BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK. XIX. A. J. VAN DER AA, BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN, BEVATTENDE Levensbesehrijvingen van zoodanige Personen, die zioh op eenigerlei wijze in ons Vaderland hebben vermaard gemaakt, VOORTGEZET DOOR K. J. R. VAN HARDERWLIK EN 13r. G-. D. J. SCERYT.EIA. Onder medewerking van de Heeren: P. J. B. C. ROBIDt VAN DER AA, Prof. P. O. VAN DER CHIJS, W. EEKHOFF , Dr. J. J. DE HOLLANDER, S. F. KLYNSMA, P. A. LEUPE, H. C. ROGGE, T. A. ROMEIN, Jhr. J. W. VAN SYPESTEYN en anderen. NEGENTIENDE DEEL. EfAARLEM, J. J. VAN BREDERODE, 1876. BIOGRAPHISCH WOORDENBOER DEB NEDERLANDEN. Y. VAAL (JACOBUS DE), dichter, gaf in Rotterdam 1784, Uit­spanningen in 80. in het licht en in hetzelfde jaar te Utrecht Bespiegelingen, Lierzang tot lof van Oranje, op oranjepapier gedrukt, met de afbeelding van een oranjeboom op de keer­zijde. Zie Cat. d. .v. N. Letterk., I. 176; Arrenberg, bl. 526. VAANDRAGER (CoRNEus), timmerman en molenmaker te Ouderkerk aan den IJssel, werd in 1773 met gaud bekroond door bet Bataafsch genootschap van proefondervindelijke wijs­begeerte te Rotterdam, voor zijn antwoord op de vraag: Is er eenig middel om onze landen, die door regen of opper­water overstroomd zijn en het water flit zich zelven niet loo­zen kunnen op eene spoedz:qer en gereeder wijze en met geen meerder kosten dan tot bier toe door wind of molenwerk ge­schied is, van hetzelve te ontlaten? Zoo ja. Welk? Zie Boekzaal der Gel. wereld 1773 A, bl. 439. VAART (A. VAN DER), een kunstschilder, van wien geen levensbijzonderheden bekend zijn. Hij bloeide in de eerste helft der 18" eeuw, blijkens het jaartal 1723, onder eene schilderij, voorstellende een beer en dame te paard, die, met behulp van een pikeur, een hert vervolgen. Zie Kramm. VAART (JAN of HANS VAN DER), in 1667 te Haarlem ge­boren*, ging als knaap van 7 jaren naar Londen, werd aldaar leerling van Thomas W ij c k, den widen, en overleed in 1721. Hij schilderde historian, portretten, landschappen, stil­levens, vooral dood wild en vogelen, ook vervaardigde hij por­tretten in zwarte kunst, als slat van Karel II in ovaal, in fol., van de prinses van Oranje, kniestuk, met bloemkorf, Lady Essex, in fol., Anna Scott en Edward Wetenhall, bisschop van Cork, John Smith, de oude, een beroemd engelsch graveur, zijn leerling Kramm vermeldt van zijn penseel een gezigt bij een boerenplaats en huffs, op den voorgrond met eenige honden gestoffeerd. Zie Fiorillo, Geschichte der Mahlerey , S. 521; Immerzeel; Kramm. VADDER (LoDEwuti DE), een landschapsschilder, in 1560 te Brussel geboren. Hij bestudeerde de natuur, vooral des morgens bij opkomende zon en verkreeg langs dien weg de bekwaamheid om door bet aanbrengen van opstijgende dam­pen en piquante lichten eene behagelijke ruinite en schilder­achtig effekt in zijne voorstellingen teweeg te brengen. Hij muntte vooral uit in zijne boomen, zich in beken en water­plassen afspiegelende. Hij beoefende ook het etsen. Elf door hem meer gemakkelijk en vlug dan met smaak bewerkte etsen ziju van hem bekend. Hij moet omstreeks 1623 overleden zijn. Zie Immerzeel; Kramm. VAELBEKE (LoDEwini DE). Van hem, die tusschen 1318­1350 in Zuid-Brabant leefde, en # speeltnan, vitels- of viool­maker en uitvinder van stampieu (dansliederen?)" was, is de oudste bekende houtsnede. Zie Hist. de l' Orig. et du Progres de la Gravure dans les Pays-Bas et en 1llemagne, p. 36; Kramm. VAENIUS (Ono). Zie VEEN (Ono VAN). VAERNEWIJCK (MARCUS VAN) was uit een oud geslacht gesproten, dat den naam droeg van een leen in de omstre­ken van Gent. Hij werd den 21sten December 1518 aldaar geboren. Zijn vader heette ook Marcus en was waarschijnlijk deken der schilders te Gent, zijne moeder was Catharina van Steenhau t. Van zijne jeugd is niets bekend. Onge­twijfeld oefende hij zich reeds vroeg in de dichtkunst en schreef hij verscheidene werken, zoo als wij zien in de op­dragt der Historie van Belgis, waar hij, handelende over eenige boeken, die hij uit Wilde geven, er bijvoegt : n Die ancrer boeken, die wij noch bij hebben ; meest in once jonkheid gemaekt, en denken ons niet weerdig genoeg te zijne om in 't licht te laten komen." Elders echter verklaart hij, dat hij maar een maand ter schole ging om te leeren lezen en schrijven, en hij slechts eene taal, de Nederduitsche, regt magtig was. Wij zien ook in zijne Historic van Belgis (bi. 35) dat hij zich in de teekenkunst had geoefend en vele prachtgebouwen, bouwvallen enz. op zijn reis naar Italie teekende. Twee en dertig jaren oud (1550) ondernam hij een reis naar Ita10, en in 1556 eeue door Braband, Zeeland, Holland, Vriesland, en keerde over Westphalen naar Vlaanderen terug. Hiermede waren zijne wandeljaren gesloten, thans gaf hij in 1557 zijn eerste werk in het licht, de Chonyeke van Vlaen­deren in korte, en trad in den herfst van het volgende jaar in den echt met Le v i n a Hall ij n s, bij, welke gelegen heid de rederijkerskamer Marla 't eeren, waarvan hij een ijverig lid was, een bruilofsspel vervaardigde en hem een zilveren kopken ten geschenke aanbood. Meermalen diende hij deze kamer als raad en factor. In het jaar 1563 bekleedde hij het anibt van gouverneur der stedelijke armenkamer te Gent, naderhand werd hij tweemaal tot schepen gekozen ; ten jare 1564 tot schepen van het keure en in 1568 tot schepen van Gedeele. Hij overleed den 20sten Februarij 1569 en werd be- graven in den familiekelder in St. Baafskerke. Hij schreef : De cronijcke van Vlaenderen in 't torte, 7nitsgaders v. to Brabant, Arthois, Henegouwe, Hollant, Zeelant, Vrieslant ende anderen omligghenden landen. Onder wien dat zij van den beghinne des weereldts gheweest zijn: met haerlieder oorsp•ongh, afcomste ende regiment tot desen teghenwoor­dighen tijde van onzen aldergenadichsten ende onverwinne­licsten conyngli Philippa van Oostenrijck, conyngh van Spaen­gen, van inghelant, van Vrankeryck enz. grave van Vlaen­deren. Uzi diverschen gheapprobeerde Autheurs met neerstigheyt bij een vergadert. Te Ghendt door Gheeraert van Salenson in den Bijbel, met gratie ende privilegie voor twee jaren. In kl. 4°. Z. bladteekening met reclamen en opgaven der kwa­ ternen. G. van Salenson, droeg dit werk aau Adolf van Burgondi 8, beer van Wacken, van Capelle enz., Hoog­bailli der stad Gent, op. Eene tweede vermeerderde uitgaaf verscheen in 1563 met een voorrede van M. van Va ern e-w ij c k. Den Spiegel der Nederlandtsche oudheyt. Inhoudende die constructie, oft vergaderinghe van Beigis. Waerinne men zien mach als in eenen claren spiegel vele wonderlicke geschiede­nissen, die van alle oude tijden, over alle de weerelt geschiet zijn, maer besonder in die Nederlanden, als sijn Vlaenderen, Brabant, Hollant, Zeelant, Vrieslant, Ghelre, Guile, Cleve, Westphalen, Henegauwe, Artois ende clerghelijcke : ooc van Inghelant, Schotlandt, Vrankrijcke ende ander landen ends nauen daert te passe comen sal: zees lustich, vrenst ende wonderlic oun lezen, om der onghehoorder outheyt wille, bij gheen Historiographen cf chronyckeurs in 't licht gebracht ; elek leze met een geestich ende wel ghesint verstandt. Te Ghendt bij Gheeraert van Salenson, wonende op de Hooch­poort in den Bijbel. 1568. in fol. De tweede uitgaaf is nagenoeg, aan de eerste gelijk, alleen heeft de titel een ligte verandering ondergaan en is er een alphabetisch register en een epitaphium op V a e r n e w ij c k bijgevoegd. De Historie van Belgis die men anders noemen mach Den Spieghel der nederlantsche outheyt. Weterinne men sien mach els in eenen claret; spieghel enz. Ghemaeckt door Marcus van Vaernewijek, excellent podet ende historiographe moderne., tweede muel ghedruct ende in veel plaetsen ghecorrigeert, verbetert en met noch een scltoone en zeer bequatne ttl efel ver­ciert. Te Ghendt bij de weduwe van Gheeraert van Salenson, in den Bijbel op de Hooehpoort. 1574. in fol. De derde uitgaaf verscheen te Antwerpen bij H i e r. V e r­dusse n. 1619. fol. Er zijn echter exemplaren van dezen druk, waarop staat. Tot Brussel bij Fernande de Hoeymaker, woonende in de Hemelstraet in de dry Godinnen. 1619. Anderen Tot Ipre, by Sebasfien Parmentier, woonende in den gulden Bijbel, anno 1619. Deze uitgave werd bezorgd door Joann es de S c e p p e r e, kleinzoon des schrijvers en is versierd met bet portret van zijn grootvader door de Jode gesneden. Voorts versehenen er uitgaven te Antwerpen bij Reyn er Se gber s. 1605. in 4°. Ghend bij C. J. Fer­nand. 1784. 2 dln. 8°. Aid. bij D. J. v an der H ae gh en. 1823. 2 din. 8°. De Wind 's oordeel over dit werk is zeer ongunstig. Hij noemt het „ de ongehoordste opeenstapeling van onzinnighe­den die in eenig boek voorhanden zijn." Vlaemsche audvremdigheyt, inhottdende veel wonderlicke tiquiteiten van der natuere, gheleghentheit, oorspronck inde eerste fondatien derzelven lands met meer ander ghenoughe­licke ende vreemde dijnghen, zoo in de naervolg fande zijde breeder blfjckt. Al 't selve vergaert, ghecornposeert ende rite. toryckelicken ghestelt bij balladen deur M. v. F. Te Ghendt, bij Gheeraert van Salenson. 1560, 1562, 1563. in kl. 8°. Nieu tractaet en torte beschrijvinghe van dat edel Graef­ schap van Vlaenderen ends van der omliggende landen, in­ houdende veel wonderlicke antiquiteyten van den natuere, ghelegentheyt, oorspronc., eerste fondatien ende hercomste des zelven landts, in dryen ghedeelt, waer of 't vierde den Twy­ socne aengaat, nu laetst te Ghend ghegheven. Alder eerst ghe­ componeert en wederom zeer vermeert ende verbetert deur M. v. V. vesiderende te Ghend. Ghendt bij Gherierdt van Sa­lenson. 1562 en 1563. 8°• De warachtige ghesehiedenis van alien gheloofweerdighe saken van den alder overwinnelycsten ende alder moghensten keyser van Room en Carolus de Viffste van Bien name, coninck van Spaengnen. Met alien gheschiedenisNn die binnen onsen tijden Kier ende in ander landen gheschiet zijn, beghinnende van den jare M.Vc fot den jare M.Vc.LXI111. Met grooter neersticheyt uut diversche gheapprobeerde autheurs bijeen ver­gadert. Te Ghendt b j denz. 1581, 1584. kl. 4°. Ongedrukt bleven : De teeken Philosophie in 28 boeken. De verlichte Ileidenen, 3 boeken. De baghe der eerbaerheit ende deugd, inhoudende 30 lus­tighe balladen. Twintig lancien, die de werelt op de borst ripen. Parlement der hon den. Viercanten wetsteen, meest tracterende ongeloven der Hei­ denen, Joden, Turken ende valsche Christenen. Wonderlicke ende vermaerde steden ende edificien der ge­ heelder werelt. Marcias Het want van wondere. Zie Blommaert, de Nederd. schrifvers van Gent, bl. 68 volgg.; De Wind, Bibl. v. N. Geschieds., 160, 541; Foppens, Bibl. Belg., T. II, p. 840; Kluit, Hist. G•it., T. I, p. 122; Raepsaet, Notice over Beukelsz., p. 13; de Bast, Recueil des Antiq. Fl. et G., p.157; P a q u o t, Mein., T. I, p. 267 ; Scheltema, Gesch. d. Heksenproc., bl. 25; v. II a s s el t, Kron. v. Arnhem, bl. 152: Messager des Sciences et Arts, 1825, p. 190; P. Sander us, de Gandqvens, Lib. III, p 97; Willens, Vel h. over de Ned. Tael- en Letterk., D. I, bl. 240; Wit, sen Geijsbeek, B. A. C. IVb., U. V, bl. 4-24, 425; Siegenbeek, d. Ned. Letterk., bl. 81; v. K a mp e n, bekn. Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens. D. I, bl. 87 ; Snellaert, Schets eener yesch. d. Ned. Letterk., Collor d'Ercury, Boll. roem, A. IV (I) 286 ; v. Door­ninck, Anon. en Pseud., No. 1151, 1699, 2042, 2046, 4179; Hoog­straten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Ri­vecourt; Muller, Cat, v. portr. VAILLANT (ANDREAS of ANDRIES), vierde zoon van J a n V ai liant (gedoopt te Rijssel den 24sten Oct. 1597, overle­den den 10den April 1675) en diens vrouw Clara B o ch e r t, 5 den Julij 1655werd niet in 1629 te Berlijn geboren, maar den in de Walen kerk te Amsterdam gedoopt en aldaar den 2 5sten Junij 1678 geliuwd met Eva H oen en in 1693 overleden. Hij was giaveur en heft waarschijnlijk al de portretten ge­ sneden in II u g o de Groot 's Nederl. jaarboeken. Amst. 1681. fol. Meesterlijk is o. a, gegraveerd het portret van Hendrik Graef van den Berghe, dat ook voorkomt in L e Cler c Nederl. historic, II. 116. Minder verdienstelijk zijn door hem de afbeeldsels der keizers gesneden in H o oft 's Tacitus, door B ran d t, iii 1684. 4°. uitgegeven. Kramm vermeldt nog van hem den titel van V a n L e e u-wen's Bat. illusir. ; de portretten van Aloysius Bevilaqua, Patriarch van Alexandrie; Esaias Clement, geestelijke te Rot­terdam; Joh. Ernst Schrader, Inspector van het Gymnasium te Berlijn. Zie Immerzeel; Kramm. VAILLANT (BERNARD), broeder van den vorige. Ofschoon deze in 1627 te Rijssel geboren is, brat hij toch het groot­ste gedeelte van zijn leven te Rotterdam door. I in m e r z e e l noemt hem een uitnemend teekenaar en crayon, ook schraapte hij portretten en schilderde in olieverw o. a. het portret van Hyroninzus Sweerts. In Mezzo-tinto bezitten wij van hem o. a. het portret van Johannes Lingelbach naar S e h wart z, dat van den schilder Johannes van der Spelt, van Paul Dufour, Charles de Rochefort, pastoor te Rotterdam, Paul Dusoul, Mi­nistre de Leyden, Isaack Sweers, vice-admzraal, de H. Petrus en Paulus, een lijdende Cliristus enz. Er gaan portretten van hem uit beschreven door Kra mm en M u I ter. Zie ook I m­mer ze e 1. VAILLANT (Mr. C. E.), in 1746 geboren, maakte zich bijzonder verdienstelijk als directeur der Nederlandsche huis­houdelijke Maatschappij te Haarlem, Iv elker daaraan verbon­dene wetenschappen hij met lust en ijver bevorderde, ter wijl hij tevens aan den staat en de stad gewigtige diensten bewees. Hij was ridder van de Nederlandschen leeuw en overleed te Amsterdam den 15 Nov. 1829. Hij gaf eene redevoering uit op het 2de eeu wgetijde van den overgang van Haarlem aan Willem I, prins van Oranje, d. 21 Mei 1572. Zie Kunst- en Letter& 1829 Dl. II bl. 339. Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VAILLANT (FRA.Ncois LE), in 1753 in Hollands Guiana geboren, was de zoon van een rijk koopman, consul te Para­maribo, afkomstig van Metz. Van zijne jeugd of had hi) lust tot reizen en was 10 jaren oud toen hij met zijn ouders naar Holland wcerkeerde. Na Duitschland en Frankrijk doorreisd te hebben, vertoefde hij van 1777-1780 te Parijs, beoefende de natuurlijke historie, deed vervolgens eene reis door het binnenland van Afrika en gaf zijne reis (Voyage dans einte­rieur de e Afrique, Paris 1790, in 4°. of 2 din. in 8°.) in het lich. Welhaast ondernam hij eene tweede reis, die 18 maan­-den duurde en te Parijs in 1796 2 vol. in 4°. of 5 vol. in 8.. verscheen, in 1819 in 5 vol. 8°. herdrukt en in de meeste europesche talen is overgezet. Hij keerde in 1785 te Parijs met een schat van voorwerpen, tot de natuurlijke historie betrekkelijk, terug, die hij gedeeltelijk in Frank­rijk, gedeeltelijk in Holland verkocht. Ook gaf hij in het licht Histoire Naturelle des Oisecnia' d' ilfript4 (1790-1812 6 vol. in fol. des Perroquets, (1801-1805, 2 vol.). des Oiseaux Paradis (2 vol.) Rolliers, Promerops Toucans et Barbus, des Cotingas et Todiers (1801-1806) des Calaos (ed.) met platen van P a r r a b a n d. Hij overleed bij Sezanno den 22 November 1824. Zijn werken zijn in het Nederduitsch overgezet. Zie Muhal, Annuane Necron. 1824; Boucher de la Richarderie in de Bibliotheque des Voyages, T. IV; Arn a u 1 t, Jay, Jouy en Nervins, Biogr. NOW,. des Cont.; Begin, Biogr. de la ilfoeslle; Biogr. Univ., biogr. Geller.; Kunst en letterb.;Nieuwenhui s; Schotel, nets over Helmers. VAILLANT (JAN OLPHERT), zoon van Mr. C. J. V a i I­I a n t, pensionaris en later burgemeester en Elisabeth Blankaar t, werd den 15 November 1754 te Enkhuizen geboren. Vermoedelijk trad hij reeds vroeg in zeedienst, maar de eerste melding van hem vinden wij in den jare 1780, toen hij door de admiraliteit van Amsterdam met kapitein Smissaert werd benoemd om de zeetonnen in de Geul, bewesten Wieringen te leggen. Hij komt daarbij voor als luitenant, en was toen aan boord van het schip Nassau, van­waar hij in de maand October, ter reede van Texel, zijn kommandant, die zich op eenigen afstand met een luitenant in een sloep beyond, door een kaagschip zag overzeilen. Hij snelde dadelijk te hulp en moat den komtnandant met de rnanschap, op drie na, onder welke de luitenant, redden. In November van het volgend jaar 1781 benoemde hem de ad­miraliteit te Amsterdam, tot kapitein en bevelhebber van het fregat de Dolfijn van 24 stukken. Dit schip behoorde tot het eskader ter reede van Texel vereenigd, dat of en aan koop­vaarders opwachtte of begeleidde. In 1783 ging V ai llan t over op het schip Medea, van 44 stukken, en zeilde daarmede naar de Vlaanasche of Azo-rische eilanden om afkomende koopvaarders te geleiden. Wedergekeerd bekwam zijn schip eene bestemmin3 naar de Middellandsche zee, bij het eskader onder bevel van den vice­admiraal Reyns t. Hij zeilde den i 3den December af, en liet den Udell Januarij 1783 ter reede van Malaga het anker vallen bij de andere schepen. Na eenige dagen vertrok het eskader naar Toulon, en werd op dezen togt, in den nacht van den 2den op den 3den Februarij, door een orkaan beloo­pen, die de schepen zeer teisterde er. verstrooide. Er schoot aan de Medea geen ander redmiddel over dan het waacrstuk van door de engte of straat van Bonifacius tusschen g ' ardi-nie en Corsica te ontkonien. Dit gelukte, het schip werd er voor den wind in een half uur doorgedreven, en liep den 2 Isten Febr. 1783 de golf van Napels binnen, waar de be- velhebber door den koning en het bewind met de meeste onderscheiding bejegend werd. In het najaar werd het eskader gedeeltelijk teruggeroepen en door andere schepen, onder bevel van den schout bij nacht Kin g s b e r g e n vervangen. De Medea echter bleef, kwam van de verzamelplaats te Malaga op den 248ten October 1784 te Toulon aan, en zeilde in Februarij daarna, met van King s­ber gen aan boord, naar Genua, om de gegrondheid van het gerucht te onderzoeken, of de keizer van Oostenrijk daar en te Livorno schepen voor de kaapvaart liet opkoopen. Later deed de Medea eene reis naar Tunis en was een der vier schepen, die met drie Engelsche fregatten den koning van Napels en zijne gemalin van Livorno begeleidden. Gedurende zijn verblijf in de Middellandsche zee werd het eskader door Van Kin g s b e r g e n vlijtig geoefend in evolu­tion, verschillende togten en in de opneming van havens en kusten. Tot deze oefening behoorden de spiegelgevechten, van welke de Jong er een beschrijft tusschen de Medea en den prins Wille m, waar hij aan boord was, en zulks met eervolle vermelding van de bek waamheid, door den kapitein V a i 11 a n t daarbij betoond. Eindelijk nam de Medea met andere schepen den 'Aden Februarij 1786 den terugtogt aan, en viel den Pen Mei te Texel binnen. In 1789 werd aan V. een gewigtige zending opgedragen naar Oast—Indio, om net kapitein Verh u e 1, den luitenant-kolonel G r o v e s tins en eenige andere officieren den staat an verdediging, zoo te land als te water, op te nemen en daarvan ontwerpen te maken. Zij vertrokken met het fregat de Zephir, van 36 en de korvet de Havik van 18 stukken. Na eerie afwezigheid van vier jaren keerden zij terug en ondervonden, dat zij hunne taak zeer ten genoege van de regeering hadden volbragt. Het schijnt dat men deze zending geheim heeft willen houden, daar zelfs in de N. N. Jaarboeken geen ge wag is gemaakt van de beide schepen. Het blijkt niet dat V a ilia n t eene, nieu we besternming bekwam voor het najaar 1794, wanneer hij door Van King s­ ber g e n, wien de regeling der verdediging van de zeegaten en der Zuiderzee was opgedragen, benoemd werd tot bevel­ hebber van eene der drie scheepsdivisien op de Zuiderzee. De strenge spoedig invallende vorst dreef de schepen eerlang in de havens, en opende tevens voor de fransche legerbenden den ingang tot bet hart van ons land. De prins raadpleegde toen den kapitein V a ill a n t en den luitenant v a a der Hey den over zijne vlugt. V aillant nam het besluit om mede zijn vaderland te verlaten, en volbragt met den prins en zijn gezin gelukkig den overtogt, op den 16den Februarij 1795. Onzeker is het hoe lang hij zich in Engeland ophield, maar na eenigen tijd trad hij in Russischen zeedienst, met den rang ven brigadier of schout-bij-nacht. Hij voerde over eene Russische flotille in de Zwarte-zee het bevel en hield zich eenigen tijd te Odessa op. Hij overleed te Riga den 17den October 1800 in den ouderdom van bijna 49 jaren. In 1782 verscheen bij G. Hulst van Keulen te Am­sterdam, zijn werk over het vinden der lengte op zee, waarin, voor het eerst bier te lande, de verbeterde oplossing van dit vraagstuk in Engeland en Frankrijk werd behandeld. Dat boek werd door van S w i n d e n en N i e u w land in de voor­rede en hunner Verhandelingen over dit onderwerp zeer ge­prezen. Twee jaren later volgde zijne Werktuigkundige beschouwing der uitwerking van de wind en zee op een schip, dienste van jonge zee-officieren. Blijkens de voorrede, werd bier gedeeltelijk het plan van een Fransch werk Le Manoevrier, van B o u r d é de Villehoe t, gevolgd, zonder bet letterlijk te vertalen. Vroeger was dit boek in onze taal overgebragt, onder den naam van den Scheepsbesteerder ; echter gebrekkig zonder inachtneming van zeemanstermen. Het tweede en voornaamste gedeelte is het werk van V a i I 1 a n t. Zie N. N. Jaarboeken, Sept. 1780, bl. 759, 877; 1781, bl. 2260;1782, bl. 740, 743, 851; 1783, bl. 57, 60, 2073, 2083; 1784, bl. 336, 795; 1791, bl. 1756; 1793, bl. 1031; J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, VI, 1. bl. 553, 1 vgg. 30, 365, 366, 370, 389, 392, 475, Very op Wagenaar, IV, 424, D. VIII, bl. 16; XX, bl. 289; XXIV; bl. 97; XXVII, bl. 419; Reineveld, Rezz., bl. 184, 361, 364; de Jong, Tweede reis naar de 1uiddel. zee, bl. 35, 394; van Hall, ley. v. Kingsbergen, bl. 327; Drentsche Volksalin. 1837, bl. 153; Collot d'E r cu ry, Holt. roern. D. VI, St. 1, bl. 368, 387, 389; Mr. J. Pan, lets over J. 0. Valliant in Verhand. en berigten van het zeewezen van J. Swart 1860, D. XX, No. 2; Kobus en de Rivecourt; Ver­woert. VAILLANT (J AQuEs of JACOB), te Rijssel tusschen 1631 en 1655 geboren, reisde door Italie en verkreeg te Rome den bentnaam de Leeuwerik. Hij werd een bekwaam historieschilder en begaf zich, op aansporing van den ge­zant vans Brandenburg, naar Berlijn, waar hij schilder werd van den keurvorst, die veel werk van hem maakte, en hem naar Weenen zond om het afbeeldsel te schilderen van den keizer, die hem een gouden keteu met eene medaille schonk . IL 1670 was hij als historieschilder te 's Hage ge­vestigd en als zoodanig in de kamer van Pictura aldaar in. geschreven: Hij graveerde ook in zwarte kunst, doch zijne prenten zijn zeldzaam. Kramm beschrijft er een van (een naakte vrouw) en vermeldt ook Een jeugdig schrijvende man naar A. B r o u we r. Zijn afbeelding komt voor bij Ho ubr a- k e n, waarnaar die bij D e s c a m p s genomen is. Hij zou niet in 1671, waar in 1691 te Berlijn overleden zijn. Zie Immerzeel; Kramm. VAILLANT (WALLERANT), halve broeder van de vorigen uit Maria Warl op. Hij werd den 308ten Mei 1623 te gedoopt, en spoedig als leerling geplaatst bij den beroemden hofschilder Erasmus Quellinu s, onder wiens leiding hij spoedig een bekwaarn portretschilder werd en te­yens een kunstig teekenaar met crayon. Tijdens de krooning van keizer L e o p old begaf hij zich naar Weenen en ver­vaardigde diens portret. De sprekende gelijkenis en fraaiheid van bewerking, bewoog een menigte hovelingen, ambassadeurs en edellieden zich door zijne hand te laten portretteren. Van hier begaf hij zich met den maarschalk de Grammont naar Parijs, waar hij de afbeeldsels der koningin, koninginne­moeder, van den hertog van Orleans en vele andere grooten vervaardigde en keerde vervolgens, na eene afwezigheid van 4 jaren, naar de Nederlanden terug, werd hofschilder van Willem F ri s o, stadhouder van Friesland, overleed te Am­sterdam, waar hij zich had gevestigd, ongehuwd den 28sten Augustus 1677 en werd den 2den September in de Walen kerk begraven. Er bestaat een zilveren penning op zijn dood. Be-halve het portret bij H o u b r a k e n bestaan er nog verschil­lende portretten van hew, die Kramm vermeldt. Zie Immerzeel; Kramm. VAL (M.), graveur, die o, a. een zeer groote afbeelding van het inwendige der St. Janskerk te Gouda in koper bragt met den titel Les orgues de la Grande Eglise de St. Jean B. a Gouda. Hij bloeide in het laatst der vorige eeuw. Zie Kramm. VAL (ROBERT DU). Zie DUVAL ROBERT). VALCK (A.), dichter, die in 1736 te Amsterdam in het licht zond : De zalige sterpkonst, of een Christen op zijn sterfbedde in gezangen, 8°. Zie Abeoude en Arrenbergh, bl. 441 ; v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. VALCK (GERARD), graveur, in 1626 te Amsterdam gebe­reD, was een leerling van B1 oo t e 1 in g, in wiens manier hij naar Italiaansche en Nederlandsche weesters graveerde en schraapte. Hij vergezelde zijn leermeester naar Engeland en was te Londen P i e ter S c h en k behulpzaam bij het uitge­ven van zijn grooten Atlas van Holland. 2 dln. fol. 1683. Hij graveerde 7 portretten naar de en camaren, door A d r i­aan van de Werff in de Larrey, Historie van Engeland, IV dln. fol. Nagler vermeldt 18 stuks, onder welke de genoemde 7. Onder de 9 stuks door hem in Mezzo-tinto gegraveerd, behooren de portretten van Willem Hendrik, prins van Oranje en Maria, prinses van Engeland, naar de Lely. 1678. Zie Immerzeel; Kramm. VALCK of VALK (H. of H. J.), friesch portretschilder, in het laatst der 16de en den aanvang der 17de eeuw. Hij schilderde o. a. het portret van den frieschen theoloog A. Landreben te Franeker, alsmede die van Ijalling Homme van Camstra, grietman van ldaarderadeel, zijn zoon Hans Willem en Brie dochters (1704 en 6), op koper. VALCK of DE VALCK (PIETER), de Oude, een fries uit Leeuwarden, was omstreeks 1575 als kunstgraveur werk­zaam. In 1548 beyond hij zich wederom te Leeuwarden. Nagler noemt van hem de volgende gravuren, die fraai en zeldzaam zijn : De H. Drieeenheid, door engelen en alle gorische figuren omringd, 1575, in fol. De tijd ontdekt de waarheid, naar F. Z u c c a r o, 1575, in fol. De zeven planeten. Zie Immerzeel; Kramm. VALCK, of DE VALCK (PIETER), de Jonge, zoon van den vorigen, in 1584 te Leeuwarden geboren, beoefende de gra­veerkunst en zou, volgens Balkem a, in 1641 te Leeuwar­den zijn gestorven. Zijn portret komt bij H o u br a k e n en Deseamps voor. Zie Immerzeel; Kramm. VALCK of DE VALCK (PIETER), waarschijnlijk de zoon wan G e r a r d, beoefende met goed gevolg de graveerkunst, en wist zijn burin naar den *mak der fransche school te ge­bruiken. Te Londen hicld hlj zich lang op met den graveur Pieter Schenk voor de uitgave van belangrijke werken. Zie Kramm. VALCK (SIMoN DE), portretschilder, bloeide omstreeks 1740 te Leiden. Het portret van den wiskundigen Christia an Wolff is naar zijne schilderij gegraveerd. Zie Kramm. VALCKE (JAcos), Neer van Cats en Wolfaartsdijk, te Goes, „een der voornaamste lieden van Staate, welke in de op­koomste van de Republyk der vereenigde Nederlandea zeer veel, zoo met raad als daad, toegebragt hebben tot haren gezegenden wasdom. tHij was pensionairis van Goes, raad van State, daarna raad en thesaurier van Zeeland en heeft ver­scheidene belangrijke commissien, zoo binnen als buiten het vaderland, bekleed. Hij bevorderde het toetreden van Zeeland tot de unie van Utrecht en bleef aldaar in het Collegie ter bevordering der nadere unie. In 1580 was hij een der ge­deputeerden, om den prins van Oranje, nit naam der Staten van Holland en Zeeland, de souvereiniteit op te dragen. Hij ging, merkte S c h e 1 t e m a aan, misschien verder dan zijn last. Na 's prinsen dood vertrok hij naar Engeland, om Elisabeth het hoog gezag aan te bieden. Door Leycester in den raad van State geplaatst, durfde hij hem, waar het te pas kwam, tegen staan. Na diens vertrok zocht hij met L e o n i n u 5, schoon te vergeefs, de inlandsche twisten in Utrecht te dempen. In 1590 werd hij met jonker Jacob van Egmond, heer van Kenenburg, Mr. Sebastiaan van Loosen, raad van Staate, Herman Rodenburch, koopman, en Simon Jaspersz Parduin, raad en the­saurier der Stad Middelburg, naar Engeland gezonden, om eenige geschillen, tusschen Elisabeth en 's lands staten gerezen, te vereffenen. In 1594 werd hij niettegenstaande zijne verschooning, op aandrang der staten van Zeeland, die hem daartoe verzoehten, unit aanmerking van d'importantie dier legatie en de gaven daar God hem merle had voorzien" met Wba lraven van Brederode naar Sehotland gezonden om aldaar in naam der algemeene staten te staan na den doop van zijn eerstgeboren zoon. De statenageneraal gaven bij die gelegenheid tot pillegift twee schoone en kunstig gewrochte koppen met deksels en een gouden door met een rentebrief, inhoudende een jaarlijksche rente van f 5000. Op zijn terugreis handelde hij op nieuw in Engeland. In 1601 werd hij met Johan van Oldenbarneveld naar Frank­rijk gezonden en in 1603 met graaf He ndrik Frederik van Nassau, Walraven van Brederode en Oldenbar­neveld naar Engeland om J acob us met zijne komst tot den Engelschen troon te begroeten. Val cke overleed den 2den Junij 1623 te Londen aan de waterzucht. Zijne ingewanden werden in Erigeland, zijn lig­chaam den 15 Junij te Goes begraven, op zijn grafzerk, in 1618 bij den brand der kerk in stukken gebarsten, has men : Me Zelanda tulit, me sustulit Anglica tellus, Extaque defuncti haec, illa cadaver habet. Magna domi, majora foris, bene publica ges8i, Una capax tellus non fuit ulla mei. Volgens van M e t e r e n, was hij 0 een cloeck ervaren man, die de landen seer nuttelyck hadde in veel ambten en le­gatien ghedient ende daarom seer beclaecht was". Hij huwde Susanna Taymon. Zie Ir. Meteren, Nederl. Hist., fol. 343, 498; B or, Ned. Hist., B• XV, bl. 197, B. XX, bl. 63, B. XXII, IA. 17, B. XXIII, bl. 6, 23' B. XXIV, bl. 10, 13, 18, 123, B. XXVI, bl. 19, 21, 22, 51-62, B• XXXI, bl. 7, 46, 52, 69, XXXII, bl. 28 (o. dr.) ; Smallegange Chr. v. Zeel., D. I, M. 427, 741, 742; Du Chouls, Legerschikk. d. .Romeinen (opdragt); G. v. Lo on, Beschrijv. d. Nederl. historiep., D. I, bl. 451; Beau fo r t, leven van Willem 1, D. III, bl. 599 ; de la Ru e, Staatk. en heldh. Zeel., bl. 88 ; v. d. Spiegel, Bundel van on­uitg. stukk., D. I, No. 73, bl. 302; Wagenaar, V. H., D. VIII bl. 56, 90, 97, 115, 120, 192, 203, 232, 400, D. IX bl. 150; Scheltem a, Staaik. Ned. Nieuwenhuis; Verwoert; Kok; Kobus en de Rivecourt; E. B. Swalue, Hulde aan Jacob Valcke, met ophelde­ringen door J. ab Dresselhuis in Zeeuw. Volksalm. 1545, bl. 97. Nas. D. XV bl. 106, 128. VALCKENAER (HENDRIK VAN), tot Valckenaer en Rui­ elaer, lid van de ridderschap van Utrecht, zoon van H e n­ dri k en Vetlel, doebter van Gerrit van Zuylen van Nyevel t, werd in 1557 boven de gewone ridderschap van Utrecht beschreven, om keizer Karel te begroeten en komt in 1549 voor als beschreven tot de gewone ridderschap. Gedurende een langen tijd was hij een zeer aanzienlijk re­ gent in het Sticht, en beide, B o r en Hoof t, vermelden hem als een der regenten , die zich met grooten ijver in Utrecht verzetteden tegen de herhaalde aanvraag door Alva ter overlevering der oorspronkelijke brieven van de vrijdommen der stad. Hij zeide toch, schreef Hoof t, 'hebben wij het lijf verbeurd, dat men het ons neeme, maar laat ons geens­ zins van onze geregtigheid wijken." Men moest echter voor het geweld bukken. Hij huwde Hadewiek van der My e, dochter van A 1 - phen van der Mye en Agnes van Ruiven (23 Jan. 1530) en zou in 1573 gestorven zijn. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kron. v. h. Hist. Ott% genootsch., D. VII, bl. 169. VALCKENAER (IsAAc) studeerde met zijn leerling J o h. van der W a ey e n te Franeker, werd vervolgens te Kampen, en in 1697 te Leeuwarden, rector. Twee en twintig jaren later (1719) werd hij rector te Delft en vervolgeus te 's Hate, waar hij den Ssten 111aart 1720 eene Oratio de optima ra­ tione docendi in scholis latinis Meld. Hij gaf ook in het licht Ill..Ciceronis Epistolae selectae in tres libros de-scriptae et notis quibusdam illustratae ad expediendam pueri­tiae lectionem earum et interpretationem. Hieraan is toe­gevoegd Formulae Tullianae ex Libro I (1109), door den rector M. Ty dem an Leov. 1765 op nieu w uitgegeven : Formulae Tullianae ex selectarum epistt. libro secundo et tertio. III T. (1716), Elementa linguae Latinae, descripta in quatuor partes Leov. 1783. kl. 8°. In de bibliotheek van het Friesch Genootschap berusten Zes MSS met aanteekeningen op C i c e r o, en Prof. Boot is eigenaar van 's mans Formulae Terentianae. Zie Vriemoet, Ath. Eris., p. 844; Boot, Hist. Gymn. Leovard., p. 29, 30, 71, 72; Verslag v. d. Handel v. h. Friesch Gcnoots, 1852 — 1853, bl. 31; Eekhoff, de Sted. Bibl. te Leeuw., bl. 58, 59; Boekz, d. gel. wer. 1720 A, bl. 358. VALCKENAER, (JAN), zoon van deu volgenden, en Johanna van der St r en g, werd den 12clen Januarij 1759 te Fra­ neker geboren en reeds bij zijn geboorte door een schoon gedicht van H i g t begroet. Hij studeerde te Leiden vooral onder zijn beroemden vader en B a v i u s Voord a in de rech­ ten, waarna hij in 1781 tot doctor bevorderd werd. Naau­ welijks had hij zich als advokaat te Leiden neergezet of hij werd (1782) tot gewoon hoogleeraar in de regten te Frane­ ker benoemd, doch werd om zijne patriottische gevoelens bedankt en begaf zich naar Utrecht, waar zijne gevoelens en gehechtheid aan die partij hem den leeraarstoel verschafte in het natuur- en staatsregt. Nog in hetzelfde jaar zag hij zich genoodzaakt, uithoofde der voorgevallene omwenteling en de terugkeering der stad. houders, het land te verlaten. Hij week naar Frankrijk en beyond zich op d en 6den Fe. bruarij 1793 onder de afgevaardigden, die bij de nationale conventie op het zenden van een leger naar de Nederlanden, tot bijstand der patriotten, aandroi:gen. Toen in 1795 deze wensch werd vervuld, keerde Valckenaar naar Holland terug en werd te Leiden tot hoogleeraer in het staats- en bijzonder regt benoemd. Den 10den October 1795 hield hij zijn intree-rede : de officio civis Batavi in Republica turbata. Doch reeds in het volgende jaar tot vertegenwoordiger van het yolk van Nederland, (*) en later tot afgezant van den staat aan het Hof van Spanje benoemd, verwierf hij van curatoren een eervol ontslag, met behoud van zitting en rang in den akademischen senaat, van welk voorregt hij later ook som­wijlen gebruik maakte, doch zonder zijn onderwijs immer te hervatten. In 1799 keerde hij uit Spanje terug, doch werd kort daarop weder met een buitengewone zending naar het hof te Madrid belast, en bleef er tot in 1801. Niet lang (4') Zie vooral over zijn gedrag in die betrekking het gedenkschr0 van Vetringa, II, 281. na zijne terugkomst werd hij naar het hof van Berlijn ge­zonden, om met hetzelve wegens de betaling der Oostenrijk­sche leening, waarvoor het Silesie tot pand moest geven, eene overeenkomst te treffen. Ofschoon deze onderhandelingen het gewensche gevolg niet hadden, behield V a 1 c k e n a e r den roem van een kundig en geoefend staatsman, dien hij reeds vroeger in Spanje, Frankrijk en de Nederlanden ver­worven had. Toen koning Lode w ij k in 1810 de laatste proef wilde nemen ow de vereeniging der Nederlanden met Frankrijk te verhoeden, belastte hij V a 1 c k en a e r met een buitengewone zending naar Napoleon. Na zijne terugkomst trad hij van het staatkundig tooneel of en leefde sedert als ambteloos burger te Amsterdam en dan eens op zijn land­goed. Hij overleed te Haarlem 15 Januarij 1821 op zijn buitengoed het huis te Bijweg. Hij was lid van het Nederl. Instituut en ridder van de orde van den Rooden adelaar en van die der Unie. Hij gaf in het licht : De peculio quasi castrensi veteribus 'has incognito eiusque vera origine L. B. 1781. 4°. De duplici legum quarurndam in _Pandectis interpretatione. L. B. 1781. 4°. Or. de Schola Cujacciana. Fran. 1784. 4°. Eerste receuil • van stukken, rakende de beschuldigingen, door de Ileeren Curatoren ter Staatsvergadering van Fries-. land ingebragt tegen den Professoren der Friesche Hooge­school. Door gemelde Professoren in het licht gegeven. Haarlem. 1787. fol. Advis in de zaak van Mr. L. P. van de Spiegel, zooals hetzelve voor de Provisioneele Representanten etc. is geplaatst geworden. 1796. Bundel van bewysstukken, dienende tot bestraffing der lo­gentaal van den Beer C. L. van Beyma. Duink., 1791. 8°. Or. de officio civis Batavi in Republica turbata. L. B. 1795. 4°. In het Nederd. overgezet door G. C. C. V a t e-be n der. Gouda 1795. Rechtsgeleerd advis in de zaak van den gewesen Stadhou­ der en over deszelfs schrijven aan de Gouverneur: van de Oost en Westindische bezittingen van den Staat. 's Hage, 1796. Hij bezorgde anoniem met J. Luzac de Hollandsche uit­ gave van Korte schets der Fransche omwenteling door een genootschap van latijnsche schrifvers. Naauwkeurzg nagezien naar bet oorspr. Te Rome prope Caesaris hortos en te Parijs nabij den tuin der Tuilleries. III Kal. Sept. V .C.MMDLIV ; XII Fructidor van het VIII jaar (Amst. bij J. Allart). 1800. 8°. Dit in het latijn en hollandsch uitgegeven werkje was oorspronkelijk in het fransch en latijn geschreven door H d-r on de Villefosse (Zie Barbie r, N°. 2529) en werd ge­drukt te Parijs (Leiden). (Anoniem). De Representanten des yolks van Amsterdam benoemd tot committe van Justitie barmen dezelve stad verde­digd. 1796. 8°. (Amt. Cour. 28 Mei 1796). (Anoniem). Brief van A. (J. Vale k e na e r), aan L. (A. R. Falck). 1813. (Anoniem). Antwoord aan C. L. van Beyma op deszelfs tatgegev. stukje, getiteld Remarques. In Holland. 1790. 8°. Zie S axe, Onom. Lit., T. VIII, p. 430, 431; T e Water, Narratio de rebus Acad. Lugduno-Batavae in Append., N. XC; G. de Wal, de clan. Frisiae Jurecons., p. 352, 453 ; W a s s e n b e r g, Or. euchar., p. 31; Hering a, de Auditorio, p. 49, 211, 213; Vad. Hist. ten vervolge van Wagenaar, D. XIII, bl. 150 volg.; D. XIX, bl. 18; D. XXI, bl. 165 : D. XXXI, bl. 310 volgg.; D XXXIII, bl. 211 volgg. ; 1). XXXIV,bl. 392, 398; D. XXXV, bl. 249, 250 volgg. ; D. XXXVIII, bl. 237; Nederl. Jaarb. A, 1787, bl. 1550, 1586; Dagverhaal der Nat. vergad., D. I, bl. 37, no. 36 bl. 284; no. 37 bl. 291; n°. 59 bl. 469; n0. 68 bl. 541; no. 72 bl. 575 ; n°. 77 bl. 609 ; Rogge, Tafereel v. d. Gesch. d. iongste omwenteling, bl. 424 volgg. ; Vertraute Brieje wahrend eines Durch Jugs durch einer Theil der Nordlichen Provinzen des Konigreichs der Niederl., Th. I, p. 287 ; Louis Bonaparte, Documens Histori­ques et Reftexions sur le Gouvernement de la Holt., T. III, p. 280, 301; Bosse ha, Geschied. der staatsomwentel. in Nederl., D. I, bl. 89 ; Ga­lerie Hist. ales Coulonporains, T. VIII, p. 402; Algem. Kunst-. en Letterb., A°. 1821, N°. 6, p. 82 volgg.; Proces-verbaal v. d. XI V algem. verg. v. h. A. N. Inst., bl. 19; Comment. Lat., T. I. p.14; vanKam-pen, Gesch. d. Fransche heers. in Europa, D. II, bl. 343; Bilderdijk, Affoditlen D. I, bl. 121; Santenii, Poem., p. 92; Bibl. Belg., T. III; ; Si e genbe ek, Gesch. d. L. Hooges., P. 2, p. 241D. I. bl. 347, 348 t D. II, bl. 237, 238, 414, 415 ; Het character van den Heer J. V. ui­zijne eigene daaden en woorden opgemaakt. St. Omer, 1792. 80.; Bou, man, Gesch. d. Geld. Hooges., D.II,b1. 312, 451;Van Doorninck, Anon. en Pseud., no. 278, 827, 3907, 4021; Biogr. Univ. ; Ni e u w en­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Tydeman, Ophel­der. op de V. G. v. Bilderd,, D. X1E, bl. 330 ; Nay. D. IX, bl. . VALCKENAER (LODEWIJK CARPAR), zoos van Mr. Ja n Werner V alc kenae r, werd den 7den Junij 1715 te Leeu­warden geboren en, na de hoogeseholen te Franeker en Lei-den bezocht te hebben,', (1740) prorector te Kampen, vervolgens (1741), in plaats van Ti b e r i u s H e m s t e r h u i s, hoogleeraar in de Grieksche taal te Franeker, waar hij den 9den October v. d. j. zijn ambt aanvaardde met eene Oratio de caussis neglectae Literarum Graecarum culturae. In 1755 werd hij ook hoogleeraar in de Grieksche oudheden, doch in 1766 als gewoon hoogleeraar in de Grieksche taal te Leiden beroepen. Hij aanvaardde dat ambt met een Or. de publicis Atheniensium moribus, .deverses temporum articulis velat caassis dacrescentis Reipublicae. Den 14den December 1768 werd hem mede het onderwijs der vaderlandsche geschiedenis opgedragen. Hij opende den 1 8t en Maart van het volgende jaar zijne lessen met eene or. de vrtutibus rebusque gnat Gu­lielmi Principis dirausiaci , Belgicae libertatis vindicis, Foederatue hujus Reipublicae fundatoris. Het bestuur der Hoogeschool, hem in 1771 opgedragen, leidde hij neder met eene Or. de admirandis Divinae Providentiae rationibus in fundenda Foederatorum Belgarnm libertate. Hij overleed den 15 den Maart 1785. Er bestaat geen af­beelding van hem. Hij gaf in het licht : Disputatio de ritibus in Jurando a veteribus , Hebraeis rnaxime et Graecis, observutis. Franeq. 1735. Disputatio de Byrsa, Phoenic. arcis Carthagin. nomine ; et de Herodotea urbe Cadyti ; cum Glossis sacris ex Hesychio decerptis. Ibid. 1737. Ammonius de Adfinium voc. Differentia. Accedunt opus­ cula nondum edits I V Grammaticorum. Utraque cum Notis criticis L. B. 1739. 4°. Animadversiones ad Ammonium Libros cum specimine scho­ liorum ad Homerum iniditorum. Ibid. Ursini Virgilzus collatione scriptorum Gr. illustra­ha. Cui addidit Epistolam suam ad. M. Mverum lc­turn; iliadrs Homeri Librum XXII cum scholiis vetu8tis Porphyrii et aliorum hue usque ineditis. Var. Lectionibus versuum llomeri II. X et scholiorum mss. Moschi Epitaph. Bionis cum Notis suis nec non Dissert. de praestantissimo codice Leidensi, et de scholiis in Homerum ineditis. Leov. 1747. 8°. Notae ad Aristaeneti Epistolas, insertae editioni Frid. Ludov. Abresch. Zwollae. 1749. 8°. Euripidis Tragoedia Phoenissae, cum interpretatione Grotii, et ..einnotationibus suis; scholiisque path" Rune primum evulgatis, Notisque ad eas SUi8 : nec non Grotii Prolegomenis. Franeq. 1756. 4°. Observationes ad aliquot Hesychii .OMHPIKAI. sertae Miscellaneis observationibus criticis Arnstelaedamensi­bus. Vol. VIII. p. 148 et seq. De Hygini Fragm. Dositheano Schediasma. Ib. Vol. X. p. 108 et seq. Orationes inaugurales. Franeq. habitae. 1741. fol. Or. rectoralis, de sacra N. Foed. critice a literatorum quos vocant, non exercenda, Ibid. 1745. Or. de prisca et nupera rerum Belgicarum vicissitudine. Ibid. 1649. fol. in 't Ned. Vert. door W. H i g t. Leeuw. 1749. 4°. Annotationes ad Jierodotum in edit. Weaseling. Amst. 1763. fol. Duae orationes, altera de publicis Atheniensium moribus, 2 pro temporum diversitate, crescentis labentisque reipublicae causis : altera de Philippi Macedonis, Atnijntae F. indole, virtutibus, rebusque gestis ; causis externis fractae Graecorum libertatis. L. B. 1766. 4°. ook in Orationum Triade. p. 225-282. Theocriti decem Idyllia in usum auditorum, cum notis, eiusdemque Adoniazueae, uberioribus adnotationibus instruc­tae. L. B. 1773. 8°. Theocriti, Bionis, et Moschi carmina Bucolica, qraece et latine, latino carmine pleraque reddita ab Eobano Hesso, nonnulla a G. E. Higtio. Subiecit Graeca ex Editionibus primis, Codicibus, et aliunde emendavit, variisque lectionibus instruxit. L. B. et Campis 1779. 8°. maj. T. Hemsterhusii Orationes, quarum prima est de Paulo Apostolo. Tres orationes etc. Praefiguntur duae Orationes Ioannis Chrysostomi in laudem Pauli Apostoli cum veteri versione latina dniani as cod. ms. hic illie emendata. L. B. 1782. 8°. Callirnachi Fragmenta collecta atque illustrata a. L. O. V. Edidit Cl. Luzac, L. B. 1799. Selecta e scholiis L. C. Valckenaerii in Libros N. F. Ed. E. Wassenberg cet. Amst. 1815-1817. 2 vol. 8°. Er bevin­den zich nog mss. van hem in de Bibl. to Leeuwarden. Callimaclii Hymnus in Apollinem cum emend. fined. L. C. V. et interp. L. Santenii, L. B. 1787. 8°. Theocriti Idyllia ex recens. V. cum Scholiis sel. Gothar, 1780. 8°. Observationes Academicae, quibus via munitur ad origines Graecas invest. etc. et Jo. Dan. a Lennep, praciectiones acad. de Analogia ling. Graecae etc. ad exempla Mss. rec. Ev. Scheidins, Traj. ad Rhen. 1790. 8°. Ultraj. 1805. Zie Vriemoe t, Ath. Fris. p. 844, 845 ; Saxe, °nom. liter. T VI. p. 524; Wytt en bach, Bibl. crit. Vol. III. p. 1. p. 74-84. VII. p. 436. Cat. Bibl. Banay. T. 1. V. [I. p. 1665 ; T e Wa t e r, Narratio. p. 229, 230 ; Gerdes, Miscell. Gron. T. III. p. 516; Wytten­bach, Opuscula. p. 645-650; ( Vita Ruhnkenii) ; E v. Wassen­be rg, Orat. Euchar. Siegenbeek, Gesch. d. L. Hooge­school D. I. bl. 283, 284, 302, 319. D. II. bl. 214.-216 ; B ou man , Gesch. d. Geld, Hooges. D. I. bl. 6; Mehl er, Mnemos. D. 1. bl. 62-65, 339, 352; K o r t e, Wo!fs Leben. D. I. bl. 319 ; M ul 1 e r , Geschichte der Klass. Philol. in den Nederl. S. 82 ; Bergman, Memoria J. Valcknaerii. Ultraj. 1871 ; Dez. Elogiurn T. llemsterhusit, cet. (index). Bibl. Univ. Bibl. mod. Nieuwenhuis, V e r w o e r t,, Kobus en de Itivecourt; Eekhoff, Bibl. v. d. stad Leeuwarden, bl. 59, 60, 403. VALCKENIEB, (ADRIAAN), uit een aanzienlijk Amster, darnsch geslacht gesproten, voer in 1725 als onderkoopman naar Batavia met het schip Lindschoten. In weinige jaren klom hij tot de hoogste waardigheden op. Terstond bij zijne komst in India werd hij opperkoopman, in 1727 opperboek­houder en drie jaren later buitengewoon en nog drie ,jaren later gewoon Itaad van India. In 1756 bekwam hij het ambt van Direkteur Generaal van den koophandel, het tweede in rang naast dat van gouverneur, en werd op den 3den Mei van 't volgend jaar tot de waardigheid van Gouverneur-Gene­raal verheven. De vonrnaamste gebeurtenis onder zijn bestuur voorgevallen, was de opstand en moord der Chinezen te Ba­tavia in het jaar 1740. Het gedrag van V a 1 c k e n i e r bij die gelegenheid gehouden, en vooral zijn gruwelijk bevel om alle Chinezen, behalve de vrouwen en kinderen, te verrnoorden, dat aan 10.000 dezer ongelukkigen het leveu kostte, heeft aanleiding tot verschillende beoordeelingen gegeven. Dat V a l c k e n i e r dit bevel in dolle drift en zonder over-leg zou gegeven hebben, blijkt nog uit zijn volgend gedrag. Hij ontzag zich niet te midden der vergadering van den Raad, op de gemeenste wijze tegen do Raden van India, Imhoff, de Haaze en van Schenne uit te varen en dezen niet alleen zonder grond in hechtenis te nemen, maar ook alle Raden van India, die de zaak wilden biileggeu, als een Oosterscli despoot zijne slaven, aan de deur zijner kamer tusscben gewapende manschap te laten staan. Ook zond hij kort daarop de ge­vangene heeren naar Holland, doch dit was hunne zegepraal. De bewindhebbers der O. Z. Compagnie, wel overtuigd van het hatelijke gedrag van V ale k en i e r, in weer dan eeu op­zicht, deden hem, Coen hij zich op de terugreis naar 't vader­land beyond, in hechtenis nemen en naar Batavia terug bren-gen om aldaar te regt te staan zoowel om den moord als de gevangeneming. Zie Du Bois, Vies des gouverneurs generaux, p. 308, Slily; VanKampen, karakterk. der O. G. D. II. bl. 646 ; Bilderdijk, Gesch. d. Vad. D. XI. bl. 80, 234 ; Kok ; Muller. Cat. v. portr, VALCKEN1ER (DR. GILLES), soon van Mr. W o u t e r GWes z. Valckenie r, Burgemeester van Amsterdam en diens eerste vrouw Catharina van Drongen, werd Bewindheb­ber der 0 J. Compagnie, Raad, Schepen en Burgemeester van Amsterdam. Moedig was zijn gedrag, bij de nadering der Pransche wapenen (1672), die de stad met algetneene plundering dreigden. Het is waar, Temple schildert hem ongunstig af, en beschuldigt hem van stuurschheid, hoofdigheid en larhar­tigheid, doch de eerstc beschuldiging wijzigt hij dadeliA en de laatste is betrekkelijk. Hoe het zij ; ook doze Engelschman erkent 's mans groote schranderheid en naarstigheid: en V alc. k e n ie r verdiende in 1.672 de algemeene achting door zijn heldhaitig ge4sag. Gelijk een tweede A. ppius Pulc her 2* moedigde hij in een uitgebreide redevoering de Raden van Amsterdam aan tot handhaving hunner dierbare vrijheid en om in Amsterdam Nederland als in een brandpunt te be­houden. Naderhand, toen het gevaar geweken was, betoonde hij zich rekkelijker om den vrede, hoewel op weer eervolle bedingen, te sluiten. Hij was overigens een ijverig staatsge­zinde; aan hem werd gedeeltelijk het toezigt over de opvoe­ding van Willem III toevertrouwd, en hij was zoo niet de opsteller, althans een der sterkste voorstanders van het Eeu­wig Edict. V a l c k e n i e r overleed 3 November 1682, bij zijne echt­genoote J a c o b a Rau s t, die hem 9 kinderen schonk, welke genoemd worden bij K o k o. h. w. Zijn afbeelding werd vervaardigd en vindt men in de N. D. van W a g e n a a r D. XIII, bl. 198. Zie Wagenaar, V. H. D. XIII, bl..D. XI V, Dez. Beschr. v. Amsterd. D. IX. bl. 164, 235 ; Valckenier, Verw. Europa bl. 665; Bilderdijk, V. G4 D. V. bl. 282, 291, 351, 365, Dl. VI. bl 27, 44; Scheltema, Staatk. Ned. D. II, bl. 382; Van Kampen, Karak­terk. D. II, St. 1, bl. 253, 254 ; Temple, Gedenks. bl. 556, 557; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. v. port. VALCKENIER (GILLEs JANSZ), zoon van Jan Gilles z. Valckenier (die volgt) en Maria Tengnagel, den 4den December 1550 te - Amsterdam geboren, had wegens deze stad zitting en het Collegie der Admiraliteit aldaar, huwde den 208ten Februarij 1576 Clara Pau w en overleed den 268ten December 1613, 16 kinderen nalatende. Zijn vader, VALCKENIER (JAN GlIALESZ.), bekleedde de waardigheid van gezant der Algemeene Staten aan de Hoven van Dene­marken en Holstein. Zie Sok. VALCKENIER (JoHANNEs), wiens vourouders om het geloof uit Antwerpen naar Gelderla.ad moesten vluchten, was een noon vanPieterValekenierenAnna Hambach en werd den 2den Nov. 1617 te Keulen geboren. Liefde voor -den Her­vormden godsdienst en de haat van diens tegenstanders noop­ten hem zijn vaderland te verlaten. Hij vertrok naar Geneve, waar hij een leerling van Spanheim was en predikant werd. Waarschijnlijk volgde hij Spanheim naar Leiden, hij was ten minste ook daar zijn leerling. Hij onthield zich te Am­sterdam, toen hij ten jare 1645, na reeds vroeger voor een Professoraat te Franeker in aanmerking te zijn gekomen, te Harderwijk als hoogleeraar in de godgeleerdheid en hebreeuw­sche taal beroepen werd. Zes jaren nam hij deze betrekking waar, en in zijn tweede jaar ook het rectoraat. Tijdens het bekleden dier laatste waardigheid, ging hij, den 318ten Maart 1630, een huwelijk aan met Hester Hochepie d, ook van Keulen afkomstig, maar te Amsterdam woonachtig. Hij was een vurig en bestendig bewonderaar van Coucejus en zocht diens gevoelens wijd en zijd inging te doen vinden, doch verbond gecnzins, gelijk anderen, met zijne gehechtheid aan het Coccejaansche stelsel, liefde voor de wijsbegeerte van C a r t e s i u s. Op Cocc ej u s' voorspraak werd hij in 1654 te Franeker beroepen. Te ergeefs poogde de Geldersche Hooge , school hem op nieuw aan zich te verbinden. Gelukkiger waren Curatoren der Leidsche in 1668. Hij aanvaarde den ilden Junij zijn ambt aldaar met eerie Oratio de S. Literaruin necessitate et auctoritate, overleed den 5aten December 1670, en werd in de St. Pieterskerk begraven. Hij gaf in het licht Refutatio zinabaptistarum. Hard. 1652. Roma paganizans s. idololatriae pontificeae lastor. theol. examen. caet. Franeq. 1656. Quaestiones Philo1.-Theologicae ad illustr. Malik. 11 : 1 de Vocritione Magorum. Harderov. 1654. 8°. Desguisitio de prisca Haeresi Nicolaitarum 4°. Disputationes de S. S. Trinitate; de Foedere Dei cum horniae; de conjugli legibus in genere, et spec'. de conjugio inter privignos cx Liv. 18 : 11 et de Fide Infantum. Hij hield briefwisseling met Coceeju s. Zie Vriemoet, 4th. Fris. p. 439; De Gorter, Or. in annum Jubil. Acad. Francq ; Oper. Cocc. Anecd. T. II, Ep. 102, 105, 107, 108,109, 110, 121, 176, 180, 182, 202, 372, 416, 417, 429, 453; Crenius. Kiss. de Furibus Libr. D. LXIII; D. Fl ud v. Giffen, Comm. ad Ezech. XLV1I : II, p. 85 ; Witte, Diar. ad Annum 1670; Lipenins in Bibl. Theol. Comp. Gel. Lex. S. 2338; Jöcher; Benthem, Kirch­ u. Saul. Staat; Altingii Opp. Omnia TH. 4. 1670; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. I, bl. 96, 156, 188, 327, D. II, bl. 611, 649 ; T id ema n, Bijdr. bl. 86; Siegenbeek, G. d. L. H. D. I, bl. 184, 189, D. II, bl. 139, 140; Glasius, Godgel. Ned., Hoogs tra­ten; Kok; Nieuwenhuis; K o bus en de Rivecourt; Ver­wo.ert. VALCKENIER (MR. PIETER), zoon van P ie ter Han s­zoon Valckenier en Ida Remsohet, in 1638 te Am­sterdam geboren en in 1712 gestorven (*), werd in verschil­lende buitenlandsche bezendingen van den tweedec rang ge­bruikt, was gedurende 18 jaren envoye van dezen Staat bij de (*) Er heerscht verwarring nopens het jaar en de plaats zijner geboorte. volgen de opgave bij Scheltema. Saxe noerrit hem Linmeranus lclus. et flistovecus rint,telaedan,ensis. Anderen willen dat hij aldus den 25sten Februarij 1641 geboren is en in 1712 overleed. witSersche Cantons en verwierf zich veel iof door bekwaam­heid, itiZcintierheid in 1690, toen hij voortreffelijke Memorien stelcie, om den Staat en diens bondgenoten te regtvaardigen tegen de bittere lasteringen van de zijde van het Fransche hof, die bewaard ziju gebleven in den Mercurius van 1690 IV. 183, 1691, 111, 52. Hij schreef: Verwerd Europa ofte Polityke en Historische Beschryvinge der waare Fundamenten en Oorsaken van de Oorlogen en Revolutien in Europa, voornarnentlijk in -en Oratrent de Ne­derlander, zedert den ,fare 1664, yecauseert door de gepre-tendeerde universele Monareitie der Franschen. Verdeelt in dry stukken. .Vet bijqevoegde Authentyke stukken. Tot Amsterdam bij endrik en de Weduwe van Dirk Booth 1688, aan Willem III opgedragen. 4°. Dit werk werd in hetzelfde jaar bij dezelfde uitgevers gevolgd door Fervolg van 't ver­werd Europa of Polityke en Historische Beschryving van alle gedenkwaerdigste staats- en krijgsvoorvallen zoo binnen als buyten 't Christen-ryk, voornamentlijk in en orntrent Hov­en Neder-Duytsland, en derzelver aangrenzende Rijken en Staaten, zedert den jaare 1672 tot 1675, door de Fransche wapenen veroorzaakt. — Met bygevoegde Authentyke stuk­ken. 4°. Volgens Saxe zou er van dit werk een veel vermeer­derde druk zijn, in drie folio-deelen, dock waarschijnlijk becloelt hij de Hoog-Duitsche vertaling van W er den h a g e n vroeger , door hem vermeld. Val ck e n ie r was oranje gezind, 't geen hij niet ontveinst. P. B u r m a n, de oude, schold hem voor een leugenaar.. S c he l t e ma oordeelt dat het werk veel te digt bij den tijd is geschreven om onpartijdig te kunnen zijn. Zijn stijI is doorgaans plat en wemelt van bastaard woorden ; wauneer hij verheven wil zijn, wordt hij belagchelijk. Hij huwde Carolina Bax van Oe.rsbeek, van Stok­hoim geboortig. Zie Pars, Index Bat. (die een nitg. van 1675 vermeld) bl. 186 ; Onorn. T. V, p. 231; P. Burman, Syll. Epist. T. IV, p, 202,Saxe,201; Wagenaar, Vad. Hist., D. XVI, bl. 164; Scheltema, Staatk. Necterl. D. II, N. 383; Bilderdijk, Gesch d, Vad. D. IX, bl.. 294;F e r werd a, Wapenb. D. III, Vekzainelinq van Gedenkst. ; Ho o g s t r a-ten; Kok; . erwoert; Kobus en de Rivecourt; de Wind, Bibl. v. Geschieds. VALCKENBURGH (ADR. VAN), zie Fa 1 co bur giu s. VALCKENBURGEt (MR. CORN ELIS VAN), Ilaad, Barge meester en Hoofdofficier van Haarlem, Hoagheemraad van Rijnland, werd den 20 81en 'Nov. 17 22 tot Curator der Leidsche Iioogenschool benoemd en overleed in 1726. Zie Siegenbeek, Goa. d. h. H. D. II, IL 20, VALCOOGH (DIRK ADRIAANSZ,), in het laatst der 16 eeuw Schoolmeester te Barsigerhorn en later Notaris te Schagen, is dichter van de beide volgende boekjes: Nut ende proffitelyck Boecxken ghenaeint Ben Reghel der Duytsche Schoolmeesters te Amsterdam 1591, Alkmaar 1607, Rotterdam 1628. 12°. Chronycke van Leeuwenhorn, voorty den ointrent de Sy­pen gelegen in TVest-Vrieslandt, over veel tiondert jacren verdroncken, met nog alle handelingen, beclijckingen ende inun­datien, die van anno 1552 tot anno 1598, zoo bij die eerste bedijckers ende oock ten lesten van d,(1 Sype gheschiet zijn, ge­practi•eert ende eensdeels in rijnie gesteit door den E. Dierick 4driaensz. Valcoogh, .Notarius publyck Hoorn 1599. 12°. Alkmaar. 12°. Schagen, 621. 8°. Anasterdam 1740. 4°. De verzen zijn geheel in den trant der oude R,ederijkers. Achter aan volgen eenige losse dichtstukkeu en eindelijk, bl. 104— 111 een stukje in ploza van 't innenen en de distructte der stadt Yroonen. Zie P aq uot, Mem. T. XVIII, bl. 153; P alu d a n u s, Oudh. Verh. bl. 153; De Wind, Bibl. v. Ned Geschieds. bl. 564, 565; Van der Aa, N. R. A. C. Wb.; Schotel, Ill. School. bl. 6, 205; Diet­sche Warande, D. II, bl, 17. VALDES, VALDEX, BALDEZ, OF RAPSACES (F.RAN­ciscus)., een Spanjaard van geen aanzienlijken of komst, heeft, zich in de Nederlandsche onlusteu vooral gedurende het be-leg van Leiden in 1574 bekend gemaakt. Gedurende het be-leg beyond hij zich nu en dan te 's Rage, waar hij o. a. verkeering had in het huis van P. Moons, Read in den Hove van Holland, en verliefde op diens zuster, een meisje van 30 jaren, die met hare moeder hij hem in woonde. Na het ont-z-A van Leiden werd V al d e s eenigen tijd door zijne krijgs­knechten, wier haat hij zich hierdoor op den hats had gehaaid, gevangen gehouden, tot dat het hem te Utrecht gelukte hen te bevredigen. Hij week naar Brabant, waar hij waarschijnlijk in 1573 met Jufvrouw Moons huwde. Hij vestigde zicil te Brussel en overleed te Ant-werpen in 1580 of 1582. Zij her­trouwde met Jhr. Willem de Bi e, en na diens dood met Jhr. J ur r i a a n van L e n n e p, een Kleefsch edelman. Zij overleed hoog bejaard te Utrecht zonder kinderen na te laten. Op de Leidsche Bibliotheek is een tractaat van Valdes over de militaire waardigheid van Jargento mayor met een ander van Sancho de Londonno over de verbetering van het krijgs­wezen in 1589 te Brussel gedrnkt. Zie Bor; van Meteren; Strada; Wagenaar; Bilderdijk eu de overige geschiedschrijvers ; ook de stukjes van E i c h m a n en Bergman over Juffr. Moens. VALENTIJN (ABRAHAM), eerst praeceptor, later conrector aan de Latijnsche School te Dordrecht. In de laatste betrek­king volgde hij Cornelius Hellenius op. Hij bekleedde dit ambt 1686 toen Johan Metzler in zijn plaats werd benoemd. Hij leefde nog in 1697, toen de Ondraad aan Cura­toren verzocht V a 1 e n t ij n te disponeren om in het Oude­mannen huis te worden bezorgd. Hij gaf in proza eene over. netting van P. Ovidius Naso Dordr. 1697 in 12 0. Leiden I. en H. van der D e y s t e r, Amst. 1700 3 dln. in 4°. en pl. en van Juvenalis en Persius. Leiden 1662, 1682, 1703. 12 0. Lie Schot el, Kerk. Dordr. D. II, bl. 6, Ill. School, bl. 105, 228. VALENTIJN (A. J.), dichter, die gehoudeu wordt voor den autheur van de Welkomstgroet aan de weledele man­hafte heeren Capitaien 1perus Urselius, Mr. Jacob Anthony de Roth, den Luitenant Jan Lambers en de Vaarding Jan Bom8cholten Zonder pl. en jrt. in plano. Zie van Doorninck, Anon. en pseud, n. 5362. FALENTIJN (F. It.) Volgens A bcoude, schrijver van den Verborgen handwerken, enz. Zie Naamr. Aanh. bl. 218. VALENTIJN (FRA.Ncois), zoon van Abraham en van Ma­ri a, dochter van Franciscus van Rijsbergen, predi­kant te Alblas, werd den 17den April 1656 te Dordrecht geboren. Zeven jaren bereikt hebbende, werd hij leerling aan de Latijnsche school aldaar en ontving bet onderwijs van Schalcken, Surendonck en Neuspitzer en studeerde vervolgei s te Utrecht in de Oostersche talen, Philosophie en Godgeleerdheid, onder Job. Lens de n, G e r. d e Vr i e s en P e t r. van Maastricht. Hij bleef bier ech ter siechts korten tijd en begaf zich, 15 jaren oud, naar Leiden, waar hij de lessen van Christoph. Wiltichius en Stepha­n us le M o y n e in de Godgeleerdheid, in de Philosophie die van B u r c h e r us de Volde r, in de Historie die van Theo d. R ij ck e bijwoonde, terwijI hij zich in de Oostersche talen onder den geleerden Rabbiju M o ze s Nathan oefende. In 1684 werd hij te Dordrecht tot candidaat in de god­ geleerdheid aangenomen. In 't laatst van dit jaar tot pre­ dikant naar 0.-Indie beroepen, werd hij den 2lsten Februarij 1685 in de classis van Schieland peremptoir geexamineerd, en vertrok den 10den Mei voor de Kamer van Rotterdam met het scrip de Moercapel van Hellevoetsluis naar het Oosten. Den 30sten December van het zelfde jaar, kwam bij te Batavia en werd den 7den Maart 1686 door den Gou. verneur generaal en de Raden van Indio naar Amboina ge­zonden, waar toen Cornelius van der Sluis den Maleit­schen dienst waarnaw. Hij predikte in het Nederduitsch, doch begon zich terstond op het Portugeesch en hoog Maleitsch toe te leggen en maakte zulke vorderingen dat hij vier maanden later ook voor de Maleitsche gemeente te Amboina op kon treden, zoodat zijne bezoldiging na maandelijksch van 80 tot 100 gulden verhoogd werd. Hij oefende zich sedert zoo in.Hoog als Laag Maleitsch, dat hij niet alleen den ganscheii Maleitschen dienst met Van der Sluis kon waarnemen, maar ook de Heilige Schrift in de lage taal overzetten. Dat werk voltooide hij voor zijne terugreis naar 't vaderland geheel, nzijnde van Julij 1687 tot Mei 1688 op Banda geweest." In October 1692 buwde hij Cornelia Snaets, weduwe van H e n d r i k L e i d e k k e r, barger, koopman, kapitein en lid van den raad van justitie. Zij schonk hem eene dochter Maria, en hij vertrok met deze en zijne vrouw 4 maanden later met de Andro­meda naar Batavia en vervolgens met de Waddinxveen naar het vaderland, en kwam in Augustus 1o95 te Hel­levoetsluis aan. Hij zette zich te Dordrecht ceder en bleef er tot 1705, nadat hij 's jaars te voren tot predikant van Amboinaa an 't kasteel Victoria (zijn oude standplaats) op eene bezoldiging van f 120 's maands (met de verdere emo­mclumenten 6mtrent 1000 rijksdaalders 's jaars) was aange­nornen. Ondertusschen waren hem nog vier kinderen ge­boren, net welke, zijn vrouw en een neefje, hij den 10den Mei 1705 met het schip 't Hof van lipendam, voor de Kamer Amsterdam, van Texel weder naar Indio vertrok. Den 1 bden Januarij 1706 te Batavia aangekomen, moest hij daar 002 zijne zwakke gezondheid een jaar vertoeven en kwam eerst den 14den Maart 1707 met bet schip Sloten te Amboina aan. Terwijl hij zich te Batavia beyond had hij, met overleg van den kerkeraad, aangenomen zijnen Maleitschen Bijbel te over­zien en, op uieuw in een hooger en verheven Maleitsch over te zetten," 't geen hem verscheidene jaren bezig Meld. Na tot in 1. 712 zijn dienst te Amboina te hebben waargenomen vertrok hij, op eigen verzoek, naar Batavia, daar hij in een proces wend gewikkeld, 't geen hij echter mogt winnen. Den Baku December 1713 erliet hij Batavia en kwam met het schip Engewormer den Oen Augustus 1114 met zijn vrouw en twee dochters te Hellevoetsluis aan, Hij zette zich weder te Dordrecht neer, waar hij den unij 1717 zijne vrouw verloor, en zijne dochter Maria met B a rtholemeus F e r cud e, predikant bij de Waalsche gemeente in het huwelijk trail, waarna hij zich te 's Hage vestigde. Reeds in hetzelfde jaar, daar zijn schoonzoon den 2 38ten December gestorven was, keerde hij naar Dordrecht terug, voltooide er zijn Oudt en Nieuw-Oostindien, en verliet na dat dit werk afgedrukt was met zijne beide dochters naar den Haag, waar hij den Eden Aug. 1727 overleed. Hij heeft de volgende werken geschreven: De Psalmen in 't Maleits, in proza, op den kant (als in onze quarto Pealrnboeken), dock eveneens als de Psalinboeken van Van Deutecom niet in rijm; maar die men echter zingen kan ; waer nevens op 't linker blade de text, zo als zij op den kant van de rechter zifde staet, met een .drabische let­ter er uitgedrukt. 4°. De Maleitscke Catechismus, Forinulieren, Gebeden enz in 't Moog Maleitsch in 4°. .De Bigbel met de Apocryphe boeken, mitsgaders de inhoudt van alle deszelfs Boeken en Rooldstukken in het hoop Ma­leits vertaait, in groot 4°. dock de Apocryphe in fol. Ben groot Maleitsch Lexicon met een Arabische letter en 't Nederlandsch in folio. Ben dito Dictionarium, het Duitsche voor, en 't Maleitsch achter, in 4°. Een Djavaensch Dictionarium, Nederlandsch voor, en 't Djavaensch achter, in 4°. Rene beschrijving van den godtsdienst der Mahonzedanen, waarbij kornen de levens van de Propheten Moses en Joseph in 't Hoot' Maleitsch, met een Arabische letter, en ook met een Latijnsche letter, en beiden zo in '1 Latin ale in 't Nederduitsch vertaelt. Een werkje over verecheidene spreekwijzen in Godts woort, uit de zeden, gewoonten en spreekwijzen der Oosterlingen op­geheldert. Een werkje over etteliiike Maleitsche woorden en Karen oorsprong met 't Arabisch en Hebreeuws (waarvan zii ge­toont averclen oorspronkelijk te wezen) verqeleken. D. Outreins Schets in 't Maleitsch vertaelt; Borstius Vraeg­boekjes, Burs dito, beide in 't loge. Oudt en Nieuw Oostindan of Nederlands mogendheid in die gewesten. Amst. 1726 5 dln. in fol. met 1650 prentver­beeldingen. In 1855 werd van dit belangrijk werk een nieuwe uitgaaf ter perse gelegd. door Mr. S. K e y z e r, leeraar aan de Kon. Acad. te Delft. Sort begrip van de lere der waerheit, door drie Friesche Predikanten Mast Duersma, Hillebr. Mertes en Duirard Duitsma opgestelt, eens in 't Laeg en nog eens in 't Hoog Maleitsch vertaelt en in 't jaer 1726 gedrukt bij Onder de Linden. Deure der Waarheid Dordr. 1698. Afscheidsreden van Dordrecht, Dordr. 1705. 8°. Zie Boekz. d. Gel. Wereld 1727, M. 613, volgg.; Schotel, Kerk. Dordr. D. I, bl. 668, Dl. II, b1.7, 777, Ill. School, bl. 104, 208; J. W. de C r a n e n, Bijzond. der Familie Hemsterhuis betrejende, bl. 18, 118; J. v. d. Broucke, Poem. p. 25, Cat. J. Koning Abcoude, Naamr. hi. 374; G1 asius, Godgel. Nedert. Nieuwenhuis, Ver­woert, Kobus en de Rivicourt, Muller, Cat, v. Portr. Ab• coude; Arrenberg. VALENS (PETRus) of STERCK, omstreeks 1570 te Gro­ ningen geboren, vertrok, na het voleindigen zijner voorberei­ dende studien naar Parijs (1588), studeerde in de philosophic werd animal liberalium magister, verkreeg van Hendrik IV het burgerregt en werd genaturaliseerd. Omstreks 1593 begon hij te Parijs, waarschijnlijk in het collegie van Reim s, waarvan hij in 1601 en 1602 regent was, onderwijs te ge­ yen. Vermoedelijk had hij hier Th e o d o r u s M a r c i l u s tot ambtgenoot, wiens vertrouwen hij won, en die hem al zijne handschriften naliet. Uit dit collegie ging hij in dat van Mo n t aigu en vervolgens in dat van Boncour t over. De Latijnsche dichter Nicolas Bourbon moist hen den professoralen leerstoel in de Grieksche taal in het college Royal te bezorgen (1619), die hij 22 jaren met grooten lof vervulde, hij overleed in 1641 in hoogen ouderdom. Hij gaf in het lick: Griphi Caenomanici interpretatio, ad studiosam alinue Parisiensis Academicae Juventutem Petrus Valens. Paris, 1602. 8°. De munere ojicioque praeceptorum ac discipulorum deque discendi ac ratione °ratio, Paris 1602. 8°. Janus Patulcius. Argus, Centimanus Strenipita. Pro Strenis, ad nobiliss. adolescentem Simonelli de Villiers-la-Faye, Burgun­ dum, Dominum de Cheuigny, disciputum charissimum. P. V. Paris 1602. 8°. Erricea, sive flenrici I V, Galliarum, et Navarrae Regis, felix in urbem Parisiorum adventus, orations celebratus a P. V. Paris 1604. 8°. Panegyricus Paulo Boudot, viro Rectorio, S. Theol. Licent, dictus a P. V. Paris. 1604. Gratia•umactio, mernoriae ampl. Rectoris, Francini Ingolvii, et .dcademiae in aede S. Stephani, supplicationi3 die habita, ad viru,n sapientissimum Michaelem Ancelinum S. Theol. Doc-. torem et Acad. Procancellarium. Par. 1608 8°. De honoris praerogatzva 4lexandri Magni, P. Scipionis .dfricani et Rennibalis Poeni certainen. Paris. 1607. 8°. Telemachus, sive Or. de profectu in virtute et sapientici. Paris. 1609. 8°. Actio in B. Jacobson minoran, fratrem Domini, quod popu­lum Hierosolymitanum concionibua suis perveterit, ejusdem que Defen8io apud Pontifices, una cum Encomiis ejtisdem, et B. Philippi. Paris. 1610. 8°. Christi Nativitas pro strenis an. CIO.LJ CI, ad Joannem Gallandium . Becodiani gymnasii moderatorem, cum ejusdem Epigrammata. Paris. 1619, (gedicht). Foedus nuptiarum mutuum Galliae et Hispaniae, ad Prin­cipem Rodericam de Silva, Ducem Pastranae, ad Ludo:), XIII, Legatum. Carmen B. V. Paris. 1602. Aplitlionii Progymnasmata in Epitomen redacta, Paris. 1613 4°. Gratiarum actio nomine Joannis Sulmonii, Rect. Acad. Paris. G. Poulet, .Eccl. Dolensis Theol. rem divinam facienti, Paris. 1604. 8°. Le Afercure des Arts et sciences, avec un bref discours de la &unite Royale, et petit recueil de ses nom plus exquis. Paris. 16.15. 8°. Tiri ornat. Petri Cagneii, in Regio Navarrae gymnasio Primarii Vigilant Elogium ad ornat. rirum Carolum Cagnei­um, Collegii ejusdem Primarium. Paris. 1620. 4°. .Pro Libertate contra Servitatem Or. ad Henricum Bor­ bonium Condaeurn. Paris. 1620. 4°. Theod. Mareilii Elogium. Paris. 1620 4". Or. solemnis habita in Coll. Regio Camerae. quo die pedem Regiae Cathfidrae graecae possessionern posult, Paris. 1621. 8°. De laudibus Homeri Or. habita in Regio Gamer. auditorio, Paris 1621. 8°. L‘erymaruin Heracliti et tisus Democriti Scena ; Praej'. s. Or. cum Euripidis Ilecubam incepturus met, Paris. 1623. 8°. Univ. Franciae ad Steph. Haligraeuin, Gall. et N)var. Cancellarium, Gratutatio. Lu tet. 1625. Foium Deo O. if. pro salute Regis Ludovici XIII, Paris. 1627. 8n. Elogia c.eternae memoriae Ludovici XIII, Paris. 1629. 8 °. Or. de Rege ac Regno. Paris. 1631. 4°. Palladium Franciae, Or. in Regia schola, habita mense Nov. 1632 de Palladio in urbe concervando, Paris. 1633. 8°. Blegidion cum de homine lap. so ac restituto, ad Emin. Cardinalem Ducem, pro seren. Hymno, Paris. 4°. Zie Du Val, Coll. Royal de France, p. 22; Niceron, lifem. T XXXVI, p. 382, 288 ; M. Go us et, iliem. hist. et litter. sur le Coll. Royal de France. T. I, p. 544, 555; Paquot, Mein. T. I, 290. VALERIUS (ADRIANUS), of ADRIAAN WOUTERS, aan het einde der XV1 eeuw to Veere geboren, bekleedde daar de posten van Schepen, Raad, en Licentmeester. Hij be­oefende de Nederd. dichtkunst, en gaf o. a. in het licht: Nederlanteche Gedenck-clanck kortelick openbarende de voornaemste geschiedenissen van de zeventhien Nederland­fiche Provintien, 't sedert den aenvang der Inlandsclie beroerten ende troublen, tot den Jare 1625. Verciert met verscheydene aerdige figuerlicke platen, ende stichtelycke Rimen ende Liede­kens, met aenwijsingen, soo uyt de H. Schriftuere ale uyt de boecken van geleerde Mannen tot verklaringe der voorgevallen saecken dienende. Te Haerlem gedruct voor d' Erfgenamen van den Autheur, woonende ter Veer in Zeeland langw. form. Men vindt ook verzen van hem in den Zeeuwschen Nach­tegaal. Zie La Rue, Gel. Zeel. bl. 141; W its en G e ij s bee k, B. A. C. Wb. D. V. bl. 425 ; v. Somer en en B r u gm a n s, over het Wilhel­vies v. Nass., Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en deRivecourt. VALERA (CYPRIANIIS DE), een Spanjaard, omstreeks 1531 geboren, verliet, om des geloofswille zijn vaderland, begaf zich, onder de regering van El izabet h, naar Engeland, stu­deerde drie jaren aan de Universiteit te Oxford en verkreeg in 1565 den graad van meester in de vrije kunsten. Eenigen tijd daarna verliet hij dit koningrijk en begon in 1582, toen hij 50 jaren oud was, den tekst der Spaansche overzetting van den Bijbel te verbeteren, waaraan hij 20 jaren arbeidde. Na weder eenigen jaren in Engeland doorgebragt te hebben begaf hij zich naar Holland, waar hij bet toezigt hield over de uitgaaf van den Bijbel, die in 1602 bet licht zag. Hij geraakte toen in on min met zijn uitgever Jacobus Lauren t, op hun verzoek werd het geschil beslecht door Johannes Wtenbogaer t, op wiens raad aan Valera een goede som gelds werd gegeven, waarmede hij zich naar Engeland begaf, waar hij zijne vrouw had achttergelaten en hij ook stied. Alle zijn werken zijn te Amsterdam gedrukt. Zie Epistol. Eccl. et Theol. p. 109 ; Nic. A n toni i, Bibl. Bisp, p.200, Wood, Aiken. Oxoniensis p. 96,Le Long, Bibl. Sacr. p. 364; D.el emen t, Bibl. Cur. hist, et crit. T. III, p. 449, 459 ; P aq uo t,Mem. T. II, p. 272, 273, (die de titels zijner werken opgeeft). VALERIUS (CORNELIUS) werd niet te Utrecht, gat* sommi­gen voorgeven, maar te Oudewater geboren. Hij was ale kind in 1512 zanger in den Dorn vervolgens leerling van Georgius M a c r o p e d i u s, toen rector der Latijnsche school, :waar hij gedurende 6 jaren diens onderwijs in de Latijnsche en van Rut ger Reseius in de Grieksche taal genoot. Te Oude-water teruggekeerd, gaf hij Wear 6 jaren onderwijs in de Rhetorica, wearna hij zulks to Utrecht in de Hieronymiansche school deed. Vervolgens ging hij als gouverneur van eenige adelijke jongelingen near Leuven, bezocht met dozen Frank­ rijk en keerde naar Leuven terug, wear hij opvolger van den beroemden Pe t r u s N a n n i u s, als hoogleemar in de Philologie en Grieksche taal, en de leermeester werd van Lipsius, Catiterus, Carrio, Modius, Gesellinus, Schottus, Delrio, Gifanius en anderen en in 1578 overleed. Dertig jaren later, vereerd G e or g i u s ab Austria, kansefier der Akademie, ter eere van zijn leermeester een op­ schrift. Flij gals in het licht : Rhetorices et Diilectices Tabulae. Basil. 1545, Venetiis 1564, 1585, Argentorati 1567, Coloniae 1583, 1596, Amst. 1606. 8°. Grammaticarum Institutionum libri quatuor, Paris. 1560. 4°. Dillingae 1574, Antwerpiae 1592 8°. Or. funebris in obitum Jacobi a Meloduno. Lovanil 1560 4°, Ethicae seu moralis Philosophiae institluio, Basil. 1566. Antw. 1582. 8°. Physicae, seu de naturae Philosophiae institutio. Antv., 1668, 1584, 1595. Marpurgsi, 1598. 8°. dnimadversiones in of facia Ciceronis cum Guiilini Ca7zteri et Cauchii notis, 1576. 8°. Sphaera, seu prima Astronomiae et Geographiae praecepta cum praelectionibus. Anno 1593, Franco,: 1596. Rudolphi Snellii. Brevis descriptio eorum, quae in adventum felicissimi, invro­tissirnirse D. N. Caroli V, Rom. Imp. Aug. a S. P. Q. Traject. apparata sung, veluti arcus Triumphales, Statuae COlosseae, aliaque id genus pleraque cum carminibus et inscrip­ tioniibus •Quis vero harum inscriptionum et ear niann,n pro .eo tempore satis elegantium, auctor sit non additur. Hunc stamen Val e r i u m, qui eo tempore poetices laude &mit, .auctorem habere didici ex carmine gratulatorio, quo inscrip­ ntiones et arcus triumphales exponit, quod carmen cum d r i a n i Scho relii Pamatibus prodiit Antwerpiae ex oofficinaPlantiniana ann.° 1566 curia Gu i li el miMeunetii:" Brepis rratio eorum, quae nuper Ln adventu Caroli V, Caes. Augusti a Senatu popaloque Ultrajectino apparata swat anno restitutae salutis MDXI, Carmine exposita a Cornelio Valerio Ultrajectino, cui addita est Ejusdern Gratutati9 do novo Caesaris adventu, Equitumque summae ordinis V eleris aurei, poi/Tape solemni, dicta anno MDXL VI manse fanuarii. Ll. oalculo Romano, et est Carmen, quod Valerius Andreas vooat Tor4usphuol Caroli qui4ii Caedaris whet* UlircOectinam ingrtediebtitis: Colloquia Gallica Noeli Barlemontii cum Dictionariolo VI Linguarum (in Latijn overgebragt) Antv. 1579 in 16°. Antonu Dionysii Scholia in universam Valera Syntaxin Lovanii 1571. Observationes Valerii in Lucretium vindt men in editione Gifanii Antv. 1566, Leidae 1595. 8°. Brieven van Lipsius aan Valerius komen voor in Lipsii Epp. Lib. III, Epist. Quaest. Epist. XVI, et Lib. IT, Ep. xvII, et Lib. 1, Epp. Selec. Cent. I, Miscell. I, S c a l i g e r schreef i/V a l e r i u s est un docte pedant." Orationes et Praefationes. Mss. Zie Sax e, Onom. T. III, p. 230, 627, 660; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 17; S we er tii Athen. Bat., p. 102, 627; Dez., Fast. Acad. Lovan., p. 280; F o pp e n s, Bibl. Rely. T. I, p. 220, 221; Prurm an, Traj. erud., p. 377; Lipsii, Epist. sel. Cent. III„ihaceil, 87;M ir a e u s de Script. sec. decimi sexti c.106; A i c h e r, Theatr. Funeb. p. 407, Stewichius ad Arnob. Lib. 11, contra gentes, p 84, 851;Gesner, Appendix a T. I, Bibl. ; Teisser, Cat. Auct. et Biblioth., p. 65, 313; Lipenius, Bib?. Philos., p. 132, 141, 8°.; Braudii, Bibl. Clas.. T. 1i, p. 1347 ; Val. Andre a s, Descript. Colley. Triting, p. 58; Vernulaeus, Acad. Lovan., III , p. 13; Miraeus, Elog. Belg. Cl. VIII, p. 126; Dez. de Script. Saec. XVII, C. LVI; Opmeer, Chron., p. 480; Beyer li n k, Op. Chronogr. ad . an. 1573, p. 39 ; M.Adami, Vitae Fhil.p. 126, 138; Suffr. Petri, de Script. Frisiae Decad., XII, p. 8 ; G r a iy i u s, Orat. in 4 Acad. Traj. natalem; G. J. V o s s i u s, de &lentils Mathern. C. LXV, p. 381; &ally. Secund.;Cannegieter, Index ad H. Hara Tristaim libros, voce; H. Junii Batavia, p. 237; Pars, had. Bat., p. Hoeufft, Parrs. Lat. Belg. p., 7; Gibert, Jugem. sur les Auteurs de la .Rhetoniq, p. 194; Baillet, Juge­nzirs, T. VIII ; Paquot, Mem. XII, p. 145-155, Biogr. Univ.Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en deRivecort De Wind. Bibl. VALK (EVERT) is schrijver van Geneeskundiq verhaal van de algerneene in zwang gegaan hebbende ioopziekte, die to Kampen en in de omliqgende streken heeft gewoed in den fare 1736. Haarlem 1744. 8°. Zie Arren berg, Naamr. bl. 521, Abcoude, Aant. bl. 218. VALK (G.), Men heeft van hem Afbeelding van Masquera-dis 't werkstellige der sterrekunde 8°. in X. .platen Amst. fol. Lie Arrenberg, Tap. TALK (Him), of FAUX, to Neurenbeig geboren, geschut­en klokkengieter der Provincie Friesland, was Diet alleen zeer bekwaam in het gieten en boren van het geschut, mar in alles wat tot de kennis der metalen behoort. In 1633 pot hij voor de stad Leeuwarden een groote klok in den Olden­hoofster Toren, zwaar 7000 ponders. Hij werd door Czaa r Peter 1 in 1634, op belofte van groot geld, naar Rusland gelokt. Het was op zijn raad en medewerking dat de onder­nemende Hollandsche kooplieden Pieter Mar c elis en Thiel em an L u s A c k e m a van Harlingen bet wagen durf­den om de eerste bergwerken, ter bekoming en smeding van ijzer in Moscovie te beginners. Zie Scheltem a, Rusland en de Nederlanden, D. 1, bl. 170, 229;Eekhoff, Geschieb. en Beschrijv. van Leeuw. D. II, bl. 13. VALK (JACOBUS VAN DER), dichter, bloeide in het midden der 18e eeuw. Men heeft van hem eene Noordwijksche 4rcadia in dichtmaat. Amst. 1649 8°. Zie Wits en Ge ye beek, B. A. C. Alb, D. V, bl. 427. VALK (JAN KORNELIS), te Rotterdam geboren werd proponent bij de Remonstrantsche broederschap, predikant te Nieuwpoort (1758) Hazerswoude (1759) en Leiden (1764), in 1719 emeritus en overleed 26 Mei 1796. Hij gaF in het licht: Verhandeling over eenige voorname zaken tot de kerkelijke geschiedenis van ons vaderland behoorende, door Orthodoxo philus Phililetthes, Amst. 1767. 8°. Bericht wegens eenige letters en titels in N°. 314 van der Denker enz. Leiden 10 Nov. 1768. 8vo. Verhandeling over de openlijke godsdienstoeffening der Remonstranten door Janus Eleutherophilus, Leijd. 1770 8°. Twee Brieven aan den vhriiver der Memorie en der zaake van de gezinte, of Societyt der Remonstr. behelz. eene nalezing van aanm. op den Advocaat der vaderl. kerk, Amst. 1772. 8°. under den naarn van Liberius Christiaan Perax. Verhan­deling over het gepretendeerde Generaliteits besluit van 1583. Amst. 1772. 8°. Zie Tideman, Rems. Broeders., bl. 88, 155. 188, 374, Hand. d. Z. H. Synode, 1771, 1772, 1773; Van Doorninck, Anorn. en Pseud. N. 879, 4825, 4851; Cat. der Madts. v. Ned. Letterk., D. II, bl. 225. VALK (PIETER). Zie VALCK (PIETER). VALK (PIETER), een kloek en dapper zeeman. In 1723 voerde hij het bevel over het koopvaardijschip de koning van Spanje, en werd op de hoogte van Gibraltar aangevallen. Na eene moedige verdediging bragt hij den vijand tot wijken, dock brand in de kruidkamer ontdekkende, redde hij zich met zijne 30 overgeblevene manschuppen in de sloep en kwam met deze behouden te Marcelle aan. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. Ned. Zeew, D. V bl. 33. VALK (SimoN), meester goudsmid en schilder, leermeester van Adriaan van der Venne. Zie Kramm. VALK ( ) is schrijver van den Spiegel van wel Leven en sterven. 8 °. Zie Abcoude, Naamr., bi. 374. VALKENBURG (ADRIAAN VAN). Zie Falcoburgius (ADRIA­N*. VALKENBURG (DIRK) werd in 1675 te Amsterdam geboren en leerling van Jan W e e n i n c x. Op zijn 20ste jaar begaf hij zich naar Duitschland en vond te A ugsburg een ijverigen Mae­cenas in den Baron Knob el, die hem niet alleen zijn portret en ander kunstwerk deed sehilderen, maar hem aan Louis van Baden aanbeval, die hem, beuevens de vorstelijke tafel, den titel van hofschilder en eene jaarwedde van 2000 daalders aanbood. V a 1 k en b n r g sloeg dit aanbod af, en vervolgde zijne reis naar Weenen, waar Prins Adam van L i c h t e n-s t e i n, die hem ook gaarne aan zijn Hof zou verbonden hebben, hem net gunsten overlaadde. Hij verkoos naar zijn vaderland terug te keeren, waar hij als portretschilder en schilder van allerlei tam— en woest­gedierte uitmuntte. Willem III ontbood hem naar het Loo, schonk hem 100 dukaten voor een door hem vervaardigd tafereel en beloofde hem zijne gunst. Pit uitzigt ging echter bij 's Korings overlijden te loor. Te vergeefs bood de Ko­ning van Pruissen hem daarop den titel van Hofschilder met 1,000 rijksdaalders tot jaarwedde aan. Ongelukkig gehuwd zijnde, vertrok hij naar Suriname, ter besturing der zakeri van een Heer die hooge achting voor zijn persoon en kunst had. Hij werd ziek en keerde terug. Sedert vervaardigde hij nog vele portretten en overleed in 1721 aan eene beroerte. Hij heeft zich zelve afgebeeld. Lie Immerzeel; Kramm. VALKENBURG (DANKER LODEWIJK MARIE), kunstschilder, beoefende het historische yak en overleed den 2den Mei 1854 te 's Gravenhage, in den ouderdom van 27 jaren. Zie Kramm. VALKENBURG (H.) Van hem bestaat een verhandeling over tinctunr in plants van de tournesol in Verh, v. h. Bat. Genoot8ch. 1781 bl. 7. Zie Hollsop. Bibl. Med. et Chir. VALKENBURGH (MR. CORNELIS VAN) Raad, Burgemeester en Hocfdofficier van Haarlem en Hoogheemraad van Rijnland, werd den 20 8ten November 1722 Curator der T.,eidsche Hoo­gesehool, en overleed in de eerste helft van 1728. Zie Siegenbeek, Geach. d. Hoogegch. DL IL bl. 20; Boekz: der Gel. Meanl. 1723 bl. 238. VALKENBURGH (GERARD), te Nijmegen geboren, be.. oefende de Latijnsche poezy. Ook vervaardigde hij GriekselA verzen, van welke er in de Bibliotheek der Leidsche Hoo­geschool berusten. Zie Verwoert. VALKENBURGH (JoHANNEs VAN), te Nijmegen geboren, bloeide in de 16d0 eeuw en was een bekwaam ondheidkundige. Zie V erwoert. VALKENDAEL L ZIJL (PETRUS), uit een aanzienlijk en rijk geslacht te Utrecht geboren, legde zich op de godge­leerdheid toe en werd baccalaureus aan de IJniversiteit te Rostock. In zijne geboortestad weergekeerd, werd hij prior der Reguliere—Kanunniken en overleed in 1485. Hij schreef: Explanatio in libros Sententiarutn. Vetus et Novum Testamentum per vocabula sub ordine al­phabetico secunda secundae et liber Quaestione de malo. Doc­triona sancti omissis argumentis. Serinones varii de tempore et sanctis. Zie G r a e v i i Orat. in L. Acad. Traj. Nat. ; Burman, Trai.erud. p. 377. VALKERT (WARNAAR VAN DEN), volgens sommigen in 1572, volgens anderen in 1580 te Amsterdam geboren, ont­ving onderwijs van H e n d r i k Go 1 t z i us en schilderde in diens smaak figuren en ook welgelijkende portretten o. a. zijn eigen levensgroote afbeelding op een tafereel de prediking van St. Jan in de woestijn voorstellende. In de St. Catharina kerk te Utrecht vindt men een altaar­stuk van zijn penseel, voorstellende Christus, die de kinderen tot zich laat komen, fraai van ordonnantie, teekening en kleur. Het draagt het jaartal 1620, dat men ook vindt onder zijne schilderij Christus bespot. Te Kopenhagen berusten nog verscheidene zijner kunststuk­ken, dock de Pharizeir en de Tollenaar is, met zoo vele andere, bij de geheele verbranding vau het slot Frederiksburg, den 17den December 1859, vernield. Hij heeft ook eenige prenten goed en krachtig geteekend en geetst. Van deze etsen berusten er o. a. in 's Rijks Museum te Amsterdam. Hij is niet, gelijk men opgeeft, in 1624, maar later gestorven. Zie Kronijk v. L. Hist. Genootsch. ie Utrecht 1860. bl. 136. Im­merz e el, Kramm, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. VALKERT ( ), Op Cat. van D. van Dijl, A.mstd. 1813, komt voor boomstammen en planten liggen onderecizeiden vruchten, als perziken, druiven, mispelen enz. fraai van schil­dering. Kra m m gist dat die naam V al k enb u r g moet beteekenen. Zie Kramm. VALLAN (JACOBUS), den 19den Augustus 1637 te Am­sterdam geboren, werd den 2den Mei 1675 ifiedicinae Praxeos at dnatomes, den 15den Februarij 1680 Praxeos et Institn­tonum M edicarurn Professor te Utrecht, en overleed den 16den Mei 1720. Zie Heringa, de Auditorio p. 161, Boekz. d. Gel. Wereld, 1721 bl. 624. VALLE (BALDUINUS), VALLENSIS of DE VAU•X). J. U. D., raadsheer te Luik, volgens Guicciar dij n een man van zeldzame geleerdheid en vooral een volmaakt regtsgeleerde. Hij was ongehuwd en overleed te Luik den Pten Februarij in hoogen ouderdom, vele deelen me Responsiones in hss. nalatende. Zie Foppens, Bibl. Belg. T. 1, p 121. VALLE (JoirANNEs), te Beringhen in de provincie Luik geboren, leefde omtrent 1436 en liet in HS. na : Alphabetum Narratorium, continens Historias morales, ordine alphabetic° compendiose distributas. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 573, Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 742. VALLENAER (MICHIEL) was omstreeks I 4 3 8 , tailleur de coings de la monnoie de Hollande." Zie Kramm. VALLEND1JK ( ) was teekenaar. Op. Cat. van Daniel Vrii" dag, Amst. 1815, komt een Paardekop van hem voor. VALLICE (JA0m3), pastoor te Grossen, schreef: Tooveren wat dat voor een werk is, wat crancheit, schade ende hinder daer van comende is, ende wat remedien men daervoor doen sal (in Dialogi oftt Samensprekinghe, in pr. Hoorn. 1598 kl. 80. Zie V. D o o r n i n c k, Cat. v. Anon. en Pseud. n0.4430, Cat d. Maats. v. Ned. Letterk. D. 11, bl. 630. 3* VALLENSIS (JOHANNFS) of de la V a ), Regtsgeleerde te Atrt-cht en Ralidsheer des konings te Valenciennes, beoefende de Latijnsche poe7y. Men heeft van hem Psallerium Davi­dinum versu elviaco. Carimn heroicam, cui titulus Anna, Maria, Jesus. Duaci, 1576 16°. Zie Val. Andreas, p. 572, Foppens, Bibl. Belg. T. II, p. 743. VALLENSIS (JoANNEs), of DEL VAUX. was prior van een klooster van (le orde der Cisterciensen. Hij overleed in 1590 en liet na in hands. De Statu, Votis et Disciplina monastica. Zie F o p p en s, Bibl. Belg. T. II, p. 743. VALLENSIS (LAMBERTUS). of a VALLE, te 's Bosch ge­boren, Baccalaureus in de godgeleerdheid, plebaan of pastoor te Tongeren leefde in 1551) en schreef: C_ onceptus sex loca Theologici ordine alphabetic° distributi. Zie Foppens, Bibt. Belg. T. II, p. 802. VALLENSIS (Da. THEODORIIS), Burgemeester van Delft, verving in 1672 C. de Wit t, als Curator der Leidsche Hoogeschool en overleed in Julij 1673. Zie Si e g e n b e ek, Gen. d. Leidsche Boogesch. Dl. IL bl. 16. VALOIS (JEAN CHRETIEN), zoon van den onderstaande, den 26 8ten December 1809 te 's Hage geboren, door zijn va­der in de kunst opgeleid, schilderde miniaturen en portretten in sapverwen, behagelijk van stijl en uitvoerig van trant. Zie Immerzeel; Kramm. VALOIS (JEAN FRANcom), niet, gelijk IMMERZEEL ver­meldt, den 2.den Augustus 1781 te Suriname geboren, daar hij reeds in 1794 als Lid van Pictura te 's Gravenbage was ingeschreven, tenzij deze zijn vader was. Hij was een stads­gezicht— en landschapschilder, en gaf tevens onderwijs in de teekenkunst. Op het paviljoen te Haarlem is een zijner stack­gezichten. Hij teekende ook naar schilderijen van E v er di n­ge n, Ne tscher en anderen. ATALTER (WILLEm), zoon van Pieter V a 1 t e r en A I- be rdina v an Delden, werd den 29sten October 1821 te Deventer geboren, was door zijne ouders tot advokaat be­stemd, doch zijne liefde voor de schilderkunst was z66 groot, dat zijn vader hen aan de leiding van Louis Meyer overgaf. Vervolgens bezocht hij, op raad van dezen, C. K r u s e m a n, Vi ncent en anderen, doch voornamelijk was van der Sande Ba khuizen zijn gids. Later beoefende hij de natuur in de omstreken van Oosterwijk. Niet voor 1846 waagde hij het op eene tentoonstelling te Amsterdam, een gezigt op de heide te senden, dat veel lof verwierf. Hij ontsliep den 268ten Junij 1847 in zijne geboortestad. Zijne kunst wordt in het ouderlijk huis bewaard. Ziju portret is door J. C. Hamburger in kleuren geteekend. VAN DER BRACH (NicoLAs). Zie BRACH. (NicoLAAs VAN DER) VAN DER HEM (CAREL), Zie HEM (CAREL VAN DER). VAN DER MEER (JAcoBus). Zie MEER (JACOBUS VAN DER). VAN DER MEER (JoHANNEs). Zie VERMEER (JoHANNEs). VAN LOO (JoEtANNEs). Dus noemt Nagler den stamva­der van het schildersgeslacht Van Lo o, die in 1585 te Sluis in Vlaanderen werd geboren. Zie op Loo (Johannes van) VARELEN (JACOBUS ELIAS VAN), den 9den Augustus 1757 te Haarlem geboren, bezocht de Latijnsche scholen aldaar, (loch, gereed om de Hoogeschool te bezoeken, werd,,hij hoofd eerier vrij bloeijende fabriek, en toen deze in verval raakte Griffier bij de Regtbank van enkele politie in zijn geboorte­plaats. Deze post gaf hem genoegzaam tijd om zich aan de beoefening der poezy en der teeken- en graveerkunst te wij­den. Vooral legde hij zich toe op het vervaardigen van bur­leijke verzen, waarvan eenige in de Mnemosyne van H. W. Tydeman zijn opgenomen. Afzonderlijk verschenen: Twist tusschen Achilles en Agamemnon, schuitpraatje van eenen boer, of luimige vertaling van het eerste boa der Mao, voorgelezen in de Maats. der Nederl. Letterk. te Leiden den Pt"' November 1823, (niet in den handel) en Twee gelegen­heidsverzen ter viering der 26 8te en der 508te verjaring van het Leesgezelschap opgericht te Haarlem d. 1 Aug. 1777 (Haarl. 1828) 8vo. Zijne meest geliefkoosde studie was echter de teekenkunst, die hij, onder leiding van Paul van Liender beoefende. Men heeft van hem een aantal platen, als landschappen met vee, ontleedkundige en natuurkundige onderwerpen, naar zijne eigene teekeningen of die van anderen gegraveerd, waaronder ook eenige in le Francq van Berhey's 1Vatuurlijke Historie van het Rundvee. Ook hanteerde hij de etsnaald, de door hem geetste prentjes worden door Kra mm vermeld. Hij was Lid der Maatschappij van Ned. Letterk. te Leiden honoraer lid van het Teekengenootschap te Haarlem. Twee redevoerin­gen, bij gelegenheid eener priisuitdeeling, in 1782 en 1782. zagen van hem het licht. Hij overleed den I6den Mei 1840, in den ouderdom van ruim 82 jaren. Zie Siegenbeek, Handel d. Jaarl. Verg. der Maats. v. Letterk. v. d. A a. N. R. A. C. Wooro.; Wap. Astrea Ve. jaarg. bl. 401-407; I mmerzeel; Sramm. VARENHOUT (HERinNus), tooneeldichter uit het begin begin 18de eeuw. Men heeft van hem : De Boere Bruyloft, klsp. 2den dr. Amst. 1715. De Holbollige schoenlapper, of Levendige Dood, blsp. Ald. 1715. De verliefde Reiziger bedrogen ; klsp. Ald. 1715. De Hedendaagsen Loterije, klsp. Aid. z. j. m. pl. ki. 8°. Witsen Geysbeek noemt ze een waar edioticon van Am sterdamsche Janhageltaal. Zie Biogr. Anthol. het Woordenb. D. V, bl. 428; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I, bl. 208. VARENIUS (JAcoBus), sums ook Warn e r i u s of W e r nerus genoemd, werd te Elburg geboren, en in 1599 Hoog­leeraar in de Zedekunde te Harderwijk. Hij huwde, den 1 6den September 1604, met Eessien Resten van Elburg en overleed in 1631 in de laatst ge­noemde stad. Hij moet een zeer geleerd man zijn geweest, wiens Aan­merkingen over Julius Caesar echter niet zijn in het licht gekomen. Zie Boaman, Gesch. d. Geld. llvoges. D. I, bl. 34, 35. VARKEVISSER (DIRK ANTONIE), Resident op Java, word den 11den Julij 1800 te Samarang geboren. Zijne ouders waren Dirk Varkevisser Dkz., kapitein ter-zee en ekwi­pagemeester aldaar en An tonia Elizabeth Pal m, doch­ter van Willem Pal rn, in levee opperhoofd van S o 1 o. In 1805 ter erlanging zijner opvoeding naar Nederland gezon­den, keerde hij in 1818 naar zijne geboorteplaats terug, be­gon zijne ambtenaars loopbaan in dat jaar als eerste klerk op bet residentiekantoor aldaar en werd, na achtereenvolgens in die betrekking bij de inspektie van financien en als kom­mies-ontvanger te Pekalongan werkzaam te zijn geweest, in 1823 op laatstgenoemde plaats tot kontroleur der 3cle klasse bij de landelijke inkomsten aangesteld. In laatstgenoemde betrekking, zoowel als in die van kon­troleur der 2de en 3de klasse te Tagal, lag hij als bet ware den grondsteen zijner voigende eervolle loopbaan. Vol ijver in zijnen dienst, begaafd met een vlug, doordringend oordeel en inzigt van zaken, even oordeelkundig in zijnen omgang met den Javaan, was bet geen wonder, dat de hooge regering het oog op hem wierp, als een dier ambtenaren het meest geschikt, om de in 1830 aan het gouvernement afgestane vorstenlanden te helpen besturen en regelen, en zijne benoe­mine in dat jaar tot assistent•resident van Poerwokerto, resi­dentie Banjoemaas, was daarvan een klaarblijkend bewijs. Ituim vijf jaren bleef hij in die moeijelijke betrekking, toen hij in 1836, tot resident van Tagal werd benoemd. In 1846 zag hij zich in dezelfde betrekking overgeplaatst naar Pasa­roean. Juist in die schoone residentie ontwikkelde Varkevisser de door zijne ondervinding verkregen grondige kennis van ai wat Java betreft, zoowel omtrent de zeden en gewoonten der bevolking, de vruchtbaarheid van den grond, als nopens de krachten van den landbouwer en wel mag het aan die grondige kennis worden toegeschreven, dat onder zijn acht­jarig bestuur (van 1848 tot en met 1854) de koffijkultuur 271,495 pikols, de suikerkultuur 581,625 pikols en de land­renten f 1,090,697 in die residentie meer hebben opgebragt, dan in de acht dat tijdvak voorafgegane jaren. Dezelfde kennis schonk hem een bnitengewone takt in den omgang met aanzienlijke en mindere hoofden en bevelking; wei kon van hem gezegd worden, dat hij daardoor uitmuntte en veel goeds en veel nuttiffs stichtte, en daaraan was het voornamelijk te danken, dat hij de politie zoodanig kon rege­len, dat de veiligheid van personen en goederen onder ziju bestuur niets te wenschen overliet en de bloei en welvaart der bevolking in de residentie Pasaroean zigtbaar van dag tot dag toenamen. Na zulk een werkzamen 36 jarigen diensttijd haakte de verdienstelijke man .naar maatschappelijke rust; den ;Arden Junij 1855 tract hij eervol, onder toekenning van pensioen, af, doch mogt die rust niet lang smaken • naauw vervloog een en een half jaar of de dood ontrukte hem aan zijne ge­liefde betrekkingen, aan zijne vele vrienden, aan alien die hem te regt hoogachting toedroegen. Hij overleed te Batavia den 4den Januarij 1857. In zijn maatschappelijk leven was V a r k e v i s s e r een braaf, regtschapen mensch, vol zielskracht en rondborstig, gul en minzaam in den omgang, gastvrij in zijne woning; bij was 40. een voorbeeldig echtgenoot en vader, bevorderde waar hij kon bet goede, doch zonder ophef, zoodat veel nuttigs door hem tot stand kwam, zonder dat dit van algemeene bekend­beid werd. Zijne zedigheid dienaangaande werd door niets overtroffen en even trouw was hij als vriend wie eenmaal zijne achting gewonnen had, kon onveranderlijk op hem rekeuen. Zijne verdiensten als landsdienaar zag hij door den Koning erkend en belooud, door zijne benoeming tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw op 3 April 1852. Zie Java -Bode 24 Januarij 1857. VAST (HERmAraius), Luthersch predikant, blijkens zijn ge­dicht in K o e r t en 's Stamboek, beoefende hij de Nederduitsche poezy. Zie v. d. A a , N. B. A. O. p. 6. VASTAERDS (JoosT), Koninglijke Majesteits Grietman van Doniaw a r s t a I, werd bij verandering van tijdsomstan. digheden afgezet en gebannen. Hij stierf te Groningen in 1562 en werd aldaar bij de Minnebroeders begraven. Hij huwde eene dochter van G e r 1 o f S i p k e s, in 1570 Secretaris van Doniawarstal. Zie Van Sminia. N. Naomi. d. Gristm. bl. 343-344. VATEBENDER (G. C. C.), van Gouda, dichter, bloeide van het laatst der 18de eeuw. Hij liet voor zijne vrienden drukken Benige verzen van my zelf en eenige overzettingen. rinno 1787-1794; ook schreef hij Plan van een Nederland­sche opvoeding. z. pl . en jr. (1791) 8°. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb.; v. Doorninck, Anon. en pseud. n. 6256. VATER (FuEDERIK), Nederduitsch dicbter, bloeide in het midden der 18de eeuw. In het Dichtkundig Praalt)oneel van Nederlandsch wonderen, plaatste hij eenige did tstukken, vermeld door van der A a. N. B. A. C. Wb. VAVOLIUS (HuGo). Zie FAVOLIUS (HuGo). VAY (NATHANAEL), den 16den Maart 1581 te Vlissingen geboren, was de zoon van Stev en V ay en Man ti na Wale. Hij studeerde te Leiden en verdedigde in 1606 een Akade­'nisch dispuut, de Sacramentis in Genere, zette zijne studien in Frankrijk en Geneve voort, en werd, na voorgaand examen den 7den September 1610, in de Duitsche kerk te Calais beroepen. Deze plaats verwisselde hij in 1614 met Axel, werd in 1617 te Bergen op Zoom als Duitsch en Fransch predikant beroepen en overleed den 15den December 1615. Hij huwde met Anna Bur s, dochter van G i 11 e s en zuster van J a co­b u s en Melchior Bu r s, predikanten te Middelburg, Tolen en West-Souburg, vervolgens met C at h a r i n a van de Schilde, weduwe van Hans van de Sweerde. De eerste schonk hem 9 kinderen, waaronder S t e p h a n u s, die zijn geslachts heeft voortgeplant en twee zonen Nathan en A dr iaan V ay, beide predikanten. Hij gaf met zijne ambtsbroeders te Bergen op Zoom, in het licht : Bergen op Zoon beleghert den 18den Julij 1622 ende ontleghert den 3den October des zelven jaers, volgens de be­achrijvinge gedaen bij de drie Fredikanten van de gemeente Christi aldaer enz. Middelb .1623 4°. De schrijvers ontvingen van de Staten van Utrecht hiervoor een geschen van 100 pond. Voorts gaf hij alleen in het Licht cen Samenspraak tusschen hem en den Paep van Holsteren, uitgegeven met den titel: Ontdekkinge van de onwettelyke zendingen van de Mis­priesters en de Leeraers van de Roomsche kerk ende van de nieuwigheit, onsuiverheit en ongeschiktheit van haere leer in 't stuck van 't Heilig Avondmael. Mitsgaders eene aanwy­zinge van de wettelyke zendinge van de Gereformeerde .Predikenten, ende van de outheit, suiverheit ende geschiktheit van haere leere en 't stuck des ileilige Avondmaels. Middelb. 1634. 8°. Zie De la Rue, Gel. Zia. bl, 132-133 ; Verwoert, Kobus en de Rivecourt, Paquot, Mem. T. II, p. 521; Ab. Utrecht Dros­s e lh uis, de Waolsche gemeente in Zeeland, bl. 25, G1 a s ius. Godgel. Nederl. VECHEL (LEONARDUS VAN), in 1527 te 's Hertogenbosch geboren, was een geacht godgeleerde. Hij behoorde tot de 19 geestelijken die op last van L u me y in den nacht van den 88ten op den pen Julij 1572 zijn ter flood gebragt, en wordt onder de martelaren geteld. Zie Verwoert. V ECHELIUS (J. schreef : Kort ontwerp der eeuwige verkiezing in den raad des vredes. Meppel 1762, Zie Arrenberg, Naaml. bl. 571. VECHOVEN (JacoB), zoon van den volgende, eerst advokaat en substituut watergraaf van den Overwaard 1725-1731. In 1723 nam hij het Secretariaat te Dordrecht waar voor Riehard Paulus Eelb o, die toen op studie was. Later werd hij pensionaris van Gorkum en vervolgens van Haarlem: waar hij in Oct. 1781 overleed. Hij gaf in 1726 in het licht : De noodlijdende Alblasserwaart of een ometandig verhaal van de DO- en Inbreuken, waarmede deselve Waart sedert den fare 1500 hee ft te worstelen gehad. Zie Schotel, A. D. D. IL bl. 250. VECHOVEN (JOHANNES VAN) werd den 13den September 1657 te Aalburg, waar zijn vader Mar tinus van V e c-hove n, toen predikant was, geboren. Naauwelijks den ouderdom van 8 jaren bereikt hebbende, verloor hij zijn vader en werd door zijn grootvader Johannes van V e c-hove n, Notaris te Utrecht, aldaar ter Latijnsche schole bestemd. Niet lang daarna verloor hij ook zijn grootvader en bragt hem zijne moeder Cornelia van Weteringh haar geboorteplaats, Gorinchem, waar hij het onderwijs van den geleerden Hermanus N e u s p i t z e r genoot en vervol­gens dat van den proponent (later rector) Adraan van La k erveld in het Hebreeuwsch. Hierna bezocht hij de Hoogeschool te Utrecht, waar hij het onderwijs van Graevius, Leusden, de Vries, Essenius en Burman genoot. Na volbragte studien werd hij predikant te Dussen (1681), Tiel (1689) Delfshaven (1702) en te Dordrecht (1706), waar hij in 1709 door de regeering tot professor in de godgeleerdheid benoemd werd. Hij gaf als zoodanig onderwijs over het 0. en N. Verbond, in den trant van D' Outrein en over de Oostersche talen en oudheden. Hij overleed 26aten Augustus 1727. V echoven is tweemaal gehuwd geweest en bad het voorregt zijn oudsten zoon Mar tin us (*) nit zijn eerste huwelijk met Mari a, oudste dochter van den Schepen Hendrik Brouwer en van Cornelia van Al­p h e n, den 3 den 1727 als predikant te Oud-Alblas te mogen bevestigen. Zijn bij die gelegenheid gehouden leerrede over 1. Timoth. IV: 12-16 is bij Mattheus de Vries te Dordrecht in het licht gegeven met den volgenden titel : 's Traders Raad, om het eerwaardige van het opsienders-ambt te bewaren en voor te staan, ofte vermaanwoord van den H. Pa ulus aan zynen opregten Zoone T i tn otheu 8, om de eere van het predik-ambt wel en na den eisch te behartigen. Behalve deze leerrede gaf hij in het licht: Den grooten Wiljams Koninckl. tranen over het afsterven van Maria Stuart, geregtvaardipt door J. V, 1695. (*) Te Dussen geboren, studeerde te Tiel en te Leiden, onder M a re k van Ti1 en Fr. Fa b r ici u s. Van Oud-Alblos vertrok hij naar Heusden, wear zijn vader hem bevestigde, Hij overleed aldaar in 1741. Zie Brans, Kerk. Reg. bl. 20, 38, Oudenhoven, BeschrOv. van ileusden, bl. 287. Boekz. Oct, 1741, 483 volgg, Geheel Nederlant in rouwbedryf over de doodt van Willem HI. 1702. Noodige Boet-prediking in duuren tijd of Raad voor den Hongersnood, voorgesteld onder de verklaring in toepassing eeniger uitgelezene rlaatsen uit de Schrifien in het Oude en Nieuwe Testament. Tiel 1690 8°. Handtleyding voor degeene welcke sig ten H. Avondmaal begeven sellen, en die ook reels ledematen zijn. Tiel 1699. 8°. Zie Glasius, Godgel. Nederl.; Bouman, Geschied. d. Gel. Hooges. D. II, bl. 62; S c hotel, Kerk. Dordr. Dl. II. M. 221; Rogge, Bibl. v. Contraven-Geschraften, bl. 135 ; S o e r m a n s, Kerk. Beg. bl, 109, R a bu s, Boekz. van Europa, D. XV bl. 19, 103, Bibl. Brern. Clasf III p. 1089; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. VECHT (COENRAAD VAN DER), Burgemeester van Kampen, een der vertegenwoordigers der steden van Overijssel, in de vergadering der Algemeeiie Staten, onderteekende in 1577 de Unie van Brussel. Zie Bonds m, Onuitg. Stukken. D, III, bl. 295 ; De Jong e, Unit van Brussel. bl, 105. VECHT HERMANSZ. (JOHAN OVER DE) hield in de twisters over den Utrechtschen Bisschopsstoel tusschen Z w e d e r van Culembor g en Rudolfvan Diepholt dezijdevaneerst­genoemde, en nam, toes D iephol t reeds op den Bisschopsstoel gevestigd was, in 1427, deel aan eenen aanslag om Utrecht op het onverwachts te overrompelen, door des Vrijdags na kruis­vinding, des morgens ten zeven ure, de Witte Vrouwenpoort in te semen en daardoor C u 1 e m b o r g s yolk in de stad te brengen ; deswege werd 0 v e r de V e c h t, toes de aanslag ontdekt was, uit Utrecht gevlugt zijnde, voor eeuwig uit die stad gebannen, terwijl zelfs zijne vrouw en kinderen gelast werden uit de stad te gaan en dus zoowel als hij gebannen Zie Burm an, Utrechtsche Jaarb. D. I, bl. 343. VECHTERSEN (.), een Amsterdamsch dichter, bloeide in het midden der 17" eeuw. Hij was bevriend met J a n V o s wiens treurspelen hij bezong. Zie Heringa, Naaml. van Dicht. VECQ, (JACOB LA). Zie LAVECQ (JACOB). YEDELIUS (NicoLAAs) werd in 1596 te Hegenhansen in tie Paltz, waar zijn vader het leeraarsambt bekleedde, geboren. Vroeg verloor hij zijn vader, doch zijne moeder, Ca t h a r i n a K effe 1 i n g, zorgde voortreffelijk voor zijn opvoeding. Toen hij veertien jaar had bereikt, bezocht hij de hoogeschool \te Heidel­berg, verkreeg daar in 1617 het docteraat in de philosophie, begaf zich vervolgens naar Geneve, waar hij, waarschijnlijk nog in hetzelfde jaar tot hoogleeraar in de wijsbegeerte werd benoemd. In deze betrekking oogstte hij grooten lof in en met geen mindere goedkeuring werd hij in 1622 tot predi­kant aldaar beroepen. Vruchteloos trachtte men hen te be­wegen het hoogleeraar-ambt te Lauzanne te aanvaarden. In 1630 beriep hem de doorluchtige school te Deventer tot hoogleeraar in de theologie en Hebreeuwsche taal, Voor hij derwaarts vertrok, verkreeg hij te Bazel de doc­torale waardigheid in de Godgeleerdheid. Te Deventer droeg men hen ook in 1684 het professoraat in de philosophie op, doch van hier werd hij te Franeker beroepen, waar bij den 25sten en 26sten November 1639 het theologische professoraat aanvaardde met eene oratio de concordia MO8iS et Aaron. Insgelijks werd hem de betrekking van Akademie-prediker opgedragen, Hij overleed in de kracht zijns levens den 268ten September 1642. Als theoloog behoorde hij tot de voetiaansche richting. Hij beoefende ook de patristiek en kerkelijke geschiedenis. Hij was een vijand der Remonstranten en weer dan onver­draagzaam den too; dien hij in zijne Ariana Arminianismi aanslaat, waartegen E p i s c o p i u s de pen opnam. De Re­monstranten dachten wederkeerig niet gunstig over hem en zijne geleerdheid. Hugo Gr o ti us noemde hem, •homo ineptus," een ander •bestium ineptiaruin candidatus." Te Geneve hnwde hij Maria de Bar y, die hem kinderen naliet o. a. Nico laas in 1633. L. M. cand. Hem werd door curatoren toegestaan, onderwijs in de Fransche taal te geven, vervolgens werd hij predikant te Heusden, waar hij stierf. Nicolaas Vedelius gaf in het licht : lgnatii.Antiocheni omnia, quae extant, Gr. et Lat. Cum. XII. Exercitationibus adv. Baronium et Bellar­minum, Apologia pro Ignatio et Appendice Notarum criticarum. Genevae 1623 4°. I o. I s a c i u s Pontanus prijst dit werk in zijne Brief ad lac. Revium in Syll. Epp. ab Ant. Matthaeo editae Epsst. 49) en voegde er eenige aanuierkingen bij, waarop Vedelius (Epist. 61) antwoordde. Cleric u s daarentegen noemt zijne Commentaar op deze Epistolae llrhapsodias." Praef, ad Patres Apostolicos Cotelerii. Comment, de tempore vtriusque Episppatus S. Petri, adv. Baronium et Bellarminum. Genevae 1624 4°. Francq 1640 8°. Rationale Theologicum s. de necessitate et vero usu prin­ cipiorum Rationis ac Philosophiae in controversis Theologicis Genevae 1628 80. Tegen dit werk hebben geschreven A b r. Ca lovius in Consideratio Rationalis Theologici. Rostochii 1636 4°.; Joh. Musaeus en anderen, door Fabricins (Delectus arg. et script. wo veritate Rei Christ. p. 494) en B u d d a e u s (hag. p. 1240 en 1275) vermeld. Ook schreef van de R. C. tegen hem Barth. Nihusius. Col. 1646 8". Remede contre l'ApoAtasie Geneve. 1626. In 't Latijn ; Panacea Apostasiae Ibid. 1629. 12°. S. H ilai r e, Ou Antidote contre la 7rigesse. Geneve 1630. 12°. In 't Latijn : S. Hdatius s. Antidotum contra Tristitiam, pro sancta Hilai itate. L. B. 1632. De Arcani3 Armianismi. Fortes IV Prima pars L. B. 1631 8°. 1632 4°, Sec. Ibid. 1633. Tertia 1634. Quarta 1634. (Prima pars contra vindicias contra .Episcopi Vedelii Rhap­sodum. De prudentia veteris Ecelesiae Amst. 1633. 8°. De Deo Synagogae contra Barlaeum eiusque vindicias, Handerov. 1637. 8°. Dit boek is verschenen bij gelegenheid dat C. Barlaeuseen werk van Manassis Ben Israel, de creatione met een Epigram vereerd had. B a r l a e u s schreef dearop zijne Vindiciae, waartegen V e d e li u s en Mar t inns S c h o o c k i u s, onder den verdichten naam van Ph i 1 i pp us Fa ber, schreven. Disputatio theol. de Magistratu, adv. Bellarmini librum de laicis. Daventr. 1638. Dit werk, ofschoon door R i v e t en M a cc o v i u s geprezen, werd door den Magistraat van Deventer verboden. V e d e 1 i u s gaf het met een nieuwen titel (addita Responsione ad in­terrogafa quaedam) in het licht : De Episcopo Constantini Magni s. de potestate Magistra­tuum Reforrnatorum circa res Ecclesias, Franeq. et Leov. 1642. 12°. Opuscula Theologica nova. Francq. 1641. 12°. In 't Nederd. verschenen zijn Magt der Overheid in Ker­kelijke Zaaken, Rott. 1662 8°. De Heylige Vrolijkaart, Rott. 1730. Zie V riem o et, Athen. Frisiac. p. 327-335; S axe, Onom. T. IV, p. 308. Anal. 593; Maccovii Orat. juneb. v6Or de Oper. Theol. Maccovii; J. Revii Daventr. p. 681, 686, 637, 713, 714 ; Mo rho fii Polyp. Pract. T. I, p. 546, T. II, p. 552; Crenii Animadv. Phzt. P. XIX, p. 42; Foppens, Bibl. XV, p. 92, Belg. T. II, p.924; Cat. Bunay. T. I, p. 1670; J. Revii Examen Dissert, N. Vedelii, Amst. 1642 120; J. Triglandi, Cens. Dissert. Theol. de Civil et Eoocles. Potest.; Burman, Traj. ertid.p. 341; Thomasius, Hist. Conetnt. inter imper. et sacerd. append. C.I. p. 62, seq. ; Bayle, Dict, T. IV, p. 2798; Pagaot, Mem. T. III, p. 121-132. Biogr. Univ.; Niceron. Mdm. T. XXX1II, Meiners, O. V. Kerk. Gesch. D. II, bl. 464; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Hera. Ketk, 1). I, b1.285; Glasius, Godgel. Nederl; Kobus en de Rivecourt; Verwoert, Abcoude, bl, 374. VEECKENS (LAMBERTUS ZEGERS) was in 1806 Secretaris van den hoogenraad van Justitie to Batavia en in 1808 drossaard der Bataviasche ommelanden. Ia 1816 werd hij lid der adviserende dommissie door kommissarissen Generaal benoemd ter raad­ pleging over voor hen nog vreemde aangelegenheden, welke commissie tot in 1817 -werkzaam was. Daarna .volgde hij M u n t i n g h e op als 'President van den Raad van financien en in 1818 werd hij met den heer Bauer in comrnissie ge­ steld tot het constateren der schulden ten laste van het toen­ malig Hollandsch Gouvernement in Indie. Het totaal daa­ van werd door hem op 41 millioen gesteld. Het landgoed Tjabang—Boengin werd door kommissarissen generaal voor f 176000 van hem overgenomen. Van zijne hand bestaat eene belangrijke verhandeling over de omme­landen van Batavia van 1815.. Part. bericht. VEEGENS (D.), dichtte te Haarlem in het laatst der ode eeuw b. v. op de verplaatsing van het vrouwe - en .dnthonis gasthuis naar het voorheen genoemd Teyler's Hofje 1787. Zie C. de Koning, Fafer v. .Haarl. D. I, bl. 234. VEEGENS (DIRK JACOB), zoon van Dirk V e e g e n s Junior (*), med. dr. te Haarlem en Johanna W i 1 h e 1-mina V y g h, werd den 29 8ten April 1798 te Haarlem gebo­ren, ontving eerst het onderwijs van P. J. Prins eti en bezocht vervolgens de Latijnsche scholen zijner vaderstand. Van daar ging hij naar Leiden, waar hij, in December 1818, zijn exa­men als candidaat in de letteren aflegde. Den 15den Maart 1819 aanvaardde hij het Praeceptoraat te Haarlem, en in 1825 te Amsterdam. In dienst dezer Latijnsche school klom hij van trap tot trap totdat hij in 1846 als Rector aan Naar hoofd werd geplaatst, na in 1839 de graad van Litt. Dr. verkregen te hebben op eene Disputatio literaria de Polycrate Sanzio, Amst. Hij was lid van verschillende Letterkundige Gcnootschappen ook sedert 1849 van de Maats. d. Ned. Letterk. te Leiden. Ook was hij lid van den kerkenraad der Waalsche ge­meente, Secretaris eener Amsterdamsche kiesvereenigiiig, school­opziener en voorzitter van het Hoofdbestuur van het Neder­landsche onderwijzers-genootschap. Hij huwde in 1821 Anna Elisabeth Clasina Waardenburg, de oudste dochter van een vroeg overleden rector van Haarlem, die hem een reeks van kinderen schonk. Hij overleed den 248ten Januarij 1861. Zijne schriften zijn : (*) Een zijner voorouders was mr. Dirk V e eg ens, wiens leven men vindt bij V r o 1 ij k h e i t, Vliss. Kerkh. bl. 311. M, Tullli Ciceronis de Republica libri lex. Harlemi 1823. Handwoordenboek der Romeinsche oudheden tot schoolge­bruik bestemd en naar het Hgd. van F. J. Bi-and verwerkt. Amst. 1838. Haarlernsche vertellingen uit den ouden tijd. Amst. 1850. Ook schreef hij het Levensberigt van den .ddmiraal Rijk, voor de .Handel. der Maats. voor 1854, en was met zijn over­leden zwager Blume mede-redacteur van bet Tijdschrift tot bevordering onzer Out-Indische bezittingen. Zijn broeder D. V e e g e n s heeft zijn leven bewerkt voor de Maats. van Ned. Letterk. z. Handel. 1862. VEELWAAD (DANIEL), kunst- kaart- en lettergraveur, wend den 14den Augustus 1766 te Amsterdam, waar zijn vader kunstplaatdrukker was, geboren. Hij leerde teekenen bij P. Lou w en J. C. S c h a 1 t s z, en oefende zich zelve in de ets- en graveurkunst. Hij graveerde eene groote menigte platen voor reisbeschrijvingen, romans en anderen boekwer­ken, ook vele waterbouwkundige en andere kaarten en sedert 1828 bearbeidde bij een kapitaal werk, bestaande in 70 groote folio ontleedkundige platen voor het Museum Ana­tomicvm, naar de teekening van denkHoogleeraar G. Sand 1-fo r t, gevolgd door 2 cahiers van 12 platen, zijnde afbeeld­sels van onderscheidene natien. Hij was driemaal gehuwd. Uit zijn tweede echt verbintenis had hij een zoon en uit zijn derde drie zonen gewonnen. De oudste Hermanu s, den Wen Augustus 1790 geboren, legde zich op het graveren van ontleedkundige teekeningen toe, weed door de conscriptie in den tijd der Fransche overheersching tot den krijgsdienst gedwongen en is vermoedelijk in 1813 overleden. Abraham, geboren 248ten November 1792, beoefende de kunstgravure, Dan iel, den 15den December 1796 geboren, graveert kaarten­stoom- en wiskundige werktuigen en Her manu s, den2 8aten Jan uari 1814 geboren, leerling van D a i w a i 11 e is kunstgraveur. Hij zelf overleed den 27 8ten Februari 1851 te Amsterdam, in den ouderdom van 85 jaren. Zie Immerzeel; Kramm. VEEN of VAN VEEN (ADRIAAN) is de uitvinder van Bull­caerten. In de Resolution der Staten-Generaal op 30 October 1602, 2 Julij 1604 en 9 Mei 1606 leest men : "Is. A driaan van V e e n, d'heeren Staten gepresenteert hebbenbe vijf ronde oft balle Pascaerten, tot eene vereeringe daervoor en toege­leegbt hondert gulden eens enz." Is. A d r i a a n v all Veen toegeleeht twee hondert gulden voor de Bukaerten die hij d'heeren Staten heeft gepresenteert enz. Hij genoot een jaarwedde van f 500 tot f 1600. Zie Kramm, VEEN (ALYPIUS VAN), den Pen Mei 1627 te Waalwijk geboren, studeerde in de theoligie en geestelijke regten, werd in 1658 Professor in de theologie in e'de ably te Postel. in de godgeleerdbeid. Hij overleed den 10den Junij 1716 nalatende handschriften over het Ins Canonicum. Zie A.Heylen, Bust. Verhand. over de Kempen, bl.'200; Herman s, Conspect, bl. 21. VEEN (APoLLoNIL VAN), dochter van Pieter van V e e n, ngeestighe Teekenster en Zanggodin, door Von del en B a r­laeus bezongen. Kramm vermeldt van haar Twee land­schapjes met de pen en gewassen. Zie Barlaei, Poem. T. II, p. 534; Kramm. VEEN (CORNELIA VAN), volgens Nagle r, zuster van G e e r t r u i d a, doch dan zou zij den ouderdom van 6 jaren bereikt hebben. Waarschijnlijk is zij een der zusters van 0 ct a v i o van V e e n, en beoefende de schilderkunst. Zie Kram m. VEEN (MR. CORNELIS VAN) was waarschijnlijk een der 11 kinderen van Octavio van V e e n, in 1656 medeoprigter van het schildersgild Pictura te 's Rage en daarvan eerste Secre­taris ofschoon rechtsgeleerde, beoefend hij de kunst. Zie Kramm. VEEN (EGBERT), in 1629 te Amsterdam geboren, werd in 1653 te Leiden med. dr., na verdediging eener dissertatie de Scorbuto. In 1617 werd hij inspecteur van het collegium medicum zijner geboortestad, en in 1694 deken. Hij was ook lid van het door Gerard Blasius opgericht gezelschap van docturen onleedkundige onderzoekingen te doen bij de dieren. Van 1661-1666 waren zij er mede bezig en gaven in 1667 hunne waarnemingen uit met den titel. Observatio­nes anatomicae selectiores collegii privati amstelodamensis, figaris aliquot illustratae. Zie Bang a, Gesch. der Geneesk. 131. 375, 378. VEEN (COuNmIs VAN). Men heeft Kort Verhael van de twee-jaerige Poyagie, gedaen door C. J7, V. in de 0. Indien, in Begin ende Voortgang enz. D. I. Zie Tiele, Mem. Biblisgr. des Navigat. Need. p. 169. VEEN (ALBERT JAN VAN DER) te Harlingen geboren, trad als proponent in dienst den 3den April 1808 te Wier, ver­ trok in 1811 als predikant naar Engelbert, in 1816 naar Gorredijk, in 1829 naar Hoogeveen, waar bij 14 Aug. 1843, in den ouderdom van 58 jam, overleed. Hij gaf in het lieht : Ilandboek over het Avondinaal. Gron. 1818. Doopredenen. Leeuw. 1819. Handboek over de fee,tstoffen enz. Grou. 182 Handlei,ding voor predilcanten of lyst van teksten bij zondere gelegenheden. 11,1arl. 1825. Leerrede hid ziene 25jarige dienst. Heereveen 1833. Zie Romein, Herv. predd. van Drenthe, bl. 192. VEEN (A. VAN DER). Zie VEEN (APoLoNIA. VAN). VEEN (GERARD VAN DER), een bekwaam glasschilder. J o­hannes A n t i q ii u s was zijn eerste leermeester. Hij bloeide te Groningen in den aanvang der 17de eeuw. Zie Kramm. VEEN (GIJSBERT vAN), een der 12 kinderen van Corn e­1 i s van Veen en Gertrude Neckin, in 1558 te Leiden geboren. Hij bezocht met zijn broeder Octavio Italie, graveerde in 1588 te Rome en in 1589 te Venetie prenten, zette zich als plaatsnijder en schilder te Brussel neder, en was aldaar intendant van de must. Hij graveerde naar zijn broeder, B. Peruzzi, Passini, Barroche, Tintoret en andere Italiaansche rimesters. Ook was hij een zeer ge­vierd portretschilder, die veel portretten vaa vorstelijke per--801ln, b. v. van den prins kardinaal A 1 b e r t u s, koningin Catharin a van Oostenrijk, Maria Tudor van Engeland vervaardigde, Nagler beschrijft 21 stuks gravuren van hem. Hij overleed in 1628 te Antwerpen. Zie van Mander; Houbraken; Immerzeel; Kramm; Mes­sages des Sciences, Gand 1858, p. 172. VEEN (IzAAK VAN), gelegenheidsdichter uit de XVIIIde eeuw. Hij vervaardigde o. a. twee grafsehriften op den Dord­schen predikaut Jacobus Oldenburg. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. VEEN (JACOB vAN), raad in de vroedschap, oudschepen der stad Alkmaar, beoefende de nederduitsche dichtkunst, en schreef drie treurspelen : Kains broeder-Moord ; Kamma ofte Eluwelijks-wederwraak en Virginia of de standvastige kuysch- 4 heyd, die ook voorkomen in zijn Tooneel- en Mengel-poezij. $ dln. Alkmaar 1736. Hij woonde des zomers op de hofstede Waterrijk bij Eg­mond binnen en was gehuwd met Johanna, dochter van Cornelis van Santen. Zie Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb., D. V, bl. 428; Cat. d. Bibl. v. de Maats. van Nederl. Letterk., D. VI, bl. 208. VEEN (JACOB GERRITSZ. 'JAN), dichter nit de 17de eeuw. Men vindt van zijne poezij in de Geur van geestelijke spece­rijen bl. 12. Zijn zinspreuk was Godt altijd voor oogen. Zie Hering a, Naaml. v. dichters, bl. 81. VEEN (JAN VAN). Zie VEER (J. DE). VEEN (JAN VAN DEO, waarschijnlijk in 1578 of 1587 te Haarlem, werwaarts zijne ouders uit Deventer het Spaansche juk ontweken, geboren. Deze waren eenvoudige lieden. Hij zelf was apotheker te Deventer en hield er waarschijnlijk een kruidenierswinkel op na. Zijne Antwerpsche vijanden noemden hem een • vuylen Apteker." In 1628 droeg hem de Deven­tersche regeering het vervaardigen van een gevelschrift voor het Sint Geertruida -of Pest-gasthuis op. Zijne zinspreuk was Stuur-Recht. Hij schreef: Perkeerspel op 't Batement nu kortelingh binnen Antwer­pen, tot schimp van den Prince van Oraengien uytgebeelt. Antw. 1631. 4°. Met oock het teghen-dicht. Noch is pier bij ghevoecht sijn kaetsspel enz. By Dan. Jansen (of Janssen) hoben; Boeckdr. 1 6B2. 4°. Overzeesche zege en Bruylorts-zangen, alsmede alle de wer­cken bij hem oyt gemaeckt, de 3" druk. Haarlem II. P. van Wesbusch. 1641. langw. 12°. Zinnebeelden, oft Adamsappel, verciert met seer aerdiqe const-plaeten. Mitsgaders sijne oude en ende nieuwe onge­meene Bruydt-lofs ende Zege-zangen. Amst. Ed. Cloppen­burgh. 1642. 4°. .Klucht van Emanuel Carbonero, spaensch Capiteyn en Franco Vredeman, een gevangen Nederlander. Z. jr. kl. 8°. .1¦Iikkers-Praetje (tusschen) Alekto, Megera, Tisiphone, Bel­sche Rasernijen ende Charon, Helsche Veer-man (nopende de quade Proceduren van Enghelandt). Ook achter zijne Raedt­selen, uytgebeeldt met sin rijeke uytleggingen enz. Daar achter - aen i8 btjgevoeght sidn Gulden ende liseren eeuw, alsmede een Nikkers-Praetje enz. Amst. P. la Burgh enz. 1653. 8°. Mlle zijne werken zijn vereenigd verschenen onder den titel Zannebeelden oft Adanzsappel, verciert met seer aerdige Konst- platen, waarvan bij Abraham de W e es te Amsterdam in 1663 in 8°. de tweede druk verscheen. Later werden zij te Deventer bij de Wed. Gij sbert de Groot en bij Arnol­d us Kurt e n i u s, te Amsterdam, beide in 1703, later ter laatstgemelde plaatse bij Anton ie Sc hoo nen bur g in 1745 herdrukt. Zie J. de Vries, Proeve eener geschied. d. Ned. dichtt .., D. II, bl. 38; W itsen Geijs be ek, B. A. C. Wb., D. V, bl. 430; Overijss. Vo!ksalm. 1846, bl. 257; Revii, Dist. Daventr., p. 723; van Kam­pen, Bekn. gesch. der lett, en wet., D. I, bl. 108 ; Verwoert; Ko­bus en de Rivec ourt ; Nay., D. VIII, bl. 193, 303, 372. D. X, bl. 200, 335. VEEN (Mr. JAN VAN DER), in 1810 geboren, studeerde te Groningen, promoveerde daar in 1832. Hij was advokaat bij het prov. gerechtshof en lid der prov. Staten van Friesland. In vroegere jaren was hij secretaris der gemeente Idaarderadeel en van 1850 tot 1853 buitengewoon lid der prov. Staten. Tot het jaar 1856 maakte hij mede deel uit van den ge­meenteraad, doch uit deze betrekking nam hij zijn on tslag, om in een regtsgeding voor de gemeente als advokaat op te treden. Hij was een man van veelzijdige bekwaamheden, die hij steeds trachtte dienstbaar te maken aan de bevordering van het algemeen belang. Zijne welsprekendheid was bekend en zoo wel in de pleitzaal, waar zijne uitgebreide praktijk hem dikwijls riep, als in de vergaderplaatsen der provinciale en gemeentelijke vertegenwoordiging, lieten zijne redevoeringen en adviezen niet zelden grooten indruk achter. Hij was ge­huwd met M. E. La ge en overleed den 1 7den Februarij 1857 in den ouderdom van 46 jaren. Met Mr. A. J. Jon gst r a, was hij sedert 1848 het hoofd der liberale partij in Friesland. Zie dlgem. Bandelsbl. 20 Febr. 1857. VEEN (JAN BAPTIST VAN DER). Zie VEN (J. A. VAN DER). VEEN (JAN en SIMON VAN). Zie VEEN (RocHus VAN). VEEN (OcTAVio VAN), weer bekend onder den naam van Otto V aen i u s, afstammeling van Jan van Veen, na­tuurlijke soon van hertog Jan de III van Brabant en I s a-belle van Vene, noon van Cornelis van V een en Gertrude N ec ki n, werd omstreeks 1560 te Leiden op het grafelijke slot of Lok horst geboren. Toen hij in zijne jeugd de latijnsche school bij I s a a k Nicol al bezocht, leerde hij reeds teekenen. Op zijn 1 5de jaar viel hem te Luik de be­langstelling ten deel van den kardinaal ‘, an G r a e s b e e k, die zijn zucht en gunstigen aanleg voor de schilderkunst bespeu­rende, hem met brieven van aanbeveling naar Rome zond, 4* waar hij door den kardinaal M a d u c c o met achtin g ontvan­gen werd. Na zeven jaren in studien te Rome doorgebragt te hebben, begaf hij zich naar Duitschland, werkte daar in dienst van den keizer te Weenen, en bezccht vervolgens de hoven der keurvorsten van Beijeren en van Keulen. Hij had echter Been lust zich daar te vestigen en begaf zich naar de Spaansche Ne­derlanden, toen onder het bewind van den hertog van Parma, als gouverneur. Deze zijn bijzondere begaafdheden opmerkende, sehonk hem de titels van hoofd-ingenieur en schilder van Spanje. Na des Hertogen overlijden, vestigde hij zich te Antwerpen, en schilderde er verscheidene stukken voor kerken en andere publieke gestichten. De stad Antwerpen droeg tevens aan hem op het teekenen en het beheer over de zegebogen, die opgerigt werden ter geiegenheid van de blijde inkomst van den aartsheytog A 1 b e r t. Het vindingrijke en verdienstelijke der uitvoering van deze decoraties, verwierven de meeste toejuichiug van den aartshertog, die hem naar Brussel ont­bood, en hem aanstelde tot intendant van de Daunt. Hij schil­derde de portretten zoo van Albert als van de infante I s a IA 11 a, die ten geschenke gezonden werden aan Jac o-b u s I, koning van Engeland, die echter door anderen aan Gij sbert van Veen worden toegeschreven. Lo de w ij k XIII wendde ook vruchtelooze pogingen aan om hem naar Parijs te lokken ; hij bleef te Brussel en is aldaar, volgens I m­mer z ee 1, 1634 overleden In het Museum te Brussel vindt men van hem eene Sruisdra­ ging, eene Ileilige familie en Citristus op; den berg, in de hoofd­ kerk te Antwerpen een Nachtmaal en in het Museum aldaar de Barmhartigheid van St. Nicolaas; Zacheus op den vijge­-boom ; St. Nicolaas wonderen doende ; St. Lucas voor den Proconsul; iPortret van Sonnius, en dub. Miraeus, bissehop van Antwerpen, de Roeping van St. Andreas; in de Andreas.- kerk aldaar : de Idarteldood van dien Heilige; in de St. Ja­ cobskerk het laatste Avondniaal, zijn schoouste werk ; in de St. Bavo te Gend de oynoekking van Lazarus ; in de St. Catharinakerk te Brussel Christus in het graf. Hij schilderde ook A l b e r t u s en I sabell a, in het ge­waad van Hermieten, bestemd voor de Hermitage der onge­schoeide Karmelieten te Marlagne bij Namen ; eene Allegori­sche voorstelling, verbeeldende keizer Karel V en zijne gemalin, benevens zijn hof en vele onderdanen bij de prediking van Johannes in de woestyn. In de 12 stuks schilderijen, voorstellende de historic van Claudius Civilis, opperbevelhebber der oude Batavieren, heeft )) Volgens het bijschrift onder zijn afbeelding 66 de Bie is hij to Leiden in 1558 en den 6den Mei 1629 to Brussel gestorven. hij, ofschoon te Antwerpen woonachtig, de geschiedenis dier feiten, met oog en hart op prins M au r i t s, herdacht. Hij zond die stukken aan zijn broeder Mr. Pieter van Veen te 's Hage over en werken door dezen aan de Stateu-Generaal aangeboden, die ze voor f 2200 kochten. Die stukken zijn later naar het Loo vervoerd, na den dood van W i 11 em III verkocht en thans in het Museum te Amsterdam. De afbeel­dingen zijn door A. Tempesta in plaat gebragt, en ook te vinden in de Histoire de la Guerre des Bataves et des Romaine. Amst. 1770 door de markies de S t. Si m on uitgegeven. De cerste uitgaaf verscheen in 1612 in f° obi. Letterkundige werken van O. Vaenius zijn : Vita D. Thomas Aquinatis. in 4°. 30 pl. naar O. V e n i u s. Op bl. 95 van den Catalogus van J. de Vo s, Amsterd. 1835, vindt men het leven van Thomas van fiquinen, fraai op pa-pier geschilderd door O. V. 12 stuks. f 30. lloratii .Flacci imagines (l 03) in cm incisae notisque il­lustratae studio Othonis 1aenii. Antverpiae, H. V e r d u s s e n. 1607, 1e10, 1612. 4°. Amsterd. 1684. gr. 8°. Braz. 1683. 8°. Florenzi 1777. 4°. Men heeft ook gekleurde en met goud gehoogde exemplaren. Amoris divini emblemata. Studio et aere Othonis Vaenii concinnata Latine, Graece, Hispanice et Belgice. Antverpiae 1615. 60 pl. Later verscheen een prachtuitgave. Ibid. 1660. 4° en H. Hugo en Otto van Veen, Godlievende ziel bij He r m. B e sseling te Utrecht. 1757 in 8°. — Amorum emblemuta etc. Batavo-Lugdanensis. Antv. 1608. 8°. Emble­mata arnatoria aliquot selectiora etc. Amst. 1618 in 16 obl. — Theatre moral de la vie humaine represents de plus de 100 tableaux tires d' Horace, par O. V. Brux. 1678, 1772 in fol. 's Hage 1759. 4°. Deze prenten ziin uit de Enablernata Horatii en de tekst is uit de Doctrine des Moeurs. Paris 1645. De Spaansche uitgave (Theatro morale) verscheen evenzoo le Brussel 1660 en 1672. Historia septerra infantium de Lara, a Don Rodrigo Cal­deron. Antv. Lissaert. 12°. Hij huwde omstreeks 1593 te Antwerpen, die hem 8 kin­deren sehonk. Zijn portret is door zijne dochter Gertrude geschilderd. Zie van Mander; de Bie; Sandrart; Houbraken; Immer­zeel; Kramm; Hoogstraten; Kobus en de Rivecourt; Ver­woert; Podt, Archier; D. V; de Riemer, Beschrijv. v.'s Gravenh., D. 1, bl. 130; be tegenw. stuat van Holland 1766, D. VI, bl. 37; v. Mieris, Beschrijo. v. Leiden, D. If, bl. 386 —390; P. Visschers, lets over Octavio van Veen, Antw. 1853, 8°. ; Bu tk en s, Trophees de Brabant, T. I, p. 663; Nay. D. I, bl. 12, 44, 75; Bijbl. 1853. CLXXII. p. ; Orlus, Beschrifv. v- Leiden, bl. 367. VEEN (Mr. PAULUS VAN DER) werd den Aden Mei 1696 tot gouverneur van Suriname benoemd en den 20 8ten October 1706 eervol uit deze betrekking ontslagen. VEEN (P. vAN), landschapschilder , woonde te Gendringen, toen hij van 1820-1828 zijne Geldete rsche landschappen Amsterdam exposeerde. Zie Kramm. VEEN (P. J. VAN) woonde in 1822 en 1824 te Amster­dam. In die jaren zag men op de tentoonstelling aldaar van hem een Gezigt op de Westermarkt, en een Boschgezigt te Bergen bij Alkmaar. VEEN (PIETER VAN DER), glasschilder te Groningen in het midden der 18(16 eeuw. Zie van Gool, Lev. d. Schild., D. II, bl. 307. VEEN (Mr. PIETER VAN), een der 12 broeders en zusters van Octavio van V e e n, in 1570 te Leiden geboren en tusschen 1644-1647 gestorven. Hii schilderde tot zijn uit­spannir.g en was pensionaris van 's Hage. Hij schilderde o. a. het Ontzet der stad Leyden, aldaar ten stadhuize berustende. Er gaat een zeldzaam portret van hem nit, waarvan het origineel berust in de Verzameling der nieuw opgerigte ver­eeniqinq der geschiedenis van 's Gravenkage. Onder de plaat leest men een latijnsch vers van Barlaeu s. P. C. Hooft vervaardigde een grafdicht op hem. Men vindt ook zijn portret bij van Mander. • Ziev.Mander; Houbraken; de Bie; Immerzeel; Kramm;Blarlaei Poernata, T. II, p. 523; Hooft, (uitg. v. Bilderdijk) D. II, bl. 126; Hoogstraten; Verwoert; Kobus en de Ri­vecourt; Muller, Cat. v. portr. VEEN (RocHus VAN). Men gist dat hij een neef van 0 c. tavio is geweest en voor uitspanning voorwerpen uit de natuurlijke geschiedenis met olie- en meer nog met waterverw schilderde.Volgens le Francq van Berkhey wasitochus met zijn broeders J an en S i m o n, noord-hollandsche edel­lieden, die er zich op toelegden allerlei noord-hollandsche dieren en planten of te teekenen. Deze broeders bloeiden in 1660-1670. Zie Houbraken; Immerzeel; Kramm. VEEN (SIMoN VAN), noon van Willem van Veen, hoofd­schout te Grootebroek, en van Isabella L em a ir e, werd aldaar in 1625 geboren. Zeventien jaar oud werd hij, in zijns vaders plaats, tot hoofdschout gekozen. In 1661 verhuisde hij naar Alkmaar, kwam daar in de regeering en werd meerma­len ter dagvaart naar Holland gezonden. In 1673 stelden hem de staten tot gecommitteerde op de vloot aan, nevens de pensionarissen M o 1 e n s c h o t en H op. Na meerdere ambten bekleed te hebben, werd hij hoofdofficier van Alkmaar en bleef in dit ambt tot zijn overlijden in 1690. Hij was van denzelfden stain als Octavio van der Veen. Hij huwde Maria Cuyck van Mierop, die hem ver­scheidene kinderen schonk. Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobus en deR ivecourt. VEEN (TimAN vAN), waarschijnlijk broeder van Octavi of Hij is door het volgende werk bekend : Rornne .luemadmodum Lodii variis antiquis et no-vis obeliscis columns et aedificiis ornata visitur, dsscriptio, aeris formis expressa a Timaao de Veen. Lugduni Bat. ap. Rapheling. 1594. fol. Zie Kramm. VEENHORST (J.) is schrijver van : Waarneming omtrent het schreijen van, een kind onder de verlossing, terwyl slechts het hoofd geboren was, eene bij­drage tot de geregtelijke geneeskunde. In Algem. Vad. Let­teroef. 1817. D. XXVII. St. 2, bl. 425. VEENHOVEN (E.) schreef : Waarneming omtrent eene bijzondere zenuwziekte bij een paard, met eene bijvoeging van A. Numan in N u m a n's Yee-artsenykundig Magazijn 1830. D. II, St. 2, bl. 425. VLENHUYSEN (JAN), graveur te Amsterdam, in het mid. den der 17" eeuw. Hij arbeidde meest voor boekverkoopers. Zijne voornaamste gravuren zijn : de vice-cidmiraal Volkhard Schram, Oonr. Hoppe, loth. pred. te Amsterdam, de voor­naame gebouwen te Amsterdam, 1656, 71 pl. in 4°., met Franschen en Hollandschen tekst; Gezigten in Amsterdam, in omtrekken gegraveerd, voor de Beschrijving Bier stad van F. v on Z e s e n, portret van den Rederijker P. Ylieger. Ook was hij een goed teekenaar. Zie Immerseel; Kramm; Verwoert. VEENHUIZEN (ItEINIER VAN BREDERODE HEER VAN). Zie BREDERODE (REINIER vAN). VEER (ABRAHAM DE), Gouverneur van Suriname, geboren op Curacao den 8sten J anuarij 1767, zoon van Johannes de Veer, van Amsterdam en van G ij sb ert a V o s, gesproten uit eene familie die sedert meer dan twee honderd jaren on... vermengd zich had voortgeplant. Na zich eerst op den landbouw te Curacao te heb­ben toegelegd en onderscheidene posten te hebben bekleed, trad Abraham de Veer in het jaar 1796 in werkelijke ambtsbetrekkingen aldaar als Commissaris der bestellingen, en vervolgens in het jaar 1801 als Ontvanger-Generaal en Lid van den Raad van politie. De Kolonel en Kapitein ter Zee, C. M. B u s c h m a n, na den vrede te Amiens in 1802, belast zijnde geworden, om het eiland Curacao van de Engel­schen over te nemen, blijkens zijne prociamatie dd. 13 Januarij 1803, kommitteerde hem, benevens C. Be r ch, om het Gouvernernent waar te nemen tot dat daaromtent nadere voorzieningen zouden zijn gemaakt. Als zoodanig was hij in het bijzonder belast met het mili­tair-wezen, en krachtdadiglijk werkzaam tot afwering van een geduchten aanval der Engelschen in 1803 1 ), bij de weder­uitbarsting van den oorlog, hij welke gelegenheid zijn huis geheel werd uitgeplunderd door hen, die hem als hunnen geduchtsten vijand besehouwden, een ongelnk dat hem reeds eenrnaal was ten deel gevallen bij de omwenteling van 1795, uithoofde van zijne bekende gehechtheid aan het Huis van Oranje en den haat jegens zijnen vader, die als Gouverneur van Curacao de om wenteling gednrende een geruimen tijd had tegengehouden, en eindelijk genoodzaakt zijnde toe te geven, het ambteloos leven gekozen had, boven de verzaking van den eed aan Willem V afgelegd. In het jaar 1805 werd J. P. Changion gezon­ den om het Gouvernement van Curacao over te nemen, waarop De Veer weder terug trad in de betrekking van Ontvanger-Generaal, en na dat het eiland op 1% Januarij 1807 door een Engelsch esquader was veroverd, keerde hij in de maand Maart van dat jaar near het vaderland te­ rug. Bij zijne aankomst werd hij benoemd tot Commandant- Generaal ter kuste van Guinea, met den rang van Generaal- Majoor. Hij aanvaardde die betrekking, met achterlating op Curacao van zijue echtgenoote en zeven nog zeer jonge kin­ deren. 2 ) Last bekomen hebbende zich den 20stenJanuarij 1808 1) In 1804 is een tweede aanval der Engelschen afgeslagen. 2) Dit was zijne tweede vrouw; de eerste heette Dor o t h e a E li-s abe th van Uijtrecht; de tweede AlettaSchotborgh. Zij was gesproten uit een geslacht, dat nu ruim 200 jaren op Curacao onver­mengd in stand gebleven is. Uit het eerste huwelijk werd onder an­deren geboren eene in 1846 overleden dochter, die gehuwd was met Jhr. E. J. L e w e van A d u ard, die, als schout-bij-nacht en komman­dan t van de Schelde, den 27sten December 1832 voor Antwerpensneuvelde. met zijne twee oudste zonen als ambtenaren in te schepen aan boord van 's Lands fregat Gelderland, gekommandeeid door den Kapitein ter Zee J. B. Pool, deed hij, met voor­kennis van het Gouvernement, eene aanzienlijke lading koop­waren, bedragende meer clan dertig duizend guldens, inschepen, daar het aan hem even als aan vroegere Gouverneurs vergund was geworden handel te drijven. Den 5den Maart 1808 nit­gezeild zijnde, had hij het ongeluk door een Engelsch fregat (de Vergini) genomen en te Pleymouth opgebragt te worden en alzoo behalve de teleurstelling in zijne bestemming en het tijdverlies, eene groote geldelijke schade te leiden. Na eenigen tijd in krijgsgeva -agensehap in Engeland gezucht te hebben, werd hij in 1809 uitgewisseld, en ontving .hij orde ten spoedigste en op de best mogelijke wijze ter zijner keuze, zich naar zijn Gouverrement te begeven, waaraan hij dan ook stipteliik heeft voldaan, met veel moeite, gevaren en groote kosten (waarvocr hij simmer eenige vergoeding heeft genoten), den veiligsten weg over Noord-Amerika kie­zende. Ter plaatse zijner bestemming aangekomen, zag hij de moeijelijkheden en gevaren, elke hij ter naauwernood te bo­ven was gekomen, vermenigvuldigd, daar, behalve den vernie­lencien invloed van het klimaat, welke slechts weinigen het geluk hebben te trotseren, hij het kasteel belegerd vond door vijf en dertig duizend man Fantijnen, bijgestaan door Engelsch geschut en amunitie. Het gelukte hem na zijne aankomst, en in weerwil van alle hulp en toevoer, spoedig tot een gewenscht vredes­tractaat met den vijand te geraken ; kort daarna, 1812, brak een opstand uit onder zijn eigen garnizoen, ten ge­volge van wanbetaling en omkooperij der vijandige Engel­sche Buren. Ook na het berigt dat het vaderland door Napoleon, bij het Fransche Rijk was ingelijfd, en, dat al de wissels welke hij tot betaling der ambtenaren en troepen had getrokken, waren geprotesteerd geworden, gaf hij den moed niet op. Al deze gevaren en moeijelijkheden werden door De Veer getrotseerd, vastelijk hopende en vertrouwende dat bet der Voorzienigheid zoude behagen, eenmaal uitkomst en een gewenschter stand van zaken te geven. Hij bleef ge­trouw op zijn post, en zich uiets verplicht achtende aan een Gou­vernement, dat hem ten prooi des vijands had gelaten, behield hij de oud Hollandsche vlag en bleef haar verdedigen, tot dat zijne hoop — welke destijds sleehts onder de vrome wen­schen konde gesteld, en alleen door een man van on wankelbare moed, ziels- en ligehaamskracht konde gevoed worden vervuld werd door de zegepraal der rechtvaardig­heid boven het geweld en de heugelijke terugkeer van eenen Vorst uit het Huis van 0 r a nj e. Gedurende dien bangers tijd, was men door totale afsnijding van alien toevoer uit Europa, zoodanig geprangd geweest, dat er zelfs geene schrijfbehoeften waren om de rekening van het Gouvernement bij te houden, zoodat men genoodzaakt was nit oude boeken bladen te scheuren om de annotation bij te houden. Bij de terugkomst van Be Veer in het vaderland, na behoorlt,ke overgave van zijn Gouvernement aan Da e n-d e ls in 1816, was hij dan ook niet in de mogelijkheid zijne verantwoording in dien staat over te leggen, als de geregelde vorm van administratie vereischte. Intusschen bekwam hij bij zijne aankomst dadelijk last om het Gouvernement der eilanden St. Eustatius, St. Martin en Saba te gaan overnemen, en geen kans ziende om uitbetaling te bekomen, zoowel van zijn tractement in al dien tijd te goed gehouden, als van de uitszhotten, welke hij tot handhaving van zijn Gouvernement uit zijn eigen beurs had gedaan, voor en aleer zijne verantwoording in behoorlijken vorm was inge­diend, — was hij genoodzaakt het vaderland te verlaten en de opmaking dier, verantwoording aan anderen over te laten. Dcsniettemin werd zij eindelijk in den verlangden vorm inge­diend en, door de onderscheidene Departementen geexamineerd zijnde, in zoodanige orde bevonden, dat het den Koning be­haagde bij finale approbatie daarvan, hem de Ridderorde van den Nederlandschen Leeuw toe te zenden. Ongelukkig echter zag hij, bij de uitbetaling zijner aanzien­lijke vordering, het loon van al de doorgestane rampen, ellende, vermoeijenissen en gevaren, tot overmaat van ongelukkeri, alles, slechts weinige dagen na de ontvangst dier som, ver­loren gaan door de frauduleuse handelwijze en het failleren zijner gemagtigden. Het Gouvernement der eilanden St. Eustatius, St. Martin en Saba gaf wdmig gelegenheid tot herstel van dit gevoelig verlies bet sober tractement daaraan verbonden, was zelfs niet toereikend om zijne waardigheid aldaar te handhaven, en voor zijne echtgenoote en talrijk kroost te zorgen. Een gunstiger vooruitzigt werd hem geopend toen hem in 1822 het Gouvernement van Suriname werd opgedragen. In die betrekking heeft hij den slavenhandel mogen fnuiken, het finantie-wezen en de geld-circulatie herstellen, den weder aanbouw van Paramaribo bevorderen en de kolonie in bloeijen­den toestand aan zijnen opvolger overgeven. Hij overleed des nachts tusschen den 'sten en 2den Mei 1838 te Para­maribo. Part. berigt. VEER (ADRIANA VAN DER), dichteres, die in de eerste helft der 18de eeuw te Dordrecht bloeide. Men heeft van haar: De geestelijken Nachtegaal of zingende alle de nagelaten gedichten van Juivr. J. A. van der Veer. Dordrecht 1765. 8°. Mogelijk tot een herdruk van Nagelaten geestelijke gedichten en gezangen. Dordrecht 1749. Zie Wi ts en Ge ijsbeek, B. A. C. Trb., D. V, bl. 433 ; Cat. d. Maats. v. Ned. letterk., D. III, bl. 87. VEER (CORNELIA. VAN DER), Amsterdamsche dichteres uit de 17de eeuw ,en bekend door bet werkje slat zij gemeen­scbappelijk met hare vriendin Ca t h a r in a Q u e s t i e r s, onder den titel van Lauwerstrijd te Amsterdam in 1665 in het licht In 1676 gaf zij aldaar met M. A. B r a g g e Houlyx wen ­ schen voor Willem Tierens en Alicia Scholten d. 18 Aug. 1676. J o h. Blasius droeg haar, na het overlijden an hare vriendin Questiers zijn Griexe, Trojaansche en naburige heldenstammen, waarmede hij zijn Geslachtboom der Goden en Godinnen (1661-1669, aan C. Questiers), verrijkt had, op. Zij plaatste ook een gedicht voor B 1 a s i u s' Fidamants kusjes. 1663. Zie Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb., D. V, bl. 143 ; Cat. der Maats. van Ned. Letterk., D. I, bl. 208 : en dit Woordenb. Ant. Questiers. VEER (EELHERT•DE), mogelijk dezelfde met den volgenden, gaf eene vertaling van R. Dinothus, een spieghel der ghe­denckwaerdiger oorlochscher geschiedenissen (1555-86). Wt meest alien Chronyken int latijn beschr. Hier van is een Eelhert de Veer duytscher gheweest. Alckm. 1587. 8°. Zie Cat. d. Meats. v. Ned. letterk., D. II, bl. 48. VEER (ELLERT DE), ridder, Heer van Calandsoog, secre­taris en pensionaris van Amsterdam, genoot het vertrouwen van Olden barn e v e l d, die hem ook tot die gewigtige bij­eenkomst der voornaamste bewindslieden riep, waar men sprak over eene verheffing van prins Maurits. In 1610 werd hij, benevens vier andere voorname staatsmarmen, naar Engeland gezonden, ' ter bevordering van den handel en de visscherij, gelijk oak om de zaken van G u 1 i k en Cleve te handhaven. Jac o b u s I sloeg hem bij die gelegenheid tot ridder. In 1611 werd hij lid van den hoogen raad en in 1620 over­leed hij. Hij huwde Simone S c h a a k ; door dit huwelijk was hij de zwager van Dirk Bas; vervolgde de groote Hollandsche Divisie-Chronijk, en stelde zijn werk nit very scheidene schrijvers zamen. Dat tweede Deet van de Hollandsche en ,5eelandsche Chro­nijcke, mitsgaders der Brabandscher, Flaamscher, Gelder-scher, Vs iesscher, ende ander Nederlandscher en derzelver omliggende Provincien geschiedenissen enz. met rooter vlijt bij een vergadert door E. de V. Dordr. 1595. fol. Zij loopt van 1516 tot 1564. Ook vertaalde hij in dichtmaat: Tsamensprekinglie van 't recht der Coninghen door Geor­gins Bachananus. Arnst. 1610. Anoniem gaf hij in het licht : De schrickelycken gruwelijcken Blixem des bans door den Paus van Romen teg hen den doorl. Coninck van Navar;'e wt­gestort. Z. pl. en jr. (1585). Zie De W i n d, Bibl. v. Geschieds., bl. 268, 562; Goadhoe ven, Iron., bl. 224; Wagenaar, Amst., D. IV., bl. 108; D. XI, bl. 226; D. XIII, bl. 236; van Wijn, Bijvoegs. op Wagenaar, D. X, bl. ; Nalez., D. I, bl. 315-328 ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; v. L een we n, Bat. ill„ bl, 1483; Balen, Beschr. v. Dordr. bl. 1023; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; v. Doorninck, Anon. en Pseud. VEER (ERNST DE), Nederduitsch dichter, gaf o. a. een ge­dicbt in het Stamboek van Johanna Koerten. Zie v. d. Aa, N. B. J. C. Woordenb. VEER (EvERT DE), in 1497 te Gorinchem geboren, was een uitstekend rechtsgeleerde en werd schepen, later pensio­naris, eindelijk raadsheer van den hoogen raad te Mechelen. Zie Verwoert. VEER (GERRIT DE). broeder van A l b e r t of El b e r t, heeft in 1596 en 1597 den togt naar Nova-Zembla en de overwintering aldaar met Jacob van Heemske rk bijge­woond. Men heeft van hem : Waerachtighe Beschrijving van Williams Barendts, drie Syllagien, gedruckt te Amsterdam in 1599. Verhael van de eerste schipvaert der Hollandtsche ende Zeeusche .chepen door 't Way-gat, By Noorden, Noovwegen, Moravien ende Tartarien om, na de Coninck,rijcken Cathay ende China. Met drie schepen, uyt Texel gezeylt in den jure 1594. flier achter is bij-ghevoeght de beschrijvinghe van de Landen Siberia, Sanioyeda ende Tingoesa. Seer vreemt en vertnaackelijck om lesen. Arnsterd. 1648. 4°. Getogen uyt bet Journael van Gerrit de V e e r. B or, Nederl. Hist., B. XXXIV, fol. 38. VEER (J. DE), tooneelschrijver, vertaalde de Liefdadig­heid, of het Tafereel der Arrnoede (trsp.) u. h. Fr. (D o r i-man en M elan id e) vertaald, 's Gravenh. 1767. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. letterk., bl. 208. VEER (JOHANNES DE) van Utrecht, gaf in 1642 een door hem geschilderde Andromeda aan het St. Jobsgasthuis al­daar ten geschenke. Zie Immerzeel. VEER (It. DE), kunstschilder en in 1674 lid van het St. Lucasgild te Utrecht. Zie Kramm. VEER'S (MELcmoR) in 1653 geboren, in 1667 predi­kant te Hew, in 1674 veldprediker, in 1679 predikant te Assendelft, waar hij werkzaam bleef tot 1712, toen hij zijn emeritaat verkreeg. Hij overleed den 2den April 1721 te Beverwijk. Hij gaf in het licht : Chronologia Ecclesiastica of Kerkehjk Tijd-register. Later gaf hij dit werk uit onder den titel van Kerk,elijk Alphabeth, en vervolgens met een vervolg tot het jaar 1710. Eindelijk verscheen het onder den titel van Vernieuwt kerkelijk Alphabeth van de Namen der Leeraren, die onder het Synode van Noord-Holland sedert de Reformatie van het jaar 1566 tot het eynde van het jaar 1749 den kerkendienst bekleed hebben. Ingestelt door Mel­chior Veeris enz. En nu tot het eynde van het jaar 1749 achter volgt door Franciscvs de Paauw, Predikant Enb­huyzen. Enkhuyzen 1750. Ook gaf hij Nederlands dankbaarheid voor de gesloote vrede. Amst. 1679. 8°. Voorbeeld der gezonde woorden. Amst. 1711. 8°. Zie het laatstgemelde werk in de Voorr. en bl. 216 ; Glasius, Godgel. Nederl. VEERMAN (A. Li) gaf in • bet licht : 17erhandeling over de miltziekte onder het Rundvee. Maas. sluis 1769. 8°. De schrijvers der Nieuwe Vaderlandsche Letteroef. beant­ woord in opzigt tot hunne oordeelvelling over het werkje genaamd: Verh. over de thans woedende miltziekte onder het Rundvee, te Alkmaar en elders. Zie Cat. d. Maats. v. N. leiterk., D. III, bl. 622; Arr en berg, bl, 522; Abcoude, Naaml. bl. 375. VEEZAERDT (PETRus) te Middelburg geboren, was in de 17de eeuw predikant te Wolphaartsdijk en heeft zich bekend gemaakt door: Metamorphoseos et historiae naturalis Pars LI de insectis auctore Joan Gordartio, latinitate donata, commentariis et notis textui insertis, illustrata et auctuario notarum sive ap­pendice loclupletata de insectorum origine, utilitate et usu. 8°. Zie dela Rue, Gel. Zeel., bl. 570; Glasius, Godgel. Nederl. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (AssuERus) , broeder van Philip Frederik Vegelin va'n Claerbergen, den 258ten Junij 1687 geboren, was kolonel van een regiment infanterie en volgde den 4den Februarij 1739 zijn broe­der als grietman van Haskerland op. In 1748 was hij medegecommitteerde uit de stuten om het diploma aan den prim van Oranje te overhandigen. Hij deed in 1749 afstand van de grietenij en overleed 13 Maart 1771. Hij huwde den 9 den Junij 1731 Alexandrina Eleonora van Plet­t e nber g, weduwe van A 1 1 ar d van Burum, grietman van Ferwerderadeel, en had Beene kinderen. Zij overleed den 2 Viten November 1743. Zie v. Sminia, N. Naaml. d. Grietm., bl. 359 ; Verward Friesl., bl. 113. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (FREDERIK), geboren in 1667, dapper krijgsman, streed met Coehoorn als kolonel aan de spits der Friesche regimenten bij Ekeren in 1702, waar hij gekwetst werd en nam als generaal-majoor deel aan het beleg van Doornik. Hij werd gouverneur van Damme en overleed den 2den Januarij 1713, in den ouderdom van 46 jaren en is te Siais begraveu. Zijne spreuk was Nec vulnera terrent (ook minder schrikten niet af). Zie Bosscha, Neerl. Seldend. te land, D. II, bl. 325, 458. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (lIEssEL), zoon van P h f­lip Ernst Vegelin van Claerbergen en Fokje van Sm in i a, werd den 1 9 den October 1655 geboren. Den 27 sten Januarij 1683 grietman van Utingeradeel geworden, verwisselde hij deze grietenij met die van Haskerland den 15den Maart 1689, van welke laatste hij in 1707 afstand deed ten behoeve van zijnen oudsten zoon. In 1683 was hij ook lid van gedeputeerden. Hij overleed den 2 8"en No­vember 1715 te Leiden, na de operatie van den steen. Hij was den 7den November 1683 gehuwd met Ann a Maria, in 1653 geboren, dochter van As suerus van Vie rs e n, rentmeester der domeinen, en J i s c k van G e e r s m a, die hem 6 kinderen schonk en den 1 2den Julij 1696 overleed. Zie v. Sminia, bl. 333; Wapenb. Vegilin v. Claerbergen, Gen. 8. Viersen. Gen. 3. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (HEssEL), zoon van J o-ha n Vegelin van Claerbergen, grietman van Donia­warstal, werd den 3den October 1723 geboren. In 1749 werd hij lid van de staten en in het volgende jaar, den 1 5den April, door afstand van zijn varier, uit eene nominatie van drie personen, door den erfstadhouder tot grietman van Has­kerland verkozen ; het eerste geval, dat van lien aard voor­komt, daar de verkiezing voormaals aan de gedeputeerden van Oostergoo, Westergoo en Zevenwouden stond. Hij huwde den 1 5d-en Junij 1749 met Ca t ha ri n a M aria, dochter van Frans Julius Johan Heringa van Eiisinga, griet­man van Rauwerderhem. Hij overleed den 12den Julij 1750, in den ouderdom van 27 jaren, zijne weduwe den 30sten April 1753, Hun eenige zoon overleed in het laatst van 1751, slechts edn jaar oud. Zie Wapenb. Vegilin. Gen. 10; Nederl. laarb., Mei 3749; Eris. Nob., p. 319; van Sminia, bl. 360. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (JoHAN), zoon van Hessel Vegelin van Claerbergen, grietman van Utingeradeel en Haskerland , en A n n a Mar i a v an Vierssen den 27sten Augustus 1690 geboren, werd den 2 4sten April 1708 tot rentmeester van de geestelijke goe-deren in Kempenland in de Meijerij van 's Hertogenbosch aangesteld en den Eden December 1720 verkozen tot raad in het hof van Friesland, welke waardigbeid hij twee jaren later verwisselde met die van grietman van Doniawarstal (den 3den Februarij 1722). In 1731 werd hij lid van de gedepu­teerden, en als zoodanig tegenwoordig bij de blijde inkomst van Will e m IV in Friesland ten jare 1734. Hij was mede­gecommitteerd in 1748 tot het overbrengen van het diploma aan den prins. Hij huwde den 29sten Maart 1722 met Ce­cilia I sa bella, geb. 5 Mei 1703, dochter van Allard v an B ur u m, bij welke hij vier kinderen had. Zij overleed den 26sten Februarij 1731, hij in 1772 te Lang weer. Hij was een beoefenaar der classische letterkunde en schreef: Vertoog over de Veengraverijen. Leeuw. 1766. Met kaart van Friesland, gekleurd aanwijzende het beloop der lage lan­ den uit veengronden bestaande. Zie Scheltema, Staatk. Nederl., D. II, bl. 358; van Sminia,Naamlijst, bl. 360; Stamboek, D. I, M. 392; D. II, bl. 272; G. deWal, de clar. Eris. Jurec. p. 308; Eekhoff, Gesch. v. Fries1., bl. 322, 332; Dez., Cat. der Bibt. te Leeuw., bl. 88; Juichend Friest.,bl. 33. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (PHILIP FREDERIK), zoon van Hessel Vegelin van Claerbergen, werd den 9den Mei 1685 geboren. Hij werd eerst ritmeester, en den 2 88ten September 1707, door afstand van zijnen vader, grietman van Harkerland. Twee jaren later werd hij lid van den raad van state en gedeputeerde te velde en verwierf zich veel lof in die gewigtige betrekking. Drie jaren bleef hij dien post waarnemen en kreeg toen sitting in de staten-generaal. Sicco van Gosling a, met wien hij gestadig briefwisseling hield, en Ulbo A. ylva van B ur mania waren zijne boesemvrien-den. Hij was een bekwaam latijnsch en ook Nederduitsch dichter, en muntte nit in wis- en werktuigkundige weten-schappen ; waarom hij ook met -Michael Onuphrius baron thoe Schwartzenberg en Hohenlanesberg uit ge-deputeerde staten in 1729 geeommitteerd was tot bevorde-ring van het leggen van de Dokkumer nieuwe sijlen, en zijn naam, benevens die van zijnen ambtgenoot op de piratnide, ter gedachtenis van dit gewigtig werk opgerigt, gevonden wordt. In 1716 heeft hij de nieuwe Haskerdjken aangelegd, in plants van den ouden weg, welke een groot gedeelte van bet jaar onbruikbaar was. Hij huwde den 6den April 1717 met E 1 i s a b e t h, doehter van Pieter van Essen, raad en advocaat fiscaal van de admiraliteit in Zeeland, en Barbara Ste e n g r a gt, we­duwe van Cornelis Kie n, van Middelburg. Hij overleed kinderloos den Wen July 1738, Zijue weduwe hertrouwde met den luitenant-generaal. Graaf van S l i p p e n b a c h. Hij gaf in het licht Dissert. Juridico-llist. P. I. De Cognitionibus, et Decretis Principum Romanorum, ad inscriptionem Julii Pauli Impe-rialium Sentenrialium in Cognitionibus prolatarum, per De­cretorum librorum trium. Fran. 1705. V. Dis3. etc. Pars II ad Decretum lmper. Severi et Antonini in L. Pacturnejus, Ultim. Digestis De Haeredibus Instituendie. Ib. 1705. 4°. Zie Wapenb. Vegilin Gen. 9; S ch el t em a, Staatk. Nederl., D. II,bl. 389; Frisia nobil., p. 247; Tegenw. staat van Friesl., D. III, bl.506; v. Sminia, b1.358, Verwoert; Kobus en de Rivecourt; de Wal, de Clar. Tris. Jure Cons. 1. p. 308, 309. VEGELIN VAN CLAERBERGEN (VALERIus LODEWIJK), soon van Pieter Benjamin Vigelin van Claerber­gen en Louisa Albertina van Glinstra, in 1774 geboren, werd in 1816 grietman van Haskerland, toen hij vrederegter te Akkrum was. Later werd hij lid der rid­derschap en provinciale staten van Friesland. In 1835 deed hij afstand van de grietenij, en overleed 14 Julij 1844 te Joure, Hij huwde in 1798 te 's Hage zijne nicht Aurelia Anna 111a r i a, in 1772 geboren, dochter van Joachim A ni a- ria Vegelin van Claerbergen en Margaretha Ca.. rolina Reinard. Zie v. Sminia, Very. d. N. Naaml. van Grietm, bl. 36;Velrwoert. VEGTMAN ( ) schreef: Leere der Waarheid. Gron. 80. Zie Abconde, bl. 375. VEINES (GuiLLAumE DE), zoon van Pierre de Veines of V ay n e s, die in 1583 in het gevolg van Louise de Co­ 1 i in Nederland kwam en van Anna S temp el. Hij maakte mede de expeditie naar Engeland, onder W i 1 le m III, als adjudant van den luitenant-generaal, markies de M on p o ui 11 a n, gouveineur van Naarden, aan wien hij ver­ maagschapt was. Hij huwde S o p h i a V e r s te e g h. Zie Nay. D. XIV, bl. 378. VEIRAC (JOHANNES), in 1745 te Gouda, waar zijn vader heelmeester was, geboren, werd in 1764 med. dr. te Leiden, na het verdedigen eener dissertatie de C_ risi en zette zich als geneesheer in zijne geboortestad neder. In 1768 verwisselde hij deze standplaats met Sommelsdijk, op het eiland Over-Flakke, en deze in 1771 met Rotterdam, werd in 1783 schepen van Schieland en eindigde den igen December 1795 zijn werkzaam leven. Hij huwde Eli z a b e t h T r o o s t van Dord­recht. In 1767 geraakte hij in geschil met Dr. J. W. Meyna­c h u over eene waargenomen Watervree8, gevolid op het likken van eenen dollen hond, dat aanleiding gaf tot eenige opstellen in de Boekzaal der gel. wergild van dat jaar. In 1776 bekroonde het Zeeuwsch genootschap zijn ant­woord op de vraag betreffende de kenmerken, oorzaken, be­handeling, voorkoming en stuiting der besmettelijke rotkoorts op de nitgaande 0. 1. schepen dezer landen, met good. Ook werd hem in hetzelfde jaar de gouden medaille op het voor­stel van het Bataafsch genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte te Rotterdam over de geschik8te middelen om den gemeenen man tot list gewillig gebruik maken van de in­enting der pokken aan te moedigen, geschonken. In 1777 schonk hem de Maatschappij ter bevordering van den landbouw te Amsterdam den eereprijs voor de door haar gevorderde opgave van de kenmerken, oorzaken en middelen ter voorkoming of genezing van het ongans der schapen; in 1786 de Hollandsche inaatschappij der wetenschappen te Haarlem een voor zijn antwoord op de vraag over de borst­watersucht, in 1788 het Provinciaal Utrechtsch genootschap 5 an kunsten en wetenschappen, dien voor zijn antwoord op de vraag over de kinkhoest, en in 1793 over de Engel8che ziekte. . Voorts gaf hij Beschrijving van eenen door den donder doocielijk getroffenen ; Waarnemingen wegens de nadeelige gevolgen van •he onvoor­zigtig toedienen van braakmiddelen in volbloedigen zoncler vooraf in het werk gestelde aderlating-; Waarneming wegens de longtering met eene opening op den schouder, door welke zich de etter ontlaste enz , in het in 1771 doorDr.A.Lentfrink te Rotterdam uitgegeven in zijn Geneesk. Tijdschrift. Voorts gaf hij Woarneining wegens eene longtering door steengtoffe veroor­zaakt en Waarnemingen van eene gedeetelijke versteeninq der kolijkdarmen, in het 3de en 7 de deel van de werken van het Zmuwsch Oenootschap ; Waa-neming van eene doorgaande gal- of kwijlkoorts in het eilartd Over-Flakke i i1 de Verhand. v. h. Baiaafsch Genoots. van Proefonderv. wijsbegeerte te Rotterdam. Zie Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Verwoert; Arrenberg, bl. 522. VELAER (MARTIN) berokkende, sedert hij in 1475 schout der stad Hoorn was geworden, veel onheil door zijn hevige staatszucht, haalde door zijne vervolgzucht met andere re­geeringsleden den haat op den hals van een groot deel der burgerij en vermeerderde het misnoegen door het petal zijner dienaren te vergrooten, waarmede hij in 1477 voor het eerst naar de kerk trok, zijnde zij alien op de wijze van aanzien­lijke heeren in gelijke liverij gekleed. Dit gaf olie in 't vuur en verwekte grooten oploop, waarop het yolk vermin­dering van bieraccijns verkreeg. V e 1 a e r trok toen naar om te klacren over de burgerij; maar deze maakte b van zijn afwezigheid gebruik en plunderde door zijn onvoor­ zigtig schrijven aangevuurd, zijn huis en verbande hem uit de stad. Na vruchtelooze pogingen om weder in 't bewind te raken, verkocht hij zijn rest op 't schoutambt aan J a n van Eg mo n d, die met hulp der Kabeljaauwen, waarvan hij het hoofd was, de stad veroverde. Later werd. Velaet weder schout, doch geen lessen van wijsheid getrokken hebbende, begon hij met verdubbelde ge­strengheid te vervolgen, zoodat hij andermaal uit de stad moest vluchten. Wel poogde hij zich met geweld om de stad te verzekeren, doch hij sneuvelde bij den derden aanval in 1482. Zie Velius, Chronyk van Hoorn, (Reg.). VELDE (A. v. DE). A b c o a d e noemt hem in zijn 4anh., 219, de schrijver van Schrijfkonst, fol., Arithemetica 8°. en Predicatie over Jeremia VI, vs. 1-6. 8°, Waarschijnlijk heeft bier verwarring plaats. Over het aigerueen zijn bij hem bn Ar r en b er g de berichten over de v. d. Veld° s zeer ver ward. VELDE (ABRAHAM VAN DE), zoon van Abraham van de Veld e, die in 1619 predikant werd te Veen, classis Gorinchem, en daar in 1647 overleed, werd in 1614 in Zeeland geboren. In 1640 werd hij tot predikant te Zeven­hoven beroepen, vanwaar hij nog in hetzelfde jaar naar Schoon­hoven en in 1651 naar Utrecht vertrok. Volgens sommigen werd hij, tengevolge van een hevig geschil met de stedelijke regeering over de inkomsten en de administratie van de be.-zittingen der vijf kapittelen, die geseculariseerd en welker bestuurders, vroeger geestelijken, toen wereldlijke personen waren, met zijn ambtgenoot J. Teelin g, door de regeering van de bediening ontzet, behoudens eer en goed, en hem den 19den Julij 1660 de inwoning der stad verboden. In 1661 werd hij predikant te Arnemuideu en in 1663 te Mid­delburg. In 1675 werd hij, door invloed van Willena III, van den ban te Utrecht ontslagen, doch keerde naar Middelburg terug, waar hij den 7den Junij 1677 overleed. Als schrijver is hij bek end door zijn : Ooghsalve om te sien wat te houden zij van de kanonikerj. Utrecht 1659. Verzameling van keuratoffen en predicatiin over Jeremia V : 1-6. Wonderen des Allerhoogsten, het eerst in 1669 uitgegeven, in 1733 voor de vijfde maal gedrukt. In 1833 bezorgde Mr. A. M. C. van A s c h van W ij k een nieuwen druk van dit werk. In 1678 (dus na zijn dood) verscheen zijne Apologie. Zijn zoon N ic ola a s, predikant te Overzande en Driewegen, werd door zijn nabuur de Kleve r, predikant te 's Heerenhoek, in zijn eigen huis vermoord. Zie de Zaager, Jaarg. 1872; K ist en Moll, Kerkhist. Archief, D. IV, bl. 515, 322, 330, 336, 337 ; V rolykhert, Vliss. Kerkh. bl. 202, Coon-. van den laatsten druk der toonderen anz. VELDE (ADRIAAN VAN DE), beroemd landschap- en die-. renschilder, zoon van Willem van de Veld e, de oude, werd in 16°36 te Amsterdam geboren. Nog zeer jong werd hij bij Jan W ij nands te Haarlem ter leerschole gezonden. Toen hij, bij -zijne aankomst de door hem vervaardigde tee­keningen liet zien, stond W ij n a n d s verbaasd, en riep zijn vrouw, als door een profetische ingeving nit : # W ij nand s1 ee meester is geboren !" Deze voorspelling werd bevestigd. Vrbazend waren zijne vorderingen, en op een leeftijd dat agderen beginnen te teekenen, was hij reeds een meester in 5* het schilderen, teekenen en etsen. Van zijn jeugd of had hij zich naar de natuur geoefend, 'tgeen uit zijn kunst­werk, dat overigens een geheel oorspronkelijk karakter heeft, blijkt. Zorgvuldig," schreef I in in e rz e e 1, • in zijne teeke-ning, roerend en schoon in zijn koloriet en effect, vlak en meesterlijk is zijn penseeltoets, geestig en verscheiden in zijne ordonnanties, toont. zich va n de V e 1 d e 'een genie, nage.. noeg gelijk te stellen met van B e r c h e m, die misschien door niemand overtroffen wordt dan door Pa ul u s Po tt e r." Doch niet alleen in het landschap met veldgedierte, maar ook in het geschiedkundig vak gaf hij proeven van een ongemeen talent. Zoo schilderde hij o. a. verscheidene Passiestukken voor de It. C. kerk in de Spinhuissteeg en een .dineniing van het kruis voor die op de Appelmarkt te Amsterdam. Groote prij­zen werden er bij zijn leven en vooral na zijn good voor zijn kunst besteed. Een bergaehtig Landschap gold op de verkooping van C r e m e r f 2,070.00, een landschap met koeijen en schapen, op die van Pot f 3,000.00, een land­schap met een herder, eene vrouw en onderscheiden velddie­ren voor /7,650.00 en voor het kapitaalste stuk, dat van dezen meester bekend is, voorstellende een Brabantsch land­schap, in den omtrek van dntwerpen, werd op de verkooping van Gerrit van der Pal s, f 10,000 behaald. Te Rome werd op de veiling van den kardinaal F e se h, door lord Herfor d, voor Jacob verlaat zijn vaderland 25,000 francs en op de verkooping van P h. Patureau te Parijs in 1827 een landschap met figuren en vee door denzelfden 23,500 francs betaald. Het koninklijk kabinet te 's Hage bezit van dezen meester een boomrijk landschap met beaten, en een gezigt op het Scheveningsche strand met eenige visschers. In 's Rijks mu­seum te' Amsterdam vindt men van hem een landschap met rustend en grazend vee en eenige figuren en een heuvelach­tige streek met eene hut, voor welke eene vrouw gezeten is ; mats een landman, op een wit paard, langs schapen en ver­dere st offaadje. Belancrrijke prijzen werden er ook voor zijne teekeningen betaald. tbp sommige verkoopingen gold eene met de pen en roet of met sapverw bewerkte teekening /1,190.00. Op de verkooping van de Vos golden drie teekeningen, een afioop van eene weide met koetjen en paarden .f1,190.00, een bosch­gezigt met een ruatenden ,Jager en bond /1,350.00 en een landschap met een breede rivier, met een herder, koetjen en andere stoffaadjen f1,350.00. V an de V e 1 d e handteerde ook de etsnaald. Bartsch geeft eene beschrijving van 21 door hem geetste prenten. Op de verkooping van den Grave von Fries werd dit stet pretiten met f 992.00, drie land- sehappen met stoffaadjen, bij Bartsch onbekend, metf 555.00 en een liggende koe in een landsckap, even zeldzaam en bij Baatsch onbekend, met /120.00 betaald. In -het Museum van der Hoop berust eene schilderij, waarop A d ri aan van de Veld e, zich zelve, zijne vrouw en kinderen heeft afgebeeld. H o u b r a k en en D e s c a in p s geven zij? portret. Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus en de Rive• Court; Muller, Cat. v. portr. VELDE (ADRIANA VAN DE), dichteres uit de 19de eeuw, gaf in 1819 te Sneek in het licht: Vruckten der eenzaamheid. Zie v. d. A s, N. B. A. C. Wb. VELDE (ConNEus VAN DE), zoon van den beroemden zee­schilder W i 1lem van de Veld e. Volgens anderen zou hij een broeder van dezen geweest zijn. Ook hij vervaardigde zeegezichten. Zie Kramm. VELDE (CORNELIS VAN DEN), lid der rederijkerskamer Per­nieuwt wt Liefden te Gorinchem. Hij vervaardigde o. a. een Bereliedi op 't Loffdicht tot prijs ende eere van de seer eerlicke pluisierige ende liberale coma der Musycke van Jan van der Does. Zijn zinspreuk was:.fortuna comes. Zie v. d. A a, t. a. p. VELDE (Duo( PIETERSE VAN DE), commissaris van de loodsen in den Briel, diende den lande bij het uitbreken van den tweeden oorlog tegen Frankrijk in 1688. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. iVeirl. zeew., D. III, bl. 444. VELDE (RSAIAS VAN DE). Zie VAN DE VELDE (JEZAIAS). VELDE (FRANS VAN DE). Van dezen komt eene teekening voor. Doeh Kramm oordeelt teregt dat in plaats van F r a n s Es a is s moet gelezen worden. Zie Kramm. VELDE (FRANS VAN DE) schreef: Bern& der dwalinghen, valsheden ende misbruycken in die beljdinghe des Calvinisten verspreyt. Loven 1567. kl. 8°. VELDE (GABRIEL VAN DE) kwam in 1703 als proponent te Alphen in Noord-Brabant, vertrok in 1705 naar Etten, . zes jaren later. •naar Breda, wera in 1740 emeritus en over4 feed in 1761..-Hij gaf in het licht: Perklaring van het VI lisle kapittel van den Brief aan de Itomeinen. Angst. 1729. reurstoffen of XIV Predicatien over eenige uitgelezen tex- ten des 0. en N, testaments. Amst. 1742. 8°. LOpredikatio op D. Patin Irk Pitilipp.1 : 21. Breda 1738. 4°. De uitnemendheid van het klaaghuis ¥ het huffs der maaltijdAn. Doodregt. Heil van Gods verlossing. Zie Brans, Kerk. Beg., bl. 170, 172, 174; Glasins, Godgel. Ned.Maurik, Naamrol d. Godgel. schrijvers ; Arrenberg, bl. 522. VELDE of VELDIUS (Gunniatus VAN DE), in Gelderland geboren, regulier-kanonnik van St. Augustinus in Franken­ daal, was een wijsgeer, wis- en aardrijkskundige. Hij schreef : Empyreale majus sive de toto universo. Libris XXIV . Empyreale minus: prioris compendium. Libris VII. Statuta sororum ordinis sui. Mathematica nonnulla, Sermones, Epistolae etc. Zie Trithem ins, de clar. script. Germ.; Foppens, Bibl. Belg., T. I, p 425; Val. Andreas, p. 335. VELDE (H. VAN DER) te Sneek schilderde landschappen en stadsgezichten. Op de tentoonstelling te Amsterdam komt van hem voor : Een gezigt tangs de Waag en rischmarkt. Hij was toen 78 jaren oud. VELDE (JACOB VAN DE), prior der Augustijnen te Brugge, is bekend als schier uitsluitend belast om met de gevangen ketters te disputeren. Hij schreef een Claer betooch van den oorspronck der Lutherie. Ghedruckt te Brugghe 'by Pieter 'de Clerck. 1567. 8°. Zee Janss en, Jacobus Praepositus, bl. 226; Dez., Kerkh. te Brugge, I, 102004; Caid. de livres d'occasioh de Pierre' Kockx, N°. 327. VELDE (JACOB VAN DE) vervaardigde prentteekeningen in den trant van die van Ploos van Amste 1. Oprefattil:.its n Buren, baljaw van Noordwijkerhout, 1808, bl. 200, komt het complete door hem tielven vfirOjaardikde work -voor, door 'Itr a m m bes6ltreven. ..I VELDE of VELDIUS (JACOBUS) werd in 1571 te Leuven doctor in de godgeleerdheid on Proviiiciaal prior der A.ugus­'tijnen. Hij gaf in het licht : l'abukte in Evangetia et Epistolas duadragesinales. Lovanii 1563. Venetiis 1566. 8 °. Exarratio Paraphrastica Epistolaruyn duadragesimaliunz. Lovan. 1573. 8°. In Fassionem Domini. Antv. 1570. 8°. Commentaria in Danielem Prophetam pro coteione explica- turn. Ibid 1576. 8°. De vera corporis Christi in Eucharistia praesenti(4. A.ntv. 1580. 8°. (in 't Vlaarnseh). Hij overleed te St. Omer in 1583 in de ab ,Tij van St. Bertinus. Zie Foppens, Bibl. Belg., T. I, p. 541; Val. Andreas, Bibl., Belg. p. 435. VELDE RAN VAN DEN). Volgens SOMMigell hi 1568 te Haarlem en volgens anderen in 1569 te Antwerpen geboren. Hij zou eerst schoolmeester te Rotterdam, later to flaarlen en aldaar den loden Septerni;er 1623 overladen zijn. Zijn praclitige selirijfkunst is in grwure versehenen, °tiler Glen titel: Deliciae vr;riarum insigniumque scripturaruin. Aqctore Jo­anne Veiflio, scriptere cefeberrinzo, Gerardus Gault; sculpsit. lictrionerisis 1604. 1°. Ainst. 1604. Spieghel der schrykonste. Rotterd. 1605 en ald. met Duit­schen tekst. 1606. Zie Schrevelius, Beschrijv. v. .bl. 318; Collot d'Escury, Boll. roein, D. A 1, bl. 255 ; S ch o t e 1, Avondst. 1. 30; D ez., Volksb., Kr am m, Cat. de Borluut de Noortdinck, , 1, p. 97. (Reg.) VELDE Senior (JAN VAN DE), schilder en teekernar, die wel met Jan %Tall de V e 1 d e Junior of de Jonge . verward wordt. Hij leefde nog in 1679. Zie Kramm. VELDE, de Jonge (JAN VAN DE), noon van den beroemden schrijfmeester, wend in 1598 te Haarlem geboren, sehilderde land­schappen, boerenkermissen, beesten en dergelijke; doch behaalde meer roem als graveur, zoo met het burin als den etsnaald, Immerz e e I schrijft dat hij op twee verschillende en elkander tegengestelde wijzen werkte, de .eene met de etsnaald, die vrij en luchtig was, de andere met het.gVaveerijzer en soms met de drooge naald. De eerste bezigde hij voor de landschappen, de andere voor uitvoeri.ge voorwerpen, die hij met groote netheid, in den trant Ian den grave G o u d t, krachtig en pikant bewerkte. Er bestaan van hem een menigte prenten, landschappen, boerengezelschappen, portretten enz., voorstel­lende naar Molijn, Eilsheimer en Buitenweg. Zijn overlijden is niet bekend, doch op de 24 landschappen, on. der den titel ilmoeniesimae etc. Johanna T'eldio Iuniore delineatoe et in lucem editae a N. J. Visscher anaglyptario, anno 1605, heeft V i s s c h e r hem bepaaldelijk de Jorge ge­noemd, Nagler vermeldt 103 zijner werken, waaronder ech­ter niet de Begrafenis van Prins Maurits, door Jan van de Veld e, juxta direct. J. de Gheyn. Dedic. J. Veldius et J. Hondius. Amst. ex ojic, J. Honda. 20 bladen, br. f°., uiterst zeldzaam. In 1681 werd op eene verkooping een exemplaar met f60 betaald. Zie immerz eel; Kramm. VELDE (JAN VAN DEN), geboren omtrent Antwerpen, was een knnstschilder. Hij werd in 1538 als herdooper te Utrecht onthoofd en op een rad gesteld. Zie Dodt, Archief, D. VI, bl. 181; Kramm. VELDE (JESAIAS of ESAYAS, ESYAS VAN 'DEN), Z0011 van den beroemden Haarlemschen schrijfmeester Jan van den Veld e, werd omstreeks of voor 1597 te Haarlem geboren. Hij was een leerling van Pieter Den ij n, en muntte nit in het schilderen van veldslagen, schermutselingen, dorpspiunderin­gen, aanvallen van roovers, transporten van krijgsvolk enz. Verscheidene schilders bedienden zich van zijn penseel, om hunne landschappee met beeldjes, paarden en , ruiters, op de Spaansche wijs gekleed, te stofferen. Hij woonde in 1626 te Haarlem en in 1630 te Leiden. Het jaar van zijn dood is onzeker, doch hij leefde nog in 1652. Behalve veldslagen enz. schilderde hij ook binnenhuizen, b. v. Spelers op een verkeer­bond. Nagler vermeldt 18 nummers zijner figuren. Zie Orlers, Beschr. v. Leid., D. I, bl. 399 (3de dr.); Immerse el;Kramm; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VELDE (JOANNES VAN DE), predikant te Zierikzee. Van hem bestaat een lijkrede op C h. A. d e La villett e, pred. te Zierikzee, achter diens de bedroefde Christen vertroost,1770, een toegift op 1 Corinth. XV. Hij is waarschijnlijk ook de schrijver van Tweehonderd jarig jubelfeest ter gedagtenis van de ver­lossing der stad Zierikzee uit de Spaansche dwingelandy, in eene Leerrede van Psalm LXVI : 12, met bijgevoegde aan­teekeningen. Zierikzee 1777. VELDE (JOHANNA ELISABETH VAN DE), geb. Helm ek e, werd den 4den November 1762 te Amsterdam geboren. Zij was lid van het .thnsterdamsche dicht- en letteroefenend ge­nootschap en van het genootschap Hierna Folmaakter. Het ve, mote, 79sto en 85 0te der Evangelische en bet 8 51443, 918t e, 1238o, 1248te en 1648t0 van den Nadel Christelijke gezangen voor de openbare godsdienstoefeningen zijn van hare hand. Zij overfeed te Zutphen den 268ten October 1844. Zie B. Janssonins, Gesch. van het Kerkgez. VELDE (PIETER VAN DE), eeu weinig bekend zeeschilder, die in het laatst der 16" eeuw in Ligeland bloeide. 'Naar­schijnlijk was hij een afstammeling van Jan van de Veld e, die zich aldaar had gevestigd. In de Bilder-Gallerie zu Salz-Mahn 1776 was van Pieter Een vreeslifice zeestorm. Zie Kramm. VELDE (WILLEM VAN) is opsteller van een tooneelstuk, getiteld Reinherte. 1641. Zie Witsen Geijsbeek, D. V, bl. 434. VELDE (WILLEM VAN DE), de oude, in 1610 te Leiden geboren, werd aanvankelijk voor den zeedienst opgeleid, doch kwam in een andere betrekking in 's Lands dienst, aan boord van een advies—jacht, dat in den oorlog tusschen Holland en Engeland de vloot vergezelde en bestemd was om berigten heen en weer over te brengen. Op deze zeetogtjes teekende hij alle groote en kleine vaartuigen, ja ook admiraalschepen en heele vloten in • hare bewegingen en zeemanoeuvers op papier en gewitte paueelen, en bood aan de Staten deze teekeningen bij zijn mondeling verslag aan, en ontving daar­voor een onbekrompen belooning. Om behoorlijk aan zijnen lust en tevens aan zijn brandenden kunstijver te voldoen, zeilde hij met een galjoen-schip tusschen en om de vloot, ten einde de beste punten voor zijne teekeningen uit te kie­zen, zonder zich te bekreunen over het gevaar waaraan hij zich blootstelde. Zoo had hij b. v. nog kort voor het springen van bet schip van Obda m, in 1665, aan boord er van het middagmaal gehouden. Ook liet hij zich onbevreesd rondroeijen om het gevecht tusschen de admiraal O b d a m en den hertog van York, en den driedaagschen zeestrijd in Junij 1666 tus­schen de It n i t er en Monc k, of te teekenen. Later noodigde hem Koning K a r el II uit naar Louden over te komen die hen in 1675 tot zijn zeeschilder, op eene wedde van f 1200. Ook had hij zijn zoon Willem van de Velde, de jonge, een diergelijk jaargeld toegelegd, om de zeegevechten van zijn vader in kleuren to brengen. Voor zijne schilderijen werden aanzienlijke prijzen betaald. Zoo zijn zijne schilderijen, voorstellende de Nederlandeche expeditie op de rivier te Louden, 23 Junij 1667, bij Matta= en de terugkeering der vloot naar de Reede van Vlissingen in 1706, nit den boedel van Dan i el It a d e m a cher, aan tie stad Vlissingen gekomeRs. De twaalf groote schilderijen door vader, en zoon gesceilderd zijn op Hamptoncourt. Hij woonde tusschen 1676 en 1682 te Green wic1), overleed in 1693 en werd in de St. Jacobskerk te Londen begraven. Zijn portret is bij Walpole. Zie Navorscher, D. XI, bl. 1861; immerzeel; Kramm; Nieu­wenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Collot d' Es­carp, foil, roem. D. I, biz, 63, 64, 109, A. 1, b1.171, 72, D. II, bl. 106. VELDE (WILLEM VAN DE), de jonge, zoon van de vorige, werd in 1633 te Amsterdam, waar toen zijn vader woonde, geboren, door zijn vader in de kennis van den scheepsbouw en scheepsteekenen en door Simon de Vli eg e r in het ,schilderen onderwezen. Hij vergezelde_ zijn vader op diens zeetogtjes en gelijk deze bij vele teesiagen tegenwoordig. Toen Koning Karel II van Engeland hem tot hofschilder benoemde (1677), had hij reeds in de kunst zulk eene hoogte bereikt dat hij onder de eerste zeeschilders werd gerangschikt. "Voor hem had nog niemand zulk een schoon talent aan den dag gelegd, na hem is hij door niemand overtroffen." „Hij was in alle deelen der kunst een onovertroffen meester." "De schoonheid en naauwkeurigheid der teekening ; de bevallige vormen en bewegingen zijner schepen, het bekoorlijke hunner richtingen het dunne en lieffelijke der luchten, de zachte in den glans der zon daar peen drijvende zonnewolkjes, bet hel­ dere, afspiegelende en doorschijnende watervlak, de oordeel­ kundige wijkingen der lichttinten, zich verliezende in novel­ achtige verschieten, die zee en lucht aan den gezigteinder vereenigen; het heerlijke koloriet, het vleijendste penseel, de rijke en altijd gevarieerde ordinantien, de betooverende eftekten, kortom al zijn kunstwerk zich door waarheid, door­ wrochtheid en genie. Even zeer moet men hem bewonderen in bet natuurlijke en stotite zijner door den storm gezweepte wolken en hevig kokende golven dan in zijne guile stille zeeen bij het liefelijkste zomerweder. Na het overlijden van honing Karel II. sehijnt van de Ve 1 d e een uitstapje naar zijn vaderland to hebben gedaan, want in het volgende jaar schilderde hij een gezigt van de haven van Amsterdam en van het Y te zien thans in het Museum to deter stede. Waarschijnlijk is hij wederom spoedig naar Engeland vertrok­ ken, waar hij in 1707 overleed. In Hamptoncourt vindt men 12 zijner schilderijen in 1676 en 1682 vervaardigd, meest alle zeeslagen tusschen Holland en Engeland geleverd voorstellende. Het Amsterdamsche Museum bezit, behalve het genoemde, nog van hem de over- gave van het Engelsche Admiraalschip °The Royal Charles in het opbrengen van vier veroverde Engelsche schepen, twee kapatale stukken, op de verkooping van G. van der Pot vex& bet thalvernernent in 1808 voor f 8,000.00 aangekocht, voort nog 1 woelend en 2 stille waters. Het Koninkliik kabinet te bezit van hem 2 stifle waters. Ben strand , waar twee 8chuiten en bootee voor anker leggin met uitge­ spreide zeilen om te droogen, verder een klein vaartuig met badende figures en dieper in zee eenige groote schepty4, ,met het jaarmerk 1651, behoorde weleer aan den Hertog van Berry en werd voor f 6,000.00 aan Sir Rober tPe el ver­kocht. Kapitein Harcourt te Londen bezat een Haven­hoofd met bijwerk, waarbij een geankerd vissehers vaartuig en een drijvende sloep, vroeger in bezit van Muller en in 1822 voor f 6,025.00 verkocbt. In Engeland vooral werden groote prijzen voor zijne stukken gegeven b. v. voor een water­gezigt in 1844 f 17.883, een zeegezigt, het Morgenschoki 2376 (in 1844), voor een Schipbreuk f 5630 besteed. Het kanonschot, een juweel, gold f 16.560, een kalme zee met oorlogschepen die voor anker liggen en een groote menigte schuiten f 14.232. In 1702 g lden, op de kunstverkooping van J a n Agg e s te Amsterdam vier zeegevechten (voorstellende de vierdaagsche zeeslagen slechts f 10.90. Ook werden aanzienlijke sommen voor zijne teekeningen besteed. Zoo gold zijne schoone teekenino. De zamenkomst b 1560. In der Engelsche en Fransche vloot aan deNove f het Museum It e y n a r s waren er 21, o. a. een uitmuntende zeeslag met de pen en O. 1. inkt. Ook bezat er de baron V ersto lk van Soelen verscheidene, o. a. Het vertrek van Karel .TI met de koningin naar Engeland, voor f 9.50 verkocht. Zijn portret, door Michel van Musschel geschilderd, werd op die verkooping voor f 600 . verkocht. Zie Houbraken; van Eijnden en van der Willigen; Im-merzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Brandt, Lev. van de Ruyter, bl. 476; Collot d'Escury, Holt. roem, t. a. p. VELDE (WILLEM VAN DE), een man, die een tijdlangals een der hoofdvokalen gold in den kring der dichtkundigegenootschappen welke op het einde der 18de eeuw binnen Amsterdam zich vormden, heeft hier en daar verspreide ge­deelte nagelaten en onder deze het 1478te 17 4ste en 1758t° der _Evangelische Gezangen. Ook komen er gedichten van hemvoor in de bundels van het genootsehap Hierna Volmaakter. Hij was de echtgenoot van J o ha n n a E l i s a b e t h van de Vel de geb. Helineke. Zie blz. 72. Zie v. d. A a., N. B. A. C. Wb.; v. Doorninck. Anon en Pseud. VELDEN (A. Vex Dza), schreef: Over de inenting der koepokken met goed gevaig aan ,613n reeds pokkerid kind •heproefd in :41g. N. en L. Bode. 1802 - II. bl. 231. D. Zie Holtrop. Bib!. Med. et Chir. VELDEN (a of G..kunstgraveur nit de eerste helft de 17de eeuw, van wien eenige portretten bekend zijn. Zie Kramm. VELDEN (JAKOB ANDREAS VAN DEN), den 14deu November 1796 te Goch, in Kleefsland, geboren, trad den 4den Mei 1813 .als apprentif marin", aan boord van Z. M. Brik 'here, Eskader Texel, in dienst en klom achtereenvolgende op tot kadet-wachtmeester bij het corps rijdende artillerie, adelborst der tae klasse bij de marine, met verzoek om bij het corps rijdende artillerie te mogen blijven, tot kadet-fourier, tweede luitenant-adjudant, eerste luitenant, kapitein, majoor en werd op zijn verzoek den Pun Mei 1852 gepensioneerd met den rang van luitenant•kolonel. Hij nam deel aan de expeditien op Celebes tegen T ont o l i (1822) op Sumatra tegen het Rijk van Men a n g k a b oul (1823), wederom op Celebes tegen Beni en Soopa (1825), aan den oorlog op Java, tegen de opstandelingen van Serang en Madioen (1825-1826). In 1831 lag hij in de vesting Vlissingen, en in 1831 was hij bij het mobile leger in Staats-Vlaanderen gedetacheerd ; in dat zelfde jaar diende hij tot 1835 aan boord van Z. M. schip de Zeeuw, op de Westerschelde, aan den Helder en vertrok er mede naar Denemarken, Zweden, Rusland en Engeland. Hij was ridder der militaire Willemsorde, van de Nederl. Leeuw, en der orde van de H. Wlademir, en overleed den 27 8ten Junij te Boxtel, bij zijn echtgenoote Anna Pe • tr onell a Maluen 1862, geen kinderen nalatende. Part. berigi. VELDEN (JAN VAN DEN), vice-admiraal, ridder van de or-den van den Nederlandschen leeuw en van de Eikenkroon met de ster, overleed te -Utrecht 26 Maart 1864. VELDEN (MATTHIJS VAN DE), tooneeldiohter van wien bekend is: Calastres sterfdagh, 1631. Zie Witsen Gekjs beck, B. A. C. Wb., D. V, bl. 434, VELDEN (PETRIIS CAREL VAN DEN), te Utrecht geboren, beoefende onder C. K r am m met goed gevolg de schilder- en teekenkunst, doch overleed kort na het volbrengen zijner akademische studitin in 1830, Zie K ra mm, VELDEN (PIETER VAN DER), den 10clen Jan. 1806 te Enkhuizen geboren, verbond zich in 1826 aan het gymna­sium van H. J. N a s s a u, rector te Assen, tot het geven van onderwijs in de nieuwe talen, legde zich op de oude letteren toe, en bezocht in 1829 de Hoogeschool te Utrecht, waar bij door het geven van onderwijs in zijne behoefte moest voorzien. In 1830 vatte hij bij het uitbreken der Belgische onlusten de wapenen op, en werd in 1832 onderwijzer in de Fransche en Hoogduitsche taal en letterkunde aan het in­stituut der Marine te Medemblik, zette intusschen zijn letter­oefeningen voort en ontving in 1835 te Utrecht den docto­ralen graad in de wijsbegeerte en letteren met een Disserta­tie de Comitii8 curiatis apud .Rotnanos. In 1838 werd hij schoolopziener in 't vijfde district van N. Holland en over­leed den Eden April 1839. VELDEN (WILLEM CORNELISSEN VAN), of v an Veld e, de bekende dienaar en leerling van de G r o o t, vervolgens zijn secretaris, later notaris en advokaat voor het Hof van justitie in Holland, was een beroemd rechtsgeleerde en beoefende ook de Nederduitsche dichtkunst. In 1659 gaf hij te 's Gra­venhage in 't licht Hoftapijt tot cieraed van de gewelfde staetzael van 't vrije Batavia. Ook is hij de schrijver van het vermaarde testament van Fr e d erik H e n d r i k. Hij was de echtgenoot van Elsje van Houwelingen. Zie v. d. A s, B. A. C. Wb.; H. Vollenhoven, Broeder Gerange bl. 73; Sch e items, Geschied- en letterk. lifengelw., D. III, St. II, bl. 225; Vad. letteroef., Nov. 1824; de Advocat, p. 112, Geschiedk. Aant. betreff. het Slot Loevestein, bl. 80 en 81, Jaarboekje your 't Schoone en Goede voor 1823. VELDENAER (JoHAN), een boekprenter of drukker te Utrecht, die ook elders gewoond heeft, gaf in 1479 in het licht Chronica, quae fasciculus teinporum dicitur. Per Joannem Veldener, in florentissima universitate. Lovaniensi, in fol. Schre v erius meent ten onregte, dat er een druk van 1474 bestaat. Er bestaat er echter een ook te Utrecht in 1480 gedrukt. Het is, volgets d e Win d, een omslagtig werk, aanvangende met het begin der wereld eu doorloopende tot op den dag der uitgave. Bo x h o r n trok hieruit hetgden onze Noordelijke gewesten betreft, en gaf dat in 1650 te Leijden met aanteekeningen en den titel Cronyk van Holland Seland en Westf'riesland 4°. in het licht. Deze Chronyk, is met uitzondering van zeer weinige plaat­sen, dezelfde als het Chroilicon de Hollant, welk Malt h-lens en d. V. zijner Analecta heeft uitgegeven. V a n .w ij n houdt dit Latijnsche voor 't oudste. Ook het Chroni­con de Trajecto et ejus. Episcopatu, 't welk in D. V. der. 4nalecta fodikomt, kooit bijna:Avoordelijk met Ve I d e­ -naer overeen. Vermoedelijk dat V e ld enaer deze beide oude Kronyken vertaaid en in zijn, werk gelaseht heeft. De Win d houdt hem your den evertaler en ten hoogsten voor den -vervolger • van den Latijnechen Paseiculus eTemporum v an Werneru s. It o I ey in c k vondaar, een Westfaal en Xlitthuher monnik, waarbij hij , dan de twee bovengemelde, naderhand door M at t h a e a s uitgegeven kronyken vertaald en bijgevoegd heeft. Zie Ab. Hensse,n, Hist. Ectl., T. II, p.142; Sweertii Ath. Belg. p. 480; Val. Andreas, Bat., Belg., p. 584 ; Foppens, Bibl. Bag., T. II, p. 50; Burmani 'raj. eruct.„ p. 384; Vossins, de fist. Lat., p. 519; Meer pan, Orig. Typogr., T. I, C. V, 9?-10„ C. XI, § 5_; P. Marchand, Dice. Hist. Art. Veldenaer: van W Huisz. le­'yen, D. II, bl. 87, 88 ; Voorr. bl. XVII; Pars, Nacnrol, bl. 89; de Wind, Negri. geschieds., bl. 84, 85, 282. VELDEOVEN.woonde te Dordrecht de viijs-geerige lessen ,bij van G. Kuipers, die hem aanteiding ga­ven tot het vervaardigen van een dichtstuk, getiteld nicht­kundige bespiegelingen over de Aarde, den Mensch en den Sterrenhemel. Dordr. 1778. Zie Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb., D. V, bl. 434. VELDHOVEN (HENDRIK vAN), te Leiden geboren, was onderijzer in de teekenkunst, 'schilderde portretten en mo­derne ordonnantidn en was de eerste, -die in het Renswond­sche gesticht te Utrecht als teekenmeester werd aangesteld. Hij overleed aldaar in 1769. VELDHOVEN (PAuLus VAN), zoon van den vorige, in 1735 te Utrecht geboren, ontving onderwijs van zijn vader en werd' een wakket portretschilder. Hij overleed in 1827 in den Onderdom van 92 -jaren. Zie Immerzeel; Kramm. VELINGIUS (ABDIAS), zoon van Wile mil* elingi u,s, werd A. L. Mag. phil, en theol. doctor en predikant te Benthuizen in 1744, drie jaren later te 's Hertogen,bosch, waar hij ook professor in de. Joodsche ondheden werd, welke betrekking hij aan.vaardcle met folio Or. de Conflagratione Nadubi et .dbihu, Sylvae Duds 1749, in het 2de deel van zijne Mengelsehriften ver- taald opgenomen. Ofsehoon Veli n g in s in hooge achting stond, viel er ech­ ter -iWethaast, lets voor, dat hem bij velen in minachting biagt. Hij ,vgerde natneliik een Itogerdamsch meisje, buiten wil ha­.rer ,ouders, naar Kleef, waar hij Naar huw'Ie. Dit belette niet dat EiF in 1750 te Kleef werd beroepen, in 1151 near 's Her­tOgenlitr§oh- terugkeerde, waar hij wederom tot predikant en hoogleeraar in de grieksche taal en gewijde welsprekendheid werd aangesteld. Hij aanvaardde deze post met een Or. de St. N. foedeigs orationibus veleris Graeciae rhetoribus ante ponendis. Twee jaren later verkoos hij 'sHertogenboscih to verlaten en naafi Heusden te pan, dock sprak den 4den Dec. 1759 eerst eene redevoering uit Over de Illustre• schoole te 's Hertogenbosch, waarin derzelver oorspron9, voortzetting,lot­gevallen en hoogleeraren uit echte stukken nagespoord en ont­ dekt worder. 's Hertogenb. 1760, oorspronkelijk in het latijn uitgesproken. In 1763 verwisselde hij Heusden met Bergen­op-Zoom en deed in 1794 als veldprediker, gedurende het beleg van 's Hertogenbosch, drenst. Kort daarop werd hij emeritus en over]eed in 1803 op zijn huizinge Ter Aa te Berlikum. V e 1 i n g i us was een geleerd man, en behoorde tot de eersten, wiens verhandelingen door het Haagsch genoot­schap bekroond werden. Zijne verhandeling tegen het werk van J. Priestley werd met die van Segaar en C. Gr a-yell den eereprijs waardig gekeurd. Ook gaf hij in bet licht : lehova's trouw in het onderhouden van zijn verbond met David en zijn zaad. Leerrede gehouden op de heugchelijke geboorte van Willem F. 's Bosch 1748. Lijkrede op Ds. J. D. Mann. Kleef 1751. Tien Leerreden over Psalm 1,411111. AJd. 1753. 1Jdelheit der weereZt, in twee leerredenen. Utr. 1755, Vcertag geestelijke gezangen welke in de Gereformeerde kerken van Cleve, Gulick, Berg, Marcksland en Nieuw•Hanau gezongen werden. Amst. 21760, Hanau 1770, Cleve 1798. Onderzoek of onder hen, welke den Reiland Jena- gevan­ gen namen, b.ij Getzemane, eene Romeinsche krijgsbende ge­ weest zj. Amst. 1783. Mengelschriften, zijnde vrje gedachten over versehillende onderwerpen.. Ald. 1784, 1790. 2 din. -Zie A. V elin giusi Redev. over de Illustr. school to 's liertogenb., bl. 85 ; Hermans, Gesch. der Ill. en lat. school te 's Hertogenk, bi. 30 ; Glasins Godgel. Neal.; Royaards, Haagsch genootscli., bl. 88; v. d. Aa, N. B. A. C. Wb.; Kobus en de Rivecourt; Ver­woert. VELING1US (J. P.,) J. U. Studiosus beoefende de podzij, blidkerm zijn .Rouwklagt op de smertelijke en schieljke dood van David F'rantzius, Hoogleeraar te Groningen, in 1742 met andere uitgegeven. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. VELING1US OTILLE30, zoon van Hermannus Veli n-g i u s, predikant te Harderwijk, werd in 1673 predikant te Kninre, in 1674 te Vollenhoven en vervolgens in 1675 te Groningen, in 1685 te Rotterdam, waar hij den Hewn Jnnij 1690 overleed. Van zijnen kanselarbeid bezitten wij : Laatste reden van Groningen en eerste te Rotterdam. Rott. 1687. Davids leven en sterven over de dood van Ursinus. Rott. 1688. 12°. Neerlands Dank- en Vierdagstoon over de verkiezing en krooniug van Willem III tot koning en van Maria tot ko­ningin van Engeland in 2 leerredenen. Rott. 1689. Als dichter maakte hij zich bekend door : Gedichten. Rott. 1691. 8°. Gedichten op koning Jesus met • eene voorrede van. Abdias Velingius. 1726. 8°. Zie Glasius, Godgel. Ned.; J. v. Harderwijk, Naaml. d. pred. van Rotterd , bl. 55; Ypey, Gesch. v. d. Bervormd. kerk in de XVIIIde eeuw, D. IV, bl. 7; Adami, Predd. in de prov. Gron., bl. 10; Ab­coude, .Naaml., bl. 376; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II, bl. 70; -v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. VELINGIUS (WILLEM), zoon van A b d i a s V e 1 i n g i u s, laatst predikant bij de here. gemeente te Leiden, werd den 268ten Januarij 1692 te Groningen geboren, studeerde te Lei-den en werd in 1716 predikant te Hoogvliet, in 1721 te Groningen, in 1725 te Rotterdam, in 1735 hoogleeraar al­daar. • Na het doctoraat aan de Leidsche hoogeschool bekomen te hebbeu, aanvaardde hij het hoogleeraarsambt met eene Oratio de Joanne Apostolo, zoowel in het latijn ale Neder­duitsch, uitgegeven. Hij werd in 1755 emeritus en overleed den 12deu Febr. 1756. V elin gi us had even als zijn vader en grootvader een grooten naam in de kerk. Hij huwde Margaretha Loens. Hij gaf in het licht : Leerreden over Deuter. XXXII vs. 10 en 11. Ter inhv2-diging van zijnen zoon A. Vetingius te Benthuizen. Rott. 1744. 4°. De Messias erkend, verkondigd en verheerlijkt door Maria en Simeon. Ltykpredikatie van De. van Hengel. Rott. 1738. Ook gaf hij bij gelegenheid der verheffing van W. C. H. F r i s o tot stadhouder het genoemde werkje van zijn groot­vader W. V elingius in het licht. Rott. 1747. 4°. (Van het werkje van zijn grootvader was deze de derde druk.) Lijkpredicatie op den Erfstadhouder W. C. H. Prise (Rott. 1752. 4°.). Ook als dichter maakte hij zich bekend door : Zedige ledigheid of gezangen. Leid. 1736. Zie A d a mi, %Naanal. v. predikanten. te Gron.; Glasins, Godgel. Nedert.; v. d. A a, N. B. A. C. Wb.;Harderwijk. Naaml. v. preda.te .Rotterd., bl. 73 verv.; Maurik, Naamr.; Abcoude, Aanh., bl. 219; Tweede Aanh., bl. 154; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. bl. 97; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. VELIUS (THEopoRus), in 1572 te Hoorn geboren en in 1630 gestorven, was aldaar geneesheer, gaf in 1604 in kl. 8". en in 1617 in 4°. te Hoorn in het Licht Chronyk, van de Stadt van Hoorn. — Hetzelfde werk tot op 1860 ver­beterd en eensdeels op nieuw beschreven door (wijleu) T. D. Velius. Hoorn 1648, met pl. 3" dr. 4°. Chronyk van Hoorn, vermeerderd door S. Centen. met pl. 4de dr. Hoorn 1740. 4°. Ook beoefende hij de Latijnsche en Nederduitsehe poezij. Zijn Westfrisia Carmen (Hornae) 1617, 1648, 1740, 40. vindt men ook achter zijn Chronyk. Dit dichtstuk is ook in Nederd. rijm overgebragt door J. de G r o o t. Hoorn 1648. 4°. Ook vindt men gedichten van hem in zijn Chronyk ver­spreidt. Ilij beoefende ook de teekenkunst, blijkens eene groote kaart, voorsteliende de stad Hoorn, met bijwerk in de uitgave zijncr Chronyk in 4°. Hierin vindt men ook zijn of beelding. Later is deze Cronyk wederom vervOlgcl door C. A. A b b i n g. Hoorn 1842. 2 dn. 8°. Zie Bodel Nbenhuis, Topogr. ljjst der Plaatsb., N°. 1597, 1598,1670, 1672; v. d. Aa, N. B. A. C. Wb.; Kramm; de Wind, Bib!. v. geschieds., bl. 409, 586 ; Muller, Cat. v. portr.; Kobus en de Eivecourt; Verwoert. VELIUS (TimoN), Raad en Burgemeester van Hoorn, Lid der Staten van Holland, behoorde in 1686 tot de Commissie, die zooveel doenlijk naauwkenrig en in persoon moest gaan opnemen, en berichten inwinnen nopens de gesteldheid der schepen van oorlog, zoowel der onde als der nieuw ge­bouwde, hehoorende onder de Admiraliteiten van de Maze, Amsterdam en het Noorderkwartier, en in het bijzonder no-pens derzelver grootte en wapening enz. Zie J. C. de Jon ge, Gesch. v. Neerl. zeewezen, D. IV, bl. 24. VELTEN (J. VAN) is schrijver van een Eueonsium ter eere der oude en vermaarde stad Tiel, eerkds hoofdstad van 't beroemd graafschap Teisterbant. Nijmegen 1669. Zie Bodel Nijenhuis, t. a. p. p. 706. VELSBERG (DANIEL), Luitenant ter zee. Toen de Britten 's lands kanonneergaijoot de Schrik, onder bevel van den eersten luitenant J. Olij v e, in 1806, na een moedigen tegen­stand, genomen hadden, werd zij door V e t s berg heroverd, 6 waarvoor hij met ecti eersabel met toepasselijke opsehriften vereerd werd. Zie J. C. de .1 on g e, Gesehied. v. h. Nederl. zeewezen, D. VI, bl. 550. VELSE (HENRICUS) werd eerst predikant te Lisse, in 1706 te Deventer, in 1709 te Delft en 's Hage in 1715, waar hij in 1744 overleed. Volgens A r r e n berg schreef hij : Kleine Concordantie of Register des 0. en N. Testaments. Hage 1740. 4°. Leven van den Grave vvn Rochester. Leiden. 8°. Zijn portret bestaat. Zie Arrenberg, bl. 324; Brans, Iferk. Reg. bl. 34, 69, 143;Muller, Cat. v. Portr. VELSE (H. VAN) vervaardigde teekeningen voor boekwer­keu en bloeide ten tijde van Ca spar Philips, den graveur. Men vindt ook van hem eene afbeelding van den marine­ren predikstoel te Dordrecht, door C. Philips in koper gebragt. Zie Kramm. VELSEN (BAREND vAN), tooneeldichter uit het midden der 1 7 de eeuw, gaf in 1659 in het lick : LluwelUk van den Groot en Alexlnder. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. V, bl. 455. VELSEN (BARTHOLOMEUS VAN), zoon van Herman v a u V e 1 se n , werd den 8 Maart 1615 te Amsterdam geboren, studeerde aan de Hoogeschool te Utrecht en werd aldaar doctor in de wijsbegeerte. Bij voltrok zijne studien te Leiden, werd in 1690 proponent, en hem aang9boden den ambassadeur H e e m s k e r k, als predikant naar Frankrijk te vergezellen, waarvoor hij bedankte. In 699 nam hij bet beroep van Beets in Noord-Holland aan en werd in 1706 predikant te Zaandijk, in 1708 te Hoorn en in 1713 te Rot­terdam. Sedert 13 Julij 1732 buiten staat om to prediken, liet hij zijn dienst door een proponent vervullen. Hij over­leed in den ouderdom yen ruim 58 jaren den 3 October 1738. Th. T e r b r u g g e n hield op hem eene lijkrede, die door den druk is gemeen getnaakt. Hij was gehuwd met Maria van Ostade, en schreef : Kort ontwerp van de adage godgeleerdheid of beknopte schets der goddellyke waarheden. Rott. 1718, 1735. Beginselen van de ware, zekere en nuttige philosophie, 2 dn. 's Hage 1767, 2de dr. Amst. 1781. Korte schets van vraagen (n antwoorden. Rott. 1735. 8°. Berete Oeginselen der tvoorden Gods. Rott. 1735, 8°. Zie Paauw en Veeris, Naaml. van Predikk., b1.211: Glasius, Godgel. Nederl. ; Harderwijk, Predd. te Rotterd., bl. 68 ; Ab-condo, Naaml., Ms 376; Arrenberg, Naaml. VELSEN (BARTHOLOMEUS VAN), neef van den vorige, den 4den November 1724 te 's Hage geboren. In 1748 werd hij doctor in de wijsbegeerte, proponent en predikant te Rands­dorp, in 1749 tc Rhonn, in 1751 te Oost-Zaandam, in 1758 te Goes, in 1762 te Schiedam, in 1766 te Rotterdam, waar bij in 1786 hoogleeraar in de wijsbegeerte werd. Hij vierde den 18ten Jannarij 1782 aldaar het eerste eeuwfeest van de bouwing der Nieuwe- of Oosterkerk, met eene ieerrede over Joh. XX: 22 en 23, die in druk (Rotterd. 1783) uitgaat, en den 16den November 1791 zijne aldaar vervulde 25jarigen evangeliedienst. De leerrede, bij die gelegenheid gehouden, met eenige dichtstukken, hem bij die gelegenheid toegezon­gen, is ook uitgegeven, gelijk ook de leerrede, door tiem den 18den Oetober 1798, bij gclegenheid van zijn 50jarigen dienst in verschillende gemeenten gehouden. Hij werd den llden November 1808 emeritus, en overleed den 18deu April 1810, in ken ouderdom vun ruim 85 jaren. Zie P a a u en Veer s, t. a. p., bl..; H a r d e r w ij k, t. a. p.. bl. 68 ; Glasius, Godgel. Nederl., Brans, Kerk. Reg., bl. 86, 89 ; Ar­r en b erg, Naaml,, bl. 524. VELSEN (CoRNams) is sohrijver van : Aanmerkingen over de Leidsche en Haarlemsche sneer. Laiden 1727, 2de dr. 8°. Tegen van dog Burggraaf. Leiden 1744. Rivierkondige verhandeling betrekkelilk den Rhijn, de Maas, de Waal, de Alerwede en Lek. Harlingen 1768, m. pl. 8°. Zie Arrenb erg, Naaml., bl. 524. VELSEN (JAN vAii), in 1789 te Amsterdam geboren, trail den 3den Februarij 1811 te Nichtevecht in dienst, kwam iu 1816 te Hoogeveen, werd in 1834 emeritus. Hij gaf in het licht: Onuitgesproken afscheidsrede te Hoogeveen enz. Hoogev. 1834. God, die te Beth-el verscheen, in zijne liefde en trouw voorgesteld, en eene Leerrede. 's Hage 1846. Zie ito m e in, Herv. Predd. te Drenthe, bl. 190. VELTEN (ARTHUR GEORGE), te Breda geboren, studeerde in Duitschland en werd in 1664 predikant bij de Luthersche gemeente te Delft, in 1671 te Utrecht en in 1673 adjunct­predikant te Amsterdam. Hij heeft zich vooral bekend gemaakt 6* door tijne Postilla of Ferklaringen over de Zon- en Fecadag-Evangehin, die nog in 1758 door den Amsterdamschen pre­dikant Ti steij n op nieuw zijn uitgegeven. Hij overleed in 1679. Zie Domeia Nienwenhuis, Gesch. d. Ev. Luth. kerk te Am­sterdam, bl. 109, en Schultz Jacobi, Bijdragen, D. I, blz. 108, D. III, bl. 46 very. VELTEN (Jacons), zoon van den vorigen, in 1667 Le Delft geboren, oefende zich eerst onder de leiding van den predikant Do minicus, studeerde te Jena , aanvaardde het leeraars-ambt bij de Ev. Luthersche Gemeente te Hoorn in 1689, vertrok in 1692 naar Leiden en vandaar in 1701 naar Amsterdam, waar hij in 1732 overleed. Men heeft van hew : De resistentia horninum malitiosa, quae sit spzritui sancto in opere conversionis Praes. Jo. Gull. Bejero, in acad. &liana Prof. disputabit auctor J. Velten. Delpho-Bat. XVII kl. Maji 1689. Senae literis J. D. IVertheri. Lijk-predicatie over 2 Corinth., vs. 1 en 2, ter gedagte­ nis van Ilenricus Vos, in zijn leven pred. der gem. toegedaan d' onverand. Augsb. geloofsbel. binnen .dmst. gedaan den llden Nov. door J. V. Den tweeden druk, vertu. met gedig­ ten. Amt. 1708. -Jubelpredikaatsie van de over gave der Augsburgsche Ge­ loofsbelipenis, Amst. 1731. Over de Reformatie van Lutha. Predication over de Zoo-en Feestdags-Evangelien. Predikaatsien over de Epistelen met eene voorrede van Tisteijn. 1746. 2 din. 4°. Veertig predikatien over het lijden Jesu Christi, waar ag­ ter twintig over verscheidene teksten. 1741. 4°. Zes en vifflig pedik. over de onverv. Augsburgsche Con­ fersie en kleine Catechismus van Luther, alien in 4°. met voor­ redenen van Tissteyn. Awst. 1738. Over het lijden en sterven der Heeren Jesu Christi in XL Leerredenen , waar agter XX uitgelesen Predikatien over Texten. Awst. 4°. Zie Jacobi en Domela Ni eu wenhu is, Bijdr. D. Lblz.100, D. V, blz. 38, D. VII, blz. 58, 100 ; Ni en wenhnis, Gesch. d. Ev. Luth. kerk te Amsterdam, bl. 147 ; Rogge, Contrarem. geschr. ; G la­sius, Godgel. Nederl., Kobus en de Rivecourt; Abcoude, Naamt. blz. 377. VELTGEN (AsNoLnus), werd, na te Utrecht geexamineerd en geordonneerd te zijn, aldaar in 1720 als Hoogduitsche predikant bij de Luthersehe gemeente beroepen. Hij en zijn Collega Klo e k ho ff wijdden den 28 8ten November 1748 de nieuwe Luthersche kerk aldaar in. Deze leerredenen zijn beide uitgegeven onder den titel van Veltgen en B. Kloekhof : Twee predikatien ter Inwijding van de Nieuw gebouwde Luthersche Kerk te Uytrecht. Utr. 1746. Ook in Versameling van fraije Luthersche Predikaatsien als : Forstman, over de waare en valsche Boete. J. J. Raw-back Tranen en Zugten, Jezus Christus over Jerusalerns ver­ . woesting, toegepast op de ondergang van Landen en Volken. J. G. Pambo, over de waare welddadigheid. J. A. Veltgen, over Hebreen XIII, vs. 7 en J. Kloekhof, over Ps. XVII, 15, waar agter de levensloop van G. J. Metsen, in 4°. Rott. bij H. Mc:roma. In 1773 schijnt hij wegens ouderdom, zijne bediening neer­gelegd te hebben en in 1774 werd een ander leeraar be­roepen. Zie Schultz Jacobi en Nieuwenhuis, t. a. p. blz. 122. VELTGEN (JOHANNES ALBERTIIS) werd te Remscheid gc­boren, studeerde te Jena en te Halle, werd eerst predikaut bij de Luthersche gemeente te IJsselstein, vervolgens in 1774 te Utrecht, waar hij den 19den Augustus 1720 overleed. Zie de Lijkrede op hem van Hollenhage n, gedr. te Utrecht bij W. Krom; Schultz Jacobi en Nieuwenhuis, Bijdr. St.I, blz. 114; A bcoude, Tweede dank, blz. 160, 161. VELTHEM (LopEwuK VAN), een Brabander, die in 1304 te Sichem en in 1313 in het dorp Velthem in Brabant woonde en aldaar priester was. Men heeft van hem eenen Spiegel llistoriael of Rijtnkronijk in de Nederlandsche taal, in 1727 door J. le Lon g, naar het eenige daarvan bekende hand­schrift, thans op Bibliotheek te Leiden, uitgegeven. Daar deze uitgaaf, wat de spelling betreft, gebrekkig was, besloten C 1 i g nett en Steen w in kel eene nicuwe uitgave te leveret], 'tgeen echter geen plaats heeft gehad. Het is blijkbaar een vervolg op dew Spiegel Historiael, dien IVI a erlant naar het latijn van V i n c e n t i u s van Beauvais vertaald en in vier pertien verdeeld had. Het bestaat uit 8 boeken, van welke alleen de zes eerste van geschiedkundigen inhoud ziju. Het zevende belielst de verklaring van verscheidene profetien van de aaustaande tijden en het achtste handelt van het eiude der weleld en bet laatste oordeel. Het geschiedkundig gedeelte loopt van de verkiezing van Graaf Willem II tot Roomsch Koning, of wel van 1248 —1316, en tnoet dus een tijdvak van 68 jaren, schoon de dichter zelf in zijne inleiding het op een rood getal van 60 jaren stelt, bevatten. Alles echter schijnt niet van zijne hand, en er bestaan redenen ow te vermoeden dat Ma e rl an t zelf, ten minste de twee eerste boeken dezer vijfde pertie, heeft opgesteld ook getuigt van W ij n dat hij meernaalen andere dichters, met name H e 1 u, zonder dezen naam te noemen, heeft uitgeschreven. Zie Valerius Andreas, Bibl. lBelg. ; Foppens, Bibl. Belg Dichtk. ; Clignett en Steenwinkel, Maerlant, Spiegel, Hist. Vo orr. blz. 14-71; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Lettcrk., blz. 30, 31;de Vries, Gesch. d. Ned. Letterk., DI, blz.14; van Kampen, Ouch. d. Letter. en Wetens, D. I, blz. 22 ; Haberts, Chron. Tafel., biz.; Ypeij, Gesch, d. Ned. Talen, blz. 352; Collot d'Escury, Holl. -Roeni, D. II. blz. 49; Jonckbloet, Gesch. d. Afiddeleeutv. Let­terk. ; Dez. Gesch, d. Nat. Letterk. ; Wit s en Geijsbeek, B. E. Wb. D. V.; Hofmann von Faller:sleben in N. Verh. d. Maats. v. N. L., D. I, st. 2, bl. 254 ; van Wijn, Hist, Avondst., bl. 319 ; de Wind, Bibl, van Ned. Geschieds., blz. 45; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VELTHUYSEN (B.) vervaardigde zwarte kunstprenten, o. a. een naar Ostad e, en was tevens kunsthandelaar. Zie Kramm. VELTHUYSEN (HENRIcus), ale proponent beroepen tot predikant te Wognurn en Watwey, in 1625, in 1632 veld­prediker van 't leper van onzen staat, in 1641 predikant te Maasdam en aldaar is 1667 gesrorven. Hij gaf in bet licht : Borstweering der Gereforrneerde kerke. 4°. Tractaat van den duuren tydt. Rott. 1631. 4°. Predicatie over 1 Thessal. vs. 12 en 13. Hoorn 1626. XXXI Legerpredicatien, gedaan in 't leeger moor Maas­ tricht. Amst. 1634. 4°. Van 't predikampt en het refit der kerke. 12°. Klaar en net discours van hetselve. Tractaat van de gierigheid. Bethlehems huwelijkswensch. Delft 1653. 12°. De belijdenissen der kerken van Engeland, Schotland en Yerland. 12°. Dit boekje wordt door Abcoude aan Velthuysen toegeschreven. Zic Pauw en Veeris, Very. kerk. alphab., bl. 201; Abcoude Naamr., bl. 376 ; Aant., bl. 220. VELTHUYSEN (LAMBERT) werd in 1622 te Utrecht ge­boren, legde zich op de godgeleerdheid, wijsbegeerte en geneeskunde toe, en, na tot doctor in de laatste bevorderd te zijn, oefende hij in zijne geboorteplaats de praktijk `uit. In 1667 werd hij in de regeering geplaatst, later bekleedde hij het schepensambt, cloth werd in 1674 met vele anderen ontslagen. Hij en He ndrik van Meerkerk waren de eenigsten, die bet wederregtelijke van de handelwijze der Staten-G-eneraal tegen Utrecht in 1674 aan het licht bragten. Hij beschreef dit in een opdragt van de vereenigde uitgaaf van alle zijne werken aan zijnen broeder Bernard van V e 1 t h u y s e n, in hetzelfde jaar van zijn ambt als secretaris der financier van het gewest Utrecht ontzet. Weinig Ne­derlanders hebben in zoovele vakken van wetenscliap ,uitge­munt. Hij was door ronde taal en door het beteugelen van de heerschzucht van sornrnige kerkelijken bijzonder gehaat door de voornaamste drijvers onder hen. In het jaar 1668 had hij zulks als lid van den kerkeraad nawens de stads­regeering bijzonder getoond, en de hierarchie in zijne werkjes de Olicio pastorurn, de ldolotatria et de Superstitione nog weer op haar zeer geraakt ; tegen het laatste werk dieude men klaagschriften in, met verzoek tot veroordeeling en verbod van dezelve ; doch hiervan geen gevolg komende, werd hem zulks later betaald genet. Hij overleed in 1686 in den ouderdoin van 63 jaren. Zijne schriften zijn : Tractatus de Justitia divina et hutnana, qua probatur necessitas satisfactionis Christi et Jus Christianorurn bellum gerendi, exponitur docirina de duplici Dei Justitia punitiva ; de legis perfectione ; de virtatutra et vitior urn gradibus ; de boais operibus ; de peccato originali, Pars I, Pars II, in qua agitur de poena humana publica et privata. Pars III in qua probatur ex Scriptura satisfactionem, pro peccatis horninum praestantiana esse per Christurn. Dissertatio de usu rationis in rebus lheologicis et praeser­tim interpretations Sacrae Scriptarae. Tractatus rnoralis de naturali pudore et dignitate Iiorrii­nis in quo agitur de lncesta, Scortatione, Voto coelibatus, Conjugio, Adullerio, Polygamia et divortiis. Doct•ina de Gratia et Praedestinatione tradita novo me­thod°. Amstelod. 1661 (anoniem). Munus pastorale vulgo dictum Concinatoriurn et jus Ec­cleszae definituin ex regulis verbi divini, primosque Refor­matorum nostrae fundamentis, contra sententiain quorundam Doctorum, qui Reformationem pro fitentur et potestatern Pas­torum plus extendunt. Tractatus de ldolatria et Superstitione cui additi aunt Libelli Synedrii Belgici, Ultrajectini, liagistratui, Ultrajectino exhibita, continentes querelarn contra auctorem, et notas in ejus Tractatum , cum responsionibu8 ejusdein auctoris adealcern. Disquisitio un Principi Christian° in ditione sua aliquot ma-lam tolerare licitum, in qua speciatim a d itur de profa­nation,e Sabbathi aut diet dominicae. Tractatus de Articulis fidei fundamentalis. Specimen retorsionum calumniarum auctori a mendaciasimo quodam tenebrione impactarum. De lentils primae Philosophiae juxta fundamenta clarissimi Cartesii tradita in ipsius Meditationibus, nee non de Deo et mente humana. Bpistolica dissertatio de Principus justi et decori. Amst. 1651. 12°. Disputatio de Finito et Infinito, in qua defenditur gen­tentia Cartesii de motu, spatio et corpore. Demonstratio , in qua ostenditur , neque doctrinam de quiete Solis et motu Terrae neque principia Philosophiae Re­nati Descartes verbo Dei contraria esse, opposita Tractatui .1. du Bois, Concionatoris Lugduni Batavorum, cui titulus Nu­ditas Philosophiae Carthesianae deteita. Luculentior probatio, quod neque doctrina de quiete Solis et motu Terrae, neque principia Philosophiae Renati Descartis verbo divino contraria surf t, opposita Tractatui J. du Bois. Concinatoris Lugduni-Batavoram. Oui titulis Nova Philoso­phiae Carthesianae. Tractatus duo Medico-Pliysici, unus de Liene, alia de Ge­neratione. Tractatu de Cultu naturali et Origine moralitatis, oppositus Tractatui Theologico-Politica et Operi postumo B. D. S. Alle deze werken heeft hij in 1680 bij elkander te Rot­terdam in 2 leelen in 4°. vereenigd uitgegeven. In het Nederd. verscinen Apologie voor 't Tractaat vun de 4fgoderije. Utrecht 1670. 4°. Sonnestilstand en ilardrijksbeweging. Uytr. 1657. Nader bewijs van de Sonnenstilstand. Over de Afgoderij en Supentatie. Zie Le Long, Bibl. Sacra. t. a. pl. 1016; Graevii, Orat. in L dcadem. Traject. natal.; Syll. Burmanni. T. IV, p. 206, 207, 208, 209, -212, 213, 215, 216, 251, 655; G. van der Meulen, Dissert. I de Dic. Mund., p. 340. Dissert. III. p. 104; Hermannus, de Anon. et Pseudosi. P. II, C. III, § 74; S truvii Bib!. Phil. C. VIII, § VII; ' 761; Burman, Traj. Th. Stollius, Introd. in list. Liter.C.II,p. crud. p. 385 ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Glasina, Godgel. Ned.: Kobns en de Rivecourt; Verwoert, Abcoude. VELTIUS (ABELus), te Groningen geboren, dien de Ede­len en Heeren, in 1567, wegens de Spaansche tirannijnit de lande moetende vluchten, op hun eigen kosten te Leiden lie-ten studeren. Hij verdedigde in 1571 een Synopsis Prophetiae onder Huber t u s Sturmiu s. Zijn zoon was waar­ schijnlijk Johannes A e b e l i, de eerste Predikant van Aal­ sum in Wetzens in 1594. Zie Columba en D r e a s, Naamlijst v. Predikanten, onder de Cl. v. Dokkum, bl. 4. VELTMAN (TETTE BAIIKES) werd den 1Sden Maart 1791 geboren te Haskerdijken in Friesland. Reeds vroeg haakte hij naar een avontuurlijk Leven en om de wereld te zien. In 1813, toen hij te Oldeboorn als boerenknecht woonde, lootte hij bij de Fransehen vrij, doch ging in Decemb. met anderen naar Holland om vrijwillig dienst te nemen. Dit mislukte echter. In 1814 andermaal vrij geloot, trad hij nu in dienst als plaatsvervanger en verbond hij zich in Octob. bij het 2d6 batt. van het 5de regiment van linie, Oostindisehe infanterie. Tijdens den slag van Waterloo behoorde hij tot het reserve­korps van Prins Frederik dat te Halle stood, en waarmede hij daarna Frankrijk introk. Hij onderscheidde zich weldra dermate, dat hij reeds tot sergeant-majoor was bevorderd. toen hij den 29sten October 1815 op Z. M. sehip, de Ruyter het vaderland vaarwel zeide, om in Oostindie een roemvolle loopbaan te gemoet te treden. In 1821 nam hij als sergeant.majoor deel aan de Palem­bangsche expeditie en niuntte daarbij bijzonder uit. Het was bij die gelegenheid, dat hij, op den 24 8ten Junij, aan de spits der kompagnie, tot welke hij behoorde, en die met nog eenige kotnpagnien van hetzelfde 18cle regement (gekommandeerd door den kolonel Bischoff) bestemd werd om de vijandelijke batterij de Pladjoe te bestormen, een uitstekend voorbeeld van onverschrokkenheid gaf. Toen namelijk onze troepen met de bajouet op de bedoelde batterij indrongen, zag de kom­pagnie van Veltman zich geloodzaakt voor den onverwach­ten hardnekkigen tegenstand een oogenblik te zwichten en terug te deinzen. Veltman alleen hield in dit hagchelijk oogenblik stand en den vijand, met geveld geweer, zoolang in bedwang, totdat zijne makkers den tijd hadden, om, spoedig op hunne schreden terugkomende, de overwinning te helpers volbrengen, welke zonder Veltman s koelbloedigheid welligt met weer mceite zoude zijn behaald moeten worden. Dit stout bestaan moest hij met \ erscheidene zware won-den, meest sabel- of klewang-houwen, welke hem vooral op de schouders troffen, boeten, terwijl zijne schakot, welke hem tegen de slagen, die op zijn hoofd gerigt waren behoedde, zijn behoud was. In de buitengewone Bataviasche courant van den ibaindgenscheJunij 1821, waarin een kort verslag van de Palem- expeditie gegeven wordt, vindt men ook V el t-m a a vermeld onder degenen, die daarbij hebben uitgemunt. Voor zijne bij die gelegenheid bewezene buitengewone dien­sten werd hij met het eerekruis der Militaire Willemsorde beloond, en kort daarna, den 'sten October 1821, tot 2den luitenant bevorderd. In het begin van het jaar 1823 vertrok Veltman naar Padang, om deel te nemen aan den oorlog, die in de Pa­dangsche bovenlanden gevoerd werd, tegen eene sekte van het Mohamedaansche geloof, onder den naam van Padries bekend, en wier invloed en stoutheid hand over hand toenamen. Het was dig; dat aan Veltman een ruim veld geopend werd, om zich verdienstelijk te waken, en waarin zijne goede hoe- danigheden dan ook meermalen uitblonken. Jammer is het voorzeker, dat de zorgvuldigste nasporingen, slechts tot de kennis van een gedeelte zijner wapenfeiten geleid hebben, zoodat alleen de voornaamste kunnen worden aangestipt. Den 14den April 1823 werd door den luitenant-kolonel Raaff, destijds militaire kommandant te Padang, een aanval ondernomen tegen eene sterkte, gelegen op de hoogte Ma­rapalm. Het was noodzakelijk dit punt te vermeesteren, alvo­rens, met hoop op goede nitkomst, tot een aanval op het distrikt Lintouw konde worden overgegaan ; doch zoowel door hare natuurlijke Jigging op eene steile hoogte, als door de, door de Padries (welke de kunst om zich te versterken en hunne sterkten te verdedigen uitnauntend verstaan) kunst- aangelegde versterkingswerken, was dit mint zoo ver-bazend sterk geworden, dat de luitenant-kolonel R a aff het noodig had geoordeeld, al zijne krijgsmagt tot het nemen van dit punt beschikbaar te stellen. Dientengevolge werd deze rnagt den vorigen avond ter bestemder plaats verzameld. Op den bepaalden dag werd de aanval, onder de leiding van getnelden moedigen hoofd-officier, ondernomen , doch, in weerwil van de dappere volharding der onzen, afgeslagen. Veltman werd reeds bij een der eerste aanvallen en terwij1 hij de zijnen in den storm moedig voorging door een schot in den regter arm zwaar gewond, waardoor hij, tot zijne niet geringe 'smart, belet werd, aan het noodlottig gevecht van dien dag vercler deel te nemen. Het aanmerkelijk getal ge­sneuvelden, zoowel officieren als militairen van minderen rang, en een niet minder aanmerkelijk getal gewonden strekte ten blijke der betoonde dapperheid en volharding in dien bloe­digen strijd, in welke de onzen voor de overmagt moesten zwichten. Ten gevolge der bij die gelegen bekomen wonde, is V e It mans regterarm seeds verminkt gebleven. Veltman nam in de onderscheidene gevechten tegen de Padries, welke in de maand September 1823 in het Agarn­sche (een distrikt in de Padangsche bovenianden) geleverd werden, een werkdadig deel. Onder anderen werd hem en aan zijne 16 onderhebbende flankeurs op den 19den de verdedi­ging van eene brug, welke over een klein stroompje lag, digt bij de kampong Kotta-toea toevertrouwd. Weldra werd hij hier door den vijand in massa bestormd, maar hoe groot des vijands magt ook ware, in vergelijking van het kleine deta­chement onder zijne bevelen, zoo werd de vijand nogtans met geveld geweer stoutmoedig door hem aangerand en verdreven. V e l t m a n s dapper gedrag, zoowel als zijn beleid bij die ge­legenheid betoond, werd door den kapitein Rau er (destijds kommandant in de Padangsche bovenlanden) onder wiens oog, dit gevecht plaats vond, hoog geprezen. Zijn gedrag was niet minder manmoedig bij een gevecht, dat in den avond van den daarop volgenden dag plaats had, toen de vijand onze troepen, wake in de Kampong Kotta-toea, van de vermoeije­nissen uitrustten, trachtte te overvallen, doch tot den aftogt genoodzaakt werd. Den 278ten vielen onze troepen een versterkt en vrijuitge­strekt vijandelijk kamp in het Agarnsche stoutmoedig aan, namen bet, verdreven den vijand en vervolgden hem tot Ka­pan, eene zeer versterkte Kampong, in welke hij zich, na een groot verlies te hebben geleden, in veiligheid terugtrok. Ook bij dit gevecht muntte V eltman uit, en bekwam daarbij een geweerschot in den linker arm, die daardoor ook verminkt is gebleven. In weerwil dezer wonde, nam V e l t m an weder deel aan de aanvallen, welke den 9den December van hetzelde jaar in de 6de kotta's (mede een distrikt in de Padangsche boven­landed), tegen tie versterkte Kampongs Kotta- Baroe en Pan­da-Sikee gerigt en aanvankelijk met een goed gevolg bekroond werden, en waarbij Veltman zich ook weder loffelijk on­derscheidde. De kapitein B a u e r, die de troepen bij deze ge­legenheid aanvoerde, werd dien dag ernstig gewond, en de aauval werd op zijn bevel vooreerst gestaakt. • Een getuige van dit gevecht verhaalde, dat de kapitein :Bauer en de luitenant V el t in a n, die de Kampong Panda-Sikee, ieder aan het hoofd eerier divisie op een verschillend punt, gelijktijdig aanvielen, eene weddingschap aangingen, wie hunner bet eerste de sterkte zoude binnenrukken. Het mogt echter aan Been van beiden gelukken den daarbij bepaalden prijs te winners. Door de vele verliezen, welke onze troepen in de aanhou­ dcnde en hardnekkig gevoerde gevechten geleden hadden, nam de oorlog van het laatstbedoelde tijdpunt tot 1825 een de­ fensief karakter aan, waarin gecne gevechten van eenig belang geleverd zijn. Wij moeten alzoo de aandacht op eenig ander tijdperk en op andere omstandigheden en gebeurtenissen ves­ tigen. De Padangsche bovenlanden zijn van de Padangsche bene­ denlanden afgescheiden door een bergketen , welke , van 3— 4000 Rhijnlandsche voeten hoog , en op een afstand van 3-5 uren gaans van den oever der zee verwijderd is; over welke bergketen, van Padang af, een groot eind wegs in eene nagenoeg evenwijdige Noord-Westelijke strekking loopt. Dit gebergte is zeer steil en boschrijk, en de comma­ nicatie van de Padangsche bovenlanden met de benedenlan - den . was daardoor voorheen moeijelijk. Naarrnate echter ons gebred zich in de Padangsche bovenlanden heeft uitgebreid, is het getal communicatie-wegen allengskens vermeerderd ; in het laatst van bet jaar 1833 is langs de rivier Ane een weg aangelegd en later voltooid geworden, die gedoogt, dat men thans, zelfs le paard den overtogt kan does. Hierdoor is de weg, welke over deu berg Ambatjang (een' der toppen van de bedoelde keten) voert, en die, tot op dat tijdstip de voornaamste gemeenschap daarstelde, gebeel it onbruik ge­raakt. De weg over den Ambatjang, die tot 2975 Rhijnl. voeten boven de oppervlakte der zee stijgt, was door hare steilte en rotsachtigheid, zelfs voor voetgangers ten uiterste moeijelijk, en kon dus, door het -daarstellen van verhakkingen en versperringen, zeer spoedig onbruikelijk gemaakt worden. Deze eenige, in zekeren zin, eenigzins bruikbare gemeen­schapsweg, tusschen de Padangsche boven- en benedenlanden, werd in de maand Junij 1825 door de destijds weerspannige bevolking van Kajoetanam gestremd en door vertakkingen en andere hinderlagen onbruikbaar gemaakt. Van het uiterste belang was het, deze gemeenschap weder spoedig te openen, daar de vertakkingen in het digte bosch dagelijks aanmerke­lijker werden, zoodat die task, door een lang uitstel en met de geringe middelen, welke voorhanden waren, onuit­voerbaar zoude geworden zijn. De kapitein B a u e r, kommandant in de Padangsche boven­landen, was nauwelijks van' dezen staat van zaken onderrigt, of hij verzamelde al zijne beschikbare troepen, waarrnede het hem gelukte, om krachtdadig de gestremde gemeenschap weder te openen. Van deze tijdelijke nfwezigheid der troepen uit de boven­landen maakten de Padries gebruik, om ODS fortje te Soe­roasso, op ongeveer, twee uren gaans, Zuid-Oostwaarts van de hoofdplaats (het fort van der Capellen) gelegen, aan te val­len. Het bevel over dit fortje, dat slechts door 40 flankeurs bezet was, en waarvan nog een gedeelte moest afgezonderd worden voor de bediening van ea zes- en een drieponder kanon, was aau den luitenant Veltman toevertrouwd. In den vroegen morgen van den 23sten Junij 1824, voor het aanbreken van den dag, ontdekten de schildwachten de nadering van menscher, waarop de bezetting spoedig onder de wapens en op flare posten kwam. Zoodra het lichter werd, ontdekte Veltma n, dat hij door een overmagt van Padries omsingeld was, welke uit de landengte van Lintouw was doorgedrongen en zich voor een gedeelte verborgen hield. De verborgen nadering werd begunstigd door de ravijnen, waar­ mede het terrein en den omtrek van Soeroasso doorsneden is, en die den vijand de gelegenheid gaven, om het fortje, hetwelk op eene kleine verhevenheid gelegen was, van vrij nabij te bekruipen, zonder dat men hem eenig nadeel van belang konde toebrengen. De vijand begon den aanval met eenige buiten het fortje gelegen bamboezen hutjes te plun­ deren en vervolgens in den brand te steken, in de hoop van er eenige manschappen der bezetting te zullen overvallen, welke hoop echter niet vervuld werd. Hierdoor teleurgesteld, begon hij het fortje zeif met zijne overmacht op het hevigst en zonder tusschenpoozen te bestortnen. waardoor de zwakke bezetting in eenen hagchelijken toestand werd gebragt,terwij1 des vijands verliezen, uit eene onuitputtelijke reserve, gedurig werden aangevuld. De onverschrokkenheid en zielskracht, welke Veltman hierbij aan den dag legde, deelden zich aan alle zijne onderhoorigen mede, en, hoe benard de toestand ook was, waarin zich de brave verdedigers geplaatst zagen, maakten zij van de rniddelen, welke ter verdediging aanwezig waren, met de ineest mogelijke koelbloedigheid en waa .dig­heid gebruik, om zoo doende tegen de getalmeerderheid bet overwigt te houden. Veltman was op ieder bedreigd punt tegenwoordig en wist door zijne onversaagdheid en zijn goed voorbeeld bij een ieder dat vertrouweu in te boezemen, 't seen voor het behoud van alien zoo noodzakelijk was. — Midderwijl brak de as van een 3 ponds affuit ; een orgeluk, 'twelk de verdedigers als een onoverkoombare ramp beschouwclen. Maar ook daarin wist Veltman, door het aan­brengen van een nood- of help-as, met zooveel behendigheid te voorzien, dat dit stuk geschut, dat voor de verdediging van zooveel gewicht was, niet lang behoefde te zwijgen. Naauwelijks over de dreigende gevolgen gerustgesteld , of een nieuw onheil kondigde zich aan, door de ontdekking van brand in het dak van het kommandants-huis, dat even als de andere woningen uit bamboezen te zamengesteld was, en met een dak van alang-alang aan bet kruid-magazijntje grenade. Veltman had ook daartegen voorzorgen genomen, door na­melijk de daken met natte lakens te bedekken, en eenige met water gevulde bamboezen op verschillende punten vau bet fort te plaatsen. De tamboer Jacobus de Vannes was met het toezicht van de blussching belast. Zoodra deze nu het onheil ontdekte, beklom hij, van een der water bamboe­zen voorzien, met de meeste behendigheid het dak, en bluschte onder een regen van kogels den brand ; doch paauwelijks heeft hij deze task volbragt, of hij ziet van de hoogte, op welke geplaatst is, eenen vijandelijken hoofdaanvoerder, door eenigen der zijnen gevolgd, in de gracht bezig met de randjoes (voetangels) uittetrekken, en zich dusdoende eenen weg te banen, op het punt om het fortje binnen te stor­men. Dadelijk neemt de Vannes het geweer van een zijner buiten gevecht geraakte makkers, stelt zich op de borstwe­ring en doodt den bedoelden vijandelijken chef, die voor de cverige manschappen der bezetting door de borst.wering ver­borgen was. Hun aanvoeder ziende vallen, deinsden zijne onderhoorigen terug, zoodat de poging om het fort te ver­ meesteren verijdeld werd. De gedurige verliezen, welke in ditgevecht aan den viand werden toegebragt, deden hem eindelijk den moed verliezen en noopte hem, nadat de aanvallen steeds op de volhardenste wijze van 's ochtends 5 tot 's avonds 8 urea hadden voortgedaurd, tot den aftogt achter de klippen, welke Lintouw van Tanabiachi; datar scheiden, met achterlating van 15 dooden op het 0. • en de contre-escarpe, terwijl hij, volgens berigten, welke later werden ingewonnen, ruim 150 dooden en gewonden met zich voerde. De onlusten, welke zich in het jaar 1825 op het eiland Java openbaarden en spoedig tot eenen hardnekkigen oor­log overgingen, maakten het nog noodzakelijker, ter west­kust van Sumatra alleen defensief te handelen ; vooral nadat in 1826 een aanzieniijk gedeelte der troepen, welke zich te dier kust bevonden, naar Java moesten gezonden worden oin aan den oorlog aldaar deel te nemen. Veltman moest, hoe stree­lend de beweegreden van dit bevel ook was, tot zijn leed­wezen, op Sumatra achter blijven, alwaar hij ecn geruimen tijd met het civiel en militair gezag in het distrikr Again be-last is geweest. Door zijne bezadigdheid en zijnen vertrouwe­lijken =gang met de Inlanders bragt hij in die betrekking veel toe om de zoo woelzieke bevolking van dat distrikt in eene gewenschte rust te honden. De rust, welke nu eenige Caren Lang op de Westkust van Sumatra heerschte, was nu en dan gestoord geworden, echter weer door de Maleijers uit de Padangsche benedenlanden, dan door de Padries. Deze met klem te keer te gaan, was niet doenlijk, uithoofde van de geringe mast, waarover men beschikken kon. Dit maakte, dat de euvelmoed der weder­spannige distrikten al ras begon toe te nemen, en wel zoo­danig, dat de staat van zaken met het einde van het jaar 1830 een zeer -ongunstig aanzien had gekregen. De oorlog op Java was echter in het jaar 1830 tot een gelukkig einde gebragt, waardoor de gelegenheid ontstond om troepen naar Sumatras Westkust to zenden, ten chide de rust aldaar ook wedcr to herstellen. De eerste versterking kwam in Maart 18 31 te Padang aan, waarop dadelijk het offensive herno­ men werd. Den Eden Junij 1831 werd de versterkte Kampong Man-gong in de Padangsche beneden-landen en den 88ten daar­aanvolgende het zoo belangrijke en niet minder versterkte Naras door de onzen genomen aan welke voor ons zoo ge­wigtige overwinningen Veltman veel toebragt, vooral bid die van Naras, door overmeestering van de daarmede in ver­band staande versterkte Kampong Passer-baroe, bid welke ge-legenheid hij door een matten kogel getroffen werd. Niet minder goede diensten bewees hij bij eene expeditie, welke in de maand Julij tegen de 7 kotta's (distrikt in de Padangsche bovenlanden) gerigt werd. Den 22sten Junij 1831 werd V e 1 t-m a n van 18ten luitenant tot kapitein bevorderd. Er is reeds melding gemaakt van den noodlottigen aanval, welke door den luitenant-kolonel Raaff, in de maand April 1823, tegen de sterkte op de Marapalm gelegen gerigt werd. De overmeestering van dat punt was op nieuw zeer wensche­lijk geworden, maar de kapiteins de Qua ij (overleden in Junij 1834 als majoor, Ridder van de militaire Willemsorde en van het legioen van eer) en Veit ma n, welke laatste den vroeger ruislukten aanval had bijgewoond, waren te zeer over­tuigd van de moeijelijkheid, om die sterkte met geweld te nemen, dan dat zij zulks buiten hooge noodzakelijkheid dud-den ondernemen. Dientengevoige besloten zij eene verrassing te beproeven, die met zooveel beleid bewerkstelligd werd, dat de vijand, in den vroegen morgen van den 6den Augustus 1831 plotseling in den rug aangevallen, zich genoodzaakt zag, om, met achterlating van vele wapens, de vlugt te nemen ; twee hunner bleven levend in handen der onzen. Het verlies van zulk een belangrijk punt, had in den aan­yang op den vijand veel indruk gemaakt; maar toen hij ont­waarde dat de onzen niet verder doordrongen, maar zich be­paalden bij het bezetten van deze stelling, ondernam hij de bezetting van een punt, noordwestelijk van den Marapalm gelegen, waardoor hij zich als het ware, tusschen dien post, en de ons toegedane Maleijers nestelde. V e 1 t ma n- besloot den vijand voor deze stoutheid te doen boeten, en ontwierp een plan, dat met evenveel juistheid overlegd als stout en meesterlijk ten uitvoer gebragt werd. De vijand werd den 18den Augustus, na eenen regenachtigen nacht, met bet aanbreken van den dag overvallen ; 30 Pa-dries, nicest alle met de bajonet geveld, bleven op de plaats ; terwij1 een aanmerkelijk getal gewonden door de vlugt ont­kwam. Van onze zijde werd bij die gelegenheid alleen de scherpschutter B u h r e r zwaar gewond en overfeed aan de gevulgen ; eene menigte wapens werd door de overwinnaars buit gemaakt. In September 1831 werd aan Veltman het kommande­nient opgedragen eener expeditie naar Athar en Felawas (in de Padangsche bovenlanden), alwaar de Padries zich at meer en meer begonnen te vertoonen, en ongestraft reeds eenige voordeelen op de Maleijers hadden behaald. Deze expeditie, welke eene aanzienlijke aanwinst grondge­bied tot uitkomst opleverde, werd door Veltman uitmun­tend ten cinde gebragt. Van dit tijdstip of tot op den 4den April 1832 was onze moedige Fries onderscheidene malen in de gelegenheid, om ziein beleid in het doen van schijnbewegingen, welke de ver­dere operation onzer troepen bevorderden, aan den dag te leggen, toen hij op laatstgemelden dag ecn werkzamer deel Dam aan den aanval tegen Kapau in Agam; dezelfde plaats, voor welke hij den 27sten September 1823 gewond werd. De overwinning, welke men nu behaalde, werd voornamelijk aan het beleid, waarmede Velt ma n den regter vleugel der onzen aanvoerde, toegeschreven. Den volgenden dag maakte hij zich op daartoe bekomen last van eene, op eerie hoogte in de na­bijheid van Kapau gelegene vijandelijke sterkte meester. De ondernemingen ter fnuiking der vijandelijke magt volg­den elkander nu spoedig op, zoodat er reeds op den 22sten Julij daaraanvolgende weder eene expeditie ondernomen werd tegen de beruchte Padrische provincie Lintouw. Bij de be­weging daartoe werd van ooze zijde de meest mogelijk stilte in acht genomen, out den vijand te verrassen. De regter vleugel der onzen, voornamelijk zamengesteld nit manschap­pen van het lste bataillon infanterie, werd door den luite­nant-kolonel V e r m e u l e n Krieger, en de linkervleugel door Veltman aangevoerd, waarbij deze laatste zijne eigene kompagnie (Europeanen) benevens een zeventigtal Boegene­zen onder zijne bevelen had. De marsch, die door de onzen in den vroegen morgen, ter­wijl het nog donker was, werd aangevangen, was door den regen, die des nachts en den vorigeu dag gevallen was, zeer moeijelijk geworden. Pit ondervond V e l t m a n vooral, die met zijne onderhoorigen eenen doortogt moest zoeken langs den voet van den hoogen berg Sago, die bijna onuitvoer­baar was. De luitenant-kolonel V ermeulen Kr i e g e r was het eerst de vijandelijke linie omgetrokken, en had den vijand, na eenen hardnekkigen tegenstand, ten gevolge waarvan onder anderen de kapitein Schenck sneuvelde, uit zijne versterking op de vlugt gedreven. Deze vlugtende vijand, van geene andere zijde k waad vermoedende, stootte op de troepen van V e 1 t m a n, die intusschen gedeboucheerd waren en werd hij door hen met een hevig geweervuur ontvangen en met groot verlies uit­eengedreven. De vijand zich dien dag nog eenmaal verzameld hebbende, zoo het scheen met het vooroemen om de onzen aan te vallen, werd door Veltman op nieuw uiteengedreven. Den 25sten Julij rukten ooze troepen het landschap Lin­touw weder binnen, en op den 24sten werd de marsch op de hoofdplaats Tappisello, waarin het grootste gedeelte van 's vij­ands magt zich had teruggetrokken, gerigt. Veit ma n, die de eerste kolonne aanvoerde, werd reeds op eenen grooten afstand met vijandelijk kanonvuur begroet, dat gelukkig Beene uitwerking had. Kort daarna geraakte Tapisello, door des vijands eigen toedoen, in brand, bij welke gelegenheid een kruidmagazijn sprong, waardoor de plaats met hare me­talen en ijzeren vuurmonden zonder verderen tegenstand in handen der onzen viel. Nadat nu Lintrouw geheel in onze magt was, werd bet bestuur van dat landschap vooreerst aan Veltman opgedragen. In de maand October van datzelfde jaar, werd tot de overmeestering van 50 kotta's (een district in de Padangsche bovenlanden) besloten. Ter bereiking van dat doel moest, in de eerste plaats, eene sterke linie, niet verre van en be­nedenwaarts, in het gezigt van ons fort te Pandjongetlam, genomen worden, daartoe werd eene kolonne, van welke Veltman en zijne kompagnie een deel uitmaakte, bestemd, om in den nacht, den regtervleugel van de vijandelijke linie om te trekken, en dezelve daarna des morgens, in den rug aan te vallen, wanneer gelijktijdig door eene andere kolonne, een aanval in het front zou worden bewerkstelligd. Hoe moeijelijk de marsch ook ware, welke de eerste bedoelde ko­lonne had at' te leggen, en welke den 9den October, met het vallen van den avond werd aangenomen, beyond de kohnIne zich nogtans den 10don October, 's ochtends om 3 uren reeds in het bezit van eene goede stelling, achterwaarts van de vijandelijke linie gelegen. Nu werd Veit ma n, bij het aanbreken van den dag, met een gedeelte van de kolonne, (waaronder zijne eigene kompagnie begrepen was) gedeta­cheerd, om den vijand van acbteren in zijne versterkingen aan te vallen, terwijl het andere gedeelte de reeds vermelde stelling bleef handhaven en de tweede kolonne tegen het front der vijandelijke linie oprukte. Geen oogenblik verzni­monde, viel de onverschrokkene Veltman den rug der vijandelijke positie aan, die n a eene korte verdediging ver laten werd. Enkele Alen poogde de_ vijand stand te houden van verschillende kleine versterkingen gebruik makende ; maar telkens werd hij op nieuw verdreven. Met de verdere ver­volging werden de Maleische hulptroepen belast, die daar­door de overwinning van dien dag, tot welke V elt man zooveel had bijgedragen, volkomen maakten. Bij de onder­werping van den versterkten kampong Tongkar, deelde V el t-man het ongeluk, aan vele zijner manschappen overkomen, van door eene randjoe (voetangel) vrij zwaar gewond te worden. Nadat nog enkele plaatsen met de wapenen genomen en andere van zelve tot onderwerping gekomen waren, was de overmeestering van de 50 kotta's. volbragt ; er bleef tom slechts nog een landschap der Padries te overwinnen, em den oorlog, die reeds sedert zoovele jaren tegen hen ge­voerd werd, ten einde te brengen. Pit landschap, Alaban genaamd, weal door verscheideno versterkte liniea goed ver­dedigd ; de bevolicing was bekend als dapper en stond onder een hoofd, den Toeauko van Alain)), wiens invloed zich verre uitstrekte en op 4ne eigene onderdanen onbepaald was. Het liet zich mitsdien aanzien, dat de overwinning van dat landschap niet gemakkelijk te behalen zoude zijn, zoodat er voldoende mildelendaartoe moesten, worden beschikbaar , gesteld. qedureride 22 en 23 October 1832 werden de troepen, het geschut met munitien, en wat verder voor den aan val noodig was, verzameld voor de linie van Gadoel- en welke Alaban van de zijde der 50 kotta's beschermde ; terwij1 deze dagen voorts nog besteed werden, om de vijan­delijke linie te verkennen. Den 246ten October werd voor den aanval bepaald. In den vroegen morgen van den dag, werd aan den lui­tenant Donleben (overleden te Batavia, 12 Februarij 1834, ten gevolge der vermoeijenissen van den oorlog op Sumatra) opgedragen eene kleine benteng, op 's vijands linker vleugel gelegen, gedurende de duieternis te overrompelen. Het gelukte lien officier om de sterkte te bemagtigen, doch de vijand, die zich dadelijk weder verzameld had, kwam hem met eene groote overmagt zoo spoedig mogelijk en zoo hevig aanvallen, alvorens hij van onzen kant konde ondersteuna worden, dat hij genoodzaakt werd met achterlating van een paard, dooden en gewonden, de gewonnen stelling weder te verlaten. *Onze linkervleugel, door den kapitein d e Quay aangevoerd, was niet gelukkiger, niettegenstaande de hard­nekkigste en moedigste pogingen, waarbij de onze hunne volharding telkens met een paar gesneuvelden en gewonden moesten boeten, n2ogt het hun niet gelukken de vijandelijke , linie binnen, te dringen. Nu werd aan V e 1 t m a n, die zich met zijne compagnie op den regtervleugti beyond, opgedragen, op de linie van die zijde te forceeren, waartoe,,behalve zijne dgene compagnie, nog een detachement Europeanen en een detachement Boeginezen ,ter zijner besehikking werdeb gesteld. , Zijn aanva). UM met een 3ponder en een houwitser oudersteund worden, terwij1 eene. divisie van den Javasche barissan, den vijand op eenigen afstand regts tiraillerende, zou bezig den. Ofsehoon nog niet van zijde voetwonde hersteld, bragt Veltman de hem opgedragen taak mrsterlijk ien uitvoer, en werd daarbij door de uitmuntende bediening van het geschut, goed ondersteund. Eene eerste, benteng en daarna eene tweede moesten, niettegenstaande de hardnekkigste ver­dediging, weldra voor tle bestorming der onzen, zwichten, waarna het, geschut konde ipaderen,, om uit de tweede benteng, den vijand in eerie derde, zeer versterkte, maar op slechts korten afstand gelegen benteng te beschieten. Nadat V e 1 t­in an zijne dappere soldaten op nieuw van patronen had voorzieni voerde hij ze tegen de derde benteng aan, die ook stormenderhand genomen werd, waarop de vijand eindel4k den aftogt aannam„ en aan de onzen de overwinning liet, zonder de overige nog nicer achterwaarts gelegen linient te verdedigen. Deze over winning kostte ons echter een 80ta1 manschappen aan dooden en gewonden, terwiil de luitenant der artillerie van der W e y d e n, wiens wel gerigt kanon­vuur zeker vee tot de overwinning bijdroeg, weinige dagen na dit geveeht aan eene bekomene kogeiwond overleed. De oorlog tegen de Padries met de overwinning van Ala­ban geeindigd zijnde, bleef Veltman met een gedeelte der troepen in de 50 kotta's, om de zaken zoowel in dat district als in Alaban te regelen. De wijze, waarop hij het vertrouwen van een ieder en ook dat van den Maleijer wist te winnen, maakte hem daarvoor bijzonder geschikt. Het fort van den Bosch in de 50 kotta's werd onder zijn toezigt aangelegd, en door hem werden ook de plaatsen bepaald, waar later het fort te Paya'-Komba in de 50 kotta's en het fort Raaff in Alaban zijn gebouwd gewordeni De rust op Sumatra was echter van korten duur en in Januarij 1835 werd, door de al daddijk daaruit voortvloei. jende ongelnkkige gevolgen, eene zamenzwering ontdekt, welke door de Padries en Maleijers gezamentlijk tegen het Neder­landsch gouvernement gesmeed was. In diezelfde maand were den reeds eenige onzer posten, onder welke Bondjol en Loeboe-Schapping de voornaamste waren, afgeloopen en eenige kleine op mars& zijnde detachementen, die geen kwaad ver. moeden konden, met overmagt aangevallen en afgemaakt, en door de spoedige verspreiding en voortgang vau het kwaad, werd de positie der onzen op Sumatra's westkust, aldra zeeP moeijelijk. Veltman die te Padang eene scheepsgelegenheid wachtte om na een 17jarig verblijf in Indic zijne betrekkingen in het moederland te bezoeken, bood zich weder vrijwillig aanr, om zijn vaderland en koning in die omstandigheid van dienst to zijn. Bit aanbod werd dadelijk aangenomen, en kort daarna werd hij wet een gedeelte zijner kompagnie naar Tikko .en Mingoppo (Padangsche benedenlanden) gezonden, om die beide posten op de best mogelijke wijze in staat van verdediging te brengen, en daartloor het doordringen van den vijand ann. die zijde te beletten. In het laatst van de maand Maart 1833 keerde Veltma n, nadat hij deze tank volbragt had, naar Padang terug. Naarmate de voormelde zamenzwering vorderingen maakte, 7* werd de positie der onzen ook neteliger, en vooral in de maand Mei zeer otigunstig . Den- 11don dier maand verklaar­den de distrikten Boa en gotta-toedjoe, zich ten eenenmale vijandig, waarop de gemeenschap met ons fort te Boa werd afgesneden, terwijl het nu to voorzien was ook andere landschappen dit voorbeeld spoedig volgen zouden. Aan de majoor d e Qu a y was het bevel opgedragen over de troepen, welke bestemd waren, om het fort te Boa, al­waar de luitenant Hendrik s, die zwaar gewonden was ge­worden, het bevel voerde te ontzetten en te ontruimen, en de kapitein Veltman kreeg last om zich met zijne kom­pagnie van Padang naar Tambangang te begeven, ten einde den gemeenschapsweg over den berg Ambotjang, waarvan reeds melding gemaakt is, en welks behoud zoo hoogst be­langrijk was, te verzekeren. Hetgeen men gevreesd had gebeurde. Nadat de opstand in Boa en aangrenzende distrikten, het vertrek derwaarts van den majoor de Quay met een aanzienlijk gedeelte van onze magt, noodzakelijk had gemaakt, stond de kans voor het wel­gelukken eener oproerige beweging, voor die van Agam 12 en 6 kotta's en meer andere kwalijk gezinde distrikten schoon. In den namiddag van den 256ten Mei ontving Veltman te Tambangang de tijding, dat Agam in openbaren opstand was, dat een detachement op marsch van het for tde Kock, naar het fort te Boekit-Sigandang (6 kotta's) afgemaakt, en dat laatstgemelde post door den vijand omsingeld was. Het beleid door onzen Vries in deze moeijelijke om standigheden aan den dag gelegd, was boven alien lof ver­heven. Onvoorzigtigheid of te groote driestheid hadden de communicatie over den Anibatgang, die Veltm a.n moest be­schermen, kunnen doen verliezen. Veltman ondernam dus slechts eene sterke verkenning, en toen hij de onmogelijkheid zag, om het bovenbedoelde fort te ontzetten, keerde hij naar Tambangang terug, omdat hij vermoedde, dat men zijnen te­rugtogt zoude afsnijden. Zijn terugmarsch werd werkelijk be­moeijelijkt door de vijandige bevolking, die echter nog maar schaarsch van vuurwapenen voorzien was; overigens werd de marsch in eene defensieve kouding met het meest mogelijke beleid voortgezet. - Te Tambangang, hetwelk door den vijand dadelijk bedreigd werd, teruggekomen zijilde, bragt Veltman deze post zoo­veel mogelijk in staat van tegenweer, en bezette met dat oogmerk eene op de hoogte, voor dezelve gelegene kleine verlatene redoute, vanwaar men een ruim gezigt op den vijand in den omtrek had. Het in staat van verdediging stellen dezer kleine sterkte, was van te meer gewigt, daar de post Tam­baugang zelf meer geschikt was tot huisvesting van de aldaar gedurig doortrekkende troepen, dan in eene ter verdediging voordeelige stelling was gelegen. De vijand, die het belang kende, hetwelk er voor hem in gelegen was, om zich van den Ambatjang meester te maken, stelde alle pogingen ter bereiking van dat doel in het werk. Op den 258ten Mei werd de voor Tambangang gelegene re­doute werkelijk zeer ernstig bestookt, doch het gelukte aan Veltma n, om den vijand met achterlating van een paar dooden terug te drijven. Den daarop volgenden dag kreeg hij eene versterking van 27 man, benevens een veldstuk van 11 pond, welke den volgenden morgen nog door 1 sergeant en 25 man gevolgd werden. Dit laatste detachement deed Veltman op eenigen afstand, in het gezigt van Tambangang te Ladang-Lawas, post vatten, om te voorkomen, dat de vija and zijnen regter vleugel zoude kunnen voorbijtrekken. Een op den 2 6 sten herliaalde aanval op de meergemelde redoute, werd zeer ernstig afgewezeu, waartoe het vuur van bet kleine veldstuk veel bijdroeg. De bezetting dezer sterkte werd niet­temin door het hevige vunr der aanvallers gedurig bezig ge­houden. Een klein gedeelte der bevolking van Batipo, te zwak oul offensief te handelen, verleende echter goede dien­sten bij de observatie van onzen regter vleugel. Middelerwij1 nu een gedeelte van den vijand nog steeds de voor Tamban­gang gelegene redoute beef beschieten, was het aan een an-der, op onzen linker vleugel, gelukt, zich door de wildernis, welke ondoordringbaar gewaand werd, eenen doortogt te ba­neniets hetwelk men te minder had kunnen vermoeden, naa;di en de bevolking van Tambangang zelve, wier belangen aan de onze naauw verbonden waren, zulks stellig onmogelijk verklaard had. Door deze onverwachte beweging, konde de vijand in onzen rug opereren, 'tgeen ook dadelijk gevolgd werd door de bestorming van den niet sterk bezetten post van Tambangang. V e lt m a n, die it de redoute was, en die insgelijks zeer hevig in het front werd aangevallen, kon nu den hag,chelijken toestand der aan hem toevertrouwde posten overzien. Viel Tambangang, dan was ook de gemeenschap van de Padangsche bovenlanden met de beneden-landen af­gesneden, waariloon, at bezit van de eerstgemelde gewesten, aan een dadelijk gevaar was blootgesteld. Veltman was echter de man, om een dreigend enheil, door etn spoedig en kloek besluit of te wenden. Met de meeste juistheid en bedaardheid, gaf bij aan de beide officieren, welke zich met hem in de redoute bevonden, bevelen voor hare verdediging, en trok zelf, aan het hoofd van slechts 20 zijner flankeurs, den vijand, die zich in zijnen rug ophield, met den stormpas tegemoet. Dit alles ging mei zoom' spoed en orde tevens, dat de vijand, die op zulk eene ontvangst niet gerekend had, en ma den moeijelijken togt van omen linker vleagel, meg den tijd niet gebad had, om zieh genoegzaam te verzameten, 3verhoop geworpen werd. Onze moedige flankeurs ,noodiaakten hem terug te trekken, door dezelfde opening, ,welke hij zioh in den ortarsch, in de wildernis, had weten te banes, hebbende alleen den tijd had, om eenige huizen in den kampong Tambangang te pluu­deren, v6Ordat hij door de onzen wos ontdekt geworden. Grootelijks in zijne verwaehtingen teleurgesteld, staakte de vijand zijne aanvallen en begon terug te trekken, bij welke beweging hij, door de in de rijstvelden geschaarde bevolking van Batipo hevig aangevallen, tot eene verwarde vlugt over­ging. De regent van Batipo, van Boa terugkeerende, waar hij onze troepen bij eene overwinning, ondersteund had, den staat van zaken ontwarende, trok dadelijk naar 4loenong, osn den voortvlugtigen vijand te vervolgen, en zich aan de zijnen, welke zich daartnede reeds bezig hielden, aan te sluiten. Hij werd daarin ondersteund door een detachement van een of-tier en 25 man, dat juist op marsch was om de bezetting van Tambangang te versterken. Ten gevolge deter beweging, viel dien dag de kampong Goinong weder in onze magt, terwijl Veltman tot dien volgenden morgen, in zijne stet-ling to Tambangang verbleef. Door de achtereenvolgens aangekomen versterkingen, waren de troepen bij laatstgemelde pleats tot 100 man, behalve Veltman's kompagnie, aange­groeid. Veltman beyond zieh alzoo in staat, om de voor­deelen, welke op den vijand behaald waren, te vervolgen. Dit was genoeg om den rusteloozen krijgsman in beweging te brengen. Den 2 7 sten veriiet hij met zijne onderhebbenden troepen, met achterlating eener kleine bezetting, den meer­gemelden post. Dienzelfden dag, met een slechts gering ver­lies, tot Taboe Brayer voortgerukt, ontmoette hij aldaar eene andere outer kolonnes, welke uit het fort van der Capellen gemarcheerd was, met het voornemen °in de iugeslotene for-ten in hes Agamsehe te ontzetten. Deze troepen, waarvan een gedeelte den vijand bij Boa had geslagen, betrokken nu met de troepen van V e 1 t m a n, een en hetzelfde bivouac. Deze aldqs vereenigde magt rukte den volgenden dag naar het fertje te BoekitiSigandang, dat vroeger door den vijand ingenown en welks bezetting op eene wreedaardige wijze vermoord was. Na eenen vrij moeijelijken togt, door de averal opgeworpene en verdedigde versperringen, k warn men in den namifictag aan het bedoelde fortje, dat door Veltman met zijne kempignie besJormd en genomen werd. Bij de eerste vijandeliiice daad tegen de kampong Fanda-Sicki, kwam oak doze in oriderwerping. De marsch werd op den 29fit voort- gezet, alltni in twee kolommen verdeeld, totdat men tegen cue versterkte vijandelijke linie van Soingie-Poca stuitte. Ve ltma n, die aan het hoofd van den linker vleugel mar­cheerde, thong stormenderhand de linie binnen, terwij1 de regter kolonne bijna gelijktijdig den anderen vleugel over­meesterde. Deze gedurige successes verhoogden den moed en de voortvarenheid der onzen zoodanig, dat zij, in weerwil der menigvuldige versperringen, die den verderen marsch, als het ware; met elke 50 schreden, hoogst bemoeijelijkteri en ongehoorde inspanningen kostteden, in de beste stemming, naar nieuwe overwinningen deed haken. Deze boden zich weidra aan, daar in den namiddag de beide kolonnes zich voor sterk bezette vijandelijke linie van Bona-Ampo ver­eenigden. Spoedig ontwaarde men, dat de vijand zich toe­gerust had, one dit punt hardnekkig te verdedigen. Met veel inspanning gelukte het, om een 3 ponder digt bij de linie in batterij te brengen, waardoor de vijand veel te lijden had, welk nadeel zij op de bedienings-manschappen wreekten, die alleen gewond werden. Veltman vond intusschen gelegen­heid, om zich met zijne kompagnie, niet ver van bet voor­melde stuk verwijderd, digt bij de vijandelijke linie in hin derlaag te leggen. Middelerwij1 werd een detachetuent, welk bestemd was om op den linker vleugel der onzen de vijandelijke linie te verkennen, genoodzaakt met verlies terug te trekken ; — een detachement van den Javaschen barisan was daarentegen in de gelegenheid, om, op eenigen afstand, regts, eenen valschen aanval te ondernemen en den vijand daardoor zoodanig tot zich te •lokken, dat deze het gedeelte der linie, waarbij Veltman in hinderlaag lag, eenigszins nit het -oog verloor. Veit m a n van deze -gunstige omstandigheid gebruik =kende, bestormde het daartoe geschiktste punt, waarin hij door het reeds vermelde stuk kanon zeer van pas ondersteund werd, en was weldra zneester van de linie. Tot op het fort De Kock ontmoeteden onze troepen geen tegenstand en zij kwamen aldaar in den avond vin den 29sten Mei, tot groote vreugde der nu vrij gewordene bezetting aan. Den 30sten Mei keerde Veltman met zijne kompagnie naar Goe­nong terug, met bevel om aldaar in observatie te blijvexi. Veltmans gezondheid, welke door aanhoudende ver­ moeijenissen veel geleden had, was vooral in de laatste tijden zeer verminderd ; doch zoo lang hij het gevaar, waarin het bezit der Padanyseke bovenlanden verkeerde, dringend achtte, deed hij van zijne ongesteldheid naauwelijks blijken; Einar gaf integendeel, zooals hij zulks vroeger bij iedere gelegen­ heid deed,- • menig bewijs van moed en volharding. Gedurende zijn verblijf te Goenong tot rust komende, began zijne on­ gesteldheid zich meer te openbaren, en werd weidra -van zoo- danigen ernstigen aard, dat hij eerst naar het hospitaal in het fort De Kock, daarna naar het fort van der Capellen, al­waar hij eene kleine woning bezat, moest getransporteerd worden. Zijne zwakte nam aldaar hand over hand toe, zoo­dat geese menschelijke hulp meer baten kon. Den 208ten Julij 1833 gaf hij, ruim 42 jaren bereikt hebbende, den geest, na kort voor zijnen dood met groote droef­heid vernomen te hebben, dat verscheidene der dapperen van zijne* kompagnie, over welke het bevel aan den Pten luite­nant Ii, ie t v eld was toevertrouwd geworden in een gevecht, hetwelk op 10 Julij plaats had, gesneuveld of zwaar gewond waren. Ten gevolge van zijn te kennen gegeven verlangen, werd hij begraven in een tuintje, achter zijne woning te fort van der Capellen. Part. berigt. VELTMAN (GERARDUS JOHANNES), zoos van Johannes V eltma n, predikant te Hoorenaar, Zwartewaal, Sliedrecht en Arnhem, werd den 18ten April 1779 te Zwartewaal ge­boren, bezocht de Latijnsche scholen te Arnhem, studeerde te Harderwijk en Leiden, onder M u n t i n g h e en van Voors t, in de godgeleerdheid en werd in 1801 proponent, in datzelfde jaar predikant te Voorhout, in 1803 te Waardenburg en Nee­rijnen, in 1807 te Kampen en in 1810 te Dordrecht, waar hij den 13dea Julij 1851 zijn 50jarigen evangeliedienst mogt vieren. Hij bekleedde, gedurende zijn verblijf te Waarden­burg, het ambt van schoolopziener in het eerste district van het toenmalige departement van Gelderland en van 1806 tot het laatst van 1851, dat van scriba van het classicaal bestuur van Dordrecht. Van 1810 was hij werkend lid en van 1829 tot 1860 voortzitter van het letterkundig genootschap Diverse Sed Una te Dordrecht en in 1830 benoemde hem de maatschappij van nederlandsche letterkunde te Leiden tot lid. Hij huwde Henrietta Johanna Magdalene van Laar, die hij den 5den Junij 1834 door den dood verloor. Hij zelf overleed den 214en Mei 1852. Behalve eene Redevoering ter gedachtenis van zijn acabtge­noot B. F. T y d e m a n, heeft hij in het licht gegeven : Feestelijke dankstond, gehouden op het hervortningsfeest ten fare 1817, en uitgegeveu tegelijk met de toen uitge­sprokene Leerredenen van Ewaldus Kist en D. H. Wi 1 d­schu t. Dordrecht 1817. Leerrede over de verbindtenie aan God, en plegtige bevesti­ging der Lidmaten in de Ohristekke gemeente. Dord­recht 1825. .Feestrede, bij gelegenheid der Algemeene Vergadering van het Nederlandsch Zendelinggenootschap, op den . 19den Julij 1841. Rotterdam 1843. Zie Hand. d. Jaarl. vergad. d. maats. v. Ned. letterk. 1862, hi. 84. VELSEN (CoRNELis vAN), zoon van Adrianus van Velsen, predikant te Ouddorp en Ooterleek (1691), Zierik­zee (1699), werd den 298ten Mei 1696 ter eerstgemelde plaats geboreu, oefende zich in de latijnsche en grieksche talen aan de latijnsche school te Briele en promoveerde naar de akademie, Da het houden eener latijnsche rede de Vigi­lantia (die uitgegeven is.) Na vervolgens de hoogeschool te Leiden bezocht te hebben, werd hij in Februarij 1719 tot den predikdienst toegelaten en ontving in Julij bet beroep naar Ede, en het volgende jaar naar Westzaan, dat hij niet aannam. Het beroep te Purmerende kon hij niet aanvaarden, wijl hij den vereischten leeftijd nog niet had, doch het beroep te Groningen nam hij aan, sloeg in 1723 dat naar Utrecht, in 1728 dat naar Rotterdam af, werd te Groningen buitengewoon hoogleeraar in de godgeleerdheid, en na den vorigen dag tot theol. doctor bevorderd te zijn, aanvaardde hij den 228ten Junij 1728 zijn ambt met eene oratio de religionis Christianise rationalitate. (Cron. 1728). In 1731 werd hij professor ordinaries en in 1736 legde hij het rectoraat neder met eene oratio pro studio Jurispruden­tiae Ecclesiasasticae in Academia excolendo en in 1761 met eene de nimia scriptione et lectione ad locum Saolmonis Eccles. XII: 12. Hij overleed den 19den April 1752 bij zijne huisvrouw Arendina Cornelia Woithers, geene kinderen nalatende. Hij gaf in het licht De absoluta Decreto cum Deo coaeternitate. — De obedien­tia Christi activa, alterarn ipsius satisfactionis partem con­stituente. Medullae Marckianae Synopsis. Gron. 1745. Theologiae praclicae medulla. Gron. 1750. Institutiones Theologiae practicae, Gron. 1748. Twee Landtdags-Predikatiln, Gron. 1746. Kerkelijke Bedevoeringen of verzamelingen van .X.XV Pre­ dication. Gron. 1758.2 dln. Deze predikati6n werden afzonder­lijk verkocht ; de titels er van worden bij A b c o u d e, Naamr. Tweede „dank., bl. 154, 155 opgegeven. Godvruchtige overdenkingen over den staat onzer zielen voor God. Amst. 4°. Trakkerheid eens getrouwe dienstknegt. 40. Gedagtenisse of jubeljaars-predikaatsie, gedaan te Gronin­gen op het Me jubeljaar van de Reductie, over Ezra VI: 2 tot 15. Gron. 1744. 4°. Dere likervii hart, ow Rijn 'voile te redden, gin een prediete. tie over Psalm LXXXI, vs. 14 en .15,.gelegentheid van fonegning der dgerke• vesting -ter. .op Zoom, door de Fransen, den 10den Sept. Gron. 1747. 4°. Jehovals, aterkte an Nederlands 'yolk, door de prince van Orate en Nassauw an vorige dagen, en in dit jaar 1747 door de verhfing van Zijn Ditiorluchtige Hoogheid Willem Karel Hendrik Prim, tot Stadhouder, Capitein en Athairaal Generaal vas de VII vereeuigde P•ovintien, in eene predi­ -katie over 2 Chron. 2CVI vs. 9. Gron. 1747. 49. Gedenk- en Dankreden over de oprichting van Nederlands gereformeerde republiek der VII Provintien ender de Rooms­gezincle Koniugen van #Spanje, en de Heeren Staaten der VII Provintien van Nederland, sedert 1506 tot 1609-en over deszelf8 bevestiging door het bestant van Antwerpen 1609 en wel bijzonder door de Munstersche vreede, gesloten 1648, en een verklaring en toepassing over Dentern. XXXIII vs. 29, gedaan te Groningen, den 2 Eaten Mey 1748: Gron. 1748. 4°. Een drietal van uitgebreide Leerredenen, welkers eerste gaat over de verlossing van Groningen, den 17den Augustus v167 2 verkregen, uyt Psalm LX VIII: vs. 14. De tweede over de Gocldelijke,bewaring en redding van Nederlands republiek, zedert de Westphaalsche vreede van 1648 tot op den oor­log met Vrankrijk, begonnen 1741, ?lift Psalm LXXX : vs. 9 tot 12. De derde over dien oorlog en de vreede daarop ge­volgt to .:ken , den l 8den October 1748 uyt Psalm XLVI : vs. 9 en 10. Gron. 1740. 4°. Twee Leerredenen. Gron. 1735. 4°. Een geestelijk mensch in VII predikatien Gron. 1739, 40. Ben geloova g .mensch in VII predikatien, Gron. 1739. 4°. Term Driessen. 5 stakjes. Nuttel.?oslieid en ijdelheid der aanmerkingen tegen van Dogteren. Leycl. 173§, 40. Ileilige Godgeleer4iheid. Amst. 1702. 80. Leere der lfaarheid. ,Gron. 1726. 40. Zie Progr. inaug. en funeb. Gron. Gedenkb., bl. 68,' 69; de Jong h, Naaml. v. Predd. v. Gel-flea., bl. 435; Adami, Naaml. ens. v. Gro­ningen, bl. 13; Kobus en de Rivecourt ; Verwoert; A beoude; Arrenberg. VELSEN (GERAantis vAN), van 1719 tot 1762 predikant te Raamsdonk, gal in het Licht: Over de bekering van den kamerling van Oandale of ver-Waring over Hand. -VIII: 26-40. Utrecht. 4°. Hij gal ook eene overzetting van F. Sp a n h e i m s' Geschie­denis van Job, verklaarende meest alle de voornaamste 4,jzon- derhaden, die tot Until; pan job; pontoon. en verstosd van zijn behooren, my/ het Latijn vertaald door Q. v. V., die dr lfrijgepoogt keeft een Onderzoek over , het bijzolgier c. voelen van des Beer W. Warburton, wegens het oogmerk van Jag boek. Leeuw., 1741. 4°. Hij heeit ook .deel gehad aan .De ware christelijke Rekyle, oniferzockt en nogespoolld in verscheidene predikatien over Matthew V, door ma liefkebber van waarheid en deugd. 1752. 2 din, door H. Venem a, onder den pseudouieni Raisanable Bibliaan Uitg,egevell. Zie Brans, Kerk. reg.; v. Doorninck, Anon. en Pseud., Na.3894; Abcoude, Tweede Aanh., bl. 141; Arrenberg, bl. 525. VELSEN (JoHANNEs VETRUS VAN), den 10den October 1816 te Haarlem geboren, ve$tigde zich te Hilversum, legde zich op het lanclschap schilderen toe, bezocht in 1840 ,13elgie en Frankrijk en was een leerling van N. J. -ft ooseboo m. in 1804 vertrok hij naar Belgie en woonde eerst te Ant­werpen, later te Brussel, waar hij den 228ten April 1853, in den ouderdom van 36 jaren overleed. Zie Immerzeel; Kramm; Kunstblad, bl. 46;.Courant, 27 April 1853. VELTDRIEL (JorcAN), e'en man van groote bekwaamheid en bedrijf, in 1629 wegens Friesland ter vergadering der Staten-Generaal afgezonden. Namens deze vergadering teak hij, benevens graaf Ensi. Casimir, H. van Essen, J. van Gogh, Q. V. d. Kamer en B. Huyghens, ten tijde van den inval van het keizerlijk-Spaansch leger in de Veluwe, naar Arnhem, vn later werd 1 ijr naar Wesel gezon­den, om aldaar op alles ofde te stellen. In 1630 werd hij met Albert Coenraadszoon Burgh tot ambassadeur naar Moscovien beuoemd. Hij keerde vroeger dan zijn ambt­genoot naar het vaderland terug. In 1634 werd hij door Friesland gelast om zitting te semen in de admiraliteit van Zeeland. Onvrienclelijk door De K n u y t afgewezen, bled hij sedert de plaats in de Vergadering der Staten•Oeneraal, als buitengewoon lid, behouden. Zie Aitzema, Saken van staat en oor og , D. I, b1. 1041; Schel tema, Staatk....Vedert., Kobus en de Rivecourt. VELTWIJCK (GEE us), read en geheimschrijver van Karel V. Ben menigte brieven van dezen aan deu keizer en van den keizer aan hew, keneveus een geloafsbrief voor hem aan sultan Selina an, vinclt wen bij- Lan z, Correapoudenz d. Kale­sers Karl V, 3 Th. 8°., waaruit blijkt, dat hij een hoogst belangrijk persobn in dieust van den keizer was. Kist en Moll, Archive, D. I, bl. 182. VELT1JN (JOHANNES AMOUR'S), broeder van Johan A b as Velt ij n, predikant der Ev. Luthersche gemeente te Ihselberg en Utrecht, in Wiens plaats hij in 1729 aldaar beroepen werd. Hij bekleedde bij die gemeente het predik­ambt een reeks van jaren en overfeed • in 1781 te Arnhem. Hij wijdde het nienwe kerkgehouw te Utrecht in de Duit­ache taal in en gaf eene Lijkrede op Ds. Hollenhagen 1748 en een Jongelingspredikatie over 2 Cor. VI vs. 16 in het licht. Zie Bijdr. van S. Jacobi en D. Nieuwenhuis, D. I, bl. 114, 115; D. VII, bl. 78; Glasins, Godgel. Nederl. VELIJN (PaTuPPus), den 31sten Januarij 1786 te Leiden geboren, oefende zich in de teeken- en graveerkunst aldaar op de stads teeken—akademie Aemula Naturae, daarna onder leiding van den plaatsnijder Delfos, maar vooral van de natunr. Hij vestigdc zich te Amsterdam, begaf zich van daar naar Parijs, doch keerde, na een afwezigheid van 8 jaren in 1813 naar Amsterdam terug en hield daar zijn verblijf tot zijn overlijden, 4 Mei 1836. V e I ij n maakte zich in later tijd als een onzer beste plaatsnijders bekend en aanzienlijk is let getal zijner gegraveerde platen, o. a. de Veldslagen van Wa­terloo, Quatre Bras, Eslingen enz., de portretten van den hoogleeraar van der Palm, Bilderdijk op zijn sterfbed, Jo-hannes Hermanus Molkedoer en verschillende keurige prent­jes en fraaije pprtretteu in den Muzen—almanak. Een exempliar van al zijne graveerwcrken, door hemzel­ven bijeenverzameld, is op de verkooping van A. J. Sap o r-t a s, te Amsterdam, 1836, voor f 126 verkocht. Hij was lid van de koninklijke akademie van beeldende kunsten te Amsterdam en te Antwerpen en de leermeester van Johannes de Mare, Johannes Philippus Lange en Walraad Nie'u w h o f f. Zijn portret is door zijn stief. zoon J. P. Lange gegraveerd. Zie Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Muller, Cat. v. portr. VELZEN (GERABD VAN), een der aanzienlijkste Hollandsche edelen van zijn tijd, zoo door den luister zijner geboorte, als door zijne rijkdommen en de aanzienlijke waardigheden, die hij bekleedde. Hij was heer van Veizen, Noordwijk, Kroo­nenburg en andere heerlijkheden, stond bij graaf F 1 o­ri s V in hooge gunst en vertrouwen, en was zijn geheim­raad. Hij nam deal van den nioord van Floris V, werd op zijn slot Kroonenburg, bij Loenen, belegerd en gevangen genomen en sou, volgens latere kroniekschrijvers te Leiden of te Dordrecht in een vat met spijkers beslagen, langs de straten gerold en dus deerlijk van het leven beroofd zijn. Volgens anderen zou hij geradbraakt zijn, dock hoogst waarschijnlijk is hij na eene korte gevangenis ontsnapt. In Junij 1307 ten minste was hij nog in leven. Niet dezelfde redenen gaven de edelen aanleiding tot den moord aan den graaf gepleegd. Zoo zou van Velzen vertoornd op hem geweest zijn, omdat hij zijn neef Jan, van een manslag aan eenen, met wien hij verzoend was, begaan, te Leiden had laten onthalzen, waarbij, volgens sommigen, nog kwam, dat de graaf de huis­vrouw van van V e l z en zelven, eene dochter van Herman van W o e r de n, zou verkracht hebben. Pit gevoelen werd versterkt door een oud rijm op bet laatste blad van een hand­schrift der Rijmkroniek van Melis Stok e, dus beginnende: dede Gherrydt van V e l z e n quaet, .Dat quam alleen bi sulker daet, "Dat syn wyf was jammerlike verkraft, .Daar toe dede de Grave syn macht enz." Men heeft later nopens dat verkrachten een liedeke out­dekt, 't geen ouder schijnt dan deze rijmen. Men vond het op een schutblad van den geschreven Rijmbijbel van Jac o b van M a e r 1 a n t. Van V e 1 z e n s gemalin heet aldaar I s a­b e e le van B e n t h e m. Ben ander tijdgenoot van graaf F l o r i s geeft te kennen, dat er een gerucht liep, dat men den graaf van leant geholpen had llomdat hij de vrouw van eenen zijner Baroenen verkragt had." Zie Spiegel Historiaal, CXLIII, bl. 202; Huydecoper, Proeve van taal-en dichtk. (uitg. van Lelyvel (1), D. I, bl. 370-376; Me li s-Stoke; Scriverius; Wagen aar; van Wijn; 1311derdijk; Arend;Halma; Kok en aangeh. schrOvers; Nieuwenhuis; Kobus ende Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. VELZEN of VELSEN (H.) gaf in het licht : Onderscheid tusschen die God dient en niet dient. Rott. 1742. 8o Kleine Concordantie of Registers des 0. en N. Testament. s' Gravenh. : 740. 40 Zie Abcoude, Aanh., bl. 219: VELZEN (J.), dichter uit het laatst der 17e eeuw. Hij schreef versC1heidene grafdichten op zijn vriend J. Z o e t. Zie Dichtk. to erki v. J. &et, Amst. 1675, bl. 388; 11 ering a, Naamt.,bl. 82. VELZENI.v4N)). of VELZEN, diohter nit het begin der At eel's% Hii , *abate a. a. een gedicht voor v. d. K e rap, otter deg , Cateekicrntes. Biott. 1722. Zie 11 eri g d, Pleufmt., M. 82. VELZEN of 'CELSIUS (W .) gaf in het licht : Ltjkpmdfkatie over den clod van 118. P. Oribist. Delft 1731. 4(0. Zie hbeoude, t. a. p., bl. 84, 219. VEN (Mr., G. VAN DE) id scbrijver van, de eerste aflevering van .De gokeimen van Flora. 's Bosch 18E9. 40. Het werk is stet nyder verschenen. Zie Suppl. Cat. v. d. bibl. van 't Noord -Grab. genoots., bl. 36. VEN (JoHANNOY Arrrttoms. VAN Dia) 144erd` in 1800 te '8 Bosch geborefr. OR de teekenschool alditstr, amt de akade­mie te Antwerpen, onder H e re y n s, van 1820--42 aan die te Brussel, wist hij met zijn talent de eerste prijzen In de beeld­houwkunst te behalen, van 1822-27 vertoefde hij te Parijs. In 1,821' mind' hij naar tentoonstelliug te Antwerpen zijn iiloktiges, die den eersten prijs verwierf. In 1621 ontving lit to Parijs drie naedailles voor boetseersels mar het leven, en in 1827 werd zijn Narciwis op-de tentoonstelling te Brussel met den eersten prijs llekroond. Na deze gurtstige debutten, kampte hij niede voor den eersten prijs voor Rome': ret was in 1830, voor d'e uitbreking der onlusten, dat hij te Antwerpen, waar hij in 1'827 was teraggekeerd, dien prijs behaaldt' mot eon bosteliefi, voorstellende, le- r du trepied crii0eite -vtitidrStad vereel.db . hem daarcrewr : par" Mat. . *-14111-tne( een.iixidiiAte, en in 1'814, vertitit naar de eeuwige stad. itklaar 'vond h j een-aantal: italrgan+ sche beeldhouwers en 31 vreemde werkzaam. Onder deze was Thorwaldsen de eerste. Van der Ven werd met dezen goed, bekend en' iijit 'talent ddoi 1 111,e r w' al Helen- zeer op prijs, getteeldl" Het was dboY zijne tifct) dat ofke kunst-man . in Rome de algemeene aandacht trok, zoodat idder tl `t nietrwe verk- si/rat..veortteffelijk &eel& Was in 18'40 voltooid. Het eerste exemplaar, meer dam' kotoensgrootti werd door gravin Orlo ff aangekocht‘ Op kieitsersi seiza .lk we'd het door van der Ven herhaald en in 1841 op de 's Gra­veahaagsche te!toonstelling geoxposeerd, 'Coning W iT14 e mill schonk, dit Al3aeld: in zijne, galerijen een p a .en den kunstenaar de orde van de nederlandsclie leeuw. Ten-&tan' male' &eft' Van der Ve m dit beeld, docli op , veel kleinder schaal uitgevoerd en in het Niels voor vlijt te Amsterdam geplaatst. Eenigen tijd itoor zijn teragkeer van Rome zond hij van daar het borstbeeld van den prins van Oranje en eerie buste van eene madonna. Voor de gravin d'O ultremont vervaardigde hij een basrelief, eene pieta, die voor ,dare kapel in carrarisch warmer werd uitgevoerd. Gedurende zijn verblijf te Rome, vervaardigde hij voorts eerie Ruth, korenaren houdende, eene staande figuur van halve le­vensgrootte een St. Jan (als kind) met schapenvacht en kruis, tn in den laatsten tijd van zijn verblijf aldaar een badend meisje in levensgrootte, en een van zijn beste portretten de buste van den landschapschilder V e r s t a p p e n. In 1848 verliet hij wederom Rome en in 1849 exposeerde hij te 's Hage, statuetten, reeds vroeger vervaardigd, als.ontwerpen voor een standbeeld van Willem den Zwijger. In 1850 keerde hij nog eenmaal naar Rome terug, verkocht zijn huis awl; J. H. Koelman en keerde voor goed naar 's Hertogen­bosch, waar hij in 1853 als opvolger van Dielman benoemd werd tot directeur van de koninklijke school, aan welker hoofd hij acht jaren heeft gestaan. Onder de werken, na dien tijd door hem uitgevoerd, zijn bekend een marmeren borstbeeld van den geneesheer W. P. Buchner, in het Catherina gasthuis te Gouda geplaatst, de voor de koningin in wit marmer uitgevoerde groep, haar overleden soon voorstellende, die den jongste als schutsengel beschermt (thans in bet huis te 's Bosch aanwezig), de ' marmeren buste van den graveur van Berkei, Feertien beelden voor de kathedraal van St. Jan in den. Bosch, Abel een lam ads o ffer op het altaar leggetde. In het laatst zijns levens voltooide, hij eene herhaling van zijne in Rome voor de gravin d'Oul tr e m o n t uitgevoerde groep van Maria met, het /igclipans ,_van Jezus. Terwijl hij den 12den Julij beziig was deze. pieta ,te plaatsen in de , kerk van het gehucht 'Aorta was hij genoodzaakt het werk te staken, en eenige oogenblikken daarna bezweek hij. In het laatst van zijn leven woonde hij, op den Haim Muisserik bij Vught. Zie Spectator 1866, bl. I8;1 mm er z e el, IC ram en aangeh. sehrpers. VEN (PHILIPPUS vAN RE), den 208ten November 1787 te Schijnda geboren, was hoogleeraar in de godgeleerdheid aan het Seminarie te Herlaar en een geacht godgeleerde. Hij overleed aldaar den 13den November 1837. Zie Verwoert. ti VEN (WILLEM VAN DE), geboren te St. Oedenrode, beoe­fendeA de Latijusche poezy, en overleed waarschijuliik in 1607. VENATOR (ApoLPaus), of Adolphus Teran de r, eigen­lijk A d olf de Jager, werd in 1697 te Alkmaar als predikant beroepen, doch hield tevens kostleerlingen, die hij in het La­tijn onderwees. . Hij dacht omtrent sommige zaken vrijer dan zijne ti.jdgenooten. Zoo liet hij zijne leerFngen de Andria van T e r e n t i u s en andere tooneelepelen uitvoeren. Gaf dit reeds ergernis, niet minder de uitgave van zijnen Demo. critus en een door hem vervaardigd bruiloftsdicht. De kerkeraad onderhield hem ernstig, maar teen hij, vruchteloos gepoogd hebbende zijne onschuld te handhaven, meer toege­vend was geworden, verzoende hij zich met hem. Zwaarder was de beschuldiging, dat hij in de leer met zijne medebroeders ver­schilde en remonstrantsche gevoelens nopens de praedestinatie koesterde. Toen hij eene akte van overeenstemming met de Neder­landsche geloofsbelijdenis en Heidelbergschen catechismus weigerde te onderteekenen, werd hij door de classis van Alk­maar geschorst doch de regering van Alkmaar wilde, dat hij in zijn dienst zou voiharden tot dat hij zich op eene pro­vinciale synode zou hebben verantwoord, maar tevens, dat hij zijne bedenkingen tegen den Catechismus verzegeld aan de Staten zou mededeelen en zich onthouden van ze op den pre­dikstoel te brengen. Dat besluit mishaagde der classis en deu kerkeraad van Alkmaar. Het daartegen bij de regeering ingeleverde verzet bragt geen verandering te weeg ; maar V en at o is ambtgenooten verkiaarden niet bij hem ter kerke te kunnen gaan. Men belette hem het bedienen van den doop _ en beval dat de diakenen bij zijn talrijk bezochte predikatiOn alleen zoo lang tegenwoordig zouden zijn als ter inzameling der giften noodig zou wezen. Onder deze omstandigheden nam de verbittering toe. Men ontzag zich niet een vlek op het zedelijk Leven van den gea vierden leeraar te werpen, en toen in 1609 (al het vroe . gem had in 1608 plaats gehad,) de Alkmaarsche regeering gedeeltelijk veranderd was, zochten de gedeputeerden der synode en kiassis deze tot schorsing .van V e n a t o r te be. wegen. Bit mislukte .Toen begaven zich de afgevaardigden naar de Staten van Holland, die twee leden van den hooge mad naar Alkmaar =den, om met de Vroedschap de zaak te onderzoe­ken. Zulks had een gunstigen uitslag voor V en a to r. Velen verheugden zich er over ; maar de kerkelijke besturen trachtten zich te vergeefs daartegen to verzetten en bleven aan V e n a­t o r, even als aan vier anderen predikanten, de zitting in de klassikale vergadering weigeren. De Staten van Holland, bij wie men zich hierover beklaagd had, geboden hun toelating. De klassi zond hierop eenige afgevaardigden naar 's Rage, waar zich ook Venator beyond. De Staten verklaarden bij hun vroeger besluit te volharden, doch het kerkelijk bestuur weigerde te gehoorzamen. De Alkmaarsche regeering trachtte nu door toegevendheid den hooggaande twist te stillen en deed Venator tijdelijk in zijn dienst stil staan. Toen echter ook dit niet baatte en een groot deel der gemeente onver­holen te kennen gaf den geliefden leeraar te willen hooren, werd dit besluit ingetrokken en besteeg hij op nieuw den kansel. Venator had rust tot 1617, toen hij ze door eigen schuld verstoorde, door de uitgaaf van zijn Theologia vera et mera, die zulk een opzien baaide, dat men hem bij de Staten van Holland van onrcgtzinnigheid, vooral ten aanzien van het leerstuk over de godheid van Christus aan­klaagde. De regering zond bet boek aan de hoogleeraren Polyander en Episcopia s, wier oordeel ongunstig was. Nu werd Venator naar 's Rage ontboden oin in tegen woor­digheid van Hugo Muys van Holy, Hugo Grotius, Poly ander en E p isc op iu s zich te verautwoorden. De uitslag was dat die Staatsgemagtigden voorsloegen het boek te verbieden ; de beslissing van het lot der schrijvers aan de Staten overlatende. Het baatte niet dat Venator zich verontschuldigde, het week werd door het geregt opge­haald en hij naar Gravesande verbannen. Met moeite verkreeg hij verlof zich tijdelijk naar Alkmaar te mogen begeven, tot dat de Staten het tegendeel zouden besluiten. Ofschoon er geen regtstreeksch verband bestond tusschen de zaak der Remonstranten en de zijne, zoo meende hij echter dat hij niet langer veilig in Nederland was, vluchtte naar Frank­rijk en overleed in 1619. Hij gaf in bet lieht : Reden-vreucht der wijzen in haer wel-lust ende belachen der dwasen quel-lust in 't lachen Democriti door persoon­tooningh. Ghemaeckt van den wijsgheerighen Ad. Tectander Venator. Tot ..tacm. ghedr. bij Jacob de Illeester 1603. Rude men vindt se te coop bij den autheur ende den drucker. Fen blijspel op rym in vyf bedryven. Op den titel nog een vierregelig gedicht, dus aanvangende: Als onverstandt macht heeft nae sijnen wil, Soo moat verstandt recht hebbend swiighen stil." Nieuwejaersqedicht, op de wijze van den 238ten Psalm 1604. Kopye van een remonstrantie by Ad. renatorem ontvan­gen a°. 1610 in Jan. 1611. Declaratio A. Venators A. 1610 Ordin. Boll. et West fr. exhibita, qua praecipue respondet seu quaestionibus super doctrina ejus a senatu eccles. Almariano propositis, belgicaf S relationi historicae inserta, nunc vero latine CUM aliis actis excusa, ut judicant eccl. omnes orthodoxae. Praemissa est prior Ado1phi ad easdern quaestiones responsionibus scrOturae contentibus instituta. Amst. 1612 (vertaling van 't voorgaande). Ben claer vertooch von d' Alckmaersche kerck gheschil­len, gheresen 1600 ende 1609, Rijrnswijse als een 8p61 van sinnen ghestelt enz. 1611. Theologia vera et mera. Een suuyer fondanzent-boeck door schriftueren alle kinderen Gods in de hooftstucken der christ. religie onderwijzende. Met een devotie-boec tot een Spiegel des wel-kveus in elcken state, ende vertroostingh in alien nooden. Met een dedicatie, daar in 't rechte mid­del van de reformatie der religie, sonder aanstoot van eenighe gezintheyden ende tot dienst van alien ghemeynten. A. 1617. Nootwendich historisch verhael, van alien swarighey­den, en de procedures soowel in Kerckelijcken als Polityken saken, etlijke jaren herwaerts binnen den stadt Alckmaer voorghevallen uitghegeven bij Burgemeesteren, Vroetschappen, en de kerckenraedt der voorsz. stede, en de ghemeynte res­pective teghens het lasterboek Connelii Ilillenii, ende in 't eyndt dezes boecks 't register Alkmaar 1611. Voorts Rogg e, Bibby. Rem. geschriften, bl. 118, 119; Handel. v. 't Dordr. synode, b1.16, 17, 18, 29, 47; Baudartins, Memorien; Brandt,Hist. de Ref., D. II (Reg.); Glas i us, Godgel. Ned. ; D ez., Kerkge­sch. d. Herv., D. I, bl. 127; Tideman, Rem. broeders., bl 237;Kist en Royaards, K. A., D. I. bl. 251; Hoogstra ten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt ; Kramm. VENEMA (HERMANUS) werd in 1697 te Wildervank ge­ boren, studeerde, van 1711-1714 te Groningen en tot 1718 te Franeker, waar hij C a m p e g i u s V i t r i n g a, den wader, tot leermeester had. Deze had grooten invloed op hem. In 1719 werd Venema predikant te Dronrijp en in 1723, in plaats van den jongeren Vitring a, hoogleeraar te Franeker. Den 2 2sten Maart 1724 hield hij zijne intreerede: de zelo veritatis et pietatis genuino et carztatis pleno, vervolgens werd hij Theol. Doctor en Academieprediker. In 1735 aanvaardde hij ook het professoraat in de kerkelijke geschiedenis. Groot waren "iijne verdiensten als exegeet, en bij uitnemendheid maakte hij zich verdienstelijk omtrent het Oude Testament. Zijn voortreffelijkst uitlegkundig werk is zijn Commentarius in Psalmos, 1762-1766. De zelfstandige exegeet trad ook als zelfstandig dogmati­cus op. Was V it ringa hem op dat veld, vrij van schoolsche banden, voorgegaan, hij volgde met nog stouteren tred. Als kanselredenaar muntte hij minder uit. Hij sprak zijne leerre­denen in het Latijn uit en die het Licht zagen, zijn door zijne leerlingen vertaald. Groot waren zijne verdiensten als kerkelijk geschiedschrijver. Meer dan eenmaal werd hij in godgeleerde en letterkundige twisten gewikkeld. Tot zijn heftigste bestrijders behoorde de hoogleeraar D r i e s s e n. Hij huwde de weduwe van Ca mpegius Vi t r i n g a en overleed als emeritis in 1787 te Leeuwarden. Hij gal in het licht : De nature haeresium, quae negabart Resurectionem mortuo­rum, oppugnatae a Paulo, 1 Cor. XV. Fran cq. 1717. De V oto Jepthae ad Jud. XI. 29- 40 Ib. 1718. 4°. VOarreden over den sin der H. Schrift op Camp. Vi­tringa' s V erklaring der iTiiraculen van J ezus Christus. Franeksr 1725. 4°. Di ssertationum sadretrum libri tree. Harlingae 1731. 4°. Animadversiones ad Camp. Vitringae fil. Dissertationes sacras, nec non Dissertatio de genuino Taut° Epistolae ad Eptesios. Franeq. 1731. 4°.1, Selectae observationes ad Comm. Camp. T 7 ifrinpie F. ad Canticum Mosis. Dent. XXXII. Harlingae 1734. 4°. Disputationes 111 oriticae contra Artemomium , Initii Euangelii Joannis restituti auctorem. adiunctae Camp. Vitrin­9ae fil. Opusculis. Leov. 1735. 8 °. Observationes sing -Wares ad Epist. ad Romanos, adiectae Steph. de Brais Analyai Paraphrasticae. Leov. 1735. 4°. Vert. door G. v a n V e 1 z e n, toen. predikant te Waaxens, die er zijne aanteekeningen op cue 17 laatSte hoofdstukken bijvoegde. Leeuw, 1738. 8°. Dissertationes ad Vaticinia Danielle enabletnatica. Cap. II. VII et VII). Leov. et. Hari. 1745. 4°. Dissertationes quinque ad Librum Geneseo,s. Leov. 1747. 4°. Commentarius ad Daniell. cap.. I V: 4-45 et XII: 1-3. Leov. 1752. 4°. De Waare Christelijke religie ondersogt en nagespoort uit Matth. cap. V. le Deel. Leeuw 1753. 4. 2e Deel. 1775. 4°. (Predikatien door G. v an Velse n, predikant te Harlingen, in het fiat gegeven). Epistolae 111 ad P. Wesselingium, 1'. Hemsterhusium et Henr. Cannegieterum de Unit: Epistolis Clementis Romani a M. Westenio nuper publicatis. Harlingae 1754. 8°. Exercitationes de vera Christi Divinitate ex lois Act. EX: 28, 1 Tim. III: 16, 1 Joh. V : 20 et Col. I: 16,17 , adversus Westernium. Leov. 1755. 4°. Orationes inaugurales. Franeq. 1725. fol. Oraationes Funebres in memoriam Ruardi, Andalae. Ibid. 8* 1727, fol. et Wyers. Guil. Muys. Ibid. 1744 fol. Ook in hct Nederd. overgezet. Leeuw. 1745. 4°. ildvys rakende het bekende boek van J. Stinstra, leeraar der Doopsgezinden te Harlingen, o er de natuur en gesteld­held van Christus Xoningrijk. Leeuw. 1742. V. Justa cum F. Cl. Ant. Driss enio Expostulatio. Franc+ I 736. 4°. Korte verdeediging van mijne .Sere en Leere, en duticle­lijke verklaring der schoolgeschilien, over het Verbond der werken, middelijke toerekening van Adams zonde, dade­lijke gehoorzaamheid van Jezus Christus, het algemeene besluit der Predestinatie met het bijzondere gepaart. Leeuw. 1735. 8°. Over de opkomst, natuere, het gezag en stipt leezen der formulieren van Liturgie. Harl. 1729. 8°. Commentarius ad Psalmos. 1762-1766. Commentarius ad Librum Prophetiarum Jeremiae. 1769. .Praelectiones de rnethodo prophetica. L. B. 1775. Institutiones historiae eeclesiasticae V. et N. Testarnenti. L. B. 1778 7 vol. Opuscula inedita. Traj. ad Rhen. 1787. Sermones sive„, Commentarii ad Librum prophetiarum Zachariae. 1787. Comment. in Prophet. Malachiae. Ultraj. 1788. 2e ed. Lectiones Academicae ad Ezechielens, curd J. II. Verschuir. L, B. 1790. Dissert. ad Vaticinia Danielis Cap. 2: 7, 8 de quatuor oriente regnis. Leov. 1795. Zie Vriemoet, Ath. Frig. p. 787; J. H. Verschuir, e,logium H. Venemae ; S axe , Onom. T. Vl. p. 694 ; G. St olld ad Heumennum p. 873, 874; Nova Act. erud. 1750 Tan. p. 33-35, Relationes de Libris Nov. Faceis XXII No. 2, p. 308-314; iVeues Gelehrte Europa, T. XLX D. 535-555; Ypey en Dermout, Gesch. der N. H. Kerk, D. III bl. 225,357, 459. IV bl. 56 en aant. 15. Glasius, K. G. na de fiery. D. II, bl. 197, 199, 241, Dez. Godg. Nederl. ; Diest L' Orgion, Gesch. der Hers. Kerk in Friesl. passim; Kist en Royaards A. A. D. I. bl. 74. IV. 17. VI. 69. VIII. 388, 389, (eerste eerie). D. III. bl. 77. VI. 318, 351. VII. 428. (tweede eerie). Eekhoff, Cat. d. Bibl. v. Leeuw, b1,18; VanDoorninck, Anon, en Pseud. N.3482; 3894; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt Verwoert; Muller, Cat. v. Portr. VENLO (SIMON VAN) schreef in 1488 een dergelijk werkje als Gerrit van der G o u d e, namelijk Expositio mysteri­orum misse of Boucxkeyi van der Mine. 1500 en 1510. VENLOO (JEAN DE) Van dezen bestaat in de kerk van St. Maarten te Wijck-Maastricht een doopvont nit geel koper gegoten, van eene ronde gedaante, wier boord is ver­sierd met zes hoofden in hautrelief en verdere lijsten en pro­filen, terwijl zij inzonderheid merkwaardig is, als reeds geheel den renaissancen stiji kenmerkende, en niets van de toeu nog heerschenden, doch reeds zeer verbasterden zoogenaamden gothischen stijl meer vertoonende, zoodat dit werk tot de eerste gewrochten in den genoemden stip behoort. Zij is in 1480 vervaardigd en afgebeeld in Messagar des Sciences. Gand 1851. Livr. 111. Zie Kramm. VENNE (ABRAHAM VAN DER), portretschilder, geboren in 1586, gestorven in 1650, volgens Bryan—Stanley en Balkema. Beide beroepen zich op het portret van Willem I, in 's Rijks Museum te Amsterdam, doch dit portret is van A d r i a a n van der Venne. VENNE (ADRIAAN VAN DER) werd in het jaar 1589 te Delft geboren. Hij behoorde tot eene vermogende Brabant­sche familie, werd eerst voor de letteren opgeleid, doch volgde later zijne neiging voor de teeken- en schilderkunst, en had Simon Valk, en Jeronimus van Diest tot onderwijzers. Zijne tafereelen, meldt Immerzee 1, zijn meestal, gelijk die van van Dies t, in het graauw geschilderd, geestig getee­kend en fiks gepenseeld. Zijne ordonnanties, doorgaans uit kluchtige voorstellingen en charges bestaande, zijn rijk en gevariderd. De Koning van Denemarken en andere Vorsten vondeu behagen in zijn werk. Vele fraai door hem in het graauw geschilderde figuren waren in 1776 nog aanwezig op de v ensters van het buiten­verblijf Zorgvliet van Cats. Op de verkooping van J. H erm a n s e n te Middelburg, kwamen van hem voor de vier getijden des jaars, zijnde de vier lusthuizen van Willem I. Na g 1 e r vermeldt van hem een veldslag en in de Louvre te Parijs berust van hem een feest, gevierd bij gelegenheid van den wapenstilstand tusschen Spanje en Holland, gesloten in 1609. In 's Rijks Museum te Amsterdam is een fraai stuk van zijn penseel, voorstellende Afaurits en zijn hofstoet te paard, door een prent van W. De 1 ff en door een andere van C. v a n Quebo rn bekend. W. D el ff graveerde ook de portretten van M aurit s en Frederik Hendrik naar hem, en G. van Palen het steribed van Frederik Hendrik en het para. debed van dien Vorst naar hem door M a t t h a m. Naar he is ook gegraveerd de landding van Koninyin H e n ri et te van Engeland, voorkomende in Verhaal van de reys van Z. M. Karel II in Hollandt, 's Gravenhage 1650 fol., waarin ook voorkomen het vertrek en de aankomst van dien Vorst . Zijne teekenpen heeft een legio of beeldingen van de zeden en gebruiken van zijn tijd getrouw weer gegeven. Welligt zijn er geene zoo algemeen bij onze landgenooten bekend en geliefd als de zijnen, waardoor de Werken van J a cob Cats en andercn van dien aard aangename huisboeken werden en tot nog toe gebleven zijn. Hij was ook een geestig volksdichter, blijkens zijne gedichten in den Zeeuw8chcn Nachtegezal ende deszelfs dryderley gezang ; hier is nog bygevought een poe­tisch werck ghenaemt Tafereel van Winne-mat. Middelburg 1623. Dit laatste werk verscheen ook afzonderlijk. Tafe­reel van Sinne-mal. Middelburg 1644. Voorts gaf hij Sinne-Vocnk op den Hollandschen turf, waar is bijgevoegd Holland-seize Sinnedroom, op het nieuw wijs-mal van den ouden lta­liaanschen Smit, ende deszelfs gezonden Tobacks-wonder­smoock. Hiervoor staat zijn portret : D. van B r e m d en fec. 's Hage 1634 12°; Tafereel van de belachende wereld, 's Hage 1635, in 4°. Al deze werken zijn met fraaije platen van hem. Hij bragt zijn lever) grootendeels te Middelburg door, en woonde vervolgens te 's Hage, waar hij den 12den November 1662 overleed. Zie Houbraken; Immerzeel; Kramm; Hoogstraten; verwoert ; Kobus en de Rivecourt; Beschrijving van Delft,bl. 784; S i e g e n b ee k, Rekn. Gesch. d. Ned. Letterk. bl. 132; J. de V ri e s, Gesch. der Ned. Dichtk. D. I, bl. 260 ; Collot d'E scury,Boll. roem, D. I. bl. 90 A 1, 210. A 2, 228; H u b er t, Chron. Taf. bl, 1. Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. V, bl. 438; Jonck­bloat, Gesch. der Ned. Letterk.; Muller, Cat. v. portr. VENNE (CORNEms VAN DE) of van V e e n, kapitein van het schip Nassau, dat met het schip Erasmus te Bantam van het Eskader van Warwijck in Junij 1603 naar China werd gezonden en in Augustus 1606 terug kwam. Men heeft van hem Kort verhaelt (sic) van de tweejaerige voyagie ghedaen door C. v. d. V. in de Oost-Indian. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. Ned. Zeew. D. in, bl. 4.; Tiele Mem. Bzbl. sur es Journaux des Navig. Neert. p. 169. VENNE (HUYBERT VAN DER), zoon van A d r i a e n van der Venn e, leerling vau zijn vader, schilderde vele fraaie zinnebeelden en historian in het graauw. In 1661 wordt hij vermeld als lid del Kamer van Pictura te 's Hage. Zie Kramm. VENNE (JAN VAN DER), zoon van Pieter en broeder van Ad r i a a n van der Venn e. Hij was kunsthandelaar te Middelburg en beoefende tevens de schilderkunst. VENNE (PIETER VAN DE), een der 47 kunstenaars, die in 1656 een nieu we Kamer van Pictura te 's Hage stichtte. VENNEKOOL (JACOB), een beroemd bouwineester te Am­sterdam. De teekeningen voorkomende in het werk Komste van Konitag Willem III in Holland enz. 's Gravenhage 1694, zijn door Venn ekool, niet door Romein de Hooghe, gelijk Bidloo beweerde , gegraveerd. De arcus triurn­phales, toen op bet Buitenhof te Hage opgerigt, zijn ook van zijne vinding. In 1668 teekende hij een gezigt in de Donakerk te Utrecht, bij gelegenheid eener feestelijke oratie. Voorts leverde hij teekeningen in Het Stadhuis te Amsterdam, gebouwd door Jacob van Campen etc. F. de Wit etc. in fol. zonder jaren. Verscheiden poorten en portalen, als schoor­steenmantels, voor J. Gronsvelt, in 4°. Nog wordt van hem vermeldt een Pervolg van 46 gezigten in Amsterdam in• 40, Afbeeldingen van het Staten leger, 130 koperen platen naar hem geteekend, Het portret aan jonkheer Everard Meyster van Utrecht, bekend door zijne vreernd­soortige poezy, en de Anzersfoortsehe Keitrekking, in prent gebragt door S. van Lams w eerde en door E. van D a,-1 e n gegraveerd, naar J. V e n n e k o o 1, in fol. , zeer zeld­ zaam. Het sterfjaar van dezen bouwmeester en schilder is on­bekend. Zie Immerzeel; Kramm; Nederl. en Lat. Keurd. D. I. 240 ; C ol 1 o t d' Escury, Roll. roetn, Dl. 1 bl. 250. VENNIP (JAN JAcoB), schoolmeester in het H. Geesthuis te Gouda, gaf in het Licht Kort bericht van 't tuchthuys tot onderwijs, vermaninghe ende waerschuwinghe van alle onbedachte jonckheyt. Afitsga­ders, noch van mem elc mensch tuchthuys, hetwelc gheleghen is ins menschen handel, neringhe en arbeyt. Nock een Esbatement speelken mede tot onderwijzinghe van de joncheyt. Itott. 1611. Zie Witsen Geysbeek. R. A. C. Wb. D. V.; Cat. v. N. L. D. I. bl. 221. Verwoert. VERRAAN (DANIEL), Zeekapitein, te ter Heyde geboren, was bevelhcbbes der door de Haagsche Vaderlandslievende reederij uitgeruste kaper De dappere Patriot, waarmede hij den 13den Augustus 1781 in zee liep. Den volgenden dag ontmoette hij een Engelsch schip de Canaicon, onder kapi­tein Drary. Dit fregat eischte den Nederlander op en ge­bood hem de vlag te strijken, doch V e r b a a n , ofschoon veel minder gewapend, weigerde dit en gaf hem de voile laag, waarop een hevig en hardnekkig gevecht volgde. Tot half tien duurde het, toen de Patriot met een daverend ge­weld in de lucht vloog, overdekkende het vijandelijk schip met lijken en verminkten. De Cameleon was z66 reddeloos dat hij met veel moeite de Engelsche haven bereikte en een aanzienlijk getal dooden telde. De gesneuveiden op de Patriot lieten 19 weduwen en 54 hulpbehoevende weezen achter. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. Ned. Zeewez. D. 1V. M. 144, VERBEECK (hum), geboren te Mechelen, en leerling van N. Frans, Minderbroeder, werkte keurig met water­verw, iu den trant van J e r o n i m us Bo s. Te Mechelen werd van hem gezien een St. Ohristophel met veel gevoel, en in de Catharina kerk aldaar de Gelijkenis van de wyngaardenieren ; waarin zonderlinge spookgestalteu de dorre ranken ophouden. Ook schilderde hij boerenbruiloften en andere snakerijen. Zijn geboorte- of sterfjaar is niet be­kend. Aileen weet men dat hij in 1566 Deken was van het Schildersgild te Mechelen en in 1600 schilder van hertog Albert. Zie van Mander, Levens. d. Schild., bl. 228; Immerzeel; Kramm. VERBEECK of VERBEECQ (GEwiDus), te 's Hage ge­boren, een discipel van Willem Doed ij n s. Hij ging later als ingenieur in staatsdienst over. Zie Kramm. VERBEECK (HANS) van Mechelen, volgens Nagler de oudste onder de kunstenaars van dien naam. In het Museum te Antwerpen berust van hem het Feest van de beeediging der Boogschutters in Antwerpeu. Hij bloeide in de XIV eeu w. Zie Kramm. VERBEECK of VERBEECQ (PIETER), waarschijnlijk te Haarlem geboren. Hij heeft eenige platen geettst, die van Rembrant nabijkomende, doch minder verdienstelijk. Hij bloeide omstreeks 1639. Onder etsen, die door S t a n­1 e y en Nagler worden opgegeven, komt er ook een van a Verbeeck voor. Zie K ram m. VERBEECK of VERBEECQ (PIETER), kunstschilder van Haarlem, leermeester van Philip W o u w e r m a n. Hij schilderde pleisterplaatsen en diergelijke onderwerpen. Hij schilderde goed en gemakkelijk, ook was hij een uitmuntend teekenaar met krijt en inkt. Zijne teekeningen zijn los, hel­der en worden zeer geacht. Er bestaan ook van hem 8 geetste prentjes, die bijzonder fraai maar hoogst zeldzaam zijn. Zij golden op de verkooping van den Grave v o n Fries er 95.00. Zie Immerzeel; Kramm. VERBEEK (ABRARAM), Nederduitsch dichter uit de 18 de ceuw,, tijdgenoot en vriend van Johannes Bad on en C 1 a ra Ghybe Volgens v. d. A a gaf hij een bundeltje Gedichten in het licht. Zie v. d. A a, N. B. A. E. Wb. VERBEEK (ALBERT JAN), broeder van Henricus, geb, in 1758 en te 's Hage 24 Nov. 1829 overleden, was praecep­tor te Dordrecht, ging later in verschillende politieke betrek­kingen over en werd eindelijk Secretaris van den "Vorst van Nassau, later opzigter der Koninklijke Doncanen. Hij gaf in het licht Dordrechts gedenkboek , de ilistorie der Spartanen een Zedekundig handboek, en van korte levens— en karakter­schets van wijlen J. D. Pasteur, in Algem. K. en Letterb. 1802. D. I. bl. 145. Zie S cho t el. K. D. D. II. bl. 161. VERBEEK (F. E.) gaf Waarneming wegens een ondoor­boorden aars en het volkornen ontbreken van het liarte zakje bij een pas geboven kind in Verh. v. h. Genoots. ter bevord. der Heelk. te Amid. 1827 met of b. D. I, bl. 229. Zie Ho ltrop. p. 367. VERBEEK (G.), Nederd. dichter, gaf in 1752 te Leiden bij A. Bonte in het licht : Oost-Indische uitspanningen bestaande in Mengeldichten en Gezangen in 4°. Zie v. d: Aa. N. B. A. E. C; Wb.; Arren berg, bl. 446. VERBEEK (HE/mous), den 9den September 1750 te Arn­hem geboren, studeerde te Franeker onder zijn oom H e n-d rik Canneg L e t e r en wend in 1761- praeceptor aan de Illastre school te Dordrecht. Hij sloeg het beroep tot rector te Dokkum, (1776) Briele, (1777) en Culemborg (1784) at In 1774 aanvaardde hij het praeceptoraat aan de derde school met eene oratio de Dordraco, facundtssima eruditionis genetrice , en in 1719 het conrectoraat a met eene de artium humanciruna eultore aeque a virtute ac doctrina commenda­bill. Zijn rectorate oratio, den 298ten Febr, 1800 uitgesproken, handelde de quorundam Batavorum moribus ab antiqua proavorum simplicitate degenerantium et exinde nata lu­xuria, patriae paritir ac studiis inimica. Alle deze, als ook zijue in 1800 gehouden oratio de pluribus vitae humanae calamitatibus , literarum studiis ac vera virtute fugan.dis. zijn carmina elegiaca en in het licht gegeven. V e r b e e k was wel Been Brouckhusius of Francius, maar toch een niet onverdienstelijk dichter, door Hoeu ff t en Peerlk amp onvermeld gebleven. Verspreide gedichtein van hem vindt men voor de Carmina van van B r a a m en eenige Disser­tatien. Hij beoefende ook de Holl. taal en overfeed den 15den Maart 1815. Zie Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 192. Dez. Ili, School. bl. 160; en 161 J. H. Hoeufft en F. P. B urm an n i Carm. Juv. p. 26;Van Braam, Carm. p. 15 ; Schull, Herinn. aan J. B. Croll., b1.29. VERBEEK (ZA.cHARIAs), boekdrukker te Amsterdam, is vervaardiger van een klachtspel De gewaande Barbier of de Advokaat zonder studie. (Studie) kip, Amst. 1733. kl. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D.16, bl. 209. VERBEEK (GERARDus), dichter in de helft der 18e eeuw, gaf in het licht: Oost-Indische uitspanningen bestaancte in Meengldichten en Gezangen. Leid. 1752, Memorie of getrouw verhaal van alle de moeijelijkheden, vervolging en mishandelingen den p . ersoon van G. V. laatst geweest predikant to Banda in Neerlands Oost-Indien aan­gedaan, door hem zelf gesteld en voorzien van daartoe spec­terende bewijzen., Delft.• 1763. - Zie v. d. A a , N. B. A. C. TVb.- Boekz. d. Gel. Wer. 1762 b. bl. 413; Areuberg. Naaml. bl. ; VERBERKMOES (MARIA), vriendin van A d r i a n a van Overstrat en, woonde in het laatst der 18de eeuw te Bergen op Zoom. Hare gedichten zijn verspreid. Zie v. d. A a, N. B. A. a Wb. VERBIEST (G.), dichter, bloeide in de helft der 17 de eeuw. Hij vervaardigden gedichtjes en verschillende zangbundels b. v. voor Calliope of vermakeliike zanggodin, door I. van Doe s-burg, 1655, en in de Amsterdamscke vreugdestroom. Zie v. d. Aa. N. B. A. C. Wb. VERBIEST (HENDRIK), tooneeldichter, schreef : De dood van Julius Caesar, vertoont op de Amsterd. Schouwb. Amst. 1650 met pl. Klacht van 't wijnvaatje, gespeeld op de Amsterdamsche Sehoiswb. Ald. 1670. kl. 80 . Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. V. bl. 441. Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I bl. 206. VERBLAS (PT.), portretschilder, in 1694 te Gouda over­leden. Zijn portret bestaat. Zie Muller. Cat. v. portr. Kramm. VERBOOM (ABRAsAm), te Haarlem geboren, muntte nit in het natuurlijke schilderen van boomrijke landschappen. Op de verkooping van V erbru gg e te 's Hage (1831) werd een landschap van hem, door Lingelbach gestoffeerd,, ver­kocht voor f 500.00. Andere zijner schilderijen zijn door A. v an de V elde en Ph. Wouwerman gestoffeerd. Hij schilderde ook op tegels, en zijne teekeningen gelden hooge prijzen, eene gold in openbare veiling in 1808 f 210.00. Hij heeft ook landschappen geetst. Op de verkooping van den Graaf von Fries werden proefdrukken er van voor f 50 verkocht voor een landschap met een opgaande zon werd f 25 besteed. Somtijds schrijft men de zeldzame na­genoeg 11 stuks etsen van Corn e l i s V r o o m aan V e r­bo om toe. Zie Im.merz eel; Kramm. VERBOOM (Le.uRENs), van 1680 tot 1684 waarnemend Gouverneur der Nederl. Kolonie Suriname, overfeed den 2 8 sten Julii 1688 aan de wonden hem door de in opstald zijnde soldaten toegebragt. Zie G. B. Bosch, Reize in West-Indien. D. II M. 40; S ch ot el. Kerk. Dordr. D. II, 509. VERBOOM (MICHAEL), in 1721 te Hoorn geboren, stu­deerde te Leiden onder van den Honer t, Alberti en de M o o r, werd in 1748 proponent en in 1751 aan de Vuursche beroepen. Den 5den Junij 1757 hield hij aldaar een plech­tige redevoering, die met den volgenden titel (te Utrecht bij Gisbertus Tierce van Paddenburg) in 4°. het licht zag Jeremias getrouwen Raad aan den mannen van Juda ; gebonden op het harte van de gemeente van de Vuursche, o f achriftmatige verklaring over Jeremia VII vers 4, 5, 6, 7, gelegenheid van den honderdjarigen predikdienst aan de Vuursche. Van de Vaursche vertrok hij naar Edam, en den 26 8ten Julij 1765 w ijdde hij de nieuw gebouwde kerk te Groot-Schermer in, en opende hij de Synode van Noord-Holland, aldaar gehouden, den 26eten Julij 1764, met eene . leerrede over Jes. LVIII: 5, 6. In den aanvang van 1765 vertrii-k hij naar Alkmaar, waar hij eene intree-rede hield naar aanleiding van 1 Sam. XVI: 4b, 5a, die met een aantal door hem te Alkmaar gehoudene leer­iingen in 1769 aldaar bij J a cob M a a g h en in 1770 bij P. van Braam te Dort in 2 deelen in 4°. zijn in het licht gegeven, onder den titel van Getrouwe zielenraad aan de Christelfike jeugd, in den morgenstand des levens aan de Godheid toe te weiden tot ouderen hartenvreugd, eigen voordeel en ter voldoening aan de beqeerte des .Heeren, en om in mannelijke jaaren in de loopbaane der Godzaligheid de weegen van voor- en tegenspoed, en de paaden tot den dood en het graf zoo te bewandelen, dat Naar de hoope overblijve van eene gewenste opstandinq, en daarna salige heerlijkheid met Lat. en Nederduitsche gedichten van J a c o b n e G t a, P e t r u s van Braam en anderen. Na de uitgaaf van D. II geraakte hij in twist met Ewald Hollebee k, die hem aanleiding gaf tot het schrijven van den volgenden brief : M. - V. ad virum celeberrimum Ewald _Hollebeek et ejus Dessertatione de Optimo concionum genere ; locis, quibus baud ita placido nonnalla in opens sui praefatione nc kotis perstringere conatur. Dordraci Typis Bramianis. De twist werd door den dood van H o l le b e e k afgebro­ken, later door Sibelius, Stapelaer en Curtenius vervolgd. Ondertusschen had Verb oo m den 16den April 1769, Alkmaar verlaten, na het houden eener (te Dordrecht 1770 afzonderlijk en achter den Zielenraad uitgegeve) leerrede over Josua XXII: 5, 6, en was naar Dordrecht vertrokken, waar hij den 26 April 1769 bevestigd werd. Bairn een jaar later werd hij aldaar S. S. Theol. Professor en overleed den Pen December hetzelfde jaar (1770). Zie Glasins, Godgel. Ned. Schotel, Kerk. Dordr. D II, b1.509 volgg, Brans, Kerk. Reg. ; Paanw en Veeris, Kerk. Alphab. bl. M. V erboo m, Epistola, p. 9; V. Braam, Carm. p. 45 sqq. Y pay en Dermou t, Gesch d. H. K. D, IV bl. 61 volgg. Yp ay, Gesch. d. Ned. Herm Rerk D. VII bl. 112.-112, D. VIII, bl. 645— 647, Jac o b i, Hist, v. d. tegenw. toest. der Godsd. in Hot,. bl. 84. Boekz. d. gel. wer. 1770, bl. 493. ' VERB,RUGGE (GIJSBERT) den 1 2den Julij 1633 te Leiden geboren, was een portretschilder ev dergelijke onderwerpen, iu klein bestek, als zijn meester Gerard Do n. Na Londen bezocht en aldaar voor het Hof gewerkt te hebben, vestigde hij zich te Delft waar hij in hoogen ouder­dom overleed. Hij graveerde nog op zijn 97e jaar zijn eigen portret in mezzo into en gaf men nog dagelijks onderwijs. Hij huwde in 1667 Corn e 1 i e A 1 e w ij n s d e van Assendelft Zie Beschr. der stad. Delft, bl. 719; Immerzeel, Kramm,M u 11 e r, Cat. van portr. VERBRUGGE (JAcos), Rederijker te Gouda in het midden der 17de eeuw. Zie v. d. A a, N. B. 4, D. Wb. VERBRUGGE (JoHANNEs) gaf in het licbt Nieuw her­vormd examen van land- en zee-chirurgie, met een voorrede van D. Slichting. Amst. 1708, 1732, 1734. Ingangh der Eleelkunst. Reysboek der Chirurgie. Middelb. 1677 Scheeps­hist 8°. - Zie A rren ber g. Naamr bl. 526. Abcoude, Nam& bl. 378. VERBRUGGE (LimBREcHT), een Rederijker, lid der Blatuwe Acolyen, onder de zinsprenk ; Den gent ondersoect, te Vlis­singen. Men keeft gedichten van hem in Flissing Redeus Lusthof. Zijn zinspreuk was : spoet naar 't goet. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. VERBRUGGE (LouwRENs), een Roomsch priester, hield den 25 Augustus 1737 met Aren t Laverma n, catechiseer­meester te Leiden, aldaar, ten huize van D. Rena e r op de Oranjegracht een twistgesprek over de Transsabstantiatie, dat is uitgegeven to Leiden. 1737. 4°. Zie. Gat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. U. bl. 122. VERBRUGGE (OTTo), den 13den Dec. 1670 te 's Hage geboren, studeerde te Leiden, waar hij een huisgenoot van Professor Fr e y 1 a n d werd. In 1697 belastte de Stadhou­der, Willem III, hem met het onderwijs der Oostersche talon te Lingen, terwijl de Koning van Pruissen hem den 7deu Junhj 1702 daar 'ook het onderwijs in de Theologie op­droeg. In 1706 bevorderde hem de Theol. faculteit te Frankfort a/M honoris causa tot Theol. Dr. en in 1717 werd hij Hoogleeraar in de podgeleerdheid en Oostersche talen te Groningen, en aanvaardde den '20sten September v. d. dien post met eene Or. de Paradisi Silts. Driemaal verkoos men hem tot rector, in 1722, 1728 en 1739. Bij de overdragt van het rectoraal hield hij in 1723 een oratio de navigatione Ophiritica, in 1729 de Statu &brae­orum tempore exitus Bahylonici, in 1740 de Michaele Ar­chcingelo. Hij gaf ze, uitgenomen natuurlijk de laatste, in 1730 met zijne inwijdingsrede uit met zijne Observationes Philo­logicae de nominum hebraeorum plurali numero. Hij huwde in 1701 met Agneta Margaretha Dankelmann, we­duwe van Dr. J. C. W or t m a n, hoogteeraar in de regten te Hamm, -die hem in 1744 ontvie!. ,Hij zelf bezweek den 24sten September 1745, nadat hij den 8sten Februarij 1741 lid der Kon. Acad. der Wetenschappen te Berlijn was ge­worden. Zie Muntinghe, Acla Sec. Acad. Gron. p. 96 sq, Progr. funeb, door 0 fferhaus ; Gron. Gedenkb. bl. 62, G 1 a s i us, Godgel Nederl., Verwoert, Kobus en de Rivecourt- VERBRUGGE (PIETER) leefde in de eerste helft der 18de eeuw en vervaardigde gedichten voor de werken zijner tijd­genooten, waarvan de titels vermeld worden bij van der Aa, N. B. A. C. Wb. VERBRUGGE (Da. WILLEM), geboren te Delft 2 April 1728, was de derdezoon.vanBartholomeus Verbrugge Corneliszoon en van C a t h a r i n a van der Coo I, die in bijna 19 jarigen ouderdom op 10 Augustus 1817 over­leed in zijne geboortestad. Na op den 2den December 1848 eene belangrijke dissertatio de Rheumatismo te hebben verdedigd, werd hij aan de Hoogeechool te Leiden gcpro­moveerd tot doetor in de Geneeskunde, en zette zich te Delft neder, alwaar hij tot aan het laatst zijns werkzamen 'evens in de hoogste mdte' het vertrouwen der ingezetenen zoo in als buiten die stall won ; in die mate zelfs dat tot het destijds nog zoo afgelegene Zeeland de faam zijner kunde was doorgedrongen, dat van uit Middelburg zijn raad voor teringlijders werd ingeroepen. -Dat door hem verworven vertrouwen was z66 groot, dat toen in 1793 en 1794 de toenmalige erf-Prinses van Oranje (Onze latere eeTste Koningin der Nederlanden) Frederica Lo uise W ilhe 1 nrin aan eene schier hopeloos gewaande ziekte lijdende was, de raad en bijstand van den toen reeds bejaarden arts werd ingeroepen, die de belangwekkende zieke geheel onder zijn opzigt buiten de residentiestad hebbende doen overbrengen, bet geluk mogt smaken, haar zoo volko­men te herstellen, dat zij eerst op 12 October 1837 haar voor Nederland z66 weldadig leven heeft afgelegd. Ten aandenken daarvan heeft de toenmalige erf-prins van Oranje (van Koniug Willem I) bij een eigenhandig schrijven den 29sten Junij 1794 den verdienstelijken arts zijnen dank betuigd terwij1 behalve dies brief, bij de familie berustende is, eene te dier zake geschonken zeer groote ovate gouden doos voorzien van het met diamauten om­zette portret der Prinses, welke doos volgens uitersten wil van den oudsten zoon op den oudsten zoon overgaan en onverpand en onvervreemcl in de familie, welke zijn naam voert, blijven moest. Naar den schrijver van dit levensberigt reeds ten jare 1820 werd medegedeeld, zoude deze kundige arts reeds lang voor dat het toedieneu der Quinine bier te lande bekend was, voor zijne patienten heb­hen doen toebereiden in de apotheek der heeren van d er Bo on M e s c h te Delft, een extract uit de king, waar­mede nagen.oeg hetzelfde doel bereikt werd. Geen wonder, dat een man van zotePeel bekwaaruheid aan­winst geacht werd voor de belangen van stad en land ; van daar dat hij in 1767 tot Raad van Delft bennemd, gedurende de Caren 1784, 1785, 1788 en 17.89 de Bur­ g germeesterlijke waardigheid bekleedde en in 1791 werd aangesteld tot Gecommitteerd 11,aad der Staten van Holland wegens Delft, en in 1794 herbenoemd ; terwijl hij in Mei 1791 tevens zitting nam als lid der Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden, en als Bewindhebber der Oost­lndische Compagnie ter Kamer Delft optrad. Gedurende het jaar 1787 moest ook hij ondervinden dat het rege­ringsbeleid niet naar ieders zin kon plaats hebben, en zoo werd hij begrepen onder de elf raailsleden wier afzetting werd geeischt door de leiders van het genootschap van Wa­penhandel te Delft en door geweld verkregen ; doch toen nagenoeg vier weken later, en wel op 20 September 1787, de staat van zaken was gekeerd, werden de elf raadsleden waaronder onze Dr. W illem V e r b r u g g e in hunne eer en waardigheden hersteld. Sedert de verandering der regering in 1795 bleef hij ambteloos burger ; doch na de gezegende herstelling in 1813 heeft hij zich, ondanks zijnen hoogen ouderdom, niet onttrokken om als lid van de Stedelijke Be­gering te Delft van goeden raad te dienen. Bij de eerste uitreiking der Ridderorde van den Nederlandschan Leeuw welke a. ter herinnering aan den 18den November 1813 en b. ter gelegenheid der echtvereeniging van den Kroonprins, welke op 17—.18 November 1815 en drie maanden later Februarij 1816 plaats greep, wend Dr. Wili em V er brugge bij laatstgenoemde gelegenheid, met het juweel dier orde versierd. Dr. Willem V e r br u g g e was gehuwd op 21 April 1750 met Johanna van de Kadeele, dochter van Leonard en kleindochter van Pie te r, uit welk huwelijk zijn geboren, Bartholomeus Verbrugge, geboren 4 Maart 1751, overleden te Rotterdam 13 December 1809, gehuwd met Geertruida van Woeringer, uit welk huwelijk kroost is geboren : zijn tweede hu welijk met IVI ar gar et ha Maria van Bo eftin gh bleef kinderloos. Hij was koopman en lid van de Regering te Rotterdam, Leonard V e r brugge geboren 10 Maart 1752. Jacob Verbrugge geboren 27 Februarij 1754, Med. Doctor, stierf 12 Februarij 1788, en Pieter V er brugg e geboren 5 September 1756, wiens weduwe C h ri s t i n a El i­sabeth Overschie hertrouwd is met Mr. Cornelis 0 verg aauw Penni s, later Burgemeester van Delft. Ingezonden. VERBRUGGEN (ADRIANA), dochter van J an Will e m V er brugg e n, Raadsheer in den Hove van Brabant, in 1707 te 's Hage geboren, leerde de grondbeginselen der teeken- en schilderkunst onder Joh an n e s Verk o lj e, en kopieerde bloem- en fruitstukken van te r W e s t e n , C. Roepel en Rachel Ruycsh. Zie J. C. W e y er m a n, Lev. d. Schilders enz. D. IV. bl. 184; Kramm. VERBRUGGEN (JAN), in 1712 te Enkhuizen uit een deftig geslacht geboren, bekleedde daar verscheidene keeren het schepensambt. Hij leerde reeds in zijn jeugd het tee­kenen onder Jan van Cal i, en bleef de kunst voor nit-spanning beoefenen, zeds schilderde hij een olievam zee en strandgezichten. Hij was ook zeer ervaren in de bouwkunde en legde voor zijne buitenplaats aan. Zie Immerze el. VERBRUGGEN (KASPARUS PETRUEO, in 1668 te Antwer­pen geboren, was een verdienstelijk bloemschilder en eenige tijd Deken van het St. Lucas-gild in zijne geboortestad. In 1706 zette hij zich te 's Hage neder en schilderde een zaal­zolderdeur en schoorsteenstukk en met bloemversierselen, 't geen hem, schrijft Imm e r z e e 1, geestig en vlug van de hand ging, schoon hij genoeg verdiende om te kunnen le ven keerde hij echter arm naar Antwerpen terug en werd knecht bij dezelfde broederschap, waarbij hij weleer deken was geweest. Hij overleed in 1720. Zie Imerzeel; Kramm. VERBRUGGEN (N.), kunstschilder uit de tweede helft der 17de eeuw. In de Galerij te Pommeren bevindt zich van hem een Getagkamer. VERBRUGGEN (MR. PHILIPPUS), predikaut te Koedijk, Redacteur van den Post naar den Neder-Rijn, 's Hage 1781— 1784. 12 dn. 8°, en van den Hardloper van Staat, Rott. 1784 waar van 10 Nurneaers ulij—Sept.) verschenen, wanneer het gestaakt werd wegens de vervolging tegen den schrijver ingesteld. Hij werd afgezet eu woonde sedert te Delft. Men heeft nog van hem: Advertissement aan het publiek door de schrijvers van den Post van den Neder-.Rhijn ('s Hage, 1782 8°.) Naamlijst der uitmuntende patriotten, beschermheeren van land en stad de manhafte leden, welke hebben ingeteekent in het onlangs opgerichte rrycorps te _Rotterdam. Met naam en toenaam, 1783 8°., waartegen verscheen een Rotterdams Coffy-huffs gesprek tusschen een beer, burger en boer. Zie v. Doorn in ok. Anon. en Pseud 149, 1913, 3071, 3636. VERBRUGGEN (SUZANNA) graveerde kopijen b. v. eene Madonna naar S. A. B o 1 s w e r t en een Christusbeeld naar A. van Dijck. Zie Kramm. VERBRUGGHE (JOANNES), in 1552 Erf-Prochriaan der kerk van Neckerspoel bij Mechelen zijn geboorteplaats, gaf in bet licit : Des vyants net, raet, visioenen, enz. Antw. 1552. Orer het brood der Bilden, De woestijn des Heeren ens. Zie F o pp e n s, Bib:. Belg. T. II, p. 744. VERBUECKEN (P. A.) schreef: Geregtelijk en geneeskundig vertoog, waarin aangetoont words dat een kind in een schijnbare dood ter wereld ge­komen, echter een groot uur na zyne geboorte opgewekt is, in Verhand. ter bevordering van de Genees- en Heelk. 1800, bl. 56. Genees- en heelkundige aanmerkingen nopens de gelukkige 9 herstelling eener lammigheid der onderste ledemalen uit het gevolg van eenen zwaren val. Aid. 1799, bl. 138. Zie Holtrop. Bibl. Med. et Chir. p. 167. VERBIUS (ARNOLDUS), in 1646 te Dordrecht geboren en in 1704 in Friesland gestorven, w aar hij aan het Hof schil­derde portretten. Hij schilderde ook historien en tooneelen uit kroegen en bordelen. Zie Immerzeel; Kramm. VERBIUS (JoHANNrs), zoon van den vorige, te Dordrecht geboren, was historieschilder. In 1706 werd hij als lid van Pictura te 's Hage ingeschreven. Zie Immerzeel; Kramm. VERBURCH (KATRARINA), eene Delftsche kunstenares , bloeide omstreeks het midden der 17de eeuw. Zie Hou brak e n, Leven der Schilders, D. II. bi. 344: Kramm. VERBURCHT (AUGUSTIJN JomszooN). Zie Jo r i s z o on (Augustijn). VERBURG (IsAAc), in 1685 geboren, was een beroemd letterkundige en rector aan de Latijnsche school te Am­sterdam. Hij gaf in het licht Ovidii Tristium Libri Amstel. 1712. le. 1734 8°, waarvan Burman de aanteekenir.gen verkortte in Sapientia Hyper boreali p. 59. Spanhernii Dissertationum de usu et praestantia Arurnisma­tam Voluinen II ex Auctoris autogrrap4o, edidit ac numis­ , matum iconibus illustrata. Amst. 1717 fol. Algemeen kerkeljke en wereldrijke geschiedenissen des be­kenden Aardkloots enz. Amst. 17 21-1 7 24 fol. (met G. Suikers), Oak bezorgde hij eene uitgave van Ciceronis opera an­notat. virorum doct. ill. Amst. 1724 fol. 2 dn. 4°, 2 dn. 8°. 't geen hem den naam van Ciceronis corninaculator verwierf, Chrestomathia Petronio-Burmanniana, sive cornu copiae observationurn eruditissirnarnm quas Burmannus congessit in Petronium Artrztrum (Anctor Js. V e r b u r g et 'Lb. He m­sterhui .Florentiae (Amsteled.) 1734 8°. Zie Saxe, Onom. T. VI p, 293, 694, P. B u rm a n, Sap. hyper& p. 53 ; Bib!. anc. et ,noderne, T. XXIII. P. I, p. 150, 29 444cta Erud. 1728, p. 448; Erne sti, Bibl. Lot. Fabricii, p. 221. Muller, Cat. v. portr, VERBURG (IzAmi), waarschijnlijk dezclfde dichter uit den aanvangder 18de eeuw, door Cat harin a Johanna d e With de Venuzynsehe Zwaan genoemd. Van zijne poozy vindt men proeven voor nu op de Getrouwe Herderinne en andere ge­dichten van K. J. de With. Zie K. J. de With, Mengeldichten, bl. 253; v. d. A a, N. B. A. C. Wb. VERBURG (J.) gaf in het licht : Reysen door de Zuyd-Zee. Amst. 1718, 4°. met pl. Zie Abcoude, bl. 307. VERBURG (JAN DioNYsz.) schreef: Lijkreeden over het leven en sterven van Jan Hartigveld, op den dag zyner begraaffenisse, voorgedragen aan de broe­&lien cotegianten in haare vergaderinge tot Rotterdam. Tot Rott. 1678. Brief aan A. S. of kort en waar verhaal van de opkomst en voortgang van 't Weeshuys der Coltegianten tot Amst., vertoonende den eerlijk,en handel der regeaten mitsg.: de ongegrondheid der besehuldigingen van P. Smart. Met kennis van de regenten. Tot Rott. 1686. Brief aan J. V. behelzende een klare ontdekking van de onbedaghtheyt by Ph. von Limborg begaen tegens Joh. Bre­denburg ende J. D. Verburg, in gym brief geschr. aan N. N., anders Bar. Ros. Tot Rott. 1686. Brief van J. D. Verburg aan Fr. Kuyper, waarin des­zelfs groote uytsporigheden worden aangewesen. Tot Rott. 1687. Zie Rogge, Ge,schriften betreff. de Ned. Herv. Berk, bl. 160. VERBURG (D.), een kunstschilder, van wien op Cat. van D. van Dij1 (Amst. 1813) voorkomt een aangenaam Gezigt op de stud Klee/ en deszelfs environs. Zie Kr amm m. VERBURG (JoirANNEs), een bekwaam glasschilder to Utrecht, in het laatst der 16de eeuw geboren, leermeester van Johannes van Bronckhorst. Zie Gessert, Geschichte der Glasmalerei, S. 214; Le Vieil, L'art de peinture sur verre, p. 70 ; Kra mm. 9 VERBURG (MATTII1JS ADRIAANSZ). Zie B u r g i u s (Ma t-t h ij s). VERBURG (N.), een kunstenaar, die, in den trant van Dirck van Rye swyck, in steen met parelmoer, een soort van mosaic vervaardigde. Zie J. M °ye t, Cat. des Antiquttes, No. 659 ; K r am m. VEBURGH (GERARDUS JOHANNES), in Jan. 1775 te Rot­terdam geboren, ontving onderwijs van den portretschilder en teekenaar A. C. H au c k en vervaardigde, voor zooverre zijne handelsbetrtkkingen zulks gedoogde, teekeningen in waterverw naar oude meesters. Hij huwde de eenige dochter van G er r i t van der Pals. Zijn oudste zoon Cornelis Gerrit V er­bu rgh, ontving als landschapsschilder het onderwijs van H. van de Sand e Bak h u y z e n en vestigde zich als land­schapschilder te Rotterdam. VERBURGH (HENDRIK CORNELIS), kunstschilder, in 1602 te Delft geboren, huwde 6 Maart 1632 Maria Cole van Zierikzee. Zie Nay, D. VIII. bl. 320; Kramm. VERBURGH (JAN GIDEON), dapper zeeman, diende den lande in den eersten en tweeden Engelschen ooriog als Kapi­tein en Schout bij nacht. In dienst bij de admiraliteit te Amsterdam hield hij en H e n dri k J a nsz. Camp met twee schepen, elk van 40 of 44 stubs, 3 dagen na den zeeslag bij Bevesier met twee zware Engelsche fregatten, elk van 54 stuk­ken, vprscheidene urea een hevig gevecht vol. In den twee­daagschen zeeslag bij Nieuwpoort gaf hij zijn bodem eerst na een langdurig gevecht over. Zie de Ontstelde Leeuw hl. 64; foil. Mere. 1652 bl. 111; BO,. op Wagenaar. D. XII bl. 108; J. C. deJonge, Desch. v. Nedl. Zeew. d. lla bl. 78, 118; b. bl. 167, 248. VERBIJL (JAN GERAERTS), glasschilder, leerling van Wouter Pieterszoon Crab eth, die naar Italie vertrok. Waarschijnlijk was hij bet, die in de St. Maria della Pace te Venetie een der wonderers van den Heiland schilderde. Zie J. Velius, Beschr. van Gouda. D. 1, bl. 335; Kramm. VERCKEN (JoHAN), te Meisen in Saksen geboren, Kor­poraal onder Kapitein H e n d r i k van C r a n e n b u r g h, deed de reis merle naar de 0. I., China enz., bij het eskader onder den Admiraal Pieter Willemsz. Verhoeven in 1607. Hij bleef tot in 1611 op de Molukken en keerde met het schip Middelburg naar Bantam terug en kwam in 1612 in Holland. Men heeft van hem een Journal van die reis. Zie Tide Mem. sur les voyages Neerl. p. 179. VEBDAM (GIDEoN JAN) werd den 2den December 1802 te Mijdrecht, waar zijn vader het notarisambt bekleedde, ge­boren. Eerie militaire loopbaan bij het wapen der genie was het droombeeld zijner wensehen, waaraan gereedelijk werd toegegeven door de plaatsing op de Cadettenschool te Delft, onder de leiding van de G e 1 d e r. Toen deze, ten gevolge van oneenigheden met den commandant dier school, door 's Lands regeering ontslagen werd om eerlang in 1819 als hoogleeraar in de wiskunde, bij Leidens universiteit te worden aange­steld, voldeed hij aan de begeerte zijns vaders door van den krijgmansstand of te zien en zich geheel aan de studie der Wis- en Natuurkunde toe te wijden. Hij werd student te Leiden, behaalde de gouden medaille te Gent, Gronin­gen, Utrecht, Leiden, in hetzelfde jaar en nog eenruaal te Leiden, waarop den 1 October 1825 zijne promotie volgde op eerie uitvoerige dissertatie over bedijking, derzelver af­metingen, aanleg en voorziening, waarna de hooge regeering den jeugdigen geleerde in de gelegenheid stelde, om op de fabriek van Coeqeril te Seraing bij Luik en later in de spin­ nerijen en weverijen van Oost- en West.vlaanderen ook op practisch gebied zich mar wensch te bekwamen. Het bleek dat men daarbij nog een bepaald Joel op het oog had ; immers aan een bestaand plan om aan Groningens Hooge­school een lectoraat in toegepast werktuigkunde te verbinden werd als nu geen gevolg gegeven en Verdam de betrekking opgedragen. Alzoo was hem een taak aangewezen, waarvoor hij, op grond zijner opleiding en uitstekende haven, volkomen berekend kon worden geacht, gelijk hij ook Ladernand be­wees door het schrijven van een werk van grooten omvang over de gronden der toegfpaste werktuigkunde en meer bijzonder der Stoomwerktuigkunde, in 4 deelen met platen, die van 1829 tot 1837, in druk verschenen, terwij1 daaraan eene inleiding was voorafgegaan, waarin op algemeen be­vattelijke wipe de beginselen van reken- stel- en meetkunst bebandeld werden. Deze arbeid trok alras de aandacht outer Duitsche naburen, die het boek in eene door Prof. Ch. H. Schmidt bezorgde vertaling nader leerden kennen. Intusschen scheen zijn mondeling onderwijs in de technologie niet in zulke mate gewaardeerd te worden als het hierup aanspraak maakte, en was de aanmatiging te luttel dan dat hij Diet reeds in Augustus 1828 liever een andere werkkring aanvaardde, de directie namelijk, gezamenlijk met den beer Hisely in Zwitserland, over een nieuw op te rigten stedelijke school van middelbaar onderwijs te 's Gravenhage, tot hooger vorming en beschaviug van jongelingen. Tien jaren bleef hij aau het boofd der school verkeeren, toen echter vertrok zijn vriend en ambtgenoot en vroeg en verkreeg den lsten Mei 1838 een eervol ontslag. Middelerwijl was hem sedert 1830 door 's Lands regeering de inspectie der Stoomke-tels in de Noordelijke Provintien opgedragen, waarvan hij zich tot het begin van 1816 bleef kwijten. Den 13 len Augustus 1839 werd hij tot buitengewoon hoogleeraar aan zijn leermeester de Gelder toegevoegd. Zijne inaugurale oratie handelde over het groote aandeel dat aan de gezette nasporingen en schoone ontdekkingen der latere wiskundigen toekwam in de vorderingen en verbetering der Industrie. In den jare 1845 tot gewoon hoogleeraar beuoemd, be­kleedde hij van 1852 tot 1853 het rectoraat, ter gelegenheid van welks voordracht hij eene redevoering field over het rnaar al te seer verwaarloozen eener stelselmatige methode van behandeling en onderzoek by de wiskundigen, die het ijverigst hunne wetenschap voltnaken en er de grenzen rneest van uitbreiden. Hij had bij zijne echtgenoot J. F. H. Hagen s, drie kinderen, eene dochter gehuwd met J. A C. O u d e m an s, chef van den geographische dienst in Nederlandsch Oost-Indie en twee zoons, waarvan een aau de tering overleed. Hij was Ridder v. d. Ned. Leeuw, Lid van den Holl. Maatsch. van wetensch. te Haarlem, Lid consultant van de Bataafsche Maatsch. van Proefonderv. wijsbegeerte tc Rotterdam, Cot.-respondeerend Lid van de natuurk. vereeniging v. Nederl. Indie, Buttenlandsch lid der Kon. BJheemscbe Maatsch. van wetenschappen te Praag, Lid van de Kon. Akad. Buitenge­woon lid van bet Wisk. Genootsehap. Een onvernaoeide arbeid komt alley te doves. Hij schreef: Comm. de linea lixodrornica. Gandavi 1823. De superficierum regularium angulis et soliditate. Gron. 1823. De Theoria rnaximorum et minimorum. L. B. 1824. De vi qua corpus e Luna sit projiciendurn in tellurem Lugd. Bat. 1825. Phil. in qua rations mathernatica et physica quaeratur de mensura, constructione et munitione aggerurn terrarum ad lacus, fluvios et mare ab aquas humioribus arcenda. L. B. 1825. Sur une regle parliculiere pour trouver requation d'un ligne ou d'une plan tangent une courbe ou une surface du siond degrd Note relative a la construction de la Chai­ — nette (Granert's Archiv. Bd. II. 1842). Lettre sur le probleme de Snellius. (t. a. p.) Over de tafelen van elliptische Bogen, berekend door den Hoogl. Schmidt, alsrnede over de lierleiding van van eenige voorname algemeene en bijzondere integraal fortnulen tot Elliptiiche functien. (Het Instituut. 1842). Bijdrage tot de meeticundige beschouwing van de hyperbo­ lische Baraboloide in N. Verb. en 't Kon. Ned. Inst. 1. Over eene nitbreiding van een gedeelte der Elementaire Meetkunde (Het Instituut. 1844). 1Ueber das _Integral dxB. INT. — (Granert's Archly. x Summarium der Geometric en der regtlij;iige Trigonometrie. Leid. 1844, 1850, 1858 (Drie drukken). Snmmarium der Sphaerische Trigonometric. Leiden. 1844. dandleiding tot de kennis van eenige gronden en be sehouwingen, noodig tot verstand der toepassingen van de Sphaerische Trigonometric op de mathetnatische Geographie en op de Sphaerische _lstronomie. Leiden. 1844, 1856 (2 dru k kers). Opmerkingen van zekere soot van kromme lijnen welke een omgekeerde of tegenovergestelde krornme lijn zou kunnen heeten in Ned. Verhandel. van '1 Kon. Inst. Iste K1. Dl. XII. Geschiedkundige aanteekening betrelende de algemeene oplossing van derde magts vergelijkingen Viet Instituut. 1840. Bijdrage tot de beschouwing van Lemniscaten, in N. V.A. v. 't Ken. inst. lste kl. D. XIII. Note sur. une maniere particuliere de determiner les elau tions des lignes courbes, en faisant usage de la decomposition et de la composition de vitesse suivant les regles de la Dynamique (Granert's zlrchiv. B. XI). Leven van den Hoogleeraar J. de Gelder, in Alg. kunst­en letterk. N°. 46-54. Summarium der beginselen, beschouwingen en voorschriften ontleend aan dE redeneerkunde en welker kennis noodzakelijk is voor het verstand en het gebruik der wiskundige met'iode. 3 drukken. Leiden. 1848, 1850, 1857. Ver4lagen, ingediend aan de lste klasse van het Kon. Ned. Instituut, over eene brochure van den Heer Scholten ten titel voerende Gedachten over de wind- of stoombemaling voor Polders, benevens eenige opmerkinqen om- trent het stoomtuig De Leegwater, in Tijdschrift voor PVis­en .Natuurk. wet. D. III. Optossing van een verschil betreffende de omstandigheden der beweging eener gespannen snaar. Ald. J. de Gelder, Beginselen der differentiaal•Integraal en variatierekening 2e DI. 's Graveh. 1856. Vel 30-36. zijn van Verdam. Verhandeling over de methode der klanste quadraten. Gron. 1850, 1852.2 alley. Eenige opmerkingen betrekking hebbende tot de umbilici der Ellips orde en tot de rectificatie der Ellips, in Rids. voor Wis- en Natuurk. Wet. D. V. Eenvoudig bewijs voor de waarheid der stelling, dat de declinatie, welke het slingervlak van een eenvoudigen clinger tengevolge van de omwenteling der aarde om hare as, onder­gaat, evenretliq is aan de Sinus der breedte van de plaats, alwaar de sltnger in beweging is. Ald. Oratio Rectoralis de recta pertractandi et veri investi­gandi ratione systematica mathematicis neglecta, diligentissimo studio disciplinas mathemalicas perficientibus earumque ambitus anplificantibus. L. B. 1853. Bijdrage tot de meetkundige theorie der hooldassen van ligchamen, in Versl. en Mededeel. der Kon. Ak. v. Wet. afd. Natuurk. D. XIV. (1862). Aanteekening op de vorige verhandeling. Ald. Bijdrage tot de toepassing van het beginsel vat .' d' Alan­bert, overeenkomstig de rekenwijze van Lagrange in Wis­en Natuurk. Verh. der Kon. Akad. v. Wetens. D. X. (1844). Over eene wijze van wording der kromtelijnen op de oppervlakte der Ellipsoide met drie ongelijke assen, en over de verwantschap dezer lynen met confocale sphaerische Ellipsen, in Versl. en Mededeel. Nieuwe Reeks. D. I. 1864. Handboek der Sphaerische Trigonometric. Leiden. 1866. Ze B i e r e n s de Haan, Necrol. van G. .1. Verdam in Ned. Spect. 1866, bl. 379; Hulde aan de Nagedacht. van G. J. Verdam in Vox studios. 1868 d. III. b1. 59; C. J. M atth es, Levsnsber. van G. J. Ve rd am in Taarb. Kon. Akad. 1866, bl. 56. VERDOES (ADRIAAN), te Vlissingen geboren, leerling van Re mbrandt, volgens anderen van L. Br amer en J. d e W i t. Hij legde zich op het historie-schilderen en tevens op de dichtkunde toe, en was lid der .ederijkkamer te Vlis­singen, waarbij hij in 1672 den hoogsten prijs bebaalde. Zie Houbraken, Levens der Schilders en Schilderessen. D. II. H. 57 ; L a Ru e, Gel. Zed. bl. 508. VERDOEL (ADRIAA.N), zoon vau den vorige, beoefende de schilderkunst. Zie La Rue, t. a. p. VERDOES (DIRK), kunstschilder ; dock wat hij schilderde is onbekend. Zijn naam komt voor bij de taxatie van eenige schilderijen in den boedel van A e r n o u t Elzevie r, gedaan door Mr. Cornelis Liefrinck en Johan van Goyen in 1620 te Leiden. Zic Kramm. VERDOES (DIRK), teekenaar en landmeter in de eerste helft der 17" eeuw in N. Holland, blijkens eenige in kleu­ren geteekende kaarten door hem in 1630 vervaardigd. Zie Kramm. VERDONCK (CoRNELis), landschap- en zeeschilder in de 18de eeuw. K ra am vermeldt van hem vier State Rynge­zichten. Zie Kramm. VERDOOREN VAN ASPEREN (GERRIT), zoon van Pieter V e,rdooren en Maria Tegelaar, werd den Eden Februarij 1757 te Bergen op Zoom geboren. Hij was voor de notariele praktijk bestemd, mar tiet uitbarsten van den Engelschen oorlog gaf aan zijn bestemming een andere wending. In 1781 nam hij bij het Admiraliteits-college in Zeeland dienst en werd als Kadet en schrijver geplaatst op het Fregat Walcheren, onder bevel van den Kapitein J. S. Haring­m a n. Een jaar daarna werd hij tweede en een paar maanden eerste Luitenant op 's Lands schip Zierikzee, van 64 stukken onder bevel van denzelfden officier. Hij deed daarmede in October den kruistogt op Doggersbank, met het eskader van den Schout-bij-nacht van Kinsberge n. In 1781 diende hij op het schip Zuid-Braband, onder bevel van den baron van Kinck el, had en kreeg in December van dit jaar verlof tot het doen eener reis voor het collegie op de Maaze. Als Luitenant dienende op s'Lands schip Herkules van 74 stuk ken, onder den baron P. Melvil 1, deelde hij in 1784 in de ontzettende gevaren welke het aanzienlijke smal­deel, onder den vice-admiraal Reijnst, naar de Middelandsche zee bestemd, in de Middelandsche zee beliep in een orkaan, die voile twee etmalen aanhield en voor het vergaan van alle schepen van dit eskader deed vreezen. Bij het binnen­vallen te Vlissingen werd V erdoo ren , door het Admirali­teits collegie, waarbij hij diende, opgeeischt en terstond als tweede officier aangesteld op den Schoener de Dolfijn, onder gezag van den Luitenant C u p ern s , welk vaartuig op de Wester-schelde moest post vatten om, bij de verschillen met Oostenrijk, om den doortogt aan alle keizerlijke schepen te beletten. Hij was het die in October 1784 bevel kreeg om den keizerlijken Brigantijn , gevoerd door kapitein v a n Ise g h e m , des noods met geweld te stoppen, een voorval dat alras aanleiding gaf tot de oorlogsverklaring van het Oostenrijksche Hof. In Maart 1785 ging V. met zijn kom­mandant en equipagie over op de Brik de Meermin, en bleef daarmede in dienst tot October 1786, na twee kruis­togten op de O. I. retourschepen en een rein naar de W. I. gelukkig volbragt te hebben. Den 18 December gaf de Admiraliteit hem het bevel over de Meermin, 't geen hij voerde gedurende de gesehillen met het Oostenrijksche Hof over de sluiting van het Zwin. In 1793 werd hij bevorderd tot Kapitein - Luitenant zoo ter zee als bij de zee-artillerij. Bij den voortdurenden oorlog met de Franschen Republia was de Admiraliteit in Zeeland steeds ijverig bedacht op eene wakkere verdediging, en bij het bewapenen van ve•schei­dene oorlogsvaartuigen, bestemd om eene uitgestrekte linie te vormen, werd V. in 1794 het bevel gegeven over bet schip Walcheren, voerende 24 stukken met 150 knapen, geposteerd voor het Fort den Haak. Toen hij in Junij daaraanvolgenden het fregat Minerva commandeerde trachtte hij met twee ge­wapende sloepen een vijandelijk schip, voor de kruisschans geankerd, te overrompelen. Ongelukkig geraakte het, na de overrompeling aan den grond, waarop een scherp gevecht tusschen zijne manschappen en den vijaed plaats had, 't geen niet belette dat het schip door de onzen werd in brand gestoken. Bij een andere gelegenheid haalde hij onder de vijandelijke Waeht aan den Doele 7 vaartuigen weg, vermoedelijk aldaar tot een onderneming tegen de onzen verzameld. Tot Kapitein ter zee bevorderd bleef hij zijn vaderland, na den inval der Franschen in 1795, dienen. Roemrijk had hij deel aan den noodlottigen zeeslag tus­schen onze vloot en die, van den Engelscben admiraal Duncan, den 11 October 1797. Zijn schip Delft, in het begin der actie door schepen aangevallen, van de 325 koppen waren 43 in het gevecht gesneuveld en 97 meestal zwaar gewond, en het schip had negen voet water in, toen het voor de overmagt bezweek ; en V. zich met zijn machteloos wrak moest overgeven. Toen hij het vaartuig verlaten had ging bet met 135 zijner moedige strijders en hen, die het in bezit genomen hadden, ten gronde. Na zijne krijgsgevangelscbap, zag hij zich den 28 Maart 1799 met een nieuw kournande­runt vereerd, hij kreeg het bevel over het liniesehip Brutus van 76 stukken, bemand met 550 koppen, liggende ter reede vau Hellevoetsluis. Een zware ziekte dwong hem in October 1801 zijn ontslag te nemen, en eerst in 1804 tiai hij we­derom in dienst en kreeg het kommandement ad interim over bet Texelsch eskader, bij absentie vau den Schout bij Nacht K i k k e r t. Toen in October van dat jaar het En­gelsche oorlogschip the Romney van 50 stukken met 380 manschappen onder kapitein Cornwall op de Noorder­haaks gestrand was, vertrok V. in weerwit van een zeer hooge zee vrijwillig met 7 sloepen naar de buiten en redde het leven van al het scheepsvolk met de officieren, na alvorens met den bevelhebber eerie kapitulatie te hebben gesloten waarbij de geheele equipagie van bet vijandelijk schip zich krijgsgevangen erkende. Na het opdringen van koning Lo­dewijk, werd P. in October 1806 Kommandant van de Maritime Armada bij het Noordelijk departement, welke dienen moest tot defensie der Zuiderzee en bijgelegen stroo­men. Omtrent dien tijd werd hij Schout hij Nacht, na reeds vroeger met de Ridderorde van de Unie begiftigd te zijn. Een jaar later werd hem het opperbevel te Hellevoetsluis opgedragen, en kreeg hij last, om de Fregatten Euridele en Vriestand naar Zeeland over te brengen, terwijl hij in Fe­bruari 1808 tevens last bek wan] om mede het bevel te oeren over de vaartnigen op de Zeeuwsche stroomen, vervolgens de Armada op die stroomen in gereedheid te brengen en daar­mede voor Vlissingen post te vatten. Slechts weinige dagen later werd hij benoemd tot tweede bevelhebber bij het Texelsche Eskader onder de orders van den vice-admiraal de Winter. Bij de hooggerezen geschillen tusschen Lodewijk en zijn broeder en eerstgenoemde ernstig bedacht scheen op kracht­dadigen weerstand tegen diens geweldige maatregelen, ontving hij den 10 Mei 1808 last met den Gouverneur van Amster­dam en de Genernals Martuchewitz en Croizet de defensie der boofdstad om alle bijzonderheden na te gaan en op te nemen, waaraan een omstandig verslag aan den koning werd gedaan in Augustus daaraanvolgenden en den 17 September gevolgd werd van zijn benoeming, tot Kornmandant en Di­recteur van het Noordelijk departement der Marine (Amsterdam) waaraan hij, in die moeijeluke tijden, en weinig later, 14 April 1809 zag toegevoegd het kommandement der Maritime Armade op de Zuiderzee en bijgelegene stroomen. In dat­zelfde jaar werd hem bij het vertrek der Generaals Dumonceau het G-ouvernement der Hoofdstad voor een wijle tijds opge­dragen. Lodewijk benoemde hem tot I< ommandeur der Unie en officier van zijn Huis. In 1813 sloten K r a ij enhoff en Verdooren zichaan Kemper en Hogendorp,ontsloegen zich van den dienst van Frankrijk en beloofden trouw aan Oranje en Vaderland. Hij aanvaardde, met overleg van den Commissaris en Generaal van het Algemeen bestuur te Am­sterdam, het Militaire kommandement en de geheele directie der Marine van het eerste arrondissement van Holland, terwijl reeds den volgenden dag het Algemeene Bestuur hem de waardigheid opdroeg van Admiraal der Zuiderzee. Bij de plegtige inhuldiging van den Souvereinen vorst genoot V. de eer hem te vergezellen en de gouden gedenkpenning op dien voor altijd gedenkwaardigen dag aan de hcoge staatsbeambten uitgedeeld, op s'vorsten last, te ontvargen, met schriftelijke betuiging, dat zulks geschiedde tot erkenning van den ijver en de weimeenendheid, met welke hij, in de eerste oogenblikken der revolutie de werkzaamheden. van het zich vormend bestuur had ondersteund. Bij de organisatie van bet korps zee-officieren, werd V. Vice-admiraal, en in 1815 Kommandeur der Ned. Militaire Willems-orde. De laatste jaren van zijn leven genoot hij een eervolle rust en ontsliep den 30sten October 1824 op zijn buitenverblijf Doorens-lust onder Oostburg, op het eiland Walcheren. Hij trad in 1788 voor de eerste maal in den echt met -A d r i a n a Elisabeth Westin w y c k Forsbor g, in Augustus 1796 overleden, na hem vier zonen en eene dochter geschonken te hebben, van welken slechts een zoon den vader overleefde. In Julij 1798 herbuwde hij met C a t harina Maria Brand, weduwe van zijn heldhaftigen wapenbroeder, den Kapitein ter zee, L. W. va n Rosse n1, die den llden October 1797 sneu­velde. Zij overleed in Decemper 1810 hem drie zonen nala­tenden waarvan twee hem overleefien. Zijne derde vrouw was Elisabeth Henriette, Gravin van den Boetzelaer van L an g en r a k, die in Januari 1812 overleed. In 1814 huwde hij met zijne achterblijvende weduwe Wilhel mina Maria Haack. Zie zijn leven in Vad. Letteroef. 1825. D. II. bi. 240; J. C. deJonge. Desch. v. h. Ned. Zeew. D. VI, bl. 495, 1621 181, 651, 669. VERDUIN (ABRAHAM), in 1668 te Amsterdam geboren, werd in 1695 proponent bij de gemeente van het Lam en den _Toren en van 1698-1756 Doopsgezind predikant te Koog en Zaandijk. Hij was een geleerd en ijverig man, die met geestdrift de leer der broederschap verdedigde o. a. tegen den hoogleeraar van Ca t t en burgh, toen deze in het specilegium theol. christ. van Limborch den Doopsgezinden den naarc van Wederdoopers gaf in een Bijvoegsel achter zijne Christel. Godgeleerdheid. Ook trad hij op tegen den Remonsrr. leeraar K. Bremer, die Bedenkingen over den christelijken waterdoop had uitgegeven een Brief aan H. Bremer. Amst. 1740. Voorts schreef hij : Lijkpredikatie op S. Moeriaen. Ootmoedig gebed van de Hebreeuwsche kerk. Christelijke Godgeleerdheid in Leerredenen Amst. 1729. 2 dl. Christelijk onderwijs in geloof en zeden. Haarlem. 1736, bij wijze van vragen en antwoorden. Amst. 1739. 8. Bevestigingspredzkatie op Do. J. van den Bergh. Haarl. 1741. 4. Korte schets van Geloof en Zeden. Amst. 1751. 8. Leerredenen op Feestdagen. Artist. 1756. 4°. Korte schets van het Christ. onderwijs. Haarlem. 1734. 8°. bl. 78. Rogge. Gesch. v. d. Rem. fiery. Kerk ; Dez. Bibl. d. Rem. Geschr. bl. 57, 185. Zie Blaupot ten Cate, Gesch. d. Doopsgez. in Boll. bl. 36, 134: Glasius. Godgel. Ned. ; Abcoude, Naamr. bl. 379: Arrenberg, Naaml. W. 526. VERDUYN (FRANCISCO), omstreeks 1539 te Talavera, een Spaansch vlek bij Toledo geboren. trad negen jaar oud, in krijgsdienst, onderscheidde zieh in 1559 te St. Quintin en diende eenigen tijd onder den graaf P. E. v on Man s f e 1 d, wiens natuurlijke dochter Dorothea gravin von M an s feld hij in 1570 huwde. Door zijne dapperheid tot hoogen rang bevorderd, werd hij tot vertrouweling van Parma, zoodat hij na den dood van Rennenberg, namens den koning van Spanje tot stadhouder van Groningen en Friesland werd aangesteld. Om zijn gezag te handhaven vertrok hij in 1581 met 10 vaandels VValen naar zijne landvoogdij, en behaalde door hulp van Maarten Schenck eenige voordeelen op de Staatsche troepen. Hij viel in Zevenwouden en Drenthe, ken­merkte zijn togt door roof en plundering en sloeg het beleg voor Lochem, tot het door Ho h e n 1 o werd ontzet. Het ge­lukte hem door den eersten luitenant d e T as s i o Steen wijk te belegeren en zich aldaar te verschansen. Een aanslag op Kampen en Hasselt mislukte. Daarna poogde hij konings belangen in Friesland te be­vorderen, trachtte zich door sluipmoord van Willem van Na s s a u te ontdoen, ondernam een vruchtelooze poging op Coevorden en Delfzijl. In 1594 vertrok hij naar Frankrijk waar hij 22 September 1595 stierf. Hij werd in het kloos­ter van den H. Geest te Luxemburg, waar zijne vrouw, te Leeuwarden in 1585 gestorven, begraven was, bijgezet. Zie Publications de la Sociite Histor. et archeol, de Limbourg. T. X. p. 555. VERDU1N (GERTsz. GERBRAND), burgemeester te Hoorn wist de stad in 1566 te beschermen voor de gruwelijke woede van den bloedraad. Weinig bijval vond zijne zachtmoe­digheid en die van sommige raadsheeren bij de voorstandtrs van gewetensdwang. Hij werd eerst verklaagd bij het kapittel van Utrecht, daarna bij den Hove van Holland en eindelijk bij den Hoogen raad van Zeeland als flauwhartig in het uit­voeren der bloedplakkaten. De beide eerste Collegien zon­den Karel de Sm ij t er derwaarts om kennis van zaken te nemen, doch Verduin wist hem in het St. Caeciliaklooster zoo gul te onthalen en in bedwelming te houden door ban­ketten en feestn, zoodat hij van het bed naar tafel en van tafel naar bed gaande, geene geiegenheid kreeg om klagten te hoogen en dus w el tevreden naar huis keerde. Met eenige leden der regeering gedagvaard om voor den hoogen raad te Mechelen te verschijnen, werd hij op een nog behen­dige wijze het dreigend gevaar of te wenden. Zip eerste taak was om de leden van den raad en den aanklager, pa­stoor D i r k, op een keurigen maaltijd te noodigen. Toen Heer D irk in de stemming kwam, waarin Verduin hem wenschte, hief hij eene klagte aan over den droevigen tijd die men beieefde, over de moeielijkheden, die het land doorkropen, de sekten die er ontstonden, het breken der heilige beelden en altaren, het schenden en ontheiligen der kerkeii. Wijdde er over nit hoe de stad Hoorn van dien poel was vrijgeble­yen, hoe stil en rustig het daar toeging, hoe de burgerij bij het oude kerkerlijke geloof bleef en niet wist van ketterij of nieuwigheden. Bij elk punt beriep hij zich op Heer Dirk, en hem vragend of het niet zoo was. Deze, wiens bitter­heid door den wijn zeer verzacht was, kon daarop niet anders antwoorden clan ja, zoodat de andere Heeren geene beschul­digingen van heer Dirk konden aannemen. Bij al zijne vadsigheid bleef hij R. Catholiek. Bij de omwenteling van 1572 week hij naar Amsterdam of Utrecht, van waar hij op last van Bar le in on t of Noir car m e s een brief zond aan Dirk Eld ers Edam, burgemeester van Hoorn, om dien tot verzoening met den koning over te halen, waarbij hij zich als middelaar aanbood. Velius deelt dezen brief mede. Zie Bor, Ned. list. D. I, bl. 473. Velius, Beschr. v. Hoorn, bl. 452. Ab bing.'iBeschr. v. Hoorn, d. 1, bl. 36. K ob us en de Rivecout, 131. , VERDUYN (HENRIcts), Advocaat en Med. Dr. in het laatst der 17e eeuw, dichte b. v. voor het R. Holl. Recht, van van L e e u we n. Hij gaf ook eene vermeerderde uitgaaf van diens manier van procudeeren, van civile en Crimineele zaken. Zie v. d. Aa, Cat. d. Maats. v. Letterk. D. II, bl. 103. VEREEM (H). In het protekol van den Notaris Houtman te Utrecht leest men H. e r e e m, antyksiiijder ende G e e r-t ruide van Roy sijne vrouw." Zie Kramm. VEREG HEN of VERREGEN (Joon), wont door Gu ic­ciardyn vercaeld ))als een constryck ende vermaert mees­ter, die nu bij den keijser(Karel V of Ferdinand) is.", Zie Kramm. VERELLE (J. J.) Zie Prooijens Adriaan Gerrit v a n). VERELST (DIRK HUBERT), in 1717 te Veere geboren eenige zoon van Johan Louis Verelst, werd in 1737 lid van deu Raad van Staten, en bleef zulks tot aan zijn dood. Inmiddels nam hij verschillende buitenlandsChe bezen­dingen waar. In 1750 vertrok hij naar Turin, om den ko­ning van Sardinie te begroeten met zijn huwelijk met den dochter van den koning van Spanje, doch eigenlijk om zijn vriendschap met dat Hof aan te knoopen, tot welken einde hij zijn terugreis in het vo)gend jaar over Napeis moest nemen. In 1758 werd hij naar Berlijn gezonden en bleef aldaar een lange reeks van jaren. Frederik de Groote gaf hem vele blijken van hoogdchting en verhief hem tot den Gravenstand. Bij het huwelijk van WillemV met `s konings nicht, werd hij net veel onderseheiding bejegend en toen de vorst in 1774, na het overlijden van V er els t rouwbeklag aan de Staten liet doen, noemde hij hem ge­trouw minister van zijne rimesters, een liefhebber van zijn vaderland. Hij huwde 1. Dio da t i 2. Sophia, Barones van P1 a­t e n. Zijne eerste vrouw schonk hem een zoon Jean Louis, Brost van Buren, in 1761 ongehuwd overleden. Zie Oeuvres Posthumes de Frederic II (Berlijn 1789). D. IV bl.150; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt; Verwoerd. VEE,ELST (Jmutt Louis), vader van den vorige, in 1694 te Veere geboren. VERELST (CO RNELIS) broeder van Hermanus (die volgt), een kamerschilder, zou in 1665 te Antwerpen ge­boren en in 1728 te Louden overleden zijn. Anderen noemen hem een zoon van Hermanus, die in 1667 te Weenen geboren werd, zijn vader zou Rome bezocht, later aan het keizerlijk hof te Weenen verplicht zijn tot dat die stad in 1803 door de Turken belegerd werd waarna hij naar Londen vertrok. Even. als zijn vader was hij een bloem­schilder. VERELST (HERmANus), zoon van den hoofdman der Confreriece te 's Hage, Pieter V ere is t , werd aldaar gebo­ren. Hij schilderde gezelschappen, zoo van tabakrookers als anderzins en bloemen. In 1665 werd door hem ter coufine­kamer gebragt Eene door hem ge8childerde ,leach met bloemen op een tafel staande. Hij schilderde ook portretten gelijk dat van Jan de Witt en zijne vrouw. Men meent dat hij zich te Amsterdam vestigde, en aldaar na 1680 overleed. VERELST (SimoN), broeder van den vorige, waarschijnlijk schreef F. Bog a e r t s ten onregte dat hij in 1664 te Ant­werpen geboren en \ in 1728 te Londen gestorven is. Ook hij is te 's Hage geboren en lid van Pictura te 's Hage. Hij heeft zich even als zijn broeder Henna n u s te London op­gehouden en het portret vervaardigd van Maria van Modena, gemalin van Jacobus II. VERELST (J.), waarschijnlijk ook een zoon van Pieter en een goed bloemschilder. VERELST (MARIA), dochter van de vorige, bezat een uitgebreide taalkennis en een uitsluitend talent in het schil­deren van portretten in het klein. VERELST (PizTER), vader van Hermann s, Simon, Cornelis en J. , was in 1657 lid der Confrerie Kamer te Hage, en vertrok in 1660 met er woon naar Voorburg. In 1665 komt hij echter nog als Nederlandsch oud-hoofdman voor. Hij schilderde 7 gezelschapjes en zou in 1610 te Antwerpen geboren zijn. Zie Houbraken; van Gool; Balkema; Boogaerts; Im­merzeel; Kramm. VERENSIS (ANTHONY), dichter uit de 17 eeuw. Men heeft van I em : Den Uyterste — wine, van Louis Porquin, — in dicht­gestelt bij A V. ende nu van nieuws oversien en verbetert. Amst., J. B o u ma n 1690 4. Zie Cat. d. Maatsch. v. Ned. Letterk. dl. 1. bl. 227. VEREPAEUS of VERREPAEUS (SimoN) werd omstreeks 1522 te Dommel bij 's Bosch geboren. Hij studeerde te Leuven in de philosophie en theologie, werd tot priester gewijd en Directeur der Augustyner nonnen van Tabor. Deze vertrokken, wegens de onveiligheid der omstreken, naar Mechelen, en toen deze stad door de Geuzen, den 2de Octo­ber 1572, geplunderd werd, verloor hij zijne bibliotheek, en toen 6 jaren later de zusters die stad weder verlieten, vertrok ook hij naar Hilivarenbeek, en onderwees er order Ni e o la as Busius, Deken van het kapittel dier plaats, de letteren. Genoodzaakt om dit oord te verlaten, ging hij naar Turnhout, en van daar werd hij naar 'nosch beroepen, om daar de waardigheid van Rector te bekleeden. Hij overleed den lOden November 1598, in den ouderdom van 76 jaren, en werd in de St. Janskerk begraven. Frans H a r r a e u s vervaardigde op hem een Lat. grafschrift. Hij gaf in het licht: Grammatices latinae Liber I in qua prima ejus rudimenta, perspicuct ac faccli brevitate ad puerorum captum accommo­dantur. Liber II in quo Elymologia, seu Analogia potius, ordine et methode puerili aetati congruenti, dilucide expla­natur. Liber III in quo Syntaxis et recta partium orati. onus constructio lectissimis scriptorum exemplis explicata, docte aperte et breviter declaratur, met een Compendturn orthographiae. Liber IV, inquo prosodia ac versificandi ratio breviter et perspicue traditur. Ed. altera nuns cats tigatior et correctior. Antv. 1568-1571, 1572-1574. 4 vol 12o. Latinae linguae progymnasmata. Sylvaed. Schoefer. Antv. 1571, diligenter lam recognitae et Idiomate Gallico adauetae. Antv. 1654, 40. institutionum Scholasticarum Libri HI. Antv. 1553 go. Selectiores Epistolae clarorum virorum. Antv. Chris t. Plantinus Contantiae 1588. 12°. Compendium Precum Liturgicarum, Antv. Colon. 1591 10. 10 Precationutn piarum et devotarum Enchiridion. Antv. 1574, 1582, 1594, 1599. 12o. etc. De Epistolic Latine conscribendis. Antv. 12, Col. 1920 12o. De civilitate morum puerilium. Aiitv. 1582 12o. De utrcigue verborum et rerum copia. Col. 1582, 1590 12o. Sciographia scholae Latinae et Chistianae. Antv. 1588. Praeceptiones de Figuris sev de tropic et schematibus. Syl- vaed. 1590. 12o. Scholasticarum Precum compendiolum. Antv. 1591. Epistol. Select. Ciceronis Libri 111. Sylvaed. 1599 4°. Religionis christianae rudimenta. Lat. en Holl. Sylvaed 1665. 12°. Legum scholastic. Tabulae XII. Antv. 12°. Militiae christianae Progymnasmata. Ibid. Selectiores Epistolae Pauli Manutii inedita Antv. Dialogistica Societatis Nominis Jesu ad majorem Dei gloriam illustratiorus. Zie V. And r e a s. Bibl. Belg, p. 814, 815 ; Foppe n s, Bibl. Belg. Paquot, Mem. T 1 p. 125; Miraei Scriptures saec. XVI p. 136Ed Fabrieu p. 240; Sweertius, Ath. Bat. p. 677, 678. Monum. Sepulohr p. 331, 332. VEREUL (ABRAHAM), in 1770 te Paramaribo geboren, kwam in 1773 met zijne ouders in Holland en ontving zijn opvoeding te Gouda. Reeds in zijn zestiende jaar (1786) trad hij als dichter op met eerie Proeve van Poetische Brieven. Na zijne studien voleindigd te hebben, werd hij Mr. in de regten, bij welke gelegenheid Helmers zijne dissertatie met een ge— dicht vereerde. Hij zette zich te Amsterdam neder als advo­kaat, en hield zich tot 1795 meer met de poezy als met de practijk bezig. Van dat tijdstip af, betrad hij de staatkun­dige loopbaan en werd spoedig voorzitter van het Commits tot de zaken der Kolonien en bezittingen van de Bataafsche Republiek, te 's Hage. Meermalen was hij lid der Munici­ paliteit van Amsterdam, en bekleedde, na de vereeniging van ons vaderland met Frankrijk, het moeijelijk ambt van Maire2 78ten van Amsterdam, waar hij den 2 October 1817 ambteloos overleed. Als dichter had V e r e u 1 uitstekende verdiensten. In al zijne dichtstukken heerscht gevoel voor liefde, godsvrucht, vriendschap, blakende zucht voor vaderland en vrijheid. In 1789 behaalde hij bij het Leidsche dichtgenootschap den zil­veren eerepenning met zijn dichtstuk : De invloed van een vast geloof aan de Voorzienigheid, en in 1790 bij het Am­sterdamsche Dicht- en Letteroefenend Genootschap, een gou­den en zilveren eerepenning met 2 dichtstukken, getiteld : De lof der naarstigheid. Het eerstgemelde Genootschap be­kroonde in 1791 zijn dichtstuk De onschuld, met een gou­den eerepenning, dock het bleef ongedrukt en werd nader-hand door de Bat. Maatschappij van taal- en dichtk. nit­gegeven. Zijne meeste fosse Dichtstukken zijn uitgegeven in de Kleine diehterliike Handschriften, onder deze munt uit zijn Triomfzang op de overwinning bij Chattam. Hij was een bewonderaar der toonkunst, lid van het too­neellievend genootschap Utile et Amusant te Amsterdam, en vervaardiger van een fraai tooneelstuk in proza De zege der Ouderliefde. Hij gaf ook twee redevoeringen in het licht, Lofredenen op J. Douza en M. Bellamy (1790) en later eene Redev. over de Gelijkheid der Menschen. Zie Siegenbeek, Behn. Gesch, d. Ned. Letterk. bl. 276; Witsen G eys b e e k, B. A. C. Wb., D. V. Taak en L)ichtliev. Oef. v. h. Ge­nootsch. Kunst words door arbeid verkregen III d. bl. 57; Werken van het Ainsterd. Dicht- en Lclteroefen. Genoots. D. II bl. 1, 24. Van Kampen, Gesch. der Ned. Lett. en Wetensch. D. II bl. 482; Werk. d. Maatsch. van Taal- en Dichtk. bl. 94; Kleine Dichlerl. Bands. 1 Schak. bl. 65 ; Kobus en de Rivecourt; Cat. d M. v. N. Letterk. Verwoert. VEREUL (JAN JACOB), neef en tijdgenoot van den vorige. Ook hij bezong den Lof der Naarstigheid, welk gedicht door het Amsterd. dichtgenootschap met den tweeden zilveren eere­penning bekroond werd, gelijk hij ook bij hetzelfde genoot­schap in 1791 een gouden eerepenning behaalde met zijn dichtstuk, Jakob Cats, in drie zangen, en bij het Leidsche dichtgenootschap, den eerepenning met zijne Verhandeling over de vcreischten in eene Levensbeschrijving der Dichteren. Behalve eenige fosse versen en kleine afzonderlijke uitgege­ven stukjes, gaf hij in 1791 een bundeltje gedichten in het Hat, onder den titel: Voor Godsdienst, Deugd en Vaderland, bevattende eenige uitgebreide dichtstukken, die met de op­schriften Antonius Hambroek en Herman deRuyter den onsterfelijken roem dezer vaderlandsche helden ,op eene waardige wijze verheffen. De Godsdienst in drie Zangen is een uitmuntend leerdicht dat voordeelig afsteekt bij zoovele andere gelijksoortige Gedichten. Voorts bestaat er nog van hem afzonderlijk uitgecr even: Catharina Herman, b tooneelspel 1793 en eene ridderroman Reinoud van Adelfing, in 1792 gedrukt. Hij overleed te Amsterdam, den 19den Sept. 1807. Zie Witsen Geysbeek. B. A. C. Wb. D. V. bl. 451. Kobus en de Rivecourt, Verwoert. VEREIJEN of VEREGIUS (JossE of JoDocus), een be­kwaam Antwerpsch glasschilder. Karel V schatte zijn talent zeer hoog. Zie Guiccardijn, Beschr. d.; Nederl.; Splendeur de Part en Belgique; Kramm. 10• VEREIJCK (ADRIAEN CORNELIS), te Gouda geboren, be­kleedde aldaar in 1650 de waardigheid van Burgemeester. Hij beoefende de schilderkunst. Aan hem en zijn ambgenoot S u y s is het behoud van de cartonteekeningen der beroemde glazen in de St. Jans- of Groote kerk, voor zoover ze nog aanwezig zijn, te danken. Zie Walvis, Beschrifv. der stad Gouda, D. II bl. 85; Kra m m. VERREIJK (T.) Zie VERRIJK. VEREIJKE (HANS), bijgenaamd Klein Hanske, bloeide om­trent het jaar 1559, Hij schilderde landschappen, die hij net en natuurlijk voorstelde, en met Mariabeeldjes enz. stoffeerde. Ook vervaardigde hij portretten. Een altaarstuk van zijn penseel was op het kasteel van Claude, oom van Karel van Mander. Zie van Mander, Levens d. Schilders, I m m e r z eel. VERGAZON (HENDRIK), een Hollandsch schilder, tijdens Willem III in Engeland werkzaam. Hij schilderde landschap­pen en ruines. Ook de achtergronden der portretten van Godfried Knebler. Volgens Na gler overleed hij its 1705 te Londen. Zie Kramm. VERGEETSUM (PIETER), dichter uit den aanvang der ude eeuw. Hij gaf in bet licht: Droefheid eener scheepsvaart en Redelijke natuur en rechts­gevoelen, Alkmaar 1610. VERGELO (JAN vAN), lid van bet Konst-genootschap on­der de kenspreuk : Fraternatis amor. Men heeft van hem drie kluchtspelen. De bekeerde Gierigaart. Am A. 1735. De krijghs•gezinde Dochter ald. z. j. kl. 80. De Tijdt, Zie Cat. d. Moats. van Ned. Letterk. D. I, b. bl. 209. VERHAAG (JoHANNEs) vervaardigde gelegenheidsgedichten en overleed in 1779. Zie v. d. A a, N. B. A. E. WI VERHAAGT (SmoN), kunstschilder. Van hem komt voor: Eene moeder, beweenende met Naar kind de tweedragt der wereld, vol figuren en bijwerk. Deze schilderij gold f 19 op de verkooping van Mr. Tierens 1743 te 's Hage. De Tooren van Babel, seer vol figuren, door Simon Ver­haagt en Sebastiaan Franke gold f 24. Zie Kramm. VERHAEGEN (JAN) schilderde in 1471 te Antwerpen en was aldaar lid van het St. Lucas-gild. In 1482 schilderde hij te Parijs o. a. le Bon homme anders gezegd : Sint 'ran­CiSCU8 de Paulo, die Lodewijk XI uit Italie deed komen om door hem van zijn ligchamelijk en zielelijden te worden ver­lost. Verhaegen maakte vele copijen van zijn portret. Zie Kramm. VERHAEGEN (JoRIs), zie HAGEN (JAN VAN DER). VERHAER (FLoRENTrus) zie HARRAEUS (FLoRENnus). VERHAER (G.), graveur en plaatsnijder te Utrecht, in 't begin der 18e eeuw, arbeidde aldaar voor den Boek- en Prenthandel. Onder andere onderwerpen heeft hij gezichten in en om Utrecht, bij Spec ht uitgegeven, vervaardigd. Zie Kramm. VERHART (AART), glasschilder van Gouda, geen leerling van Wouter Crabeth maar van Wouter Pietersz. Ca b r e t h, kleinzoon van dezen. Hij overleed in 1666. Zie J. W al v i s, Beschrgv. van Gouda, D. I, bl. 337. VERHEIDE DE JONGE (JAc0BUS), dichter uit het begin der 18de eeuw. Men vindt o. a. een gedicht van hem voor de Christelifice rijmen van J. Huygens. Zie v. d. A a, N. B. a. C. Wb. VERHEIDEN (JAcoB), oudere broeder van den volgende werd te Grave geboren, liet zich vier malen (1580, 1581, 1586 en 1592) als student in de regten en in de theologie inschrijven. Hij werd rector aan de Latijnsche school te Nijmegen, en gaf in bet licht : Vita Guilieltni V erheiden Belgae ; cui accessit ejusdem de ortu et occasu rnaximorum irnperiorum, oratio Veneta, edita per Jacobum fratrern ad literarum patriaeque libertatis studiosos. Hagae Comitis ex officina Alber ti H e n r i c i. 1598. 4°. Praestantium aliquot Theologorum, qui Born. .datchrisitum praecipue oppugnarunt, Effigies, quibus addita Elogia. Li-brorumque catalogi. Hagae comitis, 1602. fol. et 4°. F r a n c i s c u s N a n s i us noemt hem in de opdracht zij­ner aurae Secundae ad Nonni Paraphrasin Evangelii Jo­hannis L. B. 1593 • probitate et eruditione clarissirnus vir Jacobus Verheiden. Scholae Noviomagensis rector. Zie F oppens, Bibl. Beig. T I, p. 542; S axe, Onom. T IV. p. 50, 51, Schelterna, Onou. Mot. bl 274; W enckenbach, Leven van W. Verheiden. Kobus en de Rivecourt; Verwoert. VERHEIDEN (WILLEM) werd in 1568, tussphen 9 Sep-tember 1568 en I. Jannarij 1569 te Grave geboren. Na den dood van zijn vader bleef zijne moeder met hare drie zonen, Jacob, Willem en een ongenoemde te Grave. Na aldaar het eerste onderwijs genoten te hebben, werd hij op 15jari­gen leeftijd naar Leiden gezonden, waar zijn oudere broeder toen studeerde, maakte op de Latijnsche school snelle vorderingen en oefende zich vooral in de Latijnsche stijl en dichtmaat, waarbij hij Cicero en Virgilius tot modellen koos. In 1585 werd hij als student ingeschreven, legde zich vooral toe op de welsprekendheid en hield den 3den Augustus 1586, eene Lat. redevoering tot Lof van den Prins van Oranje. Den 3den October van hetzelfde jaar hield hij weder eene redevoering, die drie uren duurde en waarvan twee des voormiddags, aan het Beleg, en een des namiddags aan het Ontzet der stad gewijd was. De toeloop, zoowel van aanzienlijke mannen als studenten, was zeer groot en niet minder de lof die hij inoogstte. Sedert gaf hij nog vele proeven zijner welsprekendheid, zoo als op den verjaardag van het sneuvelen van graaf Lo­dewijk van Nassau op de Mokerheide, over de afzwering Philips II in 1581, over den ondergang der onoverwinnelijke vloot, waarvan hij een klein getal exemplaren liet drukken. Ondertusschen zette hij zijne letteroefeningen voort, begon ook bet Grieksch te beoefenen en zich op de Theologie toe te leggen. Hierop deed hij, volgens gebruik der dagen, met zijn broeder een reis, bezocht Hamburg, Kassel, Frankfort, Heidelberg, Bazel. In de beide laatste plaatsen hield hij openbare redevoeringen, 'tgeen hem den toenaam van tweeden Pericles verwierf. Vandaar begaven zij zich over Zurich, Chur, Bresua, Verona, Vicenza en Padua naar Venetie, waar hij ook verzocht eene redevoering te mogen houden. Met toestemming van curatoren sprak hij over de opkomst en den ondergang der grootste rijken en vervaardigde een uitvoerig gedicht. In het laatste kwamen eenige plaatsen voor die zijn afkeer van de Spaansche overheersching ken--merkte, en in de redevoering ontzag hij geenerhande, hetzij wereldsche hetzij geestelijke overheersching. Bevreesd voor den invloed van den Ambassadeur van Spanje en door aller­lei bijkomende omstandigheden overtuigd, dat het tijd was Venetie te verlaten begaf hij zich weder naar Zurich, Bazel en Straatsburg. Te Heidelberg legde hij zich toe op de Godgeleerdheid en de Italiaansche taal. Eindelijk kwarnen beide broeders in 1591, na verloop van een jaar in Holland terug en na van de vermoeijenis der reis uitgerust te zijn, deed Wi llem een reis naar Engeland. Te Oxford hield hij eenp redevoering over de drangredenen van Julius Caesar, um Brittanje den oorlog aan te doen. Uit Engeland landde hij in Zeeland en trok naar Bergen op Zoom, waar hij (1691) in dienst trad. Reeds in het volgende jaar werd hij vaan­drig, vervolgens luitenant en sneuvelde in Junij 1596. Hij gaf in het licht: N'otelycke Consideratien, die alle goede liefhebbers des Vaderlants beliooren rypilyck te overwegen op ten voorge­slagen Tractate van Peys met den Spaengiqerden. Sal. Pro­vertb. 14. 16. Ben toys man vreest hem ende verve het qwade, daerentkegen een sot vaert evenlycken henen door 1587 (naameloos) in 1688 herdrukt, en in het Hgd. en Fr. vertaald. In classem Xerxis Hispani Oratio, ad serenissi . am Eli­sabetham Angliae reginam. Hagae Comitis ex ()pima Al­berti Henrici 1598. Orationes dude: Una ad Novos Batavos, altera in adeces­sum swum ad academicos, guibus accessit Jacobi fratris de prognosticis oratio, ante annos XXVII habuit in Academia Leidensi. Arntemii apud Joannem Janssonium 1597. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 325 ; S weertii Ath. Belg. p.303 ; F o pp e n s, Bibl. Belg. T. I, p. 475 ; B or, Ned. Oorl. D. IV,bl. 213; Seheltema, Onoverw. Vloot bl. 274. Leven van Willem Verheiden door C. J. Wenekenbach, Ver­woert, Kobas en de Rivecourt. VERHELST (PIETER), Zie V ERELST (PIETER) VER—HEULL of beter VER-HUELL (KAREL HENDRIK),werd den Udell Februari 1760 geboren te Doetichem in Gel­derland. Zijn vader was met de aanzienlijkste familien van de republiek verwantschapt en 'Burgerneester van Doetichem. Reeds vroeg toonde de jeugdige V e r - H e u 11 buitengewone neiging tot den zeedienst, aan welke loopbaan zich reeds zijn oudere broeder had toegewijd. Maar zijn vader had besloten, dat hij te lande zou dienen en, even unbuigzaam in zijn huiselijk bestuur als in dat der stad, gaf hij geen gehoor aan de gebeden zijns zoons en plaatste hem, in den ouderdom van elf jaren, als kadet bij een regiment Infavierie. Doch V e r-H e ull konde zich naar de betrekking, waarin hij zijns ondanks geplaatst was, kwalijk voegen, zijne gezondheid leed er bij, zoodat eindelijkzijn vader aan zijne wenscheu gehoor gaf. Nu ving hij zijne loopbaan ter zee aan, als aspirant ophet fregat Argo. Weldra kreeg hij gelegenheid om te toonen,dat hij al den moed en de koelbloedigheid bezat, welkende gevaarvolle zeemansatand zoo zeer vereischt. Het was tijdens den Amerikaanschenoorlog; Frankrijk en Spanje hadden tegen Engeland partij gekozen, maar Holland hoopte onzijdig to kuunen blijven. De kwellingen die zijne handels schepen van wege de Engelsche moesten verduren, maakten dit niet langer mogelijk, en eene beleediging voerde eindelijk de verontwaardiging der Hollanders ten top. De graaf van B ij land namentlijk was uitgezeild om een aantal koopvaar­dijschepen, naar Frankrijk en Spanje bestemd, te begeleiden ; het fregat Argo, met V er-Hue 11 aan boord, behoorde tot dit Smaldeel. Bij eene ontmoeting met het sterker Engelsche eskader, onder den commandore Fieldin g, verlangde deze de Hollandsche schepen te onderzoeken of zij ook oorlogs­ammunitie voor den vijand aan boord hadden. De graaf wilde dit niet toelaten, verzekerende dat zij niets van dien aard aan boord hadden, en bewerende dat, volgens de beginsels van het zeeregt, zijne verklaring moest volstaan, dat onzij­dige schepen, begeleid door oorlogschepen van dezeifde natie, nimmer waren doorzocht. De Engelsche commandore bleef volhouden, en toen ont­stond er een gevecht waarvan de uitslag was, dat eenige Hollandsche koopvaardijschepen genomen en in Engeland opgebragt werden. Maar de moedige verdediging van den graaf van B ij land handhaafde de eer der Vlag ; het Hol­landsche bewind keurde zijn gedrag goed en beloonde de officieren. Ook de jonge Ver-Huel deelde hierin en werd tot 2e Luitenant benoemd. eIdra gaf de oorlog aanleiding tot een weer belangrijk zeegevecht. De Schout bij nacht Z o u t man met een eska­der, waartoe wederom de Argo behoorde, uit Texel gezeild tot begeleiding van een konvooi naar de Oostzee, ont­moette, den 5den Augustus 17 81, bij Doggersbank een En­gelsch Smaldeel van gelijke sterkte, onder bevel van den Admiraal H ij de Parke r. De strijd was hevig ; de Argo werd door verscheidene Engelsche schepen aangetast, welke op dat punt de linie der Hollanders wilde doorbreken. Weldra was dit schip met dooden en gekwesten overdekt. De Kapt. en de 2e Luit. Ver-H uel 1 bleven bijna alleen over om bevelen te geven ; V e r - H u ell werd het gelaat verbrand door eene uitbarsting van kardoezen ; toen even wel de kapitein, genoodzaakt zich een tijdlang te verwijdeien, hem het bevel overdroeg, kweet hij zich even gelukkig als moedig van dezen last, en het schip, ofschoon met kogels doorboord en geheel ontredderd, behield zijne plaats, tot dat het ontzet werd. Na vier uren strijdens trokk en de Engel­schen terug. Beide Smaldeelen sclieidden van elkander zonder een beslissend voordeel te hebben behaald, en moes­ten in de havens binnen loopen, om de zoo noodige herstel­lingen te ondergaan. Het Hollandsche be wind prees on be­ loonde den moed zijner zeelieden ; V er-Huell werd to iuitenant bevorderd. De oude Vlootvoogd Pa r k er was ontroostbaar dat hij niet had overwonnen, en wierp nu eens de schuld op zijne hooge jaren dan weder op den ouderdom en den slechten staat zijner schepen. Engeland, zeide hij, had .den admi­raals en minder oude schepen noodig om zijne vijanden te overwinnen. De zeeslag bij Doggersbank was een der bloe­digsten in den Amerikaanschen oorlog, maar, hoe roemrijk ook voor den Hollanders, waren dezen evenwel buiten staat den strijd op zee voort te zetten. De Yloot van Z o utm an moest hersteld worden, en gedurende dien tijd maakte de vrede van 1783 en 1784 een einde aan den Zee-oorlog. Aan Ver - H u ell viel het geluk ten deel, om zich gedu­rende den vrede door een feit, waarin zijn moed uitblonk, te onderscheiden. Op de Hollandsche Flottille, op de Zuiderzee ontstond 1785 een oproer; de bemanning van een der sche­pen sloot zijne Officieren in de boeijen, en maakte zich meester van het vaartuig. De opstandelingen tot gehoor­zaamheid te brengen, zonder het schip in gevaar te stellen, was niet gemakkelijk. Dit ondernam V er-Hue I. Bij het begin van den nacht, begeeft hij zich met eenige soldaten in eene sloep naar het schip, beklimt het, doet de eersten die weerstand wilden bieden vatten, jaagt de overigen vrees aan door zijne stoutheid, en, zonder een droppel Uoeds te vergie­ten, zonder het schip in gevaar te brengen, beteugelde hij deze gevaardreigenden opstand. Dusdanig bewijs van moed en vastberadenheid kon niet anders dan de aandacht der regering op hem vestiges. Hij werd bij alle gelegenheden gebruikt, waarin schepen tot de bescherming des handels of tot den dienst in de kolonien werden gewapend. Hij volbragt verscheidene togten op de Middellandsche zee, langs de kus­ten van Afrika, en in de zee der Antilles, en de grondige kennis, welke hij in zijn vak aan den dag legde, deed hem weldra tot den rang van Kapitein opklimmen. Maar de onlusten in Holland van 1787, de inval der Franschen in 1792 en de veranderde regerings worm, waren Diet gunstig voor hen, welke zieh aan den zeedienst hadden gewijd. Het nieu we bewind der Bataafsche republiek stelde de Officieren, welken den stadhouder gediend hadden, ter zijde. Ook V e r - H u e11 oriderging dit lot. Sints eenige jaren gehuwd zijncie, ging hij met vrouw en kinderen op een buiten woven en leefde er stil en afgezonderd. Deze afzon­dering nam evenwel een einde. De 18 brumaire veroor­zaak te eene soortgelijke omwenteling in Holland, en ook bier, gelijk in Frankrijk, stelde men de gunstig bekende Officieren we ler in dienst, om van hunne ondervinding en talenten nut te hebben. De Kapitein V e r - u ell werd tot Schout bij nacht bevotderci, en in 1403 met eene belangrijke taak belast. De man namelijk, welke destijds, onder den titel van Eerste Consul, in Frankrijk de teugels van het bewind voerde, had het plan gevormd tot eene landing in Engeland ; hij wilde als eene andere M i t h r i d a t e s, den raad van Hannibal vol.-gen en den vijand in zijn eigen land bestoken. Maar N a­poleon verlangde, dat Holland deze grootsche onderneming zou ondersteunen. Om hierover met hem in overleg te tre­den, werd V er - H u ell naar Parijs gezonden. Toen hij te Parijs kwam en Napoleon voor het eerst zag, beyond deze zich op bet toppunt van zijnen roem. Hij maakte op V e r-H u ell een diepen indruk van bewondering, welke sedert door niets is kunnen uitgewischt worden. Ook hij behaagde aan Napol on door zijne vrijmoedige en openhartige taal, door zijn gunstig en edel voorkomen, hetwelk gevoegd bij zijne fiere houding, hem tot een der schoonste militairen van zijnen tijd maakte. Zoo ontstond tusschen beiden een gevoel van wederzijdsche hoogachting en vertrouwen, waarvan Na­poleon naderhand, in het ongelukkigste tijdstip zijns levens, een schitterend getuigenis Lou geven. In het onderhoud dat Napoleon met Ver-Hu ell had, ontwikkelde hij zijne plannen. Frankrijk, zeide hij, is magtig genoeg om alleen deze onderneming te volbrengen, maar het gold bier de herstelling van de vrijheid der zee, en Holland had te veel belang bij eene dusdadige onderneming om er geen deel aan te nemen. Te vergeefs ook zou dit land trachten onzijdig te blijven. V er-Hue 1, wiens loopbaan tot dusver geheel was gewijd geweest aan den strijd voor de vrijheid ter Zee, kon niet anders dan eenillig oor leenen aan de voorstellen des Eersten Consuls. 1VIaar ook zijne instruction wettigden zulks, daar hij in last had gekregen, om de waarschijnlijk te vra­ gen medewerking toe te zeggen ; maar tevens om te vragen hoe veel vaartuigen Holland tot deze onderneming zou uit­ rusten. Dit moest geregeld worden. Men kwam overeat dat de Bataafsche republiek het klein aantal oorlogs-vaartuigen, dat zij nog bezat, tot den dienst zou uitrusten, eenige Hollandsche troepen naar Engeland doen overbrengen, en dat zij daarenboven 350 Kannonneer­ booten zou leveren, welke zich aan de Flottille te Boulogne moesten aansluiten en Fransche troepen :aan boord nemen. Ver-Huell werd, na zijne terugkomst in Holland, belast met het bestuur over den aanbouw en wapening der Ba­ taafsche .FlOttille, welke hij in de Schelde voor Vlissingen brengen en waarover hij het bevel op zich zou nemen. Bijna een jaar verliep met den bouw en de uitrusting dezer vaar­ tuigen,en, nadat alles gereed was, ontving Ver-H u ell bevel zijn Srnaldeel mar Ostende te brengen. Den 12den Maart 1804 zeilde V e r .u ell naar Vlissingen, met een gedeelte van zijne Flottille, en ontmoette weldra twee Engelsehe Fregatten, welke hem aan den mond der Schelde afwachtten. Er ontstond een levendig geschutvuur tusschen de beide Fregatten en de Sloepen, waarvan elk verscheideue 24ponders voerde. Voor de eerste keer zag men deze kleine vaartuigen worstelen met groote scheepge­vaarten, welke hen scheen te moeten verpletteren. Maar de Kannonneer-Sloepen konden, wegen s hun geringen diepgang, digter aan wal houden, waar hen de Fregatten niet durf­den volgen, en dank zij hun zwaar geschut, h'elden zij de vijandige schepen op behoorlijken afstand. Op het eind sloe­gen zij zich er door en kwamen, gevolgd door de Engelschen, en bij voortduring kanonschoten met hen wisselende, tegen de avond te Ostende, waar de vijand te vergeefs poogde hun het binnenloopen te beletten. Na het welgelukken van dezen togt, keerde V e r - H u ell over land terug naar Vlis­singen om het ander gedeelte zijner Flottille te halen. Deze tweede togt ging met grootere gevaren vergezeld. Op het oogenblik dat hij uit de Schelde kwam, keerde eensklaps de wind en moest hij omwenden. Van deze beweging gebruik makende, viel de vijand op zijn achterhoede, nam een dier vaartuigen en wilde de overige in wanorde brengen. Maar dadelijk wendt V er -Huell om, rpaakt zijne achterhoede vrij, en houdt gedurende 2 uren den strijd vol tegen de En­gelschen, welken hij noodzaakt te wijken. Toen de wind gunstig was geworden, vervolgde hij zijn togt. Hij toonde bij deze gelegenheid, zegt de Schout bij nacht Ma h on in zijn rapport, die stoutheid en koelbloedigheid waardoor hij uitmuntte. Te Ostende wachte hem ni‘euwe gevaren. Daar lag S i d-n e ij S m i t met zijne schepen, gezamenlijk 400 stukken voe­rende, terwijl de Sloepen van V er-Huell niet meer dan 100 hadden. De strijd hoe ongelijk ook, was hardnekkig. Te midden van het gevecht, toen V e r- H u e 11 eene der Sloepen meer dan de overige in het • naauw gebragt zag en op het punt om genomen te worden, sprong hij in eene boot ging onder een hagelbui van kogele regtstreeksch naar de bedreigde sloep, deed haar op nieuw den strijd hervatten en belette haar van in de handen des vijands te vallen. Deze trok eindelijk na zeven uren strijdens terug, en liet den doortogt voor de Hollanders vrij. Deze aanvankelijke voorspoed scheen een goed voorteeken voor de groote onderneming. V e r - H u ell werd door zijne regering tot Vice-Admiraal verheven en zelfs aan bet hoofd van het departement van Marine gesteld, welke betrekking hij echter niet wilde aanvaarden voordat de bedoelde onderne. ming volbragt ware. Hij bleef dus op zijn post. Ook N poleon erkende zijne groote verdiensten. Bij een bezoek to Boulogne, ontbood hij Ver-Huell aldaar en schonk hem, na hem op de vleijendste wijze ontvangen te hebben, eigen­handig het Officierskruis van de kortelings ingestelde orde van het legioen van eer. V e r- Hue 11 beyond zich met zijne Flottille te Ostende, toen hij, opdat de zeemagt meer geconcentreerd zoude zijn, bevel ontving om zich naar Ambleteuse, eene kleine haven bij Boulogne, te begeven. Zonder eenige ontmoeting bereikte hij Duinkerken, waar tegenwinden hem twee maanden op­hielden, en liep den riden Julij 1805 te Calais binnen, in weerwil van de herhaalde aanvallen der Engelscho kruisers. Maar nu bleef het moeijelijkst gedeelte over, daar hij een Engelsch eskader van 45 Oorlogschepen voorbij moest, zonder dat hij door de batterijen van de kust of door ondiepten beveiligd was. Het hagchelijke dezer onderneming lokte den Maarschalk Da v o u s t uit, om er deel aan te nemen en in weerwil van het afraden van V er - H e ull begaf hij zich met zijne adjudan ten aan boord. Minder lust schenen de loodsen van Calais tot deze onder­neming te hebben, die zij als roekeloos en onuitvoerbaar beschouwden. Niet dan met veel rpoeite gelukte bet eindelijk Ve r—H u ell den oudste hunner, een grijsaard van 70 jaren, over te halen ; zijn9 beide zoons en daarop ook al de overige loodsen volgden dit edel voorbeeld. Nu zeilde men uit, op den 18den Julij des voormiddags te 2 uren, de sloep met V e r-Huell en Da v o u s t aan boord voorop, en had reeds dade­lijk het vuur der Engelschen door te staan ; maar het grootste gevaar was in bet omzeilen van Kaap Grinez gelegen. Het diepe water stelde de vijandelijke schepen in staat onge­hinderd te naderen ; elke sloep, welke de Kaap moest omzei­len, was aan het kruisvuur der Engelschen en aan bijna geheele vernieling blootgesteld. Gelukkig boden de lage sloepen weinig oppervlakte aan de de kogels der vijanden, terwijl zij zelve met haar zwaar geschut de groote schepen bijna onfeilbaar troffen. Slechts drie sloepen geraakten op het strand, die echter des anderen daags weder viot gemaakt werden, en de .Flotii le bereikte gelukkig des avonds Amble­teuse, alwaar men wederom, eerst na een gevecht van 2 uren, kon binnenloopen. Het gevecht bij Kaap Grinez koste aan de Bataafsche vloot 16 dooden en 70 gekwetsten, de Engelschen hadden te Dover 260 gekwetsten ontscheept. De Maarschalk D a v o u s t, welke V e r- Hue 11 had ter zijne gestaan, zwaaide den grootsten lof toe aan den moed en de be­kwaamheid, welke hij bij deze gelegenheid aan den dag legde. Ofschoon door het bijeentrekken van de zeemagt alles gereed scheen tot het ondernemen van den grooten togt, had deze gelijk men weet, geene plaats, hetzij Napoleon voor de moeijelijkheden der onderneming terugdeinsde of andere ge­wigtige gebeurtenissen zijne aandacht van dit plan aftrokken. De wakkere V e r -Hu ell was, na het opbreken van het kamp te Boulogne, naar Holland teruggekeerd en had nu het bestuur van het Departement van Marine, tot welken post hij reeds lang was benoemd, op zich genomen, en als zooda­nig deelde hij in de beraadslagingen over het opdragen der regeling van Holland aan Prins Lode w ij k, den broeder van Napoleo n, met den titel van Koning. Hij stond ook aan bet hoofd der buitengewone zending, welke naar Parijs ver­trok ow de nieuwe kroon aan L o dew ij k aan te bieden, en nadat deze verandering in de regerina zijns vaderlands tot stand gebragt, en Koning Lode w ij k in Holland gekomen was, werd bij door dezen tot de waardigheid van Maarschalk erheven, tot Grootkruis van de Orde der Unie, en tot zijn Gezant te Parijs benoemd. Doch weldra werd V e r -Huel 1, die telkens voor zijn ge­ voelens uitk warn, die een vorst niet altoos aangenaarn waten door Napoleon tot buitengewoon gezant naar Rusland benoemd en verwijderde hem dus uit het Ministerie, dock naauwelijks te Frankfort a/M gekomen ontving bij, op 's Keizers bevel, eene benoeming tot Ambassadeur aan het ansche Hof, waar hij in Jan. 1808 aankwam en te ver­ geefsch pogingen aanwendde om den Keizer met zijn broeder te verzoenen. Hij hood den Koning in 1809 zijn dienst aan bij de landing der Engelschen in Zeeland en kreeg van dezen het bevel over de zeemacht in de Maas en Zeeland. Toen de Engelschen die onderneming opgaven ontving, V e r-H u e 1 voor zijn vertrek naar Parijs, het Diploma van Graaf van 't Koningrijk Holland, onder de benaming van Graaf v a n Rou aan. Hoogst smartelijk viel het hem dat de Keizer zijn Vaderland nit de rij der volkeren deed verdwijnen. Door een keizerlijk decreet werd hem eene som van 10,000 francs aangewezen uit een fonds van landgoederen in eene vruchtbare streek van Italie, in het Departement van Am­ bravie, en terzelfder tijd tot Rijksgraaf verheven met een pensioen van 17,000 francs op het legioen van eer, als eene belooning voor zijne militaire diensten. In 1811 werd hij naar Hamburg verplaatst, waar hij het opzicht kreeg over de maritime establissementen on de vloot, die de Keizer in 't Ncorden van 't Rijk wilde stichten. Hij bleef aldaar tot 1812 toen de Keizer hem tot bevelhebber van het Texel­ sche eskader benoemde. Het is bekend, dat hij, na den val van N a p o l e o n, met de Franscben, die hem bijbleven, het fort la Salle bezette, en niettegenstaande herhaalde opeischin- gen, ook van den Prins van Oranje, zich door zijn plicht aan Frankrijk verbonden hield, totdat hij den 29sten April -1814, namens Monsieur, broeder des Konings, het bevel ontving bet eskader en de sterkte over te geven aan het Nederlandsche bewind. Hij bood nu zijne diensten aan de Souvereinen Vorst aan, die hem vergunde naar Frankrijk te gaan om zijne zaken te regelen en zijn dienst te vervolgen. Met diepe ontroering verliet hij den Vaderlandsche grond, liet zich te Frankrijk naturaliseren en benoemen tot Inspec­ teur-Generaal van de Marine ; verwelkomde N a p of e o n bij zijne terugkomst op de Tuillerien, waarschuwde hem later te Malmais on voor het gevaar dat hij liep in B l u c h e r's handen te vallen. Na het inrukken der bondgenooten binnen Parijs, besloot hij naar zijne landgoederen in Gelderland terug te keeren. Met een opgeruimd gemoed ontmoette hij de zijnen op zijn buitengoed de Kemnade, doch ontving weldra de smartelijke tijding dat men zijne verdiensten miskende. Naar Parijs teruggekeerd, werd hij benoemd tot Pair van Frankrijk, en door Koning Willem II met het gouden kruis der Mi­litaire Willems-Orde vereerd, ter gedachtenis aan de verja­ring van de slag bij Doggersbank. Hij overleed den 24 8ten October 1845. Grand Pierre zeide o. a. in zijn lijkrede op hem : "De jonge held van Doggersbank, de overwinnaar van Kaap Grinez heeft het geluk gehad, bet levee dat Jezus Christ u s geeft, te kennel], te bezitten en te genieten." Zie Leven van Graaf Ver- Huell ; J. R. Thorbecke. K. H. Ver-Huel R. J. Schimmelpennink in Gids N. R. 1 a 1. list. Schets 135 ; G. Ramakers, Ids over den Admiraal Ver-Huell in Ver. Chr. St. 1. 756. Kobus en de Rivecourt. VER-HUELL (QUIRIJN MAURITS RUDOLPH) was de oudste zoon van Everhart Alexander Ver-Huel, doctor in de regten, burgemeester van de stad Doesburg, later assessor van Gelderland, ridder der orde van de Unie en eindelijk maire van Doesburg, en van vrouwe Anna A l e i d a Starin g, eenige dochter van R u d olp h Jan 6 t a r i n g, doctor in de regten, stadbouder van het graafschap Zutphen en later bur­gemeester dier stad. Ter laatst gemelde plaats den llden September 1787 geboren, genoot hij er het noodige onderwijs, trad op jeugdigen leeftijd, in 1802, als kadet in dienst der marine van de bataafsche republiek en beyond zich als zoo­danig in 1803 op 's lands schip de Hersteller, in 1804 en 1805 eerst op de schoener de Cachelot, daarna op de Croco­dil, waarmede hij deel nam aan de onder bet bevel van zij­nen oom, den schout-bij-nacht Carel H e n d r i k Ver-Hu e 1 1, in die jaren tegen de Engelschen geleverde zeege­vechten. Hij was ook tegenwoordig bij den gevaarvollen togt van dezen van Duinkerken naar Ambleteuse, op den 18den Julij van laatstgenoemd jaar, in het bijzijn van den maarschalk D a v o u s t, gelukkig volbragt. Ten gevolge van zijne in het hevigste van het vuur betoonde dapperheid werd hij nog in 1805 bevorderd tot adelborst lste klasse „nit aan­merking van zijn allezins lofwaardig en dapper gedraa, ter verdere aanmoediging en opwekking van ambitie in 's °lands dienst." Op last van zijnen oom, toen minister van marine, werd in 1807, naar zijne teekening, eene schilderij door den heroemden Schouman vervaardigd, voorstellende bet merk­waardigste oogenblik van den togt naar Ambleteuse, bet om­zeilen namelijk van kaap Grisnez door de bataafsche flotille, welke schilderij bij den brand van 8 Januarij 1844 is behou­den gebleven en zich nog bevindt op het departement van Marine. In 1807 tot 2de luitenant ter zee bevorderd, werd V e r-H u ell geplaatst eerst op het fregat Gelderland, daarna op 's rijks brik de Vlieg, kapitein luitenant K r e k e 1, en aangesteld als adjudant van den schout-bij-nacht A. A. Buy s k e s, benoeual tot Gouverneur generaal van Hollandsch Oost-Indic, met wien hij de reis derwaarts aannam. De bijzonderheden van Ver-Hu e 1 s verblijf aldaar gaan wij kortheid6halve stilzwijgend voorbij. Hij zelf beschreef zijne lotgevallen in zijn ten jare 1842, te Rotterdam uitgege­ven werk, getiteld .Mijne eerste zeereize. In 1809 bevorderd tot 1ste luitenant ter zee bij de hollandsche koninklijke ma­rine, ging hij kort daarop in de fransch-keizerlijke marine als luitenant de vaisseau over en zag zich ten jare 1810, als adjudant van den vice-admiraal V er-Hu e 11 geplaatst, zijnde deze toen kommandant der havens en reeden van het noorden, en resideerende te Hamburg. in genoemd jaar werd V er -Huel 1, wiens buitengewone bekwaamheden als teekenaar toen reeds bekend geworden waren, belast met eene geheime zending tot het vervaardigen van eene kaart van de rivier de Eyder en het kanaal van Holstein, waarin hij gelukkig slaagde en waardoor hem de goedkeuring van zijnen chef en van den minister van marine te beurt viel. In 1811 bij de fransche zeemagt tot kapitein en vervol­gens tot majoor bevorderd ontving hij, na de omwenteling van 1813, als zooklanig een eervol ontslag. Na afgelegd examen als kapitein-luitenant ter zee werd hij in lien rang bij het vaste corps zee-officieren der Nederlandsche marine opgenomen, en vertrok in 1815 als vrijwilliger naar Oost.. Indic, van welke reis hij omstandig verhaal gaf in zijn, ten jare 1836 te Rotterdam, in 2 deelen uitgegeven werk Mijne Herinneringen van eene reis naar Oost-Indic. Hij 'vervaar- digde toen ook, even als vroeger op zijne eerste reis, een aantal teekeningen, waarvan er eenige te Rotterdam zijn uitgegeven, onder den titel van : Gezigten in Oost-Indij, tiaar de natuur geteekend, met eene beschrijving. Tot in 1819 bleef V er—Hue 11 in Indie, van tijd tot tijd met belangrijke commission belast zijnde. Als kommandant van bet bet naar Nederland terugkeerende schip de Evertsen, waarop zich ook de commissarissen-Generaal E 1 o u t en B u y s k es bevonderi, keerde hij in het vaderland weder. Die reis had echter eenen hoogst belangrijken invloed op zijne militaire loopbaan • Bekend is het toch, dat het schip, tot bij het eilandje Diego Garcia gekomen zijnde, is veronge­lukt. Volgens somwigen was de slechte toestand van dien bodem daarvan oorzaak, doch volgens het eigenhandig berigt van V e r-H u e 11, was dat schip nog zoo slecht niet, en is het niet gezonken maar verbrand. Hoe dit zij, zeker is dat dat V e r-H u e 1 weer zijnpligt dais wel het gevaar voor oogen, tot het laatste toe weigerde bet hem toevertrouwde schip te verlaten, en dien ten gevolge met de heeren El o u t en B u y s-k e s in verschil geraakte, ja zelfs, toen deze het schip ver­lieten, met hen, hoewel hooger in rang, doch op dat oogen­blik slechts als passagiers tegen woordig, in hevige woorden­wisseling kwam. Men heeft V er-H u e 11 zijn tegenstand hoogst kwalijk genomen, en de hooge militaire vierschaar heeft de zaak der verahtwoording zonder hem beslist. Hij had later evenwel de streelende zelfvoldoening, dat niet alleen de heer Elout hem de hand der verzoening bood, maar dat ook zijn oom, de vice-admiraal, verklaarde N dat men hem in plaats van te vervolgen, had moeten beloonen." Dit gebeurde evenwel niet, want zelfs was hij uitgesloten van de lange lijst der ridders, die het eereteeken in den Molukschen oorlog verdiend hadden, ofschoon hem dit later toch geworden is. Van het kommandement der equipage van het verongelukte schip de Evertsen eervol ontslagen, begaf V er -Hue 11 zich naar Doesburg en bragt daar in het ouderlijke huis eenen geruimen tijd door. Hij trad in 1822 in den echt met de oudste dochter van jonkheer de Vay n e s van B r a k el 1, gepensioneerd kolonel der genie, en nam, van zijne bezittingen door genoemde schipbreuk beroofd, op voorstel van den toenmaligen minister van marine van der Ho op en op aanraden van zijnen oom den admiraal, de betrekking aan van onderequipagemeester op 's rijks werf te Rotterdam, met het voornemen om voortaan een rustig levee te leiden geheel toegewijd aan de studie der door hem geliefkoosde weten­schappen. In 1826 tot kapitein ter zee bevorderd, werd hij twee jaren later tot equipagemeester en in 1839, na het overlijden van den vice-admiraal Ruysc h, tot waarnemend directeur en kommandant der marine, in het hoofddepartement van de Maas verkozen, in welke betrekking hij in 1841 bij konink­klijk besluit voor goed werd aangesteld. Na reeds in 1840 met de orde van den Nederlandschen Leeuw versierd te zijn, ontving hij kort na zijne genoenide aanstelling de koninklijke militaire Willemsorde 3de klasse, voor zijn gehouden gedrag gedurende den veldtogt tegen de opstandelingen in de Moluk­ken. Toen hij den koning bedankte voor deze onderscheiding, waardoor nu een verzuim was goedgemaakt en hij in zijne eer hersteld was, swaakte hij het genoegen dat Z. M., ten aanhoore van een talrijk en aanzienlijk gezelschap, tot hem zeide : Gij hebt het at tang verdiend Ver-Huell. In 1843 was hij benoemd tot directeur der Marine te Rotterdam, en hij heeft deze betrekking eervol vervuld tot aan het jaar 1850, toen de werf te Rotterdam opgeheven, en hij met den rang van schout bij nacht gepensioneerd was. Gedurende de jaren dat hij aan het hoofd stond van dit, nu gesloopte, uitgestrekt maritime etablisement, maakte V e r Hue 11 zich jegens het vorstelijk huis van Oranje hoogst ver­dienstelijk. Zoo zorgde hij in 1844 voor alles wat er op 's rijks werf noodig was bij gelegenheid dat daar het stoffelijk overschot van koning Willem I voor eenigen tijd werd te ruste gezet, voor welke bemoeijingen hij van diens opvolger niet alleen hooge goedkeuring verwierf, maar ook vereerd werd met het kommandeurskruis der orde van de eikenkroon. Bij het bezoek van den keizer van Rusland op 's rijks werf te Rotterdam- ontving hij, voor alles wat tot de ontvangst der hooge gasten in korten tijd was gereed gemaakt, de decoratie van ridder derde klasse der orde van St. Wladimir. De ko­ningin-weduwe van Engeland, omstreeks 1845 's rijks werf bezoekende, om van daar met het koninklijk stoomjagt ver­voerd te worden naar boord van het britsche stoomscbip Black Eagle schonk V er Huell, ten blijke harer tevredenheid, eene prachtige gouden snuifdoos. Eu toen in 1849 het stof­felijk overschot van den geliefden broeder onzes Koniugs, prins Alexande r, en kort daarna ook dat van den ridderlij­ken W i lle m II dezelfde piaats moest innemen, waar dat van den eersten Willem gestaan had, was het wederom V e r Hue 11 die alles beschikte wat bij die treurige plegtigheden vereischt werd. Koning Willem III bedankte hem voor de goede diensten aan zijn huis bewezen. Na zijn ontslag verliet V e H u ell de stad Rotterdam, waar hij ook als lid en bestuurder, eerst van het teekengenootachap: Hierdoor tot Hooger, daarna ook van het schiiderkundig ge- • nootschap Hierdoor tot Hooger en Atli sacrum vereenigd, 11 en als ouderling der Waalsche gemeente was werkzaam ge­weest. Hij begat zich naar Arnhem, waar , hij zich met der woon vestigde en, nu ontdaan van alle betrekkingen, den vrijen tenel kon vieren aan de voortzetting zijner geliefde waardoor, met hetgeen vroeger door hem gedaan was, hij zich eenen welverdienden roem verwierf, en waarin hij volharde, tot de dood op den 10den Mei 1860 een einde maakte aan zijn werkzaam leven. Aan. deskundigen laten wij het over om V e r - H e ull in het licht zijner verdiensten als geleerde te stellen. Wij yer­genoegen ons ten slotte met eene kleine herinnering van hetgeen door hem op het gebied der wetenschappen gewerkt is. Behalve zijne beide reeds genoemde werken bezitten wij van V er = H u ell: Het leven en karakter van \ Carel Hendrik Graaf Ver-Huell. Uzt nagelaten aanteekeningen en:andere autentieke stukken beschreven. (Amst. 1874 80. 2 deelen met portr. en pl.) Hij stichtte met dat werk.,niet alleen zijn be­roemden bloedverwant, maar ook zich zelven een w aardig gedenkteeken. Door de vrije vertaling en vermeerderink van het Engelsche .werkje, dat hij het licht deed zien, onder den titel van : De leidsman op het pad der ,eer, voOrnamelijk bestemd voor jonge lieden dienst der marine (Rott. 1840 kl. 80.), toonde hij dat zijn hart nog warm klopte voor alien die op de roemrijke 'man den voet hadden genet, waarop onze Trompen en de Ruiter's geschitterd hadden 1 terwiji hij door .zijne biographies van den vice-admiraat R u y s c h , den luitenant B e z e m e r en den kapitein Z w e de n r ij k Carp, in het Tijdschrift aan het Zeewezen gewijd, bewees dat hij ook anderer verdiensten op prijs wist te stellen. En wat V e r - H u el op het gebied der natuurkunde, in het bijzonder der plant- en dierkunde, heeft gewerkt en tot stand gebragt is alleen door ide ingewijden in die wetenschappen te bepa­len. Als verdienstelijk beoefenaar dier bij hem gelief koosde vakken 'deed hij zich Diet alleen kennen door zijn: Handl'oek voor tiefhebbers en verzamelaars van vlinclers (Rott. 1842 8o), maar ook door vele bijdragen tot andere werken, onder andere tot het beroemde werk van Sepp, Beschouwingen der wonderen Gods 'in de wrist geachtte zyner schepselen, en in het Album der Natuur. Belangrijke diensten bewees hij al vender aan de botanische en zoOlogische wptenschap, door zijne talenten in de teekenkunst aan te wenden tot het ver­vaardigen van honderde van of beeldingen, die de werken van de hoogleeraren Miguel, de Vriese en J. van der Ho e v en versieren. Voor de Flora Brasiliensis, onder het patronaat van den keizer van Oostenrijk en den koning van Be'ijeren, door den hoogleeraar Mactius Ritgegeven, net medewerking van andere geleerden, leverde hij uiet alleen de. folio-platen, maar hij bewerkte ook met den hoogleeraar ME quel eenige planten-geslachten, die in dat werk zijn opgenomen. Zie .41g. Kunst en •etterb. 1860 No. 20. VERHEIJDEN (FRAMs PJETERZ.), in 1657 te 's Hage ge­boren, was een leerling van den beeldhouwer en bouwmeester Jacobus Roman s, later architect van Prins Willem III, Koning van Engeland. Hij stond zijn meester bij het ver­vaardigen der eerepoorten voor de kowst van den Koning te Hage en bepaaldelijk bij bet boetseren der beelden en af­beeldsels van de Prinsen van Oranje en het vervaardigen der verdere bouwsieraden terzijde. Later werkte hij aan het beeld­en snijwerk in het Hof te Breda. Zijn dagelijksche omgang met bekwame kunstschilders wekte de lust bij hem op, op zijn 40ste jaar zelf het penseel bij de hand te nemen. Hij be­studeerde en copieerde de werken van S n ij d e r s en H o n­dekoete r, en vervaardigde vervolgens zelf schilderijen, naar eigen ordonnantie, op doeken van 10 voeten hoog en 8 voe­ten breed. Hij schilderde vooral pluimgedierte, herten en wilde zwijnen met een meesterlijke hand. Hij overleed in 1711. Zie Immerzeel; Kramm. VERHEIJDEN (JAcoB), volgens Fussl y, een kunstgra­veur. Nagler noemde hem Jacob van der Heijden of V er held en. Op een reeks van kleine landschappen, in den trant van Saftleve n, leest men Typis Jacobi oh Hey-den. 12°. Zie Kramm. VERHEIJDEN (MATTHEus), zoon van den vorige, in 1700 te Breda geboren, had tot leermeester Hendr ik Carr e, doch ontwikkelde zich verder door den omgang met T e n Westen, Netscher, Karel de Moor en anderen. Be­kend als bekwaam portretschilder, stroomde het werk hem van alle zijden toe, van vorstelijke en andere hoogstaanzien­lijke personen, ook schilderde hij soms jets historieels of emblematisch voor kabinet-, deur- en scboorsteenstukken, waarvan nog blijken gevonden worden op het stadhuis te 's Hage, waar hij in 1726 in de kamer van Pictura als portret- en historieschilder werd ingeschreven. De jicht, die hem in hoogen leeftijd kwelde, noopte hem, de kunst te laten varen en zich in het Oudemannenhuis van den Baron v a n S c h a g e n te bestedcn, waar hij in 1776 nog leefde. Op Cat. van Hulthem D. IV bl. 29 N. 22817 komt een exemplaar van Jan van Go o 1, Nieuwe schouwburg van 11° Nederlandsche kunstschilders, met belangrijke aanteekeningen van zijne hand, voor. Zie Immerzeel; Kramm. VERHEIJE VAN CITTERS (J) studeerde te Utrecht, wear hij in 1774, na het verdedigen eener Disaert. de Toparchtle et ambacas eorumque in Zel. Jaribas, in Ned. overgezet, De dactie over de ambachtsheerlijkheden. Midd. 1795. fol. mr . in de rechten werd. Hij gaf verder in het licht : Korte en Zaaklijke Beechouwing van verschillende begrip­pen over de Militaire Jurisdictie briefegewijze voorgeeteld. 's Hage 1785. Stukken betreffende het herstel van de regten der Am­bachtsheeren. Ley d. 1804. 8°. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. N°. 874, 6310, 6510. VERHEIJEN (JAN HENDRIK) werd den 2 28ten December 1778 te Utrecht geboren en voor de notarieele praktijk op­geleid. Hij had echter een onbedwingbaren lust voor de schilder­kunst, en met bewilliging zijner ouders, werd hij leerling van den rijtuig- en sieraadschilder O s t e te Utrecht. Vervolgens copieerde hij schilderijen uit bet kabinet van den hoogleeraar Bleuland enschilderde naar de natuur, zoodat hij een voortreffelijk schilder van stadsgezigten werd. Op de verkooping der Kunst van genoemden Hoogleeraar, kwamen een twintigtal schilderijtjes van dezen meester, bestaande in stads-, land— en kerkgezigten binnenplaatsen en beeldjes voor, die goede prijzen opbragten en zelfs voor f 420 verkocht werden. Sedert 1822 was hij lid van de Kon. Akademie van beeldende kunsten te Amsterdam en overleed in 1846, en werd den 16den Januarij plechtig ter aarde besteld. Zie Immez zeel; Kramm. VERHEIJEN (Mr. ARNOLDUS GERBRANDUS), geboren op het kasteel van Loon op Zand den 30sten October 1770, was de noon van Job. B apt. Ver he ij e n en vrouwe Corn e­1 is van Grootv elt, te loom geb. Hij begon zijne loopbaan, nadat hij te Leuven tot Doctor in de beide regteu gepromoveerd was, als advokaat te 's Herto­genbosch. In 1799 lid van de stadsregering, werd hij als zoodanig tot kom. regelaar der stad 's Hertogenb. benoemd, en tevens majoor van bet lets bataillon der 7de halve brigade Bataafsch gewapend burgerwagt, ook werd hij in 1802 lid van het de­partementaal bestuur van Brabant. Door Napo le o n in 1810 benoemd tot lid der muncipali­telt en maire der stad 's Hertogenbosch, deed hij ale zooda-nig den 30sten Julij den eed en werd daags daaraanvolgende plegtig in zijn nieuw ambt bevestigd. Gedurende bijna 4 jaren, en daarbij in de hagchelijksie omstandigheden, stond hij pal voor de regten der stad eu bare ingezetenen, handelde voor beiden met onbezweken kracht moed, vastberadenheid en wijsheid, vooral bij den intogt hier ter stede van het zoo beruchte korps des Generaals Molitor, dat zoo gruwelijk te Woerden huisgehouden had en hier ge­wisselijk een tweede tooneel van brandstichting, moord, plun­dering, enz. zou hebben geopend, hetgeen echter gelukkig door de verwijdering van dit korps uit de benaauwde stad werd voorkoinen, eene verwijdering voor het grootste gedeelte aan zijn beleid en zijnen ijver verschuldigd. Ook gedurende het beleg door en het overgaan der stad aan de verbondene mo­gendheden op het laatst van 1813 en 1814 regeerde hij in dien bangen tijd met wijsheid scherpzinnigheid en overleg. Na het overgaan der stad aan de Pruissische troepen den 26sten Januarij 1814 bleef hij als Maire de belangen en eigendommen der ingezetenen aan zijne zorgen toevortrouwd, met vaste hand beschermen. Hij werd in 1814 namens den Souverein vorst in zijne betrekking bevestigd ; doch met verwerping van den naam Maire en aanneming van dien van burgemeester. Koning Willem bevestigde hem nogmaals, bij besluit van den 5den Nov. 1815 in bet burgsmeester•ambt van 's Hertogenbosch en benoemde hem tevens tot lid der Staten van Noord-Brabant. In 1817, 20, 23, 26, 29 werd hij telkens door genoemde Staten voor 3 jaren tot Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal benoemd. In 1817 werd hij Ridder der Ned. Leeuw. In 1831 werd hij Lid der lste Kamer tot 1848 de invoe­ring der grondwet, 1841 door Koning Willem II bij diens bezoek der stad tot Kommandeur der Orde van den Ned. Leeuw benoemd. Hij was de oprigter in 1812 van de Kon. school voor nuttige en beeldende kunsten die in 1813 onder den naam van Academie imperiaea tot stand kwam ev bij Kon. besluit van den 22 Mei 182S tot eene K. S. voor nutt. en beeld. kunst verheven werd. Ook was hij de opzigter van het Broederschap van St. Lucas, aan de bevordering der schoone kunsten gewijd en van het Casino door hem tot meerder ver­broedering en bevordering van eensgezitdheid onder de ver­schillende standen en gezindheden der stad gesticht. Hij was buitendien jaren tang Voorzitter van de meeste nuttige instellingen te 's Hertogenbosch hetzij daar zelve of bij afcleeling . gevestigd. Zoo was hij van 1819-1849 Presi- dent van schoolarchen der moiale seholen ; sedert de oprig­ ting lid, en van 5825-1845, voorzitter van het departement 's Hertogenbosch der M. tot Nut v. Algem. mede oprigter en mede bestuurder van prov. Gen. voor K. en Wet en Noord- Brabant aan 1836-1848. Hij verzocht, in 1848 zijn ontslag als burgemeester van 's Hertogenbosch, hetwelk hem onder dankbetuiging voor zijne langdurige en goede diensten in die betrekking bewezen, ver­ leend werd bij hesluit van den 27sten December 1848. Hij overleed den 12den Julij 1857 te 's Hertogenbosch. Hij bezat een uigebreide kennis vooral ten aanzien der geschiedenis, en bijzonder van die betrekkelijk de stad 's Her­ togenb. en hare voormalige meijerij, waarvan door hem be­ langrijke handschriften zijn nagelaten. Zijn met veel zorg en arbeid verzamelde en eigenhandig geschreven geschie­ denis der stad 's Hertogenbosch is opgedragen aan koning Willem II. Daarvan bevindt zich het Hs. in de koninklijke bibliotheek te 's Hage. VERHEIJEN (JOHANNES BAPTISTA) was lid van het ver­tegenwoordi,end ligchaam, later voorzitter van het Staatsbe­wind, in 1801 lid van het departementaal bestuur van Bra­bant, Staatsraad in buitengewone dienst 1806, en lid van het wetgevend lfgchaani, in 1810 Voorzitter van den algemeene raad van het departement der Monden van den Rijn, Commissarise Generaal in dat departement en lid der Staten-Generaal, 1814 ridden der koninklijke orde van verdiensten en konimandeur der orde van de Unie en van de Renunie-Orde. Hij was gehuwd met Jonkvr. Wilhelmina Christina Maria de Roy of de Roy e van W i e h en , vviens voorzaat A n d r i e s de Roy e Ingenieur was, het vertrOuwe genoot, van Prins M au r i t s , door zijn dapperheid, (activit6 et bra­voure) en zijn kennis van "Part des retranchements, des for­tifeoatton et des sieges des vines.") Hij was bij Nieupoort, bij het beleg van Rijnsbek en Grave, in welk laatste bij sneu­velde den 21 Aug. 1602. Zie Notice Biogr. Sur M. le Chev Verheijen, Paris 1853 p. 4. Bekn. Levenss. van F. X. V e r h e ij en , 'a Hertb. 1852 p. 3, 4. met mee­ gedeelde berigten aangevuld. VERHEIJEN (JONKHEER Mr. FRANCISCUS XAVERIUS), ge­boren den 11 Febr. 1779 op het kasteel te Loon-op-Zand. prov. Noordbrabant, begaf zich nog zeer jong naar de school te Turnhout, muntte door zijn schranderheid uit, bezocht de Leidsche Hoogeschool en werd den 19. Maart 1803 doctor in de beide regten, en den 26sten April daaraanvolgenden als advocaat bij het hof van Justitie :van Holland toegelaten. Kort daarna'werd hij drossaard van het graafschap Bokhoven, in 1808 kwartierdrost van het tweede kwartier in het departement Brabant, in 1809 jagtoffieier, en kwartierdrost te Breda, in welke betrekking hij vooral met het oog op de moeijelijke omstandigheden, waarin men verkeerde, de gewigtigste dien­sten in het bijzonder aan die stad be wees en belast werd Napoleon te ontvangen, bij gelegenheid dat deze die plaats bezocht. In 1810 werd hij benoemd tot lid van de Commissie voor de zaken van Holland te Parijs, eene betrekking waar­aan eigenaardige moeijelijkheden verb?nden waren, doch welke hij met het meeste beleid wist te vervullen. In 1812 werd hij aangesteld als commissaris over de achterstallige rekenin­gen der gemeenten, in het departement der Monden van den Rijn, en als lid der comrnissie voor de gevangenissen. Den 24sten December 1813 werd hij benoemd tot Commissaris van Z. K. H. den Prins van Oratije, over het arrondissement Breda en den 29sten Aug. 1811 tot griffier der Staten van Noordbrabant, in welke betrekking hij door die Staten in 1860 werd bevestigd. In 1814 was hij voorzitter van eene der Sectien van .de Vergadering der aanzienlijken ter goed— of at Keuiing der grondwet over de Nederlanden. Gewoon zonder Schroom­valligheid voor zijn gevoelen uit te komen, behoorde hij tot hen, die te dezer zake een- afkeurend votum uitbragten. Den 26sten Nov. 1815, trad hij, op den huize Zuydewijn, gemeente Vrijhoeven Capelle, prov. Noordbrabant, in den echt met Jonkvr. de Ro y, die van moederszijde afstamde van het oud geslacht {ler Montes, waarvan een ten tijde van Prins W. I. als bur­gers van Breda, aan bet hoofd der burgerij, zoo roetnrijk tegen de Spanjaarden streed, namens die stad mede de Unie van Utrecht onderteekende, en in liet bijzonder vertrouwen van dien Prins mogt deelen. Koning Willem I, bij wien hij in hooge achting stood, benoemde Verheijen, in 1820 tot R. d. 0. v. d. N. L. en W i 11 e m II vereerde hem met zijn vertrouwen. In 1832 werd hij lid der Ridderschap van Noordbrabant. Hij was bovendien, sedert de oprigting der commission, tot aanmoediging en onder­steuning van den gewapenden dienst in Nederland voor het distrikt .'s Hertogenbosch, sedert 1808 broeder en sedert 1837 proost van het illustre Lieve Vrouwe Broedersehap, in 1318 in genoemde stad opgerigt, en voorts bestuurder van het Gem. van K. en W. te N-Brab. Zeer vele en gewigtige diensten bewees hij gedurende zijne eervolle loopbaan en vooral als griffier der Staten, welke betrekking hij gedurende 37 jaren , met de meeste onderschei­ding bekleedde. Eervol en tevens onverschrokken was in het bijzonder zijn gehouden gedrag tijdens de onlusten met Belgie in 1830 en 1831, toen hij door zijn beleid en ijverige pogingen veel tot behoud der rust en orde bijdroeg. Zijn regtschapen karakter, zijne minzaamheid, hulpvaardigheid voor alien zonder onder­scheid die zijne medewerking noodig hadden, zijn weldadig­heid en ware godsvrucht, deden hem hoog in de schatting staan. Hij overleed den 22sten Aug. 1851 terwijl zijn Stoffelijke overblijfselen in den familiekelder te Bokhoven den 26sten dier maand werd bijgezet. Beknopte levensschets van F. X. P'erheijen ('s Hertogenb. 1852 80.) overgenomen uit de Feller, Geschiedk. Woordenb. Hulde aan de .&aged. van Mr. A. G. Verhetjen door R. A. van Zu ij len Jr. 's Bosch. 1857. 80. VERHEIJEN (Puns) gaf in het licht Zeelempys. Amst. 5 din. 8°. Zia Arrenberg, bl. 536. VERHEIJK (JAN HENDRIK) woonde eerst te Leiden en was vervolgens rector te Amsterdam, waar hij in 1784 overleed. Hij bezorgde een fraaije uitgaaf van Eutropius 1762. 8°. van Antonius Liberalis Metamorph. Gr. et Lat. 1764 en van llesychius, dien hij, na den dood van A 1 b e r t i, van de letter Q af, heeft vervolgd ; — Voorts gaf hij een Clatiis Epistolarum H. Grotil, en een verbeterde uitgaaf van het Woordenboek van Hannot (Nederduitsch en Lattjnsch Woordenboek, eerst opgesteld door S. Hannot, naderhand vermeerdert door D. van Hoogstraten en nu wederom ver­meerdert en verbeterd door H. Verheijk. Amst. en Leid. 1771. 4°.) Hij was omstreeks 1774 bezig aan eene nieuwe uitgave van .Festus, met de aanmerkk. van Oudendorp nevens de fragmenten van Theopompus van Chios door dezen verza­meld. Ook heeft men van hem eene Or. secularis de anti­quitate et vicitudinibus scholae. 4mstelaed. publicae. Amst. 1778. 4°. Zie S axe, Onom. T. 1, p. 309, 421. Anal. p 583; T VII, p, 227;KlotziI Act. Litt. V. VII. T. IV, p 357-368; Bj5rnstili1, Reiz. D. V. bl. 425, 426; Kobus en de Rivccourt. VERHOF (MEERTEN) of VERHOEF, bij Fuesl i, Martin van den Baugaerten ; elders, Martin van den Baumgarten, Martin Bogaert, connu sous le nom de Desjardins en bijde Saint Victor Martin van den Bogaer plus connu sous le nom de Desjardins, was een zee: kunstig beeldhou­wer en metaalgieter, in Julij 1640 te Breda geboren, en in de kunstwereld als de vergoder van Lodewijk XIV vereerd. Hij was de ontwerper en vervaardiger van het standbeeld voor Louis XIV op de Place des I'ictoires te Parijs. Op het zeer groote portret van dezen meester, door den beroeroden Edelinck gesneden, leest men Martinus van den Baugart (Gilles des Jardine) Bredanus, sculptor regius, regiaegue Academiae pictor. et schulpt. Rector, pluribus ad Ladovici Magni gloriam monumentis clarus. Hyacintus Rigaud pinxit sculpendurn curavit viro rarissimo obtulit. Zie J. R. Fuezli, Allgem. Kunstl. Laikon S 576. Dr. G. K. Nagler, Neues Allgam. _Kunst& Lexikon Lief. IV S.326 ; Feller. Diction. o. h. w. Desjarchna ; De Saint Victor, Ta­bleau list. T. II p, 580-384; Hoogstraten Imtherzeel,Kramm. Collot d'Escnry, Holl. roem, D. I, v. d. As, BeschrYv. v. Breda II, bl. 306 ; van Go or. Beschrijv. v. Breda; Konst en Letterb. 1845. D. 1 bl. 132-134. VERHOEF (HENDRIK), een der voornaamste medeplichti­gen aan den moord der gebroeders de Witt. Hij diende als schutter onder het blaauwe vaandel, onder commando van J. de Z w a r t. Toen men den Raadpensionaris listig bij zijn broeder op de Gevangenpoort gelokt had, trokken de 5 vaandels, waaronder het zijne, eerst naar den Singel, en het zijne naar den gevangenpoort. Hier gedroeg hij zich zoo oproerig en onstuimig, dat hij door den burgemeester Maas en de wethouderschap met zachte woorden, doch vruchteloos, tot gematigdheid werd vermaand. Des namid­dogs toen de oproerige menigte ongeduldig werd over het lang vertoeven der gebroeders, was hij een der eersten die op hen schoot. Hierbij door anderen bijgestaan en de deur gesloten blijvende, liep hij naar een amid in 't Voorhout, om mokers en allerlei breektuig te halen, en haar met geweld te openen. Bij de afschuwelijke tooneelen, die hierop volg­den, speelde V e r hoef de hoofdrol en bewaarde de harten der breeders in terpentijn-olie. Later trok hij zijn winkel op, zette zich als herbergier te Voorschoten neder en maakte zich aan straatsc!tenderij en andere schelmstukken schuldig, die hem in handen van het gerecht brachten, dat hem tot openbare geeseling en 50 jaren tuchthuisstraf veroordeelde. Het eerste gedeelte van het vonnis werd, in Nov. 1677 uit­gevoerd, waarbij vele aanschouwers blijken van genoegen ga­yen en eenige studenten op eene kamer tegenover bet scha­ vot lustig op de viool speelden. Uit het tuchthuis gevlucht vestigde hij zich te Utrecht. Zie Leven van T. en C. de Witt ; Wagnsar, V..D XIV 170; Kok; Kobus en de Itiveconrt. VERHOEF (PIETER WILLEMSZ.), beroemd zeeheld, te Am­sterdam geboren. Hij had in 1607 het bevel over het ad­miraalschip van .T a c. van H e e m s k e r k, toen deze vloot­voogd in de baai van Gibraltar sneuvelde, hield dieils dood verborgen, zette het gevecht voort en veroverde met hulp van anderen het groote vijandelijke zeekasteel waarop de Spaansche admiraal d'Avila, die ook om het leven was ge­komen, het bevel had gevoerd. In 't voorjaar van 1608 werd hij door de 0. I. Maatschappij met een vloot van 13 schepen uitgezonden. Bij een verraderlijken aanval der Ban­danezen, op Banda-Neira, viel hij in hunne handen en werd door hen op eon deerlijke wijs verwoord. Zijn dappere opvol­ger - Hoen, Wreekte zijn dood en bragt zijn vijaud tot onder­werping. Zie D e Jo n g e, Nederl. Zeew. D. 1 bl. 303. VERHOEK (PIETER), den 4den September 1633 te Bode-graven geboren, leerde de teeken- en schilderkunst bij J a c. van der Ulft te Gorkum. Na zich eenigen tijd op het glasschilderen te hebben toegelegd, ried meu hem naar Am­sterdam te gaan, wijl die kunst in verval geraakte. Hier kwam hij onder de leiding van A. H o n d i u s, die hem tot een bek waam beestenschilder vormde. In Italie bestuurdeerde hij de stukken van Borgogne en andere meesters, en vervaar­digde hij ruitergevechten en echermutselingen, die te Rome en Napels veel ophef maakte, als ook landschappen in de smaak van Col lot, behagelijk van stij1 en gestoffeerd met kleine figuren. Te Amsterdam waar hij zich neerzette en veel geld met warmer schilderen won, was hij lid van het dicht­genootschap Nil volentibus arduum en ging vriendschappelijk met Ant onide s, Z o e t, V o n d e l en de meeste dichters van zijn tijd ow. De laatste velde in hoogen ouderdom een gunstig vonnis over zijn Trionferende zeevlagh der Bata-. vieren, •en den klaeuw (zeide hij) kent men den leeuw en van dien man is iets groots te verwachten." Hij berijmde een groot gedeelte van het treurspel Agrippa, of de gewaande Tiberinus, door het genoemd genootschap uitgegeven ; doch zijn voornaamste arbeid was, zijn oorsnron­kelijk ,treurspel Karel de Stoute, waartoe hij de stof aan Pontus Heuterus ontleende. He werd in 1689 voor het eerst op den Amsterdamschen schouwburg vertoond en is na zijn dood een eeuw lang op het tooneel gebleven, doch toen is het in onverdiende vergetelheid geraakt, tot dat W e s t e r-m a n in 1818 dezelfde stoffe in een treurspel bearbeidde. Deskundigen stelden V erhoeks' bewerking verre boven die van Westerman. De gezamenlijke poezy van Pieter V e rho ek is in 1726 te Amsterdam in het licht gegeven• Hij was reeds den 298ten September 1702 overleden. A r r en b e r g verrneld nog van hem een stukje Over de schilderkunst. Rott. 1733. 8°. Zie Hon br ake n, Schouwb. D. III, bl. 116, 188; J. Wage n a ar, Amsterd. Fol. III, St, bl. 250 ; Kok, V. W: De tooneelkijker, D. III bl. 360. Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. V. bl. 451; De Vries, Gesch. d. Dichtk. D. I. bl. 260; Siegenheek, Bekn. Gesch. d. Nederl. Letterk. hl. 181. Nieuwenhuis; Kobus en de Ri­vecourt, Verwoert; 1mmerzeel Kramm. VERHOEK (GIJsBERT), broeder van den vorige, werd in in 1694 te Bodegraven geboren, door zijn broeder in de kunst onderwezen, en later leerling van Adam P ij n a c k e r. Hij schilderde met den besten uitslag legerkampen, gevech­ten en andere voorstellingen, waarin paarden voorkwamen, doch vond weinig aanmoediging. M. Pool graveerde naar hem het titelblad van het Treurspel, Karel de Stoute. Amst. bij Willem Barents, 1726. Zie Kobus en de Rivecourt; Immerzeel; Kramm. VERHOEVEN (THEopoats), in 1611 te Amersfoort gebo­ ren, bezocht aldaar de Lat. school, onder J o h. G e s s e l i u s, vervolgens de akademie te Leiden, waar bij vriendschap met D. V o s s i u s sloot. Hij schijnt eerst te Tiel, later te Grave (omstreeks 1652 of 1653) het rectoraat te hebben waargenotnen. Hij leefde niet meer in 1693, toen A. Matt b a e us zijn werk Brevis Rerutn Atnersfortiartan et suocinota descreptio te Leiden uitgaf. Hij beoefende ook de Latijnsche poezy waarvan men proeven, zoo in het genoemdewerk, als v66r J. C i n na m i Ilistor. libri. IV. Ultraj. 1652. door 0. To11ius, uitgegeven en elders vindt. Zie Bur man, Traj. erud. p. 390. VERHORST (A. J.) werd benoemd tot 2den luitenant der Infanterie 24 April 1815, maakte als zoodanig den veld­togt van 1815 bij het Korps van Prins Frederik mede. In April 1817 tot lsten luitenant bevorderd, werd hij twee jaren later bij de school kompagnie van de 2de of deeling geplaatst, en vervolgens belast, met de wetenschappelijke op­leiding van de kadetten, dingenden naar den rang van Officier, en van "welke nog enkele als Hoofd-Officier of Kapitein tot het actieve leger behooren. Bataillons-Adjudant in Februarij 1827, en in hetzelfden jaar benoemd tot adjudant van den Luitenant-Generaal de Eerens, inspecteur der Infanterie, bleef hij in deze betrekkina tot het jaar 1839 werkzaam, en be- b wees daarin gewigtige diensten, zoowel vOcir 1830 bij inspecc­ tier), bij de onbinding van de Zwitsersche regimenten en de organisatie van de 18de afdeeling, als toen de Generaal de Berens in laatsgenoemd jaar tot Direeteur-Generaal van Oorlog benoemd zijnde, aan den Kapitein-Adjudant V e r ho r s t, vele missien van vertrouwen gedurende den Bel­gischen opstand werden opgedragen, die hij ellen tot tevre­denheid van zijnen Chef en van wijlen Z. M. W i llem I volbragt. In 1834 volgde hij den Generaal de E e r ens naar Oost-India met do faculteit om na verloop van 8, 4 of 5 jaren te kunnen terug keeren, en als dan in den verkregen rang weer bij bet Nederl, leger geplaatst te worden. Groot waren de veelzijdige werkzaamheden van V e r h or s t in India. Hij keerde in 1839 met den rang van Luitenant-Kolonel in het vaderland terug, werd tot het volgende jaar op non activiteit gesteld, toen geplaatst bij het 4de regiment, en in 1840 be­noemd tot Kolonel van het 7de regiment Infanterie, hetwelk hij tot in het najaar van 1849 bleef kommandeeren. Behalve de oprigting en de latere ontbindingen bij dat regiment van het bataillon Limburgsch bonds-contingent, dat den onver­deelden bijval en de toejuiching, zoowel van de Duitsche Generaals, die het te Iloermond inspecteerden, als van alien die het kenden, heeft weggedragen ; behalve nog andere bezwaren van bijzonderen aard was het tijdstip van 1840— 1850 voor de regimentschef, in het algemeen een van de moeijelijkste, omdat het oorlogs bestuur er toen toe over is gegaan, om de lang verwaarloosde studien bij de korpsen, vooral die der Officieren, weer in het leven te -roepen ; een maatregel, welke om zonder stoornis en krenking te worden toegepast en vruchten te dragen, van de zijde der chefs weer dan gewone kennis, ijver en tackt vereischte. Dat de Kol. V e r h ors t die taak zeer goed volbragt, dat hij lust en ijver wist op te wekken, dat hij den soldaat auttig bezig hield en slier belangen behartigden, dat het 7de regiment, in een woord, onder zijne leiding een der beste korpsen van het leger was, moesten alien getuigen, die in het gezegde tijdstip er een deel van uitmaakten, of die het van nabij zagen. In October 1849 werd V erh or st benoemd tot Generaal-Majoor, Brigade Komrnandant, en in April 1852 tot Inspec­teur van de infanterie, welke betrekking hij, ook als Luitenant-Generaal, ruim 6 jaren uitmuntend heeft bekleed. Tot het laatste oogenbiik altijd zelf werkzaam en actief — wij zouden haast zeggen te werkzaam bewees hij aan zijn wapen, aan het leger en aan den Staat gewigtige diensten, ook in de commissien van examen voor de Kon. miltaire akademie en de onderofficieren, dingende naar de epaulet, alsook in het comit6 van defensie. Mogt hij niet altijd de hoogste goed­keuring op zijnen arbeid verkrijgen en zelfs bittere teleur­stelling ondervinden, — de regtschapen man zal zeker ver­goeding hebben gevonden in de oauwgezette vervulling zijner moeijelijke pligten, en het bewustzijn van de belangen van het leger te hebben bevorderd en in de achting en toegene­negenheid die men hem allerwege toedroeg. Hij werd den lsten September 1858 bij kouinklijk besluit op pensioen gesteld en voor zijne uitstekende diensten aan den lande bewezen, dank betuigd. Ingezonden. VERHUIK of VERHUYK (CoRNELis), in 1648 te Rotter­dam geboren. war leerling van A. H o n d i u s. Hij woonden lung en nog in 1718 te Bologne. Zie Kram me VERHULST (Emu), een bloemschilder, aan het eind der 16de eeuw. Hendrik Hondius bragt rijck versierde Vazen met vete Oloemen naar E. Verhorst, 1699 gr. fol. in koper. Zie Kr amm m. VERHULST (JAN), Zie VERHULST (CHARLES Puma). VERHULST (PIETER) Zie HULST (PIETER VAN DER). VERHULST (RomsouT), niet te Mechelen, maar omstreeks 1630 t e Breda geboren, een uitstekend beeldhouwer, bezocht Italie en werd aldaar doo r een voornaam meester onderwezen. Hij vestigde zich te 's Hage, werd aldaar den 2sten October 1668 Hoofdman der Confrerie-Kamer en overleed in 1696. Van zijne kunst waren , vroeger vele proeven o. a. op het huis te Voorst. Van hem zijn de Graftombe van Meerman in de Pieterskerk en bet Gedenkteeken van P. A. van de Werf in de St. Pan­ cras kerk te Leiden, het beeldhouwerk en de fronten van d e litaag en het Boterhuis, de krijgstrofeen aan de binnen- de oorlogsbenoodigdheden aan de buitenzijde en de twee Leeuwen van weergalooze schoonheid der Zijlpoort aldaar; tevens de Graftombe van M. A. de Ruiterin de Nieuwe kerk te Am­ sterdam, het Praalgraf van den Admiraal M. Harpertz. Tromp in de Oude kerk te Delft, de praalgraven van de Gebroe­ ders Evertzen in de Oude kerk te Middelburg. Later nam hij te Rome B o r go gnin e ten voorbeeld en schilderde, in diens trant, veldslagen, die naar Napels, Savoije, Parijs en Duitschland kwamen, als ook markten en dergelijken, meest in klein formaat, met figuren in Collots trant, die zeer ge­ roemd werden. Voorts heeft men van hem een overheerlijk gebeeldhonwde Graftombe in de kerk te Katwijk-binnen eene Graftombe uit warmer gebeiteld, in de kerk te Meidwolde in 1669 vol. tooid, en de kunstrijke Graftombe van Adriaan Chant, een der afgezanten op den vredehandel te Munster in 1648 in ue kerk te Stedum, een dorp in Groningen (1672). Ook is het Praalgraf door hem geboetseerd zooals dat voorkomt in Leven van H. de Groot. voor wien het bestemd was. Een der voornaawsten sieraden in Nederland is het Praalgraf met zinnebeelden en geslachtskwartieren van den daarop rustenden held, den Luitenant-Admiraal Willem Jozeph van Gent, in het koor der Domkerk te Utrecht, ten jare 1676, voortreffelijk in wit marmer door hem gebeiteld. Op _het Maur4shTis to 's Gravenhage berusten de . borstbeelden an Frederek Hendrik, zijn -._zoon Willem en diens gemalin Maria Stuart, als ook van Willem III: 1683 door hem vervaardigd. Hij beitelde ook in ivoor, zoo als een groep beelden, Hercules met zijn knods den beruchten roover Cacus verslaande. een ovaal medailjon zijnde de beeldtenis van David Vlu4h, Schout bij nackt, een dito voorstellend Jacob Baron van Wassenaer Obdam, Admiraal van Holland en W. Vriesland, voorkomende op den Catalogus der Rariteiten van P. Locguet Amst. 1783. Zijn potret is tloor. B. van der Hulst geschilderd: Zie Pars, ,:Kates. Oudh. uitg. v d. S eh e 11 i n g , Van E ij n -den en van. der Willigen D I. bl. 200. Immerz eel, KrammrKobus en de Rivecourt. VERIANUS (J. M.), Lat. dichter, vervaardigde een Seazon in gratiam ingenui, doct. juvenis Casparis Vosbergai Theses de Fiderjussoribus asserentis. L. B. 1593. VERKADE (PIETER) werd in 1767 te Nootdorp geboren, verkreeg in 1789, op voorspraak van den advokaat Woord­houder te Rotterdam, op wiens kantoor hij, na den het on­tijdig verlies zijner ouders, opleiding had ontvangen, eene bediening als klerk ter Secretarie te dier stede ; werd, na de omwenteling van 1798, bevorderd tot Secretaris der stad Vlaardingen, vereenigde tijdens de Fransche overheersching deze betrekking met die van Notaris, was tevens Burge­meester der Gemeente Zouteveen en Vlaardinger-ambacht, en bekleedde deze verschillende betrekkingen met den meesten ijver en trouw tot zijn dood, den 2de Jarman 1848. Hij had eene aanzienlijke verzameling van munten en gaf in bet licht Muntboek, bevattende de namen en afbeeldingen van Munten, geslagen in de Zeven Vereenigde Nederlandsche provincien, sedert den vrede van Gent la op onzen tijd. Delft 1831— 1838 'elf Afleveringen gr. 4o. V e rk ad e was lid der Maats. van Letterk. te Leiden. Zie Hand. d. Maats. van Ned. Letterk. 1848 bl. 49; Lettetoef.1848 No 8 ; Ake*. Kunst- en Letterb. 1848 No. 18; • K ob tit en de Rive ­court Verwoert. VERKAMMEUS (.) gaf in 't licht. Maaitdi en iaartafelen van barest of Intrest-boek. Amst. 1620. 8°. Zie Abcoucle,.*nh. bl. 225. VERKERK (J.), beeldhouwer, bloeide in de 2de Delft der 18de eeuw. Men vindt in bet koor der St. Jacobs kerk te Utrecht een monument, door hem .voor Jan Jacobean Weath­renen vervaardigd. Zie Kramrn. VERKOLJE (ABRAHAM), kun.stschilder, waarschijnlijk zoon van Nicolaas V erko lj e. Hij was de meester van Adolf Roelofswaart. Zie Kramm. VERKOLJE of VERKOLIE (CoRNEus), kunstschilder in 1613, lid van het St. Lucasgild. Zie Kramm. VERHOLJE (JoHAN), de jonge, zoon van den vorige, be­oefende uitmuntend de graveerkunst in mezzo-tinto. Eenige zijner kunstvoortbrengselen vermeldt Kr am m. VERKOLJE (JoHANNEs), de oude, wend in ,1650 te Am-. sterdam, waar zijn vader slotenmaker was, geboren, en zou, ware hij niet ten gevolge eener verwonding aan zijn voet, gedwongen geweest te hui en te bed te blijven, in het vader- lijk beroep zijn opgevoed. Tot tijdverdrijf hield hij zich bezig met het nateekenen van schoolprenten, later van betere kunst, en verkreeg allengs vastheid van hand, juiste begrippen van evenredigheden en na een oefening van niet meer clan dene maand een gron­ dige kennis der doorzigtkunde. Vervolgens begat hij . zich tot het schilderen van olieverw, en koos zich het penseelwerk van Gerard P i e t e r s e tot model. Merin slaagde hij zoo, dat men zijn werk yobr dat van Gerards bieldk Vervol­ gens kwam hij bij Lieven s, ckte. hem de door Gerards onvoltooide schilder;jen of liet werken. Ondertusschen had Verkolje zich ,00k op bet graveren van .platen in de manier der zwarte kunst toegelegd en ver­ wierf zich later ook als graveur een grooten naam. Hij schilderde een groot aantal portretten en verscheidenene his­ torie- en gezelschapstukken. I m m e.r zag van hem in het kabinet van den Heel. 'van Loon te Amsterdam, een deftig binnenvertrek, waarin, met meer stoffaadje, eene in satijn ge­ kleede, dame voorkomt. Kram m uoemt .eenige zijuer in mezzo into gegraveerde portretten, die door Nagle r, die er 36 opnoemt, niet `-ver­ meld zijn. Hij huwde in 1672 te Deg t, waar hij zich ves­ tigde en in 1693 overleed. Zie ImmerzeeI; Kramm.. . VERKOLJE (NwoLA.A8), zoon van den vorige en Judith V e r h e u 1, werd in 1673 te Delft geboren, schilderde goede portretten en fraaije historiele onderwerpen in het Hein, voor kabinetten, en in het groot voor zaal- en zolderstukken, ook fraaije gezelschapstukjes. Zijn vader schilderde zijn portret als jongman : ook heeft hij zich zelve geschilderd, wijzAde met zijn linkerhand, in ovaal. Ook teekende hij zijn portret in het stamboek van Afejufvrouw Koerten, waarop door zijne tijdgenooten lofverzen zijn gemaakt. Zijne gravuren in mezzo tinto, overtroffen nog die van zijn vader. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Mul­ler, Cat. v. portr. VERKRUIS (Dim), VERKRUYS of VERCRUISE, bield zich het grootste gedeelte van zijn leven in Italie op, waar hij ,verschillende platen naar de schilderijen der Florentijnsche galerij, eenige zeehavens naar Salvator Rosa, portretten enz., graveerde. Hij noemde zich ook som T. D e 11 a Croce, werkte ook met Mogalli, Lorenzini en Picchianti aan de Groot-Hertogelijke galerij. Hij overleed in 1722. Zis Immerzeel; Kramm. VERKRUDS (0.), een kunstgraveur, aan wien de volgende prent naar Rembrandt, wordt toegeschreven een Man met gevouwen handen in een leuningstoel gezeten. Zia Bramm. VERLAAN (J.). Van hem vindt men Gezangen in de Christel. gexangen en vervolg hierop, bij de Doopsgee. ge­meente te Zwolle. Zia v. Doorninck. Anon. en Pseudon. • VERLANIUS (ALBEans) of Verlaan, zoon van Meinardus Burgemeester van Hoorn, huwde Clar a, dochter van H a ­d ria nus Junius. beoefende de poezy en gaf in 1596 de Poimata van zijn schoonvader in het licht. Hij was be­vriend met den geschiedsehrijver V e 1 i u s, die een Lat. lijk­dieht op hem vervaardigde. Hij stierf den 14 .Januarij 1606. Zijn dochter Mina V erl as n buy/de den predikant J. Roggiu s, (1601), blij-kens het Epithalamium in Nuptias ornat. viri A Joh. Roggii, Hornae veroi divini detdministri et lectissimae virginia Maria. relanide. Uornae ex ollicina Wilhelmi Andreae Tor­rentini 1601 van Pillass Hermanni. Zie Scheltema, Oud en Nieuw, D. I. bl. 150; Diatribe in Had.Junium p. 44; A b bin g, Geach. d. stad Hoorn A 120. B. 8, 9. 1? op-pens Bal. Belt'. T. 1. p. 107. 5, Val. Andreas, Bib& Bag. Ver­ woort. VERLIENIUS (HIERoxYmus); of -van Verle, volgens som­mige te Verle, een dorp in de nabijheid • an de abdij van kverbode, volgens anderen te 's Bosch geboren, studeerde te Leuven in de godgeleerdheid en andere wetenscbappen. Hij was bijzonder ervaren in de Grieksche en Latijnsche talen en behaalde de graad van licentiaat in, de godgeleerdheid, Omtrent 1550 kwam hij te 's Bosch in de taal- en letter­kunde onderwijs geven. Ongeveer 6 jaren later begaf hij zich naar Utrecht, om daar in de kommanderij i der- ridders van Malta de godgeleerdheid te onderwijzen. Hij werd ver­volgens aldaar pastoor der St. Jacobs kerk, nadat hij east te s Bosch in de Parochie kerk van dienzelfden Heilige, de herderlijke zorg had waargenomen. Bij de oprigting van bet bisdom van Haarlem, werd hij tot Kanunnik van het Kathedraal Kapittel, Scholaster en Tenetentiarius aangesteld. Bisschop Godefri d u s van Mierlo benoemde hem ook tot zijn algemeenen Tikaris. De onlusten der hervorming verdreven hem naar VDijk bij Dunr­stede, doch ook daar vond hij geen veilig verblijf. Hij keerde weder naar Haarlem, waar hij den 17den Aug. 1586 in een vergevorderden ouderdom stierf, zijn lijk werd in de hoofdkerk ter aarde besteld.. • Hij gaf in het licht Epicteti Stoici Mobil, atque sanet. Enchiridion Bier. -Per-. lensi interpr, Acljectia per eundem echollis breviumulis in locos aliquot obscuriores Buccoducis 1543, 12°. met .Hippo-- cratis Epistola de Bleu Democriti. Fragmentum Zeno­phontis de sui cognitione, ex libro quarto de , Dictis;et Factis Socratic. Ant v. 1560. 12°. C1 - Hij verbeterde en gaf een nieuwe uitgaaf der Syntaxis van J a cobu s' If r in,' zijn voorganger in bet rectoraat, te 's _Bosch. Commentariorum Libri tres in omnes PsalrnOs Davidicos. Lovani _1558. fol. • D. ignatil, itrchiepiscopi dntiochiae et Martyrie, L'pis­tolae. Graece ; cum Latina Interpretatione et btevisismis in eas Scholiis. Antv. 1586, 1588, 12°. t_3 18 Zie Val Andreas, Bib1.1Belg, p. 389; Foppens; Bibl. Belg. p. 483 Paquot, Mem. T II p. 194; Sweertins, Ath. Bat. p. 346,, folio Signato G. et Superiore; van Gils, Cath. C. Callidins, Meijer Memorus, bl. 180, 193 ; Co pp ens, Beschr. van 's Bosch. D,II bl. 220, 221; Bat. Sacra,, p. 318; Hermans Conspeet ; Kobn's en de; Rivecourt VeiWbert.1 VERL11 (J.), tooneeldichter uit de eerste belft der 18dt eeuw. Hij gaf in het 'Licht : De onbarmkartiqe Huisheer, of de bedro .en gierigoarti,_ KIsp. Amst. 1718. 12 De gewaande graaf of de bespotte Minnaar. Khp, 1727. 8.. Zie Witsen Geysbeek. B. 4. C. Wb. D. V.; Cat. d. Meats. v. Ned. Late*. D Ib, bl. 210. VERLOO. Van dezen dichter vermeldt Abeoude. ztaasterdamsche Zanggodin, Vreugde Triompit en Staatsy. wagena. 1668 8°. Zie Abcoude, Naamr. bl. 888. VERLOOVE (K.) is schrijyer van De zondaar gezogi en gezaligt. Amst. 1711. 12°. Uytbreyding van Heylige Lofgezangen. Amst. 1686 8°. Zie Abcon de, bl. 883. VERLOVE (KAREL), tooneeldichter. Men heeft van hem : Stefano', Berate Kristen, Bloedhetuyge. trsp. Amst, 1008. in. pl. Steiloorige „Egbert of de twee ongelyke Broeders n. h. Fr. van Moliere L'escole des Mares. Ald. kl. 8°. Amst. 1719. Joanne. Basilides, Grootvorst van lifoskovien. Trsp. Amst. 1747,. gr. 8°. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p. Cat. v. Letterk. t. a. p. Ver• woe rt. VERLIJ (P. L) schreef eene Verhandeling over de schil..1 derkunst in miniatuur. Utr. 1744. .8. Zie Cot. R. M. van Goens, No. 2607; van Doorninck, Anon. en Pseud, No. 4849. VERMAAS (JoRis) is schrijvr van Bouwkunst. A mst.'lq21. 4°. Zia Abconde, bl. 17. VERMASEN, (D.) den ••. 28.001 Mei, 1776 le Leiden geboren, • . die tot de Oostenrijkers behoorden (met rang van :Offieier), in 119f gelicentieerd. werd alsOpperwacht-Me4ter by trad in1792 in clieustals Brigadier bij de Brabantsche pionniers, . de"Alitillene-trein gepiatiest, 'den tat . ,Augustus. 1799 Se, cretaris bij de Artillerie to velde, in 1800 ; lite Luitenant-Xwitrtiermeester bij het 7de bataillon Jagers in 1802; gein­cOrporeerd bij het &le, naderhand 4de regiment infanterie in 1805 1• aide— de- camp' bij den Luitcnopt-Generaal Bruce, in 1806; beast me t A'surveillance der onden van de Maas ' .e 1805--.1806; Aide-de•camp bij den LuitPriant-Geheraal v a n Boecop in 1806. In hetzelfde jaar werd hid geempi4ijeerd bij; het Ministerie van Oorlog, eetste Luitenant bij den Ge neralen staf • der armee in 1807, Kapitein :met behowl der vorige functien in 1809, Aide de-camp van Z. D. H. den Prins: Gemeraal van Holland 1 Januaiij 1811, Den 2den Maart. daaraanvolgenden werd hij benoemd tot Luitenant-Kolonel bij .den Generalen staf, met betiond der vorige hetrekking, 26 April 1812 geplaats bij den Prins van Neufchatel, Majoor Generaal van de groote armee. Den 2den Mei 1813 werd hij op het slagveld van -Lutzen benoemd tot Adjudant Kointnanciant, twee dagen daarna tot Chef van den staf bij de 9e divisie van de groote armee, gecommandeerd door den Maarschalk N e y; den 27 Nov. 1813 als Chef van den staf geplaatst bij de late en 3de divisie Kurassiers, 1 korps kavallerie, gekommandeerd door den Ge-, neraal Doum er e, den 1 Januarij 1814 hij ontbindingyan het Pte korps kavallerie geplaatst bij den Prins Majoor•Generaal. .den 8 Januarij 1814 benoemd tot opperbevelhebber van het Ar­rondissement Eperney in Champagne, den 1 Maart daaraanvol­genden benoemd tot den staf der 3de divisie infanterie van het leger van Italic, terug gekomen uit Frankrijk den 30 -Junij 1814. Den 318ten Augustus 1814 vroeg hij. zijne de­missie uit den Franschenidienst en bekwam haar 4 !October aaraanvolgenden met rang .van Mardchal de camp (Generaal-Majoor) zijnde. inmiddel§ den 14den September tevens aange­steld ,als Kolonel bij den Generalen staf der lste divisie, departement van gorlpg in de Zuide,lijke provinci0 Nan, het rijk, in welke functie hij bleef bij de benoejning van eeneraal Majoor op den 2lsten 'April 1816. Benoemd tot iiiiman44 der reserve brigade bij het reserve leger den 17den 444 1 1815, werd hij den 18den Augustin daaraan­voIgaidenteplaatst als Chef van den staf, mitSgader funge­rend Kwartiermeester en Adjudant-Generaal. • Den -26sten October 1815 werd, hij benoemd tot COmmissaris de§ konins, bij het Pruissische leger onder het bevel van Prins %)31 ch e r van Wahlstadt, in \J-1817,( tot , Kommandant-der Iste brigade, lste- divisie en in 1818 in denzelfden rang overge­plaatst bij de brigade lste., divisie. Den 1 Januarij 1819 .werd hij provinciaal Kommandant van N.-Holland, twee jaren later provinciaal Koinmandini van Zeeland, vier jaren daarna overgeplaatst in Overijssel en in 18,34 in Nowt-Brabant, en tevens benoemd tot Oppertoevelhebber van de vesting 's Hertogenbosch. Voorts werd hij benoemd . tOt Lui­lensnt-Generaal den 24sten Januarij 1831, den 7den October daaraanvolgenden tot Kommandant in het 21e Groot-militair komman4o. op pensioen gesteld 1 Mei 1840 Hij overleed to Breda den 25sten Februar 1855. Aan de meeste krijgsverrigtIngen, welke gedurende zijn 12._. dienstijd zijn voorgevallen, heeft hij een werkzaam aandeel gehad, als in 1792 in Brabant en Vlaanderen en bij Va­lenciennes, in 1799 in Noord-Holland tegen de Engelschen en Russen en bij den slag van Bergen. In:1800 was hij in Duitsch­land en bij het beleg van Wurtzburg, in11801 in Duitschland, in 1802 bij het grootebleger in Rusland, ook was hij bij de over­togt van de Nieman, de slag van Ostrow, de inname van Wittesbk, de slagen bij Krasnoi, aan de Beresina en bij den overtogt van de revier ; hebbende den 9den December 1812 bij Wilna eerie belangrijke wonde aan het hoofd bekomen. In 1813 woonde hij in Duitschland de gevechten bij Berlijn en Maag­denburg, de slagen bij Lutzen en Bautzen bij, in den laatsten werden hem twee paarden onder het lijf doodgeschoten, — voorts den slaw bij Katzbach de gevechten van Breslaw en b Dessau, — bij het eerste weder een paard onder het lijf ge­dood — verder de slagen bij Leipzig en Hanover, en bekwam bij den eerste eene wond aan den linker voet. In 1814 nam hij deel aan den veldtogt van Italie en Munsterland. Den 28sten Maart 1812 werd hij benoemd tot Ridder der Reunie, op het slagveld twee malen benoemd tot Bidder van het Legioen van E'er, den 9den December 1812 .en 1 Augus­tus 1813. Den 20sten Augustus 1820 werd hij benoemd tot Officier van het Legioen van eer. Den 7den October 1831. tot Ridder van den Nederl. Leeuw, en in 28 Maart 1832 ontving hij het Metaleft Kruis. Hij overleed in Maart 1855. Zie Algetneen Handeleb. van 5 Maart 1855 2e edifies VERMATEN, (GULIELMUS) werd als proponent te St. Laurens bij Middelburg, in 169 0 als predikant te Muiden, in 1704 te Alkmaar beroepen, waar hij in Augustus 1715 overleed. Hij gaf eev werk uit over den Brief van de Baran 4o. Amst. 1722. Zie Pan w en Veeris, Kerkel. Alphb. bI. 213; Glasins Godgd. Nederl. YERMAZEN (JOHANNES), in 1753 te 's Hage geboren, leer-ling van den hofschilder Haag de J o n g e , legde zich toe op het schilderen van portretten en landschappen, zette zijue studien in Engeland voort, vestigde zich wederom in zijn ge­boorteplaats, en werd in 1779 lid der kamer van Pictura aldaar. Zie Kramm. VERMEER (JoHANNEs), in 1632 te Delft goboren, was een 'wiling van Carel Fabritius, die den 10 October 1654 hij de ramp van Delft omkwam, maar -dien hij verre overtrof in natuurlijk en krachtig schilderen van stadsgezichten, boomp­jes, gebouwen en dergelijke onderwerpen, gestoffeerd met keurige en welgeschikte beeldjes. Het koninklijk kabinet te bezit van hen `een Gezigt op de stad Delft, een heer­ lijk geschilderd stuk, in 1822 op de verkooping van Stinstra voor / 2,900 aangekocht, (in 1696 gold clue schilderij I 200), 's Rijks Museum te Amsterdam bezit van zijn pen­ seel de Trap van het gewezene St. Agatha kloester te Delft, op welke Willem I werd doodgeschoten. Hij was in 1662 Hoofdman van het St. Lucas-Gild te Delft doch vestigde zich later te Amsterdam, waar hij waarschijnlijk in 1696 overleed. Kr a mm heeft een uitvoerig bericht nopens zijn persoon en kunst gegeven. Zie ook Blyswijk Beschrgv. van .Delft (1667) bl. 859, Hoet, Cat. D. I. bl. 34. VERMEER (Mn. Junius). Van dezen bestaat eene Verza­ rneling van eenige oefeningen, beitelzende uitgelezene verhan­ delingen over verscheide schriftuurplaatzen des Ouden en Nieuwe Testament gedaen bij verscheide gelegentheden, voor. nament. op Avondmaaltijden en Bededagen, met een voorreden van Gerh. van Schuylenburg. Arast. 1747 4o. 4e dr. ald. 1780 80. De leere der waarheid die na de Godzaligheid is, voorge­stelt bevestigt en toegepast in L. XXX V oefeningen over de Heidelbergsche Catechismus, met de voorr. van Gerh. van Schuylenburg Uytr. 1749 4o. 2 dn. 3e dr. 'a Hage 1776 2 dn. 4o. Zie A bcoude, Tweede Aanh. bl. 159,1160; Arrenb erg bl. 358. VERMEERE (MAximiLLLAN), een Zeeuwsch dichter, tijd­genoot van P. Boddaert en P. de la Rue. Zie v. d. As, VERMEULEN (ANDREAS), zoon van Cornelis V ermeulen (die volgt), in 1768. te Dordrecht geboren. Hij ontving onderwijs van zijn vader, schilderde getstig en vlug en had eene verbazende gemakkelijkheid in het ordonneren van land- en watergezigten bijzonder in het wintersaisoen. Zijn koloriet was aangenaam, meesterlijk zijne penseelbehandeling, de ijs­banen schilderde hij schier onverbeterlijk. Daar hij zich den tijd niet gunde de natuur te bestuderen •en zijne beeldjes naar het levee te teekenen, behielden zijne schilderijen geen groote blijvende waarde. Hij vervaardigde ook teekeningen naar C u y p en anderen. Kramm vertneldt van heat een aange­naarn landachap met een water, waarop een admit met drift personen, door hem gecopieerd naar de vermeende schilderij van Hobbema weleer berustende in bet kabinet van Meulman; Zie Immense; Kramm. VERMEULEN (A. C. G.), den 14den November in 1793 te Rotterdam geboren, studeerde te Leiden, weed' in Maart 1822 corrector to Fmneker en in Decembei van 'dat jaar praeceptor te Rotterdam. Hij was een groot voorstafider en beoefenaar der toonitinst en etichter der Maatschappij ter bevOrdering der toonkunst. In 1844 werd hij eerelid der- Akademie Sancta Caecilia te .Rotne, in 1851 ontving hij een gauden medaille van den koning van Zweden en Noorwegen, de koning van Pruissen benoernde hem tot ridder van den rooden adelaar. In 1855 benoemde Ilem de Akadenlie van kunsten te Berlijn tot lid en twee jaren later de Groothertog van '§aksen Weimar tot ridder der Waakzaamheid of van den Witten Valk. In 1858 'schwa hem de keizer van Ruslattd een diamanten ring. In *1861 werd hij eerelid der Muziek-Akademie te Stokholm en in 1669 Ridder deri . Orde van den Ned. Leeuw. Hij Overleed te Rotterdam 2 Julij 1872. Men heeft van hem 5 liecleren en 2 liederen, woorden van M. H e ij e 2 Deutsche Lieder, A; Elle,- 134-iimphion• heeft een versla0, gegeven van dew liederen. Zie Caeeiia, 1 Aug. 1872, Grego ir. Les Artiites Musiciens Neerl. p. 208. 'VtRMEULEN of MOLiNA (CTianTIANts), Zoom van een molenaar te Utrecht, werd aldaar in de XVIIde eeuw rep. voorts. baccalarens in de Theologie en pastoor teSkomp­ . wijk. Hij was een warm ijveraar voor zijn kerkgenootschap en schrijver van den bekenden en Meermalen herdrultet Catholijke Mond8topper.• Ook tiad hij in strijd met Ca b e lj a u w die het Catholijch Memorieboek Leid. 1601 heeft uitgegeveui, en gaf onder den verdichten naam van Petrus Broeekland in het lielit= Plat-ratio disputationie cum Cabellavio habitae. Zijn ijver liep zoo • boog, dat hem van hooger hand het zwijgeti werd opgelegd. Hieraan niet gehoorzaam, werd hij in 1655 Pit -Holland gebannen, en terwijl hij ook hieraan geen crehoor gaf, gevankelijk naar 's Hage gevoerd en in 1658 bet °bano-v-onnis (op nieuw tegen hem uitgesproken. Later was hij werkzaam te Kevelaar en te Rees, waar hij in 1688 overleed. Zie Barna anni Trai. erud. p. 213; van He usse n, Hist. EccL T. IV p. 894; Glasius. Godgel. Neerl. VERMEULEN, (CoRNE-Lis), in 1732 te Dordrecht gebOrem, copieerde schildderijen van NederlandsclA meesters en braeht ze in een groote Hist, in sytnetriek verband. Het ensemble, hetwelk in buitenomtrek 38 voetet grOot was, noemde hij een schilderjj zonder weerga, die hij ten zijnen hilts .en ook op kermissen liet bezichtigen Ook, yervattrAjgde 4ij twee vont opgedragen. Ook schilderde hij verdienstelijke stukken, en andere kunst, die meerendeels door de beeld­stormers is vernield, en nog ten deele ten tijde van v a n Mande 1. bij zijne nakomelingen berustte. .Hij was een kloek gebouwd man, die zijn baard tot aan zijn voeten liet groeijen en dien ten gevolge 'Jan met den baard werd ge­noemd. In later tijd hield hij zich te Brussel op. Ver­m e ij en heeft ook geetst, Zijne prenten zijn hoogst zeldzaam en zeer schoon. Er zijn acht etsen van hem bekend, die Kramm vermeldt. Hij overleed te Brussel in 1559 en werd in de St. Goriks of St. Gery-kerk begraven. In 1604 werd zijne door hem zelven geschilderde afbeelding nog bij zijne dochter, Maria, weduwe van wijlen Pie ter Cap o en gevonden. Zie van Mander, Immerzeel, Kramm, Verwoert. VERMEIJS (Cowin's), te Oorschot, een zees ervaren Se­schiedkundige, die met Frans van M i e r i s in geleerde briefw.isseling was. Zijne Aanteekeningen op de Beschrijving der Bisschoppekke munten en zegelen van Utrecht. zijn door S C h i a k el uitgegeven. Zie Nay. D I, bl. 220, II bl. 40 ; A. D. S c hi nkel, Geschied. en Letterk. Bijdr. bl. 47. VERMOOTEN (WILLE31), dichter en componist in de 18de eeuw, Hij gaf Liefdens-Gezangen, verdeelt in 28 stukken, door Willem Hessen,. en 'op muzyk gebracht door IV. Vermooten Moor twee stemmen Cantus en Baum, Haarl. 1741. 4°. (Met D. Simo n) Geestelijke Gezangen te Amsterdam bij Olofsen 2d. in 4 z. j. Zie v. d. Aa, t. a. p. Arren berg bl. 538. VERMUIJDEN (Cowin's), zoon van Gilles Vermuij­d e n en Sara W or k e n d ij k e, te Tholen in Zeeland geboren, heeft zich jegens Engeland zeer verdienstelijk gemaakt door de droogmakerijen bij Doncaster. In 1626 sloot hij net kO... ning Jacobus een overeenkomst dat hij een derde der drooggemaakte landerijen zou erlangen (95000 acres). Na voleindigden arbeid sloeg de koning hem ridder (1629). In de Notes and Queries 1 p. 473 leest men dat de plaats door zijne kunst in akkers en vveilanden herschapen, ten Zuid-Oosten van Doncaster, Ilatfield Chace is geheeten ; de ge­wonnen landen zijn gelijk bij ons in kavelingen afgedeeld en ieder stuk wordt er nog als een /naval" aangeduid. Zie John South erden Burn, History ofthe foreign Refugees set­ 1. 0d in Eveland p. 101. History of the Isle of ilxholme by the Rev. andere dergelijke schilderijverzamelingen. Zijne kopijen waren slecbt stijf, doch gaven inimer eenig denkbeeld van bet Orgineel. Hij was een goed graveur. /sta gler noemt 69 zijner graveerwerken op, met welke 13 historieele en paorbretten. Hij oefende •ook bet beroep van knnsthandelaar uit en overleedin .zijn geboOtte stad in 1814. Zie-Immerzeel; Kramm. VERMEULEN (HENRicus) in te Grave geboren, was een geacht godgeleerde, werd hoogleeraar in de* godgeleerdheid te Nijmegen en overleed aldaar den 22 actober 1552. Zie Foppens, Bahl. Belg.; Hermans, Conspect.p.5; Verwoert. VERMEULEN, (JAcsos) schilderde ometreeks 1762 te Rome gevogelte en dood wild. Zie Kramm. VERMEULEN, (JACOB PlEmsz.). Men heeft van hem Tea­tnenspreeckinghe van drie personen, over het regireps plaekaet­van Groninghen, ghecondicht den 7 Sept. o. s. Linn° 1601 Hol­lander Embder. Ghereformeert 1061 4o. v. Doorninck dit boekske vermeldende, voegt er bij: In een antwoord op dit stuk wordt Jan Claessen Rolwaghen voor den halven autheur gehouden, zijn helper was den tegenstandea onbekend, het was misschien Jacob Pieters z. Vet. meule n. Zie van Doorninck, Anon. en Pseud. No. 4502, bl. 470. VERMEULEN (JoAN) woonde te Breda en vervaar4i4dei in 1739 //reeds oudt en grids van hooft" een aantal bijschtic. ten op de afbeelningen van bereomde dichters in het Pan Poiticon van A. A. v a n 11"a I e n, waarin iijne afbeeldiiig •ede gevonden wordt. .Zie Witsen Gebsbeek, B. A. 0. W. D. V, bl. 456; Herman,Convect. p. 5; Verwoert. 'VERMEIJEN (HAMS), soon van den volgende, volgens Q u a d te Brussel geboren, was een kunstig gondsmid en Boetscerdet te Praag, in dienst en gezant van Karel V. Zie Quad, Deutscher-Nation-Zerlichkeit. S. 433 ; van Mender, ramm. VERMEIJEN (JAN CORNELISZ.), in 1500 te Beverwijk bij Haarlem geboren, stolid in gunst bij Karel V en volgde hem op zijn krijgstogten, zelfs naar Tunis. flem was de af­ teekening der kriksbedrijven en overwinningen van dien ,. EI.Stonehouse 1839; History olefin Deanery of Doncaster by the Rev. Joseph Bunter 1822 fol.,- Chambers, Edinburgh Journal Sept. 30.1848. vol.: X p, 213; A Brief Account of the Drainage of the Level bf Hatfield chase, and Parts adjacent in the Counties of York, Liticolti and Nottingkam Nay. D I, bl. 17 1 35, 161, II 126, 254, 285, 349. Bybl. 1853 27. 103, 326, XII. 202, XVIII, 385. VERMUIJDEN (JoHAN) werd omtrent 1600 te Tholen,-waar hij vervolgens 1648, 1649, 1651 en 1652 burcremeester was, b geboren. Hij maakte zich door eenige godgeleerde werken bekend b. v. door Spiegel van Godes barnthertigheid 1758. Delft 1671. De strijdt Christi tegen den duyvel 1659, beide naar het Engelsch van Willem Coupe r, predikatit te Pesth, later hisschop van Galloway. Ledigh-tyt-bestedingh, bestaende in hei vertaeld Veltleytken van een Christen, beteyckenende .Recht seker gebruyck van onseker misbruyckt leven, vertaalt uyt het Fransch van P. Toussaint. Benevens zijne bysondere Bedenckingen, be­helsende oorsaken van de Vreese des Doods, ende eenige Hulp—middelen teghen de veroverlijekheidt van dien Middelb. 1657. Noodzakelike bedenkingen van den dood 1657. Zie Le Rue, Gel. Zeel. bl. 244, 354; Glasius, (Jodgel. Nederl.Verwoert. VEIIMIJDE (KAREL), te Utrecht, dichter in het laatst der 18de eeuw. Men vindt een lijkvers van hem op den .dood van P. Hofstede. Zie v. d. A a, B. A. C. Wb. VERMIJNEN (KERB), boekverkooper te Rotterdam, wordt voor den schrijver gehouden van Nouvelle Lanterne magique of nieuwe tover-lantaarn, o 800 Mooi! .Fraai curieus Berate vertoning. Junij 1783 80. gevolgd door 19 andere vertoo­ningen : sommigen schrijven ze aan R. M. van Ge u n s toe. Ook wordt heni toegeschreven. Het vervoig op de Omni& boomen, onder de zinspreuk Discordia res maximae di labuntur z. pl. en jr. (1872) en van den Echo of acherpe weerklank. (1780). Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. No. 1304, 2590, 4993. VERNEDE (JACOB HENRI), werd den 13den Mei 1734 te Maastricht geboren en werd predikant bij de Waalsche ge­ meente te s Hage, waar hij den 9den Julij 1808 overleed. Hij gaf in het licht Le Pseautier des Eglises Francoises Reformies, revu ; cor­rive et en grande partie refondu. La Haye a, d. 1,847 8°, Rotterdam 1808, 4a nix de Jesus-Christ. a i'Olise Reform& de cc Pays, **Mon sur dpoc. H V 5 prononci le Dimanche '25 Nov. 1798 dana l'erglise Walonne de la `Haye. La Haye 1'799 8°. l'Obligation des Chrltiens Reformes de ce Pays et contribuer tictuellement pour le mainiien de leur culte public, expos& et pressde dans un sermon sur 1 Chron. .1X1X, v. 5 a la fin. pron. le Demanche 18 Avril 1799 dans l'Eglise. Walon de Haye. La Haye 1799 8°. La charge de Duna, Sermon pour le jour de 7 Mars 1804 sur Esaie XXI v. 11 et 12 etc. La Haye 1804. 2°. Sermon sur Actes XX, v. 24. a l'occasion de la 25 m6 arias de son Ministere dans reglise de la Haye. La Haye 1805. 8°. Sermon a l'umge de Chretiens afliges. Impr. are profit du Fonds recuelli pour le soluagement des Infortunes de Leide 1807. Sermon sur Hibreux XI v. 4, prononee a l'occasion de la mort de Mr. Jean Guicherit. La Haye 1796. Sermon sur divers textes de l'Ecriture Sainte. La Haye 1809 80. Zie de Courte notice sur l'auteur v66r het laatstgemelde werk;Kobus en de Rivecourt; Catal. de la Bibl. l'Egl. Wal. Leide p. 30, 39. Me Supplem. p. 56, VERNEDE (JEAN SciPioN) was predikant bij de Waalsche Gemeente te Maastricht en sedert 1761 te Amsterdam, waar hij d: 7 Febr. 1778 overleed. Men gaf hem den bijnaam van . Guldenmond wegens zijne welsprekendheid. Hij gaf in het licht : Les commencernens et lee progres de la vraie 2)04 ou exposition des different& etats dans lesquels tin chritien peat se trouver par rapport de son saint, nit het Eng. v. D o d­dri ge. Lausanne 1758. Le Don repris ou sermon sur la most de Guillaume IV, Prince d'Oranje cet. Maastricht 1752. 4°. Lee Pseaumes de DaVid, nouvelle version en vas Francois. Amst. 1756 12°. A Disoours retail au jubilt semi. de la Maison des Or­ 081144 Walons d' Amsterdam. Ardst. 1772. 8°. (in 1 Ned.i overgezet). Bernie* prononci a Amsterdam le 24 Mai 1772 it roc-sasion de. l'embrassement de la mile de spectacle. Amst. 1772. Sermons sur divers sujets interessants de dogma et de morale. Amit i 1799 z. t. (na zijn dood uitgegeven). Zie Le Souvenir salutaire ou sermon sur Hebr. XIII: 7, a l'occasion de la mort de Mr. J. S, V. Amst. 1779 80. Wagenaa r, Beschr. v. Amst. D. VII bl. 580; Kobus en de Rivecourt; Cat. de l'Eglise Walon. a Leide n. 32, 38, 39, Supplem. p. 16, 17; Martinet, Vereen. Nederl. W. 429. VERNtPE (Mr. SalloN HENRI), zoon van den xpTige, word den 2de Aug. 1768 te Amsterdam gebor'en, siud -eerde in de regten en werd op zijn 20ste jaar seerefilis OWS6hle-dam. In 1795 werd hij van zijn betrekkina ontslagen, waarop hij zich eerst in Noord-Brabant, later te Afiddelbburg, neerzette. Eerlang vatte hij de pen op tot wederlesrging van het Succinct rapport of berigt der Commis8ie tot onclerzoele, naar de finantiele en politigne gedragingen der Regenlen, Amptenaren en Ministers van het vorig bestuur en gaf in 1796 zijn lets over zijn succinct rapport te Amsterdam in het light Tegen zijn lets verscheen Bescheiden antwoord van een Batetal (VV. A. O c k e r s e) op het lets van S. H. Vern ed e. Bij de overweldiging van ons land door de Fran schen, kon hij niet besluiten zich in eenige openbare betrekking te laten gebruiken , vertrok met zijn gezin naar Utrecht, wa2r hij de regtsgeleerde praktijk opvatte, doch na de omwenteling aanvaardde hij op nieuw zijne vroegere be­diening als secretaris van Schiedam, en bekleedde dit ambt, gelijk ook andere stedelijke betrekkingen, o. a. die van Secretaris van de hiller van koopbandel; tot 1837, toen hij zijne betrekking neerlegde, en zich te Utrecht vestige, waar hij den 21 Jan. 1840 overleed. Hij beoefende de poesy en letterkunde, en gaf verscheidene losse dichtstukken, zoo in bet Nederduitsch als Franscb in het light. Zijn dicbtstUk sur la Paix werd door Lublink de Jonge in Nederduitsche .veizen overgebragt. In 1814 verscheen van hem een dicht­stuk Napoleon en in 1831 de Jager op verlof. Hij gaf ook twee tooneelstukken, die te Amsterdam werden opgevoerd : Rijkdom en Billijkheid (1800) en De eenigate boete een vervolg op Menschenhaat en berotsw van Kotsebue. V e r n e d e was lid van het Zeeuwsch genootschap en van de Maats. v. Neerl. Letterk. ie Leiden. Zie Handel. d. Maatsch. van N. L. 1840, Vruchten en Result von een 60ja7ig leven, bl. 197-202; Cat. 'd. Maatsch. v. Ned. Letterk. DI. 6 bl. 40; Zedelijk schouwtooneel derimenschelijke kartsiagten,1796-1808, D. VIII en IX. VERNENBERG, zie VIRNENBERG. Zie Ver-woer. VERPORTEN (JAN), landschapschilder, leefde in de 17de eeuw in Holland. Zie Kramm. VERQUALJE (J.) sehreef : Bewijs van de staat der zon orntrent A.mstetdatis. Amst. 1663. 4°. Uytvinding van Ooat en West. Amst. 1761. 40. Zig Abcoude, M. 883. VERRUC IDS (HIERoNvaus) Verrutius of Verroote n, in 1546 to Groningen geboren, gaf vroeg blijken van groote schrandetheid, had uitstekende leermeesters, las met vrucht de Gr. en Lat. classici en historieschrijvers. Reeds op zijn 14de jaar zond hem zijn vader .met aanbeveling aan be­roernde hoogleeraren naar' Parijs. Toen in 1561 de oorlog uitbrak, verliet hij Frankrijk en ging hij naar Arras en ver­volgens naar Doornik ow de Fransche taal te leeren en naar Douai om zich in de geneeskunde te oefenen, en in 1563 op bevel van zijn vader naar Leuven. Na diens dood vervolgde hij zijne stndien te Bonrges, ontving er de graden van licen­traat en doctor in de regten, bezocht Italie, Meld zich een korten tijd te Rome op, reisde door Zwitserland, en vertoefde te Bazel, Rostock en Kopenhage, waar men hem een leerstoel aanbood, dien hij uit liefde voor zijn vaderland van de hand wees. Hij Wilde naar de Nederlanden terugkeeren, doch bij het vernemen der onlusten die aldaar waren uitgebarsten, begaf hij zich in 1571 weder naar Parijs, waar hij veel roem behaalde en de schitterende aanbiedingen kreeg om in Frankrijk te blijken. In 1573 keerde hij naar de Nederlanden terug, en werd in 1573 syndicus der Ommelanden. Als zoodanig werden hem belangrijke zendingen naar Holstein en Gulik, en den koning van Denemarken opgedragen. Hij was de spil, waarop de zaken in Ommelanden grootendeels draaiden en werd dus in de geschillen tusschen de Regenten der stad Groningen en de Ommelanden gewikkeld. Daar hij vooral de hand had in het verbond dat tusschen de twistende par­tijen bestond, op te zeggen, werd hij het slachtoffer zijner pogingen, wijl die van Groningen van hunne magt gebruik maakten en de Ommelander regenten, 24 in getal, gevangen namen en Verracius op de Botteringe poort in een klein donker ihok piaatste. Terwijl de anderen ontvluchtten, bleef hij achter totdat men hem zonder proces ontsloeg. In 1579 zond men hem naar de vergadering der algemeene staten te Antwerpen. In 1580 woonde hij te Leeuwarden, vervolgens te Embden, waar hij met de Ommelander regenten met wijs beleid de zaken wist te besturen, totdat hij in 1582 met Ben ger s tho H ell e m werd afgevaardigd ter huldiging van den Hertog van Alencon. Na den moord van Willem I, poogde hij, schoon te vergeefscb, graaf Willem Lo d e w ij k tot stadhouder te doen benoemen. In 1586 nam hij een ge­wigtige zending op zich naar de algemeene staten te Brussel en in 1594 was hij mede gecommitteerde der Ommelanden bij het beleg van Groningen. IJverig in al zijne betrekkingen, had hij nog tijd sick aan letteroefeningen over te °°seven, hield een uitgebreide brief-wisseling, schreef sierlijk Latijn en had, getuigen zijn in de landtaal opgestelde staatstukken, een goede stijl. Hij toonde zich in zijn brieven een groot ,voorstander van bet zeend- of zederegt (Judicia morum) dat vroeger door de priesters werd uitgeoefend, en dat hij gaarne na de kerkhervorming behou­den zag. De laatste jaren van zijn leven leefde hij in wijs­geerige rust. Gedurende zijn verblijf te Parijs, vervaardigde hij een Lexicon furls ex auctioribus cum Graecis, turn Lat. locapletatum Paris. 1573 in fol. tegen zijn bevel schoon het niet voltooid was, uitgegeven. VERROOTEN (DIEnERicA. Ammaa) werd den 6d6 Fe­bruarij 1788 te Steenbergen geboren, huwde in 1807 F. W. A. Schumann, Kapitein bij de grenadiers van koning Lo­dewijk van Holland, later hoofdofficier in Nederlandschen dienst, en overleed te Rotterdam den 16de April 1841. Zij beoefende de Ned. Poezy doch gaf waarschijnlijk geen harer gedichten in het Licht, voor in 1830 toen zij krijgsliederen uitgaf, solider welke vcrscbeidene navolgingen van KOrners Leyer and Schwert. Zij verschenen te Hage en te Utrecht en sommige zijn geteekend D. A. S. ook de Wapenkreet bij de .Gebr. v an Cl e e f aitgekomen is van haar. Zia v. d. A a, N. B. A. Wb. VERRIJKE (E.) gaf Zedelijke zinnebeelden met 100 pla­ten. Amst. 1717. 2e dr. Zia v. d. A a, t. a. p. VERRIJKE (E.) volgens A b c o u d e schrijver van Verhaal van de Bekeeringe van Francon de Chalois, Uytr. 1699 80. Zie Aanh. bl. 223. VERRIJN (H. PAULSZ.) was Ar renberg schrijft hem toe: Stigtelijke Brieven 80. Opecherping tot goede werken der liefde 1714. Pligt des Avondmaals Amst. 1728. Zie Naamw. bl. 239. VERRIJN (JoHANNEs) werd predikant bij de: Remon­stranten te Hazerswoude 1672 teUtrecht 1674, te Amsterdam 1688, waar hij in 1698 zou gestorven• zijn. Hij gaf in het licht : In Epiet. d. Judae catholicatn Comusentarius. L. B. 1677. Rorie verklaringe aan den heyl-waterdoop. Met eenige nader aenmerokinm van den , doop der jonge kinderen. Utrecht 1688. 8°. van D ale gaf tegen dit boekje Aanmerkingen uit. Aanmerkingen op de beloverde werelt van Dr, Balth. _Bek•r, nopen4e, de geesten en hun Vermogen, en bg zonder- , Aide clan staat en magt des duyvels. Avast. 1690. Sclirift gebefdln en, dankzegginge. Leiden '1740 8°. Arrenb4rg, verwardt hem met zekeren H. Pau ls z V er­, rij n. i cte ni a n zegt bl. 25 dat hij in 1705 de Homiliae 8anct.dom. nostri Ciementi3 XI liet herdrukken met opdr. en voorw. doch geeft tevens (bl. 229) 1698 als zijn sterfjaar op . Zia' Cattenburgh, p. 431, J. T i d e m a n, Rem. Broeders. bl. 187, 279. 257. 368 4 Cat. der Bibl. d. Remonstr. Geref. kerk te Rotterd. bl. 37; Rogge, Rem. Geschrift, bl. 181. VERRIJST (A.) schreef: Aanmerkingen over het nuttig gebruik van den cortex per­neranus enz. in de kuaadaardige herfst-koortsen en in Verk. v. d. Holt. Maatsch. van, Wetens. D. IV. 1784, Zie Holtr op, Bzbl. Med. p. 670. VERSCARN (ELLERT) ook de Gra ef genaamd, bekend om zijn Reucklora en avontuerlijck Wedepel om met een schuit uit vier koehuiden vervaardigd, van Hoorn naar Dant-zig te reizen, hetgeen hij, volgens " de Kronijk van Hoorn, in 1558 ,zou volbragt hebben. Zie V elius, Chr. v. Hoorn. VERSCHOORS • (JACOB), in 1648 te, Vlissingen, geboren, studeerde te Leiden in de Theologie, order Spanheim (de Jongere),. die toen reeds gevaarlijke meeninon bij hem meende te ontdekken. Hoe dat zij, ,zeker is het dat hij zich met ijver op de godgeleerdheid toelegde, doch 7,ich tevens van ouregtzinnigheid verdacht maalcte . ,en, .de klassis.Wal- cheren weigerde hem zijn proponents-ex4neti .te nemen voor hij zijne dwaling herriep. Ook de klpssis van., Zuid- Beveland wees hem af. Nu begon .hij, oeffpingen te Aanzienlijke scharen wponden. die oefeningcn op het kasteel West-Souburg, waar hij zich. gevestigd had, bij. Hij onder­scheidde zich echter van andere oefentitifs, idaar ,14 ernstig op d beoefening der wetenschappen en.on#rzoeken, en bestudeeren vat. den Bijbel aandrong, . wattitoe,..tot i het leeren van het 'ifebreeuwsch opwekte, van haar dat zijn ,aa rn-hang den kenmerkenden naam Hebreen ontving, ofichoon ,vis,ii-zeive Hever.zuiveTe gere(orTferde kerk w lien genaamd worden..schijnt aangenomen te hebben‘ dat men in de Tkervormde kerk, op som,mige punten 'van de fon. damenteele waarheid was afgeweken. Hij wilde zijne .hoor­derq tot deze terug brengen. En hierbij vond, gelijk door­gaans, plats dat overdrevene zucht voor regtzinnigheid tot overgroote onrechtzinnigheid vOert. Zijne leer begon, allengs7 kens meer en meer de aandacht te trekken, vooral foen zich zijn aanhang begon uit te breiden, en toen zij in Zuid-Hol­land een krachtigen tegenstand bij de regeering vond, be­gonnen ook de staten van Zeeland zich de zaak aan te trek-ken. Er had den 1 Maart 1597 te Middelburg ten huize van den burgemee4er _S. V opt tusschen de predikanten 'Schorer, Fruytie'rs en hem, Margaretha van Dijk en Theophylactus van Schoor plaats,.tengeiolge waarvan V e rs ch o o r tot zwijgen zou zijn gebracht. Hij zeif heeft een verslag van deze onderhandeling onder den titel van Conte-rentie in bet licht gegeven. Sedert dien tijd breidde zijn aanhang zich niet meer zoo voorspoedig nit. Deze gal een werkje in het licht, onder den titel van Het opregte gereformeerde gevoelen van de ver­volgden door de Classen van Waleheren. Verschoor over— iced in 1700 en werd door zijo., aanhangen met een zilveren penning vereerd. Zijne schriften zijn vereenigd uitgegeven. Verzameling der Werkjes van den Beer Jacob Verschoor en eenige ziiner diselpelen. Amst. 1734. 4°. Zie De la Rue,• Gelett. Zeil. bL 133: Vrolijkhert, Vliss. Kerkh. Museum, Brem.; V II. P. 1, p. 143 scqq. P a qu ot, Mem. T IL p. 538 ; Ypey, Gesch.: d. Christ. Godgel. D. Il, bl. 292; Gesch. d. Christel. Kerk in de 18de eeuw D VII, b1.290; Y pey en D erm out.Gesch. d. Hero. Kerk. D, III, bl. 115, 5O4; Glasiu s, Kerkgesch. nade Hero. D. II, bl, 227; Godgel. Nedert. ; Kist en Roy a erd s, Ned. Arch. D. I,,_ ,bl. 274;D. VIII, N. 57; Kobus en de Rivecourt. VERSCHOR (KAREL JAwsz.), een Amsterdamsch plaatsnijderuit den aanvang der 17de eeuw. Hij bragt o. a. een beelding der stad Deventer in koper. Zie Dod t, Archief. D. VI. K r am m. VERSCHOOTEN (F.) gaf in 1636 in 4°: eene vertalingvan Euklides en in 1669 te Dordrecbt in 12-Tafelen ' van Sinas Tangens en Seuans, Zie Abcoude Aant. bl. 224. VERSCHOTEN (Joins), kunstschilder, leermeester van .T a n Li even s, bloeide te Leiden en den aanvang der I7de eeuw. Zie Kramm. VERSCHUER (Jon. HENR.), zoon van H e n d e r i c u s V erse h.predikant te Sleen, in Drenthe, verwierf zichreeds een grooten naam als.toen hij student te Franeker was door zijne beide Dissertationes in de Bibliotheca Brent. Nova van Nicol. Barke y. In 1767 Ncerdedigde hij in eene Dissert. de Critica Leedom Hebraei Chdicis in laco Deutels. XXVIII 4°. (Franeq. 17 67) en hield te Praneker, waar . hij tote professor in de Oostersche talen en oudheden was benoemd, eene °ratio inaugur. de Interpretatione S.S. Grammatica. Hij gaf ook in het licht : Dissertationes Philologico-Exegeticae quibus variis S. Co­dicis loea illustrantur et nova ratione explicantur Leov. et Traneq 1773. 4°. Disiertatio •Philotogico-Exegetica 'ad quatuor . loca shlecta Genes. IX: 16. Ex. IV: 24 —27, 1 Sam. III: 13, IV : 13. Franeqq. 1872. 4°: Elogium Herm. Venemae. Ibid. 1788. 80. Hij overleed in 1803 te Weidurn. Zie J. A. Ern esti, Bibl. nova Theol. T III, p. IV, No. 6, p. 353—870 V. p. V. No. 11, p. 407. seq. p. 313; Nova Acta erud. 1774. Junio p. 271-280 ; Bibl. crit. VI. p. 87. Sax e, °non:. T. VIII, p.245 ;Rom e i n, De Herv. Predd. in Drenthe, bl. 801. VERSCHUER (REGNIERS) Zie VIANEN (CHRISTIAAN VAN) VERSCHUER (Oro CRISTOPH BARON), uit eei Geldersch geslacht 't welly zijn naam ontleent aan het huis ter Schuur (op de Veluwe), werd in 1651 op her kasteel Soolz in • Hes­sen geboreu, woonde, onder den • Hertog van -Brunswijk-Zell de. Le1egering van Candia ,bij, trad in 1627 als Luitenant in Nederl. dienst, woonde de ,veldsiagen bij van enef. Mont-Cassel, St. Denis en het gevecht bij Walcourt, en bleef na eerstgemelden veldslag, 3 dagen met 9 wooden op het slag-veld higgen. Hij onderscheidde zich bij Fleurus en Neer­winden, voerde in 1688 als Majoor bevel over 2 artillerie-Kompagnien, maakte zich bij dat. wapen zeer verdienstelijk werd in 1693 kolonel der artillerie, woonde het beleg van Hiy en • Namen bij, en verwierf zich grooten lof in 't bloe­dig gerecht te Ekeren in 1708. Zie Bosscha, Ned. Ilehiend. VERSCHUER (JoHAN) genoot . te Groningen het onder­wijs van den beroemden J. Bern ouilli in de wiskunde, en schoon hij in deze wetenschap uitmuntte, ,%cergenoegde hij zich met het schoolmeestersambt te Loppersum. Hier hield hij zich bezig met het oplossen der moeijelijkste vraag­stukken,' werd als een scherpzinnig wiskundige bekend, en hem het hoogleeraarsambt te Parijs aangeboden, dock hij bedankte, legde zich onder den. oudsten leeraar()van Lop­persum op de Godgeleerdbeid toe, werd in 1714 leeraar te Zeerijp en overleed in 1735.: Hij is schrijver van: Zegepralende waarheit. Gron. 1735. Ze(fsonderzoek. Amst. 12°. Historisch Tafreel of tijdrekening den H. Boeken. Gron. 1732. Bevindelijke Godgeleertheit. 's Hage 1777. Ook beoefende hij de poezy, blijken zijn Honigraatje van Gezangen tot vergwiking van Zions treu­ringe. Gron.. 1735. driemaal herdrukt. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Woardenb.; Arrenberg, bl. 329; So' bus en de Rivecourt. VERSCHUIR (WOLTER FORSTEN), broeder van den vorige, werd den 4den October 1739 te Sleen geboren Na de La--tijnsche scholen te Groningen doorloopen te hebben, beoefende hij aan de hoogesehool aldaar sedert 1752 de geneeskundige wetenschappeu. In 1766 'verwierf hij den doctoralen graad, na het verdedigen eener Diss. de arteriarum et venarum vi ir­ritabili, eiusque in oasis excessu et inde oriunda sanguinis direcdone abnormi. Hierop deed hij een reis naar Frankrijk en bezocht daar de hospitalen, stale tot hetzelfde doel een jaar later naar Louden over en bragt te Edinburg, waar hij zich het voortreffelijk onderwijs van een Culle n ten nutte maakte, eenigen tijd door. Teruggekeerd vestigde hij zich in 1769 als arts te Amsterdam, en gaf in hetzelfde jaar eene Nederl. vertaling in bet licht van William W a t s o n, het nut en de veiligste wijze van de inenting der kinderpokjes, waaraan hij een verhandeling over hetzelfde onderwerp toevoegde. Den 4den April 1780 aanvaardde hij het hoogleeraarsambt te Groningen met eene rede de recentiorurn Medicorum, in primis Belgarum, meritis in P.haenomenis et efectibus prin­cipii, quod vitam animalem consti4vit, indagandis et ad sta. tum corporis humani sanum et morbosum applicandis. 111 1782 legde hij de rectorale waardigheid neder met eene Or. de caussie epidemiae febrilie quae per triennium proxime , elapsum pluritna Belgii loca, civitatemque etiam Groninga­num infecit, ex hujus tamen sola indole non dirivandis, en in 1790 met eene de experimentis et observationibns ad me­dicinam caute accomodandis. Hij was lid der Bataafsche Maats. te Haarlem, van het Grou. genootschap. pro excolendo jure patrio en van de Itotterd. eu Utrechtsche Genootschap­pen. Hij overleed den 15den Nov. 1793. Zie edenkb. d. Gron. Hooges. Verwoert; Kobus en de Rive court; Bon man, Gesch. d. Geld. Hooges. VERSCHUIR (Mr. HENDRIK JAN), broeder van den vorige, werd schulte van Sleen en Zweeloo, en wegcns deelneming 13 aan de politieke onlusten in 1787, eerst in 1788 geschore4 en spoedig daarna afgezet. Zie R om e.bl. 307. VERSCHTTRING (113NDRIK), won van een kapitein dienst van den staat,. .werd in 1697 te Gorinchem geboren reeds op zijn achtste levensjaar, ter opieiding in de sehili­derkunst,:gtezonden near den portretsohilder Dirk- Goverbz, en 5 jaren later werd J an Both zijn leermeeeter. Zes jaren daarna begaf hij. zich near Borne, teekende op de Teeken-Akademie aldaar near het naakt model erg legde .sioh vervol, gene op het bataille-schilderen toe,teekende gebouwen, kas-teeter, gedenkteekenen ens. die hij in sijOe ordonnantien kon te pas brengen, af; sulks deed hij ook in de ._omstreken van Florence en Venetii, en werd selfe door het gestadig afteekenen van. lusthuizen, paleizen, poorten ens. een groot bouwmeester. Op sijn terugreis neai ziju vaderland over Zwit- : serland en Frankrijk, ontmoette hij te Parijs een soon van dei Amsterdamseben burgemeester M a a r s e v e e n, die heni wader near Italia treonde, wear hij nog . drie jaren bleef. Eindelijk keerde hij near zijn vaderland terug en vestigde sick te Gorinchem, waar hij o. a. in 1667 het portret van den predi­kant Sp e ljardas vervaardigde. Hij legde zich met de borst toe op het schilderen van wachthuizen, sehermutselingen, slagen, legertogten, plunderingen en dergelijken en maakte goede prizen voor zijne kunst. Ook legde hij zich op het etsen toe, Bartsch vermeldt vier zijner etswerken, de Veld. slag, een liggende hood, de Reizigers, de drie tionden. Hij stand to Gornichem in hooge aehting, bekleedde ear de Bur­gemeeeteriiike waardigheid en verdronk in 1690 op reis twee urea van, Dordrecht. Zijne .beste schilderijen zijn buitenslandi,-voor een zijner teekeningen, Terugkoinst an sone jacIttpartiji werd op de verkooping van De V o s f 60 betauld. Ben stet zijner etsen gold op deverkooping van den Grave von f 1614, Zijn portret Tindt men o. a. bij Ho u br aken en Dwava m s. Zig.riklgs.Immerses Kramnv; _K o_us en& Rive. court. VERSeHURING, (Wium.m), soon van den vorige, werd waftraehijnlijk is 1457. to Gorinehem geboren, genoot eerst het onderwijs van zijn. wider, hitertiat van J o h an n e a V e k o la e van Delft. Hij schilderde beeld ijes en portretten, dock liot die kunst men. lit wag burgemeester en qntvnger in zijn geboortestad. Zia fmraerz-0.1; VERSCHURING (HENDRIK), zoon van den vorige, was een groat verzamelaar en tevens vlijtig beoefenaar der kunst. In het Museum Boy mans te Rotterdam, berustte een zijner sehilderijen, voorstellende Eene dame, in gesprek met een naatt Naar etaanden heer. Ook graveerde , hij in mezzo-tinto. Hij bekleedde te 's Hage een aanzienlijke post bij de Finan= tien, was in 1762 hoofdman der confrerie-kamer en overleed in 1769 in den ouderdom van 74 jaren. Zie itamerzeel; Kramm. VERSCHURING (JoHAN), zoon van Willem Verschuring, Raad in de vroedsehap te Gorinchem, werd aldaar den 22sten Jan. 1700 geboren, ontving het onderwijs van den rec­tor G. Westhovi us in de oude tale!), legde zich te Ley­den op de godgeleerdheid toe en werd in Oct. 1722 predi­kant te Nieuwland. Twee jaren later werd hij te Gorkum beroepen, doch dat beroep wilden de Staten van Holland niet approberen wegens zijn jeugd. In 1725 vertrok hij naar Vlissingen, waar hij na 2 jaren en 4 maanden door de Coen heerschende ziekte werd weggenomen. Gie Vrolijkhert, VI. Kerkh ,b1. 225. VERSCHUUR (ALBREGT), een bekwaam porttetschilder, reeds in 1691 overleden. Zie Kram.m. VERSCHUUR (LiEvE), broeder van den vorige i Weide te Rotterdam in de laatste lielft der 17de eeuw. Hij deed tot oefening en wanrneming van den Italiaansehen hemel en de uitwerking van bet licht op de schilderachtige titreken en stranden aldaar, met Johan van der Mee r, een rein naar Rome, vestigde zich vervolgens te Rotterdam en legde zieh aldaar op het zeeschilderen toe. 's Rijks Museum te Amster­dam bezit van dezen meester twee stukken. Waarvaan het eene voorstelt bet Inzeilen van Karel Stuart te Rotterdam, rijk ge­ordonneerd, bet andere stelt voor een Zee, rijk met sehepen voorzien, op een van deze ziet men de teregtsteliing van den heelmeester, die gepoogd had den .ddmiraal van Nee te ver­ giftigen. In 1691 was hij reeds overleden. Zie I:mmerzeel; Kramm. VERSCHUURING, Zie VERSCHURING. VERSLUIJS (C.), te Vlissingen geboren, studeerde te derwijk, waar hij in 1771 tot meester in de rechten promo­veerde, na het verdedigen eener Dissertatio Arid. exhibens Diferentias quasdam furls Romani et consuetudinum Pas!. singanarum. 40. 13* VERSLUIJS (Commas), beroemd regtegeleerde, in 1656 te Vlissingen geboren. Hij werd in 1684 Raad, in 1687 Pen­sionaris honorair, in 1692 pensionaris, in 1719 burgemees­ter van Middelburg. Ook was hij Advokaat Fiskaal van den read van Vlaanderen, Bewindhebber der geoctroieerde 0. I. Maatschappij. Hij overleed kort na zijne verheffing tot de burgemeesterlijke waardigheid. Men heeft van hem : .Eenige Aanteickeningen op verscheyde saken en 44rtikelen in de gedruckte costumen der stad Middelburg. 's Gray. 1705.4°. Costume., Ordonn. en Statutes der stad Middelburg enz. met de aanteekk. van Mr. I. de Timmerman en die van Mr. C. Versluys (herdrukt) Middelb. 1771. 4°. Afgeperste Perantwoordinge voor de wettige Regeringe der stad Middeiburgh, zoo als deselve was geconstitueert in den fare 1702, en verhael van de verdere oorsaken en uyt­sporigheden, waardoor oock in den fare 1703 de stad Mid­delburgh in den geduyrighe onruste is gehouden. 's Gravenh. 1707. 2 dn. 40. Zia Le Rue, Gel. Zeel. bl. 153, 136; Cat. d. M. v. N. L. D. II, bl. 142, D. III, bl. 340. VERSLIJPE.A r r en berg vermeldt zijne Predikatien. 20 dln. 80. Zie Naand. 540. VERSLISPEN (Jon A.NNES), tooneeldichter. W it sen G e ij sbeek vermeldt van hem : Carolus de rifde, zegepraalende over Johan Frederik van Saxen. 1727. De Boere Edelman, kluchtspel. Zie B. I. C. Wb. D. V, bl. 458. VERSNEL, (ENGEL), in 1763 te Rotterdam geboren, was steen- of beeldhouwer van wien men marmeren basrelieven heeft. Zie Immerzeel; Kramm. VERSPRONCK, (CORNELIS ENGELSEN), geboren te Gouda, leerling van Cornelis van Haarlem en Caret van Mande r, schilderde Regenten-stukken o. a. de Regente.sen van het St. Elizabeth. gasthuis le Haarlem 1641. VERSPRONCK (GERARD), zoon van den vorige, een goed historie-schilder. VERSPRONCK (JAN), broeder van den vorige, uitstekend portretschilder, leerling van Frans H a 1 s , vestigde zieh in Frankrijk, wear hij portretten van Staatslieden, in den trant van zijn meester, vervaardigde. Hij bloeide in 1661. Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert. VERSPUY (GusBERTus JOHANNES), noon van Jo h an n e s Verspuy en Jannetje van Kersen, den llden Augus­tus 1823 te Gouda geboren, had reeds vroeg onweerstaanbare neiging voor de kunst, oefende zich in het teekenen en schil­deren oiider C. Borsteegh en J. E. B. Terbeek en leverde lvele stadsgezichten en landschappen top de tentoon­stellingen. In 1840 werd hij na den dood zijns vaders, die eene broodbakkerij deed, in diens bedrijf opgeleid, en gaf tevens zoo buiten als binnen de stad zijner inwoning les in de teekenkunst. Hij huwde den 2lsten Mei 1852 Sophia Bokhov en en overleed in zijne geboortestad den 30sten November 1862. Kramm geeft een uitvoerig bericht nopens zijne kunst. Zie Kramm en dant, bl. 157. VERSTRAATE (LAMBERT) of DE RUE. Zie De la Rue. VERSTRAATEN (LucAs),. als schilder en teekenaar van landschappen bekend. Kramm vermeldt van hem : eene sehil-derij voorstellende, een winter met schaatsrijders. Zie Kramm; Cat. Floes van Amid, bl. 83. VERSTRAATEN of VAN DER STRALTIEN (NicoLAAs), in 1680 te Utrecht geboren en in 1722 te Londen overleden, was een teekenaar en landschapschilder van naam. Zie Kramm. VERSTRAELEN, (J. H.), een graveur, die omtrent 1620 bloeide. Hij graveerde o. a. een plaat voorstellende het lijk van Maurits 1625, ook een kapitale prent, Gezigt op de dad Utrecit, 4 bladen groot, piano, naar eene teekening van Joost Cornelis Droogsloot, een Platte grond der etad Amer& foort, enz. Zie Immerzeel; Kramm. VERSTRALEN (HENDRIK JANSZ.) van Utrecht. Hij ver­vaardigde in 1588 een Caerte van de Bpaensche Vlote en andere, vermeld bij K r a m m. VERSTRATEN (HENDRIK) Zie LA RUE (HENRY dn). VERSTRATEN, (Hansa.= IAN8z.) Zie VERSTRAELEN (HENDRIK JANsz.) VERSTEECH (WILLEM), stempelsnijder, vervaardigde vex.. scheidene: werken voor den $taat b, v. een penning Qp de verovering van de zilveren vloot 1629. Zie Kramm, Aani. bl. 157, 158. VERSTUG (H.) schrreef over het ligen van Cfaristue. Utr. 1700 4o. Zie Arrenberg bl. 540. VERSTEEG,' (JAN), beurtpchipper van Dordrecht op Duin­kerken, schilderde en teekende watergezichten, schoon hij nimmer eenig onderwijs had genooten. Hij was de vader van VERSTEEG (MICHAEL), den 30sten Augustus 1758 te Dordrecht geboren. Hij werd in de teeken- en schilderkunst onderwezen door A. van Wanum en 'Tor is Ponse, den jongen. Hij hield zich eerst bezia met het cupieeren van bezig schilderijen van voorname meesters J a n , den_ vader van den bloemschilder W illem van Leen, die een seliiicler­winkel had en kiinsthandel dreef; ook schilderde hij toen zeegezichten. Later leg-de . hij zich op het schilderen van kaars­en lamplichten toe en verwierf daarin grooten. Toon. In 1819 waren er op de te Dordrecht gehouden tentoonstelling 6 schilderijen van dezen meester. Op de verkodping van V a n der Linden van Sling eland gold een schilderij van hem f 1,215 en op die van Bernet een binnenicarner, waarin een bevallig meisje, met een koperen blaker in de eene, en een kaars, die ey aansteekt, in de andere hand, over eene tafel ;teat, en bij; bear een jongeling met een cloucle patrijs in de Amid 1 1,635, Teylers Museum bezit van hem eenksuken bij kaarsliclit, .het Paviljoen to Haarlem cell 1caars. en lamplicht. In de Annales du Salon de Gand, vindt men in omtrek zijn spinnend vrouwtje bij lamplscht, dat do Gentsche ten.-toolistelling van 182.0 versierde. Volgens Kr am m, vereerde hem Napoleon I met een be­zsek en koeht gene schilderij van hem voor 6000 Fr. was lid der 4de kl. van het Kan. Ned. Instit. Hij overleed. to Dor­drecht in Nay. 1843 en werd door pictura den 141den dier maand plechtig begraven. Zie van Eynden en van der Willigensi 113;tViiVis *el ;Kramm; Feeriv. van Piciura 1825. Handelsbiad 1843 N 374 80. Ccd. an Po*. Cony. Lexie. N. o bu,s 04 0 Ilivqcqurt, Verwoert, VERSTEEG, (NicoLA.As), den , 11 October 1700 te Rotter-dam gebPro1.4 twoefende den koophan4lel en die poay. Hij was kunstbroeder van de Hae s, S mit s, van der Pot, en iiledeopiiektor van het kansigendotsehap Nature et ifrte. Hij overleed in Sept. 1173. Men beeft van hem: Zegepralende lieftle revraerspel, Rott. 1162. 80. Mona 1.11 XII Boeken met Aet portret van des dishier. 1778. 4o. Zie cla Vries, Gulch. d. Ned. Dichtk. 0. 1I, bl. 143; van /tam­pon, Ban. Ouch. d. Ned. Letterk. D. 11, bl, 102; Siegenbeek, Geschied. d. Ned. Letterk. bi. 255 -Witten Gabs book, B. A. a ' an de Rivecourt, fn., D. V, bl. 456; Verwoert; Kobus renberg 540; M u1 I er, Cat. v. portr.; Cat. d. it. v. I. L. (`eg). VERSTEEGH (DIRK), vermaard kunstverzamelaar en tee­kenaar, vooral met t wart krijt. Hij was lid der IVe klasse van het Dorn. Ned. Inst., Road van Besthur der fors. Akadetnie te Amsterdam, waar hij overleed den Mien Dee. 1822. Zijn nagelaten kunst, vooral oak van medalien, en antiek beet• werk is in 1823 te Amsterdam verkocht. Zie van Eijnden van der WilligeniKr&mia; Muller. t. s, p.Westcndorp en Reuvena, itntiquit, to. II, hi. 2. VERSTEEGII (hcoBtrs), te Utrecht geboren, gaf ontier­ws in de teekenkunst en teekende landschappen en (Imps­geziehten, oak etste hij eenige prentjes. 114 overfeed te Jutphaas in 1816. Zie Kramm. VERSTEEGS (JAcosus). Zie VERSTEG (JAcons), VERSTEGE (BERNARD JOOST), ZOOft van Go tieWilt1 V6r­etege en. Maria Geertrui Sehluiter, in 1723 te Zutphen geboren, werd in 1747 in de regeering zijner ge. boortestad gekozen, en bekleedae sedert de voornaamste maardigheden, ook die van Buriemeester zijner geboorte­&tad. Vail 1281-1787 bragt hij belangrijke adviezen uit ter stails- en stastsvergadering, doch weal in 1787 nit zijne openbare betrekkingesi ontslageo. In 1795 gaven de burgers hem een bewija van genegenheid, door hem, die wegeus Aktdardom en ziekte niat kon gnarl, ten stadhuize te dragen. verzoeht echter wetdra zijn ontsia,g eu overleed 2 Sept. 1796. Hij was gehuwd, 1 met. Johanna Catharina $ a al, 2 met Anna van. Si in geLanUt en liet kinderen Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Itiveeourt; Verwoert. VERENBGEN (JAcoBus),, bekwaam potretsebild0. ,4tobilderie a. et. de beeldtenis van, den dichter J. Nomas, dear Ho f r ak ea gegra meth, Zie Kramm; Imnierteei;.t. p. VERSTER (ADRIAAN), te 's Hertogenbosch geboren, werd predikant te Huisduinen (1701), Boven-Karspel, (1709) en Dordrecht (1717), waar hij in 1760 emeritus werd, en in 1762 overleed. Hij huwde Cornelia Rees. Hij schreef : Nederlandsch Lof offer gehouden op den Bedendag den 3den December 1710 uyt Psalm LXVI vs. 23 Ald. 1710. 80. Zie S cho tel, Kerk. Dordr. D II, bl. 359; •Glasius, Godgel. Ned.Brans, Kerk. Reg. bl. 2; Abcoude, Aanh. hi. 224; Panw en Vee­ris Kerk. Alph. VERSTER ' ABRARAMSZ. (Mr. JEAN Louis), Drossaard van St. Michielgestel, advokaat te 's Bosch, was beoefenaar der Nederd. letterkunde. Hij was sedert 1 Juli 1777, lid der Maats. v. Ned. Letterk. en overleed in 1795. Deze Maat­schappij bezit van hem 2 handss. Lijst van woorden voorkomende bij Huygens in zijne Noorn­bloetnen en niet algemeen bekend en in gebruik. Alphabeti­sche orde 28 bladen fol. — Woorden in de Meijery van 's Bosch gebruikt wordende, tweederlei verzameling op losse blaadjes langw. 80. Zie Cat. d. M. D. I. bl. 63, 65, Schotel, t. a. p. D. II, bl. 518. VERSTER (F.). Van hem hebben wij een Bericht wegens twee oliphantsbeenderen enz. met eeniqe aanmerkingen over aezelve. Met afb. in Verb. v. d. doll. Maats. 1786. bl. 55 van de berichten. Zie Holtrop. lo. bl. 373. VERSTER (JEAN Louis), zoon van Jasper Verster en Catharina Dignis de la Motte, werd den 20 April 1745 te 's Hertogenbosch geboren, studeerde te Utrecht in de godgeleerdheid, werd predikant te Zuilen, (1770), Wage­ningen (1772), Dordrecht (1772) en Rotterdam (1777), waar hij den 21 September 21sten September 1814 overleed. Het Zendelinggenootschap in ons land heeft aan V er s t e r zijn stichting te danken, zijnde het ten zijnen huize en onder zijn voorgang, dat het den 21 December 1787 werd opge- Zijne ambtgenoot A. d e V ri e s hield eene lijkrede op hem, die bet Hat ziet. Hij huwde ma Frederik a Vilhelmina Prudentia van Wilmsdorff en met Kornelia Kersseboom. Hij schreef: Disquisitio in Hos. .7, qua delnonstratur, promissionem regno Judaic° factam, totarn quantam esse intelligendam de liberatione per Angelum Dei ex potestate Assyriorum, reg­nante .Hiskia, in Opuscula Societ. cut tessera Tendimus ad idem et tandem fit surculus arbor, T. II, Zie De Vries, Leerr. over Joh. XI: 10; Brans, Serk. Beg. bl. Ypey, Berk. Gesch. der XVILIde eeuw, D. um, bl. 690; SchotelKerk. Dordrecht, D. II, bl. 531; Harderwijk, Naaml. en Le­vensbgzonderheden der predikanten van Rotterdam, bl. 95, 96; G1a­sins, Godgel. Nederi.; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. VERSTERRE (DIRK). Van dezen meester bestaan teekenin­gen met de pen en 0. I. inkt, geestig van ordonnantie. Zie Cat. Ploos van Amstel, bl. 208; Kramms VERSTOLK (A. H. HORDIJCK). Van dezen tooneelschrijver heeft men : De Halve ring, trsp. U. h. Hgd. van W. Thombrink. Rott. 1794. De Woestijn, trsp. n. h. Hgd. van D. Bell. Aid. 1794. Het blacidje is omgekeerd, trsp. n. .Hgd. 's Hage 1798. Zie Cat. d. M. v. N. L. D. lb. hi. 210. VERSTOLK VAN SOELEN (JAN GUSBERT) werd den 21 Maart 1776 te Rotterdam geboren, legde zich te Gottingen onder den beroemden Ma r t e n s, en later te Kiel op de Rechtsgeleerdheid, het Staats- en Volkenregt toe. Na onze inlijving in het Fransche keizerrijk werd hij prefekt van Friesland en na de afschudding van het Fransche juk, gezant aan het Russische hof en later Minister van Buitenlandsche Zaken. Na zijn aftreding in 1841 legde hij zich met verdubhelden ijver op de uitbreiding van zijn beroemd kabinet van schil­derijen, teekeningen, en plaatwerken toe. Hij overleed den. 3den November 1845 op zijne heerlijkheid Soelen. Zijne schil­derijen werden te Londen aan een En„aelschman voor f 280,000 en zijn papierenkunst in 1847 in het Huis met de Hoofden te Amsterdam verkocht. Verstoik was Grootkruis der Ridderorde van den Nederl. Leeuw, Lid der 4e kl. van het Kon. Ned. Inst. en van de Maats. van Ned. Letterk. Hij gaf ook in het licht : Recueil de prices diplomatiques relatives aux afaires de la llollande et de la Belgique en 1832. La Haije 1831-33 3 t, 3o. Zie van Eijnden en van der Willigen; Immerzeel;K r a m m ; Kunstkronijk 1846, 6 aflev. Verslag der jaarl. Vetg. vanLetterk. 1846, bl. 14 voIgg.; Bosse ha, Ned. Heldend. D, III bl. 683;Niederl. Museum I, 1828. II, 8°. VERSIJL (PIETER), dichter uit het begin der 18de eeuw. Hij gaf in 17 71 een hersdicht lifenalkae, herderskout in het licht. Zie Witsen Geijsbeek, D V, bl, 456; Verwoert. VERSTOCK (PRATER GASPAR),!' Religieus van St. Ber- aan de Schelde, :wordt door sommigen veor den sehrper gehouden van het bekende Antwerpsch OronMe. Leiden 1743. 4°. Zie v. Doorninek. Psedd. en Anon. No. 1151, 2672. VERTANGEN (DANIEL), kunstschilder, in 1598 te 's rage geboren, was een leerling nit de school van Poelenburg, dien hij in koloriet, ordonnanties, stoffaadje en nitvoering zoo be­driegelijk navolgde, dat zijne tafereeltjes wel eens voor het werk van zijn leermeester verkocht werden, schoon zij bij ver­gelijking er nog al bij te kort schieten. Twee zijner kleine stukjes golden op de verkooping van Teengs f 142. Hij overlaed te 's Hage in 1657. VERTIELT (BANTEtoLomnus), weduwe te Vlake, leefde in 1308. Haar zonderling testament wordt medegedeeld in de .Cron. v. h. Ilia. Gen. D. VII, bl. 239.. Zie ook : J. ab Utrecht Dresselhuis, Het testament van Vertielt, getiteld in 't jaar 1308. Bene bijdrage voor de kennis van Oost-Zuid Beveland in Zeeland 1853. bl, 10. VERVEEN (ANDans CRIJNEN), prins der Goudsche rede­rilkerskaraer de Goudsbloem, wt Jonsten begrepen, verscheen den 34 Mei 1620 op het landjuweel te Mechelen met een refereijn en een liedeken. Zie Witsen Gijsbeek, D. V, bl. 455, 456. VERVEER (ARiz HIIYBERTSZ), te Dordrecht geboren, was sedert 1646 lid van het St. Lucasgild aldaar. Hij schilderde hiatorien, meeet met naakte, onbevallige portretten. Zijn schilderwijs was ruw en zijn koloriet taankleurig. Mogelijk is hij dezelfde met VERVEER (ADRIAAN), ook een Dortenaar, die in 1672 een allegorisch schilderij voor het Schipluiden-gild, dat door Balen, Beschrijo. v. Dordrecht (D. I. bl. 160) en door Kramm beschreven is. Hij schilderde ook de portretten van versehillende aanzienlijke o. a. dat van Corn elis de Witt. Zie Immerzeel; Kramm. VERVEER (JAN), dichter, te Rotterdam geboren, behaalde in 17'17 een zilveren eerepenning bij het Haagsche Dichtge­nootsehap met een dichtstuk, getiteld : De voordeelen van den Christelijken Godsdienst voor de Burgerltyke Haat­schappij. Behalve eenige eerste gelegenheidsstukjes besitten wij nog van dezen dichter. De leden der 348jarige kamer der Goudsbloemen, daar men schrifft uit Jonste begrepen, aen de Wel&l. Grootachtb. Begering der stall Gouda bij den aenvang der jaren 1185.Gouda 195. Tafereel van het beste huwelijk. Rott. z. p. omstreeks 1780. Vaerzen voor Gapellen tot den .Pol (met Bacot en No m sz.) Amst. 1785. Zaire trap. n. h. Fr. van De Voltaire. Dordr. 1790. Cora of de zegeprael der Liefde op het bijgeloof. Trap. Ald. 1790. Dichtgedachten by de beschouwing van 's lands deernie­waardigen toestand na de oorlogsverklaring der Engelechen in 1780. Zijn dichtstijl is mannelijk en krachtig. Hij was ook re­dacteur van het Saterdags kroegpraatje. Rott. 1787, 3985 (bet laatste blaadje Sept. van dat jaar) en van de Zamen­spraakjes tusachen Klaartje en Tryntje z. pl. en jr. 4°. een Tijdschrift, in vorm en druk aan het eersto gelijk, Zie Witsen Giisbeek, D. V. bl. 456, Verwoert, Cat. d. M. v. N. L. D. I, bl. 228, 264, 276, 6 bl. 210. D. II, M. 544. v. Do or­ninck, Anon. en Pseud. No. 2543. VERVEER, (.), Generaal-majoor en ridder der beide Nederl. orden. In 1838 werd bij naar de Kust van Guinea gezonden, am den opstand van een der Negervolken tegen het Nederlandsch gezag te denipen, welk doel hij volkoraen bereikte, door de beteugeling der Hantascbe bevglking, wier opperhoofd Bonsoe in zijne magt geraakte, en bet tegen hem uitgesproken doodvonnis onderging, ter plaatse, waar in 1817 de Ambteuaar Ore rn e r en de Luitenant Ma a s s e n verra--derlijk door hem waren vermoord. Hij bewees een gewigtige dienst aan zijn Vaclerland door het aanknoopen van betrek-kingen met den koning der Ashantijnen, Hi' overleed den 22 Augustus 1838. Zie Verwoert. VERVEER.), Kapitein ter zee, onderscheidcle zich in de krijgsbedrijven op de kusten van Portugal, in de Middel. Zee en in het Noorden 1654-1664. Zie J.. C. de J o n ge, Ned. Gem. D. II, 131. 260. VERVOERT (FBANciscus), te Mechelen geboren, werd Franciskaan en minister provinciaal in Belgie. Hij schreef verschillende godsdienstige werkjes en overleed den 24 Nov. 1655 in zijn geboortestad. Zie Val Andreas, Bibl. Belg. F opp e n i Brbl. Belo, LI, 816. YERVOnT (GEU4BDUa), Minnebroeder te Oeut, Iperen on Odom euxlimix en LecUr, overlod in 1516 to Velum. Men heeft van hem : In Orationem Dominicam. Antv. 1594. 80. In passionem Dominicam Oorciones De praestantiasinin Nove Terlanestidonis.-Loran. 1593. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 285 ; Foppens, Biel. Belg. T I, p. 362. VERVOORN (ELISABETH) of V e r v o o r e n, doch ter van Jacob V e r v o o r n, burgemeester van Gorkum, Gecommit­teerd ter vergadering van de Heeren Staten van Holland en van Klara van der Steden, den 9den September 1611 te Gorinchetn geboren, huwde den 9den 1648, mr. Johan van Some re n, bij welke gelegenheid Jo h. Spiliar s Fr. Plante, It. de Carpentier en A. van Someren, Med. Dr. gedichten vervaardigden. Zij overleed den 7den Oct. 1657, vijf kinderen nalatende. Haar echtgenoot betreurde haar ver­lies in een Fransch, J. van Aelhuizen en anderen in een Latijnsch gedicht. In de Uytspanninghen der vernuften ont­moet men uitmuntende gedichten in het Latijn, Franscb. en Hollandsch door van Someren ter barer eere vervaardigd, ook wijdde hij haar zijne Heylige dagten toe. Zij zelve was eene verdienstelijke dichteres, blijkens hare gedichten zoo in de Uytepanninghen van hares echtgenoot als in de Uytne­mentheit des vrouwelicken geslachts van van Beverwijk. Zie J. van Bev er wijk t. a. p. bl. 281; Uytsp. d. vern. bl. 172,178, 414, 486. 301-304, 426, 417; Schotel, Letter- en Oudheidk. Avondst. bl. 158 ; v. d. A a, N. B. A. 0. Wb. VERVOU (FREDERIK VAN) tot Martenahuis, ridder, zoon van R a a s van V e r v o a een Luiksch edelman, en E m e­ , rentia van Grumbach, weduwe van Jan van Egmond Merest e ij n, mede-erfgenaam van de goederen van den hoofdtak van het geslacht Martena, werd in 1557 te Fra­neker geboren. Reeds in zijn jeugd was hij de zaak der vrijheid toegedaan en werd hij page bij den graaf v a n der Mark te Luik, die in zijne armen stierf aan de:gevolgen van vergif. Vervolgeus. bekleedde hij onderscheidene, zoo militaire, als politieke betrekkingen, trad in Friesland op als kapitein en verdediger der goede zaak, bekleedde de post van hofmeester bij den stadhouder, graaf Willem Lod e-w ij k va n N a s s a u, en werd aangesteld tot bevelhebber van 't fort te Delfzijl, later van Emden. In 1609 leefde hij ambteloos in Franeker, in 1616 trad hij in de staatkundige loopbaan, . vertrok als lid van den raad van State naar Hage en werd tot belangrijke zendingen gebruikt, zoo als naar Groningen om de oneenigheden over de bezetting van Delfzijl of te does, met den thesaurier Generaal de B ij e naar Zeeland, ter vereffening van den geschillen aangaande de quota. Als lid der Staten-Generaal werd hij in 1620 met anderen naar Engeland gezonden, ten einde een nieu w ver­bond te sluiten voor het eindigen van 't bestand, bij welke gelegenheid hem de koning tot ridder sloeg. Hij stelde, gedurende zijn verblijf te Franeker, zijne Gedenkwaardige geschiedenissen van 1568-1610 op, die later (1841) door het Friesch genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde zijn uitgegeven. Het tweede deel dezer Gedenkwaardige ge­schiedenissen 1610-1620 zijn nog niet uitgegeven. Gedu­rende 36 jaren stood, hij in vriendschapsbetrekkingen met Baudartius en bood hem de behulpzame hand bij het zamenstellen zijner Memorien. Hij huwde T e t of J el v a n Oosthem, en overleed in 1621, zijne zinspreuk was : Sine labore nihil. Zie S ch e 1 t em a, Staatk. Nederl. Stanzb. v. Friesl. Vrije Fries , D. I. bl. 126, 217 ; Eekhoff, Stedel. Bibl. v. Leuw. bl. 7, Mr. A.T e l t i n g, Voorber. van de Gedenckw. Geschied. V erwoert; Ko ­bus en de R i v e c o u r t, Navorscher. VER VOUW (HESSEL LAES.zoon van Frederik van Vervouw en Jet van Oosthem, werd den Eden Junij 1614 tot -Grietman van Franekeradeel gekozen. Hij komt voor als volmagt ten landsdage in de vergadering van 3 Julij 1619, op welke het verhandelde in de Synode van Dordrecht betreffende de reformeerde religie werd goedgekeurd ; dock de •kerkorde aldaar bepaald verworpen, en volgehouden bij die, welke tot op dien tijd toe, hier te lande gebruikelijk was. Hij huwde Sj o u k, dochter van J o o s t O c k i n g a en Saepk van Cammingh a, die hem eene dochter schonk. Zijne weduwe hertrouwde met Pi et e r van C a m m i a g h a, Heer van Ameland. Zic v. S min i a, N. Naaml. v. Grietm. bl. 194. VERWELT of VERWILT (FEAT cols), in 1598 te Rot­terdam geboren, leerling van den landschapschilder Corn e­lis D u b o is en van Poelenbur g, dien hij echter niet over­trof. Hij werkte in een aangenamen en helderen trant, zijne figuurtjes zijn geestig. In 's Rijks Museum te Amsterdam vindt men van hem bet portret van het zooutje van den Luitenant Adiniraal „dart van Nes op 7 of 8jarigen leeftijd. Zie Immerzeel, Kramra. VERWER (ADRIAAN) Deze geleerde beoefenaar der Neder­duitsche taal en letterkunde, gaf in 1707 onder de Pseudo­nien van Anonyinus Batavus in het licht : Idea Linguae Belgicae Graminatica, waarin hij de geschiktlieid onzer moe­dertaal voor poezy en welsprekendheid betoogde,' -daartoe uitgelokt door een brief van zijn vriend L. ten Kat e, daarna in 1710 nitgegeven met den titel : Gemeensehap tissschen de Gothische sprake en de Nederlandsche, ook door Duitsche geleerden geprezen. Onder denzelfden Pseudomien sehreef hij een Brief ton den Heere Adriaan Beland tot tlkenschap van de Aenmerkingen van den Heer 4rn. Moo- UM op dative Idea, Utregt 1709 80. Ook bezitt-en wij van zijne hand : Hat movn.aangezigt der Athisterie afgerukt, of de weder­legging der zedwkunet van Spinoza en Nederlandsche Zee reebten, averije en bodemerijen. Amst. 1707. Ook bezorgde hij tune uitgave van Dr. W e ij tsiu s, boelt over hetzelfde onderwerp. Abcoude schrijft hem het Leven van Aldegonda, Gertrude en Agnes. Antw. 1666 m. pl. en Voorreden over de Inleijdingh tot de Christel. Oodgeleerd­heid toe. Zie Ypeb, Gook. d. Ned. Fiala, D. I, bi. 310 ; S chotel, de me. rids Iluydecoperi p. 60 S i e g en bee k, Belot. Gesch. d. Ned. Letterk bl. 320, 321; van Kampen Bekn. Gad:. D. IL bL 101; 10. Door. ninck, Anon. en Pseud. No. 805, 1655, 5208; Verwoert; Kobtig en de Rivecourt. VIEWER (Apia/IAN DE) een goed teekenaar, bloeide in het midden der 18de eeuw. K r a m m vermeldt van hem : Het Hof en de Cantzely te Oleef, over de Maan te zien in Mey 1746 en een Idem, van de andere zgde te zien beide in fo. Zie van Eijnden en van der Willigen, D. I, bl. 298 Gramm. STERWER (CoaNzus DE) wordt door Nagler ala teekee naar vermeld. Zie Kramm. VERWER (Pima ADRIAANSZ.), waarschijnlijk een zoon van den votige, vettaalde vele Fransche en Engelsche wer­ken, b. v. Godgeleerde, Historische en oordeelk. verhande­ling over het nieuwe Testament met een kort begrip der . Iilvangelische en Apostolische Geschiedenissen tilt het Zr. van ifeeren Beausobre en L'Enfant. Amst. 1749. David Simple, de verstandiqe Engelsche leerrneesteres ent. Haarlem 1780. 80. Amelia, door Fielding schitdknaap. Marl. 1792. 2d. Leven van (Mfr. Henrietta Stuart, de verligie Branirin, enz. Ook schreef hij een oorspronkelijkeu roman : Historic van het verletene en gelukkige Weeakindt Charlotte Timmers, gcschreven in den smaak vanden vondeling Tom Jones. Amst. 1751. 80. Ook zijn eenige vertoogen in De Phitan. troop of menochenvriend. Amst. 1752-62. 6 dn., 80. door hem uit het Engelsch vertolkt. Ilij behoorde ook tot de voornaamste medewerkers van den Holland Spectator, Fferedigeerd door Justus v an I ffe Amst. 173135. 12 din. 8°. bezorgde de Sae uitgaaf. Amst. 1756 en sehreef het !even vas Van Effen. Hij sehreef onder het pseudoniem, Mennophilms. Zie v. Doornink, Anon. en Pseudon. No. 3082, 4151; Navorscher D. XI, A bcond e, Nawnr. VERWER (Mr. WILLEM JANSZ.), advokaat en regent van het Weeshuis (1574, 1575 en 1580) en van het Leprozenhuis te Haarlem. In de Kunst en Letterbode 1829 No. 46, komt voor, een Extract uit een geschrift van W. J. Verwer aangaande de belegering der stad Haarlem, verg. ook Jaarg. 1850. D. I, No. 10. VERWERS (CA.THARINA) geb. Du s a r t, dichteres van het treurspel Spaansche Heidin en van drie Liedekens in de Amsterdamsche Mengelmoes. Amst. Gerrit Saiit 1658. Zie A. van Halen, Panpoeticon, bl. 274; v. d. A s, N. B. A. C. Wb. VERWEIJ (ABRAHAM), zoon van B e rn a r d us V e r w e ij, den 248te1 Maart 1793 geboren, werd in 1822 van den Leidschen dam te Leiden beroepen, bedankte in 1831 voor eene beroeping naar Amsterdam, was bij berhaling President der synode en werd in 1852 emeritus. Hij begaf zich naar 's Gravenhage ter woon en overleed aldaar. Hij was lid der Maats. an Ned. Letterkunde, waarvoor hij in April 1866 bedankte. Hij gaf in het lick: Leerrede ter gedachtenis van O. G. Akersloot, predikant te Leyden. Leid. 1824. 80. Zie Naaml. v. predd. te Leid, achter Orde der Feest en Lijdenstekstenbl. 136. Gedenks. d. Maats. v. Letterk. bl. 60. VERWEIJ (BER,NARDus), in 1772 geboren, studeerde te Franeker en verdedigde in 1792 onder den Hoogleeraar Verseluir eene Assertatio de origins el causis insani idolutriae amoris et studii, maxime in genie Israditica. In 1794 werd hij predikant te Marssum, in 1803 te Bolsward, in 1806 te Zutphen, in 1 808 to ilage. In 1821 verkreeg hij zijn enieritaat en overleed den 27 0ten Junij 1835. V e r w e ij was een verdienotelijk man op bet veld van het praktiseh Christendom. De Maatsehappij tot Nut van st Aigemeen bekroontie in 1802 Rijn betoog dat de godedienet Been beletsel is voor •geoorloofd vertnaak met aanwigzing van de middelen om voor te komen, dat ha vermaak zondig tvorde es in betzelfie jaar zijn Schoolboek, Ben kort begrip der Bijbelsche Geschiedis met gond, vroeger had zijne Ver­handeling over de bate wijze, hoe men minkundigen het klaarste en gemakkelijkste den schepper kan leeren kennen in z3ne voltnaaktheden uit zijne werken, den zilveren eerepen­ning behaald, ook bekroonde het Genootschap ter verdedi­ging van de Christelijke Godsdienst zijn verhandeling over de voortreffelijkheid en het nuttig gebruik maken van het gebed des Heeren met het eeremetaal. Voorts gaf hij in het licht : Vaderlandsliefde, Godsvrucht, eerbied voor den koning, in het dank- en biduur, den 29 8ten Maart 1815 uitgesproken, Hage 1815. .Derde eeuwgetijde der Hervorming of bijdrage tot deszelfs viering in October en November. Ald. 1817. Leerredenen over de geschiedenis van Elias. Rott. 1818. 2 din. Christelijke droefheid en troost, herinneringen bij den dood van geliefde panden. Amst. 1821. De weg door dit leven. Overdenkingen tot regte beoordeeling en christelijk gebruik van het leven op aarde. Ald. 1823. Christelijk feestboekje voor Protestanten. Rott. 1824. .Evangelisch avondmaalboekje voor Protestantsche Christe­ nen. 2de dr. Ald. 1825. Uren voor de eeuwigheid geleefd. Tafereelen uit ha hoo­gere leven van een Christen. Haarlem 1824. De avond des levens, herinneringen bij het uitzigt in de eeuwigheid, met afbeeldsel van den schrijver. Amst. 1835. God zij net u! Ben christelijk handboekje voor Christe­ lijke jongelingen en meisjes in beschaafde standen 2e dr. Amst. 1810. De lijdende Verlosser, Een stichtelijk passieboekje. Rott. 1826. iSynodale Leerrede op den 2den Julij 1826. Ald. 1826. Godsdienstig jaarboekje voor bijzondere en huisselyke stichting. 2e St. Amst. 1827. .det adres aan at mijne hervortnde geloofsgenooten getoeist. Ald. 1827. Gedenk to sterven, overdenking ter herinnering aan de voorbereiding voor den dood. Ald. 1627. loop en uitzigt op de eeuwigheid. Haarlem 1828. Voorts vertaalde hij een menigte stichtelijke werken van Er h en burg en anderen. Vijfmaal werd hij ter Algemeene Synode afgevaardigd en in 1829 was hij Vice-president. Hij was ook Lid van de Maatsch. v. Nederl. Letterkunde. Zie Verslag der Algemeene Verg. d. Maats. v. Letterk. 1836. Glasins, Godgel. Nederl. ; Boekzaal 1835, D. II, bl. 95, 96, 263, 264; Aanh. op Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rive.court; v. Doorninck, Anon. en Pseud. No. 1791; Muller, Cat. v, Portr. .VERWEIJ (D.), neef van Di rck Doncker s, bekend door zijn Nederd. vertaliag van Virgilius, waarvan in 1688 te Gouda een 2de druk verscheen, was een middelmatig dichter. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. VERWEIJ (JA.cos), volgens J ö c he r, een Dortenaar, schreef: Ars testandi of Erimakingskonst 's Hage 1656. 80. Zie Jocher; A rrenberg, bl. 154. VERWEIJ (J.) gaf in het Licht: Hij schreef: Geestelijke betrachlingen tot opwekking in de vreeze Gods 1628. 8°. Erfmaking—konst. Leiden 1646. Zie A b co ud e, Naanal. bl. 383. VERWEIJ (JoHANNEs) of Ph or b a e u a, in 1648 te Delft (volgens Ri c h e r te (kJuda) geboren, stucleerde te Utrecht en werd door invloed van zijnen Maecenas H. van Bever­ ningh in 1618 Rector der Latiinsche school te Gouda, welke standplaats hij in 1687, ook door tusschenkomst van zijn Maecenas, met 's Hage verwisselde, maar revel's tot professor titulair in de Grieksche teal benoernd werd. Hij stierf oat­ trent 1692. Hij gal in het licht : Medulla 4ri.4archi Vossiani 1670. Goudae 1678. Nova via docendi Graecd, in gild tribus Declinationibus, et duabus conjugationibus breviter omits fiexio facili item et accurald ratione omnis literarum, syllitarum, guantitatum accentuurn, licenliae Poeticae etc. SIC tradiiur etc. Goudae 1684, cum indict vocum Graecarum R. Ketelu. Ibid. 1702. 8°. Dit werkje beeft nog versehillende uitgaven en tang tot schoolgebruik gediend. Ald. 1737. Hij arbeidde ook aan een nieuwe uitgaaf van Hesychius en een gr. Lat. en Ned. Woordenboek. Hij hield geleerde briefwisseling met N. He insiu s, Gr ono vi u s en J. A. Fabricius. Zie S a x e, Onom. T. IV, p. 185 ; Syll. Burrniani T. IV, p. 495; 611; J. A. Fabricii, Bibl. Gr. L. IV, C. 35, p. 653; J. Alberti, ad Llesjchium Prue f. p. XVI, et sect. II, p. XXI V—XX VI, Pa quot, Mean. VIII, p. 105-109; Le de b o e r, het Gtslocht van Waesberge bl. 175. Cat. Urevenn, T. VILE, p. 21; Jecher; Verwoert; Kobus en de Itivecourt. 14 VERWEIJ (SAMUEL), broeder van Bernarnus Voorn werd te Ylst in Friesland, waar zijn vader predikant was, geboren, studeerde te Franeker, en werd predikant te Arum (1801), Bolsward' (1806) en Dordrecht (1815), waar hij den -10den April 1840, in (len ouderdom van ruin 56 jaren, overleed. Hij huwde 1. Johanna Lycklama a Nyeholt. 2,(1825) Cornelia Jacoba Swart. Hij heat auoniem geschreven eene veihandeling over de Boekdrukkunat, en over Anna Maria van Schurman.:Afzonder­lijk verscheen Moed en Hope voor de toekomst. Dordr. 1830. Zie S ch o t el, lierk. Dordr. D. II, bl. 749-751. VERWEIJ MEJAN (Hr. GERARDUS WOUTER), zoon van Mr. Hendrik Ve r w e ij Meja n, President van de Regt­bank van Koophandel te 's Hage, en van Anna Elisabeth J o c.11 e m s, werd den 26sten Januarij 1796 te 's Hage ge­boren. Hij had reeds drie jaren de Akademische lessen te Leiden bijgewoond, toen Napoleon uit Elba mar Frankrijk terugkeerde. V e r we ij scbaarde zich onder de jongelingschap die de wapens ter verdediging van het vaderlaud opvatte, doch promoveerde vooraf (den 2Ssten Mci 1815) onder het rectoraat van Kempe r, in de rechten. Op eigen kosten trok hij met de compagnie vrijwillige jagers te paard uit 's Hage en lag met deze gedurende eenigen tijd te Parijs. In Maart 1816 werd hij advokaat, en zou zich aan dien stand, gebeel met zijne natuurlijke begaafdheden strooken­de, hebben gewijd, indien hij niet tevens bestemd was geweest, om zijn vader in het bankiershuis, Jochems en Zoon op te volgen. In beide werkkringen (aan die van ad­vokaat gaf hij echter den voorranz) was hij met goed gevolg werkzaam, en beoefende tevens tde letterkunde. In 1816 werd hij lid in 1819 en in 1832 bestuurder der Maatschappij Diligentia te 's Hage, was reeds zeer vroeg in de orde der vrijmetselaren en behoorde meer dan 2 5 jaren tot het opper­bestuur der , orde. Negen en twintig jaren bekleedde hij bet voorzitterschap der Loge r Union te Hage. Zijn verblkjf op Itijnetroom, een aangenaam buitenverblijf onder Aarlan­derveen, bij Alphen, gaf hem alnleiding tot het vestigen zijner aandacht op den Landbouw. Een verhandeling door Professor Johnston uit Engeland, in Diligentia geauden, bragt hem op het denkbeeld on] ook in ons vaderland eene Maatsdhappij van Landbouw op te richten, waarvan hij in 1847 voorzitter werd. Ook andere genootschappen, zooals het Leidsebe, Utrechtsche, de Dordrechtsche Flora verkozen ham- tot lid en in 1835 werd bij door de toenmalige Staten der no ongeplitste provincie Holland tot Lid der Tweede Kstiluer de; Skate. n-fieneraal verkozen en elided behoorde hij onafgebroken tot dien tak vat volksvertegeftwoordiging. Iij overleed op zijn gelierd Ri ./groom den Eden Aug. 1850, hij Zijne echtgenoote vrouwe H enriette Elisabeth Baronesse van 0 udshoor n, kinderen nalatende. Zfe verder F. A. van Rappard in Handel, d. Maats. v. N. Let­terk. 1851. VERZIJL (JAN FRANSZ), te Gouda geboren, bloeide in de eerste heift der 17de eeuw. Hij leerde ale teeken- en schilder­kunst Lij zijn stadgencot Aert van Wae s, reisde ter oefe­ning in de Kunst naar Italie, en zette zich, na zijne terug­komst, in zijne geboortestad neder, waar hij in 1647 overleed. In bet Aalnioezeuiersliuis te Gouda hangt van hem een groot stuk vertoonende de Regenten aan eene tofet, beziende het model van de nieuwe timmeraaeje van het teen gemaakte huis. Zie Walvis, Beschrijv. v. Gouda, bl. 338; Kramm. VERZUL (JAN GOVERTSZ.), to Gouda geboren, was een verdienstelijk schilder. Zie Verwoert. VET (JAN DAME of JOHAN DAMESZ. DE), te Leiden ge­boren maar van Gouda of komstig, een der verdienstelijkste leerlingen van Dirk C r a be t h , reisde door Frankrijk en Italic, en vestigde zich te Gouda. Hij sdhilderde beelden en portretten, o. a. een der stuk ken den Gotidse4.1n kriigsraad voorstellende op den Doele. Hij overleed in 1625 in dertig­jarigen ouderdom. Zie Walvis, Beschrijo. v. Gouda, bl. 338; Kramm. VETH (ADRIAAN), soon van Jan V e t h en van Barbara van Roze nbu r g h, te Middelburg geboren, was een be­kwaam staatsman. Hij werd Secretaris en Pensionaris zijner geboortestad, vervolgens Raad in den Hove van Vlaanderen, daarna Secretaris van Zeeland en in 1658 Raadpensionaris van dat gewest. Als zoodanig begroette hij Karel II, koning van Engeland in den Haag, en deed het bekende voorstel aan Holland om den Prins van Oranje tot stadhouder aan te stellen. Hij verwierf in zijne bediening de goedkeuring zijner meesters. Deze vereerden tot een aandenk en er van een kostbaren lampet aan de weduwe en kinderen. Boxhorn, de Mey, Cuneus en anderen hebben ziju groote geleerdheid om strijd geprezen. De eetste droeg hem in 1632 zijne uitgaaf van S 1 i n i i Pa­negyricua op. Hij huwde Elizabeth van der Markt, die hem twee dochters naliet en hij overleed den 258tea No.. vember 1663. F. G ru i w a rd t vervaardigde zijn Epitaphium. 14* Zie aronijk van Smallegange, D. I, M. 481; Aits em Zaken Stoat en Oorlog, D. VII, bl. 215; (ed. in 4o.); Boxhorncii Epist. Opdragt von Piinii Paneg. Epp. Ep 301, 390; F.Gruiwardt, Naekte Ontdekk. enz., bl. 20; J. de Mey. Opdragt zjjner atlegging en Bfdenkingen over eeniqe tnoeieliike pluatsen des p. 21; C a na e i ' N. T.; De la Rue, Gel. Zee. bl. 506; Scheltema, Staatk. Zed, Verwoert; Kobus en de Ri vecourt ; VETH (LUCAS DE), dapper zeeheld, voerde als Schout-bij• nacht, het bevel over net eskader in 1715 naar het Noorden gezonden. Zie De Jon ge, Wagenaar, V. H. D XVIII bl. 102. 143. VEITZELS (WILLE3r), Deken van St. Pieter . te Utrecht, werd in 1570 door die van Utrecht naar Spanje gezonden orn hunne zaak tengevolge van het vounis van Alva te ver­dedigen, waarvan hij zich "denim en vrijinoediglijk kwcet" Later bragt hij eenige kerkelijke kleinudien (zilverwerk) ondanks de It. C. te Utrecht, naar Emmerik. Zie Bor, Ned. Oorl. B. XV, bl. 218, 220 ; Wagenaar, V. R. D. VI, bl. 315; v. d. Monde, Tijdschlift, 2 St. 111, 301; D. VII. bl. 330. VEZEKIUS (BERNIIARDVS), in 1585 geboren, werd. in 1618, toen hij predikant te Echtelt in Gelderland was, voor de Synode te Dordrecht gedagvaard en wegens zijn remon­strantsche gevoelens van zijn arnbt verlaten. Na zijn afzet­ting vetrok hij naar Huussen in het land van Kleef, doch spoedig moest hij die plaats verlaten. Hij begaf zich nu. naar •Waalwijk, vervolgens naar Antwerpen, waar hij bij de caste algemeene vergadering der ballingen tegenwoordig was. Ten gevolge van het besluit aldaar genomen, dat de predikanten, die cooed genoeg hadden to ten het verbod der algemeene staten, naar hun land terug te keeren en daar het Evangelic te verkondigen, begaf hij zich derwaarts, en werd in Mei 1620 omtrent het dorp Kudelstaart, door Alb ert Bra ijn in k, Sekretaris van Enkhuizen, erkend, ge­vangen genomen, te Mijdrecht met tzeren kluisters aan .de beenen geboeid en naar Utrecht gevoerd, vanwaar hij eerlang naar 's Hage op de gevangenpoort werd gebracht. Daar werd hij ondervraagd en toen hij geen voldoende watwoorden gaf, met de pijnbank bedreigd en in een etrenge gevangenis de Mod genoemd, geworpen. Uit 's Hage zond men hem naar het tuchthuis te Haarlem waar zijne huisrrouw Jose phine de Remeij met moeite verlof verkreeg hem tweewaal per week te mogen bezoeken. Hij wist zich van een sleutel meester te waken en ontylood, na 15 maanden zittens. Hij begaf zich naar Hoorn, doch verloor andermaal in 1623 zijne vrijheid te Amsterdam, en werd tot eeuwige gevangenisstraf op het slot Loevestein ver­wezen, Hij wist echter te ontvluchten. Verder leggen zijn lotgevallen in het duister. Zie Brandt, Reform. (Reg.); Tideman, Rem. Broeders; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. VIAN EN (ADAM VAN), zoon van Willem Eerstensz. v a n Viane n, werd in 1570 te 'Utrecht geboren, huwde in 1593 met Aaltje, dochter van Aert Mathijsz Verhorst, die vijf jaren later reeds was overleden. Hij leefde nog in 1627 dock in het volgend jaar was hij reeds overleden. Hij was even als zijn vader een goudsmid, zPer ervaren in de boet­seer- en drijfkunst. Zijn werk bestaat nit zilveren beeldjes en basreliefs van betzelfde metaal op schotels, lampetkannea bekers enz. Op de Raadkamer te Utrecht berustte een zilve­ren lijst van een zeer grooten spiegel, rijk met tropheen, cherubijnshoofdjes enz. versierd, alles basrelief, volgens K r a in in een vorstelijk werk. In de Nederlandsch-Portugeesche kerk te Amsterdam bevindt zielt order een aantal kostbare kunst­stukken een groote schaal, waarop de voorstelling van de koningin van Seba voor Salomon, gedreven is, met verder zeer rijk en sierlijk bijwerk, zoo voortreffelijk bewerkt, dat men niet schroomt, dat schoone kunstwerk bij dat van Ce.. lin i te vergelijken. Men vindt van dat kunststuk nog een fraaije houtsnede. Op de verkooping van Moyet (A msterd. 1853) komen van hem voor: vijf stuks kleine ronde basreliefs, voorstellende Daniel in den Leeuwenkuzl, Susanna en de boeven, de ontmoeliag van Jalob en Ezau, Prins Maurits te paard en Curteus zich in dea atirond storlende ; op die van Mecr. Hogguer (Amst. 1817) Eene Drinkschlal, nut Bacchus en Ceres er op, voor f 95 verkocht. Het meeren­deel zijner kunststukken is in plaat gebragt door Th eo do­rus van Kessel. Zie Immerzeel; Kramm'; Berigt v. h. fist. Gezels. to Utrecht 1846, bl, 139; Tijds. van Gesch. en Oudh. van Utrecht 1841 bl. 242; Nederl. Maguzijn 1860, bl. 344; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VIANEN (ADAM VAN), zoon van den vorige, omstreeks 1595 te Utrecht geboren, beoefende even als zijn vader voor­treffelijk de drijfkunst. Volgens Kramm was hij de ver­vaardiger van de averen Sptegetlfjst in het vorig artikel vermeld, en welligt ook van Maurits te paard. Zie Van Eijnden en van der Willigen; Kramm. VIANEN (ADAM VAN), zoon van den vorige, beoefende in bet midden der 17de eeuw het kunstvak zijner voorvaderen to Utrecht. De vroedschap diet stad stond hem in 1651 toe ; ff de plaet yin de secretarye (aldaar) berustendc, b j siju grootvader gesneden, van de stad Utrecht, sooveel caerten al* hem gocddacht, te mogen drucken." Zie Tifrischrtft root Gesehiedk. Oudhed. enz. van Utrecht, 1842; Kramm. ATIANEN (ALEx&NDEB, VAN), volgens sommige atitheuren een voortreffelijk zilverdrijver, die omstreeks 1610 aan het Tiof van Keizer Rudolph te Praag werkzaam. Doch zie Kram m. VIANEN (ALPHONSE vks), volgens Basa n, een kunstgra­veur die in 1680 te Rimini werd geboren en in 1701 de Ezopische Fa5elen en in 1728 Romeinsche Landschappen te Amsterdam graveerde. Zie echter Kramm. VIANEN (BERTHOLD VAN), een kunstschilder, die omstreeks 1608 werkzaam was. Een landschop met gebouwen, waar tusschen een houten brag van den eenen berg naar den an­deren leidt en beneden met eenige figuren, is door hem be­teeken0. Hij woonde te Praag. Zie Kramm. VIANEN (CmasTIAAN VAN), zoon van den beroemden Adam van V i a n e n, vertrok reeds vroeg naar Duitsthland en Engeland, en vervaardigde aldaar veer drijfwerk in goud en zilver voor den koning en de edelen, o. a. de groote zil­veren luchters, vazen en kerkgereedschappen, met talrijke fiF,ruren, voor tie kapel van St. George te Windsor, die in 1642 door kapitein Foij geroofd zijn. Hij gaf de werken van zijn varier Adam in het licht, order den titel van Con. stioe modellen van verecheyden sitvere vaten en andere sin. nig/ie werken, gcvonden ende geteekend door den vermasrden, .eldam van Vianen, sijode meerendeels door hem wyt eats stuk silver geslagen, vytgegeven door synen S9014 ChtiJuen van Pianen tot Utrecht, ei.de in cooper geetst door Theodor van Kesscl (1952-1654) 52 bladen in fol. Iiierbij kotut voor het portret van Adam, door van Kes­s el gat st, naar de schilderij van .•o h n Smit h. Zie Kramm. VIANEN (CORNELIS vAil, te Mechelen geboren, schilderde perspectiven en overleed in 1560. Zie Tan NaudQr; VIANEN (GIJSBERT FRANSZ. vAN), een bonwmeester te Utrecht, die in 1653 de in 1858 gesloopte Witte-vrouwen­poort heeft gebouwd. Hij werd in 1648 in het St. Lucas­gild ingeschreven. Zie Kramm. VIANEN ( HENDRIK VAN), ook van Vianden of V y e n-d er, 38ste bisschop van Utrecht, na den afstand van G o­zewijn van Amstel. (1250). Terstond namen de heeren van „A.mstel en van Vor de n, "seer verdroten, dat beer Gossen alsoe syn bysdom van Ut­tert verlaten ende daervan ontzettet was," de wapenen tegen hem op en kwarn het tot een veldslag tusscben hen en bisschop He ndri k, die de over winning behaalde, en (le beide heeren gevangen nam, dock op verzoek van graaf Wil le m, R. koning, die z:ch te Utrecht beyond, ontsloeg. Hierop viel de bisschop den graaf van G e l r e, die A ms t e l en V o r-de n hadden bijgestaan, aan, versloeg ook diens leger, gelijk ook later toen hij den aartsbisschop van Keulen tegen graaf derr et van Keulen bijstand bood, dat van den laatste. Hij stichtte te Steen wijk een can on e sy e" van 12 provens en legde in 1251 den eersten steen van den Dom te Utrecht. Hij stierf den 4den Julij 1267 en werd in den Dom begraven. Zie Croonick der Byscoppen van Uyttert, Hertoghen van Ghelre ens. Uitgegeven door het Hirt. Gen. to Utrecht, D. I, bl. 201 volgg; Chron. Johan de Beka, p. 71; v. Gi ls, Megar. Cath. Memorieboelc, Copp ens, Nieuwe Beschriiv. v. h. Bisd. v. Utr. D. I, bl. 36 ; Bata­via 82cra, D. I, bl. 210; M e e r m a n, Graaf Willem II;W a g e n a a r, V er w oe rt. VIANEN.VAN), dichter uit het begin der 18de eenw, blijken zijn Lijkdicht op L. Schermer (1711). Zie v. d. As, B. A. C. Wb. VIANEN (JAN VAN), graveur van historiele prenten, land­sebappen en portretten, vermoedelijk zoon van Adam, vol­gens Nagler omstreeks 1660 en volgens Trenzel om­streeks 1665 te Amsterdam geboren, indien dit zoo is zijn yolgens deze, de Dieren-fabelere 4°. van Le Noble (1701) van hem. Deze prenten, zes rondjes op een blad, zijn wederom gebruikt voor de Ezopische Fabelen enz. door David v. Ho o g s t r a t e n Arnst. 1704 4°. Nagler beschreef 16 num­mers van dezen graveur. Zie van Eynden en v. d. Willigen; Immerz eel; Kramm. VIANEN (LucAs VAN), een kunstschilder, van wien Ben slapend Manspersoon door Kra nim vermeld wordt. VIANEN (PAimus.jOnge broeder van Adam van Vi an en Willems Z. begaf zich naar Italig en vervolgens, zijn gezin en zijne geboortestad Utrecht verlaten hebbende, near Praag, waar hij in 1626 overleed. Ook hij was een hoogst bekwaam metaaldrijver. Hij was o. a. de bewerker van eeil gouden medaille die voor de verkiezing en krooning van Keiser Rudolph II vervaardigd werd. Zljne werken zijn zeldzaam en meest in Duitschland. Op de teutoonstelling in Arti et Amicitiae 1858 te Amsterdam was een gouden hop met deksel door hem gedreven, en door Prins Frederik der Nederlanden ingezonden. Deze kop is door Kramm beschreven en door D. van der Kellen Jr. geetst. I In-In e r z eel vermeldt ook eenige voortbreugsf-ls zijner kunst, weleer in bezit van Mevrouw Goque t. 's Rijks museum te Amsterdam bezit zijn portret. Zie Immerzeel; Kramm; Berigten v. h. Hist. Genoots.te Utrecht1846, bl. 144. VIANEN (PArv3s vAN), in 1642 als kunstschilder in het St. Lucasgild te Utrecht ingeschreven. In dit jaar vereerde hij aan het St. Jacobs gasthuis aldaar een door hem geschil­derd landschap met ruinen. Ook vervaardigde hij portretten, zooals van zich zelven, bezig zijnde met Joan van Aken te schi ideren. Op de verkooping van het kunstkabinet van Mevrouw Hogg u e r, Amt. 1817, werd van hem verkocht een lampet­schotel, t•aarop Diana bes pied door Actaeon, van onderen ten hertenjagt voor f 610, eene antieke lampetkan waarop Ben miter en rondom herders en herderinnetjes voor f 460, een dito met boeren en boerinnen voor f 400. Zia Immerzeel; Kramm; Berigt. v. h. Hist. Gesels. te Utrecht1116, bl. 142. VIANEN (PETER HEYNRISSZ. VAN), kunstschilder to Utrecht in den aanvang der 16de eeuw. _Zie D o d t, Archie', D. VII, Kram m. VIANEN (WILLEM EERSTENSZ. VAN), de stamhouder van het geslacht van V i a n e n. Hij beoefende, behalve bet gond en zilversmeden, ook de graveer. en welligt dc clrijf kunst. Hij komt in 1579 voor en was in 1604 to Utrecht over­leden. Zie Kramm. VIBOTIUS (GEoRGIUs), taalkundige, gaf te Iperen in het licht : Dialectica te Antwerpen bij J. With agi u s, 1556. 80:, Rheloricae et Arta Epistolicae compendium. Zie F opp e us, 8i51. Betz T, I. p, 43. VICQ (RoTAND DE). Het rslacht van de V i c q, triti rransch-Vlaanderen oorspronkelijk en oud en aanzienlijk, heeft onderscheidene bekwame mannen opgeleverd, van welke in de zuidelijke gewesten den meesten roem heeft verworven Hendrik de Vic q, 'Jeer van Oosthove, Warnau en Men­levelt, die door zijne godsdienstige geschriften, veelal tegen de Ilervormden gerigt, den bijnaam van Noble theologien gedragen heeft. Roland de Vicq komt order den titel van Le seigneur Roland de Vicq de Northoven, in 1576 en 1577 voor. B or noemt hem Roland Bailie u van Wavrin. werd in weer dan eene omstandigheid door de Algemeene Staten met nut gebruikt, vooral in het overhalen der Staten van Rijssel, Douay en Orchies, van welke hij een der afgevaardigde was, tot het dragen der gemeene lasten en tot redding des vader­lands. In 1577 teekende hij de Unie van Brussel, in 1579 was hij een der genen, the van wege Rijssel het verdrag mit Parma sloten. Sedert dien oogenblik ijverde hij zeer voor de zaak des konings, en sneuvelde in 1580 bij het be-leg van Meenen. Zie (over het geslacht) Nob. des Pays-bas, Suppl. IV, p 273. S an­d e rus, Flandr. ill. T. 111, p. 51; Bor, N. 0. D. 11, bl, 101; J. do Jong e, Un:e van Brussel, bl. 117, 118. VICTOR (CoNnenus), in 1588 te Aken geboren, van 1614 —161? Evangelisch Lutheisch predikant te Leiden en ver­volgens tot zijn dood, in 1657, te Haarlem. Hij heeft zich vooral bekend gemaakt door zijn twist met de Doopsgezindeu. Een lid zijner gemeente, met een Vla­minger Doopsgezinde gehuwd, was 'tot die broederschap over­gegaan, 'tgeen aanleiding gaf tot een twistgesprek met de afvallige zuster en een Amsterdamsche Doopsgezinde. Toen het gerucht ontstond dat Victor de nederlsag had geleden, achtte hij zich verplicht tot het schrijven van : Summarises en waarachtich verhual van '1 beginsel eener esamensprekinghe van den doop der Christenkinderen, door occasie gehouden tus3chen somtnighe van de iecte der weder­doopers, genoemt nieuwe Vlaminghen, ofte van den Block binnen liaerlem ende Conradum Victorem, prediger ran de Christelijcke ghemeente, toeglzedaen de confessie van _dugs­buch aldaer, Amst: 1628. De Doopsgezinde Pieter Jansen Moyer, antwoordde hierop met Wederleg van Conradi Victoria Bewijsredenen voor der Martinisten Kinderdoop, dienende tot aldwoord op sijn (suo hij noemt) Summa•isch en 'de waaraclitieli vet.-hael. Amst. 1632. 80. Op nieuw nam Moyer de pen op en gaf : nigher op Victoris Perhael, Haarl. 1682, waarmede deze twist ein­digde. Zie McIr. van Schultz Jacobi en Dom. Nteuwenhuis, D. V, bl. 33, 34; Gluon's, Gaga. Nodal. VICTOR (Li N). Deze kunstschilder leefde tusschen 1600 en 1670, en was een leerling of navolger van Rembrand t. Zijnd ordonnantien bestaan meestal in onderwerpen uit het 0. T. met groote figuren, doch hij schilderde ook kleine voorstellingen uit het dagelijksch leven. Het Rijksmuseum bezit van hem eene echilderij, verbeeldende Jozef de droomen uitleggende aan den schenker en den bakker in de gevange­nis. I m m e r z e e l vermeldt van hem : Tobias, geknield lig­gende na weder ziende geworden te zen, in 1766 voor P 350.00 verkocht, de blinde Tobias, zittende bij eene haard­stede, en den vaderlijken zegen gevende aan zOnen zoon, die reiscaardiq bij hem staat, voorts de moeder bij een spin-amid, in 1798 voor f 1,300 verkocht. In 1825 gold van dezeu meester een aangenaam dorp, waarin eene vrouw met een kind aan de Borst, bij manden met vruchten en moeskruiden, nit welke zij aan een jongen boer en boerin schynt te verkoopen, f 1,980, De heer van Loon te Amsterdam bezit van hem een Bulenhuis met een melkboerin op de stoep. Zie Immerzeel, Kramm. VICTOR of VICTORS (J&coio), door sommigen met den volgende verward, van wien niets bekend is als dat hij fraaije vogelstukken heeft vervaardigd. Zoo bezit de Galerij te Dres­den van hem een schilderij, voorstellende kippen met hare kuikens en een Duif. Ook schilderde hij andere onderwer­pen. Zoo komt op den Catalogus van Ter Weiten bl, 86 voor Een stukje zijnde een groenw0e, met veel bijwerk. Zie Immerzeol; Kramm. VICTOR of VICTORS of FICTOR (LouwaENs), aan de vorigen gerwant. In den Cat. van Hoot If, bl. 6 komt van hem voor een &noun krameripje en Een lezend Mannetje. K ram m meldt dat de werken van at deze Victors om hunne natuurlijkheid en het effect van licht en bruin, bij voorkeur vroeg uit ons land zijn vervoerd. Zie Immel zeel; Kramm. VICTORIN (D.), een vrij goed dichter nit de dagen van Frederik H e n d r i k. Men heeft van hem in klioakraam D. I, bl. 81; Toegift op de deftige reden van den Heer Jacob Jeteijen, Canonick aen den Conincla van Spanjen. Zie van der As, N. B. 4. C. Wb. 'VIERLTJ.), de oude en de jonge, beide,. volgens v a n Spae n, deftige landsehapschilders, reeds in 1691 overleden. Zie Besehrisiv. v, Rotterd., Kr a m m. VIEROOT (ThomAs) was predikant der Hervormde ge­mesnte te Diemen (1726) en te Wormer (1729). Hij heeft zich als Godgeleerde en dichter bekend gemaakt door Eenvoudig onderwijs, Amst. 1744 8°. Handleiding tot de geloopleer der gereformeerde kerk. Amst. Leerredenen over Psalm LIFII vs 5, benevens een Redevoering over de Munstersche vreede, Amt. 1749. 4°. Hiskias dood en begraving toegepast op het overkden van den Prinsen W. K. H. F riso, in eene Leerrede over 2 Chron. .XX.XII: 33. Amst. 1752. 4°. Leerrede over Psalm LXX1: 7-9 ter gedachtenit van zijn XXV jarigen dienst te Wormer. Amst. Geloofsleer der Gereformeerde kerk aan een geschakeld, volgens den Heidelb. catechismus. Amst. 8°. Wegwijzer naar hct Ilemelsch vaderland in verscheiden samenspraken. Amst. 8°. Verklaring over de drie laatste Iloofdstukken van Zacha­ria. Amst. 8°. Twee verhandelingen over de verschillende gevoelens wegens den Engelschen Heeren. Luc II: 9. Vijf zamenspraken handelende : I. over de onsterfelijkheid der ziele; II. het aanwezen van God, III. de Voorzienigheid IV. de Godsdienst. V. de plaats der geloovige zielen na den dood. Amst. 1774. 4o. Hi4orische krijge‘rompet, geOlasen om Zions yolk tot den geestelijken strijd op te wekken door een vertoog van de oude en nag durende vijandschap tusschen het vrouwe en slange zaad, vervathnde beknoptelijk de voornaamste geschiedenissen van de dryclende kerk tot op desen tjd toe. Ainsterd. 1746.841 . Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. Panw en Veeri s, Kerk. Reg. bl. 215 ; Abcoude, Nawnw. Arrenberg, Koecher, Boekz. d. Gel. Wereld 1746, Oct, bl. 392 volgg, VIERSSEN (ARNOLD VAN), zoon van Math ij s van V ie r­e e o , Raadsheer in het Hof van Friesland en Clara Mel­ling a, werd den 24 Dec. 1669 Giietman van Haskerland en Lid der Gedeputeerden en Monsten.commissaris. In zijne jeugd was hij kapitein geweest. Hij deed afstand van zijne grieterij ten behoeve van zijn noon. Hij huwde Si bill a ,. doehter van- Allard Pieter van JQngestal en Marga­retha van Hareu en liet vier kinderen na, VIERSSEN (MA,TIthis VAN), zoon van den vorige, werd in 1681 Grietman van Haskerland en volmagt ten landsdage. Hij huwde Ava Sophia, dochter van Berthold van N ij s t e n Grietman van Rauwerderhem die hem twee kinde­ , ren schonk. Zie v. S minis, N. Naaml. v. Grietman. bl. 357, 358. VIERSSEN (HEcToR Livius VAN HAERSMA VAN), zoon van Martinus van Vierssen en Johanna Maria van Haersm a, werd den 218ten Mei 1790 geboren. In 1812 was hij Maire en in den aanvang van 1816 Schout van Oudega, en na 1815 eenigen tijd lid der Staten van Fries-land. en in 1816 Grietman van Smallingerland. Den 22 8ten Maart 1812 huwde hij Gesina W i i hel min a, geboren te Noorddijk, provincie Groningen, den 22 Maart 1792, dochter van Wicher Onck o van Swinderen en Chatharina M ech lin a van Coe vord e n. Hij overleed op Haersma­state te Oudega, 21. December 1839, en zij te Groningen 25 Nov. 1836. Zie Very. v. d. N. Naaml, d. Grietman van v. Sminia, bl. 17. 18. VIERSSEN (MATTHIJS VAN) werd in 1614 advokaat en in 1615 Raadsheer in den Hove van Friesland, bediende als oudste Raad het voorzitterschap tot 1655, en droeg teen zijn ambt aan zijn zoon Willem over. In 1656 werd hij als lid der Staten-Generaal met van Beunin g en en Reede van A m e r o n g e n naar Denemarken gezonden, om, zoo mo­gelijk, den vrede in het Noorden te herstellen. Hij huwde Clara Me Ilin ga en liet zes kinderen na. W i 1 le m van Haren was met zijne zuster gehuwd. Zle Wagenaar, V..S ch elt ema, Staatk. Nederl. VIERSSEN (POMPEJUS ONTO VAN), zoon van Livius va n Vierssen en Sophia Henrietta de Valoke, werd 11 Junij 1765 geboren. Hij was voor 1795 Luitenant bij de Infanterie, in 1812 Algemeene Raad van het departement Friesland, in 1813 Maire en in 1816 Schout van de Knijpe en Grietman van Stellingwerf-Westeinde, welke betrekking hij in 1820 met die van Schoterland verwisselde. Hij huwde in 1799 Martha Kinnema van Scheltinga, geb. 25 Junij 1775. Hij stierf in hoogen ouderdom ambteloos te Heerenveen, nadat hij in 1833 zijn eervol ontslag als Grietman van Scho­terland had verkregen. Zijne vrouw overleed 8 Februarij 1847. Zie v. S m in i a, t. a. p. bl. 38. VIERVANT (HENDRIK HIISLEY) werd den Eden Novem­ber 1754 te Arnhem geboren o en predikant te Seherpenzed (1775), Haastrecht (1767), Vlaardingen (1780), Haarlem (1783), Rotterdam (1788), bedankte in 1789 voor Amster­ dam, doch nam het beroep aldaar in 1792 aan. In 1803 ten gevolge van staatkundige omstandigheden zijn dienst verla­ ten hebbende, trad hij van 11 April 1803-15 April 1804 als leeraar op : Toen werd hij te Amsterdam in zijn dienst hersteld en bleef Bien waarnemen tot zijn dood den 14 November 1814. Te Rotterdam was hij met het houden der door Se n s e r t verordende leerredenenbelast en in 1809 behoorde hij tot de op last van Lodewijk Napoleon benoemde Commissie ter organisatie van de kerkelijke zaken bij de P•otestanten. Hij heeft zich als kanselredenaar beroemd gemaakt en uitgegeven. Leerrede te Rotterdaw, ter gelegeniieid eener hevige en langdutiqe kinderziekte, den 22sten Mei 1789 uitgesproken. Leerredenen. A mst. (stuksgewijs uitgegeven). Lofzang der Engelen. Anast. Nautrjaarsgeschenk aan zone kinderen Amst. 1798. Zie Harderwijk, bl. 102 very. Glasius, Kerkqesch, na de Sere.D.- 11I; bl. 183; Godgel. Nederl. Kobus en de Rivecourt; Ver­woert. VIERVANT (LEENDERT HURLEY), een bekwaam bouw­meester, neef van den beroemden Jacob Otten Hus ly. Het Teylers-museum en Hoge te Haarlem zijn door hem ge­bouwd. Zie Sramm. VIGIAUS VAN AYTTA. Zie AYTTA (Vilnius vAx). VIGNON (JOHANNES DU), geboren in 1694, predikant te Bidderkerk (171i), le West-Zaandam (1723), Schiedam (1723), Groningen (1727), waar hij bedankte, doch werd er in 171 weder beroepen. Vandaar vertrok hij naar Rot­terdam, werd in 1762 emeritus en overleed den 11 de Maart 1763, in den ouderdom van 69 jaren. Hij gaf in het Licht : De suivere mkt-lima-10e geloofileere vervat in XXXVII schetsen, voor die onder•eesen werden tot Act doen van Be­lijdenisten. Utrecht 1769. 80. Ketterijen afgeweeld. Zwol 8°. Zie v. H a r de r w ij k, Predd. to Rotterdam, bl. 76, 77; Glasi us,Godgel. Nedell.; Pauw en V eerie, Kerkel. Alphab. bl. 215; A b­coude, Aanh. bl. 225; v. Do orninck, Anon. en Pseud. VILAM (N. en PHILIP). De eerste wordt door J. C. W e ij er ma n, een Rotterdam en goed portretschilder ge. noemd. Hij vervaardigde vele portretten in Noord-Brabant en leefde nog in 1720 in hoogen ouderdona. Van Spaan vermeld een N. Vila in, ook een Rotterdam. Zie J. C. W eyerman, Lev. der schilderg, D. IV, bl. 118; Van pa e n, Baehr. v. liaterd. bL 423. MAIN VILAISN. VILLAB,S (J. C.) Schreef Verklaring over Psalm LIZ : 8. Amst. 1759. Godgeleerde oudheid— en Letterkundige aanmerkingen over het leven van Simson, volgens Richteren Amst. Zie Arrenberg, bi. 545. VILLE (GEORGE DE LALAING, BARON DE) Comte de Rennenberg. Zie Rennenberg. VILLE (J. DE) gaf in 1628 te Gouda in het 'kilt : T'Samenspreeckinge betrefende de .eirchitect%re in de sehilderkunst, dienende rnede tot waarschuwingen van aide werk—luyden en liefhebbers dereelver konat, dat zij haer aen de handelingen alleen niet en moeten vergapen. 4°. Zie Immerzeel. VILLERS (J. DE SOETE, HEER 'VAN). Zie SOETE (DE). VILLERS (JEAN DE MONTIGNY, HEER VAN) Zie MONTIGNY. VILLELTE (C. A. DR LA) Schr€ef over 1 Cor. XV Dordr. 1768. 4o. 1P Leerredeuen, waarachter de Lijkrede op den auteur door J. van de Velde. Zierikzee 1771. Zie Arrenberg, bl. 547. VILLETTE (MARIA ANNA) was de dochter van de Villett e, Rector te. Amersfbort en gehuwd met den Mr. Clair. H e n­dr ik Ruynk te Kolhorn. Zij liet na Stichtelijke Gezangen, in 1777 te Rotterdam bij Dirk V i s en te Hoorn bij L. V e r m a n d e in het licht gegeven. Zie v. d. A a. N. 13. A. C. fib. Ned. Bibl. D. VI, St. bl. 293; Eoekz. Ang. 1777, bl. 15$ en volgg. VILLIERS (P. l'OysELEmi, HERS VAN). Zie d'OYSELElJR. VILTTEREN (JDANNEs VAN), een kunstschilder en graveur in mezzo-tinto, bloeide in het midden der 18iie eeuw. tIij schilderde zijn eigen portret, ock bragt hij in het kopei dat van A. B i k k e r, burgemeester van Amsterdam, naar v a n der Heist, van Andries Schoemaker naar Nor­ . ertus van Bloemen, Adriaen van Lauwenburg naar J. N. Ritzard in fol. van D. G. Evert Altstein, predikant te Amsterdam. Zeldzaam in de Belangrijke vtrza­gaoling van afbeeldingen van &nningen, betrefends de vaderd!, landsch geschiedenis door N. van Bloemen en I. van V& steren. Zie Kramm. VILT (JACOB), goudsmid te Brugge, begon in 1462 en voleindigde in 1466 eene vertaling van Boethius, deels uit het Latijn, deels uit het Waalsch, van Jan van Meurs, Het hands. er van bezat weleer B. Huy de cope r, later de Amsterdamsche geneesheer, H. G. 0 o sterdij k. Het is gedeeltelijk op perkament en papier in den 17den Junij 1470 voleindigd door zekereu A. Drab b el. Zie Bibl. Hoydecop. p. 110, No. 90; F. v. Lelijveld, ilanieek. opHuydecopers 1-roeve tan Taal- en Dichtk. D. I, bl. 23 ; 1) e Vries,Gesch. d. Ned. hichtk. D. I, bl. 22 ; Wi I 1 e m s, Vei h. over de Ned. teal en Letterk. D. I, bl. 201; Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb. D. V., bl. 2. VILTZ (JAS'), niogelijk J a n Wits, omstreeks 1649 te Rome werkzaam. YIN (A. DE), boekdrukker te Middelburg, berijmde het bode Jobs en de gezalfde Christus. Zie v. d. A a, N. B; A. C. lYb. VIN (PATH, VAN DER), een onbekend schilder, wiens por­tret door een onbekende is gegraveerd. Zie Kramm. VINCEMIUS (Dom.) was gaf in het licht: Heldere spiegel der Godgeleerdheid. Amst. 1618 4• Tegen de Remo nstraxten. Zie A bcoude, Aanh. bl. 225. VINCENT (LEvous) gaf in het light Wonder- Tooneel der Natuur, zijnde een beschrijving zoo van de bloedelooze, zwemmende, vliegende, kruyknde en viervoetige, yeklauwde, eyerleggen de dieren, alsmede van boo- men, sfhelpen, koralen, zefheesters, metaalltike en in steen veranderde dingen enz. Amst. 1615. Zie A bc oude, Tweede Aanh. bl. 172. VINCENT (IJsBRAND), lid van het Arnsterdatvsche kunst­genootschap Nil volentibus arduum. Hij had de hand in meest al de door hetzelve nitgegeven tooneelstukken. HO zelf bewerkte Dc listige vrijster, of de verschalkte voogd.KIsp. Amst. 1690, De gheveinsde doodt van Joosje, Klsp. gespeeld op de Amsterd. Schouwb. Ald. 1667. Pefroen met het sehaapshoofd, lisp. Aid. 1669 m. 2e dr. overzien en veranderd. Amst. 1691. Be dr. merle. verb. 1711. Loon naar werk. Amst. 1709. 2e dr. overgezien en verb. 1713. De belachelyke Serenade. 2e dr. overqez. en verb. 1713. De 3 laatste in de werken van Nil volentibus anduum. Zie Wits en Geijsbeek, •R. A. C. WO. D. VI, bl. 3; Cat. d. Maas v. Ned, letierk. D. I, b, bl. 21, 211. VINCENTIUS (ANNE MARIE), dochter van den vorige en Ma rgare t ha van Berk el, werd den llden September I6107 te Middelburg geboren en huwde met Johan Hu ij­ge, koopman aldaar. Zij beoefende de poezy en overleed den 238ten Mei 1730, Na haar dood verschenen. Nagelaten gedigten van Jufvrouw Anna Maria Vincentius Middelb. 1730. 8°. Zie de la Rue, Gel. Zed. bl. 104; Witsen Geijsbeek, B. I. C. WO. D. VI, bl. VINCENTIUS (Mr. DANIEL), advokaat to Middelburg, om trent 1688, geboren, beoefende de poezy en was lid der Re­derijkerskamer aldaar. Men vindt o. a. een gedicht van hem in de 1Vieuwjaarsgift aan Maids Redenhof, bl. 59-52. Zie de la Rue, Gel. Geel. bl. 104 ; v. d A a, N. B. A. C. Wb. VINCENTIUS (joHANNEs), te 's Hage geboren, werd na den dood van zijn racier, aldaar een portretschller, in de Fundatie van • Renswoude, opgenomen, en door Regenten bij A art Schouman besteld. Later bezocht hij Italic, en vestigde zich, na een verblijf aldaar van 2 jaren, in zijn geboorteplaats, waar hij portretten en historian schilderde. Hij bloeide omstreeks 1766. Zie Kram m. VINCK (A.), Portretsehilder, naar wiens portretten, gelijk dat van den Franschen predikant Joh. Hochedaeua an den Delftschen predikant Warnerus . lielmichius gravuren zijn ge­maakt. Zijn werk wordt zeer geprezen. VINCK (C.), landschapschilder. In 1804 werd te Leiden tan hem verkocht, een Landschap tnet gebouwen, als van Van Goy en. Zie Kramm. VINCK (JAcoB), tooneeldichter. Men heeft van hew: Darius, of vermoorde Doorluchtigheyd 1663. Hippolutus den kroondrager, Trsp. vert. op de Awvterd. Schouwb. 1671. m. pl . Zie Wit sen Geijs beck, B. A. 0. W. D. VI, bl. 4; Cat. d. Meats. v. Ned. Letterk. D. I, 6, bl. 210. VINCK (JoosT), in 1544 te Brussel geboren en in 1603 te Frankfort overleden, schilderde landschappen in den smaak van B r i I, aismede portretten. Zie Immerzeel; Kramm. VINCK, (SIMoN) werd den 1 lden Ara 1816 te 's Hage­geboren en door Lubeck, Reinhard en Dahmen in de muzijk onderwezen. Hij muntte in het vioolspel uit, werd in 1829 lid der koninklijke kapel en was muzikant bij het Theatre Francais. Hij overleed in Januarij 1845. Zie Grego i r, p. 217. VINCKEBOONS of VINGBOONS, (DAVID, wiens naam op zes verschillende wijze wordt gespeld, in 1578 te Mechelen ge­boren, bewoonde met zijne ouders van zijn vroege jeugd of eerst Antwerpen, later Amsterdam. Hij leerde de kunst van zijn vader (die volgt); zijn smaak viel op kleine, zuiver ge­teekende en geestig geschilderde beeldjes, zooiel in histori­eele ordonnanties, als in boerenkermissen, bruiloften, land­schappen enz. Het Oude-Mannenhuis te Amsterdam bezit van hem een kapitaal stuk, 14 voet breed, in 1603 geschil­derd, en eene Loterij voorstellende, bij avond gehouden wor­dende, vol gewoel van allerlei yolk met lantaarnen enz. Rotterhamer stoffeerde sommige landschappen van hem; ook teekende hij verseheidene voorwerpen zooals vogelen, visschen, boomen enz. Het Haagsch Museum bezit van hem een Landschap en het Amsterdamsche het Hof te 's Hage, benevens Prins Maurits en zijn hofstoet ter jagt uitrijdende. In de Galery te Munchen ziet men van hem een stuk, voorstellende de kruisdraging van Christus naar den Berg Calvarie; de galerij te Weenen, de kruisiging met reel figuren en den H. Fulgentiu8. Kramm vermeldt nog andere voortbrengselen van zijik penseelkunst, van wake vets in koper zijn gebracht. Ook beoefende hij het glasschilderen en de etskunst. In het Britsch Museum vindt men teekeningen van zijne hand. Hij overleed te Amsterdam in 1629. Zijn portret komt voor bij van Mander. Zie van Mander; Houbraken; Immerzeel, Kramm Nagler; Kobus en de Riv °court; Verwoert. 15 VINCKEBOONS of VINCKBOONS (Plinus), vader van den vorige, werd in 1580 lid van het St. Lucasgild te Ant­werpen. Hij begaf zich in 15S7 naar Amsterdam, waar hij in 1601 stierf. Hij was een waterverw-schilder. Zie Immerzeel, Kramm. .VINCKEBOONS of VINGBOONS. (JoAN), een kun.stgra­veur, waarschijnlijk te Rotterdam geboren, broeder of zoon van David V i n c k e b o o n s. Er konien platen van hem voor in het werk van Philips Vinekeboons; ook sneed hij in koper eene kaart van het Hoogheemraadschap , van Schieland, geordonneerf ende begonnen anno 1650, gemeten door Jan Stampioen. Zie Kramm ; Bibl. van v. Hulthem., D IV. No. 288 en 89. VINCKEBOONS of VINGBOONS (Pilaus), in het laatst der nde eeuw te Amsterdam geboren en denkelijk een zoon van D a v i d. In 1648 gaf hij in het licht: Afbeeldsels der voor­naamste Gebouwen uit alle die Philips Vingboons geordineert heeft. Te Amsterdam by Philips en Johan Vingboons,1648. Men vint se bij Joan Blcseu ook te koop. gr. fo. In 1688 verscheen de 2de uitgaaf zijner Gronden en .eff­ beeldsels der voornaamste Gebouwen van alle die Philips Tingboons geordineerd heeft. Te Amsterdam by Justus Danckerts, in de Calverstraet, in de . Danckbaarheyd, alwaer deze Boecken gedruckt en verkocht worden. 1688. Uit het, eerste werk blijkt, dat hij reeds in 1637 als een beroen3d Bouwmeester van zijn tijd bekend was en ook voor de aanzienlijkste personen buiten Amsterdam vorstelijkelustplaat­sen heeft gebouwd, als voor Jacob B u r c li g r a e f het , huis Edinburgh aan de Vecht bij Maarssen. Het jaar van zijn overlijden is onbekend, doch zulks moet reeds in 1688 heb­ben pleats gehad. Zie Immerzeel;.Kramm. VINCKEBOONS of VINCKBOON8 (PIETER), zoom van den vorige, was graveur en- kaartmaker te Amsterdam en bloeide in het midden der 17de eeaw. Zie t. a. p. VINCKENBRINCK (ALBERTus), een'beroemd beeldhouwer, in 1608 te Spaarndam bij Haarlem geboren, later Beeldhouwer der stad Amsterdam. Er .bestaan van hem voorwerrien , zoowel in ivoor als in bout gesneden, Vele worden vermeld in den , Ca­talogus van het beroemde kunstkabinet van Pieter Lc. c­qin to Amsterda-m- in L7S1_ vterkncht. IC ream m goat oe, a. de beschrijving vim- den beroemden Kunsttsppet van patty-bout, en den niet minder verniaarden 'predilesiod i met zijn verhazend hoog• piramidaal klankbord in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Ziju geschilderd portret kwam voor op Catal. Roos van .Amstel 1809 en is ook gegravegrd: ,Zie Immerzeel; Kramm; Wagenaar, Beschr. v. Amst. D. II bl. 112; Scbotel, Here. .Eeredienst; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. VINCK zie VINCK. VINK (PAULUS), boekverkooper to Gorkum, it, 't laatst der 17de eeuw, droeg het door hem uitgegeven werkje van Ludov. Lavaterus van de Spoken, Nagtgeesten enz. Gorin­.chem 1681 aan Cornelis van der Cole k, Oud-burgem. van Gorinchem op. VINKE (HENRIcus EGBERTUS), Z0011 van L a m b e r t u s Vinke en Geertruida van Ittersum, werd den 20sten Junij 1794 te Amsterdam geboren, bezocht aldaar de La-. tijnsche school, drie jaren het Athenaeum en begat zich in 1814 naar Utrecht, om zich vender aan de studie der Godgeleerdheid te wijden. Na het doctoraal-exathen in de Theologie afgelegd te hebben, verliet hij de hoogeschool en Werd den 1 8ten Aug. 1817 door het provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland tot den predikdienst -tdegelaten en kort daarop predikant aan de Vuursche, waar hij zich' gereed maakte tot de openbare verdediging van zijn specimen Her­tieneutico-theologicum quo vaticinationes Iesu Christi de pro­ i)essionibus suis, mole el in vitam reditu illustrantur et yin­dicantur, dat hij den 19den Junij 1818 te Utrecht verdedigde. In 1819 werd hij te Jutphaas, in 1821 te Alkmaar en in 1829 to Utrecht beroepen, volgde in 1836 zijne leer­meester H er in ga als hoogleeraar in de godgeleerdheid op, en wijdde zijn ambt den 8 December van dat jaar in met eene redevoering de germano -philbsopho op(imo theologo. In 1840 legde hij de rectorate waardigheid neder met eene °ratio de religionis christianae in conformandis hominum animit ii8que consolandis vi atque efficacitate, en in 1855 met eene de vera fidei christianae notione, nostril prae­team temporibus memoria tenenda et in orhniunt animis imprimenda. Vinke was lid der Maatschappij van Ned. tetterkunde, van het Prov. tltr. Genootscliap en Ridder der orde van den Ned. Leeuw. Hij overleed den 27 Aug. 1862, bij zijne echtgenoote P e tron ell e So nd or p drie zonen en drie dochters nalatende. Hij gaf in het licht : Twee Leertedenen, Alkmaar 182t. Leerrede over Neh. IV : 9. Utrecht 1830. Leeirede over Joh. 21b. Utrecht 1840. 154! Leerredenen. Utrecht 1842. Leerrede over Born. 1: 28. Utrecht 1848. . 1eerrede over Mark. X VI: 20b in den 4den Jaarg. d. Leerred. uitgegeven tot bevorder. v. Evang. kennis en Chr. leven. Arnhem 1851. Leerrede over Rom. VI: 10b. Ald. 9de Jaarg. Anthem 1856. Leerrede over Ps. XCIII. Utrecht 1861. Leerrede over Matth. 17: 22a. Aid. 1861. N°. 87 der kleine stukjes door het Ned. zendel. Genoots. uitgegeven. Over den oursprong van het voorhouden van eenige vragen aan de Gemeente bij de voorbereiding tot het H. Avond­maal in Kist. en Royaards' Archie" voor K. G. D. VI. bl. 3-40. Verzameling en verklaring der gezegden van Jezus betref­fende zijn lfj den en sterven tot vergeving van zonden en zaligheid door het Haagsch G-enootschap bekroond en ge­piaatst in de N. Verhand. v. h. Genoots. voor het jaar 1845. J. Heringae Dissertatio de codice 139recliano. Traj. ad Rhen. 1843. J. Heringae Opera exegetaca et hermeneutica etc. Aid. 1843. Antwoord aan de Redactze van het tydschrift Waarheid en Liefde enz. 1843. Geloofsbelijdenis van I. a Lasco in Heringa, Kerk. Raadge­ ver IV. 2. bl. 229. Libri Symbolici Eft?. It:prin. Neer!. Traj. al Rhen 1846. Het N. T. met ophelderende en toepasselijke aanmerkin­ gen. Utrecht 1847 enz. van de 6 eerste afleveringen bestaat eene tweede vermeerderde uitgave. Schetsen van Leerredenen over den Heidelb. G _ atechismus. Utrecht 1853 (niet in den hand(1.) Theol. Christ. dogmat. Eccl. Reform. Neerl. compendium Traj. ad Rhen. 1853, 1854 2 t. (niet in den handel). Over de Empirie van Jezus' Apostelen en verdere tijdyfe­nooten met opzigt tot zijn persoon, zijne leer en zone Baden volgens de Evangelien in Maandschrift voor Christenen 1860. N°. 5-7. Levensberigt van wijlen den floogl. J. Ileringa, in Utr. Student. Alm. voor 1841. Rede bij gelegenh. v. d. plecht. gedachtentivier. v. h. 25-jarig bestaan der Nederl. Bijbelgenootschap enr. Utrecht 1839. Opmerk. Rede over de YJondagsrust, de zaak der Christ. Gemeente. Rott. 1851. Toespraak bij het graf van Dr. H. J. Royaerds, overl. 2 Jan. 1854. Toespraak bij het graf van den boog Weigel), Beer 1. H. Korn. van Lijnden van Lunenburg, overt. 20 Nov. 1854. Toespraak bij ket graf van .Tonkvr. C. J. Barone's:le van Lijnden van Lunenburg, overt. 28 Nov. 1859. Toespraak by het graf van E. J. C. Baronesse van Lyn­ den van Lunenburg, overt. 14 Junij 1860. Een opstel over .Frederik III keurvorst van de l'altz in , Evang. kerkbode 1845, N°. 28, 99. Zie Bouraan, de Godgeleerdheid en hare beoejenaars, bl. 431; Lonoci, Orat. de patria medic., Traj. ad Rhen. 1863, p. 38-30; v an O o s t e r z e e, Toespraak aan den Hoogl. H. E. Vinke, 9 Dec. 1861; G. J. V i n k e, Leerrede over Openb. 1 : 7 ; A. Ku ij p er, Disq. exhibens J. Calvini et J. h Lasco de eccles. cet p. 112 ; Utr. Stud Alm. 1873, bl. 158-174 ; Handel. der Maats. v. N. L. 1863. VINKELES (ABRAHAM), zoon van Reinier Vinkeles, leerde de teeken- en gra veerkunst bij zijn vader. In 1816 en 1820 waren van hem op de tentoonstelling te Amster.. dam verscheidene historische en andere onderwerpen in kleu­ren en met 0. I. Inkt geteekend, en .Eenige paarden in steendruk. Hij graveerde ook verschillende boektitels. Naar zijne teekening graveerde J. C. Be n d o r p, Hans Warsch, in den Illuzen-iiimanak. Heeren en Dames carouzel rijdende ko­men van hem voor in den Catal. van J. Josi, Amst. 1818. Hij woonde te Weesp. Zie Kramm. V1NKELES (CECILIA), dochter van Reinier V i n k e 1 e s, gehuwd met den Heer Mulde r. Kr a m m vermeldt van haar Paul en Virginie en een vrouwenportret. Zij was te Amsterdam geboren; haar portret is door M. J. van Bre e geschilderd. VINKELES (ELIZABETH), zuster der vorige, beoefende de teekenkunst. Zij zond op de tentoonstellingen van 1816 en 1818 Twee miniatuur-teekeningen en Eene vrouw met een siapend kind in haar arm, in miniatuur. VINKELES (HBRmANus) werd den Pen November 1790 te Amsterdam geboren. Zijn vader was de met roem bekende graveur, die mede den voornaam van Her m a n u s droeg, zijne moeder Maria Catharina Ogelwight. Onze Vinkeles beoefende reeds vroeg de poezy. Ons kwam onder het oog een versje, door hem in dertienjarigen ouder­dom vervaardigd op den verjaardag zijner moeder. Het eerste gedrukte dichtstukje dat wij van hem vonden, werd in 1806 in den Almanak voor m'isjes door meisjes opgenomen en is de Almagt g etiteld. Sedert dien tijd vindt men van hem in eene menigte j aar-, maand- en andere tijdschriften proeven van 4n diehttalent. Zoo werden b. y. Sttlki(13 q&S .hean genomen in den A1manak vaor Ferstanel en hart van 1809 tot 1814 ; in dien getiteld Bevalligheid deugd ,van 1824, 1-825 en 1826; in dien van Hollandsche blikeestigen van 1835 tot 1850 ; in den Polks-Almanak van 1831 .en 1$42; in dien Voor het sthoone eta goede van 1838-1848 ; in den Muzen-Almanak van 1830, 1835, 1541 en 1843 en in den jaargang 1848 van Vergeet mij niet. Men vindt sedert 1827 verseheidene gedichten van hem in het Latterlievend Maandschrift; sedert 1841 in den Recensent ook der Reoen­cetaten en in de Letteroefeningen van 1816; zoo ook in de Hermes van 1828; in de Dichterliike gedenkrollen; i,n het tweede deel van het Appolineurn; in het Letter- en geschied­kundig Allerlei ; in liet 2de en 3de deel van de Seur van Worts en luim; in het Dagblad de Atlas van 1831 enz. Afzonderlijk zijn van hem uitgegeven Andromache in N°. 31 van de Keur van Nederlandsche Letteren bij M. Westerman. bij wien ook in 1828 het eerste stukje van gezegde Keur uitmakende, in het Licht verseheen. In 1886 gaf de Boek­handelaar P. M e ij er W a r n a r s een bundel romantische poky van Vin k e 1 e s uit. In gezegd jaar liet ooze dichter het Treurspel Sardanapalus, naar het engelsch van Lord B y r o n, in druk uitgaan. Pit Treurspel had hij met eenige inkortingen voor het Nederduitsch tooneel bewerkt, doch de toenmalige commissarissen van de Amsterdamsche ,Schou\w­burg, aau wie hij zijn handschrift had toegezonden,, achtten het voor de opvoering niet geschikt, over welke uitspraak de dichter zijn spijt in het voorberigt niet kan verbergen. Hoezeer Vink el e s niet onder de dichters van den eer­sten rang kan geteld worden, dragen toch verseheidene zijner voortbrengsel blijken van talent en oefening. Vele dier voortbrepgsels zijn oorspronkelijke stukken, doch ook vele navolgiugen of vertalingen van uitheemsche vernuften. Groot was zijne belezenheid. De uren die hij niet op zijn kantpor doorbragt, werden door hem, vooral in de laatste jaren van zijn Leven, bijna alle met lezen doorgebragt. Hij was meer dapviif en twintig jaar werkzaam ten kantore van .den Rijks-cassier of administrateur, later betaalmeester van 's Rijks schatkist te Amsterdam en leefde ongehuwd. Part. ber. VINICEIXS (HERMAN), broeder van R e i n i er, in 1745 te Amsterdwi geboren, was teekenaar en graveur. Op de tentoon­stelling te Amsterdam in 1810 was van hem een teekening van ee" Triomphwagen voor loizer Napoleon de Groote en van een keizerliike Statiekoets. Hij graveerde tooneel­schermen voor den Amsterdamschen Schouwburg, en copieerde ook de beikende ?rent van H. Goltziu s: De Ovals! en het rneiVe met het vogelnestje. VINKELES (HERMANIIS.zoon van Johannes V i n k e l e s (die volgt), te Amsterdam geboren, sehilderde, volgens Kra m m, Boomrijke • Landschappen, die op de Am-sterdamsche tentoonstellingen van 1846 en 1847 voorkomen. Zie Kramm. VINKELES Rz. (JoHANNEs), zoon van R e i n i e r V i n. k e 1 e s, graveur, verliet het ouderlijke huis en begaf zich buiten 's lands. Hij arbeidde mede aan de fraaije prenten van het 2de deel ,der Tooneelpazy van N. S. van Winter en L. W. van Merken. Hij teekende voortreffelijk paarden, waarvan hij een groot lief hebber was. Zie v. Eijnden en v. d. Willigen, D. II, bl. 324; Kramm. VINKELES (REINIER), in 1741 te Amsterdam geboren, werd eerst voor 'den koophandel opgeleid, doch van zijn jeugd af, toonde hij meer neiging tot de teekenkunst, en werd ter opleiding in de graveerkunst aan Jan Punt toe­vertrouwd. Ook legde hij zich toe op het teekenen naar ,h,et leven op de Teeken-academie, waarvan hij later mede­bestauraer werd. Tot voortzetting zijner studien begaf hij zich naar Pariis, waar hij een jaar lang het onderrigt van den vermaarden plaatsnijder J. B. le B a s genoot. Men `bond hem pier de gelegenheid aan zich, op voordeelige voor­vvaarden, naar Petersburg te begeven, ten einde aldaar de post van medebestuurder van de Akademie der schoone kun­sten te bekleeden. Doch te veel gehecht aan zijn geboorte­'pond en aan zijn reeds hoogbejaarde ouders, keerde •hij in 1771 'naar zijn geboortestad terug, waar hij zich met teekenen, en graveeren bezig hield tot zijn dood in 1816. Vinkeles was niet alleen een zeer bekwaam, waar tevens een zeer werkzaam kunstenaar. Het getal der door hem en onder zijn opzigt vervaardigde boekprenten, portretten en vignetten beloopen meer dan 2,500 stuks, waaronder 150'0 naar zijn eigen ordonnantie. Ook teekende hij soinmige der door hem gegraveerde portretten attar de .natuur, zooals dat van Carel, baron van Boetselaer, Gouverneur vaa de Wil­lemstad, en van Johan Adams, Gezant van Noord-Amerika. Hij was lid van het Kola. Ned. Inst. en van Buitenlandsche leekenaeademien. Zie Immerseel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Letterb. ISM. I. 166. VINKENHUIS (DANIEL), te Middelburg geboren,, wordt als een bekwaam schiider vermeld, die in 1740 overleed. • •V BUIS.VAN.jongste soon van Vi n ce n t Laurens van der Vinne werd den 241401 October 1665 te Haarlem geboren, was aldaar boekverkooper, dock beoe­fende ook de teeken- en graveerkunst in koper en hout. Bekend zijn van hem 16 Stadagezigten buiten Haarlem, zeer geestig geetst, 6 stuks idem naar teekeningen van Thomas W ij c k, 4 stuks idem naar teekeningen en gezigten in Savoye. Hij beoefende ook de poezy en was lid :der Rederijkerskamer in Liefde bloeijende. Hij overleed ongehuwd den 15dea April 1740. Zie van Eijnden en van der Willigen, D. I, bl. 445, D. IV,hi. 155; Immerzeel, Kramm; Witsen Geysbeek. B. 1. C. Wb. D. IV. bl. 4; v. d. Aa, N. B. A. Wb.; K 0 bus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. VINNE (tACOB VAN DER), zoon van V in c e n t, oefende waarschijnlijk te Haarlem den kunsthandel uit. Kr a mm vermeldt van hem een door hem geetst prentje, voorstellende een Man bij een tafel gezeten, zijn pijp aan een komfoor aanstekende enz. Zijn etswerk heeft weinig verdienste. Zie Kramm. VINNE (JAN VAN DER), broeder van den vorige, in 1663 te Haarlem geboren. Hij zou een leerling van H u g t e nu burg geweest zijn. Van G o o l schrijft dat hij bij Jan W ij ck Thomaszoon in Engeland veel geleerd heeft. Ook hij beoefende de etskunst, doch meer is hij nog bekend als schilder en teekenaar. Hij deed zulks in den stiji van zijn meester H u g t e n b u r g. Vooral in Engeland, waar hij zich eenigen tijd ophield, waren zijne ruiterij-schermutselingen, jacbtstukken enz. zeer gewild. Uit Engeland weergekeerd, vond hij zijn voornaamste bestaanmiddel wel in eene fabriek van zijden stollen, doch hij bleef tevens de kunst beoefenen. In de kunstverzameling van Teyler vindt men van dien mees­ ter teekeningen met sapverw en 0. I. inkt, landschappen met paarden en runderen voorstellende. Hij overleed te Haarlem den Dun Maart 1721. Zie Immerzeel; Kramm. VINNE (JAN VAN DER), zoon van Laurens van der Vinn e, den 318ten Januarij te Haarlem geboren, schilderde allerlei onderwerpen en legde zich vooral toe op het teeke­nen van landschappen en bloemen. Hij bezat een friaadijeen verzameling schilderijen, teekeningen en prenten, den 3 Maart 1754 te Haarlem verkocht. Hij zelf overleed aldaar den 88ten November 1753. Zie van Eijnden en van der Willigen„ d,; Immerzeel;Kramm; Kobus en de Rivecourt. VINNE JAM. (JAN VAN DER), broeder van Vincent van der V i n n e, in 1784 te Haarlem geboren, vervaardigde fraaije teekeningen vooral Landschappen en etste luchtig maar met een vaste hand. Hij overleed in 1805. Zie v. Eij n den en v. d. Willigen, D II. bl. 258 ; Kramm. VINNE (LAURENS VAN DER), zoon van Vincent van der Vi n r. e, in 1658 te Haarlem geboren, was een leerling vau B e r c h e m. Vooral is in zijne landschapsteekeningen de manier van zijn leenneester kenbaar. Volgens H o u b ra k en teeke ride en schilderde hij ook bloemen voor de Haarlemsche bloemkweekers en voor fabriek­patronen. Kra m m meldt, dat hij ook geetst heeft en ver­meldt een Landschap met vee en Weigel meent dat de ets Des Renards pres de leur terrier, aan A. van Everdin­gen toegeschreven, van zijne band is. Hij is te Haarlem in 1129 overleden. Zie v. Eijnden en van der Willigen, Nagler; Immerzeel; Kramm; Weigel, &plena. au Bartsch, p. 81. V INNE JACOBZ. (LAURENS VAN DER) schilderde Land­schappen met vee, ook graveerde hij Titelvignetten. Zie Kramm. VINNE LAURENSZ. (VINCEN VAN DER), in 1623 te Haar­lem geboren, leerling van Frans Hal s, deed met Corn e­-lis Bega, Thedorus Helmbreker en Willem Du­bois een kunstreis door Duitsch land, Zwitserland en Frank­rijk, zette zich na zijn terugkomst in 1655 in zijn geboorte­stad neder en schilderde niet alleen portrett.en in den trant van zijn meester, maar ook landschappen, gebouwen, dieren, stillevens enz. Ook vervaardigde hij stukk en van grooter bestek en van geschiedkundigen en zinnebeeldigen aard voor kamerbehangsels, zolder—, deur- en schoorsteenstukken. Ook muntte hij nit in het schilderen van uithangborden. J a n Berk") e i d e n noemde hem zelfs den Raphael der Uithang­borden. Hij overleed in 1702, drie zouen nalatende, zijn portret door zijn kleinzoon Vince n,t in zwarte kunst naar aene schilderij, in den smaak van Frans Hals gegraveerd, komt ook bij Ho ub rak en voor. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt;Xuller, Cat. v. pork. VINNE (VINCENT VAN DER), zoon van Lauren s, klein­zoon van den oude, werd den 10den Julij 1685 (volgens andereu in 1684) te Haarlem geboren en in de fabriek ziins vaders opgeleid. Hij tee de hoofdzakeliik bloemen en planten, doch teekende en etste ook andere voorwerpen. Van hem zijn o. a. de fraai geetste prentjes en de Leerzame Zinnebeelden, berijmd door ildriaan Spinneker 2e dr. Haul. 1751. 4°. Hij overleed te Haarlem 16 Mei 1642. VINNE JANSZ. (VINCENT VAN DER). Deze werd in 1736 te Haarlem geboren en had zijn vader tot leermeester. Hij tee­kende bloemen voor de bloemisten, later landschappen met vee, voor behangselwerk, die door hem fabriekmatig behan­deld werden. Men heeft ook vele fraaije teekeningen van Lem zoo in kleuren als in inkt, naar eigen vinding en schilderijen van anderen. Hij etste ook in het koper, zooals de groote potvisc/ (ca­ehelot) den lOden Februarij 1762 bij Zandvoort gestrand, een Gezigt van Egmond op zee met ruinen en figuren. Ook graveerde hij in zwarte kunst. Hij oefende ook 'den kunst­handel nit en was eenigen tijd •pzigter der kunstverzameling van Teyle r. Hij overleed te Haarlem den 15den Jan. 1811 bij zijne vrouw Marie van der V in n e, geen kinderen nalatende. Den llden Maart 1816 werd zijne kunstnalaten­schap verkocht. Zie van Etinden en ran de. Willigenammerz eel; KTISMBI. VINNE VAN LEE (VINCENT VAN DER), de jonge, plant­etser o. a. van een kind dat zeepbellen blaast of de ijdel­heid in 4°. zeldzaam. Zie Kramm in dank. V1NNIUS (ARNoLD), teekenaar en dichter uit het begin der XVIde eeuw. VINNIUS (ARNomus), in 1588, zoo men wil te 's Hage geboren, werd in 1618 door cnratoren gemagtigd tot het houden van voorlezingen over de regten aan de Hoogeschool te Leiden, in 1633 buitengewoon en 1636 gewoon hoogleer­ aar in het Romeinsche regt en overleed den laten September 1657~ tit is in het groat afgebeeld, .met het adres excud. Dankerts en J. Laawijtk. Hij gal in het licht : Ger. Tuningli Commentarius in Libros 117 Institutionuni Juris Civilis. L. B. 1618. 4°. Jurisprudentiae contractae S. Partitionum Juris civilis lIbri IV writs observcitionibus et perpetuis illustrati Hagae Comit. 1631. 4°. Itoterod. 1663. Oratio auspicalis anno 1638 pridie kal. Mardi habita, dum .Professionem furls in ,academia Lugduno-Batava ordiretur typis Asti 4°. Conatnentarins Acadenaious et Forensis Zn Jnstitutiones Juris civilic Jusiinianeas. Ibid 1644, te Rome in 172-5 op den Inegex geplaatst. De Pactis, Jurisdictione, Collutioribus et Transactionibue 4. Roterod. 1644. Ed. 4°. Notae in iluthores de Origine et Progsessu Juris Civilis Romani cum Observutionibus Simonis van Leeuwen. L B. 1672. Selectarum Quaestionum juris lzbri II quibus additae stint S'i2nonis.Arnoldi filii orationes duae. Roterod. 1672. 12°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. Foppens, Bibl. Belg.; T. I, p. 105, 106; Crenii Animadvers. Phil. P. V, p. 203 ; Morhoviius. Polyph. p. 583, 593; Th. Magiry Eponym. Voce; Saxe, Onom. T, Iv, p: 274, 275 ; Paquot, Mem. T. II, p. 161-166; Alma Acad. Meurszus; Siegenbeek, G. d. L. Hoopes, D. I, bl 148, 165, 166, 167, 211, 212, D. IV, bl. 118, 268; .Schot el, de L. Booges. straten, Kok, Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecours; Verwoert. Muller, Cat. v, portr.; Grotii Poem. VINNIUS (SimoN), zoon van 'i den vorige, werd in 161 .8, op verzoe'k van zijn varier, Lector in de regten aan de Leid­sehe 11 oogeschool. •ij schreef : Orationes de constantia Juris naturae 1648. De sapientia Romanorues in jure constituendo, reddendo, instanrando. Zie Foppens Bibl. Belg., Soermans, Alcad. Bay. 14. 965 Sitti­g en be ek, t. a. p. D. I, bl. 270. VIGEZIUS (NIKQuas), leefde, in 't eind Eder 16de eeuw, lie Haarlem, wendde met Sasbold Vosm erns en A d e 1-bert E g g i u s, alle kractten aan het oude geloof in zijn vaclerland te behouden. Hij doorreisde onder vele gevaren Holland, Friesland, Deuemarken en Zweden, predikte en las de Mis, deelde de H. Geheimen uit, troostte, versterkte en pndersteunde de trouw geblevem katholieken, "zocht jongelin­gen op, die zieh tot den g,eestelijken staat geroepen gevoel­de, onuerrigtte en onderhield hen nit ziin eigen naiddelen en stichtte te Keulen een collegie met een Kapel. In 1603, vijftig jaren oud, trad hij in de orde der Franciskanen te Keulen, waar hij den 268ten Maart 1628, in den roep van heiligheid overleed. Zie Bqdr. tot de Gesch. v. h. Bisdom v. Haarlem, bl. 435. VINSEMIUS (Dommicus) Zie DOM. VAN WINSUM. VIOTTA (JAN JOSEPH), geneesheer, organ.st , pianist en compouist, van Italiaansche afkomst, den14den Januarij 1814 te Amsterdam geboren, toonde reeds in zijne jeugd als koor-knaap den uitnemendsten aanleg voor de toonkunst, dock zijne ouders bestemden hem voor de geneeskunde, waarin hij Leiden studeerde. Na voleindigde studien, werd Viot t a eerelid en lid van vele zoo binnen als buitenlandsche maat­sehappijen van toonkunst, lid van het Kon. Ned. Instituut en lid van verdiensten der Maatschappij van toonkunst. Te Leiden eomponeerde hij voor Musis sacrum, een ouverture en voor aempre-crescendo eene symphonie. Van zijne overige coroposities vermelden wij 3 liederen op twee stemmen, door de Maats. v. Toonk. bekroond, Der Fischer, voor alt of baryton, An den Friihling ; la Priere d'une mere ; la Mala­die du pays; Seeks Gesange voor 4 manner' stemmen; 6 lie­deren voor gemengde kooren. 6 liederen voor eene stem, Het oog van den nacht, Lijkzang op den dood van J. B. v a n Br e e, bij de begrafenis van den componist uitgevoerd eenige stukken in het Album der laatstgenoemde Maatschappij o. a. een mazurka voor de piano; Llou zee ! koor ; Sex mo­dulatnina sub elevatione diversis vocibus cum organo; motet-ten "dune. style remarquable Chanson Creole op 31 ; 6 cantica sub elevatione cum orgonorum conductione ; Mina Isr. 3; De kleine bedelaarster van Tollens : 7 vaderlandsche Liedjes ; De sier des levees, trio ; voorts de kooren Lente, Zanglust, Scheiden, Nachtelijk nzinnelied, Maanlicht, Jagers­lied, Minneles, Ter jagt, Lof aan Naach, Avondzon, Avond­koelte, Zwaluwenvlucht, 's Levens bloeitijd, alleu te Amster­dam bij Theune en Root haan versehenen. Niet minder roem verwierf hij door zijn mis voor vier stemmen, zijn Salve Regina, 6 mottetten ; een Requiem, missa pro definctis virilibus tribus quatuorve vocibus canendi organ° comitante voor drie stemmen, en een groot aantal kooren en romances, „Ses oeuvres (schreef G r e g o i r) rave-lent un artiste aux hautes connaissances de l'harmonie et de la composition. Son air Ban Maria, paroles de J. P. H e ij e, publie dans le Swelingh-Album (1 853) est un p6tit chef d'oeuvre de melodie et de charme poetique." Hij overleed den 6' Febr. 1859. In een der Nieuwspapieren las men : ,,Zondag 6 Februarij is te Amsterdam overleden J. J. Viott a, med. Doct., een man van veelzijdige bek waamhe­den wiens verlies, vooral ook in de toonkunstige kringen hier te lande, diep zal worden gevoeld. 10 Febr. is het lijk van den overledene plegtstatig ter aarde besteld op de begraafplaats de Liefde, buiten Am­sterdam, na de viering van eene lijkdienst in de kerk der parochie. De slippen van het lijkkleed werdeu gedragen door de Heeren Dr. J. P. H e ij e, den Hoogleeraar V. Schneevoogt, J. Brester Az. en V erhulst. Op het graf is door een koor, uit 80 zangen bestaande, de treurcan-tate gezongen, welke de ontslapene had gecomponeerd bij het overlijden van den toonkunstenaar J. B. van Bree en die, nu twee jaren geleden, op diens graf terzelfder plaatse was aangeheven." Een portret, geteekend door den Kunstschil­der A. T. Eh nl e, komt voor in het Album van schoone Kunsten voor 1852. Zie G r e g o i r, Les Artistes music. Neerl. p. 208, 209 ., Geneesk Courant 1859, N°. 59. Letterb. 1859, bl. 60; S weli n gh, CLXI. VIRINGUS (JoAN WALTERUS) of Jan W o u t e r s van Vierin gen, omstreeks 1549 to Leuven geboren, leerde La­tijn en Grieksch, studeerde in de medicijnen aldaar en werd in 1561 licentiaat, vervoigeris ging hij naar Ter Veere in Zeeland, waar hij de geneeskunst uitoefende en tevens het pensionaris-ambt bekleedde. Hij keerde echter naar Leuven terug, verkreeg den doctortitel en volgde Willem Bernaerts of B e r n a r t i u s als* hoogleeraar in de geneeskunde op. Na doze betrekking meer dan 22 jaren bekleed te hebben, verloor hij omstreeks 1578 zijne vrouw, omhelsde den kerkelijken staat, ontving de priesterwijding en verkreeg een kanunikaat in de Cathedrale van Arras, waar hij zich vestigde en en een der kapellanen der aartshertogen Albert en Isabelle werd. Hij overleed in 1598. Men heeft van hem ; Epitome, ofie kart begryp der .Anatomies Andreae Vesula, vert. in 't .Nederd. Brugge 1569. 4°. Een waarschuwing ad Lectorem pium et etliccrpov (medi­cinae arnantem) voor het Diarium Medicorum Ecclesiasticum van J o h. Molanus. Leo. 1565. 12°. Tabala Isagogica, ossium corporis humani annexionem ac humerum complectens, olim Lovanii edita, nuns recognita et aucta, Duac. 1597. De Jejunio et abstinentia, Medicorum Eccleriastici libri quinque Quc abstinens est adjiciet vitam, Eccles. 37. Non satiari cibis, saluberrimum ; Hippoc. in Epidem. Rigiaci Atrebatium 1597, 4°. Zie V al. Andreas Bibl. Belg. p. 566, 577; Fasti p. 45, 220;Foppens, Bibl. Belg. T. 2 p. 60 P aq not, Mem. IV. p. 106, 107. VIRINGUS (JOAN WALTERUS), of Jan Wauters van V i e r i n g e n, zoon van den vorige, in 1570 geboren, trad twintig jaren oud, in de orde der Jezuiten, waarbij hij aeh­tereenvolgende de fraaije letteren en godgeleerdheid onder­wees en als prediker optrad. Zij zonden hem ale missionaris naar Holland. In Friesland werd hij, gevangen genomen en na 6 maanden in den kerker geweest te zijn werd zijne vrijheid gekocbt. In Belgie teruggekeerd, vestigde hij zich te Meche­len, waar hij den 4den December 1622 overleed. hij gear in bet Iicht: Christelijck Beri eeht Joannes Wallesii, alias Walluijsetts, Arch-ketter dyer secte, die hij niet en weet, Predicant nieu tot Ilooren in Hollandt onderricht, door Joannes Walterus. Viringus. Frieder' der Socityt Jeru. De triplici coena Igni, vulguri et Eucharist:Ca. Antv. 16•1. 4°. Zie Pacinot, t. a. p. VIRNENBURG (FL0B.T8), kastelein van Koevorden, in h€t laatst der 12de eeuw, bezwaarde. de kooplieden, die hunne waren uit Vriesland naar bet Graaischap Bentheim vervoerden, met zoo onmatige tollen, dat bisschop Balduinus van Utrecht het slot Koevorden deed bestormen, innemen en den kastelein ontslaan. Zie Verwoert. VIRNENBURG (JoANNEs VAN), uit de graven van V i r­nenburg bij Trier, was tot 1364 bisschop van Munster, toen pans U r b a n u s hem bisschop van Utrecht maakte. Hij was den 48den bisschop, werd door verschillende vreemde vorsten beoorloogd, gevangen genomen en voor veel geld' gelost. Over de schuld, waarmede hij het bisdom overladen had, kwamen klachten in van de Utrechtsche kapittels te Rome. Ter­wijt men daar deze klaohten onderzocht, overleed Johannes onverwacht in 137`1. Zie, hellish* de Bat. sacra; Chronyck der biscoppen van Wert, D hi. 353 ;,vau.Gils, Bisdom van 's Boach ; bl. 75; Verwoert, VIRNENBURG ( ) wasp een der bondgenooteu, die het smeekschrift aan de Hertogin van Parma teekenden. Zie te Wat er, Verb. d. Edell. D III, bl. 362. VIRULI (F. W.), kunstschilder, waarschijnlijk een Amster­dammer, van wien op\ den Cat. van L o n,i s M e t a y e r. Amst. 179,0i bl. 950, N°. vermeld wordt: Ben boomrijk Land­sehap, gestolleerd met beeldjes, schapen en varkens, natuur­ityk behandeld. Zis ram ni. VIR1JLT (IAcoB), dichter, a:Fig/moot' en friend vat L. Sch e r m e r, op Wiens overlijden hij een Herderszang vet­aardigde. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. VIS (ARY), dichter, bloeide in het laattit der 18de eeuw to. 'llotbardam4 Hij schre ef vergen in de Lauwerbladen , voor de sown der vrijheid. Zie v. d.Ae t. a. p. Via.), Ot) de kanstsferkooping can D. Potte r, 's , Gra. venh. 1723, komt van hem voor: een stil watertje, voor f 25..25 verkocht. Zie Kramm. VIS (O.) gaf in 1791 te Robterdamt Eenvoudige vote*. spraken tusaehen oud en nieuw licht. VIS (R. VAN DER) gaf in 1718 te 's Hage de Katechis­mua in rijrn, op de %adze van Maria'a Lofzang, in het VISCH (GERAAD JACOBZ.), vroedschap der stad Rotterdam, werd in 1672 op aanhouden der oproermakers met anderen gevangen genomen, en op 't stadhuis in schepens kamer be­waard. Zie Wagenaa r, V. H. D. XIV. M. 115. VISSCHER (ADOLPH), in het midden der 1 7de eeuw te Rotterdam geboren, werd in mannelijken leeftijd pensionaris te Haarlem. Zijn bekwaamheden waren hoog aangeschreven bij S. van Slingeland en in 1722 zonden hem de stateh van Holland met van Boetselafer, Marius en de Groot naar Zeeland om de staten van dat gewest tot een gezamen­lijke zending naar Gelderland te . bewegen. Hij nam veel deel aan de raadplegingen over het kerstel van' 's lsnds middelen te water, weike het generaal plakkaat van 1125 ten gevnige hadt. In 1727 werd hij lid der Commissie die middelen tot herstel der finantien in Holland, moest voor­dragen, en vermoedelijk is het rapport te vinden in het 2d0 deel der finantieele stukken, gevoegd bij het beroemd rap--port van Goldherg o. a. van zijn hand. In 1730 werd hij aangesteld tot raad-fisccaal der admiraliteit op de Maze, en was ook in deze betrekking alsmede. in 1791 bij de herzie­ning van 't bovengemelde plakkaat tot Neil des lands werk­zaam. Later werd hij secretaris der admiraliteit, terwijl hij ook lid was der vroedschap te Rotterdam, waar hij onge­huwd overleed. Zie Seheltema, Staatka Nederl. VISSCHER (A.), Stadsschoolmeester en voorzanger te Puri­merend, gal in 17,64 aldaar bij Jordaan en Tolk: Eort ontwerp voor de eerste beginaelen der, Rekenkunst." VISSCHER (ADELLAN CANTEE),, zobn, van .Frans Cal] t e r V issc h e r, vroedsrnan. van Dokkurn en. N. Keiser, werd in OostAndien, geboren en den 2den Febr. 1738 te Dokknm gedoopt. Hij werd in 1753 grietman van Dantumadeel en overleed te Leeuwarden in 1781 of 1782 en werd te Driezuin -be-graven. Zie v. S mini a, N. Naaml..Grietm. bl. 126, 127. VISSCHER (ANNA ROEMER), oudste dochter van R o e me r Visscher en Margaretha Jars, werd in 1584 te Am.. sterdam geboren. Geen zorg werd aan hare opvoeding ge­spaard, zij weld in allerlei fraaije kunsten en jufferlijke hand*erken onderwezen, gelijk mede in de Fransche en Ita­liaansche talen. Al vroeg werd zij met de huiszorg belast door het afsterven van hare moeder. Om hare vader bij het klimmen zijner jaren bij te staan, wees zij alle huwelijks­voorqtellen van de hand. Hoogelijk werd zij door verschei­den dichters deswegens geroemd en als voorbeeld van ouder­liefde voorgesteld. Cats inzonderheid ging zeer hoog met haar, gelijk op verscheiden plaatsen in zijne werken blijkt; al de overige dichters verhieven om strijd haren lof. Zij be-. hoorde tot den Muiderkring. H o o ft roemde hare bekwaam­heden in een klinkdicht: "Zoo 't u met diamant lust op het glas te stippen, „'t Is in de Vliuderteelt. Het geestige gedrocht nZiet oft het laeffenis aen sap van druyven zocht ; aEn sit soc kuyn, met zoud het van den roemer knippen. //Vat ghy penseel of naeldt ; daer worden kuyl, en klippen "Geschaepen, bos en bergh ; en 't vochte veldt bedocht 'Met groene graezen waar 't welvaerendt vee nae toght vDat haelt zijn aem, zoo 't schijnt en staet met gaende lippen. Hij vergeleek haar boetseerwerk met dat van Prometheus zond haar gedichten en prees haar in zijne brieven. Ook Vondel, Huyghens, Westerbaen, Simon van Beau­mont en vele anderen wijdden haar hunne gezangen. H u y­gh en s nuemde haar de wijze Anna, de Hollandsehe Sappho. In 1622 ondernam zij eene reis naar Zeeland, waar zij door de voornaamste dichters met vreugdezangen werd verwelkomd. Deze reis had ten gevolge dat de banden van vriendschap tusschen haar en Ca t s naauwer werden toegehaald. Toen hij in 1623 tot Pensionaris van Dordrecht benoemd werd, en hij zijn verblijf aldaar vestigde, inzocht zij hem weder en geraakte in kennis met Dominicus Booth van Wesel, met wien zij weldra in het hawelijk trad en te Dordrecht bleef wonen. Twee zonen waren de vrucht van dat huwelijk, die zij, waarschijnlijk na den dood van haren echtgenoot in 1 640 in de leerschool der Jezuiten te Brussel bestelde, zij reisde zelve derwearts met brieven van aanbeveling door van Baerle aan den hem bevrienden P u t e a n n s voorzien. Later begaf eii zich, in belang van hare zonen, naar Leiden. Zij gaf de regeering kennis van haren kuthst, met een gedicht, gelijk zij tefens hare beide zonen met een gedicht aan den beroemden Ewald Sc rive ri u s had aanbevolen. De oudste dezer zonen, Johan genaamd, zag zij voor zich ten grave dalen; zij zelve stierf den 6den December 1651. Haar andere Z0013, R o e­m e r of R o m a n u s, overleefde haar, zette zich later als Ad­vokaat te 's Hage neder en beoefende insgelijks de dicbtkoust. Hare afbeelding vindt men in de aanteekening op dit artik el aangehaalde werk van Scheltema. Behalve eene verbeterde uitgaaf der Zinnepoppen van haar vader, heeft men haar bevallige liedjes met de spreuk Aileen de hope geteekend in Het Hollandsch en Zeeuwsch Nachte­gaaltje, waarvan de 9e druk Amst. 1633 verseheen. Ook in de Zeeuwsche Nachtegaal komen verzen van en aan haar voor. Waarschijnlijk •ervaardigde zij toen het dichtstuk De Roemter van den Aetnstel, of de Poe!ische Beschrijving van die Rivier, met verklaeringhe von eenige dr/ ysiere wo(rden 't Amsterdam voor Cornelis Willem sz. Blaulaken, Boeck­verkooper in het guide B. C. tusschen 1614 en 1636 gedrukt. Twee barer gedichten vindt men in Bloemkrans van verscheide gedichten Amsterd. 1659, een in .Klioos kraara vol verscheide gedichten, eerste opening, Leeuw. 1656, in Beverwijcks Uitnementh. des vrouwel. geslachts enz ook in de Vde uitg. van De G r o o t, Bewijs van de waarhei van de Chr. Godsd. Amst. 1728. J. v a n V 1 o t e n gaf een Onuitgegeven brief en dichtjen van Anna Roemers in een Almanak 1852 en A. D. Sc hi n-k el in 1854 te 's Hage Honderd Christelijke zinnebeelden door Anna Roemer V i s s c h e r (met eene Inleiding door van Vloten.) Zie, behalve Hoogstraten, Kok, Nienwenhuis, Kobus ende Rivecourt, Verwoert, Siegenbeek, Witsen Geijsbeek,van Kampen, Collot d.'Escury, de Vries en hunne aangeh.werken: Sch el terns, Anna en Maria Tesselschade; Maria Tessel­schade en hare vrienden in 1632-1649 (ouuitgegeven brieven en dicht­jens) verzameld door V. (.T. van V 1 o t e n), Leiden 1 852 ; S chotel, Letter- en oudheidk. Avondst. M. 95 ; K on i n g, Het slot Muiden ; W. van Goudhoeven, Oude Chron. van Boll. k 's Hage 1636) bl. 226; Beverwijck, Uytnementheit der vrouwelicken geslachts, bl. 161 enz.; Balen, beschrijy. v. J.)erdr. bl. 8211; Wagenaar. Amsterdam, D. III, bl. 205 ; v. V 1 o t e n, Inleid. voor de Chrzstel. zinnebeelden ; Cat s, Mengeldichlen, bl. 475, Vrouwe bl. 370; be Minnekunst (1622); Hghens, Rorenbloemen, bl. 253, 256, 262; Hooft, Mengelw. bl. 370, 656, 671, 672, 673; Brieven, N°. 97, 98, 196; V ond el, Poezy, D. I, bl. 718, 1287; Vol l e n h o v e n, Brieven, achter het Leven v. Fr. de Haas, bl. 1941 Brandt, Daywijzer, bi. 645 ; Minnelcunst, Mengeldich­ten, Amst. 1622; (Eeredicht aan A. R.) Heinsius. Aederd. Poem. bl. 144; S. van Beaumont, Tijdsnlpper. (Reg.) Barlaei, Poem. T. II, p. 428, 434; Nay. IV , 1)1. 64, 346, 347; v. Doorninck, No. 3962, 'ad. Letteroel 1827, No. 19; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. Portr.; Hubert chr.tafed.;J on ckblo etNed. Letterk 1.6 VISSCHER (ANDRIEs) volgde J a co b Quac q, als Come missaris van de Postschuiten, waartoe de revering van Rot­terdam hem benoemde, onder den titel van Postmeester van de zeetijdingen, in 1666 op. Zie J. C. de Jong e, Ouch. v. Ned. Zeno. D. II, 1 W. 147. VISSCHER (C. J.). Abcou de vermeklt van hem : Bescitrijving van de V Colonmen. fol. Zie Abcon de, Aanh. bl. $27. VISSCHER (CAREL WOUTER), noon van den predikant J Q­annes Visseher en Ida Hillegonda Valckenier, werd in 1734 te Amsterdam geboren. Hij behaalde reeds in zijne jeugd roem door de verdediging en uitgaaf van eene voortreffelijke staatkundige regtsgeleerde verhandeling over de weitige afzwering van Philip H. Hij zette zich als advokaat in zijne geboortestad neder, die hem tot pensionaris aan­stelde. De gemeenebest-gezinde partij toegedaan, nam hij deel aan de pogin (Yen tot beperking van de magt des stad-houders. Hij deelde dus in de gevolgen der omwenteling van 1787 en werd van zijne ambten en bedieningen ontzet. Hij leefde vervolgens stil tot 1794, toen hij aan het hoofd stond eerier bezending uit vele burgers, ter overbrenging van een verzoek over 's lands helangen. Later gevangen genomen werd hij veroordeeld tot een zesjarige opsluiting en vervoerd naar het werkhnis te Amsterdam. Den 19den Jan. 1795 werd hij ontslagen, en als maire aan het hoofd der politie te Ain sterdam gesteld. Sedert onderging zijn lot, met de sehokken, die de stad leed, verschillende veranderingen. Hij huwde Anna An thonia van Muiden en overfeed in 1802, zijn of beelding is door B a u se naar Schmidt fraai gegraveerd. Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert, Kobus en de Riveeourt; Muller, Cat. v. Portr. VISSCHER (OLA.Es JANz.), teekenaar, graveur en kunstkoo­per, znon van Jan C la e s z. Vissc he r, werd in 1587 te Amsterdam geboren, huwde aldaar 9 October 1608 Anne tj e F lorisdr. en stierf omstreeks 1660. De werken van vader en soon zijn moeijelijk te onderseheiden. Bij Nagler vindt men 42 werken van beide vernield.. Im m e r z e e 1. madt dat hij landschappen heeft get:4st, (lie fraai van compositie en gemakkelijk behandeld zijn, alsmede verscheid'ene gezigten in Holland doch waar hij voornamelijk in uitmuntte, was hgt landschap met figuren en dieren gbstoffeerd, die hij, zoo, naar elgen vinding als naar andere meesters, graveerde. zijn af­beelding is door II ondins gegraveerd. Zie van Eljnden en van der Willigen; Immerseel; Kramm; Nagler; de AVavorscher. D. VIII, bl. 3204 Muller Cat. van Portr. VISSCHEit (ton Me) literd in 1699 ter Haarlem retkoren, en is aldraar in 1668 aan de sieen of 't gravOel Ilverteden. Hij heeft per veel, zoo van eigen inventie, als mar I3 a in b d dt A, van 0 stad e, Be rchem en anderen, in 's koper gesne. den. Hij Wag een goed plaatsnijder, en had een vaste ma= vier van teekenen, met Zwart krijt. Op de konstverkooping van Verstolk van SoelOn werd een Mansportret van zijne hand met f 280 betaald. K r a na m vertneldt vaii hem Principe. Hollandiae et West, risiae, 38 groote portretten met titel door hem gegraveerd ; bet door hem geteekende en door N. Dupuis gegraveerde portret van Philip Wo wenn a n. Hij graveerde 101 portretten, 133 gee8telijke enderwerpen, 143 historische voorstellingen, 179 tafereelen uit het gewoon volksleven naar eigen teekeningen. Ziju por- ' tret komt bij van Eijnden en van der Willigen en Imme rz e e 1, naar zijn eigen teekening, voor. Zijn door hem zelven op perkament geteekend portret, gold op de verkoo­ping der kunst van J. de Vos f 100. Hij was lid van het St. Lucasgild te Haarlem. Zie van Eynden en van der Willigen; "tank bl. 96;Immerzeel; K ramm; Kobus en de Rivecourt; Mailer, Cat. van Pork. VISSCHER (CORNELIS DE)' werd, volgens Pilkingto n, door Immerzeel, Balk em a, Nagler en anderen gevolgd, in 1520 te Gouda geboren, dock Kra m m stelt zijn geboorte­jaar vroeger. Hij was een bekwaam historie- en portretschilder. Hijschilderde o. a. het jongste portret van Prins Willem I van Oranje in, het harnas, door W. J. D e 1 ff in koper gebragt,oot dtt van Don Juan van Oostenrijk. Een ander portretvan Will em I (Prins Willem de Bente op zijn parade-bed) is op het Rijks-Museum te Amsterdam; Hij leefde alzoo nog in 1584 en kan dus niet, gelijk Immerzeel meldt, in 1.568 verdronken zijn. Zia van Maud e r, D. I, M. 157; Iramerzeel; Kramm. VISSCHER, (G.), een graveur van middelinatige vtrdien­sten. K r am at vermeldt an hem een gravure Bacheis en Cupido met drinkbekers in de hand, in can prieel. Zie Kramm. VISISCHER (J.), geneeskundige, of net H. van de Poll ie het licht: Het' Roodhuisiaanathe geheitn in de vitoedkuilde ontdekt Leiden' 1754. 80. Zia Arrenberg, bi. 546. 16* VISSCHER (.tAcoRos CANTER), zoon van Tamer u s Vi s­scher en van Machtelie Jacoba Canter, geboren den 808"2 November 1692, waarschijnlijk te Harlingen, waar zijn vader geueesheer was, legde zich, vermoedelijk teFrane-ker, op de godgeleerdheid toe. Lust tot onderzoek van vreemde gewesteu deed hem, na het eindigen zijner studie, een beroep van predikant naar Indic aanvaarden. Hij vertrok naar Batavia in 1716 en werd bet volgende jaar geplaatst te Cochin, de hoofdplaats der toenmalige Nederlandsche bezit­tingen op de kust van Malabar, waar hij vijf jaren het Evan­gelie verkondigde. Daarna overgeplaatst te Batavia voor den predikdienst in de portugeesche taal, overleed hij in 1735. Hij is tweemalen gehuwd geweest, eerst met N. La H a ije, bij wien hij verwekte, Frans Canter Visscher, J. U. Dr. en Raad in de vroedschap der stad Deventer, en Hendrik Canter Visscher, J. U. Dr. mede gecommit­teerde staat ten Landsdage te Dokkum. Zijne tweede vrouw A. F u r n e h o u t schonk hem Been kinderen. Hij maakte zich bekend door het schrijven van Malabaarsche Brieven beheizende eene naukeurige beachrij­wing van de kust van Malabaar, door J. C. V. in leven bedienaar des Evangelies te Couchim op Malabaar, later te Batavia. Nu uitgegeven door tiin broeder C. T. Visscher, predikant te Pingum. Leeuw. 1743. 8°. Teenstra, Nederl. Overt. Bezitt.; Eekhoff, Cat. d. Bibl. van Leeuw, bl. 210. VISSCHER (JAN JAcoBsz.), schilder en glasschrijver te Amsterdam in den aanvang der 17de eenw. In een lied aan hem klaagt Bredero (Boertig Liedeboek), over het verval der Rederijkerskamer te Amsterdam in Liefde blotifende (1651). Zie Kramm. VISSCHER (LAMBERTUS), broeder van Jan en C or ne 1 i s, werd te Haarlem geboren en speed portretten naar F. B o 1, van Loo en anderen. Naar Italie vertrokken, werkte bij te Florence in het paleis Pitt° , naar schilderstukken van P. Certona. In 1690 was hij nog te Rome werkzaam. Na g­1 e r beschrijft 25 nummers zijner graveerwerken. Het portret van den Vice-admiraal Cornelis Tromp naar F. B o I, gr. f°. wordt voor. zijn beste werk gehouden. Zie Immerseel; Kramm. VISSC HER (LoDEwinc GERARD), zoon van Teunislirag t Visscher en Catharina Dorothea Boellaerd, werd den Pt" Maart 17 97 te Breda geboren. Door zijne moeder opgevoed, werd hij in 1814 ambtenaar bij ode . 4antien to 's H n e. Tn 1817 werd hij controleur der Directe belastin­gen en gaf in 1825 een werkje in bet lid) t over het = herstel en invoering der Nederlandsche Taal (in de toenmaals Zui-' delijke Provincien des Rijks), 'tgeen aanleiding gaf dat ko­ning Willem I hem bet volgende jaar tot hoogleeraar bij het collegium philosophicum te Leuven benoemde. Ten gevolge der palitieke gebeurtenissen in Belie (1830) moest V i sscher de wijk naar de N. Provincien nemen, en werd in 1831 als prof. extraord. den Hoogleeraar Adam Simon s toegevoegd en volgde hem in 1834 als .ord. op. Toen Visscher 25: jaren het hoogleeraarsambt had bekleed, gaven zijne leerlin­gen hem een kostbaar geschenk met toepasselijk opschrift. Tweemaal bekleedde hij het Rectoraat der Utrechtsche Hoo­geschool. Hij overleed den 260ten Januait 1859, bij zijne echtgenoote,Georgette Catharina Cornela Flok, vier kinderen, drie zonen en eene dochter, nalatende. De Hoogleeraar Millies scbetste bij zijn graf zijn beeld in fiksche trekken en Dr. W a p schreef zijne biografie voor de Maats. van Ned. Letterk. waarvan Visscher lid was. Visscher gaf in het licht : Nationaal Lied, voor de pianoforte in muziek gesteld door F. von Gunter. Uitgegev. ten behoeve der amen 4 z. pl. Melanges de Poisie et de Latterature des Pays-Bas. Brut. 1820, , 8°. m. portr. -v. P. Nieuwlan d. Bloemltzing uit de beste schriften der Nederl. Dichters van de 13de tot en met de 18de eeuw. 2 dln. Breda 1821, 1822. 8°. Een paar woorden over "Masterdom en Brussel, by den iongsten watersnood. Brussel 1820. 8°. De Herder op het slagveld to Nieuwpoort, bekroond door de Kon. Maats. van Taal- en Dichtk. te Nieuwpoort. Brussel 1822. 8°. 2e dr. Ban den Boning en het yolk, Lierzang, ald. 1822. 8°. De koningin te Breda, Tooneelspel. Ald. 1823. 8°. Over het herstel en de invoering der Ned. Taal. Ald. 1825. 8°. Nederlandsche Chrestomathie, ten gebruike bij he Hooger Onderwijs. Leuven 1827. 8°. Bloemlezing nit de Nederl. dickers. en prozaschriivers. Leuven 1828, 1829. 2 dim go. Kleine handleiding voor de taitspraak der Nederl. taal, beataande in eene verzameling van eigenaardige apreektvijzen Leuven 1828. 8°. Handleiding tot de algetneene geschiedenis der Nederlan­den, inzonderheid ten gebruike bij zicademische studien. Berge cursus. Pan de vroegste tijden tot op den jare 1500. Utrecht 1832, 1833. 8°. Toelichtingen tot het chronologische overzigt. Utrecht 1833. 80. Ook onder den titel Beknopt overzigt der Nederl. Geschie­-denie.. Inzonderheid ten gebruike bij het onderwije en tot verduidelijking der get(774dige riveting van keizers, koningen en graven in onderscheidene PrevinciJn. Utrecht 1849. M. B6dragen tot de o,sde letterkunde der Nederlanden. Utrecht 1834. 8°. Fergutit, Ridderroman uit des Fabelkring van de Ronde 'Utrecht 1838. 8°. Ids over Jacob de Canter van Malabaar. Utrecht 1838. 8°. -Oratio de Gerardo Moll, dicta public* die XXVI. Mar. di 1838. Hague Comitis 1840. 4°. Historisch Vac/wife, order medewerking vas eenigs ge­kerden. le en 2e jaarg. Utrecht 1841, 1842. 80. Natuurkunde van het Heelal, door Gerard Leenhout, be. nevens eene Verhand. over hetzelfde onderwerp door broader Thomas. Utrecht 1841. 8°. Feedlied, den koning, in mannenkoor, toegezongen bly gof legenheid van Z. M. blijde inkomst to Utrecht, Mei 1841. Mu* van Kufferath. Utrecht 1841. 8°. Brannen en bouwstoffen ter beoefening der Algenseeno go­ schiedenis van het Vaderland. Utrecht 1846. 2 din. 8°. ..eInthologie van Nederl. pro zaschrijvers en Dichters sedert 1795 tot op dozen tijd, 1 deel. Proza. Utrecht 1847. 12°. (Niet verder verschenen.) Kort begrip der algemeene Geschiedenis van One Vaderland Utrecht 1848. 12°. Tweed* vermeerd. en verbet. druk. Aid. 1850. 12°. Chronol. to fel voor de geschiedenis der Israelieten ire Ne. &liana. Utrecht 1850. 8°. Leiddraad tot de algemeene gesehiedenis van ons trader- land van den vroegaten tad tot op once dagen. Utrecht 1850-1864. 3 din. 12°. Handboek der algemeene aeschiedenis der Nederlanden Necierland.sche Ko!main. (Afdeeling 1-5. AL 2 Afdee- Hag 1, Aft. Maaysen 1852. 8°. (Niet voleindigd). Beknopte geachtedenis der Nederl. 4etterk. 1, 2, 8 sink. 'Utrecht 101, 1852. (niet voleindigd.) Voorlezingen over de geschiedenis der Roomsch-katholieke perk Ow do Noord-Nederlanden, sedert de ophejing der ,f3is­ dommen tot op dezen ifjd. In verband beschouwii met het Utrechtsch Aartsbisdom door de Klerezy en de daaraan anderheorige bisdommen Haarlem en Deventer. Utrecht 1853. (Niet voleiodigd.) _Dee sohets van de Geschiedenis der Neded. Letterk. Utrecht 1854-57. 4 deeltjes. Leiddraad tot do geschiedenis der Rederl. Leiterk. Utrecht 1864-67. 4 deeltjes. 12°. Mn do laden van let vier& Nederl. Taal- en Legtork. Conyees te !Utrecht, in &pt. 1854. Woorden van Prbf. L, G..muziek pan J. H. Kufferat h, Fol. Tableaux ginealogiques et chronologiques des SouverainS- Busses et Turco. Avec le portrait d'Alexandre 11. Empereur de toutes lee Runless 8°. Voorts leverde hij verschillende bijdragen in de Kronijk van het Historisch Genoote., in het TYdschrift voor Geschie­deals en Oudheden en Stottstiek van Utrecht, in den Utrecht/-schen Vollesllmanak in Mnemosyne, Leiterl. Maandschritt, Astrea enz. Anoniem gaf hij : De JeEuiten in Nederland. Utrecht 1845, 1853. 80. Zie Utrechtsche Courant, 3 Febr. 1859 ; Dr. Wap, Levenss. van V.in Handel. d. Maats, v. N. L. 1559. v. Doornink, Anon. en Pseud. VISSCHER (A/11mA TESSELSCUADE), dochter van Roeme r, zuster van Anna en Truitj e, in 1694 te Amsterdam ge­ boren, voerde dezen zonderlingen imam naar de zeeschad.e door haren vader op de reede van Texel in den storm van 1593 geleden. Zij wend even zorgvuldig opgevoed als hare zusters en overtrot' beide in schoonheid. H o o f t telde hare voornaamste bekwaamheden dos op: //Vat zij diamaut, een kras •Spreken doet het stomme glas ; dien duim, met gouden draaden, Maalen kostele gewaaden ; 5Vingers voeren, pen, penseel, "Knokkels kittelen de veel. dan gaat dat mondjen weer ',Met de nooten, op en neer: Oogh zich aan de letters lijmen, // De gedachten aan het rijmen, "Tong zich krommen in den klank, //Van den Roomer en den Frank. noemde Naar de sachte sedeles, de Spiegel der zin­lijkste geesten, het ander wonder, de vorstinne der overvlie­gende geesten, de voornaamste van landt. Zij was een der hoofdzangeressen van het Muiderslot. Aldaar prijkten op den disch de door Anna en Tesselschade's konstige hand be werkte roerners met zin- en leerrijke spreuken en zinne­beelden besneden. Zij bleef lang ongehuwd, eerst in 1622 schonk zij hare hand aan Allard van Krombal g. Dit huwelijk gaf Hoof t, Vonde 1, Hnygens en anderen aanleiding tot lofverzen. Haar Echtgenoot was harer waardig. "Nooit een •pear" (schreef Hoof t) konde beter gepaard zijn, om de wereld met geestige kinderen te bevolken, en deze wereld niet alleen, maar ook alle degene, waarvan Alexander droon3de." Zij leefde met hem zeer gelukkig, en zap het huwelijk met twee dockers gezegend. Haar oudste dochtertje /men voege­lijk meilken, (schreef Hoofs) nerd krank aan de poxkens en stied* in Mei 1634. De vader trok zirh dat zoo aan, dat hij haar welhaast naar het graf volgde. Hooft spoorde H u y­gen s aan, llom de versleegene met een letterken van troost te bezoeken." Diep ter neder geslagen zocht en vond zij den be,ten troost in den godsdienst. Huygens zond haar een Lijkdicht en zijne Heylighe daghen, en waagde het toen ijverige pogingen aan te wenden om haar van de R. C. tot de Hervormde kerk over te halen. Te dien tijde zette zij de gewichtige, doch reeds vroeger begonnen onderneming om voort het beroemd dichtstuk Jerusalem verlust van Tasso uit het Italiaansch in Nederlandsche ver­zen over te zetten. Pit werk is onvoltooid gebleveu en alleen nit de aanhaling van sommige verzen door de Brune en de Brieven van Vollenhoven bekend. Tot hare bijzondere vrienden behoorde ook Barlaeus, die naar de hand der schoone weduwe dong en een geheele afdeeling Latijnsche verzen, Thesselica getiteld, aan haar richtte. Omstreeks den jare 1642 moet zij van Alkmaar naar Am­sterdam verhuisd zijn. Aldaar trof haar, in 1646, de ramp dat eene vonk uit een smidswinkel in haar linker oog spatte en zij dit oog, na vele smarten, geheel verloor. Barlaeus zond haar ter vertroosting een heerlijk Latijnsch vers. H u y-gens toonde geen mindere deelneming en zond haar een niet minder fraai gedicht, getiteld Oogentroost aan Parthe­nina. Zij beantwoordde den brief van Barlaeus en onder­teekende dit antwoord met hare spreuk Elek zijn waerom. Zij leefde te Amsterdam zeer geacht en gederbiedigd door elken vriend van wetenschap en deugd. Von del beschonk haar met den schoonen Vechtzang en droeg haar zijne Elec­tra op B r e d e r o d e had vroeger aan haar zijne Lucelle gewijd • H u y g e n s de vertaling van de Engelsche gedichten van Donne; Brandt rekende hare tegenwoordigheid, bij de vertooning van zijn Treurspel de veinzende Torquatus, voor de grootste eer en gaf eene schoone dankzegging in verzen. Zeer trof haar den dood van B a rl a e u s, doch zij troostte zich met de beoefening der poezy en werkte aan de vertaling van de Adonis van Marino : ook bezong zij den Munsterscheo vrede. Kort hierop verloor zij hare eenige dochter Maria. Nu ook ontving zij den troost van hare edelste vrienden. W e s t e r b a e n zond haar, behalve eenige troostryrnen, een klinkdicht. Zij zelve overleed den 20sten ,Tunij 1649. Huygens vervaardigde op haar een grafschrift. Hare afbeelding vindt men bij Scheltema, A. Beeloo voerde haar in zijn stukje, Maria Tesselschade risscher op het slot te Muiden, op het tooneel. Hare gedichten zijn verspreid. Zoo vindt men in Klioos kraam, Eerste opening, van haar Maria Magdalena aan de voeten • van Jesus, Zinnebeeldt op Maria Magdalena en op de afbeelding van Hooft. Van Vloten verzamelde hare brieven en dichtjes en gaf ze in 1852 met haar portret in bet licht, met den titel : Tesselschade Roemersen hare vrien­den in 1662-1669 in het Hat: Zie, behalve S c he 1 t em a's werk, A. en M. Tesselschade, enz.;Koning, het slot te Muiden; Sc h o t e 1, Letter- en Oudheidk. Avond­stond ; de werken over de Ned. Letterk. van S i e g e n be e k, v anKampen, de Clercq, Collot d'Escury, Hubert, Jonckbloet,andd. de Woordenboeken van Hoogstraten, Kok, Nieu wen­huis, Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Hooft, Mengelw.bj. 683, 6S8, 689, 742, 785 ; Epist. 441, P. II, p. 668; Brieven, 379, 380, 385, 415, 419, 534, 355, 507, 591. 496, 725 enz.; Huygens, Kotenbloemen, bl. 211, 237, 262, 263, 264, 624, 651, 652; Momenta desuitoria, p. 103. 184, 349 ; V o s, Geed. D. I, bl. 53 ; V on del, Op--dracht zijner Electra, Poezy, D. 1, bl. 714 enz.; J. de Brune, Wet­steen der V ernufien, bl. 248 ; Beverwijck, Uytnementh. d. orouwel. geslachts; Verscheid. gedicht., 1653, bl. 36; Minnepligt en kuisheids­kamp, bl. 122; Haegsche Nachtegael, bl. 4; Kliooskraam, D. I, 131, 205, Nederl. Elelikon: Bar laei Poemata T II, 428, p. 432, 451;W es terbaen, Gedicht. D. I, bl. 387; Scheltema, Redev. over Ho offs brieven; J. A. Al be rd in k Th ijm, lets over M. Tessel­schade in Lath. Yolks-Alm. 1854. bl, 141; Nay, D. Ill, bl. 37, D. IV, bl. 46. VISSCHER (LopEwIJK GERARD), een aanzienlijk Amster­dammer, Kolonel der Schutterij in 1788 uitgeweken en in 1795 in zijn vaderland teruggekeerd, was de vader van Tennis Kragt V is sche r, wiens manmoedig gedrag in den slag bij Bergen in Noord-Holland wij op het artikel Anthing vermeld hebben. VISSCHER (NicoLAEs), zoon van C la es Jans z. V i s­sche r, volgde zijn vader en grootvader in den k unsthandel open gaf vooral kaarten van steden en landen van Europa nit. Hij beoefende zelf de graveerkunst, blijkens 16 kleine stad­en watergezigten aan den Rijn, de Schelde en de Zuiderzee. Hij overleed te Amsterdam den 9den December 1709. Zijne vveduwe heeft nog een jaar daarna dezelfde zaak gedreven. Zie Gregori, Gedank. von Landkarten, Frankf. 1713; Nagler; Kramm, VISSCHER (PIETER), waarschijnlijk een Amsterdammer, die in jeugdigen leeftijd stierf. Hij gaf in 1707 eenige ilerderszangen en Mengeldichten in het Licht, die zeer ge­prezen worden. Zie de V ri e s, Ge.cch. d. Nederl. dichtk. D. II, bl. 75 ; Wit SOU Gijebeek, B. A. C. W6., D. VI, bl. 4. VISSCHER, (RontER), een aanzienlijk koopman te Amster­ dam en tevens emu der verdienstelijkste opbouwers der va­ derlandsche tital- en dichtkunde, werd in 1547 te Amsterdam geboren. Met Coornhert en Spiegel trachtte hij de zniverheid der Nederlandsche taal te handhaven, de Vlaamsehe en andere bastaardwoorden te verbannen, en orde en regel voor dezelve te beramen. Ook was -hij bestuurder en . een der schranderste leden van de kamer in liefde bloeijende. Zijn huis was vooral de werzamelplaats van dezen en de leerplaats der dichteren. her werden Coster, Br e dero en Victor ij n gevormd. V on d el ontving hier de eerste leiding en beschavino- van zijnen levendigen geest en vertaalde er met hulp van It a e 1 en H o oft de Troa8 van Seneca. Niet alleen was zijn huis een ternpel der dicht-, maar ook van zang- speel- en schil­derkunst. Hij zelf beoefende de poezy en ofschoon zijne ver­zen doorgaans welluidendheid en maat missen, kan men ze tech alle waarde niet ontzeggen. Zijn diep opmerken en krachtig uitdrukken van zinrijke gedachten verschaften hem den naam van Hollandsche Martiaal. Hij overleed waar­schijnlijk den Udell Februarij 1620. bolt vervaardigde het volgende grafsehrift op hem Roemer Visscher rust hier binnen, Moe gespeelt met Hollandsch jock, Want hij quicken bij de schock Schreef en popte met de sinnen, Siend' al 'swerelds wetensehap Aen voor vulsel van de kap. Zijn portret is door Frans H a l s geschilderd en bij Schelt e ma in zijn in de aanteekening genoemd werk te vinden zijn emblema was een roemer tusschen een wijnkan en een waterkruik, zijn zinspreuk Elck wat will. Men heeft van hem: Zinnepoppen, Amst. 1614, bij Willem Janszoon in de zonnewijzer op het Water, langw. 40. De tweede druk -verscheen door de zorg zijner dochter Anna bij denzelfden • uitgever, zonder jaartal, in kl. 8°. Deze uitgave is de beste, om de verbeteringen door A n n a, • die niet alleen alles heeft gerangschikt, maar tevens ver­scheidene uitleggingen verbeterd, aangevuld en geheel nieuwe gegeven, ook alle prenten voorzien met tweeregelige versjes, die van scherp oordeel en kracht van zeggen getui-gen. ?Een derde druk verscheen in 1669 bij Johannes van Ravensteij n te Amsterdam en een vierde in 1678 bij Sander Wijbrantsz en Andries Vink in Com­pagnie aldaar. 0311 de Muize ende van een blaeuwe seheen, met Tech andere ghenoeghelijeke boerten, in 1612 bij Jan P a e d s ja eobszoon to Leijden in lang 4°. met de oude Holland-ache schrijfletter of loopend schrift, zonder .zijn naam en buiten zijn weten. Beter is de uitgaaf met den titel van Brabbelingh, in 1614, bij Willem Janszoon op het Wa-ter in de Zonnewijzer kl. 8°. met een Dnitsche letter en twee aardige prentjes. De derde druk verscheen ook te Amsterdam in 1669 bij Johannes van Ravensteijn met gelijken titel, doch zonder prenten. Men vindt proeve zijner poezy in de meeste Anthologien o. a. in de Epigram. Anthol. bl. 6. Ook was hij mede­schrijver van Twee-8praeck van de Nederduyisehe Letterkunde. Amst. 1584, 1614. Zie J. S c h e 1 t ema, Anna en Maria Tesschelschade, de dochters van R. Visscher; Koning, Gesch. v. la . slot te Muiden; J. Wagenaar. Beschr. v. Arnsterd. fol. Ill, bl. 204; Kok, Vad. Woordenb. D. XXIX bl. 264; J. de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk. D. I, bl. 17; Siege n­beek, Gesch. d. Ned. Letterk. ; Van Kampen, Bekn. Geschied. in D. I, bl. 119 ; Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb. Dl. VI, bl. 5; Meerman, Aanteekk. op het Parallelon van Grotius D. III, bl. 38 . Alinanak voor Blijgeestigen 1831, bl. 49-65; Navorscher, D. IV, bl. 847; Huzinga Bakkers. Verh. over den trant der Ned, Poezy in D. V. der Werken der Maats. v. Ned. Letterk; Matthaei. Anal. T I. p. 171; Hubert, Chron. Ljst, bl. Callot d'Escury, Boll. roem. Jonckbloet, Neder4 Letterk. bl. 517 ; IJ p ey, Gesch. d. Ned. Tale, Muller, Cat. v. portr.; Vondels Werken; (Uitg. v. v. Lennep, D. bl. Vondels Leven; bl. 17-22. H. L. Spie­gel's Le ven voor den liertsspiegel, 1728 ; Dousa, Voorr. voor de late Uitg. van M. Stoke; Brandt,. Dagtogzer der Geschied.; Winterse dronden of Ned. Vertell. 1615, bl, 220 ; v. Doorninck. 4tion. en Pseud. No. 732, 2803. 4506, 5779 ; M uller, Cat. v. portr.; Hoogstraten; Kok, Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VISSCHER (TEums KRAGT), zoon van L o d e w ij k G e-r a r d, een vurig patriot, sneuvelde den 9den September 1799 als een held, bij een krijgsvoordeel der Bataven op de En­gelschen behaald, in betrekking van Adjudant-Majoor van den Luitenant-Kolonel Anth in g. Zie Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, III, D. 1 St. bl. 177, 206, 207 en de noot; Wap, Lev. v. Visscher, t. a. p. bl. 66, 67.; v.Door­ninck, Anon. en Pseud. N. 2198. VISSCHER (TRINTJE RoEmER), tweeds doohter van Ro e­m e r V i s s c h e r, zuster van A n n a, muntte ale kunstenares uit. Van Zwol deed zijn Afargrietje, A° 1630, onder hare guest opvoeren. Zip huwde, 29 Mei 1609, Claes van Buy1. Zie Anna Roemers, Honderd Christ. Zinneb.; Nay. D. IV, bl. 64, 346, 347, Deel V; Bijbl. CXXYVI. VISSCHER (VOLKARD), 20 Jan. 1639 te Enkhuizen gee boren, werd door Coen r a a d Hopp e, die aldaar van 1647 —1655 predikant bij de Luthersche gemeente was, tot de godgeleerde studie opgeleid en volbragt die vervolgens te Oxford. Hij werd in 1661 predikant te Rotterdam en in 1670 adjunct-prediker te Amsterdam, zonder zitting in de consistorie. Kort na zijne komst, overleed zijn leermeester Hoppe, die ook aldaar bet predikambt bekleedde, en V i s-Scher verloor in hem een vermogenden beschermer, doch vond in Art us George V e l t en een gelijkdenkenden vriend. Zijne drie oudere ambtgenooten waren noch met den eenen, noch met den anderen ingenomen. Zij toch hielden vast aan de strengere gevoelens der Wittembergsche hoog­leeraren, terwij1 beide, even als hun leermeester, de meer ge­matigde van Calixtus en de Helmstadsche hoogleeraren wa­ren toegedaan, met hunne volgelingen de Hoppiaansche factie genoemd werden en door de predikanten met heime­lijke schimpschoten van den predikstoel werden aangevallen. Reeds vroeger had Visseher met grooten tegenstand te worstelen, maar nog erger werd het toen hij in 1677 en in den aanvang van 1678, zijn gevoelen over het leerstuk van den duivel en de vooroordeelen daaromtrent heerschende op den predikstoel bragt. Men kreet hem uit voor een sociniaan en ketter, ja sommigen schuwden hem als de pest terwiji de meer gematigden hem voor een nieuweling, jegens wien men op zijne hoede moest zijn, hielden. Hij eischte dat men hem van dwaling zoude overtuigen, doch men deed zulks niet en ging voort met lasteren en schelden. V i s-se her overleefde dit alles niet lang, hij overleed den 14den Junij 1678. Hij schreef: Verstooringe des Swans H oick, voorgestelt in twee predika­tien over 1 Cor. 10 vers 20 en Matt. 4 vers 1 etc.. On­lange opentlijck gekert door den Eerwaard. en Hooghge­leerden, nu Zal. (leer V. V. enz. En nu in 't licht gegeven tot onderwijs van de eenvoudigen, en overtuyging aller las­tertonyen door een lie, hebber van Gods Kereke. T'Amster­dam 1678. 4°. Behalve dit werd gaf hij in 1674 te Amsterdam in het Licht : Inwijdingsrede van de nieuwe Luthersche kerk aldaar. Zie Mann é, dianm. over het werk der Reformatie, Pa au w, Evropa'sLutherdom; Croon's .Naamrol ; Dezius, .4fscheidskus; Hist. verb. van den beklagelfiken opatand seders eentgen jaren enz. Amst. 1690.40• Bericht van de generale kerkelijke vergadersng der Gem. toegedaan de onv. Augsb. Geloofsbel. in Amsterdam aan het onzijdig publiek. Amst. 1791. 80. Voorr. voor de Verstooringe des Salons Rijck , enz. Schultz Jacobi, R. Visscher en zain gevoelen over het rqk 'der booze geesten in de .13#dr. van S. ./. ,en .0. 1Vieuwenhuis D. II, bl. 28,very.; Donnie Nie uwenh nis, Gesch. v. d. Predikw. oil de Ev. Lath. Aid. d. VIIi verv. ; Dezelfde, Gesch.der Arad. Luth, Gem. bl. 104, volgg. Glasius, .Godget. Nederl., V eliwo ert; Kobus en de Ri­vecourt VISSCHER of VISSCHERUS (JoHANNEs), omstreeks 1617 geboren, werd in 1639 predikant bij de Hervormde gemeente te Wijdenes en Oosterleek, in 1649 te Boven-Karspel, in 1654 te Zutphen, in 1662 te Amsterdam, waar hij den 22 8ten April 1694 overleed. Men heeft ran hem : - Christelike zedekunst, voorgesteld ende begreepen in de Perklaringe ende uitbreydinge van het 12de Capittel des H. zipostels Pauli aan de Romeinen. Amst. 1664, 1669 in 4°. 1681 in Fol. De weenende Christus, voorgesteld in zijne droevige klach­ten over Teruzalems blindheid, hertelicke wensch tot haare behoudenisse en vrede, schrikkelick dreygement van haar uiterste verderf en ondergang, beschreeven in den Evangelio Lucae Cap. XIX vs. 4144. Ald. 1677. 8°., waarbij is - gevoegd : Biddagstoffe ofte eeni . e uitgelesene predikatien ; noodig our van alle christenen in tijden en dagen van Gods bezoekingen betracht te worden. — Hemelsche ziele­ vangst. Ald. 1689. Verklaringhe des Zendbriefs des H. Ipostels Judae. Aid. 1632 in fol. Ike jubeljaar, gehouden . uit Psalm L.XXXI vers 17 en 18. Ende hoope van Gods kinderen uit haare verdrukkingen, uit 2 Cor. 1 vs 10. Ende brand–klok, getrokken over Zion: zorgeloosbeid om haar op te wekken nit den slaap der son- - de uit Ezech. XXI vs 8 10. Amos III vs 11. Ald. 1639. 'Hernelsch manna ofte tractaat raak6nde het hooren en leesen van Gods woord. Ald. Christelike zitiroerende bedenkinghe, lortbondz:glijk voor­gesteld • tot troost voor qeloovige, schrik der godloozen ende ernstige opmerkinge van een seder Christen om heiliglik te betrachten *nen schuldigen plicht tegen God, zich selven en zijne naasten. Ald. De traanen des berouws. Het geopent boek des levens. Alle zijn Theol. werken, 2 dln., fol. Amst. 1696. Zie de Paauw en Veeris, Vern. Berk. Alp hab.; Paquot, Mem.T 1, p. 467; Glasius, God gel. Nederl. Abcoude, dank. bl. 226. VISSCHER of DE VISSCHER (JAN), graveur, noon van den beroemden Cornelis, broeder van Lambert en C o nelis Visscher, werd in 1636 te Haarlem geboren en was, volgens Nagle r, in 169,2 nog werkzaam. Hij leverde nitmuntende graveerwerken 'hitar eigen teekening, Nagler vermeldt van hem 14 portretten, 17 ifistorieele onderwerpen, 80 ifichtilijki Totereelen, Landoehamen 64. &in door hem zelven met rood krijt geteekend portret is door C. van Noor den in 1775 in prentteekening gebragt. Zia ImmereseI; Kramm. VISSCHERUS (H.) is schrijver van: Christebjke zedekunst over Romeinen .111. Leya. 1684. 4°. Zielroerends chriatelyke bedenkingen. Amst. 1672. 8°. Vertroostinge brads. 8°. Heemels. Manna. Amst. 1669. 8°. Hemelvaert. Jen Christi en Heerkkheid Amst. 1666. 8°: Geeotelijk Banket. Amst. 1647. 8°. Geopend Boek des Levens. 8°. Henogs godzaligen wandel. 12°. Van de waterdoop tegen Soeinuo 12°. Bijoelse figuuren. 12°. Noodzakelijkheid van den doop 12°. Feest-Predikatiin. Amst. 1667 3 din. 4°. .Paa.schfeest. 1657. 8°. Pinksterfeest. 1646. So. De weenende Chriotus. 1677. go. Kersfeeot. Gorinehem 1662. 8°. Jubeljaar en Brandklok. Amst. 12'. Alle G,odgel. werken. Amst. 1616. fol. 2 dn. Zie. Abeonde. VISSCHERUS (MARTINDS GERARDE) te . Schoonhoven ge­boren. was regulier Kanunnik in een klooster bij Schoonhoven omtrer.t 1570. Hij schreef: Biotoria Criginio ac program et devaatotionis Monao­terii MSS. vroeger in bezit van professor Boxhorn. Zie Foppens T. II. p. 854. VISSENAKEN (.TERogN VAN), een voornaam leerling van Frans Floris den Oude. Zie van Mender; Kramm, VISSER.), stempelgraveur. Er bestaat Ian hem o. a. een penning, ter grootte„ van een ouden daalder,, met. het partret van Prins, Willem V op de eene en , een Zondago. Almanak op de keerzijde met het opsehrift: iimsterdamsche Almanak voor het jaar oases Heeren 1767. Zie Kramm. VISSER (A,DoLF) werd' in 1722 door de Staten van Hol­land naar Zeeland gezonden om to belettten dat PAns W i 1- lem Karel Hendrik Frisch atadiouder van Gelderland werd. Zie W a gen a a r, V. II. D. XVIII, M. 243, 244. VISSER (ADRIANIIS DE), in 1672 te Rotterdam geboren, vertrok met zijn ouders, op vijfjarigen leeftijd naar Alkmaar kreeg daar onderwijs in de teeken- en sehilaerkunst van J. P. H or stok en zette zijne studie voort bij den verdienstelijken landschapschilder 0 [Tim e g a n c k te Antwerpen. De Bra. bandsche onlusten noopten hem in 1790 naar Alkmaar terug te keeren, gaf aldaar onderwijs in de teekenkunst en schil­derde landschappen en portretten. Hij overleed te Alkmaar den 4den Aug. 1837. Zie Immerzeel. VISSER (E.) sehreef: Lets over het verschil in de trekkingskracht der riituigen en derzelver constructie. m. pi. Amst. 1831. 8°. VISSER (HATS WILLEm CORNELIS ANNE) werd in 1773 te St. Anna-parochie in Friesland geboren en door medewer­king van den Grietman van bet Bildt, Baron van Aylva, voor de letteroefeningen opgeleid door den geleerden predikant E. H. Tenckinck. In .1780 vertrok hij naar Franeker, waar iiij zich in de godgeleerdheid oefende, werd in 1795 predikant te Warns en in 1809 te Ysbrechtum bij Sneek, in 1804 schoolopziener en in 1815 secretaris der proviuciale commissie van onderwijs in Friesland, huwde M. Zijistra, die hem 5 kinderen schonk, en overleed den 20eten September 1826. Hij was een vlijtig beoefenaar der godgeleerdheid, vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde en heeft veel voor het onderwijs in zijne provincie gedaan. Hij schreef: Verhandeling over den waren aard en het aanwezen van menschen zedelijk verderf. Sneek 11802. 8^'. Inleiding in de boeken des Ouden Testaments en des Nie- Wen Testaments. 2de dr. Leyden 1810. 8°. Woordenboek van alle oorspronkelijke woorden der Hol­ landsche taut. Sneek 1813. 8°. Herinnering aan J. II. Nieuwold. ,Sneek 1814. 8°. Perhandeling van den aard, de vereischten en het belting ran doelmatig volksonderwijs. Zutphen 1816. 8°. Redevoering over het lot der armen en de middelen, om de armoede te weeren. Sneek 1818. 8°. Verhandeling over de volstrekt noodtakelijke kundigheden, welke in de scholen behooren medegedeeld te worden, be• kroond door de Maatsohappij tot nut van ?t, algonseem. Verhandeling over de behandeling van kinderen van zwakke zielsvermogens. Amst. 1821. 8°. Redevoering bij het sluiten der vierde synodale vergade­ring der hervortnde kerk. Zutphen 1821. Plegtige tiering van het P'riesche Volksfeest aan het on­derwijs en de opvoeding in Friesland gewijd den 18den October 1821. Amst. 1822. 8°. Plegtige toewijding van het monument in de kerk te Leeu­warden, aan J. H. Nieuwold, in 1820 met de afbeelding. Amst. 1822. 8°. Bijbelbeoefening over den Brief van Paulus aan de Fi­lippenzen. Rott. 1825. 8°. Wenken en onderrigtingen voor onderwipers. Sneek 1824. 8°. Beschrijving van de armenschool te Sneek. Sneek 1824. De vorming der jeugd, door openlijke en vergelijkende belooningen en strafen, met eere en schande, getoetst aan de grondbeginselen van menschenvorming. Franeker 1824. Archief voor vaderlandsche, era inzonderheid Vriesche ge­schiedenis, oudheid- en taalkunde. (met H. Amersfoordt) late stuk. Leeuw. 1824. gr. 8°. Nieuwe bijdragen tot becordering van de kennis en verbe­ tering van de eeralienst, het leeraarsambt, kerkelijk bestuur en de theologische wetenschappen bij de protestantsche chris­ tenen, uitgegeven door 11. tr. C. A. Visser, 2 dln. Sneek 1824. Zie Handel. d. Maats. van Ned. Letterk. 1827; 21anh. op Nieuwen­huis; Glasius, Godgel. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rive. court; Gebr. van Cleeff, Alphab. Naaml. ; Eekhoff, Sled. Bibl. v. Leeuw., bl. 236, 277; v. Door nin ck, Anon. en Pseud. No. 964, 2866 ; Kunst -en Letterb. 1805, II, 118, 1826, D. II, bl. bl. 241. VISSER (J.) was. Hij beoefende de dichtkunst en gaf in 't licht : De moed en menschlievendheid van M. Cz. Boon, dank­baar herdacht. Haarl. 1818. 8°. Zie Cat. d. Maatt. v. Ned. Letterk. D. I, bl. 290. VISSER (J.) was. Hij schreef : Redevoering over Malik XXI V vs. 6, 7. 8. Haarl. 4°. Zie A bcoude Naamr. bl. 386. VISSER (J.), Doopsgezind leeraar te Koog en Zaandijk. Van hem vindt men in bet Zaanl. Jaarboekje voor 1841 eene voorlezing over de Zaanstroom. VISSER (J. G.), Van dezen graveur komen gravuren voor in de Ned. Stad en Dorpbeeehryving, 'door van 011efen ES Bakker. Amst. 1797, 8 dln. in 8°. Zie Kramm; VISSER. (Mr. JACOB), den Han Mei 1724 geboren, stu­deeide te Leiden, en verkreeg den. graad van Mr. na bet verdedigen eener Dissertatio de varii8 furtorum generibus eorumvie poenis L. B. 1745. A°. Hij was rijksadvocaat te Hage, maakte zich verdienstelijk omtrent de geschiedenis der boekdrukkunst, was Lid der Maatschappij vanNed. Letterk. en gaf in het licbt : Uitvinding der boekdrukkunst, getrokken uit het work van G. Aleerman. Amst. 1767 4°. Lijst der boeken in Nederland gedrukt voor 1500. Amst. 1767. 4°. Hij overleed in 1804. Zijne rijke bibliotheek werd den 16den December 1811 te 's Hage verkocht. Zie Band. d. Maass. Letterk. 1804, bl. 6; F. Muller, Cat. v. d. Bibl. de Vereenig. tot bevord. v. d. belang des Boekhandels. b1.11. VISSER (LEoNAEDus), gedurende vele jaren als administra­teur der directe belastingen, in en uitgaaude regten en accijnsen aan het hoofd. der belastingen geplaatst, was om zijne uitgebreide kennis en ijver algemeen geacht. Hij werd tot staatsraad in buitengewonen dienst en komniandeur der Orde van den Nederl. Leeuw benoemd en overleed te Hage den 13den December 1841. Zie V•rwoert. VISSER,.gaf : Heelkonetige Aantnerkingen. Amst. 1696. 8°. Zie Abcoude, bl. 887, VISSER (N.) gaf Bijbel-Historisehe afbeeldingen met bij­sehriften ran Vollenhoven 4°. Zie Abe o ude, bl. 387. VISSER (P. D.), een zeilmakersknecht te Staveren, ver­vaardigde o. a. een Kerklied op den dank en bededag van 1803 en gaf het te Workuui bij J. Verweij in het Licht Zie v. d. As, B. 4. C. Wb. VISSER (P. J.) gaf in het licht: Kort verhaal van de belegering van Alkmaar in ha jaar 1578, uit het Latjjn vertaalt, waarbij komen de onuitgegev. Aanteekeningen van een ander ooggetuige. Toegeschr. aan P. J. Visser. Haarlem 1739 8°. Re v. Doornink, Anon. en Pseud. No. 4724. 17 VISSER BENDER (J. A.) sehreef: Theoretische verklaringen der in de Fhpronacppoea Bata• ti voorkomende scheikundige bereidingen. 2e dr. Amsterdam gr. go. VISSERING (iRBRAND) werd den i.sten Juni 1813 to-Gro­ningen, -waar zi5n vader, Jacobus David Visseri n g, predikant bij de •Doopsgezinde gemeente was, geboren. r Zijne Moeder: heette Baudi tie Cnb 0 p. werd na e-eniften tijd voor het notarisatubt te zijn orgeleid, door een priveaat do­cent in de °Ude taten onderwezen, zoodat hij op zijn 18de jaar de akademisehe lessen te Groningen kon. waarne­nemen. Drie jaren bragt hij aan de hoogeschool doer en bezocht toen het Seminarie der Doopsgezinden te Amsterdam, werd in 1837' proponent en ver`volgens predikant te Zuid-74pe in . 1842 te Woruier en. Jisp en overleed den Mete -Jurii 1869.-Wig ddnken aan Vissering ene voortreftelijke oyv- a zettin van bet N. T. waarvan de eerste uitgaaf in 1854 bij F r e der i k . M to e r te Amsterdam inst aanteekeninOn bet, licht zacg. In -1859 verscheen eene veel verbeterae nitgaar. Cook had hij een ruim aandeel in het werk der synodittle over­zetting. Hij was een vurig liefhebber en gelukkig beoe­fenaar der muzik en werd door 'de Groninger hoogesehool tot Theol. Doctor en tot Lid der Maats. v. Ned. Letterk. benoemd. Zijn vriend D. Hart o g heeft een uitvoerige le­vensschets van hem gegeven. Zie .Levensb. d. M. v. Ned. Letterk. 1870. VISVLIET (Mr.EGBERT PIETER VAN), den 12den October 1 0186 te Middelburg geboren, werd onder de voornaamste staats­lieden van zijn ti,jd gerekend en was tevens een lervaren ge­neeskundige. Hij overleed den 6den Januarij 1799. VISVLIET (J.) leefae te Amersfoort in de tweede haft helft der 17ae eeuw. Hij was *dichter en vervaardigde b. a. een gedicht op Maria Stuart. Zie v.. d. Att,'N. B.A. C. Wb. VIS`ILIET " 4AmBEirrus), predikant te Amersfoort, gaf het in het licht Pertinent verhael van helgene omirent de berotpinge van d. Quirinius Rest is voorgevallen. 1679. Zie Rogge, .11ib/ van Contra-$emonstr, Geschrilien, bl. 196. . VISVLIET (Mr. MEINERD VAN), den.December te Middelimr,ct. gelboren, was pensionaris zijner geboortestad en later opper-boek bonder der JO. I. Compagnie. Hij was. een bekwaam staatsman en overleed den 16 Junij 1799. VISVLIET (OKA-z vii),,: kiesheer van Middelburg, twerd in 1737 met Daniel de Dieu, -oud-schepen en mad der stad Amsterdam, aengesteld ter vervangiog van Willem B u ij s en Willem v an A ssende lft, tot de handeling Aver eens verdrag van koophandel met de Oostenrijksche Nederlanden. Zie Wagon ear, V. H., D. XIX. bl. 227. VITELLI (CHIAPIN of CHIAPINO), een Florentijnsch edelman, onderscheidde zich in 1565 in de cxpethtie tegen de Turken tot ontzet van Malta en kwam met Alva In de 14ederlanden met den rang van veldrnaarschalk-generaal. Bij 11,eleaenheid dat hij het leger van Prins Wilt ern I, dat over de Maas getrokken was (1568), in den voornacht met 2 kolommen kornetten wilde bespieden, werd hij overvallen, by de Nlucht gedreven met verlies. van eenige ruiters en zijne merrie, die hij, om hare snelheid, bijzonder berninde. Om dit verlies te wreken, rukte hij bij krieken van den dag met eene bende ruiters uit, overviel 's Prinsen achterhoede vetsloeg 400 Nas- ' sauers en maakte 150 paarden buit. Bij den Hertog terug-gekeerd, zeide hij : Lie daar hoevele paarden een merrie mij geworpen -heft. Hij was tegenivoordig bij den slag te Jew­mingen, hielp Woudrichem, Asperen ea Lewd= innemen en wan in 1576 bij bet beleg van Zierikzee, waar hij zich in een draagstoel her- en derwaarts liet voeren, wegens zijn ziekelijken toestand. Betzij bij ongeluk, hetzij door den moed­wil der dragers, hij viel uit den draagstoel, bezeerde zich • deerlijk en Het zich naar Antwerpen vervoeren, waar hij den 5dea Maart 1576 in den ouderdom van 56 jaren stied. Hij was een onzedelijk mensch , en spotte met den godsdienst. Hij huwde Elonora Cy bo, vveduwe van Grovanni, Luigi Fresco Conte di Livagna. Zie v. Me ter en, Bor, Wagenasr, °stinger, Kobus ends Rivecourt VITELLI (Louis VAN), koninklijk bouwmeester te Napels, was bevriend met den beroemden Win c k e 1 ma n n. Hij was waarschijnlijk een aanverwant van den bekenden, rijken, kunstrninnenden en edelen K a 1 f, een voornaatn koopman to Zaandam, beroemd door zijne buitenlandsche reizen. Eene verzameling penningen en gegraveerde steenen, op zijne rei­zen, ,00k in Italie verzameld, legateerde hij aan de doopsge­zinde gemeente te Zaandam, en deze is nog aldaar aanwezig. tie Nahnijs, Is vie de rarehiteete Louis van .Utrecht 1839;Bo se ch.Opgavan Caperus I, aj der .MSS. p. 43 ; MS. Fol. 14 (Deventer 1842. ); S ch el t earn a, Rusland en de Nederi. III, bi. 7, 178 310 : a n ss e n, OucIT rerhand. 1f4. 11° VITRI JAI, VITEL of VITTEL. Zie WITTEL. VITRIARIUS (PHILIPPUS litINHARDus), - den 17den Febra­arij te Oppenheim, in den Nederpaltz, geboren, werd in 1682' van Geneve, waar hij sedert 1673, op openbaar ge. zag, onderwijs in de regten gaf, tot gewoon hoogleeraar naar Leiden beroepen. bekleedde in 1702 en 1410 het rectoraat en bewees door zijne voordragt van • het Duitsche atiateregt der floogesehool gewichtige diensten. Hij overleed den 30' IA 1720. Zijne beeldtenis bestaat. Hij gaf in het licht : Oornmentatio de Adminiculis Juris publici Romano-Gertna­rtici door Henr. Gott 1. Franke met een Notitia subeidio­rum cum publici maxime litteraria. Lipsiae 1740. 4° op nieuw in het licht gegeven. In 1 6 85 verschenen onder den Pseudoniein van N i c ol a a s Danckwirthias ie Spiers zijne Institutiones Jurie die h$j. in 1686 Lugd. Bat. 12°. verbeterd bet licht deed zien. Zia Pfeffingerus, Vitriarritisillustratus Torburgi, 1691, 8°; SaxeMorn. T. V. p. 647; Struvii jur. selecti, p. 636; Te WaterNarratio, p. 194, 195 ; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche lloogesch: D. I, bl. 235, 292, D. II, bl.,156; S c h ot e 1, De Hoogescbol te Lei-den; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Muller, Cat. 6, Portr. VITRIARIUS (JOHANNES JACOBUS), ..zoos van den vorige, in 1679 te Geneve geboreu, ontving zne opvoeding te den. In 1708 werd hij hoogleeraar te Utrecht (Jurie civi tie et publici Prof.) eu aanvaardde die post met eene Or. de tau June Publici universalis. In 1709 werd hij tot be-kleeding van het ambt van gewoon hoogleeraar te Leideu be­roepen,_ -en 4anvaardde bet den 14 Jai. 1720 met eene Or. de Janie Naturae necessitate et utilitate. Hij bekleedde 1721 en 1737 het rectoraat en hield bij die gelegenheid eene Or. de pactiS eorum qui eummuin habent imperiuna en de iure alienandi imperil et regna. .was een der sie: radon .der hoogesehool en overleed den '12den DecetAer 1745. Hij is door J. H o u ti r a k e n mei zorg., in plaat gebracht, alsmede in zwarte . kunst; en onder de 'effigies bij van de ie Aa. Behalve de genoemde oratien, gaf hij nog in het licht : Or. fencb. in obitum Antonii • Schultingii. L. B. 1735. 4°. Zie Saxe, Onom. Litt. T. VI, p. 134. 131; Drackenborgii Series Profei. Acad. Traject. No. LVII; Musei Mazzuchellietni, Tom II, Tab. 182, N. 5 ad p. 324; Herin g a, de auditoria p. 144; ToW a fe r, Narratto, -Oesch. d. L. h. p. 54, 57,249; Siege 1lb eek, D. I, bl. 261, 268, 287, 274, 275, 292, D. II, bl 181, 182; Schotel, De Hoogeschool te Leiden ; Brion wenh nix; Kobu-skemd.e Elva.cq,ur t; Y, a r‘w o.a rt ;.t!, 11 0,1-, Cat. v.portr. VITRING4 (d.AxPEGius), zoon van . Horatius Vitri n. g a, substituut griffier van het Hof van Friesland en. ontvan­ger dig kerkelijke goederen, en A 1 fre rtje de Haan, werd den 16de Mei 1659 te Leeuwarden geboren. Reeds als kind toonde hij een allervoortreffelijksten aanleg en godsdienstigen zin. Werd gene op de Latijnsche school zijner vaderstad ont­wikkeld, deze groeide aan en werd verstandelijk gewijzigd door deu uitstekenden Wit s i u s , toen predikaut te Leeuwarden. Toen aan dezen het theologische professoraat te Franeker was op­gedragen, volgde de 16jarige V i t ri n g a hem derwaarts, en legde zich zoodanig op de letteren en philosophie toe, dat hij reeds in zijn eerste studidaar eene disputato de igne verdedigde. Twee jaren jaren had hij zich onder Wit sius op de godge­leerdheid toegelegd, toen hij met den hoogsten lof drie disputait­ones de origine monachatus verdedigde. Na een korten_ tijd te. Leiden .vertoefd te hebben, keerde hij. naar Franeker terug en verkreeg, na de verdediging van Tres clisputationes tie argumento Psalmi 11, de doctorale waardigheid in de godge­leerdheid. Tot proponent bevorderd werd,,, hem een': beroep predikaut aangeboden, toen curatoren der Franeker Hooge­school hem in 1680 tot hoogleeraar in de. Oostersehe, taal benoemden, welk ambt hij met• eene or. de amore veritatia aanvaardde. In 1691 begeerde men hem tot hoogleeyair saw de Akademie te 'Utrecht,. maar er" waren, dig nit , vrees. :dat dit te groote whist, voor het: ,coccejanismus tr i n ga was de .coccejaansche ricliting toegedaan en geen. ,vijand van het eartesianisme) zou wgzen.,...1Coning Will eau III bewogen dit beroep te verhindereu. Wel werd, hem na den flood van diem vorst dit professoraat Lop nieuic aangeboden, maar aV i, t ri a ga weigerde het zonder. beraad. Met regt werd dit te Franeker gewaardeerd, . want zijn onderwijs was zeer voortreffelijk. In 1693 werd hem ook het onderwijs. in de kerkelijke geschie, denis opgedragen V i t r i n g a was buitengewoon eivaren in de, Grieksahe en Hebreeuwache talen .en volgde als elegeet,. schoon Diet slaafs, den trant van Coccejus. Ook ;.als dogmaticus en . kerkelijk geschiedschrijver had hij grooten naam. . en een belangrij. ken inthed op zijne tijdgenooten groot was het aantal studenten, die ook uit het buitenland zijne gehoorzalem vulde. Hij overleed den 3 Pten Maart 1722. Biej Wilbelmina , van .11 e 11, met welke hij in .1681 gehuwd was, kinderen nalatende, ,die door Vrie Imo e t vermeld worden. zijn beeld­tenis is 'door T a nje naar Akkama gegraveerd. Hij schreef: .Obteriotetienstn 'dwarts* Mimi WI, wanevaa het emote. boee verscheen Francq. 1683 49. Novis turie recogftitut atrie ifl convenientiorem digestus ordinals met het tweede, Ibid. 1689, het detde met Ain en . rect. tie fin:pediment* props di hoc tempore christitiniemi, Ibid 1691, 'het vier& met een herdruk der drie vorige boeken 1700 en 1712 emenctatiores et auc­tidkes. singulae, additis et Lemmatibus matginalibus;* Ibid het Vd6 'en V Ide4 hook loerscheen in 1707-1717 (optima editio) 9 you'. 4, Amsterd. 172E7 met het portret van den schvijv-eir, an het "VII boek, bechttende Hypotypesie Hisioriae -et Ofironok &code, Tow doctriniae Propheticvse, et Ammadversiones ad Methodum Homileticunt, vroeger or afzonderlijk verachenen, .fenae 1728. Archeeynagogut, Observationibus novie illostratus, quibto vderilt 'etnagogae conetitutio feta traditar. Praneq. 1683. Dit boek verscheen.gelegenheid van den kerkelijken twist tutssehei, Fred. Spanheim eu doh. ran der W'aeyen eccietiarum poislica. itatikeding tot het , recht verstant van den Tempel van Pranek. 1687 2 dn. 80. waar tegen 0 o c cej u s schreef: Nader onderzsek enz., waarop volgde 't recht verstand van kin tempel Ezeohiels verdedigt en bevestigt. Franek. 1698 80. De Deems-170i, otiosis ad sacra naceasaria Veteris Syna­ ogae curandie deputatis, Libor singuiaris. Franeq. 1687. 40. tern de II Dissertationes philol. de .1 Otiosis van Rhen­ ferdins (Ibid 1686 40). Aphorismi, quibus fundamenta S. Theologiae comprehendun­ tur Dootrina. Vhristianae Religionis per Aphorismoe sum- mating descripta., in • usum scholaOurn domesticarurn quibusdans in loots, Franbol. 1688. 80. et additis testirnoniis 8. Scripturae gum priinme deerant auctior Ibid. 1690. 80. — Ibid 1693. 80. rarsus 'quibusdam in loci. auatior et castigatior Ibid 1109. dui aeoedit Hypotyposis l'heologige ElenchiCae. -- Ibid.- 1714 cum eadem Bypotyposi. In 't Ned. Delft 1696, 1708, 1717'10. Rotterdam 1735. Disputationes de generations Filii ex Patre et Marie fidetion iintporali tegen Roell. Die twist begon toen Roell !lad_ uitgegeven Theses quinque, a quibus in .gcsiesia Befor­ maga ahsque scandalo non licet recedere, achter eene Diva­ n° in 1689 nitgegeven. Toen Roell in eenige Theses zijn gevoelen breeder had ontwikke1d, schreef V i t r i n g a: Dispa­ tatio Theeiagica in qua Theses de generatione FM etc. super iukidae examinantur, en ontvrikkelde deze stellingen In hat open burr in pie akademie. Ro ell sehreef hierop Diva- tali° qua etias theses pienius eaplicat et contra cl. Viri Camp. Vitringae objectiones defeadit. Itierop volgde van V i t r i n- s ziide Epilogue nspatationis non ita pricier* a 86 habitac 40 Asa...Fieneq. *.1689. 40. waarop Eg o e lt .ant. net eetre. ' Dissertatio alter4. Hierop . gaf Tto e eon gochrift,-in , het licht in de Ned. taal, waarop van V i­t ri n g a verseheen. Verklaring van het gelove der Agemeene Kerke, aangaande d4 Oeboorte des Saoss, en de tildelijks Doodt der Geloovigvn. Fganek. 1691. 4°. -De Synagoga Vetere Libri tree. Francq. 1696 Leucope­trae .1726. 4°. Anacrisis Apocalypseos Jyannis Apostoli. Frmieq. 1705 4°. Ed.- alters cum cura recognita, his ilia in logs auctior Amst. 1714 4°. Leucopetrae 1721 4°. Vert. in 't Nedqd. Amsterct. 1728 2 d. 4°. In dienzelfden geest gaf C. J. B o m b 1 e : Eccelet(. Batovo­duranuf Analysis et Chronotaxis Apocalyptico. Amst. 1721 4°. Hypotyposis Historiue etc. Chronologiae sacrae a igt usque ad fiaem saecr. 1. Waar achter .Typus poct rinae Proplidicae. Francq. 1708 8°. — Ed. altero, correction Lev. 11. 16. 8°. Jenae vel Lipsiae 1722 8°. Commentarius in Lib. Propketarom Jefaiae 2 vol fol. ibid. 1724. Leov. Tom. 11 ibid. 1720, 1724, het geheele werk Herborn 1721, Bazel 1722, in het Holl. Vert. Leiden 1732 in 6 dln, in het Hgd. overgezet met eene voorr., van M e r tea i;n, Halle 1749 2 dn. 4° , V i tr i g a ls voartreffelijkste en welgelukte werk. Verklaring van de Evangelisehe arabolon, net eenige .P bij voegselen en aanteekeningen opheldert door Joh. &Oa t r e i n Amst. 1715 4°. 17?§ 4°. in 't llgd, vert, H erborn 1717 41‘‘. Typis Theologiae Praetioae. ,de Vita Alpirituali .eisAlqueAfectionibus onsmeniatio. Francq. 1716, Lat.' en Milts& Brenne 1718 80. in Nederd, vert.' door d'O utrein, Amst. 4717 80. in *.t Frans4 Ault, 1419 80. 1728 80. Wederom in het latijn Harlingae 1721 8°. met °ratio de- Synodi4.. Arnimadversiones ad methodism Homiliarum et ecolescastica­ruts rite instituendarum. Francq. 17.21. 80. Jenae 1722 80. Nederd. Frap.ek. 1724 80. Orationes ingu..ales dune. Francq. 1681, 1683, fol. Orationes rectorales de impedimentis propapndi Ohristi­anismi et de Synodic earumgue utilitate, nececsitate et aw e Francq. 1706, in 't Nederd. Harlingep 1742. 4a. -torstate Orationes Funebres irt excestum Ulrici Buberi. Francq. 1694 fol. et H. Ph. de llautecour. Ibicl 1716 fol. iNssertutio?ses de mysterio aurei 'Owe Opercull, ad Rom. III: 25 defensa public. an . 1692 — Ad 1 Mr. 1: 6 — de argumento lids'. 2 Pe ri et J'idae Thesis Dissert. exec is .Thenii.p. 757 ef 982. Gum 4Iactoris recvaita. in Observ. 4b. III c. lit lib. IV cal Ad 'Thai quaedam N. lioedeiis, Matti. .: 50 Xgr:18, Vrfq: 29, Joh. VII: 49, 2 Cor. XII: 9, Luc:-. 11:. 35, Joh. I : 14, etc. in Observation. 1. In' C. 25 en in Disp. an. 1683 defensa. l'raefatio de sensu S. &ripturae mystico, voor Hen r. Ti e 1 in a n Comment. ad Cap. XV I Lucae. Amt. 1695.4°. Verklaring over den verborgenen zin der Mirakelen van Jesus 'Christy*. — Allegoriache uitbreiding over de zes-daag­ache scheppinge — Verklaring van eenige Profetische etoffen 2 Sam: 12(11I: 1 1:,---7, Pe. Pt. VIII en 'LP'. Met eene voorrede van den Heer H. Venema. Franek. 1725. 4°. Commentarius ad Canticam Mosit, Dent. XXXII. Cum `,deeds Observationibus. cl. H. Venemae. Harlingae 1734 V. Comment. -ad L. Proph. Zachariae. Cap. I et IL IV, Cuin. Prolegomenis. Leov. 17341., 40. Verklaring van de Brieven aan de Galaten en Blue. 41smede keurstoffen des N. -Testaments. Franek. 1728 en aan de Romeinen, de 8 eerete Iloofdstukken. Franek. 1729. 4°. Compendium Theologiae Symbolicae Ultrap. 1726. 8:. Commentatio in Cor. XIII: 1 2 in Mutt. Litter. Bremen. a Cl. Jkenio ed. T. II. p. I. Zie Alberti Schnitensii orat. fund).: Programma's cl. Is. Orto Westenbergii; Saxe, Onom. Lilt. T. V, p. 313, 314. Anal. p. 204; J. Fab-ricii Histor.. Biblioth. T. IV, p. 491 p. V, p. p. 558, 559; Cat. Bibl. Bunay. T. I, V. II, p. 1680; Vriemoet, Ath. Fris. 606.424; Stolle ad Beumann p.631; Burman n i Trai. ernditum p. 273; Bibl. Bunay. cl. VI, p. 735 ; L. P. Buddei Isag. hist. theot. p.:173T ; to Water, Or. de studio historiae ecclessiast. cum disciplina Tu.!: diligenter conjung, p. 84 en in Adnot. ad dicta class. V. T. T. II p. 83, 89, 313. Tib. Hemsterhusii Orat. en exequiis Camp, Vitrzn gae filu (Z., Tib. Hemsterhusins at L. L. Valckenaerii Oratt. - L. B. 1784, p. 121, 122); W eismann, Hist. Ecil sacc. XVII T 1I, p. 675; J. C la r is s e , Encycl. Theol. passim ; Ada crud. Germ. Lipsiae LXIX et .LXXI. Supplem. Asia Erud. Lat. Lips. p. VII Sect. X, No. 2; Bibl. Brem. del. V, Fasco I, p. 149, 1090, 1091 Cl. V, p,162'Cl, VI, 701-710; N i cero n, Memoir. T. XXX. Biogr. Univ. T. V, S. 630 ; Jocher; Batter; Walch, Hist. und. Theol. Einl. S. 764, 770; Met er, Geschichte d. Schrift Erkl. Th. IV, S. 403 An 440 ; Ypeij, Gesch. d. System. Godgel. D. II, bl. 193 very. Dez. Geachied. der Christ. Kerk in de, 18e eeuw. D. VIII, bl. 124 very.; Ype y en DerMont, Gesch. d. Here.Kerk, bl. 458, 527, 533, 548,•` 'Amt. -353; Bonman, Gesch. d. Geld; Hooges. 1). II 131. 262; Godgel. Nederl. Dez. Kerkgesc. 4 ied. no de Hery D. II bl. 182, 197, 198; Diest Lorgeon, Geschied. d. Christ. ,Berk in 14-ieslaid. (op verschill: plaatsen); Sc hotel , Aerk, v. Ford. D. II 95; Kis en Rooy Bards, Archief D. VI,•bl. 68, VIII bl. 420, 11,i bl 495, (2de Serie) D. I. bl. 145, D. II bl. 171,379, D. VII, bl. 851; S epp, Stinstro en zjjn tiklenProeve caner Progns. Gesch. de Theol.; Hoogstraten; Halma;1Cok; Nienwenhnis;Verwoert; Kobuo en ode Rivecourt; -Muller Cat.. v. Portr. ,kbcoudi; itir*iiberg,Collot d'Eseury,.ifolt. room; Bj Ora- stahl Reizen. D. III, bl. 271, Rep. car Gel., Mei Junij 1720 p. 434, Eekhoff, Cat. d, Bib,. v. Leeuw. bl. 11-14, 245. . VITItING A (CAMPEGIUS), zoon van den vorige, werd den 24 Maart 1693 te Franeker geboren, en na de Latijnsche scholen doorloopen te hebben, als student in zijne geboorte­stad ingeschreven. Reeds in 1711 -verdedigde hij wider zijn, vader een specimen philos. ostendens causarum secundarum progressum, in infinitum sae extendere non posse eu den 17den October van het volgende jaar een specimen theol. de notione Spiritus S. in quibusdam S. Scripturae locis ad se­cundam S. Trinitatis hyposthasin rcstricta. Na de Leidsche en Utrechtsche Hoogescholen bezocht te hebben, verwierfhij, na verdediging eener Disputatio inaug. de facci et posterioribus Pei, ad locum Exodi 'XXIII: 18-23 de doctorate waardigheid. Reeds was bij zijn promotie den roem dien hij inoogste, groot en gaf men hem de hoop van zijns vaders opvolger te zullen wor­den Ook werd hem in dit jaar eene leerstoel aan eene buiten­landsche hoogeschool aan e,aeboden, doch in het volgende jaar benoemde hem de Friesche tot gewoon hoogleeraar in de Theologie. Hij aanvaardde dit ambt den 3den December 1713 met eene Or. de Spiritu et litera religionis. Francq. 1717. Groot was de verwachting, die men van hem had, doch reeds den Udell Jan. 1723 sleepte hem een hevige ziekte ten, grave. Zijne weduwe Anna Sophia Six ti huwde ver­volgens met Hermanus Venema. Hij gaf in het licht : Epitome Theologiae . naturalis. Franeq. 1717. Zijn overige gesehriften zijn door Venema bijeenver­zameld en • uitgegeven onder den titel van Opuscula Leov. 1723. Ook gal V enema in het licht zijne Dissertationes Sacrae Franeq. 1731. Zie Vriemoet 1. c. p. 772; Th. Hemsterhnsii oral. in me­moriam C. Vitringae Franeq. 1723; Glasins, Godget. Nederl.Nienwenhnis; Verwoert; Kobus en de Rivec °nit. VITRINGA (M. C. L.) is de schrijver van het Gedenk­schrift van Mr. C. L. P. Oud-Burgemeester en Notarie te Nunspeet Eerste stuk, behelzende Bijzonderheden omtrent het geslacht Vitringa, vader en Loon; Schets van de Staats­gesteldlaid van het Vaderlan d tot in 1787; Melts van het teven en de staatk. loopbaan van Mr. H. II. Vitringa als &cretaris van Elburg enz. van 1785 tot 1796. en Levensschetzen van de Hoogleerareu Campegius Vitringa — Tweede stuk Staaik. Geschieden. der Bataafsche Republiek (1796). In drie gedeelten. Arnhem 1857-64, 4 dn. Niet voltooid wegens het overlijden van den schrijver. Zie E ek h o f f, t. a. p. bl. 846. VITRINQA (ERwEsTus), zoon van den Stads Rentmeester Hor at ius V i tt in ga, in 1693 te Leeuwarden- geboren, in 1709 Landschaps Landmeter en in 17,2 .2 Notaris. Be Bibliotheek der stad Leeuwarden beiat van hem Een f(t24 gekleurde Teekeningen ylio band bevattendi eerst met landmeetkundige voorstalingen daarna uitgewerkte voor­ .etellen nit de zea boeken van Buclides fol. 1-43, en ver. volgens tot' fol. 58 -teekeningen en berekeningen der grootte van landen, opgemeten dour hem ' net Sierk Allerts Arieuteen­ . hula, Taekle Thieves Hannema en Ruurd Wybrens Boma, fol., 1709-1717. De wijze koning Salmons; den zoon Davids, des konings Israels spreuken, in rim uitgebreid door Ernst Vitringa, Alot. publ. op Welgeleeges. Vervat in het 2e hooftstuk, , het 28e lid. Gedrukte titel en verder geschreven vers, 7 bl. gr. 4°. 1746, met toeijgenzng aan Mr. W. van Itsma en toe-passing op W .. C. IL Friso. — Met bOevoeid Lijkdicht op D8. Lollius Fosthumus van denzelfden, 1730, en lofgedicht ten Canstanter op de -verheffing van E. H. Vitringa tot Oollonel over de Burgerie van Leeuwarden 1745, beide -in piano. Ordonnantien ende Articulen betrefende de Burgers der egad Leeuwarden en het optrekken en onderhouden van de Wacht op de Wage met andere Instruetien en Itsotutien in ordere gebragt door Ernst. ritringa; Notaris publicus Leeuw. P. Konnans 1733 kl. 8°. Zie Eekhof f, t. a. p. bl. 143, 167, 248. VITRINGA (MARTINUs), zoon van Horatius Vitringa en A 1 b eYtje de Haen, in 1660 geboren, die zijn vader als substituutgraphier opvolgde, dien post ruim 30 jaren bekleedde, en in 1122 4aarvar4 vrijwiilig afstand plecd, Hij bejdeedde iveer dan tens de waardigheid . van. Schepot te Leeuwarden. Zie.Crane, verzam. van Blogr.bijdr, bl. 69; Vitringa, Gedenks. D. I bl. 29,. VITRINGA (MA-nous), predikant te Sudwoude en Piet­jerk (1741), in 1750 te Arnhem, waar hij overleed, gaf in het licht C. V i tringa (vader) Doctrina Chr. releg. 'Arnhem 1761 —86 9 vol. ZQ Ygrwo“t; eppel, Alpha& .Naaml. .167. ITRINGA. (HERMAN H EN RI K), zoon vat Mart inus Vitringti en Diderica Maria Otters, werd in het jaar 1757 geboren, was in 1786-Secretaris te Elburg; en nam deel aan de staatkundige gebeurtenissen te slier stele. Bij de bezetting van die stad, • verliet hij hair en werd later voor ze 'area door het - Hof van Gelderland nit dit gewest ges‘ batmen. Na sieh eenigen tijd buitei glands opgehatiden te hebben;, leefde hij van 1788-.71795 als sail burger meestal te Kampen. In 1795 tot bewinel- geroepen, Weird bt weldr4 Lid van het. Collegie van politic, finantie en algemeen well zijn in Gelderland, en vervolgens Seeretaris van dat Collegie. Tot de vergadering der Staten-Generaal afgevaardigd, trad hij in 1796 als Lid der Nationale Vergadering op en werd Lid van de Commissie tot het ontwerpeu eener Staatsregeling. Bij den aanvang der tweede Nationale Vergadering genoot hij hetzelfde vertrouwen, doch bij de omwenteling van 92 Januarij 1798 werd hij met 27 ambtgenooten gevangen get nomen en tot den 1 4den Julij op het Luis in 't Bosch hij • den Haag gevangen gehouden, zonder dat immer eene be­schuldiging tegen hem werd ingebragt. Later werd hij Lid van het Hof van Gelderland, vervolgens van het Departe­ment van den Ouden Ijssel te Kampen, doch hij kon als zoodanig geen zitting nemen, daar hij in 1799 tot Lid van het wetgevend lichaam benoemd werd. Hij overleed in 1801, . bij zijne huisvrouw Catharina Metta . Lucretia van Hocklum verscheidene kinderen nalatende. Men heeft van hem Advisen over de wensehelyke eenheid der Repu­bliek ; over de Godsdienst ; over de revisie of veranderinq der Constitutie; over de uitquame of vermenging .der oude Trovineiale stukken enz. Arnst. 1796, 8°. Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobus ende Inv e c o ur t, Cat. d. M. v. N. L. Vitringa Gedenks. D. 1 bl, 147. -VITRINGA (HoRemus), in 1632 te Leeuwarden geboren, was de soon van Wiger W igers en Grie tj e Hotzes (14 argaretha Ho rat ius). Hij werd al vroeg klerk eons Raadsheers of . wel als beambte van lageren rang bij het Provinciaal Geregtshof van Friesland geplaatst en in 1649 eerste deurwaarder van den Kamere in den Rade van Friesland en in 1688, in plaats van Mr. H e n d r i k Hu b e r j ongeren broeder van den hoogleeraar en raadsheer U 1 r i c us H uber .Substituut Graphier" of Secretaris van 't Hof van Friesland, waarvan hij in 1692 afstand deed, ten behoeve van zilu-noon Martian s, • Later bekleedde hij het ouderling­schap en dergelijke kerkelijke posten en 4anzienlijke stede­liike betrekkingen, o. a. het anibt van schepen ; ook was hij Itentraeester_ der geestelijke goederen. Hij was de eerste enthenr van de Naamrot der Raden's Ills van Friesland 'die in hands. menigvuldig voorkomt en met vermeerderingen door den Raadsheer E. M. v an Bur mania (anoniem) Leeuw. 1742, 4°. is uitgegevun. Peze Naamrol vindt men ook in zijne Annotatien van eenige aaninerkiNgsrweerAge dingett so° en ala buiten de Provintie van Frieslandt in de tijd van twintig fares voorgevallen, beginnende met den jare 1657 en eendigende met Aden fare 1676 incluis 3 dn. (I. 1657--1671. II 1672-1676). De dtrde band bevat de tnaandelijksche Annotatien over 1696 en het begin van 1697. Dit . hands. is in bezit van het Provinciaal Friesch Ge­nootschap. Hij huwde omtrent -1656 Albertje de Haan, dochter van K e in p e de Haan, Bode of Deurwaarder van den Hove. Zij werd moeder van vier zonen • W i g e r in 1658, Ke-mpe in 1659, Marten in 1660, Horatius in 1661 geboren en van 66ne dochter Anna. Zijue tweede vrouw Idsk e Raa v ens, schonk hem eene dochter F r a n s k e. Zij overleed in 1665; waarschijnlijk overleed hij in 1699. Zie Verwoert, de Crane, t. a. p. bl. 63. VITRINGA (HoRATIvs), zoon van Camp e g i a s V i­tringa, de vader, studeerde in de medicijnen, doch was tevens een vlijtig beoefenaar der Grieksche Letterkunde, waarvan hij een proeve gaf in zijn Observationes rniscellae op het werk van Vorstius de Hebraismis N. F. door Lambert . B o s in 1707, 1731, te Franeker uitgegeven. Hij overleed iu 1704, in den ouderdom van 19 jaren. Zie B. Full eniu s, Prog. funeb. AM. p. 617 ; Saxe, Onom T. V. p. 449 ; L. Bo s. Praef. ad Animad; Kobus en de Rivecoart. VITRINGA (Mr. LAMBERTUS Jums), oudste zoon van M art in u s, in 1753 te Arnhem geboren : gehuwd met K u­niera van Gelein en in 1810 overleden, was advokaat te 's Hage, studeerde te Franeker in de regten en verkreeg de waardigheid van Mr. na verdediging van een spec. hist. Polit. Jurid. exhibens nonnulla de reformationibus Civitatum Franeq. 1773. 4°. Ook schreef hij : Gedagten over de pligten der onzijdige Mogendheden en hunize oncierdanen en 6ijzonder van desert eclat bij gelegen­held der .Noord-Amerikaansche onlusten. 'sHage. 1777 8•. De eer der Hollandsche Natio, en van hare Wetgevers, rechters en rechtsgeleerden verdedigd tegen het vertoog over de ongerijmdheid van het samenstel onzer hedend. rechtsge­leerdheid. Door eenen jongen Practizijn. 's Gray. 1777. 8°. Hierop verscheen : De valschelijk ontmaskerde jonge • practizijn. Door den schrijver der verhandeling van de eer der foil. Natie. 's Gray. 17.77. 8°. Zie v. Doorni.nek, Anon. en Pseud. Na. 1382, 3650. De Crane Letter- en Geschiedk. verzainel. bl. 63 volgg. VITRINGA (SmroN), zoon van Ca mpegius Vit ri n g a en Wilhelm min a van 11411, een zonderling maar wild vernuft. Als aankomend jongeling had men van hem de streelendste verwachting doch men werd tot oaderlijke smart zeer teleurgesteld. Zie over hem Schultens, Orat. funeb.; Vriemoet, 4th. Frig. p. 617; de Crane, p. 73. VITRINGA (WIGER), zoon van Horatius Vitringa en Albertje Kempes de Haan, den 8 Oct. 1657 te Leeuwarden geboren, studeerde te Franeker en werd den 4den Julij 1678 door zijn leermeester Ulricus Hu ber tot Jur. utr. Doctor bevorderd, .na het schrijven eener Dies. de Fidei­commessaria haereditatis petitione. Twee dagen later in de rol der advokaten %Tor den hove van Friesland ingeschreven, heeft hij vervolgens de rechtsgeleerde praktijk te Leeuwarden meer dan 45 jaren met them uitgeoefend. Behalve een nit­stekend advokaat was ook een goed zeeschilder. Zijne stille en woelende waters zijn fraai van schildering en de vaartuigen goed geteekend. Zijn schilderijen miseen echter het heldere, fijna en transparante van van der V elde's zeestukken. Hij heeft ook teekeningen vervaardigd, die hij gewoon was met de pen om te trekken en met O.I. inkt, roet of indigo, sows ook met sapverw luehtig op te werken. Hij overleed te Wirdum den 18den Januarij 1725. Zijn portret, door Jelgersma geteekend in 1721, is door C. van Noorde in 't kuper gebragt. Lie de Crane, bl. 68; -van E ynd en env an der W li gen; Immerzeel; Kramm; V erwo-e t; Kobus en de Ri vecourt M uller, Cat. v. portr. VITRINGA CouLoN (Amttiuus), geboren en overleden te Leeuwarden, med. dr. Hij studeerde te Groningen en beantwoordde in 18294 een prijsvraag Cum jam sufficiens ob­servationum sit numerus morbi illius rarioris, qui cyanosis sac morbus coeruleus dicitur, et in hoc morbo, multa depreken- varietas : ,quaeritur ut hi varii cases ordine quodam dispositi secum invicem comparentur, ad hajus morbi patho­logjam melius intelligendam et carandi methodum saltem sublevantern hoc fundamento stabitiendam in "Mal. Acad. Groning. III, 1819; 1820. Behalve zijn Diss. de submersie (Gron. 1821) is niet meer van zijn hand bekend. Zie Holtrop. 1. c. p. 70. VITRINGA -COULON (Juurs), den 29iten Mei 11411 to Leeuwarden geboren, studeerde te Leiden in de geneeskunde en vestigde zich als medicinae doctor te Leeuwarden. Zijne akademische verhandeling pleatste hem onder de eersten, die het oeginsel der .levenswerking der gewassen hebben opge­ klaard: vele zijner beantwoorde prijsvragen over de ziekten van het vee werden met goud bekroond. Hij was Lid uan het 'Con. Ned.-Institont en oierleed den 15dea Aug. 1843, na in 1639 zijn 50jarig feest te hebben gevierd. Men bezit van hem: Dies. de mutata humorvm in regno organico incalolo a vi vYtali vasorarn derivanda 80. L. B. 1791. Verhandeling over de ziekte onder de varkens in one, va­.derland. Amst, 1824 80. Uittreksei uit dezelve. Aid. 1824 81. Brief over de Cholera en hetgeen men in de eeroto placis kan doen, wanneer men, door dezelve aanqevallen, niet da­ delijk geneeskund;ge hulp in etaat is te bekomen en over de voorbehoedmiddelen tegen deze ziekte geplaatst,in het Men­ gelw. d. Leeuw.-Courant den 248ten Julij 1832. Over het Reglement omtrent de keuring bij de Nationale 3filitie' in Heye's Werken en Meeningen omtrent Geneesk. fitaatsregeling, 1838. D. I, afd. 1, bl. 201. 4ntwoord op de vraag : Welke is de bate wijze om kin. .deren van het tijdstip der geboorte af tot den ouderdom van yen of twee jaren, wat het lischamelyke bereft, op te voeden. bebrbond door Nut van 't zilgem. 1797. Een woord aan de jonge Vriesche geneeskundigen over de behandeling der than in deze provincie heerschende zenuw­ziekte Leeuw. 1826.. Statistidc fi geneeskundig iberigt wegens de geborenen en gestorvenen in de Provincie 'reiesland in de jaren 180.— 1828 ingesloten. Met eenige aanmerkingen over de ziekttn welke vooral in 1826 ("Maar geheerscht heeft. Leeuw. 1831 8°. • op 144arigen leeftijd gaf hij nog in het licht. Een. leer­'reek, voor oudet% voor moeders, over de opvoeding -der kinderen in de kraamkamer, - Zie &art. Handb. v. 'h. Eon. Ped. Isle. '-Kobus 'en de Rive-tourt; Verwo*rt; Holtiop, 131111. vned.cot. p. 70.Priesehe Volk­gain, 1865. . VIVERIUS of VAN DE VIVERE (JecoB) werd in 1572 te Gent geboren, studeerde te Leuven in de-medicijnen en vervolgens ., .Leiden (zijn varier luta om bet geloof.zuidelke gewesten veriaten en zich to Middeiburg gevestigd). Vervolgens bezocht hij vreemde landen en 0. a. Frankrijk en Engeland. Te Parijs woonde hij bi/ den. geneesheer G eoff r oi te Bruneau en te Londen raakte hij bekend .met den heelmeestcr P. C ha mb e rl a n Bij zijne terugkomst te Leidrn had bij een 4sonderlinge ont­moeting in (le Pieters Kerk. Een jongman ntaakte hem aldaar met vreemde en zeldzame dingen over het geloof bekend ; maar uit vrees, dat van de V i v e r e over 'L Been hij gezegd had zon geerirPrd zijn en hem aanklagen, schreef deze aan het Hof van Holland, en betichtte hem van hoosr, verraad maar toen de aanklager voor de Overheid to Leiden ver­scheen om reden van ziin beschuldiging te geven, zag men waar bet hem haperde, hij was krankzi-nnix geworden. Hij buwde in 1602 Juffrouw Adriani en vertoefde meestal te Amsterdam. Hij gaf in bet licht : De vitspra(cke van Anna Uit den Have (Utenhove) die te Brussel om de zuivere leere 9noorddadich is gedolven geu'eest aen de Heeraz Staten van dese Fereenichde Neder­landen, wuerin ghehandclt wordet van den Spaenschen vrede. Alitsguders den lot van Godes vrede beschreven door Jac. Vivarium. Leyden, bij Christ. Gugot 1598. Verhuel van Godes goedigheit en barmhartigheit, in dicht beschreven. De stag bij Nieuwpoort in 1600 door Prins Maurits op de Spanjaarden gewonnen, gaf daartoe aanleiding. Spiegel van de Spaensche tyrannie ende vieringe over het veroveren van de stede Ilijnberch. Amsterd. 1621 4°. Handboick of tort Begryp der caerten ende beschrijviogen van alit leinden des werelds. Van nieuws overzien vermeerdert. 7' Amsterredain, by Cornelis Claesz. op 't wa­ter in '1 schrijiboeck. 1609 langvormig 12°. Lusthof van de Christens ziele. Leyden 1609 in 4°. Het reys-gheldt van de eerste of laetste reyse : seer vol­leeringhe en -de vertroostinghe: Voor sichiselven ende de zijne uit de allerbeste ovide en de rzieuwe uitleggets der Heilige schr2ft ale oock wit • de schatten der Heylige Martelaren ende getuygen oases Heeren vergadert ende wMh geleydt van den seer godsaligen ende welgeleerden Nathan Chytraeus in zyn ?even rector der Schole van Bremen ende nu uyt de latyn­ - •che in de ,Nederlandsche sprake tlerMelt van J. V. Mode­' Cyn. Tot 4nzsterdam, by Michiel Colijn , beeckverkooper op 't water, in 't Huisboeck. Ann° 1610 in 4°. Wintersche avonden of Nederlandsche vertellingen door .Philologus philatros is Gande. Amsterd. 1610 kl. 8°. Am­sterd. 1617, Itotterd. 69 J. van W a e sberg -h e 1636, Utrecht 1660, Amsterd. 1665. Beret nit verschezde Tijd­ttkken door Jacobus Viverius, ender den *tram vat; Phitiv. loges Philatros-a Ganda vergadert ende besehreVen -en nu in al zijn deelen verbeterd en vermeerdercl. Met een btjvoeginge van 't Geluk en ongeluk des Houwelske van Jan Z o e t , die er dit gedieht bijvoegde. De handl Gieles ; of eery Christeliek verhael van de Pests of Gaeve Godeir. In dial beechreven. Delf, J. dndriesz. 1624 4°. Tien chrisklifte gesangen tot lof van onsets Heere en sa­lichmaker 1138U8 Christus, ende tot verstooringegen der be-bedrukte kerke in druk gegeven door Jacobus Piverrius mede zijn .Amstetredant. Deze lofzangen werden ook uitgegeven in het Lof dee -Hee­ren. Amsterd. 1634. Alphoneus d'Este, tooneelspel. V iv e r i n s maakt hiervan melding in Wintersehe Avonden, bl. 119 (loch het is onze­ker of het farmer gedrukt is. Grafdicht op E. van Mete re n en een Latijn. op J o-doc u s Hondius. Zie Blommaers, de Nederl. Schrifrerste Gent, bl. 168 volgg. v. d.Aa. N. B. I. C. Wb. P. de la Rue. Gel. Zeel. bl. 318 Kr amm,Navorscher. D, I bl. 318 Cat. der Maws. v. Ned. Letterk.; S ch t al, Volksboeken. VIVERIUS (JAcons) of V AN DE VIVERE, vader van den yoricre, een verdienstelijk graveur, illuinineerder en teekenaar, waardeerder der Gentsche munt, was zoo kundig in 't illumine­renoschreef zijn zoon, dat men zijns gelijk nabij niet wist te yin­den ; in voegen dat hij Mevrouw de Princes van Oranje en den Heer Buzanyal, gezant van den koning van Frankrijk, in optoging en verwoudering bracht. Hij heeft zichzelven ende ook andere zoo meesterlijk gemaec, tdat het oog daarop ge­vestigd blijft ende tusschen de natuurlijke verwen ende deze nauwelicks een onderscheid weet te ramen. Christiaan Pe r re t, apotheker te Leiden , heeft eertijds sommige van zijne kunststukjes in waerde gehouden. Hij heeft 9p de grootte van een vingernagel, een ongetoomd paard, dat zich zelf van een berg te barste springt, gemaekt en daar rondoin zeer carieus Met vergulde letters, deze spreuk Libertas li­bertate preit d. i. Frijheid vergaat door Vriiheid. Hij had ook zoo een wetenschap dat hij niet alleen ronde en hone knoopen van gond, maar daer beneven afgesnedeu platen zoo kunstig kon afgieten, dat de plaetsnijder zijn eigen werk van 't gegotene kwalik kon onderscheiden. In de voetboegs­doel te Antwerpen ,werd hij met een pijl in den hals ge­kwetst, dock hij .sgenas, behoudende van het ongeval geen andere kwael dan dat hij wat mager bleef..,, Hij is den Soien Jul 1693, en den oudertioth V all 60 jaren, te Londen aati een keelziekte gestorven. Zijn wapen was, een vrouw, een pi,j1 in de band houdende. Hans Wie ri n ex heeft hem met -een pijl in de hand kunstig geteekend en geschilderd. Zie J. Viv erins, Wintersche avonden (Amst. 1665, 12°), bl. 207, 210 enz. ; 131ommaert, de Nederduitsche schrquers van Gent, bl. 165 volgg. 8 r a m m. VIVALDA (ANToNius) componeerde de muzijkstukken, die uitgevoerd werden bij gelegenheid van het eeuwfeest van den Amsterdamschen schouwhurg, den 13den Januarij 1738. Enkele nommers deter m uziek zijn nog uitgevoerd in het Paleis voor Volksvlijt, te Amsterdam, order directie van J. M. C o e n e n en met algemeene toejuiching. Zie W ij bra n d s, de Amsterd. schouwburg, bl. 180 en bijl. X. VIVIEN (NicoLAAs); uit een der aanzienlijkste geslachten te Dordrecht, in 1631 gelioren, was de zoon van An t h o n y V i v i e n, heer van Bovignes en van An thonia van den C o r p u t, voile neef van den raadpensionaris de Wit t. In 1664 werd hij pensionaris te Dordrecht en verscheen ter dagvaart, waar hij veel invloed verkreeg. Toen Johan d e Witt in 1665 als gedeputeerde op de vloot gin°. liet hij hem het bestuur der zaken in de vergadering over. 511V i c q u e-f or t noemt bij deze gelegenheid Vivien, den boezem­vriend van den raadpensionaris de Wit t, een man van er­diensten en zeldzarne oprechtheid, die de bijzonderste zorg voor deszelfs belangen dragende, gelukkig genoeg was om de gevaarlijke partijschappen, die zich tegen den afwezenden staatsdienaar vereenigden, uiteen te brengen." In 1668 werd hij naar Zeeland afgevaardigd, om de staten tot overeenstem­ming met die van Holland, aangaande de scheiding van de amoten van stadhouder en kapitein-geueraal over te halen. Toen Gaspar Fa gel in 1670 tot griffier der staten­ generaal gekozen werd, had men algemeen verwacht, dat V i­ vien zou benoemd worden. In 1672 werd hij bij het nadeien van bet gevaar van den oorlog naar de grenzen gezonden, doch bij bijzonder besluit verzocht en geconamitteerd om den raad­ pensionaris in zake van het grootst gewigt, in het stellen, bij te staan. Vivien kwam wel ten spoedigste over doch vond de _Witt gewond, waarop het gansche beleid der vergadering aan hem werd toevertrouwd. In dien hachelijken en zorgvolleu tijd verwierf hij veel lof. Na de verandering van zaken, deed hij den , 16den September 1672 afstand van het pensionarissehap. In 1684 werd hij benevens H. S o e te gevolmagtigd tot het regelen der grensscheiding met den bis­ schoe van Luik. 18 In dine jeugd beoefende • hij de dichtknnst en schreef, even zijn vriend d e W it t in de Jufferboekjes van die dagen, gedichtjes, die hij met zijn spreuk rividus, b. v. in de Dortsche Kraarn onderteekende. Hij huwde Cornelia van der Meer. Zits Balen, Beschrifv. v. Dordrecht, 131. ; Scheltems Nederl.; Geschied en Letterk. Mengelw., D. III, St. II; van, 'der 4iai C. Woordenb.; van W ij n, BVv. op Wagenaar D. XIII, 93; XIV, bl. 53; Nal., bl. 401; Wiequefort, 1164: XV, p. 123; Wagenaar, V. H.; Verwoert; Kobus en de, RI­vecourt. VLAANDEREN (LonEwinc VAN), beer van Pr a a t, ridder van 't gulden vties, afstammeling van een natuurfijken zoon der vroegere graven van Vlaanderen, zoon van Lo de w ij k van Vlaanderen en van Isabella van Bourgondie; bastaard-dochter van Philips I, rijk irr Iteerliikhsecten en gehuwd met eene inlandsche erfdochter, Josina van Praat. Na keizer K a re 1 in verschillende betrekkingen als krijgs- en staatsman gediend te hebben, werd hij in 1544 stadhouder van Zeeland. Volgens sommigen ontslotg hij zich reeds drie jaren later van dit ambt, dock, volgens van M i e r i s, bekleedde hij bet tot aan zijn dood en werd Maxi ni iliaan van Bo u r g o n die alleen bij zijne afwezigbeid aangesteld. Na 1547 bad hij echter nimmer eenig deel aan het stadhouder­schap en vertrok in dat jaar naar Brabant en Vlaanderen, waar de keizer hem in de gewichtigste zaken gebruikte. In 1550 sloot hij voor den keizer te Binch, in Henegouwen, een verbond van vrede met Maria, koningin van Schotland, en werd in Junij 1554 door den keizer tot een der uitvoer­ders van zijn uitersten wil omtre'nt de Nederlandsche zaken gesteld. Iltj • was als stadhouder zeer gezien bij V i g 1 i u s, een vriend van geleerden en geleerdheid en stierf te Brussel, in 1555, in den ouderdom van 68 jaren. IN was in 1490 gebo: en en werd te Haeltere begraven. Ziey Butkens, Suppler., T. I, p. 190 ; Suffr. Petri in Append. ad Bekatn., p. 190 ; van L e e u w e n, Bat. ill., p. 1387 Sanderns,. Flandr. ill., T. I, p. 29, 368 ; T. If, p. 19 ; La Mausolee de la Tolson d'Or ou les tombeaux des chefs et des eke:miters du ,svtle ordee de la Tolson d' Or, p. 148; Vredius, Preuves de la Otter. des Cortex de J"Iandres, Tab. XVI, p 276; Groot Placoa'o., B. AT, N. 31; Hoynck van Papendrecht, Anal. T. I, P. 1, p. 216, 255, 256; van Mieris, Hut. d. Ned. vorsteu, D. III, bl. 185; Wagenaar,V, H., D. V, bl. 271; v an W ij a, Bajv. en Aanm. op D. V, bl. 68; Verwoert;, Kobus en de Rivecourt. VLACQ, (ADHAAi ),. boekhandelaar, to Gouda geboren, was een ver.diensteltjk wiskundige. Hij nam (ben herculischeu arbeict op zich om de Trigonometria Brittannica. van Br i gigs,,, .1624 Terscbenen, waarin 30,000 logarithmen berekend wa-ren, met 70,000 aim te vullen. Diet weinig werd zijn roem _Termeerderd door zijne : 4tritism4tital Logariamica eta. Gouda, bij F. Ra mmezey n. 1628. in foh Ephemerides motuum coelestium ab anno 1633-1636. Goudae 1636. 4°. Xrigonornetria artificialis s. magnus aeon triangulorum logarithmicus. fol. 1633. Tabula sinuum, Tangentium et Sectantium. Goudae 1636, r, meermalen herdrukt. De vermaarde Oostenrijksche ko­ lonel De Vega heeft dit werk in 1794 doen herdrukken. Ook zijn zijne twee groote Logarithmentafels te Peking in China herdrukt. Nog blijven zij hare waarde behouden, niettegenstaande de aangebragte verbeteringen van Sher win, Collet en -V ega. Ook gaf hij de Trigonometria Brittannica, libri 2 met die van Briggs en Gillibrand en de zijne in het licht. Goudae 1633. fol. A b c o u d e vermeldt nog van hem : Tafel der hoekmaten, raken en snijlijnen. 8°. Tafel van de Sinus, Tangens, Secans en Logarithmus, 1658, 8°. _Nieuwe kunstige tafelen. Zie Abcoude, Aanhangsel, bl. 224; Poggendorff, Handwb., S.1214; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VLACQ(ADRIAAN ROEMER), waarschijnlijk zoon van Roemer Vlac q, (tie hierachter) was een kloek en ervaren zeeman, die in 1744 met drie Nederlandsche fregatten zeven Fransche oorlogschepen belette zijne schepen te onderzoeken. In 1768 stond hij aan het hoofd van een eskader tegen de roofvloten, en benoetriden hem de algemeene Staten tot hunne gezant bij den keizer van Marokko. Hij overleed als vice-admira.ai te Gouda, den 2 Oen October 1774. Zie J. C. de Jong e, t. a. p., D. V, bl. 136, 377. VLACQ (CoRNELTs JANsz.), van hetzelfde geslacht, dat te Gouda langen tijd vele posten in het stadsbestuur bekleedde. Hij was in 1672 schepen en hopman der burgerij. Hij bragt door zijne kloekmoedigheid veel toe tot de overgave deter stad aan W ill e un I. Hij behourde tot de vrijheidlievende mannen en wist dat burgemeester Jan J a c o b s z o o n van Rosen d a a 1 met dezen in briefwisseling was. Toen men in eene raadsvergadering de vraag opperde: .of zij, in geval dat de invoering van den 10den en den 208ten penning aldaar 19* eenigen onlust verwekte en de heeren wethouders voorgingei, gezind waren te volgen ?" ontving men daarop verechillende antwoorden, o. a. van K i e v i t, schoonzoon van een der bur­.gemeesteren: ,Neenl nosh voor den 10den, Hoch van den Kiska penning verzet ik eenen voet." Toen zgn schoonvader hem gebooi te zwijgen, was zijn antwoord : #Ben ik oud genoeg, om uwe dochter tot vrouw te hebben, zoo ben ik ook oud genoeg om te spreken." Hierop nam V 1 a c q het woord en zeide: "Neen, neen, mijne heeren, 't is niet geloofbaar, dat de koning van .Spanje, sulk een goedertierend vorst voor den laude als zijn vader, ons met zulke zware lasten zou willen drukken. 't Is alleen het werk van het Spaansche hof, altoos gewoon op eene geweldige wijze over Z. M. landen te heerschen. Om zulk een aanleg in zijn begin te stuiten en tot zulk een gewenscht einde te brengen, ben ik bereid, al sloeg ook niemand de hand aan het werk, om die zaak op zulk eene wijze aan te tasters, dat ze komt daar 't behoort." Het is bekend hoe door het moedig gedrag van jonker A. v a n S w i e t en met weinige mansehappen de stall voor den prins gewonnen wend. Toen men het later noodig oordeelde Gouda te proviandeeren, moest V la c q, als korenhandelaar, den voor­raad opnemeu en ter vermeerdering zich naar Dordrecht be­geven, waar het hem gelukte twee marktschepen, met tarwe, garst en boonen geladen, te koopen. Toen in Juuij 1573 een 112tal burgers uit Gouda trokken, tct ontzet van Haar­lem, was hij met twee andere leden der vroedschap aan hun hoofd. De aanslag mislukte, 50 hunner sneuvelden, en het vaandel, waarop de woorden stonden : Gods onderstand ver­wint de Albanisten, viel in 's vijands handers. V laeq out­kwam, en, als de langstlevende, heeft hij de namen van hen, die, gelijk bij, naar Gouda terugkeerden, in druk uitgegeven. Zie, behalve Bor, v. Meteren en andere geschiedschrijvers, Wal­vis, Beschrijo. v. Gouda, bl. 318; Verwoert; Kobus en de Ri­vecourt. VLACQ (IVIrcHIEL), te Gouda geboren, leefde in het mid­den der 17de eeuw. Hij was een zoetvloeiend dichter eu gaf een Coen veel gebruikte liederboekje in het licht. Den nieuw verbeterden lusthof geplant, vol uitgelezene, eerlycke, amoureuse, en vrolycke gezangen, benevens bruelofts-banket met 14 tiedekens, gemaeckt door M. V. binnen der Goude. Amst. z. j. langw. form. 4de druk. Zie S c h el tema, Volksgebruiken der Nederl. bij het vrijen en from.tven, hl. 184; van d er A a, N. B. A. C. Woordenb.; Kobus en de Riveco r t. VLACQ (RoEmER, REMMERT, ROMMERT) was eer. dapper ;eeheld. In 1677 voerde hij het bevel over het schip get twit ie Kruiningen, van 56 stukken, toen onze staat, in oorlog met •rankrijk, ,een vloot van 7 oorlogschepen en 3 -advysjachten in zee zond, onder den kommandeur Jac. Bin ke s. Er ontstund bij den aanval op het eiland Tabago een hevig ge­vecht met de Fransche zeemagt, onder den graaf d'E str d e s. Vlac q's schip moest den eersten aanval verduren ; de Fran­ _sche admiraal op Le Glorieux klampte hem aan boord, en maakte zich met talrijke manschappen meester van het dek ; een deel van Vlacq's yolk sprong in de boot en vloo 1 naar land; doch onze held bleef onvertsaagd en liet het anker kappen om tegelijk met den Franschman aan strand te drij­ven. Deze liet daarom zijne enterdreggen kappen, en niet ver van de plaats, waar V 1 a c q met zijn schip aan den grond zat, een tweede anker vallen ; het werd hevig beschoten, of­schoon nog met een gedeelte der vijandelijke matrozen op bet bovendek belast. Geen uitkomst ziende, liet hij rich een tonnetje buskruid brengen, en stak er den brand in. Nu steeg de vlam achter de groote mast omhoog, drong tot de kruidkamer door en Het Buis te Kruiningen sprong met 2 Fransche schepen in de lucht. V 1 a c q, schoon deerlijk bracht er met eenige matrozen het leven af. In het vaderland teruggekeerd, werd hem bet bevel over een anderen bodem opgedragen, ow daarmede tie koopvaarders te geleiden. Zes jaren later werd hij door Willem III be­noemd tot ordonnans-kapitein bij de admiraliteit van Am­sterdam. Tot in den jare 1693 ging hij jaarlijks in zee en geleidde koopvaarders naar het Noorden, bepaaldelijk naar Archangel, de Sont, enz. Sedert vernemen wij niets van hem tot in 1703. Toen keerde vergezeld van 5 Nederlandsche oorlogschepen, met het schip Muiderterg uit Portugal, waarheen bij gezonden was ter beveiliging onzer koopvaardijvloot, naar het vader­land terug, en raakte then net even zoo veel, doch beter beinande en gewapende oorlogschepen in gevecht. Reeds in het begin van het gevecht werd hem een arm en een gedeelte van den schouder weggeschoten, maar hij liet desuiettemin den strijd volhouden. De groote mast van zijn schip kwam op bet dek neder, en was bijna reddeloos gescho­ten. De keizerlijke gezant, graaf van W a 1 d s t e y n, en diens togtgenooten, bij V 1 a c q aan boord, smeekten hem de vlag te laten strijken , doch ontvingen tot antwoord : Ik -beb mijne eer te lief om mij over te geveu, zoo lang ik nog in staat ben, den vijand bet hoofd te bieden." Schrikkelijk werd de Muiderberg geteisterd ; de lijken lagen op den bo­dem -uitgestrekt en een nog grooter aantal was stervende of gewond. Niet voor dat hij de onmogelijkheid inzag, zich 'anger te knnnen verdedigen en zelf door zijne wonden niet in staat het kraid in brand to steicen, liet Vlacq de bloedvlag strijken. Gedurende de 4 uren, die V 1 a c k nog met de zijnen aan boord moest blijven, dreigde het water, dat van alle zijden het doornagelde chip binnenstroomde, hen te verzwelgen ; doch voordat het naar den kelder zonk, werden zij door Fransche sloepen afgehaald en naar Toulon gevoerd, waar onze held, na verloop van 6 weken, den uden aulij 1703 aan zijne wonden overleed. Onder zijn wapen, in de St. Jans kerk te Gouda, leest men het volgende bijschrift : eV la c q, Vran kens schrik ontarmd, die story, /Toulon dees zee-leeuws asch verworv', .Een held, die noyt verwinnen kon, .Voor dat hij alien overwon." Zie Holl. Mercurius 1677, bl. 60; Jul.-Dec. 1703, bl. 107; Wage­naar, V. H., D. XIV, bl. 4t4; D XVII, bl. 19S; Van Wijn, Bibv. op D. XVII b1. 55, '6; J. C. de Jonge, Geschied v. ti d. Zeno , D. 'MI, bl. 2F9; Mb, hl 298, 325, 339; IVb, 202, 275, 514; V er­woert; Kobus en de Rivecourt. VLADERACCUS of VLNDERA.CKEN (Prraus), broeder van Johanne s, rector te 's Hertogenbosch, waar hij de la­tijnsche, grieksche en heb•eeuwsche talen onderwees. Hij was broeder van bet Gerneene leven, vervolgens pastoor van Oor­schot, waar hij in 1610 overleed. Hij beoefende de latijnsche poezii, gelijk zijri varier en broeder. Men L%eft van hem: Tobias. Comoeidia sacra. Silvaed. 1595. 8°. Carmen scholasticum, seu Natalitiam pro dnno Jubilari .,10C. Ibid 1600. 4°. Exequiae solemnes Philipp° II. Hisp. Regi, Brabantiae Duc., in urbe Silvaeducensi exhibitae, Ibid 1600. 4°. • Diarium rerum per singulos dies in obsidione Silvaedu­eensi per principem Mauritium Nassovium gestarum. Ibid 1601. 8°. Diva Virgo Oirschotana ad sacrum Quercum, waarvan een uittreksel in de Brabantia .iriana, p. 420-424. Zie Sweertii 4th. Belq., p. 638; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 766 ; Foppens, Bibl. Belg., T. II p.1017; Hermanni. Conspect.; Paquot, Wm, 1. c.; Delprat, t.a.p. 100, 101; van Gils, Mejjer. Memorieb., bl. 70; van Gils en Coppens, N. beschrifv. van BoSch, Il. 1 , bl. 40; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VLADERA.CICEN of VLADERACCUS (CHiusToPitoRus), va­der van Pettus en J o h a n n e s, noemde zich Ducisylviva, schoon te Geffen geboren. Ilia was eon natunrlijke noon van den hoer dyer plaats, nit Let geslacht van Vladeraok e n, verkreeg groote ervarenheid in de letteren, werd in 1511. oonreettir te Amersfeart en in 1669 rector te 'a Hertogenbosch, settitien jaar rector en veertig jam hoogleeraar is 443 ilfietorica was to den Wes Jultj 1601 overleed. Hij Ref in bet licht : Apotheosis, sive carmen funebre in Georgii Macropsdii obitum. Antv. 1565. 12°. Enchoridion selictarum Precum. Silvaeducis 1683. 16°. Epitome Dial dices Auguatini Hunnaei. Ibid. 12°. Polyonyiraa Ciceroniana, vario Irtdiee ne di)ersartim na- , -tionant linquis service possint accommodatissbne couscripta. Antv. 1597. 8°. 1610. 8°. Rothornagi 1625. 16°. Mor,elijk hetzelf ie met Selectissirnae Latini sermonis Phra­ ses, ex ino 8o1-)pie Cicerone. Belgice redditae..Antv. 1586. 8". Formable Ciceronianue, Episto;is concribendis utilissimae a C. V. c die( t te. Antv. 1556. 12°. Leges Soolue Dies Silvite. Silvaed. 1595. 8°. IPtores .Aceit Phati comici, setecti. Cult Sclviliis. Antv. 1597. 03k in Veteritm .Oeconotniae, sive iatrodac-tio ucl congressiones fainitares, ex .et Terentio 211 locos commqnes .Acoeslere Plauti sententize, Ftceti verba pri•ca et un iptaria, collecta a C. V. Demi. 1619. 12°. Zie Foppens, Bibl. Belg., T. p. S weertii Ath. Belg., p. 178;Val. Andreas, Bibl. Belg , T. , p. ; Paquot, Meta., T I, p. 82; Peerlkantp, d. Poelis Lat. Neerl.; Hermans, Convect. Liter.; Saxe, Oncm., T. V, append p. ; Auctor. inc. am. Malthaewn script. .41nerst , p 179; van Bemtnel, Beschrijo. v. Amens!, D. , hl. ; Co llo t d'Escury, 11. . lt. ruein, D. 1V, St. I, bl. 120; Delprat, Geeri. Groote, bl. 89; Kobus en de Rivecoart; Verwoert. VLADERACKEN of VLORAGER (JoHANNEs), noon van den vorige, geboren te 's Hertogenbosch. Hij schreef: Calvinus, dialogue poeticus. Silvaed. 1582. 8°. nit het Ne­ derduitsch. Epiyrammata is laudens civitatis Sylvaeducensia. (Gr. en Lat.). Ibid. In ?widen Domini Helmondani (Adolph van Corten­ba e h). Ibid. De observatione Arcis Helmondanae. Ibid. Zie Sweertii Ath. Belg., p. 424; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 501; Paqnot, Mem., 1. c.; Rermans, Conspect.; Foppens, Bibl. Belg.,; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VLAK (JortANN-Es), predikant der hervormde gemeente te Soetermeer in 1657, te Purmerend in 1664, te Zutphen in 1674; waar hij in Julij 1697 overleed. Hij was een verlicht leeraar en behoorde tot de eclectische theolog,,en, die geen partij koos, maar met onpartijdigheid de H. S. onderzocht. Hij verwierp het verbond der werken ale een yeedichtsel van 'de godgeleerden zijner eeuw en legde zijn gevoelens geheel bloot in zija Eeuwig Evangelic of leer der zaligheid vervat in een na-leezing over de beloften aan der vaderen wet door Moses tot een sleutel der kennis en slot der geschillen en waarheid in Christus. Amst. 16,4 Utr. 1708. Zoodra V la k 's gevoelens waren bekend geworden, vond hij tegenspraak. . Herman Brink nam de pen tegen hem op en schreef De ware lefr der regtvaardiqmaking, benadeeld door J, Flak, dock verdedigd eh bevestigd door de E. Ver­ gadering van de classic en de kerkeraad van Utrecht. Insgelijks schreven tegen hem L e y d e k k e r, van Mar ck en Koelman, doch hij vond een bondgenoot in B. Bekker. Hij gaf nog in het Licht, alle te Amsterdam : Zegen en vloek, 1685. De HeNliye sabbat, 1688. Deffehing en woheid tot motigkeid, 1687. Mosis foedus in eampis Motibe, 1684. Trias dissertationes de Dei oper. Witte Keureteen, Amst. 1690, Leere der Regtvaardiqmakinge. 8°. Leere der Zatigheid, 1687. 8°. begryp van (11 Rtgtzinnigheyd. T'ryrnoedigheid dtr onschtildenerten des Messias. Zie Ypeij en D erm on t, Gesch. d. H. K., D. II, bl. 566, very. Aant.; Ypeij, Gesch. der h er v. kerk in de 18de eeuw, D. V I I ; System. godgel., D. III, bl. 296, 298; Examen v. h. ontwerp van Tolerant,e, V Zowenspr., 1)1. 43; G la sius, Kerk. gesch. na de Hery , D. II, bl. 183 ; Gocioel. Nederl.; P auw en V eer i s, Kerk. Alphob., bl 216; Abcoude, Naamr , bl. 188; Aanh.,b1.226; Arrenberg; Maurik; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VLAKVELD (JoHAN), med. dr. te Haarlem, in het laatst der 17de. Hij schreef een sverkje tegen G a l e n u s A bra-h a ni 87. de Haan, die het gebruik van bier had veroar­deeld, getiteld Galenus hydropotes elenchomenos. Hij be­oefende de Nederduitsche dichtkunst, en gaf, ‘behalve een tooneelspel Hildegond of doorkneede kuisheid, liaarl. 1663, in het Licht eene vertaling van Davids Psalmen, met den titel van Davids Harpzangen, Haarlem I 683, in verschil­lende dichtmaten, door Mr. S. le Fevre van nieuws op muzijk gebragt en in 1706 met een nieuwen titel herdrukt. Zie Witsen Getjsbeek, B. .4. C. Woordenb., D. VI, b1.13; Van Yperen, Kerk. Bat. v. h. Psaltngez., D. I, bl. 114; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Abcoude, bl. 388; Jocher. VLAMING VAN OUTSHOORN (ARNOLD DE). Zie OUTS­HOORN (ARNOLD DE VLAMING VAN). VLAMING of VLAAMING (JAN DE) bloeide in de eerste helft der 18de eeuw, als teekenaar en schilder te Amsterdam Hid schilderde landschappeu en stadsgezichten. C. Philips heeft verseheiden gezigten in de 8tad Amsterdam naar zijne teek en in gen gegraveerd. Zie Kramm. VLAMING (PIETER), zoon van F l o r i s Wi Ilems z. V 1 a-ming en Christina van Beek, werd den 29gten Maart 1686 te Amsterdam geboren. Na de latijnsche school bezocht to hebben, legde hij zich te Leiden op de rechtsgeleerdheid toe en werd in 1719 aangesteld tot boekhouder bij de O. I. compagnie. Zijne snipperuren besteedde hij aan zijne letter­oefeningen. Behnlve de Latijnsche en Grieksche taal ver­stood hij het Fransch, Engelsch, Duitsch en Italiaansch. Vooral legde hij zich op de Nederduitsche poezy toe. Reeds in 1711 had hij met zijn vriend Wellek ens eenige gedichten-, onder den titel van Dichttievende uitlpanningen in het licht gege­yen, die in 1735 herdrukt werden. Beiden hadden zich vooral toegelegd op het herdersdicht. Willek ens droeg in de dichtstukken den naam van Silvander, en Vlaming die van 21 enalkas. In 1723 bezorgde hij eene nieuwe en zeer fraaije uitgave van Spieghels Hertsspiegel en in 1725 gaf hij de Redei ijkkonst van D. van Hoogstra ten in het licht, in 1730 volgde eene dichtmatige overzetting van S a nn a z a­rius met aanteekeningen en het leven van dun Italiaanschen dichter. Ook bezorgde hij eene nieuwe uitgave van de La­tijnsche gedichten van den kanselier L' HOpita 1, gelijk ook van de gedichten van L. Schermer in 1711, die in 1725 en 1743 herdrukt wtrden. Van zijne beschrijving van Am­sterdam is I jets in het licht gekomen. In 1709 trad hij in den echt met Wynanda Calko en, die hem veertien kinderen schonk. Thee zonen en twee dochters overlee fde bem. Een der iaatste, Cat h a r i n a, huwde den scnout-bij-nacht Johan S el s, va ler van den dichter Johan Sels. Hij overleed op zijne hofstede Hogerwoerd, hij Haarlem, door hem zoo schoon bezongen, den 2den Febr. 1733. Zie J. W a g en aar, Amsterdam, St. II, bl. 255; C. S axe, Nom., T. VI, p. 294 ; van Kampen, Geschtedenis der Ned. lett. en wetena., D. IV, bl. 103; Witsen Geijsbeek, B. A. C. W., D. VI, bl. 13; De Vries, Gesch. d. Ned. dichtk., D. , bl. ; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. letterk., bl. ; Kok; Nieuwenhuis; Ver'woert; Kobus en de Rivecourt. VLAMING (ADRIAEN DE) verliet den 19den Mei 1565 met zijn vrouw en gansche huisgezin, dienstmaagd, bond en kat zijn °0.eboortestad Dordrecht en deed met deze een pelgrimagie naar Jerusalem en was den 288ten Maart 1566 terug. Sedert werd bij Jerusalems bee r genoemd Men leest zijn grafschrift nog in de Groote-kerk aldaar. Zljn Teis is door A dir i a n vat !CI s p e .n in 'de re sekey de Voyogien °fie itegsen. Dordrecht ]612. 1Sb. in' 'keit licht gegeven. Zie B a l e n, Beschrik. van Dordr., bl. 79 ; Schotel, Xerk. aordr., D. I, bl. 7 Dez. Keizerl. Stadhouderl. en jonijl. bezoek -lea de Oroote kerk te Dordrecht. VLAMINGII (WILLEM DE), schipper, kommandeur, gebo­ren op Vlielaiid, deed in 1696 een reis naar Nieuw-Holland, waartoe het vermissen van het *whip de Bidderschap van Hol­landt, tusschen de Kaap de Goede Hoop en Batavia in 1694 aanleiding gaf. De expeditie bestond nit het fregat de Gee], villa, .0:der de Vlamingh als kommandemr, de hoeker Nijpiong 4n de galjoot het Neveltje, onJer zija zoos C o r­pelis de Minh] gh. Zie P. A. Leupe in Bijdr. Jot de toad -, land- en volkenk. van Indie, Nieuu.:e volgreeks, D. i, bl, 184. VLAVIINK (JAN DU) kornt in de ',res. rekieniagen der stad Gouda. 1445-1462 voor als goudstnit, die evens gravenr was. flij vervaardigde zegels, zilveren schilden enz. Zie Kramm. VLEERTM AN (WILLEM) zoon van een °Meier in 's ifinds dienst, den 1 8ten Augustus 1658 geboren, en terstoud na zijn doop als kadet aangemerk t. Den ouderdorn van 14 jaren bereikt hebbende, trad hij als zoodanig in werkelijken dienst en gaf zoo vele blijken van cooed, dat hij vier jaren later tot luitenant werd bevorderd. De Nymeegsche vrede (1678) stuitte hem in zijn militaire loopbaan, zoodat hij te Amster­ dam eene suikerraffinaderij begou en in het huwelijk trad met Rebekka Beun s. Bij het uitbrekela van den oorlog met Frankrijk in 1684 trad hij op nieuw als vrijwilliger in dienst en vergezelde Willem III op diens togt naar Engeland. Deze zond hem later naar Munster om depeches aan den graaf van Obd am over te brengen. In Engeland teruggekeerd, nam hij doel aan de gevechten in Ierland en ward door den koning naar Savoye gezonden, oat den hertog de tijding te ,brengen van de overwinning aan de Boyne. In 1691 volgde hij, als kapitein, het statenleger naar Brabant en gaf hier een sprekepd bewijs , van zijne onomkoopbaarheid. In het volgend Saar liet hij zijne bediening als kapitein varen en nam hij als courier verscheidene zendingen aan, naar Konstantinopel, Weenen en elders. Na het sluiten van den vrede te Rijswijk in 1697 vergezelde hij den zoon van den Amsterdamschen burgeme ester F. de V i c q op een buitenlandsche reis, waarna de burgerneester hem tot belooning de post van sluiswachter van de Kolksluis binnen de stad, schonk. Ben rnstig leven -via eater niet in zip smaak. In 1O woonde hij de in- Deming Or vesting Tonningen bij, en maakte zich stelijk door onder den generaal C o e h o o r n, het opzigt te nemen over de doorsnijding aan de Waal bij Pannerden. Als commissaris der approehes bewees hij voor Keizerswaard en Vleanderen aanmerkelijke diensten en was in 1703 werkraam bij.verovering van Bonn en geen overwinning werd ,er behaald of men zond hem als courier naar 's Hage, GIB daarvan de tijding na, te brengen, hetgeen hem verschei­dene gonden ketenen, medailles en dukaten opbragt. Wij1 er in 1717 in het veld weinig te doen was, Meld hij zich eenigen tijd te Amsterdam op en vond gelegenheid aan den juwelier D. Scholte een gewigtige dienst te bewijzen, door het achterhalen van een paar dieven, die hem een doosje ju­weelen on troofd hadden. Tusschen 1708-1713 gaf Irij op nieuw bij vele belegeringen bli,;ken van dapperheid en beleid. Na den vrede te Utrecht in 1713 begaf hij zich wederom naar Am­sterdam, waar hij voor bet arnht van onelerschout, hem door de regcering nangeboden, bedankte. In het volgend jaar nam bij dienst bij de Pruissen, destiids in oorlog met Zweden, en toonde bij het heleg van Straalsund zijne bek waamheid al3 ingenicur, loch hij haalde zich eene %ware ziekte op den hall, wan% an 's konings Marts hem genas. In 1716 keerde hij naar Amsterdam terug, nit eene belooning van 1000 dukaten uit 's konings hand ontvangen te hebben en bragt er veel toe bij om die stad voor -overstrnoming te behoeden. Hij wist in 1728 de oprichting eener 0. I. maalschappij te Altona te verhinderen en twee jaren later een dreigeud oproer te Am­sterdam te stillen, ontstaan door eene nieu we belasting op de huizen. Onvermoeid bleef hij tot in hoogen ouderdom werk­nem. Hij was een vnrig bemin naar van zijn vaderland, ne­derig van gemmed, afkeevig van bet spel en de drank. Als een bijzonderheid van hem staat geboekt, dat hij geen landen, maar alleen huizen bent, en dat hij, gedurende een tijdvak van 22 jaren, 45 belegeringen heeft bijgewoond. Keizer Jo­seph I Wilde hem tot den ridderstand verheffen, hetgeen hij weigerde, loch in 1,68 viel zijn ,broeders soon Johannes Fred et i k Vie ert ma n,-to-enmaals initoant-ingenieur van den paltischen keurvorst, die eer te beurt. Eie Geld. Vollcsalm. 44149; Levensgevollen van Willem Vieeirtman; commi.ssaris van de aprocher, ten diets* van H.H. Alog. do tleeren Staaten• Generaal der Yereeniee Nederl. me` zijn afbeeldsel. ilmsterd• 1743, geschreven door zijn nee f Willem Eleertman; Kob us en de Ri- 'recourt-, Atuller, Cat. v. portr. vlsEtamAisT (WILLEM), !led van den vorige, schrijver van. he . leven van zijn own en van Kerte en ferwoudige .on-derrigling aan de onderdanen van de Pqrfcni#cie Nede,r14,44*. VIZA11101,1Wfa (A. DEV xederijk er tie Viiisisgon. In Passings Bedenslustkof gaf hij in 1641 een antwoord op de vraag, wat oebingh is elc best en noodigAst voor gerneen, door de Vlissingsche kamer de Blaeue Acoleye uitgeschreven. Zijn spreuk was 't vleesch is zwack. Zie v. d. A a, N. B. A. C. 1173. VLEESHOUWER (TZAAK), in 1643 te Vlissingen geboren, werd leerling van J. .1 o r d e n s, te Antwerpen, en oefende vervolgens de kunst nit in zijne geboortestad, waar hij den 30sten September 1690 overleed. Hij schilderde histor'en en portretten. Zie Immerzeel; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VLEGEL (JuRRI . EN), kunstschilder te Utrecht, in den aan­yang der 17de eeuw. Zie Kr sin m. VLERICK (PIETER). Zie VLEDERICK (PIETER). VLETTER (SAMUEL DE), deu 29 8ten Julij 1816 te Amster­dam geboren, toonde reeds in zijne jeugd neiging tot de kunst en werd in 1829 leerlina aan de Kou. Akad. van beeldende tn '' kunsten. In 1833 kwahij onder de leiding van J. A Kru­se ma n, behaalde in 1835 een zilveren medaille bij het tee­hengezelschap te Rotterdam, twee jaren later bij de Ron. Akadetnie te Amsterdam, in 1843 bij de maatschappij Fe­lix Meritis de gouden medaille voor het binnenvertrek van eene deftige bargerwonin . , en in 1842 bij dezelfde maat­schappij de dubbelde zilveren medaille. In 1843 werd hij lid der Kon. Akad. te Amsterdam. Iu 1839 waren vier stukken van hem aanwezig op de Haagsche expositie, o. a. Frank van Borselen zich aan Ja­coba van Beijeren ale huar weldoender bekend inakende, en de vaderlijke raadgeving aan een landmeisje bij Naar ves­tiging in de clad. Een door hem nagelatene schilderij de snoepende kinderen, werd door koning Willem II voor /600 gekocht. Hij schilderde ook vele portretten en overleed den 27den September 1844. Zie Immerzeel; Kramm; Wap in Album van Hal. en Belg. kunstschild., 1844-1852 in fol. ; Nederl. kunsta 1844, N°., 36; V er­woert; Kobus en de Rivecoart. VLETTER (Mum CoRNELIsz. DE), een grondig kenner der Nederduitsche taal, zeer verdienstelijk dichter en hoogst geschikt onderwijzer der jeugd te Rotterdam. Van zijn dichttrant zijn slechts verspreide proeven voor­handen in almanakken, tijdschriften enz. Eene levensschets en bloemlezing uit zijne gedichten werd in 1832 door den predikaut J. Scbarp in het licht gegeven. Hij overleed den 29stei November 1831. Zia v. d. As, N. B.4. O. W6.; Verwoert; Kobus en de Ri­vecourt. VigUTEN (Comits vAN). Nadat H. Ghys en in 1686 zijn Hooning-raat der Psalmen had uitgegeven, verscheen in 1699 te Amsterdam Van V 1 e u ten De Koninklijke Harpgezan­gen, of koning Davi& 150 Psalmen, en de andere Lofzangen, flit alle voorgaande Psalmgedichten uitgekeurd, en met behulp van nieuwe Rim-vaarzen, opgemaakt in 't zaamgesteld op de eigen zangrnaat en gelijk getal van zangverzen, gebruikelijk in de .Fransse, Moog- en Nederduitsche Gereformeerde Ker­ken, met muzijk. P. Rabus gaf een verslag van dit boek in de Boekzaal van Europa. Sept. en Oct. 1699, blz. 344. vvg. Zie J. van Ip eren, Kerk. c'esch. v. h. Psalrngez. D. I, bi. 220;Andriessen, Aanrnerk. bi. 195; Witsen Geysbeek, B. A. C. in, D. I, bl. 19; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. VLIEG (CAEoLus) rigtte mede het Haagsche kunstgenoot­schap, Kunstliefde spaart geen vlijt op, en was nog in 1792 bestuurder er van. In 1765 gaf hij twee bijbelsche dicht­stukken in 4°. in het licht: De val van Adam, in 3 boeken, en de Bekeering van Saulus. Beide hebben weinig dichter­lijke waarde. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p. bl. 19, Verwoert, Kobusen de Rive court. VLIEG (DAVID), danper zeeheld te Enkhuizen (P) geboren. - Hij was schout-bij-nacht in den verrnaarden zeetocht near Chat ta m, onder de Ruite r, en sneuvelde den Idea Ju_ nij 1675. Zie J. C. de Jon g e, Gesch. v. h. Ned. Zeew., Verwoert, Nay. D. XX, bl. VLIEGER.) bloeide in de 17de eeuw, en bragt Chet laatst van zijn 'even door in Holland. H ij schilderde kleine bijbelsche historische onderwerpen, gewoonlijk halve figuren, goed afgewerkt, doch in een onbevalligen bruinen tooth Zie Kramm. VLIEGER (EELTJE DE). In een Cat. uit bet laatst der vo­rige eeuw, komt van hem voor een marmeren steenen tafel, waarop een flesch met veelsoortige bloemen, op doek geschilderd. Zie Kramm. VLIEGER (H. DE). Hoe t vermeldt van dezen schilder een Gezigt van den Briel en een van het Tolhuis en de Maas. Zie I3 o et, Cat., bl. 559, 360 ; Kramm. VLIEGER (KoRNELIA DE), dochter van den vorige, dichte­res, gaf eenige stukken in de Amstelsche Zanggodin. Zij wend den •W1 Oct. 1630 geboren. Vie H 0 II Nak • SdikosSwg der seltilciers i D. R, 111. MI, van der As, N. H. C. A. 0Th. VLIEGETC (Simox DE) werd in 1612 to Ainsterdath ge­boren bloeide van 1630-1640 eft was de leermeester van W i 11 e m van der V el d e, de jonge. Hij muntte als schil­der van strand= en havengezigten nit, dock vervaardigde ook fitutije landschappen, met, go6de stofragieii, Zijn kunstwe'rk is zoo wet om de fraaiheid van schilderity` als h t heldere en zilverachtige van tOon geacht. Op de verkooping van de V o s werd van hem een Gezigt op de Zeeuiviche stroomen voor f 570 verk.Ocht op, die van van der Linden van Slingeland sup. ltabbetsnd water voor i3O00 en op die Goll Binnenwater voor f 1440. Een teekening van zijne hand, voorstellende Gebonwen en geboomten bij eel* wa­ 'tette, goldt f 83 en een. &huitenhuis en eenige schurere met geboomte aan sea held& spiegelend riviertje, met 0. I. inkt, f 145,00. B a r t soh vermeldt 20 door hem gestate prenten Een stel, benevens een bij hem onbekend Lasdschap met een Kasteel, gold op de verkooping van den Grave von Fries f 120. Hij schilderde ook portretten, zoo als dat van M. Tromp, Cornelis de Witte enz. Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus du de Rive" court, VLIEGER (T. DE) bloeide in het laatst der 1 7da teuw. Men vindt van o. a. het portret van Ds. G e r r i t K o of; e, leeraar der Doopsgezinden bij S c h ij n en M a a t s c h o e n, Gesch. d. Mennoniten. VLIEGER (THOMAs.) wordt door H alm a, Tooneel der Nederlanden, meerivalen aangehaald als Mchrijver van een werk: de Comitibul .1 -1,11andiae et Zeelandiae. Zie Navorsther, D. I, bl. 314, D. VI, bl. 128. VLIEGHEN (EvA of EEFKEN) of BENZ VAS MEnus, in 1475 to Vliegheti-Hof (waarna zij genoemd is ;9;eworden),een half war gaans van Meurs, geboren was, volgens Baudart van slechten afkomst, en in haar jeugd varkenshoedster ; bad, bij gelegenheid van een zwaren hong,ersnood, dat tij er vain mogt bevrijd worden. Haar gebed werd verhoord. Set:left 1594 -verminderde haar lust tot eten allengskens, zoodat zij sedert 1597 geheel niet meer at, en had dus is 1614, Coen baar portret vervaardigd en verkocht werd, 27 jaren lang seen spijs (Ye-bruikt had. Na 32 jaren alzoo hitt -yolk bedrogen te;fiebbeen, werd zij ontrriasterd door een predikant. So Bend art, Moor., (Amst. 16e4y B. XV, b110 176,. ligth P.J Twiseh,, Chronycke van den ondergangh der Tyrannen en de Jaarl. Geschiedenisseta, 2e dr., 1657. (Eerie jonghe dochter, die in vett jamMeet ghe-eten heeft so de gedruckte copye van 1617 ons medebrenght ; S. van .Santen, ,Spiegel een Courante utit Italiin en de Dugtsch­landt etc. van 24 Junius. 1628; Almanok voor Elljgecstigen 1882• M u 11 e r, (,at. v. Portr. Nay. 1). I, bl. 158, D. II, bi. 255, 318.1853, bl. XLVII, LXXXIII. D. VI, bl. 132. VtIER (ANTnomus) gaf gedichten in het Dichtkundig Praaleoneel van Nederl. wonderen en in de Dichtk. Cy­preasenbladen. Zie v. d. As, N. B. A. C. Wb. VLIERDEN of VAN NYMEGEN (JAN VAN), zilversmid en muntstempelaar, bloeide van 1488-1521 te Antwerpen. Zie Sramm. VLIERDEN (M. vAN) is schrijver van het Maitair zak-boekje, Amst. 1802. kl. 8°., en van eene Perhandeling over het duel of tweegevecht,'Gron. 1815, 12°. VLIET (ADRIAAN VAN DER), den 9ded.1708 te Rotterdam geboren en aldaar overleden den 10d en Junij 1777, was eerst lid van het Rotterdamsche dichtgenootschap Na­tiara et Arti, vervolgens van het Haagsche Kunstliefde spaart Been. vitjt. In 1772 of hij een soort van heldendichtstuk in het Licht, getiteld : De Spanjaard binnen Rotterdam. 141-a zijnen dood op nieuw in het licht gegeven door den Haag-sehea predikant 3. ran Spaa.onder den titel Fruchten dtr Dichtlevendheid. Zie wits en Geysbeek, B. A. O. If'b. D. VI, bl. 20, 21; deV ri e s, Gesch. d. Dichtk. D. , bl. ; D. S m i t s, Gedtchtcn,bl. 252. VLIET (CORNELis VAN DER), waarschijnlijk 31 Septem­ber 1628 te nab geboren, werd. in 1 65i proponent en predikant te Asperen, in 1653 te Klundert, in 1661 te Maastricht en in 1664 te Utrecht, waar hij 25 Junij. 1683 overfeed. Hij sch-reet: Verdediging der ware Leere des IbbettR, Utrecht 1667. Zie-va n It h e n e n, Lijst der Predikanten van de Provincie Utrecla; Nat,. D. XII, bl. 18, 85. VLIET (GILLES VA)) behaalde, volgent van Spaan, Beaskr0. tam Rotterdam, veel roem als schilder. Zie Kr VIM (HENDRIK VAN Of VAN DEB) werd omstreeks 1606 te Delft geboren, legde zich eerst onder zijn oom Willem op het schilderen van historian, maanlichten en perspeetiven, later onder Miere veld van portretten, toe, en slaagde daarin gelnkkig; vooral muntte hij in het schilderen van kerkjes met invallende zonlichten en keurige stoffaadje uit. In Rijks museum te Amsterdam berust van hem eene uit­muntende schilderij Het inwendije vas de Oude kerk te Delft, in 1654 geschilderd. Op de verkooping van J. v a n der Marek, te Leiden, komt zijn portret voor. In 1661 schilderde hij nog het fraai portret van J o a n n e s B e c i u waar naar eene gravure van Suyderhoe ff. Zie Immerzeel; Kramm. VLIET (J. VAN of VAN DER), graveerde de prentjes in J. Cats, Se(f-istryt, 's Gravenh. 1628, in 8°. naar A. van Venn e. Ook meent Kram m, dat de prentjes in den Pro­teue ofte Minnebeelden enz. van Cats in 1628, 8°., ook bij Adriaen van der Venne en Joost Stokes, te 's Gra­venhage uitgegeven, van zijne hand zijn. VLIET (JERimus VAN) opperhoofd van Siam, gouverneur van Malacca, raad van India, gaf in het Licht Treur-bly-eynde ongheluck, der Oast-lndische compagni ,, Dienaers in 't par1636 weder varen an 't Conincklycke Hof van Siam, in de &ad' In­dia, onder directie van denE. Jerenaia8 van Yliet enz. Amst. 1637. 40. Beschrijvingh van het Koningryk Siam enz. Leid. 1692. Zie Tiel e, Memoires sur les Voyages Neerl. p. 262, 264, 269-270, 271 VLIET (JAN VAN), meer bekend onder den naam v a n Janus V 1 i t i u s, te Huge geboren, was griffier te Breda en overleed aldaar in 1666. Hij was niet alleen een goad rechtsgeleerde, maar een uitstekend taal- en geschiedkundige La­tijnsch en Nederduitsch dicbter. Als rechtsgeleerde bewerkte hij 't Becht van Successie rolgens de cotumen der Stadt en Lande van Breda. Breda 1666, 4°. H o e u fft noemt hem een liefhebber niet alleen van het oud-Nederlandsch in het algemeen en van het oud-Friesch in het bijzonder, maar ook van de verschillende Noardsche talen, met name van het Frank-Duitsch, Gothieseh en Angel-Saksisch. Als zoodanig erkende hem ook de beroemde J u­nius en Ten K a t e. De Friesche spreekwoorden achter zijn beroemde Bredusche Almanat; in 1664 te Breda, in 4°. uit­gegeven, en meermalen achter het een of ander zijner overige werken gedrukt, gaf Mr. Hoeufft aanleiding tot het schrij­yen van zijne Taalkundiqe Aanmerkingen op efisige Ond- Friesche spreekwoorden, waarvan ue. Lweede vermeerderde nits gaaf- te Breda in 1815 het licht zag. Als Latijnsch dichter wordt hij door H oeufft zeer geprezen en vertneldt zijn Sylvarum Bredanarum prima et alters. Voorts heeft men van hem: Quinquatruum Bredanarum descriptio, sive in auguratio­nem iithenaei delurausiaci poems, achter Inaugr. Ill. Scholl. et collegii. Jeithenaei Bredae 1647. Venatio novantiqua. L. B. 1645 12°. Jani T7litii icti Parnassus Bredanus, sive Panegyric in 80.. lenni eels. Principum in u-bem ditionemlue Bredanam 4. D. IIII, idus Junius (1) CI C. LIII. — Introitus per Apollinern Novemque Music variis Argumentis linguis ac metric repraesentata. Bredae aere public° impresses. Typis Subbingranis. Met vignet van A. San t v o o r t fol. Een ver. zameling van dichtstukjes in verschillende tales. Hier in vindt men, gelijk ook in zijn Bred. .dlmanak, Nederd. verzen van zijne hand. In 1643 gaf hij te Leiden in 12° in het licht: Rei Pena ticae scriptores, Gratins, Nernesianus, Calpurnius et alii,recogn. et ill. In 1664 verscheen zoo achter den Bred. Alm. als afzon­lijk zijn Kronijk, van Breda; ook bezorgde hij eene nieuwe uitgaaf van Junii Glossariurn Gothicum cum dedicatione metrica ad comitern de la Gardie. Op nieuw uitgegeven Amst. 1684. Overigens gaf hij ' T Trader ons in XX oude Duytse en Noordse Taelen. Met d'uytleagingen, zonder pl. of dr. (0. 1660) kl. 8°. Met gegray. titel. Enkele zijner Latijnsche verzen zijn afzonderlijk gedrukt en aan zijne vrienden geschonk en. Hij was in ern geleerde briefwisseling met verscheidene geleerde mannen, o. a. iiaetNicolaas Heinsius, Caspar u s Kinschot, J. F. Gronovius, J. Cats, andd. Van San t e n heeft een Ode van hem opgenomen in zijne Delic. poet. Fascic. 8. p. 181, en in Lib. Carrn. adoptiv. van N. Heinsius vindt men een fraai gedicht van hem in 't Holl. (Lof van Sorghvliet) voor den Ouderdom vervaardigde hij een gedicht en het Buytenleven van Ca is Zie Saxe, Onom. T. IV. ij. €98; Fabric ii Bibt.-Lat. L 1. c. 15. p. 272 en 16. p.284; Koni gii Bibl. Yet. et Nova, voc. Val. Andrea s, Bibl. Belg. T. 1, p. 551; F o pp e n s, Bzbl. Belg. T. I, p. 151; Pet. B u r m a n n u s, .Praef. ad Poet. Lat. Minores, p. 3, 4; B u r m a n n i Sytt. Epp. T. III, p. 693, seqq ; Ho eu f ft, Fern. Lat. Belg, p. 17— 174; Schotel, Epistol. inedltae Th..Ryckiecet. p, 123; Almelovenii Btbl. prom. et lat., p. 60; Magazin Encyclop. Dec. 1806; Biogr... Ban r. Hand, v an Go o r, Beschrijv. van Breda, bl. 305, 306; v. d. A. a, N. B. en A. C. Woordenb.; Hermans, Boot, Jan vanVliet 19 in de *orlon der kon. Akad, van Weteni. 1874; kunst en1839 D. II bl. 260. Ccnspect. liter. Gesehiedk. Mengelw, D. I. No. 186-189; Ho eufft, Taalk. Janne.; Voorw. Leeuw. Cour. 1843, No.1, D. III. 1841, No. 1, bl. V er wo ert, Kobus en de R i v e court, Volksbaeken, D. I; Cat. v. h. N. Brab. Genoots., No. 401,973, 1840, 3080; van D o o rn in c k, Anon. pseud. No 228 ; Cat. der Metals. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 338. VIET (JAN GEORGE VAN of VAN DER), omtrent het jaar 1610 te Delft geboren, wad een leerling van Rembrand t, en schilderde, schoon minder gelukkig dan zijn medeleerlin-gen Jan Lievens en Ferdinand Bol, in de mania van zijn meester. Hij was *ook een verdienstelijk graveur, vooral naar Rembrandt. Bartsch en Na g l e r hebben al zijne erstwerken, 92 in petal, beschreven. Zie Immerzeel en Kramm. VLIET (Jhr. JOHAN VAN WOERDEN VAN), beer van Heilo en Hoencoop, zoon van H u y b er t van Woerden van VI i et en Anna van N y e v el t, was in 1572 burgemeeSter van Haarlem. Hij toonde veel ijver voor de goede zaak en liet zich tot gewigtige zendingen gebruiken. Zoo werd hij in gemeld jaar met R e i n i e r Can t naar Noord-Holland geminden, om, nevens Sono y, het beleid van den oor10 in die oorden te hebben. Gewigtige diensten bewees hij in het beleg van Haarlem en verfoeide de weerwraak aan de Roomschen door de belegerden bedreven. Na het overgaan aan de Spanjaarden, werd hij met andere regenten gevangen genomen en na lang zitten, op zijn woord uit den kerker ontslagen, wist hij ver­momd in molenaarsgewaad, met hulp van Albrecht C l a e s-z o o n, uit de stad te geraken. Later kwam hij wederom in de regeering te Haarlem en werd in 1675 lid van den landraad, die aan den prins werd toegevoegd en vervolgens baljuw van Voorite en gouverneur van den Briel. Tot 1589 vinden wij hem ook als ridder beschreven ter dagvaart van Holland. Zijn sterfjaar is onliekehd. Tweemaal was hij gehuwd. I. met Alyd van Duvenvoord e, doe& ter varl Jacob van Duvenvoorde en a eertr-uid van Li e r, dochter van N i c o 1 a a s van Li e r, heer van Obdam en van Berchem, marktgraaf van Antwerpen. II. met 11 aria v a a Day env o o r d e. Hi; liet ee`fte erfdochter ge'huwd aan Jan van Doorninck. Zie van Leeuwen Bat. ill., p.1137; van Meteren, B. IV. f.78,vs.; B o r, B. VI. bl. 316 enz., (431 enz.), 420 enz., (446 ens.), 330(449); Hooft, B. VII. bl. 292 en 301, 308, 314, 316; Wagenaar, V. 13., D. VI. •bl. 395, 412, 433, D. VII. bl. 23; Scheltema, Meth. ',Yeti(' 1 ; •rcrrocrt, Kobus en de Rivecourt. VLIET (VILUOI VAN DER), in 1686 te Delft geboren, schilderde met een vaardig en vlug penseel eerst historian, later potretten. Hij overleed in 1644, in den ouderdom van 58 jaren. ra m m vermeldt van hem een fraai zeestrandje, een biddende .Petrus en een manaportret op het museum te Brussel• Zie R. Boitet, Beschrifr. der stall Delft, 781; Immerzeel en Kramm. VLIET (v. D.), dichter uit het laatst der 17de eeuw. Hij gaf in het licht Waterlandsche Treurende Ztoaan. Amst. 1692. Zie Abcoude, Aanh. bl. 227. VLIETARP of VLYTARP (JoHANNEs), secretaris van J. H. Marten a, laatste potestaat van Friesland, naar men wil in 1312. Te Staveren zou hij, de Kronyk van Friesland, van Ocko van Scharf gevonden, vertaald en aangevuld hebben, die eindelijk op het einde der 16de eeuw door zekeren A n­dr eas Cornelius van Staveren in 1597 teLeeuwarden werd uitgegeven, met den volgenden titel : Chronyk en de beschrijvinge van .Friesland, beginnende met de Schepping der Werelt met den fare 3070. En ein­digende na de Geboorte Christi, met den fare 1565. Endo door Ockam Scharlensem, zeer vlijtelOk bij eengeteekend, en ten tweedemaal door Johannes V1 tarp weder verbeterd en vernieuwd, gelijk ook ten derde maal door .dndream Corne­lium Stavriensem, zeer neersteliik en getrouwelijk geschied is. Zie Suffr. Petri, Frig. Script., Dec. VIII, n. 2 (ed. 2). p. 66;Val. Andreas, Bibl. Belg., p.; Foppens, Bibl. Belg., Paquot,M elm, T.I. p.405; DeWind,IBibi. Neerl. Geschtess., bl. 9;V e r woe rt, Kobus en de Rivecourt. VLIDIEN h. (JAN VAN), dichter, woonde in het laatst der '18de eeuw te Amsterdam. Hij zond aan J. Schaep een Lijkdicht op P. Hofstede en schreef een gedicht op den Aertsvader Joseph van J. Wesselszn. Zie v. d. Aa, N. B. I. Wb. VLOTEN (J. M. VAN), volgens den uitgever S. de Waal is hij dezelfde met Ultrajectenus, die in 1784, te Utrecht Vaerzen uitgaf, met de zinspreuk : Pro putria et libertate. 8°. Zie van Doorninck, No 459. VLOTEN (WILH,E!,mus ANTONIUS VAN), in 1740 te Utrecht .geborer, werd in 1761 predikant te Waddingsveen. Ligch'aams-19* wakte noopte hem in 1770 zijn dienst neerteleggen en zijn volgend leven te Utrecht, Gouda, Leiden en Amsterdam, waar hij in 1809 stierf, als ambteloos burger door te brengen. Op raad . van den hoogleeraar Schulte n s bewerkte hij een nieuwe Bijbelvertaling, die te Utrecht en Amsterdam in 1797 in 13 dln. het licht zag, onder den titel van : De Bijbel ver­ taald, omschreven en opgehelderd. .Ongetwijfeld" 'schreef Glasiu s, vis er in dit werk veel goeds, maar toch is het wel niet vrij te pleiten, dat de on­ervaren gebruiker in verwarring dreigt te brengen. tj a n V 1 o t en handhaafde daarin zijne zelfstandigheid, maar vlechtte soms door zijne verklaringen, aanmerkingen henen, die meer geschikt waren om van den weg, dien wilde aanwijzen, of te leiden dan om dien aan te toonen. Bovendien was er iets duisters in zijne voorstelling en in stiji, nog vermeerderd door zijne gewoonte, om zich over het eenmaal geschrevene, wanneer het ter perse gegeven werd, niet meer te bekomme. ren." De kerkelijke approbatie, die hij als rustend !eeraar vragen moest, werd hem geweigerd, dock de theologische faculteit gaf hem, school). met eenige, terughouding, hare ap­probatie. Om deze moeijelijkheden te ontgaan, besloot hij zich als lidmaat aan de belijdenis der Hervorinde kerk te onttrek­ken, om ongehinderd zijn arheid het licht te kunnen doen zien. In 1804 gaf hij eene dovatiek (Theol ,vie des Bijbels of de voornawnste wo(4rheden der gewijcle sehriften aaneengeschakeld beschonwd,) waarin hij den middenweg tus­schen de nieuwe Duitsche en de oudere Nederlandsche God­ . godgeleerdheid bewandelde. il,e ,ds vroeger had hij een Frock* des Bijbels of het zedekundl (1(r gi-wijde sehriften (Amst. 1805), in het 'debt gege-ben. In 1805 zond hij z:jne verhandeling over den zorgelOken toestand der onderscheidene godsdiens4ge gezindten, in het licht. Hierin wees hij een punt van vereeniging aan, namelijk den Bijbel. Het onpartijdig onderzoek van dezen zou., alleen tot de kennis der waarheid voeren en daarin vereenigen. Hierop volgde een tweede verhandeling, den middenweg aanwijzende tusschen de udersten van den tegenwoordigen tijd. Amst. 1806. Beide verhandelingen kwamen vereenigd uit, onder den titel van De Bijbel als opvoedingsmiddel besehouwd voor elk. Nog gaf hij in het licht : Ferhandeling over de tegenwoordige laauwheid en onver­se4illigheid in de Godsdienst. Leiden 1808. Het lever: van Waarmond en Vrolijkhard, eene bijdrage tot de volkslektuitr. Hoorn, 1811, g st. Het hoog bewind der Godheid over het geheele menschdom. Amst. 1812, 4 din. (Annoniem.) Re .devoering aan de gewapende.. burgerij in Nederland. .Utreelit 1784, 84. Verhandeling over den invloed van den Christen gOds­dienst. Amst. 1786. 8'. .Zie Y p e ij en Dermout, -Gesch. d. Hero. Kerk, D. VI. bt. 274,330, aanh. 12; Sepp, Proeve eener Pragm. Gesch. der Theol., bl. 60 vlg., 71, 120 vlg., 124, 266; Bibt. v. Theol. Letterk., D. VII. bl. 474; G 1 a s i u s, Godgel. J.Vederi.; v. D o o r n i n c k, Anon. en Pseud., No. 938, 3834,4816; Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de itivecourt. VLOOTEN (P. VAN) gaf ic 1726 te Amsterdam in het licht: Het ware bruiloftskleed. Zie Arrenberg, bl. 548. VOCKESTAERT (Mr. HENDRIK MELCHIOR), den 4den Mei 1794 tJ2. Dcift geboren, beoefende reeds vroeg de moderne talen en klassische letterkunden, leade zich te Leiden op de regtsgeleerde wetenschat.pe . toe. Na in 1816 de akademie verlaten te ilebben, vestigde hij zich te 's Gravenhage als advo­ kaat, en werd in 1823 substituut-officier te Dordrecht, waar hij in 1840 piotseling overleed. Hij o:eci eduren.te zijn Leven de klassische letterkunde beoefenao tevens Nederlandsche poezy, waarvan hij veche'Jlene prc:wven 0. a. in 0_e iiinonosyne gegeven heeft. ie Konst-.i„eNib.1S40: D. I, Til. 162, 179; NieuN;7enhuis, Aanh.; van der : a. N. R. A. C. tUb.; S chote 1, Dordrecht in den aanuang der 1:de en ,Ode e,tilv; Verwoert. VLUGGERS (JAcosus), te Amersfoc)rt geboren, beoefende de la.tijnsche zUn Paraphrases hymnorum r eteris ct Novi Testumenti. Franeq.: 1600, 16, an aan Jan u s D o u za opedra4en. Zie Val. Andreas, Bibl. Eelg., p. 434; FOppens, Bibl. Belg. T. p, ; S we ertii, Aith. Btly.; p. 376; V erhoef ap. Malth. Rer Anse's': script., p. 62; iiurnam-i, Traj. erud., p. 391, 392. VOEGRN VAN ENGELEN (J.) schreet. : Verkap,deling over de sehijnbare gestorvene. Leiden 1779. Oene,?s -n f_dunr-en huis/to mclkundig Kabinet of uitgezogte verzameiligg van de nicutvste en nuttigste verhandelingen, proeven en ivaornerningen. Auist. 1.785, 3 din. Zie A r r en b erg, bl. 548. VOEREN (GoswiN VAN DER), zie LAYENS (MATTHEAS DE). VOERMAN (HENDRIK), in de 18de eeuw hoofdgaarder te Anist.e.rdain, vervaardigde uit papier, in beknopt bestek, afbeel­dingen van aanzienlijke gebouwen, zoo ook van het tegen­woordige Koniuklijke paleis te Amsterdam en van de St. Pieterskerken te Leiden en te Rome. De laatstgemelde werd in 1796 onder zgne kunstnalatenschap vain 1 400 ver­kocht. Zie Immerseel; Kramm. VOERN (Gtruitultus) of VORNTKEN, te Utrecht gebo­ren, was regulier kanunnik der orde van A. u g n s t i n u s, in 1899, geestelijke in het klooster van Windesheim; tweede te St. Ag,nitenbero. bij Zwol, prior te Leiderdorp, en 17 jaren later derde Dior van Windesheim. Hij over-iced in het jaar 1.455, in den ouderdom van 82 jaren. Hij zou de autenr zijn van het mss in de Akad, Bibl. te Utrecht, getiteld, Regularium Canonicorum vary illustri8 sive de origins Collegii in Windesheime, dock anderen schrijven het aan 'J o hann es Bus ch iu s toe. In het mss zelve vindt men : 1. Epistola de prima institutione Monasterii in Win­desem, tact t Venerabili patre Wilhelm° Voern. VOERST (RORBERT VAN), in 1596 te Arnhem geboren, was een leerling .van Chr isp)n van der Pa s to Utrecht, die vele zijner werken te Utrecht uitgaf. Hij was teekenaar en plaatsnijder, hield zich lang in En­ geland op, en was aldaar graveur van den koning. Hij bracht een groot aantal portretten in prent, die geheel in de manier van Gilles S a d e 1 e r, die hij zich tot voorbeeld stelde, zijn. Bij Nagl e r vindt men 14 portretten van hem. waaronder zijn eigen. Hij overfeed in Engeland aan de pest en was v6Cor October 1638 reeds gestorven. Zia Inimers eel.; Kramm. VOERST (DERIC ERAST VAN) tot Aversbergen, zoon van Hendrik Casimir Gerrit van Voerst en Charlotte van It t er s u m, kleinzoon van den volgende, in 1733 geboren, was lid der Ridderschap van Overijssel, en een der vootonamste regenten van deze provincie, die eenigzins als het hoofd kan worden beschouwd van dit deel de•• Staats­ vergadering, dat zich tegen veranderingen en vooral tegen de pogingen van Johan Dirk van der Capell en en ande­ ren verzette. Hij was ook een der voornaamste die, ten tijde van de versichillen aangnande het regt van overeensternming, staande hielden, dat een derde van de Ridderschap zich bij de hoofd­ steden moest voecren om de meerdertiiid te kunnen -uitmaken. Zijn bekwaamheldb en moed werden zeer geprezen. Hij over , lend in 1785 ougehuwd. Zie Schthema, Staatk. Ned.; Verwcverti K obus en de Riveconrt. VOERST (Hippo VAN) tot Haagenvoorde, in 1603 geboren, was hepi vaq Jaarsveld, drost van Vollenhove ('I 639), later (1660) van Salland. Hij oefende een groot gezag in Over­ijssel, en was bi4zonder werkzaam in de onlusten, die in 1654 dit fce e s t verdeelden. Hij moist zijn zwager Rut ger van H a er s o l te tot Haerst, drost van Lingen, na een tegenstand van drie jaret tot drost van Twenthe te benoemen en was ' - met hem aan het hoofd van dit feel der Riddersehap, dat met Kampen en Zwolle Willem III tot stadhouder en Willem Frederik van Nassau tot luitenant had gekozetr: Hij huwde J ohann a van Haersolte en overleed in 1660, vele kinderen nalatende. Zie Sclieltema, Staatk. Nederl•, Verwoert; Kobus en deRl-vecourt- Van Haersolte van Zuthem, Verwantschap der Ge-slachten Voerst, Rechteren en Heekeren in Overijss. A/m.1845, bl. 72. VOES (HENDRIK), Augustijner monnik te Antwerpen, was een der eerste die voor Luther's zaak in de Nederlanden optrad. Ongehinderd bevorderde ook hij het werk der kerk­hervormers te Antwerpen, tot dat de vermaarde Rijksdag te Worms in 1521, de eerste, dien Kare 1, als keizer van Duitsch­land held, de uitvaardiging van het zoogenaamde Wormsche Edikt ten gevolge had. Dit plakkaat, het eerste, dat ter stremming van de voortgaug der hervorming in de Nederlan­den werd uitgevaardigd, was gedagteekend uit Worms 8 Mei 1521, en werd, op 's keizers last, door de landvoogdes M a r-g a r Oh a van O o s t e n r ij k alom in de Nederlandsche ge w este n afgekondigd. Van dien tijd of werden de Lutheranen en al die rich van het Pausdom afkeerig toonden, onder het bewind van Karel en Philips onophoudelijk vervolgd. Ook Voes werd ge­vangen genomen en met J o h a n n e Es c h den lsten Julij 1523 op de markt te Brussel openlijk verbrand. Op Luther maakte de dood dozer beide martelaren zulk een indruk dat hij dien in een lied bezong, door Willem van Ha e c h t in het Nederd. gebragt. Zie Nienwenhuis en Schultz Jacobi, Bijdr. D. Lb1.1vgg.,Kist en Rooij aards, K. A. D. V. b. 461, en vooral zijnebiografiedoor Prof. van•Eijk.e. VOET VAN OIIDHEDSDEN (ARITOUT WA.LBAET KAREL), te Helmond geboren. ontving zijn opvoeding te Culemborg, stu­deerde te Utrecht en werd in 1709 predikant te Ankeveen. Hij gaf in het licht : Ilistorische beschrijeing van Culemborg. Twee deelen. Utrecht 1753. 8°. Zie K epp e 1, Natant. der pred. VOW (DAVID) of VOETIUS, zoon van G ij s b e r t Voe t, werd den 30 8ten December 1639 te Heusden geboren, en te Utrepht zoo aan de Latijnsche school als aan de akademie in de wijsbegeerte en geneeskunst onderwezen. Na in beide vakken de doctorale wiardigheid verkregen te hebben te hebben, werd hij op 23 jarigen leeftijd buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte, en met het onderwijs in de logica, metaphysica belast. Den 5den April 1656 ontving hij den titel van pro­fessorordinarius. Den 318ten Oct. 1654 huwde hij W i n a n d a Junius en overleed 29 Julij 1660. Ber k r i n g erns hield een lijkrede op hem. Hij schreef: Compendium physicae editae a fratre Paulo Voetio in Prima philosophia reformat°. Compendium ilietaphysicae, Traj. 1660. 12°. Compendium Pneumaticae. ib. 1661. 12. Compeadinm ad Pandectus, ib. 1731 8°. Meletemata philosophica physiologia, sive de Rerain naturalibri VI. Amstelaed. 1661. Cam notisillustr. ed. G. de Vries. 1688. Disputationes variae. Disputationes de theologia naturali. Zie Saxe, Witte, Diarium Biogr. ad an- 1675; B urman, Traj. erud. p. 395, 396; G. V o e t, Kiss, theol. T. V, p. 464; H e rings, de auditorio, p. 138; Verwoer t; Kobus en de Rvecourt. VOET of VOETIT.TS (GIJSBERT of GISBERTUS), zoon van Paul u s V oe t, uit een oud Wesfphaalsch geslacht gesproten, went den 3den Maart 1588 te Heusden gebcree, bezocht de Latijnsche school en legde zich order leiding van den rector Franco 0 dulph i, op de oude talen toe. In 1604 begaf hij zich naar Leiden, waar hij alunnes in het Staten-collegie werd, en trad spoerlig als privaat-docent in de logica op. Van zijne beide leermeesters, Go maras en A r-m in ius, boeide hem de ee .ste bet meest. Zeven jartql wijide hij zich aan zijn Akartemische leopbaan, werd in 1611 pro­ponent en predikant te Vlijmen, waar hij zich een eveti ijverig tegenstander van de Roomschen als voorstander der leer van de contra-Remonstranten toonde. Na voor een beroep naar Sprang hedankt te hebben, werd hem dat van Rotterdam (1617) en te gelijk dat van Heusden aangeboden. Het laatste cam hij aan, zelfs zonder eenige bezoldigirig te genieten, niet slechts nit liefde voor zijne ge­boortestad, maar vooral om het Remonstrantismus binnen hare muren tegen te werk en. Jo hannes Grevius was daar toenmaals nog predikant. Van ganscher harte ram hij deel in alles wat het kerkbevorderen en wat ter voorberei­ding tot de Nationale Synode kon strekkeu. In 1618 werd hij naar deze booge kerkvergadering afgevaardigd en de Re- monstranten vonden in hem een onvermoeiden en moedigen bestrijder. Uit Dordrecht teruggekeerd, hervatte hij liet voorbeeldeloozen ijver zijn arbeid te Heusden. Acht maal in de week predikte hij en somwijlen Wad hij daar­enboven zelf als voorlezer en voorzanger op. Uit liefde voor deze gemeente, sloeg hij het beroep naar 's Gravenhage, Haarlem, Gouda, Dordrecht, 's Hertogenbosch en Middelburg af; en niet alleen predikte hij te Heusden; maar met zijne ambtge­nooten ook wekelijks voor de bezetting op het kasteel te Hemert, en was in 1629 veldprediker bij het leger van Fr e­ derik H e n d r i k, dat 's Hertogenbosch belegerde. Hier was hij in waarheid vertrooster en verzorger der kranken en gewonde krijgslieden; ook later toen de oorlogsbewegingen nieuwe krijgsbenden in den omtrek van Heusden bragten, was hij bij dezen met groote belangstelling werkzaam. In 1630 werd hij mede afgevaardigd om in het onder de gehoorzaamheid der Staten gebragte 's Hertogenbosch de taken der Hervormde kerk te regelen. Zijn ijver haalde hem den haat der Itoomsehgezinden op den hall. Ook verhaalden zij, dat toen hij een houten kruis uit de kerk had doers verwij­deren, hem een vreeselijken dood had getroffen. Zelfs werd het logenachtig verhaal in Spanje in druk uitgegeven. Toen Voetius met zijn afgevaardigden de It. geestelijk­heid tot een twistgesprek uitnoodigde, schreef Cornelius Jan ssoniu s, hoogleeraar te Leuven, Alevpharmaci ciribus Sylvaeduc. propinuti adversus ministror um suorum fascinum. her tegen schreef Voetiu s: Philonium Romanum correctum, hoc est notae et castigationes in Declamatiunculam Cornelii Janaenii, Theol. Doct. et Profess. Lovaniensis titulo Alexipharmaci etc. Dordrecht 1639. Waarop J a n s­ senius antwoordde met Notarum Spongiam. Lovan. 1631. Waarop Voet liet volgen : Desperat'z causa Papatus, novis­ sime prodita a Cornelio Janssenio cet. ubi inprimts magna illa praejudicia de Reformatoruin vocatione, et secessione funditus fabricuntur, praemissa etiain velitatione de Magia aliisque abominationibus Papatus. Amst, 1635. 4°. Jans son ius antwoordde V oetiu s niet, maar voor hem trad in het krijt Libertus Fromond us, dieJanssonius, tot bissehop van Iperen beuoemd, als hoogleeraar in de god­ geleerdheid was opgevolgd. Deze gaf in het licht : Causae desperatae Gisb. Foetii versus Spongiam D. C. I. crisis. Lovan. 1636. .1°. Waartegen S c h o o k i u s schreef: Desperatissima causa Papatus an. 1638, waarop Fr o m o n d u s weder antwoordde met Sycophanta .Epistola ad G. V. Lovanii 1640. 4°. In 1634 werd V o e t i u s tot hoogleeraar in (le theologie en oostersche letteren aan de toenmaals gesticht€ Illustre-school maim, Melaka, Bynodes, Partores etc. aim.. rain's, eine modo efudit. Traj. 1635. 4°. Dit werk is geschreven tegen den brief van een ongeaggentden Remonstrant, behelzende een kritiek op eenige theses van it o,et, die hij in it openbaar in de Akademie had laten verdedigen en tegen een ander anouiem geschrift van (Batelier) getiteld: Accuratum examen thesium Voetii. Confraternitas Mariana. Traj. 1642. 12°. Dit geschrift gaf aanleiding tot een hevigen twist mtiii tie regeering van 's Hertogenbosch en den hoogleeraar resi us. Tegen het geschrift van dezen Defensio pietatio et since­ritatis optimatuns Sylvaeducenseum in negotio sodalitatis qtsae a B. virgine nomen habet testibus veritate el charitate, schreef hij : Specimen assertionum partim ambsguarum aut lubricarnm partim periculosarum, ex tractatu nuperrime script° pru so­dalitattbus B. Mariae inter Reformatos erigendis aut inter­polandis, titulo Defensio pietatis. Vroeger zond hij in het licht Retorsio calumniarum, pas Terttsllus societatie Marianas Advocates etc. Gedurende dien twist, die 32 jaren dnurde, gaf V. nog: Epistola Apologetica ad Amicum. Xenia Academica. Ultima patientia tandem expugnata a D. G. V. Illtraject. Prof. et quibusdam Mims asseclis, sive modesta et necessaria defensso tripartita tuns sui ipsius turn ea occastone Procerum Sylvaeducenssum et decretorum Synodscorum ciroa sham, ipsi extorta varia ac longa contumeliaram aerie, ac praesertim nuper libello famoso Belgice edito, et insoipto. Kort en oprecht verhaal etc. Gron. 1645. 8°. Bonae fidei sacrum, sive documenta omni exceptsone majora veracitatis et innocentiae Sainuelis Maresii in causa Schoockio-Voetiina, nec non ejusdem seria et Christiana epanorthasis ad C. F. G. Voetium. super Jibed° quern haud ita pie Retails nomine nuper inscripsit. Lingua abortiva a Gisb. Voetio, Theo!. Ultraj. refossa et adhibita ad atroces calumnias ex 8U0 Tribunali iniquo, judicio pseudo-Rivetiano, et similibus libellortsm famosorum guisguiliis, vel jam editi vel porro edendia, pronuntiandaa in Sam. Maresium, ab illis ad aequisimum Dei tribunal provo­cantem. Gron. 1646. 4°. Expostulatio ad G. Voetium de viotata fide publica eel:6one Epistolae virulentissimae, parrs nuper emisit Trajecti sue nomine Isaaci Chabanaei, cum brevi ejusdem Epistola con­futatione. Ibid. 1647. 8°. Theologus paradoxas retectus et refntalus, sive Sam. Ma- resiii exereitationes aliquot ,4cadernicae, .oppositae duodecem paradoxis, et plus aequo virulentis dessertatiopibus ex pro­fesioaeonfra ipsurn habitis in Lycaeo auctore e rodde. D. G. Voetio, ibidem .primario Theologo, cujus centsih-J14sitertiones iubricae, pericuiasae et plane paradoxae bona:; fr ay referuntur confutantur. Ib. 1649. 8°. Auctarium primum Bibliothecae Theologicae D. G. Yoetil nup* er recusae cam perulenta praefatione, continens I. SIM. deductionern liti8 decennalis,,quae ipsi cum Samuele Maffsio, licet pacer," . et amnestiam wiper deprecante, bac­tenus intercescit. II. Vindicias conditionum amnestiae• et reconciliatieni partibus .oblatarum, a R. R.. Deputatis Synodi Droning-Ornlandicae ad hoc, admissarum et ab illis rejectarum. III. Conditiones iniquissitnas et impracticabales ipso D. Voetio pro imperio praescriptas, ad ejus pertinox odium et animum invineibzliter irreconciatilem toti Belgio demonstran­dum. Ib. 16.52. 8°. Exercitia et Bibliotheca Studiosi T/zeologiae. Traj. 1644, 1651. Lipsiae, 1687. 12°. ()ratio funebris i,i obitum Meinarda Schotani. Traj. 1644. 4°. Selectae Disputationes Theologicae V. .Tom. 4. Traj, 1668-7-1D$9. Derquisitio ad primum &mucks VIII de jure Reyio He­braeorum. Traj. 1661. 8°. Politica Ecclesiastic°. Amstei 1663—i676. 4 VOL. 4 °. Exercitia Pietatis. Gor. 1664. 8°. Et de Coal() beutoru'i et bis moratis. hid_ 1661, 1649. 8°. Excercztatio de • Prognosticis •cometarum. Amst.1675. 4°. Herdrukt in T. V. Dispuz. Theol. Deatribe de Theologia. Traj, 1668. 8 ° . fllbccspini .Episcopi .Aure,lilnensis notae in :,'onciliwn El­bertinum. Traj. 1643. Adriuni Riegenvoischii systeina Historico-Chronologicurn, Ec­clesSlavonicarum.:, Traj. 1652. Erpenii Bib(iotheca ..dratica cum augmento. Vita Colijnii. Traj. 1649. Disquisitio de auctore vitidiciarum contra • Tyrannos, quae sub notnine Junii Bruti Celtae aliquoties editae suns. Athstel 166.1.. 12°. De lingua Helenistica (anoniem). M or e r u s schreef hem toe: .Epistola consultatoria haaci Chabanaei in Afaresium. V o e ti u s. heeft zulks weers,troken in Disp. Theol. T. V. p. 650. Considerationum vere moderatoruin fratrum• classis Gorin­clemensis super oblata a Sam. Lansbergio formula praefa­tionis. (Buiten zijn voorkennis.) Proeve van de kraght der Godsaligheydt, tegen Tilenus. Amst. 1628. 2e dr. Utr. 1656. .8. Rat. 1750. Net -eene voorrede van Ds. van der Gro e. • Sermoen van de nuttigheid der Academien en schoolen, mitsgaders der wetenschappen en konsten, die in desetve ge­ leert worden, gedaan in de Domkerk den 13 Martii 1636, waar agter gestelt is een ltyste van alle de Academie» en meest vcrmaarde Illustre schoolen in het Christenrijk. Utrecht 1636. Amst. 1655. 12°, en in beide steden 1736. 4°. Catechisinus over de Catechismus der Remonstranten. 's Hage Utr. 1641. Bayly oefeninge der Godzaligheid met aanteekeningen van G. 'Voetias. Utrecht 1643. 120, Theologisch advys over het gebruyk der kerkekke goederen. Ook verschenen zijne. - Disseet. de Quaestione penes quos sit potestas ecclelecastica en De Separatianibus et Secessionibus contra Joh. Labadie. In het HA. Eerste predicatie in de Domkerk to Utrecht 16 Nov. 1673. Utrecht 1674. 4°. Wolke der getuygen of tweede deel van 't gebruyk der Ke•kelijke eoederen. Aid. 1656. 4°. Plactijk der Oeffeping: Auist. 8°. Van de gustelj1,:e verlaatinye, vervolgt door J. Hoornbeek. Utr. 1646. 8 0 . Drie deputatien van de Fondamenteele Artykeleu. Ald. 1656. 8°. Biegtboeksken der Christenen. Amst. 1664. 12°. Disputaty van geestelicke verlatingen, vervolgt door Johan-nes Heoenbeek. Utrecht 1646. 8°, (Tweede druk.) Utr. z. j. uit de Lat. overgezet. 120. Derde druk, Dordrecht 1659 12 . Godgeleerde vraagen elo antwoorden wegens de scheyding van de afwijkinge der ke•ke. Amst• 1669. 40. Gevoelen over de particulicre bijeenkomsten der Christe­nen. 4°. Over de vrage wien de Iferkelijka magt toekomt. 's Gray. 1640. 4°. Tegen de Monniken. Afecheyd predicatie van Heusden. 40. Van de conscientie. 4°, Maresius en Hulsius overtuygde onerouw en nieuweghe­den. 40. Voetius en Essenius over de Kerkelijke goederen. Doodsteek der praedestinatie. 8°. Vragen over den Catechismus. 8°. Sermoenen 120. :trey:tad van Egtscheyding. 22° Over hot dansen. 12°. *Register- der sonde*. 12°. ., Twisistrilding van de schouwapelen. 12°. Zie : Saxe, Onom. T. W. p. 339; Burman, Trai. erud. p. 396-426; PoppOns Bibl. Belg., T4 I„ p. 368. 369, Moshemii Instit. Hist. Eccl. Siec., XVII. Scot. II. p• 11, C. II. § 29, 30; M or h o fi us, Poith. Lit., T. I. p. 243, 266; Polyh. Theol„ T, I. p.255, Polyh. Praet., p. 530, 534, 568. T. II. p. 597; Cr en i i, Animade Philol., P. VI. p, 109.-112. P. VIII, p. 44, 45, P. XL p. 148-161, P. XIV. p. 41-44, p. 95, 96; Krantz'', ad Connngium, saec. XVII. C. I. p.192; Sonigii Bibb. Vet. et Nov. vaee; Cat. Bibl. Bunay. T. I, V. II, p. 1681; Voetii Disput. Theol, T. IV. p. 1617; Walaei E2ertet. de die Dominico, IX. § 11; V ossii Epist. DCXXX, DCXXXI; Cartesii Epist., T. I. p. 86, T. III. Ep. 1; Schookii Admiranda Methodas Philos. Cart hes. (eau Vo et toegesehreven); R. Cartesii Epistoia ad Celeb. Virum D. G. V. etc., J643; Duker, De pugno Voetium inter et Cartesium; Domela Nieuwenhuis, Comment. de R. Cartesio, p. 24; Labb., Bibl. Bibhoth. p. 681; Bosius, Introd. in Notetiam Script. Eccles. C. II. § -XIV. dayeri Bibl. Diss., III. § 3; Cbrist. Weberus, Tract. de jure Patron., an. 1647; Ludiomaei Cal­vini (Lud. Molinaeus) G. Voetii, Papa Ultraj. S, Mysterium iniquitatis reductum wuartegen de hoogl. Vogelsang schreef, under 416n pseud. van Philadelphus Irenaeus: Notae ad Papam Ut- waarop M o 1 i n a e u s wederom, onder den naam van Chris­tian us Aletoehristus antwoordde met Scricturae in notas Vo­gelsangi, en Epistola A. M. Schurmanniae. Louden 1670; Plae­caen s, de Script. Pseudon., p. 151; Hermanius, de Anon. et Pseudon.. P. II. CXI. § 14; Struvii Bibl. Phil., C VII. p. 27; va n p. 38, 92; Heringa, de Auditoria p, 97,130, 123, Til, Bibl. Theol., 127, 128, 134, 162; Se hoock, Ezercit., § XVI; Id. Praef. de bon is Eccles. sect. I. C. 47; Pa ti nus, in Exert. Clar. Vir., ed. a Brand­ 610; Syll. ti o. Exereit. XI. Nae ran us in Epist. erud. vir. Epist. Epist. Burmanni, T. V. p. 239, 290; E s s en i i Orat. funeb. Ultraj. 1677; Cunaei Epist. 161; Nethenus, Medic. ante .Rutherfort. Exam. Saida nu 5, de Libr. legend. L. II. C. III. §, 12, de Witte, ,tirminian; Diar. Biogr, ad an. 1678; Diet. de Chauffe pi e,; Menagiana XII.p. 9; Sorberiana; Biogr. Univ., Biogr. mod.;J Ocher,Bayle M. Goebel, Th. II. S. 139, 140, bb. 148, 151, 158, ff. ainv.. Lex.; 203, 210, 222, 257, 277, 302, 305, 353, 371, 377, 395, 540, 582; Sch o-t e 1, Anna Maria Schuurman; Dez. J. v. Bevertoijck, Dez. Aerkel. Dor­ dr'echt, Dez. Openbare Eered., Dez. Leidsche Hooges.; Siegenbeek. Gesch -d. L. H., D.1. bl. 203; v a n .Loo n, Historiep., D. U. bl. 106, 107; Oudenhoven, Beschrifv. v. Heusden, bl. 216; Y p e ij, Gesch. in de 18 E., D. VIII. bl. 122 very., Det, tGeschied. 4. • Christ. Kerk d. Syst. Godgel., D. II, bl. 68 very., 76, 77, 108 very., 283, D. III. bl. 38 very.; Dez. Gesch. d. Ned. Herv. Kerk, D. 1. bl. 382, .dant. bl. 16, 24, 182, D. II. bl. 256, 400, 401, 412, D. III. bl. 23, 29, 97, 99; very. op Hornius door B. Bekker, bl. 9; Glasius, Lejtdekker, tJesch. d. :Dartsche Synode; Brandt, Hist. d. Godgel. Nederl.; Det. Regenboog, Gesch. d. Remonstr., Leven van Ber. mannen en Ref.; anderien,'D. III. bi. 54; Kist en Rooyaards, K. A. (eerste cede), D. III. b1.538, 549, 555, 570, 609, 647, D. IV. bl. 143, 167, 212, D. VIII. bi. 327, 438, D. IX. bl. 389, D. X. b1.254, 272, 273 very.(tweede aerie), D. II. bl. 176, 348, D. 'VII. bl. 395; v d. AI on d e, V. EL, D. XIII. 131. 54, 57, 62, Tfids., D. II. bl. 609; Wagen aar, XIV. bl. 445. D. XVI. bl. 275; C 0 t d' E s cur y, Boll. Roem, D. V. bl. 140-145, 146-157, 151, 152, 153. 156, 175, D. VI. St. IL Gesell. d. Letter. en Wetens., D. II. hi.. 437; van K a mp en, Ben. bl. 2, 3, 4, 5, 6, 7; van Doo rninek, Anon. en Pseudon. Ind.); A b- tos tbude, NaaviA eh ialsh4 lloogetritte; Kok; Niouwbnititis Verwn `ertI Kt•hts s ou do Ritoo.ou r t; Mnlltr, Otst, VOET (Jou.NEs), won van Paulus Vo -et en E114134beth van Winse n, werd 3 Oct. 1647 te Utrecht gtbeten, -bezocht de Latijnsche School, later de Hoogeschool zijner ge­boortestad en verkreeg aldaar den graad van meeSter in de regten. Hij onderwees eerst tot 1674 te Herborn en tot 1680 het regt in zijne geboortestad, werd in dat jaar tot hoogleeraar in dezelfde wetenschap te Leiden beroepen en strekte weer dan dertig jaren tot een luisterrijk sieraad dezer Hoogeschool. Hij was de eerste, die aan bet onderwijs aan het Itomeinsche ook dat van het hedendaagsche regt paarde, tot grondslag leggende de Inleiding tot de Boll. Regtsge­leerdheid van Hugo de G r o o t. Aanleiding hiertoe gaf de uitbreiding van zijnen titel met dien van hoogleeraar in de ptaktiik van het regt, welke, vergezeld van een aanmer­kelijke verhooging van zijn jaarwedde, in den aanvang van 1688 plaats had, ten dude hem, die op zeer gunstige voor­waarden door curatoren van Utrecht was aangezocht, voor deze Hoogeschool te behouden. In 1687 als rector magnificus aftredende, hield hij eene Or. de docentium et discentium officio, en in 1710 leide hij die waardigheid ieder met eene Or. quae monstratur veritas asserti, raros ease, qui philosophantur. Hij overleed den 1 lden Sept. 1713. Hij huwde Magda­lena de S a d e 1 a r e, die hem eene dochter schonk. Zijn beeldtenis komt voor onder de portretten van van der A a. Ever. Otto noemt hem vvir eximius, variobue togae limatus in use en Lu dew ig iJurisconsultus utilis et eruditus." Zijne schriften zijn : De Jure militari. Traject. 1670. 8°. e Familia exciscuntia. Ib. 1673. 8°. Or. funebri8 in obitum Andreae Essenii. Ibid. 1677. 4°. Besponsio ad Libellum Cephae Pistophili aelversus Gisberti Voetii Disputatiovem de Justificatione. Hagae 1677. 4°. Compendium Juri8. Leidae 1683. 8°. Or. Funebris in obitum Antonii Matthaei A. E. A. N. Ibid. 1710. 4° . Zijn voornaamste werk was zijn Commentarius ad Pandeetas. Leidae 1698. Hagae 1704, 1707, 1716. 2 vol. fol. Zie S ax e, Onom. T. V. p. 187; Burman n i Traj. Erud., p. 426,427; Struvii Bibl. Jurid., p. 130; J. F. Juglers, Beytraege zurJurist. Biographie, T. II. p. II. p. 348-355; B urmanni SO., T. IV. p. 611; E. Otto, Praef. a Bockelman, Darer. Juris civil. can. et hodiern. p. 22; Lud ew i g, Opusc., T. II. p. 1678 en Fit. Justiniani et Theodorae, C .p. 70; Act. erud. Lips. Novetnb. 1705; Ile- ga, Audito; rio, p. .to Water, Narr. p. 194; Siogen b ook, Gesch. d. L. H., D. I. bl. 213, 232, 238, 237, 238, 292, D. II. bl. 154.155; van Kampen, • Gesch. der Ned. Letteren en Wetensehappen, D. II. bl. 89, 40; Schotel, Leidsche Hoogeschool; Hoogstra ten; Kok'Nieuwenhuis; Verwoerd; Ko bus en de Rivecourt; Murler, Cat. v. Portr. VOET (PAuLus), zoon van G ij s b e rt, vader van Joha n-n es V o et, werd den 8 8ten Junij 1619 te Heusden geboren, studeerde te Utrecht in de letteren, wijsbegeerte en regten van 1640-45, en verkreeg Coen, nadat hij reeds vier jaren de wijsbegeerte onderwezen had, den titel van meester in de vrije kunsten, te gelijk met E v e r a r d van We ed e. Toen die van Deventer hem aan hunne hoogeschool wilden verbinden benoemden curatoren te Utrecht, hem, als een guest zijn vader bewezen, tot buitengewoon hoogleeraar in de metaphysiea, met beding dat hij wekelijkseh een collegie zoo geven, waarin hij eea Grieksch schrijver verklaarle (1631) en vervolgene (16 44) tot gewoon hoogleeraar, onder voor­voorwaarde van behalve de metaphysica ook de logica en de Grieksche taal te onderwijzen. In 1652 verkreeg hij verlof het Jos civile uit te leggen en in 1654 werd hij de opvol­ger van Moreelsius en gewoon hoogleeraar in de regten. Hij Imwde in 1636 Elizabeth van Winsen en in 1659 Elizabeth Ruffer t, doch liet geen kinderen na. Hij overleed den isten Augustus 1667, in den ouderdom van 49 jareii. Antonius Ma tthaeus de Z o.o n. hield eene lijk­rede op hem. G r a e v i us noemde hem uAcademiae ornamen­t= ingens." Hi schreef : Nate en lifusaelim tie Amoribus Herus et Leandri. Traj. 1965. Notae in _Heroclicfnum, Ibid. 1645. 12°. De Duellis &ills et illicitis.• Ibid 1646. 12°. Harmonia Evangelica, Amst. 1654. 4°. Theologia naturalis Reformat% item de Anima separata. Traj. 1655, 1657. 4°... De usu Juris civilis et canonici in Belgio, et more pro­ movendi Doctorest Traj. 1657. 12°. Door St r u v i u s ten onregte aan Johannes toegeschreven. Disquisitio juridica de mobilibus et immobilibue. Traj. 1666. 80. Jurisprudentia sacra. Amst. 1668. 12o. Commentarius ad Institutiones Juris. Gorinchem 1868. 2 vol. 4°. Notae in Callimachurn, in de editie van Callimachus door Gr a e vius bezorgd. Tribunal iniquum Samuelis Maresii. Pietas in parentem (contra Maresium). Explicatlo canssae desertae. Alartintis Schookens .tqoerettOvucroc.' Traj. 1651. Dissertaio de Bonis Ecelesias tibus seu Canonicalibus Til­trajectinis. Oorspronck, voortganck en daeden der doorluchtio Heeren van Brederode, by een gesteld door P. V., Der Rechten Professor in de Acad. tot Utrecht, en Raetspersoon van de Kaemer van Justitie s' Lants Vionen, Utrecht 1656. 4°.. Zie: Saxe, Onom., T. IV. p. 699; Val. Andreas, Bibl. Belg., p ; Foppens, Bibl, Belg., T. II. p.496; Burmanni Traj. Eruct p. 427 430 ; Ma giri, Eponomolog. K ö n i n g i i Bibl. Vet. et Novy W itte, Diar. ad annum, 1677 ; Ludewig, Vit. Justin. et Theodor. C. II. p. 69; Voetii Polit. Eccl. p. lib. 111. Tract. III. 1. IX. Id. Pruef. Exercit. et Biblioth. Studios. Theol.; Schoock ius Exercit., p. XVI. Praef.; P 1 a c c a e i Theatr. Anon. ; v an de r Meulen, ad Stat. et Consuet. Vian. et dmeudi. p. 11.; Graevii Orat. in Acad. Traj. natal; E. 0 t t o, Praef. ante lockelm. de Different. Jur. civil. can. et hodiern i, p:5; Lipenii, Bibl. Phil. p. 874; Bibl. Theol. p. 547, Bibl. Jur. p. 160; Fabricii Biblioth. Auiiq. p. 597, Graeca. T. III. p. 221, de Script. Verit. Relig. Christ. p. 459; Struvii Bibl. Jur. c. VI. § 10; A. Aemil i i, Orat. p. 370, 371. H er i n g a, de Auditorino, p. ; Jugler, Beytraege zsr Jurist. Biogr. T. II. p. 340, 347; Hoogstraten, Kok, Nieuwenhui a, V erwoert, Kobns, de R ivecourt, Muller, Cat.v..Portr. VOET (JOHANNES EUSEBIUS) werd te Dordrecht geboren en liet zich den Men April 1723, (hij was toen 20 jaar) onder het rectoraat van 's Gravesand e, te Leiden als student in de medicijnen inschrijven, vestigde zich te Hage en werd aldaar tevens ambtenaar bij 's lands middelen en regten. Hij onderscheidde zich als dic . ter van stichtelijke gezangen, en zijne rsalmberijming was aan de commissie z66 welge­vallig, dat zij haar bij de invoering der verbeterde Psalmbe­rijming voor de grootste helft volgde. Hij overfeed te Hage den 28 8ten Sept. 1778. Men heeft van hem : Uitzigt op Nebo. Dordr. 1747. Stichtelijke Gedichtera. Dordrecht, 1754, 1760, 4de druk 1763, 2 d. 80. Proeve eener nieuwe berijming van het Boek der Psalmen. 's Hage 1763. Het Boek der Psalmen volgens de gewone zangwyzen, op nieuw in dichtmaat gebragt met de Kant Psalmen. Hage, 1764, 12. Stichtelijke Gezangen. Dordr. 1767, met muziek. Verhandeling over den geestelijken smaak. Utrecht, 1772 . De leer der verzoening tusschen God en menschen. Utrecht 1773. 8°. De goddelijkheid van den Bijbel gestaafd door proefon-dernemingen. Amst. 1778. Twee verhandelingen van den staat der afgescheidon Geesten voor den dag der opstanding. Amst. 1773. 8e. to Gods geschonken middelen tot verkrijging van den geed. !Oen smack, of het beginsel van het geestelijkeleven. Utrecht. De kracht nan God in Jezus Christus overwogen. Dor­ drecht 1774. 80. Gods gerechtigheid beschouwd in Ohristus. Dordr. 1776. 8°. Gods wifsheit, kracht en goedertierenheit beschouwd. Dordr. 1775. De Redelaykheit van den geestlijkea godsdienst overwogen. Utrech 1774. Nagelaten stichtelijke Gezangen en Mengeldichten. Dordr. 1780. 80. Deze bundel werd door Bestuurderen van het Haagsche Dichtgenootschap uitgegeven. Van Braam stelde eenige latijnsche dichtregels onder zijn portret. Zie W itsen Gey s b e ek. B. A. 0. Wb. D. VI. bl. 22; Bel. lamp in Poetische Spectator, bl. 61; de Vries Gesch. d. Ned­.Dichtk. D. II. bl. 240 ; S i e g e n b e e k, Gesch. d. Ned. Letterk. b1.262, 263; van Kampen, Geschied. der Kunsten en Wetens. D. I. D. Il. bl. 185; C ol lot d'E scur y, Boll. Roem, D. IV. A (2)bl. 422, 423; van I p e r e n Gesch. v. h. Psalmgezang, H u b e r t s, Chronol. Overzigt, bl. 97, A rrenberg, Naaml. bl. 549; Kok, Nieuwenhuis, Verwoert; Kobus en de Rivecourt;van Br aa m, Carm. p. 70 ; Hoogvliet Gez. ( Very.) bl. 179;van Doorninck, Anon; en Pseudon. Muller, Cat. v. Port. Cat. d. M. v. N. L. (Reg) ; Mr. A r n. v an Toll, Aanmerking op de Nieuwen Psalmb. v. J. E. V. Utr. 1764. VOET VAN CAMPEN (J o h a n n e s, E u s e b i u s) noon van Johannes Schagen van C ampe n, werd den 20 Julij 1778 te 'sGravezande geboren, waar zijn vader toen predikant was. In 1783 vertrok hij met zijn vader naar Zalt-Bommel, waar hij het eerste onderwijs in de oude talen ontving en in 1792 naar Haarlem, waar hij ook de latijnsche school bezocht. In 1795 werd liij tot de akademische lessen bevorderd, na het honden eener oratie in laudem luti. Zes jaren bragt hij aan de Leidsche akademie door, woonde o. a. de lessen van van der Palm, R a u en v a n V o o r s t bij, en was lid van het gezelschap non arte sed amore poeseos, waartoe de uitgelezendste jongelingen behoorden. Na tot den openbaren dienst te zijn toegelaten, werd hij in 1801 predikant te Nederhemert, in 1807 te Bolsward, negen jaren later te Zalt-Bommel, en in 1817 te Leiden, waar hij 23 jaren het leeraarsambt bekleedde, en op den laatsten avond van 1846 zijn 45 jarigen Evangeliedienst eindigde. Hij ontsliep den 10 September 1851. Twee jaren vroeger (1849) was hem zijne echtgenoote Cornelia Maria Peri. onins ontvallen. Van zijne kinderen bleef hem sleohts doehter over. Hij was een man van uitstekende bekwaamheden, doch eerst in de dagen zijner ruste kon hij besluiten een paar leer­redenen in de verzameling van Leerredenen tot bevordering van Evangelische kennis en Christelijk leven (jaarg. 1847 bl. 181 1849 bl. 221) in het licht te geven. Een en ander­maal voerde hij als voorzitter of lid van het bestuur bij de jaarlijksche alaemeene vergadering van het Bijbelgenootschap, Afd. Leiden, het woord. De eerste dier aanspraken is buiten de afdeeling, in wier handelingen van 1826 zij te leven staat niet verspreid. Zij handelde over de onvergelijkekke waarde des Bijbels als het groote middel om den bijzonderen invloed van Gods Geed deelachtig te maken. Achttien jaren later sprak hij over den tegenstand tegen de ver8preiding des Bij­bels beschouwd als bewjjs van hare deugdelykheid. Deze toe­spraak werd afzonderlijk, onder den titel van Bijbelverspreiding, in 1844 uitgegeven. Vijf jaren Lang (1834-1838) hield hij zich bezig met de verzameling eu uitgave van het dagboek ten gebruike bij deze Bijbelschen Almanak van het Nederl. Gode. tractaat-genootschap, en ua zijn dood gaf de hoog­leeraar Kist, zijne levensehetse met zijne nagelatene Bijbel-oe .en zijn of beeldsel in het licht. Hij was lid der Maatseh. v. Ned. Letterk. Zie zijn levensbeschrijv. door Nanning Berkhont in Bericht achter de liandelingen dier Maatschappij 1852. VOET (JAN HENDRIK) werd te Duisburg geboren hield zich aan de Universiteit onder Johannes A l b e r t u s M e l-e h i o r, hoogleeraar in de wijsbegeerte en wiskunden ijverig bezig met de beoefening der rekenkunde, der beginselen van de meetkunde, de driehoeksmeting, der hoogere meetkunde en der differentiaal en integraal rekening, krijgebouw, werktuig — waterweeg en waterloopkunde, gezigt,- natuur- en sterrekunde. Hij begaf zich in 1777, ruim 19 jaren oud, als kadet bij de Nederlandsche artillerie en werd na verloop van 3 jaren tot tweeden en zeven jaren daarna tot eersten luitenant vorderd. Na eenigen tijd aan de militaire-school van den luitenant» kolonel de Chat ill o n te 's Hertogenbosch werkzaam te zijn geweest, werd hij tot directeur der militaire-school te Zut­phen benoemd, en toen de voor het onderwijs in de genie bestemde school aan die der artillerie daar ter plaatse was toegevoegd, werd ook deze onder het bestuur van Voet gesteld. Deze inrigting door zijne ijverige zorgen steeds tot meerderen bloei gebragt, ontving 5 jaren later eene nieuwe uitbreiding 20* then zij, bij de opheffing der overige Artillerie-scholen, als algemeene theoretische en praktische school voor artillerie, genie en wateretaat naar Amersfoort werd overgebragt. Doch ook nu bleef zij onder het bestunr van den man, die zijne zeldzame geschiktheid voor deze betrekking reeds ontwijfelbaar had bewezen en wiens betoonde diensten ook een jaar vroe­ger door de bevordering tot luitenant-kolonel waren erkend. Toen ons vaderland, na onderscheidene veranderingen in den vorm der regeering, in 1808 onder het bestuur was gekomen van koning Lodewijk Napoleon, deed deze de werkzaamheden van den overste Voet, zorgvuldig onderzoeken. De kolonel Demargay, kommandant en chef der artillerie en genie, in­specteerde de school te Amesrfoort in 1807, die een allergun­ stig en Voet vereerend rapport uitbragt. In het volgend jaar gelastte Lodewijk een openbaar examen van de kweekelingen der school, waartoe van S w i e t e n, v a n Beek Calkoen en Pierson Tholen, hoogleeraaren te Amsterdam, Utrecht en Franeker tot examinatoren benoemd en aan hen de beide inspecteurs-generaal der artillerie en genie, de Generaal-majoor Kr ay enhoff en Mart us chewitz toegevoegd werden. De commissie betuigde niet alleen hare tevredenheid over den uitslag van het examen, maar wenschte ook in het openbaar den overste Voe t geluk met den dag, waarop hij zijne veel omvattende talenten, zijne weergalooze zorg en moeite door de openlijke erkentenis van de bekwaam­heden zag bekroonen. De goedkeuring des Konings bleek ook in de benoeming van den verdienstelijken Directeur tot Bidder der Unie en zijne bevordering Kolonel en in 1809 tot Generaal-Majoor, toen weinige weken, nadat hem de betrekking was opgedragen van kommandant en chef en directeur der studien aan de konink­lijke militaire school te 's Gravenhage, welke uit de vereeni­ging van de Amersfoortsche en de, voor twee jaren door Lode w ij k voor infanterie en kavallerie gestichte kadetten­school van Hondsholredijk werd gevormd. De vernietiging van ons volksbestaan had natuurlijk de ontbinding der militaire school te 'sHage ten gevolge. Maar de keizer, onder wiens veelvuldige en buitengewone be­ kwaamheden de juiste blik, waarmede hij de voor onderscheidene betrekkingen geschikte personen wist te onderkennen, niet de minste plaats besloeg, de keizer tooude al spoedig, hoezeer 114 de voortreffelijke hoedanigheden, waardoor de generaal Voet hier te lande eenen gevestigdeu roem had gekregen, op prijs stelde. Hij benoemde hem nog hetzelfde jaar eerst tot prigade-generaal en kommandant van het departement van cue Onrthe en acht dagen later tot kommandant van de ar­ tillerie-school, die te Douay, even ala in elke van de overige standplaatsen der negen regimenten artinerie in Frank*, was gevestigd. Hij begaf zich derwaarts, doch vroeg welhaast zijn penal , Naoen, dat hem den 24sten Januarij 1811 verleend werd. de o_ mwenteling werd hij in 1814 als Generaahmajoor aan het hoofd der te Delft gevestigde militaire-school geplaatst. Veertien jaren lang stond hij aan het hoofd dezer school en genoot de goedkeuring van den koning, die o. a. uit zijne benoeming tot Luitenant-generaal en tot Ridder van de Mi­litaire Willemsorde derde klasse bleek. Hij eindigden den laatsten Mei 1852 in meer dan 74 jarigen ouderdom zijn aardsche loopbaan. Zijne begaafdheden en zijn zucht voor de wetenschappen, waren niet onopgemerkt gebleven. Verschillende genootschappen in ons vaderland hadden hem hun lidmaatschap aangeboden en het Koninklijk Instituut hem tet correspondent benoemd. Een aantal Neder­landsche officieren, zijne voormalige leerlingen vereenigden zich tot de stichting van een duurzaam gedeukteeken hunner erkentenis. Door hunne zorg werd zijn welgelijkend beeld door de kunstige hand van Royer vervaardigd en in het gebouw de militaire akademie te Breda geplaatst. Zie J. H. van Bolhuis, Hulde an.Voet, in den MilitaireiSpectator D. X. No. 5 en in zijn Verspreide letterarbeid bl. 843 volgg. Alg. Handelsblad van 26 Juny 1852. VOET (KAREL BORCHART), in 1670 te Zwolle geboren, waar zijn broeder, aldaar Burgemeester, een liefhebber van bioem• en plantgewassen en het verzamelen van insekteri was. Dit wekte bij Karel den lust om bloedelooze diertjes of te teekenen en te schilderen en tevens hunne huishouding en veranderingen na te gaan. Na zich vervolgens onder een meester, vooral in bet aanwenden der verwen, geoefend te hebben, werd hij 19 jaren oud, schilder in dienst van den Graaf van Portland, die hem een aanzienlijke jaarwedde toelegde. Tegen den herfst vergezelde hij den Graaf naar Engeland en de zomers bracht hij op Zorgvliet bij 's Hage door. her schilderde Voet 12 tafereelen met allerlei bloemen, heesters en vruchten, ouderscheidelijk de voortbrengsels van elk der 12 maanden voorstellende, met fraaie partijen van Zorgvliet op den achtergrond. Koning Willem gelastte hem een boek vol teekeningen van insecten met hare beschrijving te vervaardigen. Later werd Voet commies te Dordrecht, waar hij zich bezighield met bet in orde schikken van zijne Syetenzatische naamliist der torren en kevers, 2 d. 4°. met naar de natuur geteekende afbeeldingen. Hij overleed in 1745. Men vindt zijn portret bij van Goo!. Zie Immerzeel; Kramm. ,VOET (ALEXANDER) defonge, in 1613 geboren, was plaatsnij­der, leerling van Pontius, wiens manier hij volgde. Zijne prenten zijn net bewerkt, doch hij moest voor zijn meester in naanwieurigheid van teekening en effect onderdoen. Hij werkte vooral naar Vlaamsche meesters o. a. naar Robbers. Zie Imm erseel. VOETH (GERHARD), kanselier van Gelderland. Sedert 1579 was hij Raad in den Hove, ook Raad van Graaf Johan van Nassau, stadhouder van Gelderland. In hetzelfde jaar (1579) werd hij mede afgevaardigde tot het Collegie van gecommiteerden tot de nadere Unie om aan Gelderland eenige ontlasting van krijgsvolk te bezorgen, blijkens Notulen van 14 Mei. Weinig tijde te voren had hij namens gemelden Graaf getracht om die van Overijssel tot het toetreden der nadere Unie te bewegen, volgens het Boek der Dagvaarten ter secretarie van Kampen 1579, p. 199, vergeleken met Dum­bar. Anal. III. 562, waar zijn naam verkeerdelijk Urth is geschreven. Hij trok namens gemeld collegie eerlang naar Munster. In 1603 werd hij kanselier en overleed in 1607. Zie Scheltema, Staat. 4.Vederl.; V erwoert; Kobus en de Rivecourt. VOGEL (CAREL DE) gebentnaamd, Distelbloent zie Vogelaer. VOGEL (CoRNELis DE) is schrijver eener brochure getiteld. Beredeneerd vertoog over den waren aard der volksbe-weging voorgevallen te Rotterdam op den derden van April 1784 z. pl. 8°. Zie V. Do or nine k, Anon. en Pseud. No, 4971. VOGEL (E.) gaf eene Heelkundige verhandeling over alle soorten van Breuken, hoe men dezelve grondig en onderschei­den kennen lean, met zeldzame aantnerleingen, door den be­roemden Heer J. 0. Magnet Utrecht 1745. Amst. 1763. Zie Arrenberg M. 550. VOGEL (SnioN DE), tooneeldiehter, liet in 1644 een too­neelspel Rycke Kees en de Molenaer drukken. VOGELAER (PIETER), in de 17e eeuw in Zeeland gebo­ren, zilversmid van beroep, in welk vak hij zich zeer ver­dienstelijk maakte, was een teekenaar van zee en schepen, die in Zeeland veel aftrek hadden. Dat bij ook de graveer­kunst beoefende, blijkt uit de plaat bij Smallegange, N. Chronycle van Zeel., voorstellende St. Lievens Monster te Zterikzee, later wederom gebruikt voor de Oudheden van Zeeland door H. v. R h ij n. Hij overleed amstreeks 1730. Zie Immerzeel, Kramm. VOGELAER (KAREL VAN), in 1658 te Maastricht geboren' vormde zich aldaar voor de kunst, waarna hij naar Rome en vervolgens naar Parijs en Lyon, om zijn geluk te beproeven, vertrok. Hij keerde naar Rome terug, vond een be­schermer in Mara t t i, die hem het bij werk in, zijne sahib. derijen liet schilderen. Dit bestond in bloemen en vruchten, waardoor hij den bijnaam van Ca rlo del Fiore verkreeg. In de galerij te Dresden is eene schilderij van M a r a t t i, verbeeldende een, jonge vrouw met vruchten en groen, door Carlo del Fior e, gezegd Distelbloem (zijn bentnaam) geschilderd. Ook berusten bloemstukken van hem in de galerijen te Sohlerssheim en in die van Lichtenstein te Wee­nen. Hij schilderde ook beesten en overleed in 1695 to Rome. Zie Houbraker; Immerzeel ; Kramm. VOGELAER (CLAES PIETERSZ), een glasschilder te Utrecht in de tweede helft der 15e eeuw. VOGELLIUS (HinorrYmus), als proponent beroepen to Hera in 1610, te Hasselt 1 514, te Enkhaizenen 1630, waar hij in 1652 emeretus werd, en in 1653 overleed. Hij was wegens Overijssel lid van de Nationale Synode te Dordrecht in 1618, 1612, en als godgeleerde en dichter door zijne schriften bekend. Hij schreef o. a. Stiqhtelike onderwijzingge tot meerdere aenleydingge ende oefeninge in den Christel. Catech. der Geref. Nederl. Kerken. Enchuysen 1643. 4°. Een Christelik Gedight ende onder­wysinghe tot wederroepingge eenes verdwaelden ende Armi­niaensche soste. Grondelijke ende beschijdelijck Antwoorde op drie Papisten Vraeghliedekens (aen den Geref., onlanghs uyt het Hooghd. in Nederl. rijin overgeset, door F. It. van C r a n e n b u r c h) enz. Ald. 1644. 4°. Godes Yolks, oude en huydige ktagende beeden tot God, uytgestort in boetveerdige belydenisse ende afbiddinghe der sonde ende der plagen ; in twee deelen (in rijm) Ald. 1644. Ernstige klaghte over 't openbaer .Krakkeel der heden­daegschen Hayr draghten onlanghs in Neerlandt opqekornen, enz. in rijm. Ald. 1645. .Predicatie over de Belijdenisse der Chriatekke Gereform. .Religie. Amst. 1653. 8°. Hooqlied Salomons en Klaagliederen, 1625. Zie Koecher, Gesch. v. d. Heidelb. Catech. bl. 74 Schotel; Herv. Eeredienst, bl. 201, 216; P 'taw en V eerrs, Kerk. Alph. bl. 217; Cat. der Maatsch. V. Ned. Letterk. D. II. bl. 449. Abcoude, Naamr. bl, 389. VOGELESANGK (IZAAK), in 1688 te Amsterdam gebo- ?en, werd door H u g t e n b u r g in de kunst onderwezen, doch begaf zich reeds vroeg naar Londen, waar hij zich met het schilderen van landschappen met beesten en beelden bezig hield, en tevens zaal-, deur- en schoorsteenstukken vervaardigde ; ook stoffeerde hij de achtergronden van por­tretten van andere meesters met landschappen en veldslagen, en schilderde hij zelf portretten en batailles. Hij nam ook deel aan de mislukte tapijtfabriek van L e b 1 o n. V o— g e lezangk overleed in 1753 te Louden. Zie van Gool; Immerzeel; Kramm. VOGELSANGH (REINERUS), te Vianen, waar zijn vader predikant was, geboren, werd in 1634 predikant te Heikoop in 1650 te Goes, in 1652 te 's Bosch. Na het vertrek van Ma r e s i us werd hij hier ook hoogleeraar in de godgeleerd­heid, dat hij de 20s te Junij 1656 met eenen oratio de exercitatione theologica aanvaardde. In 1672 bedankte hij voor een beroep als hoogleeraar te Franeker, maar hij nam in 1675 dat in de oostersche talen en godgeleerdheid te Deventer aan. Hij overleed in 1679. Hij schreef: Oratio inauguralis de exercitatione theologica. Sylvaed. 1656. 4°. Ook in : Exercitationes theologicae. Ibid. 1655. 4°, Eenvoudigh bericht van de Christelijke religie, in vragen en antwoorden met een uitbreydinge over het gebedt onzes Heeren. 's Bosch 1666. pl. 3. Indignatio justa contra libellum cui Wails o philosophia scripturae interpres. Ultraj, 1669. 4°. Diatribe de idea Dei secundum Cartesiurn et corolaria ire-. nica de Sabbath°. Sylv. 1669. Binae disputationes contra Johannem de Bruin. Diatribe de idearum Cartesianarum sacramentis 1673. Quatuor disputationes de peccato Adami. Vogels a n g k heeft zich ook ingelaten met de theolo­gische geschillen tusschen M a r e s i u s, Voetius en Moli­ n a ens. Zie Velingius, Redev. over de Ill. school van 's Hertogenb. bl. 37; van Eck en Bosscha, het tweede eeuwJeest van het AM. te _Deventer bl. 101 ; H er ma n s, Geschied. der Ill. en Lot. school te 'sHertogenb. bl. 13 ; alb. Utrecht, D re sselti us, de Herv. Gem. te Goes, bl. XIII.; .G1asius, Godyel. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Pauw en Veeris, Vern. Kerk Alphab. bl. 217. VOGELZANGERS (NATHANAEL), predikant te Hippolitus­beef op Wie, ingen (1620), te f3arsingerborn (1626), veld prediker (1637), predikant te Gouda (1648), te Vianen (1646) en aldaar geitorven in 1662. Gaf in het licht Lijkpredicatie over Joh. Wolphard, Heer van Brederode. 4°. Zie Abcoude, danh. bl. 228; raIIVI en Veeris, dlph. Reg. bi. 217. VOGELZANCIC (PIETER), te Amsterdam geboren, een ervaren staatsman en rechtsgeleerde, werd in 1650 pensio­naris aldaar. In 1654 benoemd tot eene Commissie naar Engeland, verontschuldigde hij zich met zijn onkunde in de Engelsche taal, doch in 1659 vertrok hij net van Haren naar de Sond, en hier was het dat hij met dezen en Govert v a n S 1 i n g e l a n d de belangrijke taak van vredemaken vol­bragt en den roem van den staat vermeerderde. Hij bleef het langst in Denemarken, waar nog verscheidene zaken moesten behandeld worden. Hij overleed in 1663. Zie W a g e n a ar, Amst. D..bi. ; Brandt, Kort Dagregist. 1662, A its e ma, Laken van Staat en Oorlog D. IV. bl. 570, 842; Scheltema, Staatk. Nederl. Verwoert; Kobus en de Reiv­court. VOGET (ALBERT-us), den 17den Maart 1695 te Bremen geboren, beoefende de godgeleerdheid aan het gymnasium illustre aldaar en begaf zich in 1714 naar Utrecht ter vol­tooijing zijner studien. In 1716 werd hij door de Deputaten der Synode van Zuid-Holland tot den predikdienst toege­ _ laten, in 1716 predikant te Heemstede, sloeg in 1720 het beroep naar Aalsmeer af, doch nam Middelburg in 1721 aan. Aan het einde van dat jaar trad hij daar ook als hoogleeraar op en aanvaardde zijn ambt met eene o. de natalibus ad aram Jehovae non factis Mediob. 1723. In 1724 wees hij het beroep naar Bremen van de hand en werd omstreeks dien tijd door de theologisehe faculteit te Utrecht tot doctor in de Godgeleerd­heid benoemd. In 1727 werd hij hoogleeraar in de Godge­leerdheid te Groningen en aanvaardde die betrekking den 28sten November met eene Or. de studio theologiae allegoricae eolide • et sobrie instituendo, Gron. 1727, na den vorigen dag zijn intrede als akademieprediker gedaan te hebben. In 1735 vertrok hij naar Utrecht, waar hij den 12 September van dat jaar zijn professoraat met eene Or. de conjunctione sacerdotii et regni Christi (Traj ad Rh. 1735.) aanvaardde. In 1766 werd hem het onderwijs in de kerkelijke geschiedenis opgedragen. Hij overleed hoot bejaard den 23sten A pri11771. Te Groningen bewerkte hij ten dienste der akademische jongelingschap zijne Institutiones. Theol. Christianae (Gron. 1736), in welke het Coccejaansche stelsel een gemagtigden geest ademt en meer tot het Voetiaan-sche nadert, dan tot then tijd toe bijeenige godgeleerden had plants gehad. Zijne ldermethode kwam vrij wel overeen metdie van de March en andere Voetianen. Voor zijn onderwijs in de kerkelijke geschiedenis gebruikte hij het Compendium Turretini en gaf ook eenige godgeleerde werken in bet licht o. a. °ratio de visione Nebuchodonosoris regna orbis terr. am­plissima et imperium Christi intemperantissimum deformante Ultraj. 1736. Intree-reden in de Academie-kerk van Stad. en Lands Tim. III Gron. 1728. Redevoering over de Godgeleerdheid, Middelb. 1729 4°. Kerkel. Redevoer. over Mars Gron. 1734 4°. Over het LPIII tot LX. Boofstuk van de Propheet Jesaiaa Uytr. 1741 4°. Tegen de Hernhutters. Uyt. 4°. Werkend voorstel en trekkend voorbeeld aangaande de hoogsle christen plicht. Gron. 1731 8°. Reden over Christus Priesterschap en koningrijken net een kerkreden over Handel. XXVI vers 22 en 23. Uyt. 1725 4°. Kerkel. Redevoering over Jer. XXXIV. z 4, 5 bid het afsterven van Z. D. B. Willem Karel Hendrik Friso. Uytr. 1752 4°. Intreepredikatie te Utrecht. Redevoering van misduyding gered. Pan de laagste der Eerke des N. T. Over den 16 Psalm. Pier uytgelezene Bijbeldeelen. Lijkpredikatie over II. S. van Alphen. Over Ps. 67 in Vioor. van Mills ontleedk. Verklaring over den iste Brief van Johannes Utr. 1774 2 dln. Ook verrigkte hij de vertaling der Kerkgeschiedenissen van Eusebius Painfilus van van der M e e r s c h e met aantecken. Amsterd. 1749. 4°. met aanmerkingen. Zie Gedenkb. v. Gron. bl. 67; Muntinghe, Acta Se,cul. p. 13;94; Series prof. qui in Acad. Rheno-Traject. docuerunt p. 13 ; Programma inuugur. van 1727; B o um a n, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II. b1.114, 291; Ro ter mund, Bram. 11 CXXXII ; H ering a, de Audit. p. 147;A b c o u d e, Naamr. bl. 389, "Ian& bl. 228; Arrenberg, bl. 550; Veeris, Kerk. Alphab.; Glasius , Gadgel. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller; Cat. v. Portr. V OIS (ARIE DE) werd, volgens H o u b r a k e n, in 1641 te Leiden geboren, Kra m m betwijfelt eater te regt of dit jaartal wel juist is, daar hij dan reeds in prille jeugd moet geschilderd hebben. Zijne leermeesters waren Knufter en Abraham van den Tempel. Zijn werk, (hij was een voortreffelijk schilder van naakte en gekleede figuren in het klein) getuigt Immerzeel, onderscheidt zich door een geestige ordinnantie zorgvnldige teekening, aangenaam en helder koloriet en mees­terlijk penseel. Zijn huwelijk met eene bemiddelde vrouw had ten gevolge dat hij zijn palet liet rusten en dertien jaren in volkomen werkeloosheid sleet. Gelukkig voor de kunst dwong hem de nood bet penseel weder op te vatten en alle gewrochten er van waren schoon en vonden koopers. Nog zijn zijne kabinetstukjes gezocht. In het museum te Amsterdam bevindt zich een klein scbilderijtje van hem, voorstellende een vroolyken man, die een glas wijn in de eene en een viool in de andere hand houdt. Deze schilderij gold op de ver­kooping van de Barones van Leijden van Warmond f 900 Het Museum te Amsterdam bezit van hem een vrokke vis­scher met een ontbloote borst en een vischkorf op de schou­ders, het kahinet te 's Hage een Jager, zittende in een landschap voor een boom met een patrijs in de eene en zijn geweer in de andere hand, en by hem een liggende patrifs voor f 1210 aangekocht. K r a m m vermeldt nog eenige schilderijen van dien meester, wiens portret door hem zelven ge­schilderd op de verkooping van Van der M a r c k te Leiden was. Zijn sterfjaar bleef onbekend. Zielloubraken; Balkema; van Eynden envan der Willi­gen; Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt. VOIS (J. DE), vader of broeder van den vorige is alleen bekend door een portret van Hadrianus Beverlandus Aet. XXIP . Zie verder K r am m. VOIRST (ALBRECHT PAN). De Maats. v. Letterk. te Leiden bezit een handschrift getiteld : Acta oder Lehengedinge and Process tueschen Albrecht van Foirsts anlegger einsz. and Philips van Varick beclaeghter anderdeels zu Keppel unter der linden gerichtlich uusgefuert. Anno 1570. 251 bl. fol. VOLCKE (FRANs) werd den 20 Febr. 1706 te Landau (Waldeck) geboren, legde zich van zijn jeugd of op de muziek toe en vestigde zich in Holland, waar hij in 1799 muzikant bij het late regiment van Waldeck werd. In 1810 werd hij kapelmeester van het leger en in deze betrekking ging hij in 1812 tot het 32ate: Fransche regiment over. In 1812 volgde hij de veldtocht van het Fransche leger, en keerde in 1813 na den slag bij Leipzig naar Holland terug, waar hij bij de koninklijke kapel en het orchest van het Theatre Francais werd geplaatst. Volcke verliet nu zijn regiment en nam de directie der muzijk van de schutterij op zich en gaf tevens les in den zang. Sedert 1827 bekleedde hij de betrekking van Professor aan de Muziekschool te 's Hage, en vormde veel goede kweekelingen. Hij huwde aldaar 1 E. Proost (1817) 2 Louise Soh u t t e n, vermaarde pianiste en zan­geres, kweekeling van Ch ion i, omstreeks 1827 te 's Hage gestorven 3 J o he'a nn a Ray s c h, en overleed 26 December 1829. Hij gaf in het Licht : Allereerste grouden der toonkunst, 's Hage 1829. In het Magazijn van schilder- en toonkunst over de maat (1829). lets voorloopig omtrent mijn stelsel in de harmonieleer 's Hage 1828; en anderen, die vermeld worden bij G r e g o i r, Artistes Musiciens, p. 210, 211. VOLCHERTS (EVERHARDUS) Zie V of k e rt s. VOLCHERTSZ. (J.) is de dichter van T' bedreygde Neder­landt ofte bedenckingen over het Hemelsvuur over Utrecht gevallen en eenen vreemden donderslagh aldaar gehoord. Te Gouda 1661 4°. Zie Cat. d. Maats. v. Lett. D. I. bl. 242. VOLCKHARDT (J.), dichter, die in het laatst der vorige eeuw te Rotterdam woonde. Hij dichtte o. a. eeu Lijkzang op Ds. P. Hofstede. Zie v. d. A a. t. a. p. VOLCARDUS (JAcons), geboren te St. Winoxbergen, vriend en leermeester van Janus Secundus en Viglius van A y t t a, was een ijverig beoefenaar der Grieksche en Latijn­sche talen. Hij overleed in 1531. Jan us S e c u n d us vervaardigde een Naenia en _Epitaphium op hem. Hij gaf in het licht : Oratio quodlibetica de usu eloquentiae in obeundis mune­ribus publacis. Antv. 1526. 4°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg., ; Foppens, Bibl. Belg., T. I, p. 548; J. Secund:i Opera (ed. Scriverio, L. R. 1619) p: 213-215: VOLDER (BURCHARDIIS DE), den 26sten Julij 1643 te Amsterdam geboren, studeerde aan de Doorluchtige school aldaar, verkreeg te Utrecht de waardigheid van mr. in de vrije kunsten en te Leiden van doctor in de Geneeskunde. In , 1670 werd hij aldaar hoogleeraar in de Wijsbegeerte. Hij was de leer van Cart e sins toegedaan, en bevorderde niet weinig haren opgang, waarin hij echter in 1672 belet werd. In 1675 magtigden hem Curatoren tot het houden van lessen over de proefondervindelijke Natuurkunde en stelden hem tevens in staat de daartoe noodige werktuigen aan te koopen. In 1682 werd hem de leerstoel in de Wiskunde opgedragen, waarvan hij den l5den Junij bezit nam met een op de con­jungendi cum philosophices Mutheseos studio. In 1698 legde hij de rectorale waardigheid neder met eene or. de rationi viribus et usu in scientus. Den 19den October 1705 verkreeg hij een eervolle rust. Hoog was de achting waar­ van hij, zoo bij zijne ambtgenooten als bij den geleerden van zijn tijd, inzonderheid bij Johannes Hi d d e, Hierony­ mus van Beverningh en Christiaan Huygens stond. De laatste droeg hem nevens den Franeker hoogleeraar F u I­ len i u s de uitgave zijner nagelaten werken op. Hij overleed den 21sten April 1709 en vond in Jacobus Gr o n or i us zijn lijk- en lofredenaar. Hij gaf in het Licht Oratio habita in funere Siberti Coeman, J. U. D. et Pro­fessores L. ti. 1615. 4°. Desseystationes philosophicae de rerurn Naturalium prin­cipiis ut et de .deris gravitate. L. B. 1681. 8°. Dispatationes philusophicae ()trines contra Atheos. Mediob. 1686. 80. Oratio habita in funere Cl. viri Lucae Schacht. Med. D. et Professor L. B. 1689. 4°. .Exercitutioues Acaderriicae, quibus Renati aLrtesu philo­sophia defendetur adversus Petri Danielis Buda censuram philosophiae Cartesianae. Amst. 16. 8580. De Voider heeft echter ontkent de schrijver er van te zijn in een brief, te vinden in Histoire des Oeuvres des Savans van Basnage (Mai 1695.) In 1698 gaf hij cue cosmotheoros van C. Huygens te 's 'cage in bet licht en in 1708 met B ern. 14 1 ullenius de Opera post/myna van dien beroemden man in 0. Oratio, qua consentientibus Llustr.. Acad. Curatoribus, urbisque Leidensis Conss. sere laboribus Academicis abdi­cavil. Habita a. d. XIX. Octobris anni 1705. L. B. 1705. 40. Zie Laudatio ab T. Gronovio L. B. 1709 ; t e Water, Narratio p. 146, 197 ; Reptiblcg. des Leltres, Febr. 1685, Mei 1709, p. 558, suit/. Le Clerc, Bib. choisie, T. XVIII, p. 346-401; Y a q u ot, Mena. T. I. p. 85, 66; Wagenaar, Beschr. v. Amsterd. D. III. bl. 227, 238; Siegenbeek, Gesch. d. L. Ll. D. I. bl. 251, 252, 300. D. II. bl. 116, 118, 144-146; Schotel, Acad. te Leid. Kok; Nieuwenhuis; V erwoert; Kobus en de Rivecourt.Muller Cat. v. Portr. V OGELIUS (EwALDus), een geneeskundige, schreef : be Lapidis Physici condittonibus: quo Gebri et Raimundi Lutlii tnethodioa coutinetuf explicatio. Colon 1595. 8°. Zia Fop p e n s, /, c. p. 275. VOLHERT (J.), dichter, leefde in de eerste helft der Vide eeuw. Men vindt dichtstukjes van hem in de Amster­darnsche Vrolicheyt. Amst. 1649, 1652, waarvan er in latere Bunclels zijn overgenomen, b. v. het Utrechts Zang-Prieeltjen. Zie: van der As, t. a. p. VOLK (A.) is schrijver van De verborgenheit der env­regtigheit van de Hernhutsehe secte ontdekt. 6 d. Amst. 80, Zie A rrenberg, biz. 531. VOLKELIUS (Jon.) of VOCKENUS, predikant te Vorden, 1605, te Ter Burg, Zilvolde en Elten, 1607, te Zwartsluis, 1609, te Vollenhoven, 1619, te Brielle 1621, en aldaar overleden in 1625. Hij gaf in het licht : Van de waare Religie, zijnde een vervolg op Joh. Crelliu8 dat genaamt is van Goa en deszelfs eigenschappen, Rott. 1649. 40. Zie Abconde, Aanh. bi. 228; de Jongb, Predd. in Gelderland, bl. 462. VOLKERTZ (EVERHARDUS), predikant bij de Luthersche gen:mute te Dordrecht, den 6 April 1803 overleden. Hij vertaalde het Zedekundig Handboek voor den Burger­staat van Dr. C. F. Bahrdt, opgedragen aan de Illaatsch. tot Nut van 't zagemeen. Dordr. 1790. Zie S chot el, Kerk. Dord. D. II. bl. 429. VOLKERSZ of VOLKERTS (HENDRIK), geboren te Am­sterdam den 23 Julij 1745, genoot zijn wetenschappelijke opvoeding deels te Rostock en Greifswalde, deels te Amster­dam bij den kerkleeraar Herman us van Gaze 1. Als proponent bij de Evangelisch-Luthersche gemeente predikte hij te Zaandam en Breda, werd in 1760 predikant te Woer­den, sloeg het beroep naar Zaandam, Zwolle, Vlissingen en Middelburg af, doch nam dat naar Purmerende aan, waar hij den 4alen Februarij 1796 overleed. Hij gaf in het licht : Heilige Leerredenen by byzondere gelegenheden, uitgespro­ken bsnnen Woerden, gedrukt voor de Luthereche Kerk te Woerden. Anist. 1771. De eeuwdag der vrije godsdienstoe fening van de Luth. gsmeente te .Purnsereende, gevierd 16 van Oogstmaand 1785 in eene Leerrede over Esai. XXXIII. vs. 20. Ziel der Schriften van Lutherus, of uittreksel tat zijne werken uit het Eloogd. Amst. 1791. Vertaling vanes. Meene, de ongegronde vraag: waarom de verrezene Jesus niet aan zijne vijanden verschenen zij,beant­woord. Ald. 1772. Zie: J. G. H. R en d ler, De Evang. Luth. Gem. te Woerden; in Bijdr. van S. Jacobi en Nieuwenhuis. D. III. bl. 149 very.; D omela Niettwenhuis de Luth. Gem. te Purmerende in Bijdr. D. V. bl. 78; Dez. Geschiedk. overzigt der Predikw. in Bij.dr. D. VII. bl 125; G 'stains, Godgel• Ned. VOLK.ERTS (J.) gaf in 1627 te Amsterdam in het Hat: Nieuw Geestelyck Liedboek genaemt de Bloempot. Zie Javrboekje der Doopsgezinden van 1837. bl. 65;.j. c. p. VOLKMARUS of POPPO volgde Balderi k, in 977 over­ leden, als bisschop van Utrecht op. Hij werd, als diaken, reeds om zijne vroomheid geprezen en door zijne tijdgenooten een zeer beroemd bisschop en een der uitstekende in de schare der kerkleeraren geheeten. Sommigen noemen hem een Fries, en men meent dat hij in 990 overleden is, waarna B o u d e w ij n I hem opvolgde. Zie Vita Berwandi, Mabill. Saec. VI, I. p. 242 ; v. Bolland. Febr. D. III. p. 688 ; Blonde el, Beschrfiv. der stad Utrecht, bl. 249; S. Arnulfi vita Joh. Gorziens. Pertz VI. p. 350; Joh. a Lei di s, p. 210; Chroenick der Byscoppen van Uttert door Arent toe Bocop, U. I, bl. 65 (daze noemt hem f/Wilmarus, die 16e byscop van Ui.tert", Van Gil s M. K. Memorieob, bl. 65 ; van Gils en Coppenq N. Beschrqv. van het Bisdom van 's Bosch, D. I. bl. 170; Moll, Kerkges. v. Nederl. D. I. bl. 275. VOLKOM (WILLEM VAN), studeerde te Leiden in de god­geierrdheid en schreef als student in de Schamele proeven van edele pogingen of mengelstukjes in proza en Poezy. Leyden 1804. 80. Hij werd vervolgens predikant te Giesendam, en van 1814-1833 te Breda, toen hij emeritus werd. Hij was van 1819-1830 redacteur van den Protestant (11 dln. 8°.) en schreef en vertaalde verschillende werken. Zoo als: Twee Leerredenen tot voorbereiding en viering van het derde eeuwfeest der Kerkhervorming. Dordr. 1818. J. A. ressler, zeventig jarig pelgrimsleven. Breda 1829. 2 dln. (Uit het Hgd.) Zie v. Do ornink, Anon. en Pseud. No. 3694, 3744. VOLLENHOVE (BERNARD), burgemeester van Kampen, raad van de Admiraliteit te Amsterdam, is dichter van het treurspel: De Broedermoord te Franziane Amst. 1661. 80. Men vindt ook een krachtig vers van hem voor Valck e­ n i e r 's Verward Europa. Zie W its en Geysbeek, B. A. E. Wb. D. VI. b1.15.;Verwoert, Kobus en de Rivecourt. VOLLENHOVE (JoANNEs), broeder van den vorige, werd den 2den Junij 1632 te Vollenhove, waar zijn vader burge­meester was, geboren. In zijn jeugd bezocht hij de latijnsche school te Kampen, ‘ertrok in 1648 naar de hoogesehool te Utrecht., en eindigde zijne teologische studien in 1653 te Groningen. In 1654 werd hij predikant te Vledder in Drenthe, in 1650 te Zwolle, ties jaren later te 's Rage, waar hij den 30sten Mei 1665 bevestigd werd. In 1670 bedaukte voor het beroep te Amsterdam en Leiden, vergezelde in 1674 het plechtige gezantschap der Algemeene Staten naar Engeland, verkreeg aan de universiteit te Oxford den rang van doctor in de godgeleerdheid, na 40 jarigen dienst zijn emeri­taat, en overleed den 14 Maart 1708. Hij behoorde tot de beste kanselredenaars van zijn tijd, schoon zijne leerredenen niet vrij zijn van valsch vernuft. Hij gaf de volgende leerredenen in het licht: Afscheidspredikaatsie van Zwolle, 's Gray. 1660. Leerredenen over de heerliikheid der rechtveerdigen. Aid. 1666. Meer malen herdrukt o. a. Amst. 1723. Lijkrede op Koningin Maria. Aid. 1695. Lijkpredikaatie over Willem III. Ald. 1702. Slot-predikatie over I Petri 1 vs. 25. Artist. 1705. 4°. Meer beroemd is hij als dichter en bloeide met An t o n e d e s en Brandt. V ondel noemde hem, benevens An to nides, "zijn soon in de .kunst" en op zijn naam zinspelende /men vollen vruchthoorn". Men verhaalt ook dat hij Vollen­hove's Kruistriomf voor de eerste maal lezende, zeide : il daar is een groot licht in dezen man, maar jammer dat hij een predikant is." Als dichter overtrof hij verre zijn vriend en kunstbroeder Moone n, en onder zijn gedichten munt boven de genoemde Kruistriomf uit zij mag als een pendant van de Decker s' Goeden Vrijdag worden aangemerkt. Het dichtstuk eerst af­zonderlijk gedrukt, staat aan het hoofd zijner Poezy in 1686 te Amsterdam in 40. uitgegeven. In 1750 kwam het door de zorg van Jacob S p e n eenigzins verandert, nogmaals benevens nog ongedrukte Gezangen van Voile n hove te 's Hage in het licht. Eenstemmig werd het voor een uitstekend gedicht geoordeeld en ook zijne overige dichtstukken zijn door alle letterkundigen van zijn en van lateren tijd zeer geprezen. Eenige van deze kwamen ook afzonderlijk uit, zooals de Verlossinge van Groot-Brittagne door Willem III. Dit gedicht, door Voile n h o v e uitgesproken voor de gemeente in de Groote•Kerk te Gravenhage, den 16den Junij 1689, werd te Gron. 1740 voor de tweede maal herdrukt, door bezorging van den Groningschen student Henrik Go c-king a. Het komt in zijne Poezy 1686. 4°. niet voor. Ko­fling Willem III schonk hem zijn beeldtenis en die zijner gemalin in good, toen hij in 1689 de komst dezer vorstelijke personen tot den troon van Engeland bezongen had. Gelijke eer wedervoer hem van den koning van Zweden en de keurvorst van Brandenburg. A bc ou de vermeldt nog van hem: Afbeeldingen an de fleylige Historian des 0. en N. Teti­laments. Rott. 1734. 4°. in. pi. ileObergzaamheid. 40• Hij huwde 1. Gezi na Hake, die in 1681 overleed; 2. in 1683 Katharina Itoze boom, weduwe van Goetha Is, die hem overleefde. Zijne dochter huwde met Jan van Hoornbeek. Zie Bidloo, Pan Poeticon, bl. 112, 118, Siegenbeek, BeknopieGesch. der Nederl. Letterk. M. 175, 217; N. G. van Kampen, d. Ned. Letterk. en Wetens. D. I, bl. 386; J. de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk. D. I. bl. 250; Witser Geysbeek, B. A. C. Wb. D. VI, bl. 25; Snellaert, Schets d. Gesch. d. Ned. Letterk. M. 163, 171; J o n c k b l o e t, Ned. Letterk. D. II. bl, 454; C o l l o td'Es cu r y, Holl. Roem, A. IV. (2). bl. 422, 423, 1V. (2), bl. 405;Ypey, Gesch. der Ned. Tale, D. I. bl. 498; S oerman s, Berk. Reg.,bl. 129; G1 as ius, Godgel. Nederl.; de Kanselontluistering, bl. 56, 51;R om e in, de _Hem Predik. te Drenthe, bl. 227, 258; v. Door­ni nc k, Anon. en Pseud., bl. 1755, 5504; Overijss. Alm. 1842; Evan­gelie spiegel, jaargang 1853, bl. 46; Vaderl. Letteroef. 1827, IV. 4, 5;Arnold van L a n g e r a k, voor den 3en druk van Heerlijkheid der Rechtvaerdigen; V o 11 enhove's, Opdragt der Kruistriomf; Voll en-h o v e, Brieven aan G. Brandt, achter diens Leven, door J. d e Haes bl. 125. D et, Poezy, 317, 163, 173, 156-164. Mo onen, Poezy (1700) bl. 540, Wodrdenb. d. Zamenlev. Werk. d. Maats. van Letterk. D. VII. bl. 1850. Hoogstr ate n; Kok, Nieuwenhuis,Verwoert; Kobus en de Rivecourt.Brandt, Leven van Vondel, bl. 80, 81. Leven van ber. monnen, D. II. bl. 50. J. v a n den Does, 's Gravenh. bl. 67. Boek-zaal der gel. IVereld, Junij1740. Navorscher, 1857, bi. 51, 114. Holl. Hero, 1662, bl. Muller, Cat. v. Portr. VOLLENHOVEN (CoRNEms VAN) schreef: XIV. Zaaklijk en praktikale oeffeningen, Amst. 1770. 8° . Over den Heidelbergschen catechisinus, Amst. Kort begrip der Christelijke leere. Amst. 8°. Uittreksel uit het kort begrip der Christ. leere. 8 0 . 8°. Zie Arran berg, bl. 530. VOLLENHOVEN JANSZ. (COBNELIS VAN), geboren te Rotterdam omstreeks 1753 of 1754, bekleedde binnen die stad achtereen vo1gende de aanzienlijkste hedieningen en stichtte er ondescheiden belangrijke inrichtingen, terwijl zijue uitgebreide kennis in de geschiedkunde blijkt uit eerie door de Holl. Maatschappij van Wetenschappen bekroonde verhandeling over de beste rniddele ya om de ware en zuivere -leer van het Evangelic onder de bewoners der Kolonien van den Staat nicer te bevestigen en voort te planten. In 1778 gaf hij naanaloos in het licht een verhandeling over de vriendschap met God. In 1795 kreeg hij van wege het committe van handel en zeevaart in Rotterdam, te 's Hage zitting onder de vertegen­woordigers van Zuid-Holland, terwijl hij later gedurende 20 21 jaren voorzitter was der Rotterdamsehe Kamer van Koophan­ del en Fabrieken. Hij toonde de belangen van Nederl. handels­ vrijheid ter harte te nemen en te bepleiten bij koning Lodewijk, zelfs bij Napoleon, toen deze Rotterdam bezocht. Hij behoorde ook tot de oprichters van den te Haarlem gestichten oeconomi­ schen tak, later als Nederl. Huishoudelijke Maatschappij ook te Rotterdam gevestigd, waarbij hij tot aan zijn dood heeft gepresideerd. Hij mogt het 50jarig feest van haar bestaan bijwonen, even als dat der Maatschappij van 't Nut van 't Algemeen. Behalve de gemelde, beeft hij ook de gewigtige posten van burgemeester en wethouder zijner vaderstad bekleed. Hij overleed te Rotterdam den 228ten December 1835, in den ouderdom van 83 jaren. Zie Kunst en Letterb. 1836. D. I. bi. 49, 112;V er wo e r t; Kobus en deRivecourt; v. D o o r n i n c k, Anon. en Pseud. No. 6638. VOLLENHOVEN (HERMAN.kunstschilder, te Kampen geboren, in het begin der 17de eeuw te Utrecht werkzaam. Simon van der Pas heeft in 1614 Christus met de Einmausgangers aan to fel zittende, naar hem gegraveerd. VOLLENHOVEN (HERMAN VAN), kunstschilder, in 1619 geboren, leerde de kunst bij P h. de K o n i n g en was in 1675 de leermeester van T h. V a 1 k e n bur g. Zie Kramm. VOLLENHOVEN (CORNELIS), te Amsterdam den 5den Febr. 1778 geboren, behoorde tot de Doopsgezinde ge­meente, werd door buitsche en Fransehe gouverneurs opge­voed en studeerde aan het Athenaeum onder van Swinde n, W ytt enba ch en Cr a s, verdedigde onder den laatste in 1797 eene Dissertatio juridica de vi et nattira pactionis, quae dicitur capitulatio, bezocht nog in dit jaar de hooge­school te Leiden en verwierf den doctoralen graad met eene dissertatio de juribus atque officas, gentium in Bello media-rum circa navigationem et mercaturam ex jure gentium universali et Belgarum ex jure pactitio. ,Hij zich vervolgens in zijn vaderstad als advokaat neder en werd spoedig in verschillende stedelijke ambten en betrek­kingen geplaatst, o. a. in 1801 als regent van het aalmoe­zeniers weeshuis, terwijl hij later zijne pogingen bekroond zag tot ophef6.ng van dat gesticht. In 1802 benoemd tot lid der hoofd-commissie om onderzoek te doen naar de op­brengst der heffingen in 1797-99 over Amsterdam, vond hij daarin een vereerend bewijs van vertrouwen, zoo ook in de benoeming tot lid der commissie van onderzoek, wegens de 8 en 25 jarige beffingen binnen die stad, terwijl hij in 1804 bet bestuur over de desolate boedelkamer aanvaardde. In weerwil zijner veelvuldige werkzaamheden vend hij nog tijd tot letterkundige oefeningen, blijkens zijne bekende Lofrede op Coenr. van Beuningen, gehouden in het letterk. genootscbap Concordia en geplaatst in 't N. Algem. Magazijn van Wetenschap, Kunst en Smaak, D. I. hl. 867 en zijne uit het Italiaansch vertaalde verhandeling van B a 1 d e s s e r o n i over de avarij in 1800. Hij werd in Dec. 1811 benoemd tot advocaat bij den staatsraad, en vertrok in 't begin van 1812 naar Parijs, waar hij weldra eene uitgebreide praktijk verkreeg, zoodat hij besloot zich daar te vestigen ; doch de omwenteling van 1813 bragt hem naar zijn vaderstad terug. Andermaal in zijn betrekking geplaatst van het Aalmoezeniers weeshuis, gaf hij aan dat onzedig en ouderwetsch gesticht zulk een schok, dat het kort daarna inviel. Als curator der stads armenscholen sehreef hij een werkje, getiteld Lets over het Aelmoezeniers Weeshuis te Amst. en eenige bedenkingen over de arrnoede. 1835, en plaatste voor de overzetting van een Ontwerp van opvoeding voor armen kinderen, volgens de beide vereenigde leerwijzen van Bell en Lancaster, door A. de la B o r d e, 1816, een belangrijke inleiding, waarin hij zijne denkbeelden over de opvoeding en ondersteuning der armen in verband met het armwezen nader ontwikkelde. Geroepen om in s' lands dienst te treden, werd hij in 1816 referendaris bij den raad van state, om werkzaam te zijn bij de commissie voor het armwezen, terwijl hij intusschen bij­dragen leverde in het Magazijn voor het Armwezen (1817), geredigeerd door R. S c h e e r e n b e r g. In 1826 werd hij administrateur van het binnenlandsch bestuur, later (1829) vereenigd met de administratie voor de rationale militie en schutterijen, en toen dit ambt, ten gevolge der afscheiding van Belgie in 1831, verviel, werd hij benoemd tot secretaris­generaal, welke betrekking hij 16 jaren waarnam. Den lateen Junij 1846 aanvaardde hij tijdelijk de betrekking van minis­ter van binnenlandsche zaken gedurende 4 maanden, toen hij weder de functien van secretaris-generaal opnam tot in Maart 1848, toen hij tot staatsraad in buitengewonen dienst be­noemd werd. Hij overleed den 14den November 1849. Zie Konst en Letterb. 1849; Verwoert; Kobus en de Riv court; Nieuwe nbui s. VOLLENHOVEN (J. vAN). Van hem zijn bekend: Lofqedickfen, op de verlonestiv9 van BOVes fnz. hada! 21* het nederstorten van den Utrechtsoken Domkerck. Ihrecht 1674. Zie Cat. d. Maats. v. N. L. D. I. bl. 242. VOLLENHOVEN (ISEBRANDUS JOHANNES). Zijn kennis was groot, vooral in het vak der bouwkunde. Hij was lid der 4de ki. van het Kon. Ned. Inst. van de Kon. Akad. v. Beeldende Kunsten, van de Maats. tot aanmoedi ging der Bouwkunde te Amsterdam en van het Prov. Utr. 'Genoots. Hij overleed de 12de Mei 1825 in den ouderdom van bijna 34 jaren. Zie Kunst en Letterb. 1825, D. I. bl. 305, Verwoert. VOLLENHOVEN (JAN MESSCHERT VAN), te Rotterdam in 1740 geboren, toonde reeds vroeg zucht voor de fraaije letteren. Toen hij de Latijnsche school verliet, vervaardigde hij een Latijnsch gedicht in trochaische verzen, de Lof des Zomers, naderhand door T. W o or dho u d er in Nederd. verzen overgebragt en met die vertaling er tegenover opgeno­men in de Kleine .Dichtelijke Handschriften gedrukt Hij zette zich te Amsterdam neder en had daar omgang met Pet ru s Burmannus Secundus, Jeronimo de Bosch,David Jacob v an Lennep en andere k unstvrienden. In 1808 zond hij te Amsterdam bij Uy 1 en .b r oek een bundel Gedichten in 8°. in het licht, waartoe ware vriend­schap, kinderliefde en een levendig gevoel voor de genoe­gens van het buitenleven op de zoo aangename Beek tusschen Overveen en Bloemendaal, (le onderwerpen hadden geleverd. Deze bundel werd in 1809 en 1810 gevolgd van Proeven eener vrije navolging van eenige stukken uit de weaken van .Publius Ovidius Naso, Amst. 1810, 3 dr. 8°. die gevolgd werden door het Boek Job in dichtznaat, Amst. 1812, 8°. Na zijn dood gaf de Hoogleeraar van L e n n e p zijne nage­latene gedichten nit, onder den titel van Bundel van ge­unjde Poezy in liollandsche diclitmaat gebragt, 's Gravenh. 1814, 80. Hij huwde Elisabeth van der Poorter en overleed 5 Maart 1814. Zie zijn Levensberigt door v an L e nn e p v66r zijn Bundel van getvijde Poezy. Kunst en Letterb. 1814 D. I. bl. 141, 1815 D. II. bl. 419. V. d. A a, N. B. A. 0. Wb. D. II. bl. 419. VOLLEVENS (JoHAY), in 1649 te Geertruidenberg gebo­ren, werd door Nik olaas Maas in de teeken- en schil­derkunst onderwezen. Later was hij 8 jarenr bij Jan de B a a n, din hij behulpzaam was in bet schilderen van de kleeding en de bijwerken van een menigte portretten en in bet waken van kopijen van dezelve. Toen hij in 1672 zijn weesLer verlaten had, kreeg hij dadelijk veel bestellingen. Hij schilderde achtereenvolgens de portretten van den Prins van Couriant en alle de offlcieren van zijn regiment, den Graaf van Nassau en van vele andere aanzienlijke mannen. Hij overleed te 's Rage in 1728. Zie Hotbraken; van Gool; van Eynde en van der Willigen; Immerzeel; Kramm. V er w o er t; Kobu s en de R i v e c o urt; M ul 1 e r, Cat. v. .Portr. Zijn portre t vindt men bij van Gool. VOLLEVENS DE JONGE (JoHANNEs), zoon en leerling van den vorige, w erd in 1685 te 's Hage geboren. Hij ver­vaardigde een groot aantal portretten in het groot en klein, ook ten voeten uit, van een menigte vorstelijke, adelijke en aanzienlijke personen. in 1716 werd hij door de prinses Douariere van wijle zijn Doorl. Hoogh. Johan Willem Prins van Oranje en Nassau naar Soestdijk ontboden om de portretten van H. Hoogheid, Hare vorstelijke spruiten en andere personen van hoogen rang te schilderen. Later ont­ving hij den titel van Hofschilder van gemelde Prinses. In 1738 liet zich de weergaloos weldadige en vermo­geode Maassluisenaar Go v e r t van W ij a, op zijn 908te jaar door hem schilderen, waaronder een eerevers. van EI e n -drik S c h i m is geplaatst. In 1735 werd hij Lid der vroedschap te 's Hage, ook was hij Oud-deken en Hoofd­man der Conferie Kamer Pictura te 's Hage toen hij in 1758 overleed. Zie Houbraker; van Gool; v an Ey n de n en van den Willigen; Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Ver-woert; Kobus en de Rivecourt. A. G. Luissius Alg. Woordenboek, Aanh. op G o v e r t van W ij n, Muller, Gat v. Portr. V OLM.ARYN.), batalje-schilder te Rotterdam, %Tel& 1691 overleden. Zie van Spas n, Beschrijv. v. Rotterd. M. 114; K ra m V OLPILJERE ( schreef : Holland aan de voeten des Konings, Amst. 1707, 3°. Zie Abcoude, bl. 390, VOLTELEN (AalloLDus), als proponent beroepen in 1653, te West-Zaandam, very olgens predikant te Gorinchem 1663, te Zwolle 1669 en aldaar gestorven in October 1688. Hij schreef: Overijssels zeegenwensch aan zijn Hoogheid 12o. Afscheid predicatie van Zaandam, 12o. Zie Abcoude, Aanh. bl. 228, Veeris, Berk. dlph. bl. 162. VOLTELEN (PIETER), dichter in het midden der 18e eeuw. Men vindt een Grafschrift van hem op Prins W ill em IV in Dichtk. Cypresses bladen. Zie v. d. A a. VOLTELEN (FLORENTIIIS JACOBUS), den 2lsten Jan. 1754 geboren aan de Kaan de goede Hoop, verliet deze plaats en werd van zijn 12de jaar of gesteld onder de leiding van de Boo ij, Rector cier Lat. school te 's Hertogenbosch. Voor den predikdienst bestemd, genoot hij te Utrecht het onder­wijs van Saxe en S e g a a r. Spoedig liet hij de theologie varen en woonde heimelijk de geneeskundige lessen bij van Schacht, Luchtmans en Hahn en wel met zulk een loffelijken ijver dat hij in 1775 zijne observationes chemico­medicae de lacte human° ejusque cum asinino et ovello comparatione openlijk verdedigde. hetzelfde jaar volgde hij zijn leer trt eester Hahn naar Leiden, en werd in 1778 tot med. doctor bevorderd met eene Diatribe medics aditialis,. memorabilem septennis Apositiae historiam exhibens. Hierop vestigde hij zich to Utrecht en werd in 1781 benoemd tot doctor van het Bur.. gerweeshuis. Hij verwierf den gouden eorepenning bij het Genootschap Servandis civibus te Amsterdam, wegens zijn antwoord op de vraag : zijn er braakmiddelen die men in sommige gevallen boven de Ipecacuana verkiezen moet, zoo ja; welke zijn die middelen, en wanneer komen zij te pa; in 1782 in de werken van dat Genootschap opgenomen. In 1784 werd hij buitengewoon Haogleeraar te Leiden en aanvaardde zijn ambt met een or. de hodiernae chemiae pretio rite constieuendo en nog in hetzelfde jaar tot ge­ woon hoogleeraar benoemd met eene de optimo medico en in 1790 bij het neerleggen van 'L rectoraat de magnetism° animrti, door den Rotterdamschen geneesheer V e i r ax in 't Nederd. vertaald, waarbij V oltelen eenige aanmerkingen voegde. Hij overleed 2 Aug. 1795. Na zijn vroegtijdigen dood verscheen zijne Pharrnacologia universa in 3. dl. 1797-1800, welk werk een gedenkteeken is van zijn grondige en uitgebreide kennis. Hij was lid van onderscheidene Genootschappen in zijn vaderland. Behalve de genoemde werken schreef hij nog : Aanmerkingen over eene bedekte ontsteeking en verzwee­lin4 in den onderbuik verzeld van een ischuria, eerst na den dood kennelijk in Verh. v. h. Zeeuwsch Genoots. 1784 D. X. bl. 549. Zie te Water, Narratio, bl. 237; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hooges. D. I, bl. 318, 323, 348. D. II, bl. 225, 226, 410­414; Holtrop 375 376; Verwoert; Kobus en de Rive-Cour$ VOMELIUS (CYPRIANUS), STAPERTIUS, of SJOEED STAPERT te Wommels in Friesland, geboren in 1515, studeerde te Gouda en Haarlem in de letteren, te Wittenberg, Keulen en Leuven in de regten, werd j. u. doctor, paltsgraaf en assessor der keizerlijke kamer van 1575 tot 1578 te Spiers, toen hij overleed. Hij schreef: Silvarum libri III. Erphordiae 1540. Liber IV. ibid 1547. 8°. Ode . ad Deum pro tranquillando christ. orbis statue 1546. .Epicedium ad Carolum V Imp. cunt Palatinatu victus met. Miscellaneorum liber. Argent. 1544. Viroruin aliique celebr. comitatis Magdeburgensis Epithaphii. Zie F o p pen s, Bibl. Belg. T. I. p. 224; S weer tins; Val. An­dreas; Jocher. VOMELIUS (SIBRANDUS), predikant 1573 te Hem, 1580, te Pietersbierum en Winaldutn, 1592, te Oosterbierure, en in 1614 gestorven Hij schreef : Een seer heerlyck tractaet van de praedestinaiie, eerst beschreven door H. Zanchio, ende overgeset door S. Vo­meliunt 1615. C. Crispus, Sallustius van de 't samensweeringhe Catilinae enz., item van den Jugurtifitschen oorloge, uit den lat. tale nu ..viieuwelicx overgesettet in onsen Nederl. spraecke door L. Vomelium. Een corte beschrijvingh van Franeker. Fran. 1613. kl. 8°. Zie Rog ge, Bibl. d. Contrarem Geschryt, bl. 109; P au w en Veeris, Berk. Alphab., Greydanns, Predd. te Franeker, b1.78, 89. VOMELIUS (SIBRA_NDus), predikant te Buitenpost, en daarna 1668 te Wirdum, in 1674 te Hindelopen en van 1681 tot zijn dood in 1694 te Bolsward, gaf in het licht : Psalter Davids. 1689. 12°. Aantekeningen over de vijf Boeken Moses, Psalmen en Hoogelied enz., door Ilenricus Ainsworth, uit 't Engelsch vertaalt door Sibrandus Vomelius. Leeuw. 1690, 1691. fol. Zie E ekho ff, Bibl. v. Leeuw. bl. 204; A bconde. VONCK (CORN ELIUS VALEams), oordeelkundig verbeteraar der oude schrijvers en latijnsche dichters, in 1725 te Nij-megen geboren, bekleedde aldaar, na to Utrecht gestudeerd te hebben, aanzienlijke stedelijke waardigheden. In 1762 begaf hij zich naar Duitschland, omhelsde daar eerst in het geheim, later openlijk, de R. C. Godsdienst; werd in 1763 door den k-eurvorst van de Paltz tot hoogleeraar aa.n de pas gevestigde hoogeschool to Manheim benoemd, doeh keerde, door ligchaams zwakheid genoopt, twee jaren later naar zijn vaderstad terug, waar hij, na het doorstaan van een smartelijk en langdurig lijden in 1769 stierf. gaf in het licht: Specimen criticum in varios auctores. Aceedunt observatio­ nes Miscelaneae, Traj. ad Rhen. 1741. 8°. Lectionum latinarum libri duro. Ibid. 1745. 8°. Mercurii Stygii iter subterraneum, sive Adriani somnium, et alia, cum commentaras perpetuis. lnseruntur Comelii Valeril Vonck Elegia ad Abraham Wieling, neo non Vindiciae adversus nuperi somniatoris calumnias tore Corn. Val. Vonck). Onearopole. 80. Zodiacus quaestionum Theologicarum a Rectore Magnifloc Trajectine . Valentino J ohanni Blondeel propositarum. Ilagae Comit 1745. 40 . Nicolai llagemanni Promulsus Animadversionum in Alberti Voget scripta varia. .Ibid. 1745. 4°. Centuria Theisium inauguralium Phitologeco-Notnicarum. Ultraj. 1745. 4°. Abrahaini Wieling Nubes Testiurn S. Apologetici Pars altera. Opus posthumurn Edidit et praefationem adeenwit C. V. Vonck. Trajecti Vittoruin. 1746. 8 °. Castruccii Banarnici de rebus ad Veletras gestis commen­taries. Editio nova auctior curante C. V. V. Angst. 1748. 8°. Guidonis Ferrarii S. I de rebus gestis Engenii principis bello Pannonico libri III cum praefat. C. V. Vonck. Hagae in Batavis 1749. 80. llieronymi Falete de bello Secambrico Libri IV. Praemissa est .Epistolta ad illustrem Junum de Back. Novowagi 1749. 80. Guadonis Ferrara de politica arte oratlo priinuin. edita Anconangi 1750. 4°. Castruccii Bonamici Commentariorum de bello Italico liber primus cum praefatione C. V. F. 1750. 40. Beschrijving van het Begin, Opkomst en Aanwas der 'gad Doesburg. Nijmegen 1753. 40 . Meditatio Politico-Historica de fella. integritatis ac pruden­tiae in histteoria temperamento. Traj. ad Rhen. 1764. 8°. Nog beloofde hij in Praef. ad Faletum de belly Sicam­brico, een Gelria erudita. Zie S ax e, Onom. T. VII. p. 85; Anal. p. 276; J. C. St r o dtm ann n sin Nova erud. Europa. p. I. p. 235-252; Elogcum C. V. Vonckil in Acta Litter. Ch. Ad. Ktotzii, Vol. VI. p. I. p. 54-67; klambergeriGerman. erudita. sect. III. p. 685. ed. prima; Nova Acta Erud. 1746,April p. 205-228, 1748 April, p. 205 -213. 1750 Julio p. 404-407,1752 Julio p. 415-418, 1755 September S.I. p. 524-528: Bouman 9esch. d. Geld. Hooges. D. I. bl. 269, 270. D. IL !al. 246, 247, Q56 : Verwoert, Kobus en de Rivecourt, VONCK (CoRNELI0), schreef over de Zahn met een Bii­voegsel iu Verhandelingen der foil. Letterk. Maatsch. to Haarlem. 1785. bl. 1, 1787 bl. 20. t Zie Holtrop, 1. c. p. 870. VONCK (CoRNELis HuGo), zoon van den predikant Wil­ lem Vonck, werd te Amsterdam geboren, en ontving aldaar zijn opleiding in de godgeleerdheid onder Sur enh u­ s i u s, later te Leideb onder Schultens en Fabricius. Na zijn promotie tot Theol. Doctor met eene Or. de Cyro Typo Jesu Christi; ad Psalmum I et ad Psalmurn werd hij 30 Jan. 1735 tot hoogleelaar in de Oostersche talen en oudheden in zijn geboortestad benoemd, en aanvaardde den 7den April zijn ambt met eene Or. de felici litteratorum orientalis hoc aetate conditions, in de tegenwoordigheid zijner leermeesters Schultens en Fa b r i c i u s bij welke gelegen­ heid de beide d' Orvilles en andere Laiijnsche gedichten ver­ vaardigden. Deu 9den Maart hield hij eene lijkrede op Johan van den B r o e k, hoogl. in de regtsgeleerdheid en in 1741 een redevoering de illustribas exemplis in historia sacra non par­cius quam profana obveis. Dit jaar kwam hij ook te Har­derwijk in aanmerking. Ofschoon zijn jaarwede van f 800 tot f 1500 verhoogd werd, kon hij, een slecht financier, zijn huishouden niet staande houden. Hij woonde in een gehaurd huis, en toen de tijd om was, en hij het contract niet ver­nieuwde, verkooi hij niet eer te verbuizen voor dat de nieuwe bewoner hem daartoe noodzaakte. Hij zag zich ten gevolge van zijn loszinnig gedrag in zoovele onaangenaamheden ge­wikkeld, dat hij alle achting verloor en de regering hem in 1753 van zijn post ontsloeg, terwijl men zijn moeder jaarlijks f 400 toelegde, om daarvan haar zoon te onderhouden. Zie ,v an L e nn e p,.Amst. AM. Memorab. p. 190, 246; Ver-woert, Kobus en de Rivecourt. VONCK (JOHANNES), te Amersfoort geboren, baande zich door zijne bekwaamheden, den weg tot hooge waardigheden, werd proost van St. Marie te Utrecht, kanselier van de orde van het Gulden Vlies, en sedert 1576 had hij zitting in den Raad van State en bekleedde zoo onder K ar e 1 V als Ph i-li p s 1I vele gezantschappen. Be laatste ontbood hem, na het overlijden van H o p p e r u s, naar Spanje, om er de post van voorzitter in den Raad der Nederlandsche zaken te be­kleeden. Hij zond hem in 1579 tot den vredehandel te Kenien en in 1533 naar den Itijksdag te Augsburg. Hij overleed in 1585 te Monson in Arragon. Volgens Johan Blauw, in Belg. regia zou hij in 1575 in plaats van Corn e 1 is Jan se niu s, tot bisschop van Gent zijn benoemd geweest, 't geen echter door H o y n c k van Pape ndrecht is in twijfel getrokken. Zie Hoynck van Papendrecht, 4anteekeningen tot ne Eerk,Oudhed. bl. 181, Burman, in Praef. Anal. T. I. p.16; ScheltemaStaatk. Nideri.; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. VONDEL (Joon VAN DEN) went den 17den November 1587 te Kenlen in de Weissgasse of Wittestraat geboren. Van zijne eerste kindsheid is Diets bekend doe') in het laatst dier eeuw begaven zich zijne ouders met het gansche gezin naar Nederland en zetten zich te Utrecht neder, waar J o o s t ter schole werd gezonden en lezen, schrijven en een weinig rekenen leerde. Doch welhaast verplaatste zich zijne ouders naar Amsterdam, waar zij een kousenwinkel opzetten en J o o st zijn vader in de winkelnering bijstond, doch tevens, daar hij vroeg apnleg tot de dichtkunst, toonde te bezitten, lid werd der rederijkerskamer de Lavendel Bloem, onder de zinspreuk : nit levender uitonst. Van zijne vroegste podzy is ons weinig bekend. Het oudste gedicht dat bekend is, vervaardigde hij in 1605 (Schriftuerlyck Bruilofts refereyn op 't houwelyck van Jacob Haesbaert en Clara van Tongerlo). Twee jaren later was hij op het landjuweel, door de kamer te Haarlem Trou moet Blijcken gegeven en vervaardigde hij een lied, terwijl kort daarna zijn gedicht op het twaaljarigh bestant de lange reeks opende der dichtstukken, die door hem op elke politieke gebeurtenis werden vervaardigd. Meer geest dan in zijne vroegere verzen speelde in zijn in 1610 vervaardigd gedicht op den moord van Hendr ik IV. In ditzelfde jaar verbond zich V o n d e l in den echt met M a e i ck e of M a n u r, dochter van Hans de Wolff, een doopsgezinde (ook Vondel was die godsdienst toegedaan), die ook nit Keulen naar de Nederlanden gevlucht was. Ondertusschen •was zijn, vader gestorven en had V o n d el diens kousenwin­kel in de Warmoesstraat overgenomen. Maar hij bekommerde zich minder met de negotie dan met de poezy en Het het koopen en verkoopen aan zijne huisvrouw over. Hij zette dus na zijn hnwelijk zijn liefhebberij met vernieuwden ijver voort en schreef een treurspel het Pascha, 't welk door zijne broederen van de Brabantsche Kamer de Lavendel Bloem openlijk voor den volke gespeeld werd. Hierop volgden, be-halve . zijn Lofzangh toe ghe-eyghent aen den vermaerden rekenmeester Willem Bartjens, zijn Lof-ghezangh over de beroemde scheeps-vaert der Vereenigde Nederlanden, waarin hij weder meer toonde welk een grooten geest hij bezat. In 1613 verschenen zijn Gulden Winkel der konstlievende Rederlanders, gestorcert, met veel liefelycke historisch,e, losophische, poeitische en de schriftuerlycke leeringen, verma­kelyck en stichtelyck voor alle Standen en menschen. Hoe meer hij zich in de dichtkunst oefende, des te meer bemerkte hij hoeveel hem ontbrak door zijne ongenoegzame bekendheid met oude talen. Hij liet zich *lerhalve door zekeren Engelschman in de beginselen der latijnsche taal onderwijzen, doch bemerkende, dat hij het onder dien leer­meester niet ver konde brengen, wendde hij zich tot een Fries, A b b a m a geuaamd, die een praeceptoraat bekleedde bij de latijnsche school aan de oude zijde. Hij maakte weldra zulke vorderingen, dat hij de dichters in die taal kon ver­staan. In dien tusshentijd vervaardigde hij weinige dicht­stukken, onder welke slechts twee van eenige uitgebreidheid: De Vaderen ofte het tweede deel van de derde dagh der tweeder weke vervattende Abrahams ojerhande ghedicht by wijlen den E. G. de Salluste Heere van Barias, de Phoe­nix van de Fransche Paten. Ende nu nit het Fransch in Nederlants vertaelt, en: De Heerlyckheid van Salmon of het tweede deel van de vierde dagh der tweeder weke ghedicht by wylen, enz. Het woordelijk teruggeven van bet oorspronkelijke, hier en daar niet, of maar ten halve begrepen, was een arbeid die met groote moeielijkheden gepaard moest gaan en voor welken Vondels krachten althans toen nog niet berekend waren. De aftrek, die aan den Gulden winkel was te beurt gevallen had, omtrent dien tijd, den boekhandelaar D i r c k P. Pers aangespoord een werk van gelijken aard in het licht te geven. Hij noodigde V o n d e 1 uit bijschriften te leveren bij de kunstplaten, door Markus G e e r a e r t s, den bekwamen plaatsnijder van B r u g g e, in 1566 vervaardigd, bij het toen in schier alle talen bekende .Boeck van de Fabelen der Dieren." Deze arbeid zag een -jaar later dan .de Vaderen" bet licht, onder den nieuwen titel van Forstelijke warande der dieren. Tot de letterkundige vrienden van Vo n d e 1 behoorde, bebalven Coornhert, Spieghel, Bredero, Coster en vele anderen, ook de beroemde P. C. Hoof t, drost van Muiden, aan wiens vader, den niet minder vermaarden Cor­ nelis Pieter s z. H o o ft, burgemeester van Amsterdam, hij zijn treurspel Ilierusalem verwoest. Den Joden tot nae­ dencken, den Christenen tot waerschuwingh, als op het tooneel voo"gestelt, opdroeg (1620), een drama, dat wat vorm, ge­ dachten en diktie betreft, verre boven het Pascha staat en een verbazende vooruitgang bij hem toont; doch waaraan toch iets ontbreekt, namenlijk de dramatische knoop. Van bijna dezelfde dagteekening is zijn Zedigh gedicht van de Ydelheid der menschen, waaraan de uitvoering verre bij de laatstvoorgaande ,stukken ten achteren staat. Wij mogen ook bier niet tinvermeld laten, dat er nog van vroegeren tijd drie dichtstukken van hem uitkwamen in een liedboek van die dagen, namelijk in Den nieuwen verbeterden Lust-Hof, geplant vol uptgelesene, cierlycke, amoureuse ende vrolijcke gesanghen. Den derden druck ghebetert en veel vermeerdert. (Amer. 1607), ook geplaatst in den tweeden verbeterden en vermeerderden drnk van het tweede deel van Vondels Poezy. Schiedam 1647. In 1620 verschenen De Heiden Godes, waarvan de platen reeds vroeger bestonden. Het was waarschijnlijk een boekverkoo­pers speculatie, die weinig aantrekkelijks bevatten en aan Bar t a s en andere schrijvers ontvreemd zijn. Verbazend is dan ook het onders.cheid tusschen dit gedicht en zijn Lof­zangh van den Christelycke Bidder, dat in een geheel anderen trant geschreven is, en, hoezeer nog van den karat der diktie hier en daar wel gebreken hebbende, echter wat keur van deiikbeelden en kracht van uitdrukking betreft, eene eervolle verEnelding verdient naast Hierusalem verwoest. Bijna to gelijker tijd verschenen nog andere geestelijke gedichten van hem, zoo als Eluwelyck-zangh tusschen God en de Gheloovige ziele. In hetzelfde jaar verscheen ook zijn klinkdicht aan den Bruydegom Lambrecht Jacobsz met zijne Bruyd Aechtjen Anthonis en in het volgende (1621) zijn Ghebet uytghestort tot Godt over mijn qhedurige quynende sieckte. Deze ziekte en zijn nieer gezetten omgang met zijne volgeestige en talent. voile vrienden waren ourzaak dat er gedurende de jaren 1621 en 1622, behalve het laatst vermelde, slechte weinige gedichten van hem verschenen. Tot deze vrienden behoorde behalve H u f t Laurens R, e a e l (aan wien hij zijn Lof der Zeevaart wijdde), Justus Baeck, Roemer Visscher, Barlaeus, Jacob Wijts, CornelisGijsbertszPlem.p, Sweelinck, Tesschade Visscher (voor wier hij zijn Vichtzangh vervaardigde en wier huwelijk met Allard Krombalck hij hezong) Joan Albrecht Ban en een reeks van anderen ter eere van welke hij een reeks van ge­dichten vervaardigde. In 1626 verscheen van hen een nieuw Tooneelspel De Am­steldamsche Hecuba een vertaling van Seneca, waarbij R e a el onzen dichter in de bearbeiding bijstond. Op feestelijke wijze stemde hij de snaren toen F r e d r i k H e n d r i k zijn broeder als Stadhouder opvolgde, zoo in zijn Prince-lied als in zijne Begroetenis aen Frederick Hendrik Prince van Oranje op zijn intree van din Stadhouderschap over de Vereenichde Nederlanden. Ook vervaardigde hij verschillende dichtstukjes op diens beeldenis en die zijner echtgenoote Amelia, Princesse van • Oranje enz. Bekend is ook zijn gedicht op het stockje van Oldenbarneveld, Mader des Va­derlants, waarvan van L e n n e p een facsimil6 gegeven heeft en op diens afbeelding, gelijk ook op die van Sim o n E p i s­copius en anderen. Bekend is het dat Von de 1, die tot de Doopsgezinde gemeente behoorde en zelfs bij de zoogenoemde Waterlanders de waardigbeid van diaken bekleedde, aan de geschillen tus­schen de Remonstranten en Contraremonstranten deel nam en een menigte scherpe gedichten tegen de laatste in het licht gaf, terwijl hij de Remonstranten met lof overlaadde, doch onder al de gedichten, waarin hij de Contraremonstranten door­zielde is er geen zoo beroemd als zijn Palamedes of vermoorde Onnoozelheyd. Hij had dit treurspel, op verzoek van A lb er t K o e n-r a a d, burgemeester, schepen en raad van Amsterdam, ver­vaardigd en . onder verdichte namen de meest beruchte remonstranten en contraremonstranten ingevoerd. Zoo was Calchas, Bogerman, Eurypilus, Trigland, Ulys­sus, Fr. H. van Aersens van Sommelsdijck, Diomedes, graaf Willem, Ulysses, Lodewijk van Nassau, Thersites, Gerrit Beukelsz. van San-ten enz. Het is schier noodeloos op te merken, dat men bij het lezen van het stuk de noodige omzichtigheid in acht heeft te nemen en noch hier noch elders prins Maurits en de Contra-reinonstrantsche partij uitsluitend beoordeelen moet naar de partijdige voorstelling van V o n d el. Zelfs de grootste iofredenaar van Olden barn e veld en de ijverigste aanhangers der Remonstranten gevoelen en erkennen dat in de Palamedes den partij-man te veel den dichter heeft beheerscht. Algemeene verbazing verwekte dit treurspel, want iedei begreep bet oogmerk van den dichter. De beminnaars en beoefenaars der poezy verhieven het ten hemel, doch niet lang na de uitgaaf werd de dichter aangeklaagd en het stood geschapen dat men hem naar den Haag zoo zenden, om aldaar wegens misbruik der diohterlijke vrijheid te regt gesteld te worden, bij aldien de Amsterdamsche regering zich daartegen Diet kloekhartig verzet en hem in hare bescherming genomen had. Vonde 1 zocht ondertusschen een schuilplaats in het huis van zijns vrouws broeder Hans de Wolff, die met zijne zuster Clem en t i a gehuwd was; maar dezen waren zelf met de zaak verlegen, misprezen zijn geschrijf, en rieden hem liever zijne Bering voor te staan dan zich dus in gevaar te brengen; docb hier geene ooren naar hebbende, en hunne bestraffing moede, verliet hij hun huis en zocht lijfberging op de hofstede Scheibeek bij de Beverwijk, toebehoorende aan zijn vriend B a e c k. Ondeitusschen werd zijne zaak op de schouts­rollen bepleit, en kwam van daar op de schepenbank, waar hij tot eene geldboete van f 300 verwezen werd, die hij gewillig betaalde, zonder dat de verdere uitgave van dit treurspel verboden of belet werd. Doch dit was, gelijk Bran d t aanmerkt, met een vosse­staert gegeeseld en diende slechts om het algemeen begeeriger naar dit treurspel te maken, en het eene vermaardheid te bezorgen, die bet anders welligt niet zou verkregen hebben; druk op druk verving elkander, en daaronder met sleutels ophelderende aanteekeningen en verduidelijking van het­geen de dichter bewimpeld gezegd had. Men wil dat het binnen weinige jaren dertig malen gedrukt is; ja zelfs is het in lateren tijd op den Amsterdamschen schouwburg vertoond geworden. De dood van Cornelis Piet ersz. Hooft, en de dood van zijn dochtertje Sara gaf V o n d el in den aanvan e,o. van 1626 aanleiding tot het aanslaan van den treur en de ge­boorte van Willem van Nassau, zoon van Frederik. Hendrik en Amelia van Solms, van den juichtoon. Wij mogen ons noch bij deze, noch bij andere gedichten, die Vondel bij politieke of kerkelijke voorvallen vervaare­digde, bepalen, evenmin de gezangen vermelden, die hij bij elke overwinning van Frederik H e n d r i k of bij het huwelijk van zijne letterkundige vrienden, zooals van Pi e-t e r Cornelisz. Hooft en Helionore H ellemans vervaardigde. In 1628 verscheen zijn treurspel Hippolytus, even als de Hecuba uit S enecaas latijn vertaald, doch de opdracht en een klinkdicht aan den getrouwen Hollander, was zoo klaar, dat het op niemand kon slaan dan op den voortvlugtigen Huig de Groot en tevens hem en Oldenbarneveld afschilderde als onschuldigen ten onrechte vervolgd. De boekverkooper maakte dan ook zwarigheid bet uit te geven, en deed het uit al de gedrukte bladen smjden. 't Kwam echter bij den tweeden druk, toen de tijden veranderd waren, in het licht. Nog voor de uitgave van den Hippolytus had Vondel zich naar Denemarken begeven , ter invordering van eenige schulden. Op zijn terugreis vond hij te Gottenburg Jacob van D ij k , gezant van den koning van Zweden, toen van wege den koning bevelhebber dier stad, een groot voorstander der poezy met Grotius, Heinsius en Seriverius be­vriend. Deze onthaalde onzen dichter op de vriendelijkste wijze en deze vervaardigde bij die gelegenheid het uitmun­tende klinkdiebt: Tot tot van zijne Majesteit van. Zweeden betaald te Gottenburg aan den _Heer Jacob van DO.-Na zijne terugkomst schreef hij zijn beruchten Boeren-Catechismv,s een vers zoo boestig en scherp, dat V o s s i u s toen hij het las, zich niet van lagchen kon onthouden. Het jaar 1630 was weder vruchtbaar in hekeldichten, doch onder alien werd de kroon toegekend aan zijn .Harpoen en Roskam. Het eerste betrof de kerkelijken en in het tweede had de dichter het op de regeering geladen. In den Harpoen, aan Jonk­heer Landeslo t, Heer van Vrijburg, (onder welken naam hij 's lands overheid aanduidde,) las men de beschrijving van een waar predikant, voorgesteld onder den naam van G o d e­fr i e d, prediker in 't vlek van den Heere- Landeslo t. In tegendeel bescbreef hij onder den naam van Wolfaer t, de heerschzuchtige, scheur- en woelzieke leeraars, die zich tegen hunne overheid kanten, oproer onder 't yolk brengen en andere christenen vervolgen. In den Roskam, aan den Frost Hooft, bestraft de dichter niet min ernstig de gebre­ken en slapheid der Regering, de algemeene overdaad in en het toenemen der pracht. Op deze beide dichtstukken volgde de Medaille voor den Gommaristen Kettermeester en Inquisiteur te Dordrecht, waarin de dichter zoo uitvaart, dat hij de Reunonstranten, die hij wilde begunstigen, geeu voordeel velschafte, mar de oude lange verbittering weer en sneer ontstak. Doch geen hekeldiclit van Vondel was scherper en vuriger dan zijn Decretum horribile of Gruwel der l 7erwoestingen, waarin hij op eene rauwe en woeste wijze het leerstuk der voorbeschikking aantast. Al­gemeen was de lof, die hij zich door zijn Lijkoffer aen Maagdenburg, waarin hij de verwoesting van den stad door Tilly, gevolgd van de wraak in den slag bij Leip­ . zich bescbreef, en niet minder door het uitmuntende lierdicht op de Inwijding der doorluchtige school te Amsterdam (1632). Het gelukkig slagen in de Latijnsche poezy bragt onzen dichter op het denkbeeld van zijne krachten te be­proeven aan bet heldendicht. Hij nam Virgilius tot zijn voorbeeld en Constant ij n tot zijn onderwerp en zond het begin van zijn dichtstuk aan' de Groot, die het prees en den dichter tot voltooijing er van aanspoorde. Hij werkte er vele jaren aan, doch verscheurde het, slechts eenige ge­deelten er van behoudende, die hij in andere dichtstukken te pas bragt. In 1635 had G r o t i u s zijn treurspel Sophompaneas of Joseph in het Hof in het licht gegeven, Vondel bragt het uit het Latijn in Hollandsche verzen over, waarbij de Secretaris Mostert en Joan Vichtus of Victorijn, beide ,regtsgeleerden, bijstonden. Deze vertaling droeg de volkomen goedkeuring van de Groot weg. Sedert voerde hij I e p h nog tweemaal ten tooneelen, in Dothan en in Eyypte, welke treurpelen hij in 1640 tegelijk met het eerste uitgaf. Van • zij ne overzettingen van den Dolle Hercules van Seneca, het Kiaag- en Treurdicht van N a s o uit Pon t u s aan Au g u s t u s, en de Herachepping van denezlfden dichter verscheidene Boeken van Luc an us en P a p i n i u s St a-ti ns en de Leerzzngen van Horatius Flaccus, zagen alleen de laatste het licht. In 1637 was de Nieuwe Schonwburg, die Coster 's Akademie verving, volbouwd en werd omstreeks kerstijd van hetzelfde jaar ingewijd door Vondels daartoe opzet­telijk vervaardigd treurspel Gijsbrecht van Aemstel. Dit treurspel en een; ander Maeghden genaamd. (St. Ursula en hare elf duizend maagden, ten onderwerp hebbende,) dat in 1639 verscheen, en aan des dichters geboortestad Keulen, waar men wil dat dit vroorn gezelschap begraven ligt, toege­wijd behelzen verscheidene zaken en redevoeringen ten voor­deele der Roomsche kerk, tot welke hij eerlang npenlijk overging, tot groote verbazing van alien, die hem kenden en wisten welk eene veel gerucht makende rol hij in de Reinon­strantsche geschillen gespeeld en welk een warm voorstander der godsdienstige vrijheid hij zich getoond had. Wat hem tot dien stap bewogen heeft, is niet duidelijk. Sommigen verklaren, dat• hij, na den dood zijner vrouw, het oog gesla­gen had op eene bemiddelde Roomsche wedu we en anders geen leans ziende om haar te behagen, begon te overleggen, of hij met een gerust gemoed haar kerkleer zou kunnen omhelzen; eenige priesters en anderen geestelijken, die er een' hoogen prijs op stelden een man van zulk eerie ver­maardheid als V on de I, in den schoot der kerk terug te brengen, arbeidden zoo ijverig aan zijne bekeering, dat zij eindelijk hun oogmerk bereikten en de ijverige tegenstrever van alle kerkelijke gezag over de gemoederen, de gehoorzame zoon der kerk werd, die dit gezag ten strengste uitoefent en geen de minste inbreuk daarop gedoogt. Deze stap van Vondel verwonderde te meer, daar het huwelijk toch geen voortgang had, dock is, meldt Brandt, een be w ijs dat hij niet geveinsdelijk, maar in goeden ernst het Pausdom heeft aange­nomen. Hoe hetzij ; de volgende dichtsttikken van Vondel dragen meest alle de kleur van zijn nieuw geloof en werden daarorn natuurlijk door hen, die zijn overgang groote ergenis gegeven hadden, op veel minderen prijs gesteld. Het treurspel de Gebroeders, dat hij in 1640 uitgaf, be­vredigde hem echter weer met den meesten. Men zeide, /Mat men in dit uitnemend treurspel de hartroerende taal en de rijzende hoogdravenheid van Euripides bijeen vond". D e Groot schreef heir een vleijenden brief en V o s s i u s, aai wien het was opgedragen, zeide, na het gelezen te hebbent ,,gij schrigt voor de eeuwigheid. "Men mag zeggen (schreef een zijner lofredenaars) dat Vondel omtrent dezen tijd den hoogsten top van den Nederlandschen Parnas had beklommen, dat alien, in vergelijking van hem, nog maar aan den voet van derzelven zich lagers te wringen, vruchteloozen krachten verspillende, ter verkrijging van dat geese, waarmede onze dichter zoo heerlijk versierd was, en waardoor, hij ook boven alien uitmuntte." In 1641 verscheen zijn treurspel Petrus en Paulus, ver­volgens zagen de Brieven der heilige Maagden, twaalf in ge­tal, aan de H. Moeder Maria, die hij Hemelkoningin noemt, opge­dragen, het licht. Het jaar 1645 gaf aan Vondel eene schoone gelegenheid zijn ijver voor het Roomsche geloof aan den dag te leggen door het vervaardigen van een Beuwgetif der Heilighe stede Amsterdam, ter verheerlijking van een mirakel, dat in 1345 zou geschied zijn. Dit gedicht verwekte hem niet weinig vijanden onder de Protestanten, het regende spotschriften en prulrijmen tegen hem, zelfs Hooft gaf zijn ongenoegen in een brief on van Baerle te kennen. Eerlang gaf Vondel een werk van grooten adem in het Licht ge­titeld: Altaar geheirnenissen. Dit leerdicht, in drie boeken, met de opschriften ofereere, oferspijze en oferrande, heeft de Missa ten onderwerp. Hier tegen vatte. Jacob We s— b er b a e n de pen op en schreef en gedicht, ten titel voe­rende : Kracht des Geloofs van den voortrefehlken en vet.-maerden dishier 'host van den Vondel e speuren in de Altaargekeimenissen *fine E ontvouwen in drie Boeken. In 1646 volgde zijn prozavertaling van Virgilius, waar­over Barlaens een zeer ongunstig oordeel velde. uGij hebt (schreef hij aan H n ij g e n s) V o n d e l s Virgilius gelezen, of ten minste gezien, maar zonder leven, zonder merg, en de lenden gebroken. Indien hem Augustu s las, hij zou dezen Maro niet van 't vier bevrijden." Op deze vertaling volgt zijn treurspel Maria Stuart of gemartelde Majesteit, waarin deze als eene vlekkelooze martelares wordt voorgesteld en Elisabeth als een andere Herodias, die Mari as hoofd doet vallen als slagtoffer van haren ijver voor het ketterdom. Ofschoon dit stuk zonder zijn naam en quasi te Keulen gedrukt was, herkende men den dichter dadelijk en betrok hem des wegens voor het geregt, dat hem in eene boete van f 180 verwees. Op het voetspoor van de Groot die kort voor zijn overlijden den vrede tusschen Roomschen en Protestan­ten in eenige werkjes had willen stichten , gaf Vond el er eenige vertaalde uittreksels van, deze onder den titel van Grotius Testament, en beweerde dat die beroemde 22 man Roomsch was gestorven en derhalve ieder vermaaude dat voorbeeld te volgen. Doch men beyond wel hapst dat hij in dat uittrekken niet oneijdig was te werk gegaan en vqrweet hem dit onversaboonlijk gedrag in de voorrede van het tweede deel zijner Ropy. Lang hield bii Pieter de Groot voor den schrijver dezer voorrede, doch het Week dat het een jongmensch was, die Venda zelven dear over zijn leedwesen betuigde. De on. lusten in Enaeland die ten gevolge hadden dat koning Karel I onthoofd en Olivier Cromwell tot protector benoemd ward, gaven hem nieuwe stollen tot hekel— en schempdichten die hem, zoo de Republiek niet met den laataten in oorlog was geweest, nieuwe boeten zouden berokken4 hebben. De vrede te Munster van 1648 gaf hem aanleiding tot een landspel de Leeuwendalers genaamd, waarmede hij 'feel room verwierf, 't,geen ook het oval was met zijn Treurepel Salomo Rau Justus Baeck opgedragen. De aanslag van W illem II op Amsterdam in 1650 ruaakte zijne billijke verontwaardiging gaande, en hij schreef versehei­ demi gediebten, die item en de vermetelheid van den jongen Prins in een hatelijk daglicht stelden, en toen deze kort daarna gestorven was, sohreef bij zijne vertroofting .voor de onnesele an bedroefde ingezoenen van Holland, over d4 dood van ZOSe I;loogheid Prins ?futon den tweeden eta& Under en capitainitnerael der vereenigde Nederlanden its het licht. In 1663 ontving V o n d. e 1 eene openbare hglde, bij gele­ genheid s van het St. Lukas feest, op den 208ten October door een gezelschap schilders, dichters en lief hebbers in de St. Joris Doele te Amsterdam. Men had hem te dies einde plea­ tig geneodigd, aan den maaltijd aan het hooger einde der tafel op een hoogen stoel geplaatst, en een der gasten, (men wil Thomas Asselijn) die Apollo voorstelde, zette hem een lauwerkrans op het hoofd. Hij beantwoorclde dit eerlang met s4ne vertaling der oden en dichtkunst van Horatius aan de kunstgenooten van St. Luca op te dragen tot een blijk zijner genegenheid voor de schoone kunsten en de eer hem bewezen ook vereerde hij in het volgende jaar het St. Lucasfeest met een schoon dichtstuk. Nu volgde zijn treurspel Lucifer, dat hem in groote on­ -aangessaamheden met sommige predikanten bragt, wegens zijne zinnefijke voorstelling van den Hemel en de Engelen. Het gevolg bier van was dat men den Lucifer, na twee vertoo­ningen, van den Amsterdamsehen Schouwburg weerde, 't geen de aieuwsgierigheid des te weer opwekte, zoodat tie ganscbe druk, hestaande uit 1000 exemplaren, in 8 dagen tijds ge­beel werd uitverkocbt en een tweede druk moest worden opgelegti Pc grootste ijveraar was 4e predikant P e,t): 41 ; -twee *ijher NY it te wrou ge I, op, Wien Vondel c141Or paskwillen en een proza eta ( Toofteelschil( voor het goo'nefi_reek° wreekte. In : 1657zag zijn, treurspel Sialmorieus, te gelijk met zijn Voltiberijming (Davids. harpsangen) met eon, opdracht; aan de gewezene koningin van Zwetlen, het licht. - Behalve dezeopdracht vervaardigde Vondel nog ver scheidene gedichten voor deze koningin, voor een van welke (Afzetsel der koninglijcke Prince) hij een gonden keten en medaille ter waarde van omtrent f 500 ontving. De slechte orde, die zijn zoon J o o s t (behalve dezen had hij nog een dochter Anna, die den geestelijken staat om- helsde) op zijn zaken stelde, verzekerde hem bij zijne mende jaren geen kommerloozen ouderdom. Eene tweede . reis naar Denemarken, in 1657 ondernomen om eenige schulden voor dien zoon in te vorderen, had weinig gevolg, doch ook Kier vervaardigde hij verscheidene dichtstukken tot lof van den .lcpning Frederik III, zijne gemalin Sophia en andere aanzienlijke personen, onder den tifel van Parnas can de Belt, te Amsterdam gedrukt. Na zijne terugkomst baarde hem deze zoon, die met zijn vrouw en drie kinderen, om zijns vaders zaten waar te nemen, bij hem inwoonde, door zijn loszinnigheid en onwetendheid veel verdriet. Zoo 6ng die vrouw leefde ging het echter tamelijk wel, doch toen hij, na haren dood met eene vrouw, even loszinnig als hij, in den echt was getreden, geraakte hij geheel en al op het dwaal­spoor, zoodat Vondel met zijne dochter afzonderlijk ging wonen en zijn troost zocht in de bearbeiding der H.tarpzangen i. aIn- dien (zeide hij meermalen tot zijne vrienden) dentroost en de verkwikking der Psalmen niet had, ik verging iu, ellende." Deze zoon verkwistte niet alleen zijn eigen vermOgen maar ook zoo veel van hetgeen hem door anderen was toevertrouwd dat hij op het punt stood bankroet te maken. De eerlie­vendheid van den varier kon dit niet gedoogen, hij betaalde zijn schulden en liet, daar hij uit eigen beweging naar de Wien weigerde te vertrekken, hem door dwang derwaarts gaan. Daar hij hierdoor schier van tales, beroofd was, be-. sloten eenige bloedverwanten van zijn overleden vrouw voor hem een ambt te verzoeken, met het gevolg dat hij den Oden Jan. 1658 den post van boekhouder in de bank van leening op eene wedde van f 650 's jaars verkreeg. Na dit ambt tien jaren waargenomen te hebben, werd hij in Augustus 1668 eervol ontslagen met behotid van zijne jaarwedde en mogt de elf oferige jaren van ziin levee in stillernst doorbrengen. In 1659 gaf hij zijn treurspel jeptha een treurspel, volgens °Brandt, uitnemend in alle deelen in het licht. Op Jeptka volgde nog eene geheele reeks van treurspelen t2* gooals: /coning Edipus uit Sophocles, koning David hersteld, Samson of heilige wraeck, alle in 1660 ; Adonias of ramp-zalige kroonvrucht, in 1661, Batavische gebroeders, Faeton of roeckeloze stoutheit, .beide in 1663 ; Adam in Balling­sehap of aller Treurspelen, Treurapel 1664, ifigenie in Tauren uit Euripides 1666, Zanchen of ondergang der eerste :welt, beide in 1667. Eindelijk besloot hij zipe dramatische loopbaan In 1668, in den ouderdom van 81 jaren, met twee vertalingen nit het Grieksch, namelijk de leniciaansche of Gebroeders van Thebe van Euripides en de Hercules in Traehin van Sophocle s. Behalve de 32 treurspelen, die in openbaren druk verschenen, stelde hij nog omtrent 1638 een treurspel op Messalina getiteld. Eene kwalijk opgevatte meening onder de tooneelspelers, als of dit stuk toespelingen bevatte op zeker Hof en de daarop gevolgde zwarigheden der bestuurderen van den schouwburg om dit stuk te vertoonen, waren oorzaak dat de dichter de voor­naamste rollen opeischte, eenige regels in andere treurspelen gebruikte, en het overige in het vuur wierp. Dergelijke toespelingen heeft men ook in andere zijner treurspelen wil­len . vinden. Slechts weinige van dit groot getal treurspelen ziju ten tooneele gevoerd geworden, en alleen Gijsbrecht van Aemstel heeft zich met eenige verminkingen uitlatingen en bijlapselen op het tooneel gehandhaafd, meer als een finan-tiespeeulatie dan als een bewijs van het groot oordeel der schouwburgbesturen of achting voor den dichter. In 1662 en 1663 gaf hij nog Bespiegelingen van God en Godsdienst tegen de verloochenaars der Goddelijke Voorzie­nigheid, Johannes de Boetgezant en de Heerlijkheid der Berke in het licht. In het laatstgemelde jaar werd de Pa­lamedes zonder dat de kerkenraad zulks kon beletten, opge­voerd en twee jaren later te Amsterdam op Droogbak bij gelegenheid dat men den schouwburg verbouwde. In 1671 verscheen de Herscheppingen van 0 v i d i u s in dichtmaat, een werk dat vooral beroemd is door de Proe­ven van Taal- en Dichtkunde van Huydecoper en de Aanmerkingen op die Proeven van Bilderd ij k. Behalve deze, grooten gedichten, vervaardigde Vondel er nog een bijna ongelooflijk getal kleindere, zoo als itgenzangen, lof-dichten, klenkdichten, meer dan honderd leerdichten, omtrent honderdvijftig bijschriften op of beeldingen van voorname per­sonen en vele andere gedichten van allerlei soort., en bij die alle komen nog vele oude rijmen, die door hem groene en on­rijpe verzen genoemd werden, . en die hij gaarne vernietigd zou hebben, schoon hij moest gedoogen .dat zij in den jare .1644, 1647 en 1650 opnieuw in het licht werden gebracht. Tot de laatste gedichten die van hem het licht zagen, be­ hooren eenige Bijschriften op de Gebroeders de Witt, en zijn allerlaatste gedicht, werd bij gelegenheid van bet linwelijk tus­ schen Sybrand de Flines en Agnes Blok in Sept. 1674 toen hij den oudordom van 87 jaren bereikt had, vervaardigd. Hij overleed den 5den Februarij 1679. Zijn lijk werd in de Nieuwe Kerk begraven. An tonid e s, Vollenhove n, 0 u d a e u , Franc i/u s en anderen vereerden zijne nagedach­ tenis met lijkverzen. tijna geen dichter of hij heeft de sea­ ren ter eere van Vo ndel gestetnd en onder deze behalve de bovengenoemde Hooft, Barlaeus, Vos, Brandt, Wes­ terbaen, de Decker, Viktorijn, Broekhnisen en een menigte anderen. Zijne gedichten zijn dikwerf afzonderlijk met en zonder aanteekeningen in verschillende vormen nit­ gegeven o. a. door Hoogstraten Wester bae n, eindelijk gaf van V 1 o t e n , de Dicktwerken van V. met inl. en aant. (Schied. 1864 2 dn. 4°). J. van L e n n e p, in 12 dln. m. pl. in verband met zijn leven. De Hoogl. Schrant gaf Johannes de Boetgezant (Leid. 1840) Lucifer (Leid. 1856)en Gijsbrtcht van Aemstel (Leid. 1851) met aanteekeningen in het licht. J. F. J. Herman s, Lucifer, Gijsbrecht van Aemstel en Maria Stuart ook met zijn aanteekeningen. van Doorn in c k vernieldt verscheidene zijne anoniem uitgegevene gedichten. In alle bloemlezingen, zoo ale in Shoos Kraam, Apollos harp, Verscheidene gedichten. Blom­krans van gedichten, en die van Siegebeek, Visscher, Alberdingk Thijat, Schrant, van Vloten en ander° zijn ze opgenomen. Lulofs schreef : J. van den Vondel, door geschiedk. in­leidingen ; omschrsyvingen in proza en aanteekeningen in eenige zijner kleinere gedichten opgehelderd en drie proeven van opheldering over den grootsten der Toad. Ned. dichte­ren, A. de Jager gaf minbekende dichtstukken van Vondel en ophelderingen van eenige thans min verstaanbare uit­drukkingen in Vondels dichtwerken. De Maats. v. Ned. Letterk. to Leiden bezit een exemplaar van den Palamedes met aanteek. van Mr. H. A. K r e e t en anderen. Zie Saxe, Onom. p. VI, p. 551 358; Val. An dr ea:s, Bibl. Mtg.;F oppens, Bibi. Belg. T. II, p. 771, 772; P. Burman , Praet. adLucanum p 3; Krantzius, ad Conringiuns, Saec. XVII p. 230; Cat. Bunay. T. L V. II p, 168; Hartzheim, Bibl. Colon. Supplem. p.348, 349 ; Chaufepie; Bibl. d'un liomme de gout, T. I, p. 297, 372;Biogr. Univ.; Moreri; Bibi. gengr. mod.; Bayle. o. h. Alexandre;Oettinger; Bauer; J Ocher, Cony. Lex.; Niederl. Museum (1858)II, 42, 124 ; Lane schone Medals auf den berfihm. Holl. Poeten. v. d. V. nebst list. Erklaerung, in Koechler, Biat. Muntz Belustig. Th. IV. S. 192; Hoogstraten, Luiscius, Kok, Nieuwenhuis;Woordenb. d. Zanient.; Verwoert, Kobus en de Riveconrt, Lev van eenige voorn. mannen en vrouwen. D. I, bl. 294-300 ; Leven von. Vondel voor zijn Poezy (Franck. 1682 2 dn. 4°.); Elet leven van J. V. d V. den Prins der Nederl. dichters; Brandt, Leven van J. v. d. V., van 011efe, Lev. v. .. v. d. V. Alberd. Thij m, Le-vensb. van J. v. d. V. in Smith. Volks Alm. 1869, bl. 151; Wage-naar , Amid. fol. D. III, bl. g45, wools bl. 280; G. van Loon ,Nederl. Historiep. D. III, bl. 283 ; Koning, Slot to Muiden; S chel-tem a, Anna en Tesselsclade, dochters van R. Visacher; van Effen Spect. D. I, bl. 213.111, bl. 244, XII, bl. 91, Hist. v. d. Amster". &hotiwb. bl. 11; Wittewrongel, Dec. Christ. D. II. H. XL; Adv. d. Vad. Kerk. D. II, bl. 173-182; De Zuidhollander, Tads. voor onderwijs en opvoed. 1853; /ustituut 1841 N. 3, 194, 195; Collot d'Escury, Holt. roem; Bidloo, Panpoit bl. 90; Siegen-Veek, Bekn. Geschied. d. Ned. Letterk.; van Kampen, Bekn: Geschied. d. Ned. Letter- en Wetens.; Yp ey Gesch. d. Ned. Tale, ; Snellaert, Schets eener Gesch. d. Ned.'Letterk. (Index);John Bowring, Brieven; Jonckbloet, Ned. Letterk., bl. 213, volgg. van Capellen, Redev. over as verdiensten der Am­sterd., bl. 22 1 Hubert, Chron. lijst; van Hasselt en A. Thijm over Vondel in D. War, Dl. VI. bl. 66; A. de Jager Lof van Vondcl, Lof van Vondel in Alg.. Mag. D. I. bl. 495 ; J. Y lo o svan Athstel, Redev. over J. v. d. V. in Letteroeff. v. h. Kunstgen. Diliyentiae mania; J. de Bosch in Alg. Mag. van Wetens. litinst en Smoak, v. d. S c1 a aft Verh. over het leven en de verdiensten van V. als dichter. Amst. 1827 8; Fransen van Eck, Redev. geh. 16 Jan. 1817 ter aanvaard. van het Hoogleeraarsambt ; - Gestacht Vondel in Nay. 1864, bl. 220; van Hasselt en van Vloten, Geneal. Aanteek. over Vondel in D. War, D. VI, bl. 116; Von dels Geboortehuis in D. War, 1869, D. IX, bl. 86; S. Muller, bijdrage ter opheld. van sonimige gedichten van V. in Jaarb. v. d. Doopsgez. 1838-1839, bl,143; V ondels overgang . tot de Bath. Kerk i in Kath. 1857 D. IL bl. 252, Wederwoord aan J. v. Lenn ep in Kath 1868, bl. 20; Vonde voor Burgemeesteren in Nederl. 1835, IV, 72 ; Prins de Jonge.De betrekking tusschen Rooft en Vondel in D. War. 1870, Dl. IX,bl. 245, 304; Le Portrait de Vondel et un mot sur lui en Bull. Corn. Ram, 1868, IV, 527; Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb., D. VI. Dez. Apollineum, D. I, bl. 91 ; Huydecoper, Proeven van Mal­e» Dichtk. voor ; 3. de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtic.; De Clercq, Verh. ; A. Simons, over den aanleg van Vondel en zone poesy met die vau Cats en Hoof? vergeleken in Mnemos. D. XI, (1)bl. 153 ; Siegenbeek, Verhand. goer de dichterl. verdiensten van V., in werken d. Bat. Moats. v. Teat en Dichtk. D. H; Andricssen, Atom. bl. 185; van Iperen, .Kerk. hist. v. h. Psalmgez. D. L bl. 182; L. G. Visscher, over het herstel en de invoering d. Ned. tail. bl. 99; Naamlozzana, bl. 19; van A 1ph en. lnleid. tot Riedels Theerie, bl. XV; De Bosch, Verb. in Teylers Genoots. St. bl. 47; Alberd. ThUin, Vondels dichterlijka moraliteit in D. War Ix, 458; v. H a 11, Redev• over I. v. d. Y. als sohrijver in ondicht in v. Kampen en de Vries, Holt. Mag. bl. 157; J. ten•Brink, het .Lan el van V. in GMs 1864, IV, 102; P. v. Campen, Dis­seri. de Ago Vondelic, Poeta tragic°, L. B. 1819, 4, Ha e, t Comment. de Graecae triigaediae ratione 'et nottissima Vondelii Tabula Gijsbrecht van Animist Trai. ad Rhen. 1821; G. Pare au, Lucius s, Nadi­yanks, Ibid 1822 8°. Redev. over Vondels Treurspel, Gijsbr. v, Aimstel,. in Apollin, D. I, bl. 1; B ar b az Schouwt. D.N. 1; Tooneelkijker. D. II, bl. 211, 214, 231-236 Mr. Q. de Flines, Geschiedk. Aanteek. over Gijsbr. v. Aemstel ; 'Parodie of boertige sbeerklanken, op de Tusscliensprake met Ggsbr. v. Aemstel en den Bode ens.;, .4lleenspraak van G:Iser. v. Aemstel boertig berifmd. zveerklank. op Gifsb. v. Aemstel. Ailleenspraak; Amseels stedernaagd starende op de Hulpbeurs, ease Parodie op de alleenspraak v. Gijsbr. v. 4emstel; (1845) A. Hagen, die . Trauerspiele Joost v. d. Vondel in DeutschMuseum 1867. Th. II. S. 417; A. Glaser, J. v. d. V. and seine Lucifer in He wig, Archly. 1857. XXII, 119; Warnsinek, lets over het karakter der Hoofdpersoneu in den Lifer, in Vad. Lettsroef. voor 1821. Mengelw. bl. 550; Macquet, 'Corte besehauw, v. d. Lucifer in .Proeve van Dichtk. Ldteroef. D. III; .J. L an ts, over J. v. d. V. in zain Lucifer in Sch n11 en van der Hoop, B4dr. tot Boek-en Menschenk. D. I. bl. 109; Vendels' Lucifer, eene Pclitique Allegorie in Dr. Volks alm. 1850, bl. 259; Vandel in eenige van zijn vrouwenkarakters, eene bijdrage tot billijke warrddeering van 9s dichtcrs dramal. kunstwerken door A. J. Kok, Amst. 1804; E. J. Potgieterhet Bajlcs museum to delmsterd. in Gids 1844 ; (Vonders streven op Lyrisch en Dramatisch gebied, zonder eenig nasbluik van Epitheten; Bakhnizen ten Brink, Vondel met Roskarn en Rotnmelpot inGids, 1837, Den Beer Poortngal, J. v. d. V. uit zajne kleine gedichlen geschetst; Adams Antwoord tegen J. v. d. V.; over Adam in Ballituja. 1664, 1672, door J. P. Beelthouwer- Lulofs, drie Proeven van opheld. v. d. grootsten der Vad. Ned. dichters enz.. Mull e r, Cat. v. portr. ; Snellaert, drie autographen van V. Grafteeken in Denker D. X. 1872, bl. 33, 145 ; Standbeeld en Vondelsfeesten in Ned. Sped. 1864, 1867, bl. 340, 355. D. War, VIII, bl. 229. Tijdspiegel 1857, II. 472, 1868. I. 142. Europa , 1867. Schotel, Comm. de merices. B. Huydecoperi; Abcoude, Arrenberg, M u 11 a r, Cat. v. portr. - VONDEL (WILLEM VAN DEN), broeder van den vorige, in 1599 geboren, was rechtsgeleerde en dichter. Hij stu­deerde te Leiden *) in de regten, deed met Ja cob B ae ck eene rein door Frankrijk en Italie, promoveerde te Orleans en overleed op zijne terugreis aan eene slepende ziekte in 1628, Men vindt van hem een klinekdicht voor Jerusalevs verwoest van zijnen broeder. Het door hem te Siena op een wedloop aldaar gehouden vervaardigd gedicht is verloren ge-raakt, doch zijn dif8dayt op de Alpen singende .genomen van Italie is door van Len n e p medegedeeld. Zie Vondels werken (uitg. V. v. Lenne p), D. I. bl. 10, IIbl. 455'6, -661, 662, 663 VONK (L. C„) gaf in het lieht : Geschiedenis der Landing van het Engelach-Russisch Leger in Noord-Holland, 2 dn. m. pl. gr. 8°. Amsterd. 1802. VONK.) te Middelburg geboren, schilderde kamers, tafereelen en andere voorwerpen, in den smaak van Aar t Schouwman. Zie Inimerseel. a) Mogelijk is hij dezelfde met G n i l iel mus Von clelins van Amsterdam, in 1622 student te Leiden geworden, doch dan ward hid in1602 geboren, w jl bij toen 20 jaren mid vas. Zie Alb. Slack • p. 167 VOOGD ( ), een graveur in zwarte kunst, van wiens werk een prent vermeld worth, voorstellende een Boerenka­mer ; vooraan een zittende boer, die rookt, regts een, die zijn water loost, links van den achtergrond drie kaartspelers en een die rookt. Deze prent is zeer zeldzaam. Zie Kra mm. VOOGD (HENDRIK) sou in 1766 of 1767 te Amsterdam geboren zijn. Reeds van zijne kindschheid af, gaf hij een besliste neiging tot de teekenkunst en maakte zoo op de Stads-teeken-akademie als onder de leiding van J u r r i a an Andriessen groote vorderingen. In 1788 stelde hem D. V e r s t e e g h en andere vermogende kunstvrienden in staat eene reis naar Rome te cloen, minder om zich te oefenen dan wel om de Italtaansche landstreken en overblijfselen van bonw- en beeldhouwwerk te bestuderen. Van de vrucht hiervan werden door hem op de Amster­damsche Tentoonstelling van 1810, 1814, 1816 1825 geex­poneerd. In het paviljoen te Haarlem is van bem een Landschap met bufels .opkomend onweder. Te Rome werd hij de Hollandsche Claude Lorrain ge­noemd. Hij heeft ook zeer fraai zes stuks hiatorische land­schappen met figuren geetst, (Romae 1793), was Bidder der Orde van den Nederl. Leeuw, Lid der 4e kl. v. h. Kon. Ned. Inst. en van de Akamie van beeld. kunsten te Am­sterdam. Hii overleed te Rome den Pen Sept. 1839, in den ouder­dom van 64 jaren. Zie van Eynden en van der Willi-gen; Immerseel,Kr amm. VOOGD (LEONARD DE), Pensionaris te Delft, werd in 1588 door den raad van State aan den koning van Schot­land geionden, ten einde de eischen van den koning ten behoeve van eenen kolonel Stuart, zoo niet weg te nemen, ten minste te verminderon. Hij reisde over Engeland, ban­delde daar met Wal Bingham ten nutte van den Staat en tevens met Douglas, waar door het hem niet geradeu was naar Schotland te gaan. Hij keerde naar huis en vertrok toes met van der Warck, zij spraken den koning, deden hooge bet uigingen van het regt van den Staat en eindigden de zaak naar wensch. In het volgend jaar dempte hij door zijne wijsheid en be­scheidenheid den zorglijken twist tusschen de burgerij en het Engelsch garnizoen in den Briel, in 1594 werd hij lid van den hoogen raad, en in 1600 naar Friesland gezonden ter demping van t wisten en be w ees aldaar vele diensten. Hij stierf in 1602, na zich als regtsgeleerde grooten roem te hebben verworven. Zie Wagenaar ; V. H. D. VIII, bl. 298, IX, 429, X, 23. S c h e 1-t e m a, Staatk. Ned. Kobus en de Rvecourt; Verwoert. VOOGD (NixoLAAs DE), Burgemeester der stad Arnhem, was in 1618 afgevaardigde ter Algemeene Staten van wege Gelderland. Hij vergezelde Prins Maurits naar Utrecht ter behandeling van gewigtige zaken. Hij woonde de ondervra­ging van de Staatsleden H oo g erbe et s en de Grootb ij en was een der gedelegeerde rechters van Olden b a r n e v el d. Vondel zinspeelt op hem. Zie Wage naar, Y. H. D. X, bl. 223, 289, 340; Leven v. Oldenb. bl. 70; V on de ls werken (volg. v. Len n e p), D. II, ht. 515. VOOGHT (Ono DE), advokaat te Delft, maakte zich eenigen naam door gedichten te schrijven en in verschtllende rijmbundels, o. a. in 't verheerlijkt Nederland, Bloemkrans van versch. Gedichten, enz. vocir de werken zijner stad- en tijdgenooten. Hij was ook wel de meeste en onder deze met V ondel zeer bevriend. Hij gaf in 1662 te Delft een blijeynd-spel getiteld : de verliefde Jager onder de spreuk mundus ex opposites. kl. 8°. Ook was hij een beoefenaar der Latijnsche poky. Zie Witsen Geijsbeek, B. I. C. Wb. D.VI. Schotel, Tilb. avondstond. bl. V on d.werken (very. v. L e nn 644 D. Xl. N. 6. VOOGT (CLAES JAwsz), een verdienstelijk wiskundige, on­derwijzer in dit vak te Amsterdam, die o. a. Euclides ver­taalde ; ook is hij schrijver van: Groote nieuwe en vermeerderde Zeeatlas. Amst. 1682, 1684, 2 dn. fol. Ligtende Zeefakkel. Amst. 1682, 1684, 2 dln. fol. De nieuwe lichtende Zeefakkel. Behelsende de zeekaarten van Holland, Friesland, Holstein enx. alsmede de Beschrijvinge van Havenen, Baaijen, Reeden enz. vergadert door wijlen Claes Jana Foogt, zijnde deze druk merkelijk vermeerdert door Gerard llulst van Keulen. Am-t. 1788, 2 d. fol. Onderwlys van 't quadrant. Amst. 1714, 4°. Tafelen van Sinus, Tangens en Swans of van de Snij-en Raaklijnen, de Hoekmaten met de Logarthmus, 1685, MORO verbeterd graadboek, 7°. Zie Abein de, Naamr. bl. 392, Arrenberg, Naomi. bl. 556; Verwoert. VOOGT (W. DE), was schreef: Aanmerkingen over verscheiden stolen met een voorrede van L. Haas, 's-1 age, 1757, 4°. Zie Arrenberg, bl. 557. VOOGT (G.), dichter uit de eerste helft der 18e eeuw. Zijn gedichten zijn verspreid. Men vindt ze o. a. in Par­nassus Kunatkabinet of verzameling van weergalooze Dick­stukken, Amst. 1735. Zie H erin ga, Lijat van Diehters, bl. 84. VOOGT VAN RIJNEVELDT (J. DE) schreef: Historic van den oorlog in Spanje en Poortugael. Amst. 1710. 2 dn. Laatste oorlogen in Spanje en Portugal. Amst. 1740, 2 dn. 8°. Zie Abcoude, bl. 392. VOOGT of VOOCHT VAN RIJNEVELDT (HENRIcus), burgemeester te Utrecht, onderteekende in 1577 de Unic van Brussel. Zie B on dam, onuitg. Stukken, D. I. bl. 215 ; Groot plakkaatkvan Utrecht, D. III, M. 174; de Jon ge, Unie van Brussel bl. 152; Nob. des Pays-Bas, T. 1, p. 22-47, 590 Suppl. p. 112. VOORDA (BAviUs), oudste zoon van J a co b u s Voo rd a, (die volgt) werd den igen Julij 1729 te Franeker geboren. De wader zelf nam de taak der opvoeding van zijn zoon op zich .en was ook zijn leidsman, toen hij zich van 1746 te Utrecht beyond om in de regten te studeren. Na nog een jaar het onderwijs van T i b. He msterhuis J. C. Ruckert en A. Weiss te Leiden genoten -te hebben, keerde 114 naar Utrecht terug, waar hij den 3011ten Septem­ber 1751, na het verdedigen zijner Dissertatio de Vadimonio, doctor in de regten werd; Terstond begaf bij zich nu naar Leeuwarden, waar hij zich als advocaat vestigde. Vier .jaren later werd hij in plaats an Trotz tot hoogieerair in de reg-ten te Franeker .benciemd €n -Meld aldaar den rien Sept. 1755 zijn oratio inaug. de vinculo quod inter Theoreticum et Frac­tieum juris studium, intercedit non solvendo. In 1765 weed hij te Leiden benoemd tot opvolger van Gerhews Scheltinga, nadat Herm. Cannegieter dien leerstoel had afgeslagen en den 24sten Junij aan­ vaardde hij zijn ambt met eene or. plus esse praesidii in bOnis - iureconsultis quam in iptis legibus. Tweemaal, in de jamb 1789 en 1781, bekleedde hij aldaar den post van rector en legde dien in P169 neder met eene or. de Aemilto Paptniano seu Icti et viri optimi forma in Aetnilio Papiniano sptctata en in 1781 met een or. de Sapientia Regis quon­dam Hebraeorum sapientissimi juridica. In 1776 deed hij eene reis door Frankrijk en bezocht Parijs, Lion en an­dere steden. In het jaar 1788 werd hij, wegens. door hem gemaakte zwarigheid tegen de toen gevorderde politieke ver­ klaring, met behoud nogtans eener behoorlijke jaarwedde, door Curatoren van zijn post ontzet ; welk ongelijk kort na de omwenteling van 1795 hersteld werd. Hij hervatte nu den Tien Mei zijne vorige waardigheid met eene or. de libertate sentien di dicendique Jureconsultis proprea et in Pa­piniano spectata. Hij overleed den9den Julij 1799. Zijn of beel­ ding is door T h. 1( oning gegraveerd en later door R. V i n­kele s voor het Vervolg op de Pad. Hist. van Wagenaar. Zijne schrifteu zijn : Dim. lurid. de 1 7 athmonio Traj. ad Rhen. 1761, 4°. ook in F e 11 e n b erg, Jurisprud. antiq. T. II. N. XI. De in­houd er van vindi meu bij Schott, un parteyische Kritik. T. IV, p. 5, p. 265 volgg. H a u b o 1 d noemt deze oratie in Epicrisi ad Heinecci Antiquitates p. 949, klassiek. Oratio de are legislatoria ex tabulis Bornanorurn decent viralibus comparanda, publics dicta Franequerae. Cal. oct. 17 62 quum magistrate academico abiret. Franeq. 1768 4°. door It in notis ad Fabricii Bibl. Graeca. T. II. p. 36 (ed. Harlesii) geprezen. Oratio inauguralis qua docetur plus esse praesidii cet L. B. 1765, 4°. Zie over deze or. Bibliotheque des sciences et des Beaux Arts. T. XXIII, S. I, p. 579. Papinianus, sou optimi Jcti cet L. B. 1770, 40. Met een Lat. gedicht, van Wet stein ook to en vinden diens Carmina p. 94, seq. (Tani a Costa Praclectiunes ad illustriores quosdatn titulos locaque selecta Juris Civilis. Edidit nottsque illustravit Bavins Voorda L. B. 1773, 4°. Voorafgbgaan door een Epistola ad Meermannum. JO. Beucker, Rerum in 8upremum Frisiorutn curia Judica­tarnm fasciculus. Contulit ad autographum, emendavit, notisque necessaries et praefatione Belma instruxit efuss exo (ilia »epos Bavius Voorda. Leov. 1782, 4°. Oratio de Sapientia Regis cet. L. 13,1782, 4°. geprezen in Bal.-Beig. T. II, p. 546. De crimineele ordonnantie van koning Philips van Spanje taatsten Graaf van Holland, ten dienste van zijne Neder­landen uitgegeven Fransch en Nederduitsch naar de ooi — spronkelijka drukken van den jaure 1573. Verzeld. van eene verhandeling over het versiand van de ordonnantie op den Stijl van procedeeren in Crimmineele Zaken. Alitagaders van ..danteekeningen door Mr. B. Voorda, Leiden 1792. Over dit werk zelf. Algem. raderl. Letieroefen. 119, N. 7, p. 293. Brigiwis­seling van Rechtsgeleerden over de aansiaande Nederl. retgeving. D. IV, bl. 338. Van der Linden, Rechtsgeleerd. Praktikaal en koopmans landboek. B. III, D. 2, Sect. 2 § 1 not 1. Thesium Controversarum juxta Seriem Digestot um Decades °ego et vigenti. Accedit Dissertatio ad L. VII 1. Dig. Soluto natrimonio, etc. nee non Lectionum Tullianearum Tiber singularia. L. B. 1796, 8°. Zie Kunst en Letterbode N. 7797, N. 162 Comment. Societ. philol. Lips. a Beckio curatis, T. I, P 1, p. 136, Sq. Perhandeling over het krijgsgerigte der Friesche en Nas-sausche Regimenten, regt houdende to Leeuwarden, geschreven door een .Friesch Hoer aan zijnen vriend in Holland, 1774. zianmerkingen op . OvertjsseAch stedelijke bezwaren, vooral die van Zwol, door v, A. Hollandua, 1786. Hij bewerkte en had reeds voor het grootste gedeelte voor de pers gereed gemaakt: Oud Nieuws of Afiesieve van Z. D. H. Willem V aan de Heeren Staten Generaal van den 17den Jan. 17 80 over de vermeerderiug van Land- en Zeemagt over de bepaalde of onbepaalde convoyen en over de gewapende Neutraliteit en verzeld van aanteekeningen en ophelderingen van voorzeide Memori. Zie Saxe, Onom. T. IV. p. 134; Vriemoet, .4th. Eris. p. 874 ;Te Water, Appendix Narrationis de rebus prosperis et adversis Acad.Lugd. Iiatay. p. 134 ; seqq. Ha u bold, Inst. Jur. Rom. liter.; B aur,.11W14; Neus Gelehrte Europa p. 891-894; Pa quo t, Mem. T. VIII,p 248, 249; van Kampen, Gesch, der Letteren D. II, bl. 819;Verzatneling van Placcoaten, Resolutien en andere stukken, betrekkinghebbende tot de gebenrtenissen in de maand September 1787 en veruol_Bens in het Gemeenebest. der vereenigde Nederlanden voorgevallen, D.VII bl. 309, D. X, bl, 118-162; Yaderl. gist. ten vervolge op Wa­genaar, D. XX, bl. 292 ; D. XXX, bl. 20 volgg. D. XXIII, bl. 189,241; v. Do orninck, Anon. en Pseud. N. 64; 5916; Nieuwenhuis, Woordenb. d. Zamenl ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt;Muller, Cat. v. portr.; S iegen beck, d. z. H.. D. I, b1.283,323, 341, 342; D. II, bi, 213, 214; Scho te 1, L. H. VOORDA (GERARD JAcoB), noon van Jacobus Vo or d a en Petronella van Beucker, werd den 29 840 a Junij 1782 te Utrecht geboren, studeerde in de godgeleerdheid werd later rentmeester der geestelijke goederen en burge­meester te Leeuwarden . In het staatkundige andere gevoe­lens dan zijne broeders toegedaan, trof hem in 1795 het lot der afzetting. Sedert leefde hij ambteloos en voegde hij bij zijne overige studien de penningkunde. Hij heeft het kabinet van de hoogeEchool te Leiden in 1800 gerangschikt en self geen onaanzienlijke verzameling bijeengebragt. Later is hij tot Archivarus van Laeuwarden benoond en heeft een Register van 4rchiven, Stukken en Documenten, liggende in de Stads itrchivekas, aldaar in 1803 uitgegeven. Hij overleed den 6den Febr. 1806, het stadsweeshuis te Leeuwarden als erfgenaam nalatende. Bij al het zonderlinge dat van hem verhaald wordt, deelde hij in de algemeene achting. Nog gaf hij in bet licht : Vertoog over de verborgenheyd der Godtaligheid en over de Godepraak van Lased met eene proeve over 1 Joh. V ; 6-8. Leeuw. 1778, 8°. Ezerctiatio de ritate patriae vera virtute etc. Leeuw. 1784, 8°. De Israelitische Godsregeering, over den ski der b1. Schrift 2e verm. druk. Leeuw. 1800, 8°. Verhandeling over de straf van den Doodslag in Genesis en over het Eeuwig Priesterschap van Melchszedok. Leeuw. 1803, 8°. • Met voodige ophelderingen en Byvoegsels, 1804. Noodig bericht over de geestekke goederen der stad Leeuwarden ter verd. van den eer der voorouders. Leeuw. 1790. Zie de Wal, de Calr. Frisior. Jurecons. p. 381, 862; Eekhoff. Bibl. v. Leeuw., bl. 21, 237, 249. v. Do o rn in c k, Pseud. en Anon. N. 504; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. D. 11, bl. 126; Nieuwen• huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. VOORDA (JAcons), zoon van Jo o s t Voord a en Maria Surin gar , werd den 1 Pen Januarij 1690 te Harlingen gebo ren, studeerde sedert 1713 te Franeker onder Zacharias Huber en We sten b er g in de regten en verkreeg aldaar den laten Julij 1718 het meesterschap, vestigde zich vervolgens als advocaat te Leeuwarden, werd in 1723 Lector in de regtsgeleerdheid te Franeker, in 1727 buitengewoon en in 1730 gewoon hoogleeraar aldaar. In hetzelfde jaar verwisselde hij deze standplaats met Utrecht, waar hem in 1737 behalve het onderwijs in het Romeinsche ook dat in bet vaderlandsche regt werd opgedragen. In 17 34 en 1754, bekleedde hij het rectoraat; den 15deR September 1760 deed hij afstan.:1 van zijn post en keerde hij naar Friesland terug. 14 overfeed den 201ten Jnnij 1768 to Leeuwarden, bij ztne vrouw Pe tronella van Beucker drie zonen Ba vius, Jacob Gerhard, en Joan Hendrik nalatende. gaf in het Licht : Commentarius ad Legetn Falcidiam et Dissertatio de le­gato Partitionis. HarUngae, 1730, 8°. Dit, werk werd zeer geroemd in Acta Lips. A°. 1731 p. 7 seqq. en a. 17 37 p. 446, Haubold, Instil. zur Rom. Literat, p. 26. Oratio de Prudenlia Rotnanorum in condendis XII tabu­larum legibus. Traj. Bat. 1730, 4°. Interpretationes et emendationes Juris Romani, Traj. ad Men. 1730, recognita,insigniteraucta et in tree libros distincta quorum .tertius plane novuo. Ibtd. 1768, 8°. Oratio pro Decretalibus .Pontificum Romanorum. Ibid. 1735. Justitiae sacerdos sive oratio de Jureconsulto, viro bono, dicta Trajecti a d. VIII Cal. Octobr. 1736 quum Herman-nuns van Vianen supremis utroque in jure honoribus publics solenniter ac majorum more ornaret. Ibid. 1336 4°. Diferenfiae Juris _Romani et Belgki secundum ordinem Digestorum Ibid. 1744, 8°. Elyectorum liber singularis. Ibid. 1749, 8°. Z. Vilckenaer, Dies. de Peculio quasi castriensi .S. p. 7. Sqhatt, unparteyische Critik. uber Juridische schrif­ten Th. I, S. I. Orationes duce de Prudentia Romonorum in condendis legibus XII tabalarum, gevoegd bij Electorum liber. Oratio de iis, quae a jurercconsulto vero et justitiae sa­cerdote exiguntur, dicta Traj. 1736, cum 1. J. van der Steen et J. van Rheden, Juris utriusque doctores more ma-forum renuntiabat. °ratio in Jus Justinianeum, dicta die 28 Marta 1755, cam fasces academicos iterum deponeret. °ratio de utilitate, quarn habet are nostra, dicta Trajecti die 7 October A°. 1756. cum F. J. van tertreenen et J. H. Voorda, more majorum juris utriusque doctores renun­tiabat. Hij beoefende in zijn jeugd ook de Latijnsche poezy,. blijkens zijn Carmen, hexametris. scriptum in honorem Seb Fridag A.o. 1710 publics disputantis. Tot zijne nagelatene schriften behooren Notae quam plurimae ad edit. Corp. Jur. Rom. a Gothofredo carutam No. 1626. Notae ad Muideni compendium Institutionum. Notae ad Westenbergii Principia furls secundum ordinem Fandectarum. Nome ad Heinecci elementa. Node ad Heinecci 4ntiquitates. Notae. Syntarna. Notae ad Hubei pradectiones. Notae ad Sandii Decisionea. Notae ad Statuta Frisiaca etc Praelectiones ad Panda- gas cot Zie Saxe, Onom. T. VI, p. 461, 736; Vriemoet, AM. Eris. p. 812; De Wa 1, de Clar. Eris. jurecons. p. 378, 499; H au bo ld, inst. Jur. Rom. Liter p. 200 ; Heringa, de auditorio ; D ra-kenborgh, Notae, ad .Livium L. I, C 40 § 3. IL CannegiekerFragmenta Veteris Jurisprudentiae, p. 35, Paquo t, Mem. T. VIII, p.246, Mnemosyne door Tydeman en van Kampen, D. VIII, bl. 131; Aanspraak aan de Vergad. der Meats. v. Letterk. 1818; Nieuwen­huis V er woert; Kobus en de Rivecourt; Eekhoff. Bi6L Leeuw. bl. 39; Mu11e r, Cat. v. Portr. VOORDA (JOHANNES HENRICUS), broeder van den vorige, werd den Pten Juni 1732 te Utrecht geboren, studee;de aan de hoocreschool aldaar under Petr us Wes se 1 in g , Joannes Fridericus Reitz en aim!' vader en werd:7 Oct. 1756 door dezen, more majorum, in de regten gepromo­veerd, bij welke gelegenheid hij een oratiuncula hield de jure ex ipsis fontibus hauriendo, non ex turbidis interpretum et commentatorum rivulis. Bij zelf verdedigde een dissertatio de transmittenda haereditate paterna ex jure Digestorum. Hij vestigde zich te Leeuwarden als advokaat, werd den Widen Junii 1767 hoogleeraar in het burgerlijk regt te Utrecht en hield den 27den November eene or. de juri8 civilis scientia et interpritutione pulcerrima sed dyficili. Den 244" Maart 1774 legde hij zijn rectoraat neder met eene or. de his, quae illustris, Oro:jut; in prokgornen4 ad historiam GothOrum, Vandalorum et Longobardorum contra jus civile Romanum .primo loco acting . et de praelationey pant loges Visigothicae aped quasdam gento sortitae fuisse ibidem dicuntur. De burgerliiike geschillen in 178.7 rukten hem uit dezen kring, zoodat hij genoodzaakt was zich buitenslands te begeven en in 1789 tot ballingschap verwezen werd, welk vonnis in 1795 weder vernietigd is. Hij hield zich in dien tusschentijd op te Gent eu te Brussel. Ondertusschen was hij voar het vonnis werd opgeheven te Utrecht tot lid van den raad en te Leeuwarden tot raadsheer van het hof van Friesland benoemd, dock hij gaf de voorkeur aan het Professoraat in het burger­lijk en hedendaagsch regt, hem in 1797 door Curatoren van de - hooge school te Franeker opgedragen en hield den 27 8teu Nov. 1797 zijn inaugurele redes de Longobardorum legibus in regno Neapolitano jure brustinianeo, non praplatis tled port­positis en legde den lOden Junij 1799 bet rectoraat neder met eene or. de praelatio in Anglia Jun Justinianeo Normannorum legibus. Na den 25sten Junij 1802 zijn ambt nedergelegd te hebbeu hleef hij tot in 1809 te Franeker, en vertrok van daar naar Leeuwarden, waar hij den 29sten Maart 1814 overleed. Behalve de genoemde orationes gar hij nog twee andere de eene; waarin aangetoond words sedulum Juris _Romani cultorem etiam viri Boni moribut imblui habita Trajecti die , 28 Oct. cum Joh van Lith de Jeude et Frid. Saxe more majorum furls dootores renuntiaret; de andere, 81 Mei 1786 uitgesproken, heeft tot onderwerp: Vetere* jureconsultos &- mama etiam in enchain° Repubilicae statu et contra per­ ditorum hominum quamvis principum, injurias, voluntate con­ stanli et perpetuo inslitutum viri bona intrepidos sustinuisse, toen hij Egbert Westenberg more majors aummoa in jure honoree con, erret. Zic Saxe, Onom. p. 190; De Viral, de Claris Eris. .Turec. p. 387 seq. A. G. Camper Redevoering bg de inhuldiging van het Athenaeum te Franeker bl. 77; N. G. van Kampen, Gesch. d. Letter.- en Wetens. D. IL bl. 319; Nieuwenhuis; Woordenb. der Zamenlev, Ver­wokrt; Kobus en de Rivecourt. VOORDAAGH (J). Van hem bezitten wij twee tooneel­stuk ken. De dood van Cesar, trap, gev. n. Is. Tr. van Voltaire Amst. 1734. De dood van Simararus Trib. Acid. 1742, 8°. Zie Cat. d. Made. v, Ned. Letterk. D. I, bl, 215. VOORDE (J. G. VAN), een kunstenaar van wien wij alleen weten dat er Gezigten van Haarlem van hem voorkomen. Zie Cat. d. van K. &aan. Haarlem 1852, bl. 2; Kramm. VOORDE (PIETER VAN OF VAN DE), middelmatig graveur, wiens werken, zoo ale Pans Clemens X in 4°. voorkomende in den Hollandache Mercurius. Haarlem 1671 d. 21, en Louisa van Nassau, Gemalin van Brandenburg in fol. (naar C. Vissche r) die Kramm voor copijen houdt. VOORSWERDE (BERTELNEUS VAN), een burger van Utrecht, koos in de geschillen tusschen David van B o u r g o n d i e en Gysbrecht van Brederode, de zijde des eerstge­noemde en werd diensvolgens in 1456 voor zijn levee lang ter stad uitgebannen ; terwijl daarbij bepaald werd, dat hem nooit zou worden toegestaan, met eenen nieuwen Bisschop weder in te komen. Zie Bur m a n, Utrechts Jaarb. D. I, bl. 314. VOORDE (CoRNms VAN DE), stadsgeneesheer te Middel­burg en de eerste lector in de ontleed- en heelkunde aldaar. Ook was hij examinator van chirurgijne, die zich in dienst der 0. I. Maatschappij begaven. De la Rue noemt hem, veen man van beroemde bequaamheid in zijne kunde." Bij gelegenheid zijner benoeming tot Lector hield hij eene oratie in de A natomie-kamer te Middelburg over de natuur en het wezen, de onderzoekers en vinders, de noodzakelijk­ heid en lof van de konst van Anatomic. Middelb. 1659. Ook gaf hij in het Licht : Nieuw lichtende fakkel der chirurgie of hedendaagse heel­kunst 4°. meermalen uitgegeven, o. a. te Middelburg 1686, door den schrijver vermeerderd, en na zijn dood met aantee­keningen en bladwijzer door Dr. An ton i u s de He ij d e. Hierbij is gevoegd chirurgyns of Heelmeesters zeecompas, leerende hoe men op zestien strekem de genezing der gevaar­lijkste seheeps- land- en legerziekten gelukkig bezeilen zal. 4°. ook Amst. 1719, 1740 8°. Den 2 listen Nov. schonk hem de Regeering van Middelburg f 300 voor gedane diensten in den pesttijd. Zie F. G r u w a r t d s, Ampliatie enz. bl. 86; Naekte ontdekk. bl. 59,Gelett Zeel. bl. 105; Abcoude. VOORDUIN (J), lid van het Schiedamsche Genootschap Vlijt volmaakt. In de Proeven van Poezy van dit Genoot­schap, Leiden 1781, viudt men eeDige proeven zijner poezy. Zie v. d. A a., t. a. p. VOORHELM (GEORGE) was in het midden der 18e eeuw een der eerste bloemisten van zijn tijd, met veel praktischen kennis, theorie en wetenschap begaafd. Hij schreef een werkje over de Hyacinthen, waarin hij al wat er toen over die plant bekend was met de vruchten van veel eigen onderzoek en genie paarde. Zie Oorsprong en geschiedenis van den Bloemhandel in het Nieuw Ar­rondiss Weekbl. van Haarlem 1860, 20 Maart, n 7. VOORHELM. (PIETER), in 1620 bloemist te Haarlem, was de eerste, die de dubbele Hyacinth teelde. VOORHOUT (JoANNEs), aan den Uithoorn bij Amsterdam geboren, had tot leermeesters.C. Verbout te' Gouda, een binnen­huis en Johan van Noord te Amsterdam, een historic- en por­tretschilder. Twee jaren na zijn huwelijk (1672) vertrok hij naar Frederikstad, waar hij met opene armen werd ont--vangen. Op aanraden van J u r i a a n Ovens begaf hij zich kort daarna naar Hamburg en vond daar' toereikende midde­len van bestaan. Zijne vrienden verlangden weldra zijne terugkomst te Amsterdam ; hij gaf aan hun wensch gehoor 23 en begaf zich derwaarts. Ook Kier waardeerde men zijne kunst hoog, doch daar hij zoo vlijtig en vlug werkte, gaf de vermenig­vuldiging zijuer schilderijen aanleiding dat zij zich niet op haren vroegeren prijs, overeenkomstig hare uitstekende verdiensten, konden handhaven. Zijn voorstellingen zijn meest alle aan de gewijde gescbiedboeken en fabelleer ontleend. De dood van Sophonisba rekent men onder zijn kapitaalste stukken. Op de verkooping van zijne nagelaten kunst waren twee stukken van zijn penseel: Salomon en de koningen van Scheba en Aha8verus e4 Esther. Hoezeer hij in het portretteren slaagde, blijkt uit het fraaije portret van Ds. J. Colleru s, door 3. Gole, in mezzo tinto, piano in fo, naar zijne schilderij in koper gebracht. Hij overleed in 1710. Zijne weduwe liet in 1723 zijn nagelaten kunst verkoopen. Zie van Eljnden en van der Willigen; Immerzeel;K ramm. VOORHOUT (JoHA.NNEs), zoou of broeder van den vorige, beoefende mede de schilderkunst. K r a m m vermeldt zijn door hem zelven geschilderd portret. Zie Immerzeel, Kramm. VOORHOUT (MARIA DUYST VAN), Barones van Reede vrijvrouw van Renswoude en Emmikhuizen, vrouw van Mijnsheerenland, Moerkerke en Middelharnis, weduwe van Frederik A d r i a a n, Baron van Reede, vrijheer van Rens­woude en Emmikhuizen, benoemde het ambachtskinderbuis te Utrecht en de weeshuizen te Delft en 's Rage tot hare eenige erfgenamen, zoodat elk gesticht / 500,000 te beurt viel, om nit de inkomsten bekwame jongens in de wiskunde, teeken-, schilder- en beelhouwkunst en andere vrije kunsten te doen on­derwijzen. Men noemt deze stichtingen de Fundatie van Rens­woude. Zij overleed in 1754, ruim 90 jaren oud. Zie Kok; Verwoert. VOORMAN (JAN) was een werkzaam lid van den dichter­lijken vriendenkring : Kunst wordt door vriendschap volmaakt. Hij was een zoetvloeijend dichter. Zijn gedicht op den dood en zijne cantate : de Lente worden geprezen. • Zie v. d. As. 1V. B. A. C. Wb. VOORN (J. VAN DER) gaf met een voorrede, Amst. 1751 op nienw in het Licht : Godgeleerdheid vervattende de gronden van de hoogste waarheden. Uit he Latija in het Nederlandsch over gebragt door A. V. P. M. (Joh. Melchior) 1711, 1718, 12°. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. N. 1785. VOORNE (AELBRECHT VAN), Zuidhollandsch edelman, gestorven in 1330. Aan hem droeg van Maerl an t op zijn boek van Merlyn* prophetie ofte de historie van den Grate. Zie Willems Belgisch Museum, D. II, bl. 439. VOORST (DIRK CORNELIS VAN), Den 15 Dec. 1752 te Delft geboren, werd, even als zijn jongere broeder (die volgt), voor den predikdienst opgeleid en predikant (1779) te St. Anna ter Muiden, Udzand, Hien en Doodewaard (1785), Lei­ derdorp (1793) en te Amsterdam (1796), waar hij 6 September 1835 overleed. Hij was een man van een vast karakter, helderen geest, grondige geleerdheid. Hij verwierf het eermetaal bij het Haagsche Genootschap in 1797 voor zijne verhandeling over de echtheid van het boek Job, verdedigd tegen Hufnagel en Doederlein. Behalve eenige kleindere geschriften, die meest tot de ges.chiedenis van den dag behooren, gaf hij in het licht: Verklaring van Psalm LXVIII. Utr. 1791. Bundel van uitlegkundige verhandelingen. Amst. 1791. Pytal leerredenen. Uir. 1792. De eenentwintigste vraag en antwoord van den Catechismus en het formulier van het 1V achtmaal opgebelderd. Anast.i 792. Uitlegkundig en Godgeleerd Magazjn 4 St. Leid. 1792. Leerredenen en Bidstonden over den XXV Psalm. Aid. 1796. Vragen over de waarheden van de Chr. Godsdienst 2e dr. Amst. 1797. Kan het Christendom zegevieren? Ald. 1808. De Bijbelminnaar. Utr. 4 dn. Anoniem en Pseudinum liet hij drukken : dettetophilus aan Philadelphus (P. Bosv el d). Amst. 1789. Brief van Aletophilus aan den schryvir van het boekje genaamd. De nieuwe hervorming onder de Doopsgezinden, volgens het uitlegkundig woordenboek van den Heer Hesse­link. Gedagt. in Holland den 20 December 1793, 8°. Dupliek of arscheid van illetophilus aan Philadelphus be­vattende 23 brieven tegen de verantwoording van Philadel­phus wegens rijne leere aangattnde de Godlijk e verbonden. Amst. 1791, 8°. Vriie gedac'ten over den kinderdoop door Aletophilus, z. p. en jr. (1802), 8°. Nederlandsche Spectator, vertoog over de waare leezing van 1 Joh. V, 7 door Aletophilus, z. pl. of j. (1801). Vijftig vertoogen door D. C. v. Voorst geredigeerd. Utr. 17 9 2, 80. .thistus. Amst. 1789-1790, 2 dn. 8°. Hij huwde Ca tharin a Bo u v i n die hem 3 zonen en 5 dochters schonk. Zie G las i us, Godgel. Nederl.; Boekzaal, 1833. D. II, bl. 380,508, 23* 510, 521; S epp, Prag Cesch., bl. 15, 89, 103; Aanh. op Niel" w e n­ hnis, Verwoert; Kobus en de Riveconrt; v. Doorninck, Anvn. en Pseud. (Indent). VOORST TOT BERGENTHEIM (HIDDO BARON VAN), was lid der Ridderschap in der Provinciale Staten van Overijssel en Luitenant-Kolonel. Hij overleed te Wijhe den 7den Decemb. 1846. Zie Verwoert. VOORST (JAN JACOB VAN), zoon van Dirk Cornelis van Voorst en Catherine Bouvin, werd den 20 8ten December 1791 te Dodewaard, waar zijn vader toen predi­kant was, geboren. Na het eerste onderwijs in de Fransche en Nederduitsche talen genoten en het gymnasium doorloo­pen te hebben, nam hij deel aau het onderwijs der hoog­leeraren van Swinden, van Lennep, Wilimet en v an Nuys Kl ink en ber g aan het Athenaeum te Amster­dam. In 1812 begaf hij zich naar Leiden, voornamelijk om door zijn oom Johannes v au V o or st, tot leeraar gevormd te werden. In 1815 verliet hij de hoogeschool en werd nog in hetzelfde jaar predikant te Doorn, in 1819 te Goes, in 1828 te Amsterdam, verkreeg in 1858 zijn emeritaat en overleed den 10 April 1869, bij zijne echtgenoote, So phia H o e u f f t, Brie kinderen nalatende. Van Voorst was een man van uitgebreide kundigheden en verzamelde een rijke sehat van handschriften, plaatwerken en boeken, die in 1859 te Amsterdam verkocht werden. Hij was lid van versehillende letterkundige b..enootschappen o. a. van de Maatsch. van Ned. Letterkunde. Weiiiig heeft hij door den druk gemeen gemaakt. Zijn levensbeschrijver vermeldt alleen twee in 1841, toen er sprake was van de vernieuwing van een concordaat van W i 11 e m I met den Pans, naamloos uitgegevene stukjes : Het concordaat. Ben woord van opwekking aan de Pro­testanten in Nederland, en Tweetal tnemorien van toelichting behoorende bij de Fantasie en hverkelijkheid van Dr. Nicolaas Beets door J. J. van Voorst en H. J. Spijker. Amst. 1852. In 1857 vereerde koning Willem III hem met de benoe­ming tot Ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw. Op eene kiesche wijze werd alzeo erkend bet groot voordeel dat 's rijks schatkist genoten had door zijnen aanzienlijken aankoop van vele bunders land in den drooggemaakten Haars­lemmermeer polder. Zijn levee is geschetst door Iz. Prins in de de Levensber. d. 111 aats. van Ned. Letterk. 1869. Zie verder P. B o ek e 1, Gesch. v. h. Haalemmer -weer bl. 161; van Doorninck, Anon. en Pseud. p, 1083. VOORST (JOHANNES VAN), oom van den vorigen, werd 17 Maart 1757 te. Delft geboren, bezoclit de Leidsehe Hooge­school en gaf, op aansporing van S c h u 1 ten s, eene belang­rijke proeve van bet welslagen zijner Akademische studien in zijne Dissertatio de notabili correetionum Masorethzcarum genere. L. B. 1778, eene bijdrage voor de kritiek des 0. T. In October van hetzelfde jaar w e7d hij predikant te Hall in Gelderland, in 1780 te WageniLgen en 1781 te Zierikzee, waar hij tot 1788 bleef, toen hij te Franeker tot hoogleeraar beroepen werd en zijne bediening aanvaarde met eene Lat. oratie, in het Holl. vertaald met den titel over de geschikt­held °fuer tyden ter bevordering van de godsdienst. (Amst. 1797). Deze redevoering en zijn later uitgesproken rectorale oratie de injusto theologise scholae contemtu bewees, dat de verwachting nopens zijne bekwaamheden niet te hoog was gespan­nen. De politieke gebeurtenissen noodzaakten hem in 1795 het professoraat seder te leggen. Hij aanvaarde in 1798 het predikambt te Arnhem, doch, reeds in het volgend jaar (1799) benoemden Curatoren der Hoogeschool te Leiden hem tot boogleeraar in de christelijke oudheden en in de geschiedenis der Christelijke leerstellingen. Den lsten Junij van dat jaar aanvaardde hij zijn betrekking met eene oratio de scriptorum veterum christianorum studio prudenter et liberaliter ex­colendo. In 1800 droegen Curatoren hem het onderwijs in de uitlegkunde van het Nieuwe Verbond op. Dertig jaren moat Leiden zich gelukkig noemen in het bezit van een man, wiens roem onophoudelijk steeg. Driemaal be­kleedde hij de rectorele waardigheid, die hij in 1803 neder­legde met eene oratio de J. d. Ernesti, optsmo post .Hugo­nem Grotium duce et magistro interpretum Novi Foederis (L. B. 1804), in 1809 met eene oratio de populari Christianae disciplinae ex legitima Sacrorum librorum in­terpretationis fonte praecipue /iaurienda (L. B. 1809) en eindelijk in 1810 met eene oratio de commodis atque emo­lumentis, quae e singulari principum Europaeoram in reli­gione christiana his temporibus profitenda consensu sperare et augurare liceat. Van 1815-1820 bekleedde hij het ambt van akademieprediker, toen hij het aan van der Palm op­droeg. Na reeds sedert 1816 den hoogleeraar W y t -ten b a c h in het beheer der openbare boekerij behulpzaam te zijn geweest, werd hij in 1820 under den titel van eersten bibliothecaris tot diens opvolger aangesteld. Bij de bevordering tot Doctores more majorum van J. Der mout en J. J. Bur­gerho u d t , op den den Februarij 1825, hield hij een toepas­selijke Latijnsche aanspraak, in de Annales van 1824--1825 voorhanden. In 1827 werd hem wegens 70jarigen ouderdom een eervolle rust verleend. Sedert bleef hij nog ten nutte der Hoogeschool werkzaam eti mocht den liden October 1828 het voorregt genieten van zijn 50jarigen dienst als Evange­lieprediker en Hoogleeraar met een plegtige rede te vieren, die, onder den titel: oratlo, qua memoriam beneficiorum Del in munere publico, cum Ecclesiastic° turn dcademico, decem lustra, felciter gest°, in se collatorum solemniter celebravit en afzonderlijk en in de Annales van het jaar 1828-1829 in het Licht verscheen. Viermalen was hij praeadviserend lid der algemeene Synode en nam deel aan hare werkzaamheden. Zijne belangstelling in den bloei der kerk opeubaarde zich in zijn voorstel om een­parikheid in het godsdienstig onderwijs te bevorderen en in zijn streven om de India' van goede predikanten te doen voorzien. Het Ilaagsche Genootschap wees hem driemaal den eereprijs toe en telde hem van 1809-1833 onder zijne directeuren. Meermalen opende hij de vergaderingen met aanspraken: in 1811 met eene over eenige grondatellingen, die 14 de voorgestelde verdediging van den christelijken godsdienst naar het W./vend doel des genootschaps moesten vaststaan, en over de grondregels, die daarbij behooren in acht genomen te worden, in 181.9 over de steeds voortdu­rende behoefte van regte bijbelkennis bij alle in dezen tijd gunstig geoordeelde verschijnselen. De titels zijner door het Genootschap bekroonde verhandelingen zijn : Perk, over de betrekking en den invloed van het geloof der verborgenheden en andere betwiste leerstukken op onze gelukzaligheld (1787); Proeven over de echtheid en ongeschondenheid van Mattheus Evangelie, vooral van Mattheus XXVIII (1788), voorts Ver­handeling ten betoge dat God eigenlijk gezegde strajfen op de overtreding zijner wetten gedreigd heeft en dat hij als Reg­ter de zonden dadelifl strait (1794) en Verhandeling over de koninklijke waardigheid en opperheerschappij van Jezus Christus. Ook droeg zijne Verh. ten betoge van de dwaasheid der tunjfelzucht en onbezonnen -heid van het meesterachtige beslissen omtrent godsdienstige voorstellen, nevens aanwijzing van den veiligen middelweg tusschen deze beide uitersten, bij Teylers Godgel. Genootschap den eereprijs weg (1787). Als lid van het Kon. Ned. Instituut sprak hij over de letterkundige verdiensten van Hugo de Groot (Amst. 1826). Ten dienste zijner leerlingen gaf hij een Compendium The­ologiae Christianae L. B. 1808, 1814, 1827, telkens verbe­terd, als exegeet en criticus : Annotationuin in loca selecta N. Foederis trio specaiaina L. B. 18 it en dnimadversiones de usu verborum cum praepositionibus compositorum in N. T. Pars. I et II. Ibid. 1818. Ook gaf hij Leerredenen bij bijzondcre gelegenheden, Rott 1819) en belangrijke uittreksels van Joanna Chrysostomus (Selects, Graene et Latine vol. I, 1827, vol. II, Annotationem continens, 1830.) Hij overleed den 29 sten Ju nij 1833. Zijn portret is door J. W. C as pari gegraveerd en door L. Spring er in steendruk gebragt. De koning benoewde hem tot Ridder der orde van den Nederl. Leeuw. Zie Knost en Letterbode 6 Aug. 1833 II D. bl. 82 very.; Bodo xaai d. Gel. wereld 1933, D. II, bl. 224, Sie g en b ee k, Gesch. der L. H. D. I, bl. 362, 363, 445, 446; 1). I1 , bl. 61,62; Tocv. v. Bbl. bl. 243 very. 281; Te Water Narratio p 243 ; Nieuwenhuis, °ratio in Anal. Acad. Lugd. L. B. 1833-1831, p. 24; Aanh. op N ieuw en­hui s, Woordenb. D. IX, bl. 270 very.; Gla s iu s Godgel. Nederl.; J. Prins en A. A. ter Hoeven, iets ter gedachtenis van den hoogl. J. van Voorst in het Nievw Cristel. Maandsvhrift VII, p. 10, 1833, Ype y en Berm out, Gesch. d. Herv. Kerk. D. IV, bl. 416, 564 Jaart. versl. v. h. Son. Inst.; v. W. A, van Henge1 Memoria J. van Voorst ; H. J. It o y a a r d s, Haagsch Genoots. Hand. d. Maatsv. Ned. Letterk. 1834; Bouman, Mein. Clarissii; Sepp, Pragni. Gesch. bl. 3, 10, '28, 72, 88, 116, 149, 236, 242, 248,251; V er woe rt, Kobus en de Riveeourt; Woordenb. b. Zamenlev. Synodale Handel 1822, bl. 39, 1823 bl. 16 ; Muller, Cat. v. Portr. VOORST (WILLEM HENDRIK VAN), soon van den hoog­leeraar Johannes van Voorst en Henrica Amelia Noordink,. werd den 1 pen Septemher 1791 te Franeker geboren, bezocht de Latijnsche school en de Akademie te Leiden en werd den 144en December 1811, na verdediging van Quaestiones varii argumenti, tot Juris utriusque doctor bevorderd. Den isten Junij 1814 liet hij zich als advokaat bij de toenmalige regtbank van eersten aanleg te Haarlem . inschrijven. Ruim zes jaren bleef hij de praktijk uitoefenen. Inmiddels viel het hem te beurt zoo wel tot Regter-plaatsvervanger in de genoemde R egtbank (11 December 1816) als later tot Schout en Se-. cretaris der naburige gemeente Sparendam (22 April 1819) te worden bevorderd. Den 19 December 1820 werd hij tot Regter in dezelfde Regtbank aangesteld, 't geen ten gevol­ge had dat hem op zijn verzoek, het ontslag van Schout werd ingewilligd. In 1839 werd hij lid van den Raad der stad Haarlem, een post, dien hij in 1840 vrijwillig nederlegde. Na de grondwets herziening (1 Dec. 1848) werd hij tot het lidmaatschap der 2e Kamer van de Staten-Generaal geroepen, en de kiesbevoegden vernieuwden (28 Aug. 1850) dit mandaat. Audermaal had sulks plaats bij de keuze van 9 Junij 1852, en ten derde male, nadat in .April 1853 de Kamer door den koning was ontbonden. Eerst na benoeming tot voorzitter van de regtbank, waarin hij zoo lang sitting gehad had (12 Sept. 1853), aehtte hij zich verpligt aan de vereerende tank, die hem in 's Lands Hooge vergaderzaal werd opgelegd, te moeten vaarwel zeg. gen. Hij huwde Augusta Paulina Voltelen (24 Nov. 1814-21 December 1836) en later (30 Maart 1838) Johanna Schukking. Den 248ten November 1855 werd hij aan: het vaderland door den dood ontrukt. Hij was voor­ zitter der Algemeene vergadering van de Maatschappij tot bevordering van Nij verheid, die hij meermalen met aanspra­'ken opende; ook was hij lid der Maatschappij van Nederl. Letterkunde. Hij gaf in het licht : - De noodzakelijkheid van gebiedende voorschrfften omirent den vorm, onderzocht en op eenige voorbeelden der tegen­woordzge regtspleging toegepast. Haarlem, 1821. Lets over het ontwerp van wetboek van Burge*. Regts­pleging. Haarlem 1827, eerst naamloos met den titel van Vijf brieven in de Kunst- en letterbode van 1827 geplaatst. Bedenkingen over de voormalige weeskamer in Weegschaal 1829, No. 13. Het niet infamerende van de straf van confinement bene-den de viff jaren, zonder te pronkstelling in Mr. C. A. d e n Tex en Mr. J. van Hall, Bijdr. tot Regsgel. en Wetge­ving. D. XII. Nog zeta over art. 12 van het Besluit van 11 Dec. 1813. Dit Nog iets ziet terug op eene verhandeling over de betee­kenis van het aangehaalde artikel tang te voren door v. V. openbaar gemaakt in de Bijdragen VI, 115-143. Over de voortreffelijkheid van de Grondwet der 1Veder­ landen, beschouwd als middel ter aankweeking van den nati­ onalen geest en Weegschaal. 1825. No. 2. De herziening der Grondwet. Haarlem 1831. Openingsrede der Algem. vergadering van de Maats. tot bevordering van NOverheid. Haarl. 1844. Zie J. de W a 1 in zijn levensb. in de Handel v. Ned. Lellerk. 1856; van D oorninc k, Anon. en Pseud., No. 2513, VOORST (AERT VAN DER), een beeldhouwer, bij de bruilofstfeesteu van Karel d e St o a t e, in 1468 te Brugge werkzaam. VOORST (CoRNELis VAN ma), vermaard portretschilder volgens Nag 1 e r in 1680 te Am sterdam geboren. Behalve uitstekende portretten, schilderde hij ook andere onderwerpen. David Bai 11 y van Leiden genoot in 1608 onderwijs van hem. W i 1 le m D e 1ft heeft het fraaije portret van Ds. Jacobus Roldanus naar zijne schilderij in fol. gegraveerd. Zie K. van Mander; Immerzeel; Kramm. VOORT (FREDERIK VAN), kleinzoon van La u w e r e n s van V oort van Utrecht, in 1596 burger van Leeuwarden geworden, neef van Matt hij s van Vo or t, in 1622 aange-steld tot Ingenieur en zoon van G ij sbert v an Voor t, in 1636. Hij was in 1637, toen hij te Leeuwarden trouwde 20 jaren oud, eerste klerk der Staten, en volgde in 1660 zijn vader als Ingenieur op. In deze betrekking ontwierp hij in 1672 nieuwe werken te Harlingen, en overleed in 1673. Hij gaf in het licht Stoische Leeringen, getrocken uyt de Schriften van den vermaerden philosooph L. Annaeo Seneca, waerin vele ge­breecken gestraft en ghebetert worden enz. Uyt het Latin vertaelt. Leeuw. 1649, 24°. Zie Es kho ff, Cat. d. Bibl. van Leeuw. bl. 52, 53. VOORT (G. A. VAN DER) schreef: _Electro-Magnetische proef en .Konst en Letterb. 1837. D. I, bl. 460. VOORT (GERRIT VAN DER) werd den 23sten November 1764 te Amsterdam geboren, ontving zijn opleiding voor hooger studie aan de Latijnsche school en (1782) aan het Athenaeum. Na de verdediging eener Dissert. de perfecto— rum atque imperfectorum officiorum criterio, in 1787 te Leiden tot J. U. D. bevorderd, vestigde hij zich als advocaat te 's Hage. Weldra wijdde hij zich geheel aan zijn gelief­koosde studie, de wijsbegeerte. De Bataafsche maatschappij bekroonde zijne verhandeling over het bestaan van God, ook werd hij, zoo van deze als van de Utrechtsche Maatschappij, lid. In 1790 werd hij tot hoogleeraar te Groningen 1:ienoemd, en den 25sten Sept. aanvaardde hij, nadat hij tot A. L. M. en Phil. Doctor benoemd was, zijn ambt met eene Oratio de _Spica­reorum morali magis magisque se in hominunz animos in­sinuante et mores corrumpente. Hij was de eerste, die aan deze Hoogeschool de Kantiaansche wijsbegeerte in zijne opent­lijke voorlezingen behandelde. Hij overleed te Amsterdam 28 September 1793. Behalve het gemelde gaf hij noo. in het licht : Grondbeginselen der menschenkunde. Awst. 1789, 1790 2 din. Wijsgeerige verhandelingen. Amst. 1790. Hulde IV de geboorte van den vorstelijke telg. Hage en Amsterd. z. j. Zie Frog. funeb., Muntinghe, Acta Sec.ip. 121; Grow. yedenkb. bl. 108, 105. VOORT .(Ma. H. A. VAN DER), Voorzitter der Arrondisse­ments Regtbank te Amersfoort, vervolgens Raadsheer in 't Provinciaai Geregtshof te Utrecht, was door zijne kunde en naawgezetheid zeer geeerd, en overleed te Utrecht den Ilden Dec. 1846, in den ouderdom van 78 jaren. Zie Verwoert. VOORT (H. VAN DER) is schrijver van : Pifftal proeven ter volkomene genezing van water-breuken, door het inspuiten van kinawater in Kunst en Letterb. 1808 D. 1 , bl. 132, 147. Beschrfiving van een aanvankelyk navelgezwel van een eerstgeboren kind. Met afb. in Geneesk. Mag. van Sti­priaan Luiscius enz. 1801, D. V, St. I, afd. I, bl. 105. W aarnemingen van doorgeslikte vreemde ligcha . en en N. Perk. v. h. Genoots. ter bevord. d. Heelkunde te Amsterd. 1822, D. III, bl. 1. Waarneming eener seer spoedige genezing eener navelbe­klemminq geopereerde dyebreuk. Aid. D. IV, St. 2. bl. 263. Ervaringen aangaande het gebrutk der luchtpomp bij be-. knelde breuken in Prakt. Tyds. voor de Geneesk. 1836. 8upplem. 6 and IV. St. bl. 358. Zie Holtrop, p. 377. VOORT (T. VAN DER) Sehreef: Bewijs van der menschenellende. Amst. 1726, 8°. Zie Abeoude,, bl. 392. • VOORT (JEROMINUS VAN DER), Factor der Rederijkers­kamer de Goudsbloem te Antwerpen, in het laatst der 16e eeuw, behaalde vele rederijkers prijzen, doch, blootgesteld aan de vervolgingen van Alva, verliet hij huffs en erf en vlood van daar. Van dien tijd of volgde hij den prins van Oranje op alle zijne tochten door Brabant, Henegouwen, Frankrijk en Holland, tot een jaar na de pacificatie van Gent. Hij was this ooggbtuige van al de rampen des oorlogs: pest, honger, plundering, moord en der onbeschrijfelijkste ellende, die heat aanleiding gaven tot het opstellen van Het heerlick Bewijs van des menschen ellende ende miseri ghetr, uyt alle oude Philosopken ende sticktelyck en Rhetor. gestelt. her bij - een Refereyn van deselve Autheur van de omgekeerde Rocken binnen Antwerpen. Amst. B ro e r Jans z. a. j. (tusschen 1597 en 1620,) kl. 8°. Een oudere druk van 1595 komt voor op Cat. J. Koning, II, bl. 628, een latere verscheen te Schiedam bij L. v. d. W i e 1, 1699, 4°. Het :leuen en sieves ben ick genaemt, van de Rederijk honer Het reyn Acoleijken te Vlissinghen ; nader door Je­rominua van der Voort. Dordr. Pieter V e r h a g h e n, 1597, 4°. Zie Willems, Verh. over de Ned. Tagil— en Letterk. D. I, bl. 292; Antw. Almanak voor 1820 bl, 83, Kantelaar en Siegenbeek Euterpe, St. I, bl. 129; Witsen Geijsbeek. B. A. C. Wb. 1). VI,193; Cat. d. Maats. v. Lelterk. D. I, bl. 219, x. D oorninck, Anon. en Psevd. No. 6164. VOORT (MATTI:m.9 VAN), een vestingbouwkundige of inge­nieur, die bij het beleg van 's Bosch in 1629 Graaf E r n st van Na ssau een door hem ontworpen plan van aanleg eener vervaarlijk groote loopgraaf deed aannemen, en daar door den belegeraars een gewigtigen dienst bewees. Zie A i t z e m a, 'Laken van Staat en verslag D. I, bl. 857; Freitag, Architect. Milit. p. 175 ; Leven van Fred. Hendrik, D. 1, bl. 809; Beleg van 's .Hertogenb. bl. ; H einsius, Obsid. Silvae-duc. p. 135,143, Bosscha, Ned. heldend. te Land, D. I, bl. 243, 468 ; V e r-woe r t. VOORTMAN (D. BATATUS), schilder van historieele stuk­ken en portretten. Van zijne kunst zag men op de Tentoon­stellingen te Amsterdam van 1816-21. Zie Kramm. VORDENUS (HENRicus), of Hendrik van Vorden, te Vorden geboren, was een bekwaam godgeleerde, en werd tot Hoogleeraar te Keulen benoemd. Later werd hij deken van St. Lebuinus te Deventer en van St. Plechelmus te Olden­zaal. Hij overleed den 31 December 1629. VORM (HOBIUS VAN DER), broeder van Jo h a n n e s van der V or m, predikant te Amsterdam, noon van J o h an G a r s t van d e r V orm, Bailjuw, Raad en Burgemeester van Brouwershaven en Mari a H o b i u s, werd aldaar den 1 Aug. 1628 geboren. Na de Latijnsche school te Zierikzee doorloop'11 te hebben, genoot hij bet onderwijs van A bra -ham Be ekman, rector te Vlissingen. Hij vertrok in 1646 naar de Hoogeschool te Utrecht om zich in de geneeskunde en wijsbegeerte te oefenen en tes jaren later (1651) werd hij more majorum tot doctor in de medicijnen en meester der vrije kunsten verklaard. Hij werd stads doctor in zijn geboorteplaats, doch begaf rich drie jaren later naar Utrecht waar hij zich drie jaren ophield, en in 1651 in het auditors­um theologicum eene oratio bield de emporu Aromatium initus program et varia tam temporis guam l d tticissitudiiie, ab initio aub Noacho rena.sieentis mundi ad haeo uaque tem-pora Hierna werd hij te Naarden tot Stadsdoctor en rector der Hortensiaansche school beroepen. In 1668 werd hij conrec­tor te Haarlem, en een half jaar later rector te Hoorn, waar hij verder als arts rector en ouderling der kerk zijn leven doorbracht. Tot lijfarts van Koning W i 11 e m III benoemd, verschoonde hij zich wegens zijn hooge jaren. In 1694 werd hij emeritus, en door zijn zoon J o h a n n e s, Med. Dr., opge­volgd. Hij overleed 17 Jan. 1700. Hij schreef: dtriplex salsum, vulgo dictum Soutenelli essensia, viribus et operationibus Buis primo deseriptum. Amst. 1661, 12°. Oratio de bone scholae Latinae rectore, habita Nardae cum scholae Latinae regimen ibidem met redintegraturus. Traj. ad Rhen. 1656, 4°. De prudentia scholastica. Harlin. 1666, 4°. De imprudentia echolastica. Hornae, 1669, 4°. Hij beloofde ook een tractaat de consucentia Medici te sullen uitgeven. Voorts gaf hij in het licht : Pharmacopaea Schaldiaea. Verhandeling over de natuur, aard, eigenschappen en medi­cinale werking van de meekrap. Laatsteen der aderlatinge. Onderzoek hoe de bisschoppen aan 't wereldlyk zwaard ge­komen zijn. De la Rue geeft nog een lange lijst zijner werken die deels uitgegeven, deels in scriniis gebleven zijn. Hij stood hoog aangeschreven bij Jacob Cat s, zijn reef van moeders­zijde, en den hoogleeraar G r a e v i u s. Met Heide hield hij briefwisseling. Zie de in Rue, Gelett. Zeel. (2e uitg.) bl. 371 volgg., K o bu s en de Riveeniirt: V prw nPrt; nr. (7-ruiwarelt.67: observatien; V r ol ijkher t, Vliss. Kerkh.; Nay. D. III, bl. 1414. VORM SWALMIUS (CHRISTIAAN VAN DER), zoon van H o-b i u s, die olgt, werd als propenent beroepen, in 1703, te Hau­wert, in 1711 te Spijkenisse, en is aldaar gestorven in Maart 1718. Het is onzeker of zijn week getiteld : De propheet Zacharias kortelijke geopend en verklaard, bet licht ziet. Zie de la Rue t. a. p. V. d. Pau w en V e e r i s, Vernieuwd. Verk. dlphab. bl. 219, Nay. D. III, t. a. p. VORM (FRANCISCIJS VAN DER), kleinzoou van den vorigen was advokaat voor den hove van Justitie te Hoorn. Hij scnreef Dissertatio Philologico — Juridica de potestate Dictatorum .Populi Romani. Zie de la Ru e, t. a. p. VORM (MR. HOBLUS VAN DER), broeder van P e t r us, (die volgt) een schrander regtsgeleerde, begon in 1698 met vrucht te Middelburg een Collegium Grotianum, en vestigde zich later als advokaat te Hoorn. Men heeft van hem : Verhandeling over het Hollandsch, Zeelandsch en West­ frieschlandsch versterfrecht. De eerste druk verscheen in 1702 8°. en in 1774 te Amsterdam bij P. S c h o v ten de 7e, vermeerderd door V. J. Blondeel. Of hij ook zijn Trac­taat over de successie van de Hollandsche en Zeeuwsche leenen heeft uitgegeven, is nog niet gebleken. Zie de la Rue, t. a. p. bl. 375; Nay. 1II, bl. 145; Kobus en de Rivecourt. V01111 (JACOB VAN DER), broeder van Pet r us, (die volgt) vertrok in 1701 naar 0. I. werd in 1703 predikant te A m -boina, in 1708 te Malakka, in 1713 te Negapatnam en in 1716 te Coromandel, waar hij in 1717 overleed. De 1 a R u e vermeldt hem niet. Zie Nar. t. a. p. VORM (Ma. JOHANNES VAN DER), zoon van Q u i r ij n van der V o r m, predikant te Renesse en Noordwelle, werd den 24,ten Aug. 1700 aldaar geboren, studeerde te Leiden onder Franciscus Fabricius en Taco Hajo van den Ho n e r t, werd predikant te Noordwijk aan zee, van waar hij in 1728 naar Vlissingen vertrok, waar hij in den echt trad met Cornelia E v e r t z e n van Middelburg. Den 7 Aug. 1740 werd hij te Amsterdam beroepen, waar hij over­leed. Men heeft van hem de vertaling eener Lat. verhandeling van zijn leermeester v an den Honer t over de ordere in een heylige redevoering waar te nemen. Leyden, 1722, 4°. VORM (PETRUS VAN DER), zoon van Ho bins van der V 0 r m, was predikant onder de Hoornsche classis, toen hij in 1688 naar Batavia vertrok, waar hij predikant te Amboina wed. Van daar vertrok hij twee jaren later naar Honimoa. Drie jaren later keerde hij naar Amboina terug, na zich goed in de Maleitsche taal geoefend te hebben. In 1698 stelde men hem aan als predikant te Batavia, en hier was het dat hij bijzondere blijken gaf van zijn ervarenheid in die taal. Op aanzoek van den kerkeraad bragt hij de vertaling van de Bijbel, door zijn voorganger M. L e ij d e k k e r begonnen en tot Ephese VI afgewerkt, ten einde. Hij deed zulks in 5 maanden..de Comnaissie om het werk na te zien was van der V o.werkend lid. Met groote zorg volbragt hij in 1729 zijn taak, doch hij raogt zijn werk niet gedrukt zien, daar hij in 1731 overleed. Intusschen zorgden zijne ambt­genooten Wern dly en Serluus dat nog in dat jaar het N. en 2 jaren later het 0. T. het licht zag. Zie P. d e 1 a R u e, t. a. p. V ale n t ij n, ..timboische zaken van den godsdienst, bl. 80 volgg. Javaanschc zaken Van den godsdienst, bl. 86; volgg. W e rn d 1 y' s Maleitsche Boekzaal, bl. 252 volgg.; Tijdschrilt tot bevordering van Christel. zin in Neerl. Indie ',Batavia 1846) No. 1 Nay. D III, bl. 144; Vrolijkheit, Vliss. Kerkh.; Verw oert; Kobus en de Rivecourt. VORM (F. VAN DER) Schreef: Over het vlotrecht. Amst. 1743, 4°. Zie Arren berg, bl. 356. VORNIUS (MATTHIAs), te 's Hertogenbosch geboren, was zeer ervaren in de Latijnsche en Grieksche talen. Hij was rector der Latijnsche school te Grave ten tijde van P h lippus II. Na de overgang van die stad werd hij Rector te Roermond en overleed in 1614. Hij beoefende de La­tijnsche dichtkunst en gaf in het licht : Poemation de pugna civiti Silvae-ducensiurn. 1606, 4°. typls Schefferi. Zie Val Andreas, Bibl. Belg. p. 664; Foppens, Bibl. Belg. T. 1 p. 70; V erwoert. VORSELMAN DE HEER (PIETER OTTO COEN RAAD), eigentlijk de Heer, daar Vorse lm an een aangenomen naam van zijne moeder, werd den 20sten September 1809 te Valburg in 0. Betu we, waar zijn varier predikant was, ge-borer!: begon zijne studien op de Lat. School te Cu-lemborg, begaf zich in 18=26 naar Utrecht orn in de Theologie te studeeren. Daar hij echter veel aarileg en liefde betoonde voor de wis- en natuurkundige wetenschappen, wist, de hoogl. Moll hem te bewegen zich daaraan te wijden. Daarmede vereenigde hij de. studie der letteren, waarin hij evenzeer uitmuntte, zoodat zijne beantwoording van acad. prijsvragen in beide vakken bekroond werden. In 1830 schaarde hij zich ale sergeant-majoor bij de compagnie Utrechtsche jagers en wekte zijne nauwkeurige administratie en welsprekende toe- en aanspraken bij bijzondere gelegenheden algemeene bewondering. Na het einde van den veldtogt, verkreeg hij hij het kruis der Willemsorde, promoveerde den 22 April 1833 met glans en begaf zich naar Italie waar hij met vele , geleerden betrekkingen aanknoopte en zijne schrapdere geest verder ontwikkelde. Te Florence ontving hij ouverwacht het berigt zijner beroeping te Deventer, als hoogleeraar in de Wis- en Natuurkunde ; hij hield daar in Nov. 1834 zijn intreerede. Behalve antwoorden op de prijsvragen zijn Dissertatie en Oratie, gaf hij in het licht : Recherches sur quelques points de t'Electricete Voltaique. — Theorie de la telegraphe electreque, avec la description d'un nouveau telegraphie fondi sur les actions physiol. de l'electricetd. Redevoe•. over de wetenschappelijke bcoefen. der handwerken en kunsten. — Gronden der zee­vaart. Hij overleed te Utrecht aan verstandsverbijstering den 26sten December 1841. Hij was Corresp. van het kon. Ned. Inst. en Ridder der Milit. Willemsorde. Zie J. H. Halbertsma Lijkr. op hem; Nieuwenhuis; Ver , woert; Kobus en de Rivecourt. VORST (R. V), graveur. O. a. graveerde hij het portret van D. Kenelmus Diqby Eques, artroloog in Engeland, tijdens Karel I, naar de schilderij van A. van D ij c k. Volgens Kramm is hij dezelfde met Robert van Voorst. VORSTER (ANTomus), proponent en krankbezoeker le Leiden . Hij schreef : Weghenwijzer voor de Troosters of Krankbezoekers, onder­wip voordraegende der voornaemste gevallen, die hun bij de menschen voorlcomen, en hoe men een ieder na gelegenheid van en na zijn kragten, diem te onderwijzen. 3e dr. Leid. 1724. Zie Boekz. d. Gel. wereld. 1725 a bl. 172. (VORSTER (P. A.) gaf in het licht : De verstandige Engelsche leermeester of kweekschool der jonge jujeren, naar het begrip der teedere jaren tot verrnaak eu onderwijs der jeugd van goeden huize, uit het Engelsch vertaald. Lie A rr en berg, blz. 357. VORSTERMAN (0). Deze schilder is alleen bekend door een prent, voorstellende een Jongeling, in een mantel, met vederen op den hoed, die op een fluit speelt. Zie Nagler; Kramm. VORSTERMAN (JoHANNEs), omtrent het jaar 1643 te Bommel geboren, ontving de eerste kunstlessen van zijn va- der, een portretschilder, vervolgers van S a f t 1 e v e n en werd een bekwaam landschapsschilder. Hij had, dus verhaalt Immerzeel, een onmatig groot denkbeeld van zijn afkomst althans zijn geheele leven door heeft hij eene kinderachtige ijdelheid en hoovaardij aan den dag gelegd, waardoor hij zichzelve in vele moeijelijkheden en •bezwaren gebragt en zich als kunstenaar onberekenbaar benadeeld heeft. In het bezit van een onbeduidend vermogen, deed hij zich voor, en speelde den rol van een rijk edelman. Zoo begaf hij zich, onder anderen, op reis naar Frankrijk voor zijn vermaak (als het heette) liet zich baron noemen en door een liverei bediende volgen. Met deze reis ging de ouderlijke nalatenschap groo­tendeelq verloren. Te Bommel teruggekeerd, nam hij zijn intrek bij zijne zuster en leefde er op een grooten voet. VVeldra was zijn geldkist uitgeput, en begon hij aan het ver­koopen van zijn schilderwerk te denken. Hij deed zulks in het geheim in Holland, doch gaf te Bommel voor dat hij slechts uit lief hebberij arbeidde en gaf zelf zijn kunstwerk ten geschenke. Toen rie Franschen in 1672 Gelderland en het Sticht bezet Madden, beyond hij zich te Nijmegen en was den Markies de Bethune behulpzaam in het aankoopen van schil­derijen. Later begaf hij zich naar Londen en vervaardigde voor Karel II een schoorsteenstuk, voorstellende een der koninklijke lusthoven, waarbij hij den vorstelijken hofstoet had voorgesteld. Voor deze schilderij vroeg hij f 2000. Deze prijs werd to hoog gekeurd, en er volgde geene betaling. Intusschen had hij in zijn logement een schuld van f 900 gemaakt, die hij niet kon betalen. Hij werd in hechtenis genornen, doch met hulp van eenige kunstgenooten in vrijheid gesteld. Het geval wilde dat een gezant uit Engeland, die naar de Porte op reis ging, hem met zich mede nam om voor hem te teekenea. De gezant kwam onder weg te ster­ven en sedert vernam men niets van V orstei al an. Bal­k em a stelt zijn dood in 1699. Hij schilderde Rijngezigten met rijkdom van stoffaadje die fraai van koloriet en met smaak gcschilderd waren. Kramm vermeldt ook van hem cen ets, voorkomende in Pest•Basilicus en verduysterde liefde in des werelds laten avondstondt enz. Door Christ. de Kock van Kerckwijck, Dr. en Prof. Med. in de Stad en Illustrieschool van 's Hertogenbosch. 1688. 4°. VORSTERMAN (LucAs), in 1578 waarschijnlijk te Bom­mel geboren. Aanvankelijk was hij een leerling van Rubens, dock op raad zijns meesters liet hij de schilderkunst varen en legde zich op het graveren toe. In 1624 begaf hij zich naar Engeland, en werkte gedurende zijn achtjarig verblijf te Londe'', voor koning Karel I en de graaf van Ara n d e 1. Onder hem heeft de graveerkunst eene hervorming onder­ gaan en zijne prenten zijn als het ware met het stift geschil­ derd, waardoor hij de kleur, het licht en bruin der tafereelen heeft weergegeven. Hij was de voorlooper van den grooten Cornelis Visscher in dat vak. Thj Nagler staan 132 stuks zijner graveerwerken, met de verschillende drukken beschreven, waaronder 70 portretten, 147 gewijde en kerke­lijke tafereelen en 15 verschillende onderwerpen. Men houdt zijn Aanbidding der Koningen naar Rubeus voor een zijner meesterstukken. Hij is tweemaal geschilderd door A. v a n D ij k, waarvan een gravure bestaat van zijn zoon, Lucas Vorsterman Junior. Zie Immerzeel; Kramm; de Bie. VORSTERM AN (ABRAHAM) Jacobs z. was een vermogend groothandelaar en reeder. Hij huwde den 6de van Wijnmaand 1739 met Christina van Walijen. Op hun huwelijk werd eeu bundel huwelijkszangen uitgegeven die hoogst zelden voorkomt en voorzien is van een keurig allegorische plaat vervaardigd door J. Punt. Zij wonnen een erfdochter, die huwde met Mr. Willem Gerard van Oijen, burgemee­ster van Tiel, zoon van Louis An thoni e, luitenant-gene­raal, en van Maria Leopoldina Catharina de Quaij. Zie genoemde huwelijkszangen en Stamboek der Willin genbl. 13 en 65. VORSTERMAN VAN OIJEN (ABRAHAM), heer van Zanen, Schoten enz., geboren te Amsterdam 11 Maart 1767, zoon van Mr. Willem Gerard van Oijen, en van Susanna Christina V o r s t e r ma n, hij had een eigen compaguie Kavallerie onder den Rijngraaf van S a 1 m en was later burgemeester te Sparendam en te Schoten, alwaar hij stierf den l sten Juli 1825. Ten tijde der Franschen is hij uitgeweken en vestigde hij zich te Emden. Uit zijn hu welijk met H e n d r i k a Lan a e werden twee zonen en twee dochters geboren, waaruit de thans nog voortlevende familie Vorst e r m an v an 0 ij e n is gesproten. Zijn portret bestaat in koper gravure. Zie A. Lo o sj es Hollands Arcadia, W. 556 en nit familiepapie­ren toegeligt, VORSTIUS (ADOLPHUS), oudste zoon van deu volgenden, werd den 18 November 1597 te Delft geboren, en door de gravin van Mears ten doop gehouden. Hij ontving zijne opleiding te Leiden, genoot het onderwijs aan de Latijnsche school van den rector J o ha n u e s T r a u d e n i u s, Het zich in 1.612 als student inschrijven, legde zich inzonderheid op 24 de Grieksche taal toe onder Henricus Bredius, die ge-woon was Homerus en Lucianus te verklaren. Daarin maakte hij dan ook zulke vorderingen, dat de Hoogleeraar Joannes B e n e d i c t n s, wien hij later te Saumur bezocht, hem trachtte over te halen om bij hem te blijven en gemeenschappelijk met hem aan de tekstznivering van Galenus te arbeiden. Ook oefende hij zich in de oostersche talen, inzonderheid in het Arabisch onder Thomas E r p e n i u s, wiens lessen hij tegelijk met Jacobus G o l i u s en een noon van Paulus Me ru 1 a, die later de oostersche landen bezocht, bijwoonde. . deed zulks om de in die talen verkregene kenni8 voor zijne botanische studien aan te wenden. Ook beoefende hij de muzijk, teekenkunst en de natuurkunde, verdedigde, onder G i lbertus Jachaeus eene Disputatatio de Motu, en begaf zich, na op die wijze 7 jaren te Leiden gestudeerd te hebben, in 1620 naar Belgie, Engeland, Frankrijk en Italie tot voltooijng zijner studien. Zijne hoogere botanisehe stu­dien volbracht hij voornamelijk, onder den leiding van P a u 1 Reneaul me te Blois. Vooral vertoefde hij langen tijd te Padim, waar hij den 29 Aug. 1622 tot Med. Dr. bevor­derd werd. Hij genoot de onderscheiding van onder het ge­volg van Marcus Antonius Maurocenus, afgezant der Venetiaansche Republiek bii de Staten van Holland, naar het Vaderland terug te keeren. Aan dezen, die hem prins Maurits aanbeval, had hij zijn benoeming, in 1624, tot buitengewoon Hoogleeraar der geneeskunde te danken. In het volgend jaar werd bij met den titel van gewoon Hoogleeraar tot op­volger van zijn vader in het onderwijs der kruidkunde en het bestuur van den akademischen kruidstof benoemd. Na over laatstgenoemde inrichting eenige jaren het toezicht ge­houden te hebben, gaf hij in 1633 een Naamlijst van de daarin gekweekte planten uit, ten getaie van 1104, met acne lijst van inlandsche gewassen, die in den omtrek van Leiden groeijen. Zoodanige Catalogi heeft hij ook, om den gedurigen aanwas te doen kennen, in 1636, 1649. en 1650 uitgegeven en Sprenge 1 zegt dien van 1649, welke in de Viridaria van Simon Pauli herdrukt werd, gezien en daarin de ver­melding van eenige merkwaardige, zoo wel vreemde als in­landsche gewassen te hebben opgemerkt. Voor het overige is Vorstius als schrijver onbekend, met uitzondering van twee door hem uitgegeven lijkreden. De eerste werd uitgesproken, den Eden December 1638, op zijn overleden ambtgenoot Pieter C u n a e u s en de tweede hield V o r s t i u s, na den dood van den beroemde Claudius Salmasius (3de Sept. 1653), wienc gemeenzame vriend hij geweest was. Men bejammert bet dat zijn Commentarius op Theophrastus, waaraan hij vele jaren had gearbeid, niet in het licht is gekomen. Hij overleed den Ede October 1663, in het 66ste jaar zijns 'evens. Zijn or. funebris recitata in exequiis Petri Cunaei is herdrukt bij de Orationes, P. Cu n a e i p. 203 seqq. Zijn afbeelding is door P. Aubry gegraveerd en kora voor in de Effigirs Fundatoris Curat. et Profess. Acad. L. B. bij P. van der A a uitgeg;even. Zie J. A. van der Linden, Oral. funeb. in A. Vorsti excessum; Saxe, Ononi. T. IV, p. 438; Witsen, Decad II, p. 240; Sprengel, Hist. rei herb. II, p. 110 seqq.; B o e r h a a v e, Hord brevis Historia voor T. I van zijn Index alter Plantar, guae in IJorto Acad. L. B. aluntur p. 27, 28 ; Simon Pauli, viridar ia regia, varia et seicademica Hafneae 1653, T. XVII; K o n i g ii Bibl. Vet. ct Nova; Crenii Amoen Philol. P. IX, p. 85, 38 Foppens, Bibl. Belg. T. I, p. 8, 9; Val Andreas, Bibl. Bc14. p. ; natal. Bib'. Bunay. T. I, VII, p. 1684; Niceron, Memoires T.XVII,p. 100-104; P a q u o t, 1116 moires T. III, p. 403; Ch au fepieceron Nov. Dict.; S i e g e n b e e k, Geschie. L. _Hoopes. D. 1, bl. 182, 1) II. bl. 71, 72 F. en B. 112; S ch o­tel, Leidsche Akad.; S uringar, De medische faculteit te Leiden in het begin der 17e eeuw en over de beoei. der voorb. en hulp. wetenschappen enz.; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. Porte..; Bang a, Gesch. d. Geneesk. bl. 320, 330. VORSTIUS (AELius XVERARDUS), zoon van H e n r i c u s Vorstius en Maria Schaeria, sproot uit een oud en beroemd geslacht, hetwelk aanzienlijke betrekkingen in kerk en staat, zoo wel in Brabant als elders bekleed heeft. Hij werd den 26sten September 1568 te Roermond, toen tot het Her­togdom Gelder, thans tot Limburg behoorende, geboren. Na den kinderlijken leeftijd deels in zijne geboortestad, deels te Venlo bij zijne grootouder van moederszijde te hebben door­gebracht, vertrok hij op 10jarigen leeftijd met zijne ouders naar Dordrecht, werwaarts deze hunne woning overbragten, om de vervolgingen te ontgaan, waaraan zij, wegens hunne godsdienstige geloofsbelijdenis, waren blootgesld. Reeds op 15jarigen leeftijd werd hij bekwaam geacht om van het aka­demisch onderwijs gebruik te noaken. Hij vertrok naar Leiden, en liet zich den 28sten April 1580 door den rector Justus L i p s i u s als student inschrijven, en legde zich, gedurende twee jaren, in de scholen van Bona ventura Vu lc anius en Pe trejus Tiara ,- niet alleen op de beoefening der oude letteren, inzonderheid op de Grieksche taal, met ijver toe, maar nam ook deel aan de lessen van Just us Lipsius over de Historie. Daar het echter zijne voornaamste bestem­ming was om tot geneesheer gevormd te worden, besloot hij buitenlandsche hoogescholen te bezoeken. Eerst vertoefde hij vier jaren lang te Heidelberg en daarna te Kenlen, om zich zoowel op de wijsgeerige en natuurkundige als op de genees­k undige wetenschappen toe te leggen. Vervolgens ging hij met het zelfde doel naar Italie en wel in de eerste plaats 24* naar Padua, waar hij het geneeskundig onderwijs van M e r­euriales Capivacio Hieronymus Fabricius de Acquapendenteen van BernardinusPaternusgenoot. Daarna bezocht hij de hoogeschool te Bologna en hoorde daar, behalve Mercurialis, ook Johannes Cortaeus en Caspar u s Tagliaco tins, wiens naam in de geschie­denis der Rhenoplastiek zal blijven voortleven. Eindelijk maakte hij zich een tijdelijk verblijf te Ferrara te nutten om de lessen van Hieronymus Brass avola bij te woven. De vriendschappelijke betrekking, die hij aldaar aanknoopte met A 1phonsus Cat an a e u s, lijfarts van den Hertog, gaf er aanleiding toe, dat hij na volbragte studien er na den docto­ralen graad aan de hoogeschool van Padua verkregen te hebhen, Italid niet terstond verliet, maar zijn verblijf er nog 9 jaren verlengde. Op aanbeveling toch van voornoemden vorstelijken lijfarts, kreeg hij als geneesheer een hooge betrekking bij Nicolaas Gran a, bisschop van Angola, in het koningrijk Napels, en na diens dood bij Fa bri ciu s Pi gnat elli, markgraaf van Querieto. Eindelijk keerde hij, na een afwezigheid van 14 jaren, in 1596 naar zijn vaderland terug en vestigde zich als geneesheer te Delft, op uitnoodiging der Graven van M e u r s. Twee jaren later werd hij, op aanbeveling van Joseph us Justus Scali ge r tot buitengewoon hoogleeraar te Leiden beroepen, in plaats van Petrus M 1 i naeu s, die naar Frankrijk was weergekeerd. Reeds in het eerstvolgend jaar vond hij gelegenheid van zijn wijsgeerig en natuurkundig lessen met die over de Institutiones medicae te ver­wisselen, wijI hij geroepen werd om als gewoon hoogleeraar den overleden Gerardus Bon ti u s op te volgen. Ofschoon Elea 11U vveet, ttc% lilt, behalvc het botaaisehe onderwijs dat hem in 1617 werd opgedragen, hoofdzakelijk lessen over de theoretische geneeskunde gegeven heeft, en een groot voorstander der Hippocratische leer geweest is, zoo zijn er dienaangaande slechts weinige bijzonderheden bekend. Niettemin was hij een man van groote geleerdheid. Behalve het Griekseh en Latijn, verstond hij de Spaansche, Italiaan­sche, Fransche en Hoogduitsche talen, beoefende ook de historie, archeologie en numismatiek. Hij was bevriend met Scaliger, Cluverius, Daniel Heinsius, die hem zijn lofrede op Cluverius opdroeg, met Nikolaas Heinsius was hij in briefwisseling. Hij liet zich zeer gelegen leggen aan het droogen der Beemster en Soetermeersche plassen; en bragt ook, in overeenstemming met Jan A d r i a a n s z. L e e g h water en anderen, het uitmalen van het Haarlem­mermeer meermalen ter sprake. Viermalen bekleedde hij het rectoraat en overleed den 22 Oct. 1624. C u n a e u s hield op hem eene lijkrede. Onder zijne nagelaten papieren vond men veel bouwstoffen voor eene nieuwe uitgaaf van Celsus en een werk over de visschen in ons vaderland ; Alleen gaf kij in liet licht Oratio de Caroli Clusii vita et obitu. L. B. 1609, 8°. ook toegevoegd aan de Curae poste?-iores van C 1 u s i u s L. B. 1609. Oratio honori et memoriae Petri Paawii dicta L. B. 1617, 4°. Zijne brieven aan N. H e i n s i u s, vindt nu bij Burman in Sylloge Epistol, T. II, p. 789 seqq. Zie P. C u n a e i Or. recitata in exequis viri Clar. Ad. Everard Vorstii, Medicinae professoris primarii in Orationes varii urgurnenti cet. L. B. 1640 p. 170; Ni ceron, Mem. T. XXII, p.:96; M e u r sii, Ath. Bat. p. 260; Val. Andreas, Bibl. I3elg.; F o p p e n s, Bibl. Belo. T. I, p. 35; Eloy, T. IV, p. 553; See gen beck, Gesch. door L. H. D. I, bl. 69, 131, 132, D. II, bl. 70, 82, 83 ; Suri ngar, de Medische faculteit te Leided, in het begin der 17e eeuw; S c h o t e 1, Akad.te Leid. D. Heins ii orat.ed. nova or. IX, p. 105 seqq. Verwoert; Kobu7en de Rivecourt, Bang a, t. a. pi 223, 287, 293. -VORSTIUS (CoNRADus), zoon van D i e de r i k V o r s t en So phia St e r k, werd den 16 Julij 1569 te Keulen geboren. Zijn vader, tot den handelstand behoorende, was nog R. C. maar op zijn reizen door Frankerijk met de Protestanten en hunne predikwijze bekend geworden, besloot hij zijn zoon, ofschoon Itoomsch gedoopt, tot den predikdienst opteleiden en liet hem te Keulen later in Bedber in 't geheim de oude talen leeren, en hem zijne voorbereidende studien te Dussel­dorp, Aken en in zijne geboortestad voortzetten, met het ge­volg dat men hem in 1556 den titel van artium magister aanbc'od, maar daar deze niet te verkrijgen was, tenzij men onder eede trouw beloofde aan de besluiten der Trentsche Kerkvergadering, zag hij zich genoodzaakt deze eer van de hand te wijzen. Daar de geldelijke omstandigheden van zijn vader de voortzetting zijner studien niet gedoogden, trad hij in den handel en hield hij zich 2 jaren daar mede bezig. Intusschen was het Johannes B a d i u s, predikant onder het Kruis, te Keulen, die hem aanspoorde zijne studien voort Le zetten. In 1589 begaf hij zich naar Heiborn, waar hij den beroemden Pi scat or hoorde. Van daar vertrok hij in 1593 als leidsman van eenige aanzienlijke jongelingen naar Heidelberg, waar hij in het volgend jaar de doctorale waar­digheid in de theologie bekwam. Thans ondernam hij een reis door Duitschland Zwitserland en een gedeelte van Fran­krijk, waar ,zijne geleerdheid hem achting en zijne min­zaamheid hem vrienden bezorgde. Te Bazel verdedigde hij upenlijk twee dessertatien over de sacrameuten en de oorzaken der zaligheid. Te Geneve viel hem de onderscheiding van den grijzen Beza ten deel, en het was op diens aanrading dat hij voorlezingen over de theologie hield, die zoo welge­vallig waren, dat men hem het professoraat in de theologie aanbood. Hij meende echter daarvoor te moeten bedanken, doch de benoeming tot hoogleeraar aan de door den Vorst van Ben t h e i m Ste infurth gestichte doorluchtige school nam hij aan. Hij aanvaarde in 1596 zijne betrekking te Steinforth en werd in 1605 gewoon predikant. In weerwil dat hij van ketterij, met name van Socinianisme verdacht was, nam zijn roem dagelijks toe en begeerde men hem te bezit­ten. Zoo sloeg hij in 1602 de hem door den beroemden Du Plessis de Mornay aan.9,-eboden hoogleeraarsplaats te Saumau, in 1605 en 1606 die te Marburg, en in het laatst­genoemde jaar die te Hanau af. Eindelijk boden hem in1609 de Curatoren te Leiden de opengevallen plaats van Arminius aan. (1609). Hij was toen ook in ons vaderland als een. zeer gematigd theologant bekend; doch verdacht van Socianerij en der partij van Arminius toegedaan te zijn. Van daar dat de keuze aan de Contra-remonstranten zeer mishaagde en dat deze partij alles aanwendde om hem van den leerstoel te weeren. Vooral toonde zich de Amsterdamsche predikant Pe t r u s Plancius, met wienVorstius op zijn reis naar ons vaderland twee maal een twistgesprek hield, zeer vijandig. Toen V o r s t i u s zijn ontalag van den Vorst van Bentheim verzocht en verkre­gen had, wendde zich de Contraremostranten tot de Staten van Holland, met dringend verzoek hem van den Leid­schen leerstoel te weeren, waarin zij krachtig ondersteund werden door Koning J a c o b u s• van Engeland, die deze keuze niet alleen allerverderfelijkst voor de Hervormde kerk ver­klaarde, maar dreigde de Eugelschen te zullen verbieden zich I? aar Leiden to bowoveD. Ouk Het hij de uitgegevene schrif­ten van den hoogleeraar te Louden openlijk verbranden. 's Lands Staten konden niet onverschillig zijn omtrent het zoo openlijk verklaarde gevoelen van den koning en besloten V o r st i u s niet als hoogleeraar te doen optreden, maar hem zijn inkomen te verzekeren en hem voorloopig Gouda tot woonplaats aan te wijzen. Hierop vertrok V or s t i u s, die zich reeds te Leiden had gevestigd, nu naar die stad waar hem de bescherming der Staten van Holland werd toegezegd. Hij bleef daar tot in 1619. Toen werd op last der algemeene Staten aan de Dordsche synode het onderzoek zijner theologische stellingen opgedragen. Wel schreef hij aan de hooge kerkvergadering en bood haar aan zijne pen tegen de Socinianen te voeren, doch dit baatte hem weinig. Het oordeel van al de Synodale leden, zoowel uit- als inlandsche, vooral dat der Engelsche, was hoogst ongunstig zij verklaarden dat V ors t i u s zoowel het Hoog­ teeraarsambt als het predikambt onwaardig was, en verzochten de Staten die schandvlek uit de Gereformeerde kerk te wee­ ren. Zij verklaarden den hoogleeraar niet alleen aan de Remon­ strantsche gevoelens schuldig te zijn, maar ook dat hij omtreut de voornaamste stukken van den godsdienst, het wezen van God, de Drieeenheid, de Godheid van Christus, de rechtvaardigma­ king enz. veel in twijfel gesteld of verkeerd voorgedragen had, en dat hij, zoo hij at geen Sociniaan was, hij toch de verderfelijke blasphemie van So ci nus zeer nabij kwarn. Dit vonnis werd door de Staten bekrachtigd en aan. V or s t i u s het verblijf bin­ nen de vereenigde gewesten ontzegd. Drie jaren lung leidde hij nu in ons vaderland een zwervend leven, en hield zich, schoon steeds vervolgd en bedreigd, meestal te Utrecht en omstreken op. Inmiddels had de grad van Bentheim hem weder naar Steinfurth genoodigd, doch liever gaf hij gehoor aan de gunstige aanbiedingen van den hertog van Holstein. Na eenige dagen bij Vonde I, die hoogelijk met hem was ingenomea, te Amsterdam doorgebracht te hebben, werd hij door dezen naar Hoorn geleiZ. her begaf hij zich, den 4den Juni 1622, met de Remonstrantsche predikanten Rijkwaert en van Siji seheep naar Tonningen. Allerminzaamst werd hij door den Hertog van Holstein ontvangen, doch hij stierf reeds den 9den Octo ber 1622. Zijn lijk werd naar Frederikstad vervoerd, waar het ter aarde werd besteld op de plaats waar later de Remonstrantsche kerk verrees. De rector Gualther us hield eene lijkrede op hem. Tot zijne dogmatische enpoleimsche schriften behooren : Dissertationes de variis theologiae locis, 1594, 1612. idea seu brevis synopsis totius S. Theol. Notae in F. Socivi disput. de Jesu Christo servatore. Disputationes de Deo, Steinf. 1602. Tract. Theol. de Deo sive de natura et altributis Dec. ibid. 1610, Hanov. 1616. Apologetica exegesis sive plencir declaratio locoru . aliquot quae ex Libra de _Deo sive de natura etc. excerpta eique pro erroneis imsosita sunt. Hauov. 1610. Confessio de justitia Dei, merito et swisfactione Christi Fade Justficante, 1611. Parascene ad ainicam collationura cum star. theologo R. Joanne Piscatore super notis hujus ad loca quaedom ex illius tractatu de Deo, in exegesi apologetica pridein excerpta Goudae, 1612. Arnica collatio cum clar. theol. J. Piscatore super notis hujus ad illius tractatuni de Deo, ubi variae quaestiones theologicae ataxitne de praedestionatine ex Dei attributis. Gou­dae 1613. Arnica duplicatio ad D. J. Piscatoris apologeticam res-pensioner); et notae ejusdem, amicae collationi oppositas; una cum appendice sive paralipomenis ad tripartitam res­ponsionem apologeticam D. Fiscatoris. Goudae, 1617. Plenior idea doctrinae Joan. Piscatoris de praedestinatione, ibid, 1618. Examen tractatus J. Piscatorn de divina praedestinatione ibid, 1618. Fidel confessio de Deo et filio ejus, manu ipsiue mori­bunda exarata et eubsignata. Catalogus errorum D. Sibrandi Lubberti ex ejus libello dicto : declaratio responsionis D. Vorstii. Stenf. 1611. Prodromus plenioris responsi ad dectarationem S. Lubberti et cautaonem minietrorum Leovandiensiutn etc. L. B. 1512. Paraenesis ad S. Lubbertum, qua ejus injuriae et calum-maea refutantur. Goudae, 1613. Scholiae AleVx.axce (malorum depulsoria) ad D. S. Lub­berti Commentarios de praedestinatione, Goudae, 1614. Responsa modesta ad articulos ex Anglia tranemissos, 1611. ()ratio apologetica ad Ordines Jioll. et Westr. L. B. 1612. Prodromus adversus criminationes fratrurn quorundam. Responsum plenius ad criminationes fratrum quorundam. Responsio ad Matthaei Wadi, quern vocal, cum eodem Vorstio disceptationem scholasticam, Goudae, 1615. Apologetica responsio ad ea, quae Festus Hommius ipsi impegit in libro controversiarum, Belgicarutn, Ibid. 1618. Eene in het Duitsch geschrevene verhandeling over ware en valsche verdraagzaamheid. — eene in het Hollandsch geschrevene Apologie tegen de Predikanten van Leeuwarden. Zijne schriften tegen de Itoomsehen zijr, controversiarurn inter Euangelicos et Ponti­ficios, set; index errorum esclesiae, una cum antidoto cui­que capiti subjecto, ex quatuor tomis diaputationum Roberti l3ellarmini excerpt. Stenf. 1604. Hanov. 1608. Teeseradicus anti-Pistoriana h. e. liesponsio ad librum J. Pistorii, quern de 14 in religione controversis articulis Ao. 1599, edidst, Pars I et II. Hanov. 1617. (P istoriu s, een beroewd controversist, vooral bestrijder der Socinianen, was geboren in Hessen ten iare 1546 en overleden to Frei­burg in 1608. Hij was theol. dr. eerste Raad van den markgraaf van Baden Durlach, later van Keizer 11 u d o 1 p h II.) Apologia pro eccleeas orthodoxis in qua tree primi fidei nortrae articuli plenius examinantur contra Jesuitarum the­ses. Sten. 1607. Dratribe epistolica cum Jeeuiti9. Disputationes variae de causis justis ac necessaries hactenus ab Evangelistis deserti et porvo a pus omnibus deserendi Romani Papattts operis inchoati, pari I Stenf.1608-1611. , Epistolica dissertatio inter C Voratium et p. Lotzium de transsubstansiatione etc. Hanov. 1609. itntapodixes de tribes primis fidei articulis sive contra­riae demonstrationes tree, quibus totidem Jesuiticae apologia a B. D. adversus apologiam emissae breviter refutantur. Hanov. 1609. Robertus anti-Bellarminus contractus h. e. compendiosum examen controversiarum inter Evangelicos et Pontificios, prout eae Rob. Bellarminus, 4 disputation= suarum tomis complex-use est. Hanov. 1610. Zijn exegetische schriften zijn : De autoritate S. Scripturae opusculum his temporibus utilissimum, quern admodum intelligi potest ex praecipuis rerum, quae in ipso tractantur capitibus. Stenf. 1617. Cowmen/aria in N. F. Henborn, 1621. Commentarius in omnes epistolas Apostolicas (cexeptis secunda ad Ilium, ad .Phil. et ad liebr.) Amst. et Harderw. 1631. Hij schreef ook eene lijkrede op den graaf van Bent­heina, cen Duitsch gebedenboek, oratio tot verantwoordinghe, ghedaen van C. Vorstius Gravenh. 1612, een Compendium, doctrinae eccleseae Christianue, nunc in Polonia potesaimum fiorentis 1630. Bet Holl. (miler den titel. Cort begryp van de Christekke religie. Het is echter niet zeker of dit laatste geschrift van hem is. Voorloper van een volkomen antwoord tegen Sibrant Lub­bertus, 4°. Voorbereydinge to4 eene anferentie met Piseator. — Volko­men antwoord op eenige twistsehrifien, 1612, 4°. Verantwoordinqe der Evangel. Kerken, 1607, 8°. Klaer ende onpartydigh Bericht van de 5 strijdige poincten aeng. de praedestinatie, Godes waer by gevoeght ie Guern Vorsttis, c. f. Nootsakelijcke censure ende wederlegginge van de Nootsaeckelficke Waerheydt, voorgestelt door ztrn. Hack­lingium, 's Hertogenb. 1662. 8e. Doodsteek geg even aan de absolute praedertinatie, waarby gevsegt is Guern Vorstii. Noodsak. censure van de Noodsak. waarheyd door iirn. Hacklingium. 3e druk, 1670. 8°. .De Waarheydt der Christelycke .Religte uyt haer eygen gronden klaerlijck verdedig ht. D e 2de druck. iimst. 1687. 8°. Zie Marsi Gualtheri Oratio de Vita et obitu C. Vorstii, Fr e­derikst. 1624; Saxe onom. liter. T VI, p. 71. Anal. p. 572. Alma "'cad. Leid. p. 58 seqq.;, Freheri Theatrum P. II, S. IV, p. 1064, 1065 cum icone; Crenii Animidv. Phil. P. X, p. 288-293, P. XIIt p. 51; Fab r icius Hist. Bibl. p. 1II, p. 350, 357, p. IV, p. 14-20, 55; Kr an tzius ad Conr. Saec, XVII, C: I, p. 190; Moshemi, lnatitutiones Hist. Eccles. Saec., XVII Seit Il, p. II, C. III p. 359; -Gerdes, Fiord. libr. rar. p. 359; Freijtag, Anal. latt. p. 1065— 1067; Cal. Bibl. Bunay. T. II, Vol. II, p. 1684 ; Har tzhe m ii Bibl. Colon., p. 64. 65; Bayle. Diet. T. V, i. v.; Baillet, fugem. T. VI, des Anti p. 27, 28 § III, n. 9. Jo ly, Chanoine de Dyon, Remarques critiq. sur le Diet, de Bayle p .784-786; Paquot, Him. T. XIII, p. 327-357; Brandt, Hist. d. Bef. (Reg.) R e ge n-boo g Gesch. d. Item. D. 1, bl. 198, 234, 238; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. D. I, bl. 89 very. 93 very. 1I Bijl en Toev. bl. 95 very. 4cta Synod. Dordr. Sess. 149, 150, 151, 152, Holl. vert. Dord. 1621 bl. 361 very. R. Donteclock, Bedenckingen op de verant­woord. van Conrad Vorstius ; Glasius Godgel. Nederl.. Gesch. der Synode; Schotel, Leidsche Iiooges; Rogge Lev. van Wtenboo­gaart; Kist en Royaards, Archiet (eerste aerie), D. VI, N. 196, D. IX, bl. 371 373; D. IX, bl. 73, 77; (tweede eerie) Hoogs tra­ten;• Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Cony. Lex, Jocher; Abcoude, Aanh. bl. 58; Muller, Cat. v. portr.; van Doorninck, Anon, en Pseud. N. 463, 1314. VORSTIUS (JACOB HENDRIK), te Kleef geboren, genoot zijne opleiding bij Jacob M ulle r, Luthersch predikant te Groningen, en woonde aldaar van 1757-1761 de akademi­sche lessen, vooral (lie den theologische professoren bij, en bezocht verder gedurende een jar de hooge school te Helm­stad. In zijn vaderland teruggekeerd, werd hij in 1762 predikant te 1Vionnikendam, in 1765 te A lkmaar, in 1769 te 's Graveuhage, in 1774 te Amsterdam, waar hij in 1783 overleed. Hij gaf in het licht : Lijkrede op zijn, ambtyenoot I. Mulder Amst. 1776. Feestrede bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het weeshuis te Amsterdam, 1778. Zie Bijdr. van S. Jacobi en D. Nieuwenhuis, D. V. bl. 59, 1). VII, bl. 88, D. N ieuw enhnis Luth. Pred. te Amsterd. bl. , Glasius, Godgel. Nederl. VORSTIUS (WILLEM HENRICUS), zoon van C o n r a d u s, waarschijnlijk te Steinfurth geboren, legde zich op de godge­leerdheid toe, en was de gevoelens der Remonstranten toeae-daan. In 1642 aanvaarde hij de betrekking van leeraar abij hunne gemeente te Leiden en bleef daarin volharden, niette­genstaande hem het verblijf in die stad ontzegd was. Vermoe­delijk heeft hij te Warmond gepredikt en is de vervolging, w,aaraan hij in betrekkelijken zin blootstond, niet alleen door den verketterden naam, dien hij droeg, veroorzaakt, maar ook, door dat hij zelf van Sociniaansche gevoelens verdacht werd. Hij overleed den late" Oct. 1652. Hij was een geleerd man en zeer ervaren in de Rabbijnsche schriften. Hij gaf in het Licht : Maimoni adis liber de fundamentis legis cum versione Lat. et notis. Amst. 1638. Constitutiones de fundamentis legis Rabbi Mosis. La-tine redditae per G. Vorstium, C. F. additis quibusdam notulis et 4bravanelis script° de fides capite. Amst. 1638, Franeq. 1684. Disceptatio de verbo vel sermone Dei, cujus creberrima fit rnentio spud paraphra,stas C/ialdaeos, Jonathan Onkelos et Tharqum Hierosolyn2tanurn. Irenop. 1643. 8°. Chromologia sacra-profana, a Mundt condita ad ann. M. 5552 vel. Christi 1592, L. B. 1644. . Capitula R. Dieser, continentia, inprimi8 succintam his­toriae sacrae recensionem circiter 3400 annorum, sive a Miqratione ad i'foreocheao aetatem cum veterum Rabbi­norum, comrnentariis ex Hebraeo in Latinum translatis. Ibid. 1644. Schrifteliike verhandeling tusachen de Remonstranten en Contrarernonstranten te Utrecht nopende de onderlinge ver­draagzaamheid voorgevallen. 1653. wordt hem toegeschreven, doch, volgens sommigen ten onregte: Bilibra veritatis et rationis. Freistad. (Amsterdam), 1700. Zie C at tenburg, Bibl. Remonstr.135, 136; Bayle, T. IV, p. 2844; Paquet, Mem. T. III, p. 86; J. Tideman, Rem. Broeders bl. 86; Glasius, Godgel. Nederl. Hoogstraten; Kok;Nieawenhuis ; Verwoert; Kobus en de Riv e court; VORS nus (GouERNEaus), broeder van den vorige, in 1632 remonstrantch predikant te Dokkum. Hij werd aldaar gevangen genomen en door het Hof van Friesland voor 5 jaren gebannen. Toch bleef hij de gemeente bedienen tot 1633 toen men hem andermaal gevangen nam en zijn ban­nesgevoel met 5 jaren vermeercien. In 1641 was hij predikant te Hoorn, in 1663 te Leiden en te Warmond, terwijl 5 jaren later de regeering van gemelde stad hem verbood er in te vernachten. In 1658 werd hij predikant. te Rotterdam, in 1660 emeritus en stierf in Maart 1682. Hij liet in 1670 een werkje van zijn varier drukken (DGodsteek) met bijvoeging van een eigen geschrift tegen Hacklingi us Noodsukelyke Censure. Zie Cattenburgb, bl. 135 ; T i d e m a n, Rem. broeder. bl. 53, 86, 268, 297, 365. VORSTMAN (JOHANNES GERARDUS), den 16 Maart 1773 te Wijk aan zee geboren, kwam op 10 jarigen leeftijd, onder de leiding van zijn grodtvader, I. M. van der Mot ten heelmeester te 's Hage en 4 jaren later onder den aldaar gevestig­den hoogleeraar H u ij b e r s en den heelkundigen D a m e n, die hem door hunnen omgang met den beroemden P. Camper in de gelegenheid stelden veel te leeren. Brie jaren daarna begaf hij zich naar Delft, om bij den heelkundigen van d er Wi n k e 1, zoo ervariug in de herstelling van beenbreuken, en ontwrich­tingen, zijne chirurgische kennis te vermeerderen. Hij ver­toefde er 2 jaren en vertrok toen naar Amsterdam om zich onder A. Bonn en D. v a n G e s s c h e r, theoretisch en prak­tisch te vormen. In 1794 vestigde hij zich te Delft, waar hij in vriendschapsbetrekkingen kwam met Dr. A. v an S t i p ri a e n Lui s ciu s en Dr. M. J. M a c qu e 1 ij n. Hij verhief zich spoedig boven de vooroordeelen, welke in die dagen zijn stand nog aankleefdeu, verrigtte gewigtige operatien, was de eerste, die aldaar de operatieve heelkunde uitoefende en den invloed van wonde operatic, deed ophoucten, hierdoor ver­spreidde zich zijn roem en zag hij zich benoemd tot lid der departementale commissie van onderzoek en toevoerzigt in Z. H. Zijn verhandeling over den Hanker werd door het Utrechtsch Genootschap met goud bekroond, ook leverde hij vele bijdragen in Genees- en Heelkundige tijdschriften. Hij overleed den 10den December 1853. Men leest nog van hem: Waarneming van een tweemaal herhaalde afzetting van den arm in N. Perhandel. van het Genoots. ter 5evorder. d. heelk. 1828, D. IV, St. 2, bl. 237. Waarneming eener beknelde breuk. Aid. 1822. D. Ill, bl. 5. Waarneming van een gelukkiv volbragte doorborinq der pisblaa8 boven het schaambeen in Frakt. Geneesk, 1836, St. 6, bl. 523. Met J. G. Jr. Verhand. over den Hanker in N. Verh. v. Prov. Utr. Genoots. Waarneming eener slagaderbreuk van de groote slagader; benevens het verhaal van een ontbinding der ongenaarnde slagader in Praktisch Tiids. 1824, St. 11, bl. 113 wet 1 afl. Over de Vijt in N. , Verh. van het Genoots. ter bevord. der Heelk. te Amsterd. 1820, D. I, hi. 1. Zie Letterb. 1854 bl. 36 Holtr op , t. a. p. bl. 377, Kobus en deRivecourt. VORSTMAN (JOHANNES CRIST1ANUS), den 1 3den Februarij 1775 te Wijk aan Zee geboren, studeerde te Leiden, werd in 1796 proponent in 1797 predikant te Zuid• Beijerland of den Hetzert, in 1798 te Voorschoten, in 1803 te Enkhuizen, in 1804 te Haarlem, van waar hij in 1806 en 1814 te Rotterdam werd beroepen. Hij vierde den 258ten Julij 1822 zijn 25jarigen dienbt te Rotterdam en den 18den Julij 1847 zijn 50jarigen evangelierlienst. Hij werd den pten Jan. 1850 emeritus. Hij gaf in 1821 te Rotterdam Drietal leerredenem in het licht. Zie v. H a r d e r w ij k , Naanalijst en levensber. vam Rotterd. predi­kanten, bl. 114, 115. VORTLAGE (M. V.) schreef : Adelijk, discours van de Remonstt antien der kerken van den afval van de waare kerk voor de tijden van Lutherus, 4°. Zie A bcou de, Aanh, bl. 229. VOS (A.), bekwaam teekenaar van bloemen. Op de verkoo­ping van Vincent van der V inn e, Haarlem 1816, komen van hem voor Twee anemones. Zie Kr amm. VOS (ARENT Dnixsz.) leefde in de t'weede belft der 16e eeuw. Hij was pastoor in de Lier, ging tot de Hervormden over, en schreef daarop rijmen tegen het pausdom gerigt. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. W. VOS (CORNELIS ANTHONI), schepen en raad der stad Utrecht, beoefende de pazy in het laast der 18 eeuw. Hij vervaardigde o. a. een bijschrift onder het portret van mr. P. Boddaert. Zie Levensb. van Boddaert voor zijn Nagelaten Mengeldichten. Midd. 1761; Herin g a, Hawn& v. Dichter, bl. 85. VOS (H) dichter, gaf in 1769 te Amsterdam bij Morterre uit : Gezangen. Zie v. d. Aa. , t. a. p. A bcoude en A rre nberg, hi. 169. VOS (HENRIcus), in 1642 te Amsterdam geboren, bezocht 7 jaren oud de Latijnsohe scholen aldaar en te Utrecht. Begaf zich vervolgens naar het gymmasium te Soest en verliet het, na verdediging eener Dtssertatio de bona conscientia publico examine submissa ab praesid. Magistr. J. Andreae. Hierop bezocht hij de hoogeschool te Giessen en te Straatsburg, waar hij tweemaal in de hoofdkerk predikte. Als proponent predikte hij eenigen tijd te Enkhuizen en te Amsterdam en werd in 1669 predikant bij de Luthersche gemeente te Zwolle, in 1670 te Leiden, in 1678 te Amsterdam waar hij in 1708 overleed. Hij gaf in het licht : Dissertatio philol- theosoph. de philosophia, articulum de mysterio S. S. 7 1rinttatis ministrant. in Tractat. phil. them Rudraffli vol. II, p. 19. Treurgalm in de Berenkranis ter gedagtenis van Ds. J. E. Blum. Amst. 1685. Liikrede op J. G. Hunster, predikant te Gouda, 1695. Lijkrede op J. Boeken, over Phil. 1 vs. 21-28, Rott. 1697. Theologia metriga, of te Godgeleerdheid. Na den inhoud en in gelijkvormigheid van de leere in de onverand. Augsb. belijdenisse begrepen ende uit Gods woord op bekende zang­ wijze gebragt. Amst. 1699, Gouda, 1705. .Heylbron ofte levenswelle, zijnde eene lijkrede op H. van Born over Ps. x.xxvi, vs. 10. Amst. 1701, le dr. Predikatie over Jes. LX VI, vs. 24, van de ziele en de Hel, Ald. 1709, 1729. Sort bewijs en onderrichtinge over de strijtvrage, voor eenigen tijd in de Gemeente, toegedaan de onverand. confes­sie van Augsborgh binnen Amsterdam, ontstaan en gemoti­veert over het recht der stemminge der contribuerende Le­dematen in het verkiezen van haare ouderlingen en Diaconen, door een liefhebber der waarheyt, 1690, 4°. De vierregelige puntdichten en verdere metrische verklarin­gen onder de platen van Rome ij n d e Ho o g e, uitmakende alle de voornaamste Historien des 0. en N. T. behoorende tot da folio uitgave van den Nederl. Luth. Bijbel bij J. Li n­denberg te Amsterdam. Zie Schultz, Jacobs en Domela Nieuwenhuisin Bijdr. D. V, bl. 35, VI, bl. bl. 32, 42, G 1 a si u s, Godgel. Nederl.; vanDorninck, N. 1342. VOS (IzAK), of de VOS, tooneeldichter, lid van de kat . er de Byekorf te Amsterdam, leefde in het midden der 17e eeuw. Hij gaf in het licht: De beklaeglycke Dwangh bly eyndendt trsp. in Nederd. rtnen gestelt. Amst. 1669, 1677, 1707, 1764, tiende druk, 1780. Lope de Vega Carpioos Gedwongen vriendt (trsp.) in Duyts gerijmt. Ald. 1646, 1704, 1743, 4°. lemant en Niemant, Zinnesp. vertoont op de Amsterd. Schouwb. Den laatsten druk, 1729. Klucht van de Nolen; gesp. in de Amsterd. Schouwb. Ao. 1644. Den 4den dr. Ald. H. B o s c h , z. j. Zingende klucht van pekelharing in de kist. De laatsten druk. Ald. 1708. Robbert Leverworst, klsp. Ald. 1699, D. R u a m s , 1729. Slacht van de Mof, 2e dr. Amst. 1649. Studenten leven. Amst. 1684. VOS (ANTIION DE), graveur, o. a. van het portret van D8. Theodorus Colvius, in 1607 te Dordrecht overleden. VOS. (B. DE). Weleer nu vond men in de St. Augustinus-kerk te Antwerpen van hem eene schilderij de Aanbidding der wijze voorstellende. Zie D es c amps, voyage pittoresque de Flandre, p. 176; Kramm• VOS (C DE) ; schreef: over de Beijenteelt met pl. in Verhh. v. de Maats. ter bevorder. van den landbouw D. XV. VOS (C, J.) med. dr. schreef: Genees— en heelkundige verhandeling van het been- en spekgezwel. Utrecht 1791 8°. Zie Holtrop. VOS (E), dichteres, bloeide in het midden der 16 eeuw. Men vindt gedichten van haar voor de werken barer tijdge­nooten b. v. voor v. d. M e r w e d e s' Mintriomfen. VOS. (E. DE). Op den Catal. van Barchman Wuytiers, Utrecht 1742, komt voor een zittend gezelschap van drie man­nen en twee vrouwen, in een landschap rustende en maul­ceerende, uitvoerig op perkament door hem geteekend. Zie Kramm. VOS (GERARD DE). Zie VOSSIUS (GERARDES JOHANNESZ). VOS (H. G.) schilderderde figuren in buiten- en binnen­huizen, waarvan op bet paviljoen te Haarlem eene proeve voorhanden is, voorstellende een binnenvertrek met vrouwen. Ook teekende hij op steen. In het door de Heeren Desguerrois en Comp. te Amsterdam uitgegeven plaatwerk, het Koninklijk Museum, komen eenige zijner steenteekeningen naar beroemde meesters voor. VOS (J.) gaf in het licht : George J3alklend of lolgevallen van een verminkten soldaat en zijne familie. Amst. 1826, 2 dn. 8°. VOS (J.), portretschilder. Naar hem is de of beeldsel van Hendrik &o ft, voorkomende op het eeregedenkteeken door J. Elbers get. en N. van der Meer J r., gegraveerd. Zie Kramm. VOS (J.), Van dezen schilder kwam op Cat. van F. J. M e n s a r t , eersten o . rigter van 's Rijks Museum te Am­sterdam (1824), voor, eene tafel, met onderscheidene vrucliten. Zie Kramm. VOS (J.), predikant te Abcoude, maakte zich als godge­leerde en dicbter bekend zoo door zijn werk over het Tweede kapittel van Lucas (Utrecht 1769) als door zijne gedichten, waarvan men er een vindt voor de Heilige Jaarboeken van R u t-i ger Schutt e. Mogelijk is hij dezelfde met zijnn aamgenoot, die als predikant te Gapinge verscheidene klinkdiehten o. a. voor werken van 's Gray e s a n d e en van I p e r e n vervaar­digde, gelijk vermeldt wordt door v. d. A a , N. B. A. C. In. VOS (JACOB DE) werd den 3den December 1735 te Amster dam geboren. Als ervaren kunstkenner en kiesch en ijverig ver­zamelaar, bracht hij gedurende een tail van jaren, een schat­kamer van kunst bijeen, die nit schilderijen, teekeningen etsen en prenten bestond, een europeesche vermaardheid ge­noot en met vorstelijke galerijen am den voorrang wedijveren kon. Hij was lid van het Kon. Nederl. Inst. en van de Ka­ninklijke Akademie van beeldende kunsten, en overleed in zijn geboorteplaats den 28 Jan. 1833. Nimmer gehuwd geweest z ij nde, werd zijne verzameling in het Huis met de Hoofden in openbare veiling gebracht en wel de schilderijen den 2 Julij en de teekeningen enz. den 30 Oct. 1834 en volgende dagen. Het bedrag zijner schil­derijen beliep f 22,746.25, dat der teekeningen f 80,000, en dat der prenten en prentwerken f 17,790, te zamen f 121,520.25. Zie Jaarl. verslag v. h. Son. Ned. Inst. 1833 ; Verwoert;Kobus en de Rivecourt; Immerzeel; Kramm, VOS (JACoB DE), noon van den doopsgezinden leeraar W i 11 em de V o s, werd den 5den December 1774 te Am­sterdam geboren. Hij doorliep aldaar de Latijnsche scholen, en werd door zijn leermeester van O m m e r e n met dien smaak voor de voortbrengselen der klassieke oudheid door­drongen, welke hem zijn gansdie leven bijbleef. Hij trad echter de loopbaan der letteren niet in, maar werd deelgenoot en later opvolger in het bloeiend kantoor van zijn onge-huwden oom Jacob de Vo s. Deze oefende grooten itivloed nit op de ontwikkeling en volmaking van den gelukkigen aanleg van onzen de Vos voor de beoefening de schilder- en teekenkunst. Hij onderscheidde zich niet alleen als verdien­stelijk teekenaar aan de Stads Akademie en der Maatschappij Felix Meritis, die hem zelfs eene medaille toekende, maar deed zich ook weidra achten door zijne waarachtige ken­nis en waardering van het edele en schoone van kunst- en kunstwerken. Zijne kostbare verzameling van teekeningen bevatte dan ook een keur van uitnemende voortbrengsels niet alleen van de Nederlandschen school van vroegeren en late­ren tijd, maar ook van de Vlaamsche en Fransche scholen. Ook de Beeldhouw- en Graveerkunst stelde hij op hoogen prijs. De graveerschool heeft Amsterdam aan zijnen invloed bij 's rijks bestuur te danken. Ook de toonkunst vond in hem een even kundig als vurig beminnaar en in doze, zoo wel, als in de schilder- en teekenkunst, bereikte hij ook door zorgvuldige beoefening van hare geschiedenis een zeldzamen trap van ervarenheid en geoefenden kunstsmaak. De V os was lid en later secretaris der 4e kl. van het kon. ned. Instit., van het Prov. Utr. Genootschap, der Maats. van Ned. Letterk., lid van den Mad van bestuur der koninkl. akade­mie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, president der te dier stele in 1832 opgerichte Maatschappij ter bevordering van beeldende kunsten en sedert 1840 Ridder der orde van den Ned. Leeuw. Hij overleed te Bloemendaal bij Haarlem den 23 8ten Julij 1844 en werd den 2 7sten daaraanvolgende in de Nieuwe Kerk te Amsterdam begraven. Men heeft van hem lets over de hedendaagsche, tnuzyk in van Kam pen's Magazijn voor wetenschappen, kunsten en letteren, D. VII. Zijne in het Kon. Ned. Inst. gehoudene en door Collot d'Escury geprezene verhandeling over de hove verdiensten van Cornelis Tt oost is nog ongedrukt. Zie M. Siegenbeek, Versl. van de Atari. vergad. d. Maals. v. Ned. Letterk. 1845 ; J. van Hall, in Procesverbaal der jaarl. verg. van het Kon. Ned. Inst. 1845; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Immerz eel; Kramm; Collot d'Escury Holl. Roam. D. III, bl. 61. VOS (JAcoB), van Delft en een Fries Jan Rata 11 e r, hielpen C. de H o o g e, die zich voor een bastaard van Karel V uitgaf, in het schrijven van zeker boekje (lloognodige waar­schuwing) en daarom gebannen werdett. (1583.) Zie Wagenaar, V. H„ D. VII, bl. 493, 494. VOS (FRANSOYS DE). Van dezen bezitten wij Ben cleyne mar seer profetelycke uitlegghingh der woorden Christi : Neemt, 26 set dat is mijn liekaam. Ghedr. -by Tb. Avantgius, Wesei, Embden of Frankfort. eat. de v. d. W i l lig en, p. 31, no. 223. VOS (hoosus ALBERTUS), den 248ten November 1723 te Utrecht geboren, kwam reeds toen hij nog te Montfoort het predtkaMbt bekleedde te Harderwijk als hoogleeraar in de Godgeleerdheid in aanwerking. Van Montfoort vertrok hij naar Bommel en in het laatst van 17 69 beklom hij den theologischen katheder te Utrecht. Den 20sten Jan. 1794 verkreeg hij zijn emeritaat en hij overleed den 20 8ten Maart 1795. Hij gal in het Licht: Verklaring over de Prophetie van Daniel, Utrecht 1761, 2 dn. .dcademische Redevoeringh ter gedagtenis van den Prof. A. Voget, nit het Latijn verhaald door J. van Nuyssenburg. Utrecht 8°. Redevoering over den eerbied, welke wij aan de Propheten, eertijds verkondigers van Gods Raad, verschuldigd zijn, en over de achtbaarheit en het gezag van het bode van Esther. Utrecht 1735, 8°. Zie H e ri n g a , de auditorio, p. 152 ; Burman, Geach. d. Geld. flooges. D. lI, bl. 293; A rren berg, bl. 557. VOS (JAN), onbekend kunstsehilder, van wien op een Cat. uit tie 2e heift der 18e eeuw een fraai en Batman,* ge­schilderd landschap voorkomt. Zie Kramm. VOS (JAN DE), in Vriesland geboren, bloeide in de 2e helft, der 16e eeuw als thedailleur, bezocht Italie en kwam in dienst bii keizer Rudolf II. Zijne schoone en rijkekunst­gewroehten hadden een eigenaardigen stijl. Zie Immerzeel. VOS (JAN), in 1620 te Amsterdam geboren, noon van Jan V o s en Aaltje Op tn e e r, was een man uit de min-dere volksklasse, zonder beschaafdheid en belezenheid, zonder eenige kunde dan die van zijn beroep, (hij was glazemaker van zijn ambacht), hij verstond gees vreetude tales, zoomin als-de gronden zijner moedertaal, Luau in vergoeding van dit alles had hij een vluggen, vurigen, werkzamen geest, een levendige verbeelding, eeu gelukkig geheugen, en wellicht een grooter aanleg tot dichter dan Vondel, maar tevens ooK weer eigenziunige verwaandheid, laatdunkenheid, trotsch­heid, en smakelooze ongevoeligheid dan deze, die zich gaarne liet te regt wijzen en onderrichten, naar kundigheden streefde en toondc te gevoelen wat hij schreel, ook dan nog, wanneer hij den wansmaak huldigde of zelfs tot smaakeloosbeid verviel. Algemeeit was de terbazing toen hij in 1641 met zijn treur­spel Aran en Titus voor den dag k wan). Het verschijnsel was voor geleerden en ongeleerden even vreemd als de in-. houd van dat treurspel, dat om zijn hoogdravenden en brow , -menden toon en de vloeibaarheid der zwierige verzen met luide toejuichingen werd ontvangen. De dichters van dien tijd verhieven het hemelhoog in hunne lofdichten : met ver­voering riep van Raerle in het zijne : iiRijst S o ph ocles weer op? Stampt A es chy Ins weer bier ? • tot maeckt Euripides dit ongewoon getier, • Neen : 't is een ambachtsman, een ongeletterd hart, .Die nu de gantsche rey van Helicon verwart ; //Die nooit geseten heeft aan ,Grieksche of R,00msche disch, uWijst nu de werelt aan wat dat een treurspel is. En echter was deze Bran en Titus, het gedrochtelijkste wanschepsel, dat ooit de verwilderde verbeelding kon voort­brengen. Opgeblazen nogtans door de uitbundige lofspraken, vermaadde V o s niet alleen alle onderrigting, zelfoefening en beschaving, maar achtte zich aan geene regelen of tooneel­ wetten verbonden en schreef een tweede treurspel Medea, nog wanschapener, zoo mogelijk, dan het eerste, met een winderig voorberigt, waarin r'hij met de uiterste laatdunkend­ heid en verwaandheid alle tooneelwetten als onnutte belem­ meringen der genievlucht, verwerpt en met versmading ne­derziet op Hora ti u s, die ze voorschreef. Behalve deze twee tragische hoogdravende wangedrochten , schreef V o s in de platte Amsterdamsche straattaal, de vuile klucht van Oene waarmede hij zijn tooneelarbeid besloot. Deze stukken zijn meermalen afzonderlijk uitgegeven ook met zijne overige ge­dichten, van welke vele afzonderlijk gedrukt en vele in ver­schillende bloemlezingen opgenomen zijn. V o s was door Burgemeesteren aangesteld tot een der 6 hoofden (later regenten) van den Schouwburg, in welke be-trekking hij zich als een rechten tooneel despoot gedroeg, slechts voor eigen roem zorgde en andere dichters, die hem in het Licht stonden, vooral Von del, menigwerf stof tot klagen gaf. Hij had, hoewel roomsch als V o n d e 1, veel weer dan deze voor bij de regering, die hem gebruikte tot het uitvinden en schikken der prachtige vertooningen bij het sluiten van den Munsterschen vrede in 1648, en verscheidene andere gelegenheden. Toen de oude schouwburg, die in 1638 met Vondels Gijsbrecht van zionstel was inge wijd , was afgebroken, leidde zijne dochter Marie V o s, den 24' Maart 1664, den eersten steen van het nieuwe gebouw, cwaarbij zij eenige regels van haren vader uitsprak. Ook in 25° Eiji) beroep was hij een gunsteling der regering, zoodat hij in onbekrompen omstandigheden den 11aen Julij 1667 mogt overlijden. Vondel, maakte een bijschrift op zijn of beelding, Bruno zijn grafschrift. ij gaf in het licht Aran en Titus of wraak en weerwraak. Den bden druk, op nieuw overzien en . verbetert. Amst. J. Lescaille 1656, 4•. 1658, 4°. Den 18deu dr. overzien en van vele fouten verbeterd. Ald. 1709, kl. 8°. Den laatsten druk. Aid. 1724, kl. 8°. Hiertoe behoort korte inhoud van den Aran en Titus enz. Poor den Autheur z. j. en pl. Zedig- en Dichtlievend on­derzoek op A en T. enz. aan den Heer N. N. Amst. 1718, P. • L a n g e n d ij k , Jaap de Boer iin den Schouwburg, of boertige beschrijving eener representatte van het treursp. Aran en Titus en het ktuchtspel de Kwae Grieten. Nieuwe druk. Amst. Z. j. kJ. 80. Medea. Treursp. Amst. 1667, 4°. Medea. Anust. z. j. kl. 80. Met verscheidene kunst en vlugwerken, nieuwe Balletten zang en vertooningen. Ald. 1741, gr. 8°. Klucht van Oene. Amst. 1668, 4e dr. Amst. 1672. 6e dr. Inwijding van de Schouwburg to Amsterdam. Ald. 1665. Uitlegginq op eenige vertooningen, die door last der Burs­ gemeesteren, op de vrede, tusschen Spanje en Neerland to Amsterdam op de tnarkt vertoont zijn. Herstelling van den E. E. Heere Bikkers, Burgemeester der stad Amsterdam z. pl. z. j. (1650) in piano. Vergrooting van Amsterdam op d'Amsterdamsche Schouw--burg uitge,sproken en vertoont. Amst. 1662, 4°. Alle cie gedichten van den Poeet Jan Vos, verzamelt en uitgegeven door J. L. Amst. 1662, 2 dn. 1671. Zie Bidloo, Panpoet ; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Let. erk. bl. 166; W a g en a ar , Anisterd. fol. III, bl, 246; Leven van verm. mannen en vrouwen, D. II, bl. 155; van 011efen Erven van Vondel, bl. 68; van Lennep, Werken v. J. v. d. V. D. , bl. ; Huyde c oper, Proeve van Taal- en Dichtk. bl. 54; Ploos van Amstel, Letteroeff. van Diligentiae omnia bl. 28; Witsen Geysbeek B. A. C. Wb. D. VII, bl. 395; de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk. D. I, bl. 207 ; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Lett. en Wetens. D. I, bl. 264; Collot d'Escury, Holl. ltoem. D. , bl. ; L nk Zeven Verhandelsngen, 111 Zeventallen bl. 1645; Nieuw Alg. Alagazijn van Wetenschap, Kunst en Smaak, D. III, bl. 404 ; van E ffen, Boll. Spectator D. I, N. 24, bl. 191; Leven v. J. v. Broekhuizen; voor zijne Gedichten, bl. 42 ; Bilder dij k, Bijdrage tot de Tooneelpoezy, Leyd. 1823, N. 12; J. C v. A. van A ppel te re Proeve van Taa lk. Aanmerk. op de Gedichten van J. Vos in Taal-Dicht-en Letterk. Kabinet, D. IV, bl. 249 ; Hu b e r t, Chron., Jonckbloet, Nederl. Lettelk.; Kok. Nieuwenhuis;_ Ver­woert; Kobus en de Rivecourt, van Baerle, Oration bl. 682; Cat. der Maata. v. Ned. Letterk. D. 71, bl. 6, D. III, bl. • Muller, Cat. v. portr. v. Doorninck, Anon. en Pseud. ,N. 1988, *VOS (JOHANNES HENRICUS), zoon van den Amsterdam­schen predikant Henric us Vo s, werd in 1712 leeraar bij de luthersche gemeente te Amersfoort en in 1715 te Hoorn, waar hij in 1752 overfeed. Hij gaf in het licht twee leerredenen Het jubelerende Sion binnen Hoorn, jubelpredikatie over Ephes. 1 vs. 3, ter ge­dachtenis van het eeuwgetijde sedert hetwe& de Efoornsche gemeente met taste leeraars was bediend. Amst. 1728. Jubile-predikatie van de overlevering der Augsb. confessie 1730. Zie D. Nien w en h u is, de Luth. gem. te Amersfocri in Bijdrag. van Schnitz Jacobs, D. II, bl. 162; G1 asi u s , Godyel. Nederl. VOS (J. R..), schreef: Begin, voortgang, toerallen en genezing der cholera rnor­bus, zooals zij zich sedert 1817 in Bengalen vertoonde in Verhand. v. h. Bataviaasch Genoots. 1825, D. X, bl. 147. ,Zie Holtrop. -1 VOS (J. W.), te 's Gravenhage geboren, was een leerling van J. A. Da wail! e, en een der medewerkers aan de prenten van 's Rijks Museum te 's Gravenhage. Hij vertrok later naar Kopenhagen, waar hij tot gelijk doei voor het Museum werkzaam was. Terwrgekeerd, werd hij in 1833 ruim 30 jaren oud, het slachtoffer der cholera. Op, de Tentoonstelling van 1826 was van hem het portret van een man en van een kurasier. Hij heeft het bekende werk van Leonardo da Vinci Traite de la peiniure (uit het Ital. overgezet in het Holl. vertaald. Amst. 1827, 8°. Zie Kr amm. VOS (MARIA) gaf in het licht Zedige eamenspraken over driederlei Sabbathen, den Pa­ r. adijschen, den Woestijnschen en den Christelijken en over de eeuwige Godheid van Christus. Dordr. 1727, 8°. Samenspraak tusschen Sara en Rachel, 8°. Zie A b co nde, Naamreg. bl. 395; Aanh. bl. 227. VOS (1). J.), Zeeuwsch dick ter, van wien men in de Zeeuwsche Nachtegaal, een vreuchden-liedt over de geboorte Christi den sone Gods leest. Zie v. d. Aa, t. a. p. VOS (MARTEN DE), de O u d e, zoon van Pieter de Vos, in 1531 te Antwerpen geboren, was een leerling van Fr a n Flori s, be if 401 naar Italie, bewonderde te home wat bet toen reeds grootsch en klassieks opleverde, doch de schoon• lfeid van het koloriet der Venetiaansche school, lokte h6ra naar Venetie, waar hij in kennis en vriendschap geraakte van T i n to r e t. Hij schilderde de landschappen in diens kunst­werken en leerde van hem de geheimen der kleuren. haast verspreidde zich zijn roem door Italie en het werk stroomde hem toe. Hij vervaardigde vele portretten voor de familie de Medicis en andere aanzienlijke personagien ook schilderde hij menig kapitaal stuk. Te Antwerpen teruggekeerd, trad hij in 1558 in het schildetsgild en wat zijne geoefende hand vermogt, schrijft I m m e r zee 1, getuigden zijne altaar- en an­dere stukken, die hij met vlijt vervaardigde en hem een raj­men oogst van voordeelen deden inzamelen. Hij ordoneerde gemakkelijk, in vele zijner tafereelen blinkt eene treffende verhevenheid nit; hij teekende naauwkeurig , had een goede kleur en meesterlijk profiel. Zijn kunstwerk toonde aan dat hij Tint or e t met vrucht bestudeerd had. Hij was een der vrnehtbaarste meesters van zijn tijd. De Sadeler s, C o ­1 a.e rt, Gott zi u s en anderen hebben platen vervaardigd naar zijne teekeningen, die hij met zwart krijt en de pen maakte en met Wester of O. I. inkt opwaschte. Wenc e s-la u s K o e b e r g e n en meer andere bekwame meesters zijn uit zijn school voorgekomen. Het Brusselsch Mnseum bezit van hem een biddende vrouw de kerk van St. Sauveur te Brugge een St. Elorsin8, de L. V. kerk te Antwerpen de bruiloft te Kansan, de St. Jacobs kerk, de begraving van St. Antoniuc, de doop des Zaligma­kers, de Marteldood van St. Jacob, de Heitigen de H. Drieeenheid aanbiddende, de St. Pauluskerk eene geboorte. Hij huwde omstreeks 1581 met Johanna le Bo ucq, die hem 5 kinderen schonk. Hij overleed den 4den Decem­ber 1603, oud 72 jaren en zijn echtgeuote den 17den De­cember 1626, in den ouderdom van 89 jaren. In den Ca­talogue du Musee d'4nvers 1857 zijn 62 zijner schilderwer­ken beschreven; de gravuren naar zijne schilderijen en tee­keningen beloopen 600 stuks. Hij is meniginaal afgebeeld. In de galerij te Florence vindt men zijn portret door hem zelven geschilderd. Zie Catalogue du Musee d'Anvers, 1857; van Mander; Immer­zeel; Kramm; Muller, Cat. v. Portr. VOS (MICRIEL CHRISTIAAN) werd den 318ien December 1769 in de Kaapstad .geboren, had reeds vroeg neiging tot het predikambt, en vooral tot het zendingawerk onder de Heidenen, vertrok naar Nederland, en bezocht, na zich een jaar op een dorp in Gelderland door den leeraar van die plaats, ook een Afrikaan, en lid zijner familie, in de voorbe-Mdende wetenschappen geoefend te hebben, te Utrecht, waar hij zich bijzonder, onder Bonne t, op de godgeleerdheid toe­legde; Vervolgens werd hij hulpprediker te Amsterdam, pre­dikant te Woudenberg, Pijnaker, Woerden. Hier ontving hij een aanstelling voor de Kaapsche kerk, vertrok naar de Kaap, waar hij d en 3den Maart 1794 aankwam en predikant op het Rodezand werd. Hij bezocht, terwij1 hij daar stond, de Christenen tot aan de grenzen van het Gouvernementsland en verkondigde ook onder de Heidenen, die hij aldaar ontmoette, het Evangelie. Na, op verzoek van den gouverneur naar Graaf Reine t, te zijn gereisd, ter wegneming van ge­schillen tusschen de landlieden en den Magistraat, vertrok hij naar Engeland. Te Louden werd hij door bet Londensche zecdeling genootschap uitgenoodigd om als superintendent eenige zendelingen naar Azie te geleiden en hen aldaar in het werk te stellen. Hij vertrok over de Kaap, eerst naar Tranquebar en vervolgens naar Colurubo, de hoofdplaats van Ceylon. Van daar reisde hij naar Point de Gale, waar hij tot predikant !vas beroepen, vervolgens was hij als zoodanig te Colombo werkzaam. Op zijn terugreis naar de Kaap, deed hij o. a een uitstapje near Negapatnam, waar hij anderhalf jaar als predikant bij de Holiandsche en Engelsche gemeenten werk­zaam was. Aan de Kaap teruggekeerd, werd hij aangesteld tot predikant in de gemeente van Swartland, legde op bevel van den gouverneur, den grondslag tot een nieuwe gemeente te Swartberg, naderhand Caledon genoemd. Door ligchaams zwakte werd hij gethvongen zijn emeritaat te newen, waarna hij zich met zijn tweede vrouw (de eerste had hij te Tran­quebar verloren) en kinderen op het Rodezand, toen Tulbach, vestigde en overleed. Van zijn pen is niets tot ons gekomen als merkwaardig verhaal aangaande het leven en de lotge­vallen van 1111 Thiel airistiaan Pros, als predikant der Her­vormde christelijke gemeente op onderscheidene plaatsen in Nederland, Af rtka en Azte van zjne ieugd of tot den tijd van zijn Emeritus3chap. Door hem zelven in den jure briefsgewijze airs een vriend medegedeeld. Te Arnsterd. A. B. Snakes, 1824, 8°. 1819 bij VOS (P.) schreef De seven kruiswoorden van Jezas letterlijk en oudheid­kundig beschuuwd. A.mst. 1800, 8°. , De bijzondere hoop der eerste Christenen op de spoedige teruykomst van Jezus en de gouden sew. Gm. 1804, 3° VOS (P. J. W. DE) woonde in 1826 te Amsterdam, toen aijn rotsachtig Landschap aldaar op de Tentoonstelling wag. Zie K r a In :m. VOS (PETER DE). Van M a n d e r zegt, in de uitgave van 1604 van zijn Schilderbouc, dat de Vos in 1619 in 't gild te Antwerpen kwam, en in den appendix: dat hij een Hol­lander en, volgens zijn meening, te Gouda geboren was. Volgens de uitgave van 1618 zou hij echter te Leiden zijn geboren. Immerzeel achtte hem een kunstschilder van slechts middelmatige verdiensten. Zie Immerzeel; Kramm. VOS (R.) gaf in het licht Geuse-liedtboek, 8°. Zie A bcoude Aanh. bl. 229. VOS (R. J). Van dezen hebben wij de bescrhijving van een zeer zeldzaam gezwel van een inlander in Bengalen met of b. in Hippocrates, D. NII, St. IV, bl. 288. Viff gevollen van hydrophobie. Aid. D. V, St. IV, bl. 361. J. Fleming, naamlijst van Indische geneeskundige planten en droogerijen, met hunne namen in de Hindostansche Sansoratische talen, benevens een aanhangsel over de genezing van den lsntworm (taeniu) uit het Engelsch met de Maleische namen vermeerderd en ook een korte beschrijving van eenige planten, die op het eiland Java gevonden worden door I. R. 7os. Rott. 1820, 8°. Zie Holtr op, t. a. p. 97, 377, 378. VOS (W.) gaf in het licht : God in den zondaar verheerlijkt. Amst. 1684, 4°. Proeve van zedek,unst. 's Gray. 1685, 8°. Zie A bco n d e, Naamr. bl. 393. VOS (WILLEM DE), in of omtrent 1738 geboren, was een der meest geachte doopsgezinde predikanten van zijn tijd. In 1760 aauyaardde bij het predikambt bij de gemeente op het klein Heiligland te Haarlem, in 1762 te Amsterdam bij de gemeente het Lam. Hier bleef hij een halve eeuw met eere en trouw werkzaarn was en een der eerste bestuurders der Doopsgezinde Societeit. In hoe hooge achting hij bij zijne broederschap stond, bleek toen men hem in 1786 het ';Professoriat bij tare kweekschool aanbood. In 1814 bekwam hij zijn emeritaat en hij overleed den 8 Januarij 1823. Meermalen werden verhandelingen van zijne hand met den eereprijs onzer geleerde en verdienstelijke Maat­schappijen bekroond. De Holl. Maats. van Wetenschappen te Haarlem wees hem in 1767 haren gouden penning to voor de beantwoording der vraag: is het geoorloo/d in onzen handel en wandel met de onlcunde van onze medernenachen one voordeel te does? Zoo fa, in welke gevallen en in hoe­verre ? en Brie jaren later baren zilveren aan zijne ver­handeling : over de vereischten tot de kunst van waarnernen en hoeveel dezelve -kan toebrengen tot voltnaking van het verstand. Bij T e ij l e r s godgeleerd genootschap verwierf hij driema­len bet accessit of den zilveren penning, namelijk in 1789 op zijne verhandeling : over de duidelijkate verklaring en het bondig8te bewijs van de aannemelijkheid des Protestantsche grondregels, dui ieder Christen, zyna veratanda magtig, ge­regtigd en naar zijne bekwaamheid verplicht is om in taken van godadienst voor zich zelven te oordeeleu, — in 1791 op zijne beantwoordino-der vraag : in welke gevallen en in ° in prediking en hoeverre Christus en de Apostelen zich schr iften naar de toen heerschende volksbegrippen geschikt laebben, en in 1795 op zijne verhandeling: nopens het in-en uitwendig bewijs voor de goddelijkheid der Christel. leer en het verband, waarin het laatste met het eerate al of niet kan geacht worden te slaw?. Bestuurderen van het Stolpi­aansch legaat wezen in 1797 aan 's mans verhandeling over de verschiliende volkskarak.ters en derzelven natuurlijke en zedelijke oorzaken, het accessit toe. Ook de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bekroonde in 1801 zijn geschrift over het schadelijke der vooroordeelen omtrent het horo6cooptrekken en planeetlezeti, met een kort en zeker betoog dat noch cometen noch planeten op de lot­gevallen der menschen eenigen invloed kunnen hebben. In 1809 schonk het Utrechtsch Genootschap zijn dubbelen gouden eereprijs bij losing aan zijne verhandeling over de bests middelen on: de duelkn of tweegevechten voor te ko­men en te weren, wanneer het gevoelen in een land heer­schende is dat het schandelijk zoude wezen wegens zekere beledigingen den belediger niet tat te dagen tot een tweege­vecht of uitgedaagd zijnde, hetzetve niet aan te nemen. Utr. 1805. Ook schreef hij het Leven en karakter van 4. Hulshof. Amst. 1796, 8°. Over den slavenstand door Philakthea Eleatherus. Met eenige aanteekeningen en een voorberigt van den uitgever J. van Geuna. Leyd. 1797, 8°. Zie Blanpot ten Cate, Gesch. der Doopsgez. in Boll. ern. D. II, bl. 103, 110, 127, 150; Glasins, Godgei. Nader'. v. Door-n inck, Anon. en Pseud. N. 8480. VOS VAN STEENWIJK MENDE= DE), in 1522 geboren, was, zoo ',floor haittingen !ale afkomst, een der voornaamste ingesetenen..,van Drenthe en werd door de Regerina tot de 0wiektigste bandelingen gebrikt, zooals, ben-evensjoh an u van-Echte n, tot bet teekenen der Unie van Utrecht. . In 1584 werd, hij Drost. Zoo lang Coevord e,n in s'vij­ awls handers bleef, deed hij alle s' lands beschrijvingen te Kampen of te Steenwijk. Bij toenemende zwakheid en hoo­ gen onderdom, werd hij van dit ambt ontslagen en uit aan - wedging zijner bewezene diensten, zijn zoon Coen ra a d tot sija oprolger aangesteld. overleed in 1697. Zijne weduwe, Mechteld van Re-rd a, genoot nog na het overlijden van zijn zoon, van Casper, van Euwsu indiens op volger in het Drosambt, egg pensioen, nit aanmerling van de verdiensten van Karen echtgenoot. Zie Sehel terns, Staatk. Nederl. VQS VAN STEENWIJK (JAN AREND, BARON DE), zoon van Jan Arend Goddard, Baron de Vos van S t e e n w ij k , Heer van Nijerwald, Oldenhof, Havenhorst, Am­bachtsheer van Serooskerke in Zeeland en Geertruid Agnes Baronnesse van IJsselmuiden tot de Rollecate, werd den 26sten April 1746 te Vollenhoven geboren, studeerde te Utrecht en werd in 1765 doctor in de rechten, na het ver­dedigen eener Dissertatio, continens quaestiones partim ex jure naturae; partim ex ciui i petita8. Hij trad als advo­ kaat op tot dat hij tot de behartiging van s'lands zaken werd geroepen. Sedert 1770 was en bl.lef hij een geruimen tijd beschreven in de Ridderschap van Overrijssel en werd we- gens dat newest eerst afgevaardigd in de O. I. Compagnie der Kamer van Amsterdam, naderhand in den Raad van State, vervolgens in de Admiraliteit van Amsterdam. Na de ver­ . andering van zaken, in den aanvang des jaars 1795, werd hij lid der Representanten van Overijssel, en wegens deze Lid van de gedeputeerde staten. In bet volgend jaar washij lid der eerste Nationale Vergadering, in 1797 werd hij door het uitvoerend Bewind in gezantschap naar Parijs ge­zonden, van waar hij in 't begin van Januarij 1798 weder­keerde, en eenige maanden later benoemd werd tot Lid, van het Departementaal bestuur van den ouden IJssel. Ten tijde der lauding van .de Engelschen in 1799 werd hij afgevaar­digd mar Berlijn. Twee jaren later stelde hem het Staatsbe­wind aan tot Thesaurier Generaal de Bataafsche Republiek, en bij het veranderen van 't bestuur der geldmiddel word hij door den' Raatiensionaris tot lid van den Staatsraad benoemd. Na de komst van Lode w ij k bleef hij 'staatsraad in gewonen dienst, tot dat bij in 1807 benoemd we'd tot Landdrost van Gelderland. Dezen post heeft hid drie jaren waargenomen, en in dien tijd werd hij door den koning gemagtigd tot het . regelen der grensscheiding met het Hertogdom van Berg. Hij was een geruimen tijd commandeur .van de Duitsche Orde ten Balye van Utrecht, en in de laatste jaren be­kleedde hij den rang van coadjutor. TOok was hij Ridder en in 1810 Commandeur der Unie, terwijl de keizer hpm bevestigde als Commandeur van de R,eunie. Ofschoon hij de V o s niets in druk heeft nagelaten zoo bestaat echter in hands. van hem eene .Historische becckrijving der stad Pci­lenhoven en van de Nederlandsche gewesten. Hij was lid van de Maats. van Nederl. letterk. en gehuwd met Coen -radin a Wilhelmi na, barones van Isselmuden, die hem twee zonen schonk: Jan Arend Godard d e Vos van Steenwijk en Hendrik Anthony Zwier de Vos van St eenwijk, genaamd van Essen. Hij overleed den 18den April 1813 op zijn buitengoed den Oldenhof bij Vollenhoven. VOS VAN STEENWIJK (JAN AREND GODERT DE), tot Nyewald, noon van Jan Arend en Leonora Susanna Tuyl van Seroosk erken, in 1713 geboren, was Drost van Vollenhove, Lid der Riddenchap van Overijs­sel en bekleedde vele Staatscommisrien in en voor dit ge­west. lit was de raadsman en vertrouwde van Willem IV, na diens verheffing tot Stadhouder. Ook genoot hij het vertrouwen van diens weduwe tot dat zij hem raadpleegde over het vermaard ontwerp van tutele, gedurende de minder­jarigheid van den Erfstadhouder, hetgeen zij voornemens was ter staatsvergadering van Overijssel voor to stellen. Hij raadde bar, vermits .hij het als strijdig beschouwde met 's lands en der stedelijke voorregten, bet voorstellen hier van af, en toen deze raad niet gevolgd werd, verzette hij er zich tegen ter staatsvergadering. Hierdoor verminderd niet alleen haar vertrouwen, maar ook zijn invloed op de Staatsleden van Overijssel. In 1777 verklaarde hij zich ijverig tegen de handelwijs, die men toen in de vergadering der staten van Overijssel hield, tegen J. D. van der Capellen tot den Poll, waarvan zijne schriftelijke adviezen, in de staatsnotulen inge­ lascht, ten bewijze strekken. Hij voedde dezelfde begrippen als van d er Capellen nopens de drostendiensten, en be­ schouwde die tits slaafsch en vernederend en trok gedurende de 28 jaren, dat hij het drostambt bekleedde, daarvan nim­ mer geldelijk of persoonlijk voordeel, Overigens was hij, zeer kundig in 's lands belangen, had veel doorzicht en helderheid van oordeel. Hij huwde Geertruid A gn es van Ise lmuden en liet vijf zonen na. Hij stierf in 1779. ZieScheltema, Staatk. Nader,. VOS VAN STEBNWLIK (PELosim DIE), Heer van Put. ten, zoon van Hendrik en Margaretha van Uyter­wich, kieinzoonvan Pelgrim die Vos van Steenwijk, en de erfdochter van het magtige geslacht van P u t t e n, werd in 1461 geboren, erfde den haat van zijn geslacht tegen die van Ka m p e n, en zich de algemeene verdeeldheid ten nutte makende, vierde hij zijn wraakzucht den ruimen teugel. Alle naburen, onder welke 800 burgers van Kampen, trokken te­gen hem op, veroverden en slechtten zijn kasteel. Hij dadren­tegen maakte de Zniderzee onveilig, nam de Kamperschepen, die destijds bijzonder met Noordsche waren voeren. Die van Kam­pen zetten een prijs van 100 oude schilden voor hem die P el-grim doodsloeg. en 100 goudguldens op het hoofd van zijn broeder. In 1498 vereenigde Pelgrim zich met Hen -drik van W i sc h , die de groote gaarde, een bandeloozeu troep nit alle volken bi;eerigebragt, in dienst had genomen, en richtte op nieuw vreeselijke verwarringen aan. Be twist duurde tot zijn en zijns broeders dood omstreeks 1500. Beide stierveu zonder mannelijk oor na te laten. Hij was gehuwd geweest met J u t t a van Arnhem, weduwe van Johan van Apeldoor n. Zijn erfdochter huwde George Schenck van Toutenburg. Zie Tegenw. Staat v. Overijssel, III, 2de St. 319, I, 149; Schel­tema, Staatk. Nederl. VOSBERGEN (GASPAR VAN), Ridder, Heer van Issellaer en Cats, lid van den hoogen raad van Holland en Zeeland, werd in 1598 wegens de stad Veere gecommitteerd ter re­kenkamer 's Lands en Grafelijkheid van Zeeland tot in 1603, toen hij pensionaris dier stad werd, welk ambt hij bekleedde tot 1609, toen hij aangesteld werd tot Raad in den hoogen Bawd van Holland, Zeeland en Vriesland. Hij was het die, nevens zijne ambtgenoot, Mr. Apollonius Scott e, voor­namelijk bielp tegenhouden zekere door 's Lands advocaat J. van 0 ld en barneveld in 1607 antworpen executie tegen eenige toen zeer in het oog loopende Contraremon­stranten, zeggende beide raadsheeren, toen &Larval' opening in den hoogen raad gedaan werd, dat zij daar waren om den lnister hunner provincie te bewares, welke dock van den Arminianetije en alle de meneen, die tot bevordering van derzeIve gebruikt wierden, zeer afkeerig was, ende vol gent), datze, consent tot zoo een executie draagende, de eer van hunne provincie niet en zouden ongepehend 'team _be­waaren, maar ten hoogsten -krenken." Gednrende zijne zitting in die Regtbank (1618) kreeg hij eene bijzondere Commissie van Prini Maurits, hij werd, namelijk, als een man van groote bekwaamheid en deugd, door dien vorst naar Brussel afgevaardigd om aldaar bij ge­legenheid van den dood van Philips, zijn ouditen broeder, zijne belangen waar to nernen, waar hij, niettegenstaande eenigen wederstand der princesse weduwe, gelukkig in slaagde. Kort daarcp zond de Prins hen naar Oranje om in zij-. nen naam de huldiging van de onderdanen te ontvangen en verscheidene misbruiken te hervormen. Zoo vernietigd hij den tol te Orpierre, een baronie van den Prins in Dau­phine, waarbij op de Joden en Jodinnen dezelfde belasting stand als op de wijn en varkens. In 1626 werd hij, wegens Zeeland gedeputeerd ter vergadering der Staten-Generaal, met een acte van regres tot zijn vorige plaats in den Hoogen Raad, zoo tiij ooit terug geroepen werd. Ondertussehen be­kleedde hij verscheidene gezantschappen, zoo aan het hof van Frankrijk als aan verscheidene haven van Duitschland. In 1630 was hij afgezant aan den keurvorst van Keulen tot opbouwing van vrede en onzijdigheid. In 1632 werd hij met eenen secretaris en drie bedienden naar Frankrijk gede­ puteerd om aldaar eene lijn te trekken met Zweden. Ook was hij, op aandrang van die van Holland, gelast inIte vorderen de betaling van eenigen schepen voor Rochelle ge­zonken. In 1638 zond men hem naar den keurvorst van Keulen, den hertog van IsTienwburg en den bisschop van Osnabrug tot een nieuwen voorslag van neutraliteit en eva­cuatie van krijgsvolk uit sommige plaatsen. In 1 635 werd hij voor de derde maal naar Keulen gezonden en in 1636 door hem als Commissaris van dezen Staat een tractaat van campanje me t. Frankrijk gesloten en in 1641 stoat hij ook het verbond met Portugal. In 1630 verloor hij zijne echtgenoote Barbara van Panhuis, die hem verscheidene kinderen schonk. Hij overleed in 1649. Zie L'Emperenr, Epist. Dedic. prae/. lib. de legibus Ebraeori forensib.; D. H e i n s i n s in Dec. Orat. 1, 2. Libr. 11. Eleg. IV. Epigram. p. 283, 284 ; Hugenii Epigr. p. 182; J. de la Y is e, Tableau de raist. d'Orange, p. 765, 767, etc.; Lijst der Rekenmeest. v. Zeel.; Merkel. gesch. van Trigland, bl. 908 ; L. v. A itzem a , Zaken van Staat en Oorlog, D. 111, a. 88, 45, 53, b. 152, c. 80, 81, 86, 96, 98, 99, 102, 103, 104, 105, 106, 109, 110, 115, 119, 126, 128, 130, 131, 134, IV, a. 224, 322, 487, b. 35 ; D. V, 322, 351; D e la Ru e, Staatk. en Lleldh. Zeel. bl. 105; W i c qn e fort; L'..ttrabassadeur, T. I, p. 221, 278; S malleg a nge Chron. v. Zed. D. I, bl. 285, 426; J. de Riemer, BIieschr..'sGravenh.' D. I, bl, 298, Wage-naar, V. H. D. X, bl. 426; Dl. XI. "W. 62, 178; Sc heltem a. Staatk, Nederh; Kobus en d -e Rivecourt; V erwoert.. VOSBERGEN (GAsPAR via), ondste zoonvan Gaspar en Barb a; a. van Pa nhui s, at vroeg een jongeling an groote hoop werd door den Prins begiftigd met het DrOst­ambt van St. litartensdijk, en in 1640 door hunne Hoog MOgenden benoemd tot Gezint naar Venetia; doch hij Over­feed voor hij derwaarts kon vertrekkei. Hij was Bidder van St. Michiel en Heer van Duivendijk. . Ze do.Roe, bl, 1164 de Rim or, D. L bl. 289, Sc he 1. t o lit a &odic. Zeeland, VOSBERGEN (GAsPAR VAN), gesproten nit dit aanzien­ lijk Zeenwsoh geslacht, was hoogbailjuw van Zierikzee, then deze stad in 1576 door Mondragon belegerd werd. On-. der sohijo - van te handelen tot overgaaf, wist hij door list krijgsbehoefte en yolk • binnen te brengen en vertraagde alzoo de overgave der stad. Toen deze kort daarna was overgegaan, werd V o s b e r­ge n , nit wederwraak, door den Spanjaard van het ver­drag uitgesloten. Hij verschuilde zich in het huisie van een visscher, vader van zijne dienstmaagd. Toen men op den hale had verboden hem te huisvesten, begaf hij zich op straat en werd voor M o n d r a g o n gebracht .lie, hem de stad tot een gevangenis gaf en hem tot s' konings dienst trachtte over te halen. Hij sloeg echter Mon dragon's aanbod of „met eerbiedighe dankzegging dat hij, door eedt aan den Prins en de Staten, door 't gewisse aan den gezui­verden godsdienst verknocht was." Hij wist zich met list en moed nit Zierikzee te redden, en kwam bij den Graaf van Hohenloo, dien hij veel gewichtige openingen deed, doch of die de veroveringen van Zierikzee ten gevolge hadden, zoo als W a g e n a a r verzekert, worth met reden in twijfel ge­trokken. Later werd hij bailjuw van: Veere, sloot en tee­kende wegens Zeeland, de Unie van Utrecht, bleef een voor­naam lid van het Collegie dat, aldaar de belangen der bond­genooten behartigde, droeg de Graaflijkheid aan Wille in I op, handelde met Anjou en vervolgens met Leicester over eenige bezwaren. Hoogstwaarschijnlijk overleed hij in /598, toen J a c o b Ca m p e zijn opvolger werd als gecom­mitteerde raad. Hij was een geleerd man met N. Noor t­h-o e k gehuwd. •Zie B or, Nederl. Histories, B. XV, bl. 197, 220; P. C. H oo ft, Ned. llistor. 440-457 ; Brieves 185; C. l'Empereur, Epist. dedic. pTaef. libro de tegibus Ebraeor. foram.; D. Heinsi us, in Dedicat. Orationuas p. I; Mr.' Smallegangen, Chronyk van Zeeland bl. 426, 502-580, Nader Unie; bl. 49 ; de Lange, Rat. Rosie" bl..46; De la Rue Staatk. Zed. bl. 168;Scheltema Staatk, Nederl. Wagenaa r, V. H. D. VII, bl. 23, 78, 99,100,384; D. VIII, bl. 173, van Wijn, op D. VII, b1.87, van de Veld.,Unie van Utrecht; roki Vervtoert, Iobue en de Rivecourt. \Tit:OM:MGM (104-Alt); . broeder yam 'dee verge; gerkm­mitteerde raad • /ad Zeeland en ter admiraliteit. De Thog­leeraar L'Impereur, Sehreef nopens hem in de gemelde dragt aan Gaspar: ad pietetum regressus oblivinei negneo (rattle tui, • que en timbre Dei a tenens educatus, inter Zee= landos esta vintuti tarquam corozcante federe effulget. Zie De la Rue, W. 115. VOSBURG (IsAec), Remonstr. predikant te Amersfoort (1694), te Frederiksstad' (1704), gestorven 1705, schreef: Zedige aenteekeningeri over den kennel op aard door Th. Eelhart (V osbur g). Amst. 1768, So. Overeensteinming der Evangelisten. Achter dezelve drie redevoeringen nevens eenige aanmerkingen over de XVIII eerste verzen van 't eerste Kap. van Johannes Evang. Door J. le Clercq. Uit het Lat. vent. Amst. 1700. Zie Rogge, Bibl. v. Rom. Geschrift..b1.80,247, Tideman, Rem. Broeders, bl. 263, 332, 370, v. D o o in in ck, N. 66. VOSCUIJL (EvEaARDus), predikant te Kampen, in 1619 om zijne ren3onstrantsche gevoelens afgezet. Hij soh reef : Medicijn-meester voor .vermomde Nederland* ontdek-kende de oorzake van de wonde ende middel orn te ghenesen. 1 6 2 0. Zie T id e m an , bl. 304, 304; 316, Rogge, Rem. gesehrift, bl. 171. VOSKUIJL (MEIJNERT PIETERSZ), een Amsterdammer, bloeide in de eerste helft der 17e eeuw als tooneeldichter. Men heeft van hem: Ouden en jongen Hillebrandt, bk-eynde-spel, op den Re- gel: Om veel te versoecken vaeck elck wel gemoet is, doch eyndelyck pooght yder weer te zyn daer by gebroet is. Op­ nieuw oversien en verbetert gesp. op de Amsterd. Schouwb. Amst. 1665. 7ragise Comoedie van Don Carel van Castilien, met den Prins van Portigaal, door een lief hebber op de hedendaegie manier van spelling gebragt, veel oude ondaidsche woorden met de Nederduitse verbeterd. Leii. 1710, kl. 8°. Onder de tooneelstukken van de Kamer de Bijekorf onder de spreuk : In liefde bloeijende en tiver of door ijver en liefde bloeijende, te Amsterdam vindt men M. P. V o s k u ij 1, Fiameta, treur-bly-eynde-spel. Amst. 1640. Dosatus en Faunias, treur-bly-eyndend spel. Amst. 1637, 4°. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. VI, bl. 427, Ca­la/. d. Tooneelsp. van W. lienskes N. 140; Cat. d. Bibl. v. Ned. Letterk. D. 1, bl. ; D. III, bl. . VOSMAER (Minor), raad van Prins W i i l e m V, en Directeur van diens natunr- en knnstkabinet, toonde in deze betrekking stifle lisfde voor de natuurlijke historie. Hij vermeerderde de vorstelijke verzamelingen aanmerkelijk en leverde van vele voorwerpen een nauwkenrige beschrijving welke stuksgewijze te Amsterdam in 1767 uitkwam, onder den titel: Algem. natuurk. en hietor. beschrjving der zeldzame en verwooderingswaardigste seher selen, die gevonden *Porde* in de kabinetverzam. en dergekke van den heere prince erfstadhouder met naauwkeurige afbeeld. in 't zwart of met kleuren naar 't leven afgezet, in gr. 4°. N. 1-10. Deze kostbare verzamelingen vielen in handen der Franschen en hij zelf werd nit zijn woning verdreven. hij bezorgde ook de 2 laatste deelen van Se b a' s werk : Islauwkeurige beschrijving van deszelfs kabinet, dock zon­der zich te noemen. Ook gaf hij met Renard uit eene Beschrijv. van de 0. I. Fisschen, Krabben en Kreeften met 100 ofgezette platen 2 dn. en tab. Van zijn werkzamen card getuigt ook een Generale Catalogue, door hem in orde gebragt, en nog voorhanden van vele zoo in de buitenland­sebe verkoopingen b. v. van Bibliotheken en 2 kabinetten van natuurlijke Historie, 3 Mathem. Physische en dergel. instrumenten 4 Grieksehe en Romeisehe pennings en ge­snede steenen en 5 Nederlandsche en buitenl. munten, 6 Beeldwerk van ivoor, steeninetaal, gedreven silver 7 Bch:1de­rijen, teekeningen, prenten. 1798, 4°. Hij was lid van onderscheidene genootschappen en overleed te 's Hage den 14 Jan. 1799. Men heeft nog van hem: Natuurkundige beschrijving eener uitmuntende verzameling eener zeldzame gediertens bestaande in Oost- en Westindische viervoetige dieren, vogelen en slangen, welke leevend voor handen zijn geweest buiten den Haag op het kleine Loo van Z. H. den Prins van Oranje-Nassau. Arne. 1805, 34 of b. Beschrtyving van de zoogenaamde meermin der stad Haar­lem enz. Met afb. in verhand. der Boll. Maats. van We-ems. te Haarlem 1786, bl. 85 van de Berichten. Zie Nieuwenhuis; Kobus ende Rivecourt; Hol. trop, bl. 378. VOSMAER (DANIEL), waarschijnlijk een noon van Jacob W outers V osmae r, bloeide in het midden der 17e eeuw te Delft. Van zijn peuseel berust eene schilderij, voorstellende de verwoesting der stad Delft, na het springy: van den kruidtin 1654. zijne nakomelingen te Delft op een oren Catal. komt ook van hem een gestofeerd landschap met hoog geboomte voor. Zia K ramm. VOSMAER (JACOB WOUTERt3ZOON), in 1584 te Delft ge­ horen, bezocht Italie, en keerde in 1608 naar zijn geboorte­ stad terug. Zijne kunst is zeer zeldzaam. Aanvankelijk schilderde hij landschappen, later bloemstukken en vruchten. Hij huwde (1608) Anna Jan sdr. van der Graaff en liet verscheidene kinderen na. Hij was majoor der burger­ wacht en overleed in 1641. Zie Boitet, Beschr. van Delft, bi. 778; Immerzee Kramm. VOSMAER (JAQuEs Nicolas), zoon van Willem Carel Vosmaer en van Jaco ba Maria Schellus, werd den 16 April 1803 te 's Hage geboren. Naauwelijks 16 jaren oud, werd hij in de artillerie- en genie- school te Delft opge­ nomen, om voor s'lands zeedienst te worden opgeleid. In 1823 deed hij als adelborst eerste klasse aan boord van s'Lands korvet Lynx, onder bevel van den kapitein-luitenant n c k , een reis rondom de aarde en kwam daarmede den 2 Jan. 1825 te Batavia, waar hij kort daarop tot bui­tengewoon luitenant der tweede klasse werd aangesteld. Daar hij in Indie een broeder had, en uitgelokt werd door schoone vooruitzichten in den handel en den koopvaardijdienst, ver­kreeg hij, op zijn verzoek, eervol ontslag nit den zeedienst, en koos Makassar, waar zijn broeder destijds secretaris van den gouverneur was, tot het middelpunt zijner ondernemingen. Spoedig had hij bier gelegenheid ook voor het gouvernement werkzaam te zijn en nam, na den in 1825 tegen Boni en Soepa gevoerden oorlog, vrijwillig deel aan de bewegingen der expeditie tegen Lapatou w , Koning van Tanette, en in het bijzonder aan de overwinning van Tjinrapole, de hoofd­versterking van den vijand, den 3denJunij 1826 door onze troe­pen, onder aanvoering van den majoor van C o e h o o rn v a n H o u w e r d a behaald, en weinige maanden later trok hij wa­der tegen dien vorst, toen deze op nieuw tot reden tnoest gebragt worden, op. Eerst nu wijdde hij zich meer bepaald aan handel en koopvaardij en vond gelegenheid zich met het uitgestrekte Celebes bekend te maken, deed gtrouwelijk ver­slag aan 't gouvernement van zijne waarnemingen en ontdek­kingen en bleef met volharding voortwerken, in weerwil der rampen, waarmede hij in zijn handelsondernemingen had te worstelen. Hij maakte zich o. a. bekend met bet vaarwater in de baai van Boni en der kusten van het Zuid—Ooster schier­eiland Celebes., terwijl hij op de Oostkust van dit schier­eiland, gedurende een togt naar Teboengkoe, de scboone baai van Kendari ontdekte, welke later ter zijner eer Vosmaer's baai werd genoemd. Bij een herhaalden togt derwaarts in 1833 verloor hij, bij het omslaan van den schoener Swift, at 26 zijne medegevoerde goede7en, juweelen en aanteekeningen. Hij slaagde in zijne poging om te Kendari de Orang•Badjo's (watermenschen) te vestigen ; de regering begiinstigde deze onderneming ; benoemde hem in 1835 tot assistent-resident van Gorontalo, stelde een lands vaartuig tot zijn dienst ter bevordering zijner handels-operation en ter verdere opneming van de kust van Celebes. Deze togt volbragt hij niet; ter reede van Boeton sleepten hevige koortsen hem ter grave. Hetgeen hij voor de wetenschap verzameld had is bekend gemaakt in de werken van het Bataviaaseli Genootschap. Part. berigt. VOSMAER (Jleos), zoon van Wil le in Care 1 V o s m a e r en Margaretha Nicoletta Holtius, werd in Augustus 1783 te 's nage geboren. Hij ontving het voorbereidend ou­derwijs tot de akadeluische studien in zijn geboorteplaats en verliet in 1801 de Latijnsche school, na het houden eener redevuering de bello et foedere Romanorum et Sabinortstn sub Rornulo et T. Tatio in Latijnsche verzen, vertrok daarop naar de Hoogeschool te Harderwijk, waar hij zich inzonder­heid op de geneeskunde toelegde, en verdedigde, onder voor­zitting vau Rhein w a r d t, in Junij 1807 eene dissertatio chernica de adstringentium natura. In het laatst van dat jaar vertrok hij naar Utrecht, waar hij de lessen van Ma t t h e-u s v an Geun s en de F rem ery bijwoonde. In 1808 keerde hij naar Harderwijk terug, en werd er in October, na opent­lijk eeue dissertatie, getiteld : Observationes de Sympathia verdedigd te hebben, tot doctor bevorderd. Hij zette zich eerst als med. doctor te Haarlem neder en in 1811 te Zut­phen. Bij de vestigiug van het Athenaeum te Harderwijk werd hem aan hetzelve het hoogleeraar-ambt in de kruid-, schei- en artseniejmengkunde opgedragen, welken post hij den 25sten Januarij 1816, twee dagen na de inwijding van het Athenaeum, aauvaardde, met eene or, de fugiendo estilitaiis stu­dio in exploranda natura. Na de opheifing van bet Athenae­um, werd hij in 1818 buitengewoon hoogleeraar in de genees­kuude te Utrecht en nam, na het houden eener inaugureele reds; de recentiori medicina cum antiqua coniparata, het onder­wijs in de Sensiotica, Therapia generalis, Encyclopaedia Me-. dica en Historia Medicinae op zich. In 1820 werd de vee­artsenijschool te Utrecht gesticht en hij kort daarna ge­woon hoogleeraar in de scheikunde, de leer der geneesmid­delen en der artsenij-mengkunde. Ruim 51 jaar bleef V os­maer het sieraad der hoogeschool ; hij stierf den 3den Fe-. bruarij 1824, in den ouderdom van slechts 41 jaren, eene weduwe en 4 .jongen kinderen nalatende. Vosmae r was lid van verschillende geleerde genootschappen. Hij gaf in bet licht : Grondbeginselen der Natuurkunde van den Mensch, naar het Latin van Blumerzbach, Harderwijk 1807. Grondbeginselen der Ontleedkunde, naar het Hoogduitsch van H. F . Hempel. Haarlem 1811, 2de dr. lste stak. ald. 1824. Aan mijne verloste Landgenooten. Dec. 1813 (dichtstuk). Lierzang op de verhejing der Nederlanden tot een Ko­ningrijk, kort na de landing van Buonaparte. Zutphen. Maart 1815. De Menschenlielde. Harderw. 1818. Dichtstuk. Verhandeling over de toevallige gebreken der Bliksem-aflei­ ders, door O. W. Beckmann, uit het Hoogd. vertaald en met eenige bijvoegsels vermeerderd, in d. IX der Natunrk. Per- hand. v. d. Holt. Maatsch. der Wetenschappen te Haarlem. Apothekers Woordenboelc of uitvoeriq zarnenstel der Apo­thekerskunst en daartoe voorbereidende Wetenscitappen, in een alphabetische orde, 1 8te D. re. pi. A—D. Zutphen 1822. Na des schrijvers dood verv&g. door C. Ma 1 d e r. Amst. 1837. 8°. Met pl. en tab. 3 D. Institutiones semioticae, editae a G. J. Mulder.! Lugd. Nat. 1828. Nagelaten en verspreide Letterarbeid, mast in luimigen trard vervat. Haarl. 1826-1827. 2de dr. 8°. De _Kunst om tang te leven en wel te sterven. Haarl. 1828. Eenige aanmerkingen over de gestremde en onregelmatige ontlasting der warmtestof in Algem. Konst en Letterb. 1818. D. II. bl 260. Lets over de vergiftige werking van het zuring of klaver­zaaid. Ald. 1818. D. I. bl. 277. Hij cam ook medearbeider aan N i e u w e n h u i Woor­denboek. Zie, behalve zijn Levensb. door Vrolik, in Magazijn voor Wetens. Kunsten en Letteren, verzameld door N. v an Kampen D. 1V, bl. 383; Schroderi or. rect. (Ann. Ac. Rh. Traj. a,1823-1824) p. 40-42, 71. Utr. Stud. Alm. voor 1825, bl. 64 ; Collot d'E scary Holt. Roem IV, 2, 694; Letteroef. 1826, M. 428 ; Heringa, de audi­torio ; Bou ma n , Gesch. d. Geld. Hooges. D. II, bl 554, 585, 592, 597, 608 ; van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. en Grit. Woordenb. ; 1824, I. 98 ; Holtrop, Bibl. medico-chir. p. 378 ;Roust- en lettert, Woor-Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; denb. d. Zamenl. VOSMEER (MICHIEL), was rechtsgeleerde, en maakte in zijne jeugd korte Latijnsche verzen op de Graven van Hol­land, die bij W. Ti bout te Autwerpen in 1578 zijn ge­drukt en die hij van voornemens was te verbeteren en te vermeerderen, waarin de dood hem verhinderde op den 16den Sept. 1616. Hij zond bovendien in het Licht de werken 26* van zijn bloedverwant Adam T i b o u t en Responsio ad versus ,Oalumnias cujusdam de Sa8boldi sriptis Col 161 b cum Sasboldi homiliis. Na zijn dood verseheen een boekje van hew, over de mirakelen der L. V. in de Vrouwen­kerk te Delft, onder den titel De diva virgine et cruce salutari Delfica. .Ib. 1629. Hij liet ook in HS, na een werk van de Oudheden der Stad Delft, door Boxhor n, ter uitgave aangeprezen. Zie Foppens, BibL Belg. T. II, p. 879, Val. Andreas. Bibl. Belg. VOSMEER (SAssouT), in 1548 te Delft geboren, ont­ving zijne eerste opleiding ald'aar en vervolgens van de Jezulten. Hij was een man van uitgebreide kennis, onver­moeide werkzaamheid en warme belangstelling in den bloei zijner kerk, werd in 1583 vicaris van het Utrechtsche Aarts­bisdom, en in 1589 pauselijk vicaris in de Vereenigde Ne­derlanden. Hoogst moeijelijk was deze betrekking in een tijd, in welken de Roomsche kerk in ons Vaderland in diep verval was, en alien, die voor haar ijverden, gevaren bedreigden. De nieuwe vicaris vond dus ook alles in den meest hagchelijken toestand, deken en geestelijken waren moecieloos en zelfs weinigen der laatsten aanwezig : de meesten waren gevlucht. Sasbout sloeg echter handers aan het werk, stortte nieuwen moed in de harten, riep de uitgewekene priesters terug, voerde andere gees­telijken, vooral tuonniken en jezuiten herwaarts, herstelde de verbroken orde en tucht, en ofschoon van geen sterk gestel, ontzag hij geen vermoeijenissen ter bereiking van zijn Joel. De toestand zijner kerk in Nederland verbeterd hebbende, ontbrak echter de gelegenheid, om een der Sacramenten, het vormsel te beJienen, 'tgeen alleen een bisschop, die zich echter niet onder het gebied der Staten beyond, geoorloofd was. De Nederlandsche godgeleerde J a n s s e n n i u s, Coen aande Lea­vensche Hoogeschool vertoevende, beijverde zich daarin te voorzien. Sasbout zelf begaf zich naar Rome en werd in 1602 tot aartsbisschop van Philippi gewijd. Eigenlijk bedoelde men hem op den Utrechtschen zetel te verheffen, maar vreesde men, met hiervoor opeulijk uit te komen, het Nederlandsche Staatsbewind te zullen verbitteren. Het hof van Brussel en ook zijn grafschrift kenden hem den titel van aartsbisschop van Utrecht toe. In het Vaderland teruggek'erd, gaf de kerkvoogd een aan­tal verordeningen, die van zijn goeden wil en gehechtheid aan Rome getuigen. Het was echter er verre of dat hij bij zijne geloofsgenooten, vooral bij de ordegeestelijken en de jezulten, die medewerking vond, welke hij gehoopt had. Daar­enboven trok zijn met de bestaande wetten strijdige ijver, de aandacht van 's lands hooge regering tot zich. In 1602 werd hij schuldig verklaard aan gekwetste majesteit, zijne aanzien­lijke bezittingen werden verbeurd verklaard en hij ten eeuwi­gen dagen buiten Holland, Zeeland en Friesland gebannen. Sedert beyond hij zich meestal te Keulen, doch niet zeldzaam begaf hij zich, in weerwil van het dreigend gevaar, naar het Vaderland, en hield hij zich somtijds te 's Gravenhage op. Niet ontmoedigd, ging hij op den ingeslagen weg voort, ordende zijne kerk meer en meer door onderscheidene voorschriften eu wekte zijne geloofsgenooten door een ongemeen groot aantal brieven op. Deze zijn, voor zoover zij bewaard zijn, van hoog belang voor de gesehiedenis der Nederlandsche Roomsche Kerk : vooral is het te bejammeren dat het verslag, dat hij omtrent Glen toestand der Nederlandsehe zending in 1610 naar Ronne zond niet bekend is. Sa sbout wekte niet alleen zijne onderhoorigen tot het waarnemen hunner plichten op, maar gaf daarvan zelf te Lingen en te Oldeuzaal, gedurende eeri hevige pestziekte, het voorbeeld. Door veien geacht overfeed deze vrome kerk­voogd den 3den Mei 1614. Zie Val. Andreas, Bibl. Belt'. p.3; Foppens, Bibl. Rely. T. I, p. 5, Hoynck van Papendrecht, Hist. de reb. Ultraj. p. 10,85, 94 segq ; Bat. Sacra, D. 111, bl. 135, 1 -)6: Willem van der Hey-den, Verhaal van de verrichtingen der Jezuiten in Friesland bl. 31, 239, 242 ; D. I. bl. 394 ; Glasius, Nederl. Kerkgesch. na de Here. D. I, bl. 46 volgg. ; Dez. Godgel. Nederl.; S o k; Verwoert; Ko­bus en de Rivecourt. VOSSIUS (CoaNELIA), docbter van G. J. V osqius, werd in 1613 te Dordrecht geboren, en aldus naar haar vaderlijke grootmoeder Cornelia van B i e 1 e genoemd. Zij had zeld­zame gaven, kende niet alleen Fransch, Italiaansch en Spaansch, maar ook Grieksch en Latijn. Ook was zij zeer ervaren in de muzijk en de schilderkunst en in allerlei vrouwelijke handwerken . Zij begaf zich den 28 Jan. 1638 met haar broeder, Mat theus, zuster Johanna en bloedverwant Junius te Leiden in een slede op het ijs, waar zij ver­dronk. Beroemde dichters, zoo als V i n c e n tins Fa b r i-ti ds en Vond el hebben dit ongeval bezongen. Zie V. Fabricii Poem. p. 622-631, Vondel, werken (uitg. v.Lennep D. III, bl. 176, 177; D. IV, 28; D. XII, bl. 205; (led. D. bl. 60 ; Beverwijck, d. vrouw. geslacht bl. 199 ; Voss ii Ep. 139, 323, 324, 325, 326, 392; 1 Tollii Or. p. 33; De Gra ne, or. p. 23; Schotel, Avondst bl. 157, F. Junii Praef. ad antes pop. van Lennep Romant. werken D. XIV , J.van S o m e r e n,IJitsp. d. Vernuit bl. 167. VOSSIUS (DioNYsits), broeder van den vorige, te Dordrecht in 1612 geboren, werd met groote zorg opgevoed en hoorde reeds op zijn tiende jaar te Leiden de openbare lessen van Meursius over het Grieksch, van H ein sin s en zijn %ra­de' over het Latijn en de Geschiedenis. Hij had in het Hebreeuwsch, Chaldeeusch en Arabisch L' Empereur, E r­penius en G o 1 iu s tot leermeesters, reeds voor zijn veer­tiende jaar het 0. T. tweemaal in het oorspronkelijke gelezen, en toes hij 16 jaar oud was vermeerderde hij het Lexicon Ara­bicum van Raphelengius met een groote menigte woorden. Ook zette hij Arabische spreekwoorden over en bestudeerde het Armenisch, Aethiopisch en andere talen en las de Tal­mudistische en Rabbijnsche schrijvers, die hij zich voor veel geld had aangeschaft. Hij werd door Christophel Slu­p e sk i , een edele Pool, die. eene reis naar Constantinopel en andere oostersche streken Wilde ondernemen uitgenoodigd om met hem te reizen. Gaarue zou hij ter uitbreiding zijner kennis dien voorslag hebben aangenomen, doch zijn vader oor­deelde hem, die naauwelijks den onderdom van 18 jaren had bereikt, voor die reis te jong. Ook was hij zeer ervaren in de Fransche, Italiaansche en Spaansche talen, niet minder in de Grieksche en Latijnsche, vooral waren Tacit us en Ca e-s a r zijn geliefste schrijvers, ook had hij onder G o I iu s geen geringe vorderingen in de Wiskunde gemaakt. Hij beoefende evenwel bij voorkeur de geschiedenis. Toeu hij in 1631 met zijn ouders te Amsterdam was • gekomen, stelden hem burgemee8teren tot opzichter der stedelijke bibliotheek aan. In 1633 gaf hij een Lat. vertaling van het werk van Reid ook gaf hij in dat jaar Geminum Panegyrscum, de een in proza, de andere dichtmaat, aan F r e d. Hendrik gewijd en in 1641 een vertaling van het Libor de Idololatria van Moses Maim onides, te gelijk met het werk van zijn vader de Theol. Gent. waarvoor Isaicu s V o s s i us eene voorrede schreef, die voor het grootste gedeelte voorkowt in Insign. Vie. Epist. ex Ribl., J. G. Mee& p. 32 seqq. Ook begon hij aan een uitgaaf van Julius C t e s ar met zijn observationibus et notis te arbeiden. Ondertusschen was de roem zijner geleerdheid tot den koning van Zweden, Gus t a a f Adolp h, doorgedrongen, die hem tot Hoogleersar in de gesehiedenis en welsprekendheid te Dorpat benoemde, doch zijn vader achtte hem nog te jong voor die betrekking. Toen hij echter de Annales Reidenses had voltooid, was hij op het punt, op sterk aa'ihouden der Zwe­den, eene reis derwaarts te doen, om de taal te leereu en de Archiven te doorzoeken voor een gesehiedenis van dat land ; bij zijr terugkomst zou hij tot Historiographus Re­guis met een aanzienlijke jaarwede benoe.ud worden. Your hu enwel de reis ondernam, overleed hij aan de pokken. Behalve de bovengemelde werken gaf Diouysius nog in het Licht Conciliator Manassae, Ben Israel. Amst. 1633 in 4°. Oratio in honeremNobilissJuvenisAndreaeChoneJaskiThiltisci. In de Bibl. d. Remoustranti te Amsterdam worden nog bewaard Armeniaca quaedam Dion. Possii Mss. en in de Bibi. der. Hooges. te Leiden, Julius Caesar, Horatius, Gellius, Ta­ci'us, Plrgilius met zijne aanteekeningen. In Sylloge A. Matthaei N°. 144 vindt men een brief van J. J. Pontanus van D. V. Zie Val. Andreas Lisbl. Bely.; Foppens, Bibl. Belq. T. I, p. 246 ; de Crane de Vossior. Juniorumque meritis p. 16, 52seqq.; Isaac Voss i i Praej. voor het werk van Maimonides; Saxe, Onom. T. IV, p. 399; Klefeckerus, Bibb. Erud. praf c. p. 385; J. Fabricii Hist. Bibl. T. V, p. 339, Wolfii Bibl. Hebr. T. I, p. 780, 841, 811 p. 705; Pars Ind. But. p. 96, 272 ; Medic. Anual. M. V ossii; Konigii Bibl. vet. en nova . Crenii Aninzadvers Phil. Part. VIII, p. 45 ; p. XV, p. 39, B a r 1 a e i Epist. T. I, p. 486; Canaei Ep. p. 205; Grotii Ep. 234, 335; Salmasii L. I, Ep. 41; Ep ad Vossium P. II, p. 182, 183; Barlaei Poem. p. 182; Voss ii Ep, 211, 213. 214, 215; Vundel (Uitg. v. Lennep)1). III, bl. 176; Gedicht, bl. 25, 26, Baur, HWb.; Jiicher; hau­fepi a Aouv. Dict.; Nicer on , Mein. T. XIII, p. 125; Bale') Beschrijv. v. Dordr. bl. 253; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; De Wind, Bibl. v. Gescis. 131 288 ;Hoenfft, Pain. Lat. Jiely. p. 163. VOSSIUS (FaANeiscus), broeder van den vorige, omstreeks 1608 te Dordrecht geboren, werd na zijne akademische stu­dies volbracht te hebben, advokaat te 's Hage. Hij diende ook de regering van Amsterdam in het gesebil over de 11-iustrieschool, tot groot leedwezen der curatoren van Leiden, Naderhand vertrok hij naar Amsterdam, nadat hij een onge­lukkig huwelijk had aaugegaan, en overleed den 22sten De­cember 1645. Hij had als advokaat te 's Hage een grooten naam. Ook verzuimde hij de heoefening der ietteren niet, blijkeus zijn Carmen de victoria navali, auspices ordiaum foederatae Belgicae ductuque Herberti Trompii parta. Hague. Comt4 1640. Aunt. in fol. Zie de Crane 1. c. p. 21; Vossii Ep. 105, 110, 112, 114, sq.119, 138. 800; Barlaei Poem. T. II, p. 108; Balen t. a, p. Hoeufft, 1. c. p. 163; V ondel, t. a. p. D. IV, bl. 28. VOSSIUS (GERARDus), broeder van den vorige, in 1619 te Leiden geboren, studeerde aldaar in de letteren en onder­scheidde zich vroeg door zijne kennis der oude tales. Reeds in 1635, dus 16 jaren oud, vertaalde hij, met zijn broader Isaac, het werk van hun oom Fr. •J u ni su s de Pze­tura veterum in het Latijn. Ook bewerkte hij een nieuwe uitgaaf van Vellejus Paterculus (L. B. 1639, 12°.) Er is een brief van Gerardus Vossius aan Nicolaas Heinsius de Ovidio (3 Id. Fein.. 1640) in Syllege Burmanni, T. III p. 632 De Leidsche Bibliotheek bezit een Apulejus en Macrobius met Mss. aanteekeningen van G era rd Voss i u s. Hij stierf den 278ten M. 1640, weinige dagen na en aan dezelfde zickte van zijne zuster J o han n'a. Zie Val. Andreas Bibl. Belg. .p. 286; F oppens 13ibl. 13elg. T. I, p. 363; Seldenus, de Libris leg. L. II C. 3 § 12; Rhun­kenii Praef. ad Vellejum; S axe, Onom. T. IV. p. 444; de Crane 1. C. .p. 21. 51; F a b ric Bibl. Lat. L. II, c. 2, p. 513, K onigh Bibl. Vet et Nov.; Crenii Anirnadv. Phil. P. XVI, p. 271 P. Burmanni Praef. in Val. Flaccum ; Chaufepie; Ba­len t. a. p. bl. 285; Ni euwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivcourt. VOSSIUS (GERARDUS), zoon van Johannes Vossius of Alope ci u s werd in 1577 te Heidelberg geboren. Naauwelijks een half jaar oud, vertrok hij met zijn ouders naar Leiden, ver­volgens naar Dordrecht. Toen hij den ouderdom van 8 jaren be­reikt had, werd hij ouderloos en aan de zorg van B a r b a r a, weduwe van Jacob van der M ij 1 e n, een vriend zijns vaders, toevertrouwd. Deze was hem eene tweede moeder (altera mater) Na zich, onder leiding van Or y d r i u s, Ma rcellus en N a n s i u s op de Latijnsche en Grieksche talen te hebben toe­gelegd, werd hij te Leiden in het Staten-Collegie, dat toen ondei het bestuur van Johannes Cuchlinus en Petrus B e r t i u s stond, opgenomen, en hoorde hij B o n a v e n t u r a Vulcanius in het Grieksch, Robbert Snellius in de Wiskunde, Petrus Molinaeus in de Wijsbegeerte, Fr a n­ciseu s Junius in het Hebreeuwsch, Lucas Trelcatius en Franciscus Junius in de Godgeleerdheid. Twee jaren later (1597) hield hij eene Latijnsche lofrede op Prins Ma u -rits, en in het volgende, met toestemming van Curatoren, openbare voorlezingen over eenige boeken van A r i.s toteles over de natuur- en redeneerkunde. Reeds was men te Leiden bedacht hem een leerstoel aan te bieden, toen Curatoren van bet Dordsch Gymnasium hem tot rector benoemden. Sedert nam met zijne geschriften, zijn roem en het aantal zijner leerlin­gen van jaar tot . jaar toe. Niet slechts uit de vereenigde gewesten, maar uit Brabant, Engeland en Frankrijk kwam men om hem te hooren. Gedurende de elf jaren die hij aan 't boofd der school stond, werden er scharen van jongelingen gevormd, die later in verschillende vakken grooten roein verwierven. Wij behoeven niet te vragen hoe het onderwijs van den man was, wiens geschriften over de Grieksche en Latijnsche spraakkunst en welsprekendheid, op hoog bevel, in alle scholen van ons vaderland werden ingevoerd en meer clan twee eeuwen hunnen eersten rang, onder alle leerboeken van dien aard, handhaafden, die reeds te Dordrecht zijn werk de arte grammatica, waaraan hij .30 jaren arbeidde, begon te sehriiven, een werk, waarbij volgens Salmasius, 'fliets in de oude en toenmalige wereld was te vergelijken, dat Crelli us een onsterfelijken arbeid achtte ; van den man, wien He reuannus To llin s, bijna twee eeuwen later, nog een volmaakt taal-navorscher noemde. t Curatoren vermeerderden dan ook steeds zijne jaarwedde, de regering vereerde hem voor de opdragt zijner Institutiones oratorsae, een werk, waarvan S c a 1 ig e r zeide, dat het hem geleerder gemaakt had, dat boven den lof van een Ca s au ­bonus, Cunaeus en Bernard verheven was, met 270 L., zond hem dikwerf den eerewijn en gaf hem een kostbaar geschenk, toen hij (1602) met Eliza b e th van d en Cor. put en (1607) met Elisabeth Junius in het huwelijk tract. Het was dus wel ffeen slag voor de stad en een schrik voor de school" toen (6 April 1615) gedeputeerden uit het Collegie van Curatoren te Leijden te Dordrecht verschenen om Vossiu s tot regent van het Staten-collegie, waarvan hij vroeger kweekeling was geweest, te beroepen. Zij deden zulks vooral op aanbeveling van H u i g de G r o o t , met wien hij, sedert ladder gemeenzaam verkeer aan de Leidsche Hoogeschool, in nauwe vriendsehapsbetrek­king leefde. Ofsehoon hij nimmer tot de openbare volgers van Arminius behoord had, moest hij echter in 1619, door het drijven der coutraremoustranten, die hem, wij weten niet welke, ketter­sche gevoelens toedichtte, zijn post als bestuurder van het Collegie nederleggen. Curatoren echter, ongaarne tot harde maatregelen overgaande, omtrent een man, wiens beseheidenheid en geleerdheid even grooten lof verdieriden, legde hem de aanvaarding van zijn ontslag, eene voor dien tijd _niet onaan­zienlijke jaarwedde toe onder belofte van hem in eene andere betrekking aan de Hoogeschoei to zullen plaatsen ; doch de geestelijkheid hield, niettegenstaande. hij haar, zoo veal met eerlijkheid en regtschapenheid bestaanbaar was, genoegen zocht te doen, zijne zaak zoo lang slepende, dat Curatoren eerst tegen het cinde van 1622 hunne beloften volkomen vervullen konden door hem tot gewoon hoogleeraar in de welsprekendheid en algemeene tijdrekenkunde aan te stellen. Naderhand werd hem, met aanmerkeliike verhooging zijner j jaarwedde, de task aanbevolen van de Annales Becleeiaatici van Ba ron ins, of althans een gedeelte daarvan, te weer­leggen. .eliik in andere deelen van Europa, zoo was inzonderheid in Engeland de naam en geleerdheid van Vossius in de hoogste adding: Van daar dat men in 1624 bem op voor­deelige en vereerende voorwaarden het Hoogleeraarsambt in de Historie aan de Hoogeschool te Cambridge aanbood en geen moeite spaarde, om hem tot aanvaarding van dien post to bewegen, 't geen hij echter weigerde. Inmiddels werd hem te Leiden, - waar, sedert het vertrek van M e u r s i u s naar De­nemarken, het onderwijs in de Grieksche taal stil stond, het onderwijs in dim taal bij voorraad opgedragen, welke opdragt in het jaar 1624 door zijne benoeming tot professor in die taal werd bevestigd. In datzelfde jaar volbragt hij, op last der Staten van Holland, den hoogst nuttigen arbeid, de ver­betering nawelijk en bescbaving der toen meest gebruikelijke leerboeken van de Grieksche en Latijusche spraakkunst. De hoog klimmenden roem zijner buitengewone geleerdheid deed hem eerlang in Engeland een hoogst zeldzaam eerbewijs en voorregt ten deel vallen, in zijne benoeming tot ka­nunnik van de kerk te Kantelberg, met vergunning om de inkomsten, daaraan verbonden, ten bedrage van ruim f 1000 van onze munt, buitenslands te genieten. Ook de Staten van Holland gaven hem blijken van achting en erken­telijkheid, door hezi) in 1631, voor (Le opdragt der 3e uitgaaf zijner institutione8 Oratoriae, de som van f 600 te vereeren. Edoch eerlang werd door de Amsterdamsche regering aan zijne uitstekende verdiensten nog ;rooter en waardiger hulde toegebragt, door hem op de toen aanzienlijke jaarwedde van I 2500, en eene vrije won-ing, die door haar voor f 900 ?jaars gehuurd werd, en de belofte van voor zijne zonen te zullen zorgen, .als hoogleeraar in de Historie aan hare pas gevestigde doorluchtige school te verbinden. Ter inwijding dezer school en tevens ter aanvaardiug van zijn post hield Vossius den 8den Februarij 1631 eene plechtige rede de utilitate Hiatoriae, die terstond op stads kosten gedrukt werd. Nog 17 jaren genoot Amsterdam het voorregt hem te mogen bezitten. Hij overleed den 17den April 1649, in den ouderdom van 72 jaar, door tijdoenoot en nageslacht als een der uit­stekendste geleerden, op welke ons vaderland zich immer verheffen mogt, vereerd. Uit beide huwelijken sproten een groot aantal kindereii van welke een zoon Isaac hem overleefde. Hij 'gaf in het Licht : Institutional Oratoriae. Leidae 1605, met een gedicht van u s. Dordraci 1609, 8 Met den titel van D. Heinsi. '. Cone mentarii .Rhetorici. L. 1630 in 4°. Auctiores et' emendatiores. L. B. 1643, 8'. Amstel. 1697 in fol. H. Grotii Defensio fidei Catholicae de Satisfactione Christi contra Socinum, L. B. 1607, 4°. Cum praefat. Nadat H. R vensperge r, professor to Groningen, tegen dit werk ge­schreven had, gaf V o s s i u s : Responsio ad Judiciutn H. Ra­venspergeri. L. B. 1618, 4° ; ook in Oper. Theol. Amstel. 1701 fol. Historia Pelagiana s. Historiae de controversis, qua. Pe­lagiu8 eiusque reliquiae moverunt, libri tree. L. B. 1618 in 4°. Amst. 1655 in 4°. Amst. 1701 in fol. Theses Theologieae et Historicae, iterum descriptae 1626. Ononii 1628, net den titel : 'Syllabus Probletnatum Theolo­gicorum. Ultraj. 1643. Hagae Comit. 1658, in 4°. Castigationes et Notae in Fragmenta veterum Poetarum Tragicorum. L. B. in 8°. Ook in Opuscula varii argumenti. Must. 1698 fol. De Rhetoricae natura et Constitutione et de antiquis Rite­toribus, Sophistis et Oratoribus Tiber" onus. L. B. 1621. Ook in Rhetorices Operibus. Amst. 1697, fol. Hagae Comit 1650 met Liber de Logices natura. Partitiones Oratoriae s. Rhetorices contractae Libri V. L. B. 1621, 8°., met een Lat. gedicht van D. Heinsiu s, Castigatior, ex auctoritate Ordsnum Hallandiae. L. B. 1627. Michaelis Lonigi consilium Gregorio IV. P. M. exhibi­tum cum praefat. et censura G. J. Vossii. L. B. 1623 4°. Lonigi 21phorimi cum praef. et censura Vossii, beide in Vossii Opusc. Parii Argument:. Amstel. 1498, fol.. Are Htstorica s. de Historiae et Historices natura, Histo­riaeque scribendi Praeceptis Liber. L. B. 1623. in 4°. Amstel. 1699, fol. De Historicis Graecis Libri IV. L. B. 1624, 4°. L. B. 1651, 4% Francof. ad Moenum, 1677, rem. Amst. 1699 fol. Oratio en obitum Clariss. ac Praestantic Viri Thornoe - Erpenii. L. B. 1625, 4°. Ook in Opusc. Vari. Argum. Amst. 1698, fol. Elementa rhetorica. L, B. 1626. Grammatica Latina, ex Decreto Ord. Holl. Gedurende zijn leven gaf Vossius dit werk viermalen, L. B. 1627 verbe­terd en vermeerderd in het licht. Of i rij ook de Grammatica cont•acta heeft g,egeven is onzeker, doch gaf ook N. Cle­rardi institationes linguae Graecae a se emendatae, meliori Ordine digestae, locupletatae en Rudimenta Graeca s. Para­diywatunt libehus uitgegeven. De Historicis Latinis Libri 111 met Lat. verzen van So r verius tn Barlaeus, I,. B. 1651, iterata editione eaque et emendatiore et duplo auctiore, tegelijk met de Historicie Graecis. Francof. ad Moen. 1677, 4°. Amst. 1699, fol. Nog vermeerderd. I o. Haller v o d i a S gaf in 1612 te Jena : Spe­cilegium de historicis Latini8 en Christ. Chr. Sandius Amst. 1677, 120; Notae et Observationes op dit werk van Vossiu s. Beide werk] es zijn door J. A. F a brie i u s, met den titel van:sSupplenzenta ad Vossium, Ha:nburgi 1709, 8°. in het licht gegeven. Ook heeft' A p ostolus Jean s., 'gene­tiis 1652, Supplemeuten en Observatien in het Ital. uitge­geven. H. Grotii de Veritate Relig. Christ. L. B. 1627. 12°. comirsentarius de rebus gestic Fabiani senioris Bur9gravii a News. L. B. 1628, ook in Opusc. Var. Argum, fol. 1698. Oratio de utilitate Historiae. Amst. 1632 fol. Ook in Opusc. Varii Argum. 1698, fol. De arte Grammatica Libri VII. Amstel. 1635, 4°. Voor deze uitg. is ten uitstekende Praefatio met een Epigiam van H. Gr o t i u s. Amst. 1662 in 4°. Plurimis locis aucta met den titel van Aristarehus. De Theologia Gentili et Physiologia Christiana, sive de Origine ac Program Idololatriae Libri IV. Amst 1641. 4°. In 1668 bezorgde Isa acus Vossius een nieuwe uitg. te Amstel, fol. Additis quinque libris posteriortbus. In 1675 verscheen Integrum Opus . Libris IX. Francof. (et Amstel). cum Diony sii Possii Marmonide 3 Vol. 4°. Amstel. 1700, fol.. Dissertationes tree de tribus Symbolis, A postolico, Athana­siano et Constantinopclitano. Amst. 1642, 4°. Ook in Open-bus Theolog. Amst. 1700, fol. Dissertatio gemina, una de Jazz Christi genealogia, altera de annis, quibus natus, baptizatus et mortuus. Amst. 1643, 4°. De Vigils sermonis et glossimatis Latino-Barbaris Libri quatuor. .Amst. 1645, 4°. Francof. 1666, 4°., vermeerd. Am­stel 145, fol. (de Vials sermonis et glossi Lat. Barb. Li­bri IX. Quinque posteriores ex auctoris autograph° nuns prirnutn prodeunt. .De drtis Poetices natura ac constitutione Liber (aan J. Cats opgedragen) Amst. 1647, 4°. De imitations cum oratoria tum praecipue poetica deque recitatione Veterum Liber, ook aan J. Cats gewijd. Arnst. 1647, later in G. J. o s s i i aliorumque de Studiorum ra­tiOne Opuseulis. Ultraj. 1651, 12°. Polticaruin Institutionuim Libri III. Amst. 1647, 12°. met de beide laatste ook in de editio van 1695, fol. Disputationes XX de Baptisrna et una de Sacramentorum atque efficacitate. L. B. 1648. Amst. in 4 6. Ofschoon Vossius geen bundel zijner gedichten heeft uit­ gegeven, zoo beoefende hij haar echter, blijkens Versus in 413. , honorem Petri Bertii, praeceptoris sui cum is Geographical Tabulas prrinum ederef, in V ossii de scientsis Matitematicis c. 44, § 85 ; Phalaecium ad Hug. Grotzum in Grail Poem. (1616) p. 541. — Tetrastiebon v66r Rutgersii Tar. Lect. Lib. L. B. 1618 ; = In Plautuin Gruteri (1621) Poematium triplex. — Epigramma in obitunt Willebrordi Snellii 1626. — Carrnina in bancrem Io. Polyandri a Kerckboven. Epithala­mum in nuptia8 fdiae Polyandri. Na het overlijden (1650), van V ossi us gaf F ra nciscus Junius zijn nagelatene geschriften (Posthuma) in het Licht, namelijk de IV Artibus Popularibus Liber ; Liber de Phi­lologia ; de U. uiversae Mutheseos iVatura et Constitutione liber cui subiungitur Genealogic Malhematicorurn. Ook verscheen zijn de Cognitione sui libellus, cum auctoris ad aliquot loco illustriora notis : itidemque de Ratione stu­cliorum Dissertationes, cum generatis bipartita cum particu­laris. In 1651 kwam er te Utrecht een nieu we druk van uit met werkjes van anderen over hetzelfde onderwerp, en te Am­std. 1656 12°. met den titel: G. J. Vossii de studiorum ratione opuscula, ex avctoris autographis aucta et castigata hierin vindt men Duae dissertationes de studiis institu endis et de ratione, qua praeiri ad Etoguentiam aliaque studia debeat iuven,tuti, door Vorsins aan v. d. Honer t opge. dragen. In Epistolam Plinii de Ohristianis et Bdicta Caesarum Romanorum adversus Christianos Cdrnmentariss. Amst. 1656 12°. Ook in de uitgaaf der werken van Vossiu s. Amst. 1698, fol. en in Opuscuta varii argumenti. De P'eterum Poetaruta temporibus Libri duo, qui surge de Poetis Gracie et Latinii. Amst. 1654, 4°. Harmoniae Evangelicae de passione, morte, resurrectione ac adecensione Jesu Christi saivatoris nostri Libri tree. Amst. 1656, 4°. editors F. Junio, repetita en in Op. Amst. 1701, fol. De Philosophia et Philosophorum Sectis Libri duo. Hagae Comit. 1668, 4°. editore Isaaco Vossio. Ook in Op. f. 1697. De Logices natura liber, met het boek de Rhetorical natura, dat reeds vroeger het Licht had gezien met den titel : de Logices et Rhetoriees natura et constitutione Libri II. Hagae•comit. 1658, 4°. Chronologiae Sacrae Isagoge, sive de ultimis mundi anti­ quitatibus, ac inprimis de temporibus Hebraeorum Disserta­ tiones VIII. Hagae Coma. 1659 4°. Amst. fol. 1701. Etymologicon Linguae Latinae, Praefigitur de Literarum permutatione tractatus. Awst. 1666, fol. Amst. 1695, fol. plurimis observationibus lsaaci Vorsii auctum. Ditgertatio Epistolica rle inre Magistratus in rebus Ec­clesiastius contra Walaeum. Amst. 1669, 4°. Orationes Undeci;n. Lugd. 1661, 8°. G. J. V o s s i i Opera Omnia verschenen te Amsterdam 1695--1701 in fol. Vossius had vele geleerde vrienden met wien hij brief­wisseling hield, Paulus Colom es i u s, de vriend van Isaacus Vossiu s, gaf te Londen in 1690 in fol, in het Licht. G. J. Vossii et Clarorum Arorten ad eum Epistolae, repel. Londini 1693, fol. Augustae Vindelicorum subjunctis Vel-schii aliquot epistolic. In 1698 verschenen te Amsterdam Epistolae selectiores. Vele zijner brieven vooral die aan Grotius en Landas zijn door Philipp us i Limb or c h opgenomen in zijn Praestant. et Ertsdit, Vir. Epist. Eccles. Amst. 1660, 1683 fol. 2 Holl. brieven door Vossius aan M. van R eiger s- r gh geschreven heeft Brandt bij zijn uitg. van het gulden boekske van de Groot over de waarheid der Chris. Godsd. opgenomen (1683), en Ant. Malthaeus in Syll. Epistol. de hriefwisseling tusschen Vossius en Pou t anus Ook in Insignium Virorum Epistolae Selectis ex Bibliotheca `G. Afeelii Amstel. 1701, vindt men een brief van V o s -sins aan Grotius. Ook komen drie brieven aan Grotius voor in Centum Cl. Vir. App. iniditis ex Muse° Brant J. G. F. 1702. rn de Syll. Burmanni, Vol. II, p. 672 vindt men een brief aan Jacob de Witt; achter Salmasii Ep. ad. Colvium de Caesarie et Coma L. B. 1644, 8°. een brief aan Salmasius, ecn brief vau A. Schottus en een fragm. van een brief van Grotius en Crocius aan hem in Opusc Colonials*. Een aanzienlijke verzameling van Brieven en Handschriften van V oss sins berust in de Bibliotheek der Remonstr. te Amsterdam. pe C. Tollius, Oral. funeb. ; Aleursiu • Athen Batay. p. 268; S wee rtii Athen, Belg. p. 28?, 288, *Foppens, Bibl. Belt'. Irabrieins, Hist. Iiiblioth. S. II, p. 215; Saxe,. Onom P. IV p. W75-277; P. Cnnaei Epp.; D'Orville p. 590 Or. Paneg in Gen­ies. natal. Ill. ..eintstelod. Athen.; van Lennep Mentor ; Borriehins Cogitationes de variis linguae Latinae aetatibus et scripto G. J. Vos­sii de vitas Sermonis; Magyri Eponym. a. v.; Pope Blount, Gem-Ulm p. 969-971; llorhofii Polyh. passim; Molleri Ho-man. p. 728, 729, Cr en i i Anamadv. passim; K r an tzin s ad Con-ring. p. 219.; Henmannus, via ad Hist. titer. p. 178;H. Tollii Oratio de G. J. Vossio Grammatico perfecto Amst. 1778 4°; Gerdes, Flor. lib. rar. p. 339 ; J Hartsheim, Bibl. Colon. Supplem. p. 336, 387 KO nigi i Bibl. Veit. et Nova v. Amaenitates; Liter., T. I, p. 288; Witte, Mentor. Philos. Deo. V. 96 F reherus Theltr.. Vir Er. Oar p 1540 DeCrane, or. de VossiOrum Juniorwaque familia; Baudii Poem. p. 331; H. Grotii Poem. p. 373; Baudii Epist. p. 180; Bod ec her i Poem. p. 199, B ar la ei Poem. T. I, p. 412; D, Heinsii Poem. Heiblocq, Farrago p.II, P. Scrivorii Opusc. p. 254, 351; Moreri; Bayle; Chauffepib; Biog. Univ.; liibliogr. Univ. Biogr, genet.. moderne N i c c r o n , Mem. T. XIII, p. 89, XX 61; Baillet, Jugem pas; sim; Giber t, Juge­wens sur les Auteurs de la Rhitotique p. 250-256. Bihl. chois.; Bibl. raisonne; Bibliotheque de gout.; B a u r, passim Conyers Hwb.; Lezik; Compend. Gelehrte Lezic. H. de Bosch, Lofrede op V. in Alga­meen Magazifn van Wetenschap, Konst en Smaak D. II; Be v e r-w ij c k, &hat d. Gezondh. en ongez. D. A. I, bl. 236, 237, IV, (1), 255; van Kampen, Gesch, d. Wetens. en lett. D. 1, bl. 251, 252, 277, 278; D. III, bl. 78-84; Collot d'Escury, Holt. roam, D. I; Sie gen be ek, Gesch. d. L. H. (Regent), Schotel, Gesch. d. L. H. bl. 1; Dez. Kerkelijk Dordrecht D. I, bl. 151, 157, 186, 173, 204, 212, 229; Dez. Itlustre School; Brandt, Hist. d. Ref. Uitenbog. Kerk. Gesch. ; Regenboog, Hist. de Rem. Wag e­naar, Amst. Balen, Dordr. bl. 1019; Koning, Slot te Maiden ; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Ko­bus; de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. N. Vad. Bibl. VII, 2, 666 ; Oudaen, Poesy, D. III, bl. 377; Vonde 1, Werken (uitg. v. Lennep) (Reg.); Nederd. Gedichten bl. 65 ; R. A n s 1 o, Ged. L e s ­e a i 11 e, Ged.; Klioos Kraam, D. II, bl. 113, 244, 246. VOSSIUS (JoHAYNEs), oudste zoon van den voorgaande, in 1605 of 1606 te Dordrecht geboren, studeerde te Leiden onder Snellius in de wiskunde, ook in de Botauie en Anatomic, vervoigens ging hij tot de regtsgeleerde faculteit over, en had reeds het Baccalaureaat in de regten verkregen en was op bet punt tot licentiaat bevortierd te wordeu, toen zijn vader hem naar het collegie te Kan telburg zond, nadat hij een dieputatio Arid. de Tutela et Clara te Leiden vers. dedigd had. Wispelturig van aard, ging hij daar terstond tot de theologie over, loch hier voldeed hij niet aan den wensch van zijn vader en keerde 3 jaren later naar Amster­dam in het vaderlijk huis terug, waarna hij in 1684 als Advocaat Fiskaal naar de lndie vertrok, waar hij in 1635 overleed. Lie de Crane 1. c. p. 19; V ossi i , Ep. 92, 244, 300, P. 4, p. 209,217, 219. 248, 1335; Vossii, Ep. in Syll. Burm.T.11, p. 623 V °B­s i i Ep. Colomies., 92, 104, 114, 166; Vonde 1, t. a. p. D. IV, bl. 26, 27. VOSSIUS (JOHANNE8) ofAlopecius, zoon van A ntonius de Vos en Judith Calenia, vader 'an G. J . Vossius, werd in 1549 te Roermonde geboren, oefende zich in de oude en nieuwe talen en wijsbegeerte en ging, na de overgaaf zijner ge­boortestad aan W ill e m I (14 Augustus 1572),.tot de Hervormde kerk over, studeerde te Heidelberg en ward een jaar later tot Hervormd leeraar aldaar beroepen. In hetzelfde jaar (1573) ging hij met verlof van den keurvorst Frederik de V rom e, naar Wassenburg en liuwde daar Cornelia , dochter van B i e le , te Iloermonde geboren, maar nit vrees voor den Hertog van Al v a derwaarts geweken. Naar Hei­delberg teruggekeerd, bleef hij aldaar predikant tot 1576, toen keurvorst Lod e w ij k , apvolger van Frederik HI in plaats van Calvinistische kerk en schooldienaars, Luthersche aanstelde. Voss ius begaf zich met .zijn gezin naar Leiden en liet zidb daar in 1578 door den rector Petr us Tiara ala student inschrijven. Hierop werd hij predikant te Lei­mnide in Rijnland, en nam vervolgens tot in 1580 den dienst bier; en 4aar in Vlaanderen en vooral te Vueren-ambacht waar. In . den aanvang van dit jaar kwam hij te Dordrecht, --wear hij eerst bulpprediker en vervolgens tot gewoon predi­kant • werd aangesteld en in October 1584 bevestigd. Hier hertrouwde, hij, in het f laatst van 1585 met Anna dochter van Frans de -Witt en Lidewij van Beveren. Hij overfeed den 2 Viten Februarij 1586 in den ouderdom van 37 jaren, bij zijne eerste vrouw een noon nalatende, die volgt. :Zie M e n r s i i Ath. Bat. .p. 269, 270; 416. Studies Lugd. Bat.D4Ciane, de Vossiorum Junzorumque familia ..p. 9, 10 ; d e Wall, Priv. v. Dordrecht, bl. 1498 ; B al n, Beschrvv. v. Dordr. bl. 958, 1316, 1317; Sdhote 1, Kerk. Dordr. D. I, bl. 199, volgg. VOSSIUS (JoHANNA), zuster van den vorige, in 1612 te Leiden geboren, muntte door schoonheid, kennis van vreemde talen en als schilderes uit. Zij overleed in den ouderdom van 18 jaren in het begin van Maart 1640. Zie . de Crane p. 20; Beverwijek, Uitnemendheid ded vrouwel; geslachteri, bl. 199; V o n d e 1, Werken (nitg. van van Le n­nep, D. III, bl. 178, 179 ;‘ D. IV, bl. 29),: Ged, D. II, bl, 84; V o p. 377, 378, 879, 383..• VOSSIUS (ISAACUs), op gen na de jongste der zeven zo­nen van Gerardus Johannesz. Vossius, werd in 1618 te Leiden geboren. In zijn jeugd ontving hij, onder to' ezigt van zijn vader huiselijk onderwijs, en maakte vooral door de onderrigtingen van zijn broeder D i o n y s i u s reeds vroeg groote vorderingen in de beschaafde letteren, als ook in de . pbysische en mathematische wetenschappen. Op zijn 19e jaar werd hij student te Leiden en legde zich onder Erpenius en Golius vooral op het Arabisch toe. Naauwe­lijks een en- twintig jaren oud, gaf hij Seylax, een oud Griekach aardrijksbeschrijver en kort daarna J u s t inns beide met= aanteekeningen in het licht.. In 1641 ondernam hij met toestenuning van zijn vader, eene rein, om met beroeuide manners in kennis te komen, vexmaarde bibliotheken te bezoeken en merkwaardige vooral Griekache handschriften of te schrijven of met de voorhanden uitgaven te vergelijken. Eerst bezocht hij Frankrijk, voorts naar Italie, waar hij zich na cenigen tijd te Florence, Rome Napels en Venetie te hebben doorgebragt, over Milaan en Geneve naar Parija terug waar hij door Hugo de Groot, de 'vriend ztijni vaders gastvrij ontiangen werd. Na eene afwezigheid van vier en een half jaar, keerde hij naar de onderlijke mooning met een grooten schat• van handschriften en boeken terug, en gaf zich te Amsterdam aan zijne letter­ oefeningen over, volgde zijn broeder Matt haeu s in het toezigt over de openbare Bibliotheek op, en werd, op aanbe­ veling van zijn vader, tot Historie-schrijver van Holland en Zeeland benoemd. Daar hij echter in deze betrekking niets verrichtte en niets uitgaf, werd hem in 1671 die post we­ der ontnomen. Op uitnoodiging van koningin Christine, vertrok hij in 1648 naar Stokholm, werd de leermeester der koningin in het Grieksch, en bleef, onder afwisseling van gunst en ongunst, het gevolg deels van hoofsche streken, deels van hare en zijne vijandschap met S a l m a s i u s, tot 1654 in Naar dienst, en keerde toeri zij, nadat zij de kroon had nedergelegd, naar Home vertrok, naar zijn vaderland terug. In het volgend jaar verhuisde hij met zijne moeder van e'Amsterdam naar 's Hoge, doch hij was dikwerf van huis en uitlandig. Intusschen hield hij rich ten nutte der ge­ leerde wereld onledig met het uitgeven zijner eigene schriften en die van zijn vader, terwij1 hij, in gunst geraakte bij den Franschen minister Co I be r t, en door diens invloed in 1663 gedurende eenige jaren een aanzienlijke jaarwedde van L o-d e w ij k XIV genoot. In 1670 vertrok hij naar Engeland, om aldaar zijn bestendig verblijf te houden. Drie jaren later begunstigde hem de koning met het kanonikaat te Windsor, en daar hem een aanzienlijke erfenis te beurt viel, kon hij in ruime omstandigheden leven tot dat hij den 21 Februarij 1689 in den ouderdom van 71 jaren te Londen overleed. Zijne uitgebreide en van oude hardschriften rijk vocirziene bibliotheek werd door de zorg der Curatoren voor 's lands Hoogeschool voor eene som van I 33000 aangekocht en onverwijld nit Engeland herwaarts overgebragt. Hij gaf in het licht Scylacia Caryandensis Periplum cum Tralatione et castigatio­nibus, item cum Anonymi Periplo Ponti Euzini a Btblio­theca Claudii Salmasii versione et notis illastrato. J. 0 r o­novius heeft de noten v. V o s_si u s in zijn Geographia 1697, 4°. opgenomen. eluetini historiae c. notis Amstel. 1639, 4°. 1640, 12°. Observationes ad Pomponium Melam do situ orbis. Hagae antiques. Lugd. Comit. 1658, 4°. Ignatii Epistolae genuinae cum S. Ignatii Bpistolis, qttas vulgo circumferuntur et S. Barnabae Epistola. Amstel. 1640, 4°. Dissertatio de vera aetate Mundi. Hagae Comit. 1659, 4°. Castigationes ad Scriptum Uornei. Hagae Com. 1659, 40. 27 Auckidunt: -.ellefessionis ibid. Do septs .inta interpret:bus, eorumque:eironolo .1663,: Lond. 1665. gia. c. Append. Da Lo4iis natura-Mist; 16 6 2,, 4% liespoAsio‘ ad objecta Joannis ;de Brien et .Fait de 1:04 Hag fJetn. 1661, 4°. Ds. motu nattriunz et ventorum. Ibid. -1662, 46. ,-Nuachi Unioersale adversus vilum _quondam celeertmANt...$ oh ocb i us)..,-;.. De :Niti et .alipram- flitininum orgii4e. Ibid. 1666, 4°. De Poiinatum calita et viribus Rhythois Liber. Oxonii 1Q73, 8°. Cutyllua et in .turn observationes. Londini 1684,, 40. De $ybillis miisque,oracalis. Oxonii 1680, 89. Observutionea variae. Londini 1686, 4°.. Da LIX nterpretibus. Oxonii 1686, 8°. Reeponsio ad objecta nuperae entriae sacra° L. B. 1680, 12 Observationes ad Pomponium Melam Appendix. Londini 1686, 4°. ilij - gaf ook de Ilistoria Pelagiana.- Liber de Philosodhia et Philosopkorum Sectis.- EtNmoiogicon Linguae Latina& -de.,Tkeologia gentiti tt Pkysologia Christiana van ziju vader in het halt. In,,, de Bibliotheek der Item. gemeente te Amsterdam vindt men : Epist-dae eruditorum ad Isaacum rossium. 3 torn. fol. EpiStolae parenturn et aliorum qui illorum loco Bunt ad Isaac Fossium tt Isaac; responsa. Heracleotoe Periegesis. Graeae 40. Zie V al. Andreas, Bibl. Belg. p. 596; Foppens, Bibl. Belg. T. II, p. 777, 778; J. Fabricii Dist. 'Bibl. P. 1, p. 54; Freij tag, Anal. Litter. p. 1067; M o r h of i i VII Polyhist. Liter. C. 1, § 14 p. 1016, T. I, Polyh. Philos. L. II, P. II, c. XIV, § 2, p. 139, c.XVI, § 2, p. 348, c. XVIII, § 4, p. 358, c. XX, § 4, p. 366; Polyh. Pract. L V, § 5, p. 527, T. 1I, Urenii Animado. PhIlot. P. IX, p.21, 22, 191., 192, P. XVI, p. 268, 269, P. XVIII, p. 101, 102; KiS­nigii -Bibi. Vet. et Novo r. v. Saxe, Onom. Y. 1V, p. 442; Anal. 601, BNouchusius ad II. Propert. XVIII, 19;• De Crane, °ratio 1. -p. 35 ; CeIsitis, Hist. Bibi. Regiae, p. 85 ; Syli. Burns. partim; "Epistol. varii argum. Lib. III, Ep. 102; Co 1 ome Opusc. p. 330, seqq. 837, Cat. .publ. Leid.; C h au fe pie, Nouv. Dut.; M a rchan,d,, Oct. .Oeuvres posthumes de Mathllon, T. II; Des Maizeaux, vie de Saint-Evremont; Niceron, Mdm. T. XIII, Biog. Univ.; Biogr. moderne; Bailet, Jugem. T. II, p. 260--262, n. 568; Baur, Hiob.; Cony. Le,x ;,J Ocher; BjOrnstahl, Reiz. D,Vi.b4:885; kok, Nieuwenhuis; Kobus en de Itivecourt; Verwoert; Siegenbeek, Gesch. d. L. li; Schotel, Gesch. d. Leidsche.Dez. .H. v. Bevernincic en- H. van der Dussen ; Gesch. d. Leidsche .Chalmot, Biogr. Woordenb. Cat. .d. Rem. te .. Arnett. -111 b5. VOSSIUS (JoilANNEs), of Vos van Heusdea, om- streeks" 4342 geboren, studeerde te Parijs, trad in de orde der reguliere kannuiken, bevorderde te Deventer de Broe­derschap van G. G r o o te, werd vervolgens tweede prior van het klooster zijner orde te Windesheini en schreef een ascetisch werkje onder dEn titel : Qui pei severaverif, etc. , en maakte een uittreksel met de Sermones sniper Cantila Van Bernhard. Hij overleed den 2den December 1424. Zijn levee is beschreven door J. Buse h i u s in Citron. Windes­helm. Zie Sweertius; Jocher; Val. Andreas; Foppens; Del­prat, Broeders v. G. Groote, bl. 121. • VOSSIUS (MArrHAEUs), broeder van Isaac u s, werd om• trent 1610 te Dordrecht geboren, studeerde to Leiden, even als zijne broeders, doch legde zich bij voorkeur op de ge­schiedenis in het algemeen en bijzonder op die van zijn va­derland toe. Gereede aauleiding daartoe vond hij in de boekerij van zijn vader, die van gedruk te en ongedrukte werken, de vaderlandsche geschiedenis betreffende, rijkelijk was voorzien. In den jare 1635 gaf hij de 5 eerste boeken zijner Anna'es Hollandiae et Zeetandiae in het Licht, waarop hij in 1642 bet tweede gedeelte, mede nit vijf boeken be­staande, deed volgen. De Staten van Holland, die hem reeds bij de uitgave van het eerste gedeelte eene vereering van f 450 hidden toegelegd, gaven hem den titel van Historie­schrijver van hun gewest, welk voorbeeld in het volgend jaar door die van Zeeland gevolgd werd. Aan den eerstge­noemden tii.el werd eerlang eene gelijke jaarweJde als D. Hein sins daarvoor genoot, namelijk van f 700, toegevoegd. Lang daarna verscheen bet derde vijftal zijrier Aanales, en hij rcaakte zich gereed orn binnen kort ook het vierde te voorschijn te brengen ; doch nauwelijks had hij 4 boeken van het laatste vijftal voltooid, toen hij plotseling door een ziekte overvallen werd, die hem binnen 4 dagen in het Graf sleepte. Hij overleed den 208ten ,Maart 1646, bij zijn vrouw Johanna dochter van mr. Johannes de Veno te Leeuwarden met welke hij den l2den November 1642 gehuwd was, twee kinderen nalatende. Zijn broeder voegde bij de 19 door hem uitgegeve boekeii nog een 208te, 'twelk hij aan de Staten van Holland en Zeeland opdroeg, die hem daarvoor I 200 tot eene ver­eering schonken. In 1677 werd dit geheele werk door .Nicolas Borr e­m a n s in het Nederduitsch vertaald en met den titel Histo­risehe Jaerboeken van Holland en Zeeland, eertijts in 't Latijn be8chreven door Matthaeu8 Vossiu8, en nu vertaell door N. B. Gorinc4em 4°. uitgegeven; terwij1 in 1680 Ant onius 27* B o r r e mans een nienwe uitgave van het oorspronkelijke beaorgde met den titel Matthaei Vossii Annales Hoilandiae Zelandiaeque, in gtaibus etc. Altera hac _Edit:one ex ipsius Vossii Autograph° multis loth auctiores et summaries, ornati prodeunt cure Ant Borremansii. Anat. 1680, 4°. Uit het oogpnnt der historische kritiek verdient dit werk geen lof. Hij volgde zoo veel mowelijk den stijl van L vi us Da en smukte gelijk deze de geschiedenis op met re­devoeringen, die op geen den minsten grond steunen. Zie A. Borremansii Prae, f. ad editionem alteram T. Magi ri Eponym. P ars', Index. Bat. p. 95-97; Val. Andreas, Bibl. Belg. Foppens, T. II p. 869; Saxe, Onom. T. IV, p. 414; De Crane,or. 1. p, 23, 51, 53, 55; Konigii, Bahl. Vet. en Nov.; Blogr. Uniu.;Btogr. giner. Modorne; Bauer, N. W Buch ; Conv. Lexccon ; I) e w ind, Bibl. van Geschieds. D. I. bl. 421; H uyde cop er op Melts Stoke, IV, VI, 1258—l275; Bilderdijk, Gesch. der Vaderl. D. II, bl. 345, Hoogstraten; Kok, N ieuwenhuis, Woordeb. d. Za­menl.; Verwoeyt; Kobus en de Rivecourt; Arrenberg, 558, V OSSIUS (PETRus), te Schiedam geboren, was S. S. Theo'• dr. en Augustijuer monnik te Gent. Hij werd hoogleeraar later prior van ziju klooster, eindelijk definitor zijner orde. Hij liet in 1648 te Gent herdrukken: Opera omnia P, Hieremiae Drexelii Societ. J esu. Antv. 2 t. fol. Hij overleed te Gent 3 Aug. 1678. Zie Foppens, Bibl. Belg. T. II, p. 1017. VOSSIUS (Coamtus), te Amersfoort geboren, was May. Phil. en Professor Poeseos te Weenen. Hij biocide in 1520 en schreef o. a. inauguratio Caroli P. Caesaris, in hervische versen. Zie Burman, Traf. ernd. p. 431; Jocher; Val. Andreas; F op­pe as. VOSNEGEL (JoANNEs), te 's Hage geboren, beoefende de sehilderkunst onder Nicolaas W ieling en werd later Ingenieur in Staten—dienst. Zie Kr am m. VOSTAERT (PIETER) zette den Roman van Fralewijn, oorspronkelijk in het Walsch geechreven, in Dietsche over of liever vervolgde de dietsche overzetting van eenen P e n -nine en voleinaigde hear. Hij heeft er omtrent 3300 ver­zen van gedieht. Het ms. berust in de Bibliotheek der Masts. van Ned. Let terk. te Leiden W. J. A. J o n c k b 1 o e t beefs, den Roman van Walewtin door Penninck en .Pieter Vostaert te Leiden 1846 in het licht gegeven. Zie Jonck bloat, Middeneeuwsch dichtk. D. 11, bl. 79; Des. Ned Leterk. D. 1, bl. 112, 178-184, Hoffthann v. Fallersleben, Horae Belg. P. I, § 8; Cat. d. Bibl. v. Ned. Letterk. D. I, bl. 8, D. H, bl. 517, 519. VOUW (JoilANNEs DE) werd to Rotterdam geboren en schilderde landschappen. Er komen prenten naar zijne teekeningen voor in Schr iverius, Beschriju. van de :tad Haarlem, 1754, ook was hij bouwkundige en kaartenteeke­naar. leefde nog in 1691 te Rotterdam. Zie D. Spaan, Beschrijr. v. &tterd.; Immerzeel; Kramm. VRANC'KEN (MARTIN), een stempelsnijder, en gond- en zilverwerker, die in de tweede helft der 15e eeuw te Oude­naerde bloeide. Zie Kramm. VRANCX (SZBASTIAAN), omstreeks 1573 te Antwerpen geboren, was leerling van Adam van Oer t, dien hij echter spoedig overtrof. IIij bad veel smaak voor paarden, en ver­koos bij voorkeur zulke onderwerpen voor zijne ordonnanties, waarin hij deze te pas kon brengen, zoo als jagten, belege­ringen, veldslagen, die vol vuur en geest en goed van kolo­riet zijn, doch stijf van teekening, droog en eentoonig van toets. In 1612 was hij lid van het St. Lucasgild, kwartiermeester en kapitein der burgerwacht te Antwerpen, waar hij in 1647 overleed. Hij ligt met zijn vrouw en dochter in het koor der Karmeliten-kerk begraven. Men wil dat de portretten, die zijn grafteeken versieren, door hem zelven vervaardigd zijn. Zulks wordt echter evenzeer betwijfeld, als dat hij historien zou geschilderd hebben. Zijn portret is door v a n D ij c k geschilderd en door B o 1 s w e r t in het koper gebragt. Het beste voortbreiigsel van zijn penseel is het Gevecht van Lekkerbeetje en Breauti, nabij 's Bosch, dat hij verscheidene malen ire 't groot en klein geschilderd heeft en door C. V i s s c h e r is in plaat gebragt. Kramm vermeldt van hem 12 bladen Variarum gentium ormatus. S. //rano; inv. P. de :lode sc. et z. egr. in 4°. Veel zijner werken zijn in gravure verschenen. Zie Immerzeel; Kramm. VREDEMAN (GERART), zoon van J a q u e-s Vredeman, muzijkmeester der stad Leeuwarden, was in het begin der 17e eeuw ook glasschilder aldaar. Zie Kramm. VREDEMAN DE VRIES. Zie (JAN VBEDEMAN) vitas. VREDEMAN (JAcoBus), toonkunstenaar, waarsehijnlijk zoon van. J an. Vredeman de Vries, werd te Antwerpen geboren, werd in 1588 burger en muziekmeester te Leeu­warden. Hij componeerde voor vele liederen in S t a t e e s Friesche Luathof. In 1618 liet hij bij Abraham van Rade aldaar drukken : * Isagoge Musicae, Dat is code, T erfecte ende grondighe Instructie van vie Prtncipale Musiicke, soo die in alle col­legien der selven conit gebrucijkt worden ende in de voor- trefekcice groote school der eadt Leeuwarden gheleert wert en herdrukt aldaar 1644, 4". In 1630 verseheen ook te Leeuwarden in 4°. Musica miscella a mescolanza de Madrigali, canzoni e villanelle a 4 e 5 voci. Zie E e k h off, Bib!. v. Leemo., bl. 142, 149; Dez. Bloemlez. uit Starter, bl. 113; de vroury van Rembrand, bl. 29; Nay. 1862, bl. 275; G r e g o i r, Schets d. Nederl. toonk., bl. 69. VREDEMAN (MICHIEL) had reeds in 1592, 28 jaren, waar­ schijnlijk te Utrecht, geleefd, waar hij / / burger en instrument- maker, so fiolen als cithers" was. Hij gaf in het Licht: Der violea cyther net vyf sn'tren, een nienwe soorte Melodiewe inventle, twee naturen hebbende, vier Parthijen spelende, licht to leeren half violen, h.rlf ciithor, zynen naem met brengcnde, in allerley mini lie te spetLn, sonder een note van de music te versiaen, so wel vuor de violen of voor de cytlier, ettelicke mu , ickstulthen opgeset, ende in Tablatuur ghebracht. Arnhem 1614, 4°. Zie Gregoir, t. a. p. VREDENBURG (J. JANSEN), een potretsehilder te Am­sterdam later te Deventer, bloei,le in het begin dezer eeuw. In 1820 zond hij een Mansportret en in 1836 een Buiselijk tofereet en een oud man met een Bybel uaar de Amster­danasehe tentoonstelling. Zie K r a m m. VREDENBURGH (NDRIAAN VAN), in 16S0 te Delft ge­boren, was de zoon van Jacob van Vredenburgh, bur­gemeeEter te Delft, die eenige gewigtige cotnmissien w . arnam o. a. die van gedeputeerde te velde bij het beleg van Namen. Adriaan was in 1702 tot secretnris van 't Hof van Holland aangesteld en 12 jaren later tot burgetneester zijner geboorte tad. 13ij bleef in 'zijne betrekkingen werkzaam en maakte sich verdientiteltk bij 'het bestuur der binnenlandsche- zaktil. 'Na 1.747: heeft hij zich : van bedieningen Ontslagen. Hij overleed den 5 November 1759. Zie Scheltema. Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobui en ,d.e Rsi'vecour t. VREDENBURGil (J HR. JOHAN WILLEM), den 1st= Aug. 1782 te Delft geboren, genoot een beschaafde oi . voeding, bei;- zocht de. Latijnsche scholen aldaar en in 1802 'de Leidsche hoogeschool, waar hij dan 298ten Junij 1805 tot doctor iu de regten werd bevorderd, na het verdedigen eener Dined. de prohibitis nuptiis inter tutorem et pupillam ex jure Romano .et hodierno. Hij koos de stille beoefening der letteren en wetenschappen boveti het bedrijvig leven en .hield zich op zijn landgoed in 't Westland vooral bezig met de Natuurkunde waarover hij in 's Hage belangrijke voorlezingen Meld. Ter­wij1 hij op zijn landgoed nabij Rijswijk vertoefde, lief; hij zich de benoemina tot Schout dier gemeente welgevallen, doch, gaf in 1847 deze post aan . zijn oudste noon over. IntusSchen was hij als lid der Prov. Staten en schoolopziener werkzaam. Toen men bij ooze vereeniging met Belgie veranderingen in bet lager onderwijs wilds daarstellen, die hij niet goed­ keurde, leverde hij 2 Memorien bij den koning in, die gedrukt zijn. Hij was lid der Maats. v. Ned. Letterk. te Leyden, van de loll. Maats. van Wetens. te Haarlem, van 't Prov. Utr. Genoots. en der le kl. v. b. Ron. Ned. lust. Hij overleed den 14den December 18 i9. Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert Kobus en deRivecourt. VREE (NicoLtuts DE), in 1650 geboren, schilderde fraaije landschappen, bloemen, distels en andere gewassel. Hij waI bevriend wet Jan Luiken, en deelde in diens godsdienstige begrippen. Hij woonde te Amsterdam; doch verwisselde die stud, op jaren gekomen met Alkmaar, waar hij in 1720 overleed. Zie Immerze.el. VRIEMOET (Emo Lucius), in 1699 te Emden geboren, studeerde van 1715-1722 te Utrecht, en werd in Oct. 1721 predikant te Loenen, in 1721 te Harlingen en in 1730 hoog­eeraar in de' oostersche talen te Franeker, welke post hij aanvaardde met een or. de Gentitiot et Christknorurn quo­ rundam Conviciis in Jaciaeos, ex irrorantia rerun orientalium i•aximan partern orbs. In 1738 verkreeg hij van den senaat eershalve den lite' van Theologiae doctor en den 16d• An. 1740 ook den leerstoel in de Joodsche oudheden. Hij be­kleedde in 1739, 1743, 1741 en 1758 het rectoraat. Hij overleed in 1760. Sid sehreef: Diaput. de Terrae fillis,.8. plebe Judaica ad Muth. Joh. VII: 49. UltrRj. 1719, 86. Diuertatio de Schiloh ludaei illustri germine. Ibid. 1722, 8°. Grantrnatica Hebraea Altingiana et Syntax=, Buxtorfiana contracta, cum 1revi schemate a. Theologiae ex dictis Vet. Test. Franeq. 1733, 8°. Arabismus, exhibena Grammaticam Arabicans novam, ad methodum Hebraeae Altingianae et Syntaxeos Buxtortfanae ; et Monuments quaedam Arabica, cum Notis Miscellaneis et Gloss. Arab. Latino. Ibid. 1733, 40. Observationes miscellanearum argumenti praecipue philolo­gici et theologici Liber. Accedit oral. inaugur. etc. Leov. 1740, 4°. Tirocinium Hebraismi. In quo breve Glossarium : Dicta Theol. Dogmaiicae 17. Test. Hebr. et Latina et Adnotationum ad Canones Grammaticas specimen. Franeq. 1742, go. Ad Dicta Classica Theol. Dogmaticae Vet. Test. Selects .ddnotationes philol. theologicae T. I, Ibid. 1743, T. II, 1741, T. III, 1757, 8°. Series Pi ofessorum et Lectorum nec non Secretariorum et Bibliothecariorum Acad. .Frisiacae. Ibid. 1745, go. Disputationes, qua privatae, qua publicae, aiquam mtitae Qualea, praeter insertas libro Observationum, et, e quibus nata tria volumina Adnotationum ad D. Class. V. T., Anti­ quitatum liraeliticarum Selecta, de Locis et Personis sacris an. 1732-1739. Thesium ex omni Philologia Sacra Specimina IV, qn. 1735, 1736, 1737. Dissertationes duke ad Ps. LXXXIIT, an. 1736. Quarum vero prioris praecipua pars, de nomine Psalrnorutn Hamma haloth, eorumque argument°, diyositione et scopo, recognita et auction insertea Observ. Miscell. cap. XI. Dias. de Angelo Gabriele nuntio et spirites S. auctnre mi­ randi conceptus Mariae, ad Luc. 1: 26, 45 an. 1740. Disc. de Psalmi LXXXVII inscriptions, argument° et dis­ poeitione prophetica an. 1741. Theses selectae de maxi . e controversis Antiquitatum hr. ad usum annuae dispatationis dotnesticae an. 1747. Thesiutn controversarum ad Antiq. Isr. et selecta loca V Test. Decades CL. an. 1745, 1749. Orations inaugurates. Fran. 1781 foie Ad. ealcem Observ, Orationee rectorales, an. 1744 de dicadetniae Friefacae au­periori praecipue anno fortunis ; et pro tuenda vera Liber­tate Theologica, contra protervana licevtiam. Gron. 1744, 4 . Oratio funebrie de vita et merit's cl. .Melehio-rie, S. Theo& et Hist, Eccl. Profess Franeq. 1738, fol. Athenarum Frieiacarum Libri duo. Leov. 1758, 4°. Zie Ath. Fris. p. 824-826 : A. G i 11 e s s e n, Oratio funebris in obitum Emonis Lucti Vriemoet Franeq. 1760 fol.; Sax e, Onom. T. V11, Append. p. 251; J. C. Strodtman, des Neuen Gelehrten Europas Th. VIII, p. 997-1015; F e r d. S tor c h, P. XVII, p. 246-248;.Paquot, Mem. T. V11, p. 375, 380; Glasius, Godgel, Nederl Bou m an, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II, bl. 55, 113; van Kam­p e n, Gesch. d. Lett. en Wetens. D. II, bl. 237, 280, D. III, 174; Koppel, Aiphab. Naomi. bl. 169; Verwoert; Kobus en do i vecourt, Boekz. 1761, I-77. YRIEMOET (JoHANNEs), jongere broeder van den vorige, predikant te Prinseland, schreef: Observationes ad V prima Capita Matthaei. Ulr. 1728, 8°. Zie Ath. Fris. p. 824. VREESWIJK (GoosEN VAN) een Paracelsist, is schrij­ver van : Licht der Mane of glans der Zonne. Rott. 1678, 's Hage 1684. 8°. Gouden leeuw of den azijn der wij zen met het vervolg. Amst. 1646, 8°. _Kabinet der Minerden, Metalen en Bergen met ha ver­volg. Amst. 1670, 8°. Vervolg aid. 1675. Roode Leeuw, of het tout der Philosophen. Amst, 1672. 80 . Groene Leeuw, of het light der Philosophen. Amst. 1674. 8°. Zilveren .waarin ontdekt worden vele Notabele medicynen der Oude Philosophen. Hage 16t34. 80. Alle zijne werken (8 stukken), 2 din. 8°. Zie Holl. Spect. D. VI, bl. 100. 2e dr.; Ar re n berg , bl. 558, Nav D. VII, bl. 159 D. IX, bl. 65. VRIENTIUS (MAximiLIANus) werd in het kasteel Zan­denburg, digt bij de stad Veere, en toen het hof van den Markgraaf (naar wien hij genoemd werd), den 1 Febr. 1559 geboren en te Gent opgevoed. Hij genuOt aldaar het on­derwijs van J o o s t Kerkhoven, Rector der Latijnsche school, studeerde te Leuven in de letteren, te Parijs in de regten, deed een rein door Italie, bezocht Rome, Napels en Venetic, en te Gent wedergekeerd, werd hij er secretaris. Hij was eon boezemvriend van Justus Lipsiu s, die brief­wisseling met hem hield en zijne verzen zeer prees ; ja hem in een brief sa4 Nic olaas Ou da rtius onder de beste dichters van Nederland rangeehikte. .Hij was, meldt de la Ru e, aardig en levendig in zijne Epig,rammata, gelukkig in zijne Annagrammata, vloeijend in zijne Elegien, deftig en waarlijk manhaftig in zijne Heroica." Hij overfeed te Gent in 1614 en werd in de Dominikaner kerk begraven. Zijne vrienden, o. a. J..Zevecotius, vervaardigde ter zijner eere vele ele­gien en epitaphien, die men hoopte dat J us t us R y o q u i-n s zon hebben uitgegeven. N i c o l a a s B u r g u n d us hield op hem een lijkrede. Hij is tw-eemaal gehuwd geweest. -Hij gaf in bet licht: Descriptio pompae et gratulationis publicae, Alberti et Isa­bellae Belg. Principum, ad inaugurationem a S. P. Ganda­venal decretam. Antv. 1602. fol. Epigrammotum et Anagrammatum. Lib. IX. Antv. 1807. 8 . Ingolst. 1607. 8°. 11'landriae Comitatus ea Brabantiae Ducatus Vibes. Lo­ vanci 1614. 8°. Carnzinum Sacrosanct. Lib. 11. Elegiarum Lib. I. Ibid 1614. 8°. Zie Sweertins; Val. Andreas; Foppens; Zeveco­tius, Cent. Elligram. N°. 96, J. L i p s i i Cent. IV, Ep. 75, went. V, Ep. 31; Oudh, en Gestigt, van Zeeland, bl. 34 ; De la Rue,.Gel. Zell. bl. 144, 351; Hoenfft, Pans. Lat. Belg. p. 81, Pacinot, Mein. p. X, p. 61 D. Heensii, Poem. VRI (ABR. Am. DE) gaf in het licht : Thee-Geselschap, gehouclen lusschen eenige .Tufroutven Lisp. Een vermakelyke Byeenkomst, of het Zeltsaam Koftpraatje; zynde het 2e deel van 't Thee-Gee. Gedr. na de kopy van Groningen, in de Koffi- Stamper, tot Kontan­tement van de Theedrinkers. En sijn te bek. bij Sander Wybrantz. 1702. Zie Schotel, Letterk. Gesch. v. d. Tabak, Kolij en Thee; Cat. d. Ilitats. v, Ned. Letterk. D. I, t. bl. 216. VRIE*S (A. DE). Mogelijk een zoon van A d r i a a n de Vries, die volgt, volgens Nagler in 1600 geboren. Bekend is zijn levensgroot pbrtret via. David de Moor, borststuk, in 1647 en het portret van J. Boyceau Esc. Sr. de la Baraudere. Zie Nagler; Kramm. VRIES (ABRAHAM DE), zoon van Gerrit de Vries en Catharina de Bosch, werd den 2Osten April 1773 te Amsterdam geborea. Hij had het voorrecht bet uitetekend onderwijs van V an 0 m me r e n , Rector der Latijnsche school aldaar, te genieten, en behoorde tot diens beste leer-Engel), die de onderscheidene klasseu der school, meestal na het behalen van den eersten prijs, verliet, en 18 September 1788 met het houden eener Oratie in Latijnsche verzen haar vaarwel zeide. Als student aan het Athenaeum woonde hij de lessen bij van Wyttenbach, van Swind'en en Wal­ra v e u. In 1792 trad hij, grondig in de klassieke letter­kunde ervaren, bij de Kweekschool der Doopsgezinden onder de studenten der Godgeleerdheid op, en woonde het onderwijs van Gerrit Hesselink bij. Terwij1 hij bezig was zijne eerste studentenpreek te stellen, werd hij onverwacht, in den aanvang van 1794, naar het stadhuis ontboden en aangesteld om bij het Committd van Algemeen Welzijn, dat toen met de werkzaamheden der voormalige burgemeesters belast was, den post van Adjunct-Secretaris waar te nemen. Hij had echter geen hart voor dit ambt, doch, daar afslaan niet mo­gelijk was, schepte hij cooed uit de hem gegevene belofte, dat, zoodra bet provisioneel Bewind door een wettig, door het yolk gekozen regering vervangen zou zijn, hij ontslagen zau worden. Slecbts korten tijd had hij zich van de hem opgedragene post, gekweten of het Committe zocht hem duurzaam aan zich te verbinden op een wedde van f 1500. Op raad zijner ouders en van zijn oom De Bosch voldeed hij aan haar verlangen en bekleedde drie jaren den post van tweeden Se­cretaris voor het Committe van Algemeen Welzijn, doch bleef zich voortdurend op de letteren toeleggen en woonde de regtsgeleerde lessen van den Hoogleeraar C r a s bij. Ook werd hij in 1796 lid van het genootschap Concordia et Li­beriate, waarvan vele zijner vroegere schoolmakkers, ook H el­mers, Loots, Kantelaar en Falck leden waren en hield hij eene wekelijksche zamenkomst met van Le nn e p, Falck, Loots, Helmers, Arntsenius, zijn broeder Jeronimo en Kinker, die gezamenlijk het weekblad de Arke Noachs uitgaven. Deze arke (zegt zijn biograaf) dreef echter niet lang ; meer dan een der stuurlieden out week den bodem en liet het bestuur aan K i n k e r, die in vereeni­ging met Helm ers en Loots, weidra den naam in dien van Sem, Cham en Japhet, in de rigting van een zuivere staatkundige, veranderde. Ook gaf d e Vries in 1797 de Nagelaten Gedichten van zijn vriend P. N i e u w 1 an d in bet licht. Toen in 17988 de ultra-revolutionairen op het kussen ge­raakten, werd hij plotseling, op eene valsche aanklagt, een maand gevangen gehouden. Na zijn ontslag verliet d e Vries bet tooneel der staatkunde, waarop hij tegen wil en dank gebragt was, keerde tot zijne theologische studien terug, deed den 27 Mei 1799 het proponentsexamen en werd ache tereenvolgende predikant bij de Doopsgezinde gemeenten to Grouw, Nijmegen, Leiden, waar hij in 1801 den waardigen Jan Kops opvolgde, en te Haarlem, waar hij van 1803 tot 1838, toen hij zijn ontslag nam, werkzaam was. De Vries had, volgens getuigenis van zijne tijdgsnooten, uitmuntende predikgaven en was als catecheet in zijn gemeenten zeer gezocht. De Algemeene Doopagezinde Societeit telde hem van hare oprigting of in 1811 onder hare bestuurderen. Na zijn diensttijd werd hij er honorair lid van. Ook was hij Curator der kvveekschool. Gedurende zijn geheele leven bleef de Vries een ijverig beoefenaar zoo der klassieke als vaderlandsche taal- en letter­kunde en knoopte op zijne verschillende standplaatsen vriend­schapsbetrekkingen met hare beoefenaars en voorstanders aan, te Nijmegen met J. de Bet o u w, te Leiden met Mr. Jan de Kru ij f f en de Hoogleeraren J. Luzac, Rau, Pa rad ijs, hernieuwde de oude betrekking met Siegenbeek, te Haarlem met Barnard, van der Willigen, van Walrd, Dr. van Marum, den vriend zijner studiejaren, R. H. Arutzeniu s, met wien hij de geliefkoosde lectuur der oude schrijvers voortzette, ten Brink, Waarden burg, Peerika wp, A. Loosjes en Bilderdijk, wiensaan hem gerigte brieven door den druk zijn bewaard gebleven. Met welk een gunstig gevolg hij de Nederl. taal beoefende, bleek uit zijn lets over de Nederd. taal en de herziene nit­gaaf er van in het Tcalk. Magazijn van de Jager (dl. I, 2 st. bl, 103-152. Meermalen kwam hij als Hoogleeraar in de vaderlandsche en klassieke Letterkunde in aanmerking, o. a. in 1820, na den dood van Borger te Leiden, waar de Senaat hem honoris causa tot Doctor in de letteren be­noemde. Weigerde hij den leerstoel in de klassieke letterkunde, hij aanvaardde de betrekking als lid en Secretaris der Ls­tijnsche scholen te Haarlem. De door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen in 1816 bekroonde verhan­deling van Ja c o b u s Ko ning, over de uitvinding van de boekdrukkunst, was hem een krachtig spoor tot voortzetting van dit onderzoek, waarvoor zijn eigen rijke bibliotheek en die der stad, waarover de Regering hem tot bewaker gesteld had en die hij merkelijk uitbreidde, hem bijzonder te stade kwamen. Nadat hij Vincent L oo sj e s bij het zamenstellen van diens Gedenkschriften wegens het vierde jaargetyde van de uit­vinding der Boekdrukkunst, ook door de mededeeling zijner briefwisseling met Jacobus Koning in den Konst- en Letter& van 1820 bijgestaau en der Gemeenteraad voorgelicht had tot abet plecbtig vieren van den gedenkdag en het opschrift der geslagen medaille (laus urti lux orbi) ontworpen en de hand geleendhad tot bet opstellen van het grondig Rapport der CommiEsie tot het onderzoek vaar het jaar van de vitvinding, verrijkte hij nog de gemelde Geschrilen en onze letterkunde met Nieuwe Bijdragen tot de g(8chiedenis der uitvinding. Ook gaf hij later, op dringend verzoek van Sc h ink e 1, om de door Guieh ard te Pa* uitgegeven Notice stir le speculum humane salvationis, in een aan hem gericht sehrijven, te weerleggen, gehoor en veroorlodde dat zijn geschrift met bet vroeger door hem in de Gedenkschrs:ften geplaatste, door No o r d z i e k in het Fransch vertaald en door den druk werd gemeen gemaakt. Het Koninklijk Nederlantlsch Instituut hechtte zijn voile goedkeuring aan zijne grondige kritiek en verklaarde, dat de vraag betreffende den oorsprong der drukkurst in dit werk op de overtuigendste wijze onwederlegbaar was beslist. Ook G a c ha rd betuigde dat, schoon hij nog op menig punt van den sehrijver verschilde, door dit geschrift de wetenschap rijk gebaat was, en Koning Willem I schonk hem de Ridderorde van den Nederl. Leeuw. Bijna gelijktijdig met de Fransche uitgave der Eclaircissements zond de Duitsche geleerde A. E. U rn b r e i t een boek in het licht : Die Er­findung der Buch . uckerkunst, waarin hij al de bewijzen opnoemde, die de Duitschers voor hunne aansprakeu hebben weten optespeuren. Iliertegen schreef de Vries: Bewijs­gronden tegea de Doitschers voor hunne aan8praak op de uitvinding der Boekdrukkun8t, ook door Noordziek vertaald. De verspreiding van dit en bet vorige geschrift had ten gevolge dat geheel Europa overtuigd was dat aan L. Co s t e r te Haarlem de .eer der uitvinding toek wam. De Vries aanvaardde gereedelijk het lidmaatschap eener Commissie tot het oprichten van een nletalen standbeeld voor Co s t e r en gaf eeu keurig geschrift Bewijzev, voor de echtheid en geligkenis der oude of beeldingen van Coster , 184 I. Alles wat met Co st er's kunst en Co st er' s persoon in naauw verband stond was en bleef het voorwerp zijner aan­ dacht ; nog in 1862 leverde hij eene naauwkeurig bewerkte Lijst der 8tukken betrekkelijk de Geschiedenis van de uitvin­ ding der boekdrukkunst, berustende op het liaadhuis te Haarlem, en toen de voormalige woning van Coster afge­ broken was, prijkte weldra de Bevel -van het nieuwe huis, dat op die plaats verrees, met een gedenksteen, waarin, op voorstel van d e V ri e s, de woorden : Costeri aedes Typographiae natales aebeiteld werden. De herinneringen aan die plek verbon- den, noopten hem in 1850 de Lotgavallen van Poster's toonissg te bescbrijven ; ja, de laatste letterkundige arbeid, die den bijna 9Ojarigen grijsaard nog weinige dagen voor zijn dood bezig hield, was gewijd aan een werkje over het leven van Coster en .de gesehiedenis zijner uitvinding, dat hij bijna voltooid heeft achtergelaten. Toen Paul Lacroi x in de Moyen-dge een breed artikel Sur l' Impritnerie had geleverd, waarin hij de eer der uitvin­ ding onbewimpeld aan Coster toeschreef, vestigde d e V rie s het oog zijner lancigenooten op den arbeid onzer naburen in een geschrift Hedencialgsche voorstelling van Coster, en de uitvinding der Boekdrukkanet in Frankrijk, 1853. Geen wonder dat een man, die zoo groote verdiensten omtrent de boekdrukkunst had, op het feest der onthulling van bet standbeeld door den Koning met het Commandeurs- Kruis der Orde van den Nederl. Leeuw vereerd werd, en de Vereeniging der Nederlandsehe Typographen hem een lofge­ dicta toewijdde. De Vries was Lid van bet Kon. Ned. Inst., van Teylers Godgeleerd Genootschap, van het Prow. Utrechtsche, Zeeuwsch en Friesch Genootschap, der Holl. Maatschappij te Haarlem, eerelid van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leiden. Hij huwde iu 1814 Hi lle go n da, de oudste doehter van zijn liaarlemsche ambtgenoot M a tt h e u s van G e u n s, die hem twee zonen en twee doehters schonk. Een kort maar pijnlijk ziekbed maakte den 3den November 1862 een einde aan zijn leven. Bebalve de gemelde schriften, bezorgde hij de uitgave van de Nagektene Verhandelingen van den _Hoop'. Criss (1822 2 dn.) en met van der Palm, van Fleusde en van W a l r e de Nagelaten Gedic9en van S. .1.1. Klaarenbeek, en de tiagelatene geaichten van P. Nienwland, waarvan in 1827 eene derde uitgaaf het licht zag, met zijne voorrede, en schreef met zijn broeder J e r. de Vries een voorberigt voor de Cykloop van Euripides door Mr. 'vV. Bilderdijk, in de Konit- en Letterbode 1822, No. 48, een Berigt wegens de nieuwe uitgaaf van Eunapias do'r J.P. Boisonade en D. Wiftenbach, in die van 1834, No. 21, een voorbeeld van onpartydtgheld in het geechil over de uitvinding der Boek­drukkunst en in die van 1841, No. 52 een Aankondiging van M. Langenschwarz, Die Gutenberg — Schwiirmerel utte­rer Tage en in die van 1853, No. 33 en 44. lets over den brief van C. van Alketnade aan de Regering der stad Haarlem van 3 Julij 1699, over de uitvinding der boek­drukkunst. Hij bewerkte ook den Catalogue Bibliohecae Harlemeneis Llarlemiae 1848, iu 1853 het Supplem3ntum Oatalogi etc. en in 1862 gaf hij een Lijst der etukken betrek. 431. keit:0 de- gesekiedenia . van de uitvisding der Boekdrukkunt berusteitde op het Raadhuis te Haarlem. Zie de Levensberiehten van Jet— de Vries door Ter Haar en van M. Stegenbeek door den Hoogl. Muller in Handel d. Maats. van Ned. Letterk. 1E53, 1855; S ie gen beek, Leerred. (1835) :worn; Jar. de Vries, Opdragt der Gedschten van Willem van Haren (1824),Peerlkamp, Horatti .Satyrae (Praef.); Waardenburg, Opus­cula p. 125 ; Bilderdijk; Blievon, D. 11, bl. 332 ; Pied. .spectator1863, bl. 23; P.a0i1.1e, Essoi historque et critique sue tioventionde l'Imprimerie p. 284; Volks-Altnan, voor Nederl. Autholieken 1862;S c h o t el, Toltens en zijn tijd, bl. 263 ; vlg., en vooral zijne levehs­schets door C. S e p p, (waaraan wij de onze ontleende), in Banda d. Maats. v- Ned. Letterk. 1863. VRIES (ADRIAAN DE), bekwaam beeldhou wer en kunst­schilder, in 1560 of vroeger geboren, schilderde in het laatst der 16e eeuw te Praag. Men kaii over zijnen arbeid in het va k der beeldhouwkunde oordeelen naar de daarvan door Joh annex Mulder vervaardigde fraaic gravuren, o. a. van zijn Mercurius en _Liebe, in 159:3, toen, in dienat van keizer It udolf II , te Praag vervaardigd. Hij had het be­handelen van den beitel van Jean de B o 1 o g n e geleerd. vat hij ook schilderde blijkt uit het gedicht van La m pso n i u s onder zijn portret. Zijn etsen zijn zeer zeldzaam. Nagler beschrijft de rust der H. Familie in Egypte, — Chrtstus door Johannes gedoopt, Christus zittende met eeniye Engelen, — Een doode Christus, — de H. Maagd op de halve rnaan, voorsteltingen op een blad, Ben Christushoofd, Maria met het Kind, Venus en Cupiduo en een Bachanaal,— drie bladen met worstelaars, in verschil­lencle standee, — een groep met twee flguren op drie bladen, Cotnmodu ale gladiator met de victorie in de lihkerhand. Lie Nagler; van Manden, Immerzeel; Kr arum. VRIES (ALBERTUS DE), in 1773 geboren, werd in 1796 proponent, in 1797 predikant te Poortugal, in 1801 te Street* kerk, in 1804 te Enkhuizen, in 1807 te Rotterdam, waar hij den 248ten Januarij 1847 in den ouderdom van 74 jaren overleed. Hij was Ridder der orde v. d. Ned. Leeuw. Twee door hem vroeger uitgegeven leerredenen zijn na zijn dood herdrukt ook bestaat zijn portret in steendr. kl. fol. Zie Harderwijk, Pred. te Rotterd. a 013 ; Boekzaal, 1847,1 D.; Glasius, Godgel. Nederl.; Muller, Cat. v. pork. VRIES (BAUKE CLASSES DE) gaf in 102 te Auaerongen in 4 0. in het licht: Nuttige consideratien of sedige aanmerkiagen over het heedendaass Tabak-sulen, of en hoeverre hetselve geoorkfd 4, of niet. Als ook eenige aantnerkingen tegen versch4de stellingen, vervat in het Tractaal, °Wangs in het Mehl ge­bracht door .T. J. W. Beintcma van Ryzna M. D. tot luf van den tabak, voerende tot tyrel: Tab(..00logia ofte korte verhandeting over den tabak, deszelfs deugd, gebruik en kennisse. Hierna volgen dan nog verscheide Maat-gedich­ten over aanmerkelijke taken. Zie Sebotel, Letterk. Bijdragen tot de geschiedenis van den Tabak, de Kolfij en de Thee, 'a Hap, 1848, bl. 55, 59 en 127; v. d. Aa , N. B. A. C. Wb. VRIES (C. DE). Van hem bezitten wij : Naauwkeurige schrijving en verhaal van alle pleytigheden enz. zoo hr gelegenheid van de 1508te verjaring der Utrecht­sche Hoogeschool, op den 308ten Alei 17 86 gevierd, als van de .Promotion met de Kap, van vier Heeren, daags daar aan volgende. Utr. 1786, V. VRIES (CORN ELLS DE), leeraar bij den doopsgezinden te Utrecht en daarna te Haarlem, schreef: Geschiedenie van de eerste zonde der Menschen volgene het verhaal Gen. 111; verklaard en opgehelderd en tegen alle verkeerde uitleggingen en tegenwerpingen der on­geloovigen verdedz:qd in 8 Kerklijke redevoeringen. Amst. 1780. Catechismus der H. Schriftuur of onderwijs in den Gods­dienst. Rott. 1782. Godsdienstig Leerboek voor kristleyke aankomelingen. Haul. 1802. V. Zie Arrenberg, bl. 561. VRIES (DIRcK DE), een kunstschilder, in Friesland gebo­ren, die Italie bezocht. Hij schilderde keukens en fruitwin­kels, volgens van Mande r, op de Venetiaansche wijze, aardig gekleurd, szhoon en gloeijende. Men vindt o. a. een friaije houtsnede in den Volkealmanak vnn het Nut van 't Alqemeen, 1860. Van zijn Jeugaigen noon, die zijn hond wil bestijgen (meer bekend onder den naam van den hond van Goltius sculp. 1791, is een zeldzame gravure, waarvan de goede afdrukken doorgaans f 100 kosten). Zie van Mander; Immerzel; Kramm. VRIES (EL. DE). Van hem bezitten wij : Sylla of de Llerstelli4g der Belaagde Grootmoedigheid, trap. gev. na het Fransche ontwerp der Berlijnsche Opera door een Meesters hand opgesteld en op den Geboorte-dag der Koni .sinne Moeder hooglojelijker gedagtenis, voor wei­nige jaren ten toneele gevoerd. Gravenh. 1159, 8°. Zie Cat. d. Maatsch. v. Ned. Letterk., D. 16, bl. 216. VRIES (G. BECKERDIG), een niet onverdienstelijk dichter, van wren eenige dichtstukjes bestaan in Maands. tot Nut van 't Algemeen, Department Groningen, onder welke die zeer geschikt voor den zang zijn. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. VRIES (GERHARDUS DE), den 16den Augustus 1668 te Utrecht geboren, studeerde aldaar, vooral onder V o e t i u s, in de wijsbegeerte en godgeleerdheid. In April 1671 opende hij een Collecrie over de philosophie, en toen in 1672, na b den inval cler Franschen, zijne studenten naar Leiden weken, volgd hij hen en zette aldaar z'jn lessen voort. Den 3den December 1673 werd hij tot onderregent van het Staten-Collegie benoemd en bekleedde lien post tot 1674, toen hij tot Hoogleeraar der wijsbegeerte te Utrecht werd aangesteld. In 1685 werd hij ook tot buitengewoon Hoogleeraar in de theologie benoemd. Hij was zeer geliefd en gewoon om in de vacantie met sommige zijner leerlingen, vooral in Duitschland, te reizen. Hij overleed den 'sten December 1705. Er is geen lijkrede op hem gehouden, doch Pont a­n u r heeft in zijn Orat. funeb. in obitum Petri van Maas­tricht zijner herdacht. Ook verscheen bij zijn overlijden Chorus Musarum plorans seu lugubria in Gerardi de Vries obitum Carmina seu Naentae. Saldenus noemt hem Phi­losophus omni lauds major. Hij gaf in het licht Exercitationes rationales de Deo, divinisque perfectionibus: accedunt ejusdem dissertationes de Infinito, Nullitate Spiri­tuum, Homine automatico, contradictor& Deo possibilibus sensuum en philosophando usu , Cogitatione ipsa mente, Operationibus brutorum, in quibus passim quae de hive philosophatur Cartesius, cum rectae ravionis dictamine confe­runtur. Traj. 1685. 4°. 1695, met Diatribe singularis gemina, altera de Cogitatione ipsa mentis, altera de Ideis rerum innatis. De natura Dei et ilumanae mentis determinationes Pneumato­logicae. Accedunt de cathoticis rerum attributis determina­tiones ontoloqicae. Traj. 1687. Hij gaf nit : D. Voetii Physiologica, sive de rerum natura libri VI cum notis, met zijn Dissertatio gemina, altera do Lumine, altera de Lunicola. Traj. 1688. 8°. Volgens Struvius set:reef hij ook eene Dissertatiuncula Historico-Philosophica de Renati Cartesii medilationibus a Petro Gassendo impugnatis. Traj. 1691. 8°. Van hem is ook de Narrator canfutatus (zie Franc Bur- 28 mannua), en Cartesius vindicatus 8iVe divinae rationis aucto­ritus a ratione independens. Hij heeft ook het plan gehad Lucretius met een commenta­rims philozophicus te verrijken. Zie Saxe, Onom. T. p. Burmanni Traj. erud. p. 431; G.Vo et, Risser. Theol. T. V, p. 713, S alden us, de Libr. L. I, C. VI. § IV, Act. erud. Lips. 1686, p. 198, 1696; Mens. Jul.; Struvii Bibl. Phil. C. III, § XIII, XIV ; Placiu s, Theatr. Anon. p. 319; Henninii not. ad Tollii Epist. ; Fabricii Bibl. Lat. T. I. Leb. I, Cap. 1V; D. Nieuwenhuis, Commerc. Cartes.; Duker, Pugna inter Poetium et Cartesium; Her i n g a , de Auditorio p. 140, 153, 171; Nouvel. de la Republ. des lettres, 1685, p. 426,Siegenbeek, Gesch. d. L. II. D. II, M. 273, 289; Schotel; Leid. Booges.; Kobus en de Rivecourt; Verwourt; Glasius, Godgel. 1Vederl. VRIES (Gnus DE), in 1580 of 1590 te Deventer gebo- ren, nam de Orde der Kruisdragers te Keulen aan, waar hij ook tot baccalaurus in de theologie werd bevorderd. In onderscheidene betrekkingen was hij in verschillende kloosters van zijne orde werkzaam. In 1645 was hij prior en toen woonde hij de wijding van zijnen neef tot Kanonik van St. Geerte bij. Dit gaf hem aanleiding tot het uitgeven van: Funiculus triplex triun votorum 8acrae religionis men­tialum; Vincalum salutare, quo per professionem solemnem Deo. 0. M. B. M. V. omnibus S. S., ac cum primes D. Gertrudi Virgini patronae tutelari in praenobili ac celeberrima ejus Abbatia Lovanii devote substringebat religiosus, nobi se selis, ingenuus Ph. Melchior a Doeteychem. Loy. 1645. Bovendien was hij de vervaardiger van eenige poetische stukken : Micellanea sacra et profana. Na zijn dood zijn zij uitgekomen onder den titel van : Aegis itegidio-Frisana, sive poemata B. P. Aegidii de Vries. Colonn. Agripp. 1668. Zie Paquot, Mena. T. 1I, p. 105; Glasius, Godgel. Nederl. VRIES (II. DE), dichter, bloeide in het midden der 18e eeuw. Zijn licrzang aan Mr. J. J. Mauritius, Gouverneur van Suriname, in (1753) doet ons bejammeren, dat wij geen meerdere proeven van 's mans poezy bezitten. VRIES (H. DE). Op den Catalogue van W. Lormi er, Amst. 1763, komt van dezen meester voor : Ben geselschap Heeren en Dames, door H. de Vries en Janson. Zie Kra mm. VRIES (J.). Volgens Arenberg was hij schrijver van: Leerzame fabelen. 8°. tJitlegging der Prophetien van Daniel. 8°. Verhaal van het OorlogsbedrOf van C. B. van Galen. Treurige en vrolidke Geschiedenimen. 8°. Boomgaart der uitgelezene Geschiedenisserz. Woordenboek van alle landen, steden, dorpen en vo9rnatne mannen in de Vereenigde Nederlanden. 8°. Zie Arrenberg, bl. 559. . VRIES (J. DE) sehreef : Ileilzame Friendenraad aan alle die Zion beminnen, om den vrede van Jerusalem bidden en die het eeuicig belang hunner zielen ter harten gait. 8f'. Amst. 1773. Zie Arrenberg, t. a. p. bl. 561. VRIES (J. C. DE) word den 9den Junij 1804 te Amster­dam geboren, leerde de schilderkunst bij O d e v a e r e en Paelinck te Brussel, en koos het schilderen van portretten en binnenhuizen. Na eenige jaren in zijn vaderland werkz•ta.n te zijn ge­weest, vestigde hij zich te Boston in N. Amerika, waar hij ook zeestukken. vervaardigde. Zie Kr am m. VRIES (J. DE) schreef IVatuurkundige en opbelderende .danmerkingen op C. B. Martinet's Cathechismus der Aratuur. Amst. 1780. 2 stukje Zie Arrenberg, bl. 561. VRIES (J. H.), bekend onder den naam van den Zwarlen Doctor, in 1804 te Suriname geboren, woonde een geruimen tijd onder de Engelsche Kolonisten op de kust van Trini­dad, waar hij Been zeer gunstige herinneringen naliet. In het laatst van 1850 begaf hij zich naar Louden, waar hij niet als geneesheer, maar wel door zijn herhaald beroep op het godsdienstig fanatismus eenigen naarn heeft gemaakt. Zoo heeft hij o. a. in verschillende affiches, die hij daar in onderscheidene straten liet aanplakken, ten sterkste geijverd tegen de Jesuiten, den Paus en den Kardinaal Wiesema n, waarbij hij zich tevens op wierp als het hoofd eener partij tegen Rome en het. Pausdom, met de uitdrukkelijke verkla- 28* ring, dat de dolken der Jesuiten hem evenmin schrik kon­den aanjagen als de banbliksems van het Vatikaan. Te gelijker tijd stelde hij alle pogingen in het werk on' de noodige gelden bijeen te krijgen tot de oprigting van een marmeren tempel ter eere van den nieuwen godsdienst, dien hij wenschte in te voeren en waaroij hij zich deu bij­naam van Apostel toeeigende. Om hierbij zoo veel mogelijk de overtuiging te versterken, dat hij in wAarheid een gods­gezant was, gaf hij een geschrift in het licht, waarin hij vooral aanwees, door welke middelen de duivel hem van zijne hooge roeping had zoeken af te trekkers, en hoe hij door eene hemelsche verschijning voor die strikken der ver­leiding bewaard was gebleven. In weerwil van dat alles leden zijne pogingen schipbreuk, en zocht hij nu door de geneeskundige praktijk opgang te maken. Hij wist het zoo ver te brengen, dat hij eenige patienten, die aan de kanker leden, in behandeling kreeg ; doch met dien on­gunstigen uitslag, dat zijne onkunde en charlatanerie spoedig uitkwamen. Wegens dit mislukt resultaat vertrok hij in 1853 naar Parijs, waar hij voorgaf de kunst te heb­ben uitgevonden om den stoom door het electro-magnetismus te doen vervangen. Daar zijne eerste proefnemingen evenwel allesbehalve naar wensch uitvielen, begreep hij, dat het beter was daarvan af te zien, en liet verder niet ineer van zich hooren, tot in den zomer van 1854, toen hij wegens schul-den te Clichy in de gevangenis zat. aldaar maandeu opgesloten te zijn geweest, schreef hij in September van hetzelfde jaar aan den president der medische faculteit te Parijs, dat hij middelen had gevonden tot genezing van Kanker en Waterzucht. Daar dit schrijven echter gees ge­volg had, schreef hij in Julij van het volgende jaar aan Conneau, lijfarts van keizer Napoleon, dat hij ten ge­volge eener ijverige studien op het terrein der tropische gewassen, zich in staat gesteld zag orn verschillende tot nog toe als onherstelbaar beschouwde kwalen te genezen. Door die stoutmoedigheid kwam hij dan ook weldra in naarn en kreeg hij werkelijk patienten, vooral nadat Bazin, genees­beer in het hospitaal St. Louis, door die stellige verzekering misleid, hem eenige zoeken toevertrouwde. Het duurde even­wel niet lang of Bazin .zag, dat hij met een kwakzalver te doen had en zond hem eenvoudig weg. De Vries liet zich echter hierdoor niet afschrikken, en bleef zich voor ge­neesheer uitgeven, maar vatte tevens zijn rol als profeet we— der op; ja ging daarin zells zoo ver, dat hij het waagde eene prijsvraag uit te schrijven betreffende het plan van een marmeren tempel, die in de Champs Elysees zou worden op- gerigt. Hierbij liet hij het voorloopig blijven, totdat de eenige door hem ooit te weeg gebragte genezing, namelijk die van den Heer Sax, in 1858 zijn naam zoo goed als vestigde. De geileeskundige faculteit trok zich de zaak aan ; er werden hem, bij wijze v.ta proefneming, 27 zieken toevertrouwd, waarvan geen enkele genezen werd. Het bleek tevens uit het daaromtrent uitgebragt officieel rapport, dat hij zich van geen andere medicainenten bediende dan die in iedere kleine apotheek voor handen, en althans niet uit oostersche planten getrokken waren. Tengevoige hiervan werd hem de toegang tot het hospitaal ontzegd, en daar hij zijne praktijk bleef uit. oefenen eene regterlijke vervolging tegen hem ingesteld. Hij had de stoutheid zich daartegen te verzetten en zich bij denkeizer te beklagen. De verdere lotgevallen van dezen fortuinzoeker zijn ons onbekend gebleven. Part. Berigt. VRIES (BAREND HIDDES DE), jonger broeder van den Admiraal Tj erk Hiddes de Vries, werd den 30 October 1'631 geboren, klom in 1665 tot den rang van kapitein ter zee op en woonde het ongelukkig gevecht van dat jaar on­der Wassenaer bij. Het volgende jaar deelde hij in den roein der Nederlanders bij de luisterrijke overwinning door hen in den vierdaagschen zeeslag behaald. Kort daarop was hij tegenwoordig bij den min gelukkigen strijd, waar in zijn broeder, de Lt.-Admiraal, sneuvelde. Daar Friesland slechts enkele schepen voor de vloot van den staat gedurende den derden Engelschen oorlog leverde, zag hij zich van de ge­legenheid beroofd, nieuwe bewijzen van moed te geven. De laatste togt, dien hij bij woonde, was die van den Lt.-Admiraal C. Tromp langs de Fransche kusten in 1674. Het jaar van zijn overlijden is onbekend. Zie J. C. de Jonge, AVederl. Zeewezen, D. IV, a bi. 186, 187. VRIES (HIDDE DE), of eigenlijk H i d d e Sjoerds de Vries, nit het Sexbierumer geslacht. Hij was de kleinzoon van den stamvader Hidde Sjo e .r d s , de voile neef van den Lt.-Admiraal Tj e r k Hiddes en van den kapitein B a r e n d Hiddes de Vries, als hebbende tot vader Sj oerd Hi d-d e s, oudste zoon van den genoenaden stamvader en broeder van den gemelden vlootvoogd. Zijn moeder was A u c kj e Clases geheeten ; hij werd den 20 Dec. 1645 geboren. Van zijn j:mgd, vroegere bedrijven en de wijs, waarop hij tot kapitein opklom is niets bekend. Voor het eerste komt hij in 1673 in den rang van kapitein op het schip Frisia van 72 stukken voor, waarmede hij zich dit jaar bij de vloot van den staat beyond. In het volgende jaar vervoegde hij zich wederom, het bevel voerende over datzeltle schip, bij de gemeenschappelijke vloot, weinige dagen na de overwin­ning van La Hogue, aan welken beroemden zeeslag het hem, door den tragen gang der uitrusting in Friesland, niet ver­gund werd, deel te nemen. Korten tijd daarna werd hij tot schout bij nacht bevorderd, in welke hoedanigheid hem in 1693 eerst het gebied over het eskader in de Noordzee en Duinkerken opgedragen werl en hij daarna bij de vloot diende. Het schijnt dat koning Willem goede gedachten koesterde omtrent den moed van den nieuwen schout bij nacht, daar hij hem in 1694 andermaal tot opperbevelhebber van het eskader in de Noordzee benoemde. Met Jan Bart in gevecht geraakt, verdedigde hij man­nelijk de Nederlandsche vlag, doch ten koste van zijn I even. Zie J. C. de Jonge, Gesch. v. h. N. Zeew. D. IV a bl. 487-480. VRIES (HoFFmA.N), lector en geneesheer te Kampen, kwam na, het vertrek van van M a a n e n als hoogleeraar in de ge­neeskunde in aanmerking te Harderwijk. Zie Bo um a n, Gesch. d. Geld. Ilooges. D. H, bl. 555. VRIES (J. DE) schreef: Over het stuiten van het bloed in gewonde slagaderen Met Ili b. en Verh. v: d. Holl. Maats. 1777, bl. 127. Waarneemingen wegens een geneesene polypi van de news met 1 afb. en Verh. als Ooven 1780, bl. 20 van de Be­ richten. Zie Holtrop, bl. 379. VRIES (JAN CORNELIS FRANCOIS DE), te Paramaribo in Suriname geboren, studeerde te Harderwijk, en werd in 1770, na de verdediging eener disc. de contributionejuxta legem Rho­diam de Jaetu, facienda, meester in de regten. Hij was een man van wetenschap en een schrander regent. Toen koning L o-d e w ij k in 1808 te Harderwijk was, nani hij bij hem, toen Secretaris dier stad, zijn intrek en verkoos hem tot Curator der Hoogeschool. Zie Bou ma n, Gesch. dar Gelder. Hooges. d. II. bl. 488, 489, 523. VRIES (JAN OF HANS VREDEMAN DE), in 1527 te Leeuwarden geboren, was daar vijf jaren leerling van den Amsterdam- schen schilder R e ij er Gerritz, van plan glasschilder te worden. Vervolgens begaf hij zich naar Mechelen en werkte daar en te Antwerpen aan de zegebogen, die in 1549 bij de inkomst van Karel V en diens zoos Philips werden op­gerigt. Na een uitstap naar zijn vaderstad, waar hij zich toelegde op de theoretische werken van den bouwkundigen Vitruvius, keerde hij naar Mechelen terug, en vervaar­digde aldaar, zoo als vervolgens insgelijks in andere Vlaam­sche plaatsen, in Frankfort, Brunswijk, Praag en elders een menigte schilderwerken, bestaande in kunstig in perspectief geteekende bouwkundige onderwerpen, dikwijls met beelden gestoffeerd, die zoo bedriegelijk voor de aanschouwers waren, dat er menigmaal weddingschappen om gedaan werden. Zijne ordonnantien waren geestig en gevarieerd, de figuren, die hij er in te pas bragt, zuiver en natuurlijk in het verkort ge­teekend, zijn stijl in de bouwkunde meer regelmatig dan bevallig. Zijn werk wordt nog geroemd en goed betaali. Dr. R o -binson te Londen bezat van hem de begroeting van Maria. Verseheidene zijner werken met modellen, kolom-orders enz. zien van hem het licht : Van Mander schreef: ttIn 't jaar 1604 gaf hij een schoon boek uit van gebouwen, waarin wel 50 stuks voorkomen, hebbende daaraan gearbeid van het beleg van Antwerpen af. Waarschijnlijk is dit zijn Perspectief, dat bij H. Hondius verscheen en waarin zijn portret voorkomt. Dit werk is door Samuel M a r o 1 o i s in zijn Perspective etc. Amstelod. apud .1. Janssonium 1629 in fol. opgenomen. In hetzelfde jaar leverde hij bij curatoren der Leidsche Hoo­geschool een verzoekschrift in om les te mogen geven in de bouw- en doorzigtkunde, geen, in weerwil eener aanbeve­ling van Prins M a u r i t s, geen gevolg had. Hij was met Pieter Koe k, van Aels t, de eerste, die de regels der burgerlijke bouwkunde met de daaraan verwante sieraden, leerstelling in de Nederlanden heeft ingevoerd. Hij alleen, zegt van Mander, heeft daartoe wel een getal van 26 boeken geleverd, waarvan Eekhoff in Cat. der Stedel. Bi­ bliotheek te Leeuwarden acht der voornaamste beschreven en met aanmerkingen toegelicht heeft. Zijn portret komt voor in de verzameling van Hondius en bij van Mande r. Hij overleed echter niet in 1588 te Antwerpen, wijl hij in 1604 nog voorkomt. Hij liet drie zonen na, Gerard, Pa al us, S a 1 o m o n, die volgen. Zie Eekh off, t. a. p. bl. 46, 59; 109, 282; v. Mander; Hou­brak en; Immerzeel; Kramm; V erw o ert; Kobus en de Rive co ur t; Nay. D. IV, bl. 192 Muller, Cat. v. Portr. VRIES (JAN RENIEB DE), een landschapschilder die werkte in de manier van Ruisdae 1. Hij bloeide in het midden der 17e eeuw. Zijne stukken stellen doorgaans voor molens van boomen omringd en door de zon verlicht. Ook schilderde hij portretten en historiele onderwerpen. Zie Hoet; Immerzeel; Kramm. VRIES (JEEommo DE), zoon van G e r r it de V ri e s, Abz. en Catharin a de Bosch, werd den 9 April 1776 te Amsterdam geboren, ontving zijn klassieke opleiding aan de Latijnsche scholeu te Amsterdam en kwam als tienjarige knaap ten huize van den beroemden rector Richeus van Ommeren, bij wien hij onderscheidene jaren als leerling inwoonde, en wiens beeld hij later met warme ingenomen­ heid en erkentelijkheid heeft geschetst in eene Redevoering. Na het houden eener oratie in Latijnsche verzen (L. Jcilii oratio coram Appio Decem Piro) verliet hij de school en werd eenige dagen later als student aan de door­ luchtige school ingeschreven. De kritisch wijsgeerige geest van W ij ttenbach beviel hem minder clan de, het aeste­ tisch en poetisch gevoel opwekkende, van Van O m m e r e n. Beide, wijsgeerige kalmte en levendig schoonheidsgevoel, vond hij echter allergelukkigst vereenigd bij zijn oom Je r o n im o de Bosch, aan wien hij vooral zijne letterkundige vor­ ming was verschuldigd. Ook aan diens invloed had hij het voornamelijk te danken, dat hij, na slechts anderhalf jaar de lessen aan het athenaeum illustre gevolgd te hebben, in een aanzienlijke en gewigtige stedelijke ambstbetrekking ge­ plaatst werd. Op het aanzoek van de Bosch, die het ambt van eersten stadsklerk ter Secretarie op het stadshuis te Amsterdam bekleedde, werd de jeugdige De Vries, den 3den April 1794, door Burgemeesteren der stad tot adsistentie van de eerste stadsklerken op hunne kosten aangesteld, en twee jaren later tot, vierden klerk van de Politieke Secretarie be­ vorderd. Sedert 19 Januarij 1814 ontving hij den titel van Griffier en Chef van 't Secretariaat; maar schoon de hem toevertrouwde betrekking eenigzins van naam verwisselde, de daaraan verbondene ambtverrigtingen bleven geheel de­ zelfde. Aan de Vries was het zeldzame voorregt bescho­ ren van gedurende een tijdperk van 57 achtereenvolgende jaren met onverzwakten ijver daarin werkzaam te zijn. Ook hij ontging de stormen der revolutie niet. Den 29 Mei 1798 werd hij door de Administrative Municipaliteit van zijn bediening als klerk ter politieke Secretarie ontzet, met last om die te blijven waarnemen tot zijn opvolger zou benoemd zijn ; doch geen opvolger werd in zijn plaats benoemd en hij in zijn post bevestigd. De Vries onthield zich, zoo veel mogelijk, van bijzondere inmenging in de woelingen dier dagen, doch geheel onzijdig blijven kon hij niet. Het blijkt ten minste, dat hij in Februarij 1798 tweede secretaris is geweest eener Societeit van Gemeenebestgezinde burgers. Ook nam hij een werkzaam deel aan het staat- en letterkundig weekblad de Arke Noachs. In 1802 deed hij eene reis naar Duitschland en in 1803 trad hij in den echt met Maria G ij s b er ta Verhoesen, die hem 3 zonen en 4 dochters schonk. Toen zijn huiselijk geluk, den 2 Sept. 1833 door haar dood verstoord werd, vervaardigde de medailleur v a n der Kellen bij dat treurig verlies een gedenkpen ning, op welks keerzijde het vers van V o ndel, bij het overlijden van diens gade stond, dat de Vries in zijnen vriendenrol naast de naam zijner vrouw schreef: "Marie, at laet gij mij alleen, u rlw vriendschap, uw gedienstigheen #Staen eeuwigh in mijn hart ge8chreven". Reeds in zijne jongelingsjaren mogt de Vries zich op de vriendschap der voornaamste mannen van zijn tijd be­roemen, zooals op die van Petrus Nieuwland, Kem­per, Siegenbeek, Falck, Cornelis Vollenhoven, J. D. Meijer, H. Arntzenius, David Jacob van• Lennep, Jan ten Brink, Bilderdijk enz. Hoe hij reeds in zijne kindsche jaren aan dezen laatsten kennis ver­kreeg, beschreef hij zelf in het 2e deel der Brieven van B i 1-derdij k. Hoe veel de Vries ook aan den omgang met deze letterkundige mannen verschuldigd was, grooter was zijn ver­plichting aanJ eronimo de Bosc h. [lit het dagelijksch ver­keer met hem laat zich voornamelijk die blakende liefde, die onbegrensde hoogachting voor de oude letterkunde in de wereld der klassieken verklaren, die hem geheel zijn leven door is bijge­bleven. Zijne geschriften : over het sterven van eenige oude wijsgeeren, — over het leven van Anaxagoras, — lets over en uit de korte en zinrijke gezegden van Plutarchus, — over de waarden der klassieke letterkunde alb grondslag voor de .Nederduitsche letterkuude en wetenschappen, en zoo menig ander onderwerp, dat hij ter behandeling koos, zonden daarvan tot getuigenis kunnen strekken. Deze ingenomen­heid met de oude letterkunde verhinderde niet, dat het gebied der vaderlandsche letterkunde het terrein was, waarop hij zich het liefst bewoog. Hij bestudeerde, gelijk zijn oom de Bose h, de kunst min­der naar regelen dap naar modellea. Gaarne deeldc bij daarom het aestetisch genot, dat hij in zijne binnenkamer had gesmaakt, ook aan anderen mede, en maak to wat hij in de kunst navolging waardig achtte, door de voortreffelijkste voorbeel­den van vroegere dichters aanschouwelijk. Hieraan danken wij de uitgaven van N i e u w land's Gedichten en Redevoe­ringen, de nieuwe door hem bezorgde uitgaven der werken van V ondel en van de van H arena, de uitgavevan H. G. O o s t e r d ij k s vertaling van 't zesde boek der Bias, de le­vensschets en bloemlezing uit dichtwerken van Jere -mias de De c k e r, de bijzonderfieden door hem medegedeeld aangaande meer bekende of vermaarde dichters, gelijk Hugo de Groot en Johann es Six van Chandelier. Hier­aan danken wij ook zijn Hoofdwerk Proeve eener geschiedenia der Nederlandsche Dichtkunst, bekroond antwoord op eene door de Bataafsche Maatschappij van taal- en dichtkunde uitgeschre­ven prijsvraag (1808). Niet alleen de bloei der Nederduitsche Dichtkunst, maar ook die der Taal en Welsprekendheid ging hem ter harte. Als redenaar en prozaschrijver behaalde hij den meesten roem door zijne redevoering over het eenvoudige. Een tweede uitgebreider geschrift verscheen in 1827, Hugo de Groot en Maria van Reigersbergh, dat later door de Mededeeling van een Brief van Maria van Reigersbergh aan Hugo de Groot gevolgd werd. Eindelijk gaf bij in 1844 een nieuwe uitgaaf van Hugo de G r o o is Bewijs van de ware Godsdienst met zijn overige Nederlandsche gedichten, voorafgegaan door een brief aan zijn oudsten zoon. In 1831 en 1832 gaf hij met N. G. v a n Kam p e n het Hollandsch Maga* nit. Zal de naam van de Vries als letterkundige in eere blijven, ook als keener en beoefenaar der beeldende kunsten verdient hij vermelding. Hij legde zich op het verzamelen van oude en nieuwe schilderijen, teekeningen, etsen en plaat­werken toe, was reeds vroecr lid van den kunstkring Arti et Atnicitiae, lid van den Raad van Bestuur van beeldende kunsten en trad somwijlen bij de prijsuitdeeling als spreker op. Ook was hij vele jaren als secretaris bij deze instelling werkzaam. Bij de tentoonstellingen der kunstwerken van levende meesters bleef hij voortdurend door het • stedelijk bestuur met de regeling der ingezondene schilderstukken belast. Eene gelijke vereerende opdragt ontving hij vanwege den Raad der stad Haarlem, bij de groote Tentoonstelling van voor­ werpen van nationale volksvlijt in 1825 en 1826. Ook was hij medelid der Commissie, die de regeering ten aanzien van het beheer in sommige belangen van het ltijksmuseum te Amsterdam met raad had voor te lichten. D e Vries heeft zijn denkbcelden omtrent de theorie der beel­ dende kunsten bij herhaling in beoordeelingen en be­ schouwingen der Tentoonstellingen te Amsterdam en in onder_ scheidene redevoeringen, waarin hij over het nationale of eigenaardige in onze schilder- en teekenkunst ; over den invloed der Kerkhervorming op de kunst; over het pligtelijke omtrent kunstwerken en hunne beoordeeling handelde, uitgespro­ken en nedergelegd: Van enkele verdienstelijke kunstenaars, gelijk van Troostwijk en Hulswit, leverde hij een levens­schets, of hij hield, gelijk bij de uitvaart van Breuk e -laar en H. W. Couwenberg een korte lijkrede of aan­spraak bij het graf. De Vries was van zijn jeugd of een beminnaar der penningkunde, inzonderbeid van gedenkpen­ningen, die op de vaderlandsche geschiedenis betrekking hebben. De liefde to eene wetenschappelijke beoefening van dit yak scheen gebeel uitgedoofd, doch hij mogt de voldoe-Ding smaken, met anderen, dat ook de kunst rich allengskens tot zijn vorige hoogte verhief. Ook nam hij een werkzaam en ijverig aandeel aan de be­werking der vervolgen op van Loon's Beschrijving der Nederl. Ilistoriepenningen. Behalve zijn ambtsbetrekkingen en lief hebberijen had de V ries nog verseheidene bezigheden. Zoo was hij bijna 50 jaren Curator der Stads-Armenschool, de medeoprigter en voorzitter van de Leer- en Werkscholen aan deze stedelijke inrigting verbonden. Hij was sedert 1806 lid der plaatselijke school-commissie te Amsterdam enz. eerelid der Maatschappij van Weldadigheid, in 1832 der Cholera-commissie enz. Ook van de meeste letter- en ge­schiedkundige genootschappen. De Geldersche hoogeschool benoemde hem in 1810 honori8 cauea tot doctor in de beide regten. Hij was ook lid van het Kon. Ned, Instituut en Ridder van de Orde van den Nederl. Leeuw. Hij overleed den lsten Junij 1853. Zie verder Handel der Jaarl. Vergad. v. d. Maats. der Ned. Letterk.1853. VRIES (JACOBUS OUWERRERK DE), in 1770 te Amsterdam geboren, oefende aldaar den koophandel uit en liet dien later varen om zich aan de letteren tc wijden. Verschillende po­pulaire werken getuigen van zijne bekwaamheid. In 1794 bekroonde de Maats. tot Nut van 't Algemeen zijn verhandeling over de verpliqting van een braven hui8vader en zulk eene moeder in het gewone levee, in 1797 die over 't onderzoek, of men kinderen behooren te leeren bidden en danken en in 1801 die over de pligten der zamenleving met zilver. De Holl. Maats. van Wetens. bekroonde zijne ver­hand. over de oorzaken van het verval van des Nederl. handel en de middelen tot herstel, in 1827 met goud. Ook schreef hij : Het godadienstig onderwijs der Negeralaven en de Kolonie Suriname in groot gevaar 1841. Hij was lid der Maats. v. Ned. Letterk. te Leiden en van 't Prov. Utr. Genoots. Hij overfeed te Amsterdam 16 Oct. 1842. Zie zijne levensb. in de Handel. der Maats. v. Letterk.1843 ; V er­woer t; Kobus en de Rivecourt. VRIES (KLAAS DE) gaf in het licht: Sehatkanter of kunst der stuurlieden, zinde een ma3ier out navigatie te leeren. Amst. 8°. Zie Abcoude, Naamr. IA. 396. VRIES (KLAAs DE), in 1716 te Leeuwarden geboren, was leeraar bij de Doopsgezinden te Amsterdam en overleed aldaar in 1766. Van hem stamt het geleerde Hollandsche geslacht de Vries af. Hij gaf in het licht: Lijkrede op Iyerk Nieuwenhuis (geb, te Harlingen) eerste Hoogleeraar in de Godgel. in de Doopsgez. gemeente te Amst. Ald. 1759, 4°. Zie Eekhoff, Bibl. v. Leeuw. bl. 21. VRIES (KLAAS KLAASES DE) komt voor als schrijver van een tooneelspel: De onderdrukte vrijheid der Friesen voor rek. van de Vaderlandsche Societeiten in Nederland 1785. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I, bl. 217; Eekhoff, Bibl. v. ,,Leeuw. bl. 292. VRIES (MAERTEN GERRITSZ.), Of Fries te Harlingen ge. boren, kwam op den 22 Julij 1622 als matroos met het wapen van Hoorn in Indio. Na in ondergeschikte betrekkingen aldaar eenige jaren te hebben doorgebragt, vinden wij hem in 1640 als schipper te Tayouan op Formosa, waar hij zich zeer onderscheidde door het vervaardigen van eeu kaart van dat eiland, benevens een zeilaanwijzing van Batavia naar Ja­pan enz. Toen in 1642 eene expeditie gereed werd gemaakt om de Spaansche vesting Kelang, op dat eiland gelegen, te veroveren, was hij daarbij tegenwoordig als schipper en in. genieur. In 1639 toen Mathys Hendriksz. Quast aan bet hoofd der schepen de Engel en Graft stond, belast met het doen eener ontdekkingsreize naar de Goud- en Zilvereilanden, beoosten Japan, waren aan dezen vermoedelijk reeds medegegeven ide Memoriale aenteyckeninge en bedenekinge van Maerten Gerritsen Vries op d' ontdeckinge van 't Zuydland, de oostkust van Tartaria en d' Eylanden by °oaten Japan," als- 41. 5 mede ll't tort verhael van Maerten Gerritsen Vries, nopende de nuttigheden van 't ontdecken van 't Zuydland en Tartaria" benevens „het cort begryp van 't onidecken van Cathalla en d' Eylanden by oosten Japan, door M. G. Fries." De reis van Q u a s t , Diet naar wensch afgeloopen zijnde, besloot men andermaal tot het doen eener reize derwaarts onder Vries. Het Journaal van die reis op het schip Castricum, door C. Coen gehouden is naar het ms. met vele bijvoegse­len, kaarten enz. door den Heer P. A. L e up e te Amsterd. 1858, 8°. uitgegeven. Zie Eekhoff, Maerten Gerritsz. Vries, van Harlingen, Commandeur in dienst der Oost-Indische Conzpagnie 1622-1647 in N. Friesche Volksalm. 1859, bl. 117 ; volgg. Moll, Verhaud. over eenige vroegere zeetogten, bl. 213 ; Tiel e, Journ. des Navigat. Need. p. 228. VRIES (MARGARETHA DE), dochter van A r n o u d de Vr i e s, kapitein eener compagnie voetknechten, ten dienste dezer landen en van Helena van d en Ho n er t, wordt door Overstege eene dichteres genoemd ueen perel der relen tot spijt". Hij vervaardigde twee grafschriften op haar van welke het eene dus luidt : ,Noit ooster-peerel heeft in zulken glantz ontfonckt, mAls deez' met lighaara 't graf en ziel 't gestarnt oppronckt." Zie Balen, Beschrifr. v. Dordr. bl. 1280; C. van O v e r s t e g e, Wereldl. en geestel. Pazy, d. 1, bl. 19 ; S ch o t el, Letter- en Oudheidk. Avondst. bl. 155. VRIES (MARGARETHA, DE) huwde Mr. Rochus van Wese 1. Van S o m e r en noemt haar in een Echts-trom op dit huwelijk: llEen perel van ons eerste stadt." (Dordrecht). Zie B al en t. a. p. bl. 1284; van S omeren, Uytspan. d. Veruuf­ten, bl. 407; Schotel, t. a. p. VRIES (MARIA DE), vriendin van de dichters Z e e u s en Greenwou d. Zij vervaardigde een Aischeidsoffer enz. aan Francois Valentijn, Dordrecht 11 Maart 1707. Zie Konst -en Letter?). 1844, D. I, bl. 294; v. d. A a, N. B. A C. Wb. VRIES (MARIA MAGDALENA DE), dichteres in het laatst der 18e eeuw, vriendin van Rutger Schutt e, op wien zij een lijkzang vervaardigde. Zie v. d. A a, t. a. p. VRIES (N. DE), voornaam metselarijschilder te Amsterdam, bloeide in het begin der 17e eeuw. Hij vervaardigde de prachtige eerepoort te Amsterdam bij gelegenheid van de komst van Elisabeth, dochter van Jacob I van Enge­land, gemalin van Frederik, Paltzgraaf van den Rijn begeleid .door prins M a u r i t s (16 13), waarvoor het gansche plan door Hendrick de K e ij s e r was ontworpen. Zie Blijde 1nkomste van H. M. v. Grootbrit. met schoone platen van Pieter Nolpe; K ram in. VRIES (N. DE), graveur, van wien o. a. bestaat een titelvignet Amelia, of de Hertog van Foix, Treurspel door J. Nomsz. en Rijngezigt met schaatsenrijders in 8°. oblong. Zie Kram m. VRIES (NicoLA.As DE), ook genoemd N i c o l a u s de Frisi a, alias de Bolsw ardia, waarschijnlijk zijn geboor­teplaats was in 1427 student to Oxford en wordt vermeld als een ijverig afschrijver van handschriften zoodat hij later als handelaar in manuscripten (librarius) voorkomt. Het eerst is van hem bekend een afschrift van .Petri Thomae quaestiones de diatinctione formalitatium et Francisci de Maronums con- flatus super primum librum sententiarum (perg. 237, bl. fol.), waarachter hij schreef: Explicit conflatus Francisci de Ma­ronis finitus permanus Nicolai de Bodelswerdia anno Do­mini 1427, in vigilia S. Barbarae virginis, turn temporis Oxo­niae studentis. In isto libro continentur formalitates Petri Thomae et conflatus Francisci super primurn sententiarum, pretium XII, S. II, d. Dit handschrift werd in 1431 door het Collegie Mertonense aangekocht. Aan het einde van een ander HS. van Suetonius, de vitis duodecim Caeaarum (perg. 143, bl. fol.) staat : Nica­laus de .Frisia, alias de Bolswardia, librarius transcripsit. Zie Alb.Kirchhoff, die 1 andschriftenhandler des Mittelalters, Leipz. 1853; bl. 137, die geput heeft uit H. 0. C o x e, Catalog us codd. mss, qui in Collegiis Oxon. ho die asservantur. . Ox. 1852, I, Coll. Merton, p. 58, Coll. Lincoln, p. 45. Navorscher 1858, 5. VRIES (P. C. DE), dichter in het laatst der 17" eeuw, vriend van Jan H u i g e n, wiens Stichtelijlee Rijmen hij met een lofdicht vereerde. Zie v. d. As, t. a. p. VRIES (P. DE), Zeeuwsch dichter in de eerste helft der 18e eeuw. Men heeft van hem: Zegenwensch op Ds. A. W. de Beveren Lamb. flu. 4°. Mid­ delb. 1735 4°. Historisch verhact van het leven en sterven ran Ds. B. Smytegeld. Middelb. 1739 4°. Rouwklagt op de doodt van 1. Glay. Rouwklagt op de doodt van Ds. P. Mawr'. , Rouwklagt op de doodt van Ds. B. Smijtegeld. Middelb. 1739 Zie A bcoude, Aanh. bl. 230. VRIES (PAULUS VREDEMAN DE), zoon van Hans Vred e— man de Vries, werd in 1567 te Antwerpen geboren, woon­de nog in 1604 te Amsterdam en hanteerde aldaar dezelfde kunst als zijn vader, om gebouwen en perspectieven, tempels en kerken, zoo oude en hedendaagsche en allerlei soort van gebouwen in olieverw te schilderen. Het keizerlijk paleis te Praag vermeerderde hij met verscheidene kunststukken. Hij huwde 21 April 1601 te Amsterdam M a e ij ken God e­1 e t van Antwerpen. Zijn sterfjaar bleef onbekend. Zie van Ma n d e r; Im m er z e el; liramm; Nay. V. 1859, Bijblad LX V. Eekhoff, Kunstverzameling van Leeuw. bl. 283. VRIES. (PIETER VREDEMAN DE). Zie VRIES (SALOMON VREDEMAN DE). VRIES (PIETER DE), te Batavia, gaf twee dramatische penile vruchten : Jan Pietersz. Coen, voorstander der Bataviasche vrijheid, Bly-eyndent oorlogspel, Batavia, 1762. Appolloos vreugdefeest op de blyde voorstelling van zijn Hoog-edellieyd, den Hoog-edelen, groot-achtbaren en wydgz­biedende Heere P. A. van de Parra, Gouverneur Generaal van Nederlandsch ladle; gevierd op Donderdag den 29 September 1763 en op de Schouwburg vertoond Zaterdag den 1 October 1763. Groot divertissement met dans, kunst­en vliegwerken en illuminatie. ook te Batavia gedrukt. L. B r e z e e gaf Loff en Vreugde veering' in het choor van Apollo toegewijd, gevierd den 29sten Sept. en in Oct. 1764 ten tooneele gevoerd, ter geboorte en eerste verjaring, jegens het voorstelleu van P. A. van der Parra, als Gouverneur Gen. van Rederlands Indie; groot Divertissement 1764 enz. Batavia. Zie Henkens, Cat. v. Tooneelspel N°. 140; Witsen Gays-be ek, B. A. C. Wb. D. 1V, bl. 427, 429. VRIES (REYNIER DOREMA DE), dichter in bet midden der 18e eeuw. Hij leverde o. a. in 1752 bijdragen in het Jan­hangzel van de Dichtkundige Cypressenbladen en vervaar­digde de volgende drama's o. d. zinspr. Laboranter. Het aerdig Jufertje. Divertissement. Amst. z. j. Paris en Aenone (Oenone), boertige Comoddi, op de spr. Nulla Quiese. Geen rust, uyt achling voor de Kunst z; pl, en j. De Regter van Florentiae, klugtsp. op die spr. z. pl. en j. Aerdige Reyse van Mr. Simon na Madame Vuylendreter klsp. op de spreuk : In-aver-bloeyent. Amst. gedr. voor de Auteur, 1739, kl. 80. Zie v. d. Aa, .t. a. p. Cat. d. M. v. Ned. Letterk. D. I, 6, b1.217. VRIES (SALomoN VREDEMAN DE), was de tweede zoon van Jan V r e d e m a n de Vries, die zich als kunstschilder te 'z Hage vestigde. Hij beoefende hetzelfde kunstvak ala zijn vader, doch schilderde ook landschappen. Hij ove rleed te Hage in 1604. Zie Immerzeel; Kramm, Nagler. VRIES (SimoN DE), of F risius, volgeus Immerzeel in 1588 te Leeuwarden geboren, waarschijnlijk zoon van W ij n olt Ber n ts, uitdrager, in 1576 te Leeuwarden tot burger aangenomen. Hij was teekenaar en etser, een be­kwaam kunstenaar, men zegt de eerste dip het etsenn tot volmaaktheid bragt. Hij woonde te Harlingen en s Hage en noemde zich ook S y m o n W ij nhout s. Kramm vermeldt van hem : Lusthof der schriff-konste. Geschreven en ghesneden door Simon de Vries van Harlingen. Tot Amst. ghedruckt bij Willem Janazoon. Anno 1610. Typographia variarum regionum Inventa a Mathaeo Brie; sere incisa a Simone Frisio ; (Lb H. Hondio excusa, 1611. Hetzelfde werk later bU O. Jan8z. Visscher A°. 1651, 25 platen, met titel in kl. fol. oblong. Presentatie van de Jarretiere geschiet aen syn Excellentie, den vierden February lestleden vanwegen den Coninck van Groot Brittannie, 16 Maart 1613. De stadt van Sevilla. Le Blanc vermeldt 46 stuks zijner graveerwerken. Voorts graveerde hij Portretten van schilders in de uit­gave van H. Ei ondiu s. Ter W e s t e n vermeldt van zijne schilderijen een sill leve,z en een auk met vruchten, die met f 26 en f 15 wer­den betaald. Lie D o d t, Archief, D. V en VI; Cala. v. P. Terwesten bl. 21, 94; Immerzeel; Kramm; Eekhoff, Kunstwerk, enz. b1.110, 196, 287. VRIES (SIMON DE), schoolmeester te Utrecht, in 1630 geboren en nog in 17Q5 in Leven, maitlite zich door eea tal van oorspronkelijke werken, vertalingen en ook gedichten be­kend. Zijn portret vindt men o. a. voor zijn $zat. rariteit­kamer. Behalve zijn poetische werken telt men 66 geschriften van hem in proza. Tot deze behooren : Wonderen zoo op als in de zee. Amst. 1667, 4°. Curieuse aanmerkingen en reysen na en door Oost-Indien. Utrecht 1682, 4 d. m. pl. 4°. Historie van Barbarijen. Amst. 1684, M. pl. 4°. Handelingen en Geschiedenissen, voorgevallen tusschen den staat der Vereenigde Nederlanders, en die van de Zee­ rovers in Barbaryen als Algiers, Tunis en Tripoli, van het jaar 1590 tot 1684, zijnde een vervolg op de Historic van Barbaryen. Amst. 1684, m. pl. 4°. Algemeene wereldbeschrijving van A. P. de la Croix. Amst. 1705, 3 d. 4°. Beschryving van Ceylon door Knoxs, Uytr. 1694, 4°. Oude en Nieuwe Tijds-Wonder-Tooneel,Uyt.1671. Leenw. 1717, 5°. met pl. Uytge/eesene wonderen na bysondere omstandigheden. Uytr. 4'. Geographische en Hist. Wereldbeachrijving door Samson m. pl. 1683, 4°. Naauwkeurige Bescliryving van Oud- en Nieuw Groenland, m. pl. 166, I°. Reisbeschrijving na Spitaberge en Groenland in het jaar 1671 door P. Maartin van Hamburg, m. pl. 4°. Nieuwe Rey8 na de Noordeehe Landschappen doar Afaar­tin m. pl. 4°. Versameling van reysen van Brouwer, v. d. Broek, C. Claas Sandyse, le Blanck, Barthema, Pinto, Olearius, Lith­goaw, Purchas, J. de Vo8, Rechteren, W. van Westzaanen, J. Somers, P. d. M. Guinea, Tn. Boe, Mocquet, Jiandeeloo, klerbert8, en Stokhove 3 dn. 4°. Vernieerderde Beschrfiving van den Aardkloot, of Geo­graphische en Historische BesGhrijving der vier werelddeelen door L. Abbeville. Uyt. 1693, 4°. m. pl. Woordenboek van title Landen, Steden, Dorpen, Rivieren en van voornaine inannen der Vereenigde Nederlanden. De gevordnde bol, vertoonende de groote Kaywereld, 12°. Verhual van den laatsten oproer en den Staat, in 't RvIc van dcn Grooten Magol. Amst. 1672, 4 dn. m. pl. Flavii Josephi Boeken nu op nieuw8 uyt de Ur. en Lat. sprake vertaalt door L. v. Bos. Daer by Egesippi Boeken merle op nieuum uyt het Hoogd. door S. de Vries. Amst. 1682, fol. m. pl . Egysippus van de Jood8che ooriogen en eyudelyke ver- 29 woestinghe van de heerlijke gad Jerusalem Amst. fol. m. p. Vervolg op. Godfrieds Ohronyk. 2 dn. Leyd. 1701, fol. Chronyk der Chronyken one het merg van allerley iisto - rinks Jaarboeken, vervattende de Kerkelijke en Wereldlijke Geschiedenissen van Ohristus geboorte of tot op dezen elf& toe. Amst. 1685, 5 a 4°. m. pl. Groot tooneel der hedendaegsche wereld. Uytr. 1689, 4°. eedelste Tijdkortiragh der weetglerige verstanden of de Groote Historische Rariteitkamer, Amst. 1694, 3 dn. 120. De Groote historische Oceaan. Utrecht, 1683, 12°. .De edelate verlustigingh der Leer- en Leergierage gemoe­ deren of groot Historisch Schouw-tooneel. Amst. 1681, 3 dn. 12°. Hutt. Oeffening. Amst. 1686, 8°. Hist. Magazijn. Amst. 1686, / dn. 8°. Schouwschets der jammerlijke Bloed en Martelaars geschie­ - denissen. Uytr. 1696, 8°. De voornaamste Bijken en Staaten of Inleyding der Hist. door S. Puffendorf. Uytr. 1703, 2 dn. m. pl. Lust en Leerrijke Geschiedenissen. Uyt. 1670, 80. - De doorluchtige wereld. Amst. 1700, 3 dn. m. pl. 8°. Ibraham Bassa. Amst. 1725. 2 du. 8°. Vrankrijks kerkelijice en wereldlijke staat. Amst. 1684, 8°. De staat der kerke in de keizerliike erflanden. 8°. ' Tooneel der wereldlijke veranderingen. Dordr. 2 dn. 8°. m. pl. Historische uuren van vermaak. Verhaal van het leven en het oorlogsbedrilf van C. B. van Galen m. pl. 12°. De Satan en zijn wezen, aards bedriff en guichelspel, ver­ toond in een historische verkandeling van duivelen, gezigten spoken, voorzeggingen, voorteekenen, droomen, tooverijen, be­ tooveringen, bezetenheid, en was nog voorts deze got' aan­ hangig is. Nevem • afweering van '1 geen daar tegens inge­ bragt wend met menigvuldige verwringingen der H. Schrift en teuenspraak der gedurige ondervinding. Utregt .1692, 8°. Seven Duyvelen regeerende de hedendaegsche Dienstmaeg­ den met koperen figg. Amst. 1650, 12°. her achter: Seven Boose geesten vervoerende de hedendaegsche dienst­knegten en dienstmaegden. Voorgesteld van J. B. Schup­pens, vertaaldt door S. de F. Amst. 1862. Oefening in kunstryders leerende, de paarden na haar natuur en aard. Uy t. 1671, fol. m. pl . Vrijage tusschen Florade en Lusinda. Uytr. 1661, 4°. Philososhische en Poetische uren. Amst. 1684, 2 dn. 8°. Poezy, 8°: Dans Duyvel, 8°. Werkzame Duyvel, 8'; De Uitmuntende Eromina. 2 dn. Amst. 1684, 8°. Goudene spreuken der godzalige rnartelaren. Amst. 1683, 8°. Kort begrip van het voornaarnste merg uan allerlei langs uitgegeven boeken. Ike prins Koroandro en de prinses Enderniro Leven en Bedriff. m. pl. Amst. 1704,' 2 dn. 8'. Treurige en vrolijke geschiedenissen. 6 dn. 8°. Aanmerkingcn op 100 antwoorden. 8°. Bloemhof opgepronkt met 500 aanmerkelijke gevallen. 8°. Geopene kabinet der wonderkke natuurwonderen en raarste vreemdigheden orntrent menschen, dieren en gewassen enz. 8°. Uitgeschreven aanmerkingen. 8°. Zeldzame gerichtspiegel. 8°. Veelderley zeldzame bedrijven der gogchelaars. 8°. De vrijer plicht ofte het ampt eenes jongelinghs voor en omtrent in en naa het beleyd zyner gansche vrijagie. 8°. Tooneel der wereldlijke veranderingen, 2 dn. m. pl. Dordr. 1689, Historische uuren van vermaak. Doods bedenkingen. Leerzame fabelen. Uytlegging van Daniel. De Spaansche droomer. Amst. 1660, 8°. De Ridder van Ormond van de beroemde Italictensche Franciscus Dona, Ridder van St. Marcus to Venetie. Uyt .. 1691, 12°. De listigheden der Liefde, Amst. 1705, -m. pl. De seltzaamheden der Liefde, m. ph. Uytr. 1671, 120. De weergalooze Stratonice nevens de gevangene en ver­liefde Democentus. Uytr. 1671, 2 dn. Satijrische wondergezigt naar den trant van Que pedo Spaensche droomen enz. versierd met curieuse koopere figuren. Utrecht, Amsterd. 1688. Alles ydel of Historieche Theologische verhandeling van 't Hooyste Goed, waerin 't selve niet to vinden is (poezy). Spiegel der Jaloersheyt, vertoont in de gedenckwaerdige ende aangename vrijagie tusschen Percander en Utrecht, voor Lucas Simonsz. de Vries, z. j. kl. 8°. De Bedrogen Lie fde, of de Slavin van Maroos ; lelsp. door D. v. S. nooit voor desen gedrukt. Deventer 1739, kl. 8°. Zie R a bu s, Boekz van Europa, Mei en luny 1693, bl. 505; T. VII, p. 87; v, d. Aa, N. B. A. C. Wb. Schotel, Volksboeken, D. I, bl. 161, 166, 167; 1). 1I, Navorscher D. III, bl. 350 ; D. IV, bl. 223, 275: D. V, bl. 59; B&l. 1855, XXI, XLIX, illmanak voor Blfigeesttge 1829, bl. SO, 98 ; Abcoude, Naamr.; very.; A rrenberg, Naamr.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. Portr. J ocher. 29* VRIES (Smolt DE), in den "aanvang der 18 eeuw te De-venter geboren, went eerst in het bedrijf zijns vaders, een bemiddeld bierbrouwer, opgeleid maar tevens in de gele­genheid gesteld zich in de letteren te oefenen, waartoe zijne genegenheid overhelde. In 1739 liet hij zich als student in zijne geboorteplaats inschrijven, en bezocht vervolgens de hoogescholen te Utrecht en te Harderwijk. Na ailoop zijner studien begaf hij zich naar Engeland en word te Oxfort hono­ris coma doctor in de philosophie. Te Deventer terugge­keerd verkocht hij zijne brouwerij, begon een uitgebreiden handel te drijven, doch bleef tiouw de letteren, vooral de geschiedenis, beoefenen en leende, schoon niet aan het Athe­naeum verbonde, de hand aan vlugge jongelingen. Zoo had hij invloed op de ontwikkeling van B. J. Schimmel pe n-nine k, die hij met de Fransche en Engelsche letterkunde en de vermaardste staatkundige en wijsgeerige w erken in die talen bekend maakte. Hij stond in vriendschapsbetrekkingen met Martinet, van Swinden en Jhr. J. D. van der C app elle n, wiens dood hij betreurde. Behalve een fraai stuk over de geschiedenis der Egyptenaren en Chinezen, in Martinets Historie der wereld, verscheidene opstellen in den Rhapsodist, den Decker en andere maandwerken, zijne ver­taling van den Predikant van Wakefield uit het Engelsch en de wijsgeerige Landman of 't karakter van J a c. Go njer uit het Hgd., schreef hij Dissert. Historico- ecciesicastica de origine et progessu Religionis Christ. in veteri Persarum re­gione. Traj. ad R. 1744. critica de Priscilianistis, eorumque fatia, doctrina et moribus. Ibid I 745. Hij overleed in 1795. Zie Saxe, Onom. T. VII, p. 87; Hertog, (Spec& Geschrift, b1.23 55; van Eck en Bosscha, Vier. v. h. tweede eeuwfeest des Bev. riltlien.; Kobus en de Rivecourt. VRIES (DEMI HIDDESZ. DE), ZOOL1 van Hidde Sj oerd s, den 'lien Aug. 1622 te Sexbierum nabij Harlingen geboren, verkoos nog zeer jong zijn geluk ter zee te beproeven, en be gaf zich, na een geruimen tijd ten koopvaardij gevaren te hebben, in zeedienst ten oorlog en beantwoordde volkomen aan de verwachting (lie men van hem had. Zulks bleek in den ongelukkigen zeesla t,c7 van 15 April 1665 tusschen de Engelsche en Staatsche vloten. Hij voerde toen als Kapitein het btvel over het oorlogschip de Vijf Steden met 41 Stuk­ ken en 235 man en was de Secunde van den L.-Admiraal Stelling wer f. Hij k weet zich toen ?ASO van zijn plicht dat het gevecht, hoogstwaarschijnlijk niet zoo ongelukkig voor den Staat ware uitgevallen, zoo alle bevelhebbers, even als hij, het algemeene welzijn boven hunne bijzondere veilig heid gewaardeerd en met waren heldenmoed behartigd had— den. Eerlang tot Luitenant-Admiraal van Friesland bevorderd, voerde hij in September van dat jaar het opperbevel over een der eskaders, waaruit de vloot onder de Ruiter was zamen­gesteld en werd zijn viag op het schip de Steden van 70 stuk­ken en 300 manschappen geheschen. Toen de vloot in Sept. 1665 in zee stak, had zij met hevige stormen te worstelen en slaagde Diet met de Britten in gevecht te komen, maar zijn eskader, had in last de O. Ind. en Srnirnasche koopvaarders, die zich in de haven van Bergen in Noorwegen zoo dapper tegen de Engelsche vloot verdedigd hadden, naar het vaderland te geleiden. Hij volbragt die ondenewing, hoezeer de storm sommige schepen deerlijk havende en eenige in s'vijands handen vielen. Ook d e Vries had bijna in dat lot gedeeld daar de Engelsche schepen jacht op hem maakten, die echter afhieldea, toen 2 Hollandsche zich met de zijne vereenigden. Met groot verlies liep eindelijk de vloot binnen, en de V r i es hragt een deel van den winter bij zijn familie in Friesland door, terwij1 hem de zorg werd opgedragen voor de toerusting der schepen, die in den zomer van 1666 zee zouden kiezen. D e Vries kreeg wederom het bevel om een der drie eskaders op het schip Groot Frisia. Den 11den Junij raakte men met de Engelschen slaags, doch door tegenwind belet, kon hij eerst des namiddags te 5 uren deel aan het gevecht nemen. De nacht maakte er . een einde aan, doch het werd drie dagen achter een hervat en is bekend onder den naam van vierdaagschen zeeslag. Met groote dapperheid werd er wederzijds gevochten, en toen op den 4den dag de R u i ter het teeken tot een algemeenen aanval gaf, was de V r i es een der eersten, die de Eng. vloot zoodanig bevochten, beschoten en in het naauw bragte-a, dat na anderhalf uur de vijand zich op de vlucht begaf. In de volgende maand werd er wederom een zeeslag geleverd, waarbij hij op nieuw hlijken gaf van dapper­heid, doch door een ongelukkig schot zijn been en zijn arm verloor en overleed. Dit lot trof ook den L.—Admiraal E v e rt s z e n. Algemeen was de verslagenheid, die het sueuvelen dezer beide helden op de vloot veroorzaakte. Er ontstoud wanorde, zoo dat het eskader te een uur na den middag begon te wijken, zonder op het schieten van d e Ru ite r- te letten of, gelijk het had moeten doen, of te komen. Het lijk van d e Vries werd, gevolgd door de gedeputeerde Staten van Friesland, op het koor van de Groote-Kerk te Harlingen plegtig ter aard besteld. Van hem werd getuigd ,,dat hij begaafd is geweest met vele uitmuntende hoedanigheden om zijne betrekking van L.-Ad­miraal waardiglijk te bekleeden, en dat hij in de uitvoering daarvan menigvuldige bewijzen gegeven heeft, niet alleen van soldaat- en zeemanschap, maar ook van goede orde en con­dui te, mitsgaders van prompte expeditie. De Graaf de G u h e , die zich nevens eenige andere Fransche heeren van het eerste aanzien gedurende den vierdaagschen zeeslag op onze vloot beyond, getuigde, dat de V r ie s (dien hij Kierkiedes noemt), grootelijks deel had aan de voordeelen door de onzen ballad.' Men vindt onder zijne in koper gesneden afbeelding in 12 regelen gedicht van Hero Galam a. Zie Wagenaar; Ceresier; Bilderdijk; Verhaal van de afgevaardigden. van Hunne Iloog.• Mogend. te Vlissingen No. 1667; vian Kampen Vad. Karakterk. D. II, bl. 278; Levens van Ned. man. en vrouw. A. 1776 d. III. (van Simon S t ij 1) G niche (Ned Vert.) bl. 268; van H a r e n, de Geuzen Brandt, Lev. van de Ruyter, J. C. de Jo n g e Gesch. v. Ned. Zeew. D. II, bl. 180-487, 216, 343, III a bl. 417; D e z. Levensbes. van J. en C. Evertsen bl. 29, 35, 36; Levens. van Ned. M. en V. D. III, bl. 1-17; Kok; V er-' woert; Kobus en de Rive- court; Muller, Cat. v. Portr. VRIES (Timm HIDDES DE), zoon van den vorige, weinige dagen na den dood van zijn vader geboren. Op uitdrukke­iijke begeerte der Gedeputeerde Staten en der Admiraliteit van het gewest, moest hij ter eere van zijn vader denzelfden naam voeren .en hem. tevens de jaarwedde van een Zeekapitein, worden gegeven, met last van de eerst openvallende kapiteinsplaats voor het kind te bewaren. Werkelijk kwam hij, tot geschiktejaren gekomen in dienst, doch het bevel voerende over een schip van oorlog, de Brak, overleed hij op den 30aten December 1689 in Engeland, slechts den ouderdom van ruim 23 jaren bereikt hebbende Zijn lijk werd bij zijn vader in het koor der Groote Kerk te Harlingen ter aarde besteld. Hij was gehuwd met Anna Margaretha van Idsinga. Zie J. C. de Jonge, t. a. p. D. IVb, bl. 416; Kok; Ferwerd a, Geslacht v. ldringa. VRIES (ANTHONY DE), een leerling der Akademie te Am­sterdam, bekend door zijne schetsen ter versiering van de jongste uitgaaf der Gedichten van den Schoolmeester. Hij exponeerde in 1872 op de tentoonstelling van Arti een schil­derij Penelope voorstellende en overleed in Jan. 1873. Zie Ned. Spect. 1873. No. 5. VRIESE (WILL= HENDRIK DE), den Udell Aug; 1806 te Oosterwijk geboren, verwisselde die woonplaats op nog jeugdigen . 1819 leerling leeftijd voor Leiden, waar hij in aan de Latijnsche school werd en het onderwijs van den rector Bosse genoot, met wien later door het huwelijk met diens dochter in een naa uwe betrekking zou stun. Den Eden Sept. 1825 student geworden, legde hij zich op de studie der medicijnen toe en spoedig verried zich daarbij zijne bijzondere liefde voor de kruidkunde. In het tweede jaar zijner inschrijving in het album der Hoogeschool, onder­nam hij de beantwoording eener Botanische prijsvraag te Groningen uitgeschreven, die met de gouden medaille bekroond werd. Toen hij zich na zijne promotie, in den aanvang van 1831, te Rotterdam als praktiserend arts nederzette, wachtte hen tevens de aangename taak ozn anderen tot de bij voor­keur door hem geliefde wetenschap op te leiden. Den 7den Februarij aanvaardde hij het lectoraat in de kruidkunde aan de Kiinische school aldaar met eene cede over het verband tusschen de studie der geneeskunde en die der natuurkundige wetenschappen drie jaren bleef hij in die betrekking werkzaam. Daarna wachtte hem ruimer werkkring te Amsterdam, waar hij in September 1834 het buitengewoon en, eenige jaren later, het gewone hoogleeraarambt nanvaardde. Van toen of kon hij zich meer uitsluitend aan de beoefening der kruid­kunst wijden en hij deed zulks, bij voortduring en met steeds toenemenden i ijver, ook nadat hij, den 27 8ten September 1845 als opvolger van Reinwardt aan de Leidsche Hoogeschool verbonden werd. De talrijke onderzoekingen, die hij bepaaldelijk op het ge­bied der beschrijvende kruidkunde volbragt en achtereenvol­gende het licht deed zien, verwierven hem een gevestigden naam onder de kruidkundigen van Europa, met vele van welke hij in levendige betrekking stood. Vele stukken van zijn band vindt men in het Tgdschrift voor Natuurlijke geschie­denis en _Physiologie, dat Mai (1834-1845) met den hoop­leeraar J. van der Hoev en uitgaf en in bet Nederlandsch Kruidlcundig .drchief, dat hij, na het eindigen van genoemd tijdschift in vereeniging van anderen kruidkundigen, redigeerde. Inzonderheid Meld hij zich bezig met den plantengroei van onze bezittingen in de tropische gewesten. Hij bevorderde de wetenschappelijke bewerking van het materiaal, dat door Jungh u h n, Rein w a r d t en anderen in die streken was verzameld en nam zelf een belangrijk deel van dien arbeid op zich. Over sommige soorten en groepen van planten, gaf hij bijzondere onderzoekingen in het licht, getuige b. v. zijne monographie der soorten van het zoo merkwaardig geslacht Rafflesia en die der Marattiaceen, gezamenlijk met den hoogleeraar Harting bewerkt. Voortdurend was zijne aandacht gevestigd op die gewassen, welke nuttige voortbrengselen voor -geneeskunde, handel of nijverheid opleveren. Zijne be­moeijingen ten opzigte der Panille-kultuur op Java, zijne belangrijke aandeel in de zaak die voorplanting van den Kinaboom in die gewesten, zijne onderzoekingen omtrent den Kampher-boom van Sumatra en meet* dergelijke, zijn bekend. Geheel in de rigting van zijn streven viel derhalve de ten­ding, welke hem werd opgedragen, en waarin bij belast werd met een onderzoek der kultures in onze 0. I. bezittin­gen. Hij vertrok den 21 Oct. 1857 en kwam, na een maand op Ceylon te bebben vertoefd, in de eerste dagen van Januarij 1858 te Batavia aan. Een •overzigt zijner reis werd gegeven in den _Kunst- en Letterbode 1861 N•. 10. Het zij dus vol­doede bier te herinneren, dat Diet alleen Java werd doorreisd en ten opzigte der bestaande en nog in te voeren Kulturen onderzocht, maar dat bovendeien in 1860 eene reis werd on­dernomen naar de Molukken, Timor, Groot Banda en Neira, Amboina Saparoewa. De zeekust van Ceram, Boeroe, Ternate, Tidore, Noordelijk lialmaheira, Batjan en de Minahassa van Me­nado werden achtereen volgens bezocht. De tweede helft van dat jaar werd gewijd aan eenige afdeelingen van Midden-Java, vooral de Vorstenlanden, terwijl een bezoek van Noord-Westelijk Borneo cn de Padangsche bovenlanden van Sumatra's westkust, alsmede de afdeeling Benkoelen, de geheelen in zoo menig opzigt belangrijk reis besloot. Den 2den Maart 1861 keerde hij naar bet vaderlaud in den kring der zijnen terug. Hier wachtten hem droevige verliezen. Naauwelijks een poor maanden na zijne terugkomst, ontviel hem zijne echtge­noote, weinig later trof hem het verlies van zijn eenigen noon, zijn eigene gezondheid was sedert zijn verblijf in Indie ge­knakt, en hij bleef lijdende, tot dat bij nog geen jaar na zijne terugkomst bezweek. Hij gaf in bet licht: Responsio ad quaestionem botanicam: quid hactenus ex plan-tarum physiologia de forma, directione, structura et quaedam functione radicum innotuerit et quaehm sint phaenomena in Oeconomia rurali observata, quae ex hac cogndione Wilder explicari possint in Annales Gron. 1826-1827. Dissertatio bat. de • radicibus plantarum. Gron. 1827. Specimen med. quo praecipui exponuntur methodi, quibus utitur therapeutica naturalis ad sanandos corporis humani murbos chronic°. L. B. 1830. Memoria H. 0. Waardenburg. L. B. 1833. °ratio de progreasu physiologiae plantarum, prudenti na­turam indagandi rationi tribuendo in Annales Acad. Lugd.Bat. 1834-1835. Handboek voor de kennia der geneesrniddelen ten behoeve van de beoefenaars der Genees , Heel- en Artsenij bereid­kunde, naar de tegenwoordige ,vorderingen der Natuur- en Geneeskundige wetenschappen zamengesteld. s Gravenb. en Amst. 4 d. 18 . Plantenkunde voor Apothekers en Artsen of beschrii­ ving der geneeskrachtige planten naar de natuurlijke familien in het plantenrijk. 2 dn. Leiden 1836-1838.. Nieuwe hydrogen tot de kennis van de male of zooge­ naarnde Turksche tarwe naar aanleiding van het werk van Malthieua Bonafous. 's Gray. en Amst. 1ts37. D. 8. Kunth, Handboek der Botanic. Uit het Boogd. door N. B. Millard met eene voorrede van IV. H. de Vriese Amst. 1836, 2 d. Proeve eener geschiedkundige Botanische verhandeling over den papyrus antiquorum in Tijdschrift voor Natutwk. Ge­ schiedenis en Physiologie, 1834. Over de Ster-anys Illicium anisatum (Linn? met 1 afb. ald. 1834. Bet gezag van Kaempfer, Linnaeus, Thumberg en anderen omtrent den botanischen oorsprong van de ster-anys ge­handhaa fd tegen Ph. P. von Siebold en Prof. Zuccharini. Ald. 1836, bl. 115. Aanteekeningen omtrent den groei der bloeistengen van twee agave's. Ald. 1836,. bl. 31. Novae species cycadearutn ztfricae Australis, figurie et de­criptionibus illustratae. Aid. 1837, p. 409. De biforines van Turpin, eene nieuwe ontdekking in de Krystallographie van het plantenrijk. Met een naschrift. Ald. 1837, bl. 307. .Herinnering aan de Tentoonstelling van planten to Utrec4i bij het 2 eeettwfeest der Hoogeschool aldaar. Amst. 1837. Encephalarthos Marumii nova sr eau cycadearum. Aid. 1838, bl. 187. Kleine bijdragen tot de natuurkke ,familie der cacteen. Met of b. Ald. 1889, bl. 46. Hortus Spaarnbergensis Enumeratio Stirpium, pas in villa Spaarnberg props .Harlemum alit Adr. van der Hoop. Amst. 1833. G. Vrolik en W. H. de Priem, Proeven op de verhoogde temperatuur van den spadix eener Colocasia odora. Ald. 1835, bl. 296. Nadere proefnetningen over de verhoogde temperatuur van den spadix eener Colocasia odera rn. 1 afb. Aid. 1838, bl. 190 W. H. de Vriese et A. Vrolik, nouvelles experiences cur l'eldvation de temperature du Spadice d'un colocasia odora, fades au jardin butanique d'Amsterd. en itnnales des Sciences Naturelles 1839. Berigten van proefneming aangaande het overbrengen van levende planten uit overzeesche landen naar Europa inzon. derheid in Indie naar Nederland. Amst. 1840. Bijdragen tot de morphologic der bollen. Herinnering min -Frans Julius Ferdinand Meijer in het gen. Tildschrift 1841. Redevoering over de Maatsehappij tot Nut van 't 'neon , in. betrekking tot de zedelijke behoeften voor ons' va­derland in den. tegenwoordigen tijd, uitgesproken ter opening van de Jaarl. Algetn. • Vergad. der Maats. op den 10 Aug. 1841. Protrepticus ad comillitones cet. (Historia rei herbaria) Amst. 1841. Eenige opmerkingen omtrent den stam van Cycas circle nails vooral met betrekking tot de afbeeldingen daarvan voorkomende in het 3e deel van den hortus Malabaricus in het , inatituut Tyds. uitgegev. door het Kon. Ned. Inst. (1841)217 seqq. III, (1848) p. 93, seqq. Betio aangaande een onlangs uit Java ontvangen Cycas Cirrinalis L gekweekt en thans bloejende in den kruidtuin der dad Amsterdam. Amst. 1842. J. Lindley, Grondbeginselen der Horticultuur. Naar het Engelsch net bijlagen van W. H. de Friese. 's Hage en Amst. 1842. -Over de anorganische bestanddeelen der planten, ouder­zoekingen van Dr. J. Wiegmann en L. Poltsdorf. Leid. 1843. De .Encephalaris Lehmanni Erkl. Over eene verzameling eigenhandige brieven van beroemde en geleerde personen aan 'Carolus Clustus voorhanden op de bibliotheek ,der Leidsche Hoogeschool in aangeh. Tijdsch. 1848. Over eene Casuarina op Sumatra door F. Junghuhn ont­dekt, Plantarum-iavanicarum minus cognitarum Sylloge. Ald. 1844. A. Dietrich, kunst woordenleer der planten uit het Hgd. vertaald , door W. LI. de Priese. Amst. 1844. . Fred. Louis Splitgerber, Nederlandsch Eruidkundige. Amst,1845. Oratio .de re herbaria Batavia non -minus quam reliquis Europa. populivincolenda, quam habuit die XXVII inensis Septembris 1845, quum ordinariam botanices in ilradirna Lugd. Bat. professionem- solemmi ritu auspicabatur. L. B. 1845. Plantae novae et minus cognitae Indiae Batavae orientalis .Nouvelle rechetvlies sur la Jim des possessions Neerlandaises aux . Jades Orientales. Ouvrage- °rid de planches dessinees par le colonel S. M. R. Perhuell, Fasc. I. Amst. 1845. Zamia Galeotti,• eene nieuwe soort uit de groep der Cy-cadein, gekweekt in den hortus botanicus to Amsterdam. Over eene nieutve Bromelia in den' Amsterdctinsehen kruidtuin. Nog een woord over den scum der Cycas orientalis en dien van C revoluta, naar aanleiding van uit Java ontvangen exemplaren. Splitgerbers botanische nalatenschap, uitstapje naar het district Para in de kolonie Suriname, uit zijne nagelatene aanteekeningen medegedeeld. 1845. Myanthus Lansbergii, nova species orchidiarum horti bo­ tanici Acad. Lugd. Bat. en Aangeh. Tijds. 1845. In het Kruidkundig Archief, waarvan d e V r i e s e redac­ teur was (1848) : Bijdrage tot de kennis der flora van Sumatra, naar aan- leiding van de onderzoekingen van Dr. Junghuhn. Fred. Lud. Splitgerberi reliquiae Botanicae Surinamenses. Hymenocallis (Pancratium) Borskiana noble nova Ama­ ryllidearum species. Nadere inlichtingen omtre4t Zamia muricata .naar aanleiding van eene bloeijende plant in de kassen van den Heer A. van der Hoop op. Spaernberg. Aanteekeningen omtrent eenen bloeijenden Encephalartos dl- tensteinii eene bijdrage tot de nadere kennis der Cycadien. Goniophlebium Reinwardtii de Or. Polypodiacea novo in Bort° Lugd. Bat. Vol. II, (1851). Analecta Goodenovicarurn over eene verhoogde temperatuur by de mannelijke Noon van °yeas circinalis, waargenomen in ' glands bloementuin te Buitenzorg door J. E. Teysmann, medegedeeld door De Friese. iraarnerningen aangaande den wasdom van den bloemen­stengel eener Agave lurida, gedaan in 's Lands plantestuin te Buitenzorg in 'tjaar 1845 door J. E. Teysmann medege­deeld door De Fries& Epimetrum ad indicem. Seminum Horti Acad. Lugd. Bat.Anni 1849. Angiopteris Teysmanniana over eene periodieke verkoeting van plantendeelen benevens uitkornsten van mean­gen aangaande den wasdom. Polygonum cuspidatum sub-- et Zuccharini, kritiek en anti­kritiek. Naschrift. Kritiek en antikritiek. Teregtwijzing van C. Le Blanca, naamsverwarning van Pinus Merkusii. Epimetrum ad indicem seminum cet. 1850. Kritiek en Antikritiek. Ben woord over de Sumbinoel­boom van Sumatra, betrekkelijk deszelfs botanische bepaling, volgens C. L. Blume (Tweede gedeelte). Naschri ft. Vol. III. (1854). Geschiedenis van de Kamferboom op Sumatra, volgens on­dersoekingen van Dr. F. Junghuiin. Epimetrum ad Indicem seminum cet. 1851. Marattiaceae Ind, .Bat. Or. Ohloris media; Praecipuum plantarum medicatarum ad naturam facia illustratio et descriptio Fasc. I, Amst. 1847. Chldiris Medica. Naar de natuur getnaakte Afbeeldingen en Beschrijvingen van de Venetiaansche geneeskundige Ge­wassen met de kenmerken van notuurlijke oude geslackten, zooals en die van derzelver verwisselingen en vervalschingen benevens de ontleding der Bloem- en vruchtdeelen. gr. 4°. Amst. 1847. Descriptions et figures de planter nouvelles et rarer du jardin botanique de l'Universied de Leide et des prinapaux jardins du royaume des 'Pays-Bas. Fasc. I et II, 1847. Over eene bloeyende Agave Americana in den kruidtuin der Leidsche Hoogeschool 2 Fasc. L. B. 1841. Willem Simon Swart, Levensschets en Alg. Komst- en Letterb. 1847, N°. 28. Recherches sur le developpement de la haupe d'une Agave Americana faites au jardin botanique de l'universiti de Leide en 1847 in Atinales de la Societi royale d' Agriculture et de Botanique de Gand. 1848. Lastraea microchlamys, nova Filicis species Javanica in horto Acad. L. B. culla, en Tijds. voor de Iris- en Natuurk, wet uitg. door de 1 klasse van het Bon. Ned. Inst. I, (1848) p. 166, seqq. Over de bloemontwikkeling aan de uitloopers van Agave Americana. Ibid p. 122, seqq. .De palmen van Suriname, beschouwd in betrekking tot derzelver kruidkuRdige kenmerken, kultuur, cnz. Leid. 1848, 4°. Kruidtuinen en herbarien, in betrekking tot onderwijs en wotenschap. Ben woord bij de opening van den botanischen cursus aan de Leidsehe Boogeschool in 1849. Oankriena, nouveau genre de la famille des Primulaiies in Jaarboek v. d. Ion. Ned. Masts. van Tuinbouw. 1856, ook in 't Nederds Familiar monnullas in opere Plantae Junghuhnianae a viris clariss. de Vries, Miguel, v. d. Bosch et alus confect° (L. B. inde ab. a 1851). De kamferboom van Sumatra, volgens Dr. Junghunk's waarnemingen. Leid. 1851, 4°. • Vorlaufiger Bericht aber eine neue Art. von Rafflesia en Flora 1851. De Medioyn-hof. Beschrijving der voornaamste rneesk. gewassen. Leid. 1852. Blikken in het plantenleven en Album der Natuur I, 1852, bl. 33-37. Waterlelien (Lotus planters). Ald. bl. 289-319. Ben uitatapje naar de bloemententoonatelling to Gend. Maart 1852. De Vriese en P. Harting, Monographic der Marattiaciea. 1853. De plantengroci der voorwereld in Alb. d. Nat. II, 1853, bl. 65-95. Over papier, inzonderheid over den zelfsplantaardige oor­epreng. Alb. bl. 353-374. Goodenovicae ad auctoritatem Musei Caesarei Vindebonen­sis, Pariscensia cet. proposuit G. H. de Vriese, figuria illu­stravit 0. M. R. Verhuell. 1854. Illustrations d'orchidees des Index Orientates Neerlandaiaea. La Haye. 1854. Ona streven naar waren roem. Eenige woorden van dankbare herinnering bij het afsterven van den Hoogleeraar C. G. C. Reinwardt. 1854. Fiore des jardins des Pays-Bas. Leid. 1854. Verslag over de Physian lotypie of zelf afdruk van voor­ werpen der Natuur in Veralag en Mededeel. d. Kon. Acad. v. Wetens. Natuurkunde. D. II, bl. 349-355. Illustrations des Raffiesiese et Patina d'apres les recher­ches faites aux ilea de Java et Noessa Sambangan par I. E. Teysmann et S. Binnendijk et au jardin botanique de Leide. Leide et Dusseldorf, 1854. De Kinaboom uit Zuid-Amerika overgebragt naar Java, onder de regering vaa koraing Willem III. ('s Hage, 1856). Tumbouw-Flora. Leid. 1855, ook in 1857 in de Annalea d'horticulture. Mdmoire de la Camphrier de Sumatra et de Borneo. Leid. 1856. De .Handel in Getan-Pirtja door den oor8prong deter stof toegelicht, 1856. De ranielje, een nieuw 0. I. voortbrengsel voor den han­del. 1856. De ouderdom der boomen. Leid. 1866. Adnotatio de fore Dryoba lunopsides Camphorae Colebr. in Versl. en Meded. der K. J. v. Wetens. afd. Natuurk. D. IV, bl. 201. Eene bijdrage tot de -kennis van de structuur der orchi­deen. Over het triandisme in Phajua. (Aid. bl. 95-100). De uitkomsten der Kina-kultuur in Nederl. Indie. 1856, Ald. D. VI, (1857), bl. 129.-190, Plantae Indiae Bat. Orient. quas in itinere per insulas Archipelagi Indici, Javain, .Atnboinam, Celebem, Ternatam aliasque exploravit. C. G. C. Reinwardt, 1815 —1821. raoc. I a II, 1857. Annales d'horticulture et de botanique ou fore des jardina du royautne des Pays-Ba8 publid8 par la Societe royale d'horticulture des Pais-Bas sous le patronage de S. M. le Roi Guillaume HI, rediges par MM, Th. F. de Siebold et W. N. de Prime. Vol. I, 1857. De invloed der kruidkunde op de belanqen van den staat. Toesprank aan de kweekelingen der Leidsche Hooge8chool op 29 Sept. 1857. C. G. C. Reinwardt, reis naar hat oostelijk gedeelte van den Indisehen Archipel. in. • 1821. Met aanteekeningen ver­meerderd door de Vrieae, 1858. s Rapport betrekkelijk de ziekte in het Paddie-gewas in Pe­ kalongan. Batavia 1859. Synoecia (ficus) Guiliemi 1. decouverte aux ilea de Java et de Borneo. Leide 1861. Minjak Tangkaivang en andere voortbrengselen van het Plantenryk van Borneo's westerafdeeling enz. naar aanlei­ ding van onderzoekingen tijdens eene zending naar den NC­ derlandach Oost-Indischen Archipel in 1857--1861, op last van Z. M. den Koning. Leid. 1861. Fretenschap , en beschaving de grondslagen der welvaatt der landen en volken van den Indischen Archipel. Redev. uitgesproken den 28 Nov. 1861 bij de hervatting der Acad. lessen, Leid. 1861. Zie A. littenen, Oratio de relig. cfiristiana per continuas Theo'. commutations sibs constanti et incolumi 8 Febr. 1862 in Annal Acad. L. B. 1862; Ned. Spectator 1862, bl. 50 ; H 01 trop, 1. c. VRIESE (PIETER DE), dichter uit het midden der 17e eeuw. Hij gaf in 1747 to Middelburg Lijktranen uitgestort op het afsterven van H. de Frein in het licht. VRIESEKOLK (AGIE MARIA), dichteres in het midden der 18e eeuw. Zij schreef o. a. gedichten in Achtk. Cypressen bladeren. VRIESEKOLK (ammo's), geboren van H a r w a r d e n, gaf in het licht: Verhandeling van den Zuyveren Godsdienst in dry deelen. Amst. 1749, 8°. Ben stigtelijke 8amenspreking tu8schen een Christen met verscheide Jbodsche Rabbfinen, en een korte verklaring over de Historic van de Joodsche mannen en cen kort begrip hoe men de Propheten moet verstaan, als sij spreeken van de 27V stammen Israel& Genesis XLIX, vs. 28. Amst. 1849, 8°. De verklaaringe van de waren .Menachheid Jobs, waarin voorkonat zijn stam en afkornst, de plaats en tijdt van zjn geboorte, den tijdt van zijn geboorte, den tijdi zyner Bege-ringe, zijn sterven, en de phials ziiner begraafenisee, als mede een korte ilanmerkinge over hetzelve tot Troost van alle Gelovigen en tot wederlegginge van die geene, die de ware menschiseld Jobs en deszelfs gan8chen Boeke &oven onticennen. Amst. 1750, 8°. Zie Abc ou de, very. bl. 66 67., VRIESEN .(B) schreef: Diss. hist. ex rerum gestarum luce expendens justitiam belii Belgici, quam, moderatore Dr. M. Schoockio, publice def. B. Vriesen. Gron. 1647, 12°. Yale Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. D. III, bl. 248. VRIESWOUT (DIRK JANSZ.), geboren te s' Hage, werd aldaar in 1683 meester van de Conrerie kamer Pictura. Hij was beeldhouwer. Zie K ram m. VRIESEMA (PorKE HENDRIKS), sedert 1829 Predikant te Herbajuin, gaf in het licht Leerrede over Psalm XI gehouden op den biddag van den 2den December 1832. Fra­neker 1832. VROENEN (WILLEBRORT), secretaris van Rotterdam, liet in bands, na : Muyterije in den Jars 1672 binnen Rotterdam. 150 blz. fol. Afschrift van C. van Alkemada. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. D. III, bl. 21. VROLIK (GERARDus), geboren te Leiden 25 April 1775, legde zich aldaar, vooral onder de leiding van den beroemden Brugmans, met grooten ijver op de natuurkundige wetenschap­pen toe en gaf daarvan in 1795 eene merkwaardige proeve door het in het openbaar verdedigen van eene door hem op den raad van Brugmans geschrevene verhandeling : De.homine ad statum gressumgue erectum per corpora fabricam disposito. In het volgende jaar werd hij, v661 bet verwerven van den doctors titel, door Curatoren der doorluchtige schole te Amsterdam tot opvolger van Bond t, als hoogleeraarin de Botanie voorgedragen, en verdedigde kort daarop zijne Dissertatio med. bot. sistens observationes de defoliatione vegetabilium, nec no de viribita plantarum ex principis botanicts dijtidicandis, welke hij aan de Amsterdamsche curatoren opdipeg. Den 3den April daarop anvaardde hij bet Amsterdamsche professoraat in de plan- tenkunde met eene merkwaardige en nog steeds belangwek­kende oratio over de verdiensten der Amsterdammers in het bevorderen der plantenkunde. In 1798 werd hem benevens de kruidkunde opgedragen het onderwijs in de physiologie ontleed- en verlogkunde, waarmede hij tot in 1820 belast bleef. Bij den grooten omvang dezer versehillende hem op­gedragen leervakken, behoeft het geene bevreemding te w ek­ken, dat Vrolik zich niet, zoovele voor het publiek bewerkte geschriften heeft kunnen onderscheiden, als hem zon der dat zou mogelijk ziju gewcest. De wetenschap dankt hem echter menige belangrijke bijdrage, vooral tot de beoe­fening der verloskunde. Ook is zijn met veel zorg samenge­bragt outleedkundig kabinet algemeen vermaard en heeft hij iu mecr clan eene wetenschappelijke vereeniging, zooals iu het voormalia Kon. Ned. Instituut van Kunsten en Weten- ° schappen, en later in de Kon. Akademie van Wetenschappen, sells nog tot in hoogen ouderdom zich ijverig werkzaam betooud. Ook in andere maaksehappelijke betrekkingeu was hij steeds gereed om zijne medeburgers van help en dienst te zijn, en was door invloed en vermogen in de gelegenheid om velen aan zich te verpligten. Hij heeft tot in hoogen ouderdom het volledig gebruik zijner ligchaams- en ziels­vermogens behouden. Hij overleed te Amsterdam den 10 November 1859 en werd op het kerkhof te Diemerbrug begraven. Met Vrolik bezweek de laatste in de rij van mannen, welke met P e -trus Camper aan het hoofd, S. J. Brugmans, S. S o em m erin g, R einwardt en met den langst overgeble­ven, den zoo beroemden Alexander van Humboldt, gedurende bet eiiide van de voorgaande en de eerste helft van deze eeuw, zoo veel glans verspreidden. Hij was Staats­raad in buitengewonen dienst, Ridder der orde van den Ned. Leeuw, lid der Koninkl. Acadeinie der wcteuschap­pen enz. Behalve de vermelde Dissertatien gaf hij in het licht °ratio de 6-2, quod Atnstelodatnenses ad rem botanicum enornandarn contulerurnt Amst. 1797. Oratio de viribus vitalibus in omni corpore organico oiler­vandis vague constantibus. Amt. 1799. Redevoering betogencie de onmogelijkheid eener grensschei­ding tusschen de dieren en ptanten. Amst. 1799. Natuur-scheikundige verhandelingen (met Reiman, Paets van Troostwijk en Lauwerenburg 1799-1808). df beelding (in platen) welke in de operatic der dyebreuk bij manners behooren vermeden te worden. 1800. Redevoering ten betoge der eenvormige werking der Na­iuur in het voortbrengen der plantgewassen. 1800. Over het nut der knevels bj viervoetige dieren. 1800. Aan Brugmans over het at of niet op8lurpen der chyl,door middel der darmsche ilsaderen. 1801. IVaarnemingen .het opspuiten van de vasa lactea in het lijk eener oude vrouw. 1801. Lets over de adeinhaling en dierlijke warmte door proeven beve8tigd. 1802. lets over een nieuw fantome. 1803. lets ter wederlegging van de voorgewende ongezondheid der stad Amsterdam. 1803. De gedachten van Camper en Hunter over het nut der holle beenen in vogets under overwogen en ter toetse gebragt. Overgenomen in Red's Archiv. 1803. Het leerstelsel van Joseph Gall geschetst, ens. 1804. IVaamlijst der getteesridke plantgewassen in den Amsterdam­ schen kruidtuin. 1804. Phartnacopoea Batava (wet S. J. Brugmans, P. Dries­sen en J . H. Deiman. 1805. Catalogus plantaram medicinalium a phartnacopoea batava memoratarum editio prima. Aciedit introductio de studio bota­nic° recte instituendo. 1805. Redevoering over het vei ige dat in de koepok-inenting ook voor het vervolg des levens gelegIn is, enz. ter gelegenheid van de derde faarlijksche vergaderiug van het Amsterdamsche ge­nootschap ter bevordering van koepok-inenting voor minvermo­genden. 1807. Proeven op het achteruitivyken des heiligbeens, zoo in onge schonden bekkens als na het doen der schaambeensnijding. Nieuwe Verhandelingen van het genootschap ter bevordering der Heelkunde te Amsterdam. D. 1, bi. 4 2. Amst. 1808. Verhandeling over een zonderlinge vertraagden groei. en ge­deelteliike weekwording des beensgestels bij een veertienjarig jongeling gepaard met uittering der beide gezigtszenuwen als gevolg van blindheid, in Verh. der Eerste Klasse van het Hol­landsch Instituut. D. I, 01. 47. Verhandeling over het buitcnleggen van den achterwand der pisblaas, gepaard met evne omgekeerde buitenhangende strook van het dun gedarmte. Aid. D. A, bl. 88. Verhandeling over de zonderlinge misvorming eener vrucht, ten einde acht maanden dragts geboren, te gelijk met een wel­gevormd kind. Aid. D. III, bi. 247. Verhandeling over het buitenleggen van de voorste helit der blaas, gepaard met gedeeltelijke splijting der roede. Ald. D. IV. 168. Mentoires Bur quelques sujets intgressants d' Anatomie et . de Physiologic, traduits du Hollandais par 'allot. 1823. .Phartnacopoea belgica (cum C. de Fremery, J. B. van 30 Mons, T. D. Sauveur, P. A. Wautters et d. B. .tran der Sande). t823. Waarneming eener door kunst ,verwekte 'baring op acht Naas­den dragts in N. Yerhand., v. h. Geneesk. ter bevorder. der Heelkun de. DI. IV, bl. 168. Catalogue plantarum medicinaliws in Pharmacopoets Bakjica enumeratarum. .Editio altera. Accedit introductio ad etudiust botanicum. 1825. ()nand- en Natuurkundige 21anteekeningen over den Haai, in Bjdragen tot de Natuurk. Wetenschappen verz. :door v. Hall, w. Vrolik en G. .1. Mulder. Dl. I, bi. 304. Bac/towing over het verschil der bekkens in onderscheidene volkstammen. (Ook in het Franseh). 1826. Over eene rankvormige ontwikkeling van vitte leliebloetnen in .N. Verhand. der .Eerste Masse v. h. Kon. Ned. Inst.D. 1, bl. 187. Over een zonderlinge misvorming des -aangezigts b0 eenlam, Ald. D. I, bi. 187. Het indruksel, dat door het koord bij gehangenen verwekt wordt, als onzeker kenteeken van den aangebragten dood he­schouwd, in Bijdrag. tot de Regtsgel. van den Tea en van Hall. 1827. Bedenkingen op het gevoelen, dat eene te-groote ontwikkeling tan het reukorgaan oorzaak van kazelip en gespleten veritemelis zijn zotale, in Bijdrag. tot de Natuurk. Wetens. D. III, bi,.112. Over de veranderinq, welke de bloembol staande dwells wanden tulpen ondergaat, in N. Vei h. v. h. Kos. iNed. Inst. R. II, LA. 207. Over het aanwenden van voortanden en over het igetal rikben bY den Africaansche Rhinoceros, in Bijclr. tot ,de Natuurk. Wetens. D. V, bl. 373. Overgenomen nit de Annales des Sciences Naturelles. £chreiben an M. J. -Weber ueber dessen Lehre von desile­ und Racen/ormen der Schadel and Becken des ..Menschen.1840,. Over de verstrooide beginselen van een tweeds ,Kind, gammen in een gezwel aan het linker deel des aangezighe bj een keevenmaanckch vrucht in N. Verhand. der „Rerste .itilstese v. h. Eon. Ned. Inst. D. III, bl. 200. :De ,Proeven der Hollandecke ,scheikundigen, over de sitwer­king van het kwik op het ,keen -der planten, gelovtet scan den twig' van Goeppert in Bijdr. tot de Natuurk. Wetens. tip. VA. bl. 54. Brief aan Bernard rover a Ammo is sgeneeinaidikltegeA de Cholera. 1831. Nog eon word over Jot ,ternsoecitiYk bald aver Annsofiiakteen de Aziatiscke Cholera. 1642. Waarschawing iegen de -veworte verutiesetitig dor 441ailas watt 44.4400 ,,erenota met die van Dioosa sernstifolia,iu Tic s. poor - wat. Gem& D. 1, lco1. en W. H. de Vries; Proeven op de verhoogde temperatuur van den spadix eener colocasia orlora in Tijds. enz. 1)..bl. -26. .0ordezikustkqe beschouwing van gene to kortAeid der .onfier­ kaak bij een volwassen mensch en eerstgeboren kind, en van eenige andere misvormingen bij hetzelfde kind, in N. Verh. v. d. Eerste .Klasse v. h. Kon. Ned. Inst. D. V, hi. 17-5. Over de wipe, waarop de opene ruintte in den schedel na panboring of andere beenverlies wordt aangevuld. 1837. en W. H. de Vriese, Nadere proeinentingen over de verhoogde temperatuur van de spadix eener colocasia odora, in Tijds. enz. D. V, bl. 139. en W. H. de Vriese. Over de verandering, welke de damplcring ondergaat, staande het ontwikkelen van verhoogde warmte in de bloemkolf der colocasia odora, in Tijds. enz. 1). VII, 61.461. Over hetgeen bij den men3ch na onherstelde heupontwriehting hetzij aangeboren, hetzij na de gehoorte verkregen, words te­ weeggebragt, in N. Verh. d. Eerste Klasse v. h. Kon. Ned. Inst. I). VIII, bl. 49. Bedenkingen over he inwendig waterhoofd. Aki. bl. 140. Over eene volkomene gewrichtsverstijving der heilig-, darm­ en schaambeenderen. 1841. Over een zonderling gebrek in de huid, waargenomen bij een eerstgeboren kind, in Archief voor de Geneek. uitgeg. door Dr. He .e. D. 1, bi. 527. Over de breuk der knieschijf, be ,chouwd als het gevoly vanvernietiging ,eener micidelstrook in hare beenzqfstandigheid, in Instituut 1841. bl. 318. Over merkwaardige verschijnselen in planten teweeggebragt door eene oplossing van bijtend kzeiksubliml,,t. Ald. 207. Over een zonderlinge woekering (prolificatie) van paarsch vingerkied. .184?, bl. 258. lfaarneminge,4 en ,proeven over de onlangs geheerscht heb­bende ziekte der aardappelen. Ainst. 1845. Buitengewone vruchtbaarheid eener hoe. 1845. Waarneminyen en proeven aver de onlangs geheerscht heb­bende ziekte der aardappelen. Amst. 1845. Waarneming eener zonderlinge wisseling van bladvorm -bij eerie Aristolockia Apho, in Instituut 1846. bl. 439. De Cyca s-stant met bollen, vergeleken in IV. Verh. der Berge Klasse v. h. Kon. Ned. Inst. D. XI I, bi. 193. Aanteekeningen over het ontstaan van uitwa3sen in de slag ­tanden van oliphanten in Tijds. voor de Wis- en Natuurk: Wetens. der Eerste Klasse v, h. Kon. Ned. Inst. Amst. D. bl. 3. Over de ziekte der aardappelen 1847. Ook in het Fr. 30* lVaarnemingen op den wasdom van de vrucht der cueurbita maxima, in Tijds. voor Wis- en Natuurk. enz. D. I, b1.127. Aanmerkingen over de bekervormige -ontwikkeling bij Pa­ leriana Officinalis. Aid. D. I, bl. 186. Over den wasdom van plant en vrucht eener verschalenheld van Calebas. 1849. Bedenkingen over de Apios aberosa als voedselgewas. D. III, 61. 216. Betoog over de Wervelkolom in he bekken van den mensch, naar aanleiding van de voorstelling dezer d:elen door de Broe­ders H. en E. Weber. Aid. D. III, bl. 1. Nieto.° voorbeeld van twee uitgegroeide stoottanden aan den­zeliden Narwal-schedel, in Bijdr. tot de Dierkunde, uitgeven door het Genoots. Natura Artis Magistra. Hoe men zich de Doormetingen van het vrouwelyke bekken bij den mensch behoort voor te stellen, in Verh. d. Eerste Klasse enz. D. IV, hi 189. Over de gelijkvormige oorzaak en vers' hijnselen by het af­vallen van bladeren en ki eine takjes van sommige eiken , in Tds. voor Wis- en Natuurk. Wetens.j D. IV, bl, 18, D. V, b1.119. Over eenen van boven mannelijken, van onderen vrouwelijken bloemklf . s bij Zea , Mais. Aid. D. IV, bi. 197. Voorbeeld van verbazenden wasdom bij Heraoleum gummife­rum. A! d. D. IV, Id. 3:17. Over Leendert B mine als den eersten ondekker van de werktu;gelijke w jze waarop de Pholaden zich in steen boren, in , Verslag. en Mededeel. enz. D. I, bl. 5 2. Natuurkundije beschouwingen van den groei eens aardappels binnen het weefsel van den moederknobbel. ALL D. I, bl. 36 3. Over he verschil van de inwendse gesteldheid der horen­pitten bij .Antilopen, in Verhand. d. /ion. Akad. D. I, bl: 25. Over eenige physiologi 'eke eigenschappen van Viscum album in Vert agen en Mededeel. enz. D. V, IA. 26 3. Merkwaardige verschijnselen bij den groei eener Lonicera periclymeaum. Aid. D. VI, bl. 204. Aanteekeningen over de uitwendige kenmerken van het sexueel verschil der Veenmollen en over hunne huishouding. Aid. D. VII, b1. 42. Over het vermenigvuldigen van naamdragende boomen door wortelende uitspruitsels en daaruit te voorschijn komen van nieuw plantsoen. Ala. D. VIII, bi. 355. Zie Notice biographique de G. Vrolik, voorriden Catalogue de la Biblio. Cheque d' Histoire Nat. de Medicine et d'autres sciences de feu M. G. Yrolik. Amst. 1860; Alq. Knnst en Letterb. 1859, No. 50; .4nnales Acad.; Ned. sped.; Holtrop, Bibl med. VROLIJK (WILLEM), noon van den vorige en A g n e t a Buzanna van Walree, den 298ten April 1801 te Amsterdam geboren, werd door den Utrechtschen remonstrant­schen predikant v a n T .e utem voor hooger studie opgeleid en genoot zijn eerste wetenschappelijke vorming aan de Door­luchtige school zijuer geboortestad. Behalve de lessen van zijn vader, woonde hij die van v an Lenne p, van Cap ell e, van It em en van S w i n d e n bij. In 1819 verwisselde hij deze leerschool met de Hoogeschool van Utrecht, waar hij het onderrigt genoot van. M o I I, B1 eulan d, de Fre m er y, Wolterbeek, Suerman, Heyligers en van Vosmaer, ten wiens huize hij, gedurende zijn driejarig verblijf aan die Hoogeschool woonde. Als student bewerkte hij een, in de Jaarboeken der Utrechtsche hoogeschool opgenomen, ant woord op de, voor het jaar 1821 uitgeschreven, prijsvraag over de ontleedkunde en de phyisologie van het gehoor-orgaan, en ver­dedigde, onder het voormiterschap van den hoogleeraar d e F r e m e r y een Specimen anatomico-zoolog ,"c ,,m de Phocis et speciatim de .Phoca vitulina, op den 26sten Maart 1822. Nog voor dat V rolik den graad van Doctor in de Geneeskunde verkregen had, begaf hij zich naar Parijs, vergezeld van twee akademievrienden, H. C. van Hal 1, later Hoogleeraar te Groningen en Co n s t ant Ni c a t i, een Zwitser, die later Doctor werd te Aubonne, in do nabijheid van La u s a n n e, destijds reeds tot Doctor bevorderd. V r o 1 i k bezocht dagelijks de hospitalen, kwam vooral in kennis suet Li s fr a n c, volgde getrouw de klinische lessen van It o s t a n en verkreeg den toegang tot vele uitstekende geleerden in het yak der Natuurkunde, George en Frederic envier, Geoffroy de Saint Hilaire, Lacepede en anderen. In den aan­ yang van April 1823, kwam hij, Da eene afwezigheid van 6 maanden, in zijn vaderland terug en verdedigde den 10den April van dat jaar te Utrecht zijne dissertatie over den ver­anderden loop der bloedvaten bid krommingen der Wervelkolom. Dia zijne_ bevordering tot Doctor, trad hij in den echo met Theodora Cornelia van Doorn, deed eene reis naar Duitschland en vestigde zich als geneesheer te Amsterdam, waar hij drie jaren later tot stadsgenees1'.eer werd benoenid. Al den tijd, dien hij van de uitoefening van zijn beroep over­hield, besteedde bij onverdeeld aan de voortzetting zijuer ge­liefkoosde zoOlogische nasporingen en ontleedde vele en daar­onder zeldzame, meestal zoogdieren. In 1826 verscheen van zijne werkzaamhedeu een opentiijk blijk, door de uitgave van een geschrift over de vaatvlechten bij sommige dieren. Tege­lijkertijd verscheen het eerste deel van een Tijdschrift dat door hem H. C. van flail, en G. J. Mulder, onder den titel van : Bijdragen tot de Nateurkundige Weten­schappen bijeengebragt en uitgegeven werd. In dit Tijdschrift, tot 18O voortgezet, komen, behalve eenige berigteu en bock- atinkondigingen, enkele korte oorspronkelijke opstellen van Vrolik voor. Terwijl V rolik voortging zich met de ontleding van ver­schillende dieren bezig te houden, werd hij in October 1828 tot buitengewoon hoogleeraar in de geneeskundige facalteit te Groningen beroepen, om er in het onderwijs der ontleed­kundb en physiolo gie de plaats te vervangen, die door den k t was. Hij aanvaardde dood van G. B a k er ledig geworden den 208ten Maart 1829 zijn ambt, was in de zomervacantie veel bezpig in de outleedkundige verzameling der Groningsche hoogeschool, die verrijkt was geworden met het kabinet vary P e t r u s Camper en hield zich aan het einde van dat jaar bezig met het onderzoek van Cyclopen, waarvan de vrucht was zijne met 6 (door hem zerven) geteekende platen voorzietre.uit­gebreide verhandeling over den aard en oorsprong der Cyclopie. Toen de Belgisehe revolutie was uitgebarsten en ook de stu­denten zich onder de verdedigers van den vatterlandsche. grond schaarden, meenden de hoogleeraren van O o r d t en V r o l i k hunne studenten zelve te moeten vergezellen. Beiden droegen, als Tweede Luitenants, onder bevel van kapitein v au der B r u g g he n, bij de flankeurs-compagnie der Gro­niger en Franeker studenteu van Nov. 1830 tot Nov. 1831 de wapenen. V ro 1 i k zou echter niet weer aan de Groninger Hoogeschool worden teruggeven, daar hij reeds in den zorner van 1831 tot opvolger benoemd was van den Hoogl. S uri n-g a r aan het Atheneum Illustre, waar hij den 5den December 1831 zijn betrekking operlijk aanvaardde, en er, behalve ont­leedkunde en physiologie, ook natuurlijke geschieienia van het dierenrijk en sedert 1813 de geregteiijke geneeskunde onderwees. Dertig jaren was V r olik aan deze geleerde instel­ling verbonden en gaf, behalve onderwijs, uitstekende werken over de vergelijkende ontleedkunst in het licht. Hem viel ook de eer te beurt door de Fransche Akademie van weten­schappen in 1850 bekroond te worden met den prijs van het legaat van den Baron de Mon thy o n. Herhaaldemalen deed hij buitenlandsche reizen. In 1850 bezocht hij een gedeelte van Savoye en Zwitserland, in 1856 doorreisde hij een Groot deel van Frankrijk en Duitschland, in 1857 bezocht hij Parijs ten derde male, en begaf zich van daar naar Bonn, ter bij­woning van de bijeenkomst der Natuuronderzoekers. In 1858 ondernam hij met zijn broeder den oud-minister van finantien A. Vrolik een reis naar Beijeren, Oostenrijk en Italie. Hij was sedert 1832 lid, in 1845 secretaris der Tweede Klasse van het Kon. Ne I. Inst. en in 1831 bij de Akademie van Wetenschappen iti dezelfde betrekking geplaatst, en later, bij de uitbreiding der Akademie, haar algemeene secretariu Ook was hij, lid van vele buiten- en binnenlandsche genootsehappen, ILiddeik van dip, Ilifili4va WUlemma; van de, Orde: van den Nederl. Leen," en Kommadeur van. de Orde an de kikekroon. ijr omitted deu 2,000A December 1883 aan eene borst-ziekte; Ilif gaf in ket licht: Commentatio de Auditus Organo cum homines tum animalium, n „einnale8 dead. Itheno-Traject. 4°. Specimen ..einatomico-physiologicum de Phocis et speciatim de Phoca vitulina. Traj: ad Rhen. 1822. 8 °. inauguralis de mutat° vasorum sanguiferorunt decursu Sooliosi et Cyphosi. Ibid. 1823. 4°. Disquisitio anatomic° - physiologica de peculiari arteriarum extremitatunt in nonnullis animalibus dispositione. Amstel. 182.6. 8°. Verzameling van wormen in de longader en longslagader, de takken der luchtp0 en de longzelfstandigheid van eenen Bruin­ visch, in Bijdr. lot de Natuurk. Wetens., door v. Ball, . I, hi. 77-84. Opmerkingen bij de oiztleding van eenen Kaman, Crocodilus Sclerops. Aid. bl. 153-1 75. Natuur- en Ontleedkundige opmerkingen over de Chamaeleon. Amst. 1827. 8°. Aanteekeningen over een bijzonder en onbeschreven beenstuk veva den schedel en over het kuitbeen deg Rendiers, in BWr. enz. II. 1827, bI. 631-535. Bedenkingen over de systematische rangschikking der Rana paradora. Ald. III. 1828, bl. 227-230. &alio inaug. de Foetu Humano animalium minus perfecto-. rum formas ref erente. Gron. 1829. 4°. Or atio . inaug. de Vinculo Disciplinae Physiologicae cum His­ toria Naturali. Amst. 1b31. 4°. Oittleecikundige Aanteekeningen, (diu*kingen in sommige spieren bij den mensch waargenomen ; aanwezigkeid van lot pecten in het oog van Ardea Virgo enz.) in Bijdr. enz. VI, 1831, Ws 208 very. Nadere opheldering van de opmerkingen bij de ontleding van eenen Kaiman. Ald. hi. 299-300. Over den card en oorsprong der Cyclopia, in N. Verh. d. Ettrsie Kl v. h. Koninkl. Ned. Inst. 1634, hi. 25-112. Ontleedkundige aanteekeningen, (1. Verbeening van ket slag­aderlijk stelsel in verband met verweeking der beenderen; 2. Hernia omenti uit de gesteldh,eid der witie lijn verklaarbaar ; 3. Glandulae suprarenales vergroot bij ontaarding der longen ; 4. ..diwifIcingen in het slagaderlijk staid op meer dan eene plaats des ligchaams ; Bewijzen van eigen leven der deelen; 6. Opening , van het eironde gat in het kk eenes teringachtigen mans; 7. Gave toestand der apiervezeien bij veriamming) , in voor Natuurk. Gesch. en Physiol. uitg. door J. v. d. floeven en W. H. de Vriese. I. 1834, bl. 193-.--202. Ontleed- en Natuurkundige aanteekeningen over den grooten Kangaroo, Macropus major Maw. Ald. In. 1836, bl. 291-r--356. Geneeskundige aanmerkingen over den Noordschen Vinvisch. Aid. IV. 1837, bl. 1-24. Wenken over den oorsprong der misgeboorten, en over de waarde van de leer der aangeboren tnisvormingen. Ald. bl. 221-261. liedevoering ter opening van dierkundi .e voorlezingen, ge­houden voor de leden van het Genootschap Natura Artie Ma­gistra op Maandag den 9 den December 1839. Met eenige ver­andering herdrukt in 1851. Over dubbele misgeboorten, in N. Verh. d. Eerste XL v. h. Kona Ned. Inst. i 840. IX, bl. 1-232. Handboek der Ziektekundige Ontleedkunde ; aangeboren ge­breken. Ook onder den titel van : De Menschekke vrucht be­8chouwd in hare rege'matige en onregelmatige oniwikkeling. Ainst. 1840-1842, .2 d. 8°. Recherches crAnatomie comparee sur le Chi2npansi. Amst. 1841. fol. Ou the Anatomy of the Pearly Nautilus, in Annals and Magazine of Natural History. XI I. 1813. . Recherches d' Anatomie ciimparee cur le genre Stenops d'11- liger, in N. Verh. v d. Eerste Kl. enz. 1844, X, bl. 177. Recherches d' Anatomie comparee cur le Babyrussa. Ald. X, bl. 207-243. Beschrijving van ,qebrekkige Hersen- en Schedelvorm. Ald. 1845. Dierkundige Bijzonderheden in het Instituut. 1845. bl. 158 tot 1 ri2. .zianteekeningen over de Zenuwen van het buikvlies bij den Hypercodon. Aid. bi. 313 -319. Verslag over het aantal en de behandeling der Steenlyders, die van 1839 tot 1844 in Nederland zijn voorgekomen. (In de Fransche taal ingediend, op aauvrage van het Fransche Gou­ vernemt). Ald. bi. 383-395. . Natuur-. en Ontleedkundige Beschouwingen van den Hype­roodon, (Delph nus edentulus) in Nat. Verh. v. d. Hon. _Haab. d. Wetens. to Haarlem, Tweede verzam. Ve D. le St. Haar­lem 1848. Recherches d'..einatomie comparde 8ur le genre Stenops d'Il­liger, in verbinding met Prof. Schroeder van der Kolk, in Bijdr. tot de dierk. uitgegev. door het Zoolog. Genoots. Natura "titles Magistra. Bijdrage tot de Natuur-en Ontleedkundige kenni8 van den Manatus americanu8. Ontleedkundige Nasporing over de hersenenvan den Chico posse, in Verh. v. d. Emote Kl. enz. 1849. Se Reeks 1, bl. 263-218. Tabutae ad illustrandam Embryogenesin hominis et mamma­lium tam naturalem quam abnormem 1848. fol. Brief aan den Gouverneur-Generaal J. J. Rochussen, over het ontleedkundiq zamenstel van den Nautilus pomptlius, in Tijds. voor de IFis- en Natuurk. Wetenschap, uitgegev. door de Eerste Kl. van het Kon. Ned. Inst. II. 1849, bl. 307 tot 326. • Over het bekken van een Bruinvisch. Aid. IV. 1651, bl. 73-76. Oordeelkundige opmerkingen over Dasyurus ursinus. Ald. IV. 1851. bl. 153-190. Quadrumana, in It. Todd's Cyclopaedia of Anatomy .and Physiology. IV. p. 195-221. Het Leven en Maaksel der Dieren. Amst. 1853-1860. III d. 8'. Levensberigt van Alexander Numan in Versl. en Meded. der Kon. Akad. v. Wetens. I. 1853, bl. 91-112. Over den Dodo of Dronte (Didus ineptus) in Alb. d. Na­tuur. 1853, bl. 177-186. Levensberigt van Dominique Francois Araqo in Versl. en Verh. enz. 1854, bl. 99-120. Levensfierigt van C. G. O. .Reinwardt, Ald. bl. 214-231. Levensberigt van J. C. Bijk. Ald. bl. 270299. - De Anthropomorphen, in Alb. d. Nat. 1854, b1.113-146. Levensberigt van Abraham des Amorie van der Hoeven in Nederland en de Nederlanders in de ;Me eeuw, geschetst in het levee en de werlcen van verdienstelijke rnannen. Amst. 1855, le Serie, Art. 6, 4. Lettre sur quelques points de t'organisation de• l'aninal du IVautile flambe, a M. Eudes-Deslongchamps, in Mem. de la Soc. Linneenne de Normandie. T. X. Caen 1855. Beschrijving van eenige merkwaardige Misgeboorten, in Verh. v. h. Genoots. ter bevord. d. Genees- en Heelk. Amst. 1855, D. I. • Aanspraken gehouden in de Maats. Felixmeritig den 29sten Dec. 1854 en den 19den Nov. 1852. Amst. 1855. Levensberigt van W. de Haan,. in Versl. en M ededeel. d. Eon. Akad. van Wetens. D. III. 1855, bl. 399-408. Voorlezingen over Stof en Kracht, Ligcbaam en Ziel. — Vraagpunten des Tijds, behandeld in drie Bedevoeringen uitgesproken in de Maats. Felix meritis, door Dr. L. S. II: Meijboom, .Predikant bij de Ned. Herv. Gem. to Amsterdam en Dr. W.* Vrolik. Haarl. 1856. 8°. -Rapport 4 Acaddmie des sciences a Dyon, cur une brof- okSeire oferte par- M. L..RousHau ayant pour tare: de la, dentition' des Cdtacis 185k ill Aztract (kr, Nis moires de telead. Imper. de Dyon, Deurieme Awls_ T. V. .0ordeelkuSdio . nasporinfen over Dendrelagus insignia in Verhand. d. Lon, Aka& v. Wetens. V. D. 1857. .4epsoe tier Sociites savantos fie la Neerlande in Verelag. .tifsidecied. tier Lon. Aland. Wetens. 18b7 bl. 1-44. Qpgasteld op , verlangen van het. Fransehe Gatrernemont. ::Levonsberigt van _B. Dozy. Ald.. U. 402,412. W. V r o 1 i k en L. Lehmann, waarnemingen eener aan­geboren Hernia umbilicalis, gecompliceerd met tegen natuur­lijken Anus. Met een plaat in Verh. v. h. Genoots. ter bevordk. van Genees en Heelk. 2 d. Amst. 1887. Levensberigt van Cornelis Jan Glavirnans, in Jaarbs v. d. Eon. Akad. v. ['Patens. April 1857, April 1858, bl. 56-62. Levensberigt van Coenrad Jacob Temminck. Ald. bl. 65, 80. Besahrzyving en afbeelding van een te Pompeji opgegrauen menschenlijken achedel door W. Vrolik en J. van der Hoe-von, in Verhand. d. Kon.. Akad. u. Wetens. afd. Natuurk. D. VII. 1859. Brief (in de Franscie, WI) aan 0. Buchner te Giessen over Aerolithen in de Nederl. verzamelingen, in Ferslagen en Me. &dotting d. Kota. Acad. XII, 1861. bl. 21-25. Note sur c'encephate de l'Orang-Owang p2r J. L. C. Schroeder van der Kolk et W. Frolik. Ald. XIII. 1862. p. 1-10. Verslag aan den Minister van Binnenl. zaken over het gebruik als voedsel van den Mensch van vleesch van Rand­vee aan besmettekke longzsekte of aan andere ziekten lijdende Aid. X111. 1862. bl. 73-93. Levensberigt vaa J. L. J. Schroeder van der Kale in Jaarb. d. Son. "gad. v. Wetens. 186a. bl. 161-191. De door V r o I i k als algemeen Secretvis opgestelde jaar­lijksche verelagea van , den staat en de werkzaawheden der Akademie van wetenschappen aan Z.„ M. den, Koning aange­boden 1856-1863 in de Jaarb. v. (I. Kon. Akad. Levensberigt van C. L. Blume, 147, H. de Yriese en R. B. van den Bosch. Pier veralagen over den Paalwormi sitgegev. door de Na­tuurk. Ajdeel. der Ion. Akademie van Fretens. (Amst, 1860—,1$63). Zia Leecnsberigt der aAestorv. medeleden der Maars. v. Ned. Letterk.1864; Rol trop 1. Ci VROLIJKIIERT (CoRNELIS), zoon van Cornelis V r 01 y k­hert en Johanna B r o en s, werd als proponent predikant aan de Groote Lin,dt (1702 vervolgens te Zutphen (1706), en eindelijk (I71) te Dordrecht, waar hlj den 28 Maart 1719 op dttr iirediks .oal stierf, Hij. gating VIS•Skautqapherde verhandeiingen over hot werk, verbond, de. toerekening van Christue dadelijke gehoorzaainheid, en den aard van het we. Zen des geloefs, 't welk hij in zijn aard en wezen beschreven vond in den Heidelbergschen Catechismus. Ook zijn er, dock niet on der zijn naam, predikatien im zijne proponenten.. jaren opgesteld, in druk. Hij is tweemaal gehuwd, met Anna G h ij s, die hem geen kinderen schonk en met Walburg Ka e z e n brood , bij welke hij verwekte Cornelis en Go­ deward u s, die volgen. Zie Vrolykhert, Vliss. Kerkh. bl. 273; Schotel, Kerk. Dordr. D. II, bl. 296 volgg. Boekz. der Gel. wergild Dec. 1716, bl. 634 ; Brans, Kerk Reg. 213; de Jongh, Pred. v. Gelderl. ; Glasius, Godgel. .Nederl. VROLIJKHERT (MR. CORNELIS), noon van den vorige, Mansmau te Dordrecht, later Penningmeester der Beyerlan­den, was een beminnaar der Latijnsche poezy, bevriend met Joh. van Braam, Duircant, Jens, van Steenber­gen en van den Broucke. Hij huwde met Petronella dochter van Philips van Haarle m.,. oud-acht en oud­veertig te Dordrecht. Een zijner zonen was P h i l i p p u s Vrolykhert, de vriend van Petrus Johannes van St een ber ge n, van wien nog een Lat. gedicht, ter zijner eere vervaardigd, aanwezig is. Zie V ro1 ii k hert , t. a. p, bl. 274; Sc Not el, t. a.,p. bl. 299; v*.n den Broucke, Poenzata p. 45. VROLIJKHERT (GoDEwARDus), broeder van den vorige, September 1719 te Zutphen geboren, werd na te Dordrecht het nnderwijs van den. rector Matthias B a x en van den conrector Johannes van Dam genoten te hebbeu, 'mar Utrecht gezonden, wear hij de scholen van M i 1, M u s s oh e n­broe k, Ode en van den ,Honert bezocht. In 1735 volgde bij den laatste (die. beroerade. Appellos, magtig in de schriften) naar Leiden, waar hij ook den ouden van den Hon ert, Fabricius en Wesselius hoorde. . Na den 25 Maart 1738 voor de Classis van Leyden. ge­examineerd te zijn, werd hij achtereenvolgende predikant te Oost-Kapelle (1738) ens te Vlissingea (1740), waar hij zijnen bekenden Vlissingschen Kerkhernel en zijne Godgeleerde ningen in het licht gaf. Hij hawde Maria J a c o b a , doch­ter van Mat th ij s D a icon e n s, burgemeester te Axel en van Sara Rochefort en liet kinderen na. Zie bliss. Kerkh. bi. 278; Schotel, t. a. p, 299, 300; G. lariat; s, Ood9e1. Nerlerl. VROLIJIWA00Bus ADRIAnus), den 9 Maart 1834 te Hage geboren, was een verdienstelijk leerling van S c h e lfho at , toonde groote technische vaardigheid in het copieeren van het werk zijns meesters of dat van Sa muel Verveer en Jan. W ei sas en burch, en beloofde als zelfstandig kunste­naar veel goeds. Hij overleed in zijne geboortestad den 21 Maart 1862. Zie Kunstkronyk 1862, bl. 48 ; Kra mm. VROMANS (JAcoEus), een landsehapschilder te 's Hage, die de kunst bij zijn vader leerde. In 1668 werd hij lid van Pictura aldaar. Zie Kramm. VROMANS (Jo.). Wij weten alleen van hem dat hij kunst­schilder te Schiedam was. Zie Kramm. VROMANS (NnioLAAs), bijgenaamd de schlangen schilder, werd in 1660 in Holland geboren. Gewoonlijk stelde hij planten, heesters vermengd met kikvorschen, muizeu, spinne­koppen en andere insekten, uitvoerig behanueld, natuurlijk en met fraai kolorit voor. Zia Immerzeel. VROMANS (PIETER), te Delft advokaat voor den hove van Justitie in Holland. Hij schreef Traclaat de Foro cornpetenti of dagelijksche onderhoorige vierschaar verklaerende van mike zalken het Hof en de Hooge Road ter eersten instantie kennisse nernen ende wat de pligt is van den Recker, Advocaat ende Procureur enz. door Mr. H. van Afiddehlant. 5e dr. Leyd. 1736 4to. Met een Lat. vers van zijn zwager •h e o d. G r a s w i n c k e 1, geschr. Dordraci 1669 en een Holl. van A. v a n Twist 1746. Traktaat van ,taken, rakende het Hof van Holland en den Hoogen Raad van Appel, Ref ormatie en Revisie. Leid. 1661, 8°. Zie Cat. d. Aiaais. v. Ned. Lettak. D. 1, bl. 103 ; A rr en ber gbl. 562. V .ONENDAAL ( ). Slechts een schilderij met dies naam beteekent komt voor op een Cat. v. Schad. Amst. 14 Dee. 1858. Het stelde - voor eenige visschen `op eene ta/el liggenck. Zie Kramm, VROOM (CORNELIS HENDRICKSZ), een landschapschilder, wiens werk veel overeenkomst heeft met dat van Buys­daal en M. H o b b e rn a, zoodat soma zijne schilderijen soms met de hunnen verwisseld werden. Hij was in 1648 nog in leven. Zie T. S ch r e v elins, Bach*. v. Saari. 389, Navorscher, XII, bl. 24 . ; Nagler; Kramm. VROOM (FREDERIK), broeder van den vorige, was historie. schilder en bouwmeester, in de laatste betrekking in dienst van prins Frederik Hendrik. Zie van Man der (uitg. van de Jengh) D. II, bl. 129; K r am m. VROOM (HENDRIK), een beeldhouwer te Haarlem. Kra mm gist dat hij de grootvader was van den volgende. Zie Schrevelins, t. a. p. bl. 391 en Kramm. VROOM (HENDERIK CORNELISZN.), in 1566 te Haarlem geboren. Zijn vader was een beeldsnijder, die zich tot de plateel­of porseleinbakkerij begat. Ook Hendrik legde zich aanvan­kelijk op het plateelschilderen toe, vond daarin echter Been genoegen, besloot zijn fortuin elders te beproeven en op rijne kunst te gaan reizen. Hij bezocht Spanje, Frankrijk en Portugal, van tijd tot tijd schipbreuk lijdende en met vele tegenstanden worstelende. Na lang omzwerven, vestigde hij zich in zijne geboortestad en legde rich op het schildeTen van kust- en zeegezigten met schepen en schui­ten toe, die goed geteekend en zeer gewild waren. Voor een Engelsch tapijtwerker vervaardigde hij tien teekeningen, voor­stellende zeeelagen tusschen de Engel sche en Spaznsche, zoo­genoemde onoverwinnelijke vloot, geleverd in 1588. Deze tapijten, ten koste van den admiraal Ho ward vervaardigd, versierden de vergaderzaal van het Hoogerhuis te Londen, doch zijn bij den brand er van vernield. Hij schilderde ook den zeeslag voor GiOraltar en een zeeslag door de Staten aan den Prins van Wales vereerd. In s'rijks Mu­seum te Amsterdam berust van zijn penseel het overzeilen der Spaansche galeien voor Gibraltar (1617). Hij was eeu der eersten, die het vak van zee- en schepen­ schilderen tot eene ongekende hoogte bragt en zijn werk werd goed beraald. Hij overleed in 1640 te Haarlem. Ziin foxtrot met eon Lat. yoga er wider, kowt roar in dePortrei.. ten-verzameling van Ho ndiu s en bij van Landen. Zie van Manden, Immerzeel; Kramm;Dodt;Archict D. VI, Kobus en de Riv e co ur t , Muller, Cat. v. Pm*. `Iir,400iM (hcoE), een landschapschilder..bloekle in hdt Midden der XVIle eeuw en httwde Ca Ora ri n a S t a I-p ert v an der Wielen, die hem 3 kinderen schonk. Zie Kr a mm. vii0Oht (P. C. Di) en J. van Da.ales, beide te Maastricht, waren paters onder wier teiding gebouwd zijn tie Franciskaner Kerken te St. Truyen en Maastricht (1708). Zij verdienen een plaats onder de goeele bauwmeesters dezer eeuw. Zie Annales de ?Acad. de Belgique 1857 ; Kr amm. VROOM (WILLEM) bloeide in het laatst der 16e eeuw. In den Catal. van Ter "W e s t e n komt van hem voor een kapitaal stuk, zijnde de inhaling van den Graaf van Brede­rode, als Beer van Vianen, floor f 115 gekacht. VV aarschijulijk is ook van hem het gezigt op de stadt Fianen, hangende op de Bovenzaal ,van het Stadhais aldaar. Zie Kr am m. VRIJ (ABRAHAM DE), zie VRI (ABRAHAM DE). TRU (CONSTANTIJN DE), de dichter van Ji_ihannes in de Gevangemsse of de Martelaar voor de waarheyt Jan Kist, door de wet van Rotterdam zeer wredelijk mzshandeld over zijne eerste Dankzeggingen aan de Beeren Staten van Zee­'ant nopens het verbannen van Jacobus Koelman enz. Mid­delb. 1731. Zie v. d. As, N. B. A. C. Wb. D. III, bl. 327. VRIJ (DIRK DE), geboren te Gouda, was een verdienstelijk schilder, die in 1681 overleed. `Zie Vier wo ,er t. WRIJ (FREDERIK DE), gesproten uit een aanzienliik Amster­dansch geslacht, dat verscheidene regeringslede.n heeft opge., leverd, en waarpchiin4jk ,de z9on van Jan E g b e,r ts,,z o on do V rr. Zij waren beide, manuen van het terste aanzien in den burgerstaad. In 1612 ,was b j schepen en in 1620 butgennester giiner,4gel3oorteata4 ,en een ijverig voorstander Coebrarcemonetanten. .Zoo gal hij zich in 162044004 hij ad interim het ,sohoutazabt waft/nam, v,eel moeite ow de heimelijke bijeenkomsten der Remonstranten te verstoren. Nog cluidetijker .bleek zijn afkeer van de Remonstranten uit bet in 1621 door hem uitgegeven werkje Ilistorte of kori en waerachtigh verkael van den oorsprongh en voortgangh der kerkelijke beroarie in Holland. In de voorrede van .dit werk, 't Welk ook in het •ransch vertaald ward, gaf de T r ij te kennen: ,,dat het ge­schrift door een der geleerdste en verm aardste mannen van ons vaderland ontworpen en gesteld was, maar dat zelf op last van de Nationale Synode zeker geschrift daarnevens gevoegd had met een Aanhangzel, die hij voor de zijnen er­kende." Voorts or tmoet men in .de voorrede verscheidene zeer bards en scherpe uitdrukkingen en zware verwijten. noemde de Remonstranten: ,,Instrumenten des Satans, vijanden van Christus kerk, facticuse Arminianen, onrustige menschen, wilde baren der zee, hunne eigene schande opschuimende ;" en legde hun ten laste dat zij de getrouwe leeraars der gerefor­mecrde Christelijke Religie, de zaligmakende leer en de christelijke overheden met o.proerige propoosten, fenijnige brieven en lasterlijke sehriften, bij een ieder zochten Nerdagt gehad en afgrijselijk te maken ; dat zij zich verblijdden in den tegenspoed van Christus kerk en in 'bet geluk van de erfvijanden van de Religie en van 't vaderland. Tegen dit geschrift nam Uitenbogaerd de pen op en ,gaf in Sep­tember van hetzelfde jaar in het licht Vrije aanwijzing van d'onwaerheden, trouwlooze verdraegingen, calumnien en ,andre grove misslugen, bevonden in de genaenide Historie van Fre­derik de Vrij, Burgemeester der stadt Amsterdam, aengaende de kerkelijke beroerten van Hollandt gestelt by forme van de samenspraek tossehen denselven .de Yrij en des Aantwijser. De voorrede van dit geschrift was geteekend Nicolaas Bkni­facius. U i t en b o g a e r d onthield zich that's buiten 'glands. Zij, die op zijn verzoek het ,bestuur over bet ,drukken gehad hadden, zonden van Haarlem en Leiden, ,aan alle de leden, van den Magistraat te Amsterdam, aan die van de Admirali­telt en aan de Coramissarissen der weeskamers, waarin d e V rij toea zitting had, ieder een ezemplaar van ctit werk, opdat zij gelegenheid moon hebben am over ode waarheid der zaak te oordeelen. Nerscheidene Wetbouders werden door de lezing van dit en van andere soortgelijke gesehriften tot weer gematigde denkwjjze gebr/gt. Van .het werk van d e V r ij , verscheen in 1773 te Amsterdam bij N is k ol a as B ij l een 2e dr. en in 178.6 te Middeilturg een der4e. Min­der bekend is zijn Prateie sacra, dal is Heilige Meditatien over .de Deelen ,van de Christeltyke . ,Religie. Amst. 1644. Voietns :g(en) Alissingsch) ilreolika4.), J. 4. Br a h4 was deze Burgemeester ook de dichter der Anatomia, dat is ontlei dirge van den Geestelijken mensch in 40. gedrnkt bij J a n Evertz. Kloppenburg. Hij droeg dit werk aan zijne vrouw Neelken Wil­lems Booga ert en zijn beide dochters B eli t i en en G e'e rtru i, op. Ook heeft men van hem: De Catechismus ofte Fondamenten van de gheheele Ohriet. religie ghemaeckt door W. Perkinsius 1616. Deze vertaling van de V r ij , is opgenomen in de Theol. werken van Perkins Stuk II. Afd. 2. De Vr ij voegde hier bij Cort begrip van de Catechismus der gheref. kerken in Rederlant. Ars bene moriendi. Dal is : Wel-Stervens-Kunst. Amst. 1652, 12°. Frederik de Vrij had een zoon, Willem de Vrij,die in 1620 den eersten steen van de Westerkerk te Amsterdam leide Zia Brandt, list. de Ref. D. IV, bl. 846, 1847; Wage naa rAmsterd, D. IV, bl. 329; D. VII, bl. 443; D. XI, bl. 288; Kok; Kobus en de Riveeourt; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. M ulle r, Cat. v. Portr. D. I, p. 132,,p. 318. VRIJ (J. DE), liet in 80. drukken. Kleine Lusthof. Zie v. d. Aa, t. a. p. VRIJ (0. DE). Dr. W a a g e n vermeldt onder de Nederl. Bawl in het Koninklijk Museum te Berlijn van dezen mees­ter een zeestuk, op den voorgrond met twee oorlogschepen in voile zeilen enz. in het graauw. Zie Brain m. VRIJAART (REIN.). Onder dezen Pseudoniem gaf El. Luzac: Openhartige Brieven orn te dienen tot opheldering en regte kennis van de vaderlandsche historie ; en tejiens ter aanwijzing van de oorzaken van 's Lands vervallen en kwynenden Staat enz. z. drukpi. (Leiden) 1781-1784. 12 dn. 4°. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. D. III, bl. 261. VRIJBERGEN (MARINUs DE BOOT vAN), te Tholen in Zeeland geboren een man van grooten invloed in zijn tijd. Hij overleed in 1652. Zie de W itt, Brieven D. V, bl. 28; Schell ems, Staatk. Nederl. VBIJBERGEN (MARINU5 vAN), kleinzoon van den vorige, zoon van Boni fa c i u s van V r ij b e r g e n, lid van onderscheidene Generaliteits-Collegien, en Elizabeth van der Hae re Hij wend Itaad en Vroedsehap van Tholen, en van wegen Zeeland ge- Wonn lid an de vergadering der Staten-Gederaal. In 1702 werd hij met Willem Buys, nog bij het leven van W i 1 -1 e m III, als buitengewoon gezant naar Engeland gezonden, en begroette, na het overlijden van Bier. vorst, koningin An n a over de komst op den troon. Hij trachtte sedert de vorige verbonden met dit rijk te vernieuwen. Vervolgens bleef hij aldaar alleen en deed belangrijke diensten aan den Staat door zijne pogingen ter beveiliaing van de Zeevaart der Nederlanden, die toen zeer veel iced doOr de handelwijze der Engelscben. Elij huwde te Londen met Anna Gibson, bij wie hij eene dochter naliet, Elisabe th , gehuwd met T homas Kennedy, Luitenant-Kolonel van een Regiment Schotten. De Vry overleed te Londen in 1711. Zie Wagenaar, V. H. D. XVII, bl. 121, 279, 381; van Wijn,BO. Nalez. D. II, bl. 329; Seheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Riveconrt; Verwoert. VRIJBURG (NicoLAus) Regtsgeleerde en Vroedschap te Alkmaar, gaf in 1698 te Leiden in 8°. in het licht : Auri ica manus vietrix, sive Alcmaria triumphans. cum Gviljelmo Imperatore, eique sub legitimo titulo justam reg­norum possessionem patriaeque gloriosam gratulans Pace's et vovens auream, Pub!ice in aerie sacra majori declamata die XI Novembris 1697 a Nicolai Vrijburg J. C. Senatore Alc­mariano, Eaque Occasione paucis de imperantium jure dime­ritur. Adjuncti aunt ejusdem Mariae Augustae Pii Manes, recusi. Zie Ra bus, Boekz. v. Bar. Dec. 1698, bl. 451. VRIJBURGH (GERAERD VAN) (mogelijk een Pseudoniem), schreef Hollandsche zeep tegen de uytheemsche vlecken, daermede Petrus Bontemps, Waalsche pred. tot Hcaerlem door zijne schriften de Mennoniten heeft soecken te bekladden, vervat in drie din. 1 van de conferentie dwanck, II van de doop en III van het schenden der goddel. en menschel. majesteyten Amst. 1643, 8 °. Zie R og ge, geschrift, betreff. de Ned. Herv. Kerk M. 58. VRIJDAG (DANIEL), in 1765 te 's Hage gehoren, werd door het vroegtijdig afsterven zijner ouders als'weer opge­nomen in de stichting van R e n s w o u d e, waar hij onderwijs genoot in de wiskuDdige en andere wetenschappen en tevens van M. Schouwman in de teekenkunst. Vervolgens .legde Si tioh, onder a. Hull, be r t en P. W: van Mogen, verder op hot teekenen en graveren toe, waarin hij zich verder vijf ja . ren ling onder deli plaatsnijder R. Vinkeles oefende. Hij eopieerde o. a. met het graveerijzer de schoone prent van Viso eh e r, de Rotteman genoemd, de platen voor St olber es reiten, met V in k e 1 e s de twee keurige prenten, het vrijhcids en alliananticfeest met Frankrijk, op den Dam gevierd, naar teekeningen van Jaques K uy p e r , verder de prenten voor de Staatsomtoenteling in Frankrijk enz. Daar de tijdsomitan­digheden voor de kunst al meer en meer ongunstig warden, legde zich V r ij d a g op den kunsthandel toe, en overleed te Amsterdam 12 Januarij 1812, eene weduwe (C. G. E b ell) nalatende. Zie Im merzeel, Ko bus en de Rivecourt. VRIJE (ADREAAN GERRITSZ. DE), e' en bekwaam glasschil. der, leerling van de gebroeders Crabeth te Gouda. Hij tad sneer bekwaamheid in het kleuren en bakken dan in het tee­kenen. Daarorn list hij de beelden en het glas in de St. Jane kerk te Gouda, de Spaansche Tyrannye voorstellende, door Joachim van U t e w a a 1 teekenen. Hij teekende ook wapens, en bragt het. Merin seer verre. Zije werk is na dat van de gebroeders C ra be th en van Di ri van ,Z ij 1 niet het minste. Zia Kra mm, Lev. d. Schad.; Dez. Goudsche glazes, bl. 40. VRIJE (DIRK DE), glasschilder te 6ouda, leerling van Wouter Crabeth en van een ander meester te Utredhf, reisde meermalen naar Fraukrijk. Hij zette zich vervolgens in zijn geboortestad neder, werd aldaar Vroedschap en Bur­gemeester. Hij stierf in 1681. Zie Walvis, Beschrifv. d. stad Gouda, bl. 857; Descamps, Nagler, Fior ell o; Kramm. VRIJER (A.), leeraar der Doopsgezinden te Barninger­horn en Colhorn,, was dichter, wiens verzen voorkomsen o. a. voor den Naaml. van Noordbeek en Mauriki. Zie v. d. A a, t. a. p. VREIJER (A) was waarschijnlijk dezeTfde. trij Vertaakte. Historic van Prins Eugenius van Savoyen. 3 d. m. ph Amst. 1Ig7, 8°. Historic van den liertog van Marlborough, 4 d. p1. Amid: MI, 8°. Zia AvrAtiai Wirt, W. 062. VALIER (AnsaAm), een voornaam.beekiluifu wer en ecn der Hoofdmannen der Beeldhouwer-Gebroederscibap te. 's Hage. bloeide in 'het laatst der 17e eeuw. Zie K r am m. VRIJER (CoRNEus FEEEK8), geboren te Medemblik, was de eerste schipper in deze landen die voor die van Enkbuizen naar Angola voer. Hij was tijdgenoot van Barent Everts z. van En k h u i z en, de eerste schipper, die in 1593, met een schip van 40 last, genaamd de Maagd van Enkhuizeta, voorzien met 8 gotelingen, 6 steenstukken en 25 man naar Guinea zellde. Deze reis werd binnen den tijd van 9 maanden gelukkig volvoerd. In Maart 1594 kwam hij weder te huis, medebrengende een deel gouds, 8 of 9 lasten grein en omtrent 7 of 800 ponden Olyfantstanden. Later is hij we­der naar Guinea gereisd en eens van daar in West-Indio, medebrengende 10,200 huiden. Op zijn eerste heenreis zag hij in 82 weken geen veil. Zie E. van der Hoe f, Beschrifv. van Enkhuizen bl. 195. VRIJER (JAN DE). Onder diens naam gaf J a c. van R ij ndorp, Directeur der Leydsche en Haagsche Schouwburgen in het licht : Bet oude Koffijhuis of de Raegsehe Mercuur gehekelt, door Porquin, luvenalis en Mercurive, klsp. Amst. 1712. Zie Cat. v. Nederl. Letterk. D. I, bl. 217. VRIJHOFF (HusEaTus GR4GoRius VAN) werd den 16 De­cember 1704 te Amsterdam geboren. Zijn vader was J a n V rijhoff , voarnaam koopman aldaar en zijne moeder J o­h an n* Catbarin a G ij zelin g. Hij vergezelde, twintig jaren oud, Philip d'Or ville op zijn reis door Fran krijk, Italie en legde zich, na zijne terugkomst, toe op de regten en verwierf daarin het meesterschap, na het verdedigen eener Dissertatio Phil. Jur. ad 1. b. § 5 de devisione rerum et qual?tate 1. 16 § 8. D. de poenis et 1. 236 de verb. 8ignif. Op voorsptaak van d' Orville werd hij I. IT. Prof. ord. te Hatderwiik en aanvaardde dien post den 19 -flen Junij 1737 met eene or. de aeguiesima iuri8 antiqui permutatione. In 1738 Rect. Magnif. legde hij die waardigheid de 16 Junij 1739 seder wet eene or. de erirniue eoruni, ;qui crimine vacant. Den 4den Oca. 1743 tot denzelfden post te, Amster­ dam beroepen, aanvaardde hi dien met eene or. qua ostendi- 31* interioreva jurist Bomani notitiarn .Toro variaturis m-ain° ease neeessariarn. Amst. 1744, 4°. H ij bekleedde dien post tot de 15 April 1754, toen hij your de ziekelijke zwaarmoedigheid bezweek, die van liever­lede zijn ligchaam had uitgeput. Hij werd slechts 49 jaren en eenige maanden oud, en gaf als rechtsgeleerd Observationes 'twit Civilis, Amst. 1747 8°. in het licht. Meer bekend is hij als dichter. In 1725 gaf hij te Lei-den een kluchtspel getiteld : de gewaende dronkaert door liefde, gedr. voor tie liefhebbera. Ook verscheen in dat jaar aldaar een verzameling zijner gedichten, die hij echter nader­hand onderdrukt en voor billioen verklaard heeft. Philip Z w e e r t s heeft er echter eenige van in de uitgave van Vr ij h offs Gedichien 1735, opgenomen. Als dichter heeft hij niet uitgemunt. Zia Saxe, Onom. T. VI, p. 525; Ph. Z weerts, Voorr. voor de Gediehten van V.; de Vries, Gesch. d. Ned. Bichtk. D. III, bl. 138;Siegenbeek, Bekn. gesch. d. Ned. Letterk. b1• 250; Wits e Geijs beak D. VI, b1.429; P. d. Orville, Poem.111,267, S ant enii Del, poet. Fasc V, van Lennep, Mem. p. 192, 249; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. D. II, bl. 143; Boekz. 1754, I, 474; J. lb­deman, Bijdr. tot de Gesch. d. 2licad. v. Harderwijk in L. G. V i s­schers Hist. Tijds. I, 60; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Cat. d. Alaats. v. Ned. Letterk. VILIJMOET (J.), een landschapschilder, die in het laatst der 18e eeuw bloeide. Zijne schilderijen zijn fiksch behan­deld en goed van kleur. Zie Immerzeel. VUCHT of VUGT (JAN vAN), een weinig bekend kunst.. schilder in 1598 in Holland geboren. P. Nolpe graveerde naar hem het Inwendige eener groote gevangenis, waarin de bevrijding van P e t r u s door een engel. Hij schilderde vooral kerken. Voor een groote kerk van zijn penseel be taalde men, volgens Ter West en, f 21. Zie Kr am m. VUCMAY (P.), kunstschilder, bloeide in het laatst der 17e eeuw en schilderde portretten in den trant van M a a s. Zie Kram M. VUCT (BERTHOLD VAN ma), een kanstschilder, die bij de bruiloftsfeesten van Karel de n Stoute in 1468 te Brugge voor 8 sole per dag werkzaam was. Zie Le Comte de La borde, Lea Duos de Bourgogne. T (Beg.) ; S ram m. VULCANIUS (BONAVENTURA) of S m e t werd den 80sten Junij 1538 te Brugge geboren. Hij was de zoon van Pe. tr u s Vulcaniu s , Pensionaris van die stad, die bij Er a 9 .-m u s wegens zijn geleerdheid in hooge achting stond. 114 studeerde deels te Gent onder Jo h a n n e s 01 i va r deels te Leuven, onder Pe t r u s N a n n i u s, en maakte zulke vorderingen dat hij in 1559, toen hij 21 jaren oud was, werd gekozen om den kardinaal Frans de Mendoza, bisschop van Burgos, tot secretaris te verstrekken. Zijn vader, die toen nog onzeker was of hij hem in de rechtsgeleerd­ heig of de geneeskuncle zou laten studeren, liet hem die be trekking aanvaarden welke hem gelegenheid gaf Spanje te zien en het Spaanseh te leeren. De prelaat gelastte hem eenige Grieksche kerkvaders in het Latijn over te zetten. Na den dood van den kardinaal in December 1566 kwam hij in dienst van diens broeder Ferdinand de Mendo za, aartsdiaken van Toledo, na wiens dood, zijn vader, die ge­vaarlijk ziek was, hem terugriep. Toen hij, na een afwezig­heid van elf jaren, in 1570 terugkwam, vond hij zijn vader door.' en de zaken van Staat in de grootste wanorde. Hij begaf zich naar Keulen, waar hij in Thomas Reding er een beschermer vond. Na een kort verblijf dwongen hem de onlusten, die er in heerschten, ook deze stad te verlaten en naar Bazel te gaan, waar hij eenige Grieksche schrijvers vertolkte gelijk hij ook te Geneve deed. Van daar te Bazel weergekeerd, vernam bij er den dood zijner moeder. Deze tijding deed hem besluiten naar zijn vaderland, waar het nu iets rustiger was, weder te keeren. Hij woonde eerst eenigen tijd te Ant­werpen, waar hij de eerste rector der Latijnsche school werd. In 1578 werd hij tot Hoogleeraar in de Grieksche taal te Leiden benoemd, doch hij aanvaarde dit ambt eerst drie ja­ ren . later. Kort daarna werd hij ook Secretaris van den Aka­ demischen Senaat, met een vaste jaarwedde. Zijn onderwijs was voortreffelijk en door de uitgave van vele geleerde werken verhoogde hij te gelijk met eigen roem den luister der Aka­ demie. Curatoren erkenden zulks door hunne geschenken en het vereerend besluit, in den aanvang van 1607, toen hij 25 jaar zijn dienst als hoogleeraar vervuld had. Seri v e r i u a schreef: ii Vulcanius utriusque linguae et historiarum in pau­ cis peritus", gelijke lof werd hem door S ca l i g e r, G r o t i u s H nsius en Sa l masius gegeven. Hij beoefende ook de Latijnsche en Grieksche poezy en overleed in den aanvang van slachtmaend 1614. Petrus Cunaeus hield eene lijkrede op hem, waarom aids • van '5 main godsdienstige gezindlteid vourkomt. Dit verwekte doch Cunaeus verdedigde zich daarbmtrent in een brief aan een zijner vrienden. Hij kon daarover niets fo 't midden brengen zonder liegen. Men zegt dat Vil I d a­ nius its toorn ontvlamde, wanneer iemand hem -vermaande zich voor den dood te bereiden, en dal; hij nooit over gods-dienst sprak. In de Scaligerana leest -men, n V ulcanius est de la Re­ligion des dez et des cartes. Il ne scait de qu6lle Reli­gion it eat." Zijn portret vindt men in de Alma Acad. bij Meursius en gesohilderd op de Akad. Bibliotheek te Leiden. Hij gaf in het licht : Ariani sle expeditione Aleocandri Magni historiarum libri octo : Graece et Latine (Genevae) 1576, 8°. Cum notis per Jac. Gronovium, L B. 1704. Isidori Hispalensis, Episcopl, Originum libri viginti ex an­tiquitate erects et variis lectionibus atque scholiis illugtrati a Vidcanio. !?abri Planciadis et Fulgentii Virgilei expositio Sermonuvn ant7quorum cum testimoniie Veterurn Grammatico­rum de proprsetate et diferentiis Latini Sermonis libelli Martiani Capellae libri XX, quorum 1 e 2 de Nuptiis Philologiae et Mercuril 3. de arte grammatica 4. de Dialectica 5. de Rethorica 6. de Geometria 7. de Arithmetica 8. de Astro­nomia 9. de Musica. Cum annotationibus B. V. Basileae 1577 in fol. Callimachi Hymni, Epigrammata et Fragmenta, nee not Moschi et Bionic Idillia, Graece et Latine ex interpretatione et cum anotationibus B. Vulcanii. Anti 1534. De Lat. vert. van V u 1 c. is in dichtmaat. G r a e v i u s heeft zijn aanteeke­ningen op Callimachus opgenomen in de uitgaaf die hij van Bien dichter gaf te Utrecht 1697, V. Constantini Porphyrogennetae de Thematibus liber sive de alg.minibus Militaribus per imperium Orientale distributis, Graece, cum versions Latina subjuncta et notis .13. V. L. B. 1510. Vulcanius beloofde het tweede deel van Constantinue (de Thematibus Irnperii occidentals) uittegeven. Hij heeft aan deze belofte niet voldaan. Frederik Morel heeft dit deel met zijne overzetting in het Licht gegeven Paris. 1609 8°., en •Meursius beide boeken met de vertalingeu in zijne uitgaaf der werken van • Constantinus. L. B. 1617, 8°. Aristoteles de Mundo Graece cum duplici interpretatione Latina, priore gulden L. Apuleji altera vero •Guilielnii Buo doei curry scholiis B. V. tarn in Aristotelem quans in utrum­que ejus interpretem, 41ccessit seorsim Gregorli Cgprii Encomium Marie Graeciae, et .Pauli Silentsarie Jambica„ L. B. 1591 in 8°. 4gesthias Selsoliastici de loperio et rebus wait Itsperatfris Justiniani librs P, ear interpretatione B. P. cum ejosdens .Nigis Coranida 4igrammatunt AgaShiae Metapkrasi donatesa Joseph° AScaligero et Jano Dousa L. J3. 1594, 4°. V n leanius gaf eerst den Grieksche tekst, later de over­zetting in Graece et Latine, ex °jut; versione. Paris. 1660 in fol. Nili Archiepiscopi Thessalonicensis de Papatu Papae Ro­ mani libri duo et de igne Purgatorio liber singularis, Graece et Latine B. V. interprete L. B. 1595, 8°. Curt notis Salmasii. Hannoviae 1608, L. I. 1645, 8°. Theophylacti Simocatae Quaestiones Physicae et Epistolae. Bern Cassii Jutrosophistae quaestiones Medicae, Graece L. B. 1596. Journandes Episcopus Ravennas de Getarum 8i116 Gotho­rum origtne et rebus gestic. Isadori Chronieon Gothorum, Vandelorum, Suevorurn et Pirsigothorum. Procopii frau­mentuns de priscis sedibus et migiationibus Gothorun, Graece et Latine. Accessit et Journandes de Regnorum et Tempo-rum successione, Omnia ex recognitione et cam nods B. V. L. B. 1597, 8°. 1607, 8 0. De litteris et lingua Getarum, sive Gothorum, Item de no-tis Longobardicis, Quibus accesserunt spe ,,imina variarurn lin­guaruna Editore. B. V. 1597, 8°. Apulejus ex editione Petri Colvii, recensitus a B. V. L. B. 1597, 12°. Paris, 1601, 8°. Thesauri utriusque linguae, hoc est, Philoxeni aliorumque ve4erum glossaria Latino — Graeca et Graeco — Latina. ,Isidori Glossae Latinate veteris Grammatici Latine et Graece, qui de proprietate et diferentiis vocubulorum scripserunt, omnia cum nods. L. B. 1600, fol. S. Cyrilli zilexandrint adversus Anthropornorphistas et de Incarnatione libri duo. Graece et Latine. B. F. inter•• prete cum nods L. B. 1605, 8°. Deze vertaling is ook in de editie S. Cyrilli van Jean A u b e r t. Paris 1638 in fol. Poemata et Effigies trium fra4rum Belgarwn, Nicolai Grudii, Hadriani Marii, Joannis Secundi Nicol. etc. Johannis Secundi Reginae Picuniae Regiam accessit Lusschi 4ntofiii, Vicentini, Dom us Pudicitiae et Dominici Lampsonii . Brugaseis, Typal$ vitae hurnanae L. B. 1612, in 8°. S. Cyrilli Alexandrini Thesaurus de sancta et consubstan­tioli .cuss versione B. P. De vertaling is opge-nomen in de uitg. van Jean A u b e r t. Vol. V, P. I. Cornelii .Goud. Defensio gloriae Bataviae. Cornelii Aurelii Elucidarium variaruin questionum super Batavina regione. Aurelii de situ et laudibus Bataviae, ap. Raphel, 1586 met een Lat. gedicht van V ulca n i u s. Sommige schrijven hem ook de Historic tutnultuorum Beb­gicorum toe doch zie Voigt Cat. libr. rar. en F rij t a g Anal. lit. Zie P. Cunaei Oral. in obitum B. Vulcanii, achter de Epist. P. C. Huet, de ckris interpretibus; M. Adami Vitae Phil. Germ.. F r e-heri Theatr. vir. doct. ' p. 1509; Val. Andreas, Bibl. Belg.;Foppens, Bibl. Belg. T. I, p. 142, 143, SWeertii 4th. Belg. p.160 ; Seriverius in Tabulario Antiq. Bat. p. 120; Scalig. Secuncl. v. Vulcanius; Alma Acad. Lud. p. 183 ; Meursii Alhen. J3atay. p•103; Tob. Magyrus Epon. I. V. Vulc.; Pope Blount, Cens. . 860, C r en i i Animadv. Plalol, P. IV, p. 131-138, P. XI, p. 17, -19, 34, 35, 215; Krantz, ad Conr. Saec. XV11, C. A. p. 227, Freij­t a g, Anal. liter. p. 1071; Catal. Bibl. Bonay. T. I, V. II, p. 1685;Saxe, Onom. T. III, p. 493; Te Water, No-. de rebus Acad. p..129,130; Hoeufft, Para. Lat. Belg. p. 58; Peerlkamp, de Poet. Lat. Need. p. 239 ; Dons a, Poem. (1609) p. 206, 254, 580, gedich­ten van Vulc. aan Dousa p. 624; P. Cuuaei, Epist. p. 93,111, 123 ; Syll. Epist. Burmanni ; Scioppins de Arte Grit. p.438; Cat. Acad. L. A. (Reg.); Lettre sur B. V. in Biblioth. Beige IV, 395; U h i 1 i n i Teatro d'Husomini Litterati T. II, p. 48;Baillet, Jugemens T. II, p. 286 n.448 p. 418 n. 904; Bayle,Dict. T. IV, Voce B a n i e r, Continuation des Melanges de Vigneul-Marville (Bonay. d'Argonne) ; Diction. des Anonymes; C o up 6, Soirees Liter T. XV, p. 212 ; Niceron, Mena. T. XXXIV, Biogr, Univ.•Biogr. gener. mod. ; Baur, Ilwb. Jöcher; Siegenbeek, L. H. D. I, bl. 32, 33, 61, 213; D. II, bl. 5, 12, 59, 60; Ber. v. h. Hist. Genoots. 1„2 St. bl. SO; Kok, Verwoert; Ko bus en de R i ve court; Muller. Cal. v. Portr. Schote 1, Leids. Hooges.-Kerk. Dordr. D. I, bl. 218 ; W a 1 vi s , Beschrifv. van Gouda bl. 236,237; J. Banga, Gesch. d. Geneesk. bl. 10. • VULDER (ALBERTUS DE) werd in 1736 predikant te Ne­derhemert, in 1742 te Babylonienbroek en Hil, in 1763 te Steenbergen. Hij gaf in het licht Onzijdige en zedige aanmerkingen over Daltheens Psalmbe­rijmingen.-Rott. 1763, 4°. Leerrede uit 1 Kor. III: 5-15 ter verjaring van Prins Willem V. Rott. 1761, 4 0. Leerrede bij de aanvaardzng van het Erfstadhouderschap van Prins Willem V. Dordr. 1764. Zie Glasius, Godget. Ned.; Arrenberg, Armand.; de Jonghe,Naaml. der pred. in Gelderl. bl. 445; K e ppel, Naamr. v. predik. bl. 170; Brans, Kerk. Beg. bl. 112; v. Maurik, Ncsamr. VULDER (JOHAN GERIIARD), dichter in het laatst der der 17e en begin der 18e eeuw, van wien eenige gelegen­heidsverzen voorkomen. Zie v. d. As, N. B. A. C. Wb. VUNDAM (J.). Arren berg vermeld hem als de schrij­ver van Joodsche Talmud 5 stukjes. Amst. 8°. zio Naaml. bl. 563. VUUREN (C. VAN) gaf een Molenbeek in fol. in het licht• Zia Abcoude, Naamr. bl. 230. VIJGH (JAN FREDERIK) gaf in 1645 een klacht van Jaap Rontvoet in het licht, Zie Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb. D. IV, bl. 480. VIJVER (C. VAN DE), tooneelschrijver in den aanvang dezer eeuw. Hij gaf in het licht: Het 8prakeloos rneisje van Sines, trap. n. h. Fr. van Fran­cois. Amst. 1806. Emma en Theodoor of de Huwelijks-trouw, trsp. Ald. 1809. De Uytgewekene in Zwitserland, trsp. getr. uit Julien en zijne Famille van Lafontaine en in Zedel. Schouwtoon. D. XVI Eliza van ralberg, trsp. n. h. HO. van Ifland. De jeugd vin HendrR den rigiden, blap. n. h. Fr. van Duval (met M. C. Engelman en Thalia en Melpomeni D. I. De Ligtgeraakte, blsp. n. Fr. van L. B. Picard. Ald. Een spel van het Lot of de Marionetten n. h. Fr. van Pi-card. Ald. D. II. Liefde en Rede, blsp. n. h. Fr. van Figeand Le Brun (met M. G. Engelman.) Ald. .De Broeders op den toets n. h. Fr. van Pelletier Poi­vneranges. Ald. III. Twee dochters voor Eene, blsp. n. h. Fr. van Dejaure en Aduct. Ald. V. . De Wildzang of het gedwongen Huwelijk, blsp. n. h. Pr. van M. Caignies. Ald. De Twee Vrij-Metsdaars, trsp. n. h. Er. van Pelletier Volmeranges. Ald. Twee woorden of een nacht in het bosch, blsp. naar het Fr. stuk van Marssollier (met M. G. Engelma n). Amst. 1806. Shakespear minnaar, blap. n. h. Fr. van M. Duval. Amst. 1810. De tooneelkritiek of de Recensenten ontmaskerd. Amst, 1815. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. D. 1, 6 fl 211, II, bl. 132,135; III, bl. 162, 172, 176, 465. VARICX (11ENDixic vol), Heel' vau ^ Merzart (ma beer­lijkheid in Waalsch Brabant, in 1693 tot eens baronie ver,. heven), zoon van Gosew ij n van Varick IX, in 1574 markgraaf van Antwerpen, die bij de plundering dier stad omkwam. Bij de herstelling der rust in de zuidelijke gewes­ten, werd hij lid van den Raad van Oorlog des Konings Hij teekende in 1577 de Unie van Brussel. Zie over hem in zijn geslacht : Nob. des .Pays-Bas, suppl. VI, p.104; Butk ens, Suppl. 1'. IL p. 187; Ts Wate r, Verb. d. k4elen D. III, bl. 556; J. C. de Jonge, Unie van Brussel bl. 83. VARICK (JoHAN VAN), afstammeling nit het geslacht van dien naam, uit Gelderland oorspronkelijk, waarvan zich een tak in Brabant en eldere heeft uitgebreid. IN was de zoon van Goosen van Varick en Clara van den Cruice, broeder van Cornelis van Varick, heer van Waaijenrade, Goosen van Varick, Drost van Buren en Philips van Varick. Hij Dam deel aan het Verbond der Edelen, en huwde M a­ria dochter van Joost van Erp en Margriet van Galen. Zie De We ter, t. a. p. VEER (Ma. JOHAN DE), heer in Cantsoog, zoon van Mr. Albert of Eld ert dee Veer, raad en Pensionaris van Amsterdam en Sy w one t ta Schack, werd den 1 Febr. 1640 te Amsterdam geboren, en was raad ordinaris in den . Band en Leeniiove van Brabant (2 Dec. 1666) en Secretaris van de Generaliteits-Reken-Kamer) 24 Nov. 1667. Hij huwde den 16den Febr. 1666 te 's Hage Anna Maria, dochter van Pieter Graswinckel en Maria Godin, geb. Aug. 1646. liij overleed den 1 April 1717 te 's Hage, zij aldaar den 88ten Maart 1725. Men heeft van hem in ms. Register van ons geslaght. ZieJonkr.Coenen van 'sGravlesloot, Generalogie de -Veer in Heraldieke Bibllotkeek 1874, vele belangrijke bljzonderheden vooralover Albert of Elbert de V eer beheizende. VELDE (WILLEM VAN DEB), geb. te. Amsterdam 5 Sept. 1751, ontslapen den 298ten Julij 1827 te Delfshaven, gaf ale boekhouder op zijrk kantoor de bewijaen van nauwgezet­heid en trouw in bet vervullen van zijn beroep. De weinige siren waarover hij kon beschikken werlen door hem_ aan de beoefening der Poezy gewijd. In de bundels van het dick,* genootschap )Hierna volmaakter" behooren verscheidene zij-ner stukken op verre ua Met tot de Waste, no ha -vernal; van zijne eerste gade, vond hij sedert het jaar 1788 in sob. Elizabeth He lmcke eene voortreffelijke gezellin, die in de liefde tot de godsdienst en poezy naauw met hem was vereenigd. Toen hij met andere zijner kunstgenoten voor den grooten bundel der Doopsgezinden werdt uitgenoodigd, toonde hij zich tot medewerking bereid. Uit dit gezangboek werden er ook eenige van hem en zijne gade in den nienwen Haarlemschen Bundel (1851) overgenomen. Hij gaf No. 7, 147, 174, 175 in den Bundel der Evang. Gezangen. Dat de vertaling van N°. 55 door Lotze ingebracht, van de hand van hem of zijne echtgenote zijn zou, is wel be weerd, maar is niet, zoo als dit van de andere blijkt, nit de aanteekenin­gen bij de familie te bespeuren. Zie Dr. B e n n i n k Jansonius, Geschiedenis van hot Kerkge­zang bij de Here. Gem. in Nederland, Deel II, fol. 291. VERHEE (W0UTEB). De beroemde v o n Uffenbach kocht in 1711 van een Amsterdamsch boekhandelaar een handschrift met het jaartal 1609 op het voorbord in langw. form. 252 bl. led. band. Dit hands. behelst Tafelspelen, Refe­reynen, waarvan een in 't sot tot Loy' der tandeloosen sot­heyt (bl. 07), door Wouter V e r h e e -onderteekend, voorts Nieuwe en Niauwejaer liedekens, een amoreus beginnende : Lief utvercoren, Lief triumphant in 1588, blijkens den eersten regel, vervaardigd, een tafellyetge, beginnende : Nu last ons allegaer danckende zijn (bl. 195), een nieuw lie­deken van de enckhuyser mysiens, vois Coridon ontstecken enz. (bl. 209), Jonghe Dochters clacht, Liedt op de voyse: Engeleche fortuyn (A. 221). enz. enz. Het berust op de stedel. bibliotheek te Hamburg. .- VETH (JOHANNES GERARDII8), geboren te Amsterdam 1 April 1857, gestorven te Leiden 8 Maart 1876, was in weer­wil van zijn jeugdigen leeftijd en van zijne gedurende de laatste vijf jaren zijne levens kwijnende gezondhe.d, een niet onverdienstelijk beoefenaar der aardrijkskunde. Onder de vele kaarten door hem geteekend en samengesteld verdienen de volgende, als in het licht verschenen, vermelding. Java in zijne natuurlOke gesteldheid. Deze kaart is opgenomen in het eerste deel van het werk sijus vaders, Prof. P. J. V e th , getiteld •ava, geographisch, ethnologisch, historisch, Haarlem 1875." Ook de later nit te geven kaarten in het tweede en derde deel van dat werk sijn door den jeugdigen teekenaar gedeeltelijk in gereedheid gebracht: Rawl vie% Monzoo/if en Mandijoorye l ter opheldering der - reizen van Fritsche, Prshevalski, Ney Elias en anderen. Doze kaart is opgenomen in het eerste deel van bet ,Tijd­schrift van het Aardrijksktmdig Genootechap," afl. 4 (Amster­dam, 1875). Van hare samenstelling is rekenschap gegeven in het door. Dr. C. M. K an daarbij geschreven artikel, "de jongste reizen in On door Mongolie, Ald. bl. 164. Het Eiland Flores. Deze kaart - is geplaatst in hetzelfde nommer van genoemd tijdschrift, ter opheldering der daarin opgeuomen : uGeogra­phische aanteekeningen betrekkelijk het eiland Flores" door Prof.. P. J. V e t h. Zie over de samenstelling ald. bl. 180. .Kaart van de afdeeling Boemi Aboeng (Lampongsch districten). Deze kaart is opgenomen in het tweede deel van het "Tijdschrift van he Aardrijksk. Gen." en door den jeugdi... gen teekenaar overgenomen uit eene algemeene kaart der Lampongsche districten, op het bureau van den resident sa­mengesteld door den hoer Vitzthum von. Eckstiidt, en ingericht tot opheldering van een daarbij door Prof. P. J. V e t h geschreven opstel fide Orang Aboeng, een Lampongsche volksstam." Deze talentvolle te vroeg ontslapene jongeling beoefende ook de botanic en heeft op de verschillende reizen, die hij in het belang zijner gezondheid heeft gedaan, steeds planten verzameld en gedroogd en een goed geordend herbarium na­gelaten. Zijn broeder, C o rn elis Johannes, die hem den 10den Maart 1870 in den dood is voorgegaan, toen hij den ouder­dom van 15 jaren nog niet bereikt had, heeft zich echter ook reeds op soortgelijke wijze onderseheiden in de uNa­tuurkundige kaart van Insulinde" samengesteld, opgenomen in het eerste deel der door Prof. V e t h uitgegeven vertaling van Wallace's Malay Archipelago, onder den titel 'Insu­linde, het land van den Orang-Oetan en den paradijsvogel" Amsterdam 1870. Zie daarover de voorrede van den verta­ler, bl. XIII, Part. Berigt. VOIGT (JoilANNEs), geboren te Nijmegen den 26 4anuarij 1784, trail in 1198 en dus met zijn d.ertiende jaar als soldaat in dienst bij de 4e halve brigade, later 11e bat. Infanterie. In 1805 werd hij < overgeplaatst bij de garde van den Raad­pensionaris, later garde des konings van Holland, bij welk korps hij als sergeant en bij het korps adelborsten hij in 1807 als luitenant-sergeant diende. Bij de reductie van de garde werd hij op pensioen gesteld, doch op den 27 Januarij 1812 in Fransche dienst opgeroepen als 2e Luitenant bij de garde soldee van Rotterdam. Bij dit korps werd hij den 10den Augustus 1813 tot lsten Luitenant benoemd. Bij de ont­binding op 20 November 1813 ging hij over in Nederland­schen dienst, en werd hij op 22 December daaraanvolgenien aangesteld als kapitein en adjudant bij het le bataillon Infanterie van linie. Op 10 Augustus 1829 werd hij als Majoor a la suite bij de 3e en op 7 Julij 1840 als Lui­tenant-kolonel bij • de 3e afdeeling Infanterie geplaatst. Op 22 Maart 1841 benoemde Z. M. de Koning hem tot kom­mandant der vesting 's Hertogenbosch en eindelijk werd hij op 3 November 1843 tot den rang van Luitenant-Kolonel verheven. In 1799 maakte hij den veldtogt in Noord-Hol­land mede, in 1806 in Pruisen, in 1813 en 1814 in de Nederlanden en in 1831 den tiendaagschen veldtogt in Belgie. Te dier gelegenheid werd hij op 31 Augustus benoemd tot Ridder del Militaire Willemsorde, terwijl Z. M. hem op 15 September 1848 verhief tot Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Als Kommandant der vesting 'a Her wist hij zich door zijue gematigdheid, ordelie­vendheid, de algemeene achting der burgerij te verwerven, zoodanig dat Coen Z. M. de Koning goedvond hem 17 Oc­tober 1851 op pensioen te stellen en de stadsregering en zijne talrijke vrienden met leedwezen vervuld waren. Zie Handelsblad, 13 December 1851. AANWIaZING DER PER SONEN IN PIT DEEL VERMELD. Blz. Vaal tracobus de). Vaavdra or (Cornelis). Valet (A. van der). {Jan of Hans van der). Vadder (Lodewijk de). . Vaelbeke (Lodewijk de) Vaeuius (Otto), zie Veen (Otto van). Vaernewijck (Marcus van). Vaillant (Andreas of An- dries) ••.....•.•.• Vaillant (Bernard). . . (Mr. C. E.) • • — (Francois le) . --- (Jan Olphert) — – (Jaques of Jacob). (Walderant) • Val (M.) -- (Robert du). Zie Du: val (Robert). Valck (A.) ... -- (Gerard) • • . . --of Valk (H. of H. 1 Vaicke (Jacob) . • Valckenaer (Hendrik van). (Isaac). (1a n) • ..14 ---- (Lodewijk (mss- 2 par)..•• • •.16 Valckenier (Adman) • • 18 ----- (Dr. Gilte-0. 19 ----- (Gilles Jansz). 20 ...¦¦••• ----- (Jan Gillesz.). (Johannes) . 5 (Mr. Pieter). 21 6 Valckenburgh (Adr. van), zie Falcoburgius. -------- (Mr. Cor-nelis van).22 9 Valcoogh (DirkAd riaansz.) . 23 10 Valdes, Valdes, Baldes (Franciscus) . • • • . Valentijn (Abraham) • 24 • • ---- (Francois) . — Valens (Petrus) of Sterck • 27 Valera (Cyprianus de) . 29 J.) • • • •. • •. • 11 Valerius (Adrianus), of — of de Valck (Pieter). •¦•••¦¦. ••¦••¦•¦¦ .11¦¦•¦••¦•• (Simon de) . • • Adriaan Wouters • • 28 ---- (Cornelius) 29 Valk (Evert) .31 =NW am. (G.) • • •.•.• • Blz. Blz. Valk (Hans). . . . . 81 Van der Meer (Johannes). ar--- (Jacobus van der). 32 Zie Vermeer (Johannes). — (Jan Kornelis) . . Van Loo (Johannes) ..37 (Pieter). Zie Valck Varick (Hendrik van). . 489 (Pieter. - (Johan van) . . (Pieter).• . Varelen (Jacobus Elias (Simon) . . . van) ..... . . • •.•.•.• 33 Varenhout (Hermanus) . 88 Valkenburg (Adriaan van). Varenius (Jacobus) . . (Dirk) • • • Varkevisser (Dirk Auto- -(Dan ker Lo-nie). . • • • • • — dewijk Marie) . . . Vast (Hermannus). . . 40 • •.. Vastaerds (Joost) • •.•. ¦¦•••••1 Valkenburgh (Mr. Corne-Vatebender (G. C. C.) . lis van) . . • • • Vater (Frederik) . -------- (Gerard). . 34 Vavolius (Hugo). Zie --------(Johann. van). Favolius (Hugo). Valkendae I h Zijl (Pe-Vay (Nathanael) . . trus)..• •.•.• • Vechel (Leonardus van) , 41 Valkert (Warnaar van Vechelius (J.) . • . . den)..• • • • Vechoven (Jacob) . 1111•11* . . • •.•.• 35 --- (Johannes van). 42 Va Ilan (Jacobus) . ¦•¦••• Vecht (Coenraad van der). 43 Valle (Balduinus), Valen-Hermansz. (Johan sis of de Vaulx). over de) . . . . -- (Johannes) . Vechtersen. (.• • • Vallenaer (Michiel) Veal (Jacob la). Zie La-Vallendjjk (.). . vecci (Jacob). Vallick (Jacob) . . . . Vedelius (Nicolaas). • . Vallensis (Johannes) . . -86 Veeckens (Lambertus Z - (Joannes), of gers) . . . . Del Vaux. . . . Veegens (D.) . . . . -46 (Lambertus), of -- (Dirk Jacob). • a Valle . . . . • Veelwaard (Daniel) ..47 . ---- (Dr. Theodorus). Veen of vanVeen(Adriann). Valois (Jean Chretien) (Alypitia van) • . 48 ,•¦••¦¦11 11••••• — (-- Francois. (Apollonia van). Valter (Willem). . . . — (Cornelia van) . • . Van der Brach (Nicolaas). (Mr. Cornelis van). Zie Brach (Nicolaan (Egbert) • . • • -1•11.1. van der). (Cornelis van) . . Van der Hem (Caret). Zie -(Albert Jan Wan Hem (Carel van der), der)..10 • -•i• • 99 Van der Meer (Jacobus). — (A. van der). Zie Zie Meer (Jacobus van Veen (Apolonia van). der). .• (Gerard -vat der) Blz.. 131z. Veen (Gijsbert van) . • Vegelin van Claerbergen (Izaak van) . • ,(Frederik)....• • 64 .1.¦••11 .1¦1•11,11M (Jacob van) . . . van)• 50 (Hesse') (Jan van). Zie Veer •••••••¦¦•111.¦1•1•¦ .¦ 80¦11••¦••) (J. de). •. 63 •¦•••••••.r•¦¦• (Jan, van der). • . • • (Mr. Jan van der). 51 (Johan). • •4• ; • (Jan Baptist van ••=lis O¦111.016 der). Zie Veen J. A. (Philip Frederik) • • van der). emir. we le••••i -- (Jan en Simon van). (Valerius. Lode wijk). . 64 Zie Veen (Rochus van). Vegtman ( . ) ....65 (Octavio van) • . Veines (Guillaume de) (Mr.. Paulus van VeirQ.c (Johannes) . . der)... . ..54 Veiaer (Martin). . ..66 --(P. van) . Velde (A. v. de) • • • •¦••¦••• -- (1. J. van) • • - (Abraham van de). 67 (Pieter van der) (A driaan van de). --(Mr. Pieter van) (Adriana van de). 69 (toc,hus van) -- (Cornelis . van de). -- (Simon van) .._ d en ). (Tinian van)... 55 (Direk Pieterse van Veenhorst (J.) . . de) ... .. ... Veenhoven (E.). . (Elias van de). Zie Veenhuysen (Jan) . van de Velde (Jezaias). Veenhuizen (Reinier van — (Frans van de). Brederode Meer van). Zie Brederode (Reinier --- (Gabriel van de), van). --- of Veldius (Gni- Veer (Abraham de), . . lielmus van de)..70 (Adriana van der). 58 (H. van der) — – -- (Cornelia van der). 59 -- (Jacob van de) . (Eelhert de). , • • ----- of Veldius (Jaco-(Ellert de) . bus) . (Ernst de).. 60 (Jan van den). • 71 --r (Gerrit de) . • • --— Senior (Jan van de). ------ (I• de) • ... 61 -- de Jonge (Jan — (Mr. Johan de). • 490 van de) • • • • • • (Johannes de).. 61 (Jan van den). . 72 (R. de) ... (Jezaias of Esayas, Veeris (Melchior) . Esyas van den). . . Veerman.L.) , ( Toannes van de). Veezaerdt (Petrus). , . . (Johanna Elisa-Vegelin van Claerbergen beth van de). . . . (A,ssuerus). - . . . . 62 --(Pieter van de) 73 Velde (Wi'llem van) . . 73 ..de) • — 7 4 75 — der). 490 Velden (.4. van der) . . 75 (G. of G. a). . (Jacob Andreas van .den) . . . . . --- (Jan. van den) . -(Matthijs van de). (Petrus Caret van den). . . . . . . --- (Pieter van der). (Willem Corne- lissen) . . . . Veldenaer. (Johan). . Veldhoven. (Abraham). . (Hendrik van). — (Paulus van) Velingius (Abdias). (J. P.) (Willem) Velius (Theodorus). erimion). . Velten .(J.. van), • Velsberg (Daniel) . 76 77 78 79 80 81 Velse (Henricus) ..82 ---. (H. .van) . Velsen (Barend .van) ---(Bartholomeus van). 83 --- (Cornelis)/ . . -- (Jan van) .4 Velteo (Arthur George) • — -4=4 (Jacobus) . . 84 Veltgen (Arnoldus) -- (Johannes Alber- tus). 85 Vetthtra (Lodewijk van) . Velthuysen (B.) . 86 (Henricus) . (Lambert). . Veltius (Abelus). . . . 88 Veltman (Tette Bauke0. ¦1111111 )(reltinan (Gerardustiohani• nes)... . . ..- . 104-Velsen (Cornelis Ivan)..10.5 (Gerardus van): . 105 — (Johannes Petrus van),........ 107 :Veltdriel (Johan) . . ill1¦111111 Veltwijek (Gerardue) . . Veltijn (Johannes Arnol- dus). . . . ... . las Arelijn (Philippus) ... Velden (Gerard van) --- of Velsen (H.). . 109 (J.) • • • •.-- ---.an), of Vel-zen)... . ... 110 of Velsius . . Ven (Mr. .G. van de). — (Johannes Anthonius van der) . ... -(Philippus van de) . 111 -- (Willem van de). . Venator (Adolphus). . . 112 Venema (Hermanus) . . 114 Ven to (Sidon van). . . 116 Venloo (Jean .de) ..— Ventre (Abraham van del)- 117 -(Adriaan van der). ­---- (Coynelis van de). 118 (Huyb.ert van der) --- --(Jan van der) . . 119 --- (Pieter van de) • . Vennekool (Jacob). . • Vennip .(Jan Jacob) Verraan. (Daniel) . . Verreecic (Frans) . . . 120 Verbeeck of .Verbeecq (Gerardus). . . . ------? (Hans). . , . of Verbeecq (Pieter).... (---) .121 Verbeek (Abraham) . 4-.(Albert Jan). E.) • F. 32 • Blz. B1z Verbeek (G.). . . . 121 Verburgh (Hendrik Cor- ---- -- (Henricus) . . 122 nelis) 132 ---7- .(Zacharias) ---- (Jan Gideon) —--:- (Gerardus) Verbiji (Jan Geraerts). Verberkmoes (Maria) . .,.... Vercken (Johan). . . .Verbiest (G.). . . . . 123 Verdam (Gideon (Jan) . 133...... (Hendrik) . . , .___ Verdoes (Adriaan) . . . 136 Verblas (Pt.). . . . , — Verdoel (-..­ - --) . . . 137 Verboom (Abraham). . . ....... Verdoes (Dirk) . . • • — (Laurens). . • ._._. •••••••••••¦¦•¦ •.OMNI (IIIMI•¦¦••). •. •.wow. --- (Michael). . . ....• Verdonck (Cornelis) . . Verbrugge (Gijsbert) . , 125 Verdooren van Asperen --(Jacob) . . , .....-(Gerrit). . . ; . .(Johannes) . • — Verduin (Abraham). . 140(Larubrecht) • — Verduyn (Francisco) . 141----- (Lou wrens). . — Verduin (Gerritsz. Ger- --- (Otto) . . . ....._ brand) . . . . . . 142 — (Pieter) . . . 126 Verduyn (Henricus) . . 143— (Dr. Willem) . Vereem (H.). . . . — Verbruggen (Adriana). . 128 Vereghen of Verregen (Jan) (Joost) . . . . . (Kasparus Pe-Verelle (J. J.). Zie Prooi- trus). • •4•4•4•4mom, jens (Adriaan Gerrit (N.). . . • 129 van). ------ (Mr. Philip-Verelst (Dirk Hubert). pus). . . .. . -- (Johan Louis) . 144 — (Susanna). . --- (Cornelis) . . Verbrugghe (Joann.es). . -(Hermanus) . Verbuecken (P. A.) . --- (Simon) . . 04. Verbius (Arnoldus). . . 130 -(j.) • IP • (Johannes). . . ----- (Maria) ..• • Verburch (Katharina) . . ------ (Pieter) . . Verburcht (Augustijn Jo. Verensis (Anthony). . . 145 riszoon). , • • • • Verepaeus of Verrepaeus Verburg (Isaac). . • • ----(Simon). • • • • • —(Izaak) . . . 181 Vereul (Abraham) • • . 146 (J.). • • • • Vereul (Jan Jacob). . • 147(Jan Dionysz.) . Vereijen of Veregius(fosse D•).., MOM . of Jodocus) . . . . (Johannes) • • Vereijck (Adriaen Corne-(Matthijs Adri-lis) .. • • • • • . 148 aansz. Zie Burgius (Mat-Verreijk (T.) Zie Verrijk. thijs). Vereijke (Hans). • •.• • (N.) • • •.132 Vergazon (Hendrik) . . Verburgh • (Gerardus Jo-Vergeetsum (Pieter) . .harms). •.. • • Vergelo (Jan van) . Verhaag (Johannes) . . Verhaagt (Simon) Verhaegen (Jan) . (Joris), zie Ha-gen (Jan van der). Verhaer (Florentius), zie Harraeus (Florentius). Verhart (Aart) . . . . Verhee (Wouter) . . . Verheide de Jonge (Ja- Blz.. 131z 148 Verhulst (Rombout) . . 173 Verianue (J. M.) . . . 174 149 Verkade (Pieter) . . Verkarnmeus (.). • . — Verkerk (J.) . . . ..175 Verkolje (Abraham) . . -- of Verkolie (Cor-nelis) . 401 ---- (Johan) . . . ---- (Johannes) • cobus) ........... 149 (Nicolaas). . , 176 Verheiden (Jacob) . . . ------- (Willem) . Verhelst (Pieter). Zie Ver- elst (Pieter). Ver-heull of Ver-hu ell (Karel Hendrik). . . Ver-huell (Quirijn Mau-rits Rudolph). . . . Verheijden (Frans Pieterz). (Jacob) . . . (Mattheus Verhee van Citters Verheijen (Jan Hendrik), ------ (Mr. Arnoldus Gerbrandus) . • • • (Johannes Bap- Verkrnis (Dirk). Verkruys of Vercruise Verkruijs (0 ) Verlaan (J ) Verlanius (Albertus) . . 151 Verlenius (Hieronymus) . 177 . Verlij (J.), . ..158 Verloo. .178 163 Verloove (K . ) . -Verlove (Karel) . ••¦••¦• Verlij (P. J. . 164 Vermaas (Joris) . -Vermasen (D.) . , . Vermaten (GulitAxnus). . 180 -Vertnazen (Johannes) . Vermeer (---) . tista).•.•.•...•.• 166 --- (Mr. Justus). • 181 (Jonkbeer Mr. Vermeere (Maxi miliaan) Franciscus Xaverius) . — Vermenlen (Andreas) , --- (Pieter) . . . 168 (A. C. G•) • Verheijk (Jan Hendrik) . of.Molina Verhof (Meerten) of Verhoff (Christianna . . . . Verhoff (Hendrik) . . 169 --- (Cornelis) . . Verhoef (Pieter Willemsz). 170 -- (Henricns) . 183 Verhoek (Pieter) . . . (Jacob). • • 11•1•11MP (Gijsbert). . .171 ---- (Jacob Pie— Verhoeven (Theodorus) . -Verhorst (A. J.) • . • ---Verhuik of Verhuyk (Cora; 173 nelis) ....... Verhulst (Elias). . •• --- (Jan). Zie Ver-hulst (Charles Pieter). (Pieter). Zie Hulst (Pieter van der). •••••••¦ tersz.) .. • — -- (Joan) . Vermeijen (Hans) . . . --- (Jan Cornelisz.). Vermeijs (Cornelis). . . .184 Vermooten (Willem) •• Vermuijden (Cornelis). . ------ (Johan). . . 185 Vermijde (Karel) . . BS* Blz. Vermijnen (Kees) . . . 185 Vernede (Jocob Hen0) . Vernenberg. Zie Virnen- berg. Verporten (Jan). . Verqualje (J.) . . . 187 Verrucins (Hieronymus). 188 Verrooten (DiederiedAma- lia) . • Verrijke (E ) . Verrijn (H. Pau!sz.) --- (Johannes). Verrijst (A.). . . Verscarn (Ellert) Verschoors (Jacob). . Verschor (Karel Jansz.) Verschooten (F.) . . Verschoten (Joris) . . 189 . 190 • ---. 191 Verschuer (Joh. Hear.) . (Regniers). Zie Vianen (Christiaan van), ------ (Otto Chris- toph Baron) . . . . 192 --- (Johan) . V erschuir (Wolter For­ sten). . .193 ------- .(Mr. Hendrik Jan). Verschuring (Hendrik) .194 ----- (Willem). . . (Hendrik) .195 ----- (Johan) • • — Verschuur (Albregt) . . (Lieve) . . . Verschuuring. Zie Ver- schuring. Versluijs (C.) . . . (Cornelis). . . 196 Verslijpe (3.). . . . Verslij pen. (Johannes). -Versne! (Engei). . . Verspronck (Cornelis En- plsen) . . . • • • ---- (Gerard) •• ­ biz. Verspronck (Jan) . . . 196 Verspuy (Gijsbertus Jo-hannes).197 Verstraate (Lambert) of de Rue. ... Verstraaten (Lucas) . . ---- of van der Straaten (Nicolaas). . Verstraelen (J. H.) . . Verstralen(HendrikJansz). Verstraten (Hendrik). Zie La Rue (Henry de). ----(HendrickJansz.). Zie Verstraelen (Hen-drik Jansz.). Versteech (Willem).. 198 Versteeg (H ) ---- (Jan) . ---- (Michael). — (Nicolaas) Versteegh (Dirk) ..199 ----- (Jacobus) . Versteegs (---). Zie Versteeg (Jacobus). Verstege (Bernard Joost). Verstegen (Jacobus) . Verster (Adriaan) . . . 200 Abrahamsz. (Mr. Jean Louis) . . ••¦•••¦¦ (F.) . --- (Jean Louis). . Versterre (Dirk) . . . 201 _ Verstolk (A. H. Hordijck) . -- van Soelen (Jan Gijsbert) . Versij1 (Pieter). . . . V erstock (Frater Gaspar) . Vertangen (Daniel) . .202 Vertielt (Bartholemeus) . Verveen (Andreas Crij­ nen) Verveer (Arie Huibertsz.). (Adriaan) . . • --- (Jan) •• ). 203 ••••¦ •••¦••ww..)• Blz. Vervoert (Franciscus). . 203 (Gerardus) . . Vervoorn (Elisabeth)•.. 204 Vervou (Frederik van) . (Hessel Laes van). 205 Verwelt of Verwilt (Fran-cois)..•.•...•.•.. Verwer (Adriaan) .., (---- de) • • 206 —__ (Cornelis de). . - (Pieter Adriaansz.) --(Mr.WillemJansz.). 207 Verwers (Catharine) . . — Verw eij (Abraham) • • — -- (Bernardus) • • — ---• (D.)... 209 ----- (Jacob). . • --- (J.) • • • --- (Johan•es). . -(Samuel) ... 210 -Mejan (Mr. Ge- rardus Woater) . . . — Verzij1 (Jan Fransz.) . . 211 (Jan Govertsz.) . -• (Jan Dame of Jo­ han 1)amesz. de). . . Veth (Adriaan). . . -(Johannes Gerar­ dus)... . . . . 491 ---- (Lucas de).. 212 Veuzels.. . Vezekius (Bernhardus) Blz. Vianen (Paulus van) . 215 — (— —) . . 216 --- (Peter Heynriksz. van)......... — (WillemEerstensz. van)...... • . Vibotius (Georgius) Vial (Roland de) . . . 217 Victor (Conradus) • ---- (Jan) • . . • 218 --- • of. Victors (Ja- como) . --- of Victors of Fictor (Lauwrens) . ••••¦¦••¦ Victorin (D.) Vicrlij (.) 219 . Vierroot (Thomas). . Vierssen (Arnold van) (Mathijs van) . 220 ---- (Hector Livius van Haersrna van). . — (Matthijs van) . (Pompe•jus Onno van)..•.•.•.•.•.• Viervant (Hendrik Hus-ley)... . . . . . 221 (Le,endert Hur-ley)....•.•.•.•.• Viglius van Aytta. Zie Aytta (Viglius *van), Vignon (Johannes du) ¦•• Vilam (N. en Philip). . Vianen (Adam van) ..213 Vilain. Zie Vilaijn. • • (Alexander) . . (Alphonse van) • (Berthold van) . (Christiaan van). (Cornelis van) . (Giklibert Fransz. 214 van).. • •4•4• . 215 --- (Hendrik van) --- (J. van). . • --- (Jan van) . (Lucas van) . . - Villars (J. C.) . . . . 222 Ville (George de Lalaing Baron de). . . --------- (J. de)...•.•.. Villers (J. de Soete, Heer van). Zie Soete (de). (Jean de Montigny. Heer van). Zie Montigny. Villelte (C. A. de 14. Villette (Maria Anna. . Villiers (P. l'Oyseleur, Zie d'Oyseleur. •¦¦¦•••¦ Vilteren (Joannes van) . Blz.' Vilt (Jacob). . . . . 223 Viltz (Jan) . . . Vin (A. de) -- (Paul van der) Vincemius (Dom) • Vincent (Levings). — (13sbrand). . • — Vincentius (Anne Marie). 224 -- (Mr. Daniel). — (Johannes). . ••¦••¦•¦ Vinck 13.) . 11.¦ Jacob) Joost) . 225 --- Simon) ,.•.• Vinckeboons of Vin g- boons (David'. . . . ------ of V ingborms (Philips) . . ... . 226 ------- of Vingboons (Joan) . . . (Philips) . . . • • ---ofVinckboons (Pieter). • • • • • Vinckenbrincic (Albertus). Vinck zie Vinck, Vink (Paulus) . . . . 227 Vinke (11prnius Egbertus). — Vinkeles Abraham) • . 229 -Cecilia) . . • Elizabeth) . . Humanus) . . ------(HermanusJansz). 231 ----Rz. (Johannes). (Reinier). •• Vinkenhuis (Daniel) . Vinne Isaac van der) --- Jacob van der) . 232 Jan van del. . — Jansz. (Jan van der)..•.•.•.•.•.• 238 --- (Laurens van der). Jacobsz. (Laurens van der) ... Blz. Vinne Laurensz. (Vincent van der) , • • • • 233 -- (Vincent van der). Jansz. (Vincent van der) .234 --- van Lee (Vincent van der) .•¦•¦¦¦¦•• Vinnius Arnold).• . • ( (Asnoldus) (Simon). ... 235 Vigezius (Nikolaas) •• 111•••••• Vinsemius (Dorninius). Zie Dom. van Winsum. Viotta (Jan Joseph) . . 235 Viringus (Joan Walterus). 237 Virnenburg (Floris) 1¦•••••• -----(Joannes van). 238 , •.• • Viruli F. W.:). Viruly (Jae4b) . • • • •¦•¦•¦• Vis...• • -- ---.. (. ). • •..239 --ka) • • ... --­ --(R. van der) . ........ Visch (Gerard Jacobsz.) • — Visscher (Adolph) . . . — ---- (A.) . . — (Adriaan Canter). — __ (Anna Roemer). 240 ¦•¦¦•¦• Andries). . . 242 C. J.) . • • ----Carel Wouter). — Claes Janz.). . — Cornelis). . . 243 — de). ¦¦••• G.) • •4•.• J.). • •.• (Jacobus Canter). 244 ---- (Jan Jacobs%) MINN. -(Lambertus) . (Lodewijk Ge- rard) . • • • • — ---- (Maria Tessel­schade). . . . . • 47 (Lodewijk Ge­rard) . . . . . . 49 Blz. Visscher Nicolaes) . . 249 ----- Pieter) . ..•."'"'"" -Teunis Kragt). 251 _ - (Truitje Roemer). ---- (Volkard). . . -- of Visscherus (Jo- hannes)... • •.• • 253 -- of de Visscher (Jan) . Visscherus (H.). . . . 254 ---- (Martinus Ge­ rarde) . Vissenaken (Jeroen van) . Visser ( ) . --- (Adolf) . • . . --- .tkdrianus de) 255 --- E ). -- (Hans Willem Cor- nelis Anne).. .........__..E) 256 _ .. .4. J. G. Mr. Jacob) . 257 Leonardus). . • ¦•¦•• N. P.. D.) . • • P. J.) . . . • ---- Fender (J. A.) . 258 Vissering (Gerbrand) . . ..¦¦••• Visvliet (Mr. Egbert Pie-ter van) — (Lambertus) . . -- (Mr. Meinerd van). — --- (Omar van) . . 259 Vitelli (Chiapin of Chia- pin o) . .•••¦••• -- (Louis van). . . 1.1¦•• Vitel of Vittel. Zie Wittel. Vitriarius (Philippus Rein­hardus).. . . . . 260 (Johannes Ja­cobus) . ­ • .• Bla. Vitringa (Campegiul. . 261 ______ 266 am. • -- -7- (M. C. L.) ----- (Ernest us) . 266 Martinus) . ¦¦¦¦••¦¦. ¦•¦••¦¦)i WM* (Herman Hen-rik) . Horatius) . 267 268 (Mr. Lambertu Julius). .. • • • -Simon . 269 Wiger • • ---- Coulon (Amilius). (Julius) . 270 Viverius of van de Vivere (Jacob). ¦ ¦¦.¦¦ (Jacobus) . . . . . 272 Vivalda (Antonius). . . 273 Vivien (Nicolaas) . . . — Vlaanderen(Lodewijk van). 274 Vlacq (Adriaan). . . . (Adriaan Roemer) . 275 --- Cornelis Jansz). . — Michiel) . . . . 276 -- Roemer, Remmert, Rommert) . . . . Vladeraccus of Vladerac-k en (Petrus) . • • . 278 Vladeracken of Vladerac-cus (Christophorus). . -7--of Vlodrager (Johannes) .279 Vlak (Johannes) • • . — Vlak.veld (Johan) • • . 280 Vlaming van Outshoorn (Arnold de). Zie Outs­hoorn (Arnold de Vla­ming van). ¦•¦¦¦¦¦MI of Vlaaming (Jan de --- Pieter) •• . 281 Adriaen de • --Vlamingh (Willem de . 282 • . • Blz. Vlooten (F. van) . . . 293 Vockestaert (Mr. Hendrik Melchior) . Viuggers (Jacobus). . . Voegen van Engelen (J.). — Voeren (Goswin van der). Zie Layens (Mattheas de). Voerman (Hendrik): . . Voern (Guilielmus) of (Vorntken) . . . . 294 Voerst (Robbert van). . — --- (Dirk Erast van). (Hiddo van) . . 295 Voes (Hendrik) . . . . Voet van Oudheusden (Ar- nout Walraet Karel) . of Voetius (David). — (Gijsbert of Gisbertus).. . . . 396 (Johannes) . . . (Paulus) . . . . 304 -- van Campen (Jo- hannes Eusebius) • . 306 -- (Jan Hendrik) . . 307 -- (Karel Borchart) . 309 -- (Alexander) . . . 310 Voeth (Gerhard) . . . Vogel (Carel de)• . . . --- (Cornelis de) . . --- Simon de) • . • .).• •. •.•.• Vogelaer (Pieter) • • —.-- (Karel van) . . 311 --- (Claes Pietersz.). — 'Vogellius (Hieronymus) , Vogelesangk (Izaak)., — Vogelsangh (Reinerus) . 312 Vogelzangers (Nathanael), — Vogelzauck (Pieter).. 313 Voget (Albertus) . Voigt (Johannes) . . 492 Vois (Arse de). . . 314 ----- (J. de). . 315 Voirst (Albrecht van). Voleke •(Frans) . Blz, Vlamink (Jan du). , , 282 Vleertman Willem) . . 283 Vleeshouwer (A. de).. ------ kIzaak) . 284 Vlegel (Jurriaen) . . . Vlerick (Pieter). Zie Vie­ -deriok (Pieter). Vletter (Samuel de) . . --- -(Willem Cornelisz. de) •.•.•.•.•.•.. Vlenten (Cornelis van) . 285 Vlieg (Carolus). . . -- (David) . • • Vlieger (.). • . . . ---- Eeltje de). . . .........______ (Kornelia de). _.... Simon de) . . 286 T. de). . . .Thomas) . . . Ylieghen (Eva of Eef ken). Ylier (Anthonius) . . . 287 Ylierden of van Nymegen (Jan van) . 11.¦ --- (M. van). • • Yliet (Adriaan van der). -- (Cornelis van der). -- (Gilles van) . . . -- (Hendrik van of van der) . { 288 — J. van of van der). Jeremias van) . . -- Jan van). . . . -- (Jan George van of van der) . . . . . 291r, ---- (Jhr. Johan van Woerden van) . . —= Willem van der) 291 v. d.)..•.. •.• Vlietarp of Vlytarp (Jo-hannes) .. , Vlijaien Jz. (Jan van) . Vioten (J. M. van) -. -• ----- (Wilhelmus Atto- nius \ van) ..• . • .­ • . Blz. Volcherts (Everhardus) Zie Volkerts. Volchertsz (J.) ... 316 Volfp.k hard t (J.). . . Volcard us (Jacobus) . Voider (Burchardus de) — Vogelius (Ewaldus) . . 317 Volhert (J .— Volk (A.) . .318 Volkelius of Vockenus (Joh ). — Volkertz (Everhardus). . Volkersz of Volkerts (Hen- drik). . . Volkerts (J.). . . 319 Volkmarus of Poppo . . Volkom (Willem van). . Vollenhove (Bernard). -(Joannes) . . Vollenhoven (Cornelis van). 321 Jansz. (Cor-nelis van). . • ,4• ¦•¦¦ —7---(Herman van). 322 .—.---- (Cornelis) . — (J. van). .323 (Isebrandus Johannes) .324 (Jan Mes- schert van) . . • • • Vollevens (Johan) • •4• ---- de Jonge (Jo- hannes) . 325 Volmaryn Volpiljere.. Voltelen (Arnoldus) 11•••••• --- (Pieter) . . . 326 (Florentius Ja­ cobus) . Vomelius (Cyprianus of Sjoerd Stapert Wom­ m,els Stapertius) . . . 277 .(Sibrandus. . Vonck(Cornelius Valera's). ---- (Cornelis) . 505 Blz. Vonek (Cornelis Hugo) . 329 --- (Johannes) • . • Vondel Roost van den) . 330 (Willem van den). 343 Vonk (L. C.) • . , Voogd ( .344 --- (Hendrik) . • , --- (Leonard de) . -(Nicolaas de) ..345 Vooght (Otto de) . . Voogt (Claes Jansz.) . --- (W. de) . . . . 346 --- (G.) • . . • , --- van Itijneveldt (J, de) • • •4•4•4• ---- of Voocht van Rij- neveldt (Henricus) . . Voorda (Batavius) . . . --- (Gerard Jacob) . 348 --- (Jacobus) . . • 349 --- (Johannes Henri- cus)..• •.• •.. . 351 Voordaagh (J.). . . . 352 Voorde (J. G. van) . . --- (Pieter van of van de). Voorswerde (Bertelneus van) . Voorde (Cornelis.van de) •.•.•.•.• Voorduin (J.) . . . . Voorhelm (George). . . 353 --- (Pieter) • . Voorhout (Joannes) . -- (Johannes) . . 354 (Maria Duyst van). ... ..•.• Voorman (Jan) . • . . Voorn (J. van der) Voorne (Aelbrechs van) • 355 Voorst (Dirk Cornelis van). — -..---- tot Bergentheim (Hiddo Baron . van). . 356 ------ (Jan Jacob vain) . — .-,-----(Johannes vaii) • 00•••• • • Biz. Voorst (Willem Hendrik van). .• • •.• • 359 -(Aart van der) . 360 -(Cornelis van der). — Voort (Frederik van) . . 391 ---- (G• A. van der) . ­--- (Gerrit van der) . -(Mr. H. A. van der) . . . . ..• 362 --- (H. van der) . . -(J: van der) . . - • 111•11•11 —(Jerominus van der). -(Matthijs van). . 363 Voortman• (D. Batavus) . Vordenus (Henricus) . . Vorm (Robins van der) •• -- Swalmius (Chris- tiaan van der) . . . 364 — (Franciscus van der). -- (Mr. Hobius van der).. .. ... . 365 (Jacob van der). . -- (Mr. Johannes van der). -- (Perms van . der) . -(F. van der). . . 366 Vornius (Matthias). . . Vorselmau de Heer (Pie- ter Otto Coenraad). Vorst (R. V.).. . . 367 Vorster (An tonius). . (P. A.). Vorstennan (0.) • . ----- (Johannes) .Iaucat)• • • 368 ------ Abraham) . 369 ------ van Oijen (Abraham).• Vorstius (Adolphus) . . — (Aelius Everar-dus). 371 (Conradus). . • 273 _-- (Jacob Hendrik). 378 (Willem Henri- cus)..•.•.•.•' •.• (Governerus) . . 379 566 •. B14 Vorstman (Johannes Ge-rardus). .379 ---- (Johannes Chris- tianus) . •. . . . . 380 Vortlage (M. V.) . . . 881 Vos (A ) -IWO Arent Dirksz.) . Cornelis Anthoni) — Ei.) . — Henricus) . . ..— -- of de Vos (Izak). . 382 — Anthon de) . ,. 383 -- B. de) . — C. de) . . . • • C. J.) .. E.) . ,.....• _.E. de) . • • • -- Gerard de). Zie Vos­ sins (Gerardes Johan­nesz.). H. G.) J.) •4 .. • a . 384 Jacob de). . Jacob) .385 Fransoys de) . . Jacobus Albertus . 386 Jan) . . de). . —) Johannes Henricus). 389 — J. R. . . . . J. W.). . . ••••111. Maria) . P. J.) . . . . Marten de) . . . — Michiel Christiaan). 390 P) 391 P. J. W. de) . . — Peter de) . ... 392 W ) . Willem de) . Vos van Steenwijk (Hen-' drik de) . . . . -- — ---- (Jan Arend, baron de) . G odert de) . -^-- — ----- (Pel-grim die) . Vosbergen (Gaspar van) Biz. Blz. Vredenburg (J. Jansen) . 422 393 Vredenburgb(Adriaan van ­--- (Jhr. Johan 394 Willem) . . . . . 423 Vree (Nicolaas de). 395 Vriemoet (Emo Lucius) . ­--- (Johannes) . 425 396 \Treeswijk (Loosen van) . — Vrientius (Maximilianus). -­398 Vri (Abr. Am, de). . . 426 Vries (A. de) . (Johan) ,., 399 Abraham de) Vi osburg (Isaac) Voscuijl (Everardus) . , Voskuiil (MeijnertPieter8z). Vosmaer (Arnaut . . , --- Daniel Jacob Wouters- zoon) ----(JaquesNicolas). ---- (Jacob) Vosmeer (Michiel) . . -- (Sasbout). , Vossius (Cornelia) . . -- --- (Dionysius) . N ^Franciscus) . Gerardus . . Johannes). . -- (Adriaan de) . . . 431 Albertus de). . . -(Bauke Claases de). 400 C. de). . .4. 432 -- (Cornelis de). . Dirck de). ... 401 E1. de) ..— G. Beckering) , , 433 402 -- (Gerhardus de) , — 404 Gilles de) . . . 434 H. de) . . ..-- 405 . 406 •J.) 4 435 407 -- J. C. de).-408 -- J. de). . . ----J— 415 Barend Hiddes de). 437 -- Hidde de) . . . — Johanna) .., 416 Hoffman). . . . 438 Isaacus) . , Johannes). . , Matthaeus) . -----(Petrus) . . , ------ Cornelius . . Vosnegel (Joannes . . Vostaert (Pieter) . . Vouw (Johannes de) • , Vrancken (Martin). , Vrancx (Sebastiaan) Vredeman (Gerart). ---' de Vries, Zie (Jan Vredeman) Vries, --.(Jacobus) ---- (Michiel) . 418 Jan Cornelis Fran-419 coil de) . . . . . 420 -- (Jan of Hans Vre- deman de)..----- Jan Ileinier) de . 439 Jeronimo de) . . 440 421 ---Jacobus Ouwerkerk de) 4443 --- Klaas de) . . . 444 -- Klaases de • — Maert.;n Gerritsz 422 --- Margaretha de . . 445 — — - 131z. Vries (Maria de)).. 445, (Maria Magdalena de). ••¦•••IP. 0.1•11•1 (N• de .. 446 — .r ieolaas de). ¦••¦••• - -P. 0. de)., a (P: de)..• .,..• -(Paultis Vredeman de) .. . 447 -7--'(Pieter Vredenlan de); Zie Vries Salomon) Vredetian de). -(Pietei de) • . . -(Reyniei Dorewa de). (Salorbon Vrede­ man de) .448 -(Sit:non, de) . 4••••••••••..••••••••••• • •4• ¦¦•¦••¦¦. _) • • • 452 Tjerk Hiddesz. de). --____ __ ___ ...._)• 454 Anthony de) ..• ViieS (Willem Hendrik de), ---77-•• (Pieter de) . , , 462 Vriesekolk (A.gie Maria) --.(41isabeth).• — Vriesen (B.) .463 Vrieswout (Dirk jansz.) . Vriesema (Popke Hen-drikS) . Vroen en "(Willebrort) • • ---Vrolik* (6terrdus) • Vrolijk (Willem) , 468 Vroneuglaal.. . 476. Vroom ,(Cornelis Hen­driksz:) . • •.. 477 -(Frederik) (Hendrik) • •4• ---(--- —Corn elispi.). -Jacob) . ..• 418 P: C. de) ij (Abraham de). Zie Vri (Abraham de). -(Constantiju de) -- (Dirk 4e) • • -(Frederik de) • • -- (J. de) . ... . 480 Vriiaart (Rein.) . . • • Vrijbergen. (Marinus .de Boot van).. . ¦¦••¦•¦• (Marinus ,van). Vrijburg (Nicolaus). . . 381 Vrijburgh (Geraerd van) . Vrijdag (Daniel) . ••••••¦•• Vrije (Ad riaan Gerritsz. de). 482 -(Dirk de) ..• Vrijer (A.) . (Cornelis Freeks) . 483 Van de) • . • — Vrijho'ft ,(Habertus Gre- gorius van) . . . . — Vrijinoet.. . . 484 Vucht of Vugt (Jan van). — Vuemay.. . . . Vrolijkhert (Cornelis) ..474 8ruct (Berthold van der). 7- (Mr. Cornelis). 475 (Godewardus) • — Vroli,j15 (JacobusAdOan us). 476 Vromans (Jacobus). . — (JO.) . • •• MONIS (Nikolaas) • (Pieter) .4. (Bouaventura) 485 Vulder (A.lberttis de), . 488. (Johan Gerhard) . Vundam. ..489 Vutven (p. van) . Vijgh (Jan 'Frederik) Vikei (6. . van 4e) .