tot hen betrekkelijk zijn en, voor weinige jaren onder derzelver nakomelingen nog berustende waren. Ald. 1840. 8°. Beschrijving ran het handschrift der Batavia van Hadrianus Junius op de Koninklzjke Bibliotheek te '8 Gravenhage berms­ tende , ?zit de nagelaten papieren van Mr. G. van Lennep, met facsimiles. Ald. 1840. 8°. Niet in den handel. lets over Gerard Schaep, en over zijne verdienste omtrent de penninykunde , en die van Nederland in het bzjzonder. Aid. 8°. Over eenige Nederlandsche, of' in Nederland werkzaam ge­ weest zijnde medailleurs , yedurende de 17 eeu,w. 8°. Bijdrage tot het karakter ran Constantijn Iluyyens, ont­ leend nit aanteekeninyen wegens het beheer zzjner goederen. Ald. 1842. Tweetal lijdragen , letrekkelijk de Boekdrukkunbt. Aid. 1844. 8°. 23 354T• Beschrzjviny van een Triptykon en een Diptykon. Ald. 1845. 8°. Niet in den handel. Bijdrayen tot de oude Nederlandsche Letterkunde uit de ver­ zameling van A. D. S. (in Verslayen en Beriyten der Vereeni­ ging ter Bevordering der wide Medea. Letterk. 1849. bl. 27-39). Oudheidkundiye Bijdragen. Beschrijviny van merkwaardiyedrinkylazen en beker8 , onder zcelke uitrnunten die van AnnaRoemers en Maria Tesselschade. Ald. 1848. gr. 8°. Niet in den handel. Brief van Bellamy , in Alyemeene Konst- en Letterb. van 1848. n°. 42.Brief en dichtjen van Bellamy. Als voren. Geschied- en Letterkundiye Bijdrayen, medeyedeeld door A. D. S. Ald. 1850. 8°. Verbaal wegens het openen van het Testament van Willem HI. Naar het origineel handschrift , bermstende in de verzameling van A. D. S. in Kronyk v. h. Bist. Genoots. VII. 1851, en alzonderlij k uitgegeven aldaar 1851. 8°. Nadere bijzonderfieden betrekkeliik Constantyn fin mem. en zijne famine , alsmede eeniye door hem vervaardiyde dichtstukjes,medeyedeeld door A. D. S. Aid. 1851. 8°. Van deze uitgave (niet in den handel) werden 125 exem­plaren getrokkeil. Handschriften en oude drnkken (incunabelen) , deel nitma­ kende van de kunst- en letterverzamelinyen van A. D. S. 1853. 8°. Van deze uitgave (niet in den handel) bestaan 150 exem­plaren. Driilkunst en kunstdrijvers in Nederland: "Gedachtenis-beker voor Mr. M. Emants ," medeyedeeld door A. D. S. Ilonderd cliristelijke zinnebeelden naar Georgette de Montenay , staatsdame van Jeanne d' Albret , de moeder van Hendrik IV, door Anna _Roemer Visscher uityegeven naar het oorspronkelijk handschrift door A. D. S. 1854. 8°. Niet in den handel. Er wercien slechts 125 exempiaren van gedruk t. Nadere bijzonderheden betrekkelijk Constantyn Huygens en zijne familie medeyedeeld door A. D. S. tweede 8tuk. Aid. 1856. 8°. Van deze uitgave (niet in den handel) zijn slechts 125 exempiaren afgedrukt.Een onuitgeyeven brief van Tollens aan A. D. S. in Alum Konst- en Letterb. van 1856 , n°. 46. Noy iets over 's Gravenhaaysche daybladen, in Dagblad vanZuid-.Holland en '8 Gravenhage 1856 , n°. 78. ervoly van de handschriften en oude drukken (incunabelen) enz. deeluitmakende van de kunst- en letterrerzamelingen door A. D. S. 1857. 8°. Van deze uitgave (niet in den handel) bestaan 150 exem­plaren. Koningskrootz van Hollands Grave Willem de Tzveede in Almanak voor Nederl. katholieken. Afzonderlijk. Amst. 1859. 8°. In 1864 zijn zijne bandschriften , boeken en kunstverzame­ling bij W. P. van Stock um te 's Hage verkocht. De catalogus is in 3 deelen in 8°. uitgegeven. Zie Levensb der Maats. van .Nederl. Letterk. 1865; J. H. L. van der Schaaff, Koi te Biogr. notitie omtrent Mr. Gerrit van Lennep. (Niet in den handel) bl. 9. SCHINKEL (HEB34AN), stamde af van een aanzienlijk Delftsch geslacht , dat zich in Noord-Brabant , Belgie, en wel-ligt ook in lluitsehland en Zwitserland verspreid heeft. Hij werd in 1535 of 1536 te Delft geboren. Welke betrekking zijn vader bekleed , wie zijne moeder was , is niet bekend , doch zijn grootvader Herman was waalschijnlijk in de eerste helft der 15de eeuw mad der veertigen der stad Delft. Tijdens dat Herman boekdrukker was te Delft, woonde zijne ouders te 1VIontfoort. 'Waarschijnlijk begon hij in 1563 den boekhandel , waartoe hem den 22 September van dat jaar octrooi werd ver­leend. Slechts 4 der met zijn naam gedrukte werken zijn bekend. Placcaet ordinantie ende edict der Co. Maj. tot extirpatie der Secten; ende constrnctie van onsen ouden oprechten yhelove ende catholyxsche religie in zzjne erinederlanden. Ghedruct tot Delft bij Berman Schenckel, bij die oude kercke , op den hoeck van de Schoolsteech in 4°. 8 blz. Placcaet encle Ordonnancie der Co. Maj. beroerencle de con­ tinuatie van der Munten van den vooryaende jare LIM, tot Sint Janis mine. Ao. LXV. Ghedruckt tot Delft bij H. Schenckel 4'. Van den oprechten Godsdienst der Heyligher Mine, waerde­ lick ende begnamelyck te hooren. Door Willem Damasi Linda­ num, Bisschop tot Roermondt. kl. 8°. groot 78 pag. Ben cort bereytsel, ende fickle maniere om Christelick teBiechten. Door denzelfden kl. 8°. 30 pag. Zonder zijn main verschenen : Bekentenisse des Christelicken geloofs, na de Heylige Schrift, achtereenvolghende wtlegyinge der onde vaderen, der eerster kercken etc. door Theodornnz Bezam eerstelick in latytz yheschre­ ven: ende nienweliek in .Nederlandische spraecke overyheset. Met een register der voornaemster Hooltstncken. In deze uitgave komt insgelijks voor: Eene andere korte lekentenisse des gheloofs vit de voorgaendeghenomen, door den selven authenr. (fol. 155-163). Verrnoe- 23* delijk bestaat er een afzoiiderlijke uitgave van dit hoeksken. T b e o d. V e r burg gaf er een herdruk van achter zijnenlielltschen Martelaer. Delft 1652, ook bestaat er eene uitgave van 1571. 8 °. Zonder naam van plants of drukker. De Psalmen Davids : ende andere loizangen wt den Fran­soyschen dichte , in Nederlantschen overghesedt door Partonliathenum. Ao. MDLXVI1 kl. 8°. zonder paginatie , maar met signatuur A tot Z. en Aa tot Ccb. Hierop volgt: de Catechismus oft onderwysinyhe in de Christelycke Leere (met 1;aginatie) groot 126 bl. en register. Deze uitgave , met noten , is gevolgt naar die Ghednickt buyten Londen , bar my Merten lJ7endelen Ao. 1566, die 2 dach November, 231 folio's in iets grooter formaat dan de uitgave van 1567. Jacob hield met meer c‘aal schijnlijkheid voor eene uitgave van Herman Schinckel: Die Psalmen des Conincklijken propheten Davids en ander lof­ sangen , wt den fransoyschen dichte yhemaect door Clement Marot ende Theodore de Beze , in Nederlandische sprake over­ gesedt door Petrum Dathenum. Ende door denselven , ten der­ denmael oversien ende verbetert. Mitsyaders den Christelijcken Catechismus Ceremonien endeGhebeden. Ao. 1566, kl. 8°. Met noten 192 folio's of 351 pag. met nog 8 fol. voorwerk : V6or doze uitgaaf vindt men : Eenen kalengier historiael met de jaermerclen van dinerschelanden , steden ende vrijheden (1567) 16 pag. , geheel gevolgd naar le calendrier historial et lunaire , staande insgelijks voorLes CL Pseanmes de David , mis en rime Francoise par Cleinent Marot et Theodore de Beze. Paris par Pierre Haultin 1567 in 12°. Bella] e de hierboven vermelde Bekentenisse des Gtloofs van Beza, en het Psalmboek van Datheen , gaf Schinkel ook in het licht : Fen claer bewiis van het Heylighe Auontmael onzes Ileeren Jezu Christi , wt de eendrachtighe leere der H. Sehriftuere der ouder rechtyeloouender christelicker kercken ende oock der con­ fessie van Augsburg. Poor de doctoren der H. Schrift en der Universiteit van Heidelberch wt de Hoochduyische in Necler­ landscher spraeke ghetrouwelijken overghesedt. Ao. 1567. kl 8°. Het was naar aanleiding van de vier laatste werken , dat S c h i n k el in regten vervolgd werd , en als het slagtotler der onregtvaardigste beschuldiging viel. Na vijftien weken zittens werd hij door schepenen van Delft ten zwaarde verwezen. Twee of drie urea voor zijn sterven schreef hij nog een goed getal Lhtijnsche dichtregels aan zijne vriendtn P etrus F o­restus van Alkmaar en Cornelis Verheyden van Lei-den toegeeigend , en toen hij naar de geregtsplaats ging gaf hij den geleerden Ha d r i anus J uni us eene verbetering aan de hand , rakende de leezing van zeker woord in een van Senecas treurspelen. In de plaats van T,qden 428ten dichtregel van de Octavia , moest men , rrieeride hij Thainesis lezen.qDaags voor zijn dood , gelijk ook nog op zijn sterf-dag (23 Julij 1568) schreef hij aan zijn huisvrouw en nani afscheid van haar , met woorden , die een gerust geweten en standvastige huwelijksliefde adernen. Ook gedacht hij aan zijne kinderen , en zond ze hrieven om bij dezelve, wanneer ze tot rijpen ouderdotn zouden zijn opgegroeid , aan hunnen vader te gedenken en de raadgevingen daarin vermeld, ten hunnen voordeele aan te wenden. Alle deze brieven zijn be­waard gebleven en uitgegeven. Bebalve de doodstraf,, ver­meldde liet %onnis , dat de boeken zouden verbrand en zijne goederen verbeurd verklaard worden. Hij bereikte slechts den ouderdom van 32 jaren. Hij behoor(le tot de geleerden van zijn tijd , gelijk blijkt nit het bier onder vermelde werkje der Delfschen Afartelaer. Er bestond van hem eon portret , in de kleeding van dien tijd , met bet werk de Lingua van E rasm us in de band houdende. Zijn geslachtswapen was een schild van goud en keel , beladen met een band van sinople. Hij liet de volgende kinderen na : 1. Bruyn Hermansz. Schinkel, geb. 7 Maart 1567, die zijn vader als boekdrukker opvolgde , in 1610 raad der veertigen en regent van bet nieuwe gasthuis te Delft , in 1611 kerkmeester der Oude- en Nieuwe-kerk , in 1615 binnen­ba venmeester , en in 1618 andermaal raad der veertigen , was den 19 Dec. 1625 to Delft overleden. 2. Catharina, geb. 19 October 1562 , getrouwd met Pieter Ivestensse van Ruyven, in 1605 regentes van het oude gasthuis te Delft. Zij overleed den 16 Nov. 1620. 3. Josine of .1 ust a , geb. 20 Dec. 1564. Zie Mr. T h e o d o r u s Verburg, den Delfschen Martelaer. Delft 1632; Orlers, Beschrijv. v. Leid., bl. 253 (1614 4 °) 340 (1641 41; Ondaen, Roomsche Allogentheyt, bl. 146; Brandt, Gesch. d. Ref., D. I. bl. 482484; Beschrijv. v. Delft, fol. uitg. bl. 634; van Bleyswyck , -Beschrijv. v. Delft, bl. 428-431; J. L. C. Jacob, Aanteelceningen over het qeslacht en de drukwerken van den Delftschen boekdrukker Hermanus Schinckel, 's Gravenhage ; K o k. SCHIPHORST (H.). Men beefs, van hem : Ferhandelingen van de Geesten in 't Ligaaam. 8°. Zie A bcoude, Aanh. , bl. 190. SCHIPHORST (J.) onderscheidde zich als kapitein bij het beleg van de Willemstad door de Franschen in 1792. Zie Bo s s ch a, Neerl. Heldend. te land , D. III. bl. 32 ; Old e n­ borg, Beleg van de Willemstad , bl.T. SCHIPHORST (JAK. HERm.) kapitein , onderscheidde zich in het gevecht bij Pasewalk. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land , D. III. bl. 257. SC HIPPER (J.). Gat in het licht : Historie der Martelaren. fol. m. Pl- Krayt der Liefde. 120. Zie Abconde, Aanh., bl. 190. SCHIPPER (JAN JANsz.), Amsterdamseh boekdrukker en diehter uit de eerste helft der 17 eeuw. Zijne poezij is ver­spreid voor de werken zijner tijdgenooten. Voor het tooneel vervaardigde hij: Ariane , trsp. op d'.4ernsteld. Schouwb. in '1 Jae,. 1641 ver- toont. (met de spr.): Die naer zijn welstant slaet , en onheil zoekt Bontvlien , Moet , daar de nyd hem dreyyt , met duyzent ooyen zien. Amst. 1644. Onvergelijkelijke Ariane , of verloste kuysheyt uyt Romen, vertoond (als boven) 1655 (45?). Aid. 16 -16. Hetzelfde stuk als het vorige , gewijzigd. Beide met 's dicta­ters portret. 1641. Oud 23 jaar.Onvergeliikelijke 'Mane in Messalien, vertoont. Ald. 1656. lhomas Morns den grooten kanselier van Enyeland met 't verstooten der koninyin Katryne ; Insp. yesp. Aid. 1659. Veroveriny van Rhodes , met de onnozele Bloed-schande ; Ald. 1741. In Bloeinkrans van verscheidene yedichten. Amst. 1659 gaf hij twee gediehten : Opwekkiny der stad Amsterdam tot het inhalen der koninginne van Groot Brittanje en de Nieuwe Antichrist. Hij vertaalde uit het Fransch : De kracht der lielde betoond aan de schoone Olimpia, knysche Sylvia , en deeydelyke Melindo , en yetrouwe Aryens. T'Amst. 1641 , met titelpl. van A. van der Venn e. Hij is meer als uitgever der werken van J. Cat s, dan door zijn eigen gesehriften bekend. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. D. V. bl 236; Cat. der Tooneelspelen van W. ilenskens. Nc. 60; Cat. der Bibl. v. d. 111aats. v. Ned. Letterk. D. 16. bl. 191, D. II. bl. 555. SCHIPPERS (A.) leefde en dictate in de 2de helft der 18" eeuw. Hij gat in het Hat: De Belachlijke Zieken, kluchtiy Lisp. geschikt om Reels Schimmespel ye.s.peeld te worden, tusschen de Min int Lazarus ,blsp. z. pl. of j. gr. 8°. .De Ontronwe Koningi n, of de .Dood van Martinus en Nico- laas ; treur- en tusschensp. ont te verloonen, hij de Min in t Lazarushuys. Artist. 1784. B. Ruloffs, Gezangen in Arlequin, Herbergier en Taartjes-bakker. Pantomine door A. S. Amst. (1785) gr. en kl. 8°. Zie Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. D. Ib. bl. 191, 192. SCHIPPERS (P.) , weinig bekend en weinig beteekenend dichter uit het laatst der 18 eeuw , lijkzanger van Krom. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. , D. III. bl. 128. SCHIPPE RS (A. W. BR &NS) schreef : Over een bijzondere uitwerlcing van de oculi cancrorum (kreef ten­ oogen) in de Witte vloed in Werken van het Genoots. Servandis Civious IX. 1792 , bl. 166. Zie Holtrop, Bibl. med., p. 315. SCHIPPERS (H.) schreef : Over het schadelijk yebruik der dotten of zuigpoppetjens voor ionge kinderen, in Hedend. Bill. van wetens. kunst en smaak. 1805. D. I. st. 2 , bl. 230. Zie Holtrop, t. a. p. SCHIPPERS (SrrzE WILLEM), Fries , was rector te Bols-ward , waar hij in 1823 overleed. Hij schreef : Specimen lit. inang. exhibens Observationes criticas in Pro- pertii librum quartum. Cron. 1818 , 93 bl. b°. met opdragt , ook aan zijn leermeester V a 1. S l o t h o u w er, rector van het Leeuwarder gymnasium , en lofvers van den student S. Rai e n-stra Slothouwer. SC HL ATTER ( M.) , predikant to Philadelphia , schreef : Getrouw verkaal van den waren toestand der meest herder­ looze gemeentens in Pensylvanien enz. Voorgesteld en opgedragen aan de Hoog Eeiw. Christel. Synodus van Nederland , en voorts aan alle weldadiye Christenen. Amst. 1741. 4°. Zie A b c o u d e, Verde Aanh. , bl. 23. SCHLEY (JAcostis VAN DER), in 1715 te Amsterdam ge­boren , een veraienstelij k graveur uit de leersehool van R. Picart, wiens onderwijs hij sedert zijn twaalfde jaar ontving. Na den Mood zijns meesters voltooide hij (liens onafgewerkt geblevene kunstplaten. Hij is vooral door zijn boekprenten en vignetten bekend. Tot z n uitstekendste werken behoort het portret van J. B. Prevot , ilumonier du Prince de Conti. 1740 in fol. Hij overleed te Amsterdam in 1775. Zie Immerzeel; Kramm. SCHLEY (PHILIPPUS VAN DER), broeder van den vorige , werd in 1724 te Amsterdam geboren , en leerde de graveer-kunst van zijn broeder , dien hij veertien jaren in zijne kunst­werkzaamheid behulpzaam was. Hij hield zich ook eenigen tijd bezig met het geven van onderwijs , en werd later make -laar in kunstwerken. Tot zijn dood toe beoefende hij de tee­kenkunst. Hij overleed den 29 October 1817. Zie Immerzeei. SCHLICHER (Tschreef: Janspraak en antwoord aan de adeocaten en procureurs. 's Hage 1737. 4°. Zie Abcoude, Derde .4anh., bl. 23. SC HLIC HTENHORST (AREND vAN). Zie SLIGTEN-HORST. SLICHTER (G. L.) , gaf in het licht :Academische Verhandelinyen. 8°. Zie Abcoude, Aanh., bl. 190. SCHLIGTING schreef : Over het beginsel of lee Cap. van het Evangely van Jo­ hanne8. 4°. Over eenige schriftuurplaatsen. 4°. Zie Abcoude, Aanh., bl. 190. SC HLIMMER (JAN), dichter uit het laatst der 18de eeuw. Hij behoorde onder de Lijkzangers op R. Schutte 1784. Zie van der A a, N. B. A. C. Woordenb., D. III. bl. 128. SC H LIMMER (J.) BZN. gaf in het licht : Prijsverkandeling over d6n aard , den oorsprong en de waarde van den volksgeest. Rotten]. 1826 gr. S°. SC HL1SSEL (J. S.) luitenant , behoorde tot de verdedigers der Willemstad in 1792. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land, D. III. bl. 32 ; Bijv. en Verb., bl. 35; Oldenborg, Beleg van de Willemstad , bl. SCHLUTERS (H.) schreef: Kenteekenen der wedergeboorte. Amst. 1670. 8°. Brief aan seker persoon over den staat harer kerke. 8°. Zie Abcoude, Naamr., bl. 122. SCHLUITER (GEERTRuiD). Zie SLUITER (GEERTR ow). SCHMELLENTIN (J. CHR ) Men heeft : Nieuwe ontleed- en heelkundige verhandelingen, met aanmer- kingen van J. Chr. Schmellentin. Amst. 1746. 8°. Zie Abconde, .Naaniv., bl. 122. SCHMETTERLING (JOSEPH ADOLPH), geboren te Wee- nen , vestigde zich als miniatuurschilder en kunsthaarwerker te Amsterdam , en overleed aldaar in Augustus 1828 in den ou-derdom van 77 jaren. Zie Immerzeel. SCHMETTERLING (CHRISTINA) , dochter van den vorige , werd den 19 December 1796 te Amsterdam geboren , teekende bloemen en vruchen in sapverwen , gaf aldaar onderwijs en over­leed aldaar den 18 Maul 1840. Zie Immerzeel. SCHMETTERLING (ELIZABETH), zuster der vorige , werd den 30 Nov. 1804 te Amsterdam geboren , legde zich reeds vroegtijdig op het graveren toe , en gal van 1820 — 1829 geenonverdienstelijke proeven in dit kunstvak o. a. in den Neder-land,when Muzen -illmanak. Later legde zij zich meer toe op het miniatuur-schilderen , en gaf tevens onderrigt in het tee­kenen. Zie Immerzeel. SCHMID (L.), luitenant , onderscheidde zich in den slag bij Talavera in Spanje ( -09). Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land , D. III. bl. 354. SCHMID (PHILIPPE HENRY), luitenant-kolonel , heeft in 1709 Geertruidenberg tegen de Franschen verdedigd. Zie Bosscha, t. a. p. D. III. bl. 25. SCHMID (N.) gat in het licht : De beschouzoing van het weereldgestel , gemakkelijk gemaakt ter verkrijging van eene algemeene kennis der groote werken aan God. Haarl. 1774. Zie Arrenberg, Naanzr. , bl. 458. SC MI DT (Isl( JACOB) , werd den 14 October 1779 te Amsterdam geboren. Zijn vader was koopman in die rijke handelstad , en bevorderde op alle wijze de opvoeding van zijnen zoon. Toen in bet jaar 1195 , bij de verovering der Neder­landen door het leger der Fransche republiek , zijn vermogen verminderd was , bewilligde hij in het besluit van S c h in i d t , om zijne verkregene kennis ver van het vaderland aan te wen-den. Zoo kwam de 19jarige jongeling in 1798 in Rusland en in een handelshuis , welks zaken hem gelegenheid gaven tot het meerrnaals bezoeken van die stammen der Kalmuk ken , welke tusschen de 'Volga en den Don tot aan den voet van den Kaukasus rondzwerven. Drie jaren , welke hij onder die volken doorbragt, waren voor den jongen koopman genoeg , om grondige kennis van hunne taal , letterkunde , godsdienst en zeden te verkrijgen. Reeds toen vatte hij het voornemen op , die ten beste der wetenschap aan te wenden. In het be­gin van het jaar 1811 , vestigde Schmidt zich te Moskou , doch reeds in bet volgende jaar dwong bet naderen der Fran- 362 sche legers hem deze woonplaats te verlaten , en met haar alles , vvat hij als de vrucht van 13jarigen arbeid bezat. Daar ­ onder behoorde ook eene reeds aanzienlijke verzameling , welke door de vlatmen en de plundering spoorloos verloren ging. In Petersburg gekomen , bekleedde Schmidt, hij zijne han­ delszaken , de betrekking van penning!neester bij het bij beige­ nootschap , dat onder bescherming van keizer Alexander opge­ rigt was. Het genootschap droeg hem de vertaling op van bet Nieuwe Testament in de Mongoolsche en Kalmuksche tales , en daar de vrijgevigheid des keizers zijn levensonderhoud ver­ zekerde , zoo zeide hij in 1819 den handel voor uitsluitend letterkundige werkzaambeden vaarw el. De beide vertalingen van het Nieuwe Testament, welk in 1827 verschenen , een onderzoek over het verband der Gnos­ tische leer met bet Buddhismus , waarvoor de universiteit te Rostock hem de doctorale waardigheid schonk , en vooral zijne geschiedenis der Oostelij ke Mongolen , naar de berigten van Sanang Setzen, bevalen hem aan bij de academie , welke hem in 1829 tot adjunct voor de Oostersche letter- en oud­ heidkunde verkoos. Ofschoon reeds 50 jaren oud , ontwikkelde Schmidt van dien tijd of eene merkwaardige werkzaamheid. Behalve verseheidene verhandelingen over de Buddhistische leerstellingen , in hare godsdienstige en wijsgeerige beteekenis , gaf hij in het licht : de eerste Mongoolsche spraakkunst, in bet Itussisch en het Duitsch , een Mongoolsch- Duitsch-Russisch woordenboek , en de daden van Ghesser-k ban, een beroemct Mongoolsch beldendicht , dat hij tevens in het Duitsch ver­ taalde. Spoedig volgden eene spraakkunst en twee woorden­ denboeken der Thibetsche taal en daarn a een uitgebreid Thi­ betsch werk , uit den Gat.djur genomen , en eveneens met eene Duitsche vertaling voorzien. Deze geschriften zijn de sleutels tot twee Aziatische letterkunden , waartoe den Europischen Orientalist nog geen weg gebaand was , en wanneer thans velen in Duitschland , Frankrijk en Engeland dit gebied der weten­ schap betreden , dan is er orider hen stellig geen , die Diet gaarne erkent, dat hij een leerling is van Schmid t. In het jaar 1842 , na het ten einde brengen van deze werken , ont­ waarde Schmidt eene verzwak king van het gezicht , welke met onrustharende snelheid toenam , en welke men spoedig ver­ klaren moest voor de staar , welke zijne beide oogen bedreigde. Hij droeg zijn ongeluk met waardige onderwerping en was zeer verheugd , toen eene gelukte operatie hem eene gedeeltelijke berstelling verschafte. Zij was ongelukkig van korten duur,, daar hij reeds den 27 Angustus van het volgende jaar bezweek aan eene toevallig gekregene wond aan den eenen voet , welke ontstoken was geworden. De zillgemeine Deutsche .Real-Encyklopficlie, uitg. wijdt 9de een zeer lofsprekend artikel aan Schmid t. Zijne geboorte- plaats wordt niet opgegeven. Het is clan te voorzien , dat hij voor een Duitscher zal gehouden worden , of werkelijk reeds wordt. Zie Algemeene Konst- en Letterbode, van 9 Nov. 1849 en daarin overgenomen uit: Compte rendu des travaux de '1 Academie Imperialcdes Sciences de St.-Petersbourg , pour l'annee 1847 , par F u s s , secr6- Wire perpetuel, in Archie fur Wissenschafiliche Kundc von Rusland , van A. E r ma n, D. VII. bl. 354. SCHMIDT (GEQBGE ADAM), zoon van Jan Frederik Schmidt en Maria van Anroyen werd den 17 Mei 1791 te Dordrecht geboren en door Pi e t e r Hoffman in de teeken- en schilderkunst opgeleid. Zeventien jaren oud be­haalde hij den eersten prijs van bet gekleed model op het teekengenootschap Pictura , en , zooveel het zijne beroeps­bezigheden gedoogde (hij bestierde een sieraad- en schil­derwinkel) hield hij zich bezig met bet schilderen en teekenen van huisselijke talereelen , veelal uit een boerenstand genomen en het vervaardigen van portretten , zoo in het groot als mini­atuur. Hij zond de voortbrengselen van zijn penseel, die zich onderscheidden door aangename en natuurlijke voorstelling en uitvoerige behandeling naar verschillende tentoonstellingen. Op het Pavilioen te Haarlem vindt men van hem een oud man en een lezendmeisie. Hij was lid van de koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en correspondent van het konieklijk Neder­ landsch lnstituut, en overleed te Dordrecht den 23 Maart 1844, oud bijna 54 jaren. Zijn portret is door hem zelven geschilderd , en door J. van den K e r c k h o v en gelithographeerd in fol. Ook komt het voor in de Galerie des Peintres etc., uitgegeven bij de W a s m e te Brussel net eerie van Steen geteekende plaat. Johannes Rutten was zijn leerling. Zie van Eynden en van der Willigen, Leven der Schilders, D. III. bl. 297 ; Immerzeel; Kramm; JubeIjeest van Pictura , SCHMIDT (IzAK) werd den 11 Juni 174 to Amsterdam geboren , ontving eenige lessen van Jan van Huysum, doch werd later leerling van den portretschilder Quinchardt. Na zich zes jaren in het portretschilderen geoefend te hebhen, legde bij zich op het landschap schilderen toe, en ondernarn met J urriaan And ri essen een behangselfabriek. In den aanvang slaagden zij gelukkig doch spoedig werden zij door den veranderden smaak dier dagen gedwarsboomd. In 1775 deed hij met zijnen vriend R. V in keles een reis door Bra­bant en begon , na zijn huwelijk , in 1772 ondervvijs te geven. Ook beoefende hij de letteren en toonkunst. Zijn voornaamste letterarbeid is de levensschets van P. P. Rubben s, die hij uit het Fransch van J. F. Michel (Brussel 1771 8 °.) ver­taalde , en in 1774 te Amsterdam in het licht gaf,, 't geen den uitgever , L. J. de C o r t , van den druk in 1840 te Ant­ werpen verschenen , onbekend bleef. Deze uitgaaf is met vele zeer belangrijke aanteekeningen en toevoegselen van Victor C. v an Grimbergen voorzien. In 1780 verscheen van hem een eigen geetst werkje , bestaande uit ze8 Nederlandsche ge-zigten. Kramm vermeldt van hem een meer luchtig be-werkte ets , voorstellende een Arkadisch lanclschap en het naar de schilderij van Schmidt door J. F. Bause te Leipzig ge­graveerd portret van mr. O. W. Visscher, pensionaris van Amsterdam. Hij was in 1759 medeoprigter der stads-teeken­academie te Amsterdam , en bleef tot zijn dood medebestuurder en hield de redevoeringen bij prijsuitdeelingen. Ook was hij de grondlegger van het muzykgenootschap Harmonica. Hij overleed in zijne geboorteplaats den 17 Mei 1818. Zijn por-tret komt voor op elene plaat met dat van J. A n driessen en R. Vink el es , en in het prentwerk van Marcus. Zie van Eynden en van der Willigen, Leven der Schilders, D. III. bl. 5; Immerzeel; Kramm. SCHMIDT (IzztaK RiEwERT), zoon van den vorige , werd door A. d e L eli e tot portretschilder opgeleid , doch legde zich later op de wiskundige wetenschappen toe, werd onder­wijzer aan de artillerie en genie school te Delft en overleed aldaar den 26 Januarlj 1826, in den ouderdoru van 44 jaren. Hij gaf in het licht Beyinselen der hoogere meetkunst , bevattende de toepassing van de stelkunst op bepaalde meetkunstige vraagstukken. 's Hage 1822. m. pl. Differentiaal en Integraal rekening. 's Hage en Amsterd. 1822. m. pl. Statica. 2 D. m. pl. 's Hage 1825. Dynamica. 's Ha,c,re en Amsterd. 1825. Nagelaten wiskundige verhandelingen. 's Hage 1826. 8°. De la Croix, nagelaten zoiskundige verhandelingen. 's Hage en Amsterd. 1826. gr. 8°. Hij vertaalde uit het Fransch :La Croix , beginselen der stelkunst , met pl. 's Hage en Amsterd. 1824. 2 dr. Dez. Meetkunst. Aid. 1825. Dez. Gronclbeginselen der beschrijvende meetkuust. Ald. 1821. Dez. Beginsekn der goneometrie en trigonometrie.. q1825. Zie Gebr. van Cleef, Alph. Naaml. van boeken, bl. 123, 541; Nieuwenhuis; Kobus en de Riveeourt. SCHMIDT (J. W.) Zie SCHMIDT (WILLEm HENDRIK). SCHMIDT (MicHA.EL JOHANNES), bouwrneester te Rotterdam , trad in dienst van Frederik Wilhelm, keurvorst van Brandenburg, en bleef te Berlijn werkzaarn. Men heeft den bouw van de torenklokken der Mariakerk aldaar , in 1663 be­gonnen , aan hem toegeschreven. Hij overleed in 1692 te Berlijn , in den ouderdom van 66 jaren. Zie Krarnm. SCHMIDT ( WILLEM HENDRIK) , den 12 April 1809 te Rotterdam geboren , genoot in zijn jeugd het onderwijs van G. de Meyer, docb ontwikkelde hoofdzakelijk zich zelven. Op­geleid in den handel zijns vaders , winkelier in bedden en ma­trassen , kon hij aanvankelijk zich alleen bij tusschenpozen aan zijn geliefdkoosd vak wijden en besteedde den uitgewoe­kerden tijd aan de studie der natuur,, en in het Rotterdarnsch teeken -collegie Hierdoor tot Hooger , waar zijne teekeningen herhaaldelijk bekroond werden. Twee jaren na zijn huwelijk (1835) begon hij zich uitsluitend op de kunst (genre historique) toe te leggen en zijne elkander opvolgende binnenhuizen en portretten ware bewijzen van ziinen uitmuntenden aanleg. Zijne stukken werden op verschillende tentoonstellingen , zoo als te Antwerpen en te 's Hage , met medailles bekroond. In 1840 deed hij een belangrijke kunstreis tot verdere ontwikkeling van zijn talent en bestudeerde de verschillende scholen in de mu­seums te Dusseldorp , Frankfort , Berlijn , Leipzig , Dresden , Praag, Weenen , Munchen , en op de Rotterdamsehe tentoon­stelling van 1838 zag men 3 schilderijen van zijn penseel, die in ware verdiensten om de kroon wedijverden. Het eerie was een portretten groep van drie meisjes nit den deftigen stand ten voeten nit , het tweede (Rijkdom en armoede) eene rijke compositie van onderscheidene figuren , het derde (Hethuwelijks-contract) stelde een prachtige binnenkamer voor,, in welke een notaris zich bezig houdt met het maken eener hu­vtelijks-overeenkomst , terwijl hij met aandacht luistert naar hetgeen de vader der verloolde hem met ernst en nadruk schijnt te beduiden , tegenover de vader zit , aan deze zijde der tafel zijne gade , die met ingespannen oplettendbeid acht geeft op zijne woorden ; ter regterzijde staan de verloofden in gehoegelijk gesprek. Immerzeel vermeldt nog van hem : een monnik, broodhrengende aan eene zieke vrouw (1839), een kraamkind (1839) een kinderschool, eene Beaardiny (in sapverw), de Biecht (1841) op de Haagsche tentoonstelling in dit jaar met zilver bekroond, en de laat$te oollenblikken van een kloostervoolld , op de ten-toonstelling te Brussel in 1842, eene compositie van 17 ver­schillende hoofden , alien verschillend in houding en karakter en toch allen een en dezelfde gedachte uitdrukkende. Op de tentoonstellingen in 1844 te Rotterdam en Amsterdam zag men van hem eene uitmuntende sehi1derij , voorstellende Olden-larneveld wordt het doodvonnis aanyekondiyd. In 1848 was op de tentounstelling te Keulen eene sehilderij van onzen kunste-naar,, voorstellende de opwekkiny van het dochter0e van Jairus, 't geen in de Kolnische Zeitvny het eersie, de schilderij Adam en Eva bij het lijk van Abel bet tvketde voornaaroste schil-derij dezer expositie not mde. Schmidt had een fiksch en een breed penseel , zuiver en krachtig koloriet bij een welge- kozen effekt , terwijl de teekening en groepering zijner beelden geestig en verdienstelijk was. Bij de zamenstelling zijner stukken getroostte hij zich de niet geringe kosten al de benoodigde costumes en aecessoires , als ook de navolgingswaardigste model­len zich aan te schaffen , ten einde in al zijne voorstellingen , zelfs in de kleinste bijzonc'erheden niet aan de waarheid te kort te doen. Hij schilderde het portret van J. van Hard erw ij k Rz. door J. P. Lange in staal gebragt, dat verkeerdelijk J. W.Schmidt, in plaats van W. H. Schmidt geteckend is. Toen hij zich in 1842 te Delft ter woon vest4,,ele, betrok hij , onwetende, het huis in de werkplaats van Michiel Mi e-revel d. Den 28 December van dat jaar benoemde hem de koning tot leeraar in het handteekenkunde bij de koninklijke academie tot opleiding van burgerlijke ingenieurs aldaar, G. van der Ven en C. Neurden burg zijn zijne leerlingen. Schmidt was lid der koninklijke Akademie van beeldende kunsten te Amsterdam , van Arti Sacrum te Rotterdam , der vierde klasse van het kon. Ned. instituut en ridder van de Eikekroon. Hij overleed den 1 Junij 1849 in den ouderdom van slechts 40 jaren. Zijne begrafenis werd door meer dan 200 personen bijgewoond. Zijn portret bestaat. Zie van Eyn den en van der Willigen, Leven der Schilders , bl. 254 ; Immerzeel; Kramm; Verslag van het Kon. Ned. Inst. ; Europa, Verzameling van In- en MU. Lettervruchten , n°. 7. bl. 38; (Lo frede op SchMidt) ; Herinnering aan Willem Hendrik Schmidt dooz .T. ran Harderwzjk ; Utrechtsche Cow-ant 1849, n'. 68; lionst­ en Letterb. 1844, n°. 42, bl. 337; Nederl. Kunstkronijk 19 Febr. 1844; Kobus en de Rivecourt; Nieuwenhuis; Muller; Cat. v. portr. SCHMIDT (C. J.) schreef : Proeve eener beredeneerde zwemkunst, 2 dr. met een plaat. Amst. 1806. Beknopte verhandeling over den aard en de eiyenschappen van het menschenhaar, behelzende een onderzoek naar de oorzaken van deszelfs kleur , wasdom, voeding , 8terkte, ziekte enz., be­ nevens eene nadrukkelzjke aankereliny der thans zoo met roem bekende maca8ser-olie ter bevordering o'er gezondheid en het uiterkke schoon ran het menschelilk Amst. 1815. 8°. De stoom-spijs-ketel, in haar yeheelen omvany en yebruik, met gekleurde platen. Amst. i823. S°. Proere eener historisvhe en ontledende verhandeling over de lampsoorten. met gekl. piaten. Artist. 1811. 8°.Zie Holtrop, Bibl. Med. , p. 316. SCHMIDT (C F.) vertaalde:Timour de Tartaar, yroot melodrama (in 3 bedr.) het Eng.vrij gev. Amst. 1814. kl. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. lb. bl. 192. SCHMIDT (E. L. L) schreef : Waarneming eener doodelijke verzweering in de lies , als ge­ volg van die der linker nier , in Ferhandel. van het genootschap ter bevordering der Heelkunde to Amsterdam. (Nieuwe) D. XIX. 1813. D. II. bl. 1. Zie Holtrop, Bibl. Med., p. 316. SCHMIDT (IzAaK). Van dezen verdienstelijken dichter be­staan drie oorspronkelijke tooneelstukken : Lucas en Clarisse , trap. Amst. 1769. Agatha, trap. Aid. 1785. De Zuider haaks , trap. Ald. 1786. Geen dezer stukken mogt de eer der vertooning op den Amsterdamschen schouw burg genieten het eerste en beste werd den dichter door de regenten teruggegeven , onder betui­ging dat het spel niet in hunnen smaak vie'. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 238; Lucas en Clarisse, Voorr. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. I b. bl. 192. SCHMIDT (JoHANN) of , gelijk Rotermund hem noemt ,* Smidt, was achtereenvolgens kweekeling der Groninger en Utrechtsche akademie , predikant te Putten op de Veluwe en legerpreker bij de Hollandsche krijgsmagt. Sedert 1760 wijdde hij zijn dienst aan de Stephani-kerk te Bremen en leefde nogin 1796. Eershalve werd hem door de hoogeschool te Har­derwijk het doctoraat in de gotigeleerdheid opgedragen. Zijne dissertatie inauguralis te Harderwijk verdedigd was de Psalmo XXXII. Zie Rotermund, Brem., T. I. p. 187 ; Bouman, Gesch. der Geld. Llooges. , D. II. bl. 418 , 419. SCHmItyr (JOHAN CHR1STIAAN), luitenant•generaal , diende aan de Sambre. Zie Bosscha, Neerl. Beldend. te land, D. III. bl. 94. SCHMIDT (WILHELM) diende als luitenant in Rusland. Zie Bosse ha, .Veer!. Beldend. te land , D. III. bl. 395. SCHMIDT AUF AENSTADT (J. 0. VAN). Sch reef : Dissert. chir. de laesione cerebri in .suppurationem abeunte. Zie Holtrop, Bibl. med., p. 316. SCHMIDT AUF ALTE ¦ STADT (JOHANN GEORGE OTTO STUART VON) , ridder der orde van den Ned. Leeuw , der Milit. Wiliems orde , net de star van de Eikenkroon , was in zijn leven gouverneur van Suriname. IN overleed 7 Aug. 1857 op de buitenplaats het kleine Loo , nabij 's Gravenhage, in den ouderdom van 51 jaren. Zie Baarl. Cour. 11 Aug. 1857. SCHMIDT (W. M. yoN) Schreef : Milne kriksgevangenschap in Frankrijk onder het schrikle­wind van Robespierre. Haarl. 1828. Zie Alphab. Naaml. van boeken, bl. 542. SC H MI DT (NicoLAAs) , eerst professor in de theologie en philosophie bij de roomschen , vervolgens proponent onder de classis van Schieland , overleed te Dordrecht den 5 Decelnber 1783. Na zijn dood gaf ds. van den Breugel van Ifim in 't licht: Zestal van zeer stichteliike Leerredenen, nage/ikon door den eerw. heer Nic. Schmidt. Dordr. 1784. 8°. 4Yok beoefende hij de Latijnsche poezij. Zie S ch o te 1, Kerk. Dordr. , D. II. bl. 447 ; Boekz. Nov. 1784 , bl. 552. SC HMIDT (NicoLAAs) beoefende in het laatst der vorige eeuw de Nederduitsche poezij. Zie Cat. v. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. I. bl. 309. SCH MITT (CAREL JOSEPH) uitstekend musicus , omstreeks , 1760 te Mainz geboren , vestigde zich in 1795 te Amsterdam, en werd in het volgend jaar orchestmeester van het orchest van het Hoogduitsche tooneel. Later verkreeg hij de directie van het Zondagsche concert : Eruditio musica (in 1811 ont-bonden) en van de Hollandsehe manege. Ornstreeks 1802 ver­trok hij naar Frankfort , om eenige talentrijke kunstenaars te engageren. Het schijnt dat hij aldaar de betrekking van or­chestmeester heeft bekleed , en tusschen 1808 en 1810 is gestorven. antler zijn leiding werd het eerst opgevoerd het oratorium de Schepping van J. Haydn in de Nieuwe kerk. Tijdens zijn verblijf te Amsterdam had hij de directie van het orchest op het koor der R. C. Mozes en Aarons kerk , waar bij merle tot verbetering van het kerkmuzyk veel heeft bijge­ dragen , en waar in de bibliotheek eenige zijner compoiitien in manuscript zijn gebleven , als 4 vierstemmige Miseen, met groot orchest , 4 Tantum ergo's (idem) , I Miserere (idem), I Sopraan -Aria en verscheidene andere gelegenheidsstukken. Voor bet tooneel van den A msterdamsehen schouwhurg vervaardigde hij de muzyk vo'or de koren in de Watergeuzen, en voor de koren en optogten in het tooneelspel lie dood van Rolla. Zie Gregoir, Musiciens Neerl., p.T;Nieuwenhuis; Kobus en de Rive court. ScTITTAIAN (J. D.) schreef : Zwanen:ang , een lerevsverhaal met een voorreede en kerk­ reeden op de dood van den Hoogyeleerde Eerwaarde heer A. van Alphen, in zijn leven Prof. op 's lancts Universiteyt le Vireeht , door A. V o g e t , Prof. aldaar. Uytr. 1646. 4°. Zie A bcoude, Ttvede danh., bl. 136. SCHMITZ (JOHANNES ANDREAS) zoon van Johann Se hmitz en Susanna Nies, te Soeqt , eene aanzien­lijke stad in het graafschap Mark , waar zijn vader grootregter was , geboren , ontving waarschijnlijk zijne vroegere oplei­ding aan de aldaar gevestigde Illustre school , en werd later lijfarts van Frederik Wilhelm, keurvorst van Brandenburg. Op den landdag in 1648 te Nijmegen gehouden , werd hij tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde en arehiater te Har­derwijk aangesteld. Hij werd ten jare 1650 tot derden rector der academie be­noemd , en overleed 2 Oct. 1652. Hij was gehuwd met G ee r­truid van Kumpsthoffs. Hij schreef :Iliedicinae practicae compendium. Hard. 1653 , Leipzig 1688 , vermeerderd door Chris t. Rump f. Zie Bouman, Gesch. d. Geld. Hoogeschool, D..bl. 184, 316, 319, 327, 433, D. II. bl. 607, 651; 'Richer; Kobus en de Rivecourt; b. Roy, Cat. D. II. bl. 910, D. V. bl. 2070. SCHMITZ (JoHAN JOSEPH), in 1784 te Hanover geboren, legde zich onder B. Wolff te Amsterdam op het teekenen toe van beelden , historiele ordonnanties en landschappen. In het laatst van 1816 vertrok hij naar Java (daartoe door den gouverneur uitgenoodigd), hetwelk ten dienste van kunsten en wetenschappen , bij het in bezit nemen van dit eiland , ettelijke schilders en teekenaars behoefde. Zijn portret is door Caspari geteekend. Zie Immerzeel; Kramm. SCHMUCKER (J. L.), schreef : Ileelkundige waarnemingen. Leiden 1775. 2 dr. m. pl. Zie Arrenberg, Naaml. bl. 459. SCHNEIDER (N. N.), een Brabander van geboorte , ves­tigde zieb eerst te 's Hage , later te _Amsterdam. Hij schil­derde landschappen met wild en tam gevogelte. Hij was in 1753 lid der Confreriekamer Pietura te 's Hage. Zie Kramm. SCHOEMAKER (ANDRIEs), den 9 October 1660 te Amster­dam geboren , wus een zonderling liefhebber en groot verzame­laar van 's lands historie penningen , aan wien van Loon het IVde deel zijner Nederland8cke Iii8torie penningen opdroeg. Ten zijne eere is een groote gedenkpenning geslagen. Ook teekende hij penningen , wapens en kasteelen. Hij overleed te Amsterdam den 23 December 1723. Zijn portret bestaat. Zijn wapen was een veld van azuur , waarop , in overhoeksche rigting cen anker van zilver.TScheltema deelt in zijn 24 Gesch. en Letterk. Mengelzo., D. IV. St. 1, een merkwaardige brief mede door Andries Schoemaker aan zijn zoon Gerard geschreven. Op Cat. mss. van J. van Voorst , bl. 50 , 70 komen voor: Andries Schoemaker, Historie der Pawn, met portr.in 4°. 514 bladz. Schouburg der Nederlandsche gedenk- en leg-penningen mitsg.de Noothnunten, beginn. met de trouw van Philips van Burgun­dian tot 1555. Vertonende een bloote aantekeninge der pen­ningen. Historis verhaal der Nederlandse gedenck- en leg-pen­ningen mitsg. de Noodmunten van 1535 tot 1714 , be8chrevendoor Ger. van Loon , en de penningen bzjeenverzameld door A. S. in gr. 4°. 6 D. 3 vol. Nederlandsche leg- geld- of rekenpenningen in afleekeningenvertoont (van Philips van Bourgondie to het jaar 1700) 352 pag. in 4°. Nederlandsche leg-penningen (afgebeeld en beschreven, van Philips van Bourgondie tot het jaar 1704). In gr. 4°. 696 pag. Zie P. Scheltema Het leven van mr. Jacobus Scheltema , bl. 132 ; Collot d'Escury, Roll. roem, D. III. A. bl. 190; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat.•v. portr. SCHOEMAKER, (GERRIT) , zoon van den vorige , den 5 September 1692 te Amsterdam geboren , was makelaar en beoefende tevens de teekenkunst. Zijne nagelatene verzameling vaderlandsche monumenten en kasteeleri , eigenhandig door hem naar de natuur en andere meesters geteekend , is in bezit der koninklijke bibliotheek te 's Hage , en van graaf N a h u y s te Utrecht. Deze bezit ook zijn portret en vele familie-papieren dit geslaeht betreffende. Hij verrijkte de Noord-hollandsche Arcadia van Claas Bruin met aanteekeningen. Amst. 1732. Hij overleed te Amsterdam den 18 October 1732. Zie Kramm. SCHOEMAKER (JAcoEus) , te Breda geboren , verkreeg in 1719 het meesterschap in de confrerie-kamer der beeldhouwers te 's Hage. Hij was een bekwaam meester,, en overleed in 1739 of 1740. Zie Kramm. .SCHOENMAKER (HERMANNUS DE), wederdooper in Gro­ningen op 't Zand in 1535. Hij gaf zich voor den Messias , ja voor God den Vader uit. Muller vermeldt een portret van hem. Zie Cat. van portr. bl. 66. Emmius, Hist. Fris. p. 884, 885; Brandt, Hist. d. Ref., D. I. bl. 129. SCHOENMAKERS PIETERSZ. (JOHANNES) , nerd den I. November 1755 te Dordrecht geboren. Tot gond- en zilver­smid bestemd , achtte hij te regt de teekenkunst voor zich van veel belang , en legde hij er zich ijverig op toe. nit evenwel was hem niet genoeg , maar hij nam ook , in de tus­schenuren , die hem van zijne beroepsbezigheden overscho­ten , het etsen bij de hand , en heeit daarvan in vroeger jaren verscheidene zulke fraaije proeven geleverd , dat men daaruit kon opmaken , dat, indien hij daarbij gebleven was, hij een waardfg opvolger van den Belgischen Schmidt Lou kunnen geworden zijn. Kramm vermeldt van hem de vol-gende etsen : Twee landschappen ; een yezicht in den Haarlem­ merhout ; een zeetje met zeilende schepen ; het ajloopen van het oorloyschip de Hercules , gebouwd door den scheepstimmerman J. Spaan , op de nieuwe werf buiten Dordrecht , den 12 April 1782. J. van Strzj ad viv. del. , J. S. sculp , in fol. oblong , een Pennesnzjder naar de Koning, en eenige viynetten in de Gedichten van Dirk Kuypers. In kennis gekomen met de heeren van Stry, Verst eeg, H o ffm a n en anderen , beproefde hij op hunnen raad ook het schilderen , tot onderwerp kiezende , stadsgezigten. Hij slaagde hierin gelukkig en zijne kunst , vond een plaats in de kabi­netten o. a. van de heeren van Z u y l e n van N ij e v e l t en Onderwater van Puttershoek te Dordrecht, van den baron Steen grach t te 's Hage , en van den hertog v a n U r s e 1 te Brussel. Hij zond ook fraaije stukken op de ten­toonstellingen , o. a. te Dordrecht in 1819 4 stadsgezichten onder welke een met beelden en schepen , gestoffeerd door J. C. Schote 1. In 1824 prijkte op het jubelfeest van Pictura te Dordrecht in de gehoorzaal zijn keurig Gezickt op de Groolekerk van Dordrecht en een fraai stadsyezicht Tangs eene yracht ,gestoffeerd door J. C. Schotel. Op de Lzjst der kunstwerkenter verlotiny ingezonden , ten behoeve van het vaderland 1831 komt van hem voor een achterbuurtje. Het museum te Dord-recht bezit van hem een stadsyezicht binnen Dordrecht met J. C. S ch o t e 1 geschilderd. Hij was een braaf en eenvoudig man , mede-directeur van het genootschap Pictura , honorair-lid der academie van beeldende kunsten te Amsterdam. Hij over­leed te Dordrecht in 1842. Zie van Eynden en van der Willigen, Leven der Schil­ ders , D. III. bl. 76, 77; Immezeel; Kramm; Feestviering van Pictura , bl. 72. SCHOENMAKERS (P) leefde in het laatst der vorige eeuw. Kramm vermeldt van hem een Arent in gr. piano , voorstel-lende de eerste steen yeleyd den 16 Junij 1784 aan het Maag- denhuis le Amsterdam , waarop met sierlijke letters Psalm XL vers. 1 , te gelijk als tijdvers , met andere zinspelende orna­ruenten , door B. de Bakker fecit , 1788 , naar zijne teekening. Zie Kramm. 24* SCHOENIUS (WILHEm) , Hollands priester , gaf in het licht :.De Treg der Suyverheyt van d' Hollandse Maegden. Antw. 1685. kl. 8°. Zie M ul 1 e r , Cat. v. Godgel. Boeken, bl. 107. SCHOEVAERDTS of SCHOVAERTS (C(HRIsT. of CORNE­LIS ?). Volgens Kramm vindt men van zijn penseel verschei­dene schilderij en , in denzelfden trant als van Marten Scho e-v a erdt s, hewerkt , op de Catalogussen van Hoet en ter We s-t e n , waaronder er van Asselyn voorkomen , door Chris t. gestoffeerd , doch in zijn register zegt hij Corn el i s. Zie Kramm. SCHOEVAERDTS of SCHOVAERTS (MARTEN of MI­CHAEL) , volgens sommigen een Hollander , volgens anderen een Duitscher. Zijn werk behoort tot de Hollandsche of Vlaamsche school , doch draagt weinig , zoo als velen meenen , het kenmerk van die van Tenier s. Als etser is hij o. a. bekend door lustige boeren qeen herberg , en een vertrek met vechtende boeren. Naar twee zijner schilderijen zijn prenten gegraveerd , onder den titel : Fete campagne de Hollandais en Retour de la Fete Hollandaise. Op de Louvre te Parijs zijn van hcm Twee Landschappen met figuren en beesten ge­stoffeerd. Zie Immerzeel; Kramm. SCHOL (D.), gaf in het Hat : Spelende .Kieshemel. Delft 1699. 4°. Zie A bcoude, Aanh. SCHOL (YSBRAND DIRKSZOON) een der eerste martelaren hier te lande , bekleedde omtrent 1530 of een weinig later het priester-ambt te Amsterdam. Verdacht van de gevoelens van Luther te zijn toegedaan en de nieuwe leer aan te hangen , werd hij een en andermaal door de wethouderschap der stad ontboden en ondervraagd doch telkens vrijgesproken en losgela­ten. Toen men hem echter in 1531 van nieuws in verzeke­ring nam , moest hij zijn standvastigheid in 't geloof met een harden dood betalen. Men voerde hem gevangelijk naar Brabant , wierp hem te Vilvoorden in den kerker, en voerde hem , na een geruimen tijd gezeten te hebben naar Brussel , waar men hem in het gemelde jaar verbrandde. Allen die van Schol gewagen vermelden hem als een persoon van goeden huize, in verscheidene takken van geleerdheid niet onbedreven , voorts zeer welsprekend en van eenen vromen en 6aodzalicren wandel. Zie Pontanus, Beschrifv. van Amsterd.; Wagenaar, Beschrijv. van Amsterd. SCHOLIER (PIETER) of SCHOLIERIUS (PETRus), uit een edel Neurenburgsch geslacht (S c h u l l e r) in 1582 te Antwer­pen geboren , studeerde te Leuven in de philosophic , doch zonder vrucht. Toen hij 30 jaren oud was, keerde hij der­waarts terug , en verkreeg in 1612 den graad van licentiaat in de beide regten. De hertog van Aarschot nam hem met zich op een rein naar Italie , waar hij de zeden en oudheden bestudeerde. Zes jaren later in zijn vaderland weergekeerd , huwde hij Anna La mbrechts, eene vrouw van groote schoonheid , en ves­tigde zich te Leuven, waar hij zich geheel aan de beoefeuing der fraaije letteren wijdde , en naauwe vriendschap sloot met Erycius Puteanus en dr. Gerard (Jorsellus. Eindelijk keerde hij naar Antwerpen terug, waar hij dikwerf het schepen-ambt bekleedde. Hij overleed den 16 Nov. 1635. Hij schreef : Koock-Boeck, oft familieren Keucken-Boeck , leerende hoe dat men alderhande vleesch , vogelen , wildtbraedt ende visa koken zal, ende wanner alderhande spyse ende wyn op haer beste is. Oock alle manieren van Salaet te maken. Ghemaeckt Leuven 12°. Verb. Antw. 1655. 16°.Sermons familiares. Antv. 1623. 4°. Ook met den titel : Diogenes Cynicus, sive Sermonum familiarium Lib. 111. Antv. 1635. 12 °., 1683. 4°. (Commentariis illustr. ed. Albertus le Roy). Zie Sweertii, Athen. Belg., p. 633; Valerius Andreas, Bibl. Beg. , p. 759, 760; Foppens, Bibl. Belg. ; Paquot, T. I. p. 66, 67; Acta Erud. Lips., 1684. p. 262, 263; Borrichius, de poet. Dissert. 5 § 185 ; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 135 ; 136; Baillet, .Tugem. des Say. , § 1426. SCHOLIERS (ADRIAAN) of SCHOLASTICUS (HADRIANus), waarschijnlijk te Antwerpen geboren, waar hij in het midden der 16 eeuw onderwijzer der jeugd was. Hij huwde Cath g-rin a Maes, die aldaar den 17 Julij 1563, in den ouderdomvan 34 jaren overleed. Zij werd in de abdy-kerk van St. Michiel begraven. Hij vervaardigde haar grafschrift , dat men vindt bid Paquot. Hij lint na : Carmine Saturnalitia S. P. Q. A. benevol. et obseq. ergoKal. Jan. D. D. Adrian° Scholastico-auctore. Antverp. Chr. Plantin 1566. 4°. Zie Sweertii, Ath. Belg., p. 101; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 16; Foppens, Bibl. Balg. , T. I. p. 18; Paquot, Mein. , T. I. p. 66. SCHOLL (D.), schreef Berigt van eene alscheidiny van bijkans het gansche elleboogs- been , met behoud van een genoegzame beweging des onderarms in Verh. v. h. Bat. Genoots. der Proefondervind. Wijsbegeerte. 1779. D. IV. bl. 285. Zie Holtrop, Bibl. Med., p. 318. SCHOLL (DIRK) , eerst organist en klokkenist te Arnhem , vervolgens te Delft (1665). Hij is in 1699 afgebeeld in zw. kunst naar en door T. v. d. Wilt 4°. Zie M u 1 1 e r , Cat. van portr. , bl. 230. SCHOLL VAN EGMOND (CoRNELB) , conrector aan de Lat. school te Haarlem , later rector te Delft, overleed te Nij­megen. Hij beoefende de poezy en gaf in het licht : Redevoering ter gedachtenis van J. Nieuwenhuyzen , met de gezangen en dichtstukken bij deszelf8 lzjkfeest te Haarlem ge- vierd. Haarlem 1806. gr. 8°.Gedachten bij de overstrooming van Januarif 1820. Delft (1820). 8°. i/an mijnen vriend M. C. J. v. d. Kerckhoven, v. Groene­d,yck, bij zijne bevordering tot dr. in de geneesk. Leyd. 1826. Zie C. Koning, Tafer. v. Haarlem, D. III. bl. 529 ; Cat. d. Maats. van Ned. Letterlc., D. I. bl. 278, 298. SCHOLTE (HENDRIK PETER) in 1805 te Amsterdam ge­boren , studeerde te Leiden , en werd predikant te Doveren , Genderen en Gansoyen. Hij kon zich met de destijds flame wijze van prediken in de herv. kerk geenzins vereenigen en plaatste zich aan bet hoofd van hen , die zich van de Her­vormde kerk afscheidden, vertrok in 1846 naar de Vereenigde Staten , en vestigde zich in den staat Jowa , waar hij de stichter werd van eene bloeijende Hollandsche kolonie , later de stad Pella. Hij bepaalde zich aldaar Diet tot het lee­raarsambt , man oefende ook andere betrekkingen uit en was notaris , regtsgeleerde landagent , redacteur en bankier. Het door hem uitgegeven blad Pella's Weekblad beleefde 7 jaar- gangen (1868). Het werd in het Hollandsch uitgegeven , deelde wekelijks de meest belangrijke gebeurtenissen uit Neder­land mede , en was voor 't overige gewijd aan Amerikaansche kerkelijke en meer plaatselijke belangen. Hij overleed in 1868. Zijn portret is in een groote niet fraaije zwarte kunstplaat uit• gegeven. Hij gaf in het Hat: Merkwaardig voorbeeld van hedendaagsche verdraagzaamh,eid van het Nederlandech Hervormd kerkbestuvir , ten opzigte der gereformeerde gemeente van .Doveren enz. en derzelver herder en leeraar. 's Hage 1835 8°. Vervolg der liefdelooze handelingen enz. ten opzigte der gerer. gemeente van Doveren enz. benevens derzelver herder en leeraar , met de daarop gegevene antzcoorden en verdere aan- merkingen enz. Ald. 1835 8°. Laatste gentians tegen de liefdelooze handelingen enz. bow- vens eene opwekking aan den geloovigen tot atzondering van eene dank- vast- eta bededag. Ald. 1835. 8°. Verdediging van conscientie- en godsdienstvrijheid, pleitrede. gr. 8°. 's Rage 1836. 8°. Kort begrip der Christelijke religie, voor h,en welke zick willen 6egeven tot des Lleeren Heilig Atyndmaal enz. Ald. 1836. kl. 8°. Verdediging van conscientie- en godsdienstvrijheid , pleitred e, nitgesproken voor de reytbank van Eersten Aanleg , te burg. Ald. 1836. gr. 8°. Verbonds vernieuwing. Predikatie over Nehemia IX vs. 38 , ter voorbereiding van den dank- vast- en bededag op den 20 Sept. 1837. gr. 8°. Amst. 1837. Verbonds-bevestiging. Predikatie over Deut. XXVI 17 , V8. 18 , ter sluiting van den dank-, vast- en bededag door de ge­ meente Jesu Christi den Heere geheiligd op den 20 September 1837. gr. 8°. Ald. 1837.Het Koninklijk Besluit. Predicatie over Lucas XII : 32. gr. 8°. Amst. 1838. Ifaarschuwing tegen geveinsdheid in de Godsdienst. Predicatie over Lucas XII :1. gr. 8°. Amst. 1838. Memorie, ingeleverd aan den hoogen mad der Nederlanden, ter zake van godsdienstoefening. Amst. 1840. 8°. 21anmerkingen betre ffende een geschrift , getitel d: Verslag van de Synode der Afgescheidene gereformeerde gemeente in Nederland, gehouden van den 17 November tot den 3 December 1840 te Amsterdam, uitgegeven ter inlichting der onderscheidene Christelijk Afgescheidene gem,eenten in Nederlaud. Amsterd. 1840. gr. 8°. :De Heilige Doop , of het teeken in het these ook voor de Heine kinderen der geloovigen, ter verzegeling van het eeuwige verbond. Ald. 1845. gr. 8°. Nieuwejaars geschenk aan Nederland een ernstig woord aan Vorst en yolk. Aid. 1846. 8°. Een stem uit Pella. Amst. 1848. gr. 8°. Hij was ook redacteur van het tijdschrift de Reformatie. Amst. bij Ho veker, 1836-1844 , twee serial , 8 en 17 deelen. Zie stukken betrekkelijk de afscheiding der gereformeerde gemeenten van Doeveren, Genderen en Gansoyen , van het Nederlandsch hervormde kerkbestuur. 's Hage 1835; C. W. P a p e, (Scriba van het bestuur en predikant te Lleusden) Handelingen van het klassikaal bestuur van .Heusden omtrent den gewezen predikant II. P. Scholte en zijne aanhan­ gers , 2 stukken, 's Hage 1836; Glasius, Gesch. der Ned. Christ. keric , na hervorming , D. III. bl. 228, J. C. L. Gr essler, Kir­ chen geschichte der Neue Zeit. S. 287; Herzog. Real Encycl. SCHOLTEN (C. IfV. R.), schreef : Overdenkingen en alleenspraken over verscheidene gewigtige onderwerpen , met bzjgevoeyde gebeden. Zutphen 1767. 8°. Uitgezogle genees- en heelkundige waarnemingen , verzameldnit de schriften van thane levende beroemde mannen. Haarlem 1737. 8°. Wiisgeerige brieven aan den baron G** * over de Duitsche schriften. Amst. 1779. Zie A r r e n b e r g, Naaml. , bl. 459. SCHOLTEN (GoDFRiED), gaf in het licht : Nieuwbereysde waereld 4°. m. pl. Zie Abcoude, Aanh. SCHOLTEN (HERmANus) werd den 28 IVIei te Haaksber­gen geboren , studeerde te Harderwijk en werd in 1747 prono­nent en predikant te Diepenheim. In 1763 droegen curatoren der Leiciche Hoogeschool hem het professoraat in de godge­leerdheid op, dat hij den 18 Juni van dat jaar aanvaardde met eene oratio de hominis peccatoris pr9pter tola eEavO loci7rov item Christi merita coram Deo justificatione, olim lest° expia- tionis die et intimis tabernaculi Mosaici aditis ab ipso Deo elegantissime depicta. Bij het nederleggen van het rectoraat in 1772 sprak hij :de Paulo Apostolo , perfecta doctoris Evanyelli forma. Hij overleed den 10 October 1786. Zijn gesehilderd portret is op de senaatkamer te Leiden. Zie Te Water, de reb. etc. L. D. p. 228; Siegenbeek, Ge- schied. d. L. H. , D. II. Toel. en bijl. , bl. 212, 213; B o u m an, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. II. bl. 200 ; Glas iu s , Godgel. Nederl; SCHOLTEN (JACOBUS JusTos) werd in 1781 te Hoorn geboren , den 19 Junij 1805 theol. dr., na het verdedigen eenerDissertatio de diversis significationibus vocis X*‘; N. 7. Hij bediende achtereenvolgens het predikambt te Op-Hemert , Breda en Haarlem , waar hij den 4 Julij 1821 overleed. G I a­sius gewaagt van hem als van een man van wetenschappeliike kennis en van een krachtig , ernstig en rijk begaafd hand ha ven van het Protestantismus. Zoo gaf hij in 1816 te Breda, toen de bekende J. G. le Sage ten B r oe k , notaris te Naaldwijk , tot de roomsche kerk overgegaan zijnde , na dien veel gerucht makenden overgang een boekje over de voortreffe-lijkheid van de leer der Roomsch•katholyke kerk (Amst. 1816) bad geschreven , in bet licht : De voortreffelijkheid van de leer der B. K. geschetst, door J. G. le Sage ten Broek , ge- best. Dit •erkje beleefde nog in hetzelfde jaar een derde uitgaaf, en in hetzelfde jaar (Breda 1816) voegde de schrijver er eene Narede toe. Hierop vatte de roomsch-katholieke pastoor Jr B r a m er de pen op en gaf twee geschriften in het licht : Het kerkbestuur door J. J. Scholten vooryesteld , beoordeeld en wederleyd. Dev. 1817 , en de B. K. kerk verdediyd teyen de oeschuldigingen van J. J. Sc holten. Ald. 1818 , terwij1 hij later M. Luther ,ten onreyte als Hervormer vooryedragen , 2 D. Amst. 1819 , liet volgen. Scholten zette zich aan den arbeid om zich en de leer van het Protestantisme te verdedigen; doch hij inogt de uitgave van zijn geschrift niet beleven. De geleerde E. M. Dor per voltooide zijn werk , en gaf in 1823 te Haarlem , in 2 St. , in het licht : Ilandhaving der waarheid teyen de bedenkingvan den heer J. Bramer. Hierin toonde S c h o 1 t e n dat hij als apologist van het reine Evangelie aan mannelijken ernst , zachte bescheidenheid wist te paran. Proeve zijner predikwijze gaf hij in Tweetal leerredenen op de Hervorming en Leerredenen. Amst. 1822. S c h o 1 t en heeft zich insgelij ks jegens de Nederlandsche hervormde kerk verdienstelijk gemaakt bij deze nieuwe orga­nisatie in 1816 , en was lid van bet daarop gevolgde bestuur. Hij was de eerste president van het provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant en in 1816 lid der Synode. Hij gaat in portret Zie G1 as iu s , Godgel Nederl. Hand. d. Chr. Syn. d. Ned. Herv. kerk voor 1816 bl. 69, voor 1818 bl. 83 , 109; Van den Vijver, Geschiedk. beschrijo. v. Amsterd. D. IV. bl. 252, 253 ; Kobus en de Rivecourt; van der Aa, N. A. B. C. Woordenb. SCHOLTEN (IsAAc) werd in 1744 te Amsterdam geboren en door ds. H a g e m a n tot de studie voorbereid. Na haar aan een Duitsche hoogeschool te hebben voortgezet , werd hij in 1765 proponent en in hetzelfde jaar predikant bij de Evange­lisch-Luthersche gemeente to Amersfoort , in 1766 te Hoorn , waar door zijn ijver een nieuwe kerk en pastorie zijn gebouwd , en in 1778 te Rotterdam. In 1794 aanvaardde hij den dienst bij de Herstelde Luthersehen te Amsterdam en den 1 Septem­ber 1793 wiidde hij de nieutv gebouwde kerk in met een leerrede , getiteld : de Kerk des Nieuwen Verbonds , als een sterk , dnurzaaza en nitmuntend heerlzjk gebouw qals een voorwerp van Gods bijzondere teedere lie fde beschouwd era voor­ yesteld in eene leerrede over Ps. LXXXV : 1-3 , ter inwij ­ ding van de kerk der h,erstelde gemeente, 1793. Hij werd in 1816 emeritus en overleed in 1818. Zie Ypey, de Christ. kerk in de 18' eeuw, D. IV. bl. 418; Domela Nieuwenhuis, de Luthersche gemeente te Amersfoort, in Bijdragen van Schultz Jacobi en D. N., D. II. bl. 106 very.; Dome la Nieuwenhuis, Gesch. d. Amsterd. Luth. gem. , bl. 249 ; Glasius, Godgel. Nederland; Kobus en de Rivecourt. SCHOLTEN (WEssEL) , soon van Wessel S c h o I t e n en Hendrika van Zalingen, werd den 8 Mei 1785 te Amsterdam geboren , waar bij , na goed voorbereid te zijn door lager- en middelbaar onderwijs , de Latijnsche school be­zocht , aan wier hoofd destijds de rector H. Hana stond. Na aldaar in 1796 , op den leeftijd van elf jaar , den eersten prijs behaald te hebben , moest hij met zijne ouders , voorstanders van het Huis van Oranje , die stad verlaten en zich met hen buiten Emmerik ter woon begeven. Te Emmerik zette hij zijne letteroefeningen onder den rector Kols voort , en leerde er de Duitsche taal zoo , dat hij later ze met gemak spreken en schrijven en zijn geest met de beste voortbrengsels van Duitschlands theologie en literatuur kon verrijken. Terzelfder tijd had zich , onder den invloed der politieke gebeurtenissen , naar Emmerik ter woon begeven de heer en mevrouw Junius van Hem er t met hun zoon , laatst procureur-generaal bij het hof van Zuid-Holland. De goede naam , die Scholten zich meer en meer door zijne uitnemende vorderingen verwierf , was oorzaak , dat die familie zijn omgang voor hun zoon begeerde en hem aan haar huis voor het bijzonder onderwijs van dien zoon verbond. Den 18 September 1804 liet Scholt en zich te Utrecht als student in de godgeleerdheid inschrijven en gaf omstreeks vijf jaren later een schitterende proeve zijner bedre­venheid in de exegese door het schrijven en (14 Junij 1809) openlijk verdedigen van zijn academisch specimen de appella­tion,e Top' ficov Toi; gyOpcorou, quti Jens se Messiam professusest. In hetzelfde jaar werd hij proponent bij de classis van Utrecht , ontving de collatie van Vleuten van het kapittel van oud-Munster en verbond zich door het huwelijk met mejuf­vrouw A. C. van Heusde, zuster van den Utrechtschen hoogleeraar van dien naam. In 1816 werd hij in het nieuw gevestigde kerkbestuur tot lid en scriba van het klassikaal bestuur van Utrecht benoemd , doch sloeg de beroeping naar Burg op het eiland Schouwen in Zeeland , de collatie van Meerkerk , als ook de officieuse aanbieding eener standplaats in Belgie van de hand , doch nam in 1817 het beroep naar Harderwijk aan. Hier werd hij in 1819 benoemd tot lid der plaatselijke school-commissie , in welke betrekking hij zich vooral door het invoeren der leer­wijze van Pr i nsen op de stads-scholen zeer verdienstelijk maakte : ook trok hij zich inzonderheid de godsdienstige belan­gen der koloniale troepen aan en nam met ijver deel aan het bestuur van de maatschappij tot Nut van 't Algemeen , en van de maatschappij van Weldadigheid. Te Harderwijk bleef Scholten als predikant en ook als scriba van het klassikaal bestuur werkzaam tot 1822 , in welk jaar hij beroepen werd naar de Gastbuis-kerk te Delft. Het was hier dat hij , behalve vele andere geschriften , zijn hoofdwerk de Parabolis J. C. in het licht gaf en zijn Speco-legium animadversionum in Ciceronis de Oratore libros schreef , waarvan het eerste gedeelte in de Latijnsche werken van bet Genootschap het licht zag. In 1847 vierde bij zijn vijfen­twintig-jarige evangelie-bediening te Delft. In 1851 verzoeht en verkreeg hij zijn emeritaat en vestigde hij zich te Leiden , waar hij den 5 December 1856 overleed. S c h o 1 t en was honorair lid van de maatschappij Diligentia te 's Hage , lid van 't Prov. Utr. Genootschap en der Maats. van Nederl. Letterk. te Leiden. Behalve bet genoemde Specimen gaf hij in het licht : Leerrede over Jes. XXXI1I. vs. 1 en 2 , gehouden den 13 Jan. 1814 , op den algemeenen dank- , vast- en bededag , uitge­ schreven door Z. K. H. den Heere Prins van Oranje, Souve- rein Vor.st der Vereenigde Nederlanden. Utrecht 1814. Bulde aan God ter plegtige viering van het fent der eerste verjarin . van de afschudding van het Fransche juk, tevens het feest der veriaring van H. K. H. Mevronw Frederika Louisa Wilhelmina , geliefde gemalin van Z. K. II. den Souvereinen Vorst der Vereenigde Nederlanden , 18 November , in eene Leerrede , naar aanleiding van Ps. XL V III. vs. 16. Utrecht 1814, Over de onderdrukking en weder bevrijding van Engeland , door Anselm von Feuereach. Uit het Hoogduitsch vertaald. Utrecht 1814. Leerrede over Joh. I. vs. 48b , gehouden ter gelegenheid derplegtige inlijving van een Israelitisch huisgezin door den H.hoop in de Christelijke kerk , 13 Januarij 1822. Zutphen 1822. Vs. Leerrede ter aanleiding van Gen. VII. 19-21 , ter aan- beveling van de ongelukkigen door de watersnood , gehouden teDelft 21 Febr. 1825. Delft 1825. Diatribe de parabolis J. C. Delph. et L. B. 1827. Zestal leerredenen. Delft 1827. Lijkrede gehouden op het afsterven van den weleerw. zeer gel. beer C. J. van Noorden , in leven predikant bij de Gast­ huis-kerk te Delft den 26 October 1828 overleden , uitgesproken den 2 November 1828. Delft 1828. Specilegium .dnimadversionum in Giceronis de Oratore libros. Part. 1. Tral. ad Rhen. 1829. Wesselii Scholten Epistola ad Joh. Henr. Scholten, Fil. de Jodoco Helintja Elis. fil. dam e•at in vivis Theol. Dre et Prof. ordin. in Acad. Rhen. Traj., vita functo 18 Jan. 1840. Traj. ad Rhen. 1840.Redevoering gedaan in de Waalsche kerk 21 October 1841 , ter gelegenheid van het jaarlijksch verslag der Del ftsche afdee­ ling van het Nederlandsche bijbelgenootschap. Delft 1841. Gedach,ten over het ter sprake zijnde sluiten van een concor­ daat met den panel. stoel door Christophilus. Amst. 1841. Geschiedkundige verdediging der reformatie in de 16 eeuw door J. Ellendorf, nit het Hoogduitsch vertaald door Iliezur cheicla throe. Amst. 1842. lets over gemengde huzoelijken en de godsdienstige opvoeding der kinderen nit dezelve en over de noodzakelijkheid dat ook door de Nederl. wetgeving hierin voorzien worde. Amst. 1813. Toespraak aan de R. kath. priesterschap der Nederlandsche zending door Anti-Romanus. Amst. 1845. Leerrede over Hand. IX ye. 36 , uitgesproken op den 25 Januarif 1846 , den eersten Zondeg na de verfaring van Neer­ lands geeerbiedigde koningin. Delft 1846. Wat 8taat Europa , wat staat Nederland te doen , bij de gebeurtenissen van lrankrijk? 's Gravenh. 1848. Leerrede over Marc. IV vs. 26-29 , gehouden den 9 De­ cember 1849 ter bevestiging van zijn zoon B. If: Scholten in de Evangelie Bediening aan de Lage-Zwaluwe. Delft 1850. Gasthuis-kerk en Gasthuis-predikant to Delft; kort geschied- kundig overzigt. Leyden 1853. Verhandeling over de Maatschappij tot Nut yan't Algemeen, beschouwd ale een krachtdadig werkend middel waardoor in oud Nederland gehechtheid aan orde en wet i8 bevorderd gewor­ den en nog bevorderd wordt. Verhandelingen in het Tijdschrift de Vriend des Vaderlands. Verhandeling over de zelfvoldoening , de schoonste belooning eener edele daad. Eerste jaargang , n°. 7.. 1827. Redevoering ter aanprijzing van deelneming aan het genootschap ter zedeiijke verbetering der gevangenen. Tweede jaargany n°. 12. 1828. Verhandelingen in het Tijdschrift : de Fakkel, uitgegeven door J. P. Sprenger van Eyk.Perhandeling over den waren aard der verlichting. D. VII. Verhandeling over de verpligting , welke de mensch aan zijne moeder heeft. D. VIII. I7erhandeling over de onsterfelljkheid der ziel, naar de eerste .Tusculaaansche onkrzoeking von Cicero. D. IX. Verhandeling over het levensgeluk naar Seneca. D. XI. M. T. Cicero's verliandeling over den ouderdom. Dl. XIII. Verhandeling over de hedendaagsche wzjze van opvoeding van de menschen in het beschaarde Europa. Dl. XIII. Zie C h r. K r a b b e in Levensb. der afgest. leden der Maats. van Ned. Letterk. 1857. SCHOLTEN (Mr. G.) , studeerde te Leiden in de regten , en schreef eene Di88. , principia naturalia circa doctrinam de probatione per testes ex Jure .Romano et patrio illustrata. L. B. 1772. Zie Register der Acad. Orat. en Dissert. N°. 902. SCHOLTEN (Mr. CORNELIS ANTONY FANNIUs) werd nit een aanzienlijk geslacht te Amsterdam in 1767 geboren , zette zich , na de voltooijing zijner regtsgeleerde studien aan de Leidsche Hoogeschool , tot oefening van de praktijk der regten in Gravenhage neder , en verliet eerst onder koning Lodcwijk , voor een korten tijd die loopbaan ter bekleeding van den post van algemeenen secretaris vau den Raad aer Jagt. Na het vertrek van dezen vorst tot het ambtefoos leven teruggekeerd , scheidde hij daarvan niet voor November 1813 , toen hij zich onder de edele en kloekmoedige herstellers van een onafhan­kelijk volksbestaan schaarde. Tot loon van het gewigtig deel, 't welk bij aan de gelukkig tot stand gebragte verlossing van het vaderland had , werd bij later tot den adelstand en de waardigheid van kommandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw , en bovendien tot president van den raad der Domeinen en tot staatstaad in buitengewonen dienst benoemd , in welke betrekking hij tot zijn overlijden werkzaam bleef. Hij was lid der Maats. van Ned. Letterk. en overleed den 16 Au­gustus 1832. Zijn portret door Marcus gegraveerd , komt voor in het werk van mr.TBossch a, over de omwentelingvan Nederland. zie m. Siegenbeek, Handel. der jaarl. vergadering van de Maats. der Nederl. Letterk. 1833. SCHOLTEN (BENJAMIN PETRUS VAN WESELE) , werd den23 Septernber 1763 uit een aanzienlijk geslacht te Amsterdam geboren en legde reeds vroeg een uitstekenden aanleg voor de beoefening, der fraaije letteren aan den dag , die door W y t­tenbac h toen hoogleeraar in de Grieksche en Latijnsche talen te Amsterdam, werd aangekweekt. Hij wist de genegen­heid en achting van deze zoo te gewinnen , dat deze hem in 1781 , nevens twee andere zijner leerlingen met zich nam op een reis naar Zwitserland , het land zijner geboorte. Ook mogt hij te Amsterdam het voorregt van den omgang met P. Ni euwland en J. de Bosch genieten. Uit de school vanWyttenbach ging Scholten over in die van den hoogleeraar Cras, een der kundigste wijsgeerigste en bevalligste regtsgeleer­den van dien tijd. Van zijne vorderingen gaf hij een schitterend be­wijs in de verdediging eener regtsgeleerde verhandeling ,over het verbond te Madrid gesloten tusschen keizer Karel V, en den gevangenen Franschen koning F r an s 1," waarop hij , bij zijne bevordering tot leeraar in de beide regten aan de Hoogeschool te Leiden , in 1785 nog eene tweede verhandeling liet volgen. In 1783 had bij zich reeds als kundig beoefenaar der oude wijsbegeerte en letterkunde bekend gemaakt door eene Latijnsche verhandeling over Cicero's wijsgeerige denk- 11 beelden aangaande de Godheid." In 1787 benoemde Schiedam hem tot haren pensionaris, later werd hem door Delft dezelfde betrekking opgedragen , waarin hij tot 1795 werkzaam bleef, toen de staatsomwenteling hem van alle openbare bedieningen ver­wijderde. Sedert leefde hij te Delft als ambteloos burger, tot kalmer tijden hem in 1802 op nieuw vergunden deel te nemen aan de regering dezer stad. In 1807 benoemde koning Lod e­ ij k hem tot raadsheer van het departementaai geregtshof te 's Hage en plaatste hem later in de commissie voor het publiek onderwijs , en die tot vervaardiging der wetboeken van het koninkrijk Holland , en schonk hem de ridderorde der Unie. Na de herstelling van Nederlandsch volksbestaan liet ook W lem I aan zijne bekwaamheden en groote verdiensten regt weer varen door hem tot lid en kamerpresident van het hoog geregtshof, ridder van den Nederlandschen Leeuw en curator der Leidsche Hoogeschool te benoemen. Sedert 1803 was hij directeur der Hollandsche maatschappij van wetenschappen to Haarlem en lid der Maats. van Nederl. Letterk. Hij overleed den 26 April 1829. Zijne rijke boekverzameling werd ver­kocht. Sachli, dien hij gelijk ook La v ater in Zwitserland had leeren kennen , droeg hem een wijsgeerig gedicht lee cau- ses finales et la direction du mal op. Men heeft van hem : Dissert. philosophico-critica de philosophic° Ciceronis loco , qui est de divina natura. Amst. 1762. Dissert. juridica de foedere madritano , quod Franciscus rex cum, Carob. Imp. captivus fecit. 1774. Dissert. Jurid. inaugur. adfragm. Scaevolae quod exstat in Leg. CII de solut. et liberat. Amst. 1785. De bibliotheek van Nederl. Letterkunde is in bezit van Vaiftien meerendeels eigenhandige brieven , 13 van Salvius , een van Smalcius , en een van J. de la Gardie , alien Zweedsche staatsdienaars , aan Hugo Grotius , Zweedsch ambassadeur aan het hof aan Frankrijk , de meeste uit Hamburg geschreven tus­ schen de /aren 1637 en 1642; benevens inhoudsopgave van meer andere brieven van Salvius aan de Groot , op drie na , onder de voorgaande niet begrepen ; met toelichting van rnr. B. P. van Wesele Scholten , 1827 en andere aanteekeningen. Alley in porter fol. Deze brieven zijn door toedoen van Mr. J. T. Bodel N ij e n h u i s gedrukt in de handd. van gemelde maatschappij voor 1862. bl. 91. Zie Kona en Letterb.. 1830, D. I. bl. 195-200, Siegenbeek, - Gesch. d. L. H. D. II, bl. 41, 42. Verslag der openb. verq. v. de .Maats. v. Ned. Letterk. 1829. Hulde aan dc nagedachtenis van B. P. van Wesele Scholten, in Magazijn van wetenschappen , kunsten en letteren van N. G. van Kampen, D. IX. St. 3. bl. 427-446; Nieuwenhuis (Ranh ); Kobus en de Rivecourt; Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. D. III. bl. . SCHOLTEN ( ) is schrijver van: Wegwijzer ten eeuwigen lecen. Zie Abcoude, Naamr. , bl. 325. SCHOLTEN (J.) , vervaardiger van een diehtstuk , getiteld Ten Bruilofte van Arm Ameshof en Christ. Lamb. Hoogen-berg , d. 2 , v. Wiedem. 1750. 4°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 199. SCHOLTEN Hz. (J. A.), Landmeter van het hoogheem­raadschap van Schieland , te Rotterdam , gaf in het licht : Beschouwing van de Schie , in derzelver betrekking als boe­ zem voor de ontlasting van de polderlanden ; met vier tabellen. Rotterd. 1834. 8°. Statistieke opgave en beschrijving van den Alblasserwaarden de Vijf-Heeren landen , in de nienwe werken van het Bat. gen. 10de deel , Rotterdam 1850. 4°.Rene kaart van het hoogheemr. van Schieland, verschenen kort voor d. j. 1830 , een blad in folio. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. II. bl. 126. SCHOLTEN (W.). Men heeft van hem : 1/ Ter goudene Bruilofte van Jo. Agges Scholten van A. Schat, en Petron. Hoogenberg , d. 20 v. Winterm. 1761 door of nit naam van Christ. Scholten v. A., Joh. Oath. van IF esele , J. B. du Peyron en Soph. Petr. Scholten enz. met uylegging der tafreels van het Liefdens-Reukwerk, door W. Scholten, en ver­ klaring van de afbeelding der goude penningen , door N. van Frankendaal. 4°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. I. bl. 299. SCHOLTEN (PETRus) wordt door Abcoude de schrij ver van den Romeinsche Adelaar genoemd. Zie Abcoude, Naamr. , bl. 325. SCHOLTEN (PETRUS NIK0LAAS) werd den 29 Julij 1805 te 's Hage geboren , door W e s t e n b e r g in de schilderkunst onderwezen , en schilderde , op hoogst verdienstelijke wijze bloemen , dood wild , enz. Hij was een voornaam logement­houder te Amsterdam. Zie Immerzeel. SCHOLTEN (W. A.), zoon van J. A. Scholten , zeer verdienstelijk bouwmeester en directeur der gemeentewerken te Rotterdam , ridder van de orde van de Eikekroon. Hij over­leed 30 April 1861 , in den ouderdom van 42 jaren aldaar. Zie Kramm. SCHOLTEN (Mr. CHRIST1AAN JACOBUS) VAN OUD HAARLEM, zoon vanmr.Willem Scholten van oud Haarlem, raads­beer in den hoogen raad van Nederland en later president van de regtbank van eersten aanleg te Amsterdam, en van C ha r 1 o t t a Elise von Schott en, geboren te Gravenhage 1 Julij 1794. I-Iij volbragt zijne studien aan het athenaeum te Amsterdam en promoveerde in de regten te Leiden , den 29 November 1811, waarna hij den 2 December van dat jaar als advocaat beeedigd werd voor het keizerlijk geregtshof te 's Gravenhage. Den 6 Januarij 1812 werd hij aangesteld als beeedigd trans­lateur in het arrondissement Amsterdam en den 26 Augustus van dat jaar beeedigd als advocaat voor het hoog geregtshof te Gravenhage. Het jaar 1812 bragt hij in Parijs door , ter voortzetting zijner studien. Vervolgens was hij werkzaam als surnumerair bij de registratie te Amsterdam en werd als zoo­danig op zijn verzoek eervol ontslagen den 16 DeceEnber 1814 , uithoofde zijner aanstelling , den 9 Februarij 1815 , tot ambte­naar der derde klasse voor de dienst in Nederlandsch Indie. Den 10 Januarij 1816 werd die aanstelling echter , op zijn verzoek , weder ingetrokken en den 11 December 1816 volgde daarop zijne aanstelling tot substituut otlicier bij de regtbank van eersten aanleg te Amsterdam. Scholten van oud Haa r­1 e m had dan nu , op twee en twintig jarigen leeftijd , eene vaste plaats ingenomen onder het korps regterlijke ambtenaren in Nederland. Zeven jaren later, 11 Januarij 1824 , werd hij benoernd tot substituut van den procureur-generaal bij het hoog geregtshof te 's Gravenhage en den 27 Julij 1833 aan­gesteld tot lid van dat geregtshof. Weldra opende zich %oor hem een veel omvattender werk­kring in Nederlandsch Indie. De president van het hoog ge­regtshof aldaar, mr. G. C. Hagema n, (den 3 Julij 1855 op zijne buitenplaats Brittenru81 bij Alphen , in 65-jarigen ouder-dom overleden) stond naar het moederland terug te keeren. Op voordragt van den minister van kolonien v an d e n Bose h , werd hij opgevolgd door den beer Scholten, daartoe door den koning benoernd , bij besluit van den 23 November 1836. In den loop van het jaar 1837 kwam hij op Java aan , tijdens het bestuur van den gouverneur-generaal de Eer en s. Hij was alleen benoemd tot voorzitter der beide hoven , zonder dat daarbij van eenige lastgeving tot de Indische wet­geving werd gewaagd. Na de aanvaarding zijner Indische be­dieningen werd hij echter weldra overtuigd van het hoogst wen­schelijke , zoo wel voor Indie , als voor het moederland , orn , in afwachting van het wel naderend , doch toen nog zeer onzeker tijdstip van de invoering der nieuwe wetgeving in Nederland , terstond door eenige partieele bepalingen te voor­zien in de meest belangrijke leemten der zoogenoemde Indische wetgeving onder welke leemten te rangschikken was het vol­komen gemis van eenige bruikbare verordeningen omtrent het handelsregt , een gemis , hetwelk , door de aanhoudende uitbrei­ding der nijverheid van dag tot dag zwaarder drukte. Hij achtte zich , hoezeer daartoe , bij zijne aanstelling niet uitdrukkelijk geroepen , verpligt , den gouverneur-generaal d e Berens, zijne beschouwingen over dit gewigtig onderwerp , onder de oogen te brengen en voor te dragen : het instellen eener commissie , belast met de onverwijlde vervaardiging van ontwerpen van voorloopig in te voeren meest dringend gevor­derde wettelijke verordeningen , in afwachting van meer alge­meene en definitieve beschikkingen , door het opperbestuur in Nederland te nemen. Overeenkomstig dit voorstel werd , bij besluit van den 31 October 1837 , zulk eene commissie be­noemd : de heer Scholten van oud Ha arlem, als president der hoven , tot voorzitter,, en tot leden de heeren mrs. A. A. van V1 o ten en P. M ij e r, respectivelijk raad in en griffier bij het hoog geregtshof. In een betrekkelijk klein tijdperk heeft deze commissie aan den gouverneur-generaal ingediend : ontwerpen van voorloopige wettelijke bepalingen op den staat en de verpligtingen van kooplieden , het wisselregt , de faillissementen , de enkele en bedriegelijke bankbreuk , en eene provisionele procedure in zaken van koophandel. Deze poging tot bet ten minste aan­brengen van eenige partieele verbeteringen , welke inzonderheid door de handelaren en belanghebbenden in onderwerpen van landbouw en fabrieken allervurigst werden verlangd , heeft echter niet mogen slagen. Scholten van oud Haarlem werd door zijne zeer geschokte gezondheid genoodzaakt tot een vervroegd vertrek uit Indie in den aanvang van 1839. En nu werd door den gouverneur-generaal de E e r ens, bij kabinetschrij yen van den 18 Januarij 1839 , aan bet departement van kolonien voorge­steld , om zich het tijdelijk verblijf in het moederland van Scholten ten nutte te maken ; en door dezen , bijge­staan door eenige ervaren mannen , met vroeger in Indie ver­kregen kennis en ondervinding toegerust , te doen ontwerpen een reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie voor Nederlandsch Indie , geschoeid op de Nederland­sche organieke wet ; en voorts , van dien grondslag uitgaande , de toepassing op Indie , van de overige deelen der Nederland­ache wetgeving voor te bereiden. Het was naar aanleiding van dit voorstel , op voordragt van den toenmaligen minister wan kolonien van d en Bosch, dat bij koninklijk besluit van 15 Augustus 1839 , n°. 102 , inge­steld werd eene commissie , bestaande uit de heeren mr. C. J. Scholten van oud Haarlem, Mr. J. Schneither, vroeger secretaris der hooge Indische regering , later lid in het hoog geregtshof van Nederlandsch Indie, toen raadsheer in het provinciaal geregtshof van Gelderland en mr. J. F. W. van N e s , toen laatstelij k resident van Pasoeroean , vroeger raad in het hoog geregtshof van Nederlandsch Indie; waarbij in 1841 nog gedurende eenige maanden werkzaam was de heer mr. B. G. R i n i a van Nauta, laatstelij k omgaand 25 derlandsch Indie. De taak der commissie was alzoo niet , het scheppen van eene oorspronkelijke wetgeving voor Indie en nog veel minder eene beoordeeling van de wezenlijke waarde der Nederlandsche wetboeken , met het doel om , waar dit, ook voor Nederland , noodig seheen , verbeteringen voor te stellen ; — maar uit­ sluitend om , in het algemeen aannemende de deugdelijkheid der Nederlandsche wetgeving , derzelver bepalingen , zoo veel doenlijk onveranderd voor Indie over te nemen , cn alleen daarvan of te wijken , wanneer de plaatselijke gesteldheid en de aangelegenheden van Indie dringend geboden het aanbren - gen van wijzigingen , of wel de vervanging van oorspronkelijke bepalingen door andere , voor Indie meer geschikt. Indien de gesteldheid of aangelegenheden van Indie geene zoodanige af­ wijkingen hadden gevorderd , zou de Nederlandsche wetgeving onveranderd aldaar zijn ocergeplant. De laatste werkzaamheden voor de Indische wetgeving zijn hier te lande , nadat de in 1839 ingestelde commissie , bij ko­ ninklijk besluit van 15 December 1845 , n°. 68 , was ont­ bonden , ingevolge 's konings bevelen , volbragt door den staatsraad jonkheer mr. H. L. W i c h er s, in gemeen over- leg met den beer mr. S c h o 1 t e n , die na de vervulling der taak hem , hier te lande , bij voormeld besluit in 1839 opgegeven , zich , uit hoofde van den zeer verzwakten staat zijner gezondheid , had verpligt gevonden , zijn ontslag te ver­ zoeken uit zijne Indische bedieningen , hetwelk hem , op de meest eervolle wijze , is verleend , bij besluit van 13 December 1845 , n°. 85 , onder toekenning van den titel van Staatsraad. Reeds vroeger, Julij 1839 , was hij benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Ten gevolge van dit ontslag wierd bepaald , dat de heer Wichers, met behoud zijner betrekking van lid van den raad van state , zich in zen­ ding zou begeven naar Nederlandsch Indie , met het tweeledig doel : om gedurende zijn verblijf aldaar , het voorzitterschap te bekleeden der beide Indische hooge geregtshoven , — en om den gouverneur-generaal bij te staan in het invoeren der nieuwe wetboeken voor Nederlandsch Indie. De heer Wichers is op den 23 Mei 1846 , ter vervulling van de hem toevertrouwde eervolle en gewigtige zending , naar Indie vertrokken , en heeft zich daar van zijnen last uitmuntend gekweten. De taak van den heer Scholten van oud Haarlem, hem in het belang van Nederlandsch Indie opgelegd , was nu afge­ loopen. Hij volbragt die taak op een voorbeeldeloos ijverige wijze , en het mag als ontwijfelbaar zeker gesteld worden , dat de herziening der Indische wetgeving , zouder hem , nog lang tot de vrome wenschen behoord zou hebben. De schets die wij bier gegeven hebben , over de werkzaamheden vvelke aan den heer Scholten waren toevertrouwd , is grootendeels afkomstig van hem zelf, en is te• vinden in een der nummers van het Utrechtsche tijdschrift dat van 1844-1847 bestond onder den titel van : ff Bijdragen tot vermeerderiny der kenni8 - van de Nederlandsche en vreemde kolonien." De heer Scho 1 ten van oud Haarlem overleed den 5 Julij 1849 te 's Gra­venhage , met nalating uit zijn huwelijk met vrouwe Pet r o­nella Jeanne Henriette Scholten van Aschat, van eene dochter , welke gehuwd is met den heer mr. S. J. A. van Wale h' r e n. Hij was lid van onderscheidene geleerde genootschappen , onder anderen van La Societe Royale des antiquaires du Nord, van la Societe d'Afrique en van het Ba­taviaasch genootschap van kunsten en wetenschappen. Zijn karakter was open , rondborstig en vriendsch.aphoudend , zijn omgang zeer gezellig ; zijne denkbeelden omtrent pligt en pligtsbetrachting zeer positief. Zijn naam zal leven in de ge­schiedenis der Nederlandsch Indische wetgeving; zijne nage­dachtenis zal geeerd blijven bij tijdgenoot en nakomeling. Part. berigt. SCHOMAKER (Mr. Joon') , zoon van Wi lhelm us Sch °- maker, predikant te Lochem 1), werd aldaar in 1685 ge­ boren. Hij werd advocaat en beroemd als regtsgeleerde. Ver­ scheidene werken zijn in dit vak door hem geschreven , voor­ namelijk zijn zijne Consultatien en advyzen algemeen geacht. Hij wordt door mr. Cornelis Wara v en Vonck, den zeer geleerden beer Schomaker, genoemd , en ook anderen heb­ ben hulde aan zijne verdiensten gedaan. Hij bekleedde de be- trekking van stadhouder van het landdrost-ambt van de graaf­ schap Zutphen, en van advocaat-fiskaal van de finantien der graaf­ schap Zutphen. Ook was hij ouderling te Zutphen, en xneermalen 1) Proponent zijnde in 1652 tot predikant beroepen , emeritus in 1696, overleden in 1697, nalatende drie zoons; 1. He n ricu s Ge­ r ardu s, te Lochem geboren , werd in 1706 predikant te Winters­ wijk , huwde met Joa n n a va n Sonsveld, en overleed 14 Ja­ nuarij 1736 , in het 30ste jaar van zijn dienst, nalatende een zoon Wilhelm David, geb. te Winterswijk 21 April 1711. Deze zijne school en academische stadia te Zutphen, Utrecht en Groningen voltooid hebbende , is hij den 5 Julij 1735 in de laatste stad tot den predik­ dienst toegelaten en aan hem op vrijwilligen afstand van zijn vader , de collatie van Winterswijk verleend. Hij overleed 31 Jan. 1741 kinderloos. Boekz. 1741 a. bl. 211. 2. Wilhelmus Godefridus geb. te Lochem , predikant te Almen, bevestigd door zijn vader den 2 Oct. 1687, emerit. 1736 , overl. 1737 , nalatende den zoon , i 1- h el m u s Go vert Schomaker, in 1718 beroepen te Almen tot assistent van zijn vader , in 1723 te Groenouwe, 1725 te Haaksbergen , in 1782 ongehnwd overleden. 25* 388 lid van de Geldersche synoden. Hij was gehuwd met Marg a- r e t h a van Ban ye, die hem verscheidene kinderen schonk. P. C. Schomaker, fiscaal van Lochem , secretaris der stad Zutphen , H er m a n (die volgt), An Helena, gehuwd met mr. Jan A n d r i e s Hultman, advocaat-fiscaal van het graaf­ schap Zutphen en controleur van den 25 en 50 penning. Hij overleed voor 1780. Hunne dochter C harlo t te Ma r i a was ge­ huwd met den heer S t ed m a n, in Geertruidenberg; i cho 1 de Abigail Schomaker, gehuwd met den majoor van de Grae ff. Zij overleed na haren man 7 Sept. 1807; Hendrik Jacob Schomaker (die volgt), Joost Schomaker over­ leed in 1767 op zijn buitenverblijf bij Zutphen. Hij gaf in het licht : Jodoci Schomakeri J. C. U. Selecta consilia et Responsa Juri8 enz. Dat is : Uityelezene In8tructoire en Decisoire con­ sultation en advieen. Nijmegen en Amst. 4°. 1738. Zutphen 1752. 6 D. 4°. Bz. 1738a 585, 1752a 656. Zie eene aankondiging van dat werk in Bz. 1739 a. 192 en volgg. 17406. 415 en volgg. Bladz. 194 van die aankondiging lezen wij : N Dank hebbe eindelijk de heer S. welke sedert eene lange reeks van jaren openbare blijken van eene welgeoefende kennis en net gepast gebruik van 's lands wetten tot voorvallende zaken heeft gegeven , en als daarin door een eigen beproefde onder­ vinding en dagelijksche praktijk meer en meer bevestigt , zich wel de moeite heeft willen geven aan het gemeenebest der rechtsgeleerden mede te deelen — de voortreffelijkste en uit­ gezochtste Advysen en Sententien bij zijn Ed. voor 't grootste gedeelte en andere verrnaarde Constumieren ingestelt , waarvan wij met veel genoegen dit eerste deel hebben doorbladerd. enz. en bl. 203. Wij zullen , 't werk zich zelfs in alle deelen laten prijzende en den regtzinnigen lezer daer henen wijzende , hiervan afscheid nemen en den welgeoefenden en tevens arbeidzame Heer S. tijd en gezondheid toewenschen, ten einde zijn Wel-Ed. 's lands bedieninge van Advocaat Fiscaal boven andere posten bezet zijnde , moge lust hebben om volgens zijn verklaart voornemen en beloften de overige V deelen ten algemeenen dienste van het Republyk der Rechtoeffenaers aan het licht te brengen." Geldersche Con8ultatidn en Adv eyeen. Zutphen 6 d. 4°. Rechtkundige ilanmerkingen over de Ordonnantie van den 258ten en 5081en Penning: zoo van Collaterale Succesesien, Verkopingen, Vermangelingen, Ver ivandingen en Alienatien van onroerende erffenissen en goederen. Zutphen 1762. 4°. Deductie van Zutphen. 17 5 4. Recht staatkundig vertoog over 's lands 8chattingen. Ald. Zie Boekz. 1762 a 468; Von c k , Beschrijv. v. Doesburg , Voorr. ; van Kampen, Geschied. der Naerl. Letterk., D. III. bl. 184; Sand-brink, de Advocatis ; Boekzaal der gel. Wereld 1727 b 353, 1733 b 488; Abcoude, Naamreg. ; Arrenberg, Naamr. , bl. 459; Ko­ bus en de Rivecourt. SCHOM AKER Jo o st z. (Mr. JAN WILLEM), zoon van den vorige. Hij gaf in het licht : Bekendmaking aan het Publicq van Jan Willem Schonzaker J °ash. der beide Redden Doctor en Caritain by de troupes van den Staat der V ereenigde Nederlanden , bevattende eene aandrang tot intee­ kening op zijn werk , yetiteld volledig zamenstel der krijgskunde en krzjgs.rechtkunde nit de beste bekende schrijveren , zoo wel die der Griehsche en Ronzeinsche Nati& in deze noodzakelijke welenschappen onderwezen , als die welke in latere en zelf s in deze tijden zich daartoe verledigt hebben en in onze Ilollandsche taal niet zijn overgezet enz. Dit werk verkeerdelij k aan zijn vader toegeschreven , ver­scheen te Utrecht in 1762. 8°. Ontwerp eener drieledige Burgerkrijgs-instelling of eener op­ voeding voor de jongelingen in ons vrije Nederland. Amst. 1786. 8°. Zie Boekz. d. Gel. Wereld 1756 b. bl. 330-340 ; Arrenberg Naamr. , bl. 459. SCHOMAKER (Mr. HERMAN) broeder van den vorige, werd in 1745 te Franeker meester in de beide regten , na het verdedigen eener Dissertatio de sponso refractario. Later werd hij raad en secretaris der stad en van het graafschap Zutphen. Hij is de schrij ver van Zutphania Erudita (nog ongedrukt). Hij overleed in 1782. Zie Saxe. Onom. , T. VII. p. 223 ; H. Cannegieter, in Praef. ad Henrici Harii, Libr. Trist. , p. 16 , 17 ; L. Santenii, Carm. Juvenil. p. 27; Navorscher , D. V. bl. 159 , D. VI. bl. 63 , 288 ; Boekz. d. Gel. Wereld, 1745 a bl. 687 , 1778 a bl. 51. SCHOMAKER (Mr. HENDRIK JACOB) , broeder van den vorige, promoveerde als advocaat na verdediging eenerde Jure cloacarum , en werd later geheimraad van den koning van Pruissen en diens resident , mitsgaders gevolmagtigde van. het hertogdom Kleef,, van het vorstendom Meurs en het graaf­schap Marck , bij de regering te Amsterdam. Hij huwde 28 December 1766 met de eenig overgeblevene dochter van Jan van Herzeele en Johanna Maria van Riel, beer en vrouw van 't Laer en Middelwyck , in 1746 geboren. Hij over­leed in 1782 , acht kinderen nalatende. Zie de adviezen van hem en zijn vader in de Deducta van de rechten en gerechtigheden van de Heerlijkheid Almelo , gedaan door den .Hooggeb. Ikere'Moll Philip Zeger , Graaf van Rechteren , Beer van Almelo , 1749 , bl. 505 volgg. ; Ms. Geneal. ; Blaup ot ten Cate, Gesch. d. Doopsgez. in Overijssel en Oostlriesl. , iD. II. bl. 76 , 77 ; Regist. van Orat. en Dissert. n°. 855. SCHOMAKER (Mr. PHILIPS CAREL), raad des vorstendoms Gelre in graafschap Zutphen. P. N ij h off schreef een inven­taris van eenige door hem (Sch.) nagelaten hdss. Zie IVieuwe Bijdragen voor Regtsgel. en wetgeving , D. XII. p. 695. SCHOMAKER (TimoN GERARD) , zoon van den vorige , geb. 21 Mei 1780 , studeerde in de godgeleerdheid , werd pre­dikant te Hoogwoud, daarna te Zuidzijpe en te Avereest , over­leed als emeritus predikant te Zwolle den 7 Junij 1853. Hij huwde 1 Junij 1803 te Zwolle Rebekka van Ri el , die hem drie kinderen schonk , welke alle zijn gestorven. Hij maakte zich als dichter bekend door Dicht-en Zangproeve. Zwolle 1810. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. , D. III. bl. 102. SCHOLLEVANGER (J.). 'Men vindt van zijne poezij in 1?ichtk. Lauwerblad, D. II. bl. 27 , en in Gedichten van voor en tegen van .Haren 3de vervolg bl. 35. Zie He ringa, Nam/. v. Dichters. SCHOMBERG (FREDERIK HERMAN VON) beroerad veld­overste in de 17 eeuw , in 1616 te Heidelberg geboren , diende eerst in het leger van Frederik Hendrik, prins van Oranje en zijn zoon Wille m. Reeds met roera bekend , trad hij in 1650 in Franschen dienst. In 1661 begaf hij zich , op last van Lodew ij k XIV , naar Portugal en slaagde bier zoo ge­lukkig dat Spanje in 1668 tot vrede en erkenning van het huis Braganza werd uitgenoodigd. Voor dergelijke uitstekende dien­ sten in Catalonien (1672) verwierf hij , schoon hij protestant was , in 1675 , na het innemen van Bellegarde den Maarschalk­staf. In 1676 ontzette hij Maastricht. Na de ophetting van het Edict van Nantes (1685) verliet hij Frankrijk en trad in dienst van den keurvorst van Brandenburg , die hem tot gou­verneur van Pruissen , generalissimus van zijn leger en minis­ter van staat aanstelde. Later trad hij in Portugeeschen dienst en werd tot graaf van Mertola en grande van Portugal be­noemd. Eindelijk trad hij weder in Hollandsche dienst en vergezelde Willem III naar Engeland , volgde hem. in 1689 naar Ierland , trok aan de spits zijner ruiterij Over de Boyne (11 Julij) , doch werd aldaar zwaar gewond en stierf. Hij huwde zijne nicht Jeanne Elisabeth von Schom­b e rg, die hem 5 kinderen schonk. Hij is , daar hij bij zoo vele natien in dienst was , berhaaldelijk in plaat gebragt. Zie Beauehateau, Abrdgo de la vie de Fred. de Schomberg , 2,071 Axnst. 1690. in 12°.; K azner, Leben Fred. Schomberg , Man­ beim, 1789. 2 vol. in 8°., Afemoires du Comte de Dohna; journal de .Dangeau ,q1690; Mignet, Success, d'Espagne ; Rousset, Hist. de Louvois ; Macauly,Tde .7acques II et de Guillaume III; E ugene Asse, in .Nouv. Biogr. Gener.; Bibl. q; Bibl. Biogr. ; Vehse, Gesch. d. Pruiss. Bois p. 124; Conyers. Lex. i. v.; W agenaar , Vad. Hist., D. XV. bl. 245, 455, D. XVI. bl. 48, 114 , 116; Schuur, Nederl. Gebeurt., D. I; Bosscha, Neerl. Held. te land , D. II. bl. 220. SCHOMBURG of SCHAU MBURG (WILLEBRORD VAN) , stadhouder van Friesland namens den hertog van Saxen. Hij werd in 1498 door dezen vooruitgezonden naar Friesland , ten einde aldaar diens belangen te bevorderen. Later ontving hij in Westergo , te Sneek , Franeker en elders , de hulde voor zij non meester. Hij betrok te Franeker bet stork kasteel van Sjaardema en na zich aldaar gevestigd te bebben , zocht hij zulks ook in andere steden te doen , doch hier en daar stootte hij het hoofd. Hij was gelukkig ten opzigte van den twist met de Zeven wouden ; doch vorderde minder tegen die Oostergo , belegerde tweemaal Leeuwarden en bekwam die stad bij verdrag , waar hij begon een blokhuis te bouwen , om haar beter in bedwang te hebben. In 1499 kwam de hertog zelf in Friesland en hield S c h o m b u r g s gezag op. Van zijne verdere lotgevallen is niets bekend als dat bij met 1500 man aan zijn opvolger werd toe­gevoegd. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. ; Eekhoff, Geschiedk. Be­ schrijv. v. Leeuw., D. I. bl. 105 ; Dez., Geschied. v. Friesland, bl. 130, 492; Kobus en de Rivecourt. SCHONAEUS (CoRNELis) of SCHOON , in 1540 to Gouda geboren. Hij schijnt van eene deftige familie geweest to zijn. Te Gouda in de oude talon onderwezen zijnde begaf hij zich naar Leuven , om zich daar op de wijsbegeerte toe te leggen , doch de lust tot de studio der oude schrijvers was sterker , dan tot de schoolsche vormen der wijsbegeerte van die dagen. Niettegenstaande den herhaalden aandrang van zijne leermeester Janus B e v e r u s verliet hij de ingeslage baan en wijdde zich aan de beoefening der oude letteren toe. Hij had een bijzonderen neiging voor de dichtkunst en dit gedeelte der oude letteren trok hun vooral aan. Het eerste wat hij , ten blijke van zijne beoefening der Latijnsche poezie het licht deed zien , was een bundel gedichten (carminum libellus) en een blijspel Tobaeus getiteld (beiden to Antw. bij Plant ij n 1570. 8°.) Dit blijspel was uit de gewijde geschiedenis genomen. Het was toen ter tijd reeds niet geheel zonder voorbeeld dat men soortgelijke stukken maakte. Men oordeelde dat de blij­spelen van T e r e n t i u s minder geschikt waren voor jongelie­den. Plautus keurde men om zijne onkieschheid geheel en al of en ofschoon Terentius beschaafder van taal en minder beleedigend voor bet gevoel is , stootte men zich toch aan den aard der onderwerpen die daarin voorkwamen ; maar vermits voor de kennis der taal die schrij vers bijna onmisbaar waren , en de verminkingen ten dien einde aan sommige plaatsen tot bevordering der goede zeden toegebragt , niet voldeden , bad-den enkelen reeds gepoogd stnkken in den stijl. van T e re n- tius te maken , doch door te weinig bekendheid met taal en stiji slecht werk geleverd. Schon a e us, geheel in den geest van Te r en tius ingedrongen , door gezette en aanhoudende beoefening en geleid door zijn vernuft , gaf in de Tobaeus eene proeve die algemeen bijval vond. Eene tweede proeve van denzelfden aard als het eerste stuk was: Nehemia of het her­steld Jerusalem. Weldra werd dit gevolgd door Saulus. De ervarenheid in de oude taleu en braaf heid van Schon a eus, die hieruit duidelijk bleken , gaven aanleiding dat hij omtrent 1575 als rector der Latijnsche school te Haarlem beroepen werd. De meeste scholieren waren toen verstrooid , maar de krachtige geest en het kloek verstand van Sc honae us kwamen alles te boven en herstelden de school in haren vorigen bloei, waarin zij vroeger had verkeerd , voor eat de Spanjaarden in 1572 het beleg %TO& Haarlem hadden geslagen. Hij vervaar­digde tijdens zijn rectoraat nog de tooneelstukken : 1Valiman,Josephus en Juditha en op vele scholen vervingen deze stukken toen de blijspelen van T e re ntiu s. De 6 reeds verschenen stukkea zijn in 1595 te Keulen in een bundel uitgegeven onder den naam van Terentius Christianus. Toen het Scho­n a eus ter oore kwam dat men zijne stukken onder dien wijd­schen titel had uitgegeven , was dit niet zeer naar zijn zin , zoowel om dat hlj nederig van aard was , als omdat men zich daarin veranderingen veroorloofd bad. De staten van Holland en West-Friesland droegen hem op een Latijnsche grammatica in de manier van die van V a 1 e­rius te zamen te stellen. Haarlem 12°. Deze vond echter minder bijval dan zijne blijspelen en zelfs bij velen nog al tegenkanting. In 1600 leverde S ch on a e us een tweede zestal blijspelen ,Susanna, Daniel, Triumphus Christi, Yzjphlus , Pentecoste en Ananias, en 3 jaren later (1603) een derde bundel , opgedragen aan Tilm an van Wo u, commandeur van de ridder van St. Jan te Haarlem. Deze bundel bevat : de Baptistas (tragico­comoedia), Peseeudostratiotae, curae en Vitu/us (kluch­ten of zotte kluiten). De 3 laatste had hij reeds vroeger op­gesteld , de 2 eerste kort te voren gedurende eene slepende ongesteldheid welke hem geene inspanning of ernstige bezig•heden toeliet. Het Blegiarum liber achter den 3de bundel der Amsterdam­sche uitgave van S c h o nae us gedichten (1645) is waarschijnlijkeene vermeerderde uitgave van het carminum 2e Nog bestaat er eene verzameling puntdichten en andere korte stukjes aan zijn vriend E ugeni us Pe ereb oom van Gouda opgedragen , meest het werk van vroegere studien. Toen de last des ouderdoms en verzwakking S chon a eus begonnen te kwellen , kreeg hij zijn ontslag hetgeen hem eervol en met behoud van zijn volle tractement door de Haar- 393 lemsche regering gegeven werd in 1600. Theodorus Schrev eli us die hem reeds eenigen tijd vroeger tot zijne hulp in het onderwijs was toegevoegd volgde hem op. Den 23 November 1611 overleed Schonaeus in den ouder­ dom van 71 jaren. S c h r e v e l i u 5, eenmaal zijn leerling , maakte op hem het volgende grafsciarift. Rector juventae musici ductor gregis Schonaeus egi fabulam fictam prius ; Veram peregi ; summus hic actus mihi Scenam relinquo , vos valete et plaudite. Schrevelius noemt hem : een wonderbaarlijk bouwman van kloeke verstanden en zi/nen meester wiens geheugenis hij niet dan met zijn leven zal aileggen. P e t r u s S c r i v e r i u s spreekt bij weer dan eene gelegen- heid van hem als van een verdienstelijk man aan wien hij zijn eerste vorming en opleiding en zijn smaak van de Latijn­sche dichtkunst te danken had. Hij genoot in hooge mate de achting van alle geleerden van zijn tijd. Hij was gehuwd en had kinderen. Een daarvan heette B a 1­t ha s a r Schonaeus, die een refs naar Frankrijk in Italie deed. Er bestaat eene afbeelding van S c h o n a e u s. De Terentius Christianus verscheen ook Antv. 1589. Colon. 1614. Amst. 1629 , 1646. Antv. ap. Plant. 1581, 1548 , Colon. 1599. 8°. De Saulus. Antv. 1581, 1599. Men vindt vindt ook gedichten van hem in Deliciae Poet. Belg. T. IV , p. 68 , 87. De uitgaaf te Parijs 1779. 8°. bevat slechts deNadman, Tobaeus , Pseudostriatiota en Vitulus. P. van God e- wyck volgde de Dyscoli in zijne Wittebroodskinderen na. Zie Saxe, Onom, T. III. p, 462; Val. Andreas, Bibl. Belg. in Curis Secundis, p. 163, 860; Sweertii, 4th. Belg., p. 195; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 218; Theod. Scriverii Har­ lemum , p. 268, 269; P. Scriverii, Poem., p. 117; Hegenitii, Itiner , p. 18; Bat. S. , T. II. p. 490, 491; Morhofius, VII. Polyhist. Literar. , C. III. 916 , p. 1069; F r a n c. D io n ys. C a mu­ satus ad Ciaconii Bibliothecam, p. 150, 951; Philel. Timaretis, Collectio Monum, p. 33 ; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 62; Peer!. kamp, de Pads Lat. Neerl., p, 226; Paquot, Mem., T. II. p. 462 ; Querard, list. Lat. de France , T. VIII. p. 545 ; Traite des Etudes. T. I. p. 473 ; Dict. des Anonym. 2 edit. n°. 21536; Biogr. Univ. , T. XLI. c. V. Moreri, i. v. ; Konst en Letterb. , 1841 n°. 39, n°. 49 1843 n°. 32; C. de Koning, -Tafereel der stad Haarlem, D. IV. bl. 17; Constthoon. juweel der stad Haarlem; Schotel, Wittebroodskinderen van P. v. Godewyck , voorrede , van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. ; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. port.; mr. J. H. van der Schaaff, Levensschetsen van voorname mannen van Haarlem, bl. 55. volgg. SCHONCK (ADAMUS CHRISTIANUS) werd in 1731 gebo­ren. Als twee en twintig jarig jongeling gaf hij in het licht : Herders -en visscherszangen Brieven , Klink -en Mengel-dichten. Arnhem 1755. In het volgend jaar gaf hij : He begin van Babels val of de Goddelzjke Almagt, en regt­vaarde wreak in het omgekeerde Lissabon. Arnhem 1750. 4°. Hij overleed in 1775 , en ligt te Teteringen begraven. Op zijn grafzerk leest men : A. C. SCHONCK vir. integerrimus. Hic. sepultus. est. Quia. sic. voluit. MDCLXXV. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. D. V. bl. 237; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 260 , D. III. bl. 123. SCHONCK (Mr. EVERHARD JAN BENJAMIN) werd in 1745 geboren , studeerde te Franeker,, stond van 1760-81 to Gor­cum aan het hoofd der Latijnsche school , werd vervolgens rector aan de apostolische school te Nijmegen , waar hij den21 Jan. 1781 eene inaugurale oratie hield , waarin hij be-toogde , literas reipublicae optimum esse fulcrum , welke rede aan den raad opgedragen en op stads kosten gedrukt werd. Hij was een man , die door zijne groote belezenheid in oude en nieuwe schrijvers zijne oorspronkelijkheid niet had ingeboet , en die warsch van alle vertoon en geleerde pralerij , den phi­lologen van zijn tijd , bijna zonder onderscheid eigen , ook de vaderlandsche letterkunde Wilde verrijken met de vruchten van zijne studio. Geest en vernuft zijn hem niet te ontzeggen. Beide openbaarden zich vooral in het door hem in 1775 te Utrecht uitge-geven boekje, onder den naam van Eibesius ; E.J.B.Schonek,vermakelijke Slatuintjes. Het bevat den tekst van 9 Amsterdam-sche straatdeuntjes met een cud-hollandsehe letter gedrukt. Op iedere bladzijde komen gewoonlijk slechts 3 regels tekst voor, en aan den voet staat een poel van allergeleerdste aanteeke-ningen , in den trant van die van B r o e k h u i z en op Tibul- lus en Propertius en M i t s c h e r 1 i c h op Horatius. In dienoten worden weinige kreupele rijmen als 't ware verdronken. Het meest bekende zijner talrijke schriften waren , hehalve eene latijnsche rudimenta de .Fabelen en vertelsels , in 1779 voor het eerst te Nijmegen verschenen. Het werk bestaat uit drie deelen , en bevat zoowel oorspronkelijke fabelen als navolgingen , vooral van G ellert: onder het koorn loopt veel kaf. Voorts heeft men van hem :De bonheurs uit de mode , Beldendicht, in den smaak van Pope's Rap of the Lock. Haarlem. Loosje s. 1792. Dickterlijk tafereel der lotgevallen van Nijmegens burgt , ge- zegt het Valkkof. Nijmegen. Van G o o r. 1805. Lotgevallen van Nijmeegsch burgt, geziyt het V aWO: Nijmeegsch alzigt op den holbery: van ouch. het Valkhor genaamd. Nijmegen 1818. Nieuwe yedichten voor kinderen, met plaatjes. He masker der wereld naar he hedenclaagsch tooneel geeschelst. Allen bij V i e w e g en Z o o n. Proeve van zanystukken op de geboorte , het lijden, en de verheerlijking van Jezus. Amsterdam. U i 1 e n b r o e k. 1807. Treurzang op het rampspoedig lot der stad Leyden , van den 12 Januarzj 1807. Nijmegen 1807. 8°.St. Nikolaas-vreugd aan de Ned. jeuyd. C. J. van Goor en Zoon.St. Nikolaas•geschenk aan de jeugd. Amsterdam. W. Bray e. Dankoffer aan den God van Nederland voor de verlossiny van het juk der Fransche dwingelandii. Wed. V i e w e g en Zoon.De dood van Abel, naar 't Hoogd. van S. Gessner (1783) , 2de druk m. pl. Haarl. z. j. 8°. Schets van Nederl. rampen door de overstrooming der dijken, veroorzaakt in Lentemaand 1784. Ook leverde hij bijdragen tot de Kleine dichterkke hand- schriften in de Dichtvruchten van den vriendenkring Kunst : door vriendschap volmaakter. Hij vertaalde uit het Hgd. C. F. Gellerts, Toneel-Poezij. Gorinch. 1777. kl. 8°. Hij overleed 13 Junij 1821 , na een rusttijd van ongeveer 5 jaren. Zie Witsen Geysbeek, B.qC. Woordenb. Geld. Volksalrn. 1851; mr. J. B. K a n , het 325 bestaan van de 1post. School, thans het Gymnasium te Nijmegen, bl. 42 , 43 ; Vaderl. Letteroef. 1794 , bl. 657 , volgg. SC HONCK (JAcoBus) , schreef : Oratio in laudem Noviomagi , publ. habita, V Id. Far. 1787. Noviomagi. 1787. 4'. Zie Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. D. III. bl. 309. SCHONCK (T. P.) , med. dr. schreef: Bedenkingen op het eenvoudig loestel van den Beer W. van Barneveld , om in scheikundige distillation , alle de voortbreng­ zels der ligchaamen to verzamelen in Algem. Vad. Letteroef. 1789. D. VII. St. 2. bl. 371. Antwoord op den brief over den eenvoudigen toestel om in scheikundige distillatie alle de voortbrengsels der ligchamen te verzamelen aan If. van Barneveld , in N. Alg. Vad. Letteroef. 17 c 6. D. I. St. 2. bl. 97. P. J. Castelijn , verhandeling over de vraag welke zijn de eigenlijke oorzaken, waarom de Letterkunde bij onze nabuuren , en vooral bij de Duitschers , in meer aanzien en algemeener oefe- ning ie dan in on8 Vaderland? enz. in Perk. v. h. Prov. Utr. Genoote. 1822. bl. 86 , 102 , 119. Zie Holtrop, Bibl. med. , p. 318. SCHONENBORCH (CoRNELis) sehreef : Oratio funebri8 nob. atnpl. viri consuli8 optimi D. Frederici Coender8 V. non. .illaji. Gron. 1618. Achter N. Muleri: °ratio in obitum Fred. Coendere ab lielpen Domini, Topar- chae in Fraem et Husinga, cons. civil. Gron. Curat. vigil. Ibid. 1618. SCHOOCKIUS of SCHOOCK (MARTINus) werd den 1 April 1614 te Utrecht geboren. Zijn vader G ij sbert was de zoon van Arnold Sehoock, die vele jaren burgemeester was van Bommel. Ook zijne moeder , Johanna van Voorst, was van deftigen afkomst. Hij heette Mar tin us of M a a r-t e n naar zijn moederlijke overgrootvader Maarten Schi p-p e r , die in 1603 te Utrecht stierf , na er vijftig jaren als geneesheer gepraktiseerd te hebben. Zijn moederlijke groot­vader , Antony van V o or st leerde hem de beginselen der Latijnsche taal. Vervolgens bezocht hij de Hieronymus school te Utrecht , waar hij eenigen tijd onder Ant onius Aem i u s, later hoogleeraar aan de hoogeschool aldaar , studeerde. In 1629 zond men hem naar Franeker , waar hij de lessen van Joh an nis Hach tin gius in de wijsbegeerte en d'.e van A d ri anus Metius in de wiskunde bijwoonde. Zijn ouders , de partij van Armini us toegedaan , wenschten dat hij in de godgeleerdheid studeerde en hij oefende er zich eenigen tijd in onder Guilielmus Amesius, Johannes Maccovius en Menardus Schotanus bijwoonde. Daar de lucht te Franeker voor zijne gezondheid nadeelig was , ging hij op rand zijner vrienden naar Leiden (1632), waar hij het onderwijs van Burger sd yckius in de ‘sijsbegeerte en van Antonius W al ae us in de theologie genoot. Niet daarna keerde hij naar Utrecht terug , waar hij privaat-docent van eenige aanzienlijke jongelingen in die beide wetenschappen werd. In 1635 werd hem het onderwijs in de rhetorica aan het aldaar gevestigde gymnasium opgedragen , en toen dit eenigen tijd daarna in eene hoogeschool was veranderd , was Schoockius de eerste die er tot meester in de vrije kunsten aan werd bevorderd. In 1638 werd hij hoogleeraar in de fraaije letteren aan deze school , doch in betzelfde jaar begaf hij zich naar Deventer , waar hem , door invloed van Videlius, een leerstoel in de geschiedenis was opgedragen en hij ook het grieksch en de aardrijkskunde onderwees , doch reeds in 1640 verwisselde hij deze stad met Groningen waar hij , na Meyv arts dood , tot hoogleeraar in de logica en physica was benoemd , en hield er den l4 April 1641 zijne inaugurale oratie. Hij was een groot ijveraar voor de Aristotelische wijsbe- 397 geerte en leende zijn naam tot een hevigen aanval op D e s- c a r tes, vervat in de philo8ophia cartesicana , 'sive admiranda methodus novae philosophiae Renati Descartes. Traj. 1643. Des carte s beklaagde zich over hem bij den academischen senaat , ten gevolge waarvan Sch o o c k in het naauw gebragt , zijn leermeester Vo e t i us als de eigenlij ken schrij ver van dit werk bekend maakte. Ten gevolge hiervan ontstond er ver­ wiidering tusschen beide vrienden , doch uit vrees voor meer schandaal werd deze zaak nog tij dig bijgelegd. Ook in andere opzigten bewandelde hij niet altoos den regten weg , getuige eene ernstige vermaning , waartoe zijn gedrag als inspector bursae en zijne dronkenschap den academischen senaat , den 10 Mei 1659 , aanleiding gaven. Gelijktijdig on tying hij eerie berisping wegens het doceren van de philo8ophia practica, waarmede hij niet was belast en over behandeling van theolo­ gische en juridische zaken in zijne, dissertation. S c h oock was m namelijk iemand die in alle mogelijke onderwerpen te huis meende te zijn ; hij wist onbetwistbaar ook veel , maar een goed oordeel ontbrak hem. Van daar dat het overgroot aantal werkjes , welke zijn naam dragen , de meest uit een loopende onderwerpen betreffen ; het pausdom zoowel als eijeren, baring , boter , kaas , den Munsterschen vrede enz. Onder deze monographien , waarin niet zelden zeer ten onpas , eerie groote geleerdheid , of liever belezenheid was ten toon gespreid, zijn er , die hij door zijne leerlingen eerst had laten verdedi­ gen voor ze van de pers gingen ; weshalve de aanleiding tot de vermelde berisping niet ver is te zoeken. Een zijner beste en bruikbaarste werken was zijn Liber de bonis vulgo eccle8ia8- tici8 dicti8 , cui acc. de Canonici8 8peciatim Ultrajectinis. Gron. 1651. De aanleiding tot de uitgave was de bekende twist over de vraag of de Utrechtsche kapittelen als eerie wereldlijke instelling behouden dan wel opgeheven en hare in­ komsten op eene andere vvijze ad pio8 uses besteed moesten worden. Tegen het behoud der kapittelen ijverde Voetius met alle kracht. S c h o o c k en Mar e s i u s traden daarente. gen , onder anderen , als ijverige verdedigers van hun voort­ durend bestaan op. Hoe groote vlij t Sc ho o c k i us ook aan den dag legde , hij genoot geen persoonlijke achting. Groot was dan ook zijn verlangen naar een andere standplaats. Welligt is de oorzaak van een en ander voor een groot deel aan huiselijke omstan­ digheden en andere oorzaken toe te schrijven. Hij had name­ lijk een talrijk gezin , 6 zoons en 4 dochters , van welke , tijdens den dood zijner huisvrouw Angelica van Merck , 4 Maart 1664 nog 8 in Leven waren. Achteruitgang zijner zaken was welligt hiervan het gevolg en dit weder de oor­ zaak dat hij zich dikwerf te buiten ging. Daarbij kwam het huwelijk met eene weduwe , welke hij rij k meende te zijn , en die het niet was , en de schuldeischers werden toen meer en meer dringend dit zal de oorzaak zijn ge­weest dat hij zonder afscheid van zijn arnbtgenooten te nemen in 1666 het vaderland verliet. Den 3 Julij daarvan kwam:het berigt van curatoren in de vergadering van den senaat , dat S c h o o c k i u s niet terug kwam. Hij werd hoogleeraar in de geschiedenis en historiograaph van den keurvorst van Branden­burg te Frankfort aan den Oder, waar hij in 1669 overfeed. Men wil dat hij zeer satyriek was. Vo s s i us noemt hem oimpudentissima bestia." Hij schreef : Claere en oprechte ontdekkinge. Utrecht 1634. Vorstius redevivus , seu examen vindiciaram Casparis Barlaei quad analysi Epigrammatic sui in R. Manassis Ben-Israel li- bruin de Creatione opposuit. Harlemi 1636 4°. S c h o o c k verbergt zich in dit werk onder den pseudoniem van P h i 1 i pp us F a b e r. Hij neemt de handschoen voor Vedelius tegen Barlaeus hierin op. Desperatissima causa papatlis , nuper misere prodita , nunc iurpiter deserta a Cornelio Jansenio , Episcopo Iprensi ; et pos- tremo magno auctario locupletata a Liberto Fromondo : auctore M. Schoockio. Amst. 1638. 4°. Dit werk is gerigt tegen de Causae desperatae Gisb. Poetiicrisis ostensa van F r o id mont, doctor van Leuven , die hem antwoordde in Sycophanta : Epistola ad Gisbertnm Voetium. Lovanii 1640. 4°. Soho ockius, die hierin scherp werd doorgehaald , antwoordde eerst vijf jaren later met : Auctarium ad desperatissimam causam Papatit's , seu Responsio ad Epic- tam Fromondi. Ultraj. 1645. 4°. Dissertatio de naturti soni et Edit's , achter Lune ima- ginis jocosae , sive Echils , variis poetic , variis linguis et numeric exculti. Ex bibliothecci Theod. Douzae I. E. Ultraj. 1638. 8°. Voorrede voor Voet , de Termino vitae. 2" edit. Ultraj. 1642. 12°. Dissertatio de ovo et pullo. Ultraj. 1643. 16°. De Hellenistic et lingua Hellenisticci dissertatio. Ultraj. 1641. Schoockius gaf dit werk anoniem , ten gunste van D a­niel Heinsius tegen Cl. Salmasius in het licht: Philisophia Cartesiana sive admiranda methodus novae Phi- lisophiae Renati Discartes. Ultraj. 1635. 4°. Deductio caucae Cartesiano-Voetianae. Gron. 1646. 12°. .Disputatio historica, exhibens a Octavium Caesarem Au- gustum. Gran. 1647. 13°. Dissertatio historica, ex rerun gestarum lute expendens jus- titian bent: Belgici , occurrensque its , quae ab aliis contra eam sunt mota. Groning. 1647. 12°. Amst. 1652. 12°. Dissertatio oratoria de calamitatibus Eruditorum renzediieque adversus alas. Gron. 1669. 4°. Dissertatio de Harengis , vulgo Italecibus dictis. Gron. 1669. 12°.De sternutatione tractatus. Amst. 1649. 16°. Tractatus coposius , omnia ad illam, pertinentia, juxtu recen- tia inventa, complectens. Ed. 2de. A,mst. 1664. 16°. Tractatus de Pace: speciatim de pace perpetua, quae foede- ratis Belgis contigit. Amst. 1650. 1 6 °. Gron. 1651. 4°. De Bonis , vulgo Ecclesiasticis dictis , liber , in quo agitur de Canonicis in genere , itemque speciatim de Canonicis Ultra- jectinis, nee non de °Jim:is ministrorum Ecclesiae adversus magistratum. Gron. 1651. 4°. Orationum et Dissertationum variarum decades duae. Daventr. 1650. 8°. Dissertatio de Bonis , vulgo Ecclesiasticis dictis , sive apo­ logia pro persona Martini Schoockii, ejusque libro. Gron. 1651. 12°. Tegen deze Apologia schreef men: Schooki de Bonis Ecclesiasticis cum. theses, tum h,ypotheses notatae, confutatae, auctore S. C. Ultraj. 1651. 12°. Status Reipublicae foederata,e Belga, dissertationibus IX excessus. Gron. 1651. De scepticism° libri IV., quibus qua antiquorum, qua re­ centiorum scepticorum deliria, et 8iii8 principiis discutiantur. Gron. 1652. 12°. Oratio in obiturn hannis Borgesi professoris Groningani. Gron. 1652. 4°. Belgium foederatum , sive destincta discriptio Reipublicae foederati Belgii. Amst. 1652. 16°. 1664. 12°. Harderov. 1671. 12°. Tractatus de inundationibus , lis maxime quae Belgium con- cernant. Gron. 1652. 12°. Esistola ad reverendum clarissimumque virum , dominum (barman Hoornbeeck , S. Theol. Doctorem et Professorem ce leberrimum in Academia Ultrajectina, qvindicat ab hujus censura acri suam et variorum orthodoxorum theologorum sententiam de Bonis , vulgo .Ecclesiasticis dictis. Gron. 1653. 16°. Oratio funebris in obitum Joannis Steenbergii in Academia Groningana Antecessoris primarii. Gron. 1653. 4°. Imperium maritimum, ita explicatum, ut non solum ejus ostenduntur praerogativae, verum qcuique genti, maxime Belgis foederatis , suus vindicetur honos , addito consilio , quod, si ab his observetur , per Dei gratiam (quae imploranda suadetur) antiqua et gentilis existimatio sarta tecta servabi- tur. Amst. 1654. 16m°. Ook in .De dominio 8eu imperio Maris , Julii Paci8, Hugonie Grotii, Jacobi Gothofredi , Mart. Schoockii et aliorwn Disser- tationes. Francf. 1669. 12°. Exercitationes sacrae XIX, quibus excutiuntur varil con­scientiae cams; et multa scripturae loca illustrantur. Gron. 1657. 12°. Colle,qium Logicae. Gron. 1658. 12°. De anima Belluarum. Gron. 1658. 4°. Tractatus de Turffis, mu de cespitibus bituminosis. Gron. 1658, 1660. 16°. .Exercitatio Academica, sive dratriba de aversatione qua accut ate expenditur vexatum illud problema : cur plurimi homines caseum , ut cibum, non modo aversentur , verum parum quip execrentur. Gron. 1658. 12°. Tractatus de Praecisitate vera , oppositus pseudo-praecicismo , pro vindiciis genuinae praxeos pietatis. Gron. 1658 , tegen Voetius, Dissert. de Praecisitate. Disquisitio Physica de Signaturis .Fatiis , in qua multi rani cases et proponuntur et examinantur. Gron. 1659. 12°. Fabula Ramelensis , sive Disquisitio Historica , qua prae- missa generali Dissertatione de Historiae veritate, ostenditur, , commenti rationem habere , quae vulgo circumferuntur de in- fausto exitu Puerorum .Hamelensium: simal examinantur con- trariae M. Erichii rationes. Gron. 1659. 12°. .Editio 2 priori auction et emendatior. Gron. 1662. 12°. Diatriba de jure naturali; item de Libero Arbitrio. Gron. 1659. 4°. .De Majestate. Gron. 1659. 4°. Physica generalis. Gron. 1660. 12°. Disquisitio circa Decalogum, speciatim quantum praeceptum de Sabbath°, ejusque moralitate. Gron. 1660. 12°. Tractatus de Ciconiis. Gron. 1660. 12°. It. editio altera , priori auction et emendatior. Amst. 1661. 12°. Tractatus de Butyro. Gron. 1661. 12°. Ed. 2de. Hid. 1664. 12°.De Ecatasi. Gron. 1661. 4°. De figment° legis .Regiae , epistola. Gron. 1661. 16 0. Liber de cerevisia , quo omnia ad illam pertinentia plenissime discutiuntur. Gron. 1661. 12°. .Responsio adversus geminam laPriN/ssicrtv Jani Erederici Gro- novii de Foenore unciario. Colon. Brandinburgicae. 1616. 16°. G r ono v i u s antwoordde met een stukje achter zijn verb.de Sesterciis. L. B. 1691. 4°. Iractatus philosophicus de Nihilo ; accedunt ejusdem argu- menti libellus Caroli Bovilli atque Joannis Passeratii accura- tissimum Poema de Nihilo , cum annotationibus ejusdem Schoockii. Gron. 1661. 8°. Deluvium Noachi universale sive vindiciae communis senten- tiae , guos Diluvium Noachi cum universae terrae incuburit , ad- virus quemdam celeberrimum. Die vir celeberrimus is, volgens den een Vossius, volgens denander Abrahamus Mylius, die antwoordde met eene Dissertatio de Diluvii Universali. bus. Genev. 1667. 12°. Physica coelestis , in qua omnia, quae de coelo sidereo occur- runt , copiose describuntur , non modo juxta antiquorum placita, verum etiam recentium Astronomorum accuratiores observationes. Amst. 1662. 8°. De Ferment° et Fermentatione, liber conplectens multa sin­ yularia, speciating rationem coctionis cibi in ventriculo. Gron. 1663. 16'. Exercitationes variae de diversis materils, quae hac editione nova, tum auctae, tum locupletatae et vindicatae , Editio nova. Ultraj. 1663. 4°. .De Adiaphoris , sive indiferentibus ; de Scandal° ; de Bonis pseudo-sacris ; An cum Pontificiis colludant, qui aynoscuntur e titulis in Papatu receptis? Citra collusioneng cum Papatzt, Re­ formatus desi pare potest Templung secundum nomen quod in Dedicatione accepit. An cives heterodoxi, caeteroquin publice honesti, licite recipiantur in eadent colleyia, privileyiis suis yaudentia , cum iliis qui 1?eformatam profitentur Religionem et aynoscuntur Membra .Ecclesiae? An illud, quod ex Bonis Pseudo-sacris superesse videtur , ingpendendung sit conversioni yentilium ? Quando incipiat Sanctificatio Diei Donginici? a quibus operibus sit abstinendung? Item an liceat illo die vacare honestis recreationibus , specciting dial?g, interesse convivio? An die _Dominic° omnes cauponae claudi debeant? An dies Festi °nines, speciating quinque solengnes, debeant abroyari, nec fas sit iis coenang dominicang tzdministrare? De ritu in precibus; Non est insurgendum in Ecclesias orthodoxas , si alio, pang Presbyteri reyimine gaudeant; Quinam sint Asi­ archae apud Lucant, Actor. XIX: 31; de Excelsis; de Encaenis; An liceat Martinalibus anserent comedere ; De jure patronatus ; An Ministri Ecclesiae, salvo munere suo , vacare queant aut exercitio artis Mechanicae aut ayriculturae, aut etiam medi­ cinae? An Pastor Ecclesiae possit interesse conviviis? De poculis votivis , vulyo santeis dictis ; Quomodo vere fidelis circa licita, quibus aliquod peccatum saepe adjunyi solet 8e yerere debeat ; de Choreis et tripudiis; de modo alendi comam et barbam simul de fucis ; de denudatione colli partiumque vicinarum ; de poena 8implicis tura; de usura Trapezitica ; de comicis el &viols Spectaculis ; de musica oryanica , de .Re formatione quasi inten­ siva ; An hongini Jus Naturale dictet sacrificandung me? .Esus carniung quando a Deo (merit concessus? De meeste dezer tractaten zijn tegen G ijs bert Voe tius. Leo n a rd R eyssen i us tastte de eerste uitgaaf aan onder den pseudoniem van Arnold Reynessius. Schoockius antwoordde hem met veel bitterheid in deze uitgaaf, die ook 26 v6ksCfreen under den titel van : MartiniiBExercitatio-Wei ntisellanecte Sacrae et prorancie. Amst. 1686. 4°. Aileen de itiartede is bier. Weggaaten on de titel Veranderd. De seditionibus seu discordiis domeSticis, libri tree. Gron. 1664. 12°. (Ceti zijn'er beste werkeii). 2chaio vtAg, jutta .Ouicrit Phan , in ?MUM praesentis seculi delbitalit fh de 21ntig. GMec. van Gronovius T. V. Col. 2142-2208. scteri Pais , deu Obtiiervationes practicae de Arnst. 1664. 12°. Politicus pins. Gron. 1664. 12°. De..tite de Medicamento universali negative. Gron. 1664. le.De lino. Cron. 1 g04. 14°. mmenla*ii4 in Clapmariwn ,BArcanis Potiticie una Mtn nli8 Appendiciaus. Francof. 1668. 12°. Arnold E Y a p=Akar, geboren te Bremen , hooileeraar te A ltorf , geSt. 1 Junij 1604 , hitt! uitgegeven Arcana Rerum publicarum in 6 boeken.Sophistica Zuickero-Sociniana: sive ignorantia Danielis Zuic­keri ktecia circa irritam oppugnationein aeternae et verae Dci- tadsBJesu Christi. Gron. 1664. 8°. liractatus de guadruplici Lege Regia. Francof. ad Oderum. 1668. 12°. Exercitationel XII, guibus Severini de Monzambano tractet­ tus de statu Iniperii Germanici ad nzedunt Promulsidis die­ eutitur , et guaedam chresimo , plum °bele notantur cies Vero­ nam , apud severum Misoyeophantam. Ci. 1668. 12°. .Encomiwn gurditatis. Oak in Admiranda rerum admirabilium Encomia. 1677. 16°. _Encomium fumi. Epistola ad D. Heinsium. Tn Syllago Burmanni. T. II. p. 463.Historia ?morn& et antiguorum Enthusiastarum (onuitg.) Een Hollandsch werk tegen de beide schriften van V o c t over de kapittel goederen. (Praef. Exercit. Pariar.). Niel uitgegeven , even min als zijn tibulum reeeratum. Historitie Naturalis Ves. De origine Animae. De ardente P-0824Vi O. De rulippis. Remonstrantico-Libertinus. Mo rh of f sch rijft hem nog toe : Conmentarius in Grotium de jure belli ac pads. De tverken van Se h o o c k zijn den 22 December 1700 'te Rothe verboden. Zie Saxe, Onom. liter. , T. IV. p. 409, Anal. p. 599; R e vii, - baventria illustrata , p. 710 712; Freheri, Theatrum, p. 1552; M a g y r i , Eponym. , Vitae Prot. Groning. ; Brandt, Clar. Vir. Epist. , p. 65 et seq. ; J ae. Thum ius, Torn. IX. Amoenit. Liter. , p. 278, 297; Burman, Traj. eruct., p.324-342; M. Schoockii, Praef. Exercit. Var. et Exercit. , I. § VI. § VIII,, XXI. § IV, XXVII. § 7; Voetii, Disput. Theol., T. II. p. 286, 291; Sal­ denus, Libr. Ley. lib. II. C. III. § 11, 12; Vossii, Appendix Curdian, p. 329, Epist. praest viror. 547 ; Aschpan, Superstit. Erudit. O. 1II. § -6; St ruvii, Add Liter. Fasc. p. 61; Bibl. .Tur. C. VI. §LXII; Burman, Syll. Epist., T. It. p. 463 seq. 468, T. III. p. 462, T. IX. p. 13, 69; Teisserus, duct. Catal. .ductoret Biblioth., p. 199 ; Patinus, Epist. CLXV; Le Long, Bibl. Sac., p. 953; Morhovii, Polyh. Liter., L. VI § 8, § 4; p. 977, 'T. I. Polyt. phil. , LII. p. II. CXXII. § 6, p. 375 ; Polyt. Praet., L. II. § 17. p. 502, L. VI. Sect. I. § 5. p. 559, Tom. II, Pars, Ind. Batay., p. 107 , 118 m. portr. ; Vossii, Epist. CCCGLIV ; Placcaeus, de Script. Anonym. n°. 247, p. 38. re. 1473, p. 451; Crenii, Ani. . Philot. et tlistor., T. VI. p. 118. 175, 176, Part. XIX. p 33, P. XVI. p. 78 seq(., T. XVII. p. 74; Exerc. de Libr. script, optim. § qBaillet, Vita Cartesii, Lib. VI. C. XL Lib. VII. C IV; Sorberiana , p. 67; Lipenii, Bibl.qp. 44; Bibi. 7 heol. p. 178; A. Matthaeus, Fundat. Eccles., L. I. p. 74; Gryphius, de Script. Sicui. , XVIII. C. VI, § IV, "icta era& lips. 1688. p. 395 ; I m b o n atus, Append. Bible Lat. Hebr. , p. 436, Fabricius, Histor. Bibt., p 48 7 ; Conringiana, p. 49, 240, 261; 277, 370; Witte, Diarium Biogr. ad. aft. 1669; Oct. Ferrarii, Epp., P. III. p. CIV; Bi61. Vet., Nov. in V; Fop- pens, Bibl. Belg. , T. II. p 858-861; Cat. Bibl. Purls , T. I. Vol. IL p. 1592; Niceron, Mem. , T. XII. p. 364 suiv.; Bayle, Dict. , L. V.; Paquot, Mem., T. III. p. 304 seq.; Moreri, .Dict.. Hist. 1740. VII. C.V.; Progr. inaug. van 1641 ; Biogr. Univ. ; Nouv. Biogr. goner.; L. Patin, Lettres Chois. , p. 452; B a u r, Hundwb. ; Poggendorff, .Handw.; Jocher; Brueherus, Ge- denkboek van stad en lands, bl. 334, 335 ; Gedenkboek der Hooges. te Groning. (Levensb.) bl. 25 ; Collot d'Eseury, kloilands Roem, D. IV(2) bl. 650-658; van Kampen, Geseh. der Kunst: en We- tens., D. I. bl. 333, D. II. bl 50; Kok; Hoogstraten; Nieu­ wenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat v. port.; Mr. J. G. van der Sehaaff, De canonicis Rheno-Trajectinis. Leid. 1825 , op verschillende plaatsen ; G1 as i us, Godgel. Nederl. SCHOOCK (IzAAK) , noon van den vorige, te Deventer in 1651 geboren , studeerde aldaar , en werd buitengewoon hoogleeraar in de natuurlijke historie te Frankfort aan den Oder , waar hij den 30 Junij 1681, in den ouderdoin van 31 jaren over-Teed. Ilij schreef: Dissertatio de Sale. Disquisitiones hist. poi. XXV ad Nic. Machiavelli lib. VII hiatoriae Florentinae. Dissert. de Legibus vestiariis ad locum Taciti Lib. II. An- nal. C. 33. Dissert. de Nive et meteoric aqueis. De Cometis. Idea politicae. leleae Philos. naturalis. 26* Collegii ethici Franco furtani Dissert. XVIII. Disquisitiones hist. pol. medicae curiosae. XL .De capite humano. De Principis justitia ex Taciti Annal. libr. XII. C. II. De honore. Centuria rariorwrn problematum historico-medico Physicorum , Oratio de admiration etc. Zie 'Richer. SCHOOCK (ALETTA. MARIA) leefde in het midden der 18de eeuw , en maakte zich als dichteres door gedichten inDichtkundige Lauwer6laden , (D. I. bl. 135), Eeuwgetijde der vrijheid (bl. 15), Olijfkrans der vrede (bl. 32) bekend. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 241. SCHOOCK (P. H.), waarschijnlijk broeder van den vorige , beoefende mede de poezy,, blij kens zijn lofdicht voor de Stich-tekke gedichten van J. E. V o e t. Dordr. 1755. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. SCHOOCK (HENDRIK) , te Utrecht geboren , was de zesde zoon van G y s b e r t Se hoock, schilder , geboortig van Born­mel , een burgemeesterszoon aldaar , en van Johanna van Voors t. Hij beoefende de schilderkunst. Op catal. van Johan van der Hulk, burgem. van Dordrecht , verkoeht 23 April 1720 , komt van hem voor : Een kapitaal Fruit- en Bloemstuk , uitvoerig geschilderd. Zie Kramm. SCHOOF (GERARD), kunstschilder te Antwerpen , trad in 1581 in het St. Lucas Gild. Zie Kramm. SC HOOF (RuDoLF), zoon van den vorige , leerling van zijn vader , die zich omstreeks 1615 te Parijs vestigde en tot hof­schilder van Lodewijk XIII werd benoemd. Ad riaen d e B i e was zijn leerling. Zie Kramm. SCHOOF (H) schreef: Informatorium of verklaarboek over het Theatrum Gramma- ticale. Amst. 1678 , 1761. 8°. Zie Abcoude, Naamr., bl. 325; Arrenberg, Naaml. , bl. 459; JScher. SCHOOF ( .) vervaardigde een treurspel Joseph getiteld. Zie F o k k e Simonsz, Boertiae reis door Europa , D. III. bl. 48; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SCHOOLHOUDER (JACOB) schreef : Bet oefenschool der Notarissen , 9eopent voor alle leerlingen, die begeerig zijn hen in dezelve kunst te oeffenen , ook allerhande ontwerpen over pleitzaken, 't ontfangen van den XL en XXPenning , Zegellijst , 't Trouw en Versterfregt , en een beknoptwoordeboekje , de regtskunde betreffende , door Jacob Schoolhou-der , derde druk , 8°. 44° dr. Dordr. 1785. 4°. De eerste druk verscheen Amst. 1722. .Arieuwe Oeffenschoole der Notarissen of de Notariale Frac­ tijcq in hare grondregelen en exercitie gemakkekker gemaakt. Bevattende allerhande formulieren van notariele acten en instru­ menten, mitsgaders zeer notable aservatien, rakende het ampt en de onderscheiden plichten van een notaris, alles bevestigd door voorbeelden en rechtpassagie n, dienende tot een vervolg van 't oeffenschool der notarissen, weleer ontworpen door Jacob Schoolhouder. In een beknopte zamenhang beschreven , door Mr. F. Lievens K erstem an professor-honorair en practi-serend advocaat. Te Dordrecht bij A braham Blusse 1766. Olipodrigo. Amsterd. 1736. 2 d. 8°. Ook vertaalde hij: Judas de aertsschelm ten nntle voor alle eerlijke luiden, of een naeuwkeurigh ontwerp van de leevens beschrijvinye des boos- wigts Iskarioth enz. door Pater Abraham van Sint Klara. 2 d. 1716. Zie Boekz. d. Gel. Wereld. julij 1716. bl. 61. Johan Huber , kort begryp der Heilige Geographie. Amst. 1715. gr. 8°. Zie Boekz. d. Gel. Wereld. 1716. bl. 86. De bedorve werelt, zijnde een vervolg op de verstandiye He- kelaer. Atnst 17 I 5. 6°. Zie Boekz. d. Gel. Wereld. 1716. bl. 635. Joh. Baltic Schuppius , de bedorve werell , bestaande in ver­scheide redevoerinuen enz. 2 d. Zie Boekz. d. Gel. Wereld. 1717. bl. 300. Jean de le Placette, de dood de?. Rechlvaardiaen of middel onz wel te sterven. Must. 1714, en vele andere. Zie Abcoude, Naceml. bl. 150; Arrenberg, Naamr. W. 460. SCH.00N (JAN ADRIA.ENsz.) jniet on verdienstelijk dichter , schattneester der Goudselle rederijk-kawer Tjonste beyre-pen. Hij was den 3 Mei 1620 met een refereyn op het Peoenfeest te Mechelen. Zie Witsen Geysbeek, B. .A. C. Woordenb. , D. V. bl. 241 ; Schatkiste der Philos. ende Paten, 131. 277. SCHOON (THEopoitus), med. dr. te 's 1-lage , gat in het licht: Ware oefening der planten, handelende van haren oorspronk; antledinge ; wijze vau groeijinge ; voorteelinge, chymnische ont­ bindinghe ; kragt ; werkinge ; gebruik , misbruik, byzondere eigen­ schappen , en eyndeliik hare ziektens en sterven, &suede een nelte ontvonwinge van alle datgene, dat z ip/, zoo in de lugt, hemelskring , en aardkloot vertoond, en '1 welk tot groeijinge, en voorteelinge der planten contribneert. flier neven8 wera ter nedergesteld, de culture ofte voorigueekinge van de tabak haar gebruik , misbruik, kragt en werkinge, lot een generale weder­ legginge van dat buitensporige boekje , tabak8 verhandelinge , genaamt , en door Beintema a Peyma uiigegeven. dlsnzede een klcrar vertoog van de grove dwalinge en onkunde der Galenisehe scholen en haar kruidbeschrzjvers, zoo in 't genezen der zieke n, al8 in de kruiden, hare kracht en werkinge IP beachrzjven. pit alle8 op een ware natuurkunde gebouwd , uitgehaald, en op va8te bewijzen ter neder 'Meld. Met kopere platen vercierd. 's Gray. 1692. 8°. Nog heeft men van hem : Neorlands Rouklagten, uitgegalmd door dialers deser Reuwe op de dood van de Grootmagtigste Forstinne Maria, Koningin van Groot-Britannie , versamelt door 7'h. Schoon. 's Gravenh. 1695 2 d. 4°., m. p. Deze bundel bevat 111 gedichten. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 248 ; P. R a bus , 13oekz. v. Europa 1693a. bl. 467-468; Arrenberg, Naamr., bl. 45. SCHOONBEEK (JOITANNES N]coLA4s) werd den 6 De­bember 1778 te Groningen geboren , ontving aldaar zijne op­leiding in de schilderkunst van de gebroeders H. en G. W ringa, en begaf zich vervolgens tot zijne verdere hekwaming naar Parijs , waar hij van 1802— 1806 bleef , en eenigen tijd in bet atelier van David werkzaam was. Hij schilderde landschappen en portretten. In 1824 be. baalde hij een accessit bij het genootschap Minerva te Gro­ningen en drie jaren later de prijs van 10 dukaten , beide in het yak van landschap. Zie Immerzeel. SCHOONEBEEK (ADRIAAN) werd omtrent 1660 geboren en was een leerling van Rom ein de Hooghc in de ets­kunst (1676-1679). Hij vestigde zich toen in de K alver­straat te Amsterdam. Hij etste voor D. Muller te Leyden prentjes onder den titel van Ars memoriae localis , ook voor .drs magna et admirabilisBqui Pandectarum tituli — ope figurarum emblemat. — memoriae imprimi — possunt. Lugd. Bat. 1695. 8° , en werd oragekocht tot het vervaardigen en verspreiden van het eerstgenoemde boekske en van Aretyns dwalende hoer, onder den titel van Uylenspiegel op Nolen enz. Behalve de werken Historie van alle Ridderic en krtjgsorder8. Amst. 1697 2 d. m. pl. en Nate Afbeeldingen der Eygenedragten van alk Geeatelyke Vrouwen en Nonnen-orders. Amst. 1691 , gaf hij vroeger nog die Der eyge dragten van age gees-telyke Illannen-orders enz. Amst. 16.88. 8°. Het oerstgenoemde werk is opkT1Q99 in 4et Fransch overgezet. Tot zijne voornaarnste etswerken behooren : De homing van 'Joseph, konitia van lionuarye, keizer van Duitschland in 1690,.bl. fol. De titel van het Lexicon Philosophicum Stephani Cauvini. Rott. 1792. gr. fol. 4ankomst van de Gevolmaglitiden op deg vrede qRijs- wijk, 1697 in fol. Numismata imper449rim RowanOrut4 cte- of.vockrnaamtle Medalies sedert.Uaesar tot (fan Posthuraus en de Tirag? nen, met Lat. tekst van Jan Vaillant. Parijs 1694 2 d. 341 dr. portrolen van Domin. G,okius , Leeraar if en yap ,Rredericus Iffilhelmus P. G. lgarchio-Bran,ckthurgiciff Leopold 1 te paard. Volgens Fils 1 i vertrok bij met Czaar Peter naar Ruslan0 en zou hij in 171.4 te Moseou overleden zi,in. in Sehelte rn s Nengelw., D. IV . st. 11, zipt men een plant door den Czaar zelven geetst en onder het opzigt van Sehoonebeek bewerkt. Zie van Eynden en van der Willigen, Gesch. d. Vad. &hit­ derk. , D. I. bl. 250 en Aanh. , 131. 127; Navors., D. II. W. 312, D. III. bl. 359; Immereel; KralpFn. SC HOONENBT(FRANalscus vAN), een Portugeesehe Jood van afkornst , en buitengewoon gezant van den koning van Enge­land aan het Spaansehe hof. Na het overlijden van B a t ti e r , se­dert 1686 de opvolger van den heer van Heemskerk, nam hij ook aldaar de zaken van onzen staat Waar. Hij ge­bruikte bij gelegenhei0 dat zijn seeretaris om sehuld ‘x as vaSgezet eenige uitdrukkingen die men strijdig aeptte rnet den eerbied Oite hij aan den koning versehuldigd waq , wa4rop men hpm ge­lastte binnen zes dagen Madrid te ruimen, zelfs werd hij kort daarna op 's konings bevel ter split uitgeleiq. 1)e stater)waren ontevreden over dezp behande)ing rn besloten geenegesehriften van eenigen Spaansehen geant te ontYangen noPh op eenig voorstel , oat hij doen mogt te raacjAlegen. yolgenssommigen werd Sehoo n en ber g wederom te Madrid toege- laten , rats men hem terstoncl naar huis ontbood , 't geen eater niet gesehiedd'e , daar hij zieh nog lange jaren na deze in Spanje , rnaar sleeilts eenigen tijd buiten $tOrid ophield als geauthoriseerd tot het waarnemen der zaken van den staat. Tn deze betrekkint, deed hij gewigtige diensten en terigtte zijne rneesters voort.re''ffelijk van den stand der zakep , toen het waarsehijnlijk seheen , dat K arel kinderloos eterveri en de meeste vorsten pogingen in het work stelden ter erlAn­ging van de erfenis. Hij bleef onalgebroken in dien werkkring (loch werd eens gebruikt als envoye in Portugal , verlueeg in 1710 , op zijn verzoek , den titel en rang van Luitengewoon gezant in Spanje , vertrok nog eenmaal naar Portugal en over­leed in 1717 te Lissabon aan eene beroerte. Als jood was zijn naam Belmonte, en was hij voorvader van wijlen Mevr. Da Costa, Belmonte, gestorven 1868. Zie Wagenaar, Vad. list., D. XVI. bl. 298, D. XVII, bl. 23, 38, 47; van Wijn, Bijv. op D. XVI. bl. 62, 98, D. XVII. bl. 18; 1Valez., D. II. bl. 304; Bijnckershoek, du juge com­ pent. des .4mbass. trod. par Barbeyrac , Ch. XIX. S III. p. 229 ; Mdmoir. et Kegociat. secret. du comte d'Harrach, T. I. p. 286 suiv.; Lamberti, Memoir., T, I. p. 21, 23, 26; Scheltema, Staatic. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. SCHOONEVELD (MR. EILAERT), een Dominikaan , in 1404 van wege paus Bon if a c i u s door bet Duitsche rijk , bijzonder ook door deze Nederlanden afgezonderi , om bet gedrag der kloosterlingen en de gevoelens der ingezetenen te onderzoeken. 1)e toenmalige landsbeer,, hertog Albrecht van Beijeren , nam hem en zijne onderinquisiteurs niet alleen in zijne bescherming , maar beval en gebood alle landzaten , hoog en fang , geestelijk en wereldlijk , op verbeurte van zijn gunst , ja van alles, 't geen men hem verbeuren konde , en dus van lijf en goed , den voornoemde E i 1 a e r t met de zij nen , rustelic to laten ondersocken en corrigieren" , zoo zelts , dat zij hem in alles bijstand moesten bieden , de gevangenissen elk in zijn bedrijf , voor hem openen , en zorg dragen , dat zijn gevangenen wel bewaard waren. Zie Vaderl. Kronyk , bl. 582 en volgg.; van Wijn, Nalez. op Wagenaar, Vad. Hist. D. VI. bl. 11, 12. , SCHOONEVELD (Mr. P. C.) , oud lid van de tweede kamer der staten-generaal , overfeed te 's Hage den 18 Mei 1853 in den ouderdom van 65 jaren, waarvan hij 13 als advo caat bij bet boog geregtshof en later bij den hoogen raad , heeft gepractiseerd. Sedert 1828 was hij , met onderscheiden tusschenpoozen , volksvertegenwoordiger. Een sieraad van de balie , zich bijzonder kenschetsende door grondigheid van ken-nis , vlugheid van oordeel , en welsprekende voordragt , voegde hij daarbij een onaf hankelijken blik en zelfstandigheid , en men heeft van hem onderscheiden geschriften , waarvan men zich zeker nog dat van 1827 over de Zamenstelliny der reg.tarlijke magt herinnert. Zie Algem. Handelsblad van den 20 Mei 1853. SCHOONHOVEN (ANIAAN VAN) of ANIANUS A SCHONAV1a, predikheer , geboren te Schoonboven , leefde in de 1 2de eeuw. Zijn kennis en vroomheid deed hem zoo in de achting van prins Eduard, oudste zoon van 11 e n d ri k III koning van Engeland stijgen , dat hij hem tot zijn biechtvader benoemde. Vervolgens werd hij bisschop van St. Asaph en in October 1268 gewijd. In hetzelfde jaar vergezelde hij Eduard op een kruistogt, kwam in 1270 te Tunis aan , en keerde in 1273 door Si­cilia en Italie naar het H. Land terug. Met den prins in Engeland , reeds het vorige jaar ale koning erkend , aangeko• men , keerde hij naar zijn bisdom terug en hield zich tot zijn dood met bet onderwijs en het bestuur er van bezig. Hij overleed in 1292. Jan Baleus schrijft hem een werk toe , getiteld : Commen-tum ad Fahulas Poetarum, weleer in de bibliotheek der Catbe-draal te Glascow in Schotland. Hij wend in het Engelsch van zijn tijd Y braved o Nanni (de broeder Nannius) genoemd. Zie Godwini, Praesules Angliae , p. 658; Val. A n d r e as , Bibl. Belg , p. 60; Foppens, Bibl. Belg. , T. IL p. 701; Paquot, .1 1 din. , T. II. p. 398. SCHOONHOVEN (DIRK JACOBSZOON), gekommitteerde raad, kreeg in Julij 1618 , van wege de vergadering van Hollaud , last om met V r a n k van Torenburg, burgemeester , en It ombout Hog er beets, pensionaris van Leiden , benevens Hugo de Groot, naar Utrecht te gaan , om het nemen van een eenparig besluit op 't stuk der waardgelders te bewerken. 'Lie IV age naa r , Vaderl. Lu st., D. X. bl. 119 volgg. SCHOONHOVEN (GEORGE VAN), een afstammeling van bet adelijk geslacht van dien naam , schildknaap , in 1562 burge­meester, schepen en mad van Leuven. Het is onzeker of hij het is , die met dezen naam op de lijst der geconfedereerde edelen in 1566 swat; zoo ja , dan moet zulks zeer geheim zijn gehouden , daar hij in hetzelfde jaar in de regering der stad bleef. Mogelijk was het George van Schoohoven, die beer van Nienrode wordt genoemd. Hij was getrouwd met Jusine van Bronclaorst en overleed in 1604. Zie L'E s pin o y , Recherches de la Noblesse de Flandre , p. 761 ; B u t k en s, Troph de Brabant , T. I. p. 670, T. II. p. 40, 41 ; Quartiers Genoal. . T. I. p. 121 , 186 , 223 , 331 ; P. Di v a e u s , Annal. Lovan. , p. 84-87 ; Le Carpentier. Hist. de Cambray et de Cambresis , P. III. p. 902 , 903 ; te Water, Verb. d. Edelen , T. III. p. 289 , 290. SCHOONHOVEN (JAN VAN) , zoon van Dirk van Sehoonhoven, te Schoonboven geboren , nam het kleed der reguliere kanunniken to Groenendael bij Brussel aan tegen het eind der 15 11 e eeuw. Men bewaart eene redevocring van hem in 1413 gehouden in het kapittel te Windesheirn toen Groenendael en al de overige huizen der regulieren kanunniken van Brabant zich met dit klooster vereenigden. Dat zijn naam nog heden door de geschiedschrijvers soms genoemd wordt , heeft hij vooral te danken aan een goad gesteld en bezadigd strijdschrift , waarin hij de regtzinnigheid en mystieke 41.0 theorien van Ituysbroeck tegen Johannes Gerson met de ernstigste overtuiging verdedigde. Hij overfeed in zijn con-vent 1431. Men heeft va.n hem: _Ubeqfratris Joannis de Schoenhavia, nui nitilur dPfendere paedum dicta fratris Joannis Buysbroeck contra Magistrum Joannem de Gerson cancellariutn Pariense in de Gerson van14pitz. T. I. col. 63-78. Ip handss. Tractatus de Passione jesu Christi. Epistola confortatoria. De cum Monachi. De profectu Monachi. Bpistola de contemptu mundi. Conclusiones super Sermone de monte aureo. Sermo de spirituali ambula4ione claustralium. S,ertno an, 1413 habitus qcapitulo generali Willdesemensi. Een der kapittel-preeken , door hem , in twee algemeene kapittel-yergadpringen te Windesheirn gehouden. ,De Epist. Coufort. is mogelijk 4ezelfde met het Exhortatorium spiriPiak , door V al erius Andreas vermeld , en door den autheur aan zijn neef Simon, regulier kanunnik te Eemstein gerigt. 10. deze handss. werdenThet klooster der Reguliere-katvniken van St. Maarten te Leuven en in de abdij van Ton­gerloo bewaard. De laatste had n.og : Joannis de Schoonhovia Epistolarum et Collationum Volumen. in fol. Sweertius schrijft hem nog toe : Chronicon ordinis Cano- nicorum Cisterciensis. In de bibliotheek cier stad Deventer kornen 2 hanclschriften voor , waarin stukken , getiteld : epistelen ran Emesteynt, en die ander ende die derde epistel van .Eymesteyn. De Epistelen van Bemsteyn zijn de vertaling der in het Chronicon Winde- simense p. 175 vermeldde Epistolae missae ad nepotent suum (Siimonem regularem in E.emskyn) van J o h. v. Schoon fr e n. De oorspronkplijke .Epistolae wprden voor een ,deel be-waard in een codex in de universiteits bibliotheek te Utrecht(Aev. tned. script. N. 393). In Duitschlanq komen zij echter meermalen voor. Een brok van een zijner vertaalde seknoenen vindt men in de verzameling van Nederl. Prozastukken van v a n Vloten. Onder de incunabels , vroeger in de boekerij van J. J. van V oor st wordt aangetroffen , korner) voor Joh. de Sevenhoven, van onser qvrouwe Croon. De Maats. van Ned. Letterk. bezit van hem drie sermoenen, vertalingen van Latijnsche ser-moenen. Prof. Moll te Amsterdam is bezitter van 'een Devote epistel, geschreven to enen Karthuser by Othrecht van der pas-sie unses .Heren, eene overzetting (in Noorda4itsch dialekt) der Epistola de possione Domini aci Guilielvinim Fri/man, nepa- tem 'mum Cartusiani ordinis prop Trajectum. p. 560; Foppens, Bibl. Belg., T. IL p.708; Sanderus, Zie Sweertii, .Ath. Belg. , p.467; Val. Andreas, Bibl. Belg. Belg. mss. , T. II. p, 192; Martelini, IVecrol. Yiridis Vallis , p, 160, 161, Paquot, /Wm., T. I. p. 395; Schwab, Joh, Ger,s9n, S. 357 ff. ; IT hlmann, Reform. vor der Ref. , Th. II. S. 54 ; G 1 a­ sius, Gockel. Nederl. , Kist en Moll, Kerkel. Archief, D. IV. 131. 262, 263; Moll, Kerkgesch. v. Nederl. , D. II. bl. 398, 399, 1368; midts, Antig. V erzeichniss , N. LXXXII. S. 345, 346; Cat. Davertr. , p. 239 ; Cat. d. Meats. v. Ned. Letterk. , D. I. bi. 38 ; v an Berk um, Beschrijv. v. Schoonh. bl. 454 ; JOeher; Kok; Kobus en de Rivecourt; Glasius, Godgel, .Nederl. SCHOONHOVEN (SimoN VAN), neef van den vorige , regu­lier kanonik , vervolgens prappositus (1387-1388) in bet klooster Eemstein bij Dordrecht. Er bestaan onuitgegevene brieven van Jan van oon h o v en pan bem , die voorko­men in de Bourg. bibliotheek to 13russel N. 29068 en in cle universiteits boekerij te Utrecht. Zie Sancl eri, Bibl Belg. inf,, T. II. p. 249; Foppens, episcop. Sylvaeduc. , p. 269 ; Moll, Kerkhist. archilf , D. IV. 131.26p; Dez. , Kerkel. gesch. v. .Nederland . D. II. bl. 409 ; Ramer, Kloost. en abd. van v. Boll. en Zeel , D. I. bl. 149; J o h. Busch, Chron. Windes. , p. 1 75 ; Cat. Med. aevi script. eccl. (te Utrecht) N. 393; Balen, 13eschrijr. v. Dordr. , bi. 342 ; Matthaei, "Mal. vet. Aepi. T.III. p. 511; van H e u s s en , /fist. .Episcopat-tafraj., p. 317; van Leeuwen, Bat. illustr. , p. 1322. SCHOONHOVEN of SCHOONHOVIUS (ANToNius VAN), kanunnik te Brugge, beoefenaar der oudheidkunde en poezy, gaf in het Eclat: leutropii Historiae Romanae libb. 1. Basil. 1546 , 1552. 8°. Bij de laatste editie is gevoegd : de dignitatibus utriusque Imperii orientis atque occidentis ac Provinciarum, Romanarum. De origine Franconia Dissertatio. Men vindt zijne .Epitaphia bij G r u t e r u s. Tom. IV,Del. p. 87-88. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 52; Peerlkamp de Poet. Neerl. , p. 59. Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 96. SCHOONHOVEN (ARNop VAN) W i e r o o s noon , wordt genoemd onder die mannen , wier narnen , of door hunne eigene schriften , of door de pen van Th o m as h, K e m pis aan de nakomelingscliap met room warden overgebragt." T h m as 4 Ke rn p i s die zijn !even beschreef , had met hem , te Devepter bijna een jaar lang dezelfde kamer en bed. In zijn jeugd ging hij near die stad om het onderwijs van 14` J o ris 11 a (re w ij n s van Leerdam te genieten. Deze nam )109 later onder de Fraters aan. Toen deze dep 22 .A.14 142,0 stad naar Zutphen geweken waren , dewijl hun Deventer , dat het met bisschop Rudolf van Diepholt hield tegen bis• schop Z w e d e r van Cuylenburg, on tzegd was , wiji zij gehoorzaam waren aan 's pausen bevel , den kerkdienst in De-venter niet wilden verrigten , werd Arnold in hetzelfde jaar weder naar Deventer gezonden om het Huis te bewaren. In bet jaar 1430 reisde bij van Deventer 'mar Schoonhoven , om de goederen hem , door den dood van zijn vader ten deel gevallen , te halen. Te Zutphen , waa•over hij zijn rein nam , werd hij 2 Mci ziek , overleed den 9 daaraanvolgende en werd op het vrouwen kerkhof aldaar begraven. Zie Moll en Kist, Kerk. list. Archief, D. II. bl. 152; van Berkum, Beschrijv. van Schoonh. Dumbar, Kerk. en Wereld. Dev. , bl. 456. SCHOONHOVEN (FLoRis VAN) , abt van Middelburg , liet in 1546 in de kerk zijner abdy #de seer schoone ende rycke­lycke tombe ende sepulture" oprigten , over het stoffelijk over­schot van graaf Willem II. Zie Reigersbergh, Chr. v. Zeel. , bl. 92; Meerman, Gruaf Willem , D. I. bl. 294 ; Romer, Gesch. der abd. en kloost. van en Zeel. , D. I. bl. 461, D. II. bl. 56. SCHOONHOVEN of SCHOONHOVIUS (FLoRENs) , noon van Dirk Jacobsz. Schoonhoven, in 1612 burgernees­ter van Gouda en raad der admiraliteit , en van Nis je Ve r­harst, dochter van Floret, s Verharst, schepen (1569) en burgemeester (1579) van Gouda , werd aldaar omst•eeks 1594 geboren 1). Hij ontving het onderwijs op de Latijnsche school zijner geboortestad , onder leiding van den rector Wil­lem Traude n i u s bij wien hij in de kost was. Vervolgens bezocht hij de hoogeschool to Leiden, waar hij in de regten studeerde en verkreeg aldaar in 1618 de titel van doctor. Zijn portret verscheen zonder naain van graveur,, voor eenen zijner dichtbundels. De kerkelijke twister bewogen hem tot do It. C. kerk over te gaan. Hij overleed to Gouda omtrent 1648. 1-Iij beoefende do Lntijnsche poezij eii gaf in bet lieht: Poemata antehac non edita. Lugd. Bat. 1613. 12'. Emblemata partim Moralia , partim etiam civilia; cum Wiwi eorumdem ejusdem Auctoris interpretatione. Accedunt et alia 1 ) Zijn moederlijke oudoom was Hendrik J a n s z. Thardt, en Simon Gerrit z. S c h o o n hove n, burgemeester van Gouda (1555) behoorde tot zijne voorvaders. A e m i l i u s van Roos e n d a e 1, raadsbeer te 's Hage , en diens broeder Jacob (beide van Gouda), Adriaan Langius, de beroernde Willebrord Snellius en A d r i a a n Cool of Cools, regtsgeleerdc , schepen te Gouda (1613) behoorden tot zijne bloedverwanten. 413 quaedam PoOnzata suorum libri8 non contenta. Gouda 1618. 4°. L. B. 1626. 4°. Zie Walvis, Beschrijv. v. Gouda, D.I.b1.312, 313; Sweert Ath. Belg.,p.237 ; Val. Andreas, Bibl. Belg . p.219; Foppens, Bibl. Belg., T.I.p.279; Paquot, Mom., T.III.p. 258; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 152; Peerlkamp, de Poitas Neerl. , p. 347; Borrichius, de Poet., p. 75; Morhof, Polyh., T. I. p. 1062; Hoogstraten; Kok; Kobus en de Rivecourt; Jocher; Muller, Cat. v. portr. SCHOONHOVEN (GERARD VAN). Bij mr. Bod el Nij e n­huis is een portret zoo van Gerardus van Schoonho­ven, uit A ntwerpen , als van zijne vrouw Anna Monachia (d e Munn i k) , uit Vlaamsch Nieuwpoort. Beide in 1628 fraai en krachtig gegraveerd door den Nederlandschen plaat­snij der W. J. I) elf f , en beide naar de schilderij van M. Mier e v elt , in 4°. Bijzonderheden omtrent hem weten wij niet; op beide portretten is het onderste deel , waar meestal een lofvers staat , alsnog blank gelaten. Dus een proefdruk. SCHOONHOVEN (JACOB VAN) , prior der karmelieters te Schoonhov en , werd in 1477 door mevrouw van Bred erode tot Reinold van Broekhuizen gezonden, Nom dagen te mak en tusschen hem luden om alle ding ten besten te voegen ," en maecte vijf jaar later als bemiddelaar tusschen den stadhouder van Holland en de stall Utrecht veel arbeyts ende reysde dick over ende weder over , also dat hij dat also vervolgden , dat daer een daehvaert tot Woerden gehouden wert." Zie Matthaei, Vet. aevi Inalect. T. p. 469, 727; Romer, Gent d. ald plevit. D. II. bl. 116. SCHOONHOVEN (JAN MAARTEN VAN). Van Berkum ver­meldt deze onder de beroemde Schoonhovenaren. Wij weten niets van hem , als dat hij deken van St. Barbara kapittel en pastoor van Kuilenburg was , en dat hij aldaar op zijn knieen biddende in 1557 overleed. Hij stichtte in dat jaar twee beurzen aan de Hoogeschool te Leuven , een van 25 rijnsche gulden in de philosophie en een van if 36 in de godgeleerd­heid. Zie van B erk u m , Beschr. van Schoonh., bl. 455, 458. SCHOON HOVEN (JOHAN DIGNUS VAN) wordt door v a n Be r k u m onder de beroemde Schoonhovenaars gerekend. Hij leefde in 1400 en was Carmelieter monnik en prior of overste in het Carmelieter klooster te Mechelen. Zie van B e r k u m , Beschrijv. van Schoonhoven , bl. 453. SCHOONHOVEN (JoosT of JUSTUS VAN) te Gouda ge­boren , was een leerling van den berounden M a c r o p e d i u s, en had de Wetentehappen lief. Hij werci priester en monnit in het Carthuiser klooster van den heiligen itartholemeus in Jeruzalem bij Delft. Hij tverd op St. Pittersdag AugaStus 1571., op last van tlen grad. v an der Ma k , her van Lnrriei, Pam- Bridle vervaerd en dam. opgehangen. Hij stied martelaar voor zijne onwankelbare p..,etrouwheid aan de ver­tiligtingen die hij met het Carthuiser kleed ,op zich nam. Hij had den ouderdorn van 40 jaren bereikt. Zijn beeitenis vindt men bij van Bleiswyck. Be8chrijv. van Delft (Salige Joo8t). Zie ald. bl. 357; Walvis, Beschrijo. v. Gouda , D. II. bl. 190; Geschiedk. Overzicht van de kloosters en abdijen enz., D. I. 498, 499. SCHOONHOVEN (NicoLA.As vAN), werd den 16 November 1495 te Schoonhoven geboren , studeerde te Leuven, waar in 1526 licentiaat in de regten werd. Vervolgens werd hij bestuurder der koorkinderen (choraalmeester) in den Dom te Utrecht. Hij bekleedde dit moeijelijk ambt tot 1545. Ook was hij bewaardier der oude brieven der Utrechtsdhe kerk. Volgens V al e ri us Andreas vertaalde hij uit het Hol- Isltdsch en het Latijn : Epitome tanclae cathedrali8 Ecclesiae UltrOectensi8. Zie Valerius Andreas, Bibl. Belq., p. 696 ; Foppens, Biol. Beig., T. II. p. 919; Paquot, Mem. T. ff. p. 100; van tier­ ktk nt , B6schrY9). van Sehoonhoten, bl. 455. SCHOONHOVEN (NicoLAAs vitN), kanunnik van St. Dona­ tiaan te Brngue, was een geletterd man , had een rijke biblio­ theek en sehrt'eef eenige Latiinsche redevoeringen, door Ha r- do uen genoemd. Hij bloeide omtrent 15'50. Zie Sanderus, de Brugensib., p. 63 ; Paquot, Mem. T. II. p. lot. SCHOONHOVEN (NicoLAAs vAN), hoogleeraar in de god­geleerdheitl te later broeder van het gerneene leven tie Windeiheim. Ten gevolge der overdreve ascese werd hij krankzinnig. Zie °iron. Wincres.; p. 276, 277; 11/Ioll en Kist, Kerk. Hist. Archief, D. II. bl. 164. SCHOONHOVEN (PIETER vAiv), tieve vrouwe broeder ter­minarius te Dordrecht van 1455-1491. Hij liet in hs. na:P'erhael van 't heylig hout, uitgegeven doorTD. J. $ c h o- t el in Letter- en oudheidk. AvondatoNden. Dordrecht 1841. Zie Balen, BeschrOv. v. Dordr. bl. 147 ; MOU en Kist, Ketirc. ist. Archief, D. IV. bl. 282. SCHOONJANS (A.NTHomE), in 1650 te Amsterdam gebo-ren, begaf zich naar Rome, waar hij zich reeds in 1674, met het bestuderen. der groote Italiaansche voorbeelden bezig hield, en zicliTtits historic- en portretschilder bekend maakte. Vervolgens werd hij hofschilder van keizer Leopold te Weenen , en vervaardigde er portretten vUn leder' Vail ,het kei-terlijk geslacht. Van Weenen begat hij zich naar Rolland , woOnde beurtelings te 's Hage en Amsterdam , en hield er zich voarnainelijk bezig met het schilderen van pcirtrOtt6n, en nu en dan van altaar stukken. Op vergevorderden OuderdOin trok hij naar Dusseldorp waar hij in dienst trad van den hitt.-vorst van de Paltz Jo Ilan W i 1 h e 1 rn tot client ovetlijden. Het jaar van zijn overlijden is onzeker. Volgens den een overle&1 hij in 1726 te Weenen , volgens den ander in 1717 te Dusseldorp. Hij leefde drier nog in 1716. Hij heeft zich zelve met een gouden keten Om den hals geschilderd. Ook is zija portret in de galerij te Florence. Zie Imnierzeel; Krainni; Kobus en de Rivet/On-rt. SC HOONENBURG of SCHONENBURG (MAARTEN VAN), zoon van Sehastiaan van Sohoonenbarg, Griettnan van Kollutnerland. Hij behoorde mede onder de tinder-teekenaars van het rektvest aan R en nenberg .om toe te tte­den tot de Unie van Utrecht. In 1587 teekende hij als vol. magt uit Oostergoo mede de instructie , Watirnfiar de afgezanten aan de koningin van Engeland zich zouden hebben te gedtagen. In 1582 werd hij grietrnan van Dantumadeel en huwde met E elk , dochter van Sjoerd van Heemstta en Po'pk Its ma. Zie W in semi us, Kron. bl. 629, 781; Charterb. , D. IV, bl. 500, 503; Te Water, Verb. d. Edelen, D. II. bl. 378; van Sati­ n ia, N. Naarnl. v. Grietin., bl. 121. SC HOON EN BU RG of SC HONENBURG (SEAgt.sTIALN VAN), vader van den vorige, een Duitseher van geboorte, vestigde zich in 1527 te Franeker, en werd met ,eenige aldaar wonende beerschappen tegen een bepaalde som gelds door burgemees-teren en schepenen van de jaarlijksche schattingen ontheven. Hij werd in 1538 grietman van Kollumerland, In 1550 was , bij afwezigheid of ziekte , Tjepke H e s s e l s substituut grietman eti als zoodanig gevolmagtigde op den landsdag van Januarij 1550, waar gehandeld werd over den eed en huldiging aan P h ilips II , in goal van aflijvigheid van den keizer. T1'552 be-klaagden zich de abt en verdere kloaterlingen TGerkes. klooster,, dat hij , odder voorwendsel dat zijti voorganger line k Ph a es no a zulks ook had , zich de jurisdietie t'w'ee het 'kerspel Burum aanmatigde , welke zij pretendeerden hun toe te 'komen. Hij huwde A t, .dochter Vat 110 e k.0 van Herema en Sitke van 'Carnstra, hij welke hij twee kinderen had , namelijk M .a rte n (die 'voorgaat) en A n n eehtgenoot van Pieter v an Eemsk erk , grittier wan het hoi van Friesland. 416 Zie Wapenb. Iferema Gen. 6 ; Chartb. D. II. bl. 537 : D. III. bl. 302; va:n Sminia, N. Naaml. v. Grietm. , bl. 91 , 92. SCHOOR (LucAs), in 1566 te Antwerpen geboren , ver • trok naar Italie , en schijnt aldaar de schilderkunst tot zijn dood beoefend te hebben. Men schrijft hem eene Kruisigingvan Christus in de kerk St. Maria Maggiore te Bergatno toe. Hij overleed in 1610. Zie Kramm. SCHOOR (HENDRIK VAN) van Roermond mogelijk een David-Jorist , Mosh e i m deelt een brief van hem mede , waarin hij uit een handschrift van N i c o 1 a a s B 1 e s d ij k, schoonzoon van D. Jo ris, sommige wangevoelens van D. Jo ris aan Ds. Johannes Jun g i u s mededeelt. Deze brief is geteekend 3 April 1559. Zie Mosheim, Gesch. van Mich. Servetus, bl. 426; Kist en Roy­ aards, Nederl. Archie f voor Kerk. Gesch. , D. V. bl. 135. SCHOOR (J. VAN), raad van Nederlandsch Indic en als zoodanig in 4841 te Batavia overleden. Kort na de komst op Java van den gouverneur-generaal van der Capellen, kwam hij uit Nederland, werd in 1822 hoofdkommies en in 1824 chef der algemeene gouvernements secretarie te Batavia. In dat jaar werd hij als secretaris toegevoegd aan eene corn­missie tot onderzoek der finantieele gesteldheid van Neder­landsch Indic. Vijftien jaren later (1839) was hij onder het toen werkende stelsel van bestuur,, op nieuw in eene dusdanige commissie werkzaam , doch nu als lid der regering. Nadat hij in 1825 secretaris der regering geworden was, werd hem verlof naar Nederland verleend. In 1830 kwam hij van daar terug, te gelijk met den benoemden gouverneur-generaal v a n den Bose h. Deze benoernde hem tot algemeenen secretaris en hij bleef die functien bekleeden tot dat hij in den aanvang van 1834 op nieuw naar Nederland vertrok. In 1837 keerde hij als raad van Indic terug. Hij huwde to Buitenzorg den 21 Febr. 1831 Adriana van den Bosch, dochter van den gouverneur-generaal , die echter spoedig bezweek. Part. berigt. SCH0011 (THEOPHYLACTUS VAN DER) , te Middelburg gebo­xen , werd den 23 September 1 680 in den otaderdom van 22 jaren als student in de godgeleerdheid te Leiden ingeschreven, sloot zich aldaar aan Jacob V e r s c boor, geboortig van Vlissingen , lid van de waalsche gemeente aldaar , doch wegens wangedtag gecensureerd , en Meld met eenige andere studenten con venticulen. Hij werd voor den kerkeraad geciteerd , waar hij zich o. a. verantwoordde door te zeggen : er toen ver­schillende soorten van con venticulen plaats hadden (vermoedelijk van de Socinianen , Kwakers , Labadisten en Rijnsburgers) , dat zij ze er niet gemaakt maar gevonden hadden." Hij verkreeg er een grooten aanhang (Schoristen genoemd), beroemde zich van de Coccejaansche partij te zijn , en genoot van then kant dus eenige verschooning , terwij1 de Voetianen hem en zijn aanhang vervolgden , die onder den naam van Hebreen be­kend is. TerwijI Verse hoor in Walcheren werkzaarn was, waren van der S e h oor en anderen weer werkzaam in Holland, inzonderheid te Leiden , den Haag , Sassenheim , Maassluis en ook te Utrecht. Den 1 Sept. 1694 betuigde hij voor den kerkeraad te Lei-den 'cit het beter was dat men eerst de H. Schrift verstond en daarna tot de behandeling van den Catechismus en ander° stukken °verging ," yzijne conventiculen hadtlen het regt ver­stand der H. Schriften ten doel." "[let leeren van den Cate­chismus was gelled doelloos , onregelmatig en geschikt orn de menschen van den Bijbel at te trekker]." Zijne conventi­eulen werden verboden waarop hij de stad verliet. Zie Kist en Royaards, .117 ed. Archie'. van Kerk. Geschied. , D. VIII. N. 67 , 73 , 79. SCHOOREL (DIRK BURGER). Zie BURGER VAN SCHOO­REL (DIRK). SCHOORL (JoAN) in 1493 te Schoorl, een Noord-Hollandsch dorp , geboren verloor vroeg zijne ouders en wend door zijne vrienden ter opkweeking nary Alkmaar gevonden. Voor­spoedig ontwikkelde zich zijne geestverreogens , en reeds op zijn veeriiende jaar had hij groote vorderingen gemaakt in bet latijn. Zijne zucht tot de teekenkunst was echter zoo groot dat zijne vrienden hem daarin lieten onderwijzen , eerst te Haarlem door Wille in Cornelis Z. , en vervolgens te Am­sterdam door Jacob Cornelis z. Bovendien verlangde Schoorl zich verder in de kunst te bek wamen in de leer-school van Johannes de M abuse, toes in dienst van P h 1-lips van B o u r go n d i e. De ongeregelde levensv‘ijs van zijn meester deed hem besluiten zijn verblijf aldaar te verkorten , en hij vertrok over Keulen naar Spiess , waar hij zich in de bouw-en doorzigtkunde oefende. Van daar begat hij zich naar Neurenberg , om zijne studie onder den vermaarden A 1­b e r t Du r er voort te zetten. Ongetwijfeld had hij bier lan­ger vertoefd zoo D u r e r de leer van Luther minder ware toegedaau geweest. Hij vertrok dus naar Italie en vond to Venetie een goede gelegenheid naar het H. Land over te ste­ken. Hiervan maakte hij gebruik , en teekende onder weg to scheep portretten van zijne reisgenooten , en op Candia , Cyprus en elders eenige fraaije gezigten van landen , steden , kasteelen enz. Te Jeruzalem geraakte hij in kennis met den gardiaan van bet klooster Sion , en bezocht in diens gezelschap de om­ streken en boorden der Jordaan. Later zond hij then gees- 27 4.18 telijke tot erkentenis , eon door hem vervaarriigd tafereel , voor-stellende: St. Thomas , zijn vinaer in de zijde van den Zalig- maker leggende. Op een ander tafereel stelde hij de stad Jeruzalein voor met het gra van den Verlosser en vele figuren waaronder ook dat van hem zelven en die van eenige Jeruzaleinsehe ridiers of reizigers. In 1520 bezooht hij , op zijn terugreis van Jeruzalern , Rhodus, waar hem de grootrneester der Duitsehe orde , die later zijn verblijt op Maltha hield , goed onthaaltle. liter schilderde hij de stad en ornstreken , en te Venetie weer­gekeerd , volvoerde hij zijn vroeger plan , en bezoeht hij overige deelen van Italie. 're Rome bestudeerde en copieerde hij de sehilderijen van Raphael, Michel A. ngelo en au­dere beroemde meesters,. Adria an VI, die , terwij1 v a n Schoorl te Rome was , tot paus werd verheven , gaf hem het opzigt over 13elvedere. Ook schilderde hij eenige stukken voor hem , en zijn portret , dat later in het door dien paus ge­sticht collegie te Leuven is gezien . Te Utrecht weergekeerd , vervaardigde hij , zoo in olie als in waterverw , voor den deken van Oudmunster van Lo k horst, o. a. het lnrijden vanChristus te Jeruzalern met veel gewoel van volk. De onlusten tusschen de bisschopsgezinden en de aanhangers van den hertog van 0 elre bewogen hem Utrecht to verlaten en zich te Haarlem neder te zetten , wear hij de doop van Johannes in de manier van Raphael, en een Christus aan het kruis voor het hoog altaar der Oude-kerk te Amsterdam schilderde. Later schilderde hij een knpitaal altaarstuk voor Utrecht , waarvoor hem ter belooning de eerst openvalleade prebende in het kapittel van Utrecht werd beloold. Ook komt hij op de lijst der kanoniken van de St. Maria kerk te Utrecht in 1545 voor. Toen hij uit Italie kwain , wees hij het aanzoek van Frans I , orn in zijn dienst te treden af , en van koning G ust aft! I van Zweden waving hij , voor een door hem aan dezen vorst aangeboden Maria beeld , een fraaijen ring , kostbaren mantel en met racer een Zweedsche kaas , die 200 ponden woog. Vele schilderijen werden aan van 8 c h o or I toegesehreven , die niet van hem zijn , maar tot de Keulsche school behooren. K r a rn m , die een uitvoerig verslag van dezen schilder geeit, vermeldt nog een reeks van schilderijen , door hern vervaardigd. 1.n het museum te Arasterdarn worden twee schilderijen van 4eze meester gevonden , de eene , eene Schreiende Havdalene, neclerziende op een doodshoold , dat zij in de hand [loud , de andere eerte zinnebeeldige vrouw , de dochter Sions voor-stellende , fraai , in den trant van Ra p ha el, behandeld. Op het stadhuis te Utrecht zijn van hem cene Madonna en 2 andere stukken , 24 abten vourstelleryle , die eene pelgritnaadje naar Jeruzalem deden. Op het stadhuis te Haarlem noernt men van ziine hand : Zen pleuti,ve optoyt der St. Jam Beeren te Haar- lem; 23 portrelten der Commandeurs van .St. 'Tans Heeren te Haarlem; de Jeruzolemsyangers ; Johannes den dooper aan den iordaan. In het museum Boyrnans was van hem : Christus door Johannes yedoopt in de Jordaan. Order de schilderijen in de St. Jails kerk te 's Hertogenbosch komt een stuk van zijn penseel voor, met dit onderschrift: insignis pictura de truce depositionis Salvatoris altari St. Petri et Pauli Ad•iano Schorelio Canonic° Oltrliectino auctore. Van zijne teekeningen, (lie uiterst zeldzaam voorkomen , worden vermeld : De opwekkiny van Lazarus ; Jezus door Judas verraden ; een Ecce homo. Hij was bevriend met vele g,eleer­ den , o. a. met J a n us S e c u n d us, kende vijf tater', beoefende de poezy en toonkunst , en overleed 6 December 1562. Zie van Mander; Houbraken; Jacob Campo Weyerman; Immerzeel; Kramm; Nitgler; Fiissli; van Rhijn en van He us s e n, Bat. Sacra , T II. p. 58 in fol.; D. I. bl. 223 in 8°.Beschrijv. der stud Dein bl. 258 ; S c h r a s s e r t, Beschrij,7. v. Har-derw. EA. 28 ; Tijdschri ft voor Gesch. , Oudh. en Statist. van Utrecht, 6de jaarg. 1840 bl. 212; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr ; Messager de Gand , 1841 p. 384; Fiorillo, Einleit , T. III. LXXIX; Catal. du Marquis daLag oy , Paris 1834, N°. 157, Kunstblatt , 1841, S. 50; Saxe,Ononi. T. III. p. 9 7 ; 4upend. V. p. 539 ; Burman, Traj. crud., p. 342; 0 p rn e e r , Chron., p 466; Delic. poet. Beig. , p. 241, 243, 441; J. Dousa, Epod. I. IX. p. 23 7 ; Nag le r , Kiinstler Lexicon, Th. XV. S. 503-515. SCHOORL of SCHORELIUS (ADRIAAN) werd in 1530 te Schoorl geboren , legde zich op de fraaije letteren , en bijzon­ der op de latijnche poezy toe , en vertrok na volbragte stu- dio!' naar Rome , waar!luchtgesteldheid en een losbandig leven zijne p.',ezondheid ondermijride !Op zijn terugreis naar Holland , hield hij zich eenigeu tijd in Frankrijk op , en dacht zijn gezondheid in zijne geboorteplaats to lierstellen , door tot diep in den nacht to drinker' , maar verkortte daardoor zijn leven. Hij overleed in 1559. Na zijn flood verschenen zijne dichtstukken onder den titel van Poeinala postkuina. Antv. 1566. Zij bestaan nit Eleyia, Ecloya , Epiyrammata en 2 stuk ken van 0. V a I e r i u s, hoogl. to Leuven, op de komst van Karel V te Utrecht in 1540 en 1546. In de Deliciae poet. Belgarum IV. 124 seqq. worden ook eenige zijner dichtstukken gevonden. Zie Adr. Junii, Batavia, C. XVI; J. Foppens. Bibl Belg. , T. I. p. 22; Val. Andraes. Bibl. Bel g. , p. 17; Sweertii. AM.Belg. . p. 101, 102 ; Burman, Traj. erud p.344; Theatr. funeb. , p. 397; Hoeufft, Pare. Let. Belg , p. 43; Peerlkam p. de PoetisLet. 1Veerl. , p. 65 ; P a q u o t , Mein , T. III p. 237; Chr. van ‘illonaar. SCHOOTEN ( ) gal in het Licht: Godzalig Leven. 4°. Zie Abcou de, Aanh., bl. 190. 27* SCHOOTEN (Mr. FRANS NrA.N) werd in 1581 te Leiden geboren , en in 1615 , onder den titel van hoogleeraar be­noemd , om , volgens de instelling van prins Maurits, in het Nederduitsch de wiskunde , bijzonder ten nutte van inge­nieurs te onderwijzen , nadat hij dit onderwijs reeds eenige jaren achtereen (sedert het overlijden van van Keulen tegen het einde van 1610) op een onzekeren voet gegeven had. Ook was hij ingenieur in dienst van den staat, en volgde het leger , zoo vaak zulks vereischt werd , te velde ten welker einde hij in den zomer van het bonder) van lessen verschoond werd. Hij bekleedde zijn post met grooten lof tot zijn over-lijden den 11 December 1646, in den ouderdom van 65 jaren. gaf in licht : 7abulae sinitum Tangentium et Secantium. Amst. 1627. Ook in het Ned. Sinus Tafelen met het gebruyk derselve in regainische Trianyelen. Amst. 1627. 8°. Ook wordt hem toegeschreven Roosekrans. Dordr. 1623. 4°. Zijn portret bestaat. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche lloogeschool, D. II. bl. 104; van Kampen, Beknopte geschiedenis der Letteren en Wetens.in de IVederl., D. III. bl. 130 , 131; Soermans, Acad. Reg ist. , bl. 94; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecours; Poggendorff,Biogr. Liter.; Bauer, Llandworterb. ; Kramm; Abcoude,Naamr. SCHOOTEN (FRANS VAN) , zoon van den vorige , volgde zijn vader in 16-1.6 als buitengewoon hoogleeraar op, en overleed in 1661. Hij was de leermeester van Johan de Witt en Christiaan Huygen s. Descartes had een geheele her-schepping in do behandeling der wiskundige wetenschappen te weeg gebragt , doch niet Han alle deelen zijner algebraische ge-ometrie , die ontwikkeling gegeven , welke eerie zoo geheelnieuwe wijze van behandeling voor vele wiskundigen toegan-kelijk maakt. Van Schooten Dam de taak op zich door het schrijven van eenen Commenlarius op de Geometrie van Descartes, door het uitgeven der aanteekeningen van E r a s-m us B.artholin us, van Bea um e op dezelve, als ook van de schriften van de Witt, Hudde en v a n raet, de leerwijs van Descartes meer algemeen bekend te doen wor­den , waarin hij uitnemend slaagde. Mont ucla geeft aan van Schooten den lof, dat men in zijnen Commentarius al datgene vindt dat tot regt verstand van Descartes noodig is , zonder de lastige wijdloopigheid , die veelal het lezen van Commentatoren vervelend maakt. gaf behalve de genoemde werken waarbij men voege kan het berigt ad lectorum voor het gesehrift van Huyg en s de ratiociniis in ludo aleae (1657), in het lick : De organica conicarnm sectionum in piano descriptione. L. B. Ook opgenomenTzijne Exerc. Math., vutarvan deze verhan-deling het viercie buek uitumakt. Mathomatische oeffeningen. Amst. 1655. 4°. Exercitationum Mathematicarum libri quinque (Lib. III be- vat Apollonii Pergaei plana restituta) 1657. Principia Matheseos universalis. 1651. Hij beoefende even als zijn vader de ets- en schilderkunst. Zijn vader etste o. a. het portret van Descartes, waaronder een zesregelig vers van Cons t. Huygen s. Op de hoeken der prent zelven staat Franciscus a Schooten pr. Mat. ad vivumdelineavit et /ecit Anno 1644, en behoort in Renatus De s-cartes, Opera philosophica. A mst. 1656. 4°. , en in Ed. 2a. 1698 in 4°. De oude van Schooten vervaardigde ook het portret van Johannes Pechlin van Rostock, Predicant to Ley-den, oud 60 jaar. Oak bezit het rijks museum te Amsterdam van hem het Portret van een Man met een grooten hoed op. Van den zoon bestaan Fruyien en een Schut van 8 deuren,extra ordinair hoog , door F. v. S. geschilderd en door M o u­cheron gestoffeerd. Zie S ie gen be ek , Gesch. der Leids. Hooges. , bl. 126; van Kam­ pen , Gesch. der Letterer., enz t. a. p.; Nieuwenhuis; Kobus en de Ilivecourt; Poggendorff; Kramm; J. de Parival., Vermaeckel. van Holland, bl. 119; Catal. van G. _Met , D. I. bl. 181 ; Muller, Cat. v. portr. ; A b c o u d e , Namur. SCHOOTEN (PETRus VAN), broeder van den vorige , werd 22 Febr. 1634 te Leiden geboren , en volgde in 1661 zijn vader op. In 1669 werd hem vrij heid gegeven om de wis­kunde , op dagen niet tot het !louden der lessen bestemd , ook in het Latijn te geven. Hij overleed den 30 November 1679. Hij gaf in het Licht de verhandeling door zijn broeder nage-laten : 1)e concinnandis demonstrationibus tieometricis ex calculoAlyebraico. L. B. 1661 aan curatoren opgedragen. Zie Siegenbeek t. a p. bl. 138: Nieuwenhuis; Poggen­ dorff. SCHOOTEN (Joins of GEORGE VAN) , in 1587 te Leiden geboren , leerling van K o e n r a a d van der Maas, was een zeer bekwaam historie- en portretschilder en leermeester van Rembrand van Rijn en Jan Lievensz. Hij was een der onderteekenaars van bet rekwest in 1610 aan den magis­traat der stad Leiden overgegeven, waarbij zij verzochten een schilder- of St. Lucas-gild te mogen oprigten, Zijn portret is door Franciscus a Sehooten , den oude , geetst. Zie Houbraken; van Eynden en van der Willigen; Imrnerzeel; Kramm; Orlers, Beschrijv. v. Leiden ; S. van Le euwen, Korte Beschrijv. v. Leiden, bl. 189; A. Houssaye, La Vie et Oeuvres de Renthrandt , Paris 1847. SCHOOTEN (MARIA VAN) , uit bet edel geslaeht van (lien naam gesproten , doebter van Jan van Soho o ten en Cor­n eli a v an E gm on d, eene heldbaftige vrouw , die waar­schijnlijk tot de bende van vrijheidlievende vrouwen behoorde, door K e n au H a s s e la a r verzameld , om de stad tegen de Spanjaarden te verdedigen. Zij stierf ten gevolge der wonden , in 1573 , bij het beleg bekomen. Beide bare beenen werden afgeschoten. Zie Kok. SC HORE of SCHORUS (ANTomus VAN) , in den aanvang der 16dc eeuw te Hoogstraten geboren , legde zich op de let­teren toe , onderwees ze te Straatsburg ander Johannes St urmius, en vervolgens te Heidelberg. Het was hier dat hij zijne huisleerlingen in het geheim een cornedie Het vertoo-nen , getiteld : Eusebia sive .Religio , waarin de godsdienst , na te vergeefs huisvesting bij de grooten gezocht te hebben , ze eindelijk bij het landvolk en bet gerneen vond. Dit spel maakte veel gerucht , men sprak er over met den keizer , en men Wilde den sehrijver ter flood brengen. Eenige studenten werden op bevel van den rector gevangen gezet , doch Sch ore nail) de vlueht en hegaf zich naar Lausanne , waar hij in 1552 in geen gevorderden leeftijd stierf. Behalve de genoerude comedic, gaf hij in het Licht: Thesaurus verborunz linguae latinae Ciceronianus. Argent. 1570. 4°. 1580 • °. De S. geeft bier een uittreksel van de werken van Robert Stephanus en Marius Nizolius over de Lat. taal. Later heeft J o h. V er we y er gebruik van gemaakt voor zij n Thesaurus calm Latinitatis. Goudae 1701. 4°. Phrases linguae latinae , ratioque observandorum eorum ex aucloribus legendis , vale praecipnanz ac singnlarem vim aid usnm habent. Basel. 1550 8°. Colon. 1573 8°. It. , Acces- sit Dialogns de ratione populariter tractandarunz quaestionunz Lugd. 1574. 8°. Ook met den titel : Ant. Schori Phrases linguae Latinae, in germanicum sermonenz conrersae ; Accessit Dialogus Cum indice Germanico in usum compositionis ciceronianae adornato , ut eicenz sustinere posit Lexici Cicero­ niani Latino-Germanici; opera* Salamonis Pfisteri. Tubingae 1726. 8°. De Dialogus veiscbeen afzonderlijk te Lausanne 1573 12°. Hieruit blijkt dat hij den hervormden godsdienst had omhelsd. Ratio discendae docendaeque linguae Latinae et GraecaeLibris duobus. Argentorati 1549. 8°. 1557 , 1561 , 1596. 8°. It. Accedunt ob aryumenti similitudinem et usurp ejusdenzdissertatio de ratione observandi , et Joannis Rivi Attendorien- 8i8 libellus de ratione docendi. Leov. 1695. 8°. Hij beloofde nog uit te geven. Liber de arte jungendae orationis. differentiis. De particulis.RllEius libellus de Particulis L. L. interci-disse dicitur , quem deifide alieUnde aeceptumTnornint Horatiurn Tursellinurn adnotat Moneta." De lingua latina. Zie Hub. Thomae, Annal. Frederici H, qp. 269; Fri. sii, Epit. Gesneri p. 67; Sweertii, Ath Belg., p. 138; V'al. Andreas, Bibl.q, p. 76; Foppens, Bibl. Bely., T. I. p. 91; Prosper Marchand, Diet., T. II. p. 193; Paquot, MOm., T.I. p. 365; Bane, Diet, hist. era ; Morhofius, Polyhist. CVI.q11. p 782, CIX.T12 en 21 p. 824 en 828, T. I; Saxe, Onoin., Liter. , T. III. p. 239, dna./.. p. 627; Sc hoock, Exercit. XXIX. p. 507; Rabus, Boekz. v. Europa 1695, p. 511; Kobus en de Rivecourt. SCHORE of SCHORUS (HENDRIK vAN), waarschijnlijk de zoon van den laatste, wcrdt door o h a. nnes Walkius een verlieht en oprecht man genoemd, en schijnt onderwijzer der jeugd te Zabern geweest te zijn. Hij overleed omstreeks 1590. Hij gal in het licht: Specimen in forma tradendi sermoni8 et rationis disciplinas, ex Petri Rami scriptis collecta, et Tabernensi scholae accom- modata per Henr. Morton. Acceslit ejusdem epistola de lin- guarum usu et utulitate, cum Praefatione Joannes Sturmii. .Argentorati. 1572. 8°. De analysi et genesi grammaticet, DialogiBnsum pueroruin conscripti , ubi °Otter Grammaticae Germanicae fun6lamenta adumbrantur 1574. Speciales Universitatis disciplinarum l'abulae , ex Ramo excerptae. A rgen tor 1578. Breviarium Romanorum Pontijicurn , qui Romanam rexerunt _Ecclesiam, abbreviatore Hem% Schore. S. P. Argent. 588. 4°. Vita Erasmi Lymburgici, Aryentinensis Episcopi, acljecta in line Inscriptio eius sepulchralis. .Electio Joannis Comitis a Manderscheyd et Blanckenheym. Beide laatste in de bibliotheek van den geleerden graaf v o n Uffe nbach, in 1734 te Frankfort gestorven. Lie Marchand, Dict., T. II. p. 192; Paquot, Mem. , T . I. p. 365. SC HORE (LODEWIJK VAN), zoon van Lod e w ij k van S chore, secretaris van Leuven en van Elizabeth, dochter van Elie Hal v erm ij le n , werd in het laatst der 15 eeuw aldaar ge boren. Na zich op de regtsgeleerheid toegelegd te fiebben , volgde bij Pieter van Thien en als buitengewoon hoog- leemar in het, kanonieke regt en als kanonik van den twee-den rang in de St. Pieters kerk (2 Jan. 1519) op. In 1520 werd hij de opvolger van Pieter van Maagden burg als gewoon hoogleeraar in het burgerlijk regt. In hetzelve jaar werd bij 'doctor in de regten en narn zitting in den senaat der academie , waarvan hij in September 15 .21 rector was. In 1524 verliet hij Leuven en werd door keizer Karel V raadsheer in den grooten raad van Mechelen benoemd. In 1535 werd hij lid van den raad van state en geheiinraad te Brussel. Drie jaren later ontbood hem de keizer naar Span je , en gelastte hem het oproer te Gend te stiller ook zond hem doze tweemaal als gezant naar Frans I. Einelelijk volgde hij in 1540 , na zijn arnbten te hebben neergelegd , Jan Caro nd el et, aartsbisschop van Palermo , op , en over­leed den 25 December 1548. 1-1 ij liet bij zijn tweede vrouw, Anna van der Noot, docker van Adolph van der Noot, kanselier van Brabant , den laatsten Mei 1590 te Luik gestorven , een zoon na , Era rd van Sch ore, ridder,, die zonder kinderen den 26 Februa,rij 1610 overleed , na drie-maal de burgemeesterlijke waardigheid te Leuven hekleed te hebben. Zijn devies was : Sustineat Shore. Ilij gaf in het licht : Con•iliunz super viribus matrimonii inter Ilenricum VIII. Anglorum regem et Cathrinam Austriacam. Loy. 1534. Zie Viglins, de Vita sua bij Hoyncic van Papendreclit , Anal. Be,g., T. I. p 28 , 164 , J e a n WIT ollander, aid. T. III. part. II. p. 321 ; Suffr. Petri, de Script. F7 is. ed. 1699 , p 336 ; P. Divaei, Rer. Lovan., L. II. p 31 , 32; Sacchini, Mist. S. .T., L. IV. n. 93, p. 130 ; V al. Andreas, Fast. Acad.. p. 182-184; Chrispijn, Tombe des hom. ill., ed. 1673, p. 11-13 ; Paco ot, Mcfm., T. I. p. 364. SCHORER (Mr. ASSUERUS VAN DER PuTTE) schreef eene dissertatie de Compensalionibus. L. B. 1754. Zie Cat. der Bibl. v. h. Zeeuwsch Genoots. bl. 224. SCHORER (F.). Op den Inventaris van Hss. van het Zeeuwsch Genoots. der Wetenschappen te Middelburg, door J. P. van V isvliet, Middelb. 1861 , komt, behalve aanteekenin-gen nopens het geslacht Schorer, voor een Brief van F. Schorer aan N, C. Lambrechtsen over een artikel in de Haag­sche Courant, betrekkelzjk het vinden , ten jare 1;68, onder de pvinen van een ovd Inds te Londen , van een wed handschrift van den natuurlijken zoon van Richard Ill , honing van Enge­ land. Zie Inv. bl. 3 , 35. SCHORER (IzAAK) was predikant te Vrouwenpolder, vervolgens predikant en hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis te Mid­delburg , waar hij in den ouderdorn vnn ruim 53 jaren , den 19 Nov. 1750 overleed. Den 29 daaraanvolgenden hield ziin ambtgenoot J a co bus Willem sen eene lij krede op hem naar aanleiding van 1 Koningen XI : 43. Na zijn dood verschenen zijne Uitgelezen Leerredenen , met eene voorrede van Prof. J. Willem8en. Middelb. 1763. Zie Boekz. der Gel. Wereld, 1751 a, bl. 73 volgg. ; Arrenberg, Naamr. , bl. 460. SCHORER (Mr. JACOB HENDRIK), zoon van Johan Gu lielm us Schorer, gecommitteerde raad en raad der admi­raliteit van Zeeland , werd den 5 Februarij 1760 te Middelburg geboren , studeerde to Utrecht, en verkreeg den 20 April 1781 den titel van doctor in de rechten , na verdediging eener dis-sertatie de eo quod circa exheredita1iones liberorunz fain iureanliquo, quanz iure novo °hand. Pas in 't vaderlijk huis wedergekeerd , werd hij tot gewiehtige ambten geroepen en aangesteld , in Nov. 1781 tot tweeden , en in April 1786 tot eersten pensionaris zijner saderstad. Na de groote veranderingen der regeringsvorrn in doze landen ten jare 1795 , hield hij op pensionaris to zijn , doch werd in andere bezigheden ge­wikkeld. Bij de staatsregeling van 1798 waren vastgesteld de afschaf­fing der tienden en arnbachtheerlijke regten en de scheiding van kerk en staat. De groote rnoeite door hem en anderen aan bet eerste punt besteed , bleef n zoo ver do tienden be­trof ," niet geheel vruchteloos. In de commissie van zes leden tot nut van den eeredienst der Hervorrnde gerneente in 1799 benoemd , liet hij zich den lastigen post van voorzitter welge­vallen , en was daarin met ij ver werkzaam. Ook ging hem het belang van Zeeland en vooral van Middelburg bij het behoud der 0. I. Compagnie , toen men in 1795 een nadee. lige verandering in 't bestunr Wilde maken , zeer ter harte. In Januarij van dat jaar werd hij met twee andere heeren door de staten van Zeeland afgevaardigd , om met den Fran­schen generaal Michaud te Breskens in onderhandeling te treden over eene capitulatie van Zeeland , welke tot stand kwam , en waarop men zich naderhand met eenige vrucht kon beroepen. In de volg-ende maand liet hij zich bewegen om den post van provisioneel pensionaris van Middelburg aan te nernen , doch reeds in Mei ontving hij zijn ontslag. Van toen of verkoos hij atnbteloos te leven , wees in 1796 het aanzoek om representant van Zeeland te Zierikzee te worden van de hand en was in 1801 ongezind zich te voegen bij de door het staatsbewind benoemde commissie tot het ontwerp van de wijze , waarop het bestuur van Zeeland in 't vervolg zou kunnen ingerigt worden. In 1802 werd hij lid, in 't volgende jaar president van den raad , en in 1808 burgemeester van Middelburg. In 1806 be­noernde L o d e w ij k Napoleon hem tot staatsraad , behan­delde hem in Mei 1809 , bij zijne komst te Middelburg met onderscheiding , en beloofde ook op zijn raad en voor- lichting aanziettlijke voordeelen aan het gewest en de hoofdstad. Sedert de landing der Engelsehen in Walcheren kwam een groot deel van 't bestuur des Eilands weder op den Middel­burgschen burgemeester , die zich uitstekead van zijn pligt kweet. Weinige dagen na het verlaten van Walcheren door de Engelschen , verk taarde de Fransehe gentraal Gilly, 31 Dec. 1809 dat het eiland Walcheren een gedeelte van 't groote keizerriik zou zijn. Dit bragt den burgemeester in eene moeijelijke omstandigheid. Er kwamen vlak strijdige bevelen van dien generaal en van den Hollandsehen koning L o d e-w ij k. De burgemeester wilde getrouw aan pligt en eer blijven , en zich schikken naar 's konings besluiten maar hij vverd op eene geweldadige wijze, door eene sterke militaire executie ten zijnen huize , gedwongen den wil des keizers te volgen. Toen Bonapart e in 1810 te Middelburg kwam , werd hij door dezen bij wien hij ten onregte van deze en gene misdaden beschuldigd was , zeer onheusch en schardelijk behandeld. De geheele stad belgde zich zoo over deze beleediging , dat de geweldenaar naatxwelijks eetlige blijken van beleefdheid , inte­gendeel van verachting in 't openbaar ontving. Sehorer sehroomde in 't minst niet den keizer met edele fierheid onder de oogen te zien , en hem met voorbeeldige standvastigheid van geest en zeldzarne rondborstigheid , in 't bijzijn der regee­ring , zoo aan te spreken , dat de aanwezende Fransche otlicie­ren , ja zelfs de keizer daarover schenen verbaasd te zijn. De generaal Duroc betuigde daarna, dat hij den keizer dus nooit had hooren aanspreken. Nu begon den keizer der, waar­digen man met meerdere bescheidenheid en onderscheiding te bejegenen , gaf bij het afscheid nemen der regering zijne tevredenheid te kennen , en beloofde ten bewijze hiervan , Zeeland tot een departement des rijks , en Middelburg tot de hoofdstad er van te zullen verklaren. Na de omwenteling van 1813 werd Schorer (11 April 1814) benoemd tot eommissaris -generaal over Zeeland, en wei­nige dagen later (11 Mei) tot gouverneur der provincie. In 1807 benoemde koning Lod e w ijk hem tot ridder van de orde der Unie , in 1812 Napoleon tot ridder der Unie , Willem I schonk hem in 18-17 het kommandeurkruis der orde van den Nederl. Leeuw en gaf hem en al zijne afstam­melingen in 1816 rang onder den Nederl. adel. In lfl6 werd hij curator der Leidsche hoogeschool. Ook was hij sedert 1816 lid der maats. v. Nederl. Letterk. huwde 1. (1786) Johanna Cornelia Thibaut, en 2.(1794) Johanna Maria baronesse van den Brande. Na den 18 Sept. 1817 zijn eervol ontslag als gouverneur van Zeeland verkregen te hebben, overleed hij 22 Jan. 1822. Zie J. de Kanter, Loirede op mr. .T. H. S., Middelb. 1822 J. Clarisse, Amtales Acad. L. B., p. 22, 42, 45; J. te Water, elanspraak op de dig. Verg. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1322; S i e- g en b e e k , Gesch. d. L. H. , D. H. bl. 40, 41 ; Kunst- en Letterb. 1823, D. J. bl. 200; Nieuwenhuis; Kobus on de Rivecourt. SC HO RER (JoHAN) , regtsgeleerde , eerst secretaris , daarna pensionaris zijner geboortestad Middelburg. Hij had zich op de hoogeschool ook in de godgeleerdheid en de Grieksche taal toegelegd , zoo dat hij in dem briefwisseling met zijne geleerde vrienden kon !louden. Een zijner Latijnsche gedich­ten vindt men v6Or het eerste deel der Uitlegging van deneersten brief aan de Galalen van zij n saloon varier J. St e e n-gr ach t. Hij overleed den 25 Mei 1705. Pe t r us Pe t-t eni us, toen geplaatst aan de latijnsche school te Middelburg , later rector aan die van Zierikzee , vervaardigde een lijkdieht op hem. Zie de la Rue, Gel. Zeel., bl. 90, 91, SC HORER (JOACHIM AssuERus) schreef eene dissertatie : De lnterdictis. Tr. ad. Rh. 1769. Zie Cat. v. h. Zeeuwsch Genoots., bl. 224. SCHORER ((lox. GuL.) schreef eene dissertatie De lnjuriis. L. B. 1753. Zie Cat. v. h. Zeeuwsch Genoots. , bl. 224. SCHORER (WILLEm) gaf in het licht : Vertoog over de ongerijindheid onzer hedendaagsche rechts­ geleerdheit en Praktiik. Arnst. 1777. 8°. Bet oppergebied der regeerders en des yolks , beoordeeld en bepaald. .Middelburg 1784. Over tweeyevechten ( Vern. Zeeuwsch Genoots. 1775). Inleiding to de hedendaagsche rechtsgeleerdheid. Zie Arrenberg, .Naaml., bl. 460. SCHORER (Mr. PETRUS GULIELMUS), studeerde te Utrecht en werd meester in de regten na verdediging eener dissertatie,de is'ententiis carionque effectibus. Tr. ad Rhen. 1770. Hij nerd read en secretaris van Vlissingen , lid der staten van Zeeland , president der rechtbank van koophandel te Mid­delburg, di, ecteur van het Zeeuwsch genootschap , overleed op zijne terugreis van Amsterdam naar Middelburg , den 1 Oct. 1817 , in den ouderdom van t7 jaren en mint 8 maanden. Zie Konst- en Letterb. , 1817, D. 2. bl. 258 ; Cat. v. h. Zeeuwsch Genoots. , bl. 225. SC HORER (Jon. PETR.) schreef : Ecne Dissertatio de obligationibus quae ex delicta nascun- tur. Tr. ad. Rh 1767. Zie Cat. v. IL. Zeeuwsch Genoots. bl. 224. SCHORER (L. F.), gelegenbeidsdicbter uit bet midden der 18de eeuw b. v. voor den tweeden druk van P. de la Rue 's Geleiterd Zeeland. Zie van der Aa, N. A. B. C. Woordenb. SCH.ORTELDOEK (K), een Rotterdamsch dichter uit het laatst der 18de eeuw , van wien sleeks gelegenheids-gedichten bestaan , o. a. en den Bundel lijkzangen op P. Hofsiede , hl. 73. Zie van der A a , N. B. A. C. Woordenb. SCHORTINGHUIS (WILHELAtus), zoon van E. Jurje n Willems Schortinghuis en Trijntje Sik k es Schiet­kamp, werd den 23 Febr. 1708 te Winschoten geboren , ont­ving aldaar het onderwijs der praeceptoren van A 1 t e n en van Leurs, studeerde te Groningen , werd in 1 723 predi­kant te Weender, en in 1734 to Midwoida in GI oningerland. In 1740 gaf hij een werk uit dat groote on rust en betreu­rensvvaardige gevolgen in de Nederlandsche Hervormde kerk heeft verwekt. Het verscheen te Groningen onder den titel : Het innige Christendom , tot overtuiging van onbegenadigde , be- stiffing eu opwekkiny van begenadigde , in deszelfs allerinnigste en wezenlijkste deelen gedeeltelijk en bevind(V k voorgesteld inzamenspraken. Dit gesehrift , waarin geoetenden , begenadiyden ,kleingeloovigen en onbegenadigden als sprekers voorkomen, grondde de beoefenings leer op de volgende hoofdpunten dat een ver­standelijke bijbelkennis bij onbekeerden , niets meer clan een bloote letterkennis is, zonder invlued op het hart , ja zelfs van nadeeligen invloed op bet innige christendorn ; dat er ter be­keering alleen eene geestelijke kennis noodig is, die onmid­delijk van God komt , welke geheel afgezonderd van bijbel­kennis , door een aantal hartstogtelijke bevindingen den mensch bijna tot vertwijfeling brengt , maar eindelijk , wanneer het wettisch werk in eigene kracht ophoudt , en de ziel tot be­daren is gebragt , een zuiver inzien in het Evangelic sehenkt , zich met de bijbelkennis vereenigt ; dat de mensch zonder die onmiddelijk , zonder die van God uitgaande kennis ter bevordering van zip tijdelijk en eeuwig geluk volstrekt on­magtig , onkundig , onwillig en van al , vat goed is , ontbloot en ondeugend is. De mensch wil niet , kan niet , weel niet ,heel l niet , dengt niet. Doze dierbre vijf nieten , gelijk Scho r-t i n g h u is ze noernde , moesten door eigene bevincling gekend worden , en maakten bet eigcnlijke wezen des innigen Christen­doms uit. llierbij bezigde de schrijver uitdrukkingen , die al­lezins geschikt waren orn flan zinnelijke gemoedcren te beha­gen , doch tevens tot de wanstaltigste denkbeelden en de grofste misbruiken aanleiding konden geven. Zoo sprak hij van //bet zinken en smelten in den gloed der nitnemende liefde van Christus", van ff weg te zinken in den afgrond van eigene nietigheid , zich in de voile bloedzec van Jezus wonder te be­geven." nit werk maakte in ecn tijd , waarin bet Voetiaan- sche stelsel tot mysticisme overhelde , en het Lampeaansche stelsel met zijne leer van bevindingen en gestalten velen wel­gevallen was , veel opgang , en werd door de theologische facul­teit te Groningen goedgekeurd , doch met waarschuwing het met voorzigtigheid te gebruiken. Wel hadden de beide Coc­cejaansche hoogleeraren D r i es se n en G e r d es zwarigheid gemaakt , doch de beide Voetiaansche professoren V e r­br u g g e en v an V elsen, ofschoon geen mystieken , hadden bet den Voetiaanschen S c h or tingh u i s mogelij k gemaakt , nadat hij bij de faculteit eerie regtzinnige verklaring van som­mige plaatsen uit zijn geschrift , die hem waren voorgelegd , had gegeven. Weldra volgde een tweede uitgaaf met goed­keuring der classis van het Oldambt. Doch in weerwil van dit alles verhief de synode van stad en lande zich tegen het boek , dat de regering van Groningen verbood te verkoopen. Thans vond Sc h o r t i n g Ir u i s hescherrning bij de provinciale staten , die de synode bevolen zich van alle verdere inmenging te ont­houden. Ofschoon nu buiten kerkelijke regtspraak gebragt, bleef het boek niet buiten het onderzoek van hen , die de waarheid liefhebben , die openlijk er tegen opstonden , zoo ter wederlegging er van , als ter waarschuwing van het gemeen er tegen. In Groningerland verledigde zich daartoe Her man n us S t e g n e r us, predikant te Noordbroek , door de uitgave vaneenige gemoedelijke en vrijmoedige vraagen van bezwaarnis. In Overijssel gordde zich daartoe met moe(1 aan de , zoo we-gens zijne geleerdheid , als regtzinnigheid bij het yolk in een goeden reuk staande Zwolsche predikant , N i col a as I-1 a r t man, die eenige ..4anmerkingen uitgaf betrekkelijk den voor de genieene christenheid aller sehadelijksten inhoud van het boek van Sch or ting hu is; aan merkingen , die allerbe­langrijkst en op zeer goede gronden gebound waren. S c h or ti n g h u i s verdedigde zich tegen Hart m an in zijn geschrift de .Reutzinnigheid van het innigste Ktistendom ( 1 7 4 2 ) , maar zijne krachten bleken niet geevenredigd te zijn aan Tgeen hij had ondernomen. Doch eensklaps ontving hij (1742) tulip van buiten. Vier hervormde predikanten van Emden met name H. G. Swartte, E. Meiners, G. Swartte en J. C. Br uch er us raven in bet Licht eene zedige voorspraakvoor de regizinnige waarheid , en bragten de hervormde kerk van ens vaderland in be%%eging. Mannelijk was het antwoord van Hartman in zijne Bekendmaaking , betreklijk he Boek- jen , genaamd de Yoorspraak voor de reutzinnige waarheid. Bier trad oogenblikkelijk bij de genoemde St egn eru s in zijne korte aanmerkingen op de zedige voorspraak enz. Ver-scheiden anderen trek ken rnede bet llamas aan , o. a. A rn ol­dus v an G ennep, predikant te Ethen , in bet land van Iltusetn , inTdip opstel ow. de zumenAomaten en oeeningen der partieuliere lidinaten (bl. 73-75). Inzonder-heid werden de Eindensche predikanten bedrernmeld door den ongemeenen moed der 0 verijsselsehe synode , die het (1713 — 1744) bij Overijsselsche staten zoo verre wisten te brengen dat deze het openbaar verkoopen van het hoek , op ztvare geld­boeten verboden , rats vele zaken in zieh behelzende , die met de leer van clen Bijbel en met die der forrnulieren van eenig­heid niet overeen kwamen." Zulks verwekte bij velen opzien en ergernis, die Jacobus Immink, predikant te Enschede, trachtte weg te nemen , door verseheidene gewigtige trimmer­kingen tegen het boek van Schortinghuis onder het oog van het publiek te brengen (Theoloyische , ontleedende, oor-deelkundige tegezgemerkingen over het boek van Schorting- huie Sehortinghnis zelf , door een Nederla.ndsche synode openlijk onregtzinnig verklaard , kon nu , behoudens zijne eer , niet zwiigen , te tneer daar zijne persounlijke waar-digheid door de Groninger synode was ongemoeid gebleven. verdedigde dus , in 1745 , zijne gevoelens , zoo goed hij konde , als gegrond op het oud geloof der Dortsche vaderen , (Het oude , regizinniye gereformeerde , geloor en leer enz.) Nu vatte Dionysius van der Keessel, predikant te Deventer , uit naarn der Overijsselsche synode , de pen op , om haar gedrag te regtvaardigen en de pogingen van Schortin g-h uis, ter zijner zuivering aangewend , te ontzenuwen , en schreef Noodig berigt enz. Hierbij is het gebleven. De Overijsselsche synode drong wel bij de overige synoden van ons vaderland aan , 0 113 hare voetstappen na te volgen , maar deze konden daartoe niet worden overgehaald. Hij bleef ongemoeid werkzaam in zijn post tot zijn dood , den 20 No­vember 1750. Behalve de gemelde werken gaf hij nog in het licht : Zeedig antzvoord op het Historisch Verhaal van de Theo& Facia van Gron. over het inniyste Christendoft. Gron. 1740. 4.. Noodige waarheden qhet herte van een Christen tot dienst van zijne zeer toevertrousode gemeente. Gron. 173S. 8°. De geborene Christus of yeesteliike Bedenkingen over de ver­ borgentheid der Godzaliyheid die groot is enz. Gron. 1 141 , 1746. Ook als dichter maakte hij zieh bekend door : Geestaiike Gezanyen tot ontdekkinge, overtuiyinge, bestie­ ringe en opteekkinge van allerleg soorten van menschen , so on- bekeerden als bekeerden. Alsinede enige beknopte Gezangen over de voornawnste waarheden. Gron. 1733 , 17 )0. Van dit rijm-werk verscheen de vierde druk en in 1745 de 8 ste druk van zij Bevindeliike Gesangen, vertonenden een uylverkoren son­ daar : I. Zijne Natuurstaat. II. An 64 sells onldekt en III. Geheyllyt. Gron. 1733. Voorta gaf hij : Lijktranen toitgeatort over het zeer droevig , ontiidig , dog sali . overlijd,en van de eerz. Ylevroutee A, a Siceama, geboren Hora enz. Gron. 1730 4°. en Lijktranen nitge8tort over het onverwagt, zeer emertelijk , dock ealig overlijden van eerz. Johan Bora, Raadskeer in Groningen. Gm. 1.744. 4°. Hij humle Ale t t a Burz, die hem 4 zones en eene dock. ter schonk. Zijn zoon Gerard us was predikant te Rottevalle. Zie Ypey, Gesell. der Chr. Kerb in de 18 eeuw , D. VII. bl. 327 very., D. X. bl. 426 very. ; Ypey yen Dermout,Td. Ned. Kerk , 0. M. hi. 326 very. in de aant. D. IV. bl. 7, 28 in de aant.; Glasius, Godgel. Nederl.; van den tionert, Mensch en Christus . H XI V ; Kort berigt van het gene in het christelijk synude van Stad en lande, dezes jaars 1742 beslooten is wegens het boek van W. Schortinghuis enz. ; D. v. d. Keessel, Nodiq Beriqt van hetgene voor gevallen is in den jaare 1740-1745 omtrent het Boek van W. Schortinghuis ens. Examen van het ontwerp van Tolerantie in de Voor­ rede voor de achtste zamenspr. bl. 31; D. v. d. K e e s s é 1, de vaot­ gestelde leer en praktijk van Neerlands kerk. Deventer 1750; Strodt­ m an , .Neue Gelehrte Europa Th. .S.359377; van Velzen - Introd. in fist. Eccl. , T. III. p. 842 ; van der A a , N. B A. d. Woordenb. ; Abcoude, Naamr , bl. 3-25; Aanh. , bl. 191, Tweede dank. , bl. 136; Arrenherg, Naomi.. bl. 460 ; Boekz., 1750 b bl. 374 volgg. ; 13. Van 13erkum, Schortingkuis en de vijf nieten ; Mul­ ler, Cat. v. portr. SCHORTINGHUIS (H.) schreef : .Kort opetel der Goddelijke waarheden. Middelb. 1769. Zie A rrenberg, Naamr. bl. 461. SCHOT (FaANcols) , bouwmeester te Antwerpen , in de tweede helft der 16 eeuw. Hem , P a u w e 1 s L u y d i n c x en Jan Daems werd van wegen den magistraat Bier stad belast het (1583) verbrande beursgebouw weder te hernieuwen. Zie Bor, .Nederl. Oorl. B. XVIII. bl. 7; Kramm. SCHOT!sebreef: Christelijk leven. Rott. 1735 Zie Abcoude, Naamr., bl. 325. SCHOTANUS (MESNARDU5) werd den 13 October 1593 te Franeke• gehoren , en ontving dair het onderwijs in de La-tij untie en Grieksehe talen van Simon Bernard en Johan F u n g e r u s en in de beginselen van bet Hebreemvsch van ze-keret' Johannes H aliehins. Nog v6(5r hij de lessen in de godgeleerdheid aan de Friesehe hoogeschool bijwoonde , verdedigde hij eene Dinertatio de anima. Hij bezocht daarop de gehoorzalen van S i b r a n d u s Lubbertus en Johannes Maccovius, zonder aan hunne onderlinge twisten deel te nemen. Zijne voorliefde voor de Hebreeuwsche taal was z66 groot , dat hij bet geheelen woor­ denboek van B u x tort van buiten leerde. Sominigen vreesden dat hij de rigtiug der Armirdanen zou toegedaan zijn doch het tegendeel bleek, toen hij den 7 November 1616 bij de klassis van Franeker tot proponent werd aarigenornen. Kort hierop werd hij predikant bij de Hervormde gerneente te Brit• sum, doch in 1620 boden curatoren hem een hoogleeraarsstocl in de godgeleerdheid HAI': de hoogeschool zijner geboortestad aan. Hij aanvaardde zijn ambt met eerie Oratio de diynitateministri. Ook was hem het ambt van academie- precliker opgedra-gen en vier jaren later voegde men hem ook dat van bibliothecaris toe. In 1630 beriep men hem , schoon vruchteloos , te 's Her. togenbosch gelukkiger was men in 1632 te Leeuwarden , doch reeds in 1636 keerde hij op nieuw naar Franeker terug , trail daar weder als hoogleeraar en bibliothecaris op , en werd in hetzelfde jaar honoris causa tot doctor in de theologie bevorderd. Thans was echter zijn verblijf te Franeker zeer kort , want reeds in. het voorjaar van 1637 werd hem het theologisch profess°. raat te Utrecht aangeboden , en aanvaardde hij het met eene°ratio de Verbo Dei. Hier weed hij met toegenegenheid ontvangen en bejegend , en algemeene eerbied droeg men zijne vroomheid , ijver geleerdheid toe. Eike Dingsdag Meld hij buiten de Weerd een kerkelijke recle, met het ge­volg , dat hij daardoor menige roornschgezinde bewoog tot het protestantisme over te gaan. Hij was zeer gezien bij zijne ambtgenooten , Voetius en de M nets, en overleed den 6 April 1614. Hij was tweemaal gehuwd met Dodonea Sch o­ tanus, dochter van Johannes Schotanus, predikant te Gout= , die hem eene doehter schonk , Geertruida, ge­ huwd met A egidius Radaeus lievi us, Inspector Bursae , kleinzoon van A egid s 11 adaeus, boekdruk ker te Antwer­ pen , in 1585 naar Franeker geroepen als acadeinie-drukker. Zijne tweede vrouw was Men sia Winter s. Hij gaf in het licht: Oratio in obitum claris8. Sexlini /tarmac. Franeq. 1630. 4°. Analysis et Conzmentaria in Epi8tolam Pauli ad Philippenses. Franeq. 1637. 4°. Conciones in Epistolam primam Petri. Franeq. 1637, 1644. 4°. Geplaatst v66r aan zijne Oratio de diynitate Ministri, bij gelegenheid der inwijding der hoogeschool te Franeker. Systema concionnm, quibus doctrina chtistiana, praxiv fidei et verae reliyionis traditnr. Traj. 1640. 4°. Franeq. 1644. 4°. Dissertationes de animal , de theoloyid, de religione , de se­ cessione ab Eccl. Romana etc. Zie Drakenboreb, Series Profess., n°. 8; Vriemoet, Ath. Fris , p. 246 seqq.; Burman, Traj. crud. p. 347, 348; A nto­nius Aemilius, Orationes , p. 393, 417; Schoockius, Exercit,.XIII , §. I; Essenii Orat. in obit. Gisb. Voetii , p. 38; Lipe­nius, Bibl. Theol. , p. 382, 385, 387; Le Long. Bibl. Sacr , T. II. p. 954; Witte, Diar Blogr.. ad an. 1644; Mollerus, Homo­symicopia , C. VII. § 119, p. 720; Voet, Disput. 7 heol. , p. 462; N. Blancardi Paneg. pro festo saec. Acad. an. 1685 , p. 18; G. Voet, Orat. parent. ; Rein. Neuhusii Cent. III , Ep. 53; J. Heringa, Oratio de .4uditorio , p. 106 , 135; Paquot, Mem., T. I. p. 573 ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. portr.; JOcher. SCHOTANUS (BERNARDUS) , broeder van den vorige , den 7 October 1598 te Franeker geboren , werd den 29 Mei 1614 als student aan de Friesche hoogeschool inge­schreven. Hij oefende zich eerst in de philosophie en wiskunde en werd artium magister,, vervolgens in de regtsgeleerdheid onder Timaeus Faber, voor wien hij bijzondere vriendschap koes­terde. Hierop giiig hij naar Leiden , waar hij de lessen van. Johannes Lindershusius, Cornelius Sylvius, Pe­trus Cunaeus, en vooral die van Cornelis Swanen­bur c h bijwoonde. Na del doctorshoed uit handen van Hector Bouricius (12 April 1622) ontvangen te hebben , vestigde hij rich als advocaat te Leeuwarden. Drie jaren later werd hem de stoel van Faber, die ge­storven was, nadat Johannes Goeddaeus, hoogleeraar te Marburg , hem had afgeslagen , aangeboden. Hij aanvaardde dien in 1624 en bekleedde hem elf jaren , gedurende welke hem nog andere betrekkingen werden opgedragen , zoo als die van voogd van 't weeshuis, ouderling der gemeente en van pensionaris van Franeker , doch hij moest van deze betrekking , gelijk ook van vroedschap van die stad , in hetzelfde jaar afstand doen , wijl men die betrekkingen niet overeenkomstig achtte met de rectorale waardigheid , waar­mede hij in dit jaar werd bekleed. Den 17 Maart 1632 werd hem, na het overlijden van Just us It ei f f en be rg , de eerste leerstoel in de regten aangeboden. Hij aanvaard­de hem den 7 Mei , doch vertrok reeds in 1635 naar Utrecht , waar hij eerste hoogleeraar in de regten werd op eene wedde van f 1500; doch tevens werd hem het geven van onderwijs in de wiskunde, 't geen driemaal 's weeks ge­schiedde , vergund. Hij aanvaardde zijne betrekking den 3 November van dit jaar met eene plegtige redevoering en was de eerste rector magnificus aan deze hoogeschool. Hij be­kleedde deze waardigheid tot 1611 toen hij, in plaats van P e t r us Cunaeus tot hoogleeraar in de regten te Leiden werd benoemd. Ook hier handhaafde hij zijnen verkregen roem en overleed den 5 October 1652. Arnold V i n n i u s sprak een lij krede over hem uit. Zij n lijk werd naar Franeker gevoerd en , volgens Paquot, in de kerk van St. Maarten , volgens de W a 1 te Leiden , begraven. Zijn grafschrift leest men in de Alouum. Hij huwde 1. Maria Schotana, doehter van zijn oom Johannes Schotanus (1620); 2. Anna Catharina, 28 doehter van Johannes Althusius, vroeger hoogleerah• hi de regten te Herborn , toen pensionaris van Emden en van M arg a r etha Naurath (1627), lie eerste sehonk hem een soon , die hem overleeide , burgemeester werd van Fra­neker en lid der staten generaal. Flij is door P. Philippe, C. de Pas jr. en in de Efirigie8 bij van der Aa in plant gehragt. Onder zijn afbeelding leest men eenige diehtregelen van Petrus Stratenus. Hid gaf in het Licht : Funclamenteele onderwijzinge van de Sterre-konst en Beschrij- ving der Aerde , door het gebruyck der heinelsche en aerdsche Globen, Mitsgaders onderreclttinghe van de Konst tier Zee-vaart ; met nieuw gepractiseerde instrumenten en regelen. Fra-neker 1614. 4°. (Eene overzetting van Adrian us M e t i u s, de gemino atriusque Globi). Z1811 Dispuiationes iuridicae XXIII. Franeq. 1635. 5°. ripoo-V4vvvr‘; (Mlocutio) in Academiae Ultrajectinae Inaugu­ratione. Ultruj. 1636. Oratio inauguralis de Scholarum qhabita Ultra, ecti in majwi auditorio , III. non. novembr. 1635 , cum prof essio­ nem Juris ac Matheseos capesseret. Ultraj. 1638. 4°. Examen juridicum, quo fundamenta jurisprudentiae seoundum series Digestorum , subjectis suis locis titulis codicis , explican- ter. U Itraj. 1639. 16°.Recognitum atque alterci fere parte locupletatum. Ibid. 1645. 12°.It. .Recognitum et alterci, fere parte locupletatum. Lugd. Bat. I 657. 24°. It. Cum Annotationibus practicis ab Auctore quondam dicta-lis. A mst. 1662. 16°. /t. Ibid. 1669 , 1702. 16°. It. cum dissertationibus Joannis Schmidelii (hoogl. to Erfurt) Jenae 1667. 4°. Dit werk werd door S. opgedragen aan de regering te Utrecht , die hem f 2.50 vereerde. Oollegium Quaestionum ad Institutiones Juris Civilis. Amt. 16•tO. 16°. Imperatoris Justiniani Institutiones cum analysi nunc pri- mum ad latus posieci , selectisquenotis , ac indicibus Julii Pacii , JCti celeberrimi ; ex recensione viri 01. D. Bernardi Schotani. .4ddita sant ab eodem Erotemata ad singulos paragraphos , et eorundem versiculas , quorum acliumento sese guilibet possit ex textu examinare, nec non Argumenta ac ilxiomata nonnulla ; praefixd singulis libris ad usuni studiosoruvs iinacephalaeoBi nova , collectore .Arn. S. Lugd. Bat. 1 647. 12°. Ook met dezen titel : Julii Pacii Analysis ad instituta,nunc primunt V. Cl. D. Bernardi Schotani , Jur. primarli Pro- fessoris in Academid Lugduno-Batavd , Erotematibus , Argu- mentis , et Axiomatibus nonnullis , quorum adjumento sive qui- libel possit ex textu examinare , illuetrata. Accedunt Selecta ; cum inclicibus locupktissirnis , praefixti singulie libris Anacepha- laeosi novd. L. 13. 1649. 12°. Disputationes anniversariae ad Instituta. L. B. 1649. 16°. B. cum Supplementis Joanni8 Jenae 1667. 4°. it. cum revisionibus Jonathanis Clerici. Berolini 1671. Hij gaf ook vermeerderingen en verbeteringen op den Com-mentarius van JohannesTSande, de diversis ReguliaJuris antigui. Leor. 1647 , L. B. 1652. Processus Judicialis , sive Methodus procedendi judicialiter. L. B. 1653. 160. Ilannoviae 1653. 16°. 16,2. 120. Disputationes juridicae ad urine materiae Pandectarutn con- scripta , quibue fundamenta jut* per rationes decidendi ac disputandi explicantur. Accedit Oratio funebris in exeguias riuctoris , recitata ab Arnold° Vinnio , .Doctori Iuris et Ordi-nario Professore. Amst. 1653. 12°. Fundamenta Juris. L. B. 1653. 16°. Disputationes de Praeaumptionibus et conjecturis circa ulti- mas voluntates. Zie A. Vinnii, Orat. funeb., Blancardi, Paneg. pro fest°seculari Acad. Franeq. , p. 85; Drackenborch, Series Profess. Ultraj. n°. 6; Burmanni, Traj erud. , p. 345-347; Vrienioet#Ath. Fris, p. 226-232; Foppens, Bibl. Belg., T.I. p. 138;Strateni,Carmina , p. 158; Morhofii, Polyhist. Pract., L. VI. Sect. VII. § 6, p. 584, Tom. II; G. Krantzius, ad Conringium Saec. XVII. C. III. p. 206; Cat. Bibl. Bonav , rr. I. V. II. p. 1593; Witte, Diar. Biograph. ad an. 1VIDLII; Struvius, Biblioth. .7uris, C. VII. XVI ; Hu ber. Praelect. ad Tit. ff. ad Set. Trebell. , n°. 11; R. Neuhusii, Poornat. Juven., p. 66, 81; Gisb. Voetii, Orat.funeb., M. Schotani; Zach. Huber, Dissert. .Turid. et Philos., T. I. D. I. C. IV. ; Id. , Ausp. Dornest. Orat. , VI. p. 221; florin ga ,de Auditorio , p. 134; G. de Wal, °ratio de Claris Frzsiae .Ture Consultis, p. 47, 219-.--228, 443; Paquot, Mdm., T. VI. p. 69, 76 ;TSiegenbeek, Gesch. d. Leidsche lioogeschool, D. I. bl. 151, 212, D. II. bl, 123, 124; van Kampen, Bekn. Gesch. der.2Ved. Letter. , D. II. bl. 255; Soerman, Akad. Reg. ; M or er i;Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. ; Hugo, Gesch. des Rom. Rechts­ seit. Justin., § 316; Collect. Monum. Belg. , p. 415; Fr. Yolks Alnz. ,1849, bl. 60, 1851, bl. 3 (over de Schotanussen). SCHOTANUS a STERRINGA (CHRIsTLA.Nus), zoon van Bern ardus Schotan us , eerst predikant te Hantum, ver­volgens te Schingen en Slappeterp , eindelijk te Britswerd (1608) waar hij den 19 Februarij 16 33, in den otiderdom van 5 7 jaren overleed, en van Alethea Wilsi n g 1), werd den 10 Augustus 1603 te Schingen geboren. 1) Bernardus was de zoon van Gellius Sehotanus, weleer pastoor van Oldehove te Leeuwarden , in 1589 predikant, in 1598 te Mijusheerenland, in 1592 te Beusechem, in 1595 te Schelluynen en de Haer , in hetzelfde jaar te Wons en Engweir, eindelijk te Goutum en Zwiekum. Zijn zoon Johannes Gel lii S ch o tan us , predikant te Longerhouw, volgde hem in 1606 te Goutum op. 28* Hij ontving het onderwijs aan de Latijnsche school te Leeuwarden van Edo Neuhu sius, en werd den 14 Mei 1621 student te Franeker , waar hij zich onder Si x t i n us A m am a en Sixtus Arcerius in de talon, onder Arnold Verhel in de philosophie en onder S i b ran d us L u b b e r t us, J o­hannes Maccovius, Guilielmus Amesius en Mein ar­d us S c h o tan us in de godgeleerdheid oefende. Den 14 Maart 1627 werd hij predikant in zijn geboorteplaats , die hij in 't laatst van 1629 of den aanvang 1630 met Kornjum ver­wisselde. Hier bleef hij tot den 15 Maart 1639 , toen curatoren der hoogeschool te Franeker hem het onderwijs der Grieksche taal , in plants van den overleden G e o r g e Pa so r opdroegen. In 1644 werd hij ook tot buitengewoon hoogleeraar in de kerke­lijke geschiedenis aangesteld , en volgde hij nog in hetzelfde jaar den overledenen J o h an n es M a c c o v i u s als gewoon hoog­leeraar op. De gemeente van Franeker , die hem tot ouderling benoemde , en meermalen naar de synode gedeputeerd had, wenschte hem in 1655 als leeraar te bezitten. Scho tan us voldeed aan dien wensch , legde zijne akade­mische waardigheden neder,, doch Dam in het volgende jaar op zich tweeniaal in de week collegie te geven. In 1644 was hij rector der hoogeschool , later den 1 Mei 1657 , sloeg hij , in weerwil der pogingen om hem tot de aanvaar• ding van die betrek king te bewegen , haar of , 't geen hij ook in 1671 , ofschoon hij toen weder geheel aan de hoogeschool behoorde , deed. Den 24 Julij 1657 werd hij doctor in de godgeleerdheid ; in 1668 legde hij zijne evangelie-bediening neder,, en den 12 November 1671 overleed hij. Zijn lijk werd te Britswerd bijgezet , en N i k o 1 a a s A r n o 1 di, hoogleeraar in de godge­ leerdheid sprak een lijkrede over hem uit. Hij is driemaal gehuwd geweest : 1. met A let t a , dochter van J o h. Cute n- b urg, predikant te Mantgum , en broeder van een ander van denzelfden naam , burgemeester van Leeuwarden en gede­ puteerde bij de staten van Friesland , 2. met E s s e a van Coehoorn, weduwe van Tammo van Oosterzee, pre­ dikant te Aalsum en Wetsens , 3. met Hilkj e Heron s van Felsum , weduwe van Obbe Sjoerds , burge­ meester van Franeker , die hem overleefde. S c h o t an us bad bij zijne eerste vrouw twee dochters , Alett a en C a t h a­ ri n a, van welke de eerste Bar t h o ld W iarda, predikant van Workum , en de laatste Theodo r us G r o t i us, predi­ kant van Winsum huwde. Nog had hij 4 zonen , Gelli us, student in de theologie , op zeventienjarigen leeftijd over­ leden , B e r n a r d us med. dr., Johan n es (die volgt) , Ho b be , die den 14 December 1673 doctor in de regten werd. 437 Hij schreef: Praeconium doctae sodalitatis. Dissertationes duae de vero 8en8u Articuli: Descendit ad in­ ferna. Subjungitur Tractatus de Literatione Graecorum , prae- cipue de Accentu. Franeq. 1644. 12°. Notae ad Evangelia et Epistolas dierum dominicalium. Le- o yard. 1647. 12°. Onbeweeglzjke vastigheid van den kinclerdoop. Franck. 1649.12°. Nomenclator Eliae Levitae , in ordinem alphabeticum redactus , et Graecis vocibus auctus a Joh. Drusio , filio ; cum censura et Commentario Joh. _Drusii patris editus a Chr. Schotano. Franek. 1652. 12°. Catechesis , sive .Elementa Theologica. Franeq. 1653. 12°. Voorrede voor Joannes Cloppenburilii Exercitationes ad locos communes Theologicos , collegium Miscellanaeorum Theologicorum. Franeq. 1654. 12°. Beschryving end Chronyk van Friesland , lusschen qFlie end de Lawyers. Franeker 1655. 4°. Voorlooper van zijne Cronyk en van zijne : Beschqvinge van de Heerlykheyd van Friesian& tusschen Flie en de Lauwers , met nieuwe Caerten van 't Land- schap als mede der Grietenien end Steden enz. (1664) folio.Genethlia et Pascha. Franeq . 1656. 16 °. Continuatio historiae sacrae Sulpitii Severi. Franeq. 1656. 12°. Heptaemeron , sive Historiae sacrae Apparatus et Vestibulum , ad principium Historiae qSeveri. Franeq. 1658. 4°. Voorrede voor Nat& Eatori de origine Sabbathi , et Die Dominico , ex mente Guil. Amesii. Fran eq. .1658. 16°. Kerckelycke en wereldlycke Gesckiedenissen van Oost- en IF est-Friesland tot het jaar 1583. Franeker 1658. fol. met platen. Scholarum Theologicarum in librunt primum Medullae Theolo- giae Guilielmi Amesii, Amst. 1650. 1-°. Tetralogia , sive quatuor Dissertationum de Divinis Reve­ lationibus , de errore Chiliastarum , de voto Jephte , et de origine Mahammedisini. Franeq. 1662. 4°. Bibliotheca Historiae sacrae reteris Testamenti , sive .Exerci­ tationes 8acrae in Historiam sacrum Sulpitii Severi et Josephi. Franeq. 1662-1666. 2 vol. fol. Diatribe de authoritate versionis Graecae , quae dicitur LXX Interpretum; cui praernissa DeJensio pro veritate et cal­ culo Hebraei hodierni codicis , acleerus lsaacunz ossiuln. Item Expositio sententiae Allgustini de canonicci anthoritate dictae versionis. Fran eq. 1663. 4°. Triumphus Christianae veritatis. Francq. 1664. 16°. De Ethnicismo dristotelis , contra Fortunatum Licetum. Franeq. 1664. 12°.Hectas Disputationum Theologicarum. Franeq. .1664. 4°. Partitiones Iheologicae. Franeq. 1665. 8°. Triumihi S. Scripturae adversus Infideles. Franeq. 1667. 8°. Progymnasmata Scholarum Judaicarum, id est, Vindiciae Christ. veritatis contra Judaeos. Franeq. 1668. 4°. Exercitationes Historico-Theologicae de Baptiono. Franeq. 1669. 4°. Van de gronden der Mennisterye , ofte Waarschouwinge over 't Bloed-Zoneel der Doopsgezinden van Tileman Jansz. van Braght. Leeuw. 1671. 12°. Diatribe de Octo Sacramentis Veteris et Novi Testainenti. Franeq. 1680. 12°.Zie Vriemoet, Ath. Fris. , p. 336-346 • A rnoldi, Orat. funeb. ; L. Adamae, Orat. funeb. in mem. Henn Schotani; Cocceias, in Delin. Vitae , p. 5; N. Blancardus, Orat. paneg. pro .Tubil. Acad., p. 19; Buddeus, Isagoq. hist. theol , T. II. p. 872; Schotani, Descriptio Frisiae, p. 181; Soermans, Kerk. reg., bl. 18, 146; Greve­ stein, Naaml. d. 6'1. v. Bolswerd , bl. 77; Reinalda, Naaml. p. C/. 4 ; v. Sneek , Lau rman, Armand. d. Cl. v. Leeuw., bl. 92 , 103; Columba en Dr eas, Naaml. d. Cl. v. Dokkum, bl. 108 ; Jac. Engelsma, d. Cl. v. Zevenwouden , bl. 101, 136; Glasius, Godgel. Nederl ; de W ind, Naamlijst , bl. 3; mr. Bodel Nyenhuis, Topogr. lijst , n'. 2587, 2588, 2636; Kok; Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt. SCHOTANUS (HENDRIK) , aldus genoemd naar het dorp Ou­deschoot , werd den 1 Mei 1549 of 1550 geboren. Hij voerde den bijnaam a Sterringa, naar een zijner voorouders. Zijn vader Barend of Beernke van Schoot, een landbouwer, was de zoon van een kapitein , die men , wegens zijne lengte , de groote Gabe noemde. Zijne moeder heette Johanna v an It uyne n. Hij verloor vroeg zijn vaf!er , en schoon slechts 7 of 8 jaren werd hij door zijn voogd Barre Lieu w es tot leermeester zijner kinderen , die reeds meerdere jaren hadden , aangesteld. Doch spoedig vertrok bij naar Groningen , waar zijne moeder hem naar de St. Maartens school zond , daar hij het onderwijs van III artin us N. , een geleerd en welsprekend man , later hoogleeraar te Marburg , genoot. Vervolgens bekleedde hij eenige jaren de betrekking van onder­wijzer bij de familie Jargers, en werd daarna gouverneur van een jong edelman , Johannes Coenders, met wien hij booae scholen in den vreemde ging bezoeken. Eerst bezocht hij 'Leuven , waar hij den graad van Ilaccalaureus verwierf en deken werd der Friesche studenten , die aldaar vertoefden. Na een verblijf van drie jaren , ging bij met zijn k‘N eeke­ling naar Douay , waar hij zijne studie in de regten vervolgde onder de hoogleeraren Boetius E p o landgenoot en y-bran d Br ousti n. Te Orleans verkreeg hij den graad van licentiaat in de regten. Op zijn terugreis naar Friesland , vertoefde hij te Parijs , waar de beroemde Cujacius here aanbood hem een professoraat te Bourdeaux te verschaffen. Het is onzeker of hij dit aanbod aannam , doch wij weten dat hij op zee , niet verre van Calais , door zeeroovers van al wat hij bezat, werd beroofd. Hij was nu genoodzaakt zich naar Antwerpen te begeven , waar hij corrector werd op de drukkerij van Plan ty n , en waar hij verscheidene letterkun , digen , ©. a. P h i l i p s van M a r n ix, hear van St. Aide­ gonde , leerde kennen. In 't volgende jaar vertrok hij naar Leetnarden , en liet zich onder het getal der advocaten bij den hoogen raad van Friesland aannemen , en gaf , in de zomer-vaeantion openbare lessen over de instituten in het do­ minikaner-klooster. Toen de akadernie van Franeker den 29 Julij 1585 geopend werd , was hij een der 7 eerste hoogleeraren die men er aanstelde , en onderwees er gedurende elf jaren bet regt , zonder ambtgenoot. In 1596 werd zulks Julius Bey ma en aehtereenvolgende Johan n e s a S a n de en Marcus L y­ cla m a. Hij sloeg een raadsheers plaats to Leeuwarden af, en overleed den 22 Januarij 1605 , in den ouderdom van 54 of 55 jaren. Lollius A d ama, doctor in de regten en hoogleeraar in de wijsbegeerte , hield eene lijkrede op hem. In 1587 en 1595 bekleedde hij het rectoraat. Zijne vrouw Geer trui Poll, dochter van M e i n a r d Poll, oud schepen en burgemeester van Leeuwarden , overleelde hem 15 Jaren. Zij overleed den 15 Maart 1620, in den ouderdom van 60 jaren. Zij schonk hem 6 kinderen Meinard en Bernard Schotanus (zie bier voor) en Margaretha Schotanus, die 0. Sixti pre­dikant te Bezum huwde. Hij gaf in bet Licht: Dieputationes Juridicae. Franeq. 1598. 4'. Schotanus redivivus , size Commentarius Erotematicus ant Paratitla in ties priores libros Codicis. Franeq. 1610. 12°, Uitgegeven door Timaeus Fa be r. Dit bock werd den 17 ltebr. 1623 op den Codex geplaatst. Zie L. Adama, Orat. funeb. ; Vriernoet, Ath. Fris. , p. 36 42; - N ic. Arnoldus. Oral. in ob. Christ. Schotan. , p. 5; Elan­ cardus, Panegyr , p. 13; Huber, iluspic. dourest. , p. 207, 209, 210," 211 ; Ma re. Lyelani a, Membran, L. VII. Eclog. 42 , p. 353 ; G. Voetius, Or. in ob. Mein. Schotani, p. 8; Arn. Vinnius, Or. in Bern. Schotani , p. 7 ; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p.368; Foppens, Bibl. Belq. , T. I. p. 403 ; Paquot, Mem., T. I. p. de `Val, de clar. Fris. .Turec. , p. 20, 63, 425; lloogstraten, Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHOTANUS (JouANNEs), zoon can Christian us Sc h o-tan us en Aletta Culenburg, werd omstreeks 1648 to Franeker geboren , aldaar den 30 April 1 659 student , studeerde onder Arnold Yerhel en Johannes a­n u in de philosophie, en were den 21 November 1661 ma­gister artium. Zijne godgeleerde studien voleindigd hebbende , werd hij proponent , doch voor hij tot bet leeraarambt bevor­derd werd , aan vaardde hij , omstreeks 1670 , bet rectoraat aan de Latijnsche school to Franeker. Den 10 Januarij 1678 boden curatoren der hoogeschool aldaar hem den leerstoel in de wijs­begeerte aan , dien hij 20 jaren met eere • vervulde. Hij was in 1684 rector , en overleed den 5 Mei 1699. Bern hard Fu !-len i us , hoogleeraar in de wiskunde , hield eene lijkrede op hem. Hij was een navolger van Cart es i u s , en beoefende ook de latijnsche poezy. Hij huwde tweemaal , dock liet geen kinderen na. Zijne tweede vrouw heette I m k e Tj e r k s B o s m a. Hij gaf in bet licht : Dispulatio philosophica inauguralis ad Theses aliquot ex variis Philosophiae partibus selectas. Franeq. 1664. 8°. Exercitationes Philosophicae, argumenti Logici praecipue et Metaphysici. Auctore et respondente Johanne Schotano. Fra-neq. 1664. 8°. Manes Nassaovii , in obitum Principis Guilielmi Frede-rici. Franeq. 1665 fol. (in verzen).Oratio inauy. de delectu Philosophiae Gentilium , praesertim Peripateticornin, Pythagoraeorurn , Stoicorum et Epicuraeorum. Franeq. 1618. fol.Frisia Triumphans. Franeq. 1678 (in verzen). Oratio funebris in obitum Abrahami qPhilosophiae Proefessoris. Franeq. 1686. fol. Oratio de veritate et orthodoxid Philosophiae Novae prae caeteris Philosophantium sectis habita qan. 1 684 quum .Recturam Academiae adgrederetur. Franeq. 1684. fol. .Exeyesis in primam et secundam meditationem R. Cartesii ; et Quaestiones (VII) Illetaphysicae , in quibus Methodus Car- tesii asseritur. Franeq. 1687. V. It. Praefixa est Joannis Gaveri Dissertalio de viribus Ratio-nis. Franeq. 1702. 4°. De S. geeft deze paraphraser in dicht­mat. Exercitationes Academicae ad primam genesim rerun?. Franeq. 1689. 12°. Analysis exegetica in sex Meditationes Renati Cartesii. Franeq. 1688. 4°. Oratio in expeditionem Brittannicam qPrincipis habita III. Id. April. 1687. Franeq. 1689. fol. .Exstasis Censurae , qua Petrus Daniel iludius , designatus Episcopus Suessionensis , Philosophiam Cartesianam inique vexavit. Franeq. 1591. 12°. Tegen de Censura philosophiaeCartesianae van H u e t. Paraphrasis poetica primae philosophiae , quasi Metaphysi- cam appellant in sex partes distributae. Franeq. 1694. 12°. Yocum pads. Carmen. Franeq. 1694. fol. Belgium exultans ob detecias insidias .1II Ilegi structas. Franeq. 1696. fol. Gregorii Cyprii , Maris , sive universae naturae Laudatio , Graece et Latine , opera Joh. Schotani. Franeq. 1697. Physica coelestis et terrestris. Franeq. 1700. 12°. Zie Vriemo et, Ath. Fris., p. 583; N. Arnoldi, Orat. funeb. Christ. Schotani , p. 11; Paquot, .111dm. , T. VI. p. Hoeufft, Parn Lat. Belg. , p. 190, 191; Peerlkamp, de Pads Neerl., p. 444; Glasius, Godgel. Nederl. ; Huet, Lettre voor D.IIder Palsies van P. Commere, Paris 1715. 12° ; Ra b u s , Boekz. v. Eur. 1694 , bl. 172. SCHOTANUS a HINCKEM.A. (WILHELmus) werd in 1615 predikant te Wons , in 1621 te Sexbierum , in 1628 te Sneek , in 1645 te Amsterdam, in 1664 emeritus en overleed den 15 December 1666 in Friesland. Hij werd in 1642 mede door de synode van Noord-Holland verzocht de nagelaten pa­pieren van Bogerman te Franeker te onderzoeken en , de oratien , predikatien enz. in de Nationale synode van Dor­drecht, over de bekende verschilpunten gedaan , te beko­men." Zie Kist en Royaards, Archie' voor Kerkel. Geschied. , D. V. bl. 173; Greydanus, Naaml. der Predikant. te Franeker , bl. 31, 103; Wagenaar, Beschrijv. v. iimsterd., D. VII. bl. 487. SCHOTANUS a STERRINGA (PETitus), was cen Fries. , Phil. et Med. dr. schreet: Speculum luis pestiferae. De causis , signis qcuratione pestis. Holmiae Sueccram. 1621. 8".Compendium ex Galeni libris de locis ahrectis. Franeq. 1616. 16°. Valerius Andreas, Bibl. Belg., p. 760; Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 1009. SCHOTANUS (PETRus), geboren te Britswerd zoon van Ds. Bernardus en broeder van profs Christianus, was een verdienstelijk schilder te Leeuwarden , waar hij in 1638 burger werd , en later overleed. Hij schilderde stillevens. Het adelijk geslacht van Harinxma thoe Slooten, te Holwerd , bezit van hem een Boerenkermis. Zie Kramm; Eekhoff, de vroutv van Rembrandt , bl. 43. SCHOTEL (CHRISTINA PETRONELLA) , dochter van Joha n-n es Christianus Schotel en Petronella Elizabeth van Steenbergen, werd den 26 Februarij 1818 te Dord­recht geboren. Zij ontving het onderwijs in de teeken- en schilderkunst van haren vader , en , na diens overlijden , van haren broeder, Petru s Johannes Schotel (die volgt) te Medemblik. Zij copieerde in den aanvang , in een eigen-aardigen trant" stillevens naar beroemde meesters, doch legde zieh later op het schilderen van bloemen en vruchten toe. Kr a m m roemt haar talent , en noemt hare kunstwerken , van welke vele nog bij hare bloedverwanten berusten , rink ge­schilderd." Zij speelde ook meesterlijk op de piano , en had een voortreffelijke altatem. Zij huwde den 30 Mei 1849 te Medemblik met H. Broese, doopsgezind leeraar aldaar , en later te .(ardenburg , waar zij den 7 Julij 1854 kinderloos overleed. Zie Kr amm ; G. D. J. S ch o t el, Leven van .T. C. &hotel en van P. J. Schotel. SCHOTEL (JOHANNES CHRISTIANUS) werd den 11 Novem­ber 1787 te Dordrecht geboren. Zijn vader , Gilles Sell() t el J a r7 sz. , was een deltig kooprnan aldaar , en zijne moeder heette Diony s i a Sara M e u 1 s. Ofschoon van zijne jeugd af voor den handel opgeieid , had hij echter eene overhellende neiging tot het zeewezen , en het was alleen het geschenk van een boeijer , die hem kon doers besluiten aan den wensch van zijn vader te voldoen , en zich aan den handel te wijden, Hij legde zich tevens op de Fransehe en Engelsche talen , maar vooral op de tang- en toonkunst , waarin beide hij later een meester werd , en ook , onder den schilder A. Meulemans, op de teekenkunst toe. Zijne teekeningen onderseheidden zich echter toen niet van die van andere kinderen van zijn leeftijd , en toen hij zich later aan de kunst wijdde , had hij veel moeite bet van M e u l e m an s geleerde wederom af te leeren. Allengkens kreeg het vaartuig , eerst aan uitspanning en vermaak toegewijd , een edeler bestemming , het werd de oefenplaats waarin hij de natuur bestudeerde , en hij , hetgeen zijn oog en gevoel trot, op het papier trachtte weer te geven. In de stuurstoel gezeten , had hij steeds studieboek en potloot in de hand, en schetste hij beeldjes, watergezigten en sehe­ pen , welke laatste hij toen reeds uitmuntend teekendc , en die verre de voorkeur verdienen boven zijne beelden van dien tijd. Reeds vroeg werd hij eerst honorair en vervolgens werkend lid van het genootsehap Pietura , en teekende aldaar naar het gekleed en naakt model later woonde hij de anatomiscbe les- sen van den lector Haver Droese bij , en droegen zijne heel- den blijken van kennis van het za . enstel des natuurlijken ligchaams en de werking der spieren. In 1806 nam hij de geheele zorg der fabrijk op zich , die echter , na het ophouden der handelsbetrekkingen met Engeland en den oorlog net Spanje, begon te kwijnen , zoodat hij zich langzamerhand aan den handel onttrok , en eindelijk zich geheel an de kunst , waarin hij ondertussehen meet en weer vorderingen had ge­ maakt , begon te wijden. Zijne gewone voor- en najaarsreizen voor bet kantoor,, zijne betrekking als kapitein der stedelijke garde d'honneur (marine) en het besehieten en de terugtogt der F•an­ schen van Dordrecht , gaven hem gelegenheid tot het vervaar, 44 3 digen van belangrifte studion , die hem vooral isaderhand , bij het sehilderen , zeer te stade kwamen. In 1811 waagde hij het zijne eerste teekeningen (twee stille watergezigten) op de tentoonstelling te 's Rage , aan het oordeet van het publiek te onderwerpen. Reeds eenige jaren vroeger had hij echter op mad der heeren van S tr ij en van den boekhandelaar Pieter van Bra am, zieh aan het schilderen begeven , nadat hij in de penseels-behandeling en de menging van verwen door den verdienstelijken zeeschilder M. Schouman onderwezen was , en in 1817 schilderde hij met zijn leermeester het over-varen van kommandant Beelaerts naar Papendrecht , in den nacht van den 21 op den 22 November 1813, bij het onver­ wacht verschijnen der Franschen aldaar , en het vzjandelijk be­ schieten der stad Dordrecht. Ook vervaardigde hij met den heer Schouman een pendant , voorstellende het beschieten der stad Dordrecht door de franschen , in bezit van het te Dordrecht voormalige letterkundig genootschapDiversa Sed Una. Tot zijne latere historiele voorstellingen behoort de in 1816 geschilderde attague op Algiers , door de gecombi-neerde Engelsche en Hollandsthe eskaders in den jare 1816,11 door rijkdom van ordonnantie, keurigheid van teekening en krachtige en uitvoerige penseelsbehandeling uitmuntende," door den Dortschen burgemeester v an Po eli en v N uland aan bet Invalidenhuis vereerd. Ook vervaardigde hij een schoorsteen­stuk voor de vergaderplaats der diakenen , voorstellende een schip-breuk , bij een rotsachtige kust , met eene ter hulp snellende reddingboot op den voorgrond. In de boot bevinden zich elf mannen , waarmede de schilder het elftal diakenen (waarvan hij er toen een was) bedoelde. De geleerde B. F. Tydeman plaatste er deze regels onder: • Redt moed en deugd den mensch , trots zee , orkaan en dood , zorgt het armbestuur %oor d'armen in bun nood." Algemeen werd in 1821 zijne schilderij , voorstellende een fuitschip , dat qhevigen storm schipbreuk lijdt , en waarheen een Blankenezer visscher , ter redding heen zeilt , bewonderd. • La grande marine de monsieur Sc h otel, (schreef men in het Journal de Bruxelles) est la production la plus capitate du salon , la perfection de cet ouvrage frappe d'etonnement , les artistes autant que le public." In het volgend jaar exposeerde hij te Amsterdam een zijner beste schilderijen , uit dit tijdvak , voorstellende een hevigen stormop de Zeeuumehe stroomen. Volgens een bevoegd beoordeelaar overtrof dit stuk alles , wat van dezen meester bestond ," hij noemde het het volkomenste stuk der geheele expositie." In 1823 werd zzYne stille zee bij doorbrekend zonnelicht te Gend met goud bekroond , en schilderde hij o. a. het aranden der Delphine , in 't gezigtlyan Zantvoort , berustende bij de famine de V oo g,t1te Dordrecht. Ben zeegezigt met een' opkomenden storm, en een etrandge-zigt aan de Zeeuweche kust , op de tentoonstelling te Amster­dam van 1824 , stelden hem (volgens het Rapport der 4de kl. v. h. kon. Ned. Inst.) min het hoofd der zeeschildets , en her­innerde aan onze oude meesters. En 1825 werd zijne uit dehaven zeilende Arnemuidsche hoogaarts te Rijssel met het zilveren eeremetaal bekroond , doch meer trok de aandacht een opkomendestorm , waarvoor een scholschuit Naar zeil strijkt met een ter anker komend fregat, later in het paleis van Z. K. H. den prins v an 0 r a n j e (later koning Willem I) te Brussel geplaatst, in de omwenteling van 1830 verschoond , en met het pendant een 8/i/water bij morgenstond, met een groot kaagschip door 0. J. Nieuwenhuis beschreven. In 1828 behaalde een door den wind zeilend gaffelschip bij onstuimig ?ceder , later in het ka-binet van den heer van der Hoop te Amsterdam , de groote gouden medaille te Parijs, en schilderde hij voor den keizer van Rusland , vier ') kapitale zeegezigten , die de goedkeuring van dozen z66 wegdroegen , dat hij hem door den secretaris der russische legatie een fraai bewerkte gouden met edelge­steenten rijk bezette snuifdoos liet aanbieden. Meermalen had de zeeschilder reeds togties langs de vaderlandsche stranden en kunstreizen door Belgien gedaan , toen hij in het laatst van genoemd jaar met zijne leerlingen Parijs bezocht , waar hij o. a. met de beroemden A. S c h eff er , zijn stad- en landge­noot , de oude kennis hernieuwde. Had deze reis ten doel om de kunst in galerijen en tempels verzameld te zien , die van het volgende jaar diende om de natuur te bestuderen. Wederom door zijne leerlingen vergezeld bezocht hij toen de Fransche kusten. Deze reis verschafte hem niet slechts een reeks van studien , maar oefende een onmiskenbaren invloed op zijne penseels--behandeling uit. Reeds merkte men warmer koloriet en groot­schere voorstelling in het nog dit jaar geschilderde stale watergeziyt bij Boulogne sur mer en andere op. In dit jaar schilderde hij , op last van koning Willem I, voor het paviljoen te Scheveningen , het omliggende strand , door den oceaan besproeid en voor Teylers stichting , dat reeds een woelend water van zijn penseel bezat , een slit water. In 1830 werden twee kapitale stukken voor den keizer van Rusland aangevangen en schilderde hij voor prins ol g o r o u k i Wolk onsky, vorst Galizin, graaf Fersen en andere rus­sische grooten , en vervaardigde hij , zoo voor de beide heercn F a-g e 1, ambassadeurs van het Engelsche- en Fransche hot , lord Gran %Tulle ambassadeur van Engeland bij het Fransche hof , lord 1) Onder deze het gevecht den 14 Mei 1829 , op de Zwarte Zee tusschen de Russische brik den Mercurius , onder bevel van den kapitein­ luitenant Rozarsky en twee Turksche schepen geleverd. Peel, mr. Welisof Redleaf, mr. Smith, sir Charles B ago t en anderen min of weer uitvoerige schilderijen, en ver­ sierde de vaderlandsche tentoonstellingen van 1832, 1833 en 1834 met kunststukken , die toen algemeen bewonderd werden : vooral werden zulks de beide voor de toenmalige princes van Oranje geschil­ derde tafereelen : een woelend water gezigt op de stad Dordrecht en het Zwzjndrechts veer en een zeegezigt met een zeilenden gaffe­ laar , bij frissche koelte , met een aantal schepen gestoffeerd. Had bij reeds vroeger het kabinet schilderijen van de koningen van Pruissen en Beijeren met zijne kunst verrijkt, sedert 1835 ontving hij bestellingen uit Weenen , Berlijn , Munchen , Mannheim , Hamburg, A ken , Keulen en andere plaatsen , en noodigde hem de akademie te Berlijn uit eenige zijner voort­ brengsels naar de expositie aldaar te zenden. Notre superio­ rite (dus eindigde de brief) pour les sujets de marine est si reconnue , que dans ce genre on vous assigne la premiere place , et que vous n'aurez pas h y craindre de rival." Later exposeerde hij te Dusseldorp , Hanover en weinige maanden na zijn dood (1839) oogsten nog zijne te Keulen geexposeerde zeestukken grooten roem in. In 1835 bezocht S c h o t e l Duitschland en hield zich eenige weken te A ken tot herstelling zijner gezondheid op. Terug­ gekeerd , schilderde hij o. a. een kapitaal stuk , voorstellende een storm op de Fransche kust met schepen gest° feerd, voor prins Frederik der Nederlanden, die het prins Wol­ k on s k y, toen minister van staat te Petersburg vereerde, en een der schoonste voortbrengsels van zijn penseel een stormach­ age zee vol gewoel van schepen, dat op de tentoonstelling to Brussel werd bewonderd , door Alvin beschreven is en de groote goutlen medaille verwierf. In 1837 ondernam S c h o t el op nieuw een reis langs de Fransehe kusten en in 1838 eene derde langs dezelfde kusten en die van Engeland. Hij hield zich toen o. a. eenigen tijd te Guernsey , Yersey en Londen op. Van deze reis terugge­ keerd nam zijne gezondheid af. Als of hij een voorgevoel had , dat hij ze voor het laatst zou ontmoeten , vereenigde hij al zijne kinderen en kindskinderen rondom zich te Benne­ broek , waar zijne vrouw , gedurende zijn verblijf in Engeland, een optrek had , en overleed eenige maanden daarna 21 Dec. 1838 in zijne geboorte stad. Zijn overschot werd plegtig ter aarde besteld 1) en een jaar later werd een monument ter zijner eere gesticht in de Groote kerk ingewijd. De dichter Hoeff ut vervaardigde de volgende opschriften voor dit monument : 1 ) Bij deze gelegenheid zijn o. a. gedicbten uitgesproken door J. S chout en en A Kist, beide afzonderlijk uitgegeven. Dat van den eerstgemelde is ook opgenomen in Avonabode 30 Dec. 1839 en 31u8en-Alrnanak voor 1840. Schotau in Weis dux conspicit aequora Nereus , Sceptra per hunc, inquit, sunt demta Sali. Neptuun eag Sehotel's kunst natuur op edde komen ; Zlij ;au 't, en sprak , dea heeft den drietand mij ontnomen." En voor zijn grafzerk : Acista. Viator. pulverem. calcas. sacrum M. Joh,annis. Christiani. Schotel. qui. Dordracum. patriam. Laudis. theatrum. terrarum. orbem. habuit. Et. turbatos. non. minus. ac, quielos. fuctus. pingendo. pares. perpaucos. superiorem. reliquit. neminem. Artifici. Tneritissimo. obsequii. et . grati. animi. monumentum. aere. collato. L. F. C. cultores. ac. discipuli. Natus est. 1787. obiit. 1838. Schotels nagelaten kunst , meest uit schetsen zijner schilderijen bestaande , werd in hetzelfde jaar verkocht , en bragt eene aanmerkelijke sorn op. in zijne school zijn o. a. de kunstschilders Wagner te Munchen, P. J. Schotel, C. L. W. Dreibholtz, F. J. van den Blijk, C. F. B. de Florimond en H. van den H elm gevormd. Hij was ridder van den Nederlandsche Leeuw , lid der 4de klasse van het kon, Ned. instituut, der kon. acad. te Berlijn , lid der academie van beeld. kunst. te Amsterdam , directeur van het genoots. Pictura te Dordrecht ; voorts was hij lid der acadernien van Brussel , Antwerpen , itijssel , en van alle va­derlandsche kunstvereenigingen. Ook had hij de zilveren me-dale , na het verdedigen van Dordrecht tegen de Franschen (1813) uitgereikt. Hij was een uitstekend beoefenaar der zang en toonkunst , waarvan hij meermalen in het openbaar bewijzen gaf. Ook was hij rnedeoprigter en werkend lid der maat­sabappij ter bevordering der toonkunst , afdeeling Dordrecht , O. de Vries en W. Oebsendorff droegen hem elk drie door ben geeonposeerde Polonaises op. Hij is meermalen afgebeeld , doch het portret voor de levensbeschrijving van zijn zoon is het eenige dat goed gelijkende is. Hij huwde Petronella Elizabeth van Steenhergen, dochter van den notaris en proeureur Petrus Johannes van Stec n-berg en (die volgt) , geb. te Dordrecht , 2 Julij 1181 , een vrOuw die zelf uitmuntend teekende, en aan Wier oordeel hij zijne kun5t steeds onderwierp. Deze sehonk hem 4 zones en 2 dochttrs 1). !ie van Eynden en van der Willigen, Leven der Vaderl. Sehilders,D.11I. b1.280,Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Volks Encyclopaedie o. h. w. ; G. D. J. Sc h ot e 1, Leven van den zeeschilder J. C. &hotel, Haarlem 840 van der Aa, Aardrijksk. Woordenboek (Dordrecht) ; Doz. , 117. B. A. C. Woordenb. o. h. w. ; Feestviering van het vijitigjarig bestacin van het Genootschap Pictura te Dordrecht op den 17 Aug. 1824 door A. Kist Ez. en B. F. Tijdeman, Voor. bl. 6, bl. 61, 71; Verslag der .Taarl. Vcrgad. v. h. Kon. Ned. Instit. 1839 , Aanteek. van C. Kruse- man , betrekkelijk deszelfs kunstreis in Italie , bl. 4; Scheltema, Unoverwinnel. vloot, (Voorr.); J. C. Beyer , Gedenke. van ,Nederl. , W atervloed (Voorr.) ; dr. W a p p ; Reis near Rome , D. I. bl. 4; .4. W. Cramer, Kunstreis door Frankrijk , bl. 148 ; Meyer, Vaderl. Gevoel. ; Adres-brie' naar de tentoonstelling te Brussel v. 12,. onnavolgb, zeegezigt v. d. beer J. C. &hotel ; B o s s o n , Feestzang , bl. 5; J. van Harderwijk, Gedachtenis offer ; .Taarboekje van Dordrecht 1840, bl. 2 7 ; dr. W a p p , Astrea ; Kunstkronijk ; Muller, Cat. v. portr. Konst­ en Letterb. 1835 n°. 48-50, 1836 n°. 15 en !6, 1838 II. 467, 1839 I. 77, 1840 I. 50; A. des Amorie van der Hoeven, Redev. , bl. 337; Notit. der schilderijen van het icon. kab. te 's Rage , bl. 47 n°. 204; Vad. Letteroeff. voor 1822 , 1823 , 1839 n°. 2; Rapport der 4de kl. v. h. Kon. Ned. Inst. wegens de tentoonstelling 1824; Magazijn van Schilder- en Toonkunst , st. I. bl. 40 ; .Dagblad van 's Rage 5 Oct. 1827; Boll. Mere. 5 Nov. 1828 n°. 9 ; Record. overzigt van de tentoonstelling van schilderiien enc. in 1834 te Parijs ge­ houden ; Randelsblad 13 April 1837, 7 Oct. 1837 ; Journal de Bruxel­ les 14 Oct. 1822 DO. 287; Disstribution des prix accordes par la socioth des siences a Lille , p. 7; C. J. Nieuwenhuis, Description de la collection des tableaux qui ornent le Patois de S. A. R. le Prince d' Orange it Bruxelles p. 100 ; Journal de la Haye , Jan. I 831; Royer, in Revue Univers 4 Annee T. II. Livrais VI, p. 192; Mes­ sager de Gaud 22 .Tanv. 1837 ; L. Alvin, in Compte-rendu du salon & Exposition de Brux. , Brux. 1836 p. 190; Mercure Beige , 28 Sept­ 1836; Catalogue dune superbe collection de dessins et d'esquises execute's par feu mr. Schotel, Dordr. 1839. Ook in het Nederd. Verklaring der Botawkundige arbeelding van het Gedenkteeken opgerigt voor den be­ roenzden zeeschilder J. C. S. , Dordr. 1840; Compte rendu d. 1. Com­ mis Royale d' Hist. T. VI p. 309 ; Kunsiblatt 11 Jan. 1818, b1.16, 19 Febr. 1827 n°. 15, 17 Jan. 1828 n°. 5, 19 Dec. 1839 n°. 102; Conversat. Lexicon 1837 9 B. S. 439 ; dr, Franz K u g 1 e r , Hand­ buch der Geschichte der Malerei in Deutschland , der Niederlande, Spanien , Frankreich and Engeland , Berlin 1837 2 B. S. 246 ; L. Lax, Ender aus den Niederlande ; Nagler, Kunst. Lexik. , Th. XV. S. 219; Muller, Cat. van portr. 1) Dr. G. D. J, Sch otel, P. J. Schotel (die volgt), J. C. Schotel, oflicier ter zee , te Loschwitch gestorven, Jan Wil­ lem van Steenbergen Schotel, chin en obstr , lid van 't N. Brab. genoots. te Dordrecht , Christina Petro nella, (zie bet vorige art. Cat har ina Elizabeth, gehuwd met den zeeofficier SCHOTEL (JoHANNES CHRISTIANUS), zoon van P e t r us Johannes Schotel, (die volgt) en van Marie Victoire de Veye, werd den 4 December 1838 te Medemblik geboren , ontving zijne eerste opleiding voor zijn toekomstig vak , marine , aldaar , vervolgens te Kampen , en voltooide zijne studien te Breda. Van den 5-8 September 1864 comman­deerde hij , toen tweede luitenant aan boord van Z. M. schroef-stoomschip het Metalen Kruis (kapitein ter zee J. E. de Man) , de artillerie , tegenover bet vijandelijke vuur van de batterijen van den vorst van Negato , en behaalde er veel roem. In 1869 commandeerde hij als lste of cier de Cycloop , en onder­scheidde zich in den oorlog tegen de Balineezen , gelijk hij zulks vroeger in de wateren van Japan had gedaan. In de nieuwspapieren las men het volgende : tBanjouwangie 28 November 1868. Woensdag namiddag is Ina M od eh Ra hi door den controleur van der Schalk aan boord der Bromo gebragt. Hij verklaart dat de grootste verwarring is aangerigt door de puntgranaten van de Cycloop , gerigt door den eersten officier J. C. Schotel, geheele huis­gezinnen zijn daardoor vernietigd". De koning benoemde hem tot eersten luitenant , en gewis ware hem grootere onderschei­ding ten deel gevallen , indien hij, in Julij 1869 , op zijne terug­reis naar bet vaderland , tusschen Soerabaya en Batavia op het compagnieschip Fop Smit , niet overleden was. Hij werd plegtig op het eilandje Purmerend bij Batavia begraven. Zijn portret bestaat. Zie G. D. J. Schotel, Leven van P. J. Schotel, bl. 38, Bijv. v. d. Rotterd. Cour. , 3 Jan. 1869. SCHOTEL (PETRUS JOHANNES), zoon van Jo h a n n e s C hris­tia n us Schotel en Petronella Elizabeth van Steen­bergen , werd den 17 Augustus 1808 te Dordrecht geboren. Hij ontving aldaar het onderwijs van Otto S c h r e ud er s en Reinier van der PO in de hollandsche fransche , duitsche en engelsche talen , en van den bekwamen pianist L e e m s c hot in de muzyk , waarin bij , even als zijn vader , eene hooge mate van ervarenheid verkreeg. Daar hij veel genegenheid en aanleg voor de schilderkunst had , werd hij eerst door M a r­tinus Schouman en later door zljn vader in de teeken­en schilderkunst opgeleid , terwijl hij des winters de lessen eerst in het teekenen naar pleister , vervolgens naar het ge­kleed en naakt model in Pictura bijwoonde. Hier behaalde hij in 1827 den eersten prijs. In het laatst van dit jaar ver­gezelde hij zijn vader naar Parijs , om aldaar de tentoonstel­ling van schilderijen te zien , en van nahij met de zoo hoog geroemde romantische en sentimentele rigting in de kunst , die het rationalisme der school van David in Frankrijk vervangen had , bekend te worden. Ook maakte hij daar kennis met G u- d i n , Gerard, Soh e f fer en andere =esters. In het volgende jaar vergezelde hij zijn vader op een reis langs de stranden der Noordzee, en in 1829 langs de kusten van Frankrijk. Reeds had hij zich door eenige gelukkige voortbrengselen van zijn penseel bekend gemaakt , zijne Stille zee aan den Hekler bij avondstond te Gend het gouden eermetaal verworven , en vooral zijn Gezigt op de Fransche kust bij avondstond op de Haagsche tentoonstelling van 1830 algemeenen lof inge­ oogst , toen hij door Z. M. tot onderwijzer in de teekenkunst aan het marine-instituut te Medemblik werd benoemd. Niet lang was hij aldaar werkzaam toen hij van prins Fred erik der Neder la nd en het bevel ontving , zich naar de flotilla voor Antwerpen te begeven , en twee schilderijen van het sprin­ gen der boot van van Spey k te vervaardigen. De beide schilderijen , die hij naar de aldaar gemaakte schet­sen vervaardigde , stellen den dood van van Speyk voor , op het oogenblik van den vijandelijken aanval der Belgen , en het in de lucht springen der kanonneerboot , en werden aan het marine-instituut , waaraan hij als leeraar verbonden was , ver­eerd 1). De onderscheiding , hem door de opdragt van het hel. denfeit van van Speyk, ook door zijn penseel te vereeuwigen , ten deele gevallen, en de goede uitslag die zijn werk be­kroonde , bragten niet weinig toe tot vestiging van zijn naam als kunstschilder. Niet weinig waren clan ook de voortbreng­selen van zijn penseel en teekenpen tusschen de jaren 1831 en 1838. Geen vaderlandsche tentoonstelling , die niet op meer dan eene schilderij van den jeugdigen kunstenaar mogt roemen en de lof , dien hij steeds mogt inoogsten , was hem telkens een nieuwen prikkel tot vooruitgang. Niet lang bleef ook zijn naam binnen de grenzen van het vaderland de kunst , die hij naar de expositien te Hamburg , Keulen en Hanover zond , en in den vreemde verkocht , maakte hem ook gunstig daar buiten bekend. Atli Sacrum te Rotterdam , de Koninklijke Afaatschappij van beeldende kunsten , en elix Meritis te Amsterdam benoem-den hem tot lid , en hij zag zijn stil water bij maneschijn , eene teekening met O. I. inkt , met den dubbelen zilveren en zijn schilderij een storm op zee voorstellende (1838) met den gouden eereprijs door het laatste bekroond. Tot de beste voortbrengselen door hem te Medemblik ver­vaardigd , behoorde inzonderheid de door Portman en hem geschilderde voorstellingen der Gekeime prediking van PieterPietersz. Belie op het IJ , uit een aantal stukken , ffeen bloem-lezing der tentoonstelling te Hanover in 18'-i9 ," benevens de door Felix bekroonde schilderij , door de koningin van Hanovet aangekocht : een opkomende storm uit zee , waardoor een loods- 1) Naar deze schilderijen zijn lithographien vervaardigd, door hem en zijn vader. 29 boot voor den wind a fhoudt , en een fregat met yestreken bram­ stenyer , zijn yrootzeil geijende , voortzeilt , in 1838 op de Amsterdamsche tentoonstelling , later het eigendom van den heer On der m eulen, wethouder van Amsterdam; Z. M. scrip de Zeeuw , aan boord hebbende zijne kon. hoogh. prim Hendrik , begeleid door Z. M. brik de Snelheid , in de Noordzee , op rein naar Rusland , vooryesteld op het ooyenblik , dat bij storm (12 Mei 1834) van de Zeeuw een man was over boord gevallen , en de Snelheid afhield , om hem zoo mogelijk te redden , op de tentoonstelling te 's Hage , 1839 , het eigendom der prinses van Or anj e. Een studiereis op de Noordzee , aan boord van Z. M. brik de Koerier, behoorende tot het exereitie-eskader, gaf hem aanleiding tot het schilderen van Een gedeelte van Z. M. exercitie-eskader, , in het Aar 1840 , in de .Noordzee met storm bijleggende , wordt door het vlaggeschip geseind , om af te brassen , en de brik de Koerier bij den wind zeilende. In 1843 nam hij , op verzoek van en met prins Hendrik, aan boord van het fregat de Rijn , (leel aan een kruistogt van het exercitie-eskader op de Middelandsche Zee. Na zijne terugkomst , schilderde hij o. a. He eskader onder bevel van Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden , voor stormweder in he kanaal billeggende , den I. I Oct. 1843 , op het oogenblik dat Z. M. !regal de_Rijn bijsteekt , het voor marszeil beslaat , de bezaan reefs en de bramraas alneemt , en de komst van Z. M. den koniny , aan boord van het stoomjacht de Leeuw,, ter inspektie van het eskader. Deze beide werden het eigendom van prins Hendrik, die den schilder in zijn atelier , te Medemblik bezocht , en hem een kostbaren doek­ speld vereerde. Nog was hij te Ttledemblik , toen hij het portret van een zijner beste vrienden , den kapitein-luitenant ter zee , directeur van het marine-instituut Pila a r , dat door J. W. K a is e r gegraveerd , en bij B Oa en Zonen te Amster­dam uitgegeven werd. De opbrengst diende ter oprigting van een monument, ter nagedachtenis van den wakkeren zeeman (1851). Bij de opheffing van het marine-instituut te Medemblik , verkreeg hij , op zijn verzoek , wachtgeld , en begaf zich ter woon naar Kampen. Ook bier nam hij , gelijk te Medemblik, deel aan al wat tot bevordering van verlichting en beschaving kon verstrekken , hij moist er tevens liefde voor de schoone kunst , en vooral belangstelling in de schilderkunst op te wek­ken , en het was door zijne bemoeijing , dat er (2-31 Aug.1852) eene tentoonstelling van kunstwerken werd gehouden. Onder de schilderijen , die ten toon waren gesteld , zag men twee zeeyezigten van zijn penseel. ',Beide waren schoon , geenwater was zoo doorschijnend en vloeijend als het zijne, geenewolken z66 rond en dun als die van hem. De verdeeling van het licht in het woelend water mogt meesterlijk heeten." Alles wat hij voorstelde was natuur , schoone natuur , vol poezy en kracht." In dat jaar vervaardigde hij , behalve een menigte teekeningen , studien , schetsen , 24 schilderijen , terwijl het getal van alle der door hem te Kampen voltooide 88 beliep, van welke er door de commission der tentoonstellingen te Gro­ ningen, Parijs , Amsterdam , Maagdenburg , Lubeck , Leipzig , Dusseldorp , waar zij geexposeerd waren , werden aangekocht. In 1855 bezocht hij Parijs , waar hij de gast was van A r ie Scheffer. Kort daarna vestigde hij zich te Dusseldorp , en de acht jaren die hij aldaar doorbracht , waren zeker de belangrij kste van zijn kunstleven. Naauwelijks was hij er gevestigd of reeds bewonderde men op de aldaar gehoudene tentoonstelling fiir Rheinlaade and Westphalen zijn zeilend schip tangs de kust van Zeeland en exposeerde hij te Londen een oorlogsfregat, digt 60 de Rngelsche kust , dat bij digt gereefde marszeils koelte en buijig weder een loods vraagt , en in he voile licht een voor de bui oploevende sloep. Dagelijks werden de bestellingen overvloediger , de voort­brengselen van zijn penseel meer en meer over den geheelen aardbodem verspreid , en zoo wel in de West- en de Oost-Indien als in Europa gezien. Zij versierden keizerlijke , ko­ninklijke , vorstelijke kabinetten en galerijen te Besancon , Berlij n , Breslau , Dresden , Elburg , Edenburg , Frankfort , Hamburg , New-York , Greifswalde, Londen , Lion , Leipzig, Losewitz , Petersburg , Parijs , Philadelphia. In 1861 bezocht hij de tentoonstelling te Middelburg , waar een zijner schilderijen was geexposeerd , deed een kunstreis door Zeeland , schilderde te Ouddorp en op Walcheren naar de natuur , en maakte studien op de Tien Gemeten. Het was bij die gelegenheid , dat hij voor de laatste maal zijn geboor­testad bezocht. In 1862 bezocht hij de tentoonstelling te Keulen , waar zijne schilderij , naast die van Achenbach, de eerste plaats bekleedde, en vervolgens het congres te Antwerpen. Te Dus­seldorp wee'rgekeerd , werd hij door zijn kunstbroeders plegtstatig ontvangen , en vervaardigde hij , onder vele anderen , de tweemaal door hem geschilderde Schipbreuk op de St. Paulus klippen, een tooneel door de poezy vereeuwigd , en den ondergang vanden Monitor (1863). In 1.863 vergezelde hij zijn zoon J o-a n n e s Christianus naar het Nieuwe Diep , toen deze ge­reed was als luitenant tweede klasse op he Metalen Kruis naar Japan te vertrekken. Het was toen dat deze den laatsten handdruk van zijn vader ontving. Kort na zijne terug­komst te Dusseldorp , verloor hij zijne dochter Char lo t t e , in den bloeijenden leeftijd van 30 jaren , na eerst zijn klein­zoon ten grave te hebben zien dalen. De dood van deze dochter trof hem diep , en sedert dien tijd namen zijne 29* krachten af , en werd hij door een harten-kwaal aangetast. In hetzelfde jaar besloot hij Dusseldorp te verlaten , en zijn overige dagen te Dresden , waar een zijner dochters gehuwd en zijn zoon gevestigd was , door te brengen. Hier schilderde hij nog een invallende bui bij kaap NO88 ; een gezigt op Texel en de reede bzj , een schipbreuk eenbaai bzj morgenstond en twee gezigten op Vli88ingen. De beide laatste werden nog door hem op de in dit jaar te Dresden gehouden tentoonstelling geexposeerd en allergunstigst beoor­deeld. Al deze schilderijen werden bij afnemende ligchaams­krachten voltooid , doch het stranden van het wrak en het strand bij Scheveningen mogt hij niet meer voleindigen. Na een onuitsprekelijk lijden , gal hij in den nacht van den 23 Julij 1865 den geest. Zijn dood werd algemeen betreurd , zijne vereerders rigtten een monument op zijn graf op. S c h o-t el was rliet alleen een der uitstekendste zeeschilders van zijn tijd , maar tevens een voortreffelijk beoefenaar der muzyk en ook der vaderlandsche geschiedenis. Iiiervan heeft hij o. a. bewijs gegeven in zijn bij B uff a en Zone n te Amsterdam uitgekomen , en op last van den keizer van Rusland in het Fransch vertaald en aan Z. M. den koning opgedragen werk getiteld : .Heldendaden der Nederlauders ter zee , van de vroegstetijden tot op h,eden , uaar aanleiding van de geschiedenis vanhet Nederlandsche zeetvezen door mr. J. C. de Jonge , ontwor­ pen, op 8teen geteekend en met een ophelderenden tekst voorzien door P. J. &hotel in 15 affeveringen , in groot folio , elk met 3 platen. Volgens bevoegden /Moen hem deze platen als een uitstekend teekenaar kennen , vindt men aan deze voort­brengselen eenheid met verscheidenheid gepaard , eene waarheid van voorstelling , waardi,or hij zich ook als schilder onderscheidt boven zoo vele kunstgenooten , die bun talent aan den wan­smaak dezer eeuw ten offer brengen , en waarover de tijd zal oordeelen , eene juistheid van teekening die kenners , eene naauwkeurigheid in details , die mannen in het zeevak , het maken van aanmerkingen onmogelijk maakt." //De tekst is te beschouwen als een noodzakelijk deel van het geheel , en hij doet zich daarin kennen , als een zelfstandig ouderzoeker der historie zijne beschrijvingen getuigen van studie. Wij vinden er bijzonderheden in , die wij vruchteloos in het werk van d e Jon ge zoeken , die eerst regt zijn werk aanvangt met het tijdvak van den Nunsterschen vrede. Wat er van de vroegste tijden tot de vrede gebeurd is , behandelt hij minder uitvoerig dan het vervolg , doch Sc hot el , heeft juist dat tijdvak met uitvoerigheid en kennis van zaken behan­ delt , en ons de daarin geleverde zeeslagen zoo naauwkeurig en aanschouwelijk voorgesteld dat wij Diet weten wat daaraan zou kunnen toegevoegd worden. In de voorstelling der latere zeeslagen wijkt hij niet zelden van vroegere geschiedschrijvers of , en toont , -daartoe door zijne grondige kennis van de zee­vaart en zeetaktiek der verschillende eeuwen in staat gesteld , de feiten aan , die zijne voorgangers , welke in die wetenschap­pen niet ervaren waren , begingen I)." Behalve dit werk gat S c h o t e I nog in het licht : 27 sten aan het beschieten der stad Algiers op den 27 Augustus 1806. In de nieuwe uitgave van het woordenboek van N i e u we n­huis zijn in de eerste deelen meest alle artikelen over kunst door hem bewerkt , en het door hem bewerkte artikel Bowo­kunst afzonderlijk gedrukt. Het heeft S c hot el aan geen eerbewijzen ontbroken. Be-halve de reeds genoemde medailles , werd hij door Willem I en Louis Philippe met goud , door Leopold met zilver bekroond , en benoemde hem Will em II tot Ofticier der Eikenkroon. Ook was hij , behalve van gemelde maatschap­pijen , lid van Kunst zij ons doel , te Haarlem , van het Kunst­lievend genootschap ter aanmoediging en bevordering van teeken- en schilderkunst , onder den naam van Pictura , de Akademie van beeldende kunsten en wetenschappen te Rotter­dam en verschillende Duitsche kunstgenootschappen. Hij huwde Mari e Vi c toir e d e V ij e, die hem 9 kinde­ren schonk. Zijn kunst-nalatenschap werd den 13 Maart 1866 te Am­sterdam verkocht. Zie G. D. J. S chot el, de zeeschilder P. .1. Schotel , Utrecht 1866 (ook in Vad. Letteroef. van dit jaar) met gelijkend portret; Dez., leven van G. S u s, in Tijdstroom , D. . bl. ; I m m e r z e e l (met portret , doch niet gelijkend) ; K r a m m; Kunst- en Letterbode 1849 n°. 40 ; Astrea 1852 , bl. 238 volgg. ; Album voor schoone kunsten Feestviering op den Augustus 1S50 ter gedachtenis 1852; Middelb. Cour. 25 Julij 1861 ; Conversations Lexicon ; Nagler; Kugler; Deutsches Kunstbladt 11 Mei 1854 n°. 19; Rheinische Zei­tung 9 Aug. 1865 ; Dusseldorfer Anzeiger 2 Aug. 1865 ; ElbmfelderZeitung 3 Aug. 1865; Preface voor de Catalogue des Tableaux des­ sins et esquiseis delaissos , par feu P. .T. Schotel (X Dresden. SCHOTEN (BouwEN VAN) , goudsmid te Haarlem , komt voor in de Thesauriers -rekeningen dezer stad a°. 1453 als graveur. Zie Kramm. SCHOTEN (GHIJSBERT VAN) nerd den 7 Februarij 1517 1) Onder zijne nagelaten kunst zijn twee portefeuilles met de origi­neele teekeningen en verschillende afdrukken der platen , der eigen­handig door hem geschreven tekst en de supellex van teekeningen , platen , zeldzame geschriften , pamfietten tot de zamenstelling van zijn werk gebruikt. Te bejammeren dat deze belangrijke collectie niet in ons vaderland is kunnen verkocht worden , en in bezit van vreen3de­lingen zal komen. van 's keizers wege benoemd tot grietman van Doniawarstal en Oosterzeetland (een gedeelte van Lemsterland). Zie Charterb. , D. II. bl. 344; van Sminia, N. Naomi. der Grietm., bl. 342. SCHOTENUS (JoHANNEs) ook V a n of V erschoten, werd in 1619 als Remonstrantsch-gezind predikant te Hazerswoude , eerst geschorst en daarna afgezet en ingedaagd. Hij bleef in het land en bediende in 1621 Leiden en de Overrijnsche dor­ pen Warmond en Noordwijk met Bo rri us, Huttenus en Loedingius, in 1630 Zwammerdam , Aarlanderveen en Oudewetering , en werd in 1632 niet als vaste leeraar aan eene gemeente toegevoegd , maar met Po llio in reserve ge­ houden. Zie Soermans, Kericel. Reg., Tideman, Rem. Broeders., bl. 184. SC HOTTENES of SCOTTER (JOHANNES) , in 1617 als predikant te Kampen beroepen , werd wegens remonstrantsche gevoelens voor de synode te Dordrecht geciteerd , geschorst en afgezet (1619). Na met vrouw en vijf kinderen groote kora­ mer en gebrek doorworsteld te hebben en tien weken gevan­ genis te Oldenzaal , verzoende hij zich met de kerk (17 Dec. 1623). Zie Brandt, Hist. der Ref., D. IV. bl. 494; Tideman, de Rem. Broederschap , bl. 306, 307; J. Moulin, de Remonstranten te Kampen, Kampen 1853. SCHOTT J a z. (C.) , dichter uit de 2de helft der 18de eeuw , o. a. in den Bundel Lijkzangen op P. Hofsiede, bl. 45. Zie van der Aa, 1V. B. C. Woordenb. Ai. SCHOTSM.A.N (G. A.) scbreef: Tien zielroerende Leerredenen. Alanh. 198. Zie Abcoude, bl. SCHOTSMAN (NicoLAAs) , den 1 November 1754 te Pur­ merend uit den burgerstand geboren , werd tot apotheker opge­ leid. Ofschoon 25 jaren oud en gehuwd , begaf hij zich naar Leiden , om , naar den wensch van zijn hart , dien hij reeds in zijn jeugd had gekoesterd , voor het predikambt te worden opgeleid. Vier jaren genoot hij , na zich reeds twee jaren elders in de talen geoefend te hebben , bet onderwijs van Ruhnkenius, V alckenaer, Sehultens en van de W ij npersse in de voorbereidende wetenschappen , en van de toenmalige hoogleeraren in de godgeleerdheid. Na door den hoogleeraar te Water voor de classis van Leiden -onder­ zocbt te zijn , werd hi j in 1787 tot de bediening toegelaten , en kort daarna te Spanbroek en Opmeer in Noord-Holland beroepen. Een jaar later verwisselde hij deze plaats met Ouds- boom , twee jaren later vertrok hij naar Schoonhoven , van waar hij , na verloop van 3 jaren , in 1793 , naar Leiden werd beroepen. Hier was hij drie jaren werkzaam geweest , toen hij in 1796, wegens zijne gehechtheid aan 's lands wettige regering en het huis van Oranje werd afgezet. Zestien rnaanden daarna werd hij predikant te Molenaarsgraaf vervolgens te Sloten , in 1798 te Sneek , doch in 1801 werd hij door de regering van Leiden verzocht zich weder aldaar te vestigen en zijn predikambt te hervatten , dat hij tot zijn dood , in 1822 , met grooten lof be­kleedde. In al wat S c h o t s m a n sprak en schreef toonde hij zich een ijverig voorstander der regtzinnigheid. Hij prees de werken der oudere godgeleerden , vooral die van F ru yti e r , ten sterkste aan en zag in alles , wat van de oude kerkleer dreigde of te wijken , een aanranding van het christendom. De meer vrijzinnige denkbeelden , die dagelijks veld wonnen en de milde verdraagzaamheid , die men , vooral nut onze vereeniging met Belgic, predikte , stuitten den waarlij k vromen man tegen de borst. Hartelijk ergerde hij zich aan een werk , dat onder den titel : Christendom en Hervorming vergeleken met den Protes- tantschen kerkstaat , bijzonder in de Nederlanden , in 1816 te Groningen het licht zag en waarin de schrijver niet alleen met verachting van de Formulieren van eenheid sprak, maar ook de tusschenkomst des konings inriep om de Dordsche kluisters te verbreken. Hij gevoelde zich opgewekt om de pen daar tegen op te nemen. S c h o t s m an moest , wegens zijn ingenomenheid met het oude , menig hard woord hooren , maar dit belette niet dat de godvruchtige man algemeene achting genoot , die zich onverholen in den vadernaam , die men hem gaf , openbaarde. Hij had na zijn overlijden een warme lof­redenares in vrouw K. W. B i 1 d e r d ij k. Hij gaf in het licht : Herinnering aan de voornaamste lotgevallen van kerk en vaderland , geduurende de Ayttiende Eeuw , by derzelver nit- gang , in een Dank- en Biduur , in de .Nieuwe .E'euw geopent met eene Leerrede over onzen thans bedenkelijken toestand ; uitgesproken te Sneek , en uitgegeven volgens kerken-orde. Sneek 1800. Leerredenen over Joh. XXI: 15-17 en Gen. XXXII: 9en 10. Uitgespr. bij deszelfs Intreede , op den 2 Sept. 1798 , en Afseheid, op den 12 Jul& 1801 als pred. der Geret: Ge- meente van Sneek. Sneek 1801. Vernieuwiny der verbintenis eenes Leeman aan zijne Ge­ meente , of .Kerk-rede, naar Them III: 9 — 15. Uityespr. oil yeleyenheid van deszelfs wederkomst te Leiden , en ter her- vatting van zijn dienstwerk als predikant in de Gereform. Ge- meente aldaar. Leiden 1801. Godsdienstige Herinnering aan Leidensramp, in drie Leer­ redenen ter voorbereiding , ter vieriny eyz ter nabetrachting van den onlanys aldaar gehouden Dank- en Bededag. Leyden 1808. De Godsdienstige Feldheer , Leerrede over 2 Chron. XVII : 16. Leiden 1814. Kunstgrepen, waarvan het hedendaagsch ongeloof zich bedient ont de yodsdienst door den bijbel, en den aijbel door de gods­ dienst te bestrijden, uit het Hgd. Leid. 1816. Reeds stuks­ wijze voorkomende in de Nederl. Bibliotheek voor 1785. Eerezuil ter gedachtenis aan de te Dordrecht gehoudene Na­ tionale Synode. Amst. 1819. Waarvan nog in betzelfde jaar een tweede druk verscheen. Hij bezorgde de uitgaaf van : D. Pareus, Akademische redevoering over de nationale synode van Dordrecht nityesproken te Heidelberg den 1 Febr. 1619, uit het Latijn vertaald door A. O. Z. Amst. 1819. 2. Bost, Het yodsdienstiy Geneve, in Maart 1819, uit het Fr. Leid. 1821. H. Asher , de afval der Christekke kerk in onze dayen, nit het Fr. vert. Leid. 1822. Na zijn dood verscheen : Stukken betrekkelijk de afzetting van den keraar Malan van zijn ambt als regent van het colleyie der stad Geneve, uit het Fr. vert. Leid. 1822. Zie Aanh. Van Nieuwenhuis. Woordenb., D. VII. bl. 124 very., Glasius, Godgel. 1Vederl.; Kobus en de Rivecourt; Brans, Kerk. Reg. , bl. 25, 53, 72, 157; mr. W. Bilderdijk, ter uitvaart van den Wel-Eerw. Lle6re Nicolaas Schotsman in leten predikant te Leyden. Leyden 1822. Ook in Kiekelzangen, D. III. bl, 137; Dez., ter nagedachtenis van den waardigen leeraar .N. S. Leyd. 1822; Dez., Krekeizanyen, D. II. bl. 140; Dez., Eerezuil ter gedachtenis van de voor tweeh. jar. te Dordrecht enz., 2 dr. Leyden 1819; Muller, Cat. v. portr. SCHOTTE of SCOTTE (APoLLomus), uit een aanzienlijk Zeeuwsch geslbcht , zoon van Jacob Schott e (dic volgt) , werd te Middelburg geboren studeerde en vergezelde in 1599 A n tonius Walaeus op eene reis. Teruggekeerd , werd bij bevorderd tot pensionaris zijner geboorstestad en daarna raadsheer in den hoogen raad. liij overleed 1 Nov. 1639. Schotte was een groot voorstander der geleerdheid , met de uitstekendste mannen van zijn tijd , zoo als de Groot, Dousa, Cunaeus, Heinsius, Barlaeus Hooft bield hij briefwisseling. Ook was hij zelf een uitstekend regts­ geleerde. A. Vorstius tioemt hem : "sidus fulgentissimus, om­ niumque eruditorum fautor aestimatorque eruditissimus ," en J. Fr. Gronovius, ilVir doctrina et virtutitus prorsus incompara- bilis , ac co major , quo id magis tegit." Hugo Grotius wijdde hem een lofdicht. Eij beoefende de latijnsche poezy,, en zette o. a. Salomons Prediker of Ecclesiastes in latijnsehe verzen over. Ook is een lat. gedicht van hem op den dood van een zoontje van G r o ti us uitgegeven. Als Nederlandsch dichter is hij bekend door eenige gedichten in den Zeeutosche Nachtegaal. Zijn Tractatus de Jure Dominii is niet uitgegeven , doch zijne brieven aan P e t r u s C u n a e u s vindt men onder diensEpistolae in 1752 door P. B n r man in het licht gegeven. Ook berusten er brieven van hem in de Bibliotheek der re­monstrantsche gemeente te Amsterdam. Nog heeft men van hem in Journael ende verhael van alle hetghene dat yhesien ende voorgevallen is op de reyse gedaen door den E. ende gestrengen Pieter Willemsz. Verhoeven (1627). p. 107-116. Dimming van den seer vermaerden Apoloni &hot tot .Middelburch en Zelant aengaende de Ili olucquis ," p. 116-125. Volcht nu des voorn. Apoloni (sic) Schots verhael wegens syn voyagie ge­ daen van Bantam , nae Bolton , Solor ende Tymor , ghelyck lay sulcx geschreven heeft aan Malt ys Couteel tot Baltan , van dato den 5 Julij 1613. p. 175 , 176. Zie De la Rue, Gelett. Zeeland, bl. 92, 249; A. Vorstius, Orat. funeb. in obitum W alaei ; Vita A. Wolaei , p. 605; Hoeufft, Lev. bl. 12, Briev. 90; Barksei, Poem. , p. 103 ; Heinsii, Poem. p. 117; Cunaei, Epp., 2-33; Grotius, Poem., p. 263, 280; Hoeufft, Porn. Lat. Belq. , p. 167; Zeeuwsche .Nachtegaal, Boxhorn, Chr. v. Zed , D. 1. bl. 463; M. Smalleganger; Chron. v. Zeeland, D. I. bl. 479; Vollenhoven en Schotel, Brieven van M. v. Reigersb.. bl. 49, 50 ; Witsen G e y s b e e k, B. A. C. W. , D. V. bl. 242, Lijst d. Magistr. v. Middelb. ; Ni e­ wenbuis; Kobus en de Rivecourt, Cat. d. Bibt. der Rein. Gem. te Jimsterd., bl. I t ; Ti ele, p. 175 , 176; Leven van P. C. Hooft, bl. 12. SCHOTTE of SCOTTE (JAcoB) , won van Simon La u­reyssen Schotte en Neeltje Pieterse, wader van den vorige , te Middelburg geboren , was een manhaftig hopman , die de Spanjaarden in 1574 sloeg buiten Middelburg , niet verre van Brigdamme , thans het Spanjaards putje geheeten. Naderhand werd hij burgemeester van Middelburg , en nog later rekenmeester der generaliteits rekenkamer in den Haag. Uit twee vrouwen (Lee ntj e van Thoor, Apollonia Gillis­s e n) heeft hij gehad drie verrnaarde zonen , Simon (die volgt) , Apollonius (die voorgaat) , J a cob (die volgt). Hij was de overgrootvader der tweede vrouw van den vermaarden G i 1 b er t B urn et, bisschop van Salisbury , met veelke deze , ten tijde van zijn verblijf in Holland huwde. Zijn portret bestaat. Zie M. Smalleganger, Chr. v. Zeel., D. I. bl. 479 , Memoires de G. Burnet, T. VI. p. 453; de le Rue, Heldh. Zeel., bl, 255; Gelett. Zeel. , bl. 93 ; 's G r a v e s a n d e , Tweede Eeuwfeest der Mid­ delb. vri,jheid, bl. 369, 513; J. Willemsen, DAT. op .T. Scho­ rer,, bl. 67; Gar gon, Walch. Arcadia , D. I. bl. 17. SCHOTTE of SCOTTE (JAcoB) , jongste zoon van den vorige bij M. van T h o o r , werd te Middelburg geboren. In 1612 werd hij aldaar raad , vervolgens schepen en meer­ malen burgemeester , en den 26 April 1617 door de staten van Zeeland tot bewindbebber der 0. I. compagnie benoemd. Sedert bekleedde hij verscheidene voorname staatscornmis-sien. In 1618 werd hij naar Utrecht gezonden over de zaak der aardgelders , en in 1619 was hij een der gedelegeerde regters over 's lands advokaat Johan van Oldenbarn e-v e 1 d. Uit 's Hage in Zeeland teruggekeerd , gaf hij aan de staten van Zeeland een omstandig verslag van deze regtspleging , werd bedankt en ontving een geschenk ter waarde van f X 00. In 1620 werd hij met jhr. Jacob van Wij ngaard en , mr. Jacob Comerling, Albert Souck, Albert Bruininx en jr. Frederik van Fer vvo u in ambassade naar Enge­land gezonden over de zaken van Bohemen. In 't volgende jaar keerde hij terug , na door koning Jacobus ridder ge-slagen , en met 1500 ons verguld zilverwerk beschonken te zijn. Na den dood van prins Maurits, in 1625 , was hij de eerste in de commissie , die , wegens Zeeland , het stadhou-derschap aan Frederik Hendrik opdroeg. Ook woonde hij , in die betrekking 's prinsen introductie als stadhouder in t' hof provinciaal bij. Ook stond hij in 1627, wegens Zeeland, met A d r. v. Man maker over den doop van een zoon van den koning van Bohemen. Hij overleed in 1641. Zijn beeldtenis is door C. d e P 1 a sin plaat gebragt met een Holl. gedicht van C. B o y u s. Zie de la Rue, Staatk. Zeel. , bl. 20; Smallegange, Chr. v. Zeel. , D. I. bl. 779; Lijst d. Magistr. v. Zeel. ; Aitzema, Saken v. staat en oorl. , D. I. bl. 26, 32 ; Brandt, Hist. d. Rechtspleg. , bl. 135, 136; Scheltema, Staatk. Nederl. , D. V. bl. 341; Wa­ genaar, Vad. list., bl. 27; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. v. portr. SCHOTTE of SCOTTE (SIMoN), broeder van den vorige , teMiddelburg geboren , was een man van groote bekwaambeid. In 1599 werd hij tweede en in 1611 eerste secretaris zijner ge-boortestad. Gedurende bet bekleeden van dit ambt is hij in twee buitengewone commission geweest , namelijk in 1616 en 1617 was hij van stadswege in deputatie naar Engeland , ter vernieuwing van de concordaten en over andere zaken , rakende de Engelsche Court of stapel , die Coen te Middelburg bloeide. Bij zijn terugkomst werd hij unildelijk vereerd , en in 1618 met den gecommitteerden raad J. C a m pe, wegens Zeeland gezondennaar de synode nationaal te Dordrecht. Eindelijk werd hij in 1627 raad van state , en ontving bij zijn afscheid van de beeren van Middelburg , een zilveren vergulden kop of schaal voor zijne getrouwe diensten. Hij huwde Cornelia van der Hooge Jansdr., die hem 7 kinderen schonk , waarvan de jongste Saco b a S c h o t t e, huwde kapitein Thomas B utle r. Zie de la Rue, Staatk. Zeel. , bl. 827; 'sGravesande, Tweede eeuwfeest, bl. 513 ; iland. der Syn. van Dordr. , bl. 9; Brandt, Hist. der Ref. D. IV ; Glasius, Gesch. d. Syn. tc Dordr.; Wage- naar, Vad. list. , D. X. bl. 341, 427; Scheltenaa, Staatk. Ne- derl.; Kobus en de R iv ecourt, Lijst der Magistr. van Middelb. SCHOTTUS (ANDREAs) , zoon van Fran cisci us Scho t-t u s, jezuit , in 1552 te Antwerpen geboren , legde zich als jongeling te Leuven op de peripatretische wijsbegeerte toe , en gaf daar vervolgens onderwijs in de rhetorica , o. a. aan P trus Pan tinus, die hem later naar Douay , Parijs en Spanje vergezelde , en ging vrieiidschappelijk om met de hoogleeraren Cornelius Valerius, Theodoricus Langius, gelijk ook met Justus Lipsius, Lud. Carrio, Suffridus Pctrus, de gebroeders Foprnans, Guilielmus en The- o d o r u s Can t e r u s en anderen. Van alles beroofd kwam hij in 1567 uit Antwerpen te Douay , en verkeerde daar vriend­schappelijk met Philippe de Lan noy, beer van Turquoi , aan wien J. Lipsius zijn bekenden brief de peregrinatione uli­liter instituendd schreef , en wien S c o t t u s zeif zijn uitgaaf van Sex. Aurelius Victor de viris illustribus opdroeg. Ook was hij zeer bevriend met A u g e r u s Busbequius, weleer gezant van Ferdinand en M aximiliaan II bij den sul­tan So lima n. Te gelijk met hem studeerden te Douay Claudius Puteanus, Jos. Scaliger, debroeders Petrus en Franciscus Puthaeus, Joannes Passeratius en anderen. Na twee jaren te Douay vertoefd te hebben , vertrok hij naar Spanje , en hield zich te Madrid , aan het hof te Seville , Barcelona , Salamanca en Toledo op , knoopte overal met beroemde en geleerde mannen betrekkingen aan , en werd in de laatstgemelde plaats hoogleeraar. Vervolgens trad hij in dienst bij Caspar Quiroga, aartsbissehop van Toledo , en gaf te gelijk onderwijs in de Grieksche letterkunde. Drie jaren later werd hij hoogleeraar in de Rhetorica en de Grieksche letterkunde aan de pas gestichte hoogeschool van Caesar Augustan a. Hier trad hij in de orde der jezuiten , en vertrok , op bevel zijner overstep , naar Rome , waar hij in plaats van IT ran ciscu s Ben c i us tot hoogleeraar in de welsprekendheid werd benoemd. Drie jaren later keerde hij naar zijn vaderland terug , waar hij overleed. Hij gaf in het licht:Nolae uberiores in Scriploren deviris illustrau8. Duaei 1577. 4°. In Lex. Aurelii Vectoris Ilistoria Augusta , a se primo erutam et editamque ; et in ejusdem Epitomen. Typie Plantinia- nu& 1679. 8°. Aemilium Probum. sive Corn. Nepotem de vita lmpp. Grae- corum. Franco!. apud Marnium , 1600. fol. In Pomponium Melam de situ orbis ; additis et Parallelis eorum , Mela ex Herodoto descripsit , Typis Plantino. 1582. 4°. In Senecae Rhetoris Controversias et Suasorias , Graecislacunis expletis. Typis Commel. 1603 et Paris. 1606. fol. In Valerii Flacci Argonautica. Colon. Aldobrogum 1617. 8°. Vitae comparatae Aristotelis et Demosthenis , Olympiadibus ac Praeturis Atheniensium diyestae. Augustae Vindel. Typis Christoph. Alanyi 1603. 4°. Laudatio funebris V. Cl. Ant. Augustini , Archiepisc. Tar­ racinens. Tgpis Raphelengii. 4°. Vita Jacobi Laynes, Societ. Jesu Praepositi Generalis II. Item. De Vita et Scriptis Alphonsi Salmeronis : ex Hispanic° Petri Ribadeneirae. Coloniae apud Al ylium. 1604. IS°. Vita Franc. Borgiae , S. L Praepositi Generalis M. ex Hispanico ejusdem Ribadeneirae. Ibid. 1603. 12°. Antv. typis Trognaesii in 8 cum Ratione concionandi , Borgia authore , Schotio interprete. De bono silentii Religiosorum et Saecularium libb.II. 1619. 12°. De sacris el cath,olicis S. Scripturae interpretibus. Col. 1618. 4°.Adagialia sacra Novi Testamenti. Antv. 1626. 4°. Literae Iaponicae an. 1610, 1611 ex lingua Etrusca Latinereddita 1615. 8°. Tullianarum Quaestionum. De instauranda Ciceronis inzita­ tione libb. IF. typis Plantin. 1610. 8°. quibus quintus postea accessit , hoc HMI° : Cicero a calumniis vindicalus. Observationum humanarum libri V. Nodi ciceroniani variorumque libris IV inodati. In Procli Chrestomathiam Poeticam. Interprete et Scholia:sle Schott°. Augustae Vindel. 1606 et Lugd. 1611. fol. Zenobius Diogenianus , Suidas , Paraemiographi , qe Graeco versu cum Scholiis parallelis , typis Plantin. 1611. 4.. S. Basilii Magni Opera , Epistolis et Notis aucta 1616 apud Belleros &cares. S. Cyrilli Comment. in Pentateuchum , Graeco- Lat. S. Isidori Pelusiotae Epistolae prope sexcentae , e Biblio­ theca aticana erutae ; Graece typis Nutii Antv. 1625 , Latine Schott° interprete , Romae 1629, typis Franc. Corbelletti. Gasparis Barrerii , Lusitani , Censura de Pseao-Beroso , Manethone , /leg yptio , aliisque a Joan. Annio iterbiensi editis , e Lusitanica lingua Latine reddita. Exstat Tomo _II thecae Hispanicae ; a Schott° adornatae et a Marnio Franco - turti 1508 4°. editae. In qua etiam vitae sunt Ferdinandi Nonii Pontiani , Petri Ciacconii aliorumque ab eodein Schott°. Hij verzamelde ook verschillende Spaansche schrijvers , die met den titel Hispaniae illustratae in 3 deelen en fol. door M a r n i u s te Frankfort zijn uitgegeven. Tot deze behoorde Isidorus Hispal. Episc. De viris illustribus, waarbij hij notae voegde. Hij gaf ook in bet Licht : B. Ennodii Ticinensis Episc. Opera e iliss. emendata. Tor-naci 1610. 8°. Favonii Eulogii Carthag. in Somnium Scipionis Cicer. Dis- putatio. Antv. 1613. 8°. Steph. Vinandi Piyhii Annalium Rom. seu Fastorum Torn. II et III demandata ea cura ab auctore ultimis tabb. eodem Schotto. 7ypis Plantin. 1615. fol. Hub. Goltzii Sicilia Magna Graecia et Insulae , cum Notis Schotti , itemque Fasti Siculi , ad Capitolinos emendati. Ibid. 1617, 1618. Jint. Augustini Antiquitaturn , Rom. Hispanarumque in Nummis veterurn Dialogi XI Lail° donati , auctique duode­ cimo Schotti , De prisca religione ac Diis Gentium. Ibid. 1617. fol. Philothei Angli de mundi contemptu libellus aureus a Schotto primum editus. Ibid. 12°. Claudiani Mamerci de statu animae libb. III Notis aucti: et Pontius Paulinus castigatus. Ibid. 1618 in Bibl. Patrum. Joan. Rosini Antiquitates capitibus III auctae , videl. De familiis Roman. , de tribubus, deque testis diebus ac ludis e calendario. Scott u s stierf in 1629 , in het 7 7ste jaar van zijn leven. Hij zelf heeft kort voor zijn dood met eigen handen zijn leven beschreven 't geen door C a s p. G e vartius, regtsge­leerde te Antwerpen is uitgegeven. Zie Valerias Andreas, Bibl. Belg., p. 54 seqq.; Sweertii, 4th. Belg. , p. 125 127 ; Vossius, de Sientiis Mailzem., C. LXX. - § 29, p. 418; Magyri, Eponymol. v. Schottus ; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 58. 59; J. A. Fabricius, in Centuria Plagiar., no. 4. p. 53; F. G. Freytag, Anal. Litter., p. 827; Mart. Han­ ck i u s , de Script. rerum Roman. , C. 87, p. 282-285, L. II. P. II. C. 87, p. 404 ; Morhof, Polyhist. I Polyh. Liter. C. XVIII. § 31 p. 203, C. XXI. § 85, p. 252, L. V. C. I. § 10, p. 925, Tom. I; C r e n i i Animadv. Philolog., P. I. § 6, p. 119, Part. IV. p. 26, § VIII. p. 32-34, Part. VI. p. 155, Part. IX. p. 20, Part. XVI. p. 226-228, XVIII. § 6, 96-99; Anselm. Bandurii, Bibl. Numism. , ad n°. XIX. p. 21, 22, n°. XLVI. p. 56, 47; Gott. Krantzins, ad Conringiunz saec XVII. C. 5, p. 227 (II); Catal. Bibl. Bunay., T. I. vol. II. p.1593; Saxe, Onom., T. III. p. 499, 500; Baillet, Jugem., T. II. p. 43, 220,e. 485, p.418, n °.911. SCHOTTUS (FRANciscus), zoon van F ran ci scus S co t-t u s en broeder van Andreas, te Antwerpen in 1548 gebo-ren , beoefende de regtsgeleerdheid en bekleedde de waardigheid van bargemeester en raadsheer iu zijne geboortestad. Hij overleed aldaar den 17 Maart 1622. Men heeft van hem : Itinerarium qRerumque Romanarum lib. 111 ex prig- Cis novisque Scriptoribus , Antv. apud Plantin. 1600, 1625.12°. qUO 8 Vincentiae , Scriptis Tabulisque auctos, dedit Hieron. de Ca- pugnano. Dominicanus Bunoniensis. De S. voegde er later vier boeken bij , behelzende zijne reizen door Germania, Gallia enHispania. (Coloniae 1620. 12°). Epistola ad Joan. Miraeum , Episc. Antverpiensem. In Tom. IV. der Hispania illastrata. 'Lie Saxe, Onom., T. IV. p. 129; Scaliger, ti4calig. Secund. ; Sweertii, Ath. Belg. , p.253; Val. Andreas, Bibl. Belq., p.241 ; Histor. Biblioth. , P. V. p. 498, 499; Foppens,Is. Fabricii, Biol. Belg. , T. I. p. 308, 309 ; Chr. v. h. Hist. Genoots. , D. II. bl. 173. SCHOTTUS (FRANeiscus), zoon van Jacobus Schottus, neef der beide vorige. Na Italie doorreisd en Rome bezocht te hebben , trad hij in de orde der Norbertijnen , en werd ka­nunnik bij de kerk van St. Michael. Hij bekleedde het pries­terambt te Borsbeeek bij Antwerpen , en vervolgens te Nee­rockerseel bij Leuven. Hij overleed in 1617 , in den ouderdom van 38 jaren. Hij gaf in het licht : Thesaurus Exemplorurn e Graecis Latinisque scriptoribus , centuriis IV distinctum. Duaci. 1607. 82°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 241. SCHOTTUS (HUBERTUS) volgde zijn oom Jo h a n n e s als prior van het genoemde klooster op , maakte zich door zijn geleerdheid en welsprekendheid bekend, en zette eenige boekjes van St. Bernardus, Augustinus en anderen in zijn moedertaal over. Hij overleed in 1575 in den ouderdom van 68 , na een be-stuur van 27 jaren. Zie Foppens, Bibl. Belg., T. IL p. 726. SCHOTTUS (JoHANNEs), geboren te Kamerijk , prior vanhet Augastijner klooster bij Nivelle , kanselier van de orde van 't gulden vlies , hij was zeer in aanzien aan 't hof van Karel I. Hij overleed in 1531 , in den ouderdom van 65 jaren. Zijn grafschrift leest men bij Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 726. SCHOTUS of SCOTUS (SYDRAcus) van Enghien (A n g a n u s), rector der school te Arnhem, gaf o. a. in het licht: Carmen Martinianum , sive .Afilitis ,Christiani querimonia. Davertriae 157 7. 1113. Zie Foppens, Bibl. Beig., T. H. p. SCHOUBERG (JoRANNEs PETRUS) zoon van Johannes Schonberg, eerste graveur van 's rijks zegel te 's Graven­hage , en graveur van H. M. de koningin , werd den 10 Ja­nuarij 1798 te 's Hage geboren , en weidde zich reeds vroeg , onder de leiding van zijn vader, aan de behandeling van het gra­veer ijzer , zoodat hij reeds op vijftienjarigen leeftijd als gra­veur bij 'a rijks zegel werkzaam kon zijn , en zes jaren daarna tot muntgraveur te Utrecht werd aangesteld. Hij verwierf een grooten naani in zijn vak , vvaarin hij vele bewijzen van be­kwaamheid heeft gegeven. In IS 39 werden verschillende proe­ven van zijne bekwaamheid op de tentoonstelling te 's Hage met zilver bekroond. Hij vervaardigde (1827), den Eerepen- fling ter bevorderinq van beschaving onder de Israeliten, een Gedenkpenning op den tiendaagschen veldtogt , de medaille ter gedachlenis van het eeuwgetijde der vestiging van de vrzjmelse­ laarsorde in deze gemeente , de gedachtenispenning van het in 1835 op de veijaardag der Leidsche Hoogeschool gevierde fee8t, de medaille op den dood van Z. M. honing Willem I , op het huwelijk van primes Wilhelmina F. A. 4. L. met den kroonprins van Zweden enz. In 1852 legde hij zijn ambt aan 's rijks munt seder , en vestigde zich te Driebergen. Hij was ridder van de Eiken­kroon , de Zweedsche Wass,-orde en had de orde van burger­lijke verdiensten van Hanover , ontving gouden medailjen van de koningen van Pruissen en Wurtemburg en een kostbaren ring van den keizer van Rusland. Hij overleed te Utrecht 6 Januarij I 864. zie Immerzeel; Kramm, Chr. v. h. Hist. Genoots. , D. IV.bl. 122. SCHOUMAN of SCHOUWMAN (AART) werd den 4 Maart 1710 te Dordrecht geboren , legde zich aldaar , onder A d r i a a n van der Burgh, op de teeken- en schilder­ kunst toe , vestigde zich in den ouderdom van 26 jaren te 's Hage , waar hij tot zijn dood (den 5 Julij 1792) spaar­ zaam , maar arbeidzaam leefde , en sedert 1750 de betrek­ kingen bekleedde van regent der teeken-akademie en hoofd­ man der broederschap van Pictura. Hij was een goed portret­ schilder , en vervaardigde een menigte portretten , onder welke de beeldtenissen der elf heeren van de munt te Dordrecht. Ook teekende hij op uitstekende wijze portretten , die voor de graveurs moesten dienen , en van welke eenige door Kr a m m worden vermeld. Behalve portretten , schilderde hij , naar den smaak dier dagen , behangsels en andere zaalversierselen , die zich door vlugheid van behandeling en fraai koloriet onder­ scheidden. Diergelijke kunst vindt men ook van de gebroeders van S t r y en andere voorname meesters. Ook bestaan er van hem een menigte teekeningen mar de schilderijen der 464 eerste meesters uit de lie eeuw , die hem goed betaald werden , doch waarin hij de stijl dier meesters welligt te veel met zijn eigen stijl vereenigde. Zijn hoofdvak was echter het schilderen en teekenen van pluimgedierte. Bijzondere studie had hij ge­maakt van de natuurlijke historie van vogelen , en op het kleine Loo en in het vorstelijk kabinet te 's Hage een schat van voorwerpen ter navoiging gevonden. Volgens I mm er z e el ids zijn gevogelte onberispelijk van teekening , bevallig en eigen­aardig van houdingen en bewegingen , donzig , fluweelachtig , zwierig of bont van vederen , naar eisch der soorten. Zijn kolo­riet vooral in paauwen , faizanten , papegaaijen en dergelijke evenaart schier in schitterende kleurenpracht de natuur zelve. Daarmede vereenigde hij tevens eene gemakkelijkheid van uit­ voering , die getuigenis gaf van de zekerheid , met welke pen­seel en teekenpen door hem gehanteerd werden." Een groot aantal vogelen en pluimgedierte , door hem op zulke onnavolg­bare wijze, schilderachtig, in waterverwen , naar de natuur ge­teekend , is uit de nalatenschap van G. J. v a n Kli nk enb e r g, te Utrecht in 1841 voor 1000 door H. de K a t v an B a-r en d r ec h t te Dordrecht aangekocht. In de kunstverzameling van Ploo s v an A m st el, die eene levensschets van Aa rt S ch o um an, als schilder beschouwd , heeft geschreven , kwa­men een aantal teekeningen van dezen meester voor , die op openbare verkoopingen tot goede prijzen werden verkocht. Teekeningen met vogelen golden bij het paar van f 50 tot boven de f 80 , terwijl de copijen naar v a n H uy sum , Po t­ter, Cuip, Adriaan en Willem van der Velde, Rembrandt, Dou en Jan Steen van f 50 tot f 120 het stuk verkocht werden. Op het stedelijk archief te Utrecht berusten zijne portretten van het huis Oranje-Nassau , alle verwonderlijk vast en ge­ makkelijk geteekend , afkomstig uit den boedel van Is a a k Tim o n , in 1769 te Amsterdam verkocht. K r a mm bezit van hem het geteekend Portret van Otto van Veen en familie in kleuren. Ook graveerde Sc o u man in mezzo-tinto. Nagl e r vermeldt als door hem gegraveerd : G. Dou , in het venter van ziin 8childerkamer rokende , naar G. Dou. gr. 4°. Ben man met baard, grooten hoed en lubbekraag , naar Fr. Hal8. kl. 4°. .Een idens met korten baard, witten haldoek en ronden hoed, in 4°. (zeer zeldzaam). Een oo8terling met langen hard, buste regte gezoend. 12°. (zeldzaam). St. Francims. E'en zittend man met gla8 en yesch bij eene lamp in 4°. De modezuchtige vrouw, naar G. Schalken in 8°. en andere die ook door Kramm vermeld worden. Zijn portret bestaat in schilderij en in gravure. Ook komt bet voor bij van Go ol. Zie van Gool; Immerzeel;Kramm;Nagler; van Eynden en van der Willigen; Nieuwenhuis; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. portr. SCHOUMAN (CoRNEms) , broeder van den vorige , be­oefende de schilderkunst en schilderde saangename stukken van onderscheiden aard." Zie van Eynden en van der Willigen, Leven d. bunts., D. IL bl. 218; Kramm. SCHOUMAN (G.). Van dezen kunstenaar vermeldt KrammEen gezigt op de stad illiddelburg , door hem geteekend en gestoffeerd , door J. C. Philips gegraveerd , in fol. oblong. , voorkomende in de Tegenwoord. staat van Zeeland. Zie Kramm. SCHOUMAN (MARTINUs) werd den 29 Januarij 1770 te Dordrecht geboren. Reeds in 1789 werd hij in den Haag , waar hij zich destijds tot zijne vorming in de schilderkunst ophield bij zijnen oud-oom , den beroemden kunstschilder Aart Schouman, met den tweeden zilveren eerepenning bekroond bij de Haagsche teeken-akademie , wegens zijn teekenen naar het naakt model. Na drie jaren te 's Hage doorgebragt te hebben , keerde hij naar Dordrecht terug , omdat hij , naardien zich zijne keus tot het schilderen van schepen , zee- en water­ gezigten bepaald had , de natuur aldaar beter dan elders kon bestuderen , en sedert is hij als een eerste meester in dit vak beroemd geworden. In bet jaar 1808 word een zijner schilderijen , dat op de eerste tentoonstelling te Amsterdam veel lof ingeoogst had, door koning L o d e w ij k voor een goede som gekocht. In 1810 werd een zijner teekeningen , door de Maatschappij Felix Meritis met den uitgeloofden gouden eerepenning bekroond , en hij daarenboven met een getuigschrift van verdiensten ver­eerd. Van zijne werken , zoo teekeningen als schilderijen , in groot en klein bestek , krachtig en uitvoerig behandeld , vindt men er verscheidene in binnen- en buitenlandsche kunstverza­melingen. Van zijne schilderijen de overkaaste afloat der Franscken, na hunnen vergeefschen aanval op Dordrecht , in het begin van 1814 , en het bombardement van Algiers op den 31 Augustus 1816 , met zijn leerling J. C. Schot el bewerkt , werd reeds in diens biografie melding gemaakt. Het kabinet op het paviljoen bij Haarlem bezit verschil­lende schoone voortbrengselen van zijn penseel. Schouman was correspondent van de 4" klasse van het kon. Ned. inst. , lid van de koninklijke schilder-akademie te Brussel , van de koninklijke akademie van beeldende kunstcu 30 te Amsterdam , lid van verdiensten van het genootschap Pictura te Dordrecht , buitengewoon honorair lid der Amsterdanische maatschappij Arti et Amiciliae. S c h o u m a n overleed te Breda , waar hij zich in 1839 ge­vestigd had , den 30 October 1848 , in den ouderdom van 78 jaren. Zijne weduwe M. de Haan stierf te Dordrecht , in1853. Nog leeft hun zoon Is a a k , die van 1838 tot 1865 leeraar in het handteekenen aan de militaire akademie te Breda geweest , en als portretschilder bekend is. Zijn portret vindt men bij van E y n den en van der W i 1 li g e n , en bij Immerz e el, doch , gelijk meest alle portretten in dit werk , niet gelijkende. Zie van Eynden en van der Willigen, D.II.b1.151-154 ; Immerzeel; Kramm; Feestv. v. Pictura 1824 , bl. 75-77; Nagler; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; W a p , Kunstnalatenschap van den zeeschilder M. Schouw­ man , verloting in Nov. 1853. SCHOUT (JomANNEs) , rederijker uit de 17 eeuw, wiens poezij men vindt in Flaerdinghs .Rederykbergh , .Der Bede- rycker8 stichtige Samenkomst te Schiedam enz. Zie W itsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 242. SCHOUT (Pt. JAcoBsz.), burgemeester van Haarlem in 1614 enz. Zijn voortreffelijk portret komt voor bij Muller, Cat. v. portr. SCHOUT (PETRUS) , heer van Hagestein , kanunnik van Utrecht , aldaar den 14 October 1640 geboren , den 29 Mei 1690 overleden , beroemd regtsgeleerde. Zijn portret door A. B1 o o teling gesneden in fol. vindt men bij M ull er t. a. p. SCI1OUTEN (Amami), deelgenoot van den togt van den admiraal W illek ens, naar de kust van Brasilie in 1623. Hij tastte met 1200 soldaten en 200 matrozen de stad St. Salvador aan , die hij innam. Hem en zijn broeder W ill em werd vervolgens het bevel over die stad en de Allerheilige baai opgedragen , doch beide , inzonderheid de laatste , ver­waarloosden de behoorlijke versterking der plaats , en verspilden daarenboven een groot deel van den buit , die hun in handen viel , in ongebondenheid. De laatste werd kort daarna toen don F r e d e r i k d e Toledo St. Salvador belegerde , door de bezetting afgezet. - Zie J. de Laet, Verh. v. West Ind. bl. 10-54; A i t z e m a, Salcen van Staat en Oorl. , D. I. bl. 336-343; W a g enaar, Vad. , D. XI. bl. 12 , 13. Van Kampen , 0. I. D. I. bl. 302 , 303 , 305. SCHOUTEN (K.) gaf in bet licht: .Eenige Caracterschetsen. Alkmaar 1795. Zie Naaml. van Boeken , Amst. bij A. B. S a a k e s. SCHOUTE of SCHOUTEN (HUBERT), bloeide in bet midden der 18 eeuw als graveur en etser te Amsterdam , en graveerde o. a. vele gezigten van Anzsterdam met zijn zoom (die volgt). Kr amm vermeldt twee prentjes van dezen meester , een yebaard sckoen-lapper , zeerTvoorgesteld , en een man met een mand yroen-ten aan zijn arm. Volgens Immerz eel graveerde hi j ook met J. E. Grav6 20 hollandsche dorpsgezigten. Zie Immerzeel; Kramm. SCHOUTE of SCHOUTEN (HUBERT PIETER), zoon van den vorige , werd in 1747 te Amsterdam geboren. Hij werd door zijn vader in hetzelfde kunstvak, dat deze beoefende, opgeleid. Paul van Liender en Ploos van Amstel bevorderden door hunne lessen en belangstelling de ontwikkeling van zijn talent. Hij hielp zijn vader in het graveren van de 95 stuks stadsgezigten te Amsterdam , door 1' ou quet uitgegeven waaronder 59, door hun beiden , naar hunne eigene teekeningen gegraveerd. Later hield hij zieh bij voorkeur bezig met het vervaardigen van uitvoerige teekeningen van dergelijke gezigten , in den smaak van Jan van der Heyde en J. H. Prins. Ook vervaardigde hij teekeningen naar fraaije schilderijen , die op de verkooping van Ploos van A mstel f 80 /181 golden. Zijne teekeningen werden met f40 en 1'50 betaald. Hij overleed te Haarlem in 1822. Zie Immerzeel; Kramm. SCHOUTE (J.), teekenaar en graveur , bloeide omstrceks 1750 te Amsterdam. Kramm bezit van hem: Boeren kermis -vreuyd, geinventeerd en yeleekend door iiartman - en in koper gebragt door J. Schout e. Zie Kramm. SCHOUTE of SCHOUTEN (J. GIJSBERT) , waarschijnlijk een Amsterdammer. Hij vervaardigde eenige platen in L a i-r esse 's Sckilderboek, en de meeste portretten in Le Va s­sor's Geschiedeni8 van Lodeivijk XIII. Kr a mm bezit van hem de vier 81onden van den da,q, beteekend G i 1 b. Schoute 8culp. in gr. foL oblong. Hij teekende ook portretten b. v. dat van Paquier Quesnel, Gilb. Schoute ad vivum faciebat q1717 in fol. Zie Nagler; Fiisszli; Immerzeel; Kraram. SCHOUTEN (JAN) , geboren te Dordrecht den 5 Januarij 1787 , was een zoon vaa Jan Schouten, scheepsbouwmeester en houthandelaar aldaar. De vader den wensch koesterende , dat zijn zoon J a n zijn opvolger mogt worden , gaf hem dien­overeenkonistig eene opleiding; zorgende vooral dat theorie en praktijk zijnen kweekeling in het vak eigen werden waartoe bij eene bijzondere gelegenheid vond op de wed der marine te Rotterdam , aangezien de vermaarde constructeur P. Gla vi-mans aldaar de leiding des jongelings voor zijne rekening 30* nam en zoo gelukkig voltooide , dat Jan Schouten in ver­deren leeftijd , order de eerste scheepsbouwmeesters onzes lands werd geteld , welk geluk hij erkende verschuldigd te zijn aan zijn vaderlijken vriend en leermeester P. G la vim an s. Overigens deed zijn vader hem onderwijzen overeenkomstig zijnen stand en de middelen , door noesten vlijt en Gods zegen verkregen ; waardoor de vernuftige en leergierige knaap die soms heimelijk des nachts , bij 't flaauwe nachtlicht , zijn leeslust voedde — in volwassen leeftijd zich als een weten­schappelijk mensch onderscheidde ; ja , zelfs de verwachting zijns vaders overtrof,, die alzoo bij het einde zijns werkzamen levens een waardigen opvolger achter !let. Onze Jan Schouten die inmiddels de voornaamste bui­tenlandsche steden van Europa had bezocht , eensdeels tut ver­meerdering van kennis en anderdeels tot uitspanning , was in meer dan een opzigt opvolger van zijn vader. Eerstelijk als voortreffelijk scheepsbouwmeester en belangrijk bouthandelaar ; en ten andere , ale verzorger en beschermer van help- en raadbehoevende stad- en landgenooten. Tijdelijke middelen , hem ten deel gevallen , waren niet alleen eene bron van welvaart voor Dordrechts werklieden , die den scheepsbouw hanteren , en doorgaans ten getale van vijitig op zijn werf het brood verdienden , maar ook voor vele leveran­ciers , groot en klein. Het werk des vaders werd door den zoon al meer en meer uitgebreid , zoo , dat het afloopen van een koopvaardijschip meestal dadelijk werd achtervolgd door het op stapel zetten van een ander , al ware bet ook , dat daartoe geene bestelling was gedaan , alleen uit zorg voor het werkvolk , dat niet ledig mogt loopen. Immer was hij bedacht tot voortzetting en uit-breiding van zijn vak. Reeds in 1826 bouwde hij de stoom-boot (desiijds, in evenredigheid van kracht de snelst loopende) die de stooinvaart tusscben Dordrecht en Rotterdam opende , en tot den huidigen dag (1853) in de vaart is. Ook was hij , met de heeren G. M a u r i t s en J. B. 't Hoof t, zijne bloedverwanten , oprigter der eerste Oost-Indische reederij te Dordrecht. Zooals wij zeiden zijn werk stond niet stil , evenmin zijn geest tot volmaking van dat werk. Zijne nagelaten verzameling van scheeps- en andere modellen en van scheepsteekeningen , zoowel bouwkundige als andere , getuigen van zijn' onverflaauwden ijver in bet verzamelen der bronnen , waardoor hij de volma-king in zijn yak zoo nabij moist te komen. Voegt men hierbij zijne betrachting van liefdadigheid , — ja wel in navolging van zijn geslacht , dat daarvoor bij Dordrechts armen in zegenend aandenken blijft maar ook uit eigen aan­drift , zoo zal men bevroeden , dat Jan Schouten to Dordrecht een beduidenden invloed bad , ook dan , wanneer politieke gebeurtenissen den geest van den minderen stand tot verkeerdheden zouden hebben kunnen doen overbellen. Bij zulke gelegenheden wist Jan Schouten zijn werkvolk en velen , die des winters en in kommervolle tijden door hem en zijne farnilie werden beweldadigd , ten goede to leiden ; ja , dienstbaar te waken tot handhaving van orde en wet, tot bescherming van have en goed , van bejaarden en kin­ •deren. Immers , dat ondervond Dordrechts goede gemeente , ten jare 1813 , 1830 en in verdere gewigtige en hagchelijke jaren. De redding des vaderlands , de herstelling van de dy­nastie van Oranje was zijn zucht , zijn verlangen en doel. Daartoe werden geene gevaren overwogen , geene opofferingen afgemeten. Het was alzoo geen wonder , dat Jan Schouten, ten jare 1813 , lid werd van Dordrechts stedelijk bestuur. Rondborstig­ heid en onaf hankelijkheid , gepaard met veelzijdige kennis en vergevorderde ervarenbeid en ondervinding, zoowel met be- trekking tot de zaken in het algemeen als tot die , welke zijn vak in het afgetrokkene betroffen , maakten hem nuttig en noodzakelijk niet alleen voor de stad zijner geboorte , maar tegelijk voor ons vaderland. Vandaar , dat hij als blijk van vertrouwen en hoogschatting , tot lid der provinciale staten van Zuid-Holland werd benoemd en in die betrek king werkzaam was , nadat vroeger zijn verdienste was gehuldigd door den koning , die hem tot ridder van de orde van den Nederland­ schen Leeuw had benoemd. Was Schouten dikwijls van den vroegen morgen tot den laten avond werkzaam in zijn beroep en verdere betrekkingen , niettemin wist hij den tijd te vinden tot voldoening aan eenen lust , hem van der jeugd eigen , te weten , het hanteren van het speeltuig der dichters. Zijn bundel gedichten , bij I. I m­m e r z eel J z. uitgegeven , prijst zich door dichterlijk schoon , verheven gevoel en reinen kunstzin aan. Zijne opwekking ten strijd in April 1815 getuigt niet minder van zijne vader­landsliefde , als van zijn krachtigen greep en welluidenden toon bij bet bespelen der Tier. Zijn lierzang op de overwinning te Algiers in 1816 , bevat in stoute trekken het verhaal van deze groote gebeurtenis , gepaard met de herinnering : #wat Neerlands waterhelden in vroegere eeuwen bestonden , en den wenk voor hunne naneven , om Neerlandsch glorie ter zee bij vernieuwing aan den dag te leggen." Schouten muntte daarenboven uit als beoefenaar der let­terkunde en geschiedenis. Hi j had zich , door veeljarige studie , eene oudheidkennis eigen gemaakt , wier beoefening lang zoo weer tot zijne uitspanning behoorde , en gevoed werd door overvloed van middelen , om in het bezit te komen van klassieke schrijvers en zeldzame tractaten over de geschiedenis des vader­lands ; van uiterst zeldzame biographien , autographen , boek­*ellen en kronieken ; van de uitgaven der oude Nederlandsche dichters , van historische leg- en gedenkpenningen , plaatwerken portretten , teekeningen , facsimiles , stamboomen , hekelschriften, spotprenten , anniversarien , en hetgeen verder tot de kennis der geschiedenis des vaderlands, tot de letterkunde in het alge­meen , en de oudheidkennis in het bijzonder behoort. Bij dit alles was Schouten een ijverig voorstander der Dordsche vereenigingen , tot verbroedering des menschdoms , tot nut en bescbaving , tot beoefening van wetenschappen en schoone kunsten , tot welzijn van behoeftigen , en tevens een trouwe bezoeker der plaatsen aan inspanning en vermaak gewijd. De vereeniging tot verbroedering des menschdoms , met andere woorden , de orde der vrijmetselaren , was zijn troetel­kind. Daarom stichtte hij , ten jare 1814 te Dordrecht , met eenige zijner medebroeders de loge : la Flamboiante, een der bloeijendste en weldadigste in ons vaderland , welke loge , Schout en tot aan zijn dood als achtbaren meester huldigde , vereerde en vierde. Het was in 1817 , dat hij zijne bekende — in later tijd in verscheidene talen overgezette — Vrijmetselarij in drie zan­gen in het licht gaf waarin hij de leer , het doel , de uitwer­king en zijne verknochtheid aan deze wereldburgerlijke instel­ling ontwikkelde. Dat Jan Schouten als groot dignitaris in het groot Oosten van Nederland ten jare 1824 zitting nam , en in 1840 door zijn hoog eerwaarde , den groot-meester­nationaal voor de symbolieke graden werd benoemd , was het gevolg van verdienste , trouw , vastberadenheid , hulpvaardigheid , verdraagzaamheid en menschlievendheid , waardoor hij zich , levenslang en als lid der maatschappij , en als lid der orde onderscheidde. Hij overleed 23 April 1852 in den ouderdom van 65 jaren. Hij gaf in het licht : De vrijmetselari .1, in drie zangen. 's Hage 1817. 8°. Gedichten en gezangen, met muziekpl. Rott. 1819. 8°. Dichtoffer aan zijne Majesteit den koning der Nederlanden, op deszelfs viiftigste verjaring. 's Hage 1822. B. F. Tydeman, J.Kisselius en J. Schouten. Huldeaan de nagedachtenis van Emaldus Kist ; toegewijd aan het Dord- reads genootschap: Diversa Sed Una. Dordr. 1823. na. portr. 8°. De eer der vrijmeiselarij gehandhaafd ; liervang. 's Hage 1823. Dichthulde aan hare Maj. de koningin der Nederlanden, op derzelver vijftigste verjaardag. 's Hage 1824. 8°. bjkzang op majne moeder Maria Schouten, geboren Boa , overleden te Dordrecht den 30 Maart 1831. Bij het graf van J. C. Schotel (Dordr. 1838) 8°. Daarenboven zijn er vele zijner gedichten verspreid in denMuzen-Almanak , het Jaarb. der Vrijmetselaars en andere jaar-boekjes. Zijne rijke bibliotheek is in 1853 te Amsterdam door C. Weddepohl verkoeht. Hij is meermalen afgebeeld. 471 Part. berigt, Nieuwenhuis; Kobus en de Riveeourt; Mul­ ler, Cat. v. portr. SCHOUTEN (JoosT) , directeur der 0. I. comp. Hij resideerde te Siam 1624-1629 en stelde in 1636 het volgende verhaal op: Beschijvinge van de Regeeringe, Macht , Religie , Costuynsen, Tracycquen , ende andere remarcquable Saecken, der Coningrijcks 10081 Siam. Gestelt in den jaere 1636 door Schouten en een Verhael van de Belize gedaen in de meeste deelen van de Oost- Indien , door den Oppercoopman Hendrick Hagenaer , V ytgevae­ ren in den jaere 1631 ende weder-yekeert /1. 1638. Herdrukt in Francoys Caron, Beschrijvinyhe van het Machtigfi Coninckrycke Japan. Amsterd. 1648. 4°. Afzonderlijk. Amst. 1651. 4°. Zie T i e I e , Memoire sur les V °gages Neerlandais , p. 255, 257, 260, 261 , 270; Naamreg. v. Abcoude, bl. 36. SCHOUTEN (WILLEM CORNELISz.), geboren te Hoorn , was kapitein gedurende een refs rondom de wereld onder het bestuur van Jacob le M a i r e. Ook nam hij deel aan de expeditie onder Wolffb art Harmansen naar de 0. I. in 1601, 1602, 1603. Hij overleed in 1625 in de baai van Antongi op zijne terugreis naar het vaderland met Bontekoe. Vondel bezong in een klinkdicht , niet vrij van valseh vernuft , den Lof van Willem Corneli8z. Schouten , die eer8t de Strad le Maire onNeckte. Hij schreef : Journal ofte beschrijving van de wonderlicke reyse , gliedaen door Willem Corneli8z. Schouten van Hoorn, in de jaren 1615, 1616 en 1617. Hoe hij bezuyden de Strate van Magel-lanes een nieuwe Paeeagie tot in de groote Zuydzee ontdeckt , en voort den gheheelen "lerd-kloot omgheseylt heeft. Wat E,ylan­ den , vreemde volcken en wonderlicke avontuere hem ontmoet zijn. 't Amsterdam by Willem Jansz. op 't Water in de Sonnewijzer 1618. 4°. met pl. en kaart. Arnhem 1618. 4°. Amsterdam voor . Jan Jansz. Boekverkooper in de Paekaert. 1618. 4°. Amsterdam 1619. 4°, 1624. 4°, 1632. 4°. Rotterd. 1637. 4°. Amst. 1644. 4°, 1648. 4°. Hoorn 1648. 4°. Dokkum 1649. 4°, 1651. 4°. Amst. 1655. 4°. Amst. 1661. 4°, 1663. 4°, 1664. 4°. Amst. (omstreeks) 1690. 4°, 1716. 4°. Z. j. bij de weduwe van Gijebert de Groot 1766. 4°. enz. In 't Fransch Amst. Guillaume Janson s. a. 4°. 9 planch,e8 e4 cartes (twee uitgaven in een jaar). Amst. 1619. 4°. chez Jan Jane8on (twee uitgaven). Ibid. 1619. 4°. chez Pierre du Heere. In 't Latijn Amst. 1619. 4°. En in 't Duitsch Arnheim Anno 1618. 4°. Zie Venus, Chron. v. Hoorn , bl. 522, 555 ; Abbing, Aant. op V elius bl. 122, 123-126, 130, 131; Ti eie , Mem. sur lesvoyages Neerl. , p. 40-54, 59, 60, 63, 204, 216; Bontekoe,Journaal, M. 57, 73. SCHOUTEN (WouTER), in 1638 te Haarlem geboren , legde zich op de heelkunst toe en werd na een streng examen te Amsterdam bevorderd tot heelmeester , en tot onder-chirurgijn aangesteld op een der schepen der O. I. compagnie. Later bevorderd tot opper-chirurgijn, bled bij zeven en een half jaar in dienst , en woonde in de Molukken , zoo ter zee als te land , vele ernstige gevechten bij. In zijn vaderland weer ge­keerd (1665), vestigde hij zich in zijne geboorteplaats en schijnt toen zijne Oost-Indische voyagien opgesteld en uitgege­ven te hebben , die met z6Oveel graagte gelezen werden , dat in 1740 een derde druk te Amsterdam het licht zag. O. Z. v a n Haren getuigde van deze reisbeschrijving dat weinige reizen een aangenamer lektuur opleverden. Jaren lang hield hij te Haarlem een scheerwinkel , onderwees vele leerlingen , kreeg een uitgebreide praktijk en genoot de algemeene achting. Sedert 1544 bestond te Haarlem een chirurgijns-gild , za­mengesteld uit een deken twee viuders , twee oud-vinders en een stads-doctor , die echter alleen over de theorie en niet over handwerk ondervroeg , want de heeren doctoren van het collegium verachtten de chirurgijns en waren hen weinig be­hulpzaam in de kunst. Toen Schouten tot het vindersschap gekozen was, zag hij hoe gebrekkig die proefnemers waren , en trachtte zulks te verbeteren door grondig onderwijs in de kunst en achtte het zijn pligt als een proef een klein ge­deelte zijner kunstoefening, gedurende zijn diensttijd onder het gedruisch der wapenen en later als heelmeester en prakti­zijn te Haarlem mede te deelen. In 1694 heeft hij uitgegeven : Het gewond hooft of korte verhandeling van de opperhooftwonden en bekkeneekbreuken, van de wonden de8 aangezigt8 en der hal8, herdrukt Rotter-dam 1720. Hij was zeer ingenomen met zijn vak stelde het verre bo­ ven de inwendige geneeskunst , die meermalen omtrent inner­ lijke kwalen onzeker , duister en twijfelachtig is , waardoor vele verdeeldheden van gevoelen plaats had. Als een rond en vrijmoedig zeeman bestreed hij de denkbeelden van B 1 a n­ kaart, Bontekoe, Overkamp en van der Sterre. Hij betreurde het, dat men de oude schrijvers verachtte en allerlei vreemde stellingen en leeringen in eene menigte van "boeken trachtte smakelijk te maken. Een ander geschrift door hem opgedragen aan zijn neef Ruysch bleef na zijn dood eenigen tijd berusten bij zijne weduwe en is in 1727 te Rotterdam gedrukt, getiteld: Verhandeling van de tegennatuurlijhw gezwellen, op reden en ondervinding door een viktigjarige kunstoefeniny beve8tigd. S ch outen beoefende ook de Nederduitsche poezij, blijkens zijn gedicht in 1700 te Amsterdam in het licbt gekomen en getiteld : God verheerkkt in zijne Heerlijkheid , Regtvaardigheid , Barmhartigheid en onuitsprekelijke lieide, tot troost der Heili- yen en de bespiegeling van de yoddelijke waarheid, digtkundig verklaard. Hij overleed in 1704. Lie Bongo, Gesch. d. Geneesk. , bl. ; van Kampen, Gesch. d. Ned. Letter. en Wetens, D. II. bl. 7 7 ; van d er A a, N. B. A. C. Woordenb. , Kobus en de Rivecourt; Rabus, Boekz. v. Europa 1701, W. 109 en volgg. ; Boekz. der Gel. Wereld 1762a 472, 473; Arrenberg, Naamr., bl. ; Muller, Cat. v. portr. SCHOUTEN (PETRUS) , R. C. priester te Oegstgeest (1782) vervolgens (1790) te Alkmaar, aldaar overleden 16 October 1805. Hij schreef : Het heilig verlangen naar den Messias. Amst. 1793. 8°. Overgang van Frans Voorhout, nit de gemeenschap der ge- reformeerden tot die van de roomsch calk. kerk , door zijne openbaare belijdenis van derzelver leere , gedaan te Alkmaar , op Zondag den 10 Sept. 1797 , voorgesteld naar aanleidingder woorden: Hand. IX : 21. Amst. 1797. gr. 8 °. .De overgang van Eran.s Voorhout , nit de genzeenschap der gereformeerden tot die van de roomsch katholijke kerk verde- digd ; ter beanlwoording van een geschrift, genaamd: .De over- gang van Frans Voorhout enz. getoetst. Alsmede. E'en kort dock genoegzaam antwoord op een ander: De beschuldiging van den pastoor P. Schouten wederlegd , enz. Amst. en Alkm. 1799-1800. 4 st. De ware godsdienst : nieuwe uitgaaf, door M. van Steenwijk, 222. pl. en portr. Rotterd. 1828. 8°. Beantwoordinq der vraag : mike bewijzen leveren natitur en rede op , voor het bestaan van de godsdienst ? en mike bewijzen zijn er voor het bestaan eener onfeilbare kerk ? Amsterd. 1802. 8°. Godvruchtige bedenkingen over het onze vader. Amst. 1808. 8°. Uitbreiding van het onderwijs der roomsch katholijke jeugd wegens he H. Sacrament. Rotterd. 12°. Vredewensch aan de roomsch-catholijke gemeente te Obdav a, den 10 October 1803 , bij gelegenheid der inwijding van het door dezelve verkregen kerkgebouw , naar aanleiding dezer woor- den: Vrede zif dezen kuize. Matth. X : 21. gr. 80. Amst. 1803. Bijvoegsel tot den vredewensch, aan de roomsch cathol. ge- meente to Obdam ; ter verantwoording van het gezegde in dezen, wegens de herkomst van het door dezelve verkreegen kerkge- bouw ; welk gezegde Ds. II. van Bork , pred. bij de hervormden te Wognum en JVadwai , in zijne redevoering , den 6 Novemb. of aan onkunde , of aan moedwilligheid heeft toegeschreven. Amst. 1804. Hierbij boort IL van Bork, toets der redenen van den eerie. beer P. Schouten , R. P. en pastoor te Alk- maar , door zijn E. biigebragtBzijn bijvoegsel tot den vrede- wensch, enz. Hoorn 1804. Predicatie over de zorg der ouders voor -het welzijn hunner kinderen, naar aanleiding van he gebed eener oversten der synagoge aan Jezus , voor de behoudenis van zijn twaalfjarig dochtertje , Matth. IX. vs. 18. Amst. 1804. Zijue verh. over he bestaan van God, werd door 't Nut van 't Algem. bekroond. Ook gat hij een kerkboek in 't lteht dat zeer gezocht is. Zijn portret bestaat. Zie Nawnl. der Nederd. boeken uitgegev. bij A. B. Saakes ; Muller, Cat. v. portr. Part. Berigt. SCHOUTEN (H. J.), med. dr. to Amsterdam , sehreef : Verhandeling over de oorzaken, waarom drenkelingen , ver­ sakten era verhangenen , dikwerf een prooi van den dood worden. Amst. 1822. gr. 8 °. Ernsage waarschuwing of nood- en hitlpboekje voor alien welke in de liefde of door zelfbevlekking buitensporig zijn ge- weest, op nieuw verbeterd door H. J. Schouten. Amst. 1829. Onderzoekingen aangaande den aard en de geneeswijze van den cholera-morbus of braakloop. Amst. 1832. Pathologisch en physiek betoog, dat de Aziatische eene be- smettelijke ziekte is. Amst. 1833. 8°. Ontleed-, natuur- en ziektekundige onderzoeken, aanyaande den aard en de geneeswajze van de cholera-morbus in he algemeen en van de Aziatische in het bi/zonder. Over de oorzaken, waarom de uitbarsting der toevallenbij 8ons­ mige hoofdwonden , zoo Lang vertraagd wordt , benevens de behancle­ ling welke , zoowel ter voorkoming , als ter bestrijding dezer toeval-- len gevorderd wordt in N. Priisverhand. v. h. Genoots. ter bevor- dering der Heelkunde to Amsterdam 1820. D. V. bl. 1. Geschied- en ziektekundige bedenkingen en aanwijzingen onz- trent de koepok-inenting (vaccinatie). Amst. 1836. 8°. Brief aan Vitringa Coulon , aangaande deszelfs betoog over de noodzakeliikheid , om , tegenwoordig dadelijk gepaste enkrachtdadige middelen to gebruiken, wanneer men door loop ,gepaard met brakingen en buikpzjn, wordt aangevallen , en menniet terstond geneeskundige hulp kan bekomen. Amst. 1832. Zie Holtrop, Bibl. Med. ac Chir. p. 319. SCHOUTEN (M.), Men heeft: H. Bezoet en M. Schouten, waarneming van een zonderling ongemak aan ha onderste gedeelte van den ruggegraat. Met afbeeld. in Verhandel. v. h. Bataafsch Genoots. van Proe fon-derv. lrijsbeg. 1775. D. II. bi. 92. Zie Holtrop, Bibl. Med. Chir. p. 32. SC IIOUW (W. J. TER.), med. dr. schrij ver van : Di8s. chir. capita theoriae et praxeos ulcusculorum artifici­ alium sistens. Gron. 1810. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir. p. 319. SCHOUWENBURG (Graaf JOOST II VAN) , beer van Ghe-men , zoon van Graaf Joost werd omstreeks 1525 geboren. Hij was aan verscheidene Nederlandsche geslachten ver­maagschapt , en oom der echtgenoote van Hendrik van Br e d e r o d e. Willem I noemt hem in zijn lastbrief tot 's konings stadhouder van Friesland van 15 Julij 1572 "onze vriendlijke lieve neve." Wij ontmoeten hem in 1568 als be­velhebber onder Willem I, ten tijde van den slag bij Hei­ligerlee. De prins zond hem derwaarts met een versterking van Hoogduitsche knechten en ruiterij. Vier jaar later werd bij door dezen tot stadhouder van Groningen en Friesland aangesteld. Hij nam zijn verblijf in Franeker op Sjaardema­huis , en daar de benden , waarmede hij in Friesland was ge­komen , uit alle volken waren zaamgeraapt , had zulks ten gevolge dat en de stad en ook zijn goede naam veel leden. Hij bragt daardoor teweeg , dat de burgers, na zijn vertrek weder den koning toevielen en zich met diens stadhouder Robles verzoenden. Toen Diederick van Bronckhorst en Baten­b u r g, beer van Nedermurmpter , ook een gedeelte van het stadhouderschap op naam van Willem I uitoefende , gaf dit aanleiding tot twist tusschen beide stadhouders , die ech­ter gelukkig door Duco Marten a werd bijgelegd. S ch o u-w e n b e r g bleef stadhouder en B a t e n b u r g werd kolonel over eenige vaandels knechten, "Bitter en vernielend (schrijft S c h e 1 t e m a) was toen de kleine oorlog in Friesland ; de ingezetenen leden evenveel van den vriend als van den vijand , vooral ook door de slechte betaling van alien. De graaf moest bet Oldeklooster bij Bolsward prijs geven , om de naar geld roependen van den hals te schuiven." Schou w e n b u r g stelde te Franeker , daar het hof te Leeuwarden nog de zijde des konings hield , een geregtshof in , doch nog in hetzelfde jaar vlood hij naar Duitschland , zooveel geld als hij kon medevoerende. Vele geschiedschrijvers roemen zijn gedrag in den vrijheidskamp , doch hij was eigenlijk , gelijk de schrijver van An d r i es Bo u r le t t e opmerkte , een zwakhoofd , die weinig goeds heeft gedaan. Welk een man hij was , blijkt o. a. ook nit de volgende woorden , ontleend aan een brief van den prins van Oranje aan graaf L o d e w ij k : "Au reste les takes se portent bien. Je vow envoye icy joincte la liste de mes gees de guerre oultre lesquels le comte Joos de Schouwnburg lequel des sil avoit prins son serment l'evesque de Colongne pour le due d'Alve , s'est tourne de mon coste , estant content de moy ser- vir. J'espere encoire aujourd'buy traiter avec luy, pour laquelle affaire je l'ay =ride vers moy." Hij huwde in 1562 Elizabeth van Pallant, zuster van Floris van Pallant, graaf van Culemborg. In het Culen­ borgsch archief berusten nog brieven van graaf J oo s t en freule Elizabeth aan Floris I (1565-1570). Hij overleed 1581. Zie Hooft, Bor, van Meteren, Strada; Wagenaar, Vad. Hist., D. VI. bl. 274 , 369 , 401; te Water, Verbond der Edelen, D. III. bl. 490; Winsemius, Hist. I. 12. bl. 153; Scho­ tel, Floris I en II van Pallant , bl. 16 (aant.); Groen van Prin­ sterer, Archives (leserie),T.II.p.24, T.III.p.I71; Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. , D. VI. bl. 135; Scheltema, &Lath. Nederl.; Bosscha, 1Vederl. heldend. te land, D. I. bl. 198; Gids 1844 n°.3, bl. 131, n°. 4, bl. 187, n°. 5, bl. 230; Nieuwenhuis; Kok; Kobus en de Rivecourt. SCHOUWENBURG ( ) was schrijver van Sigismund Prince van Poolen of 't leven is een droom. rooneelspel. Amst. 1647 , 1654. Brussel 1668. Amst. 1705. Lie v. Doornik, Bibl. van Anonym. en Pseudon., bl. 427. SCHOUWMAN (A.) schreef: Waarneming eener buikzwangerh,eid, in N. Verhand. v. h.Genoots. ter bevord. d. Geneesk. 1825. D. IV. st. I. bl. 178. Waarneming eens achtergeblevene moederkoeks , vergezeld van eenen hevigen vloed, stuipen, werkeloosheid der baamoeder enz. Ald. bl. 181. Over de vasth,echting der placenta op den mond van den uterus, welke een abortus ten gevolge had. Ald. bl. 180. Waarneming eener geslotene schede, waardoor de verlossing belet werd. Ald. bl. 179. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chir. bl. 319. SCHOUWMAN (F.). Men heeft: J. van Iperen en F. Schouwman, Beschrijving van de Wou -hvouwen, in Verh. v. d. Maas. ter bevord. v. d.land-bow 1780. D. II. bl. 383. Zie Holtrop, Bibl. Med. et Chin p. 161. SCHOVEL (SimoN), rentmeester van den Briel, den 18 Aug. 1573 te Schoten onthalsd. Op Catal. C. van Alkemade en P. v. d. Sch,elling n°. 92 der mss. in fol. (Amst. 1848) komt voor: Attestatien en informatien van den hove va,n Holland in de zaak van Jonkh. Joha,n van Duvenvoorde , bailliu, dijkgraaf en rentm. gen. van den lande van Voorne in de overgave van Haar­ lem door de Spanjaarden gevangen, eerst op 't stadhuis, daarna op de hoistede van den burgemeester Nicolaas van der Laan, alwaar de graaf.Bossu gelogeerd was, gelegd, tot Schoten gebragt , en eindelijk nevenc de 1111. Lancelot van Breclerode, Rossigny en Simon Schovel, op den 18 dug. 1573 voor den noen aldaar onthoofd en in een kuil beyraven. Van Mete re n schript (Nederl. Hist. D. II. bl. 156) dat zulks den 20 van hooimaand geschiedde. t Den 20 van hooi­maand werden Jonker Lancelot van Brederode, Ro­so n y en den rentmeester van den Brie! te Schoten ont­halsd." Zie Chr. v. h. list. Genoots. , D. V. bi. 133, 134. SCHRADER (EGBERTus) , predikant te Tjamsweer (1734) Landsmeer (1758) , leefde nog in 1777 , en sehreef : De weg der gereytigheid en het midden van de paden des regts , waarop de Opperste Wijsheid doet wandelen , volgens Spreuk. VIII: 20. Amst. 1762. 8 °. Boekz. 1762 b, bl. 546-567. Vereischte hoedanigheden en verscheide deugden , die in eenen getrouwen dienaar des N. 1'. behoorden gevonden to worden, voorgesteld in drie Bevestigings-Predication over I Tim. II1: 1 , 2 , Jer. XV: 19 , I Petr. 17 : 10 , 11, en vele andere texten tot hetzelve einde uitgebreid , benevens de pligten der Gemeente omtrent hunne leeraren , zijnde dit het derde stick vanden weg der geregtigheid enz. Amst. 1765. 8% Boekz. 1765 a bl. 554-559. Over den Catechismus. Amst. 1777. 5de dr. Klaar en zaaklajk onderwijs in de gronden der ChristekkeReligie. Amst. z. j. 3d0 dr. 8°. leundamentele waarheden. Amst. 8°. Het .Euanyelie der Zaligheit en deszelfs troostrijke benamin- gen voorgesteld. Amst. 8 0. Zie Arrenberg, .Naaml. bl. 400, 401; Boekz. d. Gel. Wereld 1738b bi. 369, 532. SCHRADER (JOHANNES HENRICUS), geboren te Steinfurt , werd in 1719 predikant te Morra en Lioessens , in 1720 te Ter-naard , in 1732 te Leeuwarden , waar hid overleed. Hij was vader van Johannes Schrader, (die volgt), Ernestus Wil-helm us Schrader , pred. te Marsum, vervolgens te Sneek , en Ludovicus Schrader , predikant te Idaard , IJssel­stein en Vlissingen. Hij schreef : Lijkrede over Openb. XIV : 13 , ter gelegenheid van hetafsterven van haare D. H. Maria Louise , Landgravin vanHessel-Cassel , Vorstin Douairiere van Oranje en Nassau enz.den 14 Junij daap na de plegtige lijk8tatie van Iloogges.Vorstin in de Jacobijnerkerk uitgesproken. Leeuw. 1765. 8°. Boekz. 1765b bl. 76. Zie Columba en D r e a s , Naaml. der predd. v. Dokkum , bl. 143 , 186 ; Boekz. d. Gel. Wereld 17 25 a hi. 493, 615. SC HRADER (JoHANNEs), zoon van den vorige, werd in 1722 te Ternaard geboren , begon zijne letteroefeningen te Leeuwarden en bezocht vervolgens de akademie te Franeker , met plan zich voor het leeraarambt voor te bereiden. Hij -had bier de beroemde H em s ter h u i s en B u r m an, later Vale k e n a er, ook V r i e moet, en , tom hij zijn godgeleerde studie aanving , vooral V e n e ma tot leermeesters. Hij had vooral aanleg voor de kritiek , waarop hij zich z66 toelegde, dat hij op zijn 19 jaar reeds zijne schoone uitgaat van M u­s a e us voor den druk gereed had. Den 4 Maart 1744 werd hij tot praelector in de welsprekendheid en geschiedenis aan die hoogeschool aangesteld , waarop in 1748 zijn benoeming tot gewoon hoogleeraar volgde. Hij aanvaardde den 1 Mei 1749 zijn ambt met een oratie : de poetis praecipue recentio-ribus qui Latine scripserunt. Den 4 Februarij 1752 hield hij op last van curatoren een lij krede op Willem IV in Latijn­sche verzen. In 1764 werd hij Professor Poeseos. Volgens getuigenis van W ij ttenb ac h was Schrader eon uitstekend oordeelkundige , die door voorbeeld , leer en uitge-geven schriften uitmuntte , waarvan zijne Observations en.Emendationes op Latijnsche dichters bewijzen zijn. Hij had het oogmerk ook het aardrijkskundig werk van A v i e n us uit to geven doch werd daarin verhinderd door den dood. Hij had ook zijne menschelijke zwakheden. Na den dood van Oud end orp wenschte hij , gelijk Burman , dezen to Leiden op te volgen, in welks nabijheid beide een buitengoed hadden , en hij nam het zeer euvel, dat men aan Ru h n kenius boven hem de voorkeur gaf. Hij vormde voortreflelijke leer­lingen en was een goed Latijnsch dichter. Hij overleed den 26 November 1783 in den ouderdom van 62 jaren. Hij gaf in het licht : specimen sextum Adnotationum philolog. ad dicta classica V. T. Franeq. 1740. Musaei Grammatici de Herone et Leandro carmen , cum conjecturis ineditis P. Franca ; Schraderique Var. Lect. , No- ti8 , et Animadversionum libro. Leov. 1742. 8°. Epicedium Celsiss. et Ser. Aram. et Nassaviae Principi , Guil. Carolo Henrico Frisoni , auctoritate publica dictum d. 1VFebr. 1 7 5 2. Franeq. 1752. fol. Epicedion 1?egiae Britanniarum Principi .zinnae, auctoritate publica dictum. Franeq. 1759. fol. Carmen Natalicium filio Caroli Christiani Principi8 Nas- sovio ireilburgici et Carolinae in lucent edito 1 7 60. 4°. .Epicedion Mariae Ludovicae , llasso-Cassellanae Principidictum. Franequerae 1765. fol. Panegyricum carmen Arausionis et Nassaviae Principi Gu- lielmi Tl dictum. Ibidem 1766. fol. Observation2 ou fiber. Franeq. 1761. 4°. Specimen Observat. , dissertationis Academicae causa proposi- tum. Franeq. 1772. 4°. Epistola critica ad Petrum Burmannum de variis .Epigram- mations Anthologiae Latinae. Tomo qAmsteld. 1775. 4°, praemissi. Liber emendationum. Leov. 1776. 4°. (lamina. Leov. 1786. 8°. Zie Saxe, Onam. T. VII. p. 52, 53 ; Anal. 271 ; Aonii Olari, monumenta triumphi etc. ; Pierson, Verisimilia , p. 7; Wassen­ berghii Laud. funeb. .T. Schraderi in Panegyr. dicta Franeq. 1784. 4°. ; Wkittenbacchii, Elogium in Bibl. Crit., P.VIII. p. 142 144 en in Opusc., T. I. p. 182, 183 , 606; Vriemoet, Ath. Fris. , -p. 856; Nova Phil. Bibl., T. IV. P. I. p. 19-34; Bibl. Hag., Cl. V. p. 649 ; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 224 ; Peerlkamp, de Poet. Lat. Neerl.. p. 519; Elogium Tib. Hemsterhusii et Vita Ruhn­ kenii (ed. Bergman), p. 130, 140, 197, 198, 206, 270 ; 1Veue Gelehrte Europa , Th. IX. S. 209; Hirsching, Hist. Liter. Hand­ buch , c. V. Neue philol. Biblioth., B. IV. Th. I. S. 19-34; Golling. Gel. Anz. 1778, S. 343-351; Baur; Jocher; L. Muller, Ge­ schichte der klass. Philologie in di .lViederlanden, S. 68; Boekz. der Gel. Wereld 1765a, bl. 789, 1761a, bl. 658; Collot d'Escury, Holl. roem, D. IV. (I) 35, A. IV. (I) 217, 218, 265; van Kam­ pen, Beknopte Geschied. der 1Vederl. lett., D. II. bl. 259 , 260, D. III. bl. 168; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHRADER (JoHANNER) , apotheker te Franeker , in de 2de helft der 18 eeuw , beoefende de Nederduitsche poezij. Zie v. d. A a , N. B. A. C. Woordenb. SCHRAGETschreef : Ferhandeling over de dr enkelingen, met aanwijzing der ye­ reedste , vaardigste , veiligste en zekerste redmiddelen. Amst. 1778. 8°. Zie C. H. b. Roy , Cat. Bibl. med. T. IV. p. 1978. SCRADERDN (PouwELs), een burger van Utrecht koos in de geschillen tusschen David van Bou rg ondie en Gij s­bert van Bredero d e , de zijde des eerstgenoemde en werd diens volgens in 1456 voor zijn leven lang ter stad uitgeban­nen terwijl daarbij tevens bepaald werd , dat nooit zou worden toegestaan , met eenen nieuwen bisschop weder in te komen , doch toen bisschop David in Augustus van dat jaar de overhand kreeg , werd hem weder vrijheid gegeven om we­der in de stad te komen , mits behoorlijk oiroede doende. Zie B u r ra a n , Utrechts Jaarb., D. II. bl. 313 , 332. SCHRAMM (VOLCKAERD ADRIAENZ EN) , te Enkhuizen om-Weeks 1620 geboren , hielp in 1656 de 0. Ind. compagnie in het veroveren van Columbo op het eiland Ceylon, en onderscheidde zich als schout hij nacht in den eersten Engelschen oorlog. In 1665 volgde hij Court Si vertsz Adelaer als admiraal in dienst van den koning van Denemarken op. In den derden engelschen oorlog diende hij den lande als vice-admiraal van West-Friesland in 't noorder kwartier en ontving in een bloedigen zeeslag tegen de Engelschen een zware wond aan den regter­arm , die hem dit jaar buiten dienst stelde. Beschuldigd door den schout bij nacht , J an de Haen, dat hij zich in den zeeslag van 7 Junij 1672 niet wel van zijn pligt had gekwe­ten , werd hij bij naauwkeurig onderzoek door den krijgsraad , waar de R u i t e r voorzat , vrijgesproken. Hij was een man wiens moed en beleid bij vele gelegenheden proefondervindelijk bleek. Hij sneuvelde in den slag op Schooneveld 1673. Zijn lijk werd met dat van den ook gesneuvelden schout bij nacht met groote plegtigheid te Enkhuizen begraven , maar geen praalgraf voor hem opgerigt. Zijn afbeelding vindt men door J. Veen h u y s e n in folio in Brandts Enkhuizen. Zie Brandt, Beschijv. v. Enkhuizen D. 11. bl. 54. V&volg , bl. , 359; Leven v. de Ruiter bl. 378, 739, 756, 804; de Jonge, Desch. v. Ned. zeew. , D. II b bl. 104, D. III a 131. 124, 243; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SCHRANT (JOHANNES MATTHIAS) werd den 24 Maart 1783 te Amsterdam geboren , oefende zich aldaar onder het rectoraat van H. H a n a aan het gymnasium in de oude talen. Na het houden eener oratie in laudem Apostoli Pauli 10 Sep- tember 1801, verliet hij het gymnasium , werd medeburger van het athenaeum , en hoorde aldaar de lessen van D. J. v a n L e n n e p over de Grieksche en Latijnsche taal en letterkunde , van J. H. van S wind en over de redeneer- , natuur- en bo­ ven-natuurkunde , van den lector H. de H a r t o g over de wis­ en meetkunde , terwijl hij zich , onder de leiding van den praeceptor Bakker, in de kennis van het Hebreeuwsch oefende. Aldus voorbereid , werd hij tot zijne bestemming opgeleid aan het seminarium van Roomsch-Catholijke geestelij­ ken te Warmond , waar hij, gedurende ruim drie jaren het onderwijs genoot van de hoogleeraren J. H. Lexius, J. v a n Banning en J. M. Ghedeville. In 1806 tot priester gewijd , werd hij als kapellaan toege- voegd aan de kerk , genaamd de Pool , onder den pastoor B e u k m a n. In 1811 werd hij aangesteld tot pastoor te Bo­venkarspel bij Enkhuizen. Na zes jarigen kerkdienst , werd hem van wege de hooge regering de leerstoel van vaderland­sche taal- en lerterkunde aan de hoogeschool te Gend aange­boden. Hij aanvaardde deze betrekking den 3 Januarij 1818 met eene cede over het aanbevelingswaardige der Nederlandschetaal , zoo om haar zelve , als on hare voortbrengselen. Tus-schen 1820 en 1821 bekleedde hij, op zijn beurt het recto-raat , en sprak , bij zij n aftreden , op den 4 October des laatstgenoemden jaars , een oratie de patrii sermonis studiojuris consultis pant maxim commendando G end 1821 , die in - Redevoeringen en Ferhandelingen (D. I. bl. 69 92) opgenomen. Behalve het akademisch onderwijs , zag hij zich sedert 1824 bovendien belast met het lidnaaatschap en secretariaat van de provinciale commissie tot regeling van het lager onderwijs in Oost-Ylaanderen. Na twaalf jaren bet professoraat bekleed te hebben dreef de Belgische opstand hem in 1830 van &tan Na een halfjarig verblijf te 's Hage, werd hij met zijne drie Gentsche ambtgenooten M ahn e, van Bred a en Th o r be ck e toegevoegd aan de Leidsehe Hoogeschool , waar hij op den 3den Junij 1831 zijn aanstaanden werkkring aanvaardde met eene openbare les over de hulpmiddelen tot welsprekendheid bij de Oude en Nieuwe Polkeren (Redev. en Verh. DI. bl. 1 32). - Gedurende het Akademie-jaar 1843-1844 bekleedde hij de waardigheid van rector magnificus , die hij nederlegde rnet eene °ratio de Arminio Cheruscorum et de Claudio Civili, Batavorum ducibus inter se comparatis L. B. 1844 , vrij vert. in zijne Redev. en Verh. D. II bl. 205-250. Nadat de hoogleeraar!Si ege n b eek zijn emeritaat verkregen had , volgde Schran t hem als gewoon hoogleeraar op , !bleef dien leerstoel bekleeden tot in Maart 1853 , toen ook hij emeritus werd verklaard , en den 13 Maart 1866 op zijn bui­ tenverblijf Vreewijk , nabij Leiden , overleed. S c h ran t was als godgeleerde even verdraagzaarn als geleerd , waarvan zijn Leven van Jezus , zijne bewerking van het gulden­ boekske van Thomas Kempus over de navolginy van J. O. en zijne Verhandelingen over den Bijbel. Rotterd. 1823 , die hem ook als een te gelijk krachtig en gematigd handhaver en verdediger van de leer zijner kerk doen kennen , en vele andere werken getuigen. Ook hield hij zich tot zijne laatste levensjaren onledig met eene nieuwe vertaling van het N. T. Zijn Leven van Jezus , hevig aangevallen , maar krachtig ver­ dedigd , werd ook door Protestanten met stichting gelezen. Als beoefenaar der Nederl. geschiedenis , taal- en letterkunde verwierf hij grooten roem. Vele en verschillend zijn de proeven daarvan gegeven. Zijne Lofredenen op God f ried v a n Bo ui 1- 1 o n , op Alfred de Groote, het oproer te .dntiochie, zijne vergelijking van Herman en Claudius Civilis, en bovenal zijne doorwrochte bewerking van Tacitus Germania hebben een blijvende waarde. Hij was doctor in de letteren , ridder van de Nederlandsche Leeuw , en lid van de meeste Noord- en Zuid-Nederlandsche letterkundige genootschappen , waarbij hij redevoeringen hield , die gedeeltelijk zijn overgenomen in de beide bundels zijner Redevoeringen en Verhandelingen. Op zijn tachtigste feestdag , den 24 Maart 1863 , vereerde Sch rant aan zijne naaste betrekkingen en vertrouwde vrienden een in brons en zilver en een verguld zilveren gedenkpenning , 31 met zijn welgeIij kend borstbeeld op de voorzij de en opschrift op de keerzijde : Propinquis et amicis oetogenarins. Hij is meermalen afgebeeld. Hij gaf in het licht : Reis naar Frankrijk , door zijne Heiligheid Pius VII , bij gelegenheid van de pleglige zitting en krooning hunner keizer­ lijke Mt het Fransch vrij vertaald, en met Jan­ teekeningen vermeerderd. Amst. 1807. Leven van Jesus , een geschenk voor de leugd. Amst. 1808 m. pl. en een kaartje van 't H. Land. 3de verb. dr. 1824. Gebel des Heeren voor kinderen in hunne taal en naar hunne bevatting. Amst. 1809. 3de verb. dr. Verkort Lees- en Gebedenboek voor katholijke Christenen. Amst. 1810. 2de dr. onder den titel van Klein Gebedenboek enz. Zalt-Bommel 1825. De Navolging van Jesus Christus in vier boeken, uit het Latijn op nieuw vertaald, met inleidingen, aanteekeningen en gebeden rermeerderd. Anast. 1811. De gelukkige verlossing van zijne Heiligkeid Pius VII, godsdienstig gevierd in eene Leerrede , uitgesproken binnen Gravenhage, den 19den van Zomermaand 1814. 's Gravenh. 1814. De waardige herder geschetst , naar aanleidinq van Coloss. IV : 12 , 13. Leerrede enz. Amst. 1816. Uitgelezene Gedaehten, bijeenverzameld uit he ?Perk, de Na- volging van J. C. Amst. 1814. Gezondheidslessen en regelen voor den kinderliiken leeflijd. Leid. 1816. Ook in bet Fr. vert. , door de Maats. tot Nut van 't Algem. met goud bekroond. Fenelons Gesprekken over de welsprekendheid in he algemeen, en over die van den kansel in he bidzonder ; gevolgd van een uittreksel nit deszelfs brief aan de Fransehe Hoogeschool tot hetzelfde onderwerp betrekkelzjk. Mt het Fr. met Aanteeke- ningen. Amst. en Zalt-Bommel 1817 , 2de dr. (op nieuw over­zien en verbeterd). Zalt-Bommel 1829. "Ian de bewoners van Zuidelijk Erankrijk (in het Fr.) 's Hage 1816.Redev. over het aanbevelingswaardige der Nederl. Taal enz. Gend 1818. Ook in zijne Redevoer. en V erhazzd. DI. I bl. 1— 41. Hulde aan J. H. Hellebaut, in zijne Redev. en 1/erhand. Dl. I bl. 153-177. Ontdekking van het Graf van den Graaf van Rgmond , nit het Fr. Gend 1819. Harteliike uitboezenzingen tot Jezus Christus. Gend 1819. 2de dr. Zalt-Bommel 1827. Devotions envers Jesus Christ. Gand 1819. Zedekundige sclzoonlieden , getrokken nit het Boek : de navol-ging Min J. C. Gend , 1818 2de dr. Zalt-Bommel , 1827.Repo:ions d' Ire. Catlin. Gand 1821. Kort overzicht van de Geschiedenis der Nederlanden , Gend 1823 een en andermaal herdrukt en in het Fr. vert. Sailers Overdenkingen over het lijden en sterven van Jezus Christus , zijne opstandiny , hemelvaart en he pinksterfeW. Zalt-Bommel 1825. Bijzonderheden uit he Leven van Jezus. Schoolboek. Zalt-Bommel 1825. 2de dr. 1837. Beknopte natut4r- eu staatk. beschrijving der Nederlanden. Gend 1826. Beautes morales, tirees du Livre de l'Imitation. Zalt-Bommel 1827. Bloemkorfje voor jonge lieden. Gend 1828. Hierbij behoort : Aanmerkinyen op het werkje enz. naamloos schotschrift , waar tegen S c hr a nt schreef : Het Leven van Jesus verdedigd tegen de zooyenaainde aanmerkingen eenes nawnloozenschotschrzjvers. Amt. 1809. — dIntwoord van den schrifrer der Aanmerk. op de verdediging v. d. Beer J. M. S. waarop van de zijde van S. volgde : Een woordje op zijnen tijd van J. H. Lexius aan den schrOver der Aanmerkingen op het ?perk?: Het Leven enz. Antwoord van J. M. S. aan den schrij- ver v. d. Aanmerkk. op het Leven van J. C. geplaatst in den Courier de la Flandre N°. 80 en 88. Gend 1825 2 stukjes. Lofrede op God fried van Bouillon met Aanteekeningen , Bij-lagen en Platen. Gend 1826. gr. 8°. Ook als prachtwerk itn fol. , herdr. met beknopte aan wij zing der bronnen in Redev.en Verh. 1829. bl. 179-223. Het oproer te .dntiochie en cleszelfs afoop , of het vermoyenvan de Godsdienst. Gend 1829 , ook in ..Medea. en Perak. D. II bi. 173-204. Verhandeling op het niet achten der moederlijke taal in deNederlanden , door een Brusselsch advocaet (Verloo). In 1829 te Gent door S. op nieuw met een kort voorberigt en enkele aanteekeningen uitgegeven. Het oorspronkelijke ver­scheen in 1788. De Gramschap , in drie boeken, een Latijnsch en VlaaMsch Lierdicht door Livinus de Meijer , op nieuw uitgegeven met Aanteekeningen. Gend 1827. Proeven van Nederlandsche Dichtkunde en van Nederl. Pro-za8101. Gend 1827-1829. 2 dn. Redevoeringen en Verhandelingen 2 d. Gend 1829. Leiden I 845. Uitgelezene Dichtstukken van Justus de flarduyn (op nieuw uitgegeven) met Aanteekeningen. Zalt•Bommel 1830. De opstand en afval der Belgen, getoetst aan den geest des Christendom door een R. C. Priester. Leiden 1831. Redevoering over den waren volksroem. Leiden 1834. Brief van Prof. J. M. Schrant, betrekkelijk de Recensie voorkomende in den Recensent ook der Recenienten DI. XXVII. 's Gravenh. 1835. 31* Bloemlezing uit de Christel. Oudheid. Leiden 1836. (alleen D. I. St. I). Joanna de Boetgezant, door J. van den rowlel; met Aan­ teekeningen enz. Leyden 1840. Over de voordragt des Redenaars of over de uitspraak en het gebaar naar het Fr. met Aanteekeningen. Leiden 1845. Oorspronkelijk Traite de l' Action de 1' orateur ou de la Pronon- ciation et du yes*, toegeschreven aan Michel le F a u c h e u r Paris 1657 , meermalen hier te land herdrukt , en te zamen met een stukje uit bet Latijn van Fran c i u s , vert. door S. van Zanten. Amst. 1741. Zedespiegel. Zalt•Bommel 1811. Le Livre des Rois et des Grands , extrait de Massillon. Leiden 1811. Le Livre d'Or, , extrait du Livre de I' Imitation. Leide 1842. Regelen betrekkelijk de Poordragt des Redenaars. Leiden 1845. Keur van Paarlen , verzameld bij J. van den Vondel , met ophelderingen. Leiden 1846. Uittreksels nit Hoofts Nederlandsche Historien. Leiden 1816. Geschiedenis des Vaderlands voor de scholen. Dordr. 1848. Kanselredenen over de Gekkenis van den Verloren Zoom Leid. 1849. Hoofdregelen betreffende ski en welsprekendheid. Leiden 1849. 2de dr. 1856.De Kimbren en hunne lotgevallen. Leiden 1850. Oud-Nederlandsch Rijm en Onrijm. Leiden 1851. De waarheid van het Christendom , betoogd nit de bekeeriny van den Apostel Paulus , door George Lord Lyksleton, Lid van het Britsche Parlement , op nieuw uitgegeven. Leiden 1852. S. volgde de nederd. vert. van P. A. V e r we r. Amst. 1750. J. van Vondels Gijsbrecht van demstel, treurspel; met Aan- teekeningen. Leiden 1851. J. van Fondel's Lucifer treurspel ; met Aanteekeningen enz. Dordr. 1856.Caji Cornelii Taciti Germania. Leid. 1855 , met beeldtenis van T a ei t u s en Kaar tj e van Oud. Germanie. Athanasia, of de gronden van mijn geloof aan eene voort- during na dit Leven. Leiden 1857. Bloemlezing uit de Schriften des Nieuwen Verbonds. Leiden 1865. Zie Levensberigt van .T. M. S., door J. T. B e r g m a n , in Handel. der Maats. v. Ned. Letteric. 1866 ; Dez. , in Handel. enz. 1869 ; ook gaf Dr. W a p een Levensberigt van J. M. Schrant ; Muller, Cat. v. portr. SC HRANT (JOANNES MATTHIAS) neef van den vorige zoon van Nicolaas Schrant en Maria Everard te 's liage , waar zijn vader solliciteur was , den 13 Januarij 1823 geboren. Na van zijn twaalfde tot zijn vijitiende jaar de Latijnsche school aldaar doorloopen te hebben , vertrokken zijne onders naar de O. Indien , doch bleef Schrant bij zijn oom te Leiden , waar de boogleeraar W. L. Mahne, bij privaat les het onderwijs in de oude talen met hem voort­ zette , totdat hij den 9 Mei 1840 als student aan de Leidsche Hoogeschool werd ingeschreven , met plan zich aan de genees­ kunde te wijden. In September of October 1844 werd hij door de medische faculteit magna cum laude tot candidaat be­ vorderd , legde in Mei 1846 zijn doctoraal examen af , en werd den 17 November daaraanvolgenden tot Medicinae doctor bevorderd , na verdediging eerier Dissertatio , continens Speci- men Physioloyiae pathologicae de Mechanism° congestionis et de inflammationis notione (L. B. 1846). Op zijne promotie in de medische wetenschap volgde den 28sten Junij 1847 die in de obstretrie , en den 19den Julij 1848 , die in de chirurgie , beide als naar gewoonte op theses. Ontniddelijk na zijne promotie begaf zich S eh rant, ter verdere aanleering en uitoefening van de praktijk naar het buiten-gasthuis te Amsterdam , als eerste adsistent geneeskun-dige , waarbij hij , na ook in de verlos- en heelkunde het doc-toraat bekomen te hebben , op den 6 Dec. 1848 uit een door HH. regenten voorgedragen drietal door den raad der stad met algemeene stemmen tot tweeden geneesheer aangesteld werd. Hij beoefende er , behalve de gewone praktijk , vooral de pathologische anatomic , auscultatie , histologie , en nam deel in de drie eerste jaren aan de psychiatrische praktijk over 189 krankzinnigen onder de leiding van Prof. Voorh elm Schne e­voog t. Te midden zijner dagelijksche bezigheden nam S ch rant ijverig deel aan onderscheidene wetenschappelijke ondernemingen en inrigtingen , en was in 1848 medeoprigter van de Amster­damsche aideeling der Nederl. mats. ter bevordering der ge­neeskunde , en nam deel aan het bestuur der vereeniging. In 1850 rigtte hij met Dr. T ila n u s de vereeniging voor patho-logische anatomie op. Hij was gedurende drie achtereenvol- gende jaren voorzitter van dat genootschap. Van zijne talrijke op de veertiendaagsche vergaderingen gehoudene voordragten bevinden zich de verslagen in het Nederlandsche Weekbladvoor geneeskunde. In 1852 was hij secretaris van het ge­nootschap tot bevordering van genees- en heelkunde te Am­sterdam , en arbeidde aan de reorganisatie van dit genootschap , welke door zijne vereeniging met dat der pathologische anato­mie tot stand kwain. Na zes jaren aan het A.msterdamsche buiten-gasthuis ver­bonden te zijn , maakte Sch rant zich in 1853 uit die be-trekking los , en vestigde zich als gewoon doctor te Leiden , en mogt zich binnen zeer korten tijd in een uitgebreide praktijk verheugen. Van 1857 tot 1862 gaf hij , op uitnoodiging van den hoogleeraar Pr uys van der Hoeve n, aan het academisch ziekenhuis aldaar collegie over de physische diagnostiek aan het ziekbed , en in bet laatstgemelde jaar werd hij in diens plaats tot hoogleeraar in de medische faculteit aan de hooge­school benoemd. Den 17 October hield hij zijne intree-rede Over de empirisch,eonlwikkeling van het ziekte begrip , doch reeds den 18 Maart 1864 overleed hij. Hij werd plegtig teraardebesteld en op zijn graf door zijn bijzondere vrienden een gedenkteeken op-gerigt , dat den 27 Oct. v. d. j. plegtig door Dr. C. t er Laag, geneesheer to Leiden werd ingewijd. S c h rant was lid van vele genees• en letterkundige ge­ nootsehappen o. a. ook van de maats. v. Ned. Letterk. Hij huwde den 1 Julij 1856 Joanna Helene Era n­cisca Gabrielle van der Monde, die hem twee kin­deren , beide zoontjes , schonk. Hij schreef : Bet Mikroskoop in de praktische geneeskunde (in den vorm eener heoordeeling van P. Harting, Het Mikroskoop enz.Liandboek voor Natuur -en Genees.kundigen, Utrecht 1848 2 dr.) In Gids voor 1849 D. I bl. 504-517. Pets over de vrijwillige genezing van den kanker met pl. inNederl. Lancet 1849, bl. 225-248. brie waarnenzingen van Darmbeknelliny. Proeven gedaan met de Syringine, een nieuw koortsmiddel. Aankondigingen van de Geschritten van W. Berlin , F. W. Beneke , J. L. Dusseau en G. Gluge in Geneesk. Courant1850. N°. 12, 27, 44, 49. Aetioloyie en semiotiek van den versterkten tweeden loon der Arteria pulmonalis in Bijblad, bl. 17-21. Ontledkundige studien over de aderlzjke Bloedvaten in den yezonden toestand, m. pl. in Aids. d. Maats. tot bevorderinyder Geneeskunst. D. I. .Afl. 2 bi. 125-162. Beschouwingen over de onderkenning en de patholoyie der — acute Tuberculosis. Aid. bl. 339 367. Over den oorsprong van het Colloid, beschouwd in verband net dien van het slajm en van de Synovia. Aid. D. III bl. 3— 45 (in bet lig& vert. door Weber, in het Arch. f. physiol. .Heilk. De Colloid metamorphose der cel. Aid. bl. 253-256. Over Anaenzie en Hydrops door verminderd eiwitgehalte van het bloed, in Nederl. Weekblad voor Geneesk. 1851. bl. 16. Lijkverstijving. bl. 77. _lets over Sarcoma. bl. 150. Spiervezelen van ket Darmkanaal. bl. 151 , 235. Gezwellen binnen het Strottenhoofd. bl. 256 en v. Waarnemingen over Diabetes millitus enz. bi. 279-283. Waarde der verschillende yeneesmia'delen Mum den kanker. bl. 323. Is de kanker bij sommige dieren eene gemakkelijk te genezenziekte. bl. 395. Roode kristallen in he bloed. bl. 405 , 406. Over de vorming van he Bindweelsel. 3 St. 464 , 465 ; 487, 488; 511 -513. Spoelwormen qoorzaak van den dood der verstikking. Aid. 1852. bl. 6, 7.Arcus senilis of Gerontoxon. bl. 107 , 108. Arveolaire gelei• of colloidgezwellen , Colloid-kanker. bl. 146-148. Haren- , tanden en huidbevattende kysten. bl. 116 , 117. De uitsluiting tusschen Tuberculosis en Emphysema. 1)1. 121-125. Bijdrage tot de Statistiek der kankers. bl. 191 , 192, 275, 410. Oorsprong der 61oedligchaampjes bij den mensch. bl. 254 , 255. Bijdrage tot de kennis van de oorzaken en van de gevolgen van hardnekkige stoelverstopping. bl. 425-429. Oorzaken van de Amblyopie en Amaurosis. bl. 522-524. Over het involutie-proces van den Akephalokystenzak 1853. bl. 99-103. De Colloidgroep. bl. 424 , 425 , 434-437. Waarneming van een aangeboren en Middelrifsbreuk bij eenviffiienjarigen jongen. bl. 113-117 , 123-128. Pneumathaemie. bl. 264-266. Welk begrip mod men aan het woord Tuberkel hechten. bl. 465-470, 497 -503, 509-513. Het vraagstuk van den kanker vdOr de Academie de Medi- cine te Parijs 1855. bl. 111-115 , 121-125 , 131-135 , 141-145. Aankondigingen en Recensien. Beschouwingen over de Colloiclgroep in Ned. _Ws. VON' Geneesk. 1857. bl. 81-87. Cellen met verdikte wanden in het dierlijk ligchaam. bl. 347. Stippelkanalen in de ulvliesjes. bl. 348. Over kraakbeencellen. bl. 348. De groei van den kanker teruggebragt tot eene weelderige ontwikkeling der Bindweefsel-ligchaamples. IA. 661. en v. Elastieke Vezels. bl. 672. Stippelkanalen in dierkke cellen. bl. 672. Eenige opmerkingen aangaande het Tympanitische geluid. 1858. bl. 500-502, 661, 564.Over Auenbruggers en Cersons Percussie.stellingen 1860. bl. 132-134. Over de volheid van het geluid. bl. 529-533. De Gehoormeter of Acuometer. 1861. bl. 508. Over de helderheid van het Geluid in verband beschouwd met het T,ympanitische. bl. 657-661. De Consonanceleer van Skoda bespoken, 1862. bl. 481-488. Over zieklebegrip , Diaynostiek en Terminoloyie , 1863. bl. 293-298. (Tegen een paar opstellen van dr. C. Gobee en dr. P. L. de Boer, aid. bl. 161-165, 209-211). Noy iets over het begrip van leven en van ziekte. bl. 529-534. (Insgelijks tegen Prof. W. Koster en dr. de Bo er , aid. bl. 337-340 en 378-380. Eerstc,,enoemde rigtte daarop nog Een laatst woord aan Prof. Schrant ald. bl. 630 , 631 , waarop deze niet heeft geantwoord. Zie Leven van Schrant, door dr. J. T. Berg m an in Levensberigten der Afgestorv. medeleden der Maats. v. Ned. Letterk. 1864. SCHRASSERT (JoHAN) beroemd regtsgeleerde, werd te Arnhem geboren en liet zich den 7 September 1702 als student te Harderwijk insehrijven. Bijna vier jaar (5 Aug. 1706) later verdedigde hij zijne belangrijke verhandeling de rebus ,natura, facto et tempore nullius, waarop hij doctor in de regten werd.Tvestigde zich te Harderwijk , en bleef vele jaren raad en secretaris dier stad. Hij gaf in het lichtCommentatio ad .Re formationem Velaviae. Harderov. 1727. 4°. Zie Boekz. d. Gel., 1727a. bl. 539. Harderricum antiquum qBeschrijviny van llarderwijk. Harderwijk , 1730. 4°. 1732. 2 d. 4°. Codex Gelro-Zutphanicus of Handboek nevens de stukken en Documenten , behorende tot' den Codex Gelro-Zutphanicus. Har-derwijk 1740. 3 d. 4°. Gereformeerde willekeuren en stadsreckten van Harderunjk. Harderw. 1734. 4°. Kortbondiy ondersoek en berigt dienende lot een regtelijk be- wijs , dat de hedendaaysche samenkomsten ende oefeninyen van de zooyenaamde tep-len , ongeoorlooft.Harderwij k so. 3de druk. Amst. 1741. 8°. Zie Bo um an, Gesch. d. Gel. d. Hooges., D. II. bl. '195; J. J. van Hasselt, Praef. Dissert. .Turid. qmuliere praegnante mortua, p. 112; Sandbrink, de advocat. juribus ac doctrina, p. 90, 98, 124, Kobus en de Rivecourt; A bcoude, .Naamr. , bl. 326, Aanh., bl. 261; mr. Bodel Nijenbuis, Topogr. lijst, bl. 73. SCHBASSERT (JoHANNEs), dichter uit het midden der 18 eeuw. Hij gaf in 1751 bij gelegenheid van het overlijden van W. K. 1-1. Friso een Weergalm op .Neerlands vreuyde- bedrijven in bet licht. Zie van der A a, N. B. A. C. Woordenb. SCHRASSERT (R.) dichter uit de 18 eeuw , ven wien men een vers vindt achter de Gedichten van Henrica van Koolwerf. Lie van der Aa,TB. A. C. Woordenb. SCHRA \TER (ANDRIEs) werd den 27 Februarij 1754 te 489 Brouwershaven uit burgerlieden geboren. Reeds vroeg verloor hij zijue moeder, entoen zijn vader een tweede huwelijk aan- ging , vond hij in diens vrouw geene moeder terug , en hier­ door zou zijne opvoeding geheel verwaarloosd zijn geworden , indien de toenmalige onderwijzer van Zonnemaire (werwaarts zijne ouders verbuisd waren) , Bar end H o k k e , die in den jongen leergierigheid en vlugheid bespeurde , hem zich zijner niet had aangetrokken , en hem orn Diet onderwijs had gegeven , waartoe zijne ouders onvermogend of oiigezind waren. Met weerzin volbragt hij den geheel werktuige­ lijken en onzelfstandigen arbeid , die zijn ouders van hem vorderden , en de harde behandeling zijner stiefmoeder moede, besloot hij , op tienjarigen leeftijd het ouderlijke huis te ver­ laten , en te beproeven zich zelven door de wereld te helpen. De weggeloopen knaap na door bekenden , bij wie hij zijnen dienst aanbood , afgewezen te zijn , dwaalde eindelijk na Zierikzee of , en werd kajuitsjongen bij kapitein Nicolaas Let t e, die hem in de stuurmanskunst ondervvees. Weinige maanden later werd hij , op aanbeveling van den kapitein van den vice-admi­ raal van K i n s b e r g e n door dezen als kadet bij de Russi­ sche marine geplaatst. In deze betrekking woonde hij , den 7 Julij 1770 , den beroemden zeeslag der Russell onder Orloff tcgen de Turken bij Tschesme bij , waarbij de vloot der laat­ sten geheel vernield werd. Na zijne demissie genomen te liebken , vervoegde hij zich wederom bij zijnen ouden kapitein , met wien hij als stuurmans-leerling en stuurman verscheidene reizen naar de Levant , en eene naar Archangel deed , waarop hij vele opmerking maakte , die hem naderhand te stade kwa­ men. Een schipbreuk op de Engelsche trust en een breuk van zijn borstbeen noodzaaktea hem zich bij lets anders te bepalen. Hij ging in dienst bij een rnetselaar to Zierikzee, Cornelis Look man genaarnd , die als aannemcr van groote a'erken en wegens wetensehappelijke kennis van zijn vak , de geschikte man scheen om hem , die reeds meer dan gewone tiieorie van rekenen en mathesis in zijne beide vorige betrekkingen opge­ daan had , op to leiden. Weldra nerd hij bekwaam geacht om baas te zijn en , volgens de toenmalige gewoonte , met de betrekking pan metselaar to Oosterland in 1776 , op twee en twintig jarigen leeftijd , begiftigd. Hier sloot hij zich aan den landbouwer H u i b r e g t s e van der Stolpe, die zich dermate in het rekenen had geoefend dat hij zelfs vraagstuk­ ken , door genootschappen opgegeven , oplostte , en legde zich vervolgens , geheel uit lief hebberij , toe op de kennis en con­ structie van sluizen en op de uitwateringen , tot dat hij , op verzoek der ingelanden van vrije polders , in deze werkzaam werd. Dat hij hiertoe de vereischte kunde bezat , bleek , toen er , niet verre van de plattts zijner woning , een groot werk werd gemaakt , in hetwelk , door hem met naauwkeurig- heid opgenomen , vele gebreken ontdekt werden , die hij ontwikkelde en voor zich zelve op het papier stelde. Dit gaf hem ook aanleiding om te denken over de schadelijke uitwerk­ selen van zoogenaamde schermhoofden in het kanaal Zijpe, welke denkbeelden hij mede in schlift ontwikkelde en Han anderen mededeelde. Dit een en ander kwam in handen van den heer F. Ermerins, die de overtuiging kreeg, dat de metselaar van Oosterland een man van buitengewone kundig­ heden was , die verdiende in hoogere betrekking geplaatst te worden. Op aanbeveling van dezen , werd hij , op voordragt van 's lands architect Kayser, in 1788 , door het collegie ter admiraliteit van Middelburg , tot opzigter over de admira­ liteitsgebouwen aan de Zijpe benoemd. In 1795 , ten tijde der Bataafsche Republiek , werd hij re­ presentant van Zeeland , het volgende jaar adjunct-commies bij de zeewerken te Schouwen , waaevoot hij zijne betrekking als metselaar van Oosterland varen liet. Onder deze en andere titels , als van inspecteur en commissaris inspecteur bij den Zeeuwschen waterstaat , bewees hij het land zijne goede diensten. Twee verhandelingen bij 't Zeeuwsch genootschap der weten­ schappen , de eene ten jare 1799 , andere in 1804 be­ kroond , getuigen van zijne werkzaamheid en kennis. Toen onder koning Lod ew ij k in 1807 de ‘Aaterstaat weer tot een gehecl vereenigd werd , onder den titel van 's Itijks waterstaat , fungeerde Schraver daarbij als inspecteur. \reel had hij , in die betrekking , te kampen met de directie , door welke hij zich telkens in de uitvoering van noodzakelijke plan­ nen , die spoed vereischten , belemmerd zag. Groote diensten bewees hij bij gelegenheid van den water­ vloed van den 15 Jan. 1808 , 't geen de opmerking van den koning zoo trok , dat hij hem een gratificatie van f 1000 schonk. In 1810 ontbood Napoleon hem naar Parijs , om , in den grooten mad van oorlog , in tegenwoordigheid van het gansche Fransche corps der militaire genie , zijn advies uit te brengen over het groot ontwerp , dat , na de landing der Engelschen in Walcheren , den geest van Napoleon bezig hield , de vereeni­ging van Walcheren en Zuid-Beveland met het vaste land. Bij zijn komst verkreeg bij dadelijk ter erkentenis zijner ver­diensten den rang van inrienieur en chef bij het keizerlijk corps van bruggen en wegen. Bij de verlossing van ons land van de Franschen tn de komst van Oranje op den troon , we'd hij dadelijk in zijn rang bevestigd , en bewees tot in 1829 , niettegenstaande zijne klimmende jaren , met den meesten ijver de gewigtigste diensten. Nog in 1822 gaf hij in een geschrift , getiteld een Blik op Zeeland zijn meening te k-ennen over de gedachte, of men niet beter zou doen aan Zeelands behoud niet meer zooveel op te offeren , en het alzoo liever een prooi der golven te laten : een meening waartegen hij 491. zich met kracht en vuur verhief. Zeventig jaren bereikt hebbende legde de kening hens een buitengewoon pensioen toe. Twee jaren rustte hij van zijn werkzaam leven uit. Hij overleed den 17 Junij 1827 te Brouwershaven. Hij huwde 1. Maria V erschuere, 2. Sara de Vos, den 19 April 1828 overleden. Hij liet een zoon na in hetzelfde vak werkzaam. Zie zijn leven en portret in Zeeuwsche Volks-almanak voor 1849, bl. 97 volgg. ; Navorscher,, D. II bl. 150 , D. III bl. 125 ; M u 11 er, Cat. v. portr. SCHItAWEN (G.). In 1820 gaf de ondervdjzer G. Schra-w e n te Gilse, eene verzameling van brieven , opstelkn en rede- oefeningen door zijne leerlingen vervaardigd ('s Bosch). In 1828 werkte hij dat boekje om , verzamelde wat Gilse topo­graphisch en historisch merkwaardigs oplevert , en gaf het in bet Licht met den titel : Beschrijving van het dorp Gilse , ten nutte der inwonende jeugd beantwoord. 's Bosch 1828. 12°. Zie Hermans, Mengelw, , D. bl. 234, 314. SCHRE1 ARDUS (ADRIANus), een Amsterdammer van ge-boorte , genoot het undenNijs in de teeken- en schilderkunst van Jan Maurits auinckhard. Hij vestigdc zich ter noon te 's Hoge, en vertrok van daar naar Naarden , waar hij in 1776 nog werkzaa .n IN as. Zijn kunst is van minder waarde clan die van zijn meester. Hij schijnt ook de etsnaald be-handeld te hebben. Kramm. SCHREUDER (B.) arbeidde onder Ploos van A m s t e 1, aan diens Prentteekeningen. Zie Kramm. SC HIS EU DER (Piss) nederduitsch dichter uit de tweede helft der 18 eeuw , gaf in 1779 vriendschapstranen bij het onverwacht aisterven van Dr. Lucas Reeder ; ook vervaardigde hij lofverzen op de Zedepoezy van Maria Bosch en Agatha Deken en op de Bespiegelingen van I. P. Broekhof. Zie van der A a , N. B. A. C. Woordenb. SCHREUDER (JAN Jumus), g€b. te Hamburg 12 Februarij 1704, stierf to Batavia 16 Januarij 1764,. Hij was raad van Ned. indien , gonverneur en directeur van Ceylon en Souratle en ontvange•generaal. llij huwde to Batavia Clara Gee r truid a de la Hay e, gel). te Batavia 15 November 1729 , aldaar gestorven 6 October 1769. Zij lieten kinderen na. Par t. berigt. SCHREUDER (BERNARD) werd den 14 Augustus 1787 te Maastricht geboren. Van zijne jeugd of voor het vak van onderwijs opgeleid , werd hij den 17 van Hooimaand 1811 be- voegd verklaard , naar een school van den hoogsten rang te staan , en vestigde zich als onderwijzer te Baarne. Toen er bij koninklijk besluit van 31 Mei 1816 twee rijkskweekscholen voor onderwijzers der lagere scholen , een voor de Noordelijke­een voor de Zuidelijke gewesten , werden opgerigt , stelde de regeering , op aanbeveling van mr. Johan Melchior K e m-per , Schr cud er tot directeur der laatste , te Lier aan. In 1818 werden , door zijn zorg stadsburger- en armenscholen opgerigt , en onder het toezigt eener plaatelijke schoolcommissie gesteld , in welke scholen de kweekelingen der normaalschool gelegenheid gegeven werd zich in bet praktisch gedeelte hunner aanstaande betrekking te oefenen. In ditzelfde jaar had hij tevens een schoolonderwijzers-gezelschap , het eerste in Belgic, tot stand gebragt , dat, tot voorbeeld en aansporing diende der menigte inrigtingen van gelij ken aard , die zich van lieverlede elders vestigden en krachtig bijdroegen om de gevolgde leer­wijze door het gansche land wortel te doen schieten. In 1821 werd Schreuder tot schoolopziener van bet vijfde schooldis­trict der provincie Antwerpen , dat is Lier en zijne omstreken aangesteld , terwijl hem later de tijdelijke waarneming van nog een aangrenzend schooldistrict werd toevertrouwd. Ook be­noemde hem de regering van Lier tot mede- curator der Latijn­sche school en werd hij tot lid der commissie van onderwijs voor de rijks lagere scholen te Antwerpen , Mechelen enz. aangesteld. De revolutie dreef Schreuder in 1830 uit de zuidelijke gewesten , en den 3 Oct. 1831 werd hij aangesteld tot schoolopziener der eerste aideeling van het derde schooldistrict van Z. Holland , ook werd hij in 't volgende jaar met de tijdelijke waarneming belast der schoolopzienersplaats van bet 4de school- district van Zuid-Holland. In 1837 werd aan Schreuder door de regeering de rege­ling van het onderwijs in Limburg opgedragen , onder den titel van adviseur, belast met de inspectie van het onderwijs aldaar , doch deze betrekking werd bij Z. NI. besluit van 17 Julij 1849 ingetrokken , en Schreuder tijdelijk uit 's rijks dienst ontslagen. Sedert wijdde hij zich aan de redactie der Nieuwe Bijdrallen tot bevorderiny der opvoediny en van het onderwijs , en het bezoeken zijner paedegogische vrienden. In 1858 werd Schreuder tot inspecteur van het onderwijs in Limburg aangesteld. Hij overleed den 20 Sept. 1862. Schreuder was ridden van de Ned. Leeuw en lid der mats. v. Ned. Letterk. Hij huwde Theresia Ern estina C ha r­lotte Emilie Bergmann, die hem den 17 Nov. 1843 naar betere gewesten was voorgegaan. Zie zijn leven door F. J. E. van Zia n i c q B ergmann, inLevensschetsen door de Maats. v. Ned. Letterk. te Leiden 1864. SC HREUDER (JOHANNES CHRISTIANUS ALBRECHT), in 1773 te TVIaastricht geboren, diende eerst als officier bij een Hol­landsch regiment; doch wijdde zich later aan de schilderkunst , en zette zijne studien te Berlijn en Dresden voort. Volgens Nagler benoemde hem de koning van Saksen tot hoogleeraar in de schilderkunst. Hij muntte als portretschilder , en was tevens een goed miniatuur-schildcr. Er zijn een aantal mini­aturen , zoo naar de natunr als naar groote meesters van hem bekend. Zie Kramm. SCHREVEL of SCHREVELIUS (CoRNELis), zoon van T h e­od o r ns S eh re v eli us, (die volgt), werd den 25 Maart 1608 te Leiden geboren , ontving het onderwijs van zijn vader , studeerde te Leiden, werd den 26 October 1631 med. dr. in Frankrijk , ves­tigde zich als med. doctor te 's Hage, en werd den 16 April 1642 rector der Latijnsche school te Leiden , waar zijne wedde telkens werd verhoogd , en hij meermalen het professoraat in de medi­cijnen weigerde. Hij huwde den 3 Junij 1636 Theodor a v an G ro ene n d-y c k , geb. den 11 1VIaart 1615 , dochter van Jan Rippertsz van Groenendyck, veertig en bur­gemeester te Leiden en Ad ri an a v an V esan ev el d t. Hij overleed den 26 October 1664 en zij den 5 November 1669. Zijn portret berust in olieverw bij een zijner afstammelingen , mejufvrouw Dutihl te Leiden , en bestaat ook in gravure. Hij gaf in het licht : D. Junii juvenalis Sat,yrae : cum veteris Scholiastae , etvariorum commentariis. L. B. 1648. 8°. 1658. 8°. (met de Satyren van Per s iu s) 4de uitg. Amst. et Roterod. 1664. 8°. Ilesiodi Opera quae extant omnia Graece et Latine , cum notis selectissimis variorum. Accessit Georyii Pasoris Index auctior et castigatior , studio C. S. L. B. 1650. 8°. Accessit Lamb. Barlaei comment. in Theoyoniam. Ibid. 1668. 8°. Pub. Terentii Comoediae sex, emendatae ; accedunt Aelii Donati Commentarius integer , cum selectissimis Variorum notis tum castigalis tum mull° auctioribus : item indices locupletiores accur. C. S. L. B. 1651. 8°. 1669. Viryilii Maronis Opera ; cum notis selectissimis Variorum, Servii, Donati, Pontani, Farnabii, etc.: item indice rerum et verborum, opera C. S. Roter. 1666. 8°. Flacci Opera ; cum Commentariis selectissimis Va- riorum (van Torrentius, Cruquius etc.) et Scholiis inte-pis) Johannis Bond , accur. C. S. L. B. 1653, 1663 8°. Ibid. et Roterd. 1670. 8°. _Lexicon Manuale Graeco-Latinum et Latino-Graecum. L. B. 1654. 8°. 2da editio auctior et emendatior 1657. 8°.; aJosepho Hillio aliquot vocum millibus locupletatum , Lond. 1663. 8°. , 1670. 4°. L. B. et Rot. 1664. 8°. 5da edit. L. B. 1670. 8°.; Hac ultima editione mull° auctius, etc. Amst. 1682. 8°.; Utrumque hac ultimo editione multo auctius , praesertim quod ad Dialectos et Etymological Themalum investigations altinet ut et vocabulorum Latinorum copiam. Ad calcem adjectae sunt sententiae GraecoaLatinae , quibus omnia, primitiva Graeca com­ prehenduntur : item Tractatus duo , alter de Resolutions ver­ borum, alter de Articulis , nterque perutills. Amst. 1685. 8°. Cantabrigiae 1685. 8°. , Amst. 1700 en 1709. 8 0. Budae 1702. 8°. Ed. noviss. auctior Lutet. Paris. 1705. 8 0. ; Juxta edit. Cantabrig. anni 1685 , opera Josephi _Hill edit. 1bid 1718. 8°. ; Dresdae 1707. 8 °. Ook met dezen titel : C. S. Lexicon a Jos. Rillio aliquot vocum millibus locupletatum hac ultimo vero editione a quamplurimis mendis quae in priores editions et praecipue in Cantabrigiensemirrepserunt, purgatum, opera et studio It Ludolphi Holzkampii. Ad calcem adjecta sunt Lexicon Latino-Graoum Balthasaris Garthii. Item Sen­ tentiae Graeco-Latinae , quibus omnia primitiva Graeca compre­ tenduntur. Nec non Tractatus duo , alter de Articulis. Amst. 1710. 8°. ; Edit. novissima superioribus Batavicis , Anglicanis Parisinisque editionibus locupletior. Lut. et Paris. 1752. 8°. Dresdae 1762. 8°. Lut. Par. Pidua le Mercier 8°. 1734 , 1752. Curante Joh. Pauvilliers , 1767 (edit. emendatior et auctior Cur. Ph. Den. Pierres) 1779 (edit. noviss. et emendatior). Brocas 8 °. 1806 Aug. 1)elatain gr. 8°. pp. VIII en 1251, vermeerderd met 2000 woorden uit bet woordenb. van Ernesti (in studiosae juventutis gratianz cum ab ipso auctore , tum ab aliis eruclitis viris , 8aepe jam excusum. Editio novissisna , superioribus Ba­ tavicis , Anglicanis , Parisinisque editionibus completion et emen­ datior I. Ph. Jannet, bibliopola 1 8 29) 8°. (Batavius , Angli­ canis , Parisnisque editionibus collatis , ab innumeris , qui6us scatebat , mendis ad Henrici Stephani normam expurgavit , voca­ bularium Latino-Graecum, fontem Graecarum radicum, nec non gnomonologium Graeco•Latinum triplicis instar mantissae edidit .Floridus Lecluse. Paris. 1829. 8°. , est justement proprce). In de kon. bibl. to Parijs , berust een exemplaar der uitgaaf van 1734 met aanteekeningen van d' An sse de Villoi sso n. .Desiderii Ertzsmi colloquia ; cum notis variorum, tertia parte auctioribus ; accurante C. S. L. B. 1653. 8°. Des. Erasmi colloquia , cum notis selectis variorum, addito Indite novo accur. C. S. L. B. en Itoterod. 1664. 8 °. Amst. 1693. 8°. vroeger verscheen .Erasini Colloquia nunc emendatiora ; cum omnium Notis. Amst. 1650. 24°. Homeri Iliac et Odyssea , Graece, cum Latina versione. Accessere scholia , sive Interpretatio Graeca Didymi ; cum In- dice Graeco locupletissima rerum ac variorum lectionum ; accur. C. S. Amst. 1656. 2 vol. 4°. Zie over deze editie : Be nupera Homeri editione Lugduno- Batavica &chianti, cum Latina versione et .Diclymi Scholiis , sed et Eustathio , el locis aliquot insignioribu8 ad Odys8eiam pertinentibus ; itam super loco Homeric° dubia apud .dntiquos interpretationes , quo Dei in hominum tam mentes , quam for- tunas , imperium asseritur , binae dissertations. Loud. 1659. 8°. van E. Casaubonus, met de brieven van Isaac Casau­bonus op nieuw uitgegeven door Al m e lo veniu s. Roterod. 1709. fol. M. Valerii Martialis Epigratnrnata, cum Notis Thomae Farnabii et aliorum ; accurante P. S. L. B. 1656 8°. , 1670. 8° Joannis Sartorii ildagiorum Chiliades tres , sive sententiae Proverbiales , Graecae , Latinae et Belgicae , ex praecipuis .ductoribus collectae , ac brevibus notis illustratae ; ex recens. C. S. L. B. 1656. 12°. Amst. 1670. 8°. M. Annaei Luciani Pharsalia, sive de Bello Civili ; cum Hugonis Grotii , et Thomae Iarnabii notis integris , et Vario- rum selectissimis ; accur. C. S. Amst. 1658. 8°. , 1669. 8°. , L. B. 1670. 8°. Q. Curtii Rufi Historia Alexandri Magni , cum Notis selec- tissimis variorum , Raderi, Freinshemii, Loccenii , Blancardi etc. Editio accuratissima, accur. C. S. M. D. L. B. 1658. 8°. Amst. 1664. Francof. 1668. 8°. Amst. 1672. 1684. 8°. Justinus , cum notis selectissimis variorum , Berneggeri , Bon­ garsii , rossii , Thysii etc. editio accuratissima , accur. S. D. M.C. (voor C. S. M. 1).) Amst. 1659. 8°. , 1669. 8°. Al. Tullii Ciceronis opera omnia , cum Jani Gruteri et se­ lectis Variorum notis et Indicibus : ex edit. C. S. Amst. 1661. 4°. 2 vol. Pub. Ovidii Opera , ex recens. Nicolai Heinsii , cum notis Variorum , accur. C. S. L. B. 3 vol. 8°. Screvelius gaf omstreeks 1662 een nieuwe editie van het Gr. Lexicon van J. Scapula. Joannis Rosini Antiquitatum Romanorum Corpus absolutis- simum, cum notis doctissimis Thomae Dempsteri J. C. Huic pos- tremae Editioni accuratissimae accesserunt Pauli Manutii Libri II de' Legibus et de Senatu ; cum Andreae Schotti selectis : de priscis Romanorum gentibus ac familiis. II de Tribubus Roman. XXXV. Rusticis atque Urbanis. III de Ludis Festisque Roma- norum , ex Kalendario vetere , cum indite locuplet , rerun ac ver- borum , et aeneis figuris accuratissimis Urbis etc. accur. C. S. L. B. 1663. 4°. Cl. Claudiani quae extant. Nic. Heinsius recensuit ac nota8 addidit alterd fere parte nunc auctiores : accesserunt selecta Variorum Commentaria , accurante. C. S. Amst. 1665. 8°. Publii Ovidii Nasonis Tristium libri V. , et de Ponto libri IV , et Consolatio ad Liviam , etc. cum notis selectissimi8 Va- riorum , accur. C. S. L. B. 16P;6. 8°. Hesychii Lexicon, cum variis doct. viror.nolis , I!adr. Junii , Jos. Scaligeri , Cl. Salmasii , Jacobi Palmerii, Franc. Guieti , Godefr. Sopingii , Joan. Cocceii , Fred. Gronovii , Tanaquilli FabrI , alior. occur. C. S. Acc. Joan. Pricaei. Index Auctor. qui ab Ile8ychio laudantur. L. B. 1668. 4°. Zie Saxe, Onom, T. IV. p. 390, 391, Anal. p.398; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 218; J. Fabricii, Hist. Biblioth. T. VI. p. 296, 297 ; Morhofius, IV. Polyhist. Liter. C. VIII , § 10, p. 812, Tom. I; Crenii, Animadv. Philos. T. X. p. 76; Burmannus I , Praef. ad Quinctil. , Stell. 4 pl. 1-3 , ad Ovidium, Stell. 2 ; B u r­ mannus II , Praef. ad Claudianum , p. XVIII; Kok; H o o g s t r a- ten; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Schotel, - Schonaeus , Sehrevelius, in Alg. Konst en Letterb., 1843 N°. 32 ; van Kampen, Bekn. Gesch. der Ned. Lett. , D. I. bl. 276 , D. III. bl. 89; Paquot, Mai., T. XVI. p. 271--285; Baillet, Jugemens , T. II. p. 243, n°. 533; Q u e r a r d, La France litt. T. VIII. p. 547, 548; Biogr. Univ. , T. XLI. SCHREVELIUS (EWALDUS) werd in 1575 te 's Hage ge-boren , studeerde te Leiden , en werd aldaar tot med. dr. ge­promoveerd. Tot in 1624 oefende hij de praktijk te 's Hage , van waar hij , ongeveer vijftig jaren oud , tot buitengewoon hoog­leeraar in de geneeskunde te Leiden , en in 1625 te gelijk met A. V o r s t i u s , aan wien toes het onderwijs in de kruidkunde was opgedragen , tot gewoon hoogleeraar beroepen werd. Van B e­ver w ij c k noemt hem zijn vriend , en vroeg zijn oordeel over de quaestie de vitae termino, waarop hij openhartig autwoordde: //supra ingenii mei vires et captum , ea res abibat. An terminum vitae aegrotantium prolongemus nos medici , hoc nescimus." Zelden beklom hij den leerstoel , zonder Bev e r w y c k' s boekjeIdea medicinae veterum te hebben geraadpleegd. In 1636 werd hij benevens H e u r n i us belast met de beurtelingsche waarneming der praktijk in het opgerigt collegium medicum­practicum. W a 1 a e u s prijst hem als een kundig geneesheer : ook maakt zijn leerling J. van Diemerbroek met grooten lof melding van hem. Hij overleed 5 Mei 1646 te Leiden. Zijn portret komt voor in e Prof}. Acad. L. B. , bij P. van der A a en elders. Zie Mearsii, Ath. Bat. , p. 349; Soermans, 'lead. Reg. , bl. 55; Paquot, Mem. , T. III. p. 403; De Riemer, Beschrijv. v. 's Gravenhage , D. II. bl. 122; Siegenbeek, Gesch. d. L. H., D. II. bl. Bang a, Gesch. der Geneesk. , D. I. bl. 226 , 327, D. V. bl. 116; Exercit. , p. 185; De Vitae Term. , T. II. p. 447; B e v e r o v i c i i , 430; Walaei Ep. de motuchyl , achter Bartholinus, /hat. renovata L. B. 1673, p. 199; Diemerbroeck, de Peste , p. 112; Opera omnia Ultraj. 1685; Vollenhoven en Schotel, Brieven van Maria van Reigersb. ; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. , D. II. bl. 110, 114; W i t t e , Diar. ad an. 1647; Phileleuth. Tunaretis col. Monum. p. 99, 100; G. J. Vossii, Epist. , LI. p. 106; Kobus en de Rivecourt; Jocher; Biogr. Univ. , Bibl. gen. med.; Surin­ g a r , Geschied. d. Geneesk. a. d. L. Hoogeschool. SCHREVEL of SCH.REVELIUS (THEopoRus) werd in 1572 te Haarlem geboren , ontving aldaar onderwijs in de oude talen van den beroemden Cornelius Schonaeus, toen rector der Latijnsche school aldaar , werd zelf conrector aan die school , en nadat Schonaeus van zijn ambt afstand had gedaan , rector. Na dit ambt 24 jaren met lof bekleed te hebben , werd hij , verdacht van de remonstrantsche gevoelens te zijn toegedaan , afgezet , en begaf hij zich naar Leiden , waar hij privaat-onder­wijzer der zonen van de heeren Obdam en Schagen werd. Intusschen wenschte men te Haarlem wederom met hem te verzoenen , en Schrevelius zou op nieuw naar Haarlem zijn vertrokken, indien het rectoraat te Leiden , door de afzetting van Lettingius vacant geworden , hem Diet was aangeboden. Hij bekleedde het tot zijn overlijden 2 December 164.9. Hij huwde Maria van T eilin g en , geb. in 1570, overleden 20 Julij 1652. Schrevelius was een zeer geleerd man , en beoe­fende ook de Latijnsche en Nederduitsche poezy , gelijk wijlen zijn leermeester C. Schon aeus. Hij schreef o. a. Het beteg en overgaanvan den Bosch, en lie gruwekke pest le Leiden in 1635 en anderen. Voorts heeft men van hem : Ode in yratiam iny. et doct. adolesc. S. de Beaumont etc. L. B. 1594. lrophaeum Pelusiacum , quo Harlem° Batavos ob res in Pelusii obsidione anno M. C. LXXXVIII feliciter gestas do- navit Fredericus I lmperator. Harlemi 1598 4°. Herdrukt in zijn Harlemum 1647. (Holl. vert.) Triumph van Damilten op sich selven , anders verhandelt , ye­ lyck die in de glasen op de yroote zale der H. Vroedschappen , der stadt Haerlem , van Jan Bouchorst , yeschreven staet. Har- Zemin etc. L. B. 1647. 12°. A' XEVxastov , sive de Patientia libri IV , malorum omnium averrunci. L. B. 1623. 8°. Palaemon , 8. de oeconomia et laudibus scholarum. Acces8it ejus oral. select. syntagma. L. B. 1626. 12°. ap. Elsevirios. Eucharisticon ad Deum opt. max. ob res feliciter gestas Prin­ cipi8 Frederici Henrici. Harlemum , s. urbis Harlemensis incunabula L. B. 1647, door hem zelven in het Nederd. vertaald , onder den titel van D i rk Sch revel, Harlemias , of de eerste stichtinghe van Haarlem. Ald. 1648. 4°. Herdrukt en vermeerd. met hist& aantt. tot 1750 m. pl. 1754, en nieuwe uitg Amst. 1765 4°. Lzjkrede op Ai. Harpertsz. Tr om p. (vert. uit het latijn van A. Thysius). Zie Valerius Andreas, Bibl. Bel g., p. 831, Bibl. Bel g ; Fop- pens, Bibl. Belg . , T. II. p. 1128; Paquot, Mem. , TAIL 400; Leven van C. S. vOor zijn Harlemias (Ned. Overz.) J. Cr ucii,Orationes , a. 1693, Antv. p. 511; C. Barlaei, Epp. , p. 96;Saxe, °nom. , T. IV. p. 93, Anal. , p. 575; Morhofii, Polyh.Liter , T. I. p. 336; Brandt, Hist. der Ref. D. IV. b1.193-195; C.de Koning, Tafereel der stad Haarlem , D. IV. bl. 22, 23; van der Aa, .117 . B. A C. Woordenb. ; rar. Bodel Nijenhuis, Biogr. 32 Naaml. der Plaatsb., bl. 129; Hoogstraten; Kok; Nieuwen­huis; Kobus en de Rivecourt; Borrichius, de Poetis sert., V .B185; Hoeufft, Parn. Lat. Rely., p. 105; Peerlkamp, de Poetis. Lat. Neerl. p. 183; Over.B, 1844 bl. 239; Art. v. d. Schuere (J.) ; Muller, Cat. v. portr. SCHREVELIUS (Mr. THEODORUS) , zoon van Cornelius Schreve u s , werd den 16 December 1643 te Leiden geboren , stndeerde in de regten, trad in zeedienst en woonde een zeeslag bij , werd later te Leiden veertig, schepen en burgemeester, welke laatste waardigheid hij acht maal bekleedde , werd meernaalen afgevaar­digd naar de vergadering der Staten-Generaal , was lid der admira­liteit te Amsterdam , en overleed te Leiden den 12 Januarij 1704. Hij huwde den 19 October 1677 Eli sa be th van Peene, dochter van Pi eter van Peene, koopman te Lei-den , en Emerentia de Vroede. Zij was in 1653 geboren, en liet 2 zonen en 5 dochters na. Part. berigt. SCH.REVELIUS (CoRNELius) komt bij Witsen Geysbeek als dichter van een kluchtspel voor , getiteld: De kluytige schoenlapper of nieuwe Hondeslager. 1702. Lie Witsen Geysbeek, B. A. C. W., D. V. bl. 242. SCHRIJVER (CoRNELIus), of C o r n. S c ri bonius of Graphaeus, werd in 1482 te Aalst geboren , studeerde te A.ntwerpen in de fraaije letteren en oefende zich vooral in de poezy en rhetorica. Zijne verdiensten verwierven hem het burgerregt van Antwerpen en de betrekking van griffier of secretaris dezer stad , die hij waarschijnlijk in 1535 , na den dood van Pieter Gill e s , aanvaardde. Toen de gevoelens van Luther omstreeks 1520 te Antwerpen bekend werden , ombelsde hij ze , doch hij herriep ze opentlijk den 6 Mei 1522 , toen ook de schriften van Luther verbrand werden. Hij bleef tot zijn dood toe de letterkunde , poezy en toonkunst beoefenen. Zijne vrouw Adrian a Phi li p s, met welke hij in 1515 gehuwd was, overleed den 19 Augustus 1550 , en hij den 19 December 1558 , in den ouderdom van 76 jaren. Hij werd in de Cathedrale kerk te Antwerpen begraven. Zijn por­tret komt voor bij Foppen s. Hij gaf in het licht: Exprooratio in Diocletianum, pro Divo Pancratio. Lovan. 1515. Coniugandi et declinandi regulae. Antv. 1529. 120. Confagratio Templi D. Mrarae Antverpiensis. Antv. 1534. 4°. , ook in de .Monunzenta sepulchralia van Fran c. S wee r-ti u s. (Antv. 1613. 12°.) p. 49-53. Ex P. Terentii Comoediis Latinissimi Colloquiorum yosculi , ordine selecti ; una cum ejusdent Poetae insignioribus sententiis. Paris. 1533. 12°. Jam denuo recognitis , atque recenti auctario illustratis. Antv. 1535 16°. 1551. 12°. Monstrum Anabaptislicum, rei Christianae pernicies. Carmen heroicum. Antv. 1535. 12°. Sacrorum Bucolicorum .Eclogae Ire& Antv. 1536. 12°. Pacis inter Carol= V. , Imp. Caes. Aug. , et Franciscum I regem Christianissimum, ad Aguas Mortuas in agro Narbonis initae Descriptio pei Corn. Scrionium Graphaeum. Ejusdem ob Caesareurn ex Hispaniis iter per medias Gallias in patriam, ac praecipae in suae Majest. urbem Antverpiam Gratulalio. His accessere alia hand iujucunda. Antv. 1540. 4'. Enchiridion Principis ac Magistralus Christiani , sive Prue­ ceptiones quaedam ad docendos Principes ac Magistratus , e Veterum libris. Colon. 1541. 4°. .Descriptio &flatus Antverpiani, a Carolo V instituti. Antv. 1541. 4°. Querela proditi Christi per novos hujus temporis Ischariolas Turco-Christianos. Antv. 154.3. 4°. Paraphrasis Psalmi C. XXIII, in turpissimum scelestissimi cujusdam praedonis Martini a Roshem Gelro-Galli latrocinium. 1549. 12°. Spectaculorum in susceptione Philippi, Hispaniarum Prin­ cipis , Caroli V. Imp. filii, anno M. D. XLIX. Antve'rpiae aeditorum mirificus apparatus descriptus per Corn. Scrib. Gra- phaeum. Antv. 1550 fol. In 't Fr. La ire8 ayreable, tres mag- nifique et triumphante Entree du Prince Philipes d'Espaigne ; ensemble la vraye Description des Spectacles, Theatres , Arens triumphaux, etc. tesquels ont ete faictz en s a reception en la ville d' _Anvers. 1549. Antv. 1550. fol. Ook in 't VI. De seer 8choone, wonderlijcke , triumphelijcke incompst van den hooy­ mogenden Prime Philips , Prince van Spaeynen , Caroli des viilden Keysers sone , in de stadt van Antwerpen. Anne M. CCCCC. XLIX; deur Grapheurn der selver stadt 8ecretaris warachtelijck in 't Lalijn besciereven. Antw. 1550. fol. Historia de Gentibus septentrionalibus , auctore Olao Alaimo , Gotho , iirchiepiscopo Upsatensi, Sueliae et Gothiae Primate ; a Cornelio Scribonio Graphaco ... sic in epilomen redacta, ut non minus dare quam breviter quicquid apud septentrionales diynutn est , complectatur. Antv. Jean B a illet. 1562. 12°. met slechte houtsneden. Er bestaat een andere editie bij Christ. Plantyn in 12°. Argurnenta vOcir de Christiades van H i e r. V i d a. Harlemi. 15&2. 12°. De nativitate Christi carmen pastorale. — Antverpiae Enco­ ?taunt. Andere gedichten in de Deliciae Poet. Belg. T. II. Cornelii Graphei , captivi , ad Deum Opt. Max. guaerimonia , in carceri8 anyustia non sine lacrymis effusa. Ex autograph° Ger­ hardi Noviomayi Gildenhaurii ededit L. J. Janssen , in Kist en Roij aards, Kerk. iirchief, D. VI. bl. 151 volgg. 32* Zie Sweertii, Ath. Belg. , p. 19 5 , 196, Monum. sepulor , p. 33 ; Antw. Chron. (1743 4°.) p. 20 ; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 150, 151; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 218; Paquot, Mein. , p. 603, suiv. Niceron , Mom. , T. XL. p. 260-264 ; S axe, Onom. T. III. p. 123, Anal. p. 600 ; Catal. Bibl. Bunas. T. I. vol. II. p. 1599 ; D a n. Gerdes, Hist. Evang. Renovati , § VI. ad p. 20 ; Freytag, Anal. Fitter. , p. 396 ; Hoeufft, Parnas. Lat. Belg. , p. 9, 10; Peerlkamp, de Poet. Lat. Neerl., p. 61, seqq. ; Archi­ ves Philol. , N°. 5, p. 204 ; Kist en R o y a a r d s , Kerk. Archie f, D. VI. p. 153-167; Thuanus, list. sui temp. L. VI. F. Edit. Genev. , 1626 (C. G. Anti,. revocatio et abjuratio 1521); Gerdesii, Serin. Antiq. , T. VI. § 1. p. 496 ; Plakaetboek van Vlaenderen , bl. 89 volgg.; Bra ndt, Gesch. d. Ref. D 1. bl. 71; Bibl. Univ. ; Bibl. mod. gen. , Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Jocher; Rotermund. SCHRIJ VER (ALEXANDER) of G ra p h e u s , zoon van den vorige , te Antwerpen geboren , legde zich ook op de let­teren toe , en word even als zijn vader secretaris zijner ge-boortestad. Hij genoot den omgang met L o d e w ij k G u chardin en Abraham Ortelius, en overleed v6Or 1585. Hij beoefende gelijk zijn vader de latijnsche poezy. Men heeft van hem : .dlexandri Graphei , a secretis amplissimae Reipubl. Antver- pianae in Orbis terrarum civitates colloquium. Interloquutores Thaumastes , Panoptes , v6Or de Civitates Orbis terrarum van Georg Bruin. Colon. Agripp. 1572. fol. Zie Sweertii, Ath. Belg. , Val. Andreas, Bibl. Belg. , p.T; Foppens, Bibl. Belg. , T.T. p.T; Paquot, Mem., T. I. p. 606 ; Pe e r 1 k amp, de Poet. Lat. Neerl. , p. 104. SCHRUVER (ABRAHAM) , kapitein ter zee, die zich in ver­scheidene zeeslagen , in het laatst der 17de eeuw roem verwierf. Zie J. C. de J onge, Gesch. v. Neerl. Zeewezen , D. IV a. bl, 522. SCHRUVER (CoRNELis) , zoon van Philip Schr ij v e r, (die volgt) werd in 1688 te Amsterdam geboren. Naauwelijks tiers jaren oud begaf hij zich , onder leiding van zijn vader, in zeedienst , en werd op zijn 16de jaar tot luitenant , en op zijn2 5 ate tot kapitein bevorderd. Zeer waarschijnlijk woonde hij , op het sehip van zijn vader , den aanslag tegen Cadiz , de overwinning in de baai van Vigos , het innemen van Gibraltar en de hevige zeeslag bij Malaga bij. Het voorbeeld en de lessen van dien bekwamen zeeman en van den kundigen vice-admiraal Jan Gerrit van W a s s en aar, wiens gedachtenis tot in zijnen hoogsten ouderdom bij hem in groote eere bleef , zullen hem dien standvastigen moed ingeboezemd en die grondige kennis verleend hebben , waardoor hij zich boven de meeste zijner tijdgenooten onderscheidde. Hij was een dapper en kundig maar stiff hoofdig zee•officier , die hoogelijk met zijn eigen denkbeelden ingenomen was , en dik­werf met minachting op anderen nederzag. Wegens de aan­houdende kaperijen der Algerijnen , en de daaruit voortvloeijende belemmering van de Nederlandsche zeevaart , zonden lands staten in 1724 den schout bij nacht Car el Go din derwaarts om over den vrede te handelen. Vermits echter de vredehandel geen voortgang had , besloten de onzen tot weerwraak op de roofzieke stoorders van den handel. Den 11 Junij 1724 ont­moette kapitein Sch r ij v e r , tusschen kaap Vincent en Lagos , een Algierschen kaper van 36 stukken geschut , dien hij aan­tastte en vermeesterde. Zijne dapperheid bleef niet onbeloond. Hunne Hoog Mog. kenden hem eene belooning toe, en de admiraliteit van Amsterdatn begiftigde hem met een gouden kop. De zaak der belooning bleef echter lang achter , en eerst , bij resol. van den 24 Febr. 173 t besloot men hem voor het gemelde bedrijf en het later veroveren van een Saleesch roofschip in eens de som van f 8000 toe te leggen. Nog in October van hetzelfde jaar 1724 maakte hij jagt op een anderen kaper. Doch deze ontkwam hem door hard zei­len , zO6 nogtans , dat hij 't bij Tetuan moest op strand zetten , waar hij den brand in zijn eigen schip stak. Twee jaren later werd de vrede met Algiers gesloten. Gedurende den oorlog hadden de roovers een menigte matrozen en andere schepelingen van de Nederlandsche schepen genomen en tot slaven gemaakt. 't Liep aan tot 1729 eer 's lands staten middelen te werk stelden , om deze ongelukkigen te lossen , en eenige nieuw ge­rezen geschillen bij te leggen. Toen zonden zij kapitein Schr ij­v e r met 6 schepen naar Algiers. Zijne zending gelukte , doch nog was hij niet teruggekeerd , toen men bier te lande het berigt ontving , dat op nieuw vier Nederlandsche koop­vaarders door de kapers van dien Roofstaat genomen en opge­bragt waren. Hierop vertrok Schr ij v e r op nieuw naar Al­gerie , waar hij den 24 Mei 1724 met zijn smaldeel aankwam. Terwijl hij zich daar beyond werden twee Nederlandsche O. I. schepen te Algiers opgebragt. Hier uit ontstonden ernstige bezwaren , doch die door hem werden uit den weg geruimd. Hij toonde hier door zijn onverschrokkenheid en beleid , een waardigen zoon te zijn van dien dapperen Nederlandschen bevelhebber , aan wien , na de heldhaftige verdediging van zijn schip , de beroemde Tour ville de vraag deed of hij een duivel of een mensch was ? Na Algiers verlaten te hebben , kruiste hij op de Marocaansche schepen. Hij vervolgde een Marocaanschen kaper tot op de reede van Salee , waar hij hem noodzaakte over de baar te loopen , op welke het roofschip zooveel schade iced , dat het voortaan onbruikbaar was. Acht dagen later , bij het aanbreken van den dag , ontdekte Schr ij­v e r een tweeden kaper , dertig mijlen westwaarts van Salee. Terstond zette hij hem achter na , hernam weinige uren daarop een door dien kaper veroverden Hollandschen koop­vaarder , joeg het roofschip den geheelen dag t,ot aan den avond , wanneer hij het eindelijk achterhaalde en des avonds ten 10 um de vlag deed strijken. Hij ontving tot belooning van deze heldendaden van Hunne Hoog Mog. geld en van den raad der admiraliteit van Amsterdam een zilver koelvat. Na de vermeestering van dit schip begaf zich kapitein Schr ij­ e r naar Cadix en vervolgens naar het vaderland. Hoe wel­ gevallig het door S c h r ij v e r te Algiers gehouden gedrag aan 's lands overheden was , blijkt daaruit , dat hij door de alge­ meene staten in 1731 benoemd werd om als bevelhebber van een smaldeel ten derdenmale zich naar lien Roofstaat te be­ geven , om de onafgedane geschillen met den Dey te vereffenen , en de nog overig zijnde slaven to lossen, als ook om de Spaan­ sche troepen , die , volgens het verdrag van Seville , naar Italie, ter verzekering van de opvolging door Don Carlos in Tos­ kane , Parma on Piazenza , behoorden over gebragt to worden , derwaarts to helpen vervoeren. Bij zijn aankomst te Algiers , in Junij 1731 , vond S c h r ij v e r den toestand van zaken niet nadeeliger dan hij ze bij zijn vertrek in het vorig jaar gelaten had. De Dey ontving hem met vriendelijkheid , waartoe de geschenken , die S c h r ij v e r had medegebragt , krachtig me­ dewerkten. Terstond werden de onderhandelingen aangevangen , waarin Schrij v e r , ofschoon met niet weinig moeite , boven verwachting slaagde. De gerezene bezwaren wist hij uit den weg to ruimen , en bovendien eenige zeer belangrijke wijzingen te verwerven in het vredestraktaat , die voornamelijk tot strek­ king hadden , om de 0. I. vaarders te vrijwaren tegen onge­ vallen , als aan twee derzelve in het vorig jaar waren overge­ komen. Daarenboven s!aagde hij er in , om op nieuw een vijftigtal slaven to lossen. Met het een en ander verliepen er bijkans 7 weken , waarna hij een plegtig afscheid van den Dey nam , en onder de gewone eerbewijzen nit de baai van Algiers naar Alicante en vervolgens naar Malaga zeilde. Te dezer plaatse gekomen , ontving hij bevelen van den Neder­ landschen gezant aan het hof van Madrid, om zich met zijn smaldeel gereed to houden , ten einde met een Engelsch en Spaansch eskader de bewuste Spaansche troepen naar Italie over te brengen. Doze zaak bleef echter zonder gevolg , zoo­ dat S c h r ij v e r , na eerst to Malaga en vervolgens te Cadix ettelijke weken op nadere bevelen gewacht to hebben , eindelijk naar het vaderland terug keerde. In 173S benoemden hem de staten van Holland tot vice-admiraal bij de admiraliteit van Amsterdam , en vervolgens tot luitenant-admiraal. Hem komt de eere toe , dat hij het eerst 's lands overheid en zijne land­ genooten oplettend maakte op het diep verval der krijgstucht, van den dienst en van den krijgsmansgeest bij de zeemagt van den staat , en de middelen aanwees om die te herstellen, en door eigen voorbeeld aantoonde , op hoedanige wijze men behoort to werk to gaan , om dat to bereiken. Zijne stroeve en ligt geraakte inborst, waardoor hij zich vele vijanden maakte, en zijne te ver gedrevene gestrengheid , deden nogtans zijne pogingen grootendeels mislukken. Sprekende bewijzen beeft Schrij ver van zijne kundigheden nagelaten zoo als twee geschriften handelende over den scheeps-bouw van 's lands oorlogochepen, waarvan het eerste gedrukt is in de Boekzaal van Junij 1755 , en het ander alleen in hands. Voorts schreef hij : Omstandige brief of memorie aan Z. D. H. den Prins van Oranje (Willem IV) stadhouder gnz. over de redenen van het groote vernal van '8 lands zeemagt. Twee voorname Articulen, om te dienen tot redres in de vervallen zeedienst van de republiek en particulier in 's lands zeemayt , tot maintien van de goede ordres , overgegeven in Eebr. 1755 aan H. K. H. mevrouw de Princesse youvernante. Memorie betreffende een tafereel van de cruelle 6ehandeling. A°. 1766. Verdediging van C. Schrijver A°. 1767 , behelzende onder­ scheidene stukken en memorien =trent den vervallen toestand van 's lands zeemagt en nopens de miskenniny hem luit.-admi­ raal aangedaan. Ben uitgewerkt plan tot versterking van he eiland Curacao met daarbij behoorende teekeningen, waarvoor hem door H. H. Meg. den 7 Sept. 1745 een yeschenk van 1000 rijksdaalderswerd toegekend, en andere kleine geschriften van minder be-lang. Op den Cat. der hands& van J. van Voorst bl. 77 n°. 443 komt voor : Copie extracten getrocken nit het verhaal van den luitenant-admiraal Corn. Schrijver wegens eenige principaale enorme behandelingen in de procedure gehouden over Capitain Anthony Livinus liaak aang. zijn zonder exempel onkundiy ver­ zeilen 's lands schip van oorlog. In dmsterdam den 1 Jiebr. 1768. In fol. Hij huwde Maria le Plat, bij wie hij drie dochters had, van welke bij zijn afsterven nog slechts een overig was, die huwde met J. P. d' Orville , schepen en raad van Amsterdam. Hij overleed den 16 Mei 1768. Zie Europ. Mercur., A°. 1724. St. I , bl. 291-295 , St. II. 55 , 58, 229; A°. 1730. St. II. bl. 47-49 , 104-106. A°. 1731. St. II. bl. 115-118 ; W a g e n a ar , Vad. Hist. , D. XVIII. bl. 509 ; Ned. Jaarb. Mei 1768 , bl. 567 ; J. C. de Jonge, Gesch. v. Neerl. Zeew.; D. IV a. bl. 116; D. V. bl. 35-41, 62, 64, 67-75, 106-112, 156, D. VIa. bl. 338, Kok; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. portr. ; Cat. v. Aerssen , (mss.) p. 6. SCHRIJVER (JAN FREDERIK) , gezagvoerder van het schip der Oost-Indische compagnie Ruiskestein , verdedigde zich , 7 Dec. 1766 , mannelijk tegen een kloek Engelsch schip van oorlog en noodzaakte het hem met onverrigter take te ver­laten. Zie dit voorval breedvoerig beschreven bij K o k , Vad. Woordenb., Bijvoegs.) Ned. Jaarb.; A°. 1757, bl. 766 very., Wagenaar, Vad. Hist., D. I. bl. 278 ; J. C. de Jon ge, Gesch. van Neerl. zeew., D. V. bl. 326. SCHRIJVER (PETRus) was doopsgezind predikant te Haar­ lem. Hij overleed in 1743 en schreef:Evangeli8che Genadeleer in XX Predicatien. Gron. 1709. 8°. Zie Arrenberg, Naamr., bl. 465; Muller, Cat. v. portr. SCHRIJVER (PHILIP) , vader van den viee.admiraal C o r-n elis Schr ij v e r. Omtrent zijn af komst en geboortejaar is niets bekend. Misschien was hij een bloedverwant of zoon van A braham Schr ij v e r , die bij den zeeslag van Solebay voorkomt. Het eerst komt hij voor in den rang van kapitein­luitenant bij den schout-bij-nacht , graaf van Stirum in 1679 , zoo dat wij mogen aannemen dat hij als adelborst en luitenant de twee laatste Engelsche oorlogen zal hebben bij-gewoond. In 168 1 werd hij door prins Willem III als extraordinaris en zes jaren later tot gewoon kapitein bij de admiraliteit van Amsterdam benoemd. In dien tusschen tijd had hij verscheidene kruistogten gedaan o. a. een met een eskader onder den schout-bij-naeht Jan van Brakel, in de Middellandsehe zee , ter opsporing en vernieling van Algerijn­sehe roovers. Het eerste groote gevecht waaraan hij deel nam , was de zeeslag, van La Hogue , waarin hij het bevel voerde op het schip Zeeland , van 64 stukken ; en die beroemde overwinning hielp beveehten , door welke het aanzienlijkste gedeelte der Fransehe zeemagt veruield werd. In het volgend jaar (1693) verwierf hij zich uitstekenden roem , door den heldenmoed , waarmede hij op de kusten van Spanje den aan hem toevertrouwden bodem tegen een groote overmagt verde­digde , door welke hij 's lands eskader en een groot aantal koopvaarders redde , en zich tevens de bewondering van vriend en vijand waardig maakte. De twee volgende jaren hield hij zich met de vloot , onder den vice-admiraal Callenburch in de Middelandsche zee op , en werkte mede tot het ontzet van Barcelona en het bombarderen van Palamos. In 1696 was bij tegenwoordig bij de groote vloot , die onder den luit.-admiraal van Almonde eenige Fransche zeehavens vernielde. Bij den aanvang van den successie-oorlog , woonde hij den togt naar Spanje bij , waarin Cadix vruchteloos aangetast en de Fransche en Spaansche oorlogschepen en galjoenen in de baai van Vigos vernield werden. Ook was hij tegenwoordig bij het eskader , dat in 1703 naar de Middelandsche zee vertrok. In het volgend jaar , was hij met zijn schip Gelderland , van 74 stukken , bij de inneming van Gibraltar, een der zes Ne­derlandsche kapiteinen , die deze gewigtige vesting hielpen be­schieten en tot den overgang noodzaakten. In den kort daarop gevolgden zeeslag van Malaga kweet hij zich niet alleen man-nelijk van zijnen pligt , maar onderscheidde hij zich door uit­stekenden moed en beleid. In 1705 hielp hij Barcelona in­nemen : het volgend jaar bleef hij , wegens eenige geschillen met de admiraliteit , aan land , doch in 1707 ontving hij van hetzelfde collegie , een hewijs van vertrouwen , 't welk het in zijne kunde en dapperbeid stelde , door dien hem het ge­bied werd opgedragen over bet vrij aanzienlijk eskader,, dat tot ontmoeting der Oost-Indische retourvloot bestemd was; van welke taak hij zich zoo wel kweet , det diezelfde eere hem het volgende jaar wederom te beurt viel Na zulk eene onder­scheiding , en een trouwe dienst van 30 of 40 jaren had Schr ij v e r molten verwachten bij de eerste gelegen­heid tot schout-bij-nacht verheven te zullen worden. Bit ge­beurde echter niet , een ander werd benoemd en hij zag zich to dien opzigte voor de derdemaal teleurgesteld. Hoe zulks hem griefde , lief zich ligtelijk bevatten , en te meer , wijl hij zich verpligt zag , onder van Aerssen, die hem was voor­getrokken , een geruimen tijd in de Middellandsche zee te dienen , waar hij Sardinie voor koning Karel II bielp be­houden en de vruchtelooze onderneming tegen Cette bijwoonde. Na een afwezigheid van ruim twee jaren in het Vaderland weergekeerd , verzocht en verkreeg Schr ij v e r zijn ontslag , en daalde ruitn een jaar later, gelijk zijn zoon de luit.-admiraal Cornelis Schr ij v e r heeft aangeteekend : "in een doodelijk chagrin over bet hem aangedane leed ten grave." Zie J. C. de J o n g e , Gesch. v. Ned. Zeewezen , D. IVa. bl. 420, volgg. 6, bl. 297, 486, 496, f)68 volgg. SCHRUVER (REmiGius), waarschijnlijk te Middelburg , doch zeker op het eiland Walcheren geboren , was aldaar niuzyk­kunst- en boekdruk ker. Hij beoefende de dichtkunst en was in 16', 0 lid der Middelburgsche rederijkkamer. Ook compo­neerde hij de muzyk voor den len, 5en, 8en, 9en, 20en, 23en , 26en, 32en, 41en , 42en, 43en, 60en, 66en, 67en, en Then der Psalmen van \V esthuyse (zie dit art.) en die van J. Oudaan, Uytbreiding over het boek der Psalmen 1° D. Rott. 1680. Hij overleed den 11 Februarij 1681. Bij zijn over-lijden verschenen verscheidene lijkdichten o. a. cen van Oudaa n. In de boekerij van Jacobus Koning was van hem een hands. getiteld : Eigenhandig geschrift en biografie van 1?emy Schrijver , benoemd musicus en organist. 1676. Zie P. de la Rue, Gel. Zed., bl. 91, 92; Oudaan, Uytbr. d.Psalm. (voorw) ; Dez. Mengelp. , D. III. bl. 534 ; Berigt , voor West-huizens Psalmen bl. 3, Aay., 1870 bl. 196, 414; J. Koning, Cat., D. I. n°. 2099 ; Nieuwejaarsgi ft van Mitte/s Redenhof op de geestige wagers van Pallas, b1.23-30,66; van d e r A a , N. B. A. C. Woordenb. SCHRUVER (J) , dichter uit de eerste helft der 17" eeuw. Men heeft van hem o. a. ' 7 lot van de o'cucht , in Apollo',Harp. bl. 245. SCHRIEVER of SCHRIJVER (PETRus IzAK), zoon van J o. n nes Schriever, werd te Kranenburg geboren , in 1734 als student in de godgeleerdheid te Harderwijk ingeschreven , lien 21 October 1739 te Gendt en Ellekom , den 23 April 1741 te Warnsveld , den 23 Maart 1744 te Deutichem als hervormd lee­raar bevestigd, en vertrok in 1755 van daar naar Deventer beroepen. In 1788 werd hij emeritus en in 1790 overleed hij. werd door Schroder in diens lijkrede op Cremer onder diens voortreffelijkste leerlingen gesteld , en kwam in diens plaats , als hoogleeraar in de godgeleerdheid te Harder. wijk in aanmerking. Zie Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. , bl. 192, 193; Moonen, Naemketen, bl. 8; de Jo ngh, Alph. Naaml. der predd. in Gelderl., bl. 414; B. Keppel, Naamvol. van predd., bl. 141. SCHRECK (GiELis VAN DER) , rederijker te 's Hertogen­bosch , in het midden der 17de eeuw. Er komen gedachten van hem voor in V linings. Redens.- Lust.-114. Zie v. d. Aa; N. B. A. C. Woordenb. SCHRODER (F.), tooneeldichter uit de 18de eeuw. Men heeft van hem Dokter en Koppelaar , klsp. 's Gravenh. z. j., onder de tooneelstukken van het Genootschap Nulla pies. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk., D. I. bl. 25, 192. SCHRODER (GERHARD), zoon van den geleerden Jo h a n­nes Schroder, apotheker te Leiden ; werd den 30 Mei 1708 aldaar geboren , studeerde 6 jaren in de letteren onder P. Burman, aan wien bij allerbijzonderst verbonden was, als­mede onder Ha verk a m p; in het oostersch onder Schaaf en Schultcns, in de regten onder Schultingh. In 1730 verdedigde hij onder B u rrn a n een geschrift de Lictoribus et fasci6us Romanorwn , werd praeceptor, vervolgens corrector te Delft , en in 17'37 te Leiden , na het verdedigen eener diss. inauy.jur. era. ad L. 11. F. F. de Legg doctor in de regten en gaf vervol­(Yens te Delft , behalven onderwijs in de philologie, ook opzet­telijk in het Romeinsche regt. Hiermede verwierf hij zieh zoo veel goedkeuring , dat de regeering hem tot lector der regten benoernde. Terwij1 hij deze aanstelling nog in beraad hield , werd hij den 5 October 1744 tot hoogieeraar in de regten te Harderwijk benoemd , en aanvaardde den 18 Junij 1745 zijne bediening met eene oratio inan 9. de politioris Li- teraturae et Jurisprud. connubio. Weldra met het akademisch bestuur belast , hield hij in Nov. 174.6 eene lijkrede op zijn arnbtgenoot Pagenstecher, na vviens dood hij , ten jare 1747 , professor primarius in zijn vak werd benoemd. In 1756 hield hij zijn tweede rectorale rede uit de advocatorum eloquentia. In Febr. 1759 wenscbte de Geldersche hoogeschool , zoowel als hare zusters plegtig de gedachtenis der prinses gouvernante Anna te vieren , en Schroder door curatoren uitgenoodigd de feestrede te hon. den. Zijne redevoering werd in folio uitgegeven. Bij het eeuwfeest was hij tot Professor Juris Feud -alis aangesteld , en niet alleen toen maar ook in 1757 tot secretaris der Hooge­school. Hij overleed ,den 16 December 1762. Schroder was niet alleen een uitstekend regtsgeleerde , maar ook een beoefenaar der Latijnsche poezy , waarvan hij , even als van zijn juridischen arbeid , eenige vruchten heeft hij in het licht ge­geven. Ook hanteerde hij de Nederduitsche her , teekende zeer fraai , en was een grout liefhebber der bouwkunde. Hij bezat een uitgebreid en kostbaar kabinet prenten , !need uit afbeeldingen (!er voornaamste gebouwen van Europa be­staande. Hij was de vriend van Poot, met wien hij ge­meenzaam omging , en voor wien hij meermalen stukjes uit Latijnsche en Grieksche dichters vertaalde, wier denkbeelden de schrandere landpoeet dan op een bevallige wijze in zijne gedichten moist te vlechten. Schroder vereerde zijne nage­dachtenis ook met een treffende Nederduitschen lijkzang. Als medearbeider van den Hollandschen Spectator heeft hij verscheidene geestige vertoogen en dichtstukken tot dit voor-treffelijk werk geleverd , van hem is o. a. de beschrijving van het karakter van Agiathes qSp. IV. bl. 171-174; (II. bl. 595-599) het gedicht aan Fillis (ald V. bl. 110-112 ; (III. bl. 166-168) en dat getiteld Zielenstriid (ald. N°. 304). Uit de laatste plaats volgt dat hij ook deel heeft gehad aan den zoogenoemden saletten-oorlog. Er is nog een grooten voorraad van onuitgegevene Latijnsche en Nederduitsche Ge­dichten en andere schriften van hem in handschrift voorhan­den , die hij voor de drukpers schetste. Doch in de zomer van 1762 op reis naar Parijs , werd hij te Luik door eene ziekte overvallen , die hem noodzaakte naar Harderwijk terug te keeren , maar hij kort daarna overleed. Hij gaf in het licht : Ora& inaug. de politioris Literatnrae et Jurisprndentiae con­ nubio , ook achter zijn werk Observatt. Juris Libri 1V. Har-derov. 1754. 4°. Notae et animadverss. in Callimacki H iymnos in 068ervatt. crit. et miscell. Vol. V. T. II. p. 260 262. 1735. - Somnium , sive iter Lunariae. Delph. 1735. Observationes in Ovidium , in Observ. Cet. Vol. V. T. III. p. 73 75. - Ora& fun. in Pagenstecherium , op nieuw achter het door hem met voorr. en reg. uitgegeven werk A. A. Pagenstecheri apho- rismi Juris ad Inst. Juris. Ed. 6 auctior. 1746. Elegia de .Themidis Romanae Pais. Hand. 1747. Carmen Gratulatorium. Hand. 1748. 4°. .Elegia in funere acerbissinzo W. C. IL Prisonis etc. Hand. 1752. Observationes Juris Libb. TV V. Harderov. 1754. 4°. Or. de Advocatorunt eloquentiet. Ib. 1754. 4°. Or. funeb. habit. iu obitum .dnnae. etc. Hand. 1759. Ook wordt hem toegekend Catal. Bibl. Gymn. Delphen8. Zie Saxe, Onom. , T. VI. p. 504 ; Ho eufft, Parn. Lat. Belg . , p. 219; Peerlkamp, de Poet. Lat. Neerl. , p. 486; Bouman, Gesch. d Geld. Hoogesch. , D. II. bl. 158 , 183 , 241 , 609 ; Lett. Hist. en Boelcbes. , D. I. bl. 276 volgg.; Witsen Geysbeek, N. B. A. C. Woordenb. , D. V. bl. 243 ; S tuar t , V ad . Hist. , D. I. bl. 532 ; Bibl. te Water, p. 268; Bibl. Meerut. , T. II. p. 189 ; N. Ge­ lehrt. Europa , Th. XIV. § 434 , Th. XVIII. § 487 ; Boekz. d. Gel. Wereld , 1762 b. , bl. 766 ; Dr. W. Bisschop , Justus van Effen , geschetst in zijn leven en werken , bl. 270 , 271 ; Nay. D. IV. bl. 377; Lijk- en Grafdichten op H. K. Poot (achter D. 111. zijner Gedichten , bl. 138). - SCHRODER (JoHANNEs), vader van den vorige , beroemd apotheker en kruidkundige te Leiden , aldaar in 1747 overle­den. Hij maakte zich vooral gunstig bekend toen hij onder aanraden en toezigt van G a ub i u s, eene zeer belangrijke bij­drage leverde tot de Nederduitsche uitgave van het zoo hoog geroemde werk van Robertus de Furvacques, Medicina pharmaceutica, of groote alyemeene schatkamer der droogberei- dende geneeskunst , III D. m. pl. Leiden 1741 fol. Het daar-bijgevoegde ontsloten kabinet der simpliciora of enkele drove•rzjen , de vrucht van lange ervaring en ij verige studie , is ook van de hand van Schroder. Hij craf ook de vertaling van het-geen onder de letteren G en M voorkomt, in het Groot al g.Woordenboek van Hoogstraten en Schuer. Alsmedewordt geprezen zijne onuitgegevene J.Vederd. beschrijviny van Leiden. Dat hij ook de Nederduitsche poezy beoefende , blijkt uit de volgende door hem uitgegevene tooneelspelen. Horace , trip. n. h. Fr. van P. Corneille nagevolg 1. Leyd. 1709. De vrijstermarkt , klsp. o. d. zinspr. Suum clique vitium es& Amst. 1713. Met den titel Schermerhornsche vrijstermarkt. Amst. 1743. gr. 8vo. De buitensporige Minnaar blip (tn, d. spr. Sore sua quemquebeat. Rott. 1718. kl. 8°. Zie B oum a n, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. II. bl. 159 ; Wi ts e n G e y s b e ek , B. A. C. Woordenb. , D. V. bl. 247 ; Boekz. der Gel. Wereld, 1742 a. bl. 309 , Cat. d. Bibl. v. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I b. bl. 192. SC HROEDER (NTCOLAAS WILLEM) , zoon van Johan J o-a c h i rn Schroeder, buitengewoon hoogleeraar in de godg,e- leerdheid en gewoon in de oostersche talen en kerkelijke geschie-denis , werd te Marburg den 29 Aug. 1729 geboren 1). Begaafd 1) Zijne broeders waren Ludwig C o n r a d , hoogl. te Herborn , later te Groningen , Johan W i 1 h e 1 m , hoogl. in de Oostersche talen te Marburg , en Philip G e or g e , hoogl. in de geneeskunde , laatst te Gittingen. met een uitmuntenden aanleg , zou hij reeds op zijn 9de jaar de akademische lessen hebben kunnen waarnemen , indien men zulks niet om zijn tederen leeftijd ongeraden bad geacht. Ongemeen waren reeds zijne vorderinge . in de Grieksche en Latijnsche talen , de wiskunde , wijsbegeerte , kerkgeschie­denis en godgeleerdheid , toen hij in 1734 student werd, maar vooral in de oostersche talen , waarin hij zich den be­roemden Alb e r t S c h u l t e n s tot voorbeeld stelde. In 1739 bezocht hij op een wetenschappelijke reis ook Leipzig , waar hij den beroemden oosterling Joann es Christian us Cl o-d i u s leerde kennen , wien hij als ook aan S c h u 1 tens hij zijn kort daarna verschenen werk Quatuor prima Capita Geneseo8 Turcice et Latino opdroeg. In zijne geboortestad weergekeerd (1743) werd hij na het verdedigen eener disputatio de libertale Dei tot meester in de vrije kunsten en wijsbegeerte , en kort daarna tot buitengewoon hoogleeraar in de Oostersche letterkunde bevorderd. Hij aan-vaardde deze betrekking met een Programma de antiguae lin-guae drabicae origine , en ontving later van den landgraaf van Heseen verlof tot het ondernemen eener letterkundige reis. Op deze reis bezocht hij ook Leiden , waar hij van den rijken schat van oostersche handss. in de bibliotheek der hooge-school gebruik maakte , en in 1745 zijn geleerden Commenta-riu8 de vestitu mulierum in bet Licht gaf , waarvoor S c h u 1 tens eene voorrede scbreef. Te Marburg wedergekeerd , werd hij tot gewoon hoogleeraar in de Oostersche letterkunde , ook in de Grieksche taal benoemd , welk ambt hij met eene °ratiode causis de/ectuum , palms hodierna linguae Hehraeae cognitio laborat, aanvaardde. Niet lang mogt zijn vaderland hem bezitten , in 1747 benoem­den Curatoren der Groninger hoogeschool hem tot hoogleeraar in dezelfde vakken , en beklom hij den 14 Junij 1748 den leer-stoel aldaar, sprekende over de veris cum principiis turn funda- mentie interpretationis linguae cum veteri8 Testamenti Hebraicae, tum Novi Testatnenti Graecae. Den 25 April bevorens was hij to Marburg , na het verdedigen eener _Din. de Christ° ,regnum Deo et patri tradituro ad I Cor. XV : 24-28 , tot theol. doctor bevorderd. Zijn Collegium over het Grieksch, waarop Schroeder zoowel de grammatica als onderscheidene schrijvers , b. v. Lu­cianus, Aelianus en Aristophanes met zijneleerlingen had behandeld , droeg hij in 1752 aan den hoogleeraar v a n Len n e p over , en maakte een aanvang met het onderwijs in de Hebreeuwsche oudheden , volgens de handboeken van I k e­nius en R elan d. Gedurende zijne langdurige loopbaan als hoogleeraar behandelde hij achtereenvolgens bijna alle boeken des 0. T. , sommigen twee en meermalen. Het Arabiesch , Syrisch , Chaldeeuwsch en Arameesch vindt men op de series Lectionunt bij afwisseling opgenomen. Bij het grammatieaal onderwijs gebruikte hij later zijne Institutione8 ad fundamentalinguae Hebraeae (Gron. 1766) , meerrualen herdrukt , en nog in een gedeelte dezer eeuw aan de hoogescholen bij het onder­wija in de Llebreeuwsche taal gebruikt. Ook in Duitschland , zelfs te Clausenburg in 'Leven bergen zag eene uitgave van dit werk het licht. Onder den bijnaam van de Arabier" was de groote man alom bekend. Het nageslacht zal de roem steeds blijven ver­ kondigerr hem, door zijn leerlipg Prof. Mun tin ghe gegeven. Driemaat bekleedde hij het rectoraat en sprak bij die gelegen- heid : De Babelica eermani8 confusione (Grow. 1752) , de prae- cipuis causis fundatae et stabilitae inter Arabe8 religionis Mu- hammedicae (Gron. 1757), de cau8i8 criticae quae in sacro F. T. Codiee exercetur, contemtae aneehac Rneglectae , nunc autem in pretio habitae, diligentergue excultae (Gron. 1787). Sedert 1782 was hij bibliotheearis der hoogescbool. Hij huwde in /782' Cornelia Geertruida Meister­1 i n , die hem reeds in 1787 ontviel. Tijdens zijm overlijden den 30 Mei 1798 , waien er nog twee dochters in !even., van welke de eene rnet mr. J. Ho f st ed e, de andere met F. F. St ei n t z was gehuwd. Rij gaf behalve, de in den tekst genoemde werken in het lieht : Quatuor prima capita Geneseo8, Turcice et kiting, ex ye­ nuino Pentaeuchi Mosaici J18. Codice Turcico eruta, cunt Latina versione et notie succincti8. Lips. 1739. Commentarius de veetitu mulierum Ilebraeorum, ad in. 16-24. L. B. 1745. Din. de prima. cultu8 divini publici institutione ad. Gen. IV: 26. L. B. 1745. Dim. de tabernaculo Molochi et etella Dei Rumphan, ad .dot. VII: 43. Ib. 1746. Dim de BUtuchiani8mo et varii8 eju8 8ecti8. Marb. 1740. Din. de Moabitide ecclesiae hospitio , ad Jets.. XVI: 3-5. Marb. 1747. Satura thesium phililogicarum. 1747. Di88. de voto Jepthae. Gron. 1753. Observationes d6. origine quarumdam Hebraearunt vocum. Gron. 1755, 17'56.Dim. ad selecta S. S. loca. Ib. 1757. Observatione8 8electae ad origines Haraeas. Ib. 1761. Specimen awry. ad quaedam V. T. loca. Gron. 1764. De authentia quarundam Cetibbin. Ib. Di88. ad Canticum Chabacuci, quod continetur. C. 111. Gron. 1781. Zijn Oratio de- Causi8 Crilicae etc. vindt men in Scheidii Opuscula de ratione 8tudii. p. 433-462. Zie Saxe, Onom. , T. VIII. p. 51 , seqq. ; W i llm et, Oratio de retinenda antiqua Batavorum gloria , Amst. 1835 p. 15 , 41 seqq. ; Mu n t i n g h e , Mona Suec. Acad. Gron. , p. 55 , 107 seqq. ; Ham- berger and Meusel , Das Gelehrte Teutschlana ; Progr. inaugurale Prop-. funebre ; Neue Gelehrte Europa , P. XV. p. 730742 ; Critica , V. I. P. IL p. 75 ; Almanak der Academie van -Groninge , 1817 , bl. 5-51; G1 asius, Godgel. .Nederl.; Gedenkb. der Hooges. te Groningen , bl. 73, 74, 75; Collo t d'Escury, Hollands D. roent, Iii a. bl. 407, 408 ; van Kampen, Beken. Geschied. der 1Vederl. letter. en wetens.. D. II. bl. 278 , 279, 280; D. III. bl. 175 , 179 ; Kobus en de Rivecourt. SCHROEDER (LopEwin( COENRAAD), broeder van den vorige , werd den 8 October 1724 te Marburg geboreft, legde zich sedert 1746 aan de hoogesehool aldaar op de regten toe , en verwierf aldaar, in 1748 na de academia' te Jena, Leipzig, Italie en Gottingen bezocht te hebben , den titel van doctor in de regten , na het verdedigen eener Dim de principe imperii, citra Testamentwn de tutela file 824i deponen,te (Marb. 1748). Drie jaren onderwees hij daarna aan dezelfde Akademie , als privaat-docent. In 1753 werd hij tot hoogleeraar te Her- born benoemd, bij gelegenheid dat hij tevens als prorector op­ trad , dock eerst den 24 Januarij 1755 hield hij zijne plegtige inwijdingsrede de vario juris Romani tum recto UPS tun abueu in caussis principum imperii. Den 9 Mei 1768 benoemde de Groninger hoogeschool hem tot hoogleeraar in het burgerlijk regt , en den 17 September d. v. hield hij de oral. inauq. de Jctis Romanis 8uuna in legi-bus interpretandis officium non transgressis. (Gron. 1761). Sedert bet ontslag van van der M a r c k belastte men hem met het onderwijs van het staats. natuur- en volkenregt. Met ijver aanvaardde hij deze nieuwe taak , zoodat reeds in 1775 zijne Blementa juris naturalis socialis et gentium , ten dienste der akademische jongelingschap te Groningen het licht zagen. Onderwijs in de historia juris naturalis, en het it48 gentiutit .Europaearum consuetudionarium, quod vulgo practicum vocant, gat hij telken jare. Zoodra van der M a r c k zijn vroegeren leerstoel weder had beklommen , ving Schroeder op nieuw aan met de lessen , die hem oorspronkelijk waren opgedragen. De degelijkheid van zijn onderwijs straalt ook door in de punten , waairover hij bij de overdragt van het rectoraat sprak : zoo als in 1765 depraetoribus optimis in legibus interpretandis juris civilis cud°. dibus (Gron . 1766) , in 1777 de spuria ilia belli pacisque inter gentes norma quae vulyo tuitina Europae vocatur (Gron. 1777), in 1789 de statu plurimarum Europae reruns publicarum =We in partibus ex antiquo nexu clientelari declarando (Gron. 1789), in 1801 de diversis rerumpublicarum adatibus (Gron. 1801). Hij huwde met M. F. G riiter, dochter van een predikant to Hahnstetten in Nassau—Dietz , en overleed den 25 October 1801. Behalve de genoemde schriften , gaf hij nog in het licht • Specimen Juris Germanici de actionibus personalibus , quae ad rem petendam cunt comparatae apud veteres Germanos in foro rei sitae instituendis. Merb. 1.748. Progr. de actione negatoria apud Romanos pro specie contra­ vindicationis non habenda. lb. 1750. Progr. an actio hypothecaria adhuc creditori adversus de- bitorem pignus possidentem, sit salmi, postquam obligati° per­ sonalise per praescriptionem fait extincta. Ib. 1750. De stipulationibus quibusdam emtioni venditioni apud Roma­ no adjici solitas. Ib. 1751. Progr. num recce a reo hereditatis petition conveniendo adhuc hodie editio tituli petatur. Herborn. 1753. Progr. de imperio magistratibus , qui suffrayiis eliguntur , ad tempus committendo. Ib. 1757. Din. 11'. de legatis ex testament° destituto , cui clausula codicillaris adjeita est , praestandis , Clar. Kiistnero Lips. oppo- sitae. lb. 1758 , 1759. Zie Progr. inaug. , van J. E. Rau, hoogl. te Herborn ; Progr. inaug. van 1761; Harnberger and Meusel, Das gelehrte Teutsch-land; Ausg. VII. S. 321 , S. 628; Muntinghe, 1. c. p. 107, seqq.;Almanak der Academie van Gron. 1813 , bl 91-96 ; Gedenkb. v. Gron., bl. 83; Bibl. Hog., V. p. 676; Kobus en de Rivecourt. SCHROEDER STEINMETZ (LopEwuK ADOLF) werd den 18den van Zomerrnaand 1808 te Groningen geboren , bezocht de Latijnsche scholen , en in 1824 de hoogeschool dier stad. Hier wijdde hij zich aan de regtsgeleerdheid , en de letteren , en verkreeg den 3den van Hooimaand 1830 het doctoraat in beide vakken , na bet verdedigen van een Specimen literarium sisters observationes quasdam , criticase in nonnulla loca vete-rum , en een ander Specimen philosophio-juridicum de officiorumet jurium quae dicitur , collisione. De bewerking van dit laatste specimen , dat zoo in ons vaderland als daar buiten veel lofs inoogstte , en in het algemeen de beoefening van het wijsgeerig regt , dat onder zijnen leermeester de W a 1 zoo zeer bloeide, had echter welligt meer dan zijne letterkundige studien den regtsgeleerde nader geleid tot eene ernstige bescbouwing van de eigenlijk gezegde wijsbegeerte , zoo dat die wijsbegeerte , na het verlaten der hoogeschool, zijn lievelings-studie werd, en hij zich van toen of , met ongemeene vlijt , aanhoudend en bij voorkeur er mede bezig hield. Zijn door het Stolpiaansch legaat te Leiden in 1835 bekroonde verhandeling betreffende den bewijsgrond van Gods bestaan , getuigde van zijne gelukkige beoefening dezer wetenschap. Ook bleek uit zijn vertoog overde eerste grondslagen van het strafwezen. Gron. 1837 , dat de beoefening der regtsgeleerdheid niet door hem uit het oog werd verloren. Zijn stuk over de vraag naar het al of niet genoegzame der menschelijke rede , onder de werken van het provinciaal Utrechtsch genootschap , is niet onverdienstelijk ook gaf hij in 1835 Alyemeene grondbeyinselen der aardriiks kunde. Intusschen bekleedde hij de betrekking van praeceptor aan de Latijnsche school zijner geboortestad. Hij ontving deze aanstelling toen hij , vrijwillig de wapenen had opgevat. Na in het laatst van 1831 zijn ontslag verworven te hebben , keerde hij derwaarts terug, en overleed er den 12 November 1837. Zie A. Schneither, Prolusio Scholastica, Gron. 1837; Nieu wen­ huis; Kobus en de Rivecourt; Sepp, Proeve eener Pragni. Gesch. d. Theol., W. 164. SCI-1ROE DER STEINMETZ (NicoLAAs WILLEM), werd den 2 58ten Julij 1793 te Groningen geboren , maakte zich als mu­ sicus en componist bekend. Hij was tevens een uitstekend bevorderaar der schoone kunsten. Hij zelf bezat eene musi­ kale bibliotheek van meer dan 800 deelen , en was de stichter van het musikale tijdschrift Amphion. Behalve divertissementen voor het groot orchest , fughetta voor de piano , gaf hij in bet licht : De watersnood , cantate voor koor en orchest. God save the king voor 4 stemmen naar 0 n slo w. Thema met variatien voor 4 snaar-instrumenten. Variaties voor de piano. Gezany voor vier stemmen. Gezany met accompaynement der Piano. Quartet voor twee violons , all en bas. Concertino voor de Clarinet. Geboortedayszan , voor vzjf partijen. De Bevalliyheid , koor voor 6 partijen , zonder accompayne- ment. Grakezang voor vier mannen stenzmen ; koren zonder accom- paynement ; Gralyezany voor vier stemmen ; Pot-pouris. Vluytige gedachten over de Opera's Cosi fan Tutu en Frey- schlitz. .danprUzing van yeedelajke muzijkwerken. Over het Quartet en de uilvoering van hetzelve. Over Rossini den componist van Tancredo. Brieven over het leven en de werken van toondichters. lets over de mzczijkale talenten van den 1?omeinschen keizer Nero. Losse gedachten over de verhoudiny van den toondichter tot den toonspeler. _danprijzing van die Serapions-briider van E. T. Hoffmann en Proeve uit der Dichter und der Componist. Bepaling van het denkbeeld van Mon- en toonkunst. De Klarinettist Johan Hermstadt. Hij overleed den 12 November 1826 te Groningen. Bij 33 deze gelegenheid gaf de hoogleeraar :B. H. Lulof s in het Licht Lille/clay. t op het overlijden van den beroemden itionkun­ stenaar Schroeder Steinmetz. Zie G r e g o i r , Les Artistes-musiciens Neerland. , p. 161 , 162; C oi­ 1 ot d'Escury, Boll. roem, D. IV. St. II. bl. 455. SCHROEDER VAN DER KOLK (JACOB LODEWIJK KOEN­RAAD) zoos in dr. Hendrik van der Kolk en Wilhel­mina Schroeder, dochter van Prof. Schroeder te Gro­ningen, we'rd den 14den Maart 1797 te Leeuwarden geboren. Reeds op 15jarigen leeftijd werd hij als student te Groningen ingeschreven , en beantwoordde aldaar de prijsvraag Quae sent emolumenta praecipua , guae ex calorico latente, seu ligato, aeriset aquae ad oeconomiam animalem redundant. Vier jaren later behaalde hij nogmaals het eermetaal over de stremming van hetbloed , later ook bet onderwerp zijner Dissertatie sanguiniscongulantis historia cum experimentis ad earn illustrandam insti-tutis. Na zijne promotie was S. v. d. K. korten tijd genees­heer te Hoorn , doch spoedig werd hij benoemd tot inwonend geneesheer in het buiten-gasthuis to Amsterdam , waar hij zijn vrijen tijd aan ontleedkundig onderzoek en het bijeenbrengen zijner later zoo uitgebreide en schoone pathologisch-anatomische verzameling wijdde. In 1826 verschenen zijne Observationes anatomices pathologici et practici argumenti , vooral handelende over de tubercul. aandoeningen der longen , benevens over eenige andere ziekelijke veranderingen. Van deze obs. dagteekent zijn roem. In het gesticht te Amsterdam , waar hij zijne ontleed­kundige kennis tot die ontwikkeling bragt , die wij in hem bewonderen , werd zijne aandacht ook bezig gehouden door de verpleging van meer dan een 150tal krankzinnigen. Met warmte trok hij zich hun lot aan , bestudeerde den acrd hunner gees­teskwaal en zocht in lijkopeningen naar de oorzaken daarvan. Spoedig hierna werd de behandeling van krankzinnigen zijn hoofdwerkzaamheid , de studie hunner ziekte zijn levenstaak , en in 1825 was de beschrijving van een krankzinnige de voor­looper van een groot aantal meer uitvoerige hoogst gewigtige verhandelingen. Na den dood van den hoogleeraar J. B 1 e u-land te Utrecht , werd hij in diens plaats benoemd , en kort daarop tot mederegent van het krankzinnigen-gesticht , dat zich toen in ellendigen staat beyond , verkozen. Aanvankelijk ge­lukte het hem daarin eenige verbetering te brengen maar eene grondige hervorming moest worden uitgesteld , tot dat eene bijzondere omstandigheid aan zijn wensch een grootere kracht schonk. Toen hij namelijk tot hoogleeraar in de klinische geneeskunde te Amsterdam werd beroepen , werden van alle zijden pogingen aangewend den geliefden leeraar te behouden. Ook de stedelijke regering vroeg„ wat zij daartoe konde bij- dragen , Nverbetering van het krankzinniggesticht ," was het edel- 515 moedig en onbaatzuchtig antwoord. S. v. d. K. bleef te Utrecht, en een geschenk van 1'10,000 aan het krankzinniggesticht was daarvan het gevolg. Alzoo gelukte het den hoogleeraar zijne aangevangene verbeteringen voort te zetten en het zieken­ huis voor krankzinnigen te Utrecht weldra te maken tot een voorbeeld voor alle gestichten in Nederland. Door voortdurend vasthouden aan de taak , het lot der krankzinnigen in Neder­ land te ve•beteren , kwarn hij langzarnerhand in aauraking met personen , wier invloed bij de hooge regering gewigt had , vooral met C. J. F e i t h , die hem krachtdadig in het cloorzetten zijner plannen ondersteunde. In 1839 werd het wetsontwerp over de zorg voor krankzinnigen door dezen en S. v. d. K. opgemaakt , aan de leden der tw eede karner rondgedeeld , en in 1841 met enkele wijzigingen aangenomen. Hieruit ontstonden alle later ingevoerde verbeteringen en de verwijdering van de onge­ sehikte verblijfplaatsen voor krankzinnigen , die aan beestenhok ken gelijk , met ketens en tralien voorzien , geen ander doel hadden dan de afsluiting en bet onschadelijk maken der gekken. Wat Pinel voor Frankrij k was , was dus S. v. d. K. voor Nederland , met dit onderscheid , dat Pin el een speculative ziekte-verdeeling en nosologie heeft geschreven , terwijl S. v. d. Kolk alleen. feiteri heeft opgeteekend medegedeeld en. beoordeeld. Als Pinel reeds lang vergeten is, zal de j uis­ tere kennis van de ziekelijke veranderingen , waaraan sommige gedeelten der hersenen bloot staan , nog blijven bestaan , en met haar ook de herinnering aan S. v. d. K. die ons tot die kennis bragt. S. v. d. K. was ridder der orde v. d. Ned. Leeuw , lid der akade­ mie van wetenschappen , lid der directie van het Utrechtsch ge­ nootschap van kunsten en wetenschappen enz. Hij overleed den 2 Mei 1862. Zie zijne Levensschets door W. V r o 1 i k , secretaris der akadernie van wetenschappen , Utrechtsche studenten-almanak I 863 ; Verslag v. h. verhand. in de alg. verg. v. h. prov. Utr. genoots. , b1. 18 ; N i e u. wenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr., - in voce. SCHROER (JOHAN CHRISTIAN) werd den 29 Julij 1788 te Amsterdam geboren. Na het lager onderwijs genoten te hebben , ontving hij het voorbereidend voor de akademie van zijn oom J. F. L. Schroder, hoogleeraar in de philosophic te Utrecht , en studeerde aan de hoogeschool aldaar onder v a n B e e c k C a 1 k o e n. In 1814 aanvaardde hij de betrek king; van onderwijzer in de wiskunde aan de Fundatie van Rens­ woude te Utreeht, en dezelfde plaats werd hem in 1816 aan het gymnasium opgedragen. Voor zijne talenten in het vak zijner studie pleit vooral dat , na den dood van zijnen leer­ meester,, den hoogleeraar van B e e c k Calkoen, het voort­ zetten der openbare lessen van dezen aan hem werd toevertrouwd 33* en welligt duurzaam zou zijn toevertrouwd, zoo de druk dier tijden het bestaan der boogeschool zelve Diet in gevaar had gebragt. Gedurende 30 jaren was hij met de grootste naauw­gezetheid werkzaam in het wiskundig onderwijs aan het gym­nasium , en toen hij in 1846 bij die inrichting zijn eervol ontslag en pensioen ontving , bleef hij bij de stichting der vrouwe van Rens woude, een engeren kring van leerlingen , al zijne krachten wijden. S. was doctor in de natuurkunde , curator van het evangelisch luthersch senainarie te Amsterdam , en lid der synode van die gemeente. Hij huwde Hendrika H u ij s e r , in 1848 overleden , die hem drie kinderen schonk , Sophia Christiana Gerhardina Petersen Schro­der, Johanna Adriana Schroder, Gottfried Die­t ri ch Schroder, naed. dr. in 1847 te Utrecht overleden. Hij zelf overleed te Utrecht 4 Aug. 1858. Zie Utr. Courant en Oude Rotterd. Courant van 9 Aug. 1858; Part. berigt. SCHRODER (JOHAN FREDERIK LODEWIJK) werd den 318ten October 1774 te Dornberg in Westpbalen geboren. Dertien jaren oud kwam hij , ten einde voor den handel te worden opgeleid te Amsterdam , waar zijn oudere broeder heelmeester was. Toen P. W. Feenstra, een bij den laatsten inwonend student , later leeraar der Doopsgezinden te &leek , 's jongelings leergierigheid bemerkte , haalde hij zijn broeder over hem tot predikant bij het luthersche kerkgenootschap te doen opleiden , en gaf hem het eerste onderrigt in de latijnsche taal. Schroder bezocht vervolgens de latijnsche school te Amsterdam , en woonde ook eenige lessen der hoogleeraars aan het Athenaeum bij. Van daar ging hij naar de hoogeschool te Halle , waar hij van 1795-1798 als student in de godgeleerdheid vertoefile , en o. a. het onderwijs genoot der hoogleeraren in de phi­losophie J. H. Tieftrunk en L. H. J akob, beide ijverige voorstanders der leer van Kant , er tevens de onder van Swinden aangevangen mathematische stadia voortzette , en zelfs op een arrnenschool onderwijs in de wiskunde gaf. In 1798 naar Amsterdam teruggekeerd , werd hij als proponent bij zijn kerkgenootschap aangesteld. In deze betrekking moest hij meestal tweemaal 's weeks preken , 't geen hem op den duur te veel tijd kostte , wijl hij , om zijne bijziendheid , ver­pligt was zijne leerredenen van buiten te leeren. Dientenge­volge nam hij , drie jaren later , afscheid van den kansel , om zich geheel aan zijne wis • , natuurkundige en philosophische studien te wijden , waarbij hem de onagang met Paulus van Hemert in dien tijd van veel nut was. Nog was bij candi­daat tot den H. Dienst , toen bij op de prijvraag der Hollandsche maatschappij van wetenschappen , zvat may men van de uitge- atrektheid der zcereld en de orde , in zcelke de Izemelligchamen , ook met opzigt tot ons wereldstelsel , geplaatst zijn, sedert de waarnemingen der latere sterrekundigen , bijzonder die van Her• schel en Schr5ter , als wel bewezene of hoogstwaarschijnkke waarheden , vaststellen , de gouden medaille mogt behalen , terwijl het antwoord van E. F. Wrede, hoogleeraar te Berlijn , de zilveren wegdroeg. .fan den naam , dien hij daardoor verwierf, had hij het vooral te danken , dat hij in 1803 aan het hoofd van 's lands zeevaartkundige school geplaatst werd. Hij moest nu aan 60 kadetten , aan boord van het fregat Eu­ridice , waar deze inrigting toen was, in de geschiedenis, phy­sica , mathesis en aanverwante vakken onderwijs geven. Dit fregat , met 250 koppen bemand , was eerst te Hellevoet­sluis , vervolgens te Fijenoord gestationeerd , doch teen dit schip later in werkelijken dienst moest gesteld worden , werd de maritime school naar Enkbuizen verlegd , en ook daar bleef S. met den rang van kolonel er aan werkzaam. Na negen jaren dienst werd hij , die , naar de meening van Napoleon , zijne kweekelingen te veel liefde voor het vaderland inboezemde , ontslagen , en de inrigting opgeheven. S. ging nu met zijn gezin naar Amsterdam , en leefde daar zonder bet hem beloofde wachtgeld van f 1400 te genieten , gedurende drie jaren als ambteloos burger , hield zich in dien tusschentijd met ma­thematische philosophische en letterkundige studien en den om-gang met de kundigste en aanzienlijkste mannen bezig , en trad er , zoo bij de rnaatsehappij Felix meritis , waar bij ook reeds vroeger lezingen bad gehouden , als bij de Hollandsche maat­schappij van kunsten en wetenschappen als spreker op. De jaarlijksche vergadering der laatstgenoemde opende hij in 1815 als voorzitter met eene voorlezing over de redekunstige voor- schriften van Cicero , getoetst aan die der zedewet en bijzonderlijk aan bet geborl der waorheidsliefde. In het volgende jaar (25 Jan. 1816) ontving S. zijne benoeming tot hoogleeraar in de wis- en natuurkunde te Utrecht, en aanvaardde zijne betrek-king ma eene redevoering Ue nzajoribus corporum coelestium pernzulationibus , quatenus ex its progression naturae in his corporibus formandis suspicari licet. Nu eerst was S. op zijne regte plants; maar niet genoeg dat bij zijn ambt als hoogleeraar in de wis- en natuurkunde met ijver behartigde , nam hij eenige jaren later ook het onderwijs in (!e logica, vervolgens in de metaphysics en andere vakken van bespiegelende wijsbegeerte op zich. Zijn onderwijs was boeijend , afgetrokken denkbeelden en beschouwingen wist hij boeijend voort te dragen. Zijne lessen werden clan ook Diet alleen door studenten , maar meermalen door doctoren in verschillende vakken en predikanten bijgewoond. Bij dien veelomvattenden werkkring wist S. nog tijd te vinden de be­langen van het luthersch seminarie, waarvan hij curator was , te behartigen. Niet alleen was hij een uitmuntend wiskun­dige , maar tevens een uitstekend philosooph , een groot taal- en letterkundige , met de Grieksche en Latijnsche , de gewone nieuwere talen zelfs met het Spaansch , Italiaansch , Deensch en aanverwante talen bekend. Tot in vergevorderden leeftijd las bij het bock Job , de profetien van Jesaias en andere gedeelten van het 0. T. in het Hebreeuwsch. S. was ridder van den Nederl. leeuw , secretaris van bet prov. Utr. genoots. , lid der lste en 3de kiasse van het kon. Nederl. inst. , voorzit­tend lid der conimissie tot het vinden der lengte op zee, het verheteren der zeekaarten enz. , der Maatsch. van Nederl. let­terk. enz. Hij huwde in 1809 Margaretha Antonia Heems­k erk, en overleed te Utrecht den 20sten Maart 1845 als rus­tend hoogleeraar. Hij schreef: Over de ruimte in P. van He m e r t' s Magaz.voor de krit. wtjsbey., I). IL bl. 2 7 5 volgg. Proeve onz de werkiny der twee yrondkrachten door de zwaarle­ krachten door den vorm der liychamen aan te toonen. Ald. D. III. bl. 102 volgg. D. IV. bl. 108 volgg.Wat may men van de uityestrekth,eid del • wereld enz. in Natuurk. verhand. v. h. Bataafsch yenoots. de) • wetenschap , te Ilaarlem. D. IL St. I. Redevoeriny over de menigte van vaste starren aan den Hemel yeplaatst , en de besluiten , welke wij hieruit kunnen trekken opzigtelijk de uitgestrektheid van he Heelal. Redevoeriny over he verhevene. Beide geplaatst in fly. Lad. Letteroef. voor 1810 Mengelw. bl. 129 volg. en bl. 133 volg. Orat. de majoribus cet. in Suppl. Ann. Acad. _Rheno-Traj. in 1835-1816. De nostra cognitione animi , comparata cum cognitione rerunz corporearum in Ann. _Acad. Ritmo-7 1ra', 1823-1824. Over den aard der zielkunde en de werkiny der teruyroepende verbeeldingskracht. Zalt Bommel 1828. 8'. Over de prikkelbaarheid in [Perk. d. 1 ste Cl. v. h. kon. Ned. inst. Amst. 1835. De menscheliike kennis eene teekenskunde , in Fakkel , 10e jaary. bl. 129 volg. Bijdragen to de beschouwiny van de waarheid der mensche- lijke kennis (1832-1835).Blementa Matheseos plow. Ultraj. 1831-1834. 2 t. Verhandeling over de meetkunclige bepalinyen. Arnst. 1835. 2e dr. 1840. Hevig werd S. over (lit geschrift aangevallen door den hoogl. J. de G e l d e r. Hij verdedigde zich daarop in zijn bovengemeld geschrift. Bijdrage tot de beschouwing van de waarheid en berigten en ve•handelingen over de •eevaartkunde. Amst. 1837. Nieuwe volgorde dezer beriyten en verhandelingen. Ald. 1840. Zie 13 o ti m a n , Oratio bij het neerleggen v. h. rectoraat , "Mr. 1845 , bl. 49-66; G. J. M u 1 d e r , Onze leermeester J. F. L. Schro- der : Een woord tot zijne leerlingen. Rott. 1845; Verslag en Handel. v. h. kon. Ned. instit. 1845,.184-187; Hand. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1845,.27-32; Domela Nieuwenhuis, Twaalf Pre-ken uit het O. T., bl. 253 volgg.; de wijsgeer .T. F. L. SchrOder door .T. Douwes , pred. te Leens; Muller, in Catal. v. portr. in voce. SCH.RoDER (GOTTFRIED DIETRICH) werd den 23 Jan. 1761 te Bielefeld geboren. Hij wijdde zich reeds vroeg aan de heelkunde , waarin hij zulke vorderingen =aide, dat hij in 1787 een plaats als militair geneesheer bij een der Pruisische regimenten te Berlijn ontving. Hier woonde hij ook gedurende drie jaren de lessen der beroemde hoogleeraren bij , ver­ volgrens vestigde hij zich te Amsterdam , waar hij als stads­ heelmeester werd aangesteld en den 4 Maart 1835 overleed. Hij was lid der commissie van geneesk. toevoerzigt, heelmees­ ter van het buiten-gasthuis, lid en later besturend lid van het genootschap ter bevordering der heelkunde , mede curator van het legaat van Monnik hoff, lid v. h. prov. Utr. genoots. en van het genoots. unita fortior te Hoorn. Hij gal in het licht : Waarneming over een aanmerkelijk yroote vleeschprop in den Baarmoeder-schede in Prijsverh. v. h. lieelk. yenoots. 2 D. St. Il. Oyer een aanmerkelijk beenverlies van het yrootste yedeelte van het voorhoofdsbeen. Ald. D. V. St. 2. bl. 149. Zie Levensschets van G. D. SchrOder , met afb. in Lancet 1839 , St. II. bl. 149; Holtrop, Bibl. med. et chir. , p. 320. SCHUBBRUCK of SCHAUBROCK (PIETER) in 1542 te Antwerpen geboren , en tot 1605 als schilder werkzaam, hield zich omstreeks 1597 te Neurenburg op. In de galerij te VVeenen be­ vindt zich van hern. ecne schilderij , voorstellende De brand van Troje. Hij zou een leerling en navolger van Jan Breugh el zijn geweest. Zie Kramm. SCHUER of SCHEUR (EvERHARDus VAN DER), waarschijnliik te Utrecht geboren , althans in den jare 1577 , studeerde denkelijk te Leiden in de regtsgeleerdheid , en was vervolgens een zeer ver­ maard pleitbezorger te Utrecht in de eerste helft der 17" eeuw. Hij was zoo gezien , dat er in eene verzameling van Utrechtsche Consultatien van 1620 tot 1640 verschenen , 12 A, 14 zijner Consultatien voorkomen , en dat zijn portret , dat ons een snedig en fiks gelaat vertoont , na zijn dood gesneden werd door den vermaarden graveur J. G. Br onchorst, wiens werk boogst zeldzaam voorkomt. Op zijnen dood , in 65jarigen leeftijd , in den jare 1642 voorgevallen , rnaakte de Amst. hoogl. Casparus Barlae us , een tien regelig latijnsch lijk­ dicht , dat we hier teruggeven. Aspice , quem pacis studiis secrevit alemnum , Illa reis nirnium litigiosa .Themis. Maluit arbitrio dirimi , quam j ure , querels , Et facilis stricto praetulit aequa foro. Dum trahit invisas Minois Curia causas, Abrumpit lentis jurgia grata togis. Nunc Themidis , nunc Iuris babes , placidissime S c h u ri , Praemia et aethereo Iudice salvus abis. auique boni civis partes patronus obisti , Post obitum super is desinis esse reus. Het is, in folio, onder zijn in 4°. portret gedrukt. Zie ook C. B a r 1 a e i , poemala , ed. 1655. Part. II. p. 534. Hij is echter nergens elders vermeld geworden dan met een enkel woord door E. A. Sandbrink, in zijne acad. dissert.de advocatorum in Belgio Septentr. juribus ac doctrinel. Traj. ad Rh. 1849 pag. 76. Particul. berigten. SCHUER (JAN LODEWIJK) gaf in bet licht : Nederland$ merkwaardiyste gebeurtenissen sedert bijna twee eeuwen vervattende een aaneengeschakeld verhaal der wisseival­ ligheden, ons vaderland overyekomen, beginnende met den over­ drayt der Nederlanden , door den keizer Karel V in den jare 1555 en eindigende met den dood van Willem IV van Oranjen,in den jare 1751. Amst. 1752. 3 dn. 8°. m. pl. 2de dr. Utrecht. 1767. 8°. m. pl. 3 d. Beknopte Beschrijviny van de stadt .Dantziy en het kasteel Weisselmunde met afbeeldd. Amst. 1735. 8°. Hij werkte ook mede (hoeveel weten we niet) aan het be-kende Groot alyem. Woordenboek van David van Hoogstraten. Amst. Utr. en 's Gravenhage. 1733. m. 7 deelen , in fol. en met J. H. H ubner, gaf hij Alyemeene llistor. en Geogr.Boekzaal. Amst. 1741. 3 dn. Zie A r r e n b e r g , Naainr. , bl. 465 ; Cat. d. Moats. v. Nederl. Letteric., D. II. bl. 368 , D. III. bl. 319; D e tV i n d , Bibl. v. Ned. geschieds. SCHUERE (JACOB VAN DER) uMeenenaer" volgens den titel van de door hem berijmde en in 1612 to Haarlem uitgegeven: Tristia , ofte Truerdichten van Publ. Ovidius Nam , ver­ taeld door M. iheod. Schrevelium , ter beyeerte van Karel van Mander. Zie Wiesen Geysbeek, B. 4. C. MD. V.b1.248.; Muller, Catal. v. portr. SCHROOIJESTEIJN (ZAcHARIAs). Deze zee-officier behoorde tot de voormalige koloniale marine in Ned.-Indie. Reeds in 1805 trad bij in den rang van kapitein-luitenant. Hij onder­scheidde zich bij menige gelegenheid , onder anderen in 1821 bij de overwinning van Palembang, waarvoor hem de militaire willemsordc van do derde klasse verleend werd , aismede in 1823 bij de expeditie tegen de Padries op de westkust van Sumatra , waarvoor hem bij koninklijk besluit van 27 Mei 1824 bijzondere tevredenheid betuigd werd. In 1824 kom­mandeerde hij Z. M. koloniale korvet Zwaluw en vergezelde daarmede 's konings fregat Eurydice , waarmede de gouverneur­generaal van d er Cape 11 e n de reis deed naar de Molukken. Hij overleed te Soerabaya als kolonel ter zeehaven en equipage­meester , tijdens het bestuur van den gouverneur-generaal D e Eerens. Part. berigt. SC .1-1RoTER (C.) Arrenberg vermeldt van hena : Woor. denboekje, vervattende de kunstwoorden in de Chirurgische Ana- tomise/le boeken voorkomende. Arnst. 1750. 8°. Zie .Naamr. , bl. 465. SCHUKKING (LucAs) werd den 27 Mei 1803 te Meppel ge-boren , en bezocht de lagere en latijnsche scholen aldaar. Op de laatste leerde hij onder den rector J. D. Wetsels te denken en zelf werkzaam te zijn. In Augustus 1821 werd hij student te Groningen. Zijn leermeester T. A. Clarisse wekte in hem den lust voor kerkgeschiedenis in den geest van van Heusde op. In deze geschiedenis verdiepte hij zich geheel en al , ten einde een helder overzigt te verkrijgen over de ontwikkeling van het Godsrijk. Sterken invloed oefende ook op hem de kundige en geeEt- voile predikant te Meppel , Alexander de Konin g, in 1827 overleden. Deze laatste bevestigde hem in October 1826 in den heiligen dienst te Peperga en Blesse , niet ver van Steenwijk. In 1827 vertrok hij naar Zuidwolde in Drenthe , en in 1839 kwam hij als predikant naar Groningen. Hij overleed den 17 Maart 1851 en na zijne begrafenis (21 Maart) schreef zijn vriend Prof'. P. Hofstede de Groot: lets over L. Schukkiny , ge- plaatst in het Godyel. Iiidschrift Waarheid in Liefde. Juarg. 1851. bl. 436 volgg. Hij is tweemaal gehuwd geweest , eerst met Anna Po pp e (1833) en vervolgens (1817) met J. W. M. M. Sanne s. Hij gaf in het licht: De moyekkheid dat het koninyrijk Gods van een volk wordt wegyenomen. Cron. 1841. Zie Waarheid in Lielde , 1841. bl. 207. Onderzoek naar de oorzaken, welke Jezus zelf heeft o_pgegeven van zijne verwerpiny door de loodsche natie, en of diezelfde oorzaken noy bestaan bij velen, hij wie het Christendom yeen inyany vind t, dan of' de tijd daarin verandering heeft teweey­ yebragt. Ald. 1841. II. 25*. Verhandeliny over de redenen welke Jezus yebruikte , om de mensehen tot het geloof in Hem Bbeweyen. Ald. 1842. II. 197. Onderzoek in hoeverre de taal en zeyswifze der Biibels bij­ zonder yeschikt yerekend may worden ter mededeeliny van Gods openbariny aan menschen. Ald. 1843. I. 51. Waarop hebben wij te lellen in de geschiedenis der kerk , oni in dezelve de openbariny van het voortdurend leven van Christus te zien ? En , hoe moden wij bij dit onderzoek de geschiedenis der kerk met de yeschiedenis van Jezus zigtbare verschijning op aarde verbinden ? A Id. 1843. III. 517. Moeten wij om Christus in zijne heerlijkheid to zien, Hem ook in de geschiedenis der kerk yadeslaan ? Zoo ja , hoe open­ baart Hij zich dan in die geschiedenis der kerk als Gods Zoon. Ald. 1844. IV. bl. 741. Hoe zijn de voorstellingen des Nienwen Verbonds onztrent de heerschappij van Christus en de regering van God te vereeniyen? Md. 1846. I. 57. SCHULD (A.) schreef : Waarneming omtrent eene bloedvloeijing nit de longen (haemo­ phytis) bij een paard , met eene bijvoeging van A. Nuinan , in Tree- en artsenijk. magazijn. 1830. D. II. St. II. he opyewekte teeldrift, een gewoon verschijnsel bij de inwen­ dige pokziekte , of paarlziekte van het rued , bevestigd dooreene waarneming. Ald. Zie Holtrop, Bibl. med. et chir. , p. 320. SCHULENBURG (J. VAN) bloeide te Groningen in het midden der vorige eeuw en maakte zich als dichter hek end , b. v. door een Lijk-klacht ter Uitvaart van enz. 2116ertus Al­ berthoma , predikant te Groningen , overleden in 1758. Gron. 1758. 4° ; Grafschrift op Sicco Gookinga, burgemeester van Groningen; Groningen in ronwe over het aisterven van Johande Drews enz. Zie van der A a, N. B. A. C. Woordenb. SCHULENBURG ( .) of SCHULENBURCH, scheepshopman die in 1572 de zijde des konings hield. Zie V elius, Beschrijv. v. Hoorn , bl. 327; Wagenaar, Vad. Dist. , D. III. bl. 356 ; van R ij n , Bijv. en Nal. , op D. VI van Wagenaar , bl. 82. SCHULENBURG (JOHANN MATHIAS baron VON DER) nam als generaal aan de zijde der staten deel aan den successie­oorlog , en wel aan den slag hij Oudenaarden , het belcg van Rijssel , hielp Doornik winnen, voerde het bevel over het leger van prins E u g e n i u s hij Malpiaquet , en hielp Bethune innemen • Zie zijn Leben and _Denkwiirdigkesten aus Original-queilen bearbeitet Leipzig 1834. 2 d. ; B oss c h a , Neerl. Heldend. te land , D. II. bl. 410, 411, 428, 455, 465, 504. SCHULER (JoHANNEs) , theol. dr. en predikant te Sundert (1643), Dinteloord (1647), Rozendaal (1653) en Breda (1656) , waar hij ook Prof. in de philosophic was , en in 1676 overfeed , sehreef : Danck.predicatie , over de ylorieuse herstellinge van Carolus Gedaen den 23 Mey 1660. Amst. 1660. Tractaet ofte Philosophische ondersoeckinge van de conzeten. Waerby kompt een speciale Historie van de comeet , die yhesien is yheweest in de nzaenden van Dec. 1664 ende van Jan. 1665. Met een Bysvoeyhsel van de comeet versclienen in April 1665. Midts y. een Astronomische uytlegginge , ende een Gener. Astro­ nom. Proynosticatie des selfde. Uyt het Latyn overyezet.' s Gra-venh. 1665. Zie Soermans, Kerk. Reg. , bl. 154, 158, 159,160; van Goor, Beschrijv. v. Breda, bl. 76 ; M uller , Cat. v. Pam, . , D. II. bl. 123, 180. SCHULERUS (CARoLus) , predikant in de Leur,, werd den 9 October 1678 te Harderwijk tot doctor in de geneeskunde gepromoveerd. Zie Soermans, Kerk. Reg. , bl. 158; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 369, 370. SCHULL (mr. PETER STEVEN) , zoon van Peter S c h u 11, med. dr., en Abigael Martha Vitringa, kleinzoon van Steven Schull, kolonel bij het regiment Randwyck, en groot majoor kommandant der stad Zalt-Bommel , werd den 11 Febr. 1791 te 's Hage geboren. Reeds op zijn derde jaar verliet hij het ouderlijk huis om in dat zijner tante J. C. Schull, echtgenoot van F. Pistorius, notaris en procureur te Dordrecht over te gaan , dewijl deze de verdere leiding en opvoeding van den eenigen zoon haars broeders had op zich genomen. Te Dordrecht bezocht hij de latijnsche school onder den conrector o s en den rector A. Verbeek, en vertrok in 1807 naar de hoogeschool te Leiden , waar hij met Hugo Beyerm an, later hoogleeraar te Deventer ,Commelin, van der Mee, M. A. van der Bank, later predikant bij de Waal­sche gemeente te Utrecht , en Moser de lessen van W y t t e n­bach, Siegenbeek, Hageman en Brugmans bijwoonde. Den 19 April 1811 promoveerde hij in de regten op theses, en zette zich , na een jaar te Brussel te hebben doorgebragt, als advocaat te Dordrecht neder,, en volgde tevens in 1814 op zijn verzoek , zijn oom als notaris op. De urea aan zijn toenemende praktijk ontwoekerd , wijdde hij aan de belletrie en bij voorkeur aan de lezing van latijnsche gedichten , van welke hij een vrij aan­aanzienlijke collectie had. Ook de hollandsche letterkunde en poezy vond in hem een ijverig beoefenaar,, daarenboven bespeelde hij nu en dan de latijnsche lier. Hij was medeoprichter van het genootschap Diversa sed Una , waarin hij vele voorlezingen hield. Ook was bij een werkzaam medelid van het Dordsche departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen , en een ijverig heoefenaar der geognosie. Hij had een rijke verzameling van steenen , naturalien en ertsen , die hij zelf had bijeengebragt en geclascificeerd. Sedert 1822 was hij lid van het genootschap ter bevordering der Natuurlijke llietorie, te Groningen , en sedert 1830 van La SocieteGenealogique de France te Parijs. De Maats. van Ned. Letterkunde to Leiden telde hem sedert 1823 onder hare leden. Behalve een menigte verhandelingen en beoordeelingen in de van 1832-1835 door hem uitgegevene Bijdrage tot Boeken-en Menschenkenni8, (met den dichter van der Hoop) de Vriend des V aderland8 , Almanak van Blijgeestigen , Xon81- en Letterbode, Natuurkundige Bijdragen en Militairen Spectator , 1834-1835 gaf hij afzonderlijk in bet licht :Redevoering over de verdiensten van Mirabeau. Dordr. 1826. Herinneringen aan Dr. Crol. Dordrecht. 1829. Ernsi en Luim. Dordr. 1829. Karakteristiek der IP el8prekendheid. Dordr. 1829. De overgave van Antwerpen. Dordr. 1830. Dieryk en Dorothe van S. van Hoogstraten, nieuwe uitg. met aanteekk. en een levensschets van den dichter. Dordr. 1831. Vertellingen in Proza en Poezy. Dordr. 1834 (met A. v. d. H o o p). Boogspanning , benevens levensschets van den overledene , door J. C. van R ij n e veld, Dordrecht 1835 uitgegeven. Vooraan zijn portret met handteekening en gedicht van A. van der Hoop. Zijn Akademie-vriend G. H. Moser schreef aan hem een Epi8tola critica de Horatii carminum Hofmanni Peerlkampi recensione. HIj huwde in 1817 mejufvrouw G. Hord ij k , en overleed te Dordrecht den 4 Augustus 1835. Zie J. 'V a p , Aan Schull ; de Bosson. Bedevaart naar het graf van mr. P. S. Schull; Rijneveld t. a. p.; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. ; .Taarl. Verslag der Maats. v. Ned. Letterlc., 1835 bl. 18; M. A. van der Bank, Over mr. P. S. Schull en de Neandergrot in Rec. v. d. Rec., XXXIV , 1841. II. 282; Mull e r, Cat. v. portr. , in voce. SCHULLER TOT PEURSIJM (Mr. CHRISTIAAN LODEWIJK) , zoon van Lo dew ij k Schuller, een verdienstelijk zee-ollicier , werd te Oud-Alblas , waar zijn moederlijke grootvader , Jacobus Johannes de Jonge van Peursum predikant was, den 7 Julij 1813 geboren. Op zesjarigen leeftijd verloor hij zijn vader,, en werd toen door zijne moeder aan de hoede van zijn grootvader toevertrourd. In Mei 1820 , toen hij bijna zeven jaren mid was , vestigde zi;ne rnoeder zich te Dordrecht, waar hlj bet onder­wijs genoc t van R. van der P ij 1 in de moderne tales. In 1825 verttck zijne moeder naar Utrecht , waar hij de latijtische school bezocht , en later onder de uitstekendste leerlingen van den rector dr. A. E k k e r behoorde. In 1880 gordde hij ook de wapens aan en nam als kanonnier 2de klasse bij het bataillon vrijwillige arteleristen dienst , en keerde in de eerste dagen van 1833 te Utrecht terug , waar hij zich met den besten uitslag twee jaren aan de beoefening der letteren en vier jaren aan die der regten wijdde , en in den aanvang van Junij 1838 doctor in de beide regten werd , na het verde-digen eener dissertatie De necessitudine tum morali tum civili inter patronum et liberim. Hij vestigde zich daarop als advocaat te Utrecht. Na een korte uitoefening der praktijk , genoot hij reeds in hooge mate het vertrouwen en de achting zijner mede­burgers. Eene poging om met eenige zijner vrienden en arnbt­genooten een regtskundig tijdschrift uit te geven , en waarvan werkelijk van Maart tot September 1839 dertien goed geredi­..eerde nummers onder den titel Themis verschenen , mis­lukte. Gelukkiger was zijne poging in hetzelfde jaar , om in het luimige of humoristische genre eenige proeven te leveren , de toenmaals nog al sensatie makende Utrechtsche Brieven , waarvan de uitgaaf , na het i8e nummer evenwel weder gestaakt werd. Sedert besteedde hij zijne uren van uitspanning aan de beoefening der regtsgeleerdheid , en gaf achtereenvolgens hetBurgerlijk welboek en het Wetboek van strafoefening met aan-teekeningen in het licht. Te midden van dezen praktisch nuttigen arbeid liet S ch u 1-1 e r zijn letterkundigen arbeid niet varen , schreef zijn Toor-lezing over Don Quyote , vertaalde eenige stukken uit het Zweedsch, Deensch en Servisch , en aanvaardde met zijn vriend J. I. D. Nep v eu de redactie van het Algemeen LetterlievendMaandschrift en gaf hoogst belangrijke stukken zoo in de rubriek Boekbeoordeelingen als Mengelicerk. Eerst na een ruim dertienjarigen onverdroten arbeid gaf hij de redactie over. In 1847 kon Schu 11 e r den wensch Diet weerstaan , zich ook eenigzins op staatkundig terrein te bewegen , en den 1 Mei verscheen het eerste nummer der Politieke Bijdragen tot de Geschiedenis des V aderlands. Zijne poging om zich tot lid van den stedelijken raad te doen kiezen , waartoe hij zelf zich in een Brief aan het kiezers-collegie tot candidaat had voorgesteld , mislukte , doch in 1855 werd hij auditeur bij het militair geregtshof. Te midden van zijne veelvuldige bezigheden van allerlei aard , voltooide hij een reuzenwerk , namelijk de vertaling van Cervantes Don Quyote. Den 12 Deeember 1859 trad hij nog eenmaal voor het pro­vinciaal geregtshof in een belangrijke zaak als pleitbezorger op , korten tijd daarna overleed hij (1 Apri11860). Hij huwde in 1846 T. M. van der Bank, en was lid en bestuurder van het prov. Utr. genoots. , honorair lid van het mede door hetn opgerigte Historisch genootschap , lid der maats. van let­terkunde te Leiden , enz. Ook was hij lid van verscheidene kerkelijke collegien. Hij gaf in bet licht : Verzamelde berig ten orztrent de krijgsbevelhebbers bij Nieuw­ poort , 2 Julij 1600. Utrecht 1836. Het Burgerlijk Wetboek , met Aanteekeningen. Utrecht 1841 , later ald. 1854, en onder zijne medewerking herzien en aan­ gevuld door mr. H. Waller, toenmaals advocaat , later grit­ fier bij het kantongeregt te Utrecht , tretboek van Strafvordering en van Koophandel, het laatste onder medewerking van mr. H. Waller. Utrecht 1843, 1857. Reglement van orde en discipline voor de advocaten. Utrecht 1848. Voorlezing over Don Quyote. Utrecht 1842. 8°. De kapel, eene der vrije phantasien uit het provincierozen­ both van C. J. I. 4lmquist , rector der nieuwe elementaire school te Stockholm (vert. uit het Scandinvisch) Utrecht 1839--49. De vernuftige jonkheer Don Qugote van de Mancha , door Michael Cervantes de Saavedra. Haarlem 1854 en volgg. 4 d. Ook bezorgda hij de uitgave van eene door P. L. F. C. v o n Eichstorff, vervaardigde vertaling van Tegners Friljois Saga. Utrecht. 18 5 0. Zie Volksvriend , Maandblad v. d. Ned. vereen. tot afschaffing v. d. sterken drank , 1860 n°. 167 ; Levensberigt door J. 1. D. N e p v e n in Levensschetsen uitg. door de Maats. v. Ned. Letterk. , 1860. SCHULTENS (ALBERT) den 23 Augustus 1686 te Gro- ningen geboren , openbaarde reeds in kinderlijken leeftijd zijn ongemeenen aanleg , en was nog gees veertien jaren oud , toen hij als student aan de akademie zijner geboortestad werd ingeschreven. Wel was hij bestemd om eenmaal het leeraars­ ambt in de Hervormde kerk te bekleeden en werden zijne studien daar naar ingerigt , doch vooral vond het hebreeuwsch in hem een ijverigen beoefenaar , en reeds toen vereenigde hij daarmede een grondige studie der overige oostersche talen , vooral van het arabisch , dat naar zijne overtuiging bij de ver­ klaring van bet 0. T. te veel was verwaarloosd. Na verdedi­ ging van eene dissertatio de Otilitate linguae Arabicae in interpretanda sacra scriptura onder den hoogleeraar B r a u­ nius (1706) , begaf hij zich naar Leiden , waar Salomon van Til hem belangrijke arabische handschriften mededeelde , en hem het vooruitzigt werd geopend , dat men den rijken schat der academische boekerij voor hem ontsluiten zou. Van Leiden begaf hij zich naar Utrecht , waar bij huisgenoot was van H a d r i anus Reeland, op wiens raad hij zijne Animadversones in Jobum in het liebt gaf. Schulte n s was nu 22 jaren oud , keerde naar Groningen terug , werd proponent , in 1709 doctor in de godgeleerdheid en gaf zijne Animadversiones criticae ad varia loca h. 1'. in het licht. Reeds was de aandacht op dezen jeugdigen geleerde gevestigd , en zulks niet minder toen de oostersche letterschat te Leiden voor hem werd geopend , 527 en hij zich aldaar gedurende twee jaren met het naauwkeurig onderzoekeu en bestudeeren der handschriften doorbragt. In­ tusschen werd hij in 1711 tot predikant te Wassenaar beroe­ pen , waar hij echter niet ling bleef, , daar hij reeds in 1713 tot hoogleeraar in de hebreeuwsche taal te Franeker beroepen werd. Den 9 November van dat jaar aanvaardde hij zijn post met een Oratio de fontibus , quibus , et quibus omnis linguae Hebraeae notitia manavit , horumque vitiis et defections. Vier jaren later werd hem ook bet ambt van aeademie-prediker opgedra­ gen. Hier was Sc h ul tens op zijn plaats , krachtig bevor­ derde hij , en moedigde hij de beoefening der arabisehe taal aan , begon zijne school een heilzamen invloed op de ver­ klaring van het 0. V. uit te oefenen en was hij voor de Se­ mitische 't geen Tiberius Hem st er huis voor de grieksche letterkunde was. Zestien jaren had de Friesche hoogesehool hem bezeten , toen hij (in 1729) tot regent van het staten­ collegie te Leiden benoemd werd , terwijl hem de titel van Intrepres legati arneriani werd opgedragen , en hem vrijheid geschonkeii het oostersch te onderwijzen. Drie jaren later be­ noernden curatoren hem tot hoogleeraar in de oostersche letter­ kunde en den 20 Junij 1732 aanvaardde hij deze betrekking met eene ()ratio de linguae Arabicue antiquissima origine , intima ae sororia cum linguae Hebr. cognatione nullisgue secu­ les praejlorata puritate. Later werd hem ook het onderwijs in de hebreeuwsche oudheden opgedragen , dat hij den 26 Sep­ tember 1740 inwijdde met eene Oratio de tabernaculo Afosis. S eh u 1 ten s was niet alleen de hervormer der hebreeuwsche taalstudie , zoowel door zijn voortreffelijk onderwijs als ge­ leerde schriften , maar ontwikkelde en bewees bet gevoelen dat men de oostersche taalstudie eigenlijk niet met het hebreeuwsch maar met het arabisch behoorde aan te vangen. Op deze wijze werd een belangrijken tak van wetenschap teweeggebragt , die gewigtigen en heilzamen invloed op de verklaring van het 0. T. moest hebben. Velen juichten hem toe, doch ook niet weinigen konden het dulden dat de oude en zwakkere methode door hem werd verworpen. Hij had hierin geen voorganger gehad , alleen C h r i s t i a a n Rau had daartoe eenige wenken gegegeven. Tot zijne voornaamste tegenstanders behoorden Driessen, Taco Hajo van den Honert, en vooral de beroemde Johann es J a co bus Reiske, hoogleeraar in het arabisch te Leipzig. Al deze tegenstanders konden de kracht der waarheid , die Schult ens aan zijne zijde had , wel voor een oogenblik belemmeren maar niet verbreken. Zijn school had reeds mannen gekweekt , die zijn helder inzien over het vooroordeel zouden doen zegepralen. Hij mogt dat nog niet beleven , maar gerustelijk kon hij deze taak aan zijne leerlingen toevertrouwen. Volgens getuigenis zijner tijdgenooten was S c h ul t en s een braaf , regtschapen en edel mensch , die aan echt godsdienstigen zin zijne beschaving paarde. Vier malen was hij gehuwd , eerst met Eli z abeth Dozy, die hem eene dochter en den beroemden Jan J ac ob (die volgt) schonk. Hij overleed den 26 Januarij 1756. Hij gaf in het licht : Animadversiones philologicae in Jobum , cum Specimine Obser- vationum Arabicarw n , in totum Valls Instrumentum. Traj. Bat. 1708. 8°. Animadversiones phil. et crit. ad varia loca Vet. Testa-ments. Amst. 1709. 8°. Originum Hebraearum T. II. Quorum prior cum adiecta Orat. inaug. Francquerana. Franeq. 1724. 4°. Alter, cum vindiciis Tomi 1. nec non Libri de defectibus ho­diernis L. Hebraeae et brevibus Stricturis in Considerationes ad novam versionem L. Jobi adversus cl. Driessenium ; duabusitem Orationibus infra commemorandis. L. B. 1736. 4°. (D ri es-s e n deed zijne tegenspraak hooren in Dissert. de veris causis et auxiliis interpretandi linguarn Hebraeam biblicam et considerationes ad novam versionem , in causa linguae Hebr. ad-versus Arabismi abusum. Fran. 1737 , en In Linguae Ilebr. bibleinteriora et Tristitia Arab. iterum detersa sermoni biblico. Gron. 1739. Vindiciae Originum Hebr. et opusculi de defect. hodiernis linguae Hebraeae eorumdemque resarciendorum tutissima via ac ratione. L. B. 1738. 4°. Excursus tres ad caput I viae veteris et regiae Hebr. conti­ nentis scricturas ad dissertationem histor. de lingua primaeva. L. B. 1737 , tegen F. H. v. d. Honert 's derde uitgaaf van Christus afkomst uyt David. 1737 , en diens Dissertatio de lingua primaeva. 1738. Haririi tres priores consessus Notis illustrati. Franeq. 1731. 4°. Consessus IV . V . VI. cum Monumentis vetustioribus Ara- biae , Notis illustrati. L. B. 1740. 4°. Vita et res gestae Saladini , auctore Bohadinosive Sjeddadi : Nec non excerptamen ex historia universali Abilcedae. Item- que Specimen ex historia maiore Saladini Ainadodini Is­ pahanensis. Omnia cum Lat. versione ; et postrema , cum Notis. Accedunt Index et Commentarius Geographicus. L. B. 1732. fol. Florilegium Sententiarum Arabicarum cum vers. et notis et clavis mutationis .Elementorum , qua dialecti L. Hebraeae , ac praerentim Arabicae , aliquando ab Hebraea deflectant. Adjecta nova editione Itudimentorum L. Arab. Thomae. Erpenii. L. B. 1733. 4°. LiberB, cum nova versione et commentario perpetuo Ibiit , 1737. 4°. 2 voll. in 't Fr. door E. de Joncour t, J. Sacr laire, Allemande. Ibid. 1748. 4°. Eng. door Rich. Gre y. Institutiones ad Fundanzenta L. Hebraeae. Ibid. 1737. 4°. Claudiopoli 1743. 4°. Leidae. 1756. 4°. Vetus et Regia Via Hebraizandi; asserta contra novam, et metaphysicam hodiernanz. Ibid. 1738. 4°. Excursus tres ad Caput I. Viae veteris et regiae Hebr. con­ tinentis stricturas ad dissertationem hist. de Lingua primaeva. etc. Ibid. 1739. 4°. Proverbia Salomonis ; cum versione integra ad Hebraeanz fon- tent expressa et Commentario. Ibid. 1748. 4°. Praemissa ampla Praefatio , qua refutatur sententia Ra6inorum de Lingua Sancta. Th. Erpenii Grammatica Arabica cum Fabulis Locinani et sententiis quibusdam Arabicis. Accedunt Cl. Schultensii Ex. cerpta Anthologiae veterunz Arabiae Poetarum , Lat. conversa et Notis illustrata , nec non Praelatio , imaginariam Linguam , Scriptionem et Lineam sanctam Judaeorunz confutans. Ibid. 1748. 4°. Epistolae duae ad amplissimum F. 0. Menckenium (hoofdre-dacteur der Acta eruditorum, welke zij n vader Otto M e n c k e in 1682 had aangevangen) quibus nuperae recensiones gram maticae Erpen. cum prae fat. et accessionibus ex Hamasa et comment. in Proverbia Salomonis sub examen devocantur. L. B. 1749, tegen het scherp oordeel over zijne methode en ge-schriften door R e i s k e uitgesproken in Adis eruct. Lips.anni 1718. p. 690 seqq. et anni 1749. p. 5. seqq. Orationes pro studiis humanitatis. Franeq. 1720. Oratio de linguae Arabicae origine antiquissima. Ibid. 1729. Oratio de regina Sabbaeorum. L. B. 1740. Oratio funeb. in obitum Lamberti Bos. Franeq. 1718. Oratio funeb. in obitum Campegii Vitringae. Ibid. 1722. Oratio funeb. in obitum Hermanni Boerhavii. L. B. 1738 ; door zijn noon J. J. S c h u 1 t ens in het Holl. vertaald. Leid. 1739. Disputatio de verbis et sententiis ambigua et duplici signi-ficatione valentibus. Franeq. 1726 , 1 7 2 7 . De Muliere sedente in Epha, Zack. V : 5-11. Ibid. 1725. Schultens , Commentarius in jaunt in compendium redactus cum observat. crit. et . exeget. G. J. L. Vogel. Halae. 1773. 1774. 2 vol. A. Schultens Commentarius in Proverbia in compendium re­ dactus cunt observ. crit. G. J. L. Vogel et auct. interpretati­ onibus G. A. Zelleri et Praefate J. S. Semleri. Halae. 1769. Disputatio in locum Marci XIII: 32. Gron. 1709. De utilitate linguae Arabicae in interpret. S. Scriptura. Ibid. 1706. Opera minora. L. B. et Leov. 1769. Institutiones Aramaeae p. 1-332 , (het eenige dat daarvan 34 Historia Joctanidarum en Lexicon Hebraeicum. J o h. Bareuth vertaalde en gaf in het licht zijne dictaten op den Ifeicle16. Calechismns. Dordr. 1777. 4°. Zie Vriemoet, 41th. Fris. p. 762 seqq.; Saxe, Onom„ T. VI.p. 102, 103, Ana. , 638; Ernesti, Nova Biblioth. Theol. , T. III.Part. VIII. n°. VI. p. 756-759. T. X. Part. II. n°. VII. p. 185, 186, T. X. Part. I. n°. 1. p. 1-11; Jo. Fabricii, .Elist. Bibl. ,Part. VI. p. 405-407; C. S tolle, ad Ileunzannun , p. 520, 521;Nov. act. erudita , 1740; Mart. , P. I. p. 132-144, 1748; Dec. p. 689-704, 1749, .7an. p. 5-20, 1775 , Aug. p. 494-407; Ruh n­ keniu s , Elog. Ilenisterh. , p. 33 (ed. Bergmanni p. 18); H. A. Schulten s , de studio Belgarum en literis Arabicis excolendis , p. 40 seqq.; Te 'Water, Narratio , p. 214, 215; J. G. Eckius, Vita .7. .T. Reiskii ; S. F. N. Morus, de vita .1. .T. Reiskii ; D. A. Walraven, Orat. de hermen. sacra cum L. L. atque Antiqq. O. O. studiis necessario copulando , p. 43; S. H. Manger, Orat. panegyr. in auspicium sec. III. Acad. Fris. , p. 25; H. A. Schultens, Orat. de finibus LL. C C. proferendis , p. 10; N. G. Schroeder, Prae f. Observat. select. ad Orig . Hebr. ; Ypey en Dermout, Gesch. der Herv. Kerk. , D. III. bl. 229, very.; Yp ey , Gesch. d. Chr. Kerk in de 18e eeuw , D. III. bl. 438 very., T. III. bl. 53 verv.; Glasius, Godgel. Nederl. ; van Kampen, Beknopte Geschied. der Letter- en Wetens. , D. II. bl. 273-276; Siegenbeek, Gesch. d. L. Hooge­ school , D. I. bl. 257, 266, 267, 271, 276' 301, D. II., Toev. en bijl. , bl. 188, very. 286; J. Kantelaar, Lofreden op II. A. Schul- tens , bl. 70, 71; Collot d'Escury. Roll. roem , D.III.bl. 83-85. A. ID. bl. 391-393; Kist en Roijaards, Archief voor Kerkel. Geschied. , D. II. bl. 187, 263, 379; D. IV. bl. 324, D. IX § 3; Schotel, de Leidsche Bibliotheek ; BjornstRhl, Reizen , D. V. bl. 419, 420; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Strodt­ man n, gelehrt. Europa , Th. VI. S. 319-326; Jocher, Bibl. raisvn., T. XXXVIII. p. 37, XLIV. p. 87, 89, 344 suiv. ; Biogr. Univ. Biogr. goner. mod. SCHULTENS (JoANNEs JAcosus), zoon van den vorige , in 1716 te Franeker geboren, wijdde zich vroeg aan de godgeleerdheid en de Oostersche talen. Op 26jarigen leeftijd leverde hij door zijne dissertatie de utilitate dialectorum orient. ad tuendam integritatem codicis Hebraei (L. B. 1742) het bewijs dat men in hem den erfgenaam en handhaver van den ouderlijken roem mogt verwachten. Kort daarna werd hij hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Herborn. Zijn verblijf was aldaar niet van langen duur. Reeds in 1749 werd hij tot hoogleeraar in de godgeleerdheid en Oostersche talen te Leiden beroepen , en wijdde den 27 September van dat jaar zijn ambt in met een °ratio de fructibus , in theologiam redun­ dantibus ex penitiore linguarum orientalium cognatione. Na den dood van zijn vader werd hem den titel van interpres legati Warneriani en het regentschap van het staten-collegie opgedragen. Sc hult en s was dus in drievoudige betrekking aan de hoogeschool werkzaam. In de oostersche talen drukte hij de voetstappen van zijn vader en was hij hem , volgens het oordeel van bevoegden , niet alleen in grondige en uitgebreide kennis gelijk , maar had zelfs nog weer arabische schrijvers gelezen. Veel geleerde werken bezitten wij niet van zijne hand , maar hoe onvermoeid hij was in de oostersche studien , getuigen zijne schriftelijke aanteekeningen op een groot aantal werken , die later in bezit van den hoogleeraar van d e r Palm zijn ge­komen. Even als zijn vader drong hij ernstig op bet beoefe­nen van het arabisch en van de verschillende oostersche dialek­ten aan , en meende als deze, dat men de oostersche taalstudie niet met het bebreeuwsch moest aanvangen. Onder de kweeke­lingen , die zijne school voortbragt, behooren zijn zoon H e n­ dr ik Albert en de hoogleeraar Scheidius. Dat ook bet Nederduitsch in hem een ijverig beoefenaar vond , blijkt uit zijne geschrevene aanteekeningen op Kiliaan, Huydecoper en Hoogstraten's woordenboek. Glasius gewaagt uitvoerig van de kerkelijke twisten , waarin hij gewik­keld werd , zoo als in de zaak van den Zwolschen predikant van den Os en met den dortschen predikant Bareuth over de uitgave der dictaten over den Catechismus van zijn vader. Hij werd den 27 November 1778 door den dood aan de hooge­school ontrukt. Hij schreef : Lzjkreden op IL Boerhaave , vert. door J. J. S. Leid. 1739. 4°. Dissertatio ad loc. Philipp. II: 5-11. L. B. 1743. Sylloge Dissertation= philol. exeget a diversis Scriptor. edit. sub. pram. A et J. J. Schultens et N. G. Schroederi. L. B. et Leov. 1772-1775. Waarschuuwing op de katechismus-verklaaring van A.Conzrie. Leid. 1755. 4°. Hoognoodig addres aan de faculteit to Utrecht. Leid. 1755. 4°. Brief aan N. Holtius over den pred. A. v. d. Os. Leid. 1755. 4°. Antwoord aan J. Doitsima. Leid. 1755. 4°. Antwoord aan den kerkeraad van Rotterdam. Leid. 1755. 4°. B. Hollebeek Redev. over het toen kleinachten der goddelijke openbaring , vert. door J. J. S. Leid. 1769. 4°. Nieuwejaarsgift aan twee voorstanders der .Pormulieren. Leid. 1754. 4°. Briefwiss. tusschen J. J. Schultens en J. Bareuth over de uitg. v. d. Reid. Catechismus. Hierbij behooren : Openiiart. brief van een Leidsch student. Twee brieven van een Leidsch candidaat. Recensie der brietwiss. in de Ned. Bibl. alle in 4°. Dissertt. de utilitate Diall. 0. 0. L. B. 1742. 4°. Zijne Bibliotheek is den 18 Sept. en volgg. dagen verkocht. 1780. Zijne hss. komen voor op den Catal. Bibl. J. H. van der Palm 1841 , Cat. Libr. mss. qui inde ab anno 1'741 Bibl. Lugduno Batavae accesserunt p. 290 , en op Cat. der Biol. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 61, 62 , D. III. bl. 9. 34* Zie Saxe, Onom. , T. VIII. p. 63, 64; Ferd. Stosch, Nova erud. Europa, T. XVI. p. 1065 seqq. ; Te W at er, Append. Nar. rat. de Acad. Lugd. Bat., p. 41, 224 ; Gerdes, in Scrinio Antiq. , p. 566 ; H. A. Schultens, Orat. de studio Belg. in liter. drab. , p. 43-46 ; E. S c h e i d i u s , Orat. de eo , quod Schultensii cet , p. 6; Kantelaar, Lofred- over H. A. Schultens, bl. 73; 74; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. _Herv. kerk , D. III. bl. 483 very., 491 very. ; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hooges. , D. I. bl. 276, 300, 316, D. II. bl. 204, 205, 286; Glasius, Godgel. Nederl. ; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 320, 321, 332, C ol­ lot d'Escury, Hollands roem , D. III. bl. 85, A. III. b1.393; van Kam pen, Bekn. Gesch. d. Ned. Letter., D. II. bl. 277, 278 , D. III. bl. 182; Ypey, Gesch. v. d. Chr. kerk in de 18 eeuw,, I). III. bl. 442; Sch o­ tel, Kerk. Dordr.; Dez. Gesch. der L. Bibl. ; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Abcoude, Naamr. ; Muller, Cat. v. portr. SCHULTENS (HENRIK ALBERT), zoon van den vorige en van Susanna A malia Schramm, dochter van Johannes Hen delis S c h ramm, bekend door zijn Commentarius in Epist. ad Alum. L. B. 1763. 4°. werd den 15 Febr. 1749 te Herborn geboren , en was naauwelijks een half jaar oud , toen hij met zijne ouders naar Leiden vertrok. Na de latijn­sche school te Haarlem bezocht te hebben , koos hij te Leiden hetzellde studie-vak , waarin zijn geslachtsnaam reeds zoo be­roemd was geworden , en wij dde ook , onder He m s t e r h u i s, Ruh!' keni us en V al ckena er tijd en vlijt aan de be­oefening der latijnsche en grieksche letterkunde. Geen tak der klassieke letterkunde bleef hem vreemd , en toen Schei. dius, die een paar jaar bij zijne ouders inwoonde , naar Har­derwijk als hoogleeraar vertrok vergezelde hij dezen vroegeren deelgenoot zijner oostersche studien , en liet zich daar den 16 September als student inschrijven. Twee jaren later keerde hij naar Leiden terug. In September 1772 deed hij een reis naar Engeland , kwam , na eenigen tijd te Londen doorgebragt te hebben , te Oxford en werd aldaar na bet doen der gewone eeden , als gentleman commoner in Wadham's college aange­nomen , als lid van de universiteit ingeschreven , en tot het gebruik der bibliotheek toegelaten. Den 9 Jan. van het vol­gend jaar vertrok hij naar Londen , en den 9 Maart van daar naar Cambridge. Hij bleef aldaar veertien dagen , en door T de oostersche handschriften. De ont-zocht op de bibliotheek dekking van zekere misstelling in den catalogus , en de opgave van den regten titel van een arabisch m. s. had voor hem dit ge­volg , dat men hem , onder belofte van eene goede belooning , het vervaardigen van een nieuwen catalogus Wilde opdragen. Hij sloeg dit af,, doch vulde in de weinige dagen van zijn verblijf 50 a 60 mss. in den catalogus in , waarvan de titels meest ontbraken , terwijl sommige anderen zeer verkeerd gesteld waren. Be opzichters der bibliotheek rekenden zich daarvoor met recht aan hem ten hoogste verplicht ; en de bisschop van Carlisle bood hem eene billijke belooning voor dezen arbeid aan , waarvoor hij echter bedankte. Na te Oxford tot master of arts bij diploma verheven te zijn , keerde hij naar Holland terug , waar hij reeds den 18 Augustus 1772 als hoogl. te Amsterdam beroepen werd , en den 15 November zijn post aanvaardde met eene Oratio de Minibus orientalium literarum proferendis. Zijn onderwijs werd te Amsterdam op hoogen prijs gesteld. her nam hij tevens ij verig deel aan de-Bibliotheca critica, die W ij t t e n- b a c h begon uit te geven , en nam de taak op zich om die werken , welke tot de oostersche letterkunde behooren , te be­ oordeelen. Na den dood zijns vaders begeerde de Leidsche hoogeschool ook den derde S chult ens te bezitten , en den 1 Maart 1779 aanvaardde hij er het professoraat in de ooster­ sche talen en hebreeuwsche oudheden , tevens met de betrek- king van interpres legati Warneriani met eene °ratio de studio Belgarum in litteris Arabicis excolendis , een redevoering , waarvan zoowel de uitvoering als den inhoud en bewerking grooten lof mogten inoogsten. Sedert was hij een der grootste sieraden der hoogeschool , en vooral in 1787, toen hij het rectoraat bekleedde , ondervond de academie in hem eenen hoogleeraar te bezitten , die aan wijze bedaardheid , mannelijken moed en indrukwekkende achtbaarheid dien invloed kon toe­ voegen , welken ware verdiensten zeldzaam missen uit te oefe- nen. Hij trad als rector met eene ()ratio de origine Arabum af. Zijne school was uitmuntend. Ook wist hij aan zijn ge­ heele onderwijs zulk een smaakvolle behandeling toe te voegen , dat ook bet drooge en dorre daardoor het onbehagelijke verloor. Hij wekte zijne leerlingen op tot het bestudeeren der onder­ scheidene oostersche dialekten en vooral van het arabisch. Zijne handschriften stonden hun ten dienste , en hij zorgde dat bet hun aan geen geschikte leerboeken ontbrak. Een zijner beroemdste leerlingen was J. H. van der Pal m. Hij ver­ trouwde niet veel aan de pers , maar arbeidde ongeloofelijk veel , waarvan zijne hss. op den Catalogus der boekerij van van der Palm ten bewijze strekken. Hij huwde den 10 April 1774 Catharina Elisabeth de Sitter, die hem drie zonen en drie dochters schonk. Na eenige voorafgaande ongesteldheid , die hij telkens scheen over­wonnen te hebben , werd hij den 24 Nov. 1792 door eene kwaadaardige zinkingkoorts aangetast , waaruit eene borstziekte overbleef, die hem den 12 Augustus 1793 naar het graf sleepte. Zijn portret vindt men in het vervolg van Wagenaa r. Ook is hij voor zijne schoone vertaling van het boek J o b door It. V ink e 1 e s in plaat gebragt. Hij gaf in het licht : Anthologia Sententiarum Aralicarum , cum Scholiis Zamachs­ jari , versione latina et notis H. A. S. L. B. 1772. Specimen proverbiorum Meidani e versione Pocockiana. Lond. 1773. Beoordeeling van Kennicotts Biblia Hebraica cum variis lectionibus. Oxon. 1776 et seqq. in Bibl. Grit. V. I. 1. p. seqq. Verslag van Abulfedae descriptio Aegypti, uitgegeven door Michaelis, waarbij hij eene beknopte geschiedenis der Arab. letterkunde voegde in P. II. p. 77 seqq. Beoordeeling van S al. Glassii Philologia Sacra, accom­ modata a Jo. Aug. Dathio , van J. C. F. Schulzii Lexicon et Commentarius sermonis Hebraici et Chaldaici , van J. v a n Voorst, diss. phil. de notabili correctionum Masorethicarunt genere. in P. III. p. 121 seqq. Pars versionis Arabicae libri Colailtzh wa Dimnah , sive Tabularunz Pidpai , Philosophi Indi. L. B. 1786. Na zijn dood bezorgde Schroeder: Meidani proverbiorunz Arabicorurn Pars , Arab. et Lat. CUM notis H. A. Schultensii. L. B. 1795 ; Muntinghe: Het boek Job nit het Hebreeuzasch , met aannzerkingen, door H. A. S. voltooid en uitgegeven door H. Zliuntinghe , Amst. 1794 , en door J. P. Berg ea K. F. Weidenbacht overgezet in het Hgd. Leipzig 17D7 , in welk werk hoofdst. 3-29 door S c h ul­ t en s bearbeid is. Wenckebach bezorgde in 1845 te Leeuwarden de uit­ gaaf van Drie Redevoeringen van S., over de dichtkunde der oosterlingen ; over de bloedwraak en zedeleer der Arabieren ; over de natuurlijhe geaardheid der Arabierezz (eene vertaling zijner rectorale oratie). Hij schreef ook eene Praef. voor 06servationes ad quaedam loca Proverhiorenz Salomonis. L. B. 1793. Op verzoek van S. door C. F. Nagel uit het Hgd. van Arnoldi overgezet. S. voegde bii de nieuwste uitgaaf van Herb elot 's Bibli­ otheque Orientale. La Haye 1777. 4 d. verscheidene vermeer­ deringen niet alleen van R ei s k e , maar ook van hem doch hij had het opzigt niet over de ge,heele uitgaaf , welker inrieh­ ting hem integendeel zeer mishaagde. Hij vertaalde ook het boekje van Eichhorn, over de let­ terkundige verdiensten van Michaelis. Leyden 1791. 8°. Lie Sax e, Onom. , T. VIII. p. 389, Te Water , Narratio , p. 235; Juynboll, Or. de Hamakero, (Ann. Acad. Gron. a. 1835— 1836) p. 52; Lennepii, Memor. Amst. Athen, p. 205, sq. 217 , 263; Valckenaer, Adnot. in Eurip. Hippol. , p. 191; Wytten­ bach, Praef. ad Bibl. crit. , Vol. III. I. p. 6; Paradijs, Orat. de 'Ev&avaotq naturali , et quid ad eanz continuendam Medicina valeat p. 13-15; Wyttenbacchius, Vita Ruhnkenii , p.207, 209; Elogia Tib. Hemsterhusii, etc. ed.; Bergmanno, p. 210, 223, 236, 476; Vad. Bibliotheek , V D. n°. 12 , Mengeliverk , bl. 546, p. 13-15; J. Kantelaar, Lofrede op H. A. S. in het Taal- en Digtlievend Genootschap op den 23 .Tunij 1794 uitgesproken. Amst. 1794. 8'. , met een lat. gedicht van R. van Ommer en, en ook opgenornen in de Redevoeringen en Dichtstukken van K. a n t el a a r , uitgegeven door M Siegenbeek; Bjornstahl, Reizen, D. V. M. 419, 420; Very°lg op Wagen., D. L. bl. 364-380 ; S i e g e n b e e k , Gesch. d. Leidsche Hooges. , D. I. bl. 316 , 322, 327, 424, D. II. bl. 223, very.; Glasius, Godqel. Nederl. ; P. J. Veth, Gids voor 1846 n°. 2, beoord. blz. 174 very. , Beets , Leven van v. d. Palm; Cat. Bibl. v. d. Palm ; J. de Bosch, Prijsverh. over de vereischten in een lolreden, in V erh. d. Maats. v. Nederl. Letterk. , D. II. bl. 278, 569, 577; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; F. Th. Rink, Hein­ rich Albert Schultens , Rign. 1794 ; Mach a elis , Orient. and Eceg. Bibl., IV. Th. S. 132-141; Deutsche Museum, 1779; B. I. May, S. 494, 495; Teissedre l'Ange, in Letterb. , 1846. n°. 2; Mul­ ler, Cat. v. portr. SCHULTING (CoRNELis) werd omstreeks 1540 te Steenwijk in Overijssel , waar zijn vader Michael baljuw en gedeputeerde ter vergadering der staten dezer provincie was , geboren. Hij studeerde te Keulen , maakte groote vorderingen in de grieksche en latijnsche talen en de philosophie, omhelsde den kerkelijken staat , werd theol. licentiaat , en eerst te Keulen hoogi. in de godgeleerdheid , in 1 567 onderwijzer in de letteren aan het collegium Laurentianum te Leuven , waarvan hij later regent werdt. Hoogelijk wordt zijne milddadigheid , vooral jegens arme studenten geprezen. Hij overleed als kanonik van de kerk der H. Apostelen , en van die van den H. An d r a e as te Keulen , den 10 April 1637. S c h ul tin g was een ijverig man , die een uitgehreide kennis bezat , mar die niet altijd met oordeel aanvvendde. Hij gaf in het licht: Een Elegie voor de Confessio Ambrosiana van J o h. N o- pe lius uitgegeven. Col. 1580. 8°. Confessio Hieronymiana ex omnibus Germanis B. Biero­ nymi Operibus optima fide collecta et per locorum theologi­ corum capita , perspicua method° in 4 tomos distributa. Colon. 1580. Bibliothecae Ecclesiasticae , seu commentariorum sacrorum de expositione et illustratione Missalis, et Breviarii Tomi quatuor. Omnia ex puris fontibus orthodoxi8 Patribus, divinorum 0 f iciorum varii8 interpretibus , tam editis , pain manuscriptis, Historicis Ecclesia8ticis , oecumenicis provincialibusque conciliis, Pontificioque jure depromuntur. opera C. S. Col. Agripp. 1599.4 vol. fol. Een werk van breeden omvang , doch waaraan alle historische kritiek ontbreekt. _Ecclesiasticae Disciplinae libri sex, de canonicd et monastica disciplind collapses restauranda. Col. 1599 in 8°. Thesauri Antiquitatum Ecclesiasticarum , e septem prioribus Annalium Baronii Tomis , cum singularibus scholiis adversus Centuria8 Magdeburgensium, et Calvinistas. Col. 1601. in 12°. 7 vol. Tragi-oomoedia Constantini Magni , primi Christiani Impe- ratoris , et S. Helenae. Col. 1602. in 12°. Bibliotheca Catholica , et orthodoxa , contra 8ummam totius Theologiae Calvinianae in Institutionibus Joannis Calvini , et Locis Communibus Petri Martyris breviter comprehensam. Vel palmy Variae Lectiones et Animadver8iones contra taros Insti- tutionum Joannis Calvini. Col. 1602. 4°. 4 t. 2 vol. Refutatio totius Theologiae Calvinianae , praecipue vero qua­ tuor librorum Institutionum Johannis Calvini. Col. 1604. 4°. Hierarchica Anacrisis ; seu Animadversionum et variarum Lectionum libri sexdecim , adversus varios Calvinistarum de Politid Ecclesiae libros , et Synodos ab its celebratas. Col. 1604. 4°. Zie Sweertii, Ath. Belg. , p. 196; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 164; Miraei Scriptures seculi , XVII. n°. 164, p. 267; Harts- heim, Bibl. Colon., p. 66; Foppens, Bibl. Belg. ; R. Simon, Bibl. crit. , T. II. p. 263-283; Paquot, Mdm. , T. III. p. 609-616; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. SCHULTING (COENRAAD) , broeder van den vorige , was licentiaat of doctor in de regten , gedeputeerde der staten van Overijssel en werd meermalen als zaakgelastigde naar vreernde landen gezonden. SCHULTING (PIETER) , broeder van den vorige , en even als deze doctor in de regten. Hij was 28 jaren raadpensionaris te Keulen , deed deze stad belangrijke diensten en maakte zich ook omtrent het Collegium Laurentianum te Leuven verdien­ stelijk. Zie P aquo t,T, T. III. p. 615. SCHULTINGH (JOHANNES) , was eerst to gelijk met W i t­ tichi us, hoogleeraar te Duisburg , en sedert 3 Mei 1656 hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendbeid te Nij­ megen , waar hij ij verig werkzaam bled , tot dat hem tien jaren later eene noodlottige pestziekte in het graf sleepte. Hij was een voortreffelijk kenner der latijnsche en grieksche taal uit de school van J. F. G r o n o v i u s. Zi, jne Annotationes in Auctorem Dialoyi de causis corruptae Eloguentiae vindt men in de editio Hackiana van Quin c t lianus (1665. 8°.) Zij ne aanteekeningen op Seneca, Q u i n c t i l i a n u s en C a 1- purnias Flaccus zijn opgenomen in Io. Fred. Grono- vius, Senecae Rhetor. Amst. 1672. 8°. in de uitgaaf van Quinctilianus van P. Burma n. L. B. 1720. 4°. en vooral in diens uitg. der Declainationes Calpurnii Flacci. Tom. II. p. 791. Zie Saxe, Onom., T. V. p. 122, 123; Burmannus, in Praef. ad Quinctilianum , Steil. 4. pl. 3; ad Syllogen Epistol. , T. II. p. 638 , T. IV. p. 46; Jo. Alb. Fabrieii, Bibl. Lut. , T. II. C. XV. p. 704; Cat. Bibl. Bunay. , T. I. V. II. p. 1595; Opp. Pataroli , T. 537 II. p. 438; Vonck, Beschrijv. v. Doesburg , Voorr., bl. XC; In de Betouw, Quart. Acad., bl. 11; Roukens, Or. de Acad. Noviom., p. 14; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 248, 264; Bibl. Gronov. Pars reliqua , p. 15. SCHULTINGH (CoRNELius), zoon van den vorige , was predikant te Noordwijkerhout (1686), Gorinchem (1687), Am­sterdam (1693), en aldaar gestorven den 12 Junij 1725. Zie Paauw en Veeris, Vern. Kerk. Alphab., bl. 181; Soer­ mans, Kerk. Reg., bl. 38, 91; Croeze, Kerk. Reg. der predd. te Amsterd., bl. 129, vermeerdd., hi. 8; Wagenaar, Amst.; B o u- man, Gesch. d. Geld. Hooges., D. I. bl. 249. SCHULTINGH (AxTomus) , broeder van den vorige , werd d. 23 Julij 1659 te Nijmegen geboren , studeerde te Leiden onder Theo d. Rycke en J. F. Bockelman in de letteren en onder I o. Voet in de regten , en verliet in 1683 de hooge-school , na het verdedigen eener Div. de obligatione naturali (L. B. 1683). Hij bleef nog te Leiden als privaat-docent , en gaf eenige jaren publieke lessen en private eollegien. Den 1 Junij 1690 begaf hij zich , op uitnoodiging van den senaat , naar Harderwijk , om de promotie te besturen en verrigten van den geleerden Pet r us Ouseel, waarna hij den 7 April 1691 tot hoogleeraar in de regten aan deze hoogeschool werd be­roepen. Hij aanvaardde den 5 Julij van dat jaar zijn ambt met eene Or. de optimo genere interpretum juris civilis. Het rectoraat , hem reeds in 1693 , niet lang na zijne inhuldi-ging opgedragen , legde hij in het volgende jaar neer met eene redevoering de malitia advocatorum. In datzelfde jaar werd hij te Franeker beroepen , waar hij den 16 Maart 1695 zijn bediening aanvaardde met een Oratio , qua disquiritur , culpandusne sit Tribonianus , quia Ictorum , qui stante libera Rep. .Romana claruerunt , scripta suppresserit ; ac posteriorum , qui sub Imperatoribus yoruere , Responsa in Pandeclas retulerit. Die hoogeschool had het voorregt hem tot in het jaar 1713 onder hare luisterrijkste sieraden te tellen. Doch in dit jaar moest zij hem aan de Leidsche aistaan , waar hij den 9 No­ vember het hem opgedragen ambt van gewoon hoogleeraar in het regt aanvaardde met eene redevoering de caussis praestan- tiae juris Romani. Sedert mogt deze academie zieh nog ruirn twintig jaar in het licht van zijne ongemeene geleerdheid , be­ gaafdheden en deugden verblijden. Hij overleed den 12 Maart 1734 , en vond in zijn ambtgenoo Vitriarius een waardig vereerder van zijne nagedachtenis. Hij is in de _Effigies bij van der Aa en elders , o. a. v4:56r zijne ann. ad Dig. , door Smallenburg afgebeeld. Men heeft van hem : Dissertationes de recusatione Iudicis ; pro rescriptis Romanorum ; de transactione super contriversiis , quae ex ulti­ mis voluntatibus nascuntur , etiam non inspectis vel cognitis , Morum verbis , recte ineunda. Accedit Oratio de furls prudentila M. T. Ciceronis. Franeq. 1708. 4°. Enarratio partis I Diyestorum constat Disputationibus .&a- nequerae quondam ventilatis , hic vero auctis et expolitis. 4c. cedit Diss. ad 1. I ult. ff. de Quaestionibus. L. B. 1720. 8°. Jurisprudentia vetus Anteiustinianea , cum duabus OrationiOus , inauyurali lranequerana, alteraque de Jurisprudentia Historica. Ibid 1717. 4°. Thesium Controversarum iuxta serion Diyestorum , Decades C. quae disputatae olim .granequerae. Accedit Exercitalio ac Valerii Maximi L. VII. a 7 de Testamentis rescissis , quae inserta ' quaque editioni huius Auctoris, Abr. Torrenii. _Et Vi- triarii Orat. funeb. Ibid. 1.738. 8°. Notae ad Veteres Glossas Verborum Juris in Basilicas , insertae Vol. III Thesauri Juris .Romani. Cl. Ottonis. Orat. Rectorales de Jurisprudentia M. T. Ciceronis. Franeq. 1702. 4°. ; de Jurispr. historica. Ibid. 1712. 4°. ; de MilitateJurispr. Rom. ad alias artes et sententias. L. Bat. 1718. 4°.de anyusta hominis innocentia ad kyon boni. Ibid. 1730. 4°.; Oratio funebris in Jubitum Jac. Perizonii. Ibid. 1715. 4°. Men schrijft hem ook toe : Ey. Ottonis edit. Lat. Paraphra- seos Institutionum Caesarearum lheophili cum additis Observationibus. Leidae , (loch deze is , volgens de uitg. van R e i t­zius, Hagae-Comit. 1751 door Duker bezorgd. J. L. U h 1 iu s gaf to Halle 1770-1774 in het Licht : at zijne Commentationes 4cademicae , quibus selectissimae Juris ma- teriae pertractantur, , met de Orat. funebris van V i t r i a r i u s in 4 d. gr. 8°. In 1778 werden twee afdrukken van het romeinsche wet-boek (Corpus Juris) door Schulting gebruikt , van de erven van den Hoogleeraar Ruck e r , in wiens bezit zij tot dusverre geweest waren , voor eene som van f 2000 door curatoren der Leidsche hoogeschool gekocht. Deze zijn door den hoogleeraar S m a 11 e n bu r g, met zijn eigene aanmerkingen in het Licht gegeven onder den titel van Ant. Sc hultingii Notae ad Diyesta seu Pandectas. Ed. atque Animadversiones seas adiecit N. Smallenburg. L. B. 1804-1820. 7 v. 8°. Zie Saxe, Onom. , T. V. p. 410, dnal. , p. 648; Vriemoet, Ath. Fris. , p. 710---722, Add. , p. 15; J. I. Vitrittrii, Orat.funeb. ; Series Rect. magnif. ad caliem Orat. Cl. Jo. de Gorter anno Alcad. Herderov. .Tubil. 17 48 ; F. Saxe, Or. de A. Schult. altero ge­nuinoque Batavorum Cujacio. Day. 1789; Arntzenius, ad Aurel.Viect. C. VIII. § 3. p. 89 a ; T e W at er, Narratio , p. 26 sq. et205 ; Catal. Bibl. Bunny. , T. I. Vol. II. p. 1595 ; G. Stolle, ad Ileumannum , p. 842 ; Haubold, Instit. .Turis Rom. liter. , p. 142;Struvii, Bibl. .Tur. Sel. , p. 23, 30. 54, 110, 119, 138, 162, 300, 576; Boekz. , 1715, D. I. bl. 83 volgg., 1734, D. I. bl. 602-613; van Kampen, Bekn. Gesch. , enz., D. II bl. 42, D. III. bl. 138 ; B oum a n, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 248, D. II. bl. 52, 53 , T. en B. bl. 174; 176, 409; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecoourt; Jocher, Biogr. Univ.; Biogr. Ozer.mod. ; Cat. libr. Bibl. publ. Univ. L. B. annis 1814-1847, Mat, p. 312; Muller, Cat. v. portr. SCHULTS (WILLEM) in 1828 plaatsnijder te An3sterdam , van wier Kramm Eene zittende Dame gegrav. naar F. v an Mieris, en Een werkend meisje naar Ja n Steen vermeldt. SCHULTZ (J. C.) te Bentheim geboren , was sedert 1775 een der meest vermaarde onderwijzers der latijnscbe school te Oldenzaal. Onder zijn rectoraat begaven zich een menigte leerlingen uit Friesland , Groningen , Drenthe en van elders naar Oldenzaal , en bereikte aldaar de school een tijdperk van bloei , dat na dien tijd sleehts zeldzaam is overtroffen geworden. Hij was sedert 1796 regent der Plechelmus-kerk. Zie Overijss. Volksalm. 1841 , bl. 216. SC HULTZ (JACOBUS Of PRAETORIUS) beroemd musicus , behoorde met Scheid eman, Melchior Schild, compo­nist en organist der St. George- en Jacobi-kerk te Hannover , Paul Syfert, beroemd organist , en anderen tot de leerlin­gen van den vermaarden J o h. P et. Sweelink te Amsterdam. Zie Maats. tot bevorder. der toonk., qbl. 33. SCHULTZ (JOHANNES CHRISTOFFEL), in 1749 te Amsterdam geboren , was landschapschilder en gaf les in de teekenkunst. Volgens K r a rn ru beoefende hij ook de graveerkunst , gelijk blijkt uit de titels der beide eerste deelen der Stads- en dorps­beschrijving van v a n 011e f e n uit een portret van Prof. G. J. Nahnys, en verscheidene werken in den Nederl. Mercurius o. a. de prachtige Decoratie op de Noordermarkt, 10 Julij 1795 te Amsterdam. Hij overleed in 1812 te Amsterdam. Zijn portret bestaat in 12°. Zie Immerzeel; Kramm. SCHULTZ (kapitein) nam deel aan de verdediging van Sluis 1794 , 't geen tot een eer gerekend werd. Zie Bosscha, Neerl. heldend. te land, D. III. bl. 112. SCHULTZ VAN HAEGEN of HAGEN (JAcoBus), zoon van Jacobus Schultz van (of von) Haegen, en van Anna Sophia Schomerus, werd in 1651 uit een adelijk geslacht te Furstenau geboren 1). Twintio. jaren oud (1671) trad hij als ruiter in dienst van de Staten der vereenigde Nederlan­den , onder den ritmeester Mello Jacob Broersm a, werd weldra wachtmeester van de lijfcompagnie van Ignatius van Kingma, brigadier en kolonel te paard , en in 1686 tot adjudant bevorderd , doch zonder tractement. Sedert kiwi) hij 1) Zijn vader was "Hoch fiirst. Osnabriicksche auch Braunswieg. und Luneburgische wohlbestelte Ambt- und Gerichts Secretarius und Notarins zur Furstenau." op tot cornet van de compagnie van den ritmeester D o r s t (25 Maart 1689), ritmeester (1 Junij 1696) onder 't regiment van den graaf van Oost-Friesland , majoor , kolonel-kommandant van de cavallerie van het regiment van generaal-majoor Ernst Lodewijk van Prisselwitz (3 Dec. 1709), brigadier van de cavallerie (1 Maart 1727); majoor-effectief van bet regi­ment van Philippe D id ie r , kolonel van een regiment te paard , kolonel van hetzelfde regiment (13 September 1737), luitenant-generaal (1 Jan. 1742), en vervolgens (16 Mei 1747) tot generaal over al de cavallerie ten dienste der vereenigde Nederlanden. Deze bevorderingen had hij aan zijn heldenrnoed te darken, die hij in de verschillende veldslagen in de oorlogen be­toonde met Frankrijk van 1672 tot 1748 , waaraan hij deel nnm. Hij heroverde o. a. Huy, bemagtigde Neerwinden of Neerhes­pen , doch zijn roemrijkst bedrijf was zijn wel bestuurde aanval op Ramelies : ook hielp hij Menen veroveren. Hij overleed den 3 November 1748 in den ouderdom van ruim 97 jaren te Hillegersberg, waar hij zijne laatste levens­jaren gewoond had. Op zijn graf, in de kerk aldaar , hing vroeger zijn wapen , en op zijn tombe las men : 11Grafteeken van zijne Excellentie , den dapperen heer Jacob S c h u l t z van Hagen, oudsten generaal en kolonel der rui­terbende ten dienste der vereenigde states , overleden den 3den van Slagtmaand 's jaers 1748 , oud ruim 97 jaren. "Hier ligt hij , die , vol moeds , zich dapper heeft gekweten , "De brave Heldt die fier op 't bruisschend ros gezeten , 'Met uitgetogen kling , dikwerf van bloed begruist, "Den vijandt schrikken deed , voor zijne stalen vuist. "De Berg mag op zijn graf steeds roem en glorie dragen , uEn zeggen: in mijn schoot rust groote Schultz van H a g e n." M. VAN KOUWENBERG. De prins stadhouder gaf zijn regiment aan den luitenant­generaal Fagel van A ss end el f t, heer van Heynenoord. Hij liet aanteekeningen zijner campagnes en batailjes na, die verloren zijn geraakt. Hij huwde 2 September 1683 te Oosterhout met Maria de Jonge, dochter van Nicolaas de Jonge en Johanna van der Zee, en liet zeven kinderen na. Zijne vrouw over-teed den 22 November 1733. Zie Hume, Hist. d 'Angleterre, T. XIV. p. 227; De Beauvain, Hist. Milit. du Duc de Luxembourg , La Haye , 1756-1758 , 2 vol. 4°. ; Le General de Vault , Mem. mil. rdat. h la succession d'Espiugne il. Paris 1835-1838; Feuqui è res, Mdm. hist. et milit. , T. I.; Holl. Hist. Courant, 7 Nov. 1748 ; Holl. en Europ. Mercuriussen ; Oorlogs­ tooneel van Europa , Leid. 1750. 2 d. ; Bosscha, Ned. held. te land, D. II. bl. 359, 360, 392, 396, 394; Vehse, Gesch. d. Deutsche Mire; .Navors. , D. IX. bl. 329 ; Part. berigt. SCHULTZ VAN HAEGEN (JULIUS Dommicus), zoon van den vorige , werd den 16 Januarij 1688 te Deventer geboren , volgde het voetspoor van zijn vader , en klom op tot den rang van kapitein eerier compagnie te voet van het regiment van den generaal-majoor van H u f f el (7 April 1727) , later in 't regiment van den kolonel van Kin sc ho t. Hij overleed te Bergen-op Zoom 15 December 1741. Uit zijn huwelijk met Johanna Cornelia Schroots, sproten twee zoons, Wil­lem Hendrik, geboren 11 Dec. 1734 , overleden 19 Jan. 1758 te Dordrecht, en Jan Hendr ik , geboren te Bergen-op-Zoom den 27 Maart 1737 , notaris te Dordrecht , en aldaar overleden den 19 Julij 1811. Uit het eerste huwelijk van dezen met Agneta Helena van Steenbergen zijn de afstammelingen nog te Dordrecht woonachtig. Part. berigt. SCHULTZ (JOHANNES) werd in 1776 te Amsterdam gebo­ren en door Ds. St e r k en aan het Amsterdamsch Athenaeum voorbereid. Nadat hij van Julij 1794 tot Februarij 1796 te Gottingen en Tubingen onder Staudlin, Eichh orn, S tor r, G a u b en S c h n u r r e r gestudeerd had , werd hij den 21 Maart 1796 tot proponent bevorderd , en was van den 20 September 1797 vast proponent in zijne geboorteplaats. Den 21 November 1798 werd hij aldaar geordend om den dienst bij de luthersche gemeente te Kampen te aanvaarden. In 1799 sloeg hij een beroep naar Leiden af, doch nam in 1803 dat naar 's Hage aan. Toen hij in 1806 voor de beroeping naar Rotterdam had bedankt , schonk de kerkeraad hem f 1000 , die hij terstond tot een fonds van tractementsverbetering voor de Luth. predikanten bestemde. Hij behoorde in 1809 tot de commissie tot regeling der belangen van den lutherschen eeredienst , en eindigde de feestviering van den 2 November 1817 (drie honderd jarig feest der kerkhervorming) met eene leerrede over Gal. V : I. Hij werd lid der commissie tot bet ontwerp van een algemeen reglement tot organisatie van zijn kerkgenootscbap , den 6 November 1818 door den koning benoemd tot secretaris der synode , sloot deze met eene leerrede over Eph. IV : 3-6 , en overleed den 23 Mei 1838. Hij gaf behalve de genoemde feestrede , ziet van hem in kerkeliike redevoeringen en aanspraken 6i,j de opening en sluiting van de eerste vergadering der Evang. Luthersche S,ynode 's Hage 1819 , eene leerrede over het wederzien in bet licht : ook ver­taalde twee deelen Leerredenen van E b e r s b a c h. Zie Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Ev. Luth. Gem. te 's loge , bl. 71 volgg. ; Dez. , Overzigt enz. , bl. 150. SCHULTZ JACOBI (JOHANNES CHRISTOFFEL), zoon van C a s-p ar Heinrich Jacobi van Dortmund en Hendrina Christina S c h ult z, werd den 4 October 1806 te Amster- dam geboren. Reeds op vierjarigen leeftijd verloor hij zijn vader , en bleef hij onder het opzigt zijner moeder tot dat deze met hem , den 11 Maart 1817 , bij haren broeder , den haagschen predikant Schultz ging inwonen. Hij bezocht te Hage eerst de school van 't Nut van 't Algemeen , die toen den kundigen H. J. Beekman aan .het hoofd had , vervolgens de latijnsche school , waar hij het onderwijs van den Kappeyne genoot , en bij zijn oom een voorbereidende wijsgeerige oplei­ding naar het leerboek van Trell, Cicero de officiis met de aanmerkingen van Garve, en Gellerts Moralische Vor­lesungen, maar de laatste diende tevens tot oefening in het duitsch. In 1824 vertrok hij naar A.msterdam tot de theolo­gische studie aan het seminarie der Evang. Luth. kerk. Ge­durende twee jaren woonde hij de lessen van van Lennep, Willmet, van Cappelle en Voilte bij, en ontving ook het eerste jaar les in 't hebreeuwsch van Sartorius, later van D. A. Lissaue r. Na het examen , studeerde hij drie volle jaren bij de hoogleeraren van het seminarium P 1 ii scke, E b e rs bac h en Sart° ri us , en werd in 1829 tot proponent aangenomen. Eerst diende hij , gedurende 16 maanden als proponent te Leeuwarden , vervolgens een jaar te Kuilenburg , waarna hij in 1834 aldaar beroepen werd. Hier bragt hij het kerkelijk archief in orde , en maakte een ontwerp van vaste teksten in plaats van de bestaande pericopen , en zond die ter beoordeeling aan den Utrechtschen leeraar J. Decker Zi m-merman, destijds president der synode , waarvan het gevolg was , dat hij door de synodale commissie werd benoemd tot lid der particuliere commissie , belast met het ontwerpen van een nieuw liturgisch boek , die echter haar doel niet mogt bereiken. In 1837 werd hij naar Zutphen beroepen. Hier was hij een werk­zaam lid van het predikanten-gezelschap , waarin hij o. a. zijne opvatting van I Kor. XV : 8 voordroeg , die later in de God­geleerde Bijdragen van 1863 is gedrukt. Hier sprak hij in 1841 in de Groote-kerk , bij het verslag van het Nederl. bijbel­genootschap , naar aanleiding van Joh. XVII : 176 , over de waarkeid van h,et door Christus gepredikte woord Gods, als een grond der heiligste verplichting , om zelven al meer en meer het le leeren verstaen en beoefenen, en het anderen aan te bevelenen in handen qstelkn. Ook vierde hij er het 150jarig be-staan van zijne gemeente , op den 2den Maart 1843 , met eene leerrede over I Cot.. 1 : 23 a , 24 , en regelde het zelfstandig armbestuur zijne gemeente , afgescheiden van dat der Hervormde gemeente. In Augustus 1846 werd hij naar Rotterdam beroe­pen. Hier hield hij zich even als in zijne vorige gemeenten met letterkundigen arbeid bezig , was van 1855 —1857 lid der plaatselijke schoolcommissie , in Mei 1848 voorzitter der be­stuarsvergadering van het Nederlandsch zendeling-genootschap , en in October van betzelfde jaar voorganger bij het openbaar verslag van het Nederlandsch bijbelgenootschap. Hij sprak toes over I Petr. I : 25 a : Het mord des .Heeren blzjit ineeuwigheid. In December 1849 werd hij lid , in 1859 wool.-zitter der Synode , en was vele jaren lid der Synodale Com­missie. Den 27 Jnlij 1859 vierde hij zijne 25jarige Evan­geliebediening. Toenemende ligchaamszwakheid maakte hem de geregelde waarneming van zijn dienst moeijelijk. Hij wijdde zijne overige levensdagen aan de beoefening en beschrij­ving der geschiedenis van zijn kerkgenootschap , en deelde zoo in de met Prof. Domela Nieuwenhuis uitgegeven Bij-dragen , als in zijn Oud-en Nieuw , en in andere zoo afzon-derlijk uitgegeven werken , als in periodieke geschriften de resultaten van zijne onderzoekingen mede. Schultz Jacobi beoefende ook de Nederduitsehe poezy , en gaf menige niet ongelukkige proef van zijn dichterlijken aanleg en aesthe­tiseh gevoel in het licht : ook vervaardigde hij verzen in het Friesch , dat hij , gedurende zijn verblijf te Leeuwarden had beoefend. Te regt boden de Maats. van Ned. letterkunde en het Friesch genootschap den verdienstelijken man het lidmaat­schap aan. Hij overleed te Rotterdam den 10 September 1865. Zijn stoffelijk overschot werd te Zutphen ter aarde besteld. Velen hebben bij die gelegenheid tot zijn lof gesproken. Ook zijn ambtgenoot van M e p p en bragt hem een waardige bulde in den Nederlandschen Spectator. Zijn vriend, de hoogleeraar Domela Ni e uw en h uis heeft zijn leven beschreven. Hij huwde den 9 October 1835 W il­helmina Molkenboer, dochter van den Haarlemschen predikant J. H. Molkenboe r. Hij gaf in het licht: Gedichten. Pralers , een Catsiaanlje , in den Leidschen Sludenten-almanak van 1828. .Yn it Album fen H. B. H. le Lieauwerd ; en Oon Yen Geave Friesinne ; beide in het Friesch Jierboeckjen foar it jier 1835. De Echo en eenige andere puntdichten , naar Owenue , in Zuid-Holl. Folks-abnanak voor 1839. Uilboezeming bij eenen zon8opgang in het zevengeberyte enDe honing uit der Todlenlanz van Ludwig B e c h s t e i n in Yolks-alm. voor 1839. Lutherslied op den marleldood van Esch en Foes, in Bijdra­ gen tot de Geschiedenis der Luth. kerk in de Nederl. 18t0 stuk. 1839. Gezangen bij de Gedachlenis van het 150jarig gevestigd be­ 81aan der Evang. Luth. Genteente to Zutphen. Zutphen 1843. Bloemen nit Salomo' s gaard. Zutphen 1843. Beproeving en verlrouwen , naar I Hoogd. in het Christ. Album. 1847. De Prediker. Naar het Hgd. uit L. B e c h s t e i n s Todtentauz ,in het Muzen-album van 1849. 26 D. Gezangen bij de inwijdiny van het Nieuwe Weeshuis der Ev. Lush. Gemeente te Rotterdam , op 22 Junij 1850. De Orkaan, in het Rotterd. Jaarboekje Dorcas. 1851. Gezangen bij gelegenheid der dankbare herinnering van het 250farig bestaan der Evang. Luth. Gemeente te Rotterdam. 1854. De Apostel van P. J. de Beranger in de TOdspiegel voor Sept. 1859. Leerredenen. prediken den yekruisten Christus. Feestrede ter viering van het 150,jariy yevestiyd bestaan der Evan y. Lulh. Gemeente te Zutphen enz. 1843 , met geschiedk. aanmerkinyen. Toespraak en Gebeden bij de 34ste openliike vergadering der Itotterdamsche aideeliny van het Ned. Bijhelgenootschap. 1848. Daar is slechts eene schrede tusschen one en den dood. Rotterd. 1848. Voorstelling van An dood onder het beeld van den slaap. (Lijkrede op Ds. J. G. E. P. _Po r t m e y e r). Rotterdam. 1849. Jezus Christus is gestorven en dezelfde en in eeuwigheid. Feestrede bij gelegenheid der dankbare herinnering van het 250jarig bestaan der Ev. Lush. Gemeente te Rotterdam. 1854. Herinnering van het gesprokene aan de groeve van wijlen mijnen hoogyeschatten oudsten amblyenoot , C. A. Hollinyhausen , 23 Maart 1855. Trouw aan ltetgeen wij van Christus yehoord hebben ! Af­scheidswoord aan de Evan y. Luth. Gemeente to Rotterdam. 186'2. In de Leerredenen voor Evanyelische Christenen. Wijk Duurstede bij S t r a m r o o d 1°. over Luk. XV : 1, 2. Detoenadering van tollenaren en zondaren tot Jezus , en hunneaanneming door Hem, eene yunstige getuigenis voor de mensch­heid , voor de Godsdienst voor het Christendom 1850. 2°. OverRom. VIII: 14. Zoo velen ale er door den Geest Gods gedre­ven worden , die zzjn Gods kinderen 1852; 3°. Over Luk. XXIII: 39-43. In de ure des stervens wordt het openbaar hoe iemand geleefd heeft , 1853 ; 4°. Over Pred. VII : 7. De day des doods is beter dan die der geboorte. 1853. Letter- en Oudheidkunde en Geschiedenis. Lets over de afbeelding van den Duivel met een staart , in Vaderl. Letteroef. bl. 37--41 (vervolgd in den Navorscher van 1854 bl. 225-229). De Nederlandsche Doodendans. Utrecht 1848 , en Bijvoeysels tot den Nederl. Doodendans , in het 3de D. v. d. Navorscher. bl. 353-356. Allerlei in den Navorscher , sedert 1852, met vollen naam of met S. J. ; waaronder Tarok in dien van 1855 bl. 321-328 ; in dien van 1856 Zutphania turrita, bl. 226, 227 , in dien van 1857 , bl. 226 , 227 , Verklariny van het verschijnsel dat de Doopboeken der Gerefornzeerden bier te Zande over 't alge.meen niet eer beginnen clan 1620 en 1621; in dien van 1859 bl. 307-309; Huwelijken buiten de steden, in dien van 1861 bl. 301; Leziny van een paar yebrekkige plaatsen van de Floris en de Blancefoer , bl. 154-157 ; Exod. XV: 3 , 4 : He kruis vertreden in Japan , in dien van 1863 bl. 356. De munten der voormalige heeren en steden van Gelderland (eene recensie in bet Tijdschrift Gelderland. Tiel 1853. Bijbladvan Nederl. Letterk. bl. 19-25. Brief aan Dr. F. C. Kist , belzelzende eene bijdrage tot de Geschiedenis der Hymnologie (uittreksel) in Alg. Muzik. Mids.van Nederland, Caecilia , 1844 n°. 1. In Kist en R o ij aards , Archiej voor Kerk. Geschied. , D. XV. bl. 173-175. De toestand van Antwerpen , na de invoering der Hervorming.Toelichting tot eene tnecledeeling in de Archives de la nzaisond' Orange Nassau , T. IL p. 328 seqq. , en in het 19° D. bl. 417-427. Berigt aangaande een tweede exemplaar du Note sur la Situation d' Anvers , toeyelicht. 1 848. Recensie van Prof. Domela Nieuwenhuis, Gesch. d. Evang. Luth. Gemeente te 's Gravenhage, in Gids voor 1854 no. 10 , bl. 483-487. Nicephorus en de oudste gemeente te Antiochie in 't Christ. Album. 1847. Aanteekeningen omtrent de Zutphensche count en Zutphensche munten , in BUdr. tot de Vad. Gesch. en Oudheidk. Nieuwe reeks, Dl. IV. Geschiedenis der .Nederl. Luthersche kerk. In de Bijdrayen , door hem en den hoogl. Nieuwenhuis uitgegeven 1839-1845 : De Voorrede en Overzigt der gods- dienstiye onderwijsboekjes bij de Lutherschen in de Nederlanden, (St. 1.) Bilvoegsel (St. 6). Cassiodorus de Reyna ; Polkard Visscher , en zijn gevoelen over he rijk der booze geesten. Geschiedenis der Luthersche gemeente te Kuilenburg. Geschiedenis van he godsclienstig yezang bij de Lutherschen in de Nederlanden. De Lutherschen in Friesland in de 16de eeuw en Aanteeke- ningen op de Geschiedenis van de Gemeente te Leeuwarden door H. Schutte en Naaml. der Luth. predikanten te Leeuwarden. Liederen van Hendrik van Zutphen en Willem van Zwolle. Geschiedenis der Evang. Luth. Gemeente te Rotterdam, in 7 afleveringen van 1852-1864. De zeyels der Ev. Luth. Gemeenten in de Nederlanden, in Navorscher 1858 , bl. 217-224.Eene zamenkornst in 1598 te Rotterdam in den Luth. Volksalm. voor 1858 , bl. 93-128 (romantisch). Naamliist van de Predikanten bij de Evang. Luth. Gemeenten 35 in de Nederlanden, en derzelver vroegere en latere O. en W. Ind. bezittingen 1859 8°. , en Naamlijst van de Predikantenbij de Ev. Luth. Gemeenten. 1816. 4°. Oud- en Nieuzo uit de Geschiedenis der Nederlandsch-Luthersch,e kerk , 1852-1865 5 stukken. Vitlegkundig en Godsdienstig onderwijs. Over I Cor. XV : 8 in Godgel. Bijdr. van 1863, bl. 21-38. Handboekje ter opleidiny van het Christendom. 1845 3de drak. 1859. Tafereelen uit de Bijbelsche geschiedenis , ten yeschenke VON' de jeugd aanbevolen , 24 plaatjes , als panorama gedrukt enz. 1860. Zie Levensschets , door Prof. Domela Nieuwenhuis voor de Maats. van Ned. Letterk. 1867. SCHULTZ (J.), een bekwaam kunstschilder , leefde ten tijde van Jacob de Wit. Kramm vermeldt van hem een beeldin eene nis, voorstellende de Poezy als weergade van een ander , de schilderkunst voorstellende , door de W i t geschilderd. Zie Kramrn. SCHULTZ (A. G.) schreef : Diss. bot. de formatione et evolutione pollinis ad antheras. Gron. 1825.Divs. obstr. de partu praematuro arte procurando. Gron. 1835. Commentatio ad quaestionem: quaenanz est ad antheras pol- linis formatio eiusque evolutio? quibusnam constat principis modis et viis pollen transfertur ad pistillorurn stigmata? quamnam exserit actionem ad germen foecundandum, an vitalem, seu dynamicam , aut nzaterialem, et per quae tune organa? in Gron. 1820-1821. zie Holtrop, Bibl. med. et chir. , p. 327. SCHULTZ (P.) schreef: Waarneming aangaande eene breuk van het linker dijbeen, en daarmede verzeld gaande wonde van het gewricht van den voet aan dezelfde zijde, opgevolgd van zware toevallen in N. Ver- handel. ter bevord. v. heelk. qAmsterd. 1813. D. II. bl. 23. Waarneming aangaande eene volkomene pisopstopping der urin en afgang , veroorzaakt door eene achteroverbuiging der man- gere baarmoeder. Ald. 1808. D. I. bl. 36. Waarneming wegens eene verbrijzeling van de beneden-einden van het scheen- en kuitbeen, verzeld met eene gescheurde wonde van het gewrigt van den voet. Ald. 1813. D. II. bl. 65. Waarneming betreffencle een drietal genezingen van verlamde deelen door geeseling met brandnetelen (urticatio). Ald. 1813. D. II. St. 2. bl. 24. Waarneming eener aanmerkelijke water- en vleesch-breuk hydro­ sarcosele , met doodlijk gevoly. Zie Holtrop, /. c. SCHULTZE (J. C.) was in 1809 luitenant-kolonel en directeur der genie in Oost-Indie , in 1816 kolonel , chef van den wa­terstaat en de gebouwen in Ned.-Indie. Hij overleed te Batavia als generaal-majoor titulair. Part. berigt. SCHULTZE (R.) beoefenaar der teekenkunst. Kramm vermeldt van hem een vignet , voorstellende een stadsgezigt met een kerk , door W. N i e u w h o f f gegraveerd. Zie Kramm. SCHUMER (JAN) , een landschap en beestenschilder , bloeide op het einde der 1 Ide eeuw. Er zijn 5 stuks etsen van hem bekend , die door Kramm bescbreven worden. SCHUMER (L. H.) was schrijver van een Brief ter beantwoor- ding aan eenen vriend , wegens de beschuldiging door den vroed­ meester B. Satre/cater H. Z. , in de zaak der verlossing vow - gevallen den 19 April 1803 van wijlen mejuivr. Schusler , tegen hem ingebragt , nevens tot staving van dezelve bijlagen. Arnst. 1805. 8°. Zie Holtrop, 1. c. SCHUPPEN (SIGENIUNDT VAN) krijgsoverste , Pool van oor­sprong , die zich vooral tijdens Joan Maurits van N a ss a`u Siegen in Braznie door zijn (lapperheid beroemd maakte. Hij was aldaar van 1630 tot 1654. Zie N. G. van Kampen , Levenss. van ber. Nederl. , D. II. bl. 179, 181 , 183 volgg. ; P. M. Netscher , Les Hollandais an Bresil, pag. 55 , 188. SCHURING (B. J.), heel- en vroedmeester te Amsterdam , schreef : Naarneming eerier door de natuur bewerkle afscheiding van den redder voet en een gedeelte van het been , in N. Verhand. ter bevord. d. Heelk. to ,Amsterdam. 1813. D. II. bl. 13 , enGeneesk. Hagazijn 1801. D. I. St. I. bl. 51. Vroedkundige waarneenzing ter gelegenheid van een gelukkige verlossing door de keizersnede enz. in N. Kunst- en Letterb. 1799. D. H. bl. 68a. Zie Holtrop, Bibl. med. et chir., p. 322. SCHURMAN (ANNA MARIA VAN) , dochter van Frederik van Schurman en Eva van Harf, werd den 5 November 1607 te Keulen geboren. Toen zij den ouderdom van acht jaren bereikt bad , vertrok zij met hare ouders naar Utrecht, waar zij reeds vroeg blijken gal van uitstekende gaven van geest , buitengewone scherpzinnigheid , juistheid van bevatting , hel­derheid , kracht en zelfstandigheid van oordeel , vlugheid van verbeelding en fijnheid van smaak. Nog had zij haar derde levensjaar niet bereikt , of zij las reeds de H. S. en den cate­chismus. De rekenkunst leerde zij zonder eenige inspanning, en zoodra hare kinderlijke vingeren in staat waren de pen te besturen , kon zij niet alleen duidelijk schrijven , maar haar 35* penneschrift werd spoedig kunstwerk , 't geen met dat der be­roemdste schoonschrijvers wedijverde. Met hare jaren ontwik­kelden zich hare talenten. Welhaast openbaarde zij eene over­heerschende zucht , om alles wat kunstig was , na te bootsen. Nog telde zij geen zes jaar , of zij sneed reeds papieren af­beeldsels rnet schaar en pennemes , en niet alleen wanneer zij teekeningen of schilderijen tot haar voorbeeld nam , wist zij de natuurlijke gedaante en evenredigheid der voorwerpen in acht te nemen , maar ook dan , wanneer hare knipsels enkel gewrochten harer verbeelding waren. Weldra moest dit kinderspel (zoo noemde zij zelve haren arbeid) zwichten voor de behandeling van teekenpen en penseel , waarin zij later groote kunstvaardigheid venieyf , doch , hoe gelijkend hare afbeeldsels ook mogen geweest zijn , evenwel zulke vorderingen niet naaakte als in de overige kunsten. Metgrooten lof wordt ook van haar beeldhouw- en boetseerwerkgesproken. Sommigen verheffen het boven haar schilderwerk.Zoo bezat het koninglijk kabinet te Munchen het portret van haar vader en haar zelve , beiden in medailjon en elpenbeengesneden. Een barer eigen afbeeldsels was zoo treflend en gelijkend , dat Gerard Hon dhorst het met bewonderingaanschouwde en wel duizend gulden waard oordeelde. Onder hareoverige boetseersels , die zij haar kabinet bewaarde, onder­scheidde men bovenal haar eigen beeld , door haar voor denspiegel geboetseerd. Zij had er , zeide zij gelijk Alb ertusMagnus aan zijn beeld , geen dertig jaren , maar toch dertigdagen aan gearbeid. Toen zij elf jaren oud was , leerde zijin drie uren de borduurnaald behandelen , en sedert bootste zijlandschappen met watervallen , bergen en heuvelen, dorpen ,gehuchten met woningen , hoven met vruchtboomen enz. op zijde , dock- en tapijtwerk na. Met verbazende vlugheid en sierlijk­heid gebruikte zij den diamant , en beschreef zij meesterlijk bokalen , roemers , fluiten , drinkschalen op schroeven en andere glazen. Maar niet slechts vormde zij zwierige letters en figuren , met onbeschrijfelijke vlugheid schetste zij ook op het glas de beeldtenissen van hen , die slechts weinige oogenblikken in haar gezelschap doorbtagten. Zij verstond ook de kunst van op het glas te stippen of te drillen , en behandelde met veel talent het graveerijzer. Men prees haar werk om zijne door­schijnendheid , helderheid van toon en uitvoerigheid , en ver­geleek het met dat der Goltziussen, Visschers , Delflen en Bloem­aerts. Door luttel oefening bragt zij het , zoowel in zang , als in het slaan der luit , het bespelen van de cimbaal en der violon , tot zulk een uitmuntendheid , dat zij tot niets anders scheen opgeleid. De beroemde Ewald, die ergens 'mar beeld schetst , voegt bij dit alles , ten einde er niets aan de volmaaktheid van mogt ontbreken , een bevalligen dans. Men noemde haar # eene andere Pallas, eene tiende Muze, eene tweede H p- pia , de volmaaktste aller vrouwen ," #Kunst-oraakel" 'Schmuck der Welt" , #Weisheits-Fackel," #Tugend-Sinne." De beroemdste dichters bezongen haar , de uitstekendste schilders wedijverden om de eer hare beeldtenis te vervaardi­ gen , geleerden bewezen haar schier afgodische eer. Dit had zij echter vooral te danken aan bare buitengewone kennis van oude en nieuwe talen. In het Fransch hield zij briefwisseling met de beroemdste geleerden in Frankrijk , ja hield zich onledig met het zamenstellen van een werk in die taal , waarvan Rivet de hoogste verwachting had. Behalve het Fransch verstond , schreef en dichtte zij in het Duitsch , Engelsch , Ttaliaansch en andere talen. In bet Latijn hield zij briefwisseling met de vermaardste mannen , door geheel Europa , schreef zij de meeste barer werken , vervaardigde zij nit- muntende dichtstukken. Ook had zij zich niet alleen met de Schrif­ ten der oude Latijnen , maar ook met die der Grieken gevoed , en met hunne gevoelens bezield. Demosthenes, Aeschin es, Is o c r at es had zij als dag en nacht in handen , de gulden spreuken der wijzen van Griekenland zweefden haar vaak over de lippen voor Plato en A r i s t o t el es had zij een eerbied , alleen door dien voor de gewijde bladeren overtroffen. Vooral was bet regt verstand der H. S. de studie van haar leven. Mannen grijs geworden in den dienst der kerk , zetten zich aan hare voeten neder om van hare lippen den waren zin der gewijde woorden op te vangen geleerde bijbelverklaarders zochtten bij haar oplossing van moeijelijke plaatsen. Zij sprak en schreef het Grieksch even vlug als bet Latijn. Haar Grieksch taalkundig woordenboek , op de wijze van het bekende Lexicon philologicum van Matthias Martini, be­werkt , en door haar voor de pers bestemd , hare taalkundige aanteekeningen op vele Classici , hare verklaring der H. Schrif­ten , o. a. van den Brief aan de Romeinen , waren weleer bet eigendom van Jan Fre de ri k M eij e r, een geleerd Luthersch predikant en opzigter der kerken van Pommeren , zijn verloren of liggen bier en daar verborgen. Aileen eenige weinige barer Nederduitsebe overzettingen van sommige plaatsen uit de Clas­sici , en een enkele Grieksche brief (b. v. aan Bathsn a Machin, Claudius Salmasius en aan Milesius, aarts­bisschop van Ephese , alle in hare jeugd geschreven) zijn tot ons gekomen. Reeds in kinderlijken leeftijd had zij zich het Hebreeuwsch eigen gemaakt , en naauwelijks was zij dien ont­wassen , of men begroette Naar mals doctores in de Heilige Sprake." Zij had een bijzondere liefde voor die taal , en wijdde er een groot gedeelte van haren tijd aan. Gelijk meest al haar overige letterarbeid , zijn ook hare handschriften in die taal verloren gegaan. Vroeger bezat de geleerde May er te Greifswalde er eenige van exegetischen inhoud : thans zijn nog slechts schoonschriften in verschillende kabinetten verspreid en drie brieven uit hare jeugd aan Doroth ea Moor (eene geleerde Engelsche vrouw), G ij s b e r t V o e t en Andre R i v et aanwezig. Behalve het Hebreeuwsch , beoefende zij ook het Arabisch , las een groot aantal Arabische schriften , en was in kennis en briefwisseling met J a co bus Golius, den opvolger van Er p e n i u s te Leiden. Er waren vroeger verscheidene harer Arabische handschriften , gelijk de Hebreeuwsche van exegeti­schen inhoud, in bezit van M eye r. Be v e r w ij c k had Arabi­sche brieven van hare hand , en den Hamburgschen predikant A. b raham Hin ckelmann stond bij zijne uitgave van den Koran , de Codex met gouden en gekleurde hoofdletters , die zij plagt te gebruiken, ten dienste. Zij keade ook het Turksch, Syrisch, Chaldeeuwsch. Zij zou nog andere Semitische taaltakken b. v. het Sarnaritaansch beoefend hebben , en zeer ervaren zijn ge­weest in het Persisch. Daarenboven verheffen hare lofredenaars hare ingenomenheid met het Ethiopisch , en Diet ten onregte. Zij zelve vervaardigde tot eigen gebruik het ontwerp eener spraakkunst van die taal , dat door den beroemden L u d o 1 f , bij gelegenheid dat hij haar te Utrecht bezocht gezien werd. Dit Ethiopisch handschrift kwam in handen van den genoemden Mayer, die ook andere geschriften in die taal van haar bezat. Niet alleen bezat Anna Maria een uitgebreide taal­kennis, maar zij beoefende ook de dichtkunst. Krachtig en mannelijk zijn hare Latijnsche verzen , die deels in handschrift verspreid zijn , deels in hare Opuseula voorkomen. Daar vindt men ook eenige harer verzen in de Fransche taal. Zij ver-dienen even als hare Nederduitsche gedichten , inzonderheid hareBedenckingen over de toekom,sle van Christi koningryck, , achter de door haar nit het Fransch vertaalde Heyliye Gezangen (Amst. 1683) , die de Labadisten te Wieuwerd bij hunne goCisdienst-oefeningen gebruikten, alien lof. Lang na haar overlijden (Groh.1732) gaf de Groningsche boekdrukker Jacobus Sipkesnog een kleinen bundel in het licht, met twee uitvoerige ge­dichten van hare hand : Uitbreiding over de drie eerste Capit­leis van Genesis , benegens een vertoog van het Geestelijk hu­ welijk van Christus net de Geloovigen. Bij Be v e r w y c k en vooral bij Cats vindt men een breede lijst van alle vakken , waarin zij zich tusschen haren twintig en dertigjarigen leeftijd zoo geoefend had /cid de wereld er verbaesd of was, en haer wedergade nooyt gekend had." Zij verstond grondig de aardrijkskunde , had alle oude en nieuwe boeken er over gelezen , en zelve kaarten gemaakt. De geschie­ denis had zij nit de bronnen zelve bestudeerd , en zij las, meldt Cats, Italiaansche boeken over zaken van staat. In de rhetorica en oratoria was zij buitengemeen geoefend , de dialectica, achtte zij met V o et z66 noodzakelijk "dat zij de mensehen , die wetenschap zonder dialectica bezaten , het vuur , 't geen brandt zonder het te weten , achtte gelijk te zijn." Zij was ervaren in de reken- en meetkunst , nij bevatte den hemelloop, beoefende de botanie, verstond de gronden der anatomy ," vooral was zij bedreven in de geschiedenis der wijsbegeerte. Jaren verdiepte zij zich in al doze wetenschap­ pen , ffhaer dorst naer kennis was niet te lesschen ," //hare weetlust kende geen grenzen." Doch de wetenschappen waren voor haar slechts het voorportaal der ware wetenschap. Slechts in zoovcrre beoefende zij ze , als zij haar konden dienen om in het Heilige der Heiligen (zoo noemde zij de Godg-eieerdheicl) door te dringen. Deze beoefende zij bij uitnemendheid. Zij zelve erkende, lldat zij de geheele godgeleerdheid verstond en beminde , zoodat zij in de beschouwing er van wel wilde sterven". Geen wonder dat zij de vraagbaak der uitstekendste godgeleerden barer eeukv was , hare uitspraken als zoo vele orakels werden geacht I Godgeleerde werken van hare hand bestaan er niet. Slechtseen stukje over den paelsteen onzes levens is van haar in het licht. Zij schreef het op verzoek van Johan van Beve r-wyck in het Latijn. Het beleefde meer dan eene uitgaaf,en is ook afzonderlijk in het Nederduitsch gedrukt en doorBev er w yck als een Aanhangsel bij zijn veel gelezen Schat de?. gezondheid en ongezondheid gevoegd. In Frankrijk enDuitschland werd het boeksken overgezet en met lofverzenuitgegeven. Uit deze landen , ja zelfs uit Spanje en Italie ,werden haar gelukwenschen in proza en poezy toegezonden.Wij mogen hier van den lof niet gewagen , die deze beroemdevrouw aan alle zijden ontving, nog minder van de menigtebinnen- en buitenlandsche geleerden , waarmede zij briefwisse­ling hield , van de bezoeken van mannen en vrouwen van denhoogsten rang , die zij ontving. Wij deden zulks in een uit­voerig werk , waarin wij haar leven en werken schetsten , enaantoonden , dat hoe groot hare verdiensten waren , dit haarhoogste en schoonste verdienste was , dat zij, bij de grootsteeer, die ooit een vrouw te beurt mogt valien , een nederigen ootmoedig hart behield. Haar grootste sieraad was hareinnige vroomheid. De komst van Labadie te Utrecht had een beslissenden invloed op het leven van Anna Maria van Schur ma n. Het was haar echter niet genoeg btieven van hem te ontvangen , zij had behoefte aan zijne prediking, zijn onderwijs, zijn omgang. Te Utrecht en te Amsterdam had zij hem ifeenige trekken van het ware christendom zien afma­ len zij wenschte het geheel volkomen schoone beeld van hem geschilderd te zien." In weerwil der beden van Voet, L o­ densteyn en andere vrienden , bij wie reeds twijfeling.,,en ten aanzien der regtzinnigheid van L a b a, d i e waren ontstaan , vertrok zij naar Middelburg , waar hij tot leeraar bij de Waal- ache gemeente was beroepen. Twee maanden bleef zij met eenige vriendinnen die haar uit Utrecht vergezeld hadden , in Zeeland. In September 1666 keerde zij naar Utrecht terug , stelde V o e t en hare overige vrienden ten aanzien der regtzin­nigheid en de zuiverheid zijner bedoelingen gerust. Den volgenden zomer keerde zij naar Middelburg terug, en sedert verliet zij hem niet meet.. Van dezen tijd zijn hare lotgevallen onaf­scheidelijk aan die van Labadie verbonden , zij volgde hem , toen hij was afgezet , naar Amsterdam. Nooit heeft welligt , na den apostolischen leeftijd , een godsdienstleeraar zulk een leergierige leerlinge, eene lief hebbende zuster, , eerie alles voor hem over hebbende vriendin gehad als Anna M aria v a n S churm an voor Labadie was. llZij was voor hem eene Maria en Martha ," uzij eerbiedigde hem als een uitmun­tend getuige der waarheid ," "getrouwe herder ," ja nals een man Gods," een llapostel vol des Heiligen Geestes." Toen Labadie Holland verliet , was ook Anna Maria van S c h u r m an zijne reisgezellin , eerst naar Herford in Westpbalen , vervolgens naar Altona eu toen La b ad i e den 13 Februarij 1673 was gestorven , vertrok zij met zijne aan­hangers , die nu Pi err e Y v on aan het hoofd hadden , naar Wieuwerd , waar zij den 4 Mei 1678 , in den ouderdom van 71 jaren , niet gelijk velen willen , in eenzaamheid op haar zie­kestoel gezeten als verlaten van God , in verwijfeling en wanboop , inaar omringd door de broeders en zusters , kalm en gelaten , vast verzekerd van hare zaligheid , stierf. Men heeft van Naar : Arnica dissertatio inter Annam Mariam Schurmanniam et Andream Rivetum de capacitate ingenii 2nuliebris ad scientias , curante Rivet°. Parisis 1638. 8°. herdrukt. Lugu. Bat. Off. Elzevir. 1641 in 8°. met den volgende titel : Dissertatio logica de ingenii muliebris ad doctrinam et meliores literal aptitudine , dui accedunt epistolae aliquot (Schurm. et R i v e t i) ejusdem argumenti (Z. Brunet, Manuel du libraire. T. III. p. 369, en met den titel A. M. S. Problema practicum ad Rever. et Clariss. l'heol. D. Andream Rivelum, Dian foeminae etc. in hare Opuscula p. 28 seqq. De titel der fr. overzetting is: Question celebre s'il est necessaire , ou non que les filles soient scavantes. Agile de part et d'autre par Madem. A. AI. a S. Hollandaise et le sift?. Andre Rivet Poilevin , le tout mis en Francois par in sieu• Collelet. Paris 1648. 8°. Haar brief aan Be v e r o v i c i us over de reden waarom de Deer hij het genezen van den blindgeborene een smeersel heeft willen gebruiken , vindt men in J o h. Be v e r o vicii .Epistolicae Quaestiones cum doctorum responsis. Accedunt ejus­ dem nec non Erasmi , Cardani et Metanchthonis Medicinae en­ comium. Rotten ap. Arnold Leer s. 1644. 8°. Ibidem ap. - Rudolph t Nuyssel, 1665. 8°. p. 1 14 , en overgezet in een iiennangsel van Brieven achter D. III van B e v er wy ckwhat der gezondh. en ongezondheid. Amst. 1671. Paelsteen van den tyt onzes levens. (door J. P.) Dordrecht 1638. 40. Amst. 1639. 1647. 12°., in bet latijn , Leiden 1639. 4°. 1651. 4°. Rotterd. ap. A r n. Leer s. 1644. 12°. Ook in bet latijn in J. Beverovicii Epist. Quaestio de vitae termino fatali an mobili cum doctoram responsis. Pars tertia et ultima , nunc pri­ mum edila. Seorsim accedit nobiil. et doctiss. virginis A. M. a S. de eodem argumento , tolius disputationis terminus. L. B. ex of/ic. J. Maire 1638 , 8°. ib. ed. 1650. in 4°. Ook in de verschillende uitgaven der Opuscula van A. M. A, S. vert. in het Aenhangsel van Brieven achter Beverwyck's Schat der G. en 0. In bet Hgd. door S. W. Z. B. Des Marcksteinsvon Ziel and Zeit unseres Lebens. z. p. 1678. 8°. In 1730 verscbenen te Parijs (Rebaffe) in 12°. Lettres tracluites duHollandais par Madame de Zoutelande. Deze brieven zijn de beide aan Be v e r w y c k geschrevene over den paalsteen en over den door Jezus genezenen blinde. Zie J. C. H e n d r e chius, in Pandect. Brandenb. , p. 557, Querard, la Francelitter. , T. VIII. p. 551. Lat. en Holl. feestzang bij gelegenheid der inwijding vande Utrechtsche hoogeschool. Dc eerste is afzonderlijk gedrukt , en kornt voor in hare Opuscula p. 262, 263. Barlaeus schreef een lofdicht er op (Poem. P. II. p. 173 , 174). Het Ned. gedicht vindt men voor de redev. van V o et , met de Honderdjaarige jubel. gedachtenisse der _dkademie van Utrecht, op nieuw uitgegeven door Izaac le Lon g. Utrecht 1736 , en met twee anderen in den Algemeenen feestwijzer bij L. E. Bosch te Utrecht 1836. Opuscula hebraea , graeca , latina , gallica , proseca et me-trica , door Span heim in 1648 to Leiden bij de Elzev ie r s in bet licht gegeven. Reeds in 1650 (Li penius, Spe r­lin gills en Ebert ontkenden het bestaan dezer editie) her­drukt. Twee jaren later verseheen te Utrecht , ook in 1672, te gelijkertijd te Leiden en te Herford een vierde uitgaaf. In 1700 kwamen te Wesel, in 1723 te Dresden , met aanteeke­ningen van Jonas Gilenius, rector der Latiinsche school aldaar , en een aanhangsel van gedichten van Henrietta Catharina van Gernsdorff, in 1749 te Leipzig andere uitgaven in het licht. Dorothea Loeber bezorgde eindelijk in 1794 ter laatstgemelde plaatse eene editie in 4°. Zie Vogt, Cat. libr. rar. , p. 617; Freytag, A/71a/. litt. de libris rarioribus , Lips. 1756 , p. 833 , 834; Catal. .1. Koning , D. II. 1-)1. 304. Encleria seu Melioris Partis electio , Tractatus brevis vitae emus descriptionern exhibens Luc. X : 41 , 42. Num necessarium. Maria optimum partem elepit. .Althome ad Albim. Ex oificina Cornelii van der Meulen. Anno ciarDeLxxill. 12°. De titel der Ned. vertaling luidt : A. M. Sehurman, Bucleria of uitkiezing van het Beste Deel, waarin vertoont wert een kort begrip van haar leven, alsmede veel hooidstukken van den gods­ dienst grondig werden verklaart , van haar Ed. in 't latijn be­ schreven, en nu in 't Nederduits vertaalt, te Amsterdam bij Jacob van de Velde, 16S4 in 12°. met eene voorrede , die niet zonder belang is. Na haar dood is het tweede deel der Eukleria, Amstelodomiapud Jacobum van de Velde in 12% in het licht gegeven. Beide deelen zijn in het latijn te Dessau 1782 2 vol. in 8°. en in 1783 in het Hoogd herdrukt. Sornmigen hebben het bestaan van dit boeksken , dat hoogst zeldzaarn voorkomt , in twijfel getrokken : anderen b. v. J o h. Fe u stk ingius meenden dat het niet door An na Maria geschreven was. Zie Reim man n us, Gat. Bibl. p. 427 S toll e, Nachrichten von Seiner Biblioth. , T. XII. p. 367 seqq., Vogt, Cat. libr. rar., p. 616; Gerdes, Flora. libr. rar., p. 318. zie Dr. G. D. J. Schotel, Anna Maria van Schurman , 's Her-togenb. , 1855 m. portr. waarin de vroegere en latere bronnen over haar zijn opgegeven ; Chron. van het Hist. Gen. ; Kr amm; Elise, Tabitha ; Mull e r , Cat. v .portr. , Biogr. Univ. ; Biogr. gendr. ; Biogr. gen. mod. ; Jocher; Repertorium v. Verhh. en Biddragen , bl. 374 ; Miinch, Margariten , S. 473 ; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecour t; Vrye Fries , D. VI. bl. 201-251. SCHURMAN (JOHAN GODSCHALCK vAN), broeder van de vorige , werd in 1605 te Keulen geboren , studeerde te Frane­ker in de geneeskunde, doch , schoon hij , volgens getuigenis van Bever w y ck, een zeer ervaren geneesheer was , heeft hij nooit de praktijk uitgeoefend. Hij had veel smaak voor de letterkunde , hield briefwisseling inet Fran c. Sylvius, Ba r­laeus, Huygens, Beverwyck en andere geleerden, en vervaardigde Fransche verzen , die door Barlaeus gepre­zen werden. Dikwerf was hij op reis om hoogescholen te bezoeken , en met hare beroemdste leeraars in kennis te komen. Zijne zuster beminde hem teeder. Hij toch was fthaar tweede vader , haar lieve broeder." Hij was vroeger een vriend van Descartes, later verfoeide hij diens philosophie. Hij schreef : weegschaal van 't huwelijk en de studio seu praxi pietatis. Basileae 1662 in 4°. Bar laeus was hoog met hem ingenomen. Morhoff prees hem. Een brief van hem aan C. Huygens, aan wien hij zeer verbonden was, is door S chot el rnedegedeeld. B e-v er wyck noemt hem Dgeneesmeester" en in zijn Epist. Quaest.de vitae termino , bl. 59 van zijn Schat der ongezontheyt , p. III. komt een brief voor van Fran c. Sylvius S. Theol. et elms- dem in Acad. Duacensi reg. ac ordin. professor clar. viro D. Joanni Godeschalco de Schurman , waarin hij hem vraagt: Quid sentit de quaestione de vitae termino ? Hij overleed te Utrecht in 1664. Zie Schot el, t. a. p. , bl. 148, en bl. 36 der Aant.; Barlaei, Epp., p. 1, p. 306-308; Mollerus, Cimb. , p. 805; Heringa, de auditorio , p. 120. SC HURMAN (ABRAHAM FREDERIK VAN), zoon van mr. Johan Abraham van Schurman, burgemeester der stad Ulst , en van J a co b a G e r ca ma, werd den 26 April 1730 te Abbingastate te Huizum geboren , den 15 Febr. 1752 J. U. D. te Utrecht, en heeft ook voor 't hof aldaar gepraktiseerd. Hij was kanunnik van 't kapittel van S.-Maria (12 Dec. 1750), hoogheem­raad van 't waterschap Heicop , genaamd de lange Vliet (1 Mei 1767). In 177:) vertrok hij naar Franeker en woonde aldaar. Den 16 Julij 1780 vertrok hij naar Heerenveen. Spoedig raakte hij bier in onmin met E. Alma v an I dem a, grietman van Aengwirden. Hij hnwde Louisa van St uyv es ant, doubter van Johannes van Stuyvesant, kanunnik van het kapittel van St. Pieter te Utrecht en van Christina Louisa Bo nning a. Hij overleed 4 April 1783 te Hee­renveen zonder kinderen , zij in 1810. Bij testament van 31 December 1780 vermaakte hij aan de academie te Franeker een legaat van r 30,000 , benevens zijne bibliotbeek , en eenige kunstwerkjes , teekeningen , manuscripten van zijn be­roemde bloedverwante Anna Maria van S c h u r m a n. Zie Schotel, t. a. p. , bl. 51 volgg.; Stamb. v. Frieschen adel , II. 86. SCHURRENBURGH (HERMAN VAN) werd in 1447 tot rector der parochiale school van Harderwijk benoemd , op voor­waarde ildat hij to bouden had driehonderd uitheemsche scho-lieren , en to gelijk de koordienst zou bezurgen. Zie Schrassert, I, 72; Delprat 145, Kerk. Hist. Archief , I. 8° v. :35. SCHUSLER (J.) gaf een Verslay van het vooryevallene voth. ,B en na de yedaane verlossiny door den vroedineester R. Schrender Hz. op den 10 April 1803 aan mijne yelielde Echtvrienden Sophia Elisabeth Rhin welke aan de yevolgen derzeive op den 18 Nov. 1804 , in den ouderdonz van bijna 39 jaaren, is overleeden. Ter wederlegginy van liel verslay door de vroedvrouw B. Schrender Hz. ter zijner verdeediyiny in dato 10 Dec. 1804 nityeyeven. Amst. 1805. 8°. Zie Holtrop, Bibl. med. et chin , p. 322. SCHUT (A), teekenaar en graveur. Van hem komen eenige prenten voor in de Antiquitates Belyicae of NederlandscheOncltheden enz. Amst. 1732. 12°. (door R. V ers te eg en , gezegd R o Ulan d) , alsmede de titel der Histoire abreyee dela vile et Province d' Utrecht (door Casimir F r e c h o t).a Utrecht 1713 in 8°. eon nardig uitvoerig en met zorg be-werk t prentie. Zie K ra m rn. SCHUT (PIETER HENDRIK) teekenaar en graveur , om-streeks 1650-1660 te Amsterdam werkzaam. Hij vervaardigde een aantal gezigten der voornaamste steden van Europa , voor­namelij k van Vlaanderen en Amsterdam. Ook heft men van hem : Tooneel ofte vertooch der Bijbelsche Historie , sierlijk in 't koper yesneden door Pieter H. Schut , N. Visscher exc. Amst. 1659. Voorts : Het vertrek van Karel II van Scheve­ ningen naar Engeland in 1660 ; boven aan zijn portret , in medal/on , door P. II. Schut (en C. van Dalen) dil. et sc. N.Pincher exc. gr. 8°. Zie Kramm. SCHUT (JAN) schreef : Twee duysend zinrijke en beknopte spreuken en sententien. Rott. 1740. 8°. Het verwarde Christen-Babel. Dordr. 1739. 8°. Historie van den Hoepelrok. Amst. 1740. S ° . Zie Abcoude, Naamr., bl. 327. SCHUT (L. H. V.) Van hem verscheen een oproerig stuk , getiteld : De Croon der schntterij van de beroemde coop.stadt Amstel­ redam. Door L. II. V. Schut in 't licht ghestelt: net 0)21 gheklanck der Echo op den Eedt der Schutterijen te vermeer­ deren. Ghedruckt in 't her o. H. 1628. Het vendel der Amsterdamsche schutters Wilde aan den nieuw benoemden kapitein V 10 o s w ij k den eed niet afleggen , omdat hij de Remonstrantsch-gezinden begunstigde. Door de predikanten gesterkt , protesteerden zij openlijk daartegen , en hitsten het yolk in vlu?­ ,schriften als de Echo ofte weerklanck op den Eedt en dat van S c h u t , tegen de regeering op. Zie verder Wagenaar, Vad. Hist. v. H. , D. XI. bl. 77; Tiele, Bibl. v. Pamfl., D. II. bl. 283. SCHUTS (JAcoBus) schreef : Bescheyden deel der zieken. Amst. 1720. 8°. Bescheyden deel der Gezonden. Amst. 1725. 8°. Gebedt der opregten. Amst. 1724. 8°. Het Mosatse verbond. Amst. 1722. 8°. Uitneementheid van 't Nieuw Verbond. Leyden 1730. 8°. Bescheidenheid van 't Nieuw Verbond. A mst. 1709. Over het Avondmaal. Amst. 1732. 8 0 . De weg der Vertroostinge. Leyden 1736. 8°. Boerepraat tussehen Jaap , Kees en Piet over '1 loopen van de zon. A mst. 8°. Boerepraat verdediyt. Amst. 8°. Kort sommier der H. Godyeleertheid. A Inst. 1720. 8°. Den Hemel in den Hemel. 's Ha.ge 1724. 8°. Ondersoek van 't geloof tegen van Thaynen. Amst. 1723. 8°. Sonne der Gerechtigheid. 's Hage 1717. 8°. Uitnementheid van Jesus Borgerschap. Amst. 1715. 8°. Levendige Tempel. 's Hage 1724. 8°. Agt Wonderen. Amst. 1718. 8°. Over 't vierde gebod. 8°. Keten der H. Waarheid. Rott. 1691. 8°. Het nodigste middel ter zaliyheid. Rotterd. 1692. 8°. Over het bidden. Amst. 1718. 8°. Christ('liike Rustday. 's Hage 1696. 8°. Ziels-verderffelijk Monster. Leyden 1739. 8°. Moyeliikheid der Dwaalende conscientie. 8°. Genade Verbond. 's Hage 1712. 8°. Over 't Geloof. Gron. 1720. 8.. Geestelijke vryheid der Dienstbaare Vaderen. 8°. 80. Emanuele Ondertrouw. Ernstig versoek qoordeel te vellen over de 2 Borger- tichappen. 8°. Broederlijke .Redenwisseling over Prophetische en schrifver- klaaring. 's Hage 1711. 8°.Brief tegen Althenes. Rott. 1711. 8°. Brief aan T. van lhuynen. 's Hage 1722. 8°. Brie( tegen Maarten van Ro,yen. 8°. Brief legen Perizoniue. Brief legen Aaltius en Steenwinkel. Leere der Predestinatie. Rott. 1691. 8°. Eenvoudig berigt of Genade Verbond verdurtert. 80. Het werk der tweede oorsaaken bevestigt. 8°. Aanmerkinyen over de broederkke Redenwisseling. 's Hage 1714. 8°. C. Menninks Elendige Vertrooster onidekt. Amst. 1714. 8°. Korte aanmerkingen over de hedendaayse schriften. Amst. 1708. 8°.De Christekke ruetdag verdedigt. Hage 1696. 8°.Tegen de Hebreen. 's Hage 1694. Berigt tot v000rtkoming van misvatting omtrent '1Genade Verbondt. 8°. Het bevindelijk werk der vroomen. Tegen de genaamde Euangelise Troost bloem, de waarheid verdeediyt tegen Spitzius. 's Hage 1682. 8°. Kort sommier der Heylige Godyeleertheid. 's Hage 1720. 8°. Zie Abcoude, Naaml. , bl. 327, 328; Aanh. , IL 192 , Tweede , bl. 131. SCHUTS (J.) schreef : Oordeel van 't regt der Overheden tegen Bleiswyck. 4°. Zie Abcoude , Aanh. , bl. 192. SCHUTS (G.) gaf in het licht : Broederlijke Reden-wi88elinge over de tegenwoordige Profe- tische voorbeeldische , periodische en andere Schrift verklaa­ rinye. 8°. Aanmerkingen over de Broederlii ke Reden-wisseling. 8°. Ernstiy versoek om een publiek oordeel over die twee borytogten , welke met de benaminy van Expromissor en Fidejussor benoemt werden. 8°. Moyelijkheid van het dwaalen der conscientie ondersogt en bewesen. 8°. (En J. Lansel) onderlinge samenspraaken over 't stuk van de vergevinge van sonden. 8°. Saamenspraak over 't vergif der Hebreen. 8°. Troost-Bloem. 12°. Zie A bcoud e, Aanh., bl. 192. SCHUTTE (JoHANN HEINRICH) , geb. te Soest in West­ phalen den 11 Junij 1694 , was in i 719 med. doctor te Utrecht , vervolgens stadsphysicus te V ianen , en daarna arts te Cleve , waar hij den 20 Januarij 1774 gestorven is. Hij schreef: 1, Jenensis. S. fossilium et mineralium in afro Jenensi brevis­ sima descriptio etc. Lips. et Susati 1720 , in 8°. Neue Be­ schreibung d. Schwalmer Gerund brunnens etc. Iserlohn 1 733 , in 8°. Beschreibung d. neu entdeckt Clevischen Gesundorun­ nens etc. Cleve u. Dortmund. 1742. in 8°. Kkefsche Waterlust , ofte Beschrijving van de liefijke ver­ maekelijkheden aen de wateren te Klee f. Amst. 1752. 8°. met platen. Oorsprong , ontdekking , Kragt en uitwerking der Illinerale Kleefsche Gezondbron. Amst. 8°. Authropotheologia d. i. Aanwijzing hoe men nit de beschou­ wingen van den mensch , de Almagt , Wijsheit , Goedheit en Voorzorg Gods kan kennen. Amst. 1769. 8°. .Be wel onderwezen vroedvrouw of grondig en bekno_pt onder­ wijs van helyeen een .vroedvrouw weten en verrigtenmoet. Amst. 1771. enz. Zie Poggendor f f, Handworterbuk zur Geschichte der exacters Wissenschaften; Schotel, Kerk. _Dordr. , D. II.b1.354, Abcoude, Naamr.; Arrenberg, SCHUTTE (RUTGER) werd den 29 November 1708 te Diepenheim geboren. Zijn grootvader van moederszijde R u t­ ger Coup e r , predikant te Rekken in Gelderland , onderwees hem in de Latijnsche taai. Na diens overlijden (0723) be­ zocht hij de Latijnsche en Doorluchtige school te Deventer (1723-1729) en eindelijk de hoogeschool te Utrecht , waar hij de lessen van Duker, Mill, Ode, Musschenbroek, van Alphen en v an d en -Hone rt bijvvoonde. In 1735 werd hij door de Classis van Amsterdam tot proponent aange- nomen , en den 13 Jan. 1737 te Rossem ingezegend. Van Rossem vertrok hij naar Zalt-Bommel , van daar naar Dord­recht (1742) , en eindelijk (1745) naar Amsterdam , waar hij den 19 December 1764 ontsliep. S c h n t t e had als kansel­redenaar verdiensten. Hij behoorde niet zoo zeer tot die lee­raren welke in de verschilstukken , of in 't ontzwagtelen der prophetien , of in 't aanwijzen der prophetien , of in 't aan­wijzen der voor- en zinnebeeldige schilderstukken ; maar tot hen , die in taal- en oudheidkunde , zeggenskracht en het ver­mogen , om de waarheden zielroerend op bet gemoed aan te dringen , uitmuntten. llflij was een vijand van donkere en ingewikkelde uitdrukkingen , naar den stijl der Godspraken" en wekte zijne medearbeiders op "om duidelijk , gelijk er op elke bladzijde van het N. T. staat , van den Heer en Zalig­maker J. C. te spreken." Ilij gaf , behalve welligt zijne beide lijkredenen op Willem IV , in het licht : Bundel van plegtige leerredenen. Amst. 1772. 8°. Vooral belangrijk wegens de rijke uitlegkundige aanteekeningen onder den tekst , en de geleerde verhandeling over den Boom des levens , in he Paradzjs. Leerredenen over de Psalmen achter zijne Ontleding van het Boek der Psalmen. .Deze ontleding , niet voor de pers ver-vaardigd , verscheen eerst , buiten weten van den autheur , in 1761 in den Bundel van Godgel. oeffen., D. X. bl. 157-188. In 1771 werd zij wederom te Amsterdam , ook buiten zijn weten , bij P. Hoginar herdrukt. Kort voor zijn overlijden legde hij de laatste band aan den herdruk , die merkelijk ver­anderd en verbeterd , in 1790 , met toestemming zijner weduwe door W. L. Krieger, met eene Voorrede en 4 leerredenen werd uitgegeven. Als Godgeleerde heeft hij zich bekend gemaakt door tweeVerhandelingen , behelzende eene Verklaarinq van Gods Testament en Verbond onder de nieuwe huishouding en derzelver zegelen en een onderzoek nopens den acrd van 't Verlossinq en' I genade Ferbond , in 1783 door H a m e r s t er in het licht gegeven. De voorstanders der formulieren achtten haar S c h u t t e on­waardig , wijl zij stellingen behelsden tegen de formulieren , gelijk blij kt uit den brief van I n g e n u u s Aletophilus aan Philadelphus, in 1785 in 't licht gekomen. In 't zelfde jaar bezorgde Krieger, Schutte's Verhandeling over 's Hei-lands borgtogtelijk lijden. Ook schreef hij eene roorrede voor ilandacht op 't laatste einde van de _Redelijke Schepeels , dat zij te bedoelen hebben in al hun daden , alsmede op den weg uitgebeeldt in Jacobs-ladder , tangs welke men ter bereikinge van dit einde gelukkig wordt opgeleidt , door Christ. Arnold van Bussen. in zijn leven predikant to Ingen , bij Nijmegen 1153. Of zijne Verhandelingen over den Ouderdonz en deGee8telijke Geneeskun81 gedrukt zijn , is onbekend. 560 Als geleerd en gelukkig uitlegger der Heilige Schrift heeft Schutt e zich bekend gemaakt door eenige Verhandelingen over een gedeelte van Salomon's llooglied, en de Godspraken van Jerernia, eene Ontleding der Psalmen ; aanteekeningen op zijne leerredenen en gedichten ; eene Commentatio ad Vatici­ nium Bileami Num. XXIV: 1419 in Bibl. Hag. T. I. p. - 48 seqq.; Verhandelingen over Num. XX; 1416 , 17 20 , - 25 80 ; Oordeelk. Aanmerkingen ouer Pred. X: -7 , X//: 7 - en andere stukken in de Akademie der Geleerden of uitspan­ ningen tot ophelderinge van de H. S., Taal-, Oudheid- en Geschichtkunde, als ook ter bevorderinge der beschaaide letteren, kunsten en wetenschappen door een Weetlievend genootschap , voorts door zijne Analysis I Cor. XV : 27 , 28 en Bibl. Hag. T. 1. p. 563 seqq., waartegen Joannes Nicolaas Richter schreel in Bibl. Hag., T. III. p. 392 seqq. T. IV. p. I. seqq. Hij beoordeelde J. van Iperen s' Obadja in Tael-en Dichlk. Bijdr., D. II. Groote roem verwierf hij als aardrijkskundige , en kan als zoodanigmet °Het haus, Verbragge, Relant, Halma, Bachiene, van Emdre en Hamelsveld wedijveren. Zijne geographische aanteekeningen op zijne gedichten ver­ spreiden licht over de ware hgging sommiger plaatsen der H. S. Ook acht men zeer zijn arbeid aan R. Pocockes Beschrij­ ving van het Oosten (vert. door L. W. Cramer us, Utr. 1776-1786) , maar vooral zijne Verhandeliny over de reize der Israeliten in de Woestijn en eenige bijzonderh,eden van Jeru­ zalem en deszelfs omtrek , met een Voorberigt van J. C. M o h r. Utrecht 1785. 86. Ook naaakte hij zich als tijdrekenkundige bekend door Bei­ lige Jaarboeken of Overeensternminy der Evanyelisten en inleiding tot de Handelingen der Apostelen. Amst. 1783 3 D. Zij 80. werden in 1795 herdrukt , en ofschoon er ook sedert dien tijd vele en gewichtige aanmerkingen op gemaakt zijn , en zij sedert de verschijning van latere tijdrekenkundige werken naar het licht der XIX eeuw opgesteld , waarde verminderd zijn , blijven zij eater op hooge verdiensten aanspraak maken. Met alle regt worden ook zijne Geslachtboom van Adam tot Christus , tot opheldering van den Geslachtboom, 2 St. Haarl. 1782. 8°. ; en Verhandeling over de zeventig weken van Jeru­ zalems herbouwing , en eene week van deszelfs verwoesting 2 St. Amst. 1776 , 1779 vermeld. Groot waren ook de verdiensten van Schutte als taalkun­ dige. Hij was niet slechts ervaren in vroegere en latere Oos­ tersche talen en in die der Grieken en Romeinen , maar ook gemeenzaam met het Italiaansch , Fransch , Duitsch , en een grondig beoefenaar zijner rnoedertaal. Het waren niet alleen zijne verdiensten als dichter , die de Staten van Holland en West-Friesland bewogen om hem naar 's Hage tot het vervaare 561. digen eener nieuwe Psalrnberijrning of te vaardigen. Hij zelf schreef Brie taalkundige werken , die in ms. in de bibliotheek der maatschappij van Ned. letterkunde , waarvan hij lid was, berustten (over de wizen en tijden der werkwoorden ; de ver­ buiginge der Nederduitsche werkt000rden , van de woordbuiginge der hulpwoordenBof weezen , hebben , worden, laaten ; over de woorden thans en Wel eerwaardigBOok bezit deze maatschappij van zijne hand een Lijst van Lonzbardische woor­ den uit Paulus Warnefriclus Diaconus , en van Iperen ver­ meldt zijne Taalkundige aaninerkinyen op eenige Psalmen van V o e t. Even als zijn vriend E u s e b i u s Voet, vervaardigde hij stichtelijke gedichten , die , schoon door die van den eersten overtroffen , toch niet zonder verdiensten zijn. Driernaal werken zijne Stichtelijke Gezangen in 4 deelen , en het iste deel vier­ maal , het iaaist in 1783, herdrukt. Het Ode deel bevattende de muzyk , is in 1787 in het licht gekomen. Onder de op hem vervaardigde lijkzangen is er een van van Wo en s e 1, die hem "een zanger vol van vuur ," een //David van zijn tijd" noernde ; Jacobus T o 1 noemde hem lleen puikpoeet en hernelharpenaar, , de eer der beste poezy." In 1788 gaf A. van den Berg nog een bundel 1Vayela­ tene Gedichten van Schutte in bet Licht. Hij was ook lid van het dichtgenootschap , Kunstliefde spaart Been vlijt to 's H.age , van het getiootschap Dukes ante ownia Musae te Utrecht, en Concordia et Labore te Dordrecht. Hij is meermalen afgebeeld. Zie Saxe, Ononz., T. VII. p. 98 ; C. Boot, Epistola ad R. S. ad Psalmi XLV: 3, in Bibl. Hag. Fasc., 1 p. 562 seqq.; Richter, in Bibl. Hag. , T. IV. p. 84 ; Vervolg op Wagon ear 's Amsterdam D. XXI. bl. 98 ; 99 ; L. Hamerster, Leerred. over het godvr. Leven en zalig afsterven van R. Schutte , Amst. 1785; Kok, Vad. Woor­ denboek Bijv. , D. III. bl. 311, 312 ; Neue Gelehrte Europa , Th. X. S. 401-406; Schotel, Kerk. Dordr., D. II bl. 353 volgg.; Gla-sius, Godgel. Nederl. ; Schutte, Bundel van plegt. leerreden. , 1772; Brans, Naantr. bl. 108; Wagenaar, Amst., D. VII. bl. 494; P a a u w en Veeris, Vern. Kerk. alphab. , bl.!; Boekz. 1762a. bl. 362, 1778, bl. 669 volgg. 1779, bl. 663 volgg., 1789, bl. 400-405, 1841, bl. 472; G e r. Borstius, Opwekking tot blijdschapen wensch op de overkomst van R. S. te Amst. ; V o e t , Nagel. Sticht.Gez., Dordr. 1786 8°. , bl. 106 volgg. ; Krieger, bij het vernemenvan den dood van Schutte , Li)kgezangen op R. S. ; Brouwer, Leerred. over het H. boek Esther , Voorr. bl. IX ; de Vries, Proeve eener Gesch. d. Ned. Dichtk. , D. II. bl. 174; S i e g e n b e e k , Gesch. d. Ned. Letterk. , D. I. bl. 74; Witsen Geysbeek, B. A. C. Woor­denb., D. V. bl. 248 volgg. , Handel. d. Maats. v. Ned. Letterlc. , 1784 bl. 8, 1785 bl. 2, 1795 bl. 5, 1804 bl. 13; van Iperen,Kerk. list. v. h. Psalmgezang , D. I. bl. 265 ; van Emstre, Bijbel­verkl. v. Palest. , bl. 17; Aanteekk. op Shaws Reizen door Barbar. enhet Oosten ; C o l l o t d'Escury, Holl. roem, D. III. bl. 400, 401; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. , Cat. v. d. Bibl. d. Maats. v. Ncerl. Letteric., D. I. bl. 256. 36 SCHUTTE (C. H.) schreef : Verhandeliug over het onderscheid lusschen delfstoyelijke en planten zuren , en over den invloed van dit onderscheid op de geneeskunst, in N. Verhandd. v. h. Bat. Genoots. uan Proef­ onderv. Wifsbey. 1781 bl. 167. Uitvinding van eene nieuwe manier oin de vitriool-oly to waken , in Verhh. der Boll. Maats. van Wetens. te Haarlem. 1758. b1. 395. Zie Holtrop, Bibl. nzed. et chir. , p. 122. SCHUTTE (G.) is schrijver van : De verandering der lucht bid de ademhaling in de voortbren­ ging der dierliike warmte , ontvouwd, in Alq. Tad. letteroef. 1791. D. I. St. 2. bl. 458. Gelukkige herstelling van eene volkomene verlamnzing , door schrik veroorzaakt. T. a. p. 1794. D. IV. St. 2. bl. 191. Verhandeling over het gebruik der zinkbloemen in Verhh. v. h. Genoots. Servandis civibus. 1791. bl. 1. Zie Holtrop, 1. c. SCHUTTE (J. H.) schreef : Zonderlinge geneezing van een jongeling , door eenemolenwiek, omtrent zes loot hersenen uit het hoofd geslaagen, in Verhh. der Holt. Maats. v. miens. te Haarlem. 1 754. bl. 94. Geneeziny eener monde door den rechterslaap des hoofds lot de hersenen doorgegaan. Vit het Hgd. T. a. p. 1757. bl. 566. Zie Holtrop, t. a. p. SC HUTTENIUS (EVERARDUS) wend in 1618 predikant te Oldemarkt , IJsselham en Paeschlo , in 1624 te Molle , waar hij in 1654 stied-. Hij gal in het Licht : Anti-Stratius , o f le een korte ondersoeckinye van de .7 7afel9n des Gheloofs, ghemaeckt door Jacobus Stratius J'esuyt van Antwerpen. Zwolle 1633. Christelijke Kidder. Amst. 8°. Van 't Sacrement des Autaars. 4°. Over het nieuwe Verbond of deel der Heyligen. 4°. Practijk der Gocizaligh,eid van Luda Bailly. Amst. 1640. 12°. Een bands. door hem onderteekend Swolle den 25 Octobris 1631 , sty/o loci berust bij den beer van Dam van Noo r- d elo o s te Rotterdam. Zie Moonen, Naamkeeten , bl. 54, 90 ; Abcoude, Nemo-. enAanh., 1743 , 1745 , Nay., D. VIII. bl. 359, D. IX. bl. 128, 142, SCHUTTER (THEopoitus) een teekenaar, , van wien Kramm vermeldt Een gezigt op de stad Cleef en den Elienberg , uit­ voerig en extra fraai in rigting met 0. S. inkt gewasschen , en Gezigten op steden aan de Waal of Lek yeleyen, waarschijnlijk is hij dezelfde met den graveur Schoter, die o. a. het pot­ tret van Rembrandt graveerde. Zie K ramm, SCHUTTERS (C.), dichter uit het begin der 19de eeuw, vervaardigde: Proeve van yezangen , ter bevordering v,an den waren troost des Christens , volgens het Heidelbergsch onderwijs , 2 stukjes. Vlissingen 1804. gr. 8°. Gedagten bij den watervloed , die tusschen den 14 en 15 Jan. 1808 de stad Vlissingen heeft getroffen. Vliss. 1808. Kleine Bijdrage ter gedaytenis v. d. Wel Remo. Heer Hugenholtz , overl. den 2 van Ooystm. 1808. Middelb. 1808. Zie Naanzl. van Ned. Boeken gedurende de jaren 1804-1808, bl. 80, 406, 472. SCHUTTERS (NicoLAAs), boekverkooper te Middelburg, in den aanvang der 19de eeuw , vervaardigde vrij vloeijende ge­legenheidsverzen. Zie van der A a, N. B. A. C. W lordenb. , D. III. bl. 140. SCHUURMAN (JOHANNES JACOBUS) was in 17u1 en nog in 1734 predikant te Kleef. Hij schreef : De Prophetie Joelis. VVezel 1703. 4°. Het gerighte Daniels. ..N1d. 1703. 4°. Over het eerste , tweede en derde Capillel van Genesis. 12°. Zijn portret bestaat. Hij is geschilderd door T. van N ij­m eg e n , gegraveerd door G. D. Koning met 8 lat. dicht­regels op 41jarigen leeftijd. zie Mour ik, Naamr. ; Nav., D. VIII. bl. 359, D. IX. bl. 128, 142; Cat. J. van Voorst, T. I. N°. 1299. SCHUURMAN .) sehreef : Drie gevallen van de dolle hond beet , in Alg. V ad. Let- teroef. 1798, D. VIII. St. 2 , bi. 460. Zie Holtrop, Bibl. Med. et chir., p. 323. SCHUURMAN (D.) schreef : Twee korte verhandelingen behelzende eene nieuwe theorie , om , na eene doorbraak en scheiding van het darmkanaal, de genezing zonder overbliiven van een anus artificialis le bevor- deren , in _Hippocrates. D, II. St. 2, bl. 154. Theorie omtrent het openen der ettergezwellen door aanmer- kelzjke waarnemingen gestaaft. Aid. D. II. St. 1 , bl. 112. V erhandeling over de oorzaken en behoedmiddelen ter voor­ homing van de tegenwoordig meerdere sterile van het yolk op onze Oost-indische schepen , in V erh. v. h. Bat. Proefonderv. Genoots. , 1777. D. III. bl. 49. Over vari en valgi , en in Geneesk. Bijdr. door C. Pruys van der Hoeven, D. II. St. II. M. 148. zie Holtrop, t. a. p. SCHUURMAN (JAN BLOEMERT), meer dan 50 jaar ge­neesheer te Steenwijk , lid van het prov. collegie van geneesk. 36* toevoerzigt in Overijssel, overleed in den ouderdom van 74 jaren , den 15 Sept. 1841. Hij schreef : Twee gevallen van _paralysis rheumatica musculorum faciei, in Genee8k. magazijn door Stipriaan Luiscius en andd. 1804. D. III. St. 2, bl. 99. Waarnemingen aanyaande het .semen phellandrii aquatici. Ald. 1807. D. IV. St. 2 , bl. 77. Twee brieven over de gezondheid der kolonie lrederiksoord, in de Slar. 1819 bl. 453 , 1821 bl. 202. erslag weyens den staat der yezondheid in de kolonien. Ald. 1822. bl. 409, 471 , 557. Beriyt wegens den staat der koepoks-inenting in de kolonie der Alaatschappij. Ald. 1823. bl. 994. Brief weyens den Staat der ziekten in de Ommelanden. Ald. 1824. bi. 227. Berigt van eenen langduriyen en volkomen afkeer van alle spi;js (asitia) in Praktisch tijds. v. d. Geneesk. 1837. St. 4. bl. 289. - Zie H o 1 tr op, 1. c.; Konsten Letterb. , 1841. D. I. bl. 194. SCHUURMANS (PIETER), Anasterdamsch koopman, een der 4 kooplieden , aan wien de Franschen in 1713 Berbice verkochten. Zie Wagenaar, Vad. Hist. , D. XVIII. 131. 11. SCHUURMANS STEKHOVEN (H.), sedert 1819 hortulanus te Leiden , zoo door zijne kunde in de kultuur en de botanische wetenschap , als door zijn geschriften over de vaderlandsche planten bekend. Hij overleed omstreeks 1835. Men heft van hem : .Kruidkundiy Kunst-woordenboek , bevattende meat alien thanein gebruik zijnde Botanische kunsttermen. Leyden 1825. kl. 8°. Kruidkundig Handboek. Amst. 2 D. 12°. Zie Gebr. v. C 1 e e f , Alphab. Naaml. v. Bock. , bl. 571. SCHUURMANS STEKHOVEN (JAcorns) , in 1792 te Leiden geboren , behoorde tot een geslacht , dat zich sedert lang omtrent de plantkunde verdienstelijk maakte. J a co-b u s volgde het spoor van zijn vader,, werd in 1829 2de hortulanus, en in 1839 zijn opvolger. Hij vermeerderde zijne kennis door verscheidene buitenlandsche reizen , en deed zich spoedig als een der ijverigste beoefenaars der vaderlandsche Flora kennen. Hij was medearbeider van onderscheidene tijd-schriften van botanic en horti-cultuur; zijn herbarium der Nederl. Flora is algetneen bekend ; zijne verzameling van voor-werpen tot opheldering ,der vormleer was eenig in haar soort, en zijne boekerij voortreftelijk. Hij overleed omstreeks 1850. Zie Kobus en de Rivecourt. SCHUYL (FLoRENTius) , zoon van Everardus Schuyl, predikant te 's Hertogenbosch , werd den 13 Januarij 1619 te Schiedam geboren. Bij het woeden der pest te dezer stede verloor hij twee broeders , en zag zijne moeder aan den rand des grafs. De wader vreezende ook te zullen aangetast worden , beval Flo r en ti us aan de stads-regering als alumnus aan , om later voor kerk of staat de burgerij nuttig te zijn. Hij werd dan ook als stalls-k•eekeling op eene jaarliiksche bijdrage van f 250 aangenomen (25 Sept. 1636) en behield er het genot %an tot 1640. Toen als artium magister zich te 's Bosch vestigende , werd hij tot professor philosophiae der illustre school, op het jaargeld , dat hij als alumnus ge­ nooten had , aangesteld , mits zich onder M a resius in de godgeleerdheid bekwamende. Na diens vertrek naar Gronin­ gen , wenschte hij met den leerstoel der godgeleerdheid be­ kleed te worden , doch vruchteloos ; hij moest zich met die der wijsbegeerte vergenoegen , terwijl eater later (1644) zijne jaarwedde op f 400 gebragt werd. In 1664 ging hij naar Leiden als hoogleeraar in de geneeskunde. Hier had hij (1639) vroeger gestudeerd , en promoveerde den 18 April 1664 tot med. dr. na het openbaar verdedigen eener dissertatio de na­ tura et usu Zienis , die door G. C. B. Surin ga r zeer werd geprezen. Ook werd hem in 1667 het onderwijs der kruidkunde net het opzicht over den Botanischen tuin aanbevolen , waar­ omtrent hij zich zeer verdienstelijk maakte. Hij overleed den 5 van Herfstmaamd 1669. Hij heeft verscheidene werken van Descartes uit het Fransch in bet Latijn overgezet , en voorts een lijst vervaar­ digd van de planten en gewassen aanwezig in den Hortus Bo­ tanicus te Leiden , benev ens een lijst van inlandsche planten en gewassen , welke in den omtrek der stad gevonden worden. Hij is bij van der A a afgebeeld. Men heeft van hem een tegenschrift van een puriteinsch boekske tegen het dragen van tang hair , door een predikant onder 't pseudoniem van J. Poiminander in 't licht gegeven(ilbsoloms-Hayr. Dordr. 1642. 8°.) Het beeft den worm van ecnen brief aan eene Infrouw E. V. D. en is onderteekend : A. Verborg, pseudoniem van Florens Schuyl.llRaedt your de Scheer-siecke Hair-cloovers. 's Hertogenb. J. van Dock um 1644. Raedt voor de Scheer-siecke Hayr cloovers. Door Florens Schuyl , ordin. prof. der philos. binnen '8 Hertogenbosch. Het tweede deel. 's Hertog. Ald. De titels zijner oudere geschriften zijn: Catalogns Plantarnm flora Academici. Leid. L. B. 1668. Renatus Descartes de honzine , figuris et latinitate donates a Florentio Schu,'lio , inclytae vr6is Sylvae-Dncis Senatore et ibidem philosophiae professore. Leidae 1662. 4. De Physiologia nzedicea Pars I. Leidae 160. 4°. De veteri Medicina. Leidae et A mst. 1673. 12""). Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool , D. II. b 72,73 T. en B. bl. 138, 139; Soermans, Acad. Reg. , bl. 57; .Hor-tis brevis Llistoria , door Bo er h a a ve, geplaatst voor D. I. van zijneIndex alter plantarutn, quae in horto Academico- Lugduno-Batavo aluntur p. 28; Hermans,!d. fil. en lat. school te 's Bosch , bl. 12, 13: G. C. B. S tt ringar, Invloed der Cartesiaansche wijsbegeerte ophet natuur- en geneesicundig onderrigt aan de Leidsche Hoogeschool, bl. 50, 51; Haller, Biblioth. anatonz., T.I.p.536; Meth., p.374, 521,Bib. M. Pract., T. III. p. 263; Heydani, Orat. fun. , Swam­merdam, Bijbel der Natuur , bl. 90; Banga, Gesch. der Genees1c.,bl. 512 volgg.; Plemp, Fundant. Med. , XVI; Sylvius, Orat., anno 1670, Diemerbroek, Anat. , p. 47; R. de Graaf, Oper., p. 417, 425; Bartholini, Epist. , T. IV. p. 113; Cherselier, voor de nieuwe uitgaaf van het gemeld tractaat van Cart es ius door L. de la Forge, Franiof. 1692; van der Aa, Aardr. Woor-denb. , D. V. bl. 477, 489; van Someren, Uytsp. der vernuften,bl. 43i ; Muller, Cat. v. Panfl. , D. I. bl. 367; Cat. de la Biblio-thOq. de Mr. .T. Muelnzan, p. 230; Nav. (over het geslacht Schuyl ,) D. X. bl. 336, 337. SCHUYLENBURGH (S. vAN). Van hem heeft men : Affbeelding van de overoude rarileyten aan A strandl onz­ trent Domburch gevonden in 1647. 's Hage 1647. kl. fol. ge­ teekend door Schuylenburc h, gegr. door H. D au ck ert z. Anlyeke steenen en penninuen geronden op de zee-strandt bij DomburghBZeelancit 3 Jan. 1681. Door order van I/ eth , pres. van de kamer V an Walcheren geleykent en naerBleven gecoloreerl. Zie Cat. de la Bibfioth. de Mr. .T. Neulman , p. 25. SCHUYLENBURGH (JOHANNES VAN) , griflier van Willem III, was benevens Willem van Schuylenburgh, heer van Drakenburgh, raad en rekenmeester der domeinen tegenwoordig bij het openen van het testament van Willem III 17 Mei 1702. Zie het Verbael in Hist. Kron. , D. VII. bl. 405, volgg. SC HUYLENBURCH (W. vAN), dicbter uit het midden der 17de eeuw. Hij gaf o. a. in het licht : Aenspraek lot het yedreygde Nederlandl. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterlc. , D, III. bl. 117. SCHUYLENBURCH (JoAN), afgevaarcligde vanwege de staten van stad en lande ter generaliteit, bewilligde tegen last in den vrede met Portugal den 6 Aug. 1661 gesloten , en werd van zijne ambten verlaten. Zich niet in een bedrijveloos leven kunnende schikken , deed hij , met kuiperij , beloften en ge­ schenken bij verscheidene burgemeestets en raden zijn best om hersteld te worden. Toen hem zulks mislukte , nam bij zijn toevlugt tot de burgerij , met name tot de rouwaleesters en oldermans der achttien gilden , beklaagde zich bij dezen Over 't onregt hem aangedaan en gewaagde tevens van ver- scheidene gebreken bij de regering , die herstelling behoefden , 't geen ten gevolge had , dat het gemeen (1662) op de been kwam , en met een verzoekschrift bij burgemeesteren en mad ,om herstelling van ecnigo misbruiken aanhield. he regering gaf toe , de akte , waarbij S c h u i l e n b arch onbekwaam ver-klaard was om eenig ambt te bekleeden , werd ingetrokken.Toen echter de regering na de burgerij gewonnen te hebben ,Naar gezag wederorn had hernomen , liet zij hem eerst door twee soldaten in zijn huis bewaken , en was op het punt hem inhechtenis te nemen , toen hij in vrouwenkleederen ontsnapte,en eerst naar Bremen en daarna naar Munchen week , waar hij zich een geruimen tijd onthield en door den bisschop inbeseherming , en in zijn dienst genomen werd. Under­tusschen was hij door 18 gemagtigde rechters , ten overstaan van prins Willem van Nassau, stadhouder in 't gewest , bij vonnis , ter dood veroordeeld (1663). Lie Aitz e ma , Saken van Staat en Oorlog , D. IV- bl. 764-774, 781-737; Wagenaar, Fad. Hist., D. XIII. bl. 17, 64, 67, 68; Kok. SCHUYLENBURCH VAN BOMMENE1)E (Mr. PRANcOIS PIERRE GUILLAUME VAN), van 1790-1795 grietman vanHerwerderadeel, ambteloos burger van 1795 tot 1805 , na 1814 lid van de staten generaal te 's Hage , was sedert 1814 lid der Maats. van Ned. Letterk. en overleed 13 Sept. 1818. Hij was gehuwd met Wilhelmina B i g o t, en had bij haar vier kinderen. Zie Gedenks. v. d. Maats., bl. 52 ; v. S m i n i a , Grietmannen , N. .1Vaconl. SCHLTYMER Jr. (Jon. HERm.), is sehrijver van : Mahomet , trsp. Amst. 1800. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letlerk. , D. I. bl. 193. SCHUYRING (JOAN) sehreef : Doolhof der Illinnisten , beplant met 81 vrnehteloose boomen. Leeuw. (1661) 12°. Zie Mnller, Cat. v. Godgel. Boeken, bl. 107. SCHUYRING (.NIcoLAAs), gelegenheids -clichter , biocide in de achtiende eeuw te Haarlem.!iiij h,atste o. a. or eon voorde Geestelijke klae:/iedere2z van W. d' Orville. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. SCHUYT (WILLEn). Rem. predikant te Zevenhoven 1730 , Nieuwpoort 1732 ,Berkel 173 ,1, Nieuwkoop 1737, Waddingsveen 1710 , Utrecht 1742, emer. en gestorven 1781. Hij schreef : Lijkrede nit Openb. XIV : 13 , over Adrivan v. Cattenburghovert. binnen Utrecht den V Maert 1743. Uytuespr. door IV.Schnyt. Amst. 17 ,18. Met 2 lat. gedichten op deze lijkrede van J. H. van Stryen en Regn. v. d. Hoeven j. u. st. Achteraan lijkzangen van L u c r. With. va n M er k en , K. Westerbaen, S. Doekes, Nic. Versteeg, Fr. de H ae s, N. N. en S c h uy t zelven. Zie Tideman, Rem. Broeders , bl. 102, 106, 183, 193, 258, 372 ; Rogge , Bibl. van Rem. Gesch,riften , bl. 242. SCHUZ (J. F.) , kunstschilder. Op den Cat. eener verkooping in 1817 te Amsterdam , vond K r a Ill m van hem vermeld : Twee stuks aanyename Rijnycziyten, yestoffeerd met vaartui­ gen , beelden , wayens , paarden , koeijen en schapen, kunstig en yeestig behandeld. Zie Kramm. SCH. WAB (LAMBERT), kunstschilder te Luik, bloeide in bet mid­den der 16de eeuw. Hij was leerling van Lambert La rnbe r t us. Zie Kramm. SCHALS (Dr. BARTHOLOMEUS). Op Cat. van P1 o os v an Am st el, komen de volgende teekeningen van hem voor: Ben afbeeldiny van een bejaard beer , uitvoerig , met zwartkrijt. Ben vorstelijk persoon met een ridderorde onzhangen. _Een staande studie-vrouwenbeeld. _Een dito dito enz. Zie Kramm. SCHWA.RTZ (JoAcHIMUs) werd den 12 April 1686 te Maag­denburg geboren, in 1737 lector van het burgerlijke regt te Leiden, bij welke gelegenheid hij eene or. hield utruin jure culpandusesset J'ribonianus , pod in com_ponendis Pandectis .Ethnicorunzhonzinum scripla compilaverit. Den 12 April 1 742 sprak hij , tot hoogleeraar in de regten benoemd , de origine furis perso-narunz et insigni mutatione quasi eidem infulrt puyna Cannensis. In 1 i50 sprak hij , bij gelegenheid van het nederleggen der rectorale waardigheid , de causis conteintae jurisprudortiae .Ro-manae. IIij overleed 6 Maart 1759. Zie to Water, Narratio , p. 220, 221; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hooyeschool , D. II. bl. 198, 199, 275; N. Gel. Europa , D. I. bl. 269, Th. S.; -Kobus en de Rivecourt. SCHWARTZ (JOACHIM JOHANNES), zoon van den vorige , werd den 6 Augustus 1726 te Leiden geboren , ontving daar zijn eerste opleiding, en bragt aan hare hoogeschool zijne regtsgeleerde studien ten einde , na het verdedigen eener Kiss.ad varies Atorum veterunz Iraymenta. Na twee jaren als prak-tizijn werkzaam geweest te zijn , werd hij hoogleeraar te Gro-ningen , en aanvaarde den 11 Sept. 1752 dien post met eene Oratio de finibus critices in libris veteris prudentiae regendis. Hij schijnt zich niet als regtsgeleerd schrijver bekend te heb-ben gemaakt. Zijne rectorale Oratio van 1755 pro Batavisiuris Romanorunz civilibus interpretibus is niet gedrukt. Hij was een gelukkig beoefenaar der muziek . en werd daarin een der eerste dilettanten onder zijne landgenooten. THij bleefongebuwd , en overleed den 19 October 1761. Zie Programma funebre, gedenkb. v. Gron., bl. 78; E. L. Gerber, _Hist. Biogr. Lexicon der Tonkiinstler , Th. II. S. 480; N. Gelehrt. Europa. SCHWAIITZENBACIi (JAcoB) , geboren en wonende te Veere , maakte zich door welgelijkende en keurig uitgewerkte al- beeldingen , door fraaije en fijne schilderijen , en zelfs door de ets- en graveer-kunst bekend. Hij was ook secretaris van de rederijkkamer de Missende scholieren aldaar. Kramm vermeldt van hem de Afbeelding van de Bedzwe­ ring , door de reyering van V eere , den 2 Julij 1787. fret Portret van Hendrik Antoni Tolle , predikant te V ere. A°. Aet. 61. 1790 is ook door S ch war t zen bach geschilderd en gegraveerd , en komt ook voor in lets van H. A. Tolle. Te Vere. 1790. 8°. Zie Kramm. SCHWACI1HOFER (JoHANNEs JosEPaus) in 1772 te Mentz geboren , geraakte te Amsterdam in kennis en vriend- sehappelijke betrekking met Jacques Ku yp e r , oefende zich onder dozen meester in het teekenen naar afgietsels van an­ tieken en het naakt gekleed model op de stads-teeken-akadetnie , bij het gettootschap Kunst zij ons doel en de tnaatschappij Felix meritis. Bij de laatste behaalde hij een eereprijs voor eene teekening , voorstellende de weduwe ran Oklenbarneveld , prins Maurits om genade smeekende. Zijne teekcning, voor­ stellende Safi° , zich in de zee stortencle , werd door den Duit- schen graveur L. Bur ehhorn in bet koper gebragt. Van zijne hand bestaan een menigte schriftuurlijke en zinnebeeldige voorstellingen en portretten , zoo met olie als sapverw. Zie Immerzeel. SCHW4.-kRTZENBERG !HOHENLANDSBERG (GEoRG WOLFGANG, Baron THOE), zoon van W il co 11 o I di n g a, Baron thoe Sc hwartzen berg, grietman van Barradeel ((lie volgt), werd geboren in 1690, den 30 October 1697 aangesteld tot Tonne­ boeijer voor de provincie Friesland , doch verwisselde dit ambt met dat van grietman van Barradeel, waarvan zijn wader , den 8 Februarij 1703, afstand deed ; maar voorshands eater kreeg hij verlof zijne studien voort te zetten , en zijne grietenij te laten waarnemen. Den 11 Januarij 1713 werd hij grietman van Dantumadeel , en den 8 December 1729 van Menaldurnadeel, en (len 12 Februarij 1737 benoemd tot gedeputeerde uit Westergoo. Hij had zitting in alle hooge colieg,ien , huwde den 10 April 1729 te eorbarg met Franc oise Wlson de S t. Maurice (geb. 10 September 1705), overleed te Leeuwarden den 28 December 1738 , in den ouderdom van 48 jaren , en werd den 14 Januarij van 't volgende jaar te Beetgum in den grafkelder bijgezet. Zie Wapenb. Schwartzenberg, Gen. 16; van S m i n i a , N. Lijst van Grietrn., bl. 125, 126. SCHWARTZENBERG en HOHENLANDSBERG (GEORGE FREDERIK , Baron THOE), zoon van Georg Wolfgang, Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, verloor reeds vroeg zijn varier, doch kwam gelukkig in handen van bekwame verzorgers en leermeesters. Hij was meesterknaap in bet jagtgeregt van Friesland , ontvanger.generaal van Menal­dumadeel , volmagt van de Vijfdeels zeedijken , lid van de 'ge­deputeerde staten , en werd om zijne bekwaamheden in alle gewestelijke en landscommissien gebruikt. Vooral was hij be­noemd als steller van de deductie van Frieslands Quota in 1782. Als curator van de akademie van Franeker bragt hij reel tot haar bloei toe. Lid of directeur van de meeste ge­leerde maatschappijen in ons vaderland , heeft hij vooral dank bij tijdgenooten en nakomelingschap verworven door zijne zorg voor de uitgaaf van het Friesche Charterboek. Hij huwde den 19 Maart 1758 met Sophia Elizabeth, dochter van Carel Du co, graaf van Aumale, die in 1746 in den slag van Eaucoux sneuvelde. Hij woonde op de State Ter Horne te Beetgum , en overleed te 's Hage den 6 Aug. 1783 , nala­tende een zoon (die volgt). Zie Wapenb. Schwartzenberg, Gen. 17; Seheitema, Staatk. Ne­ derl., van S m i n i a , 117. Naaml. v. Grietin. , bl. 183, 184. SCHWARTZENBERG en HOHENLANDSBERG (GEORGE WOLFGANG CAREL DECO, Baron THOE) eenige zoon van den vorige , volg(le zijn varier 1783 op als grietman van Menalda­madeel , huwde Juliana Agatha, dochter van Wilco Holdinga Tjalling Camstra, baron thoe Schwart­zenberg en Hohenlandsberg, overleed in 1808, elf kinderen nalatende. Zie van Sminia, t. a. p. bl. 184. SCHWARTZENBERG en HOHENLANDSBERG (GEORGE WILCO , Baron THOE), Heer van Visclihuizen en Wiarden ,eenige zoon van Johannes Onuphrius, baron thoe Schwartzenberg (die volgt) , werd geboren den 14 Octo-ber 1637. Den 5 Maart 1653 legde hij den eed at als grietman van Oostdongeradeel. In 1671 werd hij met P h lips van Humalda, raid-ordinaris van den Hove van Fries-land , gecommitteerde tot het aanleggen van de nieuwe steenen sluis van Ezumazijl , waaraan de eerste steen gelegd werd door zijn zoontje Wilco, oud zeven en Frans van Hum alda, oud vier jaren. In 1672 woonde hij als commissaris politiekde synode van Bolsward bij. Hij huwde II elen a Maria v an Schwartzenberg, geb. 16 Sept. 1646, dochter van Willem, baron thoe Schwartzenberg en Jannette T j a r d a v an Starckenborg, bij welke hij vier kinderen had. Hij woonde , even als zijn vader op Holdinga-Burgt te Anjum, en overleed aldaar den 15 November 1674. Zie Schwartzenb., Stamr. 96, 98, Wapenb. Sohwartzenb. Gen. 14 ; Fokke Sjoerds, B eschrijv . v. Friesl. , D. I. St. I. bl. 244; van Sminia, t. a. p. bl. 83. SCHWARTZENBERG (JOHANNES ONUPHRIUS Baron THOE) , zoon van Georg Wolfgang, den eersten , die den stam van S c h w a r t z e n berg in Friesland heeft voortgezet , en van Doed van Hold ingen, werd den 1 Januarij 1600 geboren. Hij was zeer ijverig in de studien , bezocht verscheidene hoo­ gescholen in Duitschland en Frankrijk , en beoefende tevens de riddermatige exercitien. In December 1627 ontving hij van de staten van Friesland zijne aanstelling als grietman van Oostdongeradeel , en van zijne benoeming tot grietman of tot aan zijn dood , was hij bestendig lid van de staten der provincie. Om zijne buitengewone bekwaamheden dikwijls aangezocht om gezantschappen of andere hooge bedieningen te aanvaarden , bleef hij zulks echter altijd weigeren , verkiezende liever in een kleineren kring nuttig te zijn. Hij huwde in 1636 met Anna dochter van Johan van B ö selager uit Oost-Fries- land en Geele Maria van Wadwarden, bij welke hij een zoon had. Hij overleed den 2 Februarij 1653 op Hol- dinga-State te Anjum en zijne echtgenoot den 25 April 1656. Zie Schwartz. Stamr. 96 , Wapenb. Schwartz. Gen. 13, Charterb. , D. V. bl. 316 volgg.; van Sminia, t. a. p. bl. 82. SCHWARTZENBERG en HOLIENLANDSBERG (MICHAEL ONUPHRIUS Baron THOE), jongste broeder van George W o l (- gang (bier voren) werd den 14 Julij 1695 te Leeuwarden gedoopt en door afstand van dezen broeder den 6 Febr. 1725 grietman , van Danturneradeel. In zijn jeugd kwam hij , wegens het vroegtijdig overlijden van zijn vader , onder opzigt van zijn oom , S i c c o van Goslinga, grietman van Franekeradeel. Hij was zeer bedreven in de wis- en werktuigkunde , en deed daardoor zeer veel nut , toen hij met Phil p V egi l i n van Claerbergen, commissaris was tot het leggen der nieuwe Zijlen bij Koltun' in 1729. Cok staan zijn naam en wapen op de piramide van hartsteen , tot gedachtenis van dit gewigtig werk opgerigt. In 1748 was hij lid der Friesche staten , en bleef onafgebroken de ambten en corarnissien der provincie waarnemen. Hij overleed te Leeuwarden den 27 April 1758 in den ouderdom van 63 jaren. Hij had 3 zonen bij M a r­ garetha Maria, baronesse van Ghendt, met welke hij den 29 October 1707 gehuwd was. Zie van Smini a, t. a. p. bl. 126. SCHWARTZENBERG en HOHENLANSBERG (WILCO HOL- DINGA , Baron THOE) , zoon van Ge o rge Wil co , baron thoe Schwartz enberg, grietman van Oostdongeradeel , werd in zijne jeugd in den krijgsdienst opgeleid , en bragt het tot den rang van luitenant-kolonel. Met zijne beide zusters was hij eigenaar van de heerlijkheid Ameland. Hij werd den 18 Julij 1689 grietman van Barradeel, en woonde op de state Eysinga te Rinsumageest , welke hij aanmerkelijk verbeterd heeft. In 1695 was hij lid van gedeputeerden , en had zitting in alle hooge collegien. Hij hu‘N de Fed Sophia, dochter van Johan van Gos n g a , grietman van Franekeradeel en had vier kinderen. Hij overleed den 4 Februarij 1704 in den ouderdom van 40 jaren. Zie Wapenb. Schwartzenberg , 'Gen. 15, Gosling a Gen. 7; van Sminia, N. Nam/. v . Grietna. , bl. 217. 218. SCHWARTZENBERG en HOHELANDSBERG (WiLco Ba­ronnwE),zoon van Michael Onuphrius en Margaretha Maria, baronesse van Ghendt, geboren 28 Mei 1738, werd den 19 Sept. 1758 grietman van Wonseradeel, was tevens ont­vanger-generaal en clijkgraaf van die grietenij , en in 1766 lid van gedeputeercle stater). Hij oonde op Wibranda-state te Hichtum , en was meesterknaap in het jagtgeregt van Friesland. Hij bleef ongehuwd en overleed den 12 April 1788. Zie Wapenb. Schwartzenberg , Gen. 17; van Sminia,!.Nciam/., bl. 274; 275. SCHWA.RTZENBERG en HOHENLANSBERG (WILCO HOLDINGA TJALLING CAMSTRA , Baron THOE), zoon van J a n Sicco, baron Thoe Schwartzenberg en Hohelands­b e rg, generaal en gouverneur van Namen , en Elizabeth H elena van Camstra, werd den 4 Februarij 1738 geboren. 1-lij was in 1760 lid van de staten van Friesland en Volmagt van de Zeedijken , werd in 1788 grietman va.n Wonseradeel , in plaats van zijn neef Wile o. In 17'95 moest hij afstand van zijn post doen , en heeft na dien tijd geen publieke be-trekking gehad. Hij huwde Christina Helena Gee r­truida Aleckema van Burmania, die hemachtkinderen schonk. Hij overleed in Mei 1803 , zijne weduwe den 20 April 1819. Zie V. S mini a , N. Naaml. , bl. 275. SCHWEGMAN (HENDRIK) werd in 1761 te Haarlem ge­boren , en oefende zich onder P. van Loo in het teekenen en graveren. Hij teekende o. a. de afbeeldingen van bloemen en planten naar het leven , in het werk getiteld : Icones Plan-tarum rariorum door Voorhelm Schneevoogt. Ook teekende, graveerde, kleurcle en schilderde hij fraaije bloem­en fruitstukken. Bij den oeconomisehen tak der Hollandsche mastschappij der wetenschappen te Haarlem leverde hij een berigt in over de uitvinding om eene teekening op een koperen plaat over te brengen , eu ontving daarvoor in 1793 eene remuneratie van 20 dukaten. Voor prenten van hem, in de aqua-tinta manier uitgevoerd , werd hem mede in 1805 eene premie door de Nederlandsche huishoudelijke maatschappij toe­gekend. Over deze kunst gaf hij eene verhandeling in bet licht. Hij teekende en schilderde fraaije bloem- en fruitstuk­ken , etste verscheidene landschappen naar zijn eigen teekening en bezorgde ook verdienstelijke prenten naar teekeningen van E. van Du i 1 s t. Hij overleed te Haarlem in 1816.Zie Immerzeel; Kramm. SCHWEICKHARDT (HENDRIK WILLEM) , in 1746 in het Brandenburgsche geboren , bekwaamde zich in de teeken- en schilderkunst onder den Italiaanschen schilder Giralomo Lapis, zette zich te 's Hage neder,, en verwierf zich roem door het schilderen van landschappen met kocijen , schapen en paarden uitmuntend van teekening gestoffeerd als ook van kapitale behangsels en kabinetstukjes met dezelfde stoffagie. Ook ver­vaardigde hij portretten , teekeningen en prentjes met beeldjes en beestjes. In 1786 vestigde hij zich to Londen en overleed aldaar in 1797. Zijne dochter Ka tharin a Wilhelmin a was de tweede echtgenoot van B i 1 d e r d ij k. Kramm mei& dat bij ook stadsgezigten o. a. van Londen met kloeke stoffagie schilderde , en dat hij in 't licht gaf : Eigh Etchings of Ani­mals. Londen 1770. kl. fol. oblong Acht bladen met Holland­ sche boeren , visschers enz. Twee bladen met kocijen en one-koppen. Hij had een' noon Leonardus, mede verdienstelijk kunstgraveur te 's Gravenbage , en aldaar in Januarij 1862 in 79jarigen ouderdom owerleden. Hij graveerde vele kaarten , vooral in den grooten Atlas van Friesland, bij E e k hoff in 1850 in fol. verschenen. Zie Immerzeel; Kramm. SCHW EICKHARDT (KATHARINA WILHELMINA) dochter van den vorige werd den 3 Julij 1777 to 's Hage geboren. Zij bragt hare vroegste jeugd in Engeland , waar haar vader sedert 1786 gevestigd was , door. Aldaar leerde B i 1 d e r d ij k haar kennen in het huis harer ouders. Reeds vroeg onder­scheidde zij zich door buitengewone gaven. Met lof beoefende zij o. a. de teekenkunst, waarop zij zich ook in later tijd bleef toeleggen. Ook muntte zij uit in allerlei vrou­welijke handwerken en huishoudelijke kundigheden vooral , Miter als dichteres. Zij schreef hare eerste verzen in bet Engelsch , in welke taal zij ook de Elfride dichtte , later door haar in het Nederduitsch overgewerkt. Ook zijn er nog Fransche en Italiaansche dichtstukken aanwczig , die van onmiskenbaar talent getuigde. Ook in de oude, zelfs de Oostersche , talen maakte zij geen geringe vorderingeD , blijkens de opdragt van den 2den druk van den Klaagzangvan Ibn Doreid. B i l d e r d ij k leerde haar de Hollandsche dichtpen hanteeren , en gaf in zijne Poezzj (a°. 1803) een aantal dichterlijke voortbreugsels van deze zijne discipelin in het yak der dichtkunst in het licht. Al wat in deze verzame• ling met de letters C. of W. of S. geteekend is , was haar werk. Hij zelf had onder deze vroegste verzen zijner echt-genoote veel op met de Zaide en Almanzor , de Arria en Paetus , den graaf Lauzune (naar Blumauer), Leonore (naar Burger) en de Elvire. In het Vaderland teruggekeerd , gaf de geduchte ramp der dijkbreuken , in den aanvang van 1809 , de dichteres aan-leiding tot een Treurzang van die ontzettende gebeurtenis , to zamen met eene Romance in twee zangen, onder den titel vanOverstrooming in bet licht gegeven. In de drie deelen Treurspelen van haren echtgenoot (1808 en 1809) is de Elvire en de overzetting van Racine'sIphigenia van hare hand. In later leeftijd zagen nog twee geheel oorspronkelijke Treurspelen van mevrouw Bilderd ij k met eene Voorrede van haren echtgenoot het licht , de Dargo op oud-Schotsch , de Ramiro op Spaansch-Moorsch grondge­bied beide uitgelokt door de prijs-uitschrijving der tweede klasse van het Instituut (1806). Aan het eerstgemelde gaf de klasse , aan het tweede Bilderd ij k de voorkeur. In 1813 gaf zij hare Gedichten voor kinderen. Schoon minder bekend en gezocht dan dat van den in dezen niet licht overtroffen van Alp h en, werd dit bundeltje echter in 1829 voor de derde maal herdrukt. In de diehtbundels door B i 1 d e r d ij k uitgegeven , na de gezegende gebeurtenis in 1813 , 1814 en 1815 , had ook zijne egade een aanzienlijk deel. In de Vader-landsche Uitboezemingeiz wisselde o. a. de zachte vrouwelijke stem telkens zijne forsche timnen af. Afzonderlijk gaf zij nog in 1814 een dichtstuk op de Moordto Woerden, in 1817 eene to Gend met gaud bekroonde Can-tate , Gedenkdag der zege van Waterloo , in bet licht. In B i 1 d e r d ij k s Bundels van 1818 en 1819 Wit en Rood leverde de dichteres menig belangrijk stuk in meer dan een yak. In de Nieuwe Dichtschakering gal zij de belangrijke gediehten aan Alwine , de Hoop , Celeste (naar Kosegarten) en de romance Mathilde. Het schokkende sterfgeval van den oudsten zoon ontlokte ook der dichteres roerende rouwtoonen. Van haar is in de dichtbundel ter nagedachtenis van Julius Willem Bilderd ij k, het aandoenlijke vers aan Jonkvrouwe * *TDichterlijke arbeid was in die dagen haar tot een veel vermogende afteidina van moedersmart. Van daar hare overbren-ging in het Nederduitsch , van het meesterstuk van Robert Southey den Rodrigo de Goth. In de jaren 1823 en 1824 verschenen de 25 zangen van dit belangrijk heldendicht , met een voorbericht van Bilderd ij k , en een opdracht der dich-teres aan den dichter van het oorspronkelijke. Tusschen de verzen ter nagedachtenis van den geliefden zoon , en de nit-gave van den Rodrigo , gaf zij (1820) nog een afzonderlijken dichtbundel onder den titel van Podzij. (Rotterd. bij J. Im-merze el). In 1827 verschenen hare Gedichten, waarin menig heerlijk dichtstuk uit de onuitputtelijke stof van evangelic en bijbel-geschiedenis. Ongeveer op hetzelfde tijdstip verschenen twee gedichten der begaafde vrouw in de Keur van Nederlandsche letteren (bij Westerman): de Dageraaden de Zonnen-ondergany. In 1828 volgde een uitvoerig, deels verhalend, deels beschou-wend gedicht, Jezus lzjden. Vol van keurige zoowel als innige poezy is de bundel in 1829 te Brussel uitgegeven , onder den titel van Nieuwe Gedichten. Na de ziekte , die in het jaar 1826 het leven der dichteres bedreigde , maar hoe hevig ook en in de gevolgen ondermijnend , evenwel voor dat oogenblik spaarde , gaf aanleiding tot eeneUitboezenzing , waarin zij hare geschiedenis schreef. Dit vers na haar overlijden onder hare papieren gevonden , werd door d a Costa uitgegeven. Zij overleed te Haarlem den 16 April 1830. Haar vriend da Costa gaf uit hare nagelatene schriften , in 1835 verzameld , nog een bundel , die bij G. F. N. Suringar te Leeuwarden het licht zag , en schreef hare biografie voor van der Aa's Vervolg van Witsen Geysbeek. Reeds was er in 1831 een levensberigt van haar , door mr. Ni Carbasius bewerkt , met hare beeldtenis uitgegeven. SCHWENCKE (T.) gaf in het licht : Aanmerkingen van een stuk been eener runder-ribbe, na het twee en twintig maanden in de long yedraagen le hebben, door hoesten geloosd in Perk. v. d. Roll. maats. van wetens. Haarlem. 1765 bl. 203 van de berichten. Aannzerkingen over verscheidene manieren van bloedstelpen, en de voornaamste bloedstelpende middelen in de heelkunde. Ald. 1755. bl. 225. Voorbeeld hoe eene samengestelde breuk gelukkig behandelt en genezen is. Ald. 1758 bl. 133. Verhandeling over de waare aart en uilwerking van de ci­ cuta aquatica Gesneri, of groote waterscheerliug , een gewas welk hierBlande in menigle voorkomt , en genuttigt, van de doodelijkste gevolgen is. Ten algemeene nutte uitgegeven. Amst. 1791. 8°. met 4 pl. Aanmerkingen op het getal der dooden van 1756, 1757 en 1758 , in welke twee laatste jaaren de kinderpokjes gegrasseerd hebben inBGravenhage, in Verh. enz. 1760. bl. 158. Aanmerkingen op het getal der dooden van 4°. 1759, 1760, 1761 , 1762 en 1763, in welke twee laatste jaaren de kinder­ pokies gegrasseerd hebben in '8 Gravenhage. Aid. 1765. bl. 485. Beschrijving van een nieuw werktuig oin de lij fmoeder te ondersteunen. Ald. 1760. bl. 206. Beschrijving van eene nageboor , waarin drie moederkoeken (placentae) zich vertoonden. Met 1 alb. Ald. 1758. bl. 141. Mededeelinq vau een bericht van backs weyens de water­ vree8 in een mensch , na het onmatig yebruik van sterken drank. Ald. 1768. bl. 471.Aanmerkingen over de weer (callus) der beenen. Ald. 1754. bl. 39. Zie Holtrop, Bibl. med. et chir. , p. 324. SCHWENCKE (M. H.) gaf eene Beschrijving en afbeeldiny van een nieuw geslacht van planten , flagella genoemd , in V erh. v. h. Bat. Genoots. 1774. D. I. bl. 473. Zie Holtrop, t. a. p. SCHWENKE (M. W.) is, volgens A r r e n b e r g, schrijver vanV erhandeliny over de cicuta of waterscheerliny m. pl. Amst. 1756. Kruidkundiye Beschrijving der in- en uitlandsche gewassen , welke hedendaaysch meest in gebruik zijn. 's Hage 1766. ilanmerkingen over het yetal in den ouderdori der gestor- venen aan de kinderpokjes. 's Hage 1770. 'Lie v. C le ef, Naconl., bl. 468. SCHWEIG (L. M.) werd in 1779 te Nijmegen geboren , trad in 1790 in dienst van den staat, en behoorde vier jaren later tot de dappere verdedigers van Grave tegen de Franschen. Zijn vader sneuvelde bij dit beleg , en hij werd krijgsgevangen. In 1799 streed hij in Noord-Holland tegen de Engelschen , in 1807— 180 V woonde hij de veldtogten in Duitschland bij , en in 1812 den togt naar Rusland. Da6r werd hij den 14 Nov. krijgsgevangen , en nam dienst bij het Russisch-Duitsch legioen , en streed sedert tegen de Fransehen. In 1814 keerde hij naar zijn vaderland terug, en trad in 1814 in deszelfs dienst. De koning schonk hem in 1849 een gouden medaille voor een trouwen dienst van 54 jaren : vroeger had de keizer van Rusland hem een zilveren geschonken. Hij was de oudste onder-otlicier van het Nederl. leger, toen hijin October 1853 te Groningen overleed. Op zijn graf aldaar is een fraai bewerkte tombe , door de onder-officieren van het Nederl. leger opgerigt. Zie Kobus en de Rivecourt. SCHWEYS (HENDRIK) werd den 2 Julij 1786 te Amster­dam geboren , trad in jeugdigen leeftijd , in het jaar 1807 , in militairen dienst, en van dien tijd of was hij steeds tegen­woordig bij alle groote veldslagen van het keizerrijk. Hij volgde in 1812 het groote leger naar Roland , woonde de veldslagen van Smolensko , Berodino en Moskowa bij , en be­vond zich in Moskou , toen de Russen de hoofdstad in brand staken. Gelukkig de Beresina met half bevroren voeten over- gekomen, nam hij deel aan de veldslagen van Leipzig en Dresden en aan den veldtocht in Frank rijk. In 1815 in Nederlandschen dienst overgegaan , was hij tegenwoordig bij de veldslagen van Waterloo en auatre-Bras. Benoemd tot luitenant adjudant bij de Zuid-Hollandsche schutterij , was Bel­gie wederom het tooneel van zijue krijgsverrigtingen bij Has­selt en Houthalen , tot dat hij , na den vrede met Belgie, met den rang van kapitein eervol ontslagen en gepensioneerd werd. Hij was versierd , behalve met de medaille van de orde van St. George , met een zestal ande•e onderscheislings-teekenen en een eere-dragon aan het gewest van den degen. Hij overleed 12 Mei 18 7 0 to Arn hem. Hij liet een zoos na 1 ste luite­nant der infanterie in 0. 1. die daar aan verschillende expedi­tien heeft deelgenomen , en thans civiel en tnilifair gezaghebber van het eiland Nias ter westkust van Sumatra is. Zie N. Rott. Courant, 14 Mei 1870. SCHYFF (J. S.) van hem heeft men : .Het Mislukt Ontwerp , of de Twee Preceptoren; blsp, vrij gev. n. h. Fr. van P. F. N. Pabre d' Eglantine (prosa) Amst. 1801, gr. 8°. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. , D. I. bl. 191. SCHIJN (HERMANUS) in 1662 te Amsterdam geboren , oefende zich aldaar in de doode en levende talen , en te Leiden en te Utrecht in de geneeskunde , waaraan hij ten jare 1682 tot doctor werd bevorderd. Hij vestigde zich te Rotterdam en oefende daar de praktijk uit , dock legde zich tevens op de godgeleerdheid toe , zoodat de Doopsgezinde gemeente (waartoe hij behoorde) in die stad hem in 1686 tot haren leeraar ver­koos. Driemaal beriep hem de Amsterdamsche gemeente bij de Zon op 't Cingel , schoon te vergeefs. Eindelijk liet hij zich in 1690 bewegen daar als leeraar op te treden. Hij be­kleedde 37 jaren deze betrekking , en overleed in 1727. Zijn ambtgenoot Gerard M a a tschoen Meld eene lijkrede op hem , in 1728 te Amsterdam in 4°. uitgegeven. Hij gaf in het licht : De Mensch in Christus of he geestelyck leven der geloovi- gen , in zyn natuur , eigenschappen, staten snz. Amst. 1720. 12°. Korte historie der Protestante Chrislenen , die men Menno- niten , of Doopsgezinden noeint. Amst. 1711. 12°. door den schrijver zelven in het latijn overgczet , en in 1723 te Am­sterdam in 12°. uitgegeven met den titel : Hisloria Christianorum qui in Belgio Foederato inter Pro­ testantes Hennonitae appellantur adjecta accurata disquisi­ tione de antiquitate Baptismi Proselytoruin inter Judaeos., Hierop volgde in 1729 Historiae Mennonitarnm plenuis de- ductio , in qua de origine , nominibus, differentiis , dogmatibus confessionibus , autoribus , itemque de hodierno in Belgio foe- 37 derato statu eorum Ohristianorum qui a Mennone Simonis Men­ nonitae appellantur , fusius ayitur. Beide deelen zijn eerst door M. van Maurik en later door Maatschoen in het Hollandsch overgezet. Deze laatste breide het werk aanmerkelijk uit en verrijkte het met een dercle deel. Van zijn kanselarbeid heeft bij proeven nagelaten , in zijneZalige nayedachtenis van M. Fort gens, Amst. 1695 , voor wiens predikatie hij evenzeer als voor die van J. G. Buyzer eene voorrede schreef , en in zijne , na zijn dood uitgegeven , Heilige Keurstoffen. 1738. Zie Ma at scho e n, Lijkrede op Sch ij n , onder den titel : Eeuwig-durende gedagtenis der regtvaardigen , uit Psalnz 112 vs. 6. Amst. 1728; Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holland enz., bl. 135 volgg. ; G1 a s ius , Godgel. Nederl. ; Paquot, Mow , T.Tbl. 407; Kobus en de Rivecourt; Arrenberg, Naamr. , bl. 468; Muller, Catal. van portr. i. v. ; Abcoude, Naanir. , bl. 329 , Aanh. bl. 193. SCHIJNVOET (JAcoBus) mogelijk een broeder of zoon van Simon (die volgt) , biocide in den aanvang der 18de eeuw. Hij was een bekwaam plaatsnijder en graveerde o. a. R. R o g-mans afteekeningen van Nederlandsche oudheden , steden en dorpen , te vinclen in L u d. Smids, Schatkamer van Neder-landsche oudheden enz. Amst. 1711. 8°. Hij graveerde ook naar zijne eigene teekeningen , en naar die van S m. on Sch ij n-v o et. Ook heeft men van hem een Geziyt op de St. Paulus­kerk te Londen, naar de eerste teekening van Sir Christ. Wren, later te Londen bij Boydell in fol. in het licht verschenen. Volgens Bryan zou hij in 1700 te Londen zijn gevestigd geweest. Zie Immerzeel; Kramm; Abcoude, Naamr., bl. 193. SCHIJNVOET (SimoN), zoon van Andries Sch ij n voet, geboortig van Dresden en aan de pest overleden , en van B a r­bara Somme est e r , werd in 1652 te 's Hage geboren. Reeds vroeg bekleedde hij te Amsterdam het ambt van adju­dant des geregts , eene bediening die niemand , zoo voor als na hem, heeft bekleed. Ook was hij buitengewoon klerk van stads-schatkamer , en eindelijk in 1.703 onderschout, hoofd­prevoost en geheimschrijver van het aalmoezeniers weeshuis , welke bedieningen hij tot zijn dood, 24 Augustus 1727 , heeft bekleed. In datzelfde jaar verscheen te Amsterdam een bundel lijkdichten op hem. Hij huwde A lber tin a Verbeek, die in 1694 overleed. A. Bogaert vervaardigde bij die gelegen­held een lijkzang , en bij gelegenheid van zijn tweede huwelijk , in 1697 met Kornelia de Bye aangegaan , een bruilofsvers. Zijn wapen was een slang van sabel gestrikt als een dubbele krakeling , met een kroon op den kop opwaarts op een veld van zilver en een veld van keel , beladen met een opwaarts gerigt zwaard van zilver , gevest van goud. Dit komt voor in het hierachter genoemde werk van J. Dart, alsmede onder zijn portret, in medaljon in kl. 8°. met een vers van L e s­caille, door P. Schenck. Bij van Loon vindt men nog een medalje met zijn portret , waarbij eene zinspeling op zijn naam Schijn Toed. Hij was een bekwaam bouwmeester , die bijzonder bekend was door het aanleggen van buitenplaatsen, zoo­als die der heeren Gruterus, Brands, Cunus, Witbol, Oortman enz. , en van aanzienlijke gebouwen , zoo te Am­sterdam als aan de Vecht en Amstel. Ook beoefende hij deteeken- en graveerkunst , en bezat hij eene rijke verzameling van oudheden , munten , zeldzaamheden van natuur en kunst , o. a. door C z a a r Peter I bezigtigd. Dit kabinet is beschre­ yen onder den titel van Muntkaainet der .Roomsche keyzers en keyzerinnen. In vaarzen beschreven door Abraham Bogaert. Met 70 koperen platen versiert ; te Amsterdam Jacob Lescailje. 1605. in kl. 8°. _Merin komen afbeeldingen , met zinnebeeldig bijwerk voor van hem, Bogaert en Jacob de R ij k , aan wieu hij door zijn tweede huwelijk vermaagschapt was. Hij gaf nog in bet licht : Kortbondige zinspreuken, Amst. 1689. 8°. Zedelessen , Amst. 1689. 8°. en Lusthofs-sieraden, Amst. 2 d. m. pl. fol. Zie Immerzeel; Kramm; van Loon, Nederl. Hist. Penn., D. IV. bl. 221; A. Bogaert, Gedichten , Amst. 1728. bl. 466 , 371 ; J. Dart, Antiquities of Canterbury , Lond. 1726 in fol.; Kobus en de Rivecourt; Abcoude, Namur., D. 1. bl. 329; Arren­ berg, Naamr., bl. 468 ; M u1ler, Cat. v. portr. ; Cat. Meulman, 131. 319. SCHIJNVOET (SIMoN) , is schrijver van :De kistkruiper of Bedrooge vrijer ; klsp. Leyd. 1776. ZIe Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I b. 131. 191. SCOENERE (JAN DE), kunstschilder, bloeide in het midden der 15de eeuw te Gent, waar hij eenigen tijd het onderwijs genoot van Hubert van Eye k. Hij schilderde o. a. met B o u d i n van W y t e v e l d e een Altaarstuk net deuren voor de abdij van het Nieuwe-Bosch. Zie Kramm. SCOENERE of SCONERE (LIEviN vAN), kunstschilder to Gend in het laatst der 15de eeutv. Zie Messager des Sciences. Gand. 1859, bl. 202. SCOENERE (SALADIN DE) , kunstschilder te Gend , bloeide in de eerste helft der 15de eeuw , en was waarsehijnlijk leer-ling van de gebroeders van E ij c k. Weleer bezat de kerkder Minoriten te Gend een stuk van dezen meester. In bet contract , dat nog aanwezig is , wordt niet alleen het onder­werp bepaald , maar worden ook de kleuren aangeduid , die dekunstenaar moest gebruiken. Ook schilderde hij in 1136 voor de kerk der Franciscanen of Recoletten te Gend een altaarstuk , voorstellende Jezus aan het kruis, omringd door de 37* H. Maagd, St. Johannes , St. Jacobus en St. Catharina met vier deuren , tangs welker buitenkant vier beelden in een nis geschilderd waren. Zie Immerzeel. SCOENHTANNEKOUT) , een kunstscbilder te &boon-hoven , die reeds in 1368 het gebruik van olieverw kende. Hij komt voor in ae rekeningen van Jan van Blois , heer van der Goude. Zie de Lange van Wijngaerden, Gesch. der Heeren van der Goude , D. I. bl. 391; Kr amm. SCOUTER (JAN) , omstreeks 1560 uit een aanzienlijk ge-slacht te Beaumont in Henegouwen geboren. Hij omhelsde den kerkelijken staat , en werd omstreeks 1584 kapelaan bij Maximiliaan M o r i l l o n , bisschop van Doornik. Hij bleef Da den dood van dezen prelaat (1586) te Doornik woven , en verkreeg later een canonicaat in de colle­giate kerk te Bergen • op. Zoom en vervolgens te Doornik. Hij schijnt eater niet lang deze laatste prebende genoten te hebben , wijl hij nog in 1 ti 29 den titel van kanunnik van Bergen-op-Zoom voerde. Het jaar van zijn dood is onbekend. Hij gaf in bet lieht :La Genealogie et descente de la Maison de Croy. Douay. 1589. kl. fol. L'Estat et comportement ees Armes ; liere autant viii que necessaire a tons Gentils hommes et ojiciers d' Armes. Bruxell. 1597. 1629. 4°. La Veritable origine de la tres illustre Mason de Sohier. Leide 1661. fol. fig. In ms. Theatre genealogique de la Noblesse de Flandre. etc. Zie Foppens, Bibl. Belg. , p. 726; d'Outremont, Hist. de Valenciennes , p. 96; Paquot, Mem. , T. III. p. 46. SCOT (Mr. THOMAS) , in Engeland besehuldigd , wegens bet sehrijven van een boek , getiteld Vox populi , waarin hij de bedriegelijke handelwijs der Spanjaarden ontdekte , 't geen hem hevige vervolgingen van den Spaanschen ambassadeur G o n d o-mare berokkende. Hij werd predikant bij bet Engelsch gar­nizoen te Gorkum , vervolgens te Utrecht 1622. Hij werd den 8 Junij 1626 , toen hij uit zijn huis naar de kerk ging , op straat vermoord door John Lambert, soldaat bij de compagnie van Viscount Wimbleston. Men vindt eenige gedichten van hem voor Campe Royall, set forth in briefe meditations, in the words of the Prophet Moses , Dent. XXIII: 9-14. Preached in the army at the Leafier , profitable for all sorts of men to reade : and published for the yenerall good of all that will reade van mr. Samuel Bachiler, minister to Sir Charles Morgan's regiment. London 1627 4°. in het Nederd. vert. Gron. 1628. 8°. Zie S t e ve n , History of the Scottish Charch, p. 306 , 338 , 339 , 344. SCRIBANIUS (CARoLus) , in 1561 uit een adelijk geslacht te Brussel geboren , studeerde te Keulen , en werd aldaar meester in de vrije kuusten (6 Maart 1582), trad in de orde der Jesui­ten , en begaf zich naar het novitiaat te Trier. De vrome Frans de Coster, toen provinciaal der Rijn provincie , zond hem met 12 medgezellen , de 12, apostelen genoemd , naar de Nederlanden. Vele jaren bekleedde hij de waardigheid van regent in de rhetorica , een jaar die van hoogleeraar in de wijsbegeerte te Douay , en 7 jaren die van prefect der lage klassen te Antwerpen. Gedurende de volgende 28 jaren ge­bruikten hern zijne oversten tot de voornaamste posten der societeit. In 1598 werd hij rector van het collegie te Ant­werpen , vervolgens provinciaal zijner orde en deed ten be­hoeve van deze twee reizen naar Rome. Hij overleed te Antwerpen den 24 Junij 1629. Scribanius sprak de meeste Eupopesche talen , en genoot de gunst van keizer Ferdinand I, der koningen Philips II en Hendrik IV , van paus Urbanus VIII , van den aarts­hertog Albert, den hertog Maximiliaan van Beijeren en van andere vorsten. Hij gaf in het licht: Ars mentiendi Calvinistica, cum vero commentario. Emptori. Habes hic fabulas Gallicas , Batavicas, in Patres Societatis Jen. Habes qui ea refellit: paucisque complectitur , civiles , apud Gallos , apud Belgas , sanguinis caussas , auctores , initiae, progressus. Moguntiae. 1602. Clari Bonarscii Am_phitheatrum honoris , in qua Calvinistarum Societatem Jesu criminationes jugulatae. Palaeopoli Adriati- corum. (Antwerpen) 1605. .Editio qquanto libro auctior. Ibid. 1604. met cen vijfde boek. Ald. 1606. 4°.Dominici Baudii Gnomae, Commentario illustratae. L. B. (Antw.) 1607. 12°. Asti qDefensio posthuma Carolus Scribanius Soc. Jesu Theologus amico bene merenti posuit. Antv. 1608. 12°. Orthodoxae fidei controversa. Liber L de scriptura, tradio­ nibus , judice. Liber II de Apostolica fidei, germanis de nun- tiationbus. Antv. 1609. 8°. Lib. III. de reliquis Sanclorum. Lib. IV de miraculis. Ibid. 1609. 8°. Antverpiae. Antv. 1610. 4°.Origines Antverpiensium. Antv. 1610. 4°.Heylighe Overdenckingen. ..kntv. 1613. 2 D. 12°. , vert. in 't lat. door P. Brisselius, in 't fr. door Jean Bri s- s e t. Paris 1619. 16°. Philosophus Christianus. Antv. 1614. Lugd. 1617. 8°. Amor divinus. Antv. 1615. 8°. Mogunt. 1616. 12°. Colon. 1618. 12°. Geestelycke Wijngaert. Antw. 1616. 1622. 12°. In iinnunciatione Dei -Matrix votiva gratulatio. Antv. 1618. 8°. Medicus reliyiosus , de animorum morbis et curationibus. Antv. 1618. 8°. 1622. 12°. In 't sp. Madrid. 1685. Superior religiosus , de prudenti et reliyiosa gubernatione. Antv. 1619. 8°. Lugd. 1619. 12°. Monast. Westphal. 1620. 12°. Adolescens prodigus ad se rediens. Antv. 1621. 8°. Politicus Christianus. Antv. 1624. 4°. 1626. 8°. Veridieus Belyicus , sive civilium apud Belyos Bellorum initia , progressus , finis optatus , in paw rein remedia a Ferro et pace praescripta ; Fidei , Patriae , Orbis bono. Item Refor­ matio Apvcalypsis Balavica , aucta et recensita. Antw. 1624. Christus patiens , piis exercitationibus illustratus , Urbano VIII. Pontifici Maximo D. D. Amst. 1631. 4°. Ghebet onses Ileeren ende Salighmakers Jesu Christi. Ghebets­ yezoys uytyelegt. Amst. 1631. 4°. Zie Sweertiu's, Ath. Bela., p. 170; Sanderi, Chorog. Brabant. , ult. ed. , T. III. p. 22 ; Imago primi Saec. C. J. , p. 877 879; Val. Andreas, Bibl. Bel g. , p. 126, 127; Foppens, Bibl. -Beige , T. I. p. 160; Paquot, Mom., T. III. p. 307. SCRIECK (ADRIAAN VAN), Sehrieek of Schrieckius, werd den 26 December 1560 te Brugge geboren , ontving het eerste onderwijs in zijne geboorteplaats , vertrok vervolgens naar Parijs , waar hij in de philosophie en regtsgeleerdheid studeerde. Hier geraakte hij met vele vermaarde personen in kennis , o. a. met Henri de Mesmes, raadsheer van staat en kanselier van Navarre, Guillaume Tournier, Pierre en Fran­ c o i s Pit h o u en anderen. In zijn vaderland weergekeerd , maakte hij kennis met Gerard de Horne, graaf van Bas­ signy en met Nicolas de Montmorency, graaf van Etaire. Door voorspraak dezer heeren werd hij baljuw van Cassel , Etaire , Bassee en Locris. Later werd hij raadsheer van Albert en Isabella en der stad Iperen , waar hij het overige van zijn leven doorbragt , en den 26 December 1621 aan eene beroerte overleed. N i co laas Cr omhout, Er y­ cius Putean us en Justus Rij ckius, die een Latijnsch grafschrift op hem maakte , waren zijne vrienden. Hij gaf in . het licht : Van 't beghin der eerster volcken van .Europen , insonderheyt van den oirspronck ende saecken der Nederlandren , XXIII boecken , met betoon van de divalinyhen dei Griecken ende La- linen op '1 selve beghin , ende den yhemeynen oorspronck. Ende dat de Neder-landren metten Ga-halen ende Tuytschen 't samen in d' eerste tyden ghfnaemt Kellen , yhecomen uuten Hebreeen op 't Noorden ofte den Kelteyhen cant des weerelts , ghelyck de Caldeen op Oosten , ende ander na 't Heel op der Sonnen ; verre te boven gaen der Griecken ende Romainen in ouderdom ende spraecke. _df-beleet van den Beghinne tot den tied van Carolus Magnus; ende besluytende over de 4900 jaeren. Ypre 1614. fol. Ofschoon dit werk met een latijnschen titel prijkt , is het echter in het Nederd. geschreven. De Wind geeft er een uitvoerig verslag van , en lezenswaardig is hetgeen Ypey er omtrent aanteekent. Monitorium secundorum Libri V. quibus originem rerumque Celticarum et Belyicarum opus nuper editunz, altius et 8uunt auctius ex fontibus Hebraicis , ipsaque rerum origine deducit, probat,firmatque. Ad Teutones , Belyas , Gallos , halos , lberos , Britannos , Danos et 4quilonares , admirandae Celtarum anti. quitatis et hactenus inauditae et inanimadversae observationes de vera et falsa origine Monumentum, sive Europa rediviva. Ipris 1615. fol. ildversariorunz Libri IV. Ipris 1615. fol. Beteg van Ypre door de Engelschen en Genlenatzrs, ten fare 1383 , en oorsprong van de feest , gezeyd den Tuindag , met een verhael van de gebeurtenissen welke in Vlaenderen , omtrent dien tijd plaats hebben gehad. Eetast in het licht gegeven onder den titel van : Oorsprong van den Tuindag door A. v. S. Heer van Rodorne , nu in lzedendaagschen stijl overgebragt en met geschiedkunetige aanteekeningen verrijkt, door J. J. Lambin. 2e dr. (P) Ypre 1833. 8°. Be eerste druk verscheen te Iperen 1610. 12°. herdrukt ald. 1733. 12°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belq. , p. 17; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 20; Sweerti i , Ath. Belg. , p. 102, 103; Gramaye,Defer. Flandr. , p. 190 ; Sanderus, de Brugens. erud. claris, p. 12; Paquot, Mem. , T. I. p 158 ; Y p ey , Gesch. d. Ned. tale , D. II. bl. 1-3 ; Me.m. de l'Acad. de Brux. (1777) T. I. p. 489 suiv. ; Morhof, Polyh., T. I. p. 733; Vogt, Cat. lib. rar. p. 614; De Wind, Ned. Gesehieds., bl. 321; Hermans, Bijdr., D. I. bl. 51. SCRIVERILTS of. SCHRIJ VER (PETRus) nerd den 12 Januarij 1576 to Haarlem geboren 1). Zijn wader Hendrik Schrijver 2) had zich , na vreemcie landen bezocht te heb­ben , als koopman te Amsterdam gevestigd , doch verwisselde , na zijn huwelijk met Cornelia J a n s Soo p s 3) , die rijkelijk 1) Volgens Meursius, Valerius Andreas, Schrevelius, Doekes, Foppens; doch volgens Hoffmann, Luiscius, Hoogstrat en in 1580. 2) Deze was de zoon van Pieter Schrijver. Hij iverd in zijn jeugd te Antwerpen tot den handel opgeleid. Hij koos in de ker­kelijke geschillen van dien tijd de zijde der Remonstranten , en over­leed te Haarlem den 2 Junij 1626. Zie over hem : C ommel in ,Beschrijv. v. Amsterd. , D. II. bl. 542; Brandt, list. d. Ref , D. IV. bl. 59 , B. bl. 872 , Leven van P. Scriverius , voor diens Ned.Ged., bl. 5 , 6. 3) Overleden te Haarlem , acht dagen na het overlijden van haar man, Jan Hendrik Schrijver, geb. 13 Maart 1578, die den naam van zijne moeder (S o o p) aannam. Leven enz. bl. 5. Daniel Schrijver. met tijdelijke goederen bedeeld was , die stad met Haarlem. In 1579 noodzaakte hem zijne handelsbetrekkingen naar Amsterdam terug te keeren. Hij nam zijne beide jongere zonen met zich , doch liet zijn oudste zoon Pe t r us over aan de zorg van burgemeester Barthoud van der Nijenburg 1), die met zijn viouws eenige zuster was gehuwd , te Haarlem achter. Deze genoot in zijn jeugd het onderwijs van Cornelius Schonaeus, rector der latijnsche school , en gaf reeds vroeg blijken van buitengewone geestvermogens , en aanleg voor de poezy. In 1593 verwisselde hij de Latijnsche school met de hoogeschool te Leiden. Zijne ouders wenschten dat hij zich aan de regtsgeleerdheid zou wijden doch S c r i v e r i u s had meer smaak in de letteren , en het was alleen door den invloed van Dirk van Egmond van der Nij enburg, president van den hoogen raad van Holland , dat hij de lessen van Cornelis de Groot, Everard van Bronckhorst en Gerard Tuning, toenmaals hoogleeraren in de regten bij­woonde. Naauwelijks was de president (1596) overleden , of hij wijdde zich geheel aan de letteren , en geraakte in hooge achting bij Bonaventura Vulcanius en Paulus Me­rula, zijne leermeesters in de welsprekendheid en geschiedenis. Tot zijne bijzondere vrienden behoorden Joann es Wouw e­rus, Joannes Meursius, Joannes Isaacius Ponta­nus, Daniel Heinsius en Janus Rutgersius. Ook geraakte hij in kennis met Janus Dousa beer van Noord­wijk , en werd de vriend van diens zonen George, Frans en D i r k. Doch onder de gelukkigste voorregten van zijn leven rekende hij de kennis met en genegenheid van zijnen grooten leermeester Justus S c a l i g e r. Na voleindigde stu­dien huwde hij (1599) Anna van der Aar, dochter van Willem Govertz van der Aar, raad en schepen van Leiden en van A ly t C l a a s z den Hertog, en besloot zich voor bet overige van zijn leven te Leiden te vestigen , naar geen eerambten te jagen , en zich geheel aan de studie toe te wijden , die hij met de beoefening der dichtkunst afwisselde. Voortbrengselen der eerste waren zijne uitgaven van en aan­merkingen op de Classici. Zijne uitgaaf der Seriptores reimilitaris (1607) deed de aandacht op hem vestigen. Algemeenwerd zij geprezen , en de Groot schreef hem : "dat hij nietals anderen wijs had willen zijn voor den tijd , maar de eer­stelingen van zijnen arbeid gespaard had voor een mannelij kenouderdom , en niet dan rijpe vruehten van kennis en geleerd­heid voor te brengen." Deze eerstelingen werden door een 1) Meursits noemt hem Barthoud van der Nijenburg, mvir eonsularis", oud-burgemeester , waarschijnlijk van Haarlem , maar in zijne genealogie bij van L e e u w e n , Bat. ill. , p. 958 komt hij voor als burgemeester van Alkmaar. reeks van andere uitgaven van Classici gevolgd , die wij bier­achter zullen opgeven. Zij werden gretig ontvangen , door de voornaamste geleerden uit de 17e en 18e eeuw op hoogen prijs gesteld , en zoo in proza en poezy geprezen. Men stelde hem onder de voornaamste philologen ; Meursius, Dousa, Casaubonus, Heinsius, Grotius, Gruterus, de Burmannen, Draackenburgh, Rutgersius, Ouden­dorp, Gronovius, Heringa, Vonck en honderd anderen hebben zijne philologische en critische aanmerkin­gen geroemd , en er in hunne uitgaven der Classici vlijtig gebruik van gemaakt. Caspar Bart hius noemde hem , neen schrander , geleerd en bijna weergaloos 'Dan." Lang na zijn dood (1737)gaf Arn. Henr. Westerhovius anecdota phi-lologica van hem in het licht , 't geen door P. Burmann us in zijn Praef. Emend. Henrici Vale sii p. 2 ten sterkste af werd gekeurd deze toch waren door Scriverius niet voor de pers besternd , en verdiende zulks evenmin. Niet minder roern behaalde S criverius door zijne La­ tijnsche gedichten , die afzonderlijk, vocir de werken zijner tijdge­ nooten en in de alba amicornm zijner vrienden verspreid zijn. Hij zelf heeft geen bundel zijner Latijnsche poezy in bet licht gegeven; doch Da zijn dood gaf dezelfde esterhuiz en deze en nog anderen in een kwarto-bundel , achter de genoemde anecdota uit. G. in de Betouw liet daarop eenige Jambi inediti Smetio conscripti volgen. Nog zijn er vele onuit- gegeven gedichten voorhanden. Ook bad H oeuff t er een aanzienlijke collectie van , die hij echter der uitgave Diet waardig keurde. Verschillend is het oordeel der geleerden over zijne Latijnsche Muse. Dousa, Gro n o vi us, Scalige r, Francius roemden ze , K 1 efek erus echter verwonderde zich dat de laatste hem °rider de voortreffelijke dichters stelde. Ook Pe erlkamp gewaagt er van met grooten lof. Ofschoon hij zelf zijne gedichten niet verzamelde en uit­ gaf , zoo deed hij zulks echter die van zijne vrienden Dousa en Scalige r. Ook gaf hij een nieuwe editie der brieven van Erasmus en der gedichten van Janus Secundus. Het was in het jaar 1618 en begin van 1619 dat hij de gedichten van dezen laatsten uitgaf , en het is bekend hoe hij de proefbladen gebruikte, ten einde mededeelingen aan de Groot en H o o­ ger b eets te doen. Eenige dezer proefbladen en de Latijnsche verzen van Scriverius tot deze ligt betrekkelijk , kwamen in bezit van Gerard Brandt; die er zoo in zijn Leven van de Groot als in zijne Rechtspleginy van Oldenbatneveld uitvoerig over handelt. Overtuigd van de onschuld dezer heeren trachtte Scriv eri us die, waar hij kon bekend te maken en tevens blijken van zijne hoogachting voor hem te geven. Zulks deed hij o. a., een latijnsch bijschrift op het portret van Hoogerbee ts. Naauwelijks zag dit portret het licht of de afdrukken werden opgehaald , en de schout gelast den maker van het bijschrift , voor de vierschaar der akademie , waarvan Seri v er i us lid was , te dagen. De schout eischte dat de vervaardiger eene boete van f 200 zou betalen , doch de gedaagde voerde gronden aan , op welke hij concludeerde, dat den schout zijn eisch rnoest ontzegd warden. Terwij I dit geschil hing , vielen er eenige redenwisselingen tusschen S cri v eri us en zijne rechters , die de verbittering deden toenemen. Hij Wilde tot geen schuld­bekentenis komen , ofschoon zijne vrienden hem daartoe aan­spoorden. uHebben zij mijn hand (zeide hij), ik geef hun mijn hals , maar tot schuldbekentenissen te komen : neen , in eeuwigheid niet." Hierop volgde bet vonnis , doch hij weigerdc steeds te betalen en liet zich voor de betaling panden. Even gelijk de kist van de G root, zoo strekte deze llboete tot stoffe voor de vlugste geesten van dien tijd." Zijne uitgave deramores Baudii (1638) bragt hem onder verdenking van eene ongeregelde levenswijs , doch hij vond later een uitrnuntenden verdediger in Pieter B ay 1 e, die ook den handschoen voor C a s p a r B a r t hi us , die onder dergelij ke beschuldiging lag , opnam. Behaive de Latijnsche beoefende ook S criv e ri u s de Neder­duitsche poezy. Zijne gedichten werden door Simon D o e k e s bijeenverzameld en in 1738 te Amsterdam in het licht gege­ven. Gaarne ziet men in deze eenige hardheden en Latijnsche constructien over het hoofd , om den rijkdorn van schoone gedachten , stoute vindingen , kracht van uitdrukkingen en zuiverheid van taal , die men allerwege er in aantreft. De verzameling is klein doeh met refit noemt Lan g e n d ij k ze: ffPaerlen, lang verstrooid op alle wegen, ffNaauwkeurig opgezocht en aan een snoer geregen." In welk een hooge achting de Nederduitsche taal bij S c r i­v erius stood , blijkt uit zijne dichtmatige voorrede der Neder-duitsche Poemata van D. H e i n s i u s (door hem uitgegeven). Hij noemt haar o. a. #Thel, ongelooflyk zoet, princes van alle talen, llGeboren om de kroon van 's andren hooft to halen. ff Vol zins , vol defligheyts , vol luyster , lang en ruym , //En die wel missen kent he overzeesche sebum; Tael , rijk en onvermengt ; tael om ten loon te dragen: ffGodin, die niet behoeft een woord to ken le vragen. Dit is te opmerkelijker wij1 meest alle , die zich op de kennis der oude talen toelegden , niet slechts weinig met hunne moedertaal op hadden maar ze zelfs verachtten. Niet alleen de Nederduitsche taal , maar ook hare geschiedenis vond in S c r i v e r i u s een gelukkig beoefenaar. Hij volgde bet voet­spoor van D o u z a en Emmius, en trachtte (ofschoon hij , volgens bet oordeel van sommigen hierin soms te ver ging , en met het onkruid ook menige goede plant uitwierp), de oude geschiedenis te zuiveren van de menigvuldige fabelen en dwit-, lingen , die daarin voorkomen. Reeds in 1606 gaf hij , onder den pseudoniem van Sax°Grammaticus een klein geschrift uit , getiteld : Oud-Batavien ,nu yenaanzd Rolland , en drie jaren later zijn Batavia illustrata , eene verza,meling van onderscheidene schrijvers, als Gelde n-hauer, Aurelius, Barlandus, Aquilius en anderen. 1-lij zelf levertie in dit werk , behalve zeer geleerde aanteeke-ningen op de kronijk van A q uilius, een nuttige bijdrage: getiteld Antiquitates Batavicarum T abularium (bl. 170-232)i bevattende de opgave en beschrijving der Romeinsche oudheden in Holland ontdekt. Deze Batavia illustrata behaagde &SO zeer aan de Staten van Holland, dat zij hem daarvoor met een gouden kop besehonken. Later was hij W outer van Goudhoev en behulpzaam in de uitgave zijner kronyk , (1620), waartoe hij hem een reeks van uitmuntende en doorgeleerde aanmerkingen bijzette , die niet het minst belangrijke gedeelte van dat werk uitmaken. Ten onregte schrijft men hem toe de Korte beschrijving derNederlandsche oorlogen , het werk van zijn vriend , den hopman D u y m. Zij is kort en onvolledig. Veel beter zijn zijne in 1650 in atlas formaat uitgegeven Principes et Comites Hollan-diae cet. Dit werk waarin de platen , welke even als die bij Baarland, le Petit en Goudhoeven gevolgd zijn naar de zoogenoemde muurportretten uit het karmeliter-klooster te Haarlem , die Willem Thibaut, glasschrijver aldaar , ten tijde der belegering had afgeteekend , en die in 1576 door Michael V o s m e er in 't licht waren gegeven , behelst geen doorloopend geschiedverhaal , maar bestaat alleen uit uit­treksels uit de oude chronyken , welke zonder aaneenschakeling, achter elkander gegeven werden. Het is vertaald door mr. Pieter Br ug rn a n Hage 1667 4°.), die de platen in 't klein er beeft bijgevoegd , en voorts de oude en nieuwebeschrijving van Holland , Zeeland en Friesland , mede van Scrive riu s vooraan geplaatst. Eindelijk bezorgde Seri v e-rius nog een nieuwe uitgave van het Goudsche Kronykje , 't welk hij met uitvoerige en geleerde aanteekeningen , onder den naam van Toetssteen verrijkte , doch de uitgave zelve ver-scheen eerst in 1663 , drie jaren na zijn dood. Den 4 Mei 1650 werd Scriverius blind , en verspreidde zich het gerucht van zijn overlijden , 't geen koningin C hr i s­tina van Zweden bewoog door Isaac V os siu s aan N i c o­1 aa s Heinsius te schrijven om met de erfgenamen van Scriverius over (liens nagelaten handschriften te handelen. Groot was (le blijdschap der geleerde wereld , toen zij de valsch­heid van dit gerueht vernam , en Scriverius troostte zich met het verlies van zijn gezigt , blijkens een Latijnsch gedicht in 1652 aan Box horn gezonden. Zijn lust en ijver ver- flaauwde niet , en nu zelf buiten staat zijn letteroefeningen te vervolgen , nam hij den bekenden dichter Joachim Oudaan bij zich en "bediende zich van zijn mond en pen." O u d a a n begroette hem , op zijn tachtigste verjaardag, met een uitmun­tenden geboortegroet. In hetzelfde jaar verloor hij zijne echt­genoote, met wie hij meer dan 57 jaren in het huwelijk had geleefd. Nu begaf hij zich ter woon te Oudewater , bij zijn jongste zoon Hendrik Schrij v e r, aldaar baljuw,, dijkgraaf en schout , waar hij den 30 April 1660 overleed. Zijn lijk werd op zijn begeerte naar Leiden vervoerd , en aldaar den 6 Mei , gevolgd door den magistraat en professoren in de Hoog­landsche kerk ter aarde besteld. De voornaamste dichters vervaardigden bij die gelegenheid lijkgedichten. Tot zijn nagelaten schriften behoorde o. a. eene uitvoerige be­schrij ving van Haarlem , door Samuel Ampsing gebruikt. Zijne kinderen waren 1. Willem Schr ij v e r, in 1656 raad in de vroedschap te Amsterdam , in 1658 wegens deze stad gedeputeerd in het collegie ter admiraliteit van het Noorder­kwartier , gehuwd met Wendele de Graaf, zuster van A n d r i e s de Graaf, burgemeester van Amsterdam. Hij verwekte een zoon Willem, die nit zijn huwelijk met M a r­garetha Six geen kinderen naliet. 2. Hendrik boven ver­meld , gehuwd met vrouwe Anna van Rodenburgh,• en vader van een talrijk gezin. P e t r u s Seri v e r i u s is meer­malen afgebeeld (met den hoed , en zonder den hoed). Hij gaf in het licht: G. Benedetti Poemata posthuma P. Scriverii. L. B. CUT a C. Gruyot. 1601. 8°. Tani Philodusi (P. S c r i v e r i i) adv. P. C. Bockenbergii script. pro J. Dousa responsio. 1602, 4°. (Order den naam Saxo Grammaticus , een toespeling op P e t r u s Seri v e r i u s) Oud- Batavia , nu genaamd Rolland ;hoe ende in wat manieren ende van w,ien Holland , Seeland en Friesland eerst bewoond is geweest. Leiden 1606. 8°. Dit werk was volgens zijn levensbeschrii ver gevoegd bij de gesehiedenis van 's lands oude graven van zijn vriend , den hopman Jacob Duy m , miens werk naderhand onder den titel van Korle historische beschrijving der Nederl. oorlogen bij het Oud-Batavia van S c h r ij v e r is herd ruk t. Flavii Veyetii Renati Comitis aliorumque Veterum de re militari libri. Accedunt Frontini stratagemata ejusdemque Auc­ toris alia Opuscula , omnia emendatius , quaedam nunc primum edita a P. S, cum Commentariis aut Notis God. Stewechii etFr-Modii. L. B. 1607. 4°. Dousa Poemata pleraque selecta Scriverius ex auctoris schedislilerariis magnam partem descripsit , sparsa collegit , accunctint edidit. Accedunt Jos. Scaligeri , Justi Lipsii aliorumque ad Dousam carmina. L. B. 1609. 12°. Batavia illustrata , in qua de Batavorum insula , Hollandia, Zelandia , Frisia , Ultrajectina varit scriptores ; item Chronici Geldriae compendium , auctore Henrico Aquilio cum Scriverii observationibus Ibid. 1609. 4°. In 1611 herdrukt met bijvoegsels onder den titel : InferiorisGermaniae Provinciarum auctarium antiquitatis , Musaeo P. S. ook afzonderlijk L. B. 1611, cum fig. et icon. in 4°. uitgekomen. Beschrijving van Oud Batavien met de antiquiteiten van dien, mitsgaders d' afkomst en Historic der graven van Holland , Zee- land en Friesland. Arnhem 1612 , 1614. Amst. 1636 , 1646. 8°. Het Oud-Batavien is in de Chronyk van Goudhoeven ingelascht. In het fr. Histoire des Comics de Hollande et .Estat et Gouvernement des Prov. Unies. La Haye. 1664. 12°. (Cat. Peerlkamp p. 46). Antiquitatis Batavicarum Tabularium , Hollandiae , Zelandiae, et Noviomagi Gelriae inscriptiones monumentaque anliqua repre- sentans omnia. 1609. 4°. J. J. Scaligeri Poemata. L. B. 1615. Dan. H e y n s i i Nederduytsche Poemata , byeen vergadert enuytgegeven door P. S. Amst. 1616. Antw. 1619. (4° uitg.) 1622 m. pl. Hierachter Hymnus °Ile Lof-sanck van Bacchus , waer in 't gebruyck ende misbruyck van de wijn beschreven wort. Met een brief van D. H. aan P. S. vooraan. Animadversiones et variorum Notae in Marlialem. L. B. 1619. 12°. Lond. 1661. Amst. 8°. Hij noemt bet op den titel Opus juvenile et nunc primum ex inlervallo 15 annorum repetitum.Zie Scriverii, Epist. 3 April. 1603 ad A d r. v. d. Burch ap. J. G. van Meel, Dec. 2 ep. 4 p. 58; Grotii Poem.. p. 200; Syn. Epist. P. Burmanni, T. II. ep. 167, als ook den brief van J. Meursius ap. J. G. van M eel , Dec. 2 ep. , 6. p. 63 en van G. Jungermann, ald. Dec. 2 ep. 10 p. 75. Collectanea Veterum Tragicorum , Titi Livii , Andronici , Quinti Ennii , Cnaei Naevii , M. Pacuvii . L. Attii , aliorum­ que lragmenta et circa ipsa Notae breviorey. L. B. 1620 8°. Jani Secundi Opera. L. B. 1619. 12°. Joan. Sec. Nicolaii Opera, ex Mimeo rums' suo. ib. 1631. 12°. L. 4. Senecae Tragoediae. L. B. 1621. Apuleii Medar. Platonici Opera castigata. Amstel. 1624. Manes Erpenii cum Epicediis variorum. L. B. 1625. Lauerkrans V007' Laurens _Koster , in S. A m p s i n g s Be-schrift). v. Haarl. Zie Lev. v. P. S. bl. 30 , 31. Saturnalia sive de usu et abusu tabaci. Harlemi 1628. 8°. Ook opgenomen in zijne Opera Anecdota et poetica p. 406 seqq. Van dit werkje van S c r i v e r i u s is eene vertaling van S. Am p z i n g , met den titel : P. S. Saturnalia ofte Poe- tisch vastenavondspel 13 , vervatende het ghebruyck , ende mis- bruyck van de taback , Wangs by den auteur in 't latyn be- achreven ende b,y een liefhebber in '1 licht gegeven. Nu verryckt ende herdruckt , mitsgaders tot dienst ende vermaeck van een yder , in Nederduytsch vertaeld , door Samuel Ampzing. Haer-lem bij A d ri aen Roman 1630. 4°. In deze uitgaaf vindt men den Lat. tekst boven de Nederd. vertaling , en vooraan een uittreksel uit Dodonaei Cruytboeck. Beide mist men in de tweede uitgave , P. S. Vastenavondspel , de tweede druck ver- vatende - taback. U,y1 het latyn in '1 Nederduytsch door S. A. Nod z,yn hier bygevoeght XL vermaeckelicke Poetische yrillen denselve Heere P. S. toe yhee,ygent , door H. v. D. (elmenhorst). Tot Leyden by Willem Christiaensz. Anno 1631. Langw. form. Amores Dom. Baudii Epistolae et carmina ejus erotica. 8. L. B. 1638.Epistolae selectae D. Erasmi c. vita. L. B. 1649. Breda vetus ac nova. L. B. 1637. Principes et comites Hollandiae, Zelandiae et Frisiae ab anno Chr. 863 usque ad ultimum Philippum. Hispaniarum regem, aeri omne8 incisi et fideliter de8cripti auspiciis P. S. Harlemi 1650 in atlas formaat. Mr. P. Br ugman gaf in 1667 eene vertal. er van in 4°. in het licht. Er bestaat echter eene vroegere overzet­ ting van. Beschrijving van Haarlem. Haarlem 1647. 4°. Somnium nuptiale sacr. Th. Howard Com. Suffolcii. 1646. Opera anecdota philologica et poetica ex schediis auctoris M88. eruit et edi curavit Arn. Henr. fresterhovius. Traj. ad Rhen. 1737. 4°. Gedichten van P. S. Benevens een uytvoerige Beschryving van het Leeven des Dichters. Verrykt met deszelfs afbeeldingen en lofdichten, zo van oude als Hedendaagsche Poeten. Amst. 1738. 4°. Het Oude Goudtsche Kronyczken of historie van Hollandt, Zelandt, Vrieslandt en Uytreght met een Byvoeghsel. Tot aan de laatste Graaf van Holland& Beneffens een toetsken tot proevingh van veel plaatsen deser Historie door P. S. Amst. 1663. 4°. S. gebruikte echter niet de uitgaaf van 1478 , maar de Leidsche van 1483. In 't algemeen is S. niet zeer naauwkeurig. Men vindt zijne Jambi Smetio inscripti. bij in de Betouw ,.Epp. de castris veterum , sqq. Necomagi 1758. Over zijne Brieven : Catal. Bibl. Bunav. T. II. Vol. III. p. 1944. Men vindt ze o. a. in Miscell. Observ. in auct. V 01. VI. T. II. p. 168 seqq. (met J. J. Po n tan u s, Jo h. A, W o u-wer, Ca r. v. Dale n) in de Epist. ill. et clar. viror., in de Sylloge .Epp. Burman ni en andere collecties. Ned. gedichten van hem vindt men o. a. in Bloemkrans van verech. gedichten , bl. 30 , Appollo' s harp . bl. 245 J. A. Alberdingk Thym, Nederl. Gedicht. , D. I. bl. 59, 269, 270 en in andd. Bloemlezingen van V1 oten, Bloeinl.ez. uitde Nederl. dichter8, bl. 30. Lie Valerius Andreas, Bibl. Belq. , T. II. p. 1009, 1010; F. Sweertii, Athen. Belg., p. 633, 634; Morhoff, Polyh. Liter., C. XVIII. p. 212 ; Cr en ii, Animals. Phil., P. V. p. 1. P. II. p. 255, P XIII. p. 1; S axe, °nom, , T. IV. p. 186 , 187, Anal., p. 582; Freheri, Theatr., P. IV. p. 1541, 1542, c.icone; Meursii, Ath. Bat., p. 221; Imperialis, Museum Hist., p. 186, 382; Nol­ tenii, Lex. Lat. Anti Barb., p. 345, 1855, 1858, 1859, 1878, 1883; Klefekerus, Bibl. erud. Praec. , p. 187; M. Altingh, Not. Germ. Inf., P. I. p. 9, 1866, P. II. p. 116, 204; A. van Ruche 11, in Not. ad W. Hedae Hist. Episc. Ultraj. , p. 89 ; P. Burman , Praef. emend. ; H. Valesii, p. 2. Id. Syll. Epist. (Index); C. Barthius, Advers. Lib. X. C. II. Lib. 44. C. 27; Rutge­ nius, Variae lectiones ; Cunaei, Epp. (Index) ; Boxhornii, Epp. Poemata , p. 64, 247; Grotii, Poem., p. 260, 208; Casauboni, Epp., p. 400; Heinsii, Poem.; Neuhusii, Poem. Juven. , p.271, 272,282,284; Gebhardi, Exel., p.25,53; Bod. Banning, Carm. , p. 173, 200; Dousae, Poem., p.439,628; Borrichius de Poetis; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 114, 115; Peerlkamp, de poetis Neerl. , p. 394 seqq. , Praest. ac erud vir. Epp. ; J ö c h e r , Hoff­ mann; Cony. Lex. ; Lenglet Dufresnoy, Methode d'etudier l' Hist- XIII. p. 288. edit de 1772; Colomesius, .Reocccil des Particul. , p. 318 (ed• Fabr.); Paquot , Md.m., T. I. p. 335, Bayle, Dict. Hist. et crit. art. Barthius , in Not. litt. N. Biogr. Univ. ; Biogr. gendr. mod. ; M or eri, Leven van P. S. voor zijne Gedichten (1738); v. H arderw ij k , Redev. over P. S. in V. Letteroef. , 1845 , II. 208; Pars, Naamrol , bl. 60-64, 379; van Leeuwen, Bat. ill., p. 958; De Wind, Bibl. v. Geschieds. , b1.424; Wagenaar, Vad. list. , D. IX. bl. 23 ; Commelin, Beschrijv. v. Amst. , D. II. bl. 542; S. Ampzing, Beschr. v. Haarlem, bl. 106, 110; F. Schre­ velius, Beschrijv. v. Haarlem , bl. 149; K o n i n g, Tater. v. Haar­ lem , T. IV. bl. 26; Kinschot, Beschrijving van Oudewater ; Reg. v. d. Reger. voor de Handy. v. Amsterd. , 1603-.1617; Brandt, Regtspleg. v. Oldenb. , bl. 41-45 ; Dez. , Lev. v. d. Groot , bl. 166--168 ; Cattenb., very. bl. 444, Hoogstraten, Leven van Oudaan , bl. 15-18 ; C. v. A 1 k e made , Voorb. v. M. Stoke , bl. 1. noot bl. 4 Koning, Geschiedenis der boekdrukkunst ; Brandt, Hist. der Ref., D. III. bl. 606 , D. IV. bl. 873 , 897; 0 u da a n , Mengeld. , D. II. bl. 251; Tideman, op de Ged. v. Beaumont , M. 36, 67; Vollenhoven en Schotel, Letterk. Bijdr. tot de Gesch. v. d. tabak , Eogij en thee, bl. 125; V o n d e 1, Poezy,, D. II. bl. 32, 393; Bloemkrans van versch. Gedichten , bl. 5 06 ; Huydecoper, Proeve van taal- en dichtk. , (Reg.) ; H e r m a n s , Bijdr. , D. I. bl. 287; S i e- g e n b e e k , Gesch. d. Neerl. Letterk. , bl. 111, 112, 204 ; van Kam pen , Bekn. geschied. d. kunst. en wetens., D. I. bl. 196, 197, 204; Collo t d' E s Cu r y , Hollands roem , D. A. (1) bl. 174, IV. (I) bl. 28 ; A. (n) bl. 149, 150; Witsen G eysbeek, B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 242; van Vloten, Bloeml. uit de Nederl. dichters , bl. 31; Cat. van Loon (17 5 9) bl. 197; Cat. v. Alkem. , bl. 10 ; Cat. Replant , bl. 51; Cat. Grcmovius , bl. 54, 74, 76, 80, 87; Cat. de Groe , bl. 128, 140, 141, 162, 163; Cat. Visser,, bl. 31 , 32, 98, 139; Cat. v. Voorst (mss.) bl. 77; Muller, Cat. v. portr. ; Hoogstraten; Luiscius; Kok; Nieuwenhuis, Woordenb. d. zamenlev. ; Kobus en de Rivecourt. SEBA. (ALBERT) werd in 1665 te Etzel in 0. Friesland geboren , was te Amsterdam bij eenige apothekers als bediende werkzaam , deed later met onderscheidene koopvaardijschepen weer dan eerie reis naar onze Overzeesche volksplantingen en bragt van daar eene belangrijke verzameling van voorwerpen tot de natuurlijke historie betrekkelijk naar Amsterdam. Hier vestigde hij zich als apotheker, deed goede zaken en verwierf een vrij aanzienlijk vermogen. Hij verkocht zijne collectie van opgezette land- en zeedieren , vogels , slangen en insecten , aan C z a a r Pet er de Groote, met wien hij gedurende diens verblijf te Amsterdam, gemeenzamen omgang had, voor f 15,000. Hierop begon hij een nieuwe verzameling aan te levgen , rijker en uitgebreider dan de vorige , die na zijn dood bij gedeelten werd verkocht. Hij gaf er eene beschrijving van onder den titel : Locupleti8simi rerum natur. Thesauri accurata descriptio etc. met een groot aantal gekl. platen. Amst. 1734 , 1735, 2 dr. fol. , herdrukt door de zorg eener comrnissie Fransche geleerden, als Cuvier, Geoffroy, Saint Hilaire, Va­lenciennes etc. Paris 1827 et ann. suiv. in 4°. De voor­naamste verdiensten van het werk van S eba zijn de platen. Aan den tekst arbeidden Gaubius, Musschenbroek, Artedi, Massuet, de ridder de Iancourt; doch het ont­breekt op vele plaatsen aan naauwkeurigheid en critiek. Hij schonk het iste deel aan Boerh aave, wiens antwoord op dit geschenk is uitgegeven. Deze prijst er o. a. het gedicht van G au b i u s voor het werk. S e b a was lid der keizerl. koningl. Leopoldinische , Carolinische en kon. Engelsche socie­teit der wetenschappen , en van de akademie van Bologna. Hij overleed 3 Mei 1736. Zijn portret , door J. H o u b r a k en staat voor zijn werk. Zie Jocher; Biogr. Medic. Acta Acad. Nat. Curios T. VI; Nouv. biogr. gener. Biogr. Univ. ; Nov. D. II. Id. 216 , D. III. bl. 213; Kobus en de Rivecourt; Muller, Catal. v. portr. i. v. SEBASTIAEN (B.); Augustijner-monnik in het klooster van Leuven , een voornaam etser. Den 23 Nov. 1573 drongen drie booswichten in zijn kamer , overvielen hem , en bragten hem om 't leven. Hij had toen reeds een hoogen ouderdom bereikt. De moordenaars ontvreemden al bet zilver en koper dat ter bewerking in de kamer was , en werden door den portier , die geen het minste kwaad ten hunne opzigte had ; uitgelaten. Een jaar daarna (Februarij 1575) werd er een der daders , te Brussel levendig verbrand. Tot dusverre Molanu s. Zie vender Nederlandsche kunstenaars , vermeld in de geschiedenis van Leuven, door Edward van Even; Kramm. SEBASTIAAN EGBERTSZOON. (Zie SEBASTIAAN EG­BERTSZOON). SEBASTIAN (F. J. CH.) lector aan de militaire geneeskun- dige school to Leiden , werd hoogleeraar in de geneeskunde to Heidelberg. SEBASTIAN (AuGusTus ARNOLDUS) , zoon van den vorige , den 30 December 1805 te Leiden geboren , werd eerst aan het gymnasium en vervolgens aan de academie te Heidelberg opgeleid. Hier onderwezen hem F r. Cr e u z e r en Baehr in de klassieke letterkuade , E r h a rd in de lugica en melaphysica, Munck, Schiveins, Dierbach, Leop. Gmelin en Le u c k hard in de wis- en natuurkundige weten­schappen, Tied emann, Puchelt, M. J. C helius, Nae­gele en zijn vader in de geneeskundige vakken. In het Heidelbergsch hospitaal verkreeg hij , als amanuensis , eene groote praktische ervaring , en verwierf in 1827 den doctoralen graad na het verdedigen eener dissertatio de hydrope vesiculaefelleae.qzijn vaderland teruggekeerd , zag hij zich weldra als lector in de anatomie en physiologie aan de militaire ge­neeskundige school te Utrecht geplaatst , tot dat hij in 1830 zijne voorlezingen muest staken , wegens het groot aantal zie­ken en gewonden , die toen in behandeling kwarnen en waaraan hij zijne hulp als militair heelmeester moest verleenen. Den 5 April 1832 aanvaardde hij bet hoogleeraar-ambt te Groningen met een Oratio de Batavorwn saeculo decinzo septinzo de ana­ tome meritis atque inventis in ea praestantissimis. Bij de overdragt van het rectoraat in 1836 sprak hij deaninzo et ingenio gentiwn suis de medicina nzeritis evidentissinzo, in 1846 de medicina , institutionis moralis adjutrice. In 1844 werd hij hoogleeraar aan de klinische school te Amsterdam benoemd doch hij sloeg deze gelegenheid tot stand verwisseling af,, en bedankte eveneens voor den katheder to Leiden hem aangeboden. Niet lane daarna verzocht hij , dat hem wegens zijne geschokte gezondheid een lector mogt worden toegewoegd. Toen hem doze geweigerd werd , nam hij zij a ontslag en ves­tigde hij zich als practiserend geneesheer te Amsterdam, en bleef de praktijk tot zijn dood , den 8 April 1861, uitoefenen. Hij huwde Ma ria Rog h e. Men heeft van hem : Eenige zoaarnemingen bij he ontleden van den Gecko van Java. fraarnemingen onztrent het tongbeen van den mensal. . bij het ontleden van den bruinen draak. dinatomische aanteekeningen. .Eenige geschiedkundige zoologische aanteekeningen in Bijdragen tot de natuurk. wetenschappen. Dl. IV—VI. Elenzenta physioloyiae specialis corporis humani. Gron. 1838. Vert. onder den titel van Grondaeginselen der bijzondere natuurk. van den mensch , ten dienste van de Clinische scholen en toekonz- stige plattelands-heelrneesters. Gron. 1839.Physioloyia generals. Gron. 1839 , insgelijks vertaald , ten 38 dienste der clinische school door J. B. Domp cling, met een voorber. van Dr. F. S. Alexande r. Gron. 1840. Over de overeenkomst en het verschil tusschen de jicht en de Scrophulesis, vooral met betrekking tot de longtering , met een Na8chrift. Gron. 1839. Zie Gesch. d. Gron. Hooges.,.147, 148; Holtrop, Bibl. Med., etc. SEBEL (Dr. GERRIT). Geboren in 1765 te Utrecht , ge­noot hij zijne wetenschappelijke opleiding in het aldaar bestaande gesticht der Vrouwe van Renswoude, waarvan bestuurders , ziende dat de aanleg van den jeugdigen kweekeling de meeste zoraen waardig was , hem in de gelegenheid stelden , om zoo wer hier te lande , als te Parijs , de lessen bij te wonen van die mannen welke toen eene Europesche vermaardheid genoten , en het meest geschikt geoordeeld werden om bekwame genees­kundigen te vormen. Dat hij niet vruchteloos dat onderrigt genoot getuigt zijne verdere loopbaan , daar hij meer dan een alledaagsch geneeskundige en vooral een bekwaam operateur werd. Hij was de vraagbaak niet alleen van allen , raaar de liar­telijke kameraad zijner spitsbroeders. In 1808 immers stond hij , als chef van het geheel geneeskundig personeel , aan het hoofd van dat lichaam bij het leger van generaal C hasse met den titel van medicin et chirurgien principal de la brigade en Espagne , en dat hij zich waardig en als kundig oflicier van gezondheid gedragen heeft , bewijzen zoo vele testimonia van legerhoofden en de onbegrensde achting die al zijne oude krijgsmakkers hem als gepensioneerd chirurgijn-majoor zoo ruimschoots bij alle gelegenheden hebben betoond. Hij overleed te Groningen den 15 December 1848 in den ouder­dom van 84 jaren. Zijne stoffelijke overblijfselen werden den 19den daaropvolgenden in den vroegen morgen , in plegtige stilte grafwaarts gebragt , gedragen door de gezamentlijke broeders der loge O. en V. aan wier hoofd hij zoo vele jaren werkzaam wae geweest en gevolgd door genoegzaam alle oflicie­ren van het garnizoen , terwij1 een der eerstgenoemde aan de groeve de laatste hulde bewees aan de verdiensten van een man dien alle met achting herdenken. Seb el was ridder van de orde van den Nederl. Leeuw en lid van onderscheidene wetenschappelijke genootschappen. Part. berigt. SEBILLE (GIJSBERT J.) Zie SIBILLE (GIJSBERT J.) SECLINIUS (HENRicus), aanzienlijk Gentenaar , als latijasch dichter bekend. Hij gaf Carmina in het licht. Zie Valerius Andreas, Bibl. Bag., p. 368 ; Foppens, Bibl. Belg., T... p... SEELIGr (HENDRIK GERARD) werd door zijn vader tot predikant bestemd , waarnaar ook zijne aanvankelijke oplei-ding werd ingericht. Spoedig koos hij de militaire loopbaan en klom tot den rang van luitenant-generaal op. Hij was een man , algemeen in den lande en ook daar buiten bekend , door het groot en roemrijk deel dat hij had , als chef van het wapen der artillerie , aan de dappere en volhardende verdediging der citadel van Antwerpen in het jaar 1832 , en vervolgens door zijn 19jarig bestuur,, als eerste commandant en gouverneur der koninklijke militaire academie , waarvan hem door koning Willem I in het jaar 1836 de wederoprigting werd toever­trouwd , en in welke betrekking hij , in vereeniging met den toenmaligen tweeden commandant , den lateren generaal I. P. D e 1 p rat, bet hooger militaire onderwijs hier te lande op zulk een goeden en degelijken grondsiag vestigde , en door volhardend pogen de inrigting met zulk een uitmuntenden leer­cursus verrijkte , dat de militaire academie sedert een sieraad van het vaderland is geworden , aan welke een groot aantal bekwame officieren , zoo hier te lande , als in onze overzeesche bezittingen hunne opleiding te danken hadden , zoodat aan beide verdienstelijke mannen te regt de eernaam van herstel­lers van het hooge militaire onderwijs gegeven is. Seelig was een man van buitengewone begaafdheden , helder verstand en juist oordeel. Men heeft o. a. van hem: Onderwijsin de bewegin,g der lasten voor artilleristen , of handleiding tot de kennis en behandeling der her- en draagwerktuigen. Delft 1821, en Artillerie- Al Ilas, 144 platen met verklaring . Breda 1861. Hij was adjudant des konings in buitengewone dienst , ridder van verschillende orden , en overleed den 5 October 1864 te Ginneken , waar op het kerkhof een monument ter zijner eere is opgericht , in den ouderdom van 79 jaren. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land , D. III. bl. 741 , 750, 778, 779; Part. ber. SEEFT (J. VAN) schreef : Verhandeling over de podagra en kolgkpijn. Amsterd. 1740. 8°. Zie Arrenberg, Naarnr. , bl. 469. SEGAAR (CAR0LUs) werd den 26 Januarij 1724 te Leiden geboren , studeerde aldaar aan de hoogeschool , en verdedigde in 1746 eene Dieser t. de precibus Chr. Gethsemanit. (L. B. 1746. 2 part. 4°.) , werd den 7 Aug. 1747 aldaar proponent, in 1748 predikant te Benthuizen , den 18 Nov. 1748 , in plaats van Marcus Jacobus Broen, te Goes beroepen en vertrok­ken 26 November 1752 naar Groningen, en in 1759 naar Utrecht. Daar werd hij den 25 September 1766 oak hoogleeraar in de Grieksche taal en den 27 Dec. 1780 in de Bii belsche Uitleg-kunde , welke post hij in 1.799 wederom nederlegde. Hij werd in 1803 emeritus en overleed den 22 December van dat jaar. Segaar was een der beste bijbeluitlegg-ers van zijn tijd , en prees vooral de verklaringswijze van den beroemden Gro ti us aan in zijne voortreffelijke Oratio de Hagone Grotio , illrestri humanorum et divinorum Novi Foederis scriptorwn interprete. 38* Traj. ad. Rhen. 1788. Hij was zeer welsprekend en bij zijne stadgenooten een zeer geliefd leeraar. Getuige ook het tien­regelig vers dat Hiero n. van Alphen plaatste onder zijn door A. D u r 1 e u gegraveerde afheelding. Ook gat hij in het licht : De egregiis fructibus , qui ex assidua Auctorum Graecorum lec- tione ad oraculorum divinorum interpretem redundant. Ultraj . 1766. Epistola critica ad virum eel. Lud. Casp. Valckenaerum , complectentern cullationem M. S. Etymoloyici Trajectini cum .zimmonio et cum Etymologico M. quod ad excerpta , quae habet ex Dictionario Ecclesiastic°. Traj. 1766. 8°. Observationes phil. et theol. in Euangelii Lucae Caput XI priora. Ultraj. 1'166. De prophetie van Daniel met aanteekeningen. 1775. Daniel, secundum LXX er tetrapl. Orig. Traj. 1775. Specimen observationum criticarum in Isocratem in Adis Liter. Societ. Traject. T. I. (A. 1793) a. p. 73-103. Zie Saxe, Onom. , T; VIII. p. 290; S e b. R a v i i , Orat. Paneg. in CL. Natal. Traj. , in Serii Profess. , n. XCIII ; Y p e y , Gesch. der Chr. kerk in de 18 eeuw , D. VIII. bl 426 ; Heringa, de auditorio , p. 26, 152, 210, 211; Bibl. Bag., T.IVp. 166; Glasius, Godgel. Nederl. , A b. Utrecht Dresselhuis, de Herv. Gem. te Goes , bl. XXVI ; Kobus en de Rivecourt; Cat. v. Voorst, T. I. p. 60. SEBILLE (CHARLES) , zoon van Daniel Sebille, (eerst predikant te Mauoerf en Bretagne , later (1681) te Goes , en aldaar in 1712 overleden) werd te Goes geboren , en was een aan­zienlijk koopman te Amsterdam , boezemvriend van Feitama, in zijn tijd de aristarch der gelijktijdige dichters , die bij zijn overlijden , 6 Julij 1738 , Sebille in weidsche lij kdichten tot een wereldsch wonder verhieven. Men heeft van hem: .De schelmeryen van Cartouche ; bhp. vert. n. h. Fr. van Le Grand, en nit de andere waereld hier gekomen. Amst. 1722. Pornpejus , Insp. n. h. Er. van P. Corneille op nieuw gev. Ald. 1737. De dood van Cesar , trsp. n. h. Fr. van de Voltaire op nieuwe gev. Aid. 1740. .De Dobbelaar ; blsp. gev. n. h. Fr. van .Regnard. Ald. 1741. Onder de Zinspreuk Le Terns est un grand maitre. Tooneel­ pazy en Lijk -en Grafdichten op denzelven. Amst. 1742. Zie Witsen Geysbeek, B. fl. C. Woordenb. , D. V. bl. 270, 27 1 ; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. , D. II. bl. 192; A b. Utrecht Dr esselhuis, de Here. Gem. te Goes , bl. XXXVIII. StCRETAN (J. C. J.) was laatstelijk Waalsch predikant te 's Hage, werd in 1861 emeritus , en schreef: Sermons cur quelques textes de l' ecriture sante. Amst. 1834. 8°. Discours prononce pour l' eglise Wallonne de la Haye, le 18 Nov. 1838. La Haye 1838. 8°. Ook in 't Nederd. vert. 's Hage 1838. 8°. Le jour public de Priem dans k Royaume des Pays-Bas. Sermon prononce dans le Temple Wallon de la Haye k 2 Mai 1847. La Haye 1847. 8°. Discourse prononce dans la reunion des deputes des Eglisee Tralonnes. La Haye 1860. 8°. Fragment de theologie , ou lettre qun ami etc. La Haye 1851. 8°. — Seconde lettre. 1852. Zie Catal. de la Bibl. W allonne Leyde. Supplem. 1855 1860, - p. 52; 2e Supplenz. p. 59, 3e Supp/em. p. 89; Boekzaal, 1861 bl. 105. SECU (MARTIN DE) schilder en tijdgenoot van Frans Floris. Zie Immerzeel. SECU (MARYN DE) of van R om er sw ale n , naar zijne geboorteplaate, schilderde meer ruim dan net. Weleer bezat de rnuntmeester Melchior W ij n tj es van zijn penseel een tollenaar, zittende in zzjn komptoir, net geordineerd en jraai gedaan. Hij leefde ten tijde van Frans Floris van 1539-1571. Zie van Mander, Lev. der Ned. Schild., bl. 178 vs.; De la Rue; Gelett. Zeeland, bl. 524, Nederd. Helicon , Alkm. 1616 , bl. 212. SECUNDUS (JANus). Zie 'Lotus (SECUNDUS). SEGHERS of ZEGERS (HERcuLEs). De plaats waar deze schilder in 1625 geboren werd is onbekend ; zeker echter dat hij het grootste gedeelte van zijn leven in Holland heeft door­gebragt. Ofschoon een man van uitstekende talenten , mislukte hem al wat hij ondernam. Hij schilderde landsehappen 'die schier overdadig rijk van ordonnantie , natuurlijk van kleur , en door hunne wijkende tinten , die er zooveel diepte in brag-ten , alleraangenaamst van toon en daarbij kwik en fraai ge­penseeld waren." Hij vond echter weinig aanmoediging. Nu beproefde hij het drukken van landgezigten op lijnwaad. Nie­mand kocbt ze, en zijne meesterlijk geetste landschappen , werden bij hoopen aan zeep- en boterwinkeliers verkocht. Hij zou zelfs in 1660 een andere wijze van graveren (aqua tinta) in praktijk hebben gebragt. Is dit zoo , dan wordt die uit­vinding ten onregte aan M. Sta pa rt te Parijs (1773) toege­kend. Mistroostig dat zijn werk niet gewild werd , begaf hij zich tot het onmatig gebruik van wijn, viel van een trap en overleed in 1678. Het Britsch museum bezit 15 stuks etsen van dezen meester , benevens 6 varianten of dubbelen. In de bibliotheek te Parijs zijn er 3 , waarvan in het Britscb museum geen afdrukken voothanden zijn. In de prentverzameling te Dres­den bevinden zich 15 zijner origineele stukken. R e mb rand t bezit verscheidene geschilderde landschappen van dezen meester. Zie Houbraken, Hoogstraten, Immerzeel, Kramm. SEGHERTSZ (JAcoE) van Brugge , van hem bezitten wij : Journael , of Dagh-Reyister , yehouden bij Seven Matroosen , in haer overzointering op Spitsbergen in Maurits-Bay , yelegen in Groenlandt , 't 8edert het vertreck van de visschery-8chepen der Geoctroyeerde Noordleche Compagnie , in Nederlandt, (zijnde den 30 Augusty 1633 , tot de wederkomst der vooraz. scleepen, den 27 May , Anno 1634. Beschreven door den bevelh,e6ber Jacob Segertsz van der Brugge. Gedruckt by Gilles Joosten Saeyhman, in de Nieuice-straet, ordinaris drucker van de jour- nalen der zee- en landt-reysen. Er bestaan nog verseheidene andere drukken van , ook een Kort verhael uyt ket Journael van de personen , die op Spit8beryhen in 't overzoinieren ge­ storven zijn. .dnno 1634. Gedrulct to _Hoorn. 1648. Zie Moll, Verh. over eenige vroegere zeetogten der Nederlanden, bl. 103 (noot); Tiele, Journal des navigateurs Neerl. p. 227-279. SEGERTSZ (PIETER).Men heeft : Reisjournael van Jacob Specx ende Pieter Segertsz met he jacht den Brack van Palane naar Japan. Zie Specx (Jacob). SEYFFARDT (JOHAN LuDwiG) , den 9 Augustus 1723 te Erbach geboren , nam dienst in het leger der staten , en heeft in 1787 tijdens de ongelukkige beroertens bier te lande met een gedeelte van bet regement Darmstadt in bezet­ting op het kasteel Soestdijk gestationeerd zijnde , het geluk gehad eenen verraderlij ken nachtlijken overval der Utrechtsehe patriotten , militairen onder commando des kolonel K 1 e i n-bergs of te slaan , en de pogingen om gemeld kasteel te plunderen verijdeld , bij welke gelegenheid hij eene ge­vaarlij ke wonde ontving , wordende zijn linkerarm ver­brijzeld , voor welke daad aan hem door de toenmalige staten van Utrecht eene gouden medaille vereerd werd ter waarde van [80. Op de eene zijde leest men aErkentenis der Ed. Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht aan den Edel Gest. Macht. beer J. L. Seyffardt majoor , wegens zijne goede directie en betoonde moed , 26 en 27 Julij 1787 ;" op de keer­zijde vindt men de Bataafsche Maagd houdende een lauwriertak en in de linkerhand eene vlag waar op een leeuw prijkt , verder staat : Soestdijk manhaftig verdedigd door een detachement van het regiment van Hessen Darmstadt. Met deze me­daille werd hij op de Neude in het openbaar plegtig te Utrecht gedecoreerd , ook werd aan hem door den prins v a n 0 r a nj e , het commandement der stad Kampen opgedragen , van welke post hij bij de beroerten van 1795 eervol is ont­slagen. Hoe hij aldaar gehandeld heeft blijkt nit, de volgende verklaring door de regering der stad Kampen afgegeven : ,Wij provisioneele burger-representanten der stad Kampen certificeren ter instantie van Jo h a n Ludwig S e y f f a r d t, dat dezelve zich gedurende zijne inwoning binnen deze stad altijd als een stil en braaf ingezeten gedragen heeft , en dat hij daarenboven in zijn post als groot-majoor en in die quali­teit meest het commando over het garnizoen gehad hebbende buitengewone ijver en zorge getoond heeft , om tle rust in goedeorder binnen deze stad in alle omstandigheid te helpen bewaren en zulks bijzonder heeft doen blij ken gedurende dezen laatsten. winter , wanneer hij bij nacht en dag bereidwillig is geweest om de desorder , die door de Engelsche troupes , die rond om deze stad arriveerden, gepleegd werden , helpen te keer gaan , en mede zorg gedragen heeft dat deze stad daarvan gelukkig be­waard is gebleven , zoodat wij en de geheele stad , orn welke hij zich bij uitstek heeft verdiend gemaakt , verpligt zijn hem steeds die achting te geven weike hij door zijn gehouden gedrag verdiend heeft. En daar hij bij de aanstaande organi­satie der armee waarschijnlijk wegens zijne hooge jaren niet in zijnen post zal kunnen blij ven , kunnen wij niet anders als hem door die getuigenis aan alle bewindvoerende ligchamen als een man van eer en bekende probiteit aanbevelen. In waarheids-oirconde hebben wij deze met ons stadszegel en subscriptie een dezer stads-secretarissen doen bekrachtigen , in Kampen den 25 April 1795, het eerste jaar der Bataafsche vrijheid." Hij overleed als gepensioneerd kolonel te Kampen , den 11 Februarij 1814. Zie Vervolg op Wagenciar's Vad. .Hist., D. XXI. bl. 142; en Part. berigt. SEIGNETTE (Dr. P. J. A.) is schrijver van eene .Diss. med. de calculo renali. L. B. 1829. zie Holtr op, Bibl. med. et ehir., p. 326. SEIL (A.) , graveur uit de 2de helft der 17de eeuw. Men vindt o. a. van hem eenige goede gesneden platen in zinne-beelden getrokken uit Horatius Flaccus , naar de geestrijke vindingen van den geleerden Otto van Veen, door Anionie Jansen van Ter Goes: Amsterd. 1681. 4.. Zie Kramm. SEILER (B. G.) is schrijver van eene Ontleedkundige beschouwing van het mentschelijk liychaam in eenen vergevorderden ouderdom, in H. A. Bake, R. de Kruyff en J. Logge r, Verhandel. en toaarneming. 1801. D. If. bl. 249. Zie Holtrop, 1. c. p. 326. SEINERUS (JOANNES ANTONIUS) vertaalde : Orthodoxa Homoloyia of Regtzinniye bekentenisse des geloofs der Catholyke Apostolische Orientaalsche kerke : door derzelver voorstanders goedyekeurd, en in de Slavonisch-Russische en ge­ meene Grieksche lantael eertyts uitgegeven , ook mede van anderen in het Lat,yn overgezet ; maar nu in 't Nederduitch °verge­ bragt door Joaunis Antonius Senerus , vermeerdert met eene voorrede des vertaelers , achter welke de crisis L. Normanni en J. Claudii, door d2tidelijke regtmatige Epicrises beantwoort worden. Nog zijn (Later de Homologia gevoegt wijdere verkla­ ringen over verscheiden verschillige punten tusschen die kerkeen derzelver tegenpartijen. Haarlem 1722. 8°. Zie Boekz. d. Gel. Wer. , April 1722 bl. 491. SEIST (AEGIDIus), predikant te Zegveld , werd door de Synode van Dordrecht in 1619 afgezet, en moest het land verlaten. Zie Brandt, His t. der Ref., D. III. bl. 970, 971. SEIZ (Jon. CUR.) , uit Frankenland geboortigi, woonde des- tijds (1740) te Haarlem , en was schrijver van : Het derde jubeljaar der uitgevondene boekdrukkunst , behel­ zende een beknopt histories verhaal van de uitvindinq derzelve. Haarl. 1740. 8°. Hij was zeer bevriend met de Enschede's. SEKKER (W.) gaf in het licht: Ben huzoelijks leerreden genaamt den huwelijks ring gepast aan den vinger , over Genesis 11: 18 , waarin de voortreffelijk­ held van den gehuuwden boven den ongehuuwden staat werd aan­ getoont. Amst. 1750. Zie Abconde, Tweede Aanh., bl. 140. SELKART(CAsPARus), predikant te Abbenbroek, sedert 1614, in 1619 door gedeputeerden der Delftsche Synode afgezet , om zijne afwijking van de kerkelijke leer, weigerde de acte van stilstand te onderteekenen. Hij werd hierop ingedaagd en , niet verschijnende , gebannen. Zie Uitenbogaert, iintwoordt op de Naerder Unie , 1631, p. 36, 39, Remonstr. kerkgang , bl. 83 ; Brandt. Hist. d. Ref. , D. III. bl. 874, 916; Soermans, K. R., bl. 115. SELLIUS (BERNARD) van Nijmegen , gaf in het licht: Pralemata , ex praecipuis utriusque Testamenti historiisdesumpta , aeneis tabulis incisa. Lugd. Bal. Typis Plantin. 151)3. Zie Possevini, Bibl. Sel., lib. XVII; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 112; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 138. SELLIUS (GERARDus) , geboren te Herenthals , rector der latijnsche school te 's Bosch , gat in het licht : .Rudimenta Linguae Latinae. in 4°. Zie Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 361. SELE (JAN VAN) , voornaam kunstschilder die in de 2de helft der 16de eeuw te Utrecht bloeide. Zie Guieciardyn, Beschrijv. der Nederl. (Arnhem 1617) bl. 128; Kramm. SELEN (JOHANNES VAN) , kunstgraveua in het begin der17de eeuw. Hij vervaardigde o. a. in 1590 zeer fijn bewerkte grolesquen. Zie Nagler; Kramm. SELKE (F.). Van dezen teekenaar komen o. a. voor : Ben boer met een pep in de eene , en een gla8 in de andere hand, zeer uitvoerig in kleuren geteekend naar A. v an 0 s-t a d e , en eene boerin met een kan in de hand. Zie Kramm. SELLIER, (JEHAN LE), kunstschilder , die in 1411-12 voorkomt , en toen te Kamerijk woonde. Zie Kramm. SELS (J.) gaf in het Licht : Nieuw handboekje voor de korenmarkt to Dordrecht. Dord- recht 1822. SELS (JAN) , zee-kapitein. Hij behoorde tot de drie kapi-teinen , over wie door de admiraliteit van Amsterdam in 1787 vonnis werd gewezen , wijl zij zich aan den dienst der com­missie van het defensie-wezen verbonden hadden. Hij werd van zijn betrekking ontslagen , onbekwaarn verklaard den lande in eenige hoedanigheid te dienen , verbannen uit bet land voor 15 jaren, Zie J. C. de Jonge , Gesch. v. h. Nederl. Zeew. , D. VI a. bl. 413. SELS (JoosT), verdienstelijk zee oflieier , die tot den rang van schout-bij-nacht opklom. In 1714 was hij als luitenant ter zee in dienst, en verpligt de wijk te nemen naar 's Her­togenbosch , waar hij een jaar bleef , uit vrees voor zijne sehuld­eischers , die hij , wegens bet niet voldoen zijner achterstallige door de admiraliteit van de Maze, buiten staat was te betalen. Toen kapitein H. L ij n s 1 a g e r , den 30 Mei 1735 , naar Ma­rocco werd gezonden om den vrede te herstellen voerde ka­pitein Joost Sels het schip Wayeningen , dat hem naar Gibraltar , en vervolgens naar Sake moest brengen. In 1757 vertrok hij op nieuw naar Algiers , en slaagde er in de gerezen bezwaren uit den weg te ruimen. Hij was een geoefend en beschaafd zeeman. Zijne brieven zijn gewoonlijk zeer belangrijk , en het blijkt daaruit dat hij T a ci tus, G r o­tius en andere oudere en nieuwere klassike schrijvers met vrucht had gelezen. Vermoedelijk is hij de zoon van kapitein Maurits Sels, die volgt. lie J. C. de Jong e, Gesch. v. Negri. Zeew. , D. V. bl. 81, 213, 303, 349. SELS (MAuRiTs) , dapper zeeman , die den lande gedurende den successie•oorlog diende. Hij nam o. a. deel aan het gevecht , den 19 Mei 1705 , met drie Fransehe Koningsschepen , van hetwelk men uitvoerig berigt vindt bij J. C. de Jong e, t. a. p. D. IV b. bl. 401-419. SELS (WILLEm HENDRIK) zoon van den schout-bij.nacht , Joost Sels en Catharina Vlaming, docbter van den bekenden dichter Pieter Vla ming, werd den 27 Maart 1741 te Wageningen geboren , aldaar en te Elburg in de gronden der Grieksche en Latijnsche talen onderwezen , en genoot ook tot zijn 18de jaar het bijzonder onderwijs van den predikant van Barneveld op de Veluwe , waar zijne ouders het land­goed Dennebroek bewoonden. Van hier werd bij naar de Doorluchtige school te Amsterdam gezonden , waar hij voorna­melijk de lessen van den hoogleeraar Burman bijwoonde, die zijn lust voor de letteroefeningen , geschiedenis en dichtkunst aanmoedigde , en hem in de fraaije wetenschappen onderwees. Na zich drie jaren aan het Amsterdatnsche Athenaeum op de regtsgeleerdheid toegelegd te hebben , werd hij in 1761 te Harderwijk tot meester in de beide regten bevorderd. Kort daarna door de regering van Amsterdam tot boekhouder in de wisselbank , en vervolgens tot auditeur-militair der gewone be­zetting van deze stad aangesteld. Noch de werkzaamheden dezer beide ambten , noch de regtsgeleerde praktijk waren naar den smaak van S e 1 s , weshalve hij zich van bet persoonlijk waarnemen zijner ambten ontsloeg , en zich in 1769 naar bet ouderlijk landgoed Dennebroek, hem na het overlijden zijner moeder ten deele gevallen , begat. Hier leefde bij geheel eenzaam , afgetrokken en zeer ingetogen ; onthield zich van alle dierlijk voedsel , genoot een zeer korte nachtrust , en be­steedde zijn tijd met dichtoeffeningen en godvruchtige over­peinzingen. Het kon niet missen of zulk een gestrenge levens­wijs , die hem den naam van philosooph in den omtrek bezorgde, had nadeeligen invloed op zijne gezondbeid , die allengskens werd ondermijnd , terwijl zijne krachten afnamen. Gewis had hij deze ascetische levenswijs tot zijn dood toe voortgezet, indien de uitgaven zijner werken hem niet nu en dan naar Amsterdam riepen , gelijk hij ook in 1789 verpligt was, zich eerst naar Elburg en vervolgens naar Kampen te begeven , waar hij het verlies zijner eenzaamheid zeer beklaagde , welke hij zelfs, schoon ruim bemiddeld , boven bet gezelschap van echtgenoot en kinderen verkoos , alzoo hij nimmer gehuwd is geweest. In November 1789 begaf hij zich, na een kort verhlijf te Kampen , wegens bijzondere zaken naar Havesthe in Drenthe , waar hij den 16 December 1789 overleed en be-graven werd. S e 1 s is als dichter en zedekundig schrijver be­kend. Beter slaagde hij doorgaans in het laatste yak dan in het handteren der Tier. Zijne verzameling Brieven en Bespie­gelingen zijn in 1763 gedrukt. Ondanks eenige gezwollenheid en valsch vernuft , bevatten zij stoute en krachtige regels. Twee jaren later (1765) verscheen zijn Salomon , koning vanIsrael in 12 boeken met platen , oogschijnlijk een zwakke nabootsing van Hoogvliet s' Abraham , doch niet meer dan een berijmde bijbelsehe levensbeschrijving. Hierop volgde in 1767He verbond der genade en het lied van Zion. Het leerzaamste en beste zijner werken is ongetwijfeld zijne Zedelijke Uitspanningen in drie deelen. Amst. 1771 , 1774. In 1777 gaf hij Beechou- wingen, waarin hij Her v ey tot model nam , in 1779 Bvan­gelische en Zecklijke Liederen, vervolgens het eerste deel zijnerZedespelen en in 1782 de brochure , Nederland aan denelfis zeehelden. De andere prosaische en gerijnide geschriften van mindere uitgebreidheid zijn door zijn vriend V i t r in ga bij-eenverzameld , en in 1792 te Kampen , onder den titel Kleinezoerkies van Mr. W. H. &Zs in het fiat gegeven. Zie Huberts, Chronol. Handleiding , bl. 117; de Vries, Gesch. d. dichtk. , D. II. bl. 278; Vitringa, Levensb. v. Sels ; Witsen Geysbeek, Apollineum , D. I. bl. 64, 66; B. A. C. Woordenb., D. V. bl. 271; Dieht- en Taelliev. uitsp., bl. 16. Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SELIJNS (H.), predikant van Nieuw-Amsterdam op Manhat­tans in Noord-Amerika , keerde iu 1664 terug , en vestigde zich te Amsterdam , beoefende aldaar de poezy. Ook bezat Jacobus Koning en later J. J. van Voorst van zijne hand een handschrift , getiteld : Nieuw -Amsterdamsche kerkelijkezaken. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Woordenb. SELWERD (IDA vAN) was de dochter en het eenig kind van den heer van Selwerd, erfelijk leenman of praefeetus der bisschoppen van Utrecht te Groningen. De vader gaf zijne dochter in huwelijk aan Herman, heer van Koevorden , die daardoor ten jare 1360 de waardigheid van erfelijk leenman , zoo even vermeld in zijn geslacht overbragt. Zie v. d. C h ij s , de Munten van Friesl. Gron. en Drenthe, bl. 449. SEMS (JonAN) geboren in Friesland of Groningen , in 1572. Was zeer gezien in die gewesten. Meu heeft : Practyck des landmeters: Leerende qrechte ende kromzij- dige landen, bosschen , boomyaerden ende andere velden meten, soowel met behutp der Quadraat, als sonder hetselve enz. Ge. componeert door Johan Sems ende Jan Pietersz. Dou, ahead­ mitteerde landmeter 8. Vermeerdert met hondert geometrische guaestien met haer 8 olutien. Door Sybrant enz. Ghedrukt, te Aemsterdam baj Willem Jansz. op het water in de veryulde zonnewijzer. Opdragt aan prins Maurits, get. door S ems en J a n Pietersz. Dou. Leyden 11 Oct. 1600. Johan Sems ende Jan Pietersz. Dou. Van het yhebruyck der geometrische instrumenten. Ghedruckt by Willem Jansz. in de Sonnewyser. Opdragt get. Leeuwaerden Sept. anno 1600 aan Ludwig , Graef van Nassau. De juiste grenzen tusschen de provincie Groningen en het landschap Drenthe zijn , uit oude stukken , op last der staten van Groningen , door hem bepaald , aangewezen en aange­nomen ze zijn alsnog bekend onder den naam van de Semslinie. Muller vermeldt een zijner portretten in hout­snede , twee anderen zijn er nog waurvan een door P. F e d-d e s van Harlingen gesneden : alien in quarto. Hij overleed in 1623. Zie over hem . .Navorscher,, D. XVII. bl. 10-12 ; Cat. d. Leeuw. Bibl. bl. 109 en 110. SEM (OTH) stempelgraveur te Utrecht , in het laatst der 16de eeuw. Zie Utr. Volksalm. , 1861, bl. 55; Kramm. SEM (SIEUWERT PIETERSZOON), een vermogend Amsterdamsch koopman , en een der eerste oprigters en bewindhebbers der 0. I. Maats. Ook hij droeg , nevens andere aanzienlijke stad­genooten de kosten van den eersten scheepstogt , door K o r-n e 1 i s H o u t m an, langs den zuidelij ken uithoek van Afrika , sedert de Kaap de Goede Hoop genoemd. Van 's mans wel­dadige godsvrucht en die zijner echtgenoote , M a r re tj e A r e n d B o u w e r s dochter is nog heden ten dage een bevvijs voor­handen , in een bofje te Amsterdam , naar de laatstgemeldeBouwers-huisjes genaamd. Zie NVagenaar, Amstend.. D. IV. bl. 96 , D. VIII. bl. 618; Kok. SEMEINS (AREND BROUWER) of SEMEIN, afstammeling van het bekende geslacht van dien naam te Enkhuizen , werd aldaar geboren , studeerde voor predikant , werd het in 17 3 1 te Hippo-lytus-Hoeft en Westerland op Wieringen , in 1734 te Asperen , in 1740 te Deventer , en in 1741 te Dordrecht , waar hij den 8 October 1778 overleed. Semeins was een beroemd predi­ker en groot geleerde. Van Br a a m hief bij zijn overlijden een lijkzang aan. Zie Boekzalen over de jaren ; Beekman, Beschrijv. v. Asperen , bl. 292, 393; Brans, Kerk. Reg. ; Schotel, K. D., D. II. bl. 347; P. V. Braam, Carmina , p. I. seqq. SEMEINS (Mr. CORNELIS KEIZER) zoon van Remmert K e i z e r en Liefje Luca s. Deze laatste was de dochter van zekeren Lucas, getrouwd met de dochter van Pieter S e­ m e i n s , een der bekende breeders te Enkhuizen (die volgen) , Cornelis was practiserend advocaat te 's Hage , en gaf in het licht : Korte Deductie ofte verklaringe aenyaende de Aden en Obli­ gatien aen Pieter Jacob en Meinert Semein van Enckhuysen ; mitsgaders denselver descendenten en nakomelinyen by zyn Prince Willem Hooyhl. Mem. in 't jaer 1577 , en de Hoogh. Mog. Staten-Generael 1578 voor eeuw,iy ende altoos verleent ende yeyeven , ter take van de yroote diensten en weldadigheden aen de Landen ende byzonderlyk aen Hoogh. yemelte zyn Excell. Prince Willem van Orangie gedaen ende gepleeyht. Dienende tot justificatie ende belays van 't recht ende Privilegie dat de voorzeide Nakomelingen van welgemelte Pieter , Jacob ende nert Semein , tot het eyschen , occuperen ende bedienen van alle vacante Ampten en Officien , in alle plaetsen , collegien en steden , naer derselver bequaemheit , vervolgens ende onwederspre­ kelyk , ale eigen is competerende ende toebehoorende. Gedrukt te 's Gravenhage , by Jacobus Pietersz. Semeyn , Boeckverkooper in de V laming-straet , op den hoek van de Nieuwe straet , in de Maegt van Encklzuysen , A. 1703. De eerste druk verscheen te Enkhuizen bij D. K u i p e r 4°. In de kon. bibliotheek te 's Hage berust Register van de Acten , Obligatien , V erklaringen ende Munimenten , dienende tot nader verstand van voorgaende Deductie en mitsgaders tot Bewys van de Faicten en omstandigheden aengaende de Faicten en omstandigheden aengaende de Praceeminentien , voor-regten en Privilegien aen M. P. en J. Semeins enz. (157 r) — 1571) 's Gra-venh. Scheltus 1695. in fol. Requeste voor Margaretha , Levina ende Maria Keyser Se- meins in fol. Extract nyt de Genealogie van het Geslagte der Semeinen van Enckhysen , rakende de naccomelingen van Pieter Semeyn voor Keyzer Semeyns. 1765. in fol. ZieTay. , D. II. bl. 346, D. III. bl. 344. SEMEINS (MATTHEus) was een sterrekundige te Enkhui­zen , bekend door zijne geleerde twisten met den hoogleeraar J. Lulof s. Hij gaf in het licht: Nieuw ontdekt Magnetische systema, rakende de loop van den aardkloof op zijn jaarliiksche weg. Enkh. 1767. Over den aardkloot van binnen. Amst. 8°. Nadere Demonstratie. Merkwaardige verzameling van Brieven tusschen denselven en Prof. Lulocfs. 's Hage 1764. Zie Schotel, K. D., D. II. bl. 347; Arrenberg, Navml. , b1. 170, SEMEINS of SEMEIN (SIMoN) van Enkhuizen , leefde in bet midden der 16 eeuw , ijverde reeds eenigen tijd voor de troubles tegen de Spaansche inquisitie en deed vervolgensprins Willem I, met gevaar van zijn leven en een deel van zijn goederen groote diensten. nOok wilden zich zijne drie zonen Pieter, Jacob en Meinderd, toen deze landen in het uiterste gevaar waren van in eene eeuwige slavernij en tiranni der Spanjaarden te storten , zich ten dienste en liefde des vaderlands in geenerlei wijze onttrek ken, maar hebben, onaangezien vrouw en kinderen , met het schrikkelijkste gevaar huniier levees, hunne personen en goederen den vaderlande en den hooggedagte Prince van Oranje in 't bijzonder opgedragen , hunne juwelen en andere roerende goederen verkocht, en on­roerende verzegelt en de Belden ten dienste van den lande en der prince gegeven. Daarenboven hebben zij ook schepen ten oorloge uitgerust , en in eigen personen daermede den prins van Kampen gehaalt , binnen Enkhnizen gebragt , en uit hunne eigene beurzen hem in 't bijzonder aldaar opgeoffert en gegeven eene somme van zestien duizend currente guldens. Oak hebben zij niet alleen vele schepen uit hunne bijzondere middelen tot de slagen van de Zuiderzee en Diemerdijk uitgerust , maar ook zelfs in persoon zich derwaarts begeven , de gemelde Pieter en Jacob Semein, gezegd T i 1 , het bevel over vcrscheidene schepen gehad , en (naar sommiger oordeel) meer gedaan dan alle anderen ; waarover ook na de gevangenis van Boshuizen van de quaadwilligen en Spaanschgezinden , deze versen werden gestrooid: uS emeins in raad en daad , en Buiskes van Enkhuizen , //Die brengen naast de Prins , in Holland all' abuysen." Behalve dat zij niet alleen Enkhuizen , Hoorn en Medenblik , rnaar ook Haarlem en Alkmaar hebben bewogen den prince te zweren , en de wapenen vow- de vrijheid aan te nemen. Z6 dat boven deze en andere grate diensten (daar inne ook de gemelde Pieter Semein tot het uiterste einde zijns levens, zoo als kapitein , als andersints heeft volhard) den lande en zijne Princelycke Excellentie in 't bijzondere gedaan , alleen het verschot der gezegde Semeine n, ten dienste en liefde van het land en der prince zo mildelijk opgebragt , verre boven de somme van veertig duizend currente guldens quam te be­lopen , zonder daarvoor of tegen eenige vergelding of beloning , zo voor 't een als 't ander te hebben ontfangen. Uit het gezegde blijkt dat de Semeinen, volgens de verklaring van geloofwaardige getuigen , de notabelste instrumenten geweest zijn , naest God en den Prince van Oranje , tegen den hertog van Alva, en dat zij voor troubelen de magtigsten in het Noorderquartier zijnde , meest alle hunne goederen vrijwil­lig en zonder restitutie dezen lande en den Prince hebben op­geoffert. Uit aanmerking van dese kragtig,ste en dringende oorzaken. heeft de Hoog-gedagte prins Wil 1 e m, wegens de zestien duizend gulden en andere verschote penningen , mits­gaders groote diensten aan zijne excellentie gedaan, na voor­gaande aecoord en verdrag met dezelve , op den 16 October 1577 behoorlijke acte in forme gepasseert , en , met zijn eigen hant onder bekent , aan hen overgelevert , luidende aldus: Acte van Zijn Excellentie Prince Willem de Oud e, van den 26sten October 1577. Willem van N as s a u , Prince van Orangien , Grave van Nassauw Ruwaard van Braband , Goeverneur over Rol­land en Zeeland, heeft den 26sten October 1577 aan M ij n­dert Semeyn van Enkhuize getrouwd aan de huyze van Egmondt , en d'ouste zijner naarkomelingen in infinitum gegeven , gelijk hij doet bij dezen , den tietel van raad der Prince van Orangien; mitsgaarders dat P i et er Jacob en denzelve Mij n- der t S e m ey n en haare descendenten ink infinitum , tot alle tijden tot alle ampten , die zij bequaam wezende , moogen be­geren geprefereerd zullen zijn , en bleiven eeuwiglijk , uit make van de mildadigheden en de groote dinsten aan de Nederlanden en in het bizondet. aan zijn Excellentie gepleegd. (Was getekend)T WILLEM VAN Nissiuw. Geaccordeerd met de principale minuten bij ons notaris en twe oude schepenen op den 4de Februarij 1579 , Freerk S monsz., Gerrit Meijndert, Thomas Bas. Notaris Publicq. Een dergelijk contract sloten de staten : Acten bij de Generale Staten der Landen op den 13den Augustus 1578. De Prelaten , Edelen , en Gedeputeerde van de steden re• presenteerende de Generale Staten van deze landen Heere Prince van Orangien getekend en ook verstaan hebbende de mundere dadeii der S e m e y n e n , en dat zij in de uiterste nooden bij deze landen meer dan veertig duijsenden rente guldens , zonder eenige tegen giften opgezet hebben , hebbende de S e m e y n en belooft en willen bij dezen , dat dezelve S e m e y n e n met hunne respectieve desendente voor de eerste erkentenisse altoos en eeuwiglijk voor alle andere gepreffereerd zullen zijn in het occupeeren ende bedienen van alle zodanige vacante ampten , als zij zouden moogen begeeren , ten waare haare notoire onbequaamheid tot den zelve zoude worden aangewezen. Gedaan en besloten in de vergadering van de Generaale Staaten den 13de Augustus 1578. Onderstond bij ordonnantie van de voorzeide staaten. (Was geteekend)T J. HONSLIN. Geaccordeerd met de principale minuten bij ons notaris en de oude scheepenen op den vierden Februarij 1579 , Fr eerk Siemonsz., Gerret Myndertsz., Thomas Bas. Notaris Pablicq. Onder de familie papieren vindt men nog de volgende stukken : Verklaringen in de Jaare 1613 , wegens gezegde van Prince M on­ritins. In 1613 is door heeren burgemeesters van Enkhuizen op verzoek van Mr. Poulus Bertinus, getrouwd met Freekje Meindert Seme ij n s en pensionaris van Enkhuizen , verklaard. Getuigen ter requisitie van onsen pensionaris B e r t i u s , dat de actens bij den heere Prince van Orangien , ende heere staten aan de S e m e ij n e n gegeven , sijn obligatoir , ende niet alleen de Generaale Staten , maar ook de particuliere Staten , ende respective steden verbonden omme de S e m e ij n e n te moeten prefereren tot alle ampten , en verders de selve aen te doen alles wat honorabel is, als wel wetende , dat sulks de meininge van hooggemelte heeren altoos is geweest en blijven meet begrijpende onder de S e m e ij n e n ook die geene die aen de eigen echte dochters getrouwt sijn. Ook dat de heere Prince M o ur itius d'actens, bij zijn heer vader ende heere staten aen de Semeynen gegeven , lezende heeft geseit , dit sijn waerlijk aengename Hypoteecquen , ende geheel eerlijke lasten op het Prinsdom van Orangien , ende dese landen , die uit de grootste diensten , ende welvaren deser landen gesproten sijn , ende dat die geene die eenighzints in dese quam te blijven in gebreeke , de on­dankbaersten des werelts moste genoemt werden , ende dat hij Prince begeerde , ende wij ook helooft hebben dat wij de S e m e ij n e n , ende hare decendenten alle vrijheden ende praceminentien , dien sij oit mochten begeeren , souden vergunnen , gelijk wij ook doen bij dezen voor ons en de onse nakomelingen ; tot een waerheit sterken hebben wij hieronder onse handen gestelt den 11 Januarij 1613. Onderstont (was geteekent) F r e e k Jan s z. L u c a s Gerrit s z. Willem Cornelisz. Wijbrandt Ger brantsz. Noch lager stont neffens het grootzegel van Enchuisen , op het ernstigh versoek van Ber t i us voornoemt. Ende opdat doch aen dese onse verklaringen niets soude werden getwijfelt , hebben wij boven geschreven burgemeesteren onse stadts­zegel hieronder gedaen drukken op den 12 Januarij 1613 Na collatie met den principalen bevinden te accorderen bij mij notaris publicus desen zelve dito. (Was geteekent)T P. P. COB. Approbatie van den heer Prince van Orangien W i 11 em de III van dato den 16 Februarij 1678. Zijne hoogheid gesien en geexamineerd hebbende den inhoud der requesten met de declaratoire actens en docamenten daarbij aangetogen en daartoe specteerende , heeft de voorrechten en prevennenten , die daarbij aan de Semeynen van Enkhuyzen en haare nasaten in infinitum gegeven tot een erkentenisse van haare trouwe en loffelijke dinsten den landen en onze voorvaderen ontsterffelijke memorien bewezen mits dezen ende zelve nasaten , sooverre als die tot eenige ampten en demiteiten capabel zijn , wel willen approbeeren confir­meeren en bekragtigen gelijk dezelve geapprobeerd geconfirmeerd ende bekragtigt werden bij deezen. Gedane in den Haage den 16 Februarij 1678. (Was getekend)T G. M. PRINSE D'ORANGE. Onderstond ten ordonnantie van zijn Hoogheid (L. S.)T JOH. PESSERS. In dese der stukken en Beweizen wegents de Prefferentie aan de S emeyn en en hunne naarkomelingen verleend. 1. Preferentie gegeven aen de S e m e y n e n door Willem van Nassauw den 26 Octobe 1577. 2t. Preferentie bevestigd door de generaale staten met een verschot van 40,000 guldens den 16 Au­gustus 1578. 3. Korten inhoud der dinsten verschot , actens en uit het memoriaal der Se m e y n e n van den 4 Februarij 1578. 4. Mis­sive van Jacob hunner aan Pieter Semeyn den 19 Maart 1579 gevende een remotie te kennen. 5. Notarieele getuigenisse den 2de Januarij 1580. 6, Obligatoire verklaringen van Burgemeesteren van Enkhuizen in 1588 en 1589. 7. Verklaringen 1613 wegents 't gezegde van Prince M o u r i t s. 8. Twe verklaringen dat de personen aan de echte dochteren getrouwd , meede hiertoe behooren. 9. Verklaringen van den 28 December 1625 wegents het gezegde van prins H e n-d r i k. 10. Verklaringen van den Mey 1628 wegens het gezegde van prins M our it z. 11. Verklaringen van den 5e November 1628. 12. Verklaringen van den 16 Januarij 1632. 13. Verklaring van den 6 Januarij 1642. 14. Missiven van den secretaris Timman 2 April 1650. 15. Approbatie en confirmatie van de actens door den heere prince van Orangien W i 1 le m den Derde den 16 Februarij 1678.Zie Bilderdijk, Vad. Gesch., D. VI. bl. 287-291, 310; Cen­ ten, Perm d. Hist. v. Enich. , bl. 10-14, 45, 57, 98, 119, 195, 426 , 447; Abbing, Gesch. der stud.; Hoorn, D. I. bl. 42-62, V. bl. 295 , 296 ; Nay. D. II. bl. 646, D. HI. bl. 144, D. VIII. bl. 227, D. IX. bl. 184, D. IV. bl. 129, D. VIE. bl. 196, Cat. mss. J. v. Voorst, bl. 115. SEMEINS (M.) gaf in het licht : Corte beschryvinghe over de Haringh-visscherye van Hollandt 4 druck. Amst. 1 6 40. 8°. SEMEINS (SAMUEL KEYZER), zoon van mr. Cor n ells Keyzer Se tn eins, ve .zocht in 1699 aan de staten van Holland en West Vriesland ,,octrooi op eene nieuwe uitvinding van een nieuw rnetael , seerna het zilver imiteerende , het­welck van nietnandt soodanigh en is gevonden. Ende alsoo denselven suppliant van voornemen is daervan te doen maken allerhande soorten van wercken , als leepels , forcken , tafelbor­den ende andere noodzakelyckheden in de hayshoudingh ge­bruyckelyck ende tot allerley sieraedt dienende , als kandelaers , snuyters ende diergelycke. Ende hij suppliant beducht is dat yemandt mochte komen te ondernemen onder eenige valsche soorten van andere stollen hetselve na te bootsen , en de luyden alsoo te abuseren in de stofie of materialen , alsoo des suppli­ants metael bequaetn is om in te koken , en bet beste tin in te smelten , en zoo smedigh , dat men het kan tot draden laten spinnen oat kanten en franjes van te maken , ende met silver en alles overeenkomt behalve de capel of test" enz. Door gecommitteerde raden , in wier handen dit request gesteld was , werd den 21 Julij 1699 geadviseerd , dat op zijn verzoek hem een octrooi van 13 jaren- zou verleeud worden.Zie Nay. , D. VIII. bl. 227, D. IX. bl. 184. SENA (AGATHA MARIA), huwde Jacob Mu h 1, en was de sehoonrnoeder van (lett dichter Nicolaas Simon van Wi n-t e r , door zij it eerste huwelijk [net beider dochter Johanna M u h I. Zij liet alleen voor hare farnilie drukken hare Dicht­lievende Huisoeffeningen, die zich door eenvoudigheid en beval-ligheid onderscheiden. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenboek , D. V.b1.278. SENDEN (GERARD HEINRICEE VAN) werd den 23 December 1793 te Uphusen , waar zijn vader Wigbold C o en s van S e n d e n , predikant was , geboren. Reeds in zijn eerste jeugd hij zulke vorderingen in geschiedenis , taalkunde en andere vakken van wetenschap , dat zijne onderwijzers hem den kleinen polyhistor noemden. Later tverd hij de roem der Latijnsche scholen te Aurich en te Emden. In Aug. 1811 werd hij te Groningen als student ingeschreven , spoedig Baccalaureusliterarun , en hij dacht niet te rusten voor hij licentiaat in 39 de ietteren en doctor in de godgeleerdheid was geworden. Doch hij werd genoodzaakt als vrijwilliger de wapenen op te vatten. Pennon en boeken werden met zwaard en schiet­geweer verwisseld , en hij trok met de Lingensche-Tecklenburger-jagers op. Van den dienst ontslagen , gat' hij de plannen van den doctoralen graad op , bezocht zelfs de academie niet meer maar bereidde zelf zich tot zijn candidaats-examen in de god­geleerdheid , dat hij met veel lof aflegde. Den 26 Julij 1815 aanvaardde hij de bediening als herder en leeraar te Nendorp, vijf jaren later nam hij de beroeping aan naar Middelbert, en in 1832 naar Zwolle Han. Reeds als student verpoosde hij zich n3et de lier. Het waren dan schoone verzen , die uit zijn boezem opwelden of uit het Hollandsch in de Hoogduitsche taal werden overgebragt. Later heeft de ijverige beoefening van de gestrengste wetensehap , het dichterlijk vuur dat hem bezielde nimmer uitgedoofd , en al sehreef bij ook over de dorste en diepzinnigste onderwerpen , men gevoelt steeds dat hij een dier schrijvers is , gelijk ergens van F. Hemsterhuis wordt gezegd gui cachent une imagi- nation vive une logigue austere. 80148 Van Senden was een dier godgeleerden , die bovenal en allereerst naar grondige en onwankelbare overtuiging zocht van den goddelijken oorsprong der leer , die hij predikte , 't geen hem van zijn academie tijd tot de gezette beoefening der zoo-genoemde Apologefiek leidde. De vrucht hiervan was zijneFerdediging van Bijbel en Openbaring tegen de voornaamstevroegere en latere bestrliders van dezelve, die , schoon onvol-tooid , een groote aanwinst voor onze godgeleerde letteren is. Zij werd in het Hgd. overgezet , en vond bij onze niet altijd toe­geeflijke naburen grooten bijval. Van zijn kanselarbeid had hij , gedurende de eerste 17 jaren zijner bediening, weinig proe­ven bekend gerclaakt, maar sedert hij voor de gemeente te Zwolle optrad , gaf hij er verscheidene in druk , die zich door eene eigenaardig levendige kleur onderscheiden. Bijzondere bekoorlijkheid had de aardrijkskunde en vooral de gewijde voor hem, ja de gewijde geographic was bet middelpunt zijner stu-dien. Onder anderen vva de Atlas , die hij op verzoek van van der Palm voor diens bijbelvertaling ontwierp er de vrucht er van. Hij voegde er eene beknopte vertaling bij , doch het Register op den Bijbel Allas, of Woordenboek der gewijde - aardrijkskande, mogt hij niet voltooijen. Zijn vurige wensch , om het H. Land te bezoeken , werd echter vervuld. Hij had het voorregt hare koningl. hoogheid prinses Marianne als geeslelijkeTaardrijkskundige te vergezellen , en gaf , na zijne terugkomst , het eerste deel zijner reisbeschrijving in het licht. Met groot verlangen zag men naar het tweede deel uit , toen men plotseling de mare van zijn overlijden vernam. Hij ontsliep den 20 October 1851 it) den ouderdorn van nog geen 58 jaren. Van Senden was ridder van den Nederl. Leeuw , de godgeleerde faculteit der Leidsche hoogeschool be­noemde hem honoris causa tot doctor in de godgeleerdheid. Ook was hij lid van verschillende buiten• en binnenlandsche genootschappen. In 1816 trad hij in het huwelijk met mejufvrouw 0 yla m , dochter van een aanzienlijk koopman te Emden. Hij liet drie zonen na , mr. E. G. van Senden, procureur te Zwolle , G. II. van Senden (die volgt) en W. C. van Senden, toen student in de theologie te Leiden. Hij gaf in bet licht : De vertaling der 95 Stellingen van C la us Harms, door dezen in 1817 uityeyeven tot dankbaar aandenken aan de 958tellingen van Dr. M. Luther, met een voorberigt. De nayedachtenis van den hooyl. T. A. Clarisse , plegtig yevierd in eene openlzjke veryaderiny van het natunr- en schei­ kundig genootschap le Groningen. Gron. 182S met de alb. v. Clarisse. De Evanyelische bedieniny onder de verschrikkingen der cho­ lera verheerliikt , of Samuel Huber , yedurende te cholera in Augustus. Gron. 1830. Verh. over de hervorminy van den teyenwoordigen staat der Nederlandsche Derv. kerk. Amst. 1840. Davids Schwanenyes.any , eine Prediyt van besten der Griechen herausgeyeben. Breen. 1 23. Leerrede over 2 Citron. V : 13 , ter plegtstatiye inwijding van het oryel in de kerk te Middelbert. Gron. 1823. Jezus keerlijk en verheerldkt , eene leerrede over Jolt. XII: 20-29. Gron. 1825.Leerrede over Handel. XX : 17-28 uitgesproken in het uur van pleytig afscheid ale herder en leeraar van Middelbert opden 24 Junij 1832. Gron. Leerrede over .Hebr. X II : 18-23 bij het aanvaarden van de dien8t in de yerneente van Zwolle. 1832. Het yroot onderwije , dat God door de thane heerschende ziekte aan het menschdom yeeft ; Leerrede over Jew. XXVI : 9 b. Tweede druk. Zwulle 1832. Het achtiende eeuwfeest van des Heiland8 dood pleglig yevierd. Vrijday van 18'33. Het achtiende eeuzofeest van de yoddelijke invoeriny des Christendoms in de wereld , pleytig yevierd op Pinkster van 1833. Leerrede ter inzoildiny van het kerkyebouw , en ter bevestiying der gerel. gemeente aan de Dedemevaart en de geschiedenie van de eerete veenkolonie in Overijssel met kaart enz. Zwolle 1834. De &aisle avond van het jaar 1835. Zwolle 1836. De vereeniyiny tusschen leeraar en gemeente in hare alesovertreffende voortrefelijkheid beschouwd , eene leerrede ter be­vestiyiny van J. C. Sandick. Zwolle 1836. 39* De plegtige bevestiging van leerlingen tot lidmaten der ge- meente to Zwolle op Paschen. 's Rage 1836. Leerredenen over de geschiedenis van Jezus lijden en sterven. 2 D. Gron. 1839. Leerredenen over verschillende onderwerpen. Leiden 1843. Leerredenen over I eesstofen, 2" druk. Zwolle 1847. Dankstond voor den °opt , met bijvoeysels. Zwolle 184?. Bet tweede eeuwyetzjde van den vrede van Munster , gods- dienstig gevierd den 5 Nov. 1848. Zwolle 1848. Bij de inwijdinq en bevestiging van G. H. van Senden Jr. tot predikant to Kruisland. Zwolle 1849. Leerrede over Jerem. XXIII : 23 , 24 , bij gelegenheid van de voorgenomene rein naar he fleilige Land. Nagelaten Leerredenen. 2 D. Zwolle 1852 m. portr. Christelijk onderwtjs in de geschiedenis des Bijbels voor eerstbeginnenden en eenvoudigen. Aardrijkskundige beschouwing van Palestina. Zwolle 1837. Verdeaiying van Bijbel en Openbarinq tegen de voornaamste vroegere en latere bestrijders van dezelve. Gron. 1827-1841. 3 st. niet voltooid.Klaagzang bij het a fsterven van Herman Muntinghe. G ron. 1824. Zier feierlichen Vermahlung S. K. II. des Prinzen Friederich der Nederlande. 1824. Bijbel-atlas , voornamelijk ten gebruike bij de bijbelvertaling van den hoogleeraar J. H. van der Palm. Leiden gr. 4°. 1840-1844. Register op den Biibel-atlas. Leiden. (Slechts tot letter J.) Alpenrozen 2 D. Amst. 1842-1843. 8°. In het Hgd. vert. Z. Blcitter fur literarische Unterhaltung n. 821. 17 Nov. 1843. He lleilige Land of mededeelingen uit eene rein naar het °Men , yedaan in de jaren 1849 en 1850 , in gezelschap van Hare Koninklzjke Hoogheid de Princes Marianne der Neder- landen. Eerste deel. Gorinchem 1851. 8°. Zur feierlichen Verlobung der Princessinn Marianne , K. H. 1830.Zur feierlichen Vermahlung der Princes8inn Marianne , K. H. 1830."Ian Neerlands krijgslieden , in Nov. 1830. Bato , Blumenlese Hollandischer Gedichte cilterer and neuerer Zeit , ubersetzt von Dr. Ludwig Tross , nebst einer Zuyabe von G. M. v. Senden. Siegen u. Wiesbaden 1846. Der Tempel der Natur , ein Lied zur 25 jahrigen Jubelfeijer der Phy8isch -Chentischen Gesellschaft zu Groningen am. a. 1 Marz 1826. Vitboezeming bij het overlijden van de floog-Gaoren Vrouwe Antoinette Marie Charlotte , gravin van Rechteren , ye& gravin Bentinck. 1832. Ontboezeming der gemeente van Tergast (Oost-Vriesland) bij dc plegtige viering der in haar midden getrouzo volbragte 50 jariqe dienst van haren leeraar Otto Galama , op den 28 Julij 1 8 3 3. Drie Cantaten ter gelegenheid van het 25jarig feest van het departement Zwolle der Maatschappij tot Nut van '1 Algemeen. 22 Oct 1840. De Drusus. De Alpenroos. Op de eerste vaart der stoomboot der stad Zwolle. Bij het van stapelloopen van het driemast­ kofschip de stad Zwolle. Zie Handed d Metals. van Ned. Letterk. , 1852; Kunst- en Letterb., 1851, N°. 45, 290, 291; Sepp, Proeve eenrr Pragm. Gesch. d. Theol. ,R59 , 209 , 259 ; Levenschets voor de Nagel. Leerredenen ; Glasius, Goduel. .Nederl ; Nieuwenbuis; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. portr. SENDEN (GERARD HENDRIK VAN), tweede zoon van den vorige , studeerde te Leiden , werd predikant te Kruisland , en vervolgens te Leur. Hij overleed in of kort na 1862. Men 'weft van hem : Heike (het) in Vad. Letteroef: 1856. D. II. bl. 476 , later afzonderlijk herdrukt , en geheten : een woord over de geschiedenisen den tegenwoordigen toestand der bewoners enz. Breda 1861. 8°. Geschiedenis der hervormde gemeente aan de Leur. 's Herto-genbosch , 1862. 8°. SENGUERDIUS (ARNoLDus) werd in 1610 te Amsterdam geboren , studeerde te Leiden in de godgeleerdheid , na zich onder B urger sd y ck op de wijsbegeerte te hebben toegelegd , en de doctorale waardigheid in dit vak verkregen te hebben. Van Leiden begat hij zich naar Franeker , waar hij Mac c o-vi us en A m esi u s hoorde en , na er toe bevoegd verklaard te zijn , in verschillende gemeenten optrad. Doch spoedig mogt hij zich gebeel aan zijn geliefdkoosd vak, de philosophie, wijden , daar hij van den Utrechtschen magistraat verlof ontving aan het illnstre gymnasium voorlezingen te houden over de meta-physica 0635). Daarna (1636) werd hij gewoon , en vervol­gens (1639) buitengewoon hoogleeraar in de metaphysica en physica op een wedde van f 360 , onder voorwaarde binnen 1 jaren , zonder toestemming van den rnagistraat , de academie niet te verlaten. In 1641 werd zijn wedde met nog f 300 vermeerderd , en hem den titel van Professor honorarius ge-geven. In 1648 volg(leTte Amsterdam C a sp r B arl a e us op , en overleed den 8 Maart 1668, in den ouderdom van 57 jaren. Hij huwde C o r n elia Web b er, die hem een zoon (die volgt) schonk. Ja n us K lin ck ius hield een lijkrede op hem. Hij sehreef : Collegium Afelaphysicum. Traj. 1635 en 1640. Introductio ad Physicam. 1641. 12°. Index Metaphysicae generalie et specialis. Traj. 1647. 12°. Oratio de vero philo8opho. Amst. 1648. Collegium physicum. A mst. 1652. 12°. Collegium ethicum. Ibid. 1653. 12°. Exercitationes physicae. A mst. 16 5 9. 1 2°. Osteologia corporis humani et Discursus de Menlo Dolan°. Amst. 1662. 12°. Bij Ma t thaeus, Syll. Epist. komt een brief van J o h. Is. Pon tan us aan hem voor: Zie Burman, Traj crud., p, 355; Vo et, Disput. Theol., T. IV. p. 290 ; Dez. Bibl. studios , Theolog. , 1. II. c. 13; Schoockii, Exerc. , XXI. §. Merklini, Linden. renov. , p. 90 ; Foppens, Bibl. Belg. , T. I. p. 104; Wagenaar, Amsterd , D. III. bl. 231; Siegenbeek, Gesch. d. L. LI , D. II. bl. 131; Heringa, de auditorio , p. 135; J ö eher. SENGUERDIUS (WOLFERDUS) of WOLFGANG SENK­W AR D , zoon van den vorige , werd den 4 Julij 1646 to Utrecht geboren. Op het voetspoor van zijn varier , legde hij zich op de wetenschappen en bijzonder op de wijsbegeerte toe, en maakte daarin zulke vorderingen , dat hij , op grond daarvan en zijne gehechtheid aan de oude leer, in 1665 tot buitenge­woon en het volgend jaar tot gewoon hoogleeraar der wijsbe­geerte aan de Leidsche hoogeschool werd benoemd. In 1701 werd hem , in plaats van Span h e i m, ook het toezigt over de openbare boekerij opgedragen. Met den hoogleeraar de Vold er hielp hij de gronden leg­gen voor het onderwijs in de proefondervindelijke wijsbegeerte. De luchtpomp door C. van Gueri ck e uitgevonden en door Boyle verbeterd , bragt hij tot meerdere volkomenheid , en vervaardigde ook andere werkkingen daartoe noodig. Hij over­leed 26 Januarij 1724. Behalve den Catalogue der Leidsche bibliotheek gaf hij in het licht :Disp. Philos. inaug. de Tarantula. L. B. Elzev. 1667. Dissertationung physicarum selectarum decima , undecima, et duodec. de rabie canum. sub praes. W. S. disq. subj. G. ab Ophoven cwt. L. B. Elsev. 1674. H. Dibbetzi, praes. W. S. Disp. phil. de sede animae ratio-nalis. L. B. Elsev. 1676. Disput. physica select. sexta et sept. dec. de particulis sub­ tilibus , sub. praes. IF. Senguerdi dis. J. Coninck cet. Ibid. 1679. A. Duez , praes. W. Senguerdio, Disputationum Physc. select. quinta decima q. e. de Diebus canicularibus. Ibid. 1678. Rations atque experientiae Connubium, continens Experimen­ torum physicor. mechn. cet. enarrationem cet. Acc. ejusd. quisitio de Tarantulo tertio ed. Roterod. B. B o s. 1115. Zie Te Water, Narratio , p. 197; Siegenbeek, Gesch. d. L. .Elooges., D. I. bl. 229, D. II. T. en B. bl. 151, 270, 280; Scho-tel., de Leid;che Bibl.; Soerraans,TReg. hi. 65, 79, 80, 89, 100, 104, 134; van Kampen, Gesch. d. Let., D. II. bl. 81; van Lennep, ad d'Orvia, p. 113 seqq.; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges.. D. I. bl. 201, 220, 369; Nieuwenhuis; Kobus; d e v e co ur t en J eh e r. Zijn beeldtenis vindt men in de effigies van van der Aa. SENN VAN B AZ EL (Mr. WILLER ADRIAA.N) ontvanger­generaal te Batavia , in 1809 lid in den mad van Indie , vervolgens president der bank van magistrature te Batavia , aldaar overleden 16 April 1817 , oud 142 jaren. Part. berigt. SEN TEN (JA.N) , Rotterdammer , is dicker van De nieuwevrucht des wijnstocks , inhoud : eenighe P88. ende LoPz. (en Gheestelycke Liedekens). ler Gliouden. 1624. 16°. Zie Cat. d. .211aats. v. Ned. Letterk. , D. I. bl. 169. SENSERFF (WALTER) , ridder , oud-burgemeester van Rot­terdam , bewindhebber der O. I. comragnie , bepaalde bij uiter­sten wil (10 Oct. 1737) dat jaarlijks te Rotterdam een der hervormde predikanten , voor een eeregeld van f 500 , 8 leer­ redenen zou houden ter wederlegging van Atheisten , Deisten , Heidenen , Joden en Mahomedanen of andere tegensprekers van den Christelijken godsdienst terwij1 hij tevens begeerde , dat de prediker in zijn leerrede zich moest onthouden van wederleggende aanmerkingen op de leerstellingen van zoodani­gen , welke men doorgaans onder de Christenen gewoon was ketters en seetarissen te noemen. Deze beschikking stond gelijk met eene dergelijke van R. Boyle te Londen. De eerste predikant , die , na 's mans dood (Aug. 1752) , door de achtergeblevene weduwe daartoe benoemd werd , was Jo h. P a t ij n. zie Kobus en de Rivecourt. SENT (J.) is vervaardiger van een Liedboek in 1679 te Leeuwarden in het lick versehenen , en in de bibliotheek derDoopsgezinden te Amsterdam voorhanden. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. SENUS (W. vAN), plaatsnijder te Amsterdam, geboren in 1774, van wien men vele platen, zoo afzonderlijk als in boekwerken vindt, b. v. de portretten van Mevrouw Ziesenis , geb. Wattier , van Mevrouw Kampliuys'en Snoek, van den tooneelspeler Snoek , vele schildersportretten in de GescIziedenis der Vaderl. Schilder-kunst van R. van Eyn,den en A. van der Willigen, het portret van Martinue van Marum , voor welke fraaije gravure naar de schilderij van Hodges, de 4de klasse van het instituut hem den 23 Junij 183 t een zilveren eerepenning , benevens f 250 schonk , eene Madonna met het kind Jezus , naar A. v a n Dyck, zinnebeeldige prenten enz. Hij overleed te Aalsmeer , den 8 Januarij 1851. Zie van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kr amm; M ulle r , Catal. van portr., bl. 383. SEPP (CHRismAN), de eerste bier te lande van dien naam , werd in den aanvang der 18de eeuw geboren te Goslar , alwaar zijn vader conrector was van de latijnsche school tot den handel bestemd vestigde hij zich als koop­man en kommissionair te Hamburg, ofschoon reeds toen zijn liefde tot kunsten en wetenschappen , en in 't bijzon­der tot de natuurkunde groot was nog daar ter plaatse ver­vaardigde hij een niet onbelangrijke verzameling koperen en houten physische instrumenten , die hem hunne diensten moesten verleenen bij zijne nasporingen op entomologisch gebied , ter­wijl zijn uitermate fraai schrift bewijs genoeg is, dat hij de teekenpen niet zonder goed gevolg bestuurde. Hoe lang hij te Hamburg vertoefde , is niet met zekerheid te bepalen , maar dit staat vast dat hij deze verblijfplaats verliet om zich naar Amsterdam te begeven , reeds voor 1739 , toen zijn oudste zoon Jan Christiaan geboren werd nit het huwelij k , dat hij in Duitschland had aangegaan. Te Amsterdam gekomen nam C h r is t i a an Sepp de etsnaald en het graveerijzer ter hand , en verwierf zich een welgevestigden naam in 't vervaar­digen van land- en zeekaarten , maar vooral maakte hij zich bekend door zijne kennis der Nederlandsche insecten en door de uitnemende teekeningen en gravures , die hij van verschei-dene soorten uitgaf , in het bekende werk : Beschouwingen der wonderen Gods in de minst yeachte schepselen of Nederlandscheinsecten naar hunne aaninerkekke huishcudiny , verwonderlijkeyedaante•verzoisseling en andere wetenswaardiye bijzonderhedenbeschreven enz. , van welk werk de 30 eerste platen met de beschrijvingen aan hem-alleen te danken zijn , terwijl bij de latere afleveringen de hulp van zijn oudsten zoon hem ten dienste stond , totdat eindelijk door des vaders dood , deze geheel alleen de bewerking der platen en beschrijvingen ter hand nam. Christiaan Sepp stied in de eerste dagen van Augustus 1775. SEPP (JAN CHRISTIAAN) , de oudste zoon van bovengenoemde, werd den 8sten November 1739 te Amsterdam geboren. Nog op zeer jeugdigen leeftijd toonde hij geneigdheid te bezitten voor de hoofdstudie zijus vaders , niet minder clan voor diens handwerk althans weldra vinden wij hem tot uitspanning het mikroskoop en het penseel ter hand nemen terwijl hij in 't vaderlijk bedrijf zulke ongetneene vorderingen maakte , dat hij spoedig mede aan de werktafel zat , en met zijne ga­ven het eerlijk stuk brood vlijtig hielp winnen. Eerlang begon hij met zijn vader eene verzameling van insecten aan te leggen , en zich allezins verdienstelijk te betoonen voor de safbeeldingen en beschrijvingen der Ned. Insecten ," gedeeltelijk door weldra het beroep van boekhandelaar te aanvaarden , om te voldoen aan de stedelijke keuren , die het noodzakelijk maakten dat het werk , ofschoon 't bij de regering der stad 617 Amsterdam veel bescherming vond , werd opgeschorst , of dat men naar een boekverkooper uitzag op wiens naam de uitgave kon voortgaan ; gedeeltelijk door de uitstekende gravures , die hij naar eigen niet minder uitstekende teekeningen van insecten vervaardigde. Uit Sepp 's huwelijk met Sara Fo eking, dochter van een papierverkooper te Amsterdam , werden drie kinderen ge­boren , waarvan twee jong stierven , temijl de geboorte van het derde , Christiaan (zie beneden) aan de moeder 't levee kostte. Deze treurige gebeurtenis doofde den lust tot arbeiden van Jan Christiaan niet uit : nadat hij als eerste uitgave (uitgezonderd het werk over de Insecten) , het boek van Philips Over de Perspectiel- of Doorzichtkunde" (bier. van verscbenen exemplaren met Hollandschen en exemplaren met Duitschen tekst) de wereld had ingezonden , maakte hij zich, om van kleinere uitgaven niet te spreken , gereed tot bet in 't licht geven van 't werk over "de Nederlandsche Vogelen," waarvan de platen , deels door hem zelven , deels onder zijn opzicht in het koper gebracht en gekleurd werden , terwijl eerst de kundige Rotterdamsche predikant der Remonstrantsche gemeente Corne l i s Nozeman de beschrijvingen leverde , na wiens dood Dr. M. Houttu ij n dezen arbeid voortzette Tot bet uitvoeren van deze beide groote ondernemingen : het werk over de Insecten en over de Vogelen , was Sepp in staat, doordien de groote aftrek van 't eerste hem had ge­ noodzaakt arbeidslieden in dienst te nemen , om de afdrukken der gravures te kleuren. Inmiddels achtte Sepp 't noodig een tweede huwelijk aan te gaan, hij voltrok het met Wichertje VVichersdruijs, van Giethoorn in Overijssel ; uit dit huwelijk werden hem elf kinderen geboren , van welken wij een straks zullen vermelden. (zie beneden). Kort na de voltrekking van dit huwelijk had het overlijden van den ouden Christiaan Sepp plaats , zoodat Jan Christiaan nu en uitgever en auteur was van 't werk over de Insecten. Oudertusschen nam hij nog eene belangrijke onderneming ter hand : de uitgave eener vertaling des werks van Ed wards en C a t e s b y Over Uitlandsche Vogelen, die zoo bijzonder wel slaagde , dat de uitkomst de verwachting verre overtrof. Spoedig hierop volgden de bekende •arbeeldinge2z en 4eschrijvingen van Marmers ," "van Hout- soorten," K n o r r s boek over de versteeningen, terwijl de uit-gave van Caspar Stoll's Cicaden en Wantzen, Sabel- enTrekspringhanen enz. , de bewijzen gaf dat zijn liefde voor de entomologie zich niet beperkte tot bet doen kennen van Neder-landsche Insecten alleen. 1 ) Vglk. Bjornstithls reize door Europa enz. D. V. bl. 432. Een andere verdienste van Jan C h ris tiaan Se pp is wel deze, dat hij in 1777 oprichter was van de sedert zoo zeer bloei en aanzien toegenomene maatschappijAleritis ," met zijnen vriend , den grooten werktuigkundige Willem Writ s. Niet enkel als direkteur , als thesaurier , als kommissaris verplichtte hij de jeugdige rnaatschappij aan zich , mar menigmaal ook oogstte toejuiching in , na 't voor­lezen eener verhandeling waarvan 't onderwerp zeer vaak aan zijne hoorders werd duidelijk gemaakt door toeliehting met het mikroskoop of ander werktuig. Ondertusschen werd hij in 't jaar 1781 door de Doopsgezinde gemeente der oude Vlamingen tot leeraar verkozen ; hij nam dit ambt waar totdat mede door zijne berniddeling de vereeni­ging van deze gemcente met die , vergaderende in de kerk de Zon , tot stand werd gebracht , waarna hij nog enkele malen in de vereenigde gemeente als voorganger optrad. Nog eene onderneming mocht hij aanvangen. Reeds had hij op 't gebied der botanic aan zijne landgenooten een we­zenlijken dienst gedaan , door de vertaling uit te geven van het werk getiteld : ff afbeelding en beschrijving van artsenijge-wassen ," toen hij de uitgaaf der Flora Batava ondernam , waarvoor de bekwame pen van den Utrechtsehen hoogleeraar Jan Kops, aanvankelijk de beschrijvingen vervaardigde. Het eerste deel van dit omvangrijk werk zag in 1800 't licht. Het is hier de plaats niet om van andere uitgaven des Boek­handelaars Jan C h rist iaan Sep p, die nadat zijn handel eenige jaren had bestaan de firma van J. C. Sepp en Zoo n voerde , te gewagen ; wat S epp voor de natuurlijke historie in 't algemeen en voor de entomologie in 't bijzonder deed , blijkt genoeg voor hem die de lijst der boeken nagaat , op dit gebied door hem uitgegeven. En is 't reeds een lof van niet weinig beteekende waarde voor zijnen arbeid als entomoloog , hetgeen in de entom. Zeitung von 1855 wordt meegedeeld //die Abbil-dungen besonders in den fruheren Meilen (van 't werk over Nederlandsche Insecten) iibertrellen o hrenbar die von R s el , meer nog gelden de woorden van Guenee, die , toen hij in de ff SuitesqBuf ton, een overzicht en beoordeeling gat van de werken over Lyxidoptera in Europa verschenen , vele afbeel-dingen in 't werk van Sepp over Nederlandsche Insecten als onovertroffen rneesterstukken roemde , en met name de af beel­dingen die men te danken heeft aan de meesterhand van J a n Christiaan Sepp. Den 29sten November 1811, overleed in 't 73ste jaar zijns ouderdoms , deze in vele opzichten allezins verdienstelijk man. SEPP (CHRISTIAAN), zoon van Jan Christiaan Sepp uit zijn eerste huwelijk , geboren te Amsterdam den lsten Mei 1773, overleden aldaar 14 December 1835 , heelt zich en op het gebied der letterkunde , en op dat des maatschappelijken levens een gunstig bekenden naam verworven ; nadat hij eenigen tijd deelgenoot was geweest van zijns vaders boekhandel , werd hij later benoemd tot commissaris van politie in zijne geboor­teplaats , welke betrekking hij jaren lang evenzeer tot genoegen zijrier superieuren als inferieuren voornam. Vooral werd hij hooggesehat door den toenmaligen directeur van politie , Mr. Wiselius, onder wiens in plaat uitgegane of beelding hij een schoon vers te lezen gaf. Meest wijdde hij zijn vrijen tijd aan de vertaling van Stilling 's werken , b. v. he Heimwee , het leven , de graauweman, de overwinning van den Chr. god8dienst , een boek aan welks vertaling door Christiaan Sepp, Bilderdij k groote ergernis nam ; (zie de briefwisseling van Mr. W. Bilderd ij k met de hoogleeraren T ij d e m a n , II. bl. 165 , 166) , terwijl hij de vertaling van Stillings Tooneelen uit het rijk der geesten , 2 din. door zijnen behuwdzoon C. H. Ho v i n g h (griffier bij de politic te Amsterdam) van een voorbericht voorzag. Zij n eenige zoon Jan C hristiaan Sepp is rustend pre­dikant van de Hervormde gemeente te Beusichem. SEPP (JAN) , zoon van Jan Christaan Sepp en W i-C he rt je Wieh er sd cruij s. Na zijns vaders dood zette hij als eigenaar der firma J. C. Sepp en Zoon de uitgave der werken over de Insecten , de Vogelen , en de Flora Batava voort ; ook zelf was hij een niet onverdienstelijk entomoloog , hoewel hij niet in staat was , om even als zijn grootvader en vader , geheel alleen genoegzame stoffe voor de uitgave van 't werk over de Nederlandsche Insecten te verzamelen zijne talrijke vrienden , waaronder de HR. d' A i l l y en V e r h u e 11 stonden hem uitnemende teekeningen en besclirijvingen van hunne hand voor zijn werk af. Hij voltooide 't boek over de Vogelen , dat , sedert de uit­gave begonnen werd , nu in 5 folio deelen de afbeelding en beschrijving van 250 Vogelen bevatte. Onder zijne uitgaven verdienen gcnoemd te worden die van de llafbeelding en be-schrijving van Surinaamsche Vlinders ," en van het "Bloem- kundig Woordenboek," dat , hoewel natuurlijk niet door hem vervaardigd , toch , door dien 't anoniem 't licht zag , bekend is onder den naam van Sepp's Bloemkundig Woordenboek. Jan Sepp was gehuwd met Christina Bak ker; bij ge­noot met haar en hunne acht kinderen , van welken een tijdens des vaders leven stierf , een gezegend huiselijk leven , al gingen zijn dagen niet voorbij zonder ruimsehoots ook Teed dezer aarde gekend te hebben. Den 19den December 1853 stierf hij op 7 5jarigen leeftijd. De Entomologische Zeitung van Jan. 1855 bevatte een levcnsberigt over Sepp, dat met deze woorden sluit : rdiese Familie hat sich in mehreren Genera­tionen um die Entomologic sehr verdient gemacht." Zijn jongste zoon Ch r i s t i a a n S e p p is predikant bij de Doopsgezinde gemeente te Leiden. SEPP (HENDRIK ALBERT). Deze oudste zoon van J a n S e p p mocht met recht den naam dragen van een veel belo­vend jongeling. Zijn aandacht richtte zich op de godgeleerde wetenschappen , en 't is zeker te betreuren , dat zijn vroege dood hem de gelegenheid benam , to vervullen wat hij op dit gebied beloofde. In 't jaar 1830 werd hij na volbrachte stu­dien aan de kweekschool der Doopsgezinde societeit te Amster­dam , tot voorganger gekozen door de gemeente te Knollendam , Krommeniedijk en Marken-binnen , maar ontvie haar reeds door den dood op den tweeden November 1831. Hij was te Amsterdam geboren 8 Junij 1808. SEPP (CoRNELB) te Amsterdam geboren , 20 September 1810 ; de tweede zoon van Jan Sep p, na wiens dood de firma op hem overging. Hij was zelf geen beoefenaar der entomologische wetenschap , maar zette als boekhandelaar de uitgaven zijner vaderen voort , wat betreft het werk over Insecten , daarin ter zijde gestaan door den heer Mr. S. C. S n e l l e n van Vollenhoven, die als redacteur van dat werk optrad en daaraan belangrijke diensten bewees. Weldra werd , nadat acht deelen van 't boek ruirn 400 of beeldingen van Insecten geleverd hadden , een nieuwe serie (tweede) ge­opend , waarvan thans anderhalf deel voltooid is. Ook de uitgave der Flora Batava zette hij met kracht voort, hoewel in den beginne vele moeielijkheden door hem overwonnen moesten worden , nog tijdens het leven maar vooral na den dood des toenmaligen schrijvers van 't werk , den heer Mr. P. G e v e r s Deynoot, totdat , nadat de uitgave eenigen tijd gestaakt was door de bezwaren om een auteur te vinden de beer F. A. Hart s e n die task op zich nam ; na een vier­jarigen arbeid werd deze vervangen door den heer F. W. v a n E e d e n , onder wiens auteurschap het werk nu tot en met de 209de aflevering of 1055ste plaat gevorderd is. Deze afievering evenwel ging niet meer door de hand van Cornelis Sepp of een der zijnen : dezelfde ziekte die korten tijd te voren een zijner zusters had weggenomen , had ook hem reeds den 3lsten Januari 1868 door den dood aan zijn gezin ontrukt ; zijne laatste levensdagen waren met een donkey floers omhangen , nadat een zijner kinderen verre van 't ouderlijke huis , in 1865 aan eene vreeselijke ziekte gestorven was. Met zijn dood hield de firma J. C. S e p p en Z o o n op te bestaan : de fondsarti­kelen werden verkocht , en de beide groote, nog niet voltooide uitgaven , de een door zijn overgrootvader , de ander door zijn grootvader aangevangen , worden elk door een afzonderlijke firma voortgezet. Cornelis Sepp's nalatenschap bevatte een belangrijke verzameling entomologische teekeningen van de hand van Christian, en van Jan Christiaan Sepp; enkelen ook van Jan Sepp en eenigen van de beeren Q. M. R. V erhuel, d'Ailly en de Labouchere. Deze uitne­mende teekeningen werden door de weduwe van Cornelis Sepp ten geschenke aangeboden aan de Nederlandache Ento­ moloyieche Vereeniying , die thans in 't bezit is van de be-wijzen wat de teekenpen en 't penseel vermochten van C o r­nelis Sepp's vaderen. Zijn eenige zoon Jan Sepp is candidaat aan de kweek­school der Doopsgezinde Societeit te Amsterdam. Uit familie-berigten zaamgesteld. SERARIUS (P.) Zie SERRARIUS (P.) SERCLAES (MARTIJN 'T) , ridder , heer van Tilly , zoon van Jacob en Maria de Bossimel, vrouwe van Balas­t r e , was uit eeu adelijk geslacht in Brabant gesproten. Hij ijverde voor de vrijheid , nam deel aan 't verbond der edelen , en werd door den bloedraad gebannen. Later week hij van het bondgenootschap of , en voegde zich aan de Spaansche zijde. Zijne zoons volgden zijn voetspoor. Hij huwde 12 Oct. 1552 Dorothea Schierstaedt, staats­dame aan 't hof der koningin Maria van Hon gar ij e n. Zie Winsemius, Histor. , p. 90, 115; van Meteren, Ned. Gesch. , D. III. bl. 42 ; T e W ate r, Verb. d. Edelen , D. III. bl. 291 ; over het geslacht B u t k e n s , TrophOes de Brabant , T. II. p. 295 , 300 , Suite du supplement au Nobil. des P. B., T. II. p 23-45 ; L'Espinoy, L. I. p. 85, 86; Christijn, .Turispr. Her., T. I. p. 236--238, Supplem. aux Troph. de Brab. , T. I. p. 300 , 345 , 346; Notib. d. Pays- Bas , T. I. p. 140-142, 181-183, 230; Quartiers , Geneal. , T. I. p. 3 , 4, 62, 63 , 106 , 159, 312; Bay le, Dict. . T. IV. p. 365 ; Goethals, Dict. G Ongal. et Her. SERCLAES (KAREL 'T) was volgens sommigen een der eed­genooten in 1566. Hij huwde Maria Oem van Wijngae r-den, dochter van Floris en Arnolda van Duven­v o o r d e. Hij bleef in Holland woven , gelijk ook zijn zoon Floris, baljuw van Schoonhoven , gehuad met Berta van Swiet en, en overleed in 1612 te 's Hage. Hij was de jongste broeder van Wenceslaus die naar Brabant terugkeerde en in 1586 te Liere stied. Zie T e Water , t. a. p. D. IV. bl. 453. SERCLAES (WENCESLAUS 'T) uit 's Hage, hielp in 1572 Gouda innemen en voor den prins verzekeren. Ook was hij , volgens Wagenaar, een der verbonden edelen. Den 10 Julij 1584 was hij tegenwoordig bij de begrafenis van Willem I.Zie van M et er en, D. IV. bl. 66 ; B o r. , D. VI. bl. 275 (378); D. XVIII. bl. 57; Hoo ft , D. VI. bl. 253; T e Water, D. III. bl. 293. SEREXHE (H. D. D.) schreef: Waarneminy omtrent het vroeytzjdig afkalven der koeijen, ter oorzaake van het nuttigen van elecht voedeel in Veeartae- nijkundig Magazijn 1830. D. 1.1. St. II. bl. 470. Zie Holtrop, bl. 326. SERLEE (P.) gaf in het licht: Triumphwagen en overwinning zo binnen als buiten .Europa behaald. 1711. 4°. Zie Abcoude, Naamr., bl. 330. SERNE (ADRIANus) werd den 5 Julij 1773 te Haarlem geboren , oeffende daar met roem bet beroep van kunst­verlakker uit , en hield zich bezig met het schilderen en tee­kenen van landschappen. Later vestigde hij zich te Zwolle , waar hij directeur van het teeken-collegie werd. Behalve schil­derijen en teekeningen heeft hij ook etswerk gemaakt. Hij was in 1841 nog in leven. Zie Immerzeel; Kramm. SERIN ( .) vader van Jan Serin, (die volgt), vormde zich in de school van Erasmus Quellinu s. Men vindt van zijne kunst te Gend en te Doornik in de kerken. Zie Immerzeel; Kramm. SERIN (JAN) de oude, in 1678 te Gend geboren , oefende zicb , onder zijn vader , in de schilderkunst. Hij vestigde zich te 's Hage, en muntte als portretschilder uit. In 1748 (hij was toen 70 jaren) was hii aldaar nog werkzaam. Zie Immerzeel; Kramm. SERIN (JAN), zoon van den vorige , was even als zijn vader een bekwaam portretschilder. Zie K ramm. SERICCUS, SOYE of SYTIUS, graveur in Vlaanderen geboren, was tijdgenoot en leerling van Cornell s Cort, die omstreeks 1568 te Rome gevestigd was. Hij graveerde een stel van 28 portretten van Pausen , in 1568 te Rome uitgegeven. Kramm vermeldt nog andere prenten van hem. Zie Kramm. SEROOSKERKEN. Zie TUYLL. SERMEES , dichter uit het laatst der 17de en begin der 18de eeuw. Zijn Bondyenoodsche Triumphwayen , een boek in 4°. 438 bladz. groot , wordt door van Ef f en, in zijn Pau-eche zinneviugt met noodige verklaringen, te vinden in zijnen Holl. Sped. geestig ten toon gesteld.Zie v. d. A a , N. B. A. C. Woordenb. SERMES (JAN) studeerde te Leiden tot med. dr. , vestigde zich in zijne geboorteplaats Amsterdam , en oefende er de ge-neeskunde uit. Bijzonder legde hij zich op de ontleedkunde toe , en in 1710 werd hem , op zijn verzoek , vergund in het stads-gasthuis lijken, tot eigen onderzoek en leering. van ande-ren , te ontleeden. In 1715 werd hij operateur bij de diako- nie , en nam hij , op verzoek van Rayseh en met goedkeuring van burgemeesteren , drie jaren diens ontleed- en heelkundige lessen voor de heelmeesters-leerlingen cvaar. Even als Pieter A. d r anus Verduyn, Smaltius, dr. A. Helvetius, de Jood Ben even te en H. Uthoorn, bediende hij zich eerst bij het steensnijden van den grooten toestel. Doch door de schriften van Douglas en Cheselden met den hoogen toestel, boven de Ossa pubis bekend geworden , was hij daarrnede zoo ingenomen , dat hij in 1723 bij een kind dezelve aanwendde , doch met ongelukkig gevolg. Den derden dag stierf het kind. Deze nieuwigheid werd als een moord uitgekreten , en hij door de inspectoren van het collegium medicum op ongehoorde wijze vervolgd. Hem werd alie verdediging afgewezen en het steen­snijden te Amsterdam ontzegd. Hij vestigde zich te Utrecht, leefde daar in rust en beschreef de omstandigheden en vervol-gingen , die hij had geleden in Lithotomia Don glassiana,ofte eene nieuwe wijze van steensnijden. Utrecht 1726. Hij was bevriend met L. Heister, en geacht bij G. J. Du v er­n ey, met wien hij in 1714 to Parijs kennis maakte. Zie B a n g a, Gesch. d. Geneesk. , bl. 790, 790. SERRANO (JOSEPH FRANCO) rabbijn, en onderwijzer in de Hebreeuwsche taal bij de Portugeesche synagoge te Amsterdam, gal in bet licht eene Spaanache overzetting der boeken van Mozes, met marginale notes, getrokken uit den Talmud en de voornaamste Rabbijnen , die hem hadden gecommentarieerd. Los circo libros de la sacra Ley , interpretados ex lengua _Espanola, con forme a la divina Tradition ; y Comento de los mar celebres Expositores ; con les seyscientos y treze preceptor. Pir Joseph Franco Serrano , Professor de la S. Lingua in el .Kahal kados de Talmus Toth' n. En Amsterdam , en cam de Moseh Dias. An. 5455 (1695) in 4°. Zie Paquot, 1116n., T. I. p. 469; Koenen, Gesch. d. Joden. SERRARIUS (PETRUS). Zie SERRURIER (RETRus). SERRATO (Pozzo). Zie POZZO SERRATO (LopEwuK). SERRURIER (PETRus), uit Vlaanderen geboren bloeide in de laatste helft der 17 de eeuw , en bragt het grootste deel van zijn leven te Amsterdam door. Hij was bevriend met de Antoinette de B ourignon, doch later ontstond tusschen beide oneenig­heid , die nimmer werd opgeheven. Serrurier had zonder­linge denkwijzen omtrent sommige godsdienstige begrippen , en noemde zich dienaar Gods in de algemeene kerk. Tot zijne denkbeelden behoorde o. a. dat het meest geschikte middel om de Joden tot bekeering te brengen daarin bestond , in hun toe te stemmen , dat het Messias rijk , zooals het door de Propheten voorzegd , en in de Openbaring van Johannes om­schreven werd , een aardsth koningrijk was. Ook hield hij zich overtuigti en verzekerd , dat dit rijk nabij was , en voerde astronomische gronden voor zijne meening aan. Een groot aantal werken van dezen zonderlingen man heeft het licht ge­gezien , van welke sommige hem met Mar esius in twist bragten. De titels zijner werken zijn : Examen Synodorurn sett conventuum Ecclesiasticorunt ad Christiejusque Apostolorum nec non et Hierisolymitani Synodi prima?,exemplar. Amst. 1654 , 1668 , 1716. De getuygenisse eener aanstaande heerlycheit, voorgedragen inXVII Geestryke Sermoonen door Josua Sprigge, overgezet door P. S. Amst. 1654 , 1716.Brevis dissertatio de fatali et admiranda illa omniunt plane­ larum in uno eodemque signo Sagittarii, igneae triplicitatis ultimo, conjunctione die 1 et 2 Decembris anno cionataii. 1638. ffDit werkje , aan nemende dat geene zoodanige conj unctie in een der hemelteekens plaats had gehad , dan tijdens den zond­vloed , beweerde, dat dit iets buitengewoons en wel bijzonder de aanstaande komst van den Zoon des mensehen moest voor­spellen." Mar esius, die zeldzaam onopgernerkt iets voorbij liet gaan , wat hij meende te moeten bestrijden , dreef den spot met deze meening, en wederlegde haar in eenige theses. Een onbekende gaf bij deze gelegenheid uit: Vox clamantis in Babylone , Praeparate viam Domino , facta occasione nuperrimae omnium planetarum in uno sign° conjunctionis : qua expenduntur signa uquae P. Serrarius brevi disputatione probavit , conver­ sionis Judaeorum , abolitionis Antichristi , et Er 7r.iCPavg‘ac,-. D. N. J. C. ad regnum suum , nec non examinantur quote inadversum objecti S. Maresius. Anno 1663. Serrarius ant-woordde den Groninger hoogleeraar met y Apologeticaresponsio ad S. Maresium super disputatione theologica de conjunctione ; omniurn Planetarum in Sagittario facia auno 1662; qua disseritur 1° de conversione iudaeorurn 2° de abolitione Anti­ christi , 3° de regno Christi super terram et ejus sessione super Davidis thronum. 4° num sit aliqua prima resurrectio ad hocregnum, 5° num astra quicquarn portendant nec ne. Amst. 1673. Maresius nam hier uit aanleiding tot het schrijven van zijn Chiliasmus enervatus. Voorts gaf Serrurier nog in het lieht : Een blijde Boodschap van Jerusalem. Amst. 1666, waar-sehijnlijk eene vertaling van Paul Felgenhawers Bonus nuntius Israeli. Amst. 1655. 12°. lie futatio Exercitationis paradoxae , cui titulus: Philosophia scripturae interpres. Amst. 1667. 4°. Refutatio libelli Sociniani de Apostasia Christianorum. De Chiliasmo adversus Mosem zfinyraldum. De vertredinge des qstadts °fie een klaer bewijs van 't verval der eerste apostol, gemeente , gestelt tot antzo. op drie vragen aen dr. Galenus yedaen in t byvoeghsel 't boecxken tegens dr. Galenus en D. Sprugt uytgeg. door J. J. Stoic& tenheuvel. Mitsg. Christ. Entfelders bedenckinge over de scheu­ riven in 't stuck des gelools voor 128 Jaren 6eschreven ende nu vertaelt. Amst. 1659. Antwoort op 't boeck in 1659 uytgegev. van de apostasie °fie afval der Christenen tot bewijs dat desen arval niet en is bestaende in die stucken daer het desen auteur in stelt, ende dat sun boeck sells een kint des afvals mach heiten. Gestelt tot waerschouzo. aen alle bekommerde herten die over de breucke Sions treureu , opdat ieder op dien wachte , die ons geworden is tot gerechtigheyt , heyligmakinge ende verlossinge. Amst. 1661. Naerder bericht ?ovens die groote conjunctie van allen pla­ netten , den 111.1 Dec. waer bine bewesen wort de tweede kornste I. Chr. 1662. Antwoort op een wond. spreuckigh tractaet van R. Des- Cartes , in hetwelck hij de philosophie aen de Christen-werelt vow. een onteilbare revel °paring& , om de H. Schrift uyt te leggen ens. Amst. 1667. eintwoord op een Discipel van Descartes. 1°. Over de XIV eerste Capittelen van Jesaias. Amst. 1666. 12 °. Zie B ay le , Diction. v. Des- Mdrets , T. I. p. 559 , 562 1 ed.; Bentherns, Holland. Kirch. und. Schulen Staat , T. Ii. S. 341 343 ; - Menckens, Gelehrten Lexikon , 1714 , Col. 2086 ; Jocher; Pa­quot, Mem. , T. IL p. 154 ; Ypey, Gesch. der Chr. kerb in de 1 8 eeuw ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Ahcoude, Naamr. , hi. 330,Aanh. , bl. 194 ; Rogge, Geschrift , betreffende de Ned. Hero. keric , bl. 61, Beschrijv. verzam. v. Pam, fietten, bl. 254 ; Kobus en d e Rivecourt. SERHURIER (HENDRIK CORNELIS) werd in 1754 te Am­sterdam geboren , waving een wetenschappelijke opvoeding, en stond reeds op achttienjarigeu leeftijd aan 't hoofd van een der aanzienlijkste bandelshuizen. Hij maakte zich door eerlijkheid en kuude geacht en bemind , en beoog,de als president van 't arrondissement van Holland , lid van 't Syndicaat van Holland en van den inunicipalen raad , bij al zijne werkzaarn­heden , het welzijn der mattschappij. Hoezeer met het bestuur van zijn handel en verscheidene belangrijke administration onledig, vond hij nog tijd tot het opstellen van belangrijke verhande­lingen. De koning Lod e w ij k benoeinde hem tot ridder van den Nederl. Leeuw. Hij uverleed den 23 Slaart 1812 , in den oaderdom van 58 jaren. Hij gat in het licht: Onderwijs in de Godsdienst voor jonge lieden. 's Hage 1806. Krontjk der gewigtiyste geoeurtenissen, bijzonder met opzigt tot de Fransche revolutie en hare yevolgen , voornanulijk ge­ trokken uit de Fransche Leidwhe Courant , zoaarvan het 18 'auk in 1811 verscheen. 40 Zie Kunst -en Letterbode., 1812 D. I. bl. 242; Kobus en de Rivecourt. SERRURIER (JACOB FREDERIK) werd den 6 Nov. 1771 te Hanau geboren. Hij bezocht eerst eene Hollandsche , later een Lat. school , terwijI hij op zijn 14de jaar de Hebreeuwsche taal bij een predikant te Wallau , een dorp nabij Maintz leerde. Na aan 't athenaeum zijne geboorte­stad eenige exegetische collegien te hebben bijgewoond , vond hij gelegenheid zich verder bij een predikant in het L•tijn en Grieksch te oefenen. In 1789 begon hij te Leiden zijne theologische studien , en werd in 17 33 proponent bij de Waal. sche gemeente , en bekleedde twee jaren de betrekking van predikant bij de Waalsche gemeente to Zwolle. Zoo overwe­gend was Miter zijn lust tot den landbouw , dat hij den kansel vaarwel zeide , en zich als landbouwer te Zwollekerspel vestigde. In 1815 vertrok hij naar Amsterdam, werd later referendaris bij het ministerie van binnenlandsche zaken , en overleed den 2 Nov. 1844 te 's Hage. Serrurier was lid van 't Kon. Ned. Instituut, der Maats. v. Nederl. Letterk. en andere ge­zelschappen. Hij schreef: Onderzoek of groote dan wel kleine boerderijen in het belang vau den staat in het algemeen , en van den landbonw en deszelfs beoefenaars in het bijzonder he voordeeligst zijn , in N. Ver­ hand. d. eerste kl. van 't Kon. Ned. Inst. (1816). Boeren youdmijn , of handleiding tot de kunst , om van ver­ schillende soorten van landerijen het meest moyelijke nut te trekken met platen. Gron. 1807. 8°. J. Christ , Fruitkundig Woordenboek; nit het Hoogd. ver- taald en vermeerderd door 1. F. S. 2 D. m. pl. Amst. 1806. De Buitenman, uitgeyeven door J. F. S. 's Hage 1625 3 D. gr. 8°. Brief aan van Marum over een blikken toestel voor damp­ baden bij Cholera lijders in "llyes. kunst- en letterb. 1831. D. IL bl. 454. Zie Konst- en Letterb. , 1845 , D. I. 131. 243 ; Glasins, Godgel.Nederl.; Holtrop, Bibl. med. et chir., p. 326; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SERRURIER (DANIEL) in 1720 te Hanau geboren , werd na voleindigde studie te Leiden predikant te Heemstede (1743), Barneveld (1 46), Leiden (1751), waar hij 9 Augustus 1789 overleed. Hij was een man van groote bekwaamheden. Zijn portret is door P. Tanje naar Q, ui n k hard gegraveerd. Zijn broeder F. Serrurier hield eene lijkrede over hem , naar aanleiding van Daniel XII : 13. Zie Patrw en Veeris, Vern. Kerk. Alphab., bl. 185; Wage­naar, Amsterdam. D. VII 131. 497 ; Aaaml Miter de Orde volqens welke de Feest- en lijdensteksten enz. te Leiden gepredikt worden : I3oekz . der Gel. Wer. , 1798 b. bl. 205, 206; Muller, Cat. v. portr. ; Be J ongh, Naaml. v. Geld. predd. , Ed.; Keppel, Pred. van Gelderl. SERRURIER (DANIEL) studeerde te Leiden , en overleed den 13 Augustus 1854 te Beek bij Nijmegen in den ouderdom van omstreeks 50 jaren , na het leeraarambt bij de Waalsche gemeente te Dordrecht gedurende 26 jaren bekleed te hebben. Men heeft van hem : Sermon sur l'attachement aux principes de la Reformation, considers comme le meilleur molten de ne pas 8e laisser entrainer par les erreurs , qui dechirent le sein de l'Eglise. Dordrecht 1834. Hiertoe behooren Leltre a Mons. D. Serrurier etc. au sujet de son sermon , sur l'attachement etc. par L. G. James , Past. de Wall. de Breda. A mst. 1815. Reponse donnee par le retour du Courrier a la Lettre de Mons. L. G. James etc. par D. Serrurier. Dordr. 1835. Lecons du Tombeau on sermons prononces run apres la mortdune Pune spouse et mere, l'autre apres la mort d'un pasteur age. Dordrecht 1858. Zie Dordr. Cour. , 17 Aug. 1854; Cat. de la Bibl. Wallon. Leyde 2e SuppNm. , p. 58 ; Boekzaal, 1854 b. bl. 234. SERRURIER (PHILIPPus), broeder van Daniel, werd 15 Augustus 1727 te Hanau geboren , in 1751 als proponent beroe-pen te Wilsveeen en in 1763 te Amsterdam , waar hij 12 Feb. 1799 in den ouderdom van 72 jaren overleed. Hij muntte uit door llverstandige bijbelk uncle , nadrukkelijke zeggingskracht en ongeveinsde godzaligheid." Zijn portret is door R. V i n k e 1 e s naar J. C. Mertens gegraveerd. Hij gaf in het lieht , behalve zijn intree Ten andere leerre-denen : Leerredenen over de geschiedenis van Ruth. Amst. 1800. 4 D. 8°. Waarvan de twee laatste deelen door zijn zoon L. F. Se r r urier, predikant te Hillegom , zijn in het lick gegeven. Zie Brans, Keric. Reg. , 131. 4 8 ; W a g e n a a r , Amst. , D. VII. bl. 497; Muller, rat. v. portr. ; Boekzaal, 1799a. bl. 202, 344. SERRU RI ER (JAN JACOB), broeder van Daniel en P h lips Serrurier, in 1727 te Hanau geboren , was predikant te Zwolle , later te 's Hage (1797), emeritus 17 v91e r.s Hij beoefende de poezy , blijkens het 2 reg. Torder zijn portret door R. Vinkeles naar P. F. de la Croix. Zie Brans, Kerlc. Reg. , Ea. 145; Boekzaal der gel. Wereld ; Muller, Cat. v. portr. SERRURIER (L. J. I.) , woonde to Amsterdam , en was lid der kon. acad. van beeld. kunst. Op de tentoonstelling te Amsterdam in 182 1, was van hem Een zittend meisje met eenvischemmer , en een Stil leven. Zie Kramm SERRURIER (Louis) , zoon van Daniel Se rrurier, was 4u* predikant te Jutphaas , Nieuw Loosdrecht , en sedert 1782 te Arnhem. Hij overleed 30 December 1788 , in den ouderdom van 35 en een half jaar. Hij huwde Roselina Budde, dochter van D. Bu dde, pred. te Amsterdam. Zie Boekz., 1789a. bl. 91. SERRURIER (Louis FiLiPs) , zoon van Filips Serr u­ri e r, werd in 1789 proponent en predikant te Elst , vervolgens (1792) te Hillegom. Hij vertrok in 1801 naar Hanau. Hij beoefende de Nederd. poezy , blijkens zijne bijschriften op Michiel de Roode, Jan Punt en A. van Halens' Pan PoOticon Balavum. Zie van der Aa, N. B. A. C. Woordenb., Brans, Kerk. Reg., bl. 48; Boekz. der gel. wer. SERRURIER (T.) schreef : Besluit van een Hui8vader over Jo8ua XXIV. Amst. 4°. Het regt gebruik eener herstelde gezondheid. 4°. Het regt bidden ten tijde van oorlog. Amst. 1781. 4°. Zie Arrenberg, Naamr., bl. 471. SERSANDERS (ANDRIEs). Volgens reeol. der Staten Gene-raal 17 Febr. 1611 , //Is An dries Sersanders, die , bij last van syne Excel­lentie , opgemaect ende in 't nette gestelt heeft de plaete van de Belegering van Gulick met alle hare quartieren , buyten-werck , approchen ende staten gepresenteert , toegelegt f 75. Zie Kramm uit Dodt's Archie', D. V. SERVAA.S (WILLEm) werd in 1739 te Vlaardingen , waar zijn vader als doctor praktiseerde , geboren. Hij betoonde in zijne jeugd groote leergierigheid en vlugheid , leerde in korten tijd latijn en begaf zich naar Hoogeschool te Leiden , waar hij den 20 Junij 1766 openlijk eene dissertatie verdedigde in Jun-damenta et certitudinein Medicinae inguirens, en den graad van med. dr. verwierf. Hij koos Delfshaven ter uitoefening van de praktijk , en vond er lust in , om jongelieden tot verschil­lende vakken van studie voor de hoogescholen op te leiden en onderwijs te geven in de rneet-, stel-, natuur-, sterre- en zee­vaartkunde. Hij hield eene uitgebreide geleerde briefwisseling, o. a. met Jan van der Kemp, dien hij aan zijne Parme­nide8 hielp , en later van sommige overdrevene gevoelens trachtte af te leiden , met C. W. v. d. Heuvel, die in 1787 te Leiden zijne schoone nosologische dissertatie schreef en verdedigde , en naderhand in Amerika een openbaren leer­stoel bekleedde , met P. van Hemert, met zijn neef N colaas Bon dt, hoogleeraar te Amsterdam , een der eerste en voornaamste scheikuudigen van dien tijd , met van der Eyk, van Noorden, Lublink, Stipriaan Luis­ cius. Hij was een voorstander der Kantiaansche wijsbegeerte , blij­ kens eenige verhandelingen in P. van H e mert 's Illagazijn voor de Critische wiisbegeerte. Behalve de vertaling van de Oraties van G au b iu s de regi­mine mentis. pod Medicorum est, en verhandelingen in tijd-sehriften , heelt hij geen schriften in het liebt gegeven. Hij was lid van versehillende geleerde genootschappen , en overleed te Breda , in de amen zijner kinderen en kleinkinderen , in den ouderdorn van ‘,6 jaren , den 20 September 1825. Zie Konst- en Letterb. 1825. D. II. bl. 228; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt. SERV ATI I (RoBERT), kanunnik-regulier te Tongerloo , leefde in de XVIde eeuw.Tliet na. Sermones in ms. Zie Sander i Bibl. Bclg. , ms. T. II. p. 195; Pa quot, /Worn., T. I. p 635. SERRAR1S (Jonkheer J.) , werd in 1787 te Kieldrecbt in Belgie geboren. Naauwelijks 18 jaren oud zijnde en wel in den aanvang van 1806 , nam hij dienst als vrijwilliger bij de Velster -grenadiers van de garde. In de bataille van Jena ontving hij in Spanje den graad van luitenant bij de oude garde , en in 18 I 2 in Rusland het Legioen van Eer. Bevorderd in 1813 tot kapitein adjudant majoor bij het lie regement tirailleurs, werd hij te Leipzig voor de tweede reis gewond , en eindelijk bekwam hij te Antwerpen, onder den generaal Car n ot dienende , eene derde blessure ten gevolge , waarvan hij werd voorgedragen om bevorderd te worden tot batailjons-chef en tot oflicier van het legioen van eer. In October 1814 eervol uit Franscben dienst ontsIagen , werd hij als kapitein bij het Nederlandsche leger geplaatst , en diende hij voort tot in September 1852, wanneer het Z. M. be­haagde hem het pensioen van generaal-majoor toe te ken­nen. Hij was een braaf soldaat , die door opregtbeid en de strikste regtvaardigheid jegens zijne onderhebbende uitblonk. Zijne onkrenkbare trouw aan pligt en eed heeft hem tot den Nederlandsehen adelstand doen verheffen. Hij overleed te Maastricht den 2 Januarij 1855. Ser r a ris was eommandeur van den Nederl. Leeuw , van de Eikenkroon , en der Leopolds-orde , ridder der militaire Willemsorde 4de kl. en van het Legioen van Eer. Zie Handelsblad 5 Januarij 1855. SERVATIUS (WiLLEm N1COLAA.S), was opperkoopman te Bata-via in 1804, en tweede resident aan het hof van den keizer van Soerakarta in 1806. In 1817 werd hij resident van Cberibon, en in 1818 gouverneur van Macassar , van 1820-1822 was hij resident te Samarang , daarna in 1827 resident van Renibang en van de Preanger regent- schappen , alwaar hij den 24 Nov. 1827 overleed in den ouder­dom van 42 jaren. SEI{VILIUS (JoANNEs) of JAN KNAEP, te Weert , in het bisdom Luik , nader in het graafschHp Hoorn , geboren , bragt zijn leven te Antwerpen door, waar hij de ondersteuning ge-noot van Lancelot of Ladislaus van Ursine of Ur-sulus, een edelman , die dertien maal de burgerneesterlijke waardigheid te Antwerpen bekleedde en een maecenas van let-terkundigen was. Serviliu s' bloeitijd was van 1536 tot 1545. Zijn zinspraak was &pit qui 8orti 8apit. Hij gaf in het licht: Explications sur le8 Eglogue8 8acrees , composeee et impri- mee8 par Corneille 0ra/3/meas. Antv. 1536 12°. De mirandis antiquorum operibus , opibus et veteris aevi rebus , pace belloque magnifice gestis , Libri tres ad Ladislaum Ursulum , Equitem anratum. P. CG. Antv. 1541 , 1569. 12°. Luhecae 1600. 4°.Gratulatio Ladislao Ur gni() , Consuli electo. Antv. 1542. 12°. Geldro- Gallica conjuratio in tains Belyicae clarissimain civi- iatem Belgicam , duce Martino Ros hey mio. Antv. 1542. 12°. Aug. Vindel. 1544. 12°. Ook in T. III. der Scriptores •erum Germanic. van M a r q. Fr eher us. (Hanov. 1611 fol. p. 263 —295 , en in de col-lectie van Struvius, Argentin. Joh. Reinhold Dulseckerus 1717 fol. T. III. p. 315-346). Achter aan een elegie , getiteld : Gelro-Gallorum grassatio in Lovanienses , per Mar linum Roshem , ab exiiniae spei adolescentulo Flandro posteritati prodita. Oratio yratulato? is Carolo V ex Hispania in Brabantianzreduci , S. P. Q. Antver,viensis nomine. A ntv. 1545. 12°. Dictionarium Tetraglotton. Antv. 1545. 12°. A . nstel 1600. 12°. Zie Sweertii, Ath. Belg , p. 469. 470; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 562; Foppens, Bibl. Belg.; Pa q uo t , 111dm., T. I. p. 76. SERVIUS (J.) sehreef: Over he steensnijden. Amst. 1726. 8°. Zie Arrenberg, Kaamr., 131. 471. SERWOUTERS (S) wordt vermeld als graveur van het por-tret van Uladi8lau8 Siginnundus van Polen. Mogelijk is hij dezelfde met SERWOUTERS (PIETER) , uitmuntend graveur in den aan­ yang der 17de eeuw. Zijne plaatjes kornen o. a. voor in J. Cats, Self8tryd, iVliddelb. 1620. 4°, J. H. K r ul, Parizpiere Wereld. Amst. 1681 4°. (een keurig plaatje), Nienw Neder- landsche Kaertboek enz. der .X VII Nederlanden (titel) , Aca- demie de Gerard Thibault , d' Anvers. Ibid. 1628 (3 platen , zeer stout gesneden). Ook graveerde hij 12 stuks Jaohten, naar D. Vin ek e-b o o n s , in Fries-lormen 612 Zinneprent op he Bestaxd,in gr. 8°. oblong , met gedrukte Hollandsehe verien En& Zie Immerzeel; Kranam; Dietsche Warande, D. VI. 131. 266, volgg. ; W. J. C. v. Hasse it, Nalezing op dit artikel. SERWOUTEHS (JouANNEs), zoom van Pi e t e r Se r w ou­ters, van beroep boekhouder te Amsterdam, tooneeldichter , bloeide in het midden der 17de eeuw. Men heeft van harp: Den grooten Tamerlan , met de Doodt van Bayaset de I , Turks keizer. (trsp.) Amst. 4 2de dr., door hem zelf over-zien en vertneerdetd. Aid. 1661 rn. pl. Ald. 1672, Aid. 1745. (Op blaauw papier). Den trotsen Leo en Pliilippus de Goede , koningen van Si-cilien. Amst. 1658. Ald. 1719 (hiervan zijn niet meer dan 12 exemplaren gedrukt). _Hester oil verlossinq der Jooden (trsp.) Amst. 1659, 2d8 dr. overz. en verb. Aid. 1667. kl. 8°. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. , D. V. bl. 279 ;Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. , D. Ib. bl. 193. SEU (JoHANNEs) werd den 29 Junij 1576 uit Frankfort te Middelburg tot leeraar der Herv. gemeente beroepen en den 4 Jan. 1580 te Hulst , doch hij bleef te Middelburg , waar hij stierf en begraven werd den 7 Jan. 1613. S c h o o c k i us roemde hem ais "een die in des Heeren wijngaard zich zon­derling heeft gekweten." Hij gaf in het Licht : Schriftmatige artykelen tegen de ongesehikte en valsche dwae­ lingen der wederdoperen. Middelb. 1599. Corte beschryvinge van het ambt der overheit , ende weder­ legginge van een boucxken dat eenen wederdoper net verzwyginge zyns naems heel t laten uitgaen jegens de dienaeren des woods deezes eilants , tegen he recht gebruyck des crychs. Middelb. 1600. De opdragt van dit werkje aan bailjuw , burgemeesteren , schepenen en raden der stad Middelburg, werd aangevallen door een naamloozen schrijver , allegeerende de texten der 11. Schrif tuere met sulken grout en verstant , als (zoo men zeit) Bartel de Psalm las. Zie Brandt, lEst. der Ref. D. I. M. 565 , D. II. M. 4 , 5 ; H. Moded, Grond. bericht van de wederd. vaorr. ; Sehoockius, de Canon. Ultraj. , p. 494 ; H o o r n b e e k , Summa controv. , p. 372; T e Water, Kort verhaal d. Ref. v. Zeel. , bl. 181 ; Glasius, Godgel. Nedert. ; Nay., D. VIII. M. 100, 232. SEUNTJES of SEUNTIES (DIRK) , bekwaam Haagsch beeld­houwer, die in 1719 het meesterschap van de confreriekarner aldaar verkreeg, , en er in de kracht van zijn leven overleed. Hij ver­vaardigde o. a., in of na 1722, voor de kerk te Monster, het fraai gedenkteeken van wit mariner, ter gedachtenis van Hollands uit.-admiraal Anthony Pieter son, gest. 13 Juni A°. 1722 , boven zijii graf. Zie Kramm. SE V ENBERGEN (Joais ENGELSEN VAN), dichter , bloeide in het miuden der lid' eeuw. Hij was lid der reuerijkers­ kamer: In lieide vuurigh. Men vindt van zijne poezy in Vli88ing8 Reden8-lu8thot. Zijne zinspreuk was : Bemint Gods Enyel8.Zie van der Aa, N. 13. A. C. Woordenb. SEVENBERGEN (W. ENGILSEN VAN), waarschijnlijk een bloedverwant van den vorige , lid derzeltde kamer , gat ook stukken in hetzelfde werk under de zinspreuk God8 Engelgelooft. Zie v. d. A a, t. a. p. SE VENBERGEN (H. VAN), Septimontanus of de Septem­montrhus , pastoor te Diest, hervormde , ondersteund door den pries bisschop van Luik , Adolph us de Marka, de tucht der geestelijken en de instelling der broederschap van O. L. V. Hij werd religicus te Tongerloo , waar hij zich door geleerdheid en godsvrucht onderscheidde. Hij overleed in 1343, doch , volgens San d erns, in 1367. Zie H eylen , list. verb. v. d. Kempen , bl. 193. SEVENHOVEN (MARTINus), dichter nit de 18de eeuw. Hij vervaardigde een lij k vers op Mr. Pieter B o d d a e r t, achter diens Nayelatene Gedicliten. Zie v. d. Aa, t. a. p. SEVENHOVEN (JAN IsAAK) of VAN SEVENHOVEN , uit een welgesteld burgerlijk geslacht van Amsterdam gespro­ten , en door zijn vader , die boekhouder bij een der aanzien­lijksten kooplieden zijner stad was, ook tot den handelstand bestemd , had nog zeer jong zijnde, zijn verlangen om in Indie zijn fortuin te beproeven aan den dag gelegd , en vertrok dientengevolge in het begin dezer eeuw als assistent naar Ba­tavia. Hij deed zich al spoedig als een veel belovend en wakker ambtenaar kennen , en klom al ras hooger en hooger in aanzien en dienstbetrekking. Vele jaren aan een regterlijk collegie verbonden , in 1804 gezworen klerk , en in 1808 sec­retaris bij schepenen werd hij onder de regering van den gouverneur-generaal baron van der Capellen als resident van Cheribon , later als commissaris ter regeling van de Palem­bangsche zaken benoemd , en onder het bestuur van den beer commissaris-generaal , burggraaf du Bus de Gisig flies als resident van Djocjocarta aangesteld. Bij de komst van den gouverneur-generaal van den Bosch werd den beer S e v e n h o v e n met de gouvernements-commis­sarissen mr. P. M e r k us en mr. H. G. N a h u y s de gewig- tige taak tot regeling der zaken van Soeracarta en Djocjocarta aanbevolen , en mogt hij met zijne twee arnbtgenooten zijn vterk bekroond zien door den alstand van vier der rijkste pro­vineien an het vorstelijk gebied aan liet Nederlandsch gezag, en met zijn ambtgenout den beer N a huys eene verbeterde grensseheiding tusschen het Soeracartasche en Djocjocartasche gebied daarstellen , hetwelk gedurende meer dan zestig jaren onder de pia vota van het Nederlandsch-Indisch bestuur be­toond had. K.ort hierna werd hij tot lid van den raad van Indie en als cornmissaris ter Sumatra's Westkust benoemd. Na bijkans veertig jaren onatgebruken dienst werd hij , uit­hootde van zijne verzwakte gezondheid , genoodzaakt met een tweejarig verlof naar het Vaderland te vertrek ken , alwaar hij ter belooning van zijne lange en gewigtige diensten door zijne rnajesteit V\ ille in II tot kommandeur van de orde van den Nederl. Leeuw bevorderd werd. In het jaar 1841 in herstelde gezondheid weder naar Java vertrokken , rnogt het hem echter niet te beurt vallen om het land :zijner bestemrning te bereiken , want na eene ongesteld­ heid van eenige weken , welke echter van geen bedenkelijken aard werd geaeht , werd hij weinige dagen voor dat zijn schip de reis volbragt bad , onverwacht uit het leven gerukt. Zijn stotlijk overschot is nog te Batavia begraven , alwaar zijn dood met ah.,,emeene droefheid vernomen werd , want door zijne edele hoedanigheden , zijn uitmuntend hart , zijnc groote weldadigheid en aangenamen omgang had hij zich veler vrien­ den hoogachting verworven , en waardig gemaakt. Sevenhoven is twee malen gehuwd geweest , de laatstemaal met eene nog voor hem overleden doehter van den uit­muntenden heer Gold ma n. Hij heeft noch uit zijn eerste , noch uit zijn tweede buwelijk eenige kinderen verwekt. Part. berigt. SEVENSTERN (CAsPER), ornstreeks 1626 te Groningen geboren , trad in 1647 in de orde der jesuiten , en on­derwees , na voleindigde studien , de philosophic , wiskunde en de wederleggende godgeleerdheid. leefde nog in 1674, en schreef onder den naam van Ludovicus Elpid i us twee Duitsche werkjes , waarvan het eerste een verdediging van den jesuit P. Bruexel ius tegen de Duisburger theologan­ten , te K.eulen in 1668 het lieht zag , en het andere een antwoord bij gelegenheid der vraag: waarom wilt gij niet , gelijk uwe voorouders katholiek zijn ? in 2 deelen , Hanover 1669 , Keulen 1670. Zie Paquot, Mem., T. I. p. 597; Glasius, Godgel. Ned. SE VECOTIUS. Zie ZEVECOTIUS. SIESERINUS (ADRIA.Isms), werd in 1670 vrijmeester-boekver­kooper te Leiden , mankte zich als geschiedschrijver dichter bekend door de volgende werken : Gefttelijke jaar-feesten, op Rijn. Leiden 1669. 8°. Menyelingen, bevattende keur van styl en stab Leiden 1673. Het beroemde leven en sterven van den zeer doorluchtiyenheer , den heer Michael de _Huller. Leiden 1676. Hij sprak deze lijkredeTvoor een aanzienlijk gehoor in de Duitsche leerplaats der Leidsche hoogeschool , op den 27 November 1676. Wits en Geysbeek heeft eleze fraaije lijkrede opge-nomen in zijn Apollineum, 1). I. IA. 155. Bet geluckig herdenken aen de vermaerde beleyering der stad Leiden , kort en klaer voorgestelt uit den Font der eerste , en yebrayt tot de laat,site beroerten en oerloyen van Nederland , voorgevallen in de vijitiende en zestiende eeuw. Leiden 1664. kl. 8°. Ald. 1737. kl. 8°., Ald. 1757. 8°. De titel van den vijfden druk is: Oorspronckelijke Beschriiving van de vermaerde belegeringe en 't ontzet der stad Leiden, kort klaer voorgesteld uit den grond der eerste en gebragt tot de laatste beroerten en oorloyen van Nederland , vooryevallen in de XV en XV I eeuw , door A. S. , de vijfde druk. Met Nieuwe Aentekeninyen opgehela'erd, en met kopere platen versierd , als ook vermeerderd met eene Na-reden, ten nuttigen gebruicke deeser gebeurtenis ; en met de trefelijke oratie van den heere mr. Karel Crucius enz. Te Leiden bij de wed. A. Honk oop en Z.o o n. 8°. , met een vers van Severinus, en voor Leiden (zonder jaartal , maar naar het schijnt van 1777). Zie voorred. van den 4de en 5de druk van S e v er inns, Oorspr.Besehrijv., enz.; Pars, Naemrol. , bl. 311 , 443 ; Witsen Geys-beek; B. A. C. W oordenb. . D. V. bl. 279; N. C. Kist, Letterk. en Beoord. overzigt der werken over het beleg en ontzet van Leiden , in N. Reeks der zverk. v. d. Maats. v. .Ned. Letterk. te Leid. , D. V. bl. 22, 23; ran Bodel Nijenhuis, Topogr. , bl. 91; Kobus en de Riveeourt. SENTERSZOON (LENAERT) , rederijker uit den aanvang der 17de eeuw. Men vindt zijne poezy in .Refereynen ,ghemaeckt op een vragke , of in Christum te ghelooven in aller mensch , mac& is , om naer naer believen te kiesen de doodt oft leven ? Amsterdam 1611. Zie van der A a, N. B. A. C. Woordenb. SEVERS (JAN of JAN CORNELISZ.), denkCiijk voorvader van den boekh. Adrianus Seve ri n us. Men wil dat hij , uit-gever van Die Chronycke van Hollandt , Zeelandt ende Vries-landt tot den jare 1517. Leyden 1517 fol. ook tevens de autheur er van zou zijn. Auderen willen dat Cornelius A u el ius (Lopsen) van Gouda, tijdgenoot van Erasmus de schrijver is van. deze Chronyck. Zie de Wind, Bibl. v. Geschieds., M. 112 ; v. Doc•rninek,Bibl. v. Anon. en Pseudon. , bl. 119. SEW EL ( WiLLEm) of LE WEL 1) , in 1654 te Amsterdam geboren , werd door zijne ouders , in zijne jeugd , op een hand­werk besteld , doch zijne zucht voor taal- en letterkunde was z•56 sterk , dat hij zijn handwerk liet varen , en in het schrijven voor tie druk pers zijn bestaan zucht te vinden. Hij oefende zich derhalve zoo in zijne moedertaal , als in het Fransch , Engelsch en Hoogduitsch , maakte groote vorcieringen in deze , en ook de Latijnsche talen , ja was zelfs niet onervaren in het Grieksch. Van zijne kennis der Nederduitsche taal gaf hij eene schit-terende rroeve in zijne Nederduitsche Spraakkunst. Amst. 1708 , waarvan de tweede druk in 1712 te msterdam verscheen , met den titel : Nederduyische spraakkunst , waarin de gronden der Jlollandscke taale naauwkeuriglijk opyedolven , en , ten aan- zien der spellinge als bewoordinge , duydelyk aunyeweezen zijn. De 2de dr. doorg vermeerdert , en met eene lijst van de ye- slachten der Naamwoorden , die onder Beene waste regelen be- trekkelyk zyn ; nevens eene verliand. reclenkunstige figuren enz.verrijkt. Sedert verschenen er nog verschillende uitgaven van , zooals te Amsterdam 1733 3de dr. doorgaans veel vermeerdert enz. Ald. 1756. S°. Leer verdienstelijk maakte hij zich ook door zijn Kortewegwijser tot de Engelsche taal. A mst. 1740. 12°. , Compen- dious guide to the Low dutch linguage. Amst. 1740 , en Weg- wijser tot de .Engelsche en Nederduitsche Tale. 12.. (alle meermalen berdrukt) , doch vooral door zijn Groot _Engels en.Nederduyts en Nederduyts en Engels Iroordenboek , meermalen herdrukt , o. a. Amst. 1727 (3de dr.) 1735 4 °. 2 D. Ook vertaalde hij verschillende schriften nit het Engelsch , zooals : Goede raad aan de kerke van Enyeland , mitsg. de roomsch catholyke en protestantsche dissenters 1687 ; De leerinye derduyvelen van N. Or char d. Amst. 1691 ; Ondersoek vanmenschen gelukzaliyheid van Dr. Luca s. itott. 1697. 8°. Het leeven en at beeldsel der vorstinne Maria , door G. Burnet. A inst. 1695 en anderen. Uit de Grieksche en Latijnsche taal hebben wij zijne over-zettingen van Dionysins Haliicarnassensis , Flavius Josephus (Haarlem 1732 tn. pl. fol. , 17 s 9 2 D. 4 D. 8°) , het der-tiende schimpdicht van J u v e n a 1 i s (in Nederd. Vaersen , enmet aanteekk. voorzien. Amst. 1687). Als dichter (want hij 1) Zoo noemt hem A be o u d e : zijn grootvader William S ewe 1, was omstreeks het einde der XVI eeuw met de Brownisten nit En­geland herwaarts gekomen , en had zich te Utrecht neergezet, aiwaar zijn vader Jan Willems z. Se w e 1 geboren werd , en huwde met Judith. Zinspenning, moeder van onzen Willem. beoefende ook de Nederduitsche poezy) muntte hij niet uit , blij kens de proeven , medegedeeld door van der Aa, •uit zijnAoningh Davids val en wederop8tandingh. A mst. 1713. 4°. Meerder roem verwierf hij door zijn medewerking aan deHistoria Quakerianrs van Gerard Croese, en vooral door zijn Historie van den opkomst en aanzcas en voortgang der Christenen, bekend bij den naam Quakers. Ondermenyt met de voornaamste staats-yeschiedenissen van dien tijd in Engeland voorgevallen , en met authentike stukken voor8ien. A mst. 1717 fol. , waaraan hij 25 jaren had gearbeid. Hij zelf behoorde tot die gezindte , waartoe zijn ouders , vroeger leden der Wa­terlandsche doopsgezinden , waren overgegaan. Verschillende schrijvers maker nog van andere voorthrengsels van zijn pen ge,,vag , zooals van zijne verbeterde uitgaaf der Grammaire fla­made van La G ru e. AmPt. 1718. 8°. Zedelessen des Evangeliums. A mst. 1729 8 °.; Historie van het 0. en N. Testament; Beschrijving van den Trojaanschen oorlog , 12°. Verdediging des Hertogs van Marlborough tot antwoord op een boekje valschelijk zoo yenoemd, uit het Eng. A mst. 1712. 8°. Brief van seker "leer aen William Penn , Eygenaar en Gou­ verneur van Pensylvania, benef. zyn antwoord uit het Eng. Hij vervolgde ook de Boekzaal van Europa door Rabus,(Maandelijksche Uittreksels of Boekz. d. Gel. q1692. 8°.) en schreef eenigen tijd de Arnsterdamsche Courant. Ook zou hij een bekwaam chirurgij n zijn geweest? Zijn portret is door G. II a d e m a k e r en I. de Later bewerkt , met vierregelig vers van F. H alma in 1705 , oud 50 jaren. Sewel overleed 13 Maart 1720. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Nederl. Letterk. , bl. 320; van Kampen, Gesch. d. Nederl. Lett. , D. II. bl. 194; Ypey, Gee ch. der Nederl. Tale , D. I. bl. 537; van der A a, N. B. A. C. 1Voor­ denb. ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Wagenaar, Beschrijving van Amsterd. , D. III. bl. 234 (uitg. in fol.); Delvenn e, Baogr. du Royaume des Pays-Bas , T. IV. p. 405; Bibl. Univ. ; Witsen Geysbeek, B. C Woordenb. ; D. V. bl. 282, 283; Republyk der Gel. Sept. en Oct. 1717, p. 273; Bibl. Breen. , Cl I. p. 298; Nay. , D. XIV. bl. 244, 269, 303, 329 ; Rabus, Boekz. v. Europa, 1697 bl. 484; Rogge, Bibl. v. Centrarem Geschrift , bl. 258; A b­ coude, Naamr. , 131. 392; Nieuwenhuis; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. portr. ; v. Doorninck, Bibl. d. Ned. Pseud. , bl. 474 ; Steven, Hist. of the Scott. Church. p. 272. SEXAGIUS (Arromus) of VAN 'T SESTICH , geboren te Brussel , advocaat te Mechelen. Hij liet drie zonen na , Joann es Jur. utr. doct. en ko. ninklij k hoogleeraar te Leuven , Willem, pastoor aldaar , Antonius, die verschillende regerings-ambten te Mechelen bekleedde. Hij gat in het licht : Orthographia Linguae Belgicae praesertim Brabanticae et pronuntiandi ratio. Lovan. 1576. 8°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 76 ; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 91. SEXMA (SYCKA) , grietman van Ferweradeel in 1423. Zie v. Sminia, N. Naaml. v. Grietin. , bl. 37. SEYEN (ARNOLDus) werd den 18 September 1640 te Am­sterdam geboren , en in 1646 uit Gouda , waar bij de ge­neeskunde oefende , tot gewoon hoogleeraar in die wetenschap en de kruidkunde aan de hoogeschool te Leiden geroepen. Hij bewees hem gewigtige diensten , en verrneerderde de schatten van haren kruidhof, waarover hij opziener was. In den jare 1675 als rector-magnificus aftredende , vierde hij met een pleg­tige redevoering het tweede halve eeuwfeest van het bestaan der hoogeschool. Hij overleed 21 October 1678. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool, D. I. bl. 188, 225, D. II. bl. 74, 75, T. en B. bl. 146; Boerhaave, Horti brevis Historia , p. 28, 2 9 ; S u r i n g a r , de Leidsche hoogleeraren in de natunrk. wetenschappen; Dez. , Invloed der Cartes, wijsbeg. op het Nosoc- en Geneesk. onderwijs ; Nieuwenhuis; Kobus en de Ri­ v e court. SEYN (C.) , beambte ter Leidsche secretarie , in de eerste helft der 19de eeuw.. Van hem bestaat een : Catalogue van oudheden en bijzonderheden , betreffende het beleg en ontzet der stad Leyden in het jaar 1574 , bij de vie- ring van het 5de halve eeuwfeest , op 4-8 Oct. 1824 , op hetraadhuis te Leyden ten toon gesteld. Leyden 1824. 8°. Zie mr. Bodel Nijenhuis, Topogr., bl. 92. SIBBE of SYBO was pastoor in Sandfirde in Friesland, toen hij , volgens Menso Poppi us, in 1567, om de pre-diking van de Hervormde leer, moest vluchten. Zle Schotanus, Friesche Hist., p. 741; Winsemius, L. II. p. 8 8 ; G r e y d a n u s , Naaml. v. Predd. onder de cl. v. Fra­ neker,, bl. 161. SIBELIUS of SIBEL (CASPAR) werd den 9 Junij N. S., 21 Junij 0. S. 1590 te Elberfeld , uit brave burgerlijke ouders ge­boren , oefende zich eerst te Herborn en te Siegen , werwaarts het Herhornsch gymnasium , wegens epidemic aldaar, tijdelijk overgebragt was , onder I o. Piscator en G e. Pasor, nader hand (1608, 1609) te Leiden , onder G omar us en Arm n i u s in de theologisehe studie , en oetende zich onder C o d-d a e u s in het Hebreeuwsch. Hij hechtte zich aan de begrip-pen van Ci omarus en verdedigde onder dezen Theses de Praedestinatione. Dort nadat hij in zijn vaderland terugge-keerd was , werd hij predikant te Randerode en Geilenkirchen , bleef aldaar bijna twee jaren , en nerd in 1611 beroepen tot predikant te (iulik. in 1617 door zijn kerkeraad naar den Haag gezonden , am van de algemeene staten het aub8idiumordinarium te ontvangen , predikte hij te Nijnaegen , en in het-zelide jaar werd hij geheel onverwacht , in plaats van Jere na. Planeius te Deventer beroepen. Hij nam dit beroep gretig aan , en bediende de gemeente ruim dertig jaren , tot dat hij vroeg oud en afgesloofd , in 1648 zijn emeritaat verkreeg. Ofschoon in October 1617 eerst te Deventer beroepen , en pas 28 jaren oud , werd hij reeds in het begin van October 16 t 8 op de Overijsselsche synode te Vollenhove tot de nationale synode te Dordrecht afgevaardigd. Doch omstreeks half Mei 1619 moest hij , door zware koortsen aangetast , naar Deventer terugkeeren. Later werd hij , in plaats van J o. Langius, destijds predikant te Vollenhove , die naar Utrecht vertrokken was, door de synode van Overijssel tot reviseur van het N. Testament en der Apocryphe boeken benoemd. Groot en be­langstellend was het deel dat hij aan de stiehting der doorluch­age school te Deventer nam , ook heeft hij een groot aantal be­langrijke werken in het licht gegeven. Hij overleed den 1 Januarij 1658 in zijn 68ste levensjaar. Hij huwde 31 Aug. 1610 M aria Kl ck er, dochter van den burgemeester , schepen en verwalter drost te Randerode. De twee eerste kin­deren , dochters , hun geboren , stierven vroeg. Zijne derde dochter Elisabeth huwde 8 Jan. 1637 Jo. Lubbertu van Goor, predikant te Bloemendaal. Hij gaf in het licht: .De sacrificio Abrahami. Daventr. 1624. Amst. 1637 in 12°. De monomachid Jacobi cum Deo. Dav. 1630. Conciones sacrae i2z D. Judae epistolam. Amst. 1631 , 1637. -— in Caput 16 Matthaei. Ibid. 1633. -— in historian sanati lunatici. Ibid. 1634. Homiliae 16 in historian trans formationis Christi. Ibid. 1634. Commentarius in Psalmum 16. Ibib. 1635. 8°. Mosis ars bellica contra Analekitos. Ibid. 1637. De dedrachazis et in Canticum Simeonis. Ibid. 1639. Homiliae octo in Canticum Simeonis. Dav. 1641. In passionem , modem et sepulturam Christi. Arnst. 1642. Historia qregis faae, lethaliter aegrotantis , divi- nitus sanali et erga Deum grati; seu caput 38 Esaiae Pro- phetae , q36 explicatum. Dav. 1643.T- Conciones in 14 priores versus 18 capias Matthaei. Ibid. 1647. A inst. 1669.Schole der Goddelijke versoeckingen in 31. predicatien over de historie van elbrahams ofirerhande. Day. 1655. Christianae precationes et gratiarum actiones. Dav. 1658 , in het Roll.Chri8telycke ghebeden en dankzeggingen. &inst. 1667. Concionum anniversariarum in dies festos .dominicos lonsi tre8. Amst. 1665. Merlilatione8 Catechetisae. Day. et Amst. 1646•I660. 4 T. 4°.Opera onutia, seu loco communi8 theologici. Amst• 1644. 6 vol. fol. Op de openbare bibliotheek te Deventer berust van hem in hds: Gwriculum vitae et perigrinationes. Zie H. W. T ij d e m a n , C. S. in leven predikant te Deventer, vol.gens zijne onuitgeg. eigen levensbeschrijving in Godgel. Bijdr. 1850 ; Revii, Daventr. ill, p. 600, 603, 607, 611, 624; J. Heringa, E I z n. , Bijzonderheden betreffende de Bijbelvertaiing , in Archief , van Kist en Roijaards, D. V. bl. 151; Hinlopen, Hist. v. d.Nederl. overz. des Bijbels , bl. 156 —167 , en der Commentarius His-toricus van L. G. R en esse, in de Bijlage p. 121-147 ; Y p ey en D erm o u t, Gesch. d. Ned. Herv. kerk , D. II. bl. 366--368 in de Aant.; Moonen, Naamket. , bl. ; Koecher, Catech. list., bl. 326 ; v. A 1 p e n , Gesch. v. d. .Heidelb. Cat. ; Schotel, Gesch. v. d. Heidelb. Catech. ; Brandt, Hist. der Ref. ; Glasius, Dordr. Synode , D. . bl. ; Des. Godgel. Nederl. , bl. ; Cop, aanteek. over het Devent. Athen in Over. Alm. voor 1850 , bl. 208; Paquot, Mim., T. II. p. 649, 650; Richer; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. SIBELIUS (G.) , kunstgraveur , leefde op de helft der 18" eeuw te Amsterdam. Van zijn stift zijn bekend de portretten van Mrs. Rudd naar Dodd, den Cardinaal Beton voor P e n-nants Scotland, van Ds. Christ. Eisteijn naar Do m. v. d. Smissen, van Willem 1 Prins aan Oranje naar Tanje enz.;Zeeyezigten naar de teekeningen van J. van den E n d e;Geziyten op Amsterdam en Rotterdam naar L. Backhuysen, in fol. ; historiele onderwerpen, als : de ontmoeting van Hugode Groot , ten huize van haetselaer , te Gorinchem, na zijne ontvlugting uit Loevestein , naar zijne eigene teekening. Ook vindt men van zijn werk in de Inhuldiging van Willem 17, Prins v. Oranje , te Veere. Zie Kramm. SIBELIUS of SYBELIUS (J.), in 1769 plaatsnijder te 's Hage. Zijn werk is onbekend. Zie Kramm. SIBELIUS (Taco) 1 ), predikant te Eemnes buitendijks , Alphen (1756) , Gouda (1767) , overleed aldaar in 1777. Ten jare 1757 beschuldigde hem Pieter de Windt, lid zijner gemeente , van onregtzinnigheid ten opzigte van het leerstuk van het Zoonschap des Heeren , en gaf met dit oogmerk eeneWaarschuwiny aan Neerlands kerk uit. Weldra werd de zaak kerkelijk behandeld , en Sibelius door de klassis van Woer- I) Zijn grootvader Taco Sibelius, een Harlinger van geboorte , was predikant te Weidum (1688) , Waaxens en Brantgum ( 1696) en Dokkum (1703) , waar hij in Julij 1704 overleed. Cola m ba en Dr ea s, 80 en 190. Waarschijnlijk was Adolphus Sibelius, in 1700 pred. te St. Jacobi-parochie, den 7 Aug. 1705 overleden , zijn noon. J. Greydanus bi. 63. den van Roellismus vrijgesproken. Deze uitspraak werd in 1758 te Gorinchem , door de Synode van Zuid-Holland , waarop de Windt zich beroepen had , bevestigd. Een en ander ont­hief echter Sibelius niet van de blaam van onregtzinnigheid. Hij gaf in het licht : Iferkekke Leerredenen aan de hooge kerkvergadering van Zuid-Holland. H. Trapgezangen of Liederen Hanzmatiloth op een nieuwewijze verklaart en toegepaet. Rott. 1763. 4°. Over Prediker 12. 4°. Tweetal leerredenen. Leiden 4°. Geschiedenis van het lijden van Jens Christus , in eeneLeerrede over Mattheus XXVI en XXVII. Gouda 8°. Zie Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. kerk , D. III. bl. 91, 92, Examen v. h. Ontwerp v. Toler., 7V bl. 22, 23 ; W i as's, Godgel. Nederl. ; Columba en Dreas, 4.aaml. der Predd. onder de cl. v. Dokkum , bl. 80, 81; Brans, Kerk. Reg., bl. 68, 152 ; A bcoude, Naamr., Aanh., bl. 195; A rren berg, Naamr., bl. 47 3. SIBILLE (G1JSBERT J.) , burgemeester van Weesp , waar op het stadhuis , in de Vierschaar , van zijn penseel berust Salomon8 eerste regt en in Schepenkamer , de vergaderiny van schout , burgemeester en 8chepenen dier stud (1652), naar bet leven afgebeeld , dus ook met zijn eigen portret. Zie Immerzeel; Kramm. SIBERG (JoHANNEs), te Rotterdam geboren , aanvaardde den 23 Augustus 1801 de betrekking van gouverneur-generaal der 0. I. Nederl. bezittingen. In 1803 was hij tevens corn-missaris in eene zeer belangrijke bezending van eeni . e miljoe-nen waarde , die echter door de vredebreuk van Amiens geheel in handen der Engelsche viel. Hij werd den 19 October 1804 als gouverneur-generaal ontslagen. 11e koning schonk hem de koninklijke orde van kommandeur der Unie. Hij was in het yak van handel zeer ervaren , en overleed in hoogen ouderdom to Batavia. Zie Nieuwenhuis, (Ranh.); Kobus en de Rivecourt; H. Vernoest. SIBEMA. (BouiuTlus) , predikant te Suawoude en Tietjerk (1617) , Kornjum (1620) , Oostzaan (1629), Schiedam (1632) en Haarlem (1635) , overleden in 1636. Hij schreef : Salornons eweerdt , 8cheydende de remonstranten van de recht­ 8innighe leere , aengaende 1 de bewegende oorsaecke der verkie­ 8inge , 2 de verzoerpinge , 3 de dood Christi , 4 de werckinge Goats in ck bekeeringhe , 5 de volhoudinge der heyligen. Tot nootwendigh yhebruyck van de gemeynte Chi. tot (host zanen, ende alle lipthebbers der waerheydt. Pan nieuws oversien ende verbetert nae de nieuwe oversettinyhe des &Weis door Gilles