A. J. VAN DER Ai, BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN, BEVATTENDE Levensbeschrijvingen van zoodanige Personen, die zich op eenigerlei wijze in ons Vaderland hebben vermaard gemaakt, VOORTGEZET DOOR K. J. R. VAN HARDERWIJK EN Dr. G. 1). J. scricyrui.4. Onder medewerking van de Heeren: P. J. B. C. ROBIDE VAN DER AA, Prof. P. 0. VAN DER CHIJS, W. EEKHOFF, Dr. J. J. DE HOLLANDER, S. F. KLYNSMA, P. A. LEUPE, H. C. ROGGE, T. A. ROMEIN, Jhr. J. W. VAN SYPESTEYN en anderen. TWINTIGSTE DEEL. HAARLEM, J. J.. VAN BREDERODE. 1877. BIOGRAPHISCH WOORDENBOEK DER NEDERLANDEN. W. WAAL (JUSTUS DE) was lid van het schilders-collegie to Utrecht , en overleed in 1806. Zie Kramm. WAAL (DE). Zie WAEL (DE). WAAL (ConNELis DE) , in 1771 te Amsterdam , waar zijn vader lid eener handelsfirma was , geboren , ontving zijne eerste opleiding te Gouda onder Gerard ten Br ummeler, bezocht op zijn elfde jaar de Latijnsche school en genoot er bet onder­wijs van Douzy en Vatebrender, werd in 1787 een kweekeling der Illustre school te Amsterdam , woonde de lessen van Wijttenbach, van Swinden en Walraven bij, terwijl hem de lector J. de Ha rtog in de wiskunde onder­wees. Na vier jaren studie verliet hij het athenaeum en begaf hij zich naar Leiden , waar hij , na het verdedigen van eenige Quaestiones den doctorstitel in de regten verkreeg. Te Amster­ , dam teruggekeerd , legde hij zich op de godgeleerdheid toe , genoot twee jaren lang het onderwijs van prof. K 1 i n k en berg en bezocht vervolgens de hoogeschool te Utrecht, waar B o n-net, Rooyaards en Heringa zijne leermeesters waren. In 1796 tot den predikdienst toegelaten , werd hij seer tegen den wensch der gemeente predikant te Lopster-kapel. Na voor de beroepingen te Werkhoven en Scherpenzeel bedankt te hebben, had hij hoop te Vianen , in welke nabijheid het buitenverblijf van zijn vader lag , beroepen te worden , doch toen deze hoop verijdeld was , begaf hij zich naar Amsterdam , waar hij de dochter van den predikant W e y 1 a n d huwde , en zich aan den handel wijdde , terwijl hij zijne letterkundige en wijsgeerige studien niet verwaarloosde. In 1805 werd hem , tegen zijne verwachting , den leerstoel in de wijsbegeerte to Groningen 1 aangeboden , welke post hij den 17 September van dat jaar met eene Or, de sentiendi dicendique cum libertate tum medestia atque huius utriusque virtuti8 philosophia inprimi8 nece88aria conjunotione aanvaardde. Ala aftredend rector hield de Waal in 1819 eene O. de varii8 ethicae principii8 cogno8cendi8 a philosophic proposais , enunciandi formals magic quam re dis­8entientibus, en in 1822 droeg hij , wegens ongesteldheid van den rector Bakker, als prorector het rectoraat over met eerie Or, de corpore human° facto ad explicationem menti8 intelligen­ tie. Een hevig lijden man eenige maanden sleepte hem den 1 December 1849 in het graf. Zie Prog. inaugur. ; F. 0. de G r e u v e , Levensber. van C. de W. in .Elandel. d. Maats. v. Ned. Letterk 1850 , bl. 131 — 137 ; Gedenkb. van Gron. , bl. 113 ; Bouman, Gesch. d. Geld. !looges. , D. II. bl. 136, 137. WAAL (FRANcIscus Nicola' DE) was in 1620 predikant te Almkerk , en is in 1630 te 's Hertogenbosch overleden. Hij schreef: Practijk des Gebeds. Amst. 1662 4°. Triumph der waarheid door Stephanus den eersten Martelaar. Amst. 1657 4°. Geestelijke Gedichten. 1645 4°. Hemelsche melodie. 8°. Zie de Jongh, Geld. Predd., bl. 447 ; Abeoude, Naaml., bl. 398. WAAL of WAELE (FRANC DE) was een der zes aanzienlijke burgers die te Amsterdam de hervorming bevorderden. Hij moest dientengevolge zijn vaderstad verlaten en in den vreemde een veilige wijkplaats zoeken. Zie Wagenaar, Amst., D. IL bl. 355; Kok; Verwoert. WAAL (ADOLPH VAN DE) , heer van Moersbergen , lid van de ridderschap van Utrecht , werd aldaar geboren. Hij was de zoon van Bartholomeus van de Waal, werd in 1606 in de ridderschap beschreven en later raad in den hove. Ala vertrouwde vriend van Oldenbarneveld, was hij bij de staatsonlusten in het laatst der 16e en in den aanvang der 17e eeuw zijn partij toegedaan. Hij is met B e r k h o u t en anderen naar Leeuwarden gezonden om de regering te hand-haven , droeg Tennis van het voornemen dat eenige Hollandsche regenten deel zouden gehad hebben aan het plan om zich van Woer­den .en andere plaatsen te verzekeren, en handelde benevens andere Utreohtschen met de Hollandsche pensionarissen in de vermaarde doch Dimmer volledig ontwikkelde bijeenkomst ten huize van den klerk Tr ezel te 's Hage. Na de afdanking der waardgelders te Utrecht , werd hij met drie heeren uit het lid der edelen gezet , gelijk hunne vaders of grootvaders met gevangenis ver- gezeld in 1587 door Ley c e s t e r. Na de gevangenneming van Oldenbarneveld, begaf hij zich naar Munsterland , op het huis M e r feld: van hier werd hij door eenige ruiters geligt , naar Zutphen en vervolgens naar 's Hage gevoerd en aan de 24 rechters overgeleverd. Hier werd hij herhaalde malen ondervraagd en met een gelijk lot als Oldenbarnev eld bedreigd., Op raad zijner vrienden liet hij zich verleiden om pardon te vragen , waarna hij voor zes jaren en langer naar willekeur der Staten-generaal verbannen werd. Nu begaf hij zich naar Holstein en werd aldaar opperrechter of vertegen­woordiger van den vorst bij het bouwen der nieuwe stad door eenige gevluchte remonstranten , Frederikstad genaamd , waarin zijne dochter C a t h a r i n a den eersten steen eener nieuwe kerk legde. Wanneer bij in zijn vaderland is wedergekeerd blijkt niet. Hij eindigde zijn leven na 1635, toen hij bij de verloving zijner dochter tegenwoordig was , en voor 1637 toen deze met Moer s­bergen beleend werd. Hij huwde 1 0 oca van den Cloo s­ter, 2 N. van Wijlich tot Proebsting, die den R. godsdienst beleed. Zie Brandt, list d. Regtspl. van Oldenb., waar de brieven van hem en de resolutien der Staten-Generaal gevonden worden; Wage­naar, V. H., D. XII. bi. 90, 92, 109, 127 , 194; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WAAL (JAKOBUS ANDRIESSEN DE) , dichter uit het midden der 18e eeuw, vervaardigde lijkdichten op Pieter Boddaert Wilhelmus van Irhoven, Joh. Plevier, Franc Wil­lem van Oosterzee en anderen. Zie z. d. A a , N. B. A. C. Wb.; Boddaert, Nagel. Ged., Boekz. 1760 b bl. 627 , 1763 b bi. 639 , 1762 bl. 104-106. WAAL (.VAN DE). Van dezen schilder vermeldt Kramm alleen een Bacchu8 , gloeijend en breed geschilderd. WAAL (PHILIP VAN DER) een kunstgraveur, bloeide van 1800-1810 te Parijs. Hij hield zich, schrijft Kramm, onledig met zijne gravuren in den trant der crayons in kleuren te drukken , zooals La Madonna della Sedia in fol., St. Michael naar Rafael in fol. , een Chri8tueshoold naar Guido in fol. Zie Nagler; Kramm. WAAL (J. DE) , dichter uit het midden der 18e maw. Men heeft van hem : Vijf nieuwe 8taatwen8chen van .Thomas-Vaer , op de Bruiloft van Klori8 en .Roo8je gedaan in den echouwb. den 2 Jan.1775 tot 1 Jan. 1782 en andere gedichten meest betreffende den Amst. schouwburg. Zie Cat. v. Ned, Letterk. , D. I. bl. 218. WAAL (J. DE) schreef : Smakelzjke Spijze 12°. Abcoude verwart hem met Franc. Nicol. de Waal. Zie Naaml. 394, Aanh. 231. WAAL (JoHAN DE), prior der regulieren te Zwolle , sloeg de pauselijke aflaten en de vaart naar Rome, met achterdocht gade. Toen deze Solom e Stic k e, later eene beroemde non te Diepeveen hoorde klagen dat zij met de velen , die naar Rome togen uom het gulden jaar te vieren (1350) niet mede durfde trekken , daar het daar gruwelde" en dat zij de lieden in den vreemde niet zou verstaan riep hij haar toe: ffvolg mij , en gij zult eene roomsche vaart doen !" De goede man voerde de twintigjarige maagd echter niet naar de pauselijke stad , maar naar Deventer , waar zij in Meester-Geertshuis opgenomen en onder de leiding van Johan n e s B r i n c k e m an eene hoog vereerde devote werd. Zie Moll, Kerkgesch. v. Ned. , D. IId. bl. 191. WAAL (JAN DE), heer van Ankeveen , werd te Haarlem geboren en in 1618 , bij de verandering der regering, tot raad aangesteld. In 1622 was hij hopman van een der vaandels die naar Hasselt trokken , om aldaar met andere gewapenden eene afleiding van de Spaansche magt , die toen Bergen op Zoom belegerde , te maken , hetgeen ook gelukte. In 1627 werd hij burgemeester en bekleedde die waardigheid nog 19 maal. Dikwijls was hij wegens Haarlem ter dagvaart en toonde een der moedigste en sterkste regenten te zijn , vooral in het weerstaan der aangroeijende magt van den stadhouder. Hij werd dien ten gevolge in 1650 met 5 andere leden ter staats­vergadering • van Holland gevangen genomen naar Loevestein gevoerd en bij het ontslag , den 13 Augustus van al zijne ambten verlaten. Na den dood van den stadhouder werd hij in zijne ambten hersteld. Hij overleed den 23 November 1663. Zijne afbeelding en die zijner echtgenoote A a ltj e Pa t e r , door Fran s Ha 1 s geschilderd werd vroeger te Kampen bewaard. Zie Scheltema, Staatk. Ned., Verwoert; Kobus en de Riveeourt. WAAL (JAN DE) , een aanzienlij k burger en koopman te Amsterdam, was in 1494 de stichter van het vermaarde Claris­sen-klooster aldaar. Zie Wagenaar, Beschrijv. v. Amsterd. , D. I. bl. 107 ; Ko k. WAAL (J. DE) , te Utrecht , een middelmatia dichter , blijkens zijne gedichten in de Werken van het Utrechtschb genootschap 177z:jt i8 de voed8ter der wetenschap, waarvan hij lid was. Zie H e r i n g a, Natant. v. dicht., bl. 85. WAAL (SIMON DE) , boekdrukker te Utrecht is , volgens sommigen , de dichter der Vaerzen van Ultrajectinus Pro patria et libertate bij hem in 1786 uitgegeven. Anderen schrijven ze aan J. M. v. Vloten toe. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud., no. 4591. WAAL (BARTHOLOMEUS VAN DE), heer van Moersbergen , vader van Adolf van de Waa 1, in 15 te Utrecht gebo­ren, was de zoon van Jan van de Waal en W helmina van Brake 1. Hij sloot en teekende namens Utrecht de eerste of provisioneele unie , bleef lid van het collegie van de nadere unie en nam verscheidene bezendin­gen waar. Later werd hij lid der ridderschap , en in de twisten tusschen die van Utrecht en den graaf van L e i c e 8-t e r gewikkeld. Hij ijverde bijna bovenmate voor de voorreg­ten en vervoegde zich met 7 andere ridders bij den graaf met een klaagschrift. Het gevolg hiervan was dat zes hunner werden gevangen genet : drie werden ten eersten ontslagen , hij benevens twee anderen , !anger gehouden. Na zijn ont­slag bleef hij buiten bewind en overleed in 1591 of 1592. Hij was gehuwd met Catharina van Herfeld, die in 1610 hertrouwde met Frederik van R e e d e , heer van Amerongen en in 1625 overleed. Zie Hoogstraten; Kok; Schelteina, Staatk. Nederl.; Ver­woert; Kobus en de Rivecourt. WAAL (BURGERT VAN DER). Zie WAEL (BURGERT VAN DER). WAAL (SIMON VAN DER), schoolmeester te Geertruidenberg, behaalde drie gouden medailles bij de Leidsche en Haagsche dichtgenootschappen. Hij was een vrij goed dichter. De baronesse de Lannoy hief bij zijn overlijden , den 1 Februarij 1781 te Alkmaar, een. treurzang aan. Zie de Lannoy, Nagel. dichtw. , bl. 64; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. , D. VI. bl. 431. WAAL. Zie WAEL. WAARD (ANTHONIE DE), kunstschilder, in 1689 te Hage geboren , was een leerling van Simon van der Does en andere goede meesters. Hij bezocht Frankrijk en hield zich te Parijs eenigen jaren bezig met het bestuderen van uitste­kende modellen. In zijn vaderland teruggekeerd , hield bij zich bezig met het schilderen van portretten , landsebappen en historiele onderwerpen. Ook schilderde hij behangsels , deur­en sclioorsteenstukken en andere versierselen en aanzienlijke huizen. In 1712 werd hij als lid van Pictura te 's Hage inge­schreven. Hij overleed aldaar in 1751. In 1752 werd zijne kunstnalatenschap verkocht. Zie Immerzeel; Kramm. WAARD (C. VAN), teekenaar,, van wien eenige historiele en gelegenheids-onderwerpen in prent zijn gebragt , b. v. een Berzuil , met zinnebeeldig bijwerk , bij de komst van den keizer van Rusland in de Nederlanden , Bet beeedigen der constitutie van Z. K. H. Willem Frederik van Oranje- Nassau, souverein vont van Nederland , op den 30 van Lentemaand 1814 te Amsterdam. Ook teekende hij titels van boeken. Zie Sramm. WAARDENBURG (H. VAN) schreef : Katechismus der beschouwende redekunde. Rott. 1791 8°. Handleiding tot de liervormd,e belijdenis en evangelisch,e gods­vrucht. Rott. 1802 8°. WAARDENBURG (EvERARD), zoon van H e n r i c u s W a a r-d enburg , die volgt , den 1 Jan. 1792 te Franeker geboren, was een verdienstelijk taalkundige. Hij werd rector der Latijn­ache school te Lochern , later te Arnhem , waar hij in 1839 overleed. Hij beoefende ook de teeken- schilder- en toonkunst. Zie Konst- en Letterb. 1840 no. 39 ; Trruchten v. d. kamer de Wijn­gaerdrank , D. I. bl. 97; Verwoert; Immerz eel. WAARDENBURG (HENR]cus) , zoon van Pieter W a a r­denburg, onderwijzer en organist der gereformeerde kerk te Franeker , werd aldaar den 10 Februarij 1760 geboren. Na genoegzame vorderingen in de kennis zijner moeder- en Fransche taal gemaakt te hebben , werd hij aan de leiding van C u p e-r u s, rector der Latijnsche school , overgegeven. Reeds in 1777 verliet hij die school , na het houden eener Or. de Commodis quae juveni praebent literae , diligenter excultag , en bet reel­teeren eenige door hem zelven vervaardigde dichtregelen , werd hij tot de akademie bevorderd. Hij studeerde vervolgens te Franeker onder Wassenbergh, Valdkenaer, Schrader en Verschuir, werd in 1780 in plants van H e r m. Bos­sells , tot rector zijner geboortestad benoemd en bediende die post tot 1792 , toen hij tot rector aan het gymnasium te Lingen en tot professor in de oudheden en philologie aan de aldaar gevestigde hoogeschool werd benoemd. In 1797 bekleedde hij de waardigheid van rector-magnificus der Lingensche Aca­demie en noodigde , als zoodanig de beminnaars der weten­schappen tot het bijwonen der plegtige redevoering , welke de hoogleeraar F r e d. H e id e cam p, bij gelegenheid van het eeuw­feest des bestaans dezer hoogeschool zou houden , uit , door eene Prolusio , in welke hij hare lotgevallen kortelijk vermeidde. In 1801 sloeg hij het rectoraat aan het Joachims gymnasium te Berlijn af,, doch aanvaardde in 1802 dat te Haarlem. Den 27 October van dat jaar aanvaardde hij zijne bediening met eene Or. de accurata veleruin auctorum , CUM Graecorum , tum Romanorum , kctione reipublicae gerundae studio utilissima. Hij overleed den 23 Augustus 1812. Waarden burg Was een gelukkig beoefenaar der Latijnsche poezij , waarvan hij vele proeven heeft gegeven. Ook beoefende hij de moderne talon , toon- en schilderkunst. Hij huwde 1 Catharin a. D e- k eth, dochter van den secretaris Gov ert Deketh en C atharin a H an ekrooth , die in het kraambed van haar zoon Everard overleed, 2 Maria Elisabeth Christina Frederika Johanna Starosky, dochter van den ontvan­ ger Gottfried Starosky en Anna Elizabeth Starcke, die hem met zijne 7 kinderen overleefde. Van hem bestaan : Carmina Eligiaca. Franekerie 1792. Opuscula oratoria patica critica. Harlemi 1812: Zijne aanteekeningen op Propertius , waaraan hij zijn gansche leven gewijd heeft , zijn onvoltooid gebleven. ,W a a r d e n- b u r g", schreef prof. Peerlk am p, ffverstond Propertitis zoo dat hij daarin door niemand overtroffen werd. Zie Peerlkamp, de Poet. Latin. Neerl., p. 254; Hoeufft, Parn. Lit. Belg. , p. 251; Wyttenbach, Philom. , III. p. 275; G. H. de Friese, Memoria, H. G. Waardenburg, p. 7; K. en L. bode 5 Oct. 1813; Levensberigt van H. Waardenburg in Vruchten ingeza­meld door de aloude Red,erijkkamer de Wijngaardranken, Haarlem 1883 met lofdichten van L o osj es, Peerlkamp en andd. ; V e r w o e r t; Kobus en de Rivecourt; v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. WAARDENBURG (HENDERIK WILHELM) zoon van den vorige en zijne tweede huisvrouw,, werd den 3 Januarij 1804 te Haarlem geboren. Acht jaren oud , verloor hij zijn vader en ontving hij het eerste onderwijs aldaar van W. van den Hull, vervolgens dat van zijn broeder E v e r h a r d W a a r d e n b u r g, corrector te Arnhem , eindelijk van P. Hofman Peerlkamp, toen rector te Haarlem , later hoogleeraar te Leiden. In 1823 verliet hij het gymnasium, na het houden eener Oratio de Marco Catone Censorio en begaf zich naar Leiden , waar hij in de medicijnen studeerde , en in 1827 het gouden eermetaal ver­wierf op zijne Commentatio de Historia naturali animalium mollusculorum regno Belgico indigenorum en in 1830 , na het verdedigen zij ner Dissertatio Medics de ration Historiae morbi scribendae den graad van doctor in de geneeskunde verwierf. Hij vestigde zich te Naarden , nam bij bet uittrekken der Bel­gischen opstand in 1830 dienst en huwde na zijne terugkomst met den dochter van den beer Rooseboom, koopman te Amsterdam. Hij overleed te Naarden 28 April 1832. Zie G. H. de V H e s e, Memoria H. G. Waardenburg. WAARDIJK (ADRIAAN VAN) , predikant bij de remonstran­ten te Delft in 1802 , ontslagen in 1805. Hij was theol. stud. aan de kweekschool der remonstranten te Amsterdam en hield aldaar eene Lijkreden op Gerrit van Teutem, theol. dud. aan he kweek86,00l der remondr. , nitgeepr. den 24 Jan. 1797 in de remondr. kerk to Am8terdam. Gedr. voor rekening van de dudenten van 't 8ensin. d. rensondr. en doop8gez. te Atnderd. 1797. Zie Tideman, Broed. d. Rem., bl. 70, 876; Rogge, Bal. d. Rem. geschrip., bl. 218. WAAIJEN of WAEIJEN (JOHANNES VAN DER) werd den 12 Julij 1639 1 te Amsterdam , werwaarts zijn vader uit Ant­werpen om den godsdienst gevlucht was , geboren , en bezocht , no de Latijnsche scholen aldaar doorloopen te hebben , de hoogeschool te Utrecht , waar hij de lessen van V o e t i us en E s s e n i u s in de godgeleerdheid bijwoonde. Van daar begaf hij zich naar Leiden , waar hij Coccej us, Hoo r n-bee k en Heydanus hoorde. In Junij 1659 proponent geworden zij nde , besloot hij buitenlandsche •boogescholen te bezoeken en begaf hij zich naar Duisburg , Heidel­berg en Geneve, waar hij bet onderwijs van T u r r e t i n u s bij­woonde , naar Zurich en Bazel waar hij de beroemden W e t­st ein en Wer en fels hoorde , en meer andere plaatsen , terwijl hij zich zoo in het Hoogduitsch oefende , dat hij te Frankfort en elders met grooten toeloop in die taal predikte. In het vaderland teruggekeerd , aanvaardde hij in 1662 het leeraarambt to Sparendam. Ondertusschen waren zijn bekwaam­heid en welsprekendheid algemeen bekend geworden , zoodat de gemeente te Leeuwarden hem in 1665 beriep. her werd hij met groote onderscheiding bejegend. In bet noodlottig jaar 1672 vertrooste en beurde hij de terneergeslagene gemoe­deren op , en wist bij het leger op de grenzen van Mansterland, dat geheel ontmoedigd was , den moed en geestdrift zoo op te wekken , dat Willem III in de vergadering der staten het vooral naast God , aan van der Waa ij e n 's taal toeschreef dat de krijgsman op nieuw en met zoo gunstig gevolg het aangevochten vaderland verdedigd had. Die lof had vooral bij de Zeeuwsche afgevaardigden zulk een indruk gemaakt dat hij nog in hetzelfde jaar te Middelburg werd beroepen. Reeds dadelijk was bij met zijne ambtgenooten in onmin. Zij toch waren de Voetiaansche en hij , schoon in 1669 verzoenend tusschen V o e t i u s en M a r e s i u s opgetreden , de •Cocce­jaansche partij toegedaan. In 1676 klom deze oneenigheid , toen Abraham van de V eld e zich openlijic tegen hem verzette. Terwiji v a n der W a a ij e n zich tot een mannelijke verdediging aangordde , werd Momma in Zeeland beroepen en hieruit alles geboren wat wij in diens biographic (zie art. Momm a) mede­deelde. De Voetiaansche partij zegepraalde, van der Waa ij e n werd afgezet en bij uit Zeeland gebannen. Hij begaf zich naar zijne geboorteplaats , waar hij als ambteloos burger leefde, totdat hem door curatoren der Franeker hoogeschool , op aan­prijzing van den Frieschen stadhouder , Ern st Casimir, die toen met Willem III in onmin leefde , het professoraat in de Hebreeuwsche taal en godgeleerdheid werd aangeboden. Hij aanvaardde deze betrekking den 6 December 1677 met eene Or. de ecclesiae ex utraque Babylone exitu et eorum inter se convenientia. In 1679 werd hem het ambt van academie­prediker en de waardigheid van theol. dr. opgedragen. In 1680 deed hij afstand van het onderwijs in het Hel;eenwsch en wijdde hij zich geheel aan de godgeleerdheid. Hij was de eerste die aan de Friesche hoogeschool in den Cartesiaansch-Coccejaanschen geest onderwees , en daar hij als aan voerder zijner richting beschouwd werd , werd hij in menigen godge­leerden twist gewikkeld. Bij uitnemendheid deelde hij in de gunst van den Frieschen stadhouder,, die hem in 1680 tot zijnen raad verkoos en hem twee jaren later tot geschiedschrij­ver van Friesland benoemde. Reeds vroeg begon hij de lasten des ouderdoms to gevoelen. Hij overleed den 4 November 1701. Hij is driemaal gehuwd geweest , 1 met Aletta van H of fla n d, uit dit huwelijk overleefde hem een zoon J a c o-b u s van der W aaijen, 2 met Cornelia Veth, die in 1696 overleed , hem behalve een zoon (die volgt) twee dochters nalatende , 3 Sara Circe lles , weduwe van den Amster­damschen predikant Willem An slae r. Hij gaf in het licht : Epistola ad amicum, de reconciliation clari88. virorutn D. Gisberti Voetii et D. Samueli8 Mama 1669. Pro vera et genuina R,eformatorum sententia, praesertim in negotio de interprete scripturae adv. Lud. Trolzogium. dddita 8par8im c. L. Velthusii errores Digressione. Amst. 1669 8°. Ernstige betuiginge van J. van der Waezjen en H. Uwitsius aan de afdwalende kinderen der kerke, gegen de gronden van Labadie. Amst. 1670 12°. Het lijden van Christus in Gethsemane. 1674 8°. , meer­malen herdrukt. Over Psalm XHX: 24. Middelb. 1675 8°. Brief tegen Ant. .Hulsius. Middelb. 1675. Twee brieven tegen Joan Thilenus. Middelb. 1675. .Regtzinnige Leere en opregt bedre van J. v. d. yY. aan de gem. van Middelburg voorgestelt en gepleegt bijz. nopens de beroepinge van PAM Momma. En berigt over het geschrift van De. van de Velde. Amst. 1678. Or. de ecclesiae ex utraque Babylone etc. Franeq. 1671 in fol. ook in Varia sacra p. 625. En Appollonius betuyging der gereformeerde .,perk. 4°. Dissert. continents. Analysin Epist. ad Galatas. Franeq. 1681. Ook in Varia sacra, in bet Nederd. vertaald door J o h. d' Outr ei n. Leiuw. 1682 8°. Amst. 1728 8°. Den brief tot den Galaten kortelijk ontleedet en verklaart, uit het Latijn vertaald door Ia. Outrein. Leeuw. 1682 met eene Voorrede tot wegneming der geschillen. Epietola apologetica ad Philalethium Eliezerem etc. 1683 8°. Summa Theologiee Christianae Pars prior. Franeq. 1689 4°. Het tweede is nimmer verschenen. Maria sacra, waarin Analysis Ep. ad Galalus , Dies. de Hirco Azazel. , Diss. Spenceri de eodem excussa. Orat. inaug. Orationes duae Bectorales , de incremento cognitionis exspectando tempore novissimo et de semihorii silentio Apoc. VIII: 7. Homilia in 1. Zack. IY : 10, Dim. de particula Zack. 111. : 10, Capita doctrinae de Testamentis et Foedere. Franeq. 1693 4°. De betoverde wereld van D. Balth. Becker ondersogt en weder­kgt. Franeq. 1693 4°. Aenwijsing van B. Bekkers uyterste verlegentheid. Franek. 1696 4°. Ontdekking van de onkunde van B. Bekker. Predikatie gedaan op Serooskercke den 15 Mey 1690 uyt Jesaia III vs. 10. 4°. Rumbas Philometor , Laster en scheurzugt (tegen L e o n. Rijssenius). Epistola praefixa Stephani M. Veosei compendia Hieroz. Sam. Bocharti. Franeq. 1690 4°. Kort berigt nopens het voorgevallene in de zaak der heeren Vitringa en Ball. Lijkpredik. op het afsterven van Wilk. Anslaan 1695 4°. Brief ter wederlegging van Pontiaux van Hattem met eene voorrede , nopens de zoogenaanade Ilebreeen. Franeker 1696 4°. Amst. 1733. Dissertatio de A(ove vocabulo non ex Platone prirnum repe­tito et in Religionem illato adversus Johannem Clericum prae­fixa Steph. Rittangelii Tractatibus , Liberae veritatis et de Paschate denuo editis. Fran eq. 1698. 8". Limborgianae .Responsionis discussio. Praefixa est Rittangelii Veritati licl. Christianae in art. de Trinitate et Christ° ex script. Rabb. et Cabbala probatae. Ibid. 1699 8°. Sermo Academicus de Numero Septenario 1696 cum Vindiciis. Quae oppositae Jo. Marckii Praefationi commentarii in Apocal. Joannis de Septem N. T. Periodic. Accedit Analogia viarum Dei cum operibus VI dierwn creations et septimi quiete. Franeq. 1699 4°. Theologiae Christianae Enchiridion. Ibid. 1701. Methodus concionandi. Franeq. 1704 , 1718 , door zijn noon uitgegeven. Zie Saxe, Onom. , T. V.; Anal. , p. 610; Schultingii, Or. Ook in Schultingii, Commentt. Acad. , V. III. p. 379; Catal. BibL Bunay. , T. I. V. II. p. 1687; Vriemoet, Athen. Frisiac. , p. 157-401; v. d. W., Epistol. Apol. adv. Spanhemium 937 seqq.; Corn. Velsen, Introd. ads Gist. Eccl., T. III. p. 767, 768, 872; Dedic. Disp. 1 illicit. Arnoldi. ad Cod. Tamid. ; Spanhemii, Op.,, T.11; M. Veeris, Kerk. bl. 165; M. Luurnaan, 1VaamL, bl. 12 ; Sy 1 v iu s, Very. op Aitzema; W age n a ar , Y. H.. D. XIV. bl. 445 ; v. d. W. , .Regtzinnige leere , bl. 117 , 121 , 124 ; G la sins, Godgel. Nederl. ; Dez. , NederL kerkgesch. na de Herv. , D. II. bl. 221; Y p e y , Gesch. d. Systh. Godgel. , D. II. 1l. 137 , 174 ; Ypey en Dermout, Gesch. d. Herv. kerlc, D. II. bl. 483, 508, 515, 520, 538, aant., 335 ; Diest Lorgion, Gesch. d. Herv. kerk in .Fries1., bl. 176; S e p p, Stinstra en zijn tijd, D. II. bl. 75; v. Doorninck, Anon. en Pseud., n°. 2592, 284.; Eekhoff, Bibl. v. Leeuw., bl. 7, 8; Paauw en Veeris, Vern. Kerk. Alphab. , bl. 222; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Abcoude, Naaml. en /lank ; Muller, Cat. v. Portr. WAAIJEN of WAEYEN (JoHANNEs) , zoon van den vorige, werd den 20 Oct. 1676 te Middelburg geboren. Zoo uitmun­tend was zijn aanleg en zoo voorspoedig zijne ontwikkeling , dat hij reeds op elfjarigen leeftijd als student te Franeker werd ingeschreven. In 1699 werd hij door de classis van Franeker tot den H. dienst toegelaten , in 1700 predikant bij de her­vormden te Midlum , in 1701 buitengewoon hoogleeraar te Franeker en in 1704 gewoon. In 1705 werd hem het predik­ambt te Middelburg aangeboden , doch hij bedankte en overleed den 8 December 1719 bij zijne echtgenoote Anna Lucia M e ij e r s geen kin deren nalatende. Hij gaf in het licht : Or. de impotentia hominis animalis ad capienda ea , quae ant 8piritu8 Dei. Fran. 1707. Or. funeb. in obitum Nic. Gurtleri. lb. 1711. Waarschijnlijk is zijne rectorate redevoering over Hand. II vs. 11 Diet gedrukt. Hij bezorgde de Methodus concionandi van zijne vader. Zie Dom. Balck, Progr. , R. Andalae Or. funebr., De la Rue, Gelett. Zed., bl. 106; Vriemoet, Ath. Fris. , p. 738; Gla­sius, Godgel. Ned. , Greydanus , Predd. d. cl . v. Franeker, bl. 72. WAAIJEN (JAcoBus VAN DER) , zoon van den hoogleeraar Johannes van der Waaijen en Aletta van Hoff­land, te Leeuwarden geboren , werd den 5 Februarij 1681 als student te Franeker ingescbreven en , na in het vol­gend jaar een Disputatio van prof. V i t r i n g a de Causis compactae Judaeie 'OvoAarEleg verdedigd to hebben , doctor in de regten en eerst burgemeester vau Franeker en secretaris van bet collegie ter admiraliteit te Harlingen. Den 14 April 1688 grietman van Hemelumer Oldepbaert geworden, bekleedde hij de aanzienlijkste commission van den staat. Hij was een groot aanbanger van het huis van Oranje , verbouwde de door hem bewoonde Stins Grovestins te Koudum en legde een groot gedeelte van het lage moerassigeland onder Nijega in een polder, waardoor hij het veel verbeterde. Hij buwde H e r b e r t i n a de Witt, die hem twee dochters sehonk. Hij overleed den 10 Januarij 1743', zijne weduwe den 14 Februarij 1755 , in den ouderdom van 85 jaren. Zie Balen, Beschrijv. v. Dordr. : bl. ;Vriemoet,Ath.Fris. , p. 570; Schelte ma , Staatk. Nederl. , D. II. bl. 441-Tegenw. staat v. Friesl. , D. XV. bl. 301, 305; Van Sminia,117. Nam/. v. Grietm. , bl. 311. WAAIJEN PIETERSZ. (W. C. VAN DER). Deze talentvolle Zeeuw in het jaar 1845 naar Portugal vertrokken werd belast met de uitvoering eener kapitale herstelling aan het drooge dok to Lissabon , met de daartoe gevorderden afdanaming nabij den mond der rivier de Taag , het uithalen der oude en het aanbrengen van nieuwe deuren , alsmede het daarstellen van eene geheel nieuwe machine tot het drooghouden van het dok. Dit veelomvattend en door plaatselijke aangelegenheden zeer bemoeijelijkt werk , was reeds vroeg vruchteloos door onder­scheidene vreemde ingenieurs ondernomen , doch telkens moeten worden gestaakt. Onder dusdanige ontmoedigende on3standig­heden , werd evenwel de uitvoering andertnaal en wel door onzen kundigen landgenoot moedig ondernomen , die dan ook (na eene ingespannen arbeid van niet minder dan zes jaren, en ofschoon daarbij telkens het hoofd hebbende moeten bieden aan allerlei onvoorziene tegenspoeden , die meer dan eenmaal dreigden , alles te doen mislukken , wat met zoovele krachts­inspanning werd tot stand gebragt) er in geslaagd is , dit groote werk in de beste orde te voltooijen. Door zijne bekwaamheid, moed en volharding heeft bij de eer van zijn land en die van Neerlands waterstaat waardiglijk gehandhaafd ; zulks getuigt dan ook de hooge onderscheiding , hem door het Portugesche gouvernement geschonken , hebbende H. M. de koningin van Portugal hem de onderseheidingsteekenen van het ridderkruis der Christusorde gezonden. Zie Algem. Handelsblad van 12 en 13 April 1852. WACHENDORFF (mr. CORNELIS ANTONY VAN) , in 1737 geboren , was secretaris van Utrecht en een der oprichters van de Maats. v. Ned. Letterk. Sommigen willed dat de Nieuwe Beschrijving der etad Utrecht , of gelijk de titel elders wordt opgegeven , Het nieuw Utrechtsch Jaarboek behelz. de beschrijving en de gebeurt. der stad Utrecht en het Rapport dienende ten betooge van de souvereiniteit der heeren staten over de stad, eteden en landen van Utrecht , Amst. 1787 8°. door hem zijn geschreven, doch het laatste is buiten eenige weinige aanteekeningen door W a c h t e n-d o r f f er bijgevoegd van de hand van H. van Alph en, die het laatste te midden van veel drukke bezigheden en bemoeijin­gen van een anderen aard , in eon tijd van naauwelijks zes weken zamenstelde , onder de zinspreuk Nos parvi magna molimur van zijne hand is. Hij overleed den 15 April 1810. Zie Scheltema Gesch. en Lett. mengelw. , D. III. b1.9; Berg-man, Gedenkb. d. kaats. v. Ned. Letterk. , bl. 62 ; v. Doorninck, Anon. en Pseud., no. 585 , 2150 , 3797; mr. Bodel Nyenhnis, Topogr. lijst , bl. 212. WACHENDORFF (mr. J. C. VAN) is schrijver van : Juridieche verhandeling over het PI articul dee statuute der etad iirnhem van den jaare 1694; concernerende de teetament­maekinge betrekkelijck tot sekere acte van euperecriptie op een beeloten testament. Utrecht 1736 4°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. III. bl. 295. WACHENDORFF VAN RIJN (L. VAN) beoefende de Nederd. poezy. De maats. van Ned. Lett. bezit van hem : "Ian mtjne landgenooten de herstelling van lands zeemagt, het ware doelwit van den raadpeneionarie H. J. Schimmelpen­ninck bij het echrijven aan den ridder (J.) H. van Kinebergen. Amst. 1805. Zie Cat. d. Maats. v. Letterk., D. III. bl. 123. WACHTENDORP (CAsPARUs) , een Amsterdammer,, blind geboren , niet te verwarren met zijn naamgenoot, predikant bij de hervormden to Deursen in de Meijerij, Nieuwpoort (1671), Oude­water (1675), Breda (1680) en Gouda (1682), wear hij in 1700 overleed. Hij beoefende de geschiedenis van zijn vaderland en de poezy blijkens zijne beide dichtstukken Oude Bollandsche geschiedenissen ofte code riimkronyck , verdeelt in "III boecken , beginnende van de sontvloet tot den jare 1560 , verciert met verecheyden copere platen. In Gra­venhage. Amst. 1645 , 's Hage 1648 4°. Lof dee vredes, z. j. achter vorige. Ook heeft men van hem: Begin der heiligen historian of oudtheydt der werell. Amst. 1646 (door P. W. F.). Gron. 1646. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Tab., D. VI. bl..; De Wind, Ned. Gesch. , bl. 416 ; F opp ens, Bible Belg. , T. I. p. 330; v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 5773; Nay., D. IV. bl. 99, D. V., Bybl. CXIV, D. VI. bl. 254, D. VII. bl. 122; Lin schot, Beschrijv. v. Oudewater , bl. 46. WACHTER Pz. (G. H.) werd te Rotterdam geboren , pro­moveerde den 29sten December 1810 te Groningen in de geneeskunde met eene Diee. chirurg. de articulle extirpendie en den 16 Maart 1812 te Berlijn in de heelkunde. In het jaar 1814 vestigde hij zich als chirurg. te 's Gravenhage , en werd tot lijf-chirurgijn van Willem I (toen nog souverein vorst) en na diens abdicatie in A°. 1840 bleef hij in dezelfde betrekking aan den persoon van W ille m II verbonden en verkreeg van hem de ridderorde van den Ned. Leeuw. Dis­pensatie van den koning verkregen hebbende om de genees­en heelkunde geconbineerd uit te oefenen , had hij een seer 1.4 nitgebreide en aanzienlijke praktijk zoo binnen als WW1 de Eitad. De regeering droeg hem den heelkundigen dienst van het pas opgerigte burgergasthuis op , en de koning benoemde hem tot lid en later tot president der provinciale commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt in Zuid-Holland. Gedu­rende een tijdvak van 25 jaren gaf hij net dr. Sander en W glop het tijdschrift Ilipocrates uit. Ook hield hij eene lijkrede op professor M u ld e r to Groningen. In 1855 • legde hij zijne praktijk neder , en keerde tot een ambteloos leven terug. Zie Konst -en Letterb. 1811, bl. 83-88, 100, 104; Collot d'Es­cur y, loll. roern , D. VII. bl. 485 ; Navorscher , D. VII. bl. 251, 275 , D. VIII. bl. 49. WAEL (BURGERT VAN DER) of VAN DER WAAL , dichter nit het laatst der 17e eeuv. Men heeft van hem: Eeuwigh geluyt makende vreught-basuyn , geblasen ter gedach­tenisse van de geboorte , 't leven , lzjden , sterven , verrijeen en hemelvaert - onzes Heylands en saligmakers Jezu Christi. Ver­toont door Lofzangen en Gedichten , verrijkt met schriftuerlzjke oude en gedenckwaerdige historische aenteykeningen. Met een vervolg van den antichrist , vertoont door verscheide valsche Messiassen ; van de Wen Christi al' to dezen tzjd toe. .Ales getrocken uyt veel treffelijke lofweerdige schrifvers haw schrif ten. Amst. 1703 8°. Hij droeg dit werkje aan zijn vader Cornelis Jacob van der W a e I op. Zijn zinspreuk was "Ben boven al." Zie v. d. A a, N. B. A. C. M. WAEL (FRANciscus DE), eerst van 1620 predikant to Alm­kerk, vervolgens van 1630-1670 te 's Hertogenbosch, beoefende de Nederduitsche poezy. Men heeft van hem : Lusthof der Geestelijcke gedichten ofte stichtelicke ende troos­telicke rijmen van sverscheiden stoffen ende fatsoen. 's Herto­genbosch 1645 3 dn. 4°. Weeklagt over den toestand van Gods volck in de vereenichde Nederlanden. Ald. 1666 4°. Llemelsch,e melodie of soet ende stichtelijke bedenckingen rijms­wijze gesteld. Ald. 1669. Langw. 12°. Zie Hermans, Geschiedk. Mengelw. D. I. bl. 184; v. d. A a, It B. A. C. Wb. ; Cat. d. Maats. v. Letterk.' WAEL (JoH. A. VAN DE) , lid der Vlaardingsche rederik kers. Men vindt gedichten van hem voor Vlaerdings Bede­riickberg. Amst. 1617. Zie Heringa, Naaml. , bl. 86. WAEL (JOB vAN), een rederijker , is dichter van Schiedam rood Boosjeneepel , van David ende Goliath. Rotterdam 1619 4°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 224; V erweert; Witsen Geysbeek. WILE', VAN VRONESTEIN (ADRIAAN DE) , uit een bekend Utrechtsch geslacht , zoon van L a b b e r t de W aet, hoer van Vronestein en van Maria v an R aep hor st, dochter van Johan en Heilwig van Culemborg, betoonde zich een vriend der vrijheid en van den hervormden godsdienst. Hij behoorde tot de Verbondene edelen. Dit bragt hem in den kerker en op het schavot. Terwiji hij te Utrecht gevangen zat , werd hij als getuige gehoord tegen den graaf v an Hoo r n. Hij zelf werd door den provoost des hofs van Utrecht , behalve van deelgenootschap aan het Verbond der Edelen, beschuldigd, dat hij gewapend ter predikatie van de nieuwe religie was geweest en zich allezins in de beroerte gemengd had. Hij werd den 25 Augustus 1568 onthoofd., Men vindt ook aangeteekend dat hij in 1547 een vergiffenis brief vat Ka fel V ontving, die hem verleend werd , omdat hij , ten tijde der werving van M a a r ten v an R o s s um in Gelderland op het hula ter Leede geboren was. Hij huwde B eel of B eatrix de V oocht van Rij nev eld en i'et twee zonen na. Zie T e Water, Verb. ct: Edelen , D. IV. bl. 364; Tegenw. staat van Utrecht , D. II. bl. 180; Connoissance de la Noblesse d' Utrecht, p. 30; Prvces criminel des cores d'Egmont etc. , T. I. p. 240; Sen. tentien van Alva , bl. 324; Brand.t, Hist. d. Ref. , D. I., Bijv., bl. 56. WAEL VAN VRONESTE1N (WILLER DE) ward in 1582 te Utrecht geboren , behoorde eerst tot de orde van het Daft-soh huis, verliet deze en werd in 1602 te Rome jezuit, ver­volgens rector der jezuiten-collegien te Maastricht , Leuven en Brussel , tweemaal provinciaal van Vlaanderen en overleed in 1659 te Brussel. Hij gaf in het licht: Cort verhael van het H. Cruye van Caravaca. Antw.1643: Croone des alderheylighete wonder Chrieti , verclaert met 35 bemerckinghen, idles getrocken uyt de IL Schriciture„ de H. Faders ende Kerckelijcke hietorie, aid. 1649 , verm. 1754 , ook in het Latijn Corona sacratieeimorum Jens Christi vulnerum etc. Brux. 1657, in het Fr. Antv. 1651, in het Duitsch Coln. 1710. Sindtbrief aen den Wel-Ed. Eerrijcke ende godvruchtige jonckvrouwen, die in one Nederlandt en verecheyde eteden ende landen met groote ende goddelycke iver hun begeven ter lie filer Godts tot onderwijeinge van de arme ende andere jonckheyd in de Chrietelycke leeringe ende alle goede manieren met een versoeck op alle oudere van snick een goddelijck werck in hunne dochter8 niet to willen beletten , ge8chreven ende overgezonden door den E. pater Guilielmue van de Wael , van P. enz. en nu herdruckt 1747. De aerate druk verscheen in Brussel 1656 , waarop nog 2 uitgaven volgden. Office de la panion et pies8e8 pratique8 pour parvenir une heureuee wort, Brux. 1656 , opgedragen aan Anna de Malsen baronesse de Rihoncourt , in het Holl. Oeffeninge tot een 8alige doot. Antw. 1655. Zie Aug. et A I. de Backer, BibL des Ecrivains de la comp. de Jesus, prem. aerie , p. 780. mix.; Glasins, Godgel. Nederl. WAEL (REINERUS DE) , Latijnsch dichter uit het laatst der 15e eeuw. Men heeft van hem Carmen ekgiacum de vacca Dordracenei guam luto circum­litam po88688or velut ignorant et alienam vendidit. De trams, qui cowrie avidi in foveam ceciderunt. De Barta et marito dna per 8tudentem Parisiemem decepti8. Leidae 1509 4°. Zie Val. Andreas, BibL Belg., p.788; Poppens, T. p. WAELL (LUBBEICT DE) een burger van Utrecht , koos in de geschillen tusschen D avid van B ourgo n die en GM bert van Brederode de zijde des eerstgenoemde en werd diensvolgens in 1456 voor zijn leven lang ter stad uitgeban­nen , terwijl daarbij tevens bepaald werd dat hem nooit zou worden toegestaan , met eenen nieuwen bisschop weder in te komen. Zie Burman; Utrechts. Jcsarb., D. II. bl. 313. WAELKEN (GEORGE) , te Brugge geboren , bloeide als schil­der in de tweede helit der 15e eeuw. In 1480 werd hij lid der broederschap van St. Lucas aldaar. Zie Kramm. WAELWIJK (A. G.). Van hem bezitten wij : .Nadere con8ideratien over de militaire juri8dictie. Breda 1783 80. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud., n°. 1093. WAENEN (WILHELMUS VAN), predikant te Katwijk aan Zee en later te stad aan het Haringvliet , in 1802 emeritus was lid van de tut. en dichtkundige genootschappen te Rotterdam en Leiden. Hij hield den 4 Januarij 1775 in zijne eerste gemeente eene dichtmatige redevoering ter inwijding van de nieuwe en verbeterde Psalmberijming , in 1775 te Leiden met den titel van Katwijk aan Zee opgezongen tot heiliq Pealnszin­gen uitgegeven. Zie v. d. A a , N. B. A. C. Veb.; Brans, Kerk. Reg. WAENEN (C0RNELIs VAN), predikant to Noordeloos in 1760 , in 1764 te Maassluis, in 1797 emeritus , was zoo erva• ren in het Oostersch dat hij een leerstoel in die talen zou hebben kunnen bekleeden. Hij heeft bet Arabisch Hs. der bibliotheek van de Leidsche academie , bevattende schoone spreuken van Ali Ebn Abi Taleb, den schoonzoon van Mahommed, naauwkeurig afgeschreven , zeer zuiver in 't Latijn vertaald met geleerde philologische en critische aanmer­kingen verrijkt , at hetwelk door den Oxfordschen hoogl. Josef W hite met eene voorrede van Herman Muntinghe ait-gegeven is , onder den titel: All Ebn Abi Talei, Arabice et Latine e codicibus Illanuscriptis descripsit Latine ver€it et annotationibus illustravit. C. v. W. Oxonii 1806. Zie Ypeij, Kerk. Gesch. der 18e eeuw , D. Xl. bl. 331; Nay., D. IX. bl. 203. WAENEN (ALBERTUS JACOBUS VAN) , zoon van C o r n e lis van W a e n e n, predikant to Wilsveen (1791), in 1795 to Woerden , den 28sten Augustus 1843 als rustend predikant to Voorburg gestorven. Hij schreef : Dankzeggings•leerrede voor de verschooning onder de plunde. ring en den moord to Woerden gepleegd 24 November 1813 , en herinnering aan het lot dier stall in 1672 , uitgesproken ter25-jarige herdenkiny 25 Nov. 1835. Leiden 1839 8Q. Zie Brans, Kerk. Reg., bl. 15, 48; Bodel Nbenhuis, Topogr.,bl. 124; Islay., D. IX. bl. 323. WAERDEN (D.) , een schilder, die onistreeks 1594 geboren werd en in den trant van lionthorst en Bloemaert werkte. Men kept hem door de fraaije gravure van C. Danckerts naar zijne teekening voorstellende de vijf zinnen in 4°. ; Benman met een kruik onder den arm , niet beteekend 8°. en de Herder Astrcia 8°. Zie Kramm. WAERDENBURG (KA.R.EL Heer VAN) nit het Geldersch geslacht van dien naam , naar een adelijk slot , waarvan de overblijfsels bij het dorp Heern , in den Tielerwaard aanwezig zijn en met den huize Brederode vermaagschapt was. Hij was een der verbondene Edelen. Het hof van Gelderland gaf den 10 Julij 1561 aan A 1 v a schriftelijk bericht dat hij den geuzen­penning gedragen had. Zie Wagenaar, Tegenw. staat v. Geld. , bl. 280; T e Water,Verb. d. Edelen, D. III. bl. 363 , D. IV. bl. 451. WAERDER (H. GRIFFIOEN VAN). Deze wordt gehouden voor den schrijver van: Mijne herrinneringen van Gouda en Nalezinq mijner herin­nering. 's Hage 1821 en 22. 2 St. 8°. Ben vlugtige blik op Gouda in de Yriend des Vaderlands, IX (1830) 641-650. Zie Bodel Nijenhuis, Topogr. lijst, bl. 122. WAERDT (QuINTYNus DE). Kr a m m vond dezen in het 2 album van W ij brand us de Geest den Oude., van 1611, een geteekende Ossenkopl, met een gedicht van dezen overigens gansch onbekenden meester , die nog in 1649 leeide. WAERMA (H.) schreef : De ware weg des Hells. Amst. 1757. Evangelische geloof8leer der Doop8gezinden Christenen in XXXIV verhandelingen , benevens een Ilistorisch verhaal van de leer der Doopsgezinden. Groningen 40. Zie Arrenberg, bl. 564. WAERRE (ARNOLD DE) , een schilder in de 15e eeuw te iperen werkzaam. Vroeger vond men ook van zijne kunst te Tip rugge, die thans schijnt verloren. Zie Kramm. WAERTS (JAN) , makelaar te Rotterdam is schrijver van een Onpartijdigh bericht aen N. N. nopende het antwoordt van een Gereformeerd Hollander. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 509. WAES (CoRNELis DE) , in 1557 te Antwerpen geboren , schilderde en graveerde veldslagen. Van hem zijn alleen 15 bladen en titel voorkomende in den Catal. van het Cabinet-Brisart. Gand 1849. Zie Kramm. WAES (Gnus DE) bloeide omstreeks 1384 als metaaldrijver te Gent en vervaardigde kostbare werken. Zie Kramm. WAES (AERT VAN), van Gouda , leerling van den kleinzoon van den beroemden Wout er Crabeth, bezocht Frankrijk en Italie , schilderde boertige gezelschapsstukken en bragt dier­gelijke onderwerpen in plaat. Kramm beschrijft eenige zijner prenten; Hij overleed in 1650. Zie Immerzeel; Kramm. WAESBERG (SIMON VAN) , een schilder , omstreeks 1468 te Brugge werkzaam. Het is onbekend of er nog werken van hem over zijn. Zie Kramm. WAESBERGE (ABRAHAM), kunsthandelaar in Holland , die omstreeks 1630-1640 bloeide en zelf prenten heeft gegraveerd door Kramm vermeld. Zie Kramm. WAESBERGE (IzAAK) , welligt zoon van den vorige, een Hollandsch graveur,, die tusschen 1650-1660 bloeide. Men heeft onderscheidene portretten van zijne hand , o. a. dat van den admiraal de Ruyter naar H. B e r kmans ih -de manier van Corn. Visseher. Zie Immerzeel. WAESBERGE (J. J. VAN) sehreef : Nieuwe en beknopte uytbeeldinge en vertooninge der gantecher aerdtbodem '1 samengebracht en uytge,q. door 1. J. v. W. Amst. 1676. Zie van Doorninck, Anon. en Pseud. , no. 4574; A. M. Lade­boer, het geslacht v. Traesberge, bl. 119. WAESBERGE (P. VAN) , dichter uit de eerste helft der 18e eeuw. Men heeft van hem : Uitbreiding van de verniemode koop8tad Rotterdam enz. op rijm en dichtmaat gesteld. Rott. 1724. Zie 13odel Nkjenhuis, Topogr. Beschrijv., bl. 109. WAESBERGE (PIETER vAN), noon van H end r i k van Waesberge en Susanna Holstein, den 22 April 1792 te Rotterdam geboren , werd van zijne jeugd of opgeleid voor de drukkerij en ontving het daartoe noodige onderrigt op de bekende drukkerij van S t e f anus Moster t. Den 26 Nov. 1832 ward hij tot stads•drukker aaiigesteld. Gedurende de jaren der Fransehe overheersehing leidde hij een zeer bewege­lijk leven , moest met de conscriptie Napoleon dienen , was bij de veldslagen van Dresden , Bautzen , Leipzig enz. tegen­woordig , werd door de Russen krijgsgevangen gemaakt , ont­vluehtte en kwam met den kolonel M o 1 s b e r g en als bediende naar Rotterdam terug. Sedert de herstelling van bet huis van Oranje in 1814 trad hij in dienst bij de sehutterij te Rotter­dam. Ook trok hij in 1831, na den gewapenden opstand der Belgen , nit en woonde den slag van Leuven bij. Hij overleed den 14 September 1841. Hij beoefende de poezy blijkens eenige kleine door hem uitgegeven diehtstukken. Ook gaf hij Herinneringen nit den veldtogt in Belgie in 1831 met betrekking tot de tweede afdeeling Zuid-frolland8che 8chut­terij. Rott. 1832. Zie L. S t a r k, Gedagtenisrede ter eere van v. Waesberge , Rott. 1841; Ledeboer, het geslacht van Waesberge, bl. 216. WAESENAER (ABEL) , rekenmeester to Utrecht. Van hem heeft men : Arithmetica door Bernardu$ Stockman eertijt8 Fransoysch,e 8choolmeester in de vermaerde coop8tadt Dordrecht nu van nieu curieue gecorrigert ende verbetert, noch i8 pier bij gevoecht een tafelken om te reballeeren op sulcken tijt ofte intreet men begeert door 46el aeeenaere Utrecht 1637. 2* WAEYBACK (PIETER) , een der voornaamste boawmeesters van het stadhuis te Oudenaarden. Hij komt als steenhouwer voor in de rekeningen van het 0. L. V. hospitaal aldaar 1519-1520. Zie K r aut m. WAEYWEL (DANIEL) werd den 2 Februarij 1654 te Mid­delburg geboren en verloor reeds vroegtijdig zijn varier. Bij zijn oom Daniel W a e y w e 1, commissaris der wisselbank, een voor­naam koopman , onder wiens opzigt hij kwarn , zond hem naar de Latijnsche school om hem in de geneeskunde te laten stu­deeren. Doch er kwamen omstandigheden tusscheri beide , die dit plan verijdelden en hem bewogen zijn neef naar Amsterdam te zenden om den koophandel te leeren. Later nam deze zelf den handel bij de hand , huwde , en daar de fortuin hem niet gunstig was , verliet hij Amsterdam , vestigde zich even buiten die stad en oefende zich in de wis- en landmeetkunde , waartoe de lust ontsproot , door het bijwonen der lessen , welke zijn noon , later voor onderkoopman naar 0. I. vertrokken , in die wetenschap ontving. Toen hij in de Arnsterd. courant van 4 Nov. 1711 las dat twee geestelijke personen het lang gezochte vierkant des cirkels zouden gevonder hebben , wekte zulks zijn lust op om er ook naar te zoeken , totdat hij eindelijk den 15 Julij 1712 dacht het geheim ontdekt te hebben. Hij legde het bloot voor den Amsterdamschen burgemeester J. Trip die hen berichtte dat de staten-generaal daar eene praemie opge­steld hadden. Het werd aan die vergadering medegedeeld , die eene commissie benoemde tot nader onderzoek , op wier last het naar de hoogleeraren te Leiden werd gezonden. De inhoud van hun advies is hem ,Ook op herhaald bezoek , nim-mer bekend geworden. In Julij 1815 gaven echter H. C o e t s, lector in de wiskunde te Leiden en N.. St am pi o e n te Rot­terdam twee gunstige verslagen omtrent de quadratura circuli van W a e y w e 1. Dit had ten gevolge dat bij resolutie • van de staten van 30 Mei 1716 hem ter belooning van zijn vlijt f 500 werden toegelegd. Hij gaf de gedachten over zijn ontwerp in 't licht onder den titel Demonstratie weyens de Quadratura circuli, Amst. 1712 in 4'. Hiertegen werden in 4 stukjes van M. Soeten, D. Kruyck, J. de Graaf en P. H e 1 lin we r f bedeiikingen geopperd , die W aey w el in een uitveerig stukje wederlegde dat te Amsterdam in 1714 uitkwam. Zie la Rue, Gel. Zed.; Nau., D. II. bl. 250, D. III. bl. 264, Bijblad 1854, bl. IX; Kobus en de Rivecourt. WAEYWEL (AGNEs) , dochter van den vorige , verdedigde haar waders uitvinding in Traito ou considerations mathemati­gueset impartiales star la demonstration et le quadrature du cercle 'de D. fY. et 8ur les considerations des manvaises criti­ques de see antayonistes. La Hap 1717. WAGEMAKER (C.) schreef: Onderwijzing aangaande het Chri8telijk geloof. Amst. 8°. Zie Arrenberg, bl. 566. WAGENAAR (JOHANNES JACOBUS) , een Duitscher van afkomst , was een wereldlijk priester , die met eene non naar de Nederlanden vluchtte. Hij verbond zich met haar in bet huwelijk en beide legden belijdenis van den hervormden gods­dienst af. Zijne ervarenheid in de Latijnsche taal bezorgde hem het rectoraat te Eindhoven , vervolgens te Bommel, eindelijk te Vlissingen. Hij aanvaardde zijne bediening met eene Or. de nece8earia ludo literario di8ciplina, voor stads rekening gedrukt. Hij bragt veel toe de Latijnsche school aldaar,, met behulp van zijn zoon hem als conrector toegevoegd , te verbeteren. Hij overleed den 22 Oct. 1753 na zijne lotgevallen in Vivi uit Babel gebillijkl of Paap8che dwalingen wederlegd." Leyden 1742 beschreven te hebben. WAGHENAER (LUCAS JANSZ.) , in het midden der 16e eeuw te Enkhuizen geboren , een ervaren stuurman , die zich yen. dienstelijk heeft gemaakt door zijne zeereizen en naauwkeurige opmerkingen , daarna door hem in het licht gegeven. In 1584 en 85 liet hij op eigen kosten bij C. Plant ij n te Leiden in 2 dn. in fol. zijn Spiegel der Seevaert , het eene aan prins Maurits, bet andere aan de staten van Holland opgedragen, drukken. Daar deze werken te kostbaar en omslachtig waren voor zeevarenden , besloot hij, op aandrang van zijn vriend Maelson, ze in een klein octavo deel te zamen te trekken en uit te geven , in 1598, waarbij hem zijn stadgenoot J. Huygen van L i n s c h o t e n behulpzaam was. Het draagt den naani van Enkhuiser Zeekaartboek. Door W. B 1 a e u is bij het zarnenstellen van Het licht der Seevaert .veel van Waghenaer's werken gebruik gemaakt. Zijn voornaamste en beste werk is : Thresoir der Zeevaert , inhoudende de gheheele Naviyalie ende Schipvaert enz. 1590. Ten tweeden mael vernieut ende vermeerdert. Amst. 1596 , met vele kaarten, breed 4°. Een zeer beroemd werk , thans op de kon. bibl. Er bestaat nog van hem eene geteekend en daarna in plaat gebragte afbeelding van Enkhuizen (1577) en een kleine kaart (1598), waarop ook eene afbeelding der stad voorkomt. Zie Kramm; de Vrtje Fries , XII. 386. WAGENAAR (JAN) , zoon van Jan Wag en a a r en M aria Saftle v en , bloedverwante van den vermaarden schilder van dien naam , werd den 28 October 1709 te Amsterdam gebo­ren. Zoo spoedig de knaap liep , las hij. Zijn vader , mr. Schoen­maker van zijn Itandwerk , zond hem naar de beste scholen , om schrijven en cijferen te leeren en later naar de Fransche school. Reeds vroeg maakte hij versjes en op zijn elide of twaalfde jaar een kluchtspel , dat men buiten zijn weten liet druk- ken. In 1722 vervaardigde hij te Zandvoort • voor den koster van dat dorp , aan hem vermaagschapt , een vers op de inhaling van den beer Paulus Loot, dat te Haarlem gedrukt werd. Reeds vroeg werd hij bij een voornaam roomschgezind koopman ten kantore besteld , en besteedde hij een gedeelte van den nacht en den zondag om zijne onverzadelijke leeslust bot to vieren ; ja zelfs in de oogenblikken , die hij aan de post-huiien naar het uitgeven der brieven wachten moest , zette hij zich op een stoep neder om te lezen. Nog op het kantoor zijnde , besteedde hij de zaturdagavonden met zijne makkers in een herberg of in den schouwburg. Een zijner gezellen begon te begrijpen dat zulks niet goed was en bracht ook zijn vriend W a g e n a a r tot nadenken. Deze begon , door zijn makker aangespoord , de H. Schrift te onderzoeken en bezocht des zondags de godsdienstige vergaderingen der doopsgezinden in een der vertrekken van het weeshuis de Oranjeappel , waar hij zelf dikwerf de gemeente stichtte. De godsdienst was nu zijne hooldstu­die , het Latijn werd hij spoedig magtig en ook oefende hij zich in het Grieksch en Hebreeuwsch, om de H. Schrift en de kerk­vaders te kunnen verstaan. De rekenkunst verstond hij grondig; tot de metaphysica had hij een bijzondere neiging. Ook was hij een berninnaar der natuurkunde , waarmede zich te dezen tijde (1731), bij gelegenheid der lessen van dr. Desaguliers in Amsterdam gegeven , vele jonge lieden bezig hielden. W a­genaar schreef toen een menigte redevoeringen en brieven over gewichtige theologische en metaphysische quaestien , aan­teekeningen , verhandelingen , ontwerpen ; ook vertolkte hij eenige predikatien van Tillotson, die in 1730-1732 in 6 deelen in 4° gedrukt zijn en eene ilistorie der Paul­sen met aanteekeningen , waarvan alleen het eerste deel in 1733 in 80 het licht zag. Ook zette hij voor de 17 erzameling van verhandelingen over de verdraagzaamheid , die de boekverkooper T i r i o n uitgaf, uit het Fransch de ilannzerkingen van den prof. J. Barbeyrac en uit bet Engelsch de Predikaatsie over Christus koningrijk van den bisschop Hoadly over , en vertolkte 16' stukken uit het Franseh , Engelsch en Latijn voor de Filosoofische Verhandelingen , die in 1734 bij deeltjes het licht zagen. Hij vertaalde mede den Filozoofischen onderwijzer van B. Martin en vermeerderde dit werk (1737) met eenige bij voeg­sets. Met oogrnerk om zich in de Nederduitsche taal to oefe­nen , las hij de oudste schrijvers , zoo in proza als in poezy , eerst om de taal , later om de histories Hij geraakte zoo met deze bekend , dat hij Melis Stoke geheel in het hoofd had. In 1736 besloot de boekhandelaar Tirion tot de uitgave van den Tegenwoordigen staat van alle volkeren , en verzocht W a-g e n a a r de beschrijving der Nederlanden op zich te nemen. Hij deed zulks met beding , dat zija naam niet genoemd zou worden. In 1738 verscheen hierop de Tegenwoordige staat der 0081eitrijkiche , Fran8che en PrUi88ische Nederlanden eiti 1739 —1744 schreef hij de vijf eerste deelen van den Tegeoi;• woordige 8taat der Vereenigde Nederlanden , terwij1 de volgende deelen van een ander zijn , die echter bij het opstellen der beschrijving van het platte land van het Noorderquartier genaar's handschrift gebruikte. Wag e n a a r voelde het' gebrekkige van zijn werk , zamengesteld uit medegedeelde , soffit. zeer onnaauwkeurige , berichten daarom zag hij er van of , schoon hij nog in 1758 op sterk aanhouden van den ver. legen drukker het eerste deel van den 7egenwoordige dela' van Utrecht gesehreven heeft. Ondertussehen had hij de noodige bouwstoffen verzameld voor zijne gesehiedenis van het vader­land, was met Christina Vergoes, den 17 Maart 1714 te Haarlem geboren , in den echt getreden , en had in 1710 den houthandel aangevangen , die zijn vriend Jan de Jag e'r tot zijn dood toe gedreven had. Terwijl Wag enaar nog met den Tegenwoordige staat der Nederlanden bezig was, kwanten hem in handed Bedenkingen en verhandelingen over den kriste­lijken waterdoop , bijzonderlijk over den kinderdoop , de laatste door den remonstrantschen predikant K o e n r a a ti Bremer geschreven. Wagenaar, die in 1730 bij de Doopsgezinden gedoopt was , achtte zich verplicht hiertegen de pen op te nemen en gaf een werkje getiteld : Oudheid en 8chrift­matigheid van den kinderdoop onderzocht in het Licht. Hierop verscheen er een Verdediging der verhandelingen, die W a g e n a a r beantwoordde met een Brief aan den heer N. N. In 1737 verscheeu zijn Kort verhaal der overstrowningen onarent Danizig, alsmede het Verhaal van de uitdeeling der Noodlijdenden aldaar , waar hij in 1741 op liet volgen : Verhaal van de overstroomingen hier te lande in 1740 en 1741 en Verhaal van 't beefier der verzamelde penningen en behoeften aan de noodlijdenden. Het jaar 1747 en de groote staatsverandering in ons gemee­nebest gaf hem aanleiding tot bet schrijven van een Kojij­hui8praatje , dat echter bij een is gebleven , waarop hij een wekelijksch blad onder den naam van De Patriot uitgaf. Het werd echter niet dan tot 30 vertoogen vervolgd , die met een gedeelte van 1748 afliepen. Het 3de, 6de, 13de, 17de, 23ste, 28ste , 29ste en 30ste vertoog , de brief in het 15de en de eerste brief in het 18de vertoog zijn niet van zijne hand. De zonderlinge gebeurtenissen , beroeringen en muiterijen binnen ons vaderland gaven hem aanleiding tot het schrijven van Dagelijk8che aanteekeningen van hetgeen bij hoorde en zag. Met den aanvang van 1749 verseheen het Berste deel , en aan het einde er van het Tweede deel zij ner Vaderlandsche Historie , waaraan hij tier jaren gearbeid had zonder dat iemand hiervan wist , buiten eenige weinige vrienden en onder deze mr. Frans Vail Limborch, ad vocaat-fiscaal der domeinen van de staters van Holland en West-Friesland. Toen het 37ste boek van het Xde deel , waarin de oorsprong der verdeeldheid over den godsdienst behandeld werd , ontmoette hij bij sommigen zooveel aanstoot , dat niet alleen het voortdrukken eenigen tijd gestremd word , maar zelf het vervolgen der historie gevaar liep ganschelijk. afgebroken te worden. Terwijl hij met de F. H. bezig was, had hij als mede-regent van 't weeshuis de Oranje­appel de jongelieden in dit huis onderwezen in de gronden van den godsdienst en hun eenige lessen gegeven , die in 1752 uitkwamen onder den titel van Zeven lessen over het verhande­len der Heilige Schrift , aan een onzer hoogescholen den studenten ter beoefening aanbevolen. Ondertusschen had hij tot 1757 den houthandel met voorspoed gedreven , toen hij door bank­breuk van een zijner correspondenten te Hamburg groot nadeel leed , waarop hij den koophandel verliet. Reeds een jaar te voren was hij door burgemeesteren aangezocht en aangesteld om het opzigt te hebben over het schrijven en uitgeven der Nederduitsche Stadscourant. Hij verrigtte dezen arbeid tot 1760 , wanneer hij , op zijn verzoek , er van ontheven werd. Bij gelegenheid van bet uitbarsten der vijandelijkheden tusschen Engeland en Frank­rijk , toen het eerste van onze republiek den onderstand , door de tractaten bepaald , eischte , waartegen -zich Amsterdam verzette , gaf hij in het licht : Brief van een koopman te R. aan een zijner vrienden to Anzsterdam. B. 20 Maart 1756 , waarvan in weinige dagen drie d...ken verschenen , welke brief door nog drie andere gevolgd werd. Ook gaf hij bij die gelegenheid nog in het Hat : Memorien van de am6assadeur8 Yorke en D' Airy , achter den 3den brief van den koopman to R. gevoegd gr. 8°. en Tractaat van Marine tusschen Groot-Brittanje en de Vereenigde Nederlanden met een Aanspraak van den uitgever aan alle koopluiden en 8chipper8 dezer landen gr. 8° 1756. Het gedray der Engelschen omtrent de republiek der vereenigde Nederlanden. 1756 4o. Memorie omtrent de prijzen door de Engelschen op onze Westindischvaarders gemaakt , nit het Fransch vertaald. 1758. De vrije vaart en handel op de West-Indien verdedigd , met een aanhangsel. fol. 1758. Brief van William Temple van 6 Nov. 1672 , vertaald en met een voorberigt uitgegeven. Tegen bet werk van Pieter le Clercq: net karakter van den Raadpensionaris de Witt , schreef hij : Bet egt en waar karakter van den heere liaadpensionaris Joan de Witt , overge­eteld tegen het valsch en wanschapen karakter onlanys in t licht gegeven , waarop hij liet volgen Vriimoedige aanmerkinyen over de zediye beproeving enz. en aanhangsel, waarin de zugt van J. de Witt getoetet wordt. Ook had hij , reeds voor de uitgaaf van het laatste werk de Zedige Beproeving en de schrij ver er van in een bespottelij k daglicht gesteld in een opzettelijk slecht vers, getiteld : Lofba­zuin gevlogten enz. , dat beantwoordt werd in een Gepast Aniwoord, waarop hij liet volgen Marten van B088e1118 Tweede Lof-bazuin gevlogten ow het hoofd der beroemde h,eeren C. L. en A. V. K. , schrliver van de zugt en 't oordeel , met aanteekeningen van verscheiden gekerden opgehelderd en bevestigd. In 1758 volgde hierop : De vaderlandsch,e historie verkort en bij vraagen en antwoorden voorgesteld , ook in het Fransch overgezet tot gebruik in de scholen en huisgezinnen. Voor bet in 't licht verschijnen van het 21ste deel der Fader­landsche Geschiedenis , was men reeds begonnen ze ook in het Fransch en in het Duitsch (Leipzig 1756 8 dn. 4 °.) over te zetten. In 1758 door de regeering van Amsterdam tot historie­schrijver dier stad benoemd , begon hij aan eene geschiedenis van Amsterdam. Terwijl hij daarmede bezig was , werd hij tot eerste klerk ter secretarie der stad benoemd. Als zoo­danig maakte bij zich zeer verdienstelijk door de geschiedenis dier stad en van hare instellingen en gebouwen nit de beste bronnen op te delven en te beschrijven , welk werk hem tot groote eere verstrekt '). In 1761 begon men de V aderlandsche Letteroefeningen uit te geven , waarin hij eenige uittreksels leverde. Ook gal hij in 1768 , bij gelegenheid van bet bezoek van Willem V en zijne gemalin , in gr. 8°. en gr. fol. in het licht: Het Verheugd Amsterdam enz. In 1771 verscheen nets van de egtheid der Riimchronyke die op den naem van .Klaes Kolijn is uitgegeven , geplaatst in de Werken der Iffaatschappij van Ned. Letterk. te Leiden , waarvan hij lid was. Twee jaren voor zijn overlijden gaf hij Schets van he Leeven, den .dart en het Gedrag van den heere mr. Hermannus Noord­kerk. Amsterd. 1771 gr. 8°. Eindelijk verscheen zijne Geschiedenissen der Christekke kerke in de eerste eevwe , beschouwd ale bewijzende de waarheid van den Christelijken godsdienst. Wag enaar overleed den 1 Maart 1773 en nerd den 6 dier maand in de Nieuwe kerk ten zuiden van bet orgel ter aarde besteld. Hij is tweemaal afgebeeld ten voeten uit zittende door Tibout Regters, vervolgens door Jacobus Buys, waar­naar hij door J a c o b H o u b r a k en in 't koper is gebragt. 1) Amsterdam in zijne Opkomst , Aanwas , Geschiedenissen , Voorreg­ten , Koophandel , Gebouwen, Kerkenstaat, Schoolen, Schutterije, Gilden, en Regeeringe , beschreeven. Angst. 1760-1767 , 3 dln. fol. m. pl . of 13 dn. 80. Na zijn dood is hierop een 4e stuk in folio met platen verschenen als vervolg. Ook heeit men J. Wage n a a r 's Beschrij­ving van Amsterdam gevolgd in eene geregelde aanwijzing van de siera­den der publieke gebouwen , met plattegr. Amsterd. 1;90 8°. Van al zijne werken hebben de Bkohrijving van ihnsterclam en de Vad,erlandsoAe Historic haven roem gehandhaaid ').' Ns zija dood verschenen een verzameling Brieven van en aan hem achter zijn Leven , door P. Hui sin ga Bakker (Aunt. 1776) en eene verzameling zijner llistorische en Poll­tieke Tradaten , 1776 en 80 , 2 din. _ Hevig is hij door Bilde r d ij k in zijne eer aangetast , doch door Siegenbeek krachtig verdedigd. Zie Leven van J. W. , Amst. 1776 ; Leven van .r. W. in Lev. v. N. ti. en W. , D. X. bl. 242 ; Bijzonderheden omtrent den druk en de uitgaaf van .7. W. V. H.; Nay. , D. I. bl. 223 , 313, II. bl. 164, 192 , Verbeteringen en bijvoegselen door J. Wagenaar eigenh. geschreven bij eenige gedeelten zijner Beschrijv. v. Amsterd. , in S c h e 1 t e m a, Aemstel's Oudh. , D. I. bl. 189 ; Schriivers van het vervolg op W. in Nay. D. IL bl. 227; M. Siegenbeek, over .T. Wagenaar als schrij­ver der Vaderl. Hist. in Verh. v. h. Inst. 2e kl. , D. IV. bl. 65; S. de Wind, over den invloed van Wagenaars V. H. , op de beschouw. en beoefening onzer geschiedenis Ald. D. VII. bl. 1; R. Fruin, van ' Wijn's aandeel aan de Bijvoegsels en Aanmerkingen op de Historie van Wagenaar in Letterb. 1861, bl. 395 ; van Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 72 ,.74, 583, 642, 790, 848, 1616, 2012, 2020, 2059, 2397, 2500, 2653, 2796, 2899, 2922, 3014, 3259, 3271, 3537, 3658, 4200, 4201, 4422, 4580, 4721, 4733, 4792, 5012; J. W. verdiensten als Geschiedschrijver in C ollot d'Escury's Holl. roem , D. IV. (1) hl. 90, 91; Saxe, Onom. , T. VI. p. 486, De Wind, Bibl. v. Ned. Geschieds. ; J. D. M e ij e r , Inst. Judie. , T. II. p. 428 , van W ij n , over de keur van Gui v. Vlaand. in Werk. der 2de kl. v. h. lion. Ned. Inst. , D. I ; Nal , D. I. bl. 146 , 416, D. II. bl. 1) Jr bestaan twee vervolgen op W a g e n a a r 's Yaderlandsche His­torie , het eene te Amsterdam bij I z a ac de J o n g h en Wy nand W y n an d s , betiteld : Vaderlandsche Geschiedenissen vervattende de Geschiedenissen der vereenigde .Nederlanden uit egte gedenkstukken onpar­tijdig zamengesteld. Eerste deel. Beginnende met het jaar 1752, waar­mede de beer Wagenaar eindigt , van welk vervolg het eerste deel in 1781 het licht zag. Dit work loopt siechts tot het 17e deel, begin­nende met het jaar 1787 ; wie daarna de autheur is , wordt siechts gegist. Het andere , welks eerste deel in 1786 te Amsterdam het licht zag bij Johannes Al la r t , draagt het opschrift V aderlandsche His­torie , vervattende de Geschiedenissen der vereenigde Nederlanden sints den aanvang der Atoord-Americaansche onlusten en den daaruit gevolgden oorlog tusschen Engeland en dezen staat tot den tegenwoordigen tijd. Uit de geloofwaardigste schrijvers en egte gedenkstukken zamengsteld. Met plaaten. Ten vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historic ; het is voortgezet tot in het begin dezer eeuw en beslaat 48 deelen (het 46ste is geheel register). P. Loosj es wordt als autheur er van genoemd , die ook de schrkiver genoemd wordt van het Onmiddelijk vervolg op Wagenaar , loopende van 1752 tot 1774 , 3 dn. Van de 5 eerste deelen van W age n a a r 's V. H. bestaat een tweede druk. Amsterd. T ir io n 1752. In 1770 zijn deze deelen voor de tweede maal herdrukt. Ook dient vermeld te worden Portraiten van ver­maarde personadien dienende tot een aanhangsel op de Vaderl. Geschied. te Amsterd. bij I.rion 1761. 266; Bijy. (Reg.); Kluit , Holl. Staatsr., D. II. bl. 152 en passim; Hist. crit. comit. Holl. et Zel; T. I. P. II. p. 314; Be Lange van wijngaerden, Heer. en Stad. v. d. Goude, D. IL bl. 162; Brui­ning, Comm., p. 41. 197; W. de Clercq, Verh. , bl. 269; v. d. Spiegel, Oorsp. d. Vad. Regt , bl. 9; van Kampen, Gesch. d. Ned. Lett., D. II. bl. 214; Siegenbeek, Bekn. Gesch. d. Ned. Lett., bl. 285-87; Huberts, Chron. Lijst, bl. 9; Jonekblo et, Ned. Letterk., D. II. ; Siegenbeek, Wagenaars eer verde; Bilderdijk, Gesch. d. Vad. ; Letteroef. 1796 , D. II. bl. 509 (Reg.); Nieuwe n­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Conyers. Lex. ; Bibl. Univ. Mod. ; Muller, Cat. v. portr. WAGENAAR (P.) , teekenaar , van wien o. a. bekend zijn de voorstelling van den zwaren brand te Amstelveen in 1712; Gezicht van Constantinopel , genomen nit het Zweedsche hotel te Fera ; Zinnebeeldig Grafteeken voor G. J. Nahuys prof. theol. en zijne echtgenoot , een dag na elkander overleden; Zinne­beelden der godsdienst van alle volkeren. Zie Immerzeel; Kramm. WAGENAAR (ZAcHARIAs), to Dresden geboren kwam in 1643 per schip de Swaen , als adelborst te Batavia. Hij werd terstond gebruikt ter generale secretarie tot teekenen der land-en zeekaarten en later door de regering als afgezant naar Kanton , den keizer van Japan en den grooten Matiam (Mats-ram) gezonden daarna opperhoofd in Japan en in 1662 , in plaats van Jan v an Riebee ek opperhoofd van de Kaap de Goede Hoop. Hij bekleedde deze waardigheid tot den 27 September 1666 , toen hij het bestuur dier volksplanting aan den com­mandeur Cornelis van Quaedbergen , die op den 25sten Augustus te voren met het schip Dordrecht uit bet vaderland aldaar aangekomen , overgaf , en ook wegens het overlijden zijner vrouw op den 14 Junij van dat jaar , in eenen 66-jarigen ouderdom , vertrok W a g e n a a r den 20 September met het schip Dordrecht mar Batavia. In 1668 keerde hij naar het vaderland terug en was onder•admiraal op de keerende schepen. Zijne vrouw was Maria a u x B r e b i s, weduwe van David de Bucquoi, Adriaan Anthonisz. en Jacob Sweers. Zie Het Gezants. der Nederl. 0. I. comp. aan den grooten Tartari­schen Chan enz. door J. Nieuhof, D. I. bl. 25 ; Mist. Kron. 1851, bl. 17, 1854, bl. 128 ; Mengelpazy van L. Meyer ; Navorscher, D. III. bl. 321, Bybl. 1855, LXIX, CXLV; Ko bus en de Rivecour t. WAGENINGEN ( ). Abc o ude vermeldt van hem: Italiaansch boekhouden. Amst. 1645 fol. Zie Naaml., bl. 399. WAGLER (C. G.) gaf eene Beschrijving van een wanschapen vrugt van agt maanden met een gesloten czars ter wereld gekomen , met afb. in Verh. der Holl. Haat& 1780 bl. 255. Zie Holtrop, Bibl. med. et chir., p. 390. WAGNER (J.) is schrijver van Leerzaam en nuttig tijdverdrijf. Dordr. 1770. Zie Arrenberg, bl. 566. WAGNER (WILLEM GEORGE) werd den 24 September 1814 te 's Hage geboren. Na de stads-teekenschool doorloopen , en zich naar oude meesters , in het scads-museum aanwezig, geoefend te hebben , ondernam hij kunstreizen door Duitschland en Belgie (1839). Hij legde zich vooral op het schilderen van stadsge­zichten toe. Op de tentoonstelling to 's Hage 1841 zag men van hem een antieke 8tadspoort en een scads wal met een toren en op die van 1842 aldaar een Gezigt in de omstreken van Dinant en een oud gebouw bij een binnewater. Hij overfeed to 's Hage den 11 November 1855. Zie Immerzeel; Kramm. WAGT (J. L. VAN DER). Van hem bezitten wij een Verhandeling over de yeelzucht in Verhand. v. h. Genootschap Servandi8 Civibus , 1787 bl. 381. rerhandeling over de vraa . , in hoeverre zou men bij gebrek van de apotheek nit kelder en keuken de vereischte geneesmid­delen ook tegen de kwalen zoo uit. als inwendig kondenbekomen enz. t. a. p. 1788 bl. 183. Zie Holtrop, t. a. p., bl. 391. WAGTER (C.) is volgens A b co u d e schrijver van Hinderpalen tot een heylig levee. Rott. 1714 12". Oeffening der Sin Christi. Rott. 12°. Lie Naaml., bl. 399. WAKKER VAN SON (Baron PETRUS DE), zoon van H. e n­drik en Anna Susanna van Hollebeek, den 9 Augus­tus 1758 geboren , was secretaris van den raad van adel. Hij schreef onder den pseudoniem van Bruno Daalberg ver­scheidene romans , die niet zonder geest zijn en overfeed in 1811. De Adel door Anonymus Belga , z. pl. Alkmaar 1786 8°. Nieuwe bijdragen tot de geschiedenis der Kruisvaarten en hare •betrekking to ons Vaderland. 's Gray. 8°. Berste catern nit mijn zakboek , of aanteekeningen van een burger aan de grenzen van Holland. Rott. 1792 8°. Felix en Louise , of de Ouderliefde , trsp. n. h. Fransch van Demoustier. Amt. 1799 8°. Willem Hups , eene anecdote nit de .XVII eeuw, ongeloo liik zelfs in de onze. In den Haag 1805 80. Twee en•dertig woorden, of de lee van Kotzebue. Amst. 1805 - 2 dn. 8°. herhaaldelijk herdrukt. .De Steenbergsche familie. 's Hage 1809 4 dn. 8°. Nog wat lektuur op het ontbijt en de theelafel, Prof van Ilemert aangeboden. 's Gray. 1 S06-1807 8°. Komisch,e vertoogen gevolgd door nog wat kctuur bij ontbijt en theetafel. 's Gray. 1852 32°. De Oversjsselsche predikantsdochter. Amst. 1817 3 dn. 8°. Jan Perfect of de weg der volmaking vertoond in het Leven en de lotgevallen van eenen zoijsgeer. 's Hage en Amst. 1817 2 dn. 80. Amst. 1834 dn. 8°. De Prullemand , een weekblad. 's Hage 1805. Apollo , een weekblad. 's Hage 1805 , mogelijk betzelfde als Apollo , in komische vertoogen. 's Hage 18 .. 8°. Zie v a n Kampen Gesch. d. Ned. Letter. , D. II. bl. 272; Konst- en Letterb. ' 1811, D. II. 131. 436; Kok ; Nay. , D. IV. bl. 255 , D. V. bl. 84, Bybl. 1855, bl. LXIX, CXL; Kobus en de Rivecourt; v. Doorninck, Anon. en Pseud.; Abcoude; Arrenberg. WAKKER (JACOBUS PHILIPPUS VAN MEDENBACH) zoon van mr. Antonie Wakker en C. H. van Medenbach, werd te Harderwijk geboren , oefende zich op de hoogeschool aldaar in de letteren en regten tot in 1769 en vervolgens te Leiden onder Ruhnkenius, wien hij in de opdragt van een zijner schriften een daukbare hulde toebragt. In 1772 werd hij con-rector aan de Lat. school to Kampen , in 1776 te Groningen , en in 1777 rector te Zwolle , van waar hij in 1802 naar de kaap de Goede Hoop vertrok. Hij wordt geroemd als een vlijtig beoefenaar der oude letterkunde en Latijnsche dicht­ kunst. Zijne Amoenitales literariae (Traj. ad Rhen. 1770 8°.) zijn scherp gegispt in Klotzii Adis Lit., VI. 331. Hij gaf drie boeken zijner Carmina (Traj. ad Rhen. 1772-1773) in het licht. Voorts verschenen van hem: Elegia ad Magistratum Campensem cum conrectoris menus in scholis Campensibus auspicaretur. Campis 1776 4°. Elegia publice dicta , cum Conrectoratum Campensem Gronin­gauo mutaturus valediceret. Campis 1771 4°. Elegia Zwollis recitata et senatui populogue Zwollano sacra 1779. Zie Saxe, Onom. , T. VIII. p. 379; Burman , Propert , Eleg. XVII. 73 p. 447; Wyt ten bacchii, Vita liinkenii p. 160,,IN 198 ed. Bergmanni, id. Opuscula varii arguments, p. 673; Bergman, Praef. ad Opuscula Ruhnk. p. 30 , 63; Suppl., p. 1007; Hoeufft, tarn. Lat. Belg. , p. 237; Peerlkamp, de Poet. Lat., 536 ; v. Kampen, Gesch. d. Ned. Lett. , D. II. bl. 272; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. b1.416; Kobus en de Rivecourt, Nova acta erud. 1770 Decemb. , p. 343-346. WAKKERDAK (P. A) vervaardigde van 1720-1750 gra­veerwerken in zwarte kunst , waarvan eenige door Kramm zijn vermeld. WAL (JOHANNES VAN DER). Zie WALL (JOHANNES VAN DER). WAL (Jouis VAN DEN) , rederijker uit de eerste helft der 16e eenvf. Men vindt 2 liedekens van dezen 'excellenten pad", zooals hij genoemd wordt in een ins. Bundel der werken van Willem de Gorter nit Mechelen. Zie Willems, Belg. Mus., D. I. bl. 397. WAL (JAcos VAN DE) , eerste geneesheer van Fr e d e r i k , Hendrik , vriend van C. Huygens, was een Latijnsch dichter. Zie Jorissen, Const. Huygens , bl. 214. WAL (GABINUS DE) , soon van Joh an n es de W al, die een uitgebreiden handel in goud- en zilverwerken dreef en ver­scheidene stedelijke betrekkingen , ten laatste die van Burge­meester bekleedde , en van Wo bin a Sid erius, werd den 30 December 1785 te Leeuwarden geboren. Na het gymnasium , onder het rectoraat van Slot houwer, bezocht te hebben , werd hij in 1802 student te Groningen. Ofschoon aanvanke­lijk geneigd zijne studien in de oude letteren voort te zetten , wijdde hij zich na rijp beraad aan de beoefening der regts­wetenschappen , onder leiding van Grata ma, v an T w is t en Paehlig. Den 28 September 1808 eindigde hij zijne akade­mische studien met de openlijke verdediging eener dissertatie de conjunction populorum ad pacem perpetuarn , die , den vriend van Th. van Swin de ren en Lulofs, als beoefenaar der Kantiaansche wijsbegeerte deed kennen. Hij begon zijne loop­baan als advokaat , in 1809 werd hij koninklij k notaris , in 1811 substituut•procureur bij en daarna lid van de regtbank eersten aanleg te Leeuwarden. Vooral op aanbeveling van zijn leer­meester G r at am a vestigde zich op hem de keuze bij de benoeming van een hoogleeraar to Franeker , waar hij aan het pas inge­wijde athenaeum den 30 Januarij 1816 eene Inaug. oratio hield gua inquiritur : an turbatae reipublicae et oppreme libertati8 , gum viximue , tempora juri et ju8titiae profuerint en belast werd met het veelomvattend onderwijs van bet natuur- en straf­regt , van de instituten , pandecten , regtsgeschiedenis , encyclo­paedie en methodologie des regts. Den 7 October 1818 hield bij de overdragt van het rectoraat de beroemde Oratio de Claris Fri8iae Jureconsulti8 , die hij in 1825 verrijkt met vele nit­gebreide aanteekeningen afzonderlijk in het licht gaf. In 1821 werd hem het hoogleeraarambt to Groningen opgedragen en hield hij aldaar den 21 October zijne oratio inaugurali8 de hi8-toria jarie criminali8 , errorum humani ingenii teste , prudentiae civille magistra en in 1826 bij de overdragt van het roe­toraat eene oratio de philosophica juris doctrinae , hac rostra acetate multi8 inju8te contemta ; een j aar later sprak hij bij dezelfde gelegenheid , toen hij , wegens de ongesteld- heid van den rector St r a t i n gh als prorector optrad , de vinculo, quo poesis iuri legibusque coniuncta est. De Wal was niet alleen een beroemd regtsgeleerde , maar ook een uitstekend dichter , waarvan verscheidene proeven voorhanden zijn. Hij huwde in 1811 Jetske Meinardina Coulon en na haar dood met F. A. Baart de la Faille en overleed na eene kortstondige ziekte den 22 September 1833. Zijne rijke bibli­otheek , waarvan de catalogus 4, Groningen in 1835 is ver­schenen , werd in April van dat jaar verkocht. Behalve de gemelde oraties gaf hij nog in het licht : De uitbreiding der welen8chappen en de verbetering der kun• sten heilrijk voor de burgermaatschappq. Amst. 1817. (Door de Maats. tot nut van 't algemeen bekroond). De voordeelen der burgerlijke maatschappij boven die van den natuurstaat , en die der Nederlandsche boven die van andere volken, in 1829 door dezelfde maatschappij bekroond en uitgegeven. Verdediging der moederlijke beschikkingen , of onderzoek , of eene grootmoeder , het beheer der goederen , die van haar op hare kleinkinderen komen , met voorbijgaan van derzelver moeder, aan een ander may opdragen. Pleitrede. Fran. 1830. Fri' sverhandeling over het bestaan , den aard en de behandeliny van het natuurregt , met goud bekroond door en in 1833 van wege het Kon. Inst. uitgegeven. lnieiding tot de wetenschap van het .Europesche volkenregt, nage­laten werk, door mr. C. Star N u m a n, Gron. 1835, uitgegeven. In 1818 zond hij bij de Maats. van fraaije kunsten en wetenschappen een antwoord in op hare prijsvraag over den invloed van wetboeken in de taal des lands op de wetenschappekke beoefening van het reyt , welke verhandeling , evenmin als die van zijn mededinger prof. T y d e m an bekroond , door hem in 1820 te Groningen , om bepaalde redenen , is uitgegeven. De vernederiny en verlossing des vaderlands , in twee zangen. 1814. Zangen BY de plegtige viering van het derde eeuwfeest der kerkhervorming door de hervormde gemeente te Leeuwarden. 1817. Zangen bij de plegtige viering van het vijfentwintigjarig bestaan van het departement Leeuwarden der maatschappij tot nut van 't algemeen. 1817. Zijne Klagte van Ceres , naar Schiller (1812) , en dan mijn kind bij zijne geboorte (1807) zijn in de Mnemo­syne opgenomen. Zie mr. M. S. G r at am a, Schets van het wetenschappelijk levet; en de geleerde verdiensten van mr. G. de Wal ; mr. C. A. den Tex, in de Regtsgel. bijdragen van den Tex en van Ball, D. VIII. bl. 151-161; Algem. Konst -en Letterb.H. 1833, bl. 241 volgg.• M. Siegenbeek, Aansp. bij het openen der jaarl. vergad. v. d. Maats. v. Ned. Letterk. d. 19 v. Zomermaand 1834 , bl. 21; Gedenkb. der Hooges. te Gronin­gen (waarvan wij ons artikel ontleenden) , bl. 131, 132; v. d. A a , N. B. A. O. Wb. ; Gron. Studentenabnanak 1834 , bl. 75-80; Pro- gramma Inaug. ; Mnemosyne , D. III. bl. 323 ; Eekhoff, Friesland in 1813 , bl. 97; Dez., Cat. d. Bibl. te Leeuw., bl. 42, 94, 175; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Mul­ler, Cat. v. portr. WAL (HENRious DE) , in 1754 te Leeuwarden geboren , werd reeds op 16-jarigen leeftijd naar de hoogeschool bevor­derd , zette zijne studien in de godgeleerdheid aan die to Franeker en te Groningen voort , waarna hij in 1777 te Herbaaijum en in 1781 te Weidum werd beroepen. Hij overleed reeds in bet volgend jaar aan een toeval , aan het huis van zijn schoonvader te Leeuwarden , naauwelijks 23 jaren oud. Men heeft van hem twee proefschriften : Cogitationutn de variis Philosophiae capitibus , pars septima. Fran. 1773 4°. (Dit stuk loopende van bl. 287 tot 366 , waarop cap. CCXV moest volgen , is slechts een gedeelte van een groot geheel , waarvan de overige stukken door andere studenten onder prof. van S win den zullen verdedigd zijn.) Specimen ph,ysicunz inaug. sistens nova guaedam experimenta de Expansione corporum solidorum ipsi flammae actione exhibi­torum. Fran. 1775 4°. De zoon van zijn broeder,, ook H e n d r i k de W a I genoemd, beoefende de Nederd. poezy,, zooals blijkt uit zijn gedicht bij de Herinneringen uit eene leerrede van A. Brink , ter nagedach­dachtenis van Ds. B. van Weemen. Leeuw. J. W. Brouwer 1808 8°. Zie Eekhoff, Cat. d. Bibl. v. Leeuw. , bl. 23, 127. WAL (MEINARDUS SIDERIUS DE) , in 1793 te Leeuwarden geboren , studeerde te Leiden in de godgeleerdheid , werd in 1817 predikant te Wijkel , doch deed , ten gevolge van familie­omstandigheden , daarvan afstand , trad te Leeuwarden in den handel en was van 1832 tot 1864 secretaris dier stad en bestuurder van vele nuttige inrichtingen. Hij gaf in het licht : Handboek voor , of yids des gedrags van jonge lieden. Met goud bekroond door, de Maats. tot nut van 't algemeen. Amst. 1823 8°. Het vijftigjarig bestaan van het departement Leeuwarden der Maas. tot nut van 't algemeen , plegtig gevierd op den 3 Aug. 1842 , in de Westerkerk (door eene redevoering van M. 8. de hval, een feestzang van Mr. A. van Halmael Jr. en cantate van Mr. C. M. A. Simon van der "la). Zie Eekhoff, t. a. p., bl. 28, 236. WALAEUS (ANTomvs) of De Wale, zoon van Jacques de Wale, die bij den graaf van Egmond , die zijn oom van moederszijde tot biechtvader had , was opgevoed en van M a r­garetha de Wagenaers, werd den 3 October 1573 te Gend geboren. Op zijn tiende jaar werd hij aan Frans van Lansberghe, toen predikant aldaar, toevertrouwd en ontving hij van dezen onderrigt in het Latijn. Toen deze stad zich in 1584 aan den bertog van Parma bad overgegeven , begaf hij zich met zijne ouders naar Midddelburg , en kon wegens geldgebrek zijne studien niet voortzetten , doch , 16 jaren oad mogt hij ze weer opvatten , ontving onderwijs in het Latijn van Jacobus Grut er us, toen rector der Latijnsche school aldaar , en in de wijsbegeerte van Johannes Murdison, later hoogleeraar te Leiden. In 1596 vertrok bij , op kosten der Middelburgsche regeering, naar Leiden , waar hij de lessen van Franciscus Raphelengius en Franciscus Junius in het Hebreeuwsch , die van den laatste , Tr elc a tins en G o m a r u s in de godgeleerdheid bijwoonde. Na drie jaren aan de academie vertoefd te hebben , reisde hij met A poll o­nius S c h o t t e naar Frankrij k en ging vervolgens naar Geneve, waar hij bij Charles Per ros woonde , van daar vertrok hij naar Lausanne , Bern , waar hij 2 maanden vertoefde , Bazel , waar hij 7 maanden bleef en Jacobus Grin a e u s en J o­h a n n es B u x t o r f hoorde. Na een afwezigheid van twee jaren keerde hij naar Zeeland terug , na onder weg de akade­mie te Heidelberg en de school te Bremen bezocht te hebben. Eenigen tijd na zijne weerkomst werd hij predikant te Koude­kerk , en twee jaren later te Middelburg beroepen. In 1606 werd hem het onderwijs in de philosophie en Grieksche taal aan de doorluchte school aldaar opgedragen. Hij stond in hooge achting van prins Maurits die -hem tegen het einde van 1617 naar 's Gravenhage ontbood om hem over kerkelijke taken te raadplegen. Naar Middelburg teruggekeerd , woonde hij in 1618 en 1619 als hoogleeraar van wege de staten van Zeeland de synode te Dordrecht bij , en in bet laatstgemelde jaar werd hij afgevaardigd om de vertroostingen van den gods­dienst aan den grijzen Oldenbarneveld in zijn jongste uren aan te bieden. Zijne geleerdheid en bezadigheid bewogen curatoren der Leidsche hoogeschool hem het hoogleeraarambt in de godgeleerdheid aan te bieden , dat hij , na de docterale waardigheid verkregen te hebben , den 21 October 1619 met een Oratio de recta institution studii theologiae (L. B. 1619 8°). Hij behoorde wat zijn theologische rigting betrof , tot de contra­remonstrantsche partij en tot de ij verigste bestrijders van het Armenianisme , overigens tot de meest verdraagzame godgeleerden van zijn tijd. De Dordsche synode droeg hem de taak op, om mede aan de vertaling van het Nieuwe Testament te werken. Hij was een der ij verigste en kundigste over­zetters, en vervaardigde alleen de kantteekeningen op een groot deel van de Handelingen der Apostelen , de brieven aan de Romeinen , Corinthen , Ephesen , Colossensen, Thessalonicensen, den zend­brief aan Timotheus , aan de liebreen , Petrus en de Openba- 3 ringen van Johannes. Verdienstelijk waren ook zijne pogin­gen om eene christelijke moraal in het leven te roepen , doch ook hier toonde hij zich even als bijbeluitlegger geen­zins vrij van schoolsche banden , en men zou kunnen zeg­gen dat Aristoteles , op het gebied der zedekunde , boven Christus gehuldigd werd. Walaeus wees , hoezeer nog schroom­vallig , een anderen weg aan , toen hij zijn Compendium ethicae Aristotelicae ad normam veritatie Chrietianae revocatum , Lugd, Bat. 1627 , in het licht gaf. Dit werk word te Amsterdam in 1686 herdrukt. Groot vooral zijn de verdiensten van W a­1 a e u s omtrent het bevorderen der godsdienstige belangen in onze Oost-Indische bezittingen en in 1622 werd ten zijnen huize een kweekschool voor Oost-Indische leeraars opgerigt. Hij genoot het voorregt van op deze een aantal leeraars voor onze overzeesche bezittingen te vormen. Tien jaren bleef hij het hoofd der inrigting, Toen hij zijne betrekking op deze vaarwel zeide, welligt door den ondank , welken hij van vele kerkelijken in 0. I. ondervond , daartoe genoopt. Hij huwde in 1603 te Middelburg Pa c h asie v an Isenhoudt, doch­ter van N i c o 1 a a s Isenhoudt, schepen dier stall , die hem 9 kinderen schonk , waarvan hem 7 overleefden. Hij overleed den 18 September 1634 , in den ouderdom van 65 jaren en werd in het koor der St. Pieterskerk begraven. Johan n e s Polyan d er hield eene lijkrede op hem. Hij gaf in het licht: Het ampt der kerckedienaeren ende authoriteyt , die eene hooghe Chrietelijcke overheydt daerover toekent, Middelb. 1615 4°. door J. Cr u c i u s , predikant te Haarlem , in het Fransch overgezet (Amst. 1618 4°). Prima pare reeponsionie ad ceneuram Joannie eCor-vini in Cl. viri D. Petri Molinaei Anatomen Arminianismi. L. B. 1625 4°. Compendium Ethicae (zie in den tekst) door Theodor us S c h rev elius in Jambische verzen overgezet. Diseertatio de Sabbath° , sive de vero eeneu atque usu quarti praecepti , adjunctae aunt ejusdem Autorie orations duce , in quarum prima deecribitur politicus Christianue , in allera o-dun veri etudioei. L. B. 1628 8°. door Sylvi u s , predikant te Amsterdam , in bet Nederd. overgebragt. Dissertations in eynopein purioris theologiae , Disputations LH comprehenea, ac conecripta per Joh. Polyandrum , And. Bivetum, Ant. Walaeum et dnt. Thyeium. L. B. 1625 8°. Opera Theologica omnia. L. B. 1623 2 vol. fol. Dieputatio de quatuor controversis Remonetrantium anticulie nee non due examen per Sirnonem Epiecopiung in de Opera Epiecopii. Roterod. 1665 T. I. fol. Zie J. A. Polyander Kerckhove, Orat. funeb. ; Vita Ant. Walaei in Vitae selector. aliquot virorum van G u 11. Bates, Lond. 1681 4°., p. 600--660; Meursii Ath. Batay., p. 325, 330; Val. Andreas, Bibl. Belg. , Foppens, Bibl. Belg. , T.I. p. 93;Paquot, Mem. , T. I. p. 159; Leven V. . v. Oldenb. ; Brandt, Hist. d. regtspl. van Oldenb. ; Dez. , Hist. d. Ref. ; S i e-g e nb e ek , Gesch. d. L. Hooges. , D. I. bl. 114 , 115, 151, D. I.I. bl. 106, 107, Bandart, Mem., B. 7 bl. 8, B. 11 bl. 52; L e dekker, Eer van het synode van Dordrecht , D. II. bl. 158, 159, 160, 342 ; Epist. Praest. Vir. , p. 467; 537 ; Acta Syn. Dordr. p. 10, 25; Leusdenii, Phil. liebr. Ment. p.80; Cocceji,/ndag. p. 33, 105, 263; Heidani, Consyd. , D.II. b1.202; Wagenaar, V. H., D.X.bl. ; Bilderdijk, D. X.b1.360; Nieuwen­huis; Halma, Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Mul­ler, Cat. v. Portr. ; Te Water, Hist. d. Ref. v. Gend, bl. 168-174; Kok, Vad. Woordenb. , D. XXX. bl. 245-247 ; Ypey en Der­mont, Geseh. d. Herv. kerk , D. I. bl. 305 , D. II. bl. 318, 377, 400-407; Glasius, Godgel. Ned. ; Kobus en de Riveconrt; V er woert. WALAEUS (JOHANNES) , zoon van den vorige , werd den 27 December 1604 te Koudekerk geboren legde zich op de beschaafde letteren , wis- en natuurkunde toe , en werd in 1631 na het verdedigen eener dissertatie de Febribus tot doctor in de geneeskunde bevorderd. Reeds in Nov. 1632 verkreeg hij van aura­ toren te Leiden voor den tijd van een jaar verlof op buitengewone dagen voorlezingen over de geneeskunst te houden. In 1633 werd hij buitengewoon en in den aanvang van 1648 gewoon A hoogleeraar in e geneeskunde. "Belust op bet ontleeden van levendige dieren , wordt hem ter eere aangeteekend , dat hij eerst eenige dingen , wegens de kookinge der maage , de gijl roeringe door het ligchaam been en de beweeginge der holle ader des harten en des bloeds ontdekt heeft , ook heeft hij deszelfs kringswijze beweeging , tegen de andersgevoelenden , verdedigd door Latijnsche brieven , welke de .anatomie van C. B a r t h o l ij n (wiens beroemde zoon T h o m a s, die ook zijn leerling geweest is , dezen zijnen meester Kier en daar in zijne werken zeer prijst) zijn ingelascht , gedrukt te Leiden bij F r. Haack 1641 en op zig zeif alleen te Padua 12°." Hij overleed den 5 Junij 1649. Zijn ambtgenoot , A d rianus van V a l k e n b u r g, heeft een lij krede op hem gehouden. Er bestaat van hem een vrij goed portret. Na zijn dood zijn alle zijne werken meermalen bij stukken uitgegeven , mgt aan­merkingen van anderen er bij , met den titel : Excellentissimi ac clari88imi viri Douai Johannni8 Wallaei omnia (quae hactenus inveniri potuere) ad Chili et Sanguini8 aircumlationem eleganter concinnata etc. Lugduni 1660 8°. Het werk is verdeeld in Institutions compendio8ae Medicinae Lib. III. Medicina Practica , 6revislime tractata lib. H. Epistolae duae de Motu Chyli et Sanguini8 ad Th. Bartho­linum Ca8p. filiutn. Ook gedrukt in 1645 achter d. Spigelii Opera, uitgegeven door J. Antonides van der Linden. 3. Brieven van hem vindt men onder de door Burman uit­gegeven Epistolae Cunaei. Bodecherus, Banningius en N ij end alias hebben gedichten ter zijner eere vervaardigd. Ook stond hij in hooge achting bij S a 1 m a s i u s. Zie G. A. Mercklini, Linden. renov., p. 701; Vita a Walo,ei , i. 619; J. Polyander a Kerckhove, Orat.funeb.; Val. An­dreas, Bibl. Belg. , p. 579; Bateae, Vitae select.vir.,p. 619, 656; Th. Berth ol, list. anat. renov. , Cent. II. p. 189, 281, Cent. IV. p. 822, 406; P. Cunaei, Epist. 252; J. Bodecheri Ban­ning, Poem.. p. 137-139; L. Nijendalii, Poem., p. 45; Cl. Salmasii, Epist., p. 67, en zijn brief de Ponderibus et Mensuris ; C. Irvinus voor de Medica omnia; Clementias in Prolegom. de Laudib. et Vita Salmasii ; de la Rue, Gel. Zeel. , bl. 149, 150; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 579; Foppens, Bibl. Belg., T. II, p. 751; Paquot, Mem., T. I. p. 159; Te Water, Doorl. School van Gend , bl. 174; Soermans. "'cad. Reg.; Siegenbeek, Gesch. L. H., D. I. bl. 217, D. II. bl. 119 , 120 , 369 ; Bangs, Gesch. d. Geneesk.; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Midler, Cat. v. portr. WALBEEK (CHRISTINA ADRIANA VAN) verstond de kunst van glasschilderen en werd als zoodanig door hare vriendin Aletta Beck geroemd. Zie Geld. Volksalm. 1848, bl. 23. WALCKENBOURG (LUCAS A). van Mechelen geboortig , had zich als graveur te Antwerpen gevestigd, en ten tijde dat George H o e f n a g e 1 de stad ontweek , om het verlies van zijne goederen door de Spaansche furie , volgde hij hem naar Duitschland en vond bescherming bij den aartshertog M at t h i a s, die hem in zijn dienst Dam. Ook vertoefde hij eenige jaren te Linz nabij den prins. Kramm vermeldt van hem een gezigt op Linz. Zie Kramm. WALCKENIERS (P.) schreef eene Verhandeling over de vraag : zijn er braakmiddelen die men in sommige gevallen boven den wortel van ipecoecoanna verkie­zen moet , zoo ja , welke zijn de middelen , en wanner komen zij to pas in Verhand. d. Boll. Maats. 1780 bl. 93. Verhandeling over de vraag : In hoeverre kan eene longteering geneeslijk zijn, en uit welke teekenen is ze ale zoodanig te kennen. Uit ha Latijn. Ald. 1780 bl. 11. Zie Holtrop, I. c., p. 397. WALDORP (JAN GEORGE), in 1740 te Amsterdam geboren , was een verdienstelijk schilder en teekenaar. Hij was te Haarlem mede•bestuurder der stads teeken-akademie en Meld bij dezelve in 1774 eene redevoering , die in druk uit­gaat. In 1805 was hij te 's Hage opzigter over de Bataafsche kunstgalerij , alwaar hij in 1809 is overleden. Hij vervaar­ digde de schermen van de Burgerbuurt en het Gothisch paleis voor den Amsterdamschen schouwburg. Zij zij n door Vink e­le s en anderen gegraveerd. Hij hanteerte ook de etsnaald en de Nederduitsche Tier. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb.; Immerzeel; Kramm. WALINGIUS (C.) schreef : Keur van Bijbelstofen. Amst. 4°. Zie Arrenberg, bl. 566. WALINGS (GEERTRUIDA) , dichteres bloeide in bet midden der 17e eeuw. Men vindt van hare poezy in Bloemkran8 van verscheiden gedichten. Amst. 1659. Zie v. d. A a , 1V. B. A. C. Wb. WALKER (ROBERT). Volgens Arrenberg schrijver van Leerredenen over eenige onderwerpen betrefende de beoeffening van den Chtistekken Godsdienst. Utrecht 1782 80. Zie Arrenberg, bl. 566. WALL (HERMANNUS VAN DE) , te Hanau geboren , trad als proponent te Dwinglo in Drenthe in dienst van de hervormde kerk, werd den 28 Maart 1706 predikant te Zutphen , den 15 Mei 1708 te Amsterdam , waar hij den 7 Mei 1733 overleed. Hij maakte zich als beoefenaar der bijbelsehe oudheidkunde bekend door zijn Dissertatio de pileis sem tiaris sacerdotum et pontificum Hebraeorum, gedrukt achter de door hem uitgegeven Comment. de Tabern. Mosis van S. v an Til, Dordr. et Amstelod. 1714 4°. voor welke hij het leven van den schrijver voegde. Ook arbeidde hij aan eene llistoria Antiochena gnosticorum en gaf een Observat. illiscell. AExag. Hij was in zijne gevoelens een ijve­rig Coccejaan. Zie Bibt. Brent. Cl. II, p. 293, Cl. VI, p. 163; W agenaar, Amst. , D. VII. bl. 492 ; De Jo ngh, Predd. in Gelderl. , bl. 448 ; Romein, Predd. in Drenthe , bl. 171; Schotel, K. D. , D. II. b1.39 p. 170; Pauw en Veeris; Kok; Glasius, Godgel. Nederl.; Kobus en de Rivecourt. WALL (JACOBUS VAN DE) , broeder van den vorige , onder­scheidde zich zoowel als godgeleerde als door zijne uitmun­tenden bibliotheek waarvan de catalogus nog gezocht is. V an de Kasteele, predikant te Oud-Beijerland , noemde hem in de voile classis //den Dortschen pans". Hij was predikant te Linschoten en seders 1728 te Dordrecht , waar hij den 8 October 1759 in den ouderdom van ruim 66 jaren overleed. Hij was gehuwd met Elizabeth Eelbo, bij welke gelegen­heid Clara G h ij b en en J o h. Badon gedichten vervaar­digden. Zie Brans, Kerk. Reg. , bl. 2; Schotel, Kerle. fiord. , D. II. bl. 321; Romein, Predd. in Drenthe ,!b1.170; Badon, Ghijben, Mengeld., bl. 75 , 239. WALL (mr. PIETER HENDRIK VAN DE), zoon van den vorige , werd den 8 Julij 1737 te Dordrecht geboren. Na zich op de Illustre school aldaar , onder Johannes van D a m op de voorbereidende wetenschappen toegelegd to hebben, bezocht hij de hoogeschool te Utrecht, waar hij zich naauw aan den beroemden W e s s e 1 i n g verbond en na het verdedi­gen zijner dissertatie, bebelzende Ob8eivatione8 ad nonnulla8 ex jure civili lege8 1768 , meester in de beide regten. Voor dat hij de hoogeschool verliet , werd hij tot score­taris van burgemeesteren te Dordrecht aangesteld vervol­gens lid van den Oudraad schepen , lid en naderhand pre­sident der vergadering van gecommitteerden raden van Zuid­holland , raad en rentmeester generaal van de domeinen van Zuidholland en het land van Heusden meermalen burgemees­ter van Dordrecht en curator der Leidsche hoogeschool. De staten van Holland droegen hem de bij uitstek moeijelijke en gewigtige commissie op tot regeling van den invloed des yolks op de regering. Door de verandering van zaken , in bet jaar 1787 , vervielen wel de verdere werkzaambeden dezer com­missie, bij welke hij den rang van voorzitter bekleedde: het rapport echter , voornamelijk door hem gesteld , is nog in wezen , en getuigt van zijne bedaarde denkwijze , waar tevens van ver­kleefdheid aan 's lands toenmaligen regeringsvorm. Tusschen de jaren 1787 en 1795 , was hij ook in de commissie tot herstel der vervallene zaken der 0. 1. compagnie. In 1802 werd hij lid van bet departementaal bestuur van Holland , en koning L o d e w ij k benoemde hem , kort na zijne komst , tot ridder der koninklijke orde , tot staatsraad in buitengewonen dienst en tot medelid der commissie van liquidatie en vereve­ning van den achterstand. Hij was buitengewoon ervaren in 's lands geschiedenis en oudheden , vooral in die van zijn vacler­stad. Zijn voornaamste om strijd door van W ij n , T e Water en K 1 u i t geprezen werk , is zijne uitgave der privi­legien van Dordrecht. Ms secretaris van burgemeesteren was hij bekend geworden met den rijken schat van privilegien en handvesten van Dordrecht , en had hij het plan gevormd cen gedeelte dezer stukken uit te geven , naderhand echter besloot hij den geheelen voorraad aan het licht te brengen. Tien jaren besteedde hij aan het verzamelen van het noodige , waartoe hem de leen-, domein- en muntkamer van Holland , de archieven van versebillende steden en de toegang der archie­ven van gilden, godshuizen , kerken enz. geopend werden. Elk, die privilegien en keuren of andere papieren bezat , stond hem ten dienste. Gerard Meerma n, van Heur n, burgemeester Karsseboom, mr. P. C. Pompe van Meerdervoort, P. van Braam, O. Gevaerts, burgemeester Hoeuf ft, de griffier van Alphen, Slingelandt, Frans van Mie­r i s en andere geleerden stelden er eene eere in hem bouw- stollen te mogen verschaffen tot de oprigting van zulk een heerlijk gedenkstuk. Vooraf maakte hij zij n voornemen bekend en gaf hij eene schets van zijnen arbeid in een Verhancleling over de handoe8ten en voorrechtsbrieven der dad Dordrecht , mitsgaders proeve van Geschied. en Oudheidkundige aanmerkin­gen over de oudste derzelven , on te strekken tot een voorlooper eener algemeene uitgave der handvesten en andere graajlzjke Charter , tot de gemelde stad betrekking hebbende , volgens eene bijgevoegde lijst der daartoe voorhanden zi/nde stukken. Dordr. 1768 4° en 80. Twee jaren later (1770) kwam in dezelfde stad bij denzelf­den drukker (P. van B r a a m) het eerste stuk onder den titel van liandvesten, Privilegien, Vrijheden, roorregten, Octrooijen eu Costumen, mitsgaders SententiOn , verbonden overeenkomsten en andere voorname handelingen der stad Dordrecht , opgezogt, overgezien en net de oorspronkelzjke stukken vergeleeken en met geschied- en oudheidkundige aanmerkingen opgehelderd in bet licht. Dit werd van tijd tot tijd door andere gevolgd , totdat ein­delijk in 1783 bet tiende of laatste stuk werd uitpgeven. Deze tien stukken vormen 3 fol. deelen , groot 2062 blad­zijden behalve het register , de opdragt aan mr. Pieter S t e in , raadpensionaris van Holland , eene voorrede groot 24 bladz. , gedichten van J. A. R e p el a e r, P. Brouwer en een Lijst der stukken in deze verzameling voorkomende , gerangschikt volgens derzelver onderwerpen , verdeeld in XXXIII hoofdstukken. Van de W a 11 heeft zoo uit het stedelijk archief als uit andere bewaarplaatsen van oude oorkonden en gedrukte en ongedrukte werken van allerlei aard en waarde , de charters laten afschrijven , ze naauwkeurig vergeleken en de beste en naauwkeurigste laten afdrukken met bijvoeging der werken waarin zij voorkomen. De aanteekeningen getuigen van een diepen blik in de geschiedenis van het vaderland en ongewone kennis der vaderlandsche gewoonten , zeden en van eene onge­wone belezenbeid in vroegere en latere geschied- en oudheidkun­kige werken van verschillende volkeren. Hij bad ook het plan De Privilegien van Zuidholland op dezelfde wijze in bet licht te geven. Ook was hij voornemens een Dordrechtum eruditum , in de smaak van het Trajectum eruditum van Burman, te bewerken, waartoe hij vele brieven van Vossius en andere geleerde mannen Wilde benuttigen. Van been bestaat een Tegenberigt op het Naberigt van den beer Jan Bent , over de jaar-, maand- aen dagteekening van de charters , brieven en handvesten der Graven van Holland , heeren van West friesland. Dordr. 1761. Hij deelde ook belangrijke stukken aan prof. T e W a t e r voor zijn Verbond en Smeekschrilt der Edelen mede. Hij overfeed den 5 Julij 1808 in den ouderdom van 72jaren. Zie Hand. der .Taarl. verg. v. d. Maats. v. N. L. 1808; Siegen­beek, Gesch. d. L. 11. , D. II. bl. 28, 29; Te Water, Narratio , p. 186 , 187; Saxe, Onom., T. VIII. p. 317 , 318; .A1 g. Sons& en Letterb 1808, bl. 164, 170; Voltelen, Orat. de Magnis. Ani­mul. 1791, p. 44, 45; Schotel, Serk. Dordr., D. II. M. 39; Smits en Schotel, Beschrijv. v. Dordr. , Inl XXXV II , volgg. WALL (C. G. VAN DE), zoon van den vorige , gaf in 1793 te Utrecht in het licht : Diplomata guaedam inedita ad res Dordracena8 spectantia et animadversconibas illu8trata. Zie Smits en Schotel, Beschr. v. Dordrecht, D. I. Inl., bl. XLII. WALL (EVERT JORIRZ. VAN DE) was in het begin der 17e eeuw glasschilder te Utrecht. Zie Kramm. WALL (JOHANNIS VAN DER) werd in 1728 te 's Hage gebo­ren en was leerling van Kruisberge n. Gelijk deze beoefende hij het vak van behangsel• en sieraadschilder en gaf les in de bouw- en doorzigtkunde. Zijn ervarenheid in die beide vakken blijkt uit zijne landschappen en voorstellingen met gebouwen en de tooneelschermen van den Rotterdamschen schouwburg. Hij was lid der teekenakademie te 's Hage en stierf in 1788. Zie Immerzeel; Kramm. WALL (WILLEM HENDRIK VAN DER) werd in 1716 te Utrecht geboren , genoot het onderwijs in de beeldhouwkunde van Cr e s c a n t en X a very en in de teeken- en schilder­kunst van den Antwerpschen schilder V e r v o o r t. Men vindt zijn beeldhouwwerk o. a. in R. C. kerk te Utrecht achter de Wijstraat en in bet St. Catharina-steegje. Zijne groote beel­den zijn meestal uit hout gesneden , die welke in laatstgemelde kerk gevonden worden bij het altaar. In de kabinetten -der liefhebbers bewaart men ook marmeren groepjes , beeldjes en boeksiersels van dezen meester. Hij werd in 1764 als beeld­houwer in het St. Lucas-gild te Utrecht Zie Immerzeel; Kramm. WALL (WILLEM BURGAART VAN DER) , zoon van den vorige , portretschilder, werd in 1756 te Utrecht geboren. Hij ontving van dezen onderwijs in de teekenkunst en schil­derde met vee gestoffeerde landschappen. • Ook teekende en boetseerde hij fraai. Hij was de leermeester van den dieren. schilder Jan Kobell en overleed in 1813 in zijne geboorte­plaats. Hij was lid van bet schilders-gild en teekende het portret van G. Bonnet, hoogleeraar te Utrecht. Zie Immerzeel; Kramm. WALL (J.) schreef : , Niemand dan Christus one een lclaar ende uytnement trac­ taat van de kennisee Jezu Christi in verscheide predicatilin over I Corinthen II vs. 2 , vertaald door Bartholomaeus Reincersen. Amst. 1749 5e dr. 12°. Zie Abcoude, Aanh. , bl. 233. WALLE (J. VAN DER) , leeraar in de wis•, natuur- en ster­rekunde te Delft, gaf in het licht : Redevoering over de nuttigheit der wiskundige wetenschappen, gedaan te Delft 30 Nov. 1756. Zie Schotel, Kerk. Dordr. , D. II. bl. 321. WALLE (PIETER VAN DER) dichter , die in de 18e ecuw bloeide. Men vindt zijne poezy o. a. in het Dichtkundig Praaltooneel. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WALLE (.VAN DER) kunstschilder. Van hem wordt vermeld eene schilderij: Jezus de kinderen zegenende. Zie Cat. v. Hoet , D. II. b!. 65; Kramm. WALLEN (ANToNIE VAN DER) , dichter uit het begin der 18e eeuw. Zie Schot el, Kerk. Dordr. , D. II. bl. 321. WALLEN(JACOBUS VAN DER) , dichter uit het begin der 18e eeuw, vriend van G r e e n w o u d. Zie Schotel, t. a. p. WALLEN (JACOBA VAN DER) leefde in het laatst der 17e en begin der 18e eeuw en huwde den 20 Augustus 1719 met Theodorus van der Hoe v e n , remonstrantsch predikant te Rotterdam. Zij was eene vriendin van den dichter J. d e H aes, die verscheidene gedichten ter barer eere vervaardigde. Zij beoefende de zang en teekenkunst. Zie.de Hae s , Gedichten , D. I. bl. 462, 468 , 469 , D. II. bl. 749; Immerzeel. WALLINGIUS (L.) schreef : Het ijverige Christendom 12°. Zie Abcoude, Aanh. , bl. 232. WALLING/US (C.) schreef : Keur van Bijbelstoffen. Amst. 1729 4°. Zie Abcoude, Haaml. , bl. 400. WALLINKAMP (B.) schreef: Inleyding tot Zions schools. Uytr. 1661 80. Zie Abcoude, bl. 400. WALLES (TJERK), burgemeester van Leeuwarden , sedert 1562 onder de voorstanders der vrijheid en hervorming genoemd, was deelgenoot van het Verbond der edelen. Hij voerde in 1566 de reformatie te Leeuwarden in. Verplicht om die stad des­wegens to verlaten, begaf hij zich naar Amsterdam, en toen hij ook deze stad op geldboete en later op lijfverbeurte , moest ruimen , in 1567 naar Emden. Op Alv a 's last werd hij sedert weer dan eenmaal ingedaagd en gebannen. Zie Winsemius, Hist. p. 41, 70, 80, 81 96; Gabbema, Verh. v. Leeuw., bl. 451-454, 457; te Water, Verb. d. Edel. bl. 368 volgg.; Scheltema, Staatk. NederL; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WALLIUS (AEGIDIus) van Brugge , theol. dr. en hoog­leeraar te Leuven , gaf in het licht : Paraenesis antiquitatis contra novorum degnitatum sectatores. Lov. 1595 4°. °ratio de verae Ecclesiae posteritate. Ibid. 1599 4°. Hij overleed to Leuven in 1603. Zie Val. Andreas, BibL Belg., p. 30; Foppens, BibL Belg., T. I. p. 70. WALOIS (JEAN), beroemd tapijtwerker te Arras in 1413, 1434. Zie Kramm. WALLON of WALLOIS (HuwART), omstreeks 1380 tapijt­werker te Arras. Zie K r am m. WALLON (JAN). Onder dezen naam komt Jan v an E y c k sots voor. WALRAVEN (SimoN), geboren te Hoorn , schrijver van Successio Anallaptistica , dat is , Babel der Wederdoopers , eensdeels in Duytsland , maar principaal in Nederlandt. Ghecol­ligeert door V. P. Colonice 1603 12°. Later vermeerderd uitgegeven onder den titel van Spieghel der Wederdoopers. Hij werd later pastoor te Kuvendonk. Zie v. Heussen en van Rijn, Bat. S., T. IV. p. 291; Val. Andreas, Bibl. Belg. ; Foppens, BibL Belg., T. p. ; van Doorninck, Anon. en Pseud. , no. 4291. WALRAVEN (IzAAK) zoon van een juwelier , in 1686 te Amsterdam geboren. Vijf jaren lang bragt hij , op verlangen zijns vaders , bij een kundigen goudsmid door , waarna hij bij den beeldhouwer J o h an n es E b b e l a a r het boetseren leerde en zich oefende in het vervaardigen van lofwerk en andere sieraden , die tot bet verzetten van juweelen worden vereischt. Vervolgens kwam hij in den handel van zijn vader en leerde van Gerard R ad em a k er de regelen der bouw- en doorzigt­kunde. Op zijn 24ste jaar reisde hij naar Dusseldorp om voor zijn vader edelgesteenten aan den Paltzgraaf te verkoopen: Gedurende den tijd dat hij zich aldaar beyond , hield hij zich bezig met bet beschouwen der keurvorstelijke kunstschat. Zijn lust ontwaakte om zich op de schilderkunst toe te leggen. R a d e m a k e r onderwees hem in het mengen der verwen en het gebruik van het penseel , waarna hij begon te copieren en historische voorstellingen te vervaardigen. Later begaf hij zich naar Dusseldorp tot voortzetting van zijne studien en is te Amsterdam in 1765 overleden. In hetzelfde jaar werd zijne kunstverzameling verkocht , die zeer rijk in prenten was. Ver­scheidene dichters vervaardigde lofverzen op zijn Ammon en Thamar, Pigmalion , Campasse enz. Zijn stervende Epaminondas gold f 1500.00 later f 1200.00 , op de verkooping van Gild e­ meester f 715.00. Twee door hem op koper geschilderde stukjes met Spelende kindertjes , golden op zijne verkooping f 850.00. Hij heeft ook naar zijne teekeningen en St. Della Bella, en naar diens trant geetst. Zijn portret is door Quinoherid geschilderd. In van Gool komt zijn beeld­tenis , door H o u b r a k e n gegraveerd , voor. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Ver­woert. WALRAVEN (DonoTHEus) , omstreeks 1573 geboren te Hoorn , studeerde in de regten te Leuven. Hij was een be­oefenaar der Latijnsche poezy en werd in 1599 te Binnen­wijsent bij Hoorn door een Boer gedood. Hij was toen 26 jaren oud. Hij liet na : Carmina Sacra de B. Mariae Virginis • Conceptione , Annun­tiatione Purification , Assumptione. Lovanii 1608 4°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 194; Foppens, Bibl. Belg.; Paquot, Mem., T. XV. p. 47; Hoeufft, Pam. Lat. Belg., p. 106; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WALRA.VEN (DIDERICUS ADRIANUS) , zoon van Joann es Walraven en Gosuina ten Gilde, werd den 27 Februarij 1732 te Zwolle geboren , bezocht aldaar de Latijnsche school en was reeds op zijn 15e jaar geschikt om naar de akademie te Groningen te vertrekken. Hier bezocht hij de gehoorzalen van Nicolaas Engelhard in de wijsbegeerte, Paulus C he v a l l i e r in de godgeleerdheid en N. G. Schroeder in de Oostersche talen , verdedigde een de voto Iepthae en werd predikant te Randwijk waar hij o. a. de jonge E v e r. S c h ei­d i u s in de beginselen der Oostersche talen onderwees en tot hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Duis­burg benoemd werd. Hij sloeg dit beroep af,, werd vervolgens predikant te Warmond , Elburg en Harderwijk , van waar hij in 1771 ter bekleeding van bet hoogleeraarambt in de , Oos­tersche talen en oudheden naar Amsterdam vertrok. Hij aan­vaardde die taak den 18 October met eene Or. de linguarum et antiguitatum orientalium studio inter generosae mends et praestantis ingenii juvenis magi& magi? que promovendo. Zes jaren later werd hem het onderwijs in de gewijde uitlegkunde opgedragen met eene or. de h,ermenentica sacra CUM linguarum atque antiguitaturn studiis necessario copulanda. Tenzelfder tijd werd hij tot prediker van het athenaeum aangesteld , welken post hij 7 jaren later nederlegde. In 1800 werd hij visitator der Latijnsche scholen en overleed den 5 Julij 1804. De hoogleeraar C r a s vereerde zijne nagedachtenis met een lofrede. Zijn dissert. de voto Iepthae vindt men ook in Syllage dissertationum sub praesidiis Schultensiorum et Schroder edito­ rum. T. II. Zie Kunst -en .Letterb. 1804, D. II. bl. 36; 1805, D. I. bl. 179; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Glasius, Godgel. Ned.; van Lennep. WALRAVEN (TIELEMAN) werd in 1707 als proponent beroe­pen te Eethen en Drongelen , in 1721 naar Heusden vertrok­ken , werd hij in 1741 emeritus en overleden in 1748. Hij gaf in het licht: Oud-Heusdens kerkinweying uyt Psalm CXXII. Dordr. 1724 8°. Plegtige ampts-overdraging aan Hendrik Schouten to Heusden, uitgesproken den 22 van Wijnmaand 1747 over Jeremia XXXVI vs. 5 en 6. Dordr. 1748. Zie Brans, Reg. , bl. 110, 113; A bcoude, 1Vaamreg., b1.401. WALRAVEN (JACOB) , zoon van den Amsterdamschen hoogleeraar , werd te Amsterdam geboren , studeerde in de rechtsgeleerdheid , wijsbegeerte en letterkunde , met even goed gevolg , en verwierf, na het sehrij ven en openlijk verdedigen van drie verhandelingen , de hoogste eer in deze drie vakken. Hij zette zich te Amsterdam neder en wijdde zich der praktijk eerst als advokaat vervolgens als procureur , welken laatsten stand hij wederom verliet , toen een verandering der wetgeving hem derzelven minder verkieselijk maakte. Drukte van beroeps­bezigheden belette hem veel tot bevordering der wetenschap toe te brengen enkele voorlezingen in bijzondere genootschap­pen , getuigden van zijn juist oordeel en fielder doorzicht , doch zijn niet uitgegeven. Hij was ridder van den Nederl. Leeuw , lid van het koninklijk Nederl. Instituut en overleed te Amsterdam den 10 October 1823. Zie Kunst- en Letterb. 1823, D. II. bl. 322 ; Proces- Verbaal v. d. 17e alg. verg. v. h. Kon. Nederl. Inst. , bl. 25 ; V e r w o e r t. WALRE (JAN VAN) , zoon van Jan van Walre en Susanna van Westerkapel, werd den 22 Augustus 1759 te Haarlem geboren. Zijn vader bestemde hem wel niet voor den door hem gevoerden linnenhandel , maar bestelden hem ter Latijnsche school tot aanleering der oude tales om ver­volgens voor den boekhandel te worden opgeleid. Den boek­handel dreef hij eenige jaren met weinig lust en Het hem na den dood van zijn wader, in 1782 , geheel varen en gaf zich geheel aan zijne heerschende neigieg , de beoefening der fraaije letteren , inzonderheid der dichtkunst en uiterlijke welsprekend­heid over , en bragt met behulp van eenige vrienden , mede liefhebbers der tooneelkunst , in 1785 een bijzonder tooneel­gezelschap , onder de zinspreuk Leerzaam vermaak tot stand , waarvan hij de voornaamste bestuurder en als het ware de ziel was. Hij behoefde, beide in het treur- en blijspel voor geen der vermaardste tooneelspelers van zijn tijd onder te doen. Tot 1785 had hij zijne her slechts voor zijn vrienden en tot eigen genoegen besnaard , doch in dit jaar trad hij het eerst openlijk als dichter op met een treurspel Willem de Bente, Fins van Oranje, dat tot onderwerp had een aanslag door Karel van Frankrijk , na den Parijschen moord in 1572 tegen de vrijheid en het leven van then vorst gesmeed, doch dien de graaf van Mandesloo, wien ze was opgedra­gen , weigerde te voltrekken. Eenige jaren vervaardigde hij slechts kleinere gedichten , die hij in een gezelschap van dicht­minnaars te Haarlem , Democritus geheeten , in de 18e eeuw door zijne medewerking opgericht en nog bij zijn dood in wezen , voordroeg. Zij waren .meest van boertigen en vrolijken aard , zooals zijne .Democritische feestzangen bij de eerste ver­ jaring der revolutie van 1795 , waarin hij als eed Israelitisch liedjeszanger met een bord optredende , dat met onderscheidene geestige afbeeldingen , ten getale van 15 , beschilderd is, op ieder derzelve een geestig en aardig liedje op bekende zang­wijzen paste. Tot dit soort van poezy behoorde ook zijn Afrekeningsmaal van een boedel bij Silphio te Parahelgos in de maand Junij, gastronomisch-macaronisch gedicht, beide enkel voor de leden van dit genootschap gedrukt. Spoedig verliet hij de politieke loopbaan , die hij in 1795 , op de roepstem zijner medeburger, was ingetreden , doch nam van 1803-1811 deel aan het bestuur zijner geboortestad , en liet zich zijne benoeming tot curator der Latijnsche school welgevallen. Omstreeks 30 jaren verliepen er sedert de uitgave van zijn treurspel, gedurende welke hij behalve eene fraaije navolging van Pygmalion , dichterlijk tooneel van Jean Jacques .Rousseau, in 1796 in het licht verschenen en later met eenige verbete­ringen in het late deel zijner Heidebloemen herdrukt, en een klein maar bevallig Zangepel , natuur en opvoedingof het Gansje (1800) , niets van hem werd uitgegeven , doch in 1815 en 1816 zond hij twee bundels met gedichten, Heidebloemen getiteld , in het licht. Hierop volgde in 1821 Gedachtenis. offer aan W ard Bingley en zijn voortreffelijk Nederlandsch treurspel Diderik en Willem van Holland. In 1828 volgde , als tot afscheid , nog een bundel gedichten , van verschillen­den , maar veelal luimigen en geestigen inhoud , door barn aan den opper-dichter mr. W. B i 1 d erdij k opgedrage,n. In 1836 verscheen nog van hem een klein blijspel in dichtmaat , Man­teldrooin naar bet ,Fr. van An drieux, wiens vertaling in dat vak Les Etourdis ou le wort suppose, hij een halve eeuw te voren voor het Hollands tooneel had overgebragt. Voor de rederijkkamer de ihjnranken, waarvan hij lid was, vervaar­digde hij , behalve levensschetsen van van °Men de Bruin en den rector Waardenburg , een gedicht Werkeloosheid getiteld. Hij huwde in 1782 Maria, zuster van den Utrechtschen hoogleeraar Jan Kops, die hem elf kinderen schonk. Hij was lid van het kon. Ned. inst. van de maats. v. Ned. Letterk. en overleed den 21 Dec. 1837. Behalve de genoemde tooneelspelen gaf hij nog : De Avontuurlijke Nacht , blsp. n. h. Fr. van Dumaniant. Haarl. 1788 (naamloos). Het Vergeefsch Besluit , of de vermomming uit Liefde , blsp. naar la Resolution inutile ou les Deguisement Amoureux. Haar­lem 1799. De school voor de Faders, blep. n. h. Fr. van Piegre , Ald. 1788. De Vondelin,' , trsp. 1793 , in Zedelijke Tooneeloefening. Amst. 1774-1794 D. V. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. • van Kampen, Gesch. d. Lett. en Wetens. , D, ; S i e ge n b e e k , ; der Jaarl. Verg. v. d. Maats. van Ned. Letterk. 1838; Nieuwenhuis; Kobus en de Riveconrt; Muller, Cat. v. Portr. ; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. Ib. bl. 30, 219; v. Doorninck, Anon. en Pseud. , no. WALREE (JACOB PIETER VAN), zoon van Niqo la as van VValree en Judith van Lennep, werd den 3 Decem­ber 1798 te Amsterdam geboren. Zijn vader verloor hij toen hij den ouderdom van zeven jaren nog niet had bereikt. In 1814 werd hij student aan de doorluchtige school zijner geboorteplaats , waar hij het onderwijs van de hoogleeraren van Swinden, van Lennep, Gras, van Reenen, J. P. van de Capp elle en andere sieraden dier inrigting genoot. In 1818 begaf hij zich naar Leiden , waar hij de lessen van Siegenbeek, Smallenburg, Hageman, Kemper, Ty d e in a n enz. bijwoonde en tot de hoorders van Br u g m a n s en Bilderd ij k behoorde. Den 17den Junij 1820 werd hij mr. in de beide regten , na het verdedigen van een Specimen de antiqua Tunis puniendi conditione apud Roma. 7Z08. Spoedig liet hij zich als advokaat inschrijven , zonder ecbter de praktijk veel te beoefenen. In October 1832 werd hij benoemd tot plaatsvervangend rechter bij de toenmalige rechtbank van eersten aanleg te Amsterdam en in September 1834 tot werkelijk rechter in dat collegie. Bij de rechter­lijke organisatie , in 1838 , werd hij aangesteld tot rechter bij de arrondissementsirechtbank in voornoemde stad welke betrek­king hij , niettegenstaande zijn zwakken en ongunstigen toestand bekleedde tot zijn overlijden. Als letterkundige heeft v a n alree zich verdienstelij k gemaakt door de vijf volgende verhandelingen. 1. Over de verdiensten van Dante Alighieri , in betrekking tot zijn tijd. 2. Over het dichtwerk de Araucana van den Spaanschen edelman Don Alonzo de Ercilla. 3. Over den invloed van Petrarcha op de klassieke Letter­kunde. 4. lets over de Joden. 5. Proeve van het verbond tusschen het Spaansche yolks­karakter en de vroegere Spaansche Letterkunde. De vier eerste zijn opgenomen in bet Magaztjn voor Weten­schappen, Kunsten en Letteren verzameld door N. G. v a n Kampen, en wel n°. 1 en 2 in bet IVe deel (1825) , 3 in het VIe (1826) en 4 in het IXe (1829) de vijfde werd geplaatst in de mengelingen van het tijdschrift de Gids , jaar­gang 1838. In 1840 werd v an Walr e e lid der Maats. van Letterkunde. Sedert Febr. 1832 tot op zijn overlijden , was hij lid der plaatselijke schoolcommissie in zijne geboorteplaats en gedurende verscheidene jaren bestuurder en secretaris der maatschappij Ieliv Meritis. Hij huwde in 1822 met Mari a Jeanne Grandpre Moliere en na bet overlijden van deze met A. C. A. Weer t s uit Arnhem die hem overleefde. Beide huwelijken bleven kinderloos. Hij overleed den 22 Januarij 1849. Zie mr. W. J. C. van Hassel t, in Handel. d. Algem. verg. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1849. WALSKAPELLE (JAcos) en niet W allsk ape 11 zooals bij Im m e r zee 1, was een bekwaam vrucht- en bloemschilder , van mien een Fruitstuk op eene verkooping in 1817 gold f248. Kr amm noemt hem een der voornaamste bloem- en fruitschilders van zijn tijd , en dat hij in den schildertrant van Jan Da vidszo on de Heem z66 volkomen slaagde , dat zijne meeste werken werken verdoopt en op naam van d e He em doorgaan , waardoor die op zijn eigen naam zoo zeldzaam voorkomen. Op het museum van Berlijn is een schoon stuk van zijne hand. Zie Cat. v. Hoet, D. I. bl. 213; Immerzeel; Kramm. WALTEN (Mucus) gaf , doch anoniem , in het licht : T' Samenspraeck gehouden tusschen twee reysigers , zi/nde de een een Baegenaer en de andere een ihnsterdammer. Dienende tot ontdeckinge van het ooghmerck der regeerder s der stadt Amsterdam. (Toegeschr. aan E. W al te n) z. pl. en (1660) 4°. IIiertoe behoort een Pervolgh van de t' Samenspraeck enz. Wederleayinge van het whendechrift, genaamd Parliametsitas Paciflcum of een verdediginge van het gemeene belang der waar­held. Keulen Pt. Marteau 1668 4°. Verantwoordinge van Dr. Gilbert Brunet , van wegen de las­teringen tegen hem uitgestrooid , in een geschrift genaamd Parlementum pacificum. flit net Eng. vert. door B. TF.1688 4°. Traerachtigh verhael van 't geppseerde te Rotterdam , 800 ten regarde van het vangen , examineren van Corn. Kisterman ails van hetgheene daar op is gevolgd. Rott. 1690 4°. In hetzelfde jaar volgde een Tweede deel van het waer. verb. Spiegel der waarheyd, °fie 't samensprekinge tusschen een Armiaan en vroom Patriot, waarinne bewesen word dat door de quade directie ende toeleg van eenige heerschende regenten tot Amsterdam mu land in den voorgaanden en desen oorlog is ingesmockelt met Vranckrijek. 1690 4°. Met zijn naam.: Bewijs van het recht der macht en plicht der overheeden in kerkelijke zaaken. 's Gravenh. 1690 4°. Van de bedeeling der Tijden. 's Gravenh. 1690 12°. .dardige Duyvelarye voorvallende in dem dagen , begrepen in een brief van een beer te Amsterdam. 1691 4°. Brief aan een regent der stad Amsterdam , behelzende een regtsinnige. uytlegginge van de 4rticulen die B. Bekker heeft overgeleverd. ' s Hage 1692. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 795, 1357, 4491, 4463, 4774, 5320, 6302, A bcoude, Naamr. , bi. 400. WALTER VAN ASSEN. Zie ASSEN (JAN WALTHER VAN), WALTES (MARcus) tooneeldichter nit he midden der 17 e eeuw. Hij gaf in het licht: De bedrooge Gierigaart. 1654. Bol Backers-Jan. 1660. Zie Witsen Geysbeek, N. B. A. C. Wb., D. V. bl. 433; Verwoert. WALTHER (J. W.) was den 24sten Nov. 1794 te Amster­dam geboren , trad den 12den Februarij 1814 als kadet in dienst bij het 15e bat. infanterie van linie , werd 26 April 1814 tot kadet-sergeant en den lsten Dec. 1814 tot sergeant­majoor bevorderd. Den 8sten Mei 1815 benoemd tot 2de init. Den 17den Mei 1816 tot 2de luit.-adj. bij den staf der 13de afd. inf. Den 18den Maart 1819 werd hij overgeplaatst bij het deptit bat. van de 13de afd. inf. en den 19den Aug. 1819 benoemd tot lste luit.-adj. titulair , den 22sten Julij 1822 tot lste init.­adj. effectief en den l9den Aug. 1827 tot adj. bij den luit.-generaal Cort He ij ligers, inspecteur der inf. in het 2de groot militaire kommando. Den 17den Febr. 1831 benoemde men hem tot kapitein, den 17den Maart 1838 tot adjudant bij den gen.-majoor Klerck, komraandant van de 2de brigade I ste divisie inf. Den 2den Febr. 1841 werd hij aangesteld tot adj. bij den gen.-maj. Volk h emer, kornmandant van de 2de brigade der lste divisie inf. , den 24sten April 1841 tot adj. bij den luit.-gen. S c h u u r man, kommandant van de lste divisie inf., den 3den Nov. 1843 tot majoor bij bet 7de reg. inf. , en tevens eervol ontslagen uit zijne betrekking van adj. van genoemden luit.-gen. Den 3lsten Maart 1846 werd hij tijdelijke chef der afdeeling Personeel bij bet dep. van oorlog en den 16den Dec. 1848 ten gevolge van de opheffing der onder­ scheidene afdeelingen bij genoemd hoofdbestuur,, eervol ontsla­ gen uit zijne betrekking als chef der afdeeling Personeel , en op nieuw belast met de leiding der werkzaamheden bij het Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog. Den lsten Jan. 1850 werd hij bij reorganisatie benoemd tot chef van het bureau Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog, den 22sten April 1852 tot luit.-kolonel , den 30sten April 1854 tot kolonel en den 23sten Febr. 1855 aangesteld tot gouverneur der kon. academie voor de zee- en landmagt en tevens nit zijne betrekking van chef van het bureau Personeel en militaire zaken bij het dep. van oorlog eervol ontslagen , onder dank­ betuiging voor de daarin bewezene diensten. Den 10den Mei 1856 is hij benoemd tot gen.-majoor dier inrigting , welke waardigheid hij tot het laatste zijns levens eervol mogt be­ kleeden. Uit het vorenstaande blijkt , dat hij ruim 42 jaren als officier en hoofd-officier in Nederlandschen dienst is werkzaam ge­weest: onder zijne veldtogten behooren hoofdzakelijk die van 1814 aan den Helder, in 1815 in Frankrijk , bij gelegenheid van den opstand in Belgic , in 1830 bij het mobiele leger , in 1831 bij den tiendaagschen veldtogt , in 1832, 1833 en 1834 bij bet mobiele leger. Hij was versierd met de Militaire Willemsorde 4de klasse, kommandeurs-orde der Luxemburgsche Eikenkroon , ridder der orde van den Nederl. Leeuw en het Metalen Kruis. Hij overleed to Breda den 30 Nov. 1857. Part. ber. WALTHE FLAMINGO, een glasschilder, die met George . 1? 1 a m i n g h een aantal kunstvoortbrengselen in Italie heeft vervaardigd , als in Toskanen voor den groothertog van Florence een aantal schoone glazen naar de teekeningen van G. V a s a r i. Men coil dat Walt her en George Di r k dezelfde met de gebroeders Dirk en Wouter C rabeth zouden zijn , hetgeen door Kr a m m wordt weersproken. Zie Kramm; Lev. d. Schild. enz. ; Dez. , Goudsche glazen , b1. 33, 34 ; Gessert, Gesch. d. Glasmahlerei , S. 179, Vasari, Vies des Peintres , T. IX. p. 145 , 347. WALVIS (IGN Anus) werd in 1653 te Utrecht gebtren , studeerde te Leuven in de philosophic en theologie , verkreeg 4 • den rang van baccalaurus , keerde naar Holland tern , vestigde zich te 's Hage , waar hij vicaris werd van den missionarie Jan Hooft, en bekleedde tevens de betrekking van kapelaan van C a in p r e i c h , gezant van het hof van Weenen te 's Hage. In 1688 werd hij in plants van Jacob Cats , die door den vicarius P e t r u s Cod de naar Utrecht beroepen was , in diens plaats pastoor te Gouda , waar hij den 6 Mei 1714 stierf. Hij gal in het licht: Beschrijvin . der stad Gouda m. pl. Gouda en Leyden z. j. (1713 2 dn. I bd 4°.) In zeer weinige ex. komt op bl. 123 de beruchte plaats nopens Jan van Da in voor. Zie van Heussen, van Rijn, B. S., T. II. p. 183, 241; Paquot, M m. , T. II. p. 525, 526; mr. Bodel Nijenhuis, Topogr. , n°. 1323 ; v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 588. WALVIS (IGNATius) , zoo niet dezelfde als de vorige , ten minste een tijd- en naamgenoot van hem. Hij beoefende de schilderkunst. Blijkens zijn groote schilderij , Johannes den Dooper voorstellende , volgde hij den trant van Raphael en bijzonder diens koloriet. Deze schilderij was weleer in de kerk van bet klooster der Capucijnen te Velp bij Ravestein. In 1698 gold op de kunstveiling te Amsterdam zijn Elias f 5.10. Zie Immerzeel; Kramm. WANDELAAR (JAN) werd in 1690 te Amsterdam , waar zijn vader een grooten theewinkel hield , geboren. Hij had den vader van den plaatsnijder Folk em a tot onderwijzer in de tee­kenkunst en het graveren leerde bij van Willem van Go u-w e n. Ook deelde Gerard de Lairesse hem veel uit den rijkdorn zijner kennis en ondervinding mede. Een menigte por­tretten , vignetten en boekprenten zijn door hem geteekend en gegraveerd , maar zijn voornaamste werk bestaat in 40 ontleedkundige platen in het werk de Tabulae Sceleti et Mus­culorum corporis humani , L. B. 1747, van prof. Albin us, alie door W. geteekend en gegraveerd. Men heeft eene Eng. vertaling van dit werk, waarvoor de platen in het koper gebracht zijn door Grignion, Ravenet, Scotin en ande­ren. Hij vervaardigde ook een aantal portretten en andere teekeningen in rood en zwart krijt ten deele naar schilderijen van anderen , ten deele van eigen vinding. Tot zijn laatste werk behoorden de portretten van de burgemeesteren van Am­sterdam , naar zijne teekeningen door Ho u b r ak en gegra­veerd. Veel bragt bij toe tot herstel der in vernal geraakte teeken-akademie. Hij schreef ook een blijspel getiteld : Het gewaande bloedverwantschap. Amst. 1723 80. Hij overleed in 1759 to Leiden. Zijn portret vindt men bij van Go ol. Zie W a g e n a a r, Amst., D. XI. b1. 440; Houbrak en; van Eyn­den en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Muller, Cat. v. portr. ; v. Doorninck, Anon. en Pseud., no. 721; v. d. Marck,.v. Tooneelsp. , no. 1392. WANING (RoELoF) , te Kampen geboren , gaf in 1651 zijr.e gedichten , onder den titel van Geestelijke Kruythof , in het licht. Ook schreef hij de Klucht van het Wijnvaatje. Amst. 1651. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WANING Jr. (JACOB VAN). Het Haagsch genootschap , onder de spreuk : Kunstlielde 'wart Been vlijt gal in 1779 tot prijsstof op Tafereelen van hot bate huwelijk. Ook W a n i n g was onder de 18 mededingers naar den prijs , die door A. H. Ha g e d o o r n behaald werd. V an Wan i n g gaf hierop zijn dichtstuk met dat van J. V e r veer gezamenlijk in het licht. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. , D. VI. W. 433. WANIUS (PIETER) gaf uit De zes eerste , elfde en twaalfde boeken van Euclides , ver­toonende de voornaamste gronden en eigenschappen der meetkonst. Amst. 1717. 8°. 2e dr. WAPPEROM ( ) architect en steenhouwer te .Hage. Hij vervaardigde o. a. in het koor der kerk van Ouderkerk aan den IJssel in 1753 de Graftombe van den Graaf van Nassau Ouwerkerk enz. Hij woonde te 's Hage. Zie van 011 efe n, De Nederl. Stads -en Dorpbeschrijver, D. V. WAPPEROM (J. J.), in de laatste helft der 18e eeuw notaris to 's Hage , gaf voor eigen rekening gedichten uit , zooals Zinnebeelden of beeldspraak in Naamdicht. 1821 4°. Zie v. d. A a , N. B. A. C. Wb. ; van Doorninck, Anon. en Pseud., no. 5615. WARM (Mr. JOHAN VAN DE), te Antwerpen geboren , was in 1575 pensionaris van Middelburg, kort daarna in zijn geboorteplaats. Tot pensionaris van Amsterdam geko­zen , werd hij , als buiten 's lands geboren , Diet toegelaten , waarop hij er zich als advocaat vestigde. Wederom tot pen­sionaris van Middelburg aangesteld , was hij afgevaardigde ter vergadering der staten-generaal en vervulde gewichtige gezant­schappen naar de hoven van Engeland , Schotland en Dene­marken. In 1596 werd hij raadpensionaris van Zeeland en steeds in gewichtige zaken geraadpleegd. Hij overleed in 161.5. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. WARDENBURG (Mr. P. D. G.) , was advocaat te Steen-wijk , schreef : De permanente comtnissie en de directeur der kolonien van de aatschapplj van Weldadigheid , voor den regterstoel van het algemeen garagt. Gron. 1828. 4* Verhandeling over de beste wijze , op welke , door ontginning der mate zand- en veengronden , eene nieuwe bron van welvaart lean geopend worden. Gron. 1829. Zie Boekenl. van van Cleef. WARDER (WOUTER CORNELISZ. VAN), predikant te Nieuw­koop , oni zijn remonstrantsche gevoelens afgezet. Hij schteef : Eene suyvere ende eenvoudige verclaringhe over het neghende capittel des Sendtsbriefs Pauli tot de Romeynen. 1621 8°. Zie Brandt, Hist. d. Ref., D. IV. bl. 648; v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 4686. WARDROP (J.) was Men heeft van hem: Traarneming over den Fungus Haemasthodes , of het zachte kreeftgezwel naar het .11gd. van C. G. Kuhn door A. van der Hour, m. pl. Amst. 1819. Zie Boekenl. van van C 1 e e f. WARENDORP (H. G.) gaf in 1793, toen hij te Gronin• gen studeerde , Mengel-poezy in het Hat. Zie Witsen Geysbeek, B. fl. C. Wb. , D. VI. bl. 434. WARIS (L. VAN. DER) , portretschilder in het midden der 18e eeuw. Naar hem graveerde o. a. J. S p a n d a w het por­tret van ds. Wilhelmus Schortinghuis. Zie Kramm. WARNAAR (BERNARD) , tooneeldichter , bloeide in het begin der 18e eeuw. Hij gaf in het licht: De zegepraalende hartog van Marlbourg , en beer van Ouwer­kerk in de Spaanse Nederl. of de nederlaag van de gnome keurvorst van Beijeren en Villeroy op de vlakte van Judoigne bij .Ramillies , op den 23 Meg 1706. Oorlogsspel. Inwijding van de Schouburg lot Haarlem , vertoont den 28 Junij 1706. Ald. 1716 kl. 8vo. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p.; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. Ib. bl. 219. WARNAAR of WARNAR ( ), een bekwaam teekenaar. Kramm vermeldt o. a. van hem Mars en Venus, De herders te Bethlehem met 0. I. inlet , een Italiaansch Gezigtje met zwemmende beeldjes. Zie Kramm. WARNARS (J. W.) schreef : .De Agio, naauwkeurig in Tafelen gebrayt. Amst. 1769 80. Zie v. Doorninck, no. 216. WARNEKEN (LuDERus) sehreef : De Minzame vermaninge des apoetele Petri aan de opregte belijdere der dierbaare Bijoelwaarheden enz. Voorgesteld met het Ileilzame oogmerk , om in deeze dagen ale een trouwhertige waarechouwing te dienen , uyt 2 Petri 111: 17. Amst. 1750 4°. Zie Abcoude, Tweede Aanh. , bl. 165. WARNER , WARNERIUS , WERNERIUS, VARNERIUS, te Elburg geboren , werd in 1599 tot hoogleeraar in de regten aan de kwartierschool to Harderwijk aangesteld. Hij huwde 16 September 1604 met Eessien R este n. Hij liet geene geleerde schriften na, want zijne aanteekeningen op Julius C a e s a r zijn Diet aan het licht gekomen. Hij overleed den 24 Februarij 1622 in den ouderdom van 53 jaren. Zie Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 34; Slich. tenhorst, Tooneel v. Gelderl. , bl. 166, 107; Paquot, 1116m., T. I. p. 584. WARNER (J.) schreef Winst uyt verlie8 of tydelyke echaede , geeetelyk gebru,ykt. Gron. 1662. 1 2°. lie Abcoude, Naamr. WARNER (Lrvous) , gezant van dezen staat te Konstan­tinopel , liet aan de Leidsche hoogeschool zijne kostbare ver­zameling Oostersche handschriften na. Hij gaf in het licht: Compendium Historicum , etc. Arab. et Lat. L. B. 1642. Proverbiornm et Sententiarum Persicarunz Centuria cum ver• eione et Notie. Ibid. 1 644. Epietola Valedictoria de Stylo historiae Timori , qui vulgo Tamerlanue appellatur. Ibid. 1644 4°. Zie Siegenbeek. G. d. L. B., D. I. bl. 166, 254, 255, 300, 429 ; D. II, bl. 19; Schotel, Leid. Bibl. , Cat. Bibl. publ. L. B. , p. 309, 336. WARNERSSEN of WERNESSEN (PETER) , boekdrukker en vormsnijder te Kampen , in de eerste Delft der XVIde eeuw. Kr a m m vermeldt de bij hem geprente houtsneden. WARNSINCK (IzAAK), zoon van Willem H e n d r i k Warnsinck Bernardsz. en Cornelia Maria Haak­m a n , werd den 22 Maart 1811 te Amsterdam geboren , begon zich op zijn veertiende jaar op de algebra en mathesis toe te leggen en beoetende vervolgens de bouwkunde , bezocht Londen en Parijs , en begaf zicb daarna op reis naar Italie , Frankrijk en Duitschland om de bouwwerken van vroegeren en lateren tijd to leeren kennen en bestuderen. Van zijn reis teruggekeerd , ging er welhaast een groote roep van zijne bekwaamheden uit en werden hem van alio zijdeu min of meer belangrijke bouwwerken opgedragen , zooals de Groote kerkte Gorinchem , de kerk te Wilhelminadorp op het eiland Zuid-beveland , aanzienlijke stoomfabrieken , zoowel te Amsterdam als elders , aanzienlijke buitenverblijven in de omstreken van Haarlem en nog veel andere bouwwerken van grooter of kleiner omvang. Het belangrijkste bouwwerk , dat hij tot stand heeft gebracht , is de cellulaire gevangenis te Amsterdam. In het jiar 1845 door 's lands hooge regering uitgenoodigd om met den ingenieur van Gendt gezamenlijk in Engeland en Schot­land het stelsel der afgezonderde opsluiting , voor zooveel de inrichting der cellulaire gevangenis betreft , in bijzonderheden na to gaan , werd hem , bij zijne terugkomst , de stichting van genoemde gevangenis toevertrouwd. De uitkomst heeft dat vertrouwen niet beschaamd. Meermalen werd hij bij nit­geloofde wedstrijden bekroond. Van zijne antwoorden op de tweeledige prijsvraag door het stedelijk bestuur van Amsterdam uitgeschreven voor het plan van een koopmansbeurs , verwierf een , namelijk dit , bestemd om daar waar vroeger de beurs stood , geplaatst te worden , den prijs terwij1 aan het ander , de plaatsing van het gebouw op den Dam , bet accessit mogt te beurt vallen. Met zijn ontwerp voor een provinciaal krankzinnigei, jesticht behaalde hij de overvvinning boven zijne mededingers. Ggen dier onderwerpen kwam echter tot uitvoe­ring. Hij was lid en bestuurder der Maats. ter bevordering der bouwkunde , der vierde klasse in het kon. Ned. Instituut , van de Maats. v. Ned. Letterk. enz. Hij huwde Jacob a Johanna de V o s en overleed den 22 April 1857. Zie Levensbericht door D. D. Buchler in de Levensb. der Maats. v. Ned. Letterk. 1857; K r am m. WARNSINCK Bzn. (WILLEM HENDRIK) werd te Amster­dam den 4 October 1782 geboren , legde zich van zijn jeugd of op de beoefening van letterkunde en poezy toe. Hij leefde echter in den tijd , dat hij , schoon als dichter niet zonder naam, eerst door Kinker, D. J. van Lennep, Bilder­dijk, d a Costa, T o 11 e n s , later door het jonge Holland, waarmede hij den strijd niet vol kon houden , overschaduwd werd; dock indien verhevenheid van gevoelens , eerlijkheid van overtuiging en een zekere vaardigheid van taal tot dichter kunnen stempelen , behoorde hij tot de voornaamste. Zijne vaderlandsche lierzangen , zijne bijbelsche poezy , zijne gedich­ten te Amsterdam in 1828 uitgegeven, verdienen inderdaad lof. Zijn vriend Tollens deed deze uitspraak over hem : #er leven beter dichters , maar er leeft zeker geen beter mensch." Die innige braafheid was , zoo niet bet zout zijner poezy , clan toch de prikkel , waardoor hij voor zijn vaderland een allernuttigst leven heeft geleid. Waar weldadigheid , waar instellingen van openbaar nut te bevorderen waren vond men bij hem niet Bleats de beurs geopend , taaar hem zelven bereict ow met opoffering van rust,, liefhebberij en geroepen alles to doen, wat zijn hand to doen vond." Hij was een ksaelatige stenA, der Naata. tot Nut van 't Allgem., met S u r i n gar van'tGenoots.. tot zedel. verbet. d. Gevangenen medestichter der Evang. Xaats. Liefde en Vrijheid. Hij overleed den 19 Oct. 1857. Zijn werken zijn door van C l e e f opgegeven , en vele zijner ver­ handelingen en gedichten in tijdschriften en almanakken ver­ spreid. Zie Kobus en de Rivecourt; Schotel, Tollens en zijn tijd. WARNSINCK , geboren H a a k man (C. M.) , echtgenoote van W. H. Wa r n s i n c k Bzn., was een seer verdienstelijk teekenares van vruchten en blownen , waarvan zij in 1814 en volgende jaren uitstekende proeven heeft geleverd op de Am­sterdamsche tentoonstellingen. Zij overleed te Arnhem den 14 Julij 1834. WART (DIRK AN .VAN DE) , in 1767 te Amsterdam geboren , had Jacques K u y per tot leermeester en behaalde In 1788 , 89 en 90 eereprijzen op stads-teekenschool. Hij legde zich later op het portretschilderen in olieverw en miniatunr en het schilderen van Geldersche landschappen toe. Hij Meld zich ook bezig met etsen waarvan een Panorama , bestaande nit 8 gekleurde en aaneensluitende teekeningen te zien van. bet Belvedere te Nijmegen , door hem geetst en in prent uit­gegeven , ten bewijze strekken. Ook etste hij een Hollandsch Landschap met figuren. Hij beoefende en gaf ook onderwijs in de muziek. Ook was hij geen ongelukkig dichter blijkens zijne gedichten in de .Dichterlijke liandschriften bij U y I e n-b r o e k en elders voorkomende. Sedert 1815 woonde hij te Nijmegen , waar door hem een departement van de maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd opgericht. Men heeft van hem cenige tooneelspelen zooals : Liefde en Grootmoedigheid, trap. Aid. 1795. De Weldenkende .7tepresentant , lisp. Aid. 1796. Cave of de Koningin van het Lazaret , eene waare gebeur­tenis, trap. gev. n. h. Fr. van Gamas. Ald. 1796. De Schilder , trap. Ald. 1796. De liertog van Monmouth, trap. gev. n. h. Er. Aid. 17 99. Banadorp, trap. Ald . 1800. Hij overleed te Nijmegen den 8 April 1824. Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus en de Rive-court. WARTENBERG (J. C. COLBE VAN) is, volgens A b coude schrijver van Vaderlijke onderwiisingen. Amst. 1714. 8°. Zie Nactml. 1,1. 400. WAS (Iz. C.) sehreef : Waarneming van eenen verharden baarmoedermond bij eene barende , aan welke eene inscheuring gedeeltelijk van zelf onstond en gedeeltelijk door de kunst voortgebragt werd, welke opening eenen doorgang aan de vrucht gaf en de verlossing ten gevolge had in .Prakt. IV& voor de Geneesk. 1828. St. . bl. 449. Zie Holtrop, p. 392. WAS (J.) schreef : Nuttige bijdragen tot de vaccinatie of inenting met de koe­pokstof in Geneesk. Mag. door S. Laurens enz. 1 807. D. IV. St. III. bl. 1. Waarnemingen omtrent eenen worm (lambreus) door een gezwel bij den navel ontlast , in Verh. v. h. Zeeuwsch Genoots. 1790. D. XIV. bl. 473. Zie Holtrop, t. a. p. WA SSEMBERG (HENDRIK en STEVEN VAN) waren in 1468 beeldhouwers te Brugge. Zie Kramm. WASSENAER (N. A.) , kunstgraveur en uitgever in de 17e eeuw. Zijn num vindt men onder een prent naar J. S a . e n r e d am, de H. Martha voorstellende. WASSENAER (GERARD VAN), te Utrecht geboren , was aldaar advocaat en Burgemeester. G r a e v i us noemde hem Causarum patronus non ignobilis , Malthaeus: rapsodus et compilator , waarover v an W e z el hem heeft aangevallen. Hij overfeed in 1664 , in den ouderdom van 75 jaren. Zijn portret bestaat. Hij gaf in bet licht : Practijk Judicieel en Notarieel of Instructie op de forme en maniere van procedeeren voor alle Iloven, Rechtbanken enz. Na het .Exemplaar van den Autheur door .Egbertus Circus nagezien en verbetert in 2 dn. 2de druk. Utrecht 1729 , 1746. Zie Burman, Traj. erud. , p.'446 ; Abcoude 2e Aanh. , b1.165; Muller, Cat. v. portr. ; P a q u o t , T. p. 16. WASSENAAR (NICOLAES JANSZ. VAN), zoon van den pre­dikant Jan Claesz. of Johannes Nicolai a Wasse­naer , den vierden hervorrnden leeraar te Amsterdam , en aldaar (volgens anderen) te Heusden. Na de wederkomst van J a cob us A r m i n i us uit Geneve , waar bij op staten kosten gestudeerd bad , genoot N i c o 1 a e s v a n W ass e­n a e r dit voorregt. Later werd hij conrector te Haarlem (1621) en vervaardigde een Grieksch gedicht op de belege­ring dier stad door den Spanjaard. Leid. 1605. Van Haarlem ging hij naar Amsterdam , wear hij als arts praktiseerde. Hij beoefende de geschiedenis en gaf in het licht : Ben Turksche Cronyk of Gedenkwaardige geschiedenissen van het jaar 1395-4629 m. pl. Amst. 1623. fol. , alsmede eene geschiedenis van zijn tijd , bekend bij den naam van Ilistorisch Verhaal van de meest gedenkwaardige gebeurtenissen , van jaar tot jaar in zijn leeftijd , in de wereld voorgevallen van 1622-1630. 5 d. 4°. Waarschijnlijk is hij in dit jaar ge­storven. B a r e n d Lampe, mede een Amsterdamsch genees­heer, heeft dit werk vervolgd. Het geheel bestaat uit 20 boekdeelen. Ook gal hij in het licht : iirtem tnedicam ofte Geneeskunet van Rembertu8 Dodonaeu8, van Sebastiaen Egbertszen verrilkt ende van hem met aenteycke­ningen vermeerdert. Amst. 1624. Zie Pars, Naaml. , bl. 95, 266; Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 701; Kok; Verwoert; Coup e, Soir. , T.XIX.p. 129; Hoeufft, Parn. Lat. Belg. , p. 109; Wagenaar, Beschriiv. v. Amsterd. , St. III. p. 252; Kobus en de Rivecourt; Ampzing, Beschrzyv. v. Haarlem bl. 125 ; Schied. Alm. , 1850, bl. 16 ; De W i n d, Bibl. v. Ned. Geschieds. ,' bl. 352; Biogr. Univ. Nov. , D. IV. bl. 30, 316, Bijbl. , 1855, LIV. CXXXII. WASSENAER of WAESENAER (ABEL), rekenmeester to Utrecht , gaf in het licht: .4rithmetica door Bernardue Stockinan, waits 1i'ransoysche schoolmeester in de vermaerde coopstadt Dordrecht, nu van nieu' curieus gecorrigert ende verbetert , noch is pier bij ge­voecht een tafelken on to tebatteeren op sulcken tijt ofte intrest men begeert. Utrecht 1637. 8°. Zie Schot el, Volksb. , D. II. bl. 17. Ill. school, bl. 9. WASSENAER (Primus , Heer VAN) , zoon van H a 1 e w ij n van Wassenaer en Johanna van Arkel, een aan­zienlijk en rijk edelman , bezitter van Voorburg , Voorschoten , Katwijk , Zandhorst , Groeneveld , stichter van het Huis ter Horst , bij Voorschoten. Hij onderteekende , under graaf Dirk VI , het verdrag , bij hetwelk het oudste gedeelte van Holland voor een leen van Brabant werd erkend. Ook was bij een der voornaamste bevorderaars van W i 11 e m , broeder van den genoemden graaf tot de grafelijke waardigheid en een ijverig tegenstrever van Lod e w ij k graaf van Loo n. Hij komt in 1213 als ridder voor en overleed in 1225. Hij was gehuwd met Agnes P e r s y n van Waterland. WASSENAER (PHILIPS , Heer vAN), zoon van Dirk van Wassenaer en Bertha van Kuik, werd in 1339 na den dood %an zijn neef Dirk van K ui k met het burggraaf­schap van Leiden beleend. Hij was driemaal gehuwd , bij zijn tweede echtgenoot , L ij sbeth v an der Dussen, had hij o. a. een zoon Dirk van Wassenaer, heer van Voor­schoten , Voorburg , Valkenburg , Katwijk enz. , burggraaf van Leiden , eerste baanderheer van Wassenaer en Krytwaarder , gehuwd met Ma c h t e 1 d Oem, vrouwe van Barendrecht. Haar zoon Philips van Was se naer was medeplichtig aart den moord van jonkvrouw Aleid v an Poelgeest, in den nacht van den 21 op 22 Sept. 1390 , op het hof te 's Gra­venhage. Hierop verliet hij voor eenigen tijd bet land , doch schijnt zich weldra weer verzoend te hebben , wijl hij in 139,9 , gelijk gewoonlijk bet recht van magistraats bestelling to Leiden uitoefende. Daar hij in den twist tusschen J a c o b a van Beyeren en haar oom, hertog Jan van Beyeren, de zijde der eerstgemelde hield , werd Leiden , schoon door hulp van den Utrechtschen bisschop F red e r i k van Blank e n­heim merkelijk versterkt , geweldadig ingenomen en Philips van het burggraafschap ontzet , behoudende alleen den bargt , de leenmannen , de zwanen , het hopgeld , het gruitgeld , de visscherijen en do Wassenaarsche tollen. Daarenboven beroofde hem zijn eigen zoon H e n d r i k van zijne heerlijkheid Was­senaar, terwiji Jacob, beer van Abcoude en Gaesbeek , hem eerst in Schoonhoven eenigen tijd gevangen hield en vervolgens naar Wijk to Duurstede voerde , waar hij verscheidene jaren in een ruime gevangenis bewaard werd en in 1428 zijn dagen eindigde. Zijn lijk werd in het klooster der Predikheeren begraven. Hij liet bij zijn echtgenoote Maria, dochter van Jan van Egmond en Geerte van A mstel, vrouwe van IJ sselst ein , kinderen na. Zie behalve T e Water, Verb. d. Edelen, (Reg.) van Leeuwen, Bat. ill., Hoogstraten, Kok, Wagenaar, Arends, Orlers, Beschrijo. v. Leiden , Musketier Vergenst, Dissert. de Burg­graviatu Leidens. ; Schotel, de Burgt te Leiden ; B. van den Dyck e, Orat. funeb. in obit. Benric. Bar. de Wassen. et Warmont. Traj. ad Mos. 1709. 4°. met wapens; Pars , Katw. Oudh. WASSENAER (HENDRIK VAN), zoon van den vorige, voerde als opperbevelhebber het behind over de Noord-Hollan­ ders en Waterlanders , in den Arkelschen oorlog , in den aan. yang der XVde eeuw. In 1420 hielp hij hertog Jan van Bey e r e n de stad Leiden belegeren , daar zijn vader zich in beyond en werd met de goederen van dezen beleend. Intusschen was H e n d r i k slechts voorloopig beleend (20 Mei 1420) , de finale beleening had omstreeks een jaar later (11 Februarij 1421) plants, en wel tegen betaling van een aanzienlijke som , daar de hertog , evenmin als zijne voorzaten , overvloed van geld had , en Diets cm niet gaf. Hij werd echter alleen met de goederen , die zijn vader bezeten had , beleend , niet met het burggraafschap en andere heerlijkheden in de stad Leiden , die aan de graaflijkheid bleven. Daar de sluwe hertog wel voorzag dat zulks moeijelijkheden zou ver­ wekken , had hij hem vier dagen te voien bij legale acte afstand van al zijn recht en aanspraak op het burggraafschap laten doen. Wel wendden H e n d r i k en zijne nakomelingen herhaalde pogingen aan om wederom in het bezit er van te geraken, doch vruchteloos. Reeds vier dagen na de uitvaar­diging van den leenbrief gaf hertog J a n aan de regeering van. Leiden een open brief van verzekering, dat hij de gerechtig­heden van de stad nimater van de graaflijkheid zou scheiden , en dat hem zuiks ernst was , bewees hij door er terstond 2750 gouden nobelen op te beleenen. Den 10den Junij 1430 her­haalde vrouw J a c o b a deze belofte , terwijl hertog Philips van Bourgondie , den 23sten Juli 1434 , haar nader bevestigde en , om de genegenheid der poorters te winnen , er het privilegie bijvoegde , dat zij zelven jaarlijks vier Burgemeesters mogten kiezen. Tevens breidde hij de rechtsmagt van den schout en der schepenen aanmerkelijk uit , zoodat het terugkeeren tot de vorige wijze van beheer schier onmogelijk was gemaakt. Groot was de vreugde der Leidsche poorters , toen zij van het on­draaglijke juk der burggraven ontslagen waren , en de rustelooze strijd , sedert eeuwen met hen gevoerd , zoo zij hoopten voor altiid geeindigd was. De herinnering aan de "tyranny der voormalige heeren en de volkomen verlossing uit hun geweld" deed J an v an Hout, den beroemden secretaris der stad nog na verloop van anderhalve eeuw naar bet speeltuig grijpen en een hymne aanheffen , waarin hij de stad , die hij sprekende voorstelt , in deze woorden tegen de burggraven laat uitbarsten : 'Maeckt U van Kier , ghy Honden woedlich , nVergeefs ist dat gy my ansart , "Vergeefs is at u nydige hart , "Hout op vant grof geblaf trotsmoedich nEn bijten bloedich. "Mijn God ist die my selver leydet nEn stuyrt als eenen Harder goet , nZijn schaepkens acht , wacht en behoet : "Soo lang dees van my niet en scheydet vMaer lustich weydet." Een lange reeks van jaren overleefde H e n d r i k het verlies van het voorvaderlijk leen met zijne gerechtigheden , en toen hij in 1447 Op zijn steribed lag in het door hem gestichte huis Wassenaer te 's Hage , npijnde den ontaarden zoon niet zoo zeer de mishandeling zijnen vader aangedaan , als wel die van zulk een kostbaar erfdeel , hem en zijn vader ontnomen" en hij bezwoer zijn zoon J a c o b alles aan te wenden om het wederom in zijn geslacht te brengen. Deze ging dientengevolge na zijns vaders dood zelf naar den hertog, toen deze te 's Hage vertoefdc , "en bad en eischte met onverzaagd gemoed in het bezit van het burggraafschap hersteld te worden", doch ook thans te vergeefs. Eindelijk gaf hem Philips sommigen zijner rechten terug , maar Diet dan ponder drukkende voor­waarden en naauwe bepalingen." Zie behalve de genoemde schrijvers van H o u t, Dienstbouc ; 0 r 1 e r s, Beschrijv. van Leiden en het ms. over den burgt en de burggraven van van der P a u w , in het Archief te Leiden. WASSENAER (JAN VAN) , vier jaren na zijns vaders dood ontsliep J acob 1) , zonder dat zijn echt met Johanna, oudste dochter van Hendrik van Di est, beer van Riviere , was gezegend geworden. Zijne bezittingen en titel van burg­graaf gingen over aan zijn broeder Jan van Wassenaer, die or 1000 Fransche kroonen voor aan den hertog moest uitkeeren. Dapper als zijne voorvaderen die zich steeds in veld en tornooi hadden onderscheiden , streed deze in 1454 aan 's hertogen zijde tegen de Gentenaars en stond in 1479 aan het hoofd der Hoekschen , die de Kabeljaauwschen nit 's Rage en Leiden verdreven. Van L e e u w e n noemde hem Deen van de principaalste rumoermakers van zijn tijd" 2) , die na 45 jaren te hebben ,geboveerd" in 1494 te 's Hage over­leed. Hoe het zij zijn naam wordt met eere in de jaarboeken der geschiedenis vermeld. — Men noemde hem Neon dapper en rijk edelman ," Neen der aanzienlijkste edelen van den lande." WASSENAER (JAN VAN). Nog meerderen roem verwierf zijn zoon , Jan van Wassenaar, dien hem zijne tweede vrouw 3), Johanna, dochter van Joost van Hale wijn, beer van Fiennes , geschonken had. Deze J a n , burggraaf van Leiden , ambachtsheer van Voorburg , Voorschoten , Val. kenburg , Katwijk , Oegstgeest , Barendrecht , bezitter der huizen Te Zuik , Te Zant en Ter Horst , alien omtrent Leiden en de genoemde dorpen gelegen , had reeds vroeg zijn vader ver­loren en zijne opvoeding aan het hertogelijk hof genoten. Nog was hij slechts een knaap, toen hij met andere Nederlandsche edelen Philips den Schoone naar Spanje vergezelde. Doch zijne moeder,, eene even voorzichtige als verstandige vrouw , bevreesd voor de gevaren , die haren eenigen zoon op zoo jeugdigen leeftijd op reis bedreigden , liet hem terugkeeren. Zeven jaren later volgde hij zijn oom van moederszijde , Lodew ij k van Hale w ij n, heer van Fiennes , gouverneur van Picardie , en ambassade , naar Venetie. 1) Hij werd te Diest in Brabant , in het klooster der Minnebroeders , begraven. 2) Beschrijv. v. Leiden. 3) Zijne eerste vrouw was C a t h a r i n a van Craon, dochter van Jacob van Craon, een beer van groot vermogen uit Anjou in Frankrijk. Op zijn terugreis nam hij dienst bij keizer M a xi mili aan, die tegen de Venetianen oorlog voerde , en streed met uitste• kende dapperheid , die bij vooral bij het beleg van Padua , toen hij als een gewoon krijgsknecht de wallen beklom , be­toonde. Een schot door zijn wang deed hem in de gracht storten , waar hij gewis zou zijn omgekomen , indien zijn hulp­geschrei niet gehoord ware. Naar de legerplaats teruggevoerd , bezoeht en troostte hem de keizer, uofschoon hij ," merkte de kroniekschrijver op, Rwegens zijn kloekrnoedigheid geen troost behoefde." Na het eindigen van den oorlog , keerde hij naar zijn vaderland terug. Ook (16,6r liet hij zijn zwaard niet in de schede rusten : hij nam deel aan de oorlogen tegen de Friezen , Gelderschen en Stichtenaars , loch werd , na den vijand reeds uit bet Kar­thuizer klooster te Utrecht verdreven te hebben , geslagen , gevangen , door hertog Karel naar het slot te Hattem ge­voerd , en aldaar in een ijzeren kooi , die men op en neer kon trekken , aan den solder van een der torens gehangen. Uit zijnen kerker verlost , zag men hem kort daarna wederom in Friesland , tot welks llStadhouder en Opperste kapitein" hij benoemd was , strijden en , met hulp van Joris Schenk van Taut e n b u r g , bijna geheel dit gewest onder 's keizers heerschappij brengen , toen hij in 't beleg van Sloten in den arm werd gekwetst , en daarop , 4 December 1523 , te Leeuwar­den , in den ouderdom van 40 jaren , ontsliep. Keizer K a r e 1, die in hem een onversaagd strijder en een ervaren legerhoofd verloor, betreurde zijn dood. Prachtig en statig was zijn uit­vaart. De ridderschap en edelen , de president en raden van het hof van Holland en een aanzienlijke stoet van edelen volgden zijn stoffelijk overschot , dat in het klooster der pre­dikheeren te 's Hage werd ter aarde besteld. Philips de Schoon e had hem in 1506 tot vliesridder benoemd. Na zijn terugkomst nit Venetie (1510) was hij met Josina, dochter van Jan graaf v an Egmond, stadhouder van Hol­land , in het huwelijk getreden. Hij was de laatste Wass e• n a e r , die den titel van burggraaf voerde , en daar hij slechts twee dochters en een natuurlijken zoon naliet , gingen alle zijne heerlijkheden en titels over aan zijn schoonzoon den vliesridder Jacob, eersten graaf van Ligne en Faucquenberge , met wien zijne oudste dochter Maria gehuwd was. Beiden vestigden zich in Brabant en lieten het bestuur hunner goe­deren en bezittingen in Holland over aan hunnen bastaard­broeder An dries, die na zich dapper in de Geldersche oor­logen gekweten en van Karel V den ridderslag bekomen to hebben , baljuw der heerlijkheid Wassenaer word , en het huis Wassenaer to 's Hage bewoonde , waar hij in 1597 , het tach­tigste zijns ouderdoms , overleed. Dat huis werd ook betrokken door den soon van Jacob en Maria, Philips, grave de Ligne en Faucquenberge , baron van Wassenaer, burggraaf van Leiden , beer van Maude , 011ignies , Monstreuil en zijne echtgenoote Ma r ga r e th a van L al aing, zuster van A n-t honi, graaf van Hoogstr at en, erfgenaam der domeinen zijner moeder. Hij stond in hooge guest bij Philips van Spanje, wiens kamerheer bij was en die hem in 1559 de vliesorde had geschonken gedurende zijn verblijf te Hage vereerde hij aan de St.-Janskerk te Gouda een glas , waarop de voornaamste daden van den apostel Ph i 1 i p p u s , zijn schutspatroon , waren afgebeeld. Daar hun zoon Lam or a a 1 in 1602 door den keizer tot prins van Ligne en van het heilige roomsche rijk verheven , de zijde van Spanje hield , werden al zijn goederen , die hij in Holland bezat , aangesla­gen , en toen hij ze na het bestand had terug ontvangen , besloten hij en zijne gernalin Maria van M el u n , dochter van Hugo Francois van Melon, prinses van Espinoy, markiezin de Roubaix, zich van hunne bezitting hier te laude te ontdoen. De heerlijkheid Barendrecht verkochten zij voor f30,500 aan Aernt Maer ten s z. burger van Dordrecht , hun huis te Zuik aan Jacob van W assenaer, beer van Obdam , adrniraal van Holland , bun huis Wassenaer te 's Hage voor f24,000 aan Cornelis van der Myle, schoonzoon van O l d e n b a r n e veld, en de Wassenaersche tollen voor f 220,000 aan de staten van Holland , die ook de kwade leenen welke de prins nog in Holland bezat tot goede onster­felijke leenen verhieven. Reeds tijdens bet leven van zijn vader had de regeering van Leiden met hem onderhandelingen aangeknoopt tot aankoop der heerlijkheid van Leiderdorp , die reeds zoo ver waren gevorderd , dat de beleening op de stad Leiden in 1582 was overgegaan doch de oneenigheden met den zoon van den prins van Ligne ontstaan waren oorzaak , dat deze koop eerst in 1614 zijn volkomen beslag kreeg Van Leeuwen; Slichtenhorst, Geld. gesch., IA. 361, 371; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kok. WASSENAER DUVENVOORDE (ARENT, Baron vAN), zoon van Jan van D Liven voorde 2) Voorschoten , Veur en Sterrenburg , en Maria van Voorst, had van den 11 De­cember 1647 tot den 11 Julij 1674 zitting in de ridderschap en vanwege deze als eerste raad in het collegie van gecom­mitteerde raden. Hij was ook stadhouder van de graaflijkheids­leenen , laitenant en houtvester van Holland en hooghcemraad van Itijnland. In 1646 trad hij in den echt met Anna 1) V. M ie r is, Handy. v. Leiden, bl. 686. 2) Wig de oudste tak Van het geslacht Wassenaer al sedert lang was uitgestorven, nam hij in 1590 den naam en het wapen in den naam van dien stam aan. Maria van Scherpenzeel en verwekte bij baar Brie kinderen. Zie van Leeuwen; Kok; te Water. WASSENAER (AR ENT Baron VAN) zoon van Jacob, , , baron van Wassenaer Duvenvoorde en Jacaba baronesse van Lie r , kleinzoon van den vorige , in 1669 geboren , was beer van Voorschoten , Veur en Harslo , werd in de ridderschap van Holland beschreven en van wegen deze president der rekenkamer van de graaflijkheidsdomeinen , voorts hoogheemraad van Schieland , ruwaard en baljuw van den lande van Putten , drossaard der stad en baronnie van Breda , bal­juw van Hulst en Hulsterambacht en eindelijk in 1714, benevens v an Bo r sele en van der Hoo ge, buitengewoon gezant van Groot•Brittanje orn Georg I als koning te begroeten. In 1716 sloot hij aldaar een verbond voor dezen staat ter vernieuwing en bevestiging van vorige verdragen. Hij keerde spoedig na bet sluiten van betzelve herwaarts en overleed den 15 December 1721 door een onverwacht toeval te 's Hage en werd te Voorschoten begraven. Hij huwde Ann a M a r g a­retha van Bentinck, dochter van Hans Willem van Ben tin c k , graaf van Portland en liet 6 kinderen na. Zie Wagenaar, V. H., D. XVIII; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Te Water, van Leeuweu; Kok; Verwoert; Ko­bus en de Rivecourt. WASSENAER VAN DUVENVOORDE (JAN GERRIT, Baron VAN), broeder van den vorige , beer van Roozenburg , luitenant­admiraal van het edel mog. collegie ter admiraliteit van Am­sterdam, hoogheemraad van Rijnland. Hij werd in 1672 geboren , huwde Maria J a cob a, baronesse v an Li er, dochter van Willem, baron van Lier van Katwijk en van Geer­truid Anna, baronesse van Wassenaar van Duven­v o o r d e, een zoon nalatende , die vroeg stierf. Zie J. C. de Jon ge, 1Vederl. Zeewezen, D. IVb. bl. 132, 191, 219, 249, 255, 278, 385, 419-434, 566, D. V. bl. 14; van Leeuwen; Kok. WASSENAER VAN DUVENVOORDE (JACOB Emma), broeder van den vorige, in 1674 geboren , was heer van Zuid-Waddingsveen, raad en burgemeester van Leiden , be­schreven in de ridderschap van Holland en bewindhebber der maatschappij ter kamer Delft. Hij overleed in November 1724. Hij buwde Anna Kornelia Martina van Baarten bij wie hij vele kinderen verwekte. Zie v. Leeuwen; Kok. WASSENAER VAN DUVENVOORDE (KAREL LODEWIJK , Baron VAN) , broeder • van den vorige, in 1685 geboren , was beer van Doeveren , trad in dienst der staten , en klom op tot overste van het regiment Waalsche dragonders , was kommandant van 's Hertogenbosch , kommandeur van Iperen , brigadier van de ruiterij en werd eindelijk in de ridderschap van Holland beschreven. Hij huwde Maria de V i 1 a t t es, die hem ver­scheidene kinderen schonk. Zie Kok; van Leeuwen. WASSENAER VAN DUVENVOORDE (WILLEM Baron), oudste broeder der vorigen , werd in 1670 geboren , omhelsde , even als zoo vele van zijn geslacht , den krijgsdienst en klom op tot den rang van generaal-majoor in dienst der algemeene staten der vereenigde Nederlanden , luitenant-kolonel der Hol­landsche guarde te voet , gouverneur van Bergen-op-Zoom. Hij nam als brigadier deer aan den slag bij Oudenaarden (1708), werd voor Rijssel gekwetst (1708), was bij de bele­gering van Doornik (1709) , nam deel aan den slag bij Mal­plaquet (1709) en hielp Douay innemen (1710). Ook was hij coadjutor en huiskommandeur van de Duitsche orde , balye van Utrecht , kommandeur van Dieren en zat in de ridderschap van Overijssel. Hij huwde Her m e 1 i n a Pet r on ella, baro­nesse Schaep van den Dam en vrouwe van den Dam en Mae 1st e d e , enz. enz. Zijn oudste zoon , J a cob He r-m a n , heer van den Dam, in 1700 geboren , volgde de loopbaan van zijn vader,, werd kapitein bij het regiment van den generaal-majoor Vellegas en overleed in 1724 ongehuwd. Zijn derde zoon A s s u e r us A rent in 1702 geboren , stu­deerde aan de hoogeschool te Utrecht , verkreeg aldaar het meesterschap in de regten , werd vervolgens vaandrig onder de Hollandsche guarden te voet en overleed , even als zijn broeder, ongehuwd in 1729. Zie Hoogstraten, van Leeuwen; Kok; Bosch, Nederl. Heldend. te Land, D. II. 131. 416, 444, 458, bijl. 20, 500; V e r­woert; Kobus en de Rivecourt. WASSENAER STERRENBURG (PIETER, Baron VAN). Hij was beer van Sterrenburg , kolonel van bet regiment Holland­sche guardes , gouverneur van de Willemstad , kommandeur van de Duitsche orde , balye van Utrecht en hoogheemraad van Rijnland. Hij overleed in 1608. Hij huwde Anna, dochter van T h e o philus van Cat s, heer van Hello , Coelster en Vertilon , en van Deliana van Br ederode van Wezen burg, die beide hem kinderen nalieten. Zie Hoogstraten; Kok; van Leeuwen; Te Water. WASSENAER STERRENBURG (WILLEm, Baron VAN), zoon van den vorige , in 1650 geboren , was een der voor­naamste edelen , eerste raad in bet collegie van gecommitteerde raden en verder in de aanzienlijkste eerambten geplaatst. In 1720 werd hij , eerste en oudste lid der ridderschap zijnde , grootzegelbewaarder en stadhouder van de leenen van Holland en in bet volgende jaar benevens anderen in de commissie benoemd tot herstel der geldmiddelen van Holland. Zij bragten hun rapport uit op 24 Mei 1724. Bit merkwaardig stuk is op nieuw uitgegeven bij het hoogst belangrijk rapport van Goldberg en anderen in December 1797 gegeven. Vroeger in 1682 was hij ambassadeur van dezen staat in Frankrijk en kweet zich bijzonder voor Willem III ten behoeve van het prinsdom Oranje. Hij was sedert den 19 Oct. 1714 curator der Leidsche boogesehool en overleed den 6 Aug. 1723, bij Jo sin a van der Does verscheidene kinderen nalatende. Zie Scheltema, Staatkundig Neder1, ; Wagenaar, V. H., D. XV. bl. 99 ; Sieg en b e ek , Geschied. d. L. H., D. II. bl. 20; Schotel, de Hooges. te Leid.; Kok; Verwoert;sKobus en de Rivecourt. WASSENAER STERRENBURG (WILLEm LODEWIJK), zoon van den vorige, was beer van Ruyven , Maassluis , Maasland enz. , had van wege de ridderschap zitting in het collegie ter admiraliteit op de Maaze. Voorts was hij baljuw en schout van 's Gravenhage en hoogheemraad van Delfland. Hij overleed in Jan. 1720 in bet 44ste jaar zijns ouderdoms. Zijne echtgenoote Maria Cornelia van Aerssen van Hoogerheide, dochter van mr. Cornelis van Aerssen, heer van Hoogersteyde Ossendrecht , Meteren , Voshol en de Tramsel , ontvanger-generaal van Holland en West•Friesland en van Maria P a u w , schonk hem verscheidene kinderen. Zie Kok. WASSENAER (JACOB vAN) heer van Obdam , zoon van Gij sbert van Duvenvo ord e, die het srneekschrift der edelen onderteekende , en van Maria van H o x w i e r , in 1574 geboren. Hij kocht in 1615 van den prins van Liane , als heer van Wassenaer , de heerlijkheid Zuidwijk onder VVas-senaer , tusschen Leiden en 's Gravenhage , en nam , op het voorbeeld van zijn neef Jan van Duvenvoorde, den naam van Wassenaer weder aan. Hij was admiraal van Holland en gouverneur van Heusden en overleed in Aug. 1623 , bij zijn echtgenoote Anna Rander ode van der A.a verschei­dene kinderen nalatende. Zie Te Water; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WASSENAER (JACOB Baron VAN), baanderheer van Was­senaer , beer van Obdam en Zuidwijk , zoon van den vorige, in 1610 geboren , muntte als krijgs- en staatsman uit. Reeds vroeg trad bij in den krijgsdienst, voerde spoedig het bevel over een compagnie ruiters , en nam vervolgens als kolonel deel aan verscheidene belegeringen. Zoo was hij bij bet beleg van Maastricht in 1632, toen hij met honderd man te paard bij 5 Stokheiin op drie Spaansche compagnien aanviel, ze sloeg en 25 gevangenen verkreeg. Eerlang werd hij echter tot gewig­tige ambten geroepen. De provincie Holland vaardigde hem of om zitting te nemen in den raad van state , later werd hij gouverneur van Heusden en de omliggende vaste plaatsen en schanssen , Crevecoeur,, St. Andries , Voren en Hemert. Toen men bier te lande in den jare 1647 tot vrede met Spanje began te neigen en de provincien Gelderland en Overijssel bet met Frankrijk , toen in oorlog met Spanje , hielden , werd W a s s en a e r naar die provincien afgevaardigd om ze te be­wegen zich bij de meerderheid te voegen , Frankrijk te verlaten en zich met het Spaansche rijk to verdragen. In 1648 vertrok hij als gezant naar Kleef , om , in nand der algemeene staten , te staan over den doop van den oudsten zoon van den keurvorst Frederik Willem van Brandenburg. Na den dood van Willem II werd Obdam, nevens Cornelis de Graaf, oud-burgemeester van Amsterdam en Francois Riccen , pensionaris van Parmerland , naar Gelderland en Overijssel ge­zonden am die gewesten uit to noodigen tot de groote verga­dering te 's Hage. De staten van Holland zonden hem nevens Jan de W i tt, pensionaris van Dordrecht naar Zeeland , om die provincie te bewegen den prins van Or an j e niet tot kapitein-generaal aan te stellen. Nog in hetzelfde jaar (1651) terwijI de groote vergadering zat , werd hij in gezantsehap gezonden naar Kleef aan den gemelden keurvorst van Bra n-d en b u r g en naar Dusseldorp aan den paltzgraaf W o l f Willem, om den oorlog tusschen hen ontstaan , bij te leggen. Ten dien einde reisde hij ettelijke malen heen en weer uit 's Hage naar gemelde steden en had eindelijk het genoegen om den vrede in een zamenkomst dozer vorsten bij Angerodt te zien sluiten. In 1653 bekleedde hij het ambt van gemag­tigde der staten op 's lands vloot , over welke Marten Ha r-per t s z. Tromp, als luitenant-admiraal , het gezag voerde. Een zeegevecht tusschen ons en de Engelschen , in zijne tegenwoordigheid , viel ongelukkig nit. be schuld werd aan 0 b d a m geweten , wij1 hij bij het gemeen beschuldigd werd dat hij Tromp zou overgehaald hebben tom slappelijk tegen de Engelschen aan te gaan." Doch van dozen blaam werd hij gezuiverd door Ale uitspraak der staten van Holland , die de beschuldiging voor louteren laster hielden. In hetzelfde jaar werd hij naar Enkhuizen gezonden om een volksoproer to stillen , waarbij hij in levensgevaar ver­keerde. In hetzelfde jaar werd ter vergadering van Holland geraadpleegd over een opvolger van den gesneuvelden luitenant­admiraal Marten H a r p e r t s z. Tromp, en viel de keus op hem. Hij legde derhalve zijne bediening van kolonel van een regiment ruiters neder en aanvaarde die van luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland. Schoon reeds in 1653 aan- gesteld , liep het tot 1656 , toen hij met 's lands vloot in zee stak om de stad Dantzig , door de Zweden , met de Polen in oorlog, belegerd te ontzetten en de koopvaardijschepen van den staat in de Oostzee te beschermen. Voor 't einde van Junij was hij reeds in de Zond vanwaar hij te land naar Kopenhagen trok , waar hij door den koning van Denemarken statelijk ontvangen en met de ridderorde van den Olifant , die hem door den onderkoning van Noorwegen overhandigd werd , werd vereerd. Eerlang keerde hij naar de vloot terug , met welke hij voor Dantzig kwam , waar hij door eenige heeren en kooplieden der stad luisterrijk ontvangen werd. Bij de komst der vloot , verdwenen de Zweden , doch O b d a m bleef tot in October voor Dantzig , waarna hij naar het vaderland terugkeerde. In 1657 bracht hij , op last der staten , met eene vloot de gezanten naar Portugal , om rekenschap te vorderen van het ongelijk en nadeel den Nederlanders in Brazilie, Angola en St. Thomas toegebracht: Daar de Portugezen geen voldoening gaven,, werd deze staat door den onzen den oorlog aangekon­ digd , kruiste Wass3naer op de Portugesche kusten en bemagtigde in November 15 schepen nit de Portugesche sulker­ vloot , die , omtrent 40 zielen sterk , uit Brazilie naar Lissabon keerde. In 't volgende jaar 1658 ontstond er oorlog tusschen Zweden en Denemarken. Bevreesd voor belemmering der vaart door de Zond , namen de staten het besluit om den Deenschen koning krachtig bij te staan. W a s s e n a e r werd bet bevel over de vloot opgedragen , en na een hevig gevecht behaalde de onzen de overwinning op den Zweedschen admiraal Wr a n-g e 1, Brie schepen werden veroverd , acht in den grond ge­schoten of verbrand , er vielen duizend dooden , terwijl de onzen vierhonderd man verloren , doch onder deze de vice. admiraals Witte Kornelisz. de Witte en Pieter Floriszoon. In de volgende jaren deed Wassenaer nog verscheidene tochten , waarop echter niets belangrijks voorviel. Doch in 1665 , toen de oorlog tusschen dezen staat en Engeland was ontstaan , kreeg hij met den titel van luitenant•admiraal-generaal het opperbevel over de vloot , omtrent honderd schepen sterk. Den 13 Junij raakten de beide vloten slaags nabij de stad Lestoffe. 't Gevecht begon met bet aanbreken van den dag , doch omtrent 2 uren na den middam sprong Wassenaer met zijn schip de Eendragt in de lucht. Zijn lijk werd nim-b mer gevonden dock op 's lands kosten werd ter zijner eere een prachtige graftornbe in de groote kerk te 's Hage opge­richt met een Latijnsch opschrift. Hid was gehuwd met Agnes van Renesse van der A a , • dochter van Jan van Renesse van der Aa, heer van Schonauwen en 5* van Catharina van Arnhem, die hem 3 kinderen schonk. Zie Levens van Doorl. zeehelden ; Leven van de Ruyter ; J. C. de Jon ge, Neerl. Zeew., D. Ha. bl. 199-201, 229-233, 238-241, 244-250, 266-271, 285, 310-314. D. II13. bl. 213, 177, 193. D. Ma. bl. 413; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; Wagenaar, V. H., D. XII, XIII, (Reg.); Scheltema, Staatk. Nederl. WASSENAER (JAKos vAN) , zoon van den vorige, in 1635 geboren , was graaf van Wassenaer , heer van Obdam , Hasebroek , Spierdijk , Wogmeer , Zuidwijk , Kernhem, enz. lid der ridderschap van Holland en als zoodanig , abt , raad en algemeen rentmeester der heerlijkheid en goederen van de abdy van Rijnsburg , ridder van de Deensche koninklijke orde van den Olifant , generaal van de ruiterij van den staat der vereenigde Nederlanden , gouverneur van 's Hertogenbosch en der onderheorige torten , hoogheemraad van Rijnland , mees­terknaap van de houtvesterij van Holland en West-Friesland , den 23 April 1690 wegens de riddersehap , curator der Leidsche hoogeschool. Hij diende den staat meermalen ale gezant naar onderscheidene hoven , als dat van Frankrijk , Engeland , Polen , Pruissen en meer andere Duitsche vorsten. Ook als krijgsman gaf hij vele blijken van moed en bekcvaamheid. De keurvorst van de Paltz verhief hem en zijne nakomelingen tot den graaflijken stand. Hij huwde Adria n a Sophia, barones van Raesv eld, -dochter van Adolf Henrik, baron van Raesveld, die hem kinderen schonk. Hij overleed in 1714 en is door P. Schenk ten voeten uit afgebeeld. Zie Wagenaar, V. II., D. XIII, XV, XVI, XVII (Reg.); van Wijn, Bijvoegs. , D. XVIII, bl. 135 ; Scheltema, Staatk. Nederl., Te Water, Nairatio , p. 180; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. , D. I. bl. 249-250, D. II. bl. 18; S c h ot el, Leidsche Hoogeschool; B o s s c h a , Ned. Heldend. te land , D. II. Bijl. 2, 8, 255, 323-340; Kok, Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. van portr. WASSENAER (JAN HENDRIK Graaf vAN) , zoon van den vorige baanderheer van Wassenaer , heer van Obdam , Haes­broek , Spierdijk , Wogmeer , Zuidwijk , Kernhem en Laege beschreven in de ridderschap van Holland en wegens dezelve zitting hebbende in den raad van state , later in de vergadering van hh, mog. luitenant houtvester van Holland , sedert 1727 curator der hoogeschool te Leiden , ridder van de orde van St. Jan te Jeruzalem , abt , raad en rentmeester der abdij van Leeuwenhorst , den 3 Febr. 1745 overleden. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hooges, D. I. bl. 273, 274, D. II. bl. 20, 21; Kok. WASSENAER (UNICO WILLEM, Graaf VAN) , broeder van den vorige , in 1696 geboren , heer van Twickelo , werd in 1717 , wegens het kwartier van Twenthe in de ridderschap van Overijssel, in 1724 in de ridderschap van Holland, en . in naam van dit gewest had hij zitting als raad in het collegie ter admiraliteit op de Maze. Voorts was hij hoogheetnraad van Rijnland. Vele waren overigens zijn binnenlandsche eer­titels en ambten , waartoe geboorte , rijkdom en bekwaamheid hem den weg baanden. Hij verklaarde zich tegen de verhef­fing van den prins van 0 r a n j e tot stadhouder en werd door Chesterfield met Boetselaer van Nyeveen en Ha­1 e w ij n als hoofd der gemeenebest-gezinden voorgedragen. Talrijk en gewigtig waren de buitenlandsche gezantschappen , die hem werden opgedragen., De eerste was in 1744 naar Frankrijk om de verklaring der Staten-Generaal over te brengen op de vermaarde aanspraak van den ambassadeur d e enelon en tevens de goede diensten aan te bieden tot bijligging der geschillen tusschen Frankrijk en Groot-Brittannie. Na mislukte pogingen te hebben aangewend , werd hij nog in hetzelfde jaar naar Keulen gezonden om den keurvorst in zijne verbindtenis met Oostenrijk te bevestigen. In een maand volvoerde hij dien last haat. wensch , en reisde in het volgend jaar op nieuw naar Bonn om den vrede tusschen de haven van Weenen en Munchen te helpers bevorderen. Ook hierin slaagde hij ge-lukkig , zoowel als bij een verdrag tot bet leveren van 7000 man. In 1746 vertrok hij weder naar Frankrijk, ten einde , zoo mogelijk , verdere verwijdering voor te komen , de ge­krenkte vriendschap te herstellen en tot eene algemeene be­vrediging te werken , de grillier der Staten-Generaal Jacob Gill e s, werd aan hem toegevoegd. Eene nieuwe benoeming tot het congres van Breda strekte ten blijke van de goedkeu­ring zijner meesters over den handel te Parijs. Het een zoo wel als bet ander liep vruchteloos af. Gedurende dit alles werd door hen , die den oorlog zochten , het graauw tegen hen opgezet , blijkens vele plak- en strooibrieven in het Praaltooneel van Nederland8ch wonderen, bewaard gebleven. Bij klimmende ouderdom verminderde zijne geestvermogens. Hij overleed den 9 November 1766. In 1723 trad hij in het huwelijk met Dodonea Lucia van Goslinga, dochter van Si cco van Gosli lig a, grietnian van Franc­keradeel en J oh an net te Isabella, baronesse van Sch w art­zenbur g. Zie Wagenaar, V. LI. (Reg.), Nederl. .1 aarb., 1766; Scbel­tema, Staatk. NederI. ; Kok; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Chesterfield, Letters, T. XII. p. 10. WASSENAEIt TWICKEL (CAREL GEORG Graaf VAN), zoon van den vorige. In April 1758 tot grietman van Francke­radeel verkozen , was hij tevens dijkgraaf van de vijf deelen. In deze laatste betrekking heeft hij zich vooral verdienstelijk gemaakt door het laten opriehten van een nieuwe gedenkzuil, (aan de oude in alles gelijk) ter eere van Caspar Robles, bij Harlingen. Hij was lid van het Mindergetal en is ook ge­weest bewindhebber der 0.-I. compagnie. Hij ging later in de riddersehap van Holland over. #Bij de voordeelen van geboorte en schatten , genoot hij den zegen van uitstekende vetstandelijke vermogens en door dien verwierf hij in het eerst van den tijd zijner staatkundige verrigtingen veel lof en boezemde groote verwachtingen in." Hij was voorzitter in den raad van state toen Wille m V in 1764 daar werd ingeleid , waarbij hij een belangrijke aanspraak hield. In 1782 werd hij tot ambassadeur benoemd aan het hof van Weenen , en , na bet einde der ontstane onlusten met hetzelve , vertrok hij nog eens in 1785 derwaarts in onaangename zending , volgens bet trae. taat van Fontainebleau. In betzeltede jaar had hij zich van zijn ambten in Friesland ontslagen en was lid geworden van de ridderschap van Holland , en liet zich in 1794 beschrijven in de riddersehap van Overijssel. Na de omwenteling trail hij in 1795 als vertegenwoordiger van het yolk van Overijssel op. Hij moedigde op zijne landgoederen aldaar vlijt en handel aan , en had ook het plan om het Munstersehe kanaal met een ander bij Delden te vereenigen. Hij stied in Julij 1800 aan een verval van krachten. Hij was gehuwd aan J a c o b a E 1 i a a­beth van Stryen, weduwe van Dirk Trip. Men heeft van hem : .eintwoord op den Brief van prof. Camper , in welke dezelve de onbestaanbaarheid en te groote kostbaarheid der vak- en steenwerken aen de viifdeels dijken in Friesland aengelegd en heeft zoeken te belogen. Leeuw. 1777. 8°. Zie v. Sminia, Naaml. der Grietm. , bl. 200; Scheltema, Staatk. .Nederl. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WA SSENAER (JACOB UNICO WILLEm) , Graaf van Wa s­sen a e r 0 b dam, eenige zoon van den vorige , werd in 1793 grietman van Franekeradeel en ging , na den dood van zijn vader tot de riddersehap van Holland over ; ook was hij lid van den raad van state. Hij hulvde I. N. Clifford , 2. N. Alewijn en 3. N. van Heekeren tot Kell. Zie van Sminia, t.a.p., bl. 200. WASSENAER (FREDERIK HENDBIK Baron VAN) zoon van Willem Baron van Wassenaer en Petronella Schaap van den Dam (bl. 64) in 1701 te 's Hage geboren , was vrijheer der beide Katwijken en het Zand , Valkenburg , Izen­doorn. Hij werd gekozen in den hove van Holland ; later in de riddersehap besehreven , had hij door bekwaamheid veel invloed op het buitenlandsch bestuur , vooral in de jaren 1748. De stadhouder zond hem in 1747 naar Rotterdam om de regeering tegen oproerige heethoofden te handhaven ; kort daarna werd hij tot den vredehandel te Aken afgevaardigd en vervol­gens gebruikt tot de buitengewone verandering der regeering in de Hollandsche steden. In 1750 werd hij ook benoemd tot lid der commissie tot redres der financien van Holland , welke op 20 November 1750 het rapport uitbragt dat te vinden is in D. II. !al. 420 van het groot rapport van G o 1 d­ber g en anderen in 1757 ter vergadering van Holland inge­diend. Ten blijke van vertrouwen , waarin hij bij prinses Anna stond dient , dat zij hem , benevens 7 andere regenten tot voogd van haren minderjarigen zoon stelde. Hij huwde Anna Sophia van W assenaer Duvenvoorde, zijne voile nicht , en J. J. J. van Wy he tot Echt el d. Hij overleed te 's Hage 27 Dec. 1770. Zie Nederl. .Taarb. , 1771, bl. 1448 ; Scheltema, Staatk. Nederl. WASSENAER DUVENVOORDE (JAN vAN) , heer van Duvenvoorde, Voorschoten , Veur,, Sterrenberg enz., zoon van Arend van Duvenvoorde en Theodore van Scher­pen zee 1, verkreeg door geboorte , rijkdom en bekwaamheden aanzienlijke waardigheden. In de kerkgeschillen werd hij met de,Groot gebruikt tot bezendingen naar Amsterdam en Zee­land om den vrede te bevorderen en tot gematigdheid te ver­manen. Hij bleef echter na de omwenteling niet alleen in het bewind , maar werd curator der hoogeschool , van welken post hij in 1622 op zijn verzoek werd ontslagen. Hij overleed in 1645. Hij was gehuwd 1. aan Maria van Voorst, 2. aan Clara van Hinojoza en liet vele kinderen na. Zie Siegenbeek, t.a.p., D. II. bl. 9; Scheltema, Staatk. Nederl. WASSENAER (OTTo Baron vAN) , beer van de beide Kat• wijken en 't Zandt, werd den 13den December 1795 te 's Hage geboren. Na onder de leiding van den rector te Arnhem tot 1813 zijne voorbereidende studien voor de hoogesehool geein­digd te hebben , heeft hij den rang van officier bij het nieuw opgerigte Nederlandsche leger , in datzelfde jaar verkregen. Hij woonde in den rang van 2de luitenant bet beleg van Grave bij ; streed als lste luitenant in 1815 bij de slag van Quatre-Bras en Waterloo , in de divisie van den prins van 0 r a nj e. Gehuwd in 1819 , verliet hij den militairen stand , en bewoonde zijne eigene landgoederen , tot dat hij in 1830 , op nieuw zijn vaderland in gevaar ziende , als majoor het komnaando der Geldersche mobile schutterij op zich nam. Den veldtogt in Belgie met dit bataillon bijgewoond hebbende , ontving hij het ridderkruis der Militaire Willemsorde en de gedenkpen­ning van het Metalen Kruis. Na den vrede met Belgie , wenechte hij geene belooning voor zijne belangelooze offers aan het vaderland gebragt. Als ambteloos burger , keerde hij naar zijne landgoederen , en in den kring van zijn gezin terug. Als lid van de ridderschap , nam hij zitting in de provinciale staters van Gelderland. Als groot voorstander der wetenschap­pelij ke landbouw , bevorderde hij zeer het welvaren der streek , alwaar zijn aanzienlijk landgoed Hoekelum gelegen is en was mede-oprigter der Geldersche maatschappij van landbouw. Als komniandeur der Teutonische orde , balye van Utrecht, maakte hij deel uit van het college , wiens lidmaatschap van eene onvermengde oud•Nederlandsche alkomst getuigt. Hij overleed te Arnhem 25 Febr. 1858. Hij huwde J a c q u cline Cornelie, baronnesse van Balveren, en liet na: 1. Willem Frederik Hendrik, 2. Karel Gerrit Wil­lem, 3. Otto, 4. Arend Jakob Unico, 5. Walraven Elias Johan. Part. ber. Zie verder, -behalve de genoemde schrijvers over W a s s e n a e r: Ferwerda, 14del Wapenb. , D. II. ;Boxhorn, Toon. van Boll.; Junii, Batavia, p. 553, 554; Heuterus, Rer. Burg., p. 226, 229; Butkens, Trophdes de Brabant, T. II. p. 82; le Carpen­t ie r , P. 1II. p. 578, 589; Nobil. des Pays-Bas, T. I. p. 12; Boc­kenbergii Prisci Bataviae et Frisiae Reyes ; item Lugdini Bata­vorum et Wassenariae Heroum , vetusta Bollandissirne gentian?. Historia et Genealogia , L. B. 1859; Matthaei Anal. vet. aevi , de Nobilit en de jure gladii , passim; Chron. v. Goudhoeven; Imhoff, Notitia S. R. Imperil, Procerum. Nay. XV. bl. 323. WASSENAER (W. Baron VAN) gaf in het Licht : Weilwijser door de Middelandsche zee. Leiden 1745. m. pl . fol. WASSENBERGH (JAN ABEL) werd in 1689 te Groningen , waar zijn vader advocaat was , geboren. Aanvankelijk werd hij voor de letteren opgeleid , doch meer neiging hebbende voor de teeken- en schilderkunst werd hij in beide onderwezen , en hield zich bezig met bet copieeren van schilderstukjes , die hij aan zijne jonge vrienden verkocht. Na zijn huwelijk in 1712 , vestigde hij zich te Rotterdam , en kwam in kennis met A d r i a e n van der Werff, wiens onderrichtingen en opmerkingen hij zich ten nutte tnaakte , waarna hij naar zijne geboortestad terugkeerde en er verseheidene geschiedkundige werken voltooide , en zich ook met het vervaaidigen van schil­derstukken , om boven schoorsteenen en deuren to plaatsen , bezig hield. Ook schilderdc hij verschillende stukjes in het klein , die gretig werden verkocht. Nog was hij een goed portretschilder en schilderde o. a. dat an den Fins van Or anj e. Hij overleed in 1750 , eene weduwe en drie kinderen nalatende. Hij zelf vervaardigde zijn afbeelding, staande voor een schilderezel , waarop het portret van zijn vader staat in 1751 door Tanje in koper gebragt. Zie Immerzeel; Kramm; V erwoert, Kobus en de Rive-court. WASSENBERGH. (ELIZABETH GEERTRUIDA), dochter van den vorige , te Groningen geboren , schilderde binnenhuizen met moderne beeldjes gestoffeerd , geestig geordonneerd en tot een hoogen graad van uitvoerigbeid gebragt. Haar schil­ derwerk komt zeldzaam voor , loch werd zeer gewaardeerd. Zij huwde den Groninger raadsheer F o c k ens en overleed in 1782 in hare geboorteplaats. WASSENBERGH (EVEnwIJN), zoon van Abraham Wa s­ senbergh, predikant te Lekkum en Miedum , nabij Leeuwar­ den , werd in 1742 geboren. Hij genoot te Leeuwarden bet onderwijs in de Latijnsche en Grieksche taal van den rector H. J. Arntzenius. Vijf en twintig jaren oud , werd hij tot de leerstoel van Gronovius en Graevius aan de doorluchtige school te Deventer beroepen en aanvaardde dien post den 10 April 1768 met eene Or. de Urbe Daventria eraditionis in Belgio matre et conservatrice celeberrima. Da­ventr. 1768. Drie jaren later werd hij tot hoogleeraar in de Grieksche taal te Franeker,, welker lecrstoel weinige jaren vroeger door zijn leermeester , den grooten Valckenae r, was verlaten , beroepen. Meer clan een halve eeuw bekleedde hij zijn post als hoogleeraar , eerst aan de akademie tot 1812 en daarna aan het Athenaeum, in 1816 opgerigt , met %eel roem en vormde vele beroemde mannen , zooals Herman Bosseha, Johan Adam Nodel, Richeus van Ommeren, Sjoerd Wijngaard en Hendrik Waardenburg. Op 70-jarigen leeftijd weal hij emeritus en vierde in 1821, omtrent SO jaren oud , zijn vijftigjarigen dienst met eene Oratio eucharistica (Leovardiae 1821). W a s s e n b e r g h was cell uitstekend beoeienaar der oude letterkunde , waarvan hij vele proeven heett gegeven , ook hanteerde hij de Latijnsche tier, inzonderheid echter bewees hij groote diensten aan de Friesclie taal- en letterkunde. Hij was de eerste , die de algemeene aandaeht vestigde op de uitstekende waarde der weinig bekende voortbrengselen van den Landfrieschen dichter G ij s b e r t Jacobs, door de uitgave eener Latijnsche ver­handeling over dien dichter, die in 1793 onder zijn praesidiuna openbaar verdedigd werd. Later decide hij den voornamen inhoud dier verhandeiing in bet Nederduitsch mede in zijne Bijdragen tot den Frieschen tongval , waarvan twee deelen het licht zien , die , behalve bet genoernde , eene reeks van belang­rijke stukken bevatten onder welke vooral opmerking verdienen een Idioticon Frisicum , eene Proeve van oudheid-, Mal- en dichtkunde , op een der merkwaardigste dichtstukken van G ij s­bert Jacobs; eene nieuwe vermeerderde uitgave van zijne Verhandeling over de ligennamen der Friesen , die reeds in 1774 voor het eerst in druk verscheen , en eindelijk eenige !rim& Gedichten, in vroegere jaren door hem vervaardigd , die zich doer bevalligheid en geestigheid aanbevelen. Ook gaf hij eene uitmuntende overzetting van de Levene der door­luchtige Grieken en Romeinen van Plutarchue , in gemeenschap met zijnen leerling • H. Bo s s c h a. De Maatschappij van Nederl. letterkunde en het provinciaal Utrechtsch genootschap benoeniden hem tot lid , de koning tot lid van het kon. Ned. Instituut en tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw. Hij overleed den 3den December 1826 te Franeker in den hoogen ouderdom van 84 jaren. Behalve de genoemde werken gaf hij o. a. nog in het licht : Oratio de varia dcademiae Franequeranae nuper fortuna. Fran. (Leov.) 1803. De bonarum hodie literarum et eruditionie in Belgio corn­modie et incommodity , eoque vel amplificandi vel tollendi modie. Fran. 1790. Or. funebris in obilum J. Schraderi. Fran. 1784. Selecta e Scholie Valckenarii in libroe quosdam Novi Tee­tamenti. Amst. 1818. 2 vol. Het gedrag der Iloll. geleerden omtrent Reiske geregtvaardigd. Redev. ter gedachtenis van N. Thokn. Franek. 1820. Zie Oratio euch. ; "inn. Ac. Gron. 1826-1827 ; J. G. de Crane, Narratio de vita et .scriptis Ev. Wassemberghii. Franeq. 1828. 8°. C ollo t d' E s c u ry, loll. roem , D. IV. bl. 219, 245, aanteekk.; Siegenbeek, aanspraak bij de Leidsche Maats. , t. j. 1827; van Kampen, Gesch. v. K. en W., D. IT. bl. 562, D. III. bl. 237; Bouman, Gesch. d. Geld. .Hooges. , D. II. bl. 522 , 525; N i c u wen­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. W ASSENBURGH (HIERONYMUS) , zoon van den vorige , in 1773 te Franeker geboren , was rector der Latij nsche school te Franeker. Zijne uitgebreide en j uiste kennis der oude talen en nauwkeurige behandelino. der klassieke schrijvers maakte zijn onderwijs bijzonder verdienstelijk, Hij overleed te Fra­neker den 12 Februarij 1824. WASSENBURGH (ARNoLDus), te Damme in het vrije van Brugge geboren , werd in 1584 predikant te Sliedrecht , en bij gelegenheid dat hij zijne betrekkingen in Vlaanderen ging bezoeken , door de Spanjaarden opgeligt en gevangen genomen , doch geraakte , kort daarop, door tusschenkomst van prins Maurits, wiens bijstand door de classis van Zuid-Holland en Johan Ui ten bogaer t werd ingeroepen , wederom op vt ije voeten Hij stiert in 1603 , twee zonen nala­tende , Pe trus en Isaacu s. De laatste was in 1619 pre­dikant te Bodegraven , in 1627 ontslagen , vertrok in 1633 naar Hoog-Blokland , wear hij in 1653 stied. Zie Te W ater, Reform. van Gend, in het Bericht aan den lezer; S o e r m a n s.• Xerk. Reg., bl. 27; S c h o t el, Kerk. Dordr., D. I. bl. 375. W A SSENBURGH (PETRus) , zoon van den vorige , stu­deerde , even als zijn broeder,, te Leiden in de godgeleerdheid. Petrus meldde zich in 1609 bij de classis van Z. H. aan , "met aanbod om haar te dienen." Eerst in 1612 werd hij predi­kant te Poortugal en Hoogvliet. Toen de staten de kerken­ordening van 1591 , benevens "al de besluiten tot onderhouding van de eenigheid en crede der kerk" staatsgewijzen genomen tegen het einde van 1615 poogden in te voeren , was W a s s e n-burgh een van hen , die zich aan dezelve weigerden te onder­werpen. Hierop kwamen eenige predikanten , die de Remon­strantsche partij waren toegedaan , to Poortugal , om W a s s e n-burgh en zijn kerkeraad eene missive , door de staten van Holland en West-Vriesland aan hunne classis gezonden voor te lezen en of te vragen : "of zij aen de HH. staten en der­zelver resolutien wilden gehoorsaem zijn of Diet ? Indien Diet , dat zij haer dan souden hebben to wachten van schade , ende dat de schouten , die de voornoemde resolutien van het raethuys ende andere openbare plaetsen niet en hadden doen publiceren , wel badden toe te lien, wat haer Baer over souden wedervaren." a s s e n b u r g h antwoordde , "dat hij , wijl de missive der HH. staten hem maar ter loops was medegedeeld , daerop , zonder beraed , geen antwoord konde geven. Indien hem een afschrift werd geaeven zou hij zooveel doen als het woord '' des heeren ende der goecie conferentie zoude kunnen lijden." Het begeerde afschrift zond men hem den 5den Junij daar­aanvolgenden toe , met verzoek van tegen den eersten Maandag in Julij antwoord te mogen hebben op deze twee vragen "of zij geresolveerd waren haer nae die resolutien sig te resoleren , ende op den classe te compareren." W a s s e n b u r g h 's ant­woord was : "dat men de resolutien niet konde gehoorsaemen , en , wat bet tweede betrof , dat hen zulks in de missive niet werd belast." Kort daarna werd • er te Poortugal , ten over­staan van den ruwaard van Patten , eene bijeenkomst , tusschen hem en zijn kerkeraad, Adriaan Symonsen en Caspar Casparius, predikanten te Charlois en Pernis , door de classis gedeputeerd , gehouden. Ook deze en andere pogingen waren te vergeefs , en ein­delij k liep de zaak , toen pries Maurits meer en meer tot de partij der contra-remonstranten neigde , te niet. Na de afzetting van Samuel Naeranus, in 1619 werd Wassen­burgh te Amersfoort beroepen , en vervolgens voor eenigen tijd aan Utrecht ter Teen afgestaan en in 1629 te Dordrecht beroepen. Hij overleed den 7den April 1655 , na 25 jaren binnen Dordrecht het predikambt bekleed te hebben. J. van So to e-r en en M a rg ar et ha G o de w yck bieven bij deze gelegen­heid lijkzarmen aan. Zijn noon Poly tes komt in 1661 en 1662 onder bde diakenen te Dordrecht voor. Hij schreef : Donckeren Spiegel waartegen A d r i a e n Symons z. predikant te Charlois in het licht gal : Ben spongie tot verlichlinghe van den Donckeren Spiegel van Farms Wassenburgh , Predicant tot Portugael, daer in dat oogen-schynelycken ontdect worden de menighvuldighe on­trouwigheden ende onwaerheden die by in syn schrift h,ee ft begaen. 4°. Ghedruct by Philips Philipsz. Anno 1618. Dans-feest der dochteren to Silo , wt den woorde Gods , de oudt-vaders, de Heydensche autheuren met s ign behoorlycke sauce opgedischt. lot Dordrecht voor Francois Both , Boekverkooper, wonende by 't Stadthuys in de gekroonde Duif. Anno 1641. 12°. Met gediehten van Caspar Carpentarius, Daniel Jonektys en N. Carpentier. Ja ende Neen der Remonstranten , by haer zelfs in de Haech­sche conferentie ghestelt , waer in zzj haer zelven directelyck teganspreken. Getrouwelyck getrocken uyt de Haegsche confe­rentie, door P. W. (omstreeks 1612) in piano. Antzcoort op een lasterschrift door Adr. Symons en R. Bor­man Wilkey. gheint. copie van een schrift , vervatende zekere antwoort van P. W. Door Petrus Wassenburgh. 1617. Spieghel, waerinne were aengewesen hoe de geref. leeraers van Adr. Symontzen bezwaert werden. Ab co ude sehrijit hem toe : legen Adr. Simons den Haerlemse Arminiaen." Duytsche Florus. emet pl. .Duytsche oerlogen van 1517-1647. 8°. Geestelyke Schepvaart. 8°. Lie Schotel, Kerk. Dordr., D. II. hi. 375 vgg.; Glasius, Godgel. Ned. , Bibl. v. Theol. Letterk., D. VIII. St. II. bl. 786; Trigland, Kerk. Desch., b1.819 821, 762, 763; van Beinmel, — Beschrijv. v. .Anzerstl, M. 154; Rogge, Bibl. v. Rem. geschriften, bl. 76, 77; Soermans, bl. 87; van Someren, Uitsp. der vernuften, bl. 166, 167; A bcoude, Aanh. , bl. 232. WASSENBURG R (I. J. vAN) gaf in het Licht , wider de spteuk : Vrolyck en weldoen. Ilistoriaalspel van koningh Regnier van .Norwegen, ende de schoone Langeria ; ghetrocken wt het vi,ilde deel der Tragische llistorien, het dude speel-wys in rym ciestelt. (Mott.) Bij Migoen Schoolmeester in den 1ijstuyn. 4°. Zie Cat. v. N. L., D. I. bl. 219. WASSENBURGIUS (0.) sehreef volgens A beoude: Fondament des Christendom& Dordr. 1636. 4°. Lie Naanzr. , bl. 401. WART (ELIZABETH) is schrijfster van Zoet en bitter , licht en duisternis op den weg naar den Ilemel. Amst. 1766. 3de dr. Zie Arrenberg, ./Vaand., bl. 568. WATEL1EIt (JAC. JOEL). Zie BATELIEIt (JAcoBus Jo-HANNES). WATER (CORNELIUS) of CORNELIUS AQUARIUS genoemd , stempel , goad- , zilversmid en metaaldrijver te Leiden , bloeide tijdens het beleg in 1574. Vermoedelijk vervaardigde hij de stempels voor het tijdens de belegering uitgegeven papierengeld of de noodmunten. Zijn portret is door H. G o It z i u s in koper gebragt. Zie Kramm. WATER (WILLEM TE) , afstammeling van het geslacht T h o of T o e W at e r, welke naam eenige zijner bloedverwanten nog to zijner tijd voerde , en reeds in 1292 te Elburg bloeide , zoon van Hendrik te Water en Katharina Kurst, werd den 25sten Junij 1698 te Amsterdam geboren , oefende zich eerst zelve in de Latijnsche taal en legde zich vervolgens onder Everardus van der Hoogt en Guilielmus r en h u s i u s op de Latijnsche , Grieksche en Hebreeuwsche talen toe , en begaf zich vervolgens naar Leiden , waar hij het onderwijs van Pe t r u s Burman , in de geschiedenis en oud­heden , van Bernard en 's Gr a v e n s a n d e in de w'ijsbe­geerte en van T. H. van den Honert en Fr. Fabritius in de godgeleerdheid bijwoonde. Na den 15den December 1721 proponent te zijn geworden , werd hij in 1725 tot predikant te Zaamslag en in 1742 te Axel beroepen , waar hij den 26sten Maart 1764 ontaliep. Hij was gehuwd met 1. J o s i n e B i s cop, eenige dochter van J a n B is cop , griffier der staten van Zeeland , die hem 0. a. twee kinderen schonk. Jan t e W at e r , predikant op den Vrouwen-polder in Walcheren en H e n d r i k C h r i s t i a a n t e W a t e r. Na haar dood , 24 Jan. 1 736 , hertrouwde hij den Eden November 1738 , 2. met Sara , dochter van Jona v a n Mid d e I h o v e n, rustend predikant te Axel , die hem schonk Jona Willem te Water (die volgt), Jacobus C or n elis, klerk ter griffie der staten van Zeeland , D in a Elizabeth en Willem te Water (die volgt). Hij schreef : Specimen Notarum in N. T. in verisimilibus linguis. Fasc. 1 et 2. Notae Nomico-Philologica in Misc. Duisb. in Cap. XX7 7 in Miscell Duisb. T. II. Fasc. I. p. 40-61. Actor. Dissertatio de concilio Praesidum in Provinciis ad Act. XXV : 12 in Misc. Duisb. 1. 1. p. 61-69. Dissertatio de Jove Sabazio in Verisim. Zing. in Fasc. III. Dissertatio de Archonte apud Judaeos litium arbitro ad Lucae XII : 58 , in Miscell. Duisb. T. I. Fasc. 2. p. 222-239. Dissertatio de Piis , non ab Idolis , sed e solo vero Deo auxilium exspectantibus ad Pe. CXX1: 1, 2 , in Misc. Duisb. T. II. Fasc. 4. p. 674 —690. Dissertatio de Eleazaro cui Deus mortem minalus fuerat , circumciso et cum Matre Zippora a Mose ad Jethronem remisso , ad Exod. IV : 24 , 26 in Misc. Gron. T. I. Fasc. I. Verhandeling over Jezus Beede , Matt& XXVI : 39 in Boekz. Febr. 1733. Nader onderzoek , waarom Pilatus den onschuldigen Jezus gegeeselt h,ebbe , over Luk. XXIII: 16. Ald. 1732. De bekeeringe des Moordenaars aan het kruis even voor zijn dood , over Luk. XXIII: 39-43. Amst. 1734. 4°. Troortgrondige en regelmatige ayeidinge van het woord Kansel in Boekz. April 1734. Verhandeling over Christus Priesterschap. Leyd. 1740. 4°. Het Hoogadelyk en Adelyk Zeeland. Middelb. 1762. 8°. Historie der Hervormde kerke en gereformeerde doorluchtige schoole te Gent. Utrecht 1756. 8°. Tweede eetuoyetijde van de Nederlandsche geloofsbelijdenisse. Middelb. 1762. 8°. Vita Johannis Haerenii V. D. M. Brugensis in Clar. Ger­desii Scrinio dntiquario. T. VIII. F. I. p. 531-545. Bij zijn afsterven had hij voor de pers gereed : Kerkelijke Geschiedenissen van Axel en Axelambacht. Kerkelijke Geschiedenissen van Zeeland van den aanvang der Reformatie tot het jaar 1600. Historie van het Compromis der .Edelen. 1565 , 1566. Historie van de kerkenordening der Zeven Provincien in het landschap Drenthe. He Synode der Remonstranten te Utrecht 1612 , met aan­merkingen opgehelderd, waar in de staatkundige oogmerken etc. der Remonstranten , vooral van Uitenbogaerd naaukezerig ontdekt worden. Zie Leven van .T. W. te Water ; Glasius , Godgel. Nederl. ; Boekz. der Gel. Wereld, 1764 bl. 591 vgg. ; Kerk. Gesch. v. Axel enz. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WATER (JoNA VV1LLEM TE) , noon van den vorige en van Sara van Middelhov en, werd den 28sten October 1740 te Zaamslag geboren , bezocht van 1750-1755 de Latijnsche scholen te Vlissingen en begaf zich , door aanzienlijke Zeeuwen begunstigd , naar de hoogeschool te Utrecht , waar hij W e s­selius, Voget, Burman en andere geleerde mannen hoorde. Na met hoogen lof zijne studien volbragt te hebben , werd hij in 1761 proponent en kort daarop predikant te Haemstede. In 1763 werd hij naar Veere beroepen , twee jaren later te Vlissingen , in 1779 sloeg hij het beroep naar Goes of en nam dat van hoogleeraar in de wijsbegeerte en vaderlandsche geschiedenis aan de doorluchtige school te Middelburg aan. Den 15den Maart 1780:aanvaardde hij deze bediening met eene °ratio de praestantia et dignitate historiae Batavae. Vijf jaren later benoemde hem de Leidsche universiteit tot hooglee­raar in de theologie en kerkelijke geschiedenis en aanvaardde hij deze waardigheid den 9 April 1785 met eene Oratio de studio historiae ecclesiasticae cum disciplina theologica diligenter conjungenda. Tweemaal bekleedde, hij bet rectoraat , werd in 1786 gewoon predikant bij de hervormde gemeente , honoris causa theol. doctor en tiehield den titel van geschiedschrijver van Zeeland , hem vroeger verleend. In weercvil van zijn emeritaat en hoogen ouderdom , bleef hij de wetenschappen beoefenen tot dat bij den 19den October 1822 overleed. Hij was gehuwd met Paulina Cornelia Mounier, lid van verschillende binnen- en buitenlandsehe genootsehappen , lid van het kon. Ned. instituut en ridder van de orde van den Nederl. Leeuw. T e W at e r was zeer ervaren in kerkelijke zaken en daar in betrokken en maakte zich vooral verdienstelijk omtrent de Vlaamsche kruiskerken , en de evangelieprediking in de India). Ook nam hij deel aan de pogingen tot nieuwe kerkelijke organisatien in ons Vaderland. Onder koning L o d e-w ij k was hij lid van de consulterende comnaissie voor de zaken der Nederlandsche hervormde kerk , en onder het kei­zerlijk bewind werd hij tot een der commissarissen tot orga­nisatie van de gereformeerde kerken in de 7 Hollandeche departernenten benoemd, terwijI hij nog in het geheim ge­raadpleegd werd zoowel door den prins van P1 a i s a n c e als door den prefect de Celle s. Hij was een veelzijdig geleerde en vooral in de vaderlandsche en kerkelijke geschiedenissen zeer bedreven. Hij zelf stelde zijn uitvoerig Levensberigt op, op zijn uitdrukkelijken last , door zijne erfgenamen in het Licht gegeven. Zijne beeldtenis is door L. Port m an in koper gebragt. Geschriften : °ratio honori et meritis illustrissimae gentis Borsaliae , dicta d. 3 Septembris quum a Gymnasio Flissingano ad Acade­mirm solenniter promovetetur (1755) , door zijn vader in 't Holl. overgezet. Vita Johannis van Ilaren , e Me. Paterno Latine versa in D. G e r d esii Serinio Antiguario. T. VIII. F. I. p. 531—.543 (1759). Disputatio Historico-critics ad historian scpulchri et se­pulturae Jeen Christi (Praeside Cl. Wesselingio) publice defensa. Trajecti ad Rhenum 1761. Kort verhaal der .Reformatie van Zeeland , met eeni,qe ver handelingen daartoe betrekkelijk ; begonnen door W. to Water , door J. H7: to Water voortgezet en voltooid. 1766. Plegtige Inhulcliginge van Z. D. H. Prins Willem den Vden, ale erfheer van Vlissingen; met eene vooaafgaande Beschrtjvinge van de voornaamste geschiedenissen der stad Vlissingen, sedert hare eerste beginselen tot op dien tijd. (1767). Tweede eeuwieest van de Prijheid in den bur,qerstaat en Godedienst binnen de stall Vlissingen , sedert den 6 April 1572. (1572). Aanspraak tot de here. kerke in Nederland , bij gelegenkid der invoering der Nieuwe P8almberifrning. (1774). Aanmerkingen over eenige plaateen in de H. S., in P. Hof­8tede : Bijzonderkeden der H. S. D. III. bl. 577590. - Verhandelinge over het begraven der lijken in de steden en kerken, in Verhandelingen van hei Zeeuwech Genoots. D. IV. bl. 629667. (1775). - Historie van het verbond en de emeekschriften der Edelen ter verkrikin,g van vrijheid in den Godedienst en Burgerstaat. - IV D. (17761796). Verhandeling over een' Penning van Ptolemaeus , zoon van Mennaeue , Tetrarcha van Chalcidene (1776 in Verh. v. 't Z. Gen. D. V. bl. 609629. - Berigt wegens het verongelukte O. I. 8chip Woestduin , en de redding der schepelingen door de gebroeders Naerebout met hunne portretten in Alg. Vaderl. Letteroeff. 1780. D. III. bl. 388. Oratio de praestantia et dignitate Historiae Batavae cet. 1780. Genealogie der familie Winckelman in Ferwerda's Adelijk apenboek. D. II. St. II. liedevoeringe over de Unie van Utrecht 1579 , gehouden in 1779 (1781). Voor. D. VIII der verb. van 't Z. Gen. bl. 93131. - Aanmerkingen over eenige Smyrnasche Penningen in Ferh. - v. 't Z. Gen. 1582. D. IX. bl. 481 506. Beschrijvinge der nude buitenplaatee St. Jan ten Heere in het eiland Walcheren. (1783). Genealogie der familie van .Reygersberg in Ferwerda's Wapenboek. D. III. St. I. (1783). Historie van het Zeemosche genootschap der wetenschappen te Vlissingen, van 1769-1784. Gedrukt voor de tien eerste deelen in die jaren uitgegeven. De Faderlandeche Historie van J. Wagenaar verkort en met leerzame aanmerkingen ten clienste der .Nederlandsche Jeugd uitgegeven. 4 D. (11641800). in. pl. - Oratio de studio Ilistoriae Ecclesiasticae etc. (1785). Redevoering over de onderscheidene wijze der bevestiginge en verdediginge van den Christekken Godedienet , welke behoort in acht genomen te warden , naar mate van de verschillende wijze waarop de waarizeden van dezelve door de hedendaagsche vijanden beetreden worden. V66r de Verhand. v. h. Haagsche genootschap ter verdediging van den Chrietel. godedienst voor het jaar 1788. Oratio de Theologo Erudito ; publice dicta d. 8 Februarii 17 90 cum Magistratum Acadernicum deponeret. 13'erigt nopen8 de 48 Antwoorden op de vraag , door het Haagsch Genootechap op verzoek der Zuid-Hollandsche Synode opgegeven, over de voornaamete oorzaken van het klein getal dergenen , die zich in one vaderland voorbereiden tot den open­ baren predikdienst, enz. (1790). Gevoegd bij de Verbandelingen van 't genootschap , en ook afzonderlijk in folio gedrukt. Aanhangsel tot de Historie der hervormde kerke en door­luchtige schole te Gent, in 1756 door W. te Water uitge­geven (1794). Aanmerkingen op de Vad. Historie van J. Tragenaar zonder of met zijn naam uitgegeven door mr. H. v a n W ij n , in diens Bijvoegsekn en Nalezingen. (1791-1797). Narratio de rebus Academiae Lugduno-Batavae ceculo XVIII proeperie et adversie. Accedunt B. l 7ulcanii Con8ilium de studio Medicinae ; Auctarium Legal Papenbroeckiani ; Series Profe8-serum et Curatorum. L. B. (1802). Aanmerkingen over he slot van het allervolmaakae gebed. Hata. VI: 13 in Ala. Tad. Letteroef. 1802. e10 bl. 413. Brief over de ontdekkinge der stad Herculanum , in Kona- en Letterbode 1802. n°. 22. bl. 340-42. Boerhaave'8 Bekkeneel. Ald. n°. 41. bi. 232-234. Iet8 over 't Portrait van J. a Lavater in Illengelw. d. Vad. Letteroef. 1802. n°. 12. bl. 552. P. E. Jablonskii Opuscula , quibue lingua et antiguitas Aegyptiorum, difficilia librorum Sacrorum loca et Hi8toriae Ecclesiasticae capita illustrantur ; magnam partem nunc primum in lucem protracta , vel ab ipso Auctore emendata ac locuple­tata , cum animadver8ionibns editorie. 4 T. (1804-1813). Brief over de Rhetorykkamer to Vo8meer in Kona- en Let­terbode. 1805. n°. 10. Aanmerkingen op de Aanmerkingen , betreffende de epellinge in den zoogenaamden Staten-Bijbel in N. Nederl. Bibl. D. III. St. 2. bl. 569 vlg. Bedenkingen over het naauwe verband der opregtheid en voor­zigtigheid in Godsdien8tige zaken. ITOOr de Verhand. van H. G. ter verdediginge van den Chr. godsdienst voor 't jaar 1806. Uitvoerig Berigt over de Letterkundige verdieneten van C. 7. de Neli8 , laateten Bi8schop van Antwerpen in Voorb. d. Verhand. van de Leydsche Maate. der Nederl. Letterk. D. I. bl. VI—XXXI. Antwoord op de vraaq , betreffende de Dea Burorina in een Latijn8ch op8chrift op een ouden steen, te Domburg ontdekt in N. Verh. v. 't Z. Gen. D. I. bi. 255-278. Levensbijzonderheden van Pieter Adriaensz. van de We'll: 1814. Berigt over de verplaatsinge van de Grafschriften der Leyd­sae hoogleeraren Scaliger en Clusiu8 in Kona- en Letterbode. 1819. n°. 43. bl. 211-218. lets over de .Maleieche vertalinge der Bijbel8 in Kona- en Letterbode. 1821. n°. 38. bl. 153-155. Voorberigten en aanteekeningen op het hide lVde en Vde deet van het kerkelijk Plakaetboek. 1792-1807. Aanspraken in de Jaarl. vergaderingen van de Maas. van Ned. Letterk. en Leven8berigten der leden. 1793-1822. Nog onuitgegeven : 6 Arnobiu8 adver8us Gentes , e Codicibus 71i88. emendatus et virurum doctor= annotationibus criticis ac Philologicis ineditu8 illustratus. Joannis Alberti Observations Criticae et Philologicae in N. T. ab ipso fluctore emendatae et p•aeclaruna in modem lacupletatae. Oudheclen te Domburg , vooral Nelzakmnia betrefende. Het graaf8chap van Zeeland , van de vroeg8te tijden tot het jaar 1579 , beschreven door Jr. Jacob van Grijpskerke, heer van Grijpskerke en Poppendamme. Vervolg op 't geletterde Zeeland , weleer geschreven door P. de la Rue. Zijne uitmuntende verzameling handschriften , munten en boeken , waarvan de Catalogus bij L u c h t m a n s to Leiden in 2 deelen uitgegeven , is aldaar in October 1823 verkocht. Zie Saxe, Onom. , T. VIII. p. 182-184; Te Water, Levens­berigt Narratio Aupendix , p. 154, n°. LXXXI ; Wyttenbach, vita Ruhnkenii, p. 190, 191; E. Wassenbergh, Oratio hab. a. 1790 p. 23; Ekama in Annales L. B., 1822-1823,p. 27, 42--45, Elogium llenisterhusii cet. (ed. B e r gm a n) p. 222 sq.; S i e g en-beek, Gesch. d. L. H. ,' D, I. 319, 326, 327, 345, 416, 439, D. II. M. 227-229 ; Dez., Aansproak in de jaarl. vergad. v. d. Maats. v. Ned. Letterk. , 1823, bl. 4-35; Verslagen van 't kon. Ned. Inst. en het Prov. Utr. Genoots. , 1823; Collot d'Escury, .Boll. roern D. V. bl. 98,' 205; van Kampen, Gesch. d. Lett. en Wetens. ; Siegenbeek, Gesch. d. 1V. Letterk.; Konst -en Letterb. 9 1822; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; v. Doorn inck, Anon. en Pseud. , (Reg.); Royaards, het Haagsch genoots. geschetst , bl. 136, 159; G 1 a s i u s, Kerkgesch. na de Hervorming D. III. bl. 189 very. ; Godgel. .2Vederl. ; Westendorp en Reuvens, Antig., D. II. bl. 288; Nay., D. IL bl. 112 , D. III. bl. 118, Bijbl. 1853, bl. 97. WATER (WILLEM TE), broeder van den vorige , geboren te Zaamslag den 21 Januarij 1757. Hij was predikant te Hulst, toen hij in 1788 tot onderregent van het staten.collegie benoemd werd. Hij bekleedde dien post tot aan de vernietiging van dat collegie in 1807. Sedert werd hij aangesteld tot opziener der studien van die jongelingen , die met de daarvoor in plants gestelde landbeurzen begiftigd waren en bleef in die betrekking tot zijn overlijden den 14 December 1831. Zie Siegenbeek, Geschied. d. L. Hooges. , D. II. bl. 290; Verwoert. WATER (JOHANNES VAN DE). Men heeft van hem : Bet groot plakaatbod der 1111: staten js lands van tlirecht , mit8g. van de IIH. burgem. en vroearschap der stad Utrecht tot den fare 1728 , bijeengebragt door J. v. d. IV. R. G. Utrecht 1729 3 dn. fol. Generale inhoud van alle de placaten , ordonnantien , resolutien enz. begrepen in ses registers op net groot Utrechts placaelboek. Utrecht. 1733. 8'. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk., D. III. bl. 351; Arren­ berg, bl. 568. WATERAM (M. E.) , dichter uit het midden der 18de eeuw , door v. d. A a , N. B. A. C. Wb. vermeld. WATERING E (LucAs) , dichter , in het midden der 18de eeuw , als boven. WATERLOO (ANToNi), volgens Kramm, in het laatst der 16de of in het begin der 17de eeuw te Utrecht geboren , in 1619 als landschapschilder aldaar in het St.-Lucasgild inge­schreven , volgens Nagle r in 1660 , 1662 of 1679 als provenier in het St.-Jobs-Gastbuis aldaar gestorven. Eekho ff echter bewees dat hij van Rijssel geboortig en in 1653 burger van Leeuwarden geworden is. Hoe het zij ; hij bragt het grootste gedeelte van zijn leven tusschen Maarssen en Breu­kelen bij Utrecht door , waar Jan We e n i n x hem bezocht en zijne schilderijen stoffeerde. Im me r z e el noemt hem een goed schilder doch stijf en droog , terwijl zijn koloriet eentoonig en onbevallig was. Zijn beste schilderijen zijn die , welke door W e e n i n x met beestjes en beeldjes gestoffeerd zijn. Hij was beter etser van boomrijke landschappen , die het aanmerkelijk getal van 136 beloopen , door Bar ts c h in B. II. van zijn Peintre graveur breedvoerig beschreven , alsmede in zijn werkje Waterloo's Kupfersticher. Wien 1795. Op de ver­kooping van d e V o s , gold een stel zijner etsen , waaraan slechts 5 nummers ontbraken, f 875. Verscheidene geteekende watertjes golden op die veiling 1 40 , no ja f 110. Zie verder Houbraken; Immerzeel; Kramm; Eekhoff, Cat. der kunstverz. van Leeuw. , 1875, bl. 116, 294. WATERLOO (JOANNES PETRUS) zoon van P e t r u s Wa­terloo en Dorothea Terweg, te Amsterdam geboren, werd voor het beroep zijns vaders , lak•, vernisfabriekant en huisschilder,, opgeleid. Hij oefende zich in de beginselen der schilderkunst , zoo door bijzonder onderwijs als in de maat­schappij Felix Meritis en behaalde bij het collegie Kunst zij ons Joel voor een Vrouwenbeeld den prijs. Hij schilderde landschappen , zoowel bij zomer- als wintertijd voorgesteld , en vervaardigde een aantal teekeningen voor de verzameling van Papierenkunst. Hij huwde in 1816 met Geertrui Maria Kemp. WATERLOOS (J.), kunstgraveur in mezzo tinto , omstreeks 1680 , woonde waarschijnlijk te Amsterdam. Zijn werk is goed doch zeldzaam. Kr a m m vermeldt een H. !milk ; vier zingende Boeren; twee Bloemstukken en het portret van Ds. Gualterus Bodaan. Zie K ram m. 6* WATERLOOS (HERMAN FREDERIK) , krankbezoeker en voorzanger te Amsterdam , vriend van Huygens, D e c k e r en V o s, was ook dichter, blijkens zijne gedichten achter Huygens' Gebrulk en onghebruik van 't Orghel, in 1659 gedrukt. Hij verdient den lof niet hem door V o s gegeven. Zie Witsen Geysbeek, B. 4. C. Wb., D. VI. bl. 442-444; J. Vos, Gedicht., D. II. bl. 563 ; Verwoert. WATERVLIET (Y.) , dichter van gelegenheidszangen in het laatst der 18de eeuw. Zie v. d. A a, t. a. p. WATRIN (JEAN JOSEPH MARIA) , in 1785 te Amsterdam geboren , was een miniatuurschilder. Hij overleed onder Nieuwer-Amstel den 5den November 1855 , in den ouderdom van ruim 71 jaren. Zie Immerzeel. WATTIER (JOHANNA CORNELIA) , werd te Rotterdam den 13den April 1764 geboren. Haar vader was dansmeester , en zij bad van haar jeugd of neiging voor de tooneelkunst. Zij werd door Corver in staat gesteld te Amsterdam het tooneel te betreden. Zij begaf zich in 1780 derwaarts en zag weldra hare verdiensten , vooral in het treurspel , gehuldigd. De natuur had Naar met schoone gaven toegerust. Zij had eene schoone majestueuse gestalte , een in den Griekschen vorm bevallig gelaat , een oog vol uitdrukking , en een voile buigzame en liefelijke stem. Nooit nam zij een rol op zich , zonder rich vooral naauwkeurig bekend te maken met het karakter dat zij moest voorstellert. Meer dan 25 jaren was zij de luister van den Amsterdamschen schouwburg. In 1805 vierde zij haar 25-jarig jubelfeest en werd in 1806 te Parijs toegejuigd , nadat Talma met geestdrift Naar roem verkondigd had. Koning L o d e w ij k schonk haar groote voorregten , koningin Hortense een rijk garnituur , Napoleon een pensioen. Zij huwde met B. W. H. Z i e s e n i s , een bouwkundige , die zij in 1820 door den dood verloor. In 1815 was zij genoodzaakt , wegens min gunstigen staat van gezondheid , het tooneel te verlaten. Zij ging wonen aan de Geestbrug bij 's Hage waar zij den 24sten April 1827 overleed. In een Courant van den 25sten April las men : HEergisteren avond ten elf ure is , in hare woning aan de Geestbrug , niet verre van 's Gravenhage , in den ouderdom van 66 jaar overleden , mevrouw J. C. Z i e s e n i s , geboren W a t t i e r , lid van het fonds ter opleiding en verdere onder­rigting van tooneelkunstenaars voor den Amsterdamschen schouwburg. Deze groote tooneelkunstenaresse, langen tijd het sieraad en de roem van onzen stalls• en nationalen schouw­burg, was reeds sedert eenige jaren , out hare afnemende krachten en min gunstige gezondheid, het tooneel en ook de stad Amsterdam ontweken. Echter in de laatste jaren haars levens nog enkele reizen in voorstellingen , ten behoeve van het fonds , van hetwelk zij xnedelid was , opgetreden , mogten ook toen nog hare , zoo al immer op zij gestreefde , voorzeker nimmer overtroffen begaafdheden , alle kenners en beminnaren der kunst verrukken en opgetogen houden. Diep betreurd , is haar roem voor bet minst , niet slechts bij den Nederlander,, maar ook bij den vreemden ten alle tijde gevestigd. Zij werd den 29sten April met veel plegtigheid in den St. Jacobskerk te 's ilage begraven. Reeds in den vroegen morgen gaven 's Gravenhagens inge­zetenen een bewijs van hunne belangstelling in deze treurige plegtigheid daar eene groote menigte zich aan het Zieken en aan bet chide van het Spui verzameld had , ten einde bet jagt, waarin het lijk van de Geestbrug onder de gemeente Voorburg herwaarts werd vervoerd , te zien aankomen. In de nieuwe stads-herberg bevonden zich de nabestaanden der overledene , benevens de heeren leden van het Zuid•Hollandsch tooneelgezelschap en van den Franschen schouwburg alhier,, als ook eenige der muzijkanten , tot de orkesten der beide too­neelen behoorende , die zich hadden aangeboden , om de laatste vriendendienst te bewijzen aan haar , wier onnavolgbaar kunst­talent zelfs den vieemdeling in bewondering hield opgetogen. Dadelijk nadat bet jagt , waarop twee rouwvlaggen waren ge­plaatst , was aangekomen , werd de lijkkist overgezet in de rouwkoets , en de stoet , gevolgd opgewacht wordende door onderscheidene personen van alien rang , stand en jaren , begaf zich Wigs de Bierkade , door de Wagenstraat en Veenstraat , over de dagelijksche Groenmarkt, naar de Groote of St. Jacobs­kerk. De zes oudste leden van het Zuid-Hollandsch tooneel­gezelschap, hielden de slippen van het rouwkleed. In de consistorie-kamer der kerk hadden zich , op uitnoodi­ging van het bestuur der 's Gravenhaagsche afdeeling van de HollandscLe maatschappij van fraaije kunsten en wetenschappen , de leden dier maatschappij verzameld , ten einde , bij de aan­komst van bet lijk in de kerk , hetzelve tot aan de deur te gemoet te gaan en tot aan het graf te vergezellen , hetgeen dan ten half tien ure plaats vond , in tegenwoordigheid van weer dan duizend personen , aan welke de toegang in de kerk was vergund , of welke door de familie der verstorvene waren uitgenoodigd , om bij de lijkplegtigheid tegenwoordig te zijn , waaronder men den beer burgemeester en onderscheidene leden van den raad dezer stad heeft mogen opmerken. Nadat het lijk in bet koor was nedergezet , beklom de beer Bosscha , praeceptor van de Latijnsche school alhier en mede­bestuurder der opgemelde maatschappij , op uitnoodiging van dat bestuur , den kansel , en na dat het orgel , dat gedurende den optogt in de kerk was bespeeld geworden , had gezwegen , sprak zijn Ed. in dichtmaat eene lijkrede uit over de afge­storvene, hulde doende aan de almagt van het opperwezen , ook blijkbaar in het schitterend kunstvermogen , waarmede Wattier Ziezenis is begaafd geweest. Eene algemeene stilte en aandacht viel den redenaar ten deel , en de ontroering der ziel was niet alleen bij en zelfs na de voordragt in het gelaat der nabestaanden to lezen , maar had zelfs den traan doen opwellen in het oog van velen der omstanders , die dan ook met een stillen eerbied daarna het sterf­lijke in W at tier zagen nederdalen in den schoot der aarde. -Deze treurige plegtigheid geeindigd zijnde , verliet , onder het spelen van het orgel , de stoet de kerk , en begat zich naar de concert-zaal van den schouwburg , alwaar zich bevonden de vrouwelijke bloedverwanten van de overledene , benevens de vrouwelijke leden van het Zuid-Hollandsch tooneel•gezelschap en alwaar was opgehangen het met rouwfloers bedekte afbeeldsel van de groote W a t t i e r door den bekwamen ridder P i e n e­m a n geschilderd. De stoet aan den schouwburg genaderd zijnde , werd ont­vangen en binnen geleid door den heer van E n s t K o n in g, die , nadat heeren bestuurders der maatschappij en het grootst gedeelte der tegenwoordig zijnde heeren waren geplaatst , een met zwart laken bekleed spreekgestoelte beklom , en aldaar , namens de nabestaanden , een ieder bedankte , die zich in meerdere of mindere mate beijverd had om eene welverdiende laatste hulde aan het sieraad harer eeuw toe te dragen , be­sluitende de redenaar , op uitnoodiging van onderscheidene voorstanders van het nationaal tooneel , zijne aanspraak en de plegtigheid van den dag , door het voorlezen van eenige dieht­regelen aan den onsterfelijken roem van Neerlands Melpomene toegewijd , en bevattende tevens de bede aan hen , die de tooneelkunst beoefenden , en waaronder zich eenige bevonden , welke reeds met roem de lauwerbaan der kunst betraden , om geene pogingen onaangewend te laten , ten einde aan Nederland terug te geven die gulden eeuw voor het schouwtooneel , waar­van slechts S n o e k alleen was overgebleven. De onderscheidene militaire en stedelijke autoriteiten, welker tusschenkomst was ingeroepen , ten einde daar , waar zulks mogt noodig zijn , de goede orde te handhaven , hebben zich op eene doeltreffende wijze van dezen hunne taak gekweten , en de heer directeur van politie zich , door onvermoeiden ijver, overal onderscheiden , waar zijne tegenwoordigheid vereischt werd , gelijk tevens door de ingezetenen van 's Gravenhage , ter dezer gelegenheid , op eene onmiskenbare wijze is aan den dag gelegd dat de vereering van waarlij k uitstekende ver­diensten , ook bij hen , als een heilige pligt , op hoogen prijs gesteld wordt. Zie Siegenbeek, Hulde aan Wattier ; Sehotel, Tollens en rijd tijd. WACQUIER (MATTHIAS MARTINIIS), in 1642 te Midclel-burg geboren , was corrector op de drukkerij van Plan t y n bij S. en B. M o r et us te Antwerpen. Hij verstond het Grieksch , Latijn , Fransch , Italiaansch en Spaansch , on gaf o. a. in het licht eene vertaling uit het Fransch in het Latijn van P. B e s­saei, Conciones sive conceptus theol. in omnia quatuor Euvan­gelia. Colon. 1608. Conceptus theol. in quatuor hominum Novissimis. Ib. 1611. Thesaurus remit Indicarum Petri Iarnici. T. III. Ib. 1615, bevattende een kort verhaal van 't bedrijf der Jesuiten in de 0. I. en andere landen door de Portugezen ontdekt. Uit het Spaansch bragt hij in 't Latijn over : S. Maris Teresiae de Jen opera. Ibid. 1610. :Exercitium perfectionis et virtutum Christianarum , auctore Alphonso Roderici e S. J. Duaci. 1625. Ook vermeerderde hij en gaf hij uit Tetraglotton sive Dic­tionarium Latino-Graeco-Gallico-Flandricunz. Antv. 1632. Zie Valerius Andreas, Bibl. Belg. , p. 661; Foppens, Bibl. Belg.; Boxhorn, Chr. v. Zeel. , D. I. bl. 464; Do la Rue, Gel. Zed., bl. 108; Kobus en de Rivecourt. WAUDANUS (JAN CORNELIS). Immerzeel vermeldt alleen van hem dat hij een Hollandsch schilder en teekenaar was. WAUVVE. Abcoude vermeldt van hem : Maagden Tuyltje. 1722. 8°. Zie Naarnreg., bl. 400. WAVEREN (ANTHONY VAN) , zoon van Frans en Alyd van Ho v e van Zyl, werd te Amsterdam geboren , be­kleedde verschillende bedieningen in den staat en de stad , en in 1620 en later meermalen aldaar de burgemeesterlijke waardigheid. In 1631 werd bij met van Bev er e n en Schaffer naar Denemarken gezonden in ambassade , gelijk ook aan den raad van Hamburg. In ' 1650 was hij lid der bezending aan Willem II om aan dozen de komst in de stad of to raden en de uaeening der stadsregeering to doen weten hij was den 30 Julij om ambtsverrigtingen afwezig. Later word hij gezant naar bet Noorden ter bemiddeling van den vrede tusschen de koningen van Zweden en Polen en behootde in 1654 tot de 5 raden die voor de veiligheid on zekerheid van Amsterdam moesten zorgen. Ook was hij com­missaris tot den bouw van het stadhuis. Het strekte hem tot minder eer dat hij zich benevens v an Zahm, Foppe van Aitsema en Simon van Beaumont door den keizer tot heeren van Ameland liet beleenen. Hij huwde Anna Spiegel en stied in 1659. Zie Aitsema, Saken van Staat, D. I. bl. 1145; Wagenaar, V. 11., D. XII. bl. 75 ; Huber, Opera minora, T. IL p. 79; Scheltema, Staatk. Nederl., Verwoert; Kobus en de Rive-Court. WAVEREN (GERARD BOBS VAN), zoon van B urge rt en Adriana van Schagen, werd in 1639 te Amsterdam geboren. .Sedert 1658 werd hij tot stedelijke betrekkingen , bij de buitengewone veranderingen , in 1672 tot raad en in 1683 tot burgemeester gekozen. In deze waardigheid ontving hij den stadhouder en de andere leden der vermaarde bezending over de werving van 16000 man. Later liet hij zich ten sterkste zien bij het verschil tusschen den prins van Ora nj e en de regeering van Dordrecht over de nominatie van de goede lieden van achten , waarbij de regering van Amsterdam de streng van Dordrecht trok. NV an Waveren, schreef d'A v a u x , de stoutmoedigste van alle de Amsterdamsche burge­meesteren , voerde hierbij het woord." Hij had tevens zitting in onderscheidene staats-collegien , huwde E l i z a b e t h v an der M arc k en stierf den 23 Nov. 1693. Zie Wagenaar, V. H., D. XV. bl. 145, 296; Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WEBBERS (CAREL) , te Delft geboren , diende het vaderland in verschillende betrekkingen en klom tot hooge ambten op. Hij stortte in zijne jongelingsjaren sours zijne gevoelens uit in verzen , die den patriottischen geest van het laatst der vorige eeuw ademen , waarvan wij proeven vinden in de Poetische Mengelstoffen van het genootschap Kunstliefde spaart Been vlijt , de Lauwerbladen voor de zonen der vrijheid. (Haarl. 1714) en in de 17 aderlandsche Dichter of verzamelinj van gedenkstukken der vrijheidsliefde. Ook heeft men van hem een trsp. Markus Antonius en Kleopatra. Atnst. 1685. kl. 8°. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. WEBBERS (S.) , plaatsnijder , te Amsterdam geboren , bloeide omtrent 1665. Hij bragt onderscheidene kerken en openbare gebouwen to Amsterdam in koper , die dat jaar in het Holl. en Fr. in het licht kwamen. (Beschrijving van Amsterdam, bij Marcus Doornik 1665 in 4°.) Immerzeel noerat hem in navolging van anderen J. Webber a. Zie Kramm en Immerzeel. WEBBERS of WEBBERUS (ZACHARIA5) , portretschilder , leerling van Gerard de Lairesse, Suiderhoef en van Gun s t : ook graveerde hij en schilderde historieele onder­werpen , b. v. de Hemelvaart van Ohristus. Onder den naam van Jacobus A dol phs z o o‘n gaf hij in het liebt : De waare oorspronck , voort- en onderganch des Satan. Amst. 1696 , Workum 1703 , Amsterd. 1716 , 1729. 8°. • Een enkele schrijft dit boek aan Balthaz ar Bekker toe. U,yt-rekeninge hoe wijd het uytgelopen zoude zijn , indien de voedsterlingen van de kerk den leeraar van de .Hoogeschool 80 langswierig als B. voorgaat, hadden wederlegt. Bij Z. W. Z. f. (Z a c h. Webber us Zachariae filius). Amst. 1694. 4°. dlanmerkinge over de Predicatie van den Berle. heer da. itdrianus van Wesel , des sondaghs morgens den 25 November , gehouden in den Westerkerk : Discoursgewijze voorgestelt door S. Tr. S. F. Amst. 1692. 4°. In antwoort op het jonghste Postscriptum van de Tide Brief van Hoggh,eber Philateethees tegens eene van de (soo hem dunckt) schadelijke helpers van Do. B. Bekker. Door den zelven S. W. S. I. Amet. 1692. 4°. Zie Immerzeel; Kramm; v. Doorninck, Pseudon. en Anon., N°. 3345, 4577, 5656, 6114. WEDDANG (IzAAK) , in 1758 te Amsterdam geboren , koperslager van beroep , vervaardigde onderscheidene gelegen­heidsverzen , b. v. op de stooping van de Waag te Amsterdam, en in den bundel van het genootschap .Hierna volmaakter. Zie v. d. A a, t. a. p. WEE (FlonENs) , te Utrecht geboren. Men heeft van hem : .De Historien Justini uyt Trogo Pompejo vergadert enz., getransl. uyt den Lat. in once Nederd. tale: Amst. 1610. Zie Cat. d. Maats. v. .Ned. Letterk. , D. I. bl. 202. WEEDE (ADRIAEN VAN). Deze kunstenaar bloeide , blijkens een schepensbrief van 1524, in dat jaar te Utrecht. Zie Kramm. WEEDE (EVERARD VAN), beer van Weede , Dijkveld enz., zoonvan Johan ,van Weede en Catharina de Cupere, aanzienlijke en rid lieden , werd in 1626 te Utrecht geboren. Na een uitstekende opvoeding to hebben genoten , vergezelde hij Godard van R e e d e , beer van Nederhorst , afgevaardigde tot den vredehandel to Munster, derwaarts en was daar in de beste leerschool voor zijne staatkundige ontwikkeling. Gedu­rende het tijdvak der stadhouderlooze regering bekleedde hij binnenlandsche ambten en behartigde als lid der gekozenen (geeligeerden) ijverig en getrouw de belangen der ingezetenen. In 1672 werd hij naar Londen gezonden , ten eindeEngeland te bewegen zijne verbindtenis van Frankrijk of te trekken , doch vruchteloos. Te Utrecht weergekeerd , bewees hij aldaar de gewigtigste diensten aan zijn ongelukkig vaderland. Door zijn achtbaarheid en moed had hij den meesten invloed op den vijand , verhoedde hij vele rampen , wist vele brandschat­tingen of te wenden , liet niets onbeproefd wanneer het het belang der burgers gold. In 1674 van alle ambten ontslagen , werd hij er door Willem de III weder in hersteld , en sedert dien tijd zien wij hem in de belangrijkste bezendingen , en als de wijze vraag­baak van de meeste regenten vereerd. In 1678 handelde hij to Brussel en legde daar de laatste hand aan het vredestractaat , dat to Nijmegen gesloten werd. Kort daarop vertrok hij met B or eel in een luisterrijk gezantschap naar Frankrijk , bragt veel toe tot bevordering van den algemeenen vrede en zag zich in 1684 gemagtigd tot het sluiten van een verdrag met dat rijk. In het volgend jaar ging hij koning J a c o bus II geluk - wenschen met diens bevordering tot den troon van Engeland en tevens (volgens sommigen) om de belangen van den prins van Oranj a te bevorderen. Dit laatste deed hij , geholpen door den Utrechtschen godgeleerde , Herm an us Witsius, die hem vergezelde. Vervolgens trok hij op nieuw derwaarts maar nu meer bepaald met het laatste doel. Hij ' bereidde de groote omwenteling, waarvan G a s p a r F a g el het beweegrad was , waardoor alles in Holland bestuurd werd , voor en hield in Engeland alles aan den gang. Ook deed hij den stadhouder bij de regering van Amsterdam , door welke geld en schepen moesten bezorgd worden , ge­wigtige diensten. Hij was ook de man , die , na de landing en omwenteling in 16S8, de zwarigheid , hoe met den prins to handelen (vermits sommigen hem alleen koning wilden maken , anderen de kroon aan .M aria wilden opdragen en Willem protector noemen) wist weg to nemen , door de kroon. aan W ille m en M aria to zamen aan to bieden. Hij was het , die de prins overhaalde , de gestelde voorwaarden aan te nemen. Met een woord , hij had zulk een groot deel aan dit gewichtige werk , dat Burn e t hem hiervan de meeste eer geeft , onder anderen zeggende dat hij hierom waardig was , dat voor hem in Engeland een marmeren eerebeeld werd opgericht. Nadat Willem de troon had beklommen , bleef hij net Witsen langen tijd buitengewoon gezant in Engeland , bezorgde ver­volgens de voor den overtogt gedane voorschotten en bewees ook aan den staat de gewigtigste diensten. In 1691 was hij bij de vermaarde Haagsche bijeenkomst en sloot in 1697 den vrede to Rijswijk. ontdekte in 1699 den handel van Frankrijk over de Spaansche opvolging. Tot in zijn hoogen ouderdom schitterde hij door zijn wijsheid en beleid , en nog na konings dood achtte men hem den geschiktsten man om de verbonden van den staat met Ann a te vernieuwen. Zijne bekwaamheden als staatsman waren groot en niet minder zijne ervarenheid in verschillende wetenschappen. B u r m an Meld cone voortreffelijke redevoering op hem als curator der Latijnsche school , toen hij den 5 Junij 1702 overleed. Zijn lijk werd met eon oorlogschip naar het vaderland gevoerd en op kosten van de stad begraven. De kinderen , uit zijn huwelijk met Johan n a de la C ha mbre gesproten , stierven alle vroeg. Zijne afbeelding wordt bij Wagen a a r gevonden. Zie Wagenaar, V. H., (Reg.); v. Wijn, Bijv. en Nal. 01:03. XV. bl. 13; Bilderdkjk, Gesclz. d. Vaderl., D. X. bl. 128, 178, 182, 192; Macauly, History of England, (Reg.); Scheltema, Staatk..lVederl. ; Utr. Volks-alm., 1856, bl. 145, (geslacht); Vreede, in Vermeulen's Tijds., D. I. bl. 13; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Muller, Cat. v. portr. WEEDE (JoHAN vAN), beer van Oud-Weede , te Utrecht geboren , bekleedde sedert 1624 verschillende aanzienlijke stads­en staatsbetrekkingen , had als afgevaardigde in de vergade­ring der staten-generaal veel invloed op bet bestuur der alge­meene zaken van het gemeenebest en werd tot gewigtige bezendingen gebruikt. In 1631 was hij een der gecommitteerden der gemelde vergadering , die de hoogloopende geschillen des tijds in Friesland zouden beslechten en zich derhalve van krijgsvolk deden vergezeilen. In 1632 vertrok hij met C. v a n Ter e s t e y n naar Zeeland over zaken de zee betreffende , en in 1741 met Bored en Sonk naar Denemarken , ter handeling omtrent de zond-tollen. Hij was gehuwd 1. met Catharina de Cupere, 2. met Maria de Gones en overleed den 1 April 1658. Zie A its em a, Sak. v. staat en oorlog , D. I. bl. 1168, 1220, 1241, D. II. bl. 788; Te Water, Gr. Utr. plakaatb., bl. 184; Scheltema, Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rive-court. WEELDEREN. Zie WELDEREN. WEELING (ANsELMUs) werd in 1675 te 's Hertogenbosch geboren , en begon onder een onbekwamen portretschilder zijn loopbaan , leerde niets meer van hem dan het wrijven en ge­bruiken der olieverwen , en meende , daar hij spoedig zijn rimester overtrof , dat hij al een vrij knap kunstenaar was , toen hij zich te Middelburg neerzette , daar verdienstelijke kunstwerken zag en zich naar goede voorbeelden oefende. In twee jaren bragt hij bet zoo ver dat hij onder de goede schilders van antieke en moderne kabinetstukjes , in den trant van Schalk en, mogt gesteld worden. Het ontbrak hem niet aan aanmoediging en begunstigers , doch hij vierde zijn lust tot uitspanning te veel den teugel , ging in zijn kunst en inkomen achteruit , keerde naar zijne geboorteplaats terug en overleed er in 1747 in bekrompen omstandigheden. Zie v. Eynden en van der Willigen en Kramm. WEELY (JAN vAN) was een voornaam juwelier to Amster­dam. In 1616 to 's Hage ontboden om met juweelen aan het hof van den prins van 0 r an j e te komen , werd hij op een jammerlijke wijae vermoord door Jean van P a r y s en Jean de la Vigne, die gevat en den 16 Mei 1616 levendig ge­radbraakt werden. Weely was een kunstverzamelaar en be­oefenaar der schilderkunst. Zie B aud ar ti us, Mem. , B. VIII. hl. 38 , De Sententie met een v.erhaal van de executie verscheen te Haarlem 1616 4 0. ; Waer­achtich verhael van de Concessie enz. Leyden 1616. 4°. : A bcoud e; Gramm. WEEMEN (BERNARDI'S VAN), geb. 13 November 1761 te 's Hage , werd tot de evangeliedienst geroepen , in 1788 te Akersloot , in 1789 in Oosterland en in 1793 te Leeuwar­den , waar bij zijn werkzaam leven eindigde den 27 Sept. 1808. Zijne liefde voor muziek en poezy,, de smaak door hem aan den dag gelegd in het leiden van de godsdienstoefe­ningen bij plechtige gelegenheden en zijne on vermoeide ijver werden op hoogen prijs gesteld. In zijn werkje Iels to stickling , Leeuw. 1802 , komen ale : Slotzang op een Leerrede over Filipp. 1 2 2b , en als Nieuwejaarszang de beide liederen voor , die de hervormden in hun gezangboek bezitten. 2 St. No. 19 en 162. Zie Dr. Benninck Janssonius, Geschiedenis van het kerkgezang bij de Hervormde gem. ; v. d. A a , N. B. A. C. Woordenb. ; E ek­ho ff, de Sted. Bibl. v. Leeuw., bl. 174 , Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. WEEMERS (ABRAHAM) of WEEMAER , lid van de rede­rij kerskamer de Palmboom , in Liefd' bloeijende, te Leiden , in de 17de eeuw. Men vindt gedichten van hem in Vlissings Redens Lusthof. Zijn spreuke was Oige7t rech& Zie v. d. A a , t. a. p. WEENEGEM (PETRUS ADOLPH VAN) , te Middelburg ge­boren , was in het laatst der 17de eeuw predikant te Groede en Cadsand. Hij gaf in het licht : De twee getuygen van onse aannenzinghe tot kinderen Gods , zijnde Gods gent ende onsen geest enz. Middelb. 1682. 2 dn. De rijcke en salige erfnisse van Godts kinderen, handelende van de groote ouuitsprekelijcke erfnisse en aanneminge Gods ale synde medeerfgenamen Christi, neltens een beschrijvinge hoe zij aan deze erfnisse kennen geraacken. Amst. 1685. Zie P. de la Rue, Gel. Zeel. , bl. 154; Glasius, Godgel. Nederl. WE ENEN (E. VAN) gaf in bet Licht : Weeklagten en Wee. 's Gray. 1726. 2 dn. 8°. Zie Abcoude, bl. 402. WEENINGEN (B. VAN) komt bij A b c o u d e voor als schrijver van : Kruispoort of Lydens schoole. Rott. 1664. 4°. Afsterven der .Regtvaerdigen. Rott. 1684. 4°. Manier van de Doop , Voetwassinge en .dvondmaal der Dom pelaar8 wederleid. Rott. 1666. 8°. Ildelheid. Haarl. 1672. 8°. Catechisatie over Matt& Ir. Zie Naamr. , bl. 402. WEENIX of WEENINX (Mejufvrouw). Op den catalogus van St o e t en ter Westen komen goede bloemstukken van haar voor. Zie Kr amm. WEENIX (JACOB), mogelijk de tweede soon van Ja n W eenix , en dan eerst na 1647 geboren. Op den Catal. van A. Geyer s, Rotterd. 1827 , komt van hem voor (No. 13) : In een aange­naam Landschap hangt aan een boomstam een doode Zwaan en een Paauw ; achter dezelven 8taat een prachtige steenen vaas , bezijden een nand met vruchten en verder bijzoerk ; fraai geordonneerd en meesterlijk geschilderd. Zie Kramm. WEENIX (JAN BAPTISTA) soon van den bouwmeester , Jan W een i x , werd in 1621 te Amsterdam geboren verloor ' vroeg zijn vader,, en werd ; na het onderwijs van den Utrecht-schen schilder Abraham Blo em a art genoten te hebben , nog twee jaren leerling van Nicolaas Moyar t. Onder leiding van die bekwame meesters , teekende hij in de omstre­ken van Utrecht naar de natuur , landschappen , gebouwen , bouwvallen enz. die hij later bij zijne ordonnantien gebruikte. Vier jaren na zijn huwelijk met de dochter van Gilles de Hondekoeter (1642) begaf hij zich naar Italie met belofte aan zijne vrouw en verdere verwanten , (die zich tegen deze reis verzet hadden) dat hij binnen vier maanden zou terug­keeren , doch deze maanden werden zooveel jaren , want hij vond te Rome vele onschatbare voorwerpen voor zijne studie en onder de aanzienlijken en liefhebbers veel begunstigers. Onder vele genoot hij de gunst van den kardinaal Pamphile, die hem veel werk bezorgde. Op aanhouden zijner naastbe­staanden verliet hij eindelijk Borne , met belofte aan den kardinaal spoedig met zijne echtgenoote te zullen wederkeeren. Hij keerde naar Utrecht terug , woonde in 1647 te Amsterdam en koos vervolgens twee uren bovea de eerstgemelde stad het oud-adelijk huis ter Mey tot woning , waar hij in 1660 over-iced , bij zijne weduwe Justina Hondekoeter twee zonen nalatende. Weinige meesters muntten gelij k hij in zooveel onderseheidene kunstvakken uit. Hij schilderde historien , land­schappen , zeehavens , portretten , doode- en levende vogels en ander gedierte. Hij zou wel eons drie portretten op eenen dag hebben geschilderd. 11Zijn koloriet", meldt I m m e r z e e 1, was warm en aangenaam , zijn penseeltoets vrij en geestig ; hij wist groote verscheidenheid in zijne ordonnantien to brengen , had een viugge hand , en bewerkte meestal kloeke stukken en kleine kabinetstukjes , ook bracht hij het tot een graad van uitvoerigheid , die naar D o u en van M i e r i s zweemde , zonder echter hunne nauwkeurigheid van teekening en uitvoerig penseel te bezitten. Het Amsterdamsch museum bezit van dezen meester drie fraaie schilderijen met dood wild. Op verschillende verkoopingen gold een Italiaanach land8chap met monumenten f 410 , een dito kleinder f 900, een doode haa8 en patrije met vruchten en een landschap f600 , een aan een tak van een boom hangende Zeven8groote hcra8 f 2500 , een Landschap , in 1860 op de verkooping van sir Culling Eardly te Londen f8880. Immerzeel noemt van hem 2 etsen , K r a m m vermeldt er Hij was de laatste leermeester van Ni co 1 a a s B e r c h e m. Zijn portret vindt men o. a. bij Houbraken en Descamps. Zie van Eynden en van der Willigen; Houbraken; Wagenaar, Amsterdam; Bartsch; Weigel; Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. ; H. de Winter, Beredeneerde Catalogus van alle de prenten van N. Berchem. WEENIX (JAN), zoon van den vorige , in 1640 te Utrecht geboren , werd door zijn vader onderwezen. Toen hij 16 jaren oud was , verloor hij dien , doch hij was toen reeds zoo ver gevorderd in de kennis van wat tot de gronden en den om­yang der schilderkunst behoort , dat hij van anderen Been onderricht meer behoelde, gelijk zulks bleek aan verscheidene schil­derijen , die zoo in den stijl van zijn vader waren , dat men ze door dezen vervaardigd achtte. Later heeft hij diens grijzea of ijzerachtigen toon met een helder en aangenaam koloriet verwisseld. Ook hij was , schreef Immerzeel, een universeel kunstenaar,, in verschillende vakken evenzeer bedreven , als landschappen , beelden , dieren , bouwvallen , architectwerken , vruchten , bloemen , portretten , van alles werd fiks en kunstig behandeld , doch vooral in dood en levend wild bragt hij het tot de hoogste volkomenheid. Geen wonder dat Johan Wi 1-helm, keurvorst van de Paltz , de groote beschermer der kunst , hem aan zich en zijn hof verbond. Vele kapitale stukken vervaardigde hij voor dien vorst en daaronder de schilderstukken in drie zalen van het vorstelijk lustslot bij Rensberg , ter zijde van Keulen , over den Rijn. In de eerste zaal schilderde hij dood en levend gevogelte , in de tweede allerlei dood en viervoetig gedierte , reeen , herten , wilde zwijnen , hazen met jagtgereedschap en ander bijwerk , in de derde vreemd gedierte , vreemde gewassen , watergezichten enz. Ook te Amsterdam vervaardigde hij voortreffelijke schilderijen in voorname huizen , o. a. in dat door mr. S. I p z. Wiselius bewoond , op de Nieuwe Heerengracht , over de plantaadje. Het Haagsch museum bezit van hem 2 stukken , voorstellende een doode Zwaan en een hert in een landschap en ander dood wild. Volgens de Bruin betaalde lord Cleve van 500 tot 600 guinies voor zijn grootste en schoonste stukken. Ook treft men te Londen in de kabinetten van sir Char les Bagot, lord Charles Townsend en van anderen uitste­kende voortbrengsels aan van zijn penseel. In deze eeuw golden zijne stukken op verschillende verkoo­pingen van f 1000 tot f1900 , en in Jan. 1863 werd voor een Stilleven, op de kunstveiling van prins D e m i d o ff te Parijs 17,500 francs betaald. Bij de familie W estreenen te Utrecht berusten 4 door hem geschilderde portretten , door Kramm gerestaureerd. Het blijkt dat hij in 1688 te Utrecht woonde , en aldaar in 1719 in den ouderdom van 79 jaren overleed. Zijn portret vindt men bij van Gool en Immerzeel. Zie Houbraken; Descamps; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Wagenaar; Kok; Nien­wenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Biogr. Univ. Ginc. Lex. ; Muller, Cat. van portr. WEERDT (ABRAHAM DE of VAN DER). N a gle r gist dat hij een Hollander was. Hij werkte , als vormsnijder,, tusschen 1636-1680 te Neurenberg , en is vermoedelijk aldaar overleden. WEERDT (ADRIAAN DE) , in 1510 te Brussel geboren , werd te Antwerpen door den landschapschilder C h r i s t i a a n O u c e b o r n onderwezen , vertrok naar Italie, waar hij zijne schilderwijze geheel vormde naar die van P a r m e s i an o. In zijn vaderland teruggekeerd , deden de staatsberoeringen hem besluiten naar Keulen de wijk te nemen. her gaf hij ver­scheidene prenten zooals de Opwekking van Lazarus , Ruth, een Kersnacht enz. in het licht. Onzeker is het jaar van zijn overlijden. Sommigen meenen in 1566 , 't geen weersproken wordt door een prent van 1577. Zie Immerzeel,; Kramm. WEERDT (JAN) schreef: Den bedroefden Pachter, bedrogen Kraier en ongelukkigen .Deurwaarder , burger bhp. waar agter gevoegt is Fackler.? Traanen , uitgestort over de Judi& van he Gowen omtrent hunne goederen binnen Amsterdam. Gedr. to Sneek bij Tiebe Juvenalima z. j. Aan 't eind geteekend met de spr. Ridendo castigal mores. Zie Cat. d. Picots. v. Ned. Letterk., D. Ib. bl. 220. WEERT (J. DE) , graveur , bloeide in het midden der 17de eeuw, Er bestaan gravures van hem naar David Ryekaer t. Zie Kraram. WEERT (JAN DE) leefde te Yperen omtrent de eerste helft der 14de eeuw en was daar (men is het hier orntrent niet eens) priester, lakenkooper of geneeekundige , en overleed waarschijnlijk in het begin van 1362. Hij begon even als Maerlant zijn loopbaan met het schrijven van gedichten , die der werelt ge­nuechde to lezen." Zij zijn ons onbekend gebleven. Sedert veranderde ook hij van richting en schreef twee werken. Het eerste dat waarschijnlijk in 1361 het licht zag is de Nieuwe Doctrinael of Spiegel der Sonde , waarin over zonde en boete gesproken wordt , wel in pedanten vorm , maar toch in een klaren vloeijenden stijl en met een levendigheid van voordracht , die zonder wedergade is. In bet tweede gedicht sluit Jan de Weert zich nader aan M a e r 1 a n t , met wien hij zeer hoog liep , en wiens dyalogen hij blijkbaar navolgde in de Disputatie van Rogiere ende van Janne. Van het eerste bestaan twee handschriften , het oudste te Brussel , het jongste te Leiden. Isaac le Long gaf reeds in 1762 een uitgebreid extract van den Nieuwen Doctrinael , naar het Leidsche handschrift in het licht , naar men zegt , ruim 3000 verzen bevattende in Seer gewichtige Getuygen der Waarheit , of Nieuwe Bewyssen van Oude Waarheeden, tegens 't Pausdoem , uyt het Pausdoetn :ielve in alle eeuwen : vergaaclert en uytgegeven door Isaac le Leng. Te Alkmaar 1762. kl. 8°. groot 72 bladz. Het eerste der VIII byzondere en seer gewichtige stukken deser versaame­ linge heeft het volgende opschrift : Uyttreksel van een seeker Boek met de handt geschreven, genaamt den Nieuwen Doctrinael. Uyt het Latijn in Dietsche gedicht , door Jan de Weert , van Yperen en voleyndigt door Willem de Weert. Ao. 1400. Vol­gene 't origineel, weleer berust hebbende in de bibliotheek van wijlen den heere sch,eepen Bentes te Amsterdam. In eene korte Inleiding (131. 3) zegt le Long, dat de dichter zijn werk de Nieuwe Doctrinael zal genoemd hebben OM het van den Dietschen Doctrinael te onderscheiden. Daarop volgen verscheidene brokken van het gedicht , te zamen 516 verzen uitmakende. De lezing van le Long is op verschillende plaatsen be­ dorven. Zoo is Willem de (lees met bet Hs. een) Weert, niet , zoo als le Long dacht , de voleindiger maar de afschrij­ ver van bet gedicht en het jaartal 1400 moet zijn 1451. Het geheele gedicht is waardig uitgegeven te worden. Zie F. van Lelyveld op Huydecopers Proeve, D. II. b1.45 aanteek., Huydecoper op M. Stoke, D. I. b1.164; De Vries, Geschied. d. Ned. dichtk., D. I. bl. 2; Willem s, Verhand. over de Ned. Taal en Letterk., D. I. bl. 200; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. , D. VI. bl. 444; Overzigt van verspreide Middel-Nederl. Gedichten enz. door Jonckbloet en de Vries in den 3de Jaarg. der Verslag. en Berigten uitgeg. door de Vereenig. ter bevorder. d. Oude Nederl. Letterk.; Jonckbloet, Genchied. d. Ned. Letterk., D. L bl. 314 , Konst- en Lettere., MO, n°. 47 ; Mere, alt niederl. Volks•liter., S. 269. WEERT of WERTH (JAN VAN), aldus naar het Limburgsche stadje Weert geheeten , was de zoon eener waschvrouw, , en in 1609 schoenmakersgezel in den winkel van zekeren v a n Houte n. Jan maakte bet daar z66 bont , dat hij het hazepad koos en onder den Spaanschen veldoverste S p i n o 1 a als ruiter in krijgsdienst trad. Hij klom van trap tot trap , door zijne dappere bedrijven in den 30jarigen oorlog op in het Beijersche en keizerlijke Leger en werd eindelijk keizerlijk­generaal der artillerie. Ferdinand II verhief hem tot baron , en door zijn twee of drie huwelijken werd hij bezitter van aanzienlijke goederen. Hij stierf op een Bier goederen in Bohemen in 1652 of misschien eerst in 1665. Zie het artikel van A. J. van der A a over hem in het Nederl. Museum, bl. 319 ; G. M. Poen, Beschrzjv. v. het Hertogd. Limburg (1851) bl. 304 , waar ook zijn afbeeld. voorkomt; Ho o g s t r a t e n; Nay., D. I. bl. 252 , 366 , IL bl. 43 , 352 , Bijbl., 1853 , bl. XLVII , VIII, bl. 65, 172, 230. WEERTS (H. M.). Van hem is bekend een Carlon, daarin ziet men een borstbeeld in 't graanw geschilderd, om­slingerd met festoenen van verscheidene soorten van aloemen. In 1771 werd dat met /10.50 betaald , en bij dezelfde gelegenheid golden de Potters en Ruisdaels van f 6-20. Zie Kramm. WEERTS (mr. J OHAN) , studeerde te Gottingen en te Leiden in de rechten , vestigde zich als ad vokaat te Zutphen en werd als fiskaal bij bet Geldersche hof geplaatst. In 1805 legde • hij deze betrekking neder, in 1811 werd hij tot raad en in, 1824 tot burgemeester van Arnhem aangesteld. Hij behartigde zeer de belangen der stad en hare burgerij en bragt veel toe tot haven bloei en welvaart. Hij legde in 1841 deze betrek­king neder en overleed den 14 Mei 1842 in den ouderdom van 73 jaren. Hij was ridder der orde van den Nederl. Leeuw en lid van de eerste kamer der Staten-Generaal. WEERTS (mr. COENRAAD ALEXANDER) , ZOOri van A. J: Weer t s , burgemeester te Deventer werd aldaar d. Febr. 1782 geboren , ontving onderwijs in de teeken- en schilderkunst van W. van Leen van Delfshaven en Caldenbach te Zutphen. Hij beoefende tot uitspanning het vak van landschap­schilder. Hij woonde op den huize Marienenberg bij Arnhem en had eene belangrijke verzameling van schilderijen , meest van moderne meesters. Zie Immerz e el. WEERTSBURG of WERTSBURG (HUBERT VAN). Zie GOLTZIUS (HuBERT). 7 WEESOP was een leerling van van D y c k en een der beste navolgers van dien meester, zoodat zijne schilderijen yank voor die van zijn meester werden gehouden. Hij vertrok in 1641 naar Engeland , doch keerde in 1649 naar zijn vaderland terug. Zie Immerzeel. WEGENER (C. F.) schreef : De Godsdienst de ziel van den stem& Amst. 1767. 89. Zie Arrenberg. WEGEWAERT (COENRAET) , een good klokkegieter in het midden der 17de eeuw. Hij goot o. a. de groote klok te 's Hage in 1647. Zie Nay., D. VIII. bl. 362. WEHARD (JA.coBus), evangelisch luthersch predikant , van 1680-1695 te Bodegraven , van 1695-1697 te Alkmaar en van 1697-1718 te Enkhuizen , naar hij in dit jaar overleed. Hij schreef : Zionsvreugden tiid over hare verlossinge en uyigang nit Babel in 't jaar 1517. Amst 1517. D. Hendrik Muller's geestlijke verkwikkende uur6n ofte Brie hondert huys• en tafelaandagten , verscheiden malen herdrukt en nu orb sijn geestrijke en zoetvloeijende bedenkingen uit het .Hoogd. in once Nederlandsche tale overgezet. Enkh. 1700. Zie D. Nieuwenhuis in Bijdr. vanhemen Schultz Jacobi, St. V. bl. I. bl. 160. D. VII. bl. 54 ; G las ius, Godgel. Nederl. WEHMEYER (W. F.) , geb. in 1818 , was graveur van por­tretten , in eene serie door Buffa uitgegeven. Ook vervaar­digde hij plaatjes voor prachtjaarboekjes. Hij overleed te Amsterdam den 29 Junij 1854. Zie Kramm. WEIDE (ROGIER VAN DER). Zie WEYDE (ROOTER VAN DER). WEIDLING (C.) gaf: _Kew der welsprekendheit , of nit­muntende uittreksels nit de schriften van zeer geleerde Engelsche schrijvers , als Watson , Tillotson , Baxter , Bois , Taylor , Brownings , Hal en anderen. Haarl. 1755. 4°. Zie Arrenberg, bl. 571. WEIDNER (WiLLEm FREDERIK), zoon van J. W. W e i d-n e r en E. M. van Haarlem, den 1 April 1817 te'sHage geboren , werd door M. S a v r y onderwezen en oefende zich vervolgens naar de natuur. Hij schilderde bloemen , vruchten , dood wild enz., was gehuwd met Maria Magdalena S a v r y en overleed in zijn geboortestad den 16 Julij 1846. Zie Immerzeel; Kra,mm. WEIDNERUS (J.) gaf in het Hat : Nederduitsche Apopth,egmata. Zie A bcoude, Aanh., bl. 234. WEIGELIUS (V.) schreef : Betrayting des Levens Christi. Amst. 1647. 12°. Zie A beoude, 1Vaamr., bl. 402. WEILAND (PETRus) , den 5 Nov. 1754 te Amsterdam geboren , verloor vroeg zijn vader,, en volgde zijne moeder eerst naar Kampen , vervolgens naar Gouda , waar hij onder den rector Doz y uitstekend onderwijs in de oude talen ontving. Na zes jaar bursaal in het staten-collegie te Leiden geweest te zijn , werd hij , daar hij in verschillende punten van de leer der hervormde kerk afweek , in 1779 ontslagen , en begaf hij zich tot de Remonstrantsche broederschap. Den 29 Julij 1781 aanvaardde hij het predikambt bij de remonstrantsche gemeente te Woerden , van waar hij in Julij 1783 naar Utrecht vertrok. Van bier werd hij in December 1785 naar Rotterdam beroepen waar hij den 26 Januarij 1841 overleed. Zijne verdiensten werden op hoogen prijs gesteld. In 1790 toch kwam hij in aanmerking voor het professoraat aan bet remon­strantsche seminarium te Amsterdam en in 1798 werd hij door het uitvoerend bewind der Bataafsche republiek aangesteld tot agent der binnenlandscbe zaken , waarvoor hij echter bedankte. Als godgeleerde maakte hij zich bekend door zijn antwoord op de prijsvraag door T e y 1 e r s godgeleerd genootschap nit­geschreven : hoe zal men den grondregel der Protestanten, dat leder Christen , zijns verstands magtiy , geregtigd, en naar ver­mogen verpligt is , om in zaken van G-odsdienst voor zich zelven te oordeelen , best verklaren, en deszelfs aannemekkheid bondigst bewijzen. Zijn antwoord , dat het zilveren eermetaal verwierf , werd sevens de gelijktijdig bekroonde antwoorden van v a n Hemert, Kuyper, Jelgersma en de Vos in D. XI der Verhandelingen van dit genootschap opgenomen. Ook verschenen van hem Leerredenen naar de behoeften van onzen tijd. Rott. 1794. Grooter echter waren zijne verdiensten omtrent de Neder­duitsche taalkunde. Hem werd door koning Willem I het professoraat in de Nederd. tub, en letterkunde aan de hoobo.e. school te Utrecht aangeboden , waarvoor hij echter bedankte. Zijne taalkundige werken zijn : Inleiding , bekelzende taalgronden , waarop het gebouwd is, voorafgegaan. Nederduitsch taalk. Woordenboek, in elf stukken. Dordr. 1793-1812. Nederduitsche Spraakkunst. 2de dr. Dordr. 1829. J3eginselen der Nederduitsehe Spraakkunst. Ald. 1806. Handwoordenboek voor de Spelling der Roll. taal. Ald. 7* Kunawoordenboek of verklaring van vreemde woorden , 8preek­wijzen enz. uit verschillende talen ontleend. Rott. 1824. Beknopt Nederduitsch taalkundig Woordenboek. Dordrecht 1830. 5 dn. Woordenboek der Synonymen (met den kostschoolhouder Landr 6). Rott. 1825. 3 dn. Handwoordenboek der Nederd. en Fransche talen met Landre en Agro n. Amst. en 's Hage 1828. 2 D. 2de dr. Beginselen der Nederd. Spelkunst. Dordr. met van B e m­melen. Zie Verslag der .Taarl. Vergad. d. Maats. v. Ned. Letterk. ; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk. (Reg.) ; Aanh. op Nieuwenhuis' W oordenb. D. 1X. bl. 332, Kunst. en Letterb. , 184‘. bl. ; Boekzaal voor 1841,. D. I. bl. 397; J. Tideman, .Remontstr. Broederschap , bl. 89 ; Glasius, Godgel. iVederl. ; Schotel, P. W. in het collegium Theol. te Leyden in Godgel. Bijdr., 1865; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; van der Aa, 1V. B. A. C. Wb. WEILAND ( .). Op eene verkooping van 1780 komt van dezen meester voor een landschap met naakte beelden. WEILO (FREDERIK RASTAT VAN) , of R a c h s t a d van Weyle, ook Fridericus R. de Weisse alias Veil, in het midden der 17de eeuw te Amsterdam , volgens anderen in 1648 in Kleefsland geboren , verliet het Jodendom , liet zich te Kleef doopen en werd een ijverig evangelie-dienaar. In 1680 was hij predikant te Spijk en vertrok van daar naar Ossenisse , waar hij in 1726 zou overleden zijn. Hij schreef: Helder tooneel vertoonende den waaren Messias enz. Amst. 1683 , waarin hij rekenschap gaf van zijn overgang op 23-jarigen leeftijd, Het is oorspronkelijk in het Latijn. Vertoog vau de wangestalte van 't Bedendaegsche supertheu8 en Jodendom , mitsgaders hare stoute hardnekkigheid , en 't las­teren van den .Heere der heerlzjkheid en misbruik van die aan haar vergunde vrz:iheid , klaar en duidelijk voorgesteld. Dordr. 1698. 8°. Gedoopte en Besneden Christen. Leyden 1673. 8°. Jezus , de waare God , verhandelt in 3 Predicatien. Amst. 168 . 8°. De gelukzalige staat des Nieuwe Testaments. Amst. 1730. 8°. Claar vertoog dat Jezus is de Christus. 's Graavenh. 1731. 8°. Noache Prophetie. Amst. 1685. 8°. De .Heerlejkheid Jezu Christi. 1684. 8°. Over he genade verbond. Amst. 1683. 8°. Borstwapen des Geloofs. Jezus Nazarenus. Zions koning. Leiden 1697. 8°. Staat der kerke. Amst. 1730. 80. Zie Soermans, Kerk. Reg., bl. 98; Verwoert; Glasius; Maurik, Abcoude Naamr. bl. 402; Rabus, Boekz. v. Europa , Sept. en Oct. 1698. 131. 869. WEIS (ANDREAs), den 24 October 1713 te Bazel geboren , werd hoogieeraar in het natuur• en volkenregt aldaar,, en in 1747 in dezelfde betrekking to Leiden beroepen. Hij aanvaardde zijn ambt den 9 Oct. van dat jaar met eene redevoering de prae­8idii8 quibu8 in8tructum e8$e oportet Ari8 publici Germanici interpretem. In 1753 sprak hij , bij bet nederleggen der rec.-torale waardigheid , pro institution Nobilium Academia. Later door den hertog van Brunswijk tot bet onderwijs van prins Willem V geroepen , verkreeg hij in 1766 van des prinsen voog­den, op zijn verzoek , een eervol ontslag met den titel van professor ordinarius van bet openbare en bijzondere regt. Den 15 April 1766 bield hij , op last van den Academischen senaat , eene redevoering ter begroeting van prins W i l 1 e m V. Sedert keerde hij naar zijn vaderland terug , waar hij overleed. Vol­gens van der Aa beoefende hij ook de Nederd. poezy en vervaardigde hij lofverzen op den genoenaden prins. Men heeft nog van hem : .Disputatione8 de um aequitatis in interpreiatione legum. Baf. 1737. De jure victoriae. Ib. 1738 , en De bello homini8 privati. De Maats. van letterk. te Leiden bezit van hem een ms. getiteld : Dictata de foederatorum Belgarum conventionibus cum populi8 exteri8. 4°. Zie Siegenbeek, Geschied. d. Leidsche .Hooges. , D. I. bl. 275, 281 , 282, 284, 287 , D. II. bl. 201 ; T e Water, Narratio etc. , p. 222; van der A a , N. B. A. C. Woordenb. ; Cat. d. 1V1 aats. v. Letterk., D. III. bl. 10; Kobus en de Rivecourt. WEISZ VAN MENGEL vervaardigde een Eerzuil op Wil­lem V. 1788. WEITMAR (ABDIAS voN). Zie WIDMARIUS. WRITS (M.), een Friesch schutter,, schreef: De schutter8 met verlor, of de St. Nicolaae , Tooneelspel met zang. Amst. 1832. WEL (J. VAN) , een kunstschilder , van wien K r a m m een rijk gestoffeerd Wintergezicht vermeldt. WELDEREN (BERNARD Graaf VAN), beer van Ubbergen , Hemmen enz., noon van Johan , die volgt, werd in 1700 geboren. Hij bad den beroemden Justus van Effen tot gouverneur gedurende zijn verblijf aan de Leidsche hoogeschool , nam in 1723 zitting in de ridderschap van Nijmegen en bediende vervolgens de meeste en aanzienlijkste commissien. Hij was in 1729 lid der Staten-Generaal en werd naar Engeland gezonden om George II als koning te begroeten en de bestaande verdragen te vernieu­wen. Bij deze gelegenheid diende zijn leermeester hem tot seere­taris. Onafgebroken bleef hij in bet bewind , ward stadhouder van leenen en voogd van den lande van Valkenburg , ambtman , richter en dijkgraaf der lande van Nijmegen. Hij huwde Genevieve Marie van Steenhuyzen en overleed to Nijmegen den 10 Maart 1770 , in den ouderdom van 70 jaren , 4 kinderen nalatende. Zie Nederl. Jaarb. 1770 bl. 428; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WELDEREN (JoAN VAN) , heer van Ubbergen , Valburg en Oudenhoorn , werd in 1659 te Nijmegen geboren , was lid der ridderschap beschreven in bet kwartier van Nijmegen , bediende de aanzienlijkste commissien zoo in als buiten Gel­derland , en stond in hooge achting bij Willem III , die hem dikwijls raadpleegde. Geruimen tijd was hij lid der Staten•Generaal en teekende namens dezelve den 28 Mei 1707 de voorloopige voorwaarden van vrede , die geen dadelijk gevolg hadden en veel voordeeliger waren dan de latere te Utrecht gesloten. Hij was ambtman , rigter en dijkgraaf van Neder­betuwe en curator der Geldersche hoogeschool. Hij huwde Odilia Louisa van Steeland, die hem kinderen, schonk en overleed den 24 Julij 1724. Zie Bouman Gesch. d. Geld. Hoogesch. , D. II. bl. 11; Sche1. t ema , Staatk. kederl. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WELL (DIReR vAN) , den 28 December 1645 te Utrecht geboren , gaf in 1729 aldaar een bundeltje Stichtekke Gedichten in het licht. Zie Witsen Geysbeek, D. VI. bl. 446. WELL (AnNoLnus vAN) , afstammeling eener familie , die reeds vroeg to Dordrecht bet glasschilderen uitoefende , zoon van Arnoldus en Juydik van Wester voort, werd aldaar den 8 Jan. 1773 geboren , en was een leerling van Andries Verm eule n. Hij schilderde , in navolging van zijn meester, landschappen , vooral gezigten bij wintertijd en maneschijn. Hij huwde 9 April 1796 Helena Landmeter en voor de tweede maal 12 Jan. 1803 Pieternella de . G r a a f , overleed den 3 Januarij 1818. WELL (ROBERT VAN) , broader van den vorige , den 16 Oct. 1774 to Dordrecht geboren , beoefende de schilderkunst , huwde 13 Aug. 1796 Wilhelrnina van Os en 28 Aug. 1804 Christina Goed man s. Hij overleed te Dordrecht 1 April 1830. Zie Immerzeel; Kramm. WELL (PETER vAN) , een burger van Utrecht, koos in de geschillen tusschen David van Bourgondie en Gijsbert van Br ederode, de zijde des eerstgenoemde en werd diens­volgens in 1456 voor zijn Leven lang ter stad uitgebannen , terwijl daarbij tevens bepaald werd , dat hem nooit zou worden tpegestaan , met eenen nieuwen bisschop weder in te komen. Zie Burman, Utrechts. Jaarb. , D. H. bl. 314. WELLE (D:) , teekenaar en Minder, , was omstreeks 1796 tot 1810 te Leiden werkzaam. J. B e m m e A z. graveerde naar hem het portret van den Luchtschipper "'option in fol. De verwoestinq van Leyden in 1807. Zie Nagler; Kramm. WELLE (H. VAN) , kunstschilder in de eerste helft der 17de eeuw te 's Gravenhage of Brussel werkzaam. Hij teekende natuur-gezigten en landschappen. Met M e n s a e r t schilderde hij in de Jezuiten-kerk te Brussel het Leven der 11. Jonkvrouto in 7 tafereelen. Berterham graveerde naar hem een Gezigt op de abdy Villers voor be Grand natty Sacre du Brabant. La Haye 1734. Zie Kramm. WELLE (HIERoNYmus), boekdrukker en vormsnijder te Leuven. Bij hem verscheen Jan Pascha, .den devote maniere om gheestelyck pelgrimagie te trecken tot den Heilighen Lande , als te Jerusalem , Bethleetn, ter Jordanen enz. Leuven 1563, 1568 in 12°. Dit werk bevat 75 houtsneden. Zie Kramm. WELLEKENS (JAN BAPTIST), zoon van Cornelis W el­lekens, een bemiddeld lakenkooper en hophandelaar en van Magdalena Clokgieter, in 1658 te Aalst geboren. Reeds vroeg zonden hem zijne ouders naar Amsterdam, waar een oom van moederszijde hem op het goudsmeden bestelde doch hij had meer lust in het schilderen en oefende zich onder A n t h o n i e de G r e b b e r in deze kunst en ging near Italie om zijne studien voort te zetten , doch werd in 1687 te Venetie door een be­roerte getroffen , die hem noodzaakte huiswaarts te keeren. Weinig of Diets is er van zijn penscel bekend , alleen het portret zijner moeder. Hij had het grootste gedeelte van zijn leven te worstelen met graveel• en jichtpijnen , waarbij eene bijziendheid kwam , die zijn lust tot de schilderkunst deed verflaauwen. Daarentegen nam die voor de Nederd. dichtkunst toe. In 1712 gaf hij met zijn kunstbroeder Pieter Vla­ming een bundel J)ichtlievende Vitspanningen in het licht , die in 1735 herdrukt werd , en waarin uitmuutende Herders­zangen voorkomen. Hierop volgde in 1715 eene vloeiende vertaling van T a s s o 's Amintas met eene Verhandeling over het herdersdicht ; ook bragt hij uit Italie den Visscherszang op onzen bodem over , doch behalve in Schermer, vond hij geene navolgers. Hij wordt de varier van het herdersdicht Kier te lande genoemd : want de poezy , die voor hen onder dezen titel verscheen verdiende dezen naam Diet. Hij bezat echter ook in andere vakken van poezy groote verdiensten , blijkens zijne Verscheiden Gedichten Bruiloftsgedichten en Zede­lijke en Brnstige Gedichten 3 d. Amst. 1729-1737. .Hij huwde Johanna van Hardenbroek, die hem den 24 Mei 1724 door den dood ontviel. Hij zelf volgde haar den 14 Mei 1726. Hij had vier kinderen ; Cornelia en Magdalena overleefden hem. Zie J. Wagenaar, Amst., fol. III. bl. 257; van Kampen, Gesch. d. Ned. Letteren en Wetenschappen , D. I. bl. 180 ; L. Bid loo, Pan Poeticon, bl. 217 ; De Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk., D. I. bl. 310; Siegenbeek; de Clercq; Hubert; Jonckbloet; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Wit­s e n Geysbeek, D. VI. bl. 447. WELLEKENS (MAGDALENA BARBARA), dochter van den vorige , gaf de Fer8cheide Gedichten van liana vader in het icht en was zelve dichteres. WELLENBERGH (J. H. J.), heel- en vroedmeester , lid der provinc. commissie van geneesk. onderzoek enz. te 's Hage , gaf in het licht: .Proeve over den doelmatig8ten Pelvimeter , met waarnemingen omtrent de8zelf8 gebruik. Rott. 1832. WELLENS (BOUDEWIJN JANSEN) beoefende in bet begin der 17de eeuw de poezy. Men heeft van hem : 't Vermaecic der Jetty& , veel 8choone eerlyke ..elmoreu8e ghezangen' enz. Gedrukt te Franeker in 1612 , verbeterd en vermeerderd door Jan Starter, Leeuw. 1616. De Nieuwe Jeugd8piegel en De bloeijende Meywagen, beide liedeboeken , worden ook aan hem toegekend. Zie Scheltema, Volksgebruiken der Nederl. bij het vrijen en trouwen , bl. 184 ; v. d. A a , N. B. fl. C. Wb. WELMAN (HENDRIK) , te Groningen den 13 Nov. 1611 geboren , waar zijn vader H en r i c us H e n r i c i docent aan de Latijnsche scholen was. Toen deze overleden was , belastte zich de rector Joachim Borg e s i us met de voogdij en opleiding van den twaalfjarigen knaap. Toen hij 17 jaren oud was , werd hij student te Groningen , en oefende zich in de voorbercidende wetenschappen tot de geneeskunde. Co enra ad, Matthaeus en Freitag (bij wien bij inwoonde) waren zijne leermeesters. Na ook de akademien te Utrecht en Leiden bezocht te hebben , promoveerde hij in 163w te Groningen en werd in 1640 als prof. extra ord. tot opvolger van M a t t h a e u s be­noemd en het volgende jaar gewoon hooglecraar. Hij huwde Maria van Bon n e m a van Bellingwolde , dochter van Johannes Albertus van Bonnema en Maria Wil­helmina Jansenius van Leiden. Hij overleed den 28 Mei 1643; zij een jaar later. Zie Gedenkb. der iloogeschool van Gron. bl. 25. WELMEER (CHRIsTIAA.N) , in 1742 te Amsterdam geboren , werd door zijn vader,, een beeldhouwer,, voor de kunst opgeleid en Da den dood van A. Ziesenis tot stads-beeldhouwer aan­gesteld. Hij heeft in vele sieraadwerken , o. a. aan de kazerne Oranje-Nassau te Amsterdam proeven zijner bedrevenheid gegeven. Zijn portret komt in het prentwerk van J. E. Marcus voor. Zie Immerzeel; Kramm. WELS (D.) gal in het licht : Den dollen Amintas , ofte Verloste Minne-plaag (Irv.) gasp. op de Amsterd. schouzab. Anat. 1666. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. Ib. bl. 220. WELSING (A.) leefde in het midden der 18de eeuw en was een kunstbroeder van Willink, Ho u b r a k en en andere zoetvloeiende dichters. Hij schreef o. a. in het Stamboek van Johanna Koerten. Zie v. d. A a, t. a. p. WELSING (J.), teekenaar. Op den Catal. van Plo o s van A mstel, 1800 , komt o. a. van hem voor : Een comicg studiebeeldje met een finch in de hand. Zie Kramm. WELTEN (A.) komt als teekenaar voor van het verbranden van 'islands magazijn te Amsterdam , op Cat. D. van Dyl, 1813, bl. 72. Zie Kramm. WE.MMER (JACoB) , een Utrechtsch burger , hield in de twisten over den Utrechtschen bissehopsstoel tusschen R u e d e r van Culemborg en Rudolf van Diepholt de zijde van eerstgenoemden , en had , toen van Diepholt reeds op den bisschopszetel gevestigd was , in .1427 deel aan eenen aanslag om Utrecht op het onverwachts te overrompelen , door, des Vrijdags na kruisvinding des morgens ten zeven ure , de Witte Vrouwenpoort in te nemen , en dan door Culemborg yolk in de stad te brengen deswege werd hij , toen de aanslag ontdekt was , ter dood verwezen en met den zwaarde gestraft. Zie Burman, Utrechtsch .Taarb. , D. I. bl. 343 en 344. WENA (ADRIAAN VAN) beoefende de Nederduitsche pazy in het midden der 18de eeuw. Zijne poezy,, bestaande meestal uit lofverzen , is verspreid. WENA (JOHANNES VAN) vertaalde , toen hij nog student te Leiden was , T. H. v an den Hon ert's Redevoering over de onverechilligheid in de Godsdienst. Leiden 1737 , en plaatste er een gedicht voor. WENCKENBACH (CASTER JOHA.N), secretaris•eneraal van bet ministerie van binnenlandsche zaken , was sedert 1807 lid der Maats. van Ned. letterkunde te Leiden , en stierf den 17 Januarij 1850. Hij gal uit eene nieuwe uitgaaf der Gedichten van A. van der Woordt, met diens Levensbericht en sil­houette. 's Gravenh. 1845. 80. Ook gal bij in het licht het Leven van Willem Verheiden naar Latijn zzjns broeders Jacob Verheiden. 's Gray. 1842. 8°. ; en Algemeene Rekening wegens de Ramp aan de clad Leyden overgekomen , op den 12 Jan. 1807 , ontwikkeld in 74 staten, en voorafgeg. van eene memorie van toelichting in 23 Bijlagen, opgemaakt door W. P. 'ait en C. J. Wenckenbach, vervolq en slot der algenzeene rekening , enz. 's Gravenh. 's Lands drukkerij. 1833 , 1838. 2 St. fol. Zie Gedenkb. v. Neerl. Letterk., bl. 45 ; Cat. v. Ned. Letterk. WENCKENBACH (WILLEM), zoon van den vorige. De eerste vorming in klassieke studien dankte hij zijnen voortreffelijken leermeester , den rector van het Leydsche gymasium F. A. Bosse. Dat hij , bij den ijver waarmede de klassieke letteren door hem beoefend werden , reeds van den aanvang of met eerie bijzondere ingenomenheid de exacte wetenschappen bestu­deerde , waartoe hij door Nieuwenhuis krachtig opgewekt werd , kan de in 1825 met goud bekroode verhandeling van den 19jarigen jongeling getuigen ; in welk antwoord hij de vraag omtrent de inrigting en bet gebruik van den barometer tot bet oogmerk der hoogte metingen behandelde. Wij treffen hem hier reeds aan als waaritemer op een bepaald gebied der physische wetenschappen en zien hem onvermoeid op dien weg steeds voorttreden tot het einde van zijn levensbaan. Zoo Dam hij , mede omstreeks denzelfden tijd , met warmen ijver deel aan de geluidsproeven, welke door Moll en van Beek op de heide tusschen Naarden en Amersfoort genomen werden. Op 22jarigen leeftijd werd hij tot leeraar aan de Delftsche militaire school voor genie , artillerie en zeevaartkunde aangesteld, en was eenige jaren later , in 1828 , bij veranderde inrigting , aan de militaire akademie te Breda werkzaam , welke betrekking hij slechts korten tijd bekleedde , daar hij hier reeds in 1830 in zijne werkzaamheden geschorst werd. In het volgende zesjarig amb­teloos leven greep hij de studie der meteorologie , waaraan hij zich reeds zoo vroeg gewijd had , met kracht aan. Door eigene naauwgezette waarnemingen , die aan de eischen van de toenmalige ontwikkeling der wetenschap volledig beantwoordden , leverde hij overvloedige bouwstoffen voor de, metereologie; maar bet was hem niet genoeg den toenmaligen tijd voor zijne waarnemingen ten nutte te maken , ook de vroeger verzamelde waarnemingen , hoe moeijelijk en verdrietig die arbeid wezen mogt , werden door hem met een stalen vlijt voortgezet. Het ruime en veelomvattende overzigt , waardoor hij op die wijze de wetenschap der metereologie verrijkt heeft , verzekert hem ten alien tijde een uitstekende naam onder onze vaderlandsche metereologen. Hoe hij zich bij voortduring aan de weerkundige studien liet gelegen liggen , daarvan kunnen de uitgegeven werken van het kon. Ned. instituut , waarvan hij lid was , getuigen. Hij hield dit Joel bij al zijn arbeid bestendig voor oogen , vooral gedurende het zesjarig tijdvak van zijn verblijf te Breda , waar hij van 1836-1842 op nieuw werkzaam was: Na 1842 was hij wederom anderhalf jaar werkeloos , tot hij in 1845 tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Utrecht werd beroepen. Hij overleed den 2 Januarij 1847. Behalve ver­schillende mededeelingen van zijn hand in het Bulletin des sciences physiques et naturelles en Neerlande , bet Natuur- en scheikundig Archie', in het Tijdschrift van het Instituut en in de Verhandelingen en Stukken uitgeg. door het Prov. Utrechtsch genootschap , gaf hij onderscheidene werken uit , zooals : Natuurkundige leercursus ten gebruike der kon. milit. akad. Breda 1840 , 3de herziene druk. Uittreksel nit de meteor. waarnemingen gedaan aan boord van Z. M. korvet Boreas , op eene reic naar Oost-Indie en terug , door Boelen en Brutel de la Riviere in de jaren 1841-1842 , medegedeeld en uitgegeven door het Prov. Utr. Genoots. 1844. Ook gaf hij Bijboeg. en eene Voorrede bij G. Rose's Beginselen der leer der kristalvorming , vert. door N. W. de Voogt. Leiden 1838. Na zijn dood gaf dr. C. H. D. Buys Bal lo t Uitkomsten der metereologische waarnemingen, gedaan te Breda van 1831 tot • 1846 , door en onder de leiding van IF. Wenckenbach, met tabellen. Utrecht 1848. 8°. Zie R u e b, ter Nagedacht. van W. W. ; Kunst- en Letterbode , 1847 , D. I. bl. 83 ; Jaarboek v. h. kon. Ned. Inst. , 1847 , bl. 25, 26; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WENDELBOE (CmusTIAAN) , beoefenaar der Nederduitsche poezy in bet midden der 18de eeuw. Men vindt van zijn arbeid in het ilanhangsel der dichtkundige cypressenbladen. Zle v. d. Aa, t. a. p. WENLU WE (HENDRIK vAN) , kunstschilder, in 1513 lid der broederschap van St. Lucas te Antwerpen. Zie Nagler; Kramm. WENNE (A. VAN DER) graveur , van wien o. a. bestaat het portret van Hugo de Groot voor diens Jaarboeken , Amster­dam 1681 , fol. , en van Petru8 Valkenier naar de schilderij van M. Merian. WENNING (C. A.) , onderwijzer te Breda , gaf in bet licht: Aardrijksk. Beschrijving van de stad Breda voor kinderen. Breda 1823. Beknopte verzameling van woorden , welke, volgens de heeren M. Siegenbeek en P. Weiland de hard-lange e of o vereischen, en dus met ee of oo moeten geschreven worden. 5e dr. Dev. 1827. Zie Cat. d. Maatsch. van Ned. Letterk., D... bl... WENTEL (C. H.), graveur,, o. a. van het portret van Reiman Dullaert root. diens Gedichten. Amst. 1719. 8°. Zie Sramm. WENTSEN (MATTHIJS) of WEYNSSEN , van Dordrecht , gardiaan der minnebroedcrs te Antwerpen , Dordrecht en elders. Commissaris•generaal der graauwe monniken , bloedverwant der echtgenoote van Rombout Hogerbeets. Men heeft van hem : Earciculus Myrre. Dit is een sonderlinge devote tnaterie, van die passie ons heeren J. O. geheeten (dat busselkyn oft dat bondelken van myrre) v'gadert van eenen geesteliken ende seer v'lichten broeder van die Minrebroeders oerde van die familie der observanten , in die prov. van Colen enz. Ende is in de prente gecomen bi toedoen van eenen geleerden broeder ge­noemt broeder Matthys van Dordrecht, gardiaan 't Hantwerpen. Antw. S,ymon Cock 1529 met kalender en houtsnede. Antw. 1539. Leiden , 1547 in 4°. met fig. omstreeks 1550 te Ant­werpen. Leiden , 1565 met houtsn. De oudste uitg. is van 1518. Antw. bij H. E. van Homburc h. Nog kwam in 1535 te Antwerpen uit De Verweckinge der godlycker lierde gemaeckt by den H. doctoir van het Minne­broersorde tot St. Bonaventuer. Ghecorrigeert van breeder Mat­thys freynsen van Dordrecht. Zie Balen, Beschrijv. v. Dordr. , bl. 1204; Schotel, Kerk. Dordr., D. I. bl. 5; Dez., Bet dugustijner klooster aldaar • V a 1. Andreas, Bibl. Belg. , p. 880; Foppens, Bibl. Belg. , p. 880; Beverwijck, Beschrijv. v. Dordr. , bl. 199; Ypey, Gesch. d. Ned. tale , D. II. bl. 412. WEPPELMAN (JoitANNEs), van 1785 tot 1803 boekhan­delaar te Amsterdam , gaf in het Hat: De weg der zaligheid , voor,qesteld en aangedronqen. Amst. 1798. 8°. Beweegredenen , die hem hebben genoopt om tot de .Roomsch­katholyke godedienst over te gaan. Amst. 1816. 8°. Zestien gemeenzame brieven over de qeboorte , het lijden , den dood , de begravenis , opstanding en hemelvaart van Jezus. Amst. 8°. 2de dr. Naaml. d. Gebr. v. Cleef, bl. 724. WEPFER (J. H.) schreef : Onderzoek over het stilstaan van Zon en Maan. Josua X. Gouda 1784. 8°. Zie Arrenberg, bl. 571. WERD (NucoLAAs) , graveur , in de eerste helft der 17de eeuw. Van hem bestaat o. a. het potlret van den mysticus Jac. Bohm& Zie4K r am m. WERDEN of WEERDEN (JAQUES VAN), teekende kas­teelen en landgezigten. Er komen verscheidene voor in J. 1 e R o y , Castella et Praeloria Nobil. Brab. etc. L. B.1699. in f. Zie Kramm. WERDENHAGEN (Jon. AuG.) schreef: De rebu8p. Hanseaticie et earum nob. confoederatione, Trac. talus generali$ et 8peciali8. 17 7 Parte8. L. B. 1631. 12°. Zie Cat. d. M. v. Ned. Letteric., D. IL bl. 5 , 337. WERDMULLER VON ELG (HANS PETER Baron), afstam­meling van een aanzienlijk geslacht , werd in 1658 geboren , was in 1693 majoor in Neerlandschen dienst , in 1693 luite­nant-kolonel , in 1701 kolonel , in 1707 generaal-majoor,, in 1709 kommandant van Doornik , overleed in 1725 te Namen en werd in het graf van den Paltzgraaf in de St. Pieterskerk te Maastricht begraven. Hij was beroemd door zijne dapperheid in den slag bij Oudenaarden 1708 , en bijzonder bij Ramme­lies , 1709. Prins Eugenius van Savoye vereerde hem bij die gelegenheid een koppel ruiter-pistolen met de volgende inscriptie: 'Le Baron Werdmiiller , de son temps l'Espoir,, ffEn culbutant l'ennemi , ',Nous procura la gloire sauva sa patrie.".Eugene. Part. ber. WERF (B. VAN DER) , beeldhouwer te Rotterdam. Zijn portret bestaat in profit, buste met een groat bonten muts op door I. B e m m e A z. in 1804, fraai geteekend en geetst 1804. Zie Kramm. WERF (JACOBUS VAN DER) , te Bennebroek geboren , was een goed landschapschilder en overleed in 1818. Zie Kramm. WERF (L. VAN DER) schreef : Weppelmansche redevoerin,q , of redevoering tegen eppelman. Amst. 1816. Zie Naana. van v. Cleef, bl. 724. WERFF (ADRIAAN VAN DER) werd in 1659 te Kralingen uit welgestelde ouders geboren. Zijn vader eigenaar van den dorpsn3olen , had hem gaarne molenaar zijn moeder predikant , doen worden , doch hij werd noch het een noch het ander , mar schilder. De eerste lessen ontving hij van den portret­schilder C or n elis Pico l e t t te Rotterdam , doch spoedig kwam hij in de school van E g 1 o n van der Nee r. Van zijn 17de jaar of werkte hij op zich zelven , vestigde zich te Rotterdam en kreeg al dadelij k portretten te schilderen en hield zich in tusschenuren bezig met kabinetstukjes. De ont­vanger A dri a an Paets, een voornaam lief hebber, kocht van hem een schilderijtje voor f 350 en de Amsterdammer koopman , Philip Steen , een ander, dat hij aan den keurvorst van de Paltz verkocht. Vervolgens geraakte hij in kennis met den noon van den kunstschilder Go v e r t F l i n k, die insgelijks eene kunstverzameling bezat. Deze betrekking werd in 1687 inniger door het huwelijk van van der Werf f met M a r­garetha Rees, van welke Flin k een der voogden was. In het kabinet van F 1 i n k bevonden zich afgietsels van de beste antieken en uitstekende italiaansche prentkunst. De bestudeering van deze en vooral van den grooten rijkdom van antieke beeld­werken en klassieke meesterstukken hadden grooten invloed op zijn stiji en smaak. In 1696 ontving hij te Rotterdam een bezoek van den keurvorst van de Paltz , die hem des schil­ders eigen of beeldsel voor den groot-hertog van Toskanen be­stelde , en eene voorstelling van Salomon' 8 eerste regt8uit8praak , met last , om zelf die stukken naar Dusseldorp te brengen. Dit deed hij in het volgend jaar. De keurvorst gaf hem voor die beide stukken 0000 benevens een geschenk in zilver , en nam hem in zijn dienst tegen [4000 voor elke 6 maanden. In 1698 schonk de keurvorst hen voor een geschilderde Bcce Immo een gouden keten en medaille met 's vorsten portret. Zes jaren later begaf zich van de r Werff wederom naar Dusseldorp en vertoonde den keurvorst eene Grajlegging van Chri8tu8. Deze bestelde hem 15 tafereelen van gelijke grootte , de M,y8terien der Roomeche kerk voorstellende , en nam hem voor 9 maanden 's jaars in zijn dienst met eene wedde van f 6000 , verhief hem en zijne afstammelingen in den ridder­stand, in beide de geslachten , vermeerderde zijn wapen met een kwartier van dat der keurvorsten en gaf hem zijn met diamanten omzet portret. Ben bad van Diana en Calisto met 8 vrouwenbeelden , dat van d er W erff voor zij ne echtgenoote geschilderd had , ging ook over in bet kabinet van den keur­vorst , die er /6000 voor betaalde en aan de vrouw van den schilder een silver toilet van 32 stukken schonk. De hertog van Wolfenbutt el, die in 1709 , bij gelegenheid dat hij den schilder bezocht een Maria Magdalena van hem ten ge­schenke kreeg , gaf aan diens huisvrouw een kostbaar goud slaghorlogie ea aan v an d er We r f f zijn met 90 diamanten bezel portret. Zó6 hoog werd het werk van dezen meester toen gewaardeerd , dat de heer Paets voor 6 sehilderijen f 16,000 en de Engelsche ridder Gr ego r i Page f 36,000 gaf. 's Rijks museum to Amsterdam bezit van hem een familiestuk voorstellende bet Portret van den Schilder , gekleed in een prachtig rood fluweelen mantel ; over zijn schouder hangt aan een gouden keten een medaille met het portret van den keurvorst van de Paltz, in zijne linkerhand heeft hij palet en penseelen , terwijl hij met de regterhand een portret zijner vrouw en eenige dochter vasthoudt. Deze schilderij werd voor f 6000 na het overlijden van A b r. Gevers, Arno u t a. in 1827 in publieke veiling gebragt en voor f 6000 verkocht. Op diezelfde verkooping werd nog verkocht een stel Sehaak­stukken , voor de helft uit palmhout en voor de wederhelft uit zwart ebbenhout , door van der W e r f f zelven gesneden : het gold I 200. Op de verkooping van Gerrit van der Po t gold eene Heilige familie van dezen meester f5,225,000. Nog bezit bet museum te Amsterdam van hem een der voor­treflelijkste voortbrengselen van zijn penseel , een Heilige familie voorstellende , vroeger het eigendom van den hertog de Cho i-s e u 1, een .Psyche en een Cupido op een rustbed , een landschap met spelende herders en een dansende nimf , en een Heilige _Hieronymus. Het kon. kabinet te 's Hage is in bezit van een Portret van een overigheidspersoon en eene Vlugt naar Egypte. Dit laatste is een der stukken , die door de Franschen naar de Louvre zijn vervoerd en dat afgebeeld is in de dnnales du Musee vol. V. In het algemeen ontzeggen Landon, Le Car p e n-t i e r, Josua Reynolds en andere schrijvers geen behaaglijk­heid aan zijne tafereelen, roemen de teekening en de ordonnanties en de drapering der gewaden ; maar laken het , dat hij menig­maal satijn en zijde verbeeld heeft , die in bijbelsche tafereelen misplaatst zijn , alsook de scherpe kleuren , zoo als bet felle blaauw , waarvan de schilder zich bediende. Men bewonderde zijn geduld , uitvoerigheid , doch berispte hem , omdat hij zijn naakt te veel deed zweemen naar een vaste substantie van ivoor of porcelein. Ook legt men hem ten laste gebrek aan dat transparente , dat zooveel tot het schilderachtig effekt bij­brengt en het natuurlijk koloriet zoo zeer verhoogt. Geen vor­stelijk kabinet of het bezit van zijn kunst , de koninklijke galerij van Munchen niet minder dan 84 schilderijen, en hij wordt terecht onder de beroemdste schilders der 17de eeuw gerekend. Op de verkooping der kunstverzameling van den beer van Idsinga te Amsterdam in 1840 gold de nit 70 stuks bestaande collectie portretten uit Larrey 's llistoire Angleterre , d' Ewen et d' Mande met terpentijnverw op papier door hem geschilderd f 1005, op de verkooping van jonkr. Goll van Frankenstein /1410. V. d. Wert f boetseerde ook , zoo als de buste van den keurvorst van de Paltz. Zijn door hem self geschilderd portret berust in , de galerijen van Dresden , van Florence en elders. Hij overleed in 1722 en liet een groot vermogen na , een weduwe en dochter met drie kleindocbters. De dochter was de echtgenoot van Adriaan Brouwer , wiens zoon met de dochter van den beer Ti ere n s, burgemeester van Gorinchem , huwde ; de oudste dochter trouwde met A r n out G ever s, koopman te Rotterdam , en de jongste met B e e f- tin g , beide schepen aldaar. Zie Houbraken; Descamps; van Eynden en van der Wileligen; Nagler; Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobusen de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Goedhals, Lect., T. IV. p. 145; Le Blanc, Hist. des peintres livr. 123; Biogr. Univ. ; Nouveau Biogr, generale. WERFF (PIETER VAN DER) , broeder van Adriaan van d er W erf f , werd in 1665 in de nabijheid van Rotterdam geboren , en door zijn broeder in de kunst opgeleid. Hij schilderde portretten , huiselijke tafereelen , geschied- en fabel­kundige stukken , die in koloriet en penseelsbehandeling veal overeenkomst hadden met de kunst van zijn broeder. Menig-maal was hij dezen behulpzaam in de ordonnanties en bet restaureeren van zijn schilderijen , en wederkeerig was Adriaan hem behulpzaam in het aanleggen en bewerken van sommige gedeelten zijner kunstvoortbrengselen. De boogste prijzen werden toen sedert besteed voor sommige schilderijen van Pi et er, waarin men de hand zijns broeders meende to erkennen. Zijn portretstukken van de bewindhebbers der 0.4. maatschappij to Rotterdam vindt men met lot vermeld. Het Amsterdamsche museum bezit van hem twee schilderijen , voorstellende twee bevalli .e meisjes , die een klein standbeeld met bloemen versieren , en een :prig meisje , die het standbeeld van Venus schiint te willen nateekenen. Op de verkooping van A b r. G ever s, A r n o u t s z. 1827 to Rotterdam werden twee portretten van den schilder zelven en zijne vrouw voor f 270 verkocht. Hij huwde in 1695 Maria Bo sma n , die vroeger onderwijs in de kunst van A d r i aan ontvangen had , doch haar later niet meer beoefende. Hij overleed in 1718. Zie Immerzeel; Krainm. WERFF (PIETER ADRIAANSZ. VAN DE) • oak van d e r Werff, of anders Pieter Adriaansz., was de zoon van Adriaen Pietersz. Vermeer (een toenaam die zijne nakomelingen niet meer voerden). Doze vader was sedert 1526 zeemtouwer bij • de Hoogewoerdspoort to Leiden , de leer der doops­gezinden , voor wien hij nu en dan als leeraar optrad , toegedaan en in 1537 to Haarlem den marteldood gestorven. Pieter word 14 Junij 1529 to Leiden geboren , wijdde zich aan het vaderlijk beroep, doch bragt de zaak over naar een Werf aan. de Marendorpsche of Hooglandsche Achtergracht , tegenover de Werfbrug , waaraan hij zijn naam ongeende. Reeds vroeg toonde hij zich een vurig ijveraar Va r de burgerlijke en godsdienstige vrijheid en een vijand van inquisitie en gewetens­dwang. Op raad van schout Jan van Barendrecht verliet hij , toen het gerucht ging dat Alva plan had ook in de Nederlanden een Bartholomeus-nacht aan te rigten , de stad , spoedde zich naar Emden en Wezel, de toevlugtsoorden der uitgewekene Nederlanders. In Duitschland leerde hem de prins van Oran j e kennen , die hem zijn vertrouwen schonk en tot geheime en gewichtige zendingen gebruikte. Op zijn bevel begaf hij zich met jonkbeer Ad riaen van Swieten den 24 Junij 1568 heimelijk naar Holland om de gemoederen voor 's prinsen komst te bereiden , voor de goede zaak te winnen en tot geldelijke ondersteuning voor bet werven en onderhouden can een leger op te wekken. Na het mislukken van 's prinsen ondernerning, keerden beiden, door Alva's banvonnis met verbeurdverklaring hunner goederen achtervolgd naar Duitsch­land terug om verder 's prinsen bevelen of te wachten. Wel­haast zond deze hem met den predikant Jur riaan Epes z. op nieuw naar Holland (8 Julij 1570) om geld te verzamelen. Met levensgevaar reisden zij op eigen kosten door de voornaamste steden van Holland , kwameri tegen het einde van Januarij 1571 weder terug en gaven te Dillenburg den prins verslag van hunne verrigtingen. Kort daarop (15 Maart 1571) moest hij naar Duisburg , Wezel , Keizersweerd en Emden vertrekken om de vluchtelingen , die zich daar bevonden , uit te noodigen om te Dillenburg te komen en met den prins to beraadslagen over 's lands belangen. Na doze rein volbracht to hebben , ging hij met C 1 a e s van He em s k e r k naar Emden om de goede luiden aldaar to vermanen hunne beloofde contrebutien to vermeerderen en to verhoogen. Ofschoon v. d. Werff zich in 1570 to Wezel had neergezet, bleef hij echter in briefwisseling met den prins , liet zich door hem tot bevordering der gemeene zaak gebruiken en schoot hem zooveel geld voor dat hij zelf in verlegenheid geraakte , en met brieven van vrijgeleide van den prins naar Hamburg vertrok , waar hij handel dreef in Hollandsche en Oostersche waren. Na de innerning van den Briel , keerde hij naar Dillon­burg , van waar de prins hem tot geheime zendingen gebruikte en later naar Holland zond om geld to verzamelen en de steden tot afval to bewegen on mode to werken tot de eerste staatsverga­dering to Dordrecht. Na eene ballingschap van 5 jaren, wenschte hij buiten alle staatkundige beslommeringen zijn overige levensdagen in den boezem van zijn gezin door to brengen en zich slechts aan de uitbreiding van ziine handel to wijden , doch het vaderland behoefde in dit tijdsgewricht vroede on welbeproefde mannen , de steden evenzeer cordate en kundige regentert. Door 'a prinsen invloed zag hij zich welhaast met eereposten overladen. Nog in hetzelfde jaar dat hij zich wederom to Leiden had gevestigd , nam hij zitting in 8 hare vroedschap ; weinige maanden daarna werd hij burgemeester en voorzittend burgemeester. Hij nam die betrekking waar gedurende beide beroemde belegeringen in 1574 en 1575. Hoe hij zich gedurende deze heeft gedragen hoe door zijn mannelijk gedrag en invloed en de krachtige medewerking van van H o u t en Dousa, Leiden voor bet vaderland werd gespaard en door Leiden het vaderland gered , is wereldkundig. Die de geschiedenis van dien tijd beschreef , noemde v a n de W e r ff ook een der ij verigste , werkzaamste medewerkers tot verkrijging en handhaving van burgerlijke en godsdienstige vrijheid , tal van dichters hebben zijne lof uitgebazuind , beroemde schilders en graveurs zijn beeldtenis , ook in de belangrijkste episoden van bet beleg, op doek gebracht , penningen zijn ter zijner eere geslagen en nog worden te Leiden , waar weldra zijn standbeeld zal verrijzen , al wat tot hem betrekking had , of in zijn bezit was , als kostbare reliquien bewaard. Na het beleg bekleedde hij nog verschillende betrekkingen en werd hij tot belangrijke zendingen gebruikt , bekleedde nog dikwerf de burgemeesterlijke waardigheid en andere stedelijke bedienin­gen en overleed den 5den Januarij 1603. Van de W e r ff is driemaal gehuwd , 1. met E v a of A a fj e Laurensd r. die hem drie kinderen schonk , Adriaan, veertig in den rand , schepen , ontvanger der gemeene middelen te Leiden , Elizabeth, ongehuwd , Dirk, jong gestorven ; 2. met Ida van Tol Hendriksdr. en van Jannetje van Assend el ft , zonder kinderen overleden ; 3. met Maria Duyst van V oor hout, die hem 6 kinderen schonk. Zijne drie kleinkinderen van moederlij ke zijne , Johan, Pieter en Adriaan van Assen delft, deden voor hem in 1661. in de Hooglandsche of St. Pancraskerk , een marmer gedenkteeken oprichten. Zie behalve alle de geschiedschrijvers over dit tijdvak en het beleg van Leiden , vooral de bij het laatste jubelfeest uitgekomen werken van Dercksen, Fruin, Nuyen, Schotel, van Vloten, zijn leven door te Water; Verh. v. Letterk. D. II. S. I; G o e t h a 1 s, Led. T. IV. p. 145 , Kron. v. h. Hist. Gen., 5de jg. bl. 147 185; Nieuwenbuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt; Cat. v. h. Sted. Mits. te Leiden; Muller, Cat. van portr. WERFF (Mr. ADRIAAN VAN DER) , advocaat te Dordrecht , gaf , bij gelegenheid der komst van den veldmaarschalk , prins Willem van Or anj e te Dordrecht , in het licht : Carmen Dordrechtense perpetuum , of de stad Dordrecht met eenige bgzondere kenteekenen en voortreffekke hoedanigheden derzelve in puntdichten aenigmatisch voorgesteld. Met wapen en zinnebeeldige plaat. Dordrecht 1835. WERKEN (MARIA GEERTRUIDA VAN DE) gehuwd met C a b o n of D e ea mb on, tusschen 1710-1720 geboren, beoefende de Nederd. poezy. Men heeft van Naar : Willem de IV. Leiden 1756. 4°. Brief van Abelard aan Bloiza. 's Hertogenb. 1762. 4°. De Prijheid, Heldendicht (op Pascale Paoli, den be- vrijder van Corsika uit de magt der Genuezen. Leiden 1769. 8°. Ter inhuldiging van zijne doorl. hoogh. Willem de Fifide , als erfstadhouder der zeeven vereenigde Nederlanden. Z. pl. en j. Zededichten op he levee en sterven van lezus Christus. 'sGray. 1771. Dichtoffer aan zijne doorl. hoogh. Willem den geduldigen, op den 8ste Maart 1787. Z. j. Vrije bedenkingen over de thans heerschende partijschap en oneenigheden. Rotterd. Z. j. Heldenzang , ter nagedachtenis van den baron Wolter Jan Gerard Bentinck , schout aij nacht enz., ter gelegenheid van de gedenkmunt ter zijner glorie. Z. pl. of j. 1781. Pligtoffer der Leidsche weezen aan de burgerije, bij den aanvang v. d. j. 1790. Koning Lear, trsp. 'sGravenh. 1786 , 1791. kl. 8°. De zegepraal der min; naspel (proza en poezy). 's Graven­ bage 1767. Amor en .Psysche , zangspel , vert. uit het Hgd. Utrecht 1767. 't Bataafsch Atheene ; voorvel , gevolgt door de lie file van Mercurius en Herse , of de Tzerschepping van Aglauros , ter gelegenh. van de gezegende verjaarin,q van haare kon. hoogh. 's Gravenh. 1770. De offerhande der Bataafsche Veldelingen , aan Apollo; voorsp. ter geleg. van de zegenrijke geboorte van zajn doorl. hoogh. Willem den VI graave van Buu?en enz. Aid. 1772. Oedipus aan het hof van Admetus, trsp. 's Hage z. j. Iphigenia in Tauris , trsp. gev. n. h. Fr. van Guymond de la louche ; voor het eerst vert. op den Haagschen schouwburg, d. 2 Mei 1771. Ald. 1771. De bevredigde vijanden, trsp. in rijmgetrokken sit de Henriade van Voltaire , gev. n. h. Fr. Aid. 1772. Het huwelijk van Figaro of de dag der zotheid, UT. 's Hage 1786. Het Dorpsfeest, blsp. ter geleg. der gezegende geboorte van haare doorl. hoogh. mevr. de princesse van Ora* en Nassauw. 's Gravenh. Z. j. Ericia, of de Vestaale. Aid. Z. j. Het Nieuwe jaar , blip. in proza. Aid. Z. j. De koopman van Smirna, gev. n. h. Fr. v. de Champfort. Ald. 1770. Waar en gezond oordeel, blsp. Ald. 1772. Hamlet, trsp. gee. n. h. Fr. en n. h. Eng. Aid. Zie W i t s e n Geysbeek, B. A. C. Wb., D. II. bl. 2; Cat. d. M. v. N. Letterk., D. lb. bl. 220, 221, D. II. bl. 583, D. III. bl. 88, 89, 174; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. 8* WERKHOVEN (C. VAN) , catechiseermeester te Dordrecht , gaf in het licht: Traarheden van de Christlijke Religie , naar den leidraad van den Heidelbergschen Catechiemue. Dordrecht. 8°. Zie Arrenberg, bl. 572. WERKHOVEN (MARINUs VAN) , te Zwijndrecht, leefde in het laatst der 18de eeuw en beoefende de poezy. Hij was lid van Kunstliefde epaart Been vlijt , in welker Poetische Mengelstoffen men proeven zijner podzy vindt. Zie v. d. A a , t. a. p. WERKHOVEN (P. VAN) , gaf in het licht: Nieuwe Chemische en physieche oefeningen. Amst. 1802. 2 dn. Ilandboek der scheikunde ; naar het .Hgd. Utrecht 1815. Zie Naaml. van v. Cleef, bl. 724, 725. WERKME ESTER (P.) , dichter en vriend van Sche r me r, wiens dood hij in een treurlied beweende. Zie v. d. A a , t. a. p.; L. Scherme r' s Poezy , bl. 550. .WERKMEISTER (J.), is schrijver van : Orgelproef met aanteekeningen. Amsterd. 1765. 8°. Zie Arrenberg, t.a.p. WERMESKERKEN."FAN) gaf in bet licht : Nieuwe Fransche epraakkunet. Tiel. Zie Naaml. van v. Cleef, bl. 225. WERNER (FRANciscus), als proponent beroepen te Oyen 6 Sept. 1618, te Beuzichem en Zoelmond 1619 en aldaar overleden. Van hem is bekend een werkje , getiteld : liemelwe . . Zie de Jongh, Predd. in Gelderl., bl. 452; Abcoude, Naamr., bl. 404. WERNER (G. A.) gaf in het licht: Grieksch leeeboek voor eeretbeginnende. Amst. 1808. 8°. Oefening in de Latijnache Mal, nit het Hgd. 2 dn. 12°. Leiden 1803. Zie Naaml. van v. Cleef, bl. 725. WERNINCK (J.) , theol. dr., in 1772 geboren , was 31 jaren predikant bij de hervormde gemeente te Londen , waar hij den 27 April 1834 overleed. Hij was corresponderend lid van het kon. Ned. instituut en vertaalde een aantal Engelsche wrken in onze moedertaal, zooals: Onderzoekingen van den toestand des Christendom in Zuid-Afrika , getrokken nit de reit, van I. Campbell en nit de brieven der zendelingen tot het einde van het jaar 1815 ; met eene kaart van het zuidelijk gedeelte van ..elfrika. Gron. 1817. Gedenkstukken nit Buchanan levee en echriften. 3 dn. Utr. Zie Boekzaal van 1834, D. II. M. 122 ; Glasius, Godgel. Nederl. Kunst• en Letterb., 1834, D. I. W. 450. WERNINK (JAN REINIER) , geb. te Zwolle den 3den Februarij 1807 , heeft zijne opleidina gekregen te Zwolle , aan het sted. gymnasium , onder rector °G. Leens, gestudeerd te Leiden, van 1825-1831, onder de proff. S u r i n g a r, Clarisse, van H e n g e 1 enz., is predikant geweest te Leksmond , waar hij bevestigd werd door H. Cats, pred. te Leiden , den 2den October 1831. Vier jaren later, den 4den October 1835, deed hij zijne intrede te Vlaardingen , waar hij op den 8sten October 1871 , in de laatste door hem uitgesprokene rede gedachtenis vierde van vervulde veertigjarige evangelie-bediening. Als student te Leiden heeft hij eene prijsvraag beantwoord over Rom. 8 , die , met goud bekroond , is opgenomen in de Annalen der Leidsche academie. Voorts vindt men van zijne hand onderscheidene exegetische studien in bet Magazijn van Niemeyer en Dresselhuys , benevens enkele stukken in de Godgeleerde bijdragen , waaronder ook recensien , o. a. van prof. Prins, realiteit en dr. H. P. Burlage 's dissertatie. Tot medearbeider aan de nieuwe synodale bijbelvertaling be­noemd , heeft hij echter gemeend voor die benoerning te moeten bedanken. Ook heeft hij weinig in het licht gezonden. Be-halve het bovengenoemde : eene Ex. studie over 9ric-1;& TicstlEtv, (te Rotterdam bij v. d. Meer & Verbruggen 1858) en vijf leerredenen , op verschillende tijd en bij verschillende gele­genheid uitgesproken , o. a. Rene ure van plegtige dankzegging en gebed , 26 Nov. 1854; .Eerete godsdienst in het vernieuwde kerkgebouw , 10 Dec. 1865; Gedachteni8viering van 40-jarige Evangeliebediening , 1871 , door hem zelven nog ter perse gelegd , maar na zijn overlijden uitgekomen. Hij huwde den 24sten October 1861. M. A. Sondorp, en overleed den 14den Oct. 1871. Part. bericht. WENDT (EYso DE) , zoon van E c o de Wendt, nam , lange jaren , in dienst der 0. I. compagnie , belangrijke posten waar en keerde met groote bezittingen naar Friesland in zijne geboorteplaats Kollum terug , deed daar v eel goeds door het aanmoedigen van den arbeid en het begiftigen van arm- en weeshuizen. Hij werd in 1772 grietman van West-Dongeradeel en overleed ongehuwd. Zie v. Sminia, bl. 74. WERRECOREN (PIETER), een der eerste boekdrukkers in Zeeland. Hij gaf o. a. in het licht : der syelen troes.t. Op de laatste bladzijde , kolom p, leest men : Finis adest libri sit gloria cunctipotenti , componenti collatue ad ethers eummi. Istius tytulum coneolatio die anima-rum. Anno dni MCCCCLXXV1JI meneie Novembris. En aan de keerzijde (verso) dit onderschrift: Item der zielen troeet dy ee yhreprint ter eeren ende ter weerdicheyt der yheboden God8. By my Pyeter Werrecoren 't sente weetenedyck in Zeelant. Jc Pieter Werrecoren bidde den yhenen dye dit werck selen zyen ofte keen , dat by my niet te zeer daer in en beyryppen , want hete mijn eerste were dat is nye gewrachte. Ik hoepe nosh altyt te verbeteren by der yratie Gods. Zie Notice sur Pieter Werrecoren , imprimeur h St. Martensdyk en Zelande (1478) par Edward van Loen, Bruxelles 1851; Zeeland, Jaarboekje voor 1852, bl. 268, 269. WERTELOO (GEORGIUS BENEDICK) , of a WERTELOO , te Haarlem geboren , studeerde te Cambridge , waar hij in 1585 was , en in 1586 te Leiden , waar hij zich bijzonder aan L i p s i u s sloot. Van daar vertrok hij naar Heidelberg , waar hij de lessen van F r an c i s c u s Junius in de godge• leerdheid bijwoonde , doch reeds den 1 Maart 1588 in den ouderdom van 25 jaren stied. Hij was zeer bevriend met de beide Douz a's en Scriv erius, die zijn Epitaphium ver­vaardigde. We r t e r 1 o o beoefende de Latijusche poezy en gaf in het licht : Carmina quaedam in funere Guilielmi , Principis .Arausionensie , Delphi& parricidali mann occisi an. LXXXV. Additus est Epigrammatum libellue 1585. De rebus gestis Principis , Guilielmi comitis Naesovii , Prin. cipie Naesovii , libri duo. Item Epinicia .Epigrammata varia et Epitaphia cotnitum Hollandiae. L. B. 1586. 8°. Janus G r u ter us liet het laatste gedeelte dezer verzameling herdrukken in zijn Chronicon Chronicorum etc., T. I. p. 100 , met den titel van Comitee Ilollandiae carmine expresei , en in de Deliciae Poetarum Belgarum met de Epigrammata van den schrijver. .P oemata posthuma in lucem protracta studio Petri Scriverii. L.B. Burman heeft in zijn Sylloge .E pistolar. T. I. p. 409 nog eenige Epigrammen van W e r t e 1 o o uitgegeven , die betrekking hebben tot het vertrek van L i p s i u s naar Duitschland. Zie Joan Gualteri (Gruteri) Chron. Eccles., T. H. p. 1191; J. L i p s i i Cent. miscell., ep. X. 11 Cent. misc. ep. 14 ; Bur­manni Syll. Epist., T. I. p. 407, 408; Sweertii .nth. Bat.; Boxhorn, Toon. v. Holl.; Scriverii Harlemias ; Val. An­dreas, Bibl. Belg. ; Poppens, Bibl. Belg., T. II. p. 732; Paquot, Mem., T. I. p. 210; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WERUMEUS (ABRAII. HENR.), te Groningen geboren predikant te Zuidlaren (1723) , Naaldwijk (1729), Zierikzee (1729) , aldaar overleden den 9den Julij 1731 , oud 30 jaren. Hij gaf in het licht : Bescheiden deel van het hedendaagsche Christendom. 's Hage 1741. Zie Arrenberg, t.a.p.; van Doorninck, t.a.p. N°. 1214; Romein, Herv. predd. in Drenthe , bl. 138. WERVE (JAN VAN DER) , beer van Hovorst en ridder , afstammeling van een deftig geslacht te Antwerpen , dat daar van de 13de eeuw of tot op onzen tijd toe aanzienlijke betrekkingen heeft bekleed. Hij bad tot echtgenoot M a r g a­retha van Baexem en bekleedde in 1533, 1535, 1538 enz. het ambt van schepen , en zelfs in 1570 vindt men hem onder het schependom gerekend. Hij was een der talrijke personen , die op den 4den November van dit jaar in de Spaansche curie, dat is , toen de muitende Spaansche soldaten te Antwerpen alle slag van moedwilligheid en wreedheid be­dreven , omkwam. Zijn noon J a n IV , was ridder , beer van Hovorst , gouverneur van Decaze en lid van den raad van oorlog ; hij stierf den 6den November 1622. Hij trad in bet huwelij k met 1. J o s i n a Lomellini, eeredame van de infante Isabell a. Zij was uit een der 28 adellijke familien van Genus , welke aan die republiek Dagen en andere adellijke magistraten had geleverd ; 2. met Anne van M a n s d a 1 e, dochter van R o m b o u t , beer van Tenstoute , Oosterlandt , Dilbeeck enz. Aan Van de W e r v e (de vader), komt de eere toe het eerst te velde te zijn getrokken tegen het gebruik der talrijke bastaardwoorden die in zijn tijd de taal ten eenemaal ontaarden en ontsierden , eta daarvan sedert de Bourgondische regering , doch vooral sedert de wedergeboorte der oude letteren was geslopen. 'bulks deed hij in: Den schat der Duytsche talen : een seer profijtelijc boeck your alle deyene die de Latynsclze sprake en meer andere niet en cennen , ende byzondere die het recht hanteren. De oudste mij bekende druk is van 1559 , doch in de goedkeuring , waarmede deze is voorzien , wordt gezegd : Dit Boeck is ander­werf verbetert ende vermeerdert. Andere drnkken rerschenen te Antwerpen in 1567, 1577 , Amst. 1564, 1601, Delft 1605, 1608, Hoorn 1623. Zie S e r r u r e , Vaderl. museum, D. IL bl. 1 05 vgg. WESBUSCH (PAscll VAN) gaf in 1616 te Alkmaar den Nederduitschen Helicon in bet licht. Zie Heringa, 1V aaml. v. Dichters , bl. 84. WESEL (ABRAHAM A) , den 5den Oct. 1635 te Bommel. geboren , bezocht eerst de Latijnsche- en later de Hooge­school te Utrecht , studeerde onder A. n tonius Matthaeus in de regten en verkreeg den graad van doctor. In 1665 werd hij raadsheer aan bet hof van Vianen en twee jaren later secretaris van den heer v an Bred erod e. In 1669 werd hij advocaat-fiskaal bij den lioogen raad der provincie Utrecht en overleed aldaar den 12den Febr. 1680. Hij was zeer ervaren in de fraaije letteren en in de rechten , en gaf in het licht : Cotnmentarius ad Novellas Constitutiones Ultrajectinas , mul­ tarum litium derimendarum mum X I V Aprilis M. DC. LIX. Traj. ad Rhen. 1666. 4°. Tractatus de Connubiali bonorum socielate et Pactis dotalibus. Amst. 1674. A n to nius Matthae us , ue zoon, maakte aanmerkingen in zij n Observationes rerun's judicatarum et Trac­tatus singularis de Communi bonorum etc. Hierop antwoordde Wesel in de voorrede van het volgende werk , dat men niet beeft opgenomen in de verzameling zijner geschriften. Tractatus de Remissione Mercedis propter Bellum , Inunda­tionem aquarum et Sterelitatem. I bid 1671. 12°. Ed. altera. Amst. 1619. 12°. Dit werk werd geschreven bij gelegenheid dat er door de staten van Utrecht een ordonnantie was gegeven betrekkelijk de rampen van den oorlog. Dit werk is met de beide vorige herdrukt , met den titel : Opera omnia , antea diversis temporibus seorsim edita , nunc in ununt Corpus reducta , cet. Gandavi 1729. 40 .- Van der M u e 1 e n noemde hem : #Jurisconsultns yoren­animus. Bij zijn dood had hij bijna zijne Quaestiones forenses voleindigd. Hij huwde 1660 Anna Bor, die hem kinderen schonk. Zie Burman, Traject. crud. , p. 447; Paquot, Mena., T. I. p. 147 ; v. d. Muelen, over de ordonn. van Utrecht, rub. XXII. art. 1. n°. XXIV. WESEL (ADRIANUS VAN) , zoon van Bart h o 1 d u s van W e s el, phil. dr. predikant te Etten , Willemstad en Haarlem , te Etten geboren , werd in 1677 als proponent beroepen te Prinsenland , in 1679 te Oostzaan te Kampen in 1682 , te Leeuwarden in 1684 en te Amsterdam in 1685 , waar hij in 1710 overleed. Hij gaf in het licht : Over de openbaringen van Johannes. Amst. 1694. 4°. Lijkpredikatie over J. Visscherus. 1694. 4°. Luister en cieraad van den Messias. 1696. 4°. Heerlijkheid der Regtvaardigen over Rom. I. 1706. 4°. X111 Predikatien over het lijden van Jezus Christus. 1716. 8°. .Regivaardige _Discipel. 1714. 8°. Henoch's Godzalige wandel. 12°. De heerlijkheid van degene die geregtvaardigd zijn in Christus Jezus ; vertoond in de verklaring van het vzjfde hoofdstuk des zendbriefs van Paulus aan den Romeinen , waar achter gevoegd is een uitbreidinge over eenige bijzondere texten der .H, Schriftuur , over Rom. 7 : 4, .Exod. 3: 2-5, Pe. 40: 7, 8, 9, Hog& 1: 2 en Joh. 3 : 14, 15 , Amst. 1695. 4°. Zie Rabu s, Boekz. v. Europa Sept. en Oct. , 1695, bl. 217; Pauw en Veeris, ' bl. 227; Wagenaar, Vern. Kerk. Alphab. , Amst., D. VII. bl. 252; A bcoude; Arrenberg; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WESEL (ROEMER vAN), zoon van mr. Do m i n i c u s Booth van Wesel en Anna Roemer Visscher, studeerde te Leiden in de rechten (1647) , vestigde zich als advocaat voor den hove van Holland in den Haag en beoefende de Nederduitsche poezy. Men vindt in gedichten van hem : Request aan de Maag­denraad ; De lydende Christus , treurspel , vertoont tat Londen ; Geestelyke bedenking op de verwoesting tot Delft in Bloemkrans van verscheiden gedichten. Amst. 1650. In honorem Principis Guilielmi Ilenrici , ob Graviam receptam .Epigramma, op het veroveren enz. 's Gray. 1674. (Lat. en Holl.) in plano. Op de a(beelding van Corn. Tromp. 's Gray. 1673. Ook schreef hij in de Dordsche Kraam onder den naam van Romane. Voile n h o v e noemt zijn dichtlust eene erfziekte van zijn geslacht. Hij huwde in 1655 M aria v an N e r v en W i I­I e m sd r. te Delft. Zie B a 1 e n , Beschr. van Dordrecht , bl. 1271; Scheltema, de dochters van R. Visscher, bl. 346 ; van D o o r n i n c k , t. a. p. No.2281, 2522, 3357. WESEL (DoMrrncus vAN) , zoon van den vorige , was , zoo al geen beoefenaar,, loch een beminnaar der poezy. Hij gaf in het licht De lagchende Apollo. Amst. 1669. De open winkel der zanggodinnen. Zaltbommel 1669. Zie Balen, t.a.p., bl. 1272; Scheltema, t.a.p., bl. 146. WESENBEECK (JAcos VAN) bekleedde in het midden der 16de eeuw het aanzienlijk ambt van mad en pensionaris van Antwerpen. Volgens T h u a n us werd hij in 1563 naar den koning vau Spanje gezonden , ten einde hem beter bericht te geven nopens alles wat omtrent den godsdienst was voor­gevallen. In 1564 was hij bij de landvoogdes om haar den staat van zaken te Antwerpen open te leggen. Hij deed ook toen en later bij de leeraren der hervormden de ijverigste pogingen , om , ware bet mogelij k , den beeldenstorm te be­letten en te stuiten. Ten tijde der ergste vervolging hield hij met den prins van Or a n j e briefwisseling over 's lands be­langen. Deze schatte hem zeer hoog en bij de wending in 1572 werd hij door dezen tot commissaris van 't krijgsvolk aangesteld. Hij gaf in het jaar 1569 in het licht : De beschrijvinge van den Geschiedenissen in den Religien saeken , toegedragen in den Nederlanden van den jare 1500 tot 1566. Antw. 8°. In hetzelfde jaar verscheen dit werk ook in het Fransch , onder den titel van : La description de l'.Etat, Succe8 et fait de la Religion. Imprime en Aoug8t 1569. 8°. Beide deze uitgaven akin hoogst zeldzaam. De Fransche werd op de boek -verkooping van J. B. Verdussen te Antwerpen , in 1776 , voor (52 verkocht. De Nederlandsche was reeds in 1616 aan een nieuwen uitgever zoo weinig bekend , dat hij de Fransche uitgave in onze taal liet overzetten. Ook was men het niet eens of het werk oorspronkelijk in het Nederduitsch dan wel in het Fransch geschreven was , eerst later ontdekte men dat beide te gelijk waren verschenen. De tweede uitgaaf verscheen onder den titel van : Begchrijvinge van den staat en voortgang der Religie in Nederlandt enz. Breda bij Isaac Schilders, 1616. 4°. Volgens te Water en Meerman te Middelburg , 1616. 4°. Het was in 1569 (op den titel van den Nederd. druk staat abusievelijk 1559) dat de uitgever voornemens was om ook een druk in 't Hoogd. en Latijn te bezorgen , die echter niet zijn verschenen. Volgens Dodt van Flensburg bevatten de eerste druk ken slechts het eerste bock, schoon het uit drie boeken moest bestaan , die echter nog niet zijn verschenen. De beide drukken van 1616 bevatten nog minder dan de beide oorspronkelijke uitgaven , vermits in de nieuwe druk de kantteekeningen zijn weggelaten. Te Water heeft in zij n Verbond der Rdelen van dit werk veel gebruik gemaakt. Voorts gaf W e s e n b e e k in bet licht : La defence de Jacques de iresenbeke, jadis Conseiller et Pen­sionaire de la ville d' Anvers , contre lee induez et iniquec cita­tions contre lui decretees en date de Janvier 1569 , 1569. 8'. Zoo zeldzaam dat het te Antwerpen op de verkooping der bibliotheek van den graaf de Proli in 1785 voor f 130 verkocht werd. De bewysinyhe van de onschuld van mijn-heere Philips van Montmorenii. Z. pl. (Keulen) 1668, 1569. 8°. Verclaringe en If tschrift des doorluchtigen Prince van Oran­gien. 1568. (?) Corte vermaninghe aen alle Christenen opt vonnisse oft advis tegh,en heer deinthonis van Stralen , door .Hans Baert. (J a c. van Wesenbek e) z. pl. Keulen. 1659. Zie te Water, Verbond der edelen D. I. bl. 37, 38, D. IV. bl. 390, 381; Schelterua, Staatk. 1Vederl.; de Wind, libl. de Ned. Geschieds., bl. 178, 546 ; 3. C. D i e r c z e n s , .Antverpia Christ° nas­cens et florens, Antv. 1747, T. II. p. 2, p. 413-418, T. III. p. 1, p. 82, 132-134, 166; Bor, Ned. oorl., B. IV. bl. 176; Thuanus, Hist., L. XL. f. 320; Michiels, Bibl. Select., P. II. p. 45; Ger- des, Floril. libr. rar., p. 224, 295; Cat. J. Meerman, T. III. p. 153; lionst- en Letterb., 1832, n°. 51 , bl. 331, 1859, bl. 346; v. Doorninck, Atnon. Pseud., no. 611, 672, 4678, 4899; Ver­woert; Kobus en de Rivecourt; Kunst- en Letterb.,1859, b1.346. WESSELING (PETRUS), noon van G e r ar dus Wesseling en Anna Reiners (volgens een ander Anna Creter), werd den 7den Januarij 1692 te Steinfurt geboren. Tien jaren oud , verloor hij zijn vader,, doch door bijstand van zijn oom W essel Reiners, koopman te Emden , was zijn moeder in staat hem een goede opvoeding te geven. Hij ontving het eerste onderwijs op de Latijnsche school, vervolgens op het gymnasium Arnoldinum , waar hij de lessen van A u g u s t u s Houck, J. F. G. Pagenstecher en Arnoldus Visch, in de oude talen en de godgeleerdheid bijwoonde. In 1712 verdedigde hij eene Di8p. theologica de Petra in Matthaei euang. XVI: 18. In dit zelfde jaar begaf hij zich naar Leiden , waar hij de lessen van Jacobus Gronovius, Jacobus Perizonius, Joannnes a Marck, Salomo van Til, Franciscus Fabricius en Johannes Wesselius bij­woonde. Twee jaren later bezocht hij de hoogeschool te Franeker, en de lessen van Campegius Vitringa, Ruardus An­dala en Alb e r t u s Schultens, onder wiens praesidium hij de tweede disputatio de Originibu8 linguae Hebraei den 30sten Nov. 1715 verdedigde. In 1718 werd hij proponent en prorector aan bet gymnasium te Middelburg , en drie jaren later tot rector te Deventer beroepen en toen hij voor die betrekking bedankt had , benoemden hem de regering van Middelburg tot lector in de Grieksche taal en de geschiedenis. In 1723 werd hij te Franeker als hoogleeraar in de geschiedenis in plaats van Run g i u s beroepen , en hield in 1724 zijn oratio inaugaralis de origine pontificiae dominationis , door dr. Sepp terecht lleen flunk historisch betoog" genoemd. Hij telde Willem Karel Hendrik Friso, de beide Scheltinga's, Willem en Onno van Haren, Joh. Stinstra, Petrus Fontein, Petrus Conradi en Saco Harmen van Idsinga order zijne leerlingen. In 1734 werd hij, in plaats van Duke r, tot hoogleeraar in de welsprekendheid , geschiedenis en Grieksche taal aan de hoogeschool te Utrecht beroepen. Hij sloeg dit beroep af, doch , toen hij in 1735 op nieuw door curatoren dezer hoogeschool werd uitgenoodigd om die betrekking te vervullen op eene wedde van f 1600 , gaf hij aan hunne roep­stem gehoor en aanvaardde den 13 Junij van dat jaar zijn post met eene oratie pro historiis. Zes jaren later sloeg hij de uitnoodiging van curatoren der Leidsche hoogeschool om het hoogleeraarambt aan hunne hoo­geschool te vervullen af, en bleef te Utrecht , waar hij in 1745 , na den dood van Abraham Wieling, ook tot het onderwijs van het jus publicum Romano-Germanicum geroepen werd. Na den flood van Drakenborch kreeg hij het opzicht over de akademische bibliotheek. Terecht wordt W e s­seling voor een der uitstekendste philologen en critici van zijn tijd gehouden , en verdient ten voile den lof hem door Saxe, Bonnet, M. Tydeman, van Goens, en nog onlangs door Boot gegeven. Vele voortreffelijke werken heeft hij geschreven en geommentarieerd , en van vele geleerde ge­nootschappen was hij lid. Hij overleed den 9den November 1764 , bij zijne huisvrouw Anna A pollonia, dochter van den hoogleeraar Hermannus Bonnet, twee dochters , Cornelia Elizabeth en Anna Apollonia (zijn zoon was reeds vroeger gestorven) nalatende. Hij gaf , behalve de beide vermelde oratien , in het licht : Oratio habita a. d. IV Non. Mai 1726 ad serene principem Wilhelmum /Carolum , Ilenricum Frisonem cum studiorum causa Leovardia Franequeram migrasset. Franeq. 1726. fol. Observationum variarum libri duo. A.mstel. apud Wets t e­nios et W. Smith 1727. 8°. (Editio quae fertur Trajectina a 1740 praeter titulam nihil nova habet. Sed iterum elogium scriptoris praemisit suasque adnott. adiecit C. H. F r o t s c h e r Lipsiae 1852). Ed. Simsonii chronicon hi8toriam catholicam complectens ex recensione et cum animadv. P. W. Lugd. Bat. 1729. Amst. 1752. fol. Probabilium liber singularis , in quo praetor alia , insunt vindiciae verborum Johanni8 , et Deus erat verburn. Franeq. 1731. 8°. (Nonnulla exempla habent fictam subscriptionem Ultraj. ex officina H. Besseling 1701.) °ratio funebris in memoriam Sicconis a Goslinga Kal. Nov. a 1.751 dicta. Franeq. 1732. fol. Wilke/mils Car. Henr. Frits° Sponsus. Carmen recitatum et editum. Franeq. a 1734 fol. (Ook in Laurent. Santenii Delic. poet. VI. p. 135-136.) .Epistola C. Junii Panophili ad Gratianum de Sancto Bavone in Misc. Obeervat. a Burmanno et d'Orvillio editis. Vol. IV. - p. 125 131. De Carolino diplomate, quo Ho llandiae Comitatus Theodo­rico I perhibetur dates, Aid. Vol. IV. p. 265 270. 1734. - Vetera Romanorum itineraria, sive Anton. Aug. itinerarium, itinerarium Hierosolymitanum et Hieroclus Synecdemus , Cu­rante. P. W. Disputatio de .Heraclito ccD4 tlivx4 a-ocbco7cm gal &pia•7,1 in Misc. 068. Vol. V. T. III. p. 42-48. 1735. De Colonia Cabe. Aid. p. 76-78. 1735. Diatribe de Judaeorum archontibue ad inscriptionem Bereni­censem et dissertatio de evangeliis him Imp. Anastasii non emendatis in Victorens Tunnunensem. Traj. 1758. Sam. Petiti leges Atticae cum animadvers. et praefat. P. Wesselingii in Jurisprzdentiae Rom. et Att. Tomo III. L. B. 1741. fol. Diodori Siculi Bibliotheca historica , Amstel. 1745 duobus tomis in fol. Sacrarum Observation= specimen in Symbolic literariis Bremae editis. Tom. III. P. II. p. 301-334. (1747). ()ratio in natalem hvilhelmi comitis Burani. Trai. 1748. fol. .Episiola ad v. cl. Veneinam de ..elquilae in scriptis PhiZonis Judaei fragmentis et Platonic epistola. XIII eel. Traj. 1748. 8°. Epistola critica de Dione Cassio ad 1i. S. Reimarum scripta a 1751 in Vol. IL Dionis p. 1500 seq. Oratio in obit= wren. principis Wilhelmi C. H. Frisonis. Trai. 1752. fol. De Veterum medicis oculariis observatio prima in Vol. III. Actarum Societ. Lat. Jenensis. p. 48-65. (1753). Dissertatio Heroslotea ad Tib. llemsterhusium. Trai. 1758. 8°. Oratio in obitum celsiss. principis Annae, faeder. Belq. gubernatricis. Traj. 1759. fol. Llerodoti Elston libri IX. Editionem curavit et suas itetnque L. C. Valckenaerii notas adi. P. W. Amst. 1763. fol. Leal° publica de Aristobulo Judaeo , edita a Jo. Luzacio post L. G. V. diatribende Aristobulo p. 129-136. L. B. 1800. Ook gaf hij in het licht : Jo Caroli de rebus Casparis a Robles Billaei in Frisia gestic commentariorum libri IV. Leov. ap. T o b i a m van D e s s e 1 1751. Sommige exemplaren hebben verkeerdelijk een anderen uitgever en bet jaar 1750 op den titel. Hij schreef ook Praefationes voor de uitgaaf der Epistolae Ern. Martinii .Hispani. Amst. 1758, en voor Tom III. The­sauri Morelliani. Amst. 1752. Onzeker is het of zijne Oratio de vitiis et defectibus his­toriae ecclesiasticae in 1735 te Franeker en de statu religionis et reipublicae sub Constantino .illagno in 1737, de vera cior­tatis felicitate in 1746 en de viro bono cive bono , in 1749 te Utrecht gehouden , gedrukt zijn. Mahne gaf 16 brieven van hem aan Ruhnkenius in het licht : D. Ruhnk. epist. ad diversos , p. 101-133. Boot voegde achter zijn in 1874 te Utrecht uitgegeven werk : de vita et scriptis Petri Wesse­lingii nog een ipi8tola T. Hensterhusii aan hem. Zie Vriemoet, 4th. Fris., p. 791 seqq.; Heringa, de audi-torio , p. 97 ; S e b. Rau, Orat. Panegyr. Trai. a 1786, habita ; Elog. Wessel ; S axe , Onom., P. II. p. 419 seqq., Anal., p. 730; A. Drakenborch, Series Profers , no.LXXII; G. Stolle, ad Heumannum , p. 502; G. Boot, de vita et scriptis P. W.; Ruhnkenii Epist. ad Heynium in Misc. crit. Friedemanni et sec soldi , Vol. II. P. 1. p. 11 en in Epist. ad diversos , uitg. v. Mahn e, p. 1; Vita Ruhnk., pag. 247 ; R e it z, Gymn. Mediob. , pag. 18, 82; Verschuer, Elog. H. Venemae , p. 7; Elog. .Hemsterhusii, p. 60 ; Hemsterhusii adn. ad Plutum, p. 354; Mahne, de vita Wyttenb., p. 36 ; Offerhaus, laud. fun. W. C. H. Frisonis, p. 15, 22; de Wal, de Claris Frisiae Jetis , p. 450; F. Hemsterhusii Orat. in obit. G. Arnaldi in Hemst. et Valck. oratt., L. B. 1784, p. 168 ; Valckenaer, animadv. ad Ammonium p. 12 , 171, adnot. ad Eurip. Phoen. , p. 216; Heynii Opusc. Acad.,Vol. III. p. 56 H. Bolt, silva poetics , 1766, p. 34 sq.; Jablonskii Exercit. de mente trag. imperat. Anastasii , Francof. ad Viadr, 174 4 ; R i c h teri Spec. animadv. de scriptoribus iuris Attici ad Fabricii Bib. Gr. Lip­siae, 1790; Lennepii Athen. flmst. memoradb. , p.249; Santenii Del. Poet., VI. p. 133 seq. ; J. C. S t r o d t m a n n u s in Nova erud. Europa, Part. IV. p. 881-909; Fe rd. S to sc hi us, ibid. Part. IX. p. 99, 100, Part. XX. p. 1051-1056, Acta Societ. .Tenens. Vol. II. p. 289; S. M. Kemper, Redev. o. 0. Z. v. Ekren, p. 1 ; Baur, Mob., Fr. C. G. H e r sch i n g, hist. liter. Handb. beriihmter Personen welche in dem achtzehnten .lahrh. gelebt haben. Fortges. von J. H. M. Ernesti , Vol. XVI. P. I. (Leipzig 1813) p. 268-279, Das neue gel. Europa, IV. S. 881 , X. S. 422 , XI. S. 615 ; XV. Cony. Lexie. , Biogr. de Michaud , Vol. L. p. 395-400 ; Bibl. anc. et moderne , T. XXVIII. p. 228, SS. p. 299 SS. ; Bibl. rais. des Ouvr. des Say. de l'Europe ; Bibl. des sciences 1764 ; van Kampen, bekn. gesch. d. lett. en wetens., D. II. bl. 255 volgg.; Het Charakter van den H. Gel. beer P. W. in Vad. Letteroef., 1765, D. V. bl. 73 , 353 volgg. ; Bouman, Gesch. d. Geld. .Hooges., D. II. bl. 71; 305, 307; de Crane, Bijz. de familie Hemst. betreffende, bl. 127 volgg.; Siamboek v. d. Friesehen adel, bl. 321; Ekker, de Hieron. school te Utrecht. D. II. bl. 13 ; N a u t a , Lijkr. op 0. Z. van Haren , bl. 12; Halbertsma, Het geslacht der van Harens , 131. 75 ; Tydeman, Hareniana ; 131. 12 ; S epp, Stinstra en zijn tijd , D. I. bl. 17, 26; De vrije Fries , D. III. bl. 277 ; E ekhoff, Bibl. v. Leeuw., bl. 259 ; Nieuwenhuis, W oordeb. der zamenl. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WESSELINK (G.) besehreef een zeldzaam oval eener aanhoudende ontlaisting van pissebedden uit den news in Alg. Konst en Zetterbode, 1806. D. II. bl. 170. Zie Holtrop, 1. c. p. 397. WESSELIUS (JoHANNEs) , zoon van Jo h an n es W e s s e­lius , eerst rector der Latijnsehe school te Emden , later to Leiden , werd den 28sten October 1671 in de eerstgemelde stad geboren. Na to Groningen gestudeerd to hebben , werd hij in 1692 predikant to Akkrum en Terhorne , twee jaren later to St. Jacobi parochie op het Bild , werd in 1699 te Leiden theol. dr. en verwisselde tevens zijn standplaats met Purmerend. Van daar begaf hij zieh naar Rotterdam , waar hij den 28sten julij 1705 bevestigd werd. Hij was aldaar zeer gezien en werd er tot boogleeraar in de kerkelijke geschiedenis en god­geleerdheid benoemd , welke betrekking hij den 3den Januarij 1711 met eene °ratio de laudibus Pauli dpostoli aanvaardde. Weldra werd hem een ruimeren werkkring geopend , daar cura­toren der Leideche hoogeschool hem het hoogleeraarambt in de godieleerdbeid aanboden. Den 7den Maart 1712 aanvaardde hij ziine bediening met eene °ratio de litulo erueis Domini. In 1738 werd hem ook het onderwijs in de gewijde welspre­kendheid opgedragen , welke betrekking hij aanvaardde met eene Oratio de prudente simplicilate in oratore 8acro requisita: Den 2den December 1742 genoot hij bet voorregt gedachtenis to vieren van zijn 50-jarige evangeliedienst met eene Leerrede over Psalm LXXI: 17 , 18. (Leiden 1743). Hij overleed den 16den Januarij 1145. De akademische senaat gaf hem deze getuigenis : ,Vir fuit eximius , doelrina, probitate, placidissimis moribus et prudentia insignis amplissimique huius Ordinis decus egregium. Hij was tweemaal gehuwd 1. met A d r i a a a van Ruyte n-burgh; 2. met Margaretha Agatha van Hogen­d o r p. Zijn afbeelding bestaat in de bekende verzameling van van der Aa naar J. M. auinkhard, door J. Hou­brak en gegraveerd , met een Latijnsch vers van A. v a n Royen en een Nederduitsch van H e n r i c u s Snakenburg. Behalve de boven gemelde oraties en eenige twistschriften met den Harderwijkschen hoogleeraar D. S. C r e m e r , gaf hij in het licht: Purmerendse en Rotterdamse kerkredenen , 2e druk. Rott. 1712. 8°. Uitgestrektheid van Chrislus prediking. Rott. 1705. 8°. Intree reden' over de apostel Paulus. Rott. 1711. 4°. Intree reden over het krayen des Heeren. Rott. 1712. 4°. Gezigle van de Macedonise Man. Rott. 1712. 8 °. Lijkreden op professor Joh. a Marek. Leyden 4°. .Redevoering over de voorsiglige eenvoudigheid van een heilige redenaar. 4°. Over 't feest der Loolhutten onder he N. T. to Jeruzalem van alle Heydenen le vieren. 4°. Over de Bewaaring van 't Joodsche door Mannekes vertaald. Leyden 1741. 4°. Jubeljaar Predikaatsie over Psalm LXXI : 17 en 18 , den 2den December 1741 met het portret in 4°. Leyden 1745. 2e dr. Verklaring van Paulus Brief aan de Galaten. Ferhancleling over uitgezochte plaatsen des 0. en N. Tes­taments• Nestorianismus. Rott. 1727. De admiranda geniis Judaeorum ubique dispersae in &Inc usque diem conservatione. L. B. 1728. De Ask tabernaculorutn, sub Novo Testamento ; Hiero solytnae , ab omnibus genlibus celebrando. L. B. 1740. Dissertations. .dcademicae. L. B. 1734. Zie Te Water, Narratio , p. 213 , 204; C. de Peyster, in Dedicat. ac praefatione commentario P. W. in epist. Pauti ad Galatas ; Lzjkrede van J. van den Honert ; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool , D. I. Id. 292 , Toev. en Bijl. 172 very.; Harderwbk, Naaml. d. Pred. te Rotterdam bl. 60 ; P a a w en Veeris, Kerk. Alphab. , bl. 227; Glasius, Godgel. Nederl., N. Gel. Europa, XI. 613; H. J. Royaerds, XV. 800, lets over den leerstelligen twist tusschen de hoogleeraren B. S. Cremer en .1. Wesse­lius in Kist en Royaards, Kerk. Arch., D. VII. bl. 419 ; Ypey, System. Godgel. ; Kerk. Gesch. der 18de eeuw ; B o u m a n , Gesch. der Geld. Hooges., D. II. bl. 418; Schotel, Leidsche .11ooges. ; Ab­coude, Naamr., bl. 405; Vervolg bl. 235; Kobus en de Rive-court; Muller, Catal. v. portretten ; Rogge, Bibl. der Contraren bl. 141. WESSELIUS (HERNA.Nus) , werd predikant te Huizum , en overleed in 1820. Hij schreef : Handleiding bij het onderwijs in de Godedienst. Leeuw. 1811. 8°. De stedelijke bibliotheek te Leeuwarden bezit van hem: Geschiedkundige bijzonderheden betrekkelijk het dorp lluizum , nabij Leeuwarden nit de kerk. archieven opgemaakt. (Hands.) Zie E ekhoff, Gesch. Beschrijv. v. Leeuw., D. I. bl. 316; Dez., de sled. bibl. te Leeuw., bl. 220, 242. WESSELMAN (H.) gaf een Berigt nopens den qelukkigen uitslag der inenting van de kinderziekte te Neyebroek in Alg. Konst• en Letterb., 1790. D. I. bl. 154. Zie Holtrop, t. a.p. bl. 397. WESSELS (G.). Van hem bezitten wij : Beantwoording van vier belangrOke vragen en gedachten over den tegenw. oorlog. Arnhem 1801. Opwekking aan de Nederl. Natie tot vaderlandsliefde. Zalt- Bommel 1821. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. III. bl. 270. WESSELS (H. L.) , was onderwijzer te Uithuizen , in de prov. Groningen , schreef: De kennis van God uit de natuur en de openbaring. Gron. 1820. kl. 8°. Itekenboek voor jongens , onaeend uit de wetenschappen , ge­schiedenis en den koophandel , 3 stukken 8ste druk. Gron. 1826. ki. 8°. en Vervolg op het eerste deel , 3de dr. Ald. WESSELSZ (JAcosus) , dichter uit de tweede helft der 18de eeuw , gaf but Leven van den aartsvader Joseph in VII boeken , in gerijmde Alexandrijnen met eenige Stichtelijke Men­ gelwerken. Amst. 1769. Zie Witsen Geysbeek, B. A: C. Wb., D. VI. bl. 460, Cat. der Maats. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 262. WESSEM (J. VAN) , teekenaar o. a. van een Romeinsch Veldheer te paard , met de pen en 0. I. inks. Vermeld bij Kramm. WESSENBERGH (J. H. VAN) , scbreef: Progve over den zedelzjken invloed van het tooneelspel en den roman ; nit het Had. Rotterd. 1826. gr. 8°. WEST (A.) , dichter, bloeide in den aanvang der 18de eeuw. Hij vervaardigde o. a. een gedicht ter bruilofte van Jacob de Llaen en Anna van Gelder. Amsterd. 1714: Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WEST (FERDINANDS) komt voor op de lijst der 47 kunstenaars , die ten jare 1656 te 's Hage eene nieuwe kamer van Pictura hebben opgericht. Zie Kramm. WEST (GILBERT) schreef: De geschiedenis en de bewijzen voor de zekerheit van de opstanding van jezus Christus uit de dooden , als de eenige stenn en vole hulp der Christenen , en een nieuw Licht gesteld , met eene voorrede van C. Boers. Utr. 1772. Zie Arrenberg, bl. 372. WESTC APPEL (MATTHEUS GALERIUS VAN) schreef: Der Leeken Brevier, , Theorien ende Gheestelycke contemplatien ofte bediedtschen sende den in van de klissen , Vesperen enz. Gheprent te Douay by Loys van Winde. 1567. 8°. Zie Cat. d. 1. Bibliotheque de Serrure. T. II. p. 10. WESTEN (WYNANT VAN) , Mathematicus der stad Nijme­gen , schreef : Mathematische ermaeckelyckheden. Aarn. 1644. Amst. 1664. 8°. Arnh. 1672. (5e dr.) Zie Abcoude, bl. 235. WESTENBERG (B. O. C.), med. dr., studeerde to Utrecht, en schreef eene Dissertatio de febris perepneumonicae malignae in nosocomio acad. curatae historia et epicrisis. Traj. ad Rhen. 1799. Zie Holtrop, 1. c. WESTENBERG (G.). Van dezen geneesheer komt voor Waarneming van een onbekende buikziekte in Verh. v. d. Boll. Metals., 1779. bl. 279. Zie Holtrop, t.a.p. WESTENBERG (JAN LINCKLAAN) werd den 9den Junij 1800 te Zutphen (provincie Gelderland) geboren. Den 23sten September 1817 begon hij zijne militaire loop­baan als kadet bij het 16de bataillon jagers , werd in 1820 2de luitenant en vertrok den Eden April 1826 in dien rang naar Oost-Indi6. In 1827 tot lsten luitenant en in 1832 tot kapitein be­noemd , werd hij in 1836 ter westkust van Sumatra geplaatst. Den 18den December 1837 tot majoor bevorderd keerde hij het ,volgende jaar naar Java terug, en verkreeg eene plaat-sing bij het 3de bataillon infanterie. In 1840 luitenant-kolonel geworden , vertrok hij andarmaal naar Sumatra's westkust en verbleef daar tot het laatst van 1842. 9 Bij zijne terugkorost op Java , werd hij at spoedig beast met 4 ,oprigting van het 14de bataillon info,nterie , over het­welk hij gedurende een tijdsverloop van ongeveer zes jaren het bevel voerde. In het begin van 1849 , hem het kommandement der. 3de groote militaire afdeeling op Java opgedragen zijnde , werd hij in die betrekking den 23sten Februarij daaropvolgenden , tot kolonel benoemd. Gedurende zijne militaire loopbaan in Indie , woonde bij de veldtogten • van 1827 tot 1830 in de Vorstenlamden van Java bij en nam gedurende de jaren 1836 en 1837 , deel aan do moaning van Bonjol , en werd voor de door kern bevvezen diensten , gedurende edit tijdperk , tweemaal eervol vermekl. In den aanvang van 1838 , tot kommandant der *word= mobiele kolonne benoemd, gaf hij bij het bestormen der vijandelijke versterkingen Laekee Onth6 (Sumatra's Westkust), wederom de ondubbelzinnigste bewijzen van zijn' onwrikbaren moed en volharding en bekwam bij deze gelegenheid eene zware kogel­wonde in den regter scbouder. Eindelijk mogt hij de voldoening smaken , voor alle zijne diensten , in de onderscheidene oorlogen op Sumatra bewezen , den 12den Februarij 1841 benoemd te worden tot ridder der militaire Willemsorde 4de klasse. Reeds sedert eenigen tljd lijdende , werd hij in het laatst der maand April bedlegerig , en zijne zwakte nam hand over hand zoodanig toe , dat menschelijke hull) niet roger oaten kon. In den ochtend van den Eden Mei werd hij aan zijne gade , zeven , waarvan vijf nog jonge kinderen , zijne talrijke vrienden , en zijn nuttigen werkkring ontrukt. Den 7den 's morgens , werd zijn stoffelijk overschot plegtig en met alle militaire eer ter aarde besteld ; eene talrijke schare vau officieren ambtenaren en notabele ingezetenen , vergezelde bet lijk naar zijne laatste rustplaats. Eene treffende lijkrede werd door ds. M e ij e r uitgesproken. Part. berigt. WESTENBERG (JOHANNES ORTWINITS) werd den 20sten Mei 1667 te Nyenhuis in bet Bentheimsche geboren. Zijn gelijknamige vader, lijfarts van den graaf en archiater des graafschaps van Bentheim , en zijne moeder, Gertrude van Gesseler, waren uit aanzienlijke stammen gesproten. Te Bentheim en te Lingen bet lager onderwijs genoten hebbende , studeerde hij achtereenvolgens te Steinfurth , Franeker , Harder­wijk en te Groningen. Op de eerste en derde hoogeschool was vooral van Gesseler zijn leidsman , op de tweede waren inzonderheid P e ri zonius, Noodt en Huber zijne leer­meesters. Te Franeker liet hij zelfs , V i t r i n g a's theologische lessen niet onbezocht. Eindelijk naar Harderwijk weerge- keerd, v(erd ij ,aldaar , den 7den October 1687 , na het verdedigen eener dissertatie de Usuris en tot doctor in de regten gepromoveerd. Een jaar na zijn promotie werd hij hoogleeraar te Steinfurth , eerst in de regten , daarna in de geschiedenis en wijsbegeerte , terwij1 de graaf hem het beheer en het bestuur van meest al de landszaken opdroeg. Van ilaar vertrok hij near Harderwijk en in 1694 naar Franeker, als hoogleeraar in de regten. Hij aanvaardde to Harder­ wii k , den 8sten Maart 1695 , zijne bediening met eerie Or. de ratione docendi et discendi Juris en hield gedurende zijn verblijf aldaar in 1700 , 1705 , 1710 , 1715 vijf rectorale redevoeringen , de eerste de Jure Naturae , de derde de Jure Gentium , de vijfde , de calculo Minervae , de stoffe der tweeds en vierde wordt niet vermeld. In 1716 verwisselde hij Har­ derwijk met Franeker , om Z a c b. Huber op te volgen. Hij hield aldaar den 8sten Mei zijn Or. inaug. de Jurisprudentia rationali , sloeg in 1720 het beroep naar Groningen af, doch aanvaardde den 27sten Sept. 1723 het professoraat in bet Romeinsche en hedendaagsche burgerlijke regt te Leiden met een ()ratio de Philosophia Ictorum et inprimis ea , quae circa legum colli8ionem versatur. Sedert strekte hij nog 14 jaren tot een sieraad der hoogeschool en overlecd den 30 Junij of , volgens Siegenbeek, den lsten Julij 1737. Zijn ambtgenoot R ii c k e r hield een lij krede op hem en H o u b r a k en bezorgde zijne afbeelding. Hij is tweemaal gehuwd geweest 1. met Mat hilda van Gesseler, 2. met Anna Geertruida de Wit. Hau­ bold noemde hem praeclarus Juris civilis ex ipsis fontibus cognoscendi magister. Hij schreef: Disputatio inaug . de usuris. Harderov. 1607. 4°. Disputationes de Servitutibus , de Emphytussi , de Querela Testamenti inofficiosi , de Fructuum perceptione , de Consuetudine , de Foro competenti. Steinfurti. Princi pia Juris , sec. ordinem Institutionum cad. Amst. 1699. 8°. Hard. 1704. Fran. 1739. L. B. 1745 , 17 64. Principia Juris , sec. ordinem Digestorunz, Pandectarum. . Hard. 1712. 8°. L. B. 1732. Amst. 1739. L. B. 1743, 1764. Curatoren van Harderwijk boden hem voor dit werk een eere­gescbenk van 100 zilveren dukatons aan. Beide zijn ook uitgegeven in de Opp. Juridica , door J. H. J u n g. De Causis obligationum liber singularis , e. .Dissertations novem. Harderov. 1704. 8°. Divus Marcus e. Dissertationes ad Constitutiones Marci iturelii Antonini Imperatoris. L. B. 1736. 8°. Orations inaugurales , Franequerana. 1717. fol. Leidenses. 1723. 4°. .Rectorales , onder welke de Calculo Minervae. Har­derov. 1715 , de Arisprudentia Pauli iiposIoli. Franeq. 9* 1722 , recusa 8umptibus orphanotrophei Barutheni an. 1738 , de cura Rhadansanthi. L. B. 1726 , de Jurisprudentia Q Cer­bidii Scaevolae. Ibid. 1734. Zijn leerling J. H. Jun gins is begonnnen uit te geven : Opera Weeter8bergii Juridica , waar­van in 1746 en 1747 twee deelen verschenen zijn. Zie J. C. Riieker, Orat. de Vita et obitu .T. 0.W., ook in diens Syll. dissertate. de temporis computat. L. B. 7 49 ; Vriemoet, Ath. Fris., p. 176 ; Saxe, Onom., T. V. p. 363 ; T e Water, de rebus Acad. L. B. p. 213 ; Ser. Profess. Harderov. ad calcem orat. .Tubil. cl. .T. de Gorter , p. 41 ; Catal. Bibl. Buuay., T. I. Vol. II. p. 1697, Haubold, p. 141 , 142; Jocher, Bauer, Cony. Lex. N. allgem. deutsche Biblioth. , T. XXI. p. 26S ; Bibl. choisie, T. XXXIV. p. 338 ; Bibl. Univ. Boekz., 1738. D. II. bl. 5; van Kampen, Gesch. d. Lett. en Wetens., D. II. bl. 311; J. Tideman, bl. 88; Siegenbeek, L. .H., D. I. bi. 263, 269, D. II. bi. 186 , 187 ; Schotel, L. Akad.; Bouman, Gesch. d. Geld. llooges., D. I. 131. 233, D. II. bl. 61, 183, 606; Nieuwenhuis; Woordenb. d. Zamenl., Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WESTENBERG (ERNESTUS WILHELM'S) , broeder van den vorige , studeerde te Harderwijk in de medicijnen , en zette zich als arts te Amsterdam neder. Den 30sten Nov. 1701 werd hij , in plaats van den hoogl. de G r a aff, tot hoogleeraar in de medicijnen en Archiater aldaar benoemd. Tweemaal , in 1706 en 1711 , zag hij zich tot rector der academie aangesteld. Den 16den Nov. 1712 is hij verdronken , een weduwe en een eenigen zoon nalatende. Deze was naar zijn beroemden corn Joann es 0 r t w i n u s genoemd. Hij was seen man van naam en bedrijve" burgemeester van Lochem en afgevaardigde tot de staten-generaal en de Geldersche synode van 1728. Ernestus had nog een broeder Johan Arnold, die ook te Harderwijk studeerde , op een dissertatione de societate tot jur. utr. doctor promoveerde en later een hooge waardigheid bekleedde. Ernestus gaf in het licht : Consilia de methodicd Medicinae in8tructione, propo8ita Cl. J. le Mortio. L. B. 1702. 8°. Viridarium , .dcademiae Harderv. herbarum et u8ualium plan­ taruns catalogue. Hard. 1709. 12°. priv. de chylificatione, respond. J. van de Veil. Hard. 1706. Zie B o um an, Gesch. d. Geld. .Hooges., D. I. bl. 235, D. II. bl. 61, 185, 606; Cat. a Roy, T. I. p. 84, 349. WESTENBERG (CmtismAN) , zoon van Johan en Johanna Margaretha Westenberg, werd in 1773 geboren , trad in 1788 ale oflicier in dienst bij het regi­ment van Hessen-Philipstal , waarvan bij in 1795 zijn ontslag nam. Na de omwenteling van 1813 was hij lid der staten van Friesland , luitenant-kolonel bij de rustende schutterij , ridden der orde van den Nederlandschen Leeuw, jaren lang president van den militieraad en sedert 1816 grietman van Ferwerderadeel. Hij huwde Adrian a, dochter van Jan Use n-beck en Trijntje van der Ley, wcduwe van Barthold Jan de Sch epper, en stied den 20sten April 1847 op Harsta•state te Hoogebeenturn. Zie v, Smin ia, Vervolg Naaml, v. Grietm. , bl. 8; V e r­woert. WESTENBURGH (JoHANNEs) , in 1599 te Utrecht geboren , studeerde aan de Hieronymitaansche school aldaar en te Leiden in de godgeleerdheid. Na een vijfjarig verblijf aldaar werd hij predikant te Tien hover' (1624) , Abkoude (1625) en Dord• recht (1629). her maakte hij met Latijnsche en Nederduitsche dichters Daniel Joncktys, Johannes Beverwyck, Cornelis van Beveren en Petrus van Godewyck kennis en was ook als Latijnsch dichter bekend , zooals door zijn .Epinicion in deviclam Sylvamducem , auspicii8 potentissi­morum Ordinum Foederati Belgii , magnaninitate et industriri principi8 Frederici .Henrici, supremi exercitus Guberna­toris XV kal. Octobr. 1629 in libros tres digeslum. L. B. 1629. fol. 1636. Veelal achter C. Barlaei Sylvae•Ducis obsidio. L. B. 1629 gevoegd. Voorts gaf hij : Tristium liber unu8 , sive Epicedium in obitum Cl. Viri D. S. Everwijn , Collegae sui , amicorum cura editum. L. B. 1632 in fol. Ook onder de Epistolae Jacobi Crucii te vinden. Elegia consolatoria ad Jacobum Wittium. Dordr. 1633. fol. Elegia ad clan. virum Joh. Beverovicium, voorkomende in bet werk van dozen laatste de Vitae termino mobili an fatali en voor diens Lot der Geneeskunde en een Latijnsche vertaling van een Grieksch gedicht van Beverwyek in Libro de Vitae termino, p. 171. Een paar regels in zijn Lofdicht voor het werkje van Jacobus Focanus, getiteld : Adonibezech of de strap der Tyrannen , in 1622 , gaven Theo d. V erhoev en aanleiding tot bet schrij yen van een opstel , dat men bij A. Ma ttbeeus, Script. Rer. Amersf., p. 143 ontmoet. Als godgeleerde kennen wij hem door zijn .Epistola de prisciaevi diuturna vita , voor­komende in eene door .1. v. Be v erwyck uitgegevene verza­meling , getiteld : Doctorum virorum Epistolae at responearum Medica , turn Philosophica. Voter. 1665. 8°. en in het _Jan­hangsel van Brieven op Beverwyck's Sckat der gezondheid en ongezondheid, met den titel : Brief ran D. Joh.Westenburgh nopende het lanyh leven van de Ouden. Ook verdient de brief­wisseling tusschen Be verwyck en W est enbu rgh over den eindpaal des menschelijken 'evens in het aangebaalde werk van dezen laatste de Vitae termino gelezen te worden. In 1834 verscheen van hem Athenaeum sive in 111. Gymnasii Ultraj. Poemation. Twee jaren later werd hij tot heogleeraar in de welsprekendheid aan tie pas gevestigde Illustre school te Dordrecht benoemd , doch hij overleed reeds den 3den Sep­tember van dit jaar aan de pest. Zie Schot el , Kerk. Dordr., D. I. bl. 315 ; Dez., Illustre school te Dordrecht , bl. 80 ; Burman, Traj. erud,, p. 446 ; B o s, Dordr., bl. 5 7 5 ; Balen, Beschrijv. v. Dordr. ; Epist. Eccl. et Theol., p. 775; Paquot, Mem., T. 10. p. 22; Peerlkamp, de Poet. p. 297; Val. Andreas, Bibl. Belg.,; Foppens, Bibl. Belg. ; Witte, Diar. ad ann. 1636 ; Crucii Mers. Bat., T. I. p. 360; A. Matthaei, Script. Rer. Amersf. , p. 143 ; Epist. Eccl. et Theol. p. 775; Glasius, Godgel. Nederl. ; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WESTENDORP (mr. GEORGE). De tijd en plaats der geboorte van W e s t e n d o r p is onbekend. Wij weten alleen dat hij tot de komst van Alva to Groningen "in zijn privaet studeerde ende leerde", doch toen was begonnen de belan­gen der stad , die van haren advocaat was beroofd , to ver­dedigen eerst voor den hertog , en daarna in 1569 voor "de sittende raedt ende ofneieren ," die door den comrnissaris Charles a uar re, "in persone" waren abeschuldiget." Deze goede diensten , door hem aan de stad en hare regering bewezen , gaven aantleiding dat hij tot haren syndicus benoemd werd, welke betrekking , hem , den 12den September 1569 , voor den tijd van 3 jaren opgedragen , naderhand nog voor een gelijk tijdperk verlengd werd. Het was voornamelijk met dit arabt , dat zijn onrustig levee een aanvang nam. Immers menigvuldig waren de reizen , die hij in het helang der stad moest ondernemen , zooals in 1569 naar Appingadam en Delfzij1 om proviand aan het leger te bezorgen , en om telkens aan burgemeesteren en raad de gevechten met den vijand mede te deelen. In de volgende jaren waren zijne togten naar Brussel, verscheidene naar Leeuwarden , naar Duitschland , Lubeck , waar hij met een fraaien beker werd begiftigd , Denemarken enz. Als ijverig Spaanseb. -en koningsgezinde , was hij zeer gezien bij den hertog van Alva, die here , in 1572 to Brussel zijnde, een zending naar den vorst van Gulik , Kleef en Bergen toevertrouwde. De diensten , door hem in deze zending bewezen , werden beloond met een gouden halsketting , die hij den 17den Nov. van den hertog van Gulik ontving , en een dergelijk geschenk , waarmede Alva hem den 26den dierzelfde maand begiftigde. In de twisten der stad met de Ornmelanden en Appingadam over bet stapelregt , werd hij in 1571 met 6 regeeringsleden naar Alva gezonden. Hij bewees in deze commissie, in die om van de opbrengst der weekleeningen bevrijd te vvor­den , en in den twist tusschen de stad en de Ommelanden over de oprigting van een verlaat , aan de eerste belangrijke diensten. Nadat bij den 10den September 1575 als syndicus was ont­slagen , werd bij raadsheer in het bof van Friesland. Ofschoon nu de regtstreeksche betrekking tusschen hem en de stad Groningen wel had opgehouden , zoo werd echter deze nog dikwerf door hem bezocht en moest hij later nog vele treurige dagen binnen hare muren doorbrengen. IJverig Spaanschgezind stond hij tevens als een ijverig Ban-hanger van Billy bekend , die , gelijk Rengers v an ten Post verbaalt , trachtende te vet nemen wie goed Spaanschgezind was , daarover raadpleegde ade luitenant Mepsche, We s­tendorp, de pastoor E e 1 t s etc." Toen in het najaar van 1576 , door de komst van Stella te Groningen , de bezetting Caspar de Robles, beer van Billy , verliet en bij deze gelegenheid vele Spaanschgezinden werden gevat , werd den 26sten November ook W est en dorp, die zich destijds , door Billy gedwongen , tegen zijn wil daar bevonden , door de soldaten gevangen genomen. Zijne gevangenis hield aan tot den 9den April 1577 , op welken dag hij naar Leeuwarden werd gevoerd , waar hij terstond op vrije voeten werd gesteld. In Augustus van hetzelfde jaar 1577 werd hij , onder vet.• denking van , ten einde met M e p s c h e de zaak van Billy te bevorderen , in Groningen te zijn gekomen , met dezen zijne.n medegenoot gevat , terwijl hij poogde naar Drenthe te ontvlugten. Des nachts naar Leeuwarden gebragt , werd hij daar zoo streng bewaakt , dat bet hem van tijd tot tijd niet vergund werd iemand , zelfs zijne echtgenoot , te spreken en te ontvangen. Sedert het begin van 1578 houden de aanteeke­ningen , aan welke dit artikel ontleend is , op , en treft men W e s t end or p in geen openbare handelingen meer aan. In een brief van hem van 15 September 1581 noemt hij zich raadsheer en rentmeester•generaal van Friesland , en blijkt het dat hij toen of vroeger als advocaat , hoewel in staatsdienst , nog de praktijk bleef uitoefenen. In de acadernie bibliotheek van Groningen is een 4°. boek , getiteld : Ephemeris Joannis Sladii. Dit dagboek was bet eigendom van Westendorp, die er van 1566 tot 1578 op iederen dag in de Latijnsche taal in heeft, opgeteekend , bet­geen hem was wedervaren. Dit dagboek of deze aanteekeningen zijn uitgegeven door Mr. H. 0. Feith. Zie de Jul. van Feith voor het Dagboek ; Pontus Heaterus, Rerum Austr., 1. V. p.124; Hoynck van Papendrecht, Anal. .r., P. II. p. 862; B or , Ned. Oorl., D. II. b. XI. fol. 283; S c h o­tanus, Gesch. v. Friesl., bl. 811; Werken van J o h. Rengers v. t. Post, D. II. bl. 281; Vrije Fries, 1846, bl. 41. WESTENDORP (NicoLAus) werd den 11den Februarij 1773 te Farmsum in de provincie Groningen geboren , ontving zijne eerste opleiding aan de Latijnsche school te Appingadam en voltooide daarna zijne letteroefeningen aan de hoogeschool te Groningen , waar hij zich tevens voor het predikambt voor­bereide. Zijn eerste standplaats was Sebaldeburen , welke hij met Loppersum en met Losdorp verwisselde. Hij maakte zich het eerst in 1809 door de uitgaaf van een oudheid­kundig werkje bekend , werd in 1815 , 1820 en 1826 door de Holl. maats. te Haarlem en elf jaren later door de mats. van Ned. letterk. bekroond. Gedurende dien tijd heeft hij een menigte oudheidkundige verbandelingen , zoo afzonderlijk als in tijdschriften en andere geleerde werken uitgegeven , die hem het lidmaatschap van de Haarlemsche , Leidsche en andere maatscbappijen , zoo binnen als buiten het vaderland, verwierven, met name te Halle en Kopenhagen. De tweede klasse van bet kon. Ned. Instit. benoemde hem tot haren correspondent , Z. M. de koning tot ridder der orde van den Ned. Leeuw , de akademie te Groningen tot doctor in de letteren: Ook was hij school­opziener over het 4de district van Groningen. Godgeleerde schriften zijn van hem , uitgenomen eene Leerrede , niet bekend , dock in de kleine Dichterlijke Handschriften, D. VI. bl. 160 , D. VII. bl. 77 , 2de dr. kornen twee , door hem als student vervaardigde gedichten voor. Hij overleed 5 Junij 1866, in den ouderdom van 66 jaren. Hij schreef: Berste Leerrede , yehouden in de Nieuwe Kerk te Sebalde­buren , benevens eene Oudheik. Verhand. Gron. 1809. 8 °. l7erhandeliug ter beantw. der vrage : welke volkeren hebben de zoogen. Ilunebedden gesticht? In welke 14c/en kan men onderstellen dat zij deze oorden hebben bewoond? bij de Holl. Maats. der wetens. te Haarlem 1815 ; 2e dr. vermeerd. en omgewerkt. Gron. 1822. 8°. .Rapport nopens eene nuttiger inrigtiny der classicale verga­dering. Gron. Verhandelingen over onderwerpen uit he yebied der Oudheidk. en Godenleer. Rott. 1826. H. Kremer , Beknopte aardrijks- en yeschiedk. beschrijv. d. prow. Groningen. Gron. 1818 , 1819. 8°., vermeerderd t door N. W. Ald. 1839. 8°. Over het oud Runisch Letterschrift en ontdekte sporen van hetzelve in ons land; met een plaat in Verhand. der Maas. van Ned. Letterk., in 8°. D. III. St. 2. 1824. Jaarboek van en voor de provintie Groningen , 2 stukken. Het eerste van de vroegste tijden lot 1273; het 2de stuk van 1273-1493. Gron. 1829-1832. 2 dn. Antiquiteiten, een Oudheidk. Tzjdschrift, door N. IV. en C. I. C. .Reuvens. Gron. 1819-1826. 2 dn. 8°. Over de Morini , de Menapii den Ponlus Itius , de Toxandri en de Salii. (Amst. 1827) 4°. in Perhh. der 2de kl.van't Kon. Ned. Inst. D. IV. Verh. over de vraag : eene beknopte voordragt van de Noord­sae Mythologie, ontleend uit de oorspronkelijke gedenkstukken, en met aanwijzing van he gebruik , dal hiervan in de Neder­landsche Diehtkunde zou kunnen gemaakt worden , in Werken der made van Ned. Letterk. 2de deel lste St. 1829, bl. 1-358 , 2de St. 1830, bl. 357-590. Bijzonderheden nit de geschiedenis der Hervortning in de prov. Groningen tussehen 1545 en 1580 , met een ongedrukt HS. van dien tijd. Gron. 1832. 8°. Oudheidk. ontdekking in het Hunsego heartier , verklaring van den heuvel Rondenburg bii Zuardijk in V riencl des Vader­lands. 1830 , n°. VI. bl. 489, vv. Graaf Lodewijk in de Ommelanden , nit nagelatene papieren geplaalst door Ds. A. P. A. du Cloux , in Alm. I. bevord. v. K. en Sm. 1837. Gron. .Eenige der gedane ontdekkingen in Egypte , aangewend tot opheldering en staving van de gebeurtenissen door sommige Heilige sehrijvers te boek gesteld. Zalt-Bommel 1836. 8°. Over den voorgenomen doop von den Friesehen koning Rad­bout door Vulfram. 4°. in Werk. van de Ile kl. van het Kon. Ned. Inst. D. VI. 1839. .dlgemeen overzigt der Romeinsche oudheden in de Noord-Nederlanden. Cron. 1846 , in Verhh. van Gen. P. B. J. P. VI. bl. 1. Zie Band. d. Maats. van Letterk. 1837; Boekzaal 1836; Nieuwen­huis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Glasius, God­geleerd Nederl. WESTENHOIJ T (JOHANNES VAN), werd kapitein-ingenieur en controleur van 's rijks gebouwen binnen Amsterdam. Groot was zijne kennis wat het yak der bouwkunde , ook wat bet krijgswezen aangaat , was die zeer groot. Hij was lid van bet kon. Ned. Inst. en overleed te Amsterdam den 25sten November 1823. Zie Verslag der .Taarl. vergad. van het icon. Ned. Inst. 1824; V erw oert. WESTER (HENDRIK), den 23 Jan. 1752 te Garmerwolde gebo­ren , was een der voortreffelijkste mannen die , op bet einde der vorige eeuw , het eerst de handen aan bet werk sloegen om bet lagere onderwijs in ons vaderland te verbeteren. Zelf onderwijzer zijnde (te Oude-Pekela) begon bij zijne eigene school te bervormen en doelmatig in te rigten. Zijn voorbeeld werktei op vele andere onderwijzers zijner nabuurschap heilzaam maar nimmer zou 's mans invloed zoo groot geworden zijn indien hij niet door het opstellen van zeer doelmatige hand­leidingen en schoolboekjes , in bijna alle vakken van onderwijs, niet alleen voor de provincie Groningen , maar voor het geheele vaderland als een hervormer en voorzigtig hervormer was opgetreden , wiens raad en lessen men , boven die van anderen hoorde en volgde. Naderhand , als schoolopziener in de provincie Groningen aangesteld , ging hij met stillen gang , zachten geest , gemoe­delijken ernst , godsdienstige en zedeliike strekking en werkzamen ijver vooral om het werk te voltooien dat hij begonnen bad. Hij overleed den l9den Februarij 1821. Een eenvoudig maar teens fraai gedenkteeken werd te zijner eere in de kerk alsmede op bet kerkhof , waar zijn gebeente rust , opgerigt. Ook werd een dergelijk monument ter zijner eere in de MartIni•kerk te Groningen gesticht. In 1793 scbonk hem de maats. tot Nut van 't Algem. de gouden eerepenning voor zijne Verhandel. over de gebreken der Burgerscholen, en in 1801 voor zijn Sehoolboek der Ge­echiedeniesen van one Vaderland. Men vindt een volledige lijst van zijne talrijke schriften achter zijn Levensberigt door van Swinderen. Hij schreef o. a. Bevattelijk onderwijs in de Nederl. spel• en taalkunde, voor de schooljeugd (1795). Vijfde dr. op nieuw verb. en verand. naar de veiling van Siegenbeek. Gron. 1805. kl. 8°. Versjee en rijmepreukjes voor kinderen. Gron. 1811. 8°. Ilulde aan den Albestuurder. Gron. 1816. 8°. Dichtm. Uitboezeming der harten, ter bevord. van deu gees­telajken smaak. G ron. 1817. Vier letter en speeltarele voor de jeugd, piano. Gron. Nieuw schriftuurlijk schoolboek. Gron. 1829. 5de dr. Redevoering over de algemeene en bijzondere schoolorde met het portret. Gron. Overzigt van de voornaamste oude en latere volken of landen op den aardbol. Cron. 1829 , 6de dr. Bijbelgeschiedeniese voor de Nederl. Jeugd. m. pl. 5 stukken. Gron. 1822, 2 d. m. pl. Gron. 1832. Zie Aanhangsel op Nieuwehuis Wb. ; Siegenbeek, Handel. der Jaarl. verg. van de Moats. d. Nederl. Letterk., 1857; v an der A a , N. B. A. C. Wb. ; G1 a s i us, Godgel. Aederl. "fig. Kunst- en Letterb. voor het jaar 1836, D. II. bl. 33, 34, Verslag der .Taarl. Verq. van het K. A. J. 1867; Verwoert; Wb. d. Zamenl. ; Kobus en de Rivecourt, Boekzaal voor 1836, 1821, N°. 14, bl. 209, 1823, N°. 15 , bl. 220 , N°. 26, bl. 402, Alm. der Akad. van Gron. voor 1815, bl. 138; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb. D. VI. bl. 461 ; van Swinderen, ter gedacht. van 11.1V. in Alg. K. en Letterb., 1821 n°. 14, 1823 n°. 15. WESTIRBAEN (C0RNELIS WILLEMSZ.) , in 1690 te Katwijk aan den Rijn geboren , werd in 1717 proponent bij de Remon­strantsche broederschap , in 1719 predikant te Noordwijk , in 1722 te Brielle , in 1725 te Utrecht , in 1737 te Rotterdam, in 1763 emeritus, en overleed den 13den September 1774. Hij was een geleerd , kundig en arbeidzaam man. Als god­geleerde heeft bij zich bekend gemaakt door : Lijkreden over Hebreen XI1 I: 7 , ter gedagteuisse van den bezwaarden godyruchtion en geleerden Heere J. Langendaal in zijn Eerwaarde leven Leeraar in de gemeente van der Remon­stranten te Rotterdam. Rott. 1748. 4°. De yoedertierenheid des Heeren , gebleeken in Nederlands verlossinge uyt verscheide merkwaardiye yevaaren , inzonderheid in den tachtig jaarigen oorlog , voorgesteld aan de gemeente der Remonstranten te Rotterdam, op de alyemeene Dank- Vast- en Bededay den 1 5den Maart 1748 , over Klaagliederen III vs. 22 en 25. Rott. 1748. 4°. Meer bekend is hij door zijne overzettingen , o. a. van de illgemeene Historic., beschreven door een gezelschap van ge­leerde mannen in Engeland ; een zeer verdienstelijk werk met veel smaak bearbeid. Amst. 19 D. 4°. en door Lardner's Geloofwaardigheden der Evanyeliegeschiedenis. 1-Iij beoefende ook de vaderlandsche poezy, zijne dichtstukken zijn weinig in petal , maar vol merg van goede gezonde en heldere denkbeelden. Zijn voornaarnste dichtstuk is het Eeuw­getUde der Utrechtsche academie , gevierd den 27sten Maart 1736. Het werd toen gedrukt , dock naderhand met zijn krachtig en ernstig bestraffend gedicht : revel voor den ijver des Predikstoels , in 1748 nameloos verschenen en zijn aan­doenlijken Zwanenzang , na zijn flood in 1774 , door zijn noon • i 11 em Wes t e r b a e n , predikant te Noordwijk , under den titel van DichIstukken van K. Westerbaen Wz. te Leiden uit­gegeven. Nog cited ik van hem vermeld : Ter gedachtenisse vvn ZExc. Henrik Graeve van Nassau, .Heere van Ouwerkerk, overleden 1708 , 18 , 10. Amst. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. N., D. VI. bl. 184; Gla­sius, Godgel. Nederl.; Tideman, Rein. Broederschap, bl. 54, 93, 204, 258, 371; Aanh. op 1Vieuwenhuis Woordenb. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; van Doorninck, Anon. en Pseud., N°. 4384; P. Leuter, de Kruiskerk , bl. 362; A bcoude, Tweede bl. 166, 167; Arrenberg, bl. 572. WESTERBAEN (CORNELIS WILLEM) , den 26sten October 1764 te Amsterdam geboren , bezocht op 17-jarigen leeftijd de kweekschool der Remonstranten in zijn vaderstad. Zij mocht hem onder hare voortreflelijkste kweekelingen , gelijk later de Remonstrantsche broederschap onder bare uitmuntendste leeraren tellen. In 1786 werd hij proponent , in 1788 te Schoonboven , in 1790 to Leiden , in 1793 te Utrecht en in 1804 te Amsterdam als predikant beroepen , waar bij den 22sten Februarij 1832 overleed. Hij was een man van veelzijdige gaven. Gedurende zijn verblijf te Utrecht maakte bij veel werk van en zich zeer verdienstelijk onitrent het lager onderwijs. Hij was ook een groot voorstander der maatschappij tot Nut van 't Algemeen , bekleedde driemaal bet voorzitterschap bij hare openbare vergaderingen , en betoogde bij die gelegenheid (1814) dat de mensch zijn yeluk in zich zelven behoort to zoeken, sprak (1818) over de verlichting era beschaving des yolks. , als de voorname waarboryen van dtn roem en welvaart onzes ader-lands en (1825) over den invloed die de rampen kunnen hebben, op de yrootheid van den mensch. Proeven zijner kerkelijke welsprekendheid zijn bewaard in Leerrede ter opwekkiny eener dankbare hulde aan God enz. en ter aandrang van de pligten , welke he verloste vaderland thaw inzonderheid, arvordert, 1814 , drie leerredenen over het vader­land , een heiligdom ; tegen de moedeloosheid nopens het behoud des Vaderlands ; leve de Koninq , alle in bet Menyelwerk der Vaderl. Letteroefening. 1831. Als welsprekend redenaar,, scberpzinnig beoordeelaar en men­scbenkenner blonk W esterbaen in zijne lijkredenen en redevoeringen nit. Zijne voortreftelijke gaven vertoonden zich met voile kracht in zijne geschriften over Jacob Simonsz. de Rijk in Vad. Lett. 1806 n°. 9 , over Titus Pomponius Atticus, aldaar 1807 , over den weldadigen invloed des Christendoms over de verlichting des menscheliiken verstands , aldaar 1813 , over Pieter de Groot in van Kampen, Magazip, D. III. St. I. Hoed en kraal tegen den man des Weds , opqewekt in eene redevoeriny , 1813 , over den Remonstr. kerkleeraar Rogge , voor diens Nayelatene Leerredenen , Redevoeriny ?Deigns de verbetering van menschelijke inrigtingen, Lofrede op J. Lublink de Jonge. Amst. 1817, Lijkrede op M. Stuart , aid. 1827. Hij vertaalde ook : D. J. van Lennep's lorrede op Jeronimo de Bosch , en A. van der Hoeven's redevoeriny over den rechten yodge­leerden en Uiilegyer der II. S. Rott. 1828. Zie Boekzaal der gel. wereld, 1832 , Maart , bl. 328 ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Aanh. op Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WESTERRAEN (JAcosus) , ridder , beer van Brandwyck en Gybeland , in 1599 te 's Gravenhage geboren , studeerde als alum­nus van bet staten•collegie in de godgeleerdheid te Leiden , was de partij der Remonstranten toegedaan en onthield zich , gedurende de zitting der synode nationale , te Dordrecht , om de Remon­stranten met zijne pen ten dienste te staan. Na de veroordee­ling van deze , studeerde bij in de medicijnen. Hij buwde vervolgens de weduwe van den onthalsden Reinier van Old e nbar neveld 1) , en sleet zijne overige dagen op zijn door hem aangelegd buitengoed Ockenburgh nabij Loosduinen waar hij den 31sten Maart 1670 overleed. W esterbaen was bekend met de voornaamste letterkun­digen en dichters van zijn tijd , vooral met Cats en H u y-gens, en Weld in zijn dichtkunst den middelweg tusschen het gerekte en langwijlige van den eenen en het ineengedrongene en daarom duistere van den anderen. Met V o n d el stood hij echter op geen goeden voet. Hij waardeerde hem als dichter , doch berispte zijne veranderlijkheid in 't stuk van godsdienst en wederlegde zijne stellingen ten aanzien der Misse in zijn uitmuntend gedicht Kracht des Geloof8 , bij gelegenheid der uitgave van Vondels Altaer•eheimeniesen. V o n d e 1 mogt tegen den schranderen W. in geleerdheid niet op en wist daartegen niets to zeggen dan acht onbeduidende regels , waarin hij hem voor Soeiniaen schond. Ook Huygens had niet veel met hem op , schoon hij hem zijn hof maakte en zijn vertaalde Virgilius aan hem opdroeg en in eenige gedichten zijn hof bij hem maakte , want hij werd door H u y g e n s zoo min op Hofwyck , als door Cats op Zorgvliet of door Westerbaen op Ockenburgh onthaald. Op Ockenburgh sleet Westerbaen , als een tweede Atticus, tusschen de wetenschappen en de dichtkunst. De vruchten van zijne letter• oefeningen waren : Minnedichten. 's Gray. 1624. 4°. Arctoa Tempe , Ockenburgh woonstede van den Heere van Brandwijck in de clingen buyten Loo8du,ynen. 's Gray. 1854. 4°. Davids•Psalmen in Nederduitsche r,ymen ge8telt , op de8elfde wyzen ende getal van zangvereen , ale die in de Eraneche ende Nederd. geref. kercken werden gezongen, mitegaedere eenige Lofzangen ende Gebeden etc. (op Muz,yck). 's Gravenh. 1655. 8°. De 8e8 comedien van P. Terentius in Nederd. rijmen gebracht. 's Gray. 1633. 4°. Avondschool vow vrtjer8 om in de minnekunst geoefend en 1 ) Ineenms. briefvan Pieter van Meersch aan Lud. Smids, van 15 Jan. 1719 , leest men : met veel smaak de beschrijving van Ockenburgh herleezende , wilde 't geval dat van iemand to zelven tijd verstond, hoe Jacob W e s t e r b a en quam te trouwen met de wedue van R e y n i e r van O l d e n b a r nevelt, beer van Groenevelt, die, nadat haar man onthoofd was , een geruyme tijd daerna zich veinst ziek te zijn en deezen onzen Westerbaen, die docter in de medicijnen was , als doctor bij haar ontbood, die haer ook eenigen tijd zo quam bezoeken , maer eyndelyk openbaerde zij , hoe zij genegen was hem te trouwen , ingeval hij kon veroorzaeken dat hij ridder werd , 't welek de Groot voor hem bewerkte , waarvan hij gewagmaakt in zijne besehrijving van Ockenburgh , f. 95 in 8°. onderwezen te worden nae de lessen van Ovidius , getrocken ail sijne drie Boecken de arte amando. 's Gravenh. 1665. 4°. Ook vertaalde hij in rijm de Heroides van O v i d i u s , de Aeneas van Virgilius, de Troas van Seneca, de lof der Zotheid van Erasmus, eenige der Kilda. van Janus S e­cund us. Zijne gedichten zijn gezamentlijk in 1672 in 3 dn. in 8 °. te 's H4ge •uitgegeven , doch meest alle ook afzonderlijk gedrukt. Zooals o. a. AM verlooren, Op de vreede te Breda geslootentusschen den koningh van Groot-Brittanje ende de staten der Neder­landen. 1667. Ook komen een menigte in vroegere en latere bloemlezingen zooals in Klioos kraan , s harp , Bloemhor van versch. Gedichten , Verscheide Gedichten en in die van Siegenbeek, V is sch er, A. Tbym en andere ook in de Epigrammatische Anthologie van Witsen Geysbeek voor. Anoniem gaf hij : Boclen-Brood voor den Man die sick noemt J. van Vondelen voorlooper ; overwegende den in ende inhoud van de voorreden gestelt voor de Psalmen Davids , gerymt door J. W. 's Gray. 1655. 40. Kranckentroost voor Israel in Holland. Met eene ernstige Aenspraeck aen de staten van Hollandt en West- Vriesl. Gedruckt buyten Geneven in 't jaar 1663. 4°. Oogh zalf voor het verblinde Israel , mitsg. haeren stercken troost tegen den krancken troost , die he tegenwoordigh heeft in Holland& Gedruckt buyten Geneve in 't jaar 1664. 4°. Wat zeep voor den ongewassen Moor , mitsg. een zuyver ?,0#8-lichtje voor de gemeynte van de publycke kercke ontstoken door den autheur van 't Kost verlooren. Z. pl. en jr. (1668. 4°.) Een vroegere uitgaaf heeft tot titel : _E'en zeepballetje voor den ongewassen Moor , hem verciert van Thersites of de Autheur van Kist verlooren. Z. pl. en jr. (1668.) Ook had hij deel aan de Historie van Oldenbarneveld. Rott. 1648. 4°. Zie Siegenbeek, Bekn. Gesch. der Ned. Letterk., bl..; van Kampen, Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens., D. I. bl. 190; J. de Vries, Geschied. der Ned. Dichtkunde ; Hubert, Chron. Lijst ; Jdoackbloet, Nederlandsche Letterkunde ; J. van Iperen, Kerk. Wist. v., h.. Psalmgez., D. L bl. 181; Witsen Geysbeek, B. A. -0. .Wb., D. VI. bl. 473; Scb.eltenaa, illengelw., D. III. Vondel, Acht. mark., D. XI. bl. 22, 215; Gids, Mengel. D. I. bl. 388; Mnemosyne, D. IX. bl. 293 , 314 ; Dr. F. 0 tto , die gesammtl. ,derl., S. 491; Bur, Liwb. ; Hoogstraten; Kok; Nieuwen­buis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. J.W. deCra n,e, Letter en Geschiedk. verzameling, 1441, bl. 1. WESTERBAAN (JoHAN), de oude , te 'a Hage geboren en woonaehtig, was in 1656 een der 47 kunst.enurs , die to 'a Rage de confregkkapler PictureoriOtten. nil Iota in 1665 als leveed hoofdman der confrerie moor. Hjj was een portretschilder ep schiWerde o. a. bet portret van Koniny Karel Stuart vas Enge*d• WESTRRBAAN (JAN) , de jonge , zoon van den vorige , en even als zijn vader,, lid der confrerie-kamer. Zie Immerzeel; Kramm. W.ESTERBACH (C.) was een gunstig bekend muziek­meester te Rotterdam. Gedurende 40 jaren bekleedde hij eene der eerste plaatsen in het orehest van den Rotterdamschen scbouwburg , 50 jaren was bij lid van het muziekkorps der Rotterdamsche schutterij. Ook was hij een der oprigters van de muziekale vereeniging Caecilia. Hij overleed den 10den Aug. 1859. Zie N. Rott. Cour., 14 Aug. 1859. WESTERHOFF of WESTERHOVIUS (ARNOLDus HEN-Ricus) werd te Ham , aan de Lippe , in Westphalen , in Febr. 1727, uit een geslacht geboren , dat aldaar reeds 200 jaren aan het roer der regering gezeten had. Na te Leiden 7 jaren gestudeerd en door bet verdedigen van eenige theolo­gische dissertatien naam gernaakt te hebben , werd hij door P h i 1 i p p u s, landgraaf van Hessen , tot hofprediker beroepen , en als zoodanig te Kassel bevestigd. Kort daarna werd hem door de raden van koning Willem III bet beroep te Leer-dam opgedragen. Doch terzelfder tijd de stad Gouda hem tot rector beroepen hebbende , zoo nam hij die laatste betrekking aan en stond tot zijn dood aan bet hoofd der Latijnsche school aldaar. Hij kwam eenmaal te Harderwijk tot hoogleeraar in aanmerking. Men verhaalt dat hij , toen de synodus in 1723 te Gouda zat , hij eene Latijnsche oratie voor Naar hield de Eccle8ia et .Ecclesiastic , waarvoor hij door den praeses Ludo v i c u s de la C o s t e plegtig bedankt werd. Hij huwde Adrian a de Rouw nit 's Hage , die hem 6 kinderen schonk , van welke bij zijn dood , in 1737, nog 4 in leven waren , 3 zonen en een dochter. De oudste zoon studeerde in de regten , de tweede in de medieij nen , de derde Johannes H e n r i c u s in de godgeleerdheid. Zijne voornaamste schriften zijn : Poemata Libergii, Med. Doc& et Polgatri Hagiensis. Goudae 1718. 8°. Terentii Fabulae cum Grammaticorum veterum eulegue ani­madversionibu8. Hagae Comit. 1726. 2 T. 4°. Terentii Fabulae cum interpretatione Donal et Calpharnii et Commentario perpetuo. Ibid. 1732. 8°: Pindiciae Terentianae quibu8 malevolae criticarum trigae reepondetur. Goudae 17 34. P. Scriverii opera anecdota , philologica et poilica. Traj. ad Rhen. 4°. Hieroglyphica van mr. Romeyn de Hoghe. Amst. 1734. 4°. Ciceronia Oratione8 8electae. Amst. 1735. 8°. S. Pi ti s c i Lexicon Latino-Belgian novum. Dordr. et Amst. 1737. Rott. 1771. 4°. , door hem met 8000 woorden en spreekwijzen vermeerderd. Ook arbeidde hij aan eene nieuwe uitgaaf van He8ychii Lexicon. Trappen des genaden throona. Gouda 1712 en meermalen berdrukt , o. a. te Amst. 1748 met pl. Kerkekke geechiedeni88en des N. T. naar de handelwijze van Hubner , 8°. in verscheide deelen. Amst. 1727 enz. Hij vertaalde Apologia Synodi Dordraceni per Stephanutn Vitutn, in 1727 met een voorrede van Johan van den Honert. In het jaar 1731 gaf 'hij met Jacob van 0 sta de, pre­dikant te Gouda , een vertaling van het bijvoegsel van Calmete groot Woordenboek , (door Ga rgon in 1725 overgezet). Van zijne poezy vindt men o. a. eene proeve voor het 4de deel der Mengeldichten van J. van Hoogstraten. Zie Saxe, Onom. , P. VI. p. 404 ; B u r m a n n i , Sapientia Hyper-borealis, p. 61; Vrolijkhert, Vliss. Kerkhemel , bl. 514; Repu­bliek der Gel. wereld, Julij an Aug., 1723, bl. 179 ; Leydekker, Toeyg. van zijn Testament , § 0; B o u m a n Gesch. d. Geld. Hooges. , ' bl. 125 ; van D. II. bl. 183, 134 ; Rogge, BibL der Contrarem, der Aa N. B. A. Wb. ; Abcoude, Aanh. , bl. 234; Tweede .Aanh. , bi. 167; Kobus en de Rivecourt. WESTERHOFF (JOHAN HEmucus) , zoon van den vorige , begaf zich op tienjarigen leeftijd , na den dood van zijn vader, naar Hage , waar hij het onderrigt in de Latijnsche taal to Gouda genoten , voortzetten , en in iedere klasse den eersten prijs verwierf. In 1743 begaf hij zich naar de hoogeschool te Leiden , waar hij vooral het onderrigt van Johan v an den H one r t genoot en 6 jaren bleef. Hij was 22 jaren oud , toen hij , te gelijk met Dion ysiu s van d e W ij n­pense bij de classis van Leiden en Neder-Rijnland proponent werd. Zijn eerste standplaats was Hellevoetsluis , vervolgens werd hij in 1752 te Vlissingen beroepen , van daar begaf hij zich in 1761 naar Gouda, in 1763 naar Amsterdam, waar hij overleed. Hij huwde te Vlissingen met K a th ar i n a Vrijdag. Hij gaf in het licht: Jeactia'8 Tempelgezigt of verklaring van lesaia P1: 1—.7. Amst. 1768. 8 ° . Zie Vrolijkhert, t. a. p.; Wagenaar, Amsterd., D. VII. bl. 454; Brans, Kerk. Reg.,b1.68, 128; Kobus en de Rivecourt; Arrenberg, bl. 573. WESTERHOFF (A. M.) gaf in het licht: .3ferkbeelden der oude volkeren. Amst. 1735. 8'. Zie Arrenberg, bl. 573. WESTERHOVEN Junior (JAN VAN) gaf in het licht : Zomer-Buitenleven en Wandelingen den Schepper en zijne Schepeelen beachouwende en verheerlijkende , enz. (Poezy en Proza), met fraaije kunetplaten. Vierde druk. Amst. z. j. De 12de druk verscheen ald. in 1705 met den titel : De Schepper vet.-heerlijkt in de Schepeelen of verhandeling van all" geechapene Bingen enz. De eerste druk verscheen in 1685 8 °. Dit werk gaf den dichter C l a e s Br u i n aanleiding tot het schrijven zijner Kkefeche en Zuid-Hollandeche Arcadia. Ook zond hij in bet licht : Zedelijke , Natuurlijke Gezangen, te Haarlem bij J. v a n der Vinne, 1706 in 8°. , alsmede Nuttige Uren, 1717. Beide worden door A bcoud e en A r re n berg vermeld. Zie Voorb. v. Bruins' gemelde Zrcadia; Schotel, Verh. over de Arcadia's van C. Bruin, in mr. P. S. Schull en van der Hoop, Bijdr. tot boeken- en menschenkennis ; v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WESTERHOVIUS (TnEopoaus) , predikant op het schip van de R u i ter, bij wiens sterven hij tegenwoordig was en dat bij beschreef, later predikant te Zevenbergen , waar hij in 1706 stierf. Men heeft van hem: Missive van den predicant van den beer Admiraal de Ruiter, in piano 1678. Oprnerkekke wonderen in den fare 1688 , op de allerman­haftigete zeetocht na Brittanje van zijne althane regerende majeeteit door God gedaan , in R a b u s , Boekzaal van Europa, Sept. en Oct. 1694 , bl. 308. Aanmerkin,ge of bijvoegeel, dienende tot de historic van keen en bedrijf van den heere M. A. de Ruyter enz. Ald. Maart en Junij 1694 , bl. 454. Uittrekeel eener brief van den eerw. en hooggel. beer T. W., geechreven aan P. Rake , aangaande de Filo8ofische en Mathe­tnatische Ifaterspeculatien. Dordr. bij D. Gorie 1691 , zamen­gesteld en bevordert omme de Roovaart en de haven van Zeven-bergen enz., met voorelagen tot verbeteringe van de Haat, , mite­gadere van den Neder-Rijn en 1 88el door B. Bran, Th. Weethovius en D. Held enz. Ald. Nov. en Dec. 1693 , bl. 53: WESTERHOUT (ALEXANDER), in 1588 te Utrecht ge­boren , leerde aldaar de teeken- en schilderkunst bij Jan .v an den B urg, en zette zijne studien in Frankrijk voort. Hij legde zich vooral op het glasschilderen toe. Na den dood van Adriaan Gerrits de Vrije, 25 Maart 1643, volgde bij dezen als opzigter over de glazen der St. Jans-kerk to Gouda. D an iel Tomb e r g was zijn leerling. Hij overleed to Gouda den lsten December 1661. Zie Walvis, Beschrtyv. v. Gouda, D. II. bl. 89; Nagler. Kr a m m. 10 WESTERHOUT (M.) schreef: difbeeldsel van Jezus wandel in allerley opziyten, gepaard met het voorbeeld der Heyligen ter navolging aangedrongen. Leyd. 1743. 8°. Salomona goude kleinodien, of eenige van deszelfs voornaame spresken, voorgesteld en opgehelderd bij woe van vraagen, en antwoorden , geschikt voornamelijk voor de jeugd. Leyd. 1750, 8°. Karts verklaring van eenige spreuken Salmons , lot beslie­ringe van Ouders en kinderen. Leyd. 1750. 8°. Lijkrede op zijn huisvrouw. Leyd. 1755. Zie Abcoude, i1anh. , bl. 231. WESTERKAPPEL (Is. VAN) en WERTERKAPPEL (I. Loos irAN), laden van het gezeiseEap Democriet , gaven van hunne podzy in Vriendenzangen tot gezellige vreugd. Haarl. 1807, 1826. 8°. De eerste gaf ook eenige niet onverdienstelijke dichtstukjes in de Volksliecljes , in het laatst der vorige eeuw uitgegeven door de maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Zie v. Doorninck, t.a.p. N°. 5146; van der Aa, t. a. p. WESTERLOO (CoRNELis) , med. dr. te Haarlem in het begin der 17de eeuw , volgens S c h r e v e l i u s ffeen man van gezwind oordeel, een treffelik politiek en geen ongelukkig poeet , waarin hij zijn lust schepte." Men kept alleen van hem eeu lofgedicht op de stad Haarlem voor S c h r e v e l s Beschrijving dier etad. Zie Schrevelius, Harlemias , bl. 403; v. d. Aa, t.a.p. WESTERMAN (MAARTEN), laatstelijk mede-directeur van den Hollandschen schouwburg te Amsterdam. Hij was een zeer verdienstelijk tooneelspeler en tooneeldichter niet alleen , maar bekleedde ook overigens als Nederlandsch letterkundige een zeer aanzienlijken rang. Ook als boekhandelaar heeft hij zich hoogst verdienstelijk gemaakt , door zijne gelukkige pogingen tot verspreiding van de kennis der oudere Nederlandsche dich­ter& Hij was in den vollen zin des woords een braaf man , geacht door alien die hem kenden , opgeruimd en helder van geest tot in de laatste oogenblikken tijns 'evens. Zijne naast­bestaanden en vrienden betreuren hartelijk zijn verlies , zijne kinderen beweenen den besten wader , en zijne hoogbejaarde weduwe staart met weemoed op het graf van hem met wien zij 56 jaren in gelukkigen ecbt vereenigd was. Hij overleed den 17 Maart 1852, in den ouderclom van 77 jaren. Men heeft o. a. van hem : Afkeer en Lietde, &sp. Amst. 1796. Wat doet het lot niet , blajspel. Amst. 1797. 8°. Rondenstein of het vaderlijk geluk , tooneelspel. Amst. 1797. 8°. Het gelukkig huisgezin of de gevolgen van een braaf levens­ gedrag. Amst. 1797. 8 °. Getrouw tot in den dood , blijspel. 8°. Don .Karlos , kroonprins van Spa t& , trestrepek 1800. 8°. Siegfried van Hokenwart , tooneelspel. 180,0, 8°. De naamgenooten blijspel. 1801. 8°. De losbandige , tooneelspel. 1801. 8°. Menschlievendheid verzoend , tooneelvel. 1801. 8°. Rosella en Guido , of het regt der natuur , tooneelspel. 1802. 8°. Medea , treurspel , gevolgd naar het Franck van Longae pierre. Amt. 1804. 8°. Het huishouden van Jan Steen , blijspel. Amst. 1806. 8°. Hendrik de Achtste , treurspel , gevolgd naar he Fransch van M. J. Chenier. Amst. 1807. 8°. Gedichten. 's Hage 1807. 8°. Het ontzet der stad Leyden, geschiedk. tafereel. Amst. 1808. 8°. Het slot Loevestein , of de vlugt van .Huig de Groot ; too. neelspel naar het Fransch van A. de Ferrieres. .Amst. 1810. 8°. Notzang ui, de Nederlandsche trouw , of gehechtheid am Vorst en Vaderland ; tooneelspel. A mst. 18 15. 4°. De menschlievende Kozak , blijspel. Amst. 1815. 8°. De tabaksfaarijkanten , of het vaderlandsche familie-feet, blijspel. 1815. 8°. De admiraal de Ruiter e Napels , historisch tooneelepel. Amst. 1815. 8°. Nederland* redding , of de zegepraal van moed en vaderlands­liefde , tooneelspel. Amst, 1815. 8°. Uitboezeming van mijn gevoel , bij de verlossing van het vaderland. Am st. 1815. 8°. De verhelling van Willem den eersten tot koning der Neder­landen , lierzang. Amst. 1815. gr. 8°. Viertal vaderlandsche gezangen. Amst. 1815. gr,, 8°. Het fent van Nederland bij de viering van het huwelijk van den kroonprins der Nederlanden en de grootvorstin van Boland, zinnebeeldige voorstelling. Amst. 1816. gr. 8°. invloed der vrouwen op de vier tijdperken dee levers , in vier zangen. Amst. 1816. gr. 8°. Lierzang op den geboortedag van Willem .Frederik Karel , prim der Nederlanden. Amst. 1816. gr. 8°. Heldenmoed door liefde bekroond ; tooneelmatige voorstelling. Amst. 1816. 8°. Gedichtjes voor kinderen , 5de dr. Amst. 1830 , ook met plaatjes' en in 12°. Nederlandsa krijgsmanslied , op muzijk gebragt. 4°. Amst. 1817. .Dichtstukies. Amst. 2 dn. gr. 8°. De regtvaardigheid van Karel den Stouten , treurspel. Amst. 1818. 8°. 10* .De eerate April, blij8pel. Amst. 1818. 8°. Verzamelde dichtstukje*. Amst. 1818. 80. Dichterlijke mengelingen. Amst. 1822. 8°. Net Nederland*a mirakel ; dichtluim. Amst. 1820. gr. 8°. Nieuwe gedichtjes voor -.kinderen. Amst. 1830. kl. 8.. 2de dr. m. platen. 12°. Het verjaarfeast van Nederland* verlowing , lierzang. Amst. 1825. 8°. Gedichten. Amst. 1827. kl. 8°. 4 D. llerinnering aan Wattier Zinenis. Amst. 1828. 8°. Bulde aan de nagedachteni* van wijlen. Nattier Zietseni , dicht8tuk. Amst. 1827. Blade aan de nagedachteni* van den heer 4. Snoek , dicht­ auk. Amst. 1829. gr. 8°. J. C. Westerman, Liederen voor Nederland. Amst. 1830. Atutelishulde aan EH. XL hoogheden den prim. van Ora* en den prim der Nederlanden. Amst. 1831. De Landetorm, in muziik gebragt door J. C. Merghart. Monnikend. 1833. C0617108 de Medici* , of de geetrafte broedermoord. Amst. 1834. kl. 8°. De Batavieren , of de overwinning van Vetera , treurepel in vijf bedrijven. Ainst. 1838. 8°. Zie Cat. d. Gebr. v. Clair ; van Door n in ck , t. a. p. bl. 2755. WESTERMAN (AD.) , predikant te Work= , sch reef : Groote Chrislelijke Zeevaert in 26 Predicatien in maniere van een Zeepostille , verrykt mei vers.& Ghebeden , Chri8tel. Liedeken8 enz. Met de besekrzjving van Stavoren. Amst. 1653. 8°. Yrije jaermerckten voor den vokke Zion* inde welcke de zonden ende grouwelen die heden ten daghe in de jaer-merckten ende kerminen in mangh gaen , ontdeckt ende gestraft werden. Amst. 1628. 8°. Spiegel der geestelijke krancke. 4°. Wandelwegh. 8°. Bergh Zion*. 8°. Gentelyke prognadica. Zie Abeonde; Arrenberg. WESTERVELT (ANTHONY VAN) , heer van den Essenburg , burgemeester van Harderwijk , afgevaardigde aan de staten­generaal en lid der rekenkamer , een man van hoog aanzien , werd in 1710 curator der hoogeschool te Harderwijk en deed 1747 vrijwillig afstand ten behoeve van zijn zoos. 'Zie Bonman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. IL bl. 9, 125. WESTERVELT (ANTHONY PETER VAN) werd , op aanbe­veling van den stadhouder , in 17 7 7 tot rentmeester der Wage- school te Harderwijk benoemd en was zulks nog in 1808, toen die post werd opgeheven. Ook was hij departementaal bestunr­der van den Ouden IJssel. Zie Bouman, t. a. p bl. 396, 560. WESTERVELT (HERIBERT VAN), zoon van Anthony, beer van Essenburg , en schoon zelf niet van adel , raad in het hobgadelijk jagtgerigt van Veluwe , regter van het ambt Nyebroek , vele jaren burgemeester en een der voornaamste regenten van Harderwijk. Hij werd in 1726 student zijner geboortestad , in 1732 , na verdediging eener Di8putatio de Sylvd Caedud , doctor in de regten , en nam in 1747 zitting onder de Curatoren. Hij was een man van letteren , hoog aanzien en groote verdiensten omtrent de akademie. Hij over iced 18 October 1792. Zie B o um an , t. a. p. D. IL bl. 211, 399, 938, 486, Lett. Hist. en Boekbeschouwen , D. I. bl. 876. WESTEROP (Ronop), dichter uit bet begin der 18de eeuw. In 1728 gaf hij te Hoorn in bet Licht: borne Buiten­8ingel , in rijm be8chreven. Zie Wit sen Geysbeek, t. a. p., bl. 488. WESTERVEEN (A.) is schrijver van Comulaat van de Zee. Amst. 1723. 4°. WESTERWOLT of WESTERWOLDE (FoLeKERus) , een Groninger , leerling van Gerlacius V errutius, rector te Ter Aa , vertrok , op raad van dezen , in 1559 met eenige andere jongelingen naar Leuven , vervolgens naar Keulen en eindelijk naar Heidelberg , Naar hij tot in April 1560 bleef, en het lij k van Melan c h ton ten grave volgde. Den 8sten Julij 1570 werd hij en zijn broeder Arnold us, die reeds in 1559 te Geneve gestudeerd bad , student te Heidelberg. Beider zuster was gehuwd met den zoon van R e g n erns Pr a e-d inius, die zijn vader zeer ongelijk was en buiten bediening leefde. W esterwolt volgde in 1579 Petrus Hackius als regent van bet Collegium Theologicum te Leiden op , doch in 1588 dwongen hem curatoren zijne betrekking neer te leggen. Hij werd toen rector der Latijnsche school te 's Hage. Dat hij de Latijnsche poezy beoefende , blijkt o. a. uit een gedicht van hem voor de Clavie prophetica van Gallu s. L. B. 1592. Zie Westen dorp, de Herv. in de Prov. Groningen , bl 11, 70; J. de Wal, Studenten te Heidelberg in Mededeel. der Maats. van Ned. Letterk. , 1865; Siegenbeek, Gesch. d. L. H., D. II. bl. 310; Schot el, Studenten oproer , bl. 9, 92; Dezelfde , Leidsche .Akademie , D. I. bl. 17, 18. WESTERWOUT (J. DIBBETZ) gaf in bet licbt: Beschrijving der 17 Nealerl. Provincien. Nijmegen 17 81. 8°. Volgens.mr. Bodel Nijenhuis een nieuwe titel veor een werk , ongeveer 50 jaar ouder. Zie Bodel Nijenhnis, Topogr. Besolniiv.,N°. 144. WESTERWIJK (GERAaD), wordt gehouden voor den dichter van het schoone treurspel Detnophontes , naar het Italiaansche van den abt Meta s tasio gevolgd , en sedert 1760 her­haaldelij k op den Amsterdamschen schouwburg vertoond. Zie Witsen Geysbeek, t.a.p., bl. 491; V an Doorninck, t. p. N°. 1222. WESTERWIJK (ADoLPH vAN) , in 1647, geboren , was Wrgemeester van Goes en stond in 1692 aan het hoofd van dat gedeelte der regering , hetwelk voor de stadsregten waakte. Op, last van Willem III werden gemagtigden en krijgsvolk nth* 'Oboes •gezon4en , West e w ij k werd gevangen genomen en tot de doodstraf veroordeeld. Zijn vonnis werd door den stallhouder in eene gevangenis , op eigen kosten, verzacht. In 1697.. kreeg bij Verlof te Bergen op Zoom te gaan woven , en keerde , na den dood des konings , in 1702 naar,Q0es terug , waar hij in zijn eer hersteld werd. Hij overleed in het jaar 1719. Zie BOIL Mem, 1692, D. IV. h1. 218, volgg.; achieltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WESTFRISIUS (JAc.) , notaris te Amsterdam , in het begin der 17de eeuw. Men heeft G. Moder , Nieuwe kegzers Chronica , ofte Geschichtboeck van alle de Roomeche , zoo Oostersche als We8ter8che keyeeren van C. Julius Caesar af tot op den teyenw: keyser Matthias toe enz. wt de yheloofweerdichste orig. munten j, antiquilvten ende autheuren le samen veryaert. Ende nu wt den Hoogd. in Nederl. sprake doen oversellen door G. Chanter , des auth. sone , interpr. Jac. Westfrisio No. publ. Amstefredamensi. Amst. 1617, met houtsn. fol. zie Cat. der Maats. v. Ned. Letterk., D. II. bl. 11. WESTHOVIUS..VVESTE RHOVIUS. WESTHOVIUS (FREDERIK WILHELM) , te Zevenbergen ge­boren , gaf reeds als kweekeling der illustre school te Dordrecht blijken van zijne lust tot de Latijnsche poezy door het uit­spreken van een gedicht bij de opentlijke promotie en bet vervaardigen van andere Latijnscbe verzeu , uitgegeven onder den titel: Wilhelmi 111, etc. vita et ge8ta heroica usque ad annum 1678 publice decantata Dordraci per F. G. 717. Septimontano Bat. Dordraci 1695. 4°. Ejusdem Brittannia vindicata etc. Roque ad anus* 1692. Dordrac. 1696. 40. Ejuadem Guiljel­ mei8 , continuala ad annum. 1698. Dordrac. 1696. 40. rad Lolvirten 'art Adr. Reeland en Franc. Hesselius. Zij droegen de goedkeuring van Pe trus Bur man n us niet weg , die ze btspotte=its zijo Sapientia .H,yperboreali8 , p. 42. Hij werd hector ider Latijische school en hoogleeraar in de welsprekend­ heid te Gornichen , welke post hij in 1717 aanvaardde met eene Or. auspicalig de apparatu ad .Eloquentiam. Daft hij ook de Nederd. poesy beoefeade , blijkt nit een bijschrift op de afbeelding van zijn ,stadgenoot , den sehilder H. Verschuring. Voorts =heeft men van hem : Diatribe •in ilistoriam paiseionem Domini noetri tie ¦su Christi. Rtymologico-Philologico. Critica. L. 13. 1733. 4°. Sylloge Antiq. Roman. Dordr. 1738. 4°. Zie Saxe, Onom. , p. 459, 460 ; Pars, Index Batay., p..031, 332, Boekz. der gel. wereld , 1718, bl. 260 ; Houbraken, Schouw­burg der Schilders, D. VII. bi. 196; v. d. Aa, N. B. A. C. Woor­denboek. WESTHOFF (HENDRIK) , den 21 Februarij 1774 te Am­sterdam • geboren , wijdde rich geheel aan de beoefening der munt- en penningkunde. Tot den handel opgeleid , bespaarde hij , al wat zijn tijd en winst besparen kon , om zieh , door oefening in taal- geschied- en oudbeidkunde, een groote kennis eigen te maken en tevens bijeen te brengen wet slechts onder zijn bereik mogt vallen. De Catalogus der verzaEneling die hij naliet , mogt eenig heeten door hare uitgebreidheid , rang­schikking en naauwkeurigheid. Zeldzaam zal er eene verza­meling van Nederlandsche laistorische gedenkpenningen en noodmunten gevonden worden , zoo volledig en rijk aan stuk­ken , die noch bij van Mieris, noch bij van Loon , noch in de vervolgen op den laatste beschreven staan. Hij Het ook door eigen zorg en op eigen kosten elf gedenkpenningen, ter gedachtenis van merkwaardige eeuwgetijden en gebeurtenissen, vervaardigen. 1820. Op de stickling der Maal8. van Weldadigheid. Koper: 1823. Op het overli/den van dr. Edw. Jenner , uitvinder der Koepok-inenling. Koper. 1824. Ter gedachtenis van de 2508te verjaring van het beleg en onkel der dad Leiden. Zilver. 1824. Gedenkp_ van den Burgemeester van de Wert. Brons. 1824. Ale voren. Tin. 1824. Op het 50.jarig be8laan van den Amt. stads-8chouto­burg. Koper. 1825. Op den waterenood in Nederland. Koper. 1825. file voren. Zilver. 1826. Op het 250-farig jubelfeed der oprigting van de hoo­ geschool. Koper. 1826. Op de inwijding van de herbouwde Luthersche Nieuwe kerk. Koper. 1827. Op net overlijden van Adr. van Bynkershoek van Hoogstraten. Zilver. Zijne collectie van gedenkpenningen en noodmunten , gilde­ en brandspuitpenningen bedroeg 4227 en die zijoer munten 4396 nummers. Hij overleed te Amsterdam 9 Maart 1848. Zie Konst -en Letterb. , 1848, D. IL bl. 236 volgg.; Kobus en de Rivecoart; Verwoert. WESTHUYSE (MATTHIAS VAN) , med. dr. en dichter to Middelburg, gaf de berijming der Psalmen in het licht : Ultbreiding over het Boeck der Psalmen tot de hondert in eenderley digtmaat op muzyk gestelt met drie stemmen en bassus continuu8 , begonnen door mr. .Remiqius Schriiver (in zijn leven musizyn en organist tot Middelburg) en voltrokken door mr. Pieter Bustyn , tegenwoordig musizyn en organist derzelver 'ad. Middelb. bij de wed. v. Remigius Schrijver. 1682. 8°. Dr. Gerard d e Wind bezat nog van hem : Etlyke Trouw- Rouw- en Lofdigten. 4°. Mengelmoes van verscheyde Gedichten , op verscheyde voor­vallen gerymt. 8°. Zie de la Rue, Gel. Zeel. WESTPHALEN (FREDERIK ADRIAANSZ.) , zoon van A d r aen van Westphalen en Catharina Rycholt Rijcks, den 23 Oct. 1582 te Enkhuizen geboren , studeerde te Douay. Ilij was een man van aanzien , die grooten lust had vreemde gewesten te bezoeken. Hij bezocht op eigen kosten de merkwaardigste landen en steden in Europa , Azle en Afrika , vertoefde in sommige lang genoeg om zich de trial, in zooverre eigen te maken , dat hij met de land­zaten kon verkeeren. Dit baande hem den weg tot de kennis van vele dingen , die andere reizigers niet ver­meld hebben. Dertien jaren besteedde We s t p h a l e n met reizen. In 1617 werd hij te Weenen tot ridder geslagen welke eer hem drie jaren later ook te Jeruzalem wedervoer. In het laatstgemelde jaar bezocht hij Egypte om de piramiden te bezichtigen. Van de Arabieren , die zich aldaar onthielden , kocht bij een hand en een voet van een raummie , die bij ten geschenke gaf aan de ontleedkamer der hoogeschool to Leiden. De herkomst van deze merkwaardigheden bewaarde de hoogleeraar Otto H e u r n i u s in een opschrift , daar nevens geplaatst , in de groote kast van natuurlijke en andere zeldzaam­ heden in de gemelde ontleedkamer. Hij trouwde C a t h a r i n a Maria de Groot en overleed te Alkmaar den 2 October 1653, en liet een zoon na Adriaan Fredericksz. West-p h a l e n genaamd , dr. in de regten , die op het vaderlijk graf in de groote kerk dit opschrift liet plaatsen : 088a hic exapectant re8urrectionem. Fredericu8 Trestphalen, Euchu8anu8, Baer. Rom. Imp. Egue8 Auratu8, Nee non Ilierosolymitanu8 , peragratam Europam, 218iam,' atgue Africam, Diem extremam claueit allimariae ztnno aetatis LXXII A Christ° nato MDCL1I1 Die Mene. Octob. Hij liet na: Mr. Adriaen Westphalen (die volgt), en Remundus Westphalen, jongoverleden. Brandt, Vondel, Kools, Neu husius, Bruno en andere dichters hebben lofdichten op hem vervaardigd. Zie Brandt en Centen, Beschrijv. van Enkhuizen; Balen, Beschrijv. v. Dordr., bl. 1290, 1291, 1292 ; Chron. van Hangarijen bij Ortel, fol. 570; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WESTPHALEN (mr. ADRIAEN) , noon van den vorige , studeerde te Leiden , en werd 10 Julij licentiaat in de beide rechten , na verdediging eener dissertatie de 8ucceissionibu8 guae ab intestato deferuntur etc. Hij bezocht ook de hoogescholen te Leuven , Keulen , was bij de vredebandelingen te Munster , huwde te Alkmaar Margaretha Caecilia Koetenburg. Hij liet 4 kinderen na. Zie Chr. v. Enkhuisen, voorr. en bl. 18 enz. ; liandiesten van W. Fries/and , 1667; N. Witsen, Scheepsbou, fol. 45 ; Appendix, fol. 21; Balen, bl. 2292. WESTPHALEN (JAN VAN ) , de beroemdste der Zuid-Nederlandsche typografen uit de XVde eeuw. Het is aan hem dat Belgie de invoering der nieuwe en verbeterde kunst te danken beefs , eene verdienste tot heden toe ten onregte aan Dirk Martens toegeschreven , en het zijn zijne perssen welke in de tijdruimte tusschen 1473 en 1496 , zoowel te Aalst als te Leuven eene reeks van deels prachtige , deels hoogst be­langrijke boekwerken bebben geleverd. Zijn drukkerswerk was opmerkelijk genoeg. Zijn portret bragt hij , nu eens in 't zwart , dan eens in 't rood , op enkele zijner uitgaven aan. Zie Monumens typogr. des Pays-Bas au quinzieme siecle van S. W. Holt rop, aflev. 15. De platen 87 en 88 zijn gevuld met de fac­similes van de verschillende lettersoorten , het drukkersmerk en een paar houtsneeplaten van deze. WESTRAM (DEDRICH VAN) , lid der ridderschap des kwartiers van Roermond , werd. in September 1676 van wegen Gelderland naar Brussel gezonden y om aldaar ',ten besten deser land­schappen saken te beVorderee, met den raad van state en de algemeene staten , die de toetreding van bet gewest regelden. Te Brussel ontving hij in die stad de afgevaar­digden van Gelderland , welke it het begin van Wintermaand te Brussel aankwamen , en hielp sedert met hen de belangen van het landschap , dat zij vertegenwoordigden , voorstaan en de algemeene zaken beleiden. Hij was een ij erig voorstander van de vrijheid des vaderlands en bezat groote bekwaamheden , die hij ten nutte zijner landgenooten aanwendde. Hij teekende in 1577 de Unie. zie Bondam, onuitg. stukken, D. I. bi. 43, 142, 304; J. C. de Jo ng e, de Unie van Brussel , bl. 62. WESTREENEN VAN TIELLANDT (Jhr. WILLEM HEN­DRIK JACOB Baron VAN) stamde of van een Utrechtseh ge­slacht , en werd den 2den Oct. 1783 in 's Gravenhage geboren. Boor zijee familie voor een staatkundige loopbaan bestemd doch door de onawenteling van 1796 daarin gestuit , wijdde hij zich van dat tijdstip meer bepaald aan de beoefening der letteren , der oudheidkunde en vooral aan de bibliographic, waarvoor hij sedert zijn jeugd een groote geneigdheid betoonde. In 1804 gal hij een werkje in bet licht , getiteld : Gravenhage in de XIIkle maw , en schetste deze hofplaats in hare kindshcid. Bij gelegenheid van de instelling van de orde der Unie door koning Lodewijk, schreef hij een Essai sur le8 anciens orders de chevallerie (1807) en werd hij door dien worst be­noemd tot historiograaf dier orde en tot adjunct-rijksarchivarius. vervaardigde in 2 dn. in •1808 den Catalogus der zoo rij .ke . muntverzameling en der boeken , nagelaten door P. v a n D a In m e , en gaf in bet daarop volgende jaar zijne Verhan­deling over de uitvinding der J3oekdi ukkunst in het licht , waarin hij als slotsom van zijne onderzoekingen aanneemt dat de boekdrukkunst hare geboorte en kindsche vorming aan Holland te danken heeft, dat Straatshurg haar verder op­kweekte , maar dat het voor Maintz bewaard bleef hare vol­tooing en de vruchten van haar genie aan Europa rnede te deelen. Volgens van der Linde is hij ook schrijver van de ilanmerkingen op de gedenkschrifien wegens het 4de eeuwgetijde van de uitvinding der boekdrukkunst. 's Gray. 1824. 8 ° . In 1809 werd hij door het kon. Ned. inst. tot correspon­dent der 2de klasse gekozen. Hij leefde in stille afzondering onder bet Fransch bestuur,, earn in 1813 een levendig en werkzaam deel aan bet herstel van Neerlands onafhankelijkheid , en ontving twee jaren later van den koning de orde van den Nederlandschen Leeuw. Welhaast werd hij ook als lid der staten vat, Holland voor de ridderschap gekozen. Sedert 1815 hekleedda btj de betrekking van thesauri& en charterweater van den hoogen read van adel ,• van welk collegie hij in 1831 ook lid werd. In 1829 werd hij read en in 1842 direeteur der koninklijke hibliotheek. Hij °verified den 22sten Notem­ber 1848 , na bepaald te hebben, dat zijne rijke verzameling van boeken en hand8chriften , vooral op zijne buitenlandsche mime] aangekocht , in lam geheel als Museum Meeratango. 1Pestreenianum, (een groot deel zijner verzameling had hij zich op de auctie der bibliotheek van M e e r m a n aangeschaft), in zijn hotel te 's Hage bewaard zou blijven. West re e n e n. was een warm aanhanger van het huis van Oranje , de vraagbaak van velen , en altijd bereidvaardig , wear hij kon uit den echat zijner kandigheden ea zijner boekerij aan anderen mede te deelen. klij bezat eerie groadige kennis der diplomatieke geschiedenis van Europa in , bet olge­wen en den vaderlandschea geschiedenis in het bijzonder. Zijne veeloyavattende kundigheden werden algemeeu erkend. Letterkundige maatschappijen zoowel buiten- als binnens'lands , boden hem hear lidmaatsehap aan , sedert den jars 1805. Ver­schillende vorsten versierden zijne Borst met ridderorde, koning Willem I benoemde hem in 1836 tot staatsraad en Willem II tot kamerbeer in buiteagewone dienst. Behalve de genoemde geschriften gaf hij in het licht Recherches 8W' l'ancien foram Hatfriani et 488 Ve8iige8 pre8 de la ilaye. 1826. Nasporing nopeas de invoering"der boekdrukkunel to '4 Gra­venhage , (in Komi- en Letterbode 1828). 'Corte whets van den voortgang der boekdrukkunst an Neder. land in de XPde en hare volmaking in de XVide ee XVIIde eel= (1829) als toevoegsel tot zijne vroegere verb. over ,dit onderwerp. Recherches sar la langue nationale de la majeure pallid) des Pays-Bas. 1830. Verslag der nasporingen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der Stereotypische drukwys (1833), waarin hij die uitvinding aan Nederland , in 't bijzonder Rau Leiden toekent, hebbende hij zulks in 1801 reeds korter , in een opstel in den Konst• en Letterbode aangegeven. Nasporingen nopens zekeren Codex Psalmorum, in de Utrecht­sche boekery berustende en tot de Vide of V IMe eeuw behoo­rende in Kist en Royaards. Archie( voor kerk. gesch., inzonderheid van Nederland. D. IV. Nederduitsche beryming en uitbreiding van den hien Psalm in Verb. der 2de kl. v. h. kon. Ned. inst. D. VI. 1838. Lets over de afbeelding van Lauren Koster. 1847. Bewijzen voor de echtheid en gelijkenis der nude afbeeldingen van Koster wederlegd , (1848) opgenomen in het tijdschrift de Tijd. Proeve tee oniciffering van een °Wangs to "fa onedekt oud muntstuk van .,eIntoninus Pius. 's Hage 26 Oct. 1803. Nadere oph,elderingen aangaande denzelfden Penning. 's Hage 18 Julij 1804 in Mengelw. van Vaderl. Letteroef. 1803 en 1804.. Zie J. W. Holtrop, Levensberigt achter de Handel. der .Taarl. vergad. v. Ned. Letterk. 1849 ; v. d. Linde, Bibliogr. van Marl. N°. 336; v. Doorninck, Anon. en Pseud. , N°. 49; Cat. d. Iliaats. v. Ned. Letterk., D. II. bl. 108, 85, 126, 152, 239, 242, D. III. 61, 479. WESTRHEENE (Toms VAN) , werd geboren 26 September 1825 in 't Hof van Delft , waar zijns vaders houtzaagmolen stond. Hij werd echter aanvankelijk opgevoed in den Haag onder zijn grootvader , die hem wilde laten studeren , maar de knaap had een heimwee naar buiten en kwam weer bij zijn wader , die hem nu in zijn zaak opleiden zou. Hij genoot daar het onderwijs van Lallemand, toen gouverneur van het talrijk gezin , raakte in kennis met den figuurschilder W. H. Schmidt en werkte van zijn 19de tot zijn 24ste jaar in het atelier van dezen voortreffelijken meester , doch hij kon den vorm niet vatten. Ondertusschen had hij een paar stukjes van romantischen aard in een tijdschrift en jaarboekje geplaatst , en werd hem als van zelf de weg gewezen om met zijn pen gedeeltelijk in zijn onderhoud te voorzien , en na den dood zijns meesters bleef hij , gedurende eenigen tijd , beide, pen en penseel , hanteeren. Reeds in 1850 van Delft naar s Hage gekomen , maakte hij kennis met S. J. van den Bergh en andere letterkundigen , en in 1851 werd een nit­gebreider verhaal , Helena Raven getiteld , in bet tijdschrift Nederland geplaatst. In 1852 en 1854 volgden twee romans : Gelofte en Trouw en Levensrichting. I)eze beide bewogen zich op bet gebied , waartoe ook vender zijne grootere en kleinere verhalen behooren , dat van bet hedendaagsche leven. Zij werden in 1862 gevolgd door den roman : Hoe 't in de wereld gaat. Onmiskenbaar bleek daaruit zijn liefde en gevoel voor muziek. Grooter verdiensten had zijn Jan Steen, historisch-romantische schetsen in 1864 uitgegeven. Na zijn huwelijk met Jacoba van Heyningen, die zich een welverdienden naam verwierf door bare overzettingen van romans en verhalen uit vreemde talen inzonderheid uit bet Engelsch , 22 April 1857 legde hij het penseel neder,, en nam toen de nog stoute task op zich om bijna geheel van zijn pen te bestaan. Behalve de Kunstkronyk , bad hij de redactie van Flora, tijdschrift voor dames , in 1854 bij de Zwaan te Utrecht, die van Lectuur voor de Huiskamer in 1857 en 1858 bij S ij t h o ff te Leiden , die van Nederland in 1868 en de eerste helft van 1869 bij L o m an te Amsterdam. In deze tijdschriften komen een aantal verhalen voor van zijne pen. In 1854 belastte hij zich met bet in elkander zetten tan 'eon werk over den Krim-oorlog , eerst bij F tih r i , later bij Nij gh to Rotterdam , doch deed deze teak weldra aan A. Ising over , omdat hij zich toen aan zijne studien over Jan St een Wilde wijden. In 1858 nam hij het bijeenbrengen van bet Scherer-Album, bij K r u s e m a n te Haarlem verschenen , op zich en toen hij in Januarij 1859 nit den Haag near Rotter­ dam vertrok , gaf hij weder aan zijn vriend I s i n g ter vol­ tooijing over de bijschriften in bet Album der .Realdentie, uitgegeven door de G e u s te 's Gravenhage. In bet vorige jaar 1858 had van Westhreene werkzaam deel aan de redactie van den Tzjdetroom. In October 1861 keerde van Westhreene unit Rotterdam , waar hij aan de (oude) .Rotterdamsche Courant was geplaatst near den Haag terug en zette zijn journalistischen arbeid voort , eerst aan het (oude) Dagblad van 8 Gravenhage, totdat dit in 1863 verkocht werd , vervolgens aan de weekbladen de Standaard , in 1865 en 1866 bij van Es te Amsterdam uitgekomen , en het Rotterdamsche weekblad, in (liezelfde jaren bij Smits te 's Gravenhage , ook nog aan de lifiddelburg8che Courant, totdat hij eindelijk in den voorzomer van 1869 als mede-redactor bij bet Vaderland optrad. Inmiddels ging hij voort met van tijd tot tijd romantische verhalen in verschillende maandschriften te plaatsen. Een zijner laatste de Mellane in bet Nederlandsch Magaz?jn van Gebr. van Es geplaatst , kwam in 1867 afzonderlijk nit , versierd met houtsneden door Schmidt geteekend. Ook bad hij in 1854 eene brochure uitgegeven bij Nij h off te 's Hage , getiteld : Ben woord over kunst en kunstbescherming in Neder­land. Het was het eerste wat bij onder zijn naam over kunst in 't licht gaf. Van 1857 tot 1870 wijdde hij zich aan de Kundkronijk en aan al wat om hem been in de kunstwereld voorviel , en gaf met de onkrenkbaarste trouw kritiek van de in ons land tentoongestelde schilderstukken , hij deed dit insge­lijks van 1854-1859 in den dellgemeene KOX8i-en Letterbode , in wier redactie bij met het kunstgedeelte was belast. In den kring der redacteuren leerde hij Bakhuizen van den Brink kennen , die een weldadigen invloed op hem uitoefende en in 1856 verscheen zijn Jan Steen , htude gar tart en Hol­lande, elf jaren later gevolgd door Paulus Pater, 8a vie et sea oeuvres, beide maakten zijn naam met lof bekend in Frankrijk , Duitschland , Engeland en Belgie. Tot aan zijn dood toe , was bet W estrheen es vurigste wensch om zijne kunsthistorische studien bij te houden en voort te zetten en boopte daartoe de gelegenheid te blijven vinden in zijne mede werking aan een nieuwe uitgave van Nagler's Kun8aerlexioon. Dr. J. M e ij e r te Munchen had zich het plan opgevat om dit lexicon geheel om to werktin en op de hoogte der weten• schap te brengen en noodigde West hre ene uit ont voor de Nedeflandsche kunstenaar te zorgen. In de. eerate aflevering , wier verschijning door den oorlog van 1870 vertraagd werd , gaf S ‘th eene eenige biografien. Eene reis naar Engeland in 1468 ,gal hem aanleiding tot het schrijven een er studie . over de 13ngeLsche kunst , in den loop van dat jaar opgenomen in de Gids. Hij richtte met C. G. Withuys to 's Hage de rederijkers­kamer de Nieuwe Korenbloem op , was in 1868 secretaris van het Xde taal- en. letterk. congres to 's Hage , plaatste den g8sten November van datzelfde jaar den marmercn gedenkateen in het huis op de Dunne Bierkade n°. 17 , waarin Paulus Potter heeft gewoond. Hij was bestuurder later eerelid van het genootschap Oefening kweeltt kunst en hield er den 24sten December 1868 eerie gedachtenis•rede over den ontslapen dichter S. J. van den Berg h. Ook was hij lid van de Maats. van Ned. letterkunde en van de Gentsehe maatschappije De taal is gansch he yolk. Hij overleed den 4den October 1874. Zijn leven is geschetst door A. I s i n g , voorkomende in lievensberichten der metals. v. Ned. Letterk., 1872. WESTREM.VAN) dichter van Roem des Gelooft in XL7 II gezangen uytgebregd. Amt. 8°. WESTREN (FRANcINA JACOBA VAN). Zie COETS (D. T.). WESTVALINC (JAN) , zoon van Jan West v a lin c, schepen van Dordrecht , kastelein van Geertruidenberg en vrouwe Maria Botnya Odo, dochter , was in 1477 schout van. Dordrecht. Nadat Dordrecht , onder het beleid van J a n van Egmond, door de kabeljaauwschen met twee rijschepen was ingenomen , werd hij gevangen genomen , naar den Haag vervoerd en benevens Diederik van Beaumont onthoofd. Zie Balen , bl. 8 en 1288 , waar ook zijn geslachtregister voor­komt; Scheltema, Staatk. 1Vederl. WESTVALING (H,AJNE) kuutschilder , in 1468 tien dagen werkzaam op het groote feest. Zie Kr am m. WEST-ZANEN (WILLEM PIETERSZ. vAN), kaptein van het schip de Bruinvis, ook Enkhuizen. Men beef: Deride voornaemste zee-getogt na de Oost-lndien, gedaan met de Achim& en, Moluksche vioten onder de iimmiralen Jacob Beemekerk en ',Wert. Hannan8z. in den fare 1601 , 1602 , 1603 enz. Ugt de naarstige aanteekeningen van Willem van iresiqZatien aohippor op de Bruievie enz. Axasteal. 1048. 4°. by Rend Jacobs:. Zoet en\ ook by Jan Away:. &hripper en te Worverveer ehetzelfde Mar. Zie Tie l e , les Neeig.ep. 205. WET, WETTE of WETII (EmANuEL), te Hamburg ge­boren waril te Amsterdam leeding van B e tal rand t. WET, WETTE of NVETII (JAN) brqedtr van den vorige , in 1611, volgens anderen in 1630; le Hamburg geboren -ves­tigde zich ook te Amsterdam , werd een leerling van 1 e m­btandt en vervolgens selfilderi, kottleaoper en habnclelatir in Holland. Op de verkooping van dr. J. T a k te Soeterwoude in 1781 was van hem : Chrislug 12 jaren oud eender de 8oliriftgeleerckn in den Tempel, een uitmuntend kabinet-schilderii , geheel in den trent van Rembrandt, met f 300 betaald. • Ook twee groete teekeningen met krijt en opgewassen , voorstellende Chriestu8 vijf duizend menichen met weiniq brood en visa spijzigende. 1636. Waarschijnlijk was Jacob Wet zijn zoon. Ilij werd in 1677 te Keulen in het St. Lucas•gild ingeschreven en heeft daar langen tijd gewoond. Hem wordt een zeldzame prent toegekend : Typu8 reformationi8 Coloniensis. Het is een onzeker pogen het penseel van vader en aeon te onderscheiden. Zie Kramm. WETSTEIN (CAROMS ANTONIUS DE), omstreeks 1742 te Leiden geboren , vestigde zich aldaar als advocaat en .muntte *is beoefenaar der Latij nsche poesy. uit. Hij vervaardigde de volgende dichtstukken : .Leidy ab obsidione Hispanorum liberata, door den hoogleeraar Valck en aer in 1771 in het licht gegeven en door P. van Schelle in het Nederd. overgezet Leid. 1772. Cunae istrausiame sive Genethlacom Guzlielmo lirederieo. lielmi guinti folio. in lucem edito , die 24 Auguati anmi 1772. B. 1772. Virgo ,.Batavica, sea Panegyriomm Guilielmo eguutic Petrie van, ,Bleiswyk Hollandiae et Westfrisiae, ordimum comoiliarima ac syndieue 8upremms remunciaretur , die 1 Deeembria:1772 ,. Carmina ex Resiodo Tkeocrito, Colutho Latina .% reclaim. Accedit Sylvarum et Blegiarws fiber L. B. 1771. Carmen elegiac-Ian in saecularia altera Academiae Leidemeia., editum a- J. 11...Hoeuft belgicam versionem addidittf Ar..vas Pellecom. Amst. 1825. 4°. Sophonieba , trip. h. Fr. tam it. de Volkire , egeoolgd. Leyden 1779. Don Pedro f koniaj. van Outilie, trap.n. Al..14 vats, AI de vrif toga.. Olindo en. Sofronia , trap. n. het Fr. van Mercier, vrij nagev. Aid. 1779. Fillets Tell, of de heraelliug der Zwit8er8che vrijheid, ti. h. Fr. van Le Mierre , vrii nagevolgd. Aid. 1779. Zie Hoeufft, Parn. Lat., p. 239, 240; Peerlkamp, de Pads Lat. ep. 201; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb., D. VI. M., 491 , 492 ; Cat. d Maats. v. 1Vcd. Letterk. , D. I. bl. 222 , bl. 539, D. III. bl. 95, 319; Vervfoert; Kobus en de Rive-court. WJTSTEIN (JOANNES JAcoBus) , in , 1693 te Bazel gebo­rea , verkreeg in 1709 bet doctoraat in de wijsbegeerte, en , in 1713 tot den evangeliedienst toegelaten , aanvaardde hij Bien bet allereerst bij een regiment Zwitsers , dat door de Holland­sche staten bezoldigd , zich in Engeland beyond. In 1717 trad hij te Bazel zeif als predikant op en gaf tevens afzon­derlijk onderwijs aan de akademisohe jongelingschap. Het was, er echter verre of dat hem daar een rustigen werkkring wachtte , hij stond er aan vele onaaneenaamheden bloot en werd eindelijk aigezet, waarop hij zich naar Nederland begaf, waar hem let onderwijs in de letteren en wijsbegeerte aan de Remonstransche kweekschool te Amsterdam werd opgedragen , ofschoon zonder den titel van hoogleeraar. Hij begaf zich echter , op verlangen der broedersehap , naar Bazel om zich aldaar to regtvaardigen , en hierin slaagde hij zoo wel , dat hij wederom gedurende een jaar als evangeliedienaar in zijn vaderstad optrad. In het najaar van 1733 aanvaardde hij het onderwijs aan de kweek­school, te Amsterdam en werd in 1736 tot hoogleeraar aan­gesteld. Zijn onderwijs bepaalde zich niet tot de oude letteren , sedert 1743 gaf hij ook lessen over het N. Verbond en later over het Hebreeuwsch en zeifs , na den dood van den hoogleeraar Drieberge, over de theologie , totdat het godgeleerde profes­ soraat in 1717 aan Krighout werd opgedragen. In 1744 bedankte hij voor het professoraat in de Grieksche letterkunde , dat men hem to Bazel had aangeboden. Zeer beroemd heeft hij zich gemaakt omtrent de kritiek en uitlegkunde des N. Verbonds. Zijn Novum Testamentum Gramm cam noti8 Var. Codicum, 2 vol. in fol. Amst. 1751 en zijne Prolegomena in NOVUM TeSiatIledUM waarvan wij de door J. S. Semler' cum notia et append. Halae 1764 (de eerste uitgaaf Amst. 1730 4°.) bezorgde uitgaaf kennen , maakten zijn naam met room bekend. Hij ontging echter de beschuldiging van onregt­ zinnigheid niet en bijzonder legde men hem ten laste dat hij de plaatsen over bet leerstuk van de Godheid van Christus verdonicerde. Hij overleed den 23 Maart 1764. Nog gaf hij in bet licht : Dinertationes de varii8 N. 7'. Lectionik8. Basilea. 1713. 4°. LibeThi ad crieits et itaterpreiationern N. T. Halms 1766. 8°. Ckmenti8 Romani II epistolae ad virgines cum version Latin. Leidae 1754. 8°. Or. funebri8 in obitum viri celeberrimi Joanni8 Clerici , Phil. et llistoriae Ecclesica8t. inter Remonstrantes Pro fessori8. Amst. 1736. 4°. Zie Jac. Krighout, Sermo funibris in obitum .7o. .7 ac. W etstenii, Amst. 1754. 40.; Frey, Epistolae ad .T. Krighout ; B as., 1764 4°. ; Krighout, Memoria Wettsteniana vindicata adv. Frey. Amst. 1754 4°. ; Ernesti, Specimen Castigationum in Wetstenii N. 2 Leipzig 1754; Dez. , Jnstitutio interpretis Novi Testamenti , P. II. p. 157; Kraft, Bibl„ T. VIII. p. 98 , T. X. p. 99; Saxe, Onom. , T. VI. p. 223, Anal., p. 665 ; Acta Erud., 1752 , Jan., p. 1-8 ; Nova Acta erudita Septemb., P. IL p. 529-544, 1756 Jan., p. 30-33; Relationes de librisA Nov. Fasic. II. p. 318 374; Fasc., V. N°. XIII. p. 244, seq. N°. XIV. p. 278-288 ; Athenae Rauricae , in Proles­soribus Linguae Graecae , N°. XXVI. p. 379-382 ; Catal. Bibl. Bunay., T. I. Vol. II. p. 1697, 1698; D. J. van Lennep, Mem. Amst. Athen. , p. 291; Des 1Veuen Gelehrten Europa , Th. V. p. 252-263 ; H a g e b a c h , Wettstein der Kritiker and seine Gegner in Illgen's. Zeitschrzft , 1733 p. 75 ff.•; Baumgarten, Nachricht , T. II. p. 48, T. IV. p. 114; Mayer, Geschichte der Schrifterlclaer. ; B a u r, Ilwb., Cony. Lex. ; Chaufepie, Nouv. Dict. hist. ; Biogr. Unit. .Nouv. Biogr. generale ; Bibl. raisonne ; Ypey, Kerk. geschied. der XVlIIde eeuw , D. III. bl. 457; Ypey en Dermout, Gesch. d. .Here. , D. III. bl. 195 ; Tideman, Rem. broeders , bl. 24 volgir.; H e r i n g a gebruik en misbruik der kerken ; Kist en Royaard6s, K. Archief;C4 las ius , Godgel. Nederl. ; Sepp, Pragm. geschied., bl. 74, 233; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WETSTEIN (JoHAN HENDRIK) , den 15 Maart 1649 te Bazel geboren , legde zich op den boekhandel toe en vestigde zich als boekdrukker te Amsterdam. Hij had zich de Griek­ache , Latijnsche en Hebreeuwsche talen eigen . gemaakt. Vele voortreffelijke werken werden door hem aan de geleerde wereld medegedeeld , waaronder eenige vruchten van zijn eigen vernuft en geleerdheid. Hij overleed den 4 April 1720. WETSTEIN (F. H.) bloeide als dichter in bet begin der 18tie eeuw. Zijne gedichten vindt men voor de werken zijner tijdgenooten. Zie v. d. A a, t. a. p. WETSTEIN (G.) arbeidde in het begin der 18de eeuw voor het Amsterdamsch tooneel. Hij gaf in bet Licht : Het gelukki ongeval, blijeindend tr8p. Amst. 1721 , met . titelplaat van A. Zeeman. Erik , prin8 van Zweden , trsp. 1722 , met titelplaat van 3. Wandelaar. Gustaaf Adolphus , honing van Zweden , beschermer der Duitsche vrijheit , oorlogeepel. Ald. 1723 , m. voorgev. pl. near J. Buys door J. Punt, 1779. Zie V e r w o e r t ; Cat. v. Ned. Letterk., D. I. bl. 223. 11 WETSTEIN (R. G.) vertaalde : J. Oldmizon, he Brittanni8che rijk in Amerika. Amst. 1721. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud., N°. 6138. WETZELIUS (J. P.) , predikant te Colomba , gaf in bet licht : Kort ontwerp van de leere der waarlieid, die na de God­saligheid i8 , overge8et in de Singalee8e tale, ten climate van de Chri8telyke Singal. gemeentens. Met het drukken een eynde gemaakt in de maand April , tot Colombo, Ao. 1744 , nu weder van de druky. 9ezuivert door en herdrukt onder opzigt van den predikant H. C. Philipez. Colombo , 's Comp. Boekdrukkerij 6y J. F. Christnau. 1790. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. IL bl. 432. WEUSTENRAAD (JEAN THEODORE HUBERTUS) , in 1805 te Maastricht geboren , behaalde reeds op 't Athenaeum ziinfr geboortestad weer dan eens den palm der overwinning en onderseheidde zich in de dicht-en redekunst. In 1823 be­zocht hij de hoogeschool te Luik , werd tot doctor juris bevor­derd , en vestigde zich als advocaat te Maastricht. Hij was in 1827 een der redacteurs van l'Eclaireur du Limbourg , hetwelk in 't volgende jaar een criminele vervolging onderging en Weustenraad in den kerker bragt. Door de regtbank vrijgesproken , berokkende hem een art. tegen den minister van M a a n e n een nieuw regtsgeding door de omwenteling van 1830 gestuit. In October van dat jaar beyond hij zich te Brussel , werd door bet voorloopend bewind tot plaatsvervanger van den procureur des konings bij het hof te Tongeren be­noemd , welken post hij van Fehr. 1831 tot Nov. 1832 waar­nam. Vijftien jaren was hij auditeur-militair te Luik en in 1847 ging hij over tot bet openhaar ministerie van Brabant , vestigde zich te Brussel , en leverde vele artt. aan de lndepen­dance. De leerstellingen door S i m o n i d e s in Belgie verkon­digd , maakten diepen indruk op zijn dichterliiken geest , blij­kens zijne gezangen in zijne laatsten bundel Chant de proletaire en Waarvliet. Ook vervaardigde hij een drama Laruelle 1830 , en had veel aandeel in de Revue . Beige , een letterkundig blad. De onderneming van Rogier om in Belgie den eersten spoor­weg aan te leggen , ontstak zijn dichtvuur, en de Remarquer ver­scheen in 1841 , terwijI hij de wonderen der nijverheid bezong in zijn Haut fourneau 1844. Een verzameling zijner gedichten is gedrnkt in 1848, doch bet plan om een 2de deel uit te geven werd door den dood verijdeld. De meesten zijn in 't Fransch enkele in 't Vlaamsch en dragen de duidelijke kenmerken der tijdsomstandigheden , waarin ze zijn opgesteld. Als student schreef hij een .Klaaglied op 't lot van een jongeling ; die in de onderaard8che gewelven van den St.-Pietergerg verdwaald was. Koning Leopold versierde zijn borst , die reeds met bet ijzeren kruis- prijkte in 1848 met die zijncr orde en • be­noemde hem tot griffier van 't Brusselsche hof. Hij overleed in 1849 aan de cholera. Zie Biogr. Ozer, mod.; Kobus en de Rivecourt. VVEVEL (Gums DE) , een kloosterbroeder te Brugge , be­werkte in 1366 uit Latijnsche bronnen het Leven van ante Amand , Fatroon der Nederlanden , met voorberigt en wool." i denlijst , uitgegeven door P h. B lo m m a e r t. Gouda 1842. 2 dn. 8°. Zie Jo ne k bloet , Ned. Letterk., D. I. bl. 233, WEVELICHOVEN (blows VAN) was eerst kanunnik en sttbdiaken te Keulen , daarna (1364) benoemde hem paus U r- b anus V tot bisschop van Munster en den 8 April 1378 werd hij door Urba nue VI tot bisschop van Utrecht aan­ gesteld. Hij was een wijs , geleerd , voorzichtig , godsdienstig en krachtig man , die , sehoon reeds bejaard , te Utrecht over allerlei aanvallen mogt zegenvieren. Reeds aanstonds had hij een hevigen strijd met zijn voorganger Arnold van Hoorn, die , naar Luik verplaatst , de inkomsten van beide zetels , daar hij van Utrecht geen afstand wilde doen , bleef trek ken , van daar dat We v eli n ch o v en eerst den Eden _Nov. 1379 . van zijn bisdom bezit kon nenien. Vervolgens had hij 'te kampen met een tegen-bisschop Reynoud, de jongere van Vianen •, wien door den Avignonschen pans Clem en s VII den Utrechtschen zetel was toegezegd dock door medewerlOng zijner vrienden onder de edelen , onderwierp zich deze met zijn broe­der , den beer van V ianen, vasallen van Florii. Den laatsten tegenstand overwon hij op sommige edelen , die op zijne jurisdictie inbreuk maakten , zooals G ij sbert van Abkoude, dien bij in 1380 versloeg, en Hendrik, burggraaf van Montfoort , een jaar later , wiens stad hij bele­gerde. Den tijd van vrede gebruikte hij tot berstelling der taken van het sticht , de schulden of te doen , en de verpandde sloten te lossen. 1-lij nam hat klooster Windesheim in zijne bescherming , bevorderde de vestiging der paterhuizen en hunne bervortnende beginselen en de stichting van bet karthuizer klooster to Utrecht ; docii liet in 1380 het lijk van M. a t-t hens Lollard opgraven en verbranden. Hij overleed den 4den April 1393. Zie Bat. Sacra, D. I. bl. 279; Moll, Kerkges. v. 2Vederl., D. II. St. I. bl. 163. WEVELINCKHOVEN (tar. JAN VAN) , raad en pensionaris der stad Leiden , volgde 10 Febr. 1620 Ho g er b eets als •. 11* eecretaris van curatoren der Leidsche hoogescbool op en be-kleedde dien post tot 1661. en werd opgevolgd door zijn zoon. WEVELINCKHOVEN (mr. JOACUIM VAN), welke dien post van 1662-1669 bekleedde. zie S iegenbeek, Gesch. d. L. H. Toev. -en Biji. , bl. 45. WEVELINCHOVEN (HENRicus VAN DER) gaf in 1643 het blijeindend treurspel Elpenor en Rhodope te Gorinchem in bet lieht. WEYDE (mejufvr. C. L. VAN DER) schreef: Italie het land der liefde of brieven door 31,ynheer van D. aan mej. van R. geduurende z(jne reize naar Italien , en eenige antwoorden op denzelven. Rott. 1794. 8°. Zie van Doorninck, Anon. en Pseud., No. 2349. WEYDE of WEYDEN (GoswIN VAN DER) , kleinzoon van Rogier van der Weyde, den oude, in 1465 geboren was van 1503-1530 lid van het St. Lucas-gild te Antwerpen. Hij schilderde o. a. voor de kerk van Tongerloo een altaarstuk , de Ilfaagd voorstellende, thans in de galerij te Brussel. Dit deed bij 70 jaren oud , voor den abt Arnold S t r e y t e r s. Hij schilderde driemaal hetzelfde onderwerp , waarvan er een in dezelfde galerij een ander te Kensington berust. Zie G. F. W aage n, Handbook of the painting, the German. Fle­mish and Dutch School, p. 109 ; Catalog. du Musee &Anvers , 1857, p. 30; Kramm. WEYDE of WEYDEN (PIETER VAN DER). Zie WEYDE (ROGIER VAN DER) de oude. WEYDE of WEYDEN (Roma VAN DER) , de oude , werd omstreks 1480 te Brussel geboren. Hij was een leerling van Jan van Eyck en woonde bij hem te Brugge in. Hij was in 1436 stadsschilder te Brussel , en bijzonder belast met de versiering van dat gedeelte van het stadhuis , 't welk toen gebound werd , waarvoor bij met stukken Laken betaald werd. Hij wordt ook in de registers van 1449 en veel later prneester Rogiersen .van der Weyden, portra­teur der stad van Brussel" genoemd. Hij verkreeg de meeste vermaardheid van al de leerlingen van van Eye k. Te Ant. werpen bezit bet museum zijn de zeven Sacramenten en eene ztankondiging. Paus M a r t i n u s V, die in 1431 overleed , liet een klein Altaar8tuk door hem schilderen , dat hij aan Juan II, koning van Spanje, ten geschenke zond , en dat thans bet museum te Berlijn bezit. In de eerste jaren , toen bij te Brugge , onder leiding van van Eyck was , schilderde bij een menigte stukken in waterverw (tempera) uit het gemeene leven. Zijn voornaamste schilderij is een Allaar8tuk voor de zaal, waarin de regtsbedceling ten stadhuize te Brussel geschiedde , op welks vleugeldeuren merkwaardige historische feiten , de justitie betreffende , waren afgebeeld. Dit juweel werd door Albrecht Durer, bij zijn bezoek te Brussel , nog gezien en is waarschijnlijk bij den brand van het stadhuis, tijdens bet beleg der Franschen in 1695 , verloren geraakt. Hij ver­vaardigde ook een Altaarstuk voor de kapel , die Willem Edelheere en zijne vrouw Aleidis in 1443 in den omtrek van het koor van St. Pieterskerk te Leuven deden oprigten. Dit stuk is nog aanwezig , als ook het groote Altaarstuk door hem tusschen 1440 en 1447 vervaardigd voor de kapel van het hospitaal te Beaume. Ook in Italie , dat hij in 1439 bezocht 3 en waar hij in 1440 bet plegtig jubil6 te Rome bij woonde , heeft bij o. a. voor Lionello d'E s t e , beer van Ferrava , in Florence voor de Medicis geschilderd. Te Brussel teruggekeerd , schilderde hij voor Peter Bladolin, what­meester van Philips de Goede, eene schilderij die, door dien kapittelheer,, geplaatst is op het altaar eener kerk te burg , door hem in 1450 gesticht , thans in bet museum te Berlijn. Kramm, die vele zijner latere stukken vermeldt en besehrijft , wil dat hij ook de kunst van glasschilderen heeft beoefend. Hij overleed den 16 Junij 1464 en werd in de St. Gedule-kerk begraven. Zijn vrouw heette Elisabeth G 0 ffa e r t s. Kramm heeft een groot aantal schriften ver­meld , waarin over dezen beroemden schilder gehandeld wordt. Jan van der Weyden, zilversmid, en Pieter van der Weyden 'mindere waren beide zijne zonen. Zie Messager des Sciences hist. , 1866 , p. 358 ; Annales de l'Acadainie d'Archeologie de Belgique, T. VI; van Mander; Immerzeel. WEYDE of WEYDEN (Roma VAN DER) , zoon en leerling van den vorige. Hij wijdde zich bepaald aan voorstellingen uit bet lijden van Christus , van de bedroefde Maagd en der discipelen des Heeren. Zijne voornaamste schilderijen zijn in de Sacristy van St. Laurens , in het Escuriaal in Spanje, in de galerij te Madrid , in de collectie van den beer Green of Stadley bij Barnet, van den prins regent te London , van sir Culling Cardley te Belvedere bij Erith, in de gale­rijen te Napels en to Brussel. Zie. Kramm. WEYDEN (D. VAN DER) scbreef : Inleyclinge lot een vastyegronde Nederduitecke Letterstellinge. Utr. 1654. 12°. Zie Cat. d. Moats. van Ned. LettsTlc., D. II. bl. 131. WEYDMANS (N.) , schilder en graveur, in de eerste helft der 17de eeuw werkzaam. Zijne prenten komen zeldzaam voor. Nagler vermeldt o. a.: Ben man en een vrouw aan een tafel 6rassende, met bet ondersebrift : Sleet autem erat in diebuo Noe etc. .Een kettakzaker. 4°. Ben vrouw , die een beschonken man geleidt. 8°. Zit Nagler; Walter's Painters etchings-; WtYERMIN (JACOB CAMPO) was van geringe afkotnst. Zijn under ; J a eo b W eyer man, was een lakei , zijne moeder s M o r e I had als meld in eene herberg gediend , was dtze in mansgewaad ontvlugt , had dienst genomen als taniboer, werd na het bVwonen van verscheidene veklslagen tot sergeant bevOrderd , doeb in het beleg van Bonn gewond , en , onder bet verbinden, hare kunne ontdekt zijnde , kreeg zij hear afitheid en een jaarwedde van f 240. l'oen Weyerman, den 9den Augustus 1677, geboren werd , hidden zijne ouders tti•Breda een kroeg. Op de school gaf hij op zijn 15de jaar blijiken tan viuggen geest en schtander begrip, en daar hij zttcht voor de letteroefeningen had , werd hij aan de leiding Ilan den predikant S a n t v o o r t in bet Woud toevertrouwd , terwijI hij zich , dear hij onk veel last in teeken- en schilder­kunst had , te Delft daarin door Thomas van der Wilt werd onderwezen. Bij zijne ouders weeraekeerd , begon hij een losbandig lever te leiden , begaf zich, hunne bestraftingen moede , helmelijk naar Antwerpen , terleidde de dochter van een herbergier en vluchtte met hear naar verliet hear en caging naar Perlis , wear hij zich aan de uitsporigste liehttnis­ serijen overgaf. Een minnebandel met de dochter van een aanzienlijk beer , bij wien hij zich als kamerdienaar verhuurd had , nooduakte hem Parijs te verlaten. Op den weg naar Lyon ontmoette hij Cartouche, die zoo over hem voldaan was , dat hij hem een beuts met Louis d'or en vrijgeleide door al* bende schonk. Te Lyon maakte hij kennis met den abt , met wien hij tutu. 'Rome verttok. Ook bier bled hij, niet lang , verliefd gewotden op eene eanzienlijko vrouw , die hij vruchteloos ten huwelijk verzoeht , besioot hij hear te sehaken , doch dit mislukte en daar dit ruchtbaar gewtirden was en hij voor de gevolgen vreesde , ketrde hij over Zwitserland en Duitschland near Breda terug , wear zijne ouders reeds gestorven waren en hem een erfenis van slechts f 600 hadden nagelaten. Spoedig was dit geld verteerd en nieuwe schuld gemaakt , waarom hij in stilte Breda verliet en zich te 's liege neerzette , waar hij zijn Levene der Schikler8 en eenige werkjes schreef,, die hem zooveel voordeel opleverden dat hij zijne schulden te Breda kon betalen. Te Breda geraakte hij in geschil en vervolgens in tweegevecht met een oflicier en ontving een wond. Om die te verbinden , liet hij zich bij den wondheler Jan Arent s z brengen , bij wien hij zoolang huis­ vestte tot dat hij genezen was. Ilij knoopte een rninnehandel aan met diens nicht , Hitt om hare schoonheid , maar om haar kapi­taaltje. De oora , den toeleg van zijn commensaal bemerkende , gebood hem zijn huii te ruimen. W e y e r man wist den oom naar de hoofdwacht , onder voorwendsel dat een soldaat zwaar gekwetst was,: te lokken , en pakte intusschen met zijne min­nares hare kleinodien , kleederen enz. in en begaf zich naar Rotterdam en vervolgens naar Engeland. Hij werd om dit bedrijf uit de stad en baronnie van Breda gebannen. Te Londen was alles weldra verteerd. Zij werd zwanger, , en nam , daar hij den schijn aannam zich zelve en haar to willen vergeven , de vlugt , zonder dat hij ooit meer iets van haar hoorde. Hierop nam hij zijn intrek in een voornaam logeraent , waar hij den kastelein voor een aanmerkelijke som oplichtte. In Engeland won hij naderhand veel geld met schilderen voor aanzienlij ke hovelingen en zelfs voor de koningin A n n a. Hij onthield zich eenigen tijd aan de hoogeschool te Oxford , om zich in de geneeskunde te oefenen, doch welhaast verveelde hem de studie , en daar hij in Engeland geen bezigheid voor zijn penseel meer vond , keerde hij naar Holland terug , woonde een jaar te Delft en won de kost met schrijven voor zich en eene huishoudster , bij welke hij een noon verwekte. Heimelijk verliet hij beide en begaf zich naar Amsterdam , waar hij gouverneur word van een aanzienlijk jongeling doch hij had een afkeer van een ingetogen en geregelde levenswijs , liet die betrekking varen en begon weder to schrijven , terwij1 de yin­nige streken , die hij sommige personen in zijne schimpsehriften gaf , hem in ongelegenbeden brachten. Ondertusscheh huwde hij met eene jonge jufler,, die hij in de trekschuit tusscben 's Hage en Amsterdam bad leeren kennen en op zijn kamer gelokt had. Vier of vijf jaren later stierf zij , hem twee zonen nalatende. Te Amsterdam kreeg hij een bezoek van C z a a r Peter, die , van zijne schranderheid had hooren spreken en onieuwsgierig was hem te leeren kennen." Hij was zoo vol. daan over zijn viuggen geest en zijne geestige kwinkslagen, dat hij hem mede naar Busland wilde nemen en hem den titel van ge­heimraad en de waardigheid van historieschrij ver geven. Wijsselijk bedankte W e y e r m an hem en bleef zijn beroep van pasquil­schrijver voortzetten , waarin hij bet eindelijk zoo grof maakte , dat hij , zich te Amsterdam niet !anger veilig achtende , naar Vianen week doch ook bier kon hij zijn aangeboren aard niet beteugelen : vrienden zoowel als vijanden waren de voor­werpen zijner kwaadaardige schimpzucht , die hij eindelijk met zulk een onbeschaamdheid botvierde , dat de regering van Vianen hem in verzekerde bewaring nam ; doch , terwijl hij pogingen aanwendde om to ontvluchten , werd hij overgevoerd naar 's Hage en bij vonnis van het hof veroordeeld tot eene levenslange gevangenis op de Voorpoort. In het vonnis word gezegd , dat zijne misdaad bestond in het schrijven van lasterlijkc personaliteiten en vuile pasquilleu op verscheidene aanzienlijke collegien van regering. In deze gevangenis sleet hij tien of twaalf jaren. Zijne uitspanning bestond in het opvoeden en tam maken van muizen , die op zijn fluiten uit hunne buten te voorschijn kwarnen en uit zijn hand aten. Zijne verdiensten als schilder (bij was bloem- en prentschilder) waren zeer middelmatig en als schrijver ontbrak het hem Ran Been ij ver , bekwaamheid en vernuft, doch zijn stij1 was laag , gemeen en tuigde van een bedorven hart. Zijn avontuurlijk leven is in 1756 en te 's Hage in 1763 in 8°. verschenen en overgezet in bet Hoogd. Leipzig 1761. Zijn portret is door T roost geteekend en door Jacob o ut• rak en gegraveerd. Men vindt het o. a. voor het eerste deel van zijn Iiistorie des Pausdoms en bij D e s c a m p s. Cinder de kopy , in zwarte kunst , door Jan de Groot, leest men : Dit '8 Campo Weyerman, Die zelf vol van yebreken, Zijn tijd te veel versleet Met anderen te steken. ij scb reef : Letterlievende Zedekunde. 's Hage 4°. Over net yeheuyen. 's Hage 4°. IVatuurkundige historien , met ernstige schertsende en vrokke aanmerkingen. Amst. 8°. Zedekundige bedenkingen. 8". Den Persiaanschen zijdewever , Democriet en Heracliet , Bra. bandsche vrijagien, de Hollandscke zinnelijkkeid, den Antwerpachen Courantier en de gehoornde breeders, benevens eeniye uyt het Grieksck vertaalde gezangen van Anacreon , voorzien met de skald van het geheele werk. Gedruckt voor den iluth,eur. 4°. .Elistorie des Pausdsms , of een verhaal van de dwaalingen en bikeloortigheden, dewelke van tijd tot tijd zijn ingesloopen in de kerk. Amsterd. 2 Dn. 1752. 4°. Naalcte Waarheit. Leiden 4°. .Tooneelstukken: Betoeering van den Disperaten Antwerpsclzen Courantier , klsp. (m. d. sp.) Illudit propriis , alien= crimina ridens. Brugge 1705. De Hollandsche sinnekkheid, blsp. (m. d. sp.) Prodiga non sentit percentern foemina censum. luvenalis. Amst. 1710. De gehoornde Breeders , elle vrouwelijk Bedroy , klsp. (m. cl. sp.) Decipit illa custodes aut aere domat. D. J. Juv. Sat. 6 't "lidera op koslen van de Confrerie. Z. j. Democritus en Ileraclitus Brabantsche vryaqe , klsp. (m. d. sp.) Prima peregrines obscoena petunia mores Intulit , et turpi fregerunt saecula luau .Divitiae months D. 1. JUven. Sat. 6. Te Gent. Z. j. Voorlooper van de Okronyk der Bankroetiers. Rotterd. Er. dimeterdameche Kermie. Amst. 1722. 2 Dn. 4°. De herboren Oudkeit. Amst. 1725. llistorie des Pausdoms. Amst. 1725. 3 Dn. 4°. .danmerkingen op de Historie des Pausdoms. Amst. 1734. 4°. 1'erdediging der Historic des Pausdoms tegen eenige scherpe aanmerkingen van een Karthuizer monnik. 4°. De ontleder der gebreken. Amst. 1726. 4°. De eccho der Weerelde. Amst. 2 Dn. 4°. Leven der kunstschildere , 3 Dn. m. pl. 's Hage 1729. 4°. 4e deel. Dordrecht. 1771. 4°. De vrolijke Tugtheer. Amst. 1730. 4°. Godyeleerde zedekunde nil Romeinen eAmst. 1731. 4°. Over Spreuk. XXV e15-17. Amst. 1731. 8°. Leven van den Baron van Syburg. Utrecht 1734. 8°. Treurvertooy op het overli/den van Ds. H. Veleen. 's Hage 4°. Gevallen van Don Quickott op een vrijen Irani beschreven, met XXXI kunstplaten van Picar d. Amst. 1746 in quarto en folio Verhaal van het verlaten der Joodsche Religie, door Mozee Marcus. A rust. 4°. Doorziytige Ileremiet. Amst. 4°. Het oog in 't zeil in 4 vertoogen. Leiden. 4°. De yeest van Weyerman of nieuwe en aartige invallighe gedigten. 's H age 1757. 8°. dicademische Argue , achtgevende op aile voorkomende zaken en gevallen. Amst. 1719 , 1721. 4 Dn. 4°. Zie het laatstgemelde werk en zijn Avont. Leven; Levens van ver. mannen. DAL bl. 92;W itsen Gey sbee k, B. A.C. Wb., D.VI.bl. 493; Hubert, Chron. Lyst; Houbraken; Immerzeel; Kramm; van Doorninck, Anon. en Pseud., N°. 345; Nay., D. II. b1.56, D. III. bl. 48, D. X. bl. 134; Arrenberg; Abcoude, Cat. d. Illaats. van Neerl. Letterk., Kok; Verwoert; mr. Sautijn Kluit, in mededeel. van Letterk., 1875; Kobus en deRivecourt; Muller, Cat. v. portr. WEYERS (HENDRIK ENGELINIIS) werd den 14den Mei 1805 te Winkel in Noord-Holland, waar zijn vader predikant was , geboren , en legde zich te Leiden als student in de god­geleerdheid, onder van der Palm en Hamaker, bij voor­keur op de Oosterscbe talen toe. In 1828 werd hij na verdediging van een Specimen over de Openbaring van Jo h a n-n es : Initium Disputationie de Libro dipocalypeeoe argument° , sententia et auctore, tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd. In 1831 gaf hij de eerste openbare proeve van zijne onge­meene vorderingen in de Arabische letterkunde , door de uit­gave van zijn Specimen Critic= , zijnde het begin van een uitgebreid werk over den beroemden Spaansch-Arabischen dichter Ibn-Zeidoum, welks bearbeiding hij sedert steeds voortzette, en 't welk hij , bij zijn overlijd©n sohier geheel voltooid en voor de drukpers in gereedheid gebragt , achterliet. Per gele­genheid der openlijke verdediging van dit genoemde Specimen benoemde de faculteit der letteren hem eershalve tot doctor in de letteren. Kort te voren hadden curatoren reeds besloten hem onder een vereerenden titel en behoorlijke vergelding van zijn arbeid tot medehelper van den hoogleeraar Ha m a k e r aan te stellen , ter openbaarmaking van den rij ken schat van Arabische handschriften op de Academische boekerij voorhanden. Drie jaren later (1833) werd hij tot buitengewoon hoogleeraar in de Oostersche letterkunde benoemd , welketi post hij den 14den Dec. 1833 aanvaardde met eene redevoering de literarum Serniticarum disciplina, tota ac prudenter aeque ac cum animi­ardore colenda. Nog geen twee jaren later verloor de hooge­school den hoogleeraar Hamaker, die door Weyers als gewoon hoogleeraar werd opgevolgd. Behalve de genoemde werken gaf W e y e r s nog in bet licht : lets over Ian Ludolf , den beroemden beoefenaar der Etkiopische letterkunde en geschiedenis, ter gelegenkeid der uitgave en vertaling van twee door hem opgestelde Ethiopische brieven in D. IX. (1838) van het Archie" voor Kerkelijke geschiedenie door de hoogleeraren Kist en Royaard s. In 1840 gaf hij Nieuwe proeven om al de Arabische letters en schriffletters door het gezvone Europeesch karakter uit to drukken. Leid. 4°. Ook verscheen het 1 ste deel zijner Orientalia , bevattende de eerste rijpe vrueht zijner geleerde nasporingen bij bet op­maken van den catalogus der Oostersche handschriften van de Akademische boekerij te Leiden , waarmede hij zich verscheidene jaren bezig hield. Hij overleed den 31 Maart 1844 aan een slepende ziekte in den ouderdom van 39 jaren. Zie Annales Acad. L. B. 1844-1845 ; Leidsche Studenten•Almanak 1845 ; Leydsche Courant 8 April 1844, n°. 43 ; Algeria. Konst- en Letterb. 1844, D. I. bl. 241 ; .Taarl. V erslag der Maats. v. Ned. Letterk. 1844; Schotel, Leidsche Bibl. , bl. 46; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WEYGANDT (G. C.) gaf in het licht : Gemeenzame leerwijze om het bastard of Neger-Engel8ch op een gemakkellike wijze te leeren verstaan. Paramaribo. 1798. 8°. Zie v. Doorninek, Anon. en Pseud. WEYMAN (J. W.) gaf in het licht : Kruidkundig woordenboek na de beschrzjving van Prof. Bur­man, 8 D. met gekl. platen. Amst. 1745 in fol. Zie Arrenberg, bl. 575. WEYSSEN (D.) , een dichter van huwelijksverzen en lijk­dichten in het laatst der vorige eeuw. Zie v. d. A a , t. a. p. WEYTEIsT (G.) is setirlIver van een Hernelsche Minnebrief aan de 8doone Bowleg. 1659. 3 dn. 4°. Zie A bcioude, M. 407. WEYTINGH (HENluctis) ; in 1767 te Groningen geboren, ontving zijne eerste opleiding aan het gymnasium aldaar en werd er in 1781 student. Hij beoefende de oude talen order 11 u a r d i en openbaarde reeds vroeg aanleg tot de Latijnsche diehtkunst , waarvan een proeve voorkomt achter de Dissertatio de formula baptismi van Hering a. In 1786 werd hij prae­ceptor aan de Latijnsche school te Deventer en aanvaardde dezen post met een Latijnsch dichtstuk. In 1791 werd hij rector te Bommel , in 1800 te Kampen , en aanvaardde aldaar zijn post met eene Or. de praecipuis artium et doctrinarum saeculo proxime elapso incrementis. Vier en dertig jaar bekleedde hij deze betrekking en overleed den 23 April 1834 in den ouder­dom van 67 jaren. In 1830 en 1831 gaf hij twee ebegien de tumultu Belgico en in victoriam de Belgis reportatam in het licht. In 1806 gaf hij van K o o t ens onuitgegeven werk Incerti auctoeis (rulgo Pindari Thebani) Epitome Iliad. Bora., waarbij hij de santeekertingen van v an Koo ten met de zijne verge-leek nit, Talrijk zijn zijne geschriften ten behoeve der gymnasien , waardoor hij in menigte hehoefte voorzag en aan het onderwijs uitstekende dietisten bewees. Onder deze munt nit zijne His­toria Graecorum et Itomanorum , waarvan de Hoornsche rector A b b in g een 8de nitgaaf bezorgde. Zie Kong- en Letterb. , 1834, D. I. bl. 226; Aanh. op N i e u w e n­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WEYTINGH (J. H. A.), zoon van den vorige , in 1799 geboren , werd doctor in de letteren en rector der Latijnsche school te Harlingen , waar hij in 1853 overleed. Hij gaf in het licht Disquisitio historica de Constantino magno. Day. 1826. Beknopt geschied- , aardrijks- en fabelkundig Woonknboek der Classieke Oudheid , voor ongeletterden. Amst. 1841 , groot 724 bl. 8°. Een zeer nuttig werk. WEYTSEN (JAcoB) , zoon van Cor nelis W e y t s e n, burgemeester van Vlissingen. Hij ook was burgemeester dier stad en werd omstreeks 1525 door Christiaan II koning van Denemarken tot ridder geslagen. WEYTSEN (QUINTIJN) , soon van den laatste , werd in 1518 te Vlissingen geboren , studeerde waarschijnlijk te Leaven in de regtsgeleerdheid , was in 1555 buitengewoon eri in 1559 gewoon koninglijk raad in 't liof van Holland te 's Hage , en werd door den landvoogdes , hertogin van Parma , gebruikt tot het aanstellen van een bisscbop to Middelburg. Hij was tweemaal gehuwd , 1. met Jacomine dodder van Liev en de Hu 13 e r t, burgemeester van Zierikzee , nit welks huwelijk drie dochterssproten, Maria, Jacomine en Antoinette, 2. met A d r i an a P e r s ij n, ambachtsvrouw van Brandwijk die hem- een zoon scbonk , Jacob, de vader van Anna W eyts en , vrouwe van Brandwyck , eerst gehuwd met jonkh. Reinier van Oldenbarneveld, later met Jacob Wes­terbaen. Hij overfeed in 1565 en werd begraven in de Groote of of St. Jacobs-kerk te 's Hage. Hij gaf in het Bat : Tractaat van Avarien. Leiden 1617. 4°. Van nieuws oversien en met passagien van rechten , reales­geleerden, edicten , plakaten, ordonnantien, statuten , etc. be­ neffens eenige noodige observatien bevestigt en verrijkt door mr. Simon van Leeuwen. Ald. 1651, 1672, 1678. 12°. Ook is het door A. V e r w e r met diens Nederl. Zeerechten, Amst. 1711 en 1719 in het Hein gegeven en in het Latijn en Fransch overgezet. Nog heeft men van hem: Bet naeuwkeurig verhael van de aenstelling des eerw. heeren Nicolaas de Castro tot eersten bisschop van Aliddelburg , in 1561 , door F. van Mieris uit een H. S. in 1757 te Leiden in het licht gezonden , waaruit J. W. te Water in zijne Reform van Zeeland de berigten omtrent N. de C a s t r o en andere getrokken heeft. Zie J. van Beverwijck, Beschr. v. Dordrecht, bl. 336 , 572; de Riema, Beschrijv. van 's Gravenh., D. I. bl. 297; Val. An­dreas, 13151. Belg., p. 784, 884; Foppens, Bibl. Belg.-De la Rue, Gel. Zed., bl. 237 volgg.; Verwer, Nederl. Zeerechten , bl. 219 en Voorr. voor het Tractaat van de Avarijen ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WEYENBERG (J.) , portretschilder. Hij schilderde o. a. bet portret van J. C. Stahlschmi dt, waarvan een gravure door. L. Portman te Amsterdam 1804 in 8°. is uitgegeven. WEYMAN (Clan) en zijne broeders Jan en Melchior waren voorname glasschilders te Utrecht , in het laatst der XVde en begin der X VIde eeuw. Zie Kramm. WEYTMANS (W.) komt als schilder van een vioolspeeldertje en een luytspeelstertje voor , dock waarschijnlijk is hij verward net N. Weydmans of Mattheus Wytman. Zie Kramm. WEYTS (Dutics) wordt in 1450 al schilder in de broe­ derschap van St.-Lucas vermeld. Zie Kramm. WEYLAND (HENRIeus), gab. in 1742 , predikant to Streef-kerk 1766 to Puttershoek , te Brielle 1761 , to Nijmegen 1772 , to Gouda 1777, to Utrecht 1782, overladen in 1800. Hij gaf in het fiat Op den eeraten verjaardag van Utrecht's' verlos8ing , uitgeepr. in de Dom, Jacobi en Nicolai-kerk door R. Leyland J. Bin­lopen en C. Seytna. Drie dankredenen. Utrecht 1788. 8 °. Zie R, 0 gg e , Bibl. der Contra-Rem. geschrift., bl. 212. WIARDA (TILEmAN DOTHIAS) verdient , ofschoon Oostfries, vermelding , wegens vele zijner schriften , die ook belangrijk voor de geschiedenis en letterkunde van ons vaderland zijn. Hij werd den 18den Oct. 1746 te Emden geboren. Behalve eene 08tfriesi8cke Ge8chichte, 1791 env. in 10 dn. schreef hij een Dud .Frieach Woordenboek, een werk over de Duitache voor- en toenamen en twee oudfriesche landregten. In verschillende tijdscbriften gaf hij bijdragen en vooral Over de krui8togten der .Friezen naar Palestina , en . Over Antoinette Bourignon in de 0. Frie8che Mannigfaltig­ keiten. In de Allgem. litter. Anzeiger plaatste hij o. a. eenige berichten aangaande de te Kampen en Leeuwarden gedrukte Oud-Frieeche Landregten , 17L 9. Hij was lid der derde klasse van bet kon. Ned. Instituut. Als zoodanig gaf hij eene gtschiedkundige beschouwing van de Lex. Fri8ionum antiqua, 1811, 4°. gedrukt , maar niet in den handel. Hij was, behalve van eenige buitenlandsche ge­nootschappen , ook lid van het Groninger genootschap : Pro excolendo jure patrio. Bovendien was hij in verschillende betrekkingen nuttig voor zijn vaderland , bezat een uitgelezene bibliotheek en eene verzameling van 0.-Friesche munten , op 3000 thaler gescbat. Hij overfeed als landsyndicus en hofraad den 7 Maart 1826. Zie Cony. Lexicon ; Kobus en de Rivecoart, Cat. d. Bibl. v. IVed. Letterk., D. II. bl. 155 , 309, 365 , 558 , D. III. bl. 358 , 570; en vooral de Familien-Nachrichten der Familie Wiarda, in 1872 te Aurich door zijn kleinzoon C. H. W i a r d a, Obergerichts-Director uitgegeven , met twee stamtafels, 8°. , WIARDA (SJOERD VAN), te Goutum , werd kort Da den dood can hertog Albrecht v an Beyeren, toen de Friezen zich tegen de Hollanders verzetten (1404), te gelijk met Haring H a ri n x m a van Sneek , tot potestaat van Friesland aangesteld. Dit was een ambt, dat den bezitter voor eenigen tijd met groote magt bekleedde en door de Frieze!) aan een persoon werd opgedragen om bij dringend gevaar 's lands belangen te behartigen. Het stond dus eenigzins gelijk aan dat van dictator der Romeinen. Kort te voren hadden zij , schoon vruchteloos , Sikke Dekema en Gale Hani a, dit arnbt aangeboden. Wiarda en zijn ambtgenoot hielden bet land in rust en verdienden lof; loch toen de factien der Schieringen en Vet-koopers wederom het hoofd opstaken , liep hun bewind te niet. S c h o t a n us noemt hem een man van gropte gaven en deug­den en der taken ervaren. Zie Schotanus, list., bl. 229; Winsemius, Chr., bl. 225; Scheltema, Staatk. Nederl. WIARDA (OENE VAN) , zoon van den bovengemelde , be­hoorde met zijn vader Sj o erd tot de partij der Schieringers en teekende ook als zoodanig het Zoenierdrag van 1389. Er komt een brief van hem voor van 1438, waarin hij getuigt in zijn betrekking van grietman van Leeuwarderadeel een zekeren Leen w e Tjebb inga wegens een misdaad te hebben ver­oordeeld en underhand weder ontslagen. Hij had twee zonen. Zie Schotanus, Brieven en Doeumenten achter de Kerk. en W reldl. Geschiedenis, bl. 122; v. Sm in ia, t. a. p. bl. 14. WIAERDA (HENRIcus), gezworen klerk ter secretarie van Schoterland , woonde te Heerenveen , gaf in het licht Naauwkeurige verhandeling van de eerste uytvindingen en uytvindera , van veele der voornantnete, zoo oude ale nieuwe kunsten en wetenschappen. Amst. 1733. kl. 8°. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. II. bl. 184. WIBINGA (TH.) middelmatig dichter uit de helft der 17de eeuw. Hij schreef gelegenheids•gedichten waarvan er een verrneld wordt bij v. d. A a , t. a. p. WIBOLD of WINEJ3OLD was de 9de abt der abdy van Egmond. Hij werd door graaf Flor is naar S c ho tl a n d gezonden om zijne bruid , de prinses A d a van Schotland , naar Holland te begeleiden. Hij stied in 1176, Zie Citron. v. Egmond bl. 116. WIBRAND ( HEER) , geboren te Tjum in Friesland ; werd pastoor te Berlikum en in 1369 tot abt van Lidlum verheven. Gedurende zijn bewind had hij met vele moeijelijkheden te kampen. Ile Utrechtsche bisschop Arnold van Hoorn , niet genoegzaam door de Friezen ondersteund in een st .ijd tegen de West-Friezen , deed W i b o 1 d verraderlijk gevangen nemen. Hij herkreeg zijne vrijheid eerst na de betaling van een losgeld van 2000 kroonen. WIBRANDI (Wows) , een Friesch advokaat te Franeker , gaf aldaar in 1768 een Bly-eindend Treurepel met den titel Menalippe in het licht. Zie Witsen Geysbeek, B. d. C. Wb., D.VI.b1.499; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WICART (NicoLAA3) , in 1748 to Utrecht geboren , oefende zich in het landschapteekenen en schilderde gedurende 8 jaren in de Loosdrechtsche porceleinfabriek. Een aanzienlijk getal , zoo gekleurde als ongekleurde teekeningen zijn van hem hier en daar voorhanden. Hij stierf in 1815. Zie Immerzeel; Kobus en de Rivecourt. WICHARD I, eerste voogd van Gelder. Zijn vader Otto was een der voornaamste ambtenaren van Karel de Groote en plaatsbewaarder van Nijmegen. In 909 gaf bij de voog­dijschap van Gelder aan zijn zoon G e r la c .h I over. Zie van Spaen, Inleid. tot de _Hist. v. Gelderl., D. I. bl. 17. WICHARD II, voogd van Gelder , zoon van God e fr d us I, stond keizer Otto op zijde in den slag tegen de Hunnen bij Augsburg. Hij overleed in 966 of 960. Zie t. a. p. bl. 18. WICHARD III, een dapper krijgsman , die in het jaar 1049 met zijne krijgsbenden de bisschoppen van Utrecht , Luik en Keulen tegen Dirk IV, graaf van Holland. In 1050 hielp bij keizer Hendrik in den strijd tegen den hertog van Lotharingen en den graaf van Vlaanderen. In 1058 voegde hij zich bij de tegen Floris, graaf van Holland , verbondene magten. Hij overleed in 1061, na een regering van 26 jaren. Zie t.a.p. bl. 20; Verwoert. WICHARDUS was in de XIIIde eeuw abt van het klooster Bloemendaal nabij Bolsward. Hij verrijkte zijn klooster door bet aanleggen van dijken en datnmen tegen de aanspoelende zee. WIC HERINGE (RuDoLF) , in 1560 te Groningen geboren , moest in den ouderdom van 8 jaren met zijn ouders , B a r t hold Wicheringe en Tietke Doema, het vadcrland verlaten, en keerde eerst in 1595 , nadat de Spanjaard verdreven was, terug. Intusschen had hij in Denemarken bij den sterrekundige Tycho Brahe gewoond en eenige jaren aan het hof van den hertog van Sudermanland in Zweden doorgebragt. Spoedig , na de reductie van Groningen tot de Unie , riep men hem tot ambten , en bekleedde hij met lof de meeste , die zijn vader­stad hem kon opdragen. Na 39 jaren met groot gezag in den dienst van den staat en de stad gesleten te hebben , nam hij in 1634 zijn ontslag en bragt zijn overigen leeftijd in weetgierige rust door tot zijn dood in 1646. Hij was gehuwd 1. met Liefke Horencken, 2. met Lamme Hille­brands, weduwe van Bernard Entens thoe Helpen, dochter van Jacob H i lleb ran d s , die bij het verraad van Rennenberg is gesneuveld. Als curator der hoogeschool had hij zich verdienstelijk gemaakt en werd door den beroemden Jacob Alt in g in een deftig programma geprezen. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. WICHERS (AREND LUDOLF) zoon van Jan H e n d r i k Wichers, majoor en Walburch van Boschhuizen, in 1709 te Groningen geboren , werd in 1741 raadsheer en later burgemeester aldaar. Hij had in de omwenteling van 1747 en 1748 een aanzienlijk deel. Hij behoorde echter,, ofschoon hij met velen oordeelde , dat de verheffiug van W i Ilem IV met 's lands belangen .overeenkwam , tot de gematigde regenten. Hij overleed in 1759. Hij was gehuwd met W ibbin a Gerlacius. Zie Scheltema, Staatk. Nederi. ; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. • WICHERS (WICHERS) , eenige noon van A bran am Withers en Wibbina van Drews, werd in 1651 te Groningen geboren , en steeg tot hooge staatsambten in zijn vaderstad , werd eerst secretaris der hooge justitiekamer , later burgemeester. Als afgevaardigde ter vergadering der. staten­generaal , werd hij aldaar tot de voornaamste raadplegingen gebruikt , o. a. bij de handelingen van den graaf d'A v a u x in 1700 , ter voorkotning van den oorlog over de Spaansche successie , in 1709 bij den handel tot de preliminairen , die destijds voordeelig voor den staat gesloten , doch niet door den vrede achtcrvolgd werden , en in 1113 tot het voorloopig trac­taat van barriere met Engeland. Hij huwde B e e r t a T a m-men en overleed in 1715. Zie Scheltema, Staatk. 1Vederl.; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WICHERS (JoHAN) werd in 1616 geboren. Zijn ouders waren , om der geloofswille , aan de vervolging van den bloedraad uit Antwerpen naar Groningen ontweken. Na de hoogeschool aldaar bezocht te hebben , zette bij zijne studien in Italie en Frankrijk voort en verkreeg in 1643 te Orleans den doctoralen graad in de regten. In zijn geboortestad teruggekeerd , werd hij weldra tot het bekleeden van stads•ambten geroepen en had als burgemeester en later als voorzitter in de hooge justitie­kamer veel invloed op de belangen van stad en lande. Hij huwde C lar a Go c k inga, kleindochter van den vermaarden S cat o Go ckin g a. Hij overleed den 16 Nov. 1667. WICHERS (JAN GERARD) , den 15 Julij 1745 geboren , bekleedde de betrekking van gouverneur-generaal van Suriname en was lid van den raad der Amerikaansche kolonien te 's Hage. Hij werd den 1 Julij 1806 lid van de Maats. van Nederl. Letterk. te Leiden en overleed den 3den Oct. 1808. Zie Gedenks. d. Maats. v. Ned. Lctterk. , bl. 63. WICHERS (mr.. HENDRIK LUDOLF) werd den 10 Februarij 1747 te Groningen geboren. Na de Latijnsche scholen door­loopen te hebben , werd hij een kweekeling der hoogeschodl zijner geboortestad en hoorde de lessen van van de W ij n-per sse, van der Keessel en van der Marck, hield in 1767 under den eerstgenoemde een akademisehe verhandeling acre moralitate juramentorum , en drie jaren later verwierf hij den meestertitel , na verdediging van zijn dissertatie de prin­cipli8 juri8 cogendi. Hij zette zich als advocaat en gal in 1777 in het licht: Lex h-ominum communi8 , secundum mentem Hugonis Grotii propo8ita et explicata , waarin hij bet stelsel van den beroemden Nederlander,, over dit onderwerp voorge­dragen , in zijn werk : de jure Belli ac pacis verklaarde. Van 1778 tot 1795 was hij in onderscheidene betrekkingen ten nutte van het gewest en de stad zijner geboorte werkzaam. In 1786 werd hij door de provinciale staten gekozen als eerste gecom­mitteerde tot regeling , verbetering of herstelling der aandeelen door de onderscheidene provincien in de generaliteits-uitgaven. In 1790 bragt hij een uitgebreid verslag daarover uit , en in 1795 werd hij nit zijne betrekkingen ontslagen. Wel werd bij , na de bedaring der hartstogten , aangezocht om op nieuw in dienst van zijn vaderland te treden , doch hij bleef in zijn weigering volharden , tot hij door den laatsten erfstadhouder van den vroeger door hem gedanen eed ontslagen werd. In 1802 trad hij op nieuw de staatkundige loopbaan in , en werd , na eerst in financieele zaken werkzaam te zijn geweest , door den raadpensionaris Schimmelpenninc k . tot lid van den raad van state , in 1805 tot voorzitter van den raad van financien in de provincie Groningen , en kort daarna tot mad in bet collegie , thesaurier-generaal en raden van financien to 's Hage benoemd. In 1807 droeg koning Lo dew ij k hem de betrekking van landdrost der provincie Groningen op. Under de Fransche overheersching stelde keizer Napoleon hem aan tot prefect van het departeme . t van de Wester-Eems. In 1815 vertrok hij wederom naar 's Hage om de betrekking van directeur-generaal van de indirecte bclasting , convoyen en licenten te vervullen. In 1818 werd hij lid an den raad van state .en keerde in 1820 naar zijne geboorteplaats terug , waar bij den 15den Mei 1840 overleed. Koning Lodew ij k be­noemde hem tot ridder der orde van verdiensten en van de mile, de keizer tot lid van het legioen van eer en baron van het rijk. Koning Willem I schonk hem de kommandeursorde van den Nederlandschen Leeuw en verhief hem tot den Neder­landschen adelstand. De hoogeschool te Groningen mogt hem van 1789-1795 en van 1815-1828 onder hare verzorgers tellen. Ook was hij vele jaren directeur van de maatscbappij van wetenschappen te Haarlem sedert 7 Julij 1807. Hij was een man van groote geleerdheid , scherp oordeel en helderen geest. Daarvan strekken o. a. ten bewijze zijne Verhandeling over de oude Groninger munten , voornamelijk die in het 8tad8-both voorkomen , geplaatst in het 3de deel der werken van bet Groninger genootschap , pro excolendo jure patrio en vooral zijne belangrijke Verklating van het Tractaat van Reductie. 12 Bij zijn overlijden liet hij twee gehuwde dochters en ver• scheidene kleinkinderen na. Zie Schets van zijn leven door mr. H. 0. Feith, geplaatst in het Mengelwerk der Gron. Courant van den 19den Mei 1840; Handel. der jaarl. vergad. v. d. Maats. d. Ned. Letterk. te Leyden 1840; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WICHERS (J.) , dichter uit het begin der 19de eeuw. In de Dichtkundige cypressen•bladen vindt men van hem Een klagte over het afsterven van Z. H. price van Ora* en Nassoute. Zie v. d. A a, t. a. p. WICKEDE (T. VAN) schreef : Verhancleling over de kanarievogels , derzelver oorzaken en voortteeling. Ameterd. S. van E rA, e I d t. 8°. Zie Arrenberg, bI. 516. WICMER (J. R. D.) gaf in bet licht : Gantate pour la dedicace des orgues dans l'Eglise Wallonne de Middelbourg. Midd. 1815. gr. 8°. WICQUEFORT (ABRAHAM VAN) , in 1598 te Amsterdam geboren , begaf zich in zijn jeugd naar Parijs om zicii op de staatkunde toe te leggen. Zijne talenten , die niet gering waren , bragten hem in kennis met den keurvorst van Bran­denburg , die hem in 1626 tot zijnen resident aan het Fransche hof benoemde. Gedurende 32 jaren was hij in deze betrekking werkzaam geweest, toen hij in ongenade viel van M a z a r ij n , die hem beschuldigde dat hij onderscheidene geheime berigten omtrent zijne familie, bijzonder omtrent de minnarijen van L o d e-w ij k XIV, naar Holland overgebriefd bad. Hij vroeg en verkreeg zijn verplaatsing (165 8), maar M a z a r ij n deed hem, met verach­ting van het regt der volken, in de Bastilje werpen en liet bem een jaar later , op voorspraak van den Brandenburgscben gezant d e Brandt, naar de grenzen (Calais) brengen. Drie maanden later riep de kardinaal • hem terug en beloofde hem een jaar­wedde van 1000 kroonen , die hem getrouw uitbetaald werpen tot den oorlog tusschen Lod e w ij k XIV en de Staten uit• barstte. Hij vertrok over Calais naar Engeland en van daar naar den Haag , waar hij een machtigen beschermer vond in den raadpensionaris d e Witt, met wien hij gedurende zijn verblijf te Parijs briefwisseling gehouden had , waarvan eenige onderschept werden , en die hem tot geschiedschrijver van Holland benoemde. Met Frankrijk verzoend, stond hij deszelfs belangen ijverig voor , uit haat tegen den prins van O ranje of om andere redenen. Intusschen stelde de hertog van Brunswijk—Lunenburg hem aan tot zijn resident te 's Hage en de Staten•generaal tot vertaalder der buitenlandscbe stukken. Beschuldigd van verstandhouding met de Franschen en ge­heime briefwisseling ten behoeve van Engeland , werd hij den 20sten Maart 1675 , op aansporing van Willem III , door de Staten van Holland op de voorpoort te Hage gevangen gezet. De beschuldigingen tegen hem ingebragt en de ver­toogen daartegen van vreemde gezanten en van zijne kinderen en vrienden deelt Wag e n a a r mede, waarbij v an W ij n moet vergeleken worden. Hij werd 36 maal verlioord en sedert in banderr_ van den scherprechter ter pijniging gesteld, doch zonder dat ze in werking kwam. Eindelijk werd Wicquefort ver­oordeeld tot een eeuwige gevangenis met verbeurdverklaring zijner goederen. Zijn zoon verschafte zich een afschrift van dit vonnis , liet bet in Duitschland met zijn aanrnerkingen drukken en zond het naar de gevolmagtigden tot den vrede te Nijmegen , met verzoek zijn vader te verdedigen en hem nit den kerker te doen ontslaan. Dit had geen gevoig. Den 1 lden Februarij ontsnapte hij met behulp der dienstmaagd van den cipier , reed met een wagen naar Leiden , van daar naar Utrecht en voorts over Arnhem en Nijmegen naar Zelle , waar hij tot raad van den hertog van Brunswijk—Lunenburg werd aangesteld. Twee jaren later keerde hij , met verlof der staten , voor een korten tijd naar 's Hage terug. Hij overfeed te Zelle den 23sten Februarij 1682 , in den ouderdom van 83 of 84 jaren. Hij schreef: Relation du Voyage de Moscovie , Tartarie et de Perse , fait it l'occasion d'une Arnbassacle, envoy& au Grand-Due de Mos­covie et au Roy de Perm par le Duc de Holstein, depuis l'an 1633 jusques en l'an 1639. Traduite de l' Allemand du Sieur Olearius , secretaire de la dice Ambassade par L. B. D. B. (le resident de Brandenbourg). Paris 1656. 4°. In trois parties. It. in 6 boeken , augmentee de plus d'un tiers , particulierement d'une 2de partie contenant le Voyage de Jean-Albert de Han­ded° , aux hides Orientates etc. Paris 1659 , 2 vol. 4°. Ibid. 1666 , 2 vol. 4°. It. met den titel : Voyages Mares et remar­quables , faits de Perm aux Index Orientates par Is Sieur Jean Albert de Mancieslo , GentiMomme des Ambassadeurs du Due de Holstein en Moscovie et Perse. Contenant une Description nouvelle et tres-curieuse de l' Indostan , de l'Empire du Grand Mogol, des Iles et Presqu'iles de l' Orient , des Royaumes de Siam , de Japon , de la Chine , de Congo etc. Mis et ordre et publie apres la more de 1' Illustre Voyageur , par le Sieur Adam Olearius , Bibliothecaire du Duc (F r e d e r i c) de Holstein, (Gottorp) et Mathematicien de sa tour. Traduits de l'original par le Sieur A. de Wicquefort, Conseillier des consells d'Etat et Pried du Duc de Brunszoic et Luneburg Zell , etc. Raided 12* de l'Electeur de Brandenbourg. Nouvelle edition revue et corrigi etc. Leyde 1719 2 vol. fol. Amst. 17g7. 2 vol. fol. Discours llistorique de ?Election de l'Empereur , et de' .Electeurs de ?Empire, par le Resident de Brandenbourg. Paris 1658. Rouen 1711. 12°. Ook in eenige uitgave van 1' Ambassadeur. Thuanus restitutus, sire sylloge locorum variorum in His­lorid Jacobi Thuani desideratorum. Rem Francis. Augusti et Guicciardini Paralipom,ena, quae in ipsius Historiarum libris 111, IV et V non leguntur Latine, Italia et Gallia edita. Amst. 1663. 12°. Relation du Voyage de Perm et des Ades Orientales , fait en 1626 et 1627 , traduite de 1' Anglois de Thomas Herbert, par M. de Wicquefort , avec une Relation des Revolutions arrivies an Royaume de Siam en 1647 , traduite du Flamand de Joremic van Vliet. Parn. 1 663. 4°. L'Ambassade de Dom. Garcias de Silva Figueroa en Perm, contenant la Politique de ce grand Empire , les moeurs du Roy Scha-Abbas , et une Relation exacte de tons les lieux de Perm et des Ades, ou cet Ambassadeur a ete l'espace de huit annees qu'il y a demeure. Traduite de l'Espagnol par A. de Wic­quefort. Paris 1667. 4°. Memoires touch -ant les Ambassadeurs et Ze8 Ministres public par L. M. P. (le Ministre Prisonnier) , Cologne ( Roll.) 1677 12°. De Galandi trachtte deze Memoires to weerleggen in eene brochure , getiteld : .Reflexions sur les Memoires pour les Ambassadeurs , et reponse an Ministre Prisonnier , avec d'exempks curieux et d'importantes recherches. Ville-Franche 1677. 12°. L'imbassadeur , ses fonctions. La Haye 1682. 2 vol. 4°. Avec les Reilexions sur Ze8 Memoires pour les Ambassadeurs , et la Reponse an Ministre Prisonnier , et le Discours Nista­rique de ?Election . de l'Empereur et des Electeurs de ?Empire. Cologne (Roll.) 1690. 2 vol. 4°. It net dezelve stuk ken. Cologne (France) 1 71 5. 2 vol. 4°. vertaald , doch zeer slecht in het Hgd. door Jan Leonard Sauter, doctor in de regten. Leipzig 1682. 4°., in het Engelsch door 1) i g b y. Lond. 1716. fol. Memoires sur le Rang et la Preseance entre les Souverain8 de ?Europe. Amst. 1746. 4°. A. de Wicquefort , Memoires sur la guerre faite aux Pro­vinces- Unies de I' annee 1672 , edites par Grothe. L'llistoire des Provinces- Unies des Pays-Bas , depuis Sc parfait etablissement de cet Etat , par la Paix de Munster. T. I. La Haye 1719. fol. Zie S ax e, Onom. , T. V. p. 37, Anal. , p. 57; Felleri Monum. varia inedita , p. 433 ; H. Witte, Diarium Biogr. an 1682; Biblio­theca .Turis Imperantium p. 255 ; Cat. Bibl. Bienay., T. I. Vol. II. p. 1699; Paquote Mem., T. I. p. 351-361; Basnage, Pr4,1: de de Holl., p. 5; Lettres de Bayle avec les Notes de Des­masseaux , p. 138, 173, 180 et suiv. ; N i c e r o n , Mem. XXXVIII , p. 91---108; Biogr. Ozer. moderne ; Biogr. Univ. ; Jocher; Conv. Lex. ; Baur; Wagenaar, Fad. Hist. ; D. XIV. bl. 339, 379, 380, 381, 382; van Wijn op Wagenaar, D. XIV. bl. 108, 110, 112, D. XV. bl. 110; Bilderdijk, Vad. Gesck., D. IX. bl. 273, 325 v. D. X. bl. 62 v. 259, 323 , D. XI. bl. 276; Collot d'Escury, Boll. roem , D. IV. (2) bl. 419, 420; J. A. Grothe, Essai de Critique op de Wicqueforts, llistoire des Prov. Unies , in Aron. v. h. Mist. Genoots. , 12 jg. 196; Bor., VI. I.; Be Wind, Bibl. der Geschiedschrijvers; Kok; Nienwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WICQUEFORT (JoAcHim), broeder van den vorige, in 1600 te Amsterdam geboren , speelde een zekeren rol gedurende den 30•jarigen oorlog, ais agent van Bernard, hertog van Saxe:Weimar in de Nederlanden , Frankrijk en Duitschland. Zijn correspondentie woidt te Gotha en Weimar bewaard , is gebruikt door den geschiedscbrijver R o e s e , en verdiende uitgegeven te worden. Hij vernam te Amsterdam den dood van zijn meester. Brie maanden later werd hij resident van Hessen-Cassel, bij de vereenigde provincien (Nov. 1639), bleef gedurende 20 jaren in die betrekking en overleed in 1670 in zijn geboortestad. Hij was ridder der orde van St.•Michiel. Men heeft van hem : Lettres de J. Wicquefort avec les responses de G. Bart& en Francais et en Latin. Amst. 1696. 8°. avec quelques lettres nouvelles. Utrecht 1712. 12°. Zie Niceron, Mem., T. XXXVIII; Paquot, 1. c. Biogr. gOner. med. ; Rabus, Bockzaal van Europa , 1696. WIDDER (FREDERIK ADAM) werd den 15den Januarij 1724 te Oppenheim in de Paltz geboren , studeerde te Hei­derg , vervolgens te Groningen (1744), beoefende (1740) aldaar de godgeleerdheid en de wijsbegeerte onder Engelhard, onder wien hij in 1748 eene Dissert. de malo moral verde­digde , na kort to voren tot den predikdienst te zijn bevorderd. De dissertatie waarop hij in 1751 tot A. L. M. en Oil. doctor te Groningen werd bevorderd , handelde de ilffectibus, Musices excitandis, augendis et moderandis. Gron. 1751. Reeds in het volgende jaar werd hij lector in de philo­sophic aan die hoogeschool en opende zijne lessen met een voorlezing ad definitionem juslitiae divinae , juxta recentioris philosophiae decreta instituendam. In 1767 benoemden hem curatoren tot buitengewoon hoogleeraar. Reeds was hij in de faculteit geintroduceerd en gereed een oratie de sapientia Dei in minimis naturae operibus conspicua te houden , toen plotselinge ongesteldheid hem noopte zulks tot 24 Jan. 1770 uit te stellen. Den 22sten December 1773 aanvaardde hij het gewoon hoog- leeraarambt met een Or. de auctoritate philosophiae in beaus vita comparanda. Hij overleed ongehuwd den 2Osten Febr. 1784. Behalve de genoemde oraties gaf hij nog in het licht : De Hylosoismo et Leibnitianismo. 'Gron. 1758. De Solis et umbrae 8tili retrogradation , singulis aliquando diebus , in quibusdam terrae locis , conspicua. Gron. 1766. Diss. in qua disquiritur , nuns praeter mentem humanan , alii excitant Spiritus corporibusque naturaliter sint vestiti. Ook gaf hij in 1.767 in het licht het Compendium Phil. pract. van Engelh ard en in 1761 een herdruk van diens Institut. lifelaphysicae. Later verscheen F. A. Wiggeri Exer­ citation. Acad. fasciculus. Gron. 1771. Bij de overdragt van het rectoraat , sprak hij in 1779 de praecipuis in conseguendo erruditione solidiore impedimentis philosophiae studio superanclis. Zie Programmata inaug. van 1768 en 1773 het Progr. funebr.; Muntinghe, p. 119, Gron. Gedenkb., bl. 90, 91. WIDEMAN (M.) gal in het licht : Bijbelsche keten van de boeken des 0. en N. Testaments , 3 dn. Amst. 1722. 8°. WIDMARUS (ABDIAs), zoon van Andreas Widmar us, eerst rector , later predikant te Bremen , zag den 13den Sep­tember 1591 te Lemgo in Westphalen het levenslicht. Hij genoot eerst de opleiding van zijn vader en andere geleerden en bezocht vervolgens de hoogescholen van Heidelberg en Marburg , waar hij in de godgeleerdheid studeerde. Na voleindigde studien werd hij predikant te Altorf en vervolgens te Neuhaus in de Paltz. Gedurende den 30-jarigen oorlog week hij naar Holland , en verbond zich in November 1624 aan de gemeente te Uitgeest , vervolgens in 1638 aan die van Gouda, waar hevige kerkgeschillen gevoerd werden , die hij , gedurende zijn zesjarig verblijf aldaar, bluschte. In 1644 werd hij hoogleeraar in de godgeleerdheid te Harderwijk en aanvaardde aldaar den 13den Julij zijn ambt met eene °ratio de Urim et Thummim. 1-lard. 1644. 4°. Reeds in het volgend jaar ontving en aanvaardde hij het beroep van hoogleeraar in de godgeleerdheid te Groningen , dat hij den 4den Junij 1645 aanvaardde met eene redevoering , die het licht heeft gezien onder den titel van Columba, Spiritus Sancti Hieroglyphicon , hoc est °ratio inauguralis de manifesta­tione Spiritus Sancti sub specie Columbae , ad inaugurationem Christi , circa hujus baptismum. Gron. 1646. 4°. Hij was 23 jaren het sieraad der hoogeschool. Ook de avoud zijns 'evens kenmerkte zich als bijna geheel zijn leven door ziekelijkheid , maar ook toen werden de vermogens van zijn geest verzwakt. Hij behoorde tot de Irenische Coccejanen en was een edit leerling van H enric us A ltin g, wiens lessen hij te Heidelberg had bijgewoond. Hij overleed den 23 Mei 1668. Behalve de gemelde redevoeringen gaf hij in het licht : Disputationee Theolosicae adversus Judaeos de vero Messia. Marp. 1617. •.. 9T1V1* dssputalsonum de natura S. Theologiae , hujus simul Synopsis exhibens. Hard. 1645. Programma over Bern. Schafer. Hij behoorde tot de overzetters van de nieuwe vertaling des Ouden Verbonds. Zijne dochter Anna Sara huwde met den hoogleeraar Hermannus Velingius. Zie Rotermund, Brem., T.II.p. 252; Schrassert, Beschrijv. v. Harderwijk ; Effigies et Vitae Prof. Gron. , p. 164; Paquot, Mem., T. IV. p. 176; Muntinghe, data sec., p. 46 , Comp. Gel. Lex., S. 2501; Hinlopen, Gesoh. d. Overzet. des Bijbeis, bl. 124, 134, 140; Heringa, bij Kist en Royaards, Archief, D. V. bl. 149, 197 enz.; Jac. Alting, Opp. Omnia, T. V. p. 365; Cocceji Anecd. ep. 406; Veeris, Vern. Kerk. Alph., bl. 228 ; Bouman, Geld. Hooges. D. I. bl. 94, 103, D. II. bl. 610, 646; Glasius, Godgel. Nelerl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIEBEL (FRIEDRICH DANIEL JOSEPH VON) werd in 1802 predikant bij de Evang. Luthersche gemeente to Veere , ver­volgens te Kampen en Alkmaar. Hier legde hij in 1816 zijne bediening neer,, maar aanvaardde haar wederom 2 jaren later te Groede. Hij ontving zijn emeritaat in 1821 en overleed in 1832. Hij heeft in het licht gegeven : Leerredenen over verschillende onderwerpen. Alk. 1809. Zie Bijdrag. van Schultz, Jacobi en D. Nieuwenhuis, D. V. bl. 127, 149, 165 , D. VII. bl. 141; G las ius , Godgel. Nederl.; Kobus en de Rivecourt. WIEDENBURG (J. B.) schreef eene Verhandeling over de Cometen. Amsterd. 1766. WIELAND ( .) gaf in bet licht : Praktyk Civiel. Zie Abcoude, bl. 408; Arrenberg, bl. 576. WIELICH (MATTHEus VAN) was een leerling van M a r­tinus de Meester, en een bekwaam beeldhouwer. Hij bloeide in 1694. Zie Kramm. WIELING (ABRAHAM), in Nov. 1693 te Hamm in West­phalen geboren , studeerde tot 1711 in de godgeleerdheid , vervolgens in de regten , te Marburg, onder N. Ho m b e r g i u s, to Duisburg onder Bernard Hendrik Reinold en Eve­r a r d u s Ott o. In 1716 kwam hij in Holland , werd con- rector te Gouda , en , door invloed van B ij n k e r s h o e k , hoogleeraar in de letterer te Amsterdam , terwiji hij tevens privaatlessen in de regten gaf. Door medewerking van Rij n­ kershoek werd hij in 1727 opvolger van Hein ecci us, hoogleeraar in de regten te Franeker , en in 1739 , in plaats van E v e r a rd 0 tto, tot raadpensionaris van Bremen be­noemd , in het burgelij k en leenregt te Utrecht , terwijl hem in 1743 daarenboven het onderwijs in bet openbaar Romeinseh-Germaansch regt werd opgedragen. Hij overleed tengevolge van een val den 1 1 den Jan. 1746. Hij bekleedde in 1786 to Franeker en in 1740 te Utrecht de rectorale waardig,heid. Hij had bij zijne vrouw Louise A m a,1 ie Willet een noon Karel Balthazar Wieling, die in 1752 doctor in de beide regten en in 1757 lid van den Raad to Utrecht werd. Wieling gaf in bet licht : Diatribu de furl° per lancem et licium concept°. Marpurgi 1719. 12°. .Dissertatio de lure antiquo vitae et necis parentum in liberos. Amst. 1724. 4°. Aanteekeningen op Terentius , die voorkomen in de uitgaaf van W es t erhovi u s. Hagae•Comit. 1726. 4°. Jurisprudentia restitula , seu Index chronologicue in &tuns Juris Justianei corpus ; ad modum, Jacobi Labial , Antonii Augustini et W. Freymonii. Accesserunt Opuscula IV in usum Auditorum. Animaversiones passim adjecit Mr. Wieling. J. U. D. et Prorector. Amst. 1727. 8°. Oratio inauguralis de Naturd , und omnis Juris ac Firtutis norma , kabita a. d. III ?will 1728. Franeq. 1728. fol. Jurisprudentiae Justineaneae secundum IV Institutionum libros Specimina, net non Selecta Juris controversi capita ex L. X. Pandect. Tit. I. Franeq. 1728 en volg. Dissertatio de Justinian° et Theodora. Franeq. 1729. Commentationes ad duditores 8008 de Lege Furia Testamentaria, de Lege Voconiti , de .Edictis s Praetorum perpetuis , de Edictis translatitiis , de Lege annua , de Servii Sulpitii et 'lull nec non Marci , 4ntistii Labeonis ad Edictum libris. Franeq. 1729, 1730, 1731. 3 vol. 4°. Fragmenta Edicti Perpetui. Franeq. 1753. 4°. Repetitio Institutionum Juris Civilis. Accedunt Justiniani Constitutio omnem , Bdmundi Merillii Oratio de tempore in studiis Juris prorogando et loannis Gottlob Heineccil Oratio de Jurisconsultis semidoetis. Franeq. 1733. 8°. Positiones Juris Naturae et Gentium Grotianae ad Librum 1 cum Notis. Franeq. 1734. Lectionum Juris civilis Libri 11 , in quibus vulgata guorun­dam capitum scripturae defenditur. Amst. 1736. 8°. Wieling was van plan bij dit werk eene geleerde verhan­deling de Jure Amelandiae to voegen. Deze kwam echter in hands. in de bibliotheek van den prins van 0ra n j e. °ratio de funebri8 jurisprudentiae regundi8. Franeq. 1737. 4°. Doctrina Prooemii Institutionum. Franeq. 1737. 4°. .Doctrina Pandectarum Juri8 Civili8 ad L. 1. Tit. 1 et II. Franeq. 1737. ..elnimadver8a de Romano •Germanorum imperio. Franeq. 1768-1739. Oratio pro Glossatoribus , habita Trajecti a. d. 1117 Sep-. temb. 1739. Ultraj. 1739. 4°. Oratio de Sanctione Pragmatica Caroli VI lmperatori8. Ultraj. 1740 , vermeerderd en verbeterd. Ibid. 1743. 4°. In 't Nederd. Twee redevoeringen over de Pragmatyke Sanctie van keizer Karel VI, nit het Latzjn vertaald door P. J. Blondeel , doctor in de Filosofle en kandidaat in de recklen. Amst. 1743. 4°. Oratio de Logomachii8 Jurisconsult. Ultraj. 1744. 4°. Eenige polemische geschriften betreffende een Dissert. van N. Blonde!. 1746. 12°. Eenige aanmerkingen op de Grieksche paraphrase der Insti• tuten , in de uitg. door Willem Otto Reitzius. Hagae Comit. 1751. 4°. er van bezorgd. Naamloos gaf hij Deductie • van 't recht van Pardon der stadhouderen van Friesland. IN was ook van plan de Opera minora et rariora van Huber nit te geven , doch werd hierin door zijn dood ver­binderd. In 1745 verscheen te Utrecht bij Jo banes Evelt: Aan­merkingen op bet boekje van den vermaarden A. W. ter op­schrift voerende den titel van Sumna Themidi8 Orthodome of kort begryp der rechtzinnige recht8geleertheyt , opgesteld door de gezaamentlyke' leeden der theol. faculteit van de Academie '8 lands van Utrecht. 40., waarop istankangsel van de Aanmer• kingen volgden. Zie Saxe,Onom., T. VI. p. 312 Anal.; p. 385, 699; Vrie-moet, ' U 1 r. Huberi, Athenae Fris. , p. 814--818; Op era minora , in Praej: et iVobis ad p. 171, 370, T. I. Heringa de auditorio , p. 147; Paquot, Mat., T. VI. p. 286-290; J. F. Juglers,' Beytraege zur .Turistischen Biographie , T. VI. P. I. n°. XIII. p. 195-212; van Kampen, Gesch. d. Lett. en Wetens., D.II.b1.312. WIELING (NicoLAAs) werd in 's Hage geboren , en was een bekwaam historieschilder. Hij maakte fraaije werken voor den graaf van Hoorn en werd in 1671 aan bet bof van Brandenburg geroepen , voor hetwelk hij insgelijks verscheidene groote kunstwerken vervaardigde. Hij was een der oprigters der Haagsche schilder-akademie en overleed in 1689 te Berlijn. Zie Immerzeel; Kramm. WIELING (SJOEID EBELEs), predikant bij de Doopsgezinde gemeente aan de Oostzijde to Zaandam , bestuurder en. curator der Doopsgezinde societeit , bereidde ook jongelieden voor tot de godgeleerde studien. Hij behaalde twee gouden medailles , een bij de Maats. tot Nut van 't Algemeen in 1811 voor een Zedekundig Leerboek to onderwijs in de Natuurlijke God8dienst en de Zedeleer en in 1834 bij de Maats. van fraaije kunsten en wetenschappen voor de beantwoording der vraag : Wat denkbeeld tree ft men zich te vormen van de hedendaagsche volk8-verlichting en Karen invloed op de zedelijkheid aijzonder in on8 Vaderland , en welke middelen moet men aanwenden om dezelve nit te breiden of te wijzigen. Hij overleed te Zaandam den 23sten Sept. 1835. Zie Konst- en Letterb., 1835, D. II. bl. 242 ; Ver woer t. WIER of WIERIUS (JoANNEs) , in 1515 te Grave geboren , genoot het onderwijs van den zoo verschillend beoordeelden , doch zeker scherpzinnigen Hendrik Cornelis Agrippa te Keulen , bij wien hij schijnt ingewoond te hebben. Van daar reisde hij naar Frankrijk en werd in 1534 te Orleans bevorderd tot med. doctor. Vervolgens bezocht hij de kusten van Afrika, vertoefde langen tijd op het eiland Creta en keerde eindelijk naar het vaderland terug. In 1534 werd hij te Arnhem aangesteld tot stadsgeneesheer, op eene bezoldiging van f 100 's jaars doch daar de bekrompene stedelijke geld­middelen zulks niet !anger toelieten, vertrok hij in 1550 naar Kleef en werd, benevens R ein cr us Sole n a r d a, benoemd tot lijfarts van den hertog , welke betrekking hij 35 jaren met grooten roem waarnam. Met den hertog deed hij meer­dere reizen naar onderscheidene Duitsche hoven , waardoor hij met hooggeplaatste personen in kennis kwam en vele zaken en omstandigheden , die anders ligt onbekend ware gebleven , leerde kennen. Op deze reizen nu was hij alom getuigen van de gruwelen tegen de zoogenaamde toovenaars, heksen enz. en voelde hij daardoor in zich de roeping ontstaan , zich tot den hardnekkigen strijd tegen dweepzucht , bijgeloof en verblinding aan te gorden. Hij begon alzoo met te schrij yen de Venefici8 et Sagie , ten betooge dat een misdadiger , die iemand door vergif ombrengt , geheel iets anders is dan iemand die van tooverij wordt beschuldigd, terwijl men beide toenmaals gewoonlijk als niet onderscheiden plagt te beschouwen. Door de gelukkige gevolgen , die reeds dit geschrift teweegbragt , besloot W i e r de zaak in haar geheel aan te vatten , en nu schreef hij , na zeer veel naeporingen , en een' ongelooflijken arbeid zijn wereld­beroemd werk de Prantigiis Daemonum ac et Incantationibus ac Veneficii8. Dit werk is uit de volgende 6 boeken zaamge­steld : I. Over den Duivel, zijn ooreprong , zijne bedrijven en mgt; 11. Over de Toovenaars ; III. Over de Heksen ; IV. Over de Betooverden; V. Over de genezing der Betooverden ; VI. Over de straffen der Toovenaars en Haven. Dit gedeelte des werks is met de uiterste vlijt bewerkt en bevat zeer be­langrijke wenken voor den toenmaligen regter. Ook tegen de pijnbank wordt daarin stork geijverd. In den avond zijns !evens begreep Wier nog niet te moeten rusten. Dienten­gevolge schreef hij toen , in een korter bestek , zijne verhan­deling over de Heksen , waarin alles zeer beknopt en fraai wordt uiteengezet. Door dit werk (zegt hij) Wilde hij de arme oude vrouwen behoeden voor den brandstapel in dit leven en de regters voor de vlammen van het eeuwige vuur aan gindsche zijde van het graf. De vele drukken , die elkander opvolgden getuigden van de graagte , waarmede vooral bet grooterc werk de Prae8tigiis Daemonum enz. ontvangen werd. Basil. 1564. 8°., met een privilegie van keizer F er din and van 4 Nov. 1562, 1577, 1583. 4°. In de geleerde wereld kwamen er echter verscheidene ge­schriften tegen dit werk in het licht , die hij in verschillende verweerschriften , gezamenlijk met den titel Liter Apologeticus, welk boekje hij aan Henric us Weselius, kanselier van den hertog , opdroeg , uitgegeven. De briefwisseling met Johannes Brentius over de straf der Heksen liep in het vriendelijke of , de tegenstand van Paulus Schaligius of Scaliger, die zich prins de la Scala of marktgraaf van Verona noemde , werd scherper beantwoord. Nog stouter en seherper beant­woordde bij ffde lasteringen" van Leo S u a r i u s , een Fransch­man , die voor Scaliger was opgekomen. De uitstrooisels van Bartholotneus Fajus, dat Wier niet alleen een bevorderaar en beschermer zoude zijn van de duivelskunsten , maar ook zelf een toovenaar door zijne geschriften , oordeelde hij Beene beantwoording waardig, evenmin de aantijgingen van Johannes Bodin us, die een klein vertoog schreef om de leer van Fajus opzettelijk te bewijzen , dat bij zijn werk de Demonomania is gevoegd. Na zijn dood nam koning J a co­b u s van Engeland de pen op om de leeringen van Wier en Scot te bestrijden , 't geen hij in zijn Daemonologia deed , en trachtte de 'oeroemde Criminalist B en edi c tus Carpzoviu s, in zijn Practica nova rerum Criminalium, de redeneringen van Wier te bestrijden , doch omtrent een eeuw later droeg J. S. P. B o e h me r. in zijne Observationes 8electae over de .Praxis criminalis van Carpzovius voor , dat bijna alle redeneringen van dezen door het licht eener gezonde wijsbe­geerte waren opgeheven en uitgewischt. Later gaf Wier nog in het licht zijn Pseudo-mona7chia Daemonum, waarin hij sites bijeenbrengt wat er bij oude en vreemde volken en vele schrij vers over deze wezens is gebeuzeld en welke veelvuldige namen aan deze zijn gege­ven. Ook schreef hij eene verhandeling de Jejuniis ficti­iii8 en de Lamiis, eene wijsgeerige verhandeling de Ira morbo eiitsden curatione Philosophica Medica et Theolo- gica en Artzney buck von chicken blanker unbekannten and unbeschriebenen kranckhe y ten. Franckfurth am Mayn 1580. 8°., waarin o. a. eene verhandeliug over den Morbus Gallicus en de Serpigo Hispanica voorkotnt. De vereenigde uitgave van 's mans werken werd in 1660 bezorgd door den geleerden hoekverkooper Petrus Montanus of van den Bergh. Hij bad zich vele kosten getroost om alle werken (opera omnia) van Wier, meerendeels bij losse stukjes uitgegeven , to ver­zamelen en liet eenige uit het Duitsch in het Latijn overzetten en droeg bet werk , voorafgegaan door een uitgestrekte getui­genis van Martin us Sc hoockius, aan burgemeesteren van Amsterdam op. Hierin komen behalve de genoemde werken nog voor : Mediate observations rarae de quartand , de pestilentiali aaginta , pleuritide , peripneumonia , de hydropis curatione ; aconan Idea­ tuum naturalium clausorum. Melchior Adam vermeldt o. a. nog eenige Libri met Epistolae medicinales , en een verb. de scorbute sive scorbutica passione. De varenis morbis endemico Westphalorum permolesto , is door hem in het Hgd. geschreven , door zijn zoon Hendrik in bet Latijn vertaald door H. Smet in zijn Miscell medica. Franef. 1611.- 8°. opgenomen. Van zijn hoofdwerk bestaat ook een Fransche vertaling: Histoires , disputes et discours des illusions et impostures des diables et magiciens , in fames , sorcieres et empoisonneurs , des ensorcelez , et demoniaques , et de la guerison d'iceux. Item de la punytion , qui meritent les magiciennes , etc. 1599. Eenige onuitgegevene brieven van Wier deelt L. J. F. J a n s s e n mede in de Bijdragen voor gesch. en oudheidk. , uitgeg. door I. A. N ij h o f f. D. VI. bi. 266 , en D. VII. bl. 1-9. Wi e r werd in den jare 1588 naar Teklenburg genoodigd , ter • genezing van de gravin van Bentheim en aldaar door een zware ziekte overvallen , waaraan bij den 24sten Februarij overleed. Zijn lijk is in de hoofdkerk begraven ; het grafschrift is bij versebeidene schrijvers bewaard gebleven. Hij is tweemaal gehawd geweest. De naam zijner eerste vrouw is niet bekend , de tweede was Henrica van H olt he, eene Gelderscbe vrouw van adelijk geslacht. Hij liet 4 zonen na : T h e o d o r us, die een vermaard regtsgeleerde en kanselier of secretaris van graaf Willem van den Berge, dien in 1572 op de togt in Overijssel vergezelde ; Hendrik werd geneeskundige , de beide jongste heetten G a 1 e n u s en J o­h a n n e s. Het portret van Wier vindt men o. a. voor den druk van 1577 zijner Opera omnia , een fraaij e houtsnede , naar welke de plaat in koper van P. Holstein voor den laatsten druk gevolgd is. Zie Vita .T. Wieri voor zijn Opera omnia ; Melchior Adams, Vitae German. Medic., p. 187, 188 ; Gesneri Bibliotheca Konigii, Bibl. vet. et nov. ; ,Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 254, 755; J. Fabricius, Hist. Biblioth., P. III. p. 473, 474; Catal. Bunay. , T. I. Vol. II. p. 1700; Saxe, Onorn., T. IV. Append. , p. 612 , 613 ; J. A u g. Thua n i, Hist. Lib. LXXXIX, p. 261; Val. Andreas, Bibl. Belg., p.580; Hauber, Bibl. Maj., T. I. p. 55 ; Diction. du Diable; Lindenius renovates p. 702 ; Mort, Influenza Europaea, Hamb. 1821 , 1 -30; Hall e r , B. M. Pract. T. II. p. 163 ; J. A s true , de morbis Veneriis, T. II. p. 805 ; A. T e i s s i e r , Eloges der Rom. San. , P. II. p. 97-100 ; Biogr. Ozer.; S p r e n g e 1, list. de la Medicine trad. par .Tourdan, T. III; Eloy, Dict. hist. de la med. ; Biogr. medicate; B r o e k x , p. 75; Portal, list. de l'Anatomie D. I. p. 632 ; Biogr. Univ.; J ö c h e r; Cony. Lex. ; De la Rue, 'Gel. Zeel., bl. 337 ; G. v. Hasselt, Kronyk van Arnhem, bl. 107 , Arnhemsche oudheden, D. II. bl. 17; Jac. Scheltema, Geschied. der Heksen•processen ; Dez. , .Toh. Wier, beschouwd als den IJsbreker tegen de leer der vooroordeelen wegens den duivel in Geschied. en Letterk. Mengelw. , D. IV. St. I. ; Isensee, Oude en Middeleeuwsehe Gesch. d. Geneesk. , bl. 368-370 , 422 , 445, 450 , 456 ; Banga, Gesch. d. Geneesk. , D. I. bl. 60; Bekker, Betoverde wereld, bl. 120; B o r , Ned. Hist. , D. III. bl. 236 ; H o o g­straten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecoullt; Mul­ler, Cat. v. portr. WIER (SusANNA DE) behoorde tot de dichteressen die L:ji tranen 8tortten over het afsterven van Wilhelm van Brakel to Rotterk Rott. 30 Oct. 1711. Zie v. d. A a, N. B.eC. Wb.; Sch ot el, Kerk. Dordr., D. I. bl. 310. WIERD (GRooTE) diende onder zijn oom , Groote Pier , tegen de Saksers , Hollanders en Bourgondiers , en werd , na diens overlijden tot admiraal verheven. Hij bragt de vijanden der Friezen groote verliezen toe. Bij de verdediging van Sloten moest hij voor J a n baron van Wassenaer bukken en de stad overgeven onder beding van vrijen uittogt. De verdere voorwaarden werden door G r o o t e W i e r d verbroken. Hij werd achterhaald en to Leeuwarden onthalsd op den 23sten November 1523. WIELHEESEN (HERMANNUS), een der bestuurders, oprigters en werkzaamste leden van het dichtlievend genootschap: Kunst­liefde spaart Been vlijt. Hij overleed als secretaris van dit genootschap in 1781. Zijne verspreide gedichten dragen den genootscbappelijken stempei. WIELSMA (ErVO TAKE) , boekdrukker to Leeuwarden , beoefende de poezy, blijkens zijn gedicht voor de Ned. vertaling der Aphorismi .Hippocratic door dr. R a s. Leenw. 1664. 8°. WIELSTRA. THOE ZWANENBURG (HEcco) een Fries. Welligt de verdichte naam van den schrij ver van : Redenvoering over de wanbegrippen der Room8chgesinden ten opzigte van hunne onvergenoegtheyt met de tegenswoordige geetelt. heyt der regeringsform. Leeuw. 1747. 8°. Zie Eekhoff, Bibl. v. Leeuw. , bl. 17. W1ERDSMA (PETRUS) , zoon van P e t r u s Wierdsma, med. dr. en Emelia of Ymkjen Cluirda, werd te Leeuwar­den geboren en den 11 September 1728 gedoopt. Reeds in 1744 verloor hij zijn vader,, verliet hij de Latijnsche school en voltooide door eigen oefening niet enkel zijne kennis van het Latijn , maar legde hij zich op de reken- en wiskunde toe en leerde hij de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen aan , terwijl hij zich op bet kantoor van mr. Georg i u s Hiddem a in de regtsgeleerde praktijk oefende , om tot procureur of notaris te worden opgeleid , zoodat hij reeds in 1749 , en dus op zijn twintigste jaar, bevorderd werd tot procureur-postulant bij het Nedergeregt der stad Leeuwarden. In het volgend jaar verkoos men hem tot lid der vroedschap dier stad en in 1750 benoemden hem de stater van Friesland tot notaris publicus. Was de regtsgeleerde praktijk eerst zijn hoofddoel en mogt bij daarin eerlana eene zeldzaam geevenaarde hoogte bereiken , spoedig breidde hij zijn gezigtskring uit en wijdde hij zich aan de regtsgeleerdheid. Na in 1775 tot militair-auditeur bij den krijgsraad en 1791 tot secretaris der curatoren van 's lands akademie te Franeker benoemd te zijn , werd hij ook , in den aan yang van 1795 , secreta­ris van het gezantschap , dat van staatswege naar Overijssel werd gezonden , om , zoo mogelijk , met den generaal der Fransche legermagt over het herstel van den vrede te handelen. Nog geen twee maanden verliepen er na de omwenteling , of hem gewierd eerie uitnoodiging van de nieuwe staten-generaal der vereenigde Nederlanden uit 's Gravenhage , om een militair strafwetboek zamen te stellen , 't geen bij op zich nam , doch hij wenschte verschoond te blijven van een andere taak , aan hem kort daarna met zes andere uitstekende regtsgeleerden opgedragen , om een burgerlijk strafwetboek voor de provincie Friesland te ontwerpen , wijI hij twijfelde , ja vooruitzag , of die zaak ooit tot een goed eind zou kunnen worden gebragt. Toen zich in het volgende jaar de hevige revolutionairen van het gezag hadden meester gemaakt , en al de representanten , die zich niet met de vlucht redden , door dat schrikbewind werden gevat en op het Blokhuis gevangen gezet , onderging ook Wier d s m a , die tot de moderaten behoorde , hetzelfde lot. Hier voltooide hij zijn aangevangen arbeid aan het wet­boek dat, na zijne in vrijheidstelling , door de Bataafsche republiek goedgekeurd en als wet afgekondigd , gedurende elf jaren en later van 1813-1815 kracht van wet bebield. Nog voor hij ondervond dat deze zijne moeite niet to vergeefs was geweest , werd hij den 14 November 1798 weder opgeroepen om met 16 andere regtsgeleerden uit geheel Nederland een burgerlijk en strafwetboek voor de Bataafsche republiek te ontwerpen. Hij arbeidde met ijver aan deze tank schoon zonder gevolg , wijl later een wethoek , meer op den leest van het Fransche regt geschoeid , is ingevoerd. Ook vervolgens zag Wierdsma zich dikwijls in de gelegenheid gesteld hulp en raad te geven en bepaaldelijk deed hij dit als lid eerier door bet staatsbewind benoemde commissie , om , ingevolge art. 63 van de nieuwe staatsregeling voor het Bataafsche yolk van 1801 een ontwerp in te dienen van den voet en de inrig­ ting van het bestuur van dit departement , hetgeen tengevolge bad dat hij den 2lsten Junij 1802 benoemd werd tot secretaris van dit nieuwe departementaal bestuur van Friesland. In 1806 benoemde koning Lode w ij k Napoleon hem tot staatsraad in buitengewone dienst voor de sectie van wet­ geving en algemeene zaken , en in 1807 bekroonde die vorst deze gunst door hem tot ridder van de koninklijke orde van Holland te benoemen. Kort daarna werd hij van zijn zwaar­ wigtigen post van secretaris ontslagen , doch bleef als assessor van den landdrost van Friesland aan het provinciaal bestuur verbonden , eene betrekking waarin hij tot de inlijving van ons vaderland volhardde. Hij overleed den 31 December 1811, in den ouderdom van bijna 82 jaren en ruim 3 maanden en werd weinige dagen daarna te Beetgum begraven. Zijne bibliotheek , schilderijen en handschriften werden in Junij 1813 te Leeuwar­ den verkocht. Hij was in 1762 gehuwd met Jeltje van der Peen, uit een deftig geslacht te Leeuwarden , die hem drie kinderen naliet. Zijne schriften zijn : Verzameling van stukken betrekkelijk de gehoudene tesoignes over de militaire jurisdictie in de provincie van Friesland. Leeuw. 1784. Oude Friesche wetten met eene Nederd. vertaling en opitelde­rende aanteekeningen voorzien. Campen en Leeuw. 1782 en 1788 , 2 stukken. Het beloofde derde stuk met breedvoerige inleiding is nimmer verschenen. Verhandeling over het Stemrecht in Friesland. Leeuw. 1792. 8°. Door mr. A. van Halmael jr. Wierdsma's gouden boelc genoemd. In de Nieuwe Aardrciksbeschriiving voor de Ned. Jeugd door den leer W. E. de Perponcher. Utrecht 1784 , komt van bladz. 303-328 eene nauwkeurige beschrijving van Friesland van de hand van W. voor. Zie de W al , de Claris Frisiae .Ture- Consultis , p. 69, 412; W. Eekhoff, Voorl. over het leven van P. Wierdsma , 7n. portr. in de Vrije Fries, D. VIII. bl. 1 volgg.Dez., Bibl. der stad Leeuw., bl. 41 , :03, 252, 271 ; Dez., de stedel. Kunstverz. van Leeuw., 131. 43 , 251 ; M uller, Cat. v. portr. WIERDSMA (DouwE of Dommucus) , broeder van den vorige , den lsten Mei 1732 gedoopt , studeerde te Franeker onder de proff. Winter, Ouwens en Camper, werd den 20 Mei 1755 bevorderd tot med. doctor op theses , en oefende slechts korten tijd in zijn geboortestad Leeuwarden de ge­neeskunde uit , wijl hij reeds in 1757 overleed , zoo men meent in krankzinnigen toestand. En toch was hij toen reeds als uitstekend beoefenaar der botanie en de geneeskunde ook in het buitenland bekend , vermits hij kort voor zijn dood eene benoeming ontving tot hoogleeraar aan de akademie te Petersburg. Da v id Meese vermeldt in het voorberigt zijner Flora Frisica (Fran. 1760) , de aansporing en hulp , die hij tot zijne studie van het stelsel van Linnaeus mogt ontvangen van Murk van Phelsum eat Wierdsma, toen ze nog studenten te Franeker waren. De hoogl. C 1 a a s M u l d e r , die sulks in zijn Oratio de meritis Davidis Meese. Gron. 1823 p. 9 vermeldt , en met zoo veel lof van W i e r d s m a spreekt voegt er bl. 21 bij cdat zijn vriend dr. v an Phelsum ter eere van dezen zeer geleerden en boven alien lof verhevenen beoefenaar van de natuurlijke historie in zijn Herbarium eene plant (eene soort van Valeriaan) den naam van Wierdsma heeft gegeven." Zie verder : van Ph elfin m, Historic Physiol. Ascaridum , p. 122; Eekhoff, in Vrije Fries, bl. 36 , 37, 1. c. WIERING (K.). Deze teekende o. a. de Boo fdtoren to Hoorn , door het onweir in brand geraakl , op den 10den Maart 1750 , naar het leven. Deze teekening is door S. F o k k e gegraveerd. 8°. Zie K r am m. WIERINGA (JAN), behangsel- en sieraadschilder in zijne geboortestad Groningen , waar hij ten jare 1780 in den ouder­dom van 71 jaren overleed. Zie Kr am m. WIERINGA (GERARDUS) , zoon van den vorige , te Gro­ningen geboren oefende zich aldaar en verder to Dusseldorp in de beroemde galerij eindelijk onder J u r r i a a n A n d r i e s e n te Amsterdam. Hij kwam in I'M in zijne geboorte­stad terug en gaf dear onderwijs , en schilderde en tee­kende landschappen. In 1810 behaalde hij bij de Leidsche schilder- en teekenakademie Ars aemula naturae , den uitge­loofden premie wegens een Holland8d landschap tegen het vallen van den avond, na een heeten zomerdag. Hij overleed te Groningen in 1817. Zie Immerzeel: Kobus en de Rivecourt. WIERINGA (N.) , portretschilder te Leeuwarden , nog in 1675. Bij den beer A. J. Bruinsma te Leeuwarden berusten twee uitmuntend door hem , in 1649 , geschilderde portretten. Zie Kramm; Eekhoff, Kunstverz. van Leeuw. , bl. 295. WIERINGEN (CoRNEws VAN) , kunstschilder , omtrent 1600 te Haarlem geboren , werd voor de zeevaart opgeleid. Na verseheidene reizen gedaan te hebben , wijdde hij zich geheel aan de kunst en schilderde Zeegezigten, die niet voor die van Corn. Hendriks z. V room onderdoen. Hij had , volgens I m m e r z eel , een verwonderlijk geheugen om het lokale van het element , dat hij vroeger van nabij had leeren kennen , en deszelfs gevaren en verschrikkelijkheden voor te stellen. Hij bragt ook landschappen en kleine zeegezichten , naar eigene vinding , die geestig behandeld zijn , in prent. Visscher heeft ook zijne stukken in koper gesneden. Hij overleed te Haarlem in 1635 en was dezelfde met C ornelis Klaaszen van Wieringen. Zie Immerzeel; Kramm. WIERIX , WIRICX , WICRX of WYRINCK (JAN) werd in 1550 te Antwerpen of Breda geboren , vestigde zich later te Amsterdam of te Antwerpen. Hij was een nit­muntend teekenaar en graveur. Zijn meester is onbekend , doch hij volgde Albert D u r e r na. Hii vervaardigde o. a. een reeks van onderwerpen uit bet 0. T. van de scbepping der wereld of tot den toren van Babel. Hij en zijn broeder jeronim us waren in 1570 te Antwerpen voor C h r. P1 a n-t ij n werkzaam , blijkens de Humanae &lath Monumenta etc. Antv. 1570. Zie L. Alvin, L'Enfance de Jesus. Tableaux Flamands , Fame tire des Compositions de Jerome Wierix ; Avec 14 planches et une notice biographique sur les trois freres Wierix , Graveurs au XVI Siecle. Paris 1860 ; Messager des Sciences historiq., 1858 p. 333; Immer­zeel; Kramm. WIERIX (JERoNimus) , broeder van den vorige , in 1553 te Antwerpen of te Breda geboren , was even als deze een graveur. Men houdt zijn broeder J a n voor zijn leermeester hij was de ijverigste der broeders en vervaardigde o. a. alle por­ tretten der Vlaamsche en Nederlandsche schilders , die soms in van M a n d e r 's Schilderboec zijn gevoegd. Er verscheen van deze portretten een tweede uitgaaf met bijwerk en veran­ deringen gegraveerd door Hendrik Hondiu s. 13 Volgens Immerzeel zijn zijne voortbrengsels droog en koud bewerkt , doch met dezelfde fijnheid en zorgvuldigheid behandeld als die van zijn broeder J a n. Hij •overleed in 1619 te Antwerpen. Zijn oversehot rust aldaar in de St.-Jacobskerk. Zie verder Alvin; Immerzeel; Kramm. WIERIX (ANTONIE) , broeder der voorgaanden , werd waar­schijnlijk te Antwerpen of Breda geboren , en vestigde zich eerst te Amsterdam en werd in 1590 in het St.-Lucasgild te Antwerpen ingeschreven. Hij graveerde deels naar zijn eigen teekeningen , deels naar die van anderen. Imm era eel velt hetzelfde oordeel over zijne gravuren als over die van zijne broeders. Zie Alvin; Immerzeel; Kramm. WIERSMA (LumEN FOPPES) , te Wartena geboren , woonde te Dokkum en werd in 1777 rekenmeester te Leeuwarden. Hij noemt iich Liethebber der Mathemati8che wetenschappen" op den titel van het volgend door hem geschreven werk : De wiskun8tige Arithmetica. De Rekenkon81 of de Telkonst toege­past op de hedendaave negotie. Op 'eene gemakkelijke en aan­gename wyze tioorgeeteld. Leeuw. 1754 kI. 8". Zie E ekhoff, Bibl. v. Leeuw. , bl. 119. WIERTS (J. H.). Van dezen teekenaar bezat J. Kleine n­ber g te Leiden , een mei8je , een nand op het hoofd drayende en een Bruidepaar. WIERTZ (HENRieus) , in 1784 te Amsterdam geboren , begon zich bij Jacobus Johannes Lauwers en Johan­nes de Frey in de kunst te oefenen en ontving later van den kunstschilder P. B a r b i e r s P z., onderwijs in de doorzigt­kunde. In 1809 , 1810 en 181t behaalde hij gouden en zilveren medailles en getuigschriften wegens het teekenen naar het naakt model op de stads teeken-akademie , bij de Maatschappij Kunst zij ono Joel en Felix illeriti8 te Amsterdam. Hij schil­derde Geldersche landschappen , figuurstukken , binnenhuizen en overleed in 1858 te Nijmegen , waar hij zich in 1812 gevestigd had. Zie Immerzeel; Kramm. WIESE (ALBERTUS HENRICUS) , in 1761 to Bremen gebo­ren , trad in Ned. dienst voor de O.-Indic, werd in 1805 door het staatsbewind • te Batavia tot gouverneur-generaal aangesteld , ale zoodanig in 1806 door koning Lodew ij k bevestigd en tevens benoemd tot luitenant•generaal en chef der land- en zeemagt van de Nederl. bezittingen ten oosten van de Kaap de Goede Hoop, ook vereerd met de koninklijke kommandeursorde. Onder zijn bewind had er in 1806 een geduchte opatand to Cheribon plaats , die later gedempt werd. In Jan. 1808 van zij n post ontslagen vertrok hij naar Holland waar hij plotseling overleed. Zie Gesch. v. 1. Holl. Gouvernement op Java in Tijds. v. h. Batay. Genoots. v. Kunst en Wetens., 1856; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIELE (ANDREAS VAN DE) conrector te Vlissingen later te Middelburg , was Latijnsch dichter. Hij was waarschijnlijk te Gent geboren , omhelsde te Vlissingen in 1642 den hervorm­den godsdienst , en trouwde den 9den Augustus van dat jaar G e r­bregtje Aalbregts van Kuyk van Haarlem. Hijwoonde te Vlissingen in het Groenewoud , niet verve van de Latijneche school. Zijn zoos Johann e_s werd lid van de regering te Vlissingen' en deed in zijn jeugd eery rein naar Rome. Zijn kleinzoon Pieter van de Wiele, predikant te Nieuwvliet , gaf in 1694 te Leiden Epigrammata Sacra van hem in het licht. 8°. Zie Vrolijkhert, Vlissing . Kerlchemel, bl. 349; Reitz, over de Middelb. school, bl. 16, 17; R a b u s , Boekz. v. Europa , Mei en Junkj 1694, 131. 491. WIELE (MICHIEL VAN DE) werd in 1574 door D o n Louis de Requesens met den dood gestraft , omdat hij Antwerpen aan den prins van Oranje had getracht over te geven. Zie Hooft, Ned. Gesch., D. X. bl. 405 ; Vrolkjkhert, t.a.p., 350. WIGBOUT (JAcoB), oudschipper op Wieringen , beoefenaar der dichtkunst. In 1823 gaf hij te Amsterdam bij G. Po r-t i el j e Mengeldichten over verschillende onderwerpen in het licht , die zeer geprezen werden. Z. M. de koning schonk hem eene gratificatie , en de 2de kl. van bet kon. Ned. inst. vereerde hem iets ter aanmoediging. Hij overleed den 2den Nov. 1824, in den ouderdom van 62 jaren. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb., D. VI. bl. 500 , 601 , Recens. ook der Rec., D. XIII. bl. 32; V erwoer t. WIGEN , WIGERSZ of WIGGERTSZ (CortNELB) , predi-kant te Bolsward , Harlingen , Hoorn (1590) , wegens onregt-zinnigheid ontslagen in 1596 en gestorven in 1624. Hij gaf in het licht : Copien ofte wtschriften van 't ey .hene inhouden alley echri f-tenlycke onkrhandelinghen, soo die omme verstandt van vele de notabelste stucken van de bedieninghe der kercken , die men noemt ghereformeerde , in den fare 1592 bij den Syn. van N. Boll., ten versoecke van het claesis van Hoorn, met ende Wens C. Invest aerighevanghen gheweeet zijn ende in dezen teghenw. Farm 1597 Karen eynde becomen hebben. Met tack 13. sommighe nieuwe additien. Te amen ghedr. ende nu aldaer eerstmael wtghegh. door C. Weyersz. Tot Alcmar 1597. 8°. Zie Brandt, list. der Ref. ; Y p e ij en Dermout, Gesch. d. Ned. .Herv. Kerk , D. II. bl. 75 aant. ; Rogge, Bibl. d. Rein. Gesch., bl. 18. WIGERI (JonANNEs) , zoon van den Leeuwarder boekver. kooper Wigerus Wig eri en neef van Petrus Wigeri, predikant te Oosthem , schreef als student in de godgeleerdheid en philosophie te Franeker : 1. Dissertatio philos. de Spativ vacuo. Pars I de existentia spatii vacui. 2. Pars II de attributis sputa etc. def. sub Prof. J. H. van Swinden. 3. Dim. Phil. inaug. de elasticitate Aquae. Fran. 1770 , 1771 , 72 , 40., met lofverzen van stu­dentenen opgedragen aan de hoogleeraren. Waarschijnlij k stierf hij Jong. Zie Eekhoff, Bibl. v. Leeuw., bl. 127. WIGERI (JOHANNEs) , in 1750 geboren , werd art. lib. mag. en philosophiae dr., en was predikant in 1774 to Pols­broek en in 1780 te Beverwijk , waar hij zich ook bezig hield met de opvoeding , het onderwij s en de opleiding tot de akade­mische studies van een aantal jongelieden. Hij behaalde bij de Maats. tot Nut van 't Algemeen de gouda' medaille voor zijn antwoord op de vraag : Zijn de bewijzen en kenmerken eener goddelijke openbarinq te vinden in de boeken des 0. en N. Ver­bonds , de zilveren voor eerie verhandeling : over de zedelijke opvoeding der kinderen (in D. I. der Prijsverhandelingen der Maatschappij ). In 1798 bekroonde het Haagsch gen oot­schap ter nerd. v. d. Chr. godsd. met den zilveren eerepen­ning zijne. Bedenkinqen over de yeboorte van Jesus uit eene Maayd. Hij was lid der Holl. Maats. v. Wetenschappen en overleed den 17den Oct. 1818. Zie Brans, Kerk. Reg., bl. 80, Konst- en Letterb., 1318, D. II. bi. 307. WIGERI (PETRUs) , predikant te Oosthem , nam deel aan de kerkelijke twisten tusschen den kerkeraad en den ma­gistraat van Leeuwarden in 1763 , en verdedigde de magt van den laatsten in kerkelijke zaken , tegen de beruchte De. ductie van den predikant Blom in Brieven aan een zijner vrienden door een Liefhebber der Traarheid. Hij was een diepdenkend en geleerd man , maakte zich zeer verdienstelijk omtrent de Bijbelsche godgeleerdheid en de verbeterde pre­dikwij ze. Zie Ypey en Dermout, Kerk. Gesch. d. i8de eeuw , D. VII. bl. 57-65, D. VIII. bl. 274, 637-641; Eekhoff, Bib'. van Leeuw. , hi. 288. WIGERI (WIGERUS ), boekhandelaar te Leeuwarden , is de verzamelaar en uitgever van 'Pri8ia IYobilis , of Lyk- en Graf-sampt Mengeldigten , enz. op diverse Yriesche Edelen nit de familien van Idelen enz. 175.5. Opgedr. aan den raadsheer E. M. van Burmani a, met een lofdicht er voor van Focke Sjoerds. Zie E ekhoff, Bibl. v. Leeuw. , bl. 168, 169, 444. WIGERSMA (Jou. WIBRANDI) , in 1736 predikant te Nes en Wierum bij Dokkum , daarna te Mil en in 1743 te Zoet­mond. Hij vertrok in 1748 naar 0.-Indien , doch overleed op reis. Hij schreef: Het seekerste middel ter verkrijginge van een opregte zielsbe­geerte , ofte het godyruchtig gedrag van Hanna , de moeder Samuels , vertoont in een Leerreden over 1 Sam. 1 vs. 11, benevens een gebed bij gelegentheid van net gelukkig swangergaan enz. van hare koninglzjke hoogheid , mevrouwe de prinsesse van Oranje, met het portrait van den prins en prinsesse. Leeuw. 1740. 8°., Rott. 1746. 8°. Zie Brans, Kerk. Reg., bl. 163; Abcoude, Aanh. en very. bl. 236 ; Tweede Aanh., bl. 167; Eekhoff, Kunstv., bl. 253. WIGERST (A. F.) , waarschijnlijk een Fries. Kramm vermeldt van hem ontwerpen van zolderstukken met mytholo­gische voorstellingen. Zie Kramm. WIGMANA (GERARDUS), historieschilder, in 1673 te Workum in Vriesland geboren bezocht Parijs en Italie , schilderde naarstig en uitvoerig , doch te zeer met zijn werk ingenomen , eischte hij buitensporige sommen , zoodat hij niet verkocht : ook niet te Londen , , werwaarts hij zich later begat. Zijn .4pelles bij Alexander gold op eene verkooping te Amsterdam f 230. Men noemde hem spottende de T'riesche Raphael. Hij was gehuwd met Petronella Maria van der Lely, dochter van Frederik en van Johanna Bruinsma te Leeuwarden en overleed in 1741. Zijn portret is door hem zelven geschilderd en door B. Bicart 1727 4°. gegraveerd. Hij schreef een boekje getiteld: Schets der Schilderkonst. Amst. 1742. 8°. Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. ; Eekhoff, de sted. kunstverz. te Leeuw., bl. 60 , 199, 307. WILANT (J. J.) , graveur, die aan het einde der 18de eeuw te Amsterdam bloeide. Hij graveerde o. a. het portret van H e n r. V o s, Luthersch predikant te Amsterdam , in 1708 gestorven en dat van Johannes Colerus, beide in fol. Hij had een vaste geoefende hand , doch overigens weinig verdiensten. Zie Kramm. WILDE (B. DE), een bekwaam beekihouwer to Amergo9rt , waar hij in het eind der l8de eeuw overleed. Zie Kramm. WILDE (CATRINA. DE) , dochter van Pieter d e Wild e , drossaard van Woudrichem en A n na S joers, werd den 17den September 1688 geboren , trad in 1708 in het buwelijk met Abraham Josua Braconier, predikant te Utrecht. Op den • gevorderden leeftijd • van 62 jaren , zond zij in 1750 en volgende jaren een menigte gedichten in het Hat , bestaande in Bespiegelingen over Gods-kerk en wereldbestier betrekkelijk op het beloofde vrouwenzaad in zeven zangen ; nevens Zielver­lustiging in het beschouwen van Aarde , Lucht en Sterrenhetnel. 2de dr. Amst. 1756. 8°. Opwekkelijke Nasporingen baj het genot van 't eenzaanz bui­tenleven ; Lettervruchten van stilk dagen en andere stichtelijke Gedichten. Amst. 1754; Vervolg van Stichtekke Gedichten op verscheiden onderwerpen. Ald. 1757. Zie v. d. A a , N. B. "I. C. W b. ; Herin g a , Naamlijst van dich­ters , Konst- en Letterb. , 1843. D. I. N°. 9 ; Kobus en' de Riv e-court. WILDE (FRANs DE) , in 1680 te Amsterdam geboren. Hij was een geestig etser, b. a. van de label van den Wolf en den Hond, Venus zittende op een schulp op Zee , De Engel verschijnt aan Abraham (1705), een landschap , gezigten van een Zeehaven van Chalons enz. Zie Kramm. WILDE (GosEwuN DE) , waarschijnlijk te Brugge , in de laatste helft der 14de eeuw geboren , werd , na de afzetting van Willem de L a 1 a i n g, tot stadhouder van Holland met den titel van president (1445) aangesteld. Zijn bewind was vol onrust , wegens het hevig biaken der Hoeksche en Kabel­jaauwsche twisten. Hij beboorde tot de laatsten. Hertog Philips I van Bo urgond ie veranderde in vele steden de regering , waarbij de Hoekschen werden bedwongen , zonder dat men verneemt of de president er de hand aan had. Er ontstonden hevige twisten tusschen hem en den slotvoogd van Medemblik , B en j a e r t Sc e y , die de partij der Hoekschen was toegedaan. De president beschuldigde den slotvoogd van manslag en deze hem van onnatuurlijke zonde. Zulks rnaakte zooveel gerucht in Holland , dat P hi lips er zich merle be­moeide en den president , dien hij voor scbuldig hield , van zijn ambt ontzette. Beide werden gevangen genomen , eerst in den Haag , daarna te Heusden bewaard. Eindelijk voerde men d e Wild e naar Loevenstein (1448), waar hij zonder schuld­belijdenis ter flood werd veroordeeld. In den voorhof van het slot had men een vuur ontstoken , en daarbij een rood kleed op den grond gespreid. Beleed hij schuld , dan zou hij met bet zwaard , bleef hij bij zijn onschuld volbarden met bet vuur gestraft worden. Hetzij uit overtuiging van schuld, hetzij uit vrees voor verbranding , hij beleed de misdaad , waarvan men hem betichtte en werd onthoofd. Sommigen zijner tijd­genooten hielden hem voor onschuldig. Zie Goudsche Cronyk, bl. 132; M e y e r u s , ad annum 1445 fol. 300 vs.: Groote Chr. Devis. 29 , hi. 291 ; Wag e n aar, V. H., D. IV. bl. 9, 22; van W ij n, op Wagenaar,, D. IV. bl. 13-17. 8°.; Arend; Bilderdijk; Kobus en de Rivecourt. WILDE (JAN WILLEM VAN DER) of J. DE WILDE , was geen Fries van afkomst , maar zag te Leiden het levenslicht , werd burger en trouwde te Leeuwarden in 1617 met Sytsk e Ioostedr. wed. van Simon Fred r i x. Hij was een goed portretschilder. Zie Immerzeel; Kramm; Eekhoff, Stedel. Museum to Leeuw., bl. 284. WILDE (JACOB DE) , den 14den December 1645 te Am­sterdam geboren , ontvanger-generaal bij de admiraliteit te Amster­dam , maakte zich grooten naam door het verzamelen van een rijk antiquarisch kabinet van penningen , gemmen , beelden enz., dat door onderscheidene dichters bezongen en door beroemde rei­zigers, zoo als von Uffenbach en Czaar Peter in 1698 en 1717 bezocht werd. Bij zijn eerste bezoek teekende de Czaar in de Wilde 's album , met een fiksche hand den platten grond der belegering van Azof met aanduiding der plaatsen , waar de Turksche vloot gelegen en door hem geslagen was. Bij het tweede , later meermalen herhaald , bezoek , schreef hij lets tot lof in 't gemelde album en gaf de W ilde 's dochter Maria een kostbaar juweel. Er bestaan onderscheidene beschrijvingen dezer verzameling zoo van den bezitter zelven als van anderen (b. v. Si g e b. H a v erca rn p) gemaakt en uitgegeven. Hij zelf vervaardigde 2 naamlijsten , getiteld : Index numis­matum Graecorum et Latinorum , etc. 1689 , en Numiemata memorabilia pontificum , imperatorum , regum , ducum , principum , atque virorum illnetrium 1691, 4 dn. in vol. in handschrift , de 3 eerste deepen net eene penneteekening van C. V i s s c h e r, en bet 4de met een afbeelding van 't muntkabinet met 4 platen. Voorts bestaan nog Afbeelding van 't medaille kabinet , enz. Amst. 1691 fol. Selecta numismata antiqua ex musea etc. Ibid. 1692 , waarvan men L u d. Smits voor den autheur houdt. Signa antigua e Museo I. de W. per Mariam flliam aeri ittecripta. Amst. 1700 op eigen kosten gedrukt; Gemmae seleclae antiguae e Museo J. d. W. guinquaginta tabulie. Das Deabuague Gentilitium ornatae , • per posei88orem conjec- Lurie veterumque podarum carminibu8 illudratae. Ib. 1703. 4°. en and. in mss. Hij gaf ook in het licht : Bictionarium Teutonico-Latinum• M. Binarti, nuns denuo emend. Stud. J. de tr. Amst. 1719. 8°. Hij huwde in 1677 Hendrina Veen, en vierde in 1702 zijn zilveren bruiloft. Zijn dochter Cornelia Maria, huwde. T i b. II emsterhni s. Men wil dat hij in 1745 overleed. Zie Saxe, Onotn., T. V. p. 423 ; B a n d u r i Bibl. 1Vtimism., p. 113-115; Brouckhusius, ad Tibul. III. 6. 2. ad Pollucem , p. 42, ad Luciani Colloq. select. , p. 79; D. Hoogstrat, Carmina , p. 212, 234, 275; Vita Henisterh. p. 16; Bergman, ad vitam Henistsrh. , p. 320; S c h e 1 t e m a , Czaar Peter , Rusland en de Ne­derl.; Kobus en de Rivecourt; Collot d'Escury, Hon. roem , D. I. bl. 106; Maron, in Bibl. Univ. WILDE (MARIA, DR), dochter van den vorige, geb. te Amsterdam 7 Jan. 1682 , was een zeer talentrijke vrouw , en niet alleen ervaren in het zingen , klavierspelen , dichten schilderen , maar ook in het graveren. Zij etste de platen voor de oudheden uit het kabinet van haar vader toen zij 18 jaren oud was , graveerde zijn portret; teekende de &ma­ritaansche mnnten voor een kunstvriend schilderde tot nage­dachtenis van J. B r o e c k h u y s e n een tombe voor zijn beeld­tenis , die hij bij uitersten wil aan haar vader had nagelaten. Behalve eenige losse stukjes vervaardigde zij de volgende tooneelstukk en : Abradates en Panthea , trap. Amst. z. j. m. titelpl. Het ewervende portret , kluchtiq blsp. Delft 1742. lie bekroonde Boere-rzjmer , blsp. Amst. voor de lief h. 1755. Don Domingo Gonzalis of de Man in de Maan. Als boven. 1755. De beroemde Reland, D. van Hoogstraten, Johan Pluimers, Broeckhuisen, Gronovius en andere dich-ters hebben tot hares lof bezongen en zij is meermalen afgebeeld, Zie van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Witsen Geysbeek, B. A. C. JYb., D. VI. bl. 501; Collot d'Escury, Boll. roem, D. I. bl. 106 ; Cat. d. Maats. van Nederl. Letterk., D. V. bl. 223; Muller, Cat. v. portr. WILDE (PIETER WILLEM BARTHOLOMEUS DE) , Z0011 van Paulus Johannes de Wilde en Wilhelmina Ida, dochter van mr. Leonard van de K asteele, rentmeester der domeinen van het huffs van Oranje te Buren , werd den 23 December 1808 te Leiden geboren. Na het onderwijs op de Fransche school van den beer N i e u w v een, en dat van den rector Bosse op de toenmalige Latijnsche school genoten te hebben , werd hij in 1825 als medicinae student ingeschreven , narn in Aug. 1830 de wapenen op en maakte tot in Sept. 1831 deel uit van de vrijwillige jager-e,ompagnie uit de shy. denten der hoogesehool , en woonde alzoo de gevechten bij Bautersem, Beringen en Leuven bij. In 1832 werd hij can­didaat in de medicijnen en deed als zoodanig belangrijke diensten tijdens de verschijning der cholera in ons vaderland en was als cholera-doctor werkzaam in de gemeenten Valkenburg en de beide Katwijken. Na den 17den Dec. eene Di88ertatio continen8 historian Epidemiae Cholerae Asiaticae quae men8ibu8 Julii et Augusti A°. 1833 in pago Valkenburg regnavit verdedigd te hebben , werd hij medicinae-doctor,, en zette zich voor korten tijd te Amsterdam neder ; doe!) zijn levendige aard gaf hem aan­leiding om eenige reizen naar Java als scheepsdocter te doen , zoo­dat hij er 3 met verscbillende schepen volbragt. Inmiddels in 1838 gehuwd met Johanna Maria 's G r a e u wen, vestigde hij zich in 1843 als geneesheer te Batavia , werd in 1849 secretaris van het Bataviaansch genootschap van kunsten en wetenschappen en in 1850 lld der Maats. v. Ned. Letterkunde. In Jan. 1851 begaf d e Wilde -zich naar Samarang , waar hij als geneesheer bet algemeen vertrouwen genoot. Na een verblijf van 12 jaren in de Indie , verkreeg hij een tweejarig verlof , tot herstel zijner geschokte gezondheid , naar het vaderland , doch hij overleed voor zijn vertrek den 11 Oct. 1855 aan eene beroerte. Zie zijn levensbeschrijving door P. 0. v. d. C hij s , in Handel. d. Maats. v. Letterk. , 1856. WILDE (A. DE) , was 0.-I. ambtenaar,, en werd in 1808 aangesteld tot opzichter over de koilijteelt in de Preanger­regentsehappen , waardoor hij aanleiding kreeg tot bet verza­melen van de Soendasche woorden , die later onder den bier onder vermelden titel zijn uitgegeven. Ilij gaf in het licht : De Preanger regentschappoz op Java gelegen m. pl. Amst. 1830. .hires aan zijne maj. den koning , wegens het voorgevallene ten aanzien van Soekaboemie , onder het bewind vau den Gouver­neur-Generaal van • der Capellen , met ojicieele bewij888tukken. Amst. 1839. 8°. Nederduitsch-Maleisch en Soendasch woordenboek , benevens twee stukken tot oefening in het Soendasch. Vitgegeven door T. Roorda. Amsterd. 1811. WILDE (H. W. DE) , predikant te Doetichem , gaf in het licht : Biddagsrede over 2 Sam. X : 12. Arnhem 1825. Bevestigings-Leerrede. Doesborgh 1830. WILDE (J. C. DE) , kostschoolhouder to Dordrecht , schreef een menigte schoolboeken o. a.: Engelsche leeroefeningen en vertaling8-proeven. Dordr: 1822, 8°. Deutsch-Niederliindisches Ta8chen-worterbuch. Dordr. 1832. 16°. The English reader , or a collection of pieces in prose and poetry. Dordr. 1831. 8.. Courts de Mythologie. Zalt-Bommel 1833. 8.. Cacographie. Dordr. 1832. WILDE Az. (C. DE) scbreef. Felten der beweging van vrij vallende en in vrije beweging zijnde ligchamen. Rotterd. 1829. WILDEBOER (E.) , catechiseermeester en oefeninghouder te Oude Pekel-A ,. • gaf in het licht : Aerial .Leerredenen. Oude Pekel-A. 1832. gr. 8°. WILDEBOER Wz. (S.) schreef: Schoolvermaak , be8taande in rekenk. voorstelkn , betrekking hebbende tot de natuur- sterre- en zeevaartkunde. Alkm. 1744. 8°. WILDEMAN (JAN ERNsT) , den 25sten September 1770 te Harlingen geboren , trad 15 jaren oud als kadet bij de Friesche garde in krijgsdienst , en gaf gedurende zijn militaire loopbaan , steeds blij ken van uitgebreide kundigheden in de verschillende vakken van den krijgsdienst. In 1788 werd hij tot buitengewoon ingenieur benoemd en in 1794 tot luitenant­titulair. Na den mislukten inval van het Russisch-Engelsch leger , hield bij zich in Engeland op , en had het toezigt over de fortificatien van de baai van Sandown. Na den vrede van Amiens kwan hij in Nederland terug en bekleedde verschillende betrekkingen bij den waterstaat. In 1814 werd hij tot luitenant­kolonel benoemd en woonde bet beleg van Bergen-op-Zoom bij. In 1818 tot lid der commissie ter bevordering der be­langen van de Duitsche bondstaten benoemd , bekleedde hij , gedurende 9 jaren die betrekking. In 1830 had hij , als generaal-majoor , het bevel over de vesting Breda en overleed aldaar den 30sten December 1833. Hij was lid van bet kon. Nederlandsch lnstituut en ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. WILDEMAN (M.) schreef: Woordenboek in het Fransch , Engelsch en Nederduitsch. Amsterd. 1759. 8°. Zie Arrenberg, bl. 570. WILDING (R.) gaf in het licht : Telegraphi8e uitvinding. 's Hage 1796. m. pl . Natuurkundige beschouwingen of bespiegelingen over de werken der Natuur , 28 stukken in. pl. Rott. 1798. gr. 8°. WIPED( (mejnivrouw R. S.) te Ruud° , seitilderes , zond in 1840 op de tentoonstelling te Amsterdam een gezigt op he dorp Ruurlo bij ochtendetond en Bloem• en .Fruitatukken. Zie Kramm. WILDRIK . (W.) scbreef: fianmerkingen over de schadelijkheid der linnen slopkouzen der eoldaten. 's Hage 1755. Onderzoek of de oorzaken van de kinderpokjee , mazelen , loop , roode loop en andere ziekten , mar bijzonder de Schur ft aan insecten moet toegeschreven worden. Amsterd. 1781. Zie Arrenberg, bl. 576. WJLDSCHUT (DIRK HENDRIK) , soon van J e s a i a s Wil d­schut, van Purmerend afkomstig , van 1779-1784 predikant te Velp en later te Amersfoort , en van Elizabeth Wieste r, werd in de laatstgemelde plaats den 27sten Augustus 1788 geboren. Na aldaar het instituut van La Verge , en do Fransche school bezocht te hebben , kwam hij , tien jaren oud, op de Latij nsche , onder de leiding van den conrector v a n E n g e l e n en van den rector dr. W. L. Mahne, later bog­leeraar te Gend en te Leiden. Na de scholen doorloopen te hebben , werd hij , daar hij slechts 14 jaren oud was, nog twee jaren aan het opzigt van J. F. S c h ill t z , over kerkeraad der graafschap Bentheim-Steinfurt en predikant te .Nordhoorn , die gewoon was jongelieden op te leiden voor de hoogeschool , toevertrouwd. Hij oefende zich in het Grieksch , Hebreeuwsch , rnaakte zich gemeenza.am met de Hoogd. taal , legde er zijn geloofsbelijdenis of en vertrok in 1804 naar de hoogeschool te Utrecht , waar hij de lessen van van H e u s d e n , Rau, Rossyn en Royaards bijwoonde en gaf van zijn verkregene bekwaamheid eene welgeslaagde proeve door het 13 Junij 1809 openlijke verdedigen van een Specimen dQ vi dictionis et ser­monis elegantia in Epistola Pauli ad Pkilemonem conspicuic. Naauwelijks praeparatoir geexamineerd en tot den predikdienst toegelaten , werd hij den 4den Julij van genoemd jaar aan de Bilt bevestigd. In 1810 wees hij een beroep naar Leerdam en in 1813 een ander naar Harlingen of , doch nam in 1814 dat naar Apeldoorn aan , waar hij den 29sten Januarij 1815 bevestigd werd. In 1816 werd hij tegelijker tijd te Schiedam en te Dordrecht beroepen. Hij volgde het beroep van Dord­recht en vervulde aldaar den dienst van 7 April 1816, tot den 19den Junij 1819, toen hij naar Amsterdam vertrok , wear hij den 7den Julij daaraanvolgenden zijn intrede deed. In 1853 verkrerg hij zijn emeritaat na den 19den December 1852 's namiddags opgetreden , op eens door een ernstigen aanval van, bermiplexie getroffen te zijn geworden. Na de verschillende betrekkingen , waarin hij werkzaam was, op een enkele na to hebben neergelegd , vertrok hij in 1854 naar Yelp, waar hij eerst op zijn buitenverblijf Overbiljoen en later meer nabij of in het dorp zijne overige levensdagen sleet , zich bezig houdende met de voortzetting zijner studien , vol van belangstelling in den gang van het godgeleerd onder­zoek onzer dagen , totdat hij den Eden Augustus 1868 overleed. Hij was eerst gehuwd met G e e r t r u i d a, dochter van den Utrechtschen predikant van Beuningen, in 1826 overleden en hertrouwde den 30sten September 1831 met jonkvr. A in elie Maria Goll van Frankenstein, die hem den 9den Februarij 1864 door den dood ontviel. Hij had uit zijn eerste huwelijk 3 zonen en eene dochter 1). Zijn tweede huwelijk bleef kinderloos. W i l d s c h u t had voor de evangclie-bediening uitmuntende gaven , naar ligchaam en geest , van verstand en hart. Zijne prediking was voortreffelijk , leerzaam en stichtelijk , daar hij een seer gepast gebruik maakte van de omstandigheden en gebeur­tenissen des tijds. Zoo werd hij allengskens , ofschoon altijd predikant , een man van zoo groote beteekenis en invloed , zoodat hij boven anderen geroepen werd tot de meest belangrijke werkzaamheden. Zoo werd hij den 13den Mei 1849 door koning Willem III uitgenoodigd de godsdienstige rede te houden en het plechtig gebed te doen bij gelegenheid der inhuldiging van de Wester-kerk. Kort daarop , den 17den Junij , leidde hij , naar den wensch des konings , op den verjaardag der koningin , eene godsdienstoefening op het Loo. Niet alleen was hij nuttig door zijne prediking , mar ook door een reeks van geschriften. Hij was van 1827-1832 mederedacteur van Christelijk Illaandschrift , uitgegeven door den ring van Amsterdam , waarin hij vele bijdragen leverde , even zoo in de Evangelische Kerkbode , tot welks hoofdcommissie hij sedert 1843 behoorde. Ook behoorde hij tot het hoofdbestuur der Protestantsche maatschappij Unitas en der maatschappij lrelstand , was mede­directeur van het Nederlandsche Zendelinggenootschap te Rot­terdam en honorair lid van het Zendelinggenootschap te New-York , mede•bestuurder van het Haagseh Genootschap ter ?Tr­dediglng van de Christelzjke godsdienst. Hij was sedert 1822 lid , sedert 1828 assessor in het klas- 1) J es a i a s in 1834 predikant te Vuursche , in 1837 te Brummen , thans emeritus ; Anna .1 a c o b a , in 1834 gehuwd met dr. P. J a s , predikant te Arkel , Purmererd , 's Hertogenbosch , 's Gravenbage ; Sam u el, advokaat , later rechter in de arrondissements-regtbank te Amsterdam ; Johan n e s Jacobus in 1849 te Batavia overleden. sikaal bestuur en in 1850 , bij de eerste rechtstreeksche ver­kiezing door de vergadering aan het hoofd van dat bestuur geplaatst. In 1848 werd hij voorzitter der predikanten•vereeni­ging in Noord-Holland , in 1846 trad hij in de synodale com­missie en bekleedde in 1848 de waardigheid van vice-president. Ook als letterkundige had W i 1 d s c h u t verdiensten en verculde hij vele spreekbeurten bij die genootschappen , die hem tot lid badden verkozen. Hij was honorair lid van Diversa sed Una , buitengewoon lid der maatschappij Felix Meritis , lid van het hoofdbestuur van de maatschappij tot Nut vvn '1 Algemeen , der Hollandsche Maatschappij van Fraaije kunsten en wetenschappen. Koning Willem III schonk hem de ridderorde later het kommandeurskruis van den Nederl. Leeuw. Hij schreef: Brief over den admiraal van Kinsbergen aan mr. M. C. van Hall in het Leven en karakter van van Kinsber gen , bl. 290 volgg. Tweetal leerredenen over Psalm CX.XIV en Exod. XIV : 31, gr. 8°. Deventer 1815. Leerredenen ter viering van het -3de eeuwieest der hervorming door B. .Kist , D. H. Wildschut en J. G. Veltman. Dordr. 1817. Oxer de Zeven Brieven aan de gemeente van .Klein-Azie. Amst. 1824. gr. 8°. Vragen over de Bijbelsche geschiedenissen. 2e uitg. Amst. 1826. Onderwijzing in het Christellik geloof naar de leer des Bijbels en ..Kort Begrip des Christeliiken Geloofs , beide meermalen herd rukt. Ilandboekje op een rein den Rijn opwaarte tot Spiere , laws de Berg8trasze en de voornaam8te baden van den Taunus. 1829. Over den dood en de opwekking van Lazarus. Amst. 1827. gr. 8°. Het zuchtend schepeel , proeve eener eenvoudige verklaring van Rom. VIII: vs. 18-25. Amsteid. 1828. Memoria ermanni .Royaards , Theol. Doctorie et Profess. in Academia Rh,eno-Trajectina , Alteris Academia Itheno..aajec­tinae , saecularibus adventantibus. Amst. 8°. 1836. Herderkke brief aan de gemeente to Amsterdam (in. vereeni­ging met Rooyens en Fabius). Amst. 1836. Gesprek over het Concordaat tus8chen een paetoor , een advokaat en een predikant. (Naaniloos). /8 nu alle vrees voor het Concordaat verdwenen? (Naamloos). Matthias Claudius , of de Wanebecker Bode , gekend mit zijne schriften. Amst. 1838. 8°. Hierop volgde in 1843 een Tweede deel. Ook gaf hij in Maand8. v. Christ. 1838 , bl. 397-432 eene verzameling van kernachtige gezegden en belangrijke werken nit diens schriften , en later (Ald. 1844 , bl. 180-114), Nog ids Let zijnernagedaohionie. Over den geed der Nederl. Berm kerk in onze dagen bij de tegenwoordige woelingen.' Amst. 1843. (Naamloos). Laatate Leerredenen. An3st. 1851. he Chrietelijk en N. Chrieteklijk Maandechrift : Beachouwing der verdieneten van Paulus Boneld ale uitlegger der H. Schrift ; Perk. over de Broederen van Jezue ; Onderzoek naar een tweede verhoor des Heeren voor den Joodechen Raad ; Aanmerk. over Math. VI: 33 , ale vroeve van het tniebruik dee Bijbele in betrekking tot de zedeleer dee Chrietendome ; Opheldering van 2 Tim. II: 13a , ale proeve van dat misbruik in 6etre#king tot de beoefeningeleer ; Proem van verklaring van de gelijkenie deb onregtvaardigen rentmeeeters , Luc. IP I: 1-13a ; Jan­merking over de gekkenis des arbeiders in den IPijnberg ; Be­schouwing van het afgezonderd leven van Jezue te Nazareth ale een inwendig bewij8 voor den goddelijken ooreprong zijner leer ; lets over de beeklepraak in' Pe. XXIII ; Het wonderbare in- de- bedrifven en lotgevallen van den propel Elia aangeweten en gehandhaafd ; Bet oudete geslachteregister , Gen. ; De worsteling van Jacob ; Over evangelizch geloof van kerkekke rechtzinnigheid, wel te onderecheiden ; Overzigt der geschiedenie Van de toediening des Doops en dee Avondmaale aan kinderen in de Christelijke kerk ; Geechied- en zedekundige beschouwing van de 'plickt der gastvrijheid ; Beechoizoing en beoordeeling van het Bretnieten-leven, waaruit zich het eigenaardige der hervortninq der Engelsche etaatekerk laat verklaren? Over den Bilbel, ale een both van emaak ; Over den invloed van de be­oefening der Vaderl. geachiedenis op het Nederl. volkskarakter ; Over den Bilbel ale het oudste geschiedboek ; Over den helden­moed van he Joodeche yolk , ten tijde der Maccabeere ; Over Jan- Luiken, beschouwd ale dichter , vooral van godedienetige zangen ; Bij de begrafenie van een kind (dichtstukje); Over het ailk Buitenleven. In bet Dagboek ten gebruike bij den Bijbelechen .dlmanak van E. V o et van Campen schreef hij ongeveer 28 stukjes , en in het Ohristeliik Museum : karakter van den Apostel Thomas naar de Meesiade van lflopetock. Ook in de Godgel. Bijdragen der Evatigelleche Xerkbode en elders korner) stukken van zijn hand voor. Behalve de beide genoemde preekbundels gaf hij nog ver­scheide andere in bet licht : b. v. op den Paderl. Dank- en Biddisg den 5den Juli 1815 te Apeldoorn; eene Godedienet­oefening aan den Oudejaars-avond, naar Job XIII : 9 ; Mamie. v. Christ. 1840 ; Vier Bzjbellezingen over het Boek , naar Ruth amend, Aid. 1846 ; Onze voorbereiding voor den dood, naar Luk. XII : 48. Arnhem 1849 ; Leerrede over Peals CXXXV : I , bij de invoering van het orgel in de .Aroorder­kerk (Haan& 1849); Leerrede over Dent. : 23-27. Arnhem 1853 en miasehien nog andere. Voor de Leveneberigten van de Made. van Ned. Leiterk., waarvan hij , gelijk ook van het Prov, Utr. Genootschap lid was , schreef hij het Leven van Jan Uhristiaan Fabius (1852).In het Maands. voor Christ. 1846 , plaatste hij Ben woord ter nagedachteni8 van Prof. G. J. Rooyens , in de Evang. Kerkbode van 19 Nov. 1841 een opstel over G. van Kooten. Zie Kerkelijk Register van Predikanten , die sedert 1818 tot 1860 de Nederd. Hero. Gemeente te Amsterdam gediend hebben , Arnsterd. 1861, bl. 7--11 ; Dr. Prins, Levensberichten van Afgestorvene Mede­leden v. d. Maats. der Nederl. Letterk., 1869 ; S epp, Pragm. Gesch. d. Godgel. , bl. 71 , 83 , 107, 241 ; Cat. d. Maats. v. Ned. Let­terk., (Reg.). WILDT (ADRIAAN 'T) , rekenmeester te Amsterdam , gaf in het licht : Gereduceerde Jaer-tertnijnen teghen8 IV ten hondert , of den Penning XXV '8 jaer8; al8mede, .Maendt- en Jaer-Tafekn; midt8gader8, Tafel van den XL Penning bezyden yeder Termijn- , Jaer- en Maendtafel, ghe8teldt enz. Rotterd. (17 ..) 4°. Zie Cat. d. Maats. v. 1Ved. Letterk. , D. II. bl. 467. VVILDT (Huoo DE) studeerde in de regten , en had gedu-rende eenige jaren zitting in de regtbank van eersteo aanleg te Amsterdam. Als letterkundige was hij lid van onderseheidene geleerde genootschappen , ook in rigtingen van philantropischen aard. Hij overleed den 28sten Junij 1847, in den ouderdom van 52 jaren. Zie Verwoert. WILFRID (ST.) , door de Anglosaksen Will fer der ge­noemd , werd omstreeks 634 geboren , studeerde in de kloos­ters van Lindisfarne en Cantelberg. Hij ging naar Roma om kloosters te bezoeken en zich in den Christelijken godadienst te oefenen. Te Lyon bleef hij bijna een jaar hij den aarts­bisschop St. Delphinus, met wien hij naauwe vriendschap sloot , gelijk ook te Rome met Bonifacius, secretaris van pans Martin u s. Na de lessen van dezen over .de H. S., en de kerkelijke discipline te hebben bijgewoond , keerde hij toen naar Lyon terug , waar S t. D e 1 p h i n u s hem de ton­suur gaf en van plan was hem tot zijn opvolger te benoemen. Hij hield zich hier 3 jaren op , toen D elphin us in 650 bij Chalons-Bur-Saone vermoord werd. Na hem de laatste eer te hebben bewezen , keerde W i 1 fr i d naar Engeland terug , waar A 1 c fr id hem land schonk en twee kloosters , het een te Stamford , het ander te Rippon. Toen Agelbert, bisschop der Saksers te Wessex gekomen was , om Alcfrid te bezoe­ken , werd W i 1 fr id , op verzoek van den koning , door die prelaat tot priester geordend. Hij ij verde seer voor de over. neming der Latijnsche kerkgebruiken , ijverde op de synode van Whitby (664), in naam van A g i l b e r t us, bisschop van Win­chester , zeer sterk voor de viering van het Paaschfeest. Volgens. Roomsch-Katholieke wijze , ontving hij in het volgende jaar in Frankrijk de. wijding tot bisschop en had in 670 aan koning Alcfrid bet bisdom van York in Northumberland te danken. Zijn voorliefde voor de Roomsche kerk , zijn trotsch , heerschzuchtig karakter,, de vorstelijke pracht , die hij ten toon spreidden (hij liet zich o. a. uit gouden schotels opdisschen) , was den Ierschen geestelijken hoogst onaangenaam , en berok­kende hem zoo zeer den haat van A ci f r i d 's opvolger Egfrid, inzonderheid van diens gemalin Irminburg, dat- hij van het bisdom ontzet werd in 677. Voor erger beducht , trok hij andermaal naar Rome , doch een felle Westewind dreef hem op de kusten van Friesland , en dit voorval stelde hem in de gelegenheid aldaar een der eerste geloofspredikers te worden. A dgillu s , door C lo tar iu s , tot koning van Friesland verheven , ontving hem zeer welwillend , hoezeer Ebr of n, grootmeester van Theoderik, koning van Neustrie , zijn invloed .poogde te verminderen. Hij zond 2 gezanten naar den Franschen koning om dezen over to halen den in Engeland gehaten bisschop te dooden s of over to leveren. Poch vruchteloos : op een gastmaal ter eere der gezanten las Ad gillus den brief van E b r oi n overlaid voor , wierp dien in het vuur en zeide : 'moge God het rijk der trouweloozen verdelgen en zij eveneens varen als dezen brief. Aan Wilfrid verleende hij vrijheid het Evangelie te verkondigen. Doze maakte met ijver van deze vergunning gebruik , bleef den ganschen winter over , en na voorloopig onderwijs werden prin­sen van 't koninklijk geslacht , vele aanzienlijken en duizenden van 't yolk gedoopt. Waar de eigenlijke werkkring van W i I­f ri d in Friesland geweest is , is twijfelachtig daar de Friesche koningin to Utrecht , Medemblik of Staveren bun verblijf hielden. WijI Friesland het doel zijner reis niet was , hij zich daar slecbts kort ophield en zijn leer niet onafhankelijk was van vreemden (Franschen) invloed , had zij geen gunstiger invloed dan de prediking , yroeger door Eligius gedaan. Wel heeft hij in 678 bij Dagobert II van Austrasie sterk aangedrongen om het Christendom van Friesland in zijne be­scherming te nemen en zich daartoe to . bedienen van Adgi 1-lu s; maar Dagobert stierf reeds het volgend jaar. VV i I­fr id had verder een onrustigen levensloop , waarvan de bijzon­derheden. buiten ons bestek liggen. Door Rome begunstigd , in Engeland beurtelings erkend , verjaagd en hersteld. Wijdde hij later (692) zijn zorg aan de West•Saksen. Hij overleed den 24sten April 709 , 65 jaren oud. Men schrijft hem toe : .De ,catholico celebrandi paschatis rite. De reguli8 tnona­dorm. .De aegis et deorelit Streneshalien8i8 Conoilii de Ck• ricorum Infara. Ook zijn er brieven door hem aan verschil­lende beroemde personen gericht. Zijn leven is beschreven door Ed di Stephani, uitgegeven doorM a b i 110 n in ikta sanct. ordin. S. Benedicti en in de verzamelingvan Engelsche geschiedschrijvers , door T h. G al e nitgegeven en opgenomen. In de Bibl. Cottoniana berust een in anglo•saxisch gesteldleven van hem in ins.; Tau n e r , Bibl. Angl. ; Wright , Biogr. Brittan. liber. , T. I; Royaards, Inv. v. h. Christ. ; Moll, Kerk. Gesch., D. I. bl. 85 , 86 , 87, volgg. ; Bal. S. ; Jocher, Univ. ; Biogr.' mod. getter. WILHELM' (Dr. HIERONYMUS ook FREDERICI) te Gro­ningen geboren , was een ervaren regtsgeleerde en een der redacteuren van 't Ommelander-Landsregt van het jaar 1601. W1LHELMI (BARTHOLDUS) of BARTHOLD WILLEMSZ , werd in Holland geboren , in 1568 predikant bij de Hervormde gemeente te Londen , kwam in 1572 te Dordrecht , waar hij predikant werd en prins Willem I de geloofsbelijdenis der Hervormde kerk afnam. Hij was op eene vergadering der classis van Z. H. van 4-7 Augustus 1575 to Dordrecht gehouden. Ongeveer een jaar daarna werd hij predikant te Hoorn , doch zonder toestemming van kerkeraad en classis , 't geen tot hevige geschillen aanleiding gat: In 1588 werd hij door den magistraat van zijn dienst ontslagen , een jaar daarna komt hij als predi­kant te Beverwyk voor , waar bij in 1619 overleed. Van hem is een belangrijke brief bewaard in bet Scrinium Antiguit. van Gerdes, T. I. p. 287-289. Zie 'sGravesande, Syn. v. Wezel , bl. 171; M. Siegenbeek,Redev. en Verhand. , bl. 232 ; V. de Wall, Priv. v. .Dordr., bl. 492; Broes, P. v. Marnix Voorlez. ; Groen van Prinsterer, Archives, S. I. T. IV. p. 226 ; V el ius, Beschrijv. v. loom,442; Veeris, Berk. Alph,ab. , bl. 11 ; Schotel, Kerk. Do; , D. II. bl. 78 , 79 , 91-95. WILHELMINA (FREDERIKA LOUISA). Zie op 'W i11em I koning der Nederlanden. WILHELMIUS (WILHELMIUS) werd den 1 lden November 1641 te Zutphen geboren en studeerde van 1650.-1653 te Har­derwijk in de wijsbegeerte en godgeleerdheid. Het is onzeker of bij in die drie jaren zijne studies aldaar voltooide , doch in 1663 aanvaardde hij , na vroeger tot philosophiae doctor bevorderd te zijn , het hoogleeraarschap in de wijsbegeerte te Ham , en reeds in het volgende jaar werd hij tot buitengewoon professor in de letteren en tot gewoon in de theologie te Harder­wijk benoemd. Te Ham sprak bij eene afscheidsrede uit de Philoeophiae et philologiae conjunctione (Hard. 1665) , terwijl hij zijne betrekking te Harderwijk aanvaardde met eene Oratio de conjunctione theologiae et philologiae (Ibid 1664). Hij verkreeg aldaar het doctoraat in de godgeleerdheid , en wel op eene , onder 14 zijne voorzitting , verdedigde dissertatio. Zijn verblijf te Har­derwijk , werd door twist veronaangenaamd , en in 1672 noopte hem de inval der Franschen in Gelderland die stad te ver­laten en vestigde hij zich te Dungerdam. Kort daarna nam hij , met toestemming van curatoren , het rectoraat te Dokkum aan , hetgeen hij bekleedde totdat hij in 1674 tot onderregent van het Staten-collegie te Leiden werd aangesteld. Twee jaren later benoemden hem curatoren dier hoogeschool tot gewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte. Hij overleed 13 September 1617. Hij was een ijverig anti-cartesiaan , doch heeft , behalve zijne genoemde oraties , alleen in het licht gegeven Dissert. hist. theol, de deem tribubus Israniticis , ab Assyriis in escilium acductis. Harderw. 1671. S e n g u e r d u s hiOd eene lijkrede op. hem. Zijn portret bestaat. Zie W a c h t e r, geschichtl. Nachrichten uber das Bammische gymnasium ; Soermans, "fwd. Reg., bl. 65, 101, 125; Siegenbeek, Gesch. d. L. Hooges. , D. I. bl. 229, II Bijl. en Toev., bl. 152, 273 ; 289; Bouman, Gesch. der Geld. Hooges. , D. I. bl. 215, 328 , 364 , D. II. bl 603, 653; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Mul­ler, Cat. v. portr. ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Schotel, Kerk. Dordr., D. I. bl. 521; de Jongh, IVaamlijst , bl. 167, 455. WILHELMIUS (JoHANNEs) , zoon van den vorige , werd den 4den Dec. 1671 te Harderwijk geboren ; studeerde te Leiden , werd aldaar philosophiae doctor , vervolgens proponent en predikant te Twisk , hoogleeraar in de godgeleerdheid te Lingen , en in 1713 predikant te Rotterdam. In 1748 nam hij zijn emeritaat en overleed den 3den Maart 1754. Hij vertaalde gedeeltelijk uit bet Latijn van H. Alting, Historie van de .Reformatie van de kerken van de Paltz en Geneve. Rott. 1744. 2 dn. Ook gaf hij in bet licht: Lijkpredikatie op Ds. L. Leeman. iiikpredikatie op koning Willem Ill. Lijkpredikalie op Ds. J. Frugtier. Vijftigjarige Predikatie. Bevestigingsrede van zijnen zoon W. Wilhelmius te Lekkerkerk en Westzaan. Het verdient opmerking dat uit de bibliotheek van den hoogleeraar J. W. te Water in 1823 twee mss. van Wi 1-helmius zijn aangekocht , die tot grondslag hebben gestrekt van het Onomasticon litter. van S a x e. Zie B ou man, t. a. p., D. I. bl. 218, 220, D. II. bl. 654; G1 a-sins, Godgel. Nederl. ; Harderwijk, t.a.p., bl. 69 very. WILHELMIUS (WILHELMIUS), zoon van den vorige , stu­deerde te Utrecht, waar hij den 2den Junij 1733 doctor in de wijsbegeerte werd. Na verdediging eener .Dissertatio de commercio mentis cum corpore in qua praecipue 8ententia Leib­ nitii de harmOnia pra,e8tabilild ad examen , revocatur werd hij achtereenvolgens predikant te Lekkerkerk , Westzaan , Vlissingen en Middelburg , wear Itij den 27sten December 1771 stied. Hij gaf , even als zijn vader , eenige leerredenen in bet lieht en werd teen hij nog proponent was reeds lid van de Icon. Societeit to Londen. Zie Veeris, Vern. Kerk. eMaurik, Naaml. v. Godgel. boeken ; Bottman, Gesch. d. Geld. Hooges. , D. I. bl. 220; G 1 as i u s, Godgel. biedert. WILHELMUS Procurator. Zie Procurator. WILHELMUS. Zie GUILIELMUS. WILHELMUS en WILLEM komen op de lijst der sche­penen van 's Hertogenbosch , de eerste op het jaar 1372 tot 1396, de tweede voor 1449 ale schilders voor. Zie Oudenhoven, Beschrijv. van 's Hertogenbosch, bl. 65, 69; K ramm. , WILHEM (DAVID LE LEU DE) te Hamburg den 15den Mei 1588 geboren , studeerde te Leiden in de philosophie , regtsgeleerdheid , oostersche talen en andere wetenschappen. Hij vertrok daarop buiten 's lands en deed verscheidene reizen naar 't Oosten. Omtrent 1651 in Holland teruggekeerd , kreeg hij zitting in den raad van state , werd lid van den raad van Brabant en later superintendent van dit gewest. Aan de hoogeschool te Leiden schonk hij eenige mummien en andere zeldzaamheden. Hij overleed den 27sten Januarij 1658. Zie Siegenbeek, Gesch. d. L. H., D. II. bl. 99; Verwoert. WILHEM (mr. PAULUS SEBASTIAAN LE LEU DE) beer , van Besoyen , burgemeester van Rotterdam , dijkgraaf en Wien van Schieland , werd 1 Julij 1738 curator der hoogeschool te Leiden en overleed in 1759. Zie te Water, Narratio , p. 183; Siegeinbeek, t.a.p., D. II. bl. 20. WILKENS (THEonoRts), landschapsehilder , te Amsterdam geboren , bezocht Rome , waar zijn bentnaam was : Goeden Hij studeerde dear met Jan van Li n t en overleed aldaar omstreeks 1748. Zie Immerzeel; Sramm; Nagler. WILLAERTS (ABRAHAM) , zoon van Adam (die volgt), doch vroeger dan 1613 te Utrecht geboren , wijl hij in 1624 ale deken en kunstachilder in bet St. Lucas-gild aldaar vermeld wordt. 14* Hij ontving het kunstonderwijs van zijn vader en van J a n B ij le r t. Later oefende hij zich onder den historieschilder Simon Vouet te Parijs. In zijn vaderland wedergekeerd , teekende en schilderde hij voor graaf Maurits en andere aanzienlijken. Na vervolgens met de vloot een rein naar Afrika gedaan to hebben , zette hij zich te Amersfoort neder , waar hij aangemoedigd werd door den vermaarden bouwmeester Jacob van C am pen , die aldaar zijn buitenplaats had. Hij overleed in 1671 to Utrecht. In 1638 vereerde hij aan St. Jobs-gasthuis aldaar : De moeijelsjke vertroo8ting van Job'. huievronw. Zie Immerzeel; Kramm. WILLAERTS (ADAM) , vader van dett vorige , in 1577 te Antwerpen geboren , vestigde zich to Utrecht en was daar reeds in 1611. Hij schilderde zeestukjes , strand- en havengezigten , met vischmarkten , processien , en waar men bezig is met laden en lossen , waarbij hij van zijne kundigheden in de perspectief gelukkig gebruik maakte. Ale zijne voortbrengselen zijn rijk gestoffeerd. Ook schilderde hij brandende huizen en dorpen , waarin hij groote verdiensten had. Vele zijner stukjes zijn helder en transparent , doch sommigen soms grijs en droog. Er berust van zijn kunst op het stadhuis te Utrecht , waar hij in hoogen ouderdom stierf. Hij was deken van het St. Lucas­gild en regent van het stads•gasthuis aldaar. Ook vindt men van zijn kunst in het musenm te Dordrecht , o. a. een kapi• tale schilderij : Dordrecht aan de waterzsj voorstellende : op deze schilderij komt zijn afbeeldsel voor. Zie Immerzeel; Kramm. WILLA.ERT (Omni's) , soon van den vorige , was een landschapschilder en in 1622 lid van het St. Lucas•gild te Utrecht. Zie Immerzeel. WILLAERT of WILLAERTS (Cowin's) , een schilder to Brugge omstreeks 1450 werkzaam. Zie Nagler; Kramm. WILLAEIIT (ISAAC) , soon van Adam, bloeide. in het midden der 17de eeuw to Utrecht , stoffeerde schilderij en met schepen , figuren enz. Zie Kramm. WILLAM DEN MAERLE. Zie DICKSEN. WILLEBOORTS of WILLEBORTS (THOMAS). Zie BOS­SAERT. WrLLEBRORDUS werd geboren in Northumberland in 658. Zijne ouders waren Angel. Saxen , beide , naar den geest dier tijden , vrome lieden , die bun kind reeds voor de geboorte aan den dienst der kerk wijdden. Naauwelijks was bet knaapje gespeend of zijn vader , W i 1 g i 1 s geheeten , bragt het naar het klooster van Rippon , opdat het daar in den kring van Wilfried, die toen nog eenvoudig abt van Rippon was, maar ook na zijne verbeffing tot bisschop van York in 669 , voor dit gesticht de meeste liefde openbaarde , eene godsdien­stige en bescbaafde opvoeding zou genieten. Het knaapje wies voorspoedig op , en zijne vorderingen in de wetenschappen waren zoo groot dat hij onder alle zijne mede-leerlingen uit­muntte , reeds vroeg de tonsuur ontving en tot bet afleggen der kloostergeloften , volgens den regel van Benedictus, werd toegelaten. Na een twintigjarigen leeftijd bereikt te hebben , verliet hij Rippon , zucht naar een strenger !even van onthou­ding en zelfverloocbening greep hem aan en liefde voor het pelgrimschap (want ook (lit behoorde tot het ascetische leven van dien tijd) was in hem ontvlamd , en hij toog naar Ierland , de beroemde kweekplaats der monastieke geleerdheid en 'evens­wijsbeid , en weldra was hij opgenomen in bet klooster van Ratbmelsigi , in den kring van Egbert, die hem met elf andere broeders opdroeg naar de Friesen te trekken. Waar­schijnlijk kwam hij met zijn gezelschap in bet voorjaar of den zomer van 692 den mond van den Rijn binnen en reisde naar Utrecht. Weldra kwam hij tot de overtuiging dat hij onder de Friesen niets kon uitrichten , zonder de toestemming en hulp van P e p ij n. Hij trok dus naar dezen , die hem minzaam ontving en hem het begeerde verlof om onder de Friesen het Evangelic te verkondigen en brieven van aanbe­veling verleende. Terwijl zijne reisgezellen naar Utrecht wederkeerde of zich naar de eene of andere plaats op de grenzen van bet gebied der Franken of Friesen begaven , om daar de plannen tot bunnen arbeid te regelen en dien welligt aan te vangen , trok Willebrord zelf met spoed naar Rome , ten einde van pans S e r g i u s voor zijn Evangelie•werk bet verlof en den zegen te ontvangen. Beide werden hem met het benoodigde materieel om de kerkwijding te voibrengen en waarschijnlijk met de waardigheid van regionaar-bisschop gegeven. Omtrent den herfst van 693 was hij in in Friesland terug en kon nu blijmoedig uitgaan tot den oogst. Waarschijnlijk koos hij Utrecht tot bet middelpunt zijner werkzaambeden en ondernam van daar in verschillende rigtingen beneden en boven den Rijn , grootere of kleinere reizen , ook stichtte hij eene kapel aan het H. Kruis gewijd , waarin hij een doopvont plaatste , en de St. Sal­vators•kerk en trok later op de grondslagen der verwoeste St. Thomas-kerk de St. Maartens•kerk , zijn kathedraal , op. Groot was de voorspoed , die hij in de twee eerste jaren van zijn arbeid genoot , en weldra zond P e pij n hem naar Rome om door S e r g i u s tot aartsbisschop van Utrecht ver­ beven te worden. Op den 22sten November 695 werd onze apostel in de kerk van de IL Caecilia te Rome tot bisschop van Utrecht en aartsbisschop der Friesen gewijd. Na slechts 14 dagen te Rome vertoefd te hebben , kwam hij in den aanvang van 696 in Friesland terug en arbeidde in bet latere stick k van Utrecht , Zuid• en Noord-Holland , Zeeland , Zeeuwsch-Thanderen , Gelderland , Noord-Brabant , Limburg en stichtte overal vele kerken en kapellen , en toen hij begreep dat omstandigheden , die wij niet kennen , zijn verblijf in Friesland minder gunstig maakte , trok hij noord­ waarts. Bij den onderkoning der Deenen , Jutland en Stolkwijk , Urgend of Hogni, wien Alcuinus een gemoed "nog harder dan steen" toeschrijft , werd hij niet gunstig ontvangen. Deze wilde van het Christendom niets weten. Zijne onderneming was echter niet geheel nutteloos. Hij kocht een dertigtal knapen , waarschijnlijk lijfeigenen , die hij op zijn terugreis onderwees en doopte. Een stormwind noodzaakte hem met zijn schip Helgoland aan te doen. Na den dood van P e pij n (714) verhief zich het zwaard van Rad boud , koning der Friesen tegen Franken en Christenen , waardoor de jonge stichtingen van Willebrord en zijne gezellen sebade leden. Waarschijnlijk ontweek W i 1 1e b r o rd dit droevig tijdsgewricht in zijn klooster te Epternach , van waar hij , na den dood van Rad bo ad (719) naar Utrecht weerkeerde. De Friesen werden door Karel Martel op nieuw bedwongen en hun koning of hertog A. dgil II (of Popp o) , die geheel van de Franken afhankelijk was , moest den Christenen volkornen vrijheid geven, Nu hervatte Willebro rd zijnen arbeid , en naarmate deze hem at beter gelukte , werd steeds meer geeischt van den ijver des in leeftijd klimmenden bisschops. Hij reisde onophoudelijk rond , kasteelen , dorpen en gehuchten bezoekende om alien die hij vroeger met bet Evangelie had bekend gemaakt , aan te sporen tot volharding. Na 15 jaren aan de voortzetting en bevestiging van zijn werk te hebben gearbeid , stonden de Friesen , nog niet geheel los van den voorvaderlijken godsdienst , weder tegen de Franken op. Omstreeks 736 kwam Karel Martel met een magtig heir te scheep in Friesland. De Friesen boden vruchteloos tegenstand , Pop p o , hun aanvoerder, sneu­velde met vele dapperen , anderen verscholen zich in de moe­rassen en de overwinnaars keerden met rijken buit heladen , naar hunne schepen terug. Nu kon Willebrord zijn arbeid rustig voortzetten , doch welhaast stierf hij in eenentachtigjarigen ouderdom , den 6den November 739 , wellicht te Epternach , waar hij soms had uitgerust van de vermoeijenissen zijns levens en naar zijn wensch ook begraven werd. Zie Beda, Hist. Eccl. III, c. 13 V. c. 10. II; Alcuini Vita Willebrordi (twee, een in proza, een in dichtmaat); Dez. , Elegia de Welgiso , parente S. Willebrordi ; Homilia de natali S. Willebrordi ; Chron. de Trajecto ; Matthaei Anal., D.V. p. 309, 310; Matthaei Fundam. Eccl. , p.51; Kluft, Hist. Grit., T.I.p.95; Bollandus, Acta Sanct. .Tan., D. I. p. XLVI; M i r a e u s , Cori verhaal van het leven van den H. Willebr. , Antw. 1613 ; Levenssehets van den H. Wil­lebr. Antw. 1618; Levensschets van den Willebrordus door A. J. L. M. Lux, 'a Gray. 1889 8de dr. ; S. A b b e s Gabbema, Levensbe­schrijv. van W Web., Gonda 1703; R. Willebrordus , riposted der Ne­derlanden door A 1 b e r d i n g h Thym, A mst. 1861; Bat. Sacra, T. I; Royaards, Invoering van het Christendom, I. Moll, Kerkgesch. v. Nederl. , D. I. Oudhd bl. 95 , volgg. , . van Utrecht , D. I. bl. 4 ; Leven van Willebrord in v. d. Monde Tijds. , D. V. bl. 239 ; Willebr. de apostel der Nederl. in Kal. v. d. Prot. in Ned., 1856, 137; J. J. de Geer, lets over Willebrord en de abdy van Epternach in Hist. Gen. Kr. 3 jg. 67; Biogr. Univ. ; Biogr. gen& . modern ; Do n Pitra., Boll. Catliol., p. 91, ss., Hist. Litter. de la France , T. IV ; Munter, K. G. von Danemark , S. 214 ; Ansbach, 2. 231; Th. Wright, Biogr. Brit. liter.. T. I; Jocher. WILLEHA.DUS , in het begin der 8ste eeuw te Northumbrie in Engeland geboren. Na tot priester gewijd te zijn , begaf hij zich in 770 , na van koning A 1 a c h r a t of A b r e d verlof bekomen te hebben , naar Vriesland en kwam in de nabijheid van Dokkum aan , waar men niet lang geleden Bonifacius had vermoord. Hij werd bier eervol ontvangen , onderwees de kinderen van verscheidene edellieden , doopte een menigte menscben en vertoefde er tot 770 , toen hij , over de rivier Lovevecke (de Lauwers) naar het land Humarcha (het Humster­land) 1) trok. Hier echter was het yolk ruw en geneigd tot afgoderij. Toen bet hem dan tegen den dienst der afgods­beelden hoorde spreken en een nieuwen godsdienst verkondigen , ontvlamden het in woede , kraste zelfs de tanden tegen hem en zou hem op staanden voet ter dood gebragt hebben , indien het niet eenige verstandigen gelukt ware , door gezonde redenen de hoop tot bedaren te brengen. Men moest het aan bet lot overlaten om daardoor van den hemel onderrigt te worden of hij den dood al of niet verdiend had. Het lot besliste ten zijne voordeele en men liet hem ongemoeid uit de landstreek vertrekken. Hij begaf zich nu naar Drenthe , waar hij een groote menigte met het Christendom bekend maakte en doopte. Het ter neder werpen van de afgodsbeelden 1) De Lauwers , die thans de provincie Groningen van Vriesland scheidt , werd voormaals ook Lovica en Lubeki genaamd. De oor­sprong van dien naam is onbekend. .Humsterland , thans de naam van een gedeelte land onder bet burgemeesterschap van Oldehove , heette bevorens Hugmerthi en Huchmarke. De naam Humsterland is dus eene verkorting van Hooge-marksterlaild. door eenige te ijverige Christenen , ontstak de Heidenen in woede. Zij vielen op hen en Willehadus aan en sloegen hem met stokken. Iemand uit den hoop drong met een ontbloot zwaard op hem in , willende hem het huofd afhouwen. W i 1-Iehadus had echter toenmaals een kastje met reliquien met eenen riem aan den hals hangen. Toen de ijveraar hem nu den vermeenden slag toebragt , doorsneed bet zwaard de riemen van het kastje, terwijl het ligchaam daarbij ongekwetst bleef. De Heidenen hierdoor getroffen , lieten hem en zijne gezellen verder ongemoeid , namen zich voor hem nergens meer bin­derlijk te wezen en hielden zich daarbij , toen hij kort daarna (780) op uitnoodiging van Karel de Groote, zich naar Wigmodia , een landstreek in Saksen , op reis begaf. Hier werkte hij nog veel , werd den 13den Julij 787 op de Synode te Worms tot bisschop over 6 onderscheidene landstreken (waaronder ook 0o8terv) gewijd , en stierf den 8sten Novem­ber 789 te Blexen , in het hertogdom Oldenburg , van waar evenwel zijn lijk naar Bremen overgebragt en in eene door hem nieuw gebouwde kerk begraven werd. Anskarius, dien ruim een halve eeuw na zijn dood zijn opvolger werd in het bisdom van Bremen , werd zijn levensbeschrijver. Zie Leben des St. Willehad's und St. Ausgar's ; Ersteres beschrieben von St. Ansgar etc. Uebersicht und mit Anmerkk. von Carsten Miesegaes , Bremen 1828; • DrentscheYolks-alm. , 1838 , IA. 37, volgg. 1843, 132. WILLEM I (Graaf) , zoon van graaf Floris III , graaf van Holland , vergezelde zijn vader op diens togt naar bet H. Land , en bragt niet weinig toe tot de bemagtiging van de stad Akre in Palestina , in 1191, nadat zijn vader , een jaar te voren te Antiochie was overleden. Na zijn terug­komst in Holland waar inmiddels zijn oudere broeder,, onder den naam van Dirk VII , het bewind aan vaard had , leefde hij aanvankelijk in vrede , doch misverstand stoorde haar en gaf aanleiding tot hevigen twist. Will em vervoegde zich tot de West-Friezen en vond de Dregte­naars gereed hem bij te staan. Dirk verzamelde van zijne zijde een aanzienlijk leger , waarover hij , daar de Vlamingen hem in Zeeland werk verschaften en hij zich in persoon der­waarts moest begeven , het bevel aan zijne gemalin A l e i d opdroeg. Zij trok in Augustus 1195 met hare benden op , en sloeg zich bij Egmond , op de grenzen van Westfriesland en Kennemerland neder. Den 18den November kwamen de legers aan elkander en Willem werd verslagen , geen vooral aan de trouwloosheid der inwoners van Nieuwdorp en Winkel was toe te schrijven , die door A l e i d waren omgekocht. Nadat B o u d e w ij n, bisschop van Utrecht , Dirk, domproost van Utrecht en 0 t t o , graaf van Benthem , alle drie oom's der twistende broederen met hunne moeder A d a , te Egmond , schoon te vergeefs , pogingen hadden aangewend tot verzoening , begaf zich Dirk naar Haarlem , werwaarts Willem hem eerlang volgde. Hier werd , door tusschenspraak , een over­eenkomst tusschen hen gesloten , volgens welke alle vijan­delijkheden zouden ophouden , terwijl W i Ile m j aarlij ks uit de Geervlietsche tollen 300 ponden zou trekken , en al wat graaf Birk in het graafschap Ooster- en Westergouwe (Oos­tergo en Westergo) bezat , van hem ter leen houden. Kort hierop begaf Willem zich naar Friesland , waar hij tot graaf werd gehuldigd. Veel tegenstand ontmoette hij echter in de handhaving van zijn grafelijk bewind en een hardnekkigen vijand in H e n d r i k de Krane, graaf van de Kuinre , wiens kasteel op de grenzen van Friesland en Overijssel gelegen , den Friesen bij herhaling veel moeite baarde. Willem wierp , om hem te beteugelen bij Oosterzee , een dorp niet ver van Kuinre , een sterkte op. Dikwerf werden beide benden haudgemeen. In een dier ontmoetingen bekwam de Krane een volkomen nederlaag , verloor 500 man , moest zijn kasteel overgeven, en vlood naar graaf Dirk, die hem minzaam ontving. W i 1­1 e m zijn graaflijk bewind over Friesland bevestigd ziende , bezocht zijne moeder A d a in Holland , en openbaardehaar zijn voornemen ook zijn broeder te bezoeken , 't geen zij hem afraadde , doch hij volhardde in zijn voornemen en begaf zich naar bet slot ter Horst bij Voorschoten , waar zich de Graaf ophield , die hem door den graaf van Kuinre deed gevangen nemen. Welhaast ontsnapte hij en nam zijn toe­vlucht tot graaf Otto van Gelder, die hem zijne dochter Aleida ten huwelijk gaf. Deze echtverbintenis strekte vervolgens tot den grondslag der bevrediging der beide broeders. Niet lang daarna raakte de beide graven in onmin met den bisschop van Utrecht , die naar Friesland was gegaan °En den Friesen geld of te perssen. Graaf Willem deed hem ge­vangen nemen en uit Staveren naar zijn burgt ter Oosterzee voeren , waaruit hem eenige Friesen , uit bijgelovigen eerbied voor hem , verlosten. Graaf Dirk , door die handelwijs en door vele ander° ter. gingen tegen den tvvistgierigen bisschop verbitterd , valt van zijne zijde in 't Geen , verbrandde de kerk van Woerden , en sloot bet beleg voor Utrecht, terwijl de Graaf van Gelder, Deventer bemagtigde. Na de verovering van Utrecht , trok Graaf Dirk naar Bra­bant, waar de graaf van Gelder, door hertog H e n d r i k van Loth aring en , wiens pulp de bisschop van Utrecht had ingeroepen , was gevangen genomen , belegert 's Hertogenbosch en bemachtigt het , doch werd op zijn terugkeer door den her- tog bij Minden in een hardnekkig gevecbt overwonnen , ge, vangen genomen en naar Leuven gevoord (4 Sept. 1202). Voor een rantsoen van 2000 mark ontslagen , overleefde bij die ramp niet lang , maar overleed in 1203 , ten gevolge eerier zware krankte , geen andere erfgenamen nalatende dan zijne dochter Ada , en zijn broeder Wille m. Zoodra graaf W i e m den dood van zijn broeder had vernomen , vertrok hij in allerij1 naar Holland. Tot op de grenzen van Kennemerland genaderd , verzocht hij vrijgeleide , ander voorwendsel van bet graf van zijn broeder te Egmond te bezoeken. Doch wijl bet hem werd geweigerd , en hij zonder hetzelve niet durfde voort­trekken , keerde hij naar Friesland terug. Niet lang daarna , werd hij dam de edelen , onder welke Philips van Wass e­n aer en Jan van Rijswijk , die hem , zoo al niet tot het grafelijk bewind , dan ten minste tot de voogdij over A d a , meer geregtigd oordeelende dan vrouw A 1 e i d , heimelijk in Hol­land ontboden one hem van dear naar Zeeland te doen overste­ken en daar voor graaf te doen aitroepen , vermits de landza­ten hem zeer genegen waren. Niet lang draalde hij , ging near Wassenaer,, wear bij zich een korten tijd onthield , zoo vermomd dat de huisbedienden hem niet erkenden. Vertrouwde dienaars bragten hem in dezelfde vermomming naar Vlaardin­gen , wear eenige Zeeuwsche schepen hem wachtten , die hem naar Zierikzee overvoerden , wear hij met gejuich ontvangen en als graaf gehuldigd werd. Ondertusschen had zich de gravin A d a , die met den graaf van Loon in het huwelijk was getreden , in den burg te Leiden opgesloten , doch naauwelijks was zij binnen of geheel Kennemerland was daarvoor, en zij belegerd. Al de omliggende dorpen vlogen toe. Wederstand was er niet te doen , voorraad ontbrak er, men moest zich overgeven , en A d a werd in handen van Will e m van Teylingen gesteld , vervolgens naar Texel en ten gevolge eener onderhan.deling tusschen W ille m en zijne moeder,, naar Engeland gevoerd , wear zij in 1207 nog was. Ofschoon Willem sedert ook door de voornaamste Hollandsche edelen als graaf werd uitgeroepen , had hij echter, voor hij in die waardigheid was gevestigd , met vele moeijelii kheden te kampen. De graaf van L o o n , door aanzienlij ke verbintenissen een geduchte magt op de been gebracht hebbende , jaagde vele van W i lle m' s aanhangeren zulk een schrik aan , dat zij zijne zijde verlieten en deze zich , daar hij weinig yolk kon bijeen brengen , naar Zeeland week. Doch ook bier vond de graaf van Loon middel hem machtige vijanden te berokkenen , zoo dat hij in allerij1 dit gewest moest verlaten. In een visschers­schuit , onder de natte netten liggende , ontkwam hij ter naau­wernood. Spoedig hadden de Zeeuwen echter berouw,, zochten hem op en stelden hem weder in bet bewind. Weldra stond hij aan het hoofd eener aanzienlijke magt , stak er med. naar Holland over, en sloeg zich neder te Rijswijk. Daar zijn leger onder het voorttrekken zeer was toegenomen , en er een zeer geregelde orde en krijgstucht onder heerschte , wachtte de graaf van Loon, die te Voorschoten lag , bet niet af, maar sloeg , met achterlating van tenten en bagaadjen , die voor zeer kostbaar werd gehouden , op de vlucht. De vrees zijner man­schappen was zoo groot , dat zelfs de Rijnlandsche boerinnen hen najaagden en als zwermen ganzen over het land deden vliegen. Weinigen kwamen naakt en bloot en bijna half dood te Utrecht. Van Loon was zijne vluchtelingen reeds voor­uitgesneld. Vruchteloos derhalve werd hij nagejaagd , maar van zijne ridders en knapen vielen er een zeer groote menigte in Willem s geweld. En , zegt M e 1 i s S t o k e aan bet slot :van zijn verhaal : Du8 wan Grave Willem 't lant." Na deze overwinning , zonder slag of stoot bevochten , heeft de graaf van Loon nimmer een voet op onzen bodem gezet. Van dit oogenblik af (gelijk Kluit aanmerkt) erkende de bisschop van Utrecht (een partijganger van van Loo n) hem als graaf Holland. Maar hiermede zat van Loon nog niet stil. Ook duurde dien ondanks den oorlog voort. Het duurde niet lang of Willem bemachtigde het land van Asperen op Folbert en Floris van Leerdam, die 'sbisschops aan• hang in deze beroerte gestigd hadden , en sleehtte het kasteel. Van den anderen kart plunderde Gerard v an der Are, 's bisschops broeder, de stad Dordrecht nu , als geheel het land , tot W ill e m s gehoorzaamheid wedergekeerd. Welhaast kwam er een verdrag tot stand , en keizer Philip erkende in een diploma van dat zelfde jaar, 1204 , bet regt van Will e m. Reeds in het volgende jaar (1205), viel de graaf v a n Namen, voogd van Vlaanderen , ten behoeve van van Loon in het eiland Schouwen. Deze oorlog eindigde door tusschenkomst van de gravinne weduwe v a n V1 a a n d e r e n. In het jaar 1213 wikkelde zich graaf Willem door een verdrag dat hij sloot met den koning van Engeland , in de Vlaamschen krijg tegen Frank­rijk , geraakte in den slag bij Bovines (27 Julij 1214) gevan­gen en moest een aanzienlijk losgeld betalen. Ofschoon hij zich weinig om den ban , waarin Paus Ho n o r i u s 1I1 hem met geheel Holland gedaan bad en om de geestelijken bekom­merde , oordeelde hij toenmaals toch raadzaam hem te ontzien en het kruis aan te nemen. Hij gaf aan graaf Bo u d e w ij n v an Ben t hem het bewind over Holland als stadhouder en ging in 1217 naar de landen van Overzee , gelijk men het toen noemde. Den 29 Mei stak hij met 12 welbemande schepen en 58 koggen in zee , zijn vloot vereenigde zich met die der Engelsche kruisvaarders en onderweg werd hem het bevel der geheele scheepsmagt opgedragen , dreef, te Lissabon aangeko- men , de Snracenen nit Alcazar en stevende voorts naar Acra. De droogte van bet land bij zomertijd dwong de kruisvaarders om daar niets te ondernemen , maar naar Egypte te zeilen , en bier werd bet sterke Damiaten veroverd, (niet als Jo Le y-d i s bet stelt in 1218) , waarvan de Friezen of Hollanders den roem hebben. Kort daarop keerde bij uit het Oosten terug en hawde in tweede huwelijk (A 1 e id van Gelder was gestorven) de keizerin-weduwe Maria van Brabant. Tot het einde van zijn leven bleef hij in het rustig bezit van zijns broeders nalatenscbap en bet blijkt zelfs niet dat hij eenige uitkeering aan A d a van haar vaderlijk erfgoed gedaan heeft. Hij eindigde den 4den Febr. 1223 (volgens anderen 1222) zijn rustelooze loopbaan , en liet zijn gebied en erf van Heidenesse tot de Lauwer onbetwist en vredig aan zijn zoon Floris IV na. Behalve dezen zoon had hij nog de volgende kinderen : Ot t o eerst graaf van Friesland , maar na 1233 bisschop van Utrecht, Willem na Floris dood ruwaard van Holland , en twee dochters, A d a , abdisse van Rijnsburg en R ij k w ij 1 (R h a r d i s) die 't klooster Koningsveld bij Delft stichtte. Hij was trotsch , eerzuchtig , doch dapper, eerlijk en rond­borstig , volgens B i 1 d e r d ij k een goed Christen. Hij koos tot zijn ambtszegel een biddende door een Engel getroost, met het opschrift : Wilhelnut8 Comes Irisiae. Hij bevestigde en bevoordeelde de poorters der steden , blijkens zijne handvesten ten gunste van Geertruidenberg , Middelburg en Dordrecht. Zie Rymkr. van Melis Stoke , (nitgave van B. H u y d ecoper), Joan. it L e i d. Ann. Egmond. p. 34-41 ; Wilh. Chron. Mon. et Procurat. Egmond. ap. Matthaeus Anal. T. II ; Chr. Corn. Boll. lib. 21, C. 1 seqq.; R e n eri S noi, Rer. Bat. lib. VI. p. 79 seqq.; J. V eldenaer, Chron. v. Boll. Leyden 1650 , fol. 28 , 29 ; Gouds. Kron. f. 57 enz.; Boll. Kron. Divis. XI. 16, 0. 1 enz.; J. Seri­verii Bat. p. 175 enz. ; Kluit, Hist. Crit. Comit. Boll. en Zeel.; Mantelii, Ihst. Loss. p. 302 ; Matthaei Anal. T. III. p. 125; Ongen. Klerk. bl. 98 ; Balen, Beschr. v. Dordr. bl. 679 , 713 ; Hamaker, Comment. ad Locum Takyoddini Ahmedis Al Makrizi de expedit. Graecis Francisgue adv. Damyatham ; van Kampen, Ges. d. kruistogten , D. III. bl. 269-375 ; Jacob de Vitriaco, Mist. Hierosol. L. III (Gesta Dei per Francos T. I. p. 1128) ; van Oos­ten de Bruin, Beschr. v. Haarlem, D. I. bl. 17; Buchelius ad He-dam; Beka; Meijerus; M.Vossius; v. Hemert, Wagenaar; van Rijn; Cerisier; Bilderdijk; Arend; van Loon; Mi­rae us (Dip/om.); van Mieri s; de dicta publ. Angl. T. I; P. 0. v. d. C h ij s , Munten der Graven van Boll. en Zeel. ; v an Kampen, V. Karakterk. D. I. bl. 100 ; Lev. v. Ned. Mannen en Vrouwen, D. V, bl. 281; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muskettier Vergenst, de Burggraviatu Leid. ; Schotel, de Burg te Leiden; M oll , Kerkgesch. v. .Nederl., D. II. bl. 1, 14. D. III. bl. 192; Wynne. WILLEM II , Graaf van Holland en Zeeland , oudste zoon van Floris IV en Machteld van Brabant, werd ver­moedelijk te Leiden in 1228 geboren. Hij was 6 jaren oud bij het overlijden van zijne moeder, en kwam onder de voogdij van zijn ooms Otto III, bisschop van Utrecht en W ille m , die als praeses (voogd of regent) van Holland voorkomt , die bij een ridderlijk steekspel in 1238 zijn dood vond en op­gevolgd werd door Bo ud e w ij n van Ben the m. Deze voogdij was gelukkig , 't land inwendig gerust en van naburen onge­moeid. Op veertienjarigen leeftijd nam Will em zelf de teu­gels van het bewind in handen (5 Mei 1240) en toonde zich, hoe jong ook, voor die taak berekend. Na den dood van den Roomschen koning H e n d r i k v an Thuringen, bood de Pans de Duitsche kroon aan verschil­lende vorsten aan , doch W i 1 lem, jong en eergierig , had voor een kroon , hoezeer ook met doornen omvlochten , te veel aan­lokkelijkst dan dat hij die , toen In n o c en ti us ze hem aan­hood , zou weigeren. Hij nam ze aan , en liet zich te Woe­ringen , geen twee uren van Keulen , tot Roomsch koning ver• kiezen (Oct. 1247), werd te Keulen in de Domkerk tot ridder geslagen , en den lsten November van het volgend jaar te Aken tot Roomsch koning gekroond. Na deze plechtigheid trok hij met een gedeelte van zijn leger voor Keizerswaard , voor welke vesting hij zich een jaar ophield , hij versloeg te Oppenheim K o e n raad IV, den opvolger van Frederik II en huwde, door bewerking van den Pans (1252), Elisabeth , dochter van Otto I , hertog van Brunswijk. De geschillen met Vlaanderen vorderden zijne tegenwoordigheid in Holland en de Vlaamsche gravin , zwarte M a r g r i et , die met een magtig leger een inval in Zeeland had gewaagd werd versla- ' gen. Op wrack bedacht , zocht zij hulp bij K a r el v an A n j o u , wien zij Henegouwen afstond , indien zij hem tegen den Roomsche koning bijstond. Anjou viel in het land en wist bet deels door wapenen , deels door onderhandelingen bij na geheel te onderwerpen. W ill em poogde hem door goede woorden te bewegen , om Jan Ave n e s in zijn graafschap ongemoeid te laten , doch ontving het tergend antwoord Ndat de waterkoning maar uit zijne moerassen moest komen , en tijd en plaats bepalen om hem onder de oogen te zien , hij zou dan zoo met hem omspringen , dat men er ten eeuwigen dagen van zou spreken." W ill e m bepaalde dag en plaats op de heide te Assche bij Maastricht; doch de snoever verscheeu niet. Te Utrecht , zoozeer door hem begun. stigd , werd hij met een steen geworpen , hoog nam de koning dit op, doch waarschijnlijk was de burgerij onschuldig aan dit misdrijf. Hoogst ongelukkig was zijn togt tegen de onrustige West-Friesen , waarbij hij te Hoogwoude , zwaar geharnast , met zijn paard in het ijs zakte en door eenige ligt gewapende Friezen dood geslagen werd. Het lijk begroef men onder de haardstee van een boerenhuis. Eerst toen Floris V in 1282 met_meer voorspoed de wapenen tegen hem gevoerd had , werd het of ti: dekt , in een prachtige kist gelegd en naar Middelburg gevoerd 002 aldaar begraven te worden. Graaf Willem III stichtte in 1325 in de kerk te Middelburg een kapel voor de rust van 's konings ziel, en begiftigde ze met 25 ponden tournois. In 1542 liet Maria, gouvernante der Nederlanden , door Floris van Schoonhoven, een deftige graftombe ter zijner ge­dachtenis oprigten , die daarna door de vlammen en de beeld­stormers verwoest is. Zijn echtgenoote verliet Duitschland en bragt het overige van haar levee in Holland door. De koning liet twee kinderen na , Floris en Math il d a , de eerste volgde hem op , de laatste schijnt jong gestorven te zijn. Hij onderseheidde zich door voortreffelijke ligchaamsgaven , was de eerste der graven die in Holland de burgerijen , de inwoners der steden , verhief, een werk dat zijn noon met kracht doorzette. Hij stelde er een eer in ender de burgers van Utrecht te zijn opgeschreven , en verklaarde in de misdaden , tegen een edelman en een stedeling in Zeeland geen onder­scheid te zullen maker. Noehthans riep hij de steden nog niet ter dagvaart , ter be­raadslaging over algemeene belangen op , waarschijnlijk oor­deelde hij ze daartoe nog niet rijp , of ontzag hij den adel , die hij zoo noodig had , en de toenemende magt der steden met leede oogen aanzagen. Hij bewees de steden vele gunsten. Haarlem , Delft , Dordrecht , Alkmaar, Zierikzee en anderen worden door hem van keuren voorzien , ook worden hem vele treffelijke gebouwen (men noemt hem de stichter van het hof bij den vijver te 's Hage , bet stadhuis te Haarlem en van een huis te Alkmaar), toegeschreven. Bij burgerstand, edelen en geestelijken stond hij in hooge achting. Hij was dapper en vroom. De zinspreuk van zijn Monogramma , waren de woorden uit den 7 lsten Psalm , vs. 5 en 6. Spes mea Domi­nus a •juventute mea ; in te confisus sum ex utero ; de venire matrix meaetu es protector mew.. Sommigen schrijven hem het volgende werkje toe: Gulielmi H. Hollandiae comitis et Romanorum regis *alma religiosorum , sive meditationes circa misteria passionis Domi­nica. Dit gebedenboekje , door F. G. Otto, Colon. 1849 12°, op nieuw uitgegeven , wordt echter door andere gezegd , .alleen door hem gebruikt to zijn , althans de aanteekenaar op de Xerkel. oudheden van Rhijniand, bl. 277 , schrigt Korte La­tkinsehe getijden in handen gehad to hebben ten dienste van deb koning opgesteld. Zie behalve de. geschiedschrijvers S cri ver i us , Voss iu s, va n Hemert, Viragenaar, van Wijn, Cerisier, Bilderdijk, Arend, Wynn e en anderen, de Rymkr. v. Melis Stoke, (uitg. van H u II erc o per); Joan. it Leyd is , Citron. v. Boll. Lib. XXIII. C. 1 etc.; S fro-y, Rer. Bat. Lib. VII. fol. 88 cet. ; J. V el d en aer, Ifaii. Jon. fol. 32 snzai Gaud. Kroft. fol. 60 ,enr..4 Holt, iron. Die. XVIII. C. 2 volgg.; P. Scriver ins, Oud Batavia, fol. 198 enz. ; J. J. Orlers, Beschr. v. Leyden , bl. 283, 291, 292, 293 enz.; Balen, Beschr. v. Dordr. , bl. 715 volgg.; Gargon, Walch. Arc. D. II. bl. 278; Eikelenberg, Beschr. v. Alkmaar, bl. 80; Beka Bjtchelius, bl. 87-1'; With. Procurator ap. Scriverium , p. 2044. *Verder Matthaeus Parisiensis, Ubbo Emmius, Be­ninga, Hist. v. Oost -Friesl. bl. 75 volgg.; M e n c o n i s Chron. ap. Matth. in Anal. III. 229 etc. ; Worp van Thabor, Chr. v. Friesl. Oudh. van Kennemerl. D. II. bl. 464 ; v. d. Ch ij s, Munt. d. Gray. van Holland en Zeeland ; vooral M e e r m a n , Gesch. van Graaf Willem vau Holland , Roomsch koning , 's Gravenh. 1283 97, 5 vol. 80., in het Hoogd. vertaald door H i e r o n. Chris t. W i 1 h. Esche n-b ach , Leipz. 1787, 1788 ; in 't Fransch , La Haye , 1784-97, 5 T. (niet voleindigd); Lev. van N. M. en W, D. VI. bl. 148 ; Wil­helms von Holl. Konigswahl, Ritterschlag and Kroning im Westphalia , 1826, S 4; A. D. Schinkel, Konings-krooning van Willem II in Kath. Yolks -Alm. 1859, bl. 65; A. C. Lambrechtsen, Verslag der grafzerk van graaf Willem II te Middelb. in de Koorkerk gevon­den in Ned. Verh. Z. G. D. III. bl. 1; Iets over het in 1817 gevon­den graf in de Abdij-kerk te Middelburg in Lett. 1821, I. 438; A. B u s s o n , Ueber einen Plan an Stelle IVilhelms von Holland Ottokar von Bohmen zum Romischen Konig zu erwahlen to 4rch. Oestern. Ges. 1869, XL 131; Ritumer, Gesch. d. Hohensiaufen ; B a u r, H. IV. B. JOcher; Le Petit, Grande Chr.' de Holl. et Zeel. ; Biogr. Univ. ; Biogr. goner. Moderne; Hoogstraten; Kok; V erwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Moll, t.a.p., D. II. 1 , 114. II. 4, 235-237. II. 2 , 104. 11. 1 , 20. II. 3 , 175. II. 2 , 358. WILLEM III, graaf van Holland en Zeeland , bijgenaamd de Goede , zoon van graaf Jan II en van Philippa, dock­ter van Hendrik, graaf van Luxemburg , naderhand onder den naam van H e n d r i k VII tot de keizerlijke waardigheid verheven , werd. omtrent 1286 geboren. Reeds vroeg gaf hij blijken van verstand en dapperheid. Dat bewees het vertrouwen dat zijn vader in hem stelde , toen hij slechts 15 jaren oud was , want toen deze zich in 1301 naar Henegouwen begaf , stelde hij bet bewind in handen van zijn broeder G u y en dezen soon , die zich in Zeeland onthield om er de landzaten in tooni te houden. In het volgend jaar deed hij eene landing op de Vlaamsche kust , van waar hij , na het behalen van eenige voordeelen naar Arnemuiden , waar hij ook was scheep gegaan, terug keerde. De Vlamingen , op wraak bedacht , staken kort hierop naar Zeeland over, en landde te Veere. Met alien spoed trok jonkheer Wille m derwaarts doch werd zoo ontvangen dat zijn meeste yolk in den loop bleef hij zelf ter naauwer. nood behouden te Middelburg aankwam. Na een kort beleg ging deze stad aan de Vlamingen over, nadat W illem bet levee en de vrijheid voor zich zelven en de zijnen bad bedon­gen. Men wil dat Guy van Vlaan de re n , kort na dat verdrag een toeleg zoa gemaakt hebben om jonkheer Willem vangen doch dat jonkheer Jan van Reness e, ,een &am& dolma , hem zatio sou kebben mikados. Na dit verlies begaf zich Willem naar Zieriktee , gansch Walcheren in de handen der Vlamingen latende. Toen graaf Jan kort daarna door een hevige ziekte werd aangetast , oordeelde Guy van Vlaan dere n dat thans de kans schoon was om hem den oorlog te verklaren. De graaf, te zwak om in eigen persoon het leger te gebieden , droeg zijn noon het bevel er over op. Eer hij te velde trok , werd hij tot ridder geslagen , en deelde die eer aan 48 Hollandsche edelen mede. Intusschen was de Vlaamsche vloot het eiland Schouwen ge­naderd , waarop zich Willem met zijn yolk te scheep begaf en in 't Gouwe , tusschen Schouwen en Duiveland kruistte om aldaar den vijand af te wachten. De Vlamingen landde op Duiveland , en , schoon tegen zij n bevel , ook W ill a in 's yolk. Welhaast kwamen de troepen aan elkander. In den aanvang scheen zich de overwinning voor de onzen te verklaren , doch onverhoeds door een troep Vlamingen in den rug gevallen , namen zij de vlucht en Willem ontkwam met moeite bet ge­vaar te Zierikzee. Het gevegt viel voor den 20 Maart 1304. Na Zeeland viel eerlang ook bijkans geheel Holland in de handen der Vlamin• gers. Weldra werd men echter hier hunne overheersching moede. De eene stad viel na de andere af, en jonk beer Willem maakte zich van Schoonhoven meester. Nadat Hol­land van de Vlamingen was verlost , wenschte men ze ook nit Zeeland te verjagen , waar Zierikzee de eenige stad was , die het met Holland hield. Door de Vlamingen belegerd , riep zij den bijstand van den graaf in. Er werd een vloot te Schiedam in gereedheid gebragt , en andermaal raakte Willem met de Vlamingen handgemeen op de Gouwe , en behaalde een schit­terende overwinning , die het ontzet van Zierikzee en de on­derwerping van geheel Zeeland aan graaf J a n ten gevolge had. Terwij1 Willem zich te Zierikzee onthield , overleed zijn va­der. Hij werd nu zoowel in die stad als in de overige Zeeuw­sche steden , daarna in verscheidene steden van Mid- en Noord Holland , die hij , de een na de andere bezocht gehuldigd. Bij daze gelegenheid werden er vele blijken van vreugde gegeven , en men vindt aangeteekend dat het huis waarin hij te Dord­recht zijn intrek had genomen , met •askaarsen verlicht werd. Na deze inhuldiging begaf zich de graaf naar Henegouwen , 't welk hem insgelijks was ten deel gevallen. Van daar naar Frankrijk , waar hij zijn huwelijk voltrok met Joanna van Valois, zuster van Philips, die naderhand , onder den .naam van Philips IV van Valois, over Frankrijk regeerde (op Hemelsvaardag 1305). In hetzelfde jaar beschreef hij te 's Hage eene vergadering van 's lands edelen en de afge­ vaardigden de steden , om er een geschil te beslechten over bet dragen der gemeene lasten , en bet besluit der raadplegin. gen was , dat niemand vrij zou zijn van de openbare belastin-gen , als hij, die de echtheid zijns adeldoms ten voile kon bewijzen. Om zijne komst tot den troon en zijne aanzienlijke echtver­biodtenis waardiglijk te vieren , schreef hij tournooi- of steek­speled 1) uit, die hij seer beminde. Te Haarlem , waar hij gemeen­lijk hof hield , beschreef hij er o. a. een , dat luisterrijk was en verscheidene dagen duurde. Er verschenen aldaar tien gra­ven, bonderd baronnen , duizend ridders en een ontelbare menigte van den kleinen adel. De rust , die graaf Willem in de eerste jaren zijner regering genoot , werd gestoord door een inval van graaf R o b b e r t v a n V la a n d er en in Henegouwen. W ill em riep de hulp der Hollanders en Zeeuwen in , doch deze weigerden hunne hulp , daar die moest dienen ter bescher. ming zijner uitlandsche bezittingen , voorgevende dat hunne eigene kusten insgelijks bedreigd werden. De graaf was dus gedwongen tot het sluiten van een nadeelig en vernederend verdrag met de Vlamingers; op zijn knieen gebogen bun de opperheerschappij over Zeeland , bewesten Schelde , afstaan , en zich tot het opbrengen van zekere som aan 's Graven moeder, verbinden. Vredesvoorwaarden , zoo blijkbaar door den hoogsten nood aan W i 11 em ontwrongen , waren van geen langen duur. Immers onmiddellijk schoot hid in den op nieuw ontbranden oorlog tusschen de Franschen en Vlamingen , L o dew ij k X van Frankrijk te hulp. Hij voor met een aanzienlijke scheepsmagt (een ooggetuige bepaalt bet getal van 's graven schepen op 1100 , veelal galeyen) , door de bloem van den Hollandschen adel vergezeld , de Schelde op tot voor Rupel­monde , terwijl de koning van Frankrijk zijne benden tusschen Rijssel en Kortryk aan de Lys nedersloeg. Daar. echter Lo d e-w ij k , zonder iets uitgerigt te hebben, spoedig en overhaast naar Frankrijk wederkeerde , zag ook Willem zich genood­zaakt Vlaanderen te verlaten. Hij vergenoegde zich met het verbranden van Rupelmonde in Callo , waar men zijn krijgskas had opgeligt , en keerde van daar naar Holland terug. Het nadeel voor den lande uit den twist met Vlaanderen voortsprui­tende , deed de Hollanders ernstig naar vrede verlangen. Ver­scheidene onderhandelingen werden daartoe aangeknoopt. Ein­delijk , door bemiddeling van K a r el IV, koning van Frankrijk, werd in Mei 13 2 3 bet geschil vereffend. Graaf L ode w ij k van Vlaanderen zou volkomen afstand doen van alle leenhulde, met den aankleeve van dien , die de graaf van Holland hem schuldig was. Wille m deed van zijne zijde afstand van alle 1) Het Tournooiveld te 's ilage , ter plaatse waar nu de Kneuter­dUk is. 15 regt , aanspraak en eigendom op Aalst , Geertsbergen , Waas en de vier Ambachten. Van dien oogenblik of aan was Zeeland bewesten Schelde een onmiddelijk leen van het rijk , met welk de graven van Holland afzonderlijk door den keizer moesten verleend wcittltit. De vrede met Vlaanderen hoe wensehelijk en aangenaam voor de landzaten , stilde echter hun morrend misnoegen niet. Zij waren onvergenoegd over 's graven geldverspillingen , deels aan de uitheemsche oorlogen , deels aan schitterende feesten en tournooispelen. Ook was hij in 1322 tegenwoordig bij de krooning van Karel IV , tot koning van Frankrijk. Een stoet van een kostbaren praal ten toon spreidende edelen , vergezelde hem. Bij die gelegenheid vermaakte de graaf het Fransche hof met de vertooning van een Zeeuwsche vrouw , die hij had medegebragt , van ongemeene gestalte en ligchaams­krachten. Zij was zoo groot dat kloeke mannen kinderen bij haar geleken en zoo sterk dat zij in elke hand een ton Ham­burger bier droeg , en een balk die acht mannen niet konden optillen , bragt zij waar men hem begeerde. Daarenboven kwamen de huwelijken van 's graven dochters duur te staan. Twee er van werden in 1324 in den echt verbonden , Joanna met Willem, graaf van Gulik, Margaretha met Lodew ij k van Be ij eren , die toen de keizerlijke kroon droeg. Volgens een aloud gebruik waren de graven gewoon bij zulke gelegenheden een bede aan de landzaten te doen. 's Jaars to voren had diensvolgens graaf Willem een reis gedaan door Holland en Zeeland , om , zoo in de steden als ten platten lande de zoogenoemde vrijwillige giften te vorderen. Overal vond hij de hand tot geven geopend , zelfs boden hem 80111-mige steden meer dan hij verwachtte , mits deze mildheid met nieuwe voorrechten mogt vergolden worden. Aileen de Ken­nemers weigerden , maar toes zij later aanboden driemaal zoo­veel als van hun geeischt werd te geven , vonden zij zich deerlijk bedrogen , daar de graaf hun zelfs hunne oude voor­rechten ontnam. Behalve deze twee , had graaf Willem nog eene dochter, Philippine geheeten , die in 1326 huwde met een Engelschen Prins , die sedert onder den naam van Eduard III geregeerd heeft. Graaf Willem bragt in het volgende jaar zelf zijne dochter naar Engeland , waar het huwelijk werd voltrokken en haar een bruidsgave van 15000 ponden zwarte tornois jaarlijks werd toegelegd. Middelerwijl was graaf Willem in den hevigen twist tus­schen den keizer , zijn schoonzoon en den pans verwikkeld. Lod e w ij k , hertog van Beijeren , en dochters zoon van R dolf van Habsburg, tot keizer verheven, had in Frede­rik van Oostenrijk , zoon van den overleden keizer Albrecht, op wien , bij de verkiezing , twee stemmen gevallen waren , eenen mededinger gevonden. Een achtjarige oorlog was het gevolg van deze verdeelde keus , waarin echter de hulp van den graaf meer in beloften dan in daden bestond , daar de edelen weigerden op te trekken en hij reden had den pans te ontzien. Hij was het echter , die pogingen aanveendde, de beide partijen te verzoenen. Niet alleen trad hij tot dat einde in briefwisseling met den pans en in onderhandeling met zijn schoonbroeder, 'coning Philips VI van Frankrijk , maar ging zelf met 800 ruiters naar Avignon om den Heiligen Vader mondeling te onderhouden. Hem wend gehoor geweigerd maar weldra een tweetal edelen nagezonden , die flen vertoorndea graaf te Frankfort aantroffen , doch thans geen gehoor konden verwerven. Nu slingerde de paus den banbliksem en Iegde geheel Duitschland onder den ban. Willem begaf zich wederom naar Frankfort om vrede te stichten , doch zijne voorslagen werden niet aangenomen. Beter slaagde hij in bet uitbreiden van zijn eigen gezag dan in het bevorderen der belangen des keizers , en , in vereeniging met den hertog van Brabant en den graaf van Gelre , bewerkte hij dat de paus den domproost van Kamerijk Jan van Die st , tot bisschop van Utrecht benoemde , en stelde hem met een bende krijgsvolk in bezit van zijn bisdom. Ook bevestig,de hij zijne magt over Friesland. De Upstalboomsche wet willende vernieuwen hadden de grietmannen , regters en geestelijken in eene vergadering (1323) verkiaard , en bij eede zich verbonden ffhunne vrijheid cenparig gewapenderhand te zullen besebermen , indien eenig wereldlijk of geestelijk worst van welk een rang ook , hen kwam to bestrijden of het juk van dienstbaarheid poogde op te leggen." Hetzij om de Frieze!' over die koenbeid to Araffen , betzij om andere redenen , benoemde de graaf in 1325 twee scbouten of regters te Staveren , om , in zijn naam , die stad en• bet omliggende land te beregten. Zulks raishaagde den Friesen , die , opgehist door den abt van St. Odolf, die to Staveren veel te zeggen had , de schouten verjoegen en hunne woningen slechtten. De graaf nam dit hoog op en zond ten vloot in zee , die de Friesche schepen veel nadeel toebragt. Zelfs deed het yolk eene landing en rigtte groote verwoestingen aan. De Friesen legden het hoofd in den schoot , en de abt van St. Odolf en verscheidene afgevaardigden begaven zich naar Haar­lem , om den graaf niet alleen hulde te doen, maar hem de magt op te dragen schouten , schepenen en andere regters in Friesland aan te stellen , met belofte zich aan hun ronnis te zullen onderwerpen. Van dit oogenblik of , stelde de graaf alles in bet werk ter bevestiging van zijne magt in dit gewest; stelde ailerwegen grietmannen schouten en andere arabtenaren aan , en Het zich zoo in de steden ala tea platten Lunde erkennen. 15* Sedert schijnt graaf Willem bier te lande niets rnerk­waardigs verricht te hebben. Het laatste gedeelte van zijn leven bragt hij te Valenciennes door , waar hij op 6 of 7 Junij 1337 aan het voeteuvel stierf. Behalve do geiioemde had hij nog eene dochter Isabella of Elizabeth, en een noon Willem, die hem opvolgde. De meeste schrijvers zijn onzeker waarom hij de goede ge­noemd werd. Volgens B i 1 d e r d ij k duid dit epitheton niet deze of geene hoedanigheid of karaktertrek aan , maar het resultaat van den indruk , die zijn gansch gedrag en zijn geheele wijze van zijn op het yolk maakte. Hij was echter bij de geestelijken niet gezien. Wel stichtte hij kerken en behandelde priesters en monniken naar behooren , maar hij nam de les toch niet volkomen in acht , die M e 1 i s Stoke hem zoo nadrukkelijk gaf: (fie zult minnen de heilige kerk , Even papen en de clerke Begheven lude so doet ere want hij verbood de vervreemding der vaste goederen aan de doode hand , en hierom , schrijft B i l d e r d ij k , hebben sommigen hem ter belle verwezen. Van zijne regtvaardigheid gaf hij een treffend bewijs in zijn uitspraak tusschen den bailliu van Kennemerland of Zuid-Holland en een boer. Som­migen echter houden deze gebeurtenis voor eene legende. Na zijn dood werd zijne gemalin vrouw J oh anna, non in het Cistencienser-klooster te Fontanelle, waar zij in 1342 overleed. Zie : behalve de bekende schrijvers onzer Vad. gesch. , de Cl e r cq, Wagenaar, van Wijn, Cerisier, Bilderdijk, Arend, Nuyen; de Woordenboeken van Hoogstraten, Kok, Nieuwen­huis;Verwoert, Kobus en de Rivecourt; Chron. J. de Beka, p. 107 seqq. ; J. L eidis, Chron., Lib. XXVII. C. I. etc.; Ron. Snoi, Rer. Bat., Lib. VIII. p. 113 etc.; Melis Stoke, Rijnikronyk; J. V eld en aer, bl. 74 enz. ; Goudsche Ifronyk , bl. 96 enz. ; Boll. Chron. Divis. , XXII. C. 2. enz. ; W. van Gou d-ho even, bl. 165; P. Scriverius, Oud Bat., bl. 308; J. van Beverwyck, Beschrijv. v. Dordrecht, bl. 207 ; Balen, Beschrijv. v. Dordr., bl. 736; Dompselaer, bl. 250; De klerk uit de lage landen, bl. 200 ; V. Velthem, Spiegel Hist. , bl. 302 ; Wilh. Procurator, p. 566; Branche des Royaus Lignages , publiie par .T. A. Buchon, p. 348; Meyerus, Ann. Flandr., L. X. p. 103,104; d'Oudegherst, Chr. de Flandr. ; van Mieris, Charterb. ; v. d. Bergh, Gedenkb. ; Hist. Crit. Comit. Boll. et Zel., T. IL p. 1095, 1098; Bull. Corn. d'Hist. 2c Ser. S. IV. 9 ; W. A. -van Spaen, Maaltijd te Valenchien in 1324 op last van Willem graaf van Henegouwen en Holland aan verscheidene vorsten en edelen gegeven in Proeve, bl. 61; Twee brieven v. graaf Willem III in .Nay. 185; P. J. S chot el, Neerl. Ileldend. ter zee, met afbeeld. van den slag op de Gouwe. WILLEM IV , Graaf van Holland en Zeeland , zoon van Willem III en Jeane de Valois, had bij den dood van zijn vader slechts den ouderdom van 19 jaren bereikt. Reeds bij het leven van zijn vader was hem het bewind over Zeeland toevertrouwd ook had hij onder hem de wapenen gevoerd en bij twee verschillende tochten in Duitschland tegen de Pruisen gestreden. Men schrijft hem ook (b. v. bet Goud8ch Kronykje en A. Le y d i s) een tocht tegen de Sara­cenen in Spanje toe maar daar men niet weet waar deze tochten in te lasschen , gelooft men met reden , dat zij , die dit schrijven hem met zijn oom Jan van Blois, Neer van Beaumont, verwarren , die in 1381 zich werkelijk in Spa* met roem tegen de Mooren of Arabieren gekweten heeft. Daar zijn er echter die verhalen dat Beaumont uit Spanje terugkwam "zonder eenig gevecht te hebben gedaan." Ook was hij reeds 6 jaren voor den dood van zijn vader , toen hij nog naauwelijks volwassen was , in bet huwelijk getreden met Joanna, dochter van J a n HI , hertog van Brabant , die in hetzelfde jaar , waarin zij geboren werd , al met hem verloofd was geworden. Hij begon zijne regering met een verbond met koning Eduard III te sluiten , nagenoeg op denzelfden voet als dat hij , bij bet leven van zijn vader , had aangegaan. Thans beloofde hij Eduard, zoo deze koning van Duitsch­land , of rijks-stedehouder werd , bij te staan en te dienen met 1000 geharnaste mannen , die op 's konings kosten, in Neder-Duitschland zouden dienen , elk tegen 15 Florentijnsche guldens soldij per maand. De graaf zou van den koning twee­maal honderd duizend Florentijnsche guldens of dertig duizend pond sterling ontvangen , en indien de koning van Frankrijk of een ander, ten behoeve van dien worst , hem oorlog aan­deed , zou hij nog 1 000 man voor 's konings rekening mogen werven. Eduard stelde een groot belang in dit verbond , sloot een dergelijk met hertog J a n III van Brabant en andere vorsten in Nederland en kwarn in 1338 te Antwerpen , vol verlangen om den oorlog tegen Frankrijk aan te vangen. De graaf weigerde echter , zonder 's keizers bevel en gezag , deel aan den oorlog te nemen. Eduard wendde zich hierop tot den keizer , die hem tot rijks-vikaris aanstelde , waardoor hij de bevoegdheid erlangde om de leden des rijks in de wapenen te brengen. Kamerijk en het gewest van Kamerijk was door de Franschen bemagtigd. Ed uard had het beleg voor die stad geslagen , doch daar het aan vele moeijelijkheden onder­hevig was , werd bij te rade het op te breken en verder in Pikar­dyen door te dringen. Toen weigerde graaf Willem hem te volgen , onder voorgeven zich alleenlijk te hebben verbonden tot bescberming van den Duitschen bodem , waartoe Kamerijk toen behoorde. Eduard nam dit zeer euvel op , liet een deel van zijn yolk door Henegouwen trekken en verwoestingen aa4richten. De graaf , daarover in gramschap ontstoken , koos de partij van den koning van Frankrijk. Aan het hoofd eener bende van 600 speren , verscheen hij in het leger van koning Philips en werd er met open armen ontvangen. Hij bleef echter niet lang in het leger der Franschen. De bewoners van Haspre , een kleine stad in Henegouwen , bestonden in 1 340 op, het grondgebied van Kamerrijk te stroopen , waarop de Franschen wraak namen door het in de asch leggen van dit stadje. Graaf Willem bier over verstoord , beleidde te Ber­gen in Henegouwen den raad van Henegouwen , Holland en Zeeland , waarin besloten werd den Franschen den oorlog aan to doen. Op de plegtige oorlogsverklaring den koning toegezonden , gaf deze alleen ten antwoord : //de graaf van Henegouwen mijn neef , is een zot". De graaf viel nu in Frankrijk , daar echter zijn magt te gering was om iets van gewigt uit te voeren , begaf hij zich naar Frankrijk en Duitschland , om onderstand te verzoeken , terwijI Henegouwen door de Franschen verwoest en uitgeplunderd werd. Na zijn terugkomst maakte sick graaf Willem van eenige plaatsen St. Amand , Mon­taigne enz. meester. Eduard sloeg de Fransche vloot volgens opgave der Franschen , 150 zeilen sterk op den 24sten Junij in het Zwin , en Doornik werd van de bondgenooten waar onder Willem nu weder behoorde , belegerd. On gravin­weduwe van Holland bewerkte een bestand voor eenige maanden , maar dat sedert verlengd werd. Na het eindigen van dezen oorlog trok de graaf naar Pruissen , waar de krijg tusschen de Heidensche inlanders , Lithauers , steeds voortduurde en de Duitsche orde zich vestigde. Hij deed zulks deels uit gods­dienstijver,, deels om wapenoefening of begeerte naar krijgseer, (volgens Wagenaar ook uit zucht voor den koophandel , die uit deze landen op de Oostzee gedreven werd). Men wil dat de grootmeester zijne hulp afsloeg en hij omtrent , of in 1343 , naar deze landen terugkeerde. Het is minder bekend dat hij in dit jaar ook een reis naar het H. Land ondernam. Men vindt van die reis wel gewag gemaakt bij onze oude schrijvers , maar zij komt daar voor als een krijgstocht , waar. voor men geen tijd of gelegenheid wist te vinden. Graallijke rekeningen hebben deze zaak opgehelderd. Hij deed deze reis met een stoet van edelen door Frankrijk , Zwitserland en Italie , ging met zijn gezelschap te Venetie scheep op twee galeien , kwam te Cyprus en vertrok van daar vermomd in gallioots­kleeding naar bet H. graf. War zijne gebeden gestort heb­bende , keerde hij weder naar Cyprus , voer terug naar Venetie , trok door Duitschland naar Pruissen , waar hij tegen de Lithauers streed en bet was in 1344 dat hij van daar terug kwam. Te Utrecht was de bisschoppelijke stoel door het overlijden van Jan van D i e s t in 1340 ledig geworden en paus B e n e- 231. di ct us XII een Romaansch edelman Nicolao Ca pu tio tot bisschop benoemd. Deze deed er echter binnen het jaar afstand van. Graaf W i 11 e m , die het vertrouwen der Stich­tenaren had en bij het openvallen tot momber was verkozen , wist bij Clemens de VI, die Ben edictus XII was opgevolgd , te bewerken dat Jan van Ark el werd gekozen. Weldra geraakte hij echter in onmin met den bisschop , sloeg den 11 Junij 1345 bet beleg voor Utrecht, en beakte de stad uit 8 (anderen zeggen 13) blijden , 5 of 6 weken lang , binnen welke hij in een donkere nacht tot de gracht genaderd -zijnde, met een pijl ter zijde van de hiel gekwetst werd. De bisschop , die zich te Grenoble beyond , kwam van daar naar zijn bisdom en zocht den graaf te be­vredigen. Deze wilde echter niet dan in een bestand tot den 11den November toestemmen , en dit werd niet gesloten dan op de trotsche voorwaarde , dat 400 burgers (man en wyf, knaap ende jonkwyf , paepen en klercken , jonc en out , zegt het Goudsche Kronykje) paar aan paar in linnen kleeden , ongegord , blootsboofd en blootvoets hem voor zijn tent om vergiffenis zouden komen smeeken , gelijk ook geschiedde. Ook moesten zij 20 roeden van de stadsmuur afbreken en in de gracht werpen en dit gedeelte open blijven. Op dezen voet werd het beleg opgehroken. Genoegzaam onmiddellijk voerde hij na dit beleg zijn leger van Utrecht naar Friesland , dat tegen zijn ambtenaren was opgestaan. De vloot , die bet krijgsvolk overvoerde , werd door bet onstuimige weer verstrooid , zoodat zij niet te gelij ker tijd aankwam. J a n van Beaumont, met zijne bende het eerst aangeland , viel op een hoop Friesen aan en werd teruggeslagen. De graaf middelerwijze bij St. Odulphus-klooster, nabij Staveren , aan­gekomen , ontscheepte , doch kon geen ooggetuige van het wijken der zijnen zijn , trok , zonder zijn leger in slagorde te stellen , met 600 man onbesuisd , tegen den raad zijner edelen , op hen aan , maar , ofschoon deze , die hem omringden , wonderen van dapperheid deden werd hij zelf gedood en de slag verloren. Men schatte bet verlies der Hollanders op 3700 man. Het lijk van den graaf werd ,onder een stapel van dooden , waarmede het omwoeld en bedekt was, eerst tien dagen na den slag gevonden , en in het oude klooster bij Bolswaert begraven. Later werd het naar 's Gravenhage gevoerd , en in de hofkapel op het Binnenhof bijgezet , waar zijn lijk later gevonden is. Zijne gemalin , Joanna van Brabant, bij wie hij geen kinderen naliet , was troosteloos. Zie Chron. .T. de Beka , p. 115 seqq. ; J. a Leid is , Chron. Belg., lib. XXVIII. Cap. I. etc.; R. S n oi , lib. VIII. p. 119 ; M. V e r si i , Annal. Boll. , etc. lib. IX. p. 91, seqq. ; Fragm. Vet. Chron. , p. 62 in Matthaei Anal., T. I. Willi. Procurator, p. 712; M e y e r a s Annal. Flandr. , p. 138-144; Divaeus, Rer. Brab., p. 157-160; Chron. Ord. Eg. Teuton in Matthaei "hal., T. V. p. 690 ; A. M at th a e i , Fund. et fata Eccles. , p. 570, 571; Chron. 4e Traj. s p. 358, 359; de Vermeerd. Beka , bl. 230; Ubbo Em­mins, Rer. Fris. list. , p. 201, 202; Schotanus, Fr. Hist., D. III. bl. 180; Winsemius, Chron. v. Friesl., bl. 202, 203; F. Sjoerds, F. Jaarb., D. III. bl. 382-386; J. Veldenaer, p. 77 seqq. ; Gouds. Aron. , p. 101 enz. ; Holt. Kron. Divis. , C. I. seqq.; W. van Goudhoeven, p. 377 seqq.; P. Scriverius, Oud. Bat., p. 214 enz.; Balen, bl. 737, 738; van Mieris, Charterb., Frossart; de Klerk, Brab. Yeesten; van Kampen, Vad. Karakterk., D. I. bl. 152; De Jo nge, Verhandel. over de H. en K. twisten, b1.37; van Hemert; Wagenaar; van Wijn; Cerisier; Biiderdijk; Arend; dr. J. A: Wynne; Hoog­straten; Kok: Verwoert; Kobus en de Rivecourt; G. van Hasselt, Willem IV in Engeland in Geld. Maandw. , D. bl. 354. WILLEM V. Graaf Willem IV liet noch kindereu noch broeders na. Zijne zuster Margaretha, werd door den keizer , haren gemaal , in 1346 als gravinne met Henegouwen , Holland en Zeeland en Friesland verleid , met last aan de ingezetenen om baar voor de naaste erfgenaam van graaf Willem te erkennen. Na in Holland gehuldigd te zijn , vertrok zij naar Henegouwen , en van daar , op 's keizers bevel , naar Duitschland , waarop haar zoon Wille in V, die in het gewaad van een lijfknecht , om veilig te zijn voor de Engelschen , met welke zijn vader oorlog voerde , in Hol­land was gekomen en onder den titel van Verbeider (toekom­stige Heer) de teugels van het gebied aanvaardde. Kort na zijne komst ontbrandde de oorlog met Utrecht. Bisschop Jan van A. r k e 1 maakte zich meester van Eemnes , ver­woestte de landeri van Amstel en Woerden • en verbrandde Oudewater. W i I 1 e m , uit geldgebrek buiten staat het land te verdedigen , verkoopt een deel zijner grafelijke erfgoederen , roept de edelen en gemeenten te wapen trekt te velde , legert zich bij Schoonhoven en daagt den bisschop schriftelijk tot een veldslag uit. Een hevig gevecht had hierop tusschen Iselsteyne en Jutfaes plants , waarin de Hollanders verslagen werden , en een bestand voor twee maanden werd gesloten. Naauwelijks waren deze verloopen , of de krijg werd hervat en IJsselstein door den graaf belegerd. Ondertusschen had hem M a r g a r e t h a den grafelijken titel en de oppermagt over Holland , Zeeland en Friesland geheel afgestaan bij brie­yen te Munchen gegeven en sedert te Geertruidenberg zoo­wel door ridders en knapen , als door de tien aanzienlij kste steden van Holland bezegeld. W ill e m daarentegen verbond zich haar jaarlijks 6000 kleine Florentijnsche gouden guldens uit te keeren , en deed nog andere beloften , doch de bezegeling dezer voorwaarde geschiedde niet en daarvan hing toch in de middeneeuwen de kracht en wettigheid van een verdrag geheel af. De heer v an Beaumont, edelen en steden weigerden zulks , zoolang M a r g a r e t h a niet mondeling en in hu .ne tegenwoordigheid daarin had toegestemd. Slechts Dordrecht, nit aanmerking van den treurigen staat des lands , ontving W ill e m als graaf, Rotterdam , Schiedam en Delft volgden , ofschoon ongaarne en alleen orndat die stad was voorgegaan. Terstond daarna nam Willem den titel van graaf van Hol­land , Zeeland en heer van Friesland aan. Gedrukt door de schulden zijner voorgangers , gewikkeld in een ongelukkigen krijg met Utrecht en andere oorzaken , beletten hem de ver­schuldigde gelden aau zijne moeder te voldoen. Deze , die zich thans to Henegouwen beyond, en door misnoegde edelen , die , sedert Willem tot graaf gehuldigd was , alien invloed aan zijn hof verloren hadden , aangespoord om zelve de teugels van Holland en Zeeland weder in handen te nemen , terwij1 haar zoon niet aan de voorwaarde voldaan had , ont­bood hem , die zich toen in Zeeland beyond , te auesnoy. Hier verklaarde Willem in eene vergadering van den raad van Henegouwen , dat hij alle overtenkomsten , tusschen hem en zijne moeder gesloten , voor vernietigd hield en deed afstand van het bewind. Naauwelijks was hij in Holland teruggekeerd , of hij sloot met de Egmonden, de Arkels, de Waterlanden, de Heemskerken en andere edelen en eenige steden het berucbte en merkwaardige verbond tegen die edelen , welke weleer • bij hem in hoog aanzien stonden , maar zich aan de zijde zijner moeder geschaard hadden. Mar gar e t h a herriep nu openlijk haren afstand en de oorloa tusschen moeder en b zoon nam een aanvang met het verbranden van Naarden door de edelen die de partij der eerste waren toegedaan. Beide partijen onderscheidden zich in kleederdragten. De aanhangers der moeder werden Hoekschen , die des zoons Kabeljaauwschen genoemd : deze waren aan graauwen , gene aan roode rnutsen kenbaar. De burgerkrijg , die 150 jaren duurde , werd met hevigheid aangevangen. Willem, hetzij uit schuldbesef , hetzij uit onmacht , stood wederom te Geertruidenberg het hoog bewind over Holland en Zeeland aan zijne moeder of en verzoende zich met ham , doch die verzoening vond in Hol-land geen weerklank en dagelijks vermeerderde de ongeregeldheden en misslagen van beide partijen , en toen M a r g a r et ha zich naar Beijeren had begeven , nadat zij aan Willem het stad-houderschap van Henegouwen had opgedragen en met haar broeder Eduard III , koning van Engeland , over het bewind over Holland , Zeeland en Friesland onderhandelde , matigde zich eigendunkelijk het hoog bewind , onder den titel van graaf van Holland en Zeeland , heer van Friesland en verbeider van Henegouwen aan. Zijne moeder poogde hem en zijn aanhangers te bevredigen door den afstand van Zeeland en de verklaring , dat hij , na haar overlijden , de wettige erf- genaam van al hare bezittingen in Nederland zou zijn , waarop W ill e m wederom het bewind nederlegde en zich naar Beijeren begaf. Op aandrang van zijne aanhangers in Holland keerde hij derwaarts terug en aanvaardde wederom het bewind , liet zich huldigen en zag zich weldra aan het hoofd van een magti­gen atinhang , die zijne tegenpartij te vuur en te zwaard vervolgde, na verscheidene schoon vergeefsche pogingen der moeder om zich met haar zoon te verzoenen. Ook Eduard III trachtte te vergeefs eene verzoening te bewerken. Willem viel met eene Hollandsehe vloot -de vereenigde strijdmagt van M a r­garet ha en Eduard aan , doch was na een hevig gevecht gedwongen naar Holland terug te keeren. Na trad Engeland op nieuw als bemiddelaar op , doch hoe voordeelig de voor­waarden ook voor Willem waren , hij wilde ze niet aannemen , het lot der wapenen son over dat van moeder en zoon be­slissen. Op de Maas , nabij den Briel en Zwartewaal had op nieuw een scheepstrijd tusschen de beide vloten plaats. De slag duurde van den vroegen morgen tot den avond. Het water was gekleurd van het bloed. Eindelijk moest Mar g a-r e t h a zwichten. Wederom trad Ed uard als verzoener op , Wille m wilde echter van geen verzoening weten , vervolgde alom de vrienden en aanhangers zijner moeder , die te zwak om weerstand te bieden , hunne sloten en goederen verlieten en den lande uitvlugtten. Margaretha vertrok naar Engeland, waar Eduard III zijn pogingen om den twist te beslechten herhaalde , doch zonder vrucht. Zulks gelukte echter aan Jan v an Bea umon t en Walraven van Luxemburg. Margaretha over­leefde deze verzoening niet lang , zij stierf den 23sten Junij 1356 te Valenchiennes. Niet lang daarna begaf zich granf Wil lem naar Engeland , waarschijnlijk om de nalatenschap van W i 11 e m IV te vereffenen , dat echter niet toen , maar onder hertog A a 1 b r e c ht geechiedde. In Augustus 1357 keerde hij in Holland terug. Het was omtrent dien tijd dat hij , zonder eenige reden , Gerrit v an Wate ri nge met eigen hand doorstak. Bat wordt voor het eerste blijk zijner krankzinnigheid gehouden. Men ontwaart echter reeds duidelijk genoeg sporen van die kwaal in zijn zonderling gedrag omtrent zijne moeder. Voor de rust der ziel van den vermoorden edelman stichtte en begiftigde hij rijkelijk eene kapellany of altaar in de kapel van 't hof te 's Gravenhage. Dit is zeker evenmin het werk van eenen krankzinnige als .die daden van oppergezag , welke hij nog in dezen tijd uitoefende. Zijne laatste handeling els regent was , zoo ver men weet , een verdrag met zijne broeders Lode w ij k den Romei n en Otto van B eij e r e n. Hij bevestigde beide in het bezit van het land van Voorne en het burggraafschap van Zeeland , wanneer vrouw M a chteld van Voorne zou overleden zijn. Sort daarna , zoo Diet eeuige dagen vroeger, werd hij, to auesnoi , waar dit verdrag door hem gegeven en verzegeld was , opgesloten. Hier eindigde hij eerst 30 jaren later (1389) zijn levee. Verschillend is bet oordeel over dezen vorst en voorzeker had daarop meer of mindere Hoeksch- en Kabel­jaauwsche gezindheid grooten in vloed. Hij had goede hbeda­nigheden doch heerschzucht en een hoogst prikkelbaar gestel verleidden hem tot daden , die zijn hart gewis of keurde. Gun­stig is vooral bet oordeel over hem van zijn tijdgenoot , W i I­lem van Hillegaertsbei gen, van zijn klerk ofgeheim­schrijver Philips a Ley dis en vooral van Bi 1 d erdij Hij was gehuwd met Machteld van Lancaster, zuster van Eduard III koning van Engeland. Zie P h i 1. b Leydis, de cura Reipubl., C. LXX. p. 238 ; J. Leydis, Chron. Belg. , Lib. XXX. C. 17 , p. 285 ; Magnum Chron. Belgic. , p. 246 ; Chron. J. de Beka, p. 121; S uffrid. Petri in Append. ad Chron., f. 148; R en. Snoi, Lib. IX. p. 126; M. Vossii Annales loll. , Lib. XII. p. 63 seqq.; Bockenbergh, Principes loll. , p. 59 ; Dez. , Pontifices Ultraj., p. 35 ; J. V el­denaer, bl. 94 , Goudsch Kron. , bl. 108 en S c r i v e r i i Toetsteen, bl. 276 ; Boll. Chron. Divis. XXII. C. 2. Divis. XXVI. C. 27 ; W. van Goudhoeven, bl. 389, 403; P. Scriverius, Oud Bat., bl. 380, 397; J. van Beverwyck, bl. 204 volgg.; Balen, bl. 744 volgg.; J. van Heemskerk, Bat. Arc., bl. 204; Erasmus van Houwelinghe, Penninck-boeck, bl. 12; J. C. de Jonge, Iloeksche en Kabej. twisten; T y d e m a n over hetzelfde onderwerp; van Kampen, Vad. Karakterk., D. I. bl. 180; van Hemert; Wagenaar; van W ij n , Nalez. en Huiszit. Leven , D. II. b1. 257, 265, Lev. v. Ned. Mannen en Vrouwen, D. X. bl. 253 ; Cerisier; Bilderdijk; Arend; Wynne; Lulofs, Geschied. d. Nederl., D. I. bl. 180; M i e r i s , Charterb. ; v. d. Chijs, munten der Gra­ven van .Holland en Zeeland ; Huydecoper, Lanbacheriana , p. 570 volgg., Acta publ. Anglic. III. I. I. p. 59-64; Lettre du duc Aubert de Baviere touchant son frere Guillaume, bij Gachard, Doc. I. 116; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WILLEM VI , oudste zoon van hertog Alb r e c h t van B e ij e re n en diens eerste vrouw , Margaretha, dochter van Lodew ij k hertog van Bryga in Silezie werd in 1345 geboren 1). 1) Uit dit huwelijk werden nog geboren Albrecht, hertog in Beijeren en J a n , verkoren bisschop van Luik , nevens 4 dochters , K a t h a r i n a, gehuwd met E du ard, later met Willem hertog van Gelre , Johanna met den koning van Bohemen , M a r g a r e t h a met J a n hertog van Bourgondie en I d a , ook Johanna genoemd, met den hertog van Oostenrijk. Bij zijne tweede gemalin M a r g a-r et ha van K 1 e e f had hij geen kinderen. Daarentegen liet hij verscheidene natuurlijke zonen na , o. -a. Willem den eersten , heer van Schagen , welke het eerste de Zype bedijkte en in vracht­baar land herschiep. Zie van H e m e r t , Hall. Graven , bl. 272. Hij droeg in zijn jeugd den naam van graaf van Oostervant en is zeer vermaard van wege het aandeel dat hij al vroeg gehad heeft in de onlusten en beroerten der woelzieke tijden die hij toen beleefde. Nog jong , in dienst van den hertog van Bourgondie , hielp hij in 1385 Damme in Vlaanderen bemagtigen. Zijn vader vertrouwde hem het bestier toe van Hene­gouwen , doch toen hij later (1393) dee' had genomen aan den moord van jonkvrouw Al eid van Po el geest, nam hij de vlucht naar het slot Alt en a, dat zijn vader, door eenige edelen opgezet , besloot te belegeren. W ille in wachtte echter zijn komst niet af, nam de wijk naar 's Hertogenbosch , en , daar hij er zich niet veilig oordeelde naar het Fransche hof , waar hem Willem E g b ert, een rijk Amsterdamsch koopman, van de noodige penningen voorzag , om in zijn behoeften te kunnen voorzien. Weldra verzoende hij zich met zijn vader en keerde , met verscheidene Hoeksche edelen vergezeld , in Hol­land terug. Had hij zich vrueger in Vlaanderen , waar hij door heldenfeiten , ook op tornooien, -tot ridder geslagen en met de orde van de kouseband omhangen was, onderscheiden , niet minder deed hij zulks op een togt tegen de Friesen (1390), schoon deze ten nadeele van zijn vader uitviel , doch een tweede tocht , naar Friesland in 1398 , waarbij hij het opper­bevel voerde , had tengevolge dat men aldaar zijn vader als heer huldigde. Daar de Friesen echter elke gelegenheid aan­grepen om zich aan 's Graven bewind te onttrekken , moesten zij gedurig met geweld tot onderwerping worden gebragt , tot dat in 1401 een vreeselijke oorlog ontbrandde , die door een gewenschte vrede werd geeindigd. In twist geraakt met den heer van Arkel, die zich tegen hertog Aalbrecht had verzet , werd deze door Willem met een talrijk leger beoor­loogd , later tot onderwerping gebragt. Na zijns vaders dood (1404) werd hij door de steden als graaf gehuldigd en bekrach­tigde en vermeerderde bare voorregten. Under zijn bestuur bleven de Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten voortduren. Uit zijn vete met van Arkel ontstond een krijg met hertog Reinald of Reinoud van Gelre, die dezen zijn zwager met geen roem en voordeel had bijgestaRn. Na het dempen van den Luikechen opstand en het bevredigen der Utrechtsche verdeeldheden , nam hij deel aan de twisten , aan het Fransche hof ontstaan , die door zijn toedoen in 1406 werd bijgelegd. In het jaar 1315 kwam keizer Sigismund te Dordrecht, waar hij door hertog Willem feestelijk werd onthaald. Met een groot gevolg van edelen volgde hij hem naar Parijs , en droeg inmiddels het bestuur over het land aan den beer v a n Kuilenburg en Wairaven van Brederode op. Terug­gekeerd , overleed hij den 31 Mei 1317 te Bouchain aan de gevolgen van het openen van een gezwel aan de dij en over- eenkomstig zijn uitetsten wil werd zijn lijk in de hofkapel te 's Hage bijgezet. Twee en vijftig jaren had hij geleefd en dertien daarvan gelukkig geregeerd. Zijn dapperheid had hem door gansch Europa een grooten naam verworven en zijn naam wordt onder die van de ridders van den kousenband geteld. Als regent verdienen zijne pogingen om de algemeene veiligheid te verzekeren , de regtspleging te verbeteren , den handel te bevorderen en het muntwezen beter in te rigten , alien lof. Met krachtige hand voerde hij de teugels van het bewind , beperkte de magt der geestelijk held , breidelde den overmoed der edelen , hield de steden in ontzag , bed wong de burgertwisten. Hij was erkentelijk voor bewezene weldaden doch vaak door geldgebrek gedrongen , verleende hij voorregten , vrijheden en gunsten , die noch met de regtvaardigheid , noch met het algemeen belang strookten. Hij was tweemaal gehuwd geweest , eerst met Maria, dochter van Karel V van Frankrij k , daarna met Ma r g a­reth a van Baur gon die, eene schrandere en moedige vorstin , die hem nog elf jaren overleefde. J acob a van B e ij e r e n is uit dezen laatsten echt ontsproten. Hij liet nog drie bastaarden na : Beatrix, eerst met den ridder Philips v an den Dorp, zijn schatmeester en stadhouder van Hol­land en Zeeland en naderhand met Jan van W o e r d e n , heer van Vliet , gehuwd met E v e r a r d , de eerste heer van Hoogwoude , welk slot hij gesticht heeft en Lod e w ij k , heer van Vlissingen. Zie dppend. Sufridi Petri ad Chron. .T. de Beka , f. 153, 154; Jo k Le id i s, Lib. XXXI. Cap. LXIV. Lib. XXXII. Cap. I etc.;Re n. S n o i , Lib. IX. fol. 132 etc.; M. Voss ii Annales Lib. XIII. fol. 112, Lib. XV. fol. 113 cet. ; Bockenber gh, Princ. Holl., fol. 143 cet. ; J. Veldenaer, p. 99 seqq. ; Gouds. Kronyk , p. 115 cet. ; loll. Kron. Divis. XXVI. Cap. Divis. XXVII. Cap. I. enz. ; W. van Goudhoeven, Chron. v. Boll., fol. 120 enz.;Petr. Scriverii Oud Bat., bl. 386 enz.; Mathaeus, de Jure gladii, C. VII; Balen, bl. 764 volgg.; van Beverwyck, bl. 310 enz.; Erasmus van Houwel, Aanteyk., p. 310 enz.; vanHemert, bl. 274 volgg.; Sligtenhorst, Geld. Gesch.; v. d. Kemp, Beer v. Arkel ; Kron. v. h. .Hist. Gen. , jg. 7, bl. 95;Y v o y van Mydrecht, Betoog dat in Holland ten tijde van graaf Willem VI geen ridderorde van den twin is ingesteld, noch elders immer heeft bestaan in Verh. der 2de kl. v. h. Kon. Ned. Inst., D. IV. bl. 93; Overijss. Alm. , 1844, bl. 27-34; Meyerus, Ann.Flandr.;De Barante, list. der Ducs de Bourgogne ; Mieris, Charb.; Wagenaar; van Wijn; Cerisier; te Water; Bilderdijk; Arend; Wynne; Halma; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WILLEM VAN GULIK , in 1364 geboren , was de noon van Willem IV, hertog van G u 1 i k en M aria, tweede dochter van Rein a 1 d II hertog van Gelderland. Op zijn zevende jaar (1371) werd hij, na het overlijden van Rein aid III, door de partij der Bronkho rsten , tot hertog van Gelre gehuldigd en onder voogdij van zijn vader gesteld. In April 1377 werd hij , na hevigen tegenstand en bloedigen strijd , van de zijde der Hekerens , door keizer K a r el V met het hertogdons Gelre en graafschap Zutphen beleend en door de voornaamste steden gehuldigd. Magtigen steun kreeg hij tegen zijn vijanden door zijn huwelijk (1379) met C a thar in a v an Be ij even, dochter van graaf Al brech t van Holland ; en braid-weduwe van Eduard, hertog van Gave. Hij trachtte de genegenheid der landzaten te winnen door bet bevorderen van den welvaart en het . stillen van binnenlandsche twister. Nog beter ware hij hierin geslaagd , zoo hij zich niet in bui­tenlandsche oorlogen gewikkeld had. Zij n ridderlijke en onrus- ' geest drong hem de Heidensche Lithauwers in Pruissen te bestrijden (1383), doch een inval der Brabanders in zijn grondgebied drongen hem spoedig derwaarts terug te keeren. Engeland beloofde hem onderstand , doch toen die te lang uitbleef , en de vijanden Grave belegerden en Nijmegen be­dreigden , kon hij zijn vurigen geest niet beteugelen. Onver­hoeds valt hij met slechts 3000 man onder het krijgsgeschreeuw Gelre , de Brabanders aan , ontzette Grave en kreeg een grooter getal gevangenen dan hij zelf onder zijn bevelen had. Zege­pralend keerde hij naar Nijmegen terug , wear de geestelij kheid hem plechtig inhaalde en 't yolk hem jubelend ontving. Zijne wapenrasting aan de H. Maagd toegewijd en 17 veroverde banieren werden als zegeteekens in de kerk opgehangen (1388). Brabant zocht an help in Frankrijk , en nu werd Gulik ver­overd en geheel Gelderland bedreigd. Had zijn vader hem er het vermetele mid van onder het oog gebragt , ja hem met ()Mervin gedreigd , dan non Willem niet geschroomd hebben deze geduchte macht het hoofd te bieden. Hij gaf toe , zeggende : welaan uit liefde en eerbied voor zal ik doen wat gij begeert , red slechts mijne eer. Een, eindverdrag tusschen Brabant en Gelre kwam tot stand en 11V i 1 lem zag zijn gezag sneer en weer gevestigd. Vroeger verhinderd in het bestrijden der Lithauwers , trok hij na Hendrik van Steenbergen tot zijn stadhouder aan­gesteld te hebben , in November 1388 andermaal naar Pruis­son tom de ridders der Duitsche orde tegen den magtigen ^a,ge 110 , grootvorst van Lithauwen , te ondersteunen. Nog niet aan bet doel zijner reis gekomen , werd hij te Stolpen , in Pommeren , niet ver van de Oostzee , door den vijand overvallen en na hevigen tegenstand gevangen genomen en naar het slot Falkenburg gevoerd , terwijl 2 zijner ridders , Dirk van Eyl en Peter van Bilant, het levee verloren. Zoodra de grootmeester van Pruissen dit vernam , trok hij dadelWc op orn den hertog te ontzetten. E g g a rd v an der Wel te, ilia 'dot) hertog verslagen en gevangen genomen had , durfde den grootmeester bet hoofd niet bieden , verliet het slot en zijn gevangene. Met dezen trok nu de hertog naar Koningsbergen , nogtans hield hij zich niet ontslagen van den eed , dien hij E g g a r d gezworen had , en eer en trouw boven alles stellende , ging hij naar de hem door dezen aangewezen pints. In Augustus 1389 werd hij ont­slagen , nadat hij voor zich en de zijne oirvede gedaan en plegtig beloofd en gezworen had zijn gevangenschap op niemand te zullen wreken. In het volgend jaar ging hij , nit onbekende reden , met een deftig gevolg van ridders en knapen naar Engeland , wuar hij door den koning met de meeste onderscheiding ontvangen werd. In hetzelfde jaar 1390 vond hij gelegenheid zijnen ridderlijken moed en zijne zucht naar avontuurlij ke ondernemingen aan weer verwii­derde oorden voedsel te geven en tam deel aan de °tido'. neming der Franschen en Genuezen in hunne onderneming tegen de Barbarijsche roofstaten. Deze onderneming mislukte , het Christenleger verliet Tunis of Algiers , dat he belegerden , en W illem was in bet eind van September 1390 in Holland terug. In 1393 overleed zijn vader,, Willem hertog van Gulik , en van dien tijd of noemde hij zich hertog van Gelre en Gulik. Zij ne geschillen met den aartsbisschop van Keulen , met den graaf van St. Pol , die Luxemburg veront­rustte , zij n tweede reis naar Engeland en Parijs , het innemen van het sterke slot Schenevont bij Aken , het verslaan van het Bergsche leger en de op nieuw uitgebarsten oorlog met Brabant in 1397, leveren met at het vroeger gemelde , genoeg bewijzen op hoe vol on rust en strijd zijn leven was. Via groote zucht naar krijgvoeren en krijgsbedrij yen was drukkend voor zijn yolk. Den 10 November 1400 overleed zijne gemalin Cath a­rina van Be ij eren te Hattem hij te Arnhem den 16 Februarij 1402 , na eene ziekte van twee maanden , en werd naast zijne gemalin in het Karthuizer van Mon nikhuizen be-graven. Hij liet verscheidene bastaarden na. Zie Wagenaar; v. Wijn; Cerisier; Bilderdijk; Arend; Kobus en de Rivecourt; Nyhoff, Gedenkw. v. de Gesch. v. Gelderl. , D. III; Slichtenhorst, Gesch. v. Gelderl.; P ontanus, Histor. Gelric. ; van Hasselt, Arnh. Oudh. , D. I. bl. 59-61, 253; Dez., Geld. Oudhed. , D. 1. bl. 267; Dez., Geld. Maands., D. II. bl. 282-284. WILLEM VAN KLEEF , zoon van Johan, hertog van Kleef en Gulik , in 1516 geboren , werd na den dood van hertog Karel van Egm on d, 31 Junij 1538 , hertog van Gelderland. Het bewind word hem spoedig betwist door An toni, hertog van Lotharingen en keizer Karel V. Eerst daeht hij ten machtigen bondgenoot te vinden in Hendrik VIII, met zijne zuster Anna van Kleef gehuwd. Daar deze hem echter verstiet , wendde hij zich tot Frans I, koning van Frankrijk , die hem met open armen ontving en eene echtverbintenis wist te bewerken tusschen hem en J e­ann e d'A lbret, elfjarige dochter van Henri d'A lbret, koning van Navarre , eene der rijkste erfgenamen van Europa. Den 3 Julij 1547 door den keizer op een rijksdag te Regens-burg gedagvaard om zijne zaak te bepleiten , zond hij zijne gemagtigden , die niets hadden konden afdingen op diens aan­spraken. De hertog achtte , terwijl de keizer tegen de Algerijnen en die van Tunis oorloogde , de kans schoon om zijne aanspraak met de wapenen te doen gelden , waartoe Gelderland hem met een talrijk leger en 30,000 goudguldens in staat stelde. Wat Maarten v an Rossem bij zijn inval in Brabant en Holland verrigtte , is elders gemeld. Daar intusschen reeds eenige steden in Gelre zich under de bescherming van den keizer hadden gesteld , had deze vast besloten een einde aan den krijg te maken en Willem tot afstand te dwingen. Voor Venlo viel hij den keizer te voet , stond hem het bewind over Gelderland (7 Sept. 1543) of , en behield slechts Gulik , Kleef,, Berg enz. Nu weigerde hem Frans I de hand van Jeanne d'A lf r e t, waarna Karel V hem zijn nicht Maria van Oostenr ij k , dochter van zijn broeder Ferdinand, ten huwelijk gaf. Dit alles had in vloed op zijn geestvermogens. De laatste 20 jaren van zijn leven bragt hij krankzinnig door. Hij overleed in 1592. Zie Schotanuo, Mist. Gelr. ; Nyhoff, Gedenkw. v. Gelderl. , D. VI. St. 3. WILLEM I , graaf van Nasiau , prins van Oranje , oudste zoon van Willem, graaf van Nassau Dillenburg en Julian e gravin van Stolberg, werd den 14 April 1533 op het slot te Dillenburg geboren. Toen hij den ouderdom van elf jaren bereikt had, erfde hij het prinsdom Oranje van zijn neef Rene van Chalons, zoon van graaf Hendrik van Nassau, broeder van den vader van onzen held. Niet lang daarna kwam hij met zijne nicht, de prinsesse weduwe , te Brussel , waar hij aan bet hof van Karel V verscheen. Deze vatte genegenheid voor hem op , benoemde hem tot edelknaap, later tot kamerjonker. Dikwerf sprak de keizer met hem over staatszaken en veroorloofde hem bij de audientien van vreemde gezanten tegenwoordig te zijn. In 1551 werd hij door den echt verbonden met Anna, erfdochter van M a xi m i l i a a n van Egmond, graaf van Buren , die hem de heerlijkheden Buren , Leerdam , IJsselstein , St. Maartensdijke enz. ten huwelijk bragt. Na zijn voltrokken huwelijk werd hij door den keizer , die met de jaren ook zijne bekwaamheden zag toenemen in zaken van gewigt gebruikt en toen hij den ouderdom van 22 jaren bereikt had , werd hem het bevel over het leger in de Nederlanden toevertrouwd , als ook de stichting van twee nieuwe vestingen , Philippeville en Charlemont , en , toen K a r el te Brussel afstand van de regering deed , zond hij hem naar zijn broeder, den roomsch-koning Ferdinand in Duitschland, om hem de keizerlijke kroon en scepter te overharidigen. De aanvang der regering van Philips voorspelde den prins veel goeds, Deze schonk hem de orde van het gulden vlies , gaf hem met de graven van E g rn o n d en Hoorn zitting in den raad van State , onthief hem- meer dan eens van zijn aandeel in de beden , die hij anders van de goederen zijner gemalin in Holland bad moeten opbrengen , en gebruikte hem om met Frankrijk over den vrede te handelen , werwaarts hij , toen deze gesloten was als gijzelaar vertrok. Het was bij die gelegenheid , cat hij den aanslag, door Spanje en Frankrijk beraamd , om de ketterij met vereenigde krachten uit te roeien , ontdekte. In de beginselen der hervorming opgegroeid , vatte hij van toen af het voornemen op dien aanslag te verijdelen , in zoover de Voorzienigheid hem daarin in staat mogt stellen. Te midden van dit toelagchen des geluks , gevoelde hij de slagen des tegenspoeds. Den 24sten Maart 1558 verloor hij zijne gemalin , die hem twee kinderen had geschonken. Omtrent dezen tijd werd ten hove geraadpleegd over het verkiezen van een opper•landvoogd der Nederlanden. Het yolk , bij hetwelk de prins zeer gezien was , zou hem of den graaf van E g m o n d gaarne tot deze aanzienlijke waardigheid hebben verkozen gezien , doch de koning dacht er anders over, vertrouwde de regering over bet gansche land niet aan mannen , die bij het yolk zoo gezien waren. Bij hem kwamen twee hertoginnen , die van Lotbaringen en Parma , in aanmerking. De prins verklaarde zich voor de eerste, te meer, wil men , omdat bij , na het overlijden zijner eerste gemalin , bij de dochter der hertogin aanzoek zou gedaan hebben , om hierdoor zijn aanzien in de Nederlanden to beter to vestigen. De keus van den koning , die, gehoor gevende aan de lasteringen der jaloerscbe Spanjaarden , den prins toen reeds verdacht , viel echter op de hertogin van Parma. Na het vertrek van Philips naar Spanje , waakte hij en als lid van Olen raad van state en als stadhouder van Holland , Zeeland , Utrecht en Bourgondie en als een der voornaamste Nederlandsche edelen , onophoudelijk voor de regten en vrij­ beden van bet vaderland en ijverde inzonderheid voor de vrij­ heid van geweten , die Philips niet wilde toestaan. Weldra ontstond die vermaarde worstelstrijd , waarvan bij in den aan­ yang de ziel was en aan welker beschrijving zich reeds ten tijde van H o o ft meer dan 50 pennen hadden afgestompt. Evienmin als anderen is het ons mogelijk in een kort bestek den prins in al zijn schitterende bekwaamheden , deugden on ver­ diensten af te schetsen. Ofschoon grooter staats- dan krijgs- 16 held , wist hij toch met opgeraapte benden en karige geld. middelen zijn roem als zoodanig staande te houden tegen den bekwaamsten veldheer van zijn tijd , den hertog van Alv a. Omtrent zijne talenten als staatsman is bij alien slechts 66n stem. Zelts Spaanschgezinde schrijvers prijzen hem op dit punt volmondig , en waarlijk de daadzaken spreken. Hij toch was het die den opstand van twee gewesten tegen de geheele Spaansche magt ontwierp , leidde en zoover tot rijpheid bracht, dat hij ook na zijn dood gelukkig kon voortgaan , om , al was de stuurman ook van 't roer gerukt , het schip tegen den storm te behouden. "Het was als of de Voorzienigheid , toen zij besloten had de aarde met een Philips II te tuchtigen , haar nit barmhartigheid eenen Willem I geschonken had , die denzelfden aanleg als de Spanjaard bezat , maar al hetgene , wat deze ten kwade gebruikte , ten goede aanwendde. fra­mers Willem was voorzigtig , koel overleggende , standvastig , schrander, stilzwijgend , nadenkend en zeer spaarzaam met zijn vertrouwen : maar hetgeen in den eersten hardnekkigheid , arg­listigheid , het smeden van snoode ontwerpen , geveinsdheid en achterdocht werd , was in Wi Ilem een heldere blik op het voorledene , het tegenwoordige en de toekomst , onwrikbare volharding , heilzame voorzorg , het uitvorschen en verijdelen van diezelfde onderwerpen , welke de ander tot onheil der menschen beraamd had en een wijze of keen van die onbe­zorgdheid , welke Egmond in den strik had doen vallen." Zijn karakter was edel. Het onophoudelijk branden , wurgen en ontLoofden stuitte den zachtaardigen en menschlievenden prins evenzeer als later het ijveren tegen de R. C. en hunne uit. sluiting van alle ambten en waardigheid. Openlijk beroemde hij zich bij Philips, dat hij misdadigers verschoond had. Hij wreekte zich nimmer en altijd zocht hij te midden van de stormen der omwenteling de meest gematigde partij te doen zegevieren en bield hen , die door heetboofden en ketter­makers vervolgd werden , de hand boven het hoofd. burne y, schoon een bekwaam legerhoofd , werd door hem om zijne wreedheden weggezonden , en zoo hij den stadhouder Sonoy niet hetzelfde lot deed ondergaan , het was om dezelfde reden waarom D a v id Joab Diet strafte. Hij was , gelijk de hoog leeraar S i e g e n b e e k in een opzettelij ke verhandeling aan­toonde , waarachtig godsdienstig. Toen Son o y hem raadde zich door een bondgenootschap te sterken , zeide hij : "reeds voor het begin mijner hagchelijke onderneming had ik een verbond met den Heer aller Heeren gesloten." Zijn laatste woorden waren een gebed voor zich en zijn yolk. De roomsch­gezinde d'A u b e r y de Ma u r i e r legde deze getuigenis van hem af: "in alle verloopene eeuwen was er geen grooter man dan deze vorst. Men onderzoeke alle de doorluchtige helden van Plutarchus, en hen , die sedert dezen bewonderings• waardigen schrijver geleefd hebben , men zal er niemand in aantreffen , wiens deugd hooger stond dan de zijne". Thuanus kende hem wvoorzigtigheid , standvastigheid , grootmoedigheid billijkbeid , lijdzaamheid en matigheid toe"; deugden, n3isschien nooit in die mate tevens bij iemand gevonden. Zelfs de kardinaal B en ti v o g l i o ontzegt hem geenzins wakkerheid , nijverheid , milddadigheid , welspvekendheid , doorzigt , kraeht van overreding en leiding der gemoederen. Be Nederlanden noemden hem Ann redder , naast God , vader des vaderlands", en het yolk dat hem als een wader vereerde en lief had 'Willem vaer". Een tijdgenoot vermeldde zijn dood op de volgende wijze llNochtans heeft de godtloosheyt , boosheyt ende giericheyt bij eenighe van des eonings ondersaten , soo veele vermoghen ende teweghe gebracht dat eenen Jan J a r e n guy in den iare 1582 in Februario voorgenomen ende in het werk geleyt beeft ok11133C den vromen belt met het doorschieten zijn leven onde de bedroefde Nederlanden van haere hulpe te berPoven maer Godt almachtigh heeft de •schote also geregeert dam niet doodelicken en was. Naer lien tyt hebben sy tot ver­scheyden stonden ende plaatsen noch veele lagen geleyt omrne desen doorluchtigen prince door d'een ofte d'andere maniere to vermoorden , hetwelck ten laetsten in den jaere 1584 op ten X Juny binnen de stadt Delft door de hand an een ver­vloekten Bourgognon , Balthasar Geraerts genaemt , te weghe gbebracht is , tot onuytspreeckelicke droefheyt van zijne kinderen , vrienden ende alle de ingezetenen deter landen ende steden , dewelcke den tyran meynde door desen slach geheel overwonnen ende 't onder gebracht te hebben , dan de uyt­oomst heeft genoechsaem het teghendeel bewesen.” Bij Anna van Buren, den 10 Fehr. 1558 te Breda gestorven , verwekte hij Philips van Nassau, zijn op­volger in het prinsdom Oranje, en Ma r i a van Nas s a u, gehuwd met graaf Philip van H ohenlo o tweede buisvrouw , Anna prinses van Saxen , eenige dochter van M auri•keurvorst van Saxen , schonk hem Maur it s e, zijn opvolger in het stadhoudersehap en twee doubters, n a gebuwd met haat. vollen neef, graaf Will em Lodewij k van Nassau, stadhonder van Friesland , en Aemili a gehuwd net Don Bin ft nuel, prins van Portugal. Zijne derde vrouw was Charlotte de Bourbon, dochter van Lode w ijk , hertog yin Montpensier, die hem zes doubters heeft gebaard: Julian a gehuwd met F rttle r i)lc IV, keurvorst paltzgraaf aan den , Elisabeth gehuwd met Henri de la Touv, hertog van Catharina Belgica, gehuwd met Philip Louis, graaf van Hanau , Charlotte Br ab an tina, aehuwd met land e, hertog van Tremouille en Thouars °A e m i 1 i a, igedwasd mot Freat rik Casimir, hertog van Lansberg , 16* uit het huis van Tweebruggen. Bij zijn vierde of laatste vrouw, Louise de Coligny, verwekte hij Frederik Hendrik. Behalve due twaalf kinderen had hij nog een bastaard Justinus van Nassau. Zie , behalve de Nederlandsche geschiedschrijvers als B o r , v an Meteren, Gysius, Hooft, van Isselt, Wagenaar, van Wijn, Cerisier, Bilderdijk, Arend; Watson, Motley, Thuanus, Maurier, Schiller, Bentivoglio, Mendoca, S t r a d a en vele anderen ; Orlers, Geslachtboom der Graven van Nassau , ook in het Fr. en Lat. ; La F a r g u e , Geslachtschets v. d. Huize van Nassau , 's Hage 1740; G. B e n e d i c t i , de rebus gestis G. a N. L. B. 1.5'36; G. Baudarti us , PolemographiaAur. ; Amst. 1622; Meursii G. Auriac. , L. B. 1612; Mon-Belg. , t a n u,s , Auriaco-Nassovae domus et vitae ill. princip. Aur. 1663 Guil. Nass. Germaniam inferiorem libertati vindicantis denunciatio , s. 1. 1572, 16 Junii ; Tresling, de prudentia G. I. in Republ. perturbata ; D. van Hogendorp, de Guil. I. Princip. Araus. liberi cultus divini liberaeque conscientiae Vindicis juribus in summum imperium in comit. Hell. ; A. Gordo n , de potestate Guil. I. Holl. sub Guil. I. Gubernat­cum ordinaries tum extraord. ; J. C. Reepmaker, de Guil. I. libertatis religios. defensore ; D. H e i n s i u s , Auriacus , L. B. 1620 ; J. F or e s t i Merita Princip. "Jur. in Belgas , L. B. 1620; Discours veritable des choses passhes es Pays -Bas etc. Lyon 1578 (contre le Prince d'Or.) ; Neuv ille (A. Baillet), iistoire de Guil. I et de Guil. III. Amst. 1 689 ; Histoire des Princes d' Orange de la maison de Nassau , Amst. 1691; Amelot de la Houssaye, Hist. de Guil. de IV assau cet. et d'Eleonore Charlotte de Bourbon , sa femme avec des remarq. et critiq. sur la maison d' Or Nass. Lond. 1752; N. N. A r d'huin, Hist. de Guil. de Nassau , Brux. 1829; E. Mahon, Guil. le Taciturne, Par. et Rheims 1832; J. B. C h am• pignac, Guil. le Tacit. et sa Dynastie etc. , Paris 1851; Groen van Prinsterer, Archives; De la Pise, Tableau de l' Hist. des Princes et Principauli d' Orange ; The Patriot , beeing a dramatic his­tory of the life and death of William I, Lond. 1736 ; H. W ii 1 k e , Wilhelm I von Oranien , d. Begrund. d. Niederl. 1 reiheit , Leipzig 1864 ; Wilhelm der Schweigende als Prinz v. Orancen in Niederl. Museum I and II ; Beaufort, Lev. van Willem 1, Middelb. 1732, 3 dn.; Leven van Willem I enz. Geill. met 130 plat. 's Gray. 1847; J. v. L e n n e p , Herinner. uit den worstelstrijd m. Spanje , 's Gray. 1853; Lev. d. Ned. M. en Vr. D. VI. bl. 172; Bareuth, Stadh. reger. ; Te Water, Verb. d. Edelen ; W. Broes, Wi/. I. in betrekking tot de scheuring der XVII vereenigde gewesten in de XVIe eeuw , Amst. 1831; Dez., Marnix aan de hand van Willem I ; G. A. de Meester , de grondlegger onzer vrijheid , prins Willem I, voor­stander van het centralisatie-stelsel ; Dodt van Flensburg, lets sang. prins Willem 1 als stadhouder van Utrecht in v. d. Monde's Tijds. IX. 174; van Kampen, Vad. Karakterk. ; Vergelijking van Aratus van Sicyon en Prins Willem I in Vad. Lett. 1826, II. 45; S i e g enbeek, over het godsdienstig karakter van W. I. in Mnem. XI. (II.) 153 ; Molema, Lofspraak op prins Willem I in Vad. Letteroef., 1826, II. 258; Lulofs, Lofrede op Willem 1 in Roll. Maats. v. K. en W. VI ; D o d t van Flensburg, de Gelc van Utrecht en die van den prins van Oranje in v. d. Mond e' 8 Vdschrifi, VII. 211; Geschenk aan den prins bij zijn eerste komst te Utrecht in 1558 in Utr. volksalm. 1856, bl. 44; Geldleening door Witlem 1 te Leyden , Ald. 3 jrg. 171; Ordonn. v. Willem I om geen vleesch in de vasten te koop te stellen , Delft 5 Febr. 1573 in Nay. X. 251; Ltjf-schatten van W. I in 1574 in Kron. v. h. Hist. Gen. 6 jrg. 421; J. J. van der Horst, Diner aan Willem de Zwijger te Veere , 10 April 1580, in D. War. V. 41; P. Meesters, Vert. v. d. Inleiding eener redevoer. gedaan in de Fransche taal door Willem 'I bij de vergad. d. Staten van Vlaand. te Dendermonde den 17 .Tulij 1578, in Cads. 1853, 85 ; R. F r u i n , Willem de Zwijger in Alm. v. t. Nut van 't Algem. 1864, 76 ; was Willem van Nassau een zwijger ? in Nay. 1861, 138; Dodt van Flensburg, Gilbertus Cognatus over prins Willem I in Letterb. 1841, I. 231; Le Renart decouvert , Mons. 1580; Decretum banni et proscriptionis contra W. N. , Madrid 1580. 40.; G a char d , Proscription de Guil. le Tac. in Bull. etc. Royale IV. (2 Ser.) I. 439 ; Apologie ou defense du Prince d' Orange contre le ban (Leyde) 1581 4°. , precedle d'une Notice historique cet. Anvers 1828, (Holl.) 's Hage , Leyden, 1584 4°., Leyd. 1606, 1652 t 12°.; Leeuw. 1746. 8 °.; Amst. 1789, met aanteekk. van G. v. Hasselt, (Lat.) L. B.1581, 4°. en 8°. Antv. 1578. 4°. ; Cort bewijs dat de Prins v. Orangien de oorsake ende eersten oorspronck is geweest van deze langhduurende ellende ende tweedrachtigheit , s. 1. 1582, 8°. ; J. Clarius, Ode in Guil. a Nassau , reg. catholici in infer. German. vasallum perduellum et eccles. Christi hostem gravissim. Montib. 1581; Lebensgeschichte von Anna, zweite gemahlin des prinsen Wilhelmi van Oranien , nebst Actenstucken bij J Grundings und J. F. Klotsch in Samml. vermischt. Nach­richten zur Sachs Ges. XI. Bd. Chemnits 1776, P. von Einzug Hoch­zeit und Freude des Hertzogs Wilhelm von Uranien und Fraulein Anna Chsurfurstin Moritzens Tochter s. 1. 1561 4°. ; Blasius Brun, Lob. spruch Herzog Wilhel'ms von Oranien und Frawlein Anna , s. 1. 1564, 4°. ; L. E. Bosch, De bruiloft v. d. prins v. Or. in 1564, in Utr. Volks-Alm. 1857, 112; Memorie van de groote costen ende magnificentie der bruiloft van de dochter van Hartoogh Maurits van Saxen , ghetoont aen Wilhelm van Nassau enz. in den jare 1561 op Bartholomei dagh gehouden binnen Leypsigh. Ald. 1647; J. von Arnoldi, Veber die Vermahlung Wilhelm I von Oranien mit Anna von Sachsen in Hist. Denkw 1817, 103; K. W. B o e t t i g e r , Rheims von Oranien Ehe mit Anna von Sachsen in Hist. Tuschenbuch VII. (1838) , 79 ; J. J. van der Horst, het huwelijk v. W. v. Or. met Anna van Saksen hist. -krit. onderzocht. Amst. 1851; B a k h u i z e n v. d. Brink, als boven. Amst. 1853; G. H. M. D e 1 p r a t , Berigt aangaande de laatste levensuren van prins Willem I (Arnh.) 1838 , in N ij h o ff's Bijdr. D. II. ; Cort verhael van 't moordadig .feyt geperpreteert in den persoone des prinse van Orangien bij .T. .Tauregui. Antw. 1582; P. C. M ol­huysen, De aanslag van .Tauregui op Willem I, in Nyhoff's Bijdr. VI. 16; G a c h a r d , Assussinat de Guil. le Tacit. par .lean .Tauregui , in Bull. Ac. R. Br. 2 St. III. 36 2 ; van Hasselt, Ver­wond. van Willem I in Geld. Maandw. , I. 229, II. 413 ; Jean jaur e g u y-, Bref recueil de L' Aesassinat commis en la personne du Prince d' Orange, Any, 1582. 8 0., trad. en ?lam. par Karel Nys, Antw. 1849, 1834; Discours sur la blessure de Mgr. is Prince d' Orange , s. 1. 1582. 4°.; La Confession manuscrite de B. G. in Bull. de l'Acad. R. B. 3 part. 7 5 ; T. Juste, Proscription et assassinat de Guil. le Taciturne in Rev. Nat. Belg. , VII. 78 ; Cori verhaal v. d. moort van den Prince enz. door een goed patriot in .Taarb. v. .Delft , 1867, 1; The report of the lamentable deat of William of 1Vass. , Middelb. 1584; Cort verhaal van de moon ghedcon aan den persoone van den prins van ()rangier! , s. L 1584. 4°. ; W. B r o e s , Charlotte de Bourbon aan het ziekbed van Willem I (Amst.) 1850; Panegyris upon the last wordt of William I. Lond. 1731, ook in het Holl. ; M. A r endt, Recherches critiques et historiques sur la confession de Balthazar Gerard. Brux. 1854; R. C. Bakhuizen v. d. Brink, de con-Jessie van den moordenaar (B. G.) in Alg. Konst- en Letterb. , 1854; L. Ph. C. van den Bergh, een brief van Balth. Ger. aan Willem I in N ij h o f f, Bijdr. N. R., III. 342; De dood van Willem de Zwijger, Europa , 1859, IIL I. ; Cort verhael van de moort gedaen aan den persoon des Princen van Orangien , 1584; L. T o r r e n t i i in laudem Balth. Gerardi fortissimi tyrannicidae in L. Torrent, Poemata Antw. 1594, p. 304 cet.; Gachard, Assassinat de Guill. le Tacit. par B. G. in Bull. Ac R. Br. XXIII 2 part. 516; G v. Hasselt, .Dodd van Willem I in Geld. Maandw. , I. 230 ; J. d e S t. G e n o is , Supplice de B. G. in Ann. Soc. Roy Gand Reiffen berg, Lettres relatives a B. G. in Nouv. Arch. V. 362 ; P. C. Molhuysen, Het sterfhuis van prins Willem I in N ij hof f Bijdr. VII. 42; Warnsinck, Bedevaart naar 't graf van Willem I in Vad. Lett. , 1822, II. 180; Dodt van Flensburg, Het standbeeld van Willem te Deft in v. d. Monde, Tijds., VII. 100 ; Inhuld. v. h. Standb. van prins Willem I te 's Hageln Kr. v. h. Hist. Gen. , 4 jg. 120; Archives de la maison & Orange-Nassau ; A. V o s s i n , Lettres inMites de Guil. Prince d' Or. a monf. d'..E'mbyse in Mess. d. Sciences, VI. 249 ; G a-c h a r d , Corresp. de Guil. I , 4 t. ; Dez. , Lettres du Prince d' Orange , 1552-1576 in Anal. 19-301; Onuitg. brief van W. I 10 Mei 1584 in Kist en Royaards Arch., XX. 216; Brieven van W. I. aan zijne eerste vrouw in Kr. v. h. list. Gen. , 15 jg. 16; Brief v. W. I aan de reger. v. Amsterdam , Ald. 10 jg. 160 ; Brief v. W. I. over het maken van toebereidselen tot afwering der sp. vloot , 7 Aug. 1574 in Hist. Gen. , 5 jg. 296 ; Brieven van prins W. aan de drie staten van Utrecht in 1577 in Hist. Kron. IV. 203 ; Brief der staten van Utrecht aan den prins v. Oranje in D o d t , Arch. I. 191; Brieven van W. I. aan de staten van Utrecht 1577 in Hist. Kron. 4 jg. 269; als boven 1577-1584, Ald. 5 jg. 327; Willem I, Brieven van Willem V enz. in Belg. Mus., V. 253; J. C. de Jo n g e , Brieven van en over Willem . I aan de overheden der stud Gend , 1580-1584 in onuitg. stukk. , II. 51; Brief van W. I , 3 Febr. 1584 (over Leoninus) in Nay. VI. 89 ; A s c h. van Wyck, Versp. brieven van Willem I in Utr. Volks-alm. , 1849, 21; Brief van Willem I aan de reger. v. Dordrecht , uitg. door J. S m i t s in W erk. d. Meccas. v. Ned. Letterk. ; Ruitenschild, de Graven onzer Vor.sten ; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Baur, •; Jöcher; Cony. Lexic. Biogr. Univ. Biogr. goner. mod. ; Mull er, Cat. v. portr. ; de tooneelspelen van D u i m , van M erk e n en andd. WILLEM II , prins van Or an j e, zoon van den stadhou­der Frederik Hendrik en Amelia von Solms, wend den 27sten Mei 1626 te 's Hage geboren. Hij bezat bij een schoon ligcbaam uitstekende geestvermogens , verstond 5 talen en was bedreven in de geschiedenis , rede- wis- en natuurkunde , volgens de beginselen van D e s c a r t e s. Bovendien beminde hij hartstogtelijk alle ligchaamsoefeningen , inzonderheid de jacht , 't geen een .ongunstige invloed op zijn ligchaamsgastei uitoefende 1). Reeds gaf hij op 17-jarigen leeftijd , onder zijn vader in ' een gevecht met de Spaansche ruiterij blijken van moed en beleid , doch had sedert , tot zijn spijt geen gelegenheid zijn dapperheid te toonen. Na den dood van zijn vader tot stadbouder van Holland verheven , was hij meer neigd den oorlog voort te zetten dan de vredesonderhande-Hagen te Munster te begunstigen , en had bet hem niet aan middelen ontbroken , dan had hij gaarne deelgenomen aan den oorlog die Frankrijk nog altijd tegen Spanje volhield. Zijne handers waren gebonden. Holland , inzonderheid Amsterdam , was meer gezind am den bandel nit te breiden dan om krijgs­roem te behalen.. Toen men er derhalve op nit was het leger aanzienlijk te verminderen , verzette er zich de jeugdige stad­bonder met onbezonnenbeid tegen en plaatste zich aan het hoofd eener staatsbezending naar de Hollandsche steden om die tot eenparigheid met de andere gewesten over te halen. Vele der aanzienlijkste steden weigerden hem gehoor , hij leverde in de vergadering van Holland een scherpe klacht in tegen dezen hoon , inzonderheid tegen Amsterdam , liet op eigen gezag zes afgevaardigden in de vergadering van Holland , terwij1 de staten vergaderd waren , vatten en onder een sterk geleide naar Loevestein brengen , nemende te gelijk bet besluit om de stad Amsterdam bij • verrassing in te nemen , waartoe hij graaf Willem Frederik, stadhouder van Friesland , het opperbevel opdroeg , die dan ook met eenig krijgsvolk derwaarts trok. Ondertusschen had men te Amsterdam van zijne aan­nadering berigt ontvangen en zich in staat van verdediging gesteld. Toen graaf Willem tot de stad genaderd was, achtte hij bet ongeraden iets geweldigst te ondernemen , doch zond een brief van den prins naar de stad , waarin zijne hoogheid zijn oogmerk en de redenen van zijne handelwijs kenbaar maakte. Hierop zond de wethouderschap , de schepenen Huydecoper van Maarseveen en Simon van der Does in een gewapend jacht naar den graaf, Bien zij aan den Amstel voor de hofstede Welna aantroffen. H a y d e c o p e r voerde het woord en sprak mannelijk , o. a. mededeelende dat 's prinsen brief aan de afgevaardigde ter dagvaart en aan de staten zelven was verzonden om hun goeden raad in te winnen. 1 ) 0. a. schreef Huygens den 18 April 1644 uit Zutphen aan de prinsesse-moeder: ',le prince en use vigoureusement tous les jours h la chasse , en quoy seulement je souhaitteroy qu'on moddrait unpeu les chaleurs , pour le danjer que je le voy courrer a sauter des hayes et fossez et qui ne peut par tousjours succeder esgalemerit ," Archives ,2de aerie , T. IV. p. 99. Intusschen verzochten zij de stad te verschoonen en niet nader te komen , vermits zij anders genoodzaakt zouden zijn zich met de wapenen te beschermen , die God en de natuur hun verleend hadden. Inderdaad , men had in de vroedschap voorgeslagen of men de Zeedijk omtrent de St. Antonipoort niet behoorde door te steken , en het haperde slechts aan twee stemmen van de 36 dat hiertoe niet besloten werd. De graaf antwoordde dat hij niets gedaan had als op last van den prins , wien hij van alles berigt zou geven. Den volgenden dag begaf zich de prins , schoon tegen den raad van velen , naar Amsterdam , van plan de stad door een langdurig beleg te onderwerpen. In geen geringe verlegenheid beyond hij zich echter, toen hij het land tusschen Amstelveen en den Ouwerkerkschen weg tot aan den Uithoorn zag oIndergeloopen , te meer nog, daar men hem het gevaar onder het oog bragt , waarin zijne troepen zich be­vinden zouden , indien de Amsterdammers den St. Antonidijk doorstaken. In deze staat van zaken besloten HH. Moog. tot eene aanzienlijke bezending aan zijn Hoogheid , met verzoek om naar den Haag terug te keeren , de vijandelijkheden te staken en den koophandel te Amsterdam zijn vrijen loop te laten. Ondertusschen had de prins den 3den Augustus 1650 te Amstelveen een verdrag met de stad , die aan 's prinsen eischen toegaf , gesloten waarna de prins naar den Haag terugkeerde , de troepen aftrokken en de 6 gevangen heeren werden geslaakt. Den 28 Augustus 1650 vertrok de prins naar de Veluwe ter jagt. Op den 24sten October , vermoeid van de jagt komende, gevoelde bij beginselen van koorts , en liet zich den volgenden dag te water naar 's Hage voeren , waar hij den Eden Novem­ber aan de kinderpokjes in den ouderdon3 van 24 jaren en 6 maanden stierf. Hij liet zijne gemalin Maria Stuart, oudste dochter van Karel I,. koning van Groot-Brittanje , in hoog zwangeren toestand na. De prins had reeds vroeg blijken gegeven dat hij zijne voor­ouders zou evenaren. Had hij na den dood van Willem I of Maurits geleefd , bij zou waarschijnlijk , gelijk zij , de redder en schutsheer van Nederland geworden zijn door den oorlog dien hij boven alles berninde en toen noodzakelijk was. Thans verkeerde bij in omstandigheden , strijdig met zijne geaardheid. Hij was zeer hartstogtelijk en gaf zich aan zijne driften over, zoodat hij zich vaak onbezonnen gedroeg, doch hij was goedaardig en voorkomend. Zeer verschillend is vroeger zijn karakter beoordeeld en niet zelden vergat men welke omstandigheden en in hoe prille jeugd hij als stadhouder optrad. Zie, behalve le Clercq, Wagenaar, van Wijn, Cerisier• Bilderdijk, Arend en andd., Beaufort, Leven v. Willem II 7n. portr. ; A i t s e m a, Saken van staat en oorlog ; Boll. Mere., 1650, 1651; Wicquefort, L. IV; van Loon, Nederl. Historiepen, D. IV. bl. 3, 254; Lettres d'Estrades ; v an Kampen, Vad. Karakterk.; D. II. bl. 193; Groen van Prinsterer, Archives, 2e Ser. T.IV, Lev. v. N. M. en V., VIII. 134; Rekening van de reis van Willem II naar Engeland tot voltrekking van zijn huwelijk, in Nay. 1864, 164; Le Fevre-Pontalis, Episodes de l'ilistoire de llollande in Confer. Barth. 2e Ser. 219; Journal van Johan van Kerckhoven, hofmeester van de princes royaal , over de ziekte en den dood van prins Willem II en de questien omtrent de voogdy van den jonggeboren prins in Kron. v. h. list. Gen. , 25 jg. 1869, b1.541; Ruytenschildt, de Gray. onzer Vorsten; Concept-Testament van Willem II en het ver­moeden van vergiftiging van den stadhouder prins Willem II gelogen­straft in fist. Gen. Kron., 5 jg. bl. 7, 10 jg. bl. 500; A. C. de G r aaf, de begrafenis van Willem II in Nay. 1869 , bl. 493 ; Ho o g­stra te n ; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Woordenb. d. zamenlev. ; Muller, Cat. v. portr. WILLEM III, zoon van Willem II en Maria Stuart, werd in Slachtmaand 1650 , acht dagen na den dood zijns vaders, te 's Hage geboren , en ontving bij den doop den naam van Willem Hen dri k. Toen hij zes jaren oud , en de prinses-royaal naar Frankrijk vertrokken was, werd zijne opvoeding aan den Haagschen predikant Cornelis Trigland toevertrouwd , die , gelijk Fen elon den Telemaque voor zijn kweekeling , den hertog van Bourgondie schreef , voor zijn vorstelijke leerling Idea sive imayi Principis Christiani opstelde. Ofsehoon hij niet ale student te Leiden erd ingeschreven , blijkt het echter dat hij de Akademie bezocht en er drie jaren (1659-1662) aan doorgebracbt heeft. Op nandrang van het yolk werd hij in 1672 , toen Lod e w ij k XIV de republiek met zijne legers dreigde , tot kapitein•generaal der unie Ran -gesteld. Vast besloten den laatsten droppel bloeds voor het vaderland. te wagen , liet hij de dijken doorsteken , misleidde door een gepaste beweging van zijn leger de Fransehe veld­heeren , vereenigde zich met het keizerlijk leger en dwong den vijand tot den aftogt. Thans verhief zich de partij van bet huis van Oranje en de staten van Holland , waarbij zich nog 4 gertesten voegden , verklaarden den 2 van Sprokkelmaand 1674 het stadhouderschap in het huis van Oranje erfelijk ; hoedanig besluit gelijktijdig ook bij de algemeene staten van Zeeland genomen werd. Niet altijd was hij even gelukkig in de veldtogtcn tegen Frankrijk , den veldslag bij het dorp Senef in 1674 , die van St. Omer in 1677, kon men voor verloren achten , altijd n ist hij echter den vijand op te bouden, en het rijk, Spanje, Holland en Brandenburg door zijne staat­kunde z156 te verbinden , dat in J 678 , ofschoon tegen zijn zin , te Nijmegen de vrede geteekend werd. Hij kon echter het sluiten van bijzondere verdragen niet verhinderen. Zijn geheele .staatkunde was tegen Lod e wij k XIV gerigt , dien hij een onverzoenlijke haat toedroeg. Geen lokaas , hoc be- koorlijk ook , kan hem daarvan terughoaden. Mademoiselle de Blois oudste dochter van la Valli ere , mogt de schoonste vrauw van haren tijd zijn toen deze hem door L o d e w ij k XIV ten huwelijk werd aangeboden , was Willems grootsch en waardig antwoord ffdat de vorsten van zijn huis konings­daehters van wettigen bedde huwden , geenszins die nit den schoot eener bijzit gesproten waren." Hij deed het hersenschim­mig denkbeeld eener algemeene monarchie van Lode w ij k XIV geheel in rook vervliegen en wat de Protestantsche kerk daar­door aan hen verschuldigd is , kan nooit naar waarde geschat werden. Hij huwde (1676) Maria, oudste dochter van den hertog van York , later koning Jacobus II. Door dit hu­welijk ontving hij de Engelsche kroon , voor hem een door­nenkroon. Welke diensten hij ook Engeland , als deszelfs redder nit burgerlijke en godsdienstige verdrukking bewees , toch werden zij door vele niet erkend 1) , en hij ondervond dat hij koning van Holland en stadhouder van Engeland was. .Tegen dit verdriet zocht hij Neil in den oorlog , de uitbreiding zijner magt in Ierland en de voortzetting van zijn lievelingsonderwerp , het verzwakken van Frankrijks' overwigt. Hoe menigmaal ook geslagen , stond hij telkens weer als overwinnaar in bet veld , zette eindelijk aan zijn krijgsroem door de inneming van Namen in het gezigt des vijands de kroon op , en wist zich te Rijs­wijk , zelfs door den trotschen Lod e w ij k, Jacob 's bond­genoot en vriend , als koning van Engeland te doen erkennen. Na dezen vrede werkte bij nog onvermoeid aan de behoudenis van Europa's evenwigt , in het geval dat de koning van Spanje kinderloos mogt overlijden ; mar zijne pogingen werden door Lode w ij k s trouwelooze en verraderlijke bemoeijingen te leur gesteld. Willem werd verschalkt , mar aan het hoofd van het gewapend Europa zou hij den meineedigen Despoot rekenschap hebben afgevorderd , indien niet een val van zijn paard , toen hij den 4den April 1702 van Kensington naar zijn paleis te Hamptoncourt wilde rijden , zijn dood tenge­ volge had. Hij overleed den 19den dier maand , in het 52ste jaar zijns levens. Zijn erfgenaam was Johan Willem Friso, erfstad­houder van Friesland. Reeds in 1699 was ter vergadering der staten van Zeeland , waar bij inzonderheid in hoog aanzien 1) Hij zou zelfs willens geweest zijn in 1698 het rijk te verlaten , volgens berigt in de Anecdotes of some distinguished Persons , om den jare 1795 of 1796 in Engeland uitgegeven , alwaar de schrijver meldt , het oorspronkelijke opstel van 's konings eigene hand met de daarin door hem zelven gemaakte veranderingen door hem meegedeeld , gezien te hebben , waarvan een vertaling gevonden wordt in Mengelwerk der Ned. Letteroefeningen, 1796 , bl. 148. stond , door 0 d ij k voorgeslagen om hem op het hof te delburg een metalen standbeeld op te rigten , 't geen echter niet is geschied. Zie J. P. S. L u d e w i g Historia principatus Araus. et fata ejus novissima sub Guil. III. Ilalae 1694; Peerlkamp, Or. de Princip. Araus. Leidens. Acad. alumnus ; Regia auspicia Acad. Lugd. Bat. quibus auspicatus et gratulatus est. , Jacobi G r o n o v i i. L. B. 1689 fol.; Jac. Gronovii Memoria Namurci , L. B. 1695 fol.; N. Gu­e r b 1 e r , Panegyr. de Wilhelmi III expeditione kliberna. Amst. 1690; W. v. Hogendorp, Disput. histor. polit. de Guil. 111 libertatis Europae contra deminat. Galticam vindice , L. B. 1819 8°. ; W. S u e ondt, Spec. hist.-pol. de causis , quibus Gull. III cet. tam diu a majorum dignitatibus exclusus fuerit. L. B. 1839 8°. ; E. L. Th o­massen a Thuessink van der Hoop, Diss. de Guil. agendi ratione in rerun Anglic. mutatione. Gron. 1839. 8°. ; E. B a r r i d g e , list. nuperae mutationis in Anglia , Lond. 1697 8°. ; J. G. G r a e v Orat. de auspiciis expodit. Brittannicae Traj ad. Rhen. 16E9 fol.; A. Baronis de Wassenaer, Encomium Guil. .Henrici Araus. Prineip. L. B. 1687; J. Jens, de expedit. Brittann. ab eodem Principe , L. B. 1689 ; Eiusd. Panegyr. inaugur. Willi. Regis et Mariae Reginae eonsecrata , Ib. eod. Eiusd. .Trenicon H. Com„ 1697 ; J. Trigland, de insidiis Guilielmi III frustra paratis , L. B. 1696; N. Vrij burg, Auriaca Manus victrix , sive Alcmaria triunzphans cum Guil. imperatore etc. , Alcmariae 1698; R a bus, B. v. Eur. , 1698 II. 951; J. J e n­sius, de successibus Duelli (belli) a. 1712 a. Fred. Belg. populis eorunzque sociis in Regis Hispan. et Galliar. suscepti , Dordr. 703 ; J. R. S o m m e 1 i us , Dissertatio de Charactere Guil. III. Lond. 1790 8°. ; P. de Toullieu, laud. funeb. Guil. 1II. Amst. 1702 fol.; J. G. Gronovii Orat. in obit. Guil. III etc. Gron. 1702; G r a e v i i , Or. in obit. Guil. III Traj. ad Rhen. 1701 fol. ; J. G r o­novii, Pietus uliima Acad. L. B. circa Guil. III. L. B. 1702 fol.; J. Gronovii Justa feralia divis manibus potent. Brittan. regis Wilh. III; C. J. Snakenbergii Exequiae , L. B. 1702; J. Trio.-1 a n d , Laud. funeb. Guil. III, L. B. 1702; Epistola amici ad amicum de testamento Holograph° Guil. Araus. 1702; Plante regis Guil. III nativitus. llagae Comit. 14 Nov. 1689 , Bredae 1689 fel. ; F. G. Westhovii ifilhelmeis , Gar:: 1715 4°. ; G. H o r n i i Poem. ad Wilhelm. III Rot. 1698, 1717; A. Trevor, Life and times of William III, Lond. 1831 2 t. ; Banchi, Life of K. Will. DI. Lond. 1744 8°.; History of William, prince of Orange and the ancient history of Nassau , Land. 1688 4°. ; Historical account of the memo­rable actions of the Prince (William) of Orange, Lond. 1689 12°.; Glorious life and heroic actions of William III. Lond. 1702 8°. ; Abel Boye r, History of King William III, Utrecht 1702 ; Life of William III, Lond. 1705 8°. ; John Ralph, History of England during the reign of King William III, queen Anne and King George I. Lond. 1746 — 49 , 2 vol. fol.; History of the Life and reign of King William III. Dubl. 1747 4 vol. 12 portr, ; Waller Ha w i s , History of the life and reign of William Henry , Princ. of Nassau and Orange , King of England. Dubl. 1749 fol.; Arthur Trever, Life and Times of William III Ring of England and Stadholder of Holland, Lond. 1835-1836, 2 vol. 8°., Portrait ; John Ryan, Life of William III King etc. Dubl. 1836 8°. ; J am es Vernon, Court and Times of William III , avec introduction et notes par George Payne Rains- ford J am es. Lond. 1841 3 vol. 8°., portraits; Expedition of his Highness the Prince of Orange for England , Lond. 1688 4°. ; Collee­lion of Slate-Traits, published on occasion of the last revolution in 1688 and during the reign of King William III, Lond. 1705-1707, 3 vol. fol.; J. Mackintosh, Hist. of the revol. of England 1688, Lond. 1834 8°.; Smolett, Milot, Larrey, Burnet, Ralph Togras, Th. Lidiard; Macaulay, Hist. of England; Original Letters from King William Ill to King Charles II, Lord Arlington etc. Lond. 1704. 8°• ; Lettres of William III and Louis XIV and of their Ministers; illustrative of the domestic and foreign politics of England , from the peace of Riswick to the accession of Philip V of Spain 1697 to 1700, Edited by P. Grim blot, Lond. 1848 2 t.; Letters illustrative of the Reign of William III, from 1696 to 1718 addressed to the Duke of Schrewsbury by .1. Vernon secretary of State, Now first published from the Originals. Edited by G. P. R. .Tames. Lond 1841 3 t. ; Letters on the reign of Willem III in Edinb. Renew 1841 L XXIV. 128; The diplomacy of Louis XIV and Wil­liam III. Ald. LXXXIX. 115; de Neufville, Histoire de Guil. III, roi de la Grande Bretagne. Amst. 1683 12°.; Veritable portrait de Guil. Henri de N. , nouvel Absalon , nouvel Herode , nouvel Crom­well , nouvel Neron, Brux. 1689 8°. ; (attribude i A n t. A r n a u 1 d) ; Apologie contre un infame libette intitulo veritable portrait etc. la Haye 1689 12°.; Chevalier, Hist. de Guil. III, roi d'Anglet. par me­dailles. Amst. 1692 fol. ; Hist. de Guil. III depuis sa naissance jusqu'a sa mort. Amst. 1703 , 2 vol. 12°. ; Mdmoires pour servir Mist. de G. H. de Nassau etc. Par. 1703 4°. ; P. A. Samson, Histoire de Gull. III cet. , La Haye 1703-4 3 vol. 12°. ; J. Macke, Memoires , contenant principalement les caracteres de la tour d'Angleterre sous les reignes de Guill. III et de la reine Anne. La Haye 1733 8 °. (Trad. de 1'Anglais) ; F. Goldschmidt, Hist. polit. de Guil. III. Par. 1847 8°. ; S i r t e m a de Grovestins, Gull. III defenseur et soutien de l'indipendance de l'Europe contre la puissance de Louis XIV. Par. 1851 8°. ; Memoires concernant les trois rois, Louis XIV,Tacques II et Guillaume III, faite en l'an 1692, Cologne 1692 12°.; Relation de la procedure Criminelle contre Robert Charnock , Edward King et Thomas Key, Convaincus d'avoir conspire contre la vie de Guill. La Haye 1696 12°. ; P. Goldsmith , Hist. d'Angleterre, contin. par Alex. Aragon. Paris 1837; Raynal, Hist. du Stadhouderat , p. 141; Voltaire, siecle de Louis XIV; P. A. Boyer, Hist. de Gull. III. Londres 1702 3 vol. ; A. Leers, relation du voyage de S. M. Bri­tannique en Hollande et de la reception qui lui a ea faite. La Haye 1692 12°. ; Hist. veritable et secrete des vies et regnes de tous les Rois et Reines d'Angletcrre. Amst. 1723 3 vol. 12°. ; Le Roi prae­destine par 'Esprit de Louis XIV. Col. 1688 in 12°. ; 1 a Croix, Anecdotes Anglaisis , Paris 1798 12°.; A. Franklin in Nouv. biogr. genor. , Folies extravagantes de la France sur la mort imaginaire de Gull. III cet. 27 et 28 1690 (spotpreni in piano); P. de M o t­tev ill e, P. d'Orleans et Turpin ; Corresp. de Madame la Duchesse d'Orleans, T. I. p. 55, 58; L. de Viel Castel, Louis XIV et G uil I. III , leurs negotiations pour la succession d'Espagne in Revue d. deux mondes 1835 X. 961; G r o e n van Prinsterer, Archives , T. V. (2e Serie) ; Lettres du Comte d'Estrades ; Lucien en belle humeur ou nouvelles conversations des Morts. Amst. 1694; Traite des Intergts des princes et souverains de l'Europe. Any. 1695 12°. ; Memoires de Saint Simon , T. HI. p. 297 (Paris 1829) ; Burnet, hist. de mon tems , Vol. II. p. 339, 340. 344, 698, 733, 1862 , T. III. p. 2; Duarte Lopez Roza, Panegyric° de Guilhermo Amst. 1690 4°.; Manoel de Learn Ritzatto de Guilhesmo III. Haye 1691 4°. ; J. G. P r e t z , curioser Geschichts. kalender With. III. Leipz. 1698; Notifications screiben (im Latein) Konigs Williams 'in England, wegen seiner (verstorben) Gemahlinnen 1694 in Zeitschrift Verein Niedersachs., 1856, 136; Cony. .Lex. ; Jocher; Bauer; behalve Basnage, de Clercq, Cerisier, Wagenaar, van Wijn, Cerisier, Bilderdijk, Bosscha, Arenden andd.; Ait­sema, Boll. Mere.; Europ. Mere. ; Valkenier, lionijnenberg, Corterus, R. de Hooghe, v. d. Bosch, L. S., .Het Leven en bedrijf van Willem III enz. , 1694. Amst. 1694 4°. ; R a b u s , B. v. E. , 1694, II. 194; Flor. de Bruin, Lev. en dad. v. Willem III. Mr. 1702. 4°. ; Lev. N. M. en Vr., X. 120; Montanus, Lev. v. Wil­helm Hendr. , Amst. 1703, 12°. ; Leven van Willem ID, koning van Grootb., 1690-1693, Amst. 1896 , fig. 4 °.; J. W. van Sype­st e y n , W. B. , prins van Nassau en Johan de Witt in kjdr. tot de gesch. v. d. eerste stadhcuderl. regering 1650-64; Ge,schiedk. Bijdr. I. 1 ; Doop van Willem III, 1651 in 0. Tijd, :869; 63, 92 ; Schotel, Jacobus Trigland , leermeester van Willem III in Godgel. Bijdr. ; Dez. , Akad. te Leiden , D. I. bl. ; Siegenbeek, Gesch. der L. 11.; Plegtig onthaal van W. H. prins van Oranje te Utrecht in v. d. Monde, Tijds., V. 149 ; Onder/land. tusschen Holland en Zeeland over de bevord. v. d. prins o. Or. tot luiten.-gener. der kaval­lerie in 1666 in Kron. v. h. Hist. Gen. , 8 jg. 432 ; Uitroeping van Willem III tot stadhouder in Nay. Bijbl. , 1853, 26 ; R. Fruin, de schuld van Willem III en zijne vrienden aan den moord van de gebroe­ders de Witt in Gids , 1867, 1, 201 ; Schotel, Briefwisseling tusschen _Karel koning van Engeland en Willem if in 1672 in Nijhoff, Bijdr. N. R. IV. I; R. Fruin, Willem III en zijn geheime onderhand. met Karel II van Engeland in 1672 , Ald. III. 287; M. Siegenbeek, Willem III en J. de Witt , onderling vergeleken in Redev. en Verh. 137 ; Willem III in betrekking tot de goudmakerij van mr. Pieter Schenck te Amsterdam in 1674 in list. Gen. Iron. 10 jg. 34 ; Over de drijfveeren o. d. aanbied. d. Souvereiniteit v. Gelderland aan Willem III in 1675 in Nijhoffs Bijdr. III. 197; Redenen van afscheyt van syn Heogh. d. Prince van Or. , ged. ter vergad. v. d. Staten van Hollandt ende W.-Friesl. , 25 Oct. 1688 4°. ; Oranjes overtogt n. Engel. of beschrijv. v. Romein de Hooghe met bijschriften door L. Smits. Amst. 1689. 8°.; Engelands Godsd. vrijheid hersteld door S. H. de Prince v. Gr. , door A. van Poo t, Amst. 1690 2 dn. 4°.; De declaratie van W. H. enz. wegens de redenen, die hem bewogen om in' de wapenen te komen, enz. 's Gravenh. 1689 4°.; P. Simons, over de gevolgen voor de Nederl. d. verhelling van Willem III tot kon. v. Engel. in gist, Verh. 163 ; R. H. Graedt Jonkers, de invloed van Willem III en de Engelsche kerk in Godgel. Bijdr., XIII. 777; H. J. v. d. Heim , Iets over Willem III en den Raadp. Fagel in Themis 1849, 565; Thoden van Velsen, Willem III, een levend bolwerk voor het Protest. in Evang. Volksalm. , 1862, 77; Collot d'Escary, Willem III beschouwd als staatsman en als krijgs­man , Amst. 1836 4°. ; Dez. , Redev. over eenige merlcw, tijdperken in de Geschied. ; Temple, Memorien , 322-329, 634-636;G.Bidloo, Zegegroet ter gewenschte komste in de vereenigde Nederl. van •Willem III enz. Op den 5 Febr. 1631 in 't Latijn uitgespr. te 's Gravenh. 's Gravenh. 1691 4°. ; Korte . beschrtYv. d. eerepoorten tot de receptie van Willem te 's Hage opgerigt enz. ; G. B idl o o , Komst van Z. M. 'Villein III in Holland, 's Mtge 1691 fol.; B i dl o o, lactate sielcte en dood van Willem III, Leyden 1701; Den grooten Wiljams Koninckl. tranen, over het afsterven van Maria Stuart, geregtvaardigt door .1. Trechovius ; Dez., Geheel Nederl. in routobedriif over den dood van Willem III; A. D. Schinkel, Verhaal wegens het openen van het testament van Willem III, Utr. 1851 8°. ; ,Nalatenschap van Willem HI in Nay. , 1861, 3, 0; Slingelandt, Staatk. Gesch. , D. 1.; Scheltema, Staatk. Nederl. ; van Kampen, Vad. Karakterk. ; Halma; q. Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert, Woordenb. d. zamenl. ; Muller, Cat. v. portr. WILLEM KAREL H ENDRIK FRISO Of W I LLE M IV , zoon van Johan W. Fr i s o , die aan den Moerdij k verdronk , en van Mar i a Louisa, prinses van Hessen-Kassel , werd den 1 September 1711 te Leeuwarden geboren , bezocht op zijn 15de jaar de hoogeschool te Franeker en te Utrecht, aan­vaardde den lsten September 1729 de hem vroeger opgedra­gene waardigheid van stadhouder van Gelderland en Stad en Lande en legde twee jaren later te Leeuwarden , waar hij sedert zijn verblijf nam , op den gewonen lastbrief den eed of als erfstadhouder en kapitein-genera al van Friesland. Den 25sten Maart 1734 werd te Londen in de St. James kapel zijn huwe­lijk voltrokken met Anna, kroonprinses van Engeland , oudste dochter van koning George II, De toestand des vaderlands, door inwendige oproerigheden en den in val der Franschen in Staats-Vlaanderen geschokt, deed in Holland en Zeeland Haar het tijdstip verlangen dat den pries dezelfde waardigheid in deze provincien mogt worden opgedragen. Zulks geschiedde hij werd den 26sten April 1747 tot stadhouder en kapitein­generaal en admiraal van Zeeland aangesteld en met welk een algemeene toejuiching zulks en kort daarop in Holland geschiedde, kunnen die honderden lofreden , oraties leerredenen , dichtstuk­ken in allerlei tales gehouden en uitgegeven , getuigen. Utrecht en Overijssel volgden weldra het voorbeeld der overige provincien. Hersteld in het bezit der marktgraafschappen Veere en Vlis­singen , welk men vroeger voor nietig had verklaard , werden tevens zijne waardigheden erfelijk in de mannelijke en vrou• welijke linie. Hij was een man van groote schranderleid en beleid , meer toegevend clan streng , soms weifelend in zijn besluiten. Voorts was hij goedhartig , minzaam en veer ijverig voor de belangen van den staat. Als vorst hebben weinige hem in braafheid geevenaard , als staatsman blonk hij niet uit. Hij was gansch niet heerschzuchtig; zijn grootste eerzucht was zich te mogen houden voor een voorwerp van de liefde en achting van een vrij yolk. Hij was geen krijgsman , niet gelukkig in de keuze zijner veldheeren , doch Welke ge­breken zijn bestuur ook kenmerkten , ruim werden zij vergoed door zooveel weldaden en uitstekende verdiensten in de smoring der bestaande partijsehappen. Hij was verdraagzaam , gods­ dienetig, medelijdend weldadig , afkeerig van onzeielijk,heid en een liefhebbend echtgenoot en teerhartig vai er. Hij was ervaren in de Latijnsche, Hollandsche , Engelsche, Fransche en Duitsche talen , had zich met ijver op de wetensehappen toegelegd en beminde inzonderheid de geschiedenis. Hij bad geen sohoone of stake ligchaamsgestalte (door een vat is 0,41 jeugd was zijn ruggegraad uitgeweken) , bad een hoogen schouder en was kortademig. Geen vorst werd hattelijirer bemind don hij. Dit Week gedurende zijn geheel levee , maar vooral na zijn dood (hij overleed den 22sten October 1751). llin gansch Nederland betoonden en betuigden adel en steden , geestelijken en wereldlijken , zonder onderscheid van geloof, boven mate rouwe over zijnen dood en geen wonder , hij was in zijn levee de liefde en wellu8t van gekeel Nederland." Ontelbaar zijn de akademische en kerkelijke redevoeringen, die bij gelegenheid van zijn dood en begrafenis weiden uitge­sproken , de lofreden , grafdichten , lijkcypressen , tieurzaugen, die bij deze gelegenheid het lieht zagen. Zie de Orationes T. Hemsterhusii, A. Drakenborcliii van andd. ad Gull. IV (1747); Oudendorp, L. Offerhaus, D. van de Wijnpersse, G. Schroder, de Orationes funebres van P. Wesseling, J. J. Teding van Berkhout,Dissert.his. torico-polit. de mutata a Guil. IV regiminis forma in reipubl. Foeder. Belgic. provinciis post rerum conversionem anni 1747 etc. Agtst. 18398°. ; P. Wesseling, Or. ad Princip. G. C. H. Frisonem cum stud. causa Leovardia Franequeram migrasset. Fran. 1726 fol. ; list. du di fferend entre les Etats de Zel. et le Prince G. C. Friso ate SI& 4u marquisat de Veere et de Flessingue. Lond. 1742 4°. W. I. Seel, Lob-und Gediichtniss .Rede auf Wilhelm cet. tIerborn 1752 4°.; Diplo­matische Staats-und Lebensgeschichte des Prinzen W. 0. H. F. cet. Halle 1752 8°. ; Briefwechsel Friedrich des Grossen mit dem Prinzen Wilhelm IV von Oranien und mit dessen Gemahlin Anna in Berl. Akad. d. Wiss. 1868 , Hist. AM. I; Het Leven van Willem IV en van Anna , kroonprinses van Engeland , Amst. 17 . . 4 dn. m. pl. 4°. ; Leven van Willem de IV beschreven door * * * * * , Amsterd. 1752 ; Het refit v. d. Heere Prince v. Or. tot het Marquisaat van Veere en Vlissingen , bewezen met authent. stukken enz. Met een voorber. over de partijdigheid en oirkonde v. d. schrijver v. h. Leven v. Willem IV (L. F. de Beaufort) 2e dr. Fran. 1733; C. v. Laar, Lev. v. Willem IV. Amst. 1752 ; J. Ha v er ka mp, Lev. v. Willem 1V: Amst. s. d. 8°. Ibid. 1788; Lev. van N. M. en V., VI. 284; de Winter, Lev. van Willem IV (in dichtmaat); _Dichtk. praaltooneel van 1Ved. wonderen , 1748-1754; Het juichend Friesland, ofte kort verhaal v. d. blijde inkomste v. d. Alderd. vorst en Heere W. C. H. Friso ende H. K. H. Anna • Kroonprinces van Engeland , benevens de heerl. inhalinge van Hare Hoogheden , ged. door de Gecomm. Baden enz. Leeuw. 1734 fol. pl.; L. de Haan ., Europa verquikt en het Protest. wezen beschut, bevestigt en verheerlijkt door het trouverbont van prins W. K. H. Friso en Prinses Anna, enz. Amst. 1734 4°.; Net blijde Breda Vie verhaal v. d. plegtige intrede van prins Friso en prinses Anna , als beer an baron van Breda , 's Hage en Breda, 17V7, M. pl. fol.; Koffijhuis praatje, tusschen een oud iimsterdairisch femiism n een Fries en eenige anderen. beho4 Aug, 1147 uden des nagts van den enz. gevolgd door de patriot of politieke bedenkingen enz. , Weekblad van 26 Junij 1747-16 Jan. 1748, 256 bl. 81; Eerzuil bzj de ver­he.ffing van prins W. K. B. Friso tot stadhouder , kapitein en admir.-generaal door de ver. Ned. opgerigt door versch. Ned. dichters. Amst. 1747 4°.; Dichtkund. Lauwerbladen, gestrooid bij de verheffing van Prins W. m. pl. Amst. 1747-1750 3 dn. 8°. ; Petrus Hofstede Joh. Zoon., pred. te Oost-Zaandam , De welgelukzaligheid van een land , wiens koning een zoone der edelen is , enz. Amst. 1747; Lijst en Register van alle Tractaten , Gedichten , Predicatien , Plaaten , Medailles en Pourtretten enz. enz. uytgekomen by gelegenheid van het huwelyk , alsmede op de geluklcige verheffing van W. C. H. Friso door Joh. v. Abkoude , Leiden 1750 4°. ; D. T. Huet, Inhuld. van prins W. K. H. Friso, als erfheer van Vlissingen en A n d r i e s e n , Inhuld. v. d. Prins als markgraaf van Vere , Amst. 1753 fol. very. bl. 9 ; Verzamel. v. Lijk­reclenen , zoo door Hoogl. als Predikanten , gedichten en op den dood van W. K. Friso , onder welke die 0. Z. v. Hare n. Leeuw. 1766 en Amst. 1832, met voorr. v. mr. K o e n en; Orde der Lijk­static van Willem IV in Htst. Gen. Kron. 13 jg. , 149; Ho fste de, Bloemen gestrooid op het graf van — , Lofspraak en Troostrede aan "hula. Rott. 1752 8°. ; IV. K. H. F. student aan de Utrechtsche llooges. , in v. d. M o n d e , Tijds. , VII. 318 ; Stukken betreffende het onthaal van Willem IV binnen Utrecht 1747 , in Hist. Gen. Krona 24 jg. 1868 , bl. 260 ; R. Fruin, Willem IV en de correspondentien der regenten in Ned. Spect. 1867, 202 ; Brieven van Willem IV aan Otto , gruaf van Stirum in 1743-1747 in Hist. Gen. Kron. , 6 jg. 126 ; P.Schel­tema, Verhaal van het gebeurde te Amsterdam bij de verkiezing en kornst aldaar van Willem IV in 1747 in 0. en N. II 219; C erisier; Bilderdijk, Ned. Jaarb. ; v an Kampen, Vad. Karakterk.; Eekhoff, Bibl. v. Leeuw. , Cat. d. Maats. v. Ned. Letteric. ; Repertorium enz. (Index) Hoogstraten; Kok; V e r w o e r t; Kobus en de Rivecoprt; Muller, Cat. v. portr. WILLEM V , erfstadhouder der vereenigde Nederlanden , zoon van W i 11 e m IV en van Anna, prinses van Engeland , werd den 8sten Maart 1748 geboren. Toen hij drie jaren oud was , ontviel hem zijn vader en schier acht jaren later verloor hij zijne moeder en kwam nu, als elijarige knaap , onder de voogdij van Lode w ij k Ernst, hertog van Brunswijk- Wolfenbuttel , den vriend zijns vaders. Gebrek aan zelfvertrouwen en kwade rand deed hem in 1766 , hetzelfde jaar, waarin hij met zeldzame vreugde en pracht in zijne hooge waardigheden werd ingehuldigd , een akte van con­sulentschap aan den hertog afgeven , waarin hij dezen tot zijnen blijvencien en bestendigen raadsman , buiten verantwoordelijkheid , aanstelde. In bet volgend jaar huwde de prins met Fred e­rica Sophia Wilhelmin a, prinses van Pruissen , nicht van den grooten Frederik III. Het was toen vrede err metderdaad een goede tijd; althans de handel bloeide, 'en zoowel de kolonien als het moederland namen dagelijks in welvaart toe; wetensehappen en fraaie letteren vonden tevens gelukkige beoefenaars , er ontstond meer lust en hooger ver­' belling des geestes , terwill de stadhouder en zijn huis als op de handers des yolks gedragen werden. Van meer nabij be­schouwd heerschte er echter groote gebreken en genoot de natie geenzins al die voordeelen , waarop zij onder zoo vele gunstige omstandigheden had mogen rekenen. Van die vele gebreken vermelden wij alleen , dat de plaatselijke besturen langzamerhand in familie•regeeringen ontaard waren , en bij uitsluiting van andere , dikwijls min geschikter burgers , door­gaans herkozen werden. Sedert lang , ook te midden van den diepen vrede , had de prins de staten aangezocht om de verwaarloosde zee- en land­magt in beteren toestand te brengen , doch , zoo lang het gevaar niet dreigde , was men zorgeloos. Toen er nu onver­wachts een oorlog in Amerika over de onafhankelijkheid der F4ngelsche kolonien , de rust van den staat bedreigde , wilde sommigen alleen de zee- , niet de landmagt vergroot hebben , terwij1 de prins op beider vermeerdering aandrong. Hoe bet zij , zwaar moest men voor dit verzuim boeten , toen de Engelschen , daar vooral de Amsterdamsche kooplieden , in spijt van tractaten , de Amerikanen , waarmede zij zoo ingenomen waren , dat zij ze als bondgenooten beschouwden en van krijgsbehoeften voor­zagen , in 't begin van 1780 aan onzen staat den oorlog ver­klaarden. Die oorlog was te voorzien geweest , en de stad­houder had lang gewaarschuwd en er was niets gereed. De slapheid waarmede de oorlog , behalve in den gedenkwaardigen zeeslag bij Doggersbank (5 Aug. 1781) gevoerd werd , de jam­merlijke rol die daarbij ons gemeenebest speelde en de onge­reedheid , waarin het zich beyond om eenige oorlogschepen naar Brest te zenden , ter hulpe van Frankrijk , dat ons in dien oorlog de belangrijkste diensten had bewezen , verwekte veel opspraak. In 1783 werd wel de vrede gesloten , maar ofschoon er geen vijand meer te duchten werd , was het land door twee partijen , de stadhoudersgezinde en de anti-stadhou­derlijke of Franschgezinde , die zich patriotten noemden , verscheurd. Tot de laatste behoorden vooral aanzienlijke staats­lieden die zich vleiden dat de beperking en vernedering der stad­houderlijke waardigheid op hunne eigen verheffing , immers op meerdere invloed van plaatselijke en gewestelijke overheden zon. neerkomen. Zij vormden in de staat meer en meer een magi, door het oprichten van vrijcorpsen , en de verwijdering van den hertog van Brunswijk , die den prins-stadhouder als raads­man ter zijde stond , en behalve eene partij ten hove , alle patriotten tegen zich had. Toen zij door de verwijdering van den hertog eene eerste overwinning behaald hadden , deden de on vergenoegden een stap vender en 'verklaarden zich meer openlijk tegen alle familie-regering , waardoor hunne aristocra­tische voorstanders eindelijk de oogen openden en zich lang­zamerhand terugtrokken. De partij woede klom van dag tot dug en er was wel geen plaats die zijne patriotten en prins. 17 gezinden niet had. Bevreesd dat de stadhouder geweld tegen geweld zou gebruiken , schorsten de staten van Holland hem in een gedeelte zijner bedieningen en ontnamen hem bet bevel over de bezetting van 's Gravenhage. De prins meende nu zijne residentie te moeten verlaten en begaf zich naar het Loo in afwachting van hetgeen eerlang door de staten-gene­mai over den maatregel der Hollandsche Staten , mogt wor­den besloten. OndaRks de steeds toenemende ontwikkeling van den opstand , bleef het hoogst waarschijnlij k dat de staten-generaal tot schikking en verzoening zou genegen zijn , en in die verwachting begaf zich de prinses uit Gel­derland naar 's Gravenhage , doch werd op de grenzen van Holland door een der vrijkorpsen in haar plan verhinderd , eenge oogenblikken aangehouden en teruggezonden (28 Junii 1787). De koning van Pruissen liet on zijne krijgsbenden aanrukken om zijne zuster ,satisfactie te geven , en eerlang volgde de omwenteling van 1787, die de moeder was van de volgende groote gebeurtenissen. De stadhouder werd in al zijne waardigheden hersteld , die hem in 1788 door bet drie­voudig verbond van den staat met Engeland en Pruissen werden gewaarborgd. Een treurige zamenloop van omstandigheden veroorzaakte nieuwe en zware rarnpen. In 1793 verklaarde de Fransche republiek den oorlog aan den stadhouder, en na vele wisselkampen van voor- en tegenspoed werden in 1794 de voormuren van den staat , eerst Belgie , toen Sluis in Vlaanderen , 's Hertogen­bosch , Maastricht, Nijmegen , Grave en de Bommelerwaard met geweld ingenomen , terwijl een sterke vorst de Franschen den weg naar het hart van den staat baande , en de prins, om Diet in handen zijner vijanden te vallen , genoodzaakt was zich naar Engeland te begeven. De vrede van Amiens benam den prins de hoop van terugkeering in het vaderland , daar alle mogendheden de stadhouderlooze republiek onder bescherming van Frankrijk erkenden. Daarvoor eater en voor de ver­beurdverklaarde domeinen van het huis van Oranje , zou de prins eene schadevergoeding in geld van den nieuwen staat ontvangen , die hem nogthans door tegenwerking van N a p o­1 eon, nimmer ten deel viel. De landen in Duitschland , de abdyen van Fulda , Corvey en Weingarten , hem tot schade­loosstelling toegekend , stond de prins aan zijn zoon , later koning Willem I, af. Hij hield zich doorgaans op in zijne Duitsche staten , op Oranjestein , en begaf zich later naar Brunswijk , waar hij in Grasmaand 1806 overleed. Verschillend is zijn karakter beoordeeld. Zij , die hem het beste gekend hebben , ontkennen niet dat zijn opvoeding door den hertog van Brunswijk verwaarloosd is. Van Kampen vergelijkt hem met Lod e w ij k XVI , met wien hij wantrouwen op zich zelven en zijne vermogens gemeen had. Hij had een ongemeen juist oordeel en vooral een verbazend geheugen , en legde zich reeds op zijn 13de jaar zoo ijverig op de wetenschappen toe , alsof de pleitzaal of leerstoel eens zijne bestemming moest worden , dit had hij ook met L o d e w ij k gemeen. Beiden waren begaafd met verstand en kennis , maar te zwak om met een vaste hand het roer van den staat te besturen , daar zij niet op zich zelven , maar op hunne staatsdienaren of eehtge­nooten vertrouwden. Beiden waren uitstekend door Mite gods­dienstigheid en liefde tot het yolk , waarover zij gesteld waren , dan de goelijke innemendheid des stadhouders was innemender dan de welgemeende , maar stroeve manieren des konings. Zie Geschied. v. Willem V, Prins van Oranje , Rott. 1802-3, 2 dn. ; C. v. d. A a, Gesch. v. h. leven , karakter en lotgev. v. Willem V, Franek. 1800 3 dn. m. portr. ; Leven van Willem V, Duink. 1791; Le Franey van Berkhey, Lijkgedieht van Prins Willem V, Amst. 1806; Jan van der Bol, Lofrede op Willem V , Breda 1818 8°.; Weitz van Mengel, Eerzuil op Willem V, 1788; G. v. Utrecht, Leerr. over I Sam. 27, 28, gedaan bij den doop , bediend, aan den erfprins , 's Hage 1748 40.; Pillegift bij den doop v. Willem V in Nederl. .7aarb. , 1748, bl. 351; H. 0. Feith, Meer­derjarigh. van Willem V in Gesch. Bijdr. , Gron. II. 148 ; Installatie van Willem V als Erfstadh. , 7 12 Maart 1766 , in Letterb. , 1849, — I. 404 ; Intrede te Utrecht 2 .Tunij 1766 in v. d. Monde Tijds. ,2e S. 3-21; A. de Vulder, de biddende wensch der opregten enz.; Echte bescheiden van 't gebeurde met mevr. de Princ. v. Oranje ; P. Scheltema, de Vorst. familie te Amsterd. in Sept. 1788 in 4emstels Oudh. , III. 129; 4fscheid van Willem V, in v. d. Monde Tijds. II. 217; Karakter van Willem V in W. E. Perponcher, Spreuken , Overwegingen , Bepalingen , Gronden (Utrecht 1810) bl. 64-67; An­thologie uit de Prozasehriften van W. E. de Perponcher bl. 86 volgg.; v. Kampen, Vad. Karakterk. , H. 2. 650 volgg. ; Ned. .Taarb. ; Stuart, Vad. Hist. ; Bilderdijk, G. d. V., D. XII; J. Schra­deri Panegyr. carmen Guil. V, 1766 fol. ; A. Weiss, Or. Acad. ad Araus. et Nass. Princip. cet. L. B. fol. ; J. J. Reitz, Panegyr.Guil. V, Traj. ad Rhen. 1766 fol.; A. v. Roy e n, Musae Leydenses Gull. V cet. inauguratum salutantes , L. B. 1766 (met de N. vertal.door Hendr. de Bosch; Bilderdijk, Brief aanede Vries in Briefw. gedrukt bij Messchert, D. II. bl. 97, 98; Very. op Wagenaar ; Rogge, Gesch. d. omwentel. ; G. J. P y m a n , Bijdrag. tot de voorn. gebeurtenissen in de Rep. der Vereenig. Nederl. sedert 1778 tot en met 1807; A. F. F. Jacobi, Verwond. .Nederland v. d. .T. 1780-1787; Riendorp, Memorien ; Mauvillon, M‘moires; T h. P h. de Pfau, Bust. d. Campagne des Prussiens ; F. Bernard, Precis historiq. de la revolut. qui vient de s'oporer cet. De beroerten in de vereenigde Nederl. van 1300 tot op den tegenw, tijd ; Reguleth,Plegtige hist. redev. ; Quint 0 u d a atj e, Bijdr. tot de geschied. der Omwentel. , Duink. 1792, 2 st.; Voorda en Valckeuaer, .Rechtsgel. advys in de zaalc van den gewezen stadhouder ; J. J. T o u by,Gedachtenis predikaatsie op zijne Hoogzalige Hoogheid Willem V, uit het Hgd. Rott. 1806 ; J. F. Petri, Leerr. over Psalm LX1I: 5, 6, ter gelegenheid v. h. afsterven van Willem V, gedaan in geref. kerk te Brunswijk , nit het Hgd. ; De dood van Willem V enz. in samenspraken , geschikt voor het tooneel door Constans , Leid. 1806 ; De ontmoeting van 17* Willem V en Pieter Paulus in de Elizesche velden , z. pl. of dr. (1806)Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Riveeourt; Mul­ler, Cat. v. portr. ; Kist en Royaards, Serk. 4rch. (2deserie1,II.387. WILLEM FREDERIK , koning der Nederlanden , groot­hertog van Luxemburg , zoon van den vorige , werd den 24 Aug. 1772 te 's Hage geboren. Reeds in zijn grille jeugd , had hij een groote voorliefde voor den arbeid , dien hij verre boven de hofvermaken verkoos eene neiging die hem tot zijn dood bijbleef. De ontwikkeling zijner geestvermogens werd aan den schranderen E u 1 e r van Tweebruggen en den Hollander H e r m anus T o 11 i u s toevertrouwd. Beide mannen waren hoogst ervaren in wetenschappen , welker mededeeling den jongen stadhouder moesten voorbereiden om eenmaal het voetspoor zijner vaderen te drukken. Den generaal S t a in-t o r d, die bij groote wereld- en menschenkennis, eene ongemeene ervaring in de wis-, krijgs- , staat• en letterkunde voegde, word, na E u 1 e r en T o 1 li us , de opvoeding van den pens toever­trouwd. Toen hij 15 jaren oud was , begon de storm te loeijen , die , in Engeland opgestoken , weldra de noodlottigste gevolgen voor den stadhouder had. Nadat de rust door de komst der Pruissen en bet vertrek der patriotten eenigzins hersteld was , deed hij , onder leiding van S t a m fo r d een reis naar Duitsch­land , ter bevordering zijner vorming. Daar bezocht hij vele hoven , en de menschen- en wereldkennis, die hij daar ver­gaderde , was meer dan de beperkte kring van de hofstad hem kon aanbieden. Eerst bezocht hij Berlijn en Brunswijk , leerde aan het hof van eerstgemelde stad de zestienjarige Fr e d e r i k a Louise Wilhelmina, de dochter van Frederik Wil­helm van Pruissen kennen , en het hof van Pruissen en het huffs van Oranje besloten om hunne echtvereeniging to vieren , als de prins zij n reis zou hebbin volbragt en zich aan de hoogeschool te Leiden in het staatsregt zou hebben geoefend. Nu vertrok hij van Berlijn naar Nassau , keerde in 1790 naar het Vaderland terug en vertrok in hetzelfde jaar naar Leiden , waar hij ongeveer een jaar aan de hoogeschool door­bragt. Toen hij zijne studien volbragt had , werd den bijna achtienjarigen prins het gouverneurschap van Breda opgedragen. Nadat hij nog in hetzelfde jaar tot generaal der infanterie was benoemd geworden en zitting in den raad van state had verkregen , reisde hij , nu 19 jaren oud , naar Berlijn , waar 1 October 1791 zijn huwelijk met de prinses werd voltrokken. Onmiddellijk reisden de jonggehuwden naar Nederland en deden in November hun plegtigen intogt te 's Hage , waar zij luisterrijk werden ontvangen. De staten van Holland schonken aan de erf-prinses eene lijfrente van f 18,000 en die van Zeeland eene van I 1800 's jaars. De nationals conventie , reeds met Pruissen , een bondgenoot der staten , in oorlog , aangehist door de vijanden van Oranje , die , na de herstelling van den stad• houder naar Frankrijk waren geweken , verklaarde den 1 Fe­bruarij 1793 den oorlog aan de republiek en nog in dezelfde maand rate Dumourier over de grenzen naar Nederland , waar zich at aanstonds de patriotten of Bataven bij hem voegden om hem bij te staan. Breda werd het eerst bemagtigd , Geertruidenberg en de Klundert bezweken , de Willemstad kwam in gevaar en Venlo en Maastricht werden berend. Eer echter de Franschen nog zoo ver waren doorgedrongen , was Willem Frederik naar Frankfort gereisd , om een mondgesprek met den prins van Saxen-Coburg over het plan der krijgsverrigtingen te houden. Zijn broeder George was reeds den 24sten Februarij uit 's Hage vertrokken , om Venlo te ontzetten. Op den 2den Maart was Willem bij hem om te zamen aan het hoofd der Nederlandsche krijgsmagt te strijden. Het getal strij­ders dat hun ten dienste stond , was veel geringer dan dat der Franschen. In 's Gravenhage spande men alle krachten in om hem van manschappen en krijgsbehoeften te voorzien. Ook werden zij door Engeland , Pruissen en Oostenrijk onder­steund. Een der eerste overwinningen op de Franschen was die van Neerwinden , den 18den Maart , waarbij Dumourier gedeeltelijk werd verslagen. Ook werden reeds in het begin van April Breda en Geertruidenberg uit de magt der Franschen verlost. Den ganschen zomer vocht prins Willem en zijn broeder dagelijks met veel geluk tegen de overmagt , die West•Vlaanderen wilde binnen dringen , doch welhaast scheen het lot zich tegen den jongsten der prinsen te keeren : de afdeeling van prins G e o r g e werd door den gene­raal Hone hard teruggeslagen en hij zelf zwaar gewond , waarop de erfprins bevel gaf dat het leger terug moest trekken , dat zich met verlies van vele menschenlevens achter de Schelde in den omtrek van Gend verzamelde. Reeds in Februarij 1794 werd een nieuwe veldtogt geopend. De erfprins sloeg zijn hoofdkwartier te Luik op en maakte zich gereed om Landrecies te bereiken. De verovering dier vesting , waartegen K arel V en prins E u g e n i us het hoofd hadden gestoten , was een lauwer te meer aan de kroon van den vorst. Door deze overwinning steeg deze zoo in achting dat keizer Frans van Oostenrijk hem het bevel over een vereenigd leger van 50,00.0 man toevertrouwde. Doch bet krijgsgeluk , dat den 2ljarigen Willem zoolang had toegelagchen , scheen zich nu weder geheel van hem of te keeren. De Franschen waren over de Sambre getrokken , om Charleroi te bemagtigen , welks bezit voor hun van het uiterste gewigt was. Tweemaal gelukte het Willem one hen tot de terugtogt over de rivier to dwingen , en in den eersten strijd had hij zelf 17 uren ge­vochten. Voor de derde, maal boden hem de Franschen het hoofd en weder streed hij met zijn broeder 15 uren lang met afwisselend geluk , en zij hadden den vijand reeds tot aan Marchienne du Pont gedrongen , toen hij , tengevolge van de tijding dat de generaal Beaulieu bij Fleurus was geslagen , tot den terugtogt besloot , die echter met voorzigtigheid en zonder verlies geschiedde. Wij mogen bij de volgende gebeur­tenissen niet stilstaan. Het is bekend hoe de Franschen ves­ting bij vesting veroverden , door de natuur geholpen ons geheele land overstroomden en den stadhouder noodzaakten den 18 en 19 Januarij met de geheele vorstelijke familie en eenige trouwe aanhangelingen te Scheveningen seheep naar Engeland te gaan , waar hem het paleis Hamptoncourt ter bewoning was afgestaan. Weldra begaf zich prins Willem met zijn vrouw en driejarig zoontje naar Berlijn , waar onophoudelijke werk­zaamheid zijne smart lenigde. Hij was warsch van luidruchtige feesten , stond vroeg op , bleef kort aan tafel en deed de meeste zaken liefst zelf. leder uur waarover hij kon beschikken was aan de beoefening der staat- en landhuishoudkunde , waartoe het beheer zijner goederen in Silezie de ruimste gelegenheid aanbood , gewijd. Daar legde bij volksplantingen aan , schafte het lijfeigenschap of en verbeterde de middelen van bestaan zijner onderhoorigen. Hij bleef intusschen aandachtig de gebeur­tenissen gadeslaan , en wachtte slechts naar het oogenblik , waarop hij zou kunnen werken. Weldra verliet hij Berlijn om zich bij de Engelschen en Russen te voegen , die te zamen de Bataafsche republiek , waarin het gemeenebest der vereenigde Nederlanden vervormd was , aan de Franschen wilden ontweldigen. Zij behaalden een beslissende zege bij Alkmaar. Reeds zagen de vrienden van Oranje in hunne verbeelding den stadhouder weer op zijn zetel en de Fransch-Bataafsche regering bereidde zich reeds tot de vlugt , toen de kans verkeerde. Drie dagen daarna werd York geslagen hij miracle het land met zijne krijgsbenden en W i i­1 e m vertrok weder naar Berlijn. Niet geheel vruchteloos was de reis van den prins naar Parijs (Maart 1802) om met Napoleon, toen eerste consul , over de schadevergoeding voor zijn huis te handelen. Hij kreeg eenige domeinen en stiften terug , waary an Fulda , Corvey, Dortmund , Weingarten , Buchhorn , Ilofen , St. Gerold , Bandern en Dietkirchen de voornaamste waren. Daarentegen moest hij van het stadhou­derschap en de Nederlandsche domeinen afstand doer) , terwij1 de Bataafsche republiek aannam om den stadhouder en zijn huis 5 millioenen uit te keeren , die Willem V echter , door Livloed van Napoleon, nimmer ontving. W i 11 e m gaf nog in hetzelfde jaar de geheele schadeloosstelling en zijne regten aan zijn zoon over, die nu te Fulda zijn residentie nam. Na den dood van zijn vader , volgde hij deze in zijne Nassausche erf­staten op. Daar hij echter niet aan de eischen van N a p o- leo n wilde voldoen om tot het rijnvarbond toe te treden, werd hij door dozen van al zijne states beroofd. Weldra trok N a p oleo n over de Rijn , werd Pruissens lot in de veldslagen van Auerstadt en Jena beslist , en toen Oranje al vechtende aan de spits van den regtervleugel der Pruissische hoofdarmee tot Maagdenburg wilde doordringen , werd hij krijgsgevangen. Op zijn wourd van eer ontslagen , keerde hij naar Berlija terug , doch toen Na poleon nu ook naar Berlijn oprukte , vertrok hij met zijn echtgenoote en kinderen naar Pommeren. Na den vrede van Tilsit, leefde de prins als ambteloos burger te Berlijn van , de goederen die hem in Posen en Silesie over­gebleven waren , tot dat de vernieuwde oorlog tusschen Oos­tenrijk en Frankrijk losbrak. Reeds vroeger door keizer Fran s tot generaal veldtuigmeester benoemd , betrad hij met F a g el, de speelmakker zijner jeugd en zijn bestendige begeleider en vertrouweling , het tooneel van den strijd , vocht aan den linkeroever van den Donau onder aartshertog K a r el op het slagveld te Wagram , en bekwam in dien bloedigen strijd eene wonde aan het been. De uitslag van den slag is bekend. illem trok wederoin terug met zijn krijgsvolk , doch zijne wonders , zijne uitgestane vermoeijenissen en eene daarop ge­volgde rein in Hongarije , had zijn overigens sterk gestel zeer geschokt , toen hij in Berlijn wederkeerde. Schoon op nieuw teleurgesteld en overwonnen , bleef zijn geloof onverwrikbaar dat de wereldmagt van Napoleon niet zou blijven voort­duren , en onderhield hij met zijne toenemende vrienden in het vaderland , die hem behulpzaam konden zijn om eenmaal weder te • keeren , briefwisseling. Zijn geloof werd niet te leur gesteld , hij keerde na 18 jaren zwervens terug, landde den 19 November 1813 te Scheveningen en deed den 2den Dec. zijn intogt in de hoofdstad , nadat hij den vorigen dag aldaar als souverein vorst was uitgeroepen. Ons bestek gedoogt niet bij de gebeurtenissen , die zich gedurende zijn regering afwisselden , stil te staan. Het zij voldoende aan te stippen , dat de grondwet , op 's vorsten last ontworpen , door hem , op den 14den Maart 1814 in de Nieuwe kerk te Amsterdam plegtig werd bezworen , dat , na dat het Weener congres de. vereeniging van Belgie met Neder­land bepaald had , Willem I den 16 Maart 1815 tot koning werd uitgeroepen ; dat de Belgische opstand , in Augustus 1830 uitgebarsten , eene scheuring tengevolge had, die de koning wel trachtte te verhoeden , doch genoodzaakt was , na eene lang volgehouden volharding , toe te geven. Weinig tijds , na het vaststellen der overeenkomsten van scheiding , deed de koning afstand van de regering aan den prins van Oranje , welke plegtigheid op het paleis het Loo den 7 October 1840 voltrokken werd. Zijne bijna 27•jarige regering kenmerkte zich door veel roems , ook door veel leeds , en vult menige voor de nakomelingscbap merkwaardige bladzijde in de geschie­denis van Nederland. De worst nam nu den titel aan van graaf van Nassau, vertrok naar Pruissen en huwde (zijn eerste gemalin was 12 Oct. 1837 overleden) te Berlijn de gravin H e n r i e t t e d' 0 u I­t r e m o n t. Hij overleed aldaar den 12 December 1843 aan eene beroerte. Zijn lijk werd den 2 Januarij 1844 met groote pracht in den vorstelijken grafkelder te Delft ter aarde besteld. Geen zijner voorzaten , die ons land bestuurd hebben , bereikten zulk een hoogen ouderdom. Zie E. Munch, Konig Wilhelm I d. Niederl. in d. Verbannung und als Teutscher Furst in Jahrb. d. Geschicht. 1832 , I. 321; Dez. , Versuch einer Geschichte d. Regierung Konig Wilhelms I d. Niederl. und d. Opposition in diesem Reiche in All g. Polit. Annalen , I. 1830, 227, IV. 171; J. von Arnoldi, Wilhelm I von Oranien, Konig der Niederl. in Zeitgenossen , II. 7, 1818 I. Leipz. 1817 8°. , in 't Holl. vert. door Th. Olivier Schilperoort, Zutphen 1818 Rott. 1821 m. portr.; Conyers. Lexicon ; Gal. d. Contemp. ; D e Gerlac he , Hist. du Royaume des Pays-Bas , Bruxel. 1842, 3 vol. ; North om b , Essai historique et politique sur la revolution Beige; Guil. Fred. d' Orange-Nassau avant son avenement au trone des Pays-Bas par un Beige ; Thonissen, La Belgique sous le regne de Leopold I. Liege , 1835 , 4°. voll. ; Nouv. Biogr. gear. ; Gallrie des contemporains ; E c h s t e i n, De 'Esprit , qui presida a l'etablissenzent du royaume des Pays-Bas in Nouv. Conserv. Beige , III. 1835, sour radministration de les Pays-Bas Guil. d' Or. , 1810-1840 in Rev. Brit. 1840, II. 341 ed. Beige; Guillaume I, roi des Pays-Bas , arbitre du differend anglo­americain , 1829-1831 in Conservateur, , I. III; Schets van het leven van Z. M. Willem I, Koning der Niederl., Franek. 1850; J. B. Vermenlen, Willem ingedrongen Koning der Nederl. , aanleyding tot den opstand der Belgen in 1830 , Brussel 1841 ; W i 11em I in zijne regering , 's Hage 1842; Engelbert Gerrits, Bet leven en de Regering van zijn Maj. Wit. I enz. , Amst. 1844; H. Z e em an , Het leven , de krijgsbedrijven en regering van Z. M. Willem I, Amst. 1844; Levensschets van Z. M. koning i1%ill. Fred. gevolgd floor een naauwk. beschrijv. zijner begrafenis , m. pl. ; J. J. Dermout, Kerkel. rede ter gedachtenis van Z. M. Wil. Fred. kon. d. Nederl. , De dood van Willem I in Reformatie , VIII. 275 ; J. d a Costa, ter nage­dachtenis van koning Willem Frederik in Instituut III. 226 ; Willem I en de grondwet van 1815 in Gids , Mengel. IX. 221; de koning der Nederlanden , beschermheer van stoute ontwerpen in Vadd. Letteroef. , 1832, IL 308 ; M. C. van Hall, Aanwijzing van een groven misslag , begaan door den baron van Reiffenberg , omtrent koning Willem I en koning Willem II en de minister Mr. A. R. Falck in Gem. Geschr. 423 ; Very. Wagenaar ; Stuart, Ned. .Taarb. ; Lastdrager, Bosscha, de Jonge, Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; Siegenbeek, Gesch. d. L. 11.; Schotel, Leidsche Llooges. ; Bosscha, Ned. Heldend. te land ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kist en Royaards, Kerk. Archie! (eerste serie) , X. 370. WILLEM GEORGE FREDERIK , prins van Oranje-Nassau, jongere broeder van koning Willem I, werd den 15den Februarij 1774 te 's Hage geboren. Ook zijne opvoeding werd aan den generaal Stamford, Euler en T o 1-lius toevertrouwd. Reeds in prille jeugd muntte hij uit door buitengewone schranderheid, en gaf hij boven alle speelgoed , aan zijne houten soldaten de voorkeur. Was zijn oudere broeder , ingetrokken , bedaard , een toekomend staatsman , hij daarentegen vurig , onbesuid , een toekomend krijgsman. Zijn uitstekende aanleg voor de krijgskunde , openbaarde zich in den oorlog tegen de Franschen , toen hij , onder zijn ouderen broeder bet bevel over bet kleine staatsche leger voerde , nadat hij reeds vroeger pogingen had aangewend om de krijgsmagt op een beteren voet te brengen. Ilij streed met groote dap­perheid en geluk tegen de overmagt der Franschen , totdat hij eindelijk door een kogel in de linkerschouder getroffen , zwaar gewond van bet paard viel. Met moeite konden eenige zijner getrouwe huzaren here uit het gevecht redden en drie uren ver naar Rousselaar brengen , eer er een verband gelegd werd. Onder het lijden van hevige smarten moest Kier de prins een paard bestijgen om niet den vijandelijken troepen , die reeds in deze streken rondzwierven , in banden to vallen , en kwam zoo den derden dag over Sluis en Rotterdam te 's Rage aan , gedurende welken tijd hij weer door hezorgdheid over het lot van zijn krijgsvolk dan door de smarten zijner wonden scheen te lijden. In bet begin van 1794 door de regeering , ter belooning zijner dapperheid tot generaal der kavallerie benoemd , keerde de prins na zijn oogschijnlijke herstelling , in Februarij van dit jaar , naar bet leger terug en werd bij zijne aankomst in het hoofd­kwartier te Luik door zijne wapenbroeders met vreugdegejuich ontvangen. Gedurende de winterkwartieren had de arm6e Naar verlies van bet vorige jaar tamelijk hersteld en was. door onderscheidene ten deele uit de vestingen getrokken regementen aanzienlijk versterkt geworden. Onder het opperbevel van den erfprins was ook eene aanzienlijke afdeeling van het Oosten­rijksche leger gesteld , en overeenkomstig het afgesproken plan werd reeds in April de belegering van Landrecies ondernomen , hetwelk zich ook na een hevig bombardement op bet eind dier maand aan den erfprins moest overgeven. Bij de talrijke pogingen des vijands om de vesting te ontzetten , gaf r e-d e r i k aan de spits zijner ruiterij weder menigvuldige blijken zijner kennis en van zijn mood. Nadat bij met zijne fawilie in 1795 naar Engeland was overgestoken , trad hij in Oostenrijkseben dienst als generaal­majoor bij het leger aan den Nederrijn , en den Eden Mei 1796 onder den veldtuigmeester graaf War ten s 1 e b e n , als be­velhebber over de infanterie-regementen S a m-G yulay en S a t a r a y , met welke bij bijna den geheelen veldtogt van dit jaar maakte. Toen J o u r d a n voor de tweede maal over den Rijn teruggeslagen was geworden , en daarmede de oorlog aan den Nederrijn niet verder voortgezet werd , trok de aarts­hertog Karel den prins bij de hoofdarmee aan dee Opperrija , waar hij aanvankelijk het bevel over de voorhoede voerde daarna zich bij het belegeringsleger voor Kehl voegde. Na het verlaten der winterkwartieren werd Frederik in Februarij 1797 met vier grenadiers•bataillons naar de Italiaansche armee verplaatst , waarvan de aartshertog Karel het opperbevel had overgenomen. De prins kreeg de reserve der linkervleugel onder zijn bevel. Toen de prins , na het sluiten van den vrede te Campo Formis (20 October 1797) een rein naar Engeland ondernam , benoemde keizer Frans hem tot luitenant­veldmaarschalk en den 14 November 17 b8 droeg de keizer hem het opperbevel op over het geheele Oostenrijksche leger in Italie , met aanstelling van veldtuigmeester, nadat zijn voor­ganger de graaf van Wallis bij het leger aan de Lech was verplaatst geworden. Niet lang bekleedde hij deze hooge waardigheid. Reeds den 6 Jan. 1799 stierf hij te Padua , na een kort ziekbed , aan een kwaadaardige koorts. Zijn dood beschouwde men als een groote ramp. Hij paarde , las men o. a. in de nieuwstijdingen van Weenen , aan Hollandsche koel­bloedigheid , eenen werkzamen geest , eene altijd gelijkroatige gemoedsgesteldheid , eenen juisten scherpen blik , en eene groote persoonlijke dapperheid. De minister van staat van Thugut schatte hem zoo hoog , dat hij dikwerf plagt te zeggen , dat Oostenrijk eenen tweeden prins E u g e n i u s aan hem zoude hebben. Hij werd in het Heremiten klooster te Padua be-graven. Later bragt men het lijk over naar een aan de kloosterkerk palende kapet, en de Oostenrijksche krijgslieden lieten het graf met het navolgend in steen uitgehouwen opschrift voorzien : Ossa Frederici Guilielmi Georyii Prim Arausion. Nassovii _Ex proximo coenobii Claustro Hue translata cum monumento Et condita Ex decreto anno MDOCCX11 7. Praereptus et postridie Non. Jan. 4. MDCCIC Cum vix ageret aetatis annum XXV Omnibus honoribus strenue perfunctus Auslriae in Italia exercituum Supremus Dux , desiderium , luctus. Ben ander gedenkteeken , dat de vorstelijke familie door C a n o v a had laten vervaardigen , is in de kloosterkerk zelve nevens het groot altaar opgehangen. Het is een basrelief met wapentooi en den naam des overledene. Zie Het leven van W. G. Frederik, Prince van Oranje met pl. , Rotterd. 1802 , 1803 ; J. von A r n oldi, Leven en karakterschetsen van W. G. Frederik, prins van Oranje-Nassau , keizerlijk lconinklijk veldtuigmeester. Naar het • Hoogd. van J. von Arnoldi , Rotterd. 1821; Bosseha, Heldendaden te land ; Galerie Contempor. ; Diction. biographiq. et historiq. redigo par une sociJt6 de gens de lettres , Londres 1800 o. h. w. , Oranje; Muller, Cat. v. portr. W ILLEM II, koqing der Nederl., groothertog van Luxemburg, 6 Dec. 1792 te 's Hage geboren , ontving bij den doop den naam van Willem Frederik George Lodewijk. De beide eerste waren die van den vader, Willem Fr ederik, erfprins van Oranje , de beide anderen gaven de bloedverwantschap van den doopeling te kennen met de koningen van Groot-Brittannie. Ruina twee jaren later, 18 Jan. 1795 , bragt eene vischpink , gevoerd door stuurman M i c h i e 1 de Heyer, den tweejarigen prins met zijne moeder en grootmoeder naar Engeland , na weinige uren gevolgd door zijn grootvader , vader en oom. Ongeveer een jaar later vertrok hij met zijn vader naar Duitschland en vestigde zich te Berlijn , waar hij werd opgevoed, en Jean Victor baron de Constant Rebec­que tot mentor had. Met dezen werd hij in dezelfde woning gehuisvest en ook deze vergezelde den prins naar de lessen aan de militaire akademie , die hij in Mei 1806 begon bij te wonen , bestuurde zijne studien te huis , en gaf hem daar afzonderlijk onderricht. Na dat hij na afgelegd examen , tot officier in Pruissischen dienst was bevorderd , vertrok hij (1809) naar Engeland , waar hij de hoogeschool te Oxford bezocht , en als een student van Christ-Church , een #ex aede Christi alum­ nus" beschouwd werd. Na een tweejarig verblijf, gedurende hetwelk hij zich op de letteren en wetenschappen had toege­ legd , werd hij plegtig tot doctor bevorderd , vertrok toen met Constant Rebecque naar Spanje en vervoegde zich bij het Engelsche leger onder den hertog van W e 1 1 i n g t o n, werd zijn aide-de-camp en kolonel terwijl zijne vaardige en stipte waarneming van den dienst door den opperbevelhebber dagelijks meer werd op prijs gesteld. Ons bestek gedoogt niet dat wij bij de dapperheid van den prins bij Cuidad , Rodrigo , Badajoz , Salamanca en elders ten toon gespreid , vertoeven. Het zij voldoende te vernaelden dat W ellington die op hooge prijs stelde en hem naar Engeland zond om de tijding van de zegepraal, in 1813 hij Vittoria behaald , over te brengen , en dat de prins-regent hem tot zijn adjudant aanstelde en hem den grooten gouden eerepenning schonk. In Spanje teruggekeerd , kreeg hij daar de tijding dat het vader­ land het Fransche juk had afgeschud en het huis van Oranje tot de regering was geroepen. Den 19 December 1813 betrad hij , op zijn 20ste jaar , als kolonel in Engelschen dienst , den grond , dien bij zoo vroeg als onbewuste balling had moeOn verlaten maar al bragt hij er geen persoonlijke her­ inneringen mede , hij had van dat vaderland te veel hooren verhalen om er geen hart voor te hebben , en zoo hij er niets van geweten had , zou de onuitsprekelijke blijdschap , waarmede hij werd verwelkomd , hem wel innig overtuigd hebben , dat er tusschen hem en dit yolk een naauwe band van erfelijke liefde moedt bestaan. Den derden dag na zijne aankomst werd hij door zijn vader, toen souvereinen vorst , tot generaal del infanterie en inspecteur­ generaal der troepen van allerlei wapen aangesteld. De terugkeer van Napoleon in 1813 gaf den dapperen prins gelegenheid om andermaal onder den beroemden W e 1-lingto n , der wereld zijne heldenmoed en krijgsbeleid te toonen , toen hij het Nederlandsche Leger de velden van Quatre-Bras en Waterloo tegen den veroveraar van Europa en diens in den krijg volleerden maarschalk N e y aanvoerde , en den 17den en 18den Junij eene zege hielp behalen , die men grootendeels aan zijn beleid en volharding te danken had. In deze onvergetelijke veldslag bekwam hij eene wonde , die toonde hoe digt hij den dood onder de oogen had gezien en hoe God hem voor Nederland had gespaard. Ja , hij was toen in waarheid , wat op eene Engelschen gedenkpenning van hem gezegd werd , •de roem van Nederland". De dankbare natie vereerde hem het lusthuis te Soestdijk. Een schitterend bewijs van heldenmoed gaf hij , toen hij zich in Augustus 1830 te Brussel alleen waagde te midden eener oproerige menigte , een daad van heldenmoed , die meer dan genoeg zou zijn om in hem een held te erkennen , wien alle vrees onbekend was. Nog eenmaal schitterde zijn veldheers­talent een jaar later bij Hasselt en Leuven , met eenen luister, waardoor zijn roem bij de Nederlandsche krijgsman niet minder zal blijven voortleven dan zijne minzaamheid , gulheid en mild­dadigheid , die hem door krijgsman en burger als op de handen deden dragen en zijne nagedachtenis in zegening zullen doen blijven. Sedert riep geen woelig oorlogstooneel , waarop hij , naar zijnen aanleg en opleiding , zoo geheel op zijn plaats was , hem meer tot verdediging des vaderlands en leefde hij , welligt ook door menigerlei verschillende inzigten omtrent regeringszaken , zoo at niet met bedrijvige deelneming , dan toch met belangstelling in 's lands welzijn , in afwachting van meerdere werkzaamheid voort tot dat hij , tengevolge van den afstand van den troon door Willem I, op den 8sten October 1846 , een maand daarna in de Nieuwe kerk te Amsterdam , plegtig tot koning van Nederland werd gehuldigd , van welk tijdstip of , hij meer en weer toonde , dat wie in hem den aangebeden veldheer prees , ook den geliefden koning zou hoogschatten. Zoo leefde hij ruim 8 jaren voor zijn yolk , dat hem lief had ; in den laatsten tijd in afnemende gezondheid , die de dreigende voorbode en weldra de wisse kenteekenen droeg van een kwaal aan het hart , dat met bijkomende ziekte van ontstekenden card hem op ruim 66-jarigen leeftijd , onder hartelijken rouw van zijn yolk , van een leven deed scheiden dat voor hem rijk was in zeldzame lotsverwisseling en menigerlei onrust , aan treffende slagen en staatkundige moeijelijkheden , een leven dat zich als in twee bedrij yen laat verdeelen , het eerste hoofdzakelijk op het veld van oorlog , het tweede op het tooneel van den staat , en gelijk hij zich op het eerste menig gedenkteeken stichtte van onverschrokken moed en schrander beleid , zoo prijkt in het tweede , inzonderheid in zijn laatste levensjaar,, het gedenkteeken der grondwetsherziening als de uitdrukking van zijn grootmoedig karakter en bezorgd­heid voor het hell zijns yolks , met onvergankelijke eere. Willem II overleed des nachts tusschen 16 en 17 Maart 1849 te Tilburg. Zijn leven is door prof. B o s s c h a, zijne laatste ziekte en sterven door dr. S c h o t el , toen predikant te Tilburg , beschreven. Zijn dood was een zware slag voor het vaderland in het algemeen , in het bijzonder voor den bloei der schoone kunsten , wier beschermer en voorstander hij was. De gothische zaal van schilderijen te 's Gravenhage , waar hij zich een museum van schilderstukken en beelden stichtte , zal moeijelijk eene wedergade vinden. Den 2lsten Februarij 1816 was de koning te St.-Petersburg gehuwd met de grootvorstin Anna Paulown a, jongste zuster van keizer Alexander van Rusland , die hem 16 jaren (zij overleed 1 Maart 1866) overleefde. Zij schonk hem vijf kinderen: Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, den 19 Febr. 1817 (thans koning Willem III) , Willem Alexander Frederik Konstantijn Nikolaas, geb. 2 Aug. 1818, op 19-jarigen leeftijd overleden , Wille m, Frederik Hend rik den 13den Junij 1820 geboren, Wil­lem Alexander Frederik Ernst Kasimir, den 2lsten Mei 1822 geboren , vier maanden later gestorven , Wilhe 1-mina Maria Sophia Louise, later groot•hertogin van Saksen-Weimar. Zie J. B o s s c ha, Leven van Willem II, kon. d. Nederl.; (2 druk­ken); J. J. A bb in k, Leven van koning Willem II , zijn overlijden en plegtige begrafenis ; N. N. Hemkes Leven van Willem II; En-gelberts Gerrits, Gedenkb. der inhuldiging van Z. M. Willem II; dr. G. D. J. Schotel, de dood des konings (15e druk); Reise, Uitboezeming bij den dood des konings; W i t h uys, de koning sterft; Tilburgs Lijkzang op Z. M. Willem Li, (muzyk); dr. W. R. Veder, Uitboezeming op den 3 April 1849 ; De Echo of laatste woorden van Willem II; Tollens, bij 's konings begrafenis ; M. A. v. d. Bank, La Priere du Roi ; G. Ruytenschild, Kerkelijke rede ter gedach­tenis, enz.; Leven van Willem I; van Kampen, Vad. Sarakterk.; Biogr. Univ. ; Biogr. gdnir.; Conyers. Lex. Woordenb. der zamenlev.; Ruytenschild, de graven onzer vorsten; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Immerzeel; Kramm. - WILLEM, graaf van Nassau, soon van Jan van Nassau en Magdalena, gravin van Waldek, kleinzoon van Jan van Nassau, stadhouder van Gelderland , werd in 1§91 geboren. Hij bewees in den rang van veldmaarschalk der vereenigde Nederlanden , belangrijke diensten aan het vaderland , veroverde eenige sterkten in Vlaanderen , onder­scheidde zich in 1632 bij de belegering van Maastricht , door de. verovering van Orson en sommige steden in bet Bergs- en Kleefsland. Frederik Hendrik, een aanslag op Antwerpen in 't oog hebbende , vertrouwde hem een belangrijke onderneming , het bezetten van den dijk te Callo , toe. Deze gelukte , hij verjoeg de Spanjaarden , maar in plaats van zijn togt verder voort te zetten , bleef en versterkte hij zich ter plaatse waar hij was. Toen hem het valsch gerucht ter oore kwam dat de Span. jaarden met een grootere magt dan de zijne in aantogt waren , sloeg de vrees hem in het hart en nam hij in verwarring de vlugt ., waarbij hij een aanmerkelijk verlies van yolk leed , wel 2000 man en daar onder zijn zoon Maurits, eel) jongeling van groote verwachting. Door deze nederlaag leed de geheele onderneming van Fr e d e r i k H e n d r i k schipbreuk. Deze betuigde openlijk zijn misnoegen over dezen onberaden stap van een onderbevelhebber die , om een onzeker kwaad te voorkomen , zich met zijn yolk in 't verderf stortte. Hij ont­ving in 1641 bij de belegering van Gennep een hevige kneuzing in den onderbuik , aan welker gevolgen hij het vol­gende jaar overleed. Johan Wolfard, beer van Brederode , gehuwd met Anna, zuster van graaf Willem van Nassau, volgde hem ale veldmaarschalk op. Zie Aitsema, Wagenaar., Arend, Groen.yan Prinbte­rer,.Archives; Kobus en de Rivecourt. WILLEM LODEWIJK , graaf van Nassau, zoon van Jan, graaf van Nassau-Dillenburg, broeder van prins Willem 1, werd den 13den Maart 1560 geboren. Reeds vroeg zond hem zijn vader naar de Nederlanden , om aldaar de krijgskunde in de beoefeniug te leeren , in de bespiegelende kends waarvan hij reeds belangrijke vorderingen had gemaakt. In 158. 0 , dus nog maar twintig jaren oud , voerde hij bet bevel over eenige Fransche krijgsbenden in bet beleg van Groningen en Koevorden , en terwijl hij van verre deze laatste plaats' bespiedde ; werd hij door een kitnonskogel aan zijn linkerbeen dermate getroffen , dat hij langzaam genas en sedert een hinkenden gang behield. Toen de stad Lochem , twee jaren later door den Spaanschen veidheer V e r d u g o belegerd werd , wist hij door den toevoer van ettelijke wagens met levensmiddelen in den prangenden nood der stad te voorzien , en deed hij vervolgens met de grad v a n 11,o h e n 1,o een talrijke bende ruiterij en voetvolk aanrukken en alioo het .eleg opbteken. Zijn moed en beleid bleven niet onbeloond. De staten van Friesland benoemden hem na het ontslag van den graaf d e M e r o d e tot stadhouder van Friesland. Zijn oom Wille m. I hing zijn zegel aan deze verkiezing , door het verleenen der lastbrieven. Als stedehouder oefende hij dus een ondergeschikt gezag aan zijn oom , tot op diens ontijdigen dood , wanneer hem door de staten op nieuw het stadhouderschap werd opge­dragen en hij door de algemeene staten daarin bevestigd werd. IJverig ging hij voort met den vijand afbreuk te doen. In 1585 bemagtigde hij in het zuidelijke gedeelte van Friesland , twee schansen , Slijkenburg en Oldemarkt , waaruit de Spaansche veldheer V e r d u g o aan het kwartier de Zevenwouden veel nadeel toebragt. Minder gelukkig slaagde hij in zijn toeleg op de stad Groningen. Toen hij zich in den winter van 1586 te 's Hage beyond , om even als zijn neef Maurits van den graaf van Leicester een lastbrief tot zijn stadhouderschap te nemen , werd hem berigt dat de overste T a s a i s van zijne afwezigheid gebruik makende , in Friesland het platte land van het Zuiden naar bet Noorden afliep. In allerijl vertrok hij te scheep derwaarts , landde te Staveren , doch van een deel van zijn yolk afgesneden , moest hij de ontwerpen der Spanjaarden ongehinderd zien voortzetten. Toen de vijand tegen het eind van . den winter het land had verlaten , beval de stadhouder bet houden van goede wacht , zette ver­dachte personen of , liet de voorraad van eetwaren opteekenen en de bevrorene wateren openbijten. Wij kunnen de verschillende krijgsbedrijven van den stad­houder niet opsommen. Alleen vermelden wij dat hij steeds bet oog op Groningen gevestigd hield en in 1589 tot het veroveren dier stad meer opzettelijk handen aan het werk sloeg in April van dit jaar , het schansje Ementille , aan de vaart naar Friesland , langs welke de stad Karen toevoer uit Friesland, ontving, nam. Delfzijl , waaruit aan den anderen kant de stad gespijzigd - werd , trachtte hij te vergeefs te bemeesteren. Gelukkiger slaagde hij aan de Eems. Na het dorp de Jouwer, ter verzekering van de brandschattingen verschanst te hebben deed hij een deel van zijn yolk over het Reiderdiep in de provincie Groningen na den genoemden stroom trekken en aldaar eerst de schans te Zwaagsterkijl en daarna de twee schansen te Reide bemagtigen , in wier plaats hij vervolgens een groote en sterke schans bouwde. Niet lang daarna ver­scheen graaf Willem in eigen persoon aan het hoofd van 800 man voor den schans op den Zoutkamp , een uithoek digt aan het Reiderdiep gelegen en nam die , na Naar hevig beschoten te hebben , stormenderhand in. Op den grond der zwakke en vernielde schans deed hij een kloeke en fraaije sterkte opwerpen. Geen geringe eer behaalde de graaf in 1591' met het aandeel dat hij had in de verovering van Nij- megen onder het opperbevel van prins Maurit s. Ten koste van een zware word , slaagde hij 's jaars daaraan even voor­spoedig omtrent de vesting Koevorden , en twee jaren later in de ontzetting van deze , die door V e r d u g o belegerd werd. Nu lag Groningen aan de beurt. In Mei 1594 sloegen M a u-r i ts en Willem Lodew ij k het beleg voor die stad , die , na een kloeken weerstand , zich moest overgeven. Onder de voorwaarden , waarop , bedong Maurits het stadhouderschap van Groningen en Ommelanden voor zijn neef. Meer dan eens was de stadhouder gedwongen de sterke hand te bast te nemen tot vereffening der geschillen in Friesland en Groningen. In Groningen ontwapende hij in 1600 de burgerij en even sterk tastte hij in hetzelfde jaar te Leeuwarden door, niettegenstaande hem van sommige misnoegde regenten werd nagegeven dat hij zich meester van de regering zocht te maken. Niet alleen als krijgs- maar ook als staatsman verdient Willem Lod e-w ij k vermelding , en hoe grooten prijs men op zijn invloed stelde , blijkt bier nit dat H e n d r i k IV , koning van Frankrijk , toen hij in 1608 aan vrede of een veeljarig bestand tusschen Spanje en de algemeene stater deed arbeiden aan zijn gezant eann in last gaf graaf Willem door het aanbieden van een geschenk of jaargeld in zijn belangen over te halen. Hij bleef niet ongemoeid in de rampzalige kerktwisten van dien tijd en koos de zijde der contra-remonstranten. Zulks bleek o. a. door Maurits near de kloosterkerk • te vergezellen en de Arminianen in Friesland van het kussen te weeren. Hij dreef bet ecliter niet tot het uiterste en poogde zijn neef van zijn opzet ten aanzien van Old enb arneveld in een langen en ernstigen brief terug te brengen. Ook raadde hij de Delftsche conferentie tot vereffening der geschillen ernstig aan. Hij overleed den laatsten Mei 1620 aan de gevolgen eener be­roerte , onder het schrij ven van een brief aan M a u r i t s. Zijn stoffelijk overblijfsel werd in de Jakobijnen-kerk te Leeuwar­den , waar zich ook zijn graftombe bevindt , begraven. Hij huwde Anna van Nassau, docbter van Willem I, die 23 Junij 1588 , kinderloos , in den ouderdom van 26 jaren overleed. Zie, behalve Scotanus, Winsemius, Aitsema, Bor, Wa­genaar, Arend, Bilderdijk en anderen; Ubbo Emmius, Guil. Ludov. Comes Nassovius , vita , res gestae etc. , Gron. 1621 4°. ; E. Neuhusii Oratio in funere L. cet. , Leov. 1620; H. Ra­ ensper g, Orat. fun. in obit. Gull. Ludov. , Gron. 1621, gevolgddoor gedichten ; J. S c h r a d e r i Poemat. ; V on d e l's Werken (uitg.van van Lennep), D. II. bl. 359, 391; Kist en Royaards, t. a. p. (2e serie) , D. III. bl. 243 ; J. A. C. van Heu sd en, Diatribe in Guil. Lud. cet. vitam , ingenium , merita , Traj. ad Rhen. 1835; Annibal et Scipion. ou les grands Capitaines avec les ordres et plans de Bataille et les Annotations , .Discours et Remarques politiques 'et militaires de Inn le Comte G. L. de .Nassau etc. La Hays 1675; Groen van Prinsterer, Archives; J. van den Bosch, de .Heeren stadhouders van Vriesland, kortelijke beschreven enz. Mitsgaders beschrtjvinge van . de vorstelyke grafkekler en sepulture binnen Leeuw. ; S t a u t e r , •Lijk-klaght over den in alle deughden wtmuntenden Neere Wilhelm Ludwich enz. , met histor. aanteeken. • K 1 u i t , Noll. Staatr., D. III; Scheltema, Staatk. Nederl. ; J. fI. v d.Wyer, Gecostum. voorstelling v. d. intogt van prins Maurits en graaf Wil. Lod. binnen Groningen, 1850; Hoogstraten, Kok, Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. ; Eekhoff, Bibl. v. Leeuw., bl. 147, 255, 256, 280; 332, 419, 434; Dez., Stedel. Kunstverz. , hi. 2, 4, 196, 198, 286. W1LLEAI FREDERIK , graaf van Nassau, noon van Ernst. Casimir, stadhouder van Friesland, en van Sophia H ed w ig, oudste dochter van Hen d ri k Julius, hertog van Brunswijk , werd 7 Aug. 1613 te Arnhem geboren. In zijne jeugd legde hij zich met ijver toe op verschillende weten­schappen , ook op de godgeleerdheid , en , onder Frederik Hendrik op de krijgskunde. In 1641 volgde hij den krijg in Vlaanderen met zijnen broeder Hendrik Casimi r, wiens dood , bet gevolg eener wonde door een pistoolschot., den 13 Julij van dat jaar hem den weg tot de stadhouderlijke waardigheid in Friesland baande. Veel moeite kostte hem het verkrijgen van dit bewind , ala ook van dat van Groningen en Drenthe , waarover zijn hroeder ook het stadhouderschap bekleed had. 11 ij had een krachtigen mededinger in Fred eri k Hendrik, die hem zocht te bewegen er van of te zien , met belofte hem tot zijn luitenant-stadhouder te zullen aanstellen , beweerende dat bet meer vastheid en eenparigheid aan het staatsbestuur zou geven , indien ale gewesten onder eenen stadhouder vereenigd waren. De andere , fier van aard , en niet ontbloot van eerzucht , antwoordde bierop : #liever kapitein dan luitenant te willen wezen". Hiervan waren oneenigheden tusschen beide vorsten bet gevolg. Frederik Hendrik droeg een regiment, door Willem 's vader geworven en waarover zijn broeder het bevel had gevoerd , aan den graaf van Sol rn s op. Deze en meer andere onaangenaamheden deden den laatste besluiten , om , rust en vredeshalve , met bewilliging der staten van Friesland , aan den prins de erfopvolging toe te staan. Ter vergoeding hiervan bood deze , sevens de algemeene staten , de behulpzame hand ter vereffening van een geschil tusschen den stadhouder en de misnoegden in verseheidene steden. De laatste beweerden bet regt te hebben tot een vrije magistraats-bestelling , onaf­hankelijk van den stadhouder, terwijl deze van zijne zijde het verkiezen van de wethouderschap als zijn onloochenbaar regt beschouwde. Door invloed van den prins en der algemeene staten werd het pleit door den stadbouder gewonnen. Sedert volgde graaf Willem het leger van den staat , waarin bij bij weer daa eerie gelegeaheid blijken zijaer kloekmoedigheid gaf, 1 In 1645 met 3000 knechten en 12 kornetten paarden gezonden om de Moer•Spui•schans , drie uren van Hulst , te bemagtigen , bereikte hij binnen 8 of 10 dagen zijn oogmerk. Meer eere behaalde hij hier dan door de aanvoerirg van de krijgsmagt , bij den beruchten aanval 'op Amsterdam , hem door Willem H toevertrouwd. Tien jaren had graaf Willem bet stadhouderlijk bewind over de provincie Friesland bekleed , toen hem in 1650 , na het overlijden van Willem H, dezelfde waardigheid in de provincie stad en lande , als ook in het landschap Drenthe werd opgedragen. Tot op den ouderdom van 39 jaren had graaf Willem in den ongehuwden staat geleefd , toen hij met Albertina Agnes, tweede dochter van Frederik Hen­drik, in den echt trad , terwijl in 1654 de keizer o. a. ook het huis N a s s a u-D i e t z tot den vorsten•stand verhief. Twee jaar daarna voerde , nu niet meer graaf, maar prins W ill e m Frederik het bevel over een der twee legertjes , door de algemeene staten nit voorzorg om Delfzijl , Koevorden en de Bourtange te dekken , op de been gebragt. In ditzelfde jaar werd Willem III , als kind van 8 jaren , tot stadhouder van Overijssel en Willem Frederik tot zijn luitenant of onder-stedehouder benoemd doch eerlang werden door invloed van den raadpensionaris de Witt deze benoemingen inge­trokken. Hij long naar de waardigheid van veldmaarschalk over de legers van den staat , door den dood van Bred erode opengevallen doch stond van het mededingen naar die waar­digheid , om Holland to believen , af. Deze provincie , hier­over tevreden , zou hem welligt uit eigen beweging deze waar­digheid hebben opgedragen , zoo hij niet overleden was. Op zondag den 24sten October 1664 hield de stadhouder, terwij1 zijne gernalin in de kei k was , zich in zijne kamer onledig met het beproeven van een zadelpistool , dat hij van plan was op een togt naar de grenzen van Westpbalen mede te nemen. Vermits bet schietgeweer weicr"erde , trok de prins er den stempel uit , om to zien waar het hem haperde. Onverwacht gine" het pistool af, de kogel trof hem in dier voege onder in de kin , dat deze tot nan de zijde der neus onder bet oog zich een doortogt baande. De beide kakebeenen werden ver­brijzeld en het spreken en gebruik van spijs onmogelijk ge­maakt. Om de levenskrachten te sparen en te voeden , vond men ecn werktuig nit , 't nelk hem eenig vleeschnat in de mang bragt. De kranke hoop op levensbehoud , die dit middel eenigen ti jd voedde , deden de felle koortsen in rook verdwij­nen. Hij overleed op den zevenden dad; na de bekomen kwet­suur. Daags te voren had hij zijn gemalin en kroost scbriftelijk aan de staten van Friesland aanbevolen. Zij had hem drie kinderen geschonken : A rn alia, gehuwd met J o h a n Wil­helm van Saksen-Eysenach , H e n d r i k C a s i mi r, opvolger in zijne waardigheden en Sophia Hedwi eh, in hare kinds­beid gestorven. De Jacobijner- of groote-kerk to Leeuwarden bevat zijn stoffelijk oversehot. 's Prinsen-weduwe aanvaardde de voogdij over Naar zoon. In 1679 ontdeed zij zieb van site bewind en begaf zich near Duitsebland ter woon. Zij kwam eater na weinige jaren terug en leefde bier nog tot 1696. Zie, behalve Aitsema, Wagenaar, Bilderdijk, Schel­tema, Staatkundig Nederland, Kok, Kobus en de Rive-court: U 1 r. IIuber, Or. de Vita gloriosa et exitu tragico Guil. Freder. 1664 in Opera minora , I. 225; Bet godtzaligh leeven ende het gelukzalig sterven van den doorl. ,Prince Wilhelm Frederick , vorst tot 1Vassau etc. Stadhouder van Frieslant enz. Hoogh­loffelycker Ghedachtenisse. Tot gemeyne stichtinge beschreven door Gel­lius Boetius , predikant to Leeuw. Aid. 1665 ; Vorstelijke rouw•lycic­ende loff-reeden , ter gelegentheydt van 't beklaagelyke doodts-gerught van Prince Wilhelm Frederick , Stadhouder van Friesland enz. Ghehouden door Nicolaus Arnoldus , Prof. der H. God-gel. ende Prediker in de Academie-kerk tot Franequer. Daags naar de tijdinge des doodts. Leeuw. ; Verhael van de ongeluckige quetzure : mitsgaders het overlijden en laetste woorden van zyne vorstelycice genade prins Willem Frederick, Gouverneur van Vraeslandt , zond. pl. of jaar, 1664 4°. ; Willem Fre­derik, Prins van Oranje-Nassau en Johan de Witt, 1650-1664, in J. W. van Sypesteyn, Geschiedk. Bijdr. , le All.; Eekhoff, Stedel. Bibl. v. Leeuw. , hi. 256 ; Dez. , &edel. Kunstc. bl. 8, 159 , 252 , 293 ; Muller, Cat. v. portr. ; van Kampen, Karakt. , H. 262. WILL .I , bisschop van Utrecht. Lie GUILIELMUS. WILLEM H , bisschop van Utrecht. Lie GUILIELMUS. WILLEM VAN ENCKEVOERT. Zie GUILIELMUS. WILLEM VAN IJSSELSTEIN. Zie IJSSELSTEIN. WILLEM BASTJAANSZ. Lie WILLEM BARTELSZ. Zie BART ELSZ. WILLEMS (CLA.Es) , ten onregte voor den diehter van Der MinnenLoep , in hs. op -de Bibl. v. d. Maats. van Ned. Letterk. to Leiden , gehouden. - Zie Clignett, Bijdr. tot de Oude Nederl. Letterk. , voorb. bl. XXVIII— XLIV ; Bilderdijk, Taal-en Dichtk. Verscheid. , D. IV. bl. 98-118; Hoffmann v. Fallersleb. Horae Belg., P.I. S 30; Cat. d. Maats. v. Neerl. Letterk. , D. I. bl. 9, 10 H u y d e c o p e r op Stoke, II. 53, 54; Mone, Uebers. , S. 127, 128; Jonckbloet, Middeneeuws. dichtk.; Dez. , Geschied. der Nederland. Letterkunde , D. I. bl. 443; Willems , Verh. over de Ned. taal- en letterk., D. I. bl. 189; Witsen Geysbeek, Biogr. Anth. Crit. Wb. , D. II. M. 307. 18* WILLEMSEN (JACOB) , den 26 Mei 1644 to Middelburg geboren , was kiesheer in zijne geboortestad , legde zich op do godgeleerdheid en de Hehreenwsche taal toe , hield oefeningen eft beoefende de geestelijke poezy. In zijn jeugd was hij lid der rederijkerskamer Het bloemken Jesse , wider de zinspreuk : In Minnen groeijende. In 1679 behaalde hij bij deze kamer den uitgeloofden eereprijzen met zijne antwoorden op rijm der vier door Pallas voorgestelde vragen : 1. Vooreerst , soo vraegt sy dan : Waerom moet Adarn siapen , Wanneer dat Eva hem ter vrouwe wierd geschapen ? 2. Ten tzceede : Waerom haer leeme but en romp, Niet is gebouwt uyt slyck of uyt een aerde klomp ? 3. Waerom uyt middenrif en niet uyt andere leden ? 4. En uyt een ribb' alleen ? seght ons daervan de reden. Die antwoorden worden gevonden in : Nieuwjaersgift aen Mittel Redenhof op de geestige vrayen van Pallas. .Middelb. 1680 , en onder de Mengeldichten van J. willemsen, achter den 3den druk zijner Zielsbanketten. Voorts gaf hij : De Gangen Gods in zijn heyligdom zoo des Ouden als Nieuwen Verbonds , 2 d. Middelb. 1683 en 1706. 8°. Stigayk zangwerk op '1 vierde deel van Kamphuizen , op noten. Anno 1705 12°. Sions Zielbankelten voor de Genooden des Heeren enz., one­worpen in verscheide Dichtmaaten. Middelb. 1713 8°., 2e dr. merkelyk verbelerd en vermeerderd met een Aanhanysel van Mengeldiglen. Middelb. 1731 gr. 8°. 3de dr. met een Nieuw ./lanhanysel. Hij overleed to Middelburg 22 Junij 1712. Zie P. de la Rue, Gelet. Zeel. , bl. III; Witsen Geysbeek, B. J. C. Wb., D. VI; Joh. Willemsen, Voorr. voor J. W. Sions Zielbanketten ; A. R o g g e v e e n, Verkragte Belgica , opdragt; Vrolijkhert, Vass. Kerkh. , bl. 227. WILLEMSEN (jOHANNES), broeder des voorgaande, com­ missaris der assurantiekamer en van bet waterregt , beoefende , gelijk zijn broeder, de godgeleerdheid en dichtkunst. Hij vertaalde uit het Latijn van den hoogl. W i 1 h elm us Momma: Ue Bedeeling der tijden of Huishouding Gods. .Amst. 1687. Onder zijn nakomelingen berustte een hands. getiteld : Drie boeken van oefeningen over veele Psalmen van hem gedaan op verscheyde plaatsen en tijden , bysonder agter in de vergaderplaatse van de Leenbancq tot. Middelbnrg , geslelt na cr order van de Pealmen , by malkanderen vergadert en samen. gebonden. Anno 1706. Zie P. de la Rae, t. a. p., bl. 1t2; Witsen Geysbeek, La. 13. , bl. 507; Vrolijkhert, t. a. p. WILLEMSEN (.1ecoBus) , kleinzoou van voorn. Johannes en zoon van Johannes Willemsen en Magdalena Susanna de Cleever, dochter van den Vlissingschen pre­dikant Jacobus xl e Cleever, werd te Middelburg geboren en ten huize van den notaris en procureur Stephanus de Swarte, met wien zijrre moeder,, na overlijden van haren eersten man , hertrouwd was , opgevoed. Hij beu.:cht de Latijn­sche scholen en genoot inzonderheid het ondervvijs van den Lutherschen predikant en praeceptor Johannes Ni colaas T r i c k e 1. Vervolgens studeerde hij en • hield met S c h o­re r, Gerdes en 0 fferhaus een openbare catechisatie in de weesschool , en den 13dea December 1119 , onder praesidium van den hoogleeraar David Mol een akadernisch dispuut over de wet Deutern. 22 : 25 , aangaande bet verwisselen van kleederen onder manners en vrouwen , welk dispuut zijn landgenoot Isaacus Schorer, acht dagen later ver­volgde. Den 20sten Junij 1722 werd hij proponent , in 1724 predikant te Biervliet , in hetzelfde jaar te Heemstede , in i 725 te Vlissingen en in 1727 te Middelburg, vanwaar hij in 1740 te Amsterdam werd beroepen. Hij bedankte coor dit beroep en werd hierop hoogleeraar in de godgeleerdbeid te Middelburg , welke post hij aanvaardde met een Lat. rede over de yeheymzinniye .Enyelen. Volgens zijn tijdgenooten had hij ongemeene predikgaven en was bijzonder ervaren in de Hebreeuwsche taxi , waarin hij verzen vervaardigde. Overigens gaf hij in het Licht : Lykreden uit 1 Kon. X111: 43 over J. Schorer. Middelb. 1751. 4°. Leerrede over Zack. JX : 16 , in legenwoordigheit van Z. K.. H. IYillem .Karel Hendrik Eris() uityesproken, nada zijne hoop heid daags le voren als stadhouder van Zeeland was gehuldiyd. Middelb. 1747 4°. Opwekkiny aan Middelburg , bij gelegenheid der inkomat van prim Willem den V, 1766. Middelb. 8°. Ilertsterkte in Jehovah of aanmoedigende opwekking tot eene yezette oeffening der godzaliyheid. Middelb. 1775. Een graay getrouw dienaar van Jezus Christue , vertoond in het uitmuntende voorbeeld van den apostel Petrus , in eene verklariny over 2 Petri 1: 13-15. Middelb. 1774. 4°. Verklariny van Salomons laatste leerrede uit Pied. XII : 13, 14, uilyesproken ler gelegenheit van deszelfs vijf tigjariyen predik­dienst. Middelb. 1780. Nodiye handleydiny ovz refit Oidday to houden. Middelb. Voorts Voorredenen , versen enz. Hij huwde 1. Anna Catharina Mattheus; 2. Eli­ zabeth Verwout Noireh, die den 2den Mei 1734 overleed. Hij overleed kinderloos. 'Lie Vrolijkhert, Vliss. Kerkh., b1.227; Paauw en Veeris, Vern. K. A., bl. 231; Boekz.lij 1723, bl. 111, Aug. 1724, bl. 262, 1725, bl. 245, 1727 enz.; Arrenberg, Naamreg. WILLEMSEN (JAN) , te Amsterdam • geboren , werd in 1805 aldaar luitenant bij de gewapende burgermagt , trok als kapitein te velde , en werd , na een eervol ontslag , burge­meester van Velp, Dieren en Rheden. In 1820 werd hij arrondissements-ijker te Zutphen en bragt veel toe tot verbe-terina der inhouds- en lengtematen , balansen enz. Hij had erkende verdiensten als bouw- en werktuigkundige. Hij ver­vaardigde uit kurk bouwvallen , in den trant van Roza, Chichi en M eye r. Onder deze muntte nit het Valkenhof te Nijmegen , als voortbrengsel van kunst op versehitlende ten­toonstellingen bekroond. Hij was de eerste in ons land , die eene kaart van Gelderland , en van Beekkuizen bij Arnhem , 1825 , benevens eenige afbeeldingen van buitenplaatsen , als Sonsbeek , .Rozendaal, Angeresitein , naar zijne teekeningen , zelf op steen geetst , en daarvan afdrukken geleverd heeft , en behaalde bij bet bouwkundig, genootschap te Arnhem den eereprijs. Hij was gehuwd met J. Mon j e e die hem twee zonen schonk. Hij overleed in 1859 in den ouderdom van 77 jaren. Zijne keurige verzameling van kunst , vooral van cfravuren en etsen berust bij zijn oudsten zoon auirin us W i llemsen op den huize Delta bij Zutphen. Zijn tweede noon Joh a n­nes Albertus Willem sen werd boek- en kunsthaudelaar ter laatstgemelde plaatse. Zie Immerzeel; Kramm. WILLEMSEN (S.) , een kunstgravier , die vermoedelij k een tijdgenoot was van D. T e n i e r s. Kramm vermeldt van hem een prent , voorstellende : de verzoeking van den Il. iintoniu8. Zie Kramm. WILLEMSZ (ADRL&AN) , kunstschilder te Utrecht , in het begin der I7de eeuw. WILLEMSZ (HEYNRICK C0RLINCK) glasschilder te Utrecht, , in de eerste helft der 16de eeuw. WILLEMSZ (JosEPHus). In 1773 werd van dezen boet­seerder te Amsterdam , op de verkooping van van der Mar c k to Leiden verkocht : 'Melpomene , Thalia en de zittende Venu8 , vergezeld van Cupido ," fraai en kunstig geboetseerd. Zie Kramm. WILLEMSZ (Jou.A.N) werd in den aanvang der 16de eeuw to Haarlem geboren , trad als licentiaat in de theologie in do orde der Jesuiten , was eerst rector dezer orde te Leuven , later hoogleeraar in bet Hebreeuwsch en uitlegger der H. schriften. Tot zijn leerlingen beboorde o. a. de beroemde Bellarminu s. Hij was een groot taalgeleerde , die P1 a n t ij n , uitstekende diensten bewees in het uitgeven der heilige sehriften op last van Philips II. 'An lof wordt vermeld door Arias M o n­tacit's, G. Schock en anderen. Hij vervaardigde een index Balicus , en Pariae Lectiones in Lat. Monis editioni8 Fulgatae , verzameld uit Hebr., Chald., Gr. en Syrische Codices. Hij overleed in 1578 te Leuven. Zie Val. Andreas; Foppens; Paquot. WILLEMSZ (JAN), in 1585 te Keulen geboren , oefende zich in de letteren en was bestemd ore tot pri gester opgeleid te worden. Hij verliet , wij1 hij geen genegenheid voor den priesterlijken stand had , zijne geboortepaats en beguf zich in Nederlandschen krijgsdienst. Terwiji hij te Haarlem in gar­nizoen lag, kwam hij op een Zondag in een straat, "het klein H. Land" genoemd , en hoorde in een huis Psalmen of gees­telijke liederen zingen. Die bijeenkomst willende bijwonen , liet hij zich door eene vrouw,, die met haar kind derwaarts ging in eene vergadering van doopsgezinden brengen. Hier hoorde na het eindigen van het gezang, een leeraar prediken over de freerloosheid. Hij bewees hoe weinig overeenkomst er bestaat tusschen bet zwaard voeren en geweld met geweld keeren en den zachten geest van bet Evangelie. Dit maakte zulk een indruk op hem , dat hij zich bij den opziener der gemeente vervoegde en wenschte onderwezen te worden in een zoo liefderijke godsdienstleer. Aan zijn wensch werd voldaan en hij van den krijgsdienst vrijgekocht , onderwezen , gedoopt en tot lid der gemeente aangenomen. Daar bij zich in zijn jeugd op de talen en geneeskunde had toegelegd , vestigde hij zich als med. dr. in de Rijp , deed een aanzienlijk huwelijk en werd later om zijne geleerdheid als leeraar of spreker bij zijne geloofsgenooten aangesteld. De geneeskunde en de god­geleerdheid waren vroeger bij de doopsgezinden dikwijls ver­eenigd. Hij schreef: Po8tilla of Sermoen. Hoorn 1647 fol. Het kleyn Sermoen-boeck , beetaende iu eenige etichtelikke leerachtige Predicatien ende Ulltlegghingen over verscheyden Texten der Schrif lure. Amst. G. van G o e d e s b e r g h 165.6 m. portr. Hij overleed in 1600. Zie ten Kate, Geschied. der Doopsgez. in Holland; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. Godgel. boek., bl. 120; Cat. v. portr. WILLEMSZ (JAN) , dichter bloeide in het Iaatst der 17de ccuw te Haarlem , waar hij lid was der kamer de Wijngaard- ranken en als zoodenig gedichten in Plissiny8 &den-1148Mo! vervaardigde. Zijn zinspreuk was : Rex is alleen. Zie v. d. Aa, N. Biogr. Wb. WILLEMSZ (VoLKERT) Schreef: Peltslack om 't kinderdoopen leyen de Menniste biaschoppen. Anno 1689. 12°. WILLEMSZ (MICHJEL) , een Mechelaar. van geboorte , mu­ziekant en tooneeldichter. Hij gaf in het licht : .Der Schalken List ontdekt,. klsp. (m. d .1k elel U in he kort door boertigheen voor oven, Hoe, door der Schalken List de wereld werd bedroyen. Gerymt om tijdverdriji. Rott. z. j. Boere-vreugd over 't .Heyl van Nederland , of de Zeegen­praalende Bollanders, klsp. in het licht yebracht door den Konst Genoot. , Oblectat et Ornat. Leyd. a. j. .Hollandse Boere-vreuyt weyens de Roemruchtlye T'iclorie door de Bondyenoten op de Fransen behaalt by Mons , op den 11 Sept. 1709. Ely. met zany en dans. Gedr. voor de Lie f­hebbers van 't Vaderland. Z. pl. en j. Liefdens Tydverdryt, of de beiraple list ; harders. sp. 's Gravenh. Gedr. voor de Leydse en Haayse Schouwb. 1718. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb., D. VI. bl. 511; Cat. d. Masts. v. Ned. Letterk. , D. lb. bl. 223. WILLEMSZ (K0RNELIS) , kunstschilder , to Haarlem gebo­ren , leermeester van Marten Heemsker k. Zijne zonen , Lucas en Floris, waren beide redelijk goede schilders die ItaLe bezochten. Zie van Mandel.; Kramm. WILLEMSZ (R.) schreef: Lykpredicatie over C. Pielers. Zie Abcoude, Aanh., bl. 236. WILLEMSZ (V.) schreef: Verhandeling ¥ de Catholyken van 't ilvondmaal. Amst. 1608. 8°. WILLENS ( ), schreef: de Zaliye Nayedachtenis van eenen getrouwen leeraar des 1Vieuwen Testaments, vertoont en toegepast uyt Harem XIII vs. 7. Gron. 4°. Zie Abcoude, bl. 409. WILLERS (A. C.) , portretschilder, uit de 2de helft der l7de eeuw. Hij schilderde o. a. bet Portret van Antkonius Hulsius pro lessor te Leyden, en van zijne huisvrouw Maria Rumph.f. 1689. Zie Kr amm. WILLES (BARTUS VAN) , in 1786 te Amsterdam geboren , studeerde in de godgeleerdheid , eerst aan bet Athenaeum zijner geboortestad , vervolgens te Utrecht , waar hij een der uitmun­ tendste leerlingen uit de exegetische school van Heringa was , blijkens zijn Specimen Ilermeneuticum de its , quae ab uno Marco sung narrata , copiosius et explicatius ab eo , quam a caeteris .Evangelistis exposita. Traj. ad Rhen. 1812. Reeds was hij als predikant der Hervormde gerneente te Nieuwland bevestigd (1811), waar hij tot 1824 werkzaam hleef, toen hij deze standplaats met Lekkerkerk en Zuidbroek ver­wisselde , waar hij den 20 Oct. 1844 overleed. Hij droeg als godgeleerde den titel van theol. dr. niet te vergeefs. Hij was een milddenkend , verdraagzaam , helder , zelfstaudig god­geleerde, en hield zich bij voorkeur hezig .met de exegese van het Nieuwe Verbond. Behalve vele losse stukken in verschil­lende tijdschriften , gaf hij Proeve eener overeenstemming der Evangelisten , 2 St. Gorinch. 1823 , en Bijdragen ter bevordering van Bijbelsche uitlegkunde , een tild of vervolg­schrift , ook na zijn dood door anderen voortgezet. Zie Boekz. van 1844 Nov. 650 volgg. ; Glasius, Godgel. Ned. ;Sepp, Pr. eener Pragm. Gesch., bl. 130, 141 ; Kobus en d eRivecourt. WILLET (Mr. J. J.) , substituut-griller te Deventer , was een kundig regtsgeleerde , die veel belang stelde in het onder­wijs als curator van het Athenaeum. Ook was bij voorzitter van de commissie van toezigt op de scholen voor booger en middelbaar onderwijs te Deventer en een edel menscb. Hij overleed te Deventer in Oct. 1866 , in den ouderdoin van 41 jaren. Zie Arnh. Courant, 16 Oct. 1866. WILLIGEN (A. VAN DER) graveur , te Middelhurg gebo-Ten , bloeide in den aanvang der 17de eeuw. Men vindt gravures van hem in het penningwerk van van Loon , waar uit blijkt dat hij verre beneden zijne tijdgenooten stond. Fen der beste is demedaille ter eere van Frederik Hendrik, bij gelegenheid der overwinning van Fernambuco geslagen. Zie Immerzeel. WILLIGEN (ADEIAAN VAN DER) , den 12den IVIei 1766 te Rotterdam nit deftige ouders geboren , was aaauwelijks zes maanden oud , toen hij zijne moeder verloor. Dit verlies word echter vergoed door hair eenige mister , te Haarlem met A. J. van E y b e r g e n gehuwd , die zich met zijn verzorging en opvoeding kelastte. Gelijk zijn vader tot den koophandel bestemd , werd hij , na het genot eener beschaafde opvoeding , op een koopmanskantoor geplaatst. Doch de daaraan verbon­dene werkzaamheden voor zijnen vlug,gen en levendigen geest weinig bezigheid vorderende , begaf hij zich in 1785 , in den ouderdom van 19 jaren , in den krijgsdienst. Vier jaren later nam hij zijn ontslag , vestigde zich te Oss en in 1792 te Tilburg , waar hij stil als burger leefde en na de omwenteling van 1795 het arnbt van Drossaard bekleedde. In 1801 legde hij zijn post neder en besloot hij aan zijne zucht voor kunsten en wetenschappen te voldoen door buitenlandsche reizen. Hij bezocht in 1805 Parijs en besteedde aan zijn verblijf aldaar en eene reis eerst door verschillende departementen van Frankrijk en later naar Rome en Napels ruim drie jaren. In 1805 in het Vaderland teruggekeerd , vestigde bij zijri verblijf te Haarlem en decide door het uitgeven van zijne ouderscheidene reizen zijne verzamelde opmerkingen mede en wijdde zich geheel aan het verzamelen van teekeningen en prenten. Ofschoon geen praktisch beoefenaar der teeken­schilderkunst , trad hij in 1808 bij T e y 1 e r s 2de genootschap als mededinger op naar den prijs , uitgeloofd voor eene ver­handeling van het klein getal historiesehilders in Nederland , en , ofschoon K i k k e r t s verhandeling bet gouden eeremetaal verwiert, verkreeg hij bet zilveren en werd zijn stuk mede opgenomen in de werken van dit genootschap (XVIIde st.) en hij in 1812 lid van dit gedeelte van T e y 1 e r s stichting. Een nog grooter werk in het belang der kunst ondernam bij toen hij in 1814 met R. van E y n d e n bet plan opvatte tot het schrijven eener Ge8chiedenis der Vaderland8che Sehilderkunst sedert de haft der 18de eeuw. Het 1 ste deel , bevattende , uitgezonderd eenige belangrijke artikelen , zoo als dat over Lambert ten Kate, grootendeels door v. d. E y n d e n bewerkt, zag in 1816 bet licht. Het volgende verseheen in 1817, bijna geheel door van der Willigen bewerkt. In 1820 verscheen het derde deer, geheel door hem , daar zijn medearbeider gestorven ‘A as , geschreven. Eerst in 1846, dus 20 jaar later , verseheen bet 4de dee!. Dit werk is als een vervolg op van Gool te beschouwen , dat daarna wederom door I m m e r a e e 1 en Kr a m m vervangen werd. Dit werk gaf aanleiding dat hij benoemd werd tot correspon-dent van het kon. Ned. instituut , agr6gd bij de akademie van schoone kunsten te Antwerpen , lid van de akademie van beel­dende kunsten te Amsterdam en lid van de maatschappij van Nederl. letterkunde te Leiden. Hij overleed den 17den Jan. 1841 en lief eene uitgebrcide verzameling van schilderijen teekeningen en prenten na. Zijne uitgebreide verzameling van Hollandsche dichtwerken en tooneelspelen vermaakte hij aan de stads-bibliotheek te Haarlem. Hij gaf nog in het Licht : Reize door Frankrijk , in Brieven, 3 st. m. pl. Haarl. 1806. danteekeningen op eene reize van Parij8 naar Napels , en law den Rijn terug naar Rolland, 4 dn. m. pl. Haarl. 1814. Fragmenten van aanteekeningen betrekkelijk Napoleon Bona­parte en ziine regering. Haarl. 1814. .Parij8 in den aanvanq der XlIde eeuw , 3 dn. 2e dr. pl. Haarl. 1815. Aanteekeningen op een togtje door een gedeelte van .Enyeland in 1823. Haarl. 1825. Aanteekeningen op een togtje door een gedeelle van Duitsch­land in 1828. Haarl. 1829. Van der Willigen beoefende ook de Nederduitsche poezy en was factor der rederijkerskamer : de Wijngaardsranken , onder de zinspreuk : NTrouw moet blijken" en gaf als zoodanig Aar­zangen ; ook vertaalde hij het Lied van de Kluk , naar het Hoogd. van Sehille r. Haarl. 1814. Nog gaf bij een Dichtstuk ter uitvaart van en Berigt wegens den plaatsnijder J. P. hisser , in Ronst- en Letterb. 1813 , en Heade aan de Nagedacktenis van A. Loo8je8 Pzn. Eloris en Anna , in de derde Mnemosyme , D. 11 enz. Hij schreef ook voor het tooneel : Claudine , tr8p. Haarl. 1797. lie .Recommandatie-Brieven, blip. Ald. 1800. Willem en Klaartje of de voorbeeldige Pastoor , zedelijk tooneelstukje met aan. Haarl. 1806. Scilico , trsp. 1794 in Pictura mole8cunt. De oude verliefde dichter alleen , tr8p. m. zang. Haarl. 1836. Zijn neef Adriaan van der Willigen, soon van Pieter van der Wi Ili g en , studeerde in de rnedicij­nen en vestigde zich als geneesheer te Haarlem , waar hij zijn oom bij de zamenstelling van zijn werk over de schilders en schilderessen bijstond en ook erfgenaam werd van diens belangrijk kabinet van schilderijen , tbekeningen en gra­vures. Hij besteedde zijn snipperuren met doze collectie uit­te breiden. Ook doorliep hij op het stadhuis alle doop- , huwelijks- en doodboeken en de Haarlemsche couranten van 1 65 6-1800 , tot zamenstellino: van een werk over de Haar­lemsche schilders, dat onder dien titel in 1863 in het lieht verscheen en in 1870 , in het Fransch is overgezet , onder dien van Les Artistes de Harlem. Ook vermeerderde hij de door zijn oom nagelaten bibliotheek van zeldzame boeken , waarvan de catalogus met zijn kort levensberigt en de portretten van hem en zijn oom door Fred. Muller te Amsterdam in 1875 is uitgegeven. Zie Bibliotheq. v. d. Willigen, Amst. 1875 , Proface; IConst• en Letterb., 1839 , n°. 41 , bl. 205 , 1846 , n°. 1 , 51 , bl. 387 ; v. d. A a, N. B. A. C. Wb.; Siegenbeek, Hand. der Masts. v. Ned. Letterk., 1841 ; Immerzeel; Kramm; Nieuwenhuis; Cat. d. M. v. N. L. (Reg.); Verwoert; Kobus en de Riveeourt; Muller, Cat. v. portr. WILLIE EN (PIETER VAN DER) , den 20sten October 1778 te Rotterdam geboren , bezocht aldaar oe Erasmiaansche school, vervolgens de hoogeschool te Utrecht, waar hij zich , vooral ander H e r i n g a , in de godgeleerdheid oefende , en bekleedde vervolgens het predikambt van 1800--1803 te Haringcarspel en Dirksland , tot 1813 te Hillegom , en sedert tot 1846 , toen hij zijn emeritaat verkreeg , te Tiel. Hij overleed aldaar den 17den December 1847. V a n . d e r W i l l i g e n was een verdienstelijk godgeleerde. Scherpzinnig­held , helderheid , eenvoudigheid , onaf hankelijkheid , vrijrnoe­digheid en duidelijkheid van voordragt maakten zijne kenmerken nit. Als theologant werd hij dan ook op hoogen prijs gesteld ; zelfs werd hem bet professoraat in de godgeleerdheid te Gro­ningen aangeboden. Grooten roern oogste hij door de beant­woording van roenige belangrijke prijsvraag in : bij de maat­schappij: tot Nut van 't Algemeen , door zijn Verhand. over de kracht en den invloed der gewoonte , 1820 , Een sp•eekwoord op zijn tijd , een waar mord , 1823 ; bij het Haagsch genootsebap ter ver­dediging van den Christel. godsdienst door zijne : Proeve van ant­woord op de vraay : staat in de onderscheidene verhalen van de .Evangelisten van gelijke en geliikschiltzende gebeurtenissen , het verschil in woorden en zegswijzen , en in de bepaling van tijd en plaats derzelve geloofwaardigheid niet in den weg , 1806; Over de wijsheid van Agurs bede , 1807; Over den staat der ziel , tusschen den dood en de zoederopstanding der ligchamen , 1811 , herdrukt Tiel 1841 ; Over de schijnstrijdig'ieid der Evangelisten , 1828 ; Over het hooggaande %den van Jezus in Gethsemane , 1831 en Over J. O. de Openbaring Gods ; bij het Zeeuwsch genoots. van kunsten en wetenschappen door zijne ver­handeling Over de waardy der wetenschappen in een volyend keen, 1824, herdrukt Tiel 1811 ; bij Teylers godgel. genootschap , door zijne Verh. Over het eigenliik wezen des Christendom , 1836, herdrukt te Haarlem 1838 , Fervolg .Tiel 1840 , Tweede vervoly Tiel 1841 , Derde vervolg 1843. Vele zijner pennevruchten schonk hij in de Godgel. Bijdragen, waarvan hij lang tnedewerker was , zooals : Oordeelkundig over­zigt der verschillende wijzen , op welke men zich heeft voorgesteld het verband tusschen den dood van J. 0. en de gelukealigheid der menschen , 1826; Brieven over het vervaardigen van een zamenstel der Ohristelijke geloofsleer, 1831 en Drie Ferhande-Ongen over het verband tusschen het geloof , hetwelk het Bean-gene van ons vordert en onze gelukzaligheid , 1838 (oak afzon- derlijk uitgegeven , doch niet in den handel). In het Nieuw Magazijn , bijeenverzameld door, J. H. Aron , III , IV, plaatste hij het Christendom op d'eze aarde beschouwd in deszelfs 6etrekking tot het Heeled, 1829, en in de Fakkel voor 1830 , de Geschiedenis een zekere waarborg voor de gegrondheid van on8 yeloof aan den bestendigen , 8choon langzamen voortgang der zedeliike ver­edelinq van ha menschelijk ge8lacht. Ook plaatste hij lets over Donker Curtiue voor diens Nagelaten Leerredenen. Van der Willigen was niet alleen een bekwaam en verlicht godgeleerde , maar had ook groote bekwaamheid in bet bestuur der Nederlandsche hervormde kerk. Jaren lang was hij ook vooraitter an het prov. kerkbestuur van Gelderland , meermalen werd hij ter synodale vergadering afgevaardigd en in 1818 hield .13ij bij die kerkvergadering de openbare rede­voering en bragt belangrijke rapporten bij haar in. Va n der W illigen was lid van het Utrechtsch , Zeeuwsch en Leidsch genootschap. Zie Junius, Leerrede over Gen. V : 5c ; Hand. der Jaarl. vergad. d. Maats. v. Ned. Letterk, 1840; Tielsche .Nieuwsb. , 29 Dec. 1847; Konst- en Letterb. , 1848 n°. 1; Glasius, Godgel. Nederland ; Sepp, t.a.p., bl. 42, 129, 133, 136, 168, 203, 241; Nieuwen­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WILLIAMSZE (MAEs), een burger van Utrecht , koos in de geschillen tusschen D avid van Bourg on d i e en G ij s-b er t van Bred erod e de zijde des eerstgenoemden en werd diensvolgens in 1456 voor zijn levee lang ter stad uitgebannen , terwijl daarbij tevens bepaald werd , dat hem nooit zou worden toegestaan , met een nieuwen bisschop ceder in te komen. Zie Barman, Utrechtsche .Taarboeken , D. II. bl. 314. WILLIBRAND , zoon en broeder der graven van 0 1 d e n­bu r g, bloedverwant der graven van Holland en Gelre , was een volger van keizer Fr e d e r i k en voerde in Lombardye , Calabrie en Sicilie met hem krijg , maakte tweemaal de kruisvaart mede naar "den laude van Overzee" en "diende in verschillende oorlogen". Later werd bij bisschop van Paderborn en vervolgens van Utrecht. Toen men hem berigt bragt dat men hem te Utrecht als bisschop begeerde , om den moord aan bisschop O t to II gepleegd te wreken , was hij terstond bereid te komen , en Coen de boden , die van het kapittel naar Rome gezonden waren om bij den Paus verlof tot zijn verplaatsing (translatio) van Paderborn naar Utrecht te vragen , lang op zich lieten wachten , snelde hij zelf der­waarts. G r e g or i u s IV, die hem kende , stond hem zijn wensch gearne toe en zond hem met zijn apostolischen zegen naar Utrecht. Op de terugreis ()dying hij van 's keizers zoon , te Werden de regalien , waarna hij den metropolitaan te Keulen de verschuldigde gehoorzaambeid bewees. Op den 20sten Augustus 1228 deed hij to Utrecht zijn intrede. Na de so­lemnele mis werd in het bisschoppelijk paleis een prachtige rnaaltijd gevierd. Graven en prelaten , ridders en klerken maakten goede sier. Tegen bet einde van den maaltijd rezen 's bisschops vasallen van hunne zitplaatsen , trokken de zwaarden en de feestzaal weergalmde van beloften van trouw aan den nieuwen bisschop bij zijn aanstaande wraakoefening aan de Drenthenaren. Zes weken daarna word Drenthe van velschil­lende zijden aangegrepen en de kruistogt tegen dit gewest gelukte. De Drenthenaren moesten zware schatting betalen en boete does. Nadat de bisschop, vergezeld van eenige zijner v erwon ttelingen Groningen en de voornaamste plaatsen van Friesland bezocht had , kwam hij to Utrecht terug om op St. Maartensdag in den Dom de pontificate mis to zingen en met zijne kerk den Heer to loven voor den gelukkig volbragten strijd , die zijn geheele leven voortduurde. Willibr ands gansche loopbaan was die van een krach­tige , dikwerf wreede , maar ook trouwhartige soldaten-natuur , die voor kerkelijke zaken slechts kleine belangstelling koesterde. Voor de bescherrning van klerken en kerkgoed , zorgde hij echter door de vernieuwing der statuten van zijn voorganger Dirk van A r e. Verder weten wij dat hij de stichter was van bet klooster Zwarte-Waal in Overijssel , en dat hij dat van Bethlehem bij Do6tichem op nieuw in het bezit zijner goederen bevestigde. Hij overleed den 27sten Julij 1235 te Zwol , destijds een dorp , dat hij , gedurende zijn laatste ziekte nog tot een stad verhief, en werd begraven in het klooster van St. Servaas , dat van Abstede naar Utrecht was verplaatst en welks eersten steep hij had gelegd 1). Zie Arent toe B o e c o p , Croenick des Byscoppen van Utrecht , bl. 181 ; 4nonymus bij Matthaeus; Beka; Bat. Sacra; van Rijn, Oudh. v. Gron. , bi. 533, 575 ; Oudh. v. Deventer, D. I. bl. 617 volg., T. II. p. 229; Matthaeus, Fund. eccles. , p. 266; Coceii Chron. , p. 75; van Gils, Bisdom van 's Bosch, bi. 70; lloyaards, Geschied. van het Christend. en de Christel. kerk in Nederland; Moll, K. G. van Nederland, D. II. St. I. bl. 113, 114; Kist en Royaards, dirchief,, D. I. bl. 156 (2e Serie), D. IX. bl. 45. WILLINK (DANIEL) werd den 31sten Mei 1676 te Am­sterdam geboren. 1-lij was een der oudste van elf kinderen 1 ) Volgens Boecop t. a. p. hi, 184, stierf hij in 1233, "op het hof Vollenhove." van Jan Willink 1) en Margaretha Desmazieres. Door zijn vader voor den wijuhandel bestemd , voided hij in zoo verre aan die schikking , dat , ofschoon hij zijn hoofdbedrijf vlijtig waarnam, de snipperuren echter besteed werden aan de beoefe­ning der dichtkunde en de daaraan verbondene kundigheden. Ook maakte hij zich een grondige kennis eigen van de Fransche taal. Het kunstgenootschap Constantia et Labore , hetwelk niet dan tooneelstukken uitgaf, koos hem tot lid. Hij huwde in 1696 Wynanda de Bruin, die hem 6 kinderen schonk. Den avondstond zijns levees bragt hij te Beverwijk door en overleed er den 16den Oct. 1722 en werd in het koor der kerk aldaar begraven. Hij was slechts een middelmatig dichter,, en gaf in bet licht : Amsterciamsche Tempe of de Nieuwe Plantayie in 2 boeken , nevens den Ans8telstroom , m. pl. Amst. 1712. Bloemkrans van Christelijke Liefde- en Zededichten , benevens eenige Christelijke Gezangen en Bijschriften voor het J?iaken Trees- en Oude Vrouwenhui8 te Amsterdam , m. pi. gild. 1714. Lusthof van Christelijke Dank- en Bedezangen , benevens eenige op nieuw berymde Psalmen. Ald. 1715. Christelyke gebeden voor ijder dag der weeke , en op byzon­dere tijden en voorvallen gepast en met zangen verrijkt , benevens een schriftuurkke keten van aaneengeschakelde waarheid voor de kinderen. Amst. 1717. Amsterdamsche buitensingel , nevens de omliggende dorpen , opgeheldert door aanteekeningen over vele voornaame geschiede­nissen. Aid. 1723. Ike lustplaats Groot Heerema bij Eraneker. Amst. 1734. iimstellandsche Arkadia , uitgegeven na zijn overlijden , door Gerrit Schoemaker. Aid. 1737. Zijn beeldtenis bestaat met een gedicht van zijn vriend D. van Hoogstraten. Zie Bidloo, Panpoet. Bat. , bl. 216, 217; v. Kampen, Bekn. Gesch. v. Kunst. en Wetens. ; Wagenaar ilmsterd , fol. III. bl. 257; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb., D. VI. bl. 510; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WILLINK (HERMAN ANGELKOT) een verdienstelijk inwoner van Amsterdam. Hij schraagde , waar hij kon , handel en scheepvaart. Het coliegie Zeemanshoop , waarvan hij com­missaris was , Dam onder zijn bestuur in finantieeie kracht toe , 1 1 Hij was een vermaard wondheeler. In 1690 werkte hij als deken van bet wondheelersgild nevens andere overlieden mede tot het oprichten van dien kloeken achtkanten toren of koepel boven de St. Anthoniswaag op de nienwe markt , waar sedert door eenen hoogleeraar in die wetenschap lessen werden gegeven. en tot den bloei van het genootschap Natura 4rtia Magistra te Amsterdam bragt hij veel bij. Hij overleed te Amsterdam den 16 Junij 1844. Zie Verwoert. WILLIS (ARNOLD) of WILLES, boekverkooper te Amsterdam, beoefenaar der Nederduitsche poezy in den Ban yang der 18de eeuw. Hij was een middelmatig dichter en vervaardigde gelegenheids­verzen. Ook gaf hij met K o r n. van Koeverden en anderen in het licht : Dichilievende lediyheit. Rott. 1731. 8°. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p., bl. 512; Cat. d. M. v. 1 V . Letterk. , D. III. bl. 95. WILLMET (JoANNEs), den 13den November 1750 te Amsterdam geboren , studeerde een korten tijd in zijn geboor-testad , maar van 1767-1772 , vooral under Schacht, Scheidius en Tollius te Harderwijk. Van daar begaf hij zich naar Leiden om den tweeden S c h u 1 t e n s te hooren , want hij beminde niets vuriger dan de Oostersche talen. Na afgelegd examen werd hij predikant bij de hervormden te Nederhemert. Vandaar vertrok hij in 1785 naar Loenen , vanwaar hij , na zestien jaren op die beide plaatsen het pre­dikambt bekleed te hebben , den 20sten November 1793 benoemd werd om Scheidius te Harderwijk als gewoon hoogleeraar in de Oostersche talen op te volgen , hoezeer hij reeds 9 jaren vroeger door de uitgave van het Arabisch Woordenboek op den Coran , Harivi en Arabsihah8 keen van Timor zich tot die tack bevoegd getoond had. Nadat hij in het begin van Lentemaand 1794 , de nieuwe bediening aanvaard had , zijn er twee plegtige redevoeringen kort na elkander door hem gehouden en uitgegeven , die even gunstig van des schrijvers smaak getuigden als het Woordenboek van diens geleerdheid gedaan had. Ofschoon hij even als zijne beide leermeesters een streng grammaticus was , be­schouwde hij ech ter , op het voetspoor van Lowth, Herder en Jones de Oostersche letterkunde geheel van hare seethe­tit,chc zijde en gevoelde de schoonheden der Arabische , maar buvenal die Hebreemvsche dichtstukken met gloeijende verbeel­dingskracht en schilderde haar in bezielde bijna poetische taal voor oog en oor. Van M u r e t u s en andere letterhelden der 16de eeuw zegt men , dat zij geheel als Cicero gevoelden , dachten en zagen ; maar met niet minder regt kon van Wi 11­rn e t beweerd worden dat hem eene geheel Oostersche ale! gegeven , en hij tot tolk der Semitische poezy niet minder geboien dan gevormd was. In 1802 werd hij eershalve tot doctor der wijsbegeerte bevorderd , doch curatoren wisten hem te hewegen , dat bij bet aenbod van agent van rationale opvoe- ding afsloeg. Hij aanvaardde echter de benoeming tot professor der gewijde oudheid , met behoud van zijn vroegere waardig­heid , in plaats van S c h a c h t. In 1804 benoemde curatoren van het Athenaeum te Amsterdam hem tot opvolger van Walraven. Hij aanvaardde zijne bediening met eene Oratio de retinenda antiqua Batavorum in literi8 Orientalibu8 gloria. Amst. 1804. In zijne school zijn onder vele anderen M e n it en Hamaker gevormd. Hij was lid van het kon. Ned. instituut en van vele andere geleerde maatschappijen en overleed den 22sten October 1835. Hij schreef: Lexicon drabicum ids Coranum , Hararium et vitam Timitrie. L. B. 1784. Oratio inaugurali8 de 8en8u pulchri Arabum. Harder°. vici 1794. Oratio de ingenio Hebr. ad poilein inprimi8 compo8ito. Ibid 1796 , en de Arabuin meritie in literi8 medio aevo instaur. Amst. 1807. De vita Libidi. 1814. Schets van den 8taat der Oo$t. Letterk. in Holland in de 18de eeuw. 1820. Hij liet een rijke bibliotheek na , waarvan de catalogus is uitgegeven. Zij bevatten vele Oostersche mss. en door hem met kantteekeningen beschreven boeken. Zie D. J. van L e n n e p , Mem. Amst. Athen. , p. 200 ; Saxe, Onom. , T. VIII. p. 453 ; Juyn boll, Or. de Hamakero (Ann. Ac. Gron. 1835-1836), p. 5 7 ; van Kampen, Bekn. Gesch. der Ned. Letterk. , D. HI. bl. 171; S i e g e n b e e k , 1ansp. bij de Leids. Maats. ten jars 1836, bl. 27 ; B o u m a n , Gesch. der Leidsche .Hoogeschool, D. II. bl. 509, 630; Glasius, Godgel. Nederl.; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Ilivecourt; Muller, Cat. v. portr. WILLINCK , luitenant ter zee , dapper zeeheld , die in 1692 tegen 4 Fransche schepen , onder bevel van Jan Bart, streed en ze noodzaakte of te houden. Zie I. C. de Jonge, Nederl. Zeew., IV a. bl. 393. WILLINK (WILHEM) , te Amsterdam geboren , een werk­zaam en kundig regent , als wethouder zijner geboortestad , godvruchtig en weldadig en algemeen hoog geacht. De koning benoemde hem tot staatsraad in buitengewonen dienst. Hij overleed 13 Febr. 1841 in den ouderdom van bijna 91 jaren. Part. berigt. WILLIR (F.) gaf in het licht : Verhandeling van de koorteen. Amst. 1681. 8°. Nieuwe geneeek. verhandeling van de Fermenlatie. A.mst.1676. De Algemeene Geneesmiddelen. Amst. 1677, 2 dn. 8°. Verhandel. van de pest. 12°. Zie Abcoude, Naatnr. , bl. 410. 19 WILMA N (THE0D0RUS), predikant te Birdaard en janum in Friesland , was door het lezea en uitleggen der Apocalypsen duizelig geworden , gelijk blijkt uit de titels van twee boek­werken door hem uitgegeven. lluishoudingen Gods over syn kerk , ende derselver vianden , van de qeb. onsea ileilands tot den einde der averelt ; vertoont in Apoc. 20 ende daarby vergeleken Apoc. 11, 1 d , 13 , 15 en 16, het getal 666 , 1260 ende 3 en een halve dagen , 1000 jaren , de 7 fiolen en alter begin en einde met de historian beveetigt , aynde in Sept. 1718, het einde van alle tyd-bepalingen der profeten. Leeuw. 1692, opgedragen aan koning Willetn en kerkelijh goedgekeurd door de klassis van Dokkum. Tijd des eindes uit alle de beatekken van alto de dagen des N. Test. in de regering Gods over syn kerk en alter derzelver vianden , van den doop Christi tot den einde der werelt; or­dentlyk vertoond in een korte dog duidelyke verklaring van het 410 en 't laatste deel van 't elide capittel der Openb. - Johannis. Amst, 1696. Zie Paquot, Mem., T. V. p. 60; Glasius, Godgel. Nederl., R ibus, Boekz. v. Europa, 1694, T.I.p. 568 , 1696 , T. II. p. 109. WILLM AR (Baron J. P. C.), luit.-gen., nam ale luitenant deel aan de laatste oorlogen van het keizerrijk en werd bij den slag van Leipzig gevangen genomen. Na een jaar krijgsgevangen in Honga­rije te zijn verbleven , werd hij uitgewisseld en keerde naar Parijs terug. Aldaar aangekomen , werd hij op nieuw bij bet Fransche leger ingelijfd en woonde (). a. den slag van Waterloo bij , toen hij eene compagnie mineurs en sappeurs aanvoerde. Na het sluiten van den vretle, vertrok hij naar Belgie , om ook zijn vaderland vele uitstekende diensten te bewijzen. Na ge­ruimen tijd als hoofd-ingenieur van den waterstaat werkzaam te zijn geweest , was hij het , die na 1830 tot minister van oorlog benoemd , de eerste organisatie aan het Belgisch leger gaf. Vervolgens vervulde hij de betrekking van Belgisch gezant met eete zending te Berlijn , totdat hij in 1845-1846 naar 's Hage gezonden werd, ten einde de spanning te doen ophou­den , die de quaestie der tolregten had teweeggebragt. De gelukkige wending , welke doze zaak at spoedig nam , was vooral ook aan zijn geest van verzoening te danken. Gedurende de 12 jaren , waarin hij met de betrekking van Belgisch gezant te Hage bleef bekleed , toonde hij zich wet op de hoogte van de vraagstukken , die nu en dan oprezen. Gedurende zijne loopbaan , onthield hij zich steeds van aansluiting aan eenige partij ; algemeen stelde men zijn oordeel op hoogen prijs. Hij was grootkruis van de orde van den Nederl. Leeuw en van die der Eikenkroon , overleed 28 Jan. 1858, in den ouderdom van ruim 69 jaren , en werd met militaire eer den 1 sten Febr. 1858 op het R. K. kerkhof te Rage begraven. Part. ber. WILMER (J. B. D.) gaf in het licht Cantate pour la dedicate des Organ dans l' Bglise Wallonne de Middelbourg. Middelb. 1815. WILMERDONK (JoHANNEs), te Middelburg geboren , was eerst conrector , daarna rector der Latijnsche school , en werd in plaats van Nicolaas Blank a a r d professor aan de illustre school dier stad , waarin hij ook de waardigheid van Raad heeft bekleed. Hij beoefende de Nederd. dichtkunde , blijkens de Lofdichten en Bijschriften , die men van hem vindt. Zie de la Rue, Gel. Zed. , bl. 112; v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. W ILMS (JOHANN WILHELM). Deze uitstekende en waardige toonkunstenaar, pianist en componist werd den 30sten Maart 1772 te Witzhelden , een dorp in het hertogdom Berg , twee uren van Solingen , geboren. Bet eerste onderrigt in de muzijk , en in bet bijzonder op de piano-forte , ontving hij van zijn vader,, die destijds schoolonderwijzer en organist dier plaats was , en naderhand van zijn oudsten broeder, mede school­onderwijzer en organist aan de Luthersche kerk to Elberfeld , en wel met een zoo gelukkig gevolg, dat hij weldra na vol­bragten studien zich als muzijkmeester aanvankelijk te Lut­tringhause , twee uren van Elberfeld , en daarna te Elberfeld zelve zich vestigde. Hierbij oefende hij zich in het bespelen der fluit , alsmede in de cornpositie beproefde hij toen reeds zijne gedachten op het papier te stellen in meerstemmige muzijkstukken. Het verschijnen van Mozart 's klavierwerken gaf eene nieuwe wending aan zijne muzikale studien , en vol­tooide zijne geheele vorming. Zijn talent bleef dan ook niet onopgemerkt , en eenige zijner vrienden raadden hem dan ook aan zich naar eene grootere plaats te begeven. Hij reisde dientengevolge van daar naar Holland , alwaar hij in Augustus 1791 te Amsterdam zich metterwoon nederzette en als muzijk­onderwijzer vestigde. Hier vond hij gelegenheid om zich verder grondig in de Harmonie te oefenen , onder leiding van den bekwarnen toonkunstenaar Hod erma n. Hij gaf les in de muzijk , terwijl , daar hij met vele muzikale families in betrekking geraakte , hoe langer hoe meer zijne verdiensten bekend werden. Reeds bij zijn eerste verschijnen in bet publiek nam zijn smaak en zijne pathetische manier van uitdrukking bij de voordragt van klassieke muziekstukken de jonge virtuozen en dilettanten zoodanig in , dat zij met goed gevolg zijne methode volgden. Bij den hoogsten trap van ,.aardigheid , welke hij op zijn instrument bereikte , verstond hij ook de kunst , om door vrije fantasien de meest geleerdste en door verrassende modulatien zijn toehoorders in verwondering en in verbazing te brengen en hen zoo , als het ware , aan zijne voordragt te boeijen. Van dien tijd af, maakte Wilms zich ook 19* gunstig bekend als componist en verkreeg daardoor allengskens meerdere kweekelingen. Door zijne voortreffelijke wijze van onderrigt beeft hij verscheiden goede toonkunstenaars en dilet­tanten gevormd. Een der voornaamste is C. M. v o n Schmid t. Aanvankelijk was hij op vele concerten als tweede fluitist werkzaam , zooals in Felix Meritis , de Harmonie boven de manege en andere. Ook liet hij zich verscheidene keeren als obliegaatspeler in bet openbaar hooren , en oogstte steeds de welverdiende toejuichingen in. Zijn spel muntte vooral uit door eene buitengemeene vaar­digheid en naauwkeurigheid , bet veerkrachtige en duidelijke van zijn aanslag , welke met eene juiste houding der handen verbonden was , door de ongeloofelijk e snelbeid zijner loopen voor beiden handen en bet paarlachtige rollen derzelve. Zijne voordragt was mannelijk en gevoelig , doch men be­rispte in hem , dat hij het tempo te dikwerf veranderde en zich te weinig aan een bepaald chytbmus bond. In zijne compositie maakte de sentimentaliteit den voornaam­sten grondtrek uit , welke echter door eenen overwegenden rijkdom van scbitterende figuren en stoute modulatien ruimschoots gedekt werd. Jammer dat bij zich te veel naar andere vormde , en daardoor niet altijd origineel was. Zijne compositien voor de piano bezitten bet voorregt van bij al bare moeijelijkheid in de band te vallen , en overeenkomstig den aard van bet instrument geschreven te zijn. Er bevindt zich veel voortref­felijks onder, wanneer zij echter minder lang waren , zouden zij over het algemeen daarbij gewonnen hebben. Bij de opgaaf van het getal zijner verschillende werken moeten wij tevens de opmerking voegen , dat zij , volgens bet zeggen van. Wilms zelven , slechts de vruchten zijn der uren , welke hem , na zijne veelvuldige en vermoeijende dagelijksche bezig­heden , overig bleven. De meeste andere doch minder ijverige kunstenaars zouden dezen tijd tot vermaak of uitspanning hebben gebezigd , een bewijs dat hij bezield was met gevoel voor het ware en schoone. Hij heeft dan ook ongeveer 50 werken in druk uitgegeven , als te Amsterdam , te Leipzig en bij vele andere buitenlandsche muzijk-uitgevers. Zij bestaan meestal uit piano , forte , solo's , gedeeltelijk voor vier banden of voor orkest , verscheiden lie­deren , waaronder twee volksliederen , ook fluit- en clarinet­concerten , een paar quartettes voor strijkinstrumenten en een paar voor piano met strijkinstrumenten , zes sinfonien voor groot orkest en ouvertures ; bezittende hij nag vele hand­schriften van feestcantaten voor de maatschappij Felix Meritis , voor de societeit Harmonica , en een aantal voor de jaarlijkscbe vergadering der maatschappij tot Nut van 't Algemeen ; ook nog eerie sinfonie, eenige ouvertures , concerten voor verschil­lende instrumenten , vierstemmige liederen , enz. Wilms verdiensten bleven niet onbeloond in 1808 werd hij lid van het koninklijk Neclerlandsche instituut van wetenschap­pen , letteren en schoone kunsten. In 1821 werd hij geroepen als organist bij de doopsgezinde gemeente te Amsterdam. Ook bij de oprigting van de maatschappij tot bevordering der toonkunst, werd bij door de afdeeling te Amsterdam tot lid van verdienste benoemd. Onder zijne voornaamste werken behoort de voorrang aan bet geliefdkoosde volkslied : Wien Neerlands hloed in d'adren vloeit , op woorden van den dichter en ridder T o 11 e n s , voor hetwelk hij bij den wedstrijd in 1815 uitgeschreven door den luit.-admiraal ridder van K i n s b e r g e n de premie verwierf van 300 gulden , en daardoor zich de achting en nagedachtenis der nakomelingschap ten voile heeft waardig gemaakt. Wilms was een matig , werkzaam mensch een vijand van ijdele pracht , gedienstig zonder eigen belang en kenner van vele wetenschappen , een hoogschatter van geleerden een braaf vader en een opregt en standvastig vriend , die in hoogachting en liefde van alien deelde , welke geleerdheid en braafheid op ' regten prijs weten te stellen. Hij overleed den 19den Julij 1847 aan verval van krachten. Zie Gregoir, Biogr. des Artistes musiciens Neerland ; S c h o t e 1, Tollens en zijn tijd. WILP (SARA MARIA VAN DER) was de dochter van Willem Frederik van der Wilp, conrector der Latijnsche school te Amsterdam , waar zij in 1716 gehoren werd en ongehuwd in 1803 overleed. In 1757 gaf zij een fraaije dichtmatige vertaling in het licht van Popes' Messia8 , qeicyde Herder8 - zang , ook opgenomen in de verzameling gedichten , in 1772 te Amsterdam verschenen. Haar dichttrant had veel overeenkomst met die van hare vriendin van M e r k e n. Zij bezorgde ook de Herderszangen en Mengeldichten van A. de H a a n. Zie M. Siegenbeek, Eden. Gesch. d. Ned. Letterk., bl. 270; J. de Vries, Gesch. der Ned. Dichtk. , D. II. bi. 270; Witsen Geysbeek, B. A. C. Wb., D. VI: bl. 511; Bredend. Val. Let­teroef., D. I. bl. 314; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WILS (PIETER), landmeter. Na zijne teekening verscheen de eerste zeldzame uitgaaf van het Octroy van de Schermer mit8gader8 Gavel- Conditien ende Caerte. Alcmaer by Th. Psz. Baart. 1635. 4°. Zie Kramm. WILS (JAN), verdienstelijk landscbapschilder te Haarlem , wiens werken reels! door zijn leerling van B e r c h e m gestof­feerd zijn , en meestal op die van Both trekken , gelijk twee kabinetstukjes , weleer in bet kabinet van G. van der Pals, die in 1824 op de verkooping van diens schilderij-verzameling te Rotterdam I 800 golden. Zie Immerzeel. WILS (P.) , beoefenaar der wiskunst te Amsterdam , wiens withunstige werken aldaar 1653 in 4°. zijn verschenen. Zie Verwoert. WILSENIUS of WILSEN (ABRARAm) , geboren te Vlis­singen , werd in 1639 te St. Anna ter Muiden als proponent beroepen en hield zich ook bezig met bet onderwijzen van jongelieden. Hij werkte krachtig mede tot de stichting van het tegenwoordige kerkgebouw aldaar, en woonde eenigen tijd te Sluis , doch keerde naar zijn standplaats terug , waar hij in bet laatst van 1670 stied. Hij was tweemaal gehuwd , 1. met Margaretha B e y ens, die hem 3 kinderen schonk en kort na 27 Junij 1659 over-lead ; 2. een groot jaar voor zijn dood , met Ma y k en Maes, weduwe van den burgemeester Jaques Hallinck, die in 1662 te Vlissingen overleed. Zijn zoon Johannes W i I­s e n werd 26 April 1674 als predikant voor de Oost-Indie aangenomen. Zijne spreuk was het zeggen van Senec a: nulls vie major pietate vera est. Hij gaf in het licht : Cort-begr,yp van de dwalinghen der Roomsche kercke met de wederlegginge derselver uyt de Texten des Leuvischen Bybels , wt het Fransch (tot negenmael toe gedruckl) , overghesedt in 't Nederdnytsch door Abraharnam Prinsernium , predikant tot St. Anna ter Muden in Vlaanderen. Tot meerder en beter gherief heeft daer byghevoeght de schritturplaetsen van de Nieuwe Oversettinghe der Gereformeerde. Is oock achter aen­yhestelt sync geloofsbelijdenis met een Catechisatie uyt de belydenisse getroken. Gedrukt tot Leyden voor Jirancoys Moyaert in CIO 19 CLXlV , (moet wezen 1644). Gelijktijdig hiermede uitgegeven volgt er achter : 4br. Wil­semii , Corte Belyd. van het Alghemeyne Chr. Gheloove , tot dienst zyner Ghemeynte , opentlick verkondicht , ende in 't licht ghegeven , 1644. Hierna : Catechizatie , ofte eenvoudiglze onderwysinghe in alle de Fundamenten der Chr. Religie , wt de voorgaende Belyd. ghetroken , tot dienst der ghemeynte Jesu Christi , die te linden in Vlaanderen enz. Ibid. 1644. Getrouwen dienst tegen Gulielmi de Landsheere Societatis Jesu gepradendeerden fleyligen-dienst , dat is Antwoorde op het Rerste Deel van syn vast en klaer bewys dat de R. Kercken in 't eeren en aenroepen van de Moeder Godts Maria ende andere Heylighen gheen Afgoder,ye en bewyst etc. Vliss. by J. Pick. 1649. 8°. Den !delen Reem Roberti de la Plandse , prediker in Jesuylen Howler, over de valsekelyck ghemeende vervalschingke der Gereformeerde Bybels , ende dyne al le vroegh-luyd-gheroepers victorie op den predickstoel over de Gerelormeerde , ontdeckt in eenigh,e Brieven over en weer gheschreven en ghesonden door Hem ende Abr. Wilsenium , prod. tot S. Anna ter Muden. Amst. 1649. Ontrouwen handel Roberti de la Planche , predileer in 't elm klooster, tot Brugge van hem ghenoemt ontrouwen handel Abra­hami Wilsens , pred. tot S. Anna ter linden , opgedragen aen de burgerye van Brugge voor een Nieuw-jaar. Anno MDCL. Middelb. by Jaques Fierens. Theophil-Lektia, °fie Gods besondere liefde tot syne uylvercorene , in de verkandelinghe der vermaerde en hoochwichtige pantie of Christus voor alle mensch,en gestorven is. Plies. J. Pick. 1653. 8°. .Replyke tegen D. Andreae Petri van der Lindens antwoord op het 2de Capittel van D. Leonardi Fodinaei (in syn Leven Gereformeert predikant tot Delft) Traktaetjen van der Wilk Gods. Ibid. 8°. Zie P. de la Rue, Gelett. Zeeland , M. 139 , 344; B. Han­nius, Zeeuwsche buise , bl. 67 ; Paquot, Mem. , T. II. p. 324 ; G 1 a s i u s , Godgel. Nederl. ; Jansen, St. Anna ter Muiden , bl. 148. WILSON (J.), den 26 December 1792 te Breda geboren , trad in 1808 als chirurgien sous-aide-eleve in dienst en in 1811. in Franschen dienst als officier van gezondheid 3de klasse bij het 9de reg. art. te Douay en maakte met dat regiment deel van het leger aan de Elbe. In 1812 nam bij deel aan den Russischen veldtogt en maakte gevolgelijk den terugtogt mede over de Beresine. In 1813 nam hij deal aan de veldtogten in Duitschland , o. a. aan dien bij Leip­zig , waar hij den baron Larry behulpzaam was bij het amputeren van het been van den generaal Latour Mo u­bour g. In 1814 was hij als chirurgien aide-major bij de ambulance van bet Fransche hoofdkwartier. In dat zelfde jaar trad hij als officier van gezondheid 3de klasse in dienst van zijn Vaderland. In 1815 kweet hij zich in den veldslag van Waterloo zoo van zijn pligt dat de koning hem tot ridder van den Nederl. Leeuw benoemde. In 1819 werd bij , na afgelegd examen , officier van gezondheid 2de klasse. In dien rang was hij werkzaam bij het regiment husaren n°. 6 , bij 's rijks instructie-hospitaal te Leuven , bij het hospitaal in 's rijks gevangenhuis to Gend , van 26 Oct. 1830 tot bet begin van 1831 bij de ambulance van bet hoofdkwartier. Hij vergezelde den 16den Nov. 1830 als chef van • den geneeskundigen dienst de mobile colonne van den hertog van Saxen-Weimar naar Maastricht. In April 1831 word hij benoemd tot officier van gezondheid lste klasse , in 1843 gepensioneerd en hij overleed den 7 Jan. 1864 te Leur bij Breda. Part. ber. WILT of WIELT (J. T.). Onder dezen naam schuilt J. Torenvliet. Zie Nagler; Kramm. WILT (FERDINANDI DE) graveur. De volgende zwarte kunst­prent gaat op zijn naam uit. D8. Josiae van de Kapelle , ad. 50 , A°. 1691. Zie Kramm; Muller, Cat. v. portr. WILT (THOMAS VAN DER) , zoon van Willem van der Wilt en Emerentia van der Staf, werd den 29sten October 1659 te Piershil in bet land van Patten geboren , leerling van V e r kolje te Delft, schilderde familiestukjes en binnenhuisjes , die volgens Im merzeel niet vrij van stijf heid waren. Ook graveerde hij in de mezzo•tinto manier naar Brouwer, Scb al k en en anderen. In 1727 vervaardigde hij een groot schoon stuk met Pol. - &ellen van he Chirurgijnvild to Delft , voor de ontleedkamer te Delft. Nagler verrneldt twee zwarte kunst•prenten van hem: Ben jonge naakte Dame, die zich kapt voor een spiegel , 1687 in fol. , en Rene vrougo net een geldstuk in de regterhand, dat zij bij het licht beschouwt. Hij vervaardigde ook histo­riestukken. Hij huwde Johanna B i d d o ff en overleed in 1733 , in den ouderdom van 73 jaren. Zijn portret , door hem zelven geschilderd , is door T. H. Jelgers m a in kleuren geteekend. Zie: Immerzeel, Kramm, Nagler, Verwoert, Kobus en de Rivecourt; Boitet, Beschrijv. v. Deft, bl. 528 , 790 ; Muller, Cat. van portr. WILT (WILLEM VAN DER) , zoon van den vorige leerling van zijn vader in de teeken- en scbilderkunst. De platen voor bet natuurkundig werk van L e e u w en h o e k en van het pen­ningkundig werk van van Loon zijn naar zijne teekeningen gegraveerd. Volgens zijn tijdgenooten waren er onder zijn collega's weinigen , die hem in bet teekenen gelijk waren. Hij overleed den 24sten Jan. 1727, in den ouderdom van 36 jaren. Zie Immerzeel; Kramm; Boitet, t.a.p. WILTENS (NIKoLAAs) , proponent , werd in 1690 aangesteld tot predikant bij de Hollandsche ruiterij , die zich toen in Engeland beyond. Dit gaf aanleiding dat hij in bet volgende jaar tot predikant bij de kapel van koning Willem III te St. James werd benoemd. In 1699 werd hij predikant te Voorhout , in 1704 te Uitgeest , in 1706 te 's Hertogenbosch , in 1710 te Amsterdam , waar hij den 4den April 1734 overleed. Hij gaf in bet licit : Kerkelzjk Plakaalboek, behelzende de Plakaten , Ordonnantien ende Resolutien over kerkelijke zaken. 's Gray. 1722, 2 dn: na zijn dood vervolgd. Zie Paanw en Veeris, Vern. Kerk. Alphab.,b1. 231; Glasins, Godgel. Nederl. WILTENS Jr. (NIcoLAAs) , gelegenheidsdichter. Men vindt o. a. een gratschrift van hem op F l o r e n t i n u s B o m b l e (zie J. v an Stay e r en 's lijkrede op dien Amsterd. predikant. Amst. 1722). Zijne verzen zijn gelijk die van Bomble zelven en van diens broeder An t o n i Bomble, predikant te Hon­tenisse en Ossenisse , zeer middelmatig. WILTSCHUT (P.), kapitein ter zee, gaf in het licit: Niskunstige gronden en zekere middelen om te kunnen oor­deelen over den loop der stroomen en rivieren , inzonderheid der provincien van Holland en Zeeland. 's Hage 1741. Zie Arrenberg, p. 578; Abcoude, Very., bl. 162. WILLEMZONIUS (A.) , student in de godgeleerdheid , schreef: Korte afbeelding van het zogenaemde Histor. verhael , met aanhangsel en vooratgaande werk van C. Bouman , waarin hij ondernomen heeft om hooggel. mannen met onbezonnen lastertaal te bekladden. Amst. 1741. Zie Rogge, Bibl. der Contram. , bl. 2091; Navorscher,, D. XIV. 287. WILMERDONX (SIMON) , sedert 1626 predikant te Am­sterveen, in 1641 gestorven , gaf in het licit : Core begryp der voornaemste dwalinghen van verscheydene feiten met dewelcke de gheref. kercke in de leere geschil heeft. Gliestelt tot versterckinghe der ghem. tot Ameterveen in de suyvere waarheyt. Amsterd. 1626. Zie Rogge, Bibl. der Contra-rem. , 131. 114. WEMERUS (JoHANNEs), van Leeuwarden , predikant te Marrurn c. a. Van hem bestaat : Extract der Synodale Reeo-tutien Frisiae, geextraheerd en opgesout en per titulos in dese ordre gebragt, afgeschreven door D. Hector Murray, pred. te Makkum en Korrmerd , later in bezit van Men s o­nides, predikant te Hensbroek , en door anderen vervolgd. Zie Kist en Royaards, Kerk. Arch. , D. VIII. 131. 432. WIMES (JAMES), een Schotseh edelman , die , omgekocht door een Schot en twee Spaansche Jesuiten in Brabant , in 1596 hopman Ro 11 a trachtte te bewegen Veere aan de Span­jaarden over te geven. Hij werd 8 Jan. 1597 onthalsd en gevierendeeld. Zie B or, B. XXXIII, hi. 57 (236); van Meteren, B. XVIII. foL 349 ; W 0,g enaa r, V. H. , D. VIII. bl. 453. WINCKAERT (JAN CATYN) , kunstschilder en illuminateur van den hertog van Bourgondie , in 14.14 in bet St. Lucasgild te Antwerpen ingeschreven. WINCKAERT (JAN) , beeldhouwer in 1456 , lid van het­zelfde collegie. Zie Kramm. WINCKEL (Jon. LUD.) gaf in het licht : Nassauwsche Lof en Danko ffer, wegens de verhefing van zijn Hoogheid Willem Carel Hendrik Eris°, prince van Oranje en Nassauw enz. door een byzondere Goddeliike bestiering , tot de waardigheid van Erfstadhouder enz. aangetoont ter gelegent­heid van een Dank- en Vreugde-feest in eene Leerrede over Psalm XX vs. 6 en 7. Delft 1748. Zie Abcoude, Tweede 4an1z. , bl. 169. WINCKELMANN (FRANS CAREL PHILIP Baron VON. Van dezen Indischen dienaar is weinig anders bekend dan dat hij directeur der Javascbe houtbosschen was en als zoodanig den 29sten Julij 1820 te Samarang overleed. Ziine weduwe , A. H. C. Samlant, overleed daar den I sten Mei 1822. Een hunner dochters huwde den majoor der infanterie Johan Adam Phitzinger, die op den 15den Sept. 1825 op den weg van Damak naar Baijoran aan de cholera be­zweek. Part. berigt. WINCKELM AN (JACOBA PETRONELLA), dochter van Jacob Winckelman, burgemeester van Vlissingen en Maria Elizabeth Sterthemius, werd aldaar, na haars vaders flood , den 8sten November 1696 , geboren. Van Naar jeugd of was zij van een zwak ligchaamsgestel en worstelde met zware krankheden. Tot haar 14de of 15de jaar leefde zij volgens hare eigene getuigenis zorgeloos en wandelde naar de begeerlijkheden der jonkheid , afgescheiden van God en zijne gemeenschap. Zij kwam echter in gezelschap van vrome lie-den tot ernstig nadenken , onttrok zich aan alle wereldsche genietingen en overleed te Middelburg den 30sten Augustus 1761 , in den ouderdom van 60 jaren. Onder hare nalatenschap vond men een groot aantal dichtstukken , van welke een ge-deelte door hare nicht Maria Elizabeth Winckelman in 176 3 te Middelburg , met den titel van Stichtelijke Ge­dichten in het licht gegeven en in het volgend jaar door een bundel van Stichtelijke Mengeldichten gevolgd werden. Het geheele work kwam in 1769 andermaal in het licht met eene voorrede van den predikant R. Schutt e. Zij zijn door S c h u t t e zeer geprezen , doch vielen minder in den smaak van anderen. Ook schreef zij Samenspraak over het houden van een Dank- Vast- en Bededag. Amt. 1770. Zie Bet Godvruchtige leven en zalig afsterven van de Wel.Ed. geb. .Tonkvrouwe .T. P. Winckelman , voor hare Stichtelijke Gedichten ; Witsen Geysbeek, hi. 578, t.a.p.D.VI.b1.516; Arrenberg. WINCKELMAN (0. R. F. W.) , onderwijzer der jeugd te Utrecht , gaf in het licht : Themata of Oelleningen op de verscheiden redendeelen , volgens de synbare der Fransche Tale. Utrecht 1772 , 2e dr. Nieuw Fransch en Nederduitsch woordenboek. Ald. 1783 , 2 dn. &has der Nederduit8che Spraakkunst. Ald. 1784. Zie Arren berg, bl. 579. WINCKELMAN (SUSANNA AGNETA) maakte verzen op de werken harer tijdgenooten , onder anderen op P. Bo d d a e r t Nagelatene Mengeldichten. WIND i) (BOUDEWIJN DOBBELAER DE) te Middelburg ge­boren , was med. anat. et chir. lector en vroedmeester,, president der provinciale commissie van geneeskundig onderzoek en toe­voerzigt van Zeeland en van de stedelijke te Middelbnrg , lid van bet Zeeuwseh genootscbap der wetenscbappen en correspon­derend lid van bet kon. Ned. instituut. Hij overfeed te Middelburg , 14 December 1818. Men heeft van hem : Waarneming wegens eene buitengewone waterzucht en daardoor ueroorzaakte beenbreuk. Middelb. 1818. Het Zeeuwsch Genootschap bezit van hem een Verhand. over den schijndood. 1817. Zie Cat. v. h. Zeeuwsch Genoots. (2e Supplem.) , 1869 , bl. 15; Holtrop, 1. c. , p. 400 ; Konst- en Letterb. , 1818 , D. II. bl. 451 WIND (GERARDUS DE) , in 1685 te Vlissingen geboren , behoorde tot de Doopsgezinde gemeente. Zijne moeder Jac o­m i n a Fr a n s was een voile nicht van den dichter Anton i­des van der Goes. Na de Latijnsche en Grieksche talen 1 ) Dit ges!acht is oorspronkelijk nit Duitschland en heette daar W i n dis c h. Een der leden vestigde zich te Rotterdam en noemde zich de W in d. Zie Boekz. der gel. wer. , 1761 , bl. 576, in zijne geboortestad geleerd te hebben , ontving hij bij J. van G a v e r en, doopsgezinde leeraar te Zoetermeer en bij A. van Eeghem te Middelburg onderwijs in de godgeleerd­heid. Op raad van dezea begaf bij zich naar Amsterdam om bij Galen us Abrahams en de Remonstrantsche hoogleeraren zijne studien voort te zetten. Tevens legde hij zich op de genees­kunst toe , studeerde in dit vak te Utrecht , werd in 1703 , na het verdedigen eener dissertatie de Ophtalmia med. doctor en nog in hetzelfde jaar leeraar te Middelburg. Hier was hij als leeraar-geneesheer werkzaam tot zijn flood in 1752. In 1726 werd hij beschuldigd dat hij onregtzinnige en socini­aansche gevoelens aankleefde , doch de kerkeraad sprak hem twee jaren later vrij. Behalve de uitgave der werken van zijn leermeester v a n Eeghem, die hij met aanteekeningen verrijkte , schreef hij : Redenen des geloof van J. Bien onderzocht. Middelb. 1711. Perhandel. over Gods genade. Amst. 1728. Lijkreden over het afsterven van Adriaan van Eeghem. Middelb. 1709. Zie Naaml. d. Doopsgez. schrifrers , bl. 131; Rogge, Geschrift betreff. de Ned. Here. kerk , bl. 77; Holtrop, t. a. p. , bl. 400. WIND (G. DE) , med. dr. te Middelburg , schreef: De praecl. Zelandorum merilis in rempubl. list. Middelb. 1778. Verhandeling over de vergiften , tot het rijk der dieren be-trekkelijk in Verh. v. h. Zeeuwsch Genoots , 1). XIV. bl. 287. In hands. bij het Zeeuwsch genootschap : Physiologische verhand. over het menschelijke hart. Verhand. over de algemeene bekleedpen van het menscheliik ligchaam. 178 7 . .Physiologische beschouwingen over de zenuwen. 1 788. Verhandeling over de beenderen en kraakbeenderen. 1793. Verhandeling over de ossificatie. 1784. Verhandeling over de beenknobbels en gewrichts-verstijving. 1797. Verhandeling over het yraveel. 1798. Verhandeling over den Callus of beenweer. 1793. Zie Nagtglas, Tweede vervolg op den Catal. der Bibl. v. h. Zeeuwsch Genoots., bl. 14, 15; Holtrop, 1. c. WIND (PAULUS DE) , med. dr., operateur van Zeeland , anat. chir. et artis obstr. lector , stads-doctor en steensnijder te Middelburg , bezitter van het Roodhuysiaansch geheim. Hij overleed in 1771. Hij gaf in het Licht : Het geklemde hoofd gered. Middelb. 1751. 8 °. Over het arbinden der Navelstreng. Middelb. 1757. 8°. Ben waterachay yezwel in een vrouwelijke borst geneezen in Verh. v. h. Zeeuwsch Genoot. , 1769 , D. I. bl. 587. Ontleeding eener dubbele liessch,enbreuk, 1 of b. in Verh. d. Holl. Maats. , 1763 , bl. 118. Bericht van een gebarsten tnaay in een kind. Ald. 1765 , bl. 219 v. d. Berigten. Waarnemingen over een gestikte navelbreuk. Ald. 1769, bl. 124. Waarneming over een gesneden nekbreuk. Met 1 of b. Ald. 1763, bl. 129. Zie A. van Solingen, Redevoering ter nayedachtenis van P. de Wind , Middelb.1786, Banga, Gesch. d. Geneesk. ; Holtrop, 1. c. , p. 401; Boekz. , 1751, 688, 1758, 623. WIND (P. DE) studeerde te Leiden en schreef: Spec. path. med. de morbis vero et strict° sensu bilosis. L. B. 1790. Zie Holtrop, 1. c. p. 401. WIND (J. VAN BEEKUOVEN DE) vertaalde Saviard , Nieuwe verzameling van heelkundige waarnemingen , met eenige bijzondere hulprniddelen. MI het Frame& Haarlem 1766. 8°. Zie Cat. v. h. Zeeuwsch Gen., bl. 373. WIND (SAMUEL DE) , med. dr. te Middelburg , 's lands en stads-operateur, steensnijder en vroedmeester, lid van het Zeeuwsch genootschap , overleed 15 Febr. 1803 , in den ouderdom van 60 jaren. Men heeft van hem: Proeven met de Alcali volabile van Martinet tegen kanker­achtige gezwellen in Verb. v. h. Zeeuwsch Genoots., 1790 , D. XIV. hi. 418. Bericht wegens eene amputatie of afzettinq van eene vrouwe­borst , wegende over de 6 ponden , Middelburgsch gewigt ; als­mede van de andere wegende over de twee ponden in dezelfde persoon. Ald. 1791, D. XI. V. bl. 397. Waarneming omtrent een eerstgeboren kind , waarvan de inge­wanden (de nieren , pisleidvis en waterblaas uitqezondert) zich buiten den buik bevonden. Ald. 1769, D. I. bl. 592. Verhandeling over den polypus of slymprop en fungus of uitwas , benevens een berigt en aibeelding van een zeer nuttig werktuig ter afbinding dienende. Ald. 1784 , D. X. bl. 497 , 1786 , D. XI. bl. 481. Zie Konst -en Letterbode , 1803, D. I. bl. 163 ; Holtrop, 1. c. WIND (Mr. SAMUEL DE) , zoon van Paulus en Elia a­bet h de Wind, den 26sten Jan. 1799 te Middelburg ge­boren , doorliep van 1805-1809 de Latijnsche scholen en vertrok in 1820 naar Leiden , waar hij de lessen van W y t­tenbach, Siegenbeek in de letteren en die van Smallenburg en Kemper in de regten bijwoonde. Na de verdediging eener Dieeertatio jar. inaug. de jure abeentisan secundum Codicem Napolionticum in Dec. 1811 tot doctor in de beide regten bevorderd te zijn , zette hij zich als advokaat te Leiden neder. Ruim vier jaren bragt de Wind ale prac• tiserend advocaat te Leiden door en keerde den 20sten Junij 1814 naar zijne geboortestad terug , waar hij zich als advocaat vestigde , en zich in de wetenschap van het recht , maar inzon­derheid op de geschiedenis toelegde , terwijl hij tevens de oude Latijnsche schrijvers las en excerpeerde. In 1818 werd hij substituut.officier van de regtbank van eersten aanleg te Mid­delburg, in 1833 rijks-advokaat der administratie en in het­zelfde jaar lid van den raad der stad , in 1834 officier van justitie bij de regtbank , in 1848 vice-president van het prov. geregtshof in Zeeland , terwijl zijn naam in 1845 als de eerste voorkwam op de aanbevelingslijst van kandidaten voor het lidmaatschap van den hoogen raad , waartoe hij zonder twijfel zou benoemd zijn geworden , zoo hij zelf zijn wensch niet had te kennen gegeven , buiten aanmerking te blijven. Hij was van 1855 tot zijn dood president van het Zeeuwsch genootschap, lid van het Leidsche en Utrechtsche genootschap, correspondent van de 2de kl. van het kon. Ned. inst. en van vele anderen zoo binnen- als buitenlandsche geleerde genootschappen. Hij huwde in 1821 zijne nicht Cornelia Dobbelaer de Wind en overleed den 19 Augustus 1859. Zijne schriften zijn : Verhandeling over den invloed der dichtkunde op de geschie­denis , bekroond met den gouden eereprijs , door de Maats. v. Ned. Letterk. in N. IVerken , le D. 2e St. Verhandeling over de vernietiging van de orde der tempelieren, bijzonder met betrekking to ons raderland in Mnemosyne van H. W. Tydeman, 2e reeks 6de deel , 1826. Btjzonderheden uit de geschiedenis van het strafregt in de Nederlanden. Middelb. 1827. 8 °. Bibliotheek der Nederduitsche geschiedschrijvers. Middelburg 1831-1835. Bijdrage over Jan didriaansz. Leeghtoater in Vad. Letteroei. 1837, Mengelto. bl. 745-759. lets over het kasteel Hellenburg en het dorp Buarlind in Zeeutosche Volks-alinanak. 1837. Nog jets over het Cijferschrift van Carleton in Kunst- en Letterb., 1837 , n°. 41. Hebben onze Voorouders deze landen te vroeg bedtjki en ver­dienen zij daarom overnuftige landbedervers" genoemd te worden ? in Zeeutvsche Volksalmanak , 1838. Levensberigt van den Nederlandschen zeereiziger mr. Jacob Roggeveen in N. Werk. v. h. Zeeuwsch Genoots. , Midd. 1838. Verkandeling over den invloed van Wagenaars raderlandsche Historie op de beschoutoing en beoefening onzer Geschiedenis in 'Perko der 2de klaese van he kon. Ned. last., 7de deel. De dood van graaf Florid den 1Vden op het tournooi te Corbee in 1204. Ald. 8ste deel. Bedenkingen over het ontwerp van wet tot vermindering der provinciale hoven. Middelb. 1843. Verdediging der echtheid van den brief van Simon van .Haar­km , waarbij hij goederen der abdy van Egmond in erfpacht mewl in Tijdschrift Instituut 1846. Fragmenten van den Ridderroman Huon de Bourdeaux in N. reeks der Werk. v. d. Maats. van Ned. Letterk., 5de deel, 1847. Lets over Hata. Smallegange en zijne kroniek van Zeeland in Nehalennia 1849. Jaartallen tot h,erinnering aan de geschiedenis der stad Mid­delburg , sedert de verlossing van het Spaansche juk in 1774 in Midd. Naamwijzer 1849 en 1850. Johan de .Kanter Phz. Fragment fait een onuitgegeven vervolg op de la Rue , Geletterd Zeeland in Nehalennia 1850. Verhandeling over den aard van het Leen van het graafachap Holland , in Nieuwe .Reeks der Verde. van het ken. Ned. met. D. I. Amst. 1850. Beknopte Kronyk der stad Middelburg , gedurende de regering van het Buis van Oostenrijk, 1482-1574 in Midd. Naamw. 1851. Jan Franken , de getrouwe dienaar van Oldenbarneveld in Jaarb. Zeeland , 1852. lets over vroegere bestrating en eiraatverlichting , bepaaldelijk to Middelburg. Ald. 1854. lets over de oude baksteenen met verheven beeldwerk , voor­handen in het kabinet van het Zeeuwsch Genoots. in Archie f, vroegere en latere mededeelingen enz., 1ste stuk 1856. Mededeeling omtrent den landreiziger Samuel van de Plate. Ald. lste stuk. Verslag van den Codex Sancti Bavonis , thaw berustende op het Raadhuis te Middelburg. Aid. Mededeelingen omtrent een bundel autographen nit de 16de eeuw , deels in cijferschrift vervat. Levensschets van wijlen den generaal-majoor P. I. Ackerman. Ald. 1857 3de stuk. Het Zeeuwsch genootschap is in befit van vele handschriften van de Wind, o. a. van zijn apparaat voor het vervolg van de Bibliotheek van Ned. Geschieds. Zie zijn leven door A. R. P ek elharing voor de Maats. van Ned. Letterk. te Leiden 1860 ; Cat. der Maats. (Reg.); Cat. der Bibl. v. h. Zeeuwsch Genoots. (Reg.) ; Supplement. WINDEN (H. VAN DEB) graveerde stadsgezigten naar I. de Beyer. Zie Nagler; Kramm. WINDEN (M. VAN DER) gaf o. d. spreuk : gui non contru nos pro nobis in 1760 te Amsterdam in het licht: De Friendschap ; Zedespel. Zie Verwoert. WINHOFF (MELcinoR) gaf in het licht : Landrecht van Auerressele G'-edruckt tho Deventer by Simon Steenborch. Anno 1592 12°. Kampen 1782 12°. WINDSMA (R.) was onderwijzer eerst te 011ingawier en daarna te Wolsum bij Sneek. Hij schreef: lriesch Blom-koerke , aef Grymanck fen ijtlijcke rijmckes in hette oare katerye. Snits , 1829 , kl. 8°. Eriezne Blomme-kriinze , fuwn in gearfrisle. Snits, 1833, kl. 8°. Bledden uwt majn 8chrieuw-boeck. Snits , 1847 , kl. 8'. WINGATE (E.) schreef: Over 't evenredigh liniaal. 8°. Arithematica. 8°. Zie Abconcle, Aanh., bl. 237. WINGELEN, VAN WINGEL , DE WINGLE, VAN WINGEN (PHILIPP° VAN), teekende het verbond der edelen. De bond­genooten stelden zooveel vertrouwen in hem , dat zij hem naar de graven van Egmond en Mansfeld zonden , ter bevor­dering van de wezenlijke belangen der Hervormden te Valen­chiennes. Alva deed hem vatten en te Vilvoorden gevangen zetten. Toen werd hij tegen den graaf van H o o r n e ver­hoord , ter dood verwezen en te Brussel op 't schavot onthalsd. Zie L e C arpe n tie r, P. III. p. 1071 , Quartiers Gongal. T. I. p. 173; Bor, B. III. bl. 99 , 141, B. IV. bl. 147, 207 ; Proees Criminels , T. I. p. 239 , Ab Aylva Epist. ad Hopperum , p. 428 ; T e Water, Verb. d. Edelen , D. III. bl. 378. WINGEN (NieoLAAs VAN) , zoon van Wilhelmus van Wingen, predikant te Schermerhorn , was predikant te Oud­dorp en Oosterleek 1689 , te Sevenhuyzen 1691 , te Medemblik 1695 , te Utrecht 1698 , gestorven den 12den October 1721. Hij schreef: Onderwijs van de wettigheid der Heyliye Schrift. 8°. Zie Paanw en Veeris, bl. 232. WINGEN (JoosT VAN) , kunstschilder , in 1544 te Brussel geboren , bezocht Rome en woonde 4 jaren bij een kardinaal. In zijne geboorteplaats teruggekeerd , werd hij schilder van den prins van Parma. In 1584 reisde hij naar Frankfort , terwijl Otto Vaeni us zijne plaats bij den prins innam. Van Wingen bleef er tot zijn dood in 1 605. Zijn altaarstuk , het H. Avond­maal voorstellende , en zijn Simon, wien de haarlokken worden afye8choren zijn beroemd. Bijzonder vindingrijk was hij in zijne compositien van historieele en allegorische onderwerpen. Er gaan eenige prenten naar zijne teekeningen uit. Zie van Mander; Immerzeel; Kramm. WINGEN (JEREMIAS VAN) , zoon en leerling van den vorige , werd in 1587 te Brussel geboren , bezocht ook Italie, wijdde zich te Rome aan het historiele , later te Frankfort aan het schilderen van portretten. Zijne portretton munten door gelijkenis , natuurlijkheid en penseelsbehandeling uit. Hij overleed er in 1648. Zijn portret vindt men bij van M an der en Sa n drar t. Zie van Mander; Immerzeel; Kramm. WINGENDORP (G.) , teekenaar en graveur,, is ook te Kopenhagen werkzaam geweest. Hij vervaardigde boekprenten , zoo als voor en in Beschrijviny der artillerie door T. N. Brinck. 's Gravenh. 1681 8°. ; het portret van (Maus Wortnius , over• leden 1654, oud 66 jaren ; de titels voor A. F. Macrobii Opera cum notis. L. B. 1670 enz. Zie Nagler; Immerzeel; Kramm. WINGIA (DEITzE), in 1557 schepen en ten tijde der beroerten secretaris van Leeuwarden , in welke laatste hoeda­nigheid hij een treffende aanspraak bield aan de sehutters dier stad. Hij teekende bet verbond der edelen , Al v a liet hem dagvaarde , bande hem en tastte zijn goed aan. Hij vond in Oost-Friesland eene schuilplaats. F. van I n t h i e m a zond zijne Querelae Ilollandiae ad Gulielmuin Comitent de Alarm met een Lat. puntdicht in 1575 aan hem. Zie Winsemius, Hist. lib. I, p. 90 , 114 ; Charterb. v. Fried , D. III. bl. 453 ; t e Water , Verb. d. Edel., D. IL bl. 54, 59, D. III. bl. 380. W1NGINE (GODFRIED VAN) schreef: Belijdenisse des Geloofs van die in de Nederlanden overal verstroyt zijn , met eenen sendt­brief der Ghelooviyhe , die in de Nederlanden zyn , welke naa de waarachtiye Reformatie des Euanyeliums ons Heeren len Christi beyheeren te leeven , aan den onoerwinnelijken Coninck Philippus , haren oversten Here. Ghedruct 1566. Zie Cat. B. A. Werumeus , libr. theol. , p. 4. WINKEL (mr. PIETER) , pastoor der St. Jans-kerk te Gouda. Hij was oppervoogd van Erasmus, die hem //den Goudschen Schoolmeester" noemde. Hij was echter stads­scholaster en onderpastoor. Er bestaat een brief van E r a s-m u s aan hem , Ep. L. 30 , Ep 4. Edit. Lond. In 1501 reisde hij met burgem. D i r k Dirks z. naar Amsterdam , om 20 van den bisschop v. Doornik bet 100-jarig jubil6 van stads­wege te verzoeken. Zie W alvis, Beschrijv. van Gouda, bl. 101. WINKEL (P. VAN) , plaatetser. Men vindt prenten van hem in de Beschrijving der stad Haarlem , 2de dr. Haarl. 1754. 4°. Zie Sramm. WINKEL (PHILIP VAN DEN) , kunstschilder te Brugge , 1450. Zijn werk is verloren. Zie Nagler; Kramm. WINKEL ( . DE) beyond zich in het laatst der 17de of begin der 18de ecuw te Rome , gaf zich daar voor een baron nit en leefde prachtig en op een ruimen voet van de middelen die hem zijn vermogende vader verschafte. De bentbroeders noemden hem Feniks. Later moest hij van zijn penseel (hij was een middelmatig historieschilder) 'even. Zie Immerzeel. WINKEL (Dr. LAMMERT ALLARD TE) werd den 13den September 1809 te Arnhem geboren , genoot het eerste onder-wijs in eene lagere school aldaar en vervolgens bezocht hij de school van de Jong te Anthem. Nadat zijne opvoeding aldaar voltooid was , koos hij het beroep van onderwijzer en werd op 18 jarigen leeftijd te Geertruidenberg op de kostschool van J. Lager w e y Gz. geplaatst. Hier bleef hij tien jaren en oefende er zich met voorbeeldelooze vlijt in wetenschap-pelijke zaken en in de praktijk van opvoeding en onderwijs. Na eene vergeefsche poging om aan bet hoofd eener school geplaatst te worden , werd hij het als gouverneur bij den baron S i x m a van Heemstra, grietman van Kollumerland te Veenklooster bij Leeuwarden geplaatst , waar hij een paedagogisch werk van W. Mölle r, predikant te Grobitz en hoofdbestuurder van het aldaar gevestigde opvoedingsgesticht , getiteld : Liefde en Waarheid , de beide leidstarren der opvoeding , vertaalde en in het licht zond. Kort daarna plaatste hij zijn lets over het gebruik der werkwoorden hebben en zijn in het Magazijn van dr. A. de Jag e r. Eerst tien jaren later (1847) trad hij weder op met eene verhandeling over de woorden met den uitgang ing en derzelver geslacht , en oefende zich gedurende de 14 jaren dat hij bij den beer van H e e m s t r a doorbragt in de Latijnsche , Grieksche en de oude talen van den Duitschen stam , zelfs in het Sanskrit. Nadat de letterkundige opvoeding der jonkers v a n Heemstra voltooid was , werd hij (1851) als leeraar in de Nederlandsche teal- en letterkunde geplaatst aan het gymnasium te Leiden , en was ale zoodanig ook de onderwijzer van den prins van Oranje, die zich in 1854 to Leiden vestigde om zijne studien voort te zetten. Hij vervulde deze betrekking totdat het hem mogelijk gemaakt werd zich geheel te wijden aan de grootsche taak door hem en prof. de Vries onder­nomen. Het vak , waarin te Winkel toen en later schitterde , was niet de studie zijner jongelingsjaren. Dit was de wiskunde, en de beoefening dezer wetenschap , waarin hij het tot eene niet onbelangrijke hoogte moet gebragt hebben , was_ as van seer grooten invloed op zijne gehalte als wetenschappelijk man en voerde hem middellijk tot beoefening der Nederlandsche taal. Geroepen om hierin onderwijs te geven , bevreemde en hinderde hem bet gemis van datgene , wat hem in de wiskunde bovenal aantrok. Hij vond in de grammatica's , die hem ten dienste stonden een zeer, dikwijls zeer weinig zamenbangende bijeen­stelling van bepalingen en voorschriften , waarvan vele hem in de toepassing bleken onhoudbaar te zijn , of ten tninste onjuist geformuleerd te wezen. Hij vraagde zich of of dan de studie der taal niet even goed aan de wetten der logica onderworpen was als andere wetenschappen , en de poging om deze vraag te beantwoorden was de eerste aanleiding tot het onderzoek , waarvan wij zulke uitnemende vruchten bekomen hebben. Later verbond hij aan deze wijsgeerige beoefening der taal de etymologiseh•historische , door de school van Grimm aan de orde gesteld , en verwierf zich door stalen ijver ook in deze richting een eervolle plaats; maar zijn grootste verdienste lag buiten twijfel aan den anderen kant. Dit be­wijzen verscheidene zijner geschriften en inzonderheid ettelijke artikelen van het Woordenboek , en het is zeer te betreuren , dat hij zijn plan niet heeft kunnen volvoeren , om een geheele Nederlandsche spraakkunst nit to geven. Behalve een menigte taalkundige opstellen in ;let Tara. Magazijn en Archief van Ned. Taalkunde en Nieuw Nederlandech Taal-Magazzjn , in de Taalgid8 , Bijdragen in de Kon. Akademie en Bandelingen van het Tide Congre8 (Rotterdam); door viin D ij k vermeld , gaf hij nug afzonderlijk : De Logi8che Analyst van de Nederlandsche spelling onder beknopte revels gebragt. De 4de en 5de dr. onder den titel Leerboek der spelling ; Oeffeningen in de kennis en toepassing der Spelregele ; De grondbeginselen der Nederl. Spelling; Rege. ling der Spelling van het Woordenboek der Ned. Taal. T e Winkel was ridder van de Eikenkroon , lid der kon. akad. van wetenschappen en honoria cauea litt. hum. doctor. Hij overleed den 24sten April 1868. Bij zijn graf hield o. a. prof. de Vries een treffende aanspraak , na een hulde van zijn verdiensten in het Leidsche Dagblad geplaatst te hebben. Zie Dr. .L. A. te Winkel, door prof. M. J. de Goeje in Nederl. Sped., 1868, bi. 186 ; Levenebericht van dr. L. 4. te Winkel, door 20* J. A. van Dijk in'.Taarbock voor Lager onderwijs , 1869, bl. 197; W. G. Brill, Levensb. en z. in Jaarb. d. icon. Acad., 1868, bl. 35. WINSCHOOTEN (WIGARDus leerling van Ad rianus Junius, rector te Amsterdam. Volgens Burman was hij geen groot taalkundige. Hij gaf onderwijs te Leiden , waar hij liet drukken : Seeman ; behelzende een grondige uitlegging van de Needer­land8che Kon8t- en Spreekwoorden , voor 800 veel die uit de seevaert 8yn ontleend en bij de be8te 8chrifver8 dee8er eeuw gevonden werden. Leiden bij Johan Vivie 1681 , met een vignet van C. Decker (het echip) en verzen van Jac. v a n Brugge, Joh. a Staveren, Joh. de Vivie, M. Hen­gelenburg. Letterkonst , 8ynde het eer8te deel van de Nederlandse 8praecke. Leid. 1680. 8°. Dictionarium Belgico-Latinum. L. B. 1684. 8°. Hij was ook voornenaens een Land- en Stedman nit te geven. Zie Ypey, Gesch. d. Ned. tale , D. I. bl. 535; Burman, Aenm., D. I. bl. 9; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WINSEMIUS (MENELAus) , geboren te Winsum , een dorp in Baarderadeel , in het laatst der 16de eeuw , legde zich op de geneeskunde toe en noemt den beroemden P e t r u s Pauw te Leiden onder zijn leermeesters. In 1616 volgde hij A u­gustin us Adam a als med. anat. bot. professor te Franeker op. Hij bekleedde tweemaal (1618 en 1631) de rectorale waar­digheid en overleed in Mei 1639. Hij huwde de oudste dochter van Nicolaus M uler us, rector te Leeuwarden en later hoogleeraar te Groningen. Hij schreef: Compendium dnatomiae disputationibus XXX. Fru. eq. 16 .. 4°. Oratio funebri8 in obit= Cl. Adriani Metii. Franeq. 1636. Zie Vriemoet, Atli. Fris., p. 164; Blancardus, Oral. paneg. pro Jubil. 4cad. , p. 22; Kok; Kobus en de Rivecourt. WINSEMIUS (helms) of PIER VAN WINSEM , broeder van den vorige , werd in 1586 te Leeuwarden geboren , en legde zich vroegtijdig en met ongemeenen lof op de letteren toe , grootendeels onder opzigt van zijn vader Hay e Piers, die gedurende 30 jarert rector der Latijnsche school te Leeuwar­den was. In 1602 begaf hij zich naar de hoogeschool te Fra­neker tot het aanleeren der geneeskunde , en bleef daar tot 1607 , en werd wegens eenige ongeregeldheden weggezonden zonder tot doctor te kunnen worden bevorderd. Hij ver­trok naar Leiden en beoefende daar op nieuw de oude letteren en geneeskunde. Hij bezocht ook buitenlandsche boo­gescholen , liet de geneeskunde varen en oefende zich in de regtsgeleerdheid aan de hoogesoholen to Hehnstadt , Erfurt en Jena. Daarna bezocht hip Zweden en eindelijk Frankrijk , waar hij in 1611 te Caen den graad van doctor in de regten verkreeg. In zijn vaderland teruggekecrd , zette hij zich te Leeuwarden als advokaat voor den hove van Friesland neder. Doch dit niet naar zijne wensch uitvallende , betrok hij eene landhoeve en besloot zich geheel aan de letteren te wijden. In 1616 echter benoemde hem de staten van Friesland tot hunnen historieschrijver, in plaats van Frumerius, die kort te voren overleden was. Twintig jaren daarna werd hij hoogleeraar in de welsprekendheid en geschiedenis te Franeker ; doch deze waardigheid had hij slechts 8 jaren bekleed , toen hij op den 2den November 1641 aan eene slaapziekte overleed. Zijn ambtgenoot Martin u s W y b i n g a vereerde zijne nagedachtenis met eene redevoering. Hij schreef: De igne elementari. Franey. (zij n medische dissertatie). De testamentis. Cadomi 1611. Jus Regum Hispaniae in provincial Belgicas. Franeq. 1721. .Exequiae litterarum ad Hugonem Grotium. Giessae 1615. 12°. Dissertatio de caussis corruptae eloquentiae. Fran. 1630 fol. °ratio de Statu unitarum provinciarum. Leov. 1618. 4°. Zie Gerdes Flora, libr. rar., p. 369. Chronique °fie Historische Geschiedenisse van Friesland , beginnende van den iaere nae des Werelts Scheppinge 3635 ende loopende tot den jaere nae de geboorte Christi 1622 , fol. m. plat. kaart en platte gronden. Achteraan is eene Beschrzjving van Friesland. Deze kronijk is nog heden in achting. Zie : Fokke Sjoerds, Inl. tot zijne Algem. Geschied. van Fries-land, bl. 23 , 24 ; Y p e y, Gesch. d. Ned. tale , bi. 513. Vita , res gestae et more illustrissimi illauritii, principis Austriaci. Franeq. 1628. llistoriarum ab excessu Caroli V Caesaris sive rerum sub Philippo II per Frisiam gestarum libri IV. Leov. 162 , 2 vol. 4°. Leov. 1646 fol. Dit werk is door de Groot, Heinsius, Pontanus en Scriverius geprezen, door S t r a d a met onderscheiding aangehaald , doch ganschelijk niet door P a q u o t , volgens wien de schrijver een stroeven , bijna raadselachtigen stip heeft. Hij liet nog in hands. na eene Lat. vertaling van . het IVde boek der Kronyk van Worp van Thabor, later bet eigendom van Simon Abbes Gabbema. Amores. Franeq. 1631 16°. (Gedicht). Panegyricus ad Gustavum II , Sueonum , Gothoru,m et Van­dalorum regem. Amst. 1632 fol. L. B. 1637 12°. Syrius , Caniculae stella ; cum notis quibusdam. Franeq. 1638. Verspreide gedichten voor de werken van Hamconius , Fru-merius , Lyclama , de Bouriciussen , Epicedium in obitum Timaei iabri A. 1623 , In obitum Adrian Metii A. °. 1636 , Epitaphia guam plurima Metio , Maccovio , Menelao Winsemio , achter B 1 a n c a r d i Paneg,yricum, andere in Collectio monumentorum foeder. Belgii, p. 41.9 , p. 436. Oratio iu obitum Jelgeri Feitsonae , acadetniae Curatoris. Fran. 1621. Panegyricus in memoriam Gustavi Adolphi Suecorum regis. Fran. 1633 fol. Oratio in obitum Hectoris Bouricii. Fran. 1636 fol. Oratio in obitum Johannis Saecmae. Fran. 1636 fol. Oratio habita cum ab onlinibus Frisiae ad ordinariam His-toriarum et eloquentiae professionem vocatus in Academia intro-duceretur. Fran. 163 7. Oratio in excessum illustr. herois .Henrici Nassovii. Fran. 1641 fol. Oratio in obitum Guilielmi Staeckmanni. Fran. 1643 fol. Oratio pro reparata Aede Academica. Fran. 1645 fol. Oratio in obitum Fr. de Vervou. Fran. 1621 4°. Zijn beeldtenis vindt men voor de Chron. v. Friesland. Zie M. Wybinga, Orat. funeb. , Leov. 1645, ook achter zijn .Elist. Lib. IV; Vriemoet, Athen. Fris. , p. 293; Morhovius, Polyh. Liter, VI. III. p. 970, L. VII. C. III. p. 1065 , 1 070 , T. I; Pars, Ind. Bat., p. 79, 80; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 417; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 1046; Gerdes, Floril., p. 369; Cat. Bibl. Bunay. , T. I. V. II. p. 1702; S ax e, Onom., T. IV. p. 119, 120; Huberus, Oper. min., T. I. p. 127; Neu­husii Thalia Alcm. , p. 309, Poem. , p. 25,1 ; Blancardus, Panegyr. pro Abu. , p. 27, M. Schoockius, Belg. Foed'r. , p. 395 ; v. K o o t e n , Carm. Saec. , p. 18; de W al, de Clar. Frisiae Jurec. , p. 173, 440 ; Witte, liar. ; Hoeufft, Parn. Lat. Belq., p. 137; Peerlkamp, de Poet. Lat. Neerl. , p. 320 ; Borrichius, de Poet., p. 147; Paquot, Mom., T. IX. p. 4; Jocher; Bquer; Focke Sjoerds, Beschrijv. v. Friesl., D.I.bl. 24; van Schwart­zenberg, Voorrede tot het Charterb. , D. II. bl. 67; t e Water, Verb. d. Edel. , D. I. bl. 444 ; D e Win d, Bibl. v. Ned. Geschieds. , bl. 354; Eekhoff, Stedel. Kunstverz. , bl. 38, 51, 221; Dez., Bibl. v. Leeuw., bl. 75, 76, 150, 196; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WINSEMIUS ( Vrrus) , broeder der beide laatsten. Men heeft : Sophoclis Tragoediae VII. .Ex aduerso respondet Latina interpretatio , in qua verbwn verbo reddidit Vitus Winseinius , Carminurn ratio ex Gill. Cantero deligenter observato ; aa'di€is ejus in toium Sophoclem Notis. Heidelb. 1597. Zie Eekhoff, Bibl. v. Leeuw. , bl. 48. WINTER (ABRAHAM HENDRIK) , in 1800 to Amsterdam geboren , was leerling in de teeken- en schilderkunst bij W o n -der en later bij C. van Hardenberg. Hij vestigde zich te Utrecht , waar hij onderwijs gaf aan 's rijks veeartsenijsehool en teekenles. Hij huwde juffrouw van der Grind, die hem eenig fortuin aanbragt , doch in weerwil daarvan verliet hij in 1860 vrouw en kinderen , en werd de boedel voor schulden verkocht. Men wil dat hij in 1861 overleed. Hij heeft 12 Paarden -studien , gr. in fol. gelithografeerd , bij Caramelli te Utrecht uitgegeven , en vervaardigde 24 etsen met paarden , koeijen , bokken , schapen , honden , dierenkoppen enz. 1820 , 1821 4°. en 8 0. , waarvoor hij door de huishou­delijke maatschappij te Haarlem is bekroond. Een door hem geschilderd Stal met schapen is op het Paviljoen te Haarlem. Zle van Eijnden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm. WINTER (ADRIAAN DE) , een teekenaar en graveur, bloeide omstreeks 1675-1700. Fussly en Nagler vermelden van hem : De nieuwe Hollandsche oheepsbouw. Amst. 1680. 4°. Les Delices de Hollande. Amst. 1685 12°. G. Leti , Theatro Belgic°. Amst. 1690 in fol. Die Reisen des A. Olearius, met 2 geschiedkundige platen , near R u n d t gegraveerd. Hamburg 1696 fol. Menschekke bedriiven , bestaande in Regering , Kunsten en Ambachten , in 100 figuren door A. I. 1695. Gefioroneerde en door een geslinge7de Naamletteren of Oilers , 13 bl. kl. fol. T7erscheidene Italiaansche en Frame& lofwerken , 12 bl. Het Portret van Fred. Szvelgius , 6 Landschappen met figu. ren, , waarvan 4 de 4 jaargetijden voorstellen. Welligt zijn echter deze laatste van Antonie Winter. Zie Fiissly; Nagler; Kramm. WINTER (mr. ADRIAAN VAN) schilderde landschappen , die hij naar de tentoonstellingen te Brussel en Amsterdam zond. Hij reisde meermalen naar Duitschland. Ook bezocht hij Italie , Tyrol en Zwitserland. Hij was ruim 25 Caren , toen hij in December 1820 te Leiden overleed. Zie Immerzeel. WINTER (ANTomE DE) , te Utrecht , graveur, bloeide in de tweede helft der 17de eeuw. Hij graveerde : De nieuwe platte grondkaart van Utrecht op zijn schoonst en sterkst voorkomende in de Gerymde Bedenkingen , of ontwerp om Utrecht op zijn schoonst en sterckst te vergrooten. Te Utrecht 1670 in 4°. Ook is hij den autheur van: Meysters' portret , in diens Gekroonde berymde Policy. Ibid 1648 , van de prenten in De vermakelijke Avonturier 1695; der Graftombe van Joseph van Gend in de Dotnkerk le Utrecht in Bizot, Medal. Iliat. v. Utrecht. Zie K r am m. WINTER (CAREL FREDERIK) , letterkundige op Java, werd den 5den Julij 1799 te Djokdjokarta geboren. Zijne ouders waren Johannes Wilhelmus Winter en Christina Louiza Karnatz, die in 1806 hunne woonplaats Djokdjo­karta met Soerakarta verwisselden , omdat zijn vader aldaar was aangesteld tot translateur der Javaansche taal. Hun zoon werd , toen hij acht jaar oud was , aan het onderwijs toever• trouwd van eenen partikulieren onderwijzer te Soerakarta , olte n genaamd , een Nederlander van geboorte , en eenigen tijd later aan het onderwijs van eenen anderen onderwijzer, Duitscher van geboorte en Bestelmeij e r genaamd. Maar , noch bij den eersten , noch bij den laatsten maakte hij eenige noemenswaardige vorderingen , zoodat zijn vader hem in 1811 weder van de school nam , en zelf zoo goed hij kon leerde lezen , schrijven en rekenen en vooral hem trachtte te oefenen in de kennis der Nederduitsche faal. Hij had daartoe den noodigen tijd , omdat hij in datzelfde jaar, toen Java door de Engelschen veroverd was , zijn ontslag uit den dienst nam en dos zonder betrekking en bepaalde werkzaamheden was. Daarbij liet hij den knaap al vroeg onderwijs geven in 't Maleisch en Javaansch , niet zoo zeer om deze talen te leeren spreken , want dat had hij al spelende erg ongemerkt van zijne eerste jeugd of reeds geleerd , maar om ze te schrijven en zijne gedachten er in uit te drukken over onderwerpen , die in bet dagelijksche !even en de omgeving , waarin de knaap verkeerde , niet zoo algemeen voork %Tamen. De rigting , die alzoo aan zijne opvoeding werd gegeven , had kennelijk tot doe!, om hem tot eenen dergelijken 'verkkring op te Leiden , als waarin zijn vader van 1806 tot 1811 was geplaatst geweest. Voor 't Maleisch bestonden eenige elementair-boeken ; wij behoeven slechts bet voortreffelijke werk van W e r n d l ij to herinneren ; ofschoon 't ons onbekend is , of, bij bet onderwijs dat de knaap ontving , van deze hulpmiddelen we! gebruik werd gemaakt. Maar voor 't Javaansch bestond in alle geval volstrekt niets. Dat c% as eene door Europeanen nog niet beoefende taal. Ofschoon wij twee eeuwen op Java waren geweest , was de kennis van de taal , die er gesproken werd , ons nog gebeel onbekend. De schrale en onnaauwkeurige berigten van Valentij n over dat onderwerp waren de eenige die , ten tijde dat Winter werd opgevoed , ooit waren te boek gesteld. Wij molten alzoo met bet meeste regt bewe­ ren , dat de jeugdige knaap door eigen oefening zich de beginselen van de Maleische en Javaansche talen heeft eigen gemaakt , en dat de gebrekkige teregtwijzingen van zijnen vader daarbij zijne eenige hulpmiddelen geweest zijn. Toen Java in 1816 door de Engelschen aan zijne regtmatige bezitters was teruggegeven en de Nederlandsche vlag er weder wapperde, trad de vader van onzen Winter op nieuw in dienst als translateur voor de Javaansche taal. Zijn zoon was hem daarbij reeds nu en dan behulpzaam , vooral om zich in die taal te oefenen , maar ook omdat de werkzaamheden aan die betrekking verbonden nog al veelvuldig waren ; en toen nu de jongeling den ouderdom van 19 jaren bereikt had , werd hij in 1818 benoemd tot adjunkt-translateur voor de Javaansche taal. Ziedaar de eerste schrede gezet op eene loopbaan , waarin hij zich groote verdiensten heeft verworven. Met onvermoeiden ijver vervulde hij de pligten aan zijne betrekking verbonden , maar bovendien ging hij voort met zich verder te oefenen in de kennis der moeijelijke maar schoone taal, waaraan hij zich had toegewijd. Reeds in 1819 werden hem nog belangrijker werkzaamheden opgedragen. Dear zijn vader te Samarang dezelfde betrekking verkreeg , welke hij te Soerakarta tot dus­ verre vervuld had , werd de zoon belast met het waarnemen van al diens funktien op laatstgenoemde plaats , zoodat nu de ganscbe arbeid op hem rustte. Maar , ofschoon nog slechts twintig jaren oud, kweet hij zich van deze verpligtingen op eene voortreffelijke wijze , zoodat hij in 1825 werd benoemd tot translateur der Javaansche taal te Soerakarta op een maan­ delijksch traktement van f 200,00 , terwij1 hem tevens de waarneming van het notarisambt werd opgedraget.. Kort na deze benoeming barstte de Javasche oorlog uit. 't Zal wel geen betoog behoeven , dat , in dien veel bewogen tijd , de werkzaamheden der betrekking die Winter bekleedde buitengewoon talrijk en moeijelijk moesten zijn. Maar nooit waren ze hem te veel of te zwaar. In eenen onbegrijpelijk korten tijd was hij gereed met hetgeen hem opgedragen werd , en altijd was zijn werk goed en onberispelijk. 't Strekt hem tot eer,, dat in dien tijd bet gouvernement zijne werkzaamheden erkende en op prijs stelde, iets waarvan bet hem een schoon bewijs gaf, door hem , als eene belooning voor bewezene bui­tengewone diensten , eene vermeerdering van bezoldiging toe te leggen. Zoodanig bled zijn leven tot 1834. Er kwam geen e ver­ . * andering in , dan dat in 1827 , toen voor 't eerst de instelling van den zoogenaamden .burgerlijken stand ," in navolging van 't geen in Nederland bestaat , ook in Indie werd ingevoerd , en hem , bij de betrekking , die hij reeds bekleedde , ook nog de funktien van "ambtenaar van den burgerlijken stand" werden opgedragen. Maar in ditzelfde tijdvak ging hij voort met de studie der Javaansche taal- en letterkunde , nu niet meer met het doel om zich bekwaarn te maken voor de werkzaamheden aan zijne betrekking verbonden , maar om al dieper in den aard en den geest eener wetenschap door te dringen , die tot dien tijd maar al te zeer door de beheerschers van Java was verwaarloosd. Ondertusschen begon het gouvernement al meer en meer behoefte te gevoelen aan ambtenaren , die 't Javaansch konden spreken en schrijven , vooral toen in 1831 door den gouverneur-generaal van den Bosch het kultuurstelsel was ingevoerd , waardoor eene geheele hervorming en omwenteling zoowel in de Javaansche maatschappij als in de verhouding tusschen deze en het Nederlandscbe bestuur geboren werd. TerwijI wij ons vroeger niet of althans zeer weinig met de inwendige huishouding dier maatsehappij inlieten , terwijI de regenten bijna de eenige personen waren , die onmiddellijk met het Europesche bestuur in aanraking kwamen , en al de be­velen genoegzaam alleen door hunne tusschenkomst werden ten uitvoer gelegd , werden wij , door het stelsel van kultures , wel genoodzaakt , om dieper door te dringen en zelf te regelen , waarvan vroeger de regeling aan het inlandsche bestuur was overgelaten. Dat daartoe vele ambtenaren vereischt werden , die Javaansch verstonden , behoeft wel gees betoog , en dat ze bijna niet gevonden werden , zal men uit het voorgaande gemakkelijk kunnen afleiden. Aan deze omstandigheden had het winstituut voor de Ja­vaansche taal te Soerakarta" zijne geboorte te danken. Reeds het eerste artikel van bet reglement , dat, bij gouvernements resolutie van 26 Mei 1832 n°. 1, (Staatsblad n°. 26) werd vastgesteld , bewijst bet. Immers wij lezen daar uitdrukkelijk , dat whet instituut voor de Javaansche taal zou dienen , om jongelingen in de gelegenheid te stellen , zoowel tot verkrijging van grondige kennis in gemelde taal , als om met de inlandsche grooten en mindere Javanen te kunnen omgaan , en om hunne denkbeelden in die Wet duidelij k te uiten en in schrift te stellen." 't Ligt niet in onze bedoeling , om bier eene ge­schiedenis van deze inrigting te geven , noch van bare ver­diensten , noch van bare gebreken , noch van Naar einde. Wij hebben alleen van hare oprigting en strekking gewag getnaakt , om al dadelijk te doen uitkomen , dat een man als Winter voor bar onmisbaar was. Dat begreep ook bet gouvernement, en daarom werd bij in 1834 , onder genot eener geldelijke toelage , belast met het geven van onderwijs in het praktische gedeelte der Javaansche taal op dat instituut , met verpligting , om alle werkzaamheden als gouvernements translateur te blijven waarnemen. Tot 1843 kweet hij zich van deze dubbele be-trekking , en toen in dat jaar bet instituut werd vernietigd , werd bij op wachtgeld gesteld. 't Is bekend dat het intrekken van het instituut te Soera­karta in verband stond met de oprigting der koninklijke akademie te Delft. Was het mislukt , om te Soerakarta zulke ambtenaren te vormen voor het binnenlandsch bestuur op Java als men noodig had , men wilde nu beproeven , dit te Delft te does. Een onzer beroemdste geleerden Taco Roord a, hooglee. raar aan het Amsterdamsche athenaeum , had zich reeds sedert eenigen tijd aan de beoefening der Javaansche taal- en letterkunde toegewijd. Het tijdelijk verblijf in Nederland van Gerick e, die in 1826 door het Nederlandsche bijbelge­nootschap naar Java was afgevaardigd , om daar eene Ja­vaansche bijbelvertaling tot stand te brengen , had hiertoe aanleiding gegeven. Roorda had zijne eerste hulpmid­delen van G e r i c k e ontvangen en het daarmede zoover gebragt , dat hij , als hoogleeraar aan de akademie te Delft , het onderwijs in 't Javaansch kon op zich nemen. Maar niemand als hij zeif gevoelde beter, hoe veel er nog toe noodig was , ora dat onderwijs tot eenigen trap van vol­rnaaktheid te brengen , en hoe de hulp van Winter, die weer dan iemand tot de kennis dier taal, in al haren rijkdom , eigenaardigheden en verscheidenheden , was doorge­drongen , daartoe onmisbaar was. Wij zullen ons niet ver­meten , aan te wijzen wat de kennis der Javaansche taal- en letterkunde , u p de hoogte waarop zij zich toen bevondt , aan Winter te danken heeft. Niemand was daartoe beter in staat dan de hoogleeraar R o o r d a zeif , die naauwkeuriger dan iernand daarmede bekend was. Heeft hij de wetenschap , in betrekkelijk zeer korten tijd , tot eene verbazende hoogte gebragt , Winter beeft hem grootendeels daartoe in staat gesteld , door op Java zeif de schatten op te sporen , die bewerkt moesten worden en de bronnen te openen , die thans in Nederland rijkelijk vloeijen. Zoowel uit eigen beweging , als op uitnoodiging van den hoogleeraar Roorda, heeft Winter sedert 1843 de vol­gende Javaansche werken vervaardigd. 1°. Rene proza-omwerking van eene poetische Javaansche konceptie, getiteld: Hadji-Soko." 2°. Rene proza-omwerking van eene poetische konceptie, getiteld: ,Damar-woelan." 3°. Rene proza-vertaling nit het _Enolsch van het "Rama­jana door William Carey en Joshua Harshman, in drie deelen. 4°. Eene proza vertaling van de twee eerste deelen van de Duizend en een nacht , Arabische vertellingen." 5°. Rene poetische vertaling van de vijf eerste deelen van de "Duizend en een nacht , Arabische vertellingen." 6°. Rene proza-vertaling van een 58tal anekdoten uit het Nederduitsch en Engelsch. 7°. Eene proza-vertaling van een 556tal anekdoten nit het Nederduitsch en .Engelsch. 8°. _gene proza-vertaling van de drie eerste stukken der Bijbelsche Geschiedenis door Fester. 9°. Eene proza•vertaling van een 200tal leerzame verhalen door C. Schmid. 10°. Eene proza-vertaling van een honderdtal leerzrzne ver­halen door J. de Plater. 11°. Eene proza- en poetische vertaling van de levensechets van sultan Ibrahim. 12°. Eene proza-vertaling van den laatsten veldlogt van Napoleon. 13°. Ben korte inhoud in proza van de heldendichten ullard­ joeno Sosrobahoe," uRomo" en Brotojoedo." 14°. Javaansche gesprekken over verschillende onderwerpen. 15°. Rene verzameling van nagenoeg 1700 Javaansche spreek­ woorden in gesprekken. Al daze werken , met uitzondering van die , welke onder de nummers 5 , 8 en 12 zijn opgenoemd , bevinden zich thans (1859) in 't bezit der Delftsche akademie. Daarvan zijn door den druk reeds (1859) in het licht gegeven de werken onder de nommers 4 , 6 , 13 en 14 vermeld , het eerste gedeelte van n°. 5 , alstnede het eerste honderdtal van n°. 9. De werken , vermeld onder n°. 5 , 8 en 12 zijn door Winter aan Z. H. den Soesoehoenan van Soerakarta en den pangeran adipati Man gkoe N e g o r o aangeboden , die ze met de meeste be­langstelling aangenomen en gelezen hebben. Maar dit zijn niet de eenige vruchten van zijne verbazende kennis en rusteloozen ijver. Behalve menig belangrijk opstel , onder anderen over de zeden en gewoonten , over de regtsple­ging enz. der Javanen , dat in vroegere jaargangen van het tijdsohrift voor Ned. Indie voorkomt , werd in 1844 aan hem , in vereeniging met A. J. Wilkens, door het gouvernement de vervaardiging opgedragen van een zeer uitgebreid etymologisch Javaansch Nederduitsch woordenboek , waarvan de eerste proeve in het Tijdschrift voor Ned. Indie is uitgegeven. In 1846 werd hij door het gouvernement ter beschikking gesteld van bet lid van den raad van Indie , J. F. W. van Nes, Coen gouvernements-kommissaris voor de vorstenlanden , ten einde dien hoofdambtenaar in de uitoefening van zijne zending ten dienste te staan. En in bet volgende jaar werd hem de moeijelijke en veelomvattende taak opgedragen , van een ge­deelte der nieuwe Indische wetgeving in het Javaansch te vertalen , een werk dat reeds geheel gereed en afgedrukt is (1859). Niet alleen door zijne talrijke geschriften heeft hij de kennis der Javaansche taal onder Europeanen met reuzenschreden doen vooruitgaan ; ook door mondeling onderrigt trachtte hij ze te bevorderen. Behalve de eleves van het voormalig insti­ tuut der Javaansche taal te Soerakarta , ontvingen van hem onderwijs de heeren van Herwerden, Wormer, Lloijd, Palm, van den Ham, van der Vlis, Mounier, Cohen Stuart enz. Men staat verbaasd over den omvang der werkzaamheden en de resultaten van den arbeid van dezen merkwaardige man. Voeg daarbij , dat hij de nederigheid en belangloosheid zelve was. Voor zijn onderwijs ontving hij nimmer betaling , hij deed het louter uit vriendschap en uit liefde voor de wetenschap. Winter stond in hooge achting , zoowel bij Inlanders als Europeanen , was ridder van de orde van den Ned. Leeuw , en overleed in Januarij 1859. Een weduwe , 5 dochters en 2 zonen nalatende. Zie Tijdschrift voor Ned. Indie , 1852, 2 d.; Javasche Courant, 29 Jan. 1859. WINTER (F. D.) , stempelsnijder in de 2de helft der 17de eeuw. Zijn naam staat o. a. op een medaille Willem III koning van .Engeland. Zie Kramm. WINTER (FREDERIK) , den 7den Mei 1 712 te Udem in bet Kleefsche waar zijn vader Nik olaas Winter als Prui­sisch ambtenaar woonachtig was , geboren , genoot zijne akademische opleiding sints 1731 , eerst te Duisburg en daarna te Leiden , waar hij den 15den Junij 1736 tot doctor in de genees­kunde bevorderd werd. Aan zijne toen in het openbaar verdedigde dissertatie de motu mu8culoruna viel de eer ten deel onder de Di8putatione8 anatomicae selectae van H aller herdrukt te worden. Naauwelijks was er na zijne promotie een jaar ver­loopen , toen hij de aanstelling ontving tot lijfarts van den toenmaligen prins van Or an j e-N ass au, later Willem IV. Door den invloed van dezen zijnen beschermheer werd hij in 1740 aan de hoogeschool te Herborn beroepen , welke betrek. king hij ruim drie jaren later verwisselde met het hoogleeraar­ambt te Franeker, werwaarts hij 25 Junij 1744 beroepen werd, om in plaats van den hoogleeraar W yer Willem Muys, die 19 April 1744 gestorven was , de genees- en scheikunde te onderwijzen , waaraan in 1747 ook bet onderwijs in de kruidkunde werd toegevoegd. De oratie door Winter niet terstond hij zijne komst te Franeker , maar eerst later bij zijne plegtige inwijding op 24 April 1746 uitgesproken , be­heisde vooral de toepassing zijner reeds vroeger ontwikkelde denkbeelden op de natuur- en kunsthulp, zooals deze de hoofd­inboud der praktische geneeskunde uitmaken. Den 8sten Aug. 1747 naar Leiden beroepen , aanvaardde hij bet gewone hem aldaar opgedragen hoogleeraarambt in de geneeskunde , met eene op 23 October uitgesprokene oratio de motu vitali et irritabilitate florarum , die eater evenmin als zijne den 8sten Februarij 1751 uitgesprokene rectorate oratie schijnt gedrukt te zijn. Nog in hetzelfde jaar van zijne komst te Leiden werd , bij besluit der algemeene staten , de waardigheid van lijfarts van den genoemden prins , erfstadhouder der vereenigde Nederlanden, aan dent hoogleeraar Winter opgedragen , gelijk dit weder een jaar later geschiedde ten opzigte van diens zoon , den toenmaligen erfprins. Hij overleed den 17den November 1760. Zijn lijk werd 21 November in de St. Pieterskerk begraven. Men heeft nog van hem : Oratio de certitudine in Medicina. Leov. (s. a.) fol. Oratio de certitudine in Medicina practica. Franeq. 1747 fol. Zie Vriemoet, Ath. Freriacae p. 252 ; te Water, Narratio p. 223 ; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. , D. I. bl. 298, D. II. bl. 201, 202 ; S u r i n g a r, Verval van het klinisch onderwijs na den dood van Boerhaave. Waardeering van het Dynamische element in de theor. leer van Gaubius en Fred. W inter ; Schotel, Leidsche Hooges. ; Nederlandsche Jaarboeken , D. V. St. 2, 1751, bl. 1018-- 1021; 0 1 a e s s e n , Progr. inaugur. Cl. F. Winteri Herborn , 1740 ; W. B u r c h a r d i Progr. de Professoribus qui in arte salutari nostram illustrarunt Academiam , Herb. 1745 fol. ; 4cta Lips , Vol. IX. p. 566 seq.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WINTER (FE-vo UDO) , in 1713 te Emden geboren. Zijn vader lag tom als officier in dienst der staten te Emden en later te Zutphen in garnizom Na zijne studies volbragt te hebben , werd hij in 1740 med. doctor, diende als zoodanig in het leger en oefende ook de praktijk nit aan het hof van den prins van Oranje en graaf Maurits van Nassau. In 1755 werd hij te Franeker Lector chemiae et Illateriae Medicae, later hoogleeraar der geneeskunde. Hij overleed den 28sten Januarij 1772 , ruim 58 jaren mid. Zie Vriemoet, 1. c. , p. 878; Bouman, Gesch. der Geld. Booges. , D. II. bl. 269. WINTER (HENDRIK DE) , in 1717 te Amsterdam geboren , leerling van Corn elis Pr onk, teekende in diens still , kasteelen , kerken , buitenplaatssn , wildbanen enz. , naar de natuur. Reeds in zijne jeugd had hij zulks voor Duitsche vorsten gedaan. Hij gaf in zijne geboorteplaats onderwijs in de bouw-, doorzigt­en teekenkunde ook was hij makelaar in kunstvoorwerpen. Hij had veel kennis van de kunst en vervaardigde de Beredeneerde Cataloaus van alle de prenten van Nicolaas Ber­chem. Amst.. 1767 8°. In 1782 was hij nog als makelaar werkzaam. WINTER of WYNTER (HENDRIK) , kunstgraveur , bloeide in het ,midden der 17de eeuw te Utrecht. Men heeft van hero Trajectum ad liken= triumphan8 , met alle mogelijke zin­nebeelden en of beeldingen der steden in de provincie Utrecht , aismede honderden wapens van Stichtenaars enz. , 2 bladen. Gezigt in de Domkerk te Utrecht , bij gelegenheid eener feeetekke oratie , 1668 , naar J. V e n n e k o o 1. .De huldiging van Joan Huydecoper , "leer van Maarseveen , daar de Schout hem den eerebeker aanbiedt , vol figuren , ten voeten uit , in fol. en piano. Portret van Willem IJ8brantz Bontekoe. 4°. Zie Kramm. , WINTER (JAN WILLEM DE) geboren te Kampen in bet jaar 1761 , werd door zijne ouders voor den zee­dienst bestemd , trad op 12-jarigen leeftijd in die loophaan en onderscheidde zich door zijnen ijver en moed zoodat hij bij de revolutie in 1787 reeds den rang van luitenant ter zee bekomen had. Door dat hij zich steeds een hevig patriot betoond had , was hij verpligt naar Frankrijk te viugten en als voorstander der revolutie vroeg en verkreeg hij een plaats bij het leger te velde en nam als zoodanig deel aan de veldtogten van D um o u r i e r en P i c h e g r u en werd weldra tot den rang van brigade-generaal verheven. Toen in 1795 ons land door Pi ch egr u bemagtigd was , maakte d e Winter van die gelegenheid gebruik om in zijn vaderland terug te keeren. De staten-generaal boden hem bij voorraad den post van adjunct•generaal tot organisatie der marine aan , en bet was in deze betrekking dat hij al dadelijk van zijnen invloed een bewijs gaf door zijne onderhandeling met het scheepsvolk op de Texelsche reede , aan wier onderdanigheid en krijgstucht destijds zeer veel ontbrak. Nog in datzelfde jaar werd d e W in t e r tot vice-admiraal en kommandant van 's lands vloot aangesteld. Het was in deze betrekking dat hij door zijn toedoen den toestand der zoo diep gezonkene Hollandsche vloot aanmerkelijk verbeterde en niet alleen door bet vaststellen van strenge straiten de zoo zeer noodige orde bevorderde , maar ook door bet lot der schepelingen te verbeteren , dezen met meerderen lust en trouw bezielde, om , wanneer het noodig was, hun leven voor het vaderland veil te hebben. Dat tijdstip naderde met rassche schreden. De Hollandsche vloot , aan wier hoofd de Winter thans stond , bestond uit 15 linieschepen benevens 12 fregatten en kleindere vaartuigen en was door de Engelsche zeemagt ten naauwste ingesloten zijnde , op de Texelsche reede werkeloos blijven liggen , doch in het najaar werd deze op onze kusten door stormen deerlijk geteisterd en oordeelde de Win ter het oogenblik ganstig om met de vloot uit te loopen. Naauwelijks was deze vier dagen in zee of men kreeg de Engelsche vloot onder bevel van den admiraal Duncan • in het gezigt en had er op den 1 lden October 1797 bij Kam­perduin een hardnekkige en bloedige zeeslag plaats , die drie uren duurde, waarin men van beide ztjden wonderen van dapperheid verrigtte , en groote verliezen leed , maar waarin ook onze zeemagt bet onderspit moest delven , de Winter met zijn deerlijk gehavend schip ,de Vrijheid" en nog 7 andere schepen in handers der Engelschen viel en benevens een groot aantal hoogere en lagere bevelhebbers als krijgsge­vangen naar Engeland gevoerd werd. her werd hij met onderscheiding behandeld en na eene gevangenschap van om­streeks twee maanden ontslagen zijnde , keerde hij in December hier te lande terug , verzoekende aan de nationale vergadering zich te molten verantwoorden , hetgeen voor'shands werd ge­weigerd. Inmiddels gaf de regering der stad Amsterdam bij zijn vertoeven aldaar hem een blijk van hulde en erkentelijkheid , door het op haren last ten tooneele voeren van het vaderlandsche tooneelspel Jacob Sim o n szoon de R ij k, tot het bij woven waarvan de Winter beleefdelijk werd uitgenoodigd. Te midden van een daverend handgeklap verscbeen hij in de zaal en ontving eene welkomstgroet ten dien einde door den dichter B r e n d e r a Brandis vervaardigd. Het leed echter niet lang of de Winter werd door den daartoe gekozene oorlogs­raad volkomen geregtvaardigd en verklaarde deze dat hij in het gevecht op den I lden October de eer der Bataafsche republiek roemrijk gehandhaafd had. In Julij 1798 werd de Winter als gezant naar Frankrijk gezonden en bekleedde dien post tot in 1802 , toen hij naar Holland geroepen werd ors aan het boofd der zeemagt te staan. De Tripolitaansche regering had aan de republiek herhaalde males redenen van ontevredenheid gegeven en werd de Winter dientengevolge met een sterk eskader derwaarts gezonden. Gedurende eenige maanden hield hij de kusten van Burbareyen bezet en na de verschillen tusschen de beide regeeringen uit den weg te hebben geruimd , sloot hij tusschen haar eene gewenschte vrede. Lode w ij k Napoleon, koning van Holland geworden zijnde , schonk aan de Winter zijn voile vertrouwen , be­ noemde hem tot maarschalk van het rijk , tot graaf en tot opperbevelhebber ter zee en te land , en toen N a p a­ leo n Holland in bet Fransehe keizerrij k had ingelijfd , verhief hij hem tot grootkruis. van het Legioen van Eer en tot inspecteur-generaal van de Noordelijke zeekusten. In de maand Julij van het jaar 1 811 vertrouwde hij hem het bevel over de zeemagt bij Texel vereenigd , maar weldra tastte eene ziekte , het gevolg van doorgestane vermoeijenis, hem aan en werd hij genoodzaakt zieh naar Parijs te begeven , waar hij den 2den Junij 1812 overleed. Hij werd op kosten van het gouvernement met grooten luister begraven. De her­vormden predikant Marron hield op hem eene lijkrede; zijn stoffelijk overschot werd in het Pantheon bijgezet en zijn hart naar Holland gevoerd en te Kampen in eene smaakvolle urne bewaard , die als een hem waardig gedenkteeken in de Boven­of Nicolaas-kerk is daargesteld. Zie Traderl. Hist. ter very. van W agenaar , D. XXI V. hi. 175 , D. XXII. bl. 313 en 314 , D. XXXVI. bl. 163-165 en 176 , D. XXXVIII. bl. 260-278 ; Biographie Universelle , T. XXI. p. 137; de Jo nge, Geschied. van het Nederl. Zeewezen , D. VIa. 412, 531b, 11, 34, 128, 136-219, 253-271, 435, 463, 576, 579 , 582, 665; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WINTER (J. H. C. DE) , broeder van den vorige , was in 1785 kommandant der soltlaten aan boord van een Hollandsch oorlogschip. In 1787 schijnt hij na eerst van Nederlandschen in Engelschen dienst te zijn overgegaan in Russischen dienst te zijn gekomen. Door voorspraak van van K in s b e r g en werd hij dadelijk luitenant-kolonel. Hij had veel deel in de overwinning door den prins van N a's s a u voor Okzakow bevochten. In het voorjaar van 1789 was hij kolonel , ridder van St. George en komrnandeerde eene divisie , bestaande uit 12 Chebekken en Galeyen van 12 tot 28 stukken , der armada onder den prins van Nassau in de Oostzee. In een aan val op de Zweden werd hem door een kanonskogel de. regterhand verbrijzeld , aan welke wonden hij in den rang van brigadier overleed. Hij had denkelijk wegens zijn moedbetooning te Okzakow een gouden degen ten geschenke gekregen. Zie van Woensel, lteizen naar Turkije , bl. 282 , 285 etc. Zijn portret of schaduwbeeld is aldaar op bl. 323 te vinden ; de Jong,Reizen naar Turkije. WINTER (H. DE) leed schipbreuk op de Erfprin8 van 56 stukken , gekommandeerd door kapitein Louis A b e r so n in 1783. Perhaal van de onyelukkige schipbreuk , in de Recensen1 , 1842, n°. 18. WINTER (JILLEs DE), in 1650 te Leeuwarden geboren , had den binnenhuisschilder B r a k e n b u r g tot leermeester. , Hij was te Amsterdam gevestigd en schilderde moderne gezel­schapsstukjes , met achtergronden van fraaije landschapjes, goed van licht en bruin en aangenaam van koloriet. Minder geluk­kig was hij in het teekenen van figuren. Hij overleed in 1720. Zie Immerzeel; Kramm; Nagler. WINTER (J.) behoort onder de graveurs der Bijbelplaten door Hoet, Houbraken en Pieart. Zie Immerzeel. 21 WINTER (IsticoLA.As SIMON VAN) , zoon van Pieter van Winter en Elizabeth van Leeuwarden, werd in 1718 te Amsterdam geboren , ontving een beschaafde opvoeding en werd voor den koophandel opgeleid. Reeds vroeg legde hij zich toe op de dichtkunst , vormde zich in de school van Feitama, maakte zich diens dichtrant eigen en gaf in 1743 zijne eerste dichtproeve Kain en Babel in bet licht. Den 5den Mei 1744 huwde hij Johanna Muhl, docbter van de dichteres Agatha Maria Sena, weduwe van Jacob Muhl en knoopte vriendschappelijke betrekkingen met de toen bloeijende dichters aan , zooals de Bosch, F eitam a, Hu i­singa Bakker, Pater en anderen , doch overtrof ze alien in levendigheid , bevalligheid en vindingrijkheid. In 1755 verscheen zijn dichtstuk de Amstelstroom , een pendant van de liottestroom van Dirk Smits, door van Kampen met den Listroom van A n t o n i d e s vergeleken. Veertien jaren na zijne met zooveel genoegen ontvangen Amstelstroom (1769) verschenen zijne Jaargetijden naar de Seasons van Thompson , een meesterstuk van beschrijvende poezy. Inmiddels had hijzijne echtgenoote door den dood verloren en hertrouwde hij den 26sten September 1768 met Lucretia Wilheimina van Merken, en beoefendesedert met haar de poezy. Beide eenstemmig in denkwijze , smaak en kunstgevoel , waren het ook in het behandelen en de keuze der onderwerpen. In 1772 gaven beide een deel met tooneel­poezy,, de treurspelen : Het beleg der 8tad Leyden ; lacob Simonsz. de Ryk ; Monzingo of de koninglijke slaar ; de Camisards en Maria van Bourgondie , Gravinne van Holland , in het licht , dat in 1780 door een tweede Menzikoff ; Louise d' Arlac ; Sibille van Anjou , Gemalinne van Gui van Lvsignan , koningin van Jeruzalem en Gelonide gevolgd werd. Van deze werden alleen Monzingo en Menziko/f door van Win te r, de overige door zijn gemalin vervaardigd. Al deze stukken hebben stekende verdiensten , en er heerscht een oorspronkelijke dicht­geest in. Nadat van Winter zich van de bekommeringen des handels had ontslagen nam hij omstreeks 1786 zijn ver­blijf te Leiden , en onthield zich des zomers met zijne echt­genoote op zijn in de nabijheid gelegen buitenverblijf Bijdorp, waar beide zich aan letteroefeningen overgaven of met hunne talrijke vrienden letterkundige briefwisseling hielden. Den 19den October 1789 verloor hij haar door den dood , en in 1792 gaf hij het schoone dichtstuk de Ware Geluksbedeeling , Brieven en Nagelaten Gedichten van zijne echtgenoote, benevens zijne Gedichten en Ifabelen in het lieht. Drie jaren later (1795) volgde hij haar in het graf. Hij was ook een ijverig medewerker aan de Psalmberij­ming , uitgegeven door het kunstgenootschap Lake .Deo Salm populo. Zie Tollens voor de nieuwe uitg, hunner Gedichten , waarvan slechts het eerste deel met hunne afbeeldingen uitkwam ; Si e g e n-beck, Gesch. d. Ned. Let terb. , bl. 266, 267; van Kampen, Gesch. der Ned. Letteren en Wetens. , D. II. bl. 113, 127; de V rie s, Geschied. d. Ned. dichtk. , D. II. 41. 56; Wit se n Gey beck, B. A. C. Wb. , D. V. W. 519; Huberts, Citron. reg. ; Collot d'Escury, Holt. roem ; Bowring, Brieven ; Jonck­bloet, N. L., II D. bl. 511; Schotel, Herinn. aan Helmers ; Snellaert, bl. 170; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; v. Deventer, Anon. en Pseud. (Ind.) WINTER (PIETER \TAN) , zoon van den vorige en zijne eerste vrouw Johanna Muhl, Iv erd in 174S te Amsterdam geboreii. ilij IA as even ;115 zijn t eder beminnaar der frattije letteren erg beoefenaar der eiehtk un,t , vvelligt 001: van G ei­ le r t's Fabelen. Amst. 1772, Utr. 1775, 1781, lord. 1830. Hij g.af in 1797 eene ?deur verilienstelijk= over ­ Lettim4 van Popes Proeve over den mensch , in 1804 de Lierzangen van 1-1 or a t i e s met tezingswaardi2,e aanteekeningen. Sehier te gelijker tijd verseheen zijne veltaling ran het eerste Bock der Aeneas. De gocdkeuring , die (laze proeve ten deel viol , deed hem besluiten ook de overig,e, boeken in diehtmaat over te brengen. Toen hij het IVde bock had afgewerkt en ult. gegeven , verwachtte hem in 1807 de dood. Men vindt ook Gedichten van hem in de Kleine dichterl. Handschriften,. Zie Siegenbeek, t. a. p.; Witsen Geysbeek, t.a.p., bl. 531; v. Deventer, .dnoniem en Pseud. , N. 1641, 1908. WINTER (A. J. H.), den 14den November 1802. te Groningen geboren , trad in 1819 bij bet 8ste Hon. regiment in dienst , werd in 1822 orebestmeester bij de Duitselie opera. In 18'24 benoemde de stad Emden hem tot muziek•directeut en hij verwisselde die betrekking later met dezelfde tee Gronin --gen. Hij vervaardigde verscheidene composities , die editer Diet zija uitgegeven en was een talentvol violonist. Hijioverked den 1 lden Nov. 1849 te Groningen. Zijn noon C. Win ter heeft gedeeltelijk zijne musikale studien. in 1862 volkaoid en . behaalde een prijs in de classe van M. D upon t. J. A. Winter, zuster van A. J. H. Winter, geboren te Gronin-gen den lsten Januarij 1816 , onderscheidde zich als pianiste , terwijl haar broeder T h e o d o o r , den 1 lden Junij 1805 te Groningen geboren , directeur der krijgsrnuziek dier stad werd (1825) en de maatschappij de Harmonie stichtte. Zijne strenge stadien en voorliefde voor de Duitsche muziek deed hem het professoraat in de muziek aan het instituut van Landau bij Hessen-Cassel aanvaarden. In 1828 werd hij muziek-directeur van het eerste- regiment van linie to Brussel en in 1886 van het 12de' regiment! van linie in-. Holland. Na de afechaffing der militaire muziek in Holland werd hij tot muziek-direeteur. 21* in ziju geboortestad benoemd. Hij heeft verschillende zeer geachte muziekstuk ken (morceau d'harmonie) geschreven. Lie G r ego i r , Biogr. des artist. musiciens Neerl., p. 223. W1NTERINCK (BAREND) , te Harderwijk geboren , was een verdienstelijk letterkundige en schreef in 1570 Progymna8-mata in Latinae Grammaticae Etymologiam. Zie Schrassert, Beschr. van Harderw. WINTEROY (N. VAN) , schilder,, te Tilburg geboren. K r a m m vermeldt zijn Onthoofding van Johannes den Dooper, in 1825 op de tentoonstelling te Haarlem. WINTERSHOVEN (JoHANNEs) , in 157 te Utrecht ge­boren , legde zich op de wij sbegeerte en regtsgeleerdheid toe , bekleedde te Douay den leerstoel der philosophie , trad op gevorderden leeftijd in de orde der Jesuiten en werd regent dier orde te Roermond en te Brussel , op verzoek van aarts­hertog Albertus, schreef hij een werkje : de montibu8 pietati8. WINTERSHOVIUS (JoHANNEs) , te Utrecht geboreu , werd 1 Oct. 1608 kanunnik van St. Marie aldaar. Hij was een ijverig beoefenaar der oudheidkunde en geschiedenis , gelijk hij zelf schreef in een brief aan Lambert us Burchiu s. Hij overleed te Rome 1622. Zijne schriften zijn : ilidoria Caroli 1 71 Francon= _Regis conscripts olim Latine a Monacho ad S. Dionysium. .Pas8cha8ii .Ratberti Ab6uti8 Corbejen8i8 Opera. Fulgentli Brayae Poemata de 0868 Ludovici VIII. Zie Burman, Traj. erud. , p. 450 ; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 586; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 404; Matthaei Syll. Epist. p. XIII , XC , III; Id. Fundat. Eccl., p. 141; van H euss en , ,Eccl., p. 140; Witte, diar. ad a. 1625; W t e n b o g a a r d, Leven , p. 378. WIRTZ (PAULUS) baron van Orneholm, te Husum in Holstein geboren , was een dapper krijgsman , die zich in de Zweedsche en Poolsche oorlogen een beroemden naam had verworven. In dienst der algemeene staten overgegaan , werd hij in 1668 tot veldmaarschalk des legers van den staat be­noemd , en was steeds tegenwoordig bij de voornaamste krijgs­bedrijven , gedurende eenige volgende jaren. Na het sluiten van den vrede in 1674 ging hij naar Hamburg , en gaf hij van daar aan de staten en den prins van Oranje berigt dat hij voor zijn post bedankte. Hij overleed aldaar in April 1676. Zijn lijk werd eerst drie jaren later naar Amsterdam vervoerd en in de oude kerk bijgezet , met een Lat. zerkschrift. Zie Nederl. Gedenkp. , verklaard door J. de Vries en J. C. de Jonge, D. II. bl. 98-108; Bosscha; Wagenaar; Kobus en de Rivecourt. WIRTZ (J. C.) schreef: Over Marcus IV. 's Gravenh. 1740. Over Lucas. Ald. 1740 2 dn. 4°. Met J. J. Ulrich, Heerlijkkeid van Jezus Christus. Amst. 1741. 4°. Zie Abeoude, N aamr. , bl. 372 , 411. WISCH (HENDRIK BAANDERHEER VAN) , eischte in 1489 eenige door zij nen varier aan den bisschop van Utrecht en eenige steden van Overijssel geleende geiden terug. De betaling geweigerd wordende , viel hij , vereenigd met den beer v a n Put t e n in Overijssel en rigtte vele verwoestingen aan. In 1498 herhaalde hij dezen togt , ondersteund door de heerlooze krijgslieden , de Groote Gaarde genaamd. Bij Deventer werd een gedeelte van zijn leger verslagen. Hij was in 1495 gehuwd met Walburg, gravin v a n den Berg, die hem 2 kinderen schonk. Zie Kobus en de Rivecourt. WISEL of WISELIUS VAN ORKNEY (EDMUND) wordt voor den stamvader van het geslacht W i seli us gehouden. Hij zou in 1416 onder de regering van graaf Willem VI uit Engeland herwaarts zijn overgekomen en land nabij Geer­truidenberg te hebben bezeten , dat in den vloed van 1421 verloren ging. Sedert vestigde hij zich met toestemming van den hertog van Bourgondie , die hem tot kamerheer en hof­schrij ver had aangenomen te Dordrecht , waar hij lid werd van den stedelijken raad , en in het huwelijk trad met 0 t t iii a van Aersse n. Men wil dat hij zijn naam W hesi 11 in Wysel of Wise! veranderde. WISEL of WISELIUS (ADRIAAN) , zoon van den vorige , in 1424 geboren , dapper krijgsman , die deel nam aan de roemrijke verdediging van Rho d u s tegen de Turken in 1480 , waar hij het levee liet. WISEL of WI5ELIUS (BRuNo) , kleinzoon van den vorige , karthuiser-monnik , verliet de R. C. kerk , huwde te Fulda een nicht van Luther. Zijn zoon George of Joris, na 's vaders dood geboren en in den katholieken godsdienst opge­voed , volgde het voorbeeld zijns vaders en verzaakte het Roomsche geloof, maar keerde daarna , ontstemd door de oneenigheden tusschen de hervormers en door de onaange­naamheden hem zelven berokkend , in den schoot der kerk terug. Schoon een eenvoudig pastoor,, werd hij echter staatsraad des keizers Ferdinand en M a x i m i l i a a n. Men vindt zelfs aangeteekend , dat hij de steller was van het eerste of Regen­burgsche Interim , hetwelk ten grondslag strekte van de beraad­slagingen in 1543 over de zaken der kerk gehouden , onder de leiding van den paltzgraaf Frederik en den kardinaal Gran v e itle. Zijne geschriften , van welke een groot aantal aanwezig en meestal door hem in het Hoogduitsch opgesteld , maar en naderhand in het Latijn vertaald werden , dragen blijken van zijnen verlichten geest en vredelievende gezindheid , vooral zijne Via llegia en Methodus Concordiag. Hij stierf te Mentz in 1573 en was de cerste die de oude familie•naam in dien van W is e 1 i u s veranderde. Ook zijn noon , die dezelfde familie-naam droeg , wordt merle om zijn geleerde schriften geroemd. Zie van Limburg Brouwer, Leven van Mr. S. .T. Wiselius in aangeh. bronnen. WISELIUS (BARBARA) , dochter van Johan Wiselius, beer tot Monheinc en kanunnik te Keulen , die den protestan­tischen godsdienst omhelsde en in 1570 te Brussel wegens deze ketterij outhoofd werd en van Anna van S e e v e n­berghe van Hon thorst, zuster van Samuel Wise-li us, in 1553 geboren , prediker onder kruis , zou door bovennatuurlijke verschijningen der H. Maagd zijn begunstigd. Zij beschreef ze in rijmende Latijnsche verzen. Zij keerde tot de Moederkerk terug , en maakte zich door hare kennis van oude talen en hare godsvrucht bij dezelve zoo verdienstelijk dat zij den naam verkreeg van Dochter in 't Paradijs. Zij schreef vele boekskens en vertaalde de heschrijving van het leven en den marteldood van 3. Gyprianus Pontius. Zie t. a. p. WISELIUS (SAMUEL), noon van Weinmarus Wiselius, predikant te Wilp en Wageningen , en van Maria Boddens, uit een adelijk Vlaatnsch geslacht studeerde in de godgeleerd-heid en werd in 1655 predikant te Zalt-Bommel. Hij trad in . het huwelijk met Ida Valkenier, dochter van P. V al­kenier , schrijver van het Verwarde Europa. In 1667 en 1668 deed hij , op bevel van Willem III , of ter uitvoering van een geheimen last wegens Engeland , eene reis naar Italie , op welke hij , nabij Torre del Greco , door roovers overvallen en gewond werd. Hij liet zich te Rome aan pans Clemens IV voorstellen , die hem zijne beeldtenis vereerde en hem eene bijzondere aanbeveling gaf voor Napels , Florence en Turin. Hij geraakte ook in kennis met tie kardinalen Imperiali en Odeschalchi, met wie hij vervolgens briefwisseling Meld. In zijn vaderland en stand­plaats teruggekeerd , stelde hij zich , bij den inval der Franschen in 1672 , aan het hoofd van eene bende Bommelaren met welke hij , bij het fort St. Andries , tegen den vijand zoo dapper streed , dat hij , bij zijne terugkomst door den majoor van den Heuvel met krijgseer ontvangen werd. In het­zelfde jaar, den 19den Julij , nam hij deel aan eene plechtige bezending van Bommel aan Willem III afgevaardigd , om hem het stadhouderschap op te dragen. Hij vervaardigde Lat. gedichten , die nog bij de nakomelingschap berusten. Hij overleed in 1680. Zijne nagedachtenis werd vereerd met een gedenkpenning , waarop men deze woorden leest : .Ende Samuel Stier f, en gansch Israel bedreef rouwe over hem. Zijn oudste zoon , gehuwd met zijne nicht Wilhelmina Wiselius, wijdde zich aan den krijgsdienst en deed een reis naar Indie en overleed in 1712. Zie Limburg Brouwer, t. a. p. bl. 17, 18; de Jongh, Naamr. d. Predd. v. Gelderl. , bl. 457 ; Valkenier, Verward Europa , bl. 532 ; Sadduceen getoest, bl. 147, 148 ; Wiselius, Mengel. en Tooneelpoezy, D. II. bl. 125. WISELLUS (mr. SAMUEL IPERUSZ.) zoon van I p erns Wiselius en Johanna Aleida van Heeckeren, den 4den Februarij 1769 te Amsterdam , waar zijn vader den koophandel uitoefende , geboren. Reeds zeer vroeg legde hij zich , op raad van zijn vader, op de geschiedenis toe , terwijl hij in de Latijnsche school het onderwijs genoot van den smaakvollen Richeus van 0 mme r e n. Deze boezemde hem liefde in voor de Latijnsche dichtkunst , waarvan eene proeve , buiten zijn weten , gedrukt werd. Hij verliet ook de school met een , door hem vervaardigd Latijnsch dichtstuk , op Hugo de G r o o t. Zijn briefwisseling met van Kooten bewijst dat zijne liefde voor de Latijnsche poezy hem nog in later leeftijd bij is gebleven. Na de Latijnsche school verlaten en nog een jaar aan het Athenaeum de lessen van W y t t e n-b a c h te hebben bijgewoond , begaf hij zich naar Franeker, waar hij onder van K oo ten en V alc ken aer zijne letter­oefeningen voortzette. Nog in hetzelfde jaar 1786 vertrok hij naar Leiden , waar hij Ruhnkenius ) van de W ij n­persse, Pestel en van der Keessel hoorde, vervolgens naar Gottingen , waar hij nog eenigen tijd de lessen van be­roemde hoogleeraren bijwoonde. Van deze reis teruggekeerd , verkreeg hij den 6den November 1790 te Leiden den graad van doctor , na verdediging eener Dissertatio de successionibus ab intestato ex jure Hollandorum , die veel naam maakte met een Lat. gedicht van des jongen doktors vriend C. F. v a n M a a n e n. Drie dagen na zijne promotie werd hij geadmitteerd als advokaat voor den hove van Holland , vestigde zich als zoodanig in zijn geboorteplaats en trad (3 Mei 1791) in het huwelijk met Susanne le Poole, uit een deftig, geslacht te Leiden. Weldra zeide hij de regterlijke praktijk vaarwel , en kreeg van zijn vader een aandeel in zijne handelszaken , doch zette zijne studies vooral in het natuur en staatsregt voort. Ingenomen met de beginselen van vrii held en gelijkheid , destijds in Frankrijk gepredikt , kon het niet anders of W i s e­lius moest een werkzaam deel nemen aan de omwenteling van 1795 , zooals hij dan ook lid was van het te Amsterdam opgerigte comit6-revolutionair. Wij zouden ons aan te groote uitvoerigheid schuldig waken , indien wij Wiseli us op zijn geheele staatkundige loopbaan volgde. Het zij voldoende bier te melden , dat hij zoo zeer in het vertrouwen zijner medeburgers deelde dat men hem tot lid benoemde van de meeste destijds ingestelde committ6s, en dat hij in het algemeen in die woelige dagen , zich zeer ijverig en werkzaam toonde , om , waar hij meende dit te kunnen docn , de belangen van het vaderland en van zijne medeburgers voor te staan. Voorts was hij een zeer bedrijvig lid van het con3mitte tot den Oosterschen handel , waartoe hij in 1796 benoemd werd , even als van den in 1800 dat ligchaam ver­vangen hebbenden raad der Aziatisehe bezittingen. Na echter bij de reorganisatie van dit ligchaam iii 1804 niet weder benoemd te zijn , bleef Wiselius arnbteloos , in weerwil van alle pogingen , weigerde hij , zoo onder koning L o d e w ij k , als onder bet Fransche bestuur, alle hem gedane sanbiedingen van ambten. Hij bleef echter geen bedrijveloos aanschouwer van de omwenteling van 1813 , maar werkte krachtdadig mede om die in zijne geboorteplaats tot stand te brengen. Naauwe­lijks had dit p1aats , of hem werd de post van directeur der politie te Amsterdam opgedragen , welke hij tot het jaar 1840 , toen bij ze1f zijn ontslag verzocht, heeft waargenomen. Wiselius had veelzijdige verdiensten , had een grondige kennis van de klassieke literatuur en geschiedenis , maar muntte vooral als dichter uit. Als zoodanig werd hij in zijn tijd bewierookt. Wij willen den lof niet herhalen hem door tijd­ genooten en nageslacht toegezwaaid. Minder gunstig is het oordeel van Jonckbloe t. "Als dichter schrijft deze , had hij eerst bij F e i t h ter school gegaan ," #de onsterfelijke Hsselzwaa n" met wien hij steeds ingenomen bleef. Hooger intusschen stelde bij uonzen grooten B il der d ij k", dien hij naast V o n d e 1 plaatste. "Toch vormen de kille verzen van den leerling het scherpste kontrast met den gloed van zijn meester." Wi s eli us gaf in 1818-21 5 deelen Mengel-en Tooneel­ poezy uit , die in 1833 door een Niemen Dichtbundel gevolgd werd. Het eerste deel prijkt met zijn portret in het officieele costuum van lid des Instituuts. #Dit is karakteristiek voor zijne poezie , die iets officieels , iets instituuts-achtigs heeft." Zijne Mengelpoezy klinkt deftig , vooral geberd klassiek , cierlijk en vloeijend , maar er is iets in dat u zegt dat ze niet uit bet barte vloeide iets opgesmukts dat den stempel der natuur­ lijkbeid mist. Zijne zangen waren ook bestemd voor het geeerde publiek. Wiselius was ook klassiek treurspeldichter. Tegen de romantieken trok bij den news op , niet alleen tegen de #oningewijden en het veracbtelijkst Jan H age 1 uit de bur­ gerlijke school van Kotsehue en I ffl a n d, maar evenzeer tegen Shak spear en Schille r." #Hij zelf trachtte zijn eigen pad te bewandelen tusschen het Grieksche en Fransche treurspel in gelegen" Siege n b e e k noemde hem "den Prins der treur­speldichters." Hij Wilde , schoon hij er niet in slaagde, het tooneel hervormen. Indertijd werden zijne stukken met vol­doening opgevoerd. Hij opende zijn tooneelarbeid met de vertaling van Hector, een treurspel van den Franschen dichter L u ce de Lan c e v al, hetwelk gevolgd werd door een oor­spronkelijk stuk Polydorus getiteld , waarin hij den toestand van ons Vaderland onder Fransch bestuur op het oog had , met geestdrift werd de opvoering na de omwenteling van 1813 toegejuichd. Op Polydorus volgde Adel en Mathilda , dat 7 -maal aclitereen werd opgevoerd. Niet minder goedkeuring droegen zijn Alistus en Ceon weg , de Dood van Karel kroon­prins van Spanje , Armand van Egmond , hertog van Gelder en De inspraak van het Bloed , een vrije navolging van de Lau­renzo en Orzano , van den Franschen dichter G. Le Grave. Reeds voor dat Wiselius zich als een verdienstelijk treur­speldichter had leeren kennen , was hij tot lid en secretaris der 2de klasse van het kon. Ned. instituut verkozen. Ook was hij ridder van de orde van den Nederl. Leenw en lid van meest ally letterkundige vereenigingen in Belgie en Nederland. In 1813 verloor hij zijne vrouw , hem 5 zonen en 5 dochteren nalatende , van welke bet jongste kind slechts tien maanden telde. Hij zelf overleed den 15den Mei 1845. Zijne rijke bibliotheek werd den 22sten October en vervolgens te Amsterdam door F. Muller verkocht. Hij gaf in het Licht : Be 'amides van Vlissingen aan Buonaparte. 1803. Nieuw Liederboekje door W. gezamenlijk met B i 1 d e r d ij k en zijne vrouw uitgegeven. Amst. 1813 , late en 2de dr. Brief in dichtmatig jets aan J. F. Halmers , bij de uitgave van het eerste deel zijner gedichten. Amst. 1810. Berymde vertaling van Jesaia. H. XIV. 1813. Hulde aan mijn echtgenoote S. le Poole. Vier lone dichtstukjes. roem in 2 zangen. Amst. 1814 8°. Polydorus treurspel. Amst. 1814. Berymde vertaling van den lierzang van Habakuk , zijnde het 3de Hoofdstuk. Amst. 1815. Be slag van Algiers , dicht8tuk. Amst. 1816. Adhel en Mathilda , treursp. , 2de dr. Amst. 1817. Mengel -en Tooneelpodzy. Amst. 1822, 5 dn. De Sadduceen van Mr. J. da Costa , getoest aan de zedelijk.• heid , geschiedenis en bybel. Amst. 1824. Nog een blik op de Sadduceen van Mr. J. da Costa. Amst. 1825. Over de tooneelspelkunst en het rcyelmatig en beschaafd schouwtooneel. Amst. 1826. Weimeenende toespraak aan jeugdige dichters. Amst. 1826. lets over het beoordeelen van werken van emaak in Argue 1826 , n°. 6. Een Droom in Letteroef. 1826. Nieuwe Dichtbundel. Amst. 1833. Rapport over de etukken aan de ijzeren kapel der oude kerk te Amsterdam. Beeckouwing van den Deventerech,en Tolbrief van 1347. In de Werken der 2de kl. v. h. kon. Ned. Instil. Hij arbeidde mede aan bet Uitlegk. Woordenboek op de Werken van P. C. Hooft , uitgegeven door de 2de klasse. Hij bewerkte de E. Overzetting van Le C hicatier s Reize naar Troas. Geechriften over de 0. I. Comgagnie en derzelver beetuur to Amsterdam. Geechied- en regtekundig onderzoek , rakende het afdanken van krVysvolk bij de staten van Holland in 1650 , uitgegeven naar een gevonden handschri ft. Brussel 1828. De etaatkundige verlichting der Nederlanden in een wijegeerig hietoriech tafereel geschetst , 2e dr. Brussel 1828 (vroeger in de N. Mnemosyne). Vertoog over de etaatkunde der ouden , opgespoord in de geechriften van Plato , Aristoteles en Cicero , alsmede in de geschiedenissen der Grieken en Romeinen. Overzetting v. d. Crito van Plato. Koorzangen op verzoek van den Rem. kerkenraad voor de inwijding der nieuwe Arminiaansclee kerk te Utrecht. — Perhand. over de Drieeenheid en over de Erfzonde , — over de dwaasheid om met once voorstellingen van tied en ruimte over het boven­zinnelijke to redekavelen en besluiten te =ken over dingen die des Geestes Gods zijn. Brieven van mr. W. Biklerdijk aan mr. S. J. Wiselius. Amst. 1837. Nieuwjaarsgeschenk aan den peer mr. J. da Costa. 1825 ; Leerrede over de natuur der gezonde leer van dr. Alex. Gerard hoogl. te Aberdeen , door W. uit het Eng. vertaald. 1826 ; lets over Matthaeus XXVIII : 2 in Vad. Lelteroef. 1832 no. 1 ; Over het woord Adelphos in de schriften des N. T. met betrekking vooral tot den Heere Jezus ; Tijdsbepaling van Petrus Verloocheningen ; lets om gevoegd te worden bii het geschrift van den Heer Dupin aline; Examen du Proces de Jesus ; Rpimenides ; Uittreksel nit het Arab. Hands. van Ma-homed Haly Bacha ; De Beschaving van den Gent in haar gevolgen ; De hooge oudheid van het letterschrift. 1810. lets over de onderlinge verkeering. 1826. lets over het oordeel, voornamelijk over werken van smaak. 1826. Eerszang , 3de uitg. 1835. Aanmerk. op Bilderdijk , Geslachtlijst over woorden betref­fende de Schipvaart. Lentemorgenzang. Gedachten over het Faderland. Brief' van 4. B. S. te Zwolle aan ebroeder te ihnsterd. rakende de heeren .R. H. van Someren en S. J. Wiselius , al8mede het Haagsche Nieuws- en Advertentieblad. Amst. 1827. _gene kkinigheid rakende • den Niemen Dichtbundel van mr. S. J. Z. W. Amst. 1834. Zie Biogr. Contemp. ; Conyers. Lex. ; Sonst- en Letterbode , 1845; van Kampen, D. II. bl. 453, D. III. bl. 201, 204; Toespraak van prof. Siegenbeek in de openb. vergad. v. h. kon. Ned. Inst. , 1845; v. d. A a, N. B. A. C. Wb. ; Jonekbloet, Ned. Letterk. , D. II. bl. 665; Huberts, Chron. lijst ; Collot d'Escury, Holt. roem ; van Kampen, Bekn. Gesch. enz.; Limburg Brouwer, Lev. v. Wiselius met portr.; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WINTERSHOVEN (F. J.) , dapper krijgsman , die met roem deel nam aan de oorlogen door Frankrijk in Spanje en Duitschland gevoerd. Hij overleed te Maastricht 25 Aug. 1856 als gepens. kolonel en militie-commissaris , ridder van de orde van den Ned. Leeuw. Part. ber. WIPFF , dapper zeeman , klom tot den • rang van vice­admiraal op. In 1831 was hij de strijdgenoot van van Speyk bij het bombardement van Antwerpen. Hij werd in 1864 gepensioneerd , vestigde zich te Zeist , waar hij tot de broeder­gemeente behoorde en overleeed aldaar 5 Maart 1866 , oud 62 jaren. Part, ber. , WISCHA (JOHANNES TER) zoon van E y s e ter Wischa, was reeds in 1581 grietman van Ooststellingwerf. Hij werd door Ho tse Egberts gevangen genomen cn aan den Span­jaard overgeleverd. Uit zijne gevangenis ontslagen , was hij in 1591 Volmagt ten landsdage. In 1599 werd hem door gedeputeerden gelast de geestelijke goederen in zijne grietenij , welke toen door slechts eenen predikant werd bediend , die klaagde met zijn huisgezin van honger te zullen moeten om­komen zoo er niet in voorzien werd , aan de meestbiedenden te verhuren. Hij overleed den 10den Maart 1609 en werd te Oldeberkoop begraven. Zie v. S mini a, Naaml. d. Grietm. , bl. 393. WISSEKERKE (SimoN VAN). Volgens No viom a g u s een Middelburger, een man van groote geleerdheid , vooral in de regten. Zie Nov iom agus, Epp. in Opusc. H. Barland. , p. 262 ; de la R u e, Gel. Zed., bl. 337. WISSEL (JOOST VAN DER) , den 18 Jan. 1777 te Zierikzee geboren vertrok van daar in 1795 naar Leiden om zich onder g in bet yak der heel- en verloskunde te be­ kwamen. Na aldaar 3 jaren te hebben vertoefd , trad hij , na de landing der Engelschen voor korten tijd in dienst als officier van gezondheid der 2de klasse en werd als zoodanig geplaatst bij bet hospitaal te Fyenoord. In 1799 keerde hij naar Leiden terug , voleindigde zijne studien onder den hoogl. Du Puy en legde in 1800 het vereischte examen in de heel- en verloskunde af, bezocht Parijs en vestigde zich in 1802 te Haarlem bekleedde er weidra de post van stads heel- en vroed­ meester, werd in 1816 lid der plaatselijke en in 1827 van de provinciale geneeskundige commissie. Hij was een man van groote verdiensten in zijn yak en overleed in April 1846. Zie Konst -en Letterb. , 1846 , D. I. bl. 307-309. J. G. Logger WISSELPENNING , een Fries , wordt door van der A a onder de Ned. dichters gesteld. Zie N. B. A. C. Wb. WISSEMA (SAFE of SABINUS VAN) , zoon van S ape van Wissem a en Ida Lezaen, werd den 15den Aug. 1673 grietman van Idaarderadeel. In 1659 en 1674 was hij lid van de staten en in laatstgemeld jaar met Ernst S i c c o van Aylva en anderen gecommitteerden om te onderzoeken het concept-consiliatoir over de wederaanneining van de provincie Utrecht in de Unie. Hij huwde in 1645 met F r o u c k , dochter van Bocko van Burmania en Ursula Roorda, bij welke gelegen­heid Herm a n n u s Petri, predikant te Hardegarijp en Rij­perkerk een Lat. bruiloftsgedicht vervaardigde. Hij overleed den 27sten Oct. 1678. Zie v. S m in ia, N. Naaml. , bl. 156 ; Fris. nob., p. 183. WISSEMAN (A.) is schrijver van Geklank8 Banyn van den _Herder Jezu8. Emb. 1696. 8°. WISSENBACH (JoHAN JACOB), zoon van den predikant Joannes Wissenbach en van Maria Reifenberg, werd den 8sten Oct. in het Nassau-Dillenburgsche geboren. Hij leerde te Dillenburg onder Phiiippus Textorius de Latijnsche taal , oefende zich verder te Herborn , eerst in de god- en later in de regtsgeleerdlieid. Na zich eenigen tijd under Jo annes Matthaeus op dit vak toegelegd te hebben , begaf hij zich naar Franeker , waar hij onder zijn oom Justus Reifenberg zijne stu­dien in het Romeinsch regt gedurende 4 jaren voortzette. Vervolgens begaf hij zich in 1630 naar Groningen , orn de lessen van een anderen own Antonius Matthaeus bij te wonen. Ook daar vertoefde hij vier jaren met zulk een goed gevolg dat hij in het derde jaar de Emblemata Triboniani uitgaf. Na te Marburg den doctoralen graad verkregen te hebben , begaf hij zich naar Heidelberg , waar hij tot hoogleeraar in de regten benoemd was , doch tengevolge der onlusten keerde hij naar Groningen terug. Kort daarop werd hij onderwijzer en reisgezel van den baron v an 'Lin z e n d o r ff uit Oostenrij k , met wien hij in 1630 Parijs en in 1631 Saumur en Angers bezocht. Te Parijs teruggekeerd , liet hij er den baron en reisde naar Geneve om zijn oom den rector Hen ri cus Wis s en b a c h te bezoeken. Van daar begaf hij zich tutu Engeland en kwant den Eden Febr. 1639 te Franeker terug. In het volgend jaar overleed aldaar Hen ricus R ha la, waarop hij tot Professor Institutionum juris Chas extraordi­narius en drie jaren daarna tot Professor juries ordinarius en eindelijk tot Professor juris primarius benoemd werd. Na verschillende beroepen zooals naar Herborn , Deventer, Harderwijk , Utrecht en Groningen afgeslagen te hebben , waar hij voor de tweede maal beroepen werd bleef hij 25 jaren lang een sieraad der Franeker akademie. Hij huwde 1. E 1 i z abet h, dochter van zijn ambtgenoot Johannes Cloppenburg 1660; II. Rixtia Domans. Hij overleed 16 Febr. 1666 , in den ouderdom van 58 jaren. Zijn ambtgenoot G u i ii elmus Cu p, hoogl. in de regten , hield eene lijkrede op hem. Hij gaf in het licht : Emblemata Triboniani 8. Leos Funded. et Codices a 7ribo­nianae interpolatae et ad novi juris rationem inflexae. Gron. 1634 of 1635. Franeq. 1642. 80. H e i n e i c i u s bezorgde een tweede uitgaaf van dit werk. Halae 1736. 8°. Diatribe de Mutuo , e Franeq. 1642 en cum Vindicius 1660. 8'. , tegen S al masius de Usuris. Vindiciae diatribes suae. Franeq. 1645. 8°. Notae Nomico-philologjicae ad passionem Jen Christi. Fran. 1643. 8°. , auctiores ad calcem L. de F. et .R. ,Signification ook in Eascic. Itoterod. III , met de noten van M e r ill i u s over hetzelfde onderwerp. Disputationes ad Instituta Imperialia. Franeq. 1648. 4°., weer dan eenmaal herdrukt. De derde is prope triente auctior. Franeq. 1666. 4°. , waarvoor het vita auctoris door U 1 r. H uber us, Leidae 1676. 4°. , Franeq. 1700. 4°. Hierbij zijn gevoegd Contradictiones Aria. Canon. Emblem. Tribiniani , duo scripta de Mutuo Sylloye Errorum Irneriarorum , Compen­dum Juris .Feudalis , door Huber op nieuw in het licht gegeven en in de laatste uitg. Notae in Pass. Jen Christi. De Verborum et Rerun Significatione. Franeq. 1654. 8°. De divereie Beguile Jurie Antigui Exereitationee. Ibid. 1656. 8°. Exercitationutn ad libro8 Pandectorvm Parks duae Prior Franeq. 1653 4°. , met bet tweede deel 1658 4°. , 1661 4°. Lipsiae 1673 4°. , met de Exercitationes de V. S. et R. Juris. In Libros VII , priores Codicil Dn. Justiniani repetitae praekctionis Commentationes cathedrariae. Fran. 1664. II Vol. 4°. , edit. ult. 1701. 4°. Zie Struvius, Bibl. Sel. furls , C. VI. § 110; Saxe, Onom. , T. IV. p. 399, 400, 598 ; Vriemoet, Ath. Fris. Anal. , p. 365 tot 372; Foppens, Bibl. Belg. , T. II. p. 677 ; Morhovius, Po/yt., L. VI. p. 571, 584 , 56; J. F. Ju gl er s, Beytraege , T. V. p. 61-71; Rabus, Boekz. v. Europa, 1693, bl. 238; van Kampen, D. II. bl. 35. WISSINCK (HENRIC. VAN), kunstschilder , was werkzaam te Leuven voor • de blijde inkomst van Karel den Stoute tegen 7 stuivers daags. Vervolgens vestigde hij zich te Brugge , waar hij van 1470-1480 in de Broederschap van St. Lucus voorkomt. Zie le Comte de la Borde, Dues de Bourgogne ; K r a m m. WISSING (WILLEM) werd in 1656 te 's Hage geboren , oefende zich eenige jaren onder Willem Doudyns in het teekenen en het aanwenden van olieverwen. Vervolgens begaf hij zich naar Londen , waar Pieter Lely hem in zijn school opnam en z66 groot waren de vorderingen die hij maakte dat hij in zijn plaats vervangen werd bij Jacobus II , die hem tot zijn eersten schilder benoemde en hem naar 's Hage zond om de portretten van Willem III en van zijn gemalin Maria van Engeland te schilderen. Er was maar eene stem over de schoonh,eid zijner stukken en hij werd voor den eersten portretschilder gehouden. Met het vermeerderen van zijn roam nam ook het getal zijner benijders toe , en men vermoedt dat bij den 10den Febr. 1687, op het landhuis van de baronie Burleigh, van den graaf Exeter in het graafschap Nor­thanton , door vergif is omgebragt. Hij, sehilderde zelf zijn portret dat door J. Smith gegra­ veerd in fol. is uitgegeven. Zie Immerzeel; Kramm. WISSINGH (JAN), dichter van een. kluchtspel De bedrogen Drorser-, in 1656 gedrukt. Zie Witsen Geysbeek, D. VI. bl. 532; Verwoert. WISSOWATIUS (A.) gaf in het licht: Spooren der Deugden en Breyckels der zonde. Amst. 1703. 120. Over den Brief van Jacobus. 4°. Zie .A.beoude, bl. 411. WIT DE JONGE (ABRAHAM, DE) , tooneeldiebter, van : Het HoftiseiLeeven, Map. in het Fr. van, Dancourtierynd. Angst. 1697. De Wiinoegst , klsp. n. h. Fr. nagev. van Dancourt. Ald. 1698 , 1743. De Ingebeelde Edelman , blsp. Aid. 1700. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p. , Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. I. M. 225. WIT (A.Ecamus DE) , een bekwaam wis- en natuurkundige. Hij was inspecteur bij de nationale nijverheid voor de stoom­werktuigen. Hij overleed te Utrecht den 2den November 1826 op 26-jarigen leeftijd. Eene door hem geschrevene Verhan­deling over wits- en natuurkunde getuigt van buitengewone bekwaamheid. Zie Konsi- en Letterb. , 1826 , D.II.b1.337; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIT (CoRNELis DE) of WITT, in 1695 te Sluis in Vlaan­deren geboren , werd in 1718 predikant op bet fort Isabella , en in 1738 te 's Hertogenbosch , werd aldaar in 1741. hoogleeraar in de Oostersche talen , kreeg in 1750 zijn emeri­taat als predikant , legde in 1758 zijn professoraat neder en overleed 27 Maart 1771. Hij schreef : Bitteren weeklagt wegens den hooggaanden en a,an,houdenden watervloed. 's Hertogenb. 1751. 4°. Berderlijke Brief ter waarschouwing tegen de Hernhutters. 8°. Voile uitredding en volmaking van Gods bedrukte kerke , voorgesteld bij gelegenheid van he eerste eemofeest van de Classis van Hertogenbosch. 's Hertogenb. 4°. Over den 'sten Psalm. Amst. 1725. Lijkrede op Do. G. van Roemer nit Spreuk. XV: 7. 's Her­togenb. 1761. 4°. Eer en Leer van Bernardus Keppel verdedigd. Amst. 8°. Twee predikatien over den XXXI1 en XXXVIII Zondogache afdeelingen van den lleidelb. Cathechismus. Amst. 1749. 8°. Over Psalm Cll. Amst. 1749. 4°. Leerrede ter bevestiging van Do. Noordberq uit Spreuk. XXVIII: 23. Amst. 1756. 4°. Godvruglige beschouwing der aardbevingen bij gekgenheid van Lissabons overgang met eene Voorrede van prof. Voget. Utrecht 1756. De Historie van het Sacrament van lifirakel andereocht, en de ijdelheit daarvan zedig aangetoond. Amst. 1770. 89. Ben beredeneerd Vertooy , wat van een clandestine Huwelijks-Verloovinge en Huwelijks-Voltrekkinge buyten Lands en ken-nine der ouders te oordeelen zij en hoe billijk daar en tegen de kerkeliike censuur ter weeringe van dusdanig eene ergernine geoeffend werd. Brielvezajze voorgesteld. Amst. 1718. 8°. Hier tegen sehreef P. v. d. A a : Gestrafte Liefdeloosheid of duidelajk Bewijs dat het berede­neerd beloog van C. de Witt aangaande de clandestine verloo­vinge en huwelijks•voltrekkinge binnen'slands , en buyten kennisse der ouderen gansch onbillijk ergerliik en een leeraar in Gods kerke onbetameliik zij. Rott. 1748. 8°. Pet. Grootveldt F r. : Pattaecion of gestrafte Lasteraar , onder duydelijk bewiis , dat beredeneerd vertoog van C. de )Pitt gansch billijk , stig­telzjk en ten uyterste betamelijk zy , en dit daarentegen het vuyl libel van deszelts tegenschrijver P. v. d. alle bly —ken van onverstand, onheylige spot en lastertaal en veelerley Gods­loosheit behelzen. Breda 1749, 2 d. Gebed der verdrukten, 't geen vac Gods gent der kerken van Nederland zal worden in den mond gelegd of een schrift­matige verklaring van den Wide Psalm. Amst. 1749. 4°. De afgeperste verantwoording op de Gravamina of bezwaar­nissen , ingebracht door Do. Abdias Velingius , A. L. M. Phil. Doct. en pred. te 's Hertogenbosch tegen het Beredeneerd vertoog ene. Brietsgewilze toenmaals voorgesteld en Mans nailer verdedigt. Amst. 1749 8°. He geestelijk Psalingezang aangeprezen tot den pligt oriz God to zingen en to Pealmzingen met aangenaarnheit in 't haste. Amst. 1773. Dissertationum trias , altera qua proverbiorum debilitas cete­raque eorum attributa asseruntur muliesque Strenua vivis pin­gitur cokribus , que epsam in propriorem ducunt cognitionem. Amst. 1770. Trims dissertationum ad Claviorem proverbiorum salamonis elucidatione. Ib. 1765. Zie Hermans, Gesch. d. Ill. en Lat. scholen , bl. 28; Glasius, Godgel. Nederl. ; Abeonde; Arrenberg. WIT (CORNELIs DE), Rem. predikant te Berkel 1703, gestorven in 1731 , gaf in bet licht : Eenige predikatien door I. Pontanus. Rott. 1721. Korte 'whets der meeste historien van de boeken des 0. en N. lest., voorgestell bij wijze van vrag. en antw. , tot behulp en onderwi/zing van de kinderen en aankomende jeugd , 1725, in 1728 voor de 5de maal door J. Brak el uitgegeven. Zie Tideman, Rem. Broeders. bl. 182, 354, 370; Rogge, Bibl. v. Rem. Geschri ften , bl. 239. WIT of WITTIUS (DANIEL) , predikant te Schoonhoven (1609), afgezet door gedeputeerden der Delfsche Syn. 1618, predikant bij de Remonstr. te Gouda 1632, gestorven in Sept. 1660. Hij gaf in het licht: 337 Zedich ondersoeck d. J. Arminii up net boecxken , G. Perkinsins nytgeghev. heeft van de predest. , lot overyeset. Gouda 1627, 2 dn. weld d. het Lat. Hij was geboren te Gouda en studeerde te Geneve. Zie Tideman, Rem. Broeders. bl. 74, 138, 253, 282; Rogge, Bibl. v. Rem. Geschrift. , bl. 133 ; 'Handel. d. Maats. van iVed. Letterk., 1865 , 131. 221; van Berkum, Beschrijv. van Schoonhoven, 1)1.530, 548-550. WIT (E. DE) schreef : Drietal van wijsgerige verhandelingen over verschillende onder­werpen met eene voorrede van P. Nieuwland. 's Hage 1773. 30. WIT (JAN en VREDERIC DIE), burgers van Utrecht , kozen in de geschillen tusschen David van Bo u r g o n d i e en G y s b e r t van Br e d e r o d e de zijde des eerstgenoemden en werden diensvolgens in 1456 voor hun leven lang ter stad uitgebannen , terwiji daarbij tevens bepaald werd , dat hun nooit zou worden toegestaan met eenen nieuwen bisschop weder in te komen , doch toen bisschop David in Augustus van dat jaar de overhand kreeg , werd hun weder vrijheid gegeven om in de stad te komen , mits behoorlijk oirvede doende , waarvan J a n echter alleeri gebruik maakte. Zie Burman, Utrechts. .7 -aarb., D. II. bl. 313 , 332. WIT (HERMANNIIS DE) , zoos van H e n d r i k de Wit en van J e n n e k e de Leeuw, werd den 15den Junij 1764 te Dordrecht geboren huwde den 25sten Mei 1805 met J e n­neke V ij f w ij k en overleed te Dordrecht den 12den Maart 1842. Hij was een liefhebber teekenaar van vlinders , torren enz. Zie van der Willigen; Immerzeel; Smits van Nieu­k er k, Dordtsche schild., bl. 50. WIT (J. H. DE) gaf als student te Leiden , den 19den Februarij een rijmstuk in het licht , dat , even als het bekende vers van J. Beekman de sputlust der spreeuwen uitlokte. Het is getiteld : De overstrooming in Brie zangen. Aileen de eerste zang zag het licht en werd weidra gevolgd door eenige weinige aanmerkingen op den eersten zany. De Episode van Hendrik en Caecilia daarin voorkomende gaf aanleiding dat eenige studenten een Nieuw lied van een droevig verhaal vervaardigden , dat heinde en verre verspreid en op Leidens straten gezongen werd. Vroeger had de Wit zich als dichter pogen bekend to maken door Davids tranen of de 7 boetzangen bergmd. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. 22 WIT (FRANcrscus DE) , een historieschilder , gevestigd te Gend. Hij werd Apollo en Phebus genoemd , wiji hij ook dichter was , maar in beide vakken slecht. Zie Houbraken, D. IV. bl. 348; Kramm. WIT (FREDERIK DE) of WILDT en WILT , kunstgraveur en handelaar te Amsterdam. Volgens Kramm hebben er drie kunstenaars van dien naam bestaan. De oudste rigtte in 1648 een werkplaats op, teekende landkaarten , die hij met de wapens der landen versierde en liet drukken. In 1698 gaf hij zijne zaak over aan zijn soon , een grondig mathematicus , die de kaarten herzag en ze een grooten aftrek deed krijgen. Beide deze de Witten hadden in 1700 , blijkens den Catalogus van hun magazijn , 400 kaarten uitgegeven , en dit getal vermeerderde nog gedurende het leven van den zoon. In genoemd jaar deed de zoon van den laatste , reeds deelhebber in de zaak , haar aan C. M or t a i r en J. Covens over. Zie Nagler; Kramm. WIT JANSZ. (IZAAK DE) , in 1741 to Amsterdam geboren , leerde de graveerkunst van de Bas te Parijs. In bet land teruggekeerd , benoemde men hem tot een der onderwijzers aan de Renswoudsche stichting te Utrecht. Later woonde hij te Haarlem. Onder zijn voornaamste kunstwerken telt men de door hem naar Jacob Cats gegraveerde Twaalf Maanden. Hij arbeidde in zijn tijd nog met zijn leerling V i s s e r Be n-d e r, zooals aan de platen van H o e k s , Beechri/v. van den Wateranood in 1808. Hij overleed in 1809 te Keulen. Zijn portret door Visser Bender geteekend en gegraveerd is in den handel. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Ver­woert; Muller, Cat. v. portr. WIT (JApos DE), ade Rubens van zijn tijd ," in 1695 te Amsterdam geboren , had tot eersten leermeester den portret- en historieschilder Albert van S p i e r s. Te Antwerpen , waar zijn oom J a c o m o de Wit een rijk kabinet schilderijen bezat , genoot hij nog twee jaren bet onderrigt van Jacob van H. a l , die zich in het geschiedkundig yak onderscheidde. Ook vond hij hier een onuitputtelijke mijn voor zijne studien in de kunst der groote meesters der 16de en 17de eeuw. Onder vele andere door hem met teekenpen en penseel nagevolgde kunstwerken , behooren o. a. de plafonds van R u b b ens uit de in 1719 afgebrande kerk der Jesuiten te Antwerpen , die hij aftee­kende en Jan Punt in 't koper bragt. Hij was 15 jaren oud en nog leerling van van Hal, toen hij in het St. Lucasgild aldaar werd • ingeschreven , vier jaren later (1714) was hij =ester. Weldra was hij de man van de heersehende mode en dit ging zoo ver dat men de binnenkamers liet verbouwen om vakken en zolderingen door zijne hand te doen versierea. Zoo in de prachtige woningen te Amsterdam en 's Jrlage als elders , schilderde hij plafonds, bebangsels , schoorsteenstukken enz. , waarvoor hij aanzienlijke sommen eischte. Voor de Oranje­zaal in het huis in 't Bosch nabij 's Gravenhage schilderde hij eenige basrelieven , doch zijn kapitaalste werk was het beschilderen der raadzaal in bet toenmalig stadhuis, thans het koninklijk paleis te Amsterdam. Hierin vind men zijn tafereel van 45 voeten breed en ruim 19 hoog , voorstellertde de ver­kiezing der 72 oversten van Israel door Mozes en de 4 his­toriele deurstukken in het graauw , voorstellende : Abraham's Offerhande , Jeremias en de anzandelroede , Joseph net koren doende inzamelen , en de pro feat Eliza de geschenken van Nadman afwzjzende , met verdere zinnebeeldige bij werken. Hieraan arbeidde hij van 1736 tot 1738. Dit werk kostte de stad 113,275.50. Ook schilderde hij eenige altaarstukken en portretten , terwijl hij een ontzaggelijke menigte teekeningen met sapverw , 0. I. inlet , crayon en krijt vervaardigde. "De Wit", schreef Immerzee 1, umag onder de beste Hol­landsche schilders van zijn tijd , die zeer onvruchtbaar was in het voortbrengen van oorspronkelijke talenten , geteld worden. Hij schilderde onderwerpeu uit het 0. en N. Testament , de ongewijde geschiedenis en de fabelleer. Inzonderheid heeft hij uitgemunt in de voorsteiling van naakte kinderbeeldjes , die allerbevalligst zijn en het kenmerk van zijnen keurigen smaak dragen. Zijne Serafhoofdjes , die hij met menigte geschilderd en geteekend heeft , mogen inderdaad engelachtig schoon heeten. Hij bezat in den hoogsten graad de kunst om in basrelieven en andere schilderwerken gebeeldhouwd marmer , pleister , hout en andere stoffen , natuurlijk en voor het oog , zelfs op kleinen afstand , zoo bedriegelijk na te bootsen , dat men dergelijke penseelwerken , ten deele onder de benaming graauwtjes bekend , betasten moest om zich te overtuigen." Bebalve het penseel voerde hij ook de pen en gaf omstreeks 1748 in het Vlaamsch in het licht een werk , dat in het Fransch is overgezet : .anecdotes pittoresques ou nouvelle Description deg .Eglises etc. d' Anvers ainsique des Monumens de Peintare , de Sculpture et d' Architecture, qu' on y trouve encore, le tout extol ­ line et remis dans un meilleur ordre. Ook .gaf. hij in het ebt : De proportien vela het menschelijk ligchaan argebeeld , ad de Beschrijving , in he Nederd. en Fransch. Amst. z. j. Dat hij ook de etsnaald behandelde , .blijkt alt de den door hem geetste platen door Nagler en anderen door Immerzeel vermeld. Hij overleed in 1754 in zijn geboor­teplaats , een groot vermogen nalatende. In het volgende jaar wend zijn kunstnalatenschap verkocht. Zijne schilderstukken 22* en enkele modellen bragten op f 6,700.00. Het getal teeke­ningen beliep meer dan 600. Op de verkoopingen van B raa m­c amp, Ploos van Amstel en anderen werden ook goede prijzen voor zijn kunst besteed. Zijn portret vindt men bij Houbraken, Inn mer ze el , v. Gool en Descamps. Zie Houbraken; van Gool; Immerzeel; van Eynden en van der Willigen; Kramm; Wagenaar, Amsterd. , D. II. bl. 22 fol. ; Reiffenberg, De la peinture juiverre aux Pays -Bas ; Collot d'Eseury,Holl.roem; Hoogstraten; Kok; Ve,rwoert;Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. pot-tr. WIT (JOHANNES DE) , zoon van den ridden Steven de W i t, bekleedde de waardigheid van kanunnik van St. Marie te Utrecht. Hij was een man van meer dan gewone geleerd­heid en gewetenshalve een ijverig voorstander der R. C. kerk. Deze ijver was oorzaak , dat hij , na de verandering van gods­dienst en regeringsvorm in de vereenigde gewesten , te rade het land te verlaten en zich te Rome neer te zetten. Hij stierf aldaar den lsten October 1622. De Wit beoefende de theologie , geschiedenis en oudheidw kunde.• Deliciae nostrae sunt , hic campus nosier est , haec arena , inquirere , inquam , excerpere , annotare , defendere ea , quae aunt aevi vetustioris et seculi pried" schreef hij aan Lambart van der Burch. Hij gaf in het licht Historia Caroli 1'I. Francorusz rex , weleer door een monnik , in de abdy van St. Dionysius , beschreven en in bet licht gegeven , verbeterde hij , volgens oude handschriften. Wijders bezorgde hij eene verbeterde uitgaaf met zijn eigen aanrnerkingen vet.-meerderd van de werken van Passchasius Ratbertus, abt van Corbey (Passchasii Rathberti .Abatis Opera). Het­zelfde verrigtte hij omtrent eenige kleine werken van F u 1 g e n­tius (Fulgentis Opuscula aliquot) en de gedichten van B raj a (Nicolai Brajae Poemata de gnus Ludovici VIII). Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p.586; Foppens, Bibl. Belg., p. 586; Matthaei, Fund. Ecel., p. 112; van Heussen, Hist. Eccl., p. 140; Burman, Traj. erud , p. 451; Matthaeus, Byll. Epist. , p. 92; Graevius, Orat. in L. Acad. Baf. nat. ; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIT (JOHANNES DE) schreef : .Proeve om Zang gezond te leven. Amst. 1729. 8°. Zie Abcoude, bl. 411. WIT (JOHANNES DE), med. dr. te Amsterdam , lid van het kunstgenootschap : Magnis voluisse sat est , vertaalde de Werken van T. Lucretius Carus van het Heelal in 't Nederd. Amst. 1701, in. pl. van 11. de Hooghe, 1709. Zie Cat. d. Maats. van Ned. Letterk. , L bl. 195 ; Rabns, Baez. v. Europa,. 1701, bl. 994. WIT (TIMOTHEDs DE), zoon van Cornelis de Wit, was predikant te Ossendrecht , Woensdrecht en Hogerheide 1718 , te Tiel 1719 , overleed 24 Maart 1724. Na zijn dood verschenen: Verscheyde Leerredenen. Uytr. 1725. 4°. De kinderen Gods van de kinderen der duysternis onderscheiden. Ald. 1725. Amst. 1742, met een voorrede van prof. v a n Alphe n. Zie Abconde, bl. 412; P anw en Veeris, bl. 456. WIT (P. DE) gaf in het Licht lets over het adres der twintig Predikanten uit de provincie Groningen, enz. Veendam 1830. Zie Abconde, bl. 412; Paanw en Veeris, bl. 456. WITBOLS (M. H. P.) gaf in het Licht : Troostvaers ter G-odyruchtige bespiegeling en stichtehjke over­denking voor de R. C. gemeente in de Leeuwestraat , tegen de hedendaagsche taal der zoogenaamde sterke geesten bij het zieke en doodoed van den Wel-Ed. jonkvrouw I. H. C. Osy , Gee8-&ley ke dochter. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WITDOECK (PETRUS JOSENIUS) zoon van Fran cis c u s Don a t u s Witdoeck , professor aan de Antwerpsche academie den 4den Januarij 1803 te Antwerpen geboren , leerling van B r a e k e 1 a e r en van Bree, was genre-schilder en professor in de schilder-, bouw- en teekenkunst in het groot collegie der paters-jesuiten te Brugelette hij Ath , in de provincie Henegouwen. Vroeger te Turnhout gevestigd , richtte hij aldaar de stads-teekenakademie op , waarvan hij directeur werd , ook was hij stads-bouwmeester. In 1824 werd hij door koning Willem I aan den kolonel Bottlers toegevoegd om als teekenaar eene wetenschappelijke reis te doen naar Algiers , Griekenland , de eilanden van den Archipel, Egypte enz. Hij keerde in 1827 over Italie terug. In de door Bottiers uitgegeven Reis en zijn werk over de monumenten van Rh o d u s zijn de platen door W i t d o e c k geteekend. Zoo in Belgie als elders zijn vele voortbrengselen van dezen kunstenaar aanwezig , die getuigen dat hij goed gebruik heeft gemaakt van de lessen van zijn vader in de gronden der bouw- en doorzigtkunde. In J 825 zag men op de Antwerpsche tentoonstelling van hem bet Inwendige der Kathe­drale kerk aldaar, met het grafteeken der familie Rottiers op den voorgrond , op die van 1828 het Pantheon van Athene , timid, de mituur Meek end. Op de expositie van 1837 akiaar was van hem de graaf de Lalaing , zijne op de Saracenen ver­overde vaandels en wapenen , na zijne terugkomst uit het H. Land , opdragende aan de Geestekkheid van Hoogstraten, waarop 200 figuren voorkomen , en het Inwendige der kerk van La Trappe ter Westmale , met al de paters , die spre­kende van gelijkenis moeten zijn. Deze schilderij stelt het oogenblik voor dat een nieuweling der orde door den klooster­abt het kleed wordt aangedaan. Ook heeft men van hem het kabinet van Antiquiteiten van den Turnhoutschen advokaat van Gerechten, waarin deze met zijne oudoom is voorgesteld Wolfgang met zijne bende roovers in het Soersel bock bij Antwerpen ; Het inwendige eener kerk waar het graauw op heiligschendende wijze rondwoedt en plan­dert , enz. enz. Hij huwde Maria Antoinette van Hoesendonck. Zie Immerzeel. WITEVELDE , WITTE VELDE of WYTEVELDE (CLEER­EMIT VAN) , vrijschilder te Gend , bloeide in het midden der l5de eeuw. Hij werd dikwerf geroepen om de oude kerkschil­derijen en andere versieringen , voor het gebruik der olieverw geschilderd , met olieverw op te werken , en dat wel op zulke voorwaarden dat hij voor de deugdelij kheid van zijn werk 20 jaren instond. Zie Sramm. WITGEEST (SIMON) leefde aan het eind der 17de en in 't begin der 18de eeuw , en zond een werk in het licht , dat toen veel opgang maakte , getiteld : het verbeterd en vermeerderd natuurlijk Tooverboek , of 't nieuw speeltooneel der kunsten, verhandelende omtrent 1600 natuurlijke tooverkunsten, soo uyt de goocheltas , als kaartspelen, mathematische kunsten , ook de verligte teekenkunst en afzetten van bloemen, enz. Amst. 1682. De 7de druk verscheen in 1707, de 1 lde m. pl. Zalt-Bommel z. j. , ook in 't Fr. vertaald. Dit geschrift is getrokken nit De natuurlijke tooverkunst van J. B. de la Porte. Paquot gist dat de naam Witg e e s t gefingeerd is Zie Paquot, "Wm., T. II. p. 58; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Nay., D. XIII. bl. 112. WITH (WITTE CORNELISZOON DE). Zie WITTE (COR­NELISZ. DE). WITH (KATHARINA JOHANNA. DE) dochter van L u d o 1 f Adriaan de With, advokaat en langer dan 50 jaren secre­taris van het kapittel van St. Marie te Utrecht, was eene verdienstelijke dichteres. In 1719 gaf zij eene dichtmatige vertaling van de Getrouwe llerderin van den Italiaanschen dichter G u a r i n i. Na haren dood bezorgden hare beide zusters de uitgave harer vertaling der Filli8 van Scirus uit het Italiaansch van den graaf B o n a-r elli , benevens eenige andere gedichten , herders en visschers­zangen , die in 1728 te Anisterdam in 't licht kwamen. Zij was de vriendin van V laming en W i 11 e k ens en overleed in 1726 of 1727. Deze te weinig bekende dichteres werd later met warmte bezongen door J. van W a 1 r e in zijn Gedachtenis-offer aan W. Bingley, bl. 70. Zie Witsen Geysbeek, D. VI. bl. 532. WITH (HENRIETTE ELIZABETH DE), zuster van K at h aria a Johanna de With. Van hare poezy haalt H e r i n g a aan een Lijkzang op I. Zeeus , te vinden voor diens Gedichten. Delft 1721. Zie Lsyst v. Ned. dicht. , bl. 88. WITH (ELIZABETH en BERNARDINA JACOBA DE) , beide zusters der vorige , beoefenden ook de poezy gaven de Phyllis harer zuster uit en gedichten voor de werken en ter eere barer vrienden. P. Vlaming zong: Utrecht Boogt op Brie zanggodessen, .brie yezusters dichteressen In het stamhuis van de With. Zie Witsen Geysbeek, t.a.p. WITH (LuDoLrus DE) , den 22sten Maart 1651 te Utrecht geboren , werd in 1673 proponent , in 1674 predikant te Doorn , in 1676 te Rheenen , in 1681 te Rotterdam , waar hij den 16den April 1704 overleed. Hij huwde Stephan i a Caecilia S c h ad enbroe k. Zijn afbeelding door J. Mi­netto ziet op twee verschillende wijzen het licht. Hij schreef : Het gelukzalig sterven der regtvaardigen, tot kerks ongeluk , overwogen en voorgesteld uit Jes. Gap. 57 vs. 1 en 2 bij gele­genheid van het zalig overlijden van Gregorius Mees , enz. Rotterd. 104. 12°. Gods oordeel over Zion ; beschouwt in het overdroevig arster­yen van de doorlugtigste vorstin Maria , koninginne van Enge­land , enz. Rott. 1695. 4°. Zie Brans, Kerk. Reg. , bl. 83; Harderwyk, predik. te Rotterd. , IA. 51; Abcoude, bl. 234; Rabus, Boekz. v. Europa 1695a, bl. 174, 353. WITH (ARTUS DE), beeldhouwer te Amsterdam , vervaardigde o. a. de marnieren graftombe van den vice•admiraal Abraham van der Hulst in 1660 in een zeeslag tegen de Engelschen gesneuveld , en die in de Oude kerk te Amsterdam werd opge rigt. Zie Wagenaar, Amsterd. , D. VII. bl. 346; Kramm. WITH (JAN DE) , kapitein ter zee , in dienst der staten­generaal der N., overt. 12 Sept. 1781 , oud 66 j. en 6 m. Zijn grafschrift is te Oenkerk. WITHOOS (ALIDA) , op eene na de oudste der 4 dochters van Matthias Wit boos, schilderde bloemen , fruiten , diet­tjes enz., deels met olie-, deels met waterverw. Zij verdient eene niet onaanzienlij ke plaats onder de vaderlandsche schil­deressen. WITHOOS (FRANS) , jongste broeder der vorige , te Amersfoort geboren , had zijn vader tot onderwijzer, en schil­derde , gelijk zijne zuster , bloemen en dieren. Hij verliet zijn vaderland en vertrok naar Batavia , waar hij door den gouver­near K a m p h u i z e n in het werk werd gesteld. Withoos verzamelde allengskens eenig vermogen , keerde naar zijn vader­land terug en vestigde zich te Hoorn , waar hij in 1705 overleed. WITHOOS (JOHANNEs) , oudere broeder van Frans, reisde , na genoegzame kunde verworven te hebben , om voor zich zelve door zijn penseel te zorgen , naar Rome, teekende en schilderde eet, meuigte landschappen , lusthoven en fraaije gezigten. Hiermede keerde hij naar zijn vaderland terug. Op reis veranderde hij van voornemen en begaf zich naar het hof van den vorst van Saxen-Lauwenburg , die hem goed ont­ving. Hij overleed in 1683. WITHOOS (MATTHas), vader van de vorige, in 1627 te Amersfoort geboren , had reeds vroeg neiging voor de schilderkunst. De beroemde Jacob van C a m p e n , die op den huize Rambroek niet ver van Amersfoort woonde en met den vader bevriend vas, merkte die neiging op, nam hem onder zijn opzigt , en verklaardc hem na 6 jaren in staat om op zijn eigen beenen te kunnen staan. IV i t h o o s deed nu met 5 kunstbroeders een reis naar Italie (1648) en bleef 2 jaren te Rome , waar hij de gunst van aanzienlijke mannen en voorstariders genoot. De kardinaal de M e d i c i s 0. a. nam hem in zijn dienst en hielp hem aan gestadig werk. In zijn vaderland teruggekeerd , zette hij zich in zijn geboortestad neder en oefende zich daar verder in de kunst, die goed , (van drie tot zes honderd gulden) beloond werd. In 1672 toen de Franschen zich van het Sticht meester gemaakt hadden , begaf hij zich met zijn talrijk gezin naar ' Hoorn , waar hij in 1703 overleed. Hij schilderde Wilde bloemen , planten met grootere en kleinere dieren , vlinders , hagedissen , slangen , kikvorschen , vlinders enz. WITHOOS (PIETER), tweede zoon van Matthias Wi h o o s , schilderde in denzelfden smaak als zijn vader. Hij overleed in , den bloei zijner jaren in 1695 te Amsterdam. Zie Halma; Houbraken; Kok. WITHUYS (KAREL GODFRIED), den 2den Mei 1794 te Amsterdam geboren , heeft den lande als ambtenaar in ver­schillende betrekkingen en laatst (van 1849 tot aan zijn dood) als directeur der algemeene landsdrukkerij gediend. Het Dagblad Avondbode (1837-1839) had hem van regeringswege drie jaren als directeur aan het hoofd. Hij was een tijd lang redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen, en had 23 jaren lang de leiding van het Nederlandsch jaarboel6e voor vrzjmet­selaars. Al deze letterarbeid getuigt te zamen van grooten werklust , van vaderlandschen ijver en van een edel hoofd en hart. In den laatsten tijd stond hij aan het hoofd der te 's Hage gevestigde Afaatschappzj van schoone kunsten en werd eindelijk (1842) met hare likwidatie belast. Hij was lid der Haagsche Rederijkerskamer de Nieuwe Korenbloem en gaf in 1861 aan de Delftsche Rederijkerskamer zijn naam. Hij was lid van verschillende genootschappen , o. a. van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden en door koning W i 11 e m III ridder der orde van den Nederl. Leeuw benoemd. Deze eer was hij ook waardig als dicbter. Als zoodanig heeft hij zich een on­sterfelij ken naam gewaarborgd door zijne geniale zangen , als : oHollands vlag ," bij den ffeldendood van van Speyk ," ide slag bij Sempach ," bole Meineed," Barentz. ," bet poetisch geschiedvtrhaal der iOverwintering van de Hollanders op Nova Zembla ," waarvan slechts een Fragment , 'ode drie Koningen", in druk is verschenen , en meer andere gedichten die men in zijne bundels ontmoet. In 1813 verscheen van hem : De slag bij Quatre-Bras, Lierzang. Voorts: Gezangen voor de llerstelde Evangelisch-Luthersch,e gemeente in Nederland. Amst. 1830. Bollandsch vlag. Amst. 1831. Het Bombardement van Antwerpen. Ald. 1831. De Prins van Oranje , lierzang. Ald. 1831. .Drietal krzjgsliederen. Ald. 1831. Gustaaf Adolf of de veldslag bij Lutzen , trap. naar het Rama van L. Arnault. Ald. 1832. Gedichten, eerste deel. Ald. 1834. Bekroonde volksliederen van Withuys en Robide van der fla, met muzyk voor zany en forte piano van J. Fra8tre. Ald. 1835 fol. Gedenkboek van 1830-1831. Poezy en Proza. Ald. 1856. Verkalen , .Romancen en Gedichten. Ald. 1863. Hij huwde Elizabeth Dettmeyer, die hem 7 zonen en 3 dochters schonk. Hij overleed den 14den Februarij 1865 te Gravenhage en werd plegtig ter aarde besteld. Zijn nagelatene bibliotheek , waarvan de Catalogus met zijn portret is uitgegeven , werd in Mei van dat jaar verkocht. Zie F. van Westhreene, Nekrolosie van C. G. W., in Ned. Spect. 1865, bl. 58 ; Iets over Withuys in Nieuwsbl. Boekh. 1865, bl. 7, 12 ; W a p , Levensb. van W. in Levensb. van Letterlg. , 1865, bl. 150; Schotel, Tollens en zijn tijd; Muller, Cat. v. portr. W1TKINT (J.) , dichter uit het midden der 17de eeuw , vriend van J. van Someren, voor wiens U,y1spanning der Vernuften hij, een rijm plaatste , 1660. Zie Hering a, t. a. p. bl. 88. WITLAGE (H. G.) is schrijver van : lets over one tal­stank Amst. 1816 ; Vergehjkingstafels van alle lengte- , vlakte -, inhouds- , vochtmaten en gezoigten. Amst. 1828; Yerklaring eener geheel nieuzae wijze van bewerking en deeling (divisie) , zoo met geheele getallen als met tiendeelige breuken. Amst. 1834. WITMOND (W.) gaf in het licht: Uittreksel nit het kort begrip der beechouwende Godgeleerdheid van A. Buurt, 2e dr. Gron. 1794. Korte whets van de belijdenis der .Elervormde kerk. Gron. 1809. WITMONT Jr. (H.) vervaardigde met het penseel op witte paneelen zeer uitvoerig zeeen met schepen , bij wijze van teekeningen met de pen. Hij leefde in de heift der 17de eeuw. WITS (CLAES JAcoBsz.), te Enkhuizen geboren , commis­saris van kleine zaken , later vroedschap , schepen , burgemeester en ouderling der herv. gemeente , was een tijdgenoot van Cats, in wiens trant hij dichtte. In 1639 gaf hij een drieledig werkje in bet licht getiteld : Stichtelycke Bedenckingen ; vertoont door sanghsgedichten , Onledige ledigheyt , ofte buytentytse sticht­lyke oeffeninge , Stichtelycke Tijdkortinge bestaende in leerrycke Historien , waarvan in 1694 de 9de druk verscheen. Hij voer in bet eerste stukje hevig nit 'teghen de huydendaegsche danserijen en commediespeelen." Pit werkje wordt door W i t s e n G e y s b e e k zeer geprezen. Zie B. A. G. Wb., D. VI. bl. 536; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WITS of WITSIUS (HERMANUS) , 400n van den voorgaanden en van Johanna, dochter van den Enkhuizer predikant H e r m a n u s Gerards, den 12den Februarij 1636 te Enkhuizen geboren , ontving een hoogst godsdienstige op­voeding , en werd op naauwelijks zesjarigen leeftijd naar de Latijnsche school gezonden , waar hij , na drie jaren verblijf, tot de hoogste klasse werd bevorderd , terwijl hij tevens het onderwijs van zijn moederlijken oom Pe t r us Her mans z. een man , die , ofschoon in geen openbare betrekking geplaatst , in de Latijnsche , Grieksche en Hebreeuwsche talen en in menige wetenschap zeer ervaren was. Na dit voorbereidend onderwijs begat hij zich naar de Utrechtsche hoogeschool , waar hij in de wijsbegeerte de lessen van Paulus Voetius en in de Oostersche talen die van L e u s d e n volgde. In de laatste wetenschap maakte hij zoo groote vorderingen dat hij zich op bet Rabhijnsch en op het Arabiscb toeleggende, in 1654 eene Hebreeuwsche redevoering de Hebraeorwn et Judaeorum Messid kon houden , waarop in het volgend jaar een dergelijk ander stuk de S. S. Trinitate ex Judaei8 contra Judaeos probanda volgde. In de godgeleerdheid volgde hij de lessen van Voetius, Hoornbeek en Essenius. In 1654 vertrok hij naar Groningen om Mar e s i u s to hooren en legde zich daar op het Fransch toe , om in die taal te kunnen prediken , en verkreeg daarin zulk eene gemakkelijkheid dat hij zulks , met toestemming der synode te Utrecht, Am­sterdam en later te Leeuwarden deed. Van plan om de Leidsche hoogeschool to bezoeken, werd hij daarvan door de pest terug­gehouden en keerde hij naar Utrecht terug waar de vrome predikant Justus van de B o g a e r d t zijn jeugdig gemoed van nog hoogeren ijver voor godsvrucht deed ontvlammen. In Mei 1656 werd hij proponent , in het volgend jaar predikant te Westwoud en Binnenwijzend , in 1661 te Wormer, in 1666 te Goes, in 1668 te Leeuwarden. In 1675 droegen euratoren der Friesche hoogeschool hem bet professoraat in de theologie op, terwij1 hij tevens -tot predikant te Franeker werd beroepen. Na vooraf het doctoraat in de godgeleerdheid verkregen te hebben , bield hij den 10den Afril zijne intreerede exhibene speciem veri ac sinceri theologi. Z66 groot was de opgang dien hij maakte , dat hij in 1679 tot opvolger van Jacobus te Groningen werd benoemd. Voor deze benoemiug bedankte hij , dock aanvaardde in 1680 die naar Utrecht, waar hij den 29sten April van dit jaar zijn betrekking aan­vaardde met eene °ratio de praestantia veritati8 Evangelicae. ...kchtien jaren mogt de Stichtsche hoogeschool zijn onderwijs genieten , terwijl hij in 1685 den Britschen koning Jacobus II vergezelde bij bet gezantschap van onzen staat als predikant. In 1698 tot hoogleeraar te Leiden beroepen , aanvaardde hij dit ambt den Helen October met eene oratio de theologo modest°. In het volgend jaar werd hem ook het regentschap van het Collegium Theologicum opgedragen , waarvoor hij in 1707 -be- dankte , terwijl hij tevens zijn ontslag als hoogleeraar begeerde. Den 22sten October 1708 hezweek hij aan een koorts en den 29sten hield Johannes a Mar c k eene lijkrede op hem. Hij was in 1666 gehuwd met Aletha van Borchorn, die hem drie dochters schonk , Martina, gehuwd met H e n­ricus Dibbetius, predikant te Leiden , Joanna, gehuwd met Lucas Walckier, lid der regeering te Utrecht , P e­tron e l l a, gehuwd met Si mon Strat en u s, predikant te Utrecht. Hij was een man van hartelijke godsvrucht , uitge­breide wetenschappelijke kennis , een vast geheugen , helder verstand en scherpzinnig oordeel , van een ernstige denkwijze en zachtmoedige verdraagzaamheid. Zijne verdiensten als god­geleerde zijn in bet licht gesteld door Glasiu s. Het blijkt dat hij ook de Nederduitsche poezy, doch niet zeer gelukkig , heeft beoefend. Hij gaf in het licht : Judaeus Christianizans circa Principia Fidei et S. S. Trini­tatern. Ultraj. 1660. 4°. in Duitschland herdrukt in 4°. Prqktijke des Christendoms in vragen en antwoorden. Hits­gaeers geestekke prenten. Utrecht 1665. 12°. en later meer­malen. Twist des Heeren met zijnen wijnyaart. Leeuw. 1669. 8°. Meer­malen herdrukt , ook met zijn afscheidsrede als Pred. van Leeuwar­den nit I Cor. XV : 58. Hij trachtte hierin te beweeren dat de nieuwigheden in de kerk door aanhangers van C o c c e j u s ea Descartes gebragt , Gods toorn tegen ons Vaderland ver­wekt hadden. Allinga, zijn ambtgenoot te Leeuwarden , schreef hier tegen : Verdeediginge van de eer en leer der voornaanzste leeraren van Nederland , 1672 , waarop W i t s i u s liet volgen : Bet aanstotelijk nieuw in waarheid en liefde ontdekt. Amst. 1673. 8°. De Oeconomia foederum. Dei cum hominibus Libri IV. Leuv. 1674 , meermalen met vermeerderingen in het licht gegeven , o. a. Ultraj. 1604 , in het Ned. overgebragt door Maarten van Harlingen, predikant te Hoorn. Amst. 1696. 4 °. , , 1716. 4°. her tegen schreef Allinga: .Erotematunt Decades XII in quibus examinantur quae Wit­sius in Oeconomia et Diatri6a et Mastricht in Gangraena Cartesianismi adv. Coccejum et Cartesiunz protulerunt. Ultraj. 1679. 4°. Exercitationes sacrae in Symbolunz , quad flpistolorum di citur. Franeq. 1681. 4°. ed. alt. auctiore cui et accedunt. Exercitationes in Orat. .Dominican. lb. 1689. 4°., tertia 1697. 4°. Herbornae 1712. 49. Van dit werk bestaat een Ned. vertal. , uitgegeven door J o. C o s t e r u s , , pred. te Delft. Delft 1700. 4°. Aegyptiaca , opposita hypothesi Spenceri et .3Iarshami de origine et caussis Rituum populi hr. , et AEKA4)TAON , de X Tribubus Israelis. Accessit Diatribe de Legione Eulmenatrice Christianorum sub Imp. M. Aur. Antonino. Amst. 1683. 4°. .Edit. altera 1696 (de beste). Tegen de Diatribe schreef Dan. Larroquaus een stukje, dat men vindt achter de Advers. -sacra van zijn vader Ma tt haeu s. Dissertatio epistolica ad Ulr. Huberum. In gua de S. 8. auctoritate divina ex cola ratione adstruenda etc. Addita oratio Trajectina inauguralis. Ultraj. 1687. 8°. Dit boek heeft be-trekking tot de geschillen tusschen Heber, v. d. W a e yen en Hoeft Er verscheen een Holl. vertaling van te 's Hage. 1687. 12°. Zie Suppl. Act. erud. Lips. , T. I. p. 88 , seq. ; Le CI er c q , Bibl. Univ. , T. VI. p. 471 , seq. Diesertationes duae de Theocratia Israelitarum et de Reda­bilis. De eerste in 1687 te Utrecht , toen hij bet rectoraat riederlegde , gehouden en ook opgenomen in Tom II zijner Miscellanea; de tweede is gevoegd voor God w i n i Moses et Aaron , cum notis J. H. Reitzii , ed. 3a. Ultraj. 1690. 8°. Ook voor de uitgave van H ot tin ga te Leiden , niet voor die van (Jarpzovius. Mescellaneorum Sacrorum II Vol. Tom I , bevat , behalve Diatribe de VII Epistolarum Apocalypticarum sensu historico ac prophetico , vroeger uitgegeven. Franeq. 1687. 12°. , Lib. I. de Prophetic et Prophetia Lib II. Div. de Tab. Levitici mysteriis, de sacerdotio Aaronis et Christi; de synedriis ilebraeor. ; de IV BMus .Danielis ; de cultu Molochi ; de seculo hoc et lutaro ; waartegen R h enferd us schreef: Lib. III. d. VII. Epist. Apocal. Lib. IV. Diecert. de Schismate Donatistarum. Amst. 1691. 4°. Altera editio ab Auctore recognita et Prae­fatione continence varias observationes , guibus aliguam multo in hoc libro illustrantur , nonnulla et corrigantur aucta. L. B. 1695. 40. Tomus II continens XXIII. Exerdtationes maxima ex parte Historico-critico. Theoloyicis varii argumenti. Accedunt Animad­versiones Irenicae ad controversial , quae sub infaustis Antitio­morum et Neonomorum nominibus in Brittannia nunc agitantur , reeds vroeger Franek. 1696. 8°. uitgegeven. (Zie Jct. erud. Lips. 1696, p. 378) en V Orationes inaugurales et rectoralee cum Rectorali altera Ultrajectina de fetid ac infelici Reip. Litterariae , hoc seculo , statu. Amst. et Ultraj. 1700. 4°. , ook in Duitschl. in 4°. Exercitationes dcademicae XII, van welke die over de .Ejicada et utilitas Baptismi in electis foederatorum parentum infantibus , reeds te Utrecht 1693 in 4°. gedrukt was. Ultraj. 1694. 8°. Lzjkrede op koningin Maria t over Klaagl. V : 16. Utrecht 1695. 4°. Meletemata Leideneia guibue continentur Praelectione8 de vita et rebus gestis Pauli ilpostoli ; Dissertationum Exegeti­car= Duodeca8 et Comment. in .Epist. Judae Apostoli. L. B. 1703. 4°. Disquisitio Oritico-Theologica de Paulo Tarsensi , dye Ro­mano. Ibid. 1704. .Ernstige Betuiyinge aan de afdwalende kinderen der kerke tegen de Gronden van Labadie. Amst. 1670. 12°. (met v. d. W aye n). Voorredenen voor de Opera Gatakeri, Ca v e 's Eerste Chris­tendom en Apostolische Oudheden en Godwyn's dozes en Aaron. Schediasma Theologiae Practicae ex Scholia privatis viri clan. habilis. Ultrajecti an. 1696 ed. a. H. C. a B y 1 e r met Praef. de Vita Witsii , aan M a r e k i i Orat. ontleend met een lijst zijner schriften. Gron. 1720 , ook in 't Holl. Prak­tikale Godgeleerdheid. Gron. 1729. 8°. Zie Marckii Orat. funeb. ; Saxe, Onom. , T. V. p. 80; Vrie­moet, 4th. Fris. , p. 534 seq. ; Burman, Traj. erud. , p. 451; Chr. Eb. Weisman, Hist. Eccl. N. T., T. II. p. 527, 901; J. F r. B uddaeas, Isagog. hist. Theol. , T. I. p. 518 , T. II. p. 1315; van der W a e y e n in Summa Theol. Christ. , Varia Sacra etc. ; Ileumanni Poecil. , T. I. Lib. IV. p. 526; Crenii Ani­madv. Philol. et Ilistor. P. XII. p. 225 ; F a b r i c i u s , de Verit. rel. Christ. , p. 601, Bibl. Graeca , p. 27, 134 ; van Til, Bibl. Theol. Select. , p. 20; Basnage, Annal. Eccles. ad ann. 1674; Morhovii Lib. V., Polyhist. , C. I. p. 911 ; J. Fabricius, Hist. Bibl. Fabr. , T. II. p. 35; Konigii Bibl. Vet. et Nova; Catal. Bibl. Bunay. , T. I. p. 1703; Stolid, ad Heumannum , p. 433; Heringa, de Audit., p.124, 141, 180, 187, 206; Paquot, Mm., T. I. p. 190 suiv.; Yp ey, Geschied. d. System. Godgel. , D. II. bl. 192; Geschied. d. Christ. kerk in de 18de ceuw D. VIII. bl. 31; Siegenbeek, Gesch. d. L. H., D. I. bl. 252, 290, 291, D. II. 163, 185; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kist en Royaards, Kerk. Archief , (Reg.); Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; van der Aa, N. B. A. C. Woordenb. ; Rabus, Boekz. v. Europa , 1693, a. p. 1694a, 272, 1695, 258, 175, 1696b, 237, 1698b, 527, list. Gen. Kron. 3 jg. 114; Wagenaar, V. H. , D. XV. bl. 303; Bilderdijk, V. G., D. X. bl. 123. WITSEN GEYSBEEK (PIETER GERARD) , den 30 of 31 December 1774 te Amsterdam geboren , was de zoon van een boekhandelaar , die hem reeds vroeg op een voornaam koop­mankantoor plaatste , doch hij had zulk een onbedwingbaren lust tot studie dat hij zich des nachts op de beoefening der talen toelegde , zoodat hij Latijn , Grieksch , Engelsch , Spaansch en welligt nog meer talen , zonder hulp van een meester, door eigene oefening leerde. Welhaast verveelde hem het kantoorwerk , hij zeide het vaarwel en leefde van toen of geheel voor letterkundige werkzaamheden , te midden van welke hij den 13den October 1833 overleed. Onder de menigte werk.en , die hij oorspronkelij k schreef en vertaaide , verdient vooral melding zijn Biografi8ch, Anthologiach en •ritiech Woordenboek, dat door van der A a en H e r i n g a vervolgd is. Als diehter maakte hij zieh het eerst bekend door de stukjes die in de Kleine dichterkke Handachriften voorkomen. In 1808 verscheen van hem de eerste zang van de Zeevaart naar Esmenard, de overige zangen bleven in de pen , van 1809 tot 1810 zijn bundel met Puntdichten ten getale van 900 stuks. Het 10de behelst eigenlij k zijne Verhandeling over he Puntdicht , met een aantal proeven uit verschillende dichters. Deze studie bragt hero op bet denkbeeld om in 1821 eerie keur van Punt• dichten , uit de beste en voornaamste Nederlandsche diehters , onder den naam van Epigrammatische Anthologie in het Licht te geven , die in 1834 met zijne Verhandeling over het Punt­dicht en zijne Puntdichten in 3 deeltjes te Amsterdam bij C. L. S c h 1 e g e r op nieuw zijn uitgegeven. In 1814 leverde hij nog een Gedenkboek van Nederlands verloeeinq en in 1825 een _Model gedichten. Zij n laatste dichtstuk getiteld Met God , verscheen in 1831. In 1847 gaf hij een eenvoudige en qe­makkelijke aanwijzing om de Stenographie of kunet van snel­8chrijven, door middel van 8lechts twee karakter8 te leeren, volyen8 de uitvinding van dr. Erdmann (m. een pl.). Voorts heeft men van hem : De 8taatkundige dood van Bonaparte Dithyrambe. Amst. 1815. Bij 't graf van mijne ?Roeder. Ald. 1806. Apophtegmata of youden8preuken van P. C.Hooft. Amst. 1822. Het vriiheidefee8t. Divertiniment n. h. Had. van 1. H. De8- mum Amst. 1795. Nieuwejaarmensch aan het Ameteld. publiek uit naam der akteurs en aktrices van den schouwb. , 1 Jan. 1798. De wederkomst van den Hollandschen Patriot , bliispel n. h. Fr. van Le Roy. Ald. 1795. De Zegepraal der Vrijheid8vrinden. Nationaal tr8p. met zang. Ald. 1799. 8°. De Edelmoedige overwinnaar8 of de zege der Prrijheid ; trsp. n. h. Fr. van de .Thirgeresse Mole, met zang. Ald. 1799. De overtocht over de Waal of de .Republikeinsche Gelieven, trap. m. zany , gev. n. h. Fr. van Le Roy. Aid. 1795. Robert of de Struikroover8, trap. Ald. 1796. De ongeduldige , blep. gev. n. h. Fr. van Lantier. Aid. 1795. he Fransche helden , of de Belegering van Saint-Jean de Lone; trap. gev. n. h. Fr. van D'U88ieux. Ald. 1796, Catherine of de Schoone Pach8ter, Imp. gem n. h. Fr. van J. Candeille. Ald. 1796. De Weduwe en het Rijdpaard, blep. n. h. Hgd. van J. von .Kot8ebue. Ald. 1796. De Negere , trap. gev. n. h. Hgd. van A. von Koteebue. Aid. 1796. Paulus en Virginia , trap. met zang , gev. n. h. Er. Ald. 4787. Alexandrine en Linval , blsp. m. zany , gev. n.h.Fr. Le Jokei van Hoffman. Aid. 1797. De verwarde Schaking , UT. gev. n. h. Had. Der Wildfang , van A. von Kotsebue. Ald. 1798. De Volksverdrukker gestraft, of het Leenrecht , trsp. gev. n. h. fir. , Les Crimes de la Noblesse van de burgeresse Ville­ neuve. Ald. 179 7. De kwakzalvers , blsp. gev. n. h. Fr. van Pignault-k-Brun. Aid. 1798. De Huwelijkskeus , blsp. gev. n. h. Hyd. van Ch. H. Spiess. Ald. 1798. De Bloedverwanten , blsp. gev. n. h. Byd. van A. von Kot­sebue. Ald. 1798. De Man zonder Complimenten, blsp. gev. n. h. Fr. van F. P. A. Leger. Aid. 1799. Descartes le Utrecht , trsp. n. h. Fr. van Bouilly. Ald. 1800. Het Geheitn, blsp. met zany , gev. n. h. Fr. van Hoffman. Pinto of de omwenteling van Portugal , historisch blsp., gev. n. h. Fr. van Lemercier. Ald. 1801. .Het Gevaarlijke der Vertrouwelijkheid , trsp. n. h. Fr. van Mevr. de Beaunoir. Aid. 1801. Het Schimpdicht, trsp. gev. n. h. Had. Das Epigramm van A. von Kotsebue. Ald. 1801. Mevrouw de Sevignd , Insp. n. h. Fr. van J. N. Bouilly. Ald. 1806. Het vaderlijk Hulse, trsp. (zijnde het vervolg op de lagers , een tafereel van zeden van het land) nit het Had. van A. W. v. liland in het Zedelijk Schouwtooneel. D. XIII. Apollineum. Amst. 1824, 2 dn. Historisch firchief, lste d. Amst, 1825. De Heine Zimmerman. Amst. 1825, 3 dn. Ook gaf hij de Gedichten van A. van der Woordt, Amst. 1829, in het licht. Zie v. d. An N. B. A. C. W6. ; Cat. d. J3ibl. van Ned. Letterk. (Reg.) ; Alphab. lijst van van Cleef, bl. 188 , 189. WITSEN of WITSZ (JAcos) , afstammeling van een aan­zienlijk geslacht en zoon van Hendrik Jans z. W its en 1), 1) Dit geslacht in het laatst der vorige eeuw reeds meer dan 200 jaar op de regeeringslijsten te Amsterdam bekend. Het was aan de aanzienlijkste geslachten , heette oorspronkelijk Wits, Witz of W i t s e en was het eerst in Noord-Holland te platten lande , aan het toen genoemde Witsmeir heden Schagerwaard geheeten , later te Akersloot , een dorp in Kennemerlaud , waar het het Huis van de Noort bewoonde , naar hetwelk het zich eenigen tijd noemde, ge­vestigd. Men vond in de kerk van Akersloot een glas met het wapen benehilderd en in het koor een fraaijen grafzerk met hetzelfde wapen. was de stamhouder van het later zoo vermaarde Amsterdamsche geslacht van dien naam. Hij vestigde zich daar om koophandel te Brij yen en huwde Alyt of Alida Gerb rands, die hem 6 kinderen schonk. Zijn zuon Gerrit Witsz of Witsen was schepen , en in 1609, 1612, 1613, 1615; 1616 , 1620 , 1621 en 1625 burgemeester van Amsterdam. Dezelfde waardigheid bekleedde ook zijn achter-kleinzoon Co r­ nelis Jansz. W itsen, in 1606 te Amsterdam geboren , in 1653, 1658 , 1662, 1667 burgemeester, in welk laatstgenoemde jaar hij deze waardigheid met die van hoofdschout verwisselde. Wij vinden zijne titels opgenoemd in de aan hem in 1665 opgedragene Gezantschapsreize van Joan Nieuhof naar China. Zijn naam werd zelfs gegeven aan een Nederlandsch fort op de Grein- of Olifants-kust in Afrika , op eene pleats vroeger Tacaroy of Tacorary genoemd , doch ter zijner eere herdoopt in Fort Witsen. Wagenaar heeft in zijn Am8terdam , zijn portret naar de schilderij op de krijgsraadkamer te Amsterdam geteekend en door H o u b r a k en gesneden , opgenomen. Wat meer is , van Loon nam in zijne Nederl. Gedenkpenningen twee penningen op ter zijner eere geslagen. Zijne spreuk was : candide et cordage (opregt en kloekmoedig). Hij huwde Catharina Opsie, dochter van Lambert Lambertsz. Opsie en Grietje Gerbrands, die hem 5 zonen schonk. Een van deze was Corn e 1 i s Corneli s z. Witsen, kapitein in dienst der algemeene staten , een dapper held , gelijk bleek in de verdediging van het Huis Kronenburg bij Loenen tegen de Franschen in 1672 en uit zijn manmoedig gedrag in den slag bij Senef. Hij deed ook vele reizen in de landen ten Oosten en ten Zuiden van de Middellandsehe zee. Hij droeg (zegt men) gelijk vele andere reizigers 'het wapen van Jeruzalem met dat van Bethlehem , nevens een gekruisten Christus in zijn vel van zijn arm , en overleed ongehuwd , in den ouderdom van 36 jaren , aan de gevolgen van een val van het paard. WITSEN (LAMBERT CORNELISZ.) broeder van den vorige , begaf zich even als zijn broeder Cornelis in dienst der algemeene staten. De koning van Frankrijk beloonde zijne dapperheid met de ridderlijke waardigheid en Willem III stelde hem in 1673 aan tot kolonel van een regiment voet­knechten in dienst der vereenigde gewesten en Amsterdam in 1676 tot sergeant-majoor en eersten wachtmeester der stad , in plaats van Jacob Bicker. Hij huwde Sara Nic it s, dochter van Denys Nicits, voornaam koopman te Amster­dam , die hem elf kinderen schonk. WITSEN (mr. JoNAs) , jongste zoon van dr. Cornelis Jansz. Witsen en Catharina Opsie, was in 1673 commissaris van Amsterdam. Hij had groote zucht voor kun- 23 sten en wetenschappen , deed vele reizen om betrekkingen met geleerden aan te knoopen en was zeer gezien bij K arel XI, koning van Zweden. Van zijne reizen weergekeerd , huwde hij Sara v an Ray , dochter van een aanzienlijk en vermo­ gend koopman to Amsterdam , doch slechts 9 weken na deze echt­ verbintenis overleed hij in den ouderdom van 29 jaren , een zwangere weduwe nalatende , die een zoon baarde geheeten Jonas Jonas z. Witsen, eerst secretaris van Amsterdam , in 1714 dijkgraaf van Amtelland , dijkgraaf van den hoogen Zeeburg en Diemerdijk en eindelijk in 1715 schepen zijner geboortestad. Niet lang mogt hij daze aanzienlijke posten bekleeden , daar hij den 31 step Mei van dit jaar overleed. Hij was een kundig lief hebber van zeldzaamheden en schilde­ rijen , waarvan hij een aanzienlijk kabinet had verzameld. Hij huwde Elisabeth Baseliers, eerie vermogende erfdochter uit Suriname , jonkvrouwe I s a b e l l a Maria Hoo ft , jongste dochter van mr. Gerrit Hooft , burge­ rneester van Amsterdam en bewindhebber der 0. I. compagnie. Zij schonk hem 6 kinderen , onder vvelken : WITSEN (mr. JoNAs) , den Eden Aug. 1705 te Amsterdam geboren , in 1727 commissaris van zijn geboortestad en in dat­ zelfde jaar secretaris , in 1733 schepen en in 1765 burgemeester. Hij was erfgenaam van zijn vaders kabinet en even als deze een groot kenner van schilder- en teekenkunst. Hij herstelde de vervallen stads-teekenschool, waarover hij in 1765 het opper­ bestuur aanvaardde. Hij zelf beoefende ook de teekenkunst, blijkens Een landschap met drie hengelaars aan een water. In 1731 huwde hij met Alberta Maria P els, jongste dochter van Jan Lucas Pels vermaard koopman te Amsterdam en J o h a n n a Se h u y t die hem een zoon schonk. WITSEN (mr. NICOLAAS) breeder van den vorige , werd den 10den October 1707 te Amsterdam geboren , in 1729 commissaris , in 1736 , 1738 en 1739 schepen aldaar. Hij beoefende de etskunst. Op den Catalogue van mr. J. v a n B u u r en , bailliu van Noordwij kerhout enz. te Leiden en 's Mtge 1808 , komt voor een extra raar door dezen Witsen geetst werkje , voorstellende : Geschiedenissen uit het eerste both van de Metamorphosis. WITSEN (NicoLAis) , zoon van burgemeester Cornelis Jansz. Witsen en Catharina Opsie, werd te Amster­dam geboren. Het is onzeker of hij ook te Amsterdam gestudeerd heeft , doch zeker dat hij den 11den Julij 1664 te Leiden in den senaat tot doctor in de beide regten werd bevorderd op eene Dissertatie de Senatusconsulto Macedoniano. Hierna ondernam hij , gelijk toen gebruikelijk was , eene rein door Europa. Hij vergezelde eerst, onmiddelijk na zijne pro- motie , als edelman van genntschap , anderen zeggen als secretaris van legatie, den ambassadeur Jacob Boreel mit& Moscow in den zomer van 1664, en keerde drie jaren later tett* (M67) hada: die hofstat i`vitar hij toenmatds door den Cztiat Alexi§ NI i h h a .61 owit z zeer Mintaarn ollttiangen wb\rdi TusSbheii die twee tijdstippen in , was hij eerst in 1665 in het viderland tefuggekeerd, en had daarop in 166'6 het Oosten en Zuid-Oosten van Europa bezocht. Na zijn terugkomst werd hij (1671) in den stedelijken raad van zijn vaderstad en twee jaren later tot schepen verkozen , en als zoodanig verhief ook hij in 1672 zijn stem ter afkeering van der Fran­sale pogingen tegen Amsterdam en verklaarde hij unooit te zullen toestaan om met eenig accoort het juk van een onver­draaglijken vijand op den hats te halen ; en ofschoon site steden tot die lafhartigheid mochten komen te vervallen , waardoor deze stad zoude gesteld warden in den flood , om de gezamentlijke magt van zoo groote vijanden alleen of te keeren , dat het dan nog eerlijker en edelmoediger was voor de religie en vrijheid en voor vrouwen en kinderen in 't harnas te sterven." Vele jaren Was Wit s e n gedeputeerde zijner stad ter verga­dering der Staten van Holland en van daar tot die der staten­generaal. Ook in 1677, toen de oorlog net Feanktijk nog altijd blaakte , en misschien reeds vroeger, was hij , bereids op 36-jaiiigen leeftijd , gedeputeerde te velde. Oak in den sucaessie-oorlog werd hij andermaal (1703) met die waardigheid bekleed. In den herfst van 1681 stond hij atm het hoofd eener cathrhissie om de Fransche refugies te Amsterdam het burgerregt , viijheid van gilder en van de stedelijke lasten en aebijnsen voor 3 jaren toe te staan , hun gelden voor gereed­sdhappen ere gOederen voor te schieten en hunne fabrikaten , idodra die gereed waren , .aan 'te koopen. Deze voorslag , door den raad aangenomen , en binnen aeht dagen in Frankrijk bekend iijnde , gaf duizenden aanleiding rich to Amsterdam neer te zetteil. Geen wonder dat de ;tan Grego ri o LCti, tea' een vlugteling om der godsdienst­*Hie , Witsen consolateur des Francois ajligez ntiemde. Na in 1688 veel tot den togt van Willem III War Enge• land te hebben bijgedragen , weed hij , op verzoek van ,dien wort , tloor de staten van Holland , tnet E. van W a did e 'van D v e l'd ter geldkwensching des kwings gedeputeeki, daarna in •getantYditip etohden natl. datzeifde Groot-Brittanie , waar de tdentitaals pbrtotat van Min veel verdientten bij zich verlangde ; misschien was het ook wel ten deele, gelijk Macaulay schreef: 'that Witsen seems to have been selected for the purpose of proving to all Europe that the luny fend .between the house of Orange and the chief 'City of itoNard was at an rend:" w i t s e n stelde van deze ambassade eon idagverhaal op , 23* waarvan S c h e 1 t e m a uittreksels mededeelde. Zij zijn zeer merkwaardig en bevatten menigen opmerkelij ken weak voor staatkunde en hofleven. Hij sloot zijn verhaal aan de staten van Holland gedaan aldus : my bejegenden gedurende mijn ver­blijf in Engeland vele wederwaardigheden , ili ontvinq veel ZUUr8 en ZOELS bespeurde vele wisselvalligheden en iidelheid des Hope , en zag zelfs in mijn persoon dat een vergeten burger best is. En echter was deze man jaren lang de vriend van Czaar Peter en Willem III. De kennis met den eerste was waarschijnlijk aangevangen , toen Witsen eerst een kaart en daarna zijn werk over Noord- en Oost-Tartarye had uitgegeven , een werk dat den Czaar veel meer van zijn rijk leerde , dan hij zelf vroeger wist. Het was deels nit gevoel van dankbaarheid aan Witsen, deels het bewustzijn der voordeelige handelsbetrekkingen , die onze staat , vooral in de 16de eeuw had aangeknoopt , welke de vorsten voor ons Vaderland grondvestte. Geheel het bekende werk van Scheltema's Rusland en de Nederlanden levert hiervan de meest doorslaande blijken. Witsen bekleedde 13 malen de burgemeesterlijke waardig­heid te Amsterdam , doch , in alle netelige ambten in gevaarkke tijde bekleed had hij zich niet eenen vijand , niet eenen berisper gemaakt. Nederig van harten , weigerde hij den titel van baron , hem door koning Willem aangeboden. Ook sloeg hij het curatorschap der Leidsche hoogeschool , hem door denzelfden vorst aangeboden, af. Witsen had zich te Amsterdam of te Leiden z66 geoefend in de wis- en sterrekunde , dat hij ter eerstgenoemde plaats , nog als jongmat in het openbaar twee redevoeringen , eene over de Zon en eene over de Staartsterren gehouden had , de laatste waarschijnlijk bij gelegenheid der komeet van April 1664. Vooral trok hem zeevaart en scheepsbouw bijzonder aan , dermate dat hij kort na zijn tweede tehuiskomst uit den vreemde zich aan het schrjven zette en reeds na twee of drie jaren zij ne Aeloude en hedendaagsche scheepsbouw en bestier,, 500 a 600 bladzijden , bet licht deed zien 1), een werk dat elk deskundige door den rijkdom van zaken en de maauwkeurigheid van bewerking beiden als opgetogen A.ntonides van der Goes wijdt in een zijner Gedichten nit in lof over dit werk en meer dan honderd jaren na de verschijning er van bragt de destijds Amsterdamsche geleerde J. F. van Beeck Calkoen daaraan een regtmatige hulde. 1) Amst. C. Commelin, Broer en J. Appelaer 1671 fol. met meer dan 100 platen , die hij meest alle zelf geteekend , enkele over den nienwen scheepsbouw , in zkjns vaders nalatensehap door dozen geteekend, gevonden had. Witsen, die, naauwelijks 40 jaren oud , bereids in 1682 burgemeester geworden was , zag zich terstond benoemd tot een der twee commissarissen uit bet collegie van burge­ meesteren tot opzigt van de buitenwateren , het diepen der wallen en de verdere modder en graafwerken en leverde als zoodanig reeds het volgend jaar met zijn ambtgenoot de Vicq hierover consideratien in , wier verdiensten nog in ooze dagen erkend zijn. Niet te verwonderen dan ook dat hem den l4den Maart de betrekking van commissaris over de pilotage werd opgedragen en hij als zoodanig , nog in 67-jarigen ouderdom , den 8sten Julij 1708 , op de Zuiderzee in persoon tegenwoordig was bij eene peiling van het Vlieter- en Ter Schellinger Zeegat of Stroom , waarvan een geteekende kaart in kopy van 1781 bij wijlen mr. Bodel N y e n h u i s berustte. Ja nog vier jaren later (1712) legde hij de laatste hand aan de peilingen en opnemingen voor eene groote kaart van den Texel- en Vliestroom in twee bladen 1). Van zijne ervarenheid in de natuur­ londe werd te zijner tijde in de Philosophical Transactions, en later tijd nog door van S w i n d e n gewaagd. Hij hood Cornelis de Bruin krachtdadig hulp bij de uitgave van diens beide langdurige reizen , ook was hij Pieter Kolbe in zijne rein naar en Beschrijving van de Kaap de Goede Hoop behulpzaam. Hij hield briefwisseling met J a c o- b u s Tollius, Strays droeg ook zijn Drie reizen in _Europa en .Azie (1647.-1673) aan hem op ,' in zijn ouderdom deed hij de reizen van IJ sbrand Ides naar China met een kaart in het licht verschijnen. Beroemde reizigers en geleerden , dr. 0. Dapper, Re e­land, Hendrik Nieuhof, Simon de Vries, Caspa­rus C o m m e l i n Qn anderen droegen hunne reizen , kaarten en natuurkundige werken op aan den man , sedert wiens naam reeds door zijne Landkaarten van het Noorder- en Oosterdeel van .Azie en Europa , van Nova Zembla tot China in vier bladen groot fol. aan den Czaar opgedragen in het licht ver­schenen , als aardrijkskundige gevestigd was. Deze kaart werd DSO hoog geacht dat zijne opgaven geruimen tijd , in de eerste helft der 18de eeuw en totdat de kaarten van Kirilow, H o m an n en H a s e aan Noordelijk Ade nieuw licht bijzetten , als hoofdbron geraadpleegd werden. Het zou de grenzen van ons bestek verre te buiten gaan , indien wij al de namen der personen en de titels der werken en ge­dichten , die zij aan W i t s e n toewijdden , opsomden. Velen 1) Bij eygen herhaalde pijlingen en lange ondervindingh , midsgaders uyt mondeling verslaq en aenwysing van verschyde ervarene lootsluyden ontworpen en ter neder gesteld door Nicolaas Witsen , Cons. Amstel in het jaar 1712, geteekend door .lsaak de Graaf. zijn door, Bodel vernaeld en zijn Hist znu echter nog ,merkt)ijk 'Abell kunnen uitgebreid warden. Wij naogen niet, §tilst;An bij zijne uitgebreide briefwisseling met vele geleerden van zijn tijd en slechts met een paar woorden van zijne ervarenheid in de teekenkunst gewag maken. N a gl e r naemt hem een v,ezdienstelijk teekenaar en graveur , hij zelf tech hacl, meer can laonderd platen in zijn werk over deA8cheepsbow geteekond, Hij laezat eene uitmuntencle boekverzameling , een kabinet van voprvierpen van nAtuarlijko, geschiedenis, schilderijen , oudheden en penningen , de laatste, door C hWes 1 at in ea.n ja ttehim 0 u d a a n geraemd , terwijI eenige zijner oudheden thans in het museum van Oudheden te Leiden bewaard zijn. Hij overfeed den Wen Augustus 1717, toen hij zijn 76ste levensjaar bereikt had. Weinige maanden te voren had Czaar Peter hem nog bij zijn krankbed bezocht. Zijn lijk werd naar Egmond, op den Hoef vervoerd en aldaar in de kerk der Herv. gemeente begraven. Eeuigen tijd daarna is daar ter plaatse door taedoen zijner nagelatene betrekkingen een ovate toetsteen in den westelijken kerkrnuur ingemetseld met een opschrift in vergulde letteren. Zijne spreuk was , Labor omnia vincit , welke wij ook op twee gedenkpenningen ter zijuer eere geslagen , aantreffen. Meermalen is zijn of beelding ge­s.childerd en gegraveerd. door Munnikhuizen, Houbraken en Schenk. huwde den 27sten December 1674 met Cat harina ochepied, bij wie hij een noon, Cornelis en 2. dochters , doch volgens anderen 4 dochters verwekte. Zie. Epistol. .T. A. Fabricii ad H. Wetstenium, praemissi Bibl. Lat. , Vol. II ; J. Molleri, Monitum de falsa Plagii liter. ; Morhofii Polyt. Litt. , T. I. p. 95 7 ; Pars, index Bat. , p.313-316; Museum Milano- Viscontian. , P. II. p. 281, no. 979; 0 u d e n d o r p i i De­scriptio Leg. Papenb. passim ; Schultinghe, Praef. ad Jurispr., Ante .Tustin. , 6 , 3; Saxe, Onom , T. V. p. 191; Anal. , p. 114, 654; Graevius, ad Florurn , IV. XI. 6, p. 500; C. Patin, Quatre Relations Historiques , p. 202 ; Biogr. Univ. ; Biogr. gendr. mod. Bibl. d'un homme de golt ; Baur, Hwb. ; J ö c h e r ; Cony. Lex. ; ' Vol. XVIII. nO. (N. Witsen's Letter Philosophical Transactions, 210 to Mart. Lister with two Draught of famous Persepolis) ; Het Geslacht Witsen Nay. , IV. 2 7 4 ; P. Bol, llandboek over de familie v. IV. Witsen ; Wagenaar, V. H., D. XV. bl. 425, 426, 427, 428, 429, 430, 440, D. XV. bl. 20, 21, 22, 27, 31, 33, 36, 44, 45, 93, XVII. bl. 290 ; Dez. , Amsterd. , D. VI. bl. 23 , 50 , 66 , 78 , 142, 168, D. XI. bl. 343; Bilderdijk, V. G. D. IX. 288, D. X. bl. 136, 204, 228; Schtltema, Staatk. Nederl. ;, Dez., .Peter de Groote in Holland en Zaandam ; Rusland en de Nederl. ; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens. , D. II. bl. 77, 78, 79 , D. III. bl. 142; C ol 1 o t d'E s cu ry, Boll. roem , D. VI. St. I. bl. 360-365, 404 ; D a p p e r , Histor. Beschr. v. Am.st. , opdr. en 205; Dez., Beschr. v. Afrika , bl. 436 ; van Loon, Nederl. Gedenkp. , D. III. bl. 7 1 ; Comm elin, Beschrijv. v. Amsterd. , D. II. bl. 1200; Amsterd. Hervorming in 1573, bl. 178; B. v. d. Brink, Overz. v. h. Bijks,Irchief, bl. 148 ; Koenen, Fransche Vluchtel. bl. 76, 362; Dez., Voorb. over de Gesch. van Scheepsb. en Zeevaart , bl. 146; van Kampen, Nederl. buiten Europa , D.II.b1.390; B u s s c h i n g, N. Grogr• , 1 , 2, 512; J. Koning, Verh. over Beeldsnijde , b1.3; Opgave en Beschrijv. van de Ilandschriften, nagelaten door G. Cuperus , bl. 25-33 Verspreide bijzonderheden over Mr. Nicolaas Witsen enz., door Bodel Nijenhuis in Nyhoff's Bijdr. over Vaderl. Gesch. en Oudheidk , D. X. St. III. (waaruit wij vooral dit art. getrokken hebben) ; Hq,lma; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Ri -vecourt; van Eynden en van der Willigen; Immer­z e e 1; Kramm; Nagler, Navorscher , D. XI. bl. 332, D. XII. bl. 71, 103; Muller Cat. v. portr.; Groese, list. Quaker , p. 10 (voorr.) ; Ken. D i g b a e i dissert. de vegitatione plantarum etc.; A b. Almaloyenii, Opuscula , p. 8; Tollii Epist. lien. , p. 237-246; Kenchenii Mus. .Tuven, p. 188; Brouckhusii Poem. , p. 305 ; F r a n c i i Posth. , p. 284 ; C 1. Bruin, Zedad. , D. II. bl. 557; Antonides van der Goes, Ged. ; Chr. v. h. Hist. Gen. (Reg.) WITSENBERG (MICHAEL) , den 9den Oct. 1. 786 te Koe­verden geboren , kwam 14 jaren oud op de ingenieurschool te Zutphen , terwij I hij tevens als cadet bij het 3de bataillon der Ede halve brigade werd ingelijfd. Na als buitengewoon-ingenieur in 1806 eenige maanden garnizoen te Woerden gehouden te hebben , volgde hij later het leger bij den veldtogt in Duitsch­land. Hij nam deel aan het gevecht bij Gross-Berckel en eenige gevaarlijke verkenningen en beyond zich in 1807 te Groningen en in 1808 te Amsterdam belast met onderscheidene werkzaamheden te Durgerdam en Diemermeer. In 1811 werd hij als luitenant bij den staf der artillerie naar Gulik en kort daarop naar Bonn verplaatst om opmetingen te doen en kaarten te ontwerpen. Intusschen tot 2den kapitein bij bet eerste ba­taillon benoemd , bleef hij echter aan den staf der genie vet­bonden en deed o. a. opmetingen in Keulen , en zag zich in Jan. 1812 naar Wezel verplaatst en bevorderd tot 1 sten kapt. der sappeurs. In April van dit jaar vertrok hij naar Biberich om het opzigt te houden over de werkzaamheden van het fort Napoleon. Daaruit sproot zijne henoeming tot kapitein der 2de kl. bij den staf van 't keizerlijk corps der genie. Hij voldeed gedeeltelijk aan bet bevel om het stadje Buderich , als hinderlijk aan het fort , of te breken. In 't laatst van Decem­ber werd hij naar Wezel geroepen , waar hij bij de belegering dier stad door de geallieerden gewigtige diensten bewees (1814), zoodat de generaal La n b e r diere hem tot ridder van 't legioen van eer voordroeg. Ontslagen uit den Franschen krijgsdienst , kwam hij den 19den Mei te Amsterdam , werd voorloopig aangesteld tot 2den kapitein-ingenieur en belast de fortificatien te Schoonhoven en Nieuwpoort op te nemen. In 't laatst van 1814 werd hij naar Utrecht gezonden om met en* onder hem gestelde officieren het terrein rondom die stad te onder­zoeken voor eene inundatie en leverde hij in Febr. 1815. aan den inspecteur•generaal Kr a yen h o ff een rapport in , 't geen diens goedkeuring zoo wegdroeg , dat hij met de uit­voering belast werd. Voor dat het echter ten einde liep , werd hij naar Bergen in Henegouwen verplaatst om de ontwerpen tot bevestiging dier stad en van het naburig Binche op te maken. In Maart 1818 werd hij , na tot kapitein der lste klasse bevorderd te zijn , naar Charleroi gezonden , om de versterking dier stad to bevorderen; vervolgens met hetzelfde doel naar Ommen in Overijssel , waarbij hij dan tevens den last ontving tot het doen van waterpassingen in den omtrek van het fort Bourtagne en bet aanleggen van een verlaat te Koeverden. Verder was hij werkzaam te Delfzijl en de Lang­akkerschans met den generaal-majoor S id e r i u s en den hoofd­ingenieur van den waterstaat K a r s t e n, bij het onderzoek der waterafleidingen op de Hannoversche grenzen , en later met den generaal•majoor de Man tot regeling dier grenzen met Nederland. In Febr. 1825 deed hij gewigtige diensten , toen de prov. Groningen door geduchte watervloeden geteisterd werd. Een jaar daarna ontving hij zijne benoeming tot majoor­ingenieur en werd hij naar Ostende verplaatst tot herstelling van hare vestingwerken. De arbeid werd voortgezet tot in 't najaar van 1830 , toen het oproer in Belgie uitbarstte. Bij ongesteldheid van den kommandant nam hij vrijwillig het kommando dier vesting op zich en wendde alle pogingen aan tot demping van bet oproer. Met achterlating van at zijne goederen , Dam hij de wijk naar Vlissingen , kreeg daar bevel zich naar Breda te begeven en die vesting onverwijld in den best moge­lijken staat van verdediging te stellen. Hier bleef hij tot 1836 en stelde zijn Illemoriaal voor de officieren der genie (Breda 1837) op. In Dec. 1837 tot luitenant-kolonel beves­tigd , werd hij tevens tot kommandant van 't korps mineurs en sappeurs benoemd welke betrekking hij tot bet laatst van 1843 waarnam. In November van dit jaar, zond hij , op aanschrijving van den minister van oorlog , ten dienste der Spaansche regering berigten in omtrent bet stelsel van oplei­ding en de wijze van dienst bij 't batt. mineurs en sappeurs, alsook omtrent de fortificatie-opzigters. Vervolgens werd hij benoemd tot kolonel en directeur der 2de directie van forti­ficatien , vertrok hij van Arnhem naar Nijmegen , waar hem de commissie werd opgedragen om zijne beschouwingen mede te deelen aangaande de verdediging der Oostelijke grenzen , bijzonder van den IJssel. Hij zond 30 April 1846 een verslag in , under den titel : Memorie betrekkelijk de verdediging van de Ooetel. grenzen dee rijks en voornamelijk van den IJsel en Boven-Betume. Bij den bagchelijken toestand van 1844 was de koning op bet denkbeeld gekomen of men 't gevaar van de dijkbreuken Diet zou kunnen beletten, door het aanbrengen en doen springen van mijnovens in de ijsdammen. Hieromtrent heeft W. onderscheidene verslagen ingeleverd en proeven ge­nomen. In 1849 werd hij , tengevolge van ligchaams-ongesteldheid op pensioen gesteld. Hij verhuisde met zijn gezin naar Kam­pen , waar bij na een langdurig lijden den 4den Nov. 1852 overleed. Hij had 12 kinderen van welke een zoon en 4 dochters hem overleefde. Zie 1Vlilitaire Spectator ; Kobus en de Rivecourt. WITT (mr. ANDRIES DE) verkeerdelijk de With genoemd , zoon van Corn elis de Witt en diens eerste vrouw Johanna Hey mans, werd 16 Junij 1573 te Dordrecht geboren , be­zocht aldaar de Latij nsche school , onder Nan s i u s en Mar c e u s, en liet zich 2 Mei 1601 , onder den hoogl. Petrus Pauw, te Leiden als student in de regten inschrijven , reisde vervolgens door Duitschland , Frankrijk en Engeland , werd aan een vreemde hoogeschool tot meester in de beide regten bevorderd , en te Dordrecht wedergekeerd met regeeringsposten overladen. In 1603 werd hij veertig , in 1606 secretaris van de weeskamer , in 1618 secretaris , en raadpensionaris van de gevan­genneming van Oldenbarneveld of tot de aanstelling van Anthony D u y c k. Weinig vinden wij van hem in deze betrekking aangeteekend , alleen is er een verhaal van hem over het gebeurde bij de toelating van Daniel de Hart a i n g , Neer van Marquette en F r a n c o y s A e r s s e n s van Som.- elsd ij k in de ridderschap vau Holland. Voor de waarne­ming van het ambt van advocaat van Holland , gedurende twee en half jaar (Aug. 1618-1621) , erlangde hij f 5000. Den 20sten December 1620 werd hij raad-ordinaris in den hove van Holland , Zeeland en Vriesland , en in 1631 com­missaris-politiek der provinciale synode. Hij huwde den 24sten Mei 1604 Elizabeth van den Hon ert, dochter van Thomas van den Honert en Ida de Jonge Willems­do chte r. Hij stierf den 26sten November 1637, zij in 1653. Zij lieten tien kinderen na. And ries de Witt was de broeder van den rekenmeester Jacob de Wit t en oom van den raadpensionaris Jan de Wit t. Zie Balen, Beschrijv. v. Dordr. , bl. 1320; Wagenaar, Vad. List., D. XVIII. b1.131; Scheltema, Staatle. Ned. , Kok; V e r­woert; Kobus en de Rivecourt. WITT (CLARA DE) , dochter van J o h an d e Witt Co r­nelis z. , penningmeester van de landen van Altena , secretaris en burgemeester van Woudrichem en van vrouwe A d r i a n a van Hedichuyzen, trouwde mr. Johan van Someren, die eenige gedichten op haar vervaardigde en zich over haar afsterven trachtte te troosten door het overbrengen der. Goddelycke Overdenckingen an Johan Gerards, in 1647 te Dordrecht uitgegeven. Volgens 0 verstege en anderen was zij eene gelukkige beoefenares der dichtkunde. Zij overleed den 5den Fehr. 1647, na slechts 4 maanden en achtien dagen gehuwd te zijn. Zie v. Someren, Uytsp. d. Vernufien , hl. 158, 349 , 350 , 376; Schotel, Avondstonden , b1. 151. WITT (CoRNELis DE) , zoon van Frans de Witt en Lidewy van Beveren, werd den laatsten April 1545 te Dordrecht geboren. Na door Frankrijk en Italie gereisd te hebben , were hij sehepen (1575, 1576, 1579, 1584, 1585), veertig (1581) en burgemeester zijner geboortestad , welk laatste ambt hij 18 maal (1586-1620) bekleedde. Hij werd ook dijkgraaf van Mijnsheerenland van Moerkerken , ordinaris , ge­committeerde ter vergaderiog der stater' van Holland en West-Vriesland , negenmaal (1593-1618) gecommitteerd in het collegie van gecommitteerde raden van Holland , viermaal (1596 , 1597, 1598 , 1599) ter admiraliteit in Zeeland. Ook was hij raadsheer in den rade van Vlaanderen te Middelburg residerende (1596 -1599) , wegens de staten van Holland en West-Vries­land , gedeputeerde te velde en woonde als zoodanig het beleg van Grave door prins Maurits bij (Sept. 1602). Men yen haalt dat hij den laatsten April 1576 in commissie van staat reizende naar Geertruidenberg , op den Biesbos door de vrij­buiters van Mons. Dragon werd gevangen genomen. Onder hen waren drie overgeloopene Dordrechtsche burgers , op elk van wier lijven 100 daalders was gesteld. Onder belofte van , zoo ze hem buiten hechtenis hielpen , vrijspraak en elk 100 daalders te ontvangen , roeiden zij hem den Men Mei daar­aanvolgenden naar Dordrecht. Hij verkreeg van prins M a u­rits bun pardon en gaf aan elk de toezegde som. Hij huwde den 28sten April 1568 Johanna Heymans, Andries dr. , en na haar dood , 2 Sept. 1603 , Cornelia van B e­verwij k. Hij overleed den 3den April 1622. Hij was de vader van Andri es de Witt bovengenoemd. Zie B al e n, Beschrijv. van Dord•. , bl. 1087 , 1318 ; S c h e 1 t e ma , Staatk. Nederl. WITT (mr. CORNELIS DE) , soon van mr. Jacob de Witt, (die volgt) en van Anna van den Corput Jo­h a n sd r. , werd den 25sten Junij 1623 te Dordrecht gebo­ren. Hij genoot het onderwijs van Pieter van God e-w y c k (die hem later zijne ms. be8chrijving van Dordrecht opdroeg) , Beeckman en Michaelius in de Latijnsche school ontving ook onderwijs in de muzyk , dansen en al wat toes tot een deftige opvoeding behoorde en werd op 18jarigen leeftijd te gelij k met zijn jong teren broeder J ohan, student in de regten te Leiden. Den 24sten October 1 0,4 1 lieten beide hunne namen door den rector Otto Heurnius in het album 8tudio8orum schrijven en namen bij B e r n a r d u s S eh o t a n u s hun intrek. Na voleindigde studie deed hij en zijn broeder een refs door Frankrijk , Zwitserland en Italie , promoveerde waarschijnlijk te Orleans in de regten en trad na zijn tehuiskomst , den 2lsten September 1650 , in het buwelijk met Maria van Berck el, geboren den 31sten Mei 1682 , dochter van Johan van B e r c k el, ontvanger­generaal van Holland en van Elizabeth P r i n c e. Reeds toen was hij sedert 1648 tot aanzienlijke regeringsposten beroepen , bekleedde achtereenvolgens de posten van schepen 1648 , 1649 , 1658 , 1659), ruwaard , bailjuw en opperdijkgraaf van den laude van Patten (1654 enz.), baljuw van de Beijer­landen (1660 enz.) , dijkgraaf van Mijnsheerenland van Moen , kerken (1657 enz.), burgemeester zijner geboortestad (1666 tot 1667) , ordinaris-gecommitteerde ter vergadering van de states van Holland en West•Vriesland gecommitteerde in het collegie van de gecommitteerde raden van Holland (1663 , 1664 , 1675 , 1669 , 1670 , 1671) , ter admiraliteit te Rotter­dam (1652 , 1653 , 1654), curator der hoogeschool (1666 tot 1672). In 1665 en 1666 was hij gevolmagtigde te velde wegens de stater-generaal in den oorlog tegen den bisschop van Munster. Ook had hij in dezelfde betrekking aandeel aan de luisterrijke onderneming op de Theerns bij Chattam en Rochester , alsmede aan de overwinning op de Fransche en Engelsche vloten derhalve aan de roemrijkste bedrijven in deze zeeoorlogen , waarin hij vele blijken van dapperheid en beleid gaf. Toen de ruwaard (dus werd hij in de wandeling genoemd) den 17den September 1667 van ude Engelsche expeditie" te Dordrecht terugkwarn , werd hij feestelijk ontvangen. llWanneer".lezen wij in G o d e w y c k 's 1118. Besehryv. dier stad e. sijn Ed. met bet yacht , 't welck deftigh ge-monteerd was, met sijn andere byhebbende yachten de stadt begon te naderen , wierden thien groote metaelstucken gelost , die op 't Groote-Hooft stonden , met 250 muskettiers cier­lyk gemonteerd , genornen uyt de elff vaendelen , die braeff in batailje stonden , hebben lustich onder 't canon met de musketten vuer gegeven. De stucken werden drymael gelost , de trompetten bliesen , en deer was een groot gejuych en vrolykheit by vele menschen , omdat de victorie de vrede verhaest heeft. Als zijn Ed. uyt het yacht tradt op het Groote-Hooft , alwaer by van de Magistraet verwacht wierdt , die hem congratuleerde over de victorie , was er sulck een gedrangh van volck , dat men de straet niet en sonde ge­bruycken. Sijn Ed. wierdt geaccompagneert van de Magistraet tot aen sijn logement , en wert aldaer verwelcomt van sijne familie en bloetvrienden." Denzelfden avond was de stad gefilumineerd , brandde men pektonnen , en des anderen daags werd in de Engelsche kerk eene Oratio in honorem C. gehouden , ook werd hem bij zijn komst te Leiden , in naam der hoogeschool , met een plegtige rede geluk gewenscht. Petrus Go,dewyck, Lambert van den Bosch, Willem de Bev eren, J. Oudaan, Barth. A b b a, L. van de Roer, en vele anderen , vervaardigden bij die gelegenheid Welkomstgroeten en Lofdichten. Deze was echter de eenigste eer Diet , die hem van wege de stad te beurt viel. Reeds den 30sten Julij had de Oud-Raad , op voorstel van den burgemeester mr. Hugo R e p e l a e r het volgende besluit genomen : "Tot gedagtenisse van de heroique daden , wijsheyd , voorsigtigheyd ende courageuse conduites van den Heer Cor nelis de Witt, regeren de Burgemeester deser stad , als haer Hog. Mog. gedeputeerde op 's lands vloote in de heerlycke victorie , den 20 , 21 , 22 en 23 Junij onder Gods genadigen zegen op het Ryck ende de capitaalste schepen van Engeland bevogten , teen tafereel te doen schilderen , ende in de groote saal op te hangen , behelsende het contrefeytsel van den Heer de Wit t, mitsgaders d'attaque op het fort van Cheyrenesse en de veroveringe van 't selve het veroveren , ruineren ende verbranden van de schepen omtrent Chattam ende op de riviere Rochester c. a. , in voege als het selve op het cierlykste ende bequaemste sal werden geordonneert, met een korte en bondige inscriptie ofte vers ter materie dienende , en ten dien eynde Heeren Commissarissen uit 't midden van 't gerecht gecommitteert." De vervaardiging dezer schilderij werd opgedragen aan J a a de B a a n , die er drie jaren over arbeidde. Eerst den 3den Junij 1670 werd in den Oud-Raad "de inscriptie van het exploict op Chattam" (o. a. in het Latijn en Nederduitsch te vinden in Het derde deel van 71 mart Toneel-Gord03 opge­schoven voor de heeren Gebroederen K o r n e 1 i s en Jan de W i t t. Anno 1678, bl. 20 en volgg.) tgearresteerd", en in Tre8or. Reken. van dat jaar vindt men de volgende posten : #Bet. J a n en Mat t h y s Pay en, over 't vergulden van de lijst tot de schilderij van den Ed. Heer C s z n. de Witt, Oud-Burgemeester dezer stede Ruward van Putten , 450 oe. Bet. aan Pieter de Bruyn en Henrick de Jong over 't snijden van den lijst tot de schilderye , die ter eere van de Hr. Ruward van Putten te gedachtenisse is gemaect van 't heerelyck oorlogsfeyt over sijn beleyt op de Riviere van Chattam , 195 0e." Toen deze schilderij op de groote zaal van het stadhuis was opgehangen , werden er lofdichten , o. a. door A. van Overbeke, David van Hoogstraten, en andere dichters , op vervaardigd. Het is bekend dat het Dort­sche graauw haar in het oproer van 1672 verscheurde. De brokken werden echter later , toen R o mein de Hooghe haar in plaat zou brengen , door H o u b r a k en van de plun­deraars voor weinig geld gekocht , of aan hen ontfutseld , bij elkander gevoegd en daarnaar eene schets vervaardigd. Behalve deze schilderij was er nog een model van , dat later in bezit van den heer Pompe van Meerdervoort kwam. Het is naar dit model dat A. S choum an de teekening ver­vaardigde , die door F o k k e gegraveerd werd , en bij W a g e­n a a r , Vad. 11181., D. XIII , voorkomt. Deze schilderij. was eene der oorzaken van den oorlog tegen Karel II 1). Volgens B i 1 d e r d ij k , Gescliied. des Vaderl. , D. IX , bl. 181 , was zij 'jammerlijk geordonneerd , misteekend en even slecht ge­kleurd". Waar de stukken van de origineele en de model­schilderij zijn , is onbekend doch bij mevrouw de douairiere Hoogh, geb. de W itt, te Dordrecht , bevindt zich de gouden kop , in 't hol van weiks deksel men leest : 'Extract compendieus , den 2den Julij 1667. Op 't geproponeerde van de Heeren G. Raden , en by Staten poet gevonden , dat aan Heer Cornelis de Witt als Gevolmagtigde van den Staat op 's Lants vlote , gedirigeert en uytgevoert hebbende het fameus exploict van 21 , 22 en 23 Julij 1667 , op de riviere van London en van Rochester in 't werk gestelt , vereert sal worden een goude kop , daer op 't voorsz. exploict uytgebeelt zy , en dat tot een Gedenkteecken in zijne Familie , en voor de posteriteyt. Accordeert in substancie met de Resolutie van de Staten, Herb. van Beaumont." Even als op de schilderij , bestaan er vele Engelsche en Nederduitsche gedichten op dezen kop , zoo als van Andreas Colvius, Henricus Francken, Antonides van der Goes, R. Paget en anderen. Ofschoon in genie , kennis en ondervinding , verre voor zijn broeder , den raadpensionaris moetende onderdoen , ontbrak het hem echter geenzins aan kracht van ziel noch aan eer­lijkheid van bedoelingen , zoodat d' E s t r ad es hem opnoemt onder de vier mannen , die volgens hem in Holland niet waren om te koopen. Zijn onwrikbare standvastigheid bleek wel aan den tegenstand dien hij te Dordrecht bood aan de afschaffing van het Eeuwig edict (waarbij het stadhouderschap werd vernietigd). "Er zijn mij (zeide hij) op zee zoo vele kogels over 't hoofd gewaaid , dat ik er geene meer vrees en liever een kogel wil afwaehten dan dit gesehrift (van afschaffing) teekenen." Doch de tranen zijner vrouw en kleine kinderen vermogten meer op hem dan bedreigingen. Naderhand valschelijk door den snooden Tich e- 1) De Engelschen achtten het eene grief dat de kroon van Engeland op dit stuk onder de voeten van den overwinnaar geplaatst was. Zulksis Miter het geval niet geweest. r van prinsenmoord beschuldigd , stond hij 'den pijnbank manmoedig , onder 't opzeggen van eenige regels van H o ra­tiuS, door. 'Hij werd bij vonnis , schoon er van geen daad vermeld werd , in het van zijne ambten en uit Holland gebannen. Dit vonnis baarde veel opzien en wordt door B u r-n e t beoordeeld ale eerder gerigt te zijn geweest flair den stand der taken dan naar den eisch der wetten. Hij tel den 20sten Augustus 1672 losgelaten zijn geworden , Aden en Nolgde de schrikkelijke moord van hem en zijn broeder door de Haagsche bnrgers. Hij liet 5 kinderen , 2 zonen en drie dochters nit. De oddste zoon mr. Jacob ti e Witt, den 29sten November 16'53 te Dordrecht geboren , verliet kort na den geweldigen dood van zijn vader het land (26 Aug. 1672), doorkruiste Duittchland , Zwitserland en Italie , hield zich inzonderheid te Geneve , Rome en Padua op , verwierf aldaar (1675) den titel Van docter in de regten vertrok vervolgens naar nongarye en Oostenrijk en stierf den 22sten Junij 1675 te Weenen aan de kinderpokken en werd buiten die stad begraven. Johan de Witt (die volgt) , Anna den llden Novembei. 1667 te Dordrecht geboren , Mari a, aldaar geboren den 19den October 1669 en gehuwd met Arend Muys van Holy, burgemeester van Dordrecht , raad- en rentmeester-generaal van Zuid-Holland een man van veel beleid , beraad en kloekmoedigheid en dapper voorvechter van de privilegien zijner geboortestad. W i 1 h el­mina de Witt te Dordrecht den 3den Juli 1671 geboren en gehuwd met haren neef Jan de Wit t. Er zien brieven van dezen C. de Witt het licht , anderen zijn nog in ms. verspreid. In de Kron. van het Ilist. Gen., jg. XIV. bl. 228 vindt men een brief van hem over het opzeikn van de Teems in 1667. Aid. 7 jg. bl. 131. Over den mislukten aanslag van '8 lands vloot op eenige Engelsahe Fir­giiiie-vaarders in de haven van Foy, na den zeeslag bij Chattam a' 1667; Briefwisseling tusschen J. en C. de Witt in 1672 , in J. C. d e Jo n g e Onuitgegen stukken , bl. 239. Zie E. v an der Hoeven, Leeven en dood der doorlucht. Heeren Ge6roeclers de Witt, Amst. 1708 , 40. m.pl.; A i t s em a ; Boll. Mere. ; de Clercq; Brandt, Lev. van de Buyter ; Wagenaar; van n; Cerisier; Bilderdijk en latere geschiedschrijvers met de aan eh. autheuren; Schelte ma, Anal. Wittiana , in Mengelw. , D. V. bl. 105, 262 (ook over J. de W.); Schot el , Wittiana , in Vad. Leet. 1856, D. II. bl. 514, 605, 655; Kerk. Dordr. ; 13 alen, Balch*. van Dordr. , 1327; De ,00rlog der ..ridvocaten , t 19; Kluit, Gesch. der Holl. Staatsreg. , D. III. en Bijlag. ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; 0 o s t k a m p , Lev. van C. de Witt ; van Kampen, Karakters , D. II. bl. 224; J. C. de J o n g e , Neerl. Zeew. ; Illustre Sehool; treaerl. stadhoud. kokingl. bezoek in 'de GroOte Kerk te Dord­ iieelt; fez. , Brief aan Prof. Vreede ; Dez.. .Leidsch bl. 228, 253, 297, 303, 354, 355; Siftenbeek, Gbacir. 'd. L. N.; D. II6. bl. 412 , 443-453 , D. Ma. U. 135 , 374; Er. II. bl. 13; Journal of Dag-Register of Verbael van alle hetgeene in 's Lands vloote onder de superintendentie ofte oppergesag van den Edelen Heer C. de Witt gebeurt is , en specialyck door hactr Hoog-Illogende daartoe gecomniitteerd is geweest in den jaere 1672. Ills oeigirtiele &taken en eigenhandige Brieven van de heeren heeren Raadpensioharis jiiltaft de Witt , de admiroal de Ruyter en andere voornaame mannen , nopende gemelde vloote met het origineel portrait van C. de Witt door J. Visscher , 3 D. in linnen banden , voorkomende op Cata­logus enz. van maniscripten enz. , nagelaten door .T. en C. de Witt (1792) ; G. L. F. van K i n s c h o t, Stukken betreffende het regtsgeding , gevoerd tegen C. de Witt , beschuldigd van aanslag op het leven van Willem 111 in het ictar 1672 in Ber. v. d. list. Kr. , D. 21. St. 2 , bl. 15 ; .ZVay.V. 279, VII. 12, IX. 34; Hoogstraten; Kok; Nieuwen­huis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Muller, Cat. in portr. ; Biogr. Univ. ; Biogr. gener. mod. ; Mad. de Zouteland, Vie de C. et J. de Witt , Utrecht 1702, '2 vol. 12°.; JoUrtial de L'Assembl6e nationale ; 1 .Tuillet 1855 ; B e e c k e r t s Thienen, Panegyricus dictus C. de Witt , L. B. 1667 fol. ; G. J osselin, Eer en leer van wijlen den Beer C. de Witt verdedigt. Amst. 1774 8°. ; Histor. verhael en politike bedenkingen aengaende de bestieringhe van staet en oorloghssaken , voorgevallen onder de bedieningen van C. en J. de Witt ; Resolutie ende Verbaal van 't gebesoigneerde v. d. Ed. Heere C. de Witt, 1668 ; 't Verheerlick Nederlandt enz. onder 't opperbeleyt van C. de Witt, 1668; Waerachtigh verhael van 't gepasseerde tusschen Willem Tychelaer en Mr. C. de Witt enz. ; Consideratie tot begryp ende overtuyging van de innocentie van C. de Witt, 1672 4°. WITT (CouNELis DE) , heer van Jaarsveld , zoon van J o h an Johanszoon en Wilhelmina de Witt, Corn'elis dochter en dus de kleinzoon van de twee martelaars van staat in 1696 te Dordrecht geboren , studeerde te Leiden , bekleedde verschillende waardigheden in zijne geboortestad , werd eindelijk burgemeester en curator der Latijnsche school te Dordrecht en curator der hoogeschool te Leiden. S c h e l t em a noemt hem een der voornaamste regenten van Holland , die de aan­zienlijkste commissien van staat met veel lof bekleedde. Hij huwde in 1718 zijn voile nicht Ca th arin a W il he lmina van den Honert, dochter van Herman van den Ho-n ert en Ann a d e Witt en stierf den 14den October 1769 , 7 kinderen nalatende. Johan (die volgt) , Ann a de Witt, geb. 21 Junij 1722, jong gestorven. W i 1 helm i n a M aria d e Wit t , geb. 8 October 1723 , ongehuwd gestorven , een zoon geb. 21 Sept. 1724, kort na de geboorte overleden 24 October 1725, mr. Herman Cornelis de Witt, geb. 12 September 1728, huwde 7 April 1761 met Magdalen a C or n elia B u ck , geb. 1 Maart 1742. Hij stierf 23 Januarij 1778 , nalatende twee kinderen , namelijk Cor n e 1 is d e W it t, geboren 17 Mei 1772 , overleden 12 Februarij 1773 , Maria d e Witt , geboren 19 April 1777, gehuwd 3 September 1798 met mr. Hermannus Pieter Hoog, geb. 2 fan. 1769 , overleden 8 December 1 847 te Dordrecht , nalatende f twee kinderen.. Zie Scheltema, Staatk. Nederl. Ned. Jaarboeken, 1769, D. II. bl. 1337; Schotel, Illustr. school; Dez,, Wittiania ; Siegenbeek, Gesch. d. L. H. , D. II. bl. . WITT (mr. CORNELIS DE) heer van Jaarsveld , zoon van mr. Johan de Witt, en Abigael Constantia Roos, te Dordrecht den 20sten Aug. 1743 geboren , studeerde to Leiden en huwde den lsten April 1784 Emerentia van Renten, weduwe Bach. Hij zou de schrijver zijn van Gemeenzatne Ge8prekken , gehou­den tu8solzen bzjzondere goede vrienden. Dordrecht 1784. 8°. Zie Sehotel, Wittiana ; van Doorninck, Anon. en Pseud., no. 1732. WITT (FRANS DE), zoon van Corn elis de Witt en Beatrix van Slingelandt, werd in 1516 to Dordrecht geboren , deed eene reis van 6 jaren door Frankrijk , Spanje , Baskes en Portugal en keerde in 1538 in zijn geboortestad terug , waar hij tot regeringsposten werd geroepen. Hij huwde 19 Februarij 1539 Lid e w y van Be v e r e n en na haar dood (10 November 1557) den 29sten Junij 1565 Katha ri n a van Bev er wyc k. Hij overleed den 10den Januarij 1565 , bij zijn eerste vrouw 7 kinderen ualatende. Zie B al e n, bl. 1316. WITT (mr. GIJSBERT DE), zoon van Cornelis de Witt en Elizabeth van Haarlem, Antbonis dr., den 19den Julij 1611 te Dordrecht geboren , studeerde to Leiden , werd j. u. d. vertrok naar Brasilie en werd ePolitycke Raad in de Con­questen van Brasil, president van den raad van justitie , directeur eerst over de districten van Rio de St. Franciscorien van de Lagoas , daarna over de provincien van Paraiba en van Rio Grande: kolonel over • 9 compagnien burgers van het Recife en Mauritzstad , gedu­rende de belegering van deze." Ook was hij ,commissaris in de Bahia de Todos Os Santos , afgezonden van wegen de generale geoctroyeerde West-Indische compagnie en tweemaal commissaris van den koning van Portugal , afgezonden van de H. M. staten­generaal der vereenigde Nederlanden." Hij huwde den 14den Mei 1645 in Brazilie donna Anna Pais d' Altro, in 1612 geboren. Zij overleed den 14den Mei 1674 , nalatende mr. Cornelis de Witt, geb. 30 Junij 1647 , kinderloos ge­storven 21 September 1671 en Elizabeth de Witt, den 23sten September 1651 geboren en den 12den April 1675 ongehuwd gestorven. Zie Balen, hi. 1303. WITT (mr. JACOB DE) , derde zoon van Cornelis de Witt Fransz. en van Johanna Heymans, werd den 7den Februarij 1589 te Dordrecht geboren. Hij ge­noot het voortreftelijk onderwijs van G erard us Johannesz. Vossius, bezocht vervolgens de hoogeschool te Leiden , werd doctor in de beide regten en reisde naar de gewoonte dier dagen door verschillende landen van Europa , Duitschland , Frank­rijk , Engeland en Italie. In zijn geboortestad teruggekeerd , schijnt hij zich op den houthandel te hebben toegelegd , 'doch hij deed slechte taken zoodat men hem zelfs ',den banckroet­koopman" noemde." Hoe dit zij zijne aanzienlijke geboorte , niet minder dan zijne talenten riep hem spoedig tot regerings­posten en eervolle betrekkingen. Achtereenvolgens werd hij raad (1618), veertig (1620), schepen (1620 , 1621, 1624, 1625 , 1628 , 1629 , 1632 , 1633 , 1636 , 1637) , en, barge­meester zijner geboortestad (1639, 1640, 1646, 1647, 1654, 1655) , ontvanger van de gemeene middeleu te Dordrecht (1625-1637), dijkgraaf van Mijnsheerenland van Moerkerken (1622) , ordinaris-gecommitteerde ter vergadering der staten van Holland en W.-Friesland , gecommitteerde in 't collegie van de staten-generaal der vereenizle Nederlanden (I 648) , van de gecommitteerde raden (1637, 1638 , 1639 , 1649 , 1650), ter rekenkamer van Holland (1643 , 1644 , 1645). Den 4den Mei 1657 werd hij raad en meester van de rekeningen der domeinen van de staten van Holland , welke betrekking hem noopte zijn woonplaats te Hage te nemen. Het is bekend, hoe hem als lid der gecommitteerde raden van Holland , en een der voornaamste ijveraars voor de afdanking van het krijgsvolk , Willem II , op eigen gezag , deed in hechtenis nemen en met 5 andere regenten van Hollandsche steden naar Loevestein voeren. D e Witt had voornamelijk de aanspraak van Capelle van Aartsbergen, vanwege de algemeene staten te Dordrecht gehouden , zeer krachtig beantwoord. Het ontslag uit alle posten van bewind , was de voorwaarde zijner staking uit den kerker. Zijne zonen weigerden op deze voorwaarde tot zijn ontslag mede te werken , om den schijn zelf van eenige schuld voor te komen. De staking volgde echter spoedig. Zijn ambteloos leven duurde echter niet lang , de dood van Willem II maakte hierin verandering , twee dagen daarna werd hij reeds in zijn posten hersteld. Men vindt van hem gemeld dat hij het gebeurde in 1650 niet vergeten kon en dat de gestadige herinnering aan Loevestein een prikkel was tot tegen­kanting zijner zonen aan de pogingen tot de verheffing van den Prins v an Oran j e. Het heeft hem aan geen openlijke bewijzen van milting voor zijn persoon en bekwaamheden ontbroken. Hij woonde , vol­gens de commissie van den staat , den 13den Januarij 1635 , de begrafenis bij van graaf Ern s t C a s i m i r , stadhouder 24 van Friesland. In 1644 en 1645 vertrok hij aan boord eener vloot onderden vice-admiraal Witte Cornelisz. de Witte -als extra-ordinaris ambassadeur wegens H. H. M. aan de kronen van Zweden en Denemarken. Toen de beide andere gezanten reeds spoedig naar bet vaderland terugkeerden , keerde hij eerst in den zomer van 1645 terug met den roem aan bet vaderland uitstekende diensten te hebben bewezen en door Christ in a van Zweden beschonken met een gouden penning. In 1653 vertrok hij als gezant naar Lubek , om den vrede tussehen Polen en Zweden te bewerken. Men verhaalt van Jacob de Witt dat zijn levenswijs zeer eenvoudig was , hij hield geen carosse en slechts een of twee vrouwelijke dienstboden. Zijne zeden waren uiterst gestreng eta onbuigzaam zijn karakter. Een zijner huisvrienden de pre­dikant Petr us W ass e nb ur gi u s preen zijne deftigheid en vroomheid en noemde hem een ,kerckelyck man", een ander leeraar Jacobus Bo r "een man aehtingswaardig door zijne hooge bedieningen en lieftallige deugden." Later werd hij stug en menschenschuw. Zoo beschrijft hem o. a. de graaf de G u i c h e in zijne Menzoires : "c'est un vieillard qui tient fort du cynique , qui n'a frequentation avec personne et qui semble etre an desespoir lors qu'il est oblige de converser avec quel qu'un. On le trouve encore tous les fours seul dans les promenades au milieu du reste des hommes , pour qu'il temoigno assez d'antipathie." De Witt was toen een grijsaard van 80 jaren en hield zich op zijne dagelijksche wandelingen bezig met het "mediteeren zijner Stichtelijke gedichten , Lo f. sangen en 83 korte gebedekens ," na zijn dood in het licht gege­ven. Deze laatste , vichtingen van syn verlangende siele tot aynen hemelischen Trader opgesonden , vervaardigde hij in zijn 86ste levensjaar. Zij getuigen van een vroom gemoed , doch hebben evenmin als zijne overige Uitboezenzingen eenige dich­terlij ke waarde. Na zich in October 1672 "wegens hoogen ouderdom en zwakbeid van zijn betrekking bij de rekenkamer geexcuseerd te hebben ," vertrok hij naar Dordrecht , waar hij den 10den Jan. 1674 ontsliep en in de St.•Catharina kapel in de Groote kerk begraven werd. Zijn beeldtenis en die zijner vrouw, door Maas gescbilderd, berust bij de familie van der D u s s e n te 's Hage. Hij huwde den 9den October A. n n a Van den Corput, dochter van Johan van den Cor­p e r t , schepen te Breda en rentmeester der Hooge-en Lage Zwaluwen, en van Marie Bu y s e n , geboren den 24sten April 1599; overleden den 23sten Jan. 1645. Doze echt was met zeven kinderen gezegend , van welke Brie in jeugdigen ouderdom overleden en vier , twee zoons en twee dochters, in leven bleven. De beide zoons waren de beroemde Cornelis en Johan de Wit t. Zijne dochter Johanna de Witt, den 30sten October 1617 to Dordrecht geboren, was den Wien JUlij 1637 gebuwd met mr. Jacob van Bev eren, beer wan Swiino drecht , toen reeds lid der regering te Dordrecht , dijkgraaf van den Alblasser- en watergraaf van den Nederwaart. Mari a , den 22sten December 1628 te Dordrecht geboren , huwde den isten October 1641 mr. D i d e r i k H o e u ff t, heer van Fon­taine Peureuse en domheer ten dom van Utrecht. Jacob de Witt was bevriend met vele geleerden van zijn tijd en o. a. in briefwisseling met G. J. V ossiu s. J. Lydius, Bo r-s t i u s en Oudenhoven droegen hem eenige hunner geschriften op, Jacob Cats, van Someren en van Nispen wijdderi hem hunne gedichten. Zie, behalve Aitsema, Holl. Mercurius, Wagon aar, van, Wijn, Cerisier, Le Clercq, Bilderdijk, Arend en andd. geschiedschrijvers ; B a 1 e n , Beschrijving van Dordrecht , bl. 96 , 1020 , 1323, 1324 ; van der Capellen, Gedenkschriften , D. II. bl. 292 volgg. ; Beaufort, Leven van Willem II ; De C r a n e , Oratio de Vossior. familia etc. , p. 10, 56; V o s s i i Epistolae ; Seheltema, Staatk. Nederl. ; van Kampen, Karakterk., D. II. TA. 200 ; Dez., Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens. , D. III. bl. 68; W i t s e n G e yrs­beek, B. A. C. W., D. VI. ; Schotel, Keizerl. Stadli. en Kon. bezoek in de Groote kerk te Dordr. ; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. en de schrijvers over Loevestein. WITT (mr. JOHAN DE) , oudste zoon van Johan de Witt Johansz. en van Balia Stokmans Johans dochter, werd den 5den October 1618 te Dordrecht geboren , studeerde te Leiden en werd reeds vroeg in de regering zijner geboorte­plaats geroepen. In 1647 , 1648 was hij raad , schepen in 1649 , 1650 , 1657 , veertig in 1662 , gecommitteerde ten beleide in 1672 , meermalen gecommitteerd te vergadering van de staten van Holland en West-Vriesla,nd , gecommitteerde raad van de staten van Holland 1660 , 1661 , 1662., alsmede ter vergadering der staten-generaal 1664, 1665 , 1666. ha 1665 werd hij extra-ordinaris gedeputeerd aan den iturgorst van Brandenburg , vervolgens ambassadeur extra-ordinaris aan den koning van Denemarken , Noorwegen enz. , in 1670 aan den koning van Polen. Na dien tijd werd hij tot (pen stnats­bedieningen meer geroepen. Hij huwde 5 Dec. 1660 Pre t ro­n ell a Gisbert a van Wou w, dochter van Bs 1.4 hot° mettits van W o u w , ridder van de koninklijke code van Evankrijk , die 13 dagen na haren trouwdag stierf, en den 9den Oetciber 1667 Catharina, dochter van Herbert v a n 13eaumont, secretaris en charterbewaarder van Holland en W,est-YrieAlan4.. Hij overleed den 27sten October 1676 , een noon ,en een dochter nalatende. Men houdt hem voor den schrijver van het Public gebeclt. Hage 1707, 3 dn. (2e dr.) Zie Balen, bl. 1310; Scheltema, Staatk. Nederl. ; P.Paulus, Verkl. v. d. Unie van Utrecht , D. I. Voorr. bl. IX. Inl. bl. 76; 24* Tydeman op Bilderd., V. G., D. IX. bl. 324, 325; v.Door-ninck, Anon. en Pseud. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WITT (mr. JOHAN) , zoon van mr. Jacob de Witt en Anna van den Corp ut , werd den 24sten Junij 1623 1) te Dordrecht geboren. Met zijn broeder Cornelis, bezocht hij de Latijnsche school aldaar en legde zich toe op de oude talen onder Godewyck, Beeck man en Michaelis, welke beide laatste hem genegenheid voor de reken- en wiskunde inboezemden. Het was ook waarschijnlijk Michaelis, die hem tot de beoefening der dichtkunst opwekte. In zijne jeugd schreef hij reeds menig gedicbt onder de spreuk van Candide in de Dordsche Arawn en andere jufferboekjes. Een zijner tijdgenooten 2) schreef "dat hij een zoet vloeijend poeet was, als hij er zijn werk van wilde maken." Gelijk zijn stadgenooten de beroemde staatsman en dichter der Tijduipperingen, de geestige en krachtige Simon van Beaumont, en de niet minder vermaarde burgemeester Cornelis van Bev eren, de Cid van Corneille en R a c i n e s Nederduit­sche verzen vertolkte , zoo gaf hij in jeugdigen leeftijd eene dichterlijke overzetting van den Horace en Curiace 3) van den eerste. Hij zond zijn handschrift aan den beroemden tooneelspeler Adam K arel Tsj e r m es, die bet waarschijnlijk nazag en onder de letters J. J. Z. D. W. D. V. (J ohan Jacobszoon de Witt Dr. Jur.) op nieuw in het Licht gaf. Doch niet alleen in zijn jeugd maar ook in rijperen leeftijd beoefende hij de dichtkunst. Zoo was hij den 11den April • I) Johan de Witt werd den 24sten September 1625 te Dord­recht geboren. Opmerkelijk dat van twee groote staatsdienaars in de doopregisters der steden , waarin zij geboren werden , geen melding wordt gemaakt en wel van Johan de Witt en Bruno van der D u s s e n. Dat de Witt echter ter genoemde plaats en dag het levenslicht aanschouwde is ontwijfelbaar , ofschoon sommigen den 25sten van die maand als zijn geboortedag vermelden , wijl Bal en die de genealogie der de Witten, waarin den 24sten wordt opgegeven , die in zijne Beschrijv. v. Dordrecht voorkomt , uit handen van de familie zelve ontving ; de Witt zelve dien datum bij zijn inschrijving als student te Leiden opgaf en • zijne eigene dochter Anna, den 13den Aug. 1673 aan de huisvrouw van mr. Pieter de Graeff, heer van Zuid-Pols-broek , zwager van Jan de Witt, schreef : dat haar vader den 24sten September 1625 , na den middag tusschen een 'en twee geboren en den 5den October daaraanvolgenden gedoopt werd. 2) Hist. Verhaal en Politique Bedenkingen , aeng. de Bestieringe v. d. HE. C. en S. de Witt. Amst. 1677. Bet Ontroerde Nederl. door de wapenen des konings van Vrankrijk. Amst. 1674. Aleen B a 1 e n , zijn stad en tijdgenoot , vermeldt zijne dichtgave niet. 3) Bilderd ij k noemt ten onregte den neef van den raadpen­sionaris J. de Witt den vertolker van dit treurspel (Geschied. des Yaderl. D. X. bl. 20). 1662 een der genoodigden op het huis Ilpendam , bij de vol. trekking van de echtverbintenis tusschen Pieter de Gr aeff en J a c o b a B i c k e r. ,Nadat menige gast in proza en poezy hunne zegenwenschen hadden uitgestort , vroeg de raadpensionaris het woord en sprak daarop elk der aanwezigen afzonderlijk in dichtmaat aan , hun dank zeggende voor de hulde toegebragt aan de zuster zijner echtgenoote en aan zijn zwager, , wiens deugd en bekwaamheden hem waardig maakten om te deelen in de glorie , waarmede de naam van de G r a e ff reeds gedu­rende een eeuw op 's lands geschiedrol prijkte D e Witt was echter geen zoetvloeijende dichter. Zijne minnedichten zijn stroef en stijf, zijn Horace onderscheidt zich ongunstig van den lossen en vrijen trant waarop zijne stadgenooten de snaren tokkelden. Men wil dat hij onder onze dichters Cats en onder onze proza-schrijvers Hooft het meest bewonderde en de lezing van beide aanbeval onder de Latijnsche dichters was H o r a t i u s zijn lieveling ; hij droeg steeds een exem­plaar van diens Poeinata bij • zich , doch zijn voornaamste lust bestond in de beoefening der wiskunde 2) , ode Mathesis en deszelfs toepassing op alle bedrij ven was zijn stokpaardje als het ware; diepe algebraische berekening was uitspanning voor hem." Men wil dat de Witt stroef en hoog was in gezelschappen , zulks wordt echter weersproken. Hij toch was in zijn jeugd een bevallig danser,, ofschoon zijn vader het met Petrus Wussenburgius, die zijn Dan8feest der dochteren van Silo aan hem opdroeg , eens was , dat het dansen een ijdele lichtzinnigheid en gansch verwerpelijk in een Chris­telijken staat was , en toen hij burgemeester was , de dans. scholen te Dordrecht verbood. Hij bespeelde ook de viool en nun , blijkens zijne brieven , deel aan de genoegens der zamenleving. Den 24sten October 1641 lieten de beide broe­ders zich door den rector Otto H e u r n i u s als studenten in de regten inschrijven , en natnen in de woning van B e r­nardus Schotanus, hoogleeraar in de regten bun intrek. Niet alleen legden beide zich op de regten toe, maar Johan genoot nog daarenboven even als C h r i s t i a a n Huygens het onderwijs van fur. Frans van Schooten in de wiskunde. Welke vorderingen hij onder dien leidsman in dit vak rnaakte, blijkt o. a. uit zijn door den hoogleeraar Frans van Schouten in 1659 to Amsterdam uitgegeven werk Blementa Curvarutn Linearunz 3 ). Volgens den hoogleeraar M o 11, die de Witt 1) Koning, het Huis Ilpendam , bl. 33, 34. 2) Van Haren, Geusen , b1.354; Scheltem a, Staatk. Nederl. , D. II. hi. 501. 5) Edita opera Francisci a Schooten in Academia Lugduno-Batava Matheseos Professor. Amstelaed. Apud Ludov. et Daniel Elzevirios 1659. Van Sc hooten gaf het eerst achter de Introductie ad Ge- rangschikt onder de voornaamste wiskundigen die Nederland heeft voortgebragt , onderscheidt zich dit stuk door nieuwheid en oorspronkelijkheid van bewerking en door die sierlijkheid van zamenstelling en ontwikkeling, welke de Franschen , van Wiskundige werken sprekende , gewoon zijn elegance te noemen." Dezelfde hoogleeraar gewaagt ook van een in 1671 door d e Witt geschreven stuk Over de waerde der Lii frenten in pro ­ portie tot lo8renten. 'DU werk (schrijft hij) door H udde onderzocht en goedgekeurd is alleszins merkwaardig , het is een blijk van het genie en de kundigheden van Jan de W i t t , die , na zooveel jaren den staat bestuurd te hebben , van de oeffeningen zijner jeugd nog dit alles levendig had bewaard , hetgeen het Vaderland in latere dagen kon te pas komen.” In 1645 zegden beide broeders de hoogeschool vaar­wel en gingen in October op reis naar Frankrijk , Zwitserland ell Italie. Beide werden in een Fransche stad , waarschijnlij k Orleans tot doctoren in de beide regten bevorderd 1). Na hunne terugkomst begaf zich Jan de Witt naar 's Hage , *aar hij zich op de praktijk toelegde , doch slechts voor korten tijd , wijl de regering van Dordrecht hem reeds in 1650 in plaats van mr. Nicolaas Ruysch, tot griffier van de alge­ineene staten benoemd , tot haren pensionaris aanstelde. Nu opende zich voor hem een ruim veld , om de begrippen van vrijheid , hem door zijn vader ingeboezemd , en door over­denking en oefening aangekweekt , in praktijk te brengen. In 1651 werd hij in de commissie benoemd om aani de staten Van Zeeland het benoemen van Willem III , toen nog een kind , tot kapitein.generaal over de krijgsmagt van den staat te ontraden. In 1656 werd hij andermaal met denzelfden last in dat gewest bekleed , toen men aldaar, ten voordeele van den prins van 0 r a n j e , nog op hoogeren toon sprak en hem tot stadhonder Wilde verheffen , bij welke gelegenheid hij zich bijzonder deed golden , en zich door geene bewegingen van het graauw , in het openers van zijnen last ter staatsver­gadering van Zeeland liet afschrikken. Ondertusschen was hij na eenigen tijd , gedurende de ongesteld­heid van A d r i a a n Pau w dien post te hebben waargenomen , na diens overlijden, met algemeene stemmen tot zijn opvolger als Raad­pensionaris van Holland benoemd en ontving hij bij de aanvaarding zijner bediening van de staten eene akte van indemniteit , bij welke men hem vergoeding beloofde voor al de nadeelen , welke hem uit­hoofde van de waarneming van zijn arnbt mogten worden toege- ometriae methodum van Erasmus Bartholinus, ook wordt het gevonden bij de Opera Omnia van D e s c a r t e s door Blaeu in /683 gedrukt. 1) Hun Diarium wordt bij de familie Ho o g te Leiden bewaard. bragt. En het is in dezen hoogen post , dat bij 19 jaren aan het hoofd van Holland , ja men mag zeggen der republiek stond en meermalen de scheidsman van Europa was. De gewigtigste geheimen van den staat werden aan hem toevertroawd en onder deae de geheime verstandhouding in Engeland , vanwaar hij kondschap kreeg dat de protector Cromwell en andere voor­name lieden tot vrede van den staat neigden en het was op zijn aandrang , dat er een brief en afgevaardigden werden afgezonden ona, dien vrede , ook in dit land zoo gewenscht , te bevorderen. Cromwell ondertusschen de betrekking tusschen de huizen Stuart en Ora* in aanmerking nemende , vorderde in de eerste plaats dat de jonge prins van de burgerlijke en krijgswaardigheden zij ner voorvaderen zoude blijven uitgesloten , welk voorstel de Witt, den 4den Mei 1654 bij Holland deed doorgaan. De uitlevering der akte (akte van Seclusie) baarde Holland , zoowel bij andere gewesten , als ter algemeene staatsvergadering veel moeijelijkheid , en verwekte niet weinig achterdocht bij het graauw , weshalve de staten te rade werden om hun gehouden gedrag in dezen te verdedigen. Zij lieten te dien einde eene deductie door de Witt opstellen , waarin het regt van Holland tot de afgifte van zulk eene akte betoogd worth , en die eene der zoo vele meesterstukken is , die nit de pen van den raadpensionaris zijn gevloeid. Tot nog toe was hij niet in den huwelijken staat getreden , doch deed zulks den 16den Februarij 1655 te Amsterdam met Werdela Bicker, dochter van Jan Bicker, burgemeester van Amsterdam en raad der admiraliteit aldaar en van Agnes de Graeff, dochter van Jakob de Graeff, vrijheer van Zuid Polsbroek en burgemeester van Amsterdam , welk buwelijk plegtig gevierd en door vele dichters , o. a. door Joost van den Vondel bezongen werd. Tervvijl de Witt zich te Amsterdam beyond , bewerkte hij , door zijn invloed , dat bij de verandering der regering , lieden , zijne denkwijze toegedaan , verkozen werden. In hetzelfde jaar werd hem opgedragen de geschillen , in Overijssel opgerezen , bij te leggen , en bet was door zijn invloed dat de aanstelling van een veldmaarschalk , door het overlijden van den heer van B r e d e r ode opengevallen en naar welke post de stadhouder van Friesland en anderen dongen , eerst op de lange baan geschoven werd en vervolgens geheel achterbleef. Ofscboon overigens een voorstander van godsdien­stige vrijheid , deed hij echter in 1663 de formulieren voor de kerkgebeden doorgaan , waaruit de prins van 0 ra nj e werd uitgesloten. Sedert het jaar 1663 vertoonde zich , naar gelang het ge­meenebest gewigtige zaken om handen had , meer en meer zijne doorslepene staatkundige bekwaamheden. De toekomstige eischen van Lode w ij k XIV, gehuwd met eene infante van Spanje , op de Spaansche Nederlanden , ondanks den afstand van alle eischen op de Spaansche Nederlanden , vooruitziende , moist hij door verseheidene hersenschimrnige plannen den Fran-schen gezant Es t r ades jaren Lang om den twin te leiden , gees naderhand de oorzaak werd van den haat van L o d e-w ij k tegen dezen staatsman. Ondertusschen had bet Fransche bestuur , in weerwil van het verdedigend verdrag , reeds in 1662 met de staten gesloten , Engeland tegen hen opgehist , waarvan ten laatste een oorlog met dat rijk het gevolg was. Karel II , hoezeer de staten , in het beklimmen van zijn vaderlijken troon , hem de hand hadden geboden , verklaarde hun den oorlog , die reeds voor de oorlogsverklaring , op de eilanden van kaap Verd , door de Engelschen was begonnen. Met zeer vele omzigtigheid wilde de Witt een besluit doen nemen , waardoor de Raker, die zich thans in de Middelandsche zee beyond , tot het hernemen der sterkten aldaar gemagtigd werd , zonder dat iemand der Engelsehe partij toegedaan zulks naar Londen kon overbrieven. Bij de hieropvolgende oorlogs­verklaring werd de Witt tot een der gemagtigden op de vloot van den vice-admiraal Cornelis Tromp benoemd , wien het opperbevel over den aanstaanden zeetogt werd opge­dragen , doch die door d e It u i t er, bij diens terugkeer in het vaderland , vervangen werd. Bij deze gelegenheid gaf de raadpensionaris eene proeve van zijne ervarenheid in de wis­en zeevaartkunde. Tot hiertoe hadden narnelijk kundige loodsen en stuurlieden in het begrip gestaan dat er niet weer dan 10 streken op het kompas waren , waarmede men de vloot konde in zee brengen doch de Witt, bij naauwkeurig onderzoek bevonden hebbende , dat dit met 28 streken kon geschieden , nam met eigen handen bet diep­lood , peilde het dusgenoemde Spanjaardsgat , i(sedert eenigen tijd ter zij ner eere Heer .1 an de VV i t s diep genoemd) en bragt in Augustus 1665 , ter verbazing van een ieder,, de vloot in zee. De oorlog met Groot-Brittanje werd eehter met Bering voordeel gevoerd , en de Witt voor een land yerrader uitgekreten. In weerwil daarvan verflaauwde hij niet in den krijg , en wist , toen beide mogendheden zich tot den vrede geneigd toonden , tie zaak zoo voorzigtig te beleggen , dat 's Hage , waar zoowel Karel II als eenige provincien den vredehandel wilden aanvangen , door tusschenkomst van Frank­rijk afgekeurd , en Breda daartoe verkozen werd , vreezende , dat de Engelsehe afgevaardigden te veel invloed te 's Hage zouden verkrijgen om de bevordering van den prins v a n Oranje door to drijvene Terwijl men te Breda over den vrede handelde , kreee, men kennis van den toeleg van L o d w ij k XIV op de Spaansche Nederlanden , die weldra door een inval gevolgd werd. Het te velde brengen van een leger en het aanstellen van een legerhoofd werd dus noodzakelijk. Voorziende dat de prins van Oranje hiervoor in aanmerking zou komen , wilde men zorgen dat deze als krijgsbevelhebber geen genoegzamen invloed had om het tooneel van 1650 te kunnen vernieuwen , geen aanleiding gaf tot het zoogenaamde eeuwig edikt , dat in Julij 1667 met algemeene stemmen werd goed. gekeurd , en waardoor zich de prins van Or a n j e voor altoos verstoken zag van het stadbouderschap van Holland , en zelfs, met bewilliging der staten dier provincie , geen stadhouder van Zeeland of eenig ander gewest zou worden , ten ware hij voor altoos afzag van de waardigheid van kapitein en admiraal­generaal , terwiji tevens den prins de magt benomen werd zich vele vrienden te makes. Geen wonder, dat vooral op het hoofd van de Witt, dien men voor den hoofdbewerker van het eeuwig edikt hield, bet misnoegen neerdaalde , waarvan zich weldra de treurigste blijken vertoonden. In het laatstgemelde jaar trad men , op aanzoeke van Engeland , met hetwelk de vrede werd gesloten , door bewerking van den ridder W. T e in ple, met dat rijk in een nader verbond , waarbij zich vervol­gens ook Zweden voegde (Triple alliantie). Uit den inhoud er van bleek , dat de Witt, die het inzonderheid had helpen tot stand brengen , gansch niet in de belangen van Frankrijk stond , gelijk hem door velen werd nagegeven , 't geen ook bleek uit de besluiten der staten van Holland , weinige dagen voor dit verbond genornen , volgens welke men des floods Frankrijk door de wapenen zou noodzaken om in de voorge­slagen vredesvoorwaarden te bewilligen , als ook uit de ver­klaring van Temple /Mat de Witt een regtschapen Hollan­der was , en noch het gemoed noch de neiging had van eenen Franschman." L o d e w ij k beschouwde dit verbond zoo zeer tegen zijn belang dat hij eerst vruchteloos onzen staat , en naderhand met beter gevolg den veilen Karel II er van zocht of te trekken , en met hem een verbond sloot , waarbij de vereenigde gewesten reeds onderling verdeeld werden. Daar de toebereidselen in Fr inkrijk en Engeland een kort aanstaanden en verderfelijken oorlog aankondigde , zat men bier te lande ook niet stil. De Witt kon echter de aanstelling van den prins van O r a n j e tot legerhoofd niet beletten , doch bij bewerkte dat deze waardigheid aan hem alleen voor eenen veldtogt werd opgedragen , en deed tevens , bij den voorspoed der Fransche wapenen , den voorslag , om zoowel 's lands pen­ningen en krijgsbehoeften als ook de vergadering der algemeene staten naar Amsterdam te verieggen , ‘laarvan het eerste ook geschiedde. Ondertusschen werden alle rampen , die bet land overkwamen , aan de Witt geweten en zoo hoog kiom de verbittering , dat bij den 21 step Junij 1672 omtrent midder­nacht uit de vergadering van Holland near huis keerende , alleen van een knecht , die een brandende toorts droeg , ver­gezeld , bij bet groene zoodje door 4 gewapenden werd aange­vallen , van welke een hem een houw in den hals gal, waarna men hem op den grond smeet , en hem vervolgens nog een wond tusschen de schouders en een ander tusschen de ribben toebragt. De baldadigheden aan dit gruwelstuk , Jacob en Pieter van der G r a a f, zonen van den raadsheer van dien naam, Borrebach en Cornelis de Bruin namen dadelijk de vlugt en alleen de eerste werd gevat en reeds acht dagen later onthalsd. De overige moordenaars keerden , toes de tijden veranderd waren , naar 's Hage terug , waar zij one­hinderd woonden , en Borrebach, die postmeester was, zelfs zijn ambt behield. Terwiji de Witt, wiens wonden niet doodelijk waren , echter zijn huis moest houden hadden er gewigtige gebeurtenissen plaats. Het eeuwig edict werd vernietigd , de prins tot stadhouder en kapitein-admiraal-generaal aangesteld. De lang opgekropte woede was losgebroken , het regende schotschriften , waarin men de Witt van vervreemding van 's lands penningen , verwaarloozing van het leger , lage baat­zucht en van landverraad beschuldigde, waartegen zich d e Witt overtuigend verdedigde. Mt bet koele onthaal dat hij na zijn herstelling bij den prins , dien hij met zijn hooge waardigheden geluk wenschte , ontving, maakte hij op dat zijn dienst niet langer van nut kon zijn en legde hij den 4den Augustus 1672 zijn ambt met een deftige aanspraak neder,, verzoekende zooals hem in 1653 en 1658 was toegestaan , zitting in den hoogen raad te mogen nemen. In het besluit om hem zijn ontslag te verleenen , maakte de prins aanmer­kelijke veranderingen , de dankbetuiging your bewezene diensten was zeer schraal, doch de zitting in den hoogen raad werd hem vergund. Het overige zijner treurige geschiedenenis is algemeen bekend. In weerwil der smeekingen van zijne dochter en vrienden begaf hij zich naar de gevangenpoort , waar heen men hem gelokt had , en welhaast volgde een tooneel , dat zoowel de Haagsche bevolking die het aan­richtte , als de Haagsche regering die het toeliet , tot onuit­wischbare schande strekt. Verschillend zijn de beoordeelingen van de W i t t , doch hierin stemmen alle overeen , dat hij , zoo niet de grootste, zeker een der grootste staatslieden zijner eeuw is geweest. Dit getuigen zijne brieven met de onder­scheidene gezanten van den staat in Frankrijk , Engeland Zweden , Denemarken , Palen en elders op elke bladzijde , terwijl zijne groote bedrevenheid in de belangen der staathuis­houdkunde en statistiek des vaderlands , vooral der provincie Holland , uit zijne staatkundige geschriften is op te maken. Daarenboven was hij zeer gelukkig in de keus zijner gezanten bij de verschillende hoven , en hij bezat eene mate van beleid , die men zelden aantreft. Dit beleid ging met stipte eerlijkheid , onbaatzuchtigheid en warme vaderlandsliefde gepaard. Van zijne onomkoopbaarheid gaf d' E s t r a d e s een schitterende getuigenis , en toen men , na zijn deerlijk uiteinde , terwiji de gemoederen zoo geneigd waren om jets ten aijnen laste te vinden , zijne papieren , zelfs zijne bijzondere brieven , op last der staten onderzocht werden , vond men niets dan eerlijk­heid , en Willem III , die reden had om hem niet te be­minnen , Meld hem nogthans voor een der grootste mannen zij ner eeuw , die den staat getrouwelij k gediend had. Burnet noemde hem opregt , gulhartig vrij van laster en kunst. streken. Hij verstond de kunst van te zwijgen , de der stath houderlijke partij toegedane K 1 u i t roemt zijn eerlijkheid. Tot zijn afkeer van het stadhouderschap bragt en zijn opvoeding en het voorbeeld van zijn vader en de bekende gezindheid der Dordsche regering het hunne toe; doch hoe groot die afkeer moge geweest zijn heeft hij echter uitstekend voor de opvoeding van den jongen prins gezorgd. Zijne werkzaamheid was voorbeeldeloos. uHij ontwierp , schreef Wagenaar, de brieven , instructien en andere acten van aanbelang , hij onder­hield briefwisseling met de gezanten van den staat aan alle hoofden , en handelde daarenboven dagelijks met de uitheemsche gezanten te 's Hage. De staat van 's lands geldmiddelen was door hem in uitstekende orde gebragt." Het aantal der brieven ; resolutien en andere stukken onder zijn staatsbestuur geschreven is zeer talrijk , en de uitgegevene niet te vergelijken met die , welke nog in 's lands en andere archieven bewaard worden en onuitgegeven zijn. Ann deze werkzaamheden waren dus ook de diensten , die hij aan zijn vaderland bewees , geevenredigd. Nimmer heeft Nederland zoodanigen invloed op het lot van Europa gehad als onder zijn raadpensionarisschap. In dit opzigt noemde men hem den Perikles en den Laurens de Medicis van zijn geboorteland. Kluit zelf noemt zijn bestuur de gouden dagen der republiek. Zij , die zijn karakter schetsten , gewaagden ook van zijne groote eenvoudigheid , onwrikbare standvastigheid en godsdienstigheid. Die standvastigheid ontaardde echter niet zelden in stijf hoofdigheid en hardnekkigheid. Met laakbare onverzettelijkheid kautte hij zich tegen de blijkbare volksstem , die den prins tot stadhouder begeerde. W a g e n a ar, hoezeer zijn partij toegedaan , schrijft aan die hardnekkigheid een groot deel der rampen toe, die zijn vaderland troffen. Ook waren de middelen die hij sours bezigde , om zijn doel te bereiken , niet altijd te prijzen. Men denke aan het toegeven aan Cromwell 's voor den staat beleedigenden eisch tot uitsluiting van den prins van het stadbouderschap en andere hooge waardigheden. Ofschoon er nog geen standbeeld voor hem verrees , heeft Nederland geen staatsman gekend , die zoo buiten als binnen'slands grooter eere heeft genoten. Zijn naam leeft in de geschiedenis der wereld. Alle geschiedschrij­vers van zijn tijd hebben van hem gesproken. Zijn leven is door vele uitheemsche en vaderlandsche pennen beschreven. Vele dichters hebben in schier alle beschaafde talen zijn lof bezongen , zelfs bestaat er een bundel , alleen lofdichten , op de beide broeders behelzende. Zijn treurig einde heeft treur• speldichters , romanschrijvers , schilders en plaatsnijders rijke stale voor hun pen , penseel en stift gegeven. Ontelbaar zijn de afbeeldingen die van het gelaat der broeders is ver­vaardigd , hunne borstbeelden bestaan in marmer en gips , schepen en booten dragen hunne namen , en toen het gerucht verspreid werd dat de gulden beker na den tort van Chattam aan Cornelis de Witt gegeven in den vreemde zou verkocht worden , ging er aan alle zijden van het land een weeklagt op. Jan de Witt was Neer van Zuid- en Noord-Linschoten , Snellerwaard , Heeckendorp en IJsselvere. Zijne huisvrouw overleed den lsten Julij 1668 , nalatende : Anna de Witt, geboren 27 December 1655 , huwde 30 Julij 1675 mr. H e r-m a n van den Honert, zoon van mr. Johan van den Hon e r t , raad-ordinaris in bet hof van Holiand , Zeeland en Vriesland en na Cornelia Hallincg, secretaris van Dord­recht; A gneta de Witt, geboren 16 Junij 1658; Ma riad e Witt, geboren 22 September 1660Johan de Witt (die volgt) ; Jacob de Witt, geb. 10 Nov ember 1667. Men heeft: De Resolutien der Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt van Consideratie , ende oock voor de toekomende tyden dienende genomen zedert den aenvangh der bedieningen van den Heer Johan de With als Raedtpensionaris van denselven Lande ; beginnende den tweeden ilugusti 1653 ende eyndigende met den negenthignden December 1668. Utrecht 1706, 2 dn. Van de Resolutien en Consideratien bestaat ook eene uitg. van 1719. Avast. en 's Hage 12°. Zij waren een herdruk van het in 1672 bij Jacob Sch eltus in fol. onder bet oog van de Witt onder den­zelfden titel uitgegeven werk dat echter alleen aan de leden der toenmalige revering was uitgedeeld , niet in den handel gekomen , en , volgens de voorrede van den herdruk in 1709 , niet dan zeer raer en voor een zwaren prijs te 6ekomen was. In 1717 verscheen bij denzelfden uitgever W m. v a n de Water in 4°. in 2 deelen : Secrete Resolutien van de Bdele Groot Moy. Heeren Staten van Holland en West- Vries­land , genomen zedert de aanvang der bedieninge van den Heer Johan de Witt , ale Raadtpens. van derzelven Lande ; ..En door denzelfden Heer onderscheidentlyck van de Resolutie van Con­sideratie , die op zich zelfs een bysonder werk uitmaken , by een vergadert. Beginneude met den fare 1653 en eindi­gende met den fare 1668. In 1723-1725 zagen in 6 deelen , mede in 4°. bij H. S c h e u r 1 e e r te Hage in het licht : Brieven geschreven en gewisselt tusschen den Heer Johan de Witt enz. ende de Gevolmagtigden van de Staten der Vereenichde Nederlanden, 80 in Vranckryck, Engelandt , Zweden , Dene­marken, Poolen enz. Beginnende tot den jaar 1669 in dup. Op welk werk in het later to vermelden Verbael van H. van Be v e r n i n g k een afzonderlij k zeer uitvoerig register uitkwain. De Resolutien , Consideratien en Advyzen werden in het Fransch vertaald. Arnst. 1725 5 dn. Of er van het eerste werk (Resolutions importantes) meer dan een deeltje , loopende tot den 3Osten Nov. 1676 verscheen , is mij niet gebleken. Be 4 deeltjes Lettres et Negotiations , ofschoon een compleet werk met een algemeen register , bevat echter niet idles wat in de 6 deelen voorkomt. Verbael gehouden door de Beeren H. van Beverningk , W. Nieupoort , van der Perre en A. P. Jongestal, als Gedepu­teerden en Extraordinaris Ambassadeurs van de Herren Staelen-Generaal der Vereenigde Nederlanden, aen de .Republyck van Engelandt , waerin owstandighlyck gevonden werdt de Vrede­handelinge met yemelde .Republyek onder het Protectoraet van Cromwel , en alle het gepasseerde omtrent de berughte .4cte van Seclusie des Prince van Ono& by Cromwel gepretendeert. Ver. vallencie ook de Tydt en Saecken die aen den Brieven van de .Raedtpensionaris J. de Witt en verdere Ministers , omtrent de Engelsche Negociatie ontbreecken. 's Hage 1724 , 1_ d. in 4°. Deductie ofte Declaratie van de Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, behelsende een waerachtigh ende grondich be­richt van de Fondamenten der .Regeeringe van de Vrye ver­eenichde Nederl. env. ingestelt ende dienende tot justificatie van 't Verleenen van seeckere Acta van Seclusie , raeckende 't employ van den Heere Prince van Orangie , by de Staten op den 4den Mey 1654 ghepasseert. Mitsgaders enz. 's Hage 1654 in 4°. Welk werk in 1794 , zonder vermelding van den eersten druk , ook is uitgegeven onder den titel : Staetstucken nit de pen van Mr. Jan de Witt , in levee Raedp. v. Holland. Dordrecht bij de Leeuw en K r a p. 8°. Briefwisseling tusschen den Raadp. J. d. W. en zifn broeder C. d. W. Ruwaard van Pullen in het jaar 1672. Briefwisseling tusschen heron. van Beverningk en den Raadp. J. d. W. in J. C. de J o n g e , Verhand. en Onuitg. Stukken, D. I en II. Nedermeyer van Rosenthal, Geheime Brieven van de Gezanten Beverningk en Nieuwpoort aan den Raadp. J. d. W. in 1653 en 1654, in Nyho ff 's Bydr., X. 285. Brief van J. d. W. aan Stellingwer f in 1654 , in Kron. v. h. Hist. Gen., 5 jg. 381. Brieven van J. d. W. en van den Vice-admiraal Gelein Everteen 1656 , in Kr. v. h. Met. Gen., 8 jg. 869. Fill Brieven v. d. Raadp. J. d. W.in Alm. Holl. , 1850 , 61. R. W. T a d a m a, .Merkwaard. Brief van I. d. aan II. v. Beverningk 15 Mei 1672 in N y ho ff's Bzjdr. N. R. D. I. bl. 305. a van Hass e 1 t , Brief van J. d. W. aan N. Ruysch en G. Fagel , griffier der Staaten in Geld. Maandw., I. 277. Brief v. d. Raadp. J. d. W. in Ber. v. Zeevaartk., 1850 , X. 214 en een in Schotel's Brief aan Prof. Vreede , bl. 17. M. Stuart, Jets ten geleide van het Facsimile van eenen eigenhand. brief van den Raadp. J. d. W. aan Joh. 11 olph. v. Brederode van 21 Aug. 1655 in Vad. Lett. , 1807. II. 262. Commission des Rath!). 1. von W. von 1653 , nebit den Feranderingen von Jahre 1 749 in Hist. Portef. , 1788 , n. X. Op den Catalogue vanItiss. nagelaten door J. en C. de Witt, Leiden 1791 komen o. a. voor Register der Brieven by ende tusschen den Heere J. d. W. en de Heer Willem van Nieupoort, Ambassadeur in .Engeland ende Heeren van Beverwaart hun Extra ilmbassadeur van Engeland, geschreeven ende gewisseld sedert den jaare 1654 tot den jaare 1666. 4 d. Register der Brieven by ende lusschen J. de Tr. en de Beer Willem Boreel, ordin. ilmbassadeur in Frankriik en de Heer Coenraad van Beuningen , extraord. minister van Frankrijk en de Beer Pieter de Groot ordin. Ambassad. in Sweeden , geschree­ven ende gewisseld van den jaare 1653 tot den jare 1669 , 6 d. ms. Register der Brieven geschreeven ende gewisselt tusschen de Heeren Michiel van Goch , als Ambassadeur van de H. M. Heeren Staaten- Generaal en den Heer J. de W. sedert de iaaren 1664 to 1667. Ald. n°. 36. Deductie ofte deciaratie van de Staten van Hollandt ende West-Frieslandt, behelzende een warachtig ende grondich bericht van de fondamenten der regeeringe van de ["rye vereenichde Nederlanden. 's Gray. 1654. 4°. 't barest van Holland , one gronden van Hollands welwaren door P. V. D. H. (Pieter de la Court.) Amst. Cypri­anus van der Gracht, Leyden bij de Hackii 1662. 8°. In ditzelfde jaar verscheen nog eene uitgave bij J. C. v an der G raft (denkelijk ook bij de H a c k i c). Ten onregte vindt men anus Cornelis van Hoven of Emanuel van der Hoeven als scbrijver genoemd. Het is vertaald o. d. titel Memoires de Jean de Witt. In hoeverre er grond bestaat voor de bewering dat de raadpensionaris J. de Witt de hand heeft gehad in de hoofdstukken XXIX , XXX en XXXIX—XLIII , wordt behandeid in de Gid8 1853 , bl. 513 en v. v. , 1867 , bl. 1 enz. Waardye der Lijfrenten , naar proportie van Lo8renten. 's Gray. 1671 fol. Horace , Treurspel naar het Er. van Corneille door I. J. Z. D. IF. D. 1. (Johan Jacobsz. de Witt, doctor juris of de Jong e. Dordr. 1647. Ald. 1670. 8°. Horace en Curace Treurspel, m. d. ,spr. Tantae molis rat Bomanam ,arbem condere door J. D. . (Johan de Witt) Avast. 1699. 8°. Schot el ,ilb. Avondst. , bl. 129; Nay., D. IV. bl. 19. De Derelsche lCraam. Dordr. 1640 , met de spreuk Candide. 'Onuitgellevene stukken van J. d. eDordr. 1794. #Nagenoeg ziju er twee eeuwen verloopen sedert de dood van Jan de Witt, dien men , hoe men hem overigens moge beoordeelen , zonder overdrijving onder de grootste staatslieden, tlie in de geschiedenis des Vaderlands kunnen worden aangewezen , mag telien. En toch zocht men nog vruchteloos naar eene geschie­denis van het Leven van dien zeldzamen man , beschreven , zoo als men zulks in deze eeuw mag verwachten nu door het openstellen van archieven en van vele andere bronnen aan iedereen de gelegenbeid wordt gegeven om tennis te nemen van hetgeen sedert eeuwen daarin door de zorg onzer voor­ouderen is bewaard gebleven." Deze klagt van Thorbecke, voor 40 jaren 1) geuit, heeft nog geen weerklank gevonden 2), wij kunnen dus siechts vermelden , wat pier en daar over de Witt verspreidt is in verschillende vxoegere en latere ge­schriften. Zie , behalve onze geschiedschrijvers van dien tijd , de Pamfletten­verzamelingen van Tiele, Rogge en Mailman, het leven van de broeders door v. d. Hoe v e n en door een anonymus 1677, 8 °. A msterd. bij J. H. B. , de aangehaalde werken van Simons en Thorbecke, Balen, Beschrijv. v. Dordr., bl. 1316; Schotel, Wittiania ; Brief aan Prof. V r e e d e , Illustre school ; Keizerl. Stad­houd. en koningl. bezoek in de Groote kerk te Dordrecht, H. v. Bever­ningk en B. van der Dussen ; list. Verhaal van de Politiq. bedenkingen sang. de bestiering van C. en J. de Witt , 1677; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kluit, list. d. loll. Stadsreg., D. III. bl. 305-307, 311 , 312 , 318-322, 339; F. A. van Hall, Lofrede op J. d. W.; S i e g e n b e e k , Het bestuur van den Raadp. .1. d. W. beschouwd uit het oogpunt van minister. verantwoordelijkheid; (over zijn karakter) ; Wagenaar, D. XIV. bl. 182 volgg.; van Haren (bij Schel­te m a, t. a. p.) , Naamlijst van alle de voor- en tegenschrifien rakende het karakter van J. d. W. met derzelve prijzen , 2de dr. door prof. T y d e m a n nitgegeven achter D. X. en XI der Tad. Gesch. van 1) Beoordeel van J. de Witt en zijn tijd door mr. J. Simons 1836 , herdrukt in de Hist. Schetsen door Mr. J. R. Thorbecke (1860) bl. 1. 2) In Frankrijk en Engeland arbeiden twee geleerden aan een leven van J. d. W. , doch er is nog niets van in druk verschenen. Ook het plan van mr. S y p e n s t e y n en dr. S c h o t el om het huis­selijk leven van den raadp. te schetsen , heeft bij gebrek aan sym­pathie bij onze landgenooten geen voortgang gehad. Bilderdijk, verg. Navorscher,, D. II. bl. 201 ; van Kampen, Vad. Karakterk. , D. II. bl. 201 volgg. ; (Wagenaar) Egt en waar karakter van J. d. W. getrokken uit de Brieven van d'Estrades; Siegenbeek, Verhandeling over J. d. W. als inleiding tot de mededeeling van een brief van dien staatsman, in van Kampen's Magazijn , D. IL III. 333--364; H. J. van der Heime, Jan de Witt, Tegenover Frankrijk in Gids N. R. II. a 273 ; J. R. Thor­becke, Over .het bewind van de Witt , naar aanleiding van .Tohan de Witt en zijn Tijd door P. Simons in Driemaand. Tijdschrift, 161; P. Simons, Jan de Witt en zijn tijd , ook ook in het Hgd. over­gezet; H. W a r n s i n c k , Herinncring aan .T. en C. de W. in Tijd­stroom , I. 27 ; J. W. van Sypenstein, Willem Frederik, prins van Nassau en J. d. W. , eene bijdrage tot de geschied. v. d. eerste stadhouderlooze regering 1850---1864, 1650, 1664 in Gesch. Bijdr. , D. I; Dez., De geheime handelingen van den Raadp. de W. en de gezanten van Beverningle en 1Vieupoort met Cromwell, betreffende de uitsluiting van den prins van Oranje uit het bewind in 1653 en 1654. Aid. II. I; Scheltema, Anal. Wittiana in Menqelw. , D. V. bl. 67, 105 , 242 ; H. Peters, Johan de Witt in Hist. Zeitschr., 1865 , XIII. 112; Johan de Witt in Wetens. blad , 1865 , II. 271 ; D. V ee­gens, .T. de fir. als publicist. Gedr. 1867 ; F r u i n , het aan­deel van J. de Witt aan het lntrest van Holland (1663) in Gids, 1865 , II. 459 ; M o 11, Bijdr. tot de Gesch. d. wisk. wetenschap in Nederland in N. v. Kampen, Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens. , D. III. bl. 139-142 ; A. van Sypensteyn,. de Raadpens. de Witt en de wonderdokter (1873) ; F. C o m b e s , J. d. IV. en Sir IV. Temple beschouwing naar de onuitgegevene Fransche briefwisseling be­trekkelijk de Triple•Alliantie in 't kon. Archief to 's Sage in IVetens. Blad , 1865 , III. 227, 1669 ; Dagverhaal van de mishandeling der Heeren de Witi. Anno 1672, met stukken en bewitzen. Eigenh. geschrev. en geteekende brieven van .T. d. W. , gedrukte stukken de broeders be­trelfende , copy van de brief van den scherpreyter .Tan Corstraansz. aan mevr. de Witt; aanteekeningen van een cog- en oorgetuige van den moord. Zie Cat. C. v. Alk. en P. v. d. Schel. , bl. 12 ; J. 0 udaan , Rotterd. en Haagsche Aanteek. , ms. Ald. bl. 12; G. L. F. , Moord der Gebroeders de Witt in Kron. Hist. Gen. , 2 jg. 360 , Nay. , VI. 215 ; Thomas Ryswyck , de schoenlapper die uit dankbaarheid de lijken van .T. en C. de Witt van het Groene Zootje hielp afnemen in Vad. Lett. , 1828, II. 35, Mengelth. IV b. 356 ; Oudaan, Haegsche Broedermoord, Trsp. en Aenmerkingen op de beschuldigingen van L. van den Bos tegen de Witt ; F. Duim, de Broedermoord van K. en J. de Witt , Trsp. ; M. N. V. , Tragedie van den bloedigen Baegh. ofte broedermoord van beyde de Witten den 20sten van Oestm. Amst. 1672. 4°. ; Swart tooneelgordijn , vertoonende de lauwerbladen op het graf der de Witten. Amst. 1678, 3 d. met pl. (2e dr.) ; G. L. F. van Kin-Schot t Moord der gebroeders de Witt in Kron, v. h. Hist. Gen. , 2 jg. 360; .De Dordsche en Haegsche Anatomic; R. Fruin, de schuld van Willem III en zijne vrienden aan den moord der Gebr. de Witt in de Gids 1867, I. 201 ; J. W. v. Sypensteyn, de tegenwoordig­heid van den admiraal C. Tromp bi) den moord aan de Gebr. de Witt gepleegd , 20 Aug. 1672 in Gesch. Bijdr. , II. 95 ; Begraafplaats van J. ea C. de W. in Nay. , II. 215 , III. 209 , BO/. , XII. 225, 286, 1853, CXXXVII , CXLV , CLXXX, ( Voorste vinger) ; Scho­t el, Brief aan Vreede ; Nay. , VI. 306, V. 279; De woning van .T. d. W. in Med. Iiaagsche Vereen. , II. 32 ; Nay. , XI. 224, XII. 58, 186; Koning, het slot Ilpendam ; Brawit, Lev. v. de Buyter ; J. C. de Jong e, Gesch. v. Neerl. Zeew. , D. II. bl. 244a. , 316 , 29b., 149-151, 217, 229; Ma. 69, 81-84, 174; Schotel, Afstammelingen van de Witt in Europa, 1860 , III. 227; Nay. IX.34 (de Graven) Nay., V. 31, 176, Bijb/. 1853 , XII. VI. 240, XII. 318, 345, XIII. 134, 166; van Haren, de Geuzen, bl. 354. Gedich­ten van Vondel, Vos, Duim, Loosjes, Spex, Francius; Brouckhusius, Hoogstratanus, Halm a. Woordenboeken van Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. v. portr.; Dercksen, de Poor­tersdochter enz. Het XlVde deel d. V. H. van Wagenaar werd na zijn verschijnen hevig aangevallen , doch mannelijk verdedigd, ook door J. d e Groot in een uitmuntend Lat. dichtstuk tegen de lasteraars van de schim­menvan Oldenb. enJ. deWitt, doorJ. de Kruyff enLublink de J o n g e meesterlijk verdedigd ; Cat. v. Boeken in de Bibl. van Mr. Jan de Witt door zijn discipel den Pensionaris Vivien , een blaauw boekje in 4°., 24ppendix op den tweeden Appendix , sleutel van de Boekenkast van de Witte bibliotheek (Dichts.) ; Scheltema, Gesch. en Letterk. Mengelw. , III. 111 , 116 , 119— 123, 126 • W it s e n Geysbeek, B. A. C. Wb. , D. IV; Schotel, Tilb. Avond­stond; 11/ay., IV. 134 , V. 18. Geschriften ; Nay. , VIII. 189 , 311, IX. 285 , IV. 135, V. 19; Bijbl., 1855 , CXII. (elementa) , XI. 90; Ad manes violatos d. W. (Lat. Holl.); Memoriae J. et C. de W. monumentum hocce posuit G. P. C. mente non gente Batavus (1672) 8°. ; R. G. J. C. Bake, de deliberationibus .1. d. W. cum Francica habitis super Provincias Belgo-Hispanicas. L. B. 1834; Works of Temple, Burnet, Macaulay ; Lettres et Negog. d'Es­trades , d'ilvaux ; Voltaire Siecle de Louis XIX, T. I. bl. 160 , 197; Biogr. Univ. ; Biogr. Gen. mod. ; E. van der H o e v e n , Vie etc. ; trad. en Fr. par mad. de Zoutelande, Utrecht , 2 vol. 12 °. ; Memoires de .7". d. W. grandpens. de loll. , par mad. de Zoutland. La Haye 1702. Ratisb. 1709. 8 °. ; Migne t, negotiations de Hol­lande en 1672 ; mort des freres de Witt in Revue des Revues. Annge VII. T. XI. Brux. , 1841, p. 373; E. de Parieu, Jean de Witt vingt ans d'interregne dans le stathouderat au 17e siecle in Seanc. de l'Acad. 1858, XLIII. 373; Memoires de Guiche ; Gourville, Memoires ; Basnage, Annales des Prov. Unies; Le Clerc, Hist. des Provinces Unies ; Samson, Vie de Guill. Ill. Mignet , Negocia­tion.s retatives a la succession d'Espagne; Briefe fiber die neueste Literatur , XIII. 56 ; J. de Witt en zijn Tijd , overgez. in 't Hgd. door Ferdinand Neumann, Erfurt, 1835, 1836 , 2 dn. 8°.; Cony. Lexic. ; J ocher; A. S. C. Wallis, Prins Willem III en de moord der Gebr. de Witt, 'Mr. 1875 ; Dez. , Johan de Witt, drama in 5 ilufzfigen. WITT (JoHA.N DE) , soon van den vorige , werd den 27sten Mei 1662 te Dordrecht geboren. Den 15den Junij 1673 werd hij met de heerlijkheden Zuid- en Noord-Linschoten , Snelrewarde , Heekendorp en IJsselvere verlijd. Hij was toen een leerling van Samuel Munckerus, rector der Latijnsche school zijner geboortestad , die hij na het houden eener oratie de libertatis commodis verliet. Na het meesterschap in de rechten verkregen te hebben , bezocht hij Duitschland Zwit­serland , Italie en Griekenland. Op deze reis verzamelde hij vele handschriften , zeldzame werken , oudhedec , o. a. de stee- 25 nen kist van den bisschop Marc ellus (later door Pape n-b r o e k aan de Leidsche bibliotheek vereerd) , gesteenten en penningen , die den grondslag legden tot zijne vermaarde ver­zameling waarvan de Catalogus door den hoogl. G r a e v i u s is opgemaakt en in het licht gegeven en door D. v an H o o g­str a t en bezongen. De Witt was een geleerd man , ervaren in de meeste levende en doode talon. Zelfs maakte hij Latijn­ache verzen , die de goedkeuring van v an den B ro uck e, Jensi us en F r an c i us wegdroegen. Inzonderheid was hij bevriend met den predikant , later hoogleeraar , S a 1 o m on van Til , die hem zijn , zang- en 8peelkon8t der ouden opdroeg en bij zijn huwelijk met zijne nicht W i l h e l m i n a (1692) een bruiloftsgedicht vervaardigde. Zulks deden ook Casper Brandt, van den Broucke, Jensius, Hoog­s tr at e n en anderen. Hij stierf in 1701 , bijna te gelijker tijd met zijn echtgenoote aan de kinderziekte ',tot algemeene droef held en bitteren roues der stad en der geleerdheid", na eenige jaren , behalve andere posters , die van secretaris van Dordrecht bekleed te hebben. David van Hoogstraten, Janus Brouchusius, Petrus en Willem Rabus hieven bij die gelegenheid rouwdichten aan , en Jan van H o o g st r a ten Doleantie en roues over het aftterven van den Rd. Heere Mr. J. de Witt en Mevrouw Wilhelmina de Witt aan Mevrouw de Bisniardonne, wiens dood (5 Augustus 1706) ook door hem in een lijkdicht werd betreurd. Zij lieten drie kinderen na , Wendela Maria, geboren 1638 , gestorven 1709, Johan (die volgt); C or n e l i s (die voorgaat). Zie J. van den Broucke, Poem., p. 70, 71, 90; Francii Poem., p. 387, 456; Hoogstratani Carmina, p. 222, Brouck­husii Poem. , p. 12 , 455 ; Nederl. en Lat. Keurdichten, D. I. bl. 233, 277, 404, 501; Brandt, Poezy, b1.70; Graevius, Voorr. de Bibl. Witt. (Dordr. 1701) ; R a b us, Boekz. v. Europa , 1701, bl. 170, 171; Schote1, Wittiana ; Dez. , Iets over eenige afstammel. van de Witt; Dez. , Illustre school. WITT (JoHAN DE) zoon van den vorige , in 1694 te Dordrecht geboren , huwde Maria C ath ari n a Th ere sia (of Maria Johanna) van der Heen, wed. van Hey-d e n r y k. Hij ging tot de R. C. kerk over en was bevriend met Piet e r W i n t e r s, priester, kanonik van de Collegiale kerk van St. Gomer te Leer in Brabant en stierf in 1751. Hij was Finantieraad van zijn keizerlijke en koninkl. Majesteit te Brussel. Zijn soon J o h a n bekleedde te Brussel het ambt van ordi­naris-deurwaarder van de rekenkamer,, later dat van raadsheer in den raad van finantien. Hij overleed in 1791. Zijne belang­rijke verzameling lass., die meest albs behoord hadden aan C. en J. d e W i t t , werd in Oct. van dat jest te Leiden verkocht. Zie S eh o t el, lets enz. ; Dez. , Keizerl. Stadhouderl. en Roningl. bezoek in de Groote kerk te .Dordrecht, Navorscher, , Jaarg. XIII. bl. 218. WITT (Joon DE), zoon van Nikolaas de Witt en Michaelis v an Loon, was in de regering van Dordrecht en ontvanger van den 200sten penning aldaar. Hij huwde in 1617 Maria van Mew en en stierf in 1625. Hij beoefende de podzy en liet verscheidene dichtstukjes na , die in de Jut'. ferboekjes van zijn tijd bewaard zijn gebleven. Zie B al en , bl. 1304. WITT (MARIA DE) was niet , gelijk mr. Scheltema meende , de echtgenoot van Diderick Hoeu ff t, heer van Fontaine Peureuse , maar de dochter van Thomas de Witt en van Jacomine Thibouts, te Dordrecht geboren 20 Nov. 1622 en den 16den April 1643 gehuwd met Goosw ij n Houffslager He ur icks z. , raad te Dordrecht , gestorven 1644 , an zoon nalatende. Zij was dichteres. Een barer gedichten is ander de illenoldichten van 3. Cats opgenomen. Cats beantwoordde dit gedicht en noemde haar in dit ant­ woord Eene eerbare konetrycke Jonekvrouw. Het blij kt dat zij ook Latijnsche gedichten vervaardigde. Bij haar afsterven vervaardigde J. v an So me r e n een krachtigen lijkzang. Zie Sc h elt e m a , Geschied. en Letterk. Mengeling , D. III. St. III. bl. 108 ; S c ho t el , Letterk. Avondst. , bl. 147 ; B al en , bl. 1326; Cats, Mengeld. (uitg. v. Feith), D. X. bl. 52; van Someren, Uitsp. d. Vernuft. WITH (FREDERIK DE), zoon van Jan de W it h en Wikj e Min n e m a , werd den 3den Julij 1754 te Dokkum gedoopt , in 1776 advokaat voor het hof van Friesland , in 1780 kom­mies voor 's lands gemeene middelen wegens Oostergoo • en Stroobos , welk ambt hij in 1796 ten gevolge der tijdsomstan­digheden verloor. Hij bleef ambteloos tot 1816 , toen hij , na in 1815 tot lid der provinciale staten benoemd te zijn , tot lid der gedeputeerden werd gekozen. Die betrekking ver­wisselde hij met die van grietman van Oost-Dongeradeel in 1820 en bekleedde dien post tot in 1824 , toen hij dien nederlegde. Hij overleed ongehuwd den 2den April 1837 en werd op het kerkhof te Oenkerk begraven. Zie van S m i n i a , Vervolg v. d. Naaml. van Grietmannen, bl. 11. WITT (EmAmuEL DE) , in 1607 te Alkmaar geboren , waar hij bij zijn vader , die schoolmeester was , de reken- en meet­kunst leerde. Meer smaak in de schilderkunst hebbende , oefende hij zich onder E v e r t van Aalst, stil•leven•schilder te Delft. Aanvankelijk hield hij zich bezig met portretteren en historie­schilderen , later legde hij zich op de bouw- en doorzigtkunde toe en begaf zich met het gelukkigst gevolg tot het schilderen van kerken en andere gebouwen van binnen to zien , waarin hij zijne tijdgenooten overtrof. Hij wilt in zijne kunstwerken 25* naauwkeurigheid van teekening met eene treffende verlichting der voorwerpen door invallende zonnestralen te vereenigen. De niet karig aangebragte stoftaadje was goed geteekend , goed van koloriet , kwik getoetst. Te Amsterdam gevestigd schil­derde hij vooral het inwendige der kerken te dier plaatse met hare orgels praalgraven preek en ander gestoelte af. Op de verkoo­ping van Ploos van A m stel gold zijne afbeelding van het inwendige eener Gothi8che kerk 1' 505. Zijn talent werd naar waarde beloond , doch zijn grillig karakter, zijne verwaandheid en lasterzucht verwijderden een ieder van hem. Hij leefde steeds in onmin met zijn kunstbroeders , bijzonder met G e r a rd de Lai r e s s e. Op zijn ouden dag werd hij behoeftig geraakte hij in schulden en maakte , 85 jaren oud , een einde aan zijn levee. Zie Houbraken; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WITT (STEVEN DE). In 1561 deed de hertogin v a n Parma een sterke schans aan de vaart te Vianen opwerpen , die zij deed bezetten door kapitein Ste v en de Wit t met een vaandel voetknechten en eenige boeren. B r e d e r o d e, die heimelijk verstand met de zijnen in Vian en hield , gaf bevel die schans te overvallen ; want , aldaar de sluis meester geworden zijnde , meende hij Utrecht en Amsterdam ligtelijk te zullen dwingen , doch dit mislukte , want St e v en de Witt, den koning altijd getrouw , be­schermde niet slechts de schans , maar kreeg zelfs ook gevan­genen , op den 26sten of SOsten Mei. Tot loon hiervan werd Ste v en tot drossaard van de stad en lande van Vianen aan­gesteld , door den koning tot ridder geslagen en met een gouden penning vereerd met zijn afbeeldsel en op het ruggestuk in een krans van eikenloof ffob patriam defensam VI non. may IDLXVII." Zie Utr. Volksalm. , 1853 , bl. 197. WITTE VAN HAEMSTEDE , volgens de meeste schrijvers natuurlijke zoon van graaf F loris V bij Agnes van der S 1 ui s, werd omstreeks 1275 of 76 geboren. Hij werd door zijn vader teder bemind en met de heerlijkheid H a e m s t e d e begiftigd en gaf reeds vroeg blijken van dapperheid. Toen hij zich te Zierikzee beyond , was het grootste gedeelte van Holland en Utrecht reeds in handen der Vlamingen , waarop hij met een slecht bemand vaartuig die stad verliet en te Zandvoort voet aan wal zette , de verlossing van het vaderland als doel zijner komst bekend maakte en zich naar Haarlem begat, Hier werd hij met opene armen ontvangen en riep het yolk bij de ontrolling zijner banier met de Hollandsche Leeuw besehilderd : "Hij is graaf Florisz o o n, Gode zij dank dat hij hier gekomen is." Men zwoer hem trout en met eene van alle zijden aanrukkende schaar trok hij de stad nit en versloeg een grOote bende Vlamingen te Hillegom. Naauwelijks had zich dit heugchelijk nieuws verspreid , of alles kwam in beweging en welhaast verlieten de Vlamingen het land. Zijn verdere lotgevallen zijn niet vermeld. Ter gedach­tenis zijner overwinning werd de plaats , waar ze behaald werd , het Mannepad genoemd en er later door den hoogleeraar D. J. van Len n e p een gedenkteeken opgericht Zie , behalve onze chronyk- en geschiedschrijvers : H. W. T y d e­m a n , overW. v. H. in K. en Letterb. , 1826 , D. I. bl. 241-245 , 276, 292 , 308; Bilderdijks gevoelen dat W. v. H. geen bastaard is geweest aan zijn eigene redenering getoest. Ald. 1838 , I. 456 , II. 196 ; N. Carbasius, over de verschillende gevoelens aangaande de afkomst van W. v. H. in Mnemosymc , 3 R. bl. 190 ; Lets over Ankh. W. v. H. in K. en Letterb. , 1825, II. 354, 371; T y d e m a n op Bild., , (Register) ; Kobus en de Rive co u r t. WITTE (ADE. DE) , van Antwerpen , gaf in het licht : Een yheestelyck Oloosterke , ghenaeint Henzelvart. Leven. 1577. Zie Cat. Serrure, T. II. p. 28. WITTE (BouDEwuN DE) , zoon van Jacob de Witte bailjuw van Goes en van Elisabeth van der Myl e, werd in het laatst der l6de eeuw te Goes geboren. Na ver­schillende ambten in en van wege Zeeland bekleed te hebben, werd hij in 1625 secretaris der staten , in plaats van J o h an Boreel, en volgde in 1630 dezen staatsman als pensionaris op. Hij diende den lande , was eerlijk en naarstig , nam het ambt van vertegenwoordiger van den eersten edele waar, toen de lastbrief van M a n m a k e r als vervallen werd beschouwd , en is den 23sten Maart 1641 op zijn verzoek ontslagen , met behoud van tractement en vrijlating om de vergaderingen bij te wonen , hetgeen liij oak deed. Hooft noemt hem ,een bekwaam persoon , maar geneigd tot het maken van goeden tier" Zie de la Rue, Staatk. Zeel. ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; H o o ft , Brieven , N°. 230 ; Lijst der Gecomm. Raden en Ministers , bl. 27, 31; Kobus en de Rivecourt. WITTE (CoRNELis DE), broeder van Pieter de Witte (die volgt) , was een goed landschapschilder. Hij behoorde in 1573 tot de lijfwacht van den hertog van Florence. Zie van Mander; Immerzee“ Kramm. WITTE (JAN DE) was een voornaam kunstschilder to Brussel , toen hij door A 1 v a , met verbeurdverklaring zijner goederen , werd gebannen. Op uitnoodiging van hertog C h r i s­toffel van W u r t e m b erg ging hij naar Stuttgard om de laatste hand te leggen aan de bijna voltooide plafonds in zijn paleis. Met zijn medebanneling Nic ola es van Orley be. schilderde hij twee jaren , tot aan den dood des hertogs , de plafonds en vervaardigde patronen voor de tapijten , die de zalen moesten versieren. In 1569 vertrok de Witte near Keulen , en was aldaar werkzaam voor de kerken , werd er lid van het schildersgenootschap , burger en huwde er. Zie Illessager des Sciences historiques etc. Gand 1862 , p. 183 ; K r am m. WITTE (JoHAN DE) , schoonzoon van d e R u i t e r, werd bij de inneming van Naarden (Sept. 1674) door dapperheid uit werd en deswegens door den pries met het gebied over een schip van oorlog begiftigd. Zie Verward Europa , D. II. bl. 287 ; Ontsierd Nederl. , D. II. bl. 610 ; Fransche, Engelsche en Nederl. Oorlogen , D. III. Vervolg , bl. 37 ; J. O. de Jon ge, Neerl. Zeew. , D. III. bl. ; Brandt, Leven van de Ruiter. WITTE (MIOHIEL WITTE DE MITER, DE) , kleinzoon van den admiraal de Ruite r. Zijn vader was Johan de Witte (boven gemeld) en zijne moeder C o r n e 1 i e de R u i t e r. Hij werd van jongs of onder het oog van zijn grootvader voor den zeedienst opgeleid , klom weldra tot den rang van luitenant op , vergezelde in die betrekking zijn vader in 1683 naar de Oostzee , bepaaldelijk naar Gothenburg. Op zijn tehuisreis werd 's lands vloot den 16den November van dat jaar beloopen door zoo hevigen storm , dat verscheiden schepen met man en muis een proof der golven werden. Dit rampzalig lot trof ook onzen de Witte, toen hij reeds de duinen der vaderlandsche zeestranden in 't oog had. jonge d e Witt e" schreef B rand t, ',was een jongeling van ongemeene hoope , dear waarlijk een groot admiraal in stak." Zie Brandt; Kok. WITTE (LIEvEN DE) , te Gend geboren , bloeide in den aanvang der 15de eeuw en was zeer ervaren in het schilderen van gebouwen en perspektiven. Vroeger had men in de St. Bavo te Gend geschilderde glazen naar zijne teekeningen. Een zijner schilderijen .de overspelige vrouw , moet door zuiverheid en levendigheid van koloriet hebben uitgemunt. Zie Immerzeel. WITTE (NicoLAAs DE) , een Deen , werd in 1641 door Tromp en Witte aan het collegie van Amsterdam tot kapitein of luitenant aanbevolen. Dit vond toen zwarigheid , later komt hij als scheepsbevelhebber bij ooze zeemagt voor. Zie de Jonge, Neerl. Zeewez. , D. I. bl. 554. WITTE (PIETER) of Candido , !n 1548 te Brugge geboren , bloeide ten tijde van Karel van Ma n der te Florence , schilderde in olieverw en boetseerde in klei. Hij heeft met V a s a r i te Rome voor den pans gearbeid en vervaardigde voor den groothertog van Toscanen tapijt-patronen en andere kunst•erken. Hij trad vervolgens in dienst van Maximi a a n hertog van Beijeren en schilderde alle versierselen in diens paleis be Munchen. Jan en Raphael Sadeler bragten vele zijner teekeningen , o. a. de Hermieten van Beijeren en Gilles Sadeler de vier Kerkvaderen in koper. De Witte was ook een uitmuntend , beeldhouwer en architect, bouwde in den aanvang der 17de eeuw bet keurvorstelijk paleis te Munchen en vervaardigde het Praalgraf van den keizer Lodewijk van Beijeren , met 16 standbeelden versierd , in de L. V. kerk aldaar. Hij overleed in 1648 te Munchen. Zijn zoon Willem, in 1585 te Munchen geboren werd hofschilder van den keurvorst. Zie Immerzeel; Kramm. WITTE (PIETER DE) of PETRUS ALBUS , in 1628 te Amsterdam of te Antwerpen geboren , studeerde in Italie onder Claude L o r rain e. Hij schilderde landschappen en was een der geestigste kunstenaars van zijn tijd. Zie Nagler; Kramm. WITTE (PETRUS DE) , in 1645 predikant te Koudekerk in 1650 te Hoorn , in 1653 te Delft , in 1656 te Leiden , waar hij in 1669 overleed. Hij schreef : Delfschen donder-slagh ofte aenspraecke aan de gem. van Delf ,eeen schricklick oordeel Gods. Amst. 1654. Uytr. 169412°. Dry-zegen Zauwer-kroon aen C. Tromp. (1673) in piano. Wederlegging der Sociniaansche dwalingen. Amst. 1661. 4°. Catechisatie over den Catechismus. Artist. 1658 , 1724 , 1728. In 't Duitsch en 't Engelsch en andere talen over-genet. Van hem bestaan twee portretten. Zie Rogge, Bibl. der Contra-rem. , bl. 163; Nay. , D. XII. 131. 87 ; Abcoude, .1Vaanzl., bl. 412 ; Koecher, Gesch. v. d. Heidelb. Catech. , bl. 335 ; Muller, Cat. v. portr. WITTE (THEopooR DE) of WITTIUS , waarschijnlijk in de 16de eeuw te Utrecht geboren studeerde te Leuven , werd licentiaat en priester en was in 1603 in die betrekking. te Dordrecht , later te Utrecht en als provicarius te Middelburg werkzaam. Hij schreef een 0 Bid= Sanctorum Provinciae. Ultraject. en gaf ook onder den naam van C hristophorus Fab er Lo v a n i e n s i s eenige Nederd. werkjes in het licht. Zie Bat. Sacra , T. U. p. 143; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 825 ; Foppens, Bibl. Belg. , p. 450 ; Witte, Diarium Biograph.ad an. 630; Plaecaeus, de Script. Pseud., p. 276; Burman, Traj. erud. p. 450; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. WITTE of DE WITH (WITTE CORNELISZOON) werd den 29sten April 1599 te Hoogendijk , niet ver van de stad Brielle , uit den burger- of boerenstand geboren. Na vele be. drijven vergeefs beproefd to hebben , begaf hij zich , na eenige kleinere togten , op zijn 17de jaar in dienst van de 0. I. maats. , en vertrok ale kajuitwachter in 't begin van 1616 naar 0. Indie. Zijn goed gedrag en onvermoeide ijver trokken de aandacht van den gouverneur Jan Piet er s z. Ko en , die hem een geruimen tijd als lijfknecht en hofineester bij zich hield. Te gelijk deed hij den dienst van korporaal op het fort Jacatra , nu Batavia , dat hij hielp verdedigen tegen de inwoners des lands. Hij onderscheidde zich door zijn dap­perheid , werkte krachtig mede tot behoud dier sterkte en hielp de stad Jacatra , niet verre van die sterkte , veroveren. In 1620 in het vaderland teruggekeerd , ging hij over in 's lands dienst , waarin hij eerst den rang van schipper , toen van luitenant en daarna die van scheepsbevelhebber bekleedde. In dezen laatsten rang nam hij deel aan den togt van den zeevoogd H e r m i t e (1623) , die tot afbreuk van den vijand naar Amerika werd gezonden. Na buitengewone blij ken van kloekmoedigheid bij verschillende ontmoetingen gegeven te hebben , in een van welke hij zwaar gewond werd , stak hij mar de Molukken over , die op aanstoking der Portugezen en Spanjaarden in opstand tegen de Nederlanders geraakt waren. Met 3000 man , van welke W. 2 vaandels aanvoerde , ging het op den vijand los , zesmaal geraakte onze held met de inwoners in gevecht , verbrandde en vernielde vele Indiaansche dorpen en verwoeste eenige duizende nagelboomen wendde toen de boeg naar Batavia , en keerde in 1626 met een rijke retourvloot naar het vaderland terug. In 1628 werd hij als kapitein en raad op bet schip van den admiraal Pieter Piet e r s z. H e y n , door de W. I. Compagnie aan het hoofd eener vloot geplaatst , die uitgerust was om de Spaansche zil­vervloot te veroveren. Aan de wakkerheid van W. was men grootendeels de verovering dier vloot verschuldigd. Na den dood van Piet Hey n , die hem zeer genegen was geweest , kreeg hij weerzin in den dienst en besloot hij voortaan als bijzonder burger te leven. Spoedig keerde hij echter tot zijn vorigen stand terug , doch liet dien , door onmin met sommige scheepsbevelhebbers , wederom varen. Ondertusschen waren zijne verdiensten niet onopgemerkt geble­ ven , daar er in 1637 zelfs sprake was dat hem of Tromp de waardigheid van luitenant-admiraal zou ten deel vallen , en toen de eerste Naar bekwam word W. tegelijkertijd tot vice• admiraal van Holland en West-Vriesland verheven. De be­noeming van Tromp tot laitenant-admiraal schijnt bij W. de eerste aanleiding geweest te zijn tot het misverstand tusschen de beide vlootvoogden. Zulks was grootendeels aan het jaloersch en wrevelig karakter van den laatste te wiiten. Met geen zijner opperhoofden of togtgenooten , W a s s e n a a r weiligt uitgezonderd , kon hij in vrede leven. Bij vele gelegenheden geraakte hij in bevige twisten met Tromp, leefde met J a n E v e r t s e n gedurig in oneenigheid , en toen de Ruiter, in wien zachtmoedigheid een der hoofddeugden was , onder hem een togt moest ondernemen , werd door 's lands overheden raadzaam geoordeeld schrittelijk aan W. bevel te geven hem op een minzame wijs te bejegenen. Ja , na den dood van Tromp, durfde hunne hoogmogenden , hoezeer zij ook anders­zins zijn persoon genegen waren , hem bet gebied over 's lands vloot niet geven , wij1 hij wegens zijn ruwen inborst , en zijne te groote gestrengheid , die aan wreedheid grensde , bij het scheepsvolk ten sterkste gehaat was , waarvan hij de duidelijkste bewijzen ondervond , toen verschillende schepen , op onder­scheidene tijden , zesmaal weigerden hem als beveihebber in te nemen , en de geheele vloot eenmaal met 66ne stem vcr­klaarde wegens zijne ongehoorde gestrengheid , onder zijne bevelen niet te willen staan. Doch groote gebreken gaan vaak met groote boedanigheden gepaard. Zoo bezat hij een onbegrensde vaderlandsliefde , zelfsvergeting en zelfsopoffering in bet our van gevaar,, onvergelijken heldenmoed , gepaard met uitstekende bekwaamheden. Gedurende een groot deel van den zomer van 1639 was W. met Tromp in bet kanaal kruisende om een groote Spaansche vloot , die krijgsbenden naar de Nederlanden moest overbrengen , te bestrijden. Toen deze vloot , die veel talrijker dan de onze was , in September verscheen , wilde Tromp langzaam terug trekken , W. stelde zich bier tegen. . Men moest bij deze gelegenheid toonen trouwe dienaars van bet vaderland te zijn , met elkander leven en sterven." Tromp werd door den omtembaren moed van W. aange­vuurd. Men besloot gezamenlijk een aanval op de Spanjaarden te doen en nu werpt W. zich met ongehoorde stoutbeid in bet gros der vijanden. Van alle zijden wordt bij door zware galjoenen omringd zijne zeilen worden aan flarden geschoten , zijn schip wordt doornageld , zijn achtersteven geraakt in brand; maar niets schrikt hem af; hij beantwoordt rustig het geschut 'des vijands met het donderend metaal van zijn boord , doet alles voor zich wijken , en keert als overwinnaar tot Tromp weder , aan wiens boord hij begui8t , be3meert , al hinkende en ontoonbaar kwam , hem op scherpen toon vragende : of hij nu wel getoond had metalen berg te vreezen ? Door dit gevecht en verschillende daarop volgende schermutselingen werden de Spanjaarden belet de pleats hunner bestemming te bereiken en gedwongen een schuilplaats in de Engelsche haven Duins te zoeken. Zoodra de tijding daarvan in het vaderland bekend was , besloot men terstond de dapperen , die den vijand besloten hielden , te helpen , en in minder dan 14 dagen was , tot verbazing van geheel Europa , eene vloot van meer dan 100 schepen , onder de Nederlandsche vlag vereenigd. Met deze magt werden Castiliens fiere zeelieden aangetast en een groot aantal hunner schepen veroverd of verbrand. In de 5 volgende jaren hield W. zich bezig met de ver• jaging en bestrijding der Duinkerksche roovers en deed door de bescherming en bevestiging van onzen koophandel gewigtige diensten. In 1644 werd hem het bevel opgedragen over een magtige vloot naar het Noorden tot handhaving van den koophandel en tot bijlegging van de geschillen tusschen de kroonen van Zweden en Denemarken. Op dezen togt nam hij 900 koopvaarders onder zijne bescherming. Ook in het volgende jaar werd hij naar het Noorden gezonden met bevel den koophandel te beschermen en zich volstrekt onzijdig tusschen de beide mogendheden te houden. Hij ge­droeg zich z(515 dat de staten hem , na zijn terugkomst , met een gouden keten beschonken. Ondertusschen verkeerden ooze bezittingen in Brasilie door den opstand der Portugezen , in groot gevaar, en werd derwaarts onder bevel van W. een vloot gezonden. her ondervond hij van de hooge regering veel tegenwerking , de volksplanting vond hij in droevigen toestand , er heerschte gebrek aan alles , ook voor 's lands vloot , en na herhaaldelijk vergeefsche pogingen te hebben aangewend om verlof tot bet verlaten van Brasilia te verkrijgen , giog hij met 2 schepen naar het vaderland onder zeil. Zoowel de algemeene staten als de W.-I, compagnie waren hoogst hierover gebelgd. Hij werd op last der algemeene staten op de Voor­poort gezet , gedelegeerde regters werden benoemd om de zaak te onderzoeken en over zijn gehouden gedrag vonnis te yeller': De gevangenneming van den vlootvoogd werd echter door Holland als een inbrenk op zijne souvereiniteit beschouwd en bepaald dat W. met geweld door den procureur-generaal der provincie nit zijn gevangenis zou ontslagen warden. Hierop werd hij , na 23 dagen op de Voorpoort gezeten te hebben , op last van den prins ontslagen , doch in zijn herberg bewaakt. Drie maanden later werd hij op nieuw naar de Voorpoort overgebragt en zijne zaak onderzocht , met het gevolg dat de fiscaal Jacob de S ills hem van pligtverzuira beschuldigde , groote ongehoorzaamheid aan de bevelen der hooge regering van Brazilie tegen hem inbragt , en ambtshalve den dood en verbeurdverklaring zijner goederen tegen hem eischte. Doch vier bekwame pleitbezorgers namen zijne verdediging op zich , met het gevolg dat hij alleen tot het verlies zijner wedde sedert zijn vertrek veroordeeld werd. Ook moest hij de kosten zijner gevangenis en van bet regtsgeding voldoen. Weldra stond hij weder aan het hoofd onzer vloot , nadat Tromp, uithoofde van zijne ontmoeting met Blake, in ongenade was gevallen. Wederom kweet zich W. , naar de middelen welke hij bezat , uitnemend. Den 8sten October 1652 ontmoette hij den veel sterkeren vijand. Zijn schip wordt aan zeilen , aan touwwerk en rondhout zwaar beschadigd , en , na weinig tijds ligt hij als reddeloos , onbekwaam om over den eenen of anderen boeg te wenden. Onze held blijft den vijand niets schuldig. Met mannenmoed beantwoordt bij het geweld der Britten , die hem van alle zijden omringen en hij handhaaft de eer zijns vader­lands en eigen roem van het begin des strijds tot aan den ondergang der zon. Den volgenden dag keerde hij , genood­zaakt door de herhaalde lafhartigheid van velen , naar het vaderland terug. Eerlang verkregen de lafhartigen loon naar werden ; sommige scheepsbevelhebbers werden in hunnen dienst geschorst , anderen eerloos en onwaardig verklaard het vaderland te dienen. Wij ontmoeten vervolgens de Witte den 12den en 13den Junij 1653 in den tweedaagschen zeeslag tegen de Engelschen onder T r o m p. Hier onderscheidde hij zich wederom door zijn gewone kloekmoedigheid. Zulks deed bij niet minder in den strijd van den 10den Augustus van datzelfde jaar,, toen hij , nadat Tromp gesneuveld was, Jan Evertsen en de Ruiter door groote schade genoodzaakt waren in de Maas te wij ken , en velen , eer en plicht vergetende , de vlugt kozen , met I kloeke medehelpers bet geweld en de gansche magt den aandringenden vijanden weerstond en week omdat hij alleen de groote overmagt der Britten niet kon bedwingen. Maar hij wijkt allengskens , niet als vluchtende maar vcchtende , bij wacht van tijd tot tijd den drom der vijanden af, wijst ze telkens terug. Ten laatste verlaat de vijand de Nederlandsche vloot en hij droeg de eer weg 's lands vloot in bet uiterste gevaar behouden en de eer van den staat gehandhaafd te hebben. Na den dood van T r o m p werd hem , na een hevigen twist , tusschen hem en E v e r t s e n , het tijdelijke bevel over de vloot gegeven , totdat Wass e n a a r tot oppervlootvoogd benoemd was. Onder dezen had hij het bevel over de Neder­landsche vloot in den oorlog tusschen de Deenen en de Zweden. In een gevecht met den Zweedschen vice-adrniraal B i e 1 k e n-s t e i n sneuvelde hij door twee kogels getroffen , na een onver­schrokken verdediging van zijn schip den 8sten November 1658 , in den ouderdorn van bij na 60 jaren. Zijn lijk werd door den koning te Elseneur in rouwgewaad gehuld en van een grooten hofstoet ornringd met plechtigheid ontvangen. Ook in Nederland vereerde men de nagedachtenis van den grooten held en rigtte men op 's lands kosten ter zijner eere een praalgraaf op. Viermaal was hij gehuwd , van welke zijne derde huisvrouw , Hester de Meester in 1654 overleed , hem nalatende elf minderjarige kinderen. Zie , behalve Holl. Mercurius , Aitsema, Wagenaar, van Wijn, Cerisier, Bilderdijk, Arend; J. C. de Jonge, Neerl. Zeew. , D. I. bl. 318, 323 , 380 , 507, 511 , 532 , 550, D. Ha. bl. 55-61, 69, 115, 193 , 259 ; Dez. , Levensbeschrijving van W. van de W. in Onuitg. stukken , D. I; Dez. , Lev. v. Evertsen ; Brandt, Lev. v. de Ruyter ; Doorl. zeeheld ; A. van der Cappel­len, Gedenks. , D. II. bl. 224; G. W. Vreede, Iets over W. C. d. W. in V i s s er's Tijds. , I. 38 ; Dez. , Kron. Hist. Gen. , 2 jg. 171 , Nay. 1367, 58 , 217; B i z o t , Nederl. Historiepen. (afbeeld. v. h. praalgraf); Kok, Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Riveeourt; Muller, Cat. v. portr. WITTE JANSZ. (VREESWIJK DE) hield in de twisten over den Utrechtschen bisschopsstoel tusschen Z w e der van C u­lemborg en Rudolf van Diepholt de zijde van eerst­genoemde en nam , toen Diepholt reeds op den bisschopszetel gevestigd was , in 1427 deel in eenen aanslag om Utrecht op het onverwachts te overrompelen , door des Vrijdags na kruisvinding , des morgeus ten zeven ure , de Witte Vrouwen­poort in to nemen en daar door Culembo r g s yolk in de stad te brengen , deswege werd de Witte toen de aanslag ontdekt was uit Utrecht gevlugt zijnde voor eeuwig uit de stad gebannen, terwijl zelfs zijne vrouw en kinderen gelast werden uit de stad te gaan en dus zoowel als hij gebannen. Zie Burman, Utrechtsche jaarb. , D. I. bl. 343. WITTE (GERHARD) , of Candidus , van Antwerpen , bloeide in de 16de eeuw en schreef : Diarium rerum in Belgio ab 1566 usgue ad 1580 gestarum , in 1580 met andere Hollandsche geschiedschrijvers door S ig m. Feyerabend in fol. en in 1583 in 8°. uitgegeven. Zie Val. Andreas; Sweertius; Richer; Foppens. WITTE (ADRIAAN DE) of Candidus , jesuit te Antwerpen , stierf in 1558 te Leuven. Hij schreef .Trajectutn in Coelunz. Zie Val. Andreas; Sweertius; JOcher. WITTE VAN CITTERS (Jhr. mr. L. DE), den 21sten Junij 1780 to 's Hage geboren bekleedde daar verschillende eere­posten , ook was hij lid van den gemeenteraad , van het bur­gerlijk armbestuur,, president , kerkvoogd enz. Men roemt zeer zijne bekwaamheid , ijver en trouw. Hij overleed aldaar in het begin van Augustus 1862. Hij was ridder van de orde van den Nederl. Leeuw. Zie Haagsehe Cour., 7 Aug. 1862. WITTE (JACOB EDUARD DE) , in 1763 to Amsterdam geboren , was in 1782 vaandrig in Nederl. dienst , toen hij met P. van B r a k e 1, boomkweeker te Boskoop , een aanslag smeedde om het eiland Schouwen den Engelschen in handen te spelen. Van Bra k el verklapte het verraad , en d e Witt e liep groot gevaar aim n boofd te verliezen , doch een gekibbel tusschen de staten en den stadhouder of eene burger­lijke dan wel militaire regtbank den land verrader moest ver­oordeelen , gaf aanleiding dat hij den 21sten Mei 1784 tot eene gevangenis van 6 jaren en een eeuwige ballingschap nit Holland , Zeeland , Friesland en Utrecht veroordeeld werd. Hij hield zich ondertusschen op de gevangenpoort te 's Hage bezig met het schrij ven van eenige werkjes in proza en poezy van sentimentelen inhoud , en waarvan de blaadjes met bijna even zooveel dwarsstreepjes als woorden zijn gevuld. Zij toonen dat hij weinig geest , smank , gezond oordeel en volstrekt geen taalkennis bezat. Geestig wordt de nietigheid van den poetaster door Helm e r s aan de kaak gesteld in de oorrede van zijn Socrate8. Sints 1793 liet hij niets van zich hooren , doch in 1828 trad hij onder den naam van Witte van Haemstede als schrijver van Tafereelen voor denkenden op. Zijn sterfjaar is onbekend. WITTE (JAN DE) , Hollandsche loods , nam in 1618 deel aan de Spaansche expeditie naar het Naauw (detroit) van L e Maire, onder de broeders Bartolome Garcia en Gin­cal° de Nod al. Zie Tiele, Navig. Neerl. , p. 315 , 316. WITTE (MARIA DE). Zie MARIA DE WM. WITTE (JOAN DE) , advocaat te Amsterdam , vierde in 1644 zijn vijftigjarige praktijk. Bij dies gelegenheid ver­vaardigde Von del een gedicht i gelijk ook bij zijn huwelijk met C. de Ro s. Zie Vond el (uitg. van v. Lenne p), D. V. bl. 516 , D. XII. bl. 229. WITTEBROODT (MARTIN) , beeldhouwer van Brugge , bloeide in de 2de helft der 16de eeuw te Audenaarden. Zie Kramm. WITTEL (CARPER VAN) , in 1647 te Utrecht geboren , werd door M. W it hoo s in de teeken- , schilder- en bouw­kunst onderwezen. Hij legde zich op het miniatuur-schilderen toe, en zijne stukjes waren zeer gewild. Later bezoeht bij Italie en te Rome en vervaardigde daar en elders schilderijen van gebouwen , perspectief-voorstellingen en landschappen voor vor­sten en aanzienlijken. Op uitnoodiging van L o d e w ij k d e la Cerda, hertog van Medina-Coeli , onderkoning van Napels , vestigde hij zich aldaar en verwierf zoo diens gunst dat die vorst een zijner zonen tot petekind aannam en ten doop hield. Tengevolge van eene omwenteling , die te Napels uitbrak , keerde hij naar Rome terug , en hield zich daar bezig met het schilderen van zeehavens , in den smaak van Canat ell i. Hij overleed in 1746. Zijn zoon Lo dew ij k maakte zich onder den naam van Vitelli wereldberoemd als bouwmeester. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt. WITTEM (HENS.) leefde in het laatst der 16de eeuw en beoefende de poezy,, blijkens zijn gedicht bij den vrede , 20 Aug. 1585 , tusschen den hertog Alexander van Fa r­nez e en de stad Antwerpen gesloten. Zie Sweertius; Joeher. WITTENHUIS (AuGusTINus) werd als S. M. C. in 1664 te Haskerdyke predikant en aldaar afgezet 14 April 1686. Hij vertaalde nit het Engelsch een tractaat , getiteld : De verderfekkheid des oorlogs , Levit. 26 : 25. Leeuw. 1677. 12°. Zie Jae. Enge1sma, Predik. onder de Class. v. Zevenwouden , b1. 131. WITTENOOM (CoRNEms), dichter in de 17de eeuw. Men heeft , behalve verspreide gedichten in Apollo's Harp , het Stamboek van I. Heiblock. Utrechts Zangprieeltje , de CL Psalmen van den konincklijken propheet Davidt, voleyndt in Lentemaand , An. 1682 te Amsterd. 4°. Zie v. d. A a, t. a. p. bl. 389. WITTEVEEN (FREDERIK) , zoon van Her m a n n us W i t­teveen, te Purmerend , waar zijn vader predikant was , den 23sten Mei 1736 geboren , genoot het onderwijs van H e r m. Ph o cilli des, D. E. T o 1, predikant te Lemmer en Wyn­jeterp en van J. H. Muller, rector te Dokkum , studeerde te Groningen , zette zijne studien te Utrecht voort , werd proponent in 1759 , predikant te Haskerhorne en Oudehaske , overleed in 1764. P e t r us Nota, predikant te Oldehorn , vervaardigde bij die gelegenheid een Latijnsch gedicht. Hij behaalde in 1763 den prijs bij bet Stolpiaansch-legaat voor zijne Verhand. over de eigenschappen , dewelke uit het bestaan van een noodzakekk weezen, noodzakelijk voortdoeit. Zie Boekzaal der Geleerden , 1764, bl. 327, 341; Engelsma, Predd. onder de Class. van Zevenwouden , bl. 161; Pa,uw en Veeris, bl. 236; N. gel. Europa, XIX, 682, Boekz., 1763b , 481, 1764a, 327. WITTEWRONGEL (PETRUs) , zoon van Gilles en Margareta Loopers, te Middelburg geboren , werd ach­tereenvolgens predikant te Renesse (1632) , Zierikzee (1636) en Amsterdam (1638), waar hij 7 December 1662 , in den ouderdom van 53 jaren , overleed. Twee zijner zonen , C h r i s­tiaan en Petrus, hebben insgelijks het predikambt bekleed , de eerste te Noord-Scharwoude en te Brielle , de ander te Berkel en te Leerdam. Hij heeft zich verdienstelijk gemaakt op het pad der praktikale godgeleerdheid door zijn Christelycke huys­houdinghe. Amst. 1655 hi 8° weer uitgebreid onder den titel : Oeconomia Christiana ofte Christelicke huyshoudinghe , vervat in twee boecken , tot bevorderinge van de oeffeningen der ware godsalighe,ydt in de bysondere hu,ysgesinnen , naar den repel van het suyvere woord Gods to samen gesteld. Amst. 1661 , 2 d. 4°. In het 2de stuk van dit werk ijverde hij tegen het tooneel en bijzonder tegen het brengen van gewijde stollen op het tooneel , en vooral tegen den Lucifer , dien Von d el in zijn Tooneelschilt of Pleitrede voor het Tomei­recht verdedigde , terwijl hij in zijn Uitvaert van Orfeus de predi­kanten en vooral Wittewrongel bespotte. Witt ew rongel hield ook in 1657 de kerkelijke rede ter inwijding van het diakonie-weeshuis te Amsterdam. Hij huwde Apollonia van de Wille van Middelburg, die hem 2 zonen schonk. H. F. Waterloos en anderen maakte verzen op zijn afbeelding. Zie F. Pauw en Veeris, Kerk. Alphab. , b1.235; De la Rue, Gel. Zed., bl. 198; Paquot, Mem. , T. I. p. 304; Glasius, Godgel. Nederl. ; Brandt, Lev. van Vondel ; Schotel, het Tooneel en de Geestelificheid ; V o n d e 1 s' werken (uitg. van v. L e n n e p), D. VI. bl. 315 , 316 , 327 , 340, 341; loll. Parnas , bl. 168; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. kerk , D. III. bl. 23; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WITTICHIUS (CmusToPHoRus), den 7den October 1725 te Brieg in Neder-Silesien geboren, waar zijn vader super­intendent van alle hervormde kerken des hertogdoms was , ontving zijne eerste opleiding in zijne geboortestad , bezocht in 1742 de hoogeschool te Bremen , waar hij vier jaren bleef. Eerst voor de regtsgeleerde studien bestemd , ging hij weldra tot de godgeleerdheid en wijsbegeerte over, waarin hij de rigting volgde van D e s c a r t e s. Uit Bremen begaf hij zich naar Leiden, waar hij ook vier jaren , alleen door een korten uitstap naar elders afgebroken , doorbragt. In zijn vaderland weergekeerd , werd hij tot hoogleeraar in de wiskunde te Herborn benoemd , en ontving tevens de be­voegdheid om afzonderlijk onderwijs in de godgeleerdheid te geven. Kort daarna werd hij hoogleeraar in de godgeleerdheid en predikant te Duisburg. Van hier werd hij , na een kort verblijf aan de pas opgerichte school te Nijmegen geplaatst. In 1656 aanvaardde hij aldaar het professoraat in de theologie en werd eershalve tot doctor in de godgeleerdheid benoemd. Gedurende de 16 jaren , die hij aldaar vertoefde , oogstte hij grooten roem in , in weerwil van den strijd , dien hij om zijne Cartesiaansche gevoelens moest voeren , en gaf menig theologisch en wijsgeerig geschrift in het licht. Curatoren der Leidsche hoogeschool wisten hem in 1671 aan deze te verbinden ea den 16den November van dat jaar trad hij als hoogleeraar in de godgeleerdheid op. flier sprak hij steeds voor een talrijk gehoor en handhaafde hij zij nen roem. Wel kon het niet anders of hij , die voor het hoofd der Cartesianen werd gehouden , moest ook bier met vele onaangenaamheden kampen. Hij wilt ze echter te boven te komen door beschei­denheid en gematigdheid , in weerwil zelfs van de besluiten tegen den Franschen wijsgeer door de staten van Holland , ook met toepassing op hunne hoogeschool, genomen. Hij overleed den 19den Mei 1687 aan de gevolgen eener beroerte. A. van Zylvelt , A. de Blois en A. Blooteling hebben hem in plaat gebragt. De zeldzaamheid zijner werken verklaart het felt dat aan de talenten van dezen geleerde geen volle regt is wedervaren. In 1656 verscheen van zijne hand : Consideratio theologica de stylo scripturae , quem adhibet cum de rebus naturalibus sernonem instituit. Drie jaren vroeger had hij in het licht gezonden , blijkens deze Consideratio : Dissertationes duae , una de um et abusu scripturae in rebus philosophicis , altera de Cartesii sententia de quiete terrae. Tegen de op hem gerigte aanvallen verde­digde hij zich in dit werk. Disputationes Theologicae sexdecin de regula credendi , contra Valerian= magnum. Neom. 1656. Disputationes de fundamento verse religionis. Ibid. 1663. Cana Spiritus Sancti. L. B. 1678. Consensus Feritatis in Scriptura diving et revelata cum veritate philosophiae , a Cartesio detectae. Ibid 1682. Bxercitationes Theologicae et °ratio de Oraculorum Divi- norum veritate et Gentiliurn falsitate. Ibid. 1682. investigatio Epistolae Pauli ad .Romanos. Ibid 1685. Annotations in Cartesii meditationes , curante S. vau Til. Dordr. 1688. Theologia Pacifica. L. B. 1671. Cum appendice 1683 , defensa. Amst. 1689. Investigatio Epistolae Pauli ad Hebraeos. Accedunt positiones sive aphorissni universum theologian adumbrantes. L. B. 1691. Antispinoza et Commentariue de Deo et ejus attributi8 , e. , ook in 't Holl. vent. Zie J. G r o n o v i i Orat. fun. in flittich ; Saxe, Onom. , T. V. p. 186 ; K ö n i g i i Bibl. Vet. et .Nov. (die hem verkeerdelijk Clivensem noemt) , Cat. Bibl. Bunay. , T. I. Vol. II. p. 1703; MuseLliazzuchel­liani , T. II. Tab. CXXXIII. N. VI; Domela Nieuwenhuis, de Comm. Cartesii ; Rouhem, Acad. .111eom. , p. 16, 17; Bayle, Dict. , T. IV. (v. Christophire); Compend. Gel. Lexik. , S. 2525; v an Loon, .Historiepenn. , D. III. B. IV. bl. 349 ; Ypey en Dermout, Gesch. d. Here. kerk , D. II. bl. 456; Siegenbeek, Gesch. d. L. Hooges. , D. I. bl. 189, 209, II. Bijv. en Toev., 131. 148, 149; Bouman, Geld. Hooges., D. I. bl. 263, D. II. bl. 650, 655 ; S e pp , Het godsd. onderwijs in Nederl. , D. IL bl. 145 vlg., 180, 233, 240, 270, 293, 306, 350, 366; Glasius, Godg. Nederl.; Schotel, L. H. in Kerk. .Dordr. , D. II. bl. 44; Soermans, /lead. Reg., bl. 43, 79; Kok; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. WITTICHIUS (JAcoEus), geboren te Aken den 11 Jan. 1671, zette zijne akademische studien voort te Leiden , waar hij in 1711 onder T. A. van der Honert eerie verhandeling yen. dedigde de natura Dei , die later , toen hij te Groningen als hoogleeraar in de wiskunde in aanmerking kwam , aanleiding gaf tot hevige twisten tusschen A. Driessen, Van den Hon ert en Wit ti chiu s. Intusschen was bij als hoogleeraar in de wijsbegeerte werkzaam tot in 1718 , toen curatoren der Leidsche academie hem een leerstoel in dezelfde betrekking aanboden. Hij aanvaardde zijn post met eene rede de celsitu­dine et evidentia in guibus ills philo8ophiae partibus inveniatur, waarna het geschil , schoon het nog eenigen tijd aan geen schot schriften ontbrak die er betrekking op hadden , ophield. In 1725 werd hem het onderwijs in die redekunde opgedragen. Twee jaren later bij het nederleggen van het rectoraat sprak hij de affectibus animi en in 1735 bij dezelfde gelegenheid , de indignitate et inutilitate tormentorum in guae8tionibu8 reorum. Tot hoogleeraar in de wiskunde aangesteld , hield hij eene redevoering de infinito grout in eo Geometrae vereantur. Hij overleed 18 October 1739. Zijne of beelding vindt men in de effigies bij van der A a. Niet hij , maar zijn vader, broeder van Chris t., heeft na ziju dood in 1691 diens 4nti8pino8a en zijn Commentariu8 de Deo , in 1695 door Abraham van P o t t in 't Holl. vertaald , uitgegeven. Zie Gronovitts in Orat. fun. ; Siegenbeek, t. a. p. D. II. bl. 180, 181; te Water, Narratio , p. 208; Ypey en Dermont, Gesch. d. Ned. Here. Serk , D. III. bl. 249-253 ; JOche r. WITTIGS (PIETER) , den 10den November 1772 te Rot­terdam geboren , werd in het gereformeerd burgerweeshuis aldaar opgevoed en oefende bet bedrijf van kamerbehanger uit. In zijne snipperuren beoefende bij met lust kunsten en wetenschappen en inzonderheid de dichtkunst. Meer dan 20 jaren was hij een ijverig lid van de Rotterdamsche maatschappij Veredeidenheid en Overeenetestning , die zijn nagedachtenis , na 26 iijn afsterven , den 21sten September 1823, plegtig vierde , bij welke gelegenheid Gilles de Meyer eene lijkrede hield , waarachter eenige zjner nagelaten Gedichten zijn gevoegd. Zijne gedicbten en verhandelingen zijn afzonderlijk gedrukt en afzonderlijk versehenen. Hij huwde Teuntje Maria de Vos. Zie Lijkreden en lijkzanqen, uitgesproken in de Maats. verscheidenh. en overeenslem. te Rotterdam, ter nagedachtenis van Pieter Wittigs. Rom 1823; v. d. Aa, N. B. 4. C. W b.; Schotel, Tolleasen oin Tod. WOELWIJK Arrenberg vermeldt fine zijne rhea. werken. Amst. 6 d. WOENSEL (JACOB VAN) , dichter , bloeide in fret laatst der 18de eeuw. Van der A a vermeldt zijn Lijkzang op R. Schutte (1785). Zie v. d. A a, t. a. p. WOENSEL (J. VAN), waarschijnlijk dezelfde , schreef: Zedige bedenkingen over de algemeene welmeenende aanbieding in het Evangelium. Amst. 1779 , met Vervolg. Zie Arrenberg, bl. 182. WOENSEL.VAN) gaf in bet Hat : Wassende graadige Paskaart van de Zwarte zee , opgemaakt uit de Observatien van J. H. van Kinsbergen. Amst. fol. Zie Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk., D. III. bl. 202. WOENSEL (PIETER vAN), zoon van dr. Joan v an Woensel en van Susanna Margaretha Zandwijk, werd te Haarlem in de Remonstrantsclje kerk gedoopt 10 Jsnuari 1 7 47. Gelijk zijn vader tot geneesheer bestemd , werd hij daartoe aan de Leidsche hoogeschool voorbereid en aldaar op 23 November 1770 tot med. doctor bevorderd na openbare verdediging van een Specimen academicum inaugurale , sistens gnaedam miscellanea medica. Kort daarop in Russischen dienst getreden , bekleedde hij °rider C a t h a ri n a II achtereenvolgens de betrekkingen van doctor bij het hospitaal en bij bet kadet­tenkorps te Petersburg , en die van doctor der marine van de Zwarte zee, terwijl hij tijdens zijn verblijf in Rusland tevens tot hofraad verheven werd. Later in het vaderland teruggekeerd, dreef zijne aangeborene woeligheid en zucht tot avonturen hem in 1784 tot bet ondernernen eener reis door Turkye Anatolie, de Krim en Rusland , als vruclit waarvan na zijne terugkomst twee deelen met Reisaanteekeningen , naamloos uitgegeven , het Hat zagen. Vervolgens tot doctor der marine te Amsterdam aan­gesteld , nam hij ook aan het politieke levee zijnee tijds deel door de uitgaven van een humoristisch jaarboekje De Lantaarn gebeeten , waarvan vijf deeltjes, met door hem zelf geteekende platen voorzien , in 1792, 1796, 1798, 1800 en 1801 ver­schenen,. De vier cerste jeargangen dragen den pseudoniern Amurath Effendi , Hekim Bachi op den titel: eerst het aan-hangsel tot de Lantaarn van 1800 , de Bzjlichter geheeten , verscheen onder den eigen naam des schrijvers , die zich in de .voorrede daarvan tevens als auteur der voorafgegane jaar­galigen bekend maakte. Bebalve deze geschriften heeft men nog uit zijne jeugd een antwoord op eene door de Hollandsche maatschappij uitgeschreven prijsvraag over De kunst van waar­noon , dat , sclioon onbekroond gebleven , evenwel door den auteur werd uitgegeven (Amsterdam , 1772) , en uit zijne laatste levensjaren een tweede we,rk over Rusland , getiteld : Rusland beschauwd. (Haarlem , MM. Van Woensel overleed onge­huwd te 's Gravenbage aan de gevolgen eener beenbreuk en word volgens bet grafboek der Kloosterkerk op 21 April 1808 in em choorgraf aldaar bijgezet, In 1833 leverde Ad r, van der Willigen in den 4undel Fruchten van de Rederijkkamer de liviingrfardranken te Haarlem eene opzetteliike bulde aan ziine naged,achtenis, terwijI in later tijd Busk en 11 u e t in den Vaksalmanak der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voor 1864 , en in een Gids artikel van December 1863 (ook onder zijne litterarisebe Fantasien opgenomen) de aandaebt op nieuw op dezen vaderlandsetten humorist geyestigd heeft. Zie Kobus en de Rivecourt. Familieberichten. WOENSEL (PETRONELLA VAN), dochter van den sohoutbij nacht Joan van Woensel en van Anna Heleisa Ka m p e , broedersdochter van den voorgaande , werd geboren te Zwolle 11 Mei 1785. Zij was eene niet onverdienstelijke bloetn• en fruitschilderes en genoot als zoodanig de eer met bet onderwijs van prinses Marianne der Nederlanden ia ide schilderkunst belast te worden. Zij overleed te Gravenhage 12 December 1839. Zie Kobus en de Rivecourt; Kunst-, en Letterbode ; m mse r-z e e1; Kramm. Familieberichten. WOERDEN (HEIMAN VAN), alzoo genoemd omdat ij leer Bier stad was en in bare nabuurscbap aanzienlijke bezit­tingen bad, In de gedurige vijandelijkheden tussohen 11°1-,40 ,en 't Sticht bield hii de zijde van bet laatste en .verkreeg pan bissohop Jan v an Nassau bet slot te Mont­foord voor een som geld te pand , om alzoo zijn gelidd ontwerp , de vernedering van Holland , voort to zetten. Hij raWite ceiger wens Gijsbert van Amstel, die het slot 28* Vreeland in pandschap had , in geschil met de Stichteuaren , die thans voor een poos met graaf Floris V in goed verstand leefden. Deze tuchtigde van A m s t e l om den tot , welke hij tot merkelijke schade van die van Utrecht op den Vechtstroom had aangelegd, en Herman van Woerden wij1 hij v an A m s t e 1 te hulp gekomen was en tegen de Stichtenaars vele vijandelijkheden had gepleegd. Zijne bezittingen te Woerden en omstreken werden niet alleen verwoest en plat geloopen , maar ook het beleg geslagen voor het kasteel van Montfoort. Een gansch jaar lag de graaf voor het slot en na het verlies er van was H e r m a n genoodzaakt buiten'slands de wijk te nemen , terwijl de bisschop hem met ballingsohap en verbeurd­ verklaring zijner goederen strafte. Na zich eenigen tijd buiten'slands opgehouden te hebben , keerde hij terug en verzoende hij zich met den bisschop en den graaf. Opmerkelijk zijn de voorwaarden van het verdrag , door Ma tth aeus in zijn werk de Nobilitate vermeld. Hoofd­zakelijk komen zij bier op neer : Herman droeg zijn goed in de heerlijkheid Woerden den grave op en ontving bet wederom van hem te leen. Hij mogt zijn dochter buiten diens toestemming niet uithuwen het steenhuis dat H e r-m a n te Woerden had laten bouwen , moest hij steeds voor den graaf openhouden , en aldaar of elders een burgt bouwen , dien hij tegen elk , uitgenomen tegen den bisschop , moest verdedigen. Ook mogt hij buiten 's graven bewilliging geen ballingen te Woerden ontvangen. Dit verdrag werd op Palm­zondag 1287 geteekend , ook door verscheidene edelen , die zich borg stelden , en bij het niet nakornen van het verdrag met 120 man tegen hem zouden optrekken. Flo r i s begiftigde nu ten teeken zijner opregtheid van Woerden en v a n Amst el met den titel van raad , en gat hen boven andere edelen deel aan de regering. Deze vriendschap was van geen langen duur. Gelijk bekend is nam van W o e r d e n deel in de zamenzweering tegen den graaf. Hij was het die bet eerst het masker afligte, 's graven paard bij den toom greep en hem deze woorden toevoegde : ,Meester uwe hooge sprongen hebben een einde, gij zult ons niet Langer ringelooren , of het u leed zij of lief , gij zijt onze gevangene", er met een vloek er bijvoegende : odd hij Holland nooit weer zien zoude". Na den gepleegden moord vlood ook Herman buiten het land. Hij keerde echter,, dock niet near Holland , terug en verdronk waarschijnlijk door het omslaan van de schouwe met den beer van R e n e s s e , in het overvaren van de Lek bij Kuilenburg. Zie Melia Stoke, (uitgave van Huydecoper); Goudhoe­yen; van Leeuwen; Wagenaar; Bilderdijk; Arend; Kok enz. WOERDEN (Huoo JAM. VAN) drukte van 1494 of /men die vischmarkt" of 'die vischcapelle to Leiden", en was nog in 1517 te Leiden gevestigd. Zie Moll en de Hoop S c h a ffe r Studien en Bijdragen , I. I. 39, 182. WOESTHOFF (A. A.) , dichteres , bloeide in het laatst der vorige en begin der tegenwoordige eeuw. Men vindt van Naar een uitvoerig dichtstnk : De gevolgen van het 8pel in de Kleine dichterl. ilandschriften. Zie v. d. Aa, N. B.eC. Wb. WOESTHOVEN (CATHARINA. REBECCA). Zie hier achter. WOESTHOVEN (MARIA PETRONELLA) zuster der vorige, zag den 2den November 1760 het levenslicht te Damwoude , legde zich met ijver op talen en wetenschappen toe en was ook geen on verdienstelijk dichteres , blijkens hare gedichten in de Kleine dichterlzjke Handschriften voorkomende. Afzon­derlijk gaf zij in het Licht : Nederland en Frankrijk in Maart 1815. Lierzang 2de druk. Amst. He huwelijk van Z. K. H. Willem Frederik George Lodewijk , prin8 van Oranje , kroonprins der Nederlanden en Z. K. H. Anna Paulowna yrootv. van Rusland. Amst. 1818. De mensal geschikt voor de eeuwigheid , in 1788 door .Kunstliefde spaart geen vlzjt met zilver bekroond. In 1785 trad zij in den edit met Samuel Elt er, notaris te Amsterdam , waar zij 26 Jan. 1838 overleed. Zie Levensschets van M. P. Elter geb. Woesthoven v66r hare Gedichten door J. J. L. ten Kate; v. d. Aa, N. B. W.; Ver­woert ; Kobus en de Rivecourt; Cat. d. Maats. v. Ned. Let­terk., D. I. bl. 279. Part. berigt. WOERTMAN (DIRK), in 1713 te Utrecht geboren , was aldaar in 1764 raad in de vroedschap en gecommitteerde ter staten-generaal , in welke betrekking hij vele blijken van beleid en schranderheid gaf. Na het overlijden vau D. van Lo c-h o r s t , beer van ter Meer , behield hij bet meeste gezag in de staatsvergaderingen tot 1705 , toen hij secretaris der finan­cien van 't Sticht van Utrecht en twee jaren later adjunct­secretaris van staat. Hij stierf ongehuwd in 1764. Zie Scheltema, Staatk. Ned.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WOESTINE (ROGIER VAN DER) , een schilder te Gend , komt in de sch6penboek en aldaar van 1352-1369 , onder den naam van Rogier den Scildere. Zijn vader was Siger of Zegheren van der Woestine, die mede als Zegheren den Scildere in gemelde rekeningen voorkomt. Zijn werk is meestal in lij mverwen geschilderd. Rogier had tot meester Pieter van der Kalcbovene, onder wien bij gedurende 23 jaten Han het prachtig rethemelte in 0. L. V. kerk te Doornik arbeidde. Zie Messager des sciences hist., p. 151, 239; Kramm. WOLBERSIUS (JoHANNEa), Latijnsch dichter te Franeker s gaf in bet licht : Otia Franecerana cure aliquot carminibu8 , postea elucu6ratie. Gron. 1725. tie Hoeuffi,.p. 217. WOLDE (LEONARDU9 VAN), taalkundige, gel). omstreeks 1740 , wttS predikant te Schelluinen en te Gorinchem , overleed in Jan. 1769. Hij was deli der oprichters der Maatschappij van letter­kunde op 11 Julij 1766. :Hij gaf in het licht: Wederlegging van Jonas Korten8 gevoelen8 over he Paradij8 iti Boekz. 1764. Iwee Redevoeringen over G. Bonnet , he mare en behoorl. kennis van J. C. ; De verdraagzaamheid. Utr. 1767. Verhandeling der verbuiging onzer zelf8tandige naamwoorden in hunne ondereckeidene naamvallen en Verh. over de verbuiging der 8tofijke Adjectiva. 1767. De Maats. van Ned. Letterk. bezit een ms. van hem : Brief van L. van Wolde aan P. van Lelyveld , betrejende de pas opgerigte mate. der Nederl. Letterk., 27 Aug. 1766. Zie Cat. D. I. bl. 60, D. III. bl. 29; Brans, K. R. , b1.99, 109. WOLF (JACOB DE) , te Groningen in bet midden der 17de eeuw geboren , was een verdienstelijk historieschilder , die vol.. gene Nagler niet naar verdiensten bekend is. Hij leefde eenzaam en overleed in 1685. De dichter L. Smids ver­vaardigde bijschriften op zijne schilderijen. Zie Immerzeel; Kramm; Nagler. WOLF (A.), dichter van een Vreugdezang en Beilwensch aan W. C. H. Friso , stadliouder enz. ter gelegenheid van den 36 verjaeringe, op den t September 1747. Haarlem 1747. Zie Cat. d. Mutts. van Ned. Letterk. , D. III. bl. 120. WOLF (A. DE) , dichter , woonde te Fynaart en gaf in het licht : Roem van vrije genaden lot jehova'8 lof, zijnde eenige Gees-tape liederen. Dordr. 1772. Zie att. d. Maats. v. Ned. Letterk. , D. III. bl. 86. WOLFERDUS (MICHAEL) , den 18den October 1627 te Bremen geboren , voltooide zijne studien , aan het gymnasium aldaar aangevangen , te Groningen en *erd aldaar tot doctor ifi de wijsbegeerte, later in de godgeleerdheid bevorderd , na be verdedigen eener Dissertatio Theol. exhibens dilucide expo-sham , sonde devictam , a Socinianorum calwnniis vindicatam meritorum Christi ad salutem electorum necessitatem. Fran. 1654. Vier jaren te voren was hij rector te Franeker gewor­den , en in 1655 benoemden hem curatoren der hoogeschool te Harderwijk tot hoogleeraar in de godgeleerdbeid hij aan­vaardde dit ambt met eene redevoering, getiteld : lgnis sacer altaris sive oratio inaug. habita. Hij was een vijand van het Curtesianisme, en , met geheel zijn ziel aan zijn leer. meester M a r c s i u s gehecht , ken hij het niet dulden dat men , onder zijn ambtgenoot van Thiel, eene dissertatie verde­digde, waarin diens eere te na was gekomen. Hij beklaagde zich daarover aan den senaat. Hij was een geleerd man , wien ook tijdelijk het onderwijs in het Hebreeuwsch en de metaphysica werd opgedragen. Hij gaf, behalve de genoe:nde orationes, in bet licht: dssertiones theol. de re trapezytica. Hard. 1666. Hij overleed 11 Januarij 1664 , een jeugdige weduwe , Anna Onnen s, nalatende. Zie Bouman, Geld. .Hooges. , D. I. bl. 194 very. 198, IL bl. 635; Glasius, Godgel. Nederl ; Verwoert; Kobus en de Riyecourt WOLFERT , WOLFERSZ. of WOLFAERT (13.), bekwaam schilder van landschappen met figuren en beesten. Zie Kramm. WOLFF ( .), volgens sommigen te Utrecht geboren , woonde te 's Hage en was van beroep schilder, loch zonder naam. Voor of omstreeks 1787 in het huwelijk getreden , had bij noch geld noch bestaan , en om zich van levensbehoefte te voorzien , verkocht hij de meubelen die hij bij zijn trouwen gekregen had , voor zijn deur. Toen dit middel was uitgeput, kwam hij als gezel in de werkplaats van den destijds beroemden rijtuig-en beeldjesschilder Dirk van der A a te 's Hage. Dear leerde hij vaardig kinderbeeldjes en beesten teekenen , en paste die kunst, met behulp van de diamanstift op drink­glazen toe , en vond daarin een middel van bestaan. Die glazen , onder den naam van Wolfsglazen bekend , worden in kabinetten bewaard. Zie Navorscher,, D. III. 1853 , bl. 217; Kramm. WOLFF (ADRIAAN) werd in 1707 te Amsterdam geboren 28 Febr. 1729 proponent, 25 Junij 1730 predikant in de Beemster , wear hij 29 April 1777 overleed , oud ruim 70 jaren. Hij was gehuwd eerst met W i 1 h elm i n a K a y z e r, later met Elizabeth Bekker, en heeft zich als godge­leerde en dichter bekend gemaakt. Ms dichter door de Bedijking van de Beem8ter. Amst. 1763, 1773. 4°., als godgeleerde door '8 Lands verplichting aange­drongen op den Dank- Vast- en Bededag , alsmede op boondere Beemder dankdag. Amst. 1741. 4°. Bet gelukkig voorteeken van Nederland8 verlo88ing in de verkiezing van W. C. H. Friso enz. tot etadhouder enz. aan­geweezen in eene Leerrede over Richter. 11: 18. Hoorn 1747. Vreugdezang en Heilwenech van den God8dienst , Vrijheid , Geleertheid, Overvloedt en KrOgsdapperheld in de Vereenigde Nederlanden aan W. C. LI. Friso , ter gelegenheid van zijn 368te verjaardag , den Wen Sept. 1747. 4°. De Hand des Heeren ten goeden van Nederland. 4°. Twee Dank- en Boetpredikatien over Jeremia VIII: 6-10 en Historisch berigt aangaande het bedijken van de Beemster. Amst. 1758. 8°. Verklaring van Lukas II: 2 in Boekz. 1761a. bl. 274-291. Onderwijs in de Goddelijke waarheden. Amst. 8°. Schet8 der dadelijke Godgeleerdheit. Hoorn 8°. Verklaring van den Brief aan Philemon. Amst. 1756. 4°: Uittrek8el8 nit de schriften van J. W. Luling , betrekkelijk de Muzikale Dichtkunde. Gron. 1758. De Christen-Godsdienst, alleen nit Jezus getuigenissen en bevelen aangewezen. Purmerend 1771. Redevoering over de vrijheid van godsdiend in Wed-Friesland , Kennemerland en Waterland. Amst. 1772. Adr. Wolff en deszelfs huievr. El. Bekker , ilan8praak en Gedicht aan zijne Doorl. Iloogheid Willem den Vijiden enz. Met een verhaal van Hoogstdeszelfe Reize door de Middel-Beemster den 2 18ten Julij 1773. Hoorn 1773. Ontwerp eener berijming der Nederd. P8almen in Boekz. 1760a. bl. 558-570. Zie Glasins, Godgel. Nederl. ; Pauw enVeeris, Kerk. Alphab. , b1.235; Keppel, Naamrol. v. Pred. , b1.179; Maurik; Abcoude, Arrenberg; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Boekz. 1777a. bl. 679-682. WOLFF (BENJAmiN) , in 1758 te Dessau in het Anhaltsche geboren , werd voor de geneeskunde opgeleid , doch hij had meer neiging voor de schilderkunst , waarin hij zich onder bekwarne leiding te Berlijn , Dresden , Weenen en Rome oefende naar de meesterstukken der oudheid en die der 17de eeuw. Hij vervaardigde op zijn reizen door Duitschland en Italie portretten en familiestukken in miniatuur en olieverw. Eindelijk vestigde hij zich te Amsterdam , waar hij ook kloeke historiestukken schilderde en teekeningen naar schilderijen vervaardigde , o. a. een fraaije naar de Schutteremaaltijd van Van der H els t. In 1803 maakte hij te Parijs voor den raadpensionaris Schimmelpenninck een copy naar de beroemde schil-derij van Do u, de Waterzuchtige , en to Amsterdam terug­gekeerd voor denzelfden een familiestuk. Hij werd opzigter van het rijksmusenm te Amsterdam en overleed in 1825. Tot de vele door hem vervaardigde portretten eri teekeningen behooren de portretten van prins Willem I en M. de Ruiter , naar de schilderijen van Miereveld en F. B ol. Zie Immerzeel; Kramm. WOLFF (ELIZABETH). Zie DEKEN (ELIZABETH). WOLFF (GERARD) is waarschijnlijk schrijver van .Kort Verhaal van het gepasseerde to Leyden den 8sten Febr. 1725 geschreven en opgeteekend door G. W. 4°. Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud. , n°. 4769. WOLFF (HENDRIK DE) , schildknaap, beer van Potegem en Eertbrugge , zoon van Johan de Wol ff , door bisschop Frederik van Baden verlyd met de heerlijkheid van NVesterrode , waarom hij en zijne nakomelingen sedert dezen titel bij hun naam voegden , en van H e n r i c a van S t e n g e l e n, in 1520 te Kainpen geboren , kwam in 1547 in den raad dier stad , en werd tot de voornaamste en meest gewigtige commissien geroepen , die door Re vius (die hem verkeer­delijk Hen ricus dye Wolphi us noemt) geboekt zijn. Later werd hij burgemeester dier stad. Dikwerf vergezelde hij Are t h o Bo ecop, trok verscheidene malen naar den graaf van Arren berg, verwelkomde Alva bij diens komst te Kampen , handelde met den inquisiteur Quarr6, bewaarde de burgers voor vervolging bij vreemde regters en weerde den regtsciwang van kanselier en raden over Kampen. Bij den aanval van den graaf van den Berg op de stad , han­delde hij met de eerste afgezondenen , later , na de verovering , met den graaf zelven en erlangde in al zijne verrigtingen den roem van vaderlandsliefde en wijsheid. Hij huwde Francoise Jansen, gezegd Mastaing, die hem de heerlijkheden Potegem en Eertbrugge ten huwelijk bragt. Hij overleed in 1589. Zie Revitts, Daventr. ill. passim ; Ferwerda, Wapenboek , D. II. genealog. de Wolf ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. OLFF (J. S.) in 1779 of 1780 te Rotterdam geboren , behaalde in 1808 de premie an f 2000 door koning Lod e-w ij k uitgeloold voor de hest gegraveerde kunstplaat. Zij bestond uit een Zinnebeeldige voor8lelling op de Godsdiensl. Op de tentoonstelling te 'a Hage 1830 zag men van hem eon prent naar de schilderij van J. Fr an cols, zinspelende op de ge600rte van den prins van Oranje. Ook heeft men van dezen meester twee kloeke plates , voorstellende de veld­slagen van Jena en Eilau. Zie Immerz eel. WOLFARTSZ (GERRIT) oefende te Haarlem in het midden der 15de eeuw de schilderkunst uit. Hij schilderde o. a. in 1455 het wapen in stadsbanier. Zie J. Son i n g, Trerh. over de Boekdrukkunst , bl. 370. WOLFS (Jon. CHRIST.) wordt door Arrenberg ver­meldt als set) diver eener Reis naar Ceylon benevens een berigt van de Hollandsche regering to Jajanapatnam 1785 , 's Hage 1783. 8°. WOLFSEN (ALEYDA) , eene uitmuntende schilderes van portretten in de tweede helft der 17de eeuw. Er zijn er onder die voor het werk van Cons t. N e t s c h e r kunnen doorgaan. Onder de familie-portretten van mr. A. V e r h u e 1 te Arnhem bevonden er zich twee. Zie verder K r a m m. WOLLEBIUS (Jon.). A b c o u d e vermeldt van hem : Godgeleertheid. Amst. 1671. 8°. Begenadige Sondaars Beerlijke &mei. Amst. 1729. 8°. Over het hoogste goed. Amst. 8°. Wollebius en Eenhoorn, van ha hoogste goed. 1745. 8°. Zie Abcoude; Arrenberg. WOLPHIUS (Jon.) schreef : Tractaat van 'e Menschen leven ende ziele. Amst. 1689. 12°. Zie Abcoude. WOLSHOVEN ( .) schreef : Redelijke Christen. 8°. Zie Abcoude. WOLSCHOLDT (HENDRIK), beeldhouwer, woonde te Hage waar hij ook stierf. In 1665 was hij lid der confrerie-kamer aldaar. Zie Kramm. WOLTERBEEK (JOHANNES LEONARIMS) , werd predikant te Waverveen , Loenen en Amsterdam , waar hij van 1796 tot 1845 werkzaam was. In het laatstgenoemde jaar werd hij emeritus en overleed 19 Januarij 1853 , in 89-jarigen ouderdom. Iiij gaf in het Licht : Onderzoeh naar de oogmerken , waarmede, en de selje hoe de lijdenegeechiedenie van den Heiland moet overzeogen wordem Amst. 1802. 8°. Leerrede over de hooge voortreffelijkheid van het Evangelie van Chrietue , en den invloed daarvan op de bediening van het­zelve. Teket Rom. 1: 16. , uitgespr. bij gelegenheid van de viering ziiner vij ftigjarige Evangeliebed. op den 1 iden Nov. 1837. Amst. 1837. Kerkelijke rede bij de plegtige inhuldiging van Z. M. 11 , koning der Nederlanden , in de Nieuwe kerk der Nederd. .Herv. Gem. to Amsterdam op den 28eten Nov. 1840 , 2de dr. Amst. 1840. Proeve over het plan , hetwelk de etichter dee Chrietendome tot heil der z-cereld ontwierp ; eene bijdrage tot de bewijzen voor de waarheid van de Cbristelijke Godsdienst. Uit het Iloogd. naar de vierde geheel omgew, uitgave, en met aantee-keningen van J. L. W. 2de verm. druk. Gron. 1837. Zie Boekz. d. Gel. Wereld , 1853 , D. I. bl. 126 , 232. WOLTERBEEK (JAN IZAAK) werd den 19den September 1773 te Utrecht , waar zijn vader Johannes Wolter beek predikant was, geboren. Hij promoveerde den 14den December 1796 op eene dissertatie de Gangraena , werd eerst doctor en later professor in de geneeskunde in zijn geboortestad. Den 17den September 1817 deed bij zijne intrede met een Or. de natura obeervanda et prudente imitanda 821MMO mediei officio. Den 26sten Maart 1832 legde hij het rectoraat der hoogeschool neder met eene rede de naturae humanae constantia ad prae­stantiarn medicinae vindicandam et vero ad ipsam medicorum fortitudinem sustinendam egregie adhibenda. In 1838 werd hij op zijn verzoek emeritus , nam evenwel de lessen van zijn opvolger a Suermon, na den dood van dezen , 10 Febr. 1840 , eenigen tijd waar. Hij zelf stierf 18 Sept. 1853. Hij was gehuwd met Cornelia van der Kam. Zie dr. H. J. B r o e r s , Ter Nagedacht. v. J. I. Wolterb. in Utreektsche Studenten-alm. 1854; Heringa, de Auditorio , p. 161. WOLTERBEEK (JAN DAVID), gaf in 1785 to Zutphen een bundel Stichtelijke Gedichten en Gezangen in bet licht , die niet zonder verdiensten zijn. Zie Witsen Geysbeek, D. VI. bl. 555. WOLTERBEEK (CONsTANTIJN JOHAN), vice•admiraal oudste zooh van Jan David Wolter beek en van Sybilla Pan­lina Sanderus, werd den 5den April 1766 te Steenderen in Gelderland , uit een geslacht van Saksischen oorsprong , geboren. Ofschoon voor den kansel bestemd vergunde zijn vader hem eventvel later om overeenkomstig zijne neiging , in de zeedienst te treden. Hij werd dan , its 1782 , als kadet geplaatst op het schip Schiedam , waarmede hij zijne eerste reis , en wel om de Noord , volbragt. In 1783 werd hij als laitenant­titulair overgeplaatst op de Bellona , met bestemming naar Demerary en Essequebo. Hij keerde in October 1785 terug en W o l t e r b e e k werd als luitenant•effectief overgeplaatst op de transportbrik de Snoek , bestemd naar de Middellandsche zee. In Mei 1786 teruggekeerd , weigerde hij dienst te doen op de , tot verdediging der stad Utrecht , aldaar aangelegde hand­batterijen , welke weigering hem zeer euvel werd afgenomen, Hij wilde liever in zeedienst blijven en de onaangenaamheden die uit zijne weigering voortsproten noopten hem het aanzoek te doen om in Russischen dienst over te gaan. Intusschen moest hij met de brik de Leeuw eene tweede reis naar de Middellandsche zee ondernemen en toen hij hiervan in Mei 1788 terugkeerde , waren 's lands omstandigheden zoodanig veranderd , dat hij van zijn plan orn den Nederlandschen dienst te verlaten afzag. Hij deed no weder eene reis naar Oost-Inditi en woonde in 1791 eene expeditie in de Moluksche eilanden bij , waar hij zich bijzonder onderscheidde , onder anderen door het vermeesteren eener hoofdsterkte op Goram , waar hij met eigen hand de Nederlandsche vlag plantte. Na zijne terugkomst in Nederland werd hij geplaatst op de Spion , standplaats Bath. Het gelukte hem toen eene Fransche kanonneerboot het eerst to enteren en te vertneesteren , en voorts een gaffeljagt te nemen nadat zijne sloep was in den grond geschoten en hij met de bemanning in eene andere was overgesprongen. In 1794 werd hij als eerste ()dicier geplaatst op het schip Brakel , behoorende tot een eskader , hetwelk eene talrijke koopvaardijvloot naar Indio moest geleiden. Te Plymouth binnengeloopen , werd daar echter op gemeld eskader het embargo gelegd , waarop in 1796 de verbeurdver­klaring der schepen en de gevangenschap der bemanning volgde. Wolter beek werd echter op zijn woord ontslagen en begaf zich toen naar Holland. Geen actief kommandement, ten gevolge van zijn aan de Engelschen gegeven woord , mogende aannemen , bekwam hij het bevel over een wachtschip voor Amsterdam liggende, in welke betrekkin,q, hij bleef tot na zijne uitwisseling in 1798 , toen hem het bevel over een fregat werd opgedragen. Intus­schen was hij reeds bevorderd tot kapitein-luitenant , en ook dien rang bekleedde hij slechts korten tijd, daar hij in 1799, en dus op 36-jarigen leeftijd tot kapitein ter zee werd benoemd. Te gelijker tijd kreeg hij bet kommandement over het linieschip Johan de Witt , behoorende tot het eskader dat onder de bevelen van den vice-admiraal de Winter in de Maas was gestationeerd. Tot 1801 diende hij onder hem , maar werd toen ingedeeld bij het eskader van den vice•admiraal 11 a r t- sin c h , waarmede hij eene reis naar Amerika deed. Na zijne terugkomst werd hem door den raad van marine de task opge­dragen een plan te ontwerpen tot theoretische en practische opleiding van jonge lieden voor den zeedienst , waaromtrent in 1803 een uitgebreid ontwerp door hem werd ingediend. Tot uitvoering daarvan werd bet fregat .Euridice tot zijne beschik­king gesteld. Hij rigtte het onderwijs daar volgens zijn denk­beelden in , en bragt zoo doende eene inrigting tot stand , die , later naar Feijeno.,rd overgebragt , vele uitmuntende officieren aan de marine geleverd heeft. Spoedig na zijne benoeming tot kommandant van de Euridice bekwam W o 1­t e r beak het bevel over de zeemagt van de monden der Maas , waar hij de vele moeijelijkheden zijner positie met beleid te boven wist te komen. In 1806 zag hij zich door eene ongesteldheid genoodzaakt tijdelijk zijn ontslag uit den dienst te nemen , waarop hij zich op zijn landgoed Bronkhorst , in Gelderland , vestigde. Na verloop van twee jaren liet zijne kwaal hem toe weder in dienst te treden. Hij werd nu benoemd tot escader•brigadier, en voerde achtereenvolgens het bevel over eene flotille in de Wester-Schelde en over de divisie voor de Willemstad , waar hij zich met goed gevolg tegen de Engelschen staande hield. Na de inlijving van Nederland en het Franscbe keizerrijk zijn ontslag genomen hebbende , bood hij in 1813 dadelij k zijne diensten weder aan , waarop hij , bij de nieuwe organisatie der marine in 1814 tot kommandeur van den Breeden Wimpel en vervolgens tot kommandant der flotille op de Zuiderzee werd benoemd. Al dadelijk werd hij toen ook bestemd om , zoodra de kolonien weder in onze handen zouden wezen , bet bevel te voeren over de zeemagt in Oost•Indie , terwijl Willem I hem in 1816 met bet ridderkruis van de Militaire Willemsorde 3de klasse begiftigde. In bet volgende jaar de reis naar de kolonien aangenomen hebbende, ontving bij nog voor zijne aankomst de kennisgeving van zijne benoeming tot schout bij nacbt. Te Batavia geko­men , werd hij al dadelijk belast met het onderzoek van ver­schillende zaken , de marine betreffende hij bragt voorts in 1818 met veel overleg de overname van Malakka tot stand en bewees verder nog verscheidene goede diensten in dit voor onze kolonien moeijelijk tijdsgewricht. Eene door hem tegen Palembang aangevoerde expeditie moest hij zien mislukken , tengevolge der onvoldoende middelen waarmede zij werd onder­nomen. Eene tweede expeditie voor een groot deel naar zijne aanwijzing later ondernomen bad betere gevolgen , maar W ol­t e r be e k was toen reeds naar Nederland teruggekeerd. Na driejarige rust , die hij voor zijne gezondheid volstrekt behoefde , werd hij in December 1823 tot bevelbebber van het eskader in de Middellandsehe zee benoemd. Al dadelijk had bij onaangenaamheden to vereffenen met den Dey van Algiers , welke in een oorlog dreigden over te gaan hij handelde ten doze met zooveel overleg , dat de koning hem met het fidderkruis van den Nederlandschen Leeuw begiftigde. Verschillende moeijelijkheden met Tripoli en Tunis werden nog door hem met goed gevolg beeindigd , waarop hij in 1828 naar Nederland terugkeerde. De koning betuigde hem zijne groote tevredenheid over al zijne handelingen en benoemde hem in 1830 tot directeur•generaal en kommandant der marine in het departement van de Zuiderzee. In 1844 werd hij op pensioen gesteld en overleed in 1845. Zie Zeevaartk. berigt 1845; Verwoe.t; J.C. de Jonge, v. h. 11'ed. Zeewezen , D. VI a. bl. 283, 447, VI b. bl. 547. WOLTERING (D.) gaf in het lieht: Dertiental vragen over de inwendi;e roeping goorgesield en beantwoord. Leid. 1782. 8°. Zie Arrenberg, bl. 585. WOLTERS (JOHANN HERMANN GERHARD) werd in 1777 te Kleef geboren , waar zijn vader lid der rekenkamer was , en vertrok , na diens spoedig gevolgden dood , met zijne rnoeder near Amsterdam , legde aldaar op de Latijnsche school de gronden zijner studien om die in de oude letterkunde aan de Harderwijksehe hoogeschool voort te zetten. Naauwelijks 20 jaren oud werd hij tot rector can de Latijnsche school te Dokkum beroepen , vervolgens werd hij praeceptor aan die te Groningen , waar hij , na het conrectoraat en vervolgens het rectoraat te Harderwijk bekleed te hebben , eerst tot corrector, vervolgens tot rector en in 1813 tot hoogleeraar in de bespie­gelende wijsbegeerte en fraaije letteren benoemd werd. Tevens belastte men hem met het onderwijs in de Oostersche teal. Als rector-magnificus 1828-1829 aftredende, hield hij eene Or. • de literaruns Orientalium etudus ab .drabica pain gum ab Hebraea lingua inchoandes. Hij was een uitstekend letterkundige en stierf te Groningen 80 Maart 1840. Zio Gron. Gedenkb. ; Kunst- en Letterb. , 1840, D. I. 14. 241, 242; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WOLTERS (HENRIETTE VAN PEE), dochter van den Am­sterdamsehen histeprie. en portretschilder T h e o d o r u s van Pe e. Zij werd den 5den Dec. 1692 to Amsterdam geboren , door bear vader in de schilderkunst onderwezen en legde zich vooral op het miniatuur-se ilderen toe, sedert zij een rniniatuur­portretje van Ch risto ffe 1 Lebron, bij wien zij eenige lessen in dit kunstvak nun , gesien had. Eerst vervaardigde hij in dien tram keurige copijen near schilderwerken van v a n Dyck en andere groote meesters. Spoedig echter nam zij de natuur tot model , en sohilderde op meesterlijke wijze in klein bestek zelfs voor braceletten een menigte miniatuur­ portretten van weergalooze schoonheid , die near verdiensten toegejuichd , door vorsten en aanzienlijken gezocht en met 60 tot f 400 betaald werden. Czaar Pet e r en de koning van Pruissen Frederik Wilhelm vereerden haar met hunne bezoeken en poogden hear over te halen zich te Peters­burg of Berlijn te vestige n. De Czaar verzekerde haar eene jaarwedde van f 6000. Zij bedankte hofielijk en bleef te Amsterdam. Hare portretten waren zeer uitvoerig geschilderd en die hun afbeeldsel van haar verlangden moesten zieh getroosten twintigmaal voor hear te zitten , telkens 2 urea lang. Zij huwde H erman us Wolters en overleed in 1741. Ter barer eere bestaan vale gedichten. Haar portret komt voor bij Houbraken, van Gool en Descamps, die, gelij k ook Im me r z e e 1, haar levee schetsten. Zie Kok, Kramm, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. WOLTERS (HERMAN) , ecbtgenoot van de laatste , beoefende ook de kunst en overleed in 1755 of 1758 in het proveniers­huis te Haarlem , waar hij zich met zijn vrouw had ingekocht. Zie K ra m m. WOLTERS (STEriaNus), welligt de vader van .den vorige, die de kunst als lief hebber beoefende. Onder zijn portret door V erko naar K.n el 1 er vervaardigd (1684) leest men : aviator artiuns. Zie Kramm. WOLZOGEN (LopEwinc), afkomstig uit een aanzienlijk geslacht , zoon van L ud o vicus Johannes, vrij beer van Nieuhausen , die uit Oostenrijk om de vervolgingen ter.take de godsdienst near one vaderland geweken , zich te Amers, werd aldaar 1633 geboren. Tot predikantfoort gevestigd had , bestemd , oefende hij zich te Utrecht in de godgeleerdheid en tot proponent bevorderd , reisde bij door Frankrijk , Italid, Duitsch, land en Zwitserland , waar hij verschillende hoogeschoien zocht en lessen van beroemde mannen bijwoonde het langst echter vertoefde hij te Geneve. Na zijn terugkomst werd hij predikant bij de Waalsche gemeente te Groningen , vervolgens te Middelburg , van waar hij in 1664 te Utrecht beroepen werd , terwij1 hem tevens eersthalve den titel van buitengewoon hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis werd opgedragen. Teen hij echter zijne lessen met voorbeeldeloozen ijver gaf werd been eerst een jaargeld toegekend en nadat bij voor bet boroop near de Leidsche academie bedankt had in 1670 tot moo hoogleeraar benoemd. Niet lang mogt men zich in zijn bezit verheugen , daar hij als hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis en predikant der Waalsche gemeente naar Amsterdam vertrok. her maakte hij zeer veel opgang, en zoo hoog stond hij in de gunst van de regering, dat zij hem een aanzienlijke burger­betrekking laanbood , die hij echter afsloeg en bleef zijn ker­kelijke bediening tot zijn dood waarnemen , 13 November 1690. Veel moeijelijkheden verwekte hem zijn werk de scripturarum interprete contra exercitatorem paradoxum Traj. 1668 , na en over het werk van den Spinozistischen geneesheer Ludovicus eij e r door hem in het licht gegeven. Ongelukkig slaagde bij , naar het oordeel der Cartescaansche wijsgeeren en anderen , in zijn wederlegging van dit boek. Meer den twintig mannen van groote bekwaamheid , en onder deze van der W a e ij e n , Nethenius, Koelman, de Raadt, Vogelzang, namen de pen tegen hem op. Zulks zou voor W o 1 z o g e n , wijl hij geacht werd van den weg der waarheid te zijn afgedwaald , zeer onaangename gevolgen hebben gehad, zoo hij in de staten van Utrecht geen machtige beschermers had gevonden. In 1669 verscheen echter in het Latijn en Fransch een geschrift dat de orthodoxie van W o 1 a o g e n handhaafde , door het gun­stig oordeel hetwelk sommige hoogleeraren en doctoren in de godgeleerdheid hadden uitgebragt , wereldkundig te maken : (Judicia variorum professorum et doctorum theologiae). Eerlang verscheen een bitter en scherp tegenschrift : Theologorum quo­rumdam judicium de li6ro L. frolzogen de interprete scriptu­rarum , in het licht, waarin W o l z o g e n met zwarte kleuren all een vijand der hervormde kerk werd afgebeeld. De staten van Utrecht namen dit euvel op , verboden het in hun gewest en drongen ook bij de regering van Deventer aan om de predikanten Rij ssenius en C o lo n i u s, die als schrijvers bekend geworden waren , ernstig te bestraffen. Tot de hevigste tegenstanders van W o 1 z ogen, behoorde ook L a b a d i e. De Utrechtsche hougleeraar verzette zich niet alleen schriftelijk tegen hem en trad als verdediger van het synodale besluit tegen hem op; maar hij was ook een zijner ernstigste bestrij­ders. Van zijne hand verschenen Fides orthodoxa , sive ad versus Johannem de Labadie censurae in libellum de interprete scripturarum. Traj. 1668 en in Apologie pour la Synode de Naerden , 1679. Zijn overige schriften zijn : Oratio de Sole Justitiae. Traj. 1664. Orator sacer sive de ratione concionandi. Ibid. 1671. Dissertatio critico-theol. de correctione scribarum in eeripturae dictionibus adhibita , quam alii a Judaeis corrgptas , alii mutatas , aut aliter scriptas , aliterque lectas , alii mendas manuensium incuria illapaaa , alii pluree , alii pauciores ease palm:4 Harder. 1689. Na zijn dood verschenen : Leigh , Diction. de la langue sainte traduit par Wolzogen. Amst. 1703. 4°. Explication de la priere que Pon appelle la confession de pech,ez , avec la demande dune bonne conscience devant Amst. 1700. 8°. Zie Lettres sur la vie et sur la wort de M. Louis de Wolzogue, Amst. 1692 8°. ; Burman, Traj. erud, p. 457 ; Le Long, Bibl. Sacra , T. II. p. 1023 ; Vossius, Epist. CCXLI; Morhov, Polyh., T. II. 1. II. p. I. CXVII. S I. T. III.1. IV. § XI; Crenii, Animadv. Phil. et Hist., T. VIII. p. CLIX; S pa n h em., Elench. Controvers., p. 632 , T. III. Oper. , p. 999 ; Bayle, Dict. ldst., T. IV. p. 57; G. Voetii Disp. Theol. in Addendis ; Heringa, de auditorio, p. 163, 169 ; van Lennep, Mem. Amst. Ath.; Paquot, Mem., T. I. p. 591, suiv.; Kok; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Verwoert; Glasius, Godgel. Nederl. ; Ypey, Gesch. d. Herv. kerk, D. II. bl. 375 ; Kist en Royaards Archief, D. II. bl. 348 2de Ser.; Muller, Cat. v. portr. ; Arrenberg; Biogr. Univ. ; Biogr. g6n6r. mod ; Joeher. WOLDE (LEONARD VAN) gaf /Ms proponent ter Heiligen dien ste" : Wederlegging van Jonas Kortens gevoelens over de lioing van het Paradijs in Boekz. Febr. 1664 p. 161. W 0 M ME L (C YPRIANIIS STAPERT VAN). Zie VO ME LIUS. WONDER (PIETER CHRISTOFFEL), ZOOn van Johan Jacob Wonder en A n ha Geertruy Bergfeld, den 10den Januarij 1780 te Utrecht geboren , ontving , daar hij bestemd was zijn vader in de leerlooijerij en zeembereiding op te volgen, slechts onderwijs voor uitspanning. Toen hij zich later geheel aan de kunst wijdde , beoefende hij de natuur en de rood­brengsels van uitstekende meesters. In 1802 bezocht hij de beroemde galerij van Dusseldorp en copieerde daar eenige schilderijen van oude meesters , o. a. van Anthony van Dyck en Ruben s. Ook teekende hij op de akademie naar de beste afgietsels der antieken. In 1804 te Utrecht teruggekeerd , vervaardigde hij een menigte portretten en familiestukken , in grooter en kleiner bestek , later hield hij zich bij uitsluiting bezig met gezelschapstukjes , bij gewonen dag- en zon- , lamp- en kaarslicht. In 1807 rigtte hij en Jan Kobe 11 met eenige liefhebbers en beoefenaars der kunst te Utrecht een nieuw teekengenootschap op , dat in 1814 de benaming van Genootschap , onder de zinspreuk Kunstliefde aannam , en waarvan hij tot zijn vertrek naar Engeland in Mei 1823 bestuurder was. Hij vertoefde te Londen tot in 1831 en heeft daar belangrijke werken volvoerd en reel personen van den Engelschen adel en gezelschapsstukken in Terburg's trant afgebeeld , o. a. op lord Murray 's verzoek een groot stuk , voorstellende eene Kunetgalerij , waarin al de 27 voornaamste schilderijen uit bijzondere kabinetten en de eige­naars 'dier stakken in onderhoudende groepen goed gelijkend zijn afgebeeld. Deze schilderij , de Murray-galery genaamd , is in Yu'llij 1856 voor 500 oe verkocht. In zijn vaderland (18.3 I) teruggekeerd , leverde hij nog menig stuk op de ten­toonstellingen en in kabinetten en vormde bekwame leerlingen , zooals C. Kramm en H. A. Winter. Reeds in 1817 had de maatschappij Felix Meritis 'hem de gouden eerepennink toegewezen voor zijn .iiUsicRrend gezelschap. Hij was lid . d6r Icon acad. van beeld. kunsten te Amsttdrdarn en overie'ed in 052, Zijne nagelaten kunst werd den Eden April 1'80 to Utrecht verkocht. K ram in vermeldt eenige zijner ctortretten en , vervaardigde zelf dat van den beroemden kunstschilder. Ook vervaardigde Wonder een Alphabetische lijst van de ve­boor& en sterfjaren der voornaamste oude Nederl. kunstschilders en beeldhouwers , na zijn dOod door A. Cock uitgegeven. Zie Im.merzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; A. Cock, Levensschets van Wonder. Utr. 1830. WOON wordt door A b c o u d e vermeld als schrijver van Weliiekende bloemken8. 1662 8°. Zie Naamr., bl. 414. WOORDHOUDER (ToussAINT) leefde te Rotterdam in de 2de helft der XVIIIde eeii.w. Men vindt van zijne poezy in de Kleine dichterlijke ilandschriften. Zie v. d. A a, N. B.eC. Wb. WOORDT (ANTONY VAN DER) , zoon van Jan van der Woordt en Jozina Woutersen, werd den 3den Nov. 1769 te Vlissingen , waar zijn vader koOphandel dreef , gebo- , ontving zijn eerste onderwiis bij een Franschen stads­kostschoolhouder. Dear zijn zoon geen lust in den koop­ handel had , liet zijn vader hem privaat-onderwijs geven `door tia n Royen, toes rector der Latij nsche school. In 1787 'verliet zijn vader , een hevig patriot , Vlissingen en ves-Aigde zich. te Amsterdam. Hier genoot van der Wo or d t het OnderWijs van den rector van O m m e r e n , later dat van Wytt enbach en anderen aan het Athenaeum te Amsterdam , totdat hij in 1789 naar Leiden vertrok , wear hij in 1791 meester in de regtcn werd. Hij stierf te Amsterdam den 28sten Sept. 1794 aan de gevolgen van een val van zijn paard. Volgens eenparige getuigenis zijner vrienden Was Nra n der, Woordt een edel mensch , braaf burger, verlicht wijs­geer en uitstekend dichter,, bevriend met Bellam y, Tholen, van Royen, Kantelaar, Serrurier, Ockerse, Wenekenbach, Strick van Linschoten enz. Zijne gedichten zijn rijmeloos en niet minder dan die van Bellamy. l In .1795 bezorgde zijn vriend Wenckenbach er eene uitgave van en in 1843 gaf hij ze op nieuw in het Licht met een Levensberigt aangaande den dichter en zijn silhouet. W i t-s e n G e y s b e e k bezorgde een nadruk der ,eerste uitgave. M. C. van Hall, H. van Royen en A. Simons hielden lofredentn op hem. Strick 'ram L intsclokt e n vvijddeihem een gedicht. Zie F. H. A. J. StriCk van Linschoten, Gedicht, bl. 172, 176 , met de aanteek. A. Sim ons, Verhand., bl. 206-224; Dez.,, Gedicht. , 1834; Wenckenbach, Levensb. ; van Kampen, Be­knopte Geschied. der Letteren en wetenschap ; De Vries, Gesch. d. Ned. dicht. ; O c k e r s e , Gedenkz. op het graf van Bellamy , bl. 154, 314; Wit sen G e y s b e e k , Woordenb. ; Voorrede van zijn nadruk van v. d. W., Gedichten ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Collot d'Escury, Boll. roem. WOR (DIRK) , van Dordrecht , was kapitein der Watergeuzen , en zeilde, na de inneming van den Briel (waarbij hij boogst­waarschijnlijk tegenwoordig was) met zijn schip , en eenige andere onder zijn bevel , de rivier op. Nog voor Dordrecht aan de zijde van 0 ran j e °verging , 14 Junij 1572 , hield hij de stroomen rondom die stad in onrust. De regenten van Dordrecht zonden schepen tegen hem en zijde Geuzen. Doch het bleek spoedig wie deze schepen ten vijand badden , want toen bet yolk van W o r het klooster Eemstein genomen en in brand gestoken had , en .door de Spanjaarden van Rot­terdam vervolgd werd , waren het juist de schepelingen tegen hem gezonden , die op de Spanjaarden schoten en -hem tot 41e terugtogt dwongen. Kart daarna •ging Dordrecht bij \verdrag aan Entens over. Van Wor heeft in de geschiedenis niet meer gesproken. Zie Balen, Beschrijv. v. Dordrecht , bl. 242 ; Schotel, Kerk. .Dordr. , D. I. bl. 45 ; van Groningen, Gesch. d. Watergeuzen , bl. 337, 486. WORDANUS , rector te Tiel. Men leest van ..hem een 4-regelig vers in het Latijn op een steen voor .de B.urensehen poort uitgehouwen , betreffentle het beleg van Tiel in 1528. Zie Slichtenhorst, Toev., bl. 44; Rink, B. v. Tiel, bl. 51, Beschrijv. v. Tiel bij 'B la e u 's Stedeboek. WORM (NicoLAA,8 VAN DER) , min bekend etser , die in de 2de helft der 18de eeuw , waarsehijnlijk te Leiden bloeide. Op de veikooping van mr. J. van Buren, bailliuw van Nootd­wijkerhout , te Hage werden in 1808 verkocht : 27 alas geetste prenten .door Nicolaas van der Worm , alle near origi­neele teekeningen van Christina Chalon , in deze collectie berms• tende , zijnde alle drukken on Ch,ineesch papier. Worm maakte oak verseheidene prenten van de Sledevaart in 1774 27* en 1775 door het tooneelgezelschap Fenian pro laude te Leiden gehouden naar A. D e 1 fo s en P. C. la Fargue, waarbij Le Fran cq van Berk hey een zinnebeeldige ver­klaring schreef en uitgaf. Leiden 1776. 8 °. Zie Weigel, Kunstlager Catalog., 1846, N°. 15781; Kramm. WORMER (HENRIcus) of WORMERIANUS , te Wormer geboren , leefde te Keulen , en gaf aldaar in 1514 in het Licht: ,Epitornen Astronomiae. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. , p. 173. WOUD (JAN CORNELIS). Zie WOUDANUS (JAN CORNELIS). WOU DANUS (JAN CORNELIS), teekenaar en graveur, bloeide in de 2de helft der XIVde eeuw. Hij teekende o. a. het Yheatrum anatomicum te Leiden , waar op het Cadiver les wordt gegeven en bet portret van David Joris z. door C o r­nelis van Sichem gegraveerd. Ook graveerde Woud a­nus het portret van Jos. Justus Scaliger. Zie Tooneel der Hoofdketteren , Middelb. 1666 fol. ; K ra m m; Nagler; Muller, Cat. v. portr. , N°. 2720. WOUDE (J. VAN DER). Op den Catalogue van dr. G. Mun­nicks van Cleeil , Utrecht 1860, bl. 5 komt voor een prent de 17 Nederlandsche provincien , zinnebeeldig voorgesteld met de steden Amsterdam en Antwerpen naar J. v. d. Woude. Zie K r am m. WOUDE (CORNELIS VAN DER) woonde omtrent 1645 te Alkmaar. Hij gaf in het licht : Kronijk van Alkmaar met zijn dorpen. Alkmaar 1645 , 2de dr. , Alkmaar 1658 , 8°. , 3de dr. , Alkmaar 1679 , 8°. , Amsterd. 1725 , 8°. , Amsterd. en Alkmaar 1742 , 1743 , 's Gravenh. 1746, 4°. , m. pl. van A. Rademake r. De Chronyk loopt van 855 of 860 tot 1645 en de tweede druk tot 1658. Ook beoefende hij de dichtkunst en was lid van de rederijkkamer de Lauwerier. Hij komt als zoodanig voor in Vlissings .Redens Lustkof. Zijn spreuk was Alai& strijdt. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. ; Foppens, MU. Belg. ; de Wind, Bibl. v. Ned. Geschieds., b1.476, 592; Bodel-Ntenhuis, Topogr. lijst ; van der Aa, N. B. A. C. Wb. WOUDE en WARMOND (JAN VAN DEN) , tweede soon van Jakob van den Woude en Warmond en van Flo­r en t i a Bugge, was een dapper krijgsman, waarvan hij vele proeven gaf in den oorlog tegen de Friesen , zoodat hij in 1396 tot ridder werd geslagen. Hij was in 1377 , 1390, 1394 hoogheemraad van Rijnland , deed Warmond tot een hooge heerlijkheid en onversterfelijk erfleen verheflen , stichtte aldaar in 1410 een klooster voor behoeftige adellijke jonk­vrouwen en drie jaren later , ter plaatse waar bet oude slot van Teylingen lag , door de hertogen Aalbert en Willem van Beyer e n , ten dien einde ten gescbenke gegeven , een klooster van reguliere monniken van de orde der Cisterciensen. Door koop werd bij in 1416 eigenaar van de heerlijkheid Alkemade. Zijne vrouw , Agnes, dochter van beer J a n van Kruiningen, overleed in 1400. Hij overleed in 1417 , 2 kinderen nalatende. Zie Ned. en Kleefs Oudh.; Kok; van Leeuwen. WOUDE en WARMOND (JACOB VAN DEN) , uit hetzelfde adelijk geslacht gesproten , zoo niet medeplichtig aan den moord van Floris V, was hij er echter en nit dien hoofde genoodzaakt met vele edelen dit Vaderland te verlaten. Door toegebragte hulp en betoonde dapperheid tegen den Utrecbtschen bisschop , een vijand van Holland , gesteund door rnagtige voorspraken , hernam hij de verloren gunst en ontving in 1403 verlof naar zijn bezittingen terug te keeren. Hij overleed nog in hetzelfde jaar. Hij was gehuwd met Sophia, docbter van Gerrit van Egmond en Elizabeth van Stryen, en liet een zoon na. Zie Melis Stoke; Devisie-Chr. ; Wagenaar, V. H.; Bilder­d ij k , Gesch. des Vadgrl. ; Kok. WOUTER VERHEE , omtrent het midden der XVIde eeuw te Gouda geboren broeder van Jan V e r h e e , schepen van Amsterdam , had zich te Enkhuizen ter woon neergezet. Terwijl hij dear woonde , verscheen er in 1581 een inboorling dier stad uit Spanje, waar hij koning Philips II meer dan 22 jaren als lijfwacht gediend bad. Hij kwam in scbijn om een broeder te bezoeken , doch inderdaad met brieven van bet Spaanscbe bof, met scboone beloften , toezegging van genade en vergeving aan alien die zich aan den Spaanschen koning wilden onderwerpen. Met deze brieven liep de hellebardier rond bij hen , van welke bij zich een goeden uitslag meende te kunnen verzekeren en onder anderen bij Wouter, die een afschrift van het verleidend schrijven magtig werd. Omtrent dien tijd begaf deze zich naar Haarlem bij zijn vriend Dirk Voltertsz. Coornhert en deelde hem den inboud van dit afschrift mede. Deze oordeeide dat hij dit beimelijk ban­delen aan de wethouderschap van Enkhuizen reeds had bebooren mede te deelen. Te Enkhuizen weergekeerd zond hij het afschrift naar Coornhert, die nog dienzelfden nacht dat zijri vriend hem verlaten had , naar 's Rage reisde , wAkir hij reeds bij voorraad kennis gaf van hetgeen hen) ter ooren was gekomen , met belofte van zijri zeggen nader te zullert beteg• tigerr door het afsehrift. De Haarlemsche burgemeester v a n der L a a n leverde het geschrift ter staatsvergadering in , die eenige soldaten nit Monnikendam en Edam naar Enkhuizen zond. Deze bezetten Enkhuizen , namen den hellebardier en die men voor medepligtigen hielden in verzekering. Zie.Brandt, Beschrijv. v. Enkhuizen ; Bor, Nederl. Oorl. WOUTELAARS (H.) gaf in bet licht : Korte aanmerkingen over zeker naamloos lasterschaift mitsg. een klaar vertoog van de evang. leer ; ter verantwoording voor­gesteld. door H. W. 1731. Zie Rogg e , Bibl. v. Contra-Rem. geschriften, bl. 263 ; Nay. , D. XIV. bl. 175. WOUTERS (RoBL0F) , een verdienstelijk dichter , die kort voor zijn dood in 1S07 te Amsterdam een bundel Stichtelijke Gedichten en Gezangen in bet licht gaf , die naast die van Lussi ng, v an A 1ph e n en T rip een plaats verdienen. Zie Witsen G ey sbeek, B. A. C. Wb., D. VI. bl. 561; V er­. oert; Kobus en de Rivecourt. WOUTERS (WYBE) , den 25sten December 1762 te Sneek geboren , een vloeijend dichter en lid van bet genootschap Kunstliefde spaart Been vlijt. Hij verkreeg bij dit genootscbap een accessit voor de Opwekking van Lazarus, onder de Prijsvaersen er van , opgenomen. Men vindt verder zijne poezy in de Poetische Mengelstoffen en bet Weekblad en Maandschrift van het Depar­tement Groningen der Maatschappii to Nut van 't Algemee2z. Hij overleed als boekhandelaar te Groningen. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Woordenb. WOUTERS (JACOBA) , in 1753 te 's Hage geboren , werd opgeleid voor bet tooneel door den vermaarden C o r v e r s. Eerst verbonden aan het Rotterdamsche tooneelgezelschap , onder directie van rnej. de Br ui n, trail zij in 1779 voor 't eerst op in den rol van Rafael in Vondel 's Gysbrecht van Amstel en in die van Roosje , in 't kluchtspel van Voris en .Roosje. Daarna wekte zij de algemeene opmerking in het treurspel. Vereenigd met Z i e z e n i s geb. Waffler verhoogde aij den 'ulster van het Lamberger tooneel. Zij huwde den tooneel­speler D i rk S a r d e t en overleed te Amsterdam in Febr. 1813. Zie Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WOUTERS of WOUTIERS (MICHELINA) schilderes in de eerste helft der 17de eeuw. Zij schilderde portretten o. a. dat van Andreas Cantelmus , Regis Scotiae Generalis , dijstuk in wapenrusting , in !let verschiet een veldslag , waarnaar P. P o n-t i u s in 1 649 eene gravure vervaardigde. Zie Nagler; Kramm. WOUTERSZ (JAN) , glasschilder te Utrecht , biocide in bet midden der 17de eeuw. Zie Dodt, Archief, D. III b. ; Kramm. WOUTERSZ (KRYN) , van Enkhuizen , grootschipper , een kloek en kundig zeeman , leefde =trent 1573. Hij heeft de tegenwoordige gedaante en inrigting der groote masten van groote schepen uitgevonden. Zie Brandt, Beschrijv. v. Enkhuizen ; Kok. WOUWER (CHRISTIAEN VAN DE) , te Antwerppn geboren , vestigde zich als #figuersnijder" te Amsterdam , waar lilj den Eden Febr. 1588 huwde met Margriet van den Kerck­hove, weduwe van Hans Pie t ers z. Hij was toen 24 jaren en woonde op den Zeedijk. Zie Navorscher , 1858, D. VIII. bl. 326 ; Kramm. WOUWER (JoHAN VAN DE) of WOWERIUS , in 1574 te Hamburg geboren. Zijn varier was derwaarts geweken om de vervol­gingen wegens den godsdienst te ontgaan. Genoegzaam bedreven in de kennis der geleerde talen , ging hij in 1592 naar Leiden , waar hij vijf jaren vertoefde , ter voortzetting zijner letteroefeningen. Bier knoopte hij met de geleerdste mannen 0. a. met H ein si us en Baudius verbindtenissen aan. Uit Leiden reisde hij naar Frankrijk en Italie , en vertoefde 2 jaren te Rome , waar hij bij de hooge geestelijkheid , ook bij sommige kardinalen zeer in achting was. Ook bad hij toegang tot den Paus , die hem met veel genegenheid ontving en een jaarwedde aanbood , zoo hij zich te Rome wilde vestigen , het. geen hij afsloeg. In zijn vaderland weergekeerd , werd bij mad van den graaf van Oost-Friesland , die hem naar 's Hage afvaardigde om met de staten der vereenigde gewesten , eenige zaken het graafsehap en de wederzijdsche belangen betreffende in onderhandeling te treden. Vervolgens vertrolc hij van wege den Oost-Frieschen graaf in dezelfde hoedanig­heid naar het hof van Jan Adolf, hertog van Holstein , die zooveel genoegen in hem vond dat hij hem bij eede deed beloven in Holsteinschen dienst te treden. Eerst werd hij raad van hertog Jan Adolf, vervolgens gouverneur van Got tor pi Hij verviel in een kwijnende ziekte , die hem den 12den Maart 1611 in het graf sleepte. De hertog liet zisin lijk naar Sleeswijk overbrengen en in de hoofdkerk dier stad statelijk ter aarde brengen. Men wil dat van der Wo u- w e r zeer roemznchtig was en bij uitersten wil bepaalde dat aan ieder , die na zijn flood een lijk- of lofrede op hem bieW , een legaat van 60 Joachims•daalders zou worden uitgekeerd. Uit de brieven van D. Baudius blijkt niet onduidelijk met hoe weinig oprechtheid velen dier lofredenaars zijn te werk gegaan. Hij gaf in het licht : Petroniu8 Arbiter cum noti8. Sidoniu8 Apollinari8. De cognition velem= novi orbi8. Minutiu8 Juliu8 Maternu8 lirmicu8 de errore profanarum religionum Basil. ap. Frobenium 1603 8°. Apuleju8. Panegyrica8 ad regem Daniae. Polymathia. Hamb. 1604. 4°. Notae Epidicticae in Tertulliani Librum de umbra. Bpietolarum Syntagma I. Hamb. 1619. 8°. Syntagma Graeca et Latina de Bibliorum interpretetione , nunc primula in lucent emi88um ex Bibl. Geverhardi Blmenhoreti. Hamburg 1618. Hij hield briefwisseling met J. Scaliger, J. Mathaei Wacherus, Henricus Wotton, Marius Velserus, D. Baudius, J. Gruterus, E. Puteanus, D. Hoe• schelus, T. Segetus, P. Verdungius, F. Bergius en anderen. De uitgever zijner Syntagma geeft een lijst van schriften , die hij nog ,van plan was uit te geven. Zie Vita J. Wouweri voor zijn Syntagma ; Saxe, Onom. , T. IV. p. 151, anal. 579; A. Fabricius, Bibl. Antiq. , C. XXI. § 8; Burman, Praef. ad Valesii Emendationes , Stell. 2 pl. 21 Scaliger, in Scaliger. Sec. V o c. , E. Puteanus en Wouwerius ; Morhovii Polyh. Litter. , p. 6, 7, 300, 301, 3[2, 884, 978; J. Molleri Ilomonymoscop. , p. 733-736; Cr e nii Animadv. Philol. , § I. C. VI. p. 91 , 92, P. III. p. 162, P. V. p. 145 , 166-168, P. VII. p. 121, 122, P. XI. p. 17, 18, P. XV. p. 4U-42; B. G. Stru­v i u s in Thes. Var. Erud. , S. Bibl. antiq. , 1705 mens., Nov. p. 537-544; Cat. Bibl. Bunay. , T. I. V. II. p. 1706, 1707; F abri­emus, Bibl. Lat. , T. I. p. 222; Burman, Syll. Epist. , T. II. p. 28, 221, 345, 348, 356, 446, 556, T. II. p. 179, 189, T. III. p. 37, 506, T. IV. p. 9; Graevii Cohors Musar . p. 289; Jonsius, de script. hist. philis. , C. I. C. 10; Bayle, Dict. list. , c. v.; Baillet, Jugem. , T. II. p. 452, 207; Schotel, Kerk. Dordr. , D. I. bl. 195; Kok. WOUWER (CHRISTIAAN VAN DE) , zoon van den Bredaschen schepen Jan van de Wouwer, was in 1576, hetzij bij lee­ning, hetzij bij provisie , predikant te Geertruidenberg. In 1582 wend hij bij provisie predikant te Dordrecht en in 1584 te Leiden wear hij tot in 1587 in dienst bleef. Hij was een hoogmoedig , twistgierig en woelziek man. Ook nam hij deel aan de bekende zamenzweering tegen de regering en nadat deze ontdekt was, nam hij waarschijnlijk de wijk naar Ant­werpen. Hij werd van de vergiffenis , den 25sten van Wijn­maand 1587 in naani van prins Maurits, van het raadhais te Leiden afgekondigd , uitgesloten. Zie Balen, Beschrijv. v. Dordrecht ; v an Goor, Beschrijv. v. Breda, bl. 223- Brandt, Reform. , D. I. bl. 738, 741, 742; Wagenaar, V. H., D. VIII. bl. 258 volgg.; Bisschop, Leic. oproer ; Schot el, Ke rk. .Dordr. , D. I. bl. 195, 196; Kok. WOUWERMAN (JAN), zoon van Paulus Wouwerman, broeder van P h i 1 i p (die volgen) , werd , volgens sommigen , in 1629 te Haarlem geboreu. Hij legde zich , onder zijn vader , op het landschapschilderen toe. Zijne schilderijen zijn zeer zeldzaam , ook wijl velen in den trant van Jan W ij nands zijn geschilderd en met J. W. beteekend , voor stukken van W ij n a n d s doorgaan. Er is maar een stuk bekend , voluit met I. Wouwerman beteekend , berustende in het museum Boyman8 te Rotterdam. Hij overleed in 1666. Zie Houbraken; Immerzeel; Kramm; Kok. V^T OU WERMAN (PAULus) , vader van Philip, Pi et er en Jan Wouwerman , woonde te Haarlem , en was volgens Ho u b r a k e n ',Ten historieschilder van geringe soort". Zie Houbraken; Kramm. WOUWERMAN (PAuLus), zoon van Philip Wouw er­m a a , in 1668 te Haarlem geboren , werd in 1680 als discipel in het St. Lucasgild te Antwerpen opgenomen en aldaar Cart­buizer en stierf in het klooster dier orde in 1761, in den ouderdorn van 93 jaren. Zie Kramm. WOUWERM AN (PHILIP of PHILIPPUS) , zoon van Paulus W ou ve er m an, in 1620 te Haarlem geboren , ontving bet onderwijs van dezen en van Jan W y n a n d s. Spoedig streefde hij dezen meester op zijde in het afmalen van woeste en duin­ achtige streken. Welhaast werden die eenzame doch schilder­ achtige oorden met %oorwerpen , die er meer leven en beweging aan gaven , bevolkt. Het landschap werd bijwerk en bestemd oin zijne beelden en paarden groepen te beter te doen uit­ komen. Nu eens koos zijn onuitputtelijk rijke geest tot onderwerp een deftig landschap met personen van beide kunne , zich met den opgang der zon ter jacht bea evende , of tegen bet b vallen van den awed vermoeid terugkeerende; dan stelde akin scbeppend vernuft krijgslieden voor , kamperende , na volbragte rust ten strijde optrekkende, of, met den vijand slaags geraakt , proeven van dapperheid gevende , of lafhartig een weerloos gehucbt plunderende. Ook vond hij , ter afwis­seling menigmaal bebagen in kabinetstukjes van beknopter bestek , eener hooibouw , hoefsrnitse , dorpsherberg in een hei , een paardewet of rijbaan voorstellende. En al wat hij volbragt was geestig van ordonnantie , keurig en juist van teekening , kloek en malsch van penseel , 4armonieus en natuurlijk van kleur, oordeelkundig van licht en bruin en doorgaans helder en zilverachtig van toon". En ectiter Icon zulk een meester een geruimen tijd het brood voor zijn gezin, niet verdienen. Pieter van de r La a r , the nagenoeg in 4tzelide yak we* en. Italie bezo,dit had , bleef geruimen tijd den lauwer der voorkeur betwistten aan hem , die maar zelden zijne studien tot buiten den omtrek zijner woonplaats uitgestrekt had , terwij1 zijne aangeborene blohartigheid hem lang afhankelijk deed blijven vau de baat­zucht van lieden die handel dreven in de kunst. Eindelijk trok de pastoor Cornelis Ca tsz, die in zijn buurt woonde en met zijne omstandigheden was bekend geworden , zich zijn lot aan , en gaf hem P 600 te leen. Nu kon hij , op zijn gemak , blijmoedig en onaf hankelijk arbeiden. Uit dankbaar­heid schilderde W o u w e r m an voor hem een St. Hubertus, van zijn paard afstappende om voor het wonderbare hert le knielen. Groot is bet aantal schilderijen , die hij in zijn korten levensloop (hij bereikte slechts 48 jaren) heeft ver­vervaardigd. Het museum te 's Hage bezit negen stuks van dezen meester : de Groote Veldslag , een der kapitaalste die van hem bekend zijn , eene Legerplaats , een Landschapje met figuren en paarden, een Jagtpartij , eenige Boeren te voet en to paard , een Binnenstal en pendant de Rijschool en een Hooi­ bouw. Het Arnsterdamsche museum bezit een Bergachtig Land­ schap , een Paardewed, de Overrompelinq van een dorp (kapi­ taal), een Reigerjagt, een Boerengevecht, een Veldgezigt en Hertenjagt, de Rijschool en een Landschapie. Op de verkoopingen van M u11 e r en Verb r u g g e van d e r Po t en anderen werden verscheidene zijner schilderijen voor meet clan f 3000 verkocht en voor zijne kapitale stukken f 10,000 besteed. In 1841 werd voor zijne schilderij, voor­stellende het vatten van een Spion te Parijs 40,000 francs betaald. Op de verkooping van Goll gold een Rust van Japers f 6000, op die te London , 1848 , een klein stuk la Charette embourbee f 3480 , op die van Mechlenburg te Parijs, een Paardenmarkt / 80,000 francs, St. Hubert, 7200 francs, op die van Putureau te Parijs , 1857 , .Halte de Cava­liers , 50,000 francs , Marche dune armee 12,600 francs , Paysages sablenneux 30,000 francs, to Rome gold op de ver­kooping van den kardinaal Fesch , de terugkomst van de Jagt 68,727 francs en een kleine bataille 25,420 francs. H oub raken vermeldt dat W ouw erm an vele zijner teeke­ningen liet verbranden , doch zulks wordt weersproken door het groot aantal teekeningen die van hem aanwezig zijn liever waren. . Bij , den brand van het koninklijke slot te Kopenhagen is een Both vol met uitmuntende teekeningen, door W o u w e r m a n vervaardigd , verlorea geraakt, In de verzameling van Goll v an Frankenstein was een gevulde portefeuille , die niet dan teekeningen van hem inhield. Ook voor deze werden aanzienlijke sommen besteed. Op d verkooping van E y l Sluiter, werd o. a. voor een Landschap met een paard en beeldje8 op perkarnent met 0. 1. inkt f 600 , voor een Manege ook met 0. I. inkt f 825 , op die van de V o s voor een Landschap met een achteruit8laatid paard en meer stoflaadid , ook met 0. I. f 1,030 en voor een dito I' 1,220 , op die van Clausin to pariis voor bet P18-sende paard f 1085: 50 betaald. Op de verkooping van Verstolk van S o e l e n gold het Pi88ende paard flan , le manege f 100 2. Het zal wel naar de 1000 schilderijen loopen die W o u­werman vervaardigde , Smith heeft er in zijn Catalogue 525 vermeld. Het museum de L'Brmitage in Rusland bezit er 29 , dat te Dresden 63. W o u w e r m a n heft niet meer dan een plaatje geetst , het stelt voor een paard in profil. Het werd in 1800 op de verkooping van P loo s van A mstel met f 60 , later op die van den grave von Fries met f 505 betaald. Wouwerman stierf te Haarlem in Mei 1668. Hij is meermalen afgebeeld. Zie Houbraken; van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Collot d'Escury, Roll. roem, D. . bl. ; Smith's Catalog. of Dutch and Flemish. Painters , T. I. Geschichte der KOnigl. Kupferstichtsamml. zu Copenhagen ; R. Weigel, Supplem. au Peintre graveur de A. Barsch, S. 68 ; Mush de la Holl. ; Mnemosyne St. XVIII. bl. 368 ; Kok; Levenschetsen van beroemde mannen en vrouwen , D. VIII. bl. 229; Verwoert; Kobus en de Rive-court; Muller, Cat. v. portr. ; Saxe, Onom. , T. IV. bl. 548; Kunst- en Letterb. , 30 Mei 1825. WOUWERMAN (PIETER), zoon van den vorige , volgens sommigen in 1626 te Haarlem geboren en in 1683 gestorven. Hij schilderde stalletjes, pleisterplaatsen , herbergen , vooral valkenjagers te paard met beeldjes gestoffeerd ; alles net getee­kend , uitvoerig geschilderd , doch niet krachtig, los en teeken­achtig genoeg. T e y 1 e r 's stichting bezit een geteekend portret van hem. Zie Houbraken; v. d. Willigen; Immerzeel; Kramm; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WRANGEL (CAREL GUSTAAF) graaf van Sylfnitzburg , 13 Dec. 1613 te Stokholm geboren , later een beroemd Zweedsche vlootvoogd geworden , bragt een geheel jaar bier te lande door om zich in de zeevaartkunde en bet bouwen van schepen te oefenen. Volgens sommigen heeft hij bij onze zeemagt gediend. Zie Biogr. Univ. , Biogr. geyser. moderne ; J. C. de Jonge, Geach. v. h. Ned. Zeew. , D. I. bl. 551. WRICHT (S.) komt bij A b c o u d e voor als schrijver eener Verhandeling over de wedergeboorte , sonder welke niemant kan salig worden , met een voorr. van D. Isaac Bindt. 's Gray. 1740. 4°. Zie Naconl , bl. 415. WRIGHT (BENJAMIN) bloeide in het begin der 17de eeuw en wordt bij Kramm vermeld als drukker van de Afbeeldinghe der stad J eruzalem enz. Zie Kramm. WRITS (WILLEM) , een Amsterdamsch burger , ricbtte in 1787 , met slechts 40 leden , het genootschap Felix Meritis op. Hij was een bekwaam plaatetser en teekenaar. Kra m m vermeldt van hem 6 stub gezigten van Hollandsche dorpen ; 6 stuks van de 1 7 echtstroom naar J. de Beyer , twee stub van Hilversum ; de teekenakademie te Amsterdam. In den Atlas van de voornaamste atbeeldingen van Amsterdam voor kinderen komen er 11 stuks voor. Zijn portret is naar de teekening van W. Hendriks door C. L. B. Claessens gegraveerd. Zie Kramm; Verwoert. WTENBOGAERT (JoHANNEs) werd den 1 lden Februarij 1557 te Utrecht geboren. Hij was een zoon van August ij n Peterszoon Wt en b o g a e r t, onder-koorzanger en school meester bij de canonisie van St. Pieter en Helena of H e y 1-wich Hame 1. Na bet eerste onderricht van zijn vader ont­vangen te hebben bezocht hij sedert zijn tiende jaar de Hieronymusscbool. Daar bij zich op de studie der rechtsge­leerdheid wilde toeleggen kwam hij achtereenvolgens onder de leiding van mr. Antonius Buyser, mr. Johan Bogaert en den notaris Dirk van Buy z e n. Reeds vroeg bad hij , door bet lezen van allerlei gescbriften , de denkbeelden der bervorming in zicb opgenomen. Hij was een der ijverigste hoorders van Duifh u i s prediking. Na een tijd lang in dienst geweest te zijn van een der secretarissen van graaf J a n van Nassau te Arnhem besloot hij zich aan de godgeleerd­heid te wijden , om later als predikant in de hervormde kerk op te treden. Hij sloot zich Ban bij de Consistorialen te Utrecht , die hem tot voorlezer in de Minderbroederkerk aan­stelden. In 1580 zond de magistraat hem op stadskosten naar Geneve , om aldaar zijne verdere opleiding te ontvangen. W ten b ogaer t hoorde er de lessen van Beza en Perrot en leerde er Casaubonus, A r min ius en anderen kennen. Over Zurich , Basel , Straatsburg en Heidelberg kwam hij in 1581 te Utrecht terug , waar hij weldra tot predikant bij de Consistorialeti werd voorgesteld. Hij doorleefde hier moeijelijke dagen. De wijze waarop , op gezag van Ley ceste r, aan het zelfstandig bestaan van de gemeente van Duifhuis een einde werd gemaakt , was weinig geschikt om hem voor de Calvinisten in te nemen , waarvan hij bovendien in opvatting van sommige leerstukken verschilde. Na het vertrek van Le ycest er stak de partij van Duifhuis, waarbij zich de regering had aangesloten , het hoofd weder op. Men besloot alle predikanten door anderen te doen vervangen , en den 17den December 1588 kreeg Wtenbogaert met Helm i-chins, Sopingius en Royenburgh zijn ontslag. Door toedoen van Maurits en Oldenbarneveld werd W ten bog a e r t in Maart van het volgend jaar tot predikant in den Haag beroepen , na versehillende uitnoodigingen te hebben afgeslagen. Wel is waar nam hij dit beroep onder zeker voorbehoud aan , daar hij door de Utrechtsche regering slechts voorwaardelijk was ontslageo , maar hij is toch onafge­broken tot aan zijn vlucht in 1618 predikant in den Haag gebleven , ofschoon er meermalen pogingen werden aangewend om hem aan zijne geboortestad op nienw te verbinden , en hij zelf in later jaren bij herhaling er op aandrong , dat men hem weder vrij zou laten. De persoonlijke kennismaking met 's lands advocaat en met den stadhouder was voor zijn volgend leven van het hoogste gewicht. Oldenbarneveld, die in Wtenbogaert een man naar zijn hart had gevonden , bediende zich van hem als bemiddelaar in de kerkelijke twisten , die te Hoorn , Gouda en elders waren ontstaan , en benoemde hem in 1591 in de gemengde commissie van kerkelijken en politieken , die de kerkorde van 1591 ontwierp. Als predikant was hij weldra door zijne groote welsprekendheid en zijn beminnelijk karakter bij allen geliefd. Louise de C o­lign y vertrouwde hem de opleiding toe van haren soon Frederik H end ri k. Haar ten gevalle werd de hofkapel afgestaan tot bet houden van godsdienstoefeningen in de Franeche taal , waartoe W ten b o g a e r t werd aangesteld. De staten behandelden hem met de meeste onderscheiding en zorgden voor eene vrije woning. Het is niet mogelijk bier in een kort bestek al de bijzon­derheden te vermelden uit W ten b o g a e r t s veel bewogen leven. Jaren achtereen was hij een der gewichtigste personen in de republiek , en werd zijn naam niet zelden in eenen &Urn. genoemd met dien van Old enbarn eveld en andere staatslieden. • Wij kunnen in dit overzicht slechts het voor­naamste aanstippen. Het was niet zonder beteekenis dat Maurits hem in 1589 als veldprediker verlangde. In die betrekking was W t e ii b o g a e r t in het volgend jaar tegen­woordig bij den bekenden tocht naar Vlaanderen. Sedert ver­gezelde bij den prins op bijna at zijne veldtochten , ook gedurende het betand , hoewel hij weigerde zich als hofprediker geheel uitsluitend aan zijn.dienst te verbinden. W ten b o g a e r t verkeerde met Maurits, .die geregeld bij hem ter kerk ging , lop ivertrouwelijken voet , totdat de inoodlottige kerkelijke ge­sdhillen verwijdering maakten. Hij behartigde 's prinsen belangew, toen hij gemoeid 'werd in de -onderhandelincren over het bestand , en hield eene plechtige redevoering bij gelegenheid dat 'M a wr i t s de ridderorde van den Kouseband ontving. Er waren in de Nederlandsche hervormde kerk sedert 1572 twee partijen. De strenge Calvinisten stonden vijandig tegen over eene richting die in meer dan een opzicht van de recht- ' ginnige kerkleer afweek en zich niet door de onderteekening aan de Nederlandsche confessie wilde later binden. W t e n­bogaert had zich geschaard aan de zijde der vrijzinnigen , 4die steun vonden bij Oldenbarn e' veld en dt staten van Holland. Dit bleek duidelijk , toen hij in 1613 bet beroep van Arminius te Leiden bevorderde. Het werd daarom betrokken in den strijd , die in 1605 tusschen Arminius en G o m a r u s uitbrak en op verre na niet geeindigd was , then de eerste in 1609 stied. Bij de conferentien tusschen beide hoogleeraren in de staten-vergadering was hij tegen­woordig , en zoodra Arminius gestorven was , trad hij aan het hoofd van al zijne geestverwanten op , om de bedoelingen der Calvinisten te verijdelen. Zij toch drongen aan op eene nationale synode , die uitspraak zou doen over het leerstellig geschil. De staten-generaal hadden de synode toeu estaan , b mite dat daarin de belijdenisschriften zouden worden herzien. De kerkelijken wilden hiervan niet weten. Wtenbogaert had sitting gehad in eene commissie , die de synode zou voorbereiden , doch waarin beide partijen bet niet eens konden worden. Toen nu de kerkelijken en de classie van Alkmaar en elders duidelijk toonden , dat zij alle predikanten tot onderwerping wilden dwingen , door, onder bedreiging van schorsing en afzetting , de onderteekening van confessie en eatechismus te eischen , stelde W t e n b o g a e r t eene remora­ strantie an de Staten van Holland , die in eene vergadering van vrijzinnige predikanten werd geteekend. Daarin waren blithe denkbeelden omtrent het leerstuk der voorbeschikking , `waarover de strijd liep , en hunne grieven uiteengezet. In den strijd tusschen remonstranten en contra-remOnstranten , die hierop volgde en met de veroordeeling van de eersten op de Dordsche isynode : eindigde , treedt W ten b o gaert overal op den voergrond. Door zijne bemiddeling werd Vorstius, 'ten - split = van ,G den arus, tot opvolger van Arminius te Leiden benoemd. Hij had ook de hand in de voorstelling van Episcopiu s. Hij was een der voornaamste onderhan­delaars van remonstrantsche zijde in de Haagsche en Delftsche conferentien. In een belangrijk geschrift verdedigde hij het recht van de staten om in kerkelijke aangelegenheden handelenti op te treden. .Oldenbarneveld bediende -zich 'vah 'hem , teen hij eene verklaring van den Engelschen konieg -wit& nitlokken ten gunste van zijne kerkelijke politiek. Wt em­bogaert stelde de kerkorde , die in Utrecht door ide staten van dit gewest werd ingevoerd. Hij werkte met d e Gr o o t aan de resolutie tot vrede der kerk , die in 1614 sdodr de meerderheid in de staten-vergadering van Holland werd °verge­nomen eta trad als hare verdediger op. Zoo trachtte hij op allerlei wijze eene kerkelijke beslissing van het godgeleerd geschil tegen te houden en die niet anders dan op de uitwer­ping der remonstranten kon uitloopen , ondersteunde 'hij alle pogingen tot bevordering der onderlinge veidraaa zaamheid. b De tegenstand der kerkelijke partij werd echter bedenkelijk , toen vele staatslieden zich van haar bedienden tegen *0 1 d e n-bar n eveld, en Maurits in de twisten werd gemen-gd. Er ontstond eene verwijdering tusschen W t en b o g a e r t en zijn Haagschen ambtgenoot Rosaeus, .die t6ngevolge had dat de laatste zich met zijne volgelingen afscheidde. Gelijk reeds elders geschiedde , begonnen de contra-remonstranten 'in den Haag afzonderlijke godsdienstoefeningen te houden. Men weet hoe zij zich van de Kloosterkerk meester maakten , en toen Maurits ih 1617 openlijk daar ter kerk ging , was het niet Langer twijfelaatig , of W t e n boga ert en de remonstranten zouden zich moeten onderwerpen. De meerder­held in de staten-gerieraal , gesteund door eene machtige min derheid in de staten van Holland , wist ten laatste de synode door te drijven. In die dagen van spanning werd W't e n bn­gaert door Oldenbarneveld eu de Groot betrokken in allerlei zaken , die hun later tot misdaad zijn aangerekend. Hij was even als deze staatslieden het mikpunt van den laster, die hem verstandhouding met Spanje en de Jezuieten verweet. Na veel moeite gelukte het hem den band los te 'taken , die hem aan zijne gemeente verbond , ofschoon hij , in den Haag bleef tot den 29sten Augustus , den dag van 0 1 d enbarn e-v e ld s gevangenneming. Torn begaf hij zich naar .Rotterdam waar hij zich eenige dagen schuil hield. Op raad 'vat zijne vrienden , alsmede van Louise de Coligny, nam . hij. eater de wijk naar de Zuidelijke Nederlanden. Hij vestigde zich te Antwerpen , waar hij enkele vrienden vond. Weldra voegde T a u r i n u s , de schrij ver van de Weeg­schael , zich bij hem , die echter ziek werd en stied. Diens pleats werd spoedig ingenomen door Grey inch (iv e n van Rotterdam , die insgelijks was uitgeweken. Van de remon- strantsche predikanten die te Dordrecht veroordeeld en op last, van de states-generaal naar Waalwijk vervoerd waren , sloten de voornaamste , zooals Episco pi u s en Cupus, zich eerlang bij Wtenbogaer t aan. Onder zijn beleid kwamen de ballingen te Antwerpen in eene vergadering bijeen , waarin de grondslagen der remonstrantsche broederschap werden gelegd. Intusschen was W ten b o g a e r t door den Haagschen kerkeraad eervol ontslagen , maar kort hierop door de provinciale synode van Delft onverhoord veroordeeld en afgezet. Dit kerkelijk vonnis, werd in 1619 door een politiek gevolgd. Na drie­maal vruchteloos bij klokslag te zijn ingedaagd , zag hij zich in Mei door de vier en twintig rechters voor altijd gebannen en zijne goederen verbeurd verklaard. Hem bleef nu niet anders over dan in den vreemde een verblijf te zoeken. In de Zuidelijke Nederlanden werd hij met onderscheiding behan­deld. Hij genoot de eer van mannen als Peckius, Sp i­nola, ja zelfs van den Spaanschen gezant de la aueva uitnoodigingen tot bezoeken te ontvangen. Zij hadden daar­mede bedoelingen , die W t e n b o g a e r t maar al te goed doorzag , en daarom besloot hij tegen het einde van bet bestand naar eene andere schuilplaats om te zien. Hij vestigde daartoe het oog op Frankrijk. In het voorjaar van 1621 vertrok W ten bogaer t naar Parijs. De samensprekingen aldaar met Jean n i n en d e B o i s s i s e gaven hem de zekerheid , dat hij in Frankrijk veilig zou zijn. Hij ging dus met E pi s c o p i u s en C u p u s daarheen en vestigde zich te Rouaan. Vijf jaren heeft hij hier gewoond , ofschoon hij soms weken in Parijs doorbracht bij de Groot en enkele geestverwanten onder de Fransche predikanten. Door briefwisseling en geschriften bleef bij voor de remonstranten rusteloos werkzaam. Met de Hugenoten , die zich voor de Dordsche canons verklaard hadden , liet hij zich niet in. Herhaaldelijk werd hij , even als in Antwerpen , aangezocht , om tot de Roomsche kerk over te gaan. Ofschoon hij zulke aanzoeken steeds onvoorwaardelijk afsloeg ,werd hij toch door alien die hem kenden , zooals de president van Normandie , de Rieu zeer geacht. Toch verlangde W t e n­bogaert in eene andere omgeving te leven. In 1624 stond hij gereed naar Hamburg en van daar naar Frederikstadt te gaan , toen hij bijna in handen zijner vijanden was gevallen. Hij bleef te Rouaan tot na Maurits dood. Op de gunstige berichten die hij van vertrouwde vrienden had ontvangen , alsmede van Episcopius, die in April 1626 naar Holland vertrok, besloot ook Wtenbogaert heimelijk in bet vader­land wader te keeren. Eer hij hiertoe overging schreef hij tweemaal naar Frederik He n d rik, dien bij te Antwerpen persoonlijk had ontmoet. Den 26sten Augustus zette hij te Rotterdam voet aan wal. In de eerste maanden moest bij zich zooveel mogelijk schuil houden. Zeer gaarne had hij den prins persoonlijk gesproken , maar deze acbtte dit niet raadzaam , ofschoon bij genoeg liet blijken , dat Wtenbogaert geen leed zou geschieden. Een verzoek van de generaliteit, op het advies van eenige rechts­geleerden , om zich te mogen verdedigen tegen de beschuldi­„aingen waarop zijn vonnis rustte , werd afgeslagen. Onafge­broken was hij werkzaam om de intrekking der plakkaten tegen de remonstrantsche satnenkomsten en bet ontslag der gevangenen op Loevestein te bewerken , en ofschoon al zijne pogingen hiertoe vruchteloos schenen te zijn , zoo moet bet toch voor een deel aan zijn invloed worden toegeschreven, dat de rernonstranten eerlang te Rotterdam , Amsterdam , den Haag en elders vrij vergaderden , ja zelfs ongehinderd kerken bouwen konden , terwiji geene enkele poging werd gedaan om de gevangenen na hunne ontvluchting te vatten. Hij waagde bet zelfs meermalen te preeken. Dikwijls werd hij aangezocht om zich even als vroeger tot bemiddelaar te laten gebruiken , ten einde de breuk in kerk te heelen , maar na at het gebeurde was er voor het oogenblik aan geene verzoening te denken. Wtenbogaert wijdde daarom at zijne krachten aan de belangen der remonstrantsche broederschap , waarvan hij het hoofd bleef tot aan zijn dood. Hij gaf haar eene handleiding tot het godsdienstig oriderricht en eene kerkorde. Tot de laatste jaren woonde hij weder in zijn eigen huis, dat na de verbeurd verklaring eerst door een kamerbeer van M a u r i t s, daarna door Ro sae us was bewoond. Daar ontsliep hij ook den 4den Sept. 1 644 , na tot het laatst , in het genot van een krachtig lichaamsgestel, met ongemeene helderheid van geest , gearbeid te hebben voor de zaak waaraan hij zijn geheele leven had gewijd. Wtenbogaert was een man van groote scherpzinniglieid. Letten wij op de breede rii zijner geschriften , waarvan wij het noodeloos achten de titels op te sommen , sedert daarvan Rogge in zijne Bibliotheek der remonstrantsche geschriften eerie volledige bibliografische be­schrijving heeft gegeven ; leggen wij daarnevens zijne tallooze brieven , die thans alien door denzelfden bij het historisch genootscbap te Utrecht zijn uitgegeven , dan vragen wij : hoe heeft Wtenbogaert, te midden van zulk een woelig en zwervend leven , tijd kunnen vinden tot eene schriftelijke werkzaamheid van zulk een omvang. Hij was ongemeen vlug met de pen , maar de inhoud zoowel zijner kleinere als groo­tere werken getuigt tegelijk van zijne zeldzame kennis, als van helderen blik. Bovendien muntten bijna al zijne geschriften niet enkel uit door degelijkheid van inhoud als door keurigen vorm. Van onschatbare waarde zijn steeds zijne Kerckelicke historie en zijn Leven , kerkelijke bedieninye en zedige verant­t000rding , die eerst na zijn dood het licht zagen. W t e n- 28 b o g a e r t is ongetwijfeld een der merkwaardigste mannen in de Nederlandsche protestantsche kerk van de eerste helft der 17de eeuw. Als strijder voor de vrijheid van onderzoek en tegen bet formuliergezang , voor de vrijheid van godsdienst­ oefening en tegen elke gewetensdwang , is bij een echte goon der hervorming geweest. W ten b o g a e r t is tweemalen gebuwd geweest , maar heeft geene kinderen gebad. Zijne eerste vrouw was Anna van d en B r o e c k. Na haar dood in 1607 hertrouwde bij met Maria Petitpas, weduwe van Francois aux Brebis, uit Wesel. Van hem bestaan verschillende rortretten , die eater mee• rendeels slechte kopien zijn van goede origineelen. Mier e- veld schilderde zijn portret , dat door D e 1 ff in plaat werd gebragt. Wij hebben eene uitmuntende gravure van R e m- b ran d t. Ook werd hij door Vinkeles en Houbraken in koper gebragt. Even als ons bestek slechts toeliet enkele hoofdpunten uit W ten bog aerts levensgeschiedenis aan te stippen, zoo is het onmogelijk alle bronnen te noemen, die over hem zijn te raadplegen. Wij laten hier de voornaamste volgen. Zie Saxe, Onom. , T. IV. p. 215; Burman, Traj. erud., p. 434-445 ; C r e n i i iinimadv. Phil. , P. XIII. p. 133 , 134 ; Pars, Ind. Bat., p. 217 , 218 (met zijn portr.); J. Fa bricii list. Bibl., P. IV. p. 498--500; Chaufepie; Wagenaar, V. IL, D. IX. bl. 86, D. X. bl. 58 enz ; Biogr. Univ. ; Biogr. mod.; Hogg e, Bibl. van Rem. Pamfl. , bl. 87, 2i8; W ten b o g a e r t s Leven , Oor­spronch en voortganch der kerck. geschillen, Kerkel. historie, uneven en onuitgegeven stukken ; T r i g l a n d 's Kerck. geschiedenis , Baudart's Memorien; Brandt, Llistorie der re, ormatie , Regensbogen, Ge­schied. der remonstranten ; T i d e m a n , Gesehied. van de vestiging der remonstr. broederschap ; Ypey en Dermout, Gesehied d. 1Ved. here. kerk; Leven van N. Mann. en Vrouwen, v. 51; Kist en Royaard's Arch., D. V. bl. 178 , D. 1X. bl. 508; Nay., D. VII. bl. 88, 176, D. IX. bl. 38 ; Jaarb. v. Wet. Z heol , D. I. bl. 298, D. II. bl. 76; Godgel. Bijdr. , D. XXXII. bl. 904 ; Aron. v. h. lbst. Gen. , 4 jg. bl. 255; Halma; Hoogstraten; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; W oordenb. der zamenl. ; Glasius; Muller, Cat. v. portr., en verder alle werken, aangehaald in Ro g ge's Joh. Wtenbogaert en zijn tijd , 3 dln. Amst. 1874-76. WTENBROEK (MozEs). Zie UYTENBROEK. WTEN­WAEL. Zie UITENW AEL. WTENWEERDE. Zie UTEN­WEERDE. WTHOECK of WTHOUCK (HEYNDuicx). Zie UITHOECK (HEYNDRIcic). WTTEWAAL (mt.. HENDRIK ASITERUS) , beer van Stoet­wegen , was in de Utrechtsche geschiedenis zeer bekend. Hij was van 1746 tot 1748 burgemeester en werd in 1'152 van wege zijn weerstand tegen de stadhouderlijke recommandatien uit de vroedschap verwijderd. Zie Thor beck e, Levensschets van G. Wttewaal, bl. 3. WTTEWAAL (GERARD) werd den 29sten April 1716 te Utrecht, weinige maanden na de terugkomst zijns vaders uit Oost-Indie , geboren. Zijn grootvader was de bovengemelde , aim!' vader had in de 0. I. den post van opperhoofd van Gorontale bekleed en was ileen man van een regt en vrij oordeel en groote belezenheid , naarstig en een christelijk gedrag." Reeds in grille jeugd had zijn noon lust om ter zee te varen , (loch zag uit liefde jegens zijne moeder van zijn wensch of en kwam den vader te gemoet , die hem liefst voor het regterlijke bestemd had. Hij bezocht de Hieron y-m u s-school en vervolgens de hoogeschool , waar hij van 1793-­1801 bleef , zette daar zijne studie der oude letteren , vooral ook het Grieksch met den grootsten ijver voort en doorlas meer dan eenmaal de rei rusticae scriptore8 met de pen in de hand. Ofschoon de regtsstudie zijn voorname akademie­taak was , oefende hij zich met geen minder ijver in de natuur­kunde onder Ross ij n en in de wijsbegeerte onder Hen n e r t. Den 28 Nov. 1801 werd hij na het verdedigen van theses, doctor in de beide regten en vestigde zich te Utrecht. Hij was reeds in 1800 hoogheemntad geworden van den Lekdijk bovendams , eene betrekking die hij tot 1830 bekleedde , be­dankte voor een professoraat te Deventer en van ffscaal op de vloot , doch aanvaardde de betrekking van schepen zijner geboorte­stad 1803. Na de inlijving in bet Fransche keizerrijk , gevolgd door de ontbinding der bestaande regtbank , was Wtewaal Diet over te halen om zich op nieuw te laten plaatsen. Zijn of keen van het Fransche bestuur was zoo groot • dat hij , bij de komst van Napoleon te Utrecht , gecommitteerd om den keizer op te wachten , zulks rondelijk weigerde te does. Out. slagen van zijn ambt als schepen , begaf hij zich ter woon naar buiten en werd hij landbouwer. Zijne natuurknndige, inzonderheid botanische studien , altoos in gemeenschap met zijn broeder, den med. doctor Jan Wttewaall getrouwelijk voortgezet , kwamen hem nu te stade. Hij had met zijn broeder een tuin op Wickenburch aangelegd tot kweeking eener volledige inlandsche Flora en in 1809 Wildeno w handleiding in 't Nederduitsch uitgegeven. Hij was reeds in 1808 lid der commissie van landbouw geworden , waar hij meermalen als spreker optrad. Toen zich op 't eind van December 1813 de runderpest te Utrecht openbaarde , werd hij door die commissie aan het hoofd gesteld van bet bestuur der buitengewone maatregelen waardoor de verschrikkelijke ramp bij den oorsproog gestuit en alzoo van bet land rnoest worden aigewend. De veepest werd gelukkig gestuit , doeb bet kostte 28* hem zijne gezondheid. In het volgende jaar sloeg hij bet aanbod van een leerstoel der landhuishouding en botanie af, doch acht jaren later lief hij zich door zijn vriend Prof. T y d e m a n bewegen het hoogleeraarschap in de landhuishoudkunde te Leiden aan te nemen. Hoe hij die begreep verklaarde hij voor het groot publiek bij zijne inwijdingsrede van 1822 en vervolgens in 1828 bij de nederlegging van het rectoraat der universiteit. Aan hem vooral is Leiden de inrigtingen tot bevordering der landhuishoudkunde verscbuldigd. Hij bezweek op zijn landverblijf onder Houten , voor het geweld eener kortstondige ziekte , in den ouderdom van 62 jaren den 6 Julij 1839. Behalve zijn inwijdingsrede te Leiden over de Landhui8-houdkunde, uithoofde van hare belangrijklieid, de beecherming van '8 Rijks regering waardig, in 4nnales icad. Lugd. Bat. 1822-1823, en zijne Or. de agricultura 8aluti8 publicae vero fundamento , in Annale8 1828-1829 , gHf bij nog in bet licht : Bijdragen tot de Staathuishoudkunde en de Statistiek , 2 stukjes. Ook schreef bij eenige stukjes in het Tijdschrift der Maat8. tot bevordering der nijverheid en in den Friend dee Faderland8 en was belast met de redactie van bet tijdschrift door de Nederl. Huishoudelijke Maatschappij uitgegeven. Hij Was lid van verschillende letterk. genootschappen , o. a. van het Ron. Ned. lnatituut en directeur van het Utrechtsch Genoot8. Zie Siegenbeek, Gesch. d. Leids. Ilooges., D. I. bl. 436 , D. IL bl. 140-143, 262; Thorbecke, Lecensschets van G. Wtte­waall in Kunst -en Letterb. voor 1838 , D. II. bl. 421-427, 434-442 ; Handel. d. Joarl. vergod. d. illaats. v. Ned. Letterk., 1839, bl. 7; L. Student. illmanok, 1839, bl. 129; Scheltema, 111engelw., D. III. St. II. bl. 1 volgg. ; Aanh. op het Woordenb. van 1Vieuwenhuis ; Kobus en de Rivecourt. WTTEWAALL (JAN) , tweede zoon van den vorige , werd den 6 September 1810 te Utrecht geboren. Van zijne jeugd af had bij groote voorlieide voor de botanie en wat den jeugdigen student bijzonder aanlokte was de kennis der inland­eche Flora. Tot zijne menigvuldige togten door verschillende bet vaderland beboorde die naar het Beekberger woud oorden van op de uitgestrekte beide tusscben Apeldoorn en Zutphen , dat door kruidkundigen nog onbezocht was, en waarvan hij in bet Iiidechrift voor natuurlijke ge8chiedeni8 en phy8iologie van Prof. J. van der Hoeven en W. H. de Vriese, D. III. bl. 1-6 eene korte beschrijving gaf. Terwijl bij te Leiden studeerde , barstte bet oproer te Brussel uit. Ook bij en zijn oudere broeder B. W ttewaall admen bet bun pligt bet vaderland met de wapenen in de hand te dienen en werden opgeschreven in bet corps jagers der Leidsche hoogeschool. Na den veldtogt tot de studie teruggekeerd , bleef W t t e w a a zich bij voorkeur op de botanie toeleggen , in welke wetenschap hij verschillende belangrijke onderzoekingen deed , ook op praktisch gebied. Ms vruchten daarvan zijn een klein opstel over de vertakking der inlandsche gramorten in het aangehaalde tijdschrift opgenomen , en twee verhandelingen , waarvan eene over het nadeelige van het 8noeijen van opgaande boomen te Utrecht in 1837 uitgegeven en de andere over het ontstaan , den en de vormveranderingen van den stengel , in het vermelde tijdschrift opgenomen werd. In 1839 behaalde hij den doc­ toralen graad op eene Dissertatio oeconomica de arborum sylvestrium plantatione. Sedert vestigde zich Wt t e w a all te Voorst en trad aldaar als theoretisch en praktisch heoefenaar van den landbouw op, rigtte bij zijne boomkweekerij een boerderij op , waar hij , vrij van vooroordeelen , al datgene in voerde wat hij in vreemde werken nuttigs en bruikbaars opgeteekend , gevonden of door eigen nadenken verworven had. In 1841 gaf bij te Zutphen zijne Opmerkingen wegens de appel- en peerboomgaarden in Nederland in bet licht , in 1847 stichtte hij de Algemeene Landhuishondelijke Courant , van dat weekblad , eerst in 4° , later in fol. verschenen , bestaande uit 9 jaargangen (1852-1860) met houtgravuren. Deze Landbouw-Courant beeft een nieuw leven in onze landbouw letterkunde opgewekt en bevat hoogst belangrijke artikelen van W ttewaa11's hand. De roem der uitgebreide kennis van den redacteur verbreidde zich rneer en meer,, zoodat bij in 1851 door 's lands regering belast werd met het zamenstellen van het jaarlijksch verslag van den landbouw. ook had hij een groot winded in het stellen van het Verslag van de Koninklijke Nederl. Tentoonstelling van Landbouw te Arnhem, uitgebragt aan Z. M. den Koning door de centrals commissie (1855). Door zijne statistischen werkzaamheden had hij leeren inzien dat er eenige millioenen jaarlijks verloren gingen ten gevolge van onbekendheid met de middelen om de schadelijke insecten van onze producten of te weren of wel hen door afdoende naiddelen te bestrijden. Lijn opmerking kwam ter oore van de booge regering en bij werd met Prof. C. Mulder en mr. S. C. Snellen van Vollenhoven gecommitteerd om der regering een plan dienaangaande in te dienen. Hun plan droeg echter de goedkeuring der rege­ring niet weg doch Wttewaall was niet uit het veld geslagen. Hij besloot met goedkeuring der regering een werk over de schadelijke insecten te schrijven , doch het moest bij het besluit blijven , daar de tweede kamer der staten•eneraal de post van kosten , die zulk een werk ver­eischt , verwierpen. Nu besloot Wttewaall tot het opstellen van een Com-pendium , zijne 800 en eenige waarnemingen , doeh hij over­leed voor het ter perse ging , den 3 Augustus 1862, Hij huwde den 30 Junij 1843 mej. H. E. van Eelde, die hem twee zonen schonk , waarvan een overleed. Behalve de gemelde werken gaf hij nog in het licht : Over het verleenen van premien voor net dooden van wezel8 en andere zoogenuemd schadelijk gedierte. De bosschen in de gemeente Foorst en omstreken, in verband beschouwd met het loot harken. De dieren die jagt maken op insecten. Schadelijke insecten in Volks-Almanak der Maas. tot Nut van 't 41gemeen. 1860. Zijn vriend S nellen van V ollen ho ven schreef zijne biografie. Zie Ned. Spectator 1862, bl. 258, 291, 298. WUBBELS (JAN) , leerling van J. M. Cock, opzigter over bet kunstkabinet van Hope, in bet door hem gebouwde lusthuis (Paviljoen) bij Haarlem , in 1794 naar Engeland overgevoerd. Ook teekende en schilderde hij. Zie van Eynden en van der Willigen, D. II. bl. 414; Kramm. WUCHTERS , WUGTERS of WOG TER (ABRAHAM) , zwager van Carel van M and er, de Jonge en met hem in 1630 of 1639 naar Kopenbagen vertrok k en. Vijf en twintig jaar bekleedde hij aldaar de betrek king van hofsehilder. Met verlof van den koning , die hem "zijn conterfeiter en geliefden Abraham W ugter s" noemde , vertrok hij in 1664 naar Soroe , zette daar zijn kunst voort en overleed niet lang na 1680. Hij schilderde portretten en historieele onder. werpen. Zie Kramm. WUCHTERS (D.) bloeide tusschen 1510 1600 en scbil­ - derde graauw in graauw , zooals een schilderij voorstellende de koningin van Scheba geschenken aan Salomo brenyende. Zie Kramm. WUDRIAN (V.) vermeldt Abcoude als scbrij ver van Krijusschole of merkteeken des Christendom& Amst. 1683. 8°. Zie Abcoude, bl. 445. WULFFAERT (ADRIANus) , in 1804 te Goes in Zeeland geboren , werd op twaalfjarigen leeftijd door zij n ouders naar Brugge gezonden om aldaar aan het Athenaeum opgeleid te worden. Zij gaven echter spoedig aan zijn verlangen toe om tot schilder gevormd te worden. Hij begaf zich onder de leiding van D u c q en bezocbt tevens de academie te Brugge , wear hij achtereenvolgens de eerste prijzen behaalde. Na den dood zijns meesters , in 1829 , begaf hij zich tot zijn verdere bekwaming naar Parijs , van waar hij een jaar later , weder naar Belgie vertrok , en te Gend den eersten prijs in bet historieele vak behaalde met zijn voorstelling van Mars , die Venus bq he.1 graf van Adonis vertroost. Hij leverde aldaar op de tentoonstelling van 1 835 vier schilderijen , de Schipbrevk, de Rust , een Zeeuwsch feest en het Ontwaken voorstellende , voor welke de koninklijke maatschappij van schoone kunsten hem een medaille toewees en bet lidmaatschap schonk. In 1836 zag men van hem op de Brusselsche ten­toonstelling een Visioen van Ste Philomene en te 's Hage in 1839 een groote historieele voorstelling de dood van de Ruyter, , door den koning aangekocht en in Maart 1844 aan de adel­borsten te Medemblik vereerd , uit erkentelijkheid voor hunne vaderlandsliefde in de bijdragen tot de vrijwillige leening. Fen andere schilderij , het Waken en Slapen ten onderwerp hebbende , werd door prinses Albert van Pr uissen aan­gekoclit. De kerk van Menen bezit van hem een Tafereel uit het leven van St. Vaast, die van Westkerke een Tafereel nit het leven van St. Omer , de patroon dier gemeente , die to Goes de Heiland in zijne benauwdheid in den hof Gethsemane, terunjl de Enuel hem komt versterken en de H. Maagd als de kstand der Christenen en troost der bedroeiden. Hij was te Antwerpen gevestigd en gehuwd met Clara Ro om an , ook eene verdienstelijke scbilderes. Zie Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt. WULFRAAT (MATTHYS), in 1648 te Arnhem geboren, zou voor geneeskundige vkorden opgeleid , doch verkoos zich liever in do schilderkunst te oefenen , onder A b r a h am Di ep­ra am. Hij zette zich te Amsterdam neder en vervaardigde verdienstelijke historieele voorstellingen , moderne binnenbuizen in bet klein. Hij heeft zich ook te Frankfort eenigen tijd met portretschilderen bezig gehouden en overleed in 1727. Zijn portret bestaat. Zie iloubraken; Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt. WULFRAAT (MARGARETHA) , dochter van den vorige , die tevens Naar leermeester in de schilderkunst was , werd in 1678 te Arnhem geboren. Zij scbilderde , schrijlt Im m e r-z e e I, met een vaste hand en een vleiend penseel , in den smaak van G a s p a rd N e t s c b e r, uitvoerige portretjes en fraaije kabinetstukjes met historieele en mythologische voor­stellingen. Hare naakten waren delikaat en de verschillende kleedingstukken wist zij naar eisch uit te drukken. Vooral roemt men bare Cleopatra , Semirami8 en twee stukjes met Jagtnimfen. De graveur Pi cart noemde Naar teen wonder in de kunst" en 'de roem van hare sekse". Zij was zeer nederig en bereikte den ouderdom van 60 jaren. Haar portret vindt men bij van Go oh Zie Immerzeel; Kramm; Verwoert; Kobus en de R i­vecourt. WULLEN (mr. P. VAN), leefde in het laatst der 18de eeuw. Hij beoefende de Nederduitsche poezy en vervaardigde in 1777 een treurzang op het overlijden van E. V. Tisch, echtgenoote van Prof. A bdias Velingiu s. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. WURTZ (F.) gaf in het licht : Chirurgie. Amst. 1647. 4°. WUYSTER (GERARDUS), predikant te Groothuyzen en Avenborn , aan de Lind en te Heer Oudelands-Ambacht 1772 , te Schipluiden 1776 te Purmerend en te Breda 1784 , waar hij overleed. Hii gaf in het Licht: Die h,eb a ook gelezeu , of uittreksel8, uillegkundige- en godgeleerde aanteekeningen nit beroemde schrtjvere. Breda 1822.8°. Zie Brans, Kerk. Reg., bl. 31 , 47 , 176. WUYTIERS (CORNELIS JOHANNES BRACUMAN) , in 1692 te Utrecht geboren , werd in 1715 gekozen tot aartsbisschop der zoogenoemde Cleresye. Benedict us XIII keurde in eene bul deze keus hoogelij k af, en inzonderheid de handeiwijze der geestelijken , die daarmede ingestemd hadden , met name zekere D o n k er, van wien verklaard werd dat hij door Gods regtvaardig oordeel getrollen , overleden en een eeuwige ver­doemenis was te gemoet gegaan. Don k e r , die nog leefde , (hij overleed 13 Julij 1731) , had de stoutheid deze but van den kansel af te lezen , om de misleiding te doen blijken , waaraan de H. Vader ten doel stond. W u y tiers wordt zeer geprezen wegens zijn godgeleerde kennis en geestelijken ijver. Ook zou hij te Amsterdam eenige wonderen verrigt hebben. Hij overleed in 1733. Zie Dupae de Bellegarde, Abrlgde de l'Eglise Metropolit. d'Utrecht ; Kobus en de Rivecourt. WUYTZ (J.) schreef: Belijdenis van de ware .Hervormde Religie tegen de dwalingen der Roomsch,e kerke, in het openbaar gedaan in de groote kerk te '8 Hertogenbosch, 4°. derde druk. .Eenige texten ail het concilie van Trenten en den .Roomschen Catechismus , welke aangehaakl en niet uitgedrukt zijn in de bovenstaande belijdenis. Hertogenb. 1754. Zie Arrenberg. WIJ (GERRIT JAN VAN) , heelmeester te Amsterdam , lid van het kunstgenootschap aldaar, bebaalde in 1778 de gou­den medaille bij het Arnsterdamsch geneeskundig genootschap Servandis avails voor zijne verbandeling op de vraag : Kunnen wij ons overtuiad houden dat een waare kanker zonder afzetting nimmer tot yeneezing is gebragt? Nog eared hij: Verhandeling over eene bijzondere bereiding en qebruik van de bijtende sublemaat in de Venus•ziekte door proeven onderzogt en bevestigd. Amsterd. 1777. Beelkundige Mengelstogen, m. pl. 2 dn. Amst. 1785. Zie Arrenberg; Boekzaal, 1779, bl. 49. WIJ BO (Joins) of DE VLAM1NG, ook GEORGIIIS OCHA­MUS SYLVANUS, geb. in 1530, predikant te Antwerpen van 1560 — 1567 , gestorven in 1570 te Londen. Hij c.-,af in bet licit Gheestelycke liedekens gemaeckt ende ook sommige byeenver­gadert. boor mr. Joris Irijbo , alias Sylvanus. • Noyt rimer eens ghedruct ende nu de tzveede mael ghedr. ende van nieus oversien. Hier -achter M. Joris &mate predicatie. Met noch een come beschrijvinghe zijner zieckle ende alscheydaus ail deser werelt , ende sommige epitaphien enz. Nods /derby sommige yheestelicke liedekens noyt le voren in druck yeweest on te singhen ofte le lesen. Tot Gorman voor Jasper 7royen, woont tot Dordr. 1596. 8°. Zie te Water, Tweede eeuwgetij , bl. 21-23 , 62, Gerdes, Euang. Renov. , D. HI. bl. 81 , 217; H. van Haemstede, Jubelpreek , bl. 41 (die zijne schriften vermeldt); 's Gravensande, Tweeh. jar. gedchat. der eerste Syn. , bl. 223 ; Brand t, Ifist. der Rem. , D. I; J. v. W e s e n b e e c k , Beschrijv. v. d. Staat der Religie ; Magdalena , 1-58; Rogge, Bibl. d. Contra-rem. , bl. 9 ; Wavorscher , D. VI. bl. 127, 217. WIJBRANDT (Micluns VAN BEETGIIM). De bibliotheek van Ned. Letterk. te Leiden bezit van hem een bands.: Stichtelzjke Rijmen enz: van Jean Baptista Houwaert, by een vergadert ende in deem ordre yestelt door W. M. v. B. A°. 1616. Zie Cat. d. Maats. ; lVay. , D. IV. bl. 320, D. V. bl. 122 ; Vries. Volksalman., 1846 , bl. 127-128. WIJCK (An CAREL VAN DER) werd den isten Februarij 1797 te Zutphen geboren uit Herman Jan Jhr. van der Wijck en Cornelia Constantia van der Muelen. Door zijn vader, een man van uitgehreide kundigheden , werd zijne opvoeding zoodanig bestuurd , dat hij reeds vroeg was toegerust met die wetenschappen , die voor iederen krijgsman nuttig en voor den ingenieur onontbeerlijk zijn. Nadat de gebeurtenissen van 1813 aan Nederland zijn onafhankelijk volksbestaan hadden teruggegeven , werd de jeugdige v a n der W ij c k juist op zijn zeventienden verjaardag benoemd tot kadet bij bet bataillon pontonniers , mineurs en sappeurs. Weinige maanden later , den 7 Mei 1814 , werd bij aangesteld tot 2den luitenant-ingenienr,, en als waarnemend adjudant toe­gevoegd aan zijn vader , destijds kolonel-ingenieur en direeteur der Iste directie van fortification. Gelijk zoovele anderen in die ,dagen , had hij zijne bevordering geenszins aan eigen verdiensten te darken , doch hij bewees later meer dan voldoende , dat men in hem geenen onwaardigen begunstigd had. Gedu­rende bet jaar dat nu volgde , was hij onverdroten werkzaam op bet bureau zijns vaders , en ging hij , onder diens leiding , ijverig voort zich tot een bekwaam vestingbouwkundige te vormen. Hij was reeds destijds bestemd voor den dienst in 's lands overzeesche gewesten , maar toen in de 'elite van 1815 de troon van Frankrijk op [dewy door keizer Napoleon beklommen was en de legers der verbondene mogendlieden zich in Belgie verzamelden , vond hij de gelegenheid zijne eerste schreden op het oorlogsveld nog op Europeschen bodem te doen. De kolonel-ingenieur van der W ij c k werd als generaal-majoor belast met de functien van adjudant-generaal bij bet leger te velde en met het kommando der veld-ingenteurs, zijn zoos volgde hem als adjudant — 4 Mei 1815 — en nam in die hoedanigheid deel Han de veldslagen van auatre-Bras en Waterloo , en aan het blokkeren van Quesnoy en Valenciennes. Hoezeer bij zich met ijver van zijne verplig­tingen gekweten heeft , zoo waren de handelingen van den jeugdigen ingenieur , te midden der groote gebeurtenissen van 1815 , niet van dien card , dat zij bijzonder in bet ooh; konden vallen , en dus ook Kier eene afzonderlijke vermelding eischen. Na den tweeden troonsafstand van keizer Napoleon, vertrokken de troepen , voor Oost-Indie bestemd , derwaarts en ging ook hij , na den 5den September 1815 tot 1 sten luitenant-ingenieur bevorderd te zijn , op den 29sten October daaraanvolgende van Texels reede naar Java. Den 13den Mei 1816 kwam bij te Batavia aan en werd hij onmiddellijk bij bet wapen der genie in de 1 ste groote militaire afdeeling in dienst gesteld. Weldra had men hem daar leeren kennen als een ijverig en kundig ingenieur, zoodat hij reeds, te rekenen van den 24sten Augustus 1817 , werd bevorderd tot kapitein en op den lsten Januarij 1818 , als eerstaanwezend ingenieur voor Banka en Palembang , naar Muntok werd gezonden. Nu was van d e r W ij c k op een tooneel , waar hij eerlang bewijzen zou niet slechts ingenieur,, maar ook soldaat en aanvoerder van soldaten te zij n. Na eenigen tijd op Banka verwijld te hebben , verzelde hij den commissaris M u n t i n g he naar Palembang, en kwam daar in de maand Junij van 1818 aan. Gelijk men weet, word Muntinghe met uitgebreide volmagt naar Palembang gezonden , om de verwikkelingen ten einde te brengen , die tusscben ons en den sultan gerezen waren. Die verwikkelingen werden , tij dens het verblijf van Muntinghe aldaar , nog vermeerderd door de bemoeijingen van den Engelschen luitenant­gouverneur van Benkoelen , sir S ta m fo rdt Raffles , die weleer gouverneur van Java geweest en den Nederlanders zeer ongenegen was. R a ffl e s ging zoo ver van te beweren , dat de Nederlanders geen refit hadden zich met de inwendige aan­gelegenheden van bet Palembangsche rijk te bemoeijen , dewijl de sultan een door Engeland voor onafhankelijk erkend vorst was. Hij zond voor de oogen der Nederlanders , onder kapi­tein S a 1 rn o n d , een apend gezantschap aan dien sultan , dat met hem eene soort van of- en defensief verbond sloot , ten doel bebbende alle Europeanen , bebalve de Engelschen , uit Palembang te verdrijven. Hoewel dit tractaat voor M u n­ting he geheim bleef , zoo had S a l m o n d niettemin de onbeschaamdheid de Britsche vlag op den door hem bewoonden dalm te hijschen , een overmoed , die onmogelijk lijdelijk kon worden aangezien. Toen Muntinghe niet terstond antwoord ontving op eenen brief, waarin hij den Engelschen op stelligen toon had uitgenoodigd , niet alleen die vlag te strijken , maar ook zich onmiddellijk van Palembang te verwijderen , besloot hij zich van hunne personen meester te waken en hen met geweld bet grondgebied van den sultan , onzen vasal , te doen ontruimen. De kapitein van der W ij c k kreeg last dit besluit ten uitvoer te brengen ; voorwaar eene moeijelijke taak , want het gold Kier bet handhaven onzer eigene waardigheid , zonder die eerier bevriende natie te kwetsen. Reeds in den avond van den 4den Julij waren alle toegangen tot bet verblijf der Britten door onze troepen bezet, en toen zij op daartoe gedane uitnoodiging , overgebragt door den kapitein luitenant ter zee Bakker en van der W ij e k , hunne wapens niet wilden overgeven — de vlag was bij zonsondergang gestreken — en zich niet order bescherming der Nederlanders stellen wilden , drong van der W ij c k ten 3 uur van den volgenden morgen den dalm binnen , wekte den kapitein S a l-m o n d en bevel hem , namens den commissaris M u n ti n g h e, zijo detachement de wapenen te doen afleggen en zich met hetzelve naar de overzijde der rivier te laten geleiden , ten einde daar de verdere bedoelingen van den commissaris te vernemen. Na eenige tegenspraak onderwierp S a 1 m o n d zich aan dezen eisch , maar bij wilds als krijgsgevangen bescbonwd worden , en drong er op aan dat van der W ij c k hem en zijn luitenant den degen zou ontnemen. Hierin echter mogt van der Wijek Dimmer bewilligen. Sal mon d met de zijnen moesten onschadelijk gemaakt worden , maar hen als krijgsgevangenen te bejegenen , zou eene daad van vijandschap tegen Engeland geweest zijn. Hij liet zich dan ook geenszins in dien strik vangen ; hij behandelde zijne arrestanten wel met gestrengheid , doch ook met at die heusche voorkomenheid , waarop een ()dicier van een vreemd , maar bevriend leger kan aenspraak maken , en het is "zoowel aan zijn overleg en aan zijne gepaste wijze van handelen , als aan de voortrefielijke maatregelen van M u n t i n g h e te wijten , dat wij zonder verdere botsingen onze waardigheid tegenover Engeland en ons gezag tegenover Palembang konden handhaven. Ongeveer een jaar later , nadat de sultan van Palembang intusschen zijn Croon had rnoeten ontruimen , om dien te zien bezetten door zijn broeder B a d a r Oedin, die weleer van de regering vervallen was verklaard , bekwarnen de Nederlandets de overtuiging, dat de man , dien zij in aanzien hadden ver­heven , slechts een huichelead verrader was geweest. Op den l2den Junij 1819 wierp hij het masker gebeel of en liet hij een gedeelte onzer troepen onverwaeht uit zijnen dalm aan• grijpen ; de onzen , hoezeer overvallen , verdedigden zich niet alleen hardnekkig, maar dreven de Palembangers zelfs binnen hunne sterkte terug. Deze werd nu den volgenden dag eerst hevig van de korvetten Ajax en Eendrayt uit kanon beschoten , en vervolgens door de onzen bestorrnJ. De eerste aanval was vruchteloos , watat men vond slechts steile muren en nergens eene opening , waar lang,s het binnendringen mogelijk was. De beide korvetten haalden nu voor de poort van den dalm en poogden die met haar geschut te vernielen , maar de ver­dedigers zetteden haar open en sloten haar niet voor dat eene aanvals kolonne haar bereikt had. Van der W ij c k was een dergenen , die zich aan het hoofd van deze kolonne be­vonden; met geveld geweer ging hij de infanterie en de met bijlen gewapende rnatrozen voor; hij kwam nog tijdig genoeg om de punt zijner bajonet tusschen de poort en den deurpost te brengen , maar zijne krachten , vereenigd met die van kapitein W e i n r i,c h , die zijne sabel insgelijks in de opening gebragt had , schoten te kort om bet geheel sluiten van den toegang te beletten. Zij beproefden nog er met bijlen eene opening in te hakken , maar te vergeefs , want het hevig vuur , dat door de schietgaten der poort gemaakt werd , dwong hen tot den aftogt. Toen men het vruchtelooze had ingezien der pogingen , om met de voorhanden middelen den kraton te nemen , worden de landtroepen alien ingescheept , hetgeen niet zonder tegen- stand van den vijand en zonder belangrijke verliezen ge­schiedde. • De commissaris Muntingh e" zoo schrijft A. M eis, in zijn Ferhaal van den Palembangschen oorlog van 1819 tot 1821 1), 'wade nu aan de Peladjoe, dezelfde pleats die sultan Bad a r•O e d i n naderband zoo geducbt heeft doen versterken , positie blijven bouden , en alleen de zieken en gewonden naar Muntok zenden , vermits men op eenen spoedigen aanvoer van munitien van daar konde rekenen , en bet Loch niet waarschijnlijk was , dat de vijand twee met troepen bezette korvetten zou durven en kunnen nemen. Ook de kapitein­ingenieur van der W ij c k , een ollicier die reeds toen onmis­kenbare blij ken van die echt militaire deugden en talenten gaf , welke hem in het vervolg van tijd de algemeene achting bij het leger in zulk eene hooge mate verworven hebben , drong er hartstogtelijk op aan , daar stand te blijven houden ; maar dewijl de kapitein-luitenant Bak k e r verklaarde dat de schepen met geene mogelijkheid konden blijven liggen , ging de comndssaris er toe over naar Muntok te stevenen , ten einde daar versterking in te wachten, die hij in persoon te Batavia ging vragen. • Had men aan de Peladjoe den toevoer van munitien kunnen blij ven inwachten , en vervolgens weder opwerken tot aan den kraton , dan waren , naar alle waarschijnlijk heid , de groote toerustingen , die voor de expeditien van 1819 en 1820 gemaakt aim , en de daarmede verbonden opofferingen aan bloed , geld en materieel , niet noodig geweest." Van der VV ij c k verzelde den commissaris Muntinghe naar Batavia, en werd van daar onmiddellijk tot het doen van rapport naar den gouverneur-generaal baron van der Capel l e n gezonden , die destijds op reis was. Van zij ne tending teruggekornen , ontving hij , 10 Aug. , te Batavia den last zich onder de bevelen te stellen van den kolonel Bi s c h off, kommandant der landtroepen , bestemd om deel to nemen Ban de expeditie , die door den schout hij-nacht W ol. t e r b e e k nog in hetzelfde jaar tegen Palembang zou aange. voerd worden. Den 30sten kwam hij te Muntok op Banka aan en begon onmiddellijk alles in gereedheid te doen brengen , wat ten dienste der genie behoorde medegevoerd te worden. Den 17den en 18den September ging de expeditie onder zeil, en den 17den October kwam zij , na tallooze moeijelijkheden overwonnen te hebben , op 11 kanonsehot voor de batterijen van Palembang ten anker. be beide volgende dagen gingen verloren in eene vruchtelooze briefwisseling met den sultan , en den 20sten ging van der W ij c k op ontvangen last de 1) Dit verhaal koml voor in den Militairen Spectator, lode deal. vijandelijke stellingen verkennen. Hij had het geluk daarvan eene naauwkeurige schets aan den scbout-bij-nacht te kunnen overhandigen , die den volgenden dag daarnaar zijne beschik­kingen nam en het vuur tegen de Palembangers liet beginnen. Dit vuur was allerhevigst , maar werd niet minder geducht beantwoord ; de sultan had den tijd , die sedert den terugtogt der Nederlanders verstreken was , uitermate goed besteed en zulke kracbtige middelen van tegenweer weten te verzamelen en te sticbten , dat men , helaas ! andermaal te kort schoot. De schepen der Nederlanders hielden of en verwijderden zich van onder het bereik der vijandelijke kanonnen. Zij hadden de overtuiging opgedaan , dat men des sultans versterkingen moest owtrekken , of onverrigter zake terugkeeren. Dienten­gevolge gaf de schout-bij-nacht Wolter b e e k aan den kapitein van der W ij c k last, eene verkenning te gaan doen , en de mogelijkheid eener omtrek king te onderzoeken. In den vroegen morgen van 24 October ging deze , met den kapitein Laernlin en een detachement flankeurs , op den regter oever van de Soensang of rivier van Palembang , aan wal ; hij zocht den gebeelen voormiddag te vergeefs naar een pad , dat hem door de wildernis kon voeren wel gelukte het hem soms met veel moeite eenige honderde schreden voorwaarts te dringen , maar dan ook werd het woud weder zoo digt , dat het een muur geleek , of de bodem zoo week en moerassig , dat men vreesde er doorheen te zinken. Zonder het doel bereikt te hebben , moest bij zich weder naar boord begeven. Toen de uitslag dezer verkenning aan den schout-bij-nacht Wolter bee k was medegedeeld , en de inmiddels met den sultan aangeknoopte onderhandelingen geen gunstig gevolg hadden , gaf de aanvoerder bevel tot den aftogt , en op den 7den November beyond van der IN ij c k zich weder te Muntok. De tijd, die bij nu tusschen de afgeloopene en de volgende expeditie naar Palembang op Banka doorbragt , yen , streek alles behalve in rust en ledigheid. Reeds then bet eiland Banka door ons van de Engelschen werd overgenomen heerschte daar ontevredenheid , verwarring en menigmaal openlijk verzet tegen het gezag der Europeanen. Het was den onzen nog niet mogen geluk ken de goede orde aldaar te herstellen , en thins , nu ons aanzien voor Palembang zulk eene ernstigen knak had gekregen , mimeo de ongeregeldheden op Banka, ook door de aanblazingen en toegezonden hulp van Bad a r-Oedin, op eene schron3elij Ice wijze toe. Deze stand van zaken had ten gevolge dat de troepen , die van Palembang teruggekeerd en op Banka ontacheept waren , nog aanzienlijk versterkt moesten worden en gedurende de jaren 1819 en 1820 aanhoudend in beweging waren. Deze bewegingen waren hoofdzakelijk gerigt tegen oproerige inlandsche hoofden , die zich door ear gisitijzigd bestow: des tiosilijnea. ins huane onge-oorloofde inkomsten verkort ,zagen , en zich tegen ons te weer stelden door verzet te land of rooverijen ter zee. Hun aan­hang en overmoed nam zelfs zoodanig toe , dat zij van ver• weerders aanvallers werden , en dat het noodig was de hoofd­plaats Muntok en eenige andere belangrijke pnnten in staat van verdediging te brengen. 1)eze taak werd aan den eerst­aanwezenden ingenieur van der W ij c k opgedragen , en nadat hij rich hiervan had gekweten , nam hij deel aan de meeste en belangrijkste togten en ondernemingen , die gedurende het genoemde tijdvak op Banka plants grepen. Nadat hij zich den 17den September 1820 had onderseheiden bij bet nemen van Mendare, een roofnest, dat ten verblijf strekte van zekeren B at i n-B arien , een der aanvoerders van de opstandelingen vertrok hij den l sten October met eene expeditie, onder den luitenant-kolonel Keer, van Koba naar de rivier Bantal. Men wist dat raden K 1 i n g , een der voor­naamste en meest te duchten muiters en zeeroovers , in de moerassen dier rivier eene sterke benting had gebouwd , en dat zijn medestander raden A 1 i zich in de nabijheid van een dergelijk werk onledig hield. Op de rivier gekomen zijnde en zich overtuigd hebbende , dat de versehansingen van raden Kling werkelijk in de nabijheid waren , werd aan van der W ij c k — den 9den October — opgedragen zich te verge­wissen of de berigten aangaande raden A I i eveneens op waar­heid steunden. Het gelukte van der W ij c k , niet alleen de begonnen versterkingen van A 1 i te vinden , maar zelfs die te vernielen. Daarvan verslag gedaan hebbende , werd hij onmiddellijk weder uitgezonden ter verkenning der benting door raden Kling bezet. Hij beyond , dat het onmogelijk was op geschikten afstand van die benting te landen , en dat de aanval van de zijde der rivier over het algemeen met zeer veel zwarigheden zou gepaard gaan hij bood zich echter aan eene kolonne te geleiden , die naar zijn oordeel van het zee. strand zou kunnen vertrekken , om de sterkte met kans op goeden uitslag van de landzijde aan te tasten. Dit aanbod werd gereedelijk aangenomen , en reeds den volgenden morgen ten uitvoer gebragt. Nog twee andere kolonnes , waarvan de eene door den luitenant kolonel K e e r zelven en de andere door radja Akil, een onzer bondgenooten , werd aangevoerd , werkten tot de onderneming mede. De eerste zou van de rivierzijde de sterkte uit sloepen beschieten , de tweede zou al tiraillerende , door bet kreupelhout der moeras , tegen haar oprukken. "Ten 12 uur op den middag begon bet tirailleur­vuur ook dat van van der W ij c k ; — de bezetting der benting beantwoordde dit onmiddellijk met kanon• en lilla­seboter. ; spoedig liet zich ook het vuur uit de ligte stukken onzer sloepen hooren , en nu deed kupitein van der W ij c k , wider het slaan van den stormmarsch en met een koeraal op de benting aanrukkeni de manschappen van radja A. k i I wedijverden met die van van der W ij c k om de eersten te zijn ; de luitenant der pionniers de F r u ij , de sergeant Scb uur man en de flankeur de Jager, waren de eersten die eene der flanken beklommen ; radja A kil drong nu ook met de zijnen naar binnen en de sloepen onderhielden een levendig vuur ; de vijand , zich van alle kanten besprongen ziende , verliet zijne batterijen , trachtte zich nog aan den rivierkant te verzamelen en stand te houden , maar werd ook hier spoedig door de moedige aanvallen , onder kapitein v a n der W ij c k en radja A kil, overhoop geworpen. In minder dan 10 minuten waren de onzen geheel meester van deze belangrijke en door 300 man verdedigde stelling , en dit met eene magt die niet meer dan de helft der vijandelijke bedroeg." Raden Kling werd onder de dooden gevonden en tot de gekwetsten aan onze zijde behoorde de kapitein van der W ij c k. Een der eersten in de vijandelijke sterkte zijnde, zag bij boe een onzer inlandsche soldaten het leven bedreigde van eene vrouw ; hij sellout toe en redde haar van een wissen dood ; maar naauwelijks had hij zich van haar afgewend , of bet boosaardige wijf beloonde zijne edelmoedigheid door hem met een klewang eenen gevaarlij ken houw in het achter­hoofd toe te brengen. Van zijne wonde hersteld zijnde, werd hem bevolen eene nieuwe nederzetting voor onze troepen te Toehoealie te ont­werpen , de uitvoering daarvan even wel aan anderen over te laten , en vervolgens met den kapitein der artillerie T h e u­nissen eene inspectie-reize over het geheele eiland te doen , ten einde de vereischte plannen te kunnen indienen tot het da:rstellen van een goed en zarnenhangend verdedigingste!sel. Deze werkzaamheden hielden hem onledig , tot hij daarvan afgeroepen werd door de toebereidselea , die bet wapen der genie vorderde , voor den togt van den generaal-majoor d e Kock near Palembang. Op den 16den Mei scheepte van der W ij ck zich in op de Konzbang-Jati, met zijne onmiddellijken chef den luitenant­ kolonel ingenieur Coch i u s , die bij deze expeditie aan het hoofd der genie en pionniers stood. Het verdere personeel , benevens het materieel der genie , vond zijne plaats op den­ zelfden bodem. Toen de vloot voor de batterijen van Palembang was aan­ gekomen , kreeg van der W ij c k bevel op den I 2den Junij eene verkenning mede te maker. , die , op den regter oever der Soensang , door den ch( f van den staf des opperbevelheb­ bers en de chefs der infanterie , der artillerie en der genie moest verrigt worden. Men stapte aan wal , ter plaatse waar van der W ij c k die in bet vorige jaar tot hetzelfde einde bad gedaan. Door hem voorgegaan, strekte men de ver- kenning iets verder uit dam toen ; doeh men stiet , na onge­looflijke moeijelijkheden doorworsteld te hebben , weder aan den Soensang en moest , zonder het doel bereikt te hebben , naar boord terugkeeren. Dit doel was een weg te vinden , die de onzen kon voeren naar de Peladjoe , eene rivier die bij Palembang in de Soensang valt , zoodat de stad bij bet punt ligt waar de beide stroomen zamenvloeijen. De linker­oever dier rivier was eveneens met sterk gewapende batterijen beset; die batterijen moesten almede verkend worden ; men moest onderzoeken of men ze ook , van den regter•oever der Peladjoe , sou kunnen enfileren , en of men die rivier misschien zou kunnen oversteken , om de vijandelijke verschansingen in den rug te nemen. Den volgenden morgen , ten half zes , zette men andermaal voet aan wal en ging de poging her­vatten. Van der W ij c k was weder aan de spits. Met de bij1 in de hand en geleid door bet kompas , drong men door struiken en bosschen , met behoedzaamheid overschreed men moerassen , en met de grootste koelbloedigheid waagde v aan der W ij c k zich hier en daar alleen , te midden van arg­wanende inlanders , tot het bekomen van inlichtingen. Eindelijk bereikte men de Peladjoe ; nit hooge booinen werden nu des vijands stelling en de loop der rivier naauwkeurig opgenomen , en men ontwaarde dat het enfileren der batterijen mogelijk zou wezen , indien slechts geschut van voldoend kaliber aldaar ter plaatse kon gebragt worden ; dit had men echter in den opmarsch gezien dat ondoenlijk was. Het overtrekken der rivier werd bevonden wel eerie koene onderneming , maar geene onmogelijkheid te zij n. Des avonds on) vijf uur was men weder aan boord terug. Uttar de opperbevelhebber tot het doen overtrekken der Peladjoe besloten had , werd aan van der W ij c k opgedragen aan den seer moerassigen oever der Soensang eene ontschepings­plaats, eene soort van landhoofd , te bouwen. Dit hield hem den geheelen 15den Junij bezig , en den volgenden dag verzelde hij de 600 man , die onder den kolonel Bissc ho f met ligt geschut en met pontons over land naar de Peladjoe werden gezonden. Ofschoon de weg reeds eenigzins gebaand was , kostte het aan de pionniers, onder v a•n der W ij c k, een ongehoorden arbeid , om hem geheel geschikt te maken voor den marsch van zulk eene magt, met alles wat er toe behoorde. Even voor den middag bereikte men de Peladjoe , maar de onzen waren door der vijand ontdekt en werden gedurende den ganschen dag , zoowel uit grof geschut van de overzijde der rivier, als uit lilla's van vijandelijke praauwen , hevig beschoten ; den volgenden nacht rees het water bijzonder hoog , zoodat het terrein , waarop zij zich bevonden , daarmede voet bedekt was ; de hoofdaanval , dien zij moesten onder­steunen , kon door tegenwind geen plants grijpen ; het was 29 onmogelijk bier nog 24 uren te vertoeven , en men was der­halve genoodzaakt den toeleg op te geven en naar 'boord teruo te keereri. OP den 24sten Junij , den (big der roemrijke overwinning bij Palembang , was van d e r W ij c k met een detachement van 25 pionniers bij de- troepen waarmede de kolonel B i s­schof de batterijen van Gombora nam. Nadat de vijand die sterkte Yeriaten bad , ontving hij last de vlugtelingen te ver­volgen en de noodige posten uit te zetten later scheepte hij zich met zijn detachement weder in en nam deel aan het ver­overen der Peladjoe-batterijen. Toen die verovering volbragt was en door ,-onvoorzigtigheid de bamboezen gebouwen , welke achter de wallen stonden , waren in brand geraakt , werd aan hem en zijne pionniers bet blusschen opgedragen. Moeijelijk en gevaarlijk was die taak , door het vele buskruid in die huizen geborgen. Van der W ij c k deed met de grootste koelbloediglieid alles wat in zijn vermogen was hij stelde zijn leven menigmaal op het spel , maar eindelijk moest men de hoop opgeven , en niet alleen de bamboezen woningen , maar ook de batterijen , die bijna geheel van bout waren vervaardigd , met at bet kostbare verdedigings-tnaterieel wat zich nog daarop beyond , lijdelijk door de vlarnmen zien verteren. Den vol. genden dag was hij met zijne pionniers ijverig behulpzaam bij het opruimen van het paalwerk in de rivier , ten einde aan de schepen een doortogt te openen voor bet geval , dat de kraton welligt met geweld moest genomen worden dit was echter overbodig en op den l sten J ulij had van der ij c k de zelfvoldoening , in dit vorstelijk verblijf de laatste handelingeti bij te wonen in eene krijgsverrigting , tot wier welgelukken hij , naarmate van zijnen rang , zooveel had bijgedragen. Schoon was dan ook de belooning , die hem daarvoor te beurt viel , want reeds na den 15den Junij 1821, voor zijne vroegere verrigtingen te Palembang en Banka, tot ridder 4de klasse der militaire Willemsorde te zijn benoemd , ontving hij thans van die orde het onderscheidingsteeken der 3de klasse. Tot in Augustus 1822 bleef van der W ij ck nu den dienst van eerst aanwezend ingenieur voor Banka en Palembang waarnemen , en begaf zich toen naar Batavia om mondeling voor. stollen to doen en inlichtingen te geven over nieuwe werken van verdediging in deze beide gewesten aan te leggen. Te Batavia nam hij tevens de dienst van eerstaanwezend ingenieur in de late groote milittkire afdeeling waar, , en keerde in December naar zijn vorigen werkkring terug , om aan de offieieren der genie de noodige verklaringen en ophelderingen to geven over de versterkingen , die de regering thane besloten had aldaar te doen bouwen. Zoodra alles geregeld en de uitvoering reeds begonnen was, ontving hij in Mei 1832 bevel de fanctien ruin eerstaanwesend ingenieur in de 2de greets militaire afdeeling te aan vaarden. Tot in Februarij 1824 ging bij daarraede ,voort en werd toen naar Batavia geroepen, 434X gedurende eerie , !reel *ijds vereisebende , inspectie-reie van den luitenant•kolonel Coehius near de Malukken, werkzaamheden van directeur der fortificatien en der eiviele gebouwen wear te nernen. Ook het jaar 1824 verliep voor hem ander werkzaamheden van den vrede; maar nedat hij den 9den Januarij 1825 tot majoor-ingenieur was bevor , decd , begaf hij rich naar Makassar , ona , muter het opperbevel van den generaal-majoor van Geen, Is chef der genie age den oorlog op Celebes deel te nernen. Den SOsten Januarij kwam hij daar aan en begunn al ditaeliik de forten Rotterdam en Valkenburg in oogensehouw te nemen , en de noodige voorstellen ter bunner verbeterine aan don e' opperbevelhebber voor te dragen en doers uitvoeren. Vervolgene werd hij door den majoor G a m b i e r , chef van dee stai, vergeaeld , naar Maros gezonden , ten einde die cliotrictea naauwkeurig te verkennen. Hij kweet zich weder op eene uitstekende wijze van zijne task , en na op Makasser teruggekomen te zijn , de werkee der stad verbeterd en het noodige materieel voor de gelaie ten dienste van den veldtogt verzameld te hebben seheepte hij zich op de Fatal-Barri in. Op den _Ester" Meart kwam de vloot voor Beeithain ten anker en begon de ontscbeping. De vijand antruimde zijne versterkingen te Biangkeke Batto-Balla zonder slag of stoot en den 4den ging de generaal met zijne hoofdmagt op marsch ten einde de vlakte tussehen Bonthain en Boele-Mamba, te zuiveren. Tegen zijne verwaehting kon hij zich nog dieazelfden nacht in Boele Komba nederslaan, en deze uitkomst was hij verschuldigd aan de pogingen eau van der W ij c k. Toen de generaal van G ee n zijne troepen op den 4den , des middags ten twaalf our, bet bivak bed laten betrekken , en wel op eene plants , die daartoe bij gebrek aan beter gekozen maar overigens niet zeer geschikt was. kreeg van der W ij ck bevel ten 3 our , met 18 man infanterie en 10 huzaren , eene veldontdekking te doen. Tama hij een kwartieruurs gernarcheerd had , ontwaarde bij 004 kleine vijandelijke besting, op wier wallen zich aanvanke10 eenige verdedigers vertoonden , die hear evenwel overijliug verlieten toen hij , in weerwil zijner geringe magt , beetendig bled naderen. Na die sterkte behoedzaam bincengetrokken te zijn , stelde hij zijne troepen op tusseben hear ea een aantal kampongs , ,die op korten afstaad voar l twee ; de ?Roast­bijzijude liet bij doorzoeken , en piles geheel verlaten en von den vijand gees spoor vindende , besloot hij bier stand Le hoaden en aan den generaal berigt te zenden , bij liet er bijvoegen dat de hier stroomende rivier Ponree zoet water 29* in overvloed had , en dat de vlakte ook in andere opzigten uitmuntend geschikt was , om den troepen ten bivak te strakken hij list den generaal wijders verzekeren , dat het verder voort­zetten der veldontdekking hem teer raadzaam toescheen , maar dat hij geene troepen genoeg had , om zich te midden van zoovele kampongs te begeven. Uit verslag werd op zijn vet.• zoek overgebregt door den chef van den staf, die hem vrij­willig gevolgd was. Tegen half zes ontving hij , met bet bevel zijne beweging te vervolgen , de verzekering , dat de gevraagde versterking binnen weinige oogenblikken zou opdagen. De generaal van G e e n met zijn staf , een sterk geleide huzaren en eene compagnie infanterie , verscheen in persoon en rukte met van der W ij c k tot Boele-Komba voort. In den nacht , die op dezen togt volgde , kreeg van der ij c k eene vermaning van koorts , dit herhaalde zich en weldra lag hij , tot zijn leedwezen , geheel op bet ziekbed nedergeworpen. Hij bleef zich niettemin , zooveel zijn krachten het toelieten , met de aangelegenheden van zijne dienst bezig­houden. Toen de Nederlanders zich te Badjoa hadden geves­tigd , was zijne koorts geweken , maar gevoelde hij zich nog zeer zwak , in weerwil daarvan hield bij zich bezig met het doen opwerpen en later met het slechten der verschansingen , die aldaar aanvallkelijk noodig , maar later overtollig werden geacht. Op den 9den April k wam hij , eenigzins in krachten toegenomen , met de expeditie weder te Makassar aan. Reeds gedurende de reize van Badjoa derwaarts , had bij van den generaal van Gee n de vereerende opdragt ontvangen , het sterke Soepa , dat thans aan de beurt lag on] door de onzen genomen te worden , te gaan verkennen. Den 24sten April stevende bij derwaarts , verzeld van den lsten luitenant-adjudant van G e e n en den luitenant der artillerie Rut t e , die v645r den oorlog te Soepa geweest was. Bijgestaan door deze beide officieren , kweet hij zich , hoewel de koorts hem weder over­vallen had en hij zich seer zwak gevoelde , op zulk eene voor­treffelijke wijze van zijue taak , dat de generaal v a n Geen, na den val van Soepa , verklaarde : ',Het is gebleken , dat de plaatsen voor den aanleg van batterijen , welke door dien hoofdofficier waren aangewezen , voor bet geval dat Soepa zich zou verdedigd hebben , met zeer veel oordeel en juistheid waren gekozen." Hij voegde er bij : /demand , die met de plaatselijke gesteldheid van Soepa naauwkeurig bekend ware geweest dat bier geenszins het geval was — had voorzeker zich niet beter van deze taak kunnen kwijten." Toen onze troepen bij Soepa geland en de voorwerken dier sterkte genomen hadden , was van der W ij c k op den 25sten Julij belast met het doen der verkenning , die door den majoor C o e h o o r n gedekt werd. Na bet in onderwerping komen van den koning van Soepa , op dienzelfden dag , was het eveneens v a n- der W ij c k die de voor one geopende poort ; tegenover den Tamarindeboom , bet eerst in bezit nam , in weerwil dat de Soepaers. in strijd met de bevelen van hun' vorst , zich daartegen schenen te willen verzetten , en die nog voor zonsondergang , door het doen slechten van slechts eenige met oordeel aangewezen gedeelten der werken , de stad Soepa geheel buiten staat van verdediging stelde , al had ook de koning met zijne nog sterke bezetting van zijn reeds gegeven woord willen afwijken en weder de wapens tegen ons opvatten. Weinig tijds nadat de veldtogt op Celebes was afgeloopen , en nadat van der W ij c k naauwelijks zijne verantwoording van gebruikt materieel enz. had opgemaakt , en nog niet vol­komen van zijne ziekte hersteld was , kreeg hij reeds weder bevel zich met den majoor So Ilew ij n naar Borneo in te schepen , ten einde de nieuwe krij . gsverrigtingen op dat eiland bij to wonen en de fortifieatie•werken aldaar in oogenschouw te nemen. Op den lsten Augustus vertrok bij derwaarts , maar zijn verblijf op Borneo was kort , daar hij , even als S o 11 e w ij n met zijne troepen , wegens den uitgebarsten opstand van Diepo-Negoro, in September naar Java moest oversteken. Reeds den 15den van die maand was bij tegenwoordig bij het gevecht van Demak , en bij de gelukkige overwinning aldaar door den generaal van G e e n op den prins van Serang behaald. Vervolgens • begaf hij zich naar Djokdjokarta en onderscheidde zich op den 24sten October bij den togt naar Daging , door den luitenant-generaal de Kock in persoon aangevoerd. Gedurende den verderen loop van den regentijd van 1825 op 1826 was hij te Djokdjokarta belast met het bestier der genie-zaken. Talloos waren de werkzaamheden aan dit bestier verbonden , want met de sterkte der troepen nam ook de menigte van zieken in en en om Djokdjokarta aan­houdend toe , en er moest dus niet alleen gezorgd worden voor kazernering en stalling , maar ook voor zieken-inrigtingen , voor magazijnen , voor woningen van officieren enz. daarbij waren er rondom de hoofdplaats een aantal punten to venter-ken , en ook dit greep naar zijne voorstellen en onder zijn toezigt plaats. Eene der belangrijkste verscbansingen , door hem opgeworpen , was die to Pesangan. Aan bet hoofd eener kolonne , was hij zelf in den aanvang bestendig op de plaats om den arbeid te beschermen , en deed hij menigen togt in den orntrek , ten einde dan eens alleen , dan eens in verband met de bewegingen van majoor D u p e r r on uit Magelan , het noorden van Mataram en het zuiden van Kadoe van opstan­delingen te zuiveren. Van Pesangan teruggekeerd , trad hij nog menigmaal uit den eigenaardigen werkkring van den ingenieur , om aan bet hoofd eener troepen-afdeeling krijgs­ondernemingen van meerder of minder belangrijken aard to beltaten. klij bltief tied nidethand zelfs weder een gerwimen tijd Motet 6etie kolonne te Pew-igen vestigen , om .den oiwttek de brandals (opstandelingen) te bestaken , rukte nader­batid in Djokdjokarta binnen en was, na zich op den 28sten Mei 1826 onderscheiden te hebben bij het nemen van de *ersterkte dessa Kembang-Aroom , op den 9den Junij tegen-Woordig bij de roemrijke bestorming van den kraton Pleret , &dr den kolonel. Cochia s. Groot was het aandeel , dat ran der W ij e k had in het welslagen dezer gewigtige onder-Denting , waarnit de bloedigste en langdurigste strijd voort­irldeide , die gedutende den geheelen oorlog plaats vouch Hij was onder anderen een der eersten die de hooge en steile muren beklomrnen , en het is te wijten aan de onverschrok­kenheid en aan de volharding , die hij te n3idden van het aroetste gevaar aan den dag legde , dat de eerste troepen-e;tfdeeling , die in den kraton was nedergedaald , niet geheel in de pan werd gehakt , en dat . Brie dappere officieren — de kapitein de Stuers met den luitenants de Fru ij en V u r- t e tia berg — die zwaar gewond op de schietstelling aan de binnenzijde van den muur lagen , niet jammerlijk door den vijand werden afgemaakt. In de maand Julij daaraanvolgende earn hij , bij de troepen door den kolonel. C o c h i u s aangevoerd , als chef der genie deel aan den veldtogt van Dixo. Na de rampspoeden , die de onzen in den aanvang van Augustus troffen rukte hij met deze troepen weiler near Djokdjokarta en hield zich daar ijverig bezig , ore de stad meer en meer in staat van tegen­weer te stellen. Tot in de maand December 1 826 bleef hij daar , aanhoudend voortgaande op verschillende punten bentings op te werpen &main woningen en magazijnen te plaatsen , en deze benevens ;:ge schansen kampementen en gebouwen , die reeds elders in den orntrek bestonden , te verbeteren of in goeden staat te onderhouden. Tussehen (lit alles incest hij zich menigmaal met eene kolonne op marech begeven , tot het of baler en hegeleiden van levens- en krijgsbehoeften voor Djokdjokarta , of het onderhouden der gemeenschap tusschen deze stad en Solo of Magelan. Op den 17den December werd hij door den kolonel Coehius, aan het hoofd eerier mobiele kolonne , naar Kalidjenking gezonden. De vijand hield destijds op eene schromelijke wijze huis in het zuiden en zeidwesten van Kadoe , en seheen deze residentie tot elken prijs te willed bemagtigen. Van der W ij c k moest men hierin , gezamenlij k met den kolonel C l e e r en s, die te Minoreh stond , verhin­deren. De goedgeslaagde krijgsverrigtingen dezer beide hoofd­officieren deden den overmoed des vijands bedaren en hem van het vermeesteren van Kadoe afzien. D i e p o -N ego r o trok zich in de tweede helft van Januarij 1827 naar 'ammo terug , en ondernarn gedurende de eerste weken in die ()olden Diets meer dat eenige vermelding verdiende. Zijne tecren.spoeden hadden zelfs den afval ten gevolge van eenige hooeidaanvoop ders , die daartoe reeds sedert geruimen tijd door de wizen waren aangespoord. Den 24sten Maart rukte van der W ij ek weder te Djokdjo­karta binnen , en bleef voorloopig aldaar soortgelijke diensten bewijzen , als voor zijn jongste vertrek uit de hoofdstad naar Mataram. Intusschen werd het leger , dat in de vorstenlanden van Java te velde was , in mobiele kolonnen verdeeld en v a n der W ij c k kreeg de 4de voor goed onder zijne bevelen. Na op den 30sten Mei den vijand te Sambirotto opgezocht en verjaagd , en den 10den Junij de ondernerning der onzen tegen Passer Kembang ondersteund te hebben , sloeg hij zieh den 13den in een kampement bij Tempel neder. Hier bleef hij tot in het einde van 1827. Bet doel zijner zending was, om in overeenstemming met andere langs den grooten weg geechelonneerde kolonnes , de gemeenschap tusschen Magelan en Djokdjokarta te onderhouden , den vijand , waar hij zich in de nabijheid vertoonde , aan to vallen en te verslaan , en vooral te zorgen hem uit het Padjangsche te houden en naar het westen , over de Progo , te dringen. Het aantal togten en meer of min ernstige gevechten , door hem ondernomen en geleverd , is zoo groot , dat alleen de beknopte vermelding daarvan vele bladzijden zou beslaan. Wanneer men daarbij overweegt , dat hij als hoofdofficier der genie , waar bet slechts eenigzins kon , zich te bemoeijen had met den opbouw der talrijke schansen , die te dier tijde gesticbt werden , din zal het wel Beene verwondering baren , dat de krachten van een ligchaam , 't welk gedurende drie jaren onophoudelijk aan vermoeijenissen en ontberingen was blootgesteld , eindelijk waren uitgeput en dat van der W ij c k , hoezeer liana en vruchteloos daartegen geworsteld hebbende , ten slotte geheel magteloos op het ziekbed lag nedergeworpen. Ware hij met minder dienstijver en met zeer zucht naar rust en gemak bezield geweest , dan had hij zich at voor Lang op eene eer-voile wijze van bet tooneel des oorlogs kunnen verwijderen , want reeds den 17den Mei 1827 was bij benoemd geworden tot chef van de 3de afdeeling (genie) van het militair depar­tement maar op zijn uitdrukkelijk verzoek had men hem nog voorloopig bij bet leger to velde doen verblijven. Thans echter was een verlof tot herstel van gezondheid naar Neder­land noodzakelijk geworden , en den lsten Februarij 1828 vertrok hij van Batavia derwaarts. In Nederland werd hij den 17den Julij 1828 aangesteld tot luitenant-kolonel bij de genie in Oost-Indie , en kort daarna genoot hij de onderseheiding , benoemd te worden tot lid eener commissie, die •an den minister voor de marine en de kolo­nien de noodige voorstellen moest doen omtrent de meest gescbikte , zoo militaire als staatkundige , maatregelen tot demping van bet bestaande oproer en bet herstel en de beves• tiging der rust op Java." In eene vleijende missive van 3 April 1829 , werd hem door genoemden minister 's koniogs tevredenheid betuigd in de belangrijke werkzaamheden dier commissie. Geheel hersteld zijnde , scheepte hij zich den 20sten October 1829 weder in en kwam den 26sten Februarij 1830 op Java terug. Den 22sten Maart daaraanvolgende werd hij aangesteld tot chef van de 3de afdeeling (genie) van den algemeenen staf en nog in hetzelfde jaar — 4 December — ontving hij de vereerende en gewigtige benoeming tot chef der genie in Nederlandsch Indio. Het was in deze betrekking , dat hij zich bezig had te houden met die hoogstbelangqj ke aangelegenheid , die hem tot onvergankelijken lof verstrekt en die zijnen naarn zal doen leven zoolang Nederland zich in bet bezit van Java verheugt. Wij bedoelen bet verdedigingsstelsel van Nederlandsch Indie in 't algemeen en dat van bet genoemde eiland in bet bijzonder. Tijdens het bestuur van den luitenant-generaal van den B o s c h , als gouverneur-generaal, ontving hij bevel , in over­eenstemming met bepaalde beginselen door dezen hoogen ambtenaar vastgestald , over die zaak de noodige voorstellen en ontwerpen in te diener,. Na rijp beraad en na menigvul­dige en dikwerf langdurige onderzoekingen , die dan eens in het kabinet en dan eens op bet terrein plaats grepen , hood hij zijne plannen aan , die zoo voortreffelijk werden bevonden , dat het stelsel van verdediging , dat ons het bezit van bet onschatbare Java met waarborgen , later bijna geheel naar zijne begrippen werd geregeld. Toen zijne denkbeelden , voor zooveel noodig aangevuld door de beschouwingen van den luitenant-generaal v a t) d en Bosch en den generaal-majoor en den generaal-majoor Coebius, kommandant van bet leger, den vorm van eeii volledig voorstel aan de booge regering van het moederland badden aangenomen , en toen na veel arbeids de vereischte teekeningen , begrootingen , enz. waren gereed gekomen , werd aan van der W ij c k — die intusschen op 29 Januarij 1834 tot kolonel benoemd was — de vereerende taak opgedragen naar Nederland te vertrekken , amet het algemeene plan van verdediging an Java door hem ontworpen ," (zoo luidt de uitdrukking voorkomende in ziju offielelen staat van dienet) , en dienaangaande in persoon de noodige inlich­ tingen en ophelderingen te geven. Den 5den Julij 1835 scheepte hij zich in en bad bet genoegen zijne ontwerpen ook in Nederland den hoogsten bijval te zien verwerven. Bij koninklijk besluit van 7 December 1836 werd hij benoemd tot ridder der orde van den Neder­landschen Leeuw,, en de minister van kolonien ontving van Z. M. den last hem te doen weten , dat deze benoeming //ten bewijze strekte van 's konings bijzondere tevredenheid wegens bet door hem bereids verrigtte , met betrekking tot het plan van verdediging van Nederlandsch Indie." In hetzelfde kabi. nets rescript van 7 December 1836 , waarin deze woorden voorkomen , werd bepaald , dat op de dagorder in Indie zouden bekend gemaakt worden , als zich onder bet opzigt van den kolonel van d er W ij c k bij de uitwerking van het hierboven vermelde plan te hebben verdienstelijk gemaakt, de kapitein der genie Schonemarck, de 1 ste luitenant der genie Kortz, de 2de luitenants der sappeurs von Neidschutz, von Etzdorff, Mangin en Claisse, de lste en 2de teekenaars P e t e r m a n en S El e I, de kadet onderadjudant B ussc her , de onderadjudanten T uhr op en W ij t t e n­bach , en de sergeant Erns t. De meesten dezer laatsten hadden onder de onmiddellijke leiding van den 1 sten luitenant K or tz gestaan en waren door hem tot bekwame regtlijnige teekenaars gevorrad. Nadat dit plan thans in al zijne bijzonderheden geregeld en vastgesteld was , vertrok van der W ij c k weder naar Java , om tot de uitvoering over te gaan. Den 10den Augustus 1837 kwam hij daar aan , en werd kort daarop 18 Decem-ber — benoemd tot kolonel-directeur der genie en inspecteur der sappeurs. Nu evenwel begonnen de grootste moeijelijkheden voor hem eenen aanvang te nemen. Het plan van verdediging kwam hierop neder , dat de Brie voorname steden van Java: Batavia , Samarang en Soerabaija versterkingen zouden bekomen de beide eersten zouden slecbts citadellen verkrijgen , maar de laatste zou geheel omwald worden; voorts zouden de belang­rijkste reeden en havens aan de zuidkust eveneens door per­inanente werken worden verdedigd. Het werd derhalve aan eenen Europeschen vijand onmogelijk , zich op eenig punt der trust , waar hij eerie veilige reede vond en dat ire staat was hem hulpbronnen te verschaffen , in voldoende veiligheid neder te siaan , zonder dat hij vooraf genoodzaakt was in eene geregelde belegering te slagen. En bet zegt reeds niet weinig den vijand , bij eene onderneming over zee , tot het mede­voeren van alles wat tot een geregeld beleg behoort verpligt hebben. De hoofdmagt der Nederlanders zou zich wijders , bij eeren aanval van buiten , van de stranden terug trek ken , zoodat de vijand, tilde hij haar opzbeken , genoodzaakt was tot verrnoeijende marschen een hem ongewoon klimaat en langs bijna ongebaande paden , of langs wegen die bier en daar door kleine fortes versperd waren. Die hoofdmagt zou zich nederslaan in Midden-Java , in bet dal van Ambarawa , onder bet geschut eerier sterkc en geheel nieuw te bouwen vesting. Het dal van Ambarawa wordt omgeven door Bergen die , naar het zuiden een bijna onafgebroken keten vormende , zich tot aan het zeestrand uitstrekken , en die ook naar het noorden , in verband beschouwd met de rivier Toentang , eene lijn van verdediging vormen , welke tot aan de zee voortloopt. Uit bet dal van Ambarawa kan men derhalve naarmate van de zijde waar de vijand zich vertoont — werkzaam zijn, zoowel ten oosten ale ten westen van deze lijn die Java in twee deelen scheidt. De stelling van Ambarawa heeft daar­enboven nog het voordeel , dat men van daar een waakzaam oog kan houden op de handelingen des sultans van Djokdjo­karta en die des keizers van Solo. Het geheele dal was naauwkeurig verkend en ieder slagveld , dat zich daar aanbieden kan , moest reeds vooraf tot eene verdedigende stelling voor de onzen worden geschikt gemaakt. Buiten en behalve deze werken moesten er ook nog versterkingen worden aangelegd to Ngawi en to Gombong door deze zou men vaste punten hebben to midden der gewesten , die pas onlangs van de vorstenlanden afgenomen en onder ons gezag gebragt waren. Bovendien zou men door het fort te Ngawi meester blijven van de bevaarbare rivier van Solo , welke de stad van dien naam in gemeenschap brengt met straat Madura. Bij deze beknopte uiteenzetting van het stelsel van verdediging van Java , gewagen wij niet van de reeds bestaande en daarmede in verband gebragte versterkte punten langs de groote wegen , of in de hoofdsteden van Soerakarta en Djokdjokarta het aangehaalde zij voldoende om te doen zien dat , was bet ont­worpene eenmaal tot stand gebragt , daarmede op . het gebied van den vestingbouwer het mogelijke zou gedaan zijn , om ons het voortdurend bezit van Java te waarborgen. Men zou dan niet alleen met voordeel iederen aanval van buiten kunuen afslaan , maar ook , door het plaatsen van welvoorziene sterke punten nabij of te midden van die bevolkingen , wier oproe­righeid vooral te vreezen was , aan doze bestendig het straffende zwaard voor oogen houden en hen alzoo tot rust dwingen. Uit het opgenoemde blijkt ook vooral , welke uitgebreide en veelvuldige werkzaamheden van der W ij c k thans had te besturen , en , zouden doze werkzaamheden reeds in Europa van vele moeijelijkheden zijn verzeld geweest , nog zooveel te racer was dit op Java bet geval , waar men verstoken was van can aantal hulpbronnen daar voorhanden. Ue ijver , de volharding en de seheppende geest van v a n der W ij c k en van 'de officieren der genie, onder zijne bevelen werkzaam , westen echter ale bezwaren voor to komen. Het eerste blijk van goedkeuring dat v an der W ij c k ontving voor de wijze , waarop het tot stand brengen der verdedigingswerken van Java plants greep en vorderde , was zijne benoeming tot adjudant in buitengewonen dienst van Z. M. den koniwg ep 21 Januarij 1841. In het volgende jeer 29 Junii t842.werd hij bevorderd tot generaalemajoor buiten bezwaar van 's rijks schatkist , en wel bij gelegenheid, dat door den minister vatt kolonien aan den koning werd aangeboden het laatst ontvangen verslag over den staat der buitengewone verdedigingswerken in Indic , waarbij ode bijzon­dere aandacht van Z. M. zich heeft gevestigd op de diensten , the voortdurend daarbij bevvezen worden door den bekwamen hoofdofficier,, die thans aan bet hoofd geplaatst is van het wapen der genie." Wanneer Van der W ij c k reeds in zich zelven lust en krachten vond orn spoedig voort te gaan met het verwezen­liken der schoone plannen , ten dienste van den lande door hem ontworpen , dan zal het wel geen betoog vereischen , dat hij dien lust , na zulke aansporingen , nog voelde toe­nemen. Het loon daarvoor bleek ook niet nit; reeds in het volgende jaar — 14 September 1843 — werd hij be­noemd tot generaal-majoor effectief, doch onder de uitdruk­kelijk door den koning gestelde voorwaarde dat men daar­door de zekerheid zou verkrijgen van de voortduring zijner diensten. • In diet' rang verliepen er nu eenige jaren , die hij bijna geheel wijdde aan het voortzetten der hem opgelegde teak , tot hij op 1 Januarij 1848, door het vertrek van den luitenant-generaal Cochius, tijdelijk tot bevelhebber van het Indische leger werd verheven. In deze hoedanigheid had hij eene handeling te besturen , waarvari de ongunstige uitslag , helaas ! de rest van zijn leven verbitterde. Wij bedoelen de tweede expeditie naar Bali. Wij zullen die expeditie hier niet beschrijven , hoe vreemd dat ook schijnen moge , nadat wij in deze levensschets reeds zooveel plants aan 's mans bedrijven in het oorlogsveld hebben ingeruimd. Maar dit herdenken zijner vroegere verrigtingen tegenover den vijand , moest dienen , om de overtuiging te wekken dat hij niet slechts ingenieur,, maar vooral ook aanvoerder van troepen was het moest bewijzen dat aan van der W ij c k , die in Europa hoofdzakelijk als een vestingbouwkundige vol kennis en ervaring bekend was , met het volste regt en het voiste vertrouwen het bevel over deze expeditie kon worden epgedragen. Wat hares gang betreft , die is onder zijn toezigt beschreven , en deze beschkijving is, door hem zelven nader opgehelderd , in het licht gegeven , onder den titel : ,Krijgsoerrigtingen tegen het eiland Bali in I S48 enz. , door J. van Szoieten, chef van den etaf bij die expeditie." Hebben no zijne eigen woorden het betoog niet kunnen leveren , dat hij , in weerwil der misluk­king , heeft gehandeld gelijk een bekwaarn err braaf bevelhebber moest handelen dan zullen onze redeneringen dit evenmin doen , maar dan ook zal dit bewijs ten voile versterkt worden , door de derde en laatste expeditie naar Bali. Ten irnmers bleek bet , dat er , zelfs met grooter strijdkrachten , niets anders oversohoot dan den weg in to slaan , dien van d ervV ij c k gevolgd had , en dat men , om te slagen , tot een geregeld beleg van Djagaraga — waartoe hem de middelen ontbraken — zou hebben moeten overgaan , zonder de moedige en schoone , maar Diet vooraf beraamde, omtrekking van den luitenant•kolonel de Bran w. Hij ontsliep den 30sten Junij 1852. Part. berigt. Tijdschrift voor Nederlandsch Indie , 1854, I deel. WUST (CHRIST0FFEL), den 4den December 1801 te 's Her­togenbosch geboren , werd , daar zijn ouders ambachtslieden waren , voor een ambacht opgeleid , doch legde zich in zijne snipperuren toe op het teekenen en schilderen te Dordrecht onder P. Font ij n , vestigde zich in 1840 te Bergen op Zoom en schilderde huiselijke onderwerpen en portretten. Op de Haagsche tentoonstelling van 1843 was van hem aanwezig eene voorstelling van een mei8je dat St. Nicolaa8-ge8chenken aan een vi8scher8 huiagezin nitdeelt. Zie Immerzeel. WY BODE (JACOB) , prins der rederijkerskamer te Thielt. Hij overleed in 1564. lie Serrnr e, Trad. Mus., D. V. bl. 103. WIJOK (THoMAs) werd in 1618 te Haarlem geboren , bezocht Italie en vervaardigde aldaar , vooral te Napels , vele schetsen (die hij later voor zijne schilderijen gebruikte) van strandgezigten die hij met fraai geteekende en in de eigen­aardige costume van onderseheidene volken voorgestelde beeldjes stoffeerde. Ook schilderde hij Italiaansche markten , kwak. zalvers op hunne stellaadjes , goudzoekers , geleerden in hunne werkplaats , studeervertrekken enz. rijk gestoffeerd , alles in vele opzigten in den stij1 van Piet er van Laa r. Zijn kunst onderscheidde zich door een aangenaam en warm coloriet , een vet penseel , eene geestige ordonnantie eene goede groepering van figuren en een hem bijzonder eigen effect en harmonie. Hij kwam ten tijde de restoratie te Londen , waar hij met werk overladen werd. De graaf v a n Burlington bezat van hem eene Parade in St. Janice-park , met Karel II en zijne hofgrooten wandelend in de maliebaan. Tot aim voornaamste werken behooren een Gezigt van Londen voor den brand. Wijck heeft volgens B artsch 21 , volgens Wei gel 26 plaatjes geetst. Fen stel er van gold op de verkooping van den grave von Fries f 130. Zijn portret en dat zijner vrouw is door Fr a n s H a l s geschilderd. Zie Houbraken; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm, Supplem. au Bartsch; Burger, Musics de Hollande; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIJCK (JAN VAN) , bijgenaamd van Battel , omstreeks 1640 te Haarlem geboren , werd , onder leiding van zijn vader een bekwaarn schilder van veldslagen en jachten en bracht het grootste deel van zijn leven in Engeland door. Zijn voornaamste stukken zijn de bated& van de Boyne , de belegering van Nanzen , een gevecht in den achtergrond van Kn eller 's afbeeldsel van den hertog van Schom berg te paard en verscbeiden gezigten in Schotland. Ook gaf hij een werk uit over de Jagt en Valkerij. Zij n portret is door G. Kneller geschildere en door J. Faber gegraveerd. Zie Houbraken; van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm. WIJCK (JAN VAN DER) bijgenaamd van Bartel , in 1549 of 1551 decoratie•schilder van Karel V en met Jan van Lath em uitsluitend belast , om alles wat in kunstzaken ten koste van het hof te Bruseel moest verricht worden te verrichten. Hij illumineerde ook vele handschriften. Zie Messayer des Sciences hist. , 1858, p. 87. WIJCK (ADRIAAN VAN) , den 23 September 1641 te Rot­terdam geboren werd in 1664 pastoor te Kethel. Hij trad in 1686 met een openbaar geschrift tegen de veroordeelde leer van J a n s e n i u s op en verzette zich sedert met alle krachten tegen diens aanhang. Zulks gaf aanleiding tot hevige botsing , vooral met Petrus Kodde, die hem met onver­moeiden ijver vervolgde. De nuncius te Brussel en het hof van Rome werden met de zaak gemoeid. Eindelijk bemoeiden zich de states van Holland met den twist en namen den 10den Mei 1 704 eene resolutie, waarbij o. a. den bailluw van Rijnlaud gelast werd van W ij c k aan te zeggen , binnen tweemaal vierentwintig uren Delfland en binnen acht dagen Holland en West•Friesland te ruimen met bedreiging dat hij , na dien tijd in bun gebied gevonden wordende , als perturbateur der gemeene rust zou worden gestraft. Ofschoon de pastoor zich aan dit vonnis onderwierp , bediende hij op zijne uitwijking de mis met gesloten deuren te Werkhoven , waarop hij gevangen genomen en naar Utrecht vervoerd werd , waar men hem tot eene geldboete van f 100 veroordeelde. In vrijbeid gesteld , week hij naar Emmerik en werd vervolgens rector van het nonnenklooster te Kalkar. Zijne geschriften betrekkelijk de Jansenistische kerktwisten en zijn gesehil met Kodde zijn : Den oprech€en Catholyk , thonende dat Godt aa* a2le men , nietnand uytgenomen, een genoOzame genade gee ft am to kunnen :dig warden, handelende oock in 't bysonder over de on .eloovige liegdenen ende de ongedoopte kinderen. Rott. 1686. Den Catholyken theologant, ofte theologische verhandeling aengaende de Goddeliike gratie , 1688. Den Toetsteen van het boekje, genaemt Rechtmaeiig ander­acheid enz. anders genaemt het boekje met de drie Colommen, ofte .Korte bemerkingen over de daerin vervatte kerstukke n, aengaende de erfzonde, de praedentinazy , de dood van Christus , ende syne gratie ; werdende daerby aengewezen een rechtmaetige overeenkominq tusschen de leere der Gereformeerden en der 800-genaemde Jansenisten , rakende derselve stoffen. Rott. 1690. Kart en getrouw verhael van 't gene °likings is voorgevollen tusschen den .E'erw. Heer L. van Rhijn, pastoor to Pijnacker en mid , 1692. Vriendelijke Zendbrief aen alle zoogenaetnde Jansenisten , 1692. Eenvoudigh verhael van 't gene voorgevallen is wegens seker geschrift: Priendelycke Zendbrief, enz. 1694. Onderrigting voor alle Catholieken aengaende het lezen der H. Schri ft. Rott. 1699 , waartegen verseheen Echo ape Weer­galm der' Keteltronzmel ofte beantwoording op de onderrigting op de onderrigting voor alle Catholieken. Keulen (ofschoon in Holland gedrukt) 1699. Ad eminentissimos ac reverendissimos S. E. Cardinaks et inquisitores supremos supplicatio ddriani v n Wyck. 4pud J. C. van .Erckel, crisis supplicationis R. P. A. van Wyck. Deiph 1694. Tegenberigt voor d'Eenvoudigen , wegens het lezen der H. Schrift. Rott. 1700. Tractalus Theologicus de praedestinatione Coloniae. 1706. Formularium Papae Alexandri VII adversue haeresin Jame­ nistarum. 1709. Zie Kerk. Plakaatb. , D. I. bl. 643 ; Very. ; Groot Plakaatb., D. V. B. IL iste titel; Paquot, Merv., T. II. p. 644, Suiv. .R. C. Jaarb. voor 1843 , bl. 1 1 0 ; G1asius, Godgel. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt. WUCK, (WILHELmus HENRICUS VAN) was sedert 1631 predikant to Waterveen en overfeed aldaar in 1653. Hij schreef: Okristeliike bedenkingen over Job XIX vs. 23. Amsterd. 1647. Catholyk Theologant. 8°. loetsteen. 8°. Gods vatt8taande Fundament. 12°. Geestekke bedenkingen. Over de zeven kale& woorden van Jezu8 Chri848. Zie Family en Veeris; van Martrik; Gist ins. WIJCK (J. VAN) was stads-chirurgijn te Rotterdam. Hij schreef: Late uyt hut en liefde tot de heelkunst , bevattende in gig de Erubriulcia of Kunst om vrouwen te verlo8sen, zoo door den gewonen ales ongewonen weg , de omstandigheden die ems vroedneester ktzn ontznoeten , enz. Rod. 1744. 4°. rerhandeling over de sympatie , waaragter gevoegt ie een wandelpraatje tutschen een burger doctor en chirurgiin. Rott. 1746. 8'. Verhandeling der Spier- , Band- en Peetgezwellen, doormengt met Aanmerkingen , benevens een Vertoog , betref/ende de tinge-flown schadelijke planten en gepaste hulpmiddelen daartegen , enz. Rott. 1746. 8°. Een borstgezwel in een vrijster waargenomen , &tweak older de in de heelkunst zeldzaam voorkomende gebreken ?nag getteld zijzz , omstandig betoogt na eene voorafspraak bij wijze van Toetigening aan den heelmeester J. van Rythoven, en te zien uyt de aanteekeningen , door den gemelde van het gebrek gehou­den , benevens de aanteekeningen en aanmerkingen betreffende het stuk , gemeen gemaakt door enz. Rott. 1747. 8°. Van de Pees•gezwellen. Rott. 1747. 8°. Proeve eener redelijke heelkunst , enz. Rott. 1 7 4 5. 8°. 2de 1r. Perhandeling over het Been-gezzvel. Zie Abeonde; A r r e II berg; Boekzaal der gel. wereld , 1754, no. 468. WIJCK (MICHIEL ANTHONY VAN ASCH VAN) , deken van het kapittel van St. Salvator of Oud•Munster te Utrecht , dichter uit de laatste belft der 18de eeuw. Hij was een vriend van Schutte, wiens 8tichtelijke Gedichten bij in 1762 met een vers vereerde. Hij was gehuwd met Cornelia S n o e c k. Hij overleed den 28sten Nov. 1804. Zie v. d. A a , N. B. A. C. Woordenb. WIJCK. (HUBERT MATTHIJS ADRIAAN JAN VAN ASCH VAN), tweede noon van den yorig'e , werd den 14den October 1774 te Utrecht geboren , ontving eene godsdienstige opvoeding , genoot in de voorbereidende studien bet onderwijs van den rector der Hieronymiaansche school dr.. Samuel N ij h off en bezocht vet%. volgens de boogeschool te Utrecht. Zijn ouders waren gewoon den zomer geheel of gedeeltelijk door te brengen in of in de nabijheid der stad Gorinchem , waar zijn moeders vader lid van de regering en in andere hooge betrekkingen geplaatist was. De beide familien beboorden tot de stadhouderlijke Oranje-partij, en daar deze , te dier stede , even als elders as de herstelling der afgezette regeringsleden in hunne posten (17 8 7-1788), er zooveel mogelij k op nit was de jeugdige telgen van geslacbten aan hear toegedaan , duurzaam aan zich te verbinden , zoo was ook de jonge van Aseh van W ij c k , pas even 19 jaren oud , in bet laatst der maand December 1793 tot raad in de ,vroedschap en kort daarop tot luitenant-kolonel der schutterij- aldaar aangesteld geworden. Dat hij toenmaals reeds student was aan de Utrechtsche hoogeschool blijkt uit een request van hem omtrent twee jaren later , in het eerste jaar der zoogenaamde Bataafsche vrijheid , ingediend aan de provisioneele representanten van het yolk van Holland , ten einde van deze de toestemming te erlangen , om zich tot voortzetting zijner begonnen studien langer te Utrecht te molten ophouden , daar zuiks in het algemeen door het pas opgerigte Comit4 van Waakzaamheid was voorgeschreven. Ruim 5 jaren lang genoot hij het onderwijs , en was hij een der ijverigste leerlingen van C. W. de R hoer en Pieter Bo n-d a m. Den 3den December 1798 maakte hij aan zijne akade­mische loopbaan een einde door het onder B o u d a m verdedigen eener diss. de origine atque progre88u dominii met een gedicht van zij nen vriend Frans Beelaerts, liner raadsheer in den hoogen raad. • Intusschen was hij door verandering of, gelijk men toenmaals zeide , zuivering van het regeringspersoneel van zijne posten te Gorinchem ontzet , en begon hij als ambteloos burger zijn maatschappelijk leven , zonder van de heerschende partij eenige bediening te willen aannemen. Na den dood van zijn vader (1804) liet hij zich als advocaat bij den hove van Utrecht inschrij wen , en werd genoegzaam gelijktijdig deken van het kapittel van St. Salvator of Oud-Munster,, in welk collegie hij reeds in 1798 kort na zijne promotie , door renantiatie zijns vaders , als kanunnik was opgenomen geweest. Eerst in Junij 1810 , kort voor het vertrek van koning L o d e w ij k liet hij zich zijne benoeming tot lid der vroedschap te Utrecht welgevallen , doch werd den 13den Junij van het volgende jaar wederom ontslagen. In Maart 1811 deed hij als gemagtigde van het kapittel van Oud-Munster , een reis naar Parijs omeene poging aan te wenden om Napoleon van zijn besluit of te brengen de geestelijke goederen en de zoogenaamde kapittelen te vernie­tigen. Hij kwam echter onverrichter zaak terug. Nadat de Franschen Utrecht verlaten hadden , werd hij lid van het stedelijk bestuur en in 1814 advocaat-fiscaal voor de middelen in de provincie Utrecht , (loch daar deze nieuwe waardigheid onvereenigbaar was met het stedelijk bestuur , legde hij in 1816 zijn Iidmaatschap in de nog immer provisioneele stads­regering neder. In 1822 werd van Asch van W ij c k door de provinciale staten van Utrecht tot lid der 2de kamer ver­kozen , eene onderscheiding die hem 18 jaren lang onafgebro­ken mogt to beurt vallen. Opmerkelijk is zijn advys van den 27sten Januarij 1825 bij ewe der beraadslagingen over het nieuwe Nederlandsche burgerlijk wetboek , toen hij zoo krachtig betoogde, dat zijns inziens eene geheel nieuwe bewerking daarvan de voorkeur verdiende boven eene letterlijke over­ neming van een zeer groot gedeelte der bepalingen van bet Fransche wetboek. Vooral straalt de verlichte , maar tevens bezadigde staatsman door in zijne redevoering van den 2den December 1828 , bij gelegenheid van het drukpers•voorsteI van de Broucker e. Hij zweeg ook niet toen kort daarop de Belgische oppositie het ellendig middel van de zoogenaamde petitien te baat nam , om de gezindheid des yolks tegen het gouvernement en het regeerend stamhuis mser en meet te ondermijnen. In bet merkwaardig tijdperk van 1830-1831 onderscheidde hij zich als volksvertegenwoordiger dermate door zijne heldere en onbekrompen zienswijze, dat men hem op het einde der zitting reeds voorspelde , dat hem in de volgende zitting de eer van het voorzitterschap zou te beurt vallen , met welke waardigheid hij dan ook in October van datzelfde jaar bekleed werd. Wij mogen van Asch van W ij ck niet verder op zijn diplomatieke loopbaan volgen en vermelden slechts nog , dat hem in 1827 het voorzitterschap in den stedelijken raad te Utrecht werd aangeboden , en dat hij achtereenvolgens door het kiezers•college tot lid van den stede­lijken raad , door den koning tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw en staatsraad in buitengewonen dienst benoemd en tot den adelstand verheven werd. In 1838 legde bij zijne betrekking als burgemeester neder en werd vervolgens lid der eerste kamer. Van Asch van W ij e k was van zijn jeugd of een grondig beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis en vooral ook van zijn geboortestad. Hoe overkropt ook met bezig­beden , wist hij echter tijd te vinden de drukpers met voort­brengselen van zijn pen te verrijken.. Zoo bezitten wij van hem , behal . e de menigvuldige gedrukte adviezen , uitgebragt in de zitting der tweede kamer, twee allermerkwaardigste gescbriften , opgesteld en uitgegeven , toen ook hij met vele anderen nog hoop had op eene grondwetsherziening (1840), namelij k: Ms over de verantwoordelijkheid der ministers , volgens de Grondwet van 1815 , door een lid van de Staten-Generaal en Geschiedkundig overzigt van het Nederlandsche verkiezingsstelsel. Met betrekking tot de provincie en de stad Utrecht bezitten wij van zijne hand een aantal merkwaardige stukken. Hij werkte er aan mede en leverde er soms bouwstoffen voor. Tot zijne opstellen behooren Frezenburg (1836); over het oude muntregt der stad Utrecht (1837); de bisschoppen Coen­raad en Warm, verdedigers van het gezag van keizer Hendrik de 11 7de , 1085 (1838); Het beeld van den Heiligen Johannes den Dooper (1839) ; Bijdrage aangaande den Bal. BO derik8toren (1840) en eindelijk : Het slot to Horst onder Rhenen (1852). Een werk van grooteren omvang is verder zijne Geschiedeni8 van het oude Handel8verkeer der stad Utrecht , waarvan vier stukken bet licht zien 1838--46. Het werk vangt aan van de vroegste tijden en loopt tot de 14de eeuw. Voorts schreef hij Over de insteilingen van het Hooper Onderwijs in Utrecht, vaor de oprigting der hoogeschool in den fare 1636 ; de stad Utrecht in hare betrekking tot de floogeschool , in dezelve gevestigd. Van Asch van W ij c k was curator der hoogeschool , directeur van het prov. Utr. genootschap , correspondent van bet kon. Ned. Instituut , lid der maats. van Nederlandsche Letterkunde. • Hij was in 1830 lid der staats•commissie tot herziening der grondwet , in 1839 tot onderzoek der financieele aangelegenheden des rijks, in 1842 tot onderzoek van de koloniale remises tilt de Oost•Indien. In 1835 werd hij lid der staats-commissie tot den verbeterden afloop der rivieren. In zijne betrekking van heemraad van de Rhenensche , Nuden- en Achterburgsche hooilanden , en in die van heemraad van de rivier de Eem , als ook door het bezit van aanzienlijke landerijen in dat ge­deelte der provincie , dat tegen Gelderland aanligt , had de geschied- en oudheidkundige van Asch van W ij c k reeds sedert een aantal jaren den toestand dier landstreek gemaakt tot bet onderwerp zijner bijzondere studie , en aan dit grondige en met ijver voortgezette onderzoek hebben wij de verschijning van drie ten dien opzigte allerbelangrijkste werken te danken. In 1832 verscheen zijne Proeve van ver6etering van den afloop van he water in de landstreek Aachen de Velmosche en Utrechtsche Bergheuvelen gelegen in de Geldersche vallei ge­naamd , dat spoedig gevolgd werd door Prueve over den ouden loop der rivier de Eem, terwij1 hij eindelijk tien jaren later (1842) zijne denkbeelden , in de eerste proeve voorgesteld , nader ontwikkelde in een werk , getiteld : De verbetering der waterafleiding in de Geldersche vallei , in verband met de daar­etelling eener kanaalvaart in deze landstreek met een kaart. In 1843 werd hij tot het hoofd eener staatsecommissie benoemd , ter verbetering van den Geldersche vallei en het was te midden zijner werkzaamheden in die belangrijke betrekking , dat de hoogst achtenswaardige man den 2lsten Julij van dat jaar overleed. Hij huwde Kenau Hasselaer, derde dochter van mr. Pieter Alexander Hasselaer, commissaris der stad Amsterdam en Anna Margaretha Lijnslager en liet 6 kinderen na. Zie N e p v e u , in den Utrechtsche Volksalm. 1844, waar akin portret voorkomt. WIJCKENBURGIUS (THEOD0RUS) was predikant te Alphen 1623 , Haarlem 1637 , gestorven 1655. Hij gaf in het Licht: Rebecca van Tweelingen swangher of L1 7 predicatien over Romeynen VII. Haarlem 1658. 4'. Bethesda voor de ellendigen , suchtende over de worsielinghwt van Ezau en Jacob. Haarlem 1650. 12°. Sam. Garey , Korte ontvouwinge van de Papisfery , overgezet door T. Tr. 4°. Berouw van Petrus 4°. Roede Gods. 12°. Zie Abcoude; Navorscher (Reg.); Rogge, Bibl. der Contra-rem. geschrift. , bl. 165. WIJCKERSLOOT (JOHANNES VAN) , kunstschilder,, bloeide in het midden der 17de eeuw en sehilderde in den stip van Gerard Terbur g. Hij vervaardigde o. a. het portret van den godgeleerde Abraham van Bri en e n, raad van den aartsbisschop van Utrecht , in aartsbisschoppelijk co,stuum , afgebeeld in de Batavia Sacra van v an H e u s s e n en van R ij n. Van hem bestaat een zeldzame prent : Amersfoortsche fees­telij ke Foote Steentreckinge naar G i c. Wyckersloot, S. van Lamsweerde enz. gr. in breed fol. Zie Immerzeel; Kramm. WIJCKHUYS (CHARLEs) , Nederduitsch dichter uit de eetste helft der 17de eeuw. Hij gaf in het licht : Verscheyden Bruylofts-Dichten ende Liedekens ghedicht ende gecomponeert by verscheyde Gheesten. Leid, 1611. Zie v. d. Aa, N. B. /I. C. Woordenb. WIJDT1I ANS (N.), waarschijnlijk dezelfde met W. W e yt­m an 8, een kunstgraveur. Hij leefde in het laatst der 16de en den aanvang der 17de eeuw en vervaardigde o. a. een plate grond der stad Gorinchem. Zie Kramm. WIJELANT (GuiLLAumE) , iilurnineur te Rijssel in het laatst der 15de eeuw. Zie Kramm,. WIJEN HOVEN (PIETER) , architect van Karel V te Brussel in 1551. Zie Kramm. WI) ERS (JAN) , beeldhouwer te Utrecht , in het laatst der 16de eeuw. Zie Dodt, 4rchief, D. VI. bl. 238. 30* WIJERS (MATTEms) was schrijver van : Onderrichtige van veekn grondelycke hoochwichlighe Arliculen. Door een hooch-van•Godi verlickten M. If. By Dierik Muller (1568) 4°. .Dat Boeck der Spreucken inhoudende veel 8chone onderwy­singen (1560). Zie v. Doorninck, Anon. en Pseud., n°. 3228. WIJK (JOAN VAN), Nederduitsch • dichter,, leefde in het laatst der 18de eeuw te Gorinchem. Men vindt zijne gedichten o. a. in het Gorinchemche pandeboekje. Zie v. d. A a , t. a. p. WIJK JACOBUSZ. (ROELAND VAN) werd, op den 4den Februarij 1801, te Amsterdam geboren. Hij genoot tot aan zijn twaalfde jaar het onderwijs van zijnen vader, den kundigen Jacobus van Wijk Roelandszoon, en, toenomstandig­beden dezen verpligtten eene reis naar de Middellandsehe Zee te doen , woonde hij , gedurende een jaar, het onderwijs van zijnen oudoom W. J. van W ij k , in zijne geboortestad bij , waarna hij als secondant geplaatst werd bij J. L. A. C h a r-pen tier, Fransch en Nederduitsch onderwijzer te Bier stede , die vroeger als zoodanig eenige jaren bij zijnen vader was werkzaam geweest. Hier verbleef hij , tot dat deze, na diens terugkomst in bet vaderland , als kostschoolhouder te Hattem beroepen werd. Door kinderlij ke liefde gedreven , begaf v a n W ij k zich nu onverwijld naar het ouderlijk huis , ten einde zijo vader , zoo veel in hem was , behulpzaam te zijn , en van toen af stond hij zijnen vader dan ook in alle orzigten met getrouwheid en ijver bij. IJverig oefende hij zich in zijne tusschenuren vooral in de wiskunde , waarin hij , zoowel als in de natuurkunde , groote vorderingen maakte , maar ook tevens in alles, wat den onderwijzer noodzakelijk is; zoodat bij naauwelijks de bij de wet vereischte jaren had bereikt , of hij legde achtervolgens met lof de examens als onderwijzer van den derden i tweeden en eersten rang af, en ontving tevens het refit om in de Fransche , Hoogduitsche en Engelsche talen onderwijs te geven , in welke talen hij zich niet alleen met de gronden , maar ook met alle de klassiscbe scbrijvers bekend bad gemaakt terwijl hij , bij dit alles, zijnen vader ijverig behulpzaam was in bet zamenstellen van diens 4lgemeen ilardrijk8kundig Woordenboek. Toen eenige der leerlingen van bet Hattemer instituut van A. B o o i m a n , destijds predikant aldaar , later te Scheveningen , onderwijs in de oude talen ontvingen , betoonde van W ij k zich ook dadelijk genegen , om van dit onderwija gebruik te maken , hoewel hij dit naderband weder varen liet. Toen echter zijn vader eens, zeer toevallig , een bezoek ontving van diens ouden vriend , den Hoornschen rector J. S. Swaan, wist deze hem zulk eenen lust voor de beoefening der oude talen in te boezemen , dat hij , van stonde aan , zich met ijver daarop begon toe te leggen , hetwelk hij door correspon­dentie met genoemden heer , onder diens leiding , voortzette , tot dat zulks door 's rectors overlijden werd afgebroken. Nu echter liet hij deze studie in geenen deele varen , maar genoot eenmaal 's weeks het onderwijs van -den geleerden Zwolschen rector G. L e e n. Intusschen nam hij altijd bet schoolwerk waar , zoo dat bij alles in zijne tusscbenuren gereed maakte, en dat wel in de school , in bet bijzijn der jonge lieden over welke hij tevens bet toezigt hield. Op raad van Dr. Leen begon van W ij k nu zelf onderwijs in de talen te geven , en werd kort daarna tot deelgenoot van zijnen vader benoemd. Toen , ingevolge koninklijk besluit , degenen , die , zonder eenen aeadenaischen graad te bezitten , onderwijs in de oude talen gaven , zich moesten aangeven , verkreeg hij een tijdvak van tien jaren , om zich tot den ver­eisehten graad te doen bevorderen ; zoo Lang een uitstel kon echter zijne eerzucbt niet dulden ; in de eerst daaropvolgende vacantie begeeft hij zich naar Leiden , alleen met het oogmerk , om te vernemen , wat hij wet zoude moeten weten , ten einde den graad van candidaat in de letteren te bekomen. Hij ver­voegde zich ten dien einde bij de hoogleeraren in dat yak , onder anderen ook bij den hoogleeraar Hofman Peer 1-kamp, die hem raadde , niet te vertrekken , voor hij zijn candidaats-examen had ondergaan , waartoe men hem ten voile bekwaam oordeelde. Dit examen , alzc,o op den volgenden dag bepaald zijude , werd door van W ij k afgelegd , en hij zag zich diensvolgens , reeds bij zijne terugkorust to Hattem , tot den graad bevorderd , tot welks bekorning hij gemeend had , eerst na maanden oefenens , de bekwaambeid te zullen bezitten. In 1828 vertrok van. W ij k , met zijnen bekwamen vader , ale hoofdonderwijzer van het stads-instituut , naar Kampen , en was ook daar steeds tot voldoening van ouders en bestuurders werkzaam. Met den rang van candidaat in de letteren had hij echter geenszins het toppunt van zijn streven bereikt , neen , ook dien van doctor in de letteren wenschte bij te bekomen , en dit Joel mogt hij bereiken , na in bet jaar 1831, te Leiden eene dissertatie de Humanitati8 et Philo8ophiae Graecae primordii8 verdedigd te hebben. Drie jaren daarna zag hij zich , in plaats van den toen overleden Weytingh, tot rector bij de Latijnsche scholen te Kampen aangesteld , aan welken werkkring bij , na een lijden van acht maan• den , den 27sten November 1839 , door den dood ontrukt werd. Reeds in 1824 had van W ij k met zijne voile nicht ,. P e t r on ella A a 1 t j e van W ij k, een huwelijk aangegaan , waaruit negen kinderen gesproten zijn. Als lid des depar­temeuts Kampen van de maatschappij: tot nut van t alge­meen , getroostte hij zich onderscheidene commissien , deed altijd met genoegen redevoeringen , die gaarne gehoord wer­den , terwijl hij , als vuorzitter van dat departement zoodanig gezien was , dat men hem zelfs dien post levenslang wilde opdragen , hetgeen hij echter meende te moeten van de hand wijzen. Als lid van het muzijkgezelschap legde hij alien ijver tot bevordering der schoone kunsten aan den dag. Met genoegen , misschien met te veel ijver , nam hij , na het overlijden van den conrector Lauren ti u s ook diens work­zaamheden , tot de vervulling der daardoor veroorzaakte vaca­ture , waar. Hoewel geen vriend van voor de pers to arbeiden , is men hem toch nog voor eenige zeer nuttige werkjes, betrekkelijk de opvoeding der jeugd , dank schuldig. Van zijne uitgegeverie stuk ken kennen wij, behalve onder­scheidene recensien en opstellen in den Friend des Vaderlands en in de Bijdragen tot he schoolzvezen : Geschenk voor knapen en jongelingen , omtrent de geheime zonden der jeugd ; tweede geschenk , of welk beroep zal ik kiezen ; Bone omwerking van Rehm, Regelen van voorzigligheid voor Ouders en Leer­?nesters ; Verhandeling over de e . ancipatie der Jeugd , door het Kamper Departement der Maatschappi j: Tot Nut van 't Algemeen uitgegeven ; Tafels voor rde Algemeezze Geschiedenis ; .Elandleiding voor de Natuurkunde en Leerboekje voor de Griek­sche trial (voor eigen gebruik). Part. ber. WIJK ROELANDSZ. (JA.cosus vAN) , den 28sten Januarij 1781 te Woerden geboren , word opgeleid voor een stand , van welken hij geen luister ontleende , maar dien hij zelf vereerd eri verhoogd heeft. Reeds op zijn dertienjarigen leeftijd was hij ondermeester op de stadsschool te Oudewater, maar had het geluk op zijn vijftiende jaar onder de kweekelingen to worden aangenomen der toen juist door het Amsterdamsche departement der maatschappij: tot nut van 't algerneen opge­rigte kweekschool voor onderwijzers. Hier vooral legde hij de grondslagen voor hetgeen hij later geworden is. Eerlang werd hij ook hier ondermeester en kort daarop als hoofdonderwijzer geplaatst bij eene door dat departement ingerigte school voor jongelingen. In 1809 word hij , op verzoek der Amsterdamsche vrijmetselaars-loge , stichter van het eerste instituut voor blinden. De meerdere uitbreiding echter nocpte hem zich uitsluitend weder tot zijne eigene school to bepalen. Doch in het onge­lukkig tijdsgewricht , dat nu volgde , werd bet departement door gebrek aan fondsen genoodzaakt deze school op te heffen , en van Wijk, sedert 1800 met Amelia Godefrida Br u n n e r gehuwd , geraakte met zijn gezin buiten bestaan. Nu nam hij een tijdlang in zijne vaderstad , als voorlezer, den kerkedienst waar , werd kort daarop huisonderwijzer bij een deftige fanailie, en liet zich , na de herstelling des vader. lands, door den kapitein ter zee H. M. D i b b e t z overlaalen , om , als gouverneur wan diens zoon , met .hem een reis naar de Middelandsche zee te ondernemen. Met de Kenau Hasselaer verliet hij in het najaar van 1814 het vaderland , bezocht de voornaamste Spaansche en Italiaansche zeehavens , nam aan boord ook den post van godsdienstleeraar waar, en keerde in 1814 behouden in het vaderland terug. Ruim een jaar daarna verwierf hij den eersten onderwijzers­rang en werd kostschoolhouder te Hattem en in 1828 to Kampen. Hij bewees door een menigte geschriften groote diensten. Maar niet minder groot was zijn lust inzonderheid voor aardrijkskundige studien. Zijn Algemeen .dardrijkskundig Woordenboek (Dordrecht 1821-1826 , 7 deelen 8°.), gevolgd door een Supplement in 4 deelen (1835-1839); zijne met aan m. en bij v. voorziene overbrenging van Vollrath Hof f-m a n n 's 4arde en hare bewoner8 , 3 dn. (Artist. 1835-1839) en zijne , in gemeenschap met dr. R. C. Bennet geschreven en in 1828 bij bet provinciaal Utrechtsch genootschap be­kroonde verbandeling Over de Nederland8che ontdekkingen , waren daarvan belangrijke vruchten. De maatschappij van letterkunde en andere genootschappen benoemden hem tot lid. Z. M. verhief hem in 1842 tot broeder der orde van den Nederl. Leeuw. Hij overleed den 25sten Sept. 1847. Zie de lijd, D. VI. bl. 340, waar ook zijn afbeelding voorkomt ; Handel. der Illaats. van Ned. Letterk. , 1848 ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. ; Kobus •en de Rivecourt. WIJKERSLOOTH (CORNELIUS LUDOVICUS Baron VAN) v a n Schalkwij k, oudste zoon van mr. Henricus Jaco­bus baron van Wijkerslooth van Weerdestein en van Anna Maria baronesse van Schalkwijk, werd geboren te Haarlem in Mei 1786. Reeds vroeg gaf hij bewijzen van eenen goeden aanleg en schrander oordeel en , na zijne voorbereidende studien in Duitschland te hebben volbragt , begaf hij zich naar de hoogeschool te Leiden om in de regten te studeren. Na gedurende eenige tijd de lessen der akademie te hebben gevolgd , begreep hij te moeten voldoen aan de sedert jaren bij hem bestaande neiging tot den geestelijken stand en begaf hij zich naar het seminarium om zich aan de godgeleerdheid to wijden. In 1811. to Paderborn tot priester gewijd , werd hij spoedig benoemd tot professor in de theologie te Warmond. In die betrekking onderscheidde hij zich door eene grondige kennis der schriftuur , duidelijke voordragt en vooral door een onbe• grensden ijver tot bevordering van de theologische studien , terwij1 hij zich door zijnen minzamen on3gang den • vriend zijner ambtgenooten en leerlingen wist te maken. Ten einde de theologische studien met meer vrucht beoefend zouden kunnen worden , stichtte hij in 1815 met zijne vrienden v a n Bommel en 'van Niel het klein seminarie van Hageveld , hetwelk weldra vele verdienstelijke jongelingen voor alle standen der maatschappij , maar vooral voor de theologie vormde. In de behoefte naar een geschikt lokaal voor bet groot seminarie had men tot in 1822 niet kunnen voorzien , toen de ijverige van W ij kerslooth met de pulp zijner geachte collega's , de handen aan het werk sloeg en voornamelijk door de bij­dragen zijner familia bijgestaan , er in mogt slagen een gebouw daar te stellen , dat de katholieken van Holland eere aandeed. Toen verschillende omstandigheden bet klein seminarie van Hageveld , waarvoor bij met zijne vrienden zooveel bad opge­offerd , deden stuiten en bet groot seminarie als het ware ontvolkte , was bij steeds ijverig in de bres om voor de be­langen der katholieken te spreken, en jaren lang was bij een der ijverigste bepleiters van vrijheid van godsdienstonderwijs. In 1831 vestigde hij zijne aandacht op bet onderwijs, dat de r. k. jongelieden uit den fatsoenlijken stand bier te lande meestal buitenslands genieten , en hij stichtte het instituut te Katwijk , waarbij bij eene godsdienstige en nationale opvoeding een deugdelijk onderwijs werd gegeven en waaruit reeds vele bekwame jongelieden in verschillende standen der maatschappij eene eervolle plaats bekleeden. Nadat sedert jaren de katholieken bier te lande het voorregt moesten missen , om niet alleen hunne gewone kerkelijke hierarchie te hebben , maar zelfs om hunne geestelijke op hun eigen bodem tot den priesterstand te wijden , zoodat hunne jonge geestelijken naar buiten'slands moesten reizen , om er de H. wijdingen te ontvangen , begreep Z. H. , dat zoo at de kerkelijke hierarcbie niet kon worden ingevoerd , er ten minste iemand met bet bisschoppelijk karakter moest worden bekleed , en de keuze van Z. H. viel op W ij ck erslooth, die in 1832 benoemd werd tot bisschop van Curium. Men weet hoe ijverig bij was , om in de betrekking van bisschop niet alleen de Hollandsche zending , maar in geheel Nederland , de katholieken van dienst te zijn. In 1 840 bezocht hij de graven der apostelen to Rome en ward bij die gelegenbeid benoemd tot huis-prelaat van Z. H. en adsistent bij den pauselijken troon. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot kommandeur der orde van den Ned. Leeuw en in 1847 tot kommandeur van de pauselijke orde van den H. Gregorius. Zijn leven en zijn vermogen veil hebbende voor al wat de godsdienst en der lijdende menschheid puttig kon zijn , stichtte hij ook een huis voor‘ouderlooze kinderen en oude en gebrekkige vrouwen ; maar hij moat de voltooijing van het daarvoor bestemde gebouw niet zien daar de voorzienigheid hem te midden der werkzaamheden den 10den November 1851 tot zich riep. De katholieken verloren in hem een waardig voorbeeld van opregte godsdienst , de behoeftigen in het algemeen een edelmoedigen helper en de maatschappij een parer sieraden. 4lgemeen Handelsblad 15 November 1851. WIJMES. A b c o u d e vermeldt zijne Heelkomdige geschillen. Amst. 1662. 4°. WIJN (HENDRIK VAN) , zoon van Abraham van W ijn en Margaretha van Dijk, werd den 20sten Junij 1740 te Hage geboren. Elf jaren oud , trad hij als kadet in dienst bij de dragonders van den generaal Berge de Trips. Ongeschikt voor den krijgsdienst , verliet hij hem en bezocht drie jaren later de Lat. school , onder den rector Ouw ens, vervolgens de hoogeschool to Leiden , waar hij de lessen van Ruhnkenius, Oudendorp en Scheltinga bijwoonde. In 1764 verkreeg hij den graad van mr. in de rechten , na het verdedigen eener dissert. quaedam circa Jii8 A ggerum sistens. Gedurende zijn verblijf te Leiden legde hij zich reeds op de vaderlandsche geschiedenis , taal- en letterkunde, toe en was lid van een gezelschap aan den opbouw der moedertaal gewijd (linguaque et animo fideles) , later minima crescuant. Van W ij n , die reeds vroeg de dichtkunst beoefende , las in deze bijeenkumsten zijne gediebten en taal- en geschiedkundige opstellen voor en was een der grondleggers der maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leiden. Na de hoogeschool ver­laten te hebben , vestigde hij zich als advocaat te 's Hage , wijdde zijne snipperuren aan de beoefening der geschied- en oudheidkunde gaf verschillende geschriften in die vakken in het licbt en knoopte met vele binnen- en buitenlandsche letterkundigen correspondentie aan. In 1771 werd hij tot pensionaris van den Briel benoemd , waar hij zijn gescbied­ en oudheidkundigen arbeid vervolgde en buitengewone bekwaam­heden als staatsman openbaarde. Dit had ten gevolge , dat hij te Haarlem ats pensionaris in aanrnerking kwam en hem die betrekking door Dordrecht werd • aangeboden. Ilij bedankte eater, maar nam bet pensionarisschap te Gouda aan. Negen jaren nam hij die betrekking waar , gedurende welke hij een ijverig deel nam aan de bevige onlusten , die toen in ons vaderland uitbraken. In 1788 legde hij het pensionarisschap neder, doch bled zijn verblijf te Gouda houden en wijdde zich geheel aan de studies. In 1802 werd hij , voorloopig voor den tijd van vijf jaren , tot arcbivaris der Bataafsehe republiek en na dien tijd tot vast archivaris benoemd , waarop hij zich te 's Hage vestigde. Koning Lodew ij k bejegende hem met onderscheiding , schonk hem de ridderorde der Unie en het lidrnaatschap der tweede klasse van het koninklijk instituut van kunsten en wetenschappen. Ook werd hij lid eener commissie ter onderzoeking van de titels , onderschei­dingen en orden welke , van vroege tijderi af, in deze landen in gebruik waren geweest. Koning Willem I bevestigde hem in zijn post en schonk hem de Leeuwenorde. Op 76-jarigen ouderdom begaf hij zich nog naar Henegouvven om de aldaar berustende staatsstuk ken als wettig eigendorn der Noordelijke gewesten naar 's Hage te voeren. Van W ij n was lid van vele binnen• en buitenlandsche genootschappen en overleed 26 of 27 September 1831. 'bijn portret vindt men voor 78 mans leven door J. C. de Jong e. ij sch reef : Nebucadaezar's wanhopige overpeinzing en berouw een be. rijmde brief in N. Bijdr. tot opbouw der [lad. Letterk. Over de beteekenis der woorden Paen. Been , Ben. Land Raaroof. Loo en Lauzomaand. Ald. Bruilottsgedicht op zijne zuster Cornelia van Wijn. Brielsche vreuydezang , ter gedachtenis van het tweehonderdste jaer der vrijheid , verschenen en yevierd in den Briele up den eersten van Grasmaand 1772 , achter C. C 1 e y n s' Dankoffer voor de eerstelingen. van Nederl. [vrijheid. Klagt van Cornelia , dochter van Lucius Scipio Metellus aan Karen echtyenoot Cuejus Pompejus enz. (berijrnde brief). Onderzoek , of het gebruik der letteren , oudtijds den Ger­ manen onbekend geweest zijn , in Werk. v. d. Ned. Maats. van Letterk. te Leiden. D. IV. Over de Bellen. Aid. D. II. Schets van het leven en bedrijf van "leer Nikolaas, Heere van Patten en Stryen, Aid. D. V. Onderzoek nopens het jaar in hetwelk Lodezeijk , koning van Germanic aan den Utrechtschen bisschop Himgerus de vrijheid zijner kerke bevestigd hebbe in Vet hand. v. h. Zeeuwsch Genoots. te Vlissingen, 1773. Dertiytal regtsgeleerde vragen. 's Hage 1777. 8°. Bijvoegsels en Aanmerkingen op de Vaderlandsche Historie van Wagenaar (het grootste gedeelte). Ilistorische en Letterkundige Avondstonden. Huiszittend leven, in V stukken. lets over de Kew van Gui van Ilenegouwen aan de stad Amsterdam, in het begin der X11 7de eeuw in Verhand. der 2de van het Instil. 1818. Verdag en beoordeeling van eenige oudheid-en ge8diedkundige werken in Jaarboeken der wetenschappen en kunsten in het koningrijk der Nederlanden. In de Biographie Univereelle ancienne et moderne , levens­berigten van C. van Vaarle a Pieter Iluyzinga Bakker en anderen, Zie J. C. de Jonge, Levensschets van H. v. Wijn ; Siegen­be e k in de Hand. d. Maats. van Ned. Letterk. , 1832; v. d. A a , A. B. A. C. Woordenb. ; Kron. v. h. Hist. Genoots. , 6 jg. bl. 364 ; Cat. d. Maats. van ed. Letterk. , Nay. VIII. bl. 144 ; Hu be rts enz., Biogr. Woordenb ; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WIJNALDA (AGE) , geboren te Dokkum den 17den October 1712 en overleden den 19den October 1792 als rustend leeraar bij de Doopsgezinden te Haarlem , liet zulk eene eervolle nage­dachtenis na , dat , toen zijn vriend A. Loosj es P z. een fraai afbeeldsel van hem door I s. de Wit J z. liet graveeren , hij daaronder het volgende bijschrift voegde : De eenvouwdige Ernst en Deugd sehijnt nog van 't aangezigt Des grijzen Leeraars af, die , als een eerlijk Christen , Der Doopsgezinden Schaar geleerd heeft en gesticht , Vervreemd van ijdele eer en waangeleerde twisten Wie ziet dat grijze hoofd in zo verheven licht En voelt gees stil ontzag voor dien geliefden. Vader? Die derft en i'Vlenschlijkbeid en Christlijkheid te gader. F r. Muller vermeldt dit portret als N °. 6266 a. WIJNANDS of WIJNANTS (JAN), te Haarlem geboren , bloeide in het midden der 17de eeuw. Nopens hem meldt Immerzeel: uSommigen geven hem op als de leermeester van Philip W o u a e r m a n. Zooveel is zeker , dat men in den doorgaanden zilverachtigen toon der gronden en verschieten eene in 't oog vallende overeenkomst in bet werk van deze uitmuntende landschapschilders bespeurt. Al bet werk van W ij n a n d s onderscheidt zich door eene eenvoudige waarheid , die hij in de omstreken zijner woonplaats met het oog eens geoefenden meesters aan de natuur heeft afgezien en met een vleijend en aangenaam penseel op het doek heeft weten voor te stellen. Zijne duingronden zijn onbeschrijfelijk salmon en, getrouw in kleinigheden aan de waarheid. A driaan van der Velde, Jan Lingelbach, Philip Wouwerman en anderen verdubbelden de waarde zijner schilderijen door bunne stoffaadjen." Kr a m m noemt hem een der parelen van Nederlands kunstroem. In meest alle rijks musea vindt men aijn kunst , vooral in die van Amsterdam en 's Hage. Twee zijner schilderijen werden te Parijs met 7600 en 4500 francs betaald. Het jaar van zijn overlijden is onbekend. Zie van Eijnden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Kobus en de Rivecourt; Verwoert. WIJNANDTS (WILLEM) , diet:der in den aanvang der 17de eeuw , schreef o. a. een Lofdicht over de heerlycke victorie in het veroveren van de silver vloot. 1629 4°. WIJNBEEK (ABRAHAM) , een der laatste leden der Leidsche Kamer de Witte Acolgen, onder de zinspreuk : Liefde j8 het Fondament , gaf eenige lasso rijmstukjes in 't licht betreffende tot de Leidsche eeuwfeesten in 1174 en 1775 , en een treurspel i4lbinu8 en Rosemondt. Zie Witsen Geysbeek, B. A. C. Woordenb. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIJNBEEK (HENErcus), zoon van Jo h a n n e s W ij n. beek en-Johanna van de Kasteele, den 17denNovem­ber 1772 te Leiden geboren , werd ondermeester op de school van den onderwijzer C r a b b e , vervolgens op de kostschool van A. van Bemmelen, ontving privaat-onderwijs in de Grieksche en Latijnsche talen van den rector der Latijnsche school Wensink, studeerde onder Luzac, Wytten­bach en van der K e e s s e 1 en werd den 21sten Mei 1808 doctor in de regteni Door invioed van den hoogl. Rau , werd hij docent van den veertienjarigen zoon van den raad­pensionaris Schimmelpenninck en bragt met diens gezin een geruimen tijA o. a. te Maastricht Spa en Parijs door. In 1812 verliet hij Parijs om zijn k weekeling naar Leiden s boogeschool te vergezellen. In 1814 trad hij op als lands­ambtenaar en werd directeur der Nederlandsche Staatseou­rant , die toen opgerigt werd. In 1816 werd hij commis saris der Latijnsche scholen , welke titel in 1818 veranderd werd in dien van inspecteur der Latijnsche scholen in de Noordelijke provincien. A ls zoodanig maakte hij zich zeer verdienstelijk , even gelijk later ook als inspecteur van het middelbaar en lager onderwijs. In 1850 ontving hij een eervol ontslag. Hij huwde 1. Louise Maria van Alderw erelt; 2. mej. van Tricht en overleed in 1866. Hij was ridder der orde van den Ned. Leeuw en lid van onderscheidene geleerde • genootschappen. • Hij gaf in bet licht : Handleiding tot het onderzoij8 der Nederduit8che taal voor eer8tbeginnende op de fithenaea en Collegien. Latijnsche Grammatica , ten gebruike der Athenaea , Collegien en Latijnsche scholen , 2 dn. Brussel 1825. Hij vertaalde Proeve van Jezue geechiktheid ale leeraar en over zijne leerwijze ten voorbeeld van Godsdienelleeraar. het Boogd. van Ernst Gottlieb Winkler , Diaconu8 to Neun­ hellingen. G ron. 1814. kluizenaar van Chau88ie Antin. Dordr. 1813 , 2 dn. Zie zijn levensschets onder die in 1867 door de Maats. v. Ned. Letterk. uitgegeven. WIJNBERGEN (JoHAN vAN), zoon van Wickm an v a n Wijnbergen en Christina Mevis, genaamd Pannekoek, uit een oud Geldersch geslacht gesproten , bewees den staat gewigtige diensten in het krijgs- en staatswezen , als kapitein , gouverneur van 's Gravenweert en gecommitteerde ter verga­dering der staten-generaal. De staten van Gelderland hielden toen eenigermate de zijde van Leicester , doch toen Deventer in 1587 door het verraad der Engelschen aan de Spanjaarden was overgegeven , stemde van W ij n b e r g e n er mede in dat er deswege een scherpe brief aan den landvoogd werd gezonden. De staten van Utrecht hierover gebelgd , eischten de terug­roeping van van W ij n b e r g e n. Hieraan werd nog in het­zelfde jaar gehoor gegeven , doch hij verkreeg later zitting in de vergadering der algemeene staten. Hij huwde Mach t e 1 d van D o o r n i c k en overleed kinderloos in 1602. Hooft getuigt van hem : #dat zijne werken uitwezen dat hij den vaderlande getrouw , onbesmet van staatzucht , een verfoeijer van scheurmakerij , voorstander van orde en een loffelijke telg van den edelen stamme van Wijnbergen was." Zie Bor, B. XXII. bl. 65, 76-78; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Kobus en de Rivecourt.• WIJNBERGEN (JoHAN VAN), vriTheer van Horsen tot Oldenaller, zoon van Sybert van Wijnbergen en Aaltje Dounninez, werd in 1590 geboren. Hij had lust tot het krijgsleven en trad van tijd tot tijd in dienst van Austere , inlandsche mogendheden , en bragt zijn eerste dienstjaren Italie , Zweden en Denemarken door. Onder het bewind van Maurits, Frederik Hendrik en Willem II voerde hij het krijgsbevel als commandeur van Rijnbeek , gouverneur van Sluis en Vlaanderen en gouverneur van 's Hertogenbosch. Hij huwde Cornelia van Welderen, dochter van Aart van Welderen, burgemeester van Nijmegen en overleed in 1658 kinderloos. WIJNBERGEN (SEwARD of ZYBERT VAN) , beer van Oldenaller, zoon van Wolter van Wijnbergen en J u­dith van der Meijerbrugge. Hij was een der eerste edelen , die in 1648 zijne studien to Harderwijk begon. In 1655 werd hij in de ridderschap der Veluwe beschreven en bekleedde den post van gewoon gedeputeerdu van dat kwartier en had verscheidene jaren zitting in de vergadering der alge­meene Staten. Zoo trad bij in 1676 op voor de steden en in 1684 over de ridderschap van Veluwe. Als burgemeester van Harderwijk had hij zitting in de vergadering van curatoren en schraagde , in die betrekking , near vermogen , de wankelende akademie. Met van Hell en den heer van Ruurlof out­ving hij een gouden penning, ter waarde van f 100 op de munt van Harderwijk geslagen voor hunne buitengewone dien­sten aan de academie bewezen. Hij bereikte hooge jaren en overleed kinderloos den 16den Dee. 1703. WIJNBERGEN (DITmAR VAN) , heer van Horssen , tot de beide Pollen en Beukelo, broeder van den vorige , trad in krijgsdienst, werd luitenant kolonel van een Geldersch regement en voerde in 1672 bet bevel te Rees , toen deze stad door de Franschen werd belegerd. De gedeputeerden te velde , die bij het aanrukken van den vijand de stad verlieten , hadden hem meerdere versterking toegezegd , die hij echter niet bek warn. Hij verdedigde baar moedig , totdat men buiten zijn toestem-Ming een verdrag sloot, dat de stad in handen des vijands leverde. In hetzelfde jaar hielp hij Naarden winnen , en kweet zich dapperlijk in 1690 in den slag bij Fleurus, waar hij bet bevel voerde over een brigade infanterie. Twee jaren later voerde hij als generaal-majoor het bevel over de Staatsche troepen te Namen en voor de bezetting van het fort William. Ofschoon 80 jaren oud en uitgeput van vermoeijenissen liet hij zich in een der bressen dragen , om dgAr met den degen in de vuist zijne laatste kracbten ter verdediging te beproeven , dit was de eenige voorwaarde, onder welke hij aan het verdrag zijn stem wilde geven. De overwinnaar eerbiedigde de held­haftigheid van den grijsaard en een afzonderlijke bepaling vergunde hem om zich bij zijne wapenbroeders op het kasteel te vervoegen. Nadat bet fort William in handen der Franschen was, bield het kasteel van 23-30 Junij de belegeriug uit, waarna de bezetting een vrijen aftogt verkreeg met alle krijgseer. In 1669 huwde bij Anna van Appeltborn. Zie Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. WIJNCKELMAN (ISAAC), zoon van Jacob W ij n ck el­m a n en Maria H urgronje, werd in 1723 te Vlissingen geboren , en burgemeester zijner geboortestad. Hij sloot in in 1748 , op last van Willem IV , een verdrag over bet uitwisselen van krijgsgevangenen op zee gemaakt en bezorgde met lof sommige zaken wegens genomene schepen. Hij be­kleedde aanzienlijke ambten en bad groote bekwaamheden , waarvan bij gebruik maakte in regeringszaken en als commis­generaal bij de admiraliteit in Zeeland. Hij bevorderde kunsten en wetenschappen , en was een der stichters van bet Zeeuwsch genootschap to Vlissingen , dat hij inwijdde met een redevoe. ring over den voorgang der wetenschappen in de XVIIIde eeuw. Hij. huwde 1. met Magdalena Johanna Scho• rer en 2. met Susanna Johanna de Cruys en overleed in 1790. Dr. A. D rij fhout, predikant te Middelburg , hield in het Zeeuwsch genootschap eene lofrede op hem , die niet gedrukt is. Zie Scheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt. WIJNEN (DoMINIcus VAN), in 1661 te Amsterdam geboren , wend van zijne jeugd of voor de kunst opgeleid , ontving verder het onderwijs van Willem D o u d ij n s, historieschilder te 's Hage en oefende zich iiaar de natuur. Verder bezocht hij Duitscbland , Italie en hield zich verscheidene jaren te Rome bezig met het afteekenen en schilderen van antieke en moderne kunstwerken. Hij vervaardigde oorspronkelijk voor­stellingen van kluchtigen aard , vol van uitdrukking , breed en meesterlijk gepenseeld , doch daar hij zeer verkwistend was, verkeerde hij telkens in verlegenheid. `eel aanmoediging vonden de beeldsnijders Francis en Bonaventura 0 v e r­beek bij hem te Rome : hij deed den eenen voor hem schil­deren , den anderen boetseren , nam beide met zich mede near bet vaderland en schonk hun de reiskosten. Het eerste werk , dat v an W ij ne n en Over st e eg schilderden , waren verscheidene komische tafereelen uit de Roomsche scbilderbend , van welke enkele door den graveur Pool in pleat zijn gebragt. Zie van Eijnden en van der Willigen; Immmerzeel. WIJNEN (OswALD). Volgens 1m m e r z eel in 1739 te Heusden geboren en te Amsterdam overleden. Hij zou volgens hem een leerling van Jan van Huysu ra geweest zijn, 't geen Kramm ontkent , wijl deze in 1749 overleed. nam echter dezen meester tot model, en werd ren goed bloem­en fruitschilder. Ook gaf bij les in de teekenkunst. Zie Immerzeel; Kramm. WIJNEN (GEERAERT of GERRIT) , in 1648 te Arnhem uit een aanzienlijk geslacht geboren, ontving een wetenschap­pelijke opvoeding , oefende zich - op de Latijnsche scholen iii de oude Wen en zette zijne studien aan de kwartierschool te Nijmegen voort en won door zijne vlugbeid van bevatting, en leergierigheid de genegenheid van den hoogleeraar T 1 r a of K r a n e n , die hem in de wijsbegeerte onderwees. Deze was een ijverig voorstander der leer van Descartes en W ij n e n , die hierna zijn voetspoor drukte, volgde bij naar Leiden , waar hij tot hoogleeraar in de wijsbegeerte benoemd was. Hier werd hij oak een der ijverigste leerlingen fah R a si u s , promoveerde in de philosophie en werd bent te Duisburg een leerstoel in de wiskunde aangeboden. Hij neat deze Diet aan maar wel die van Harderwijk. In Julij 1693 aanvaardde hij aldaar zijn hoogleeraarsambt in de wiskunde en verhoogde ongeveer 30 jaar den luister der Gehiersche hoogeschool. Hij gaf geen werken in het Licht. Als acade­misch rector sprak hij in 1713 bij bet neerleggen zijner bediening de immorlalitate animi. Zijne wijsgeerige gevoelens wikkelden hem in onaangenaarnheden met zijne ambtgenooten. Hij overleed den 29sten Mei 1722. Zijn ambtgenoot A. Rotgers bield eene lofrede op hem. Zie Bonman, Geschied. d. Geld. Hoogeschool ; Kobus en de Rivecourt. WIJNENDALE (ARENT PAN) , geboren te Gouda, komt in 1585 als kunstschilder voor. WIJNGAERDE (ANToNis VAN DEN) , een Belgisch kun­stenaar , in dienst van koning Philips II, vertrok in 1561 met zijn gezin near Spanje. In 1582 vond men in de galerij van het paleis Prado verscbeidene schilderijen van A n to n ie de B as V i n as, voorstellende de Zeeuwsche eilanden met de steden , havens ens. Zie Messager des Sciences hist. 1861, p. 90 ; Kra mm. WIJNGAERDEN ( DANIEL OEM VAN) , beer van Werken­dam, soon van Johan Oem van Wijngaerden en Jacomina de Witt, president van den hove, in 1619 te Dordrecht geboren. In 1666 in de ridderschap van Holland beschreven , lid van de vergadering der staten-generaal en , van wegen dezelve in verscheidene cornmissien en bezendingen gebruikt. In 1669 wilde men hem naar Frankrijk zenden , loch hij verzocht van de reeds op hem uitgebragte keus ont­slagen te zijn. In 1672 vertrok hij naar Denemarken en in 1682 sloot hij met anderen een verdrag met Frankrijk , zoo het scheen tot bevordering der rust van Europa. Hij erfde van zijn neef Karel Oem van Wijngaerden vele beer­lijkheden in Holland en was, ook door zijn huwelijk met Catharina van Zuidland, erfdochter van Renesse, een der rijkste ingezetenen van Holland. Hij overleed in 1688. Zie Wagenaar, D. XV. Bijv. XIII; Scheltema; Kobus en de Rivecourt. WIJNGAERDEN (mr. FLORIS OEM VAN) , soon van J a n Oem van Wijngaerden en Catharina van Egmond IJ s se 1st e in , werd te Dordrecht geboren , studeerde te Leuven in de rechten , en werd read van den hove van Holland , en diende als zoodanig Philips de Scho one en Karel V, gedurende 15 jaren. Oedurende dien tijd was hij ook 'superintendent van den regiment en policie der stede van Leyden" (1500-1510), gedurende welke hij dievoirs. . stede van Leyden brachte tot sulcken staet dat se machtig was te betaelen alle die jaerlycke renten ende lasten van den steede ende daerenboven was machtig zijn G. H. jaerlics matelicken te dienen in en synden Genaden beiden ende affairen enz." Ook • werd hij "geordonneert totten ontfanek van de penningen , die nootelyck waeren geheeven ende opge-beurt te worden tot beschermenisse van den lande van Holland, overmits die oorloge van Gelre". Ofschoon hij zulks getrou­welijk deed , verwierf hij echter de goedkeuring van den keizer niet en werd als raad-ordinaris ontslagen , zonder dat hij eenig salaris genoot , terwijl er een aanmerkelijke som in overschot was. Hierop werd hij op bevel van K arel V pensionaris van Dordrecht , wier rechten hij moedig voorstond en verde­digde , vooral in den twist over het stapelrecht. Hierdoor maakte hij zich vele vijanden en haalde hij zich inzonderheid den haat van den ad vokaat van Holland , A 1 b r e g t van Loo, die tevens raad van den vorst was , op den hals. Op vele beschuldigingen ten hove aangebragt , werd hij afgezet en uit Dordrecht gebannen , 't geen hij vooral aan den wrok van den stadhouder van Holland graaf Hendrik van Nassau, bij wien hij reeds vroeger in ongunst geraakt was , toeschreef. Kort daarop , toen de politick van de landsregeering een andere richtirig had genomen , werd hij in zijn eer en waar­digheid hersteld. Men schrijft die herstelling doorgaans aan de tusschenkomst van paus A driaan, zijn vriend , en den gewezen leermeester van Karel V toe , doch , volgens den hoogleeraar F r u i n , zonder grond , omdat de pensionaris te gelijk met de zaak , die hij gediend had , met het recht van Dordrecht , gezegevierd heeft. Aan veranderde inzichten van 's keizers raad , niet aan de gunst van een beschermheer, was het herstel van mr. Florys toe te schrij yen. Bat hij zich evenwel aan Ad riaan, toen nog bisschop van Tortosa zoowel in het belang van de stad als van zich zelve gewend heeft, blijkt nit het door hem opgesteld Regi8ier aangehaald in de door de maatschappij van Ned. letterkunde uitgegeven Inforrnacie upt Stuck der verponding , waarin wij vermeld vinden dat de stad den 29sten April 1518 Naen mijn beer de To rtosa cardinael", een brief van credentie heeft gezonden ~ van hetgeen mr. Flo r ys hem vanwege de stad zou laten weten" en dat mr. Florys dien brief "met seeckere instructie ende een in ventaris", door zijn neef Aerndt van W ij ngaerd en heeft laten bestellen. Dat daarop den 2den Aug. antwoord gekomen is van den kardinaal , van 16 Juli inhoudende dat bij nog geen tijd heeft gehad om de stukken te onderzoeken , maar dat hij, zoodra hij gelegenheid had, ; ze visiteren zou, tende jdaerinne doen" etc. al welk antwoord juist geen groote belangstelling en dienstvaar­digheid toonde. Voornamelijk deed hij zich kennen in het proves , door de stad Dordrecht tegen de overige steden van Holland ter zake der verponding gevoerd. Hij was een geleerd en belovaam staatsman , en een groot tegenstander der her­vorming , beweerende , dat men het vuur in zijn beginsel dempen moest. Hij huwde Arnoldina van Duvenvoorde en overleed voor 1540. Zie Wagenaar, D. IV. bl. 413 en Nalez. , la. 219, 220; Balen, Besehrijv. v. Dordr., D. I. bl. 11 , 1340 ; van d e Wall, Bandy. v. Dordr., bl. 838 ; Scheltema, Stuatk. Nederl. ; Schotel, .Kerk. Dordr., Inl.; van den Bergh, Gedenkst. , D. III. bl. 247, 348 , 354 ; Informacie op 't stuck der verpond. , voorber. ; B. F r u i n , Korte autobiografie van Mr. Florys van Wijngaarden ; van Leeuwen; Kok. WIJNGAERDEN (JACOB OEM VAN), zoon van Floris Oem en Otteline van den Coulster, gezegd Alke­made, in 1525 te Dordrecht geboren , omhelsde vroeg de leer der hervormden nam deel aan het verbond der edelen , werd voor den bloedraad gedaagd en gebannen met verbeurd­verklaring zijner goederen. Hij bleef aan de zaak der vrijheid getrouw , hield briefcvisseling met Willem I en verscheen in 1572 wegens de ridderschap ter eerste staatsvergadering te Dordrecht , ook was hij hij den vredehandel te Breda en hij de opdragt der grafelijkheid aan den prins van 0 r a n j e en teekende de acte namens de edelen. Met name werd hij in 1574 van de algemeene vergiftenis uitgesloten. In bet volgend jaar werd hem Engeland verboden en ontmoette onaangenaarnheden te Gouda , waarvan hij in 1574 en 1575 gouverneur was. Hlj huwde 1. Hessel Mulert, 2. Johanna van Zuilen van Nyevelt; 3. N. van Schwartsenberg en overleed in 1604. Zie te Water, Verb. d. Edelen , D. III. bl. 387 ; Beverwyck, Beschrijv. v. Dordr.; Kok; van Leeuwen; Scheltema, Staatk. Nederl. WIJNGAERDEN (JACOB OEM vAN), zoon van Gerard Oem van Wijngaerden en Catharina Croesinck. Hij werd in 1613 beschreven in de ridderschap van Holland en bekleedde tot aan zijn dood de gewigtigste commissien van staat. In 1621 was hij de eerstbenoernde van het gezantschap naar Engeland om op nieuw een verbond met dat rijk te sluiten. Hij huwde Anna van den R ij n e en overleed in 1650. Zie Wagenaar, D. X. bl. 426; Scheltema, t.a.p.; van Leenwen; Kok. WIJNGAERDEN (BEBNABDus) , predikant te Deventer 1637, te Leiden 1641, gestorven 1682. Hij gal' in het licht : Een tractaet van den Sabbath ends- den days des Reeren (van David Primerose door B. irijnyaerden ende S. illthasium. Leid. 1652. 12°. Consideratien raeck. 't stuck van leening. Vraegsw,yze roar­yestelt met antwoort door S. Maresius. Daar achter Klare en krachtiye bewijs redenen , enz. 1652. De Bewijs redenen volgen onder dezen afzond. titel. Klare en krachtiye Bemjs-redenen , thoonende dat de louder van de leenbanck te Leyden ende ook alle banck-houders , lee­nende volyhens ordonnantie haar van de Christ. overicheyt vooryeschreven , niet behooren van 't H. Avondtrnaal yheweert te worden. Gestelt door B. W. en P. Cabeliaa u. Leyden 1.46 7. Zie Rogge, Bibl. van Contra-Remonstr. Geschriften , bl. 97. WIJN G.AER DT CroBiAs GOVERTSZ. VAN DEN) , leerw de vereenigde Vlaamsclie, Friesche en Hoogduitsche (10410-gezinden te Amsterdam , gaf in het lieht: Ooyk-water, , voor de Vlaemsche doops yes. gemeente te 44. sterdam om at te wasschen net ylimpsandt haer door. eeniye Aenmerckinyen al$ oock door M. Cornans ende J. van Halmael in de ooyen yeworpen , omdat sy niet en souden aim de billyk­heyt van den voorslayit der XI artyck. Door. T. O. WO*. gaerdt ende syn nzede-standers aen Dr. Gal. Abrahataz. ode syn medestanaeren overyel. den 20 Dec. 1663 , by J. pcfp Someren, 1664. Vrede presentalie yedaen door T. G. v. d. W. en* sync medestemmers , dienaren der vereen. Vlaamsche ,. Vries* e# Hooycluytsche doops yezinde yerneente 'tot Amsterdam aen pare mede-lien. Dr. Galenus Abrahamsz. ende syne mede4emiliere. Amst. 1664. Zie Naaml. der Doopsgez. schrijvers , bl. 233 ; Rogge, Geschrift • d. Ned. Herv. kerk , bl. 67. WUNGAARD of WING AARD , meer bekend =der 4ep Imam van de V i n e a , was een beroemd contrapuntist der 1.44 eeuw , leerling van den bekenden Utrecbtschen kapelmeester 0 e c h t. Den kelij k was ook W ij n g,a asrd te 14r,e0it woonachtig. Volgens F e t i s zou hij te Antwerpep geboA:An, er kapelaanzanger geweest en in 1499 overleden zijn. G I a-r e a n geeft van hem in zijn Dodecachorda tyree notetten in vier sten:men. Zie La Hollande musicale 1858 ; G r e g o i r , Scheis van Wed. toon­kunstenaren , bl. 71. WIJNKEL (P. VAN) , landschapschilder , die een klein landsehap etste , 4°. Zie Nagler; Kramm. 31* WIJNKES (JoHANNEs) , archivaris bij den generalen staf te Weltevreden overleed 16 Junij 1868 aan boord van bet Nederl. barkschip Ter Nate, kapitein Cars, in den ouderdem van 44 jaren. Part. ber. WIJNKIUS (CHARLES) , van IJperen , gaf in bet licht: Himni, quorum: 149248 est • in Ecclesiastico Dei • cultu , una own aliquot praeclaris Cauticis, opera et studio Fratris Caroli W ijnkii rpsensis. Gandavi op. Grit. Manilium, 1573. 8°. Gheley en de Co ninck, dichter van Poperinghe , gaf er eene vertaling van in Vlaamsube verzen. Zie Cat. Serrure , II. 10. WIJNPERSSE (DIONYsius VAN DE), geboren den 18den Maart 1721 te Middelburg , waar hij de Latijnsche school bezocbt, die hij met een Latijnsch gedicht in laudem Medi­oburgi verliet. Hij studeerde te Utrecht in de godgeleerdheid en wijsbegeerte .en verkreeg in 1745 de waardigheid van doctor der wijsbegeerte, na bet verdedigen eener dissertatio de legum Dei physicarum harmonia , na reeds twee jaren vroeger °rider orthemels eene dissert. de Libertinismo verdedigd te hebben. Van Utrecht vertrok hij naar Leiden , waar bij nog twee jaren zijne studien voortzette , waarna bij in 1749 het predikambt te Baarland in Zuid-Beveland aanvaardde. Van bier vertrok hij naar Zierikzee. In 1752 werd hij tot boog­leeraar in de wijt-begeerte te Groningen benoemd en aanvaardde deze betrekking met eene Oratio de emolumenlic philosophiae e religiose Christiana ortis , Cron. 1752. De akademische senaat benoemde hem honoris causa tot doctor der godgeleerd­heid. Groot was de opgang zijner wijsgeerige lessen te Gro­ningen. Uit alle oorden des vaderlands stroomden jongelieden naar de noordelijke hoogeschool. Tweemaal hield bij bij pleg­tige gelegenbeden redevoeringen , als rector vierde hij de nage­dacbtenis der prinses-gouvernante met een lofrede (Serenis­sima et regia princeps Wilhelmi IV vidua , Belgii Gubermatrix , ex auctoritate publica , die 3 Martii 1759 laudata. Bij bet aftreden als rector bield hij in hetzelfde jam. eene Oratio de Recentiorum meritis , speciatim Belgarum in philiso­phiam naturalem. Curatorerr gaven hem een blijk van boogachting door hem ook bet buitengewoon professoraat in de godgeleerdbeid aan to bieden , waarvoor hij echter bedankte. In 1768 werd de beroemde wan boogleeraar te Leiden. Hij aanvaardde deze betrekking den 29sten Mei 1769 met een Oratio de hutnanae naturae praestantia. Toen hij in 1 779 als rector aftrad , sprak bij de recta philosophia ejusqae usu in vita et doctrina morali. In 177.2 werd bij te Groningen tot gewoon boogleeraar in de theologie benoemd. Hij sloeg deze aanbieding af, en bleef te Leiden. In 1805 verkreeg hij zijn • emeritaat , in 1808 werd hij door een beroerte getroffen en hij overleed den 8sten October van dat jaar, Hij huwde in 1751 Anna Diderica Thiens, in 1191. gestorven , hem drie zonen nalatende (die volgen). Van de W ij npersse had groote verdiensten. Hij was een man van uitstekende vermogens van geest en hart. Aan belderen godsdienstzin en warme vroomheid paarde hij een eften gemoed , dat te midden van schrik en beproeving zijn kalmte niet verloor. Dit toonde hij bij de noodlottige ramp, die Leideu in 1807 trof. Grooten roem verwierf hij zich als wijsgeer en godgeleerde. Toen hij als wijs­geer optrad , !was de Carthesiaansche philosophie haren val nabij en was die van Wolff en Leibnitz meer en meer in aanzien gekomen. Van de W ij n p e r s s e toonde reeds dadelijk zelfstandig te denken , het goede van alles aanne­mende , maar het verkeerde even juist beoordeelende. Hij was een eclectisch wijsgeer en bewandelde zijn eigen weg. Eigenaardig verbond zich met zijne wijsgeerige denkwijze een warm en bartelijk geloof aan het evangelie ; van bier dat hij tegen alle philosophische bespiegelingen , die het Christendom vijandig waren of schenen , ernstig waarschuwde , zelfs nog op een en tachtigjarigen ouderdom , toen hij dit van het Kantianisme vreesde , in Eenige bespiegelingen der Kantische wijsgeerte door Eclecticus. 's Gray. 1805 , zoo fiksch en scherp­zinnig geschreven dat niernand orider dien psendoniem den grijzen hoogleeraar vermoedde. Tot zijne wijsgeerige werken behooren zijne Instilutiones metapliijsicae. L. B. 1764 , 1789 en Institutiones Logicae 1767 , L. B. 1799 , later nog eens herdrukt. Hem werd in 1771 door 's lands staten met zijn ambtgenoot Allamand het beoordeelen opgedragen van de middelen voorgeslagen ter beteugeling van bet Haarlemmermeer. Het gevolg hiervan was zijn gedrukt rapport over de verschillende considera­lien der gecommitteerden tot het opgeven van middelen ter beteugeling des llaarlemschen ?neer& Zes jaren later zag bij zich met denzelfden hoogleeraar belast met de beoordeeling der ontwerpen tot verdieping van bet Y. Zijne consideratien over de verschillende middelen tegen de toenemende verlanding van het 1' voor de clad Amsterdam, ook door den druk gemeen gemaakt , waren biervan het gevolg. Zijn uitmuntend kabinet van naturalien gaf hem aanleiding tot het schrijven van een stuk de oculo mundi , een lichtgroene, veranderlijke steen , voorkomende in Act. Phys. med. Acad. natur. Curios. T. III, vertaald in Natuurkundige Perhandelingen. Amst. I St. bl. 78, en tot het leveren eener Verhandeling over het nail­iker in Natuurk. Verhandel. van de Bataafsche Maats. te Haarlem III St. 2, bl. 101 very. Als Christenwijsgeer nam hij de verdediging der Evangelieleer tegen hare_ bestrijders zeer ter harte. Toen een Engelsche kerkieeraar in 1.777 (Mengelw. der Vaderl. Letteroer. D. VI. Stuk 13) beweerde dat er ook buiten het Christendom vergeving der zonden te bekornen was , nam hij de pen daartegen op en sch reef zijn V erhandeling over de vergeeilijkheid der zonden. Utr. 1778. In 1794 bek roonde het 11 aagsch genootschap zijn Betoog der ware en eeuwige Godheid van den Ileere J ezus Christus tegen hedendaag8che bestrijdingen met goud. Hij was lid der Academia naturae curiosorwn , der Holl. thaittschappij en van bet Zeeuwsch genootschap. Zie M u n t i n g h e , Act. Saec. , p. 117; Gron. Gedenkb.; Siege n-beck, t. a. p., D. I. bl. 285, 299, II. bl. 119, Toes% en bijl., bl. 216, 217; Glasius, Godgel. Nederl ; Aanh. op Nieuwen­huis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. WIJNPERSSE (JACOBUS THIERS VAN DE) , soon van den vorige , in 1761 te Groningen geboren , legde zich op de geneeskunde toe , loch oefende slechts twee jaren de praktijk in zijn geboortestad uit. Er werden 3 prijsverhan­delingen van hem door het prov. Utrechtsch genootschap bekroond , o. a. een over den Kinkhoest. Ook gaf hij uit: G. Hewsonirubraruni sanguinity par ticularum etc. descriptio. L. B. De San guini8 natur a. Descriptio sy stomas lyniphatici cum praef. J. D. Rahn cunt icon. Traj. 1783. Hij overleed den 6 April 1788. Zie Nieuwen huis; Kobus en de Rivecourt. WIJNPERSSE (JOHANNES HULS1US VAN DE) , broeder ,van den vorige , den 13en December 1764 geboren , studeerde te Leiden en Utrecht , aanvaardde bet predikambt in 1787 aan de Bildt , in 1 87 to Zierikzee , in 1794 te Amer400rt in 1795 te 'sGra,venhage. Hij was van 1797-1810 directeur van het Haagsch genootschap, welks werken voor 1803 een aanspraak van hem voorkonat. Zie H. Roy aards, het Haagsch Genootschap , IA. 174 verve ; Glasius, Godgel. Nederl. WIJNPERSSE (SAMUEL jOHANNES VAN DE) , broeder van den vorige , den 1 lden October 1758 te Groningen geboren , studeerde , onder de leiding van zijn vader , in de wijsbegeerte en godgeleerdheid en aanvaardde in 1789 in de eerstgemelde het professoraat te Groningen. Niet lang bekleedde hij deze betrekking daar hij weldra bet beroep van predikant te Amsterdam aannam. Hier bled hij werkzaam tot in 1796, toen hij , met somrnige zijner ambtgenooten , de toenmaals gevorderde staatkundige verklaring weigerende , insgelijks gere­moveerd werd. In 1803 werd hij buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte te Leiden en twee jaren later in de boven natuur- rede- en zedekunde. Den 12den November 1803 aan­vaardde hij eerste betrekking met eene °ratio de amore Dei ergs se ipsurn , omnis inter homines juris el ornniurn no8tro­ruin officiorum fonte, de andere den 20sten September 1805 met eene Oratio de vi et efficacia consuetudini8. In deze betrekking arbeidde hij tot 1822, en niet altijd , daar hij bij zijne leerlingen niet zoo hog stond aangeschreven als zijn geleerde vader,, niet zonder verdriet. Hij verkreeg in het genoemde jaar zijne rust en mogt haar nog ruim 20 jaren genieten. Hij overleed in 1842. Hij gaf in het licht: Dissertatio de lecido marino. Institutiones philosophiae moralis. Zalt•Bommel 1808. Verhandeling ten betoge dal de strafoefende geregtigheid Gode waardig is. 1798. Betoog van het eeuwig en onveranderlijk onderscheid tusschen zedehjk goed en kwaad. 1799. Beide door het Haagsch genootschap bekroond. De zegepraal des geloofs over de uiterste radeloosheid over 1 Sam. XXX vs. 6. Amst. 179S. e verheugde Kamerling , over Hand. VIII v8. 39. Aid. 1798. Gods vriimagtig oppergebied over de Watervloeden , over Psalm XXIX vs. 10. AId. 1799. _Het zondig voornilloopen van het toekomende of he onbe­dachtzaam 6epalen der doeleinden en uitkomsten van de Goddelijke wfgen, zoolang die nog verborgen zijn. AId. 1798. Bet verdorvend kind tot zijnen varier wedergekeerd, over Luc. XV vs. 18. Aid. 1798. Zie Siegenbeek, t. a. p. bl. 373, 374 , 436 , II. Bijv. en Toev. , bl. 246, 247; Nieuwenh uis, (Aanh.); Glasius, Godqel. Nederl. ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Siegenbeek, in .Hand. d. Maats. v. Letterk. , 1842 ; Gron. Gedenkb. WAANDERS. Blijkens de Bat. Courant van 30 Maart 1822 , had op den 22sten Bier maand te Soerakoija de plegtige inwijding plants eener geheel nieuw opgerigte Roomsche kerk. Deze sticking is men verschuldigd aan de welgeslaagde pogingen van den R. C. pastoor W a a n d e r s en werd tot stand gebragt uit de milde giften der ingezetenen van N.-I. De inwii-iing geschiedde in tegenwoordightid van eene aanzienlijke vergade-rin g, waarvan meesten zelfs niet tot de R. C. godsdienst behoorden. De mis werd gelezen door den pastoor te Sama­rang Prinsens. Een gouden miskelk prijkte op bet altaar,, met bet opsehrift : a Godsdienst en dankbaarheid ; Soerabaija 1821", zijnde een geschenk van de ingezetenen van Soera- baija aan Waanders, als eene erkentenis voor de goede diensten , welke bij staande het woeden der cholera morbu8 , in bet algemeeo , masts bijzonder aan de rnilitairen bewezen beeft , zoo door bet afstaan van bet hen nog niet voltooide kerkgebouw , ten gebruike van een binnen-bospitaal , als door bet troosten en bemoedigen der zieken. Hij overleed te Soerabaija 9 Nov. 1833. Part. berigt. W ANUM (ARIE VAN) , zoon van Joannes van Wanum en Maria Lugte, nerd den 20sten December 1733 te Dordrecht geboren , teekende watergezigten en overleed te Dordrecht in 1780. Zie van Eynden en van der Willigen ; Immerzeel ; Dortsche Schilders. Smits van Nieuwerkerk, WARDENAAR (Mum) was van 1800-1803 opperhoofd van den Nederlandschen handel in Japan en in 1808 extra­ordinair raad van Indie. Hij overleed te Batavia I 2 Nov. 1816 , oud ruim 53 jaren. W ARDEN BURG (JAN FREDERIK CIIRISTIAAN) , kolonel ter zee, zoon van Frederik Christiaan W ardenburg, kanselarij-raad , en van Sophia Lange, geboren te Raststed in het hertogdorn Oldenburg , den 15den December 1776. Hij trad in dienst als adelborst bij de admiraliteit te Amster­dam , den 15den April 1791, destijds 15 jaren oud, en werd geplaatst aan boord van 's lands fregat Alarm , kapitein Aegidius van Braam. In December van datzelfde jaar deed hij eene reis met 's lands fregat Dolphijn kapitein Albert Spengler, naar de kust van Guinea en de West-Indien. Staande die plaatsing werd hij der 22sten October 1792 tot luiteriant•titulair benoemd. Ten gevolge van den oorlog met Frankrijk , kwatn bij eerst in September 1794 in Holland terug en werd hij als luitenant-effectief overge­plaatst op 's lands fregat Alliance, kapitein Camb ie r. Den lsten April 1795 werd hij bescheiden op 's lands fregat Brave , kapitein-luitenant Jacobson, I, ari waar hij in October overgeplaatst werd op 's lands fregat Enkhuizen , kapitein-luite­nant de Cerff , met welken bodem hij , na nog eerst op 's lands fregat Sirene te zijn overgegaan , eerie reis deed , als eerste officier , naar de Aaap de Goede 'loop. In de Saldanha­baai door de Engelschen krijgsgevangen gemaakt , keerde bij in Mei 1797 met cen kartelschip in Nederland terug. Van 1198 tot het jaar 1810 kommandeerde hij meest altijd kleine vaartuigen of stations , zoo bij de flotille ale binnen 's lands. Hij woonde dan ook de flotille-gevechten bij tusschen Vlissingen en Boulogne. Gedurende de Fransche overheersching werd hij to Amsterdam geemployeerd ale commandant-superieur des depots. Tijdens de omwenteling van 1813 , werd Wardenburg, den lsten December, benoemd tot komrnandant eener divisie op de Zniderzee. Den 10den Maart 1814 marcheerde hij eater met een korps gewapende matrozen naar Naarden , waar hij tot den 12den April bleef. Vervolgens bekwam hij het kom­mandement over de korvet .Eendragt , vertrok hij daarmede in December 1814 naar de Middellandsche Zee en was tegen­woordig bij de overwinning van Algiers op den 27sten Augustus 1816 , waarvoor hem toegekend werd de decoratie der Mill­taire Willemsorde van de derde klasse. Zie de Jon g e , Geschiedenis van het Zeewezen. WELL (A RNOLDUS VAN) Arnolduszoon, zoon van Arnoldus van Well en Juydik van %Vestervoort, geboren te Dordrecht den 8sten Jan. 1773 , was een landscbap-, vooral wintergezichten-schilder. Hij huwde I. met Helena Landmeter (1790) , IL met Pieternella de G raaf. Hij overleed te Dordrecht den 3den Januarij 1818. Zie van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Smits van Nieuwerkerk. WELL (EGBERT VAN), broeder van den vorige werd den 16den October 1774 te Dordrecht gehoren , beoefende , gelijk zijn broeder, de schilderkunst , huwde I. (1790) W i l h e l m i n a van Os, H. (1804) met Christina Goedmans. Hij overleed te Dordrecht den 1 April 1830. WELDIJK (JAcosus) werd geboren te Haarlem , den lsten October 1163. Reeds vroeg ontdekte men in den leergierigen jong,eling lust en aanleg tot het leeraarambt , tengevolge waar­van hij , nog jong zijnde , op de Latijnsehe scholen gekornen , zich met zooveel ijver op de oude talen tnelegde , dat hij wel toegerust , en met meer clan gewone kunde , de akademische loopbusth te Leiden intrad , waar hij bet onderwijs en de vriendscbap genoot van D. v a n de Wijnpersse, Ruh n­kenius, Valckenaer en vooral van H. A. Schultens, die hem naderhand zelfs tot leidsman zijner zonen koos. Zoo kwam hij , met een helder hoofd , verlicht door eene gezonde wijsbegeerte , met een eerlijk en waarheidlievend hart , en met grondige kennis der oude talen tot de godgeleerde studien , en werd dear gevormd tot dien schriftverklaarder , welke met v ele zijner tijdgenooten zooveel bijdroeg tot den verbeterden smaak in het prediken , en tot de bevordering eener meer gezonde uitlegkunde , in de hervormde kerk. In het laatst van zijne akademische loopbaan , gaf hij eene proef van zijn ijver en goede smaak , door de vertaling van de akademische inwijdings.redevoering van zijnen leermeester B. B r o e r s , de literal-um 8. 8tUdi0 praeeipuo theologi ?amerce Met den boogsten lof in de beide examina tot den pre­dikdienst toegelaten , werd hij beroepen in de gement° van Egmond aan Zee. Daar arbeidde hij met vlijt , lust en toe­juiching , gedurende den tijd van drie jaren , doch vertrok in October 1791 naar de Bedijkte Schermer. Hier bedankte hij onder andere voor Gorinchem , maar volgde in April 1795 de beroeping naar Bloemendaal op, waar hij ruirn 2 jaren arbeidde. Van daar werd hij beroepen in de hervormde ge­meente van Gouda , maar bedankte , doch in het jaar 1797 , anderFnaal derwaarts beroepen , volgde hij die roepstem op. Te Gouda k warn hij in dien moeijelij ken tijd , toen politieke twisten het vaderland verdeelden en de partijaucht daar ook hevig woedde. Weld ij k evenwel had ben grooten toeloop , en bleef daar , algemeen geacht , werkzaarn tot het jaar 1814 , wanneer hij van zijn leeraars-ambt afstand deed , om zich op zijn buitenverblijf te Limmen , geheel aan den huisselijken kring , aan het welzijn dergenen die hem ornringden , en aan andere bezigheden toe te wijden. Hij was , sedert zijn verblijf te Liromen , ook altijd in kerkelijke betrekking, hetzij als ouderling van het klassikaal bestuur van Alkmaar, of als zoodanig bij het provinciaal kerkbestuur van Noord-Holland. Voor het zendeling-genoot­schap ij verde hij met kracht , en preen in de algemeene vergadering van 1809 , daar het doen der redevoerieg hem was opg,edragen , de hulpvaardigheid den verkondigers van het evangelic aan , naar 3 Joan. vs. 5-8 welke leerrede naderhand in druk verschenen is. Ook in zijne betrekking als schoolopziener , eerst in Zuid- , naderhand in N'oord- Holland , was hij vele jaren met ij ver bezig , en zelfs na zijnen dood is het gebleken hoe bemind en geacht hij bij de meeste onderwijzers was. Tweernaal is hij gehuwd geweest .eerst met mejufvrouw Joanna J a ko ba K ne g, e s, en in het jaar 1803 met vrouwe wed. C. G. C. d e Mey, geb. S chipper s. Hij overleed den Eden November 18 . Part. berigt. WICHERS (HENDRIK LIIDOLF) werd geboren te Groningen op den 10den Februarij 1747. Zijne ouders waren mr. Arend Ludolf W i c h e r s, buniemeester der stad , en vrouwe VAT i b b i n a G e r lac i u s. Hij starnde of nit een oud Neder­landsch geslacht , hetwelk oorspronkelijk van Antwerpen , ten tijde van den hertog van A 1 b a , naar Groningen was gevlugt , waar de studs regering haar gezag en eigene wetgeving , zelfs onder K arel V en Fili ps I I, meer dan elders , be . aarde en handhaafde. De eerste , die nit dit geslacht hier geboren were , was , in 1616 , Johan Wichers, die naderhand huwde Met Clara Goekinga, eene kleindoehter vat Seat Goekinga, °ad syndicus der Ommelanden. Sedert den tijd dat deze familit zich in Groningen gevegtigd heeft , tijn nazaten onafgebroken tot de eerste ambten van de stad , tan de provincie en van de generaliteit benoemd ed daarin Met roem werkzaam geweest. Orme Wichers verloor zijnen varier reeds in den jare 1760 , toen hij naauwelijks den ouderdom van dertien jaren had bereikt. Na de Latijnsche scholen te Groningen te hebben afgeloopen , werd hij , den 5den Julij 1764 , onder de kwee­kelingen der hoogenhool aldaar ingeschreven , en voldeed met den meesten ijver aan zijne zucht voor de weten , schappen , onder de leiding der hoogleeraten D. van de Wijnpersse, D. G. van der Keessel en F. A. van d e r Iti a r c k. Behalve de tegtsgeleerdheid , en voornamelijk bet natuur • en volkenregt, beoefende hij vlijtig de bovennatuur­en zedekunde. Bij het vertrek van zijnen leermeester,, den hoogleeraar van de W ij n p e rase, naar Leiden , verdedigde hij onder denzelven , in het jaar 1767 eene academische verhandeling , de moralitale juramentorum. Hij werd tot doctor in de regten bevorderd op den 9den Junij 1770 , bij welke gelegenheid hij in het openhaar verdedigde zijne dissertatio inauguralis : De principio juris cogendi. In 1771 e,tehuwd , wijdde hij de eerste daarop volgende jaren aan de pleitzaal , maar rneer nog aan zijne geliefde letteroefeningen. Als eene vrucht van deze kan men be­ schouwen het werk , hetwelk bij ten jare 1777 uitgaf, en aan prins Willem V opdroeg , ender den titel : Lex homi­ num communis , secundum mentem thigonis Grotii proposita et dijudicata, waarin hij het stelsel van then beroemden Neder­ lander,, over dit onderwerp voorgedragen in deszelfs werk , de lure 6elli ac pacis , ontwikkelde en beoordeelde. Na aehtereenvolgelijk versehillende aanzienlijke ambten met den grootsten roem bek teed te hebben , werd Wieners in den jare 1786 door de provinciale staten gekozen als eerste gecomrnitteerde tot regeling, verbetering of herstelling der Quotes of Aandeelen der onderscheidene provincien in de gene­ raliteits-uitgaven. In dezen werkkring , waartoe eene groote huishoudelijke kennis niet alleen van het gewest zijner wooing , maar van al de gewesten van ons vaderland , vereischt werd , volhardde hij met den meesten ijver ; hij bevorderde daarbij de belangen des vaderlands , inzonderheid die van Groningen , en brag,t , na voleindigde werkzaarnheden , in September 1790 , een uitgebreid verslag daarvan In den jare 1795 werd %Viet) ers, met vele zijner ambtgenooten , die der stadhouderlijke regering waren toe­ gedaan , nit at zijne betrekkingen ontslagen verklaard , en keerde daarop tot den stand der ambtelooze burgers weder. Hij verwijderde zich toen geheel van het woelige tooneel des openbaren levens , en ging op zijn eenzaam en klein buiten• goed , Hoogewa gebeeten , de rust en stilte van bet landleven genieten. Alle aanzoeken , welke hij van achtingswaardige mannen ontving , nadat de eerste beroering der on3wenteling voor meerdere bedaardheid en koeler nadenken had plants gemaakt , om weder deel ban de regering te nemen , wees hij stand vastig van de hand , oordeelende , dat hij van zijnen eed , or de oude constitutie gedaan , niet ontslagen was , zoo lang de erfstadhouder van zijne regten geen' afstand had gedaan. Naderhand echter werd hij daarvan , door dien vorst zelven bij eenen brief uit Londen , verwittigd , en .nu aarzelde hij dan ook niet langer,, om de hem opgedragene ambten te aanvaarden en weder eene meer werkzame loopbaan in te treden. In bet jaar 1802 werd hij benoemd tot voortdurend voor­zitter van den raad van financien in de provincie Groningen. Doch naautvelijks had hij dit ambt aanvaard , of hij werd , als raad in het Collegie van Thesaurier -Generaal en raden van financien, naar 's Rage geroepen , en bleef in dien post werk­zaam , 'tot aan de aanstelling van den raadpensionaris mr. R u t­ger Jan Schimrnelpenninck in April 1805, die hem dadelijk in den raad van state benoemde , in welken raad hij onaf­gebroken zitting hield , ook toen Louis Napoleon, in Junij 1806 , op den troon van Holland werd geplaatst. In de maand Mei 1807 werd hij tot landdrost der provincie Groningen benoemd, en keerde naar zijne geboortestad terug. Bij de insmelting van ons vaderland in het Fransche keizerrijk , werd hij door Napoleon, in December 1810 , aangesteld tot prefect van bet departement van de Wester-Eems , totdat hij in Maart 1813 , toen de ondernemingen des keizers meer en meer werden uitgebreid , maar zijn geluk ook meer en meer begon te waggelen , met andere Nederlandsche prefecten , onder het genot van een behoorlijk pensioen , door eenen Franschen prefect werd vervangen. In November 1813 verlieten de Franschen den vaderland­schen bodem , en Willem I kwam , als souverein vorst, tot de regering van Nederland. Deze riep , in 1815 , W i c h e r s weder naar 's Rage , en stelde hem aan tot direc­teur-generaal van de indirecte belastingen en van de con voijen en licenten , in welke betrekking hij de eer had , den koning , in 1816 , een nieuw stelsel van belastingen voor de con voijen en licenten , of voor de heffing der regten van in- en uitvoer,, aan te bieden , en dat ontwerp bij de staten-generaal te ver­dedigen , met dat gevolg , dat hetzelve bij de wet van den 3den October 1816 werd aangenomen. In 1818 werd hij in den staatsraad geplaatst , doch , op zijn aanhoudend verzoek , in 1820 daaruit eervol ontslagen , met beboud van bet bui­ tengewone lidmaatschap. De groote begeerte van zijne echt­ genoote , om weder in bare geboortestad bij hare kinderen en kindskinderen te zijn , bepaalde hem vooral tot dit verzoek. Hij vertrok dan , in October 1820 , weder naar Groningen , ruim 73 jaren oud , om daar de rust te genieten , op welke htj , na een zoo werkzaam leven , alle aanspraak had. Onder de eerbewijzen , welke hij op zijnen langen levensweg genoot , mogen wij opnoemen , dat hij , in 1789, werd aangesteld als curator der Groningsche hoogeschool , en deze betrekking welke hij met 1795 verloor,, op nieuws in den jare 1815 terug bek whin , totdat zijne hooge jaren en bet toenemend verlies van zijn gezigt hem • noopten , dezelve neder te leggen ; dat hij , in 1807 , door den koning van Holland , met de beide ordelinten , die van Verdienste en die van de Unie , werd versierd ; in 1811, door den Franschen keizer,, tot lid van bet Legioen van Eer en tot baron van het rijk verheven ; in 1818 door omen koning met bet kommandeurskruis der orde van den Nederlandschen Leeuw begiftigd en in den Nederlandschen adelstand geplaatst werd. Ook onder zijne veelvuldige ambtsbezigheden , bleef de overledene , zoolang hij nog in de kracht van zijn !even was, steeds menig uur wijden aan de letteroefeningen , vooral aan die , welke van eenen gesehied- en staatkundigen aard waren. Hiervan moge getuigen zijne verhandeling over de oude Groninger munlen , voornameliik die in het Stadsboek voorkomen , geplaatst in het derde deel der werken van het gencotschap: Pro excolendo Jure Patriae , in 1781 uitgekomen , en vooral zijne belangrijke Perklaring van het Tractaal van Reductie, uitgegeven in twee stukken , te Groningen , in 1794. Maar veel meer nog getuigen hiervan de handschriften , welke bij heeft nagelaten , meest over den vroegeren staat der regering van dit gewest. Wij zouden te breedvoerig worden , indien wij ze , bij deze gelegenheid , alien Wilde opgeven. Aileen moeten wij bier nog noemen vijf geschiedkundige verbandelingen , waarin wij meermalen 's mans schranderheid en diepe kennis van den toestand van dit gewest , en van deszelfs oude staatsvormen , lotgevallen en helangen bewonderd hebhen ; handelende de eerste over den inboud der unie van Utrecht , voornamelijk met betrekking tot de provincie Stad en Lande ; de tweede over het Tractaat van Reductie ; de" derde over de twisten , welke daarna tusscben de Stad en de Ommelanden hebben plaats gegrepen , met de vonnissen over dezelve , onder den titel: .Repertoriwn van waken , in de regering van Stad en lande voorgevalkn , van 1601 tot 1748 ; de vierde over de Stads Jnrisdictien ; en de vijde over de regering van Groningen en de Ommelanden , sedert de reductie van 1594. Mai bezat yen scherp oordeel , eenen helderen geest , een vast geheugen. Zijn ligchaam , buitengewoon stork en krachtig , bleef tot in boogen ouderdom volkomen gezond. In deu gezelligen firing was bij vrolijk en opgerulind , spraakzaaim , belangrijk en aangenaam; in zijnen werkkring als regent bij nitetek arbeidzaam Wow in zijne pligtsbetrachting , boogst eerwaardig. Hij leelde 4eer eenvoud. ig en geregeld , bereikte den ouderdQm van ruim 93 jaren , en stierf met eenen kalmen guest. Part. lkerigt. WIEDEL (FRIEDRICH DANIEL JOSEPH VAN) was in 1802 predikant bij de evangelisch Luthersche gemeente te Veere , later te Kampen en te Alkmaar, waar hij zijne bediening in 1816 nederlegde en twee jaren later te Groede weder opvatte. In 1821 werd hij emeritus en in 1832 overleed Hij gaf in 1809 Leerredenen over verwhillende onderwerpen in het licht : Part. ber. WOPKENS (THOMAS). Deze geachte letterkundige werd in 1700 geboren te Leeuwarden , waar hij tot de studien ward opgeleid door den rector Isaac Valckenaer, van wien bij een der beste leerlingen was. Aan het athenaeum ,en seminarie der rernonstranten te Amsterdam bereidde hij zich tot bet leeraarsambt ,en zag zich in 17'46 tot proponea bij de Doopsgezinden bevorderd. In weerwil de gemeenten van Harlingen , Leeuwarden , Middelburg eir Dordrecht hare keuze op kern veatigden , schatte de Arasterdarnsche gerneente zijne gaven zoo hoog , dat zij hem voter het waarnemen van 26 predikbeurten tegen eene vergoeding van f 400 voorloopig aan zich verbond, ook orn hem in de gelegenheid te stollen ziine studien te volmaken. Van zijn ijver en letterkundige bekwaarnbeden gaf hij intusschen eene proeve door de uitgave van aanteekeningen op eenige philosophische geschriften van C i c e r o, getiteld : Ledionum Tullianarum (Amst. 1730, 8 °.); een gesehrift, dat in het oog van kenners zoo groote waarde had en behield, dat het na honderd jaren door F e r d. H a u­diu s :tie Jena in 172:9 op nieuw werd uitgege.ven. Te Harlingen werden zijne teerreden met zooveel genoegen gehoord , dat hij zich in 1129 in die aanzienlijke gemeente beroepen zag en daar in 't volgende jaar zijne it trede deed. Itlij bleef dien bijval genieten , doch vond zich in 1746 ver­-pligt wegens zvvakte en ongesteldbeid zijne betrekking neder te leggen. In ambtelooze rust, aan de letterer gewijd , leefde kij daar flog tot zijn overlijden in 1755. Een fraai geseliilderd portret van hem berust titans in de •tedelijke kuustversameling van akin() pboorteplaats. Zie over hem en zijne overige geschriften : Saxe, Onomasticon, VI. 461 ; Sepp, .Toh. Stinstra; Boot, de hist. Gytnn., Leov. 29; Eekhoff, Biblioth. v. Leeuw., 58, 63; Eekhoff, Kunswersapt. v. Leeuw., 52, 218. WUBBEN (FREDERIK ALLARD EBBINGA) , won can Christoffel.ubben en Adriana Hendrika b i n g a , den 13den Julij 1711 te Deventer geboren , verkreeg in 1810 de aanstelling als verwalterscholtus en in 1811 die van maire der gemeente Staphorst. Na de omwenteling man 1813 bleef hij de betrekking van hoofd van het plaataelijk bestuur bekleeden en ontving eerst in 1852 zijn ontslag ale burgemeester. In 1833 werd hij heeniraad van het I lde dijkdistrict van Overijsel , en een jaar later notaris te Staphorst, welke laatste betrekking hij tot 1862 waarnam. In 1845 werd hij lid der provinciale staten van Overijesel. Hij overleed den 26 Junij 1874. Hij beoefende de oudheidkunde, inzonderheid van Ain gewest , schreef verschillende stukken in den Overijsselschen almanak van oudheden en letteren , vervaardigde beredeneerde later logussen van de arehieven van Hasselt en Genemuiden en bet is aan zijne bernoeijingen te danken dat het arehief der Essensche leenen door de provincie Overijssel word awl­gekocht. Afzonderlijk gaf hij in bet licht: Plaatsbeschrijving der gemeente Staphorst , provincie Overijve1, met eenige ondheidkundige bijvoeyselen. Gron. 1835. Aanteekeninyen van Mr. J. ter Stege , vermeerderd met Nalezinyen en Bijvoeysels. Meppel 1859. Geschiedenis en Beleg der stad Hasselt, in den fare 1657. Zwartsluis 1861. Zie Levensschetsen der leden v. d. Maats. v. Ned. Letterk., 1876. WUST (CHRISTOFFEL), noon van Johan Conrad W u s t en Henrietta Cunigunda Muller, den .4den December 1801 to 's Hertogenbosch geboren , was portret• en genre• schilder. Hij buwde te Dordrecht den 19den Juni 1823 met Hendrika de Zeeu w. Hij overleed te New-York ,den llden April 1850. WUST (ALEANDER), noon van Christ° file I en H en. drika de Zeeuw, den 15,den December 1837 te Dordrecht geboren vertrok in jeug,digen leeftijd met zijn familie naar New•York , waar hij , in weerwil van welt bezware© , waarsnede landcerhuizers in Amerika te kampen hebben , alleen door vlijt en volhardina , zonder eenig geregeld onderrigt zich een waardige plants in e'de kunsten.aarswereld wist te N.eroveren. In zijn jongelingsjaren naar zijn vaderland teruggekeerd,, brags hij eenigen did in den Haag door , wear hij door zijn stoute opvatting en oorspronkelijtheid de aandacht op zich wist te vestigen. Zijn rustelooze geest verhinderde hem lung op dezelfde plants te vertoeven , hij vertrok weder naar Amerika , waar hij verscheidene zwerftochten deed door bos­schen en wildernissen , alleen door een gids vergezeld , en waar bij die indrukken kreeg , die hem in staat stelde om die indrukwekkende schilderijen te vervaardigen , die zijn naam voor goed vestigden en hem driemaal op verschillende ten­toonstellingen de gouden medaille verwierven. Men vindt schilderijen van hem in bet Dortsch museum en bij jonkhr. F. J. van den Santheuvel. Hij huwde 1. met ... N o r-t o n, 2. met Maria Gossi, overleed te Antwerpen 3 Mei 1876. Zie Smits van Nieuwerkerk, Dortsche schilders. WIJNSTOCK (PT.), predikant te Durgerdarn , schreef: Aenmerckinye ende wederlegginge van het Sociniaan8che 8chrift , begr. in 19 Artyckelen met een Byvoegh8e1 van dr. Galenu8 Abraham8z. ende David Spruyt. Amst. 1659 12°. WUNSZ (JELLE ADRIAANSZ.). Toen deze verdienstelijke wiskundige den post van dijkgraaf van Medemblik of van de vier Noorderkogge bekkedde spande hij zijn vernuft in om jets ter betere beveiliging der zeewering uit te vinden. De vrucht zijner nasporingen was in bet jaar 1594 bet leggen van krebbingen buiten aan de Wierdijk in Zee , tot bescher­ming er van tegen den geweldigen aandrang en zwaren slag van het water. Zoo heilzqam werd op de proef deze uitvinding bevonden dat men er zich sedert altoos van bediend heeft. Voor den Spanbroekerdijk , bewesten de Twiskerbrug , werd de eerste krebbing, geslagen. Toen in 1588 het Staatsche leger voor Medemblik lag , met oogmerk om de stud te bernag­tigen en S o n o y voorstelde om den dijk bij Medemblik door te steken , al het land onder water te zetten en het leger van daar te verjagen , verzette W ij n s z er zich met zooveel kracht tegen , dat het werk geen vuortgang had. Zie Burgers, Kron. van Medemblik; Kok. WIJNTRACK ( ) schilderde hoenders, ganzen en ander tam gevogelte en door binnenwateren bespoelde landsehappen, met een schrik penseel en groote naauwkeurigheid. In het kabinet van Gildemeester beyond zich een Dormezigt bij eene broutoeri j , met watervogel8 gestoffeerd dat f 465 gold. Zie Immerzeel. WIJS (Ain), te Rotterdam uit burgerlieden geboren , tijd­genoot en vriend van Smits, de lines, Hoogvliet, V e r s t e e g en andere toen hloeijende dichters. Ook beoefende hij de podzy , blijkens zijn in 1745 te Rotterdam uitgegeven dichtwerk , getiteld .Heilande kruisgeschiedenis in 348 dicht-tafereelen , met lofdichten vereerd. Zie Witsen Geysbeek, t.a.p. WIJS (HEamANNu.$) , tooneeldichter uit den aanvang der 18de eeuw. Hij gaf in bet lieht : De drie verliefde Nichten , uit bet Fransch vertaald ; Ge'neene6est of de gestrafte Ondank­baarheid , zinnespel ; en De ontdekte gewaande Tovery of de ontrouwe staatsjugrouw blijspel , allen in 1705 te Leiden gedrukt. Zie Witsen Geysbeek, t.a.p.; Huberts, Biogr. Woordenb. WIJS (JACOB) werd den 12den Januarij 1793 te Amster­dam geboren , bezocht de Latijnscbe en doorluchtige seholen zijner geboortestad , stwieerde van 1811-18 13 te Utrecht , werd predikant te Overveen , BloPmendaal , Schiedam en 's Gravenhage , waar hij den 17den Maart 1828 overleed. Hij gaf in het licht : Zestal leerredenen over den toekomstigen staat. Schiedam 1821. Leerrede over de zaligheid der vroeg stervende kinderen. Ald. 1821. Leerredenen over Rom. IX , X en XI , 2 dn. 's Hage I 824. II. Over Genesis I-111. 's Gravenh. 1826. Leerrede over Rom. V : 12-21. Ald. 1826. In 1828 verschenen te 's Hage zijne Nagelatene Leerredenen met zijn korte biografie er voor. Zie ook Glasius, Godgel. Nederl.; Kobus en de Rivecourt. WIJS (D. of D. DB), een stempelgraveur van weinig ver­diensten , bloeide in het begin der XVIIIde eeuw. In de Beschrijving der Nederl. Historiepenningen, D. I. bl. 22 , 31 en 60 Worden drie stuks van zijn werk beschreven. Zie Wap, Astrea, 1854, bl. 196; Kok. WIJS (ALBERT DE), in den aanvang der 16de eeutv te Amersfoort geboren , bezocht om zich op de regtsgeleerdheid toe te leggen , verscheidene buitenlandsche hoogescbolen. Spoedig verspreidde zich de roern zijner kundigheden. Deze baande hem den weg ten keizerlijken hove. Hij werd mad en bekleedde dies post under de keizers Ferdinand I en M a x i m i 1 i a a n II. Na een afwezigheid van twintig jaren bezocht hij als een vorst , van een aanzienlijken stoet verge­zeld , zijn geboorteplaats en vertoefde er eenige dagen. Op een van dezen noodigde hij de wethouderschap , zijne nabe­staande en de overige aanzienlijken dezer stad op een konink­lijken maaltijd , schonk zijn aandeel aan de vaderlijke erfgoe­deren aan zijne zuster en keerde naar het keizerlijke hof terug. De keizer zond hem als gezant naar den sultan te Konstan. 32 tinopel , waar hij den 2lsten October 1568 overleed en in de voorstad Pera , in de kerk der Franciskanen , wider een marmeren tombe begraven werd. Zie A. Matthaei Rer. Amersf. scriptores ; Kok. WIJSE (Jolt's DE) , tooneeldichter. Hij gaf in bet licht: Lacianii en Nicole , 1646. De voorzi,glige Dolheit , 1650. Zie Witsen Geysbeek en Huberts. WIJSMAN (J.) , kunstgraveur , die verscheidene prenten vervaardigde , o. a. de portretten van Ds. J. C. Meijer , gene­raal Daandels en J. G. 11. Helen, een Paardenwed bij eene stad mar P h. W o u w e r in a n. Hij woonde en stied te Amsterdam , waar zijne nagelaten kunst in 1828 werd verkocht. Zie Kramm. WIJSSING.). In het prentwerk door Houbrak en en Tanje uitgegeven , komt voor bet door hem geschilderde portret van prins Willem 111. Zie Immerzeel. Win (JAcoBus) , hofschilder van keizer Karel V, ver­gezelde hem in 1546 tijdens den oorlog in Duitschland. Hij was een verdienstelijk kunstschilder. Zie Ursachen des Deutschen Kriegs unter Kaiser Carl des finjten , von Frederik Hortledern , T. II. S. 333 ; Kr am m. WIJT (i0HANNE8), een kloosterling te Windesheim , vertrok naar Rome , en keerde van daar in 1432 terug, met zich brengende onderscheidene voorregtsbrieven van pans Eugenius IV, waaronder een (van den 6 December 1431) welke de broeders onder de bescherming stelt van de proosten van Munster, Utrecht en Keulen , hen beschrijvende als voor­beelden van een deugdzaam vroom Leven. Zie D el prat, Broedersch. v. Geert Groote , 2e dr. bl. 240. WIJTEN (GERARD) , geboren te Soetermeer,, beoefende de poezy in den smaak van J. Cats, wiens vriend hij was. In 1650 gaf hij to Leiden in bet licht: Den Zof van de herderinne Roselyne, &ter toegeschreven van den herder Miter enz., gedeeltelijk in proza. Heinelschen Minnebrief , gezonden aan de herderinne .Rostlyne van den herder Miter. Het honzvelycle van herderinne Roselyne en den herder niter , gegrond op Gods eere en de bevorderinge van haerder beyder salichheyt. WIJTFELT (GERYT JANSZ. VAN), wapenschilder te Utrecht , bloeide in 1538 en 1539. Zie Kramm. WIJTHAMA (JELLE SYBES VAN) , in 1540 te Leeuwarden gelloren , bekleedde in 1579 het burgermeesterschap aldaar en was tevens lid der gedeputeerde staten , toen hij met Baert Id s a e r d a naar Utrecht werd gezonden , om namens Friesland de ratificatie der nadere Unie over te brengen , die hij ook heeft geteckend. In 1580 was hij een der afgevaardigden namens bet lid der steden , die het innemen en slechten der blokhuizen te Leeuwarden en te Harlingen op de beste wijze bezorgden. ,Hij was een ijverig patriot van groote deugden , verstand en courage die, in de zeer gevaarlijke troebelen en beginselen der veranderingen niet heeft gevreesd zijn goed en bloed in het uiterste gevaar en zwariglieid te stelleu voor het gemeene­ best." Hij huwde Anna van Cranenburg, weduwe van Jan Groen van Keulen en dochter van Jan Cron enburg en Bank Adelen. Zie Seheltema, Staatic. Nederl. WIJTMAN (MATTHEus) , in 1650 te Gornichern geboren, werd door Henrik Verschuring en Johan Bylaert van Utrecht tot kunstschilder opgeleid. Hij bepaalde zich tot bet scbilderen van allerlei gezelschappen , in den smaak van Netsche r. Zorgvuldig bewerkte hij achtergronden , nit schilderachtige landstreken bestaande. Later legde hij zich op bet maken van bloemen en vruchten toe. Hij overleed in 1668. Zie Houbraken; Kok; Kramm; Immerzeel. WYTTENBACH (DANIEL) werd op den 7den Augustus 1746 te Bern , nit een aanzienlijk en door roem van geleerd­heid vermaard geslacht , geboren. Zijn vader, mede Daniel W y t t e n b a c h geheeten , was hoogleeraar in de godgeleerd­heid te dier stede. Naauwelijks 8 jaar oud werd hij op de openbare school aldaar besteld , ten einde in de beginselen , vooral der Latijnsche letterkunde, te worden onderwezen. Twee jaar later , vergezelde hij zijn vader naar Marburg , weerwaarts deze , ter bekleeding van den post van hoogleeraar in de godgeleerdheid geroepen was. Eerst bezocht onze W y t-ten b a c h ook daar de openbare school doch niet lang daarna werd hij door zijnen vader aan het bijzonder onderwijs van een geleerd jongeling..„ met name Jacob J a r g e r , later hoogleeraar in de wiskunde te Rintelen toevertrouwd. Vier jaren achtereen genoot de jeugdige Wyttenbach, nevens 32 zijne broeders en zusters , onder het toezigt van zijnen vader , het onderwijs van den genoemden huisleeraar,, dat zich , behalve tot de geschiedenis, aardrijkskunde en de Latijnsche en Grieksche taal, ook tot het Hebreeuwsch uitstrekte , en, in vele opzigten , voor hem van groote nuttigheid was. Nu werd hij , ook met de kennis der Fransche en Hoogduitsche taal- en letterkunde toegerust , bekwaam geacht om de lessen der hoogleeraren in de stall zijner inwoning te volgen. Gedu­rende ruim 3 jaar , waarvan ieder,, naar de gewoonte , op de hoogescholen in Duitschland aangenomen , eenen dubbelen academischen cursus bevatte , legde hij zich , met veel ijver, op den geheelen om%ang der wijabegeerte en letteren toe ; waarna hij tot de studie der godgeleerdheid , tot welke zijn vader hem , van den aanvang of , besternd had , overging. Dan zoo gering was de lust , dien hij tot voortzetting dezer studie , zoo groot daarentegen de neiging , welke hij ter voort­durende beoefening der oude letteren , bijzonder der Grieksche, aan den dag legde , dat zijn vader wijsselijk begreep , den smaak van zijnen soon niet te moeten dwingen. Hij gaf hem derhalve voile vrijheid , om zich voortaan aan zijne geliefkoosde letteroefeningen gebeel over te geven. Van deze vrijhed gebruik makende, hield W y t ten b a c h , thans 18 jaar oud , zich van 1764-1768 in het vaderlijke huffs met de gezette en naauwkeurige lezing en beoefening der voornaamste Grieksche schrijvers onvermoeid bezig. Terwij1 hij met die van Plato, boven anderen zijn' lievelingsschrijver,, onledig was , kwatn hem , het Lexicon van Tim a e us op then wijsgcer , door Rub n k e n i Us, met aanteekeningen uitgegeven , in handen. Het licht , in die aanteekeningen verspreid , deed hen) voor de geleerdheid en den smaak van haren schrijver een' zoo diepen eerbied , eene zoo vurige bewondering opvatten , dat hij , van nu af, niets sneer verlangde dan zich door eenige proeven van zijne vorderingen bij dezen aan te bevelen. Doch , ter behoollijke uitwerking van die proeve geene genoegzame hulpmiddelen te Marburg vindende , verzocht en verkreeg hij van zijnen vader de vrijheid , om zich , voor eenigen tied , naar GOttingen te begeven , waar hij hoopte in den verinaarden Hey n e een' begunstiger en bevorderaar van zijne studien te sullen vinden. In de laatste helft van 1768 te dier stede gekomen , zag hij zich in zijne hoop geenszins te leur gesteld , daar Hey n e hem , met de uiterste dienstvaardigheid , alle verlangde hulpmiddelen verschafte zijnen ijver aanvuurde en hem , door zijne aanbeveling , met Ruhnk en i us in kennis bragt. Ook gaf hij zijnen jeugdigen vriend den heilzamen en door dezen gaarne en met ijver gevolgden raad , om de kennis der Latijnsche letteren , waarin hij tot hiertoe slechts geringe vorderingen gemaakt had , bij die der Grieksche te voegen. Op het laatst van Lentemaand des jaars 1769 , verscheen te Got- tingen de eerste openbare proeve van W y t t e n b a c h 's geleerdbeid in een geschrift , aan Ruh n k e n i u s opgedragen , en ten titel voerende : Epietola Critics ad I7ir. Cel. D. R u h n-k e n i u m , super nonnullis locis Juliani Imp. cui accesserunt animadversions in Eunapium et A r i s t a r c h urn. Zeer gunstig werd deze proeve door R u li n ken i us en zijnen ambtgenootV alckenaer opgenomen ; en de minzame en . vereerende brieven , die Wyttenbach van deze beide mannen , door hem als de twee hoogste gezagvoerders in bet rijk der letteren geeerbiedigd , ontvangen mogt , gaven natuurlijk krachtig voedsel aan zijn reeds lang opgewekt verlangen , om te Leiden eenigen tijd bun onderwijs en omgang te genieten. Hij gaf dit verlangen , door H e y n e ondersteund , aan zijnen vader te kennen ; die ook in dezen zich , ter voldoening aan zijne begeerten , bereid verklaarde. Hij aanvaardde hierop in 1770 de reis naar Leiden, en zag , bij zijne komst aldaar, zijne verwacbtingen , hoe hoog ook gespannen , nog overtroflen. Ook vonden beide geleerden in zijne verstandelijke hoedanig• heden , zijne ongemeene geleerdbeid, en blakenden ijver tot hare uitbreiding , zoo groot behagen , dat zij niets meer ver­langden , clan hem voor altijd aan Holland te verbinden. Gelukkig bood zieh daartoe eerlang eene gunstige gelegenheid aan , daar bet remonstrantsche kerkgenootschap voor deszelfs kweekschool te Amsterdam eenen hoogleeraar in de wijsbegeerte en letteren zocht. Op aanbeveling van Ruhnkenius en V alckenaer, werd Wyttenbach ter bekleeding van Bien post geroepen. Hij aanvaardde hem , op den 19den van Slagtmaand des jaars 1771 , met eene redevoering : De conjunctione Philosophiae cum elegantioribus Literis. Aan­genaam was zijne komst te Amsterdam aan alien die de oude letteren op prijs stelden , bijzonder aan Pieter Fontein, die hem eene vaderlijke genegenheid toedroeg , en den edelaardigen , toen reeds als Latijnsch dichter ver­maarden , en sedert , als zoodanig en als letter- en oudheid­kundige, tot nog grootere vermaardbeid opgeklommen H i e­ro nim us de Bosch , met wien hij twee jaar later dezelfde woning betrok , en ook , nadat deze zamenwuning , die elf jaar voortduurde, een einde had genomen , tot aan deszelfs dood , vriendschap onderhield. Met ongemeenen lof bekleedde hij den hem opgedragenen post , daarbij lessen gevende in de redeneer- en bovennatuurkunde , mitsgaders in de Griekscbe taal , welke laatste hij niet slechts voor de voedsterlingen der Remonstrantsche kweekschool , maar ook voor alle lettermin­nende jongelingen , en wel kosteloos, openstelde. Inmiddels verzuimde hij niet ook door de uitgave van geleerde schriften , bet nut der letteren en zijnen eigenen roem to bevorderen. Reeds in 1772 , gaf hij het boekje van Plu tar chu s, de sera numinis vindicta , met zijne aanteekeningen in het licbt als voorlooper eener nieuwe , door hem voorgenonaene uitgave van de werken van dien beroemden Griekschen wijsgeer en geschiedschrijver , en leide daardoor zijne bevoegdheid voor die moeijelijke taak aan den dag. In 1777 maakte hij , doch zonder voor als nog zijnen naam op den titel to melden , eenen aanvang met de uitgave van zijne Bibliotheca Critica, een beoordeelend tijdschrift , aan de oude letterkunde gewijd , dat door geheel het geletterd Europa , met de hoogste goedkeuring ontvangen werd , en , met uitzondering van eenige weinige stukken van eene andere hand , onzen W y t te n bach alleen tot schrijver bad. Het kwam , eerst met kortere , nader­hand met langere tusschenstanden , bij stukken , ten getale van twaalf to voorschijn , die te zamen 3 deelen uitmaken , en . waarvan het laatste , in den jare 1808 . in bet Licht verscheen. Eerst bij de uitgave van bet negende stuk , het eerste van het derde deel , openbaarde hij , in eerie keurige opdragt aan P. Fon tein, zijnen naam. Na 8 jaren den bovengemelden post van hoogleeraar bij de kweeksaool der remonstranten te hebben waargenomen , aanvaardde hij , den 25sten van Wijnmaand des jaars 1779 , den hem opgedragenen post van hoogleeraar in de wijsbegeerte aan de doorluchtige school te Amsterdam , met het houden eener hoogst voortrefielijke rede­voering : de Philosophia, auctore Cicerone, laudatarum artium procreatrice et quasi parente. Nu voegde hij , bij zijne vroegere wijsgeerige lessen , nog andere , de geschiedenis der wijsbegeerte betreflende , en werkte eerlang een gedeelte daarvan breeder nit in Beene keurige en geleerde Latijnsche verhandeling , ten antwoord op de vraag van bet Stolpiaansche legaat : Kan het , door de kracht der rede alleen , en op welke gronden, bewezen worden , dat er niet meer clan een God is? En zijn er ook volken of wijsgeeren geweest , die aan deze waarheid zonder hulp eener Goddelijke openbaring , tot hen overgebragt , kennis gehad hebben? welke verhandeling, door bezorgeren van het genoemde legaat met den uitgeloofden eereprijs bekroond werd. Niet lang daarna , 1781 , gaf hij een leerboek over de redeneerkunst , ten behoeve zijner toehoorderen , onder den titel : Praecepta artis logicae in het fiat , waarin , naar het oordeel van deskundigen , duidelijkheid en bondigheid aan zuiverheid en bevalligheid van stijl en voordragt vereenigd waren. In 1782 stelde Tey 1 e r 's godgeleerd genootschap eene vraag voor , betreflende de gevoelens der oude wijsgeeren over de onsterfelijkheid der ziel , op welke vraag W ytte n-b a c h een zoo geleerd en fraai geschreven antwoord in de Latijnsche taal inzond , dat de voorstellers geen oogenblik aarzelden hem den uitgeloofden eereprijs toe te kennen. Ter­wij1 hij dun , door de gedurige utgave van geleerde schriften zijnen roem , als wijsgeerig en critisch beoefenaar der Griek­eche en Latijnsche letterkunde , meer en meer vestigde en uitbreidde , leide hij tevens zijne geschiktheid , om door zijn onderwijs edelaardige jongelingen in liefde tot de wijsbegeerte en letteren te ontvonken , en daarin de schoonste vorde­ringen te doen maken , aan den drag. Eene luisterrijke proeve hiervan kwam in den jare 1783 te voorschijn in de keurig bewerkte en , onder zijne voorzitting , met bijzon­deren lof verdedigde verhandelingen van twee zijner uitmun• tendste kweekelingen , B. P. van Wesele Scholten en P. N i e u w 1 a n d. Die van den eersten had tot opschrift : Dissertatio Philosophico-Critica de Philosophiae Ciceronianae loco , qui est de natura Deorum ; die van den tweeden : Dis­sertatio Philosophico-Critica de Musonio Rufo , Philosopho Stoico. In 1785 werd hem de opengevallen leerstoel in de Grieksche en Latijnsehe letterkunde en historie , enz. aan bet Amsterdamsche athenaeum aangeboden weik aanbod hij , met heusehe weigering van een schier gelijktijdig aanzoek , om den overledenen beroemden V alckenaer, in het onderwijs der Grieksche letteren , aan de Leidsche hoogeschool op te volgen , uit liefde tot de stad zijner inwoning aannam. Op den I 8den van Grasmaand aanvaardde hij zijnen nieuwen post met eene schoone redevoering : De vi et efficacia historiae ad virtutis studium. Met den loffelijksten ijver en de weldadigste vruehten voor de studerende jongelingschap , vervulde hij de onderscheidene pligten van dezen veel omvattenden post , en bragt daardoor niet weinig toe , om den bloei van bet Amster­damsche athenaeum meer en meer te doen toenemen. De bezorgers er van en de regeering der stad toonden zich daarvoor ook erkentelijk , door, ter gelegenbeid dat hij de opdragt van eenen leerstoel in de Grieksche letteren en zedelijke wijsbegeerte , hem door de regering van zijne geboortestad Bern gedaan , had van d-e hand gewezen , zijne jaarwedde , uit eigene beweging , aanzienlijk te vermeerderen. Van zijnen werkzamen ijver ten nutte der letterrninnende jeugd getuigt , onder vele andere proeven , ook de uitgave van eene verza­meling van uitgelezene plaatsen uit de voornaamste Grieksche geschiedscbrij vers , (Selecta principurn Historicoruin Graecorton) ten gebruike bij zijne lessen , in den jare 1793 in het licht verschenen eene uitgave , die tevens aan meer geoefenden hoogst welkom was , zoo om de sierlijke en hoogst belangrijke voorrede , als om de voortreffelijke aanmerkingen , waarvan hij Naar deed vergezeld gaan. Te midden der bezigheden , aan zijnen post verbonden , verzuimde hij niet om, zoo door de voortzetting zijner Bibliotheca Critica, als inzoa­derheid door het vervolgen van zijne groote onderneming , de uitgave der Opera Moralia van Plutarch us, aan de gansche geletterde wereld en de nakomelingschap van nut te wezen. In 1794 was die arbeid zoo verre gevorderd , dat hij schier den gebeelen door hem verbeterden tekst der genoemde werken , met de voorrede , naar Oxfort kon over­zenden , alwaar zijne uitgave, volgens eene vroeger gemaakte overeenkomst met de bestuurders der geleerde intigting en drukkerij te dier stele, zou in het licht verschijnen. De groote omkeering van zaken in den jare 1795 had geenen merkelijken invloed op de omstandigheden en bet lot van Wyttenbach, die aan de zwevende burgergeschillen nimmer eenig deel bad genomen , en , om de loffelijke ver­vulling van zijne ambtspligten , door de verstandigen van alle partijen even zeer geacht werd. Hij genoot derhalve, te midden der algemeene onrust, eene zoo gewenschte rust , en gevoelde zich tevens aan zijn aangenomen vaderland en bijzon­der aan de stad zijner inwoning zoo zeer verknocht , dat de bestuurders van zijne geboortestad , in den jare 1797, hunne pogingen op nieuw zagen naislukken , our een' zoo beroemden burger in hun midden to doen wederkeeren. In het volgende jaar nogtans hadden er omstandigheden plaats , die hem bewogen van standplaats te veranderen. In dat jaar namelijk, overleed zijn vaderlijke vriend B.0 h nkenius, eene ongeluk­kige weduwe met twee dochters , van welke de oudste , even als hare moeder, blind was , in bekrompene omstandigheden achterlatende. Curatoren der Leidsche hoogeschool hervatteden nu dadelijk hunne reeds vroeger vrucbteloos aangewende pogin­gen , om Wyttenbach aan die hoogeschool te verbinden , onder aanbieding niet slechts van zeer vereerende voorwaarden , maar ook onder belofte, dat zij , in gevalle hij aan hunne wenschen voldeed , niets onbeproefd zouden laten , om het lot der beklagenswaardige familie van zijnen vriend te verzekeren. Deze belofte , die ook kort daarna vervuld werd , was het voornamelijk , waardoor hij zich ten laatste liet overhalen , om naar Leiden te verhuizen waar hem de post van boogleeraar in de oude letterkuride , in dezelfde uitgestrektheid , als hij dien te Amsterdam bekleedde, te gelijk met dien van opziener over de akademische boekerij was opgedragen. Hij aanvaardde dien post , op den 4den van Bloeimaand des jaars 1799 , met eene redevoering : .De udolescentia D a v i d i s Ruhlakenii, in exemplum propo8ita adole8centibus Batavi8 , bonarum artium 8tudiosis. Dat hij ook bier , ten nutte der studerende jeugd , met geen' minderen ijver en geen min gelukkig gevolg , dan te voren , in gelijke betrekking te Amsterdam , werkzaam was, zal naauwlijks melding behoeven , en is uit verscheidene fraaije en doorwrochte verbandelingen van kweekelingen zijner school , ten overvloede kenbaar geworden. Voorts kwam , nog voor het einde des genoemden jaars , een der heerlijkste gedenk­stukken van zijne veel omvattende en grondige geleerdbeid , van zijn scherpzinnig oordeel , kieschen smaak , levendig ver­nuft , en zijnen zuiveren en te gelijk hoogst bevalligen schrijf­trant , zijn Vita I) a v i d i s R uhnkenii te voorschijn. Onder eene afwisseling van gunstige , en min gunstige omstandigheden in welke Wyttenbach, met de stad zijner inwoning , de hoogreschool , binnen dezelve gevestigd , en bet vaderland , in meerdere of mindere mate decide zette hij , tot groot voordeel en uitstekenden luister der Leidsche akademie , de dubbele taak , aan welke bet grootste deel van zijn vroeger leven was toegewijd geweest, bet onderwijs namelijk der jeugd , en de uitgave van geleerde schriften , nog achttien jaar onafgebroken voort. Tot die schriften (om tbans van de voortzetting zijner uitgave van P l u t a r chus, te Oxfort in bet licht verschenen , en in Duitschland nagedrukt doch , helaas ! niet geheel vol­tooid , en van zijne geleerde aanteekeningen op E u n a p i us en andere stukken te zwijgen) behooren voornamelijk zijne uirgave van den Phaedon van P1 a t o , wel , in de eerste plaats , ten behoeve zijner akaderuische lessen ondernomen , doch met zulke aanmerkingen verrijkt dat hij daardoor de gansche geletterde wereld aan zich verpligtte , en de drie deelen van bet werk , ten vervolge van zijne Bibliotheca Critica strek­kende , en tot titel voerende: (PcAopaCitaq Ta er9rceptaso , waarvan bet eerste in 1809 , bet derde in 1817 te voorschijn kwam. Van het laatstgenoemde jaar af, toen de gunstige bepalingen der nieuwe wet op bet hooger onderwijs in ons vaderland den meer dan zeventigjarigen grijsaard eene eervolle rust verze­ kerden , noodzaakte hem de meer en meer toegenomene ver , zwakking van zijn gezigt en de vermindering van zijne ligchaams­krachten , niet alleen de voortzetting , althans van een gedeelte zijner akademische lessen , waartoe anders zijne zucht ocn nuttig te zijn bem , ook geheel onverpligt , zou genoopt hebben maar ook scbier van alien geletterden arbeid , geheel te staken. Sedert bragt bij , nog ruim 2 jaar, in eene rust door, die door het besef van ligchamelijk onvermogen , bij volkomene helderheid van geest , voor bem veelzins pijnlijk was , tot hij , eindelijk , ten gevolge van herhaalde aauvallen van beroerte , op den 17den van Sprokkelmaand des jaars 1820 , in den ouderdom van ruim 73 Karen , zachtkens uit het leven scheidde. Van zijn bijzonder leven , dat , wegens de afzondering , die hij beminde , weinig merkwaardigs opleverde , zij alleen gemeld , dat h ij , in een' ver gevorderden ouderdom , zich door het huwelijk verbond met eene nicht , dochter van zijne zuster,, die , gedurende 20 jaar , zijne huishouding loffelijk bestuurd , en door hare trouwhartige zorg en hare liefde tot de letteren zijn leven niet weinig veraangenaamd bad. De voorname reden van deze verbindtenis was zijne zucht , om Naar , na zijn overlijden , nevens een' achtbaren en algemeen geeerbie­digden naam (dien zij , gelijk vroeger Karen eigenen van Gallien, door de nitgave van verscheidene fraaije , wijsgee­rige en letterkundige schriften in de Franscbe taal, !ulster bijzette) een onbezorgd levenslot , het regtmatig loon van hare hem bewezene diensten , te verzekeren. Voorts was hij , hoe­zeer , gelij k wij reeds zeiden , weinig in het gewoel der men­schen verkeerende , en zich , bij voorkeur, op het stille land onthoudende , waar hij zelfs de dertien laatste jaren van zijn leven bestendig woonde , nogtans verre af, van zich voor beminnaars der letteren , en bijzonder voor leergierige jonge­lingen ongenaakbaar te stellen , maar ontving hen veeleer gaarne bij zich , en stelde den schat zijner kunde en ervarenis gereedelijk voor hen open. Schoon voor eer en roem niet ongevoelig , was hij echter van ijdele praalzucht zoo afkeerig, dat de uiterlijke eerbewijzen , hem , zoo binnen als buiten zijn aangenomen vaderland , opgedragen , voor zooverre hij die aanvaardde, naauwelijks ter kennis van zijne vertrouwdste vrienden kwamen. Hiertoe behoort zijne benoeming tot lid van het Latijnsche genootschap te Jena , in 1802; tot lid van het koninklijk Nederlandsch instituut , bij deszelfs oprigting in 1808 ; van de koninklijke maatschappij der wetenschappen to Gottingen , in 1811; van de keizerlijke orde der reunie ten tijde der Fransche overheersching (eene eer , welke hij , van die overheersching zoo zeer , als iemand , afkeerig , niet dan zuchtend en enkel veiligheidshalve aannam); zijne aan. stelling eindelijk tot buitenlandsch geassocieerde der derde klasse van bet koninklijk instituut (Academie des inscriptions et belles lettres) te Parijs, in 1814, en tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw , niet lang na hare instelling door koning Willem I. In N. Arch. Phil. u. Paed. 1827, H. 50 , komen voor Litterae ineditae D. Wyttenbachii ad J. C. Bangium. Zie M a h n e , Vita Wyttenbachii ; Elogium Hemsterhusii et vita Ruhnkenii (ed. Bergmann) Galerie des Contemporains ; Dict. Biogr. ; Siegenbeek, Gesch. d. Leidsche Hoogeschool ; Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Konst -en Letterbode. WYTTENBACH (JEANNE GAUEN), vrouw van den vorige , to Hanau geboren , vestigde zich na zijn dood to Parijs, ontving den 25sten Julij 1827 het diploma van doctor in de philosophie van de universiteit van Marburg. Zij overleed in 1823 in de omstreken van Leiden. Zij gaf o. a. in het licht : Theagene. Paris 1815 , 1825. 12°. Banquet de Leontin. Paris 1817. 12°. .Alexis. Paris 1823 120., in het nieuw Grieksch vertaald. Acad. 12°. Symposiaques on Propos de table. Paris 1823. 12°. Zie Mahne, 1. c. Journal des Scavants , 1823, p. 521, Dict. biogr. moderne. WOESTHOVEN (CATUARINA REBECCA) , was de dochter van Jan Woestho ven, kornel en later luit,.-kol. in dienst van den staat , en Wiepkje Jacobs, van Dokkum , en werd in Mei 1763 te Damwoude in Friesland geboren. Bij groote gaven naar ligchaam en geest , bezat zij ook die over poezy , blijkens hare ode : Lazarus opwekking , welke te Amsterdam werd uitgegeven in hetzelfde jaar 1785 , dat zij met den dichter mr. Willem Bild erd ij k , die haar onder den naam van 0 d i 1 d e bezong , in den echt werd verbonden. Beide groote geesten verstonden elkander echter niet duurzaam. Hunne echtscheiding werd in 1802 geregtelijk uitgesproken. Zij hertrouwde in 1809 met Johan Li b r e ch t van s t r e e n en, die ook van haar is gescheiden , waarna zij 1 Mei 1828 overleed. Bijzondere berigten over haar zijn in 1873 uitgegeven in het werkje : Bilderdijk's eerste huweliik , naar zijne briefthisseling met vrouw en dodder (1784-1807) , medegedeeld door zijn aangehuwden kleinzoon Jr. C. ten Brummeler .dndriesse." Leiden 8°. •. • . AANWIJZING DER PERSONEN IN DIT DE EL VERMELD. Biz. Waal (Justus de) . . . ..1. • (de). Zie Wael (de) • (Cornelis de) • . . • (Franc. Nicolai de).2. • of Waele (Franc. de) • (Adolph van de) . • (Jacobus Andries­sen de) .3. • ( . . van de).. . • (Philip van der) • (J. de) . IF.(J. de) . • (Johan de) . .. •.4. • (Jan de) • (Jan de) • (J. de) . • . . . . • (Simon de) . • • ..5. • (Bartholomeus van de) .. . . . • (Burgert van der). Zie Wael (Burgert van der) . • (Simon van der) . • Zie Wael Waanders .487. Waard ( A nthonie de) . . 5. • (C. van) .6. Waardenburg (H. van) . • (E verard) • (Henricus) • (Hendrik Wilhelm) .7. Waardijk (Adriaan van) Biz. Waaijen of Waeijen (Jo­hannes van der) . . ..8. • of Waeijen (Jo-hannes) .11. • (Jacobus van der) • Pietersz. (W. C . van der) .12. Waebendorff (mr. Corne-lis Antony van) . . . • (mr. J. C. van) 13. • van Rijn (L. van) .. . Wachtendorp (Casparus) — Wachter Pz. (G. H.) . Wael (Burgert van der) 14. • (Franciscus de) . . • (Joh. A. van de) fr•.(Job van) . van Vronestein (Adriaan de) .15. • van.Vronestein (Willem de) . • (Reinerus de) . 16. Wadi (Lubbert de) . • • Waelken (George) . . • • Waelwijk (A. G . Waenen Wilhelmus van) • (Cornelis van) . • (Albertus Jaco­ bus van) .17. Waerden (D.) . Waerdenburg.(Karel , Heer van) ... • • • 17• . Blz. Waerder (H.Griffioen van) 17. Waerdt (Quintynus de) . Waerma (11 ) .18. Waerre (Arnold de) . • . Waerts (Jan) . Waes (Cornelis de) • • (Gilles de) ..• • (Aert van).. Waesberg (Simon van) . Waesberge (Abraham) . (Izaak).. (J. J. van) . 19. (P. van) . . (Pieter van) . Waesenaer (Abil) . • . • Waeyback (Pieter) . . . . 20. Waeywel (Daniel) . • . fl((Agnes) • • • --Wagetnaker (C.) .21. Wagenaar (Johannes Jaco­ bus) . • (Lucas Jansz.) (Jan) if((P.) . 27. • (Zacharias) . • _ Wageningen . . . • • • • _ Wagler (C. G.) .... . — Wagner (J.) 28. (Willem George) Wagt (J. L. van der) Wagter (C .) Wakker van Son (Baron Petrus de) .• • 28 Wakker (Jacobus Philip- pus van Medenbach) . 29. Wakkerdak (1'. A.) .. . Wal (Johannes van der). Zie Wall (Johannes van der) . 30. • (Joris van den) . • • (Jacob van de) • • • (Gabinus de) . . • (Henricus de) . . .• 32. O (Meinardus Siderius de) .. Walaeus (Antonius) .. . — ,.(Johannes) . . . 35. 510 . Blz. Walbeek (Christina Adri- ana van) . . . . . . . 36. Walckenbourg (Lucas a) Walckeniers (P Waldorp (Jan George) . Walingius (C .) 37. . Walings (Geertruida) . . Walker (Robert) . Wall (Hermaunus van de) . (Jacobus van de) . N (mr. Pieter Hendrik van de) .38. , (C. G. van de) . . 40. (Evert Jorisz. van de) . • (Johannes van der) (Willem Hendrik van der) . • (Willem Burgaart van der) . • (J.) Walle (J. van der) . . 41. if.(Pieter van der) van der) . . . Wallen (Antonie van der) (Jacobus van der) (Jacoba van der) Wallingius (L .) (C.) Wallinkamp (B.) . . Wailes (Tjerk) Wallius (Aegidius) •• 42. Walois (Jean) Walton of Wallois (Hu- wart) ...... • Walton (Jan) . Walraven (Simon) . •• • (Izaak) .. . N (Dorotheus) . . 43. (DidericusAdri- anus) •• • • • • • • (Tieleman) . . 44. • (Jacob) . . . . Walr6 (Jan van) . . . . Walr6e (Jacob Pieter van) 46. Walskapelle (Jacob) . . . 47. Walten (Ericus) . Blz. Blz. Walter van Assen. Zie Wassenaer (N. A.) .. . 56. Assen (Jan Walther van) 48. Wailes (Marcus) Walther (J. W.) . • Flamingo 49. Walvis (Ignatius).• • ff(• • • 50. Wandelaar (Jan) . Waning (Roelof) . • • • 51. • Jr. (Jacob van) Wanius (Pieter) . Wanum (Arie van) • • . 488. Wapperom .51. • (J. J.) . . . , Warck (Mr. Johan van de) — Wardenaar (Willem) . . 488. Wardenburg (mr. P. D. G.) 51. • (Jan Frede-rik Christiaan) . . . . 488. Warder ( \Yoder Come- list. van) . . .. 52. Wardrop (J.) . VVarendorp (H. G.) Waris (L. van der) Warnaar (Barend) . • • • of Warnar . • . Warnars (J. W.) . . . . Warneken (Luderus) • . 53. Warner, Warnerius, Wer- nerius , Varnerius .. . • (J.) . 11.(Livinus).. . . Warnerssen of Wernerssen (Livinus).. . . . . . . Warnsinck (Izaak) . . . . • Bzn. (Willem Hendrik) . .. ... . 54. • geb. Haakman (C. M.) .55. Wart (Dirk Anthony van de) . Wartenberg (J. C. Colbe van) . Was (Iz. C ) • (J.) . ..... . . . 56. Wassemberg (Hendrik en Steven van) . . . • • • • (Gerard van) • (Nicolaes Jansz. van) . • .of Waesenaer (Abel) .57. • (Philips Heer van) ff .(Philips Heer van) • (Hendrik van) 58. • (Jan van) .60. • (Jan van) . . • Du venvoorde (Arent Baron van) . . 62. • (Arent Baron van) . 63. • van Duven­voorde (Jan.Gerrit Baron van) . • van Duven­voorde (Jacob Ernmery) • van Duven­voorde (Karel Lodewijk Baron van) . • van Duven-voorde (Willem Baron) 64. • Sterren burg (Pieter Baron van) . . • Sterrenburg (Willem Baron van) . • Sterrenburg (Willem Lodewijk) . . 65. • (Jacob van) . • (Jacob Baron van) • (Jakob van) . 68. • (Jan Hendrik Graaf van) . • (Unico Wil-lem Graaf van) • . . . 69. • Twickel (Ca-rel George Graaf van) • (Jacob Unico Willem) . . . . . . . . 70. • (Frederik Hendrik Baron van) . Blz. Wassenaer Duvenvoorde (Jan van) .71. ae(Otto Baron van) . . a.(W. Baron van) . 72. Wassenbergh (Jan Abel) (Elizabeth Geertruida) . . . . . . 73. a (Et'erwijri) Wassen burgh (Hierony­ mus) . 74. a.(Arnoldus) a.(Petrus) . a.(I. J. van) 76. Wassenburgius (O.) . . . Wart (Elizabeth) .. . . Watelier (Jac. Joh.). Zie Batelier (Jacobus Jo-hannes) . Water (Cornelius) of Cor-nelius Aquarius •.. . 77. (Willem te).• a.(Jona Willem te) 78. (Willem te).• • 82. a (Johannes van de) Wateram (M. E.).• • 83. Wateringe (Lucas) Waterloo (Antoni).• . (Joannes Petrus) 83. Waterloos (J.) . ( Herman Fre- derik) . 84. Watervliet (Y.) . Watrin (Jean Joseph Ma- ria) . Wattier (Johanna Cor-nelia) ......• • • Wacquier (Matthias Mar- ti nus) 87. Waudanus (Jan Cornelis) Wauwe . Waveren (Antony van) . a.Gerard.Bors van) .. 88. Webbers (Carel) . (S.) . . ..• Blz. Webbers of Webberus (Zacharias) .88. Weddang (Izaak) . . • 89. Wee (Florens) Weede (Adriaen van) • • (Everard van) . a.(Johan van) . . .• 91. Weelderen. Zie Welderen Weeling (Anselmus) .. . Weely (Jan van) . . . Weemen (Bernardus van) 92. Weemers (Abraham) of Weemaer . Weenegem (Petrus Adolph van) . Weenen (E. van) . . . Weeningen (B. van) . . Weenix of Weeninx (Me­ jufvrouw)..., 93. • (Jacob) .. . . . a.(Jan Baptista) . a.(Jan) . .94. Weerdt (Abraham de of van der) .95. Adriaan de) . . if.(Jan) . Weed (J. de) . • (Jan de) . .96. , of Werth (Jan van) 97. Weerts (H. M.) . , (rms. Johan) . • . • (mr..Coen raad Alexander) . Weertsburg of Wertsburg (Hubert van). Zie Golt-ziuq (Hubert) . Weesop ..... . • • • 98. Wegener (C. F.) . . • • Wegewaert (Coenraet) . • Wehard (Jacobus) . . •• .111.¦11.1. Wehmeyer (W. F.) .. Weide (Rogier van der). Zie Weyde (Rogier van der) . . ... . • • • • Weidling (C.) . Weidner (Willem Fre­derik) . Blz. Weidnerus (J.) .98. Weigelius (V.) .99. Weiland (Petrus) • • • .100. # Weilo (Frederik Rastat van) ... . Weis (Andreas) . Weisz van Mengel . . . 101. Weitmar (Abdias von) . Zie Widmarius . • • • Wefts (M.) . Wel (J. van) . Welderen (Bernhard graaf van) . 'V.(Joan van . . .102. Weldijk (Jacobus) . . .489. Well (Dirck van) . • .102. if (Arnoldus) . (Egbert van) • • if (Pieter van) • • Welle (1).) . . . . . . . 103. • ( H. van) . • (Hieronymus) . . Wellekens (Jan Baptist) • (Magdalena Barbara) .104. Wellenbergh (J. H. J.) Wellens (Boudewijn Jan- sen) . Welman (Hendrik) . . e Welmeer (Christiaan) . 105. Wels D.) . Welsing ( A.) . (J.) . Welten (A.) .. . Wemmer . . . . Wena (Abraham van) # (Johannes van) . — Weneken. bach (Caspar Johan .106. ( Willem) . Wendelhoe (Christ.) . .107. Wenluwe (Hendrik van) Wenne (A. van der) . Wenning (C. A.) . • . • — Wentel (C. 1-1.) .. . 108. Wentsen (Mattbys) . • • 513 Blz. Weppelman (Johannes) . 108. Wepfer Werd (Nikolaas) . . . .109. Werden of Weerden (Jaques van) . . . . . Werdenhagen (Job. Aug.) Werdmiiller von Elg (Hans Peter Baron) . Werf (B. van der) .. . • (Jacobus van der) 'V.(L. van der) .. . (Adriaan van der) ff((Pieter van der) . 112. if((Pieter Adriaansz. van de) .. . • (mr. Adriaan van s der) .114. Werken (Maria Geer-truida van de . . • • — Werkhoven (C. van) . . 116. (Marino van) . (P. van) . • • Werkmeester (P.) .. Werkmeister (J.) . . . . Wermesk erk en (J. van) — Werner (Franciscus) . . (G. A.) ... Werninek (J.) . — Wernink (Jan Reinier) . 117. Wendt (Eyso de) . . . . Werrecoren (Pieter) . . Werteloo (Georgius Be- nedict .118. Werumeus(Abrah. Henr.) — Werve (Jan van der) . 119. Weshusch (Pasch van) . — Wesel (Abraham a) . . — # (A drianus van) . 120. # (Roemer van) .121. • (Dominicus van) — Wesenbeeck (Jacob van) — Wesseling (Petrns) . . . 123. Wesselink (G.) .126. Wesselius (Johannes) .— N.(Hermanus) .128. Wesselman (H.) .. . . 33 • Blz. Wessels (G.) ... . . . 128. N.(1-1. L.).. . . .......... Wesselsz (Jacobus) . . . ___ Wessem (J. van) . . . . Wessenbergh (J. H. van) West (A ) .129 • (Ferdinandus) . . ........ . • (Gilbert) . . . . ..___ Westcappel.(Mattheus Galerius van) . . . . . Westen (Wynant van) Westenberg (B. O. C.) ¦1••¦••• 11.7.17.4. • , (G•) • • . • • (Jan Linck- laan . • (Johannes Ortwinus) . ..... . 130. • (Ernestus Wilhelmus) .132. N (Christiaan). .___ Westenhurgh (Johannes) 133. Westendorp (mr. George) 134. • (Nicolaus) . 136. Westenhout (Johannes van) • • • a .137. Wester (Hendrik) . . . . •¦•¦ Westerbaen (Cornelis Willemsz.) .139. 11.(Cornelis Willem) .— • (Jacobus) .140. • (Johan) .142. N (Jan) • . • .143. Westerbach (C.) . . . . Westerhoff of Westerho­ vius (Arnoldus Hen- ricus) . 4 4, ff.(Johan Hen-ricus) . . 144 . 1,((A. M.) . . .Westerhoven Junior (Jan van) .145 Westerhovius (Theodorus) — . Westerhout (Alexander) • — • (M.) . . . . 146. Westerkappel (Is. van) . Westerloo (Cornelis) . . 514 Blz. Westerman (Maarten) . 146. • (Ad.) . . . . 148. Westerveldt (Anthony van) .• • . • (Anthony Peter van) . • (Heribert van) ..... . . .. . 149. Westerop (Roelof) . . . Westerveen (A.) .. . Westerwolt of Wester- wolde (Foickerus) . . Westerwout (J. Dibbetz) Westerwijk (Gerard) • . 150. • (Adolph van) Westfrisius (Jac.) . . . . Westhovius. Zie Wester- hovius ..... . . . . • (Frederik Wilhelm) .¦ ••¦•¦•¦ Westhoff (Hendrik) . . 151. Westhuyse (Matthias van) 152. Westphalen (Frederik Adriaansz ) . • (mr. Adriaen) 153. •••¦•¦¦• • (Jan van) . . Westram (Diedrich van) Wistreenen van Tiellandt (Jhr. Willem Hendrik Jacob Baron van) .. 154. Westrheene (Tobias van) 156. Westram . . van) . 158. Westren (Francina Jacoba van). Zie Coets (D. T.) Westvalinc (Jan) . . . . Westvaling (Haine) . . . ••¦••¦¦•• Westzanen (Willem Pie-Wet , Wette of Weth (Emanuel) 159. Wet, Wette of Weth (Jan) — Wetstein (Carolus Anto- nius de) . N. (Joannes Jaco-bus) . 160. if.(Johan Hen-drik) . . . .161. if.(F. H.) • • • • • Blz. Wetstein (G.) 161. #.(R. C.) . • • • 162. Wetzelias (J. P.) . . Weustenraad (Jean Theo­ dore ('lubertus) . . . • Wevel (Gilles de) . • . 163. Wevelichoven (nods van) — Wevelinckhoven (mr. Jan van). (mr.Joa-chim van) . . . . • • 164. Wevelinchoven (Henricus van der) . Weyde (Mejufva. C. van der) . • of Weyden) Gos-win van der) . I, of Weyden (Pie-ter van der) . if of Weyden (Ro-gier van der) . . • • • .0•1¦•¦ # of Weyden (Ro. gier van der) 165. Weyden (D. van der) . Weydmans (N ) . Weyerman (Jacob Campo) 166. Weyers (Hendrik Enge­ linus) . . • .169• Weygandt (G. C.) . . . 170. Weyman (J. W.) . . . Weyssen (D) .171. Weyten (G.) . Weytingh (Henricus) . • (J. H. A.) Weytsen (Jacob) . • • • (Ctuintyn) Weyenberg (J.) • .. • • 172. Weyman (Claes) • • • Weytmans (W. Weyts (Dirics) Weyland (Henricus) .. 173. Wiarda (Tieleman Do. thias . • (Sjoerd van) . # (Oene van) .174. Wiaerda (Henricus) .. •.----Wibinga (Th.) 515 •. Blz. Wibold off'' Winebeild .174. Wibrand (Heer) . • . Wibrandi (Wibius) . • . Wicart (Nicolaas) . . . — Wichard I . • . . • 17'5. #.• • • • . • • #.III . Wichardus . d. Wichering (Rudolf) . . • Wichers (Arend Ludolf) # (Wichers) .. . 176. N {Johan) . . I,.(Jan Gerard) • F,.(Hendrik Lu. doff) .• • . # . . 178. Wickede (T. van) • • • .1•111M1 ..1.11•• Wicmer (J. IL D.) . . Wicquefort .( Abraham van) . • (Joachim) .181. Widder (Frederik Adam) — Wideman (M ) .182. Widmarus (Abdias) . . . — Wiedel (Friedrich Daniel Joseph von) .183. Wiedcnburg (J. B.) . . Wieland ( .) . Wielich (Matthews van) — Wieling (Abraham) . • . (Nicolaas) . . . 185. • (Sjoerd Ebeles) — Wier of Wierius (Joannes) 186. N (Susanna de) .. . 189. Wierd (Groote) . . . . . Wielheesen ( Hermannus) Wielsma (Eyvo Take) Wielstra thoe Zwanenburg (Hecco) . ... • . .. — Wierdsma (Petrus) ... 190. • (Douwe.of Dominicus) . . . . . 192. Wiering (K Wieringa (Jan) • (Gerardus) . . • (N.) . . . • • 193• Wieringen (Cornelis van) — •. Blz. Wierix , Wiricx , Wircx of Wyrinck (Jan) • . 193. • (Jeronimus) .- • (Antonie) . . . 194. Wiersma (Luitjen Foppes) •i••••¦ Wierts (J. H ) Wiertz (Henricus) .. . Wiese(Albertus Henricus) Wiele (Andreas van de) 195. • (Michiel van de) Wigbout (Jacob) . . • . Wigen , Wigersz of Wig- gertsz (Cornelis) .. Wigeri (Johannes) . . . 196. • (Johannes) .. • (Pettus) . . . . - • (Wigerus) . . . • 197. Wigersma (Joh.Wibrandi) Wigerst (A. F..) . . • . Wigmana (Gerardus) . Wilant (J. J.) . Wilde (B. de) . . . . .198. • (Catrina de) .. . # (Frans de) • . . • (Gosewijn de) . . • (Jan Willem van der) of J. de Wilde) 199. • (Jacob de) . • (Maria de) .. . 200. # (Pieter.Willem Bartholomeus de).. • (A. de)., 201. • (H. W. de) . • (J. C. de) . • Az. (C. de) . • • 202. Wildeboer (E.) .. • •• • Wz. (S.) . . Wildeman (Jan Ernst) . • (M.) . . . . Wilding (R.) . Wildrik (R. S.) .203. • (W.) . • • . • • Wildscbut (Dirk Hen- drik) . . . ..... . Wildt (Adriaan 't) .. . 207. • (Hugo de) • • • • Wilfrid (St.) Blz. Wilhelmi (dr. Hierony-mus) .209. (Bartholdus) . Wilhelmina (Ftederika Louise). Zie op Wil-lem I . .1¦11.1. Wilhelmius (Wilhelmius) - • (Johannes) . 210. • (Wilhelmius) Wilhelmus Procurator. Zie Procurator .. .211. • Zie Guiliel­mus . . . . . • en Willem . Wilhem (David le Leu de) • (mr. Paulus Se- bastiaan de Leu de) . Wilkens (Theodorus) . . Willaerts (Abraham) . . • (Adam) . . .212. Willaert (Cornelis) . . • • of Willaerts nelis) . • (Isaac) . Wiliam den Maerle. Zie Dicksen .. . Willeboorts of Willeborts (Thomas). 'Le Bossaert Willebrordus .213. Willehadus . . . ... . 215. Willem I (Graaf) . . .216. • II (Graaf) . . . 220. • III (Graaf) .. . 223. • IV (Graaf) . . 229. • V (Graaf) . . . 232. VI (Graaf) . . .235. • van Gulik ...237. • van Kleef . . . 239. • I Prins van Oranj e 240. • II Prins van Oranje .• • • 246. • III Prins van Oranje .249. • IV Prins van Oranje .254. • V Prins van Oranje .256. • . Blz. Willem I Koning . . . 260. 11.George Frederik Prins van Oranje .. 264. • II Koning . . . 267. Graaf van Nassau 269. Loliewijk , Graaf van Nassau .. . • • 270. 11.Frederik.Graaf van Nassau . . . .. 273. A(I Bissichop van Utrecht. Zie Guiliel-MIS .. . . . 275. • II Bisschop van Utrecht. Zie Guiliel­rous . . van Enekevoert Zie Guiliel . us . . . • 11 van IJssairtein. Zie IJsselstein . . . . Bastiaansz. Zie Willem Bartelsz. • . • Witlems (Claes) . 517 Willemsen (Jacob) . . . 276. (Johannes).27—7. • (Jacobus) ,•. • (Jan) ... . 27•84 (S•) Willemsz ,(Adriaan) . (lleynrick Cor- Hock) as..(Joseph us) . .•.— a.(Johan) . • . ..-.... Ae (Jan) .279. IF.(Jan) .--= 'Fe (Volkert),. . . 2811. as.(Michiel) . . . as.(Korrnelis) • • a.(R.) . at.(V.) . Willens ( .) . Willers (A. C.) . . . . .— Willes (Bartus van) . .281. Willet (mr. J. J.) . . . — Willigen (A. van der) . — U..(Adriaan van der) . . at.(Pieter van der) 284. Blz. Williamsze (MHO . . . 285. Willibrand . . • . • --Willink (Daniel) .. 286. (Herman Angel- kot) ...... . ... 287. Wines (Arnold) . . • . . 288. Willmet (Joannes) . . ..--Willinck.. . 289. Willink (Wilhelm) . . Willir (F.) . . ..... (Theodorns) . . 290. Wilmar (Baron J. P. C.) — Wilmer (4. B. 1).) . . 291. Wilmerdonk (Johannes) — Wilms (Johann Wilhelm) Wilp (Sara Maria van der) 293. Wils (Pieter) .. . f,.(Jan) . ..• . • (P.) . . . • . . . . 224, Wilsenius of Wilsen (Abraham) ... . . ..--Wilson (3 ) .. . 295. Wilt of Wielt (J. T.) . 296. 11 (Ferdinandi de) . (Thomas van der) -­11 (Willem van der) — Wiltens (Nikol*as) . . 11.Jr. (Nicolaas) . 291. Wiltsdhut (P.) .... • Willemzonius (A.) . Wilrnerdonx (Simon) . Wernerus (Johannes) . Wimes (James) .298. Winckaert (Jan Catyn) (Jan) . Winckel (Job. Lead.) . Winckelman (Frans Carel Philip , Baron von) . (Jacoba Petronella) . .. . . . (O. R.F.W.) 299. I/( (Susarona Agneta).. . . • . . . Wind Boude;vij n Dob -belae r de) . . . .. . (Gerardus de).. 11.(G. de) . . . . • 300. *. Blz. Wind (Paulus de) . . . 300. • (P. de) . .301. F, (J. van Beek hoven de) . ••¦•¦••¦ • (Samuel de) .. . (mr. Samuel de) . Winden (H. van der) . 303. • (M. van der) . 304. Winhoff (Melchior) .. . Windsma (R.) . Wingate (E.) . Wingelen , van Winkel , de Wingle , van Win"-gen (Philippo van) . Wingen (Nicolaas van) • (Joost van) . (Jeremias van) 305. Wingendorp (G.) . . . Wingia (Deitze) . Wingine (Godfried van) Winkel (mr. Pieter) . . 306. ff((Philip van der) 1.1¦11. . . de) . • (Dr..Lammert Allard te) . Winschooten (Wigardus 308. Winsemius (Menelaus) . (Pierius) of Pier van Winsem . . • (Vitus) .. . 310. Winter (Abraham Hen­ drik) . (Adriaan de) . . (mr. Adriaan van) (Antonie de) . . (Carel Frederik) (F. D.) (Frederik) . .. (Feyo Udo) . . (Hendrik de) . . of Wynter (Hen- drik) . . . ..... . (Jan Willem de) 319. (J. H. C. de) 321. if.(H. de) . # • (Jules de) . Blz. Winter (J.) .. . . . .321. (Nlcolaas Simon van).• . • • • • • • . 322. • (Pieter van) . . 323. • (A • J. H.) . . , Winterinck (Barend) . . 324. Winteroy (N. van) . . . NCntershoven (Johannes) • (F. J.) .331. Wintershovius (Johannes) 324. Wipff . . . ..... ..331. Wirtz (Paulus) . . . • . 324. (J. C.) . Wisch (Hendrik Baander-beer van) .325. Wisel of Wiselius van Orkney (Edmund) . . .1¦1.1.• • of Wiselius (Adri- aan) ff(of Wiselius (Bruno) Wiselius (Barbara) . . . 326. • (Samuel) . . . . • (mr. Samuel Ipe- rusz.) .327. Wischa (Johannes ter) .331. Wissekerke (Simon van) Wis-el (Joost van der) . 332. Wisselpenning.) . . . Wissema (Sape of Sabi- nus van) . . . Wisseman (A.) .. .. . Wissenbach (Johan Ja­ cob) . Wissinck (Henric. van) 334. Wissing (Willem) . . . . Wissingh (Jan) Wissowatius (A ) . .. • Wit de Jonge (Abraham de) . // (Aegidus de).. . .335. (Cornelis de) of Witt • (Cornelis de) . . . . 336. • of Wittius (Daniel) 337.-# (E. de) . • (Jan en Vrederic de) • (Hermann us de) . . • (J. H. de).. . . . • Blz. Wit (Franciscus de).. 337. • (Frederik de) of Wildt en Wilt . . . . 338. ¦¦••••¦ • Jansz. (liaak de) . • (Jacob de) . • (Johannes de).. .340. 0••••• • (Johannes de).• • • (Johannes de) .. . • (Timotheus de) . . 341. • (P. de) . Witbols (M. H. P.) . . Witdoeck (Petrus Jose- phus) Witte v elde (Cleerbaut van) 342. Witgeest (Simon) • • • . With (Witte Corneliszoon de). 'Lie Witte (Corne- lisz. de) . .1.•••¦ • (Katharina Johanna de) . • (Hen riette Elizabeth de) ... . 343. • (Elizabeth en Ber­nardina Jacoba de) . • (Ludolfus de) ... • (Artus de) .344. • (Jan de) . ..• Withoos (Alicia) . • (Frans) . • • • (Johannes) • (Matthias) . . . • (Pieter) .. ..345. Withuys (Karel Godfried) Witkint.. . •.. . 346. Witlage (H. G.).• • Witmont (H.) . • •.Jr. (H.) . . • • Wits (Claes Jacobsz.) • . • of Witsius (Herm-nus) . . • . Witsen Geysbeek (Pieter Gerard) ..• •.. . . 350. Witsen of Witsz (Jacob) 352. • (Lambert Corne­lisz.).. . . . . . . . 353. • (mr. Jonas) • . • (mr. Jonas)'.. 519 . Blz. Witsen (Nicolaas) . . . 354 Witsen berg; (Michael) . • 359. Witt (mr. Andries de) . 361. • (Clara de) . • (Cornelis de).. . 362. • (mr. Cornelis de) • (mr. Cornelis) Heer van Jaarsveld . . . . 367. • (mr. Cornelis de) . 368. • (mr. Frans de) . • (mr. Gijibert de) • • (mr. Jacob de) . . 369. • (mr. Johan de) .. 371. • ,(mr. Johan de) .. 372. • (Johan de) . .. . 385. • Johan de) . ... 386. • %roost de) .387. • (Maria de) .387. With (Frederik de) . . • (Emanuel de) . . . • (Steven de) . ..388. Witte van Haemstede . • (Adriaan de) . . . 389. • (Cornelis de) . •• • (Jan de) . •.. • (Johan de) . . . . 390. • (Michiel Witte de Ruiter de) . . • (Lieven de) • (Nicolaas de) • (Pieter) ..391. • (Pieter de) . • • (Petrus de) . . • (Theodoor de) . • • of de With (Witte Corneliszoon) .392. • Jansz. (Vreeswijk de) . 396. • (Gerhard) of Candi­dus) . • (Adriaan de) .. . • van Citters (Jhr. mr. L. de) . . . . . •.--- • (Jacob Eduard de) 397. • (Jan de) • (Maria de). Zie Maria de Witt ... Blz. Witte (Joan de) . • . . 39V% Wittebroodt (Mtirtin) . Wittel (Kasper van) .. Wittem (Henr.) . . . . . 398. Wittenhuis (Augustints) — Witten°Orn (Cornelis) • Witteveen (Frederik) . Wittewrongel (Petrut) . 399. WittichitiqChristophorns) 0.(Jacobite) . . ti 401. Wittigs ((Pieter) Woelwijk (J.) .. . . . 402. Woensel (Jacob vai) . . (1. van) . . . (J. van) . a.(Pieter van) . (Petronella van) 403. Woerden (Heilman van) :— , (Hugo Jansz.) 404. Woesthoff (A. A.) .. • 405. Woeethoven (Catharine Rebecca) .508. 7,.(Maria Pe-tronella) ..... 405. 520 Blz. Woltchodt '(Hendrik) .. 410. Wolterbeek (Johannes litonardus).. . • (Jan Izaak) . 411. • (Jan David) . • (Constantijn.— Johan) .. . .... • Woltering (D.) .414. Wolters (Johann Hero mann Gerhard) . • • a.(Het riette van Pee) ... . . . . . • • • (Herman) . ..415. • (Stephan us . . . Wolzogen (Lodewijk) . . — Wolde (Leonard van).417. Wommel (Cypr. fitapert van). Zie Vomelius . Wonder(Pieter Chriatoffel) Woon . 418. Woordhouder (Touissant) — Woordt (Antony van der) Wopkens (Thomas) . • • 494. Wor (Dirk) .419. Woertman (Dirk) ....— Wordanus . . . .... . Woeetine (Ropier van dei) Wolbersius .(hhannes) . 406. Wolde (Leonardus van) . Wolf (Jacob de) • • • • (A.) ...... (A. de) . Wolferdus (Michael) . Wolfed , Wolfersz. cif Wolfaert (B,) . . . ,• 407. Wolff ( itldriaan).. . . • — Benjamin) .. . 408. (Elizabeth)..Zie Deken (Elizabeth) . 409. a (Hendrik de) . . , (J. S.) .— Wolfarts'z .(Gerrit)) . . . 410. Wolfs (Job. Christ.) . Wolisen (Aleyda) . . Wollebius (Joh.) . • • s. Wolpliitit (Job.) . • • r. Wolshoven..) . .. Worm (Nicolaws van der) Wormer (Henricus) of Wormerianus . . • . . 420. Wood (Jan Cornelis). Zie Woudanus (Jan Cor-nelis) Woudanus (Jan Cornelis) Woude (J. van ,der) . . • (Cornelis vain der) , en Watmond (Jan van den) . . . . . . . I, en Warmond (Ja- cob van den) .421. Wouter Verhae . • Woutelaars (H.) • . . • 422. Wouters (Roelof) .. • (Wybe) ..— (Jaaoba).. . . of Woutiers (Mi- chelina) . . ..... Woutersz (Jan) . . . .423. (Kryn) • • . . Blz. Wouwer (Christiaan van de) . 423. • (Johan van de) of Wowerius . • (Christiaan van de) . 424. Wouwerman (Jan) . . . 425. • (Paulus) . . • • (Paulus) . , • (Philip of Philippus) . • (Pieter) . .427. Wrangel (Carel Gustaaf) ­Wright (S.) . . . ... . 428. • (Benjamin) . . . Writs (Willem) . Wtenhogaert (Johannes) • Wten broek (Mozes). Lie Uithoeck ( Hey ndrick) 434. Wttewaal (mr. Hendrik Asuerus . • (Gerard) . . 435. eg,.(Jan) .436. Wubbels (Jan) .. 438. Wubben (Frederik Al- lard Ebbinga) ... . 495. Wuchters , Wugters of Wogter (Abrahem) . • • Wuchters (D.) . . . Wudrian (V.) • Wulfaert ( Adrianus) • • • Wulfraat (Matthys) . . . 439. • (Margaretha) • -Wullen (mr. P. van) . . 440. Wurtz (F.) . Wust (Christoffel) . •• 460. • (Alexander) . •• . 495. Wuyster (Gerardus) . . . 440. Wuytiers (Cornelis Johan- nes Brachman) . . . Wuytz (J.) . Wij (Gerrit Jan van) .441. Wijbo (Joris) of de 'fla- • ming . Wybode (Jacob) . . . . 460. Wybrandt (Michiels van Beetgum) ...... . 441. Blz. Wijek (Jhr. Carel van der) . 441. • (Thomas) . . . .460. • (Jan van) . . . .461. • (Jan van der) . . (Adriaan van) . . • (Wilhelmus Hen-ricus van) .462. • (J. van) .. . . . 463. • (Michiel Antony van Asch van) . . . - • (Hubert Matthijs Adriaan Jan van Asch van) . Wijckenburgius (Theodo-rus) . 467. Wijckersloot (Johannes van) . • . . Wijck buys (Charles) • • Wijdtmans (N ) .• Wijelant (Guillaume) Wijenhoven (Pieter) • • Wijers (Jan) . • (Matthijs) . . . . 468. Wijk (Joan van) . . . • Jacobusz. (Roeland van) . • • Roelandsz. (Jaco-bus van) .470. Wij kerslooth.(Corneliu Lodovicus Baron van) 471. Wijmes .473. Wij n ( Hendrik van) .-Wij nalda (Age) .475. Wij n an ds of Wij nants (Jan) • Wij nandts (Willem) . . . 476. Wij [heck ( Abraham) . . • (Henricus) .-ij Wnbergen (Johan van) 477. • (Johan van) N (Seward of Zybert van) .• • (Ditmar van) ..... . . . . 478. Wijnckelman (Isaac) . . Wijnen (Dominicus van) 479. - Blz. Wijnen (Oswald) . . . . 479• • (Geeraert of Ger- rit) Wijnendalc (Arent van) 480. Wijngaerde (Antonie van den) .. . . . . . . Wijngaerden (Daniel Om von) a.(mr. Floris Oem van) . • (Jacob Oem van) .482. • (Jacob Oem van) . • (Bernardus) Wijngaerdt (Tobias Go- vertsz. van den) . . . 488. Wijngaard of Wingaard Wijnkel (P. van) . . . Wijnkes (Johannes) . . . 486. Wijnkius (Charles) .. Wijnpersse (Dionysius van de) .. . .... • (Jacobus Thiers van de) . . . . 486. 522 • Blz. Wij npersse (Johannes Hulsius van de) . .486. a.(Samuel Jo-hannes van de) . • • Wijnstock (Pt.) . . .. . 495. Wijnsz (Jelle Adriaansz.) — Wijntrack ( ) . . • • . 496. Wijs (Ary) . . (Hermaunus) • • • • (Jacob) .• -- • (D. of D. de) . . 497. , (Albert de) . . • . — Wijse (Joris de) . . . . 498. Wijsman (J.) . . . . . ..Wijssing ( ) .. . . . .. — Wijt (Jacobus) . . . . . — , (Johannes) . . • ..—.. Wijten (Gerard) • -..,. Wijtfelt (Geryt Jags& van) 499. Wijthama (Jelle Sybes van . . Wijtman (Mattheus) . . — Wyttenbach (Daniel) . . • (Jeanne Ga-lien) ... 506. MGR APHISCH WOORDENBOEK. DER NEDERLANDEN. X. XAVERY (ALBEiT), beeldhouwer, van wien twee levens­groote Stroombeelden vermeld worden door K r a m m. Zie v. d. Will ig en, Lev. d. schilders, 1V, 138. XAVERY (FRANciscus), noon van Jan Baptist X a v e r y (die volgt), te 's Hage geboren, leerling van zijn oom e-rard Josephus Xavery en Jacob, de Wit te Amster-dam, vestigde zich eerst te 's Hage, waar hij in 1768 als lid van Pictura werd ingeschreven, vervolgens te Amsterdam, eindelijk te Rotterdam, schilderde bevallige landschappen met beeldjes en beestjes gestoffeerd. Ook beschilderde hij waaijers, een heerschende mode, die aan vele kunstenaars werk verschafte. Zie v. d. Willigen; Immerzeel; Kramm. XAVERY (GERARDus Joszmus), broeder van Jan Baptist X a v er y, te Antwerpen geboren, werd in 1.741 lid van Pictura to 's Hage. schilderde landschappen met beelOjes en beestjes gestoffeerd. Op de verkooping van J. 0. Hu sly te Amsterdam waren van hem twee galante stukjes, zijnde Arlequintzdes, in den mask van W atteau. Bij P. Schenk e te Amsterdam verschenen de volgende etsen 'van hem .dayi dige verzameling van koorddanaers, goochelaars, kunst. springer& 4°. Het nieuw geopende Italiaatisch tooneettnet Arkquinades,met Roll. en Franaohe . verzen van Van Halen, 17 blz, met titel. 4°. aangeboden , welke post hij den 17 September van dat jaar met eene Or. de sentiendi dicendique cum libertate tun medestia atque huius ntriusque virtutis philosophia inprimis necessaria conjunction aanvaardde. Als aftredend rector Meld de Waal in 1819 eene 07. de variis ethicae principiis cognoscendis a philosophis proposals enunciandi fortnulis magis quam re dis­ sentientibus, en in 1822 droeg hij , wegens ongesteldheid van den rector Bakker, als prorector het rectoraat over met eene Or. de corpore humano facto ad explicationem mentis intelligen­tis. Een hevig lijden van eenige maanden sleepte hem den 1. December 1849 in bet graf. Zie Prog. inaugur. ; F. 0. de G r e u v e , Levensber. van C. de W. in Handel. d. Maws. v. Ned. Letterk 1850 , bl. 131— 137 ; Gedenkb. van Gron. , bi. 113 ; Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 136, 137. WAAL (FRANcIscus Nicola' DE) was in 1620 predikant te Almkerk , en is in 1630 te 's Hertogenbosch overladen. Hij scbreef: Practijk des Gebeds. Amst. 1662 v. Triumph der waarheid door Stephanus den eersten Martelaar. Amst. 1657 4°. Geestelijke Gedichten. 1645 4°. Hemelsche melodie. 8°. Zie de Jongh, Geld. Predd. , bl. 447 ; Abcoude, Naaml., bl. 398. WAAL of WAELE (FRANc DE) was een der zes aanzienlijke burgers die te Amsterdam de hervorrning bevorderden. Hij moest dientengevolge zijn vaderstad verlaten en in den vreemde een veilige wijkplaats zoeken. Zie Wagenaar, Amst., D. IL bl. 355; Kok; Verwoert. WAAL (ADOLPH VAN DE) , heer van Moersbergen , lid van de ridderschap van Utrecht , werd aldaar geboren. Hij was de zoon van Bartholomeus van de Waal, werd in 1606 in de ridderschap beschreven en later raad in den hove. Als vertrouwde vriend van Oldenbarneveld, was hij bij de staatsonlusten in het laatst der 16e en in den aanvang der 17e eeuw zijn partij toegedaan. Hij is met Berkhout en anderen near Leeuwarden gezonden om de regering te hand-haven , droeg kennis van het voornemen dat eenige Hollandscbe regenten deel zouden gehad hebben aan het plan om zich van Woer­den en andere plaatsen te verzekeren, en handelde benevens andere Utreohtschen met de Hollandsche pensionarissen in de vermaarde doch nimmer volledig ontwikkelde bijeenkomst ten huize van den klerk Tr e z e 1 te 's Hage. Na de afdanking der waardgelders te Utrecht , werd hij met drie heeren uit bet lid der edelen gezet , gelijk hunne vaders of grootvaders met gevangenis ver- 2te v. • Wi.Immerreel; Kramm; N. Fries. Volksakes. voor 1856, bl. 76; Navoracher, D. XIX, bl. 151, 858. XAVERT (PIETER, of P. R.), beeldhouwer, van wien te Utrecht nog vele boetseerwerken, alle uit het buitenverblijf Zijde-Balen, berusten. Het gebouw over de Papengracht het wapen der dad Leijden is aan beide zijden versierd met zitten de beelden, voorstellende de Geregtigheid en Voorzigtigheid in 1672 door X av ery gebeiteld. Kramm bezat van hem een fraai geboetseerde en gebakken groep, voorstellende Maria met he kind Jezus en Joseph en andere. Zia v. d. Willigen; v. Mieria, Beschrifv. v. Lein, 1, e; t/InVolksalm., 1851. XAVEJY (2.). Van dozen bezat Braamcamp eene tee­kening, voorstellende eene herderin, met verscheidene beaten, en een landschap, een watertje doorwadende, naar N. Berchem, 1761, dat op de verkooping der teekeningen van Bien kunst­liefhebber f 8,15 gold. Zie Kramm. u. YAER (JAmEs), leeraar bij de Schotsche gemeente te Kamp. vere, gaf in het licht Kerkreden, uitgesproken in de Engelsche kerk van Afiddelburg, op den 6de4 van Her Istmaand 1.761, toen het orgel voor de eerste maal onder he kerkgezang speelde. In 't Eng. en Ned. over elkander. Middelb. 1762. Zie Steven, Hist. of the Scottish church, p. 294; Boekz. d. Gel. Wer., 1762, a, bl. 253. TJCK (CoRNEus VAN), te Amsterdam geboren, ontving van zijn vader, grootvader en ooms onderwijs in -het yak van scheepstimmeren. Gedurende vele jaren oefende hi' zich er in, verwierf groote kennis en bekwaam.heid, -gr en a in het licht .De Netierlandse scheepbouwkanst j opengestelt, vertoonende tia wat repel of eventedigheid in Nederl. meest alle schepen tear-den gebouwd ; ?aids marten, seilen, ankers, touwen enz. dicer aen gepast: 800 uit de schriften van order de ,longer bouwmeesters, ale ookeeigen ondervindinge, tot nut van alle jonge bouw-meesters en knegten oz. De.Ift.Amst. 1697 met veie p1. in fol. Men heeft een uittreksel uit dit werk in 't fransch ver-1.* taald met vele stukkon uit andere Nederd, sehrtivers, ale Witzen, Allard, enz. Amst. 1719. Zia Abcoude, Aaxh., M. 240; Verwoert; Kobus an do Rive- court. IJCICBERG (P.) gaf in het licht : De Bazuyne van Sodom en Oomorrha. Amst.'- 1659. 1$°. zie Abcoude, t. a. p. bl. 240. YDS ]IEINSZOON, grietman van Gaasterland, stierf den 8den Maart 1 579 en werd te Harick begraven. YDSEN (RirrN), zoon van den vorige, werd in 1576 griet van Gaasterland, en door het yolk van Sonoy, bij gelegena heid van een strooptogt in die grietenij (willens of onwillens), thedegenothen. In 1680 gaf hem de graaf van Hohenloo last om eeti vaandel speerruiters in de Zevenwolden aan te wer­ von, dat door Ri en k van Cam m i n g h a in de kerk to Roordahuizum werd. gemonsterd. Bij de belegering van Groningen, door Hohenloo in hetzelfde jaar ondernomen, was hij met zijn vaandel waalsche soldaten, benevens nog 5 andere, in de voorhoede en werd vervolgens door den veld- heer naar de schans te Aduard gezonden, welke hij, na een dappereu tegenstand, moest verlaten en zich met het over­ schot zijner krijgsbende, naar den Opslag bij Delfzijl begeven. Het volgende jaar verdedigde hij met den Deenschen bevel­ hebber S t e y n Malt es, die daarvoor met een keten, ter waarde van f600 werd beloond, met een gelukkig gevolg de schans te Nieuwe zijl. 33ij een inval van het yolk van V e r d u g o in Gaasterland, gelukte het hem de plunderaars, die vooral te Balk slecht huisgehouden hadden, op hun te­ rugtogt over de Tjeukemeer te onderscheppen, en den buit en de gevangene weder to ontnemen. Hij overleed den 17deu Februarij 1584. Zie scho tam's, Hist. ,v. Fries1., bl. 791, 859, 861, 892, 924; V. Wawa. v. Orietm., bl. 379. YDZARDA (BAER*. Zie ID ZA.ERDA. YEMANTS (Matunicrus) en Jacob Jacobs van der Meer bezorgde 10 Jan. 1477 den eersten Nederlandschen bijbel. Zie Moll en V. de Hoop Schaffer, Studios en iklagns, bl. 54; Boxhorn, Yd. Hist., bl. 179. YLPENDAM (JACOB vAN). Zie ILPENDAM. WAN (hoop), pensionaris van Bragg., afgevaardigde tor vergadezing van de Algemeene Staten, waar zijne dienat in vele gewitige aangelegenheden gebezigd word. _Hij teekende de Unie van Brussel, 1577. Hij komt meermalen in de Notulen der Aigemeene Staten voor. Zie J. C. de Jong°, Mitt v. Brussel, bl. 73. IJNTEMA (JACOB WIJBRAND), te Amsterdam in 1779 ge­boron, was, gelijk zijn vader, boekhandelaar, uitgever en redacteur der Vaderlandsche Letteroefening, die zich reeds bijna 120 jaren staande houdt. Hij plaatste in dit tijdschrift vele gedichten, meest puntdichten van zijnen luimigen acrd. Hij behoorde tot de Doopsgezinde gemeente en overleed op zijn buitenverblijf to Arnhem den 16den Febr. 1858. Zie Handelablad 10 Febr. 1858 ; Kobus en de Rivecourt. YPELAAR (ABRARAm), zoon van Jacobus Ypelaar, schipper of kapitein der 0. I. Compagnie en Al ida van R ij s c h o t e n, werd den 3den Mei 1 736 te Amsterdam gebo­rens Hij werd opgeleid tot diamantslijper, welk beroep hij eenigen tijd als meester heeft uitgeoefend, tevens in diaman­ten handel drijvende. Reeds voor zijn zestiende jaar begon hij lust te krijgen tot het nasporen en beoefenen van de na­tuurlijke historie der insecten en de werken van L e e u w e n-h o e k, Swammerd am en anderen •te lezen. De voorwerpen door hen beschreven of afgebeeld waren voor hem zoo vele sporen tot verder onderzoek, en die zelve to beschouwen. Hij kwam destijds in kennis met d e M o 1 en van der H a-g e n, die zich niet zonder lof met het vervaardigen van mi­croscopische voorwerpen bezighielden, en de lust ontwaakte ook bij hem hierin zijne krachten te beproeven, daar hij zulks het beste middel oordeelde, om aan zijn zucht tot on­derzoek der voor het oog verborgene wonderen to kunnen voldoen. Geholpen door zijne verworvene bekwaamheden, als diamantzetter, in het behandelen en bewerken van kleine voorwerpen, bragt hij het in dit yak tot zulk eene hoogte, dat men de door hem vervaardigde voorwerpen boven die der gemelde personen stelde ; tevens slaagde hij allergeluk­kigst in het anatomiseren van kleine insecten en stelde daar­door veleverborgenheden voor het gewapend oog zigtbaar, waaraan niemand zijner voorgangers scheen gedacht te hob­ben, ten minste nimmer door hen werd ten uitvoer gebragt. De voor vele ingezetenen van ons vaderland verderfelijke oorlog met Engeland in 1780 had hem, die destijds het diamantzetten verwisseldhad met den handel ter zee, zulke zware verliezen doen lijden, dat hij zich genoodzaakt zag, door zijn kunstarbeid, eon middel van bostaan to zoo.. ken..q arbeiddie to zamea met M a rti.a.us-38 as; !IN miens j Owieagijk vermogen door hem in, ipo t a a r haithi belegd, ook geheel verloren was. kreeg yaw, Wen een fabrillgraaftip atrok15.ing ; hetgeen tot . hiertoe stukswijze was behandeld, word nu weer systeinatisCh. tot klassen en socirten .gebragt. drie . liken der natuur werden nu voorwerpen hunner nasporing en bewerkg• Alper dan 2.0 ,groote kabinetten werden iloor hen 'pan ver­mogende liefhebbers afgeleverd, Wmr eon* bonderden werpen (de allergrootste tot . .1800 stuks toe) inVvdende, ale ”kleine insekten, .de uit- en . inwendige deelen van eenige derzelven, vischschubben, houtsneden, praeparaten, , van hees­iers, plaaten, bloemen, zaden, vliezen, pluizen en ki.emeu, plantdieren„ zeeplanten, koraalgewassen, schelpen, geheele en doorgesneaene horentjes, steenzwammen, zanden, delfstofren, ale goud, zilver, koper, ijzer, tin- en loodertsen, halve me­talen, dropsteenen, versteeningen enz.", alles op de keurigste wiize geschikt en ingerigt, om „door het micrOscoop, hetzij als ondoorzigtbare of doorzigtbare voorwerpen beschouwd to worden. • gene groote menigte kleine kabinetjes en laadjes zijn, be- halve groote kabinetten, door hun aan liefhebbers en geleer­ den, ook buiten 's lands afgeleverd. Zij zonden eenige proeven van hunnen arbeid naar de openbare tentoonstelling van kunsten en handwerken, op last van 't gouvernement, in 1806 to Utrecht geopend. Huiine microscopische voorwerpen trokken aller aaudacht. Vooral deed. zulks een laadje met 36 voorwerpen, waarvan de meeste met het ongewapen.d. oog niet konden gezien wor­ den, en de glaasjes zich a,an hetzelve als ledig vertoonden, die b. v. de teeldeelen van en bloedvaten van vlieg, mug, Luis, vloo bevatten, alsook de oogvliezen der kleinste insec­ ten, waarin het getal der facetjes bewees, dat de meeste insecten meer dan 3000 oogen hebben (dit laadje moest 108 Olden). Vooral werden deze voorwerpen door den hoogleeraar R o s- s ij n bewon.dert en de Minister van Binnenlandsche Zaken schwa aande-vervaardigers een iilveren medaille, en kort daarna ontvingen zij last een kabinetje van microscopische voorwer­ pen te. vervaardigen. Vreemden kwamen zoo uit Duitschland als uit Frankrijk hun atelier bezoeken, en werd hunnen naam meer en meer beroemd. Beide kunstenaars overladen na een Zoom van Huiertua Sas en Anna Loman, te Agnstallim sO Jan. 1754,geboran, leading van Ype lass. ziekte van weinige dagen, Ypelaar den Eden December en S a s 24 uren daarna den 7den December 1811. Of Y p el a a r nagelatene beschrijving der natuurlijke his­torie van de menschenluis, de vloo, de gaasvlieg en de wal­vischluis met de afbeeldingen van G. Jong elius zijn nit-gegeven, is ons onbekend. Zie Ala. I. en Letterb., 1811, p. 403-407 ; 1812, bl. 210-216 ; Jaar­boeken V. d. Staat d. kunsten en wetens., St. II, bl. 198; Kobus en de Rivecourt. YPEY (ANNAEus) werd den 248ten September 1760 te Leeuwarden geboren, volbragt zijne theologische studOn aan de Friesche hoogeschool, en aanvaardde in 1784 het predik­ambt bij de hervormde gemeente van Jutrijp en Hommerts, onder de classis van Sneek, vertrok in 1788 naar Suawoude en Tietjerk, in 1790 naar Oenkerk, Geekerk en Wijns, in 1793 naar Gapinge op Walcheren, en aanvaardde in 1794 het beroep naar Sas van Gent. Deze plaats hadden de Fran-schen z66 geteisterd, dat hij 'loch pastorii, noch kerk vond. Hij nam dus zijn verblijf te MiddeIburg, waar hid twee jaren ambteloos doorbragt. In 1795 nam hij het beroep naar Ethen en Drongelen in Noord-Brabant aan, en in 1799 werd hij tot hoogleeraar in de kerkelijke geschiedenis to Harderwijk benoemd. Hij aanvaardde zijn ambt den llden Junij 1800, met eene oratie de vera religione, humanitatis sensui ubivis gentium excitando apprime accommodata (Harder. 1800). Of­schoon hij, naar den letter der toenmalige staatsregeling den titel van hoogleeraar in de godgeleerdheid niet mogt dra­gen, gaf hij echter privatim theologische lessen, en nam zelfs, toen P area u de Geldersche hoogeschool had verlaten, met zijn ambtgenoot Clarisse het onderwijs in het oostersch op zich. De kerkhistorie bleef echter zijn hoofdvak, waaraan hij zich geheel wijdde, 'tgeen zijn rectorale oratie, qua osten. ditur, religionis opinionem aped omnes genies iisdem niti fun­ damenti8, ten voile bewees. Ten de Geldersche hoogeschool was opgeheven, werd hij in 1812 door den grootmeester der keizerlijke universiteit tot hoogleeraar in de theologie to Groningen benoemd, welk ambt hij aanvaardde met eene oratie de studiis theologiae dogmaticae recce _ regendis (Gron. 1813). In 1831 werd hij emeritus en in den nacht tusschen 4 en 5 April 1837 overleed hij ongehawd. Hij was een zelfstandig godgeleerde : de beodening der kerkelijke geschiedenis was echter zijn sterkte. In 1798 gaf hij to Utrecht in het licht : Belcnopte letterkundige geschiedenis der systematische leerdheid„ 3 din. 8°. Heogere waarde echter heeft zijne Ge­schiedenis der fkristelijke kerk in -de achitiende auto. Utrecht 1812. 12 dln. 80. Voorts gaf hij met den hofprediker J. J. Dermout: Geschiedenis der Nederlandsche Hervornade kerk. Breda 1819. 4 dln. 8°. tkogOgewigtige bijdragen tot de -algemeene of de 'Ceder, Vervolg op.Hamelaveles hmilsphe -kerkgeschiedenis zijn ook zija algemeene kerkekke geschiedenis der christens,; ,Beknopte ge­schiedenis van ,de hervorming , der christekke kerk in .de 16de eete. Gron. 181; Leerrede ter gedachtenis Van de groote vets­itienden der Nederlandsche vaderen, beirekkekk het, kdvak der kerkhervorming met aanmerkingen en bOonderheden uit de ker­kekke geschiedenis. Ald. 1817 ; Geschiedenis van het Patronaat- anders genoemd kollatie-regt, in verband met het christekk kerkbestuur. 2 dln. Breda 1829 ; Historisch berigt van de overgave . der ilugsburgsche confessie. Gron. 1830. Als kerkredenaar stond hij niet op gelijke hoogte als de nitstekende redenaars van zijn tijd. Hij gaf slechts eene leer­,rede in den bundel van 21kadernische leerredenen. 1832, eene iikademische leerrede ter gedachtenis van den Hoogleeraar H. Nuntinghe. Gron. 1824 en Akademische leerrede ter gedachtenis .van. 2'. d.. Clarisse. Ald. 1829. Tot zijne godsdienstige werken behooren : Verzameling van eenige, op een evangelischen toon gestelde Psalmgezangen, uit onze gewone berijming gekozen. A mst. 1806 ; Zedeboekje voor christelijke dienstboden. Leeuw. 1790 ; BOel­sche geschiedenis, een leerboek voor kinderen. Utr. 1818. 2de uitg. ; Bedestondrede op een Dank-, Fast- en Bededag. Gron. 1814. 8°. Groot waren zijne verdiensten als beoefenaar der Neder­duitsche taal- en letterkunde blijken zijne Taalkundige aan­merkingen over verouderde en min verstaanbare woorden in de Staten•overzetting des Bijbels. Gron. 1807 ; het daarop met W. C. A c k e r s d ij c k geleverde Vervolg. A ld. 1811 : Be. knopte geschiedenis d. Nederlandsche tale. 2 dln. Ald. 1832. Ook elders vinden wij belangrijke proeven zijner taalkundige studi6n, zoo als in bet Taalk. Magazyn van A. de J age r. Proeven van taalkunde uit een in het oud Nederduitsch geschre­ven werk van den Carolingischen tijd (Psalmen), vervolgd door Clarisse. Behalve dit alles gaf hij in den Almanak voor de Akademie van Groningen voor 1816aanteekeningen op de oll. verta- 1-1 ling zijner Or. de studii s theologiae cet., beerkte hi vv j met Mr. H. C. Feith de oudheden van Groningen en het Goorregt. Gron. 1836 en gaf hij met een Voorrede en Vervolg J. J. T. Sohmid: Kort begrip der christekke kerkgeschiedenis voor volk en jeugd. 2 dln. Gron. 1818, 1819. 348 druk. Zie H. C. van Hall, Oral. Beet. in Anal. ..efead.:Gron. 1836.— 1887, p. 17; 13 owns; Xenon Claris*, p, 63; Ds a., sisal., d., G.M. Hooges., D. II, bl. 461, 529, 612, 630; Si egenbeek, Aanspr. by de Maats. van Ned. Letterk., t. a. p. 1837 ; v. K a m p e n, Gesch. d. Ned. kunst en wetens., D. II, bl. 546, III, 217; .lanh. op Nieuwenhuis, IX, bl. 513 ; Glasiu, Godg. Nederl. ; Muntinghe, Acta saec.: Gron. i gedenkb.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt: Eekhoff, Bibl. van Leeuw., bl 24, 69, 93, 311; D e z., Museum der sted. kunstverz., bl. 34, 54, 211; Mulle r, Cat. v. Portr.; Cat. d. Maats. v. Ned. Let­iterk. (Res.); Kunst en Letterb., 1837, 1, 262; S e pp,Praym. Gesch. (Reg). YPEY (ADOLPH:is), zoon van ‘Nicolaas p p y, .d.d. 14 , Junit 1742 te Franeker gbborkt, bezocirt aldaar .1762 de hoogeschool en Word 5' jaren later met eene distertatis de ire,. tot . A. L. M. ' et 'Phil. Dr. bevoiderd, bij gwelke . ge!.. logenheid hij tot aanmOediging van de 'Staten van Friesland een premie van f 250 ontving. In 1760 'pronioveerde hij als, Med. .dr. met eene dissertatie de putritudine, vestigde zich in zijn geboortestad, verkreeg spoedig een lectoraat in de botanie (1772), waarbij 4 jaren later gevoegd word dat van medicinae legalis en in 1779 van anatomiae. In 1785 word hij professor . in de wis- en krijgsbouwkunde met den titel van med. en anat. prof. Zamenloopende oinstandigheden veroorzaakten dat eerst zijn inhuldiging in 1788 plaats had. Hij sprak toen de Frisiae salubritate nativa optimaque eandem conservandi augendigue ratione. In 1795 als vriend van het huis van Oranje van zijn professoraat ontzet, vestigde hij zich als geneesheer te Amsterdam en werd in 1805 in zijn eer en waardigheid to Franeker hersteld als med. inprimis pa­thologiae et praxeos professor, welk ambt hij aanvaardde met eene cede de praecipuis quae nostra inprimis aetate inclaru­erunt, medicorum systematibus. In 1812 beriepen hem cura­toren der Leidsche hoogeschool tot opvolger van N. Para­dijs, en aanvaardde hij zijn professoraat met eene oratio de incrementis guae a medio inde seculo X VIII cepit medicina. Hij overleed 28 Febr. 1820 en vond in den hoogleeraar Smallenburg een waardig vereerder zijner nagedachtenis. Zijn portret is door L. Portman in 't koper gebragt. Hij schreef Introductio in materiem medicam. Leyd., Amst„ Utrecht 1800. 8°. Principia anatomico-physiologica, L. B. 1817. 8°. Frincipia Anatomico-physiologica. L. B. 1817. Elementorum medicinae practicae, editio posthuma. Ad manu. scripta defuncti anctoris reducta et aucta studio D. J. Braber, cum praefatione M. J. Macquelyn. L. B. 1818-1827. 4°. Institutio medicinae practicae. .L. B. 1819. - Systematisch handboek der beschouwende en werkdadige schei-lamde,. ingericht volgens de leiddraad der chemie voor begin-nende liefhebbers door IV. Henry. Amst. 1804-180 7'. 5 dln.' Verbetering en bijmegsels tot het systematisch handboek der beschouwende en werkdadige scheikunde, ingericht volgens den leidtIrsad der chemie voor beginnende riefheBbert van 71"..ffenrp om te ditnen tot opheldering en uitscheiding van gemeld ?Perko. Amst. 1808-1810. pl. 3 dl n. Handleiding tot de physiologie, ofte tot de kennis van het maaksel en van de ?perking der deelen, uit tvelke het mensche­hyke ligchaam is te zarnen gesteld. Amst. 1809. Verhandeling over de opslorpende tepelen der plantgewassen , 1773, b1. 363. in Verh. v. h. Zeeuwsch Genootsch. Verhandeling over de vraag : welke zijn de gesehiktste mid-. delen om den gemeenen man en ons vaderland, zoo ten platte . lande, als in de steden tot het gewillig gebruik maken vnn de inenting der kinderpokjes aan te moedigen en om deze praktijk: op de minst kostbare wUze, zonder gevaar van de besmetting tee verspreiden, aan hun toe te dienen in Verhand. v.h.Bataafschi Genoots. v. Proefonderv. Wijsbeg, 1779. D. TV, bl. 99. Vertoog over de voortrehrelijkh,eid van de inenting der koe.' pokken boven die der natuurlijke kinderziekte. Amst. 1809. Aanmerking van de ademhaling in Verh. v. d. Holl. Meats.. 1782, bl. 199. Algem. Kunst en Letterb. 1797, D. VII, St. 2,•bl. 152,.193. Vervolg op de 600 afbeeldingen der artseq-gewassen. Amst. Sept. 1801-1811. 8°. 65 Tab. .near het leven, ,gekl. met derzelver Nederl. en Lat. beschrijving, le deel. Aanmerkingen aangaande de bate manier, om het afkooksel van den koortsbast te bereiden in Algem. Konst- en Letterb. 1819, D. XIX, 3t. 2, hi. 241. Jets over den oorsprong en het gebruik der veerkrachtige bars of het caoutchouc. Ald. 1807, B. XVII. St. II, bl. 437. Aanmerkingen over de ligging van zieken bij het zetten van kksteeren. Ald. 1807, D. XVII. St. 2, bl. 178. Aanmerking aangaande de betrekkelUke eigenschappen van sommige kwikmiddelen. Aid. 1808. D. XVII, St. 2, bl. 445. Bericht aangaande eene gemakkekke en voorspoedige uitdr#- ving van een lintworm. Ald. 1802, D. XII, St. 2, bl. 359. Bericht aangaande de uitwerksels eerier doorgeslikte omge­ kromde speld in de keel, slokdarm en maag. Ald. 1797. D. VII. St. 2, bl. ,324. Verdediging der leere van de nieuwere scheikundigen, aan­gaande de oorzaak der dierkke warmte bij heetbloedige dieren. Aid. 1799. D. IX. St. 2,, bl. 77. ..51anmerkingen aangaande de ,geneeskundige krachten der ge­ oxygeneerde zelfstandigheden. * Aid. 11/4801., D. XI, St. 2, bl. 878.. -. Aanmerkingen over den aard der uitwaasemingen van bedor­ven water. Ald. 1782, D. IV, St. 2, bl. 438. iintwoord aan .1. P. Michell, strekkende tot verdediging der denkbeelden des sekrUvers ,aangaande de 8chadelyklield der dam- 11. pen ,van rotund water in iiken. Tad. Letteroef. 1783.. D. V. St. 2, bl. 53. Verhandeling over de kwijling der kmadaarelige te. semen-vloeVende pokies in Verh. v. k. Genoots. servandis livibus, 1777, bl. 87. Verhandeling over he uitwendig gebruik en misbruik van Spaanech,e vliegen in het algemeen en bijzonderlijk met betrek­king tot de vlek- of rotkoortsen, welke sederi eenige jaaren in one vaderland zoo eterk gewoed hebben. Ald. 1776, bl. 89. Verhandeling over het onderecheid tusschen delfstoffekke en plantenzuren en over den invloed van dit onderecheid op de geneeskunde. Ald. 1781, bl. 1. Verhantdeling over het ligchamekk levensbegintel in IVerk. v. h. .Bat. Genoots. v. Proefonderv. Natuurk. 1783, D. VI1, bi, ,61. Handboek der materiel medica ofte aanwijzing der kentekenen en kragten .der voornaamste geneeomiddalen enz., ,00k dienende tot bevordering van het gebruik der Bat. Apotheek. Amst. 1811. Tweede, verbeterde druk. Amt. 1818. Handboek der materie8 .medica, verbeterd en met de nieutcate ontdekkingen vermeerderd, uitgegegen door H. Booscha. Dordr. 1830-1831. lets over de gevolgtrekkingen, welke men uit 8092274i 6 ver­ schipselen, die bj eenige misgeboorte wordenwaargenomen,met betrekking tot de werkzaamheden deb herzengestel in den gezon- den .staat van den memsch nag afteiden in Hedend. Vad. Bi­ bliotheek, 1809 D. V. St. 2 bl. 393. Waarnemingen van eenige stoffen die de verrotting bevorderen of tegengaan in Verh. v. d. Roll. Haat& 1776, IA. 89. Zie T e W a t e r Narratio; Siegenbeek, Gem& d. L. H., D. I, bl. , p. 609=611; 391, 433; D. II, 250, 251; Holtrop, Bibl. Chir. Konst• en Letterb. , 1820, I, 147 ; Nienwenhuis Woordenb. Verwoert,Kobu s en de Riveconrt; Muller, Cat. v. portr., E e khoff, Leeuw. Bibl. 270. 271. YPEY (NIC0LAAs) in 1714 te Bergum geboren, werd in 1732 student aan de Franeker hoogeschool, waar hij de wiskunde en wijsbegeerte beoefende. Vervolgens studeerde hij nog 2 jaren te Leiden en eenigen tijd te Parijs, waar hij met onderscheidene geleerden in betrekking kwam, o. a. met Bo lido r, die hem inlichte omtrent de vestingbouw-' kunde. In 1741 was hij steeds in 't gevolg van den Prins van Oranje W. K. B. Friso om dien te onderrichten in del werkzaamheden der genie, volgens de beginselen van den beroemden Coehoor n. In 1743 werd hij lector in de , wiskunde te Franeker, in 1744 buitengewoon en 1747 ge-. woon hoogleeraar, en 1744 ook met den titel van hoogleeraar in de vestingbouwkunde begiftigd. Hid sprak bid gelegenheid. dat hij zijn gewoon hoogleeraarambt aanvaardde de mod-. ?antis. De Staten van zijn gewest, bedienden zich van zijnekunde bij de raming der belastingen, waarop ook zijn oratie doelde, in 1764 als aftredend rector gehouden de ordinario­rum tributorum natura optimoque ea exigendi mode. Hij ont­wikkelde zijne gedachten omtrent de begrooting der bond-. genootschappelijke behoefte van 't gemeenebest in eene Ver­hand. over de quota's der 7 V ereen. Prov. en om die van ieder provincie wisku r‘stig to berekenen (Hari. 1781-1784 en 2 tafels), terwijl men ook zijn raad innam wat denwaterstaat en het dijkwezen betrof. Toen in 1774 veler moederen zich met bijgeloovigen angst vervulden over de rampen, die op den zeldzamen zamenstand der planeten te­ b 8sten gen den Mei zouden volgen, vervaardigde Y p e y, op verzoek der Staten, eene teekening met een geruststellend berigt, 't welk bij publicatie ter bedaring der gemoederen werd afgekondigd. Hij overleed den 14 Junij 1785. Zijne schrifte zijn : Oratio de ordinariorum Tributorum natura optimoque, ea exegendi modo, habita quae Magistratu Academieo abiret. Fran. 1765, 4o. opgedragen aan W ill em V. Commentarius de rebus gestis M. Coehorni, ook in 't Ned. vert. m. aanteek. Fran. 1772. °ratio de munimentorum utilitate a rc praecepuis rationibus, pare pleraque opera obsessa brevi expugnantur, necnon de locis, in quibus condenda sunt, in Magnifica defensione diu propugnari possint 1784. Grondbeginselen der kegelsneden. Amst. 1769. Verhandeling over de zeedijken. m. p1. Verhandelingen, den ve,tingbouw betrefende. Nieuwe uitg. m. pl. Amsterd. 1793. Over de beginselen op welke het problema is gegrond, om gegeven veelhoek een met het meeste voordeel te versterken, 1775. Verh. d. Holl. Maatsch. D. III. Over de pro, len der vestingen. Ald. 1758. Oplossing van 3 vraagstukken in de vestingbouwkunde. 1760. D. V. Over eenige sterrekundige stollen. 1765. Over de voor- en nadeelen die men door een werk op ver­schillende wOen te maken verkrjgt. Aid. 1770. Over de gewelven. Zie Niettwenhuis, Verwoert,Kobue ende Rivecoert, roggendorff, Handxorterbuch. Th. II, S. 1386. (NwoLAAs), kleinzoOn van den vorige, noon van Matthijs Yp ey, die verschillende staatkundige betrekkin­gen en laatste,lijke die' van Griffier der Staten van Fries­iand Yervulde, Word dim 230ton December 1794 te Leeuwar-dani geboren. Na sick 1 de Dude taten order. Vale n t '41 h a ttw a? it de 'oude talen:geoefendteliebban,. bezocht in 1810 met zijn tweelingbroeder -L e an a r dfu s de hooge, school to Groningen, wetwaarts ..een andere Dbroeder Rea reed* drie jaren vroeger vertrokken was -Van. daar egg near • de hoogesehoot te . Leiden, wear hij. Ida onder de hoogleeraren Brugman s, El d fo r t, du PAL Kr a uss en vowel onder zijn oom Prof. A r n o Id u s Tye y, op de geneeskunde toelegde, en in 1815 tot med. dr. werd bevor­derd, na hetverdedigen zijner Dissert. majors inauguralis de actone frigoris in corpus humanism potissimum aquae frigidae in morbis ,,typhoideis (L. 13. 1815) aan . zijn, oom Dr. .Tulius V i t r i n g a C o u l o n, geneesheer te Leeuwarden, opgedragen. Hij zette zich als geneesheer te Leeuwarden neder en oefende er verscheidene jaren de praktijk nit. Ook werd hij in plaats van Dr. Coulon tot lid van den stedelijken raad benoemd. Den 28 Mei 1828 trad hij in het huwelijk met B a u d i n a Looxma en bewoonde met haar en een eenigen noon, na zijn praktijk nedrgelegd to hebben,' na het overlijden van zijn schoonvader mr. A. B. L o o x m a, het buitenverblijf Vijverburg onder Rijperkerk nabij Leeuwarden. Het was hier dat hij zich nevens de rustige beoefening van de wetenschappen, aan zijne neiging voor het landleven toegaf, Vijversburg uitbreidde en verfraaide en de aangren­zende 'Auden bepolderde en een groot gedeelte der Bergu-Merheide ontginde, waarmede hij in den aantrang van 1849 een aanvang maakte. Toen Koning W ill em III in 1852 Friesland bezocht, nam hij ook die ontginningen in oogen­schouw en achtte die zoo verdienstelijk dat hij, den eige­taar de ridderorde van den Nederl. Leeuw schonk. Sedert ging Ypey onverdroten voort zijn aanzienlijke bezittingen to verbeteren, en nam krachtdadig deel aan het stichten van een school, kerk met onderwijzers mooning to Klein Veldlust. Bij de feestelijke inwijding der school, 22 Nov., 1864 sprak hij eene hartelijke rede nit, die gedrukt en uitgedeeld is. Met milde hand droeg hij biij tot het stichten van een Nationaal monument tot dankbare herinnering aan de Ner . lossing des Vaderlands in 1813 en de overwinning van Wa­terloo en ook voor de stichting van een gedenkteeken van de overwinning bij Heiligerlee. DOch elke gebeurtenis van al-. gemeeni belang welke, ook in het klimmen zijner jaren, zijne geestdrift en deelneming op. De maatregelen der hooge regering in de zaak van de veepest gaven hem in 186.7 aanleiding om daarover zijne denkbeelden, als oud medians in de Leeuwarder Courant van 8 Jan. en 20 Febr. mead to doelen. Daarn.a schreef hij nitvoerige stu.kken over de ver­dediging des vaderlands en betoonde hij eon *ex*. voorstander van 's Lands weorbaarheid, als eene ontvrikke-r ling van nationale kracht (Leeuw. Courant 15 M aart 1867' en 20 Oct. 1868) Om die kracht te versterken, trachtte hij steeds nuttige instellingen, zoo als het Nederlandsch Met-tray, de Nederlandsche en de Brusselsche Maatschappijen van Weldadigheid, te Leeuwarden het Friesch Genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde te schragen. Hij stierf den 12den September 1869. Zie verder : W. E e k h o f f, ter vereering der nagedachtenis van Dr. N. Ypey. Leemv. 1869, YPEREN (KAREL VAN), in de stad van den naam geboren, beoefende de schilderkunst in de 16de eeuw, en was als schil, der in water- en olieverw zeer geacht, ook teekende hij veel voor de glasschilders. Hij overleed in 1563 of 1564. ZieImmerzeel. YPEREN (JAN THOMAS VAN). Zie THOMAS (JAN). YPEREN (LArRENs PAN), gezegd de Vlaming, eon beeld-snijder, die onder toezigt van P hilip p u s Via r t van Ron­aan, het 'fraaie koorgestoelte in de cathedraal aldaar, in 1460 vervaardigde. Zie Le Comte de La B o r d e, Essai d'un Catalogae des Artistes originaires des PaysBas ; K r a m m. YPEREN (MARIUS VAN). Van hem bestaan in hands. BOschrilten ,op de letter A. B. C. met 29 fraai geteekende en gekleurde miniaturen 1558. Atlas formaat. Zie K onin g, 1Vaanakst van eenige zetdz. boeken, bl. 209. YPEREN (URBANW VAN), to 'a lingo geboren, was eon der 47 kunatenaars, die in 1656 aldaar een nieuwe kamer van Pictura stichtten. Hij was een leerling van Johannes M ij tens en portretsehilder. Zie K r a an YPMA (M.) schreef: Merkwaardige verplaatsing van de af­seheiding der pis naar de long en gene:ing der daardoor ant­stane verzwering door loodsuiker in Konst. en Letterb. 1814. D. XXIV, St. 2, bi. 674. Zie Holtro p, t. a. p. 411. YSBRAND, bijgenaamd Gottschmitt of de goudemid, was burger van Leeuwarden en werd ten fare 1505 aange- staid tot waardijn in de Vorstelijke Munt van Friesland to Leeuwarden gevestigd. Zie v. d. C h ij s, de Nunten van Priest., Gron. en Drenthe. Ill. 148, 149. TSBRAND$, of YSBRANDI (49), seeretaria der Staten van Fiieglancl ,te Jelrum geboren, .nam dee! aan het verbona der Edelen, Was (sew ijveraar :voor de vrijheild en vriend van den Prins., Graaf Jo oat Ira n Sc houwe nb um- • schonk hem zijn vertrouwen en. benoemde hem tot lid van het nieuwe Hof to Franeker. Later werd hij secretaris van Gede-puteerden, vervolgen der Staten van Friesland. Hij was een man van groote bekwaamheid en beleid, had een groot deel aan het veroveren en slechten der blokhuizen en speelde een voornamen rol in de twisters in Friesland, die. in het Licht der 16e eeuw eene scheuring der Staten en de vergadering van een deel derzelve to Franeker ten gevolge hadden. Karel Boor d a was zijn vriend en schreef hem 25 Maart 1593 den' vermaarden scherpen brief over Graaf Willem L o— d e w ij k. Hiej schreef te Franeker, werw,aarts hij zich met vier leden van hetcollege(Johan van Hottinga, Hajo Roussel, Kempo Sjoerds.Wiarda, Epo Andries) begeven had, den Landsdag uit. Wytze van Cam min ga was zijn medehelper te 's Hage. Hij werd afgezet, doch nadat de verschillen eenigzins waren bijgelegd hersteld, en bleef tot zijn dood in groot aanzien en gezag, en, om zijno uitste-kende bekwaamheden bid de Nassau's gezinden ontzien. Sibrandus L u b b e r t i kende hem in zeker gedicht aan Friezen toegewijd den voorrang onder de de edele en vrijeverdedigers des vaderlands toe, doch de nederige man keurde diem' uitbundigen lof af. Zijn noon: Isbrand Mill i n g .ook genoemd Dr. I s-brand Milling a, huwde den 29 Nov. 1607 to Leeuwar-, den met X, atharina Vierse n, en begeerde bid uitersten wil van den 12den September 1648 ter aarde besteld to worden in het graf van Mr. E k o to Stiens. Lib..- Zie Carolu s, de reb. gest. .Billaei p. -107, Sr.(die .hem O. B. VI, bl. 979, Wins *min s, Caren, 11, VIII E k o noemt) B. F u r m e r i i Hyper.aspistes Apologiae S. Petri de en XIX passim ; T6 w a t e r, origine et antiquit. Frisiorum ad U. Emmium, p. 17, 18. Verb. der Edelen, D. II, p. 485-487; Seheltem a, .Staatk. He derl .; b Us en d * • R i v e co n r t; over het gealacht, qr. v. h. fiat. Genoots. to Utrecht (Keg.). soon van Heeton El bran dew werd in 1021 te G_Oningen gebotOn. Na MISBRANDS. IsT den dood, vader, hertroawde zijn J iilowlet 14146 Xi:mit& , •. doorn met Tobias I ddekin gh e, die hem voortreffelijk opvoedde. Te Groningen werd hij tot leeraar der wijsbegeerte en te Orleans tot meester in de regten bevorderd, waarna hij tot aanzienlijke ambten geroepen werd, terwijl hem de meeste stads- en staatscommissien werden opgedragen. Zijne bekwaam­heden muntten z66 uit in de Staten Generaal dat hem de ingewikkelste en belangrijkste zaken werden opgedragen en hij dagelijks bij Johan de Witt in achting steeg. In 1656.1rok hij met 'Van 'Dor p; Go verd van S1 i gerla n (1' en de Hu ij bort naar het Noorden en hielp dear den vrede sluiten, vervolgfins trok hij alleen naar den keurvOist van Brandenburg en keerde in 1659 tern. In 1665 bekleedde hij een buitengewone zending naar den koning van Zweden en in 1667 werd hij gebruikt tot den handel over het drievoudig verbond. In 1673 .begaf hij zich met v a n Beverningh, van Nassau Odij k en van Haren naar Keulen om. over den vrede te handelen en later zette hij dezen handel, doch ook vra.chteloos, te Nijmegen voort. Vervolgens werd hij tot gewestelijke ambten geroepen, die hij tot zijn dood in April 1679 met lof bekleedde. Als geleerd bevorderaar der geleerden en ijverig bezorger van de Groninger Akademie werd hij bijzonder geprezen in een programma door den hoogleeraar H en r i c u s E ij s o n i u s uitgegeven, die hem ook wegens zijne beminnelijk en zede. lijke hoedanigheden prees. Hij huwde Anna S t a a k ma n s. Zie Wagena a r,.d. XII, blz. 185 393. D. XIV, bi. 245, 369; Scheltema, Staatk. Nederl, ; Verwoert, Kobus en de Rivecou rt. IJSERVEER (WILLEM JAM. vAN), vermaard rederijker uit de laatste helft der 16de eeuw. Men vindt zijne poezy o. a. in .Der .Redenrijcke Constlie/hebbers stichtelycke Recreatie Leijd. 1599, en in de .Rederycker stichtige t' samenkomste te Schiedam, in 1608. Zie Witsen Geij s beak .B. d. b. !Vb. D. VI bl, 560. IJSEL (P VAN) schreef: Over Psalm CX. Noodlot van de kerke des Nieuwe Testaments Arnh. Zie Ab condo, bl 218. YSKE (A. A.), vurig aanhanger 'van Willem' V, bee hoorde tot de uitgewekenen in 1795: Hij -Ovoileed als gee pensioneerd , majoor der infanterie den 20 Maart 1857 in den otideidOm van bijna 92 jaren. te AkieictoOrn. Eij'schreef in die -Aratioiacher over de toedragt van ode inVasie dodi tterie ischaillen officieion in 1791 beproofd,` ten eindo e'en o te gotten ten voordeelen van de beproefde landing in ham zelfde jaar in N. Holland. Part. ber. IJSENDIJK (ELIAs VAN) Jr., dichter van Gedachtenk het graf van J. C. Mohr. Zie Heringa, Ned. dicht., bl. 88. IJSSEL (CH. VAN DER), lid van het schilderscollegie te Utrecht in 1778. Hij schilderde behangsels en ander() onder­werpen tot huisraad, en wist losse platte uitgezaagde voor­werpen zoo bedriegelijk te schilderen dat er velen door be­drogen werden. Ook schilderde hij decoration met zinnebeeldige onderwerpen. Zie Gedagtenis van de Utrechtsche Akademie yevierd in Juli 1766 bl. 102; Kramm. YSENDOORN. Zie ISENDOORN. IJSENHOUT, bekwaam glasschilder te Gouda, wieu het eerst. de zorg voor de Goudsche glazen, na den dood der gebroeders G r a b e t h, werd toevertrouwd. Zie Kr am m, Goudsche ylazen, bl. 61. IJSERMAN (P. H.) schreef : Algemeene gronden der Nederduitsche Taal- en Spelkunde, gevolgd naar de Rudim. der Maat8ch. tot Nut van 't Algemeen. Amst. 1803 2de dr. Onderwys in de vervoegen der werkzvoorden van de Fran­8che taal, Amst. 1811 2 stukjes. IJSSELSTEIN (GIJSBRECIIT VAN), zoon van A r e n t van Uss elst e in, maarschalk en rechter in den lande van den bisschop van Utrecht, weigerde in 1297 aan Graaf Jan v a Holland krijgsvolk op zijn slot te IJsselstein te leggen om den bisschop te beoorlogen. De Graaf hierover vertoornd, deed G ij s b r e c ht vangen en zijn slot IJsselstein belegeren, 't welk door zijne vrouw Be rtrade of Be a tr ix jaar en dag verdedigd, maar eindelijk bij gebrek van voorraad over­gegeven werd, op voorwaarde dat de helft der bezetting daar 't lot op vallen zou, aan den wil des graven Lou gela­ten worden. Deze deed hen alle onthoofden en schonk de heerlijkheid aan zijn gunsteling Wolp hard v a n B ors e­1 e n. Naderhand gaf Will em de Goed e, graaf van Hol­land in 1308, ter bode van Guido van Henegouwen bisschop van Utrecht, de heerlijkheid weder te leen aan G ij sbrecht en aan A r e n t zijn zoon, bij opvolging, als oudste, en aan diens nakomelingen, zelfs in de vrouwelijke linie. Zie v. d. C h ij s, de Munten der bisschoppen van Utrecht, W g e­naar, V. II., D. III, bl. 113; K o k (Tegenw. Staat v. Holland;v anL eeuw en Batt. Ill. bl. 996-999, Hist. Utr. Chr. I (Reg.) (over hetgeslaeht). IJSSELSTEIN (ALEXANDER), natuurlijke zoon van M a x miliaan van E g m on d, Graaf van Buren en IJsselstein, narn in 1566 deel aan het Verbond de Edelen, en droeg het Geuzeteeken aan een rooden sluijer om den hall. Hij huwde A g n es van Haefte n, vrouw tot Gameren, zuster van den bondgenoot Dirk v an llaefte n. Zie Pe W a t e r, Verb. d. Edelen, D. III bl. 400; D. IV; bl. 459; G. v.Hasselt, Onuitg. rtukken, d. I bl. 310; W a g e n a a r, V. H; D. VI, bl. 125; D. VII, bl. 196; V er w o er t; Kobus en de Rivecourt. IJSSELSTEIN (CHRISTOFFEL Of STOEFFEL VAN), door bastaardij afstammeling van Willem van E g m o n d, heer van IJssel­stein. Hij onderteekende het verbond der Edelen, en stond van 1572 tot zijn dood toe in verstandhouding met Will em I. Hoe slecht hij bij de Spaanschen te boek stond, bleek uit het verbod van El isabet h, Koningin van Engeland, om in haar rijk te mogen komen. Bij de Nassauschen daarentegen viel hem eer en aanzien ten deel. Hij was gouverneur van Heusden, Venlo en Geertruidenberg, in welke laatste stad hij (lien post bekleedde tot 1574. Hij begaf zich als kolo-nel over zes vaandels, volgens bekomen last, naar Amster-dam om die stad aan de Spaanschen te ontweldigen. Ook liet hij zich in 1581 door die van Overijssel bewegen om een aanslag tegen Goor te beproeven. 1)eze onderneming liep echter ongelukkig af. Hij overleed, volgens sommigen, ill dienst van koning Hen d r i k IV van Frankrijk, in 1595. Hij liet drie zoons na bij Magdalena vanAlendorp. Zie V. Leeuwen, B. I. bl. 950; F e r w e r d a, Geslachtl., d. I, st. 2, d. II st. 1; van M e t e r e n, B. III, bl. 59; Le P e t i t, Chron. lior. XI p. 305; B o r, B. XI, bl. 313 (910); B. XIII, bl. 3 (900 921), 23 (949) B. XVI bl. 41 (285). Te W a t e r, Verb. d. Edel. 1). III bl. 401-402; V e r wo ert; K obu s en de Rivecourt. IJSSELSTEIN (A. P. VAN) leefde in het laatst de 18de en begin der 19de eeuw. Hij beoefende de Nederlandsche poezi) en gaf blijken van zijn talent in de Kleine dichterlilke hand-schriften. Zie v. d. A a, N. B. 4. C. Wb. IJ SSELSTEIN (A. F.), een franschgezinde Hollander, of fortninzoeker, die echter meesterlijk stillevens schilderde. De koninklijke akadernie te Schleisshem bezit van zijn penceel een doode kaan op een lafel. Hij leefde in 1672 te Utrecht. Zie K ram m. IJSSELSTEIN (C. H. VAN), waarschijnlijk broeder van den vorige, beoefende ook tie Nederd. poezij en gaf als drie prOe­yen er van in de genoemde ilandschriften. Zie v d. A a, N. B. J. C. In. IJSSELSTE1N (WILLExt REYNIER VAN), den 8 December 1766 to Delft geboren, werd in Mei 1792 als predikant te Cellaershoek bevestigd en bleef daar tot zijn dood, schoon hem drie andere standplaatsen werden aangeboden. Hij be-steedde veel tijd tot het zamenstellen van oorspronkelijlce of tot het vertalen van uitheemsche werken, die echter alle zonder zjn naam het licht zagen, uitgenomen eene redevoe-ring door hem op de algemeene vergadering van het zen-deling genootschap gehouden in 1825, en in de Vaderl. Letteroef. 1 825 opgenomen. Hij overleed den 27 November 1831. 'Lie Brans, Kerk. reg.; Glasius, Godgel. Nederd.; Boekzaal,Julij 1832, M. 127 very. YVE (FidDgRic D'), abt van Maroilles, vierde noon van Arnold d' Y v e, ridder, heer van Barnes, behoorde tot den vierden tak van het aanzienlijk geslacht van I v e. Hij was abt van Maroilles in Henegouwen, eene beroemde abdij, gesticht in 667 en gelegen onder het kerkelijk gebied van Kamerijk. Een man van groote bekwaamheden in staatsza­ken zijnde, werd hij door de Algemeene Staten daartoe meer­malen gebezigd, vooral bij gelegenheid der onderhandelingen tusschen de Staten en Don Juan. In het vervolg werd hij een der afgevaardigden, die, van wege de Algemeene Staten, den aartshertog Matthias tot landvoogd aannamen, en ein -delijk werd hij in 1579 tot de vredehandeling te Keulen als een der vertegenwoordigers der natie verkozen ; doch toen doze mislukte en een groot deel der zuidelijke gewesten zich met den koning verzoend had, bleef de abt eenigen tijd in Duitschland achter, verliet kort daarna de zijde der Staten en keerde onder de gehoorzaamheid des konings terug. Hij was zeer verkleefd aan den pries van Ora* en bevorderde diens verheffing tot ruwaard. van Brabant. Vele zijner land. genooten namen dit zoo kwalijk op, dat men zwarigheid maakte hem in het verbond der Malcontenten op te nemen. Parma zag echter in belang des konings de zaak beter in; d' Y v e teekende in 1577 de Unie van Brussel. Zie No. 6 des Pays-Bas, T. VI, p. 178; Wage n a ar, V. H., D. VII, p. 154 . 178, 181, 315 en de door hem aangeh. selarpers; J. O. deJo n g e, Lisle van Brussel, bl. 97 Not. der Alyea. Staten,1576-1578. YVE (HENRY D'), ridder, heer van Yve (tusschen de Sambre en de Maas) en van Neufville, was de derde zoon van J n, heer van Yve en Breangies, en van Josina de Gry sperr e, dochter van. W ill e m van G r y s p e r r e, heer van Eeghem, schepen en burgemeester van het vrije van Brugge. In 1577 teekende hij de Unie van Brussel, en in 1598 was hij lui­tenant-generaal van Namen. Zie No. 6 des Pays-Bas ; Suppl , VI, p. 169, 185 ,over het geslacht); J. C. de Jon g e, t. a. p, bl. 130. IJVER (PIETER), een graveur, te Amsterdam, was een leerling van B. Pic a r t, en dreef van 1730—.1770 een gebreiden kunsthandel. Hij leverde een vermeerderde en verbeterde beschrijving der etswerken van Rembrandt op den Catalogue raisonne etc. par Helle et Glomy. Paris 1751. 8°., onder den titel: Supplement ou Catalogue raisonne de M.M. Gersaint, Helle et Glomy etc. Pa ,. Pierre Liver. Amsterd. 1756. 8°. Hiernaar heeft Bartsch zijn vermaarden, geheel omgewerkten Cata­logue de l' Oeuvre de Rembrandt Vienne 1797. 2 vol. 8°. uit­gegeven. Een Supplement van den Chevallier De Claussin volgde en dadelijk daarop eene door hem bewerkte geheel nieuwe uitgave, Parijs 1824-1828 in 80., om het werk van den verdienstelijken Bartsch te verdringen. Zie Nagler; Immerzeel; Kramm. IJVER (JAN), zoon van den vorige, omstreeks 174 7 te Amsterdam geboren, beoefende mede de kunst, verkreeg een zeldzame kunstkennis, maakte zich als makelaar in dit vak een beroemden naam. Hij liet een keurige en rijke verzame­ling prentkunst na, die den 26sten Maart 1816 te Amsterdam verkocht werd. Zijn portret bestaat. Zie Kramm. IJVES (A.) gaf in het licht een werk over de Zieklens der oogen. Leyd. 1738. 8°. Zie A b coude, Naamr., bl. 418. YVON (PIERRE) word in 1646 te Montauban, waar de beruchte J e a n d e 1 abadie het predikambt bekleedde, ge­boren. Waarschijnlijk leerden zij elkander aldaar kennen. Na voleindigde studien te Geneve volgde Yvon hem naar Holland en van daar naar Zeeland en was aldaar tot zijn vriend er het leeraarsambt bij de Waalsche Gemeente te Middelburg bekleedde. Onafscheidbaar aan elkander verbonden, volgde hij La b a die ook naar Friesland, zette zich te Wiewerd neder en w erd na La ba di e's dood (1674) het hoofd der Labadisten, en door zijn huwelijk met een der vier zusters S o mm e 1 s- d ij k, aan. welke Wiewerd toebehoorde, heer van die plaato. Hij overleed in 1707. Hij schreef : Deux ennemis amis on preuve de l' accord des sentiments de Louys Wolzogue. Amst. 1669 8°. Examen der XXI Artikelen rakende de Staet der ordi­naire gereformeerde kercken. Hem 1672. 8°. Essentia religion's christianae patefacta, seu Doctrina plena et genuina foederum Dei oninium, imprimis vero novi et evangelici, ab antiquo Israelitico essentialiter distincti, et cum gratia regeneratione et sanctitate seinper conjuncts. Altona 1675. 8'. Kurtzer Begrif underschiedlicher gotausen und irrigen Reden und Sdtze, so sick befinden in A. Bouringnon zwey Bachern ; Licht de Welt und Grabe der falschen Theologie, Altona 1673. 8". Wahre und reine Lehre von der Praedestination. Ibid. 1673. 80. Tractat van de rechtveerdignzaking door 'I Geloove. Amst. 1673 8". De la prddestination et de la grdce, poerne chretien. On y a joint, pour l' affinite de la matiere, le poeme de Saint Prosper contre les I ngrats avec une description de la grace d) Adam. et de celle de J. Chr. second Adam, et selon les sentimens et les paroles de Saint Augustin 1680, 4°., ook in het Latijn als appendix van een Epistola de Praedesti­natione et gratia ad S. R. August. Confess. theolog. Atnst. 1681. 12'. Ep et. de Sabbatho Christianorum perpetuo. 12°. Petit Catechisine, en franc. et en flamand, 2e edit 1681. 8°. L'impietd convaineue en deux traitez, dont le preen er e'tablit l' existence de Dieu et is second contient la defense de l'E S par la refutation du livre de Spinoze nomme Traite theologique politique. Amst. 1681. 80. . lmpietas convicts a Petro Yvone Pastore Eccles. Reform. gums ex mundo retracta Wiwerae in Frisia. Amst. 1681. Emmanuel ou la connoissance du Seigneur Jesus, selon divers de ses principaur dtats en cinq tradiez. Amst. 1631. 12°. L' Homme pdcheur ou la connoissance veritable de Soy ?lame, Mon tous lee caracteres du visit Adam, en trois byres. Amst. 1682. 8°. Voye au ciel ou Traitte de la priere. Amst. 1682. 12° in 't Roll. 1682. 12°. Fidelle narre des Etats et des dernieres paroles et disposi­tions de diverses personnes que Dieu a pris a soy du mi­lieu de l'Eglise reformde recueillis a Wiewert en Irise. Amst. 1682. 12' in 't Holl. Amst. 1681. 12% Explication de la parabole de l'yvraye. Amst. 1683. 120. Leere van den heyligen Doop. Amst. 1683. 8°. Preservatio tegen de verleiding. Amst. 1684 8 ° in 't Fr. vertaald. Franckf. 1687. 12°. Idle de la vraye religion. Amst. 1684. 120. Ontdekking van de ware Religie uit het Fr. Amst. 1684. Ontdecking van de ware Religie en van de verscheyde Merk­ tekenen of Eygenschappen der selve onder 't Oude en .N;euwe Verbont, door P. Yvon. Herder der Gereform. en van de werelt afgesonderde Gemeynte, vergadert tot Wiewert in Fries­lant. Uyt het Frans vertaalt. Amst. 1864. ki. 8°. Preservatyf tegen de verleyding in ses Tractaten, nevens de bevestiging der Waarheden daerin behelst, door 't onderzoek van 't gene D. Brakel daer tegen ingebracht heeft en de ver­antwoording van syn brieven, enz. Amst 1684. kl. 8'. Le Mariage Chretien, la saintete et ses ckvoirs, selon les, sentimens de l'Eglise Reforme'e, retiree du monde et ricueil­lis en partie maintenant a Wiewert. Amst. 1685. Les ornemens mondains ou le luxe du siecle condamne par l'E. S. et les premiers peres de l'e'glise. Amst. 1685. 12". La poste du Christianisme. Amst. 1685. 8° . Het heylige voor de heyligen. Amst. 1687. 8°. Besluit van de schriften tegen W. Brakel. Frankf. 1687. 12". W. Brakels onbillike en verkeerde handelingen openbaaret. 8". Wiedergebohren oder kein Christe. Handbachlein des Gottseligkeit. 121. Over 't Nagtmael. Amst. 1867. Boetvaerdige mensch. Amst. 1688. 12°. Wahre und seligmachende Erkeinntn;ss. Gates und d esu­ . Amst. 1869. 12°. Christi. Cametre de la vicille et de la nouvelle alliance. 1702. 8°. in 't Holl. Rott. 1704. 8 0. Idee generale, ordre et denouement de l' Apocalypse. Rott. 1706. 80. Actes publies tam politiques, qu' ecclesiastiques, faits et donndes en temoignage de bonne conduite et vie des Sieurs J. de Labadie et Yvon. Amst. 1669. Oprecht verhael van het leven, en gedrag en gepoelen van wijlen den Heer J. de Labadie uit het Fr vertaald. Ald. 1754. Examen der 21 artikelen rakende de gemeenschap der Ge­ reform. kerken. Generale aanmerkingen over het boek van Koelman. Leere des H. Doops. Getrouw verhael van den Staet en laetste woordeiz en dis­ positien van Du Lignon. De Tabernakel Gods ontdekt of de ware en rechte leere van de kerke. Den regten aard van 't Oude en Nieuwe Verbond en weg des vredes. Amst. 1704. 80. Over het geloof. Rotterd. 1707. Zie La France Protest.; Bibliogr. Unit, ; Catalogue de la Bibliotheq. 1Valonne a Leyde ; Nouvelle de la Republiq. des Lettres. Nov. 1685 ; Glasius, Godgel. Nederl. ; Kok, Nieuwenhuis, Verwo .ert, Kobus en de R i v e c o u r t en alle schrijvers die onder het art. Labadie genoemd zijn. YVOY (JANVAN HANGEST—GENLIS gezegd. D'), ter onder-scheiding van zijn -broeder Jan van Hangest-Geniis, ge-zegd. de Jonge Ge,11is zoon van Adriaan van Han- , g e s t, Heer van Geniis, ridden, raad en kamerling van den koning van Frankrijk en van Claude du Ma s, broeder van F rangoi s, de partij der Hugenoten in Frankrijk toe-gedaan, werd na diens dood (te Straatsburg 1569), heer van Geniis, doch zonder die heerlijkheid te bezitten, .hij zich openlijk onder de Hugenoten had geschaard. In 1562 ver-dedigde hij Bourges 20 dagen tegen de troepen des konings. Eindelijk gaf hij die stad (men wil door vleijerijen van 't hof gewonnen) over. Weinig tijd daarna voegde hij zich we-der bij de Hugenoten, en vertrok naar de Nederlanden, waar hij den prins van Oranje belangrijke diensten bewees, rich in 1570 voor hem van Valenciennes meester maakte, en door zijne relaties onder de protestanten van Frankrijk en den naam, dien hij in het leger van den prins van Conde had verkregen, bragt hij veel toe tot vermeerdering van diens leger. In 1572 beg of hij zelf zich met graaf Jan van Nassau. naar Frankrijk, om onderstand van troepen te bekomen, waarin hij zoo slaagde, dat hij nog in hetzelfde jaar met eenig yolk kwam afzakken tot ontzet van Bergen in Henegouwen, dat door de Spanjaarden werd belegerd. Dock door de geheime intrigues van het Hof van Frankrijk, ter verdediging van het Protestantisme, werd hij er het eerste slachtoffer van, ale eon voorbode van den daarop gevolgden St, Bartholo­meusmoord. Door trouwlooze gidsen bij een hinderlaag der Spanjaarden geleid, verliet hem een deel van zijn yolk, en werd hij gevangen genomen, naar het kasteel van Antwer­pen gevoerd, en aldaar vermoord. Hij huwde in 1562 te Bourges Johanna van Boucard, dochter van F r a n ç o i s, Bidder, Heer van Boucard, Groot-meester der Artillerie van den Prins van Conde en van Maria de Martigny. YVOY (NICOLAAS VAN HANGEST-GENLIS, gezegd .zoon van den vorige, volgde het voetspoor van zijn vader en oom, en diende onder Prins Ma urits in de Nederlanden. In 1600 was hij kapitein en bragt hij veel toe tot de overgave der forten Crevecoeur en St. Andries, commandeerde vervolgens in de Willemstad, was in 1629 kolonel, en overleed in 1635 of 1636. Hij werd in de Herv. kerk te Willemstad begra­yen met zijne wapen en dat zijner vrouw op zijn grafzerk. Den 20sten Julij 1643 overleed zijne huisvrouw Geertruy d van Gladbeeck, dochter van Tieleman van Glad­beeck en van Josin a Co op m ans. Het huwelijk werd 20 Mei 1619 gesloten. YVOY (MAXIMILIAAN VAN HANGEST-GENLIS, gezegd .zoon van den vorige, werd den 14den Junij 1621 geboren en ge­doopt. Reeds vroeg was hij kapitein in dienst der Staten der Vereenigde Nederlanden, word vervolgens door den Prins in zijn Prinsdom Ora* gebruikt, en was aldaar in 1660 luitenant-gouverneur, onder den gouverneur en kapitein generaal grave van Dhona. In 1666 werd hij ingenieur en in­specteur-generaal over al de domeinen van het huis van Oranje. In 1664 droeg de republiek van Geneve hem het verster­ken en verbeteren dezer stad op, vereerde hem met een gouden, ter zijner eer geslagen penning en gaf hem en zijne wettige afstammelingen het burgerrecht der stad. In 1673 werd hij aangesteld tot kwartiermeester-generaal der legers van de Staten der Vereenigde Nederlanden, en onderscheidde zich bij het beleg van Grave, tengevolge hier­van schonk de prins het pensioen dat hij en 4n vader op' de Domeinen van Bourgondie had, ook na zijn dood aan zijn gemalin, en de survivance zijner compagnie op een zijner twee zonen met de dadelijke aanstelling tot kapitein voor den oudste, Thomas Frederi k, toen tien jaren oud. Ook stelde hij hem aan tot Kanunnik in het kapittel van Wijk to Duurstede ; de Staten vereerden hem met een ge­schenk van f 3000. P.ij was kwartiermeester-generaal van de legers, kolonel van de infanterie, inspecteur-generaal van 's Lands fortification, comraandeur van Schenkenschans then hij, op zijn terugreis nit Zwitserland, in zijn jagt voor Keulen, den 14den of 24sten December 1686, overleed. Hij werd to Schenkenschans begraven. Hij huwde den 20sten Junij 1660 op het kasteel van Oranje Henriëtte Brou6r s, dochter van Thom as Br ou6r s, kommandeur dezer op het kasteel van Oranje on van Maria B o u c h a t. Zij overleed te Nij­megen 10 Jan. 1699. YVOY (GASPARD SAMUEL VAN HANGEST-GENLIS, gezegd D') zoon van den vorige, geboren on gedoopt to Geneve den 24 Sept. 1667, klom in staten dienst op tot kolonel van de infanterie in kommandeur van Crevecoeur on kwartiermeester- generaal. Hij huwde 18 December 1713 Magdalena van Voorb ur g, dochter van Jan van Voorbur g, hoofdscb.out van Rotterdam en Jo h an n a Tr o m p. Hij stierf 14 Jan. 1729 kinderloos, Zijne weduwe hertrouwde met den baron Reck von Muhlhausen. YVOY (FREDRIK THOMAS VAN HANGEST-GENLIS, gezegd brooder van den vorige, Heer van Bijnderen en Spreeuwe­stein, wend den l8den Februarij 1663 te Geneve geboren, was reeds kapitein op zijn tiende jaar, werd in 1704 kolonel van een regement infanterie, in 1709 generaal-majoor, in 1712 gouverneur van het land en de stad Quesnoy, voor de Staten der Vereenigde Nederlanden. Hij verdedigde deze stad, ofschoon de werken bij het laatste beleg veel hadden geleden, met dapperheid tegen de Franschen, zoodat hij gedurendo het beleg papieren noodmunt met zijn wapen moest laten slaan. In 1715 werd hij commandeur van 's Hertogenbosch en onderhoorige forten, in 1718 kwartiermeester-generaal van de lagers van den Staat. Hij overleed te 's Bosch den 24 October 1727 en weal in de kapel tot Nieuland begraven. Hij huwde den 11den December 1.705 Johanna A l i d a van der Horst, dochter van Pieter van der Horst, advokaat fiskaal van . de adiniraliteit te Rotterdam en van A 1 i d a Maria Kiev i t, overleden te 's Bosch 14 October 1717 oud 35 jaren. Zie Bosscha, Verwo ert, Ko bus en de Rivecourt. YVOY (MA XIMILIAAN VAN HANGEST-GENLIS, gezegd D') zoon van den vorige, den 28sten J ulij to 's Hertogenbosch ge­boren, word in 1751 raad in de vroedschap der stad ,Utrecht en bekleedde wegens haar verscheidene zoo provinciale als stadscommissien. Hij legde in 1781 zijn betrekking necler, overleed den 9den Maart 1785 en werd begraven in de St. Jacobskerk. Hij huwde Antonia Louisa de Le e u w, dochter van 1) a n i61 de L e e u w, Deken van het kapittel van St. Pieter te Utrecht en Cornelia Henriëtte van Wiede. Zie Kok,.Woordeb. I VOY (MAXIMILIAAN LOUIS), zoon van Dani61 Cornelis E g b e r t van H a n g e st-G enlis, kolonel van (le kavalerie en Maria Sybilla Voet van Binssen, werd den 13den September 1774 te op Zandwijk bij de Bild geboren, dien de in 1791 met rang van luitenant in het regement Holl. garden te paard en eindigde zijn loopbaan als hofmaarschalk van Prins Fred er ik, dien hij, als zijn adjndant vergezelde bij zijn verblijf aan de Hoogeschool te Leiden. Hij was ridder en grootkruis van verschillende orden en lid van do Maats. v, Ned. Letterk. te Leiden. Hij overleed den 1 6den Mei 1840 in den ouderdom van 65 jaren. Zie Handel. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1840. bl. 41. YVOY van Mijdrecht (MAXIMILIAAN LOUIS VAN HAN GEST GEN­US baron D'),zoon van Maxim ilia an van Han gest gezegd d'Yvoy en Antonia Louisa de Leeuw, werd den 1 sten September 1753 te Utrecht geboren, den lOden April 1778, luitenant-kolonel van de infanterie en kapitein-commandant in het regement Hollandsche garden te voet. Hij was, toen hij in September 1831 in den ouderdom. van 78 jaren overleed, lid van den hoogen raad van. adel, bekleedde behalve andere ridderlijke waardigheden die van kornmandeur der orde van den Nederlandsche Leeuw. Ook was hij opperscnenker en kamerheer van den Koning, lid der Maats. van Ned. Letterk. te Leiden en correspondent der tweede klasse van het Kon. Ned. Inst. „Hij was een edelman, zoo als er weinigen zijn, een waardig onderzooker van oudheden en geschiedenis, een man van kunde en geleerdheid." Iliervan getuigen : BUdragen tot de Historie van het verbond en de smeek­schriften der Nederlandsche edelen van de jaren 1565 —1567, in het eerste deel der Nieuwe werken van de Maats. v. Ned. Letterk. Later uitgegeven. Vermeerderd met eenige aantee­keningen en verrijkt met bijna alle fac-similes, door jonkheer G. J. Beeldsnijder. Poordragt van M. L. Baron van Yvog van Mijdrecht, schrver der .twee brieven, geteekend Q. N. in den Alg. K. en L. bode 1826, No. 25 en 26 nopens het in dat weekblad, in de Weegschaal en in de onlangs uitgeg. twee brieven, over de Ridderorde der S'. Jacobs Broederschap, geschreven door E. G. Baron van Lynden van Henmen. 's Gravenh. en Amst. 1828. 80. Verh. ten betoog dat er in Holland, ten tijde van graar Willem VI, Beene ridderorde van den Tuin i ingesteld, noch aldaar of elders immer bestaan heeft. Amst. 1827). 40. In Verh. der LT Kl. van 't Kon. Ned. Inst. Dl. IV. Bekend is zijne medewerking bij het onderzoek over de wet­lige of onwettige geboorte van Witte van Haemstede, en zijne hulp verstrekt aan het Utrechtsche Groot Placaatboek door M u s-s c hen bro ek vermeerderd. Minder is het bekend dat ook hij, nadat Willem I de handschriften en papieren van wijlen der pensionaris Hein s i u s had aangekocht, verzocht is die to lezen en het belangrijke vooral omtrent prins Willem den derden nit te geven. Zie Proces-Verbaal v. d. 25ste very. v. h. Km Ned. Inst., bl, 20; Handel. d. Jaarl. vergad. v. d. Xaats. v. Ned. Letterk. M. 8, Kok; Cat. d. Metals. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 44, 45, 50, 203. YVOY (PAUL ENGELBERTH, baron D') zoon van D an i81 Cornelis Egbert van Hangest-Genlis en van Maria Sybilla Voet van Winssen, den 20sten Aug. 1776 to Utrecht geboren, werd lid der Ridderschap en Prov. Staten van Gelderland, secretaris van curatoren der Geldersche Hoogeschool en overleed to Amsterdam den 19den April 1843, oud 66 jaren. Zie Boum an, Gesch. d. Geld. Hoogesci. D. II, bl. 569; Kok. Z. ZAAGMAN (G. P.) A b c o u d e vermeldt van hem Spaense Tyrannie. Zie Aanh. bl. 240. ZAAGMOLEN of SAAG EMOL EN (MARTINus), to Am­sterdam geboren, leerling van Jan L u i k e n , was een mid­(lelmatig historieschilder en leermeester van Michael van Messche r. Zijne schilderijen zijn zeldzaam. In 1658 schil­derde hij de Villing van Bragandinus, gouverneur der stad Fama Augusta. ])eze schilderij gold 1767 to Delft op de auctie van J. A. van Konscho t, f 36.75. Zie Nagler, Immerzeel, Kramm, Kobus en de Rive-court. Z AA L (J), graveur, van wien o. a. • bekend is con Beeren­jagt naar S n ij d e r s, in stouten en meesterlijken stijl, doch minder naauwkeurig in teekening. Zic Immerzeel. ZA AN of ZAEN (CORNELIS VAN DER) behoorde tot het A msterdamsche geslacht van dien naam, dat zoo vele be­roemde zeehelden heeft voortgebragt. Hij diende °lifter de Ruyter en Tromp als kapitein in den eersten oorlog met Frankrijk en den derd en met Grootbrittanje, en geraakte o. a. met zijn confrater Cornelis T e y l o o s in gevecht met een eenige Britsche schepen (Sept. 1672). Hij nam ook deel aan den oorlog in het Noorden 1672-1677, sloeg de Zweedsche schepen bij Malmoe en ontving mode van den Koning van Denemarken een gouden keten en een penning met 's vorsten beeldtenis. Zie J. 0. de Jo n ge, Gesch. v. Neerl. Zeewezen • D. Jib, bl. 268, D. Ma, bl. 197, D. Mb, bl. 78. ZAAN of ZA EN (JORI8 VAN DER) ontmoetten wij het eerst als kapitein in den eersten Engelschen oorlog, 1652 —1654. In den aanvang van den oorlog had er een hevig gevecht plaats tusschen hem en eon Engelsch fregat over het strijken der vlag, waarin hij de eer van het Gemeenebest mannelijk verdedigde. Dapper streed hij onder den vice-admiraal de W it t e tegen Blak e, niet minder in den driedaagschen zee­slag, waarin hij zijn leven verloor (1653). Hij was toen komm and our. Zie J. C. d e Jon g e, t. a. p. D. Ha, bl. 3S, 65, 88, D. Ma, b1.112. ZAAN (WILLEM VAN DER), een der moedigste zee-kapiteins, die schier alle groote seeslagen van den eersten en tweeden Engelschen oorlog heeft bijgewoond, en vervolgens tot den rang van schout bij nacht bevorderd word. Uit lagen stand geboren, had hij door ijver, naauwgezetheid en getrouwe pligtsbetraehting zichzelve den weg tot roem en eer gebaaiid en werd voor een der voortreffelijkste kapiteinen van 's lands vloot, doog. de R u y t e r , the hem een onbepaald ver­trouwen schonk, erkend. Meermalen naar de Middel­landsche Zee gezonden, was hij telkens de schrik der Alge­rynen, Tunezen en Tripolezen, van wie hij onderseheidene schepen in den grond boorde of vermeesterde. De westkust van Afrika, was, gelijk het noorden van Europa, getuige van sijne onverzaagdheld, en hij was en bleef een moedig verde­diger der Nederlandsche vlam, tot dat hem, strijdende voor de eer, hetzelfde lot trof, dat een zijner broeders (J o ri s) voor 16 jaren (1653) had ondergaan. Hij sneuvelde den 16den Maart 1669, in een zeeslag tegen drie Algerijnsche fregatten. De nagedachtenis van sulk een man verdiende vereerd to worden. Was hij door de admiraliteit van Amsterdam gedu­rende zijn leven 5 malen met gouden ketenen begiftigd geworden, na zijn (food wenschte dieselfde admiraliteit een gedenkteeken ter zijner eere to (loon vervaardigen, hetwelk zijn roem tot het nageslacht sou ovorbrengen. Op haar bevel en ten Karen koste word to Amsterdam in de Oude Kerk een praalgraaf opgericht t). Zie J. C. de Jon ge, t. a. p. D. IIa, L1. 116, 228, 299-303, D. lib,bl. 2 68, 457. *) Drie dezer goucien ketenen met de daaraan behoorende eere­penningen, de kogel, waarmede hij doodelijk gewond werd, den brief der Weduwe va n der Z a a n, ten geleide van het lijk van hares cchtgenoot, benevens zijn of beelding en dat zijner vrouw, beide ten voeten uit, berusten thans op de hweeksehool voor de Zeevaart to Amsterdam. t Zie dit praalgraf bij Commelin, Beschrijv. v. Amsterdam. D. I, 131. 422 en Bizot,.Hist. Zun beeldtenis vindt men bij K o k. ZAAN (WILLEM VAN DER), noon van den vorige, kloekmoe­dig zeeman. Hij sneuvelde als zeekapitein in 1692, in een zeeslag tusschen 3 Fransche schepen, onder den ridder de Forbin. Zie J. C. de Jonge, t. a. p. D. IVa, bl. 371-384. ZAANDEN (SIMoN VAN), waarschijnlijk uit het aloud ge­slacht van dien naam. Hij woonde te Haarlem en was daar zeer gehaat onder het yolk. Toen tusschen de Hoekschen en Kabeljauwschen in 1377 een opschudding ontstaan was, liep zijn huis gevaar onder den voet gehaald te worden en een goed deel der Haarlemsche poorteren, die nevens an­deren bevel gekregen hadden om onder de stedebanier, tot stilling van oproer op te trekken, weigerde zulks uit haat tegen van Zaan de n. Ondertusschen groeidde het oproer aan, ontstonden er gevechten en werd er bloedgestort. V a n Z a a n d e n wierp meer dan 60 aanvallers nit de vensters. Hertog Albrecht verleende den poorteren, die geweigerd hadden op te trekken eerst in 1380 vergiffenis, doch die baldadig bij het oproer waren geweest, bleven van den zoen uitgesloten. Eenige jaren later werden van Zaanden en W illem van d e ;IV inde in een ander oproer omgebragt. Zie Goudsche Chron. bl. 111; Matthaei Anal. T. II, p. 701 ;Schrevelius, Haarl. bl. 238; van Mieris, Charter& D. III, bl. 182, 261, 365, D. IV, bl. 111, 148, 339, 704; J. k Leydis, Libr. XXX, 0. 64; Wagenaar, V. H. D. III, 131. 314, 315. ZAANDEN (WILLEM VAN) was een der zaangezworene Edelen tegen het leven van F 1 o r i s V en medepligtig aan het vermoorden van dien graaf. Na den moord had hij nevens anders een schuilplaats gezocht op het slot Kroonen­burg. Bij de bemagtiging van dit slot door 's graven aan­hangers en vrienden viel Willem van Z a anden in handen der Delftenaren, volgeus anderen in die der Kennemers. Wagenaar verbaalt dat graaf Dirk van Klee f, 't slot vermeesterd hebbende, de edelen, die zich er op bevonden, gevangen nam. Hij begeerde dat hem hunne bewaring werd toevertrouwd, doch de Kennemers en Friesen stelden er zich tegen, grepen naar hunne wapenen en dreigden den dood aan elk, die hun de moorders durfde onthouden, zoodat de graaf, om 't yolks woede te beteugelen, genoodzaakt was het van Velz en en v an Zaand en over te geven. Het . yolk, de edelen in zijn magi hebbende, steide zijner woede Been maat meer. V e 1 s e n en Z a a n d en werden zoo vinnig aangetast en voortgesleept, alsof men ze levend wilde ver­ slinden. Sommigen willen dat zij iu deze razernij schielijk werden omgebragt. Melis Stoke vermeldt zulks ook : „Gheraerde van Velsen ende Willem van Zaen­„Trecten di knechte ende taenden, [d e n, „Als of si se alle wilde eten „En doden daer toe zuldi weten". Men wil dat bij die gelegenheid het stamhuis van de van Z a a n d en s onder den voet is gehaald. Zie Meles Stoke, uitg. van Iluydecoper. B. V. bl. 375; Scriveri us, Oud Balay. bl. 279; Wagenaar, V. H. D. III, bl. 90; Hoogstraten, Kok, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. ZAANDIJK (HENDRIK), dichter van gelegenheidsversen o. a. by het afsterven van W. C. H. Eriso in Aanhangsel op de .Dichtk. Cypresson. Hij bloeide in het midden der 18de eeuw. Zie v. d. A a, N. B. A. C. Wb. ZAANEN (mr. REMEES FLORIS VAN), lid der Vroedschap te Haarlem, was de eerste, die zijne mederaden voorsloeg, „of men nit aanmerking der bewegingen te Amsterdam, waar nu reeds verandering in burgemeesteren en raden gemaakt was, zijne hoogheid (W illem IV) niet behoorde te verzoe­ken om ook te Haarlem te voorzien in 't stuk der regering" (1748). Zie Wagenaa r, V. H. D. XX, b1. 301. ZAENREDAM. Zie SAANREDAM. Z A CHARIAS van Alkmaar, kunstschilder, die zich het meest buiten's lands ophield. Hij bloeide in de 16de eeuw en was een leerling van Kornelis Kornelisz. van Haarlem. Zie van Mender en Kramm. ZACHARIASZ. (JAN), noon van Zacharias Janse (zie dat Art.), hielp zijn varier bij het vervaardigen van verre­kijkers en deed later door diens uitvinding fraaije ontdek­kingen aan den sterrenhemel, zoo omtrent de maan als den grooten beer, welker beschrijving en afteekeningen door hem aan Borellius zijn medegedeeld en door dezen koninklijken arts openbaar gemaakt. Lie P. Bore lliu s, de viro Telescopii incenlore, p. 28, 37— 41 ;1) e la R u e, Gel. Zeel. bl. 308. ZACHTLEVEN. Zie SAFTLEVEN. ZACUT of ZACUTO, in 1575 te Lissabon geboren nit een edel en oud geslacht. Zijn overgrootvader Abraham Z a-c u t was een geleerde jood te Salamanka geboren, uitmun -tende in de kennis der chronologie, geschiedenis en astro- nomie, schrijver van bet boek Juchasin, eon joodsche chrono­ logic van de schepping tot 5 2 60 of 1500. Hij werd in 1492 nit de stSen van Ferdinand en Isabella verbannen.. Zijn ach­ terkleinzoon werd in den christelijken godsdienst opgevoed, en in het latijn en de fraaije letteren onderwezen. Hij bezocht (le hoogescholen te Coimbra en Salamanka, waar hij in de philosophie en de geneeskunst werd onderwezen. Gedurende dien tijd verloor hij zijne ouders en geraakte daardoor in behoeftigen staat, doch hij zette zijne studien met ijver door en werd aan de hoogeschool van Seguenza, doctor in de genees- kunde. 'TenKoning Philips 'IV in 1625 bevolen had, dat alle Joden Portugal moesten verlaten, week ook Z a c u t, ofschoon hij zich uitwendig als christen had gedragen, het­ zelfde jaar naar Amsterdam, waar hij zich liet besnijden, den godsdienst zijner vaderen omhelsde, en zich als arts neerzette. Weldra was hij de geliefde arts van alle rangen en standen en vooral zeer gezien bij de armen, die hij reg­ telijk ondersteunde. Hij onderhield briefwisseling met de geleerdste manners in Europa en overleed te Amsterdam den 21sten Jan. (o. s.) 1642, in zijn 62'te levensjaar. Hij schreef: De Medicorum principum historia libri sex. In quibus Me­dicinales omnes Medicorum principum historiae utiii et compen­dioso ordine dispositae proponuntur, paraphrasi et commentariis enarrantur, disputationibus, dubiis et Auctoris peculiaribus obser­vationibns, illustrantur. Quorum primus liber nuns primum in lucem exit. Amst. 1629. 8°. Ab auctore auctus 1637. 80. Liber II in quo Medicinales omnes Medicorum principum historiae de Vitalium et Naturalium partium affectibus com­pendioso ordine proponuntur, enarrantur. Opus varia et utili doctrina refertum. In eo principum placita a Neotericorum calumniis vindicantur. Amst. 1636. 8°. Liber III, in quo Medicinales historiae de Uteri, Genitalium et inferiorum partium affectibus describuntur et compendtose explanantur. Ibid. 1637. 80. Liber 1 V, in quo Medicinales historiae de Febrium essentili , diferentiis, causis, signis, prognosi et curatione affabre expla­nantur. Ibid. 1638. 8°. Liber V, in quo Medicinales historiae de Venenis, morbis venenosis et Antidotis, graphite examinantur. Ibid. 1638 . 8°. Liber VI, in quo Medicinales omnes medicorum principum historiae proponuntur, quae in superioribus libris certam sibi sedem non determinarunt. Ibid. 1638. 8°. Liber VII, de Medicorum principum historid, in quo propo­nitur curatio omnium morborum tnternorum. Addita est Pharma­copoeia et Introitus ad Praxin ejusdem. Ibid. 1641. 80. Liber VIII in quo proponitur curatio morborum, qua partes naturales et vitales infestunt. Ibid. 1641. 8°. Liber IX, in quo proponitur curatio maliebrium morborum. Ibid. 1642. 8°. Liber X, • in quo proponitur curatio morborum qui yam et corpus opprimunt, Ibid. 1642. 80, Praxis historiarum Liber XI et ultimus. Ibid. 1642. 8°. CalcUlus non gigni in substantid, sed cavitatibus renum. Per­nelii hallucinatio. Di, cilis calculosorum curatio. Remedia praes­tantissima. Epist. ad Joh. Beverovicium. In Beverov. tract. de Calculo. L. B. 1638. 12°. Zacuti Lusitani, Medici et Philosophi praestantissimi operum. Tomus I. — Ed. postrema a mendis purgatissima. L. B. ] 649. fol. m. portr. Tomus II. Ibid. 1649. fol. De 2 volumina to zamen. Ibid. 1657. fol. 1667. 2 vol. fol. Hij liet in handschrift na : De Chirurgorum principum historid De regimine principum. . De juniorum medicorum erroribus. De Medicci doctrinc2 selectd. Hippocratic et Galeni Epitome. Zie brief an J. J. PontanusaanZaeut bijMatthaeusin Syll. Epist. Ep. 120; Zaculi vita ac Elogium, authore D. Ludov, Lemosio, Oly­sipponensi dulae Regiae Medico ord. ; Bart ol ocei, Bibt. Rabb. I, p. 54-56; II, p. 807-811; Paquot, Mem., T. I, p. 200. ZAF]? (Rim.), M. D. schreef : Bijzondere aanmerkingen over het goer en kwaat gebruik der geneesmiddelen. Leyd. 1746. 8°. Lie A b c o u d e, Tweede Aanh. bl. 173. ZAMMEES (JOHANNES) tooneeldichter. IIij gaf in het licht • De Moetwillige Bootgesel. Kluchtsp. Den laatsten druk. Amst. 1691. Zie Witsen Gijsbeek en Verwoert, bl. 569. ZAMORAM A S (R.) gaf in het licht : Kunst der zeevaart. Amst. Lie A beou de, Aanh. bl. 240. ZANI)E (Mr. H. VAN DER) gaf in het licht : De doorluchtige minnaar trsp. A.mst. 1713. De dood van Elius Sejanus of Spiegel voor de vorsten gun­ telingen, trsp. A mst. 1716. Demetrius of strijd tusschen de lief de en het staatsbelang Ald. 1716. De ingebeelde dood, klsp. A ld. 1717. Zie Cat. d. Al. v. 1%ted. Letterk. dl. 6, bl. 227; Witsen Geijsbeek, t. a. p. Verwoert. ZANDE (MICHIEL VAN DER). Deze Hollandsche kunstschil­der woonde in het begin der 17de eeuw te Milaan. Zie Kramm. ZANDEN. Op een Catal. van 3 Mei 1741 komt van dezen schilder een landschap voor. ZANDFOORT (Mr. WILLEM VAN), steenhouwer te Haarlem, was in 1466 de vervaardiger van de beelden en in 1467 van de leeuwen, die aan het Raad- of Stadliuis aldaar werden geplaatst. Zie J. K o n in g, Verh. over de Boekdrukkunst, bl. 360 ; K ramm. ZANDICUS of ZANTDIJK (FRANciscus), geheimschrijver van Zierikzee, zijne geboortestad, sprak eene redevoering nit voor Karel V, toen deze vorst uit Afrika weerkeerde. Zij werd ten tijde van V a 1. Andreas op het raadhuis aldaar bewaard. Zie Val. Andreas, Bibl. Belt'., p. 247 ; Fopp ens, Bibl. Belg., T. II, p. 600; Oudh en Gestigt. v. Zeel., bi. 94; Be la R ue, Gel. Zeel., bi. 204; Kobus en de Rivecourt. ZANDVOORT. Zie SANTFOORT. ZANTEN (GERARD BEIIKELSZ. VAN) was een der gedele­geerde regters van Oldenbarneveld, Hoogerbeets en de G r o o t. Hij had zitting in het collegie van gecommit­teerde Baden van Holland. Zie Wagenaar, D. XI, b1.341; Verwoert. ZANTEN (JAN VAN), doopsgezind leeraar en arts te Haar­lem, gaf in het licht Historie van het Symbolum of Geloofsformulier der A .posto­ lis met oordeelk. aanmerkingen uit het Eng. Haarl. 1708. Verhandeling van de genezing en verzagting der jigt door het drinktn van melk, uit het Lat. van J. Jolacus. Ald. 1709. Het levee van Socrates. Uit het Fr. van Charpentier, Ald. 1710. Den ganschen plicht van een Christen. Aid. omstreeks 1715. Oorzaken van het vernal der Christelyke godsvruchtigheid of eene onzijdige beschouwing van den christekke godsdienst. Door den schrijver van den ganschen plicht van een christen. Aid. 1718. Verhandeling van Gods voorwetenschap en 'emen8chen vrije werking. Uit he Eng. Amst. Ook vertaalde hij Milton's ver­loren ParadVs. 3 In den twist tusschen den remonstrantschen leeraar Br e­m e r en de doopsgezinden, vertaalde hij Aanmerkingen over den kinderdoop. Leid. 1741. Hij was bevriend met S c h ij u en spoorde dezen tot het schrijven van zijne Historia Menno­nitarum aan. M. le Faucheur, Verh. over de uitspraak en gebaardemaking van eenen redenaar, alsmede P. Francius,bestieringen aangaande de uitspraak en gebaarm. enz. Uit het Frans en Latijn vert. door J. v. Z. Amst. 1741. 8°. Zie Paquot, .11/em, T. II, p 469; Blaupot ten Cate, Gesch. d. Doopsget in Holl., D. II, bl. 37, 136; G la si us, •Godgel. Nederl. ; Cat. d. Bib& d M. v. L., 163; III, 81. ZANTEN (LAuRENs VAN) schreef een pendant van L. v a nden Bos', Treurtooneel der doorluchtige mannen: Treurtooneel der doorluchtige vrouwen, of op - en ondergang der vorstinnen en andere beruchte vrouwekke personagien. M. pl. v. J. L u i k e n. Amst. 1699. 4°. Met voorr. van zijn zoon Abraham van Zanten. Ook gaf hij : Spiegel der gedenkweerdige geschiedenissen. Spiegel der gedenkweerdigste wonderen onses tUds sedert hetjaer 1600 tot den jaere 1660. Amst. 1661. Zie Nay., D. V, bl. 248 ; D. VI, bl 127, 142. ZANTEN (PIETER VAN), in 1746 te Leiden geboren, yes­tigde zich te Rotterdam, waar hij zeer goede portretten schil­derde. Ook dreef hij kunsthandel en overleed in 1813. Zie Immerzeel. ZAS (N.) is schrijver van een werkje Over den dauw der dieren en de belle des waters. Rott. 1660. Ook beoefende hij de poezij, gelijk zijn vriend Jonckt ij s. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. ZAS (T.) en J. Op den A kker vervolgden na den dood van J. Fereira in 1691 de Portug. bijbelvertaling, waarin deze gevorderd was tot het laatste hoofdstuk van den prof. Ezechiel. Op den A k k e r bragt ook de Psalmen in het Port. over en mogt de invoering er van tot kerkgebruik, 13 Mei 1695 zien (Bnd. 15, 16). ZASIUS schreef eerie Inleyding tot de ware wjsheid. 8°. ZASIUS (LucAs), „rectoir in de vermaerde whole tot Woer­den," gaf in het licht Borgerlacke Huy s-houdingh, eMott. voor C o r n. van Damme. 1628. 4°. Zie Cat. d. Mmes. v. N. L., D. I, bl. 221. ZA.SSEN (R. vA.w) schrOef: ultig historiseh veehaal van emi tocsaraytige bekeering. Rott. 1729. 8°. Zie AbdOude, lfaanil., M. 419. ZAUNSLIFER (Prritus), geboortig van Oostzaan, zoon van ibhannei Albertus Zaunslifer (van 167-167S pre­dikant te Oostzaan) en kleinzoon van Otto Z au n s l i f e r (goboortig van Brunswijk-Solms, els predikant van Amersfoort &tat Groningen beroepen 10 Dee. 1645 en aldaar 3 Oct. 1618 overleden) werd student to Leiden 27 Junij 1695, in 1708 predikant op 'stands vloot onder den vice-ad miraal van d er Go es, en op den iOden Oct. 1707 door zijn broo. der Otto Zaunslifer (predikant te Arnhem, vroeger to Overechie en to Heusden) tot predikant te Zoelen bevestigd. Naar Vianen beroepen, Meld hij te Zoelen den 1940 Sept 1717 tijti afscheidsrede. Van Vianon vertrok hij in 1724 Naar Amsterdam, waar hij den 2,4sten Dec. van dit jaar be­vestigd werd en op den 18den Mei 1739 overleed hij in den Guderdom van 62 Jaren. De lijkrede is door zijn am.btgenoot Leon a r d Beels over hen gehouden.. Zijn eenige soon Jo­hannes, in 1733 tot predikant te Berkwoudo beroepen, stierf nog voor zijne bevestiging. Ilij is als schrijver van godgeleerde Wericon en dichter bekend door: Gods ke,% getroost en bet ouden over Ps. 3.ef . 8°. Messias voorloopers, Poeistemme en loop aan de jordaan. etroom over Malik 3. 1713. 8°. l'afereel der overdeftige zinnebeelden, genzae`cht natl. de Bench , den, Ondeuchcten, Gemodsdliften der 2nensohen, setaffen Godts en zegeningen, Atust. 1720. 8°. PoOtrede voor e1?jnaeus, Geboorte en besnUdenis Christi. Amst. 11t9. 4°. Iii hands. Dqverhaal eenet seer aannzerckelijke reyse ntzar Spanyien en egos enz. , Zie Kist en Moll, Kerk. hist. dirchief; D. II, b1. 452; Brans, Xerk. Beg., 51. 36 ; Gron. passieb., 18.39, M. 125; Nat., D. XVI, IA. • 838, 865; B. XVII, bi. 13; A beoude; v. d. As, N. B. 4. C. Wb. ZAVELEN (1.4 ....ttENDERS VAN) te Deutikom behoorde tot de menigte dichters, die 4ktranen over den droeviyen dood van Winn IV stortten. Zie v. d. Aa, N. B. A. C. Wb. ZEEBERGH (Mr. ADRIAAN VAN), zoon van Ludovicus an Zeebergh, predikant 14 de hervormdo getneente to cloriAchem, ward Odti.ar den Pen Jiinij 1746 pboren, stu­deerde te Leiden in do regten word, na het verdedigati 3* eener dissert. de exhibitione et custodiisreorum, doct.in de regten, waarna hij zich als advocaat te 's Rage neerzette, waar hij zamen woonde met den latijnschen dichter en advocaat J a n us G r o-t i u s. Na een negenjarige praktijk werd hij read en pensio­naris der stad Haarlem, welk ambt hij den 2den. December 1773, teen hij slechts 29 jaren oud was, aanvaardde. Hij bleef niet vreemd aan de woelingen na het jaar 1781 en werd in 1787 afgezet. Sedert wijdde hij zich aan de be. langen van T e ij 1 e r 's stichting, waarvan hij sedert 1780 directeur was, die hij vooral na 1795 behartigde. Meermalen na dit jaar geroepen tot het vervullen van gewigtige bedie­ningen, wees hij die niet geheel af, en was vaderland en stad zijner inwoning in vele aangelegenheden zeer nuttig. Zuiks werd door koning Lod e w ij k, die hem tot ridder van de unie en staatsraad in buitengewonen dienst verhief en door den keizer zelven, die hem tot ridder van de orde der reunie benoemde, erkend. Hij overleed den 2 5sten Sep­tember 1824. Zijn vrouw, Johanna Maria Kuit s, dochter van burgemeester A nth o n i e K u i t s, waarmede hij in 1776 gehuwd was, overleed in 1 816 kinderloos. Hij was lid der Maats. v. Ned. letterk. Zie Handel. 1825, bl. 42; Kobus en de Rivecourt;Verwoert. ZEELANDER (ABRAHAM LioN), in 1789 te Amsterdam geboren, behaalde in 1821 aldaar op stads teeken-akademie den hoogsten prigs, na reeds in 1814 dien bij de Maatschappij Kunst z ens doel behaald te hebben. Van J. E. Marcus genoot hij onderrigt in de graveerkunst en sneed een aantal platen naar teeken- en schilderwerk van verdienstelijke mees­ters, bijv. een Binnenhuis naar G. 1) o u, 2 Landschappen naar B r o n d g e e s t, een Binnenhuis naar Noel, 2 Paarden naar Overbeek, 2 stuks naar Brondgeest en Teniers, 6 Landschappen met beelden naar eigene teekeningen. Ook komen fraaije prentjes van hem voor in den Neder­landschen Muzen-Almanak, en bragt hij de galerij van Z. M. W i 1 e m II in koper, een belangrijk bijvoegsel tot den berede­neerden catalogus van N i e u w e n h u i s. Hij was ridder van de orde van de Eikenkroon en overleed 15 Dec. 1856 te Amsterdam in den ou.derdom van 67 jaren. Zijn portret, door H. W. Caspar i, komt in het Prentwerk van J. E. Marcus voor. Zie Immerzeel.; Kramm. ZEELANDER (L.) is schrijver van Paste gronden van 't cath,okk geloof, wegens he sacrament des Altaars, beweert tegen J. v. d. Honert. 8°. 'en Vervolg der vaste gronden enz. tegen he antwoord van den Heer J. v. d. Honert. 2de deel. Gent 1747. 8°. Zie Abconde. ZEELANDER (PIETER, DE), „zee- en scheepsschilder," voerde te Rome den bentnaam van Raper, Lie Houbraken, D. II, bl. 441; Kramm. ZEEMAN (A.) vervaardigde titels, vignetten, kleine afbeeld. van kastelen dorpen enz. o. a. voor C. B r u i n, Z. IL en N. H. Arcadia, Amst. 1730, 1732. Ook heeft men een boekprent van hem : hoe zij (de Negers) visschen vangen, in den trant van Reinder Zeeman. Zie S ramm. ZEEMAN (ENocn). Ofschoon geboren Hollander, bragt hij een groot deel van zijn leven als portretschilder te London door. Hij was in 1744 overleden. Ook zijn. zoon Paul Ze e­m a n beoefende dezelfde kunst, gelijk ook zijn brooder I s a a k Zeema n, in 1751 overleden. Hij liet een zoon na, die schil­der was. Zie Immerzeel. ZEEMANS (JAcoBus) voer eerst ter zee, en was in 1720 organist en klokkenist to Breda. Hij vervaardigde ook de orgels te Voorschoten, Breda, de Leur en Leerdam. Zie Nay. D: XII bl. 18a. ZEEMAN (JoosT), kunstschilder to Workum in Friesland. Kr a mm bezat eene door V eel w a a r d naar zijne teekening gesneden bewijs van Lidmaatschap van het dep. Workum der Maatschappij : tot Nut van 't Algeineen, 1801. Een aan­tal goede teekeningen van hem zijn in de Friesche kunstver­zamelingen bewaard. Zie Sramm. ZEEMAN (NIcoLiAs). Van dozen tooneeldichter bestaan twee dramas : De stomme schildwagt of bedrooge Afinnaar ; klsp. Amst. voor de Ziefhebbers 1759. De Bedrogen dokter of de spekdieven. Zie Witsen Geljsbeek t. a. p. D. VI, bl. 569 ; Cat. d. Bibl. v. N. Letterk. d. 16 bl. 227. ZEEMAN (REINIER). Volgens Nagl e r en Kr am m, niet in 1612 of 1616 te Amsterdam geboren. Hij heette eigenlijk Noom , doch hij noemde sia5i Zeeman viregens n mega zwerven op zee, I mm erzeel vermoedt dat hij een tijdi genoot was van Willem van de Velde den Ouden, de­wijl de vorm zijner schepen naar dien van de laatsten gelijken. Hij Meld zich te Berlijn met schildereft bezig, doch rust ook te Amsterdam zijn gevestigd geweest, wijl daar prenten naar zijn teekeningen, den orntrek der stad voorstellende, voor­komen. gezigten van sommige zijner prentjes zijn in Frankrijk enomen. Em als scbilder en als teekenaar en gra­veur hadhij groote verdiensten. Iiij Nagler vindt men al zijne prenten, 177 stuks, met al de verschilleude adressen.ij zeif heat zijn beeldtenis geschilderd, waarnaar gene gra­vure door J. Faber is vervaardigd. Zie Immerzeel; Kramm; Nagler, Barts, Muller. ZEERTJP (P. vAR), te Amsterdam geb.oren, vervaardigde de e volgende tooneelspelen i.n rijm Arflemra en Brusanges, Droef- bl j ij e1. Amst. 1646. De dood van Brutus en Cassius trsp. vert. op d' Schowburg. AldA 1633. Zijn zinspreuk was Niet 01 te rijp, Zie Witsen Geijsbeek, t. a. p. Cat. d. friaatsch. v. Ned,Leiterk4 t. a. ZgEUS (JACoB), zoon van Adria a, n Zeeu s, burgemeester te .evenberffen en D i r k j e V er doolte n, werd aIdaar den 74 Februarij 1636 geboren, ontving eerie beschaafde opvoe­ding en toonde reeds op zijn tiende jaar srnaak voor de dicht­en meet- en schilderkunst. Zijn vader besteedde hem te Dordrecht bid A rnold 1-I oubrake 11, die hem min of . weer met het werktuigeliike der poezij bekend maakte. Van Dordrecht tehuis oritboden, verloor hij in 1699 zijne moeder. Naclat zijn vader kort daarop een tweede huwelijk had aangegaan, werd 1 ij naar de Xlundert gezonden om zicli in de wiskunde te oefenen, waarin hij spoeszlig vol4oende vorderingen maakte, om zijn examen als landmeter te kunnen dom. Na den dood van zijn vader, in 't begin van 1703, besteedde hem zijn stiefmoeder op het kantoor van hare schoon­vader, den Procureur Voorho f, om de praktijk te leeren. In 1709 hertrouwde zij met A d r i a a n van Spran g, Bur­gemeester van eFe Klundert en trok met haven man derwaa,rts, terwij1 Z e e us zich als Notaris en Landineter te Zevenbergen neerzette. Ondertussohen beoefende hij in zijne melt van ontspanning de poezy en vormde teveus zijn smaak door het lezen van goede dichters. Ook geraakte hij in kennia met Pieter Nuyt s, officier der vrijheid Etten, L e u r en Sp r u n,d a 1, 04 een beoefenaar der dichtkunst, die slecbts eon paar urea van hem of woonde. Beide vrienden bewcb- ten Ander en hielde briefwisseling tot den Mood van Nuyt s, door wien hij ook kennis kreeg aan IJsbrand Vincent en andere leden van het Amsterdamsche Kunstgenootschap, Nil volentibus arduu2n, den Rotterdamsche boekverkooper Arnold Willes en andere dichters. Het eerste wat van hem, doch zonder zijn naam, verscheen was : De ongeblankette wergild. Schoon hij dit dichtstuk later verwierp, behelst het echter veel goeds en draagt blijken van's dichters gelukkigen aanleg voor de satyre, waarin hij later zoo wel slaagde, blijkens zijne berijming van het derde .Hekeldicht van Juvena­lis en vooral uit zijn Wolf int Schaepsvel, dat in 1711 voor het eerst verscheen, en spoedig gedrukt werd. In 1713 ver­scheen die tweede druk en in 1737 nogmaals onder zijne overgeblevene Gedichten. Aan dat gedicht heeft Zeeus zijn meest vermaardheid te danken. Moedig trekt hij daarin te velde tegen de snoode huichelarij der geestelijken, het schandelijk priesterbedrog en de bedorven zeden der val­sche godsdienstleeraars van vroegeren en lateren tijd. In 1721 (Z eeus was den 27 Nov. 1718, gestorven) gaf de Delfsche boekverkooper R e g n i e r B o i t et zijne gedichten met koperen platen, met een voorwoord van P o o t en lofdichten van Henriette, Elisabeth en Katharina Johanna de With, A. Hoppesteijn, M. de Ruyn­schen en anderen in het licht, en in 1726 zijn vriend A r­nold Will es te Rotterdam, zijne overgeblevene gedichten 2de dr. beide in 4° uit. Zijn tijdgenoote hielden hem voor een //Fenix der dichteren". De Vries was met zijne poezy niet ingenomen, doch een ander meende dat hij een Neder­landschen Boileau had kunnen worden. Behalve de genoemde gedichten en Het IV Gezang tat het I 1 'Pen Boek van Horatius ilaccus, naar onze tijden geschikt en uitgebreit Rott. 1712 8°. het Derde Berispdicht in Nederd. Vaerssen toepasselyk uitgebreid en met aanteekeningen voorzien. Amst. 1710 schreef Zeeus nog Otto, Treurspel, Delft 1721. Min­der bekend in zijn twist met P. A. de H u ij b e r t, 'leer van Cruiningen, die in de voorrede van zijn blijspel de Gewaande Aerologist had beweerd, dat V o n d e 1 het tooneel niet ver­ stond en geen kennis had bezeten van de eenheid van tijd, plaats en geschiedenis, noch van andere regels, die voornamelijk in het treurspel moeten waargenomen worden, waarop Z e e u s een dichtstuk schreef : De Zangberg in gevaar, bestaande in tien coupletten en waarin hij Vondel's eer verdedigde even als zijn vriend P. d e Bye deed in een dichtstuk, De Zang­berg buiten gevaar en A. N a c h t e g a a 1. De heer van Cruiningen vatte hier op vuur en nam den geese' der Satyre in de hand in den smack van le Chef d'oeuvre d'un inconnu, in een brief aan den geleerde en roemzuchtigen Dr, Chrisosthomus Metanasius, 's Hage 1715 *) en gaf in hetzelfde jaar De Zangberg ontzet. Versiert met Zeeuwsche lappen en een allegorisch plaatje onder den naam van L. van der Spit s, waarin hij nit Z e e u s gedichten alle oneigenaardige en ver­keerde uitdrukkiugen te pas bragt, en ten toon stelde, o. a. . zijn ongelukkige vertaling van Juvenalis Satyra III van 207. „Et divina opus rodebant carmina mures, „Terwijl de muren vast dien grooten rijkdom schonden, het woord mures in plaats van door muizen door muren ver­talende waarvoor Z e e u s nog scherper werd gehekeld in den Brief van Dr. Chr. Matanasius aan den vernultigen Pa­pirius Carpitanius. Wij kunnen te deze plaatse niet uitwijden over dezen Poetenoorlog, waarin ook de H a e s werd gewik­keld met zijn Knuppel onder de Hoenders en die met den dood van Z e e u s eindigde. Zijn portret is door J a c. H o um b r a k e gegraveerd. Zie S i e g e n b e e k, Gesch. d. Nederl. Letterk. ; De Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk.; Levenebeschriiving voor de Nagel. Gedichten; Wit se n Geijsbeek, t. a. p.; Cat. d. Maatsch. v. Ned. Letterk.; Kok; Hoog­straten; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Huberts, Chron. ilandl.; Mull e r, Cat. v. portr. ZEEUW (CORNELIS DE), geboren van Enkhuizen, diende als kapitein op 's lands vloot, en behaalde, door zijn betoonde heldenmoed, grooten roem. ZEEUW (JACOB DE), zoo genoemd naar de provincie zijner geboorte, leefde in het midden der XVde eeuw en verwierf wegens zijne geleerdheid, de priesterlijke waardigheid, voordat hij de daartoe vereischte jaren bereikt had. Tot prior van het nonnenklooster te Bajum aangesteld, nam hij dien post met onbaatzuchtigen ijver waar, doch haalde zich zoo den haat van R. Gabbing a, een edelman, op den hals, dat hij, op raad der zusters, het klooster verliet. Om aan zijne zucht voor de letteren te voldoen, begaf hij zich naar Leuven, legde er zich op de regtsgeleerdheid toe en, daarin den docto-ralen graad verkregen hebbende, nam hij het bestuur der kerk te Sexbierum op zich, bezocht gedurig het klooster van Lid-lum en maakte zich door zijn buitengewone milddadigheid *) De pseudoniem van M. de S sin t H'y aci nt he, die genoemdwerk in den Haag schreef en in 1712 uitgaf, bevattende een om­slagtige commentarius van een Fransch straatliedje, om die geleerdenten toon te stellen, die lijvige commentarien op oude schrijversmaakten, welke slechts kleine toelichtingen behoefden. bemind. Op aanbeveling van den abt • van Mariengaarde, koos men hem tot pastoor te Leeuwarden, doch de weelde en wulpsheid der burgers veroorzaakten hem • zooveel smart, dat hij met verlangen naar de stille kloostercel uit­zag. Hieraan werd volda.an door zijn verkiezing tot abt van het Praemonstratenser klooster te Lidlum. Hij maakte zich verdienstelijk door het van de groote schuldeu, waaronder het belast was, te ontheffen. Zijn zwak en waterzuchtig gestel noodzaakte hem zijn, ontslag te nemen, waarna hij te Miedum zijn overige dagen sleet. Hij overleed in 1492, vermaakte aan zijn klooster 300 goudgulden, terwijl zijn lijk te Lidlum werd begraven. Zie Oudheden en gestichten van Vriesland, II, 195. ZEEUW (LIEvE DE), te Enkhuizen geboren, kapitein op 's lands vloot, behaalde, door zijn dapperheid, grooten roem. Zie Brandt, Beschrifv. v. Enkhuizen: Verwoert. ZEGEL A AR (GERRIT) werd den 16den Julij 1719 te Loe­nen aan de Vecht geboren. Zijne ouders waren Hendrick Zegelaar en Johanna Terbrugge. Hij wasstom.endoof, even als zijne trouwe broeder. Hij werd geen onverdien­stelijk schilder van binnenhuizen. Ook vervaardigde hij portretten en behangsels met groote figuren. Twee kabi­netstukjes van zijn penseel, een haringvrouwtje en een meisje met een Boos onder den arm, golden op de verkooping van Braamcamp f 213. Te Utrecht berustte van hem de 5 Zinnen, door figuren uit het burgerlijk leven voorgesteld. Hij woonde te Amster­dam. Hij huwde Maria van der S t e e n, in 1801 over­leden ; hij overleed te Wageningen den 248ten Junij 1794 en werd aldaar begraven. Hij schilderde zelf zijn portret. Zie Immerzeel; Kramm. ZEGERMAN (JAN), kunstschilder te Utrecht, in 1611 lid van het St. Lucasgild aldaar. Hij behoorde tot de commissie, die het Zadelaarsgild van het Schildersgild afscheidde. ZEGERS (FR Ns), dick ter uit de eerste helft der 18 ,1e eeuw. Men heeft van hem o. a. zinspr. : Virtus vincit omnia. De triomferende deugd, of de veriidelde wellust; trsp. Amst. z. j. Mustafa Soliman, of de venom's wraakzucht ; trsp. Ald, 1719, De gee*** vtlgeest; trap., vert. op de Schonwb. Aid. 1720. m. p1. Eitispqn Praktisibt; blsp. Aid. 1720. Zia Witsen Geysbeek, t. a. p.; Cat. v. d. Bibl. v. Need. Letterk., D. I, 6, bl. 228. ZEGERS (GUILLAEM of GHILAIN), ridder, heer van Was. senboven, ambachtsheer van Arentsberge en Ammers aan de Noordzijde der Lek, raad des konings te 's Hage. Hij werd in 1540 en 1649 onder de Hollandsehe Edelen geteld, dock onbevoegd gerekend om ter dagvaart te verschijnen, waar-schijnlijk om zijn vlaamsche afkomst. Hij overleed in 1564. Hij liet na J an (die volgt), Anthon y, die trouwde met Maria Dormael en Ghilain (die volgt). Zie Te Water, Verb. d. Edelen, D, III, bl. 412; Goudhoeven, bl. 620; van Leeuwen, bl. 686,762, 1062; de Wall, Priv. v. .Dordr., bl. 1299-1538. ZEGERS VAN WASSENHOVEN, afkomstig uit een oud vlaamsch geslacht, in 1645 door Phili p s 1 V geadeld, zoon van Gui11iaein of Ghi1ain Zeg er s, beer van Was-senhoyen, ambachtsheer van Arentsberge' en Anamers aan de lgoordzijde van de Lek, raad des konings te js Hage, in 1564 overleden. Hij woonde te VoOrburg, toen hij door Alva werd ingedaagd, om zich te verantwoorden op de beschuldigingen dat hij met zijue broeders .1 an en Willem van Treslong over tafel te Voorburg, in tegenwoordigheid van den priester, schandelijke en lasterrijke redenen tegen 't oude roomsch-katholijke geloof en der godsdienst had' uitgesproken ; dat hij had deel genomen aan het breken van een beeld in de keric van genoemd dorp ; de verworpene en verfoeijelijke predika-tien der arinisten had bijgewoond en zelfs nevens zijn broeders tegenwoordig was geweest in de eerste preek op de ruiterkamp bij de vaart to Delft gehouden ; dat hij veel ver-keerd had met Sonoy, van Haeften en van Binkhorst, die onder de Verbondene Edelen behoorden en groote be-granstigers van de ketters waren ; dat hij hun teeken op de borst gedragen had, ten blijke dat hij van hun verbond een aanhang was en dat hij geweigerd had den gevorderderk eed to doen gelijk door de edelen, die katholijk waren, in Holland geschiedde en uitdrukkelijk aan zich to houden de wapenen niet to willen opvatten tegen den hervormden godsdienst en zijn geweten. Daar hij niet verscheen word hij gehannen met verbeurdverVaring zijoer goederen; Zie over het geslacht: Nobiliaire des Pays-Bas, T. I, p. 285 ; T. II, p. 443; Aecueil general, de Families; Orig. des N. R., p. 214; Quantiersgeneral, T. I, p. 220; Carpentier, P.III,p. 612; vanLeeuwen,Bat. ill., bl. 686, 762, 1042 ; Goudhoeven, Chr., bl. 620 ; Seniehe. vios 4iv4, bl. 128.4 130; To W or, Verb. d. Motets., D. III, iil.412; Kobus en de Rivecourt. ZEGERS VAN VV ASSENBOVEN (JAN), brooder van deu voorgaande, stood .evenmin in de guust yan A 1 v,a, the hem d6n. 23sten April 1568 voor altijd uit 's konings landen bandde met verbeurdverklaring, van zijne toerende en ouroe­rende goederen, Hij was verdacht van deelgenootsobap aan ket Verbond der Edelen; hij liet zich vinden in hunna Oenkomsten; hij. had sterk aangedreven op het teekenen van zeker geschrift, 'twelk men zeide, gekomen te zip van L o­de w ij k van Nassau en, naar axle waarschijnlkileid, het ij du.der gemelde verbindtenis was dat hij doorgaans ge-wapend flaw de preek der ketters reed; -hunne leeraars aan z4u tafel noodigde ; dat hid te Delft het nachtmaal uaar de wijze der ketters had gehouden ; dat hij, schoon meerro.alen daartoe aangezocht, geweigerd had den eed van trouw aau den koning te doen. Na zijne vlugt werden zijne goederen aangeslagen. Hij huwde Margaretha Qem van Wij n­gaerden, dochter van Jan Oem van Wijngaerden tot Kroonenstein, bailiuw van den Haag, en van Cat h a­rina van Zie Senientia van .41va; 1)1. 40, 445 ; T e Witte ri Varbond der Ede­len, D. III, bi. 415; Ko bus en de Ri v ecourt. ZEGHERS ( ), kunstschilder, bloeide in het mi4den der 16" eeuw te Oudenaarden. 11 ij sehilderde in 1849 voor 0. L. Vrouwen-gasthuis drie cruciflacen, St. Buerbeie, St, Maria Magdalena, 9t. 4igneta. 2ieKramm. ZEGH.ERS of ZEGERS. Zie SEGHERS. ZEGHERS (HERCULES). Zie SEGHERS: ZEHENDER (ABRAHAM). Van hem bestaat een Platteqrond tan cue stad littiddtlburg met 32' wapens der leden van de regering dier stad. Zie Kramm. ZELDAM VAN GANSWIJK. Zie GANSWIJK. ZETA (JAN VAN). Zie SELE (JAN VAN). ZELHORST (MATTHIAs). Volgeus F o p p en s gedurende 31 jaren predikant der hervoemde gemeente te Hengelo, dock hij begaf zich, d. S Jnhj 1645, van zijn dwaatleer teruggekomen, w-eder in den, sehoot der R. C. kerk, in den ouderdom van 59 jaren, waarna hij to Dusseldorp zijn ver­blijf nam en stierf. Hij gaf van zijn bekeering verslag in den Cathokcken Ge­reformeerden predicant ofte den onverwachten weghweUser tot de Catholijcke waerheijdt enz. A nno 1649 en 1658. 8 °, Zie Foppens, Bibl. Belg., T. I, p. 89. ZELST (JoHA.N VAN), predikant te Burcharen en Hernen 1683, te Rossum en St. An dries 1685, to IJsselstein 1696, gestorven 1730, schreef: De zieltogende Juda, treurrede, toegepaet op het afsterven van William III enz. 1702. Zie Rogge, Bal. v. Contrarem. en Geref. geschriften, bl. 203. ZEPPEL (CmusTIAAN), een Hagenaar, leerling van den ouden Haag, bloeide omstreeks 1769, schilderde portretten en herstelde oude schilderijen. ZERBOLT (GERABDus). Zie ZUTPHEN. ZERVIS (JoHAN). Zie SERYIS (JoHAN). ZESEN (PHILIP voN), ridden, raadsheer van Zijne Hoogheid den prins van Anhalt, te Prioran in Meiszen geboren, leefde van 1619-1672, hield zich een geruimeu tijd te Amsterdam, waar hij de betrekking van consul van Anhalt bekleedde, op, en gaf en .schreef gedichten en gansche werken in de Hollandsche taal. In 1672 besloegen zijne schriften reeds 9 deelen in fol. 10 in 4°., 31 in 8'. en 25 in 12°. en 16 1°., terwijl toen nog 36 zijner werken voor de pens gereed lagen, wier titels bij Jocher voorkomen. Tot zijne geschriften be­hoort o. a. zijne Beschreibung von der Stadt Amsterdam u. s. w. Amst. 1664. m. pl. 4°. en in 12°., Waar achter: Appendix wegen die neuen ErgrOsserung and Erweiterung der Stadt gestellt, lurch P. von Aengelen. Volgens Wagenaar vindt men niet veel gew igtigs in deze beschrijving. Zij werd, terwijl zij gedrukt werd, in 4 maanden opgesteld. De schrijver vermeldt in de voorrede, dat hij reeds 22 jaren in de stall gewoond had en in 1662 met het burgerregt was vereerd geworden. Er verscheen ook : Het vernieuwde ParaclUs-Hofken, vol christel. deugden en andere gebeden van Joh, Arent, vermeerderd door 7. van Zee­sex. Met pl. v. J. Luyken. Amst. z. j. kl. 8°. Zie Witt e, Diarium Biogr., T. IL ad 13 Nov. 1619, p. 17l ; N eu-meister, De Poetis Germ. Lec , XVII; Muller, Cimbria literat.; Jocher; Wagenaar, BeechrYv. van Amst., Voorr., bl. XXVIII, XXIX ; B. Ilttydecoper, Proeve van taal- en dichtk., bi. 379; Bo- Nyenhais Biogr. lijst van Plaatab., No. 57, 1460; Cat. .1. Ko-sting, D. II, bl. 194; Nay., D. III, bl. 290, D. IV, bl. 239, 295; Ger v inn s, Gesch. d. Podia. National-Literatur, Th. V, S. 275—.284 ; Biogr. Univ. ZEURNER ( ) „hield zich onledig met landschappen en stadsgezigten of te beelden, namelijk op spiegelglas, waarvan het gedeelte door de lucht verzilverd en al het verdere ver­guld is; daardp heeft hij op eene fraaije wijze de voorstel­lingen geetst, • en ze dan van achter gedekt, welke bewerking door het veranderen van het licht, op de verschillende af­standen van den beschouwer, een vreemd effect maakt." Zie Kramm. ZEVECOTE (DANIEL), zoon van den volgende, in Grasmaand 1627 te Harderwijk geboren. Reeds in zijne kindschheid ver­loor hij zijn vader. Het blijkt niet dat hij, even als deze, de poezij heeft beoefend. Hij ontving echter een geleerde op­voeding, werd in 1649 student in de geneeskunde aan de akademie zijner geboortestad, waar hij in 1655 en 1656 nog als doctor der wijsbegeerte voorkomt. In 1658 werd hij tot buitengewoon hoogleeraar in de wiskunde benoemd. Na drie jaren dezen post bekleed te hebben, overleed hij in het 348te jaar zijns 'evens. Zie behalve de Oratio funebris van Hermannides; Bonman, Geschied. d. Geld. Hooges., D. I, bl, 206 ; K obus en de Rivecourt. ZEVECOTE (JAcoB VAN), zoon van Fran c i s c us en M ria Uteneech o n t, werd den 16den Januarij 1590 te Gent geboren. Naauwelijks 16 jaren oud, toen hij de scho­len nog niet had verlaten, bewonderde Jacob van 111 arc k e reeds zijne gedichten. Hij was zwak van gezondheid, van een wispelturig en ontevreden karakter, hevig, vurig, werk­zaam maar ontembaar in zijne driften, die hem van het eene uiterste tot het andere dreven. In zijne jeugd minde hij eene Gentsche schoone, die hij onder den naam van T h a u m an t i s bezong. Ofschoon zij hem trouw had gezworen, bleef zij echter aan zijne liefde niet beantwoorden en werd op een ander verliefd. Bit trof • hem, zoo diep, dat hij besloot de wereld te verlaten en begaf zich in het klooster der Augustijnen to Gent, waarin hij gestudeerd had. Be monnikskap bragt ech­ter geen heul aan zijne smarten, heviger voelde hij in de eenzaamheid de driften woeden en het hart in nieuwe be­geerten ontbranden. Rusteloos en ontevreden, dacht hij dat zijn zwervend leven hem - meer rust zou geven, en nam, naanwelijks 20 jaren oud (1616), de pelgrimsstaf op en ging naar Rome. Hij trok door Lorreinen langs de oevers van den Rijn naar Basel en- langs de St. Gothard over de Alpen naar Milas,n, bezocht Bologne, Florence, Sienne. en kvvani eindelijk te Rome aan. Na een kortstondig verblijf, keerde hij langs Genua en Lyon naar zijn vaderland en gaf eene dichterlijke beschrijving zijner rein in eene latijnsche elegie aan Justus Hardouin. Tot professor in de rhetorica in het collegie der Augustij­nen te Gent en te Brussel benoemd, verveelde hem spoedig deze betrekking en ging hij in 1623 naar Leiden, om een be zoek of te leggen bij zijn vriend en bloedverwant Daniel Hein sins. Hij ging tot de hervormde kerk over en bleef eenigen tijd te Leiden, trad aldaar in den echt en werd, in 1627, tot hoogleeraar in de welsprekendheid en geschiedenis te Har­derwijk benoemd. Zestien jaren bekleedde hij (fit hoogleer­schap niet minder geacht wegens zijne talenten en geleerdheid, wegens zijne burgerdeugden. ‘Veinige Nederlanders bespeelden de dichterlijke her met meer kracht en gevoel. Ook zijne latijnsche gedichten worden teregt geprezen. Na'ir den trant dier tijden gaf hij op een gedeelte van Suet o n i u s en L e vies staatkundige aanteekeningen in het licht, die den­zelfden gloeienden haat tegen Spanje ademen, die ook zijne gedichten bezielt. Maar het was met zijn pen alleen niet, dat hij zich als een ijverig voorstander van de vrijheid zijns vaderlands betoonde. Immers, in den zomer van 1629 deden de Spanjaarden en Croaten, onder den graaf van Mon t e­cucul i, een even onverwachten als verwoeden inval in de Veluwe; en trok (lien geduchten vijand voor de muren van Harderwijk. Toen zag men den beroemden geleerde, nevens (le geringste burger, op de bedreigde wallen in het geweer staan en zijn stadgenooten door woord en (laad tot het tre­den van kloeken weerstand aanmoedigen. Terwijl hij te Har­derwijk gevestigd was, wijdde hij op nieuw zijne krachten aan de regtsgeleerdheid met zulk een gelnkkigen nitslag, dat de Leidsche senaat hem honoris causa, den titel van doctor in de regten verleende. Zijne hnisvrouw Ma r i W outer s, schonk hem twee kinderen, een zoon Da ni el en een dochter M a r ij t j e, gedoopt den 29sten Oct. 1630. Haar ontijdige dood baarde den gevoeligen vader zoo grie­vende smart, dat hij den 1 7den Maart 1642, in bet 46'te jaar van zijn ouderdom, overleed. De hoogleeraar Boue or ff vervaardigde zijn grafschrift. Schriften : J. Zevecotii, Gandensis ord. erem. S. Augustini, po6data. Gan-' davi. Anno 1622. 8°. Antv. 1623. Tertia editio adeo al/cut vt nova videri possif • Antv. 1623,8°. Edit. ?llama. Amst. 1640. 8'. L. B. 1625. Observata politica ad C. Suetonii Julium Caerarem Amst.. 1630. 24°, Luca dtianaci Flori rerun romanarum libri W. Accedast J. Z. J. U. B. observational maxima politicae. Hardiveci 163$. Ediitio altera. Amst. 1638. 12°. Verachtinge des doods. In 't lakn beschreven door .Daniel Heinsius. Overgezet door d. Ed. en wUt vermaerden J. Z. Leijden 1623. 4°. Beleg van Lejden. Treurspel. Tot Leijden. 1626. 4°. Onzet van Leijden. Blij-eindig spa. Tot Harderwijk. 1630. 4°. Emblemata ofte sinnebeelden met dichten verciert; Met noch andere verscheyden dichten door hem zelven. Amst. 1838 in no. langw. form. Oedichten van Jacob van Zevecote. Voor dp eerste maal ver-zameld en uytgegeven door Jonkh. Ph. Blommaert. Gent, Rott. 1840. 8°. Zie Heinsii Poem.; P. Cunaei Epp. ; Boxhornii Poem.; Foppens, Bibl. Belg.,; Val. Andreas, Bibl. Beig,•Hoeufft, Pars. Lat. Belg., p. 156; Peerlkamp, de Poet. Lat. Neerl., p. 115; Struvii, Act. Liter. Fasc. VII, p. 27; A. Matthaei Syll. Epist , p. 101; Will e ms, Verb. over de Ned. taal en letterk„ D. II, bl. 18-35; Kantelaar en Siegenbeek, Euterpe, D. I, b1. 69; Visscher, Bloemlezinq, D. II, bl. 56; Collot d'Escury, .moll. roem, D. IV, 2, bl. 486a ; Siegenbeek, Bekn. gesch. d. Ned. letterk„ bl. 111, 116; van Kam p e n, Bekn. gesch. d. kunst en wetens., D. I, bl. 202 ; III, bl. 89 ; S c hr ass ert, Back*. v. flarderwA D. 1I, bl. 144; Bouma n, Gesch. d, Geld. Booges, D. I, M. 1, 59, 108 125 ; D. II, bl. 604, 622, 644 ; Wit sen Ge ij sbee k, B. A. C. Wb.,D. VI, bl. 587; Bodel Nyenhuis, over Z's Ontzet van Leijden, hl eitzdend spel in III 3Inemorzine, D. 1, bl. 229 ; Will em s, Belg. Museum 1839; Blommaert, voor de gedichten van J. Z. Gent 1840 ; Dez.,Nederd. achtOvers van Gent, bl. 8, 200, 204, 211, 231-238 ; Jonck bloet, Ned. lett.; H u b e r ts, Chr. Handb.• Pa quot, Mim. t, a. p. ; Missager des sciences historiq, 1850, bl. 222; Hoogstraten; Kok;; N ieuw on­hais; Verwoert; Kobus en de Rivecourt, Nay. IV, 326, V, 126, 137, VI, 240, VIII, 130. ZEVENDER (J. F. VAN DER) Weide in den aanvang der 17de eeuw en wordt door van der A a onder de dichters van dit tijdperic gesteld. ZEWEL (WiLma). Zie SEWEL (WiLmi). ZEUDELA AR (Elam), fransch kostsehoolhouder to Weesp, beoefende de Nederd, taalkunde, blijkens zijn : Nederduitsche spraakkonst, ten dienste der Nederlandsche Taal-minnaars nit de werken der beste achrVveren en der beroemdste dichters verzamelt. Amst. 1791. Belangrijk is de op bladz. 396-398 voorkomende Naam. lijst van Nederd. taalkundige boeken..• Begelmaatige Nederduitsche Spelkonst, eVerh. over d as-en-twintig Lateren van Ut Alphebeth. Amst. 1769. 4°. Verh. over de spelling der Nederd. Lusk, ter bevordering van regelmatigheid en icinparigheid in dezelve. Met besCheidene Aanmerkingen op de Verh. van N. Siegenbeek. Amst. 1803. 80. .De Hoogduitsche spraokmeester, door Prof. J. C. Gotteched met het Nederduitsch door E.. Zeijdelaar, en voorts met zeer veel bijvoegsels door A. A. van Moerbeeck, Leeraar der Doops­ gezinden te Dordrecht. Dordrecht 1786. 2de dr. Zie Yp e ij, Gesch. d. Ned. tale,. D. , bl..; Tad. Letteroef. 1787, D. I, bi- 100; Cat. el. Haat:. v, Ned. Letterk., D. I, bl. 32, 33. ZEIJL (ROBERT vAN). Naar eene teekening van dezen kun­ stenaar, voorstellende de Boetvaardige Magdalena, vervaardigde Willem van de Pas eene .uitmu.ntende gravure met een achtregelig latijnsch vers. Hij leefde waarschijnlijk in den aanvang der 17 48 te Utrecht. Zie Kramm. ZHEPPEN (W.) gaf in het licht : Bedenkingen tot Kerke­vreede. 40. Zie Abeoude, ..efank., S. 241. ZIEGMEIJER (C.). A r r e n b e r g vermeldt van hem : De weereldling ontdekt. A mst. 1750. 7d8 dr. Nederig en vrijmoedig, doch tevens noodig discount Amst. 4d8 dr. 80. Zie Naamr., W. 595. ZIEREELS of ZIERENEEL (F.), kunstschilder, in de Meijerij van 's Hertogenbosch geboren, was in 1674 te Rome, waar hij den bentnaam van de Lely verkreeg. Zie H o nbr a k e n, D. II, bl. 349; D. III, bl. 102. ZIERICKZEE (MARTEN), door Guicciard ij n onder de kunstschilders te Amsterdam vermeld. Zie Kramm. ZIERICKZEE (TilomAs VAN), schilder, leerling van FransFlori s. Zie v. Eynden, D. II, bl. 2.31; K r a mm. ZLERIKHOVEN (CATHARINA), verzonnen naa,m, onder welken Jacques Alexandre de Chalmot een Kookkundig woor­denboek getiteld : De .Friesche keukenmeid en verstandige huis­houdster. Fran ek. 1772. 2d8 dr, heeft in het licht gezondem Me Jacques Alexandre do Chalmot. ZIERTICZEE (JOHANNES AEGIDIUS) of Gilli s, ook wel de Leeuw, de Levres, Leves of L eves genoemd, word in de laatste helft der 12e eeuw te Zierikzee geboren. Van daar dat hij nu en dan A egidi us W ala cr en s is heat. Van zijne atkomst en eerste opleiding weten wij niets. Hij wordt ergens als zeer ervaren in goddelijke en menscheluke wetenschappen on zelfs Juris utriusque doctor genoemd, eene waardigheid, die hij waarschijnlijk te Parijs heeft verkregen. In zijn vaderland omhelsde hij den geestelijken stand en sloot zich aan de orde der Premonstratenser monniken aan, Wij vinden A egi dins ten jare 1214 gevestigd. te St. Pe­ters Leeuw in Z. Brabant, de hoofdplaats van 33 parochien. Hier bekleedde hij de waardigheid van plebaan. Weldra echter wachtte hem een meer openbare en meer vreedzame werkkring. Toen de gravin Mat h i 1 d e, gemalin van 1 u d es III, Hertog van Bourgondie, zich in de landen, haar tot huwelijksgoed afgestaan geldafpersingen veroorloofde, onder voorwendsel van penningen voor de kruistochten, brak er een algemeene opstand nit. De partijwoede der zoogenaamde Blanvoeten on Ingikrijnen (ook IJsengrinen) — de eene aanhangers van Heribert, Ma t h ildas tegenstander, de andere volgelingen van Sig e b e r t In g ery k, krijgsoverste van M a• t hil d e, overdekte het ongelukkige land met schrik en rouw. A e g i diu s bleef geen werkeloos toeschouwer en hem komt een deel toe in de bevrediging die in 1207 tot stand kwam. Alleen bleef zekere Or nan d us of Dr uard u s, met nog vier andere partijgangers, aan het hoofd van een bende gewapende den schrik der inwoners en versmaadde den aangeboden vrede.A egidius begaf zich tot hem en stelde hem voor met zij n wapenbroeders ter kruisvaart te trekken, hij self Wilde hun tot opperhoofd strekken. Met geestdrift wordt dit voorstel aangenomen en dadelijk ten uitvoer gebragt. Zij deden de rein over land naar Italie, waar zich de pauselijke legaat, Pe tru s P el agi us G a lv an i, Bisschop van Alba en Kardinaal, aan hun hoofd plaatste. Ae gi di us stolid met dezen in de nauwste betrekking. Hij toch komt voor als zijn Penetentiariue of biechtvader. Omstreeks het midden van 1218 zeilden zij nit Brindes en kwamen tegen het einde van September in bet leger der kruisvaarders bij Damiate aan. Bij den aanval op die stad (Dec. 1218) legde A eg id i u s zijne dapperheid on kloeke beradenheid treffelijk aan den dag. Vermoedelijk behoorde hij tot de kruisvaarders, die gezegd werden, other het oog der Saracenen, de schipbrug to hebben bestormd, en vier der vaartuigen, op welke zij s teunde, als bait het juichende heir der kruisvaarders toe -voerden. •34 die gelegenheid werd aan Aegi dius of G i l 1 e s van Zierikzee de bijnaam geschonken, dien hij voortaan 4 algemeen voerde, namelijk die van Mies albus, of k Diane Gensd'arme. Ook muntte zijne dapperheid uit bij het lune.-men der stad Damiate. Hij stond ook hier, gelijk overal waar gestreden werd, vooraan, snelde to paard, de lane in de. hand vooruit, de laatste poort stoof van zelve open (nutu .Dei ultroest aperta ei) en de aanvallers werden meester van de stad. Van (leze gewichtige gebeurtenissen stelde A e g i d i us een . verhaal op in den vorm van een brief, gedagteekend nit Damiate, vier dagen na het inneinen der stad (10 Nov. 1219). Vermoedelijk keerde hij met den kardinaal P e 1 a-gius naar Europa terug en werd door den Paus met bui -tengewone eer ontvangen. Eenige jaren later ontmoeten wij hem weder te Gent. Hier trad hij in het openbaar op tegen de woekeraars welker usurarum veracitas in hooge mate zijnen onwil opwekte. In 1226 verkozen hem de Premonstratensen te Middelburo. tot hunnen abt, vier jaren later verliet t5 hij wederom deze stad en werd bevorderd tot abt van .het hoofdconvent der Premonstratensen to Vieogne in Henegou­wen, waar hij den 26 Maart 1237 overleed. Zie G. H. M. Delprat, Joannes Aegidius van Zierilcree an het inneinen van Damiate in 1219 in Ny h off, Bijdr. d. V 75 volgg;Kobus en de Rlvicourt. ZIERIXZEESSIS (AmANDus), to Zierikzee geboren, trad in de orde der Franciscanen of Minnebroeders, studeerde in de Godgeleerdheid en werd voorlezer to Leuven, welke post hij tot zijn dood bekleedde. Hij was een zeer geleerd man, in de Grieksche, Hebreeuwsche en Chaldeenwsche talen zeer ervaren. Ook schreef hij een chronyk van 't begin der wereld tot 1534 in zes boeken met den titel : Scrutinium, eel venatio veritatis Ilistoriae. A.ntw. 1534 aped Sim. Locum 8, waarbij hij voegde: De LXX Hebdomadibus Danielis met een voorrede van Fr Titelmannus nopens des schrijvers leven en schriften. Voorts schreef hij : Commentarii in Genesim, Jobum et Eccksiasten. eDomi-nicae Passionis histoka Spritualis Militiae XII horae lib. L De St. Annae conjugio. De XL. Mansionibus. De Sophe, rege Persarum, poste Turearum. Ms. weleer to Leuven bewaard. Hij overleed to Leuven 6 Junij 1534. Zie Val. A ndreas, .Bibl. Belg. p. 247, Boxhiornii Epist, p:. 76;Sweertii .4th. Belgie. p. 116, 119., Gerneri Bibl. p. 34; Gtiieolcia-rdini .Dscriptio Belg. p. 116; de la Rue, Gel. Zeel. bl 204 4;,Verwoert, Kobus en de Rivecourt. ZIERNEL (Jo). Naar zijne teekening graveerde Alb. Clonet de Gbrcomsche Jklartelaars. We K r,am m. ZIERVOGEL klom tot den rangvan Vice-admiraal op. Hij was Kommandeur van de orde van den Ned. Leeuw, Riddek van de Zwaardorde van Zweden en overleed te Delft den 1 Julij 1845, in den ouderdpm van 73 jaren. ZIESENIS (ANTHONIE) werd de 26 Dec. 1731 te Hannover geboren, had tot leermeesters in de teeken- en schilderkunst een zijner oomen J. F. Ziesenis en een zijner neven van denzelfden naam, een bekwaam Hof-portret-schilder. Hij vertrok ter voortzetting zijner studien eerst naar Hamburg en in 1756 naar Amsterdam, waar hij op de teeken-Aka­demie naar het levend model begon to boetseren. Bij zijn komst alhier werkte hij nog eenige jaren als knecht of ge­zel bij verschillende meesters, als M o 1, S c h o t s m a en v an D a a 1 e n, vooral bij den laatste een bekwaam beeldhouwer van sieraden die tevens een spiegelwinkel hield. Hierna begon hij op eigen wieken te drijven, terwiji hij tevens het onderwijs ge­noot van den Franschen beeldhouwer H i r m a n, die op dit pas van St. Omer te Amsterdam was gekomen, zich op de Akademie begaf, aldaar gedurende ettelijke jaren fraaje beet-den boetseerde, voor verscheidene aanzienlijken vele stuk­ken in warmer en hoot vervaardigde en daarna naar St. Omer wederkeerde. Poor dezen gerugsteund, legde hij zich met ijver toe niet alleen een kundig beeldhouwer maar te­vens een statuurius te worden. Hij werd in 1765 een der zes direktenren van de beioemde stads teeken-akademie later niet alleen stadsbeeldhouwer, maar tevens ook beeldhouwer van de Admiraliteit en der 0. I. Compagnie, om de gehouwene sieraden aan' de schepen te vervaardigen. Hij =vervaardigde o. a. twee levensgroote beelden, de vrede en vrijheid voorstellende, voor den raadpensionaris St e in, de sieraden aan de Muiderpoort, het beeldwerk aan den nien.wen. 'schouwburg, de beelden van Melpomene en Thalia en het. Gedenkteeken voor den schout nacht Pen­tinck in de nieuwe kerk, het groote frontespice van het werkhuis, dat van het Maagdenhuis en de g,roep boven het oude mannen en vrouwenhuis, op de Kloveniersburgwal, het praalgraf van den Baron van Essen in de kerk te Barne­veld, de Buste van Prof. Camper in de St. Dieters-kerk te Leiden. Hij overleed in 1801 verscheidene kin.deren nala­tende. Zie long en Letterbode 1861; Immerz ee 1; V erw oert; Kobusen de Rivecourt,v. Eynden en van den Willigen. =SEM (BARTLomEus Wilainmus HEXIAlous), noon 4. van den vorige, omtrent 1762 to Amsterdam geboren, word voor de bouwkunst opgeleid, doch beoefende tevens de tee-ken- en beeldhouwkunst. Tot architect van s'lands gebouwen aangesteld, zette hij zich te s'Hage neder, waar hij den 1 Mei 1820 overleed. Hij was lid der 4de kl. van het. Kon. Ned. Instituut, bouwde o. a. de de Luthersche kerk te s'Hage on huwde de beroemde tooneelspeelster Wattie r. Zie Immerzeel. ZIESENIS (Jokmas WILHELM:18 HENDRICUS), broeder van den vorige, word in 1770 te Amsterdam geboren, ontving zijn opleiding in de teekenkunst van de kunstschilders J. Andriessen en A. de Le li e, terwijl hij zich verder oefende op de Amsterdamsche teekenakademie, waarbij hij verscheidene eereprijzen behaalde. Reeds had hij groote vor­deringen in de beeldhouwkunst gemaakt, toen ligchaams­zwakte hem noopte zich tot de teekenpen te bepalen. Hij overleed in den ouderdom van 29 jaren. Zie Immerzeel. ZIESENIS (JoHAN GEORGE), in 1716 te Hannover gebo ren, portretschilder, te s'Hage gevestigd, waar hij zich in 1768 als lid van Pictura liet inschrijven. Hij vervaardigde de portretten van W i 11 em V. diens gemalin en van versehil­lende aanzienlijken. Hij keerde naar Hannover terug, waar hij in 1777 overleed. Zie 8 r ZILO (ADAM). Zie Silo ADAM. ZILLESEN (Commis) maakte zich bekend door de nit-gave van onderscheide geschriften en werken betreffende geschiedenis, staathuishoudkunde en waterbouwkunde. In 1781 gaf hij in het Licht een onderzoek der oorzaken van de opkom8t, het vernal en herstel der Vereenigde Nederlan­den. Behalve verschillende uitvoerige on kleinere staatkun­dige schriften 1) volgde in 1796, zijn wifsgeerig onderzoek wegen8 Nedrland8 opkorn8t, bloei en welvaart, het daarop .ge- ' 1) Onder dese telt men ook finantiele etukken eon van welke in het Vervolq der Fad. Hist. d. X. 411 bl. 196 wordt vermeldt ale bij de regeering ingediend, een Welmeenende .Raad aan 't Vaderland in 1788 eene nageerige verklarin,q van de regten en pligten van den burger 1796, eene nageerigebeschouwing der represertatipe regeering en een work in 2 dn. dat in 1792 onder den naam van Pkitaletus Batavia verseheen, dock waarvan in 1792 eon uitgave met zijn naam uitkwam. to weten de eer van het Patrotismus der men vereeniside &weeks verdedigd. volgd venal en wat de nog overgeblevene tniddelen tot herald zijn, zijne Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden van 1793 tot 1798 in 6 deelen, van 1796-1803, in het Licht verschenen en zijne uitvoerige Beschrijving van den watersnood in 1799. Na dozen tijd hield hij zich meest met onzen waterstaat onledig, gaf vroeger een plan ter voorkoming der overstroo­mingen, doch in 1817 een wijsgeerige staathuishoudkunde, bijzonder voor het thans vergroote Koningrijk der Nederlan­den, waarbij hij twee jaren later nog 'een aanhangsel voegde, vooral op s'lands waterstaat betrekking hebbende. In 1820 het hij volgen : wis- en natuurkundig onderzoek van de oor­zaken der menigvuldige allerschadekkste rivieroverstroomingen *mike sedert het jaar 1704 door Vsverstopping zijn voorge­vallen en drie jaren daarna eene verhandeling over den tegenwoordigen ongunstigen waterstaat in het zuidelj1ce gedeelte van het Koningrijk der Nederlanden, eindelijk gaf hij in 1825 nog: lets over de natuurkke oorzaken der steeds toenemende zeeoverstroommen op de kusten van het Noordelijk gedeelte ones .Rijks. Hij overleed den 25 Maart 1828 to Rotterdam in den ouderdam van 92 jaren. Zie 41gern. Konst. en Letterb. 4 d. XIII bl. 77. 1828 d. 1 bl. 227. ZILLESEN (Wrums JAN), zoon van de vorige in 1774 to Rotterdam geboren, studeerde to Leiden, en werd doctor in de letteren. Hij bekleedde het rectoraat der Latijnsche scholen te Middelburg, Arnhem, Rotterdam en Amsterdam. Te Middelburg werd hem ook hetprofe,ssorraat in de Griek-sche taal opgedragen dat hij in 1803 plegtig aanvaardde. Ook kwam hij in 1810 als Hoogleeraar te Harderwijk in aanmeildng. Hij overleed den 5 Sept. 1834, was lid van 't Zeeuwsch- en prov. Utrechtsch genootschap, en der Maats. van Nederl. Lotterk. te Leiden. Hij heeft, behalve eene vertaling van M i d d 1 e t o n's Leven van Cicero, de drie volgen de redevoeringen uitgegeven. De accurata linguae Graecae Latinaeque disoiplina ad for­matula puerorum ingenia accommodatissima Arnh. 1810. De ,belli Gallici laudibus ejudque vi et eficacia ad ingruen­tem Barbariem propellendam. L. B. 1814. De munere Rectors gymnasii literarii. Amst, 1820. Konst en Letterb. 1834 d. bl. v. d. Cape lle, Or. funeb., Zie Siegenbeek, Aanspraak. Lofrede bif de L. Manta. t. 1835, Bur. man, G each. de Geld. Hooges. D. II. bl. 563; Boekz. 1803. "lank. op Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. ZIMMERMAN (JOA.NNES DECiEB) werd den 19 Dec. 1185 te Amsterdam geboren. Zijn vader David Z i m m e r m a n behoorde tot de patriotten en had als advokaat reeds vol­. doende praktijk, toen in 1791 de Oranjepartij triumpheerde en de schepenen hem de advokaterie verboden. -Vaal zijn bestaan beroofd, nam hij met vrouw en kind de wijk naar Ouwerkerk, gedurende de week te Amsterdam zoekende, waarvan zich te generen. Later verwisselde het gezin de dorpswoning met een buitentje aan den Amstel, toen de vader te Amsterdam in de Hoogstraat bij de Icloveniers Burgwal eon bierkelder opende. In 1794 begaf deze zich met zijn gezin naar Berbiceen Demerary, waar de rechts-praktijk hem goede . vooruitzigt beloofde, doch Joannes bleef to Amsterdam bij zijn oom en bezocht eene Hollandsche later een kostschool, waar hij hunger leed, vervolgens een boerenschool aan de lage Vuursche, eindelijk een Fransche kostschool te Amersfoort. Bij zijn oom teruggekeeTd, genoot hij het onderwijs op de beroemde dagschool van Coenraad W es te r, der, intusschen to Amsterdam teruggekeerd, hem in de mathesis, logica en zedekunde onderwees: ook ontving hij privaat onder­wijs in de oude talen. Ondertusschen begon zijn vader in 1801 een boekdrukkerij met 36 person waarop Johann es het letter­zetten leerden weldra met het correctiewerk belast werd; ja zelfs met de zamenstelling van eon maandblad van Oost- en West-India getiteld Oost en Westpost, Doch voor het predikambt bestemd, genoot hij ook eenigen tijd onderwijs van Arend Fokke .S imonz. en van den Lutherschen predikant Fortme ij e r, werd in 1803 student aan het .Athenaeum en vertrok in 1805 naar GOttingen, nadat de Amsterdamsche 1 oge la Charite hem in de orde der vrijmetselaren had op­genomen. Na zijne terugkomst in zijn vaderland, legde hij zijn examen of en werd tot vast -propenent bij de Amsterdamsche Lu­tliersche Gement° aangesteld, in 1807 predikant te Zwolle en in 1808 te -Utrecht, Waar hij de gemeente gedu­rondo 50 jaren bediende. Zimmerman heeft zich als kan­selrecleNtar, ook door uitgegeven leerredenen verdiensielijk gemaakt. Tevens beliartigde hij ijverig be belangen van zijn kerkgenootschip, van welks synode hij vele jaren tireOdent, en ook lid van vele belangrijke commission. In 1858, na het feest. zijner 5ojarige Evangeliebedienink, nam hij af-scheid van de synode en tevens zijn emeritaat. Hij overfeed den 7 Junij 1867. Zimmerman heeft zich verdienstelijk gemaakt door een menigte Feast- en Gelegenheidsleerredenen, Redevoeringen en.Aanspraken. Zijne eerste leerrede was over den toe. stand der doodah naar Openb. e13 Ap2St. 1810. in 1815 gaf hij eon tiental leerredenen, in 1819 een tweede tiental, in 1837 en 1840 twaalf leerredenen, ten deele over eenige min beliandelde telcsten, in het Licht. Aanzienlijk is ook het getal zijner afzonderlijk uitgegeven gedichten, en prozaschriften ouder welke twee romans: Lode-' wp Herder of de gevolg en eerier al te groote gevoeligheid: des harten en Juliaan en Gustaaf, vervolg van den voor­gaanden en beide onder den naam van A. J. D on k e r. • Hij was Redacteur van het Tijdschrift Euplionia 1814 en volg. 16 Jaargano-en, waar nit hij getrokken heeft. Kinderen der vergetelkeid,5b d. A.mst. 1825-1828. Ook schetste hi; met W. H. Warnsinck Bz. het leven van Petronelle Moen s. Zimmerman was ridder van de orde van den Ned. Leeuw, Lid van verschillende letterkundige genoot sehappen, ook van het Leidsche. 1)e Hoogl. Dom e 1 a N ieuwen hu is heeft zijn leven geschetst, gevolgd door een lijst zijner uitgegeven geschriften. Zie Bijlage tot de Hand. van 1866• ZIMMERMAN (JOHAN CHRISTIAAN), zoon van Johan Carl Zimmerman en. Margaretha Brinkman, werd d. 4 September 1789 te Amsterdam geboren. Na aldaar zijne opleiding op het kantoor zijns waders genoten te hebben, begaf hij zich op 20 jarigen leeftijd naar New-York, waar hij steeds in den handel werkzaam was. Hij was gedurende meer dan 25 jaren consul en later consul-generaal der Ne­derhtnden. De Koning benoemde hem tot ridder der orde van den Ned. Leeuw. Hij overleed 23 Maart 1855 to New-York bij zijne huisvrouw, Sara Vo s, 5 dochters en twee zoons nalatende van welke een, tijdens zijns vaders dood, Vice-consul te New-York was. Part. ber. ZING (A.) Van dezen kunstminnaar vermeldt Kramm eene teekeniug, voorstellende een bergachtig landschap met eenig geboomte. Kramm vermoedt dat hij een Duitscher was ZINGER of SENGER MAYO, door van Mande r, Ha n s d e D tscher genoemd, in Hessen geboren, vestigde zich to Antwerpen, waar hij in 1543 in het St. Lucas-gild word ingeschreven. Hij schililerde landschappen met waterverw, teekende voor de tapijtwerkers en vervaardigde fraaije hout­sneden. Zie Kramm. ZIRIX AEA (BALDumus DE), een Zeeaw, volgens S w e e r-t i n 5, van wien niets anders bekend is dan een ms. weleer. to Leaven berustende on getiteld In IV Decretaws. Zile Val. Andreas, Bibl. Bak. p. 153; Foppeng,.Beg'Sweertii. atith. Belg. de la Rue. Gel. Zell. bl. 188, ZJERMEZ (A DAM KARELSEN of KARELS), ook Adam Karels van G e r m e s, beroemd toonelspeler bij den Am­ stesdamsche schouwburg. Hoof t, Bran dt, van Baer 1 e, Anal o, on anderen prezen hem als zoodanig en vergeleken hem met Rosciu s. Hij was, even gelijk deze van C i c e r o, de leermeester van den Hoogleeraar Fran c i u s en van Brandt in de welsprekendheid.. Hij overtrof zeker alle zijne tijdgenooten in de kunst van uiterlijke welsprekendheid en moat met het nitspreken van Br an dts lijkrede op Hoof t, wonderen hebben gedaan. Hij speelde den hoofdrol in het stuk van Hogendorp Wil-lem de 1. waarmede de Amsterdamsche schouwburg in 1607 geopend werd. Ook was hij zeer gezien bij den Raadpen-sionaris Jan de Witt. De door hem uitgegeven tooneelstukken, zijn zeer merkwaar- dige bijdragen tot de geschiedenis van de afgnnst en kunst­ nijd der dichters en tooneelspelers van zijn tijd. Zijn eerste drama, betiteld : Vervolgde Laura, blijeindend treurspel. Amst. 1645, 1679, is opgedragen aan d e Regenten van het Amsterdamsche weeshuis. Hij zegt dat Jan He n-d r i k s z. G1 a z e m a k e r deze Laura eerst nit het Spaansch in Nederduitsch proza heeft vertaald en dat Ca s p e r van Baerle lang to voren er 300 regels van had overgezet. Verder verhaalt hij, dat zijn leermeester Rotrou hetzelfde stuk uit het Spaansch van Lopez de Vega in het Fransch heeft overgebragt. Zijn tweede drama, getiteld : laaagende Kleazjenor on Doo-lende Doriste. Amst. 1670, droeg hij op aan Mejufvrouw Korn el iaBikker s, wier vader hem vele beleefdheid betoond had. Weleer aan het Fransche hof ten tooneele gevoerd, was het op aanbeveling van Antony van B a a r 1 e, edelman van Prins Maurits Graaf van Nassau, die er de hand in had, door Adam Karels uit het Fransch overgezet. Zijn laatste drama is getiteld: Eduard, anders standvastige weduwe, bkeind Hoppel. Amst. 1660; alle to zamen uitge­geven to Leijden 1716. Zij hebben weinig dichterlijke waarde . Zie Witgen Geysbeek, B. A. 0. IP. B. D. VI. b1.596; Wage-near, Amst. fol. III. St.bl. 249 ; Scheltem a, Mengelwerk Dl., III.St. III. bl. 120, Collo t d' Es cur y, Boll. Roan. D. VI. bl. 145, leash. (2). 604. Brandt, Lev. v. Hooft, bl. 22 ; De Arras 1826 No. 2. bl. 17. Naantrol van Tooneelsp. 1727,1743, van v d. Merck Laid. 1774, Navoracher, Dl. III. bl. 192. D. IV bl, 157. BO/. 1855 bl. X. 4. Kok, Kobus en de Riverourt; Cat d. Maats. v. Ned. Lett erk. D. I. bl. 228. MEIER (JonA.N.eon architekt, die veal naam maakte door het aanleggen van buitenplaatsen in alit deelen van Nederland en van openbare wandelplaatsen van verschillende steden • Haarlem is hem de aanleg van den Hout, den Bolwerken en van het Kenau-perk verschul­digd. In den laatsten winter van zijn leven hield hij dagelijks het toezigt over de veranderin gen aan het Herten.-kamp. Hij was ridder van den Nederl. Leeu w, gehuwd met J. D. It a t el b an d en overleed to Haarlem 8 Juli.j 1870 in den ouderdom van 80 jaren. Part bert,qt. ZOESIUS (Mr . ELBERTIIS), zoon van den raadsheer T h m as Zoesiu s, was in 1609 en 1610 schepen, 1611 raad der stad Utrecht. Hij overleed den 20 Jan. 1622. Zie van Bemmel, Beachryving van Amerafoort, bl. 430. ZOESIUS (GERARD), in 1579 to Amersfoort geboren, be-gat zich in 1598 to Doornik in de orde der Jesuiten, en vertrok met der woon. naar Brabant. Hij stierf den 30 Sept. 1628 to Mechelen in den ouder­dom van 49 jaren. Hij heeft de volgende boeken nit het Latijn in het Holl. overgezet: Modus confestionis generalis rite instituendae ex Francisco Arias, Brtigis 1608. Pupa Spiritualis Jo. Castanizae Benedictini Mechlinae 1618. De praesentia Dei Francisci Arias. Additis considerationibus de castitate Ibid. 1619. Praxis purae et rectae intentions. Ibid. 1619 at 1623. Via vitae aeternae Animal Lucquet. Antv. 1620. 8. Brevis narratio vitae Francisci. Francisci a Villa regali et Johannis . limenes, coadiutorum societatis Jesu ex vita P. Balthazaris Alvarez decerpta. Medi. 1620. Vita P. Thovae Sanchez et vita Margarethae Middleton. Ibid. Tractatus de cultu pietatis erga B. Mariam virgitsem ex P. Petro Antonio Spinello collectum. Ibid. 1620. 1628. Pia exercitia animae devotae per societatem eFarkas edita Antw. 1628. Compendium meditationum vitae et Passionis D. N. Jests Christi, ex Vincentio Bruno. Ibid. .Relatio de Martyribus Indiae Orientalis. Mechl. 1622. Narratio mortis quorumdam Religiosorum et all( rum Chats­ tianorum in quadans tumultuario seditione Insulorum orientalium adversus Hi spans. Ibid. Compendium vitae S. P. N. Ignatii Loyolae. Ibid. 1622. Variae litterae minas a religioais societatis Jests, qui anno 1615. Belgica ad vineam lndiae occidentalea excolendam abierunt Mechl., d. a. Historia vitae et obitus serenissimad ifargarethae .Atria cae Ifispaniarum reginae, conjugis Philippi Tertil a P. Gas-man conscripta Ibid. 1628. Paradisus caelestium voluptabum revelatarum S. Gertrudae, Lovanii 1625 et 1629, Cor Deo devotum P. Stephani Luzovick 1627. Litterae Japonicae anno 1624. Mechi. 1620. Zie Val. An dreas; Foppens A 1 ega bi, Bibl. Script. Soc.Jean in Ger. Zoe's; Witte; Diar.' liogr. ad an. 1628; Burman, Traj. eruct., p. 462; Teissier Cat. Auetor. et Biblioth. p. 94; Lipenii Bi61. Phil. g. 550, 725, 754. 1541, 727, 845; v, Bemme 1, BeschrYv. van Amersf. ; Glasius, Godgel. Nederl. V e r w o e r t, Kobus en de Rivecourt. ZOESILTS (HENRicue), zoom van den vorige, in 1571 te Amersfoort geboren, legde aldaar de grondeu zijner taalken­nis, oefende zich vervolgens te Leuven in de Grieksche taal de wijsbegeerte en regtsgeleerdheid, waarin hij het Recto-rant verkreeg. Hij vond gelegenbeid met den Gsaaf Chri s-t o ff el van Elten eene reis naar Spanje te doen en vertoefde eenigen tijd aan de Hoogeschool. van Salamanca, waar hij vele vrienden verwierf en bewonderd werd wegens zijne ervarenheid in de regtsgeleerdheid in zoo jeugdigen leeftijd. Te Leuven teruggekeerd, werd hij in 1603 Licentiaa,t in de regten en i4i 1606 hoogleeraar in de Grieksche taal. In weerwil der algemeene goedkeuring, die zijne lessen weg­droegen, trad hij een andere loopbaan in. Aartshertog A 1-ber tus schonk hem aldaar een leerstoel in de regten, nadat hij eerst den doctoralen grand had verkregen Hij kweet zich zoo in deze betrekking dat by in 1619 tot opvolger van P. G u d el in u s die met veel lof de Pan­(team verklaaxd had, word aangesteld. Na, 8 jaren in dien post werkzaam te zijn geweest, overfeed hij den 26 Febr 1627 als rector der Academie en te midden der vreugde bedrijven van haar 2de jutaelfeest. Na zijn dood verschenen: Commentarii ad Pandectas, Colon. 1651. 1658. 1689 fol Lovan..,1656. 1675, 1710 fol. Cominentarii ad Institutiones Itnperiales, Lovan. 1052 4°. cup ak4litionibas perpetuis. Val. Andreas. Lovan. 1653 4°. Commentarii in Jus canonicum Lovan. 1656. Colon. 1668 4'. ammentarii paratitlares ad Codicetn. C olon . 1710 4. Commentarii ad Decretales, Epistolas Gregorii noni. Won. 1683 4°. Lovan. 1647 (ed. a Val. Andrea) can Additionibus G a ij sr man. Colon. 1692 4°. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. o. 375 en Fast. dead. Lovan. p. 47. 205; Foppens, Bibl. Belg; Miraeus de Script. &cut. XVII. p. 222. Witte, _Mar. Biogr. ad an. 1627 ; Verhoev e.n apud .Rer. Amer,: Script. p. 54 ; Bur man, Trai. erud. p. 466 ;Struvii Bibl, Jur. Cap. VI. § VII, C. XV1I, § XV. Cap. XIII§_ XIV ; Ludew i g, Pr aef. libri de vita Justin. et Theodorae; Grand Thiatre Sacr. de Brabant T. 1 V.Bemmel, Beschrifv. v. iimersf. Kok;Verwoert, Kobus en de Rivccourt. ZOESIUS (NicoLAAs), den 5 Augustus 1564 to Amersfoort geboren, studeerde te Leuven in de talen en de regten, en verkreeg den doctor.-graad in het laatste vak. Door zijne kunde en overgang tot den geestelijken stand, verwierf hij de guest van J o h. Vandulle, bisschop van Doornick, dien hij als Secretaris op zijn rein naar Rome vergezelde en die hem na zijne terugkomst het kanonnikaat en officicaat der kerk van Doornick schonk. Na den dood van de bisschop, werd hij kerkelijk raads­ hoer en requestmeester bij den hoogen Raad te Mechelen en- eindelijk bisschop van s'Hertogenbosch (1615). Hij bestuurde zijn bisdom, gedurende 10 jaren, i vrede rigtte to s'Bosch op nieuw het Serainarie op, dat onder M e t s i u s en M a s i u s was vervallen, ook stichtte hij voor het bisdom van s'Bosch to Leuven een tweeds Seminarie of collegie voor Theologanten aan Willebrordes gewijd. Bij gelegenheid dat hij dit collegie bezocht, ward hij te Leuven door een zware ziekte ovetvallen, waar aan hij den 22 Aug. 1625 bezweek. Zijn lijk werd naar s'Bosch vervoerd 'en aldaar in de hoofdkerk begraven. Hij schreef: Vita Johannis eEpiscopi, Tornacensis. Duaei 1618. 8°. Er bestaat een brief aan hem door Er y c i u s Putseanus geschreven, in de Litterae Pastor. Zoesil in, de Acta Decan. Christ. Endov. Zie Val. Andreas. Bibl, Belt'. p. 701; Foppens Bibl. Belt'. I. p; Sweertii dlhen. Belg. p. 585; Catull. Tornac. p. 154, Fre her.Theatr..vir. Illustr, p. 1044 ; Verhoeven apud Mallh. Per. Amen/. p. 48. Hdussen Hist. Ecct. p 198 ; Pu tea nus Epp. Cent., III. Epist. 70; Burman, Trai. erud. p. 466; van de Velde,Synops III. 841, 842. Grand Theatr. Sacr. de. Brab. S. IL p. 11 p, XIX;Katholyk .Meyerysch Memoriboek bl. 88. Foppen s. Biseam van s'Boach D. II. bl. 245. Glasius Godg. Ned van H e ti r n. BeschrYv van s'Bosch I. 235, van Bemm el Beschrijr. v. Amersfoort. B o r. Beschrijv. vani'Bosch bl. 148; Wagenaar; Fad. OW. D. X. bl. 692, Kok, \ler­ woert, Kobus en de Rivecourt. ZOESIUS (TaomA.s", to Amersfoort geboren, studeerde to Utrecht, ward aldaar Jar. utr. doctor, vervolgens Raadsheer in den Hove Provinciaal des lands van • Utrecht. De burgerlijke tweespalt aldaar bewoog hem zijn ambt en zijne woonplaats te verlaten en op voorspraak van P. B u y s, ver­ kreeg hij in 1584 het buitengewone professoraat in de reg- ten to Leiden, 1106 zeer tegen den • zin van Bargemeesters, die hem van vijandelijke gezindheid tegen de Herv. gods­ dienst verdacht hielden, daar het niet bekend was of hij bij eede den koning van Spanje had afgezworen. Later word hij gewoon hoogleeraar in dat yak. tot in 1593, toen hij een eervol ontslag kreeg en naar Duitschland reisde, waar hem in Wurtemberg het hoog leeraarambt in de Regtsge­ leerdheid ward opgedragen. Hij stierf in 1598 en was gehuwd met een dochter die hem een zoon (Elbertus) schonk. Hij komt in de 4cta Carat. to Leiden onder den naam van &gas voor. Hij schreef: Commentarius in Codicem. Zie Val. Andreas, Fast. Acad.; Loran. p. 198; Foppens; Verhoeven, ad. .Maith. *Rerun, .dmeraf. Script. p. 54; Matthaei Syll. Epist. T. 1. Epiat. 1. 119 et 586; Burman, Traj. crud, p• 468; S i egen be ek, G. ii, L. H. D. II. bi. 68 ; &hotel, Leidsche Hoops. dead: Tijds. voor het Ken. d. Nederl. bl 15 ; v. Bemmel, Besehrifv. v. Amer's; Kok, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. ZOEST of SOEST (GEBARD VAN), een bekwaarn Holland-sch portretschilder, die zich tijdens de regeering van W i 1­1 e m III. (1689-1702) te London vestigde. Het portret van den Engelsche Rijkskanselier C 1 a r e n don is door Pic a r t naar hem gegraveerd. Zie Kr am m. ZOEST (P. VAN). Zie So es t. 'ZOETE BROOD. Zie Bout eb ro o d. ZOMER. Zie Some r. ZOMER (JAN PIETEaz ), den 19 Maart 1641 te Amster­dam geboren, dreef een uitgebreiden handel in schilderijen, teekeningen en prenten, en had zelfs een schoone en rijke kunstverzameling, blijkens den Catalogue van 't heerlOk kunst­kabinet van teekeningen en prenten een vergadert d or den kunstverwardea Jan Pieterz. Somer. Amsterd. met zijn p or-trot door A. van Haien, Aquila naar N. vanBlomme, zwarte kunst. Hij was bevriend met J. Goer e e en F e i t a m a, die bijschriften onder zijn portret, door A. Boone in 1 715 geschilderd en door N. V erkolj e gegraveerd, vervaardigden. Kramm schrijft dat het hem uit vele bescheiden geble­ken is, dat hij een eerste kenner en opspoorder van prent-kunst is geweest, die menig verdienstelijk kunstenaarswerk in het ware daglicht heeft gebragt, hetgeen daarna door velen met goed gevolg is • voortgezet. Zijn zinspreuk was An haec mea vita. Hij overleed den 18 Mei 1726. Zie Immerseel ; Kramm. ZONEREN. Zie So m er en. ZOMEREN (HENRicK VAN), to Amsterdam geboren, waar zijn vader kastelein in het Schild van Frank,* was, dreef kunsthandd. Aldaar landde A d r i a a n Brouwer aan en wekte hem tot schilderen op. Van Zomeren schilderde historian, landschappen, bloemen, enz. Zie Houbraken in het Leven van J. Brouwer; Kr amm. ZON (SARA MARIA VAN), dichteres. Zij gaf in het licht Gedagtenisviering der Nederlandsche vrijheit op het _Remo­gekde van den Munsterschen vrede. Opgedragen aan Mr. Pieter Boddaert. Utrecht 1756. Zie wi tsen G eys be ek, B. J. 1. Wb., D. VI, bl. 593. ZONHOVEN (GEoRGIus VAN), Remonstr. predikant to Bleiswijk bij Leiden (1700), legde zijn dienst, uithoofde van ouderdom en zwakheid neer in 1739, doch bleef curator semi­narii, op verzoek der broederschap en overleed den 228ten No­vember 1745. Hij gaf in het licht : Comoedia vetus of Bootmanspraatje, de tweede druk met meerder aenteekeningen opgeheldert en vermeerdert. Amst. 1732. Iron verhaal van het bele, en ontzet der stad Leyden. Leiden 1744. Ook beoefende hij de Nederd. poky, blijkens zijn dicht• regelen in het Stamboek van J. Koerten. Zie Ti de m an, Rem. Broeders., bl. 875; v. d. Aa, N. 13. 4. Wb ZONHOVEN (R. 0. vAN) gaf eon Blijeindig treurspel van 't gevecht der dry Horatien ende Curatien, ende der ZU.T. ter moord Horatii, met derzelver gevolg, genomen uit Tito Livio, Rooms-History Schryver-Franker. Uklerick Balch. 1610. 40. Zie Cat. d. M. v. Ned. Letterk. D. I, 6, bl. 229. ZOOLEMAKER (J. F.). Zie So olemak e r (J. F.). ZOJtG of ZORGH (HENDRIK MARTENSZ), zoon van M a r t e n It o k e s, marktschipper van Rotterdam op Dordrecht in 1621 te Rotterdam geboren. Door goede en getrouwe zorg aan zijne betrekking verbdnden, was hij meer onder den naam van Zorg dan onder dien van Rokes bekend. Hij was zijn vader behulpzaam in zijn beroep, doch zucht voor de schilderkunst openbaarde zich bij hem meer en meer. In zijne rusturen zat hij met het penseel in de hand, zich na de natuur door kunst te beschaven en genoot hij het onder­ wijs van Ten iers en Buitenwe g, welke meesters hij Been schande aandeed. Na den dood van zijn vader nam hij diens b-edrijf over, doch hij wist tijd bit te breken om aan zijne geliefkoosde neiging te voldoen. Zijn smaak viel eerst op het afbeelden an gezelschappen, boerenbinnenhuizen en keukens, daarna op het schilderen van woelige markt­ plaatsen met beeldjes en stallettjes met fruit, wild en visch, zeer uitvoerig en geestig. Hij werd een vermaard meester die in den stijl van Ostade schilderde. Zijne stukken onderscheiden zich door een malsch penseel, aangenaam koloriet, keurigheid van uitvoering en worden vrij duur betaald, o. a. de boerenkeuken met 5 figuren, I 1150. Bij Houbraken en Descamps komt zijn portret voor. Zie aldaar en Kramm; Kobus en de Rivecourt. ZOEG (JAN PIETERSZ.), een kunstschilder en kunsthandelaar, omstreeks 1641 te Amsterdam geboren. Men schrijft de afbeelding Vue de Leyden, een wintergezigt met schaatsen­riders en verder ijsvermaak,. door J. Bachely gegra,veerd aan dezen Jan. Z o r g toe. Zie Kramm. .ZOB,GDRAGtER (CoRNEus GIJSBERTSZ), die in liet taatst zijns levens, te Zaandam woonde en aldaar overleed,, deed in 1690 zijne eerste reis als kommandeur voor rekening van Dirk Dirk z. P r u t k dope r, te Jisp,, met een oude opge­timmerde buis, met 2 sfoepen en 1 jol : de bemanning be­stond. nit 14 koppen: Voorwahr wel eon Hein begin. Z o r g-d r a g e r heeft in het onderstaande work zoovele nergens anders to vinden bijzonderheden bewaard, dat zijn arbeid gerekend kan. worden van, blijvende wiarde te zijn, en de bron is geworden waaruit latere schrijvers geput hebben. Aan hem is dan ook voor een groot deel ontleend C. G. Zorgdrager'e Bloeijende opkonzst der donde' en keden­daagsche Groenlandsche visscherV. Waarin met eene geoefewle ervarenheyt tie geheele omslag deezer vissclierij beschreven en tact daarin dient toaargenomen, naautokeurig verhandelt toordt. .Uitiebreiel met one korte historieche ,beackrijving der noord en gewesten, voornamelii7c Groenlandt, Thilandt, Spitsbergen, Nova Zembla, Jan MaYen Eilandt, de &raat Deiris en al 't aan­ merkelijkste in de onidekking deser landen en in de visscherii voorgevallen. Met Vcoeging van de talvischvangst in hare hoedanigheden, behandelingen, 't scheepsleven en gedrag. Be­ schourod door Abraham Mousbach. 's Gravenhage. De eerste druk daarvan is bij J oh antes van 0 o s t e ij k, te A mst., uitgegeven en was schielijk ultverkoCht, zoo­ dat in 1727 bij P. van Tol en R. C. Albert s, te 's Hage, een tweede druk het licht zag, zoo als de geplaatdrukte titel vermeld, terwijl de bedrukte titel Amsterdam 1128 heeft. De walvischvangst met vele bOzonderheden daartoe betrekkelijk. Amst. bij P. Con r ad t en Harlingen bij V. v an d e r Pleats, 1784. Zie Honig, Dude Letterk. Stud., St. I, Afl. VI, bl. 169. ZORGEN (CLERENT VAN), hoogieeraar in de wiskunde te Amsterdam in de XVI eeuw, gaf iii dichtmaat uit : Het Etmael en het Klokkenspel, blijkens een Puntdicht van J. de Decker. Zie de Decker, nmoef. D. II, bl. 157; v an der Aa, t. a. p. ZOUDENBALCH (HuBREcHT) hield in de twisten over den. Utrechtscben bisschopsstoel tusschen Z w e d en van Cule m-b org en Rudolf van Diep ho 1 t, de zijde van eerstge­noemde en nam, toen D i e p h o 1 t reeds op den bisschopszetel gevestigd was, in 14427, deel in eenen aanslag om Utrecht op het onverwachts te overrompelen, door des vrijdags na de kruisvinding, des morgens ten 7 ure, de Witte Vrouwen­poort in to nemen en daardoor Cul e ni b o r g 's yolk in de stad to brengen deswego werd Zoud en b a lc h, toen de aanslag ontdekt was, nit Utrecht gevIugt zijnde, voor eeuwig uit de stad gebannen, terwijt zeifs zijne vronw on kinderen gelast werden uit de stad te gaan en dus, zoowel ale hij, gebannen. Zie Burman, Utrechtsche traarb., D. I, bl. 543. ZOPKENS (J. H.) gaf in het licht: Kort begrip der a2gemeene historic. Amst. 80. Zie Ar r en b erg, bi. 596. ZOUKERS (JoNAs), te 's Hage in 1679' secretaris der cbti­frerie.Pictura, schilderde landschappen en gezigten miniatunr, die zee! gewild waren. Zie Krautm ZOUTER of SOTERIUS (DANIEL). Zie S o ut e r (D a ­n ie 1). ZOUTERIUS (PAscHAvros), to Hondschoten geboren, on­derwijzer der jeugd en Lat. dichter to Yperen, gaf in het licht : Adoleacentia 8. de contemnenda voluptate et amplexenda virtute Carmine elegvaco. Antv. 1521. Miscellanea Grammatices. Antv. 1524. 80. Zia Val, Andreas, Bibl. Belg., Foppens, ZOUTMAN (PIETER). Zie S o u t m a n. ZOUTMAN (JAN), middelmatig tooneeldichter nit de 2e heift der 17e eerily. Wit sen Goys bee k vermeldt zijn kluchtspel De verstelde en herstelde wet. Hoorn, 1765. Zia B. d. C. W. D. VI, bl. 693; V er woe r t. ZOUTMAN (JouAN ARNOLD) werd den lOden Mei 1724 geboren op den haize Kunstwijk, onder Gouda. Zijn vader, die denzelfden naam droeg als hij, was doctor in de genees­kund.e, wijsbegeerte en de beide regten, en bekleedde de betrekking van pleitbezorger voor de geregtshoven van Hol­land en Zeeland, zijne moeder, Margare t h a van Pet e um, was de dochter van Harman van Pe teu m, minister en geheimraad des hertogs van Sleeswijk-Holstein en resident van dien vorst bij onzen staat. In Lentemaand 1737, nog goon 13 jaar oud, trad hij bij de Admiraliteit van Amsterdam als adelborst in zeedienst, vijf jaren later word hiiluitenant, vervolgens tot kommandeur en in 1750 door Willem IV tot extra-ordonnaris kapitein bevorderd. Negentien jaren daarna werd hij door Willem V tot supernumerair bij dat collegie benoemd. Eon groot aantal zeereizen tot bescherming van den handel werden door Zou t man gedurende al die jaren gedaan, then hij een onsterfelijken roem verwierf door zijne dapperheid in den zeeslag bij Doggersbank tegen de Engelschen op Zondag 8 Augustus 1781 met de vloot waarover hem het opper­ bevel was toevertrouwd, voerende als schout-bij-nacht het sohip Admiraal de Baiter, van 64 stukken. Deze slag, waarin de eer der Nederl. ring luisterijk word gehandhaafd, is o. a. door J. C. de Jon g e beschreven, Tot vice-admiraal benoemd­ beschonk men hem tevens met een gedenkpenning, een gouden degen en een jaarwedde van f 2400, daarna eindigde hij zijn dagen in rust en stierf den 7den Mei 1793. Den Wen Mei werd hem te Geertruidenberg een gedenk­teeken opgerigt. Zie J. C. de Jong e, Ned. Zeewezen, D. V, bl. 137, 543, 604-662 ; Kok, Verwoert, Kobus en de Rivecourt, Glasius, Bede bij het graf van Zoutman in Ber. v. Zeevaartk. 1846. VI, 601 ; Nay. VIII, bl. 59; Gids, Mengeliv. VII, bl. 587. ZOVITIUS (JAcoBus), niet gelijk Sweertius en K o n i­gius te Breda, maar te Drieschor, op het eiland Schouwen, geboren. Hij noemde zich Drieschornan tx s en T r i­turbiu s. Hij was rector der Latijnsche scholen, eerst te Hoogstraten later te Breda, en maakte zich op 2ljarigen leeftijd door een Latijnsch drama uit het 0. en N. Testament bekend : Ruth, Antv. 1533. 80, Later schreef hij : Ovis perdita. Col. 1539. Antv. 1540. 80. Didascalus comoedea. Antv. 1534, 1539. 80. Ook gaf hij : Camina varia. Adagia Latino-Belgica, weleer in de Latijnsche scholen in gebruik. Jacobi Zovitii et Sibaldi Heyden, Colloquiorum puerilium formula, Latind et Gallia. Paris. 1633, in 160. Zie V al. Andreas; Fop pens; Sweertius; Koningius;' dela Rue, Gel. Zeel., bl. 227, 225 ; Kok, V e r w o e r t, K o bus en de Rivecourt; Paquot, Mem., T. I, p. 158; Peerlkamp, Poet. Lat. Beig. p. 34; Oudh. en Gesticht. van Zeeland. ZICHEMUS (FRANciscus) te Lochem geboren, was Min­derbroeder en Gardriaan der kloosters to Mechelen en Maastricht. Hij schreef : Bxplicatio in Va . verba, quae in truce Christus protulit. Concio de Eleemozynae efficacia. Antv. 1556. Enarratio in prophetam Jeremiam. Colon. 1549. Exhortatio Laconica ad martem Traj. ad Mosam. 1554. Zie Val. Andreas; Foppens. ZIMMERMAN of TIMMERMAN (EvERA.RDus) gaf in 1646 te Leiden nit, een explicatio van Psalm LXXXIP, vs. 5-8, ZIMMERMAN (P.) schreef : Hemel? gebed Jesu. 1668. Zie Abco ude, bl. 422. ZUBLI (AmBRosicrs JusTus), werd den 4den October 1751 in de Berbic,e geboren. Te Amsterdam zich aan den handel wij-5 dende, beoefende hij in de uren die hem van zijn beroep overschoten de poezy. Na de omwenteling van 1795, lid van de nationale vergadering zeworden, onderscheidde hij zich door gematigdheid en ernst, die hem bij eene opgewondene partij somtijds op miskenning kwam te staan. Hij stierf als ont­vanger der belasting te Vlaardingen, den 9den October 1820. In 1784 gaf hij zijn eerste dichtproeve in het licht, zijnde Twee Bijbelsche dichttafereelen, (Amst. 1784), vervolgens Drie tooneelstukken nit het Fransch : Hamlet 1786; De edelmoedige dragonder, 1790, en Gesner of het Zwitsersch huisgezin. Hij was een goed dichter en zijn Lierzang aan he Ba­taafsche Folk bij den aanvang van 1798, waarin hij op eene nadrukkelijke wijze de rampen voorspelt, het gevolg der burgelijke verdeeldheden, is een uitmuntend en krachtig gedicht. Ook gaf hij in het licht: Lierzang aan Leydens burgerY. 1807. .Dichttafereelen van den winter, storm en overstrooming in 1809, in drie zangen. Nederland verlost. 1813. Bij de wederkomst van Lodewiik, koning van Holland. Amst. 1810. In de Evangelische gezangen is van hem eene vertaling opgenomen. Zie Witsen Geysbeek, B. A. E. Woordenb., D. VI, hi. 593; Dr. Bennink Janssonius, Gesch. v. h. Kerkgezang b0 de Hervormd. D.11, bl. 292; Verwoert, Kobus en de Rivecourt. ZUIDEWIND. Zie Art. E n s. ZUIDHOEK (MARTEN JELLES), geboren te Zuiderhuizen in 0.-Friesland, 6 Dec. 1737, werd door zijn ouders voor het schoolambt bestemd en op zijn 1 7d911 jaar school­meester en voorzanger te Loppersum in O.-Friesland. In 1762 werd hij meester en organist te Weender en in 1774 is Grietzijl. Hij was zeer ervaren in de hoogere rekenkunde en muzijk , waarvan hij de theorie verstond, terwij1 hij mees­terlijk het kiavier, de viool en de dwarsfluit bespeelde. In 1766 werd hij lid van het Hamburger Genootschap der mathematische wetenschappen, en 3 jaren later medeoprichter van het Amsterdamsche Genootsehap Een onvermoeide arbeid komt alles te boven. In 1785 tot schoolmeester en organist te Bonda beroepen, bedankte hij, wegens de geringheid van zijn tractement voor dien post. In bet volgend jaar en begaf hij zich naar Groningen, waar hij lessen gaf in de hoogere rekenkunde. Door de Herv. gemeente werd hem in 1789 den post van schoolmeester en voorzanger in Veendana op-gedragen, waarbij hij later (1806) ook het secretariaat waar­nam van het daar gevestigde departement van de maatschappij het Nut van t' Algemeen. Hij overleed den 21sten Junij 1817. Hij scluseef: Rekenkundig mengelwerk. Groningen. Rekenkundige bijzonderheden. Idem. Weegkunet met praktijk. Idem. Meetkundig rekenboek. Idem. 3e verm. druk. 1810. Arethmetlica of rekenkunst voor beginnende leerlingen. 8°. 3e druk. Idem. 1810. Ook liet hij rekenkundige opstellen en hands. na . ZUICHEM. Zie Viglius van Aytta. ZULEN LAMBERTSZE (GERDT VAN), een burger van. Utrecht koos in de geschillen tusschen David vanBou r­gondie en Gijsbert van Brederode de zijde des eerst genoemden en werd diensvolgens in 1456 voor zijn leven lang ter stad uit gebannen, terwijl daarbij tevens bepaald werd, dat hem nooit zou worden toegestaan, met eenen nieu­wen bisschop weder in te komen. Zie Burman, Uirechts. Jaarb. D. II, td. 313. ZULEN VAN NATEWISCH (JAN PAN), een burger van Utrecht, koos in de geschillen tusschen David vanBou r­gon die en Gijsbert van Brederode, de zijde des eerst genoemden en werd diensvolgens in 1456 voor zijn leven hug ter stad uit gebannen, terwijl daarbij tevens bepaald werd, dat hem nooit zou worden toegestaan, met eenen nieuwen bisschop weder in te komen. Zie Burman, Utrechts Jaarb. D. II. bl. 314. ZULEN VAN BLIKENBORCH (JACOB VAN), een burger van Utrecht, koos in de geschillen tusschen David van Bourgondie en Gijsbert van Brederode de zijde des eerstgenoemden en werd diensvolgens in 1456 voor zijn leven lang ter stad uit gebannen, terwijl daarbij tevens bepaald werd, dat hem nooit zou worden toegestaan, met eenen nieuwen Bisschop weder in te komen. Zie Burma n, Ulrechts. Jaarb. D. II. bl, 314. ZULEN VAN BLIKENBORCH (GERuT VAN), een burger van Utrecht, koos in de geschillen tusschen David van Bourgondie en Gijsbert van Brederode, de zijde des eerstgenoemden en word diensvolgens in 1456 your zijn leven lang ten stad uit gebannen, terwijl daarbij tevens 5.4 bepaald werd, dat hem nooit zou worden toogastaan, net eenen nieuwcn bisschop weder in te komen. Zie, Burm an, Utrecht& Jaarb. D. IF bl. 314. ZUMB AG of ZUMBACH de KOETSFELT(Lovimuus), zoon van Carl Zumbag de Koetsfel t, kapitein in keizerlijken clienst, werd den 27 Augustus 1661 te Trier geboren. Hij werd op een Jesuitenschool zijner geboorteplaats opgevoed en oefende zich zoo dear als to Keulen in de wijsbegeerte en mathesis, in genees- en toonkunde, en werd in 1685 door den Trierschen Keurvorst tot zijn mathematicus en musicus was benoemd. Na den dood. van Koenraad. Maximiliaan Hein­ rich in 16.88, begaf hij zich om de vervolgingen der geeste­ lijkheid wegens zijne vrijzinnige gevoelens te ontgaan naar Lei- den, waar hij derwijze de belangstelling van Dr. Paulus Her ma a, hoogleeraar in de kruidkunde wekte, dat deze hem in 1690 de bezorging opdroeg van de uitgave zijner Florae Lugduno-Batavae fibres 8°. Den 16 Julij 1613 erlangde hij er den doctorgraad in de geneeskunde op eene Dissertatio de sudore et sudoriferis (L. R. ap. Elsevier) aan zijnen leermeester Paul us Herman opgedragen. Hierop werd hij Lector Astronomiae, do­ceerde privatum wiskunde en wijsbegeerte en vervulde tijdelijk in 1697 de betrekking van organist in de Pieters­kerk. In 1708 vertrok hij naar het Carolinum te Cassel als professor in de wiskunde en wijsbegeerte, eene waardig­heid hem bij de oprigting van dat collegie dadelijk door den Landgraaf van Hessen opgedragen. Den 10 Maart van dit jaar aanvaardde hij die betrekking. Hij schreef zoo te Leiden als te Cassel ondersch.eidene gesehriften, over sterre- en aardrijkgkunde, over de wenteling van verschillende planeten, over de kleuren in den regenboog. Hij had het opzigt over de kunstkamers van den landgraaf van Hessen, gaf er in 1715 zijne Vera methodus invenienclilongitudinem marinam in 4". nit, en werd er reeds kort na zijne aankomst in de maand November 1709 door den Frankforter gekerr den reiziger, Baron van Uffenbach, bezocht, die zijne wiskundige lessen bijwoonde en zijne kijkers bewonderde. Hij huwde Theodore Day, dochter van eenen Leidschen wijn­kooper en stierf te Cassel den 29 Julij i727 en zijne vrouw den 11 Julij 1719, in den ouderdom van 37 jaren. Zie Uffenbach's .Reisen, 1, 2, 47, 63 ; S t r ieder,.Hessische Gelehrten Gesehicht. Th. XVII. S. 371; J o cher; Bo delN y enhuis de Leidsche .Medicinae doctor, Coenradus Zumbag van Koetsvelt in .Mandel. en Mededeel. d. Masts. v. Ned. .4etterk. 1865; Aravorscher d. XVI b1.435. ZUMBAG DE KOEVELT (CoNRADus), zoon van den vorige, werd in het eind van Mei 1697 te Leiden geboren. Hij vertitt in 1708 met zijn vader naar Cassel, doch werd reeds vroeg naar Leiden gezonden, waar hij den Pell JUN 1713 als student in de wijsbegeerte werd ingeschreven. In 1717 lid hdni zijn vader tam Cassel terugkeeren om hem onder zijne' leiding verder te oefenen. Reeds in hetrelfde jaar verdedigde hij openlijk aan het Collegium Carolinum, twee Etercitationes — de scientia et opintone caeterisque cognoscendi et assentiendi nzodis en de cOgnatione yeti onder voorzitting van zijn vader. In 1720 werd hij door tijn vader naar Leiden te­ruggezonden, om zich in de geneeskunde te oefenen. Hier stu­deerde hij onder 's Gra vesande en den lector C o e t s in de wijsbegeerte en mathesis (waarin hij zelf onderwijg gaf) in de geneeskunde onder Fred erik Rekker s, Albinus en Bo e r h a a v e, en werd 23 Jan. 1724 medic. doctor, na ver­dediging eener dissertatie de vero in medicis inveniendo. Brie maanden later (12 April 1724) werd hij in 't chirur­gijnegild ingeschreven. Omstreeks 1724 schijint hij begonnen te hetben, even als vroeger zijn vader, onderwijs als lector te geven. Drie. en dertig jaren gaf hij van 's morgens vroeg tot 's avonds laat onderwijs in de wijsbegeerte en wiskunde. Ook hield hij zich spoedig bezig met sterrekundige waarne­mingen. Zoo nam hij in 1829 een merkwaardig noorderlicht waar, wawrVan hij, (Alder den naam van de Wonderwerken Gods, korf daarna lweederlei afdrukkeri en beschrijving in het licht gaf. In 1730. gaf hij,. behalve eene beschrijving van weer en wind. Leid. 4°., zijns vaderg geometria practica in het licht, waaraan hij, in 1748 nog andere compendia voegde. Omstreeks den­zelfden tijd (23 Junij 1730) werd hij tot stads-geneesheer benoemd, lets, later (1731) lid en assessor van het colle­gian chirurgicum. Onze dobtor beoefende ook de poezy. De Leidsche predi -kant Lau.rentius Steversloot had in 1730 eene berij­mit g. van den profeet Jona met aanteekeuingen uitgegeven, die veel opzien baarde. Z u m bag was het met hem en zijne everbrenging van desi profeten woorden op Nederland, Lofrijmen uitgaan. die niet tot niet eens. Hij liet dus zekere eer des kerkleers strekten. S t ev ersloot reikte hem hierop in dichtntaitt eene Hand van broederschap. Eene tvreede tegenvers verscheen onder den titel : Dankrijm aan den Deere L. S., met taal- en letterkundige aanteekenin-, gen, waaritt S. nog al stet c gegispt werd, doch waarmede deze kleine letterkundige strijd eindigde: ook schreef hij verzen voor de acad. proefschrifzen zijner leerlingen en vrienden. In 1762 teekende hij o. a. eene dagelijksche berekening of van den loop der zes voornaamste planeten voor betsehrikkeljaar 1742. Ephemeris ge(inetrica seu planetarum primariorum ad annum Christi 1742 currentem ad ductum Planetolabii in systemate copernici. een folio blad. In hetzelfde jaar spoorde Bolst r a 's kaart van het Haar­lemmermeer hem tot nadenken over en het ontwerpen van een plan ter droogmaking van het Haarlemmermeer aan. Van dit plan gaf hij in 1743 een tweeden druk in het licht: Korte schets, verhandelende van het droogmaken van de groote Meeren. Leiden 1743, 4°., waarvan van Hasselt in 1838 het nut heeft uiteengezet. Zijn vader was, zoo bij den keurvorst Maxi miliaan Heinrich als te Leiden, onderw ijzer in de toonkunst ge­weest en had te Leiden of te Cassel lessen over de theorie der toonkunst gegeven in 't Latijn *). De zoon, die in hetzelfde vak lessen gaf, zond in 1743 een geschrift in het licht, getiteld : Institutions Musicae, of onderwijzingen rakende de prakkk van de muzijk en inzonderheid van den generalen bay, benevens de daaruit spruitende gronden van de compositie. Leiden. Met 8 bladen muzijk door hem zelven gegraveerd. (Ook graveerde hij den titel.) In hetzelfde jaar verscheen er weder van hem een Compen­dium, zijnde de eerste beginselen en praktikale instructie in de meet-, krUg- en bouwkunde. Leiden 1748. 8°. In 't volgende jaar gaf hij in het Latijn, zonder plaats van drukker en uitgever, in 40, de beschrijving nit van een Instrumentum novum sive horologium autobarnm, om de lengte zoo ter zee als te land te vinden. Hij zegt er van, dat zijn vader, door Christiaan Huygens voorgelicht, het uitvond, en dat het door hem vervaardigd en aan het publiek mede­gedeeld. werd. In 1752 kwam hij op dit geschrift terug en gaf hij van het gebruik van dit horologium autobarum, aldus genaamd, omdat het door zijn eigene zwaarte naar omlaag daalt, eene nadere verklaring uit. Tusschen de jaren 1752 en 1759 verscheen van hem, dock zonder jaar­opgave, in 't Fransch en groot folio, een krtjgskundig plan nit ter betere verdediging der vestingen en ter bespa­ring van menschenlevens, in het Hgd. opgenomen in het Boehmisches Magazin fir Ingenieurs and Artileristen, VII, No. 11, onder den titel van Algemeine Methode die Falun­gen zu verstarken. Waarschijnlijk is hij ook de schrijver van Plan d'une bateau *). De Kon. Bibl. te 'sHage bezit in 4°. Tractatus de compositioneNusaca Zumbach de Koesfeidt, 40, avec tequel on peat aller au fond de la mer, et revenir son gre et mgme naviguer entre deur eaux. (Een duikerklok.) In 1770 werd hij, op zijn verzoek wegens ouderdom, na 40jarigen dienst als stads-doktor, ontslagen en in 1779 als assessor Collegii Chirurgii. Hij overleed in 83jarigen ouder­dom, op den 15den April 1780, en word in de St. Pieters kerk begraven. Zie Bodel Nynhuis; t. a. p., Siegenbeek, t. a. p.,; Gregoir, Bioyr. des artistes medicins . ZURCK (Emilio) VAN), conrector te Haarlem, heeft zich bek end gemaakt door de volgende werken, die de goed­keuring der geleerden niet wegdroegen. zoodat de schrijver der Sapientiae Hyperborcalis, hem noemde .EduardusOloupeoc. Hij gaf in 1694 te Haarlem in het licht : Ciceronis selectae orationes, waarvan de tweede uitgaaf (denuo revisa et amendis in prima editione occurrentibus accu­ration' modo purgata. Ultraj. 1773), door een onbekende be­zorgd werd. De vierde uitgaaf gaf 1 s. A n t. Node 11, Eddus usum scholasticum Holl. et Westfr. eu decreto. Illustrissimornm ejus regionum Ordtnum cum dedic. et praef. I. A. Nodell. L. B. 1809. 8°. Twee jaren later gaf hij de Carmina van H o r a t i us uit met zijne observationes maximam partem e Dacerio consarcg natae. en in 1706 : Orat,o de felicibus Bratannorum Batavorum et foederatorum successibus. 4nno 1706, habita Harlemi in aula principis. Hagae Amst. 1706. 4°. Ziju voornaamste werk is de Codex Batavus, waarin het algemeen Kerk-, Publyk- en Burgerlijk-Becht yin Holland, Zeeland en het Ressort der Generalitett, kortelijk begrepen, enz. Delft 1711, 1788 (3e uitg.), liotterd. 1757 (4e druk), Leyden 1764 5e dr., (de laatste drukken bezorgd door P. van der Schelling). Hij huwde Anna Maria S c h a t en overleed omstreeks 1726. Zie Sax e, Onom. T. V., p. 450 ; Schotel, Leven van 41keinade en van der 8thelling, 131. 169; Kobus en de Rivecourt. ZUHRM.UHLEN (B.) Van hem bestaat een bliejspel getiteld: De Infante van Zamora , m. zany en gev. n. h. Fr. Amst. 1784. kl. 8°, voorkomende in D. VIII der Tooneel- en Mengelpoezy van het Gehoots. onder de zinspr. Kunstmin spaart geen vljt. Zie Cat. der Maats. van Letterk. D. I, 6, bl. 31. ZUTPHEN (BERNARD vAN), Advokaat voor het hof van Utrecht, gaf in het licht : Practycke der Nederlandsche Rechten. Leeuw. 1645, 1655. 4°. ZUTPHEN (GERARD VAN), aldus naar de pleats zijner geboorte genoemd, leefde in het midden der XIVe eeuw. Hij was voor zijn tijd een uitstekend geleerde, ervaren in de wijsbegeerte, theologie en welsprekendheid. Hij behoorde tot de Reguliere kanunniken en bekleedde een leerstoel bij de kapittelschool te Keulen nog in 1399. Hij liet na : Quaestiones sententiarum notabiles. Sermonum variorum Tiber onus. Quaestiones quodlibetanae. Zie Val Andreas; Foppens; Kobus en de Rivecourt;Trithemius, Catal. ildustr. Vir., p. 139. ZUTPHEN (GERARD VAN), bijgenaamd Zerb ol t, in 1367te Zutphen geboren, begaf zich, na de scholen zijner geboor­testad doorloopen te hebben, ter vermeerdering zijner kennis, buiten 's lands en kwam naar een langdurige reis te Deven­ter in het Fraterhuis van G. Groot e, en sloot een hartelijke vriendschap met F 10 r en t i u s R a dew ij n. Hier had hij gelegenheid zijne wetenschappelijke studien nit te breiden en in praktijk te brengen. Ofschoon een geordend geeste­lijke, wilde hij de stichting van F1 o r e n t i u s tot geen geestelijke orde hervormen, maar de beoefening der H. S. meer algemeen maken en niet binnen de kloostermuren ge­sloten houden. Het Latijn, waarin de Bijbel vertolkt was, was geen zoo heilige taal, dat men hem niet voor de leeken mogt overzetten. Naar zijn inzien moesten ook deze de H. S. lezen, uittreksels er uitmaken, boeken er over schrijven, de uitstekendste kerkvaders met elkander vergelijken en hunne spreuken verzamelen. Daartoe wenschte hij de scholen der broederschap ingerigt to zien. Geen kerkelijke banden mogten er gelegd worden en zij, die het kloosterleven verlangden, konden te Windesheim te Zwolle daaraan voldoen. Op eene terugreis uit Drenthe bezocht hij in dat klooster zijne voor­malige leerlingen, werd er door een zware ziekte overvallen, die hem, op 3ijarigen leeftijd, den Aden Dec. 1398 deed overlijden. Van zijne schriften zijn slechts uittreksels overgeblev en ofKier en daar (b. v. to Wiesbaden) bewaard. Op Cat. vanS e r r u r e komt voor Tractatus de spiritualibus ascensionibus, in 't begin der 16e eeuw te Bazel gedrukt. e v i u s gaf uittreksels uit mss. die in de bibliotheek te Deventer bewaard werden, b. v. de stilitate lectionunt sacrarum literarwn in lingua vulgari. — De precibus vernaculis. Voorts vermeldt hij : Tractatus de vestibus pretiosis. — In pendant grades Ec- clesiasticos et praedicationis °ff kim? affectantem cujas intium consulit quidam clericus. De reformatione varium animae, qui incipit; Homo quidam descendit. Ook Delpr a t heeft eenige uittreksel uit Gerard 's ge­schriften gegeven. Zie Valerius Andreas; Foppens; Trithemius; Christ. .Masseus Chron. ad annum 1398 ; Hamelmannus, de illustrib. vins Westphaliae, lib. I; R e v ii Devent. ill. p. 41; M o 1 1, Kerk. yeseh. voor de Hem; D el p rat, Broeders, van Geer' Groote, 2e uitg., bi. 42; Kok, Verwoert, Kobus en de Rivecourt. ZUTPHEN (HENDRIK VAN), aldus naar zijne geboorteplaats in Gelderland. ge noernd ; zijn eigenlijke naam was Hendrik M o 11 e r of M ulle r. Hij werd in 1488 geboren en reeds vroec, voor den geestelijken stand bestemd, waartoe hij 6 de hoogeschool te Wittemberg bezocht en ook het onderrigt van Luther bijwoonde. Voor hij de hoogeschool verliet, verkreeg hij den graad van B a c c a l a u r e u s, die hem het uitzigt gaf om doctor in de godgeleerdheid te worden. Even ale zijn leermeester, verkoos hij den monnikenstand en trad in de orde der Augustijnen. Hij had reeds te Keulen den eersten rang onder den Prior bekleed, toen hij vervolgens to Dordrecht zelf Prior van het A ugustijner klooster werd, dat door hem in 1516 in groot aanzien stood. • Nadat Luther in 1517 tegen de aflaten was opgetredeir, waren hij en Jacob S p r e n g, toenmaals Prior van het Augustijnen klooster to Antwerpen, onder de eersten in de Nederlanden, die hem aanhingen. Beide hielden briefwisseling met L t her en verlangden zeer hem te zien en to spreken. Zelfs beloofden zij hem in eenen brief, omatreeks het Paasch. feest van 1519 geschreven, naar Wittenberg to zullen ko­men, doch zij konden toen hunne belofte niet volbrengen../ Eerst in 1521 begaf zich Hen drik derwaarts, en ver­nieuwde persoonlijk zijn betrekking met Lathe r, en deze, zich daarna op den Wartburg ophoudende, diet hen in eeu brief aan Mel a n c h t o n vriendelijk groeten. Hij keerde now de Nederlanden terug, trad, sedert de gevankelijke wegvoering van Jacob S p r e n g naar Brussel, in 1521 on -der de monniken van het Augustijner klooster to Antwerpen in de voetstappen van zijnen voorganger, en was een niet minder ijverig voorstan der van de hervorming dan doze. Bij de vernieuwde afkondiging van het Wormsche edikt van 1529, werd hij met al de monniken van het Augustiiner klooster te Antwerpen gevangen genomen. Op 's keizers last beval de landvoogdes M tyr maretha van Oostenr ij k, een scherp onderzoek naar het geloof der gevangenen. Onverschrokkcn antwoordde hij op de artio kelen, die hem ter beproeving van zijn geloof werden voor-gelegd. Het yolk vernam dit en stelde bbelang in den man, doch de raad van onderzoek had hem reeds tot den martel­dood bestemd, en hij zou, in weerwil -van het yolk, dat hem lief had, met de overige monniken van gemeld klooster van Antwerpen naar Brussel worden overgebragt en zich daartoe van den nacht bedienen; doch eer die nacht kwam — het was in den avond van 29 September 1522, na zons. ondergang schoolden zich eenige duizenden, zoo mannen als vrouwen, zamen, stoven in razende woede naar zijnen kerker, braken met onstuimigheid grendels en deuren los en voerden hem in triomf naar zijn klooster terug. Zich te Antwerpen niet meer veilig achtende, verliet hij de stad, van plan over Holland en Westfalen naar Wit­tenburg te reizen, toen het toevluchtsoord van schier alien, die om het geloof vervolgd werden. Hij kwam op zijne reis derwaarts te Bremen en hield Kier, op verzoek van eenige aanzienlijke burgers, op Zondag 9 November 1522 eene leerrede in de Ansgarie-kerk. Aanstonds verzocht hem de gansche gemeente bij Naar te blijven, 't geen hij niet van de hand wees, maar voor een tijdlang aannam. Doch ook bier was hij niet veilig voor de lagen, die hem gelegd werden. De overige geestelijken drongen bij den raad aan op zijne verwkjdering. De raad bragt die klagt tot de opzieners der Ansgarie-kerk. Doze weigerden hem te outslaan. De geeste­lijkheid leverde nu hunne klagt in bij den bisschop, die bij den raad aandrong H end rik aan hem over te geven. De mad weigerdezulks. De bisschop liet daarop eene kerk-vergadering buiten Bremen beleggen en daagde H e n d r i k er voor, doch de raad stond hem niet toe derwaarts te gaan. Hij word in zijne afwezigheid veroordeeld en het keizerlijk edikt van Worms afgekondigd aangeslagen. Ondertusschen ging hij voort met prediken, ook in meer verwijderde gewes­ten. In het dorp Meldorf, in het Detmarsche, een landschap in het hertogdom Holstein, stond eon priester, met name N i k o l a a s Rios e, die tot inzien der waarheid gekomen, in vereeniging met anderen, bewerkte dat H e n d r i k in het Detmarsche werd beroepen. Doze voldeed aan dien wench en vertrok naar Meldorf. Het ontbrak ook daar niet aan zulken, die het indringen der nieuwe leer trachtten to belet­ten en moisten to bewerken, dat aan den priester to Meldorf gelast werd den vreemden monnik te lagen vertrekken. Van Zutphen ging echter voort met prediken. Inmiddels had-den zijne vijanden eon aanslag tegen hem gesmeed en een plan gevormd hem heimelijk op to ligten en to verbranden. Hun voornemen gelnkte, zij maakten zich van hem wes­ter en sleepten hem aan een touw in het hoist van den win-tern acht, schier naakt en barrevoets naar Heide, waar hij in een kelder opgesloten aan den hoon en spot zijner wachters was blootgesteld. Des morgens om acht uren kwamen zij op de markt te Heide bijeen, hielden onderling raad en ver-oordeelden hem ten vure. Het vonnis werd op de wreedaar-digste wijze ten uitvoer gebragt . Luther was zeer getrof-fen, toen hij den marteldood vernam van eenen man, dien hij persoonlijk gekend en wiens ijver voor de waarheid hij zoo hoog geschat had. Hij stelde de geschiedenis van zijn uiteinde te boek en droeg die aan de Christenen te Bremen op, waarbij hij eene verklaring van den 9de Psalm voegde. Men vindt dit stuk in de meeste uitgaven van Lut her 's wer -ken en eene vertaling er van in P a a u w, Europa's Luther-dont, bl. 227-244. D e W et t e heeft wel de opdragt en de verklaring van den 9de Psalm, doch de geschiedenis van zijn uiteinde niet medegedeelt. Nadat in 1825 de plaats, waar hij gemarteld werd tot een begraafplaats voor de gemeente te Heide was gewijd, kwam een reeds vroeger ontworpen plan, om een gedenkteeken voor den martelaar op te richten, tot rijpheid. Het is een een­voudige obelisk ter hoogte van 14 voeten op een heuvel geplaatst, met het volgende opschrift op de voorzijde: Dem Glatibens helden Henric von Zutphen, Der dieses Feld durch sein Blut heiliyte. Geb. im Jahre 1488. Gest. den 11 Dec. 1524. Op de keerzijde leest men : Errichtet von der Ileider Gemiente, am 25 Junk 1830. Zie Sachrichl iiber das dem Andenken Heinrich: von Zutphen, am 25 Juni 1830, auf den Heiden Begrabnissplatze errichtete Monument. ills Beitray zur Geschichte des Confesston,s-Jubilaums, herausgegeben von G. 0. W. Scheteliy, Pastor zu Heide in Norder—Detmarschen. Altona 1830. Tegenover het titelblad staat eene afbeelding van het monument; De Marteldood van Hendrik van Zutphen, een der monniken van het Auguatijnen klooster te Antwerpen, in Bijdragen tot de Geschied. der Ev. Luth. kerk in Nederlund, 2e stuk, de Monographze van I3 einr Muhlens; 0. H. van Herwer den, het aandenken van H. v. Z. onder zijne landhenooten vernieuwd. Gron. 1840 zie Vad. Letteroef. Julij 1841, No 8. bl. 322 volgg.); Schotel, Kerk. Dordr. D. I, bl. 17, D. II, bl. 752; D ez., het Rooster der August.; Bat. Sacra, D. bl. 544; Brandt, Hist. de Ref., D. 1, bl. 79-91; A. van Haem­stede, Martel. bock, bl. 67-70; Pauw, Omst. Levenab. van Luther, bl. 202; Balen, BeschrYv. van Dordr., bl. 130; Kist en Moll, .Kerk. hist. archif, D. IV, bl. 7, 200; K is t. en R o ij a ard s, K. .drchiqf (eerste serie) D. I, bl. 204, (tweede sane) D. II, bl. 38, D. V, bl. 267; De W et te, Luther: Briefe, Th. 1, p, 42, § 341, Th. IL§ 12. 265, 379; C. J. Trip, Heinrich von Zutphen, in Hist. Theoi. Zeit:, 18691, Gerdes, Hsst. Ev. renov , c 28 err in append. p. 13-15 ;Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Jo cher; Conyers Lea; H. H eye n, be dood van H. v. Z., in A'al. v. d. in Ned. 1857, 138 ; J. M. E. I) ereksc n, H. v. Z , in Geld. Volksalm. 1849. 3. Moll Kerkgeseh. v. Nederl. 11. II. III. ZUTTERE, gezegd over d' Haghe, burger van Gent, schreef : .Eene Forme ende maniere der Conjugatien in Nederduytsch ende _Francoys, door P. A. H. G. (P. A. Hyperphragme Gantois) Rott. 1576 80. Eene korte leerung, wie das alle Geloovigen in Christ°, alsz eyn koren in . der arden, hike und kalde lijden uncle ster-ven moeten 1563 8°. Ben sachtmoedige samemsprekinge van Cephas ende Arnobius, waerin by manierlyck ernstelyck ende grondelyck dis, uteren ende handelen door den Aucteur selve wt den Layne in Ne­derduytsch gestelt. Gent (omstr. 1580) 8°. Opgedragen aan den Prins van O r a n j onderteekend door P. A. H. Ingeboren burger van Gent (P e t r u s ab Haghe d. i. P. de Zutter e, gezegd over d' Hage). Eene korte und eynvuldige Underwisung wt die Goddelicke schrzft of man oock lasteren, ordeylen und whiten sal. Zie v. Do or n in ck, Anon. pseud. No. 1511, 2627, 1503, 4560. ZUYLEN (JAN vAN) leefde in de 17e eeuw te Utrecht als portretschilder. S. A. van Lamzweerde heeft een prent van Menard Lamzweerde naar van Zuylen ge­graveerd. Zie Nagler, Kramm. ZUYLEKO M (MARIA VAN), dichteres, te s'Hage geboren, droeg in 1786 hare Mengelingen van Prosa en Poezy aan de leden van het aldaar gevestigde genootschappen op. In 1790 verscheen Naar treurspel Osman en Ophelia, Zij was lid van het Haagsche en Utrechttche kunstgenootschap en gehnwd met de Witte van Haemstede. Zie v. d. A a. f. a. p. ZWAAN (MARTINUS DE) of S w a a n, den 4 Jan. 1651 te Amsterdam' geboren, wijdde zich aan den geestelijken stand, verkreeg in '1677 de priesterlijke ordening en werd 2 jaren later pastoor te Assendelft. Toen het collegie de hooge bawd in 1683 van Kemlen naar Leuven was overgebragt, werd hij tot president er van benoemd en bleef tot in 1692 werkzaam in deze betrekking. Hij keerde toen naar zijn vadtrland terug en werd pastoor in den Hoek to Haarlem. Hij muntte ale doctor in de theologie boven vele zijne r ambtgenooten uit in geleerdheid, en zag zich als neef van den pauselijken vicar-is C o d d a e c u s in de toenmaligen kerke­lijke twisten betrokken. Men kent hem twee geschriften ter verdediging der regten van het Haarlemsche kapittel, waarvan hij deken was, toe, namelijk Motivum Juris en Re. futatio responsi, die echter anderen aan Z. B. v an E s p en toekennen. Hij zou zich your zijn dood, 30 Maart 1713, met de pauselijk kerk verzoend hebben. ZWAAN (C.). In het Aanhangsel op de Dichthundige Cy­pressen bladen bl. 121 (1752) vindt men van dezen dichter een Rouwklacht. Zie v. d. Aa. t. a. p. ZWAAN (J. A. DE), te s'Hage geboren, werd in 1816 als klerk den toenmaligen archivarius toegevoegd, en vergezelde dezen op zijn reis naar Belgie ter terugvordering van de te Bergen, in Henegouwen, berustende nollandsch Charters. La­ter verving hij als Commies en Chartermeester de Foil w, die onder de voormaligen Staten van Holland in dezelfde be-trekking bij het Rijks-Archief was werkzaam geweest De gevor­derde jaren van W ij n en de toenmalige ongunstige plaat­sing van het Rijks-Archief gaven aanleiding, dat de Zwaan weer can iemand anders zekere vertrouwdheid verkreeg met het onder zijn toezigt geplaatste depot, zoodat hij in de gelegenheid was de aan van W ij n opgevolgde Rijks-:Ar­chivarissen met raad en daad bij hunne onderzoekingen bij te staan. Zeer naauwkeurig had hij zich met den gang der zaken bij de voormaligen collegien van Holland, bij de Sta­ten-Generaal en den Raad van Staten weten bekend to maken, cone kennis van onschatbare waarde v oor elk, die nit de Archieven licht wenscht te putten over den zamenhang der gebeurtenissen of den oorsprong van regten. Een proeve van zjjn dienstijver gaf hij bij het redden en nader rang­schikken van de overblijfselen van het archief van Marine na den brand van het Departement. Schoon Diet tot ge­ . leerde opgeleid, heeft hij echter der gesehiedenis gewigtige diensten bewezen. Hij os'erleed den 28 Januarij 1 8 62, in den ouderdom van 63 jaren. Zijne verdiensten zijn erkend door den koning, die hem tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw, door den keizer van Rusland, die hem tot ridder der Stanislaus orde 3e kl., de IN ew-York Historical society, het Provinciaal Utrechtsch Gedootschap en de Maats. van Ned. Letterk. die hem tot lid benoemden. Zie J. C. de Jon g e, Leven van van Wijn ; Schote1, Brief aan den Hoogl. de Wal over /get *duff te ebl. 1A, 16, en bl. 18, 19, der Fransche vertaling; D e z. in Leveneb. d. led. v. d. Moves. v. Letterk. 1865. ZWAARDECROON (BERNARD of BERNARDIIS), van Amers­foort, een geleerd en godvreezend man, was leeraar der Quartani in de Hieronymus school te Utrecht, ] 586-1589, toen hij onderwijzer werd van graaf F 1 o ri s II van Culem­borg, dien hij naar Leiden volgde, waar hij van 1595 tot 1607 tot rector aan de Latijnsche school is geweest. In 1607 benoemde hem de regering van Utrecht tot rector der genoemde school, die onder zijn bestuur bloeide. Hij bekleedde dien post tot 1619, toen hij ontslagen werd,.hij den door de Synode van Dordrecht gevorder-den eed niet %tilde afleggen. Sedert bleef hij te Utrecht, zich met wetenschappelijken arbeid bezig houdende, tot zijn dood. Wanneer die plants had, is onbekend, doch hij leefde nog in 1628. Hij was gehuwd met El i z a b e t h van L o e n d e r s 1 o o t. Van zijne kinderen zijn ons bekend J a n, die van 1608-1609 lector of conrector tertii classis aan dezelfde school was en toen „van zijn ambt gelicentieerd werd wegens merckelijcke redenen den raad hiertoe moverende". Hij had tot vrouw, Margaretha van den Broek; voorts W o 1 p h a a r t, die zijn broeder J a n opvolgde en in 1619 te gelijk met zijn vader werd afgezet, gehuwd met Emmetje van B e e c k. Ook had hij maar eene dochter. Casper Kinschot en Laurens Nyendalius ver­vaardigden Latijnsche gedichten onder de beeldtenis van Bernardus. Zie E k k e r, De Hieronym. school te Utrecht, bl 82 volgg. ; S c ho­te 1, Floris II v. Pallant, bl. 135; 0, Kinschotii Poem., p. 184 ;N y endali i Poem. p. 75; Or/ er s, Beschrifv. v. Leyden, bl. 217; Nijhoff, Biidr., D. 1, M. 35 ; Voet van O u dh e u sden, Beschrifv. van Culemborgh, D. 1, bl. 251 ; Dodt van Flensburg, Utrecht, Tijds.Voorheen en than D. 12, bl. 167 enz , 185 enz. ; V e r w o e r t; K o-bus en de Rivecourt. ZWAARDECROON (HENRicus), zoori van den vorige, te Leiden geboren. Hij was conrector aan de Latijnsche school te Leiden toen hij den 25 September 1619 zijn ontslag vroeg en verkreeg. Hij bleef echter te Leiden wonen tot dat hij in 1634 rector te Rotterdam word en bleef tot in 1651, toen hij zijn eervol ontslag ontving. Menwil dat hij de Latijnsche poezy beoefende en be-roept zich op de opschriften op het voetstuk van het stand-beeld van .E r a s m u s, doch deze zijn niet van hem maar van H e i n s i u s. Hij heeft eene overzetting van T e r e n t i u s gegeven, die vroeger zeer gezocht en viermaal gedrukt werd. (P. Terentii Afri comoediae sex Belgice interpr. cum nocis illudratae, op. a. 8t. H. Z. (Lat. en Ned. proza) ed altera Rott. 1660 8°). Hij was de Remonstansche gevoelens toegedaan en had dien ten gevolge met vele moeijelijkheden te worstelen. Zijn zoon, (le geneesheer P e tr us Z w a a r d e c r o o n, verhaalde aan zijn schoonzoon Casper Brand t, met hoeveel kos-ten en moeite zijn vader in 1645 het lijk van de Groot te Rotterdam, door misverstand aangehouden, van het arrest heeft ontslagen gekregen. Hij was in 162t te Leiden gehuwd met Mach telt ,fans van der Pluym en had 4 kinderen Bernard. Wilhel mina, Petrus en Hendrik. Zie Very, v, h. Leven van de Groot door Cattenburch bl. 415; Brandt list. d. Reform. D.1V. b1.938. Ka n, Gesch. v. h. Era.sm. Gym­nasium bl. 636, 637 Ekkert t. a. p. Schotel Floris I en II. van Pallant Aant. N 8. b1.43; Scheltema, Konst. en letterb. 1817 d. II. bl. 387. ZWAARDECROON (BERNHARD). Of deze ook een zoon was van voorgemelde is onzeker. Hij komt in 1647 als conterfeytsel en in 1648 als kunstschilder te Utrecht voor Zie Ekker t. a. p. bl. 90; Kramm. ZWAARDECROON (HENRIcus), zoon of volgens anderen kleinzoon van H e n r i c u s, in 1660 te Rotterda, m geboren, vertrok in 1684 als adelborst met den eommissaris-generaal A. v an R heed e naar Batavia. Deze stelde hem 2 jaren later aan tot boekhouder, waarna hij in 1689 den rang van opper- en in 1694 dien van eersten koopman bekleedde. Bij eene fraaije en edele gestalte bezat hij vele verdiensten. Toen een voornaam regeeringslid te Batavia hem den last opdroeg om zekere jonge dame ten huwelijk te vragen, gaf deze tot ant-woord : „indien gij voor u zelven deze vraag deed, zou ik met mijn antwoord niet verlegen zijn. In het laatst van 1694 werd hij als kommandaut naar Jaffana-Patnam op het eiland Ceylon, gezonden en van daar in 1699 als directeur naar Suratte, waar hij zulke schitterende proeven van bekwaam-heid in het behandelen van taken toonde, dat de gouver-nevr 0 udshoorn hem bij zijn terugkomst in 1703 tot eersten Secretaris der Hooge Regering aanstelde. Tot bui-tengewoone Raad van Indie geroepen, was hij in deze waardigheid werkzaam tot 1706, toen hij tot gewoon raad, en in 1720 tot gouverneur-generaal werd aangesteld. Zijn bestuur werd gekenmerkt, door de hulp aan den Javaan Scherkener bewezen in het deinpen van een opstand door 2 zijner broeders; door den eersten koffieboom op Java te planten; door het fnuiken eener uitgebreide zamenzweering van zekeren rijken mesties P. Erb ervel d. Hij verdnisterde zijn roem door het wederregtelijk verbeurd verklaren van 2 W. Ind. Comp. schepen, die onder bevel van den ad m. J. Roggev eel) van de expeditie ter ontdekking van onbe­kende landen te Batavia ter reede gekomen waren, en door den handel der Chinezen op Java te bevorderen. Na groote schatten verzameld to hebben, legde hij 8 Julij 1725 zijn post neder en vertrok naar zijn buitengoed Cadauwang, dat bij verfraaid had en hij zijn vrienden gul onthaalde. Hij overleed Zie Du Bois, vies des Gouv. gener.; Lev. v. N. M. en IV. X. 49; Kok; Verwoert; Kobus en de Etivecourt; Muller Cat. v. portr. ZWAARDEMAKER (DIRK), oudste zoon van Jan Z w a a r­dem aker en Aagtje Wendelberg, werd den 18denJunij 1791 te Zaandam geboren, ontving het onderwijs van J. H. N i e u w v e e n, toen kostschoolhouder aldaar, later te Leiden, en kwam in 1805 bij zijn oom K. Wind elberg in de grutterij. In 1810 werd hij pelder met een molen en in 1816 verbond hij zich met zijn broeder Hendrik Z w a a r d e m a k e r ,tot het werk van Commissiehandel, dat zij ruim 23 jaren gelukkig uitoefenden, terwij1 zij ook do pelderij te zamen aanbielden en uitbreidden tot den dood van den oudsten broeder. Nagenoeg ten tijde dat hij in eigen werkkring werd geplaatst, kwam hij in kennis met den hoogleeraar S. M ulle r, toen predikant bij de 1)oopsgezinden te Zaandam Oostzijde, die hem doopte en zijn vriend werd. Hij had een onbegrensde zucht naar kennis, een zeldzame mate van gezond verstand, groote fijnheid en juistheid van oordeel, rijke oorspronkelijkheid van geest, was in verschil­lends openbare en kerkelijke betrekkingen en werd in 1831, in plaats van Cornelis de V r i e s, bestuurder der alge­meene Poopsgezinde Societeit. Als lid van de Maatsch. tot Nut van 't Algemeen, droeg hij verscheidene dichtproeven voor, die door zijn vriend S. B l a u p o t ten Cat e, met zijn leven in 1840. alleen voor nabestaauden en vrienden, onder den titel Dichtproeven, nagelaten door Dirk Zwaarde­maker te Zaandam, zijn uitgegeven. Hij huwde den 1.4den Julij 1813 Neeltje V o s, (lie hem verscheidene kinderen schonk. Hij ontsliep den 11( 1-en Maart 1839. Zie het aangeh. werk van B. teu Cate; J. B o e k e, Verslay der 41g. Doopsgez. Societeit, 1839, bl. 3. ZWANENBURG. Zie Swanenburg. ZWANEVELD. Zie S w a n e fe 1 d. ZWANNE (Withm UP DE), schilder bij de blijde inkomst van Karel van Bourgondie te Brugge in 1468. Hij was 13 dagen werkzaam a 8 stuivers daags. ZWART of SWART (ALBERT GERRITS), in 1813 geboren te Kuikhorne onder Bergum, genoot het kunstonderwijs van W. P. Ruwers ma en W. B. van der Kooi en schil­derde levensgroote portretten. Hij overleed in 1837 to Leeuwarden. Zie I m e r z e e l en kramm; E e k h o f f, Cat. Kunstverzam. van Leeuwarden, bl. 48, 133, 318. ZWART (H. HINCHLIFE), middelmatig dichter uit het laatst der 17e eeuw. Zie van der A a t. a. p, ZWARTE (.). Volgens A b c o u d e verscheen zijne Po/joy te Amsterdam in 1727. 80. Zie Naaml., bl. 423. ZWARTEN (CLAEs DE), schilder te Iperen, arbeidde tegen 10 stuivers s'daags hij de blijde inkomst van Hertog Karel te Brugge in 1468. ZWARTEHOND *) (JOICHINI HENDRIKS) werd in 1566 te Amsterdam geboren en verloor reeds in 1577 zijne ouders. Aan zich zelven overgelaten begaf hij zich in dienst van Jan K a-k el e r, kapitein ter zee voor Genemuiden, vervolgens van den zeekapitein Gerrit Kr ij n e n, die voor Duinkerken. kruiste. Wederom te huis gekomen, deed hij met schipper Loohman een reis naar Portugal. Tot nu toe had hij wegens zijn jeugd als putger of zwabber gediend, doch schipper Roemer C o rn elis nam hem voor half man en deed met hem een reis naar Spanje. Daar deze echter aangehouden werd, ging hij over op een buis, gevoerd wordende door Corn elis Pi e­ters z. van Edam, en voer met hem naar Condaad op Villa Mom. Op de terugreis werd de buis door een Engelsch zeeroo­ver, kapitein K a 1 we 1, genomen, moest S w artehond van Bristol naar Londen wandelen en nam aldaar bij een anderen Pieter Cornelis z. van Middelburg, to Portsmouth liggende, dienst, om naar St. Lucas to varen. Bij gebrek van vrijbrie­ven, werd hij gevangen on op de galeijeu gezet, vervolgens bij eenen meester N i c o 1 a a s, als constapel op het „Kasteel van St. Lucas" geplaatst. Toen Francois D rak e met zijn vloot aldaar aankwain en alles verbrandde, werd hij landwaarts *) Iiij nam dien Damn naar zijn huis den Zwaiten bond aan. 6 medegevoerd en naar Bouance gezonden om schepen, die aldaar lagen en tot de onoverwinnelijke vloot behoorden, te belren toerusten. Hij ontvluchtte en ontmoette te Condaad cen schipper van Medemblik, K er s. J a n s z. S c h out ge­noemd, met wien hij naar het vaderland terugkeerde. her werd hij door de staten van Zeeland ontboden, om mede te deelen hetgeen hij van de Spaansche vloot wist. Toen de Spaansche vloot in aantocht was, nam hij dienst onder den admiraal Maarten Z e g e r s z, die met 36 schepen.uitzeilde en voor Duinkerken ging liggen om den hertog van Parma met zijn vloot er binnen te houden. Na dezen togt nam hij dienst als soldaat en trok onder kapitein. Hans Kr a a k naar het Huis te Dort, vervolgens onder jonkheer Jo h a n van den End e, naar Naarden, waar hij in bezetting werd gelegd. Voorts geraaktehij in 1593 in Schen.kenschans, vervol­gens voor Nijmegen om de vesting K n o d z e n b u r g te helpen opmaken, en eindelijk werd hij met zijn makker Hans van Dermond e, voor de vesting Derdendaal gevoerd, die door Maurits werd beschoten, waar hij zijn eerste heldendaad verrigtte, door den bevelhebber der vesting, C 1 a as B o e 1 e n, in kluisters te slaan. Vervolgens nam hij deel aan de bele­gering van Zutphen en Koevorden, en wachtte te Deventer den veldtogt van Maurits, in welke deze G r o 1, Br eevoort en andere plaatsen bemagtigde, af. Nadat hij ook daar blijken van dapperheid en beleid had gegeven, nam hij wederom, met toestemming van kapitein van den End e, dienst onder den admiraal Z e g e r s z, toonde in de ontmoeting met een vrijbuiter van Biscayen grooten moed, doodde den stuurman en maakte zich van het schip meester. Deze en andere heldendaden verwierven hem de gunst en achting zijner bevelhebbers, zoodat hij van matroos tot lui­tenant werd bevorderd, en toen hij omtrent 30 jaren oud was, stelde de admiraliteit te Amsterdam hem tot kapitein aan, om voor Duinkerken en Calais te kruisen. In 1597 convoyeerde hij de koopvaardijschepen naar Hamburg, daarna vergezelde hij op het schip "de hoode Leeuw" den admiraal van Enkhuizen, Jan G e rb rands z., naar Duinkerken, en door prins Maurit s, die van zijn onverschrokkenheid en moed gehoord had, te Dordrecht ontboden, kreeg hij den last met zijn yolk in de belegering van 's Bosch te trekkers. In het volgend jaar ontving hij en kapitein Hartman last op een schip, de ,,Gulden Arend" genoemd, voor Gre­velingen de wacht te houden en op het uit- en inloopen der Buinkerkers te passen. Door 5 Duinkerksche schepen overvallen, verdedigde hij zich tegen hen met de grootste kloekmoedigheid en redde zich nit hunne handen. Deze dapperheid en trouw was oorzaak dat hij in 1599 bij de vloot van jonkheer Pieter v an der Doe s, buitengewoon luitenant-admiraal van Holland, als kapitein over 154 man en als raad van oorlog op het schip de //Gulden Leeuw" werd benoemd. Ofschoon in zeer slechten toestand, met nog slechts 9 gezonde mannen overig naar het vaderland terug­keerende, dreef hij (27 Jan. 1600) een Duinkerksche roover op de vlucht. In 1602 voerde hij bij de vloot van den admiraal 0 b dam het bevel over ad e Z o n" voerende 36 lepelstukken. Door zijn beleid wist hij 6 vijandelijke schepen met suiker geladen in onze handen te doen vallen, hetgeen in 1603 door zijue benoeming tot vice-admiraal gevolgd werd. In die betrekking had hij in het einde van 1603 het bevel over het schip "de Hollandsch Tuin", een der 7 schepen onder Paul u s van K a a r d e n, op diens togt naar het Westen en liep, na veel buit gemaakt te hebben, na een refs van 17 maanden, behouden in Texel binnen. Na dozen togt begaf hij zich naar Amsterdam, van plan een stil leven in zijne bekende woning de awarte Hond" te slijten. Hier bleef hij tot 1620, toen hij door de Staten van Holland en den prins verzocht werd, als vice-admiraal onder den admiraal Ha alt en zee to kiezen en de koopvaarders naar de Middellandsche zee to geleiden. In 1621 werd hem, als admiraal, het bewind over een vloot van 3 -oorlog.- en 32 koopvaardijschepen toevertrouwd en tastte hij, 16 Oct. 1622, door verscheidene schepen ver­sterkt, de Spaansche vloot, 24 schepen stork, in de Straat van Gibraltar aan en joeg ze op de vlucht. Prins M a u r i t s en de Staten huldigde zijn moed en dapperheid en de reeders schonken hem een gouden keten ter waarde vanf 700. Hij sloeg de aanbiedingen om in dienst van Dene-marken en Zweden to komen of en overleed to Amsterdam 5 Junij 1627. Zie Leven en daden van f. II. Zwartenhond. Amst. 1832; Levensb. van Wederl. mannen en vrouwen, D. Till, bl. 1-44; J. C. de Jonge,heldendaden ter zee, D. 1, bl. 139; Wagen a a r, Amsterdam, D. XI, bl, 239; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. ZWEDEII VAN CULENB1JRG, een inwoner dier stad, behoorde waarschijnlijk tot het geslacht der heeren van Cul e n b u r g. Hij leefde blijkbaar in het laatst der 15e eeuw en schreef een Chronytje onder den titel van Origines Culen­burgicae (in het Holl.) bij M a t t h a e u s, Analecta medii aevi T. III. p. 589-656 4.) Het loopt van de jaren 1015 tot 1414 en bevat nog al eenige bijzonderheden nopens het ge­slacht van Culenburg en de lotgevallen der stad. Overigens is het een mengelmoes van al hetgeen den schrijver voor 6* den geest kwam. Het eindigt met een recept, hoe zwaar de klepel van een klok zijn moet. Zie de Dedic. van Matthaeus P a q u o t, Mem., T. V. p. 218De Wind, Bibl. v. Geschieds. D. I. bl. 88. ZWEDER VAN CULENBURG, zoon van Ger ar d, heer van Culenbur g, werd in 1408 Kanonnik ten Dom van Utrecht, in 1414 domproost te Utrecht. In 1423 word hij, tegen den zin van de kapittels, die R u do l f van Diepholt gekozen hadden, door pans Martin us V tot bisschop van Utrecht verkozen en hield den 21 Augustus 1425, doch onder de ongunstigste omstandigheden, zijn intogt aldaar. Of-schoon hij beloofd had geen wraak te zullen nemen wegens het gedane beroep, hield hij echter geen woord en begon met den kerkban te slaan over Rudolf v an D i e p h o 1 t en alien die zijne zijde hielden, vooral de Overijselaren, R u d o 1 f s warmste aanhangers, tot ergenis van alle goede ingezetenen der stad. Voorts brandde en moordde hij to Amersfoort wegens den ijver, aldaar voor Rudolf betoond, en zocht hulp bij den vreemde. Den 8sten Maart 1426 sloot hij een of- en defensief verbond met Philips van Bour go ndi en Arnol d, hertog van Gelderland. Te gelijker tijd nam Jan van Renesse Utrecht voor D i e p h o l t in en sedert heeft Z w e d e r de straten zijner hoofdstad niet meer betre-den, ook de ridderschap en geestelijkheid kozen Rudolfs partij ; de laatste en de kapittelen zeiden hem de gehoor-zaamheid op. Z w e d e r werd voor het domkapittel gedaagd, doch hij kwam niet, en beriep zich op den pans. Er volgden bloedige worstelingen tusschen de aanhangers van beide partijen, en toen Rudolf zich met Gelder verzoend had, bleef evenwel de kerkelijke scheuring voortduren. Paus Martians, schoOn van verschillende zijden. aangaande Z w e d e r s en diens verdorven aard ingelicht, hield echter zijn partij tot zijn dood. Maar toen ook Z wed e r 's broeder met Rudolf verzoend was (1431), vertrok hij naar Bazel, waar hij de 21 sten Sept. 1421 stierf. Zijn testament berust in het archief te Culenburg. Zie, behalve Beka, H e d a. Buchelius, de Bat. Sacr. of Kerk. oudh ; v. Rhijn. Aanh. op kerks oudhed ; Matthaei Anal. T. V. p. 420 volgg, Busch, Chron. Windesh. T. I p. 1; Re v i u s, Daventr. ill. ; Burman. Utr. Jaarb. Dl. 1 bl. 279-284 Orig Culenb.; Balen, Beschrifv. v. Dord. bl. 774; D um bar, Kerk. en wereldl. _Deventer, D. 11 bl. 103 ; Wagenaar, Arend, Roe1ants„ Gesch. v. Kerk. geschillen in het Bisdom van Utrecht ; Royaards, Gesch. v. d. Christ. Kerk. in Nederl. D. II. bl. 103 volgg. ; M o 1, Kerkel. Staat van Nederl. 11. 1. 184 198, II. III. 132; Cath. Meyer, Memorieboek, b1. 75; Coppers en van Gils enz. N. Beschrijv. v. 't Bisdom van Wicsch D. 1 b1.1; Voet van Oudheusden, Beschri,iv. van Wein& ZWEERTS. Zie Sweerts. ZWEERTS (KoRNELus) zoon van den Amsterdamschen boekverkooper Hieronymus Sweerts werd in 1669 te Amsterdam geboren. Hij was een niet onverdienstelijk dichter, en beoefende ook de schilderkunst en de muziek. Men heeft van hem eenige tooneelspelen en gedichten. Jacoba van Beijeren, Erfgravin van Holland, tripp. voor den .duth. 1690. (2 verschillende drukken in hetzelfde jaar), 1750 ; met voorgen. pl. van J. Harrewyn, voorstellende drx Ric-pelmondae. Langw. 4°. Rijkaart, muzijk-st. Ald. P. v, d. Berge z. j.m.pl., wider de spreuk, Ventilante Doctrina. Den verliefden GrOz bedrogen blsp. ; Ald. 1722 in. pl. Apollo en Dafne; op muziek gestelt door H. A n d e r s. Ald. 1696, 1697, 1698). Voorts gaf hij een Inleiding tot de zang en speetkunst. Amsterdam z. j. kl. 8°. Gedichten 2 dn. m. p1. 4°. Amst. 1692. Leerzame fabelen m. pl. Ald. 1704. 8°. Mengelzangen en Zinnebeelden Ald. 1694 8°. Stigtelijke gezangen en zedeliederen op nooten. Amst. 1730 8°. Zeeden- en Zinnebeelden over Davids Harpzangen met C 4, prent verbeeldingen. Amst. 1723. 8°. Dichtkundige Zinnebeetden. Ald, 1736 8°. Gezangen en Liederen. Ald. 1725 8°. Hij was tijdgenoot en vriend van Moonen en V olle n-h ove n, Alew ij n, Brandt, Rotgan s, die zijne gedichten zeer prezen. Tweemaal was hij gehuwd, 1. met Helena van We e-den, 2. met Johanna Elizabeth de la Fontaine met wien hij in 1726 zijne zilveren bruiloft vierde. Zie Witsen Geijsbeek, B. A. C. Wb. D. VI. bl. 596 ; De Vries, Gesch. d. .Med. dichtk. D. I bl. 223 ; Siegenbeek, Gesch. d. Ned. Letterk. ; Iluberts, Chron. lijst ; Abeoude; A r r e n b e rg; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. ; Verwoert; Kobus en de Rive-c ourt, Muller, Cat. v. portr. ZWEERTS (PHILIPS), zoon van bovengemelde en vader der dichters Bruno en Cornelis Isaac Sweers of, Sweerts to Amsterdam gekoren, was daar Notaris en beoefende gelijk zijn vader, doch minder gelukkig, de neder­duitsche poezy. Hij gaf in het licht : De beloonde deugd, en de gestrafte Wreetheit blij-endendt treurspel.. Amst, 1723. Semeramis of de Doot van Nizus ; trsp. Ald 1729, 1745. Scipio, trsp. Ald. 1737. Merope, trsp. gev. n. h. Ital. van So. Maffei. Ald. 1740. Gedichten. Amst. 1745. Hij huwde Johanna Maria de Put ter, die in 1799 overleed. Hij stierf in 1773, zijn portret is door H o n­braken naar T r o o s t in Koper gebragt. Zie Witsen Geysbeek T. a. p. bl. 598; Be Vries t. a. p. D. 1 bl. 223; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat, v. port. Cat. d. Bibl. v. d. Maats. v. Letterk. ZWICKER (DANIEL), een Unitarius, den 22 Januari 1612 te Dantzig geboren, werd dr. med. Hij ging van de Hervorm­den tot de Soccinianen over, doch was het echter met hen in alles niet eens. Hij sloot zich evenwel aan de bijeenkom­sten der Moravisehe broeders, die de gemeensehap der goederen hadden ingevoerd en den krijg veroordeelden, met vrijheid zijn gevoelens te behouden. M. R u a r u s trachtte hem, wederom tot, de Socinianen terug te voeren. Hij gaf ver­schillende werke in het Latijnsch, Duitseh en Hollandsch in het licht en is ook auteur van Jrenici Jrenieoruin in 1654 in 4° en het vervolg in 1658 in 8° versehenen. Hij overleed to Amsterdam den 10 Nov. 1678. Zijn Nederduit­sche scchriften vermeldt Rog g e, in Geschriften betreffende de Ned. Herv. kerk. bl. 39, 50. Zie Sand u, Bibl. Antetr.; .Toc her: ZWIETENNE (J. v.). Abeoude vermeldt hem als schrijver van Geestelyke Sleenrots Amst. 1701. 4°. en van Declaratie tegen Christus, de Koning. Leijd. 1656. 12°. ZWIGTMAN (CoRNEms), in 1782 to s'Heerenhoek, een dorp in Zuid-Beveland geboren, werd aanvankelijk tot het vaderlijk bedrijf, het wagenmaken, te Wissenkerk, waar zich zijne ouders gevestigd hadden, opgeleid, doch hij toonde meer neiging vocr de schilderkunst, nam de lessen aan de teekenakademie te Middelburg met het gelukkigst gevolg waar, en oefende zich in de penseel behandeling in de fabrij­ken van L. P. van O p p e n on F h. G a a 1. Slechts weinige maanden mogt hem datzijn to beurt vallen, daar de plotselinge dood van zijn vader hem dwong huiswaarts to keeren en diens bedrijf op to vatten. Sedert beoefende hij alleen de kunst als uitspanning. Ook was hij een bemin­naar der nederduitsche poezy en gaf twee luimige dicht­stukjes in het licht, getiteld: de Franschen in Noord-Holland 1813 on Jan Steen. Zijn oudste zoon M a r i n u s drukte zijn vaders voetstrppen en schilderde welgelijkende portretten. Zie Immerz eel. ZWOLLE (BARTHOUT VAN) word den 7 Febrarij 1517 van wege den Keizer aangesteld tot Grietman van Gaasterland en Recht (mederegter) binnen Sloten. Zie Gharterb. 2 du., bi. 344 ; v. S m i n i a, bi. 376. ZWYNDREGT (L. VAN) scheef : Verhandeling over den Hollandschen scheepsbouw en C. de .Reiter over het bouwen der koopvaardijschepen m. p1. s'Hage 4°. Zie Arrenberg, bi. 598. ZYBANDT (ABRAHAM) to Amsterdam geboren was too­neeldichter in het midden der 17 den eeuw. In 16 54 ver-. scheen zijn Dollen Bruilo f t, in 1668 zijn Verleyde Vriendt beide in den smack van J a n V o s. Zie Witsen Geysbeek t. a. p., D. VI, bi. 599. ZIJL (GERRIT VAN), ridder, noon van D i r k v a n. Z ij 1 en A 1 y d v a n d e r 1) o e s, werd door graaf W ill e m VI tot verseheidene aanzienlijke bedieningen verheven en in 1427 tot een der 9 raden aangesteld ter besturing der belangen van het graafschap. Onder de regering van P h i 1 i p s v a n B o u r g o n d i e was hij rand en kamerling van lien vorst. In 1453 wordt hij vermeld onder de raden in den hove. Hij huwde A 1 y d, zuster van J a n E g g e r s, heer van Purmerend, die deze heerlijkheid aan zijn schoonbroeder ver • kocht. Hij overleed 11 Maart 1453 en liet kinderen na. Zie de Genealogie bij K o k en v a n L e e u w e n. ZIJL (B. vAN), kunstgraveur, in den aanvang der 18e Hij graveerde o. a. het portret van Corn. Euyk van Mierop, predikant, te'sGravenhage, overleden 1718, naar V o 11 evens. ZIJL (RoEnoF VAN), een schilder, naar wien W. d e P a s s e zijn Magdalena-beeld zou hebben gegraveerd. Zie Nagier en Kramm. ZIJL of ZIJLL (DIRK VAN), glasschilder to Utrecht. 'lie Gouda zijn drie glazen in de St. Janskerk door hem gesehil­derd, als : No. 9, De o fferande van den priester Zacharias. No. 11. De geboorte van Johannes den Dooper, en No. 13. Jezus, 12 jaren oud, zittende onder de leeraren in den tempel to Jerusalem. Zij voeren de jaartallen 1560-----1562. Zie K r a m m, De Goudsche glazen enz . ; Leven der scliilders; N a g ler en Immerzeel. ZIJL of ZIJL (DIRK VAN), waarschijnlijk kleinzoon van den vorige, bloeide een eeuw later en beoefende dezelfde kunst. In een te Gouda gesloopte kerk waren van hem een voorstelling uit de jeugd van Jezus, A°. 1646 ; en de aanbidding der koningen in de stal le Bethlehem, in 1662 in bet "finis met de Hoofden" te Amsterdam verkocht. , Zie Kramm. ZIJL of 'GULL (GERARD PlETERSZ. VAN), zoon van Pieter. G e r r i t z e, lijstenmaker te Leiden, werd aldaar (volgens sommigen te Amsterdam) geboren. Hij was leerling van Anton I v an I) i j c k, in 1640 of 1641 overleden. Met dezen vertrok hij van Antwerpen naar Londen en nam zijn intrek in Westminster tegenover hem. Hij schilderde geheel in diens trant, zoodat men hem //van Dijke in 't klein" placht to noemen. Na v an Dijk's dood vestigde hij zich te Amsterdam in de Kerkstraat, waar hij in 1655 of 1658 leefde. Zijne schilderstukken verbeelden meestal vrolijke ge­zelschappen van mannen en vrouwen, meest naar het leven geschilderd, en even als in de stukken van zijn lerrmeester, bewondert men in de zijne de handen der vrouwen. Zijn meesterstuk stelt voor den Verloren zoon te paard gezeten en afscheid nemende van zijn vader, op wiens gelaat kommer en angst sprekend zijn uitgedrukt. Zie Houbraken; Immerzeel; Kramm; Verwoe rt; Ko­bus en de Riv eco urt. ZIJL of ZIJL HENDRIKSZ. (JAN VAN), in het midden der 16e eeuw glasschilder te Utrecht. Hij schilderde ook voor de St. Janskerk te Gouda. Zie K r amm; Goudsche glazers bl. 165 Lev, d. schilders. ZIJL of ZIJLL (JAN VAN), eenige zoon van R ijer van Z i j 1, glasschilder te Utrecht, bloeide in het laatst der 16e eeuw. Zie Kramm. ZIJL (Ono VAN) of ZILIUS, 30 Julij 1588 uit een oud en deftig geslacht te Utrecht geboren, werd 8 jaren oud naar de Latijnsche school gezonden en oefende zich ook in het Grieksch en Hebreeuwsch. Op zijn 18 jaar trad hij in bet genootschap der Jesuiten, gaf te Roermonde onderwijs in het Latiin, muntte als kanselredenaar, daar hij zeer bespraakt was, uit, en predikte vooral te Leuven en Brussel met grooten toeloop voor de broederschappen der H. Maagd. In het laatst van zijn leven bekleedde hij de post van lice-tor van 't collegie te s'Hertogenbosch en te Gend. Hij overleed 12 Augustus 1656. Hij gaf in het licht : _Ruraemonda illustrata, dat hij met den titel van Rurae­ mundensium Rhetores, Lovanii. 1613 heeft uitgegeven. Hisioria miraculorum B. Mariae Sylvaeducensis, post cap- tam urbem, ad D. Gaugerici Bruxellam translatae. Antv. 1632, 1638. 4'). Mardochaeus triple; seu de triplici Mardochaei fortuna, media, infima, summia libri tres, dat hij niet voltooid heeft. Cumeracum obsidione liberatum. Ante,. , 1650, 4", 1656 8°. Francof 1654 en in Lamorse Souk Jesu.. Uit het Grieksch bragt hij in het Latijn over : Vita SS. lenophontis et Mariae conjugum filiorunique Johannis et Arcadii uitgegeven door Bollandu s in Act. Sanctorum XXVI Januarii, ook met den tite : Vita et Mira­cula SS. Cyri et Johannis Martyrum, bij Bolland XXXI Januarii. Zie Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 705 ; Foppens, Bibl. Belg. T. p.137;.Miraeius de Script. Sec. XVI. C. 234 ; Alegambe, Bibl. Script. Societ. Jesu; Dez. in Biblioth. Latino—Ilebraica p. 183 ; Gryphius, de script. seculi. XVII p. 407 ; P1 a c ciu s, de Script. Pseudon. N. 237, p. 548; Burman, Traj. eruct p. 468 469; Graevius, Or. de Acad. Traj. natal.; W i t t e, liar. biogr. ad annum. 1656; v. H a u s sen, .perk. Oudh. d. II. bl. 140 ; Grand Theatre Sacree de Brabant T. I. p. 11. p. 195; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. ZIJL (PIETER VALSENDAEL VAN), nit hetzelfde geslacht in de 15den eeuw te Utrecht geboren, reisde om de.kundigheden in zijn vaderland verworven, verder uittebreiden, verkreeg te Rostock den graad van baccalaureus in de godgeleerdheid en eindigde zijne dagen ale prior van bet Regulierhuis in zijne geboortestad Hij overleed 1485. ' Hij schreef : Explanatio in libros Sententiarum. Vetus et Novum Testamentum per vocabula sub ordine Alphabetic° destin -tum. Secunda secundae et liber Quaestionum de malo Doctoris sancti. Sermones varii de tempore et sanctis. Zie V al. A n dre a s, Bibl. Belg. p. 765, ; F o p p e n s, Bibl. Belg., p. 1017; Graevius, Oral. cet.; Burman, Traj. Erud., p. 377; Halma; Hoogstrat en; Kok. ZIJLBERCH (D. VAN DER), schreef: Cort verhaal van cite myrakelen de welcke in diese vorle jaeren door die intercessie der heyl. maghet zyn geschiet. s'Hert. 1512 12. Zieflo Pseud. en anon.. p. 4us ermans, BUdr. II, 559; V. DOOrninck, ZIJLL (RNER VAN), een glasschilder, die te Utrecht in het laatst der 16den eeuw bloeide. Hij was in 1605 nog en levee. Zie Kramm. ZIJLL (ABRAHAM FERDINAND VAN), zeekapitein uit de school van de Ruite r, waaruit zoo vele voortreffelijke zeehelden voortgesproten zijn. Voor het eerst komt hij als bevelhebber van een schip van oorlog van 50 stukken de Leeuwen voor bij den beroemde togt op de rivier van Rochester in 1667, toen hij gesteld wad bij dat uitgezochte smaldeel, aan het­wel k onder den Lt.-Admiraal van Ghen t opgedragen werd de vermaarde maar hagchelijke onderneming te vol­brengen. Zes jaren later nam hij deel aan de krijgsverrig­t ingen in West-Indien, toen onder de leiding van Cornelis •E vertsen en Jacob Binck es den vijand in die oorden eene aanmerkelijk of breuk werd toegebragt en Nieuw-Ne­derland veroverd. In 1676 was hij tegenwoordig bij de twee zeeslagen die door de Nederlanden en Denen aan de Zweden geleverd werden ; in het laatste van welke beide gevechten van Z ij 11 een vijandelijk fregat van 44 stukken veroverde. In 1686 beyond hij zich bij de vloot die W i 1 -1 e m III. overbragt en twee jaren daarna deelde hij in den rampspoedigen, doch voor ons vaderland roemrijken zeeslag van Bevezier. Sedert dien tijd nam hij deel aan ale ondernemingen en togten in de Middellandsche zee, in het , Kanaal en de Noordzee, waar hij tot zijn dood toe het gebied voerde over een aanzienlijk eskader. Zie Brandt, Leven van de Reiter, bl. 518 ; J. C. de Jong e, Neerl. Zeew., D. Ma bl. 348; bl. 58, 65, 234, 402, D. lArb, bl. 376, ' 522, 677, 112-117, 574. ZIJP (JAN vAN), inwoner van Batavia, vriend en kunst­genoot van H. J. Ter k a m p, wiens overzetting van het oostersche minnedicht Bara's klagt, over he afzijn van haren minnaar Assedin hij in vloeijende verzen overzette en in 1774 to Batavia uitgaf. Verwonderingswaardig is de over­eenkomst tusschen dat en het Hooglied van S a 1 o m o n. Be-halve dit lied, vervaardigde hij nog andere losse diehistukjes en een Herderspel ten trouwdage van n*zen vriend, Heer Deeleman met de deugelrijke bruyd Ammarantha Jacoba Tuyn­zaat den 16 van Herifstmaand 1767 . ZIJPE (JAQUES VAN DE) vervaardigde in onderscheiding van de Hollandsche bljeindende treurspelen een vlaamsch droefe&ndend treurspel, getiteld Rampzaligen ondergangh van Tersides, Ironing van Persen, verweekt d oor wraeck ende weer wraeck van Thevoren ende Amurath. Zie Witsen Geysbeek, t. a. p. ZIJLSTRA (DIRK PIETERSZ.), wijnkooper en lid der vroed­schap to Franeker, gaf in het licht : Gebeurtenissen van Franeker, zederd den 14 Mey 1787 tot den 20 Dec. 1789. Franek. 1790, 8°. Korte historie en besehryving van Franeker beginnende met den j. 1192 en eindigende in h. j. 1785. Franeker 1785, 8% en later een vervolg daarop, get. : Gebeurtenissen. vervolg na het eerste. Vroeger werd de hopman W. A. A a p k en s, hierin op bl. 71 genoemd, verkeerdelijk voor den schrijver gehouden, ook door J. S c h el t e m a, zoo als vermeld is in de Biblioqraphie van mr. Bodel Nijenhuis, bl. 245. Zie v. D oorninck, n. 1511, 2030. DEB PEItSONE N IN PIT PEEL VERMELD. X. Xavery (Alb.) . --^ -- (Frans). . ------ ( Gerard) . ----- Jacob Jos.) . —. Jan Bapt.) , -- (Piet) (f) . . IJ. blz. blz. IJsenhout. . . . ..17 1 IJserman (P. H.) . ..--IJsselstein (G. v.) . ..----------.(Alex.) . ..18 2 ----- ( Christ.) . ---` (A. P. v.) . 3 -- — -- C. H. v.) . 19 -------- Wil. Reyn v.) — IJve (Feed, d') . . . IJver (James) 3 ... --- (Henry d') . IJck (Corn. v.). : w IJver (Piet 20 4 IJckberg (P.) .. IJds (Reinsz.) IJdsen (Rein.)., IJdzarda (B) Liemants (Maur.) . IJlpendam . IJman (Jac.) . . IJntema (Jac. Wib. IJpelaar (Abr.) . IJpey (Ann.) . . (Adolph) . ---- (Nic.) . ----- (Nic.) . IJperen (Kar. v.) . —.— (Jan Thom. v.) ----- (Laur. v.) . . ----- ( Marc. v.). — ( Urban) . IJpma (M.) IJsbrand . ------ of IJsbrandi (E.) IJsbrands (Joh.) . . IJserveen (Wi!. Jansz. v.) -- -- (Jan)..... IJver (A.) . — IJvoy (J. van Hangestt. Geniis gezegd d').23 ------(Nic.) . . . ---- (Maximil.) . ..24 ---- Gasp. Sam.).--- — 5 ---(Fred. Thom.) ..25 -- Maximil.) — 7 Maximil. Lovis) 11 9 Maximil. Lovis).26 12 ---- (Paul Engelb.), . .27 14 Z. Zaagman (G. P.) . ..27 — Zaagmolen (Mart.). .--Zaal ^(J.) .....--Zaan (Corn. v. d.)... -------- (Jor. v. d.) . . . 28 -- (Wil, V. d.) . . . -­ 15 ----- (Wil, v. d.) , . . 29 Zaanden (Sim. v.) . . — - 16 _.-- (Wil. v.) . . , IJsel (P. v.). . ... 16 Zaandijk (Hendr.) . . . 30 IJske (A. A.) . . Zaanen (mr. Rem. Fior. v.) lJsendijk (El. v.) . 17 Zaenredam . . . . IJssel (Ch. V. d.) . Zacharias . JJsendoorn Zachariasz (Jan) . . blz. biz. Zachtleven . . ..30 Zeldam van Ganswijk.43 Zacut of Zacuto ... 31 Zele (J. v.).. . • Zaff (Rud ) .32 Zelhorst (Matth.) ..• — Zammees (R.) ..Zelst (Joh. v.) . •.. 44 ....... Zamoramas (R.) ..Zeppel (Christ). . _ ••••••• Zande (mr. H. v. d.) . . -­-----(Mich. v. d.) . 33 Zanden . . . Zandfoort (mr. Wil. v.) . Zandicus of Zantdijk (Fr.) Zandvoort • • • • • Zanten (Ger. Beuk. v.) -- (Jan v.) ... • ----- (Lam v.) . . . 34 — – (Piet v.).. . .......... Zas. ) -- T.) • . .. _ Zasius . . ---- (Luc.) •••••1•, Zerbolt (Ger.) Zervis (Joh.) Zesen (Phil. v.) . Zeurner 45 Zevecote '(Dan.) (Jac. v.) . . Zevender (S: F. v. d.) 4 7 Zewel (Wil.) . . Zeydelaar (Ernst) . . • — Zey1 (Rob. v•) ,.. 48 Zheppen (W.).. Ziegmeijer (C.) • ...¦¦¦•• • Ziereels (F.) . • • • Zierickzee (Mart.) . . .•••¦•• 11••••¦• Zassen. (R v ) .35 (Thom. v.). _ Zavelen (Leend. v.) ..— Zierikzee (Joh. Aeg.). 49 Zaundifer (Petr.) ' ..Zierikhoven (Oath.) . Zeebergh (mr. Adr. v.) . — Zeelancler (Abr. Leon.) . 36 (L.) „ --- (Piet de) . 37 Zeeman (A.) .. ••••¦•••¦•••••••••,.....,• ...... Zierixzeessis (Arnaud.) 50 Ziemel (Jo.) . Ziervogel 51 Ziesenis (Anth.) . . . ••••¦•11 -- (Barth. Willie!. -----= (Eu.) ...._ Hendr.) . ------ (Joost) . Zeemans (Jac.) . -:--- (Nic.) . Zeerijp (P. van) 38 Zeeus (Jac ) .Zeeuw (Corn. de) ..40 Zeeuw, (Jac. de) ... 40 -- (Lieve de) ... 41 Zegelaar e(Ger.) . ..• — Zegerman (Jan) ..• _ Zegers (Fr.) . . .. ...... — (Gal) . • . 42 -- -, van Wassenhoven. ,=• 43 Zeghers ---- of Zeger&..• (Herc.) • • Zehender. (Abr.).• --- (Joh. Wilh.) . 52 --- (Joh. George) . Zilo (Ad.) • . , . . Zillesen (Corn.). . . (Wil. Jan) . • 53 Zimmerman (Joan. Decker) --- (Joh. Christ•). 55 Zing (A.). Zinger of Senger (Hans). Zirixaea (Bald. , de) . los.••• Zjermes (Ad. Karelsen) . 56 &cher (Joh. Day.) Zoesius (Mr. Elb.). 5 7 --- (Ger.) . ---- (Herat: ) 58 -- (Nicol.) •.• 59 (Thom.) • 60 Zoest (Ger. v.) (P. v.).., • • • blz. Zoetebrood .60* Zomer . --- (Jan -Pietersz.) . Zomeren . .61 (Hems. van) . Zon (Ser. Mar. van) . Zonhoven (Georg. van) — (R. 0. van) Zoolemaker (J. F.) . . Zorg of Zorgh (H. Mant.) — (Jan Piet) . • • 62 Zorgdrager (Corn. Gijsb.) Zorgen (Clem. v.) . 63 Zondenbalch (Huib.) Zopkens (J. H.) . Zoukens (Jan) . . Zouter of Soterius.. 64 Zouterius (Passcharius) Zoutman (Piet) . . ---- (Jan) . . ---- (Joh. .Arn.) Zovitius (Jac.) . . 65 Zichemus (Franc.) . Zimmerman of Timmerman (P.). Zubli (Arab. Jans.) Zuidewind .66 Zuidhoek (Mart.) . Zuichem van Aytta . . 67 Zuien Lambertsze (Ger. v.) -- v. Natewisch (Jan v.) — van Blikenborgh (Jac. van) . -- van Blikenborgh (Jae. van) . . . 1.1. (Ger. v.) •• • • • Zumbag of Zumbach de Koetsvelt (Lothar.). . 68 Koetsvelt (Conr.) 69 Zurck (Ed. van) . 71 Zuhrmuhlen (B.) . . Zutphen (Bern. van) . --- (Ger. van) . IND.) 72 blz. Zutphen (Hendr. van).73 Zuttere.• • • . . . 75 Zuylen (Jan van) • . • 76 Zuylekom ( Mar. van) . . — Zwaan of Swaan (Mart. de) — ---- (C.) . . ... 77 --- (J. A. de) . • Zwaardecroon (B.) . . ---- (Henr.). . 78 ------ (Bern.) ..79 ---- ( Dirk) . . 80 Zwanenburg . ....................__ . Zwaneveld . . • • • Zwanne (Will. op d e) . 81 Zwart of Swart (Alb. Gem) — (H. Hin.chl.) . . Zwarte. ..... Zwarten (Cl. de) . . . Zwartehond (Joach. Hend, Zweder van Culenburg .83 84 Zweerts . 85 -- --- (Korn.). . .. ....... ------ (Phil.) . . Zwicker (Dan.) . ..86 Zwietenne (J, van) . Zwigtman (Corn.) . Zwolle (Barth. van) Ivqndregt (L. van).. 87 Zybrandt (Abraham).. ......., Zijl (Gerrit van) . — (B. van) ... -- (Roelof van).• -- (Dirk van) . ..--- ---(Dirk van) • . • • 88 — (Ger. Pietersz. van) . -- (Jan van) . • • • -- (Otto van) . . . . -- (Piet Valkendaal v.) 89 Zijlberch (D. van der). . _ Zij11 (Rijer van) • ..90 --- (Abr. Ferd. van) Zijp (Jan van), . . . . Zijpe (Jaques van de). Zijlstra (Dirk Pietersz. 91