WOORDENSCHAT WOORDENSCRAT, verklaring van woorden en uitdrukkingen, ONDER REDACTIE VAN TACO U. DE BEER en Dr. E. LAURILLARD MET MEDEWERKING VAN VELE MANNEN VAN WETENSCHAP. lA comine un pot pourry des freres nuendians Elle forme son goust de cent ingredians. ]UMNIEI{. In der BesclirAnkung zeigt sick erst der Meister. GOETIIE. Or cc champ ne se peat tellement moissonner Que les derniers venue n'y trouvent h glaner. LA FoNTAINE. IS-GRAVENHAGE HAAGSCHE BOEKHANDEL- EN UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ 1899 © Copyright voor deze uitgave: Verba b.v., Hoevelaken, 1993 © Inleiding: Ewoud Sanders, Heemstede, juni 1993 Distributie RuitenbergBoek. Hoevelaken. Soest. NUGI 503 ISBN 90 72540 79 4 INLEIDING Gouden bergen werden er beloofd, in de twaalf pagina's tellende prospectus die de Amsterdamse uitgever Joh. G. Stemler in 1891 en 1892 aan de Nederlandse boekhandelaars stuurde.' Stemler zocht intekenaars op een naslagwerk met als werktitel Woordenschat. Verklaring van woorden en uitdrukkingen, waaraan eene geschie- denis verbonden is. Het zou een uniek naslagwerk worden, zo beloofde de prospectus, waarin in alfabetische volgorde 'inlichting en zoveel mogelijk verklaring' zou worden gegeven over een indruk- wekkende hoeveelheid onderwerpen. De symboliek van bloemen en kleuren zou worden behandeld, evenals bijbelse en historische namen, hoofdpersonen en titels van beroemde werken, citaten in verschillende talen, wapenspreuken en leuzen, mythologische namen, heiligendagen, pseudoniemen, merkwaardige etymologieen, scheld- en spotnamen, biografische en historische 'kleinigheden', spreekwijzen en spreekwoorden, volksdwalingen en Israelitische, Romeinse en Griekse antiquiteiten. En nog veel meer. Voor alle trefwoorden gold dat ze in de spreek- of schrijftaal werden gebruikt, maar in de gangbare woordenboeken en encyclo- pedieen niet of slechts beknopt werden behandeld. Sterk benadrukt werd dat het lexicon geen verzameling van zeldzaamheden zou bie- den, maar een 'verzameling van gewenschte toelichtingen'. Aan pre- tenties ontbrak het niet, want de koper werd een zo goed als com- pleet woordenboek in het vooruitzicht gesteld. Een keur van specialisten zou meewerken aan het nieuwe naslag- werk. De 'Voorlopige Naamlijst der Medewerkers' telde, buiten de INLEIDING redactie, in de eerste prospectus 32 namen en in de tweede 39 - merendeels bekende personen. Zo tekende P.J.H. Cuypers, die in het decennium daarvoor in Amsterdam het Rijksmuseum en het Centraal Station had gebouwd, voor de rubriek `architectuur'. De Leidse hoogleraar Jan to Winkel nam de rubriek `filologie' voor zijn rekening, T. Tal, opperrabijn van Gelderland, de rubriek 'oudhe- den en Hebreeuwse taal' en J.E. ter Gouw de rubriek 'geschie- denis'. A.A. Vorsterman van Oijen, indertijd directeur van het Genealogisch Heraldisch Archief, nam de sectie 'genealogie en heraldiek' onder zijn hoede. Voor de rubriek `jargon' was een extra blik deskundigen opengetrokken: Justus van Maurik zou het Amsterdams gaan beschrijven en W. Zuidema het studentenjargon, terwijl P.W. Steenkamp, toentertijd hoofdcommissaris van politie to Amsterdam, zijn kennis van het Bargoens zou aandragen. Daarnaast waren er specialisten aangetrokken voor sport- en zeetermen, toneeltaal, en de terminologie van jagers en vissers. De redactie van het woordenboek bestond uit Taco H. de Beer en E. Laurillard. Zij dachten de klus in drie jaar to kunnen klaren. Elke twee maanden zou een aflevering van het woordenboek ver- schijnen, dat 'hoogstens' twaalf gulden ging kosten. Alles bij elkaar zou het een onmisbaar naslagwerk worden, zo verzekerde de pros- pectus, 'geschikt om in verloren oogenblikken to doorbladeren en een der meest geschikte boeken op de schrijftafel en de salontafel niet alleen, maar ook in de wachtkamer van den geneesheer en den rechtsgeleerde'. De Beer en Laurillard hadden beiden een grote reputatie. Dr. Eliza Laurillard (1830-1908) was zeer geliefd als predikant van de Oude Kerk in Amsterdam, een functie die hij in totaal 42 jaar bekleedde.2 Hij publiceerde vele tientallen dichtbundels, leerredenen, toespra- ken en stapels stichtelijke lectuur, waaronder 32 godsvruchtige scheurkalenders. Bovendien verrichtte hij veel graaf- en spitwerk in de tuinen der Nederlandse taal. Hij was oprichter en secretaris van de 'Commissie van Bijstand voor de uitgave van het Woordenboek der Nederlandsche Taal', en ontving in 1874 de gouden erepenning INLEIDING van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Weten- schappen voor Bijbel en Volkstaal - een boek dat een paar jaar later door P. J. Harrebomee scherp werd aangevallen, onder meer omdat het woord onanie erin voorkwam.3 In Woordenschat is veel terug to vinden van wat Laurillard eer- der, in de bundels Vlechtwerk uit verscheiden kleuren (1880), Sprokkelhout (1887) en Op uw' stoel door uw Land (1891), had gepubliceerd over spotnamen, diernamen, plaatsnamen, en geschied-, taal- en letterkundige bijzonderheden. Deze boeken wor- den in het Naschrift op Woordenschat speciaal genoemd, evenals het tijdschrift De Navorscher, waarin Laurillard volgens eigen tel- ling 279 artikelen publiceerde.4 Ook de Amsterdamse schoolmeester Taco Hajo de Beer (1838-1923) was een veelschrijver. Hij publiceerde niet alleen onder eigen naam, maar ook onder de pseudoniemen Evert van Maarssen (hij was to Maarsseveen geboren), Johan de Meester, B. de Heert, Taco, Don Leandro Perez Zambullo en B. Brouwer Gzn.5 Zijn oeu- vre omvat tientallen toneelstukken, vertalingen (onder andere uit het Holsteins en in en uit het Engels en Duits), romans, novellen, schotschriften en schoolboeken. Daarnaast richtte hij onder meer de volgende weekbladen en tijdschriften op: Noord & Zuid (dat bestond van 1876 tot 1906); De Amsterdammer (vanaf 1877); Taal- studie (opgericht in 1878); het letterkundige weekblad De Porte- feuille (1879-1895) en Onze Volkstaal (1881-1884). De correspondentie die De Beer ondertussen met bekende letter- kundigen in binnen- en buitenland voerde, is duizelingwekkend. Alleen al in de Universiteitsbibliotheek to Leiden worden honderden brieven van en aan hem bewaard. Toch moet het hier slechts om een fractie van de oorspronkelijke briefwisseling gaan. Van de - onge- twijfeld omvangrijke - correspondentie tussen Laurillard en De Beer zijn bijvoorbeeld slechts vijf brieven bewaard gebleven, waar- van er maar een betrekking heeft op Woordenschat. Het gaat om een nagenoeg onleesbare brief van een enthousiaste doch kritische lezer, door Laurillard met een korte krabbel doorgestuurd aan De Beer.6 INLEIDING Het idee voor Woordenschat kwam van De Beer, die omstreeks 1865 al had meegewerkt aan het Nederlandsch-Hoogduitsch en Hoog- duitsch-Nederlandsch Woordenboek van dr. C.A.X.G.F. Sicherer. Verder dan de eerste aflevering was hij overigens niet gekomen. 'Hij bracht belangrijke verbeteringen in het oorspronkelijke plan,' schreef mr. M. G. L. van Loghem hier later over, 'maar een woorden- boek, correctie, collationneeren, ordenen, met heel weinig speel- ruimte voor zijn oorspronkelijkheid of zijn temperament, ...het scheen hem al spoedig zijn tijd en moeite en het inspannen zijner oogen niet waard.'7 De Beer begon met het verzamelen van bouwstoffen, zo zet hij in het Naschrift uiteen, nadat Herman Frylink in 1871 een in zijn ogen `zeer gebrekkige bewerking' had gemaakt van het bekende citaten- woordenboek van Georg Buchmann, in het Nederlands uitgebracht onder de titel Gevleugelde Woorden. Volgens De Beer was het bij citaten niet alleen noodzakelijk de bron to vermelden, maar vooral ook 'onder welke omstandigheden zij voorkomen', iets wat volgens hem in Europa nog door niemand was gedaan. Andere woordenboeken die De Beer inspireerden waren de Dic- tionnaire comp let illustre van Larousse en vooral de Dictionary of Phrase and Fable (eerste druk 1870), het levenswerk van de Engelse geestelijke Ebenezer Cobham Brewer (1810-1897). Bij Brewer, zo schrijft De Beer, vond hij het idee voor de vorm van Woordenschat en voor enkele belangrijke rubrieken. Maar tegelijkertijd scham- pert hij in het Naschrift op `de volslagen onbetrouwbaarheid van een overgroot aantal artikelen bij Brewer". Een nadere vergelijking van beide woordenboeken leert echter dat De Beer de Dictionary of Phrase and Fable bij het schrijven binnen handbereik moet hebben gehad. De overeenkomst begint al bij - een deel van - de ondertitel van beide boeken. Bij Brewer luidt die Derivation, Source, or Origin of Common Phrases, Allusions, and Words that have a Tale to Tell. De oorspronkelijke ondertitel van Woordenschat luidde, zoals gezegd, `Verklaring van woorden en uitdrukkingen, waaraan eene geschiedenis verbonden is' (cursi- vering ES; later kwam het gecursiveerde deel van deze ondertitel to vervallen). En kondigt Brewer in zijn inleiding aan dat zijn boek INLEIDING allerlei volksdwalingen zal bevatten, bijvoorbeeld over `the poison- ous nature of the upas tree',8 zowel in de prospectus als in het Voor- bericht van Woordenschat wordt de lezer beloofd dat zal blijken dat `de vergiftigheid van den upasboom alleen in de verbeelding des dichters bestaat'. Een voorbeeld van schatplichtigheid dat des to opmerkelijker is als men ontdekt dat het trefwoord upasboom in Woordenschat helemaal niet voorkomt. Dit geldt overigens ook voor tal van andere trefwoorden die in het Voorbericht worden aange- kondigd.9 Hoewel De Beer zich laatdunkend uitlaat over de kwaliteit van de Dictionary of Phrase and Fable, moet hij ook toegeven dat dit werk hem toch 'dikwijls van veel nut is geweest'. Van hoeveel nut wordt duidelijk als men een deel van de inhoud van beide woordenboeken systematisch vergelijkt. De Beer blijkt zich bij de keuze van de trefwoorden sterk to hebben laten leiden door Brewers werk, wat meteen verklaart waarom er in Woorden- schat zo opvallend veel Engelse woorden en uitdrukkingen staan. Bovendien blijkt een fors aantal lemma's letterlijk uit het Engels to zijn vertaald, op de eerste paar bladzijden bijvoorbeeld A-1, ab ovo usque ad mala en Acanthus. Toch is het niet zo dat De Beer zich voornamelijk baseerde op werk van anderen. In feite moet hij erg veel tijd in het woordenboek heb- ben gestoken. Hoe Laurillard en hij het werk hadden verdeeld, is niet bekend. Volgens het Naschrift leverde Laurillard een belang- rijke bijdrage aan de eerste opzet van het woordenboek. Maar als redactie-adres wordt steevast het prive-adres van De Beer genoemd en de indruk ontstaat dat hij in eerste instantie opdraaide voor de eindredactie van het woordenboek. Hoeveel werk dat met zich meebracht wordt duidelijk uit het Na- schrift, dat alleen door De Beer is ondertekend. Vooral de medewer- kers aan Woordenschat bezorgden hem onverwacht veel kopzorgen. `Tal van medewerkers', zo schrijft hij, '[zonden] ons artikelen, die niet tot hun rubriek behoorden en die wij al lang en veel beter in gereedheid hadden. En erger nog: enkelen zonden ons massa's arti- kelen van soms buitengewone lengte, zeer vaak van de meest volsla- INLEIDING gen onbetrouwbaarheid, in der haast uit woordenboeken of encyclo- paedien gecopieerd en geheel niet passend in ons [... ] programma.' Voor het woordenboek had dit aanbod van duizenden onbestelde lemma's tot gevolg, zo bekent De Beer, dat hier en daar wel eens `een enkel artikeltje' werd opgenomen dat eigenlijk niet in Woor- denschat thuishoorde. Voor De Beer zelf bracht de lage kwaliteit van sommige bijdragen extra werk met zich mee: hij moest de feiten controleren en ontdekte daarbij de vreemdste fouten. Lees bij- voorbeeld eens in het Naschrift (p. XIII) welke verklaringen De Beer kreeg aangedragen voor het woord breggetje en welke moeite hij zich getroostte om de werkelijke herkomst hiervan to achterha- len! Kreeg de koper van Woordenschat nu wat hem in de prospectus was beloofd? Ja en nee. Woordenschat behoort zonder twijfel tot de allerleukste woordenboeken die de negentiende eeuw heeft voortge- bracht. In de 28 jaren die verliepen tussen het idee van De Beer en de voltooiing van het naslagwerk, werd een schat aan gegevens samengebracht. In zijn Naschrift rekent De Beer voor dat er circa 20.000 artikelen werden aangeleverd, 'waartoe 720 kilo papier werd volgeschreven'. Nog niet de helft van die artikelen werd uiteindelijk geplaatst. Waar die andere 360 kilo woordenboek is gebleven, is helaas niet bekend. In geen enkel ander naslagwerk uit die tijd vindt men zo veel bijnamen, eponiemen of woorden van Hebreeuwse herkomst. Ner- gens vindt men zo veel `toneeltaal'.10 Woordenschat is het eerste Nederlandstalige woordenboek dat systematisch studententaal, mili- tair vakjargon en soldatenslang vermeldt. De Beer en Laurillard gingen hierbij overigens een stuk minder preuts to werk dan hun tijdgenoten. Bij het studentenwoord bokken weken ze, in overeen- stemming met de lexicografische traditie van die tijd, nog uit naar het Latijn. De omschrijving luidt: `meretrices, toespeling op de sterk ontwikkelde geslachtsdrift bij bokken' (meretrix betekent publieke vrouw, lichtekooi, veile deerne). Maar bij de uitdrukking scherp staan staat openlijk dat dit onder militairen werd gebruikt voor `wellustige hartstochten koesteren'. En bij in batterij komen ver- INLEIDING meldt Woordenschat de onder militairen gebruikelijke figuurlijke betekenis 'aan een natuurlijke behoefte voldoen'. Bovendien bevat Woordenschat allerlei Bargoense woorden die bijvoorbeeld in het Bargoens woordenboek (1982) van Endt ontbre- ken, zoals kornet, spinnekop en nekef. Waar twijfel kon ontstaan over de verklaring van een woord is de bron vermeld, iets wat De Beer en Laurillard overigens oorspronkelijk niet van plan waren.ll Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) citeert Woor- denschat met regelmaat als bron, wat logisch is als men bedenkt dat De Beer en Laurillard vooral woorden opnamen die in de gangbare woordenboeken en encyclopedieen ontbraken. Alles bij elkaar vindt men in geen ander negentiende-eeuws lexi- con zo veel absurde, curieuze, krankzinnige, informatieve, gekleurde en tijdgebonden artikelen en uitzonderlijke petites his- toires. Lees bijvoorbeeld eens (op blz. 1274) waarom de aanhangers van Zwarte Jannigje van Venendaal hun pet bij de rechtbank ach- terlieten, de bloedstollende omschrijving van sadisme of de opperste verwondering bij Rontgen-stralen! Toch kreeg de intekenaar lang niet alles wat hem in de prospectus was beloofd, en sommigen zullen zich dan ook bekocht hebben gevoeld. In de eerste plaats duurde het niet drie jaar voordat het woordenboek was voltooid, maar ruim zeven. Van hoogstens twaalf gulden liep de prijs op tot zestien gulden voor 1277 pagina's, buiten intekening zelfs tot f 22,50. Het aangekondigde aanhangsel, waarin woorden zouden worden verklaard die door intekenaars waren ingebracht en waarnaar in het woordenboek met regelmaat wordt verwezen, zou nooit verschijnen. Prominente medewerkers als Justus van Maurik en de Amsterdamse hoofdcommissaris verdwe- nen zonder nadere toelichting van het toneel; van anderen werd betreurd dat ze wegens ziekte, dood of 'vertrek naar Pretoria' had- den moeten afhaken. Wie de tekst van de prospectus naast het definitieve Voorbericht legt, ontdekt bovendien dat er uit de omschrijving van de inhoud plotseling verschillende rubrieken zijn verdwenen. De symboliek van bloemen en kleuren; bijbelse en historische namen; hoofdperso- INLEIDING nen en titels van beroemde werken; pseudoniemen - in het woorden- boek komt men hier mondjesmaat nog iets van tegen maar uit het `programma' zijn deze rubrieken resoluut geschrapt. In zijn Naschrift verzwijgt De Beer deze schrappingen. Hij bekent dat bier en daar enigszins van het oorspronkelijke plan is afgeweken, maar even verder blijkt hij to bedoelen dat de rubrieken Maleis, Hebreeuws en Bargoens groter zijn geworden dan wenselijk werd geacht. `En wel', luidt de korzelige verklaring, `omdat steeds meer de dwaze liefhebberij veld wint - in ons land zelfs veel meer dan in andere landen - om in romans en novellen volstrekt noode- loos allerlei woorden to pas to brengen, die verklaring behoeven, de allergewoonste en meest bekende zaken noemt men in een Joodsch en Indisch verhaal met Hebreeuwsche of Indische namen, niet omdat het verhaal daardoor wint aan zoogenaamde locale kleur, maar alleen om wat anders to geven dan anderen, om de aandacht to trekken.' Naast dit alles kreeg de intekenaar zaken waar hij niet op zat to wachten, zoals verwijzingen naar woorden die niet zijn opgenomen, elkaar gedeeltelijk overlappende lemmata, talloze verdubbelingen (bijvoorbeeld: Bon (op de - zetten) en Zetten (op den bon - ), slor- digheden, foute of incomplete verklaringen, en vanzelfsprekend allerlei drukfouten. Dat bij de proeflemmata in de prospectus Dal- lesdekker wordt gevolgd door Brumaire, bleek naderhand een teken aan de wand. Want hoewel twee medewerkers waren aangetrokken speciaal voor het alfabetiseren, staat bijvoorbeeld een woord als aweire (Hebreeuws voor: zonde of overtreding) negen plaatsen to vroeg in het alfabet. Was Woordenschat een succes? Alweer ja en nee. De recensies waren goed, hoewel opvalt dat het boek niet werd besproken in de belangrijkste taal- en letterkundige bladen. Maar Het Vaderland schreef op 6 j anuari 1894: `De eerste aflevering maakt een zeer gun- stigen indruk, ook wat de uitvoering aangaat, en wij twijfelen niet, of het boek zal goed ontvangen worden.' In School en studie schreef de Maastrichtse schoolmeester en woordenboekmaker M. J. Koenen: `De tweede aflevering geeft, evenals de eerste, blijk van de groote INLEIDING zorg, waarmede dit werk tot stand wordt gebracht. Wij hebben de 128 kolommen met aandacht gelezen en kunnen niets anders dan de nauwkeurigheid roemen; tal van vreemde woorden enz. op alle gebied vindt men toegelicht en voldoende opgehelderd. [... ] Ik wensch den bewerkers goeden moed om voort to gaan.' 12 En De Toe- komst en het Nederlandsch Museum schreven datzelfde j aar een- drachtig: 'Wat zij geven is kort, helder, hier en daar ook pittig. Bij elke kolom wordt de belangstelling gewekt. [ ... ] De Woordenschat belooft een gids to zijn, die met vrucht zal geraadpleegd worden.'13 Ook in het door De Beer geredigeerde tijdschrift De Portefeuille verscheen een bespreking, maar dit was eigenlijk meer een reclame- tekst - over de heldere druk en de mooie letter en dat de volgende aflevering spoedig zou verschijnen, ondanks de vertraging.14 Het weekblad Nederland besteedde tot driemaal toe aandacht aan afle- veringen van Woordenschat. Hieraan zal niet vreemd geweest zijn dat dit weekblad onder redactie stond van mr. M.G.L. van Loghem, een van de medewerkers aan Woordenschat, vriend van De Beer en later schrijver van diens levensbericht. Ondanks de positieve recensies en de tweemaal verzonden pros- pectus, was de belangstelling voor Woordenschat aanvankelijk gering. Via intekening werden uiteindelijk 462 exemplaren besteld, merendeels door boekhandelaren, hoofden van scholen en geestelij- ken. Mogelijk verklaart deze lauwe belangstelling waarom de exploi- tatie van het boek een paar keer in andere handen overging. Joh. G. Stemler (als uitgever actief van 1880 tot 1904) verkocht de rechten in 1893 aan de Zuidhollandsche Boek- en Handelsdrukkerij, die ze in 1895 overdeed aan de Haagsche Boekhandel- en Uitgeversmaat- schappij. Zeker is dat De Beer veel hogere verwachtingen had van de afzet van het boek. Van Loghem schrijft dat De Beer wist dat `de to beste- den moeite oneindig veel grooter zou zijn dan het to verwachten debiet'. Maar De Beer zelf slaat in het Naschrift een heel andere toon aan: 'Dat Woordenschat bestemd is een lange reeks van jaren to bestaan en verschillende drukken to beleven, daarvoor [sic] kun- nen Been twee meeningen bestaan', schrijft hij. Een paar regels ver- INLEIDING der heeft hij het over een volgende druk `die naar we hopen na niet langen tijd zal blijken noodig to wezen'. Wat De Beer zonder twijfel hoopte, was dat Woordenschat het succes zou evenaren van Brewers Dictionary of Phrase and Fable. Dat woordenboek, dat hem wegens zijn `volslagen onbetrouwbaar- heid' als waarschuwend voorbeeld had gediend, was in 1891 al aan de 25ste druk toe en beleefde in de decennia daarna herdruk na herdruk! In de eerste zes maanden na voltooiing werden er toch nog 800 exem- plaren van Woordenschat verkocht. Dit blijkt uit een brief die De Beer in 1907 schreef aan uitgever C.A.J. van Dishoeck. De Beer blikte met enige verbittering terug op de verkoop van Woorden- schat. `Was het tot den eerst vastgestelden prijs verkocht en had de Heer Geo. Belinfante er niet nog eens 1000 ex. bij laten drukken', aldus De Beer, 'het werk was al in tweeden druk verschenen. Maar... 21,50,- is geen prijs voor een boek van algemeen gebruik.115 Waarom George W. Belinfante, tussen 1894 en 1902 directeur van de Haagsche Boekhandel- en Uitgeversmaatschappij,16 er 1000 bij liet drukken, en wanneer precies, bleek niet to achterhalen. Mogelijk gebeurde dit nadat er binnen een half jaar 800 exemplaren waren verkocht - bijna het dubbele van het aantal dat bij voorinte- kening was besteld. Hoe het ook zij, het bleek een onverstandige beslissing. In november 1901 kreeg R.W.P. de Vries, toen de meest vooraan- staande Nederlandse veilinghouder en taxateur, het verzoek om in verband met de aanstaande liquidatie van de Haagsche Boekhandel- en Uitgeversmaatschappij de waarde van het fonds to taxeren. Dit taxatierapport is bewaard gebleven.17 Onder de fondsartikelen prij- ken maar liefst 1500 onverkochte exemplaren van Woordenschat. De waarde hiervan werd door De Vries geschat op f 1,50 per stuk, wat ver beneden de produktiekosten moet zijn geweest. De fondsrestanten van de Haagsche Boekhandel- en Uitgevers- maatschappij werden overgenomen door in de 1902 opgerichte Boekhandel Gebroeders Belinfante, een N.V. waar George W. Belinfante overigens geen deel van uitmaakte. Wat moest deze boek- INLEIDING handel met 1500 onverkochte exemplaren van Woordenschat? Ver- kopen natuurlijk, maar dan wel voor een prijs die meer kopers zou aantrekken. Dit gebeurde in juni 1908, toen een nieuwe prospectus van Woordenschat op de markt verscheen. Nu niet twaalf pagina's dik, maar slechts een. 'Teneinde het een ieder mogelijk to maken Woordenschat to bezitten', besloot deze prospectus op altruistische toon, 'stellen wij het werk verkrijgbaar voor den ongekend lagen prijs van slechts f 5, 75 . Wij vertrouwen dat nu er een gelegenheid wordt geboden zich dit werk goedkoop aan to schaffen, daarvan algemeen zal worden gebruik gemaakt.' Verscheen er in 1908 nog een tweede editie van Woordenschat, zoals onder andere in de bibliografie van Claes staat?18 Nee, de zoge- naamde tweede druk van Woordenschat is wat met een vakterm een titeluitgave wordt genoemd. Wat Belinfante deed was in de negen- tiende eeuw zeer gebruikelijk: de ongebonden exemplaren van Woordenschat kregen een nieuwe band en zowel de ongebonden als de gebonden boeken kregen een nieuwe titelpagina. De oude werd er simpelweg uitgesneden en vervangen door een titelblad met daarop in grote letters 'Goedkoope uitgaaf'. Zo hoopte men bij het publiek de indruk to wekken dat het om een nieuwe uitgave ging en het boek alsnog to slijten. Blijkbaar is dat indertijd goed gelukt, want Woordenschat is al sinds lange tijd even gezocht als onvindbaar. Wie het boek bezit, koestert het als een onuitputtelijke Fundgrube. Zo wordt in Mekka. Jaarboek voor lezers 1992 (Amsterdam 1991), dat eigenlijk bedoelt de boekenliefhebber to wijzen op de beste recent uitgebrachte titels, geen boek door Atte Jongstra zo bejubeld als Woordenschat. Bij nader inzien komt dat goed uit, want precies honderd j aar na het verschijnen van de eerste aflevering houdt u nu de facsimile-heruit- gave in handen van de `Brewer van de Lage Landen'. Eindelijk eer- herstel voor de bijzondere lexicografische inspanningen van De Beer en Laurillard! Ewoud Sanders Heemstede, juni 1993 INLEIDING Noten 1. Dat de prospectus in 1891 zou zijn verstuurd, ontleen ik aan het Naschrift op Woordenschat, p. XII. Waarschijnlijk berust dit echter op een vergissing. Mij zijn twee prospectussen bekend, beide gedateerd 1892. Op de lijst van medewerkers na is de tekst gelijk. De eerste pros- pectus werd op 24.10.1892 aangekondigd in Het Vaderland. 2. De gegevens over Laurillard zijn grotendeels gebaseerd op het levensbe- richt dat P.H. Ritter in 1909 over hem publiceerde in bet Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, p. 293-325. Lauril- lard was goed bevriend met Ritter, indertijd hoofdredacteur van het Nieuws van den Dag. Het zal dan ook geen toeval zijn dat Woordenschat het trefwoord rittertje vermeldt, voor `moraliseerend artikel in eene courant...' 3. Harrebomee deed zijn aanval in Bedenkingen op het prijsschrift van Dr. E. Laurillard (Gorinchem 1877). W.H.D. Suringar gaat ervan uit dat ook Harrebomee had meegedongen naar de gouden erepenning. Zie over deze netelige kwestie: Jaarboek van de Maatschappij der Nederland- sche Letterkunde 1881, p. 146-148. 4. Laurillard liet een lijst van geschriften na die is samengevat in zijn Levensbericht, p. 320. Overigens ontbreekt Woordenschat in deze lijst. Ook in de rest van het levensbericht wordt van dit boek geen melding gemaakt. 5. Deze pseudoniemen zijn deels ontleend aan de alfabetische catalogue van de UB Amsterdam, deels aan het levensbericht dat M.G.L. van Loghem in 1923 over De Beer schreef voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 1923/24, p. 7-16. 6. `Eerst en meest gelezen kwam mij uwe Woordenschat in handen. Als etymoloog-dilettant heb ik mij dat dadelijk besteld en heden daarvan gesmuld; [ ... ] welk een enorme taak hebt gij op u genomen', aldus de schrijver, wiens handschrift zo moeilijk to lezen is dat de brief in de catalogus abusievelijk 30 juni 1874 is gedateerd, twintig jaar voor het verschijnen van Woordenschat. 7. Jaarboek van de Maatschappij etc. 1923/24, p. 9. 8. E. Cobham Brewer, Dictionary of Phrase and Fable, Me druk z.j. [1871] p. V. 9. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor meerkat en veelvraat. 10. De tekst van de prospectus komt in grote lijnen overeen met het Voorbe- richt. Een opvallend verschil is de manier waarop wordt aangekondigd INLEIDING dat ook toneeljargon zal worden opgenomen, jargon waar De Beer als redacteur van Het Nederlandsch Tooneel goed in thuis was. In de pros- pectus heet het nog: `De onbeduidendste toneelverslaggevers willen nu en dan aan hun gebabbel een bijzondere beteekenis geven, door zich voor to stellen, als geheel thuis achter de coulissen, en daartoe brengen ze met moeite nu en dan enkele woorden to pas, die in de toneeltaal bekend, maar aan deze zijde van het voetlicht schaars gehoord worden.' In het Voorbericht is dit veel minder polemisch geformuleerd. 11. Op pagina VIII van het Voorbericht wordt aangekondigd dat, om ruimte to besparen, de bronnen niet zullen worden vermeldt; op pagina XVII van het Naschrift komt De Beer hierop terug. 12. School en Studie, 16 (1894). 13. De Toekomst, 3 (1894/1895), p. 89-90; Nederlandsch Museum, 4 (1894), p. 61-62. De tekst van beide recensies is exact hetzelfde. 14. De Portefeuille, 16, 16.6.1894. Hoewel niet gesigneerd, is deze 'bespre- king' hoogstwaarschijnlijk door De Beer zelf geschreven. 15. Brief van De Beer aan J.A.C. van Dishoeck, 22.4.1907; Letterkundig Museum. De Beer schrijft f 21,50; de prijs bedroeg in feite f 22,50. Nop Maas wees mij op het bestaan van deze brief. 16. De gegevens over Belinfante zijn ontleend aan M.J. Visser, De Haagse boekhandel (Den Haag z.j. [1962]), p. 25. 17. Bij de Bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels in Amsterdam. 18. F.M. Claes, A Bibliography of Netherlandic Dictionaries (Amsterdam 1980), nr. 201. Met dank aan Monique Bullinga, Jaap Engelsman, Rob Tempelaars en Leen Verhoeff. VOORBERICHT. Zonder vrees voor tegenspraak mag men aannemen, dat tot de litteratuur van elk yolk een lexikon behoort, dat verklaring geeft van de namen en uitdruk- kingen, die, als zooveel aanzienlijke of bont gekleede vreemdelingen tussehen de eenvoudige woorden der moedertaal voorkomen en in het woordeuboek der landtaal,, zoowel als in de Encyclopaedia des lands, meerendeels gemist of alleen met het oog op geheel andere eisehen behandeld worden. Dat book ontbrak tot dusverre, wij wenschen het to geven. Dit werk zal bevatten : zinspelingen, citaten, bijnamen, zinnebeelden op his- torisch en elk ander gebied, voor zoover dit buiten de vakwerken en de ency- clopaedie valt, nl. voor zoover men mag aannemen, dat daarnaar nu en dan wel eens gevraagd zal worden, dus niet, wat men wel eens zou kunnen vragen Been verzameling van seldzaamheden, maar wel eene verzamellng van gewenschte toellchtingen. Ilet boek zal dan in alphabetische volgorde inlichting en zoo v e e 1 m o- g e 1 ij k verklaring geven aangaande Citaten in verschillende talen ; - wapenspreuken en leuzen ; mythologische namen ; heilige dagen ; merkwaardige etymologieen ; scheld- en spotnamen ook van stad- en landbewoners; biografische en historische kleinigheden; yolks- dwalingen; spreekwijzen en spreekwoorden; Israelitische, Romeinsche en Grieksche antiquiteiten, enz. enz. enz. Er komen geen andere woorden of gezegden in voor, dan die werkeljjjk in de spreek- of schrijftaal z#n opgenomen en overgegaan. Maar die woorden moeten er dan ook zooveel mogelijk alle in worden op- genomen, en vandaar, dat het- aantal rubrieken tot in het oneindige zou kunnen vermeerderd worden. Immers, waar over muziek of taalkunde, over schermen of kunstkritiek wordt gesproken, daar komen benamingen en namen voor, die iedereen noemt en die bijna niemand kent. Dit boek wil 't u zeggen, voor zoover dit zelf het weet; want inderdaad, 't spreekwoord van den gek en do zeven wijzen geldt ook hier, al houden wij ons niet voor de zeven wijzen of den lezer voor een gek. V1 VOORBERICHT. Waarom heeten die klokjes to Haarlem de Damiaatjes en wat beteekent die Gesloten Steen to Utrecht? Hoe komen die snoeperijtjes in de vier hoofd- steden aan de namen van halletjes, hopjes, theerandjes of theekantjes en breggetjes? Hoe kwam men aan den naam matadors in het kaartspel, en waarom heeten die spadille, manille, basta en ponto? Zeker zijn er heel watt geoefende kaartspelers, die het niet weten en er zijn er zeker ook wel, die 't zouden wenschen to weten, zoo goed als er hier en daar een sportman zal zijn, die zou willen weten, hoe men aan het woord handicap kwam. Onze roman-litteratuur beweegt zich hoe langer hoe meer in kringen, voor velen afgesloten : nu eens voert men ons in de zeemanswereld, dan in de achter- buurten onzer groote steden of in de huizen onzer Joodsche medeburgers, dan in de kazerne, dan door de gevangenissen rond. leder dier kleine werelden heeft een eigen taal, waarvoor het woordenboek nog gemaakt moet worden en waarvan wij alvast een klein woordenlijstje geven. Al weet een Amsterdammer wat een mafje is, hij kan daaruit niet afleiden, wat Cadets aan de K. M. A. en oak enkele anderen gaan doen, als zij gaan ma ffen; een militair verstaat onder kanarievogels heel wat anders dan een ornitholoog en bij 't leger heeft stoepie aiweer een andere beteekenis dan in de historie, gelijk het een groot vetschil maakt of men van een soldaat, van een werkman of van eene vrouw sprekende verklaart, dat hij of zij brood op de plank heeft. De verhalen uit de achter- buurten spreken van kanjer en roeach, de Indische romans van bale bale, gladakker, tandakken, ja, van zooveel Maleisch, dat het niet overbodig mag heeten ook aan deze woorden, hier een plaatsje to geven. Dat men na 50 jaren de Camera Obscura niet meer zonder woordenlijst kan lezen, heeft Hildebrand zelf erkend, maar wie kan zonder hulp Klikspaan lezen ? En hoe velen verstaan niet j uist ieder woord, dat Werumeus Buning of van Maurik gebruiken om aan hun verhaal die eigenaardige locale kleur to geven, die er een groote verdienste van uitmaakt! Ook deze zullen vermeld moeten worden. Tooheelverslaggevers brengen soms woorden to pas, die in de tooneeltaal bekend, maar aan deze zijde van het voetlicht schaars gehoord worden. Wat hengelen en op de pit leunen beteekent, wat een slome duikelaar of een derde golf is, zal niet ieder zoo dadelijk raden, en menig gebruik zal bekend, menige zinspeling verstaanbaar worden, als ons boek dergelijke uitdrukkingen vertolkt. Hoe de Pamela hoedjes aan then naam komen en wat Raglans, Byrons en Wellingtons zijn, zal voor Nederlanders beneden de 40 wel niet bekend wezen, nog daargelaten, dat de verklaring der namen van de gebakjes in een banket- bakkerswinkel (zoo die ooit gevraagd mocht worden) meer voeten in de aard hebben zou, dan het opstellen van de oorlogsbegrooting. Wie weet er thans nog baast, wat het beteekende naar Spekman to gaan of bestellen melk to drinken! en heel wat Amsterdammers scheldenn op den Hartjesdag, zonder to weten, waaraan dit feest zijn naam ontleent. In het Verhaal van de Ton wordt de wereld een kleerkast genoemd en het heelal bij een pak kleeren vergeleken, met evenveel recht kunnen wij de taal outer hedendaagsehe fraaie letteren een bedelaarsdeken noemen, samengesteld uit lapjea VOORBERICHT. VII van den meest verschillenden oorsprong. Hier een lap uit het kleed van een bisschop daar een stuk uit den rok van een soldaat en broederlijk met die twee verbonden een klein stukje uit het buis van een hansworst. Hier heeft de oude groot- moeder een stukje van haar bruidskleed afgestaan, daar heeft de oudste dochter een lapje van een balkleedje, elders het jongste zusje een klein knipseltje van een poppejurk voor de deken afgezonderd. Het zal ons streven zijn, de herkomst van al die stukjes op to sporen en mede to deelen. Maar al to vaak zal het blijken, welk zonderling mengelmoes eene levende taal is, geschreven en gesproken door een yolk, welks handelaren met alle landen in betrekking staan, welks zeelieden alle wateren doorkruisen, welks geleerden alle talen lezen en alle litteraturen kennen. Den statigen Romeinschen muur zien we staan naast den eenvoudigen leemen wand onzer Germaansche voorvaderen, terwijl de Griekscbe disch gespreid wordt op de Ronieinsche tafel en in ons Arabisch alcoof ons Fransch ledikant staat. Inderdaad, aan verscheidenheid van stof en aan verrassende nieuwigheden zal het ons niet ontbreken. Moet eensdeels op een zooveel mogelijk groot getal vragen een kort en afdoend antwoord worden gegeven, anderdeels moeten de antwoorden zoo zijn ingericht, dat het geheel leesbaar is, zoodat het geheel ook een werk wordt, geschikt om in verloren oogenblikken to doorbladeren en een der meest geschikte boeken op de schrijftafel en de salontafel niet alleen, maar ook in de a•achtkamer van den geneesheer 'en den rechtsgeleerde. Dat menig antwoord anders zal luiden dan velen verwaehten, dan „urbi et orbi " verteld wordt, ligt voor de hand; (en waarom , urbi et orbi "2) Menigeen zal bijv. met verwondering zien, dat de edelmoedigheid van den leeuw en de vergiftigheid van den upasboom alleen in de verbeelding des dichters bestaan en dat er van het oproer aan boord van het schip van Columbus al even weinig waar is, als van het ei van Columbus. Waarom de Amsterdamsche straatvigelantes aapjes heeten en hoe ze aan lien naam gekomen zijn, sinds wanneer het woord nihilist bestaat en wat calamiteus eigenlijk is, wat eene eigenschap van sommige polders moet wezen, dat zal menigeen willen weten. Niet allen weten, hoe men er toe kwam, to zeggen, dat hier of daar „de muren ooren hebben" en hoewel men dagelijks in de couranten kan lezen van utopieen en van rechter en linkerzijde, er zullen er heel wat zijn, die den historischen oorsprong dier woorden niet kennen. Namen als gymnasium, athenaeum, lyceum, odeon, panopticum zijn algemeen in gebruik, maar den waren zin der woorden kent men veelal niet en niet on- gewenscht mag men de mededeeling vinden, dat een meerkat niets met ,katten" een veelvraat niets met ,,vreten" to makAn hebben, en dat de tuberoos geen roos is. Opschriften als felix meritis, musis sacrum, woorden als Talmud, Synagoge, Derwisj, Odelisque, gezegden als e pluribus unum en ex ungue leonen komen niet minder voor dan to Pas voulu George Dandin of, zooals het bij Moliere luidt : vows l'avez voulu George Dandin en Que diable allait-il faire dans cette VIII VOORBEItICHT. galere, en in den regel kent men evenmin de juiste beteekenis als de of komst van dergelijke uitdrukkingen. Hoe komt de zoologische tuin to Amsterdam aan den naam Artis en bet* oude lustslot der Fransche koningen aan dien van Tuilerieen? Als iemand zijn tramon- tane kwijt raakt, weet hij gewoonlijk niet, wat hij verliest, en als hij marsepein eet zal hij veelal bezwaarlijk kunnen vertellen, hoe dat koekje aan dien naam komt. Hoe weinig sprekers en schrijvers zich daardoor rekenschap geven van de woorden, die ze gebruiken, blijkt wel uit de steeds weerkeerende uitdrukking the right man on the right place, wat eerst een zin heeft, als men leest ,in the right place." De dames mogen zich bevallig hullen in mousseline of barege, in alpaca of valenciennes, of wel astrachan dragen, ze zullen veelal de stoffen beter kennen dan den oorsprong van den naam, en al weet men nu nog, waarom vroegere mode- kleuren Paris brdle of Solferino-rood heetten, als ze de namen merde d'oie of caca du Dauphin mochten tegen komen, zullen ze er even weinig raad op w eten, als op den naam ferronniere voor't voorhoofdversiersel van Noord-Hollandsche boerinnen. Gedachtenloos hoort men van da capo en al fine spreken, roept bravo al's men bravo bedoelt, al is bet tegen eene vrouw, als wanneer bet brdva moest luiden, en praat over nocturne en fuga, over harmonie en melodie, maar 't juist, begrip ontbreekt bij velen, even als wanneer er van arlequinade, opera, ballet of drama wordt gesproken, waarbij de sprekers en hoorders met -under- ling goedvinden aannemen, dat ze elkaar verstaan, hoewel de woorden slechts ten naastenbij uitdrukken, wat men zeggen wil. Twee vragen zullen allicht den belangstellenden lezer op de lippen komen 1. Wat komt er wel en wat komt er niet in? 2. Hoe weten we, dat hetgeen er in komt, juist is? Bij de eerste vraag denk ik aan Wagner in den Faust „Zwar weirs ich viel, doch mocht ich alles wissen," en er kan geen ander antwoord volgen dan : Na eene voorbereiding van zeer vele jaren en bet samenbrengen van bouwstoffen, die tienmaal meer bevatten, dan noodig is, zal zooveel mogeljjlc all e e gegeven worden, wat een dozijn zeer belezen mannen achten, dat toelichting behoeft. Wat de tweede vraag aangaat, zij gezegd, dat wij, zou 't boekwerk niet onhandelbaar worden door zijn omvang, genoodzaakt waren alle autoriteiten en bronnen onvermeld to laten, maar dat bet werk met de grootst mogelijke zorg wordt samengesteld en dat elke rubriek, voor ze ter perse gaat, door een specialiteit in elk vak wordt nagezien en verbeterd of aangevuld, terwijl de proefvellen door vier ''erschillende medewerkers in hun geheel gelezen worden. Bij een werk van dezen aard zijn echter uitlatingen en vergissingen niet to ver- mijden ; aan bet einde zullen dus aanvullingen en verbeteringen worden geplaatst. DE REDACTIE. NASCHRIFT. De laatste bladen van Woordenschat zijn afgedrukt, ten einde gebracht is een arbeid, waarvan de omvang vooruit onmogelijk to overzien was en waarvan men evenmin kon vermoeden, hoeveel inspanning ze kosten zou. Dat was evenwel niet doordat geen voldoende voorbereiding aan het werken was vooraf- gegaan ! Hoe lang het denkbeeld om een dergelijk werk samen to stellen bij mij heeft bestaan, zou ik ook niet bij benadering kunnen zeggen. Het werd levendig bij de versehijning van F r y 1 i n k's zeer gebrekkige bewerking van den eersten druk van B u c h m a n n's Gefliigelte Worte, die als Gevleugelde Woorden in 1871 het licht zag en van V a n L e n n e p's guitig vertoog Over Citaten, grooten- deels ontleend aan F o u r n i e r, l'Esprit des autres, dat meen ik, eerst in Bato het licht zag. In Bato dat toen door wijlen mijn vriend W. M a r t e n W e s t e r m a n werd geredigeerd, begon ik zelfs eene uitbreiding van B u c h m a n n eene earste proeve - zoover ik kon nagaan nergens in Europa gegeven, nl. - om van Citaten niet alleen op to geven, waar ze stonden , maar ook, onder welke omstandigheden zij voorkomen. Langzamerhand begon ik to verzamelen en ik kwam na eenigen tijd in het bezit van een - sedert zeer aanmerkelijk uitgebreide - bibliotheek, uitsluitend bestemd om woorden en uitdrukkingen to verklaren en het stond bij mij vast, dat ik een dergelijk werk schrijven zou. In welken vorm, dat was mij nog niet duidelijk en aangaande het programma waren ook nog niet alle moeielijkheden opgelost : wat moest er w M, wat moest er niet in ! Toen ik later kennis maakte met 'B r e w e is Dictionary of Phrase and Fable was ik een belangrijke schrede verder gekomen, de vorm was gevonden, waarin het werk kon verschijnen en belangrijke nummers waren op het programma gebracht, tevens waren B r.e w e is tekortkomingen mij waarschuwende voor- beelden. De kortheid en onbednidendheid van L a r o u s s e's Diet. complet illustre paste volkomen bij de volslagen onbetrouwbaarheid van een overgroot aantal artikelen bij B r e w e r. Dankbaar moet ik echter erkennen, dat het laatste mij dikwijls van veel nut is geweest en dat ik ook in het eerste nu en dan een artikel vermeld vond, dat ik meende, in Woordenschat to moeten behandeles. x NASCHRIFT. Al zoekende vond ik, dat er in ons 1and en in vele andere landen, reeds zeer veel gedaan was, wat nog maar alleen grondig moest worden nagegaan en dat geheele rubrieken onbehandeld waren gebleven. Zoo vond ik in de Oude T#d, in S c h o t e l's Werken, in T e r G o u w's Geschiedenis van Amsterdam tal van woorden en zegswijzen verklaard, die b j nader onderzoek meerendeels juist bleken to wezen; zoo vond ik daarentegen nergens eene betrouwbare ver- klaring van uitdrukkingen betrekking hebbende op kerkelijke gewoonten en gebruiken, nergens verklaringen van de overtalrijke Hebreeuwsche woorden onder vaak nauwelijks herkenbaren vorm in onze spreektaal en vooral ook in de tooneeltaal opgenomen. Had ik het materiaal bijeengebracht, waaruit ik zou werken, voor de volkomen betrouwbaarheid der bewerking waren specialiteiten noodig, die ieder voor hun vak de juistheid van het mededeelde konden beoordeelen en een gunstig voorteeken voor de belangstelling, die het werk zou vinden, was mij de omstandigheid, dat op mijn verzoek om medewerking van alien, tot wie ik mij richtte een toestemmend antwoord werd verkregen , met uitzondering van twee. Intusschen had ik dr. LAURILLARD tot wien ik sinds het Congres van Ant- werpen in 1873 in letterkundige, weldra ook in vriendschappelijke betrekking .stond, bereid gevonden, mij ter zijde to staan en van hoeveel beteekenis zijn steun moest wezen, begrijpt ieder, die weet, hoe hij eene reeks van jaren in de Navorscher inlichtingen gaf, en in Vlechtwerk, Sprokkelhout, Op uw stoel en in vele andere werken reeds voor jaren talrijke artikelen had laten afdrukken, aangaande onderwerpen, die in Woordenschat moesten behandeld worden. Toen tot de uitgave was besloten, verzamelde ik wat gereed was, bewerkte, en zocht en, had een betrekkelijk grooten voorraad gereed voor al de letters van het alphabet. Toen riep ik de hulp der medewerkers in en deelde mede, welk deel van den arbeid door ieder hunner kon worden aanAraard, gelijk ook op de derde bladzijde van den omslag geregeld is aangegeven. Was daaraan steeds voldaan, ons boek zou veel spoediger en met veel minder arbeid ver- schenen zijn. Maar eerstens heeft een der medewerkers met bewonderenswaar- dige volharding, na den brief waarin hij verklaarde to zullen medewerken, nooit eenig teeken van leven gegeven en een tweede zond twee maanden to laat zes, zegge zes repels, toelichting en na dozen inspannenden arbeid nooit meer iets; maar ten anderen, en dat is erger, zonden tal van medewerkers ons artikelen, die niet tot hun rubriek behoorden en die wij al lang en veel beter in gereedheid hadden. En erger nog : enkelen zonden ons massa's artikelen soms van buitengewone lengte, zeer vaak van' de meest volslagen onbetrouw- baarheid, in der haast uit woordenboeken of encyclopaedign gecopieerd en vaak geheel niet passend in ons - dank zij de zorgen van dr. LAURILLARD - zoo juist gekaraktiseerd programma. Zeer velen hebben dat programme slechts vluchtig ingezien en zonden one daardoor bijdragen voor een vreemde woordentolk, een verzameling van curio- siteiten, een spreekwoordenboek en derg. alles zaken, die op zich zelf hoogst NA SCHRIFT. XI nuttig zijn, maar iets anders beoogen dan Woordenschat. Hadden wij gehoor willen geven aan de wenken en wenschen van eenige medewerkers, dan zou de geheele inhoud van K ram e r s Vreemde- Woorden tolk en H a r r e b o m e e s Spreek- woordenboek in Woordenschat zijn opgenomen en werd dat alles naar ons plan bewerkt, dan zou ons boek een omvang hebben gekregen van een Konversa- tions-Lexikon van matige afmeting. Toch is, tengevolge van de toezending van duizende bijdragen, die niet voor ons doel geschikt waren, hier en daar wel eens een enkel artikeltje opgenomen, dat niet in ons boek thuis behoort. Van de vreemde woorden namen wij alleen die, waarvan de vertaling alleen Been voldoende verklaring opleverde ; van de spreekwoorden alleen die, waarvan de oorsprong met tamelijk groote zekerheid uit den bijbel of uit de geschiedenis kan worden aangewezen; van de citaten wenschten we alleen de herlzaaldelijk voorkomende op to nemen, enkele zeldzaam voorkomende zijn onder den drang der overmatige zendingen soms toch ook nog opgenomen. Aangaande bet aandeel, dat de medewerkers aan de samenstelling hebben gehad, zij vooraf opgemerkt, dat er een betrekkelijk groot aantal medewerkers was, die geen bijdragen behoefden to zenden, maar die alleen in twijfelachtige gevallen werden geraadpleegd. Achtereenvolgens werd Woordenschat aange- vangen en voltooid met geheele of gedeeltelijke medewerking van L. VAN ANKUM; JAC. ANSPACH (nk de 2e afl.); Mr. C. BAKE; Dr. H. BLINK ; Dr. J. TH. CATTIE ; Dr. P. J. H. CUIJPERS; CS. VAN DAM; J. E. DIEPERINGF ; M. H. ENGELEN (nk de 3e afl.) ; Prof. PAUL FREDERICQ (die zich na bet verschijnen der le afl. terugtrok); G. A. GEERLIGS (tot ons bitter leedwezen kort na bet verschijnen der 5e afl. overleden; bijdragen van zijne hand kwamen nog in enkele latere afleveringen voor) ; J. GXMBERG ; J. E. TER Gouw; J. C. GROOTHUIS; ,E4. HELLING Wz.; C. A. HOFMAN; Dr. F. BUITENRUST HETTEMA; Dr. N. P. KAPTEYN; Dr. A. S. KOK (na de le afl.); C. A. KOOREVAAR; MAURITS H. VAN LEE; Mr. M. G. L. VAN LOGHEM (tot aan de 5e afl.); Mr. TH. LORENTZ (wegens vertrek naar Pretoria bij de 4e afl. teruggetrokken) ; C. L. LUTKEBUHL JR. ; P. M. J. LURASCO (wegens ongesteldheid en hoogen leeftijd, na de 5e afln teruggetrokken ; talrijke bijdragen werden in latere afl. afgedrukt); - TH. BENSDORP had de goedheid de open- gevallen plaats in to nemen, maar eene hevige ziekte noodzaakte hem tijdelijk allen arbeid to staken en nit de 9e afl. was J. C. ALBERDINGK THYM zoo vriendelijk, met groote toewijding to arbeiden ; F. M. LURASCO ; Dr. H. P. MEYER (na de eerste afl. zich terugtrekkende werd vervangen door Dr. E. MEHLER ; slechts voor dene afl. daar we toen den dood van den bekwamen en ij verigen man to betreuren hadden) ; D. C. MEIJER JR. ; MELATI VAN JAVA ; F. NAGTGLAS ; G. VAN RIJN ; N. W. SCHUURMANS ; J. F. M. STERCK ; T. TAL (die een hoogst- belangrijk aandeel in de samenstelling van bet werk heeft gehad, en helaas na bet verschijnen der 15e afl. overleed, nadat hij ons weinige dagen voor zijn dood. alley bijdragen tot aan bet einde van bet werk had toegezonden); Mr. H.'.FRIP; Prof. J. VERCOULLIE ; H. VISSER (bij de 9e afl. toegetreden, wenschte na de %II NASCHRIFT. 11e Been medewerker to blijven, maar steunde ons toch met raad en daad zoo vaak dit noodig was); W. J. VILJOEN (die belangrijke medewerking voor de taal van Zuid-Afrika beloofde, ons bewoog daartoe ons programma voor dat onderdeel to wijzigen en na de 3e afl. zonder eenig teeken van leven naar Zuid- Afrika verdween en nooit meer iets van zich liet hooren) ; A. A. VORSTERMAN VAN OYEN (tot de 8e afl.); Mej. PH. WIJSMAN; Prof. Dr. JAN TE WINKEL; Dr. W. ZUIDEMA. De samenstelling van bet werk geschiedde als volgt 10 de voorhanden bijdragen vermeerderd met die der medewerkers alles voor den letter en elke afzonderlijk op papier van nauwkeurig dezelfde afmeting geschreven (soms ten getale van 2500) werden gealphabetiseerd ; 2 ° de niet geschikte artikelen werden na lezing verwijderd, dit bedroeg on- geveer de helft, soms twee derden, nooit minder dan den derde; 3° de overblijvende artikelen werden gecontroleerd en bijgewerkt, de dubbelen (sours zes) verwerkt tot den en alles weer gealphabetiseerd ; 40 de artikelen, in pakj es van 25 aaneengeregen, werden naar de drukkerij gezonden; 5° de zoog. vuile proef (voor zoover er op de Zuid-Hollandsche Boek- en Handelsdrukkerij ooit sprake kan zijn van vuile proef) werd door drie personen gecorrigeerd en bier en daar gewijzigd; 60 de revisie werd eerst aan 30, later maar aan 20 medewerkers gezonden, om daarop alle op- of aanmerkingen to plaatsen, aanvulling to ver- langen, nieuwe artikelen in to zenden en dergelijke ; 7° al deze revisies kwamen terug bij de redactie, die zooveel mogelijk (want de medewerkers deden soms allerlei tegenstrijdige eischen) aller wenschen bevredigde en alle veranderingen, w jzigingen en aanvullingen op een schoone proef overbracht, die naar de drukkerij terugging ; 8° bet vel werd opgemaakt en als pers-revisie aan de redactie gezonden, die na correctie order gaf of to drukken. Aangaande de verschijning van bet werk bet volgende Het eerste Prospectus verscheen in 1891 en de 1e afl. in 1893. Zoo verscheen dan in 1893 afl. 1; „ 1894 2 en 3; n 1895 ,, 4 en 5 ; toen werd bet werk eigendom der Haagsche Boekhandel- en Uitgevers-Maatschapp#. „ 1896 ,, 6; „ 1897 7, 8, 9, 10, 11, 12; 1898 „ 13, 14, 15, 16; ° 1899 ,, 17, 18, 19, 20; de laatste was in Juli gereed. NASCHRIFT. XIII Op zeer verschillende wijze hebben de medewerkers aan de samenstelling geholpen en de redactie had bijna niets to doen gehad, waren haar alleen artikelen gezonden als de weinige van Mr. C. BAKE, juist artikelen, die er in moesten en dan kort, duidelijk en volkomen betrouwbaar, zoo juist, dat enkele medewerkers zich verwonderden over regt met g, wanneer er een wet werd aangehaald, die in de spelling van S i e g e n b e e k en W i e 1 a n d was afge- kondigd; of die van den diepbetreurden TAL steeds volledig, juist en geheel afgewerkt. Maar zoo waren niet alle. Reeds onder B had het woord Brgggetjes eene heele geschiedenis. Van allerlei kanten kwamen antwoorden op de vraag naar den oorsprong van dat woord, bij v. Breggetles, (a m s t.), eigenlijk bruggetjes, gebogen koekjes in den vorm der Amsterdamsche steenen bruggen of sluizen. Breggetles, (a m s t.), o. - h d. broccho uit glb. nml. brocke, m. -h d. brocke, vgl. got; brukka en fem. gabruka; dus eigenlijk zooveel als brok, stukje, sil. koek, enz. enz. De schertsende of komst in het eerste de wetenschappelijke zij het al niet volkomen verantwoorde -- etymologie, in het tweede art. - temeer daar breggetjes niets met koek to maken hebben - wekte mijn achterdocht. Daarom deed ik, wat ik dadelijk had moeten doen, ik ging naar het Rokin bij de Kapelsteeg naar den eenigsten winkel waar breggetjes verkocht werden, (de winkel is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een deel van Scheltema en Holkema's Boekhandel), kocht een zakje van die balletjes en vroeg meteen, waarom ze zoo heetten. De juffrouw was beter op de hoogte dan de geleerde en zei : „I)at is nog near een recept van prof. Van der Breggen !" - ik dacht dadelijk aan Boerhave'sche klontjes, Stipriaantjes en derg. en vond, dat inderdaad van 1817-1843 aan het Athenaeum to Amsterdam, Frans van der Breggen ge- promoveerd to Leiden in 1806, geweest is ,hoogleeraar in de algemeene ziekte- kunde, leer der geneesmiddelen en gerechtelijke geneeskunde," zoodat de mede- deeling van de juffrouw zeer grooten grond van waarschijnlijkheid heeft. Van B tot Z is 't zoo voortgegaan, op de V o. a. de volgende bijdrage VriImeteelaar, vrfjzinnige metselaar in Middeleeuwsche kerk- gebouwen, die door caricaturen enz. aan de eindpunten der gewelf- bogen, to vervaardigen, den Roomschen eeredienst aan de kaak zochten to stellen. Dat de vrijmetselarij vele eeuwen ouder is dan de middeleeuwen, dat de kunstwerken der nude kathedralen evenmin als nu door gewone metselaars, maar wel door beeldhouwers gemaakt werden, was onbekend, ook dat de geestelijken zelf meestal de kunstwerken schiepen en dat hun spelend vernuft wat anders bedoelde dan „den Roomschen eerdienst aan de kaak ... to stellen" daaraan was niet gedacht, zoomin als aan de werken van V i oil e t 1 e D u e, die over de middeneeuwsche kerkgebouwen de merkwaardigste bijzonderheden mededeelt. %IV NASCHRIFT. Een andere bijdrage is Zouaaf, Zonaven, Pauselr, jke soldaten, in den Italiaanschen vrijheidskamp a• 1870, tegen Garibaldi, door Paus Pius IX, meest uit Z w a b e n aangeworven. Vanhier ging de naam over op de Pauselijke militie, uit allerlei landen aangeworven, tot handhaving van 's Pausen wereldlijk gebied; en zoo heeft men ook ,Neder- landsche Zouaven". Maar S c h e 1 e r, diet. Etym., die algemeen als autoriteit geldt en door B r a c h e t noch B r e a 1 wordt tegengesproken, verklaart het met soldat d'un corps francais en Afrique, tirant son nom de celui d'une tribu Kabyle appelee zouaoua. Het bewijs dat de Zouaven inderdaad,,meest uit Zwaben" kwamen, ontbreekt, gelijk alle bewijs ontbreekt voor de vele stellingen in het onderstaande Untie vangen of knappen, een middagdutje doen. Is ont- leend aan de betiteling van avondsehemering door uilenvlucht (h g d. Eulenflucht) als zijnde de tijd, wanneer de uilen beginnen to vliegen. Wie lang ,schemert" geraakt in een dommelenden toestand, en wordt daarin gezegd, uilen to vangen, hetwelk van lieverlede werd overgebracht op een middagslaapj e , omdat men na den maaltijd tot een dutje zeer of meest geneigd is. Zie bij Kapel. Knappen = knippen. Men knipt uiltjes, die op de ontstoken lamp aanvliegen, met de vingers. Zoover heeft de geest der wetenschap Nederland nog niet doortrokken, dat algemeen wordt begrepen, dat men niet zeggen moet, wat men niet weet. We denken aan M a e r 1 a n t, die gewaagde van Die walsce valsce poeten die meer rimen dan si weten. Een ander staaltje Welter-school, school voor openbaar lager onderwijs to Amsterdam. Naar H e n d r i k W e s t e r, vermaard onderwijzer aldaar, t 18 Op school hebben wij uit de boekjes van H e n d r i k W e l t e r gelezen, en wisten toen reeds, dat hij een Groninger was. Op tal van plaatsen vinden we vermeld, dat hij eerst onderwijzer en later schoolopziener werd en dat hij geboren werd to Garmerwolde op 23 Januari 1772 en overleed to Oude-Pekela op 19 Februari 1821. Nog een paar staaltjes van onbetrouwbare mededeelingen, over woorden, die men in onzen tekst gelieve na to slaan There is many - a slip, Between the cup and the lip, (e n g.), menig vergrrjp, menige misstap heeft er plaats tusschen beker en lippen. Zoo ook Que de bruit pour uue omelette l Spottend gezegde naar NASCHUIFT. xv aanleiding der mandementen, die de Fransche bisschoppen jaarlijks uitvaardigen om to herinneren, dat gedurende de vasten geen eieren (dus ook geen omelet) mogen gegeten worden, en waarvan zij gewoonlijk gebruik maken om tegen andere dingen die zij als on- geoorloofd beschouwen, to waarschuwen. En dan de menigte inzendingen, verklaring (?) van woorden, die niemand ooit zoeken zou; als bijv.: Tussehen. Dit woord sta hier wegens zijn vermoedelijk hoogen ouderdom, omdat daarin, evenals in twist en h g d. zwischen, Zwisch- gold, Zwist, de benaming zal voortleven van Tuisco of Tuisto, den Aard- of Urgod der Germanen, in wien deze een twee- slachtig, tvai (got.) = tweevoud, - wezen, als verpersoonlijking der (tweevoudige) natuurkracht van het (tegen elkander overstaand) mannelijk en vrouwelijk beginsel zullen vereerd hebben. F r i e s c h tusken, n e d e r s a k s tilsches , twusken, o u d-h g d. zuschin, N o t- k e r u s zowisken, T a t i a n u s Zuisgene, wijzen inderdaad op then Tuisco, en op den overgang tot tusschen en zwischen. Aldus onze medewerker; maar wetenschappelijk staat vast, dat tusschen m n d. twisken, n h d. zwischen, o h d. in, untar zwiske1n, m n l. in-, ondertus- schen eigl. ,te midden van twee" is, zoodat T u i s c o met de heele zaak niets to maken hebben. Eindelijk Tricoehe et Caeolet, titel van een allerdolst Fransch blij- spel. Cacolet = draagkorf. En als comble Rechthoek, vierkant, samengesteld uit 4 rechte hoeken. En dan de correctie ! Natuurlijk werden de proeven herhaaldelijk gecorri- geerd , maar aanduiding van verbeteringen was gewenscht. Eenmaal staat er Goth inplaats van hgd. Gott en nu vinden we op zes of zeven proeven ! of ! ! of ? of ? ? of (sic!), dat de h een zetfout was voor t, was niet to vermoeden. Elders werden de roededragers lectoren genoemd, een der medewerkers geeft ons een strenge berisping over zooveel onkkunde, met de vrij overbodige mede- deeling, dat ze lictoren heetten. In het artikel Vormsel wordt gezet eenmaal voorstel en eenmaal voomsel en enkele medewerkers zetten verbaasde ? ? en hoogst verwonderde ! ! bij de woorden, en dat terwijl het woord bovenaan goed staat. Op Vermin-State moest staan gewormte en er stond gewoonte, tal van pennen kwamen in beweging om to vragen, wat did beteekende. Bijzonder dank is echter to brengen aan zoovelen, die door zorgzamen, aanhoudenden arbeid het groote werk hielpen volvoeren. Zoo in de eerste plaats aan Ds. JAC. ANSPACH to Ek-en=Wiel, die van bijna het geheele werk eene der eerste proeven letter voor letter heeft gelezen en XVI NASCHRIFT. van wien van lett. C tot lett. U (incl.) 25325 regels werden geplaatst, zoodat al zijne bijdragen to zamen + 30000 regels zullen bedragen. Dat echter niet uitsluitend de omvang der geleverde copie bet nuttige der medewerking bepaalt, bewezen de HH. Dr. CUIJPERS, Dr. BUITENRUST HETTEMA en Dr. N. P. KAPTEYN, de eerste zond ons in weerwil van zijn hoogen leeftijd en vele bemoeiingen de verklaring van vele bouwkunstige termen, die wij dankbaar aanvaardden, de tweede wees ons soms met twee woorden, schert- send, spottend of scherp den rechten weg of waarschuwde ons voor een ver- keerden, de laatste zond ons nu en dan een blad met enkele verbeteringen, die we stellig nooit zonder zijne voorlichting hadden gevonden. Naar den omvang der bijdragen gerekend, moeten thans vermeld worden de H.H. GEERLIGS, GROOTHUls en TER Gouw, waarvan de laatste ons buitenge- woon aan zich verplichte door zijne belangrijke bijdragen en toelichtingen op bet gebied van munt- en zegelkunde, de oudere geschiedenis van Nederland en die van Amsterdam, terwijl Dr. A. IS. KOK ons over Engelsche, Italiaansche en Spaansche literatuur menig artikel zond, dat anders hoogstwaarschijnlijk to vergeefs bij ons zou gezocht worden. Buitengewoon heeft ons book gewonnen door de voorlichting van de H.H. D. C. MEIJER JR. en MAURITS H. VAN LEE; op bijna elk gebied wist de eerste bet ware woord to spreken en antwoord to geven op vragen, die dreigden onbeantwoord to zullen blijven; to meer to waardeeren was zijn arbeid, omdat hij, fijngevoelig als weinigen, steeds ijverig hielp, om to zorgen, dat niemand door een schijn van partijdigheid gekwetst werd; de laatste heeft door tallooze datums en feiten, door verwijzing naar allerlei• bronnen aan menig artikel eene historische en wetenschappelijke waarde gegeven, waarvoor zeer velen hem dankbaar zullen zijn; to meer, daar bet veelal feiten betreft, die men later in weerwil van eindelooze nasporingen stellig bezwaarlijk zou vinden. Ten slotte een woord van dank aan den beer VISSER, die een middel vond om den strijd over de „Indische afdeeling" to doen eindigen. Daar was aanhoudend verschil van meening tusschen de deskundigen en daar waar de Redactie niet beslissen kon, heeft h# uit de vele vaak zeer tegenstrijdige meeningen de waarheid weten vast to stellen of to doen vaststellen. Eindelijk de Redactie zelve ! Hoe staat zij tot . haar programma ! Dat Woordenschat bestemd is een lange reeks van jaren to bestaan en verschillende drukken to beleven, daarvoor kunnen geen twee meeningen be- staan; dat ons book aanhoudend geplunderd werd, mag bewijzen, dat bet in eene behoefte voorzag, maar wie den arbeid nagaat, die verricht werd, vindt daarin bet bewijs, dat men niet licht iemand zal vinden, die een tweede werk van then aard maakt We leverden -}- 20.000 artikelen, waartoe 720 kilo papier werd volgeschreven en waarvan nog niet de helft is geplaatst. NASCHBIFT. XVII Hoewel ons prospectus behoorlUk was voorbereid, bleek ons toch gedurende de bewerking, dat in het belang der gebruikers hier en daar van het oorspronkelJke plan eenigszins moest worden afgeweken. In de eerste plaats hebben we niet gelijk het voorbericht zei ,alle autoriteiten en bronnen" onvermeld gelaten, integendeel ; we hebben later zorgvuldig daar, waar tee meenden, dat ttoijfel kon ontstaan, eon gezaghebbend work genoemd, wear men onze meaning bevestigd kon vinden en waar men over het bedoelde onderwerp nadere inlichting krogen kon. In de tweede plaats hebben wjj tot ons leedwezen aan de afdeelingen Maleisch, Hebreeuwsch en Bargoensch grooter uitbreiding moeten geven, dan ons aanvankelUk wenscheljjk voorkwam en wel omdat steeds moor de dwaze liefhebberjj veld wint - in ons land zelfs veel meer dan in andere landen - om in rowans en novellen volstrekt noodeloos allerlet woorden to pas to brengen, die verklaring behoeven, de allergewoonste en moest bekende zaken noemt men in eon doodsch of Indisch verhaal met Hebreeuwsche of Indische namen, met omdat het verhaal daardoor wint aan zoogenaamde locale kleur, maar alleen om wat anders to geven dan anderen, om de aandacht to trekken. In de meeste gevallen bewUst de schrijver zelf, dat hp dwaas handelt en plaatst daarom hat Nederlandsche woord in eene noot, veel aangenamer ward de lectuur Ms het Nederlandsche woord in den tekst stond en hat vreemde in de noot. Hoover die dwaze manier van ,geuren" gaat, blUkt b{jv. uit eon artikeltje van 96 regels heden in eon provinciaal blad als eorrespondentie nit London afgedrukt, waarin (woorden als regatta comfortabel, uniek, contrast, concentreeren, circuleeren, rendes-rows, en bloc, e. a. buiten rekening gelaten) voorkomen: seaside, merchant-prince, house-bbat, home, fashionable, functions, Bank-holiday, house-boat-offices, cheap trippers, Cook's perso- nally conducted triers, lords, ladies, upperten (1). Ten slotte wordt eon h8telhouder sprekend ingevoerd en opdat niets verloren ga van den geest, de kleur, de scherpte van nitdrukking, berhaalt de schrijver woordelUk (Louise Muhlbach zou In eene noot aanteekenen ,historisch") : „Nous ne If regrettons pas, Monsieur!" Natuurljjk zal men nu en dan eon woord to vergeefs zoeken en geen wonder. Van alles, wat sedert 1893 son nieuwe woorden, die verb laring behoeven, in de spreek- of schrijftaal is opgenomen en overg(gaan, is, slechts eon klein gedeelte behandeld, bj elks aflevering was uitgealoten, wat na de versch jning nieuw opkwam. De voorraad bouw- stoffen, welke daardoor ongebruikt bleef en die telkens vermeerderde en nog elken dag vermeerdert, zou na al weer ooldoende z}jn om eon Sink boekdeel to vullen. Hot zal verwerkt worden voor den nieuwen alweer vollediger maar toch bU hat verschUnen ook al weer onvolledigen druk, die near we hopen na niet langen tUd zal blUken noodig to wezen. Wat GF o e t h e op 16 Maart 1787 wat de volmaaktheid in do kunst betreft, aan- gaande de Iphigenie auf Teuris sehreef So sine Arbeit wird elgentlich nie fertig avm NASCHEIFT geldt wat de volledigheid aangaat, ook voor ons boek en het deelt daarmede het lot van alle woordenboeken, die onvolledig beginnen to worden, op het oogenblik, dat men gaat drukken. De hoogste eisch aan een woordenboek to stellen, is dat het zooveel mogeljjk de volledigheid nab}j kwam toen het manuscript de scbrijftafel verliet. Dat daarnaar ijverig gestreefd is, zal uit den inhoud van dit boek voldoende blijken. En hiermede : den lezer hell I TACO H. DE BEER Lijst van Verkortingen afr. = Afrikaansch, d. i. de Ned. taal in Zuid-Afrika. amer. = Amerikaansch, anders: Amerikaansch-Engelsch. amst. = Amsterdamsch. ar. = Arabisch. barg. = Bargoensch. bast. lat. = bastaard Latijn. beeldh. = beeldhouwkunst. bill. = billard d. i. daarop be- trekkelijk. bouwk. = bouwkunde. bijb. hebr. = bijbelsch Hebreeuwsch. chem. = chemie. chr. archaeol. = Christelijke oudheidkunde. dtsch. = Duitsch. eng. = Engelsch. fr. = Fransch. geneesk. = geneeskunde. germ. mythe = Germaansche mythologie. gew. = gewoonhjk. gr. = Grieksch. gr. k. = Grieksche kunst. gr. myth. = Griekse mythologie. hand. = handel. hand. jur. = Handel-Rechtsgeleerd- heid. hebr. = Hebreeuwsch. (Wat on- der deze rubriek als tweede woord tusschen haakjes genoemd is, stelt den Hoogduit- schen vorm voor). herald. = heraldiek. hgd. = Hoogduitsch. ierl. = lerland, d. i. Iersch of op lerland betrekkelijk. Ind. = Indisch. isr. = Israelitische kerk. it. Jav. krijgsk. 1. lat. lett. mal. mal. pers. mil. mlat. mnl. muz. nat. ned. n.holl. n. myth. n. hebr. Phil. phys. port. post. rk. rom. sp. sp. ar. stud. tart. tks. tlg. toon. visch. vlA belg. z.a. zeet. Italiaansch. Javaansch. krijgskunde. Latijn. Latijn. letterlijk. Maleisch, of betrekking hebbende op den In- dischen archipel. Maleisch, Perzisch. militair. Middeleeuwsch Latijn. Middelnederlandsch. muziek. natuurlunde. Nederlandsch. Noordhollandsch. Noorsche mythologie. nieuw Hebreeuwsch. philosophie. physica, natuurkunde. Portugeesch. posterijen. Roomsch Katholieke Kerk. Romeinsch, betrekking hebbende op het nude Rome. Spaansch. Spaansch-Arabisch. studententerm. Tartaarsch. Turksch. telegraphie. tooneel. visscherij. Vlaamsch-Belgie. zie aldaar. zeeterm. A A. A (h a n d.) op koersnoteeringen, ver- korting van argent, d. i. „geld"; ook „gevraagd." A (t 1 g.), merk op het toestelblok, waar- aan de aarddraad is bevestigd, die ver- bonden is aan het- aardtouw (zie aldaar). A.-A.A. enz. tot A A A A A A merken van de vroeger zoo beroemde Zeeuwsche chocolaad. a. a., op munten : in de tweede munt des lands geslagen; b.v. op Fransche munten, to Metz, enz. A 1, van den eersten rang - de beste. In Lloyd's scheepsregister wordt de aard van den scheepsromp aangeduid door let- ters, en die van ankers, kabels en ma- gazijnvoorraad door cijfers. A 1 beteekent: een eersten rang scheepsromp en derge- lijke ankers, kabels, enz.; A 2, romp van den eersten rang, maar gereedschappen van den tweeden rang. a capella, (m u z.) a capella (i t.) in kapelstrjl, d. i. alleen voor zangstemmen zonder begeleiding, zooals in de pauselijke kapel. a. Ch. n. (1 At.) ante Christum natum, v66r Christus geboorte. A.D. A discretion (f r.) naar (eigen) goed- vinden ook zooveel men u'il. A E V I A, Aevia of aeula in Gregor. muziek ; verkorting van Alleluia, met weglating der medeklinkers. A, de zesde toon in de muziek (1 a). A of A°, = Anno, het jaar. A, (1 a t.) = 500. A, (1 at.) = 5000. a.a. (op recepten) = ana =van elk evenveel. A-a, (a f r.) (in de Kindertaal) veil, ma, ek wil a-a (commissie verrichten) A.a.a. (chem.) amalgama. A.B. (1 a t.) aurea bulla = de gou- den bul. Zie bulla. A.C. Anno Christi = in het jaar van Christus. A.C. (1 a t.) Anni currentis = van het loopende jaar. A.D. (1 at.) Anno Domini =in het jaar des Heeren. 1 A. 1. 2 A LA LANTERNE. A. I. (lat.) Anni incarnationis, of ab anno incarnationis=van het jaar der vleeschwording (van Christus) ; in de middeleeuwsche oorkonden de gewone formule. A.m. (lat.) Anno mundi = in het jaar der wereld. A.M. (lat.) artium magister = meester der Kunsten; gewoonlijk M. A. Bij ons in de middeleeuwen gelijkstaande met doctor in de letteren en bespiegelende wijsbegeerte. A.M.D.G. ad majorem Dei gloriam - tot meerdere eere Gods ; opschrift bo- ven den ingang van vele kerken. A.L.M. (1 at.) artium liberalium ma- gister = - meester der vrije Kunsten; wetenschappen, wier beoefening den edel- man past. a.m. (1 at.) amica manu = door vrien- denhand; ook : van den schrijver. a.o.c. (1 at.) ab orbe condito =van de schepping der wereld. a.o.r. (lat.) anno orbis redemti in het jaar na de verlossing der wereld. A.P. (it.) anno passato = in het afgeloopen jaar. A.P. (n e d.) Amsterdamsch peil. (z. a.) Oorspronkelijk de gemiddelde waterstand van het IJ (voor zijne afsluiting) voor Amsterdam. A.Pr. (lat.) anni praesentis = van het tegenwoordige jaar. A. praec., a prat. (1 at.) anni prm- cedentis of prneteriti = van het vorig jaar. A.p.R.c. (1 at.) anno post Romam conditam = in het jaar na de stichtinq van Rome. A.R. (1 a t.) academiae rector = rector der universiteit. A.r. (1 at.) anno regni = in het jaar der regeering. A.r.s. (lat.) anno restauratae (of re- cuperatae) salutis = in het jaar na de herstelling des heals. A.S.S. (1 at.) acta sanctorum (z. a.) _ handelingen der heiligen. A.u.e. anno urbis conditae = het jaar der stichting van de stad (Rome); of: ab urbe condita = na de stichtinq der stad (Rome). a.u.s. (1 at.) actum ut supra = ver- handeld (of: gedaan) als boven (d. i. op den datum als boven). Aan een boom zoo vol geladen Mist men viii, zes pruimples niet Van A l p h e n. De Pruimenboom. Vgl. het komt op geen turfje(n) aan, als men in het veen zit; of: wie in het veen zit ziet op geen turfje. Aangeslagen kogel, (m i 1.) kogel, die voor den voet der schijf in den grond komt. Ah ! pour etre devot le n'en suis pas moans homme; M o 1. Tartufe 111.3.O,al ben ik kerksch, d aar- om ben ik toch mensch; d. i. ikbehoor wel tot de vromen, maar doe toch natuurlijk ook, wat de menschen als menschen doen. Ah ! n'insultez iamais une fem- me qui tombe, Qui salt sons quel fardeau la pauvre Ame succombe. Victor Hugo, Chants du Cripuscule XIV. 0, beleedig nooit eene gevallen vrozew, wie weet, onder welken last de arme ziel bezwrjkt. A horse, a horse! my King- dom for a horse. Sh. Rich. III. Een paard, een paard, mijn koninkr#k voor een paard ! Kreet van Richard op het punt van 't verliezen van den slag; had hij een paard, dan hoopte hij nog den slag to winnen. A la baisse, a la hausse (h and.) speculeeren, op de daling of rijzing der effecten of waren. A la. faveur des ombres de la nuit, begunstigd door de schaduwen van den nacht; Volt. Henriade in het verhaal van den dood van Coligny. A la .lanterne, (f r.) = aan de lan- taren; vonnis tijdens de Fransche revo- lutie door de republikeinen uitgesproken en voltrokken, door den veroordeelde aan de over de straat gespannen lantaarn touwen op to hangen. A LITTLE MORE TITAN KIN AND ENZ. 3 AANSPREKER. A little more than kin and less than kind, §h. Hamlet I. 2. Jets meer dan verwant en minder dan bevriend zegt Hamlet, waar hij spreekt vain zijn tweeden vader, die zijn wader vermoordde en zijn moeder trouwde. A l'oeuvre on connalt Parti- san (f r.), (La Font. Les frelons et les mouches •a miel) aan het werk kept men den werkman. A nos moutons, Zie Pour revenir. A quo verbo ? (1 a t.) Yan welk woord ? A quoi bon ? oorspr. cui bono ? een woord van Cassius door Cicero (Phil. II. 14; pro Milone XII. 32; pro Roscio Amerino XXX. 84 en XXXI. 86) ver- meld ; Cass. wilde nl., dat de rechters bij een moord zouden onderzoeken, tot wiens nut of voordeel do misdaad gepleegd was. Wij vertalen „Waar is dat goed voor? Waartoe zou dat dienen ?" A propos de bottes, of korting van a propos de bottes, combien l'aune de ces fagots, van laarzen gesproken, wat kost de el van die takkenbossen; dus onzin en van daar het gebruik, om dit to zeggen, als iemand zonder eenige aan- leiding van den hak op den tak springt. A tons les coeurs bien-nts que la patrie est chere, Volt. Tancrede III 1. De lie fde tot z#n land is ieder aangeboren. Vond. G#sbr. vs. 1894. A vaincre sans peril on tri- omphe sans gloire. Corn. Le Cid. 11. Wie zonder gevaar overwint, zegeviert zonder roem. Aaf is dood - het drinken is ge- daan, dewijl de beurs leeg is, zinspeling op Aaf vrouwennaam uit,, Avoes is dood!" van a voes, f r. a vous, vroeger de gewone groet bij het toebrengen van den beker. Aalkast (v i s c h) = een achter eene sluis van een watermolen bevestigd tra- liewerk, waar aal en paling, door den vloed van zelf inloopen en niet meer uit kunnen. Aalreep (v i s c h) = een, gewoonlijk des nachts, over de oppervlakte van het water gespannen touw, waaraan verschil- lende met aas voorziene vischhaken han- gen, om aal en paling to vangen. Aaltle (van moos - zingen = lustig bier drinken, woordspeling op Aal, moutdrank of bier en Aal vrouwennaam. Aanbidding (voortdurende broederschap, die zich ten doel stelt, Christus in het H. Sacrament voortdurend to aanbidden, door de verschillende dagen en uren van den dag onderling to ver- deelen. Aand, Awend, (a f r.)1 avond. Aandeel (Het -van den leeuw, - de onbeschaamd groote portie, die de sterkere zich uit hoofde van het recht van den sterkste toe6igent, ontleend aan hsopus, Fabelen 147. Aangebreide kousen, schimp- naam voor de bewoners van Ureterp bij Beetsterzwaag, zeker eene bespotting van armoe. Aangekleede boterham, boter- ham met koek, kaas of vleesch, bij uit- breiding een eenvoudig avondpartijtje. Aans, (a f r.) aanstonds. Aans, (a f r.) (1) aanstonds, (2) mis- schien, soms, syn. dalk (uit dalik, dade- lijk.) Vgl. v. d. overgang van beteekenis straks. Aanschieten (j a c h t) = het raken maar niet dood schieten van het wild, waarop men heeft gemikt. - Overdrach- telijk heet aangeschoten iemand, die niet geheel dronken is, maar toch er iets van beet heeft. Aanspreker, Amsterdamsche be- naming voor lijkbezorger, groef bidder of bidder, of leedaanzegger. De aanspreker was oorspronkelijk de gildeknecht, de bode, die ook bij den dood van een gildebroeder al de leden van 't gild moest aanspreken, dat is, hun het overlijden bekend maken en de begrafenis- penningen afgeven. Hot doers van eene aanzegging, van welken aard ook, heette aanspreken. AnnispreekeeAl of cedul, lijst der personen, aan wie de dood van een vriend moest medegedeeld worden. Aanspreekceeltle, begrafenis- uitnoodiging in de 17e eeuw. Aunteelbeeste, anteelbeeste (afr.) beesten om aan to telen, fokvee. Aap, naam, die men sour geeft aan zijn schat, zijn bezitting in geldswaarde. Vandaar: den aap vlooien = het geld stelen. Misschien heeft aap deze beteeke- nis to danken ann het spreekwoord der 17e eeuw: ze zien op Been aaj, die uit Oost-Indig komen, d. L ze zijn niet karig, die rijk zijn. Aap (In den - gelogeerd, er slecht aan toe zijn. Aap, wat heb le moole jongen I uitdrukking van vleierij, 't eerst gebruikt door Reinaert den Vos, die uit vrees voor eene apin van hare vuile jongen zeide: (Rein. II 6548 vig): deus, hoe wel be- haghen si mi! hoe lieflic sijn si ende hoe scone!" Aaple, naam der straatvigilantes to Amsterdam, naar het aanvankelij k kakel- bont costuum der koetsiers. De naam werd het eerst in de Portefeuille genoemd, en toen door het N. v. d. D. algemeen be- kend en in Noord en Zuid besproken. Auplesonuff, sterke snuif met veel nieskruid tegen zinkings en verstoppin- gen in 't hoofd, naar uithangborden der tabaksverkoopers, waarop men vroeger dikwijls een aap vond, met een pijpje in den mond. Aapstert (a fr.) knuppel, Bind touzv. Aardappels, spotnaam voor de in- woners van Nibbixwoude bij Hoorn. Aardappelkappers, spotnaam voor de inwoners van Zaamslag. Aardappelkop, (a fr.) Domoor, weetniet. Aarddraad, (tlg.), draad; die van het toestel loopt naar het aardtouw (zie aldaar). Aardmannetles, bijzonder kleine personen, wezens nit de Germaansche fabelleer, die tot het geslacht der Alven of Elven behooren; de Duitsche Kobolds, gedienstige geesten, zie Kabouter. AARTSBIBSCHOP. Aardplaat, (tlg.), roodkoperen plaat, die met de eene pool der batterij verbonden en in vochtigen grand begraven wordt in de nabijheid van het telegraaf- kantoor, en waardoor de stroom tusschen twee correspondeerende kantoren kan cir- culeeren. Aardstroomen, (t I g.), onder den invloed van het Noorderlicht ontstaande magnetische stroomen, die den batterij- stroom zoodanig verzwakken, dat alleen door wijziging der verbindingen het cor- respondeeren mogelijk is. In Europa komt dit verschijnsel hoofdzakelijk voor op lij- nen, die van Noord-Oost naar Zuid-West loopen. Aarlg, (afra en vlv belg.) zonder- ling, raar. Aardtouw, (tlg.), een uit vele in- eengedraaide koperdraden gevormdtouw, dat eenerzijds met de verschillende toe- stellen en anderzijds met de aardplaat (z. a.) verbonden is. A&rdverb1nd1ng,(tl verbinding. ARron, man van het woord, die een man van de daad (een Mozes) ter zijde staat. Zoo noemt in Schimmel's Kaptein van de Lijfgarde de Bisschop van Salis- bury zich den Aaron van Mozes, Willem III. De historiselte Mozes was ,niet wel ter tale". Exodus VI : 29 en VII : 2. De bekende verbinding Mozes en Adron beteekent: Staat en Kerk. Van daar de naam der Mozes en AUronsstraat tusschen Paleis en Nieuwe kerk to Amsterdam. Aitronskelk, (bloemnaam, door volksetymologie uit aronskelk, van 't Grieksch-Lat. anon = adderkruid. Aartsblsschop (r k.), een bisschop, die niet slechts een eigen bisdom be- stuurt I maar ook over ahdere bisschoppen in een bepaalde landstreek (kerkprovin- cie) oppergezag uitoefent; in sommige, zeer weinige gevallen heeft hij oak rechts- macht over de andere bisschoppen van zijn kerkprovincie. Aarts in den Fran- schen vorm van het g r. archi = voor- naamste. 4 AARTSBROEDERSCHAP. 5 ABBA. Aartsbroederschap (r k.), eene broederschap, waaraan de Paus de vol- macht verleend heeft, andere broeder- schappen van den zelfden naam in zich op to nemen en aan deze de geestelijke voorrechten en aflaten, welke zij zelve bezit, mede to deelen. Aartsdiaken,(rk.) Kerkelijke waar- digheid, met afwisselend geregelde be- diening en rechtsmacht. Aartsengelen, (r.k.) in de R.K. Kerk w orden drie aartsengelen vereerd : de H. Michael, Gabriel en Raphael; de Isr. erkennen er zes of zeven (B. Henoch XX ; B. Tobias XII). Drie daarvan zijn Gabriel (= almacht Gods), Michael wie is God gel#k), Raphael (- God geneest). Omtrent de namen der overige drie of vier heerscht verschil tusschen de geschriften, die van de engelen gewagen. Anderen noemen er vier, aldus omschre- ven: Gabriel, de engel der openbaring, die Gods raadsbesluiten schrijft; Michael, de kampioen, die den strijd des geloofs strijdt; Azrafl, de engel des doods en Azrafil, die de bazuin der opstanding zal blazen. Aartsengel Michael, bij R. Ka- tholieken de Engelsche Koning Jacobus II (j 1701) als de beschermer van hun ge- loof, naar den aartsengel van then naam, beschermengel van het Joodsche yolk, en in de Apocalypsis voorgesteld als de overwinnaar van den duivel. Aartspriester, (r k.) 10. de oudste of de bekwaam'ste onder de priesters, door den Bisschop daartoe aangewezen. 2•. Ons land was vcior de herinstelling der bisschoppen verdeeld in verschillende aartspriesterschappen. De aartspriesters bestuurden toen, ieder in zijn gebied, de Kerk van Nederland onder de opperste leiding en het oppergezag van den Su- perior Missionis Hollandiae; deze waar- digheid bekleedde in de laatste tijden, de pauselijke Internuntius. De titel der aartspriesters was Amplis- simus Dominus. Aas, (op - staan - in het biljart of potspel - eenmaal aangeteekend zijn, van aas = het getal een. Aas, (hil zoek - (a f r.) hij zit ledig rond to gapen. Aas, de ddn op speelkaarten en dob- belsteenen. De Romeinen noemden de een- heid as. Vroeger was hier to lande aas de naam van 't kleinste gewicht, - waar- mede men b.v. ook goud woo;. Aasvo'el, aasvoel, (a f r.) aas- vogel, schelm. Aasvoolnes, (a f r.) vuilik. AB-plank, een houten bord met handvatsel onderaan, op welk bord de letters van het alphabet geschilderd of gesneden waren. Ab-Actis, (lat.) secretaris. Abacus, telraam, waarvan elk ijzer- draad tien balletjes draagt. De tafel van vermenigvuldiging, uitgevonden door Py- thagoras heette Abacus Pythagoricus. -, dekstuk van een kapiteel. Abandon, Abandonnement, (h a n d.) afstand, bij assurantien, wanneer de verzekerde zijne rechten op de verze- kerde maar onbruikbaar geworden goe- deren, tegen betaling der verzekerde som aan de assuradeurs afstaat. Abandon, (hand.) afstand in het zeerecht, wanneer een der medereeders zich van zijne aansprakelijkheid voor de handelingen en verbintenissen van den schipper of den boekhouder der reederij ontslaat door afstand van zijn aandeel in het schip en de verdiende of nog to ver- dienen vrachtpenningen voor de onder- neming, waarop de handelingen en ver- bintenissen, waarvoor men hem aanspra- kelijk wil stellen, betrekking hebben. Abandonneeren, afstaan, overla- ten, overdragen, (zie Abandon); in het schaakspel: de partij gewonnen geven. Abb. (m u z.), voor abbassamento (di mano) de neerslag bij bet maatslaan ; abb. di voce, het laten dalen der stem Abba, awwa, (a f r.) op de wijze der Hottentotten en Kaffers kleine kin- deren op den rug dragen. Abba (A r a m e e s c h) vader ; in Tal- mudische boeken als eeretitel voor leer- aar, kerkvoogd. Vandaar het Lat. abbas, Fransch abbe, Ital. abbate, Ned. abt. ABBANDONO. 6 AB INSTANTIA. Abbandono, (m u z.) toewijding. Abbellimento, (m u z.) versiering. Abbreviatuur, of korting. Abbreviatoren (r k.) vormen to Rome een college van elf prelaten in de pauselijke kanselarij, zoo genoemd, omdat zij met behulp van bepaalde of kortingen in het Schrift, uittreksels maken uit de ontvangen verzoekschriften. Zij maken ook ,per extensum" (in het uitgebreide) de concepten der Apostolische brieven. Een andere klasse van Abbreviatoren (Abbreviatoren della Curia) vormt een ambt voor het bezorgen van eenige bul- len ; dit ambt bestaat uit den cardinaal protonotarius, den zoogenaamden abbre- viatore della curia, een substituut en een secretaris, Abbreviaturen, (m u z.) of kortingen 1. repetitie-teeken of reprise; 2. de woor- den bis of due volte; 3. herhaling-streep voor korte figuren; 4. cijfer aanwijzende het aantal maten rust; 5. het arpeggio (z. ald.) ; 6. het octaafteeken 8va aan 't Bind... loco; 7. c. 8va... of 8) con (coll') ottava of con ottava bassa; 9. col basso, col violino enz ; 10. Simile of segue, ook of kortingen in handschriften. Abbrevieeren, verkorten, of korten. Abd- in Arabische persoonsnamen (Abd-allah, Abd-el-Kader) beteekent eigenlijk : dienaar van. Abderlet, een domme, een dwaas, naardien de burgers van Abdera inThracie bespot werden, als bij ons die van Kampen, bij de Duitschers die van Schilda enz. - Groote geleerden als Demokritos, Prota- goras, Anaxarchus e. a. waren echter aldaar geboren. AbdWl, lett. de dienaar Gods, de getrouwe engel, die Satan wederstond, toen deze de engelen tot opstand aan- spoorde. Abdy, klooster, waarvan een abt of eene abdis aan het hoofd staat. Abdis, (r. k.) titel van de overste van een vrouwenklooster. Abeeedarlum, (b ij b.) spelboekje; gedicht waarvan de opvolgende regels of strophen met de letters van het alphabet aanvangen; hulpmiddel om de bijbel- boeken, tien geboden enz. to onthouden. Abeeedarii psalms, (r.k.), alpha- betische psalmen, zoo ingericht, dat de verzen opvolgend beginnen met de letters van het alphabet. Abel, (he b r.) meerv. Abelim (Owel, Awelim) = rouwobedr#vende nabestaan- den. Ab hodlerno, (1 at.) van heden af, van hodie = heden. Abelardiseeren, - ontmannen, van Abelard, een beroemd geleerde der 12e eeuw (-- 1142) op wien de krank- zinnige Fulbert, vader van Heloise, deze bewerking met geweld deed toepassen. Abeneerragen, beroemd Moorsch gelacht in Granada. Abi- (he b r) (Abi-melech, Abi-nadab, Abi-schai) en evenzoo Aboe- (a r.) (Aboe-Bekr, Aboe-l-walid, Aboe-l-ghazi) = vader van; of voornaam pet-soon. Ook bij vrouwennamen (Abi-gall, Abi- Schag). AbigaTl, een Engelsch kameniertje, of komstig van Abigail Markham, die deze betrekking vervulde bij koningin Anna van Engeland en zulk een grooten in- vloed op haar verkreeg, dat zelfs de machtige Lady Churchhill, hertogin van Marlborough, voor haar het veld moest ruimen; daarnaar ook : een voorschoot of boezelaar, zooals kameniers dragen. Ab Igne Ignem capere, het eerie vuur aan het andere aansteken; ontleend aan Cicero's „De Officiis (Over de plichten) I, 16, waar van algemeene beleefdheden j egens iedereen sprake is, b.v. dat wij iedereen moeten toestaan aan ons vuur het hunne to ontsteken ; wordt door rookende geleerden, als zij om ,wat vuur" verzoeken, wel eens aan- gehaald. Ab initio, (lat.) van den beginne af; van Ab Irato, (lat.) in een oogenblik van toorn. Ab instantia, (lat.) vrijspraak, waarbij het tegen den aangeklaagde be- staande vermoeden niet opgeheven is, zoodat het onderzoek later weer aange- vangen kan worden. AB INTESTATO. 7 ABRAMMETJE. Ab Intestato, (1 a t.) zonder testa- ment. Erven ab intestato is erven hij versterf. Abiturlentsexamen, naam voor bet eindexamen der gymnasia in Duitsch- land, gemaakt van abiturus (zullende weggaan). Ab Jove principlum ! (1 a t.) met God begonnen; de geestelijkheid voor- aan ! - Letterlijk : Met Jupiter zij ons begin! ontleend aan Virgilius' derde Eclo- ga, vs. 60 -- gebruikelijk in den zin laat ons met bet voornaamste beginnen ; eere wien eere toekomt. Abnorm of abnornnaal, afwijkend van den regel, van norina= winkelhaak; vgl. onze zegswijze : niet in den hack. Abolitle, afschaffing, opheffing; bet doen ophouden eener reeds begonnen strafvervolging. Abolitionisten, (a m e r.) voorstan- ders van de afsehafhng (abolition) der slavernij in de Engelsche Kolonien en later in de V.S. Abonnement, inteekening, deel- neming, vooruitbestelling. Aborigines, de oudst bekende in- boorlingen van een land, in tegenstelling met de latere volkplanters of veroveraars. Ab ovo, in de Arte poetica van Horatius komt ab ovo in den volgenden zin voor Nee gemino bellum Trojanum orditur ab ovo. (Vers 147). ,, Als gij den Tro- jaanschen oorlog verliaalt, begin dan niet met bet tweelingsei, waaruit de schoone Helena is voortgekomen." Lett. en hij begint den Trojaanschen oorlog niet met de eieren. Beteekenis : haal een gebeur- tenis, die gij vertelt, niet to diep op. Ab ovo usque ad mala, van h et ei tot de appelen, van bet begin tot bet einde. Een Romeinsche Coena (hoofd- maaltijd) bestond uit drie gedeelten. Het eerste prikkelde den eetlust en bracht hoofdzakelijk eieren met specerijen; bet tweede was ,bet eigenlijk diner"; en bet derde bet dessert,waarbij mala, d. i. aller- lei appels, peren, granaatappelen enz., bet hoofdbestanddeel vormdcn. Abracadabra, tooverspreuk, be- stemd om op perkament geschreven aan een vlasdraad om den hals gedragen to worden als middel tegen koorts, kiespijn enz. In den vorm waarin de letters ge- plaatst werden herkent men bet denkbeeld van minderen. abracadabra a b r a c a d a b r abracadab a b r a c a d a a b r a c a d a b r a c a a b r a e a b r a a b r ab a Ook komt de vorm voor als abracadabra b r a c a d a b r a racadabra a c a d a b r a cad a bra a d a b r a d a b r a a b r a bra ra a dus met weglating telkens van een begin- letter. Begrijpelijk, dat abracadabra nu ook beteekent onzin. Abraham's borst, zie Abraham's schoot. Abrahams schoot of Abra- hams borst (Luk. XVI : 22). Aandui- ding van eene plaats der rust en der eere, vooral die van den zalige na den dood. Ontleend aan de gewoontc der ouden, om in halfliggende houding aan den disch to zitten, zoodat de een naar den ander overhelde. Boezem zou nog wel zoo juist vertaald zijn als schoot. In elk geval : aan 't hemelsch gastmaal aan to zitten, duidt blijde rust aan en daar naast Abraham geplaatst to zijn, hooge eer. Abrammetle, (Hij speelt -, - hij zoekt zich to redden door de halve waar- heid to zeggen; Abraham noemde veilig- heidshalve zijne vrouw zijne zuster, ze was nl. zijne stiefzuster, maar hij zeide niet, dat zij zijne vrouw was. ABRAXASSTEENEN. 8 ACADEMIE. Abraxassteenen, steenen, waarop zich eene figuur bevindt met de armen van een mensch, den kop van een haan en met slangvormige pooten, met een zweep in de rechter- en een krans in de linkerhand; van Abraxas, een mystisch- theosophisch woord van Egyptischen oor- sprong, dat ,het heilige woord" of „den gezegenden naam" beteekent, door den gnostischen wijsgeer Basilides (130 v. Chr.) als den naam der geopenbaarde Godheid gebezigd. - Later hebben de Alchemisten het als een geheimzinnig woord in eere gehouden. Abrupt, afgebroken, onsamenhan- gend. Absentismus (i e r 1.) de regelma- tige en gestadige afwezigheid der groote grondbezitters, die het beheer van hunne goederen vaak aan woekeraars en kneve- laars overlaten : van absent = afwezig. Absolute muziek, muziek, die in geenerlei betrekking staat tot eenige an- dere kunst. Absolutle, (r k.). 10. de vergiffenis van zonden, die in de biecht door de woorden van den priester gegeven wordt; de woorden, door welke de priester in debiecht de zonden vergeeft. 20. de kwijtschelding van kerkelijke straffen en ook de formule,waarmede deze geschonken wordt. 3°. de plechtigheid, welke in de R. K. kerk plaats heeft na een mis voor een overledene, als de priester de lijkbaar met wijwater besproeit enz. en eenigegebeden bidt of zingt. 4°. In het breviergebed het kapittel aan het slot van de primen en de korte ge- beden in de metten, die met de benedic- ties den overgang van d e psalmen tot de lessen vormen. 5°. generale absolutie, een voile aflaat, welke door den priester, onder zekere omstandigheden, (vooral aan stervenden) gegeven kan worden. Absolutlekruisen, (r k.) kruisen van lood, met absolutieformules er op, die, in de middeneeuwen onder de overledenen in de doodkisten gelegd werden. Absolutisten,de staatkundige partij, die de onbepaalde macht van den souve- rein voorstaat, en niet constitutioneele wetten en gezag. Abt, bij sommige kloosterorden de overste van een ~ of meer kloosters, die het recht heeft, myter en staf to dragen ; ook de voornaamste kluizenaars van de Egyptische woestijn, die in de eerste eeuwen der Kerk aldaar leerlingen om zich verzamelden. Zie abba.'Het is hier to lande niet zooals in Frankrijk de naam, waarmede geestelijken worden aangespro- ken, gelijkstaande met Eerwaarde Heer. Abtswouderboer (de), Huibert Cornsz. Poot, landman, to Abtswoude ge- boren. Ab uno disee omnes, Zie Accipe etc. Verg. Crimine ab uno disce omnes. Virgilius Aeneis II. 65 sq. Leer alien kennen uit gene misdaad. Gewoonlijk , beoordeel naar dit eene individu de gansche soort" of ,beoordeel naar dit eene staaltje al het overige." Abuslef, abuslevelljk, bij ver- gissing, bij misvatting. Abusus non tollit usum, het mis- bruik heft het gebruik niet op (maakt het gebruik nog niet ongeoorloofd). (Aut. onbekend).' Abbe, titel, dien men in 't Fransch geeft aan R. K. geestelijken, die geen pre- laat of ordensgeestelij ken zijn. Een prelaat noemt men Monseigneur, een ordensgeest- lijke Pre of Mon Pre. Abbe staat on- geveer gelijk met ons Eerwaarde Heer, maar is ook ons Hollandsch Abt, hoofd van een klooster. Acacia, (en wel de Mimosa nilotica (Linn.)) is de boom, waarvan het hout, ., Schittim-hout", in den Bijbel vaak ge- noemd wo'rdt,o.a. bij den tabernakel-bouw; de boom, dien de vrijmetselaren vooral hoog in eere houden. Aeademle. 1. inrichting van hooger onderwijs; 2. Vereeniging of genootschap van geleerden ter bevordering van we- tenschap ; van Gr. Lat. Academia, oorspr. een met boomen beplante wandelplaats en gymnasium bij Athene, zoo genaamd naar zekeren Akademos. ACADEMIE. 9 ACCREDITIEF. Aeademle (Coster's gesticht in 1617 ter beoefening van kunsten en we- tenschappen; later bijna uitsluitend van poezie, vooral dramatische. Het blazoen was een b#enlcorf, de zinspreuk was in onderschrift liver, in randschrift: Fervet opus, redolentque thymo fragrantia mel- la. 1617. d. i. Het werk is druk aan den gang en de welriekende honig verspreidt den geur van den tijm. Acanthus, bladversiering van Ko- rinthische en samengestelde zuilen. Cal- limachos verloor zijne dochter en zou een mand met bloemen op haar graf ge- plaatst hebben met een dakpan er op, teneinde ze niet door den wind to doen verwaaien. Toen hij daarna het graf be- zocht, was een acanthus om de mand ge- groeid. Dit trof den bouwmeester zoo, dat hij die versiering bij zijne bouwwerken aanbracht. Ace. (1 a t.) voor accepi : ik heb ont- vangen. Accarezzevole (m u z.), Weiend, streelend (z.a.) lusingando; vgl.fr.caresse. Accelerando (m u z.), versnellend. Accentus (m u z.), in het r.k. rituaal gezang (Gregoriaansch) de toon, waarop de priester en de altaardienaars zingen of reciteeren; tegengestelde van concentus, wat het koor zingt of voordraagt. Acceptant, degene, die aanneemt, eenen op hem getrokken wissel to voldoen. Acceptatle, Accept, schriftelijke verklaring op den wissel gesteld van acceptant, dat hij den op hem getrokken wissel aanneemt, en de daarin genoemde som op den vervaldag aan den houder of toonder zal uitbetalen. Accepteeren, zich tot betaling van een wissel verbinden door zijne hand- teekening daarop to zetten. Aecessit, tweede prijs of loffelijke vermelding; (1 a t.) van accedere, er bij komen, een toevoegsel. Accessoir, bijbehoorende zaak. Acclaccatura (m u z.) fr. pince etoufe verouderd, thans gelijkstaande met appaggiatura, korte voorslag voor eene noot. Accidentalen, aceldentifn, (m u z.) teekens, die aanwijzen, dat een toon verhoogd of verlaagd wordt, of dat de verhoogde of verlaagde toon tot den oorspronkelijken wordt teruggebracht. (Acelpe nunc Danaum Insi- dias, et erimine) ab uno Disee omnes, (1 at.) Virg. An. II vs. 64.Verneem nu de streken der Grieken, en leer nit een enkel schelmstuk hen allen kennen. Accolade, (it.) omhelzing van lat. a d collum = aan of tegen den hals, maar in de middeleeu`w•en 't zelfde als het f r. colee of acolee, d. i. de ridderslag, die met het plat van het zwaard gewoon- lijk driemaal op den nek van den aan- staanden knielenden ridder gegeven werd. In het Mnl. wordt accolade, acolee ver- taald met halsslach. Accommodeeren, eene schikking, of overeenkomst treffen; in de oogheel- kunst de lens van het oog wijzigen over- eenkomstig den afstand. Aecompagnato, (m u z.) voortdu- rende begeleiding van den zang, anders dan secco recitatief, waarbij alleen de harmonie kort aangegeven wordt. Accoord, vergelijk; overeenkomst, tusschen den schuldenaar en zijne schuld- eischers; onderhandsch om een faillisse- ment to voorkomen; gerechtel#k om uit den staat van faillissement to geraken. (Gewoonlijk : akkoord). Aceordeer, (a f r.) = (1) eene over- eenkonast sluiten, een vergel#k treffen, (2) overeenkomen met, gepast z#n, bijv. di man en vrou accordeergoet(eng.agree), de luch accordeer ni met my ni (eng. does not agree with me). Aeeordeon, muziekinstrument (ei- genlijk zonder s)iaar), Aecordoir, (m u z.) stemhamer; vgl. accoord of akkoord. Accrediteeren, iemand bij eenen derde vertrouwen en crediet bezorgen of openen; - iemand bij volmacht ver- trouwen doen schenken, of aanbevelen. Acereditief, z. Credietbrief. ACCRESCENDO. 10 ACHTERMIDDAG. Accreseendo, (m u z.) meer gebrui- kelijk is crescendo = toenemend of aan- grociend nl. in kracht. Ach, du lieber Augustin, lied, van den volkszanger Max Augustin in 1697, toen de pest to Weenen heerschte. Uitroep van schrik of teleurstelling. Achates, de trouwe vriend van Aeneas, vandaar trouwe metgezel en strijdgenoot = trouwe Achates. Achelen, (i s r.) eten (van h e b r. achel = eten). Acheron, de lijdensstroom; een van de vij f rivieren der onderwereld. Achi- in Hebreeuwsche persoonsnamen (Achi-melech, Achi-maats,Achi-tofel)bet. eig. broeder van Achilles, zoon van Peleus, de be- kende held der Ilias, en bij Homerus ge- naamd de snelvoetige. Van daar Achilles, de bijnaam der aan- sprekers, om hun hard loopen. Achilles, naar dezen Griekschen held uit den Trojaanschen oorlog, om zijne vlugheid vermaard, heet in de logica de valsche sluitrede, volgens welke men be- wijst, dat een langzaam voortgaande schildpad, die een klein eind wegs vooruit is, telkens de helft ingehaald wordende inhalende nimmer door een ander zoo snel als Achilles loopend voorwerp kan inge- haald worden, omdat de afstand, ofschoon ook tot steeds kleineregedeelten gebracht, nooit geheel kan verdwijnen. Achilles, de Romeinsche : Sicinius Dentatus. (405 v. C.); de Engelsehe: de Hertog van Wellington (1769-1852.); de Duitsche: Albert, keurvorst vanBranden- burg. (1414-1486). Achilleshiel, zwak punt in iemands karakter of zedelijkheid, ook in een betoog of een stelsel, naar den hiel van den Griekschen held Achilles, het eenige kwetsbare deel aan het lichaam van den held. Zijne moeder Thetis name- lijk dompelde haar zoon in den Styx om hem onkwetsbaar to maken, - 't geen haar gelukte met uitzondering van den Kiel, waarbij zij het kind vasthield. Achillespees, het peesachtig uit- einde der kuitspieren (bij den mensch), dat deze met den hiel verbindt; zie Achilleshiel. Achitophels read, raad, then het gevaarlijk is op to volgen. II. Sam. XVI en XVII. Achten (Stuk van - geldstuk uit de 16e eeuw, ter waarde van acht schellingen. Acme, (g r.) een punt; suede : het toppunt. Achtentwintig, zilveren muntstuk van 28 stuivers, ook wel goudgulden ge- heeten, geslagen in de zeven provincien in sommige steden tussehen 1600 en 1704. De goede waren nog met een stempeltje voorzien. Van daar de sprw. Zij is ge- stempeld of de klop is er op voor eene 28-j arige maagd. Achterkasteel,(id. voorkasteel) op den voor- en achtersteven der middel- eeuwsche oorlogsschepen hooge verster- kingen met torens en kanteelen voorzien, waarin boogschutters geplaatst waren. Achterlaaiers (a f r.), pandjas, lange jas. Achterlader = het geweer, waarbij de patronen achter in den loop worden gedaan, in tegenstelling met den tromp- lader, waarbij kruit, prop en bagel van voren in den loop worden geladen en met den laadstok vastgestampt. Achterlosig (a f r.) nalatig. Achtermekaar, (a f r.) bijw. en adj. 'n achtermekaar(flinke)kerel", „dit gaat net achtermekaar", 't gaat goed, bet is alsof bet van een leiendakje loopt, ,hij praatachterinekaar",hij spreekt zeer vlot. Achterwiel, volksbenaming voor het 21/2 Guldenstuk, met bijgedachte aan de achterste, grootste wielen van een rij- tuig; de gulden heet dan voorwiel of wiel, ook pop naar den ouden stempel met het beeld der vrijheid; daarom voorheen stokmannetje thans ook kopstuk. Achterwinkel, oud, voor schuil- hoek; eerste beteekenis van winkel=hoek. Achtermiddag, (s cheep s t.) de wacht aan boord van 12 uur 'smiddags tot 4 uur. ACHTKANTE BOER. 11 ACTIEBEURS. Achtkante boer, een beruchte dief en inbreker uit bet laatst der 17e eeuw, wiens geraamte naast andere curiositeiten op de voormalige snijkamer to Amsterdam to kijk was. ltij was vermaard om zijne verbazende sprongen, zooals over de Goudsbloemgraeht to Amsterdam met eene vrouw in zijn arm en van den oever op eene voorbijvarende trekschuit in den Vaartschen Rijn. De schrik voor zijnnaam verbreidde zich door bet geheele land. Hij maakte den weg tusschen Utrecht en Vreeswijk onveilig; hij stal in den Haag bij den vader van bet Oude-mannenliuis een bed en een zak guldens en gaf ze aan eene arme weduwe ten geschenke. Vandaar bet sprw.: „hij doet als de acht- kante boer : hij steelt bet bij den een en brpngt bet bij den ander." Zooals bet met vele ,grQote" mannen gaat : veel, wat van hem verhaald wordt, behoort tot bet ]even en de daden van anderen. Een flinke kerel noemde men „een vierkante kerel," maar hij was dubbel vierkant, dat is: achtkant. Acide Witse et excipe pryzia in plaats van Accede Witse, et accipe praemiuna = tree nader Witse en ont- vang een prijs. (Acide = zuur). (Came- ra Obscura). Acolyt (r k.), hij, die de laatste en hoogste der vier mindere orden ontvan- gen heeft, welke bet subdiakonaat voor- afgaan. Zijn ambt is den subdiaken en diaken to volgen en bij to staan, licht aansteken, wierook dragen, wijn en water gereed zetten ; tot teeken zijner waardig- heid ontvangt hij bij zijn wijding kande- laar, wierookvat en ampullen. Acolyten, helpers, trawanten, vol- gelingen, vaak in ongunstigen zin gebe- zigd ; van gr. Acolyt, ook : van gr. ako- loathos, lat. acobuth, naam voor een soort van ondergeschikte kerkdienaars, in de 3e eeuw aangesteld om de priesters en bisschoppen ter zijde to staan. Aconiet, vergiftige plant, ontstaan uit bet schuim van den helhond Cerberus, toen Herakles hem de keel dichtkneep, om toegang to hebben tot de onderwereld. Aconte, op. afrekening, in mindering van rekening. A costi, in uwe stad, in de plaats naar welke geschreven wordt. Acquit (b i 11.), bet uit- of opzetten van een bal; ook de plaats, waar de bal gezet wordt. Acquit, pr. Acquit, voldaan, vooral bij wissels en acceptation. Acrostichon, vers, waarvan de eerste letters der opvolgende regels een woord vormen. Bet woord werd bet eerst toegepast op de verzen der Erythraeische Sybilla op bladeren geschreven. Wanneer de bladeren waren gesorteerd en in orde gelegd, maakten de eerste letters altijd een woord. Actaeon, vereerder van vrouwelijk schoon, van Actaeon (Grieksche mytho- logic) beroemd jager, die eens de badende Artemis (Diana) begluurde en door haar tot straf in een Bert veranderd werd. Actaeoniseeren, horens opzetten, tot horendrager maken. Acta est tabula, (la at.) de Mick is gespeeld. Laatste woorden van keizer Augustus op zijn doodbed. Ook Rabelais zou stervende gezegd hebben : La farce est joule. Actor Martyrum (r k.), de gerech- telijke protocollen over bet verhoor, de veroordeeling en bet lijden der christe- lijke martelaren; verder alle schriftelijke opteekeningen over bet ]even en lijden der Christelijke martelaren. Acta Sanctorum (rk.), biographi- sche lijst van heiligen; vooral bet door de Jesuiten in de 17e eeuw begonnen reuzenwerk, waarin de levens der heili- gen, met opneming van alle authentieke stukken, uitvoerig beschreven zijn. (Zie Bollandisten.) Acte, (gew. Akte), een geschrift strek- kende tot bewijs van eene overeenkomst of andere rechtshandeling. Actie, aandeelbewijs, waardoor men deelhebber wordt van de een of andere onderneming voor bet bedrag, dat op de actie staat uitgedrukt. Actiebeurs, hoofdzetel van deny effectenhandel. ACTIEBOEF. 12 ADAM'S BRUG. Aetieboel, een man, die slechte aan- deelen voor goede ter markt brengt. Aetiet, Activa, bet gezamenlijk bedrag van hetgeen men aan roerende en onroerende goederen, contant geld, wissels en uitstaande schuldvorderingen bezit. Actief-schulden, de uitstaande vorderingen. Actie-handel, in- en verkoop van actien of aandeelen; de actiehandel (bij uitnemendheid) was die in de dagen van John Law, begin der 18e eeuw. Actie-hoven, buitenplaats tusschen Rotterdam en Gouda van den, in den actienhandel rijk geworden, Robert Hen- nebo. Actie-kegelspel, ruitennegen in bet kaartspel van Momus," waar Law ioning van is. Actienar, hij, die alles op 't spel zet, om geld to winnen. Aetietiid, windhandel in 1720. Actionisten, handelaars in aandee- len, bepaaldelijk de mannen van 1720, die handelden in de actien van John Law. Aetionistisehe kaarten, twee kaartspellen, elk op een vel in plano, waarin de windhandel van 1720 bespot- telijk wordt voorgesteld. Aetum ut supra, (I at.) gedaan als boven. A.d. (1 a t.) ante diem = voor den (bepaalden) dag. A dato, van heden af, van den dag der afgifte. Ad absurdum, (]at.) door of in het onger#mde, bet bewijs van eene waar- heid door bet bewijs, dat bet tegengestelde ongerijmd is. Ad altiora = tot hoogere dingen nam. bevorderd worden. Ad calendas Graecas, de eerste dag der maand heette bij de Romeinen calendae en van then dag telden zij terug om de laatste dagen der vorige maand aan to duiden. De Grieken duidden dhu tijd op een andere wijze aan en kenden dus geen calendae; vandaar ad calendas Graecas = op de Grieksche kalenden, d. i. op St. Jutmis, nooit. Volgens Suetonius of komstig van Keizer A ugustus. Adagio (m u z.) langzaam. Adagium, (lat.) een spreekwoord. Adam (h e b r.), naam van den eersten uit stof des aardbodems gevorm- den mensch, want Adama (Hebr.), betee- kent aardbodem, waarvan de stam rood zijn beteekent. Adam, de oude de zonde, neiging tot boosheid, Adam voorgesteld als de man, die de zonde in de wereld bracht. De tweede Adam; de nieuwe Adam enz. Jezus Christus, gedacht als tweede hoofd der menschheid, na Adam, die bet eerste hoofd er van was. Adam, een trouwe oude bediende. Het karakter is ontleend aan Shake- speare's blijspel As you like it," waar de oude knecht, die de familie drie en zestig jaar diende, aanbiedt Oliver op zijn vlucht to vergezellen en zijne zuinig be- waarde spaarpenningen - een 500 kro- nen - met hem to deelen. Adam's aarde, gewone roode aarde van hebr. Adam = mensch en Adama = aarde, waarvan de stam rood zyn beteekent. Adam's appel, noemt men soms den Ethrog of ceder-appel, die tot de vier plantsoorten behoort, welke elk jaar op bet Loofhuttenfeest (overeenkomstig Levit. XXIII, 40) door de Israelieten worden aangeschaft tot het houden van kerkelijke ceremonien. Die naam Adam's appel spruit voort uit de legende, dat de verboden vrucht, door Adam en Eva in bet paradijs genuttigd, een Ethrog was, en een stuk daarvan hem in de keel bleef steken. Daarom beet ook bet vooruitste- kend strottenhoofd : Adam's appel. Adam's brag, reeks van ondiepten en rotsklippen tusschen Ceylon en Voor- Indie. De naam is of komstig van de over- levering, dat Adam van Ceylon uitgaande over deze bij ebbe bet vasteland bereikte. ADAM'S PIER. 13 ADIAPHORISTISCHE STRIJD. Adam's piek, port. Pico de Adam, berg op Ceylon, door de Arabieren aldus genoemd, omdat zij beweren, dat Adam zijne verdrijving uit hetParadijs betreurde en zoolang op een been bleef staan, tot God hem vergiffenis schonk. In de rotsen wordt de 5 voet lange en 2 voet breede voet nog aangewezen. Bij de inboorlingen heet de top Samanala of Sripada = top met den heiligen voet, omdat zij den voetstap voor dien van Boeddha houden. De Europeanen namen den naam van de Portugeezen en deze van de Arabieren over. Adams-gild, de tuinlieden naar Adam hun patroon, dien men als den eersten tuinman beschouwt ; ook : gilde derappel- en fruitverkoopers. Zie Adams- app el. Adamsvork = vingers. Eten met de Adamsvorken. Adamieten, eene sekte van dwepers, die zich in de 15e en 16e eeuw over Bo- hemen en Moravie verspreidde.De stiebter (in 1400) was een man, die zich , Zoon van God" noemde. Hij beweerde, dat hij de menschen tot hun oorspronkelijken staat van onschuld moest terug brengen.. paarom droegen ze geen kleeren, de vrouwen waren aan allen gemeen en alle handelingen waren gelijk, er was geen goed of kwaad. (Zie Naaktloopers). Adamieten, (a m e r.) aanhangers van John Quincy Adams, 10e pres. der V. S. (1821-1832). Zie „Jacksonieten". Adat, (m a 1.) de gewoonte, het ge- bruik. Op Java heet adat, wat sedert 16 jaren bestaan heeft. Ad augusta per augusta, (1 a t.) tot den hoogsten rang langs smalle wegen; het kost veel moeite een eervolle plaats to verwerven. Adderengebroedsel, boosaardige, gevaarlijke menschen. Ad depositum, ter bewaring, neder- gelegd, gedeponeerd. Addisonsche ziekte, ongesteld- heid die zich openbaart in een donkere of gebronsde kleur der huid, zwakheid van gestel en een ontaarding der bijnieren ; naar den Engelschen geneesheer Addison, die ze het eerst beschreven heeft. Addolorato, (in u z.) weemoedig; vgl. fr. douleur. Adelaar, (herald.) met twee kop- pen, zinnebeeld van het 0. en W. R,o- meinsche rijk, altijd zwart in gouden veld. Adem, (i s r.) - schoonzoon (hgd. Eidam.) Adelstamskruls, (h e r a 1 d.) = kla- verkruis, het veldteeken -van den Angel- saksischen koning Adelstan, die de Denen verdreef en de Schotten over de grenzen joeg. Adept, iemand, die het gevonden heeft (van lat. adeptus). Bij de Alche- misten heette adeptus elk, die beweerde het levens-elixer of den steen der wijzen „gevonden" to hebben. Ad fundum, (stud.) =tot den bodem toe! Aanmaning om het glas leeg to drinken. Adgio, ado,(muz.)verk.voor adagio. Adhaesie, (p h y s.) aankleving, fig. erkenning van een staat van zaken, toe- treding tot eene overeenkomst. Ad hoc, (1 at.) - tot dit (bijzonder doel) of ten deze. Adhuc scat, (lat.) nog staat zij ; maconniek motto onder een halfgebroken zuil. Adhuc sub ludice Us est, ook Grammatici certant et adhuc sub judice lis est. Horatius Epistola ad Pisones 78. De geleerden strrjden er over en het twistpunt is nog niet beslecht. Adhuc tua messis in herbs est, Ovidius Heroides 16 (17) 263. Uw oogst staat nog in den halm. Er moet nog heel wat gebeuren, eer gij klaar zijt. Adiaphoristische strild (der 16e eeuw). Na het Augsburgsche Interim (= wapenstilstand op godgeleerd gebied) in 1548, besloten de Protestantsche theo- logen to Leipzig vergaderd (Dec. 1548) dat men in zoogenoemde onverschillige zaken adiaphora geheeten, (als bv. de inrichting der Godsdienstoefeningen, de Lptijnsche gezangen,oorbiecht, laatste oliesel,) eenige toegevendheid zou gebruiken. Dit woord adiaphora (g r.) werd het eerst gebezigd in een strijd op zedekundig gebied tus- schen Epicurus (341-270 v. C.) en de Sto cijnen. ADIEU. 14 AD OCULOS. Adieu, vaarwel, verkorting van a Dieu: („Ik beveel u) aan God." Ad halos, (stud.) naar de haaien. Ad Infinitum, (1 a t.) tot in het on- eindige. Ad Interim, (1 a t.) tusschenbeide, in afwachting; meestal: tijdelijk. AM pats of Raden Adi pats, titel van een Indisch inlandsch hoofd; Pangeran is een hoogere en Tom- mongong een lagere titel. Adirato, (m u z.) toornig. Adludieieeren, gerechtelijk toe- wizen. Adjunct, ambtenaar van lageren rang, aan een hoogeren toegevoegd om then to helpen of to vervangen. Adlustage, het vaststellen van het juiste gewicht, gelijk of effen maken bijv. van balansen. Ad libitum, (lat.) naar believen. Een bovenschrift of aanwijzing in de muziek, dat de maat of een gedeelte van het accompagnement naar goedvinden van den executant kan ingericht warden. Ad malorem Dei gloriam, _ Ter meerdere eere Gods: motto van de Societeit van Jezus of de Jezuieten. Admirant, Spaansche naam voor generaal bij de zeemacht. Ad modem Minelli, (1 at.) naar de methode van Minellius, den in 1683 overleden rector van het. Erasmiaansch gymnasium to Rotterdam ; uitgaven van klassieken met woordelijke vertaling, waardoor den leerling niets to denken overbleef. Adnotationes in margine,(l a t.) aanteekeningen op den rand der bladzijde, kantteekeningen. Admiraal, gevormd van Arir-al- ma, bevelhebber der zee, Amir-al-Omra bevelhebber van 't leger. Admiraal (de - heeft gescho- ten: de gastheer heeft zijn glas opgeno- men, en daardoor het sein gegeven; van het wachtschot van het Admiraalscliip, 's morgens en 's avonds sein gevende. Ook in een gevecht geeft het Admiraal- schip het sein om to beginnen. Admiraalschap zeilen. (In-In de 15e eeuw werd voorgeschreven, dat we- gens het gevaar van kapers, de koopvaar- ders bij elkander moesten blij ven, en niet elkander vooruit, mochten zeilen om het eerst op de markt to zijn. Er werden vier Admiraals en vier Onder-Admiraals be- noemd, wier schepen zonder lading en geheel ten oorloge toegerust moesten zijn. Twee A dmiraalschepen moesten vooraan, twee achteraan blijven. Deze wijze van zeilen, door de voorzichtigheid geboden, heette in Admiraalschap zeilen. Wat eerst ernst, hoog noodig was, werd later spelevarend nagevolgd. lie 't volgende artikel. Admiraalzeilen, een zeilwedstrijd der 17e-eeuwsche Amsterdammers en Rotterdammers, eens in 't jaar. Hij, die 't won, heette de Admiraal. Later veranderde deze wedstrijd in een luisterrijk spelevaren, een zeilen inAdmi- raalschap, dat to Amsterdam tot in de -tweede helft der 19e eeuw voortgezet werd en bij het yolk den naam van Admiraal- zeilen bleef behouden. De titel van Admiraal werd toen niet meer of hankelijk gesteld van een' wedstrijd, maar geschon- ken aan den rijksten en edelsten der 3eelnemers. Admiraliteit, het zeegerecht; de zeekrijgsraad. Admittitur, (h and.) het wordt toe- gelaten; verklaring van toestemming, goedkeuring of inwilliging. Admonitie, (h a n d.) aanmaning, herinnering. Ad nauseam usque, (lat.) tot walgens toe. Ad notam, (lat. nota = teeken) ter opmerking; daarom a d n o t a m n e m e h, ergens op gaan letten. Ad oculos, (1 a t.) voor oogen (nam. bewijzen) blijkbaar, duidelijk in het oog- loopend bewijzen. ADONAI. 15 ADVOCATEN V. D. H. PETRUS. Adonal, (h e b r.) letterlijk : Mine Heeren! deze meervoudsvorm wordt enkelvoudig gebruikt bij het spreken tot God. - Daar de Israelieten den ge- schrevennaam Gods(J-H-V-I1)niet mogen uitspreken, zoo zeggen zij steeds in plaats daarvan het woord Adonai = Heere. En om ook dien naam niet onnoodig uit to spreken, wordt vaak daarvoor gezegd Ado-Schem dat is : Ado... en hoe verder de naam Gods is (Schem, Hebr. = naam. Adonis, een jongeling, die om zijn ongemeene schoonheid door Venus werd bemind ; daaronn noemt men spottend een erg mooi jonkman een adonis. Adoniseeren, mooi maken, vgl. Adonis. Adonisfeest, feest gevierd ter eere van den schoonen, jongeling door Venus bemind en bij ongeluk gedood, met luid vrouwengejammer. Adonis-tuin, een waardeloos speel- goed; iets zeer vergankelijks; zinspeling op de venkel- en latuwpotten, die voor het jaarlijksche Adonisfeest gebruikt en den volgenden crag weggeworpen werden. Adonisch vers (een - bestaat uit een dactylus (done lange lettergreep door twee korte gevolgd - -') en uit een spondaeus (twee large lettergrepen - -) of trochaeus (een large lettergreep ° e- volgd door een korte - -) ; naar de liederen, die bij de Adonisfeesten (Adonia) gezongen werden ter eere van Adonis (z.a.) Ad patres, (1 a t.) tot (zijne) vaderen (verzameld) d. i. overleden. Ad perpetuam memoriam, ter eeuwige gedachtenis. Ad pies causal of Ad pbos usus, (lat.) tot vrome doeleinden, ook schertsend van nietswaar- dige papieren gezegd, die op een moeielijk to noemen plaatst terecht komen. Ad referendum, (h and.) of hanke- lijk makers van de beslissing eens vol- machtgevers. Adrastea, (g r.) bij de Rom. Nemesis lett. de onontvluchtbare, de godin der wraak of wedervergelding. Adrittura, samentrekking van adi- rittura, rechtstreeks, onmiddelijk (bij wissels). Ad turpia nemo obligatur,(la t.) tot het schandelijke is niemand verplicht. Adulatio, kruipende vereering der vorsten. Zij bestond hierin, dat men zich met het aangezicht ter aarde wierp en den grond kuste. Adulteratie, vervalsching. Ad usum Delphini, (1 a t.) ten ge- bruike van den Dauphijn, wordt gezegd van de gezuiverde edities der klassieken, die van de aanstootelijke passages moesten ontdaan zijn, vour dat zij den Dauphbn (zoon van Lod.XIV)bij zijn studien werden in handen gegeven. Wordt thans nog gezegd van alle pasklaar gemaakte boe- ken, verhalen, berichten enz. Ad valorem,(l a t.) volgens den prijs. Sommige inkomende rechten wisselen of naar de waarde der ingevoerde goederen. Wordt recht ad valorem geeischt dan be- taalt men van een duurder artikel meer dan van dezelfde hoeveelheid eener goed- koopere soort. Ad vstivas academicas, (lat.) op de deuren, of borden waar de acade- mische of kondigingen plaats vinden. Advenant, naar, naar gelang ; meestal navenant. Advent, Adventus Domini, d. i. de komst des Heeren, de jaarlijks weder- keerende tijd van voorbereiding tot het Kerstfeest, beginnend op den 4den Zondag, voor het Kerstfeest. Bij de Grieken 40 dagen voor Kerstmis. Adversaria, (d. i.: -scripta), aan- teekenboek of journaal, waarin men voor- loopig ontvangsten en uitgaven opteeken- de om ze later in het kasboek (tabulae of codex accepti et expensi) over to brengen. Voorts : boek van aanteekenin- gen (van allerlei aard). Advies, bericht, mededeeling, aan- kondiging ; bij wissels met of zonder advies, is, dat de betrokkene van de tiit- gifte van dien wissel al of geen bericht van den trekker ontvangt. Advocaten v. d. H. Petrus, ver- eeniging van rechtsgeleerden opgericht bij het 50-jarige Bisschopsjubild van Pius IX om het katholiek geloof en de rechten van den apostolischen Stoel to verdedigen. Tot eerelid worden ook anderen dan rechtsgeleerden benoemd. ADVOCATUS. 16 AESOPUS. Advocates, (r o m.) iemand, die bij een rechtsgeding ten behoeve van een der partijen tegenwoordig is, niet om to pleiten, maar om door zijne aanwezigheid eenigen invloed uit to oefenen en, zoo noodig, raad to geven. De pleiters werden causarum patroni geheeten. Onder de keizers verdween dit onderscheid. Advocates Del - Gods-advocaat, en Advocatus diaboll - duivels- advocaat, namen der personen, die bij heiligverklaring in de R. K. Kerk -*6r en tegen de canonisatie pleiten. In de middeleeuwsche letterkunde Mas- caroen, die in naam der duivelen in bet zoogenaamde Satansproces tegen Maria, advocaat der menschen, pleit. Advokaat, Advocaat of Advo- catenborrel, mbrgendrank, zoo ge- noemd, omdat hij een zacht smeersel voor de keel is, zeer geschikt voor menschen, die veel moeten spreken, dus vooral voor advocaten. Aediles, Romeinsche opzichters over gebouwen, marktprijzen, korenmagazij- nen en openbare spelen. Aegis, ik werp mijn Aegis over u, d.i. mijne bescherming.Zoo heette Jupiters schild, door Vulkaan vervaardigd en bet symbool van ,Goddelijke bescherming". Aenels, bet episch gedicht van Virgilius, waarin Aeneas de held is. Aeolodleon, muziekinstrument in de 17e eeuw door een Jezuiet, Kircher, uitgevonden ; de tonen worden voortge- bracht door het blazen van den wind tegen verticaal gespannen snaren. Aeolus-grotten of windgrotten, openingen in de aarde of in bergwanden, waar een zoo sterke luchtstroom doorheen gaat, - des zomers naar buiten en des winters naar binnen, - dat daardoor een zeer merkbaar ruisehend of huilend ge- luid wordt veroorzaakt; = naar Aeolus, den god der winden. Aeolus, de god van den wind. Aeoolsche harp, de windharp, doos met overgespannen snaren; zoo geplaatst, dat een luchtstroom, die langs de snaren gaat, er muzikale geluiden aan ontlokt. Aequivalent, dezelfde waarde, ge- heele schadeloosstelling. -, directe gemeente-belasting to Am- sterdam voor de invoering der inkomsten- belasting, als aequivalent voor den afge- schaften accijns op bet gemaal. Aequivalents paritelt, de ge- lijkheid van de munten en wissels op verschillende handelsplaatsen. Aera = tijdperk, tijdrekening. De voornaamste Aeras zijn Die van Konstantinopel beg. A. M. 5500 11 11 Alexandrie „ V. C..5492 der Joden „ 3700 van de Olympiaden 776 Rome (A.U.C.) 753 Julianus 45 „ der Christenen „ A.D. 0 De Hegira ,, 622 Die van IJezdegird (Perzische) ,, 632 Acre perennius, (Exigi monn- mentum - Ik heb een gedenkteeken opgericht duurzamner dan brons Horatius Ode XXX, Lib. III. Aes is oorspronkelijk kopererts en wat daar van vervaardigd is; ook bet uit koper en tin gemengde brons heet Aes, later in bet algemeen munt:Aes sign atum = gemunt geld. Aes grave de zware oude Romeinsche munt, toen de as, zijnde de waarde van een pond koper, nog bet voile gewicht had (as libralis). Aes alienum is schuld, bet passief vermogen in tegen- stelling van aes scum actiefvermogen. Aesehylus (de Fransche - Cre- billon (1674-1762) aldus vergeleken met den grooten Griekschen treurspeldichter. Aeseulaap, schertsend voor genees- beer; van Lat. Aesculapius, Grieksch Asklepios, den god der geneeskunde. Aesopus, beroemd Gricksch fabel- dichter; - van Arabic, LohmanNasser(5e eeuw) beroemd fabeldichter; - van Engeland, John Gay (1688- 1732) ; - van Frankr#k, Jean de la Fontaine (1621-1695) ; - van Duitschland, Gotthold Ephraim Lessing (1729-1781) ; - van Indie, Bidpay of Pilpay. (Onge- veer drie eeuwen voor de Christelijke tijdrekening). AFDILAAIEIt. 17 AFLEIDING. Afdraaler, (j a c h t.) een bij de jacht- wet verboden vuurwapen, bestaande uit verschillende stukken, die aan elkander kunnen worden geschroefd ; de stukken kunnen gemakkelijk onder de kleederen verborgen worden ; - vandaar een dik- wijls door stroopers gebruikt wapen. Afdra'and en opdra'and (a f r.) afhellend en hellend, gemakkelijk en moeielijk. Afdra'anshoogte, (a f r.) stijf- kop, eigenzinnig mensch. Affetto, con affetto of affet- tuoso (m u z.) met gevoel, met veel uit- drukking. Affiehe, aangeplakt bericht of bevel; leis petites affiches, een Parijsch advertentieblad. Affidavit, (1 a t.) verzekering onder eede. Aff-kaumon, (n h b r.) na-spas, slotspi, js; het stukj a Paaschbrood, w aar- mede de Isr. op de beide Paasch-avonden het maal besluiten. Affilar (of filar) it tuono, (m u z.) den toon gelijkmatig en aanhoudend laten uitstroomen; (z. o.) metter la voce, messa d i voce. Affineeren, zuiveren, fijner maken bij de edele metalen. Affretement, (f r.) scheepsvracht, huur van een schip. Affreteur, (f r.) scheepsbevrachter. Affront, eigenlijk front tegenover front. Bij woeste volken staan de legers op die wijze tegenover elkaar voor de aanval begint. Gebaren, scheldwoorden, smaad- redenen dienen om elkaar schrik aan to jagen. Na dit affront" begint de strijd. Affuit, onderstel of voetstuk van een kanon; samengetrokken uit A fi't (f r.) = ad fustuyn (b a s t. 1 a t.) op het voetstuk. Afflavit Dens et dissipati suet, (1 a t.) God blies en zij werden ver- strooid, Schillers verbastering van Flavit .Jehovah et dissipati sent, randschrift van den historiepenning in 1588 to Middelburg geslagen, op den ondergang der Onover- winnelijke Vloot. Daar stond Jehovah in Hebr. letters in eene wolk. Afflitto, (m u z.) treurig, somber, vgl. fr. affliction. Affodil of daffodil, doodenbloem. Affrettando, (m u z.) snel, vlug, ook stringendo, afrettado, pile masso. Afhaken der luiken, in sommige streken is het een sterf huisgebruik, een vensterluik of to nemen en tegen den huismuur to zetten. Afkapittelen, ernstig vermanen, uit hgd. abkapiteln, van , Domkapitel" samenkomst van geestelijken in de ,,Ka- pitelstube" waar volgens een Kanon van 760 de geestelijken bijeenkwamen om zich uit Leviticus to hooren voorlezen en naar aanleiding van het gelezene to hooren vermanen. Afkloppen, (a f r.) van paarden op sterven liggen, sterven ; ook kloppen op het billard ten teeken, dat men wenscht to spelen. Aflaat, (r.k.) eene door de Kerk buiten de biecht verleende kwijtschelding van de t#delijke straffen, na de ver- geving der zonden hier of in het vagevuur to lijden. Door vollen aflaat worden alle tijdelijke straffen kwijtgescholden. De ge- deeltelijke aflaten worden afgemeten naar do vroegere kerkelijke boeten, zoo betee- kent bijvoorbeeld een aflaat van 7 jaren en 7 quadragenen (7 X 40 dagen) de kwijt- schelding van zooveel tijdelijke straf, als men zou kunnen afdoen, wanneer men gedurende 7 jaren en 7 X 40 dagen volgens de oude kerkelijke tuchtregels boete gedaan had. Afleggen, een lijk ontkleeden en in de doodswade hullen. Ook : sterven. Aflegger, zij, die de studie als een sinecure (1 a t. sine cura = zonder zorg, schijnambt, post waaraan geen werk, verbonden is) of als een voorwendsel beschouwen en daardoor niet slagen. Aflegger, een afgedragen kleed, dat men weggeeft. Afleiding, (t 1 g.), afvoer van den stroom naar de aarde, door aanraking van den draad met een geleidend voor- werp, zoodat een zijweg ontstaat, die den stroom van den voor hem bestemden weg afleidt. 2 AF}EEM. 18 AGNOSTICISME. Afneem; (a f r.) portretteeren, afne- mer, photograaf. Afnooi, (a f r.) uitnoodigen om af- testijgen. Aisnede, (f r.: exerge), oudtijds bet segment onder bet muntbeeld binnen den ,,binnenrand" door een dwarslijntje afge- sneden, waarin veelal het jaartal geplaatst werd. Afsteken, visite (s t u d.) bezoek afleggen. Men hoort soms ook speech (spr.uit:speeg)afsteken voor:rede houden. Aftrekken (van een geweer, (m i 1.) door gloeiing den loop zuiveren van zoutvlekken. Afzakkertle, van afzakken = weg- gaan ; dronk ten afscheid. Voorheen als damesdrank brandewijn met rozijnen en suiker. Aga, (t k s.) beer, meester, militair opperhoofd, bet burgerlijk opperhoofd beet efendi. Aga of Agha, (tart.) betee- kent : beer of bevelhebber. Bij de Turken als officieele titel in gebruik. (Silihdar- Aga, opperbevelhebber over ruiterij en voetvolk. Janitseharen-Aga enz.) Agar-agar, (m a 1.) eetbare zeewier, die verkocht wordt in staafjes, welke men smelt om er gelei van to maken. Agape, liefdemaal zooals de eerste Christenen voor of na bet Avondmaal hielden, bekostigd door wie bet ver- mochten, maar toegankelijk voor alien, (gr. = liefde). Agathologie, (phi 1.) De leer van het goede. Age, si quid agis, Plautus, Persa 44. 107. (656 e. e. Indien g# iets doet, doe het dan goed, (wijd er dan al uw aandacht aan). Vgl. Ago quod Ago. Agenda, notitieboek,,wwaarin alle za- ken in tijdsorde aangeteekend-worden; van ago (lat.) = ik handel, dus agenda = de to behandelen zaken; ook de lijst daarvan. Agents provocateurs, (f r..) lok- beambten, handlangers der politie, die tot misdaden verlokken om den dader to kunnen betrappen. Ad unum omnes.(l at.) alle zonder uitzonder. ing. Agilita (m u z.) bewegelijkheid, vlug- heid; fr. agileti. Agio, vergoeding; opgeld, dat men bij bet verwisselen van de eene geldsoort tegen eene andere betalen moet ; bet on- derscheid tusschen de nominale en de reoele waarde der munten, de koers der edele metalen boven den standprijs. Agiotage, speculeeren op bet ver- schil tusschen den geld- en den papier- koers; - beursspel, speculatie en woeker met effekten, action enz. door middel van bedriegelijke operation, die eene daling of rijzing der effekten ten gevolge hebben. Agioteur, woekeraar met opgeld, effekten enz. Agitato (m u z.) opgewekt, fr. agite. Agla, cabalistisch voor God, naar de beginletters van Attah, Gibbor, Leholam, Adonai. (Gij zijt sterk tot in eeuwigheid, o God!) Aglaia, „de schitterende," de jongste der drie Charites, Gratin of Bevallig- heden, die alles in hemel en op aarde met een waas van bevalligheid omhulden. - Aglaja, een vroeger modejournaal voor dames, heeft aan deze godin den naam ontleend. Agnati et cognati = bloedver- wanten van vaders-, bloedverwanten van 2noederszjjde. In dezen zin gebruikt, maar onjuist. In bet Rom. recht zijn Agnati degenen, die onder dezelfdepatria potestas (vaderlijke macht) staan; Cognati bloedverwanten, (ook van vaderszijde). Agnosceeren, erkennen van eene handteekening, document. Agnostic, (van a priv. en gnostikos, kennende)iemand,die erkent, niet to willen beslissen in theol. leerstukken, die dus noch aanneemt, noch ontkent, wat om- trent godheid of eeuwig leven geleeraard wordt, allereerst gebezigd door Prof. Huxley in 1869. Agnosticisme, bet stelsel, waarin men aanneemt, nooit tot een positieve zekerheid to komen omtrent de theol. vraagstukken, bet stelsel -der agnostics, tegenover dogmatisch skepticisme, zoo- wel als tegenover -dogmatisch theisme, de school van Herbert Spencer. AGNUS DEI. 19 AKADEMIE DE BIJKORF. Agnus Del (rk.). Lam Gods. 10. Symbolische naam van Christus. 20. Af beelding van een lam met kruis- vaan, (symbool van Christus. Joh. I : 36.) 3°. Ovale medaillons, gemaakt uit de was der Paaschkaarsen; op de eene zijde het Lam Gods met een kruisvaan, op de andere zijde de beeltenis van een heilige ; sommige bevatten gewijde asch. Zij w or- den door den Paus gewijd op Dinsdag na Paschen in heteerste en zevende jaar zijner regeering. Ago quod ago, (1 at.) Wat ik doe, doe ik (d. i. dat doe ik goed). Zinspreuk van Jan de Witt. AgrarWWrs, politieke partij inDuitsch- land, die de belangen van den landbouw voorstaat. In 1869 ontstaan, vereenigt de Agrarische partij zich op staatkundig ge- bied met de Duitsch-conservatieve partij ; van lat. ages = akker, vandaar ook Agrarische wet (1 at.), ager = akker, wet ter verdeeling van het land onder het yolk en beperking van land- ophooping in handen van enkelen. Agterriler (a f r.)'bediende, die ach- ter den jager rijdt, om het wild op to rapen. Agteros (a f r.) achterste os van eene rij. Spr.: achter os kom oek in di kraal = langzaam gaat zeker. AhM le bon billet - qu'a La ChAtre! Hij is er• mooi Knee! Een be- lofte, waarop niet valt to rekenen. Gezegde van Ninon de Lenclos, (1616-1706) nadat de markies de la ChAtre haar, bij, zijn vertrek naar het leger, de schriftelijke belofte had ontlokt, dat zij hem niet ontrouw zou worden. Ahasverus, de wandelende jood; van A., een inwoner van Jerusalem, die, volgens de legende, Jezus van zijnn deur verjoeg, toen deze er bij zijn uitleiding naar Golgotha even wilde rusten. Tot straf moet hij rusteloos zwerven tot de terugkomst van den gekruisigde. Ahasverus, een titel gelijkwaardig met ,Coeur de Lion" = Leeuwenhart, eigen aan vele Perzische vorsten. De Ahasuerus der Schrift is waarsohijnlijk Xerxes. Ah'riman, of AhrfmAneh, de God der duisternis en des kwaads bij de Perzen. Aide de Camp, (f r.) officier, die den generaal in den dienst ter zijde staat. Aide-tol, le clel t'aidera, - Help u zelf en God zal u helpen - de zedeleer van La Fontaine's Fabel: Le charretier embourbe (Fables VI, 18). Tijdens de Restauratie bestond er in Frankrijk een liberale club, die- zich noemde Aide-toi, le ciel t'aidera, en die veel bijdroeg tot de Juli-revolutie; Guizot was eens haar president en le Globe en Le National haar organen. Zij heeft aan- deel gehad in de omwenteling van 1830 en werd in 1832 ontbonden. Aldoneus, (g r.) of Hadoneus (Hades) zie Pluto. Ala (a f r.) ook Br. Ind., kindermeid, ook : meid. Ajax (een brullende) een groot en sterk man, die heftig raast en tiert, naar Ajax, den zoon van Telamon (Gr.), die kokende van toorn de hand aan zich zelven sloeg, toen men de wapenrusting van den gesneuvelden Achilles niet aan hem,maar aan Ulysses(Odysseus)toewees. Alo, (j a v.) interj. van opwekking en aansporing : welaan kom (altijd gebruikt in den familjaren kring). Alour bewerkt; met openingen,zoodat het daglicht er door kan dringen; 4 jour kousen bijv, ook van diamanten, 4 jour (gezet) zoo dat de onderkant vrij blijft. Ook : tot op den dag bijgewerkt, van koop- mansboeken. Alourneeren, tot een volgenden dag uitstellen. Akademie de Bgkorf, Amster- damsche vereeniging ter beoefening van kunsten en wetenschappen, maar lang- zamerhand eene rederijkerskamer gewor- den, met een bijenkorf als blazoen en „IJver" als zinspreuk. Dr. Samuel Coster stichtte haar in 1617; in 1637 werd zij, na met de rederijkerskamer „De Eglan- tier" to zijn oamengesmolten, vervangen door den Amsterdamschen Schouwburg. ANAL. 20 ALBINO. Akal (m al.) behendigheid, sluwheid, list. Akar-wangi (m a 1.) welriekend in- sectenwerende Indische stof, dienende als kamfer. Akel'dama, (hebr.) akker des bloeds, een veld bij Jeruzalem door de priesters gekocht voor het bloedgeld, dat Judas had weggeworpen; gebruikt als begraafplaats voor vreemdelingen. Aker, in Akersloot, Akerpolder, aard- aker, is bijvorm van eikel. De eikeboom heette ook akerboom. Akerdissie, Akkeldissie, (a f r.) hagedis. Akrobaat, iemand die slechts op de uiterste tippen zijner voeten gaat; van- daar een koorddanser of kunstemaker. Akropolls, burcht of citadel der Grieksche steden op een heuvel; de be- roemdste was die van Athene. Alabamaquaestie (De,geschil tus- schen de Vereenigde Staten van N.-A. en Engeland, wegens de schade door verschillende kaperschepen der Geconfe- dereerden - gedeeltelijk in Engeland gebouwd en waarvan sommige onder p ngelsche vlag gevaren hadden - ge- durende den burgeroorlog (1861-1865) aan de koopvaardijvloot der Unie toege- bracht; naar een dier kaperschepen „De Alabama." De A. quaestie is door een internationaal scheidsgerecht ten gunste van de Amerikaansche Unie beslecht. Aladdin, in de Arabische Nacht- vertellingen, verkrijgt een tooverlamp en laat door haar kracht een schitterend paleis bouwen. Hij trouwt de dochter van den Sultan van China, verliest zijn lamp en zijn paleis wordtverplaatst naarAfrika. Aladdins venster, Aladdins venster almaken, d. i. trachten iets of to maken, dat door een genie begonnen maar niet voltooid is. Van de vier en twintig vensters in A's paleis was er den onvoltooid gebleven. De Sultan verspilde al zijne schatten om het to doen afwer- ken, maar gaf toen de zaak als hope- loos op. Alarm, (k r ij g s k.) signaal om de troepen plotseling bijeen to roepen, fr. a l'arme (te wapen). Alas, poor Yorick (e n g.), = arme man! naar Hamlet, die van Yorick des konings nar getuigt, dat het een kerel was met eindeloos veel geest en overheer- lijke invallen vandaar Laurence Sterne, die onder den naam Yorick zijne preeken uitgaf. Alasch of allasch, eene soort van Kum,nel. Albanisten, soldaten dienende on- der Alva, of volgens de schrgfwijze Alba. Albaster (a f r.) knikker, onverschil- lig van welke stof. Alba tuniea of vestis, een lang tot op de voeten of hangend gewaad met sluitende mouwen, veelal aan het eind der mouwen of van onderen versierd met een kanten of gewerkten rand. De R.K. priester draagt dit kleed bij de H. Mis en wanneer hij een andere godsdienst- plechtigheid verricht met de koorkap; ook diaken en subdiaken dragen het, als zij den priester bijstaan. Ook ned. alve. Albertijn, gouden munt, in Bra- bant en Vlaanderen van 1598 tot 1611 geslagen onder de regeering der Aarts- hertogen Albertus en Isabella, had een waarde van f 2,50 tot f 3, afwisselende; naar Albert, Aartshertog van Oostenrijk, landvoogd 'der Spaansche Nederlanden. Albigenzen, gewone naam voor ketters, voor den tijd der hervorming,naar de Fransche stad AN, thans hoofdstad van het dep. Tarn. Hun vervolging begon in 1209. Ze waren geestverwanten van de Waldenzen. Albinatus, (Jus) ook Jus albingii (Droit d'aubaine) recht, volgens hetwelk de goederen en inzonderheid de erfenissen aan vreemdelingen toekomende,aan zware belastingen onderworpen waren ; van lat. alibi natus = elders geboren. Albino, witteling; van 't Lat. albus- wit; ras van menschen met witte huid, witte Karen en roode oogen; ook wel Witte Negers of Blafards genoemd; ook witte varieteiten in de dierenwereld wor- den Albino's geheeten. ALBION. 21 ALEXANDER VAN HET NOORDEN. Albion, Engeland, zooals verhaald werd, geheeten naar de oude bewoners, Albiones, of naar de , witte rotsen," lat. albus =wit. Eigentlijk de oudste naam van Schotland, Pyneas, die dit land 300 v. Chr. uit lerland leerde kennen, be- schouwde bet als een bergachtig land en noemde bet Albion, van bet Gaelisch alba, gen. alban = hoogland, bergachtig eiland. Al blsogno, zoo noodig (bij adres- sen op wissels gebruikelijk), zie au besoin. Al Boerak, (a r.) de bliksern; de naam van bet rijdier, waarop Mahomet naar den hemel reed om de wonderen van God to zien. Album, 1°. verzameling van portret- ten of handteekeningen; 2°. book, waarin vrienden en kennissen iets teekenen of schrijven, als blijk van vriendschap; van albus = wit, bij de Romeinen een met gips bestreken bord voor publication. - amieorum, vriendenrol. Album civium academicorum, naamrol van de Academieburgers, naam- lijst van de studenten. Aleade of Alcadi, zie Alcalde. Alearaza, Spaansche waterkruik van zoo poreuze aarde, dat ze steeds van buiten vochtig, en daardoor steeds van binnen frisch blijft. Al is ons Prinsle nog zoo klein, Al evel zal hii Stadhouder zljn! deuntje uit bet laatst van 1650, toen de zoon van Prins W illem II, de later 0o beroemde Willem III, geboren werd. Al was 't de Veldheer zelf, ick zey 't hem In 't gezicht. Vondel, Gijsb. r. 555. Willebrord tegen Diedrick van Haerlem. Alcieiseh vers, Grieksch en La- tijnsch metrum, naar Alcaeus, een lyrisch dichter. Alcalde of Aleadi, (s p.) dorps- schout in Spanje, van Arabisch alcaidi, de gouverneur, de cadi, de rechter. Aleazar, (sp.), lett. Citadel, paleis; bet Aleazar to Sevilla, verreweg bet meest beroemde en bekende, eerst verblijf der Arabisch-Moorsche vorsten, later lustpa- leis der koningen van Castilio. -, Cafe-chantant in Moorschen stijl. Alehemle, (a r.) geheime kunst, om den steep der wizen to vinden, bet ar- canurn naturale, hulpmiddel tegen alle ziekten, en middel om goud en zilver to maken; van ar. al = de en gr. cheimeia geheime natuurleer der oude Egyptenaren. Alcides, oorspronkelijke naam van Herakles (z. a.) of Hercules, „de Alcides zijner eeuw" Prins Willem III, koning van Engeland, Alemaria Victrix, (l a t) het zegevierend Alkmaar, eernaam van Alk- maar wegens bet moedig afslaan der Spaansche belegeraars in 1573. Aleofribus, (1 at.) pseudoniem van Rabelais (1495-1553) in zijn Gargantua en Pentagruel, Alcofri bas Nasier is een anagram (naamletterkeering) van Fran- cois Rabelais. Alcohol, gezuiverde vluchtige wijn- geest; bij uitbreiding: geestrijke vochten; van Arab. alcohl, bet zwarte vlugge poeder van loodzwavel, waarmee de Oostersche vrouwen de oogleden verven. Alcool, (a r.) van at kobba eigentlijk een klein zij- en slaapvertrek, een afge- schoten vertrekje, waar men hooren en zien kan, wat er in de zaal gesproken wordt en gebeurt. Al torso, (hand.) naar den koers van den dag. Alcyon, ijsvogel, watervogel, die, vol- gens de legende, zijn nest op de zee bouwt; hot zinnebeeld van Prins Willem I boven zijne spreuk Saevis tranquillus in undis. Aldine-ultgaven, (it.) uitgaven van de Grieksche en Latijnsche klassieken, onder toezicht van Aldo Manuzio en zijn zoon Paolo (1490-1595), meeste in duode- cimo en bekend door nauwkeurigheid. De vader vond ,,bet Cursief" uit, eerst Al- dine" geheeten. Alen iaeta est, zie Jacta alea est. Alectryoniancie, (g r.) middel om ujt letters, met garst overstrooid en door bet pikken van een haan aangewezen, de toekomst to voorspellen, van alectruon een haan en m an tei a voorspelling. Alexander van het Noorden, (De - Karel XII, van Zweden, zoo genoemd wegens zijne oorlogsbekwaam- heden. ALEXANDRIJNEN. 22 ALLARGANDO. Alexandrilnen, jambische vers- regels van 6 voeten met afwisselende mannelijke en vrouwelijke rijmen, zoo genoemd, naar het ofr. heldendicht Roman d'Alexandre (12e eeuw)of naar den lateren bewerker Alexandre de Bernay. Alexandrilnsche Bibliotheek, gesticht door Ptolemaeus Soter in Alexan- dria Alexandriinsche Codex, (De- handschrift van den Bijbel, uit de 5e of 6e eeuw, naar Alexandria, van waar bet of komstig is, in het Britsch Museum. Alexandriinsehe school, letter- kundige academic van Ptolemaeus Lagis, beroemd door hare spraakkunstenaars en wiskundigen. Onder de laatsten telt men Euclides, wiens ,Grondbeginselen der Meetkunst" nog gebruikt worden. All, ook ell (g e r m. m y t h.) benaming voor eene soort van geest. Onze zegswijze „elf is het gekkennummer" bewaart de herinnering aan alf, in den zin van zot, of ' aan de alven, die iemand van het ver- stand konden berooven. Alfader, (n.m y t h.) (vader van alles), de oudste en hoogste van de Scandina- vische goden. Allenide, nabootsing van zilver, 63 pet. koper, 31 pet zink en 6 pet. nikkel; naar den uitvinder hfalphen (1850). Alfheim, (n. m y t h.) woning der geesten, een hemelsehe stad bewoond door de elfen en feeen. Allonsijnsche tafels (Tabulae Alfonsinae), sterrenkundige tafels, op kosten van Alfonsus X van Castilie, voor de eerste maal to Venetie gedrukt in 1483. Alloer, (i n d.) de oorspronkelijke heidensche bevolking, in tegenstelling met de Mohammedaansche of de Christelijke. Algebra, (a r.) ('ilm al-djebr wa-'l- mokdbala) wetenschap der herleidingen en vergelijkingen; de Sp. Ar. zeiden reeds al-djebra, lees: algebra. Alguacil, (S p. a r.) gerechtsambte- naar. Er zijn alguaciles majores, hoogere stedelijke ambtenaren en alguaciles mino- res of ordinarios, gerechts- of politie- dienaren. Al hadidi, (a r.) de door Mahomed voorgeschreven pelgrimstocht naar Mek- ka en de Heilige plaatsen. Alhambra, het oude paleis der Moorsche Koningen to Grenada van ar. al-hambra of Kal'-at al hamra = het roode kasteel. -, Cafi-chantant in then stijl. Al haram, (a r.) het Heilige : mesdjid alharam : de Heilige Tempel to Mekka. Allan, (1 at.) op een anderen tjjd, ge- woonlijk : anders genaamd, bijv.:,,Pieter Corneliszoon van der Morsch, alias Piero, stadsbode to Leiden." In de volkstaal noemt men een snaak- schen, guitigen jongen ook wel een alias. Alibi, (la t.) elders, vandaar zgn alibi bewrjzen het bewijs van iemands tegenwoordigheid op een andere plaats dan die, waar men hem vermoedde. Alikas, wit marmeren knikker. Alikneeren, (h and.) vervreemden, verpanden. Alinea, nieuwe regel, begin van een nieuwe periode in proza, ook wel die pe- riode zelve; van Lat. linea, lijn. Alionores porum, (b a r g). Ui t- gestreken gezicht. Alizarin, kleurstof uit den wortel der meekrapplant van arab. al-lizari of lizari. Alkanna, (a r.) plantaardige bruin- roode kleurstof, waarmede }n het Oosten de vrouwen zich de nagels der handen en voeten beschilderen. AlkatTef, (a r.) tapijt of vloerkleed. Alkmaar begint de victorle. Van - Alkmaar was de eerste stad, die de Spanjaarden terugdreef. (1573). Alkoran, (a r.) : de „Koran" dat is het boek bij uitnemendheid, naam van de Heilige Schrift der Mahomedanen. Alle Schuld racht rich ant Erden, alle sehuld wordt (reeds) op aarde gewroken (gestraft) Goethe Lied van den Harpspeler in Wilh. Meister's Lehrjahre II. 13. Allargando, (m u z.) breeder, lang- zamer wordend, in plaats van ritardando of rallentando. ALLA PRAIA. 23 ALLITEIIATIE. Alla prima, (it.) schildersuitdruk- king, ontwerping van een schilderstuk, zonder zich to bemoeien met bet afwerken. Allah, (a r.) samengetrokken uit Al lilahoe, de aa-nbiddelijke, de ver•hevene beteekent God. (Vergel. bet hebr. El, Elo-ah.) Alang-slang, (m a 1.) riet, ook bet manshooge reuzen- of prairiegras in Indie. Allegramente, (m u z.) - allegro moderato. Allegretto, (in u z.), verkleinwoord van allegro = inatig levendig. Allegro, (m a z.), vroolijk, levendig. Vgl. fr. allegre. Allemande, nationals Duitsche dans in twee-kwartsmaat ; in Schwaben en Noord-Zwitserland een dans in trippel- maat, meer geloopen dan gedanst. Ern- stige compositie in vierkwartsmaat. Allemansgading, Door iedersenaak iets, een uithangbord van koek- en ban- ketwinkels; dat van den 1)eventerkoek- bakker is wel bet meest bekende. Als iets moois aanleiding geeft dat velen tegen het We gebod zondigen, zegt men : „Wacht even, 't is geen allemans- gading !" Allentando, z. rallentando. Allerchristelilkste Koning, titel derFransche koningen,waarschijnlijk bet eerst door Paus Paulus II gegeven aan Koning Lodewijk XI. Allergeloovigste Koning, titel van den Koning van Portugal, bet eerst gegeven door Paus Benedictus XIV aan Johannes V. Allerheiligen (r. k.), de feestdag, (1 Nov.), waarop men gedachtenis viert van alle heiligen, die in den hemel zijn. "t Allerheiligste (r. k.), bet H. Sacrament des Altaars of de Eucharistie als Sacrament. Allerzielen (r. k.), feest (2 Nov.) gewijd aan de nagedachtenis der gestor- venen, voor wier zielen op then dag gebeden opgezonden en missen gelezen worden. I[et is zijn ontstaan verschuldigd aan den abt Odilo, die bet in 998 in zijn klooster Clugny instelde. Paus Sylvester II (1003) verordende de viering er van in de geheele kerk. Alles is verloren, behalve de eer, (Tout est perdu, fors 1'honneur),naar woorden geschreven door Frans I, Koning van Frankrijk, in een brief aan zijn moe- der na den slag bij Pavia, 24 Febr. 1525, waarin hij gevangen genomen werd. De ware tekst luidt : De toutes choses ne m'est demoure que l'honneur et la vie qui est salve. Alles in der Welt Most rich ertragen, Nur nieht sine Reihe von gu- ten Tagen, Goethe, Spreuken. Het zUn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen. Alles schon dagewesen, (dat is er) alles al geweest, m.a.w. oud iiieiiws. Woorden van Rabbi ben Akiba in G u t z- k o w's „Uriel Acosta." Allez, dire A votre maitre qne noes sommes let par la volonte du people et qu'on ne nous en arrachera que par Ia puis- sance des baionnettes, of: et que nous Wen sortirons que par la force des baionnettes) woorden die door Mirabeau tot den Hr. de Dreux-Brege, den groot- ceremoniemeester zouden gericht zijn, toen deze (23 Juni 1789) der Assemblee constituante, namens Koning Lodewijk XVI, kwam aanzeggen, dat zij moest uiteengaan. Volgens de getuigenis van den markies de Dreux-Brege den zoon, (Kamer der pairs), 10 Maart 1833), zou M. 'alleen hebben gezegd : Nous sommes assembles par la volonte nationale, nous ne sortirons que par la force. Alliteratie, letterrijm (van Lat. ad en literal: versregels, waarin de drie (soms vier) hoofdwoorden van den zin met dezelfde letter aanvangen. Zulke veraen behooren oorspronkelijk to huis in de Oudgermaansche poesie : bet Angel- saksische Beovulfslied, de Oudsaksische Heliand, de Oudnoorsche Edda, de Oud- hoogduitsche : Muspilli en Hildebrands- lied. Vandaar ALLITEREE1tENI)E. 24 ALOIDEN. Allitereerende uitdrukkingen: uit- tirukkingen,waarin de twee hoofdwoorden met dezelfde letter aanvangen, bv. met man en muis, lief en Teed. Alliage,het bijgevoegde metaal,waar- door de waarde der edele metalen ver- mindert, doch de hardheid toeneemt. Zie ook allooi. Allocutle (r. k.), Latijnsche toespraak meestal van den Paus over een kerkelijk politiek onderwerp, van lat. allocutio, toespraak. Allodift, (m 1 at.), landgoederen, be- zeten volgens bet leenstelselrecht, zonder verplichting tot hulde of manschap, in tegenstelling van leengoederen. Van all- od = volstrekt eigendom. Allonge (f r. h a n d.), het verlengstuk van eenen wissel, wanneer op de rug- zijde daarvan geene plaats meer is, om de endossementen op to nemen. Allongeprulk, pruik met lange krullen, onder Lodewijk XIV als sieraad gedragen, onverschillig of men eigen haar had of niet. Allool of Alliage, legering, bet mengsel, waardoor men de waarde der edele metalen vermindert. Allopathie, tegenstelling van ho- moopathie. Het laatste woord komt van bet Grieksche homoios en pathos, soort- gelijk en ziekte; bet eerste is van allos en pathos, eene andere ziekte. In bet eerste geval moet het gelijke het gelijke genezen ; in het laatste geval iets ongelijks of iets anders. Allotria, (g r.) bijzaken, ook zaken, bezigheden, die een ander aangaan. All right, (e n g.) alles is in orde. Alma Mater (lat.) = Voedster- moeder. De studenten noemen zoo de universiteit, waaraan zij studeeren. Alman, (n h b r.) = weduwnaar. Almana, (Almono) = weduwe. Almanak tijdwijzer van sp. alma- naque, door de Spaansche Arabieren tot ons gekomen. Almanakken, Pracht-, fraai ge- bonden jaarboekjes met verhalen, verzen en platen, in bet begin der 18e eeuw zeer in trek, in 1860 begonnen zij in onbruik to geraken. De voornaamste waren : de Tes- selschade, de Luit van P. C. Hooft, de Muzen-Almanak, Castalia, Holland, Ver- geet mij niet en de Aurora. Deze laatste verscheen tot 1876. Almasski, (a f r.) ofschoon,,,almnaski denk hij veul van homse". Almaviva, eene Spaansche theater- persoonlijkheid ; de type van een fijn beschaafd, galant minnaar. In de come- dies van Beaumarchais vindt men hem eerst als vurig vrijer, dan als to loszinnig echtgenoot. De muziek van Rossini in it Barbiere en van Mozart in le nozze di Figaro hebben graaf Almaviva ver- eeuwigd. Naar hem ' wordt ook genoemd een lange mantel met breeden, fluweelen kraag en met fluweel gevoerde rechter slip, die over den schouder werd geslin- gerd en met een koord en kwasten in rust gehouden. (1830-1860 iri gebruik). Al marco (hand.) (it.), naar het gewicht, naar het mark of de werkelijke zwaarte, die eenige munt op de schaal heeft. Almee of almeh, eigenlijk alimeh (geleerde vrouw), in bet oosten, vooral in Egypte, zangeressen of danseressen van hoogeren rang, die een afzonderlijken stand vormen, bij elkander wonen, en in de huizen der aanzienlijken bij feestelijke gelegenheden de aanwezigen met zang en daps vermaken. Almelewe, (a f r.) = al 7n'n leven - gedurig, altrjd, steeds. Vgl. vamme- lewe, vroeger, vainmelewe sen mense = de ouden. Almigthy dollar, de almachtige dollar; oorspronkelijk van Washington Irving (1783-1859) in the Creole Villa- ge, bet Kreoolsche dorp. Al numero (it. h and.), bij bet getal. Alolden, (g r. myth.) twee reuzen, Otus en Ephialtes, zonen van Poseidon (Neptunus) ALOEN-ALOEN. 25 ALTERATIE. Aloen-aloen, (m a 1.), uitgestrekt plein voor de gebouwen, die de woning van een Regent in Indie 'uitmaken en waar alle openbare plechtigheden en feesten plaats hebben. Alpaca, dunne, lichtgekleurde stof voor dameskleeren, zoo genoemd naar de alpaca, een soort van lama in Peru, van welks wol kleeren gemaakt worden. Al purl, van dezelfde waarde, over- eenkomstig met de nominale waarde. Al peso (i t. h a n d.), bij bet gewicht; ook bij goudmunten bij bet stuk. Alpha, „Ik ben de Alpha en de Omega, de eerste en de laatste," (Openb. I :8) , symbool van Christus. Alpha is de eerste, Omega de laatste letter van bet Griek- sche alphabet ; fig. de Eeuwige, de alles omvattende, bet begin en bet einde. Alphabet, letterlijst, bet A. B. C. ; van Lat. alphabetum, van GriekschAlpha en Beta, de A en de B. Alphonse, (f r.) iemand, die de liefde van eene vrouw misbruikt om zich door haar to laten onderhouden ; van een blijspel in drie bedrijven, van A. Dumas „Monsieur Alphonse", 26 Nov. 18 7 3 voor 't eerst opgevoerd. Al placere (it. h a n d.), naar belie- ven, naar welgevallen; wissels al piacere, die alleen nog in Italie voorkomen, laten den tijd, waarop zij hetaald moeten wor- den, aan bet goedvinden van den houder over. Alruinmannetles, wortel van de alruin of mandragora officinalis van 1/4 tot 1/2 dec. lengte en eenigszins op een menschje gelijkend, waardoor hij van den oudsten tijd of eene rol kon spelen in de geschiedenis der tooverij en der oudere geneeskunde. Al-sirat, (a r.) het pad, de brug, niet breeder dan de rand van een zwaard, waarover, volgens de mahomed. godgel., ieder moet, die den hemel binnengaat. Als men roept gus, dan meent men al de hoenders ! d. i. ieder dient zich• versoonlijk het gezegde aan to trekken; gus of goes was de Saksische vorm van bet woord Bans. Eng. goose, daarom heeft de gemeente Goes een gaps in haar wapen, en hierom weer noemt de spot hare burgers ganzebekken. Als 't kindle binnenkomt enz. gedicht van Victor Hugo, vertaald uit Les feuilles d'Automne. Tollens, Beets in de Familie Stastok, en Ten Kate le- verden vertolkingen van dit gedicht. Alt (m u z.), altstem; ital. contr'alto, fr. haute-contre, lat. altos, vox alta of contra-tenor. Altaar, hoogte, geschikt tot bet bren- gen van offerand,en, oorspronkelijk brand- offers, van lat. alta ara = hooge haard. Altaar, (naar bet - geleid worden zegt men van eene bruid, die ten hu- welijk gaat. Altaardwaal (r. k.), de wit linnen doek, die over de altaartafel gespreid is en aan beide zijden tot op den grond of hangt. Daaronder liggen twee andere du'alen, die nauwelijks buiten de tafel uitsteken. Altaargeheimenissen (r. k.), bet H. Sacrament des Altaars. Altaarsteen, een vierkante platte, van boven gepolijste steen, die geplaatst wordt midden in de altaartafel der vaste onbeweegbare altaren. Een draagbaar altaar bestaat alleen uit zulk een steen. In den steen zijn aangebracht de relik- wien of de beenderen van een Martelaar of Martelaren. De steen is gewijd. Altaarstuk (r. k.), schilderij boven een altaar geplaatst. Altaartafel, (r. k.) De deksteen van een vast altaar (een steenen of gemet- seld altaar altare fixum). Elke kerk, die door den Bisschop gewijd wordt, moet een vast altaar hebben. Al te, (a f r.) niet alleen = lat. niniis, maar ook = valde. - Di kint is al to stout, hij is 'n alte (zeer) vrindelike man - syn (a f r.) baing, banja, danig, rechte. Al to mit, (a f r.) misschien, mogelijk, hij kom al to mit vannaant ok huistoe. Syn. aans, dalk, muskiin. Alteratie, verandering, de alteratie van Amsterdam bet geus worden der stad op den 26 Mei 1578. In de spreektaal beweging, opschud ding, ontroering. ALTER EGO. 26 AMiAREITJE. Alter ego (1 a t.), tweede ik, in de diplomatie is een gezant of gevolmach- tigde de alter ego van zijn vorst. In de studentenwereld zijn de paranymfen de alterego's van den Doctorandus. Ook echtgenoot. Alter ego, bet bijgeloof maakt van alter ego een wezen, dat volkonien naar lichaam en geest aan iemand gelijk is en dat men door geheimzinnige ceremo- nien kan doen verschijnen. Alterum tantum (lat.), de weder- helft, de andere helft. Alternatlef, de keus tusschen twee dingen, bet eene of bet andere to moeten kiezen. Daarom : tertium non datur een derde is er niet. Alto rellevo, (b e e 1 d h.) =(fr. haut- relief),verb even beeldwerk, snij- of beeld houwwerk, waarvan de figuur minstens to halver dikte vooruitspringt. Zie bas- relief. Altsitzerpulver, (d t s c h.), ratte- kruid. Ten platten lande, vooral in de omstreken van Memel, in gebruik, waar bejaarde lieden dikwerf hunne bezittingen bij levenden lijve, tegen een lijfrente (of vruchtgebruik) aan hun kroost afstaan. Van daar niet zelden oudermoord, waarbij rattekruid als werktuig dient en tevens bet woord. Alvarla, koninklijk besluit in Portu- gal, dat een jaar geldig blijft. Alwine Stanley, poetische schep- ping van Jonathan in Waarheid en Drooynen (Ruiten troef ). Alz. (it. m u z.), verkort woord voor alzamento = hoogerplaatsing. Zie abb. Am sausenden Webstuhl der Zelt = in het voile, woelige leven. Goethe's Faust. Amabile (m u z.) = con amabilita = liefel#k. Ama nescirl, (lat.) Heb de onbe- kendheid lief; lijfspreuk van Thomas a Kempis. Amadis van Gaule, de held van een uitvoerigen roman in proza, die zijn naam ten titel voert en in bet Spaansch geschreven werd ; bet beeld van een volmaakt ridder. Amadis van Griekenland, een aanhangsel van den Amadis van Gaule, door Feliciano de Silva er aan toegevoegd. Amalekleten, in den mond van godsdienstige ijveraars of dwepers, vijan- den van bet yolk Gods, van de ware geloovigen; naar de Amalekieten, een der machtigste zwervende roofstammen van Noordwestelijk Arabia, onverzoenlijke vijanden van bet yolk Israel. Amalgameeren, (t 1g.), borstelen der zinkstaafjes of cylinders met kwik, zoodat ze alleen door bet zwavelzuur worden aangetast, wanneer de batterij gesloten is. Amalthaea's Hoorn, de cornu- copia, of hoorn des overvloeds. Zeus werd als kind met geitenmelk gevoed door Amalthaea; uit erkentelijkheid brak Zeus een der geiten een hoorn of en gaf then A. met de belofte, dat de eigenaar steeds overvloed zou hebben. Amanuensis, (1 a t.), in Rome de slaven met het schrij vender brieven be- last, dus geletterde slaven; thans weten- schappelijk ontwikkelde bedienden of helpers. Amant sllentium Musae, (1 a t.), de Muzen beminnen de stilte. Amantes amentes, minnenden zijn bun verstand kwijt. - De liefde maakt blind. Men vindt amens ainans bij P 1 a u t u s Mere. 83 en bij T e r. An- dria (218) : Inceptio est arnentium, haud ainantium. Amantlum lrae, amorls inte- gratlo (est) (1 a t.), der minnenden twist is vernieuwing der liefde ; Ter. Andria III. 3. e. a. Amarant (g r.) = onverwelkel#k. Clemens van Alexandria zegt : Amaran- thus flos symbolum est immortalitatis. (De am. is bet symbool der onsterfelijk- heid), omdat die bloem niet verwelkt, maar tot bet laatst donker bloedrood blijft. Amarant-orde, door Christina van Zw eden ingesteld, letterkundige onder- scheiding (zij was precieuse) en na haar niet volgehouden. Amareltie of Amerlitle, zie Amery. AMAREVOLE. 27 AMERICA. Amarevole, (m u z.) con amarezza = bitter, smarteljjk, p#nlijk. Amati, beroemde Italiaansche viool naar de makers, Cremona, 16e en 17 e eeuw Amorevole (m u z.) = amoroso = liefelijk, vleiend. Amaryllis (g r. lat.), landelijke minnares, in de herderspelen van Theo- critus en Vergilius. Amazone. 1. Vrouw to paard; 2. moedige vrouw; 3. vrouwen-rijkleed; van de Amazonen, naar de mythe een krijgshaftig vrouwenvolk aan de rivier der Thermodon in Pontus. In het woord ligt de beteekenis zonder borsttepel. Men verhaalt, dat de vrouwen van een volksstam in Afrika zich de rechterborst lieten of binden, om beter den boog to kunnen spannen. Ambaehtsgilden, vereeniging van personen, die gelijkso.ortige handwerken uitoefenen. Het St. Lucasgild bij v. ver- eenigde schilders, beeldhouwers plaat- snijders e. a. Ambachtsheerlllkheid, ambacht beteekende in overoude tijden dienaar en vervolgens ook bedieninq (ambt), meer iri 't bijzonder rechterl#ke bediening, en, vooral in Holland, eene heerlijkheid met laag gericht. Daar ambacht ook den nog heden ge- wonen zin van handwerk, beroep kreeg, noemde men de anibachten of antbochten van Amstelveen, Slooten, Zoeterwoude enz. enz. duidelijkheidshalve ambachts- heerlijkheden, en de heeren dier leenen ambachtsheeren. Niet alleen bijzondere personen, maar ook steden konden am- bachtsheer zijn, o. a. Amsterdam. Amben, (j a v.) rust-zitbank, waarop de Javaan ook slaapt. Amber, (a r a b. anbar), als grijze am- ber eene welriekende hars als gele amber het barnsteen (eene voorhistorische harts- soort), als witte amber het spermaceti. Ambi-dexter, van het lat. met twee rechterhanden, een zeer bekwaam man, then de handen nooit verkeerd staan; ook : een dubbelhartig mensch ; een ge- zworene, die van beide partijen geld aanneemt, om een onrechtvaardig vonnis uit to spreken. Ambieeren, naar iets dingen; letter- lijk rondloopen, zie Ambitus. Ambitus, rondgaan bij de menschen om hunne stem to verwerven; vandaar ambitieus, ijverig naar iets streven; later stemmenwerven door ongeoorloofde mid- delen. Ambrosiaansch gezang (v. k.); koraalmuziek, met noten van ongelijke waarde door Ambrosius, bisschop van Milaan, in de Westersche kerken inge- voerd. Later vervangen door het Grego- riaansch gezang, eenstemmig en alle noten even lang. Ambrosiaansche loizang, hym- ne : Te Deum laudamus (U, die God zit, loven w#) naar beweerd wordt, vervaar- digd door den kerkvader Ambrosias, bisschop van Milaan (f 397). Ambrozign, godenspijs (g r.) an brotos = niet sterfelijk); bij uitbreiding iets smakelijks of welriekends. Ambulance, (f r.) instelling tot ver- pleging van gekwetsten op het oorlogs- veld, eig. verplaatsbaar hospitaal, van lat. ambulare, rondwandelen. Ambulant, zonder vaste zooonplaats, (h and.); een onbeeedigd makelaar; letterlijk : rondloopend. Ambulant, (p o s t.) Bureau ambulant, Spoor`w•eg-Postkantoor. Amen (b ij b. h e b r.), bijwoord ameen = zeker, voorwaar; - ook : zoo zij het ! of dat zij zoo. Amende honorable, openlijke schuldbekentenis. In Frankrijk vroeger een onteerende straf voor verraders, va- dermoorders en heiligschenners; deze werden binnen 't gerechtshof gebracht met een koord om den hals en moesten zoo vergeving vragen aan God, den ko- ning en 't hof. Amendement, wijziging door de vertegenwoordiging, of een hares takken - bij ons alleen de Tw eede Kamer, - voor gesteld. America, (Jong) de jeugd aldaar, benaming door J. G. Holland gegeven en verklaard als : oneerbiedigheid, laat- dunkendheid, onbeschaamdheid in gelijke deelen. AME1tIKAANSCH DUEL. 28 AMPEnE. Amer1kaansch duel, beslechting van een twist door zelfmoord van de partij, die door het lot of op andere wijze daartoe is aangewezen. Het is niet uit Amerika afkomstig. Ampeq, kort oogenblik, zoo weinig tijd als noodig is om een Ave Maria to bidden; iets doen in een amerijtje. Ave Maria ` Wees gegroet, Maria. Amerstoorder, (-ter), verkorting van Amersfoorder tabak. Amersfoortsche diamanten. gerolde, min of meer doorschijnende, kwartssteentjes, to vinden in den omtrek van Amersfoort. Amersfoortsche keisleepers of trekkers - spotnaam, ontstaan uit het feit, dat de daar woonachtige edel- man Everard Meyster, een zonderling, uit ingenomenheid met den vrede, tusschen Nednrland en Portugal gesloten, 1661, een ongemeen grooten en zwaren keisteen van de heide liet halen, om tot gedenk- teeken to dienen. A mete, (h and.) ter helft; a conto mneta, in halve rekening; zaken, waarbij de winst en het verlies gemeenschappelijk gedragen worden. Amethyst, edelgesteente ; de steen der bisschopsringen ; in de oudheid vaak als amulet gedragen tegen de dronken- schap, vandaar de naam, het Grieksche amethystos, d.w.z. „voor dronkenschap behoedend." Amfloen, (m al.) opium, onbewerkt, gezuiverd tjandoe, en geschikt voor het gebruik madat. Amleitia, Lid worden van - (stud.) lid van een burgersocieteit worden, den student er aan geven, wat een student in het vierde jaar, die geengageerd is, soms doet en wat natuurlijk als achter- uitgang beschouwd wordt. Amiet, (r k.) de linnen doek, die onder de liturgische misgewaden het eerst aangedaan wordt en pals en schou- ders van den priester bedekt. Amleus certus in re ineerta cernitur, een waar vriend leert men in den nood kennen.) Spreuk van Ennius bij Cie. de Aynic. 17.64. Amicus Plato, sed magic amica veritas, Lief is m# Plato, doch liever is mij de waarheid. Aristo- teles zou, volgens Ammonius. (Leven van Aristoteles) ezegd hebben : Lief is mij Socrates, doe liever is mij de waarheid. Amnestle, (g r. Amnestia = het vergeten het verleenen van gratie aan eene zekere kategorie van misdadigers, al is tegen sommige reeds eene vervolging begonnen. Amor vincit omnla, (1 at.) de liefde overwint alle dingen. Amok, (j a v.) woede, razern#, zins- verb#stering, die den inlander, door opium opgewonden, somtijds tot moord drijft, zonder onderscheid des persoons. Amortisatle, (hand.) schulddel- ging, ongeldig verklaring (bv. bij ver- loren geraakte wissels) aflossing van staatsschuldbrieven. Amortisatle-sgndlcaat,(h a n d.) kantoren van verrekening bij de aflos- sing van staatschulden. Amoveeren, (stud.) de deur uit- smijten (van 't lat. amoveo: wegbrengen, vervoeren). Amours. ,Et l'on revient toujours A ses premiers amours." Oude liefde roest niet; uit Joconde ou les Coureurs d'aventures, opera-eomique in 3 bedrijven, van E t i e n n e, (Opgevoerd 28 Februari 1814). Ampas, (m a 1.) de vaste stof, die na uitpersing overblijft; bijv. in suiker- en indigofabrieken. Amper, (verb. van hampir, m a 1.) bijna, op 't kantje af; 't is ampertjes aan : het is nauwelijks voldoende. Ampere, (nat.) hoeveelheid electri- teit in een seconde met een volt span- ningverschil stroomende door een geleider van een ohm weerstand; maateenheid voor elektrische stroomen, naar een Fr. natuur- kundige van then naam 1775-1836 die den grond legde voor de electrodynamica. AMiPHIBIE. 20 ANABASIS. Amphibie, van 't gr. amphoi = beide, en bios, leven, een dies, dat en op 't land,•en in 't water leeft. In scherts ook : een student-Leidenaar. In de nat. hist. beet amphibie een dier met afwis- selende bloedstemperatuur. Amphion's tier, (gr.); Amphion bouwde Thebe door de muziek van zijne luit, waardoor de steenen tot muren en huizen ineendansten. Amphitheater, (g r.) amphi = rondom en theatron = schouwplaats), de plaatsen rondom bet tooneel bij de ouden, ook bet gelteelegebonw zelf. Thans alleen bet schuin oploopende gedeelte. Ampliatie, (hand.) : afschrift van een wissel, ook : aanvulling. Amplissimus, (r k.) zie : Aarts- priester. Amplet, (f r.) samengetrokken voor ampoulette een, in onbruikgeraakt,kegel- vormig medicijnfleschje. Bij de Fransche marine naam voor den zandlooper. Ampoen, (m a 1), vergiffenis, gratie. Ampoule, (Ste Ampoule) de door eene duif uit den hemel gebrachte vaas met olie, waarmede de Koningen van Frankrijlirto Rheims werden gezalfd. Ampul, (r k.) schenkkan van glas of metaal: 1. de kleine schenkkannetjes, welke gebruikt worden voor bet water en den wijn bij de H. Mis. 2. de grootere meestal metalen kan- nen, waarin bet oleum infirmorurn, oleum Cathechuniorum en bet Chrisma gewijd en bewaard worden. Amstelodamiana, letterlijk : al wat betrekking heeft op de geschiedenis en plaatsbeschrijving van Amstelodanurn of Amsterdam; bet eerst in 1874 gebruikt door J. ter Gouw als titel voor een werk, inhoudende : De Amsterdamsche straat- namen, De vergrootingen van A., A-sche Verhalen, Gijsbrecht van Aemstel en de opkomst van A., In de Kalverstraat, Eene Wandeling in Amsterdam, A-sche' klei- nigheden en Jan Klaassen. Amsterdamsche koeketers, bijnaam der Amsterdammers, ontleend aan de verschillende koeksoorten, die sedert den aanvang der 16e eeuw in groote hoeveelheden in Amsterdam ver- orberd werden. Door concurrentie en na- maak ontstonden er zelfs diplomatieke verwikkelingen tusschen de magistraat van Deventer en die van Amsterdam op dit punt. Niet alleen van Deventer- maar ook van Schoonhovensche koek, Uytrechtse Heylickmaeker enz.werden groote massa's verbruyckt; op de Kon. Bibl. is zelfs een werkje, getiteld : „Uytrechtse Heylick- maeckers" of ,Amst. Kermiskoek." Amsterdamsch peal, oorspron- kelijk de hoogte, waarop bet polderwater in de stad zooveel mogelijk gehouden werd. In deze eeuw is bet A.P. als een vlak aangenomen, waarnaar de hoogte- bepalingen in Nederland geschieden. In Pruisen hebben de hoogtebepalingen naar hetzelfde vlak plaats. Het „normaal- nulpunt" to Berlijn komt overeen met bet „A.P." to Amsterdam. Zie A.P. en N.A.P. Amulet, een reeds bij Plinius ver- meld metalen of steenen voorwerpje met tooverteekensen, later bij de Arabieren een toovermiddel, eene soort van talisman (z. a.) nl. een met koranspreuken of too- verformulieren beschreven papier, dat met een koord aan den hals gedragen wordt. De eerste Christenen droegen er een met Ichthus (visch) beginletters van Jesous Christos Theou UUios Sooter(Jezus Christus Gods Zoon Verlosser). Amycleesche broeders, (g r.) Castor en Pollux, geboren to Amyclae. Anabaptisten, (gr. ana = weder en baptizo = doopen), secte, die den kinderdoop verwerpt en wederdoop uit- oefent door onderdompeling van hen, die in hun kindsheid gedoopt zijn; eene dweepzieke hervormde secte in de 16e eeuw. Zij heerschten onder Jan van Leiden in Munster, en werden in 1535 verdreven. Anabasis, werk waarin Xenophon den veldtocht van Cyrus den Jongere tegen Artaxerxes, en zijn eigen terugtocht met 10000 Grieken beschrijft (400 v. C.); id. van een van Arrianus, waarin de oorlogsdaden van Alexander den Grooten worden medegedeeld. Anabasis = tocht naar eene hoogere streek, naar bet bin- -nenland; vandaar in bet algemeen : veld- tocht. ANACHARSIS. 30 ANCORA. Anacharsis, Anacharsis onder de cythen, een wijs man onder dwazen; iets goeds uit Nazareth. De tegenstelling is Saul onder de Profeten d. i. een dwaas under wijzen. De Scythen waren een niet beschaafd yolk. Bekend is de reis van Anacharsis door Griekenland, van den Abbe Barthelemy. Anacharsis Cloots, (eigenlijk Klotz). Jean Baptiste du Val de Grd ce, -baron de Cloots. Hij was een van de zonderlingste dwepers der Fransche re- volutie (1755-1796). Met geestdrift ver- vuld voor de Oud-Grieksche gemeene- besten, reisde hij onder den naam van Anacharsis (naar den beroemden Scyth Anacharsis, 600 v. C.) door een groot gedeelte van Europa, ten einde aan den republikeinschen regeeringsvorm ingang to verschaffen. Anachoreten, kluizenaars in de -woestijn; van ana = terug en choreo = ik scheid (mij af) ; in tegenstelling met kloosterlingen, die samen wonen. Anaehronismus, verwarring in de geleidelijke volgorde der zaken, het later gebeurde voor het vroeger gebeurde plaatsen; iets brengen tot een tijd, waar- toe het niet behoort. Anacreon, Grieksch dichter, die voornamelijk liefde en wijn bezong. -„- van de twaalfde eeuw. Walter Mapes, bijgenaamd „De j olige drinke- broer." Zijn beste stuk is het drinklied „Meum est propositum in taberna mori," d. i. Het is m# n n voornemen in de herbery .te sterven. -„- van de guillotine. Bertrand Ba- rere de Vieuzac, president van de Con- ventie, befaamd om zijn bloemrijke taal en galgenhumor tegen zijne slachtoffers. -„- der schilders. Francesco Albano, een beroemd schilder van beminnelijke vrouwen. -„- (de Fransche) Pontus de Thiard, een van de dichters der Pleiade (1521- 1605). -„- (de Perzische). Mahomed Hafiz .(14e eeuw). Anadyomene, (g r.) lett. de (uit het water) opduikende anders Aphrodite de godin der liefde bij de Rout. Venus. Zie Aphrodisia. Analecten, verzameling van be- langrijke plaatsen uit Pen werk, of van opstellen over een zeker onderwerp. Analogle, (gr.) analogia, betrek- king van overeenstemming tusschen eene zaak en eene andere. Anagram (g r.), vorming van een woord door omzetting van de letters van een ander woord, als koorn en kroon. Diemerbrug en Muiderberg, enz. Analogisch, ook analoog (gr.); overeenkomstig. Anapaestus,Drielettergrepige vers- voet met klemtoon achteraan - - - Anaphora, herhaling van hetzelfde woord aan het hoofd van opeen-volgende zinnen. Anastasie, (f r.) voorcensuur. Het woord werd gedurende het ministerschap van Ernest Picard (Febr.-Mei 1871) ge- boren, wiens gestrengheid tegenover de nieuwsbladen deze, den minister, den titel Pere Communique, en later den, in Fransche ooren belachelijken naam A- deden geven. Anastrophe, verandering in de ge- wone volgorde der woorden. Anathema, wat aan een God gewijd en in zijn tempel hem ter eere nedergezet wordt. Maar 't woord heeft ook den zin gekregen van : overgegeven aan Gods strafgericht, vervloekt. Anatocismus, (hand.) interest- woeker, interest van interest,samengestel- de interest. Anch' io sono pittore, ook ik ben schilder, wat Correggio to Bologna voor de H. Caecilia van Raphael zou hebben uitgeroepen. C. is nooit to Bologne geweest. Anclen regime, (f r.) de oude staat van zaken voor de groote revolu- tie van 1789. Ancora, (i t. m u z.) da capo of bis, nog eens. ANCORA ALDINEA. 31 ANGUIS IN HE1tBA LATET. Ancora aldinea, (met den klem- toon op an) een anker, waarom zich een dolfijn kronkelt, het teeken, dat de wereld- beroemde uitgever Aldus Manutius to Venetie (t 1515) aan het einde der door hem uitgegeven boeken plaatste als teeken van echtheid. De eerste Dante-uitgave, waarin het voorkomt is van 1502. Andante (i t. m u z.), lett. gaande = matig, tamelijk langzaam;-pin andante of un poco andante = speller. An der schgnen blauen Do- nau, Wals van Joh. Strauss, gedicht van Karl Beck An der Donau" in Stille Lied er. An der Quelle sass der Knabe, de knaap zat aan de bron, eerste regel van der Jangling am Bache, romance, gezongen in Schiller's Parasit (vert. naar Picard, Mediocre et rampant ou le moyen de parvenir). Andere tilden, andere zeden, Tempora mutantur, et nos mutamur in illis, uit het 53e epigram van het le boek Ad tres Mcecenates door Owen. Letterlijk vertaald : De tijden veranderen en wij ,met hen. Andreasgebed, gebed om een man; van de gewoonte in de Luther- sche kerken (Duitschland) in zwang om omstreeks Andreasdag - 30 November - dat gedeelte van het Evangelic to be- handelen, waarin de gelijkenis voorkomt van maagden die op den bruidegom wachten (Mattheus XXV : 1 e. v.) Van- daar Andreas de Patroon der oude vrijsters. Androcles, een Romeinsche slaaf, van wien verhaald werd, dat een leeuw hem in het strijdperk niet verslond, om- dat A. den leeuw een doorn uit den poot had gehaald. Later zouden deze twee steeds samen geleefd hebben. -,met de beteekenis van dierenvriend, naam van een tijdschrift, gewijd aan de bescherming van dieren. (Sint) Andreaskrnis of St. An- drieskruis, in bouwkunst en wapen- kunde een kruis van den worm X naar de overlevering, dat Andreas aan zulk een kruis geklonken, den dood vond. Anekdote of mop, tegenwoordig kort verhaal, dat met een geestigen zet of kwinkslag eindigt ; eigenlijk een on- uitgegeven, nooit vertelde bijzonderheid uit iemands leven, van gr. anekdotos = nog niet bekend gemaakt of uitgegeven. Anesnielen, (n. h o 11.); voor aan- gesneden, z.v. a. liefdesverklaring gedaan; ten huwelijk gevraagd. Angelot, een gouden munt, naar het beeld van den Aartsengel Michael, die den duivel verslaat. Angelus, (De) gebed tot de H. Maagd, ingesteld door Urbanus II. Het begint: Angelus Domini nuntiavitMariae (de eegel des Heeren verkondigde aan Maria); dan volgt de groet van Gabriel - Ave Maria enz. Het gebed wordt driemaal daags herhaald bij het luiden van den Angelus. I-let bestaat uit drie antiphonen, drie Ave Maria's en een slotgebed. Angelustorentle, het spitse toren- tje dat juist op het kruispunt van schip en zijbeuken eener kerk staat; ook juf- fertje genoemd. Anglomanie, blinde ingenomenheid met al w at Engelsch is en van Engeland komt ; van lat. Anglo, Engelsch, en gr. mani a, woede, verzotheid. Angosciosa, (m u z.) angstig, aar- zelend. Angostura, eene soort van bitter, oorspr. onbekend. (sp. angostura = zee- engte of engte in 't algemeen). Angstrohren, ook Angstbutten, hooge hoeden, verg. kachelp#pen, spot- naam uit October '48, toen de Kroaten de stad Weenen binnentrokken, om de rust to herstellen; toen wierpen de man- schappen der burgerwacht meerendeels hunne shako's weg en vervingen die door hooge hoeden (cylinder). De spraak- makende gemeente gaf deze toen den aangeduiden naam, then zij hebben be- houden. Angnis In herba latet, Verg. Latet anguis in herba Vergilius, Buco- lica 3,93. Er schuilt een adder onder het Bras. - Het is niet zoo onschuldig, als het er uit ziet. ANIMA. 32 ANTAPH1tODISI'ACUM. Anima (con; (it. m u z) ; anima- to, animando levendig, met gloed, met vuur. Anger (Da's een - verkorting van de spreekwijze: Da is een anjer, zei de boer, en 't was een tiloos, bedoelende „dat is wat anders." Ankap, (a f r.) di pert kap an slaan gaande de voeten tegen elkander. Anker, (tlg.) plat ijzeren staafje of holle ijzeren cylinder, aan het uit- einde van den schrijfarm van den schrijf- toestel aangebracht boven de kernen van den electromagneet. Ankerkruis, (h e r a 1 d.) kruis waar- van de uiteinden in 2 gebogen punten gelijk de armen van een anker uitloopen. Anklammen, (a f r.) dronken wor- den; hij is bietjie angeklam, hij is even aangeschoten. Anode,' (t 1 g.) positieve of koperpool. Anoniem, van gr. an = niet en anoina = naam; dus: zonder naam of naarnloos. Anonymus in libro non edito, onderteekening van het motto der Camera Obscura; een ongenoemde in een niet uitgegeven boek. St. Anna. (Daar loopt iets van St. Anna onder), St. Anna is de patrones der z wangere vrouwen en der kraam- vrouwen; oorspronkelijk toegepast alleen op een zwangere bruid, later op alle zaken, waarbij iets niet ging zooals 't behoorde. Annalen, j aarboeken, van Lat. anna- les, (annus = jaar) de aanteekeningen der hoofdgebeurtenissen van een jaar, die to Rome door den Pontifex maximus werden bijgehouden. Annaten, (r k.) geldelijke opbrengst aan Kerk of Staat. Annemekaneme-meesamen, Amsterdamsch-bargoensche uitdrukking voor gelijk op deelen - samen doen - ieder de helft - enz. Annexa,, de bijlagen. Annihilator (Fire., werktuig om in korten tijd door middel van gasont- wikkeling brand uit to dooven ; van Eng. to annihilate (vernietigen), van lat. nihil (niets). Annuente summo numine, met Gods hulp. Letterlijk : met goedkeurend toeknikken van het Opperwezen. AnnuTteiten, (h a n d,); jaargelden, jaarrenten, lijfrenten; geldsommen,waar- mede in een'vooraf bepaald aantal jaren eene schuld met de renten wordt afgedaan. Annuleeren, (h and. j u r.) iiietig of ongeldig verklaren. Annunciata-orde, orde van Maria Boodschap, Italiaansche ridderorde, 1640 gesticht door Amadeus VI, hertog van Savoye. Nonnenorde 1360 gesticht, 1789 opgeheven ten gevolge der Fransche revolutie. Annuntiatie of Maria Bood- sehap, feestdag ter eere der H. Maagd, waarop de blijde boodschap van den engel herdacht wordt, (25 Maart). Annus gratiae, (1 at.) genadejaar, het dienstjaar, dat na het overlijden van een predikant ten voordeele der weduwe door de ringbroeders wordt waargenomen. Anodyna, (geneesk.) pijnstillende middelen. Anpappen, (stud.) dichter bijeen gaan zitten, met bedoeling to blij ven plakken. Anruk(ken) (a f r.) presenteeren. Ansies, (a f r.) aanstonds, dadelijk. Ans Vaterland, ans teure, schliess dich an. (Das halte fest mitdeinem ganzen Herzen, Hier sind die starken Wurzeln deiner Kraft). Sch. Wilhelm Tell II, 1. Attinghansen tot Rudenz ; opwekking tot vaderlands- liefde. Hecht is aan het dierbare vader- land. Antaphrodisi'acum of anta- phrodi'ticum, (g r.) middel tot be- daring van de to sterke geslachtsdrift; middel tegen de Venuskwaal. ANTE CHRISTUM NATUM. 33 ANTIPHLOGISTISCHE LEER. Ante Christum natum, A.C. voor de geboorte van Christus, bij jaartel- lingen. Antediluviaansch uit het tijdperk voor het diluvium, d. i. voor den grooten vloed (Zondvloed). Ook gebezigd in den zin van voor-Adamitisch. - fig.: hoogst ouderwetsch. Antehomerica, (1.) gedichten die voor Homerus zijn vervaardigd. Ante- diluviaansehe muziek, muziek voortgebracht, door met een vuur- steen to slaan op verschillende vuur- steenen hangende aan een ijzeren roe. Antependium, (r k.) bedekking van de voorzijde van het altaar. De kleur komt overeen met die van het officie van den dag (zie kleur). Er is geen ante- pendium, wanneer de voorzijde met kost- bare steeneri of een schilderij versierd is. Anthesterion, 8e maand in Athene (Febr.-Maart) waarin : Anthesterien- Feesten ter eere van Dionysos (Bacchus). Anthropometrie, (van 't g r. anthropos - mensch en metron, = maat), het door den Parijschen genees- beer, Dr. A. Bertillon, (1880) uitgedachte, in Frankrijk en elders toegepaste stelsel van meting der lichaamsdeelen van mis- dadigers, om hen, ingeval van recidive, to kunnen herkennen. In wijderen zin het meten van verschillende lichaams- deelen voor vergelijkende studien,waartoe liet werk L'Anthropomdtrie van den Belg E. Qudtelet in 1872 den eersten stoot gaf. Antiehambre, voorkamer bij hoog- geplaatste personen, waarin men wacht tot men wordt toegelaten. Vandaar anti- chambreeren, = waehten. Antichrist tegenstander van Chris- tits bij de Joden, Christenen en zelfs bij de Mohammedanen, de geweldige, dui- velsche, maar eindelijk bezwijkende vij- and van Christus en van zijn koninkrijk op aarde. (Job. II : 24). Zoo worden voorgesteld in het boek Daniel Antiochus IV, in de Openb. v. Johannes Nero; later in de 15e eeuw de paus, in de 19e eeuw Napoleon. Anticipeeren, (h a n d.) voor den vastgestelden tijd in betaling nemen of geven; voorschot geven in geld op de in commissie ontvangen goederen. Anticipatie-billetten, schuldbe- kentenissen door staat of stad uitgegeven in anticipatie op nog to innen belastingen. Anti-Cornlaw-league, verbond van Engelsche burgers tot opheffing van het invoerrecht op graan (1839-1846). Antidateeren, aan een geschrift een vroegeren datum geven, dan then het eigentlijk mocst hebben. Antigone, de getrouwe gezellin van haar blinden gevloekten vader Oedipus. De moderne Antigone is Marie Thdrese Charlotte hertogin d'Angouleme, dochter van Lodewijk XVI, zoo geheeten we- gens hare gehechtheid aan Lodewijk XVIII, haar oom, wiens ballingschap zij deelde nadat zij de gevangenis van den Tempel verlaten had en gehuwd was met haar neef den Hertog van Angouleme ; in het algemeen van een dochter, die haar vader in ouderdom, ziekte en onge- luk trouw bijstaat. Antilegomena, niet algemeen als echt erkende kanonieke boeken. Antimakassar, een kleedje, dat over een fauteuil of canapd gehangen wordt, om het bekleedsel van deze to beschermen tegen (anti) de Makasser- ol'e, 'een bekende haarolie. Antimensium, (g r. k.) gewijd kleed, waarmede men elke tafel tot altaarmaken kan. Antinomie, strijdigheid van twee wetten ; van anti = tegen, en noynos = eene wet. Antinous, model van mannelijke schoonheid, page van Hadrianus, den Keizer van Rome. Antipathie (anti = tegen en gr. pathos, hartstocht), of keer, tegenzin; het tegengestelde van sympathie. Antiphlogistische leer, de door Lavoisier ingevoerde beschouwingen over de verbranding, in tegenstelling met de leer van Stahl. Deze nam aan, dat bij de verbranding uit de brandstof iets ontweek, het phlogiston; Lavoisier be- wees, dat bij de verbranding zuurstof wordt opgenomen. 3 ANTIPHOON. 34 APHRODISIACA. Antiphoon, (r k.) beurtzang, waar- bij de zangers zich in twee koren ver- deelen, en het eene koor het andere afwisselt ; vers of korte spreuk, die de voorzanger aanheft en waarin aan de zangers de toonaard van den volgenden psalm wordt aangegeven i een dergelijk vers of soortgelijke spreuk wordt ook antiphoon genoemd, ook al wordt het niet gezongen. Antiphonarium, (r k.) boek, waar- in verzameld zijn de antiphonen, bij de godsdienstoefeningen gedurende het ge- heele jaar in gebruik. Antilope-staat, (a m e r.) Nebraska naar de antilope furcifer enz. the strong- horned antelope, de eenige soort in Ame- rika. Antonlus de eerste kluizenaar, omdat hij volgens de overlevering door den duivel in de gedaante van een zwijn werd gekweld, nam men hem tot patroon der zwijnenhoeders. - - kruls in rechten of gebogen T-vorm : T of ''; (ook; Egyptisch kruis). - - varkens, varkens door som- mige steden onderhouden, ten behoeve van het Sint-Antoniesgasthuis, boven welks poort een varken afgebeeld was, als attribuut van den H. Antonius. - - vuur, ziekte van typheusen aard, die in de elfde eeuw vooral in Frankrijk woedde en genoemd werd naar den H. Antonius dien de lijders om ge- nezing aanriepen. Apage, Satana ! (lat.) Ga weg achter mij, Satanas! Woord van Jezus tot den duivel Math. IV: 10 en Luk. IV : 8. gewoonlijk in de beteekenis : breng mij niet in verzoeking. Apanage, geldelijke toelage aan niet regeerende prinsen; van gelijkbe- teekenend Fransch. Apegapen, hid ligt op - hij zal 't niet lang meer maken. Oorspr. onbek. Apelles, vermaard Grieksch schilder; vroeger de algemeene naam voor iederen beroemden schilder; toen Lievensz Vondel geschilderd had zei Six „Dit 's Vondel met zijn rol, Apelles trof Apol." Apelles post tabulam, Apelles achter de schilderrj. - De luist'raar aan den wand, verneemt zijn eigen schand ; ontleend aan het verhaal, dat Apelles eene schilderij tentoonstelde en daar achter verborgen de aanmerkingen dyer beschouwers hoorde. Apendaas (de, straat in 's-Graven- hage, van les-appendances, de bijgebou- wen", indertijd tot huisvesting gegeven aan het talrijk gevolg van een Fransch Gezant. Apeuhaar, eene soort van sbagtabak. Apenkool, 't is maar apenkool, gek- heid, pocberij. Apenland, Oost-Indie. Apenlulders, spotnaam voor de inwoners van IJsselstein. lemand, zegt het volksverhaal, had den dood van zijn aap , Kees" laten aanzeggen, waarop de klok werd geluid, omdat men meenle, dat zijn knecht Kees overleden was. Apenmelk, grog van jenever of melk met brandewijn. Apenmunt, met - betalen, iemand met kluchten en grappen betalen, in plaats van hem het verschuldigde to voldoen; f r. payer en monnaie de singe : de kun- stenmakers mochten hun octrooirecht voldoen met hun apen kunst j es to laten maken. Apennootle, 0. I. noot, Atjeh-noot heeft geheel den vorm van een apenkop. Apentuin, in de Volkstaal de naam voor iederen zoologischen tuin, in 't bij- zonder voor dien to Amsterdam en's-Gra- venbage. Apestad, to Deventer ; open stads- gedeelte langs de rivier. Apevlooi, (a f r.) kleine jongen, die zich verbeeldt, groot to zijn. Apex, bij de Romeinen een met wol omwonden olijftakje, dat op de punt der vilten priestermuts was bevestigd ; ook het geheele hoofddeksel; de spits toe- loopende tiara der Perzische koningen ; figuurlijk de kroon, het teeken der hoogste waardigheid. Aphrodisiacs, geheimmiddelen waardoor de geslachtsdrift kunstmatig wordt opgewekt ; van Aphrodite (gr.) de godin der schoonheid en der liefde. APHRODISIA. 35 DE APOSTEL VAN Aphrodisfa, feesten ter eere van Venus, die door de Grieken Aphrodite genoemd wend, in verband met het woord aphros, dat schuim beteekent, omdat zij ontstaan was, volgens de mythe, uit het schuim der zee. Zij werd daarom ook wel Anadyomene genaamd, d. i. de opge- dokene (uit zee). Aphrodite, de Grieksche Venus, zoo geheeten, omdat zij uit het schuim der zee geboren werd : aphros = zee- schuim. Apt, (m a 1.), vuur, tali api = vuur- touw; bediende, die dit voor de gasten gereed houdt; goenoeng api = vulkaan. A piacere, naar welgevallen (m u z.) wat de maat, (h and.) wat den tijd van hetaling betreft. Apie, (a f r.) beet genomen. Aplomb, zuiver langs de loodlijn, kort, juist en afdoende. Vandaar lets met 4plomb zeggen d.i. met gezag. Apocalyps, de openbaring van Joannes, het eenige profetische boek van het N. Testament. A poigne, (spreek : pogne), voor geen krachtigen maatregel terugdeinzend, pootig. Het woord kwam gedurende het tweede keizerrijk in zwang en is het ge- bleven. Apoint, appoint, appunto, al punto, woordelijk: juist, nauwkeurig, per apoint trekken is eenen wissel trek- ken voor het juiste bedrag van een saldo, of eene rekening; geschiedt dit door meerdere wissels, dan wordt elke wissel een a point genoemd'. Apokryphe boeken, verschil= lende godsdienstige geschriften der oud- heid, waaraan niet algemeen het gezag der H. Schrift wordt toegekend zooals aan de Canonieke boeken. In vele, vooral in Luthersche uitgaven van den bijbel, vindt men ze tusschen het Oude en Nieuwe Testament;, in de Engelsche bij- bels vindt men ze niet, voor de Roomsch gezinden werden ze op het concilie van Trente canoniek verklaard. Apocryph is verborgen of privaat, in tegenstelling met wat voor openbaar gebruik bestemd is. Zoo heeten ook weinig betrouwbare, beter nagemaakte H.- Boekeu. - (r.k.), fig. geschriften of beweringen van weinig betrouwbaarheid. Apollo, een zeer schoon man, toon- beeld van j eugdige mannelijke schoon- heid, naar Apollo bij de Gr. Phoibos of Phoebus-Apollo den God der dichtkunst, tevens vereerd als zonnegod. -„- van Belvedere, standbeeld in marmer van Apollo door den Griek Calamis (5de eeuw v. C.). Apollo wordt voorgesteld met een boog in de hand en staat in de galerij Belvedere in het Va- ticaan to Rome. In 1503 tusschen de puinhoopen van Antium ontdekt, werd het aangekocht door Julius II. -,- van Portugal, Luis de Camoens, schrij ver van , os Lusiados," d.i. de Lusitaniers ; zoo geheeten om zijn dichtwerk vol ongeevenaarde schoon- heden. Apologie, een verweerschrift, een verdediging tegen een aanval; in het bijzonder de verdediging van den Chris- telijken Godsdienst. Apostaten, afvalligen, enz. in zake geloof of godsdienst ; zoo werd Keizer Julianus, die van Christen weer Heiden werd (f 371) de Apostaat, de afvallige, genoemd. A ostel = gezant; bepaald de naam der discipelen van Jezus, na zijn heen- gaan. Voorts is het voorstander en ver- breider, bijv. de apostel der matigheid, de apostel van den vrijhandel enz. ook de verkondiger des evapgelies in be- paalde streken bij v. Bonifacius de apostel der Friezen. (De) Apostel van: Abyssinia, St. Frumentius (4e eeuw.). de Alpen, Felix Neff (1798-1829). de Ardennen, St. Hubert (8ste eeuw). Armenie,Gregoriusvan Armenia (4e eeuw) de Engelschen, St. Augustijn (t 607). den Vrijhandel, Richard Cobden (1804- 1865). de Duitschers, St. Bonifacius (680-755) de Franschen, St. Denis (3de eeuw). de Heidenen, St. Paulus. de Schotten St. Columbanus (521-597). Hongarije, St. Anastatius (954-1044). de Indianen, Bartholomeus de Las Casas (1474-1566). DE APOSTEL VAN 36 APOTHEOSIS. (De) Apostel van: de Indien, St. Franciscus Xaverius(l 50 6- 1552) de Vlamingen, St. Amad (t 629). bet Ongeloof, Voltaire (1694 lerland, St. Patrik (372-493). Nederland, St. Willebrord (657-738). de Friezen St. Bonifacius 680-755). bet Noorden, St. Ansgar of Ansearius (801-854). de Picten, St. Niniaan. Schotland John Knox. (1505-1572). de Slaven, St. Cyril. Spanje, St. Jacobus de Groote. de Matigheid.Vader Mattheus(1790-1856) Wales, St. David (5e eeuw.) Apostelen, attributen van Apostelen zijn als volgt: Andreas, een kritis in den vorm van de letterX,omdat hij daarop werd gekruisigd. Bartholomeiis, een mes, waarmee hij werd gevild. Jacobus, een mosselschelp, eenpelgrims- staf of een lederenflesch, als de patroon der pelgrims. Jacobus, de jongere, een voldersstok, omdat hij daarmede gedood werd. Johannes, een beker met een slang, die er uit komt, zinspeling op den beker vergift, then Johannes door het teeken des kruises onschadelijk maakte. Judas Iscarioth, een geldzak, omdat hij de beurs droeg. Judas, een knods, het werktuig zijner marteling. Mattheus, een str#dakst, omdat hij daarmede onthoofd werd. Mathias, een bjl, waarmede bij gedood werd. Paulus, een z1vaard, waarmede hij onthoofd werd. Petrus, twee sleutels, omdat hij de sleutels des hemels in handers heeft. (Matth. XVI : 19). Philippus, een staf met een kruis booenop, omdat hij verd opgehangen. Simon, een zaag, omdat hij in stukken gezaagd werd. Thomas, een u4n7celhaak, zinnebeeld van zijn wikkenden geest, soms een lans, omdat hij daarmede doorstoken werd. Apostelsooren (of Judasooren), (zeet.) opstaande houten, die de eerste verbreedingvan den voorstevenuitmaken. Apostolaat des Gebeds (r. k.), vrome Vereeniging, in 1844 in Frankrijk opgericht ter bevordering der ware ven- eering van bet H. Hart van Jezus, ver- eeniging der geloovigen in dit,H. Hart en opwekking tot werkdadigen ijver voor- de belangen der Kerk. Apostolica Sedes (r. k.), Apos- tolische Stoel, de bisschoppelijke zetel van Rome, de Pauselijke stoel. Apostoliew, Sedis gratla, door- de genade van den Apostolischen stoel, titel, then de bisschoppen plegen to voeren b.v. N.N. Dei et Apostolicae Sedis gratia. Episcopus: N. N. door de genade van God en den Apostolische Stoel Bissebop.- Apostolische majestelt, titel van den keizer van 0ostenrijk als koning- van Hongarije, door Sylvester II in 1000 aan den koning van Hongarije verleend.- Apostolische waders, vijf ver- dedigers van den Christelijken godsdienst levende gelijktijdig met en leerlingen van de apostelen, namelijk: Clemens van Rome, Barnabas, Hermas, Ignatius en Polykarpus. Apotheca, magazijn of bergplaa vooral voor fijne wijnsdorten. Apotheek, plaats waar geneesmid- delen bereid en verkocht worden; van Gr. Lat. apoth4ca van apotithenai, ne- derleggen. Bij de ouden: voorraadkamer,. bewaarplaats voor den wijn. Apotheker, in de volkstaal ,apte- ker" van bet latijnsche apothecaries magazijnhouder, en dit weer van apo- theca = wijnkelder, provisiekast. Dit laatste woord hebben de Romeinen weer van de Grieken overgenomen. bij wie eene bewaarplaats apotheke heette. Apothekersrekening, hoogopge- voerde rekening naar M o l i e r e s Malade imaginaire (1,, 1) en van Frankrijk (compte d'apoth4caire) zoowel naar Ne- derland, als naar Duitschland (Apothe- 7cerrechnung) overgewaaid. Apotheosis, Vergoding van men-- schin. Daarom ook bet schitterende en stralende slot van de eene of andere voorstelling. APPAPAAT. 37 APPIORIL Apparaat, bet toestel tot eenigen arbeid behoorende. Apparentle, bet uiterlijk aanzien der goederen. Apparent rarl nantes In gur- gite vasto. Vergilius, Aeneis I. 118. Hier en daar versch jnt er een, zwem- mende in den grenzenloozen draaikolk (bij een schipbreuk). Fig. toegepast op gene sober bezocbte vergadering. Appassionato (m u z.), hartstoch- telijk. Vgl. fr. passion. Appels (beroemde, 1. De appel van Adam in het Paradijs, 2. de appel van Paris, dien Eris, de godin van de twee- tlracht, op de bruiloft van Thetis onder de aaiiwezige godiimen wierp ; 3., de appel, dien Tell volgens de my the zijn zoon van 't hoofd geschoten zou hebben, 4. de appel van Newton, dien hij zou hebben zien vallen en waardoor hij er toe gekomen zou zijn, de wetten der z waartekracht to zoeken ; 5. de gouden appelen, waardoor Atalante in den wed- loop overwonnen werd; 6. De appelen van Edoena, godin der jeugd, waardoor de Noordsche goden zich verjongden; 7. De gouden appelen der Hesperiden, die 4lerakles ging veroveren. Appelen (Sodoms, Tlievenot zegt dat er appelboomen zijn langs de Doode zee, de plaats van 't oude Sodom, die schoone vruchten dragen, welke van binnen vol asch zijn. Daarom worden wel eens de aanlokselen der zonde Sodoms- appelen genaamd. Appetlit, eetlust, trek; van 't fr. app9tit. Appointe, in de uitdrukking : ,Hij 'wart als A-": leeglooper, dagdief. In oorlogstijd werden soms twee kapiteins op hetielfde schip geplaatst; de een als kommandant, de ander A---, en deze laatste had oogenschijnlijk niets to doen. - (mil:) aspirant-of(icier. - (h e r a 1 d.) aanstootende gezegd van twee maven, waarvan de punten tegen elkaa'r komen ( ) ; in tegenstelling van acculd ) ( . Approbatle, (r. k.), Goedkeuring. 1'. (xeschiktverklaring van een persoon voor een kerkelijk ambt of bediening. 2°. Goedkeuring van boeken. Door deze goedkeuring wordt door bevoegde auto- riteit verklaard, dat een boek niets be- vat, vat strijdt met de katholieke geloofs- of zedeleer. Bij de Protestanten : goedkeuring van eene uitgebrachte predikantsberoeping. Approximatief, bij benadering, ongeveer. Apres mol le deluge, ik zal den zond vloed niet beleven ; platter: 't Zal ran zorg zijn!? 't Zal mijn tijd wel uithonden, aan Lodewijk XV toegeschre- ven, maar volgens bet Essai sur la mar- quise de Pompadour, in de Mimoires van Mad. de Housset (1824, p. 19) door Mad. de Pompadour gezegd. Naar een Griekschen dichter, door Cicero (de Fini- bus III. 19. 64) door Seneca (de Clementia II. 2. 2) en door Stobaeus (Ecl. 11. 6. 7) aangehaald. April, maand der opening, wanneer de gewassen zich ontplooien en de schoot der natuur zich opent tot verjongd leven (van lat. aperire = openen). Oudtijds grasmaand. April, (De eerste - sedert onheu- gelijke tijden en bijna overal een dag, waarop men elkander voor den gek houdt. Vandaar bet rijmpje „Op den eersten April Stuur j e de gekken waar j e wil." De Franschen vermaken zich met een poisson d'Avril, de Engelschen met den April-fool, de Duitschers lachen om bet Aprilschicken, en wij, Hollanders, om de Aprilsgekken. Vandaar bet werkwoord aprillen = brillen = foppen. Oorsprong onbekend. Door sommigen in verband gebracht met de zinledige zending van Jezus door Pilatus naar Herodes en omgekeerd. A prima vista, (it.), op eerste ver- toon, op het eerste gezicht. Apriori, d. i. a priori = van to voren, een argument apriori wordt af- geleid uit eene voorafgaande zaalk, dus gevolgen uit oorzaken. Wiskunstige be- wijzen zijn apriori, daarentegen zijn rech- terlijke vonnissen a posteriori, wij leiden daarbij de bedoeling uit de vermelde feiten af. AQUARIUS. 38 ARBITREEREN. Aquarius, (1 a t.), de waterman waterdrager, lat. aqua = water. Een der teekens van den dierenriem (20 Januari tot 18 Februari). Aqua haeret, Cicero, De officiis 3, 33, § 117 of Aqua mihi haeret d. i. het (mijn) water stolt of wil niet loopen, overdr:schtelijk : ik ben in verlegenheid of weet niet, wat to beginnen. De ouden inaten den tijd bij de gerechtszittingen of met een wateruurwerk, to vergelijken met onzen zandlooper. Aqua regia, mengsel van salpeter- zuur en zoutzuur, letterlijk : koningswa- ter, zoo geheeten, omdat het gezegd werd goud to ontleden, den Koning der metalen. Aqua toftana, een langzaam doo- dend giftwater, van een Italiaansche giftmengster Tofana, die in 1749 ge- worgd werd. Aqua vitae, levenswater of le- venselixer, eene vloeistof door destillatie verkregen. Men schreef daaraan de kracht toe om het leven to verlengen; ook bran- dewijn, eau-de-vie. Aquaduct (1 at.), aquaeductus, wa- terleiding in Rome, looden pijpen, die in muren besloten waren, soms door zware bogen gedragen ; thans die bogen alleen. Aquarel, (i t a 1.), teekening in wa- terverf, van aqua = water. Aquarium (f r.), in de taal der anarchisten het Palais-Bourbon, de ver- gaderplaats der Kamer. Aquila non captat muscas (Erasmus), een arend vangt geen vliegen; een groote geest is boven de aanvallen van kleine verheven enz. Schildspreuk van 't geslacht Quarles. Ar en arreslee, een afwerping der n van Narrenslede. Zie dit woord. Arabesken,overladen Moorsche ver- sierselen, voornamelijk in de bouwvak- ken aangewend; in den tijd van Lodewijk XIV algemeen' in Frankrijk ingevoerd. -- (her a 1 d.), ruststukken voor een wapen met schildhouders; zeer zelden als wapenfiguur gebruikelijk. Arabisehe nachtvertellingen, verhalen ,De duizend en den nacht" geheeten, van Indischen, Perzischen en Arabischen oorsprong. Arachne's werk, spinnen en we- ven; Arachne ging een wedstrijd tan met Minerva in fijn naaldwerk. Arachne werd overwonnen en hing zich uit wanhoop op ; Minerva veranderde haar in een spin. Arak (a r.) zweet of sap, ('arak at-tamr) zweet •der dadels, uit den boom- stam getapt en gegist. Wij noemen arak een sterken drank uit gegiste rijst toe- bereid. Aranjuez (die sch8nen Tage in -), de heerlijke, schoone tijd, naar den eersten regel van S e h i 11 e r s Don Carlos. Arba-kantoth, (h e b r.) Arbang- kanfous) lett: vier hoeken en duidt aan het kleine vierhoekig - door iederen Is- raeliet onder zijn- bovenkleederen ge- dragen - godsdienstkleed, met uitge- sneden halsopening. Aan elke der vier hoeken is een bundel aanschouwingsdra- den (Tsitsith) vastgehecht. (Overeenkom- stig Numeri XV : 38). Zie Tallith. Arbiter, (lat.), in Rome personen, die als scheidsrechters naar bitlijkheid tusschen partijen uitspraak deden. Scheidsrechter of scheidsman, door par- tijen benoemd, en uitspraak doende hetzij naar de regelen des rechts, hetzij naar de billijkheid. Arbiter bibendi of magister bibendi, rex convivii, de door het lot gekozen president bij een feestmaal, die tafelwetten vaststelde en zijne voor- schriften gaf omtrent het aanmengen van den wijn en het vullen van de bekers. Arbitrage, de vergelijking der ef- fecten-, wissel- en geldkoersen van ver- schillende plaatsen, om daaruit de meest voordeelige to kiezen en de handelsope- ratien met bet oog daarop gedaan. -, beslissing van een geschil door scheidsrechters of scheidsmannert; waar de partijen Staten zijn, spreekt men van internatiornale arbitrage. Arbitreeren, een arbitrage opstel- len, eene arbitrage-rekening opmaken. ARCA. 39 ARGtJMENTUM AD HOMINEM. Area, (Chr.archaeo1.).1°.Ilethei- lig vaatwerk, waarin bet H. Sacrament des Altaars in de huizen bij de eerste Christenen werd bewaard; 2° een reli- kwiekastj e ; 3 ° een geldkist, waarin bet geld der gemeente bewaard werd (ker- kekas). Areadisch, van Arcadie, in Grie- kenland, in bet midden van de Pelo- ponnesus gelegen. De Arcadiers, grooten- deels jagers en herders, waren zeer eenvoudig, tevreden, gastvrij en vrijheid- lievend. Daarom werd Arcadie door de dichters geroemd als bet land van on- schuld en vrede. Zie Arkadie. Areana geheime wetenschappen, de geheimen van een eeredienst, een ge- heim genootschap enz. id. geheime ge- neesmiddelen. Arebief, bewaarplaats van belang- rijke documenten,handschriften,registers; van 't gr. archeion = raadhuis. Arehimandriet, (r. k.), overste van een groot klooster of eenige onderling vereenigde kloosters, een titel, bepaald in de Grieksche kerk gebruikelijk. Archimedes (de grondstelling vans een lichaam in een vloeistof gedom- peld, weegt daarin zooveel minder, als bet gewicht van een volumen van die vloeistof bedraagt, dat gelijk is aan 't volumen van bet lichaam. Men zegt, dat de wijs- geer in 't bad zijnde tot die ontdekking kwam; en in verrukking naakt huiswaarts liep, roepende : Heureka ! (ik heb 't ge- vonden) -„-- (sehroef van, -- een schroef zonder eind, geb-ruikt om water op to werken. Arehipel, (g r.) Archipelagos, zee met vole eilanden en die eilanden zelve. De Archipel = de Grieksche zee. Arehitectunr, bouwmeesterskunst, en wel: schoone bouwkunst, (monumen- tale architectuur), die paleizen en tempels bouwt of burgerlijke arcbitectuur, die gewone woningen bouwt; van gr. archos = de opperste en tektan = bouwer. Ariaan, Zie Arianen. Areek (m a 1.), betelnoot ; met bet betelblad in Indict gekauwd ; gewooulijk pinang. Arena, bet met zand bestrooide strijdperk in bet amphitheater, waar de gevechten van dieren en van zwaard- vechters plaats vonden, ook : het geheele amphitheater, de strijd zelf en elke soort van wedstrijd en van oefenplaats. - studiosorum, (stud.) gymnas- tiek- en schermclub to Leiden. Aren, (j a v.) arenpalm, Indische palmboom ; uit bet sap maakt men de aren suiker ook genaamd goela djawa. Areopagus, de zetel van bet be- roemde gerechtshof in Athene van Ares (= Mars) en pagos (beuvel), naar de plaats, waar de bijeenkomsten gebouden werden. Aretinische lettergrepen, de notennamen ut re mi fa sol la si, ont- leend aan de Johannes-bymne Ut queant laxis Resonare fibris Mira gestorum Famuli tuorum Solve polluti Labii reatum Sancte Joanne; aldus genoemd naar den monnik Guido van Arezzo (11e eeuw). Argandsche lamp, lamp met lam- peglas en cilindrische pit-opening, waar- door een luchtstroom gaat tot aanvoer van zuurstof en verheldering der vlam ; naar den uitvirider Argand (1789). Argent (h and.), gewoonlijk verkort A, op koersnoteeringen gebruikelijk, be- teekent geld of gevraagd. Argo, een schip, dat op avontuur uitzeilt. Zoo heette Jason's vaartuig, dat naar Colchis uitvoer om bet ,gouden vlies" to halen. Argonauten, de opvarenden van bet schip Argo. Argumentum ad hominem (1 a t.), een argument op den man af, ontleend aan den toestand, de woorden of de belangen van den man, met wien men discuteert. - (schertsend) oorvf jg of slag in 't al- gemeen. ARGUMENTUM AD REM. 40 AItKADE. Argumentum ad rem, bewijs- voering, die tot de zaak in kwestie wat afdoet,, verg. argumentum ad hominem. Argusoogen, zeer scherp toeziende oogen ; van Gr. Myth. Argus, den hon- derdoogigen bewaker van de nymf Io. Ariadne (de dread van, mid- del om uit een neteligen toestand to ge- raken, om een moeielijk vraagstuk op to lossen ; van Ariadne (Gr. myth.) die door een garenklos haar minnaar Theseus het middel verschafte otn uit den doolhof to geraken, verblij fplaats van den Mino- taurus een monster, dat door hem werd gedood. Arianen, in steenfabrieken de steenen, die niet ooglijk of niet deugd- zaam genoeg zijn om afgeleverd of ver- kocht to worden, en als uitschot verwor- pen worden, naar de historische Arianen, aanhangers van Arius (4e eeuw) en als ketters uit de kerk geworpen. -, de hoofdleer der Arianen was „De zoon van God is niet gelijktijdig met, noch gelijk aan den Vader. 't Arianisme is de hoofdleer der Uni- tariers. Arse, arrie (a f r.) eilieve. Aril, in de Cabala een water-geest ; in de middeleeuwsche verhalen ook als luchtgeest voorkomende, beschermer van onschuld en vervolgden; een etherisch wezen, door Shakespeare in zijn tooneel- spel The Tempest. opgenomen, als die- nende geest van Prospero. Arihrs, de stamvaders van de Indo- Europeesche volkerenfamilie. Tot den Arischen taalstam behooren : het Slavo- nisch, Baltisch, Germaansch, Keltisch, Italisch, Helleensch of Grieksch, Alba- neesch, Arameensch, Iranisch en Indisch. Arms, de Ram een van de lentetee- kens in den dierenriem (21 Maart tot 20 April). Arig (a f r.), zonderling, raar, syn. naar, aklik (akelig). Arson, Grieksch zanger, door zeelie- -den overboord geworpen, maar door een dolfijn naar Taenarum gedragen. - - een wonderpaard, dat Hercules aan Andrastos gaf; het kon spreken en zijn rechterpooten waren menschenbeenen. Ariosto (De-van het Noorden, noemt Byron Walter Scott, Childe Harold. Aristarch, een scherpzinnig en ge- leerd, maar gestreng beoordeelaar, naar Aristarchos van Samotrake, die de wer- ken van Homerus in hun tegenwoordigen vorm bracht en uitmuntende verklaringen daarbij schreef. Aristocratfe, van aristos = de beste en kratein = regeeren, lett. de regeering der besten. Aristophanes, Grieksch blijspel- dichter ; - de moderne - Samuel Foote (1722-1777) de Fransche J. Baptiste Po- quelin de Moliere (1622-1673). Aristoteles, (de der 19de eeuw - George Cuvier, de groote natuurkundige, (1769-1832). Aristoteliaansehe eenheden of dramatische eenheden : de eischen door Aristoteles aan het drama gesteld met het oog op de inrichting van het Grieksch tooneel, nl. eenheid van hande- ling (slechts den gebeurtenis), eenheid van plaats (dus geen verandering van het tooneel der handeling), en eenbeid van tijd, d. i. hoogstens een dag (dus geen tijdsverloop tusschen de voorvallen ). De Fransclien voegden daaraan toe de eenheid van vorm, d. i. al de dramatis personae moeten in een treurspel tra- gisch, in een blijspel comisch, in een klucht kluchtig zijn. Ark, volksnaam voor een oud, ruim gebouw door vele gezinnen bewoond, men denkt dan aan de Arke Noachs. Ook eene drijvende wooing of schuit, die tot verblijf eener familie van kermis- reizigers, poldergasten en derg. dient. Arke .Noachs berucht maandwerk, dat van 1827-33 door A. Cramer werd ge- redigeerd en verscheiden Amsterdamsclie schandalen bevatte. Arkade, (b k.) Boog rustende op 2 steunpunten. De gordelbogen worden ook arkaden genoemd. ARKADIE. 41 ARONSKELK. ArkadHFS, een schoon en landelijk gewest, midden in de Peloponnesus, in de oudheid bekend om zijne herders en herderinnen, zijne heerlijke weiden en veeteelt. Zeventiende-eeuwsclie dichters en schrijvers noemden gaarne elke schoone landstreek een Arkadie. Johan vanHeems- kerk, opgewekt door bet lezen der Arka- dia van Filips Sidney of door den Ital. schrijver Sannazzaro (t 1530), die het allereerst een Arkadia schreef en in de mode bracht, schreet' zijn Batavische Ar- eadia, 1637. Hem volgden : H. Zoeteboom, Zaanlants Arkadia, 1658; L. van Bos, Dordrechtsche Arcadia, Amst. 1663; C. Bruin, Kleefsche en Zuidhollandsche Arkadia, 1714; M. Gargon, Walchersche Arkadia, Leid. 1715; Daniel Willink, Aynstellandsehe Arkadia, 1737; K. El- zevier, Arcadia, Rott. 1739 en A. Loosjes Pz., Hollands Arkadia, 1804. Arkadigrs, leden der Academia degli Arcadi, een dichterlijkgenootschap to Rome, opgericht in 1690, met een aantal afdeelingen in andere steden. Het regle- mnent is in den trant der Oud-IRomeinsche 12 tafelen, en hun insigne is een her- dersfluit, omkranst met laurier- en den- netakkeii. De leden, alien dichters en dichteressen, ontvingen bij hunne toe- treding Oud-Grieksche herders- en her- derinnen-namen. De ,aceademia" geeft een maandwerk uit : „Giornale arcadio." Arkelsehe dorpen, (De viii - Arkel, Rietveld, Kedichem, Eeterwijk en Leerbroek, waarvan de beginletters den naam Arkel vormen. (Eeterwijk is de oude naam van Oosterwijk, nabij Kedi- chem. Arlequin, (it al.), potsenmaker, per- soon in de ballet pantomime, steeds in een gewaad uit verschillende oude lap- pen bestaande, van it. arlechino, naam van bet komische masker in het Italiaan- sche blijspel. Armada, (s p.), lett. gewapend, tot laat in de 17de eeuw henaming voor leper en oorlogsvloot; ook de onoverwin- nelijke vloot (Armade invisible) door Filips II tegen de Nederland,en uitgerust. Armateur, de eigenaar van een met toestemming der overheid uitgerust ka- perschip ; ook nog eigenaar van schepen (reeder); een gewapend koopvaardijschip. Armeluie, schimpende woordspeling bij de Middelburgers in gebruik voor de bewoners van Arnemuiden Arlesiennes, vrouwen uit Arles, (Z.fr.) beroemd om hare schoonheid. Arm In Arni mit dir So fordr' ich mein Jahrhun- dert in die Schranken. Arm in arm met u, zoo tart ik den geest der eeuu'. Seh. Don Carlos, I, 9, waar Don C. bet tegen Markies Posa zegt. Armborst, in de middeleeuwen een oorlogswerktuig, waarmee men pijlen wierp; wellicht van lat. a; cubcellista, d. i. wegslingerende boog. Armenische kerk, een afgeschei- den en op zich zelf staand deel der Griekselie kerk. Armida-tuin, toovertuin, sfeer waarin de Poezie de jonge harten zich doet vermeien, ontleend aan Armida's toovertuin to Antiochie, beschreven door Torquato Tasso in zijn , Verlost Jeru- zalem." Armilogie, (her a 1 d.) de taal der wapens. Arminiaanseh, overeenkomstig de leer der Arminianen, anti-Gomaristen, of Remonstranten, naar den Leidschen god- geleerde Jacobus Arminius (t 1609) wiens eigenlijke naam Jacob IHarmensz was. Hij leerde, dat ieder die wil, zalig kan worden en dat de voorbestemming (prae- destinatie) alleen voorwetenschap is. Armoede Is Been schande, ont- leend aan den Griekschen dichter Hesi- odus, uit de 9de eeuw v. C. Armoedzaaier, (Am s t.) volksuit- drukking 'voor een kalen beer. Armoziin, een kostbare stof, waar- van de 17de eeuwsche dames japonnen droegen. Armstrong, kanon, naar den naam des uitvinders. Arnhemsche meisies, en - 1ongens, koekjes. Aronskelk, witte kelk met gele bloemkolf, beet niet naar den Hooge- priester Aaron,, maar naar bet lat. Aruin gr. aron = adderkruid. ARPEGGIO. 42 ARTHUR. Arpeggio, (m u z.), als op een harp d. i. de tonen van bet accoord niet to gelijk, maar opvolgend. Arrangement, eene schikking, eene overeenkomst, een vergelijk, een onder- handsch accoord. Arrerages, (h and.), achterstanden, achterstallige schulden. Arrest, de gevangenneming (van personen), de inbeslagneming (van goe- deren). Arrimeren, zie Stuiven. Arriver comme maree en ea- rene, juist op bet geschiktc tijdstip aankomen, zooals raree (visch) gedu- rende den vastentijd komt, als den r. k. bet gebruik van vleesch is verboden. In de 16e eeuw zeiden de Spanjaarden reeds sinds lang : No puede mas faltar que margo de quaresmo = dat zal evenmin als Maart in den vastentijd uitblijven. Niet to verwarren met Arriver eomme mars en ea- reme, iets dat onvermijdelijk op een bcpaald tijdstip moet gebeuren, zooals Maart noodzakelijk, ten minste voor een deel met den r. k. vastentijd moet sa- menvallen. Arrow-root, een soort van meel van den wortel van snaranta arundinacea, van arrow (eng.) = pijl en root (eng.) = wortel; de Indianen in Z.Amer. gebruik- ten namelijk het sap van eene andere maranta nl. de maranta galanga als geneesmiddel tegen bet vergif, waarin andere stammen hunne pijlen doopten. Ars est celare artum, de kunst is, de kun*t to verbergen. Ars longs, vita brevis (1 a t.), de kunst is lang, het levee is kort; ver- taling uit het Gr. uit Hippokrates Apho- rismen, z. Yita brevis etc. Ars superat fortunam, (1 a t.) kunst gaat boven vermogen. Arsenaal (a r.), tuiqhuis, lett. huis, waar iets gemaakt wordt,mlat, darsinale, scheepstimumerwerf of dok; later geschut- gieterij of wapenfabriek, thans bewaar- plaats van wapenen. Artemisia (g r.) bij de Rom. Diana, de godin der jacht. Arti et Amicitiae, aan kunst en vriendschap gew6d, zinspreuk der schilders-societeit to Amsterdam. Arti et industriae, aan kunst en nijverheid gew#d, zinspreuk van een Haagsch genootschap ter aanmoediging en beoefening der kunstindustrie. Artis, verkorte naam of volksnaam van den zoologischen tuin to Amster- dam. Bij de stichting was de ingang door groen geverfde deuren, tusschen twee houten kolommen. Van de spreuk des Genootschaps NaturaArtis Magistra (de natuur is de leermeesteres der kunst), stond bet eerst Natura op de eene kolom, Artis midden boven de dear en Magistra boven de andere kolom. Arria, toonbeeld eener kloekmoedige vrouw, naar Arria, vrouw van den Ro- mein Caecina Paetus, die zich, toen haar man door keizer Claudius (42 n. C.) ter dood veroordeeld was, den doodsteek gaf, met bet woord : ,Heb moed, Paetus ! bet doet niet zeer !" waarop haar voorbeeld door haar echtgenoot gevolgd werd_ Daarop zinspelende schreef A. L. G. Bos- boom-Toussaint een klein verhaal tot herinnering van den klocken moed van vrouwe Brechte Engberts Proosten, ge- malin van den Haarlemschen Burgemees- ster Pieter Kieg (1573) onder den titel: de Haarlemsche Arria. Arriero (s p.), muilezelverhuurder en drijver in Spanje en Spaansch America. Arsis (m u z.), verhef 1ng;thesis daling. Artesische putten, putten, ge- boord om ondergrondsche waterraderen to vinden ; zoo geheeten naar Artesiunz (bet Latijn voor Artois) in Frankrijk,waar zij het eerst geboord werden. Arthur, honing. van eon stam der Britten. Zijne vrouw Ginevra pleegde overspel met Lancelot, een der ridders. van de Ronde Tafel. Arthur's zwaard l,eette Excalibur, zijn speer Rone, zijn schild Pridwin. De Arthurroman bevat zes gedeelten = 1°. De „San Graal" door Robert Borron; 2°. „De Merlin" door Walter Mapes; 3°. „De Lancelot" door Thomas hBecket; 4°. ,Het zoeken van de San Graal" door Th. k B.; 5°. De ,Dood van Artus" (Arthur) door Th. a B.; 6 ° . ,,Losse ver- halen" door Luke Gast van Salisbury. ARTIKELEN. 43 ASDIUS. Artikelen (organische, de bepa- lingen, welke Napoleon I eigenmachtig voegde bij bet concordaat, door hem met Paus Pius VII gesloten. Artium Liberallum Magister oudtijds academische titel = doctor in wis- en natuurkunde; meester in de (zeven) vrije kunsten. Zie A. 1't Arundellana (Marmora - beschrijving door John Selden in 1628 uitgegeven van de verzameling hand- schriften en kunstgewrochten (37 stand- beelden, 128 borstbeelden en 250 op- schriften, benevens een groot aantal ge- sneden steenen, sareophagen, altaren, brokken van beeldhouwwerken enz.) op last van Thomas, graaf van Arundel in 1627 door William Petty uit de'Levaut medegebracht. Deze verzameling heeft eerst bet huis en het park van den graaf versierd, is later in een burgeroorlog verstrooid, doch daarna door den klein- zoon van Arundel Hendrik Howard, aan de Universiteit to Oxford geschonken. Asbest, (m i n e r a a 1), vezelachtige glanzige zelfstandigheid, goed bestand tegen hitte en vuur. Aseese, (gr. - oefening) bij de Grieken bet harden en oefenen des lichaams voor den worstelstrijd en bet wedloopen, bij de Christenen bet aanwen- den van alles, wat dient om de ziel door onthouding to harden en to oefenen in den strijd voor den Hemel. As (sijn hand in di - slaan (a f r.), een blauwtje loopen. Aschdag of Asch-Woensdag, 1ste dag van den grooten of veertigdaag- schen vasten, die bet Paaschfeest vooraf- gaat, zoo genoemd, omdat na de H. Missen aan de geloovigen, die zich daarvoor aan- bieden, door den priester met asch een kruisje op bet voorhoofd geteekend wordt, met de woorden : „Memento homo quia pulvis es et in pulverem reverteris," Ge- denk o mensch ! dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeeren. Asegaboek, (Het - verzameling van oud-friesche wetten ; van Asega = rechter (oudfriesch) door bet yolk aan- gesteld. Asen, goden in Noorsche mythologic, twaalf in getal, waarvan de bekendste : Odin, Thor, Balder, etc. Naast hen staan de vrouwelijke Asinnen, waaronder Freya de bekendste is. Asgard, (n. Myth.) de sterkte der Asir of Noordsche goden, de Olympus der Noordsche godenleer. Zij was gelegen in bet midden van bet Heelal en slechts toegangelijk langs de regenboogbrug. As = god; gard = omheining, twin. Odin was priester van Asgard, .voordat hij vertrok naar bet meer Logur of bet Maler-Meer. Asinarii, ezelvereerders, spotnaam door de Ileidenen aan de Israelieten en later aan de Christenen gegeven, naar de rol, then de, ezel in de geschiedenis van Jezus vervult, (vlucht naar Egypte, intocht in Jerusalem). Asinus asinum Irieat, de eene ezel schucurt den anderen. - Als de eene hand de andere wascht, worden zij beide schoon. Dit schijnt eene navolging to zijn van bet oude Mutuum muli scabunt. Varro bij Nonius p. 115, 20, 157, 21 e. e. Ausonius, Idyllia 12, Lysimachus Epis- tolae 10 I. De eene muilezel schuurt den anderen. Het was de titel eener Satire van Varro. Askleplos, (g r.) de god der genees- kunde, bij de Rom. Aesculapius. Asinus (mv. ahini) ad lyram - iemand, die ergens toe geschikt is als de ezel tot bet bespelen -der Tier. Phoedr Fab. app. 12. Asmodeos, (v. aschmedai, verleider) duivel d. ontucht (vgl. Tobias III. 8) door Salomo bedwongen en dezen door list ontsnapt; de toovenaar, die als Diable boiteux bij Lesage uit dankbaarheid voor Don Leandro Perez Zambullo de daken der huizen van Madrid oplicht. Daarna de naam van zeker weekblad. Asmodeos, (de verwoester) de duivel van ijdelheid en kleeding, in den Talmud geheeten ,de koning der duivelen." Asmus 'of deWandsbeeker bode, schuilnamen van den Duitschen schrijver en dichter Matthias Claudius (1740- 1815). ASPASIA. 44 ASTRAEA.. Aspasla de beroemdste der Grieksche Hetaeren, de vriendin van Pericles; be- roemd om haar schoonheid en haar geest. Zie Hetaere. Asperge, hU heeft aspergebedden -aangelegd; hij zal niet licht bevorderd worden ; hij zal niet licht van woonplaats veranderen, omdat het + 5 jaar duurt eer het aangelegde aspergebed vrucht levert. Asperges me, (r k.) eerste woor- -den van de antiphoon, die gezongen wordt, wanneer op zon- en feestdagen voor de Hoogmis, de gemeente door den priester met wijwater besproeid wordt; -ook noemt men zoo die besproeiing met wijwater zelve. Assegaal, (a f r.) werpspies; eerst bij de Mooren, thans over geheel Afrika in gebruik. Aspres (a f r.) expres, opzettelijk. Asseldoekie of Okseldoekle, assel beteekende voorheen ook schouder, hgd.: achsel, doekje onder de armholte. Assessor, bijzitter; voor 1848 wet- houder in de plattelandsgemeenten. Asslento, verdrag waarbij Enge- land monopolie van slaveninvoer in Spaansche kolonien verkreeg. (Madrid 1713). Assignaat, degene, die eene assig- natie afgeeft. -- In den tijd der le Fransche republiek 1789: muntbiljet, weldra geheel waardeloos door den over- vloed van papieren geld. Assignatle (assegno, mandaat, aan- wijzing) schriftelijk verzoek, dat de on- derteekenaar eenen anderen, daarin aan- gewezen persoon doet, om aan een derde of diens order eene bepaalde som gelds to betalen, hetzij op eenen bepaalden datum, hetzij eeuiigen tijd na zicht, ook wel zonder tijdsbepaling, dat is op vertoon. Assignatiebank, z. Giro-bank. Assigneeren, aanwijzen. Assistent of adsistent, helper. Assoelatie, eene vereeniging van verscheidene personen tot uitoefening eener :4aak voor gemeenschappelijke rekening. Assocle, deelgenoot, compagnon. AssociWeren, in eene zaak deel- nemen eene associatie aangaan. Assorteeren, sorteeren, uitzoe- ken, het gelijke en bij elkander passenide bijeen zoeken; een good geassorteerd magazijnn of winkel, waar een goed ge- kozene voorraad van goederen is. Astarte, godin van de maan in de Phcenicische Godenleer. A stolfo's boek, voor Astolfo niet alleen een reisgids, maar, hij kon daarin ook alles vinden, wat hij maar wenschte to weten. Astragales, ce ne sort que fertons, ce ne sont qit'-, vers van B o i 1 e a u (Art Podtique) om de al to versierde eli overladen dichtwerken to teekeiien. Astolfo's hoorn, het overv%el hen als het geschal van Astoipho's hoorn, het veroorzaakte een panischeu schrik. Elk' wezen, dat bedoeld geschal hoorde, werd door schrik bevangen en zonder moeite door A. overmeesterd. Astareth of Ashtaroth, (g r.) Astarte Phoenicische maangodin, ook wel „de koningin des hemels" geheeten. Astraal-lichaam, volgens de occultisten het onstoffelijk deel van den mensch, wat sommigen aelfstandig en buiten zich kunnen laten werken. Astrachan, (astrakan) ruwe wollen stof met lange haren als van dierenvel, zoo genoemd naar de stad Astrachau, in Rusland, waar veel handel in bont wordt gedreven; ook een zware donker- bruine wollen stof, die op dat bont beet to gelijken. Astrale geesten, de geesten der sterren. Volgens de godenleer der Perzen, Grieken, Joden, enz. had' elke ster haar bijzonderen geest. Paracelsus beweerde, dat ieder mensch zijn ster had, die hem bij zijn dood opnam en hem bewaarde tot den dag der groote verrijzenis. Astraea, rechtschapenheid, onschuld; in den gouden voortijd hield deze god iii haar verblijf op aarde, miar toen de zonde de overhand kreeg, verliet zij de aarde schoorvoetend en werd veranderd in bet sterrenbeeld Virgo. ASTRAGAL. 45 ATLANTIS. Astragal, (b o u w k.) eerste geleding van een kapittel. Astrologle of Sterrenwiehe- larlj, de kunst om uit den loop der sterren de toekomst to kennen. Asvo'el, (a f r.) aasvogel, gier. Asyl, eene plaats, die niet geschonden mag worden. Vandaar : wijkplaats, toe- vluchtsoord. Asymptote, in de meetkunde eene lijn, die naast eene kromme lijn loopt zuo, dat de afstand steeds kleiner wordt, zonder dat de eene de andere snijdt. On- der de kadetten en adelborsten, iemand, die in zijn overgangsexamen niet slaagde. Atalante (eene - eene vrouw, die aan spelen en werkzaamheden van mannen deelneemt. De Atalante der myth. wilde geen man aannemen, die haar niet in den wedloop overwinnen kon; velen, die 't beproefden, leden de nederlaag; maar Hippomenes werd over- winnaar, door onder 't loopen drie gouden appelen to werpen, die Atalante opraapte, waardoor zij haar loop vertraagde. Atap, (m a 1.) waterpalm in Indie, waarvan de bladeren gebruikt worden voor huisbedekking. Atavisme, van lat. atavus mv. atavi -oudovergroot vadersvader; erfelijkheid, eigenaardigheden der voorouders, die dikwijls eerst na eenige geslachten weer bij hun nakoinelingen to voorschijnkomen. Atellanen of Oselsehe spelen oud Italiaansche kluchtspelen, naar de Campanische stad Atella. Daarin kwamen voor de personen Xaccus de onnoozele, Bucco, de schuim- looper, Pappus de bijgeloovige en gierige, Dossennus, bedrieger en toovenaar. A tempo, (m u z.) in het juiste tempo; ook : op tijd. Aterling, een bastaard : lett. jong van een bond uit het eerste nest. Fig. Een hond van een mensch, een ellendeling. A termoleeren, eene betaling of vervaltijd uitstellen, verlengen, prolon- geeren (z. d.) Athenaeum, elke aan Athene ge- wijde plaats.. In bet, hijzonder de door keizer Hadrianus to Rome opgerichte school van hoogere. worming. Later kleine Academies in Nederland; Illustre School en derg. o. a. to Amsterdam en to Deventer. Atbene of Minerva was de Godin der wijsheid; daarnaar : beroemd Engelsch weekbladvoor kunst en letteren in 1829 opgericht door James Bucking- ham. A4thene, (g r.) de godin der wijsheid, bij de Rom. Minerva. Athene, (N. A m e r i k a) Boston (Mass) om develewetenschappelijke inrichtingen. - - v. Groot-Brittannie. Edinburg om de vele wetenschappelijke inirichtiii- gen en de ligging op rotsen nabij de zee. - - (llet Iersche - de stad Cork, zoo genoemd om hare vele wetenschap- pelijke inrichtingen. - - (bet - van het Westen) de Spaansche stad Cordova in de middel-- eeuwen. - - het moderne, Edinburg. De over- eenkomst van deze laatste stad metAthene van den Piraeus gezien is zeer treffend. - - aan de Ilm, Weimar. - aan de Spree, Berlijn. - - bet Leidsch de Leidsche hooge- school, de tempel der geleerdheid to Leiden ; zoo spreken de Berlijners van het Spree-Athen enz. Atiar, (m a 1. p e r s.) vruchten of plan- ten in zuur Atjar bamboe bv. de in azijn ingelegde spruiten derjongewortelstokken van het bamboesriet ; afjar tjampoendoelc van verschillende fijn gesneden groenten. Atlanten, dragers, balk- of ge- bintedragers, zullen in menschengestalte die een gebinte tot steun dienen ; van Atlas (Grieksche myth.) een titan, die, den hemel torst. Atlantis, een mythologisch - eiland, in den Atlantischen Oceaan volgens de oude Egyptische sage in bet verre westen achter de zuilen van Hercules. Daar bloeide, volgens bet verhaal van Pluto, de gouden eeuw, totdat-het land door de boosheid der bewoners to niet ging en in de diepte zonk. ATLANTIS. 46 ATTRIBUUT. Atlantis, bet, nieuwe, een eiland ge- phantaseerd door Lord Bacon, waar een wijsgeerig ideaal gsmeenebest gevestigd was, gegrond op de beoefening der natuur:- kundige wetenschappen. Atlantis6he Oeeaan, de Oceaan, -waarin bet eiland Atlantis gezocht werd. Atlas, volgens Herodotus een veroor- deelde Titan, die tot zijn straf den hemel op zijn schouders moest torsen. Verwant hiermede is de naam van bet Atlas- gebergte, dat den hemel sehijnt to onder- schragen, daar 't zoo hoog is. Ook in de bouwkunst is de naam Atlas wel aan zulk eene torsende gestalte gegeven. En een kaartenboek, omdat bet de wereld inhoudt, wordt mede Atlas genoemd. Dit deed bet eerst Gerhard Kaufmann (Mer- cator) 16e eeuw Het titelblad zijner kaartenverzameling vertoonde bet beeld van Atlas, den wereldbol dragende. Ein- delijk wordt ook iemand, die altijd be- zorgd en bez waard is, soms een Atlas geheeten. - de eerste halswervel, die bet hoofd draagt, gelijk de reus den wereldbol. - de grootste bekende vlinder, levende in Oost-Indie. - een schoone zijden stof, die ver- vaardigd wordt in Italie, to Lyon en Avignon, ook elders. Dit woord is uit Arabie of komstig en wordt in Duitsch- land gebruikt voor ons sate, f n. Atlas-maken, (is r.) opschudding, beweging, drukte maken. Atlashout, eene soort hout, dat den plans van satijn heeft, bet komt uitWest- Indie. Atmospheer, de dampkring. (Van Gr. atmos = damp en sphaira = bol). h tout prix, tot elken prijs. Atra cure, zwarte zory. Uit Hora- tius Post equitem sedet atra cura, d.i. de bezorgdheid rijdt, achter op 'tpaard, -met den ruiter mee. Atriden, bij Homerus de naam van Agamemnon en Menelaiis, naar hun wader Atreus. Atrium, voornaamste deel eener oud Romeinscbe woning; vierkante ruimte, volgende op vestibalum; overdekte plaats bij oud-Christelijke tempels, bestemd voor boetelingen; Attacca, (m u z.) = val in ! Attar-goel, (t u r k s c h) kostbare rozenolie. Attendez-moi sons l'orme, Vous m'attendrez longtemps. daar kan je lang op wachten. Uit Regnards blijspel, dat den eersten regel van bet citaat tot titel heeft, voorlaatste tooneel. Attestatie de vita, getuigenis aangaande iemands leven;eene verklaring, dat demand nog in leven is, voor bet in ontvangst nemen van lijfrenten of pen- sioen benoodigd. Attesteeren, verklaren, bevestigen. Attiek, (b o u w k.) kleine verhooging of verdieping boven de kroonlijst van een gebouw. Attila, de bekende Hunnenkoning _Etzeel; ook een Hongaars,che mantel en een- officiersmantel. Attisch, van Attika, dat gedeelte van Griekenland, waarin Athene lag. Daar de Atheners zeer geestig waren, sprak men van Attische zetten, Attisch zout, dat de gesprekken kruidde. - De - Muze, Xenophon, de histo- rieschrijver, een inboorling van Athene, wiens stijl eeu model van sierlijkheid wordt genoemd. - De -- vogel, de nachtegaal (phi- lomele d. i. die bet zoete geluid lief heeft); zoo geheeten, omdat Philomele.de dochter was van een koning van Athene. zout, sierlijkheid en fijnheid van geest. Zout was beide in Grieksch en Latijn een gewone uitdrukking voor geest. Cicero zegt : „Scipio omnes sale su- perabat" = Scipio overtreft alien in geest (zout). De Atheners waren bekend om deze eigenschappen van geest. Attribuut, een standvastig bij. een beeld behooronde figuur, als de uil bij Minerva, enz. AUBADE. 47 AUItEAM(QUISQUIS)MEDIOCIITATEM ENZ. Aubade (m u z.) morgenlied, morgen- muziek, van prov. alba (fr.aube)dageraad. Auch ich bin in Arcadien g eboren, ook ik ben in ArcadiP ge- b oren, bet eerste vers van Schiller's ge- d icht Resignation, eene vertalinq der L atijnsche inscriptie van den Franschen schilder- Poussin : Et ego in Arcadia, waarmede deze in een door hem geschil- derd landschap een graf heuvel aanduid- de; Schidone (t 1615) schilderde de spreuk op een doodskop. Audaces fortnna lnvat, ver- Jteerd voor Audentes fortnna juvat (z. a.) An courant, in den loop; in de loopende maand of jaar; op de hoogte van eene zaak zijn. Auetie, verkooping in bet openbaar aan den meestbiedenden d. i. bij opbod ; want auctie beteekent vermeerdering. Audentes fortnna luvat (lat.), Virg. Aeneis X. vs. 284, met de stout- moedigen is bet geluk, bet geluk volgt de stoutmoedigen, gezegde van Plinius den oudere, op den tocht naar den Vesuvius. Andiatur et alters pars, ook de tegenpartij worde gehoord. Ook Audi et alterem partem. Hoor en wederhoor. Vgl. Seneca, Medea 198. Spreuk op een balk in de schepenkamer in vele oude stadhuizen. Auditores. 1°. rechterlijke beambten bij de Romeinsche Curie, bijzonder belast met bet aannemen en onderzoeken der klachten. 20. Bij nuntiaturen zijn bet diplomatisch en juridisch gevormde gees- telijken, die daar waar de nuntiatuur een eigen tribunaal heeft (b.v. to Madrid) als rechters fungeeren in de zaken, die hun worden toegewezen; bovendien zijn zij raadslieden en zoo noodig plaatsvervan- gers der nuntii. - -- toehoorders, bet gehoor, van 't Lat. audire = hooren. Au fait, op de hoogte eener zaak zijn, bekend met alles, wat daartoe be- trekking heeft ; ter zake, alles wel inge- zien. Ant den Bergen ist Freiheit, Sch. Braut von Messina IV : 7. Op de bergen is vrijheid. Ant Figgeln den Gesanges (Herzliebchen, trag' ich dich fort), op vleugelen van 't gezang; door Mcndel- sobn op muziek gezet. Heine, Lyrisches Intermezzo IX. Augias-stal, een schier niet to redderen boel. De runderstal van Augias, koning van Elis bevatte 3000 runderen, en was in geen 30 jaar gereinigd. Her- cules leidde de rivieren Alpheus en Peneus door den stal en reinigde hem zoodoende in eenen dag. Augsburgsche Contessie, de grondslag van bet Luthersche kerkgeloof. Op den Rijksdag to Augsburg in 1530 werd deze belijdenis door Melanchton opgesteld en door Luther goedgekeurll aan Karel V voorgelegd door Protestant- sche vorsten en steden. Augsburger-Courant, de in Augsburg gangbare muntsoort, of ook wel, bet zilvergeld waai van 20 fl. uit een Mark fijn zilver geslagen worden. Augur, Romeinsche waarzegger, die nit_ de vlucht en bet geschreeuw der vo- gels zijne voorspellingen opmaakte. Augustus, de titel van, Octavianus als hoofd der priesterschap ; Augustus = heilige Majesteit. - de achtste maand van ons jaar, genoemd naar keizer Augustus, t 14 n. C. -- Filippus II, Augustus van Frank- rijk ; zoo geheeten, omdat hij in de maand Augustus geboren was (1180-1223). Aula, binnenplaats of voorhof in aanzienlijke Romeinsche of Grieksche woningen ; thans gehoorzaal eener uni- versiteit. An porteur, (h a n d.) aan den hou- der, aan toonder; in tegenstelling v*n op naam, bijv. bij aandeelen. Aurea medlocritas, (1 a t.),quiden mniddelweg. Hor. Oden 11.-10.5 eigentlijk Auream (quisquis) mediueri- tatem Diligit, caet., de gulden mid- delmaat. AUREOOL. 48 AUTO AL NACIMIENTO. Aureool, ook ylorie geheeten, een lichtkrans als symbool van heiligheid en heerlijkheid,door de schildersaangebracht om het lichaamvan heiligen en martelaren. Zulk een lichtkrans om 1het hoofd ge- spreid, heet nimbus. Auri sacra fames, quid non mortalia cogis pectora. Verg. Quid non mortalia pectora cogit, Auri sacra fames! Virgilius, Aeneis 3, 57. Waartoe beweegt g de menschel#ke ge- znoederen niet, o vervloekte honger naar good. Wij zeggen : gouddorst, gierigheid is de wortel van alle kwaad. Aurora, de dageraad; de godin van den dageraad bij. do gr. Eos. -, ook Muzen-Almanak, prachtalma- nak, door Immerzeel gesticht en tot 1876 to Amsterdam uitgegeven. - borealis, het noorderlicht, van aurora = morgenrood, en boreas=noor- denwind, het noorden. - musis amiea, de morgen is geliefd b de Muzen,; de morgenstond heeft goud in den mond, maar nu in den bepaalden zin : 's morgens is men helder en lustig. Ausbruch, bijnaam van sommige kostbare Hongaarsche wijnen, inzonder- heid van Tocayer, verkregen van de beste en rijpste druiven, kort voor den alge- meenen oogst van de trossen gehaald. Aus Gemeinem ist der Mensch gemacht, Und die Gewohnheit nennt er seine Amme. Sch. Wallensteins Tod. I. 4. De mensch is uit alledaagsch- heid geinaakt en de gewoonte is z#n voed- ster. A uso, z. Uso. Ausonia, oude naam voor Italie naar -de oudste bewoners Ausones of Aurunci. Auspieiis tuts, onder uwe auspi- cien, d. i. onder uwe leiding of bescher- ming. Auspicium is oorspronkelijk het waarnemen van de vlucht der vogels en het voorspellen daaruit, bij de Ouden voor elke gewichtige onderneming een _gewoon gebruik. Vandaar : voorteeken, voorspelling; en verder : aanvoering, lei- -ding, bescherming. Auster, wind schadelijk voor bloe- men en gezondheid. In Italie heette de zuidenwind aldus;- zijn moderne naam is Sirocco. Austriae Est Imperare Orbi Universt, Oostenrijk komt het toe, over de gansche wereld to heerschen. - Devies van keizer Frederik III. 't Is een akrosti- chori op de vijf klinkers, dat ook wel voorkomt in dezen vorm : Austria Brit In Orbe Ultima, Oostenrijk zal alles in de wereld overleven. En ook : Alles Erdreich Ist Oesterreich Unterthan, aan Oostenrijk is heel de wereld onderworpen. Ant amat ant odit mulier, een vrouw zal of beminnen of haten. Ant Caesar, ant nihil, of Caesar zijn of niets. - Alles of niets - Devies van Cesare Borgia. Authentiek, echt; authentieke akten, akten, welke in den wettelijke vorm zijn verleden door of ten overstaan van open- bare ambtenaren, die daartoe bevoegd zijn ter plaatse, waar zulks is g eschied. Autorisatie, machtiging. Autochthoon, eigenlijk uit den proud zelven voortgekomen; naam der Grieken voor de oorspronkelijke bewoners des lands, soms ook voor andere volken in gebruik. Autocratic, volstrekte en opperste macht zonder grens of beheer, in een enkel persoon vereenigd. (gr. autos = zelf en kratos = macht.) Auto, (s p.) Actus = handeling, is een feestschouwspel, dat in Spanje wend en thans nog enkele malen wordt ge- speeld fot verheerlijking van de groote godsdienstige gebeurtenissen, in het jaar herdacht. Het dagteekent uit de middel- eeuwen en werd op openbare plaatsen vertoond. Bij ons mysterie-spel of nmira- kelspel. Auto al nacimiento, (s p.) naci- miente = geboorte, vandaar, wat op de H.H. Altaar geheimen, en op de geboorte des Heeren betrekking heeft. Vele groote Spaansche dichters, o.a- Pedro Calderon de la Barca, schiepen schoone composities als autos. Men be- weert dat Calderons verhevenste werkem juist eenige zijner autos zijn. AUTODAFE. 49 AVERECHTS. Autodafe, (s p. en p o r t.) = Daad des geloofs, bepaaldelijk toegepast op 't verbranden van ketters. - - bet eerste auto-da-fe in ons land had plaats 15 Sept. 1525 to 's-Gra- venhage, toen de Woerdensche priester Joannes Pistorius of Jan de Bakker,, to polvre toe': verbrand werd. Autodidakt, persoon, die alleen door zelfoefening, zich eene kundigheid of bekwaamheid heeft eigen gemaakt ; van Gr. autos, zelf, en didasko, ik leer. Autograaf, eigenhandig geschreven (brief), van Gr. autos = zelf en grapho ik schrij f. Automaton - (mv: automata; werktuigen, die de bewegingen van le- vende wezens nabootsen Bekend zijn: lo. de vliegende duif van Archytos van Tarente 400 v. Chr. ; 2o. de houten arend van Regiomon- tanus, die uit Koningsbergen den keizer tegemoet vloog, hem groette en terug- keerde 1476; 3o. de eend van Vaucason, die eten en drinken kon. Ook: dom mensch zonder wilskracht, die als een machine werkt. Automedon, zoon van Diores, wagenmenner en strijdmakker van Achil- les, de naam wordt soms spreekwoorde- lijk voor wagenmenner gebruikt. Autonomisten, van autonomie (staatkundige) zelfstandigheid ; politieke partij in den Elzas, tegenover de clericale en protesteerende partij (1873) ook ,de partij van den Elzas", wenschte, zich onderwerpende aan de historische feiten, met de Rijksregeering en den Rijksdag mee to werken, en voor de bevordering der staatkundige ontwikkeling en voor de belangen der nijverheid werkzaam te- wezen. Auxillaireboeken, de bijboeken of hulpboeken bij bet boekhouden. Aux dmes bien nees La valeur n'attend pas le Hombre des annkes. Corn. Le Cid II. 2. Voor welgeboren zielen koynt de moed reeds jong. (lett. komt de moed niet eerst met de jaren). Aval, (hand.) de borgstelling bij eenen wissel; de schriftelijke verbintenis om bet bedrag eens wissels op den ver- valdag to voldoen, bijaldien de betrok- kene daarmede in gebreke blijft. Averii-grosse, zoodanige aver, die ingeslagen wordt over schip, vracht en lading, in onderscheiding van averij- particulier. Avalgever, (hand.) degene, die borg wordt voor eenen wissel. Avance, vooruitbetaling, voorschot bij iemand in bet credit staan, winst. Avanceeren, vooruitgaan, vooruit betalen, voorschieten. Avant-corps, (b o u w k.) voorsprong van een gebouw. Avant la lettre, vddr de letter, eerste afdrukken van gravures, voordat de staal- of koperplaat van onderschrift wordt voorzien. Avarii, averii, haverij, (it.) zeeschade, van avaria; (it.) eigenlijk bederf, dus schade door bederven. Ave, imperator, morituri to salutant. (1 at.) Wees gegroet. Keizer, zij, die aaan sterven, groeten U. Bij Suetonius, Claudius XXI; groet aan keizer Claudius door de strijders, die een bloedig zeegevecht moesten geven, ter eere van de voltooiing van een kanaal; ook groet der zwaardvechters in de arena. Ave Maria, (r. k.) gebed tot de Moeder Gods. Het eerste gedeelte bestaat uit den groet door den Aartsengel Gabriel aan Maria gebracht, het tweede gedeelte, uit de woorden door Elisabeth hare nicht Maria toegesproken ; het derde gedeelte uit eene korte bede door de kerk bier aan toegevoegd. --, de kleine koralen aan den rozen- krans; de grootere heeten paternosters, d. i. onze vaders. Ave marls stella, (r k.) hymne ter eere der H. Maagd. , Wees gegroet ster der zee." Averechts is het tegengestelde van rechts : ave is af, verkeerd. Sommigen spreken van : , averechts verkeerd". 4 AVER,NUS. 50 AZUUR. Avernus (Laces, (nu Averno) meer in Beneden-Italie, bij't voorgebergte tusschen Cumae en Puteoli, eigenlijk een uitgebrande krater met steile oevers en een zwart cipressenwoud van Hecate (loci Averni). De pestdampen van dezen zwavelpoel maakten den omtrek tot een doodsvallei, waar de oudheid de holen der in eeuwigen nacht begraven Cim- meriers en den ingang tot de onderwereld zocht. Avers, de voorzijde, de beeldzijde van eene munt. A vista, na zicht, na vertoon betaal- baar. Avoir du loin dens ses bot- ter, er goed in zitten, omdat zijne middelen hem veroorloven, zijne voeten warm to houden. Avoir du poids, bijnaam van het Engelsehe handelsgewicht, in onderschei- ding van het Trooisch gewicht voor de edele metalen ; fr. avers = goederen, en poise gewicht. Avoir une araignee dens le plalond = niet „recht bij het hoofd" zijn, raskallen. De schedel vormt het pla- fond, waaronder de spin (de dwaasheid) hare netten weeft. Avon (zwaan van den - be- naming van Shakespeare, die (1564) to Stratford-on-Avon geboren werd. Aweire, (n h b r. Awera) zonde, over- treding. 't Is 'n aweire spreekwoordelijk voor 't is zonde. Avonturiers, in de 17e eeuw kwak- zalvers, tegenwoordig gelukzoekers. Avondkout (leenst), = recht van den leenheer op den eersten huwelijks- nacht. Avondkul, (stud.) hetzelfde als avun- cut d. i. avunculns oom of oudste, en hiervan gekscherende gevormd. - „De Avondkul wordt aldus geheeten naar het uur, waarop deze schuwe soort van torren gemeenlijk uitvliegt." Avondmaalsproel of avond- maalsgereeht (judicium S. coenae) Godsoordeel sedert de 9e eeuw. Als in een klooster een diefstal begaan was, moesten al de kloosterlingen de gewijde hostie nuttigen met den wensch, dat zij hun ten rechter van schuld of onschuld mocht worden. Avontuur (op uitgaan een schip, dat met ballast (z. a.) uitgaat, om lading op to zoeken; ook van personen, die zoeken fortuin to maken. A votre age Napoleon Ltait mort, gezegde, dat Floquet, als mi- nister-president, den generaal Boulanger (-f 1891) in de Fr. Kamer (4 Juni 1888) tegenwierp, toen deze voorstelde de grondwet to herzien. Hij wilde hem doer verstaan, dat hij (B) er geenszins de man naar was, om Napoleons rol to vervullen. Avous, een heildronk „a vous!" then men thans meer algemeen een toast noemt. A vue, op zicht, van wissels dadelijk op vertoon to betalen. Avunkel, student, die op het punt staat to promoveeren. Azazel, zondebok, op Grooten Ver- zoendag n.l. wierp de hoogepriester het lot over twee bokken; de eene was voor den Heer en werd geofferd, de andere werd, met de zonden des yolks beladen naar de woes- tijn gejaagd. Deze heette : voor-Azazel, een woord van onzekeren zin, de een vindt er de beteekenis van een machtige woestijnrots in, de ander den naam van een boozen geest Azazel op die rots wonend. Naar dien uitgedreven bok, die alle zon- den droeg, noemt men iemand, die vain alles de schuld krijgt, den zoodebok. Azem-Oglam; circa 700 knapen, (meest Christelijk),die in het serail worden opgeleid tot ondergeschikte betrekkingen. Azrafl, zie Aartsengelen. Azarfil, zie Aartsengelen. Azuur, (per s.) blauw, eigenlijk la- zuur, het blauw des hemels zooals het azuren gewelf ook het blauw in een wapenschild. AZUUR. 51 AZYMIETEN. Azuur, (h e r a 1 d.) blauw ; in onge- kleurde teekeningen aangeduid door waterpasse strepen. Azgneollege -- spotnaam van het Montaigu-college to Parijs, waar Erasmus gestudeerd heeft; naar den zuren wijn, then men er den studenten schonk. Azignen of azignhout, het bout van een eik (quercus Ilex), dat voorna- melijk uit Spanje als bois de chene wordt ingevoerd ; de Fransche woorden zij n in den volksmond allengs van bwa d'sj ene tot azijnen en azijnhout vervormd. Azymieten, scheldnaam door Mi- chael Cerularius, patriarch to Constanti- nopel gegeven aan de Roomsch-Katho- lieke Christenen, omdat deze zich bij de viering van het H. Avondmaal van azymon of ongezuurd brood bedienden, met zinspeling op het ongezuurde Jood. sche Paaschbrood. B B. B, (m u z.) de tweede toon van het grondoctaaf ; ook verlagingsteeken. B, (m u z.) = Basso; c.B. = col Basso; C.B. = Contrabasso; B.C. = Basso con- tinuo. B, (e n g.) = Bachelor, candidaat; Mus. B. = Musicae Baccalaureus; M.B. = Medicinae Baccalaureus. B., met een eikeltje er naast beduidt Bologne in 1806 en 1813. B, (hand.) verkorting van brief op koersberichten,beteekent ookaangeboden B, muntmerk op Fransche munten Rouaan ; op Oostenrijksche Kremnitz ; op Pruissische Breslau; op Nederlandsche van 1821 tot 1830 geslagen, Brussel. B.B., (m u z.) dubbel mol, verlaagt den toon een heelen klanktrap. B.B., op Fransche munten Straatsburg. B. of b.,(1 at.) beatus of beata de zalige. B. A., (e n g.) Bachelor of arts = Bae- calaureus of candidaat der vrije kunsten. b.b., (lat.) bene bene = zeer goed. b.c., (it.) basso continuo = doorgaan- de bas, generale bas; ook balneum cine- ris (1 a t.) = aschbad. B.S. B.c.D., (1 a t.) bono cum Deo = met den goeden God, met Gods genade. B. of Beo, (z. a.) banco. B.D., (e n g.) Bachelor of Divinity= candidaat der godgeleerdheid. B.D., op munten beduidt de munt- plaats Warn. B.C., (mil.) Bataljons Commandant, verkorting in de reglementen gebruikt. Bco., (h and.) Banco (z. a.). B.D.D., (lat.) bonis this deabusque = aan de goede goden en godinnen. B.L., (lat.) benevole lector = toe- genegen of welwillende lezer. B.M., (1 a t.) beatae memoriae = zali- ger gedachtenis ; ook bene misceatur (1 a t.) = wel ondereen gemengd (op recepten); nog balneum mariae (1 a t). f r. bain marie. Z.a. B.P.F., (op Fransche wissels enz.), Bon pour francs (gevolgd door de voluit geschreven som), goed voor .... francs. B.f., de zevende toon van de toon- schaal uit C of ut, anders si geheeten. B.S., (hand.) beschadigd. B.V. 53 BAARS. B.V., (1 a t.) beata virgo = de heilige maagd ; beatae virginis = van de heilige maagd (Maria) ; ook balneum vaporis = dampbad. b.tr., (1 at.) bene tritum = wel ge- wreven (op recepten). Bto of Btto, (it.) Bruto of Brutto (z. a.). Baadle, (mal. badjoe) buis, wambuis. Badioe, (i n d.) licht ochtendkleed van meisjes of nationaal kostuum van Javaansche vrouwen. Baal, Friesche krultabak (zie Cam. obsc. na 50 j aar) d. i. tabak van Bahia, d. i. San Salvador da Bahia de todos os Santos = baai van alle Heiligen. Het merk B.B.B. beteekent : beste, blanke baai. Baal, (Roole - (s t u d.) roode wijn ; baai van mnl. bay = roodbruin, duidde den Rijnwijn en de Spaansche en Hon- gaarsche wijnen aan. Baalvanger, slecht schaatsenrijder, die veel beweging maakt, vroeger ook een dronken man en een zwaaiende vlie- ger, sours , schoonrijder." Zie : Fleuren. Bij de zeelui bolk-, of wolk- of baaivan- ger, 10. een kleedingstuk ; 2*. een zwier- bol. In dit 2e ligt ironisch de verklaring van een krabbelaar, die niet zwiert. 30. oudtijds een Groenlandsvaarder. Balgn, (t r a ns v.) (ook bajang), veel, zeer, erg, heel. Baanderheer, baron in den tijd der vroegere Duitsche keizers, die bet recht had, hun yolk onder eigen banier aan to voeren. Zie ook : bannerheer en banjert. Bail, (h eb r.) = de Heer; bij de Phoenicische volksstammen oorspronke- lijk een algemeene naam voor God. Met bet artikel Ha-ball -- doch ook vaak zonder bet artikel - duidt bet vooral den Phoenicischen hoo fdgod of stamgod aan. Vandaar als voorvoegsel bij allerlei plaatsnamen en bij sommige afgodsnamen als : Baal-Hermon, Baal-Meon, Baal-Ze- phon enz., als achtervoegsel tot Bal ver- kort, bij sommige Phoenicische persoons- namen als Hanni-bal (= de gunst Gods), Hasdru-bal, Adher-bal enz. „De Baaldienst" bet echte Kanaanie- tisch-Syrisch-Phoenicische afgodendom. (Zie : Bel, Beel). Baal-Peor of Belphegor, de Pri- apus (z.a.) der Moabieten en Midianieten. Baantle, (b a r g.) dobbelpartij. Baar, (i n d.) Europeaan, die voor bet eerst in Indie voet aan wal zet; van (m a l.) (orang) baroe = nieuw mensch, nieuweling. Ook gebruikt voor de pas aangekomen cadets en adelborsten. 't Werkwoord baren = ontgroenen. Van- daar baarsch voor wat zoo'n nieuweling eigen is. Baar, (a f r.) onbeschaafd ; 'n baar Kaffer, een kaffer, die nog niet onder de beschaafden heeft geleefd. Baar, (k. m. a. en ins t. m.) een nieu- weling. Baar, (w a p.) linkerschuinbalk. d. i. van den bovenhoek rechts van den be- schouwer naar den benedenhoek links door 't schild loopende breede streep. Smaller voorgesteld is zij 't meest ge- bruikelijke teeken van bastaardij. Baar (In - geld, contante be- taling. Baarden, snor (knevel, moustache, mustatsen) alleen boven de bovenlip; mouche, vlak onder de onderlip; sik, aan de kin; Napoleon trois, groote snor en sik, Henri quatre, groote snor en sik aaneen; Spanjolenbaardje, kortgeknipte baard in sik uitloopend; favoris, bakke- baarden. De knevel eindigt in wijd uit- staande punten, de snor niet. Baardmannetle, oude munt (= f 0,30) waarop een gebaarde man was afgebeeld. Ook naam van een vogeltje en van eene aarden pul versierd met een manshoofd met baard (17de eeuw). Baarrecht, rechtsproef der middel- eeuwen, om een van moord verdachte voor de baar to brengen, waarop bet lijk van den vermoorde lag. Begon bet lijk onder de aanraking van den verdachte to bloeden, dan werd deze schuldig verklaard. Baare, (a f r.) ongeoefend. B AAS. 54 BABILONIIiNGILD. Baas, (a f r.) 'n ou baas, oude man. Baasbakleler, (a f r.) vechtersbaas. Baatle of Bathi, (a f r.) buis of mansrok zonder panden. Hij het hem op sijn baatje gege, hij heeft hem slaag ge- geven. Baatle, (m al. badjoe) kleedingstuk, dat het bovenlijf bedekt, van zeer ver- schillenden snit; inz. een buis, een soort hemd met mouwen, dat tot over het middel, bijna aan de knie reikt ; Op z'n baatje krijgen (lett.) een pak slaag op- loopen, (fig.) in onaangenaamheden ge- raken. Bab, (a r.) poort; vandaar voorvoeg- sel voor Arab. namen van poorten, steden, zeestraten enz. als Bib-el-Zaheri, Bab-el- Khalil; ook : hoofdstuk van een geschrift. Baba, (c h a l d.) poort. Er zijn drie opeenvolgende Talmoed-tractaten, behoo- rende tot de vierde afdeeling, die heeten Baba-kama = eerste poort, Baba-Metzid = middel-poort. Baba-Bathra = laatste poort. Baba, bijnaam van den patriarch van Alexandria. - eeretitel aan de vii f en veertig , ca- paudjis" (z.a.) aan den ingang van den harem. Baba, (t u r k s c h) = papa. Alibaba is vader Ali. Babah, (ook baba) oorspr. chin. in- boorling van chineesche of komst. Babas, een koek, die uit meel, sui- ker, krenten, saffraan en rhum of madera bestaat en den vorm heeft van een turk- sche muts ; to Brussel identiek met ons moscovisch gebak. Babbelaar, (ook bal, balletje, kus- sentje, brok), een vierkant stukje inge- dampte stroop, geliefde snoeperij. Babbe- laar (Leiden), balletje (Amsterdam), bal (Gooiland), brok (Overflakkee), kussentje (Rotterdam), kokinje (Overijssel), kakei- chie (Groningen). Babbelaar, (b a r g.) courant en predikant. Babel, (Toren van-waarschijn- lijk afgeleid van Bab-Bel= poort van Bet, doch in Genesis 11 in verband gebracht met balbel (H e b r.) = -- verwarren, we- reldstad der oudheid aan den Euphraat. Vandaar babel = verwarring, wanorde, drukte. Bable of babetiie, (a f r.) klein kind, (e n g.) baby. Babylon, (Het moderne - naar Openb. XVI : 8 en XVII : 5, gebruikt door christenen van pietistische kleur, om een groote stad, b.v. Parijs, Londen, Amsterdam, wegens haar rijkdom, weelde en zedeloosheid to kenschetsen. Babylonisehe spraakverwar- ring. Zie Gen. 11 : 1-9. Babylonische Talmud, zie Tal- mud. Babylonisehe uren, uren, die van zonsopgang of geteld worden. Hierin ver- schilden de Babyloniers van de oude Grieken, die, evenals thans de Turken nog doen en tot voor korten tijd in enkele Italiaansche streken geschiedde, met zonsondergang beginnen to tellen. De Romeinen vingen evenals wij tegen- woordig, den dag aan met middernacht. Babylonische vellen, (her a 1 d.) hermelijnvellen. Oorspr. onbekend. Babyloniseher volkerthurm, een gezegde tot kenschetsing van het Oostenrijksch federalisme, door Ignaz Kuranda (-$ 1884) in de Tweede Kamer van dat land gebezigd. Babilon, volgens de bijbelsche op- vatting = spraakverwarring; maar in 't algemeen al wat vroolijk, prettig, jolig was, wordt ook verbasterd tot Bibelebon, gelijk in het bekende deuntje „Op de Bibelebonsche bergen Wonen Bibelebonsche menschen" enz. Babiloontle, (S o es t) een pretje een dansje. BabilonWngild, (S o e s t) eene vereeniging, dagteekenende uit de mid- deleeuwen, ook St. Aagtengild en Goes- beeksgild genoemd, met het doel, vroeger jaarlijks, thans om de 4 jaar een vroo- lijken dag met maaltijd to hebben. BABINSCHE REPUBLIEK. 55 BACKWOODS. Babinsche republiek, een ge- nootschap in 1568 in het Poolsche dorp Babin gesticht, dat zich beijverde om aan personen, die zich door eenige handeling bespottelijk maakten, waardigheden in de Itepubliek to verleenen, welke met die handeling het minst overeenkwamen. Wie geen geheim kon bewaren ontving een diploma van geheimraad ; wie van het paard was gevallen werd. tot ritmeester benoemd, enz. Dit genootschap bestond nog in 1677. Baboe, (in d.) kindermeid, oppaster. Babouches of pampoesies, van Perz. papoesj, Arab. baboesj, pantoffels, muilen. Baccalaureus. 0orsprong onzeker. In de middeleeuwen jong edelman, doch geen ridder, ook reeds aan de oudste hoogescholen een titel beneden Doctor, zelfs beneden licentiaat, en dus vrij wel gelijk met ons candidaat, zo©als nog aan de Engelsche hoogescholen. In de mid- deleeuwen en ook thans nog bij de R. C. een graad bepaaldelijk in theologie en rechten. Baccara, hazardspel met kaarten: Baccarat, (f r.) fijn kristal, naar de stad Baccarat in Frankrijk, waar dit sedert 1766 op groote schaal vervaar- digd wordt. Bacchanalia, (r o m.) geheime fees- ten ter eere van Bacchus, uit de Griek- sche steden ingevoerd. Zij werden met de luidruchtigheid der Dionysusfeesten gevierd, maar gingen hier met zulke schandalen, ja zelfs misdaden gepaard, dat de senaat ze in 186 verbood. Thans losbandige drinkgelagen. Bacchanten, oorspronkelijk pries- teressen van Bacchus; daarnaar : dolle dronken vrouwen; eindelijk : studenten, die van de 14e tot de 16e eeuw voor de hervorming aan geene hoogeschool hun vast verblijf hielden, maar zich van de eene naar de andere begaven; van bac- chari (rondzwerven). De meeste Bacchan- ten leidden een losbandig leven, of traden op als tooneelspelers of goochelaars. Naar bacchant, deelgenoot der Bacchusfeesten. Volksetymologie van vaganten (z. a.). Bachelor, (e n g.) ongetrouwd heer. Bachi-bozouk of bozouck, on- geregelde soldaat van het Turksche leger. In Belgie wel eens ter aanduiding der journalisten gebezigd, sedert de Heer V. Jacobs (zitting van de Kamer der Volksvertegenwoordigers van 14 Maart 1877) ter beantwoording van een beklag van den Heer Rogier over de heftigheid der rechterzijde en hare pers had gezegd „La presse n'a pas une importance si grande dans le regime parlementaire; ce sont les Bachi-bozouks ; nous sommes l'armee reguliere." Bacho, (f r.) Baccalaureat. Van hem die then graad heeft verworven zegt men it a passe son bacho of it a ete recu en bacho. Bachoer bochoer, (h e b r.) = jonge- ling, bijzonder een - aan een Rabbijnsche school - studeerend jongeling; gemeen- zaam : vent, jongen. Bacchus, (r o m.) de god van den wijn, ook Liber genoemd, bij de Gr. Dionysos, to wiens eere de volksfeesten werden gevierd. Ook : spotnaam voor een kort, dik man. Bacchusdag, in de 16e eeuwsche almanakken de Vastelavond. Bacchus (z. a.). Bacil, verkleinwoord van lat. baculus staf, dus staafje; naar den vorm noemt men zoo de besmettingskiemen van vele ziekten. Ook: wasstaafjes of wie- rookkaarsjes. Back, (s p o r t) naam van de twee spelers bij de Football (Voetbal) die voor den Goalkeeper (doelverdediger) zijn ge- plaatst en dezen helpen om den bal to beletten tusschen de stokken (Goal) door- getrapt to worden. Backwoods, oorspronkelijke wou- den en onverdeelde landerijen in 't Wes- ten der Ver. St. van N.-Amerika; van eng. back = achter en wood = bosch, dewijl de oostelijke staten het eerst ge- koloniseerd zijn, en de westelijke streken daarachter lagen. BACONISMUS. 56 BAISER LAMOURETTE. Baconismus, wijsbegeerte van Ro- ger Baco (1213-1293 of '94) die zich o. a. kenmerkte door of keer van school- sche geleerdheid en abstracte redeneer- kunde, en die gegrond was op de ken- nis van de natuur, de gewijde Schrift en de lessen der Ouden. Baddeken, van n h b r. badak = onderzoeken. Badderik, (b a r g:) schip of schuit. Badger-Staat, (N.A.) de dassen- staat, bijnaam voor Wisconsin, de be- woners heeten badgers (dassen), dewijl deze dieren, zeldzaam in Amerika, bier voorkomen. De staat beet ook Copper- State (koperstaat) wegens de rijke ko- perlageh. Badine, (f r.) dun, buigzaam wan- delstokje en rijzweep. Denkelijk van fr. badiner = schertsen, 't was n.l. een stokje voor pronkers. Badinguet, spotnaam van keizer Napoleon 111, naar Badinguet, een met- selaar, in wiens gewaad hij uit de citadel van Ham ontsnapte. Bddio of Bayo, (in d.) kustbewo- ner op Celebes en Borneo. Baduhennae locus, Baduhenna- woud, woudstreek in bet land der Frisii, denkelijk noordoost van Stavoren. Baedeker, (hg d.) reisboek, naar den uitgever Baedeker to Koblenz, die in 1827 de derde uitgave van Klein's Rheinreise onder den titel Die Rhein- lande (22e druk in 1883) uitgaf, waarop de geheele reeks reisboeken in verschil- lende talen volgde, later door Grieben nagevolgd en door Meyer verbeterd. Toch bleven de Baedekers bet meest in gebruik. Bagage-ruim, (z e e t.) de ruimte in stoomschepen, waarin de koffers en andere bagagage der reizigers geplaatst worden. Bagiin, beter Beglin, zuster eener vrije geestelijke orde uit de 12e eeuw, volgens sommigen geheeten naar den stichter dier orde Beque, priester to Luik of de H. Begga, - ook in verband gebracht met bet 'eng. to beg = bidden, prevelen, dus gebeden-prevelaarster in 't Vlaamseh kwezelken, vandaar de naam barer mutsjes, f r. beguin, en in 't n e d. beghine. Beglinhol, to Amsterdam en elders, de woonplaats der Begijnen; fr. beguinage. Baglinen, (Dolle) - vrouwsperso- nen, die in levenswandel lijnrecht bet tegengestelde waren der vrome, stemmige bagijnen. Elders ook : blauwe begijnen. In Amsterdam nog : de Dolle-bagijnen- steeg. Baglinenriist, rijst met suiker en saffraan, als lievelingsgerecht der be- gijnen. Te Breda wordt deze steeds een vorstelijk persoon bij zijn bezoek aan- geboden; het laatst aan Prins Frederik in 1878. Bagno, (i t al.) gevangenis voor hen, die tot zwaren arbeid veroordeeld zijn, voor galeiboeven (oorspronkelijk : bad- kamer). Bahut, (f r.), antieke kast. Balfshuls, Sjofele baies, (bar g.) gevangenis. Bales, (groot - (b a r g.) de ge- vangenis to Leeuwarden. Bales, (klein - (b a r g.) kinder- gevangenis. Bales moos, (b a r g.) kleine munt. Bain-marie, (f r.), vat met beet water, waarin men een ander vat ter verwarming en uitdamping plaatst : heet- waterbad. De lat. term balneum Mariae is al zeer oud, de oorsprong onzeker. Baing of baiang, (a f r.) veel of zeer. Hij bet ons baing vertel, baing oud. Bairam, ook Beirum, Mohamme- daansche feesten op bet einde der maand Ramadan en 70 dagen daarna. Raiser Lamourette, voor eene weinig duurzame en onoprechte verzoe- ning. In de zitting der Fransche wet- vende vergadering van 7 Juli 1792 slaagde Lamourette er in, rechter- en linkerzijde met elkander to verzoenen. De leden van beide partijen bezegelden dat verbond, tot verdediging der grond- wet, van het land, van den Koning, met elkander to omhelzen. Drie dagen later was de tweedracht echter weder grooter dan ooit. BAISSE. 57 BAKOOREN. Baisse, (h and.) het dalen der koer- sen, z. a la baisse, tegenovergestelde van la hausse, de rijzing. Baiazzo, (it.) hansworst, polichinel, clown. Balert, beyert, banlaard, ver- trek in sommige gasthuizen als to Am- sterdam, Leiden, Vlissingen enz., waar- schijnlijk oorspronkelijk bestemd om bedelaars en landloopers to herbergen. Men meent, dat de slecht bekende zand- bank de Banjaard voor Schouwen en de Noordzee met then naam in verband staat. Balert of Baaierd, chaos, war- relklomp ; de aarde woest en ledig voor de schepping; warboel, ordelooze massa. Balocco, mv. bajaocchi, koperen muntstuk in den Kerkelijken Staat = 1 / 10 0 Scudo Romano of bijna 3 cent, op Sicilie = 1 grano, ongev. 2 cent. Balonet, stootwapen geplaatst boven aan het geweer; naar de stad Bayonne (Z.-Frankrijk) waar dit wapen (1670) is uitgevonden. Balonet afslaan, (m i 1.) met bet werk of bet spel eindigen, omdat bet voortzetten toch niets geeft. „Sla je ba- jonet maar of = schei uit, bet geeft je toch niets." In 't algemeen met iets ein- digen. Na afloop van de exercitien of de wacbten wordt gecommandeerd „bajonet af," d. i. doet de bajonetten van de ge- weren. In de volkstaal ook = overlijden. Baium, dorp bij Franeker : naar den grooten omvang van een oud doopvont zegt men in die streek : ,Zoo groot als de Bajumer doopvont." Bak, (t o o n.) beneden zitplaats, par- terre. In den ouden Amsterdamschen schouwburg staanplaats en daarom min- achtend zoo geheeten. Bak, (z e e t.) gedeelte van het boven- dek bij den voorsteven, verblijf van matrozen en mindere passagiers. - (z e e t.) de gemeenschappelijke scbo- tel voor een bepaald aantal matrozen. Bak, (stud.) rijtuig, vooral landauer. Bakbeer, (s t u d.) rekening van den rijtuigverhuurder. Bakboord, (z e et.) linkerzijde van een vaartuig, wanneer men met 't ge- zicht naar 't voorschip gekeerd staat. Bakboordswacht, (z e e t.) ont- leent zijn naam aan het verdeelen van de bemanning in twee helften door den gezagvoerder bij den aanvang eener reis. Iiiegenen, welke aan de linkerzijde van 't schip geschaard werden doen „op bak- boordswacbt" dienst. Zie verder onder Wacht. Baken (a f r.) hij het baken gesteek. Hij is van het paard gevallen. Bakent, (a f r.) = ndl. baken, hij het baken gesteek = hij is van bet paard gevallen. Bakermat, houten of teenen mand, van achteren en aan de linkerzijde hoog oploopend (rechts was de haard of kachel), waarbinnen de baker zat met bet kind, dat alzoo tegen tocht werd beschut. Ook gebruikt om zieken to vervoeren. Bakermat, de plaats waar de eerste mannelijke afstammeling van eene familie is geboren, naar de ,mat" waarbinnen de baker plaats nam bij de behandeling der jonggeborene. Bakerschelling, fooi aan de baker, uitsluitend de oude soorten, (arends-, roos- en snaphaanschellingen) omdat die groot van omvang waren, en dus op 't gevoel of meer leken to zijn. Bakkelelen, (m a 1.) Berkelahi of bkkelahi, vechten, plukharen. Bakker of Fransche bakker = dub- bele vier in het dominospel. Zie Kadetje. Bakklel, (a f r.) Vechten (van per- sonen en dieren). Baklamp, ouderwetsche platboomde olielamp, zooals men in werkplaatsen gebruikte omstreeks 1830 (z. Cam. Obse. na 50 jaar) en in de oostelijke deelen van ons land nog in 1855. Bakleten of baklei, (a f r. en m a 1.) Vechten met de vuist. Bakleislag, (a f r.) vechtpartij. Bakoont, (a f r.) bakoven. Bakooren, (a f r.) Ezelsooren. BAKSISCH OF BAKSJISCH. 58 BALK. Baksisch of bakslisch, (a r.) Bale-Bale, (i n d.) Bank, zit- of lig- aalmoes. plaats, meest van bamboe. Ook = pan- dopo, paviljoen. Bakslee, in Overflakkee en elders de benaming der ijsslee, nl. de diepe, in tegenstelling met de platte slee en de prikslee (Flakk. stekkerslee). Bakvlschle, spottende benaming van een aankomend meisje; hgd. Back- fcsch, als zinspeling op de visschen, waar- van de kleine worden gebakken, de groote gekookt. Bakzell halen, (z e e t.) de zeilen zoodanig terug halen dat ze tegen den mast komen to liggen. De wind werkt dan niet meer als voortstuwende kracht, maar houdt integendeel den voortgang van 't schip tegen ; fig. van zijne woorden terugnemen of zich van iets afmaken. Bal bal, (a f r.) Biljard. Bal, danspartij. Bal masque, bal met gemaskerde dancers. Bal pare, pronkbal, met pracht in- gericht. Bal champetre, bal onder den blooten hemel. Balafre, de geschramde, Hendrik de Guise. In het gevecht bij Dormans ontving hij een zwaardslag over zijn gelaat, die een afzichtelijk litteeken (balafre) achterliet. 1550-58. Balboos, (ook bolleboos) voor badl- bojes of badl-kabajes, (he b r.) heer des huizes; vandaar baas. Balbooste = vrouw des huizes, bazin. Baldaklln, (baldekijn) troonhemel, van fr. baldaquin, van it- baldacchino = zijde uit Baldacco, d. i. Baldac of Bagdad, bekend door de met goud bewerkte zijde, daar vervaardigd. Balder, (n. m y t h.) God des Vredes, zonnegod, zoon van Odin en Frigga, ge- dood door den blinden oorlogsgod Hoder, op aanhitsing van Loki, maar op alge- meen verlangen der godin in het leven teruggeroepen. Baldoverer, (b a r g.) verklikker. Balein, hoornachtige mondplaten van den walvisch, naar het fr. baleine (lat. balaena). Baleintle,lang, dun baleinen staafje, ook in andere stof nagemaakt, of een rietje, gebruikt om verstopte goudsche pijpen door to steken, dat onze voorouders in den bol van hun driekant steekje en later in then van hunnen hoed borgen. Ball, (a f r.) tobbe, kuip, kuipbalie, trapbalie. Balleklulver, een persoon aan bruggen wachtende, om bij 't lossen van schepen gebruikt to worden, hangende of leunende over de balie (leuning) van de brug ; sj ouwerman ; ook lediglooper. Baliemand, groote vierkante mand ; balie is oorspr. tobbe in verband met een woord, dat uitscheppen beteekent ; van- daar balie-mand, mand om bij de wasch to gebruiken. Ballie, afdeeling van de Johanniter- orde met een landskommandeur der Duit- sche Orde. Die orde had er tw aalf, waar- van eene nog to Utrecht bestaat. Haar Huis, - het Duitsche Huis, - staat aan de Runnebaan, aldaar. Baliaar, (a f r.) uit het port. bailar, dansen = rumoer maken, huishouden, „lawaai" maken. Baf laren of baliaarden, (s p. baylar = dansen), het dansen der negers in Suriname; fig. rumoer, getier maken. Balluw, grafelijk ambtenaar, bepaal- delijk rechter, regent of krijgshoofd, van het Fransche bailli en dit van het lat. ballivus = opvoeder, hofmeester, land- voogd. Balk, (w a p.) breede streep waterpas midden in 't schild, wanneer er slechts een is; twee staan gewoonlijk de een even ver boven 't midden als de ander er onder 1 drie of meer even ver van elkander, als zij zelf breed zijn. Ten onrechte door sommigen als een teeken van bastaardij gehouden. Zie baar. BALKAN. 59 BANDAGIST. Balkan, (k m a) ,zekere plaats" of No. 100, van balk-an. Te velde in het kamp staan de soidaten bij zekere ver- richtingen tegen een balk-aan. Balkenbril, gekruide, vette bouil- lon van worst, waarin meet gemengd wordt, die als pap gegeten wordt of waarvan men koeken bakt, vooral in Gelderland, in den slachttijd, in gebruik. Balkendieven, schimpnaam voor de bewoners van Ameland, omdat zij drie schuine balken in 't gemeentewapen heb- ben. Ballade, van it. ballare = dansen, een lied op dansmuziek of een lied bij den daps. In later eeuwen, vooral in hgd. een berijmd verhaal, waarin een boven- nituurlijke kracht optreedt of werkt. Ballet, dansspel. Ballet, verhaal van een avontuur of intrige door gebaren en dans, naar Baltazarini, muziekdirecteur van Catha- rina de Medicis, uitvinder der moderiie balletten. Balleward, (bar g.) spek. Ballhorniseeren, (h g d.) ook ver- ballhornen, in schijn verbeteren, doch inderdaad slechter, maken, vooral met het vertalen van meesterstukken naar den smaak des tijds, gelijk Johann Ball- horn, een boekdrukker to Lubeck, zulks deed. Ballista, werptuig, waarmede zware steenen binnen eene belegerde stad wer- den geslingerd. Hetzelfde als Blrjde (z. a.). Ballistiek, leer van de beweging der projectielen van lat. ballista(slinger). Ballistisehe slinger, werktuig om de aanvankelijke snelheid van afge- schoten projectielen to meten; van lat. ballista (z. a.). Ballotage, stemmen over al of niet toelating van een persoon soms door middel van witte en zwarte boonen, oorspronkelijk witte en zwarte batten, eng. ballots. Balthasar, een der drie magiers of koningen uit het Oosten, die Jezus bij zijne geboorte kwamen aanbidden. De namen, die de legende aan de twee anderen gaf, zijn Casper en Melchior. Maar van die drie namen komen ook varianten voor. Balustrade, leuning, rustende op kolommen ; van baluster kolom, it. balaustro zoo genoemd naar de schijn- bare overeenkomst met de bloesem van den granaatboom, die balaustium heet. Balzae, een lage, gemakkelijke stoel, naar den Franschen schrijver Balzac. Bambino, (it.) jongetje. Oorspron- kelijk, jongetje; later of beelding van het kindeke Jezus in doeken en bewaakt door engelen. Bamboeciades, naar it. groteske tooneelen uit het lagere leven, zooals lan- delijke kerkwijdingsfeesten, bedelaarshu- welijken en derg. naar it. bamboccio (een kreupele), de spotnaam van Pieter van Laer, de eerste Nederlandsche schilder van zulke tooneelen, die in Rome ome groo- ten naam verwierf. Bamboes, (port.) bambu, (i n d.) bamboe, tropische rietsoort. Bamis, (N.-Brabant en Limburg en Belgie) de le October, de betaaldag bij notarissen; van Sint Bavo-mis. Banaal, plat, afgezaagd, eigenlijk datgene, wat allen doen, naar hgd. ban- nan = bevelen, het geven van algemeene voorschriften aan de vasallen in den tijd van het leenstelsel. Banaan, (p o r t.) bandna, tropische voedzame vrucht. Banco, (hand.) bankgeld, gefin- geerde geldswaarde, waarnaar eene bank rekent, als Bancbmark, Bankthaler enz. Bands, (it.), (f r.) bande, (e n g.) band, voorheen muziekcorps, vooral voor blaasinstrumenten; ook heetten zoo de 24 violen van Lod. XIV en de 24 violen van Karel II van Engeland. In Ital. is banda de naam voor het koper en de trommels in het orkest en voor het soms op het tooneel voorkomend orchest. Bandagist, een vervaardiger van heelkundige verbandmiddelen, in het bizonder van breukbanden. BANDE. 60 BANKET. Bande, (h e r a 1 d.) rechter schuinbalk, soms zeer smal en dan als teeken van bastaardij en in dat geval ook wel filet genoemd. Bandeau, (f r.) haarband door dames gedragen om kaalhoofdigheid to bedekken. Bandelier, draagriem of band over schouder en borst, voor den sabel of degen, of tot sieraad. Banderillero (spreek uit :... ljee'ro) de met een werpspies werkende stierenbevechter; van banderilla (spr. riel ja) vaantje; inz. de met een vaantje voorziene werpspies, die bij de stieren- gevechten wordt gebruikt. Bandiet, van bandito, (i t a 1.) lett. banneling. De in de menigvuldige burger- oorlogen, welke Italie van de 13de tot de 16de eeuw teisterden, gebannen familien, vereenigden zich om hun overwinnaars, zoodra deze de stad verlieten, to over- vallen of to bestoken in hun buiten de veste gelegen bezittingen. Zij waxen de- genen, van wie de naam in latere tijden is overgegaan op straatroovers en struik- roovers. lleden ten dage worden alleen laatstgenoemden onder het woord bandito = bandiet begrepen. Bandiit, (a f r.) gevangene, s p w. die bandieten breek deur = de teenen komen door je schoen. Bandilk, de hooge dijk langs eene rivier. Omdat men tot het aanleggen van bedijkingen zich vroeger tot het algemeen rechtsgebied, den ban van den Heer moest wenden, om vergunning daartoe to bekomen, verkregen die dijken den haam van bandijken. Bandlir, Banter, (i n d.) bandjir, overstrooming, watervloed, ten gevolge van het plotseling zwellen der rivieren in den regentijd. Bandola, (s p.) soort van luit met staal- of darmsnaren, met de vingers be- speeld, ook bandolen, bandora, bandura, of wel Pandora, pandura, pandurina, mandora, mandolo, mandoer, mandura geheeten en overeenkomende met de man- doline. Banen (v e r o u d. stud.) uitgaan om meisjes van minder strenge deugd to ontmoeten. Bang, (a f r.) verbum = bang zijn voor, vreezen. Ek bang nimant = ik vrees niemand, ek bang jou ni = ik ben niet bang van je. Banian-dag, (e n g.) op Engelsche schepen de dag, waarop geen vleesch geschaft wordt ; van Bdnian (m.v. Bdnia- nen) een tot de handelskaste behoorende Indier, die aan zielsverhuizing gelooft en deswege geen vleesch eet. Banker, (w a p.) vierkant vaantje aan een lans bevestigd, boven den helm uitstekend of door de schildhouders ge- dragen. Banter, iemand, die den grooten beer uithangt, een ophefmaker. Oorspronkelijk banj ert = bannerheer, baander-heer (z.a.). Vaandeldrager eener schutterij sedert de 15e eeuw, ook kapitein der vrijers (jon- gelui) in de schutterij. Banjo, muziekinstrument, soort van mandolins; in de laatste jaren in Enge- land zeer in de mode. Bank, (bar g.) bier. Bank, (a f r.) 1°. zetel, zitplaats, rust- bank ; 20. oever van eene rivier. Bankagio, (h and.) het opgeld, dat men betalen moet bij verruiling van muntgeld tegen bankgeld. Bankeonto, (hand.) de rekening, die een koopman bij de eene of andere bank heeft. Banken, kaartspel, ook vingt-et-un eenentwintigen genoemd van bank, welke degene heeft, die aan de spelers hunne winsten uitbetaalt en van hen het verlies opstrijkt. Banken, (o u d t ij d s) het houden van een avondbuurpraatje op de stoep- bank onder den luifel, under het genot van bier of koffie. Banker, vaartuig voor de visch- vangst op de bank van Terre-neuve of Newfoundland. Banket, groot gastmaal, feestmaal- tijd. Vandaar ook een smakelijk gebak. Goede zeevisch wordt daarom wel zee- banket genoemd. BANKROET. 61 BARBEDIENNE. Bankroet, onvernogend to betalen, naar de geldschieters in Italic, die bet geld, dat zij hadden uit to leenen, op een banco of bank ten toon stelden; bij staking der zaken werd zijn bank (toonbank) weggebroken en hij had een banca rotta = gebroken bank; hij was bankroet. Bankroetiersstraffen, als zoo- danig kwamen voor : bet houtdragen; bet steendragen ; bet staan op den schand- steen, met uithangcnde broekzakken ; het omgevoerd worden, onder bet luiden der schandklok, met een geleide van straat- jongens, die leege zakken droegen; bet tabakspinnen; bet dragen van een gelen hoed. Bankrot, (a f r.) syn. boedel oorge, failliet gaan. Bankrotskap, (a f r.) staat van bankroet. Bannerheer, hetzelfde als baander- heer, een aanzienlijk edelman, die bet recht en de macht bezat, zijn eigen banier to voeren. Tot omstreeks 1609 maakten de bannerheeren nog een afzonderlijke groep der Staten van Gelderland uit. Bantingkuur, methode om de z waarlij vigheid en de neiging tot vet- worden to bestrijden, door William Ran- ting to Londen bet eerst aangewend. Zij bestaat o. a. in bet veelvuldig en bijna uitsluitend gebruik van mager vleesch. Banus, (slavisch : ban uit bojan) beer; titel van een vorst of stadhouder in Kroatie en Slavonie. Baphomet, een symbool der tem- pelridders, dat, volgens sommigen, Ma- homet, volgens anderen, bet beeld des duivels beteekent. Baptisten, versehillende Christelij- ke sekten, die den kinderdoop verwerpen en alleen den doop bij volwassenen, ge- woonlijk alleen -door onderdompeling, begeeren. Baptisterium, rond of achthoekig bekken, waarin oudtijds de doop door onderdompeling geschiedde. Ook de ge- heele kapel, waarin de doopvont staat. Bar, (c h a l d.) zoon of zoon van; vandaar Bar-abbas, Bar-nabas Bar-tho- lomaeus, Bar-kochba. Baragouiner, (f r.) onverstaanbare taal spreken. Van bet woord baragouin. De lieden van Bretagne, die eertijds naar Parijs kwamen, vroegen in de voornaam. ste plaatsen in bun taal om eten en drinken of liever om brood (bara) en wijn (gwin), lietgeen menig herbergier de vraag moet hebben ontlokt : Que veulent-ils done dire avec leur baragwin 2 Barakken, van Gael. barr = top, toptak; dus hutten uit boomtakken sa- mengesteld. Thans licht gebouwde, houten inrichtingen vooral voor zieken. Ook hulpkazerne, naar e n g. barracks. Barateria, (s p.) bet niet bestaarlde eiland, in Don Quizote, waarover Sancho Panza gouverneur is. Baratterle, (hand.) de bedriege- rijen van een schipper of diens yolk tegenover reeders en assuradeuren. Baratto, (hand.) de ruiling van de eene soort van koopmansgoederen tegen eene andere. Barbaar, woestaard,onmensch; van g r. barbaros = buitenlandsch ; wat niet tot Griekenland behoorde. - (stud.) jong student uit den Acbterhoek. Barbara, (S i n t e - naam van de kruitkamer op Fransche oorlogsschepen („La Sainte Barbe") naar de H. Barbara, volgens de legende de dochter van een rijk koopman to Nicomedic, die bet Chris- tendom omhelsde (3e eeuw). Haar vader liet haar op gruwelijke wijze mishandelen en wilde haar ontlioofden, toen hij zelf door een bliksemstraal gedood werd. Vandaar ook, dat de H. Barbara nog steeds bij onweder aangeroepen wordt. Zij is ook patrones voor een zaligen dood van de mijnwerkers, de kanonniers en de metselaars en van de gothieke bouwkunst. Barbarossa = rosbaard, bijnaam van keizer Frederik I van Duitschland (1121-1190). Barbedienne, (f r.) bronzen beeld, naar Francois Barbedienne, die in 1838 to Parijs eene fabriek sticbtte, sedert to be- roemdste van Europa. BARBARINI. 62 BARMHARTIGHEID. Barbarini, (it a 1.) een voornaam Romeinsch geslacht, dat den Romeinschen volkshumor stof gaf tot het spreekwoord Quod non fecerunt Barbari, fecerunt Barbarini : (Wat de Barbaren niet heb- ben gedaan, deden de Barbaartj es) ; dit gezegde dankt zijn ontstaan aan de wijze, door velen afgekeurd, waarop de Bar- barini enkele oudere monumenten in Rome deden herstellen en verbouwen. Na de troonsbeklimming van den Bar- barino paus Urbanus VIII in 1623 vielen deze gewraakte restauraties voor. Barcarole, zie Barquerolle. Barcas = de bliksem, bijnaam van Hannibals vader Hamilcar. Burden, bij de Kelten de dichters van beroep ; de oudste bardenliederen heeten to dagteekenen uit de 5e eeuw, samengebracht door Cormae Mac Culinan. De bard van den Avon, Shakespeare, geboren en begraven to Stratford-on- Avon (1564-1616). De bard van Olney, Cowper, die to Olney lang verblijf hield (1731-1800). De bard van het proza, Boccaccio. De bard van Ayrshire, Robert Burns, in Ayrshire geboren (1759-1794). De Bard van Kennemerland, W. J. Hofdij k. Bardlet of Bardit, (n o o r d s c h) een godsdienstig krijgslied door de Bar- den; ook dramatische proeven van Klop- stock, met zoogenaamd Noordsche per- sonen. Ook prof. Swildens to Franeker gaf Holl. bardieten uit. Amst. 1779. Bar6ge, dunne doorschijnende stof van zijde en -katoen, van zijde en wol of ook wel van zijde alleen, vervaardigd en voor dameskleederen bestemd ; van Bareges, in Frankrijk, vanwaar het af- komstig is, ofschoon de groote fabrieken er van eigenlijk to Bagnbres de Bigorre liggen. BarZme, eigenlijk barreme, boek met uitgewerkte rekeningen van velerlei aard; vervaardigd door den in 1703 over- leden Franschman Barreme; vandaar rekenknecht, ezelsbrug. Bargn, (k m a) ontgroenen. Barensteel, (w a p.) smalle water- passe streep, korter dan de breedte van 't schild en van onderen voorzien van drie (soms vijf) hangers, d. i. trapezium- vormige blokjes, teeken van een jongeren zoon en zijne afstammelingen. In Ned. vooral bekend door 't wapen van Bre- derode (jongere lijn van Teylingen en daardoor van Holland) : v. goud met een leeuw v. keel, getongd en geklauwd v. azuur; over alles heen een barensteel van azuur. Baretkraam, (hand.) de handel in gewerkte, gebreide stolen. Barge, cen schip, dienende tot ver- voer van passagiers en goederen, evenals de trekschuit, maar sierlijker ingericht, Bargoensch, waarschijnlijk van het Fransche barguigner) een onzekere, onduidelijke, gemengde brabbeltaal, in het bijzonder: dieventaal; ook het Am- sterdamsche Joodscli-Duitsch. Barisan, (in d.) baris, streep, reeks, lijn, gelid, inlandsche legerkorpsen in Indie. 1. De ongeregelde korpsen op Java tijdens Diepo Negoro. 2. Eene soort inlandsche schutterij. 3. De tegenwoordige inlandsche troepen van de vorsten van Madoera. Barkstuig, twee voorste masten van raas voorzien en de achterste niet. Bar-Kochba, (Simon bar Kochba) aanvoerder der Joden in den grooten opstand tegen de Romeinen (Ao. 131), Hij nam den syro-chald. bijnaam bar- kochba, zoon van het gesternte aan, met het oog op Numeri XXIV, 17. Barmakieden of Barmekie- den, nakomelingen van Barmak, ge- neesheer en priester, die tot aan den, tijd van Khalif Haroen al Basjid met hooge ambten en bedieningen waren bekleed. Barmhartigheld (Ook hem is -- gesehied, schertsend getuigenis aan- gaande iemand, die met een verlicht exa- men slaagt. Verkeerd gebruikt voor I Ti, moth. 1 : 13b, waar sprake is van vergiffe- nis van in onwetendheid bedreven zonde. BARNABIETEN. 63 VOLGENS WILLEM BARTJEN$. Barnableten, een vereeniging tot onderwijs van ketters door reguliere koor- heeren van den heiligen Paulus, in 1533 to Milaan gesticht; naar Barnabas, (Hand. IV : 36; XXI : 24). Barnum, een man, die door bluf en reclame vertooning wil maken en geld verdienen; naar den Amerikaan P. T. Bar- num, den Koning der reclame, die met een museum van zeldzaamheden sehatten verdiende; maar o. a. ook degelijke ten- toonstellingen hield. Geb. in 1810 t 1891. Barnsteen, gele plantaardige bars, van een voorhistorischen denneboom; letterlijk brandsteen van branden, (vgl. het barnen der gevaren); men hield bet aanvankelijk voor steen en bemerkte, dat de stof kon branden. Baroe, (a f r.) Eetbare knol, wit van kleur, melkachtig. Baroech, (h e b r.) = gezegend, Ba- ruch (eig. Baroech), de gezegende, later in bet Latijn en andere talen vertaald Benedictus, Benoit, Benedetto. Barometer, van gr. baros ge- wicht en metreo = ik meet; weerglas, letterlijk instrument, dat bet gewicht van de lucht, d. i. den luchtdruk meet d. i. aanwijst. Baronet, de laagste Engelsche adels- rang, in 1617 ingesteld. Baroscoop, instrument om het ge- wicht der lucht aan to toonen; oude naam voor barometer; van gr. baro, eig. baros, (gewicht) en gr. s k o p e o (ik zie). Barquerolle, (fr.) liedje der Vene- tiaansche gondeliers; van Barquerolle klein pleiziervaartuigje; schuitje zonder mast; meestal en beter : barcarole of barcarolle. Barrage, (h and.), het stutten der eaten, ook zaaterkeering, waardoor een deel rivierwater wordt afgezonderd om met groote kracht tot industrieele doel- einden gebruikt to worden of wel om meer diepte voor de scheepvaart to ver- krijgen. Van fr. barrer = versperren. Barre, (herald.) linker schuinbalk. Zie baar. Barre d'illLgitimite, (her a 1 d.) Zie Bande. Barren, (s p o r t) leggers of stokken, die op stijlen rusten, op schouderbreedte evenwijdig loopen en aldus de „brug" vormen. Barrevoeters, ongeschoeide mon- niken en nonnen, behoorende tot de Augustijner, Frauciscaner, Capucijner of Carmelieter orden. Barricade, afsluiting der straten to Parijs, bet eerst in 1588, met kettin- gen en vaten (barriques) gevuld met aarde en steenen, om de Zwitsersche garde to keeren. In 1830 werden zij opgeworpen bij de verdrijving van Ka- rel X; in 1848 bij den afstand van Louis Philippe en in 1851 (2 Dec.) bij den coup d'etat, toen Louis Napoleon voor 10 jaar herkozen werd als president. Barriere, (h and) de tolgrens. Barriere, hek, dat bij het sloopen der poorten deze verving aan den uit- gang der steden, voor de afschaffing der gemeente-accijnsen. Barri6re-traktaat, 5 Nov. 1715, tractaat, waarbij de Hollanders bet recht kregen, garnizoen in sommige grens- plaatsen der Spaansche Nederlanden (Belgie) to leggen. Barsacs, gebakjes uit Barsac bij Bordeau, bekend om zijn witte wijnen. Bartholomens St., het symbool van dezen heilige is een mes, in toe- speling op bet mes, waarmede hij levend gevild werd. Bartholomeus-nacht, of Parij- sche bloedbruiloft, nacht van 23 op 24 Augustus 1572, toen de Hugenooten in Frankrijk werden vermoord, bij gelegen- heid van bet huwelijk van Hendrik van Navarra met Margaretha van Valois. Bartjens, (volgens Willem -, zoo nauwkeurig berekend als door --), beroemd Amsterdamsch rekenmeester, door Vondel bezongen, vermoedelijk geb. 1572, van wien to Zwolle in 1633 een rekenboek ,cijfferinge" uitkwam, dat nog telkens, tot 1824 toe, herdrukt is. BARYTON. 64 BAS5E-TAILLE. Baryton, (Gr.) zware toon ; mid. mannenstem, tusschen tenor- en bas- geluid in. In Germaansche landen ver- wart men vaak barytonstem met hooge bas. Tusschen de jaren 1815-1830 ont- stond het emplooi van baryton. De eerste baritons waren Pellegrini, Dabadie, Tam- burini. De normale omvang van de ba- ryton is van groot si bemol tot eenmaal gestreept fis. Bas, de lage mannenstem. In twee soorten wordt zij onderscheiden, in : de diepe, zwaardere bas en de hooge, lich- tere bas. Deze maakt bij de Italianen het emplooi uit van Basso-buffo = co- mische bas en bij de Franschen van Basse-Chantante; gene noemen de Ita- lianen Basso profondo of Basso-cant ante, en de Franschen Basse noble, of de grand opera. De normale omvang der basstem is van groot sol tot aangestreept mien fa. Der hoogere bas wordt deze sol ge- schonken, maar men vordert van haar meer gemak in de tonen boven klein-1a. Ook een muziekinstrument (Duitsche bas), dat het midden hield tusschen de violoncel en de contrabas. Verdwenen in 't begin dezer eeuw. Basaar, (a f r.) slechts gebezigd van verkoopingen, waarvan de opbrengst bestemd is voor goede doeleinden. Vgl. Kerkbasaar, (a f r.) verkooping van arti- kelen van den meest verschillenden aard ten bate van de kerk. Baschlik, (t u r k.), muts of kap met of hangende slippen, die om hals en schouders geslingerd worden. Basedowsche ziekte, overmatig snelle beweging van het hart, dikte der ,schildklier, kropgezwel en uitpuilende oogen, van den geneesheer Basedozv, die haar het nauwkeurigst beschreven heeft. Basilianen, monnikorde met kloos- ters in Polen, Beneden-Italie en Sicilie, ook in de Grieksche kerk, naar Basilius, (330-379), beroemd door zijn strijd tegen do Arianen. Basilica, zetel van den Atheenschen archon basileus, die zijn vonnis gaf in de Stoa basilios. Dergelijke gerechtsho- ven bestonden ook to Rome, zij hadden hunne schepen, vleugels, zuilengangen enz. zoodat zij weinig verandering be- hoefden om in Chr. Kerken veranderd to worden. De kerk van St. Jan Lateraan in Rome was een oude basilica. Tegen- woordig bij de R. C. een grootere kerk met bijzondere voorrechten. Basilicae, ruime gebouwen voor rechtswezen en handelsverkeer, overdekte markten of beursgebouwen, groote recht- hoekige zalen met of zonder halfrond aan de einden. Soms werd het dak door twee rijen zuilen gesteund en vormden dezen dus een middenschip en twee zij- schepen. Basilieken, een verzameling van wetten, eerst aangelegd door Keizer Ba- silius I en voleindigd door zijn zoon Leo Philosophus. (887 na C.) Basilisk moet in 't ei vertre- den worden, De - 't kwaad moet in zijn eersten aanvang vernietigd wor- den ; van basiliscus, een kleine adder. Men beweerde, dat zij iemand kon doo- den door hem aan to zien. Baskat, (A f r.) borstrok. Baskische trommel, (f r.) bedon de Biscaye, tambourin, tevens dienst doende als handpauke. Baskroo, (bar g.) schout. Basoche, (La corporation de la - oorspronkelijk het gild der procu- reursklerken to Parijs, wier opperhoofd den naam droeg van ,Roi de la Bazoche." Deze vereeniging legde zich naderhand op het tooneelspel toe, ontving in 1500 van Lodewijk XII een eigen schouwburg en heeft bestaan tot 1789. Bas relief, half verheven beeld- werk, zie Basso relievo. Bassanello, (i t.) hobo (hautbois) muziekinstrument, naar den uitvinder, den Venetiaan BassAno. Basset of Bassette, harardspel met kaarten, veel op pharo gelijkende. Basse-taille, (fr.) oorspronkelijke Fransche benaming voor baryton. Ten onrechte wordt door zeer velen basse- taille voor een bijzonder diepe en zware bas gehouden. BASSO PARLANTE. 65 BATIST. Basso parlante, (i t.) lett. spre- kende bas, is een andere naam bij de Italianen voor basso-buffo. Deze toch heeft vaak veel woorden op korte noten in een phrase to zingen, zoodat hij als 't ware zingende praat. Zie bijv. de arias van Bartolo (il Barbiere) Don Magnifico (laCenerentola) en Dulcamara (l'Elisire d'amore). Basso relIFvo, (it.) half verheven beeldwerk; figuren, gesneden in hont, steen, marmer, waarbij de insnijdingen weinig diepte en de figuren derhalve ge- ringe hoogte hebben, Bas-relief. Basta, (s p.) baston, knuppel. Klave- ren aas in het ombre- (of hombre)-spel. (Zie Kaarten). Bastaard, (h a n d.) tusschensoort; bij wissels, een oneigenli, jke wissel. Bastaardq, (w a p.). Zie Baar en Breuk. Basterna, gesloten draagstoel, door muilezels gedragen, voornamelijk ten ge- bruike van vrouwen. Bastille, (Fr. bastir = bdtir = bouwen, derhalve bastille = gebouw) kasteel to Parijs, door Karel V gebouwd; door Filips van Valois herbouwd ; door Lodewijk XI als staatsgevangenis inge- richt, en door de Parijzenaars den 14 .Juli 1789 met den grond gelijk gemaakt. Bastonnade, (it. bastunnato, van baston = stok), stokslagenstraf bij Chi- neezen, Turken en Perzen. De slagen worden op de voetzolen der misdadigers toegebracht. Bat, (sport.) slaghout, waarmede men bij 't cricketspel den bal wegslaat. Batallon ziUn (van het tiende, Roomsch-Katholiek zijn, naar het teeken des kruises (X). Woordspeling op de gedaante van een (nog wel liggend) kruis en het Romeinsche cijfer X. Bataten of pataten, (p o r t.) batdta, tropiseh gewas, dat eetbare zoete knol- len levert; zoete aardappelen. In Zuid- Nederland aardappelen in 't algemeen. Batavier, een rijtuig, dat denzelf- den dienst deed als de latere omnibus. Voor ruim veertig jaren wilde men een poging doen den omnibusdienst in Am- sterdam in to voeren. Op een zekeren Zondag reden al de omnibussen in op- tocht door de stad. 's Maandags zou de dienst beginnen. Niemand echter maakte daarvan gebruik. Toen zijn de rijtuigen verkocht aan zekeren Heer Langeveld, stalhouder, die ze ,Batavieren" doopte, naar den naam op den eersten omnibus geschilderd, en ze gebruikte om de passa- giers van den Dam naar het station to vervoeren. Ook werden ze verhuurd voor buitenpartijtjes. Uit then tijd dagteekent het raadsel: Wie waren voor de Bata- vieren in ons land? Antw.: de Omni- bussen. Bath-orde, de laagste der vier orden van de Kroon van Groot-Brittanje, in 1399 door Hendrik IV ingesteld. Aldus genoemd naar een gebeurtenis, die kort voor de instelling plaats had, nl. dat de koning zijn bad (bath) verliet, om raads- zitting to houden, ten einde recht to doen in de zaak van twee weduwen, die zijne bescherming kwamen inroepen. Bath, Engelsch of zoogenaamd En- gelach postpapier, met een stempeltj a of watermerk BATH, naar de plaats van herkomst, eene stad aan de Avon, met beroemde papierfabrieken. Bath, (h e b r.) (hgd. uitspr. bas) dochter. Bath-Kol, (h e b r.) (hgd. uitspr. Bas-kol: dochter der stemme, d. i. weer- klank eener andere stemme. Daarmede wordt steeds aangeduid de echo van de goddelijke stem, dat is: een geluid, een gerucht, dat - als door God gezonden -- een oordeel of een beslissing over per- sonen of zaken doet hooren. Batikken, (j a v.) teekenen of schil- deren met heete was van figuren op katoenen stof, in tegenstelling met het weven van gekleurde draden. Batist, fijne soort van lijnwaad, vooral vervaardigd in Noord-Frankrijk en Belgie; fr. Batiste naar Batiste Cham- bray, een beroemd wever uit de dertiende eeuw. 5 BATO'S EItF. 66 BAYON STATE. Bato's er#, Nederland naar Bato, den stamvader der Batavieren, die, vol- gens de sage, als noon van den Koning .der Katten, + 100 v. Ch. aan de Eder leefde en die na voortdurenden onmin met zijne stiefmoeder, zijn vaderland moest verlaten. Met een grooten aanhang zakte hij den Rijn of en vestigde zich op bet Eiland der Batavieren. Deze sage is dichterlijk bearbeid door P. C. Hooft in zijn treurspel Baeto. Bdtonneeren, schermen met een stole (f r. baton). Batrachomyomachia, een storm in een glas water; bet woord is de naam van een comischheldendicht in'tGrieksch en beteekent : Muizen- en kikvorschen- krijg, vertaald o. a. door Bilderdijk. Batsman, (sport.) (= striker) hij, die in 't cricketspel vlak voor de paal- tjes (wickets) staat en den bal terugslaat. Batter, (b a r g.) schip. Batteril-gras, (k m a.) andijvie op de K. M. A. verstrekt. Batteril (In - komen, (m i 1.) de vuurmonden der bereden artillerie van de voorwagens of haken en neerzetten om to kunnen schieten, dit kan geschieden a chterwaarts en voorwaarts ; (fig.) aan een natuurlijke behoefte voldoen. Batzen, Zwitsersch muntje ter waar- de van een centime ongeveer. Bauernidnger, (h g d.) bet woord werd in 1870 door de Spenersche Zeitung van Berlijn voor bet eerst gebezigd. Het blad waarschuwde de marktbezoekende boeren tegen lieden, die hen op de vol- gende wijs trachtten to bestelen. Een hunner knoopte een praatje met den Boer aan, en terwijl hij met hem voort- wandelde, liet een derde (een medeplich- tige) die voor hen uitliep, een goudstuk vallen als verloor hij bet zonder bet to bespeuren. De Bauernfanger en de Boer wierpen zich nu op bet geld, en twistten over de vraag, wie de eigenlijke vinder was, tot de eerste er eindelijk in toe- stemde, dat men -gelijk op zou deelen. Doch aangezien hij geen klein geld had, verzocht hij den Boer hem zijn part uit to betalen. En zoo kreeg de Bauernfanger 2 Thaler en 25 Gr. voor een valsehen Friedrich d'or. In lateen tijd trachtte de B. zijn nieuwen bekende naar zekere koffijhuizen to troonen en door (valsch) kaartspel uit to schudden. Onze kwar- tjesvinders hebben dus niets nieuws uit- gevonden. Bavaria, (n 1 a t.), Beieren; naam van vele bierhuizen, naar Beieren, waar bet beste bier gebrouwen wordt. Bavaroise, (f r.) warme thee met siroop van capillaire, d. i. vrouwenhaar- siroop (bereid uit bet sap van 't vrou- wenhaar, een varenkruid); siroopthee, een Beiersche drank; van de omstandig- heid, dat Beiersche prinsen, die in bet begin der vorige eeuw to Parijs vertoef- den, zich in het Cafe Procope then drank lieten toebereiden. Baviaan, groote, zeer leelijke aap- soort, vandaar scheldnaam voor een leelijk mensch. Bavius en Maevins, twee rom. pruldichters, benijders en bedillers van Horatius en Virgilius. Bawiaan, (a f r.) ook bobbejan, ba- viaan. Bawiaantle, een baby (g.v.) Bawiaansbont,(a f r.)ouderwetsch schietgeweer. Bayadere, damesrok met horizon- tale banden, modeartikel omstreeks 1850. Bayadere,naam spottenderwijs door de cadetten van de K. M. Acad. aan bet schoonmaaksters personeel gegeven. Bayadere, los om den hals ge- knoopt, in kwasten eindigend en tot op bet middel of hangend halssnoer van bloed- koralen of gitten; naar de Indische Baya- deres, min of meer aan den tempe.ldienst gewijde dans- en zangeressen, die zich met iets dergelijks versieren. Van port. bailadeira = danseres. Bayard, wonderpaard, van ongeloof- lijke grootte en snelheid in gang, behoo- rende aan de Heemskinderen, de vier zoons van Aymon, die bet samen bereden. Rayon State, (N.-A.) bijnaam voor den staat Mississippi naar de vele bayous of zeer langzaam stroomende wateren. ONZE VRIEND UIT BAYREUTH. 67 BEDDEPAN. Bayreuth, (Onze vriend ult - de Duitsche humorist Jean Paul Friedrich Richter, to Wunsiedel in bet Bayreuth- sche geboren, doorgaans alleen met zijne voornamen Jean Paul genoemd. (Waarh. -en Droomen). Bay-State, (N.-A.) bijnaam voor den staat Massachusetts, omdat deze voor de constitutie genoemd werd : Kolonie van de Massachusetts-baai." Bazar, (p e r s. en t u r k s c h) in bet oosten de algemeene markt, de rarkt- plaats - meestal overdekt - waar han- delsartikelen van den meest verschil- lenden aard worden verkocht. Bazar, to Amsterdam en elders ge- bruikt voor winkel, hoe eenvoudig ook; er is een aardappelbazar, een dertig cents- bazar en men zegt, dat iemand naar de vijftig cents-bazar gaat, als hij wegens dronkenschap wordt opgepakt, ten einde later tot vijftig cents boete veroordeeld to worden. Bazelmoppen, moppen om to ba- zelen (praten); gebakjes om onder een praatje to eten. Vgl. babbelaars, spraak- water en derg. Bear, (e n g.) daling in de wisselkoers. Warner, (De - Hendrik IV, koning van Frankrijk, naar zijn geboorteland, bet voormalig ''orstendom in bet Zuiden van Frankrijk, Bearn, hoofdstad Pau. Bearstate, (N.-A.) bijnaam voor Arkansas, naar de vele beren, die de eerste landverhuizers hier vonden. Beaticum, de hostie, die den ster- venden katholiek gegeven wordt. Beatificatle, (r.k.) voorloopige ver- klaring van den Paus, dat iemand om zijn deugden en de op zijn voorbede ge- schiede wonderen voor zalig gehouden en openlijk vereerd mag worden. Die zaligverklaring gaat aan de canonisatie heiligverklaring vooraf. Beatifleatie, (electrieke - ,electrieke proef, waarbij om bet hoofd des geelectriseerden een glorie of heili- genkrans gevormd wordt; van beatifi- catie (n l a t. = zaligspreking. Beati possidentes, (at.) Zalig z#n de bezitters. Vgl. Horatius, Carinina 4, 9, 46 sq. Non possidentem multa, vocaveris recte beatum. Maar Horatius zegt daar juist het tegendeel. „Terecht moogt gij gelukkig noemen hem, die niet veel bezit." 't Is denkelijk eene eenigszins spottende pa- rallel van de zaligsprekingen in 't begin van Matth. V. Beau ideal, -model van schoonheid of uitstekendheid door de phantasie ont- worpen. De Apollo van belvedere is het beau ideal van mannelijk schoon; de Utopia van Thomas More is dat van een goed bestuur. Beau monde, de welgestelde fat- soenlijke lieden, bij wie bet begrip fatsoen eigenaardig ontwikkeld is. Beaumont-geweer, vuurw apen, door den wapenfabrikant Eduard de Beaumont, to Maastricht, uitgevonden en in 1871 bij ons leger in gebruik genomen. Beauty du diable, aantrekkelijk- heid der jeugd, zelfs zonder werkelijke schoonheid : vgl. le diable etait beau quand it etait jeune (de duivel was mooi toen hij jong was). Beauty and the Beast, schoon heid en het beest, de held en heldin van bet tooververhaal van Mevr. Villeneuve. Beauty redde haars vaders leven door hare toestemming om met bet beest to huwen, dat door hare liefde onttooverd, eene schoone prins werd, variant op Per- rault's Riquet a la houppe; fig. van twee personen, die bij elkaar hooren en waar- van de een heel mooi en de ander heel leelijk is. Becarre, een tijdlang gebruikt voor chic of pschutt. Bechamel of Bechamelle, (ch - sj) eiersaus, blanke saus; naar Karen uitvinder den markies de Bechamel of Bechameil. Bedak, rijstpoeder, smeersel, blan- ketsel door Indische dames gebruikt om zich bet gelaat to poederen ; voor toi- letartikelen, bet mal. woord voor poudre de riz. Beddepan, bedwarmer, ook minder kiesch van eene vrouw gezegd. BEDELAAItSGEBED. 68 BEEST. Bedelaarsgebed, ook dronken- mansgebed, natellen van het ontvangen of overgehouden geld. Bedelaarslilf, mensch, die zich in alle kleedingstukken voegt, of ze voor hem gemaakt zijn, of niet. Bedelorden, (r.k.) de vier geeste- lijke orden van mannen of vrouwen, Franciskanen, Dominikanen, Carmelieten en Augustijnen, die niets mogen bezitten, maar leven moeten van hetgeen hun dagelijks geschonken wordt. Bedelzak, alleen nog bekend in de figuurlijke taal voor arnioede, oorspron- kelijk : de zak, then de bedelaars over den schouder droegen en waarin zij het gebedelde brood en spek bewaarden; daarom werd de bedelzak ook spekzak en de bedelaar spekhaalder genoemd. De bedelzak is afgebeeld op den be- kenden Geuzenpenning. Bedemund, (o u d d.) boete, die een buiten huwelijk zwangere lijfeigene aan Karen heer moest betalen; prijs der ver- gunning tot het huwelijk der lijfeigenen. Bedlend, (HIJ Is - zegt men van een zieke, die de H. Sacramenten der ster- venden (H. Communie en H. Oliesel als viaticum of teerspijze) ontvangen heeft. Bedlamlet, een gek, een bewoner van een Bedlam. Bedlam is een bekend krankzinnigenhuis to Londen, verbasterd uit Bethlehem. Bedoe-Inen, (a r a b.) volksstammen die een nomadisch of zwervend leven leiden, van Bedawi = bewoners van het open veld of woestijnvlakte, van bedoe (bedwoon) = open veld of woestijnvlakte. Beef-eaters, de lijfwacht der ko- ningin van Engeland ; naar f r. bu fetiers (van buffet), daar 't een van de plichten dezer wacht is, gedurende de koninklijke staatsdiners naast de schenktafel to staan. Beetheads, (N.-A.) ossekoppen, scheldnaam voor de bewoners van Texas, omdat daar veel veeteelt is, vooral van hoornvee. Be9l of Bel, Syr.-Chald. en Bab. naam voor God, (vgl. Heb.-Phoen. Badl), vooral voor den hoofdgod Bel (Bawl), ook voorvoegsel voor plaats-, personen- en godennamen, als Bel-Tsatsar, Beel-Zebub. Bell-Zebub, god der vlieg, II Kon. I : 2; oorspronkelijk de naam van een Philistijnsche godheid, eigenlijk be- stemd, bescherming tegen giftige vlie- gen to verleenen. Later werd die naam overgebracht op den Satan, den oppersten duivel, den geest van het onreine, en - als woordspeling daarbij - Zebceb in Zeboel (= drek) veranderd. Beeldwit, (0 v e r f l a k k e e) met een helm geboren, d. i. in de toekomst kun- nende zien. Beeldzegel, (z a g.) bevat het beeld van hem of haar, die het voert, zonder zweem van gelijkenis meestal, maar met volledige waardigheidsteekenen : jonker en j onkvrouw met j achthond en valk, ridder geharnast to paard, baanderheer evenzoo, banier zwaaiend, enz. De beeld- zegels zijn veel ouder dan de wapenzegels. Beglzebubsfeest, de schoonmaak- tijd, naar Beelzebub, zie Beel, omdat dan met allerlei onreinheden ook de vliegen verdreven worden. (Matth. XII : 24-27). Beenen, (a f r.) Spaansch-rietbeenen = lange beenen ; hij het zijn beenen to lang weggesteek = zijne broek is to kort. Bees, (a f r.) pl. beeste. Drie soorten beesten aan de Kaap, afrikaanse, vaar- lanse (vaderlandsche) en zulubeeste. Beeskos, (a f r.) in, 'een beekos hoed, een hoed van beestenvel. Beestendronk, - deze is van zeven soorten Ezelsdronk, - die dom en zwaar slapen doet. Hertendronk, - die aandoenlijk maakt. Leeuwendronk, - die tot twisten prik- kelt. Eksterdronk, - die aan het babbelen brengt. Zwijnendronk, - die misselijk maakt. Vossendronk, - die tot geniepige stre- ken voert. Apendronk, - die tot vuile en onbe- schaamde handelingen leidt. De Franschen zeggen : vin d'ane, vin de cerf, vin de lion, vin de pie, vin dee pore, vin de renard, vin de singe. Beest, (a f r.) rund, soms ook de an- tilope. BE GAAI. 69 BELEMNIET OF BELEMIET. Begaai, (a f r.) Jij begaai, Je spit slecht, je smokkelt bij bet spitten. Beggard, bet mannelijke van Begin (z. a.) leekebroeder, lid eener vrij a gods- dienstige vereeniging, in den geest der kloosterorden, maar waarvoor men geene bindende belofte behoefde of to leggen. Begun, zie BagUn. Beginnom, (n h b r.) niets, kosteloos. Begonia, algemeen beminde sier- plant, naar den Franschen natuurkenner Bigon, niet to verwarren met Bignonia. (Z. a.). Beguin, sultane favorite der Hin- dostansche keizers, als keizerin geeerd; zij voerde wel de legers aan. Behema of beheimoh, (n hb r.) tam vee, fig. domoor. Bohemoth, groot dier, dat in Job XL : 10-19 beschreven wordt ; men meent, dat bet Nijlpaard bedoeld is. Beiaard, klokkenspel. Beieren, is klokluiden, nog bekend in het deuntje : ,bom, bam, beieren !" Zie ook Eieren. Beleren, klokluiden, -maar meer be- paald bet slaan met 2 hamers op de torenklokken, hetgeen in de meeste Lim- burgsche dorpen jaarlijks met de kermis plaats heeft. Beige, bruingrijze modekleur. Beiram of Bairam, (t u r k s c h) feest; bet Turksche paaschfeest. Beisle, (b a r g.) dubbeltj e. Zie Beth. Bekaan waken, (b a r g) aan- houden. Beker, den beker drinken; den last dragen, die ons opgelegd is. Zinspeling op Jezus' woorden. (Matth. XXVI, 39) Tusschen den beker en de lippen is nog plaats voor een ongeluk. De naaste toekomst is zelfs onzeker. Bekkeneel, thans een doodshoofd, oorspronkelijk alleen h ersenpan en later bedekking der hersenpan : helm of storm- hoed. Bekkesnijders, vechtlustige boe- ren die bij kermissen en zelfs bruiloften elkander met groote messen bet gelaat kerfden en den mond opensneden. Zelfs vrouwen en meisjes uit de lagere volks- klassen waren daar niet of keerig van. Beklemming, beklemrecht, eeuwigdurende huur tot vasten prijs van landerijen in de provincie Groningen. Bekladderen, (Zich --- (stud.) zich bedrinken. In de 18e eeuw komt kladdertje voor = borrel. Belabberd - van bet weer, wan- neer de wind, in plaats van frisch door to waaien, slechts labbert d. i. bij tusschen- poozen waait. Beladen, (w a p.) beet een figuur waarop een andere staat, b. v. de stad Groningen voert van goud met een dub- belen adelaar v. sabel, beladen met een hartschild van zilver, herbeladen met een balk van sinofiel. Belanda, wolanda, holanda, (verb. van Hollander) hollander, hol- landsch; orang belanda : de Hollanders. Belast ziIn, behept met ongunstige eigenschappen, met de geboorte mede- gebracht; familiekwaal in moreelen zin; eerst sedert een dozijn jaren als genees- kundige term in gebruik. Belasten, (h a n d.) op iemands re- kening brengen, in het debet schrften. Belazerd, door de lazarusziekte, met uitslag en booze zweren.bedekt; ge- meene uitdrukking, loopende over de gedachte niet gezond naar de beteekenis niet uarjs, ook beetgenonten. Bel canto, (i t.) schoone zang, bet zoowel physisch als pschychisch fraai zin- gen van een gedragen melodie. Bel esprit, (f r.) iemand, die zich gemakkelijk en sierlijk over allerlei on- derwerpen weet uit to drukken. Tegen- woordig meestal ironisch gebezigd. Belemniet of, Belemiet, fossielen, oudtijds beschouwd als door den bliksem in smeltend zand teweeggebracht en daarom dondersteenen genoemd. BELFEGOR OF BELPHAGOR. 70 HET LAND VAN BELOFTE. Belfegor of Belphagor, zie Baal- Peor, naam van den boozen geest, voor- komende in Macchiavelli's beroemde No- velle, later ook door La Fontaine in zijn Contes behandeld. Bellort of Beifroy, wachttoren (aok klokkentoren) en kasteel of groot gebouw (b.v. stadhuis) met toren. Uit het oudfransch belefroi, berfroi en dat van het middellatijn belfredus, bervredus, dat uit het Duitsch komt : Als bercfrit, van bergen en fride = beschutting,vrijwaring. Belgae, gezamenlijke naam voor de volksstammen, die ten tijde van Caesar het noordelijk gedeelte van Gallia Trans- alpina bewoonden, ten N. van den Ma- trona (Marne) en de Sequana (Seine). Belgische, lettergrepen, (m u- ziek) : bo, ce, di, ga, lo, ma, ni, in plaats der gewoonlijk gebezigde do (of ut), re, fni, fa, sol, la, si. Belhamel, aanvoerder bij een op- roer of andere slechte onderneming, naar den hamel (gesneden ram), die een bel om den hals heeft en vooraan loopt in de kudde. Belial, eig. Beli11aftl, (h e b r.) uit Bell = zonder en jadl = nut, deugd) het nuttelooze, het ondeugende het slechte, het schadelijke. „Mannen van het ondeugende" „Kinderen van het ondeugende". (Belialskinderen). Bijbelsche uitdruk- king, voor deugnieten. Belides, de Danaiden, kleindochters van Belus. Bel ider, (Confessor) heilig man, die in zijn leven door deugden heeft uitge- blonken, en onder de heiligen is opge- nomen; hij stond met den martelaar ge- lijk hierin, dat hij om 't geloof vervolgd was en geleden had. Maar hij verschilde hierin, dat hij 't leven er niet bij ge- laten had. Belladonna (i t., = schoone dame), de vergiftige nachtschade, zoo geheeten, naar het gebruik, dat dames er van maken, om haar oogen er mede aan to raken, waardoor de pupil gi oot en schit- terend wordt. Bellefleuren, eene appelsoort, spot- naam voor de inwoners van Blija bij Dokkum. Vgl. de spreekwijze : een kleur als een bellefleur. Bell-Laneastersche methode methode van wederkeerig onderwijs, n.l. de mindergevorderde kinderen door de meergevorderden, het eerst toegepast door Andrew Bell (einde der vorige eeuw) en later meer bekend geworden, toen John Lancaster het wederkeerig onderwijs had ingevoerd. Belle-Alliance, naam van een land- hoeve bij het dorp Waterloo in Zuid- Brabant. Daaromheen was op 18 Juni 1815 het centrum van het Fransche leger opgesteld. De Duitschers spreken daarom vaak van den slag bij Belle-Alliance. Belle de Nuit, convolvulus, die alleen na zonsondergang bloeit. Bellerophons-Brief, een voor den overbrenger verderfelijke brief (hetzelfde als Urias-brief) van Bellerophon, Belle- rophontes (gr.), een oud-Griekschen held, dit een schrifttafeltje (=brief)moest over- brengen, waarop d : geadresseerde ver- zocht werd, den brenger to doen omkomen. Bellettrie, = fraaie letteren, de poetische literatuur in tegenstelling van de wetenschappelijke, Fr. Belles Lettres. Bellevue, (f r.) schoonzicht, naam van buitenverblij ven o.a. van een Konink- lijk kasteel bij Berlijn en van een lust- slot van Lodewijk XV bij Parijs en van vele hotels. Bellmannsfeest, feest dat jaar- lijks den 26en Juli to Stockholm gevierd wordt ter eere van den volksdichter Karel Michael Bellmann. (1740-1795.) Bello Trolano. (Historia de - repertorium van 15 fabelboeken door Guido van Messina. 1270. Bellona, (r o m.) de godin des oor- logs, waarschijnlijk overeenkomende met de Gr. Enyo. Bellonaril - priesters van Bellona. Belofte (het land van - Pales- tina of Kanaan (Hebr. XI : 9) een hoogst gelukkige, rijk gezegende toestand. BELOKEN PASCHEN. 71 BENSCHEN. Beloken Pasehen, eerste Zondag na Paschen, omdat de eigentlijke paasch- tijd besloten d. i. afgeloopen is; deze Zondag heet ook Doininica in albis; naar de witte (albus) kleeren, die de nieuwe lidmaten dragen. Belomantle, waarzeggerij door pijlen, algemeen bij de Arabieren in gebruik ; strookj es papier met raadge- vingen of oplossing uit moeilijke gevallen worden aan pijlen gehecht en de pijl, die 't verst wordt geschoten, bevat den raad, die opgevolgd moet worden. Belskraag, (b a r g) dronken. Belt, (A m s t.) heuvel, bepaald van asch en vuilnis, vandaar de aschbelt en de vuilnisbelt, ook beet in den Gelderland- schen achterhoek een heuvel een belt, zooals de Koerbelt, ook belter : Wiven- belter. Belvedere, (i t a 1.) lett. Schoonzicht, naam van vele torentjes, koepels, villa's enz., naar een toren met fraai uitzieht van het Vaticaan, bekend door het schoon Apollobeeld. Bemoelal, (b a r g.) advocaat. Ben, (h e b r.) zoon, vandaar Ben- Sira, Ben-Zoma, Ben-Jamin enz. Ar.: Ibn of Aben. Syr. of Chald.: Bar. Bename, (a f r.) namelijk, inzonder- heid. Bends, (i n d.) licht tweewielig rijtuig of sjees. Bene, (1 at.) goed. Zich of een ander een bene (lees beene) toekennen, een goedkeuring verleenen. Bene, (a f r.) te. te. = beenen en beenderen. Been, (Al- (a f r.) iemand die zijn been verloren heeft, die een houten been heeft. Bene agere et laetarl. Wel doen en vrool#k zUn; lijfspreuk van Baruch Spinoza. Bene qui latult, bene vivit. (lat.) Ovidius, Tristia III, 4, 25. Die zich wel verborgen houdt, leeft wel. - d. i. niets gelukkiger dan een vergeten burger to zijn. Benedietliner orde, (voor monni- ken en nonnen), in 529 gesticbt door Benedictus van Nursia ; zij besteedden hun tijd aan godsdienst en arbeid. Later beoefening van wetenschap en stichting van scholen. Bengel, (b a r g.) ketting. Beneftclum, (h a n d.) voordeel, winst, begunstiging. Benicarlo, Spaansche wijn uitslui- tend in versnijding bruikbaar; naar de plaats van uitvoer in de provincieValencia. Benist, volkswijziging van menist, mennoniet = doopsgezind; volgeling van Menno Simons. Beniste-boordle, tot den boord gevuld glas; naar de M.ennisten (Benis- ten), die door hunne tegenstanders met Wederdoopers en Heidens gelijkgesteld, van zwelgerij beticht werden. Beniste koek, zeer lekkere koek, vermeld bij Breeroo (Moortje). Beniste bruiloft = bet ledigen van een beerput (= nachtwerken), wat 's nachts in alle stilte geschiedde. De Mennisten stonden aan zware vervolgin- gen bloot en moesten des nachts verga- deren, zelfs op bet Galgenveld. Volgens anderen is de uitdrukking of komstig van een (in prent gebracht) voorval to Amsterdam in de le helft der 17e eeuw : Bij een groote bruiloft van Mennonieten had men,, purgeerende boon- tjes" weten to doen eten. Beniaminnetle, Benjamin (= zoon der rechterhand, d. i. des geluks) in 't gezin de jongste en meest geliefde zoon van Jacob en Rachel; 't jongste en meest beminde kind. Benue, in Belgie en Frankrijk in de steenkolenmijnen, de van sterke en dikke duigen gemaakte met ijzeren hoepels om- ringde vaten of tonnen, waar men steen- kolen en mijnwerken mee naar boven haalt. Vgl. ned. ben = mand. Bensehen, (bendschen) (i s r.) van lat. benedicere, zegenen, zegenwensch uitspreken, ook bet groote dankgebed na den maaltijd uitspreken. BENTING, BENTENG OF BINTING. 72 DEN BERG OF DE BERGPARTI!. Renting, Benteng of binting, (i n d.) schans of bolwerk, fort, vesting. Bentnaam, bijnaam in een bepaald gezelschap gebruikelijk voor de leden daarvan, speciaal bij de Nederlandsche Schilder-,,bent" to Rome in 't midden der 17e eeuw. Benzog, (m a 1. of a r a b.) wel- riekende bars of gom van den Styrax Benzoen of Benzoe-boom op de Sunda eilanden. Beo, javaansche vogel, die als een ekster of papagaai alle woorden nazegt. Van daar bet gezegde : Hjj praat als een beo (gedachteloos na). Beotifr, (Een) - een lomperd; naar de vroegere bewoners van Boetie, in Griekenland,, de omstreek van Thebe, die, daar de aard van den grond hen tot landbouw en veeteelt en niet tot de beoefening van kunsten en wetenschap- pen leidde, ten onrechte als lomp en on- vatbaar voor de Attische bescbaving beschouwd werden. Beracha (Berocho), (h e b r.) ze- yen, zegen:vensch. In de liturgie : lof- pr#zing Gods, lofzeyying (zooals door den Israeliet bij elke bijzondere omstan- digheid uit bet dagelijksch leven wordt uitgesproken). Berandine, vezelstof bereid uit turf, die tot vlokken verwerkt is veel overeen- komst heeft met wol, naar den uitvinder Berand to Maastricht. Berani, (m al.) stout, vermetel, dap- per, driest: 't is een berani, hij durft. Beras, (m a 1. en j a v.) elk graan, dat gebolsterd is, spec. gebolsterde rijst. Berceuse, (f r.) wiegelied, van fr. berceau = wieg. Berebijt, naam van. een herberg aan de Utrechtsche zijde, even buiten Amsterdam. In de 17e en 18e eeuw bet groote wagen- en schuiteveer van alle omliggende plaatsen, naar de in 1689 ver- boden gevechten tusschen honden en beren, bereb#ten genoemd. „Hij is in de berebijt geaveest", „hij is gehavend en geplukt." De honden, tot de berengevechten af- gericht, heeten berebijters. Berechten, (v 1.) het laatste oliesel toedienen. Beren, (s t u d.) = schulden en Be- renleiders = schuldeischers. Vol- gens Prof. G. Schlegel zijn deze termen, die alleen in Nederland en Duitschland bestaan, of komstig uit Indie. Naar luid van eene Oud-Indische legende uit Dar- tistan zoude dit beren afstammen van een man, die krankzinnig geworden was, omdat hij zijne schulden niet betalen kon, en in bet gebergte gevlucht was om zich schuil to houden. De Zigeuners of Zingari (d. i. Sinkari, bewoners van de Sin of Boven-Indus) zijn zeer nauw- gezet in bet betalen der schulden, die zij bij hunne stamgenooten gemaakt hebben. Beren cultiveeren, (stud.) schul- den maken. Berenice, (Hooidhaar van - naam van een sterrenbeeld aan den noordelijken hemel nabij den staart van den Leeuw. Van Berenice gemalin van Ptolomeiis Euergetes, voor wiens be- houden terugkeer uit den krijg zij haar hoofdhaar aan de goden wijdde, die bet als een sterrenbeeld aan den hemel plaatsten. De naam, in de middeleeuwen verloren gegaan, werd eerst door Tycho Brahe in 1572 Feeder ingevoerd. Berenschieters, spotnaam voor de inwoners van Benschop bij IJselstein. Berg-regalia, het recht der over- heden van landen, waar mijnen aanwezig zijn, om deze als haar eigendom to be- schouwen en voor hare rekenipg to laten ontginnen (exploiteeren). Zij stelt tot dit einde bijzondere beambten aan, die aan de zoogenaamde berg-akademien hunne opleiding ontvangen. Berg (den of de Bergparti3 (la Montayne) - de ultra-republikein- sche partij in de Fransche nationale ver- gadering ten tijde van de groote omwen- teling; van de hooge banken der amphi- theatersgewijze gebouwde zaal, waar de zittingen gehouden werden. Immers de hoogste banken waren door de leden dier partij ingenomen. Ook bij de Februari-omwenteling van 1848 had men een zoogenaamde Berg- part#. BERGAMASCA. 73 BERSAGLIERI. Bergamasca=Italiaanscheboeren- da_,s; van bet voormalige landschap Bergamasea bij de stad Bergamo in Italie. In de 16e eeuw in Engeland en ook wel in andere landen eene dans na de tooneelvoorstelling. Bergamot eene peer-soort, oor- spronkelijk Turksch, Begh-Armoedi beer der peren (Begh=beer; Armoedi peer), aldus genoemd om den fijnen smaak. Bergamot-olle, olie uit den Citrus Bergamia risso bereid. Bergen verzetten, 1 Korinth. XIII : 2 door Paulus gebruikt om aan to duiden, wat menschelijke krachten is boven gaat. Vgl. Mattb. XVII : 20. Thans beteekent : met een goeden wil kan men bergen verzetten : met een ernstigen wil kan men ook bet schijnbaar onmogelijke uitvoeren. Bergerac, zoete, witte, Fransche wijn, die op Spaanschen wijn gelijkt, naar de plaats van oorsprong, eene Fran- sche stad in Dordogne. Bergere, gemakkelijke ruststoel met voetbank van fr.- Bergere = herderin. Ook : een eenvoudig vrouwenkapsel. Berggeld, (h a n d.) vergoeding, voor bet bergen aan gestrande goederen. Berg 3e wapennummer weg, (mil.) wordt gebruikt als er eene mili- taire lijkstoet voorbij gaat. Men denkt aan bet geval, dat de dood dat nummer zou onthouden, om den drager mee to nemen. Bergrede, rede des Zaligmakers uitgesproken op een berg, die naar bet eerste gedeelte berg der Zaligheden genoemd wordt. Deze berg, thans Hittin genoemd, ligt nabij bet meer Genezareth bijna 4 uur N.O. van den Tabor.Vergelijk Matth. V-VII. Vgl. VIII : 1. Bergverkoopers, de scheldnaam der Engelschen, die 1588 Geertruiden- berg aan Parma verkocht hadden. Tot deze behoorde ook de bekende Lekker- beetj e. Bergvlotten, drijvende ijsbergen, beladen met groote steenblokken, welke grootendeels naar de banken van New- foundland drijven, alwaar zij geheel smelten, hunne steenen laten vallen en aldus die ontzettende banken nog voort- durend helpen vergrooten. Berl-beri - lendenwee, ziekte aan bet Indische klimaat eigen; wan Ind. beri = schaap, daar de aan beri-beri lijdenden in hun gang iets van dien van een schaap hebben. Beris-Mflo, (h e b r.) = verbond der besn#denis duidt de besnijdenis als ook den daarmee verbonden feestmaal- tijd aan. Berkemeler, bokaal, aldus genoemd naar de oudste bekers van then vorm, die uit een dikken tak van beuk of berk gedraaid waren. Berkenwgn, Duitsche champagne. Wanneer men den stam van een blanken berk tot op een zekere diepte aanboort, vloeit daaruit een suikerhoudend vocht, dat gedronken kan worden en door gis- ting in een wijnachtigen drank overgaat. Berline (f r.), overdekte reiswagen, die opengeslagen kan worden; in de laatste helft der 17e eeuw uitgevonden door Philip de Chiese, die er van Berlijn mee naar Parijs reed; eigenlijk Berlrjner wagen. Ook voertuig in de Belgische kolenmijnen. Berlin-Kumboldtsche metho- de, schrijfmethode, waarbij de letters loodrecht 'op de richting van den tafel- rand worden getrokken, en bet schrift schuins to voorschijn komt. Bernard, (Klooster op den St. -, (honden van den St. - genaamd naar Bernard van Menton, abt van Clairvaux. Bernardlin, geestelijke van de orde van St. Bernard van Clairvaux, door wiens ijver in de 12e eeuw de orde der Cistercienzen tot hoogeren bloei ge- raakte. Bernolse, levendige Zwitsersche daps, naar de stad Bern. Bersaglierl, scherpschutters of jagers bij bet Italiaansche leger ; van Ital. Bersaglio = schijf. BERSERKERWOEDE. 74 BEST OVER BAKBOORD. Berserkerwoede, woeste en on- redelijke opvliegendheid; naar Berser- ker, volgens de Skandinavische sage, een verbazend sterk krijgsman; oorspronke- lijk Arngrim geheeten, maar later Ber- serker genoemd, omdat hij zich steeds zonder maliehemd - ber beteekent beroofd en serker hemd - op den vijand stortte, alles verpletterend wat weer- stand bood. Zijne 12 zonen waren even sterk en woest als hun vader en werden Berserkers genoemd. Bert, (eigenl. Berthe) een soort dames- kraag; ook een breed belegsel (misschien wel naar de kleedij van koningin Berthe). Bertha met den grooten voet, moeder van Karel den Groote ; zij had een bijzonder plompen voet, volgens de ridderromans. Haar naam luidt in de historie Berthrada. Berthe Malt, (Le temps of la refine - de goede oude tijd. Bertinische beenderen, de hoorntj es van bet wiggebeen ; naar den Franschen geneesheer Bertin. Bertoldo, de hoofdpersoon van een Italiaansch volksboek, komt in vele op- zichten met onzen Uilenspiegel overeen. Bertolotto,' (P r of.) t 1830, direc- teur van bet oudste vlooientheater. (Zie Cam. obsc. na 50 jaar). Bes, (r o m.) _/, deel van den as. Besant of Bisant - (herald.) Byzantijnsche gouden munt en vandaar gouden of zilveren schijf,dien de Fransche ridders van den vierden kruistocht op bun schild plaatsten, ten teeken, dat zij naar 't Heilige Land geweest waren ; van Byzantium, bet tegenwoordige Constan- tinopel.. I)e schijfjes heeten in de heral- diek koeken. Besar, (m al.), groot, verheven, aan- zienlijk; toewan besar, groote beer, de Gouverneur-Generaal van Ned.-Indie. Beschouwende orde, (contem- platieve orde) kloosterorde, waarvan de leden zich bijzonder bezig houden met bet overwegen der eeuwige waarheden en bet gebed. BesehrAnkte (Der - Unter- thanenverstand, een dikwerf aan- gehaalde volzin, die echter eenigzins anders luidt. Een aantal burgers van Elbing badden namelijk ingestemd met de veroordeeling door Prof. Albrecht, van de wederrechtelijke opheffing der hano- versche grondwet, door den koning van dat land (1837). Daarop schreef de mi- nister von Rochow, den 15 Januari 1838 aan zekeren Jakob van Riesen, die hem een afschrift der verklaring van de El- binger burgers had toegezonden, o. a. „Es ziemt ihnn (dent Unterthan) nicht, die Handlungen des Staatsoberhauptes an den Massstab seiner besehrankten Einsicht anzulegen." De brief berust in de stedelijke boekerij van Elbing. Besehuit, fr. en lat. bis = tweemaal en cuit gebakken. Reeds de Romeinen hadden een brood van deze soort. Bij de pottenbakkers ook voor biscuit (z.a.) Besehutter, (j a c h t) de bond, die bij de z.g.n. lange jacht met hazenwind- honden, wordt gebezigd om den, door de overige windhonden, moegejaagden haas to apporteeren en hem to beschutten tegen den hazenwind, die hem zeu verscheuren. Beset, (a f r.) bezet, zwanger. Vgl. boeppens. Besigheit, (a f r.) handelszaak, eng. business. Besigheitstraat, (a f r.) winkel- buurt. Besoar, steenachtige afscheiding in de maag van sommige diersoorten, aan welke voorwerpen vroeger eene wonder- bare geneeskracht werd toegeschreven, waarom sommigen in goud gevat be- waard werden. Men had Oostersche en Westersche besoars. Besognes, (it.) bisogna, zorg, be-, slommering, werk. Besolmen, (b a r g.) betalen. Bessemer steal, verbeterd staal naar de bewerking, waarop Bessemur in 1856-7 patent nam. Best over bakboord, (r o e i k.) op dit bevel moeten zij, die aan bakboord roeien, ophalen, (z.a.), de anderen gewoon doorgaan; evenzoo over stuurboord. BE STEEDSTER. 75 BETHEL. Besteedster, de naam van een groen- of rood zijden paraplu, voorzien van een dikken eiken stok, soms met een beenen of hoornen knop, koperen schuif en ivoren ring tot sluiting, naar de besteedsters, verhuursters van vrou- welijke dienstboden, die ze gebruikten, toen die soort al uit de mode was, dewijl zij niet zeer modisch durfden gekleed gaan. In Leiden beet zoo'n paraplu vroeg- preek en in 't eng. go-to-the-meeting. Bestekamer, met den klemtoon op ka, geheim gemak; van Middelned. basse cainere, Mlat. camera bassa, wijl in de Middeleeuwsche kasteelen bet ge- heime geuzak zich veelal in de laagste verdieping beyond. In Zuid-Nederland de pronkkamer; dan heeft bet woord den klemtoon op bes. Bestekzetter, (z e e t.) bemoeial, wijsneus of betweter. Bestellen, (am s t.) tamelijk harde, ronde broodjes ter grootte van kadetjes, gebakken van beschuitdeeg, met suiker en kruiderijen. Van mantel, koek of be- schuit; nog spreekt men van niasteluin of mastelein-brood. - - melk, warme melk, waarin deze gekookt waren, voorheen gebruikelijk op eenvoudige avondbijeenkomsten, waar anders chocolade, anijsmelk, saliemelk of slemp werd gedronken. Oorspronkelijk was bet kraamvrouwenkost. De bestel werd op een diep bord gelegd, met ko- kende melk overgoten en daardoor ge- zwollen en zacht geworden de kraam- vrouw voorgezet. Bestiaril, (r o m.) menschen, die bij de Circensische spelen in het strijd- perk traden om met de wilde dieren to vechten. Bestlarium, (f r.) Bestiahr•e, in de middeleeuwen een geschrift in proza of poezie, waarin de lichaamsbouw en de eigenschappen en vooral ook de symbo- lische beteekenis der viervoetige dieren werden beschreven.-In 1860 gaf Richard de Fourneval in Parijs Bestiaire d'amour uit. Bestle van Meurs, die in geen 32 jaren brood gegeten had en nochtans de kruimels van den mond veegde, - eene bekende figuur uit bet oude Dool- hof to Amsterdam - heette eigenlijk Eva Vlieghen, leefde in de le helft der 17e eeuw, was eene grove bedriegster in het vasten en werd to Dleurs gevangen genomen. In 1844 speelde Engeltje van der Vlies dezelfde comedie to Pijnacker. Bestuslewsche zenuw-tine- tuur, (tinctura tonica-nervina Bestu- scheffii, Liquor anodynus martiatus) zeer vluchtige ijzeroplossing, in 1725 door graaf M. P. Best usjew-Rjoemin ontdekt. Zij werkt prikkelend en tevens verster- kend op de zenuwen. Bestverleumdete Mann, (Der- dit gezegde wordt aan verschillende per- sonen, vooral aan Bismarck, ten ourechte toegeschreven. De Duitsche demokraat Jacoby verklaarde echter (5 Juni 1848) in eene kiezersvergadering to Berlijn, dat de Ier O'Connell zich eenmaal de best- gelasterde man der drie koninkrijken had genoemd. Betalen (Je hebt vergeten to - (t o o n.), j e wordt teruggeroepen nl. na een welgeslaagd tooneel. Bete noire = 't zwarte dier, de doorn in den voet, bet bittere in den beker, de spaak in 't wiel, bet zwarte schaap, bet voorwerp van of keer. Betel, (i n d.) bet geurige, scherpe blad, dat met pinangnoot en kalk of gambir door de Maleiers gekauwd wordt ; in de wandeling sirih genaamd. Beth of Beis, de tweede letter van bet Hebr. Alphabet ook bet getal twee. Beth, (h e b r.) constr. van Bajith = huis, dus letterlijk : huis van .... vandaar als voorvoegsel voor namen van tempels, paleizen, monumenten en vooral van steden, als : Beth-El, Beth-Anath, Beth-Aven, Beth-Dagon, Beth-Emek, Beth-Esda enz. In bet Syro-chaldeeuwsch luidt bet Be- zooals Be-Abidan, Be-Bagi, Be-Athona enz. Beth-Hamidrasch, (beis-hanii- drosch) (n h b r.) leerhuis, huis van studie der gewijde boeken. Bethel. (Genes. XXVIII : 17. 19.) (huis Gods) de plaats, waar Jacob door een hemelsch droomgezicht bemoediging en troost vond op zijne reis naar Laban. BETHESDA. 76 BEZAAID. Bethesda, koudwaterbadinrichting, to Laag-Soeren, genoemd naar bet bad- water, dat in 't oude Jeruzalem bij de Schaapspoort lag. Job. V : 2. Bethlehem zqn, (In - een goed- koop en overvloedig levensonderhoud hebben; van den naam Bethlehem = broodhuis. Bethlehemleten, naam aan de Hussieten gegeven, omdat Huss predikte in de Bethlehemskapel to Praag. - leden eener geestelijke orde in West- Indie, ten behoeve van ziekenverpleging in hospitalen en van onderwijs. Betoela (Besoela), (h e b r.) _ jonge maagd. Beton, eene soort van mortel, die veel onder water gebruikt wordt, be- staande uit ongebluschte kalk, tras, zand, fijne biksteen en stukjes hardsteen. Beugel, ijzeren ring o.a. in som- mige steden aan het stadhuis of aan de kerk, waarin men mat of een hond er door kon, dus niet to groot was. Anders werd hij volgens de hondenkeur afge- maakt. Van daar de sprw. „het kan niet door den beugel" = ,het is niet ge- oorloofd." Beugelbaan, soort van kolfbaan, waar de bal door een beugel moet gedre- ven worden. Het spel beet beugelen en komt veel in N.-Brabant en Limburg voor. Beugeltasch, damestasch met me- talen sluiting (beugel.) Beukelaar, rond, middeleeuwsch schild met een knop, beukel of bokel (fr. boucle) in bet midden. Beul van Haarlem. Te Haarlem woonde tot in de 17e eeuw de scherp- rechter van den Hove van Holland. Dit gevreesde personage leeft nog in som- mige spreekwijzen, zooals : „zoo brutaal als de Beul van Haarlem", en ,hij kijkt zoo vriendelijk als de Beul van Haarlem." - (mil.) provoost geweldige. Beun, beter bun, vischkaar, houten kist met ronde gaatjes, waarin visch levend wordt bewaard. - verwant met bet hgd. biihn e, (tooneel, de planken) dus zolder. Beunhaas, (h and.) iemand die zon- der aangesteld to zijn als makelaar voor rekening en op naam van anderen daden van koophandel verricht. Beurs, geldbuidel, van gr. byrsa = afgestroopte huid, dits: leeren geldtasch; later gemeenschappelijke kas, genoot- schap, vereeniging van kooplieden, en eindelijk : bet gebouw, waar.deze laatsten bijeenkwamen. In 1498 reeds werd de vergadering der kooplieden to Amsterdam, „de Buerse" genoemd, dagelijks op straat gehouden, in 1612 werd bet oudste beurs- gebouw daar gesticht. Bears, plaats van samenkomst voor kooplieden om handel to drijven, naar de koopmansfamilie van de Beurse, in de 14de eeuw to Brugge woonachtig, to wiens huize de Italiaansche kooplieden samen- kwamen, en die in den gevelsteen van zijn huis drie geldbeurzen had overge- bracht. Beursvaatie, vaatje met buskruid, dat van boven met een lederen beurs of zak werd toegebonden, opdat er geen vonken in zouden vallen. Beurtman, schipper, die om de beurt met andere schippers naar een bepaalde plaats of markt vaart, en wel op een bepaalden dag ; veelal wordt bet schip zelf ook zoo genoemd. Beweren, (s t u d.) doorslaan. Bey, (a r.) Tursch begh, lett. heer, titel der landvoogden. Bey, vorst van Tunis. B eylingle spelen, zich in 't open- baar verzoenen - na een tweegevecht - met zijn vijand; doen als Allaert (Al- brecht) Beyling door Helmers in zijn Hol- landsche natie beweerd wordt, gedaan to hebben „Maar na den strijd was bij de vriend zijns vijands weder !" Belise, (b a r g.) kwaad. BeIItsig, (b a r g.) twee. Zie Beth. Bezaald, (w a p.) beet het schild wanneer dezelfde kleine figuur er ver- scheiden malen op voorkomt, sommige door den rand van 't schild doorsneden zoodat bet getal niet opgegeven kan worden, b.v. Nassau voert van azuur bezaaid met gouden blokken. BEZAANSCHOOT AAN 77 BIECHTOORTJE OF BIECHTPENNING. Bezaansehoot aan! (z e e t.) het aantrekken van 't touw, genaamd bezaan- schoot, waardoor de bezaan, d. i. het zeil dat zich dan in opgerolden toestand aan den achtersten mast bevindt, wordt uit- gehaald. Ook luide uitroep, waarop ma- trozen zich naar 't achterschip begeven tot het drinken van een borrel. Bezaansmast, achtermast, be- staande uit : de mast, de kruissteng, de grietjesteng. Bezemstuiver, weleer de kleinste zilveren munt in Nederland ; naar den. pijlenbundel (op een bezem gelijkende), het zinnebeeld der zeven Vereenigde Gewesten, die daarop afgebeeld was. Bezetene, hid' raast als een bezetene, Luc. VIII : 27-31, een waanzinnige, naar het nude bijbelgeloof, dat zoo iemand onder de heerschappij van een boozen geest stond. Bezique, Engelsch kaartspel, ge- speeld met zooveel spellen van 52 kaarten, als er medespelers zijn. Bezoarsteen, verharde stof, soms gevonden in de ingewanden van herkau- wende dieren, oudtijds werden daaraan wonderen toegeschreven; van persr pdd- zahr van pdd (bewarend of uitdrijvend) en zahr of zahir (vergif ), omdat deze stof vroeger als tegengif.gebruikt werd. Bezoeking, het is een bezoeking. Num. XVI : 29, de straf, die God op de menschen doet nederdalen ; thans uit- drukking vau wrevel over onaangename omstandigheden. Bianca, (i t.) witte, d. i. halvemaats- noot. Biarde, eene door Biard uitgevon- den weefmachine. Bibaceeren, - onder boertige ge- sprekken veel drinken; van 1 at. bibere - drinken. Bibere Graeco more, naar Griek- sche wijze drinken met een grooten beker (cyathus) iemand toedrinken. Op iemands welzijn zooveel bekers drinken als zijn naam letters telt, of, als men hem nog levensjaren toewenscht, heette nomen bibere. Bibi, (f r.) was eerst de naam van zeker dameshoedj e, daarna die van een vriend of vriendin, met wien men veel op had; thans duidt men zich zelven met die uitdrukking aan : , C'est de Bibi." Ret is van mij. Bibit, (j a v. en m a 1.) de jonge plant- jes op kweekbeddingen, die later worden uitgeplant. Ook : de jonge cochenille in- secten ; in het algemeen zaad. Biblia pauperism of armenbil- bel, noemt men een reeks van bijbelsche tafereelen, meerendeels ontleend aan de geschiedenis van Jezus Christus en af- komstig uit de 13e en 14e eeuw, een der oudste Nederlandsche drukwerken (wiegedrukken op incunabelen). Zulk een bijbel bevat platen in houtsnee, met of zonder Latijnschen tekst, en draagt then naam, omdat hij doorgaans diende tot leiddraad bij het prediken der monniken, die zich met den naam pauperes (armen) bestempelden. Biblomantie, van (g r. biblia en meinteia = b#bel en profetie), waarzeg- gerij door middel van den Bijbel; daartoe slaat men die op goed geluk open, legt den vinger zonder er naar to zien er op, en de aangewezen plaats is dan de voorspelling, aangaande hetgeen men daardoor wenscht voorspeld to zien. Biceps, tweehoofdige spier. Bicinium, (1 at.) tweestemmige com- positie. Bicongius, een man die twee congii d. i. wijnbekers in den teug kon ledigen.. Een congius was ruim 3 Liter. - Ver- gelijk Tricongius. Bicycle, (sport) algemeene bena- ming voor een tweewieler. De verschil- lende soorten van tweewielers dragen afzonderlijke namen. Bidet, waschkom op vier pooten, naar fr. bidet, een veulen. Biechtoortle of biechtpen- ning, die men wel eens vrij willig offerde na het uitspreken der biecht, vrdz'ger veelal, doch enkel in de noordel. pro- vincien van Nederland gebruikelijk, thans echter door de kerkelijke overheid afge- schaft. BIECHTSPIEGEL. 78 EN DE BIJL LIGT OOK ALREEDS ENZ. Blechtsplegel(rk.),lijst van vragen en antwoordenover demeestvoorkomende zonden. De biechtspiegel moet dienen om bet onderzoek des gewetens gemakkelijk to makers, voor kinderen en volwassenen, die voor bet eerst biechten. Bleehtvader, (r k.) de geestelijke, bij wien men gewoonlijk zijn biecht spreekt, of wel die cura animarum (z. a.) heeft, daar niet ieder priester biecht hoort. Blerkade. (Vechten tegen de - Buurt (O.Z. Voorburgwal bij de Oude Kerk) to Amsterdam, waarvan de bewo- ners van ouds den naam hadden van ruw en gewelddadig. De uitdrukking beteekent een strijd, die niet baten zal, een hopelooze strijd. Bleslesdeeg, oude amsterdamsche benaming voor speculaas of St. Nicolaas- gebak. Blest, de eerste melk na bet kalven verkregen. Biestkens-bigbel - uitgave van de schrift, in 1564 to Emden versche- nen, bewerkt door Nicolaas Biestkens van Driest; herhaalde malen herdrukt, en voorheen bij voorkeur in gebruik bij de Doopsgezinden. Biezensnilder, spotnaam voor de inwoners van-Tietjerk bij Leeuwarden. Bi-gi, (spr. bi-dzji) in ,hoogst ge- distingueerde" kringen duidt men tegen- woordig met de letters b-g (uit bet En- gelsche alphabet) alles aan, wat men vroeger bourgeois d. i. burgerlijk noemde. Big, (m i 1.) scheldnaam voor een mi- licienkorporaal. Bigami, bet dubbel gehuwd zijn; een man met twee vrouwen, of een vrouw met twee mannen ; van 1 at. bi twee en g r. gamos = huwelijk. Biggen, spotnaam voor de inwoners van Wieringerwaard. Bignonia, zekere orchidee, Indische plant, de trompetbloem, naar den Fran- schen natuurkenner Bignon of Begon. Bigot, overdreven godsdienstig en bijgeloovig; van (f r.) bigot, dat vermoe- delijk aan een der Germaansche talen ontleend is b# God. Bill, (De Atheensche - bijnaam van den Atheenschen wijsgeer Plato, om zijn zoetvloeienden stijl. - (de Attische - bijnaam van den Atheenschen treurspeldichter Sopho- kles, om de bekoring zijner werken. Bilbel van bet grieksch-latijnsche woord biblia = de boeken, dus : de boeken bij uitnemendheid d.i. de heilige of ge- wijde boeken. Bilbel van 52 bladen (De - schertsende benaming van bet kaartspel. Biilbel van Uilenspiegel, naar de kantteekening op Jez. Sir. XIX : 5, waarin gesproken wordt van lieden, die schalcheijt bedrijven", en op den rand gezet is: Als Uilenspiegel, Vincentius, de Pape van Calenberghe etc. Bilbel van deux aas. Bijbel, uit- gegeven to Emden in 1562, hier to lande in 1571, bet oude Verbond naar de ver- taling van Luther, bet Nieuwe naar die van Wtenhoven. Zoo genoemd naar de kantteekening op Neh. 111: 5. De Armen moeten bet kruijce dragen; de Rijken en geven niets : Deux aas heeft niet; Six Cinque en geeft niet. Quaterdry, die helpe vrij. Ook Bijbel van Uilenspiegel (z.a.) Bilbelsche namen van planten en vruchten, Adamsappel, Aarons- kelk, Evatje, (klein schortje) Jonasboom, Salomonszegel, Jezusgras, verder Judas- oor, (schelp) Judaspenning, (schandgeld) Jacobsschelp, (worm) Johannesworm, (kever) Mariakever. Bilkom, (a f r.) syn. b#trap, iemand vinden, ek sal jou bijkorn, b#trap, (ik zal j e wel vinden). En de bill ligt ook alree aan den wortel der boomen, Matth. III : 10, beeldspraak, waarin Job. de Dooper den Farizeen en Sadduceen aan- kondigt, dat de rechtvaardige straf voor hen, die zich niet beteren aanstaande is. Bij ons om aan to duiden, dat waar de vermaningen niet helpen, de straf zal volgen. MEN VINDT IN ALLE WATEREN ENZ. 79 BILLIOEN. Men vindt in alle wateren geen bill; van 2 Kon. VI : 5 ; men is niet altijd zoo gelukkig, om to rechter tijd bet middel to vinden, dat men noodig heeft. - 't Verhaal komt ook in een fabel van Aesopus voor. Billeggen, (z e e t.), den kop van bet schip zoodanig op de zee houden, dat de bewegingen gemakkelijker worden. Billtle kwilt ziln (Het - beteu- terd en verlegen staan to kijken, niet weten wat to doen ; van den houtakker, die volgens bet bijbelsch verhaal (II Kon. VI : 5-7) zijn bijl in de Jordaan liet vallen, waarop de profeet Elisa het metaal weer uit de diepte deed opkomen. Billbriei, (h a n d.) certificaat van de bevoegde overheid nopens den bouw van een schip met eenen scheepstimmerman. Billtlens oproer, (Het - ook optocht, oploop der Oranj egezinde Kat- tenburgers in Amsterdam, in bet jaar 1787, die voornamelijk uit scheepstim- merlieden bestonden; van bijl of b~ltjen, den bijnaam, waarmede de scheepstim- merman aan boord door bet yolk wordt geroepen of aangesprokeu. Bilmekaar, (a f r.), subst. vergade- ring, meeting. Ons was eergister op 'n b#mekaar. Bilnes, (a f r.), b#enkorf. Byron of Lord Byron, wijde overjas met zeer wijde mouwen. Busies of beytsies, (vgl. beytsig), (b arg.) dubbeltjes. Biltebauw, booze geest, overblijfsel uit den Germaanschen tijd, later een schrikbeeld voor kinderen. Bilteekenen, (m i 1.) op nieuw tee- kenen, nadat de diensttijd om is. Biitrekken,(m i 1.)de plooien bijtrek- ken, zorgen, dat de plooien van achteren bij jas of mouwvest goed zitten, wanneer de sabelkoppel wordt omgedaan. Bilwagen, tweede wagen, tot ver- voer van de overtollige passagiers voor den postwagen (later de diligence). -, spotnaam voor bet bijvoegsel op een maand- of weekblad. Biiwoners, (a f r.) minder gegoede blanken, die door de heerenboeren op ,,plaatsen" worden opgenomen en voor den arbeid door hen verricht van dezen grond, vee en woning verkrijgen. Biks, (b a rg.) tabaksdoos; kleefsehe biks, zilveren tabaksdoos. Bilboquet, speelgoed, dopje boven aan een stok, waarin men een balletje vangt. Bilderdam, buurt onder Kalslagen bij Aalsmeer. „Wij zullen eens Bilder- damsche kermis houden" is met zinspe- ling op de eerste lettergreep eene waar- schuwing voor ondeugende kinderen, evenals in : ,Billekoek zul je hebben." Bileams ezel (Hil slacht - h spreekt voordat hem gevraagd wordt; ontleend aan N umeri 22 : 28, 30. Hil geliikt Bileams ezel, die wiln draagt en niet dan water drinkt, spreel;woord, waarbij de naam van Bileam als een bekend bijbelsch persoon gebruikt wordt, om aan 't gezegde meer levendigheid bij to zetten. Evenzoo vindt men: Salomo's kat, Mozes' kalf enz. Een vergelijking, die men gebruikt, om to schertsen met iemand, die zich noodeloos genietingen ontzegt. Billethuis, (a f r.) Lommerd, pand- jeshuis. Billon of billoen, afgekeurd geld, geld buiten omloop ; fig. wat verworpen is. Billard, vanbille = bal, uitgevonden in Frankrijk in de 17e eeuw. Billard royal, zooals men nog op vele uithangborden van koffiehuizen leest, is ontleend aan de omstandigheid, dat in Frankrijk bet billarten voor een konink- lijk spel gold, dewijl bet eerst aan bet hof voorkwam, van Lod. XIV. Billetteeren, (hand.) in den ju- weelhandel enz. briefjes met prijsmerken aan de voorwerpen hechten. Billioen, (hand.) metaalmengsel voor zilveren pasmunt, waarbij bet koper allooi meer dan de helft van het geheel bedraagt; vandaar in Spanje de realen de reelon, belon of van billioeni, ook : slechte, niet bet gewicht houdende munt. BILTONG. 80 BISSCHOP IN PARTIBUS INFIDELIUM. Biltong, (a f r.) rookvleesch. Zoo 't heet uit den bil van 't dier gesneden. Bineeren, (r.k.) tweemaal op een dag het H. misoffer opdragen; gewoonlijk (uitgezonderd op Kerstdag) mag een priester slechts eenmaal op een dag het H. Misoffer opdragen ; in bijzondere om- standigheden, na verkregen verlof, ge- schiedt dit tweemaal. Binette, naam der ,groote allonge- pruik, grand in folio" B. genoemd naar den to Parijs w onenden uitvinder in den tijd van Lodewijk XIV. Thans is binette = aangezicht. Bing, (b a r g.) (de - van de troetels, de cipier. Bink, (b a r g.) vader. Bink (Den - steken, stil uit school blijven. Binkert. (Het horloge loopt of gaat op de - lees B ink h o r s t, klok die altijd verkeert loopt. Binnenzoom, (w a p.) schildzoom, die niet langs den rand van 't schild, maar een weinig naar binnen staande, evenwij dig er mee loopt. Binoele, (f r.) tooneelkijker; van lat. bini = twee aan twee en oculi = oogen. Biologie, geheimzinnige kunstbe- werking op den mensch, waarbij de wilskracht en de werking der zintuigen van den eenen mensch geheel en al onder het beheer gesteld worden van den an- deren. Biolychnische tafel, een bran- dend licht, eerie door Buffon uitgedachte uit eene groote menigte van sterflijsten opgemaakte tafel, waarin men den waar- schijnlijken duur des menschelijken levens voor iederen ouderdom van jaar tot jaar kan overzien. Bionei sermones = satiren van Bion (bij Horatius), n.l. vinnige uit- vallen van Bion van den Borysthenes in Scythie, in de laatste helft der 3e eeuw v. C., een beroemd wijsgeer. Bir, biro, (c h a t d. = h e b r. Beer) bron, vandaar vaak in plaatsnamen voor- komend. Birgitta-orde - meer bekend als de Orde van de H. Brigitta - is een kloosterorde in 1363 gesticht door de dochter van den KoninklijkenZweedschen raadsheer Birger Peterson, weduwe van den Rijksraad Ulf Gudmarson. Veel op- zien baarden de , Revelationes Sanctae Brigittae," die in 1488, het eerst to Rome en later bij herhaling gedrukt zijn. - Men verwarre deze H. Brigitta niet met de Iersche (t 518). Biribi, een hazardspel uit Itali6 af- komstig, in de laatste jaren sterk in zwang, dat met 64 balletjes gespeeld wordt. Bis, (lat.) (muz.) tweemaal. Biscuit, (f r.-l a t.) bis = tweemaal en cuit = gebakken; brood, dat twee- maal in den oven gebakken wordt, be- schuit (z.a.) Bij den pottenbakker : het vaatwerk, voordat het met glazuur wordt over- trokken. Bis dat qui cito dat, (1 a t.) hid' geeft dubbel die terstond gee ft; of: wie spoedig geeft, geeft dubbel; verkorting van : Inopi beneficium bis dat, qui celeri- ter dat = Hij bewijst den arme tweemaal een weldaad, die schielijk geeft; uit Sen- tentia 235 van Publilius Syrus. Bisdom, kerkelijk district, dat onder het bestuur van een bisschop staat ; in ons land zijn vijf bisdommen, het Aarts- bisdom Utrecht, de bisdommen Haarlem, 's-Hertogenbosch, Breda, Roermond, van de R. C. en die van de bisschoppelijke clerezy of oud R. C. to Utrecht, Haarlem en Deventer. Bismarck, lichtbruin, een mode- kleur van 't jaar 1870, genoemd naar fuitschlands beroemden staatsman Prins Otto von Bismarck. Bisogna, = (i t.) het is noodig; si bisogna da capo (dal segno) = zoo noo- dig herhalen, van het teeken of (zie Segno). Bisschop in partibus infide- Hum, een bisschop, die den titel voert van een bisdom, dat in vroeger eeuwen heeft bestaan, maar dat thans grooten- deels door ongeloovigen wordt bewoond. BIB REPETITA PLACENT. 81 BLAB. Bis repetita placent, (1 a t.) het telkens (eigenlijk tweemaal) herhaalde gaat behagen ; lofrede op de macht der gewoonte. Birsehop, warme drank uit rooden wijn, suiker en specerijen, naar de kleur van 't gewaad van cen bisschop. Bissinge, kermis to Ommen ; van bissen = het dollen rondloopen van hoorn- vee in de weide, in het heetst van den zomer. Biester, roetzwart als waterverf bereid. Bits, (a f r.) giftplant; hij het bits geeet ; hij is dronken. Bivak, (mil.) verblij f van soldaten onder den blooten hemel. Bivalva, (letterlijk tweekleppig) in Klikspaan's Studententypen, een speling op den oester, een tweekleppig schaal- dier, dat een type van ongezelligheid en eenzelvigheid is en in den reuk staat, niet bijzonder geestig to wezen. Het is de student, die zich in zijn eentje ver- liederlijkt en versjouwt, het grootste mis- punt uit den heelen bundel. Bivouac, (fr.) nachtverbl#f van sol- daten onder den blooten hemel ; uit m n 1. biwake = bijwacht. Blaadle, (bil lemand in een goed (of kwaad) - staan; in 't verdoemboekje, Openb. XX : 12 voor goed of slecht aangeschreven staan. Blaag, lastig, ondeugend kind ; zeer jong of onbeduidend mensch. Black drops, in Engeland veel gebruikt calmans van opium en azijnzuur. Black-friar, (e n g.) zwarte monnik. Black-mail - (spr. blek-meel) be- lasting vroeger in Noordelijk Engeland en Zuidelijk Schotland betaald voor be- scherming tegen de roovers. Blad (het - van Enschede, de Oprechte (lang na de nieuwe spelling nog Opregte)Haarlemsche courant, naar den uitgever Johannes Enschede. Blafard, zie Albino. Blagert, (o o r k.) lijst van renten, tienden, heerendiensten enz., die een heer of klooster to vorderen heeft. Blaffert, (w a t e r b.) automatisch werkend sluisje. Blalfert, (b a rg.) ijzeren pot. Blanc-manger, (f r.) witte gelei van suiker, room, amandelen en andere zaken in vormen gedaan en koud ge- nuttigd; van blane = wit en manger = eten. Reeds in 1400 door Chaucer in de Canterbury tales genoemd. Blanco, (h and.) ook bianco, zuiver, schoon, vrrf, onbeschreven. Blanco crediet, (h a n d.) een open crediet, waarbij de schuldeischer geene dekking in handen heeft ; vergunning om tot een onbepaald bedrag op iemand to trekken, op voorwaarde, dat de betrok- kene voor den vervaldag gedekt zal zijn. Blanco-endossement, (h a n d.) oningevuld endossement (z.d.) dat alleen uit de naamteekening van den endossant bestaat. Blancos of blancs d'Espagne, de aanhangers van then tak der Spaan- sche Bourbons, wier hoofden Don Carlos en Don Jaime zijn ; zij wilden de onbe- perkte alleenheerschappij ; naar de witte ylag der Bourbons. Blank, wit, kleine zilveren munt van 6 duiten, (f r. denier blanc) sprw. „Ga met God en drie blanken!" tot iemand, die met weinig geld op zak onder Gods hoede de wijde wereld wordt ingestuurd. Blanquet of blanket, (f r.) blad papier, dat enkel met een handteekening is voorzien; volmachtspapier; blanket; van blanco : wit, onbeschreven. Blaricumer, rijk man; naar Bla- ricum, 11/g uur t. N. van Hilversum, waar oudtijds rijke boeren woonden en rijke Amsterdammers een buiten hadden; van- daar het sprw. „hij is een Blaricumer" voor: hij zit er warmpjes in. Blas, (a f r.) gee], bleek, geelbleek. Blas, (hand.) vuilbleeke tint van wijn en gedistilleerd, waarin die arti- kelen eenigszins troebel zijn. 6 BLASIUS ZEGEN. 82 BLAUWVINGERS. Blasius zegen, (r k.) zegen, die gegeven wordt op den feestdag van den H. Blasius (3 Februari) tusschen twee gekruiste X brandende kaarsen, onder aanroeping der voorspraak van dien hei- lige, patroon tegen keelziekten. Blat, (a f r.) blad, schouder ; - ge my jou blat, (vulg.) geef me de hand. Blatlang, (a f r.) mengsel van jonge perziken en Spaansche peper (als specerij gebruikt). Blauw, (b a r g.) dood. Blauw, de kleur der trouw ; maar toch ook voorkomende in ongunstigen zin, als in blauwboekje, blauwe bloe- metj es enz. Blauwbaard; een legendarisch persoon, van wien verhaald werd, dat hij een blauwen baard had. De oorspron- kelijke held der rowans was Giles de Laval, Heer van Retz, in 1429 tot maar- schalk van Frankrijk benoemd, en in 1440 to Nantes levend verbrand. Later de held van het beroemde sprookje. Blauwe boeken, (blue books) ver- zameling van afdrukken van diplomatieke documenten ten behoeve van het Parle- ment in Engeland; in Frankrijk gele, in Italie groene, in Oostenrijk roode, in Duitschland witte boeken genoemd naar de kleur van den omslag. Van elk ministerie van Buitenlandsche zaken heeten de diplomatieke stukken, het Blauwe bock. Blauwboekie, schotschrift, bro- chure ; naar den blauwen omslag, waarin de eerste brochures verschenen. Blauw bloed, adellijk, zuiver bloed ; in Amerika daarentegen negerbloed ; in Engeland bloed van de Normandische geslachten. Blauwe boon, looden kogel. Blauwen, (De - keizerlijke partij te. Constantinopel, ender de regeering van Justinianus, in tegenstelling met de Groenen; daardoor is to Constantinopel blauw het teeken van koningsgezind- heid en rechtzinnigheid. Beide partijen ontleenden haren naam aan de kleur harer wagenmenners in de renbaan. Blauwen, in de oorlogen der Vendee de republikeinen, in tegenstelling met de Koningsgezinden, die, om hunne vlag de Witten werden geheeten. Later de ge- matigde republikeinen in tegenstelling met de roode. Blauwhoofd, vroeger eenplantsoen even buiten Amsterdam bij de Haarlem- merpoort of Willemspoort. Blauw-Jan, in de 18e eeuw een herbergtuin op den Kloveniers-burgwal to Amsterdam, de voorganger van,, Artis". Men vond er vreemde dieren, een reus en een dwerg; men kon er drinken en dam- men. De inrichting was zoo beroemd, dat ook in andere steden herbergen, waar iets vreemds to zien was, Blauw-Jan heetten. Later een magazijn van porse- lein en aardewerk. De naam is of komstig van een blauwverwer, die in de 17e eeuw in dat huffs -woonde. Blauwkous, geleerde of schijnge- leerde dame, die oorspronkelijk haar hoogere geestelijke ontwikkeling wilde toonen door haar kleeding in het oog loopend to verwaarloozen en o. a. blauive kousen to dragen. Reeds in 1400 bestond to Venetie eene vereeniging van die dames onder den titel Della Calza d. i. „Van de kous" en in 1780 stichtte Mevr. Montague to Londen de Blue Stocking Club, waar dames en heeren kwamen, maar met blauwe kousen. Vele clubs iil dien geest werden later opgericht. Het laatste lid van de oorspronkelij ke club stierf in 1840. In Frankrijk bas bleu, Eng. blue stocking, Duitschl. Blaustrumpf. Blauw laken, (b a r g.) lood. Blauwmantels, scheldnaam van de Kattenburgers to Amsterdam in den Patriottentijd, wegens hunne lichtblauwe schoudermantels. Sprw.: Die Kattenbur- ger blauwmantels, ze deugen den hoed in zfjn aars niet!" Blauwmutsen, spotnaam voor de inwoners van -Leiden, naar de wevers, vroeger ieder werkend op eigen getouw en doorgaans met eon blauwe slaap- muts op. Blauwvlngers, spotnaam voor de inwoners van Zwolle, omdat zij hun vin- gers blauw geteld hadden aan de stuiver- tjes, waarmede Amsterdam een Zwolsch klokkenspel betaald had. BLAZEN. 83 BLIND ROT. Blazen, (a f r.) liegen. Blazen, (een schip) met blaasbalgen wind in een schip persen nadat het ge- kalfaterd was, om to zien of het dicht was. Blazoen, (w a p.) het wapen metal zijn toebehooren. Blazoeneeren, (w a p.) het wapen volgens de regelen der kunst beschrijven. Bleekert, bleekroode Rijnwijn, ook wijn uit Languedoc. Zonderling genoeg bestaat er ook donkerroode bleekert. Bleekvos, licht voskleurig, geel- aehtig paard, on-k zweetvos. Blekhol, ook wel Blekhel en Blak- hel geheeten, hel ; ook (vroeger) pakhuis to Amsterdam, waar door de douane aangehaalde goederen bewaard werden ; ook hok, dienende tot berging van on- derscheidene dagelijksche behoeften, als olie, pek e. m. a., van eng. blackhole = donker hol. Van dit zelfde eng. black hole hebben de zeelieden nog : blakhol-_ don- kere kerker aan boord. Bles maken, (Iemand - hem al zijn geld afwinnen. Bleyensteinsche duitles, kleine penninkjes, op munten gelijkend, in Duit- sche fabrieken vervaardigd, die sommige speculanten o.a. de Utrechtsche kruide- nier Bleyenstein (of Bleydenstein) in 1819 met tonnen vol uit Duitschland liet komen en als duiten in omloop bracht. Ze werden later in Utrecht als speelpenningen ge- bruikt. Toen Bleydenstein weigerde, ze terug to nemen, werd in 1821 zijne woning door 't yolk geplunderd. Blieken, spotnaam voor de inwoners van Gorinchem en andere plaatsen, naar de vele visschers, o. a. naar bliek. Bluude, middeleeuwsch werpgeschut, hef boom, uit balken ineengezette toestel- len, waarmee men steenen kogels wierp. Blikaars- krilgen, (Een -- zich door paardrijden het vel openrijten; ge- wone vorm blikgat. Blikken of banketruiters, spot- naam voor eene vrijwillige ruiterbende in 1787 door aanzienlijke jongelui opge- richt tot rustbewaring, berucht om hun feestmalen. Blikken, (Een - een officier van administratie. Blikken Dinsdag, in Dokkum de naam van den Dinsdag na Koppermaan- dag ; op laatstgenoemden dag hadden in alle buurten der stad bij het afleggen van rekening en verantwoording der be- grafenisgenootschappen, feestelijkheden plaats, die op den blikken Dinsdag voort- gezet werden. Eerst in 1840 werd dit gebruik afgeschaft. Blikken Jan, de Vrijheidsboom voor het stadhuis to AmsterdamAo 1795; hij droeg groote blikken eikebladeren, waarvan er nog enkele bestaan. Blikken Jezus, spotnaam voor een mageren, bleeken man. Blikken domine, een eigenge- maakte domine, een nagemaakte domine, tusschen 1850 en '60 de naam van een bedelaar, die to Amsterdam rondliep. Oorspronkelijk komt de naam to Utrecht voor, waar voor veertig jaar een blik- slager woonde, die voor predikant ge- studeerd had, maar mislukkende, in de zaak zijns vaders kwam. Zijn lust tot preeken en oefeningen leiden bleef hem bij en daardoor kreeg hij den naam van blikken domine. Blikken keteltie, inconsequent, opvliegend mensch, evenals een blikken ketel gauw heet en gauw koud. Blikooie, (a f r.) Vrijstater. Blind heeten bij kleine orgels de houten pijpen, die met bladtin bekleed alleen voor sieraad of voor symmetrie zijn geplaatst. De orgels hebben dus een_ sprekend front of geheel of gedeeltelijk blinde pUpen. Soms dragen zij grappige opschriften : Manum de tabula (handjes thuis), Exaudire (goed luisteren), Nihil (niets), Vacat (ontbreekt), Noli me tangere (raak mij niet aan). Blind, blinde leiders der blinden, worden in Matth. XV : 14 de Farizeers genoemd, misse hien met toespeling op hunne uit vroomheid neergeslagen oogen. Blind rot, (m i l.) de overschietende man in 't achterste gelid, als er een oneven aantal manschappen is. BLINDAGE. 84 BLOEDWRAAK. Blindage, (f r.) bet verschansen van een schip met blindeerwerk of een Spaanschen wand, bestaande uit oud ka- beltouw en andere voorwerpen, tegen de uitwerking der bowmen. Blind van achteren, (mi I.) de knoopen aan de achterzijde van bet klee- dingstuk komen niet onder den koppel uit, zijn niet zichtbaar. Blinkers, (b a r g.) diamanten, ook: oogen. Blinkers (ZlIn - bedekken, (b a r g.) zich vermommen. BlInkert. hooguitstekend, onbe- groeid duin, dat er van verre wit uitziet. Blinkleer stewels, (a f r.) laarzen van glimmend leer. Blok, (La revolution fran- false est un - dont on ne peut rien distraire, parce que la vgritg historique ne le permet pas. Cldmenceau in de Fran- sche Kamer (29 Januari 1891) bij gele- genheid der beraadslaging over bet verbod der verdere voorstellingen van Sardou's Thermidor. Men zinspeelt dikwerf op die woorden, vooral op bloc. Block, (sport) in bet cricketspel de plaats, waar de batsman zijn bat zet, om de paaltjes (wicket) bet best to kunnen verdedigen. Bloc-notes, op elkaar gelegde en met een strook aan eene zijde vastge- hechte losse blaadjes papier, om of to scheuren en korte aanteekeningen op to maken. Bloedbeschuldiging, de as ging als zoude men voor godsdienstig- ritueele doeleinden menschenbloed ge- bruiken. Zij diende om bet domme yolk op to ruien. Zij ontstond in de eerste eeuwen des Christendom (naar aanleiding der formule bij bet H. Avondmaal en ook door vertelsels omtrent gnostische mysterWn) en werd toen door de Ro- meinsche heidenen tegen de Christenen geslingerd. In de tij den der kruistochten en later gebruikten Roomschen en Pro- testanten haar tegen de Joden. Tegen- woordfg wordt zij in China vaak tegen de Christenen en op zeer vele plaatsen tegen de Joden gebezigd. Bloedbrulloft, (De Parilsebe - de St.Bartholomeus-slachting onder de Hugenooten, 24 Aug. 1572, die plaats had gedurende de huwelijksfeesten van Hendrik van Navarre (later Hendrik IV) en Margaretha v. Valois. Bloedcoraal, (Een - (b a r g.) een steek in bet lijf. Bloeden, (barg.) betalen. Bloedhond,(j a g e r s s p o r t)(blood- hound, chien de St. Hubert) een snort van drijfhond, brak of chien, met zeer fijnen neus, vroeger hoofdzakelijk gebruikt als drijfhond voor herten en wilde zwijnen, later ook in Amerika op slaven, die ge- vlucht waren. Indien men er een lijk mee wil vinden, moet de bond bepaaldelijk daarop gedresseerd zijn en geleerd heb- ben bij eene vondst ,aan to slaan." Bloedkleur, (w a p.) donkerrood; schijnt in Nederland niet voor to komen. Bloedlaat, (a f r:) verb. aderlaten. Bloedsleep, (j a g e r s s p o r t) Schweissschleppe, eene bij zondere manier van africhting van jachthonden, uitge- vonden door zekeren jager Hegewald, waarbij met een dood stuk wild een bloedig spoor in bet veld wordt aange- geven ten einde den neus van den j ongen jachthond to oefenen. De africhting ge- schiedt zoowel op wilde katten, vossen, martens, bunsems etc., als op groot en klein edel wild. Bloedvin, (barg.) geldbuidel. Bloedvlag, roode vlag, 1. waar- mede bet sein tot den strijd gegeven wordt; 2. waarmee de kaper to kennen geeft, dat bij geen genade geeft, als men zich verweert; 3. die bij de uitvoering boord wordt gehe- schen. Blo,edwr&ak, wraak over moord, door vermoording van den moordenaar of een zijner bloedverwanten, nog in Azi6 en Afrika en op Corsica in gebruik. Zie Vendetta. BLOEMEN EN BOOMEN. 85 BLONDE. Bloemen en boomen. I. Gewi,jd aan Heidensche goden, de Kornoeljeboom aan Apollo; de Cypres aan Pluto; de Laurier aan Apollo; de Lelie aan Juno ; bet Vrouwenhaar of Steenruit aan Pluto; de Mirte aan Venus ; de Narcissus aan Ceres; de Eik aan Jupiter ; de Olij f boom aan Minerva ; de Wijnstok aan Bacchus. II. Gew#d aan heiligen : de Crocus aan St. Valentijn; bet Madeliefje aan St. Margriet, de Roos aan Maria Magdalena ; de distel aan St. Barnabas. III. Nationale zinnebeelden : de Lelie (fleur de lys) zinnebeeld van bet konink- rijk Frankrijk; de Lelie (Giglia bianca) zinnebeeld van Florence; de Linde zinne- beeld van Pruisen ; de Granaatappel zin- nebeeld van Spanje; de Roos zinnebeeld van Engeland; de roode Roos zinnebeeld van Lancaster; de witte Roos zinnebeeld van York; bet Klaverblad van lerland; de Distel van Schotland; bet Viooltje van de Bonapartisten; de Oranjebloesem van Noord-Nederland, de Goudsbloem van Oranje. IV. Symbolen De Beuk bet symbool der opstanding, de Ceder bet symbool der trouV, de Korenaren bet symbool der H. Communie, de Druif het symbool van bet bloed, de Lelie van de reinheid, de Olijf van den vrede, de Oranjebloesem van de maagde- lijkheid, de Palm van de overwinning, de Laurier van den roem, de Roos van de onbedorvenheid, de Taxis van den dood ; de Laurier, Eik, Olijf, Mirte, Rosmarijn en Cypres ook symbolen bij begrafenis- plechtigheden. Bloemspelen,jaarlijksche vergade- ring to Toulouse, waarin verschillende prijzen, gouden en zilveren bloemen ver- beeldende, uitgereikt worden aan hen, die bet best geslaagd zijn in een zekere dichtsoort of in een redevoering; naar de bekende Jeux floraux van Toulouse. Bloemen-symboliek, kunst om gedachten door bloemen of bladen uit to drukken. Zoo beteekent De roos - liefde; de- lelie - on- schuld; de lauriertak - roem; de palm- tak - vrede; de eiketak - kracht; bet viooltje - bescheidenheid; bet vergeet- mij-nietje - herinnering; de ridderspoor - eer ; de korenbloem -standvastigheid; de brandnetel - nijd en boosheid; de duizendschoon - bevalligheid; de cypres - rouw. Zie verder Synzboliek. Bloemen-nurwerk, ook uurwerk van Flora. Reeks van bloemen, die op verschillende achtereenvolgende * uren opengaan en alzoo ongeveer den tijd des dags aanwijzen. Ook is zulk eene reeks to maken naar de sluitingstijden van onderscheidene bloemen. Blok, (w a p.) langwerpig vierkant, gewoonlijk in zeker aantal en naast grootere figuren, die zij dan heeten to vergezellen, o.a. in bet Nederlandsche wapen. Zie ook bezaaid. Blok, (Een - gewoonlijk houten, werktuig, waarin men voorheen de beenen der gevangenen sloot, zoodat zij zich niet vrij konden bewegen. Soms werden ook armen en hals in bet blok gesloten. In de uitdrukking : een blok aan het been hebben = in zijnen gang belemmerd zijn, is bet beeld echter ontleend aan de to springlustige koeien en paarden, aan wier pooten men een zwaar houtblok met een' ketting bevestigt, dat zij nasleepen, en waardoor het springen belet is. Voor een weduwnaar, die wil hertrouwen, de kinderen, die hij heeft : hij heeft drie blokken aan bet been, drie kinderen. Blokhuls, houten wachttoren; eigen- lijk beloken d.i. besloten, dus versterkt huis. Als gevangenis is bet misschien op to vatten als : huis, waar men in bet blok gesloten werd (z.a.). De blokbuizen, to Amsterdam voor de verdediging op- gericht. Blokkade, bet bezetten eener haven met schepen, zoodat geen vaartuig die haven bereiken of verlaten kan. Blokken, (s t u d.), langen tijd ach- tereen studeeren; stijf (als een blok) bij de boeken blijven zitten met meer ijver dan geest. Blokzellen, (sport) schaatsenrij- den met lange slagen, terwijl men bij elke streek flink overlielt. Blonde, fijne zijden kant, zoo ge- heeten, omdat zij vroeger een geelachtigen glans had. BLOOMERISMUS. 86 BOBBEJAN, BAWIAAN. Bloomerismus, (petticoat-reform) dameskleeding, die in 1850 het eerst door mevrouw Bloomer to Seneca-Falls in den Staat New-York werd ingevoerd. Zij ver- wierp keurslijf, onderrok, enz. als nadeelig voor de gezondheid en hulde zich in een meer mannelijk gewaad, nl. laarzen, broek' en rok. Het Bloomerismus maakte eerst, ook in enkele steden der oude wereld, grooten opgang, geraakte echter weldra in vergetelheid, tot de strijd over divided-skirts (z.a.) de zaak weer ter sprake bracht. Blootbeenen, spotnaam voor de inwoners van Aartswoud bij Hoorn. Bloote balonetten, (Op - (m i 1.) op bloote voeten loopen. Blouboontiles, (a f r.) hagels of kogels. Bloue (Geen -- dolt, (a f r.) geen roode duit. Blouse, kort, ruim vrouwenjak, naar den korten, ruimen kiel, door de Fransche werklieden gedragen, en zoo geheeten naarBourgondischblaudeenbiaude=kiel. In dames- en kinderkleeding is blouse een wijd lijf, dat, door de ceintuur van onderen strak gehouden, zich boven de ceintuur min of meer uitplooit. Blouseeren, verloopen, in 't biljart spel; van blouse = biljartzak, fig. zich vergissen, een bok schieten. Blouses, arbeiders; blouses blanches, werklieden met witte kielen, personen die tijdens het tweede Fransche keizerrijk door de overheid voor allerlei betoogin- gen gebezigd werden. Blouwverver worden, -(m i 1.) de geele of ' gouden chevrons kwijt raken, door terugstelling tot soldaat. Blue State, (N.-A.) blauwe Staat bijnaam van New Jersey, naar de nabijgelegen Blue Mountains, het blauwe gebergte, de Staat heet ook New Spain, Railroad State, the State of Camden & Ambay (z.a.) Bluff City, (N.-A.) de stad Hannibal in Missouri naar bluff = hooge, steile oever. Bluffers, (a f r.) Jingoes of Engelsch gezinde Afrikanen. Blul slaan, grootspreken, groote vertooning maken, eigenlijk bluff en, van bluf, klanknabootsing voor het geluid van doffe slagen, vandaar mnl. bluffen = slaan, fig. leven' maken; e n g. bluff, op- geblazen, grof. Blunder, (e n g.) lompe font. Blns, (a f r.) zijn blus hang : hij is bijna dood (meest van dieren); zijn blus is uit : hij is to moe om nog iets to doen. Blast maken. (lemand -Zie files. Blast lot ein ganz besondrer Salt, bloed is een zeer bijzonder vocht. Goethe, Faust. Mephisto zegt dit, als hij Faust zijn contract met zijn eigen bloed laat onderteekenen. Bill, (a f r.) blijven; wonen. Bo of bowe, (a f r.) boven. Boa, dames-halsbedekking van boot of veeren, genoemd naar de overeenkomst in vorm met de reuzenslang Boa Const. Boanerges - een vurig van ge- loofsijver brandend, (soms ook : een luid- ruchtig „donderend") prediker ; van g r. Boanerges; volgensMarcus 111: 17 17,,zonen des donders", naam door Jezus aan de twee apostelen Jacobus en Johannes ge- geven wegens hun hartstochtelijk ka- rakter. Board of trade, (e n g.) kamer van koophandel. Boaz, zoo rilk als - iemand, die rijk bemiddeld, zich mild en onbekrom- pen in zijn uitgaven toont; naar Boaz uit Ruth II : 1. Bobbelboer - windhandelaar; van bobbel blaas, waterbel; deelnemers van in rook vervliegende handelsondernemin- gen, zwendelarijen, vooral in den wind- handel van 1720. Bobbelan, bawlaan, (a f r.) ba- viaan; bobbejan yang, de vrouw gaan een van di da'e bobbejan yang (is zwan- ger, in blijde verwachting), syn. velskoen maak (z. a.). BOBBIES. 87 BOEKANIER. Bobbles, bijnaam voor de politie- agenten in Engeland, naar Robert Peel, die als minister bet politie-wezen in Enge- land reorganiseerde. Bob in bet Engelsch verkorting van Robert. Bobeche, zie Bou fon. Bobeche, glazen schaaltjes op de kandelaars geplaatst om afdruppelend was op to vangen. Bobelin, naam van ouds door de bewoners van Spa aan de badgasten aldaar gegeven ; van Fransch (Luiker- waalsch) bobelin; afleiding onbekend. Bobbnes, (t 1 g.) klosjes, waarbinnen zich de weekijzeren kern bevindt, die magnetisch wordt onder den invloed van den galvanischen stroom, welke door de omwindingen gevoerd wordt. Ook de klosjes der kantwerksters of klosjes in het algemeen. Bobisatle of bocedisatie, bet solfeggieeren (of solfieeren) naar de zoo- genaamde Belgische lettergrepen : bo, ce, di ga lo, ina, ni, bedacht door Hubert Waelrant, gest. in 1595. Boch, (a f r.) onzin, een onhandig wezen, enz.: di's both met j ou ; hij is 'n ou both. Both, (a f r.) bocht, slechte waar : 'n mooi klein meissie, mar 'n bog: Goi die both goed mar op sij! Boch! praatjes, larie ! Boch, (a f r.) (bocht), ruigte om vee- kralen mede to voorzien. Bodderik, (barg.) schuit. Bodega, (s p.) kelder, (p o r t.) kroeg ; lokaal, waar vooral Spaansche en Portu- geesche wijnen worden verkocht. Bodemerii, (hand.) eene leening of opneming van gelden onder verpanding van een schip of de lading, en onder voorwaarde, kapitaal en interestpremie alleen dan terug to zullen betalen, als bet schip of de lading behouden het doel der reis bereikt hebben. Bodemloos vat, zie Banaiden. Bodenbrood, ook wel boobrood, boombrood, in Scheveningen bombrood - gift, fooi (in geld), waarop de eerste brenger eener goede tijding aanspraak heeft ; van gelijkluidend bodenbrood, oor- spronkelijk drie sneden brood, aan een bode bij zijne aankomst gegeven. Bodlegaansche bibliotheek, de boekerij, verbonden aan de Universi- teit to Oxford, genoemd naar den hoog- leeraar Sir Thomas Bodley (1544-1612), die zeer aanzienlijke geldsommen besteed heeft aan de uitbreiding en bet richtig beheer dier boekerij. Boe of boel, (a f r.) veel: boe klein- der (veel kleinder). Boeboer, (m a 1. en j a v.) brij, pap van rijst in melk en water zacht gekookt. Boebotl (a f r.) van het mal., fijn gehakt vleesch met kerriepoeder toe- bereid. Boedel oorge, (a f r.) (overgeven) Bankroetgaan; ook: onpasselijkworden. Boef, (stud.) student niet corpslid. Boeg, (r o e i k.) de roeier, die bet dichtst bij den boeg der boot zit; boeg twee, in vier- en meer riemsbooten hij die vlak voor den boeg zit; boeg klaar, de boeg moet den haak opvatten om to lan- den of of to stooten. Boeglam, (a f r.) doodmoe : ek is nou boeglam van skrijwe (schrijven). Boeha, drukte, rumoer, leven, on- noodig of overdreven geschreeuw, geraas, spektakel. Ook poeha of poehaai. Vgl. fr. brouhaba. Boel, theeboei; van thea bohea bot. groene thee. Bohea naar de Chineesche provincie Foekien. Boel, (roe i k.) bij wedstrijden een ton of ander voor anker liggend voor- werp : b. van afvaart ; b. van omvaart ; die aanwijst waar afgevaren, waar ge- wend moet w orden. Boel, (Een kleur of een kop als een - hoogroode kleur van inspan- ning of verhitting naar de helroode kleur der tonneboeien. Boekanier, West-Indische vrijbui- ters, in de 17e eeuw berucht, meest Franschen en Engelschen, ook Hollan- ders, van het Fransche boucanier, oor- spronkelijk = Amerikaansche jager ; van hetCaraibischeboucan,eenvleeschrooster. BOUCAN. 88 BOERENDOZIJN. Bouean, rookvleeschkoopman, aan- vankelijk de spotnaam van de Fransche kolonisten op Haiti, die jacht maakten op dieren om de huid en later het vleesch rookten. Thans in dezelfde beteekenis (f r.) als boeha (n a d.) z. a. Boeken to lezen Is kwelling des geestes, (Vele -- Pred. X11: 12 staat eigenlijk,volgens Kuenen (Inleiding III, 194. Bijb. woordenboek) : oneindig veel boeken maken en veel hoofdbrekende studie is vermoeiing van het vleesch dus of keuring van het verslinden van allerlei geschriften, 't rusteloos doorvlie- gen van verschillende boeken. Boekendeflensies, dunne panne- koekjes van boekweit of (geld. en brab.) boekend; in Waalsch Belgie bouquettes. Zoo ook : boekende port voor boekwei- tegort. Boekie, een - van lemand open doers. Openb. XX : 12 voor iemands daden aan 't licht brengen. Boekpens, (a f r.) een corpulente man ; bij de koe is de boekpens zoo genoemd om 't fatsoen en voorkomen der plooien aan de binnenzijde. Vgl. boeppens. Boekweitfool, maaltijd nadat de boekweit gedorscht is in de Baronie van Breda; met eet boekweitkoeken en daarna rijstebrij en sluit het feest met een dansje voor de viool. Boekweltmaan, in de oostelijke streken van ons land het verschijnsel als in den herfst eenige dagen achter elkan- der de voile maan op ongeveer hetzelfde uur opgaat. Men meent, dat deze maan dient, om bet binden van de boekweit, het- welk bij avond moet gescbieden om het zaad minder verloren to doen gaan, to bevorderen. Werkelijk gaat somtijds de maan eenige avonden na elkander op bijna hetzelfde uur op. Boekworm, iemand, die altijd in de boeken snuffelt ; zinspeling op 't insect, dat gaten in boeken vreet, en zoowel van als in de bladen leeft. Boekzaal, eig. De boekzaal der Geleerde Wereld, een maandschrift in 1692 door P. Rabus begonnen onder den titel: De boekzaal van Europa, later, tot zijn einde, in 1863, vooral in kerke- lijke kringen veel gelezen wegens zijn beoordeelingen van godgeleerde werken en zijn kerknieuws. Het tijdschr. leeft nog voort als : Stemmen voor waarheid en vrede. Boemboe, (in d.) indische specerijen of kruiden, gebruikt bij de bereiding der rijsttafelgerechten. Boemelen, (stud.) hgd. bummeln, leegloopen, slenteren,ook pierengenaamd. Boemeltrein. Zie Bommeltrein. Boender, (stud.) niet-student. Boeppens,(a f r.) uit boekpens,(a f r.) corpulent ; ook zwanger (van menschen en dieren). Boer, (mil.) nieuw aangekomen mili- cien. Boer, (a f r.) landbouw drij ven,boeren, (fig.) gedurig bij iemand zijn, thuis liggen, hij beer di hele dag bij ons. Boer, (a f r.) pl. boere, eng. boers, naam, waarmede de blanke bewoners van Zuid-Afrika zich met voorliefde naar hun bedrijf plegen to noemen. Zij worden verdeeld in w#nboere,graanboere,skaap- of veboere en. tabaksboere. Boer gaan, (Op den - het plat- teland afreizen met eenige nering, later ook spottend om voor politieke doeleinden aldaar to spreken. Boer van Lekkerkerk, Gerrit Bastiaansz de Hals, zalmvisscher in de 17e eeuw to Lekkerkerk, die meer dan acht voet lang was. Een zijner schoenen wordt nog op de antiquiteiten-kamer to Rotterdam bewaard. Boerenboterham, een sneedje eigengebakken boerenbrood (in Drenthe stoete) met beschuit. Boerenbedrog, lomp aangelegd bedrog, zoodat alleen eenvoudige lieden, (landlieden, boeren) er zich door laten beetnemen. Vandaar : boerenbedrieger. Boerendozgn, in : , Dertien is een boerendozijn." Boeren willen altijd watt toe hebben. MERE NKOFFIE. 89 BOERENZWEET. Boereukoffle, koffie met kaneel, suiker (of een klont bruine kandij) en een scheut brandewijn er in, ook kaneel- koffie,mofenkoffie of mojTenchocolade;te Amsterdam ook joden-chocolaad. Boerenlongens of brandewijn met brokken, d.i. met rozijnen, de Belief koosde drank op boerenbruiloften, oorspronkelijk in bet Noord-Oosten van ons land. BoerenkrIIg, de opstand der boeren van Zuid- en Middel-Duitschland tegen Adel en Geestelijkheid omstreeks 1525. Evenzoo die der Belgische boeren tegen de Franschen (1792-'93), bet onderwerp van een bekenden roman van d€nzelfden naam van Conscience. Boerenkrljt, wijze van rekenen, vroeger bij de boeren in gebruik en thans nog bij hen, die lezen noch schrijven kunnen, waarbij in plaats van cij fers streepjes en nulletjes gebruikt worden. Zoo bijv. 1 = cent, 0 = stuiver, v = halve stuiver. Boerenlatiin, vertaling van lingua romana rustica, de Romaansche volks- taal, in tegenstelling met de classieke of de middeleeuwsche Latijnsche schrijf- taal. Boerenluls in Vlaanderen, schert- sende benaming der penen. Pcenzaad ge- lijkt volkomen op luizen. - Het Woor- denboek schrijft waarschijnlijk bij vergis- sing ,pemen" -- (in Holland panes of kweekgras geheeten), een lastig onkruid in de akkers. - In de Betuwe noemt men bet Duvelsnaaigaren. Boermatriek, (a f r.)benaming voor de kerkelijke aanneming tot lidmaten, met zinspeling op de inschrijving (immatricu- lation) der studenten aan de Hoogeschool. Boerennachtegaal,de huismusch; in sommige streken ook de kikvorsch, ookHollan&cheof Zeeuwsche nachtegaal genoemd. Het laatste ook titel van een liedeboekje uit de 17e eeuw. Boernool, pl. boernooiens, (a f r.), boerenmeisjes (zie nooi). Vgl. boeren-ooi, zooals van dieren. Boerenopstand, opstand derNoord- fransche boeren tegen den adel in 1358, de Jacquerie. Boerenregent, plattelandsmagis straat, in de oude Republiek. Boerensehoolmeester, (a f r.) al of niet gediplomeerd onderwijzer, die bij een boer aan huis woont. Boerenschroom, gezelschapspel dat kinderen met dobbelsteenen spelen } aldus genaamd, omdat naar de regelen van bet spel in zekere gevallen twee der medespelenden (de „boeren" Bartel en Sijmen) aan een derden, den „ontvanger der belastingen" („Boerensehroom") moeten betalen. Boerenstrooper, (in Zuid-Neder- land) iemand die de boeren to veel laat betalen, ze vilt, ook deurwaarder; verg. Nieuwfriesch : boerestruper, in toepassing op een landheer, die den boer, ,bet vel over de ooren haalt." Boerenverdriet, sluisj e, waarvoor de schuiten der boeren dikwijls lang moesten wachten om to schutten, ook lange en donkere, dus onaangename door- vaart onder een steenen brug, bepaaldelijk die achter bet Paleis to Amsterdam en die op bet Spui, sedert bij de demping beide - verdwenen. Boerenvuur maken, de armen herhaaldelijk overhet bovenlij fheen slaan om zich to verwarmen ; in West-Vlaande- ren boerenvier maken; in Rotterdam vuurslaan; in ljtrecht en Noord-Holland blouwen. Boerenwafel, in melk en eieren geweekte beschuitbol, met boter in den vorm eener wafel,gebakken,(in Groningen en Noord-Holland). Ook : wentelteefje(d.i. wentel bet eventjes) of wentelstruifje ge- noemd. Boerenzaterdag, (in N.-Holland- en Utrecht) de 2e of 3e Zaterdag in October, waarop de boerenknechts zich op de markt tegen November verhuren. Boerinnezaterdag, is de 3e of 4e Zaterdag in October. Boerenrwent (in Groningen zwijt) dunnebier, zomerdrank voor het boeren- volk. BOERHAVESCHE KLONTJES. 90 B OK. Boerhavesehe klontles, brui- ne klontj es, de bekende suikerkristallen aan draden, van gehjke soort als de witte, door toeval ontstaan en eerst in den han- del gebracht, nadat Boerhave verklaard had, dat zij voor de gezondheid niet schadelijk waren. Boerkerels, (a f r.) boeren. Boernoe, boernoes, (a r a b.) Arabische mantel met kap, meest van wit swollen stof. Ook de wijde overjas der officieren. Boerplaas, (a f r.) landgoed, buiten. Boesman, (a f r.) Boschjesman. Boessle, (stud.) gemeen, gemeen sujet. Boetpsalmen, zeven in getal, zijn psalmen, waarin door den dichter schuld wordt beleden en vergeving gevraagd, -- en wel, psalm 6, 32, 38, 51, 102, 130, 143. Boevenklok, klok, die des avonds geluid werd, ten teeken, dat de herbergen nioesten sluiten, en niemand meer zonder licht op straat mocht komen; ook diefklok. In Utrecht boef klok, op wier luiden de Joden de stad moesten verlaten. Vandaar dat de Jodengemeente to Maarsen lang zeer aanzienlijk was. Boevennet, traliewerk, van hout of geschoren touwen over de opening (in de verschansing, tusschen het voor- en het achterdeel) van het schip, ter afwe- ring der enteraars. Bot, (De - opzwelling der keel- klieren, waardoor het gansche gelaat op- zwelt en pijn heeft. Boffen, (s t u d.) bijzonder geluk heb- ben. Het tegenovergestelde heet wan- boffen. Bogaerts, (peinture - druk- methode, die haren beoefenaar in staat stelt zeer fraaie en nauwkeurige copieen to leveren van schilderijen; naar den uitvinder Henri Bogaerts, die van 1875- '80 to Vught bij 's-Hertogenbosch woonde. Bohaal maak, (a f r.) drukte, ge- tier maken. Boheemsehe breeders, gods- dienstige secte, in de 15e eeuw in Bohe- men ontstaan met het beginsel, dat de rijke zijne goederen ten behoeve van zijne behoeftige broeders moet besturen.In 1467 verlieten zij de R. Katholieke Kerk en richtten hunne vereeniging in als de eerste Christenen to Jeruzalem. Daarna hebben velen der Boheemschen zich bij de Luther. Schen en Gereformeerden gevoegd; later is deze vereeniging herrezen in die der Moravische Broeders, verwant met de Hussieten. BohLmlen, zigeuner ; (de eerste Zi- geuners die Frankrijk bezochten, kwamen nit Boheme in 1427), naam voor jeugdige kunstenaars, die van de hand op den tand leven en dus geen vast inkomen hebben. Veelal gebruikt van de club, waarin Victor Hugo in zijn eersten tijd en later Th. G autier verkeerden. De be- naming werd algemeen bekend, sinds Balzac Un prince de la Boheme en Henri Murger zijn Vie de Boheme schreef. Boireau, denkbeeldig persoon, van wien men thans naiveteiten verhaalt, als die welke vroeger op rekening van Joseph Prudhomme werden gesteld. Bolts de ter, ijzerhout. Bolsseau, (f r.) bij de infanteristen onder Napoleon I de reusachtige shakos, die inderdaad op eeninhoudsmaat(schepel) geleken. Boiaar, edelman bij de Slavische volken. Bogau, (m i 1.) ieder gedeelte eener loopgraaf, dat in rechte lijnloopt, en een harer zigzags vormt; van f r. boyau .- darm. Bok (s p o r t.), bekleed toestel om op of over to springen. Bok (a f r.), bok of geit; hij het die bok bij die stert gehad : hij is van den rand des grafs teruggekomen; bokmelk geitemelk. Bok, (a f r.) duivel. Bok (De - was vet, (b a r g.) er was veel geld. Bok, (b o u w k) stelling, bestaande uit twee aan elkaar gebonden houten, door middel van koorden, of een ijzeren pen, waaraan in het midden, van boven in ketting of touwen strop een blok of katrol wordt gehangen om daarmee zware lasten op to hijschen. DE BOK AAN 'T TOUW HEBBEN. 91 BOLHENNE. Bok, (De - aan 't touw heb- ben, dronken zijn, in het versje Hij het 'n bok an 't touw Hij het 't biet ! dat de kinderen in Friesland iemand na- zingen, die dronken over straat loopt ; naar den onvasten gang van wie een bok geleidt. Bokbier, beter bockbier, staat in geenerlei betrekking tot den diernaam het is denkelijk nghd. van Flinbock of Eimbeeker bier. Bokhoven, (1111 doet als de Maas bii - d.i. voorbijgaan zonder groeten; zinspeling op bok en bokkigheid in verband met het dorpje Bokhoven aan de Maas. Bokee, (a m s t.) oorspronkelijk Ma- lang-sigaren, in manillavorm, die er mooi uitzagen maar slecht waren, later alle sleehte sigaren. Bokke, (Kayle - (b a r g.) deel of helft van 't gestolene. Bokken, (s t o d. v e r o u d.) meretri- ces, toespeling op de sterk ontwikkelde geslachtsdrift bij bokken. Bokkenees, (p op.) zeer stug en onbeschaafd mensch ; van Boeginees, lid van een stam op Macassar. Bokkeneezen,plat-Amsterdamsche lezing van Boegineezen, die op de ker- missen vertoond werden en levendekippen aten. Ook : zonderlinge menschen. Bokkepruik (De - ophebben, uit zijn humeur zijn, aanvallend en prik- kelbaar als een bok. Bokkerilders, een rooverbende, die in de vorige eeuw het Zuideri van Limburg onveilig maakten. Bokkentuig omhangen, (mil.) (zie tuig). Bokker, (a f r.) vulg. scheldnaam, eng. (slang) bugger uit beggar (eig. be- delaar), dis 'n bogger van 'n vent. Bokki, (a f r.) kar zonder huif, open kar voor een paard of meer, eng. buggy. Bokkie of bokie; voor Boegis, (m a 1.) d.i. Orang Boegis; menschen van Boegis, Boegineezen. (Zuid-Celebes). Bokkingkoppen, spotnaam voor de burgers van Harderwijk, naar het rooken van haring tot bokking, waar deze plaats beroemd om was. Bokman, (a f r.) iemand, die bij 't omspitten van een land, achter de delvers aan, den grond gelijk maakt. Bokpaal, (t 1 g.), twee palen in den vorm van een A, meestal gebezigd op zoodanige plaatsen, waar door een bocht van den weg, de spanning van de draden to groot zou zijn voor een gewone paal. Boksenbier, (In de graaf- siehap - feest, door een jonggehuwd paar gegeven, aan de jonkmans, die hen voor het huis des bruidegoms met eere- schoten begroet hebben; van Bokse -.- broek, het kleedingstuk, dat de vrouw gezegd werd aan to krijgen. Boksgesternte, dichterlijke bena- ming van het sterrenbeeld de Wagen- man, en dus niet to verwarren met den Steenbok of den Rant; uit Bok = man- netje der geit en Gesternte. Bokveld (Hil is - toe, (a f r.) hij is dood, naar 't Bokveld, de Karroo, het hoogland der Kaapkolonie, de droogste en barste streek. Bol, (w a p.) rond geschaduwde figuur. Bol van de kit of van de ea- banes, (b a r g.) meester of baas van de kroeg. Bol, verkort van bolleboos (z.a.). Bolant, (a f r.) Bovenland, de weste- lijke provincie der Kaapkolonie in tegen- stelling van de middellandsche en ooste- lijke, welke Onder-velt worden genoemd. Bolero, ronde hoed naar Spaansch model, met smallen, hoog opgebogen rand. Bolero, (De - zeer bevallige, nati- onals Spaansche dans met castagnetten; lied, dat op de maat van gemelden dans gezongen wordt. Bolhenne, kip zonder staart, glas zonder voet, kan zonder oor. Vandaar trek eens een bolhenne den staart uit, d. i. waar niets is, verliest de Keizer zijn recht. BOLIDE. 92 BOMMELSCHE MUTSENMARKT. Bolide, vuurbol. Van 't gr. bolis (genet. bolidos), het geworpene; ook pijl, werpschicht. De boliden behooren met de meteoren (vallende sterren) tot dezelfde klasse van lichamen, maar onderscheiden zich van deze door een betrekkelijk groote middellijn. Den 24 Jan. '94 is er een gevallen to Munnik, Nijmegen, enz., in den avond to 7 ure 36 min. Bolkvanger, een duffelsch buis, dat de matrozen in staat stelt een bolk of bui op to vangen en of to keeren. Daar baai ook = bui is, zou bolkvanger = baai- vanger zijn (Van Lennep). Het laatste komt echter alleen als persoonsnaam voor Boll, (a f r.) Jan Boel, John Bull. Bollandisten, paters Jezuiten, die het groote werk in 63 deelen „Acta Sanctorum" of,,Levens der Heiligen van de R. Katholieke Kerk" hetwelk door Rosweyde (t 1629) begonnen en naar den voornaamsten bewerker Jan van Bolland (1536-1665) genoemd werd, op de door dezen gelegde grondsiagen in 1875 vol- tooid hebben. Eene 2e uitgave in 61 dee- len werd 1863-67 uitgegeven. In 1875 verschenen de Auctaria van Rigollat, aanhangsel op dit werk; sedert 1882 verschijnen de Analecta Bollandiana, aanvullingen tot bovenstaande.Een prach- tig exemplaar van degeheele verzameling is to Katwijk. Bolle, (a f r.) gekapt haar. Bolleboos, groote baas; van h e b r. baal bojis=heer des huizes.(Zie balboos). Bollen, (b a r g.) mannen. Boilermekisi, (a f r.) kinderspel, kopje buitelen, (vermoedelijk uit : bol- onder-me-kiezen). Bolman, het hoogste spel in zeker hazardspel met twee kaarten, eene soort van bluffen; wie bolman d.i. klaveren vrouw met klaveren Boer heeft, wint,het van ieder medespeler. Bolus, (g r.) = fr. bol, worp, mond- vol. Eigenlijk een kleine bal uit phar- maceutische bestanddeelen bestaande, die men in eens inslikt ; dus pil. Vandaar de naam voor een gebak uit meel, melk en suiker. Bom, (s t u d.), borrel. Bombancerdag, in den Bourgon- dischen tijd de naam van den Kopper- maandag, van faire boynbance (fr.) - smullen, verbasterd tot bombarnersdag en bombammersdag. Bombe, (Boning - spotnaam van Ferdinand koning van Napels, na zijn bombardement van Messina in 1848. Bombast, gezwollen taal, waarach- ter men geestesarmoede tracht to ver- bergen, misschien naar Bombastus, bij- naam van Ph. A. Theophrastus Paracel- sus von Hohenheim, vermaard geneesheer en natuuronderzoeker, (1493-1541), die in gezwollen stijl leerstellingen verkon- digd heeft, met kabbalistische, astrologi- sche, apocalyptische en chiliastische droo merijen doorweven. Bombazlln, wollen stof, oorspronke- lijk in Noord-Italie uit zijde vervaardigd, f r. bombasin van ml a t. bombacium mgr. bombakion van bombyx (zijde of katoen) g r. voor zijdeworm. Bombe, ijstaart, meest,,bombe Nes- selrode", ook wel alleen ,Nesselrode." Bommel, (Hil is op well naar- herinnert aan den inval : Hij gaat naar Bommelskonten, drie uren boven de hel, daar de honden met het gat blaffen (Harrebomee). Bommelskonten (verkort Bommel) is stellig een dorp dat in de nabijheid (3 uren) ligt van een ander dorp, dat Hel of eene samenstelling daar- van heet. Te Klaaswaal (in Oud-Krom- strijen)ligt eenebuurtschapBommelskous, in Overflakkee ligt Den Bommel. Met Hel zal wel Hellevoet(sluis) bedoeld zijn. Spreekwijzen met plaatsnamen, waarin het yolk gekscherend iets legt, zijn niet ongewoon. Vgl. Hij is van Kleef (gierig) hij houdt meer van de heb dan van de Beef; hij gaat naar Kuilenberg (dood); hij komt van Grootebroek (= is een snoever) enz. Bij Harrebomee (III, 14) is ook to vinden : Hij moet bommelen, d. i. vallen, in den zin van ten verderve komen. Bommelsehe mutsenmarkt, spotnaam der vroegere paardenmarkten to Zalt-Bommel, waarop men ten slotte vele vrouwenmutsen, doch bijna geen paard meer zag. BOMMELTREIN. 93 HIJ IS BEKEND ALS DE BONTE HOND. Bommeltrein, hgd. Bummelzuq, langzame trein, die aan alle stations op- houdt. Bowmen-Berend, scheldnaam, lien de Groningers aan Bernard van Galen, bisschop van Munster gaven, ,omdat hij in 1672 hunne stad had gebom- bardeerd. Bommerik, (b a r g.) klok. Bon (op de - zetten, (m i 1.) Rapport maken van iemand. Bona Dea, de goede godin, de vrouw, of dochter van Faunus, ook Fauna, Fa- tua, Ops genoemd, werd in Rome als kuische en voorspellende godin vereerd. Het voornaamste feest to barer eere werd in bet begin van December door de Ves- taalsche maagden, en alleen door vrou- wen, gevierd. Bona fides, (r o m. r e c h t) de over- tuiging, met welke eerlijke lieden hande- len in tegenstelling van fracas en dolus malus; sluit alle handelingen uit, waar- -door een ander willens en wetens bena- -deeld wordt. Lets doen bona fide= to goeder trouw. Bon k vue, (hand.) kwitantie op ,zicht betaalbaar. Bonbon, suikergoed. Bonbonniere, doos om de bonbons in to bewaren, (fig.) een klein gebouw; dat er zoo netjes uitziet als een bon- bondoos. Bonheur du lour, (f r.) een pronk- kast met glazen deuren; van 1 a t. bonum auguriur en du jour; alzoo lett.: geluk van den dag. Bonhomie, (f r.) uiterlijk aan den dag komende goedhartigheid ; van bon- homme = un homme qui a de la sim- plicite familiere. Boniieeeren, (hand.) eene scha- deloosstelling toestaan; vandaar bonifi- catie, vergbeding, schadeloosstelling. Boni pastoris eat, tondere pecus, non deglubere. Suetonius, Vita Tiberii 32 (1 at.) een goede herder scheert zijn schapen, doch vilt ze niet. Eene waarschuwing des Keizers aan dO nambtenaren in de provincien. Bone cedeeren, (h a n d.) zie Bo- norum cessio. Bonmot, kwinkslag, geestige zet. Bonne, kindermeid, eene verkorting van bonne file = goed meisje. Bonnefool, (Op de - in goed ver- trouwen, op goed geluk af, oude uitspraak van fr. bonne foi = goede trouw, reeds in de middeleeuwen gebruikelijk evenalspar ma foot', op mijn woord, of,, in trouwe." Bonnetterie, winkel in gebreide goederen, van bonnet (muts), dus oor- spronkelijk een winkel, waar gebreide mutsen verkocht werden. Bonnetteur, hoffelijk bedrieger, iemand, die reizigers in spoorwegcoupes voorstelt kaart to spelen, waarbij hij altijd wint. Bonorum cessio, (1 at.) boedelaf- stand, vrijwillige afstand van zijn vermo- gen door een insolventen schuldenaar aan zijne schuldeischers. Bon sens,(f r.),goed verstand,gezond verstand. Bout, (w a p.) beet het schild of een enkel stuk daarin, wanneer bet geheel bedekt is met aaneensluitende klokjes, afwisselend van azuur en zilver (zelden andere kleur of metaal), zoo geplaatst,dat de omgekeerde in de 2e rij met den voet sluiten aan de rechtopstaande van de andere kleur in de eerste, en zoo vervol- gens. Dikwijls wordt dit, ook in Ned. boeken, met den fr. term vair, middenned. vare, genoemd. Bout en blauw slaan, luidde oorspronkelijk (Vondel e. a.) blond en blauw slaan, naar de kleur der plekken. Route hond. (Hil is bekend als de - Volgens sommigen : als Bont z'n hond, naar den beruchten Scbout Bont, to Leiden, die de Arminianen opspoorde, geholpen door den hond Tijter, waar Vondel op dichtte. Volgens anderen bestond reeds veel vroeger bet spreekwoord ook in langere lezing ,als de bonte bond met den blau- wen staart." Misschien eens een bekend uithangbord. BON TON. 94 BORAX. Bon ton, goede toon, wellevendheid, fijne manieren. Bonvivant, (f r.) lett. iemand, die goed leeft, d.i. een goed leventje heeft (bon = goed, vivant, levende); vroolijke Frans. Bonze, (C h in.) ook genaamd F4-szi = wetmeester, naam der Boeddha-pries- ters in China en Japan. Bonnen, (mil.) aardappels. Boodschap (Maria - zie Annun- ciatie. Booglamp, (e 1 e c t.)electrische lamp, aldus genaamd naar de (licht)boog. onder den invloed van den galvanischen stroom gevormd door het overvoeren dergloeiende kooldeeltjes tusschen de einden der kool- spitsen. Booi is bass, de mindere speelt den meester; de booien (dienstboden) zijn de baas. Oorspronkelijk : boy is, kaptein, d. i. de scheepsjongen is gezagvoerder. Boom der kennis van goed en kwaad, boom door God geplant midden in het Paradijs om voor Adam een boom der beproeving to zijn, door middel van welken hij aan Gods gebod gehoor- zamend het goed, ongehoorzaam zijnde het kwaad zou leeren kennen. Vergelijk Gen. II, 9 : 17, III, 3. Boom des Levens, boom door God in het midden van het Paradijs ge- plant, ontleende zijn naam aan zijn heil- rijke vrucht, die den mensch, ware hij God getrouw gebleven, eeuwig zou hebben doen levee. Gen. II : 9. Openb. II . 7. Boom opzetten (Een - (in d.) een gezellig gesprek gaande houden. Boom vast, built hil liggen (Zooals de - d.i. lemands toestand en lot zal na den dood voor goed beslist en onveranderlijk zijn. Eene min juiste opvatting van Prediker XI : 3, waar be- doeld wordt : is het kwaad eenmaal daar, dan is 't niet meer to keeren; zorg dus in tijds. Boon, (Witte - (m i 1.) scheldnaam voor een infanterist, naar de witte biezen, die de infanterie vroeger droeg. Boonen, (witte - (b a r g.) koffi e. Boonen, spotnaam voor de inwoners van Blokker bij Hoorn. Booneters en kluinkoppen, spotnaam voor de bewoners- van Gro- ningen. Booneters, eene verkorting van molbooneters. Molboonen zijn geweekte en geroosterde paardeboonen, die in Gro- ningen veel gegeten worden. Vandaar de spotnaam : Groninger molboonen. Kluin is een biersoort. Boonschillen, spotnaam voor de bewoners van Ping jum bij Bolsward. Boord, (hand.) eigenlijk de rand van een schip, in oneigenlijke beteekenis, het schip zelf. Boord ziin, (Aan hooger - van toestand verbeterd zijn ; van (f r.) Capi- taine de fr9gate bevorderd tot Capitaine de haut-bord (d.i. van een linieschip.) Boord (Aan - zitten, (r o e i k.) zoover mogelijk van zijn dol (z.a.) dus vlak tegen 't andere boord. Boort, (a f r.) uit bdgerd, bdgaard, boomgaard, daarnaast bongerd, vgl. win- gert. In de afr. Bijbeloverzetting wordt boort, boord gebezigd voor ndl. hof : „En Jehova God plant 'n boord an di oste- kant in Eden," enz. „Van elke boom van di boord al etende sal jij eet." Boort, diamantgruis, gebruikt bij het slijpen. Boot aihouden, (mil.) zich aan dienstverrichtingen onttrekken ten koste van derden. Bor, (he b r.) _: vvetend mensch. Boraadle,(Neger-Engelsch)in Suriname = dronken van sp. borracho= dronken. Borax, eng. toad-stone, ook Buffo- nites en crapaudine geheeten, een zooge- naamde wondersteen, then de pad in het hoofd droeg, en die fijn gemalen en ingeno- men voor velerlei kwalen en ziekten een onfeilbaar geneesmiddel was, of ook in goud gevat en aan den vinger gedragen, voor betoovering en vergiftiging vrij- waarde. Vgl. Bezoar. onbeschaafd, on- LORBORIANEN, BORBORIETEN, ENZ. 95 BOT OP VERSCHUT. Borborlanen, Borborleten, Borborieten, (eig. drekmannen) spot- naam van verscheidene gnotische secten der eerste eeuw ; in de 16e eeuw de spotnaam van de Mennonieten-secte der Waterlanders in N.-Holland. Bordereau, ook : borderel, (h a n d.) specie-briefje. Bordereau, (b o u w k.) lijst met op- gaaf der afmetingen van natuursteenen, voor de bestellingen aan de steengroeven. Borduren, eig. door middel van de naald een doek met figuren voorzien; van fr. bordure = omboordsel; daarna (fig.) onwaarheid vertellen, toevoegsels aan een verhaal maken, eene zaak ver- grooten, kleuren. Boreas, N.O. of N.wind, mytholo- gisch de zoon van Astraeus en Eos, die een hol van den Thracischen Haemus bewoont. Borne, (f r.) ronde canape, die eigen- lijk uit 4 tot 8 zetels bestaat. Uit het mid- den verrijst gemeenlijk een bloemenvaas. Borshemp, (a f r.) overhemd. Borst (Voor de - gemeten, bij het bepalen der dikte van boomen. De omvang van den stam op de hoogte der borst van den man, die er voor gaat staan, strekt dan tot opgaaf der dikte des geheelen booms. Borstlap, (Menniste - witte wijn met suiker; naar de Mennisten. Zie Beniste-boortje. Boo_, (een ronde - (b a r g.) een koperen ketel. Bos,(a f r.)pl. boste,verkleinw. bossi= heester, struik, bosch, woud. Spr. achter di bos trou = achter de struiken trou- wen, zooals de inboorlingen doen, d. i. een onwettig huwelijk aangaan, met eene vrouw leven, verkeeren enz. ; iem. om di bos loop, om die bos spring, syn. toe- sp7ring = beetnemen, om den tuin leiden. Bosporus, naam van twee zee- engten, Bosporus Thracicus de straat van Constantinopel en Bosporus Cimmerius de straat van Kaffa of Jenikale, de invaart der zee van Asow, naar gr. bous = stier en porus doorwaadbare plaats of over- tocht. De Cimmerische Bosporus zou zijn naam ontleend hebben aan de in een koe veranderde Yo. Bosse, de bosse van iets hebben, de bosse der dankbaarheid, aanleg, naar Topfer's Menus propos, met spottende toespeling op Gall's schedelleer, volgens welke men aan de verhevenheden op den schedel de zedelijke en verstandelijke eigenschappen van den mensch kon er- kennen. Boston, (Moord van - het doo- den van drie Amerikanen op 8 Mei 1770 door de Engelsche soldaten, tijdens den strijd tegen de belasting op de thee. Bosvelt, eene met acacia's, mimosa's en euphorbien bewassen streek in het noorden van Transvaal. Zie h6evelt (Hoo- geveld) en gebroke-velt; algem. een met struiken bewassen streek. Vandaar eng, bush-country en bushveldt. Boswellianism, opgaan in eenigs- zins kleingeestige bewondering voor iemand, zich er door belachelijk maken. Van : Boswell, de Engelsche schrijver} bekend door zijn leven van Dr. Sam. Johnson. Botangbaal, (Botaniker baai) golf van den Stillen Oceaan aan de kust van Nieuw Zuid Wales, vroeger ballingsoord voor Engelsche *misdadigers ; aldus ge- noemd naar den rijken plantengroei. Boter, melk, kaas, kinderspelle, tje, waarbij op een vak van negen ruiten door de medespelenden beurtelings X of 0 wordt geschreven. Wie 't eerst drie maal X of 0 op een rij heeft, is winner en zegt: Boter, mellek, kaas Ik speel de baas. In Utrecht : tik, tak, tol. Botertje tot den boom, alles is zoo mooi als het maar kan ; naar de regels van Vondels Leeuwendalers Het is al boter tot den boom Men zingt al Pais en Yre. dus : de zegen der velden is zoo groot, dat de melk bijna alleen boter geeft; tot den bodem van de karn toe is 't boter. Boterland, (zeevaart) land, dat zee- vaarders wanen to zien, tengevolge van zinsbegoocheling ; dat, als 't ware, weg- smelt bij 't naderen. Bot op versehut, (b a r g.) op de daad betrapt. BOT VIEIIEN. 96 BOULE-MEUBELEN. Bet vieren, d. i. het bot (eind touw fr. bout) vieren, d. i. laten sehieten; dus fig. toegeven, inwilligen. De uitdruk- king is aanvankelijk een zeeterm. Botie bii bode leggen, voor gezamentlijke rekening iets ondernemen; de gelden bijeenleggen; naar botje, of botdrager, in de middeleeuwen in ver- schillende gewesten een muntstukje van ,edn of anderhalven stuiver. De boddrager of dubbele groot was = 1 stuiver, en een butken of botje (alleen bekend in Fries- land, Overijssel en Groningen) -_ 1/2 stui- ver. Vandaar in Friesland botsen, zelfde beteekenis. instrumenten. Bouche-trou, persoon in een ge- zelschap, die enkel dient om het getal vol to maken; plaatsvuller; onbeduidend bij- persoon of bijrol in tooneelspelen; van (f r. boucher = stoppen en trou = gat. Bij ons gewoonlijk stopstuk. Bone de Paris, lett. Pare, fsche modder of zooals Bild. zegt: „de Parijsche sstraatmodderkleur", een modekleur uit het begin dezer eeuw. Bouffante, gebreide woldn das, later cachenez, (deze was geweven) van bouffer = opblazen, om de wollige dikte van het kleedingstuk. Booge, (Opera - kluchtspel, van it. buffo, grappenmaker, vgl. eng. buffoon. Bouffes parisiens, klein theater in Parijs, waar kluehten worden op- gevoerd. Bouffe-galette, (f r.), in de taal der anarchisten = volksvertegenwoordiger, omdat deze in hun oog geacht moeten worden, immer op pots-de-vin uit to wezen. In de volkstaal is bouffer = - eten en galette koek, maar ook geld, de ddputds hebben 25 francs daags. Bouffon = clown = grappenmaker; daarmede komen overeen Bobeche clown in een klein theatre, Boulevard du Temple, Paris. Galimafri, zijn mededinger. Tabarin, Bruscambille en Grimaldi beroemde clowns uit de 17de eeuw. Bouillabaise, soep van versehil- lende soorten visch, beroemd nationaal gerecht van Marseille. Bouillon, vleeschnat, vandaar : goed- koope restaurants, naar het model der bouillons-Duval to Parijs. Ook het meug- sel, waarin men kunstmatig bacillen last ontwikkelen. Boogie, (f r.) waskaars; van Boud- zia, stad in Algiers, die vroeger veel was opleverde; - ook dunne, buigzame stang om kanalen in het liehaam open to houden. Ook : buizen in den vorm van waskaarsen, in waterfilters gebruikt. Bouillotte, 10. bouilloire, dus wa- terketel, ook : verwarmstoof met warm water in treinwagens, rijtuigen; 2°. een kaartspel dat door 4 personen gespeeld wordt met een spel van 32 kaarten, waar- uit de zevens, tienen en boeren verwijderd zijn. Wanneer men al het geld verspeeld heeft, dat men voor zich heeft geiegd, staat men zijn plaats aan een apder af. Boulange, (La - de partijgangers van generaal Boulanger (t 1890). Boulangisme, de staatkunde der partij, die in Boulanger (le brav' general) een nieuwen Napoleon zag. Boule-mneubelen, kostbare met aehildpad en koper ingelegde meubelen naar Andrd Charles Boule, beroemd Fransch kunstdraaier en houtsnijder, die dergeh*jke meubelen het eerst maakte (1642-1732). Bottel, (a f r.) gelijk het m a 1. bottel uit het Eng. bottle: wijn kos sikspens (sixpence) di bottel; „Eerste Korinte dri vers ses - Eers bij di bottel, dan bij die fles." Better, (a f r.) boter; botterik, botter- kop, dornoor, (ook iemand met zeer kort _gesneden haar.) Botterkopezel, (a f r.) kleine muil- ezel met buitengewoon kleinen kop. Bouche, (Pour la bonne - het beste voor het laatst bewaren, let- terlijk om er een lekkeren smaak van over to houden. Ook : ten slotte. Boueh6, (f r.), verstopt, van blaas- BOULEVARD. 97 BOVRIL. Boulevard, Fransche verbastering van bet Hollandsche of Duitsche bolwerk, dat oorspronkelijk, als samengesteld met bol (= boomstam) in den dijkbouw,,paal- werk" beteekende en in den vestingbouw ,,palissade," vandaar, dat bet synoniem kon worden met blokhuis, later met bas- tion. Eindelijk werd het ook genomen voor eene aarden verschansing, meestal vijf- hoekig en uit den wal (gordijn) naar voren springend. Tegenwoordig worden bolwerk en boulevard dikwijls gebezigd voor de plaats, waar eenmaal aarden werken rondom eene stad gelegen hebben, en waar nu wandelingen prijken, die voormalige wallen vervingen. Sedert Na- poleon III noemt men in Frankrijk en Belgie de groote verkeerswegen boule- vards, ook al loopen ze midden door de stad ; in sommige steden van Nederland heeft men dat overgenomen. Boulot, (f r.) in de taal der anar- chisten, de voyous, lagere volksklasse = voedsel, bouloter = haastig eten. Bouquet, (h a n d.) de aromatische geur van den wijn. Bouquinist, Fransch of eigenlijk verfranscht Nederduitsch, verkooper van oude boeken. Te Gent verschijnt (bij Ca- mille Vyt, rue des Regnesses) ,Le Bou- quiniste Beige", Bulletin mensuel de Livres en vente. Bourdaloue, lint met gesp (voor hoeden); eigenlijk en oorspronkelijk eene soort van gemeen linnen, waarmede de Fransche vrouwen zich een tijdlang kleedden, nadat de beroemde kanselrede- naar Bourdaloue (1632-1704) tegen de weelde in de kleeding gepredikt had. Bourgeois satisfait, lett. vol- daan d. i. tevreden burgerman ; naam, waarmee de socialisten en anarchisten alien bestempelen, die een zekere mate van welvaart genietend, niet wenschen mee to werken tot verandering van de be- staande maatschappij. Bourgeron, (f r.) = boezeroen en waarschijnlijk daarmede verwant. Bourgondisch kruis, (w a p.) Sint Andrieskruis (z.a.), ook meer bepaaldelijk zulk een kruis gevormd uit 2 doornstok- ken, het oude wapen der hertogen van Bourgondie. Bourguignonnes, openbare plaats van uitspanning in Londen, einde der 17e eeuw, waarschijnlijk genoemd naar Jeanne Olivier Beauval, geboren Bour- guignon, tooneelspeelster, eene der be- roemdheden onder Lodewijk XIV. Bourree, oude Fransche dans. Bousingot, iemand, die zich onder- scheidt door zonderlinge kleeding en overdrevene democratischegevoelens; van (f r.)bousingot=zeemanshoed,zuidwester. Bout, scheldnaam voor een agent van politie, naar een koperen bout op den helm. Boutade, (f r.) losse, ondoordachte uitval, steek (onder water), beleefde hate- lijkheid, oudt. boutee van (f r.) bouter plaatsen, zetten. -(m u z.)improvisatie,geimproviseerde kleine balletten, of fantasieen. Boutle, (m i 1.) nieuw aangekomene voor het Indische leger, alleen to Har- derwijk gebruikelijk. Wellicht afgeleid van ,een vet boutje" nl. voor de ingeze- tenen van Harderwijk', die op kolonialen azen. Booties-wagers, (m i l.) diligence of omnibus, daar deze de boutjes (z. a.) kwam aanbrengen,,langs den Zuiderzee- schen straatweg van Amsterdam of Utrecht. Bouts-rimes, eindrijmen, rijmwoor- den, die opgegeven werden, om die iii een vers to pas to brengen. Bouw,(J a v. bahoe)hoeveelheid bouw- land, die een gezin kan bewerken, vroeger eene maat van 500 vierkante Rijnlandsche roeden. Bouwhutten, in de middeleeuwen, een vereeniging van metselaars en steen- houwers, die zich vereenigd hadden,vooral tot het bouwen van kerken en godsdien- stige gebouwen, en bijzondere voorrech- ten genoten. Daar deze lieden, vaak voor bun vak reizend, meestal ruimer be- grippen hadden, dan de groote menigte, heeft men in die bouwhutten wel eens den oorsprong der vrijmetselaarsloges willen zien. Bovril, vleeschextract, over zee aan- gevoerd in busjes, van lat. bos gen. bovis (fr. boeuf, os). 7 MOW-WOW-THEORIE. 98 BRACHYLOGUS JURIS CIVILIS. Bow-wow-theorle,spotnaam,door den Oxfordschen hoogleeraar Max Mliller toegepast op de leer van hen, die de menschelijke taal alleen uit nabootsing van de klanken der dieren wilden ver- klared, zoodat de hond dan in die taal bow-wow zou geheeten hebben. Bowlemes, (eng.) Bowleknife, een dolkmes, dat in een schede gedragen wordt en in Amerika tot jachtmes en steekwapen dient ; naar kolonel James Bowie, een uitstekend j alter, tevens krijgs- man in dienst der V. Staten (j- 1836) of naar Tim Bowie en zijne broeders, gevreesde desperados" in Texas, die er het eerst (?) gebruik van maakten. Bowlen, (s p o r t) in het cricketspel met den bal gooien. Bowler, (s port) hij, die bij 't cric- ketspel den bal met gestrekten arm naar de poortjes of paaltjes (wickets) werpen moet. Bowlingerease, (sport) de lijn, die in het cricketspel evenwijdig loopt aan de wickets en aan weerszijden waarvan de bowler (balwerper) een voet moet hebben. Boyeotten, doodverklaren, uitslui- ten of in het algemeen zelf recht doen; naar kapitein James Boycott, in 1880 rent- meester van Graaf Erne, op een landgoed in het westen van lerland, die weigerde toe to treden tot de Iersche landleague. Zijne dienstboden werden genoodzaakt hem to verlaten ; kooplieden mochten geen handel met hem drijven, enz. Br., (h a n d.) verkorting voor brief, op Duitsche koerslijsten, voor papier. Braalbout, (a f r.) gebraden bout. Braak, waterplas door de doorbraak van een dijk ontstaan en na de dichting van den dijk achtergebleven. In steden geven de later gedempte braken soms aanzijn aan een straatnaam. Braaklaar - of Sabbaths. laar - in Palestina volgens de Wet van Mozes elk zevende jaar; dan bleven de landen onbebouwd, ook de rechtsple- ging nam in zekere mate rust; want de schuldeischers mochten in het braakjaar geen vervolgingen instellen. Braakmaand, oude naam voor de maand Juni. Brabaneponne, (De - het Belgi- sche volkslied, vervaardigd door den tooneelspeler Jenneval, op muziek gezet door Campenhout; van Brabant,den volks- naam voor Belgie (Brabanders = Belgen). Brabander, de gewone naam voor de Belgische 2-centimesstukken, die tot voor weinige jaren in groote menigte onder onze centen voorkwamen; in Zuid- Holland noemde men ze Brusselsche centen of Brusselaars. Brabantsch kruis, (w a p.) kruis welks armen aan de uiteinden aanmer- kelijk breeder dan aan 't kruispunt en afgerond zijn. Brabantsch spoor loopen, wijdbeens loopen, naar de Brabantsche karren, veel breeder dan de Geldersche. Brabantsche still, d. i. het jaar rekenen van Goeden Vrijdag. In de mid- deleeuwen ving Nieuwjaar met Paschen aan. En in Brabant werd Paschen gere- kend reeds op den Goeden Vrijdag to beginnen. Brabo's telgen, de bewoners van Brabant, naar Brabo, een fabelachtigen prins, ergens uit Troje of Indie of komstig. Vgl. Stavo's zonen, de Friezen. Braceae, broeken, zooals de be- bewoners van Gallie die droegen; do Romeinen en Grieken omwonden wel de beenen met lange strooken lijnwaad (fasciae) en ook kousen waren in de oud- heid niet onbekend,doch broeken(braccae) waren eene kleederdracht der barbaren, o.a. van de Oostersche volken en van de transalpijnsche Galliers; naar deze klee- derdacht werd Gallia Transalpina ook wel Gallia braccata genoemd. Bracelo, (it.) arm, zie Viola da braccio. Brachylogus of Brachylogus totius luris eivills, kort systeem van het Romeinsche recht,getrokken uit Justi- nianus' Instituten,met gebruikmaking van de pandecten, den codex en de novellen; een werk omstreeks 1100 geschreven (auteur onbekend). Ook genaamd Sum- ma novellarum constitutionum Justiniani imperatoris, d.i. kort begrip van het nieuwste Justiniaansche recht. - Bra- chylogus is samengesteld uit g r. brachys kort en logos = woord. BRAT. 99 BRANDIJZER ENZ. Brat, (neg. e n g.) in Suriname een soep, waarin vruchten, tout, vleesch, kip en visch. Braga, een in versmaat geschreven satirisch en critisch tijdschrift, in 1842 en het volgende j aar uitgegeven bij de firma v. Paddenburg & Co. to Utrecht ; vooralgericht tegen de muzenalmakken en andere dichterlijke jaarboekjes, en tegen de sentimenteele romanliteratuur ; naar Braga, den noordschen Apollo, den God der dichtkunst en welsprekendheid. De navolgingen heetten Bragiaantjes. Bragatul, de beker, welken eertijds de troonopvolger inNoorwegen,voordathij den troon beklom, moest ledigen. Waar- schijnlijk wilde men daarmede to kennen geven, hoezeer de Koning Braga's gaven behoefde. Braganza, zie Diamanten. Brahma, (i n d.) de zelfstandige en onzichtbare schepper van het heelal,voor- gesteld met vier hoofden, elk naar een windstreek gekeerd; met Vishnu en Siva vormt hij een drieeenheid. Brahmo Soma3, Indisch genoot- schap van de vereerders van den waren levenden God; van Brahma = God; Brahmo = vereerder van God en So- ynaj = genootschap. Dit genootschap is in 1530 gesticht door een Brahmaan van hooge geboorte, wiens naam was Raja Ram Dohan Roy. Braille-schritt, schrift voor blin- den, waarin de letters van het alphabet door een stelsel van punteii en lijntj es worden voorgesteld ; naar den uitvinder Louis Braille. Brak, (hand.) wat niet deugt, dat als .onbruikbaar van het goede afgezon- derd wordt, het uitschot. Brakteaten, zeer dunne gouden, zilveren of koperen, eenzijdig gestempelde muntjes uit de middeleeuwen, gemaakt in vele steden van Duitschland en de Ne- derlanden, en die somtijds in vrij groote hoeveelheden uit den grond gedolven worden ; van 1 at. Bractea = gouden of zilveren loovertje. Bram, een heerachtig optredend mensch, een van de vele uitdrukkingen, waarin een persoonsnaam soortnaam wordt, als : een piet, een stoffel, een vroo- lijke frans, een dolle dries, een gekke trien, een j oris goedbloed. Bramarbas, snoever, bluffer, naar eene vertaling van Bramarbas oder der grosssprecherische Soldat, door Dethar- ding 'uit het Deensch (Jacob von Tyboe eller den stortalende Soldat) bewerkt en door Gottsched onder then titel uitgege- ven ; in 1766 in het Nederlandsch ver- schenen : Bramarbas, of de snoevende Officier. Brancard, overdekte draagbaar op wielen. -- ler compagnie, in 1813 door Napoleon opgerichte troepenafdeeling tot vervoer van gewonden; van brancard = tak zonder bladeren, daarnaar de boomen van een rijtuig, eindelijk draagbaar van takken of stokken gevormd. Brand, in de uitdrukkingen ,zoo fielder als een brand" en,,brandschoon" ,,brandhelder" beteekent brand : zwaard, het breede ridderzwaard; vgl. f r. brandi r, e n g. to brandish. Brandal, (m a 1.) een roover, bandiet, wordt van een wild kind gezegd. Brandarm, (a f r.) doodarm; den- kelijk in navolging van brandhelder, gelijk stokdoof in navolging van stokoud. Brandel, haardijzer, zooals er oud- tijds (hier en daar b.v. in Vlaanderen nog) twee op de vuurplaat lagen aan weerszijde van den haard. Zij maakten, dat het hout,welks uiteinden er op rustten, van onderen toevoer van lucht ontving en dus beter kon branden. Brandkogels, met brandbare stof- fen gevulde holle kogels, eerst gebruikt door Bernhard v. Galen, bisschop van Munster in 1672. Brandlizer toegesehroeld, (Ziln geweten Is met een -- near I Tim. 4 : 2, gezegd van geheel verharde menschen, onvatbaar voor on- derscheiding van goed en kwaad. BRANI. 100 HIJ GAAT NAAR BREMEN ENZ. Brani, (in d.) dapper, dapper zijn, een dappere, stoutmoedige, een held(v o 1 k s t.) man of vrouw, die met verloochening van stand, door houding of kleeding voornaam wil schijnen. - kraag, de breede, platte hemd- kraag bij de marinematrozen. Branle, oude Fransche rondedans met gezang en refreinen, waaruit de cotillon ontstaan is. Bras, (m a 1.) schoone en gepelde rijst. Braspenning, oud Hollandsch muntstuk = 61/4 cent, letterlijk brouw- penning, daar hij de waarde had van den accijns op eene ,broute biers." - An- deren denken aan brassen en nog ande- ren e n g. brass = geel koper ; voor het eerste pleit eene schilderij op het stadhuis to Amsterdam van Kornelis Antoniszoon A0.1533, voorstellende een schuttersmaal- tijd en genoemd „de Braspenningsmaal- tijd", zoomede de voorstelling op een muur der hoofdkerk to 's-Hertogenbosch, waar een man een pot met eten omschopt met de woorden „Is dat nu kost voor eenen man, Die daags een braspenning verdienen kan ?" Brat, de Flakkeesche naam voor sajet. Het woord komt reeds in de 17e eeuw voor als borat voor wollen stof en zou van het i t a 1. boratto, f r a n s c h barat, bat-ate of komstig zijn. Brav' general, (De - generaal Boulanger, die in 1892 to Parijs een machtigen aanhang had en een oogen- blik op het punt stond, zich aan het hoofd der regeering to plaatsen. Brave Hendrik, modelkind, on- mogelijk type van volmaaktheid, nooit anders dan spottend gebezigd; naar De Brave Hendrik - een leesboek je voor de Volksschool door A. N. Anslijn Nzn. (1777-1838), waarin de lotgevallen van zulk even deugdlievend-knaapje geschetst worden. Bravo, (i t.) braaf, dapper; toe- juiching soms versterkt tot bravissimo; de Italianen roepen voor een man bravo, bravissimo (meervoud bravi) voor eene vrouw brava, bravissima (meerv. brave). Bravos, gehuurde moordenaars in verschillende streken van Italie; naar it. bravo = dapper. Bravour, (f r.) (i t. bravura) lett. dapperheid; bravour-aria, aria met groote technische moeielijkheden, vandaar alle- gro di bravura en Valse de bravour. Breekwater, (a f r.) e n g. break- 4vctter : zeebreker. Vgl. (fig.) iem. na di breakwater stuur = tot tuchthuisstraf veroordeelen, omdat vele veroordeelde misdadigers naar de Kaapstad gestuurd worden om aan the breakwater to arbei- den. Syn. hardepat-kry. Breggetles, lichtgele gomballen tegen den hoest, alleen to koop in een banketbakkerswinkel op het Rokin bij de Wijde Kapelsteeg to Amsterdam en aldus genoemd naar prof. Frans van der Breg- gen, van 1817 tot 1843 h oogleeraar to Amsterdam, naar wiens voorschrift ze gemaakt werden. Brei, (a f r.) 10. de letter r dik of zwaar uitspreken, brouwen. 20. bereiden, gereedmaken : leerbrei (leder bereiden) ; deelw. gebrei, zoo ook gebl6 (beloofd), gegld (geloofd) enz. Breimpomp of pekelpomp, pomp, wier buis in verband staat met het onderste gedeelte van den stoomketel, en die dient om zout en andere bezonkene bestanddeelen van den bodem des ketels to verwijderen; van e n g. brine = pekel. Brekfls, (a f r.) ontbat. Eng. break- fast. Eigenlijk : wat het vasten of breekt. Breipaal, (a f r.) paal, waaraan men riemen bereidt. Brem, (b o t.) zeer vertakte heester op heidevelden en zandgronden; levert bezems. - (Zoo * zout als - zoo zout als pekel; brem van bran en brijne = pekel ; vgl. e n g. brine. Bremen om raadzaad to ha. len, (HIJ gaat naar - spottender- wijs, naar den eigenwaan der bewoners van de vrije rijksstad Bremen, van daar ook: hij is zoo wijs als het raadhuis van Bremen, dat van wijsheid omver viel. De beteekenis is dan : of hij is weg; of ha zal met de wijsheid van anderen komen pronken. MIJN VADER WAS GEEN BREMER. 101 BRIGANTIJN. Bremer, (Mile wader was Been - d.w.z. ik geef bet werk niet uit mijne handen : ik doe bet zelf. Hier bremer = breeuwer, de man die de naden van van bet schip met werk dicht- stopt; dus werkelijk de man, die bet werk uit zijn handen geeft. Bremer Hans, in verschillende kluchtspelen de naam voor Bremer bier, ontleend aan ,Een aardige en vermake- lijke Klucht van Bremer Hans. T'Ant- werpen, onder de Druckpers, by 't Wees- huys. 1683." Bretter, die die Welt bedeu- ten, planken, die de wereld beteekenen; S chi 11 e r An dieFreude,hij vindt daarbij alle heerlijkheid minder dan bet tooneel: Sehn wir doch das Grosse a 11 e r Zeiten A of den Brettern, die die Welt be- (deuten, Sinnvoll, still an uns vorUber gehn. Breu, (f r.) van bet h g d. Brdu. In Frankrijk een glas echt Beiersch bier, zooals een bock daar een glas bier, van welke soort ook, genoemd wordt. Hoog- stens maakt het Pilsener bier eene uit- zondering, dat men als,,un Pilsen" bestelt. Breve, (r. k.) ofllcieel pauselijk schrij- ven in minder plechtigen vorm ; van lat. brevis = kort. Breve vista, (hand)* bij wissels kortzicht. Brevet, open brief, octrooi, machti- ging tot bet uitoefenen van eenig vak, verg. lat. brevet = acte, document. - (mil. sport), wettige verklaring, waarbij een recht wordt verleend, of de bedrevenheid op een of ander wapen wordt gewaarborgd. Brevity is the soul of wit, kortheid is de ziel der geestigbeid. Shakesp. Hamlet II : 2. Brevier, (r. k.) verzameling van kerkelijke gebeden, die door de bedienaren der kerk dagelijks gebeden worden; bet boek, dat die verzameling bevat van lat. breviarium = kort begrip, van brevis = kort. - kleine lettersoort op de drukkerijen. Brezielhout, hout, dat eene roode verfstof oplevert. Daar de naam reeds in bet middelnederlandsch voorkomt (ook in 't f r. brasil, e n g. brasil) kan hij niet aan Brazilie ontleend zijn; wel kan Bra- zilie, waar bet veel voorkomt, er naar genoemd zijn. Briareos, (Spr. bri-ar-e-os) reus met vijftig hoofden en honderd handen. Homerus zegt, dat de goden hem Bria- reos, maar de menschen Aegeon noemden. De Briareos van talen. Kardinaal Mez- zofanti, die twee en vijftig talen kende. Byron noemde hem „een wandelend polyglot." Bricole, bricoleeren, (b i 11.) door terugsprong een bal maken, fig. langs bijpaden zijn doel bereiken. Brieolsehot, (a r t.) een schot, waar- bij de kogel gericht wordt tegen een schuinschen muur met bet doel, dat hij terugstuitende een punt zal treffen, dat men niet rechtstreeks bereiken kan ; van fr. bricole = terugsprong, terugstuit. (Zie ricochetschot). Bridaine, (Pere - Pater Jacques Bridaine 1701-1767) de reizende pries- ter, bekend door zijne forsche welspre- kendheid. Bridgewaterboeken, boekwer- ken geschreven door Engelsche schrij vers, Charles Bell v.a., volgens testamentaire beschikking van F. H. Egerton, graaf van Bridgewater (1756-1829) en welke dienen om de macht, wijsheid en goed- heid van God in de schepping aan to wizen. Brief, eig. brevis libellus = kort geschrift; van lat. brevis = kort. Brieven nit de hand, (hand.), wissels, die nog niet uitgegeven zijn, bf die aan eigen order (z.a) getrokken zijn, maar nog geen nemers gevonden hebben. Brigadier, vows avez raison, refrein van Pandore, een in 1853 ver- schenen lied van Gustave Nadaud (f 1892), waarmede men dikwerf jaknikkers ken- schetst. Brigantiin, een licht onoverdekt vracht- of oorlogsschip met twee masten; oorspronkelijk een rooverschip van Fr. brigantin,en dit van brigand=zeeroover. BRIGHELLA. 102 BROEDER DES GEMEENEN LEVEES. Brighella, een personnage van het Italiaansche volkstooneel, stelt een slu- wen ingebeelden burger voor, steeds gereed om listen en aanslagen to be- denken, maar de uitvoering aan Arle- chino (Ned. Arlekijn) overlatende ; vol- gens overlevering van „Brighella", een verbond der burgers van Cremona tegen den adel, omstreeks 1200. Het tooneel- type B moet de verpersoonlijking van dat verbond verbeelden. Brigges, (mil.) KorporaW, van brigadier = korporaal bij een bereden wapen. Brightsche ziekte, nierziekte, acute of chronische waterzucht met at - zondering eener eiwitstoffige urine; naar den Engelschen geneesheer Bright. Brick, (a f r.) eng. brake, break, een toestel aan wagens om die to remmen. Dit is een der weinige woorden, die de Boeren aan het eng. hebben ontleend (vgl. brekfis, bokki enz). Dit toestel werd door de Eng. aan de Kaap ingevoerd als plaatsvervanger van den ouden remket- ting en remskoen der Boeren ; dezen namen het voorwerp met de benaming daarvan over. Brilbekken, spotnaam voor de be- woners van Workum bij Hindeloopen. Brilbroeken, spotnaam voor de inwoners van Werkendam. Brillant, geslepen diamant van ge- ringere waarde. Brikstuig, twee volgetuigde marten met raas. Briller par son absence, van J. Chdnier, die in zijn treurspel Tibere (I, 1) schreef : Brutus et Cassius bril- laient par leur absence," naar Tacitus, die in zijne Ann., 3e boek, laatste ka- pittel zeide : sed praefulgebant Cassius atque Brutus, es ipso, quod effigies eorum non videbantur. Brimade, brimer, (f r.) groen- loopen. Brindisi, (i t.) letterlijk een heil- dronk, in de Italiaansche opera een drink- lied. Een der beroemdste en bekendste Brindisi is die uit Donizetti's Lucretia Borgia. Brio, (it.) levendigheid; dus con brio of brioso levendig. Brioches, (f r.) tulbandjes, oor- sprong onbekend. Briquetten, stukken brandstof, ge- maakt van steenkolengruis, houtskool enz. aaneengehouden door teer of pek-; naar den vorm genoemd, van f r. brique metselsteen. Bristol-papier, papier om teeke- ningen en photographien „op to zetten,' zoo genoemd naar de plaats van herkomst. Brits, achterdeel van het mensche- lijk lichaam, in de uitdrukking : „op zijn brits krijgen"; van eng. breeches=broek; vandaar britsen = op de broek slaan. Brits, (m i 1.) houten ligplaats in de wacht, de politiekamer en het cachot. Brive la Gaillarde en Car= pentras, plaatsen in Frankrijk, die het mikpunt van spot zijn, als ten onzent Kampen. Broadwood,(e n g.) Engelsehe piano van Broadwood and Sons to Londen. Broeaat, brocade, kostbaar weefsel met goud doorwerkt van i t. broccare (met goud of zilver) borduren, benaaien, bezetten. Brochure, (f r.) vlugschrift, waarin een of andere quaestie van den dag be- handeld wordt; van brother = innaaien. Brodequin, een pijnigingswerktuig uit planken en wiggen bestaande, ook bekend onder den naam Spaansche laar- zen; scheenijzers; van Brodequin =half- laarsje, vgl. broos (tooneellaars). Broderies, (f r.) versierselen, ver- sieringen in de muziek. Zie borduren. Broeder, (r k.) geestelijk persoon, lid eener orde of congregatie, maar die geen wijding ontvangen heeft. Broederen des Duitschen Huizes van onze Lieve Vrouwe to Jeruzalem, de Duitsche Orde, ook wel die der Marianen geheeten. Broeders des Gemeenen Le- vens, Geestelijke vereeniging in de 15e eeuw door Geert Groote to Deventer ge- sticht, ten doel hebbende meer voor het leven, dan voor de kerk op to voeden. BROEDER JONATHAN. 103 BETO. Broeder Jonathan, bijnaam van de bewoners der Ver. St. van Noord- Amerika naar een gouverneur van Con- necticut Jonathan Crumbull, van wien Washington in den Amerikaanschen vrij- heidsoorlog steeds (en terecht) raad en hulp verwachtte en wiens naam (als quakerBroeder genoemd) dus aanhoudend op zijne lippen was. Broederschap, (r.k.) vereeniging door de Kerkelijke Overheid opgericht ten doel hebbende, geestelijke ontwikke- ling barer leden, door bet beoefenen van bijzondere werken van Godsvrucht of naastenliefde. Broedersehap van de zeven weeEn der H. Maagd, zie Maria. Broedertles in Zuid-Holland, bet- zelfde, wat men in Amsterdam poffertjes noemt; aldus namelijk, broedertjes, ge- noemd misschien, omdat ze uit een pan komen. Maar men heeft ook een zuster- gebak. Broek, uitgang van vele plaatsnamen, b.v. , Zuidbroek", beteekent laag en dras- sig land. Broek, (a f r.) hij het to vinnig deur die broek gespring. Zijn broek is to kort. Broekje, (m i 1.) jong aangesteld ge- gradueerde, iemand, die slechts kort een rang of graad bekleedt, voor jong klein broekje, iemand, die pas kort een broek draagt, nog heel jong is. Broeklosmaak, (a f r.) eene com- missie verrichten, syn. Keiser betaal. Broekophouders, spotnaam voor de bewoners van Oostermeer. Broekskilter, (a f r.) lafaard, Spr. Grootpraat, broekskyt, is nimant syn maat; vgl. by het to diep in syn broek gespring (zijn broekspijpen zijn to kort). Brommer, (a f r.) bromvlieg; zijn brommer is af. Hij heeft zijn tong ver- loren. Brommers, (b a r g.) ketel. Brommert, (b a r g.) kar. Brommertle, rijtuigje, dat denzelf- den dienst deed, als de vigilant, waarvan bet de voorganger was. Hot had den naam naar een stalhouder Brom to Am- sterdam, welke die soort rijtuigen bet eerst verhuurde. Bromstemmen, (m u z.) gezang zonder woorden, met gesloten mond (it. a bocca chiusa) waarbij bet geluid uit den news komt. Bronchitis, ontsteking der takken van de luchtpijp, gr. bronchia; van gr. bronchos = keel. Brons, mengsel van koper en tin; van Perzisch bourindj = koper Brood op de plank hebben, (a r b.) nog loon to wachten hebben. (so 1 d.) nog eenige jaren dienst hebben. - van vrouwen gezegd : weelderige vormen hebben. Brood nit op het water, (werp uw - geef met onbezorgde mildheid aalmoezen zonder vrees van veel verloren to laten gaan en zonder angstvallig to berekenen, wat er van terecht zal komen, onverwacht en verrassend kan de uit- komst nog zijn. 't Is de spreuk Prod. XI: 1. Broodschrilver, iemand, die al- leen schrij ft met het doel om geld uit zijn geschriften to slaan en bij wien het dus niet aankomt, hoe of wat hij schrijft, als hij er maar geld mede ver- dient. Verkeerdelijk toegepast op anderen, omdat zij honorarium ontvangen, men zegt nooit broodofhcier, , broodnotaris, broodadvocaat, zelfs niet broodkamerlid, hoewel bij doze alien de belooning toch ook nog al meerekent. Broodzetting, prijsbepaling van het brood, voorheen door de stedelijke regeering vastgesteld. Brougham, rijtuig in 1839 het eerst gebouwd, zoo genoemd naar Lord Broug- ham, die dit het eerst in gebruik nam. Brouillon, het eerste of oorspron- kelijke opstel van eenig geschrift; bet koopmansboek,waarin de dagelij ks elkan- der opvolgende zaken van een kantoor kort en spoedig worden opgeschreven, ook kladboek of remoriaal. Brto, (h a n d.) verkorting van Bruto. BRUG. 104 BUCENTORO OF BUCENTAURUS. Brug, (s p o r t) toestel bestaande uit vier evenwijdige stijlen, die twee aan twee door leggers verbonden zijn, welke hooger of lager gesteld kunnen worden. Brugbedelaars, schimpnaam voor de bewoners van Warga, bij Leeuwarden om 't innen van passagegeld bij een nieuwe brug. Brugman, (Praten als - n.l. als Jan Brugman, een Minderbroeder uit bet Keulsche, die in 1462 to Amsterdam onder een grooten toeloop van yolk en tegenstand der regeering de strenge ob- servantie predikte en die beroemd was om zijn overweldigende welsprekendheid; van waar de spreekwijs „Al kun je kallen als Brugman" (n.l. „dan helpt dat toch niet"). Brug der zuchten, brug, die het Dogepaleis to Venetie met de Staatsge- vangenissen verbindt en waarover de veroordeelde Staatsgevangenen naar de plaats der tereclitstelling gevoerd werden. Bruld op de trappen, de bruid, die altijd bruid blijft, omdat na de aan- teekening bet huwelijk niet is voltrokken; ook eeuwige bruid; n.l. bruid tot de trap- pen van kerk of raadhuis gekomen, maar verder niet. Bruid der zee, Venetie, wegens bet oud gebruik, dat de doge jaarlijks een ring in de Adriatische zee wierp met de woorden : , Wij huwen u o zee! ten teeken van uwe eeuwige onderworpen- heid." Vgl. Bucentoro. Bruidstranen, een partijtje ten huize der bruid, oorspronkelijk onmid- dellijk na de ,aanteekening," later op een anderen dag gedurende de bruidsdagen. O fschoon de eenvoudige voorvaderen aan vrienden en buren slechts bier voorzetten, werd later de ypocras bet symbool van de tranen der bruid, nu zij bet jonge- meisjesleven vaarwel zeide. Bij den boe- renstand drinkt men thans nog boeren- jongens. (Zie ald.) Brfiler la chandelle par les deux bouts, (f r.) de kaars aan beide einden laten branden, d. i. van zijn geld, tijd, kracht, geest het onmogelijke eischen, zich bovenmatig inspannen. Brulpadda, brulpadde, brul- parra (a f r.) eene pad, die een geluid voortbrengt, dat klinkt als gebrul. Zie skarweparra. Brumaire, (zie Maanden) = mist- maand (f r. brume = mist of nevel) van 22 Oct. tot 21 Nov. 2e maand van bet Republ. jaar. De 18e Brumaire (9 Nov. 1799 was de dag waarop bet Directoire werd omvergeworpen en Napoleon als oppermachtig beer optrad. Bruno's veste, voor Brunswijk, naar Bruno, broeder van Friso, afstam- meling van Saxo, zoon van een Indisch vorst en, volgens de fabel, stichter van Brunswijk. Brunswljkers,(Zwarte)- corps van 700 hussaren, vrijwilligers, onder bevel van Frederik Willem, hertog van Brunswijk, wien de opvolging in zijns vaders erfland door Napolen was ontzegd. Zwart wegens hun rouw over den ouden hertog, Frederik Willem, in 1815 bij Quatre-Bras gevallen. Brunswilker mom, eene soort van bier, in 1492 door Christiaan Muntme to Brunswijk uitgevonden. Brass cambille, zie Bou font. Buisiesdag, de dag van het uit- zeilen der visschersvloot in alle steden, waar de haringvisscherij bloeide, thans alleen nog bekend in Vlaardingen. Dien dag werd eerst een Buisgebed gehouden en vervolgens feest gevierd. Brutus Is an honourable man, Brutus is een eerljjk man. Shakesp. Jul. Ces. III 2. Antonius houdt eene lofrede op Cesar en zegt telkens, hoe Brutus bet tegendeel van al dat goede heeft betoogd en vervolgt : ,maar Brutus is een eerlijk man," dus schijnbaar ernstig, zal B. we] gelijk hebben. Bucentoro of Bucentaurus, de prachtige galei, waarmede weleer de Doge van Venetie telken jare op Hemelvaarts- dag naar de Adriatische zee stevende om met deze to huwen door een ring in zee to werpen; naar den Bucentaurus, een monsterachtig wezen, half mensch en half stier, uit de Grieksche fabelleer, met welk monster, naar men zegt, bet eerste tot dit doel gebezigde vaartuig be- schilderd was. BUCEPHALES. 105 DE GOUDEN BUL. Bucephalus, letterlijk : ossekop, naar den dikken kop, van bous (os) en keph ale (hoofd), het vermaarde paard van Alexander den Grooten, hetwelk hij reeds als knaap had getemd; de koning liet het aan den oever van den Hydaspesbegra- ven ter plaatse, waar later de stad Bu- cdphala verrees. Buckeye-State, (n, a.) de kastanje- staat naar de vele wilde kastanjes in de bosschen. Buckskin, gekeperde en stevig gewe- vene wollen of half wollen stof dienende tot vervaardiging van bovenbroeken; van Eng. buckskin = bokkevel, naam, die de sterkte moet aanduiden. Budget, de begrooting van de Staats- uitgaven; van Eng. budget = kleine tasch ; daarna de portefeuille voor de Staatsrekeningen. Buffalo Plain State, (n. a.) Staat van de bu felvlakte bewoners van Colo- rada, naar de uitgestrekte vlakten met de talrijke kudden buffels. Buffo, (it.), komisch, f r. bouffe. Bugeaters, (n. a.) kevereters, weeg- luizen-eters de bewoners van den Staat Nebrasca, oorspr. onbekend. Bagl = Heer (Zil buigen zich voor den - de zonnegod der Fili- stijnen en Feniciers ; zijn dienst was beeldendienst en ging met allerlei zinne- lijke plechtigheden gepaard; zoo beteekent de uitdrukking : wereldsch en zinnelijk zijn; later nog: een onkerkelijke opvat- ting van den christelijken godsdienst huldigen. Bnffel, (a f r.) Bubalus ca fer, Bos caber (fig.) lomperd. Zeer gewoon in plaatsnamen : Buffelfontein, Buffelrivier enz. Buffeldoring, (a f r.) buffeldoorn, Zizyphus mucronata. Buien, (Witte of droge - (z e e t.) hevige wind, op stil weder onverwacht volgende. - (Gewelfde of poort - hevige plotselinge windvlagen onder de linie. Butte, (a f r.), buiten, buitentoe = naar buiten, uit de stad, naar de buitens Saterdag kom di boere dorptoe, Maandag gaan hul weer buitentoe. Met di holidays (vakansi) gaan di skoolkinders meesal buitentoe. Buitegebou, buitekamer, (a f r.) de, aan het woonhuis van den heerenboer belendende vertrekken; buitengebouwen zijn de stallen, wagenhuizen enz., buiten- kamers (naar anal. van binnenkamer)zijn slaap- en andere vertrekken, waarvan de deuren uitgaan op straat. Buitemense, (a f r.) de boeren in tegenstelling van de do7 penaars; eigen- lijk menschen die buiten (het dorp, de stad) wonen. „Met di laatste Nachmaal (Avondmaal) was daar rechte (zeer) baing buiternense op di dorp." Vgl. buitevolk, kleurlingen, die op de boerenplaatsen wonen, tegenst. van dorpsvolk. Bniten, (b a r g.) in de ynaatschapprj. Bniten de verf, (Dat is - (s ch i l d.) o.a. in Vosmaer, Amazone, de kleur is geheel als in de natuur, het denkbeeld van verf vervalt. Buiteplaas, (a f r.) syn. boer(e)- plaas. Zie plaas. Buiteweste, (a f r.) verlegen, hij was buitenweste en verwese. Bniten westen zijn is ook wel dronken zijn of krankzinnig zijn. 't Is aan de scheepvaart ontleend en doelt op verloren koers. Buizen, (b a rg.) drinken. Buk, (k m a.) paard. Bukkevreter, (Een -- (b a r g.) bankbiljet van veertig gulden. Bulle of bul = (Academische -- Bet bewijsstuk of diploma voor den tot doctor gepromoveerde. Bullelagen, (f r i e s c h) weikstaken in de veenderijen; van bullejagen : het opvangen van een losloopende stier. Bul, (De Gouden - het edict van Karel IV waarbij het zegel (bulla) in een gouden doosje besloten was. PAUSELUKE BUL. 106 BURIDAN'S EZEL. But, (pausellike - naar de bulla of bet zegel aan bet document hangende. Bulla = klomp was of, zooals bij de pauselijke stukken, lood. Bul en bolus, lekkernijen van Leiden. Bul, (a f r.) stier, fig. evenals bulpgrt, gezegd van menschen, die in 't een of ander zeer bedreven zijn, die in goeden ook wel eens in ongunstigen zin bekend zijn om iets. Zoo worden ook doring, duivel, ram, enz. gebezigd. Voor den vorm vergelijke men samenstellingen als bulos, bokram, bokooi, lammerskaap, ramhammel enz. Bulbul, Turksche (Perzisehe?) naam van den nachtegaal. Bull, (e n g.) rijzing in de wisselkoers. Bull (John - humoristische ver- persoonlij king van bet nationaal Enge1sch karakter, bet eerst gebruikt in John Arbuthnot's History of Europe; hij wordt voorgesteld als een flinke, stevige, wel- gedane breedgeschouderde vent, die steeds gereed is om to boksen. Bull beteekent stier. Bullebak, kwelgeest, ook brompot, waarschijn1ijkk van bul == stier, en bak = kaak, nog aanwezig in kinnebak, bakke- baard, baktanden. Bullebliters, honden, afgericht om tegen stieren to vechten; dit volksver- maak is in de 18e eeuw afgeschaft. Bullekerk, de kerk to West Zaan- dam; bier heeft een verwoede stier een man en eene vrouw gedood. Sullen, (m i I.) voorwerpen, waarmee de soldaat uitpakt. Sullen, (mil.) H# kent (h# weet) zijn bullen = hij weet zijn zaken. Bullen ook = bet bij bet yolk gebruikelijke woord spullen = kleeren, enz. pak je spullps b# -mekaar = ruim je boeltje op. Bullepees, een gevreesd werktuig ter strafoefening, bestond uit de harde, gedroogde holle spier van den bul of stier. Ook een pektouw of een touw met knoopen wordt bullepees genoemd. Bull eyes, eigenl. ossenoogen. Pris- ma's of ronde glazen in bet bovendek van een passagiers-stoomboot. Bulperd, (afr.) Bulperd, b#zonder mooi paard. Bulsak, (a fr.) bultzak, stroozak, matras. Bult, (a fr.) wal, hoogte. Bult, (a fr.) een platte, lange heuvel, eene zandhoogte. Zie kop, koppi-alleen, nek, rug. In den zin van menigte, hoop (vgl. bet Gron. en het Friesch) komt bet in bet Afr. niet voor. Bulterig, (afr.) adj. bultig, met hulten en bulten, oneffen. Bulletin, (f r.) getuigschrift, dienst- bericht of geneeskundig verslag omtrent de ziekte van hooggeplaatste personen; naar bulla bet zegel of waarmerk. Bun, zie Beun. Buusehoter haar onder de armen hebben, lui zijn; Utrechtsche spreekwijze. Bureau, sehrijftafel; ook bet ver- trek, waarin een ambtenaar schrijft; f r. van bure = grof doek, waarmee de schrijftafel overtrokken word. Bureaucratie, heerschappij der beambten, zich uitend in kleingeestige nauwgezetheid, beuzelen en belemmeren van vooruitgang. Burgwal, in Amsterdam de gracht; daarom spreekt men er ook van burg- walwater in tegenstelling van regenwater en duinwater. Burgwal is eigenlijk de wal, de aarden ophooging binnen de vestinggracht eener stad, die oudtijds o.a. burg heette, vgl. burger, burgemeester. Buridan's ezel, zinnebeeld van besluiteloosheid, willeloosheid, onver- mogen om to handelen (Een ezel, die tusschen twee hoopen hooi geplaatst was, zou zoolang weifelen tot hij van gebrek is omgekomen); dit wordt toegeschreven aan Buridan. Fransch wijsgeer (1300- 1358). Dit verhaal komt echter niet in zijne werken voor, wel de ,ezelsbrug.' BURLESK. 107 BYZANTIJNEN. Burlesk, is bet komieke, losge- maakt van bet ideale, alzoo bet laag- lcomieke; van It. burla = jokkernij, scherts. Burleske, (de vader van het - Hipponax van Ephesus 6e eeuw v. C. Burletta (it.) burlesk, opera-boufe (z. a.) Bursa (r.k.) vierkante zak door twee cartons gevormd, met zijde van de kleur als bet kelkvelum overtrokken, aan den bovenkant heeft bet een kruis, en dient om de corporale to bergen. Bij bet begin en aan bet einde der H. Mis, wordt de bursa op den kelk gelegd. Burnu, Arabische kapmantel; daar- naar korte mantel der huzaren. Bursalen, Collegisten of Sta- tenzonen, (lat. bursa = beurs) ; jongelieden, die in beurzen, d. i. groote gebouwen, onder bestuur van eenen rector op staatskosten samenwoonden, zulk een beurs of Staten-college werd in de 17e eeuw door de Staten van Holland to Lei- den voor de theologische studenten ge- sticht. Zij zijn to onderscheiden in Ordi- narrii (gewone) Extra-ordinarii (buitenge- wone en Extranei (vreemdelingen). Een bursaal heette ook borsgezel of alleen bors, later borst, dat vervolgens voor jonkman in 't algemeen gebruikt werd en in engere beteekenis nog voortleeft in adelborst. Bursehenschaft, politieke studen- ten-vereeniging in Duitschland gesticht in 1815 to Jena, in 18.9 door de reactie onderdrukt. Burnetiseeren, hout duurzamer maken door het in een gegoten ijzeren luchtdicht gesloten cilinder to doordringen met een oplossing van zink-chloride; naar den uitvinder Burnet, een Amerikaan. Bus blazen, (In de - betalen, in den zin van roering brengen in de rustig liggende penningen, geld uitgeven. In de middeleeuwen bewaarde men zijn geld ook wel in bussen. Geldbus was dan = spaarpot. vgl. armenbus, kerkbus. Bussummer mondstoppers, een soort koekjes to Bussum gebakken en verkocht. Bustrophedon of oskeering, (g r.) ploegen met ossen, zoo, dat men aan bet einde der yore terugkeert, vandaar, oud Grieksche wijze van schrijven, voren- schrift, waarbij de regel eerst van de linker- naar de rechterhand, en dan van de rechter- naar de linkerhand voortliep. De wetten van Solon waren op die wijze geschreven. Bustuarli, (r o m.) zwaardvechters, die bij de plechtige verbranding der lijken van aanzienlijke personen bij den brand- stapel (bustum) vochten, om bet vergoten bloed tot offer to doen dienen aan de goden. Butoor, roerdomp (Ardea stellaris), uit bet fr. butor, dat ontstaan is uit bet lat. bas taurus. Het dier werd zoo ge- noemd naar bet loeiend geluid, dat bet maakt. Vandaar ook de Westvlaamsche naam moerstier. Bunrgild, een vereeniging van be- woners derzelfde buurt tot onderlinge bescherming en bijstand, bewaren van rust en vrede en begrafenis der leden ; - bet laatst in stand gebleven in 's-Gravenhage (tot 1816). Buurtmeesters, dagteekenen reeds uit de 15e eeuw en waren oorspronkelijk de overlieden der , buurgilden"; zij be- hielden in de meeste plaatsen then on- eigentlijken naam bij de gewijzigde in- richting der besturen. Buvard, (f r.) vloeiboek, van fr. bu- vant = drinkende, wat den inkt opdrinkt. Buzzards, (n.a.) domkoppen, spot- naam voor de bewoners van Georgia. Byssus, (h e b r,) Boets) witte, fijne boomwol, in de oudheid zeer kostbaar en slechts voor kleederen der aanzienlij ksten gebruikt. Byzantilnen,geschiedschrijvers,die de geschiedenis behandeld hebben van bet Byzantijnsche Keizerrijk, van Con- stantijn den Groote tot den ondergang des Rijks. Men heeft er ruim 50. Eene eerste uitgave der Byzantijnen is bezorgd onder den titel: „Historiae Byzantinae scriptores" in 1745 door babble to Barijs ; zij telt 42 deelen. Eene tweede uitgave is van 1829 en volgende j aren. BYZANTIJNSCHE KUNST. 108 BYZANTINISME. Byzantijnsehe kunst, het sym- bolisch systeem, ontwikkeld door de vroe- gere Grieksche of Byzantijnsche kunste- naars uit het Christelijk symbolisme. De cirkel, dom, rondboog zijn de voornaamste kenmerken. Do hoofdsymbolen zijn : de lelie, het kruis, de nimbus. De Sophia- kerk to Constantinopel en de St. Marcus to Venetie zljn op het gebied der bouw- kunst de beste vertegenwoordigers dezer kunst, maar ook door tal van schilder- stukken, vooral miniaturen, wordt zij vertegenwoordigd. Byzantinisme, het voeren van twistgesp.iekken of beraadslagingen over nietige zaken als de hoogste belangen op het spel staan; van,,Disputes" of ,,Dis- cussions byzantinu", en dit van de mon- niken van de monniken van Byzantium (Constantinopel) die over een hoogst be- langrijk punt, de tocht in het klooster betreffend, zaten to twisten op het oogen- blik dat Mahomed II de Halvemaan op de muren der stad plantte (f458). C C. C als getalmerk 100. C C C C C C C. = Comische chique Charmante Cafe-Concert-corps-Club is een gezelschap van Groninger studenten, dat vaak de opbrengst zijner soirees tot liefdadige doeleinden bestemt. C op Oostenr. munten beteekent Prag, op fr. munten : Saint-Lo, en daarna Caen, op pruis. Cleve, later Dusseldorf. CC op munten bet. Besancon, op die van de jaren 1811 en 14: Genua. CL met een scheepssnavel bet. Genua in 1811 en 14. C., voor oud-rom. namen, of k. van Cajus, C alsgetalmerk centiem of honderd. C.C. twee honderd enz. C., honderdduizend (welk getal ook wel uitgedrukt wordt door C.C.C. 1000). C., cum (1.) met. C.A., Caesar Augustus. c.a., cum annexis (1.) met het bijge- voegde, enz. ca, circa (1.)ongeveer,omtrent,rondom. e.a.d., c'est a dire, (fr.) dat is to zeggen, dat beteekent. COMP. OF CIE. caput, (1.) hoofd, hoofdstuk. cf. of con?., confer, vergelijk, men vergelijke. C.F., cum figuris (1.) met platen. -, h n., cum figuris aeneis (1.) met koperen platen. C. F. Lign., cum figuris ligneis (1.) met houtsneeplaten. C.L., conto loro, (it.) hunne rekening, ook citato loco (l.) ter aangehaalde plaats. C.M., conto mio, (it.) mijne rekening, ook codex manuscriptus (1.) handschrift, geschreven boek. C.N., cum notis (1.) met aanteeke- ningen; ook conto nostro (it.) onzc re- kening en conto nuovo (it.) nieuwe reke- ping, C.N.V., cum notis variorum (1.) met aanteekeningen van verschillenden, d.i. met opgaaf der verschillende lezingeh. Cod., codex, oorspronkelijkgeschrift, handschrift. Codd., codices, handschriften: Cod M.S., Codex manuscript-us, z.a. Comp. of Cie., compagnie. cos. 110 CABOOTIR. Cos., consul; pl. Coss., consules, consuls. C.P., caeteris paribus (1.) voor 't overige alles gelijkstaande; ook : Code penal, (f r.) watboek van strafrecht. e.q., casu quo (1.) in welk geval; voor het geval dat. C.s., conto suo (it.) zijne rekening. -, cum suis (1.) met de zijnen, of cum sociis (1.) met zijne deel- of lotge- nooten. et., cent; centime. Ct. of Crt., courant. Ctr., centenaar. Burr., currentis (anni) van het loo- pende (jaar). C.V., conto vestro (it.) uwe rekening, ook : conto vecchio, oude rekening. Ca, verkorting van circa, ongeveer. C.c., verkorting van Conto corrente, (rekening courant). C.m., verkorting van conto mio (mijne rekening), of van Conto meta, gemeen- schappelijke of halve rekening. C.s., verkorting van conto suo (zijne rekening). C.n., verkorting van conto nostro, onze rekening. C.v., verkorting van conto vestro, uwe rekening, of voor conto vecchio, oude rekening. C.1., verkorting voor conto loro, hunne rekening. C.f. (in de muziek) eerste toon in elk octaaf van ons toonstelsel, ut ; ook de aanduiding der -/$ maat, die de helft versneld wordt als er door de- C een verticale streep is getrokken. C.M., verkorting van curr. mensis in de loopende maand. Co., verkorting van Conto (rekening). Cab, (e n g.) klein, licht rijtuig, van cabriolet, van cabri, een bok, dus eigen- lijk bokkenwagen; het eerst in Parijs gebruikt. In 1813 nam Joseph Aloysius Hansom patent voor den verbeterden „Safety Cab," die naar hem hansom heet. Cabaal, (h e b r. cabbala) overgele- verde wetenschap, in het bijzonder de geheime wetenschap, bijbeluitlegging en godsdienstige symboliek, alleen denpries- ters bekend, van daar de beteekenis „komplot tusschen personen, die hetzelfde doel hebben." De onjuistheid der bewe- ring, dat de naam zou afgeleid zijn van de beginletters der namen van de En- gelsche ministers (1670-1674) Clifford, Aschley, Buckingham, Arlington, Lau- derdale, blijkt uit de omstandigheid, dat het woord in dezen zin veel ouder is. Dat cabal was toen eenvoudig een spot- naam met het oog op fr. cabale. Cabaletta, (It. m u z.) muziekstuk in snel tempo ; in de Ital. Opera het vlugge opgewekte tweede hoofdgedeelte van een aria, duett, quartet, etc. Cabbala, (h e b r.) De wet der Joden, mondeling overgeleverd van vader op zoon sedert de dagen van Mozes. Cabbalist, joodsch geleerde, die de cabbala onderwees. Cabballstisch = mystiek, woor- denspel, zie cabbalist. Cabinet-portret, fotografie, waar- van de grootte in evenredigheid is met de wanden van een kabinet. CuboeeF,rs, (port.) Cabeceira edellieden. Voornaamste inlandsche sla- ven- en goudbezitters aan de kust van Guinea. Caboeger, zie Karboeger. Cabotage, de kustvaart, de kust- handel, de kennis der kusten. Caboteeren, de kust bevaren, kust- handel drij ven. Caboteur, kustvaarder, loods. Cabotin, oorspronkelijk : „reizende tooneelspeler", thans iemand die al het mogelij ke en onmogelij ke doet, om de aandacht op zich to vestigen, om front in de wereld to slaan. Zoo was Alcibiades, die zijn prachtigen hond den staart af- hieuw, een echte cabotin, en hij, die ala biograaf van vorsten optreedt met het doel een ridderkruis to verwerven, is er ook een. CABRIOLET. 111 CAESAR'S WOORD. Cabriolet, zie Cab. Caea du Dauphin, modekleur uit den tijd van Lodewijk XVI. Bild. noemt het „d'afgang van Frankrijks Dauphijn.'" Cacatum non est pictum, (1 a t.) uit Weber Demokritos VI. 76; besmeerd of opgesmeerd is niet beschilderd, of keu- rend gezegde van haastig gemaakt schil- derwerk of andere kunst. Cache-desordre, wijde mantel, om een slordig toilet to bedekken; zoo ook cache-mis lre, die ellende bedekt, cache-tout die alles bedekt. Ook een prul- lenmandje. Cachemir, de stof waarvan aan- vankelijk prachtige sjaals, later ook andere kleedingstukken vervaardigd wer- den ; van Cachemir de hoofdstad eener gelijknamige provincie in het koninkrijk Lahore, waar die stof het eerst vervaar- digd werd, van de wol der schapen. Caehenez, geweven wollen, katoe- nen of zijden das, die ook over den mond en den neus ging, dus diende pour cacher le nez. (Vgl. bouffante.) Cachet, (f r.) zegelstempel om op lak of to drukken en zoo den brief to sluiten (fr. catheter). In de uitdrukking „een horloge met gouden ketting en cachetten" denke men aan den op den buik han- genden korten horlogeketting met twee zulke cachetten en een sleutel, aan welks einde het horloge in het zakje boven in den broeksband verscholen was. Cachet, Lettres de, (gezegelde brie- ven) schriftelijke orders door het zegel van een Franschen koning, voor de revolutie, gewaarmerkt, waarin de houder een naam naar believen kon invullen om daardoor den aangeduiden persoon in of uit de gevangenis to helpen, Caeofthes, (g r.) (Sp.ka-ko-4-thees), slechte gewoonte. Cacoethes scribendi, zucht naar het auteurschap. Cadet of kadet, kweekeling eener militaire school of academie; van de ge- woonte, weleer in Frankrijk bij de adel- lijke familien in zwang, dat de jongste zoon, of een der jongeren voor officier op- geleid werd, daar het grootste vermogen bleef aan den oudste. Cadet ftin, (mil. verouderd) volontair, die tot officier wenscht opgeleid to worden, of die veel geld heeft, een heertje, voornamelijk bij het Instructie bataillon gebruikelijk. Cadmus, zwarte kinderties, de letters, de Grieken beweerden, dat zij het letterschrift hadden gekregen, van Cadmus, ' die uit Phenicie zou gekomen zijn. Het laatste moet nog bewezen worden. Caddeeus, (lat.) Een witte stok die door de Romeinsche ambtenaren gedragen werd, wanneer zij over vrede gingen onderhandelen. Mercurius draagt als bode der goden den caduceus met gevleugelde slangen omwonden. Cadueifer, bijnaam van Mercurius, als drager van den vredestaf (caduceus.) Caelo Musa beat, Horatius, Car- mina 4, 8, 29. De Muze sehenkt (hem, then zij bezingt,) de onsterfel kheid. Caesar, sedert Hadrianus (138 v. Chr.) de titel van troonopvolger in Rome, later Caesar = Keizer. Caesar ant nullus, (1 a t.) of Caesar of niets.) Alles of niets, dus het hoogste of niets zijn; C. wilde liever in een dorp de eerste zijn, dan de tweede in Rome. Caesar non supra gramma- tieos, de Keizer staat niet hooger dan de taalgeleerden. Op het congres van Constans maakte de aartsbisschop Pla-, centius eene aanmerking over een taal- fout door keizer Sigismund gemaakt, waarop deze antwoordde : Eqo sum rex Romanus et supra grammaticam, d.i.: Ik ben Romeinsch koning en sta boven de spraakleer. Vgl. Moliere les femmes savantes 11. 6. La grammaire qui sait regenter jusqu'aux rois. Caesar's vrouw moet boven verdenking zqn, (s p r w.) Toen de naam van Julius Caesar's gemalin in een rechtzaak gemengd werd, liet hij zich daarom van haar scheiden. Caesar's woord : Quid times? Caesarum vehis ! = Waarom vreest gij ? Gij vaart Cesar. Hij zou dit gezegd heb- ben, toen hij van Dirachium naar Brin- dusium varende door een storm overvallen werd. JULIUS CAESAR'S ZWAARD. 112 CALDERARI. Caesar's zwaard, (Julius - Crocca mors, de gele dood. Caestus, (r o m.) lederen riemen met looden knoppen er in, waarmede men zich de handen omwond voor het vuist- gevecht. Cafk noir, (f r.) zwarte koffie, koffie zonder melk, die men na den eten drinkt ; ook demi-tasse. Caftan, ook Kaftan, (pers.) zeer wijd overkleed, eeregewaad der Turken. Cagliostro, de graaf van Caglios- tro of Giuseppe Balsamo van Palermo, die eene eeuwige j eugd voor geld heette to verschaffen, een der grootste oplichters der nieuwere tijden, die ook voor toove- naar doorging en zeldzamen invloed op het publiek schijnt uitgeoefend tehebben. Cain-baard, rossige baard, Cain en Judas komen op oude tapijtwerken voor met- baarden van die kleur, als zinne- beeld van haat of nijd. Cainieten, discipelen van Cain. een pseudo-gnostische secte uit de 2e eeuw. Zij verwierpen 't Nieuwe Testament en hadden in plaats daarvan ,Het Evangelic van Judas," dat den ontrouwen discipel alsook de kruisiging van Jezus recht- vaardigde. Cain's teeken, herkenningsteeken des misdadigers. Cain zou na den moord van zijn broeder, door God geteekend zijn, opdat allen hem konden herkennen; later heetten alle misdadigers zoo getee- kend to zijn. ,Hij draagt het Cain's teeken op het voorhoofd" beteekende dan : Hij werd geschuwd, veracht. ca ira, (f r.) volkslied uit den tijd der Fransche revolutie, woorden van den liedjeszanger Ladrd; het refrein: Ca ira, ca tiendra is ontleend aan een gezegde van Franklin over de revolutie. Het werd gezongen op de wijs van Marie Antoi- nette's ,Carillon National", muziek van Becourt, trommelslager aan de groote opera. Het was ook de hereenigings- kreet der Federalisten, na het woord van Franklin , ga ira." Het refrein was : Ha! Ha ! 't will speed, 't will speed, 't will speed! Resistance is vain, we re sure to succeed. Calamiteus, van polders gespro- ken, polders, die aan groote overstroo- ming en beschadiging der dijken bloot- gesteld zijn. Letterlijk is calamiteit (van calamus = een riet) een storm, die de korenaren neervelt. Calando, (i t. m u z.) lett. zakkend, van toon en vlugheid van tempo ver- minderend. Calatrava, (o r d e van de le Spaan- sche ridderorde, gesticht door den Cister- cienser Abt Raimundus, toen koning San- cho III van Castilie de stad Calatrava aan de Cistercienscher orde ten geschenke gaf in de helft der 12e eeuw. De ridders droegen een witten mantel en op de lin- kerborst een rood kruis, vandaar „de roode ridders." De vrouwelijke orde werd gesticht (1209) door Gonzalez Yanes, grootmeester van de ridderorde van Calatrava. Calceus, (r o m.) een schoen, die vastgestrikt of geregen wordt; de calceus senatorius had kruisbanden, die om den voet en de kuit werden gebonden. Calculatie, de berekening over ontvangen goederen, de prijs van enkele stukken in verhouding tot het geheel. Calcnlatie-boek, het boek,waarin de berekeningen over ontvangen goederen gebracht worden. Cal'culus Minervae, eig. steentje van Minerva; indien n.l. de stemmen der rechters betreffende de schuld of on- schuld van een beschuldigde gelijk waren, zoodat ze staakten, dan werd Minerva verondersteld haar steentje in de schaal der onschuld to werpen en de beschul- digde werd vrijgesproken. Caldarium, de zweetkamer in eene badinrichting. Zie Balneum. Calderari, (it.) lett. ketellappers, staatkundige vereeniging gedurende de eerste decennien dezer eeuw in het Ko- ninkrijk der beide Sicilien. De C. vormden de tegenhangers der Carbonari en waren vrienden der dynastic en van het onbe- lemmerd koningschap. CALEDONIE. 113 CALOMNIEZ, CALOMNIEZ •ENZ. Caledonle, naam, dien de Romeinen aan Schotland gaven ; verbastering van het Celtische calyddon = een bewoner van wouden en bosschen. Ook 't woord celt is een verbastering van hetzelfde woord celyd en beteekent hetzelfde. Caledonie, (Nieuw - Fransche kolonie, waarheen de politieke banne- lingen uit Frankrijk gezonden worden. Calembourg, (f r.) een woordenspel of verwisseling van uitdrukkingen van dubbele beteekenis; volgens sommigen van den naam van den Westfaalschen Graaf Van Kalemberg, die aan bet hof van Lodewijk XV het Fransch zoo zon- derling verhaspelde, dat hij vaak geheel iets anders to kennen gaf, dan hij wilde zeggen ; volgens anderen naar den nar Von Kahlmmberg, Wigand von Theben. De meest waarschijnlijke verklaring werd door V. Sardou (Figaro van 31 Jan. '75) gegeven, die haar in een handschrift van den dramaticus Fuzelier beweert to heb- ben gevonden. De gasten van denpremier general Mareuil, op het kasteel van Mont- jean, moesten immer een liedje vervaar- digen en voordragen. Een, de abt Chirier, was daarmede sinds lang in gebreke ge- bleven. Eindelijk, den 26 Febr. 1720, begon hij to zingen : Pleurons tous en ce jour. Men lachte om dien zonderlingen aanhef, de abt raakte in de war, tot hij eindelijk liet volgen: Du bois de calem- bour (houtsoort van het maleisch kalam- bak). Dat laatste woord klonk de aan- wezigen zoo koddig in de ooren, dat het zijnen weg vond. Fuzelier schreef dan ook : Le mot est devenu proverbe. Be- voegde philologen gelooven daarentegen den oorsprong van calembour in calem- bourdaine) thans calembredaine = klets- praatje) to ontdekken. Calendarium, kerkelijke almanak, het renteboek, waarin de bankiers en geldschieters de renterekeningen met hunne klanten boekten. Calendas (Ad -- Graecas, bij de Romeinen heette de eerste dag der maand calendae. Daar deze bepaling in den Griekschen kalender niet voorkwam, heeft : ad calendas Graecas, d. i.: tot op de Grieksche calendae, den zin van nooit. Calenderbroeders,(Calandsbroe- ders of Calenderheeren), eene vereeniging van geestelijken en leeken, die op den eersten dag van elke maand bij een kwa- men, oin voor de zielen van overleden bloedverwanten to bidden, terwijl zij zich na afloop aan een feestdisch schaarden; van Calendae (den eersten dag van iedere maand). Calessaren, straatjongens to Na- pels, jonge ledigloopers, die op de paarden passen, den reizigers hun diensten aan- bieden ; van it. calessa = kales, fr. caliche = rijtuig. Caligae Hispanicae, Spaansche laarzen, naam van een foltertuig; van lat. caliga, (mv. caligae) = voet- of zool- bekleeding der oud-Romeinsche soldaten. Het been des ongelukkigen werd tusschen de twee laarsvormige stukken bout ge- klemd en deze werden dan toegedraaid, zoodat vleesch en been verbrijzeld werden. Calieot, (e ng.) katoenen stof, ge- noemd naar Calicut of Calcutta, stad en haven in Madras (Eng. Indie), waar die stof wordt vervaardigd. Caligo, duisternis, ironisch wel eens toegepast als letterkeer van logica. Calixtilnen, secte van de Boheem- sche Hussieten; van lat. calix = kelk, omdat zij, verlangende dat deze bij het H. Avondmaal ook aan de leeken zou worden uitgereikt, een kelk in hunne banieren voerden. Calliope, (g r.) lett. net schoone stem, Muze der epische poezie, afgebeeld met wastafeltjes in de eene en eenschrijf- stift in de andere hand. Calomniez, calomniez, it en reste toulours quelque chose, Beaumarchais, Barbier de Seville II. 7, laster maar voort, er bl#ft altjjd wat van hangen. Ook bij Baco de Augmentis scientiarum VIII. II: Sicut enim dici solet de calumnia : audacter calumniare, semper aliquid haeret. Aldus pleegt men Baziles ontboezeming in Le Barbier de Sevilla, II, 8 samen to vatten, hoewel het ongeveer in dien vorm niet daar, maar in De la Dignite et de l'Accroissement des sciences (Boek VIII, kap. II) van Francis Bacon (1561-1626) voorkomt, 8 CALORIFtRE. 114 CAMAIE. namelijk aldus : Va! calomniez hardi- ment, it en reste tonjours quelque chose. Bacon laat er de woorden aan vooraf- gaan: Comme on dit ordinairement. Het was dus toenmaals (1623) dus lang voor Beaumarchais, reeds een spreekwoord. Calorifere, warmtegeleider, tegen- woordig vaak een verwarmingstoestel of groote kachel met geleidepijpen aan- duidend. Calorimeter, warmtemeter, een werktuig om de soortgelijke warmte der lichamen to onderzoeken. Calottine, (calotine), schimpdicht, dat de gebreken der groote wereld gee- selde (ten tijde van Lodewijk IV); van calotte = een glad, zwart nauwsluitend mutsje, vooral zulk een, dat de tonsuur des geestelijken bedekt. Ten tijde van Lod. XIV had men in Frankrijk een ver- eeniging van calottendragers (regiment de la calotte) die de gebreken der groote wereld door calottines geeselde. Caestuarii, (1.) vuistvechters inhet onde Rome, van Caestus (l.) = strijd- handschoen, waarmede de vuistvechters zich wapenden. Calumniare audacter, sem- per aliquid haeret, (lat.) Laster brutaal, er blj, f ft alt#d iets van hangen. Zie Calomniez. Calumet, de vredepijp, in N.-Ame- rika bij de Indianen ter bevestiging van een verbond in gebruik. De kop is van gepolijst rood marmer, de versierde steel van riet. De aanbieding van de vredepijp is een blijk van welgezindheid; de wei- gering om haar aan to nemen een daad van vijandschap. Calvarieberg, (r.k.) bij verkorting voor groep, hetzij in schilder- of beeld- houwkunst, voorstellende Christus aan het kruis, en Maria en Johannes er naast, aan weerskanten. Calvarieberg of Golgotha, (schedel) (calva = naakte schedel, naakte schedelplaats) de plaats waar Christus gekruist is, zoo genaamd naar den vorm van den heuveltop. Calvarii ntocht (een -- een zwa- re tocht, vol mocilijkheden, een lijdens- tocht ; naar den tocht van Jezus naar den berg Golgotha, ook Calvarienberg geheeten. Calville, gewoonlijk calvinea of kalvijnen geheeten, de naam van een soort van appels, tot de kantappels be- hoorende. Calvinisme, de Hervormde leer naar de leerstellingen van Calvyn ; de vijf hoofddogma's zijn Voorbeschikking of persoonlijke uit- verkiezing ; Onweerstaanbare genade ; Oorspronkelijke of erfzonde ; Persoonlijke verlossing ; Volharding der heiligen. Een sombere, alle vreugd ontwijkende Godsdienst wordt ook wel Calvinisme genoemd. Calix, (1.) de witte streep in de ren- baan, die het einde van den to doorloopen afstand aanwees. Calydonisehe jaeht, de jacht op het Calydonische wilde zwijn, dat de landen van Oeneus koning van Calydon (een havenstad in Adolie) verwoestte, wijl Oeneus eens aan alle goden een offer bracht, behalve aan Artemis (Diana) de godin der jacht. Calypso, (myth.) de koningin van het eiland Ogygia, thans Gozzo bij Malta, waar Ulysses zeven jaar werd opgehou- den. In Fenelon's Telemaque wordt Madame de Montespan met then naam aangeduid. Calza,(Ordine della - een Vene- tiaansche ridderorde, in 1332 door eenige edellieden gesticht met het doel om den krijgsmansgeest bij de jongelingen op to wekken; genoemd naar het ordeteeken calza, een rijkversierde laars. Cam en Isis, (e n g.) de hoogescho- len van Cambridge en Oxford, zoo ge- noemd naar de rivieren, waaraan zij gebouwd zijn. Camaschedienst of -geest, zie Kamaschen. Camale, schilderij van eene kleur in verschillende tonen; misschien van oudfransch cainahe (camee), een uitge- sneden gesteente. CAMALDULENSER KLOOSTERORDE. 115 CAMISADA. Camaldulenser kloosterorde, Congregratio Camaldulensis, eene in 1018 door den H. Romualdus van Ravenna gestichte afdeeling van de Benedictijner orde in bet dal Camaldoli bij Arezzo in de Apennijnen; zij wijdde zich uitsluitend aan een bespiegelend leven, verspreidde zich over vele landen van Europa, weer- stond niet den schok der Fransche om- wenteling nteling en bestaat thans alleen nog to Camaldoli. Camarilla,(s p.) oorspronkelijk hof- partij van koning Ferdinand VII van Spanj e en van Dona Christina en Dona Isabella II, zoo genoemd naar bet zaaltje (camara), waar zij hare zittingen hield. Later: samenzweringspartij, die streng optrad en gevaarlijk was, of hofpartij die den monarch omringt. Vandaar de be- teekenis : hovelingen-club, die invloed op staatszaken wil oefenen. Cambral, (e n g. Cambrick) kamer- doek, fijn linnen van Kamerjjk = fr. Cambrai. Cambric, oude naam van Wales. Cambrinus, ook genoemd Gam- brinus, de koning der bierdrinkers, een legendarische koning van Brabant tijdens Karel den Grooten, die uitvinder der bier- brouwerij zou geweest zijn. Volgens som- migen ten onrechte niemand anders dan Jan I, Jan Primus, hertog van Brabant, beschermer van bet brouwersgild. Cambrische formatle, de oud- ste sedimentaire fossielen bevattende lagen der aardkorst, die aldus genoemd zijn naar bet Cambrisch gebergte in Wales, waar men bet eerst deze forma- tie bestudeerde en als een zelfstandige groep van aardlagen leerde beschouwen. Ook wordt door vele geologen de Cam- brische formatie wel als een onderafdee- ling der Silurische beschouwd. Cambronne, (het woord van - zie La garde meurt, et ne se rend pas. Cameleon, onbestendig, zeer ver- anderlijk mensch; van den cameleon, soort van hagedis, waarvan men zegt, dat zij de kleur aanneemt van 't voor- werp, waarop zij geplaatst wordt. Camella, eigenlijk camellia, bloem, naar G. J. Camelli, een pater-jezuiet, botanicus en zendeling, die ze in 1639 van de Philippijnsche eilanden naar Europa bracht. Camelot of kamelot, een klee- dingstof oorspronkelijk van geitenhaar, later met wol of zijde vermengd. Stof van geringe waarde, vandaar de bet. prullegoed en venter van prullegoed. Cameo, Camee, een relief gesneden op een steen met een andere kleur tot onderlaag, of ook op schelpen. Camera Wet Camera), (it.) ka ner, als in camera obscura donkere kamer, camera lucida lichte kamer. Camera luelda, camera clara. Spiegelkastje dat bij 't landschapsteeke- nen goede diensten kan bewijzen, daar zich daarin bet beeld, dat men schilde- ren wil afteekent. Camera Obseura. Donker kastje, waarin een beeld van een landschap bol, door een lens op een matglazen plaat wordt geworpen en 't zoodoende verkleind weergegeven wordt. Camera stellata of sterrenkamer, weleer een Engelsch gerechtshof, dat zitting hield om vonnis to spreken over de misdrijven van aanzienlijke mannen. Het ontleende zijn naam aan de sterren, die bet plafond der zittingszaal versier- den en werd ten tijde van Karel I ont- bonden. Cameralia, leer der Staathuishoud- kunde; wetenschappen die over bet be- beer der vorstelijke inkomsten handelen. Cameronlanen,godsdienstige secte in de 16e eeuw, gesticht door Richard Archibald of Cameron, die zich afscheidde van de Presbyterianen, wijl deze een indulgentie hadden aangenomen, uitge- vaardigd door Karel II. Camisada, eene overrompeling bij nacht ; (van 't Spaansche camisa -_ hemd), bepaaldelijk die van Prins Willem in zijne legerplaats bij Nijvel (fr. Nivelles) door Romero in 1572, bij welke gelegen- heid zijn hondje hem bet leven redde. CAMISARDS. 116 CANCAN OF CHAHUT. Camisards, de hervormden in Lan- guedoc, die na de ophefling van bet Edict van Nantes in 1685 een hardnekki- gen oorlog voerden tegen Lodewijk XIV tot in 1707, toen de Camisards voor een deel uitgeweken en voor bet andere deel gedood waren. Hun naam ontleenden zij aan camise = hemd, omdat de boeren lnnen kielen over hunne wapenrusting droegen. Camorra, is de naam van een ge- heim genootschap, welks leden over het voormalig koninkrijk Napels waren ver- spreid, en onder den naam Camorristi bet recht van den sterkste deden gelden. Campagne, (entree de - (m i 1.) geldelijke toelage, die aan officieren ver- strekt wordt, zoo zij in oorlogstijd to velde moeten trekken. Campania, d. i. de Terra-di-Lavoro = bet vlakke land in den omtrek van Capua. Vandaar de naam Campanula, aan een klokvormige bloem, en de naam campanella aan klokketoon-achtige mu- ziek gegeven, wijl in Campanie de eerste (lui-)klokken werden vervaardigd. Campanilla, (arch.) Vrijstaande toren van kleine afmeting, naast eene kerk, waarin de klokken hangen; van bet Italiaansch Campana - klok. Campeador, (sp.) Kampioen, bij- naam van den Cid; zie aldaar. Campo canto (it.) kerkhof. Campus Martins, Campus, het veld, een groot veld ten N.W. van Rome. Het was oorspronkelijk Kroondomein; maar werd onder de koningen aan Mars gewijd en werd gebruikt voor openbare spelen, monstering van troepen, lichaams- oefeningen, volksvergaderingen en dergel. Canada balsem, getrokken uit den pines balsamea, een plant uit Canada. Canadasche ziekte, (morbus canadensis) een vorm van syphilis, then men bet eerst aan de baai van St. Paul in Canada heeft waargenomen. Canaille, (it.) canaglia, van lat. canis = bond, bet gepeupel, Janhagel. Canaille, (La - de l'Europe c'est l'aristocratie des Indes, d. i. bet schuim van Europa is de aris- tocratie van Indie. Fransche zegswijze, die bet karakter der Oostgangers uit vroeger dagen teekende. Canal boy (the - James Abram Garfield, 2e president der Vereen. St. (1881), die zijn leven begon als jager voor een schuit. Canape, dat in bet Fransch van Rabelais conopde luidde, heette in 't Latijn conopeurn van eenGrieksch woord konops, dat mug beteekent. Oorspronkelijk was bet een gordijn van lichte stof, dat om den slaper werd uitgespannen om de muggen to weren. Later noemde men de rust- bank, binnen bet muggenwerend kleed, ook zoo. Canard, (fr.) een verzonnen couran- tenbericht, volgens sommigen ontleend aan zeker krantenbericht, hoe van twin- tig eenden telkens edn door de overige werd opgegeten, tot er ten laatste slechts een overbleef, die dus de andere 19 had opgepeuzeld. Canaux, canards, canaille, de kortst mogelijke omschrijving van Ne- derland en bet Nederlandsche yolk, gezien met bet temperament van den Franschen satiricus ; bet wordt toege- schreven aan Voltaire, maar bet komt in zijne werken niet voor. Cancan, (f r.) gemeenzaamheid; een zeer losse, alle grenzen der betamelijk- heid overschrijdende dans in plaatsen van openbaar vermaak, in (bet vroegere) Mabille, Chateaux des fleurs, Closerie des Was, Moulin rouge, de volksbals en derg. Cancan of Chahut. Beruchte dans, eigenlijk de Fransche Con'tredans, ont- staan in de openbare danshuizen to Pa- rijs omstreeks 1822. De politie verbood hem als onzedelijk. In 1851 en later werd hij (heimelijk) vooral gedanst in La Cha- miere (stroohut), een groot danslokaal to Parijs op den Boulevard du Mont- Parnesse, bij de Barriere de l'En fer. In de Parijsche volkstaal bet. cancan ge- raas, leven, drukte. CANDIDA PAX HOMINES, ENZ. 117 CANONIEK RECHT. Candida pax homines, Crux decet Ira ieros, (1 at.) Ovidius, Ars amatoria 3, 502. Opgeruimde kalmte voegt den mensch, woeste drift bet wild gedierte. Candidaat, iemand, die naar eenig ambt staat, of daartoe wordt aanbevolen; van 1 at. can, didus = wit, naar bet Ro- meinsch gebruik, volgens hetwelk zij, die een ambt van consul, quaestor, prae- tor enz. begeerden, in wit gewaad rond- gingen om voorspraak to zoeken. Wit beteekende onbevlekte trouw en nede- righeid. Caudlinsche vorken (tus- schen de - doorgaan gedwongen worden tot een vernederend vredesver- drag.De uitdrukking ziet op bet smadelijk verdrag, waartoe de Romeinsche legioenen in bet jaar 321 v. C. gedwongen wer- den, toen zij door de Sammieten in de berg-engte bij Cadium (Cad~nsche vor- ken geheeten) ingesloten waren. Canephorae, (b o u w k.) (g r.) man- dendragers, figuren van jonge lieden van beiderlei kunne, met een mand op het hoofd, als kariatiden aan een ge- bouw gebruikt. Die figuren zijn ontleend aan de oude godenfeesten der Atheners, waarbij meisjes korven met gewijdevoor- werpen droegen. Canieulair Saar, bet nude zonne- jaar der Egyptenaren, gerekend van bet verschijnen der hondster, (hond = canis) en overeenkomend met de overstrooming van den Nijl. Canis, de vier eenen, de slechtste worp in bet dobbelspel. Canis a non canendo, de hond heet canis omdat hij niet zingt (non canit), aangehaald of om eene dwaze woordaflei- ding to bespotten (vgl. locus a non lu- cendo) of wel om iemand aan to duiden, die niet in staat is zijne ambtsplichten naar eisch to vervullen ; zoo bijv. direc- tor a non dirigendo, een dirigent, die niet dirigeert. Cannae, de plaats, waar Hannibal door de Romeinen onder Paulus Aemi- lius werd verslagen, bij uitbreiding een veldslag, die een keerpunt vormt in de roemrijke loopbaan van een veldheer Moscou was Napoleon's Cannae. Cannebiere, de breede en schoone hoofdstraat van Marseille. Cano of Kano, in de overzeesche gewesten een inlandsche boot, h g d. kahn; a f r. cane = sehip; 1 at. canna, holle rietsteel, vergel. Kanon, Kanaal. Canon, richtsnoer, regel. 10. Canon der H. Schrift, verzameling der Schriften, die tot den Bijbel gerekend worden. 2°. Canones, regels voor geloofs-zede- leer en kerkelijke tucht, vastgesteld op de Concilies, b.v. de Canons van bet Concilie van Trente. 3°. De kerkelijke wetten en verdere bepalingen omtrent de kerkelijke tucht, vandaarCanoniek recht of kerkelijk recht. 4°. Canon van de H. Mis, dat gedeelte van de H. Mis, dat niet verandert naar de verschillende feestdagen. I De voor- naamste deelen der H. Mis behooren tot den Canon. Canonbord, drie bedrukte bordjes of tabellen, die gedurende de H. Mis rechtstandig op de altaartafel geplaatst zijn, de grootste in bet midden, de twee kleinere aan den kant en waarop de canon der Mis staat. Zij zijn gewoonlijk met duidelijke letters op carton gedrukt, achter glas gezet en met een lijst, soms van zilver, omgeven. Canon van Polykletos, de regel van de verhoildingen der verschillende lichaamsdeelen, welke reeds aan de G riek- sche beeldhouwers tot grondslag diende om een menschbeeld van de grootste volkomenheid to scheppen. Canoniei, de priesters, die volgens den regel (canon) van Chrodegank van Metz (760) to zamen in bet huis van den bisschop en onder diens opzicht als in een klooster leven. Zij werden onder- scheiden in canonici secularis (= wereld- sche) en regulares (die de kloostergeloften hadden afgelegd). De Ned. vorm van bet woord is kanunniken. Aan hen was bet bestuur over de goederen van bet bis- dom opgedragen en sinds bet concor- dant ook de bisschopskeus. Canonlek recht, rechts-uitspraak gegrond op Kerkelijke wetten of voor- schriften. CANONIEKE BOEKEN. 118 CAPACITEITEN-KIESRECHT. Canonleke boeken, zijn die bijbelboeken, waaraan men een godde- lijken oorsprong en geldende bewijskracht toekent en die daarom dan oak op de door de, synoden en concilien vastge- stelde if/st (canon) geplaatst waren. Canonisatie, zie beatificatie. Canoulseeren, = heilig verklaren (van lat. canon = lijst); in de lijst der heiligen opnemen. Canopeuip, (r.k.) een gordijn ge- woonlijk van zijde, dat dentabernakel van bet altaar geheel bedekt. Canossa (Naar - Unan, wordt gezegd als de wereldlijke heerscher van een land in een strijd met de kerk bet onderspit delft, en zich vernederende voorwaarden moet laten welgevallen, naar de vernedering, die Paus Gregorius V11' in 1077 keizer Hendrik IV op bet middeleeuwsche bergslot Canossa (in het voormalig hertogdom Modena) deed on- dergaan, gelijk bet zeer sterk gekleurd en bijzonder overdreven verhaal zou doen gelooven. Bismarck verklaarde in den rijksdag: ,Wij gaan niet naar Canossa" en deze woorden leest men ook op bet Bismarck-gedenkteeken op den Burgberg bij Harzburg. Cauisaal-vexus, (L at.) ook Can- sual-verband, want nexus be- duidt ,verband", d. i. verband van oorzaak en gevolg. Causalis oorzaaklijk, van causes, oorzaak, beweeggrond. Cantabile, (it. muz.) een gedra- gen zangwijze, bet langzamere, eerste hoofdgedeelte in de It. Opera van een aria, duet, quartet, etc. - Zangstuk, bestaande ieven, koren en koralen. Cantate, de 4de Zondag na Paschen, naar bet begin van de Mis op then Zon- dag ps. 98 ,Cantate Dominum Canticum novum." Canteeleer, (fr. Chante-clair) de haan, o.a. in bet dierenepos. Reinaard de Vos." Cantharus, drinkbeker met ooren, gelijk die aan de beelden van Dionysus meestal voorkomt. Cantica, bijbelsehe gezangen, die benevens de psalmen in bet breviergebed zijn opgenomen, b.v. bet Canticum van Mozes uit Ex. 15: 1-19, bet Magnificat Luc. I 46-55 efiz. ook bet Hooglied. Cantica Cantleorum, bet hoog- lied van Salomo. Cantine, restauratie in kazernen, gevangenissen of legerkampen, van it. cantina dat uit canovettina, dim. van canova = kelder, ontstaan is. Cantinfil,re, (m i1.) gehuwde vrouw van een soldaat of korporaal, die de troe- pen to veld volgt. Cantor, of kooropzichter, koorregent of voorzanger. Cantores arrant humores, (lat.) zangers houden van nattigheid (zjjn dorstig). Canvasser, (e n g.) verkiezings- agent, agent die een kandidaat bij de kiezers gaat aanbevelen en de nalatigen onder dezen op den dag der verkiezing met rijtuig afhaalt en naar de stembu8 voert. Canzone,(i t.) Provencaalsche dichf- vorm, veel in de middeleeuwen in ge- bruik, sedert de Renaissance tot bet be- gin van deze eeuw minder aangewend. Dante en Petrarca muntten uit in en door hun Canzoni. In de muziek een stuk afgeronde kortere wijze, veelal met re- frein. Caorcinl, ook eatoreful, eaor- sini en corsinf, Italiaansche koop- lieden, die in de 12e eeuw in versehil- lende landen van Europa een beruchten woekerhandel dreven; van Cahors, de hoofdstad van Quercy; of van de han- delaarsfamilie Corcini to Florence. Capes y espada, zie Contedias. Capacitelten-klesrecht, lett.: =kiesrecht der bekwaa,nheden.Het duidt eefi stelsel aan, waarbij all,6 burgers, die een zekeren wetenschappelijken of amb- telijken graad bezitten, daardoor van zelf kiesrecht hebben al voldoen zij ook niet aan de kiesrechtvoorwaarden aan andere burgers gesteld. ROMAN DE CAPE ET D'EPEE. 119 CAPTUUR. Cape et d'epee, (Roman de - ridderromans, waarin de helm en bet zwaard der ridders een hoofdrol spelen. Cape sedem, (1 at.) neem een stoel. Capetingisch of Capetisch sehrift, schriftsoort voor oorkonden in Frankrijk gebruikt gedurende de eerste twee eeuwen van het Capetingische huis. Capillair, (van het Latijn capillus hoofdhaar) zoo fijn als een hoofdhaar. Capillaire buisjes,haarbuisjes zijn glazen buisjes van den kleinst mogelijken dia- meter. Capillariteit, werking der haarbuisjes bet naar boven stijgen van vocht door nauwe openingen. Capita ant navim, gelief koosd spel der Romeinsche jeugd, ons ,kruis of munt." Men raadde, of bet dubbele Janushoofd (capita) dan wel de scheeps- snavel (navis) van een opgeworpen munt- stuk zou komen bovenliggen. Capitaine, (En grand - als een groot (voornaam) kapitein, Capitaine, ka- pitein, is afgeleid van lat. caput = hoofd en beteekent hoo fdman; vrroeger hopman, hgd. Hauptmann. Capitano, (it.) een personage in de vroegere It. Jkluchtspelen, de dappere man, de vuurvreter. Capitatiae, (ned.) hoofdgeld aan- slag naar bet aantal hoofden in elk gezin. Capitool, naam van een gebouw, waar de volksvertegenwoordigers verga- deren bijv. to Washington; van bet Ca- pitool, de burcht van bet oude Rome gelegen op den kleinsten der zeven heu- velen, Mons Capitolinus, volgens de Ro- meinsche grammatici naar caput Toli, bet hoofd van Tolus, dat bij den bouw zou opgegraven zijn. Capittel, een hoofdstuk uit den bijbel. Hoofdbestuurders eener geestelijke instel- ling ? Capitularien, verzamelingen van wetten van Karel den Groote en latere vorsten. Capitulatie, (Keizerlilke voorwaarden, die de keurvorsten in Duitschland den tot Keizer gekozene voorstelden, en die hij teekende, alvorens erkend to worden ; bet kiesverdrag. Capitulatifn, de verzameling re- glementen, waarnaar de vreemdelingen in Constantinopel en de Levant door hun consuls geoordeeld worden. Caporal, (le petit- lett. de kleine korporaal, naam, waarmee de Franschen, na den slag bij Lodi, onder elkander den lateren Napoleon I aanduidden en onder welken naam hij populair bleef. Capote anglaise, capotje, foe- draal, scheede, tegen de venerische be- smetting. Capondlis, (tu r k.) (beter Kapoed- sjis van turk. kapu = deur) deur- of poortwachters. Cappa, een mantelvormig, aan de voorzijde open en met een kap voorzien kleed, eertijds door mannen en vrouwen, door geestelijken en leeken gedragen. Later werd de cappa bijna uitsluitend gebruikt door monniken en kanunniken. Tegen de 12de eeuw werd de cappa een uitsluitend liturgisch kleed, Als zoodanig wordt de cappa o. a. ook genoemd plu- viale, koorkap. Capriccio, (it.) van capri (bok), bokkesprongerig, een gril, een grillig muziekstuk. Captain, (c r i c k e t s p e 1) de leider van bet spel; hij regelt de volgorde waarin elk der spelers achtereenvolgens de eene of andere plaats in bet spel zal innemen. Captatio benevolentiae, bede om een toegevend, welwillend gehoor ; poging om een gunstige beoordeeling to verwerven. Captie, tegenstelling. Captie-maken tegenstribbelen (in de volkstaal kapsies m aken). Captuur, vangst buit, inhechtenis- neming van een schuldenaar op last van den schuldeischer. CAPUCIJNER. 120 CARGA OF CARGO. Capuellner,kloosterling, wiens ver- plicht hoofddeksel een capuche of kap was van bijzonderen vorm.Daarnaar eene soort van erwten in den kloostertuin der C. bet eerst gekweekt. Ook een bloem. Capueinade, slechte preek, be- lachelijke redevoering; van Capuc#n, kapmonnik, Franciscaner monnik; en dit weder van capuchon, naar de groote spitse kap, die deze monniken droegen. Vgl. de ,Kapuziner Predigt" in Schiller's Wallensteins Lager, oorspronkelijk van pater Abraham a Sancta Clara. Capulet, een adellijk geslacht in Verona ; tegenstanders van bet geslacht van Montecchi; Julia behoorde tot bet eerste, Romeo tot bet laatste. Caput Mortuum, (lat.) doodekop, bij de oude scheikundigen bet residu van behandelde stoffen, waaruit dus al wat waarde had, verdwenen was. Doodekop, ijzeroxyde, ook wel colcothar genaamd, een fijn rood of bruin poeder, dat dient als polijstmiddel voor glas. Carabas, (Markies van - een edelman uit den voortijd met groote ijdel- heid, die gaarne de slaafsche dwaasheid van de regeering van Lodewijk XIV wilde herstellen ; iemand met de beurs van Fortunatus, die nooit ledig was. Het ka- rakter is genomen uit Perrault's sprookje van de ,gelaarsde kat," waarin de kater then naam voor zijn meester bedacht. Caraeoleeren, een caracole . of zwenking maken, gezegd van een ruiter, die zijn paard in vollen ren vlugge wen- dingen en omdraaiingen doet uitvoeren. Carambole, (m u n t) = Ecu van Lodewijk XIV, geslagen voor Fransch Vlaanderen 1686--1705. Carambole, (b i 1 j art) bet achter- eenvolgens raken van twee van elkaar verwijderd liggende ballen in den stoot. Caramel, van Lat. canna, suiker- riet en mellis, honig; een soort van sui- kergoed of lekkernij, ook als geneesmiddel aanbevolen. Carbatinae,soort vanboerenschoe- nen uit den stuk leder vervaardigd en met kruisbanden om bet been bevestigd. Carbonade, van Carbo, kool. Een stuk vleesch geschikt om op een rooster boven kolen gebraden to worden. Carbonade, zwarte diamant, van carbo, kool. Carbonade, harder dan diamant. Carbonarl, (it.) houtskoolbran- ders; een geheime politieke vereeniging in bet Koninkrijk der beide Sicilien, ont- staan in 1820; strevende naar uitbreiding der volksregeering; hunne vereenigings- plaats noemden zij „de hut," de binnen- zijde de plaats, waar zij houtskool verkochten" en de buitenzijde „het woud," bun politieke tegenstanders : wolven." De vereeniging had weldra vertakkingen door geheel Italie en vormde de kern der partij, die de bewegingen van 1848 en 1859-60 deed ontstaan. Carbone atro notare, Horatius, Satirae 2, 3, 246 e. a. Met een zwvarte kool teekenen (af keuren). Cartel-lamp, lamp, waarin de olie door een veer naar boven wordt geperst; eigenlijk Carousel-lampen waarbij de olie gegoten werd in een rand waarop de bal- lon rustte en die hol was terwijl een klein afvoerpijpje de olie van lieverlede bij de pit bracht. Career Mamertinus, gevangenis to Rome aan bet Forum gelegen, bestond uit drie verdiepingen, waarvan slechts eene boven den beganen grond was. Hier werden de licht gestrafte gevangenen in hechtenis gehouden (custodia cominunis). De middelste verdieping was een onder- aardsch gewelf, waartoe slechts eene opening in de zoldering toegang verleende en waarin men geketend de zware ge- vangenisstraf onderging (custodi a arcta). Daaronder lag een nog afgrijselijker ker- kerhol, evenzeer alleen met een opening van boven, waarin de doouitraf werd voltrokken. Career, (hgd.) strafvertrek aan scholen in Duitschlan d, schoolgevangenis. Cardamom, een Indische plant van de gember-familie, gebruikt als toekruid en als medicijn. Carga of Cargo, (hand.) de la- ding van een schip, de bestemming der geladene goederen. CARGA. 121 CARPET BAGGER. Carga, in vorige eeuwen de gevol- machtigde die de lading van een schip vergezelde, om die op de bestemmings- plaats to verkoopen ; werden hiertoe twee personen gebezigd, dan heette de eerste supercarga. Cargadoor, tusschenpersoon, die de bevrachting van een schip bezorgt door voor de kooplieden scheepsruimte en voor de reeders lading op to zoeken. Cargazoen, lading. Zie Carga. Carieatnur, (it.) van caricare overdrijven (in schilderijen), dwaze tee- kening of voorstelling, belachelijk door vergrooting van enkele eigenschappen. Carillon, (f r.) klokkenspel, van lat. quadrilio,omdat oorspronkelijk een klok- kenspel uit den samenklank van vier klokken bestond. Carinae, Romeinsche vrouwen, ge- huurd om bij eene begrafenis to weenen, naar de stad Caria, vanwaar de meeste kwamen. Carlisten, aanhangers van Don Carlos, pretendent in Spanje 1833-1845. Carludoviea, panama-hoed, ver- vaardigd van Carludovica palmata, zoo geheeten naar Karel ((.,arlos) IV van Spanje. Carmagnole, (Nieuwe - de oude, een voor het Hot beleedigend repu- blikeinsch lied (met dans) kwam, tijdens de Fransche Revolutie, in 1792 bij de inneming van Carmagnola (in Piemont, prow. Turyn), - vanwaar de naam, - in zwang. De nieuwe werd gedicht en gezongen bij gelegenheid dat de Commu- nistische vereeniging , Le Citoyen et la Bataille" 12 Mei 1883 den jaardag harer stichting vierde met een banket van 1200 personen. Het refrein luidde: ,Dan- sons la Carmagnole, vive le son du canon." Andere republikeinsche liederen ook de roode muts en driekleurige gordel der Jacobijnen; de redevoeringen tegen Lodewijk XVI en de dans rondom de guillotine, droegen evenzoo then naam. Carmelieten, (de Orde der - in 1156 op den berg Carmel door Ber- thold van Calabrie gesticht, de monniken zijn aan strenge regelen gebonden. Carmina burana, (1 a t.) verza- meling van Duitsche en Latijnsche lie- deren en half Duitsch half Latijnsche liederen, uit de 12e en 13e eeuw, af- komstig van de Vaganten (z. a.), ruwe, satyrisch-polemisch, zoowel als echt vrome en diep gevoelde. Bloemlezingen zijn Gaudeamus! Carmina vagorzum se- lecta en Carmina burana selecta. Carnaval,(l a t.) carnivale, feest dat bepaaldelijk gevierd wordt ofden Zon-, Maan- en Dinsdag voor Aschdag. Carnaval de Venise spelen, op een viool met een snaar = iets onnoodigs en vervelends doen met vertooning van veel moeite en kennis. Carolien of Charles d'or, een gouden munt, ruim f 12, waard. Carolina, lijfstraffelijke wetgeving of het halsrecht van Karel V. Carolini libri, d. i. Karolingische boeken; een viertal boeken op last van Karel den Grooten opgesteld, en gericht tegen de aanbidding der beelden. Carolus, gouden count geslagen in 1520 't laatste goud, dat voor 20 stuivers is uitgegeven bestond uit 1.70 gr. goud 0.90 gr. zilver, 0.30 gr. koper. In 1542 sloeg men den zilveren carolus, bevat 19 gr. fijn zilver. Carotten, bundels sterk saamge- perste tabaksbladen in den vorm van een groote sigaar, dienende tot het maken van snuif, die men vroeger daarvan af- schraapte. Carpe diem, quam minimum credula postero,Horatius, Carmina I, 11, 8 (aan Leuconde) (lat.) Pink (d. i. geniet) elken dag, zoo min mogeljjk rekenende op den volgenden. Carpent tua poma nepotes, (lat.) V e r g i l i u s, Bucolica 9, 50. Het nakroost zal uw ooft plukken. - De vruchten, die uwe nakomelingen zullen plukken, zullen zij aan u verschuldigd zl)n. Carpet bagger, letterlijk, iemand, die zijn heele bezitting in een carpet bag (reiszak) meedraagt; na den oorlog in Noord Amerika tusschen Noord en Zuid: politieke fortuinzoekers uit het Noorden, die het Zuiden afreisden. CARROUSEL. 122 CASCO-ASSURANTIE. Carrousel dagteekent uit de 16e eeuw, en is of komstig uit Frankrijk als plaatsvervanger der tornooien. Het be- stond oorspronkelijk uit equestrische evolution, ringrijden, kopslaan en derg. De Place du Carrousel to Parijs heet naar een prachtig carrousel, dat Lod. XIV op dit plein gaf. Het carrousel behoort nu in de manege to huis. Het grondwoord is carro, wagen, waaruit blijkt, dat men evenals bij de Romeinen, aanvankelijk ook met aangespannen wagens in het renperk kwam en in een cirkel reed of rond reed. Thans wordt het ook gebruikt voor een draaimolen of mallemolen. Carte blanche, (fr.) wit blad pa- pier, geteekend door den afgever, waarop de ontvanger eene som gelds naar be- lieven kan invullen om daarover to dis- poneeren; ook : onbepaalde volmacht (blanco-volmacht) om naar eigen goed- vinden to handelen. Carte blanche, (fr.) witte kaart, waarop men dus schrijven kan wat men wil. „Ik ben e. bl.", d. i. gij kunt over mij beschikken, ik kan doen of laten wat gij goedvindt. 't Zelfde wordt uit- gedrukt door papier blanc. Carte de correspondance, (fr.) correspondentie-kaart. Van de te- genwoordige briefkaarten hierdoor onder- scheiden, dat deze open zijn, en de C. gesloten met afzonderlijke frankeering. Carte de visite, (f r.)visitekaartje, naamkaartje. De Hertog van Parma trok in 1857 door Nizza en voerde daar de gewoonte in, zijn portret op den ach- terkant van zijn visitekaartje to laten vervaardigen. Cartellone, programma van de opera's, die gedurende een seizoen zullen worden gegeven. Cartelsehip, vaartuig met parle- mentairen, d. i. onderhandelaars ; met de vredevlag ; een oorlogschip, dat de ge- vangenen inheeft, die door twee oorlog- voerende mogendheden tegen elkander worden uitgewisseld; waarin cartel = verdrag tot uitlevering, uitwisselings- tractaat. Carteslaansche dulker, een merkwaardige toestel, door den beroem- den Franschen maar in Holland woon- achtigen natuurkundige Descartes (Car- tesius) uitgevonden, en bestaande uit een glazen pop in den vorm van een duiveltje (en daarom ook wel Cartesi- aansch duiveltje geheeten), die in een wijde flesch vol water van boven met een blaas gesloten, naar de wet van Archimedes rijst of daalt al naar men op de blaas drukt of niet. Carteslanismus, wijsgeerige school, welker hoofd Renatus Cartesius of Rene Descartes, (1596-1650) een van de hervormers der wijsbegeerte, tevens zeer beroemd wiskunstenaar, was. Carthago delenda est, (1 a t.) F l o r u s, Epitome rerum Romanarum (2, 15) (1, 31) e.e. (Cato inexplicabili odio delendam esse Carthaginem et cum de aliis consuleretur, pronuntiabat).Ceterum censeo, Carthaginem essa delendam. Car- thago moet verdelgd worden; woorden waarmedeCato de oudere elke redevoering in den Romeinschen Senaat besloot. Nu beteekenen zij : „Wat onze grootheid in den weg staat, moet ten koste van alles uit den weg geruimd." Carteso, loopjongen in de zwavel- mijnen op Sicilio, die langs een weg van honderden treden naar boven draagt wat door den werkman in de diepte losge- broken werd. Caryatiden, (b o u w k.) vrouwe- lijke figuren in lang gewaad, uit steep gehouwen of van metaal gegoten, welke tot zuilen dienen, om een zolder van een voorportaal of een balcon to dragen ; van den naam der stad Carya in den Pelo- ponnesu,s, vanwaar de Grieken alle vrou- wen als slavinnen medevoerden. Een dergelijk mansbeeld heet Persielc (z. a.). Carroeclo, (it.) groote wagen door ossen getrokken, waarop het beeld van den schutsheilige en de standaard zich bevonden, omgeven door een eerewacht bij optochten in de Noord-Italiaansche en Toskaansche steden gedurende den bloei- tijd der middeleeuwen. Casco, de romp van een schip. Casco-assurantle, een assuran- tie, die schip en lading to zamen verze- kert, van (s p.) casco, hol van een schip. CASHMERE. 123 CASUIST. Cashmere, (ook fr. cachemire) wol van geiten uit de bekoorlijke vallei van Cashmere in Voor-Indie, waarvan de kost- bare Indische shawls gemaakt worden. Casino, oorspr. een klein casa of huis, nabij een schouwburg, waar men na afloop van 't stuk ging dansen of musiceeren ; thans, een besloten gezel- schap of plaats eener gezellige vereeni- ging, waar muziek gemaakt en gedanst wordt. Casu quo, in geval dat, gebruike- lijk als: ,indien dit mocht voorkomen" of ,eventueel." Cassandra, (g r. myth.) de doch- ter van Priamus en Hecuba, zuster van Paris en Rector; zij ontving van Apollo de gave der profecie; toen zij echter zijne omhelzingen afweerde, sprak hij den vloek over al hare voorspellingen uit, weshalve ze voortaan enkel ongeluk ver- kondigen en nergens geloof vinden zou. Cassatie, vernietiging van een von- nis door den Hoogen Raad. Cassatie, (mil.) straf, die alleen aan officieren kan worden opgelegd, waardoor zij vervallen van bun militaire betrekking. Er bestaan 3 soorten van cassatie. Zij kan ook gepaard gaan met gevangenis of verbanning. Casser sa pipe, fr. sterven. Mercier, een lieveling van bet publiek, dat de volksschouwburgen van den bou- levard du Temple, to Parijs, pleegde to bezoeken, speelde eens de rol van Jean Bart, waarbij hij immer met een pijp in den mond ten tooneele verscheen. Daar wend hij door een aanval van beroerte getroffen, die ecn einde aan zijn leven maakte. De pijp viel, en was gebroken. 's Anderen daags verhaalden de mindere lui elkander de treurmare aldus. „ Tic sais bien, Mercier, et bien, it a casse sa pipe hier pour tout de bon." Dat is de oor- sprong der zegswijs. Cassiterides,tineilanden,nu Scilly- of Snrling-eilanden, door de Phoeniciers druk bezocht. Castagnetten, duimratel, klepper- houtjes; schelpvormige, nauwkeurig op elkander passende houten schalen tot klepperen, bij Spaansche dansen in ge- bruik; ontleenen hun naam aan hun overeenkomst in vorm met de kastanje. Castalia, bron op den Parnassus, aan Apollo en de Muzen gewijd ; w ie van bet water uit deze bron dronk, werd met dichterlijke geestdrift vervuld; zij is genoemd naar eene nimf, die er in gesprongen was, daar zij de liefde van Apollo niet beantwoordde en aan zijne vervolgingen niet konde ontkomen. Jaarboekje uit de eerste helft dezer eeuw ; prachtalmanak. Castaliden, naam aan de Muzen of zanggodinnen gegeven; naar Castalia, eene bronnimf, z. a. Castellum, (lat.) fort of kleine vesting, Castelluna aquae, reservoir hij eene waterleiding, dikwijls een smaakvol gebouwde en met beeldwerk en zuilen versierde soort van watertoren, vanwaar het water dan naar de verschillende fon- teinen en gebouwen werd geleid. Castigat ridendo mores, motto van de Opera Conaique en de Comedic Italienne : het geeselt lachende de zeden. Castigatio, (1 a t.) tuchtiging; jus ccsstigationis, het recht der vaderlijke tucht, castigatio paterna. Castor en Pollux, (g r.) twee- lingbroeders, zonen van Jupiter en Leda, Van daar : onafscheidelijke broeders of vrienden. Castrum, (1 a t.) sterkte, kasteel ; meerv. castra, Romeinsche eigenplaats. Castrum doloris of Chapelle ardente,burcht der smarte of verlichte kamer, de met zwart behangen en met waskaarsen verlichte zaal, w aar bet lijk van een aanzienlijk persoon op een kata- falk wordt tentoongesteld. Casualist, = aanhanger van de leer, dat alles van bet blinde toeval afhangt; van lat. casus = geval; toeval. CasuYst, beoefenaar der casuistiek. In ongunstigen zin ook iemand, die Casa conscientiae (gewetensbezwaren) oplost, door woorden to verdraaien, weg to laten of in to lasschen. CASUISTIEK. 124 CAVAGE. Casuistiek, de wetenschap, vooral op het gebied van kerkrecht, om voor nieuwe gevallen (casus), in de wet niet uitdrukkelijk genoemd, den maatstaf ter beslissing to vinden. Later vooral: de be- slissing in geyallen, waarbij strijd van ge- wetensbezwarenontstond, fig. sophist ische redeneering in zaken van moreelen aard. Casus belli, (lat.) een aanleiding tot oorlog; een oorzaak om oorlog to verklaren. Cataconiben, doodenstad, verschil- lende rijen boven elkander liggende on- deraardsche gangen aan de helling (ad catacumbas) van de Via Appia in Rome, waar de Christenen hunne dooden be- groeven. Verzamelplaats van menschen- beenderen in onderaardsche gangen to Parijs. Catapulten, (oud mil.) werptuigen (ballisten), waarmede men ten tijde van Alexander denGroote,ijzeren voorwerpen, steenen en soms ook onreinheden in eene belegerde sterkte slingerde om zoo- doende vernieling en ziekte teweeg to brengen. Tegenwoordig een gevorkte stok met elastieken band om steentjes to werpen. Catechumeen, (g r.) Katechounte- nos, iemand, 'die mondeling onderwijs ontvangt, vooral in de kerkleer. Catenen,geschriften, waarin bijeen- verzamelde schriftuurverklaringen van verschillende schriftverklaarders, vooral van Kerkvaders, aan elkander geregen zijn, zonder echter tot een geheel to zijn verwerkt. Cathari, (g r.) eig. de reinen, naam van vele secten, die door de R. C. kerk vervolgd werden ; vandaar de naam Letter. Cathedra, zetel, stoel, in het bij- zonder de pauselijke of bisschoppelijke troon of zetel. Cathedra Petri, neemt men ook in de beteekenis van feest der vestiging van Petrus stoel b.v. to An- tiochi6, to Rome (22 Febr., 18 Jan.). Catheda, (Ex - (1 a t.) uit de hoogte, op een toon, die geen tegenspraak duldt. Pauselijke uitspraak ex cathedra, eindbeslissing door den Paus. Cathedraal, hoofdkerk van een diocees, zoo genoemd omdat de bisschop er zijn eigen stoel (cathedra) of troon in heeft. Catilina est aux portes, et l'on delibere, Catilina is voor de poorten en men beraadslaagt nog; Goupil de Prefeln op de constitueerende vergade- ring 1789. Vgl. Hannibal ad (an te)portas en Dum Roma deliberat etc., ook aan- gehaald als Catilina ad portas. Cato, Een - een man van een- voudige leefwijs, strenge zeden, zelfver- loochenende gewoonten,strikte rechtvaar- digheid, forsch optredend, onomwonden zijn gevoelen uitend en van onverdachte vaderlandsliefde, zooals de Romeinsche Censor van then naam. Cato esse, quam videri bo- nus malebat, Cato wilde liever goed zUn dan schjjnen. Sallust, Catilina VL. 5. Cat o' nine tails, (Eng.) marine- term. Letterl. Kat van negen staarten. Touwzweep. Ook lichamelijke tuchtiging in 't algemeen. Aldus geheeten naar de negen reeen, waarop de zweep is saam- gesteld. 0' = of (Eng. van). Catoniseeren, den zedenmeester spelen, streng recht doen, streng beoor- deelen, van Marcus Porcius Censorius Cato, ook de wijze (sapiens) of de oudere (major) bijgenaamd ; een zeer streng, zedelijk Romein, die verschillende hooge ambten in den Staat bekleedde (239-149 v. C.). Den bijnaam Censorius verwierf hij door zijn moedigen strijd tegen alle ondeugden. Cats, (Wormerveersche - bij- naam van Jan Claesz. Schaep, geb. to Wormerveer in 1640, die in 1660 een dikwijls llerdrukten bundel gedichten heeft uitgegeven getiteld : Bloemtuyntje. Cautio, (1 a t.) gewoonlijk cautie,el ke handeling, hetzij borgstelling, pandge- ving, schuldbekentenis, kwitantie of be- lofte, waardoor men iemand een waar- borg geeft tegen mogelijke schade._ Cavage, de onkosten hij het trans- port in eenen kelder, keldergeld. Van fr. cave = kelder. CAVALCADE. 125 CE SABRE EST LE PLUS ENZ. Cavalcade, een optocht van heeren en dames to paard; de naam komt reeds voor in ons land in 1688 en is afgeleid van paard, lat. equus caballus. avalier, van lat. caballus = paard, ridde Cavallere serviente, (it.) vroe- ger cicisbeo, en in het Spaansch cortejo- geleider, een heer, die eene gehuwde dame begeleidt, haar alle mogelijke dien- sten bewijst en haar, veelal met mede- weten en goedkeuring van haar onver- schilligen echtgenoot, het hof maakt. Cavata, (h a n d.) de omzetting van een wissel itegen geld; het bedrag van een verkochten wissel. Cave canem, (I a t.) Pas op den bond; waarschuwing door de Romeinen dikwijls aan ingangen van huizen of hoven geplaatst. Varro bij Nonius, p. 152, 33 Petronius, Satirae c. 29. Cave State, (amera holenstaat, Tenessee. Cavea, (I at.) een kooi (kevie) tra- liewerk, afrastering; meer in het bij zonder do ruimte, welke in amphitheater, circus heater voor de toeschouwers was bestemd. Caveant consules, of wel: ne detrimentum capiat respublica; Qfne quid respubliea detrimenti capiat (lat.) laat de regeeringsleden toezien, dat de staat geen schade lijde. Cave tibi a signatis, (lat.) ivacht u voor de geteekenden, d. w. z. vo.or hen, die op eene of andere wijze misvormd zijn, daardoor altijd aan be- spotting hebben blootgestaan, en zoo- doende gevat en scherp zijn geworden. Hetzelfde wordt uitgedrukt door de spreuk: Cautus homo cavit, quotquot natura nota vit,een voorzichtig man neemt zich in acht voor die door de natuur geteekend zijn. Wij hooren ook vaak: Wacht je voor die van God geteekend zijn; naar het middeneeuwsch geloof, dat alleen in een schoon licliaam een schoone Zie ook Cainsteeken. Caviare to the general, lcaviaar voor het yolk. Shaksp. Hamlet 11L z. Paar- len voor de zwijnen; caviaar is eene spijs uit steurkruit bereid, zeer gezocht en zeer kostbaar. De uitdrukking staat ook bij Vondel in het gedicht aan Tes- selsehade over den Eng. dichter Donne. Ce n',Ftalt pas la peine, Non, pas la pelne_, assurkment, De ehanger de gouvernement, Clai- in La Fille de Madame Angot opera comique van Clairville Girardin en Koning (1872) le bedr. 14e toon. He t was ivaarl#k de moeite niet, om daarvoor de regeering to veranderen m. a. w. nu er zoo weinig veranderd is, had men zooveel beweging niet behoeven to maken. Zie oak Plus cela change. Ce que l'on concoct bien, slk- nonce clairement (Et les mots le dire arrivent als-6ment). W at men goes be- gT-#pt, kan men duidel~k uitdrukken (en de woorden om het to zeggen komen gemakkel#k). Ce qu'il y a de mueilleur daps 11homme, c'est le chien. Het beste wat er in een mensch is, is de bond. Oiit- leend aan het onderschrift van een in 1837 verschenen steendrukplaat van Charlet, waarop een soldaat, die een hand streelt. Ce qui ne vaut pas la peine d'4!tre dit, on le ehante. Beau- marchais, le Barbier de Seville I. 2. Wat niet de moeite waard is gezegd to worden, dat zingt men. Ills je 't niet zeggen kunt, zing het dan maar. Ceel tuera cela, dit zal dat dooden. Woorden van Claude Trollo in Notre Dame de Paris van Victor Hugo (V boek le hoofdstuk), waarmede Trollo voorspelt, dat het gedrukte woord de kerk zal dooden. Ce sabre est le plus beau- lour de ma vie, gemeenlijk gebezigd ter kenschetsing van gezwollen beelden, die geen steek houden. De woorden zijn ontleend aan een toespraak, die door Monsieur Prudhomme in Grandeur et decadence de Ill. Joseph Prudhommt comedie van H. Monnier en G. Vaez (1852, 2 bedr. 13 toon.) worden gericht tot eenige jeugdige kunstenaars, die hem een eeresabel komen aanbieden. Alphonse Karr sprak echter reeds in de Guipes van Dec. 1839 van een rede van een kapitein der burgerwacht, die aldus aanving: ,, Votre suffrage est le plus beau jour de ma carrib-e." ST. CECILIA. 126 CELLEBROEDERS. Cecilia, St., eene Romeinsche maagd, die in de 3e eeuw den marteldood onderging, de patrones van de musici, wegens hare groote bedrevenheid in die k unst; zij smeekte God om de stemmen der Engelen to mogen hooren. Men be- weert, dat zij door hoogere ingeving be- zield, bet orgel uitvond. Eene andere meening heeft L'art chretien 1888 bl. 37. Ceeropia, oude naam der Acropolis van Athene, bij dichters ook de stad zelve, naar den stichter Cecrops. Cedant arms togae, conce- dat laurea linguae. C ice r o, De o fficiis 1, 22, 77, vgl. Oratio in Pisonem 30, 73, (1 a t.) Dat de wapenen waken voor de toga (de dracht der Romeinen in vredestijd) en de lauwerkrans wijke voor de tong. De oorlog moet onderdoen voor den vrede, de zege der wapenen voor die der welsprekendheid. Cede maiori,(1 a t.)zie Majori cede). Cedent, iemand, die van iets ten be- hoeve van anderen afstand doet. Ceder-appel, naam ten onrechte gegeven aan de vrucht, door de Israelie- ten op bet Loof huttenfeest bij de cere- monie van de opheffing des plantenbun- dels genomen, overeenkomstig Leviticus XXIII : 40. Zie Ethrog. Cederboom, die op den Li- banon is, tot op den hilsop, die nit den wand groeit, (Hij sprak van den 1 Kon. IV : 33). De wijze ko- ning Salomo kende bet machtigste in de natuur, zoowel als bet nederigste. De cederboom, vooral in bet Libanon- gebergte is een indrukwekkend trotsch geboomte. De hijsop (origanum) is een nederig plantje, dat uit oude muurspleten of als struikje in den grond groeit. Cederen van den Libanon worden zoowel afgehouwen ale de hysop, (De -. I Kon. IV : 33. De grooten en machtigen der aarde zijn zoowel aan de wet der vergankelijkheid onderworpen als de kleinen en geringen. Cedite Romans seriptores, cedite Grai, (lat.) Prop e r t i u s, Elegiae 3, 32 (34), 65 (2, 34b, 68). ~MaakplaatsRomeinsche, niaakplaats Grieksche auteurs. - Propertius zegt dit t. a. p. met bet oog op de Aeneis van Vergilius. Tegenwoordig gebruikt men bet ironisch, als er sprake is van onbe- duidende en verwaande schrijvers. Cedo nulls, (lat.) Ik wok voor niemand;spreuk van Desiderius Erasmus. CeTsche (de - dichter, Simo- nides van Ceos. Cela fera du bruit dens Lan- dernean, dat zul in Landerneau op- zien wekken. Voor iets dat opzien zal wekken ; vooral in ironischen zin gebe- zigd. De volzin is ontleend aan Les Hi- ritiers ou le Naufrage, eene comedie van Al. Duval (1796). Celadon, (f r.) verliefd herder, smachtende minnaar ; naar een persoon uit de Astrge, een eenmaal zeer beroemde roman van d'Urfe van 't jaar 1610. Celadon, eene soort van groen porcelein, die in bet Oostersch en ook in bet Sevres en bet Saksisch porcelein voorkomt. Celestiinen, eene godsdienstige orde in 1254 gesticht.door Pietro Morone, later paus Celestinus V, opgeheven in 1718. Celibaat, ongehuwde' staat, ver- plichting voor alle geestelijken, die de wijding van bet Sub diaconaat ontvangen hebben (dus ook voor de priesters) om ongehuwd to leven. Ook zijn zij tot bet celibaat verplicht, die de gelofte van zuiverheid hebben afgelegd. Ingevoerd door Gregorius VII. Celia, nis van bet afgodsbeeld in do heidensche tempels, kelder, bergplaats (cella frumentaria, olearia, vinaria),, graankelder, oliekelder, wijnkelder; klei- ne, meest gewelfde, kamertjes of cellen,, die tot slaapkamervertrekjes in de her- bergen dienden. Cellarius, de monnik, die in een klooster belast is met de zorg voor den kelder. Cellebroeders, ook Alexianen en, Lollaarden geheeten, in de Middeleeuwen geestelijken, wier roeping bet was, de. smarten hunner medemenschen to lenigen. CELLIST. 127 CENTRUM. Cellist, verkorting van Violoncellist. Cenobieten, monniken, die in ge- meenschap leefden; van g r. koinos (ge- meenschappelijk) en bios (leven). Tegen- stelling van eremieten alleenlevend~n. Cenotaphium of tumulus honora- rius of inanis, graf heuvel of graftombe zonder lijk, ter eere van iemand, wiens lijk men niet had kunnen vinden, of die elders was begraven. Censor, ook censor morius (1 a t.). Zedenmeester. To Rome waren er twee, die tot den magistraat behoorden, de door de burgers to betalen schatting moesten bepalen en op de zeden toezien. M. Porcius Cato is een bijzonder streng Censor geweest. Zie boven, Catoniseeren. Census, de telling, de schatting van het vermogen des yolks. Censuur, oorspronkelijk berisping, later straffen, waarvan de Kerk zich bedient, om den zondaar tot besef van zijn misdrijf, tot berouw en tot verbete- ring zijns levens to bewegen. Toezicht van de regeering op boeken, tijdschrif- ten, couranten, tooneelstukken o. a. in Rusland, Duitschland en Frankrijk. Cent, (fr.) cent = 100, het honderd- ste deel van een gulden. In Amer. het honderdste deel van een dollar, dus 21/2 cent van onze munt. De centen werden als proeven geslagen in 1817 en 18 en kwamen voor het eerst in omloop in 1819 ter vervanging van de duiten. Een cent met een gaatje is een geluks- cent", vandaar de spreekw.: ,een cent met een gat geeft altijd wat." Cent lours, (fr.) lett. honderd da- gen, de tijd verloopen tusschen 20 Maart en 28 Juni 1815, gedurende welke Napo- leon na zijn terugkeer van Elba in Frankrijk regeerde. Cent Nouvelles Nouvelles, dates les Nouvelles du Rol Louis XI, een oude verzameliDgvan novellen, allereerst gedrukt in 1733, doch van de tweede helft der 15e eeuw af- komstig. Vele zijn van Italiaanschen oor- sprong. De beste uitgave is die van Paul Lacroix (Bibliophile Jacob). Centaur, monster uit de Grieksche mythologie, half man, half paard. Centenaar, gewichtseenheid van honderd pond of 50 Kilogrammen; in verschillende landen zijn echter onder- scheidene centenaars in gebruik. Centennial State, Colorado, V. S. zoo genoemd omdat de Staat in 1876, dus honderd jaar nit de onafhankelijk- heidsverklaring, aan de Unie werd toe- gevoegd. Centerboard, (z e e t.), zeilvaar- tuig, scherptoeloopend, met slechts 44n zwaard, dat zich in een koker in 't mid- den van 't schip bevindt. Cento, (1 a t.) een gedicht, dat uit do woorden en verzen van andere gedichten is samengesteld; van cento, een uit hon- derderlei brokjes saamgevoegde lappen- deken, zoogen. bedelaarsdeken. Centraalzon, een hemellichaam, dat, bovenal volgens de meening van den sterrenkundige M,4dler, als het mid- delpunt of zwaartepunt van ons sterren- stelsel beschouwd moot worden, waarom de verschillende groepen van sterren zich in regelmatige banen bewegen. Mddler zocht dit lichaam in de Plejaden. Do meening van dergelijke centraalzon is echter hevig aangevallen, en de nieuwere onderzoekingen leeren vole feiten ken- non, welke met haar bestaan in strijd zijn. Centralisatie, de vereenigiDg van uiteenloopende zaken in een middelpunt, samenbrenging onder eon hoofd; zooda- nige verdeeling van de taak der over- heid, dat hot centraal gezag zelf regelt en bestuurt en weinig overlaat aan la- gore colleges. Centre halfback, (Voetbalspel) de speler, die midden in de tweeds rij,. (van drie) v66r den doelverdediger (goal keeper) staat. Centre forward, (Voetbalspel) do speler, die midden in de derde rij (van vij f spelers)v66rden centre halfback staat. Centrum, in vele wetgevende ver- gaderingen de partij in den regel voor, orde en bedachtzamen voortgang ge- stemd. In den Duitschen Rijksdag de Roomsch Katholieke partij. CENTUMVIRI. 128 CESSIO. Centumviri, (1 a t.) honderdmannen een gerechtshof bij de Romeinen, dat alle zaken van testamentaire beschikkingen en erflatingen behandelde, bestaande uit 105 leden, drie uit elk der vijfendertig standen, later uit 180 leden. Centuneulus, (1 at.) de veelkleu- rige rok of mantel, dien de toonspelers in het oude Rome droegen. Centuriae Magdeburgenses of Maagdeburgsche centuriin, de eersteProtestantsche kerkgeschiedenis, vooral geschreven om de aanspraken der Katholieken to bestriden. Het werk heet zoo, omdat het naar eeuwen is in- gedeeld. Het is in het Latijn en beslaat in de oorspronkelijke uitgaaf 13 deelen. In het jaar 1552 to Maagdeburg begon- nen onder de leiding van Flaccus Von Faber, Corvinus, Holzhuter, Wigand en Judex; hoofdzakelijk door Flaccus Illy- ricus bewerkt en vooral bestreden door Eysengrein. Centurio, een Romeinsch officier die het bevel voerde over 100 man, eene centurie, een stok was zijn waardig- heidsteeken. In den Bijbel: ,hoofdman over honderd." Centweight of Hundredweight, bij verkorting cwt.; het Engelsehe Cen- tenaar = 112 pond aver du poids 50.8 kilogr. Cepay, of Cipay, (i n d.) gewoonlijk cipa3 er, inlandsche soldaten in dienst der Engelschen in Hindostan. Cephaline, strook van gekleurde wol, over de ooren gaande en onder de kin vastgemaakt met koordjes of kwast- jes. (Hoogd. Ohrwarmer,) fr. van gr. kephale (hoofd). Cephas, (a r a m e e s c h) de eernaam door Jezus aan Simon den zoon van Jona gegeven, beteekent rots, of rotsman, gr. = Petrus. Cera, (1 at.) was, door de ouden o.a. gebruikt om er de houten schrijfplankjes mede to bestrijken, waarop men dan met een stalen schrijfstift of stiles schreef. Ceramieus, (1 a t.) pottenbakkers- wijk; plein en fraaie voorstad van Athene, het laatste begraaf plaats van gesneuvelde helden. Cerast, hoornslang, naar het Griek- sche cerastus = gehoornd. Cerberus, een grimmig, waakzaam oppasser, voogd, bewaker, enz., naar den driekoppigen hond, die volgens de Griek- sche mythologie den ingang van den Hades bewaakte om de boozen to be- letten, to ontsnappen. Cerele, (fr.) kring, gezelschap. Rond- om den vorst is het cercle, wanneer een uitgelezen hof kring over een bepaald on- derwerp van staatsbelang methem verhan- delt. Van 't Lat. circulus (cirkelomtrek). Cerealign, het feest ter eere van Ceres, de godin van den landbouw. Ceremoniarius, (r. k.) de geeste- lijke, die bij kerkelijke plechtigheden zorg moet dragen voor den ordelijken en geregelden gang der plechtigheden. Ceres sine Cerere et Baceho iriget Venus, (Tarent. Eun IV, 5, 6) woordel. zonder Ceres en Bacchus is Venus koud, die liefde met gebrek be- koelt spoedig. Cervantesk of Cervantiseh, naar den stijl, de manier van Cervantes, den schrijver van den Don Quijote (Don Quichotte.) Cervelaatworst, eene soort van vleeschworst, gemaakt van sterk gekruid gehakt vleesch (van 't It. cervelata van cervello = hersenen). Cerveny, naam ter aanduiding van den oorsprong van allerlei (meest nieuw uitgevonden) muziekinstrumenten, naar een wereldberoemden BoheeInschen fabri- kant van dien naam, geb. 1819, firma Cerveny en Zonen sedert 1876. Ce sera moy, Nassau, Ik Nas- sau, zal het z#n, spreuk van Graaf Engelbrecht II van Nassau. Cessante causa cessat efiec- tus, (1 at.) Met de oorzaak houdt ook de werking op, b. v. met de betaling van een schuld eindigt de vervolging. Men vindt ook : Cessante conditione cessat conditionatum, met de voorwaarde vervalt ook het van de voorwaarde afhan- kelijk gestelde. Cessio, (1 a t.) overdracht van een zaak of van een recht. Eene in iure cessio was eene formeele overdracht ten overstaan van den praetor. CESSIO BONORUM. 129 C'EST UNE AUTRE PAIRE DE MANCHES. Cessio bonorum, (I a t.) afstand zijner goederen door eenen schuldenaar. Vest du Nord auiourd'hui que noun vient la lumiere, tegenwoordig komt het licht voor ons uit het noorden, eene vleierij van Voltaire aan Catharina II van Rusland, de 8e regel van de aan haar gewijde Epitre. De regel kwam hier to lande weer algemeen in gebruik na de zegepraal der liberale partij in Groningen; in de letteren werd die spreuk (1885-90) her- haaldelijk gebezigd na de verheerlijking van de Noorsche en Russische schrijvers. C'est la fame A Voltaire, waarmede men gewoonlijk ironisch de schuld der schadelijke gevolgen eener leer op een ander gooit, zooals overigens uit bet versje blijkt waaraan die woorden zijn ontleend Quand l'eau manque a la riviere, C'est la faute a Voltaire. Quand la riviere manque d'eau, C'est la faute a Rousseau. C'est le chien de Jean de Nivelle, que s'enfult quand on l'appelle, voor iemand die zich juist verwijdert, wanneer men hem roept. Men wil den oorsprong dezer woorden zoeken in het feit dat Jan van Montmorency zou hebben geweigerd to komen, toen hij, volgens dezen door zijn vader, volgens genen door den rechter werd opgeroepen, omdat hij zijn vader had mishandeld. Waarschijnlijker echter is deze verkla- ring : Eertijds beyond zich op den toren van Nijvel (Belgie) een ijzeren beeld, Jean de Nivelle genaamd, dat de uren aankondigde, door met een hamer op een klok to slaan. Elk uur werd door een beeld voorgesteld, dat telkens ver- scheen, om onmiddellijk weder to ver- dwijnen, hoewel „Jean de Nivelle" bet scheen,te roepen. Daarom vergeleek men iemand, die zich uit de voeten maakte als men hem riep bij les heures de Jean de Nivelle. Allengs deed men den laatste voor de uren in de plaats treden, en ten laatste, waarschijnlijk nadat de beer van Nijvel den bijnaam ,de bond" had ver- worven, sprak men van le chien de Jean de Nivelle. Vest le commencement de la fin, 't is het begin van het einde, d. i. bet einde nadert, een gezegde van Talleyrand, of liever dat deze zich liet aanleunen, nadat de Vitrolles bet hem had toegeschreven. Vgl. Shakesp, Mid- summernights dream V. 1 : That is the true beginning of our end. C'est plus qu'un crime, c'est une faute, dat is erger dan eene mis- daad, het is eene misgreep, oordeel van Talleyrand over de terechtstelling van- den I)uc d'Enghien. C'est splon, (F r.) dat is er naar; dat is met onderscheid. Als men beden- king maakt tegen de bewering van een ander. Ce sont l& jeux de prince, (qui ne plaisent qu'a ceux qui les font), is een oud spreekwoord, dat z~n vorsten- spelen waarin alleen zY behagen schep- pen, die ze spelen. Lafontaine bezigde bet in zijn fabel Le Jardinier et son Seigneur. Andrieux gebruikte bet als slot- som voor zijn fabel Le Mnunier de Sans-Souci, waar hij van Frederik II van Pruissen zegt : Il mit l'Europe en feu. Ce sont la jeux de prince. On res- pecte un moulin, on vole une province. Hij zett' Euroop in vuur en vlam. [Zoo iets heet vorstenspel ; Men steelt geen molen neen, maar [een provincie wel. Kortom'Men bedoelt met jeux de prince belangrijke, voor velen schadelijke han- delingen, die door de vorsten, de bedrij- vers, gering geacht worden. C'est un droit qu'k la porte on aehete en entrant, het is een recht, dat men bij het binnenkomen aan de deur koopt ; gebruikt, wanneer er sprake is van goed- of of keuring van tooneeluitvoeringen en andere genoegens, waarvoor men betaalt. B o i 1 Art. poit. III, 150. C'est une autre paire de munches, onder Karel VI van Frank- rijk droegen de rijken vrij eenvoudige nauwe, en daarover wijdere, weelderiger en kostbaarder mouwen. Om nu een voorwerp, dat duurder dan een ander is, aan to duiden, nam men de aangehaalde zegswijs aan : ned. Dat's andere thee dan thee met klontjes. 9 CESTUS. 130 -CHAMBRE ARDENTE. Cestus, de geborduurde gordel van Aphrodite,die de draagster onwederstaan- bare bekoorlijkheid schonk. Cet Age est sans pitle, die leef- tijd kept geen medelijden (de kinderleef- tijd namelijk); of komstig uit L a F o n- t a i n e' s Les deux Pigeons. C et animal est tres meehant; quand on l'attaque it se defend, dit Bier is zeer ondeugend; als men het aanvalt, verdedigt het zich. Men pleegt deze woorden toe to passen op iemand, die zich niet straffeloos laat aanvallen. Zij vormen bet refrein van een oud, grap- pig lied, getiteld La Menagerie, woorden van Theodore P.... K muziek van Edm. Thuillier. De zanger wordt geacht uit to leggen, wat in de menagerie to zien is. Elk couplet wordt met bet aan- gehaalde refrein besloten. Cetera desunt, (1 at.) de rest ont- breekt Ceteris optimis, (I at.) als al bet overige best of zeer goed is. Bij examens, kritische verslagen, enz. Ceterum prosit 1 (lat.). met bet overige (volgende) moge het goed gaan ! Chabouk, (p e r z.) lange zweep ; de zweepslagenstraf in Perzie en China. Chahut, (f r.) oorspronkelijk in de volkstaal de cancan of een twist, thans wordt daarmede in bet algemeen, lawaai aangeduid. Vandaar bet ww. chahuter - lawaai maken. Chair A canon, - (f r.) kanonnen- vleesch. Zoo worden wel eens soldaten genoemd, die op gevaarvolle posten ge- steld, bijv. in Atjeh, groote kans loopen om to worden doodgeschoten. Chats of slees, bet bekende open rijtuigje op twee hooge wielen voor den paard, heeft haren naam van de chaises roulantes (rolstoelen), rijtuigen op twee lage wielen en de chaises volantes op hooge wielen, die in 1676 reeds in Am- sterdam in gebruik en uit Frankrijk af- komstig waxen. De oorspronkelijke Fran- sche chaise roulante werd door een man getrokken. De echte Noordhollandsche sjeezen zijn pronkstukken van houtsnij- werk, verguldsel en lakwerk. Chaise longue, (f r.) lange stoel, luierstoel. Zie bij chais. ChaldeErs, oude Armenische volks- stam, die later naar Babylonie trok en aldaar de heerschende stam werd, totdat Nebukadnezar, de Chaldeer, bet Chal- deeuwsch-Babylonische rijk stichtte. Chaldeeuwsch, tak van de Ara- meesche taal. die in Babylonie gespro- ken werd. Chaldeesche Christenen, be- keerde en met Rome vereenigde Nesto- rianen, die onder een patriarch in bet vroegere Chaldea leven. Chalet, (f r,) bet in den vorm eener Zwitsersche kaas, d. i. in den vorm van een afgeplatten kegel, die van onderen breeder uitloopt. Chum, de kunstenaarsnaam (zoo men liever wil : schuilnaam) van Amedee de Nod, een Fransch caricatuurteekenaar (1819-1879). Hij heeft veel tatyrieke caricaturen geleverd in Charivari en andere tijdschriften. Chamade, (De - slaan of blazen, met de trom of de trompet een signaal geven, dat men wil capituleeren ; fig. zich terugtrekken, achteruitkrabben; van i t. chiamata van chiamare, I a t. clamare (roepen). Chambercloak, wijd of hangend kleed, morgenjas voor heeren, kamer- japon, is geen Engelsch en in,Engeland onbekend ; bet is hoogstwaarschijnlijk uit bet Turksch jamurluk = regenman- tel, of Bulgaarsch jamurluk = jas van een stalknecht. Men moet het dus sjam- berloek, spellen. Chambertin, een der beste mer- ken Bourgognewijn uit Chambertin in Frankrij k. Chambre ardente, (f r.) vurige of helder verlichte kamer, bet aloude inquisiteursbof in Frankrijk in 1559 door den Kardinaal de Lorraine ingesteld, waar de beschuldigden steeds tot den vuurdood veroordeeld werden, genoemd naar bet met zwart behangen en door vele kaarsen verlicht vertrek, waar de rechters verga- derden; fig. strenge beproeving; ook de rouwkamer, waar bet lijk van een vor- stelijk persoon bij bet licht van tallooze kaarsen wordt ten toon gesteld. Zie Cas- trum doloris. CHAMBRE INTROUVABLE. 131 CHAOS. Chambre Introuvable, La - U. een Kamer zooals men er niet ge- makkelijk eene wedervindt, was de Tweede Kamer van 1815-1816 in Frank- rijk, naar men wil door Lodewijk XVIII zelf zoo genoemd wegens hare zonder- linge reactionaire besluiten. De spotlust nam op hare wijze die woorden over en maakte er van: Une chambre plus roya- lists que le roi, d.i. een Kamer die meer koningsgezind is dan de koning zelf. Chambre mi-partle, (F r.); ca- mera bipartita (L a t.). Verdeelde kamers. Opgericht volgens art. 21 van bet Mun- stersche tractaat a° 1648, wier leden hadden to onderzoeken de kwesties over de niet uitvoering van dat tractaat en de contravention van dien, welke bij tijd en wijle mochten komen to rijzen. In 1652 saamgesteld, en wel uit zestien rechters, waarvan de helft door den Koning van Spanje, de wederhelft door onze Staten benoemd werden. Van hier partie. De Instructie voor deze Ka- mer, tot beslechting der geschillen tus- schen de wederzijdsche onderdanen, is to vinden in bet ,Groot Plakkaetboek" II, kol. 987. Ze was in 1739 reeds lang weder opgeheven. Champ de Mare, (fr.) Ma a.rtveld heetten tot 755, de bijeenkomsten der aanzienlijke Franken om hun vorst hulde to doen of aanwijzing omtrent aanstaande krijgstochten to vernemen.Ofeebter daar- naar bet bekende plein to Parijs is ver- noemd, is niet bewezen, daar zijn er, die den naam van dat plein opvatten in den zin van den Campus Martins der Ro- meinen, veld van Mars. z. a. Champ de Mal, (fr.) Meivelden, naam van dezelfde bijeenkomsten later in de Meimaand gehouden. Het laatste Meiveld hield Napoleon I den 1sten Juni 1815. Champlonaat,(s p o r t), kampioen- schap bij een wedstrijd, dat den winner -van den eersten prijs als eeretitel wordt toegekend als voorvechter voor de eer van zijn land of van zijn tak van sport. Champoolug, (e n g.) hoofdwas- sching, oorspronkelijk met de asch van Tudische kruiden. Chamsin, verstikkend heete zuiden wind, die in Maart en April over de Sahara tot in bet Oostelijk gedeelte der Middellandsche zee waait. Chandika, ecne der drie dochters van Vishnu, vertegenwoordigende zijn ,,verwoestende kracht." Change, (Nous aeons - tout vela) W3 hebben dat alles veranderd. Sgana- relle in bet 2e b. 6e t. van Moli6res Mgdeein malgH 1W. Gemeenlij k gebezigd, om eene hervorming to kenschetsen,die met de werkelijkheid of het gezond ver- stand niet is overeen to brengen; hij plaatst in zijnc onwetendheid de inwen- dige lichaamsdeelen aan de verkeerde zijde en op zijne vergissing gewezen, geeft hij brutaal ten antwoord -. Xotts aeons eitz. Changeant of weersehlin, in ons land bij de geringere klasse onder den naam van sjan-sjan bekend, is een Vee,l gedragen stof van zijde, wol of katoen, zoo geweven, dat bet kleed, bij wisse- lenden lichtval er op, ook afwisselende kleuren vertoont. Chant du depart, (fr.) afscheids- lied, na de Marseillaise bet beroemdste lied der Fransche omwenteling. J. M. Ch& nier schreef bet voor een openbaar feest 11 Juni 1794, ter herdenking van de bestorming der Bastille. De muziek is van Whul. Het thema is: La 114publique nous appelle, Sachons vaincre ou sachons p4rir; Un Francais doit vivre pour elle, Pour elle un Francais doit mourir. Chaos, (g r.) verwarring; oorspron- kelijk de onmetelijke ledige iuimte, die bestond, voordat iets geschapen was, vol- gens lateren de vormlooze massa, waarin alles, wat later een afzonderlijk bestaan kreeg, verward dooreen lag. Chaos, (g r., nit chdo. gapen, uit- eengaan, barsten), eig. bajert, de vorm- looze stof, uit welke alles is voortgeko- men; wordt wel toegepast op iederen ongeordenden, verwarden toestand. Ook tautalogisch : een choas van verwarring. Onderscheiden van een Babel van ver- warring", hetgeen, volg. Gen. XI v. 7, gebezigd wordt van een gezelschap van verward door elkaar pratende lieden. CHAPATTIES. 132 CHARITEN OF CHARITINNEN. Chapatties, kleine ongezuurde brooden in Behar . (Britsch Indie), die in verband met godsdienst-praktijken onder de Hindoes op zekere tijden wor- den rondgedeeld. Met hetzelfde doel zag men er in April 1894 Mangoboomen be- smeerd met een mengsel van slijk en haar, welk geheimzinnig merkteeken thans in verband werd bescbouwd met den eerdienst in eene plaats waar onlangs een groot vat werd opgegraven ; bet moest als middel dienen om de groote menigte belang in to boezemen voor de bijeenkomst bij de heilige vaten van Janakpur, waar, volgens bet volksgeloof, de goden orakels zouden uitspreken tot bescherming van bet vee en tot verdrij- ving der Europeesche indigoplanters. Chapeau, (f r.) Hoed. Aldus beet de begeleider van (jonge of oude) dames, wanneer 't om bet geleide van een heer of mannelijk persoon to doen is. Chapeau-bas-spelen, den hoed in de hand houden, onderdanig zijn te- gen iemand, hem kruiperig vleien. Chapeau du Capitaine, (f r.), kaplaken, premie waarmede de scheeps- vracht soms verhoogd wordt. Chapelgorries, (s p.) (spr. tsjapel- ghorries), eng. roodhoeden, roodmutsen, onregelmatige Baskische troepen der Christinos in Spanje aanhangers van Koningin Christia, tegenstanders van Don Carlos. Chaperon, (f r.) kapje (van chapeau, hoed) bet hoofddeksel door de duenna's, gouvernantes of hofmeesteressen van jonge dames, in Spanje gedragen. Chaperonneeren, (f r.) begelei- den, van een jong meisje door eene be- daagder dame of van dames door een beer; vandaar dat de begeleider wel eens de chapeau genoemd wordt, vooral, wan- neer de begeleider alleen voor den vorm meegaat, bijv. een jongen of jongeling als begeleider van oude dames. Chaperon rouge, (f r.) Roodkapje, bet sprookje van Perault's Moeder de Gans. Character indelebilis, (r. k.) onuitwischbaar merk van de ziel, door een sacrament, door doopsel, vormsel of priesterwijding •verkregen. Charade en action, een geliefd winteravond-kinderspel, waarbij eenige handelingen vertoond worden, die elke voor zich een woord to raden geven; de woorden samen vormen eene spreuk of een woord, bijv. clef, eau, pdtre (Cleo- patre), de eerste groep vertoont iets, waarbij men een sleutel (clef) ziet of er aan denkt, de tweede water (eau) en de derde een herder (patre). Charbon-velours, (P a p i e r). L e t t e r 1. houtskool-fluweel. Papier- soort, waarop landschappen bijzonder fraai weergegeven kunnen worden. Charge, (h and.) partij, een over- eenkomst, betreffende de scheepsvracht, bet contract tusschen den bevrachter en schipper of gezagvoerder over den aard en de bestemming der lading en de daar- voor to betalen vracht. - (m i l.) onstuimige aanval door ca- valerie. - (t o o n.) overdreven karikatuurach- tige voorstelling van eene rol. Wie zich daaraan schuldig maakt chargeert (eigen- lijk surch argeert. Charing Cross, (e n g.) oude poort en wijk in Londen. Verbastering van ,, Chere Reine Cross" opgericht op de plaats waar bet lichaam van Eleonora, de vrouw van Eduard I, bet laatst werd neergezet ; op den weg naar Westminster Abbey. Charisme, uit bet Grieksch, doch niet bet classieke, maar dat van bet N. Testament, bijv. Romeinen 1 v. 11, enz., 1 Kor. 1 v. 7 enz., 2 Kor. v. 11, 1 Tim. 4 v. 14, 2 Tim. 1 v. 6, 1 Petr. 4 v. 10. Geestelijke begaafdheid. Charistia- of Caristia, (1 a t.) een feest, dat in Februari to Rome gevierd werd daags na bet feest der feralia of parentalia, ter eere der afgestorvene familieleden ; op dit tweede feest werden, zooveel mogelijk, familiegeschillen bijge= legd. Chariten of Charitinnen, (myth.) de bevalligheden of gratien, naam der drie gezellinnen van Venus .glaja, Thalia en Euphrosyne. CHARIVARI. 133 CHASSEURS 'DE VINCENNES. Charivarl, naam van een nog be- staand tijdschrift in 1832 to Parijs ge- sticht, waarin de volksvertegenwoordi- gers, de ministers, koning Lodewijk Philips zelfs in scherpe zetten en geestige caricaturen werden op de kaak gesteld; van Charivari = ketelmuziek, woest ge- tier en geraas, vergezeld van gefluit en van bet gebons van tegen elkaar geslagen keukengereedschap, waardoor bet yolk zijn afkeer pleegt to kennen to geven over de eene of andere handelwijze, hetzij van een burger of van een overheidsper- soon. Vandaar, dat die naam ook gegeven werd aan de ornamentjes, die omstreel s .1850 aan een horlogeketting werden ge- dragen, naar bet rammelend geluid, dat ze lieten hooren. De Fransche naam is breloques. Charlatan, (it.) ciarlatano = = een praatj esmaker ; breedsprakerig publiek verkooper van velerlei waren, meest ge- heimmiddelen, een kwakzalver. Charlemagne, (f r. van lat.) Ca- rolus Magnus = Karel de Groote. Char- lemagne's Paladjjnen, (zie Paladin =) zijn zwaard, la .Joyense, ned. flonker- straal, (Alb. Th.). Charliere, een met waterstofgas gevulde luchtbol; naar den uitvinder Charles. In tegenstelling met de Mont- golfieres, naar den uitvinder Montgolfier. Charon, stugge, norsche veerman of schipper; naar Charon (g r.), den veer- man der onderwereld, die de zielen der afgestorvenen over den Styx, de rivier der onderwereld, voerde; vandaar ook Charonsboot, de dood, de overgang tot een ander leven. Charon's tolgeld, een klein geld- stuk, (obolus) dat de Grieken in de hand of den mond van hun dooden legden om den veerman Charon den overtocht over den Styx naar de Elyseesche velden to betalen. Charta Magna, groot charter, de groote oorkonde, welke de grondwet der Engelsche staatsinrichting bevat, en in 1215 door Jan zonder Land is gegeven. Vgl. bij ons bet Groot Privilegie van Maria van Bourgondie. Charter, een oorkonde, een hand- vest ; ook de inhoud van een schip of de scheepsruimte. Charter-partii, (hand). cherte- partij, schriftelijke akte van de, overeen- komst van de huur van een tot de vaart uitgerust schip in zijn geheel, of een ge- deelte daarvan, tot bet doen van een of meer reizen. Chartisme, de politiek der volks- partij, bet staatkundig stelsel der Engel- sche Chartisten, die in 1838 door Wil- liam Lovelt een nieuwe grondwet, charte, vroegen met vijf hoofdbeginsels: alge- meen stemrecht; parlementen voor den jaar; bezoldigde vertegenwoordigers; stemming met balletjes; kiesdricten. In Portugal de aanhangers der con- stitutie in 1826 door don Pedro gegeven. Chartreuse, likeur oorspronkelijk alleen door de Karthuizer monniken van La Chartreuse bij Grenoble gestookt. Charybdis, draaikolk op de kust van Sicilie. Charybdis verzeild raken, (Van Scylla naar - -van bet eene gevaar in bet andere vervallen; naar de beide gevaarlijke draaikolken ter weers- zijden van de straat van Messina. Het lat. spreekwoord luidt : incidis in Scyl- lam, cupiens vitare Charybdin,ontleend aan- den Alexan dreis (14e ecuw) van Phi- lippe Gualtier van Rijssel, boek V, 301 spreekw. bij Apostolius. Cent. XVI, 49 bet verhaal van Scylla en Charibdis staat bij Homerus, Odyssee XII 85-110. Chasidan, (h e b r.) ,de vromen", naam eener Joodsche sekte, vooral in Rusland, Gallicie en Hongarije verbreid, die eenerzijds door innigen blijden gods- dienstzin en strenge inachtneming van geloofsplichten uitmunt, doch anderzijds vaak tot alles doordringend mysticisme en sterk bijgeloof overhelt. Zij ontstond omstreeks 1700. Chaos e-pousslere,schertsend voor plumeau of stof bezem van lange veeren. Chasseurs de Vincennes, (f r.) scherpschutters van den Hertog van Or- leans, zoo geheeten naar hun garnizoens- plaats (1835). CHASSEPOTS ONT FAIT MERVEILLE. 134 CHERCHEZ LA FEMME. Chassepots (Nos - out fait merveille), uitdrukking, door gene- raal Failly gebezigd, in bet bulletin waarin hij den uitslag van 'bet gevecht van Mentana (3 Nov. 1867), d. i. de ver- nietiging van Garibaldi en diens troepen aankondigde. Het was de eerste maal dat bet Fransche leger bet Chassepot- geweer ,in ernst" bezigde. Chassez le naturel, 11 revient an galop, verdr#f het natiturl#ke, het komt ten snelste terug. Destouches, in bet blijspel le Glorieux III. 5; ten on- rechte schrijft men dit vers dikwerf aan Boileau toe, waarschijnlijk omdat hij in zijn Ile satire iets soortgelijks (Le naturel toujours sort, enz.) zeide. Vgl. Naturam expellas furca enz. Chatelaine, lint, band of ketting, door de dames om bet lijf gedragen, en waaraan sleutels, reukflesehjes en derge- lijke hangen; van middeneeuwsch chate- laine = burgvoogdes, die ook een Berg. keten droeg. Chatouille goederen, de pri- vate bezittingen van een vorst; van chatouille (en dit van it. scatold = doos) oorspronkelijk de naam van een kastje, waarin geld, belangrijke papieren en kostbaarheden bewaard werden. Chauffeurs, voetschroeiers, voor- malige Fransche roovers en moordenaars. Chauve-souris, maskerkleed, zwarte domino met overgeslagen kap; van bet gelijkluidende fr. C. = vleermuis. Chan-vintsme, oorspronkelijk de vertooningvan staatkundige,geestdriftige bewondering van bet eerste keizerrijk in Frankrijk. Niet in Le Soldat laboureur van Francis Bragiez en I)umersan (en niet van Scribe, zooals men dikwerf ten onrechte beweert), maar in La cocarde tricolore, een vaudeville der gebr. Cog- niard (19 Maart 1831) voert een soldaat den naam Chauvin. Waarseb ij nlij k echter is die naam aan de werkelijkheid ont- leend. Immers Jacques Arago beschreef hem (1853) en de Vieux Parasien van den Figaro (1882) beweerde hem persoonlijk to hebben gekend. Hij had onder Napo- leon I gediend bn dweepte niettegen- staande al hetgeen hij had doorgestaan (hij werd 17 maal gewond), steeds met den keizer. Overigens kende men reeds in 1824 een plaat van Charlet, waarop een loteling is voorgesteld, die Chauvin heet. Het woord chauvinisme komt bet eerst voor in de vaudeville Les Aides de camp van Bayard en Dumanoir (1 April 1842). Bij uitbreiding beteekent bet thans de kleingeestige bewondering der naaste omgeving, die belet daar buiten ietsgoeds to zien. Che sark sark, (it.) Wat z#n zal, zal zjjn. Spreuk van Russell en van Ridder Theodoor van Rodenburgh. Chebek, (a r.) klein oorlogsschip in de Middellandsche zee, met drie masten en verder eenigszins op eene galei ge- lijkende. Chellek, (i s r.) deel; (b a r g.) aan- deel in den diefstal; ook wordt cheilek gemaakt, als eenige personen zich op eene verkooping verbinden eenige voorwerpen samen to koopen. Chenapan, (fr.), deugniet, van bet Duitsche Snapphahn, geweer. Bij de invoering van dat wapen schijnt men de manschappen, die zich slecht gedroegen in de voorste, met geweren gewapende gelederen to hebben geplaatst. De overi- gen droegen lansen. Chenille, boordsel of koordwerk van fluweel, zijde of wol, rupsvormig be- werkt (van bet Fransch chenille = rups). ChAquard, (fr.), deze uitdrukking kwam in 1892, bij de ontdekking van bet Panama-schandaal in de mode. Zij moest hen aanduiden, die zich (met cheques) hadden laten omkoopen. Chequeriana, (Bonte Ruiten, op de wijze der Schotsche ruiten, gescha- keerde verhalen) de titel van een werkje door Bern. Koster Jr. (Job. W. C. Zim- merman, t 1888) uitgegeven in 1868. Van Eng. to chequer ons schalceeren. Cherchez la femme, zoe7c de vrouw, m. a. w. er is eene vrouw in bet spel, de aanleidende oorzaak van bet ge- beurde. Een woord van Dumas fill. In Les Mohicans de Paris van Du- mas, den vader, roept Jackal echter reeds ergens uit: Fans tout ce qui ar- rive, cherchez la femme. En Richardson schreef reeds in zijn Sir Charles Gran- dison (1753): Such a plot must have a woman in it. CHERUB. 135 ADEMHALINGSVERSCHIJNSELEN ENZ. Cherub, meervoud : cherubim, (h e b r.) een fabelachtig wezen, volgens Ezech. 1: 10 met vier gezichten : mensch, leeuw, stier en adelaar (wat tevens de attributen der evangelisten zijn) met vier vleugelen en armen. Op het deksel van de Arke des Verbonds in het Heilige der Heilige stonden twee Cherubs. In Gen. III : 24 is een Cherub bewaker van het Paradijs. Cherubilnen (r. k.) een der negen choren van engelen, waarin o. a. de H. Gregorius de Groote de hemelsche heer- scharen verdeelde. Ches, (b a r g.) chesse jongen, ver- trouwd persoon. Chester, (e n g.) uitgang van vele plaatsnamen van ags. caester, en dat van lat. castra, versterkt kamp, dus caester- shire, stad gebouwd in de „shire" of landstreek nabij een oud castra. Ook een soort van Eng. kaas. Cheval de bataille, lievelings- onderwerp, lijfstukje, stokpaardje; van fr. C. d. b. = strijdpaard. Cheval de bronze,Fransche opera, muziek van Auber (f 1871) woorden van Scribe (x 1861), naar een ,bronzen paard," dat de koning vats Arabie aan Cambus- can, koning van Sarra in Tartarije zond en dat den berijder onmiddellijk heen- voerde naar de plaats, waar hij zijn wilde, zoodra deze den naam der plaats genoemd en aan een pin gedraaid had. Cheval de retour, in Frankrijk een misdadiger, then men opnieuw snapt. In de Belgische gevangenissen heet zulk een vieux rat, bij ons recidivist, in Duitschland Riickfallige of Gewohn- heitsverbrecher: De soc. dem. noemden deze personen das Lumpenproletariat. Chevalier, louis d'or met het Mal- teezer kruis, geslagen in Frankrijk van 1718-1720. Chevalier d'industrie, (f r.), fortuinzoeker door oneerlijke praktijken, oplichter. Chevalier de la triste figure, (f r.) Ridder met het armzalige voor- kom.en, geschilderd door (Miguel de) Cervantes (Saavedra), ± 1616, in zijn wereldberoemden roman Don Quijote, een vlijmende satire op het Midden- eeuwsch ridderwezen. Wordt in scherts gebezigd van een ,armzalig heertje." Chevalier sans pear et sans reproche, (f r.) ridder zonder vrees of blaam. Dat was Tancredo (± 1112), een der hoofden van den eersten kruis- tocht, in 't gevolg van (i odfried van Bouillon, voor Jerusalem ; Tasso ver- heerlijkte hem in zijn dichtwerk „Geru- salemme Liberata." Chevalier sans pear et sans reproche, d. i. ridder zonader vrees of blaam, een historisch bekend ge- werden bijnaam van den heldhaftigen Pierre dur Terrail, chevalier de Bayard (1476-1524). Chevaliers de l'aune, (f r.) Ridders van de el. Dus noemde Lode- wijk XIV, Ao. 1672, spottend onze Algemeene Staten, omdat daarin Amster- dam, de destijds zoo vermogende koop- en handelsstad, een overwegenden in- vloed had. Nog schertsend aangaande rijkgeworden handelsmannen, die zich onder de Patriciers orienteeren. Chevaux de Frise, (f r.) (Friesche ruiters), balken, doorstoken met uitste- kende ijzeren lansen, om de paarden to keeren ; zoo geheeten naar hun aan- wending bij het beleg van Groningen 1594. In Duitschland heet zulk een voorwerp teen Spaansche ruiter" (ein spanischer Reiter). Bij ons is een , Spaansche ruiter" de dwarsboom naar beneden onder de boeg- spriet, dienende om de kluiverboom recht to houden. Chevillard, (f r.) de slagers, der slachthuizen van La Villette, Villejuif en Grenelle, nabij Parijs, die vleesch in het groot verkoopen. Cheyne Stokes, (Ademha- lingsverschi3nselen van - zekere verandering der gewone ademhaling. Zij openbaart zich door een vrij lang op- houden der ademhaling, eerst gevolgd door een flauwen, schier oninerkbaren ademtocht en dan door een gedurig die- pere ademhaling, die allengs weder flauwer wordt. De naam is ontleend aan de beide Engelsche artsen George Cheyne (1671-1743) en William Stokes (1804- 1878), die dit verschijnsel het eerst heb- ben beschreven. CHI VA PIANO VA SANO, ENZ. 136 CHIROGRAPHUM. Chi va piano va sano, chi va sano va lontano, (it.) die lang- zaam gaat, gaat zeker en die zeker gaat, gaat lang of: langzaam gaat zeker ; zachtj es aan, dan breekt de lijn niet enz. Chiara-oscuro of chiraoscu- ro, (f r. clair obscur) (it.) licht en don- ker. De tintverdeeling van licht en scha- duw op een schilderij. Chic, de juiste beteekenis van dit woord is niet weer to geven. Zij dwarrelt tusschen ,zwierig", ,geestig" en naar den laatsten smaak". Chicaneeren, uitvluchten zoeken, moeielijkheden opwerpen, om zich aan iets to onttrekken. Van chicane, middel- eeuwsch Grieksch Zykanion(jeu de mail) en dus oorspr. kibbelarij bij bet spel, later vooral in 't recht. Chiesa libera in libero stato, eigenlijk : Frate! Frate ! libera chiesa in libero stato = Broeder ! broeder ! de vrije kerk in den vrijen staat. Cavour's laatste woorden. Hij richtte die, eenige oogen- blikken voor zijnen dood (6 Juui 1861), 'tot frater Giacomo. Chifionniere, hooge latafel ; van fr. chiffon = vod, zoodat bet woord oorspronkelijk ,bergplaats voor vodden of nesterijen" beteekend heeft. Chignon, een bundel valsch haar, dat men stopt onder bet nekhaar; van f r. chignon van chainon = nek, later nekhaar. Chiliasmus, leer van bet toekom- stig duizendjarig rijk van Christus op aarde ; geloof aan der menschen vooruit- gamg tot zedelijke volkomenheid ; van gr. chilioi - duizend. Chimere, geheel ongegronde ver- onderstelling, hersenschim, ongerijmd, verdichtsel, inbeelding, droomerij, gril; van Chimaera (g r. myth.) een driekoppig vuurspuwend monster, van voren een leeuw, in 't midden een geit, van achteren een draak, door Bellerophon gedood. Chinaman (John, de Chineezen eerst sedert 1819 uit „A letter to the Com- mittee of Management of Drury Lane .Theatre." Chincilla, zacht, fraai bont van de yacht der viverra chinche, Zuid-Ameri- kaansche wezel, bet dier beet bij ons Peruviaansch stinkdier. Chineesche biggetles, zie Gui- neesehe biggetjes. Chineesche muur (Een - tal van onoverkomelijke bezwaren, naar-den Chineeschen muur, die 300 geographi- sche mijlen lang is en bet Chineesche Rijk vroeger langs de noordelijke gren- zen afsloot als bescherming tegen de Toeranische volkeren. Gelijk deze alle vreemden weerden, zoo weert fig. een Chineesche muur veranderingen af. Chineesche schimmen, in de vorige eeuw bet eerst door Italianen in ons land vertoond, waren in de hooge oudheid reeds een volkvermaak in China, Tegenwoordig worden de schaduwen op bet doorschijnende doek voortgebracht door bordpapieren of blikken beeldjes, of door levende acteurs achter bet doek. Chios (De man van - Homerus, die op bet eiland Chios geboren was. Chique, Grand chique, (f r.) keurigheid tot den „bon ton" der hoogere standen behoorend. Bij v. liedj es zingen op eene wijze, die de kritiek d'un chic tres select noemt. Zie Chic. Chiragraaf, oorkonde, tweemaal op ddn stuk perkament geschreven, op de tusschenruimte werd oorspronkelijk de naam van den gever der oorkonde, later letters naar willekeur geplaatst en deze dan langs een golvende lijn door- gesneden, zoodat bet aaneenpassen van perkament en letters later 't bewijs voor de echtheid van beide stukken kon geven. Chiragra, van g r. their (hand), handjicht, tegen-over podagra, voetjicht. Chirographaire schuldei- sehers, concurrente schuldeischers, die geenerlei recht van voorrang hebben. Chirographische schuldei- scher, een boekschuldeischer; hij die eene op eene kwitantie of contract ge- gronde schuldvordering heeft. Chirographum, bet schuldbewijs, de kwitantie. Letterlij k : bet met de hand geschrevene. CHIROPLAST. 137 CHRISMA. Chiroplast, handhouder, hand- ladder; een door Hogier voor bet piano- onderricht uitgevonden werktuig, om den leerling aan eene juiste en vaste houding van de hand to gewennen; van g r. their, chiro (hand), en plaster (vormer). Chirurglln, van bet Grieksche their = hand en ergon = werk, is thans uitsluitend een heelmeester. Voormaals noemde men den barbier ook wel chirur- gijn, omdat tot bet werk van den wond- heeler behalve bet aderlaten, bet kop- penzetten enz. ook bet baard scheren en haarsnijden behoorde. Chitarnio, (I t. m u z) kleine gitaar, vooral in de 16e, 17e eeuw gebruikt, meest voor serenades en aubades. In vorm gelijkt de Ch.: de mandoline, en in toon evenzeer. Chlo!, de beminde herderin uit de pastorale (herderroman) van Longus, getiteld ,Daphnis en Chloe". De bron van ontelbare herderromans bij schier allb Furopeesche volken, o. a. van „Paul en Virginie". Chlofe (Faire la -, slapen; een der vrij talrijke woorden, die zich, zooals couetchas (pruimen), crumpires (aardap- pelen), choumaque (schoenmaker), chou- fliqueur (schoenlapper; van daar ook choufliquer), enz. van Duitschland naar Frankrijk hebben overgeplant. Ook chou- croute(een afstammeling vanSauerkrant) heeft een ww. - choucrouter, zuurkool eten - in bet leven roepen. Chochem (ook gochem), (i s r.) wig's, verstandig, slim. Chocolade-letters, groote, lange, zwarte letters, waarmede de naam van een artist of leverancier op aanplakbiljet, afhche enz. staat uitgedrukt. Cholera, (g r.) galziekte; Aziatische braakloop ; van g r. cholos = gal; (spr. cholera). Cholera, De naam dezer vreeselijke ziekte is missehien reeds aan den Griek- schen geneeskundige Hypokrates (t 377 v. Chr.) bekend geweest; hoewel vele scbriften op zijn naam eerst in den tijd derPtolemaeussen vervaardigd zijn.Sedert kende men de cholera als de ziekte waar- bij met hevigheid alle vochten door bra- king en stoelgang uit bet lichaam als uitstroomen. Ook in de Spreuken van Jesus Sirach 34 (31) v. 20 komt bet woord voor, verbonden met , strophos" (snijding in 't lijf ), en is door Van der Palm (31 v. 21) met ,braking'vertolkt. De Bijbel a° 1477 (op Jesus Sirach (31 vs. 21) beeft Colera. Len lichte aanval van cholera beet cholerine. Chomarchie, bet vreemde woord voor polderbestuur, van chooma = dijk en archein = besturen. Chocrouter, zie Chlofe. Choette, in de Fransche volkstaal )nooi, plink. Choufliqueur, choufliquer, zie Chlofe. Choumaque, zie Chlofe. Choragus (g r.) chef d'atta- que (f r.) koorleider, de eerste koor- zanger, die de overige zangers leidt. Chloris, (g r.) de godin der bloemen zie Flora; ook veel voorkomende vrou- wennaam in de herderspoezie. Chouans, de aanhangers van bet Koningschap in Frankrijk, geheeten naar hunnen aanvoerder Jean Cottereau bijge- naamd Chouan (chat huant) (de uil; om- dat bij zijn makkers bijeenriep door 't ge- luid van een uil to doen hooren), gedu- rende de j aren 1793-1799; de opstand der (;houans Chouannerie, begon in Bretagne, en strekte zich spoedig uit over de Ven- dee, zelfs tot bij Parijs. Hij ontwaakte nog eenmaal 1814-1815, maar verloor door de nederlaag van Napoleon in den slag van Waterloo alle reden van bestaan. Chrestomatie, bloemlezing van bet beste uit een of sneer scbrijvers, uit bet Grieksch van chrestos goed,voortreffelijk, en manthano leeren. Christ-kindel, in den Gelderschen Achterhoek, bet Kerstkindeke of kindeke Jezus. Chrisma, (r. k.) de gewijde zalfolie, bij sacramentale handelingen in gebruik. Ook of korting van bet woord Christus in de handschriften of inschriften. CHRISMALE. 138 EEN CICERO. Chrismale, wit doek, den gezalfden gedurende acht dagen om het voorhoofd gebonden, dat de zalfolie er blijve. Christmas Boa, (e n g.) spaarpot, welds inhoud op Kerstmis onder de armen van 't kerspel verdeeld werd ; tegenwoordig een geschenk op Kerstmis aan bekenden. Christmas rose, (e n g.) bloem, die tegen Kerstmis begint to bloeien. Christophorus (St.), volgens de legende een reus, die reizigers en pel- grims over de rivier droeg, waar hij in kon loopen, zonder dat zijn hoofd onder water kwam. Toen hij eens een kind wilde overdragen, gevoelde hij, dat hij dit haast niet torsen kon. Dat was Chris- tus, die zich nu aan hem bekend maakte en op zijn verzoek hem, den heiden, doopte. De naam beteekent Christus- drager. Afgeleide vorm is Christoffel. Christusdaalder, naam van mun- ten en medailles, waarop Christus' ge- boorte is afgebeeld. Christus-orde, 10. ridderorde, in 1317 gesticht door Don Dionysius, koning van Portugal ter verdediging der grenzen van Algarvie tegen de Mooren. 2 0. ridder- orde door Paus Joannes XII voor Italie gesticht. 30. tegenwoordig nog een rid- derorde van verdiensten met slechts eene klasse (cavaliere dell',ordine di Christo) en. wordt door een apostolische breve verleend. Chromatische, (de - schaal (m u z.) in verschillende op elkander vol- gende halve tonen op- of afgaande. Chromopsie, (g r.) kleurenblind- heid, lett. het zien van vele kleuren, nl. zonder ze van elkander to onderscheiden. Zie Daltonisme. Chronique scandaleuse, thins algemeen gebezigd in den zin van ,schan- delijke stadsnieuwtjes," oorspronkelijk de titel van een historisch werk over Lode- wijk XI, waarvan de schrijver waar- schijnlijk Jean de Croyes was. Chronologie van 't gr. chronos = tijd en lego = - zeggen; kennis van den tijd (waarin 't een of ander feit is voor- gevallen), -tijdrekenkunde. Chronometer = tijdmeter; hoogst nauwkeurig loopend en zeer kostbaar uurwerk en ten getale van 2 o f 3 aan boord van zeeschepen, die steeds den Greenwichtijd aanwijzen en waarmede men bepaalt op welke „lengte" men zich op zee bevindt. Chrysanthemum, bloem uit Japan of komstig; de naam is afgeleid van gr. chrusos, goud, en anthernos, bloem ; de gele kleur komt nam. het meest voor. Chrysostomus, eerenaam van ver- scheiden om hun welsprekendheid ver- maarde mannen, b.v. Dio van Prusa, in de laatste helft der eerste eeuw n. C., van wien wij nog 80 fraaie redevoeringen bezitten; Johannes, patriarch van Con- stantinopel (347-407); eeretitel ook o.a. aan den Hoogleeraar Abraham des Amorie van der Hoeven (1798-1855) gegeven; van gelijkluidend gr. C. = guldemond, goudmond, fig. de welsprekende. Ciborie, 1'. op vier zuilen rustende hemel boven het oud christelijk altaar. 20. heilig vaatwerk ter bewaring van het H. Sacrament des Altaars, gewoonlijk gemaakt van edel metaal in den vorm van een kelk en met een deksel gesloten. Cieerl, (it.) erwten. Dat woord moes- ten bij de Siciliaansche vespers alien uit- spreken, die wegens hunne nationaliteit door de Palermitanen werden gewan- trouwd, daar de Franschen dit niet j uist konden zeggen. Zij, die dit niet konden, werden gevangen genomen of vermoord. Cicero, bijnaam, then volgens Plu- tarchus een der voorouders van den grooten redenaar zou hebben gekregen van een wratje, dat hij op de punt van zijn neus had, naar lat. titer = erwt. De Britsche Cicero : William Pitt, Lord Chatham (1708-1778) ; de Christelijke Cicero: Trimianus Lac- tantius, een kerkvader t 330; de Fransche Cicero : Jean Baptiste Massillon (1663-1742); de Cicero van Duitschland: Johan 111, keurvorst van Jrandenburg (1455-1499). Cicero, (een - een groot redenaar. Naar Marcus Tullius Cicero, den beroem- den Romein, t 43 v. Chr. CICERONE. 139 CINGEL. Cicerone, (I t a 1.) een figuurlijke Cicero (Ital. Cicerone), een uitlegger. Vanhier, iemand, die als gids den vreem- delingen de bizonderheden van hun tocht in en door Italie uitlegt. Voorts, leidsman in 't algemeen, doch in hoogeren trant van beschaving, dan een condottiere (ge- leider). Cicerone, (it.) in het algemeen gids, oorspronkelijk in Rome de jeugdige ge- leerde of wetenschappelijke geestelijke, die aan vreemdelingen tot leidsman dient bij het bezichtigen der oudheden. Die woordenrijke leidslieden vergeleek men met den welsprekenden redenaar Cicero ; vandaar de naam. Cleeronlanen, geleerden (vooral in de 16de eeuw), die geen Latijn voor zuiver hielden, dat niet volkomen aan het Latijn van Cicero beantwoordde. Ciceronisehe Invloeden, door deze laat zich beheerschen alwie in zijn stijl zich toelegt op kunstmatigen zins- bouw. Naar denzelfde. Cieerootle (een, in den mond heb- ben, = heel aardig Latijn spreken, naar Cicero, den redenaar, wiens Latijn voor het zuiverste gehouden werd. Zie Cicero- nianen. Clelsbeo, (it.) een man van bescha- ving en manieren, die in het openbaar en met medeweten en goedkeuring van den man de begeleider was van eene aanzienlijke getrouwde vrouw. Vgl. La- valiere serviente. - (m o d e) de strik van zijde of lint aan waaiers, wandelstokken, regen-, zon- neschermen en derg. Cid, (a r. said) (Heer), don Rodrigo Laynez, Ruy Diaz (zoon van Diaz), graaf van Bivar. Hij heette mio ci del campea- dor = mijn heer de Kampioen, wegens zijn strijd tegen de Mooren (1040-1099). De Portugeesehe Cid, Nunez Alvarez Pereira, generaal en diplomaat (1360- 1431). CI-devants, spotnaam der voorma- lige adellijke en vorstelijke personen in Frankrijk; van ci-devant = voor dezen, eertijds, wijlen. Ciel (Le - defend, de vrat, cer- tain( eontentements, Mats 11 est avec lul den accom- modements, Mol. Tartuffe IV : 5. Bet is waar, de Hemel verbiedt som- mige genoegens, maar men kan zich met hem verstaan (er kunnen schikkingen gemaakt worden). Tartuffe, de huichelaar, wordt betrapt op eene (mislukte) poging om de vrouw zijns weldoeners to verlei- den en verklaart in deze regels, hoe zulk een poging toeh niet met zijn godsdienst in strijd is. Cijfer-methode, eene door Galin, Paris en Cheve uitgevonden schrijfwijze van muziek. De cijfers drukken de on- derlinge verhouding der tonen uit. CIllelum, boetkleed vvn ruwe stof, kemelshaar enz., dat onder de kleeding op het bloote lichaam gedragen wordt. Clmler, (w a p.) (f r.) helmteeken ; de versierselen boven op den helm. Cimmerlsche Bosphorus, (De - de straat van Kaffa. Cimmerisehe duisternis, (De - volslagen duisternis; van de Cimme- riers, een fabelachtig yolk, dat, volgens Homerus, in het verre westen de kust van den oceaan bewoonde en altijd in nacht en nevel gehuld was. Clneinnatus-orde, eene orde van de Amerikaansche Unie, na het eindigen van den vrijheidsoorlog door officieren gesticht met het doel, om de verkregen rechten to handhaven. Zij noemden zicli Cincinnatussen, daar elk van hen bij der vrede naar zijn gewoon bedrijf terug. keerde, evenals de Romeinsche dictator Cincinnatus (5e eeuw v. C.) deed. Cinclnnatus van het Westen. (am e r.) William Henry Harrison, pre sident der V. S. 1797-1802, genoemc naar den grooten Romein L. Quintiu Cincinnatus, den overwinnaar derVolskei in 459 v. C., die even vaardig de ploei als het zwaard hanteerde. Cingel, van 't lat. cingulum, eei gracht, die eene stad omringt, vandaai rondom de meeste Hollandsche en velb andere steden : de Buitencingel of Singel CINXENE. 140 CITY OF BROTHERLY LOVE. Ciuxene, middeleeuwsche benaming van Pinksteren, van 't lat. quinquage- sima (dies), d. w. z. de 50ste dag na Paschen. Cinderella, assehepoester, de heldin van een sprookje van Perrault, die alle nederige huiselijke bezigheden moet ver- richten,terwijl hare zusters bals bezoeken. Door een toovergodin op een koninklijk bal gebracht verliest zij een glazen muiltje en wordt daardoor de gade des prinsen. Glazen muiltje is de vertaling van pan- toufle en verre, maar er stond oorspron- kelijk pantoufle en vair, muiltj a met bont van eene soort eekhoorn. Cinderelladans, daps, die voor middernacht eindigt ; naar Cinderella of asschepoester, die op last der toovergodin voor middernacht thuis moest zijn. Cingulum, gordel, een wit koord, aan de einden van kwasten voorzien, dat dient om de Albe van den priester op to binden. Cingulum Veneris, liefdegordel, Venusgordel, then Venus om de heupen droeg, en waaraan men het vermogen toekende om liefde in to boezemen en harten to veroveren. Vgl. Cestus. Cinque cento, (it.) vijfhonderd, in Italic de lagere kunst der zestiende eeuw (na 1500) in tegenstelling van die der vijftiende, de quatre cento. Leonardo, Mich. Ang., Benv., Cellini enz. enz. Cinq minutes, aan dobbelsteenen gesneden en gekruid vleesch, dat in vijf minuten gekooktis; van fr. cinq minutes = vijf minuten. Cipier, gevangenbewaarder ; van oudfr. cippier, en dit van lat. cippus = stok, een strafwerktuig waarin men de voeten der misdadigers sloot. Alzoo was de oude beteekenis van cipier = stok- bewaarder. Cireassienne, fijn gekeperd half- laken of wollen stof,gelijk de Circassische vrouwen dragen. Circe, verleidelijke boeleerster; van C., vermaarde toovenares, eene nymph, die het fabeleiland Aeaoe bewoonde, en door haar tooverdrank de tochtgenooten van Ulysses in zwijnen veranderde; Ulys- ses weerstond haar door een tooverkruid, hem door Mercurius gegeven. Circensische spelen, worste- lingen en kampspelen in bet oude Rome, genoemd naar den circus, waarin zij gegeven werden. Circulaire, omzendbrief, een rond- gaande, veelal gedrukte brief, waardoor aan onderscheidene personen hetzelfde bericht medegedeeld wordt. Circulair-eredietbriei, een tot verscheidene personen, op verschillende plaatsen gerichte credietbrief. (z. a.) Circulatie-bank, eene bank, die kwitantien (banknoten, bankbiljetten) als baargeld in omloop brengt en aan toonder op vertoon tegen contant geld weder inwisselt. Circumvalatie-linie, (m i 1.) oude benaming voor aanvalswerken bij het belegeren van vestingen. CircumvallatieliniEn,(m i 1.)aar- den borstweringen, die opgeworpen wer- den tot bescherming tegen eenen vijand, die mogelijk tot ontzet zou komen op- dagen. (Zijn tegenwoordig in onbruik). Cisatlantisch en transatlan- tisch, aan deze en aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan. Cispadanisch en transpada- nisch, aan deze en aan de overzijda van de Po (Padus). Even zoo cisrhena- nisch en transrhenaniscli (Rhenus = de Rijn; cisalpinisch en transalpinisch; cisjordaansch en transjordaansch, enz. Circumstantiae rem variant, (1 at.) de omstandigheden wijzigen de zaak. Cistereiftser, kloosterorde, waar- van de leden naar het voornaamste klooster, nabij Citeaux, genoemd werden. Cisterne, (1 at.: cisterna) een onder- aardsch waterbekken, een gegraven bron. Cita more rust, de dood rijdt snel, titel van een gedicht van Geibel, denke- lijk naar den regel uit Burger's Lenore nl. Hurrah, die Toten reiten schnell. Citer, zessnarig, vroeger viersnarig instrument, van g r. cithara, en dit van pers. ciar = vier en tar = snaar. City of Brotherly Love, (A m e r.) stad der broederliefde Philadelphia naar den naam, Grieksch voor broederliefde. CITY OF CHURCHES. 141 CLAUSULE CASSATOIfIA. City of Churches, (am a r.) stad der kerken is Brookljjn, N.-York, om de vele kerken. City of Elms, (a m e r.) stad der olmen, is New Haven, Connecticut, naar de boomen, waarmede enkele straten be- plant zijn. City of Magnificent Distances, stad der prachtige afstanden de stad Washington de hoofdstad V. S. die elf vierkante mijlen beslaat. City of Notions, stad der prul- letjes (kleine handelsartikelen) Boston middelpunt van de Yankees. City of Rocks, (a m e r.) rotsstad bijnaam van Nashville, Tennessee. City of Spindles, (a m e r.) stall der weefgetouwen is Lowell in Massa- chusetts met de grootste spinnerijen en weverijen der V.-S. City of Straights, (a m e r.) de stud der straat nam. Detroit f r. detroit = straat, zeeengte) = the straights naar de rivier, waaraan de stad ligt en die het Erie-meer met het meer St. Clair verbindt. Civet, civetkat (a r. door f r. tot ons gekomen) eigenlijk zebed d.i. schuhn, het dier behoort in Soudan thuis, wordt sterk met vleesch gevoed en dan geplaagd. Het geheele lichaam wordt dan bedekt met een dik wit scbuim, dat aan de lucht blootgesteld zwart wordt en zorgvuldig wordt verzameld. Civiele last, tegenwoordig de uit- gaven voor het onderhoud der vorstelijke huishouding, vroeger al de uitgaven van den openbaren dienst, uitgezonderd die voor leger en vloot. Civil Service reform, (a m e r.) stelsel van verbetering der ambtenaars- wereld; door to verhinderen, dat verdien- stelijke ambtenaren wege,ns staatkundige partijzucht ontslagen to worden. Clabaecarium, (stud.) bureau van politie. Zie Klabak. Claim, afgebakend stuk grond, vooral in de goud- en diamant-velden. Clairvoyante, vrouw die in den magnetischen slaap verborgen dingen ziet ; f r. clairvoyante helderziende. Clan, in Schotland families of ge- slachten onder een bepaald familie,opper- hoofd. Claque; claqueurs: de betaalde toejuiching door handgeklap en de toe- juichers -zelve. Santon organiseerde in 1820 to Parijs de claque. Hij leverde som- tijds 500 toejuichers tegelijk voor een stuk. De commissaires leerden het stuk en wezen de mooie gedeelten aan; de lathers (rieurs) schaterden bij aardige passages; de weeners (pleureurs), meest vrouwen, weenden als 't pas gaf; de bisseurs moesten bis roepen. Ook de Romeinen hadden hunne Laudicoeni. Men noemt ze ook rorains of chevaliers du lustre. Clarence, (f r.) geliefd vervoermid- del van den Hertog van Clarence, later Willem IV. Claret, (f r.) zekere wijnsoort, afge- leid van clair, omdat het wijn van lichtere kleur is; in de middeleeuwen kruidenwijn (eigenlijk onze hipocras (z. a.) naar „claret", in En,--eland de naam voor alle Bordeaux-wijnen. Clarlssen, geestelijke orde van vrouwen, gesticht door de H. Clara leer- ling van S. Franciscus van Assisi in 1212. Classieken, de voornaamste schrij- vers van een yolk, vooral zij, die tot den bloeitijd zijner letterkunde behooren; van 1 a t. classici, met welken naam men vooral die Romeinsche burgers bestem- pelde; die tot de eerste of voornaamste klassen behoorden. Claudite lam rivos, pueri, sat prata biberunt. Vergilius, Bucolica, iii. (lat.) Sluit nu de kanalen, jongens, de weiden hebben genoeg gedronken. Ironisch voor : al genoeg. Claude os, aperi oculos, (1 at.) Den mond dicht, de oogen open ! - Zwijg en zie. Clausule, (valuta - uitdrukkin- gen „waarde ontvangen" of ,waarde in rekening", voorkomende op eenen wissel. Clausule eassatoria,(h a ii d.) ver- melding op de secunda en tertia en ook op quarta en verdere wisselexemplaren, dat de betaling daarvan de kracht dec vorige to niet doet. CLAUSUUR. 142 CLIENT. Clausuur, lo. technische benaming voor bet afgesloten zijn der klooster- lingen van bet verkeer met de buiten- wereld ; 2o. meestal door muren afgesloten ruimte van bet kloostergebied, waarin niet-kloosterlingen niet komen mogen en die de ' kloosterlingen niet verlaten mogen zonder bepaalde vergunning. Clavicula Salomonis, (t o o v.) Salomons-sleutel, geheimzinnige teeke- nen, waarmede men de geesten kon dwingen; ook bet tooverboek, waarin al die teekens to zamen voorkwamen. Claviger, pedel der Latijnsche scholen, eigenlijk sleuteldrager, van 1 at. clavis (sleutel) en gero, ik draag. Clavis, (1 a t.) verklaringssleutel, toe- iichtingen op schrijvers, bijv. G'iceroniana (op de werken van Cicero, door Ernesti), Hildebrandiana (op de Camera Obscura, door Hildebrand). Clean bowley, (sport) (cricket- spel) een bal zoo mikken op de houtjes (wickets), dat hij deze omwerpt zonder door de bat (slaghout) to zijn aangeraakt. Clearing-House, een installing in Londen waar schulden en schuldvor- deringen der banken en bankiers door w•ederzijdsche afrekening worden veref- fend. Het eerste Clearing-house werd als privaatonderneming opgericht in 1775. Door bet toenemend gebruik van Cheques in Engeland, d.i. geldaanwijzingen op een derde, nam de beteekenis dier inrichting zeer toe, zoodat bet tegenwoordig bet centraalpunt van den Engelschen geldom- loop is. Clementinen of Clementiinen, dat gedeelte van bet corpus juris cano- nici, dat de door Paus Clemens V aan- gelegde verzameling, van besluiten bevat. Cleopatra en hear panel, Cle- opatra zou op bet feest voor Antonius een parel in wijn of sterk zuur opgelost, verzwolgen hebben; maar azijn lost geen parel op en sterker zuur zou ondrink- baar zijn. Cleresie of Oud-Bisschoppe- liike Cleresie, naam van de Oud- Roomschen, een genootschap, dat wel in hQofdzaak de leer der Roomsche kerk aanneemt, maar de Pauselijke opper- maclrt in geloofszaken niet erkent. Daar bij hen zich voor en na volgelingen van Jansenius aansloten, worden ze wel, doch geheel ten onrechte, Jansenisten genoemd. Cleriei (clerus), (r. k.) mannen, die door 't ontvangen eener wijding of bet afleggen van kloostergeloften op bijzon- dere wijze aan den dienst van God zijn toegewijd. Clericus, (r.k.), man, then de ker- kelijke overheid door toediening der kruinschering op een bijzondere wijze aan den dienst van God heeft toegewijd. Clerikale kleeding, (r.k. en eng. kerk) wit: beeld van reinheid, gedragen op de hooge feesten, heilige dagen en bij bet toedienen der sacramenten; behalve biecht en oliesel; rood: bloed en vuur, gedragen op martelaarsdagen en op den eersten Pinksterdag; groen: gedragen op dagen, waarop geen bijzonder feest ge- houden wordt; purper: gedragen op Advent-Zondagen vasten en quatertem- per ; zwart : gedragen op Goeden Vrijdag en bij lijkmissen. Clerikale titels, (eng. k e r k) Parson : de vertegenwoordiger der ge- meente in alle zaken. Clerk (lat. cleri- cus = geestelijke), daar de geestelijke lezen en schrijven verstond, ging deze naam over op ieder, die menschen bij 't schrijven bijstaat. Curate (lat. curare= zorgen), de verzorger der zielen. Rector (lat.) (bestuurder), de man, die de kerkelij- ke zaken leidt. Vicar (lat.) afgevaardigde, hulpprediker, eigenlijk plaatsvervanger. Clericus elerieum non deci- mat, (1 a t.) De eene geestelijke heft Been tienden van den anderen; de eene kraai pikt den anderen de oogen niet uit. Het wintert fel, als d' eene wolf den ande- ren eet. Cleris, de stand en orde de geeste- lijken, clerici (z. a.) Uit g r. kleros, eig. lot, erfgoed, vandaar, de uitgelezene, be- vQorrechte stand. Client, bij de Romeinen hadden de mannen uit bet yolk een aanzienlijk man tot beschermer, die hen met raad en daad bijstond, en vooral in rechtj§zaken zich met hunne verdediging belastte. Die aan- zienlijke man heette hun patronus, zij zijne clienten. Vandaar, dat nog heden hij, die eene rechtzaak heeft, de client heet van den advokaat, die hem verdedigt. CLIENT. 143 COCA GNEMAST. Client, de persoon, die door een ander in rechten wordt bijgestaan. Climactericus (annul of het elimacterische jaar, d.i. het trap- jaar, n.l. het door 7 en 9 deelbare levens- jaar, waaraan het bijgeloof een bijzonder gewicht hechtte, bijz. het 45e bij de vrouwen. Clio, (myth.) de muze der historische of epische dichtkunst, het heldendicht en de geschiedenis ; lett.: de roernende. Cloak, voor vijftig jaar een ruime, blauwgrijze manteljas (vaak van een voor regen ondoordringbare stof, grein ge- naamd) gewoonlijk met Schotsch geruite voering. Cloaken, (1 a t.) de onderaardsche afvoerkanalen of riolen bij de Romeinen. Clou, (f r.) lettl spUker, de voornaam- ste handeling of daad in een verhaal of in een drama, soms van beperkten om- vang, waarbij al het, vaak belaiugrijkere, bijwerk wordt aangebracht, werk, dat anders onbruikbaar zou zijn. Clovenlersgilde, schuttersgilde; naar de coloveriers, later colveniers of cooveniers genoemd, die hunnen naam hadden naar de colovers, (fr. couleuvres) eig. adders, maar toegepast op kleine kanonnen met langen, dunnen loop, la- ter ook op vuurroeren. Clover, soort van kanon onder het voormalig veldgeschut. Uit couleuvre(fr.), d. i. adder ; want voorheen onderscheidde men de kanonnen meestal door dieren- namen. Vgl. ,veldslang" fr. couleuvrine (z.v.a. addertje). Clowns, de drie beroemdste zijn Jo- seph Grimaldi (1779-1837), Carlin 1713 -1783) en Richard Tarlton, die in En- geland onder Koningin Elisabeth in, Belle Sauvage" speelde. De clown is lett. en oorspronkelijk een boer, een man, die door onbeschaafde manieren zonderling en lachverwekkend bij zijne omgeving afsteekt. Club, vereeniging van personen, die hetzelfde streven hebben. Ook vergader- lokaal; vereenigingsgebouw voor de leden, naar een besloten gezelschap in Engel. in de 18e eeuw, waar alle leden den- zelfden club, knods of wandelstok mede- brachten. Cluricaune, (i e r s c h c m y t h.) een elf van boosaardige natnur, die gewoon- lijk verschijnt als een gerimpeld oudman, en die geheime schatten kent. Clym of the Clough, een berucht bandiet, die met Adam Bell en William van Cloudesly het noorden van Engeland onveilig maakte, zooals Robin Hood en Kleine John het midden. Clym of the Clough - Clement of the Cliff. Coadjutor, (r. k.) adjunct, toege- voegd kerkelijk ambtenaar of voor een tijd (coadjutor temporaries) of blijvend (perpetuus), in dit laatste geval kan hij ook het recht van opvolging hebben (cum jure succedendi). Coaguline, (fr.) glaslijm. Het Lat. coagulare bet. doen stollen, stremmen. Coalitle, vereeniging van mogend- heden met het doel zich to verdedigen tegen een macbtigen tegenstander of vijand, van lat. coalesco == samengroeien, afgeleid van alo, voeden, doen groeien. le Coalitie-oorlog : Engeland, Neder- land, Spanje, Portugal, Napels en Rome tegen de Franschen 1793-1797. 2e - Engeland, Oostenrijk, Rusland, Turkije, 1799-1801. 3e - Engeland, Rusland, Oostenrijk, Zweden, 1805. 4e - Engeland, Rusland, Pruisen en Saksen, 1806-1807, alle tegen de Fran- schen. - vereeniging van werkgevers of van werklieden. Cocagne, (Land van - denk- beeldig land van traagheid en weelde, het onderwerp van een der oudste En- gelsche dichtwerken. Londen wordt ook met then naam aangeduid en Boileau past hem toe op Parijs; wij spreken van Luilekkerland, waar men „lui" en „lek- ker" leeft; de Duitschers van Schlaraf- fenland. Cocagnemast, mast bij volksspe- len, om tegen op to klimmen en de aan den top opgehangen prijzen er of to halen : eetwaren,kleedingstukken of siera- den. Terwijl anders het klimmen in den mast aan gevaar bloot stelde, was het bier alleen pret en voordeel als in het „land van Cocagne". De eerste to Parijs in 1768 (z. a.) COCARDE. 144 COGITO ERGO SUM. Cocarde, het schijf je met de rati- onale kleuren of eene daarvan, dat de soldaten voor of aan de linkerzijde van hun hoofddeksel dragen. De cocardes verschenen het eerst in Frankrijk in den veldtocht van 1688 en werden algemeenn in then van 1701. De naam is afgeleid van coq, haan, en kan zoowel ontleend zijn aan den hanekam, als aan den bos haneveeren, die de Poolsche, Hongaar- sche en andere soldaten op hunne mut- sen droegen. Coccejanen of Coxianen, aan- hangers van den Hollandschen Protest. .Theolog. Professor Johannes Coccejus (eig. Cox of Cock). 1603-1669. Hij stichtte f een theologisch-wetenschappelijke rich- ting vooral in Bijbelverklaring, die in de 17e en 18e eeuw veel aanhangers telde. Cockney, een echte Londenaar, ont- leend aan een Fransch gedicht uit de 13de eeuw ,Het land van Cocagne" - Luilekkerland. De Franschen noemden eertijds de Engelschen Cockaigne men, bon vivants, vleesch- en puddingmannen. Cockney-school, naam in 1817 door Lockhart gegeven aan de dichters Leigh Hunt, Hazlitt, Shelly en Keats. (Zie Cockney.) Cocytus, (g r.) kokuo = weeklagen, een der vij f rivieren der onderwereld, de rivier der klachten. Code Napoleon, burgerlijk wet- boek van Napoleon, bij ons in gebruik gebleven tot 1838. Code-telegram, het internationaal telegraaf-bureau to Bern gaf in den aan- vang van 1894 eene officieele lijst uit van de woorden welke voor deze tele- grammen gebruikt mogen worden. De lijst telt ongeveer 200.000 woorden, in alfa- betische orde gerangschikt en aan acht talen ontleend. Code (fr.) uit 't Lat. Co- dex, beduidt , Wetboek". Codex, de oude naam voor boek, omdat de ouden houten (caudex) tafel- tjes met was overtrokken, gebruikten om er op to schrijven. - Een gedeelte der wetgeving van Justinianus (Corpus juris). Codex argenteus, (spr. argen- teiis) het voornaamste handschrift van Wulfilas' Gotische bijbelvertaling, berus- tende in de Bibliotheek der hoogeschool to Upsala in Zweden, met zilveren letters op purperkleurig perkament geschreven, gevonden in de abdij to Werden aan de Roer en uit Italie of komstig, waar het in de 6e eeuw vervaardigd schijnt. Codex gigantells, lett. reusachtig handschrift; duivelsbijbel; zeer groot folioboek in de Koninklijke bibliotheek to Stokholm, van achteren met een ge- kleurd of beeldsel des duivels. Coehoorns, (m i 1.) kleine mortieren van ongeveer 12 cM. kaliber; zoo gehee- ten naar Menno Baron van Coehoorn, den Nederlandschen vestingbouwkundige. Coena of Cena, (1 S t.) de daaglijksche hoofdmaaltijd, gewoonlijk to 3 of 4 uren 'des namiddags. Coenobieten, (gr. Koinobios), sa- menlevende monniken, in onderscheiding van hermieten of anachoreten. Zie Ceno- bieten. Coeur de Lion, (f r.) Leeuivenhart, bijnaam van Richard I van Engeland; verkregen door de wonderen van per- soonlijken cooed, die hij in het heilige land verrichtte. Lodewijk VIII vanFrank- rijk en Boleslaw I van Polen voerden denzelfden toenaam. Coeur leger, in de zitting van het Wetgevend lichaam van 15 Juli 1870, zeide de toenmalige minister van binnen- landsche zaken Emile Ollivier, bij de be- raadslaging over de oorlogsverklaring aan Pruissen : „Oui, de ce jour, commence pour les ministres mes collegues et moi, une grande responsabilite. Nous l'ae- ceptons le coeur leger". En nadat de Hr. Boduin hem, ,Dites attriste" en de Hr. Esquiros, ,, Vous avez le coeur leger et le sang des nations va couler" had toe- geroepen liet de Hr. Ollivier nog volgen „Oui, d'un coeur lager, et n'lquivoquez pas sir cette parole". Cogito, ergo sum: (1 at.) Ik denk, dus ben ik. De grondstelling, waarop Descartes, na van alle overgeleverde be- grippen, afstand gedaan to hebben, zijn wijsgeerig stelsel bouwde. COGNAC. 145 COLLOQUIUM DOCTUM. Cognac, (f r.) brandewijn van de beste soort, naar een stad in Zuid-Frank- rijk, waar ze voornamelijk geproduceerd werd. Cognaten, (1 a-t.) bloedverwanten; tegenover agnaten, verwanten door ver- zwagering ; in enger geschiedkundige beteekenis : cognaten verwanten door af- stamming in vrouwelijke lijn (spil-linie), agnaten verwanten door afstamming in mannelijke lijn (zwaard-linie). Cognoscente, (it.) meervoud cog- noscenti, een veelweter, een wandelende encyclopaedia. Colcothar, zie Caput rnortuum. Cold cream, (spr. koold kriem) verkoelende witte zalf tegen uitwendige ontsteking en ruwheid van de huid ; lett. koude room (e n g.). Colin Tampon, spotnaam voor een Zwitser, zooals John Bull voor een En- gelscbman, broeder Jonathan voor een Noord-Amerikaan en Monsieur Capaud voor een Franschman. Coliseum, groot en prachtiggebouw voor openbare vermakelijkheden ; colos- seum ward later sedert de 8ste eeuw n. Chr. het groote, door keizer Vespasianus aan den zuidoostkant van het Forum Ro- manum gebouwde amphitheater genoemd. Collaar, (r.k.) band, dien de gees- telijken om den hals dragen. Bij een priester is deze zwart, bij een bisschop paars, bij een kardinaal rood, bij den paus wit. Collas-manier, de door den Franschman Cl. Collas in 1830 uitge- vonden handelwijze om namaaksels van verheven voorwerpen in kopergravure voort to brengen. Collatie, (r.k.) in het kerkrecht de overdraging of verleening van een ker- kelijk ambt ; geestelijke toespraak naar aanleiding van de H. Schrift; licht avond- maal, dat op vastendagen is toegestaan, behalve het middagmaal. Men kan de collatie ook 's middags ten 12 ure voor het middagmaal gebruiken. Collation, koude maaltijd, hoofd- zakelijk uit koude spijzen en ooft be- staande; van het gebruik voormaals in de kloosters in zwang, om bij den kouden maaltijd, dien men 's avonds gebruikte, een hoofdstuk voor to lezen uit de Col- lationes patrum van Johannes Cassianus. Collecten, (r.k.) gebeden, die in de H. Mis voor het lezen van het Epistel ge- beden worden; ook: inzameling van giften voor een godsdienstig of liefdadig doel. Collegae, ambtgenooten of wel over- heden, die onder gelijke auspicien geko- zen zijn. Zoo zijn de praetoren collegae minores der consuls, de magister equitum collega minor van den dictator. College,lat, collegium,van colligere, vereenigen. Vereeniging van personen,' die dezelfde waardigheid bekleeden of hetzelfde vak beoefenen. Collegehengst, (s t u d.), iemand, die zonder verzuim al de colleges bijwoont. Collegianten, eene kleine gods- dienstige secte, in de 17e eeuw gesticht door de drie broeders Jan, Adriaan erg G#sbert van der Codde, to Rijnsburg, onder de leus van volkomen gelijkheid en vrijheid voor alle gemeenteleden. De Collegianten of R#nsburgers hadden veel overeenkomst met de doopsgezinden. Collegium, college van ambtgenoo- ten b.v. collegium pontificum, - corpo- ratie tot eenig bepaald doel. Collegium, (T r e s f a c i u n t letter- hjk : Drie (personen) maken een college uit. 't Is een rechtsregel van de Pan- decten. L. 16. In ons spraakgebruik is 't ook wel : Alle goede dingen bestaan in drieen. Colloquium doctum, (1 at.) ge- leerde samenspreking, welke een hoog- leeraar als anderszins in zijn hoedanig- heid ambtelijk houdt met iemand, van wiens wetenschappelijke bekwaamheden hij zich vergewissen moet, opdat deze voor een ambt bevoegd zij. Zulk collo- quium treedt dan in de plaats van een examen, en wordt gehouden met personen, die zich aan de gewone examens niet konden of niet weer kunnen onderwerpen, inzonderheid met buitenlandsche ge- leerden. 10 COELESTIJNEN. 146 COMEDIE. Coelestilnen, (s p r. Celest#nen) monniken eener in 1264 door den lateren paus Coelestinus (5e eeuw) gestichte orde. Colombina, = Duif ke, is een vrou- welijke gemaskerde figuur uit de Itali- aansche commedia dell' arte en wel ge- woonlijk de kamenier der dochter van Pantaleone ; de prima donna in de Arle- quinade ; de minnares of de vrouw van Arlekijn. Colonne, zuildaalder, piaster in bet voormalige Spaansche Amerika, met de of beelding van de kolommen of zuilen van Hercules. Colonne, (m i 1.) troepen in verschil- lende afdeelingen achter elkander, op afstanden, opgesteld of in beweging. Colo Pesee, (1 e t t. Klaas de Visch) de beroemde duiker die tijdens koning Friedrich II in den draaikolk Garafolo (Charybdis) onderdook. Schiller maakte op hem de ballade : „Der Taucher". Colophoon, laatste bladzijde in onze hoeken, met opgave van den naam van schrijver en drukker en van bet jaartal ; van fr. C. top; spits; de sluitsteen. Colorado, (s p.) gekleurd, zinspe- ling op de schilderachtige bergketens van 't land. Colorado-kever,aardappel-kever, naar den Am. Staat Columbia, waar hij bet eerst gevonden werd. Colossaal, of Kolossaal. Reusach- tig, ontzaglijk groot. Zie Colossus. Colossus, een zeer groot standbeeld, reuzengestalte, reuzenbeeld; inz. bet 34 M. hooge aan den zonnegod gewijde metalen beeld aan den ingang der haven van Rhodus een kunstwerk van Chares, dat tat de zeven wonderen der oude wereld behoorde, in 280 v. Chr. geplaatst. Colossus of Independence, John Adams, 2e president der Ver. St. (1797-1801). Colporteur, reiziger voor den boek- handel, die inteekenaars op een of ander werk poogt to vinden; fr., van col = hals en porteur = drager, omdat eertijds rond- reizende kooplui hun waren om den hals hingen. Colt's Revolver, een vuurwapen, waaraan een draaiende camera met vijf of meer kogels bevestigd is, die door de beweging met den trekker voor den loop worden gebracht. Colonel Samuel Colt nam daarvoor patent in de Ver. Staten in 1835. Columbarlum, duiventil; ook een graf kelder met een aantal rijen van nis- sen boven elkander om lijkbussen in to plaatsen. Onder elke nis is op een plaatje de naam van den overledene vermeld. Columbia, een der V. S. van N. A. naar Christoffel Columbus. Slechts dit ge- deelte van Noord-Amerika is naar den ontdekker genoemd, hoewel in 't begin bet geheele werelddeel zoo geheeten werd. Columbus, (handteekening van) S. d. i. Servidor S. A. S. Sus Altenas Sacras X. M. Y. Iezus Maria Isabel XTO. FERENS Christo-pher El Almirante El Almirante In 't Nederl. , I)ienaar - onder hunne heilige Hoogheden - Iezus Maria en Isabella - Christophorus - de admi- raal. Coma Bereniees, Berenice, dochter van Magas, koning van Cyrene en vrouw van Ptolemaeus Euergetes, koning van Egypte. Zij deed eene gelofte haar schoone haar (lat. coma) voor den veiligen terug- keer van haar echtgenoot van de Syrische expeditie aan Aphrodite to offeren ; na haar dood werd bet als sterrenbeeld naar den hemel overgebracht. Combat de generoslte, (f r.) wedstrijd in edelmoedigheid. Wordt ook wel ironisch gezegd, nopens menschen, die elkander in de wielen rijden. Comedlas de cape y espada, een soort van tooneelstukken bij Lope de Vega en very., zoo genoemd omdat hun voornaamste personen als behoorende tot de deftige klasse der maatschappij ,met mantel en zwaard" opkomen, ter onder- scheiding van stukken met vorstelijke personen of karakters uit de volksklasse. Comedle, (g r.) een gr. woord van komos, feest, gelag en ode, gezang, dus eigenlijk feestlied, want de beginselen der comedie waren lyrisch. COMES. 147 COMMUNE-MANNEN OF COMMUNARDS. Comes, sedert Constantijn den Groo- te een titel voor hooge staats- en hof- beambten als : comes stabuli; keizerlijk opperstalmeester, comes sacrarum largi- tionum, opperschatmeester e. a. Er waren ,comites in actu, in dienst, vacantes buiten dienst, en ook honorarii. Coming events cast their shadows before, aanstaande (groote) gebeurtenissen werken haar schaduw vooruit. Th. Campbell, Lochiel's War- ning. Belangrijke gebeurtenissen worden voorzien, de voorboden zijn niet to mis- kennen. Comissatio, een drinkgelag als voortzetting der coena, meestal tot diep in den nacht. Commanditaris, stille compagnon vennoot die, zonder zich met de leiding der zaken in to laten of tegenoveer derden op to treden, zich bepaalt tot 't ver- schaffen van zeker kapitaal, waarvoor hij in de winst zal deelen of in de verliezen meedragen, bet laatste echter tot geen verder bedrag dan hij zich verbonden heeft in to brengen. Commandite, (h and.) eene bijzaak op eene andere plaats; - eene vennoot- schap met een of meer stille of geldschie- tende deelhebbers. Comme de l'an quarante) Se moquer de quelque chose, deze zegswijs dagteekent uit de midden- -eeuwen. Op grond der apocalypse ver- wachtte men, dat de wereld in het jaar 1000 zou vergaan. Toen die voorspelling niet uitkwam, beweerde men, dat de 1000 jarige termijn eerst bij den dood van Christus aanving. Doch de wereld over- leefde ook bet jaar 1033. -Nu riep men bet cabbalistische cij fer to hulp en herin- nerde men zich dat God den Ten (lag had gerust. De wereld zou dus in 1040 vergaan. En nadat ook die voorspelling niet was uitgekomen, kon men gerust verklaren dat men zich „om bet jaar 40 niet bekreunde." Comment en un plomb vil 1'or pur, s'est it change, hoe is het zui- ver goud in 't vuile lood verkeerd. Voor eene groote verandering vol schande en hoon, gelijk hier, war de tempel ont- heiligd wordt. Rae. Athalie, III, 7. Commediante ! tragodiante i woorden door Alfred de Vigny den Paus, gedurende een onderhoud met Napoleon in den mond gelegd. Commemoratie, (r.k.) in liturgi- sche zin, herinnering, gedachtenisviering, feestelijke viering, van eengewichtigege- beurtenis, in bet breviergebed bet her- denken van een heilige, wiens feestdag met een hoogeren feestdag samenvalt. Commensaal, (lat.) lett. hij, die mede aan tafel (mensa) eet ; kostganger. Commentarii, (f r.) Memoires, ge- denkschriften, dagboek, de aanteekenin- gen der pontifices, welke in den Gallischen brand verloren gingen, Caesar noemde zoo zijn beroemde werken over den Gal- lischen oorlog en den Burgeroorlog; ook waren zoo geheeten : commentarii pon- tificum. Commerce, handel, nering of ver- keer, van com (mede) en merce, van merx, mercis (koopwaar). Cemmereium, (r o m.) de bevoegd- heid om volgens streng Rom. recht eigen- dom to verkrijgen en to vervreemden. Het zwaartepunt er van lag in bet testament- en erfrecht. Wie toch het commercium niet bezat, kon van een burger niet erven, noch hem iets bij testament vermaken. Comodore, (e n g.) zeeofficier, die, zonder admiraal to zijn, tijdelijk over een eskader bet bevel voert. Commonwealers, (e n g.) met verhollandschten uitgang. Zoekers van bet ,algemeene welzijn". Aldus noemen zich aanhangers van den dweper Coxey, de , soldaten" van zijn , leger" ; 't zijn werkloozen en landloopers, die de om- streken van Washington in 't begin van Mei 1894 verontrustten. Commilitones, (lat.) str#dgenoo- ten, ook voor ,medestudenten". Commune-mannen of Commu- nards, (f r.) wel to onderscheiden van de communisten, een socialistische partij. Tegen bet einde van den Fransch- Duitschen oorlog maakten zij, door den opstand van 19 Maart 1871 zich meester van Parijs; hun hoofddoel was de zege- COMMUNE SANCTOItUM. 148 CONCESSIE, praal der ultra-democraten en hun middel een vernietiging der centralisatie, die Frankrijk gedurende het tweedekeizerrijk (1852-1870) bekneld had. De commune- mannen werden zoo genoemd, omdat zij aan de gemeente (commune) van Parijs de grootst mogelijke mate van zelfstan- digheid wilden geven. Commune Sanctorum, (r. k.) eene afdeeling van de Missale en van het Brevier. Men vindt er samengevat alle gebedsformulieren, die gebruikt worden ter viering der feesten van verschillende klassen van heiligen. Communlebank, de bank, waarop de geloovigen knielen, bij 't ontvangen van de hostie. Communisme, de leer van bet gemeenschappelijk bezit, alles voor alien, geheel gelijkelijk en gemeenschappelijk. Die leer verwerpt elk recht van privaat- eigendom. Zij bestond in stilbescheiden omvang en in gesloten kring onder de eerste Christenen. Zij trad echter aanvallend, eischend en dreigend op voor ruim honderd jaar en neemt nog heden dit standpunt in. Compagnie, afdeeling soldaten en bij de infanterie de taktische eenheid ; vereeniging om handel to drijven; ven- nootschap ; van it. compagnia = gezel- schap; van mlat. companium = brood- genootschap, van cum = met en panis = brood. Compascuum, (1 a t.)getneenschap- pelijk bezit van weilanden of recht van veeweiden. Eene buurschap heet aldus to Emmen, in Drenthe, alwaar aanvang Juni 1894 een waterschap ,, Barger-Com- pascuum" is opgericht. Compelle intrare, (lat.). Luc. XIV : 23. Dwinrg ze om in to gaan, dikwijls aangehaald, om bet gebruiken van geweld tegenover ketters to recht- vaardigen. Compensatierecht, het recht vol- gens hetwelk eene schuld to niet gaat door bet bestaan eener tegenvordering tot een gelijk of hooger bedrag ; schade- loosstelling; bet recht van een gefailleerde, om zijne schuld door eene tegenvordering to betalen, bij de jongste faillieten-wet weer geldend gemaakt. Competitie, (sport) cricket en voetbalspel) is een wedstrijd tusschen eenige clubs onderling, zoodat elke club tegen elke der overige clubs afzonderlijk speelt. Complementaris,beheerende ven- noot, v. die de leiding in handen heeft in tegenstelling met commanditaris. Complexie,lett. wat omdat of bevat,, de huidkleur : een bloedrijke huid teekent een sanguinisch, een donkere een melan- cholisch, een bloedlooze, een flegmatisch temperament. Completorium, (r.k.) het gedeelte van het Brevier, dat het Officie van den dag sluit, het laatste der kleine uren, als bet ware een kerkelijk avond- gebed. Compliment aan Abigeltie, genoeg zoo! brisons la dessus ! Schwamm dariiber! 't Is onzeker, of dit in verband staat met Abigail, (I Samuel XXV). In Zeeuwsch-Vlaanderen zegt men met de- zelfde bedoeling : Compliment aan Tan- netje. Compos, (1 at.) eener zake machtig; Compos mentis, zijns verstands machtig ; zijn verstand ten voile bezit- tende. Comprimari, (it. m u z.) de zan- gers, die kleine ondergeschikte partijen in de opera vertolken. Comptometer, (lat.) rekenma- chine. Nieuwste uitvinding van twee. Amerikanen, Finck en Tarrant. Ze ver- richt alle vermenigvuldigingen, aftrek- kingen en deelingen, en elke verdere berekening, die met gewone cijfers is te. maken. Con amore, (it.) lett. met liefde,. d. i. met toewijding, met hart en ziel. Zoo. wordt een rol gespeeld, een lied gezongen con amore, d. i. met zooveel kunst en kracht, als waartoe de voordragers in staat zijn. Coneedo, (lat.) ik stem toe. Concessle, de toestemming, of door de overheid verleende vergunning tot uitoefening van een deel der overheids- taak, den aanleg van , wegen enz. CONCHA. 149 CONDITIO SINE QUA NON. Concha, schelpvormig vaatwerk van edel metaal, waarmede het water uit de doopvont genomen, en over het hoofd van den doopeling uitgestort wordt. Concierge, portier, van fr. comte des Cierges, titel, then Hugo Capet aan den gevangenbewaarder gaf. Concilie, (r. k.) wettelijke vergade- ring van kerkelijke personen, om kerke- lijke aangelegenheden to behandelen ; onrechtmatige noemt men Conciabulen of Conventikels. Coneilien, (Occumenisehe - algemeene vergadering van geestelijken, de negen Oostersche C. zijn gehouden 1 to Jeruzalem ; 2 en 8 to Nicea 325, 787; 3, 6, 7, 9 to Constantinopel 381, 553, 681, 869; 4 to Ephese 431; 5 to Chalcedon 451. De twaalf Westersche 10, 11, 12, 13, 19 op het Lateraan 1123, 1139, 1179, 1215, 1517; 14 en 15 Synode van Lyon 1245, 1274; 16 Synode van Vienne (Dauphins) 1311; 17 to Constanz 1414; 18 to Bazel 1431-1443; 20 to Trente 1545-1563; 21 op het Vaticaan 1869. Concetti, (it.) puntdichten en spreukdichten vooral gedurende de Re- naissance in Italie in zwang en bier bij Hooft, Huygens e.a. Meestal waren zij geillustreerd of dienden zij zelven als bijschrift bij een plaat. Conclave, (lat. con clavis), 1 °. de kleine vertrekken op hetVatikaan, waarin de kardinaals zich terug trekken om een nieuwen pans to kiezen; 2°. de vergade- ring voor die verkiezing. Bij die ver- kiezing werden de kiezers opgesloten ; van lat. conclavis, van cum (met) en clavis (sleutel). Dit wordt bedoeld, maar in klas- siek Latijn is conclave reeds een kamertje. Coneordaat, overeenkomst tus- schen een wereldlijk vorst en den paus over de katholieke onderdanen en de collatie van schenkingen; het meest be- kend is het C. van 1801 tusschen Na- poleon I en Pius VII. Coneordantie, lett. overeenstem- ming; in 1658 verscheen to Amster- dam de eerste uitgave van Abraham Trommius' Nederlandsche concordantie des b#bels, een bijbelregister, waarin alle woorden des bijbels alphabetisch voorkomen, met aanwijzing van de plaats, waar zij staan. Dergelijke werken bestaan er over verschillende schrijvers. Concordia, integritas, indus- tria,(1 a t.) Eendracht, rechtschapenheid, vlijt, wapenspreuk der familie Roth- schild. Concordia res parvae cres- cunt, lett.: door eendracht groeien kleine zaken. Eendracht maakt macht; zin- spreuk van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, de fr. wapenspreuk luidt la concorde fait la puissance en de belg. i'union fait la force. Concordia parvae res cres- cunt, discordia maximae dila- buntur, (S a 11 u s t) Bell. Iugurth. 10. door_ eendracht wordt het zwakke sterk, door tweedracht het sterkste zwak.-Een- dracht maakt macht, tweedracht breekt kracht. Concordiirnboek, vereenigings- boek. De in 1577 verschenen compleete en officieele uitgave van alle Luthersche belijdenis schriften. De formula concor- dice is den dier schriften. Concours, (h and.) de samenkomst van verschillende crediteuren bij het ver- leenen van rechtsingang tegen eenen in staat van onvermogen verkeerenden schuldenaar; gerechtelijke verklaring van het onvermogen en afstand van zijne massa bonorum cessio aan zijne schuld- eischers. Ook : wedstrijd, lett.: wedloop van fr. concourir. Concours hippique, (fr.) voor wedrennen of harddraver#en; vooral echter voor wedstrijden, waarbij gelet wordt op bouw, gang enz. der paarden, dus waar niet gerend wordt. Conditie, (sport) gebruikelijk om aan to duiden of iemand in een of ander spel in goede of minder goede omstan- digheden verkeert, goed geoefend is. Conditio sine qua non, onver- mijdelijke,allernoodzakelijkste voorwaar- de, letterlijk : voorwaarde zonder welker vervulling niet kan plaats hebben CONDOTTIERE. 150 CONGREGATIONALIST. Condottiere, (it.) Aanvoerder en indienstnemer van huursoldaten in Italie. De Condottieri traden weder in sold van verschillende Staten; zij behooren tot de bekwaamste legerhoofden, die de geschiedenis kent. In den loop der 14e eeuw ontstonden zij, hun hoogste bloei valt tussehen 1350 en 1450 en in den aanvang der 16e eeuw verdwijnen ze allengs. Cermagnole en Francesco Sforza (later hertog van Milaan) zijn de meest befaamde condottieri. Conduite-staat, gedragslijst. Lijst, waarop van dag tot dag, van maand tot maand door hunne superieuren wordt aan- geteekend, hoe de militairen zich gedra- gen. Conduite (fr.) = gedrag. Confederatie, een verbond van kleinere Staten, door een op gemeen- schappelijk belang gegrond verdrag ver- bonden. De Zuid-Amerikaansche Staten werden b.v. geconfedereerden genoemd, om hun verdrag in den strijd tegen de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Conferentie, (De Londensehe - van 't lat. confero, bijeenbrengen, de bijeenkomst van de gezanten van Oos- tenrijk, Frankrijk, Engeland, Pruissen en Rusland om de geschillen van Ne- derland met Belgie to regelen, met tus- schenpoozen van Nov. 1830-19 April 1839 is een der meest bekende, vooral in ons land. Confessio Augustana, Augs- burger geloofsbelijdenis, of Augsburgsche confessie, z. a. Confessio tetrapolitana, de geloofsbelijdenis der vier steden, nl. Straatsburg, Konstanz, Lindau en Mem- mingen in 1530. Confessionis sigillum, (onder) het zegel der biecht, d. i. de geheim- houding van hetgeen de priester van den biechteling hoort. Confetti, kleine kalkkogeltjes waar- mede in carnevalstijd geworpen wordt in Italie, Spanje en Zuid-Frankrijk. Tegenwoordig veel vervangen door kleine veelkleurige papierschijf jes; ingelegde vruchten. Confiskeeren, verbeurd verklaren ten bate der openbare schatkist. Lat. con fiscus = met of bij de schattingen. Confiteor, (rk.) eene zondenbelij- denis, die met dit woord, dat ik beljjd beteekent, begint en o. a. ook door den geestelijke voor den eigenlijken introitus der mis aan de trede des altaars wordt afgelegd. Conformist, lidmaat van de Engel- sche Episcopale kerk. De Conformisten houden zich, in tegenstelling der Puri- teinen en afgescheidenen der Engelsche kerk (Nonconformisten), aan de bepalin- gen der „Act of Conformity." Confrater, medebroeder. Wordt wel vervangen door, of afgewisseld met confrere (f r.), hoewel dit laatste, in 't spraakgebruik minder gunstig klinkt. Uit con = cum (1 at.), met, mede, en frater (lat.) broeder. Het compositum bestaat echter noch in 't classiek, noch in 't Middeneeuw sch Latijn; doch 't f r. heeft confraternitd en confraternel, het i t a 1. confrdte. Congregantinen, nonnen van de orde der congregatie van Notre-Dame. Congregatie, (r k.) 10. verschil- lende vertakkingen van dezelfde geeste- lijke orde, zoo b.v. telt de orde der Be- nedictijnen verschillende Congregation. 20. vereeniging van mannen of vrouwen, die zich door het afleggen van gewone geloften (van armoede, gehoorzaamheid, zuiverheid), verbonden hebben, volgens bepaalde, door den Paus goed to keuren regelen, to leven. 30. de Romeinsciie Con- gregation, zijn vereenigingen van godge- leerden en rechtsgeleerden, door den Pans benoemd, om verschillende zaken, die het bestuur der Kerk betreffen, to behandelen. 40. van leeken, door de Kerkelijke over- heid goedgekeurd, tot het houden van godsdienstoefeningen ; die oefeningen zelve noemt men ook wel congregation. Congregationalist, (e n g.) vol- geling van Robert Brown, die in tegen- stelling der lidmaten van de Eng. kerk, leerde, dat iedere gemeente een onaf- hankelijk geheel vormt, en gerechtigd is, een eigen raad to benoemen en haar eigen zaken to behartigen. CONGRES. 151 CONSERVATOIRE. Congres, van 't lat. congredio = to zamen komen, eene bijeenkomst van afgevaardigden, om over iets to beraad- slagen. Men heeft taal- en letterkundige, geneeskundige congressen enz. Ook een- voudig een club, eene bijeenkomst. - de Vergadering van de vertegen- woordigers der Vereenigde Staten van N.-A. to Washington. Congres, (Het nationaal = 10 Nov. 1830 to Brussel, bijeenkomst van daartoe gekozen Belgen, verklaarde het Huis van Oranje van den troon uitge- sloten, benoemde Leopold tot koning, maakte een grondwet, enz. Congres, (Het Weener - van 1 Nov. 1814 tot 9 Juni 1815, eene bij- eenkomst der afgevaardigden van de Eu- ropeesche mogendheden om den toestand van Europa, die door de handelingen van Napoleon deerlijk in de war was geraakt, opnieuw to regelen. Congrevedruk,veelkleurige plaat- druk naar den uitvinder, Sir William Congreve, opziener van het Koninklijk Laboratorium (f 1828), genoemd, eene soort van kleurendruk (Chromolithogra- phie), waarbij de vormen uiteengenomen worden, elk deel van de vereischte kleuren voorzien, en dan ineengezet wordt. Congrevische vuurpillen, oor- logswerktuig in het begin der 19e eeuw; naar den Engelsehen kolonel William Congreve, die in de vervaardiging daar- van verbetering bracht. Conjecturaal-critiek, Oordeel- kunde of stelsel van beoordeeling, dat alleen gissingen (conjecturen) oplevert. lemand die dit stelsel volgt, heet wel een conjecturensmid. Van 't -lat. conjectura (gissing, vermoeden). Connecticut, (e n g.) Staat in Am., Staat der Unie, van 't lndiaansche Quin- nitikut, 't land der groote rivier. Connetable, Gallische verbastering van het Latijnsche Comes stabuli = stal- meester. Het was de titel van het hoofd der Keizerlijke ruiterij, een der hooge staatsambten. De Frankische koningen namen titel en waardigheid over en in de lie eeuw wordt het het hoogste rijksambt in Frankrijk,ongeveer de opper- bevelhebber van het gezamenlijke Fran- sche leger. In 1627 werd het ambt door Lodewijk KIII opgeheven. Connossement, verkeerd voor cognossement, (h and.) het schrif- telijk bewijs, door den schipper onder- teekend, dat hij de daarin vermelde goederen aan boord van zijn schip ge- laden heeft en lossen zal op de bestemde plaats ter uitlevering aan den houder van het cognossement. Connubia aunt fatalla, (1 at.) Huwelijken z#n door het noodlot bepaald (worden in den hemel gesloten). Conopenm, (1 a t.) een gordijn of deken van lichte stof, waarmede men zich bedekte om in den slaap niet door insecten gehinderd to worden. Van daar de rustbank zelve canape (z. a.) Conopeum, (r.k.), een gordijn, ge- woonlijk van zijde dat den tabernakel van 't altaar geheel bedekt. Conguistadbres, eerste verove- raars van Amerika met hunne nakome- lingen. Corrector, samengesteld uit lat. con, mede en rector, van 't lat. ww. regere, regeeren of besturen. Plaatsver- vanger van den rector aan een gymna- sium of dergelijke instelling. Conscriptie, oproeping tot den krijgsdienst van alle dienstplichtigen. Die naam werd voor die zaak 't eerst gebruikt door de Franschen, in.de dagen der revolutie en wereldverovering ; en wel officieel in de wet van 19 Fructidor van het jaar VI (5 September 1798). Conservatoire, kweekschool voor beoefenaars van zang en voordracht. In navolging der muziekschool in 1547 to Napels door den Spaanschen priester Giovanni di Tappia, onder bescherming van Santa Maria di Loretto opgericht, stichtte de Baron de Breteuil in 1784 to Parijs het Conservatoire de Musique et de Declamation, oorspronkelijk ,Ecole royale de chant et de declamation," en wel, pour propager fart et le conserver dans sa purete." 't Is dus om de zuiver- heid der kunst to bewaren, dat men de ,bewaarplaats" der kunst grondvestte. CONSIGNANT. 152 'T CONSULAAT. Consignant, (hand,) iemand, die anderen eenige goederen ter verkoop zendt. Consignataris of geconsig- neerde, (h and.) iemand, die goederen van anderen ter verkoop ontvangt. Consignatle, (h and.) de goederen, die aan een ander gezonden worden om die to verkoopen voor rekening van den afzender ; credietbrief (z. a.) voor eenen schipper. (Burg. wetb.) gerechtelijke be- waargeving van gelden, als een schuld- eischer weigert eene betaling aan to nemen ; die gelden worden dan gestort in de consignatiekas. Consigneeren, (hand.) goederen in consignatie verzenden; eenen schipper geld aanwijzen. Consigneeren, (mil.) het arrest opleggen, verplichting one• in de kazerne to blij ven. - (Soldaten in de kazerne, soldaten verbieden de kazerne to ver- laten. Consignes, (mil.) verplichtingen van postcommandanten en schildwachten. Consilinm abeundi, in 't alge- meen : de raad om zich to verwijderen; doorgaans (stud.) wegzending van een student, die zich aan een grof misdrijf heeft schuldig gemaakt, van de hooge- scholen ; dat geschiedt door den Akade- mischen Senaat. Consolatiepri1s, troostprijs. Pre- mie of belooning voor dengene, die bij inzendingen op tentoonstellingen enz. niet bekroond kan worden, maar toch eene onderscheiding wordt waardig ge- keurd. Console, bouwk. (f r.), kraagstuk, vooruitspringend bouwdeel, dat dient om iets to ondersteunen. Consolidatie, (hand.) vaststel- ling, verzekering ; dekking van staats- uitgaven en vlottende schuld door het cre,geren eener gevestigde staatsschuld. Consols, (b a n k) samentrekking van consolidated annuities, Engelsch 3 per- cents staatspapier op naam, overeenko- mende met het Nederl. Grootboek. In het algemeen bewijzen van geconsoli- deerde, n.l. als blij vend of perpetueel erkende staatsschuld. Constable, titel van een Engelsch gerechtsbeambte oorspronkelijk verwant met het Fransche connetable, z, a. C onstantia-wiln, zoete kaapsche wijn; wijn uit Constantia, aan de Kaap de Goede Hoop. Constituante, (De - van 5 Mei 1789-30 Sept. 1791, de Nat. Vergadering, die eene constitutie voor Frankrijk samen stelde.Deze regeeringsvorm maakte plaats voor de Wetgevende Vergadering (legis- lative) (z. a.). Constitueerende Vergade- ring, de eerste Volksvergadering der Fransche revolutie. Zie Constituante. Constituenten, personen die leden voor een parlement kiezen, lat. constituo - plaatsen, verkiezen. enz. Constitutionnel, Louis d'or, ge- slagen in Frankrijk 1791-1793. Consuklo, de verpersoonlijking van zedelijke reinheid to midden van verzoe- kingen, naar de heldin uit den roman van dien naam van George Sand. Consuetudo quasi alters na- tura, (1 at.) Cicero, De finibus bonorum et malorum 5. 25. 74. De gewoonte is (als 't ware) een tweede natuur. Consul, (1 at. de afleiding is onze- ker), eig. naam der beide bestuurders, die na de verdrij ving der Koningen aan 't hoofd van den Romeinschen Staat stonden ; bij ons zijn consuls de mannen, die door vreemde regeeringen benoemd worden, om op een plaats, waar geen gezant of zaakgelastigde dier natie is, haar in zoover to vertegenwoordigen, dat hij geroepen en verplicht is, haar leden, speciaal op het gebied van handel, maar ook in 't algemeen, alle gewenschte hulp en bijstand to verleenen. Consulaat, ('t - van 9 Nov„ 1799 tot 20 Mei 1804, de vij fde regeeringsvorm van Frankrijk na de revolutie, waarbij de uitvoerende macht berustte bij drie consuls : Bonaparte, Cambaceres en Le- brun. De le consul had dien naam ge- kozen. in navolging van de Romeinsche republiek. CONSULENT. 153 CONTRADICTIO IN TERMINIS. Consulent, (j u r.) raadsman in ge- schillen, advokaat ; (Protest. kerk) plaats- vervangend predikant, die de zaken to behandelen heeft eener vacante gemeente, nabij de zijne. Consulent, (i at.) men heeft tegen- woordig ook landbouw- en zuivelconsu- lenten; de eersten moeten de belangen van den landbouw in 't algemeen be- hartigen; de laatste hebben toe to zien op de zuiverheid en onvervalschtheid der boterbereiding (bet zuivel). In denzelfden trant heeft men Consultanten, (Expert - van Bureaux, Reddingmaatschappijen, enz. Expert (f r.) = deskundige, uit het lat. expertus, beproefd, ervaren. Consulentschap, (Acte van - eene schriftelijke verbintenis door den Hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel aan- gegaan ten behoeve van Prins `Willem V, waarbij hij zich verbond den Prins, zoolang deze 't noodig achtte, van raad en hulp to dienen. Daardoor werd met- terdaad de Hertog Stadhouder en de Prins zijn werktuig (1766). In 1784 nam Brunswijk zijn ontslag en werd de acte vernietigd. (Van lat. consulere = raad- geven). Consulter Larousse, in de Pa- rijsche studentaal, de bierhuizen in bet Quartier Latin bezoeken, vooral die met damesbediening. Immers, in die loka- len staat een exemplaar der bekende Encyclopedie ter beschikking der bezoe- kers. De meesten gaan er echter met een geheel ander doel dan uit leergierigheid been en laten zich minder aan Larousse dan aan la rousse (of la blonde) der „damesbediening" gelegen liggen. Consummatum est, het is vol- bracht, volgens Job. XIX :30, de laatste woorden van Jezus aan bet kruis. Contenten, (hand.) scheepslijsten, berichten van de binnengekomen schepen, hunne sohippers en de ladingen en de ontvangers der ladingen; Contenter tout le monde et son pere, ledereen tevreden stellen en zijn vader er bid', voor: bet onmogelijke. Ontleend aan de fabel van La Fontaine Le Meunier, sons Fils et l'Ane. Parbleu! dit le meunier, est bien fou du cerveau. Qui pretend contenter tout le monde et son pere. Laatstelijk veranderd in: contenter tout le monde et sa belle-mere. Conticuere omnes, intentique ora tenebant, Virg. Aen. II : 1; ver- taald bij Vondel met: Elck zweegh, en zag hem aen, met aendacht en verlangen. Continentaal stelsel, (van con- tinent = vasteland) een besluit door Na- poleon I 21 Nov. 1806 to Berlijn uitge- vaardigd, waarbij alle handel op Engeland verboden werd en dit rijk aldus van bet vasteland werd afgesloten. Conto a men, (h a n d.) rekening met een ander op gelijk aandeel in winst en verlies. Conto Unto, denkbeeldige of gefin- geerde rekening, die aan een handels- vrjend gezonden wordt, om hem een overzicht to geven van de vermoedelijke winsten op eenigen koop of verkoop Conto pro diverse of per di- verse, eene rekening in bet koopmans- boek, die voor verschillende personen onder een hoofd geopend wordt. Contorniant-munten of Con- torniati, ook Crotoniati geheeten, ko- peren Romeinsche gedenkpenningen met verhoogden rand. Contra- of tegenxegel, (z a g.) kleiner zegel op den rug van bet groote. Contrabande, sluikhandel; ook sluik- of smokkelwaar; goederen, die in oorlogstijd iniet mogen vervoerd worden zooals wapens enz.; van lat. en it. con- tra = tegen, en bando = of kondiging van een verbod. Contractus, overeenkomst, zooda- nig, dat overtreding of niet naleving er van grond oplevert tot - eene rechtBvor- dering. C ontradictio in teaminis, (1 a t) tegenstrijdigheid in de bepaling, wanneer het begrip in 't eene woord vervat, dat van 't andere opheft, rechtstreeks tegen- spreekt. CONTRALTO. 154 CONVENTBIER. Contralto, (it. m u z.) lett. de hooge tegenstem (fr. haut-contre). Laagste der vrouwenstemmen : ligging van klein sol of la = g of a tot tweegestreept fa of sol = f of g. Contraponeeren, (hand.) eenen verkeerd geboekten post door bij- en af- schrijven herstellen. Contrapunt, kunstvorm in de mu- ziek, waarbij de versehillende stemmen tot een harmonisch klinkend geheel wor- den vereenigd. De naam stamt uit de dagen toen de noten door eene rij pun- ten werden aangewezen. Een tweede stem werd dus aangegeven door een tweede of tegen-punten rid. Contraria contrarlis curan- tur, (1 a t.) het tegengestelde wordt door het tegengestelde genezen. Dit is het be- ginsel der allopathie, tegenover dat der homoepathie : Similia similibus curantur het gelijke wordt door het gelijke ge- nezen. Contravallatielini8n, (m i 1.), aaneenschakeling van borstweringen met grachten aan de zijde van de belegerde sterkte, teneinde uitvallen gemakkelijker to kunnen afslaan, (zijn tegenwoordig in onbruik). Contra vim mortis non est medicamen in hortis, (1 a t.) voor den dood is Been kruid gewassen. Contra vim non valet Ins, (lat.) tegen 't geweld is het recht niet bestand. Macht gaat boven recht. Contre-coup, in de taal der Fran- sche anarchisten een meesterknecht, (contre-maitre). Contredans, (fr. contredanse) is in 't algemeen een daps, waarin de deelne- mers gedurig tot elkander naderen, en zich weder van elkander verwijderen (in ons land en Duitschland ook vaak fran- caise of quadrille geheeten) ; van eng. country-dance = landelijke dans. Centrepassatie, (h a n d.) weder- afstand eens wissels. Controle, (h a n d.) tegenrekening; tegenboek, de narekening, om mogelijke abuizen to ontdekken. Controle, het opzicht over de ambtenaren bij de belastingen ; van con- tre-role of tegenlijst, zijnde een afschrift van de lijst, volgens welke ondergeschikte ambtenaren weleer de inkomsten van den staat moesten ontvangen of uitgaven be- werkstelligen. Controle, (mil.), gedeelte van een. register bij administratieve onderdeelea_ Contubernales, de krijgsmakkers, die in dezelfde tent kampeerden; ook de jonge Romeinen van aanzienlijken huize, die zich vrijwillig als comites bij den veldheer aansloten, om zich in de krijgs-. kunde to oefenen en die in de veldheers- tent, het praetorium, met den veldheer het middagmaal gebruikten. In de stu- dententaal zijn twee of meer studenten, in 't zelfde huis wonend, elkanders con- tubernalen. Contumaeia, (l at.) de afleiding is onzeker; het beteekent in de eerste plaats standvastigheid, very. hardnekkig- heid, eindelijk weigerachtigheid, vooral van hem, die behoorlijk gedaagd, wei- gerde voor den rechter to verschijnen; hij werd dan in contumaciain, bij verstek, veroordeeld. Contumacie, (h a n d.) zie Quaran- taine. Connubium, (la t.) de bevoegdheid, volgens de wet, om een rechtsgeldig hu- welijk,matriazoniurninstumof legitimum to sluiten. Dit bestond in de oudheid niet tusschen burgers van verschillende staten, tenzij zulks uitdrukkelijk bij verdrag be- paald was; ook niet tusschen burgers van denzelfden staat, als zij tot verschil- lende standen bc;hooren ; bekend is de strijd, over dit recht to Rome tusschen Plejebers en Patriciers gevoerd. Convenanter, (Seottiseh (eng.) iemand, die the convenant of het verbond onderteekend had, tegen de po- litieke of kerkelijke besluiten van Karel I Conventbier, kloosterbier, bier der conventualen of kloosterbroeders, in on- derscheiding van het sterke bier, dat de paters dronken; half bier, kleinbier of dunbier. NATIONALE CONVENTIE. 155 COPItONYMUS. Conventle, (Nationale - van 21 September 1792-26 Oct. 1795, de vergadering, in Frankrijkbijeengeroepen, om eene republikeinsche constitutie uit to vaardigen, duurde onder binnenland- sche oorlogen tot bet schrikbewind en maakte plaats voor bet directoire (z.a.). Conventle-geld, (h a n d.) de munt, die geslagen is volgens den in 1753 door de Duitsche rijksvorsten vastgestelden muntvoet van 20 florijnen uit een mark fijn zilver. Conventikel, 10. vereeniging van monniken tot verzet tegen de verkiezing van een voorgestelden abt ; 2-. samen- komst van afvalligen van een kerkge- nootschap; stichtelijke bijeenkomstenbui- ten de bestaande. Conventioneele Interessen, interessen die de schuldenaren volgens de gemaakte overeenkomst aan den cre- diteur moet betalen. Conventions-Mgnze, bet geld, dat tengevolge der gesloten overeenkomst sedert 1753 naar den Weener muntvoet is geslagen; vandaar ook Conventiedaal- ders, geldende 22,/,, gulden. Convitorist, kostganger van een klooster, gymnasium (in 1)uitschland), enz., let t. samenlever, uit lat. convivere. Conversie of converteering, (hand.) van eene staatsschuld, den inte- restvoet verminderen, een oude geldlee- ning vervangen door een nieuwe. Convivium, drinkgelag na den maal- tijd, iets, waarvan Grieken en Romeinen hartstochtelijke lief hebbers waren. Het drinken was echter geen hoofdzaak; men kortte den tijd door vermakelijke vertoo- nin en en door gesprekken, waarbij ernst en scherts afwisselden. Een beeld daar- van vinden wij in bet Convivium van Plato en vooral in dat van Xenophon. Convolvulus, plantnaam, van 't Latijnsehe con, to zamen, volvere, rollen ned.: windekelken. Convool, (mil.) transport van le- vensmiddelen, munitie, enz. (Zie Konvooi). Convoollooper, (h and.) de afge- ver der in- en uitvoer-biljetten voor koopvaardijschepen, oorspr. de persoon die zich belastte met bet betalen der con- vooigelden (die geheven werden ter be- kostiging van 't convooi, zie boven) thans tusschen-persoon, die de in- en uitkla- ringen in orde maakt. Convulsionairen, leden eener dweepzieke partij, die zich in de le helft der 18e eeuw in een der voorsteden van Parijs op bet kerkhof van den H. Medar- dus - bepaaldelijk op bet graf van Fran- cois de Paris - vereenigden en aldaar door stuiptrekkingen (convulsions) wer- den aangetast. Cool as a cucumber, zoo koud als een komkomnier, is uit Colman's Heir at law. Wij zeggen : zoo koud als marmer. Codperatieve Vereeniging, heeft hoofdzakelijk ten doel de welvaart van eene bepaalde klasse to bevorderen, hetzij door aankoop in 't groot van le- vensmiddelen, die weder in 't klein aan de consumenten verkocht worden, hetzij door gemeenschappelijke productie van die klasse (vooral de arbeidende), of door bet opnemen van gelden, waarvoor de vereeniging zich tegenover de geldschie- ters aansprakelijk stelt en die door de vereeniging weer aan bare leden wordt uitgeleend, enz. Copernicus, (stelsel van - noemt men de door Copernicus (Prui- sisch geestelijke die de sterrenkunde be- oefende, 1473-1543) opgestelde theorie, waardoor de schijnbare dagelijksche en jaarlijksche beweging der zon om de aarde uit de dagelijksche wenteling der aarde om haar as en de gelijktijdige jaarlijksche beweging. om de zon ver- klaard werd. De baan der aarde om de zon nam hij als een excentrische cirkel aan. Zijne theorie bleek later in hoofdzaak juist to zijn. Copperheads, (a m e r.) sedert 1863 scheldnaam voor Noordelijken, die sym- pathie hadden voor de zaak der Zuide- lijken; naar den naam van een zeer vergiftige slang. Vroeger scheldnaam voor • de Indianen en de Hollandsche kolonisten in N. Amerika en hunne af- stammelingen. Copronymus, bijnaam vary den Griekschen keizer Constantijn V, dewijl hij bij zijnen doop de vont bevuilde; uit gr. kopros. = drek. COPYRIGHT. 156 COROLLARIUM. Copyright, (e n g.) recht van een Engelsch schrijver op zijn werken gedu- rende zijn leven of twee en veertig jaar na de uitgave. De erfgenamen kunnen dit recht opeischen voor bet overschot der 42 jaren of gedurende zeven jaar na den dood des auteurs. Daartoe moet een exemplaar w orden gezonden aan : l e bet Britsch Museum; 2e de Bodleiaansche bibl. to Oxford; 3e de Universiteits bibl. to Cambridge; 4e de Advocaten bibl. van Schotland ; 5e de Trinity bibl. to Dublin. Coquetterie, de zucht om to beha- gen, van 't Fransche woord coq = haan. Coquet wil zeggen : zooals een haan; door zijn gang, zijne houding en zijne fraaie veeren heeft dit dier lets pronkerigs. Cor unum et anima una, (1 at.) een hart en eene ziel. Vertolking naar de. Vulgata, van Handel. IV vs. 32. Coram nemen, (lemand = in de studenten taal ook : eorameeren, hem tot rede stellen, doorhalen, uitschelden ; van lat. cdram = voor, in tegenwoor- digheid. Coram populo, (1 a t.) ten aanhoore van bet yolk, in bet openbaar. Cordeliers, d. i. koorddragers : le Franciskaner monnikken,. die een koord voor gordel dragen; 2e tijdens de Fran- sche revolutie de partij, die in bet Fran- ciskaner klooster to Parijs bijeenkwam; hare hoofden waren Danton, Hebert, Camille Desmoulins en Marat tegenstan- ders der Jacobijnen. Cordon Bleu, le Een ridder van de Fransche orde „du St. Esprit", wegens bet blauwe lint, waaraan bet ordeteeken hing. 2e Een uitmuntende keukenmeid; aangezien slechts weinigen in de orde konden opgenomen worden, daar deze tot 100 leden beperkt was, bedoelde men met cordon bleu, iemand van buitenge- wone verdienste, in bet eerst zelfs in elk vak. Cordon (Grand, (f r.) een ridder van bet legioen van eer, wegens bet groote, breede- lint, waaraan in de hoo- gere graden, bet ordeteeken hangt. Cordon Rouge, ridder van de orde van St. Louis, waarvan bet orde- teeken aan een rood lint hing. Corduaan, fijn Spaansch leder, uit geiten- of bokkenvellen vervaardigd en geheeten naar de stad Cdrdova, Cdrdua. Corduroy, (f r.) voor cordeduroy, weefsel, oorspronkelijk van zijde, waar- van de Fransche koningen jachtbuis en jachtvest lieten vervaardigen; thans bom- bazijn. I Cor. I : 2, toespeling op de ge- ringheid der cijfers en de overeenkomst in klank; gehezigd voor: ,er zijn maar weinig krenten in 't krentenbrood." Corinthisehe still, eene der vijf orden in de Grieksche bouwkunst. De schacht der C. kolommen is uitgehold, bet kapiteel met A canthusbladen versierd. Corn-Cracker-State, (am e r.) Kentucky. Cornet, een goudrolletje, bet opge- rolde reepje, dat door hameren, gloeien eu pletten van bet broodje (z. a.) ontstaan is. De essayeur bedient zich hiervan bij de gewone goudproef. Cornet, 1. muziekinstrumenten; 2. jachthoorn, reeds in oude tijden in ge- bruik, komt nog in 't wapen van Oranje voor als herinnering aan Guillaume ou cor-nez ; 3. stijf geplooide neepj esmuts, 't langst door boerinnen op de Veluwe en door de Amst. dienstmeisjes gedragen; 4. vaandrig (Spaansch) ; 5. compagnie ruiters (Holl. 17e Eeuw). Cornhill, (e n g.) plein in Londen, waar vroeger de korenmarkt gehouden werd. Cornea eopiae, (lat.) horen van overvloed, zie Amalthea. Corndtus syllogismus, (lat.) lett. gehoornde sluitrede, n 1. tweeledige sluitrede of dubbelbesluit, waarvan elk in 't bijzonder de tegenpartij vangt en wederlegt. Corollarium, krans met bladeren van goud, zilver of ander metaal, die men aan geliefde tooneelspelers placht toe to werpen, vandaar elk geschenk, boven den bedongen prijs, bet bedongen loon, toegift, fooi. In de mathesis ook : noodzakelijk gevolg van een uitgewerkte stelling. CORONA CIVICA. 157 CORRIGER LA FORTUNE. Corona clvica, (1 a t.) burgerkroon van eikenloof, zoo mogelijk met de eikels er aan en met bet devies ob civem ser- vatum werd gegeven voor bet redden van een kameraad in den slag. Corona muralls, (1 a t.) muurkroon, in den vorm van een wal, was voor hem, die bet eerst de muren eener belegerde stad had beklommen. Corona navalls of rostrata, versierd met gouden scheepssnebjes, was voor hem, die een zeeslag gewonnen had. Corona obsidionalls, (1 at.) be- legs-kroon,de eenvoudigste doch eervolste van alle, viel den generaal ten deel, die een ingesloten rom. leger had ontzet ; zij werd gevlochten uit wilde bloemen, op de plaats zelve geplukt. Corona ovalis, (1 a t.) huld ekroon, bij eene ovatio gedragen, was een myr- tenkrans. Corona radiata, (1 a t.) stralen- kroon, stralenkrans, krans aan goden, heroen en later ook wel den keizers aan- geboden, waarin reeds meer bet begin eener kroon is to zien. Ook is er een sterrenbeeld corona = de krans van Ariadne. Corona triumphalls, (lat.) over- winnaars kroon, een lauwerkrans, soms van goud vervaardigd, door den zege- pralenden veldheer gedragen. Corona vallaris of castrensis, (1 at.) kamp-kroon, bestemd voor hem, die bet eerst in een vijandelijk kamp door- drong ; een kroon met kleine gouden palissaden versierd. Coronaeh, (i e r1.) doodenbeklag of lijklied in lerland van Keltisch-Gaelisch, cornh rdnach = gekrijt met elkander. Coroner, (e ng.) ambtenaar van de Eng. kroon, belast met bet onderzoek betreffende gevallen van plotseling of verdacbt overlijden. Corpo di Bacco, (it.) lett. bij bet lichaam van Bacchus, uit de oudheid ovQrgebleven Italiaansche uitroep ; vloek. Corp orale,(i t.) fijn, wit linnen doekje zonder gaatje, stopsel of naad, dat de priester op bet altaar uitspreidt om daar- op de kelk en de hostie to plaatsen. Corps, (I. corpus) lichaam, het stof- felijk deel van een bezield wezen. Daar hot lichaam uit onderscheidene deelen of leden bestaat, heeft bet woord ook de beteekenis gekregen van corporatie, ver- eeniging : muziekcorps, legercorps, e. d. Corpus, verschillende hoogte in den lettervorm, die door punten aangegeven wordt. De Paragonletter heeft 18 punten, de Diamant 4 punten. Daartusschen nog Tekst met 16, Augustijn 12, Mediaan 11, Dessendiaan 10, Garmond 9, Galjard 8, Brevier 71/2, Collonel 7, Nonpareil 6, Pa- rel 5 punten. Corpus delicti, (lat.) stoffelijk bewijs van de begane misdaad. Corpus delicti, (lat.) bet voor- werp, de stof der misdaad, bijv. bet mes waarmede een moord is gepleegd. Corpus luris civilis, (1 at.) in on- derscheiding van kerkelijk wetboek. Cor- pus juris canonici, book, waarin alle Ro- meinsche wetten zijn vervat; naam der in de zesde eeuw door keizer Justinianus verordende wetverzameling door latere keizers nog uitgebreide en aangevulde verzameling van Rom. wetten, benevens een kort leerboek van 't Rom. recht. Corps LLgislatif, (f r.) wetgevend lichaam, lagerhuis van de Fransche ver- tegenwoordiging. Napoleon I stelde bet in op 24 Dec. 1759; opgeheven, werd bet door Napoleon III hersteld, maar in 1870 na zijn val afgeschaft. Corpus sine pectore, (1 at.) Ho- ratius Epistolae 1.4.6 - een lichaam zonder ziel, een (schoon) mensch zonder hart. Correale obligatie, verplichting of vordering verscheidene personen be- treffend en denzelfden oorsprong heb- bende. Corregidor, ambtenaar van politie in Spanje en Portugal. Corrida, (S p.) verkorting van cor- rida de toros = bet stierengevecht. Corriger Ia fortune, het geluk verbeteren, (tegemoet komen) d. i. bedrie- gen, (valsch spelen). L e s sing, Minna, III. 3. Onder Lod. XIV vooral was de zaak zoowel als de uitdrukking vrij al- gemeen. CORRIGER LA NATURE ENZ. 158 COTELETTEN. Corriger la nature et assister le bon Dieu, de natuur verbeteren en vnzen lieven - Deer helpen, zich door kunstmiddelen mooier en jonger maken. Corso, al-(hand.) naar den loopenn den pros van geld of wissels = ook: renbaan en wedren met versierde wagens ; parade met wagens, waaruit men elkaar bloemen toewerpt. Cortes, (s p. port.) de Staten Gene- ra al in Spanj a en Portugal. Cortonisten, navolgers van den Italiaanschen schilder en bouwmeester Piitro da Cortdna, eigenlijk Berettini, geboren in 1596. Hij bezat de gave om een aanzienlijke ruimte met een groot aantal figuren to bedekken en tevens door een aangenaam koloriet het oog to bekoren. Het ontbrak hem echter aan scheppende verbeeldingskracht en aan verhevenheid van stijl. Corvefn, van m l a t. corvado, lat. eorvagata, opgelegde diensten, diensten, die door de lijfeigenen om niet voor de edelen moesten worden verricht. Ook bij onze militairen, het verrichten van huis- houdelijke diensten.'t Is ons woordkarwei. Corvina, eigenlijk Bibliotheca Cor- vina, de wereldberoemde boekerij van koning Matthias Corvinus v. Hongarije (t 1490), to Ofen, eene der grootste en kostelijkste uit het tijdperk der Renais- sance. Corvinus, (de raaf). Ia'nos Hun'- yady, gouverneur van Hongarije, wegens den raaf in zijn schild. Corvinniellio, de kunst om door middel van de galvanoplastiek metalen voorwerpen to vervaardigen (schalen, vazen, tafelbladen, enz.) wier oppervlak- ten naar gemaakte teekeningen met in- crustatien van mozaik, parelmoer, schild- pad enz. zijn bedekt; naar den uitvinder Otto J. B. Von Corvin Wierbitzky, geb. 1810. Vgl. Nielleeren. Corvo rarior albo, (1 at.) Juve- nalis, Satirae 7, 202, zeldzainer dan een witte raaf. Corydon, (lat.) een jonkman, een onnoozele, verliefde melkmuil, naar een dyer herders in Virgilius' Eclogae. Coryphaeus, (1 a t.) in het bijzonder de leider van het koor in de tragedie en comedie, die ook uit naam van het koor het woord voert, wanneer dit niet zingt maar spreekt; ook coryphee, van het (g r.) koruphaios, die aan 't hoofd staat, aanvoerder ; het woord komt van koruphe, het hoofd, en staat met koor (gr. choros) in geen verband hoegenaamd; het hoofd, de voorganger in een vak van wetenschap of kunst. Coryphee dergram- matici, Aristarchos van Samotrace, (2e eeuw voor Chr.); ook : balletdanseres, tot de eersten van het corps de ballet behoo- rende. Cosas d'Esphna, (s p.) Spaansche zaken, aangelegenheden als in Spanj e, d. i. verwarde zaken, naar den aanhou- denden opvolgingstwist in Spanje. Ook zaken waarvan een vreemdeling geen begrip heeft. Cosi fan tutte, (it.) zoo doers alle vrouwen, titel van eene opera van Mozart. Cosmetique, (gr.) van kosmio = ik versier mij ; elke zelfstandigheid, welke dient om de uitwendige deelen van 't lichaam schoon en frisch to houden of to doen schijnen. Costa Rica, (s p.) rijke kust. Costi, (a - (li and.) daar, to uwer plaatse. Costige Waaren, (h o o g d.) koop- waren, die zich op uwe markt, in uwe stad bevinden; van costi, a costi (it.) = op uwe plaats. Costuumfeest, feest om de twee jaar in den Carnavalstijd, georganiseerd door den Verein der Kiinstlerinnen to Berlijn, waartoe schilderessen uit allerlei streken van Duitschland samenstroomen, en waaraan ook niet-schilderessen, aan- gedu id onder den term , kunstvriendin- nen", tegen betaling mogen deelnemen. Dus geheeten omdat een groot deel der gasten er in manscostuum verschijnt. C8teletten, (f r.) ribbetjes vanscha- pen, kalveren enz., van cdte, lat. costa = rib. - (naar den vorm) bakkebaarden. VAN DE COTELETTEN KRIJGEN. 159 COUP DE JARNAC. Coteletten krilgen, (van de - ten pak slaag oploopen, men mag ver- moeden, met toespeling op tote = rib, {vgl. op z'n ribbekast). Coterie, (fr.) kransje, gezelsehap, waarin ieder zijn aandeel in de kosten betaalt; bij uitbreiding vereeniging van menschen van gelijken stand, die met en onder elkander leven en anderen uitslui- ten; van quote = bijdrage. Voorts kleine, vast aaneengesloten en excusieve partij op staat- of letterkundig gebied, minder door principes, dan door persoonlijke belangen verbonden. Cothurnus, (1 a t.) een tot bet midden van bet been reikende laars, van voren met riemen vastgemaakt. Deze laarzen werden door de jagers gebruikt; sedert Aeschylus werden zij ook op bet tooneel gedragen, waar zij, van dikke zolen en hooge hakken voorzien, den tooneelspe- lers in bet treurspel een hoogere gestalte gaven ; vandaar wordt bet ook metony- misch gebruikt, ned. broozen o.a. „op hoog gekurkte broozen" d.i. op hoogen treurspeltoon. Cotillon, (f r.) een dans uit Frank- rijk of komstig, uit de dagen van Lode- wijk XIV, van de cotillon = onderrok ; in bet volksliedj e beet bet: „Ma commere, quand je danse, mon cotillon, va-t-il bien ?" Bij dezen dans, door acht perso- nen uitgevoerd, hielden de dames n.l. bun lang en sleepend opperkleed op, waardoor de onderrok zichtbaar werd. Cottagestelsel, (eng.) landbouw- stelsel, waarbij vereenigingen van men- schenvrienden uitgestrekte goederen koo- pen, deze splitsen, en op ieder stuk van weinige bunders een landbouwwoning (cottage) bouwen, die tegen billijken prijs aan landbouwers verhuurd wordt. Dit moet dienen om de nadeelen to verhelpen van de ophooping van grondbezit in eene hand, waardoor in Engeland bijna geen kleine grondbezitters meer voorkwamen. Cotyttische feesten, uitspatten- de, ontuchtige plechtigheden-; naar de Cotyttia, nachtfeesten to Athene,Corinthe en elders gevierd ter eere van Cotijs of Cotytto, (gr.) een Thracische godin, welke feesten met uitspattingen vergezeld gingen. Coulage of lekkage, (h a n d.) bet verlies, dat vloeistoffen door lekken ondergaan gedurende bet transport. Couleur de rose, rooskleurig, al to gunstig beoordeeld, zooals men de voorwerpen door een lichtrood gekleurd glas ziet. Coulissiers, onwettige beursmake- laars to Parijs, beunhazen in effecten; van coulisse = tooneelscherm, daar zij liefst ,achter de schermen blijven." County council, to Londen; letterl. Graafschaps- of Landschapsraad; Ned. kantongerecht. Coup d'essai, coup de maitre, (f r.) lett. proefstuk, meesterstuk; Cor- neille le Cid II: 2. Mes pareils a deux fois ne se font pas connaitre, Et pour leur coup d'essai veulent des coups de maitre. Aldus de Cid tegen den graaf van Gor- mas, op diens vraag of hij, de jongeling, die nooit bet zwaard voerde, bet wager zou, zich met hem, den ervaren strijder, to meten. Coup d'Etat, staatsgreep, stoute maatregel, waardoor bet gouvernement een gevaar tracht of to wenden door ge- weldige middelen. De C. d. E. waardoor Louis Napoleon zich de alleenheerschappij toeeigende, had plaats op 2 Dec. 1851. Coup de grace, genadeslag, de laatste slag, waardoor de tegenstander of bet slachtoffer wordt geveld of over- wonnen; in den riddertijd, de doodsteek met den langen dolk (misericordium) aan den zwaargewonden vijand toege- bracht; in sommige hazardspelen een laatste kans aan den speler, die alles verloren heeft, meer en juister tour de grace genoemd. Coup de Jarnac, verraderlijke stoot. Bij bet tweegevecht tusschen Jarnac en La Chataigneraie (10 Juli 1547),gunste- ling van Hendrik II van Frankrijk maakte de eerste eene ongewone schermbeweging, die hens immer lukte en tengevolge waar- van hij ook La Chataigneraie een wonde I toebracht waaraan deze bezweek. Daar- aan is de zegswijs haar oorsprong schuldig. COUP DE MAIN. 160 COWBOY. Coup de main, handgreep, plot- selinge daad, waardoor onverwachte ver- andering wordt bewerkt ; vlugge of handige verrichting. Coup d'oeil, blik, vergezicht; ge- zichtsindruk van een voorwerp in de massa. Coup de soleil, zonnesteek, ziekte veroorzaakt door to sterke inwerking der zon op de hersenen. Coupure, (f r.) insnijding; weglating van sommige gedeelten uit een tooneel- stuk of een geschrift; ook een soort van groeven of slooten of palissadenwerk in een terrein om den vijand tegen to houden Courant-munt, (h and) algemeen gangbare muntspecien. Corer des Miracles, (fr.) eene plaats to Parijs, waar bedelaars en dieven bijeenkwamen. Zoo genoemd, omdat, toen de regeering besloten had, al die blinden, gebochelden en lammen to Bicetre op to sluiten, zij in eens alien van hun kwalen verlost waren. Couronnement (Le - de l'edi- flee, de kroon op het werk. Een gedu- rende het tweede Fransche keizerrijk dikwerf gebezigde uitdrukking, ter aan- duiding van de door den Keizer, in zijne eerste troonrede (12 Febr. 1853) gedane belofte: „A ceux qui regretteraient qu'une part plus large Wait pas et9 faite a la liberte (in de nieuwe staatsinstellingen) je ripondrai : La liberte n'a jarnais aide a fonder d'edifice politique durable; elle le couronne quand le temps t'a consolide." Coors d'Amour, (f r.) minnehoven. 15 Mei-13 Juni 1392 werd het eerste dezer letterkundige spelen (Jeux litterai- res publics) gehouden, waarbij elke dich- ter zijn eigen gedicht of een lied voor- draagt. De cours d'amour ontwikkelden zich nit de Tenzonen (tensos, nit tendre, spannen), d. i, mededingers in wedstrijden van Provengaalsche lyriek. Court, (s p o r t) veld,waarop gespeeld wordt. Courtage, (h a n d) het loon, dat een makelaar geniet voor het sluiten van eenen koop of verkoop van kooper en verkooper, of voor het sluiten eener ver- zekering van den verzekerde en van den verzekeraar. Courtile, (Descente de la - eertijds, to Parijs, de terugkeer der ge- maskerden, die gedurende drie etmalen in de, onder den collectieven naam van Courtille bekende kroegen Vastenavond hadden gehouden. Letterlijk afneming of afdaling van de Coutille, wellicht spot- tende zinspeling op de Deseente de la croix, afneming van het kruis. Courtine, (m il.) meest teruggetrok- ken gedeelte van een bastion. Copse en goudiseh, (t o o n.) (h e b r.) bazelen, onbegrijpelijke of onver- staanbare dingen zeggep. Courtoisie, beleefdheid, hoffelijk- heid, hoofsche manieren. Collie que (niet qui) co$te, koste (het) u'at het wil; tot elken prijs. Covenant, het verbond der Schot- sche Protestanten, ter bescherming der nieuwe leer in 1580; van eng. C= ver- drag, verbond. Covenanter, de Schotsche pres- byterianen, die een plechtig verbond (covenant) sloten om de inbreuken van Karel I op de godsdienstvrijheid tekeer to gaan. Covent-garden, eig. convent-gar- den, (kloostertuin) ooft-, groenten- en bloemenmarkt, en nevens den evenzoo genoemden schouwburg een merkwaardig plein to London, oorspronkelijk bij het St. Paul's klooster. Coverpoint, (sport) een der me- despelers in het cricketspel, 't meest rechts van een der batsmen geplaatst met het doel den bal, casu quo van den batsman op to vangen. Cowards die many times be- fore their death. The valiant never taste of death but once. Lafaards sterven vele malen voor hun dood, de dapperen snaaken den dood maar eens. Shaksp. Jul. Caes. II. 2. Cowboy, eig. koejongen (a m e r.) veehoeders in het Westen ; - oorspron- kelijk de Amer. tories (z.a.) en in 1861 de middenpartij in Nieuw-Engeland. COXEYANEN. 161 CREDIET-VEREENIGING. Coxeyanen, volgelingen van den Amerikaanschen dweper Coxey, en de soldaten van diens Commonweal-leger. Zie Commonwealers. Crackers of Corn-crackers, de arme en onwetende blanken in de Zuidelijke Staten; zoo genoemd naar hun voornaamste sobere voedsel. Cracker-State, (Amer.) Georgia. Cracovienne, (Krakowiak), een Poolsehe volksdans ; van Cracovic (Fr.) = Krakau. Cradle of Liberty (am e r.) wieg der vrjjheid gewone naam voor Faneuil Hall een groot openbaar gebouw in Boston, Mass., waar de revolutionnaire redenaars het yolk aanzetten tegen de Britsche onderdrukking. Craignez honte, (f r.) Vrees de schande. Wapenspreuk van het geslacht Bentinck, Crambamboeli, punch-brW van bier; nl. ale of porter met een weinig rum of brandewijn, suiker en geklutste eieren. Crambe repetita, (1 at.) Juvena- lis, Satirae 7.154 - opgewarmde kool, vervelende herhaling. Craneum, (eig. Kranion) cypres- senbosch en lustoord bij Corinthe, waar ook de cynische wijsgeer Diogenes des zomers placht to vertoeven. Crapaud, (Johnny - (am a r.) Jan Pad, scheldnaam in de V. S. aan de Franschen gegeven. In Engeland Jack Frog = Jan Kikker, de bespotting berust misschien op de omstandigheid, dat de Franschen ook gebraden kikker- billetjes eten. Craquele, (f r.) gebarsten porcelein, eene soort, die in China en het Oosten het meest geacht wordt ; genoemd naar het glazuur, dat vele barsten vertoont. Crassa Minerva, (1 a t.) Horatius, Satirae 2, 2, 3 (Minerva = de godin van kunst en handwerk, doch verder ook kunsthandwerk), met plompe kunst, kun- steloos, plomp, ruw enz. Crater, (1 at.) bij de Grieken een groot mengvat, dat in de eetzaal stood, waarin wijn met water vermengd werd en waaruit dit mengsel in de bekers der gasten geschept werd. Cravate, das, naar de Croaten, die linnen halsdoeken droegen, welke hals- bedekking na 1636 in Frankrijk werd overgenomen bij het regiment Le Royal Cravate. Credat Judaeus Apella, (1 at.) Horatius Satirae I, 5, 100. Dat geloove de jood Apella. Apella is een veel voor- komende naam van vrijgelatenen ; des dichters bedoeling is : maak dat den eersten den besten bijgeloovigen Jood wijs; en zoo gebruiken ook wij nog die woorden; fig. maak dat anderen wijs. Crede mihi bene qui latuit bene vixit, et intra Fortunam debet quisquis ma- nere suam. Ovid., Trista Lib. III, Eleg. IV. Geloof m#, hij heeft wel geleefd, die een verborgen leven geleid heeft, en ieder moet in zijn stand blften. Credenstafel, een vierkante tafe1 boven en rondom tot den vloer met zuiver linnen bedekt. Zij wordt bij groote plech- tigheden gebruikt en staat aan de Epistel- zijde. Men plaatst op die tafel, den kelk met toebehooren, het schouderkleed, het epistel en evangelieboek, de schel, de ampullen, het sehenkblad, alsmede twee brandende kaarsen op kandelaars. Buffet, waarop de spijzen geplaatst worden, voor- dat -zij den gasten worden voorgezet. It. credenza = plank, buffet. Credietbrief, (h and.) een brief van aanbeveling in den vorm eener cir- cutaire, waarbij den houder een crediet bij den ontvanger of geadresseerde ge- opend, of ook eene bepaalde som ter ontvangst aangewezen w ordt, eene vol- macht om bij eenen derden persoon gel- den voor rekening op to nemen. Crediet-vereeniging, (h a n d.) eene vereeniging die aan hare deelheb- bers tot een zeker bedrag en tegen eenen bepaalden tijd geld in voorschot geeft op acceptation, wissels en andere gelds- waarden. 11 CREDIT. 162 CRESCIT IN ADVERSIS. Credit, (h and.) heeft to goed, al wie of al wat geeft; de rechterzijde van het folio in de koopmansboeken, waarop naar volgorde der datums aangeteekend staat, wat ieders daarboven vermelde persoon- lijke of onpersoonlijke rekening to vor- deren krijgt. Credit foneier, (f r.) Hypotheek- banken, waarbij geld wordt geleend, op landerijen; voor zekerheid worden pand- brieven uitgegeven. De leening is op zeer langen termijn en ze wordt gewoonlijk afgedaan in annuiteiten. Credit mobilier,(f r.)maatschappij voor handelsondernemingen in roerende goederen (mobilier), alsmede spoorwegen, schepen enz. Credit mobilier, (a m e r.) spot- naam voor the Pennsylvania Fiscal Agen- cy, een hervorming van de Union Pacific Rail road-maatschappij, een der schande- lijkste oplichtingen van onzen tijd in de dagen van het 42e Congres. Credo, (1 a t.) letterlijk : ik geloof. Met het Credo wordt bedoeld de Apostolische geloofsbelijdenis, omdat deze met dit woord aanvangt. Ook het tweede deel der mis heet in de K. kerk het Credo. Insgelijks in 't algemeen ,geloofsleus", bijv. „EIet anarchisme is voor zijne aan- hangers een credo, dat hen tot levens- opoffering en doodsverachting in staat stelt." Credo, (staat- of letterkundig) staat- kundige of artistieke geloofsbelijdenis, van credo ik geloof; z. a. Credo, pugno, ik geloof, ik strijd, devies van den dichter H. J. A. M. Schaepman. Credo, qulum absurdum, (rat.) ik geloof het, omdat het ongerjjmd is, naar Tertullianus, De carne Christi 5, Prorsus credibile est, quia ineptum est..-., cert um est, quia impossible est. Volgens de leer der wonderen was juist het won- derbaarlijke en onbegrijpelijke een bewijs van hoogere of komst. Credula res amor est, (lat.) Ovidius, Heroides 6,-21. De liefde is lichtgeloovig; vgl. de liefde is blind, de liefde gelooft alle dingen. Cred'Unt, (h and.) mv. van Credit, zij hebben to goed. Creeft, (De -- (b a r g.) het vleesch. Crematorium, inrichting voor lijk- verbranding, lijk-oven. Uit het Lat. cre- mare (verbranden). Suetonius (2de eeuw n. Chr.) spreekt van cremare alicujus cadaver (iemands lijk verbranden). Creme fouettLe, mooie woorden, schijnvernuft, zonder grondigheid; van fr. C. f. = tot schuim geklopte room. Cremona's, uitmuntende violen, zooals to Cremona (it.) vervaardigd wer- den door Andrea Amati, Antonio Amati, Antonius Stradivarius en Giuseppe Stra- divarius. Cremor tartars, wijnsteenzure potasch; gewoonlijk genoemd cremetart. Cremorne Gardens, (e n g.) park to Londen, ° enoemd naar Thomas Daw- son, Lord Cremorne, op wiens grond het park gelegen was; tot het laatste vieren- deel dezer eeuw eene beruchte plaats in Londen, in het genre van (weleer) Mabille to Parijs, maar veel grooter en veel gevaarlijker. Creole State, (a m e r.) Louisiana. Creool, afstammeling van blanken, geboren in Mexico, Zuid-Amerika en West-Indie, van port. crioulou = neger op 's meesters erf geboren. Creographit, het vleescheten, schimpbenaming van de Luthersche avondmaalsleer, die beweert, dat Christus lichaam werkelijk bij het brood der avond- maalsviering aanwezig is. Crepida, (1 at.) een zool met of zonder hakleder, die op den voet werd vastgeregen. Ne sutor supra crepidam nam. judicet = schoenmaker blijf bij uw leest. Crescendo, (m u z.) toenemend in kracht, lett. aangroeiend. Crescent City, (Am e r.) halve- maans-stad is New-Orleans, waarvan de oudste helft aan een bocht van den Mis- sissippi in then vorm gebouwd is. Crescit in adversis, (I a t.) Was- send in tegenspoed, devies van Maria de Medici. CRETENSER IN DE LOGICA. 163 CRISPINADEN. Cretenser in de logic&, val- ache sluitrede: ,Een Cretenser zei: ,Alle Cretensers z#n leugenaars." Dus loog hij bij 't zeggen, dat alle Cretensers leu- genaars zijn. Dus, zij zijn geen leuge- naars. Dus, zij spreken de waarheid. Dus die Cretenser sprak ook de waar- heid. Dus, de Cretensers zijn dan weer wel leugenaars." En zoo voort, zonder einde. Crethl en plethi, of scherprech- ters en loopers noemde men de lijfwacht van koning David, waarover Benaja het bevel voerde. Crethi waren de Philistijnen van Kreta. Als spreekwoord hebben die beide woorden de beteekenis van een saam- geraapten troep (Jan Rap en zijn maat). Cretins, lijders aan kropgezwellen gewoonlijk tevens beperkt van geestver- mogens, die vooral in de bergstreken van Europa o. a. de Alpen warden aangetrof- fen; van Romaansch cretina = creatuur of ongelukkig schepsel. Crl-eri,(fr.) buiskrekel. Aldus beet een klein instrumentje, dat men in de beslo- ten hand houdend, door lichten druk ongemerkt,het geluid dat de krekel maakt, 11 laat nabootsen. Cri-cri, (le Prince - spotnaam van een der Fransche vorsten, die bij het hooren van een oproerkreet zou hebben uitgeroepen: quel cri criminel. Cri du chacal, kreet van den jak- hals. Uitdrukking, door den graaf de Montalembert gebezigd in zijne brochure Un debat sur l'Inde au Parlement anglais (1858), om bet leedvermaak der kath. dweepers, over den opstand in Britsch- Indi6 to kenschetsen. On croit entendre daps une nuit d'Orient," schreef hij le cri du chacal entre le roucoulement de la colombe et le murmure rafraichissant des eaux." Cricket, (sport) spel in de open lucht, van Engelschen oorsprong, dat meestal door twee elftallen wordt ge- speeld en waarbij de eene partij een drietal paaltjes waarop twee latjes (wic- kets) traeht om to werpen met een houten bal, hetgeen de tegenpartij met een slag- hout belet; van Saksisch cryce (kruk), knods). Crillon, (Et to n',6tals pas lit, brave, - Crillon was een beroemd kapitein in bet leger van den Franschen koning Hendrik IV. Na de overwinning bij Arques schreef de koning hem een briefje van den volgenden inlioud: Pends toi, brave Crillon, nons avons vaineu a Arques et tit n'y 4tais pas! (en gij waart er niet bij). Le crime fait la honte et non pas l'o6chafaud, Th. Corneille Comte d'Essex IV. 3. De misdaad brengt de schande en Wet het schavot. .CrImen laesae malestatis, (I a t.) misdr#f van gekwetste majesteit. Hieraan maakt zich schuldig, die in woord of geschrifte den eerbied voor gekroonde hoofden uit bet oog verliest. Zie.Majesteit. Crimine ab uno, (disce omnia (I a t.) Verge I i u s, Aeneis 2,65 Leer uit else misdaad alle kennen.-Gewoonlijk vindt men geciteerd: Ab uno disce omnes, niet alleen in den zin, van be- oordeel naar dit eene individu de gansehe soort," doch ook van, beoordeel naar dit eene staaltje het overige." Crinoline, paardenharen dames- onderrok, van (f r.) crin (haardenhaar) en lin (vlas), waardoor de japon wijd uitstond, bet laatst weer mode van 1855, nabootsing van de vertugadales en ver- tugadins (z. a.) uit den tijd van Lod. XIV en van de baleinen hoepelrokken uit het laatst der 18e eeuw. Crispiln, komiseb e rol van het Fran- ache tooneel, doorgaans die van een be- diende, die door zijneloosbeiddebedoe- lingen van zijn meester bevordert of ze door zijne onnoozelheid verijdelt; in de 18e eeuw de held van menig Nederl. blijspel. - Bijnaam voor schoenmakers Daar hun beschermheilige St. Crispijn. Crispinaden, geschenken op eens anders, kosten; naar den bekenden Ro- meinschen schoenmaker Crisphius (Cris- pi)n) die het leder stal (altbans niet be- taalde) en de daarvan gemaakte schoencn aan de armen schonk. Als Sint is hij de patroon der schoenmakers. Prof. Kreu- ser betoogde echter reeds voor jaren, dat men Crispijn door een vertaalfout tot dief maakte. ,Er stalt Leder" beteekende h# stelde, leverde leder, en nieth#xtal. CRITHOMANTIE. 164 CRUX DECUSSATA. Crithomantie, wichelarij uit het gerstemeel, waarmee de offerdieren be- strooid werden ; van gr. Crithe = gerste- korrel. Critiek, (de worst der - Aristar- chos van Samothrace, de beroemde schif- ter en uitgever der gedichten van Ho- merus 150 v. Chr. Le critique est aisee, et fart est difflcile. D e s t o u c h e s, Glorieux acte II, Se. 5. de kritiek is gemakkelrjk; maar de kunst is moeielijk d. i. het is gemakkelijk aan- merkingen to maken, en moeielijk zelf wat goeds to doen. Critolaus, (de schaal van - Criiolaus was een peripatetisch wijsgeer (d. i. aanhanger der wijsbegeerte van Aristoteles), die in 155 v. C. met Canea- des en Diogenes den Stoicyn als gezant der Atheners naar Rome werd gezonden. Hij zeide, naar het getuigenis van Cicero, dat, wanneer men de goederen der ziel tegen die des lichaams in de schaal legt, de eerste de laatsten met zulk eene kracht to boven gaan, dat de aardbodem en de zeecn onder dit gewicht moeten bezwijken. Croesus, rijk als C. Onmetelijk rijk, evenals Croesus, de koning van Lydic (550-546 v. Chr.) tijdgenoot van Cyrus en door dezen overwonnen. (Zie Gyges). Cromlech, in Engeland, Schotland en lerland gedenkteekenen uit eene on- bekende oudheid, welke bestaan uit naast elkander geplaatste steenen, die een langwerpig vierkant vormen en met -steenen gedekt zijn. In Bretagne heeten zij dolmens, en bij ons hunebedden. Croupier, boekhouder en hoofd eener speelbank; f r. achteropzitter, van la croupe, d. i. het achterste gedeelte van den rug eens paards. Croquemitaine, (f r.) schrikbeeld, naar den roman van dien naam, waarin het tournooi van den Moorschen koning Marsillus en de paladijnen van Karel den Groote, het beleg van Saragossa en het kasteel der Vrees beschreven wordt door l'Espine. In Frankrijk wat bij ons de boeman is voor de kinderen. Croquemitaine, (Madame schoolmatres of vrouwelijk boeman, die de stoute kindertjes ,komt halen". Croquet, (sport) spel in de open lucht van Engelschen oorsprong, waarbij ieder der deelnemers een houten bal door middel van een houten hamer met lan- gen steel door poortjes drijft. Crucifix, een in hout, steen, ivoor enz. vervaardigde of beelding van den aan het kruis gehechten Heiland; van crux = kruis, en fixes (gehecht). Crumpire, zie Chlofe. Die uit West- Duitschland overgewaaide uitdrukking (Krummbirne), wordt ook in het Walen- land gebruikt. Cruquius bij Heemstede, een van de drie groote stoomwerktuigen, waar- mede het Haarlemmermeer werd droog- gemaakt in 1839-1853, genoemd naar den waterbouwkundige van dien naam. Crusado, muntstuk in Spanje en Portugal. In Portugal doet de zilveren f 1.20, de gouden f 3.60 en meer. In Spanj a de gouden f 2.10 a 2.70. Crusca (Accademia dells - of Academia furfuretorum, een der meest wetenschappelijke genootschap- pen in Italic, in 1582 to Florence gesticht. Deze leden kwamen geregeld bijeen om elkander hunne voortbrengselen voor to lezen, en de zemelen (crusca) of to zon- deren van het meel. Cruscanten, onvoorw•aardelijke aan- hangers van bovengenoemde academie; taalzuiveraars; puristen. Crusoe, eenzaam man; de eenige inwoner van een plaats; naar het ver- haal van De Foe, getiteld Robinson Crusoe, welks held eenzaam op een woest eiland leefde ; de echte banneling was Alexander Silkirk, die op Juan Fernan- dez aan land was gezet. Crustal, een algemeene naam voor half verheven beeldwerk, voor kunstig inlegwerk, b.v. goudwerk met edelge- steenten bezet, of van marmer van ver- schillende kleur ook wel voor stukwerk. Crux deeussata, (r. k.). Zie St. Andreaskruis. CRUX INTERPRETUUS. 165 CULTORISTEN. Crux Interpretuus, (1 at.) letterl. kruis der vertolkers. Als zoodanig be- schouwt men moeilijke plaatsen bij de classieke en andere schrijvers, welke met elke verklaringspoging spotten. G ewoon- lijk zijn die plaatsen van verdaclite of onzuivere lezingen het uitvloeisel. Crypts, (g r.) thans ondergrondsche ruimte van eenig kerkgebouw, bij de Rom. een lange gang met lichtopeningen of vensters in de muren. Crypts, (ook krypt, ned. krocht of kroft), onderaardsche kerk, welke zich gewoonlijk onder het koor bevindt. Crypto, (k a t h o l i e k) iemand, die in het verborgen tot den katholieken godsdienst is overgegaan of daartoe over- helt. Cryptoghmiseh, in verborgen (geheim) huwelijk levende; van gr. Cryp- toyamen of Cryptogamie = bedekt bloei- ende planten) varens, mossen, wieren, paddestoelen). Csdrdds, (spr. tsjardasj) een nati- onals Hongaarsche dans zonder vaste figuren; deze zijn of hankelijk van den luim der deelnemers. Csikbs, (De - of Hongaarsche paardenherder; hij vangt en dresseert jonge paarden, en vereenigt de eigen- schappen van een dapperen huzaar met die van een vermetelen struikroover. Cubicula locanda, (1 at.) kamers to huur. Latijnsch opschrift, waarmede in academiesteden de verhuurder bekend maakt, dat hij „aan,studeeten" kamers verhuurt. Cubicula locanda, (1 a t.) Schert- send gezegde, wanneer bij het hombre of quadrille-spel een der spelers een hee- len inhoud van zijn fiches-doosje verloren heeft. Cubiculum, (1 a t.) klein vertrek, van een rustbed of eene slaapstede voor- zien. Men onderscheidde de cubicula in diurna en nocturna. Lezen, studeeren, zelfs schrijven geschiedde bij de Rom. veeltijds in liggende houding. Cubitus, (I a t.) Romeinsche lengte- maat = 11/2 rom. voet = bijna 45 cen- timeter. Cucullus non tacit mona- chum, (1 a t.) de kap maakt den monnik niet. Het zijn niet alle koks, die lange messen dragen. Cuffee, (a m e r.) negers. Cul bono ? Cicero, Oratio pro Sexto Roscio Amerino 30, 84 e. e., wien (was het) tot voordeel ? Volgens de aange- haalde plaats beweerde de rechter L. Cas- sius, dat men altijd hiernaar moest vragen bij het nasporen eener misdaad, vgl. de spreuk : Cui prodest scelus, is/eeit. Wia gebruiken het citaat gewoonlijk in den zin van : waartoe dient het of zou dat dienen ? Cuissage, (1 e e n r e c h t) recht van den bruidsnacht; van fr. cuisse = dij, bij ons Avondkout z. a. Cuisse-madame, langwerpige ta- felpeer;-wegens vorm en kleur. Culage, (1 e e n r e c h t) recht der voor- proef (praelibatio, jus primae noctis); van fr. cul = achterdeel, (hier : vrou- welijke schaamdeelen). Cul de latte, menschen zonder beenen, van fr. cul (posterioria) en jatte (kom) daar deze veel in een houten kom zaten en zich met twee houten blokken met de handen voortbewogen. Cul de lampe, sieraad of vignet aan 't eind van een hoofdstuk of boek; lett. ondereind der lamp. Cul de Paris, opvulsel om de japonnen der dames van achteren to doen uitstaan; naar de plaats (Paris) waar die mode is uitgevonden; thans tournure. Cul de sac, straat zonder uitgang; doodloopende straat, slop, zak; fig. bewijs- voering, waarbij men zich vastpraat. Culmineeren, (1 at.) het hoogste punt bereiken, de crisis doorstaan, zin- speling op den doorgang van een star door het bovendeel van den meridiaan : de culminatie; van lat. culmen = top. Cultoristen, Spaansche dichters, die al de verdiensten der poezie aan de vormen van den stijl toekennen, van lat. cultura= aankweeking, vorniing, verede- ling, beschaving. CUM ANNEXIS. 166 CURTIS. Cum annexis, (1 a t.) met hetgeen er bij behoort. Cum duo aut plures faclunt idem, non est Idem, (1 at.) wanneer twee of meer hetzelfde doeu, is 't niet 't zelfde, dri. men wil soms in en van den een gaarne lijden, wat men in en van een ander kwalijk verdraagt. Cum grano sails, (1 at.) met een korrel zout d.w.z. met een weinig gezond verstand of oordeel, niet al to letterlijk (iets opvatten). Cum halen, (stud.) examen doen, cum laude (met lof ). Cum suss, (lat.) met de zijnen. Cunae1seh schrift, (beter cu- neisch), spijkerschriff, keilschrjft,waarbij de letterteekens den vorm van zeer lang gerekte driehoeken hebben, afgeleid van 't lat. cuneus, wig. Ctinetator, (lat.) draler, bijnaam bet eerst van Quintus Fabius Maximus, die door zijn talmen om Hannibal aan to vallen dezen veldheer uitputte ; vervol- gens van Duguesclin, die evenzoo de Engelschen noodzaakte Frankrijk to ver- laten, onder Karel V (den Wijzen). Cup, (s p o r t), eerebeker als prijs bij wedstrijden uitgeloofd. Cupel, een uit beenasch vervaardigd bakje of trogje, door den essayeur ge- bruikt bij de goudproef en zilverproef langs den drogen weg. Het wordt in den cupeloven gezet, om er goud of zilver in to smelten. Cupido (Amor) en Psyche, epi- sode uit den,, Gouden ezel" van Apuleius, allegorie van de ziel, die door beproe- vingen gelouterd eindelijk de hoogste zaligheid deelachtig wordt. Cuppa, (r k.) de kom van de miskelk, zij moot van goud of zilver wezen, in bet laatste geval aan de binnenzijde verguld. Cura animarum, (1 at. r. k.) zorg voor de ziel, toezicht der geestelijken. Curator of curateur, (h and), de voogd van meerderjarigen, de beheer der van eene failliete massa, daartoe door de rechtbank benoemd ; ook de beheer- der van de goederen of eigendommen van eenig gesticht of van eene erflaten- schap. Cure de Meudon, Rabelais, die achtereenvolgens monnik, dokter, prove- nier van St. Maur en ten slotte Cure (pastoor) van Meudon was. 1484-1553. Curke maken, de honden op de jacht verhit maken door hun een ge- deelte van 't geschoten wild voor to wer- pen; van fr. curie =jagerrechtder jacht- honden en jachtvogels. Curfew Bell, de klok onder Willem I en II in Engeland geluid, om de men- schen to waarschuwen, dat vuur en licht moest uitgedaan worden. Van 't Fransch Couvre feu met gelijke beteekenis. Onze nachtwachts zongen voorheen: ,Bewaar je vuur en kaarsje wel, de klok heit tien." Curia, een afdeeling van bet Ro- meinsche yolk, (Romulus verdeelde bet in 30 curien), vervolgens de plaats, waar die afdeelingen vergaderden, vooral ook de vergaderzaal van den rom. senaat. Curie, (r k.) de geheele onmiddellijke omgeving van den Paus. Curialisten, personen, die den Paus een onbeperkte macht in de kerk toe- kennen; van (Roomsche) curie, curia (ro- mc na) = pauselijke regeering. Curriculum academicum (1 at.) academische loopbaan ; curriculum vitae letterlijk levensloop gewoonlijk voor ,le- vensbeschrijving." Cursus, (lat.) eig. bet loopen, van bet werkw. currere, vervolgens ook van schepen, paarden of rijtuigen; wedren- nen; voorts onafgebroken voortzetting, vooral lessen, waarbij eenig vak in zijn geheelen omvang of toch een bepaald, afgesloten deel daarvan wordt onderwe- zen, b.v. cursus in 't boekhouden, tee- kencursus enz. Cursus, (mil.) opleidingsklasse tot den officiersrang. Curtis, of vroonhof, in de middel- eeuwen hof (hoeve) van den landheer, in tegenstelling van den mansus of meier- hof, waarover een onderhoorige was gesteld. CURULIS SELLA. 167 CYPRES. Curulis sells of Curulische stoel bij de oude Romeinen de troon of ambts- zetel, waarop aanvankelijk de koningen, vervojgens de hooge overheidspersonen, en eindelijk de keizers plaats namen. Hij was van hout vervaardigd en met ivoor ingelegd. Curvimetre, (m i 1.) zakinstrument, dienende tot het meten van afstanden langs de wegen, op topographische kaarten. Cwt of C.wt, een centenaar, hon- derd pond. C = centum, honderd ; wt = weight, gewich. Eng. gewicht = 50.8 K.G. Cyelisehe diehters, of Dichters van den epischen cyclus, de vervaardigers van Grieksche heldendichten, die tot in het midden der 6e eeuw v. C. de oude heldensagen, herinnerden die in verband stonden met de Ilias en de Odyssee, in den trant en de taal dier heldendichten. Deze gedichten zijn als het ware de klei- nere sterren, die zich om die schitterende centra bewegen. Cycloop, eenoogige ; (myth.) van gr. Cyclops, (met een rond oog), een ras van wilden of menscheneters met den kogelrond oog midden in het voor- hoofd, die zonder god of gebod als her- ders op Sicilie leefden ; een hunner Po- lyphemus wordt door Odysseus het oog uitgestoken; volgens een andere sage heetten aldus de drie door Cronus in den Tartarus opgesloten giganten, Argos, Steropes en Brontes, die door Zeus ont- slagen met het smeden van donder en bliksem belast waren. Cyelopische muren, steenge- vaarten, die door de oude Pelasgen uit onbehouwen steenklompen waren opge- stapeld en in elkaar gevoegd, van welke in Argolis, Arcadie en elders in Grieken- land, als ook in Italic, nog enkele over- blijfselen to vinden zijn. Cyclorama, schilderij, die den aan- schouwer een geheelen horizon of ook achtereenvolgende gebeurtenissen van een zeker tijdvak to zien geeft. Cyllenius, bijnaam van Mercurius naar den berg Cyllene in Arcadie. Cymbalum,(l a t.)muziekinstrument ongeveer gelijk aan ooze bekkens, in ge- bruik bij de feesten van Bacchus en Cybele. Cyniei, cynische wijsgeeren, hond- sche wijsgeeren. Anthistenes van Athe- ne, Diogenes, e. a. vandaar cynisch = hondsch. Zij bekommerden zich weinig om de uitwendige vormen der beschaving en verhieven de practische zedenleer tot het onderwerp van alle wijsbegeerte en achtten 's menschen deugd gelegen in zijne onaf hankelijkheid van alle stoffe- lijke zaken. Cynisch, hondsch, van het Gr. woord kuon, (genet. kunos). Cynisme beduidt zoowel onbeschaamdheid,schaam- teloos gedrag, als de leer der hondsche wijsgeeren (cynici, canini), volgelingen van Anthisthenes. Cynophilia, lees kynophilia. Ver- eeniging van hondenlief hebbers, van lief hebbers en fokkers van rashonden. Beter : vriendschap voor honden; lief- hebberij in honden. Cynoseephalae, (g r.) van gr. kyon = hond, en kephale = hoofd, naam van twee heuvels in het Z.O. van Thes- salie bij Scotussa, die van verre gezien op hondskoppen gelijken. Hier behaalde T. Quinctius Flamninus in 197 de over- winning op Philippus van Macedonia. Cynosarges, een worstelperk bui- ten Athene gelegen en aan Heracles ge- wijd. Hier onderwees Antisthenes (380) zijne wijsbegeerte, welke (zeker ook met toespeling op het woord kwon), naar deze plaats de cynische is.genoemd. Cynosura, eene nimf van het ge- bergte Ida, voedster van Zeus, die onder de sterren verplaatst werd, de kleine beer; ook naam van een voorgebergte in Attica, dicht bij Marathon. Cynthia, de maan ; bijnaam van Artemis of Diana, die de maan vertegen- woordigde, naar den berg Cynthus, op Delos, haar geboorteplaats. Cynthius, bijnaam van Apollo broe- der van Diana, naar den berg Cynthus. Cypersche kat, grijs gestreepte kat van 't eiland Cyprus. Cypres, zinnebeeld van dood en rouw ; boom aan Pluto, den god der be- nedenwereld gewijd, omdat hij nooit weer uitspruit, waar hij eens afgehakt is. CYPRIA OF CYPRIS. 168 CZAKO. Cypria of Cypris, bijnaam van Venus, naar 't eiland Cyprus, waar zij zeer hoog vereerd werd. CyrenaTsche school, Oud-Griek- sche wijsgeerige secte, door Aristippus van Cyrene gesticht, volgens wier leer het hoogste goed in weelde en wellust bestond. Cythkre en Cytherea of Cy- thereis, (g r.) bijnamen van Venus, naar 't eiland Cythera, nu Cerigo, waar haar de hoogste eer werd bewezen. Czako, (H o n g-.) (schako) oorspron- kelijk : muts der Hongaarsche huzaren, thans bijna overal de naam van den soldaten-hoed. D D. • in Rom. cijfers 500, als de helft van GD een bij worm van a of M, d. i. mille of duizend. D of d, verkorting van 1 a t. denarius; het 240ste deel van een pond sterling = f O,05, van een pond Vlaamsch =f0,021/2. D,op Oostenrij ksche munten, beteekent Gratz, op Fransche munten Lyon. • (h and.), als getalmerk 500. Ver- korting van da of detur, geef of het worde gegeven. lie Dabam. dd. (hand.), verkorting van de dato van den dag der uitgifte af. D. J. U., doctor jut-is utriusque, meester in de beide rechten, nl. in het Romeinsch en het hedendaagsch recht. D. L. C. D. L., de la compagnie de Jesus, lid der societeit van Jezus, Jezuit; gewoonlijk S. J. D.V., (lat.) Deo volente (z. a.). D.O.M. (lat.) datur omnibus mori = het is allen gezet to sterven, eene latere poging tot invulling van deze let- ters op grafsteenen, die eigenlijk Deo Optima 3laximo (aan den besten groot- sten God) beteekenen. DABAM. Da steh' ich nun ich armer (Thor Und bin so Mug als wie zuvor. Faust, le deel in den aanvang (Nacht) van GOthes gedicht van dien naam. Daar sta ik nu, ik arme dwaas en ben nog even wijs als voorheen. Daailen of Ossepooten (b a rg), dobbelsteenen. Daaldersplaats, (t o o n.), uitmun- tende plaats, naar den prijs, dien men oudtijds op de duurste plaats in den Stadssehouwburg to Amsterdam voor zijn „lootje" moest betalen. Daalder, vroeger daler, en dit van hgd. thaler, verkorting van Joachims- Thaler. Uit het zilver van de mijnen bij Joachimsthal werden in de 16e eeuw de eerste groote munten gemaakt, die later rijksdaalders werden genoemd. Daler werd in Amerika tot dollar, in Italie tot talero, en in Palestina tot doler vervormd. Daatlik, dadelik (a f r.), dadelflk, dalk, dalkies(a f r.),soms, missehien, dalk, kom niet to laat. Dabam, Imperf. van do (1 a t.) Ik ga/. Onderschrift van voorredenen in 't Latijn. Ook afgewisseld met Scribebam (1k schreef) of Scripsi (1k heb geschreven). DA CAPO. 170 DAGUERREOTYPE. Da Capo of D. C. (m u z.) Van voren of aan; d.i. eindig met de aanvangs- strophe. Daehauer Banken, van 1871-'73 zwendelaarsbanken to Miinchen, die voor de daaraan toevertrouwde kapitalen een verbazend hooge rente betaalden, en de onkosten hiervan alsmede de uitbetaling der opgevraagde geldsommen dekten met de later toevloeiende kapitalen; naar de Dachauer-straat to Miinchen, waar de beruchte Adele Spitzeder, de stichteres der eerste D.-bank, woonde. Daedalus, doolhof, ingewikkelde zaak. Ook, vernuftig mensch, schrander werktuigkundige. Van gr. Daedalus, be- roemd beeldhouwer en bouwmeester, die, naar luid der fabel, uit zijne gevangen- schap in het vermaarde labyrinth (dool- hof) op Creta, dat hij zelf aangelegd had, met zijn zoon Icarus wist to ontsnappen, door voor hen beiden vleugels to ver- vaardigen. Daemonomanie, soort van gods- dienstwaanzin (melancholia religiosa), waarbij de lijder zich geteisterd acht door booze geesten, zoodat hij zich of als een bezetene beschouwt, of als iemand, die aan de aanvallen en kwellingen van buiten hem aanwezige daemonen is bloot- gesteld. Daer is de wader zelf, soo bleeck en afgevast, (niet ziedaar de vader - en afgemat) schertsend ge- zegd voor ,daar is de man". In Vondel's Gijsbreght II, 2 zegt de Poortier van het Kathuizer-klooster dit, als Willebrord aankomt, dien Diederick van Haerlem heeft laten roepen, maar die was „Ter kercke, daer hij vast, en sijn gebeden stort." Daffodil, ook affodil, van ofr. apho- del, fr. aspodele, narcis, veelal yraf bloem genaamd. Dag, eind touw waarmede de ma- trozen aan boord gestraft worden. Dag. Hij begint : 10. met zonsonder- gang bij de Joden en Mahomedanen en bij de oude G ermanen, de Atheners, en de Chineezen, Italianen, Oostenrijkers en Bohemers; 20. met zonsopgang bij de Babyloniers, Syriers, Perzen en Nieuw- C rieken ; 3o. met den middag bij de oude Egyptenaren en de sterrenkundigen ; 40. met middernacht bij de West-Euro- peesche volken, Amerikanen enz. Dag (De - der barricades. Zie Barricaden. Dag (1k heb een - verloren, (P e r d i d i diem) uitroep van den Ro- meinschen keizer Titus, wanneer bij zich aan het einde van een dag geen daad ten bate van zijne onderdanen, op dien dag verricht, kon herinneren. Dag (Veracht den - der kleine dingen niet. (Il ne faut pas negliger les petites choses.) Spreekwijze ontleend aan Zach. IV : 10, die waar- schuwt tegen minachting der altoos kleine beginselen van eene of andere zaak of onderneming. Dagbreek (t r a n s v.), It aanbrek-en van den dag, dageraad. Vgl. 't Eng. day- break. Dagbroer, een koek, in de ge- daante van een hansworst, pekelharing of lustigen broeder, vroolijk optredend met de muts in de hand, als om de toe- schouwers to groeten (goedendag to wenschen). Dagen (Het loopt op 't laatst der, (vgl. 2 Petr. III : 3). Schertsend gezegd, om to kennen to geven, of dat de tijd van iemands verblijf of voorbe- reiding haast voorbij is, of dat er ver- schijnselen zijn, die op naderenden afloop wizen. Dagen, (In het laatste der - zal men vreemde gezichten zien. Spottende toespeling op Handel. 2 j's. 17B, als men op eene wandeling, bij hetbinnenkomen van gezelschap vreemde, of ook niet verve achte gasten aantreft. Dagga (b a r g.), tabak. Dagon, d. i. vischgod. H e b r. day visch. De afgod der Philistijnen, afge- beeld half als mensch, half als visch. Daguerreotype,Lichtbeeld, voort- gebracht naar de uitvinding van (Louis Jacques Mande) Daguerre (t 1851) in vereeniging met (Joseph Nicephore) Niepce, na wiens dood hij ze tot meer volkomenheid bracht. DAHLIA. 171 DAMASCEEREN. Dahlia, bloem, naar men zegt ge- noemd naar een Zweedsch botanicus Dahl of een Russiseh landschapschilder, Wla- dimir Dahl, die een werk over botanie schreef. In 1784 werd de plant door Sesse Mocino en Cervantes naar Europa ge- bracht. Den hgd. naam georgine kreeg ze van Wildenow, ter eere van J. G. Georgi, hoogl. to Petersburg. Daisy, (e n g.),madeliefie, samentrek- king van ags. day's eye, oog van den dag. Dalaks, bovenlanders, wilden, in- heemsche Vev olking van Borneo, in tegen- stelling met de Maleische kolonisten aan de kusten. Dalan, (n. h e b r.), rechter. Ook de ambtstitel van rabbinale assessoren. Daken prediken, (Van de - Openlijk uitroepen, wijd en zijd verbrei- den. Men spreekt ook van dakpredi- kitig, ten aanschouwen en aanhooren van alien. Uit Ev. Matth. 10 vs. 27, waar eigenlijk staat : , predikt (dat) op de da- ken". Wat men meest openbaarlijk ver- riebten wilde, deed men op bet platte dak des huizes, waar men zich ook wel afzonderde tot stille overdenking en ge- bed (vgl. Handel. 10 vs. 9: opperzaal, welke met bet dak gemeensehap had). Daktyllon, handladder, door Herz voor bet piano- onderricht uitgevonden, waarbij de vingers gestoken worden door ringen, die door middel van stalen veeren verbonden zij n. Van 't gr. daktylos,ViDger. Daktylus, (gr. = vinger) in de dichtkunst : de vingerslag, een versvoet uit een langen en twee korte lettergre- pen bestaande (- - _). Daktillen, Daktylische verzen, ver- zen, uit een reeks van zulke versvoeten samengesteld. Een vers van zes daktylen is een dexdmeter. Een vers van vijf dactylen is een pe6imeter. Dal, (b e b r.), arm, vandaar Dalles (n. hebr. Dalloeth, of naar de uitspraak der Hoogd. Israel. Dalloes), armoede. Dalles-dekker, wijde mantel of ander kleedingstuk, waarmede men zijn armoe- dige onderkleeding bedekt. Dalai-Lama, de G root-Lama, hoofd der priesterscbap van Thibet; een soort levende godheid. Dalekarligrs _' mijnwerkers, van DalekarW, een landstreekk in Zweden, alwaar de mijnbouw het eerst eenaan- vang nam. De ware naam der streek is Dalarne (de dalen), waarnaar de bewo- ners Dalekarle, dalkerels of -bewoners heeten. Daletti Slone, (b a rg.), Nieuwjaar. Dalfenoon, (Eene slotele -- (b arg.), een arme drommel. Dallon, (h e b r.), een arme min. Van hebr. dal = arm, in schertsend verband met Dalpon, den naam van Haman's tweeden zoon (Esther IX : 7). Vandaar ook dalfones = armoede. Dalk, Dalik of Dalkies (t r a n s.) verhaal my dalkies van di vergadering; saam getrokken uit dadel#k-. Dalles-dekker, (t o o n.), een klee- dingstuk, dat bij gebrek aan een ander bij allerlei gelegenheden dienst moet doen. Zie dal. Dalmatica, opperkleed met mou- wen, uit Dalmatig afkomstig, dat bij feestelijke gelegenheden door de Romei- nen gedragen werd. Sedert Paus Syl- vester I (4e eeuw) werd de Dalmatica bet ambtsgewaad der R. K. diakenen, die bet over de alba en de stola dragen. De D. behoorde tot bet kroningsornaat der Duitsche keizers; ook de Paus draagt eene D. van witte zijde. Daltonisme, een gebrek van bet gezichtsorgaan, hetwelk de waarneming van let verschil van sommige kleuren onmooglijk maakt. Van den EDgelsehen physicus Dalton (1766-1844) die op dit gebrek, dat ook kleurenblindheid, chro- mopsie, genoemd wordt, bet eerst heeft gewezen. Dalven, (b a r g.), bedelen, brutaal bedelen, stelen. Dam, (t r a n s v.), dam. 1. plas, vij ver; 2. Omwalde vergaarplaats voor regen- water. Damasceeren, blauw tinten en met figuren versieren of met goud en zilver inleggen van harnassen, lemmeten; van Damascus, dat -om, deze kunst be- roemd was. DAMASCEOREN. 172 DANAU. Damaseeoren, (h e r a 1 d.) krullen in 't weld (zelden in een figuur) van 't wapen aanbrengen, zoodat bet gedamas- ceerd schijnt. Damascus, plaats der bekeering ; alwaar een algeheele omkeer plaats grijpt in iemands denken en doen; naar Handel. IX : 1-25. Damast, stof, oorspronkelijk uit Da- mascus. Dame, (f r.) d. i. ongeveer : Ja, wat zal ik je zeggen; stamt van Sainte Dame of Notre-Dame af, waarmede'men vroe- ger 0. L. V. als getuige aanriep. Zon- derling is wel, dat men weleer ook Dame voor heer bezigde en dame Dieu, ja zelfs bet eerste woord alleen Heere God be- teekende. Damenisatle, een door Graun (1750) uitgevonden wijze van solfeggieren op de lettergrepen da, me, ni, po, tu, (fe), la, be. Damlaaties, klokjes in- Haarlem, volgens overlevering door Graaf Willem I aan de stad geschonken ter herinnering aan de verovering van Damiate in 1219. Dammer, van mal.-jav. damar, bars van den damar-den (Dammara-alba), ge- bruikt voor fakkels en voor bet batikken. Damno, (h a n d.), zoo veel als Desa- gio : schade, verlies. Damocles, (Een zwaard van - een groot gevaar, dat iemand voort- durend bedreigt. Van Damocles, een hoveling en vleier van Dionysius I, tyran van Syracuse, die bet geluk van zijn meester hemelhoog verhief. Deze plaatste hem eens aan een wel-voorzienen disch op den koninklijken zetel, waarbo- ven een scherp geslepen zwaard aan een paardenhaar hing, als zinnebeeld van bet levensgevaar, waaraan een tyran dier dagen immer was blootgesteld, en dat al bet hooggeroemd geluk vergalde. Damon en Pythias, (beter : Da- mon en Phintias), onafscheidelijke vrien- den, twee jongelingen uit Syracuse, van wie de een (P.) als gijzelaar voor den ter dood veroordeelden D. in de gevan- genis bleef. Toen D. door &ilerlei tegen- spoeden opgehouden later terugkeerde, dan hij mocht, zou P. gedood zijn, in- then D. niet nog op 't laatste oogenblik ware verschenen. Toen werden beiden door den vorst begenadigd. Dampbaden, bestaan nit verwarm- de luchtsoorten (droge) of uit met lucht gemengde waterdampen (vochtige); 't lichaam kan daarin aan zeer . hooge temperatuur worden blootgesteld (450 C. in vochtige, 60° C. in droge -) vochtige -- zijn in gebruik tot onderhoud van de weekheid en doordringbaarheid der huid in landen welker temperatuur laag maar droog is (Rusland, Ierland, Egypte, Indie). In koude vochtige landen zijn warme dampbaden een krachtig middel om de werkzaamheden der huid op to wekken en daardoor de nadeelen van bet klimaat to bestrijden. Damspel, van bet fr. dame. Het was in de 14e eeuw in ons land reeds in zwang onder den naam van sch#fspel. Men noemt de stukken nog sch jen. Dan tot Berscha, (Van - uit 1 Richt. XX : 1. Overal, geheel en al. Dan was de noordelijkste en Berseba de zuidelijkste stad van Palestina. Danaee, (g r.) klein Perzisch munt- stuk, ongeveer gelijk aan een obool, (na- genoeg een stuiver), dat de Grieken in den mond der dooden legden, om den overtocht over den Styx to betalen. Vgl. Charon's loon. Danae, (Gouden regen van eigenlijk gouden regen van Jupiter; Danae was eene Argivische prinses, door Zeus (Jupiter) bevrucht, waartoe hij onder de gedaante van een gouden regen tot haar kwam. DanaYden (Bet vat der - vul- len, vergeefschen zwaren arbeid doen; van de Danazden, dochters van Danaiis, die wegens moord, op hare mannen ge- pleegd, door de goden veroordeeld werden om een bodemloos vat to vullen. Men spreekt ook van „een Danaidenwerk verrichten." Danaus timeo. Danau, meer, in 't Maleisch of in de taal der Dajakkers. DANCING CHANCELLOR. 173 DANSER SUR UN VOLCAN. Dancing Chancellor, (e n g.), bij- naam van Sir Christopher Hatton, die door zijn elegant dansen de aandacht van Koningin Elisabeth trok ; later word hij Kanselier van Engeland. Dandelion (e n g.), fr. dent de lion, gr. Leontodon, leeuwetand, paardebloem, molsla ; naar de vermeende overeenkomst in vorm der bloembladen met de tanden van den leeuw. Dandin (George, in Moliere's blijspel van dien naam een rijke boor, die, met eene adellijke jonkvrouw ge- hua•d, voortdurend to lijden heeft, omdat hij in hoofsche manieren tekortschiet. Hij beklaagt zijn treurig lot met een einde- loos : Tu Pas (bij Mol. staat vows l'avez) voulu, George Dandin (Je hebt het zelf gewild, George Dandin). Vandaar het gebruik der uitdrukking in de beteekenis het is je eigen schuld. Dandy (e n g.), fat. Van fr. dandin, (z. a.) iemand, die zijn best doet om zich voornaam voor to doen; pronker, fat; de Duitsehe Gigerl. Danebrog, de Deensche vlag, rood met een wit kruis. Van Brog of Broge (doek, vlag) en Danne (Denen). Dane- brog is ook een Deensche ridderorde, de tweede in rang, in 1219 door koning Waldemar ingesteld; in een slag tegen de Russen beyond hij zich in groot ge- vaar en verbeeldde zich een roode banier met een wit kruis uit den hemel to zien dalen ; ter herinnering aan dit wonder stelde hij de Danebrogsorde in. Danaos timeo et done feren- tes, (L a t.) Ik ben bang voor de Grie- ken, zelfs als zij geschenken aandragen. Wordt gebezigd als men de goedgeefsch- heid of attenties vhn een ander (of an- deren) niet vertrouwt. Uit Vergilius' Aeneis. Dans ce sac ridicule ou Sea- pin s'enveloppe, le ne reeon- nais plus l'auteur du Misan- thrope, In dien belaehelijken zak, waarin Scapin (de grappenmaker) zich versehuilt, herken ik niet meer den dich- ter van den Misanthrope, den Satiricus. Boileau's kritiek (L'Art Poetique, 3e zang, vers 399 en 400) op Molieres meester- stuk. Men heeft lang getwist en, is het nog niet geheel eens, omtrent de vraag, of Boileau Moliere als schrijver of als tooneelspeler heeft bedoeld. Dans, Nationale dansen zijn : de ta- rantella in Napels, de bolero en fan- dango in Spanje, de mazourek en kra- kovieck in Polen, de cosack in Rusland, de red6wac in Bohemen, de quadrille, cotillon en contredanse (en in revolu- tietijd) de carmagnole in Frankrijk, de walzer en gallopade in Duitschland, de reel in Schotland, de zevensprong en de horleprjp in Nederland, de skotse trije in Friesland en de schotsche drie in Zeeland. Dans, karakterdansen zijn : de nie- nuet in Frankrijk, de sarabande in Spanje, de arietta in Italie, de hornpipe en de morrisdance in Engeland. Dans (Vitus-, Sint Veias-. Danswoede, een snort van kramp, met zulke hevige stuipachtige bewegingen en trekkingen der ledematen, dat de daarmee behepte het voorkomen heeft van een dansende. In 1274 was deze kwaal door geheel Duitschland epidemisch, en de lijders deden bedevaarten naar eene kapel van den Heiligen Veit (Vitus) to Ulm, in Wurtemberg. Zie St. Velten. Danse macabre, doodendans. Men heeft verklaring van den naam gezocht bij de Maccabeen en bij den H. Macarius. Beter is het, to denken aan 't Arab. makbar, begraafplaats. Dan wordt doo- dendans eenvoudig kerkhofdans. Meer dan eens kwam dan ook op een kerk- hofmuur een doodendans voor. Dansende water, (Het - hergaf de schoonheid aan dames, verjongde en verrijkte haar, uit het brandende woud viel het in een waterval neer en kon slechts bereikt worden door een onder- aardschen weg. Zie ,Sprookvertetlingen van gravin d'Aulnoy." Danser our un volean, op een vulkaan dansen, d. i. zich vermaken, terwijl gevaar in aantocht is. In Juni 1830, tijdens de botsing tusschen koning Karel X en de Fransche natie, en ter- wijl de hartstocbten haar toppunt hadden DANTE EN BEATRICE. 174 DAS EWIG WEIBLICHE ENZ. bereikt, bood de hertog van Orleans den koning van Napels, alsmede den koning van Frankrijk een feest aan. De beer de Salvandy, die een voorgevoel der nade- rende omwenteling had, voegde den her- tog van Orleans toe, wien men van alle zijden met het feest geluk wenschte ,,C'est une fete toute napolitaine, mon- seigneur, nous dansons sur un volcan." De couranten namen bet als profetie over. Volgens Taine had Robespierre in 1794 reeds lietzelfde gezegd. Dante en Beatrice, innig lief- hebbenden, naar Beatrice Portinari, se- dert haar 8ste jaar door D. bemind; in de ,Divina Commedia" is zij (de verte- genwoordigster der openbaring) onder degenen, die Dante geleiden. Dantesk, op de wijze van Dante. Wordt gezegd van minutieuse, levendige voorstellingen van de afschuwelijkheid der onderwereld, hetzij in beeld als in Dore's illustration van den „Inferno," hetzij in dicht, ook gezegd van plastische voorstelling in een luttel aantal woorden. Danton, zie De l'audace. Daphne (Kuisehe, preutsche of werkelijk kuische schoone, naar Daphne, dochter van den stroomgod Peneiis, door Apollo vervolgd; op hare vlucht voor A. werd zij op haar smeeken in een laurierboom veranderd; vanhier is de laurier de boom der dichters. Daphnis (lat.), zoon van Hermes en eene nimf, herder en jager op Sicilie, bekwaam fluitspeler en de uitvinder der bucolische of pastorale poozie, bet her- dersdicht. Hij zwoer trouw aan eene nimf, die hem beminde, en toen bij zijn eed brak, strafte zij hem met blindheid of veranderde hem in een steen. Hermes verplaatste hem echter onder de sterren. Theocritus laat Daphnis door de wraak van Aphrodite aan minnepijn sterven. Daphnomantie, waarzeggerij door middel van een in 't vuur geworpen lauriertak. Van Daphne, de in een lau- rierboom veranderde nimf. Daphnophbpii5n, Apollofessten, bij welke men lauwerkransen droeg, Van Daphne (z. a.). Ddpifer, spijsopdrager; (onder Karel den Groote) opperhofmaarschalk. Darbgisten, Darbisten of Ply- mouthbroeders, eene secte, ontstaan tusschen 1820 en '30, en genoemd naar den Anglicaanschen advocaat, later gees- telijke John Darby; ze erkent geen ker- kelijk gezag, maar vormt vrije vereeni- gingen, waar ieder spreekt zooals de geest hem ingeeft. Darby overleed in 1882. Dardanariaat , een kunstmatig opdrijven van den prijs van levensmid- delen en dergelijke waren, hetzij door opkoopen en bewaren, hetzij door bet achterhouden van eigen voortbrengselen. Van Dandanarius,eenberucht woekeraar en korenkooper to Rome. Dardanellen, eilandengroep, ge- noemd naar de oude stad Dardanus, door Dardanus, Priamus' voorzaat, gesticht. Dareike, een Perzische munt waarop bet beeld van Darius (eig. Dareios) (zoo- als men spreekt van gouden Willempje, Louis d'Or.) Darkest Englands-plan, Uit- gegaan van Generaal Booth, bet hoofd van bet Heilsleger, die in het levensver- keer en den toestand der armste buurten van Londen verbetering en verheffing zoekt to brengen. Darkest E. (enz.) _-_- bet donkerste of duisterste deel van En- geland. Darm Men, (b a r g.), een touw. Darum keine Feindschaft nicht, is aan Das Pest der Handwer- ken van A n g e 1 y, een ook in 't Neder- landsch vertolkt en vertoond blijspel ont- leend. Het wordt gebezigd om aan to duiden, dat men iets niet euvel neemt. Darwinismus, bet stelsel van Charles Robert Darwin (1809-1882) omtrent bet ontstaan der soorteil van planten en dieren door de natuurkeus (natural selection). Das, (b a r g.), strop. Das ewig Weibliche Zleht unto hinan, Goethe, Faust II, 5. (Cho- rus mysticus). Het eeuwig vrouzvelijke, (het bekoorlijke, zachte,) trekt ons aan. DAS FEIGENBLATT DES ABSOLUTISME. 175 DAVIDJE, KLEIN DAVIDJE. Das Feigenblatt des Absolu- tismus, Het v~geblad van het abso- lutisme, dus de kleinigheid, waarachter de vorstelijke oppermacht zich verschuilt; als zulk cen beschouwen de socialisten, volgens Liebknecht (Was ich inn Berli- ner Reichstag sagte, blz. 13) den Duit- schen Rijksdag. Das 1st das Ungluck der Kf- n1ge, dass sic die Wahrheit nlcht horen wollen, Dat is het ongeluk der koningen, dat zU de waar- heid niet willen hooren. Die vrij scham- pere woorden voegde de democraatJohann Jacoby (1805=1877) den koning Fre- derik Wilhelm IV van Pruisen toe, toen hij (2 November 1848) met nog andere leden eener commissie van de Nationale Vergadering door then vorst werd ont- vangen. Dat census honoree (lat.), Ovi- dius, Anaores 3, 8, 55, Fasti 1, 217. Geld schenkt eerambten. Dauphin of dolpin, titel van den Franschen Kroonprins tijdens hetKoning- schap. Oorspronkelijk was Dauphin de titel van den graaf of prins van Dauphine of het Delphinaat, waarvan Vienne de hoofdstad was. De Dauphin voerde in zijn wapen een dolfijn van lazuur in een veld van goud. Onzeker is 't, of de titel aan 't wapen ontleend is of omgekeerd. De laatste Dauphin van Vienne, Humbert II de la Tour de Pisa, vermaakte zijne heerlijkheid in 1349 aan Filips VI van Valois, koning van Frankrij k, onder voorwaarde, dat de titel van Dauphin ten eeuwigen dage zou worden gevoerd door den erfgenaam van den troon. Jacoba van Beieren werd in 1415 dolphyne of doiphinne van Vienne. De laatste Dauphin was de Hertog van Angouleme zoon van Karel X (t 1824). Dauphin,(De Groote-Lodewijk, oudste zoon van Lod. XIV, voor wiens gebi uik de Latijnsche klassieken getiteld „Ad usum Delphini" werden uitgegeven (1661-1711), met weglating van wat onvoegzaam scheen. Dauphin, (De kleine - noon van den Grooten. Dauwtrappen, in Holland, 's mor- gens vroeg uitgaan en pleizier maken, op tweeden Pinksterdag; elders op lie- melvaartsdag. Ook: den geheelen nacbt buiten zwerven, om 's morgens vroeg op Pinksterdag de zon drie of meermalen to zien draaien. Daviaan, veiligheidslamp voor de mijnwerkers, vervaardigd (1816) door den Engelschen scheikundige Sir Hum- phry Davy (1778-1829). David en Jonathan, 1 Sam. XXIII, twee onafscheidelijke vrienden evenals Orestes en Pylades, Damon en Pythias, (Phintias) Castor en Pollux. David-Jorissen leventle lei- den, (Een - Dit gezegde was to Delft gangbaar nog lange, lange jaren, nadat de man, van wien 't werd afge- leid, reeds ter ziele was. Deze David Jorisz, t 1536 to Bazel berucht weder- dooper, leefde zelf zeer ingetogen, maar verkondigde eene leer, die tot wellust en polygamie leidde. Vandaar ook een leventje a la David Jorissen, d. i. een leventje, zooals hij 't niet in praktijk bracht, maar aanprees. David ('t Is een man als - had hil maar een harp, 1 Sam. XVI : 23, het is een beste man, maar ongelukkig ontbreken hem de middelen om iemand to helpen. David (Toen - oud werd, maakte hil psalmen, 2 Sam. XXIII 1, kenschetsing van hen, die, in hun jeugd een los en vroolijk leven geleid hebbende, in hun onderdom godsdienstig worden, daartoe door onrust en vrees gedreven. Ten onrechte op David toe- gepast. Fr. Quand le diable se fait vieux, it se fait ermite. Davidle, klein Davidle, schert- send van een knaap, die wat klein is voor zijn jaren. Ten onrechte ontleend aan 1 Sam. 16 vs. 11; 17 vs. 4; waar „de kleinste" beteekent „de jongste"; David was niet klein, immers Saul's wa- penrusting paste hem (1 Sam. 17 vs. 38, 9), en Saul was om zijne lengte tot ko- ning over Israel verkozen. (1 Sam. 9 vs. 2 ; 10 vs. 23). DAVIDS. 176 DEBITEEREN. Davids,(z e e t.) de evenwijdige, draai- bare, van boven omgebogen ijzeren stan- gen, waarin de sloepen hangen. Davo, de fabelachtige stichter van Deventer, natuurlijk uit Troje gevlucht en de neef van $ato, Frizo en Brabo. Hij is de peetoom van het Davo-bier. Davus summon Oedipus (I at.), Terentius, Andria 1, 2, 23, (294). Ik ben Davus (een slavennaam bij de Romeinen), niet Oedipus (die het raadsel der Sphinx oploste). Ik ben maar een eenvoudig mensch geen heksenmeester. De l'audace, encore de l'au- dace, toulours de l'andace, Stoutmoediqheid, nog eens stoutmoedig- heid, alt#d veer stoutmoedigheid. Den 2den September 1792 heerschte er to Parijs groote bezorgdheid. Immers Long- wy was gevallen, Verdun werd belegerd en de toekomst der hoofdstad was duister. Toen sprak Danton in de wetgevende vergadering eene rede uit, waarin hij dit zeide als antwoord op de door hem zelven gestelde vraag : Pour les vaincre, pour les atterrer, (namelijk de vijanden) que fact-il ? De mortuis nil (nihil) nisi bene, (1 a t.) Van de dooden (moet men) niets dan goeds (zeggen). - Wordt toegevoegd aan iemand, die een afgestorvene iets wil to laste leggen. In den zin : de dooden moet men laten rusten. De mortius nil nisi nummi, (1 a t.) Van de dooden niets dan het geld, dat zij nalieten. Spottend toegevoegd aan menschen, die op erfenissen loeren. De par le roi, defense it Dieu De faire miracle en ce lieu. In naam des konings wordt aan God verboden to dezer plaatse wonderen to doen, toen Lodewijk XV zich aan de zijde van Clemens XI tegen de Jansenisten schaarde, begonnen deze grooten ophef to maken van beweerde mirakelen (zooals wonderbaarlijke genezingen enz., die on- der hen zouden plaats vinden. Als nu, kort daarop, de fiacre- Paris, een der meest overspannen leden der secte stierf, trok- ken zijne aanhangers dagelijks naar zijn graf, op het kerkhof van Saint-Medard, en leverden zich daar aan de meest zon- derlinge buitensporigheden over, stuip. achtige dansen, eene soort vallende ziekte, die, naar men beweerde, vizioenen schonk en in de toekomst vergunde to lezen, tot eindelijk krachtens een Kon. besluit van 27 Januari 1732, de doodenakker werd gesloten. 's Anderdaags vond men het aangehaalde puntdicht, dat later tot spreekwoord werd, op de deur van het kerkhof geschreven. Debacleeren, (hand.), een haven ontruimen. Deballotteeren, bij geheime stemming iemand afwijzen, die voorge- steld is voor het lidmaatschap van een besloten gezelschap; van ballot = bal- letj e. DCbarquer, letterlijk van boord zetten, lossen, hot over boord werpen van een minister door zijne ambtgenooten. Dit werkwoord is van zeer jonge dagtee- kening. Debatingclub, een besloten kring, waarin men redetwist over eene of an- dere stelling, beurtelings door een der leden opgeworpen en verdedigd. Min- achtend vaak van eene vergadering, waar de leden meer hun best doen, om in hun redetwist (debat) of pleidooi gelijk to krijgen, dan ernstige besluiten to nemen en zaken of to doen. Debent (hand.), zij z#n schuldig. Debentur (hand.), het voorschot van tolrechten. Debet (hand.), is schuldig, al wie of wat ontvangt, het linkerfolio in de koopmansboeken, waarop naar volgorde der datums aangeteekend staat, wat ieder daar boven vermelde persoonlijke of on- persoonlijke rekeniug verschuldigd is. Debeet, (hand.), de verkoop, de omzet. Debits, (hand.), de schulden. Debitant, verkooper in het klein; ook verkooper van loterijbrief jes voor den collecteur. Debiteeren (h and.), omzetten, ver- koopen; in het debet brengen, eene reke.. ning belasten. DEBITEUR. 177 DECIMEEREN. Debiteur, (h a n d.), schuldenaar. Ook, iemand, die zich met den omzet van eenig artikel belast. Debito, (h a n d.), het verschuldigde. Deca, geplaatst bij de namen der deelen en onderdeelen van het metrieke stelsel van maten en gewichten, duidt het tienvoud daarvan aan, b. v. Deca- meter = 10 Meter. Decaan, voorzitter eener A cademi- sche faculteit van lat. decanus,eig. hoofd- man van tien, dus van een kleinen kring. De vernederlandschte vorm van het woord is deken (zie aldaar). Decade, tiendaagsche week, in den Franschen republikeinschen kalender, waarvan er 3 in een maand en 36 in het jaar (dat met 22 September aanving) begrepen waren. Van deca, tien. Deeadents, jonge dichtergroep in Frankrijk, die zich tot taak stelde alles anders to doen en to zeggen dan ande- ren voor hen. Andere even groote genieen gaven zich de namen van Parnassiens, Olympiens en derg. Decaleomanle, de kunst om door opplak?en en afschuiven op porcelein, ivoor, albast, bout, zijde enz. of beeldingen aan to brengen, die daarvoor opzetlijk gemaakt en ingericht zijn. Van decal- queeren, een weerdruk, omdruk, tegen- afdruk maken. Deealeeren, (hand.), in gewicht afnemen door indrogen, lekken enz. Deealogus, de wet der tien geboden (Exod. XX). Van Gr. deca, tien, en logos, woord. Zie ook : Dekaloog. Deeamerone, verzameling verha- len in tien dagen (gr. deka tien, hemera, dag), verteld, vooral de D. van Boccaccio (1348), honderd verhalen bevattend, die zeven dames en drie heeren elkaar tot tijdverdrijf vertelden, toen zij op een landgoed buiten Florence de pest ont- vlucht waren. Decateeren of decatiseeren, de in 1852 in Frankrijk uitgevonden methode om geheel bereid laken aan de werking van heete waterdampen bloot to stellen en nog eens sterk to persen, waardoor het een duurzamer glans verkrijgt, die beter aan vocht weerstand biedt. Deceased-wiles-sister-bill, (e n g.) wet, die (op grond van een paar slecht verklaarde bijbelteksten) het huwe- lijk eens mans met de zuster zijner over- ledene vrouw in Engeland verbiedt, maar reeds lang in de Britsche kolonien werd afgeschaft. December, (I a t.), tiende maand. Het jaar begon bij de Romeinen in Maart met de lentedag- en nachtevening ; door Ju- lius Caesar werd nieuwjaar op 1 Januari vastgesteld. Decentralisatle, het toekennen door den staat aan zijne onderdeelen (provincien, gemeenten enz.) van eene ruime bevoegdheid ten aanzien van wet- geving en bestuur. Decharge,(h a n d.),ontlasting, goed- keuring eener rekening, ontslag van ver- antwoordlijkheid. Getuige it dlcharge, die ten gunste van den aangeklaagde getuigt. Reel, in het metrieke stelsel, geplaatst voor de namen van maten en gewichten, duidt het tiende gedeelte daarvan aan b.v. decigram = een 10e gram. Deeles repetita plaeebit, (1 a t.), Horatius Epistola ad Pisones 365: Tien- inaal herhaald zal het nog bevallen (van een gedicht enz.). Declmaal stelsel, het verdeelen van elk standaard geheel, waarmede de maatschappij to rekenen heeft steeds in Hen deelen, den 29sten Nov. 1800 in Frankrijk en later vooral door toedoen van van Swinden in ons land inge- voerd. Het sluit aan ons tientallig reken- stelsel. Vooral in de Fransche revolutie werd het consekwent toegepast, niet enkel bij maten en gewichten, maar ook bij de verdeeling van de maand en bij het muntstelsel. Veel is daarvan aller- wegen overgenomen. Deeimatle, verloting om den tien- den man, een krijgsstraf bij de Ouden, waarbij van een oproerige legerafdeeling elke tiende man, ter dood gebracht werd ; van deci = tiendedeel, alzoo in 't geheel het We deel. Decimeeren, eene menigte door den dood sterk doen afnemen. 12 DECLARATIE. 178 DEFENDERS. Declaratle, (h a n d.), eene schrif- telijke verklaring, de aangifte van de waarde van eenige goederen aan een tolkantoor. Ook, rekening van dokter of notaris. Declasses, uit hun stand (klasse) gerukte personen, die door ij ver, be- kwaamheid of handigheid eene plaats boven hun oorspronkelijken stand zijn gaan innemen en zich daar niet thuis gevoelen ; ook : die tot geen klasse be- liooren, n.l. die voor een hooger stand opgeleid zijn en daar geen plaats vinden. Declinatle, in de Astronomie, de hoek van een voorwerp, noord- of zuidwaarts van den equator op de hemelglobe. -- van het compas, de afwijking van de compasnaald van de werkelijke rich- ting der hemeistreken. DecolletL, (fr.) : 10. Kleederdracht van dames, waarbij het kleed rondom den hals diep is uitgesneden; 20. Losse, dubbelzinnige taal. Decompte, (h and.), in mindering van rekening, tegenrekening. Decors, (voor een schouwburg). Tooneelsieraden, het geheel der versiering of decoratie. Fr. decor, waarvan dit het meerv. is; uit 't Lat. decks, sieraad. Decourt, (h and.), hetgeen van eene to betalen som overblijft to voldoen. Decreet, (r.k.) : 10. Besluit of beslis- sing, in zaken van geloofs- en zedeleer of kerkelijk gezag genomen, en afgekon- digd, b.v. de decreten van het Vaticaan- ache Concilie. 20. De beslissingen in ker- kelijke aangelegenheden, genomen door de Romeinsche Congregation, b.v. de decreten van de congregatie der riten. Decreet van Moskou, decreet van Napoleon volgens hetwelk er van de stukken, die tot het vaste repertoire van het Theatre-Francais behooren, we- kelijks drie gespeeld moesten worden. Decrescendo, (m u z.) afnemend, verminderend in toonsterkte, zwakker wordende. Deeretalen (r.k.), verzameling van pauselijke beslissingen omtrent velerlei zaken, algemeene verordeningen, ant- woorden op voorgestelde vragen. Ze vor- men een gedeelte van het corpus iuris canonici. Decumates, (agri (1 at.) Hen Wan d, de overwonnen landen over den Rijn, waarvan de Romeinen de tienden hieven. Dedicatio, (r o m.) plechtige inwij- -ding van eenig openbaar gebouw; b.v. van een tempel. Hij, die den tempelwijdde, sloeg daarbij de hand aan de deurpost, en moest een wijdingsformulier nazeggen, hetwelk de pontifex maximus (opper- priester) hem voorzeide. Daarbij to ha- peren gold als een slecht voorteeken. Decrediteeren, (h and.) het cre- diet verliezen, het vertrouwen in iemand ontnemen. Dedeeren, (h and.), delgen, uit- doen, vernietigen. Dediscit animus sero, quod didicit diu. Seneca, Troades 642. Wat men lang geleerd heeft, leert men moeielijk weer af. Deductie, (h a n d.), aftrek, korting. De dut is er op gekomen, -het meisje is 28 jaar. Ontleend aan het vroegere gebruik om een extra stempel- merkje van de grootte van een pokpitt, in de wandeling klop, ook wel dut ge- heeten, op den acht-en-twintig (f 1,40) to slaan. Deenen, (b a r g.) , straatslrjpeu. Nacht deenen, goede sier maken. Been, (b a r g.), nacht. De facto, in werklijkheid, naar 't ge- bruik, in tegenstelling van de jure, d. i. krachtens wet of recht. Defect, (hand.), beschadigd, on°vol- ledig, met gebreken,. - het ontbrekende, de schade. Defenders, (e n g.),iett. verdedigers; Vereenigde leren ; benaming der demo- cratische gezelschappen, die zich in 1791 verbonden ter handhaving en verkrijging van vrijheid in het staatkundige en gods- dienstige. DEFENSOR. 179 DEKGOED. Defensor fides, (tat. verdediger des geloofs; titel van Koning Hendrik VIII van Engeland, die Frans I be- nijdde om den titel ,allerchristelijkste koning". Hij vroeg dien titel in 1515 aan, zond in Augustus 1521 acht" en twintig prachtig gebonden exemplaren van zijn strijdschrift tegen Luther Asser- tio septem sacramentorum aan den paus en kreeg den 11 October bij de bulle Ex supernae dispositionis arbitris van paus Leo X den titel geheel persoonlijk. Na zijn afval van 4e kerk behield hij dien en liet hem in 1543 bij besluit van bet parlement voor altijd aan de kroon verbinden. Deftelendo,afnemend in toonsterkte en beweging, evenals mancando en ca- lando. Deficit, (hand.), hetgeen to kort komt, het ontbrekende. Defile, (f r.) nauwe doorgang, engte, zooals in bosschen, bergkloven enz., waar de verdediger met een smal front en betrekkelijk weinig manschappen een groot leger kan tegenhouden. Hier geldt de taktiek. der defile-ge- vechten. Defterdar, (a r.) Minister van finan- ti6n in Turkije. De gustibus non est disputan- dum (1 at.), Over de smaken valt niet to twisten, smaken verschillen en nie- mand behoeft dan to beweren, dat hij den goeden heeft. Vgl. bet Fr. Chacun son gout (elk bebbe zijn smaak). Degen, (w a p.) van 't zwaard onder- scheiden door de langere, en over de geheele lengte steeds smaller wordende kling en langer kruisstang. Del hominumque eauss (of gratla), (1 at.), om Gods en der men- schen wille. Deisme, bet wijsgeerig systeem, dat, tegenover bet atheisme, we] aan het be- staan Gods gelooft als de eerste en laatste oorzaak van al bet bestaande, doch de openbaring verwerpt. DeTaten, vooral Engelsche geleer- den uit de 17e en 18e eeuw, die bet deisme tot grondslag van elken positieven godsdienst opstelden. Deist was dus zoo- veel als vrfjdenlcer. Deizie (too n.), bet waarschuwende „Hood je stil", wanneer er over iemand gesproken wordt, die in de nabijheid komt; deis je, van deizen = deinzen. Deizie pour le creaturen(t o o n.), waarschuwing wanneer er iets onwelvoeg- lijks gezegd wordt in tegenwoordigheid van dames of kinderen of wanneer er kwaad gesproken wordt, en yen daarbij betrokken persoon in de nabijheid komt. Deifi, Monseigneur, nu al Mon- seigneur. In de Histoire de dix ans ver- haalt Louis Blanc, dat Louis Philippe op 17 Mei 1838 Talleyrand op zijn sterf- bed bezocht en op de vraag of hij veel leed, ten antwoord had gekregen : Comme un dasnne (als een verdoemde) waarop de koning lakoniek bet bovenstaande had geantwoord. Het eerst wordt dit woord toegeschreven aan doctor Bouvart(1727- 1787). Delefiner k la fourchette, (f r.), ontbijt met warme vleeschspijzen, eng. lunch, middagmaal bij hen, die's avonds dineeren. Dek, zoldering in een schip. Op groote schepen heeft men 10. bet bovendek; 20. bet midden of kuildek en 30. bet be- nedendek. Dekabristen of Decemberman- nen, de deelnemers aan den opstand, die den 26en (14en) December 1825 to Petersburg uitbarstte,maar verijdeldwerd. Dekaloog, zie Decalogus. Deken,(r.k.), priester,gewoonlijk pas- toor van een der voornaamste parochies, niet altijd van de hoofdplaats van bet dekenaat, staande aan bet hoofd der gees- telijken van een dekenaat ; ook : district van een bisdom. (Lat. decanus, oorspron- kelijk een kloostertitel, hoofd over tien monniken; later een waardigheidsbeklee- der in kerkelijke colleges. Zie Decaan. Dekenaat, (r. k.), zie Deken. Dekgoed, (hand.), de schoonste, grootste, niet met gaatjes doorboorde tabaksbladen, die tot dekblad voor siga- ren dienen, bij den inlandschen oogst bestgoed; de benedenbladen heeten dan aardgoed of zandgoed, de kleinere bla- den suikers (zuigers). DEKHUIS. 180 DELIBERANTE SENATV PERIT, ENZ. Dekhuls, betimmerde ruimte op som- mige stoombooten, met hutten voor een of meer personen. Dekken, (h a n d.), iemand, wien men geld schuldig is, voldoende zekerheid geven voor de betaling. In wisselzaken, iemand op wien men getrokken heeft, remises of waarden voor het bedrag daar- van overmaken. Dekken, (wap.) helm, kroon of ander hoofddeksel boven 't schild plaatsen. Dekkleeden, (wap.) de uitgeschulpte en getande lappen doek ter weerszijden van den helm. De l'abondance du eoeur I& bouche parle, Matth. X11 vs. 34 en Luc. VI vs. 45. Uit den overvloed des harten spreekt de mond, de letterlijke vertaling uit het Lafijn ex abundantia cordis os loquitur; meest gangbare uit- drukking is: waar het hart vol van is, (daarvan) loopt de mond over. De Heide tot Ain lant is leder aangeboren, Vondel G#sbreght van Aemstel laatste tooneel. Be werelt Is een speeltooneel, Elek speelt x1ju rol en krilght (ziln deel. Vondel's opschrift voor den in 1638 geopenden nieuwen schouwburg to Am- sterdam,volgende op Coster's, Akademie". De wetten zwllgen stil voor wapens en trompetten, V o n d e l G#sbreght van Aemstel woorden van Diederick van Haerlem tegen den poor- tier van hot klooster, als doze hem be- tuigt, dat de wetten hem vrijstellen van inkwartiering. Delaissement, (hand.), in assu- rantiezaken, waarbij de verzekerde de goederen aan den verzekeraar overlaat. Del eredere, (h and.) het loon dat de commissionair in rekening brengt, als hij borg staat voor de betaling der som- men, die zijn lastgever toekomen, of voor hot nakomen van andere verbintenissen, zooals tijdige levering van gekochte goederen. Deleatur, (I a t.), het verdwijne. Het gewone teeken daarvoor op de druk- proeven is eon D, in den vorm 2y of 0 of a. Delegant of Gedelegeerde, aangewezen schuldenaar. Delegant, (hand.), deleffator, iemand, die een ander als schuldenaar aanwijst dan een schuldeischer doet. Delegatle, (j u r.), overwijzing; het stellen van den eenen schuldenaar in de plaats van den anderen. Delegatie van macht: het overdragen van eenige be- voegdheid of recht door een hooger op een lager gezag. Afgevaardigden uit een regeeringscollege ter beraadslaging met een ander college (zooals in Oostenrijk). Delenda Carthago == men moet Carthago verwoest-,n. Cato, de oude, placht al zijne redevoeringen, welk onder- werp zij ook behandelden,met die woorden to besluiten. Daarom warden zij ook ge- bezigd, om een idee fixe aan to duiden, waarop iemand onopboudelijkterugkomt en naar welks verwezenlijking hij on- verpoosd streeft. Delft (Hil Is naar - geweest, hij heeft zijn haar laten knippen; naar het verhaal, dat eons een snuggere bol verklaarde, altijd naar Delft to gaan, om zijn haar to laten knippen, wijl eon hem bekende baas aldaar 't goedkooper deed, dan de kappers in zijne woonplaats. Er zou dan in liggen: hij is er kaal afge- komen, - haar verloren en noodelooze reiskosten gemaakt. Delftsch aardewerk, aardewerk voorheen to Delft vervaardigd en thans zeer gezocht; tusschen 1596 en 1611, het tijdperk, waarin het St. Lukasgilde gesticht werd, is ook het eerste Delftsch aardewerk vervaardigd. Delltseh orakel,bijnaam van Hugo de Groot, in 1583 to Delft geboren. Delftsch, (Oud - oud aardewerk bekend om zijn vormm en teekening of kleur, in de 17e en 18e eeuw in Delft vervaardigd, thans herlevende en nage- volgd; ook tegels van then aard. Del, voor DellneAvit, op teeke- ningen en plaatwerken: h# (z#) heeft het geteekend. Dellberante senate perlt Sa- guntuin, zie Dum deliberat. DELICATO. 181 DEMI-MONDE. Delleato, (m u z.) (it. delicatamente, con delicatezza, smaakvol) fijn, keurig, teer. Delicire, (1 at.) letterlijk lekkern#en. Weleer een geliefkoosde titel voor dich- terlijke bloemlezingen. Delicti (corpus-stuk van overtui. ging, voorwerp, waardoor iemands schuld - in zake een gepleegd misdrij f - over- tuigend blijkt ; van corpus, lichaam (voor- werp) en delictum (misdrijf). Delila, (Eene bekoorlilke - Simson's minnares (Richteren 16 vs. 4). Het Hebr. woord bet. „ de kwijnende. " Delirium tremens (lat.), dron- kenmansivaanzin, krankzinnigheid ten gevolge van langdurig en aanhoudend misbruik van sterken drank. Van deli- rium (krankzinnigheid), en tremens (be- vende). Della Crus'eans of dells crus- can school, in Engeland de Floren- tijnsche dichterschool, naar crusca (z. a.). Ze omvat de dichters, die in het laatst der 18de eeuw uiterst sentimenteele voort- brengselen, in de h ngelsche tijdschriften ,,The World" en The Oracle" in 't licht zonden, en door Gifford werden afgemaakt. De loin, c'est quelgne chose, et de pres, ce West rien, Lafon- taine, Le Chameau et les bdtons flottants. Op een afstand is het iets, en van nabij is het niets. Delos (Vraagstuk van, de verdubbeling van een kubus, n.l. dien van het altaar op bet eiland Delos (thans Dili in de Aegeische zee), wat bet orakel van Apollo eischte, waarna de pest zou ophouden. Bij de mindere kennis der algebra in de oudheid hield dit vraag- stuk langen tijd de aandacht van vele wiskundigen bezig. Delphlnl (Ad usum, zie Ad- usum. Delta, eiland gevormd door de tak- ken eener rivier bij de monding. De naam is ontleend aan den driehoekigen vorm, van bet eiland aan den Nijl, over- eenkomend met den vorm der gr. letter delta of D. Demancher, (m u z., f r.) bij strijk- instrumenten van de eene positie in de andere overgaan, met de linkerhand aan den hals (mdnche) van bet instrument naar boven of naar beneden glijden. Demenager k la cloche of h la sonnette de boss of k la ficelle, d. i. met de Noorderzon verhujzen. Vol- gens dezen zou die uitdrukking van Ne- derland komen (?), waar schier elk huffs van een hijschtoestel is voorzien, welks katrol door een dakje in den vorm eener klok wordt gedekt. Volgens anderen komt de zegswijze van daar, dat men bij ver- huizingen, in bet geniep, de schel, die door bet openen der huisdeur in beweging wordt gebratht, omwikkelt, opdat men haar gelui niet hoore. A la ficelle doet meer bijzonder aan bet touw denken, waaraan in zulke gevallen het huisraad uit een venster wordt nedergelaten. Dem Gl icklichen schlltgt kei- ne Stunde, zie Die Uhr schldgt enz. Dem Mutigen hilit Gott, den moedigen helpt God; Schiller, Tell, I, 2, waar Gertrud bet tegen Stauffacher zegt, als zip hem moed inspreekt om zich tegen de dwinglandij to verzetten. Vgl. Audentes fortuna juvat. Dem Mimen flicht die Nach- welt keine KrAnze, voor den too- neelspeler vlecht het nageslacht gees kransen, uit den proloog bij de opvoering van Wallenstein's Lager ter gelegenheid van de heropening van den schouwburg to Weimar in October 1798. Dent Verdlenste seine Kro- ne, eere, dien eere toekomt is ontleend aan Schiller's gedicht An die Freude. Demi-Hollande, half-Hollandsch linnen ; fijne soort van Picardie. Demi-monde, (f r.), een publiek, dat zich door uiterlijk vertoon met de aan- zienlijken tracht gelijk to stellen; dus. (in tegenstelling met de beau-monde,) ele- gante vrouwen van verdachte zeden. Alex. Dumas de zoon, die de uitdrukking voor zijn comedie van denzelfden naam (1855) uitvond, verklaarde haar aldus het is noch de aristocratie, noch de bour- geoisie, maar eene wereld, die als een drijvend eiland op den Parijschen oceaan DEMI-SAISON. 182 DENMARK, (SOMETINGH, ENZ. dobbert, en alles aantrekt, opneemt en toelaat, wat op die beide vastelanden valt, uitwijkt of vlucht, zonder de toe- vallig aangetroffen schipbreukelingen van onbekende herkomst mede to rekenen. Demi-spison, overjas, to licht:voor den winter, to warm voor bet heete jaar- getijde. Demi-termes 9 mode-artikel uit den tijd der incroyables (z. a.) kussentjes, waarmede de dames van voren dejapon opvulden, zwangerschap voorwendende. Demiurg, van gr. demiourgos (werk- ineester of schepper), naar de kosmologie van Plato en vooral van de latere Gnos- tiek, de schepper der zinnelijke wereld. Het *gevoelen, dat de hoogste God, als een reine geest, ni6t in aanraking kan of mag komen met de stof, leidde tot de veronderstelling, dat er een wezen van minderen rang bestaat, hetwelk met de geesten ann zijn macht onder- worpen, de zinnelijke wereld uit den chaos heeft to voorschijn geroepen. Bij de Kerkvaders draagt de Demiurg ook den naam van logos, wanneer hij voor- gesteld wordt als een dienaar van God bij de schepping der wereld. Democratle, volksregeering. Van gr. demos, yolk, en kratein, regeeren. Democriet, Democritos van Abdera, de lachende wijsgeer," genaamd, omdat hij ondanks zijne diepzinnige bespiege- lingen groote opgeruimheid van geest bewaarde, niet, zooals men veelal hoort, onidat hij bet volk uitlachte om zijne dwaasheid of ijdelheid. Democritos Junior, Robert Bur- ton, de Engelsche sehrijver van ,The Anatomy of Melancholy" 1576-1640. Demon, eigenlijk daemon, van bet Grieksche daimoon, hemelgeest van lager orde, zich onder de menschen bewegend; meer in bet bijzonder booze geest. Demonetisatle, (h and.), bet bui- ten koers stellen of bet verminderen van den koers eener muntspecie. De mortals nil nisi bene (I at.), van de dooden (moet men) niet dan goed (spreken). Demosthenes (De - ziluer eeuw, de grootste redenaar, meestal in politieken zin, van zijn tijd. Demosthenes, (Lamp van -- (g r.) een gedenkteeken in den vorm ' eener lamp, ter eere van Lysikrates to Athene opgericht. Het beweren, dat de redevoe- ringen van Demosthenes naar de lamp roken, nam. al to zeer bewerkt waren, daar hij ze in een hol bij bet licht eener lamp schreef, gaf aanleiding tot bet ver- haal, dat de marmeren lamp op bet dak bij de feestenter eere van Demosthenes met olie gevuld werd en werd aangestoken. Denarius, Romeinsch zilverstuk, ter waarde van oorspronkelijk tien later 16 asses en dus ongeveer f 0,40, later f 0,60. Ook in goud geslagen van f 5 waarde. In de middeleeuwen bet 12e deel van een schelling (solidus) en in 't Ned. pen- ning genaamd; nog in Frankrijk en En- geland elk muntstuk van geringe waarde (fr. denier, eng. denary. Deuaril St. Petri, St. Pieters- penning, bijdrage ten behoeve van den Paus. Vroeger eene belasting in Enge- land, geind op S. Pieter. Dendragant, agaat met bolvormige teekening. Dendrlten, steenen, van nature ge- teekend met figuren van boomen en struiken. Dendrolithen, versteende boom- stammen en beesten, welke grootendeels tot de groepen der varens (Cycadegn en Coniferen) behooren en in alle wereld- deelen in de zoogenaamde secundaire formatien voorkomen. Met bet onderzoek dezer dehdrolithen hebben vooral Brong- niart, C6ppert en Unger zich bezig ge- houden. Deal hilo nihil, van niets 1comt niets Persius Sat. III -vs. 84, maar ont- leend aan Lucretius I vs. 205. Denique coelum. eindeljk den hemel. Wapenspreuk van Melvill van Carnbee. Denmark, (Something is rot- ten in the state of - er is iets verrots in den stoat van Denemarken. Er is iets, dat niet deugt in dezen of genen staat, in eene vereeniging, in eene familie. Shakespeare Hamlet I 4. DENN ALLE SCHULD RACHT SICH, ENZ. 183 DEPOSITO. Denn alle Schuld rftcht rich auf Erden, want alle schuld wordt hier op aard gewroken; Goethe, With. Mister's Lehrjahre, 11, 13, laatste regel van een der liederen van Lothario, den harpspeler. Denn auto Gemeinem list der Mensch gemacht Und der Gewohnheit nennt er seine Amme. Want nit gemeen stof is de mensch gemaakt en de gewoonte noemt hij zijne voedster, Schiller, Wallenstein's Tod I, 4, een woord van Wallenstein in eene alleen- spraak, waar hij in tweestrijd is met zichzelven, of hij zijne macht tegenover den Keizer zal handhaven of buigen zal voor de gewoonte, om de geerfde macht to erkennen. Hij vindt den mensch, het meest gewone stof, een slaaf der gewoonte. Denn eben, wo Begriffe Iehlen, Da stellt ein Wort zur rech- ten Zelt rich ein, Goethe, Faust I, Schulerscene; Mephisto, in het professorale gewaad van Faust, zegt dat tegen den onschuldigen student, om de theologie bespottelijk voor to stellen. Denn, was man schwarz auf weiss besitzt, Kann - man ge- trost nach Manse tragen, want wat men zwart op wit heeft, kan men gerust naar huis dragen; Goethe, Faust I, Schulerscene, waar Mephisto het tegen den student zegt, den spot drij vende met het schrijven van dictaten, het ma- chine-werk, waaruit toen de colleges be- stonden. Den R,einen is alles rein, een woord van Paultts in den brief aan Titus I. 15. Den Rubicon oversteken, zoo- als Cesar deed, waardoor hij den oorlog begon, dus : een gewichtigen, beslissenden stap doen. Dente lupus, corns taurus petit (1 at.), Horatius, Satirae 2. 1. 52. De wolf grjjpt met de tanden, de stier met de horens aan. leder verdedigt zich, zoo goed hij kan, op zijn manier. Denunclatle, (h a n d.), aangifte, aanklacht. De oeeultis non ildicat ec- clesia, (lat.), de Kerk oord Belt niet over het verborgene. De of ex tripode dictum, uit- spraak van den drievoet, orakel, macht- spreuk. De Pythia, priesteres van Apollo in den tempel to Delphi, verkondigde hare onfeilbare orakels, op een drievoet (een stoel met drie pooten) boven een dam- penden kuil gezeten. De Offieiis, over de plichten, een beroemd werk van Cicero. Deo gratias, (1 a t.), Gode geven to dank. Deo luvante, met Gods hulp. Spreuk van het geslacht Grimaldi van Monacola. De omni re seibili et quibus- dam allis, (1 at.), over alle zaken, die het mogelijk is to weten, en eenige andere. Picus van Mirandola (t 1499) inaakte in 1486 to Rome 900 theses de o»nai re scibili (op elk gebied van menschelijke kennis) bekend, dat hij zich voorstelde in het publiek to verdedigen ; een grap- penmaker, men zegt Voltaire, vulde den zin aan. De omnibus aliquid, de toto nihil, (lat.), van alles iets, van het ge- heel niets; twaalf ambachten, dertien ongelukken. Ook : een massa verwarde, nuttelooze, verbrokkelde geleerdheid. Deo volente, (1 at.), indien de Heer wil (en wij leven), Jacobus IV : 15. Daar- om zegt men ook : iets to zullen doen op de conditie van Jacobus. De pulcksteen heldert op door 't sehuren en kan de proof in 't oog verduren. Vondel, Jozef in Dothan, Vs. 125. Deponent, (h a n d.), degene, die iemand iets in bewaring geeft. Deponens, steller (eig. neerlegger) en verdediger van een Academisch proef- schrift, tegenover den aanvaller (op- ponens). Deposito, (h a n d.), gelden of waar- den, die aan een ander tijdelijk in be- waring gegeven worden. DEPOT. 184 DER LANGEN REDE KURZER SINN. Depot, (hand.), bewaarplaats voor goederen; eene- plaats, magazijn of win- kel, waar men een of ander artikel in voorraad heeft en waar namens den eigenaar verkocht wordt. D,6p8t, (Akte van - akte van be- waargeving, die door den notaris wordt opgemaakt als bij hem door een erflater een olographisch testament in bewaring is gesteld. Depreciatle, afneming van, ver- mindering in waarde van goud, zilver, van muntspecien en den standaard-koers daarvan. De proluudls,,(r.k.), uit de diepten, de 130ste Psalm naar de eerste twee woorden van de Latijnsche vertaling, een der z even, boetpsalmen, deel uitmakende van de absolutio in eene begrafenis bij de R.-Katholieken. In de Ned. vertaling: Uit diepten van ellenden Roep ik met mond en hart, enz. DeputiLtle, afvairdiging; bezending; (in Belgie) permanente deputatie, de provinciale Staten. Deputy-consul, vice-consul, van wege de Vereenigde Staten van Amerika, bij v. to Rotterdam. Der beschrAnkte Unterthanen Verstand, bet beperkte 'verstand der onderdanen, is eene uitdrukkingontstaan uit: ,Es ziemt den Unterthanen nicht, die Handlungen des Staatsoberhauptes an den Masstab seiner beschrqnkten Einsicht anzulegen" voorkomende in cen brief van den Hannoversehen minister van binnenlandsche zaken Von Rochard van 15 Januari 1888, door den geheim- raad Seiffart opgesteld, in antwoorcl op een onderdanig protest tegen de kamer- ontbinding. Der Bien muss, de b# moet, slot eener anecdote uit de He eeuw, in het begin dezer eeuw gewijzigd en op Rus- land toegepast: een reiziger vertelt, dat de bijen in Rusland zoo groot zijn, als eon schaap, terwijl hij later erkent, dat het gat in de korf zoo groot is als overaL Op de vraag, hoe de bij er dan in kon komen, geeft hij ten antwoord: de bij moet. Der brave Mann denkt an sich selbst zuletzt, de brave man denkt het laatst aan zichzelven, Schiller's Tell I, 1. Tell tegen den visscher Ruodi, als deze niet wagen durft, Baumgarten 11ii dat onstuimige weer over to zetten. Der Dichter steht aut elner h5hern Warte, Als ant den Zinuen der Partel, de dichter staat op een hoogeren wachttoren dan op de tinne der part#, regels van Freiligrath in een gedicht Aus Spanien, naar Goethe, in de Noten bij den West-6stl. D_Der Dichter steht vief zu hoch, als dass er Partei machen sollte." Der Dritte lin Bunde, de derde iu het verbond uit Schiller's BArgschaft het is het verzoek van Dionysius aan Damon en Phintias (M6ros); oorspronke- lijk door den tiran zelf verhaald, tijdens hij onderwiizer (?) to Korinthe was, her- haaldelijk door de ouden, het laatst door Schiller behandeld. Der Fluch der b5sen That, volledig: Das eben ist der Fluch der b8sen That, Dass sie fortzeugend immer Buses muss gebAren. Schiller, die Picco- lomini V 1. Juist dat is de vloek der booze daad, dat zU voorttelende alt#d het booze moeftoortbrengen. Octavio zegt dat tegen Max, ter verontschuldiging, dat bij Wal- len,stein ten val wil brengen, steeds hot booze bestrijdende, zegt hij, komt men er ongemerkt toe, ook kwaad to doen. Der Cwebildete 1st nicht neu- glerig, deze woorden zetten in 1859 veel kwaad bloed in Oostenrijk. Zij werden in de officieele Wiener Zeitung gebezigd, omm het ongeduld van hen to temperen, die naar vollediger opgaven omtrent de tallooze in den slag van Solferino (24 Juni) gevallen slachtoffers uitzagen. Der Gelst tier stets verneint, de geest die steeds ontkent d.i. de loochen- geest; Goethe, Faust I; titel, waaronder Mephisto zich bij zijn eerste optreden bekend maakt. Der langen Rede kurzer Sinn, het kort begrip van de lange rede uit Schiller's Piccolo;nini 1, 2; vraag van Questenberg aan Buttler, als deze hem fangs omwegen wil doen verstaan, dat het leger Wallenstein trouw blijft en DER MENSCILFXNGT ERST BEIM, ENZ. 1`85 DERRY DOW N. geen genoegen noemt met een anderen aanvoerder, dien de Keizer uit Weenen wil zenden. Der Menssch fgngt erst helm Baron an, hoewel bet door enkelen in twijfel wordt getrokken - inderdaad bet teekent - schijnt dat denkbeeld wel degelijk door prins Alfred Windischgratz - de zoogenaamde Kartatsch en fiirst, to zijn uitgedacht, trouwens bet ~is de- zelfde, die zijn kleedermaker alleen in tegenwoordigheid van zijn kamerdienaar placht to ontvangen, opdat deze den snijder de aanmerkingen enz. van den vorst kon overbrengen; want deze be- schouwde bet als ver beneden zich, met een kleermaker to spreken. Der Mensch 1st fret geschallen, 1st fret, Und wltrd' er in Ketten geboren! d.i. De mensch is vrij geschapen, is vrij, al ware hij in ketenen geboren ! Uit de 2e strophe van de Worte des Glaubens van Schiller. Der Mohr hat seine Sehuldig- kelt gethan, der Mohr kann gehen, de labor heeft zijn plicht ge- daan;de Moor kan heengaan ! uit Schil- ler's ,Verschwbrung des Fiesco zu Genua" III. 4., alwaar echter niet Schuldigkeit maar Arbeit to lezen staat. De Moor zegt dat woedend en spijtig, omdat zijn beer hem niet met macht en aanzien loont, maar met een zak geld zich van hem afmaakt. Wij bedoelen gewoonlijk kortweg : ,Nu kunt gij (kan hij) wel gaan." Der rote Fadeii, een beeld dik- werf door de Duitschers gebruikt en fhisbruikt, stamt van Gothe's bewering. (Wahlverwandseha, f ten II, 2), dat door al bet ' touwwerk der Britsche marine, een roode draad loopt, waaraan men dade- lijk kan herkennen, dat bet de kroon toebehoort. Der Wahn 1st kurz, die Rene lot lung, De waan is kort, 't b_erouw is lang, vooral gebezigd om aan to duid en, dat de echt dikwerf meer belooft, dan schenkt, bet is aan bet Lied von der Glocke van Schiller ontleend, waar die regel onmiddellijk wordt vooraf gegaan door: „Drum priife, wer sick ewig bin- det,ob sich das Herz zum Herzen findet." Der Worte rind genng ge- wech-selt, Lasst mich auch end- Itch Thaten sehn ! Er z~n woorden genoeg ,gewisseld, laat mid' ook eindelijk daden zien. De Direkteur in bet voorspel van Gothe's Faust. Men past dit woord gemeenlijk toe op hen, die veel praten zonder to handelen. Derascha (Drosche) (nhbr.) (van hebr. darasch navorschen, verkla- ring zoeken), uiteenzetting, verhandeling, voordracht, predikatie. Derby stakes, harddraverij inge- steld door Edward Smith Stanley hertog van Derby, in 1780. Derby-dag, de tweede Woensdag van de groote voorjaarsbijeenkomst to Epsom voor de Derby races (wedrennen), in Mei. Derde waak, vroegere naam voor derde stuurman op de schepen der Oost- indische Maatschappij. Derech Eretz, (h b r.), letterlijk 's lands zvUs. Wellevendheid, goede ma- nieren, beschaafd optreden. Derk met den beer, rijdt volgens bet bijgeloof in den Kerstnacht in de Graafschap Zutfen rond :men zorgt dan alle akkergereedschappen vooraf onder dak to brengen, anders trappelt de beer (bet varken), daarop, en 'bederft ze. Derk is de god Freyr der Noren, en Fro der Duitachers. Derrie, darie of dorg, is eene bijzondere toestand van veen. Evenwel geeft men dien naam niet overal aan denzelfden veengrond. Het onder bet duin- zand samengeperste veen draagt dien naam, elders noemt men veen, dat niet tot verturving geschikt is, aldus. Op de Zeeuwsclie eilanden wordt de veenlaag onder zand of klei derrielaag genoemd. Ook de onderste donker gekleurde veen- laag bij de hoogvenen noemt men wel derrie. Oudtijds sprak men van darink vandaar darinkdelven van bet selbarnen of zoutbranden. Derry Down, een Engelsch koor- gezang uit den tijd der Druiden. DERTIENDAG. 186 DESIGNATOR. Dertiendag, d.i. de dertiende dag na den eersten lCerstdag, nl. Driekoningen- dag, 6 Januari. Oudtijds rekende men veelal van dertienday of -avond van I eene tot dertiendag of -avond van 't andere jaar. Het Joelfeest onzer heiden- sche voorvaderen duurde dertien dagen nl- van 25 December tot 6 Januari. Dertiende (De - man brengt den dood a(a)n, Matth. XXVI: 20-25, naar 't verhaal van Jezus laatsten maal- tijd, waaraan hij met zijne 12 Apostelen zat, derhalve ook met Judas den verrader. 't Bijgeloof meent, dat, zoo 13 gasten aan 66n tafel zitten, een van de gasten binnen bet jaar zal sterven, vooral die 't eerst is opgestaan, of die onder den Spiegel zit. E. Miffilhause (Urreligion des deutschen Yolks u.s.w., bladz. 203) vraagt of bet bedoelde bijgeloof niet met de NdoTdsche mythe in verband staat, vol- gens welke van de dertien goden in Walhalla een (Baldur) sterven moest. Dertlentle (Hil loopt ads een, hij wordt bijzonder vlug en kloek, nadat hij uit een zware ziekte hersteld is. Een dertientje -was voormaals een kwart- zeeuwsche-rijksdaalder, een kleine munt, die dus spoedig van hand tot hand ging. Dertig (1111 heeft van de - penningen, niet gehad, Matth. XXV11:3-5. Ilij heeft van de gerste- brooden niet gegeten (Job. VI : 9); U. hij munt niet uit door scherpzinnigheid- hij heeft bet buskruitnietuitgevondent hij weet bet fijne van de zaak niet, hij is niet in 't geheim. Letterlijk : hij heeft niet genoten van bet verradersloon, van de dertig,-xilverlingen, die Judas ontving, ale belooning, omdat hij Jezus had ver- raden. AkwUS met God, Matth.XXVI : 15, 'bet verridersloon van Judas : 30 zilver- ikWn; de bijgeloovigen voegen bij 't geld tdlen de woorden met God" achter bet getal dertig, als bewijs hunner eerlijke bedoelingen, tegenover 't dertig met den Satan, waaraan dat cijfer hen herinnert. Dertlgst, (Op zilu elf en - op zi n dooie gemak, doodkalm, eigentlijk: zeer langzaam, zooals de besluiten be- trekkelijk Friesland, waar elf steden en dertig gemeenten bet met elkander eens moesten worden. Derwiseh, Turksche monnik, die in armoede leeft; bedelmonnik; van Per- zisch derwisj - arm. Des Lebens Mat b1ftht e1ninal and nicht wieder, des levens Mei bloeit eemnaal en niet veer d.i.demensch kan maar eens zijne jeugd genieten; uit Schiller's gedicht Resignation. Des Pudels Kern I (Das was also - Uit G6thes Faust le deel, (Studirzemmer) dat was dus de kern van den poedel, verbaasde uitroep van Faust als hij uit den betooverden bond, na allerlei bezweringen alleen een reizenden student ziet to voorschijn komen. Wij bedoelen ergewoonlijkmede Is het anders niet?. of wel Is dat de bedoeling ? Desaveu, ontkentenis door eene der gedingvoerende partijen van eene ge- rechtelijke handeling in een geding in haren naam gedaan. DeseamisAdos (sp.),lett.hemdloo- zen; eene demagogische partij in Spanje. Des Guten zu viel I to veel van het goede. Deservitor, (r. k.) waarnemend per- soon als dienaar van een hoogeren gees- telij ke. Van I at. deservire (ijverig dienen, dienen met volkomen toewijding), starker dan servire (dienen). D4sespereeren, Ende en deses- pereert nimmer, een woord van Jan Pietersz. Coen, dikwerf aangehaald, som- tijds ook foutief, door de ontkenning en weg to laten. Desiderius Erasmus, twee na- men van gelijke beteekenis; de een Latijn, de andere Grieksch, ,,de Begeerde"; ver- taling van den oorspronkelijken familie- naam: Geert Geertsen. Designatle (h a n d.), de schriftelijke aanduiding van een vrachtstuk of colli, ten behoeve van een kantoor van in- en uitgaande ' rechten; opgave vary de schuld- eischers in een faillissement.. Designator, bij de Romeinen, be- diende, die bij plechtigheden, bijv. lijk- staties, als ook in bet theatrum, aan de toeschouwers hunne plaatsen moest wijzen. De entr4ekaartjes (tesserae the- atrales, wezen den rang, de afdeeling- (etmeus) en bet nummer der plaats aan benevens den titel van bet stuk. DEBINE FATA DEUM, ENZ. 187 DEUGDVERBOND. Desine fate de*m (deorum Ilecti sperare precando (1 at.), Vergilius, Aeneis 6. 376. Laat de hoop varen, door gebeden verandering to kunnen brengen in de beschikkingen der goden. Desinit(-at) In piscem muller formosa superne (lat.), Horatius, Epistola ad Pisones 4; een van boven schoone vrouw eindigt in een visch. Het einde beantwoordt niet aan het begin, er ontbreekt eenheid van gedachte en vorm. Desolaat, bedroevend, treurig. Van lat. desolare, verwoesten. Desolate-boedelkamer, voor- heen de commissie belast met het beheer van failliete boedels. Vandaar de spreek- wijze : „Den boel aan de kamer geven", dat overeen kwam met „zich failliet laten verklaren". Desperate bende, een soort van vrijkorps, dat de burgers van Mastenbroek bij Kampen en omwonenden in 1580 vormden, om zich tegen de plunderingen der Staatsehe troepen to verzetten. Dessa, (j a v.) diso, dorp, speciaal op Java. Dessauer-marsch, lievelings- marsch van den „ouden Dessauer" vorst Leopold van Dessau (t 1747) met de be- kende melodie : „So leben wir", enz. Dessert, (fr. desservir, het tafelkleed of tafellaken wegruimen). Nagerecht, wat er op tafel komt na het afnemen der schotels. Dessins-k-secret (f r. ). Teekenin- gen, waarop boomen voorkomen in welker takken en bladeren men de omtrekken ziet van „Napoleon zijn graf bewakend" of het profiel van Lodewijk XVI en Marie Antoinette, Monsieur en Mademoiselle ; van Willem V en andere leden van het Oranjehuis in den Franschen tijd. Tegen- woordig Vexir-plaatjes genoemd. In doozen en lijstjes gevatte hoornen plaatjes met een laagje was, die na ver- warming de portrettenvertoonenvanPrins Willem V en zijne Gemalin of enkele anderen. Dessus (m u z., f r.), bovenstem, hooge partij, diskant sopraan. Destra, (m u z. i t.), met de rechter- hand. Desultores, (r o m.), paardrijders, voltigeurs, die in vollen ren van het paard sprongen, het bijhielden en er wader opsprongen ; of ook wel met twee paarden of meer hunne kunsten vertoon- den en van het eene op het andere over- sprongen. Numidische (Afrikaansche) of andere ruiters, die twee paarden bestuur, den, en wanneer het eene vermoeid was, in vollen ren en volle wapenrusting van het een op het andere oversprongen. Desultorisehe, tnanier van spre- ken of daen van den hak op den tak springen. Detachement, een aantal soldaten van een regiment, uitgezonden met een bijzonderen last; een losgemaakte" af- deeling. Detective, (e n g.), ontdekker en aangever van misdrijven; bier te-lande rechercheur geheeten. Determinisme, Leer der nood- wendigheid of voorbeschikking, naar welke alles in de wereld vooraf bepaald is en onvermijdelijk plaats moeten hebben en niets van 's menschen wil of hangt. Uit lat. determinare (begrenzen, be- palen). Ook : prae-determinisme. Detoneeren, (m u z.), zakken, met lagere of diepere toonhoogte eindigen, dan men begon; den toon laten verloopen. Detur (1 a t.), het worde gegeven (op recepten), meest afgekort tot D, Deucalion (De vloed van, groote vloed, die volgens de Gr: goden- leer tijdens de regeering van D. (hij was Koning van Thessalie) den ganschen aardbodem overstroomde en het geheele menschdom verdelgde, uitgenomen Deu- calion en zijne gade Pyrrha (z. a.). Deuce, (sport), gelijk staan der par- tijen op 40. Dit nummer is het aantal der gemaakte punten in Lawn-tennis (z. a.), Deugdverbond, hgd. Tugendbund Vereeniging inn 1808 to Konigsbergen door vederlandslievende mannen gesticht, om de rampen van Duitschland to lenigen, voor het onderwijs, een goed leger, enz. ACHTER DE SCHUINE DEUR. 188 DEVANT UN HOMME COMME, ENZ. to zorgen, en,in het algemeen het welzijn des vaderlands to bevorderen. Hiermee was het heimlijk streven verbonden om het Fransche juk of to schudden. Toen de Franschen dit ontdekten, werd op bevel van koning Friedrich Wilhelm III de Tugendbuhd ontbonden. Toch bleef hij voortbestaan, maar is na 1815, bij de toenemende reactie in Duitschland, opgeheven. Deur (Aehter de schulne in de bank van leening. Denr (lemand vbbr de roode - hebben, kapittelen. Ontleend aan de vroegere gen oonte der R.-Kath. Kerk om een kerkelijk banvonnis aan de deur van 't kerkgebouw aan to plak- ken. Te Utrecht werd 3 Mei 1426 een vonnis in 't Kapittelhuis afgekondigd, en gedurende de mis aan de roode deur (valvis rubris) der kerk aangeplakt. De spreekwijs is dus zeer nauw verwant met ,iemand kapittelen" =_ berispen; vooral indien ze uit Utrecht oorspronke- lijk is. Deurbuffer, heeft zijn variant in het geheel eng. doorstop. Buffer = stoot- plaat of stootkussen, van eng. to buff = stooten. Deurenbank (t r a n s v.), door de bank, in den regel. Deurmekaar (a f r.) adj. en adv. (vgl. achtermekaar),,,verward",,,ijlhoof- dig". - Di's net 'n •deurmekaar afire (verwarde boel) hur; hi, f is deurmekaar (van een kranke gezegd : ijlhoofdig), di boel loop deurmekaar (in 't honderd) Deurslach (a f r.), moerassig ter- rein. Deurslaehtig (a f r.), moerasgelij- kend. Dens-aes (Melsies van --, arme bloedjes. Eigenlijk van deux aes d.i. twee azen, de laagste worp met dob- belsteenen in het tiktak-of verkeerspel. De uitdrukking werd vooral in zwang gebracht door het versje uit den B#bel van deux aes (z. a.) (1562), aldus genoemd naar een der origineele kantteekeningen daarin voorkomende : , Deux-aes" (2 en 1, de armen) „en beeft niet, cinque-six" (5 en 6 de rijken) „en geeft niet, quatre- dry (4 en 3, de middenstand). , betale vrij" (in de belastingen). Deus ex machina (g r. r o m.), een god uit de machine, d. i. uit de tooneelma- ehine. Als een dichter der ouden door de gebrekkige dramatische ontwikkeling in zijn stuk, met de ontknooping verlegen was, nam hij soms zijn toevlucht tot de verschijning van een god, then hij op de eene of andere wijze een einde aan de zaak liet maken. Dens nobis haec otia fecit (1 at.), Vergilius, Bucolica I, 6. Een god heeft ons deze rust (dezen vrede) bereid. Deuteronomium (bij b.) het vijfde boek van Mozes. Van gr. deuteros, tweede, en nomos, wet; herhaling der wet (van Mozes), welke men in Leviticus aantreft. Deutero-canonische Boeken, boeken en gedeelten van boeken der H. Schrift, welke door de Kath. Kerk wel altijd voor echt gehouden zijn, doch eerst later (op het Concilie van Trente in 't mid- den der 16e eeuw) plechtig als zoodanig erkend zijn. Deuvekater, groote met pruimen, sukade en rozijnen gevulde Kerstkoek. Op de beroemde ,Sintniklaasavond" van Jan Steen vindt men er een afgebeeld. Ver- anderd in duivekater(z. a.) en duivelkater, werd het woord tot een vloek, omdat men er den duivel mede in verband bracht ; maar oorspronklijk stamde de deuvekater van de heidensche offerkoek af. De schil- derij van Jan Steen bewijst, dat niet aan den ,Franschen tijd", of aan deux fois quatre(Bilderdijk)behoeftgedacht to wor- den. Oorsprong onbekend. Zie Bakker. Devalvatle, (h and.), vermindering van waarde. Zie Demonetisatie. Devant un homme comme vows, ie ne suss plus une fem- me comme mol, voor een man zoo- als gfj, ben ik niet meer een vrouw zoo- als ik. Antwoord van Sophie Arnould, (1740-1802) in de dagen der omwente- ling, aan den luitenant-generaal van politie, die weten wilde, wie er op zeke- ren avond bij haar gesoupeerd hadden. Zij beweerde dit niet to weten. ,Ben vrouw als gij, zeide hij, moest zich dat herinneren"; en daarop volgde boven- staande repliek. EEN DEVENTERKOEK. 189 DIAGNOSTIEK. Deventerkoek, (Een - in de H e eeuw een scheldnaam, then men een stijven langen lummel toeduwde, een boonestaak als de schilder Cornelis Troost op een zijner pastels, in bet Mauritshuis vereeuwigde. Naar den vorm en aard wan den zoogenoemden ellekoek. Deviatie, afwijking in den koers van een schip. Devies, (wap.), zie wapenspreuk. Devil, to whip the - all round the stump, (a m e r.). De vruchten van zijn slechte daden genieten en vrij van rechterlijke straf blijven. Devine si to peux, et choisis si to Poses, Raad als gij kunt, en kies als gjj durft. alit P. Corneille, Hera- clius IV, 5 (1657). Devolutie-recht. Het vroeger op vele plaatsen geldende recht, waardoor bij den dood van een der huisgenooten al bet vermogen op de kinderen verviel, en de overblijvende man of vrouw daar- van alleen het vruchtgebruik had. Dewa's, in de Indische godenleer, de hemelsche machten van licht en rein- held in tegenoverstelling der vijandelijke machten van het booze. In de oud-Per- zische godenleer echter is Dew een booze demon. Dextra, (m u z., 1 a t.), met de rech- terhand. Dextre, (her a 1 d.), rechterzijde van bet schild; Senestre de linkerzijde. Dextrine, een broze doorschijnende massa, welker uiterlijk geheel met Ara- bische gom overeenkomt, in koud water gemakkelijk oplosbaar is en verkregen wordt uit zetmeel. Dextrochere, (h e r a 1 d.), een rech- ter arm doorgaans naakt, houdendeeeen palmtak of iets anders. Een linker arm bet senestrochere. Dey, (a r.) roepen, samenroepen. Titel van den zendeling belast met de samen- roeping der geloovigen tot den heiligen oorlog. Oudtijds titel der beheerschers van Algiers ; sedert bet begin der 18e eeuw heerschte daar naast den Dey een pacha. Di (a f r.), 10. bep. lidw. voor alle gesl. sing. en plur. di man, vrou, kint, manne enz. 20. aanw. vnw. ; doch meestal bezigt men de vormen dari, hiri, ook weleens di-een (deze), dari-een (gene) : Di-een is nou been van myn bene en vlees van myn vlees. 30. di komt ook wel voor ipv. bijv. afr. dit, ndl. het, 't, di weet ek ni (vgl. die is goed !) 40. pleonastisch, als in de ned. spreek- taal, op een voorafgaand subst. wijzend Di pot di spot di ketel, (vgl. Jan, die sloeg Lijsje enz.) 50. di wat = daarom dat, daarom Di's di wat ek altyt ver jou gewaarskou het. Rel. pron. .vie : Di wat ni wil g'o ni, kan bly. (Wie niet gaan wil, kan blijven). Diabas of groensteen, een fijn gekiezeld, donkergroen gesteente, dat tot de gemengde of samengestelde rotssoor- ten behoort en uit hoornblende en veld- spath bestaat. Diable A quatre (faire le --- eigenlijk faire la diablerie a quatre nml. de groote duivelsspelen, eene soort van mysterien in Frankrijk, in de 14e en 15e eeuw. In de kleine kwamen twee, in de groote vier duivels voor. Wij zeg- gen een helsch levee makers de persoon beet helleveeg. Diadeem, eig. band om bet hoofd. Van gr. dia (daar om) en dema, band,(van dein, binden. De diadeem van Bacchus was een breed lint, dat ontplooid kon worden tot een sluier. Constantijn de Groote droeg het eerst van alle Romeinsche keizers een 1iadeem. Na hem werd de diadeem met paarlen en edelgesteenten bezet. Men moest eigenlijk van het diadeem spreken. Diadeem, (w a p.), vrouwenkrans, van achteren open; ook : bogen aan de konings- en keizerskroon: ook straalkrans om de koppen van den dubbelen adelaar. Diagnose, gr. diagnosis = onder- kenning nml. der ziekten aan hare ver- schijnselen. Diagnostlek, de leer of wetenschap der diagnose (z. a.). DIAKEN. 190 DIAMANT SAVOYARD. Diaken, van gr. diakonos (iemand, die diensten doet). Titel der beambten of vrijwillige dienaars der oude Christelijke gemeenten, vooral van hen, die de armen en zieken verzorgden. Ook waren er vrouwelijke beambten, diakonessen, die zich met de verzorging der vrouwe- lijke gemeenteleden bezighielden. Van daar heet de kerkelijke armverzorging nog heden de diakonie en zij, die-daar- mee belast zijn, diaken. Diaken, (r. k.), de Priester ontvangt 3 wijdingen. Na de le wijding wordt hij Sub-Diaken en heeft o.a. de bevoegdheid om in de H. Mis het Epistel voor to dragen. Hij is gekleed met de Abbe. Bij de 2e wijding wordt hij tot Diaken ver- heven en ontvangt de stola, die hij over den rechter schouder, schuins over de burst draagt, hij krijgt o. a. dan de be- voegdheid, onder de H. Mis het Evangelie voor to dragen. Diamant, (t r a n s v.). Hij graaf dia- mant, uitroep als men iemand van het paard ziet vallen. Diamant, van gr. adamas, genet. adamantos, onbedwingbaar, oorspr. van hard ijzer of staal gebezigd; uit a (z.v.a. niet) en damdn = bedwingen. De beroemdste diamanten zijn De Victoria-diamant, aan de Kaap ge- vonden, woog 400 kar. en na het $lijpen 290; in brillant vorm geslepen, zuiverste water, vergeefs aan Koningin Victoria to koop aangeboden; uiterlijk gelijk rijst- glas. In het bezit van eene Londensche maatschappij, die op groote schaal han- del drijft in diamant. De Excelsior, in de mijnen van Jagers- fontein, Kaapkolonie, gevonden den 30 Juni 1893, door kapitein Edward Jorgan- son. Hij is wit met blauwe tint en weegt 971 karaat of ruim 205 gram. Hij ligt in een der keldeas van de Engelsche bank. Door de Eng. regeering werd tevergeefs 1/2 millioen p. St. geboden. Hij moet 12 mill. gulden waard zijn. De Koh-i-noor (berg des lichts), de kostbaarste van alle bekende diamanten, weegt 1021/2 karaat, is 40 millioen gulden waard. De Shah van Perzie, -in de Russische kroon, 186 karaat. De diamant van den Radjah van Ma- tam, weegt 367 karaat, peervormige ge- daante. Men bood hem er 165000 $ voor. Hij beschouwt hem als Talisman en weigerde. De Florentjjnsche of Toscaansche dia- mant, weegt 1391/2 karaat, behoort aan de Oostenrijksche kroon, is citroengeel, waarde anderhalf millioen gulden. Karel de Stoute verloor hem in den slag van Morat. De diamant van Hope, weegt 80 ka- raat, is bijzonder hoog van waarde, om- dat hij blauw is. De Orloff, naar den man, die hem aan Catharina II verkocht voor 1 millioen gulden, een jaargeld van 50000 gulden en brieven van adeldom ; weegt 194,7 karaat. Hij werd to Amsterdam geslepen. De Braganzai weegt 1680 karaat, is ongeslepen, behoort -aan de Kroon van Portugal. De echtheid wordt betwijfeld; zou anders ruim 7 millioen waard zijn; wellicht een witte topaas. De Groote Mogol, de grootst-bekende diamant, woog ruw 7871/2 karaat, gesle- pen slechts 280, vorm van een half ei ; genoemd naar den vorst, die hem in de 17e eeuw bezat. Denkelijk thans de Derya-i-noor, (oceaan van licht) onder de kroonjuweelen van Perzie. De Regent, naar den hertog van Or- leans, die hem kocht tijdens de minder- jarigheid van Lodewijk XV; weegt 1367 karaat en wordt op zes millioen gulden geschat, behoort tegenwoordig aan de Pruisische kroon. De Sancy, naar een der vroegere eige- naars. Het is de diamant, die in 1475 bij den slag bij Granson van den helm van Karel de Stoute viel en achtereenvolgens in 't bezit kwam van Antonio van Por- tugal, Jacobus II van Engeland, Lode- wijk XIV en Lodes ijk XV van Frankrijk; thans in 't bezit der familie Demidoff. De Ster van het Zuiden, uit Brazilie, 2541/2 karaat ruw ; eigendom van den heer Halphen, is rooskleurig, en weegt geslepen 125 karaat. Diamant, (Zwarte - steenkool, 1- wegens het veelzijdig nut, dat men er uit trekt, van hooge waarde. Diamant savoyard, (f r.), savoy- aard; diamant van zwarte of bruine tint. DIAMANT-EDITIE. .191 DICTATOR. Diamant-editie, bijzonder kleine uitgaaf van een boekwerk, welke in di- amant-letter, eene der kleinste letter- soorten, maar zeer duidelijk, is gedrukt. Diamanten bruiloft, feest bij 75- jarigen echt. Diamanten (Kleuren van, De liamanten zijn rboskleurig, geelachtig, )ranjekleurig, ltlauwachtig, groenachtig, ,,n enkele zelfs van zwarte of bruine tint. Diamond State (a m e r.), diamant- staat, nml. Delaware, een klein staatje van veel (echte of vermeende) beteekenis. Diana (De tempel van, to Ephese, door Herostratus in brand ge- stoken om zijn naam to vereeuwigen (in denzelfden nacht, waarin Alexander de Groote werd geboren, 21 Juli 356). De Joniers bepaalden, dat bet noemen van zijn naam met den dood zou gestraft worden. Juist door deze straf bepaling werd hij onsterflijk. Diana (Groot is de - der Epheseren (b ij b.), z. v. a., eigenbe- lang verblindt. Ontleend aan de handeling van Demetrios, een zilversmid to Ephese, die zilveren penningen vervaardigde met de of beeldsels van den tempel en van Diana zelve er op. Toen bet Christendom to E. werd gepredikt, verzetten Deme- trios en zijn aanhang zich daartegen door twee uren lang onafgebroken to roepen : Groot is de Diana der Ephesers ! Zie Handel. 19 vs. 24-34. Diapason, (m u z.), bij de Grieken de naam voor octaa f Bij de Franschen de maat voor den onderlingen afstand der gaten in de blaasinstrumenten. De normale diapason is de omstreeks 1860 vastgestelde toonhoogte; diapason zon- der toevoeging, de gewone kamertoon, waarbij la, 870 trillingen per seconde heeft. Diapre (her a 1 d), allerlei bonte versiering zonder bepaalde figuur; al wat men gewoonlijk kakelbont noemt. Diapsalma (g r.), tusschenspel, zie bij Sela. Uit dia (door, tusschen door) en psallein (de snaren- tokkelen). Diario Romano (r k.(, gedrukte lijst der kerkelijke feesten voor de stad Rome. Deze verschijnt jaarlijks in kwarto, met Pauselijk privilegie, en bevat de juiste opgave der godsdienstige plechtigheden in de talrijke basilieken, kerken en ka- pellen der eeuwige stad. Diarium, (h a n d.), bet notitie of dagboek van een koopman gedurende zijne reis, van een student of leerling gedurende zijne lessen. Diaspora, verstrooiing, verspreide leden eener kerk, die op hun woonplaats niet in voldoend aantal aanwezig zijn om een gemeente to vormen. Diastole. 1. Uitzetting van 't hart, in tegenstell. van systole samentrekking. 2. Verlenging van eene lettergreep, bv. eere, heerschappije, vriendinne, enz. )Diatonisch (m u z., g r.) accoord onderscheiden van chromatisch en en- h armonisch, doordat bet zich hoofd- zaaklijk beweegt in heele tonen. Didvolo (Fra, Michele Pozza, een rooverhoofdman in Calabrie (1760- 1806). Scribe schreef bet libretto voor de opera van denzelfden naam voor Auber. DI meliora (1 a t.), Cicero. De aenec.- tute 14, 47. e.e. (Mogen) de goden betere disrgen (schenken). God beware Die cur hie ? (lat.), zeg, waarom gij hier zijt. Vgl. Matth. 26 vs. 50a. Diehter and beaker, eeretitel door Bulwer (1804-1873) aan de Duit- schers gegeven, in de opdracht van Ernst Maltravers (1837). Diets causa of dicta gratia (lat.), om iets to zeggen; om er. maar van of to zijn; kwansuis, welstaanshalve. Bij Cicero : voor den vorm, om aan 't reeht to voldoen, voor den schijn. Dictaat pennen (stud.), dictaat van een antler afschrijven. Dictator (1 at.), uit dictare, (voor- zeggen, uitvaardigen), van dicere = zeggen. In moeilijke tijden to Rome een magistraat, die met groote,, bijna onbeperkte- macht werd bekleed. DICTATOR. 192 DIE SCH15NEN TALE VON, ENZ. Dictator, (stud.), een professor, die in plaats van to doceeren, steeds dicteert, de studenten dictaten laat schrijven. Woordspeling met dictator nit den Ro- meinschen staat. Dictator der Letteren, Fran- cois Marie Arouet de Voltaire, bijgenaamd de Groote Pan (1694=1778). Dictum sapienti sat est (lat.), Plautus, Persa 4, 7, 19 (726) Terentius, Phormio 3, 3, 8 (541) Voor den ver- standige is het gezegde woord genoeg. In onze volkstaal : een goed verstaander heeft maar een half woord noodig, un of le mot suffit. Men citeert dikwils alleen Sapienti sat. Bij ons fr. a bon entendeur demi mot(sufl'It) of: a bon entendeur saint. Didaetisch, een geschrift, meestal in versvorm, om to onderrichten en zede- lessen to ontwikkelen; bijv. Bilderdijks „Ziekte der Geleerden",van gr. didasko - ik leer. Die Axt im Haus erspart den Zimmermann, de bijl in huis spaart (wint) den timmerman nit; Schiller Tell III, 1. Woord van Tell, als hij in zijn huis de deur hersteld heeft en zijn ge- reedschap wegbergt. Figuurlijk : wie zich zelf helpt is het eerst gereed. Die Botschatt hgr' ieh wohl, allein mir fehit der Glaube, de tjjding hoor ik wel, maar mrj ont- breekt 't geloof. M.a.w. ik hoor •het, maar geloof het niet. Uit den Faust van Gothe, le deel (Nacht). Voor dingen, die niet ernstig of wel onoprecht schijnen. Die Flinte schiesst and der SAbel haut. Woorden door den toen- maligen minister graaf Eulenburg, in de zitting van den Duitschen Rijksdag van 27 Jan. 1876 gebezigd; ter ver- dediging van zekere straf bepalingen tegen de sociaal-democraten. Hij zeide toen, dat, werd het Regeeringsvoorstel niet aangenomen, hij zich wel met de be- staande wetten zou moeten behelpen, tot zoolang het geweer schieten en de sabel er op inhakken zou. Die grosse Nation, eigenlijk La grande nation (z. a.). Die Kultur, die alle Welt be- leekt, de beschaving, die deheelewereld (alle menschen) besmet; Goethe, Faust I. Hexenkiiche. De heks herkent Mephisto niet, daar deze zich geheel als mensch vertoont, en ter verklaring van de aan hem waargenomen verandering zegt hij Auch die Kultur, die alle Welt beleckt, Hat auf den Teufel sich erstreckt. De bedoeling is : Die Kultur enz. hat auch auf den T. enz. Die Kunst geht nach Brot, de kunst loopt om brood, Lessing, Emilia Galotti I. 2 ; de prins vraagt aan den schilder Conti, hoe het met de kunst gaat en krijgt dat antwoord. In het Nederl. vinden we: die konst, die loopt om brood bij P. de la Croix, De Gewaande Advokaat. (Amst. 1685). Die Lgge ist eine europgische Macht. De leugen is een macht in Europa. Woorden van Ferdinand Lasalle (Arbeiterlehrbuch, 73). Die Milch der frommen Denk- art, de melk der vrome denkwijze; Schiller, Tell IV. 3, waar Tell, een oogen- blik voor den sluipmoord vertelt, dat Gessler zijn zachtmoedigheid in wreed- heid heeft doen overgaan : in gahrend Drachengift hast du dieMileh der frommen Denkart mir verwandelt. In Shakespea- re's Macbeth, waaraan Schiller voor den Tell veel ontleende, getuigt Lady Macbeth in hare alleenspraak, dat zij vreest, dat Macbeth koning Duncan niet zal dooden, omdat hij is too full -o' the milk of human kindness (te vol van de melk der menschlievendheid). Die schlechtsten Friichte rind es nicht, Woran die Wespen nagen. Aan het gedicht Frost (1785) van Burger ontleend. Pope (j 1559) had echter reeds gezegd : „De beste vruchten zijn die, waarin de vogels gepikt hebben, en de eerlijkste lieden worden door den laster verscheurd". Die sehdnen Tage von Aran- Iuez rind nun zu Ende, de schoone heerlijke, dagen in Aranjuez zijn nu voorbij; nit Schiller's Don Carlos de le regel van het drama, waar echter in Aranjuez staat. Domingo, de biechtvader des konings, zegt dit tot Don Carlos, als inleiding om hem nit to vragen, Don Carlos was op het kasteel Aranjuez, ge- DIE TIRANNEN HABEN LANGE, ENZ. 193 DIEREN. lukkig in de nabijheid van Elisabeth, de gemalin zijns vaders, die hij zich tot echtgenoot wenschte. Vgl. Rs sontpas- s& ces jours de fite. Die Tirannen haben lange Haare and kurzen Verstand. Deze, door Schopenhauer gebezigde woor- den, behooren hem niet. Uit Le Nihi- lisme van Schedo-Perroti (bladz. 233) blijkt, dat het gezegde als spreekwoord door de Russische boeren wordt gebruikt. Die 't schriklilst van mil zwilght, heeit allerbest geseyt. Dit is de laatste regel van hot bijschrift op Amsterdam, door Constantyn Huygens (omstreeks 1660?) vervaardigd. Ten onrechte wordt - zooals van Lennep opmerkt - bij het citeeren van then regel vaak schrikl#st in schikl#st veranderd. Die Uhr sehl> kelnem Gliftek- lichen, voar den gelukkige slant de klok niet, U. de gelukkige kreunt zich om uur noch tijd, Schiller Die Piccolomini III. 3. Max Piccolomini zegt dit als hij verhaalt, hoe de tijd vervloog toen hij zich op reis den geheelen dag bij Thekla, Wallenstein's dochter, beyond. Die vierte Dimension, de vierte afmeting. Het denkbeeld dat andere wereld-orde dingen konden be- staan, die behalve lengte, breedte en hoogte nog een 4e afnieting hadden, is o.a. geopperd door Henry More (1614- 1687); in zijn werk ,Encheridion meta- physicum" (1671) verkondigde hij dat de lichamen drie afmetingen hadden, maar de geesten vier. In 1879 heeft Fried. Z811- ner (1800-1882) datzelfde in vollen ernst verdedigd, en o.a. Oetinger (1702- 1782) en Fricker (1729-1766) aangehaald als gelcerden, die er ook zoo over dachten. Die Weltgeschichte list duty Weltgerlcht, de geschiedenis der wereld is het oordeel over de wereld U. de uitslag der gebeurtenissen is het alles beslissende oordeel. Laatste regel van het voorlaatste couplet van Schiller's ge- dicht Resignatio Dii bout! bij Cicero. Goede goden! Uitroep van verbazing. ])It to ament! Plautus. Dat de goden u beminnen. Welkomstgroet der Romeinen. Duet, zie DiRisten. Dlelklok, zie Boevenklok. Diem perdidi, (lat.), Suetonius, Vita Titi 8, ik heb een dag verloren. Woorden, die keizer Titus geuit zou heb- ben op den avond van elken dag, then hij had laten voorbijgaan zonder iemand een weldaad to bewijzen. Diemet, kleedingstof, oorspronklijk to Damiette in Egypte vervaardigd, en naar die plaats genoemd. Dienstkloppen, ook den dienst (nit-)maken (m i 1.), verschillende per- sonen voor dienst commandeeren. Ook wel in overleg treden, als: zij maakten den dienst == zij overlegden, hoe het wezen moest. Eigenlijk en gewoonlijk: meer dienst doen en vorderen dan noodig is. Dienstklopper, (m i 1.), strenge meerdere; gestreng dienstmaker. Dienststempels, de stalen stem- pels, waarmede onze muntstukken ver- vaardigd worden. Daar ze weleens sprin- gen, heeft men er altijd een groot aantal in voorraad, die men verkregen heeft door eenpoinCon of ponCoen, waarop de figuren en-relief staan, met groote kracht in staal to persen of to ,stooten". Deze poncoenen, ten getale van vier of vijf, danken weder hun aanzijn aan 44n oor- spronklijken met zorg gegraveerden sta- len stempel, niatr#s of matrice = moe- derstempel geheeten. Dieren, aan bijzondere goden gewijd. Aan Apollo de wolf, de griffioen, de kraai; aan Bacchus depanther,de drank, de t#ger; aan Diana het hert; aan Esculaap de slang; aan Hercules de ree; aan Isis de vaars; aan Jupiter de arend; aan Juno de pauw en het lam; aan de Lares (huisgoden) de hond; aan Mars het paard en de gie) -; aan Mercurius de h aan; aan Neptunus de stier; aan Minerva de uil; aan Thetys de #svogel; aan Venus de duif, de zwaan en de musch; aan Vulcanus de leeuw. 13 DIERLIJK BAD. 194 DIETSCH. Dierlgk bad, bad waarbij het gansche lichaam geheel naakt wordt in- gedompeld, evenals de dieren geheel to water gaan. (Joh. V vs. 2-9). Dies absolutionis, de day der absolutie, nam. witte Donderdag. Op dezen dag eindigde elke openlijke boete en de boetelingen werden weder tot het H. Avondmaal toegelaten. Dies ater, (1 a t.), ongeluksdag. Ater - zwart. Dies diem docet, (lat.), de eene dag leert den anderen; de mensch leert zoolang hij leeft. Anders gezegd Disci- pulus est prioris posterior dies (de vol- gende dag is de leerling van den vorigen), uit Publilius Syrus' Sententiae. Dies fastus (1 a t.) gerechtsdag, dag, waaropwettelijkrechtszittingen gehouden werden. Naar onze beschouwing dus werkdagen; deze heetten echter bij de Romeinen profesti. Dies feriatus (lat.), zie Dies ne- fastus fr. jour Eerie. Dies festus (1 at.), feestdag, een dag, waarop de plechtige offers en de open- bare spelen mochten plaats hebben. Dies Irae, beroemd middeneeuwsch lied over den Oordeelsdag, toegeschreven aan Thomas van Celano uit Abruzzi, gestorven 1255. De aanhef luidde Dies Irae, dies illa Solvet saeclum in favilla, Teste David cum Sibylla. d.i. Dag des Toorns, (want) die dag zal deze eeuw in gloeiende asch oplossen. Naar de getuigenis van David en de Sibylla (d. i. van Israelieten- en Hei- dendom). Dies natalis, ook bij verkorting Dies (stud.), dag der stichting van de Hoogeschool. Hij wordt jaarlijks door professoren en studenten, en corps, elk afzonderlijkgevierd door festijn en studen- tenjool (op de kroeg, societeit), nadat de Rector Magnificus, het jaarlijks af- tredend hoofd van den senaat, zijn ambt met - plechtige feestrede in de Gehoor- zaal der Akademie aan zijn ambtgenoot- opijolger heeft overgedragen. De dies natalis der Akademie to Amsterdam valt op 15 Oct., die to Groningen op 23 Aug., die to Leiden op 8 Febr., die to Utrecht op 26 Maart, die to Gent op 25 Sept. - Dies natalis (lat.) = ge- boortedag, verjaringsdag. Dies nefastus, het tegenoverge- stelde van dies fastus (z.a.). Ook dies feriatus (vgl. fr. jours feries.) In het algemeen de feesten en marktdagen. Dies viridium, soil. locorum, d.i. day der groene plaatsen, naar Ps. 23 : 2, welke psalm op Donderdag voor Paschen bij den R.-Kathol. eeredienst wordt voor- gelezen. De ,grazige" weide van vs. 2 (in den Psalm zinnebeeld van een kommerloos leven), kon de gewoonte ba- ren, om juist op then Donderdag groen moes to willen eten. Terwijl men in de oud-kerkelijke overzetting der Vulgata terecht Ps. 23 : 2 van „loco pascune" (weideplaats) leest, sloot zich aan die gewoonte gevoeglijk de mlat. benaming „Dies Viridium" aan door gezegde ge- woonte tot een , Dag van groene krui- den" (viridium herborum) gestempeld. Dicta, Rijksdag. Diftarius of DWtist, (r. k.), kerk- dienaar, die den morgendienst verricht. Dietarius (lat.), daggelder, daglooner. DWtisten, klasse van geneesheeren, die schier uitsluitend of althans hoofd- zaaklijk op den leefregel acht geven. Van dieet (uit lat. dies = dag), levensrege- ling, gezondheidsverzorging; maathou- ding in alles ; de door den geneesheer voorgeschreven dagel#ksche leefwijze. Diftist, iemand, die zich aan een vasten, meestal soberen, daaglijkschen leefregel houdt. Dietseh, oude benaming voor het Nederlandsch, Volkstaal ; vandaar : „het yolk van Dietschen stem''. Het woord is van Diet, yolk; hetzelfde als Duitsch. Maerlant spreekt van : het Saraceensehe Die t,deMahomedanen.DietscheWarande, Dietsche voorhof, tuin ; titel van een tijdschrift uitgegeven door wijlen Prof. Alb. Thijm. Ook Dutch in het Engelsch is hetzelfde wood; verdietschen, in de volkstaal overbrengen. DIEU C'EST. 195 DIGAMMA. Dieu c'est le mal. Ontleend aan het werk van Proudhon, Systeme des contradictions econoriques ou Philoso- phic de la misere (1846), en wel aan de aanklacht, die de schr. tegen de Voor- zienigheid heeft to richten. Deze wordt daarin met dwaasheid, laagheid, huiche- larij, leugen, dwingelandij, en ten laatste met het kwaad vereenzelvigd. Dien-DonnL, naam aan Lodewijk XIV in zijne kindsheid gegeven. De Franschen beschouwden hem als een gave des Hemels, daar de koningin, zijne moe- der, voor zijne geboorte 23 jaar lang kinderloos geweest was. Dieu et mon drolt, God en mijn recht. Woord van Richard I in den slag van Gisors (1198) om aan to dui- den, dat hij Been vasal van Frankrijk was, maar zijn recht aan God ontleende. Dewijl R. met zijne Engelschen den slag won, werd de spreuk sedert door de En- gelsche vorsten als wapenspreuk aange- nomen. Dieu le vent, (f r.) God evil het, eigenlijk Deus lo vult. Uitroep van het publiek op de kerkvergadering to Cler- mQnt in 1095, toen Paus Urbanus II allen opriep ter kruisvaart tegen de Tur- ken, die Syrie en Palestina (in 1073) hadden veroverd. Dieu pale, mass it ne pale pas tons les Samedis (Alphonse Karr). God beloont en straft, maar niet altoos even spoedig en geregeld (in der menschen oog). Toespeling op het des Zaterdagavonds betalen van werklieden door hunne patroons. Dieu reeonnaltra les scene, tuez les toes. Caedite eos, novit enim Dominus qui suet ejus; doodt hen alien; de Heer toch kent degenen, die de zijnen zijn). Deze woorden zouden door den legaat Milon of Arnaud Amaury, gedurende den moord der Albigenzen to Beziers (1209) zijn gebezigd, toen de soldaten hem kwamen vragen, hoe zij de ketters van de geloovigen konden onder- scheiden. Velen, met name Fournier, ge- looven echter, dat men hier met een verzinsel to doen heeft. Differentiaal-rekening, eene wiskundige methode tot berekening van verhoudingsverschillen bij veranderlijke grootheden, tot oneindig kleine groot- heden toe. Deze moeten dan oneindig- maal genomen worden om gelijk to zijn aan een gegeven grootheid ; tusschen Newton en Leibnitz bestond strijd, wien de eer der uitvinding van dezen diep- wetenschappelijken weg behoorde. Diflerentleele rechten, sedert 1874 opgeheven, bedoelden, om den han- del van het moederland met de kolonien en bezittingen to bevoorrechten boven dien van andere landen. De uit Nederl. of komstige goederen konden nl. tegen aanzienlijk lagere rechten in Indie enz. worden ingevoerd, doch moesten to dien einde gedekt zijn door een Certificaat van oorsprong, waaruit moest blijken,dat de goederen in Nederland gefabriceerd waren. Diflerentiehandel (h and.), han- del met effecten, waarbij deze niet werke- lijk geleverd worden, maar alleen het verschil van den koopprijs met de ge- rezen of gedaalde waarde daarvan ont- vangen of vergoed wordt. Diflessle (h and.), de acte, waarbij een wissel, eene handteekening of eenig ander document voor valsch verklaard wordt. Uit 1 at. di ffiteor, diffessus sum, diffiteri = ontkennen, loochenen. Difiicile est satiram non scri- bere (lat.), Juvenalis, Satirae 1, 30. Het valt moeilijk geen satire (hierop) to schr#ven. Difflelles nugae (1 at.), moeiljjke nietigheden Martialis Lib. II. Epigr. 86. Diflugiunt, cadis cum faeee slccatis, amid (lat.), Hor., Car- mina 1. 35, 26 sq. Wanneer de vaten tegelj k met den droesem (d. i. tot den bodem)geledigd zijn, verdwijnen de vrien- den. Vrienden in den nood, twee-en-dertig in een lood. Digamle (bij g r. kerkelijke schrij- vers), tweede huwelijk. Digamma (G r.) de dubbele gamma of Aeolische adspiratie (F). DIGEREEREN. 196 DILANTSE. Digereeren, verteren. Inzonder- heid van den inhoud van wetenschap- lijke werken, die men in zich opneemt. Ook in de chemische technologie : bij hooge temperatuur oplossen. Digestievisite, van digestie (spijs- vertering). Bezoek bij iemand, wiens gast men geweest is, afgelegd, ten bewijze, dat het festijn goed bekomen is en to vragen, of het den gastheer goed bekomen is. Digger (t r a n s v.), delver, graver, iemand, die naar goud of diamanten graaft. Eng. digger. Diggings, (a f r.) Eng. diggings, dry- diggings,riverdiggings,enz. ,delverijen". Ook als verwensching : loop na di dig- gins ! (Go to the diggings ! Go to zericko !), ,brui naar de pomp!" mijnen, goudvel- den. Eng. digging. Zie fields. Digits Idaei, (1 a t.), kunstenaars van den berg Ida, van Daktyloi Idaioi (G r ); Digitus, daktulos = vinger; Id ae us= wat behoort tot de Ida (gebergte in Phrygi e** en Mysie, Klein-Azie), Idaea mater = Cybele. Idaei (van Ida, berg op Creta). De naam dactyli moet waarschijnlijk in verband w orden gebraeht met de kunstvaardigheid dier metallurgische gnomen van het ge- bergte; er wordt melding gemaakt van vijf off tien dactyli, naar aanleiding van de vin- gers aan eene hand of aan beide handen. Digito monstrari et dicier (voor die!) hie est (1 at.), Pers., Sat. Met den vinger worden aangewezen, terwijl men zegt : doze is het. 1. 28. Vgl. H o r a t. Carm. IV. 3, 22. Diglyphus (a r e h.), versieringen in de gedaante van steunsels der kornis tegen de fries. Dignum laude virum Musa vetat inori, een man, die lof verdient, verbiedt de Muze 't sterven. Horatius. Digressie (1 at.), breede uitweiding In de sterrenkunde : de hoek door de gezichtslijnen tusschen de zon en de planeet Venus en Mercurius gevormd. Dii malorum gentium en dii minorum gentium (r o m.), Opatricii majorum ac minorum gentium, d.i. pa- triciers der oudere en der jongere ge- slachten. Thans schertsend de grootere en kleinere toongevende mannen op het gebied van kunst en wetenschap. Diis manibus sacrum (1 a t.), afgekort D. M. S., dii manes of alleen manes, = de zielen der afgestorvenen, schimmen, die goddelijke eer genoten. De uitdrukking wordt ook van den persoon gebruikt; dus, this manibus sacrum of manibus sacrum = aan de ziel (van de(n) afgestorvene) gewijd. Dickers, Instelling, die dagteekent van den tijd toen David van Bourgondie bisschop van Utrecht was. Daar hij de laatste bewoner was van het sterke kasteel ter Horst, in 't Achterbergsche gelegen, schonk hij aan ieder der 28 hellebaardiers, aan wie de wacht op 't kasteel toever- trouwd was, een huisje in den omtrek van 't slot met een gezamenlijke bezitting van ongeveer 250 morgen bouw- en veenlanden, die huisjes werden „D#kers- h.uisjes" genoemd; debewoners,,Djjkers" terwijl ze gezamenlijk „de gebuurten van den Dijk" heetten. Nog heden ten dage bestaat de instel- ling; er zijn nog 28 dijkers. Nooit magi j, 9der gemeenschappelijke bezitting verkocht worden, maar wel een of meer huisjes met de daaraan verbonden ge- rechtigheid der dijkgronden. Diikgeschot, belasting of omslag ten behoove van het onderhoud der dij- ken. In Zeeland in gebruik. Dilkwortels, spotnaam voor de be- woners van Langweer bij Sneek. Dike (g r.), gerechtigheid, ook do naam der Grieksche godin der gerech- tigheid. Zie bij Dicis. Dikir, (m al.) van ar. dzikir vorm van godsvereering in Oost-Indict, waarbij mannen en vrouwen zich uitputten in lichaamsbewegingen en verdraaiingen, onder het geroep la illdha illdllahoe, d.i. er is geen God dan Allah ; ook : het hardop lezen van den koran; in 't Maleisch voor- namelijk : de eigenschappen van God zingend herhalen en zingend loven. Dilantse (a f r.), die van dit land zijn, d.i. ,de tot dit land behoorende", due „inheemsche",,,binnenlandsche", ,,vader- landsche", in tegenst. v. darilantse, uit- lantse- syn vaarlantse (vaderlandsche), onslantse (ons land- zijn) : dilantse (ons- lantse) nooiens is veul mooier as di uit- DILEMMA. 197 ALLE DINGEN ZIJN WEL OORBAAR, ENZ. lantse, de meisjes van ons vaderland zijn veel schooner dan die van 't buitenland. Dilemma, uit G r. di(s) = tweemaal, dubbel, en lemma (alles, wat men neemt of krijgt). Vanhier in de dialectiek eene veronderstelling, waaruit men een gevolg trekt. Soort van sluitrede, in vyelke men aan de tegenpartij slechts tusschen twee begrippen of meeningen de keus geeft, zoodat ze noodwendig een van de twee moet toegeven, moet nemen. Ook in 't algemeen : zeer moeilijke toestand, uit tweestrijd met zichzelf geboren. Dilettante, mv. dilettanti (it.) 1°. een lief hebber en tevens beoefenaar van schoone kunsten; in tegenstelling mct iemand, die van en voor de kunst leeft. 2°. met geringschatting : iemand, die in een kunst lief hebbert, die beoefent zonder voldoende voorbereiding. Diletthre be- duidt verlustigen, vermaken, bekoren; dilettarsi zich vermaken. Het tegenw. deelw. dilettante wordt dus in reflexieven zin genomen, als „lief hebber", d.i. iemand die uit lief hebberij, en niet ex professo eene wetenschap of kunst beoefent. Diligence, Voormalig voertuig met twee- of driespan, sedert de opkomst der spoortreinen nagenoeg geheel in onbruik geraakt ; letterlijk : snelwagen, van dili- gence (f r.), diligentia (1 at.), vlijt, naar- stigheid ; vanhier „spoed". Het Lat. woord beduidde echter zorgvuldigheid, behoed- zaamheid. Diligentverklaring, bet consta- teeren, dat eene commissie haar taak-nog niet beef t volbracht maar zich daarmede nog onledig houdt. In de kerkelijke orga- nisatie de vergunning door een Classikaal Bestuur aan een kerkeraad gegeven om voor een aangevraagden tijd bet doen van eene predikantsberoeping uit to stel- len. Dat bestuur legt dan de verklaring af, dat bet den kerkeraad als diligent (vaardig, naarstig in zijn beroepings- plicht) beschouwt, alhoewel deze ge- durende een gezetten tijd geen beroep uitbrengt. Diligit auream medioerita- tem, hij bemint den gulden middenweg. Omzetting van een regel bij H o r a t i u s (Carmina II, 10). Auream quisquis me- diocritatem Diligit: Diluendo (m u z., it.) zaegstervend, betzelfde als morendo. Dimidium facts qui coepit habet (lat.), Horatius Epistolae 1. 2. 40. Kloek gewaagd is half gewonnen, 't begin is 't halve werk. Diminuendo (m u z., it.) ook dim. of dimin. afnemend in toonsterkte, zwak- ker wordende gewoonlijk door bet teeken voorgesteld. Zie decrescendo. Dimissoriales litterea, door- gaans verkort tot dimissoriales (dimis- sorialen), ontslagbrief; schriftelijk verlof b.v. aan een bruidspaar, om in eene an- dere gemeente to trouwen. Uit tat. di- mittere (wegzenden). Din poe gow (chin.), heelemaal niet goed. Bijv. als men den overtocht over een stroom niet durft wagen. Dinanderie, gedreven koperwerk, vooral schotels. Naar de Belgische stad Dinant, voorheen hoofdplaats dezer in- dustrie. Vandaar copere voor een be- woner dier stad. Diner (a f r.) , diender", agent van politie". Gewoon zijn ook de eng. bena- mingen bobby, polusman (policieman), konstawel (constable). Zie flog juts, koort, skout en trouk. Diner apres coup = mosterd na den maaltijd. Diner (Un - rechauffe de va- let lamais rien, Boileau, Lutrin I, 104. Een opgewarmde mnaalt#d is nooit sets waard. (Vergelijk „sets opwarmen" (in verachtelijke zin) = weder opperen, to berde brengen. Dingen (Alle - zijn wel oor- baar, maar alle dingen stich- ten Wet, d.i. alles wat met de ooren wordt opgevangen, is daarom nog niet stichtelijk. Vanhier ook : „'t is wel hoor- baar, maar niet oorbaar. Bij misverstand geput uit 1 Kor. 10 vs. 23, door bet yolk, dat oorbaar (= nuttig, voordeelig misverstaande als„hoorb4ar"niet begreep, dat Paulus aldaar bedoelt : al ware ook alles mij geoorloofd, dan stond 't nog to bezien, of 't voor u wel nuttig en stichtelijk zou wezen. DINGSTOEL. 198 DIOSCUREN. Dingstoel, lett. = rechtspraakzetel in de middeneeuwen een plaats waar rechtspraakgeschiedde, later: het gerecht zelf. Vergelijk ons : rechtbank. Dingtalen, de stukken in een rechts- geding tusschen de partijen gewisseld. (Zie o.a. Wetb. v. Burg. Rechtsv. art. 363 al. 2). Dingtaal beteekende oudtijds proces, en dingtaal voeren procedeeren. (Zoo bij Hugo de Groot). Thans nog dingtaal = flinke, duidelijke taal; af- doende woorden. Dinsdag, eigenlijk dingsdag zoo ge- noemd, of omdat de derde dag der week hoofdzakelijk de dag voor het dhing de raad- of rechtszitting was, of wel naar den god Thingsus, onder welken Mars hier le lande vereerd werd. Diocees (r k.), ' zie Bisddsn. Dioclettaansche laartelling, jaartelling, beginnend met 29 Augustus 284" ingesteld ter viering van de troons- bestijging van Diocletianus, Romeinsch keizer. Diogenes (Lantaarn van -, de Grieksche wijsgeer Diogenes (t 324 v. Chr.) liep eens, naar het heet, to Athene over dag met eene lichtende lantaarn rond. Op de vraag, waarom hij dit deed, gaf hij ten antwoord : „Ik zoek een mensch". Bij het daglicht kon hij er geen vinden, die den naam van mensch ver- diende, verklaarde hij. Zoo beduidt dan de spreekwijs ,zoeken met een Deogenes- lantaarn" naar iets heel nauwkeurig zoeken, omdat het kwalijk to vinden is. Ook de naam van een gebouw in het hedendaagsch Athene. Diogeneskreeft, soort van slak- kreeft in 0.-Indie; kluizenaar, soldaat. Naar den Griekschen wijsgeer Diogenes, die eenzaam leefde in een ton,- nam. een snort van huis of hok van leem. Diogeniseeren, zich onbeschaamd gedragen. Naar Diogenes, die het niet ongepast vond, zekere natuurlijke ver- richtingen in het openbaar to doen. Dionaea, bijnaam vanVenus(Aphro- dite) als dochter van Jupiter en Dione. Dionysll5n, drinkgelagen, Bacchus- feesten. Van Dionysos of Dionys, zooals de Grieken den Bacchus der Romeinen noemden. Dionysische periode, De tijd- rekening van de stichting v. Rome (754 v. C.) af, duurde in het Westersche Rijk tot omstreeks 1300 na de stichting toen men haar liet varen, Waarschijnlijk tengevolge van 't verval der Romeinsche heerschappij ; de Paus besloot toen 't geboortejaar van Christus als uitgangs- punt aan to nemen. Dionysius Eniquus (f to Rome 556 n. C.) stelde dit geboortejaar op 754 na de stichting der stad. Dionysius (Oor van - merk- waardig hol in een rots nabij Syra- cuse(de vindingrijke volksgeest maakte er een kunstig bouwwerk van, dat Diony- sius, tiran van Syracuse, gelegenheid zou gegeven hebben, zijne gevangenen to beluisteren). Dioptriek (g r.), doorzichtkunde, de leer, die den doorgang van het-licht door middenstoffen (doorschijnende- voorwer- pen) behandelt. -- Als bijv. -nmv door- zichtkundig. Bijv. de toestel van een vuurtoren, die een vast(rood) licht geeft, met een lichtsterkte van 8 mijl bij goed weder, op de Kaap Lousaki, in de Lar- conische golf (tusschen de zuiderpunten van Attica en Argolid). Diorama (g r.), doorschijnend be- schilderd doek, waarop afwisselend het licht verschillende effecten to voorschijn roept; van gr. dioran = doorzien. Dioseuren (g r.), uit Dios (genitivus van Zeus) en koeroi of koroi (knapen), dus zonen van Zeus: Castor en Pollux. De paarden der Dioscuren waren Cyl- laros en Xanthos. De moeder was Leda ; volgens een latere sage was Castor een zoon van Tyndarus. Zij waren de beschermers van de krijgslieden, meer bijzonder van de ruiters. Hunne witte kleppers zijn in de fabelleer en bij de oude dichters ver- maard geworden. In de renbanen ston- den de dioskuren gewoonlijk met hunne paarden afgebeeld. Zij verschijnen steeds als twee jonge helden, door een onster- felijke heilige vriendschap verbonden. DIP. 199 DIS. Dip, (a f r.), subst. en verb. e n g. dip, to dip; niet alleen de uitgemetselde put waarin, maar ook de stof, waarme6 men de , brandziekschapen" wascht; di skape moet vanjaar teen (tegen) di brantsukte gedip worre. Den put noemt men ook dipkraal (z. kraal), bet heelmiddel skaapdip. Express-dip, (DI - critische op- stellen, welke geregeld in,, De Bloemfon- tein Express" verschijnen van de hand van den zoogen. , Express-dipper". Dipati, (M a 1. in kronieken en poezie) verkorting van: Adipatti. Diploma,(g r.), dubbelgevouwen per- kament of papier, toegeslagen brief, last- brief. Eene soort van paspoort voor hen, die in dienst of op kosten van den Staat reisden, opdat zij bet onderweg benoo- digde spoedig zouden kunnen krijgen. Onder de Rom. Keizers verstond men on- der diploma een giftbrief van de hooge overheid, vooral adels-brief, waarbij gun- sten of voorrechten werden verleend. Ten onzent: porkonde, bewijs van lidmaat- schap, akte van bevoegdheid of van aanstelling. Vandaar Diplomatie (eig. kunst om diploma's to onteifferen) = de kunst aan vreemde hoven als diplomaat (staatsman) de belangen van bet land, dat men dient, to bebartigen; staatsmans- kunst. Diplomatiek (d e g.), wetenschap, die leert de oorkonden to lezen, to ver- klaren en vooral de echtheid of valseh- heid vast to stellen. Diptychon (mv. diptychs) (g r.), dubbel schrijftafeltje der Ouden; doop- register, doopboek. Van gr. di twee en ptychon (uit ptussoo, eptugen, vouwen). Diptyk, tweeluik. Een schilderij, uit twee houten paneelen bestaande, door scharnieren samenhangend, en die men kan samenvoegen evenals de blinden van een vensterraam. Die paneelen zijn elk op zich zelf beschilderd met heiligen-tafe- reelen). Men heeft ook triptyken (drie- luiken). Ze dienen voor altaarstukken in de -R.-Kath. kerken. Ook komen ze voor in snijwerk van ivoor, hout en derg. voor huisgodsdienst. Uit Gr. diptu- chos (dnbbel gevouwen). triptucho's (drievoudig). Dirceesehe zwaan, Pindarus. Zoo geheeten naar Dirce, fontein in den omtrek van Thebe, de geboorteplaats van den dichter (518-442 v. C.). Directoire, (fr. bewind), van 26 Oct. 1795 tot 9 Nov. 1799, de vierde regeeringsvorm in Frankrijk na de Om- wenteling. Hij bestond uit vijf leden, di- recteurs, die de uitvoerende macht vorm- den, terwijl de wetgevende macht berustte bij den Raad der Ouden (250 1.) en den Raad der 500. Directoire-costuum, ook Baby (eng.) of BA9 (fr.) costuum geheeten. Vrouwelijke kleederdracht uit den tijd van Napoleon I, inzonderheid voor kin- deren, - met den gordel vlak onder de borst. Dit dwaze costuum dragen de kleine meisjes in de prentenboekjes van Kate Greenaway, eene dame, nog heden in Engeland wonend, die een nieuw soort kinderboekjes uitdacht. Direct o1re-hoed, hoofddeksel der bestuurderessen bij het Leger des Hells. 't Is een groote zwarte hoed, versierd met rood of ander kleurig lint ; ook Haleluja hoedje genoemd. Directorlum divini offlell,(l a t.), bestuur van den goddel#ken dienst. Aldus beet de kerklijke kalender in de R. K. kerk. Het dient om aantewijzen, wat er in de mis gebeden enz. moet worden, zoomede bet brevier-gebed na iederen dag. Dirge, (e n g.), lijklied, lied bij de be- grafenis. Dirk, (Grove - soort van brood, koek, waarvan de stad Amersfoort bet monopolie heeft. Dirk van Maiden, (Het is een stukie van -, het is mislukt, naar Jhr. Diderik Sonoy, die, 9 Mei 1576, Muiden verrast hebbend, zonder nood- zaak die stad verliet, op eene wijze, die aan eene vlucht doet denken. Dis, (1 a t.), naam voor den God der onderwereld; vandaar bij Dante de naam van Lucifer en figuurlijk voor bet lagere deel der Hel, bet rijk of de stad van Dite (Dis). DIS, DI's. 200 DISQUALIFICEEREN. Dis, di's, (a f r.), „dis is", „het is", Bijv. dis ni anders ni; dis di eerste- maal, dat ek verjou kom lastig val; dis swaar om mens to wees, enz. De vorm het is geheel onbekend als pron. Dis-mol ce que to manges ; le to dirai ce que to es, zeg mij wat gij eet; ik zal u zeggen, wat gij zijt. Deze woorden zijn in de Physiologie dit gout, Meditations de gastronoinie tran- scendante (1820) van Brillat-Savarin, to vinden. Ze vormen de We aphorisme. Het gezegde is oorspronkelijk eene tra- vestie van Dis-moi qui tit hantes je to dirai gici tit es. Prof. Moleschott schreef der Mensch ist, was er isst; de mensch is, wat hij eet. Disagio, agio, Pair, (b a n k w e- z e n), verschil tusschen de reeele en nominale waarde van geldswaardige papieren; pair beteekent gelijk en agio is opgeld; disagio bet tegenovergestelde, dus verlies. Disciplina vitae scipio, tucht (wetenschap) is de stof des levees. Spreuk van het Gymnasium to Amsterdam. Discipline, (r.k.), kerklijke tucht; de vrijwillige geeseling uit boetvaardig- heid en ook het werktuig, waarmede deze geschiedt. Discipline, (Masse van - m i 1. Strafgarnizoen voor hen, die tegen de discipline gezondigd hebben. Disconteeren, (h a n d.), escomptee- ren, een wissel voor den vervaldag met een korting der rente tot den betaaltijd verkoopen of in betaling geven. Disconto, (h a n d.), escompte, de kor- ting, die de schuldeischer toestaat bij de contante betaling eener som, die eerst op een lateren tijd betaald had mocten worden, voornaamlijk bij wissels. Diseonto-bank, (h a n d.), bank, die in vreemde wissels handelt, en wissels op de eigen plaats disconteert. Discretie-dagen, (h a n d.), zie Respyt-dagen. Discus, zware metalen schij f ; bet slingeren daarvan behoorde sedert over- oude tijden (men vindt den discus reeds in de Odyssee vermeld), tot de lichaams- ~oefeningen der Grieken. Diseur de bons mots, man- vais caractere, Pascal, Pensees 26, een man, die woordspelingen maakt, heeft een slecht karakter. Disiecta membra poetae, (1 a t.), Horatius, Satirae 1, 4, 62, de uiteenge- rukte leden van den dichter, d. i. de ver- spreide deelen eener uiteengerukte dich- terlijke passage. Ruk zulk een plaats uit- een, zooveel gij wilt, zegt Horatius, men zal er, zoo ze werkelijk poezie bevat, toch altijd nog den dichter in terug vinden. Men citeert wel disiecta membra. Dispache, (h and.), berekening van averij-grosse of zeeschade. Dispacheur, (h a n d.), rechtsge- leerde, die de berekeningen van zee- schade of averij-grosse opmaakt. Dispens, (a f r. en in al.) ook opens, provisiekamer, eennaamvermoedelijk ten tijde der Fransche Hugenoten ten onzent ingevoerd. Vgl. o u d - f r. dispenci er, schaffer, heer v. d. keuken, fr. dispenser, bet huis besturen, dispensateur, major- domus, hofmeester. Dispensatie, (j u r.) het opheffen van een verbod in een bijzonder geval, of het vrijstellen der opvolging van een algemeen voorschrift, mede in een bijzonder geval. Dispensatie van wetsbe- palingen kan door de Kroon alleen worden verleend met machtiging van de wet. Dispensator, (r o m.), in aanzien- lijke huizen de slaaf, die de kas hield en de boeken bijhield ; op landgoederen de intendant of rentmeester. Disponibiliteit, (In - ter beschik- king (van de kroon, bij v. een Minister). Disposicion de Usted (A la - (Sp.) Ter beschikking van uwe Edelheid. Gewone uitdrukking, wanneer men bij een Spanjaard iets, in zijn bezit, bewon- dert; = z. v. a. tot uw dienst.1)e bedoeling is echter niet, dit letterlijk op to vatten. Dispuut, (f r.), redetwist; dispuut- college, geregelde.bijeenkomsten van stu- denten, om over wetenschappelijke onder- werpen van gedachte to wisselen. Disqualiliceeren, (s p o r t t.), ie- mand onbevoegd verklaren om aan een wedstrijd deel to nemen. Eng. disqualify (onbekwaam maken). DISSENTERS. 201 DIVAN, DIWAN OF DOUANE. Dissenters (e n g.), andersdenken- den ; in Engeland de Protestanten, die niet tot de Episcopale Staatskerk behooren zooals Nonconformisten, Presbyterianen, Independenten, Methodisten (z. a.). Dissertatie, proefschrift, verhande- ling, studie, door den doctorandus inge- leverd en to verdedigen voor de verkrij- ging van den doctorsgraad. Dissidenten, in Duitschland en elders, wat in Engeland dissenters betee- kent : andersdenkenden. In Polen en Oos- tenrijk werden meest alle niet-katholieken met then naam aangeduid. Dissimuler, vertu de rol et de femme de chambre, veinzen is de deugd van koning en kamenier.Woord van Voltaire in navolging van het ge- zegde van Lodewijk XI: ,Qui ne sait pas dissimuler ne sait pas reguer", die Diet kan veinzen, kan niet regeeren. Dissolving views (e n g.), nevelbeel- den, beweegbare voorstellingen van tafe- reelen, door middel eener dubbele camera obscura voortgebracht. Van to dissolve = ontbinden, scheiden, en view =gezicht. Dissonant, (m u z., 1 a t.), wanklin- kende toon. In 't algemeen een wan- klinkende toon (noot), die opzettelijk is aangebracht, om het een of ander effect to verkrijgen. Distaff-day, (e n g.), dag na Drie- Koningen; dan keerden de vrouwen naar the distaff (het spinrokken) terug. Dus 't einde van den feesttijd van Kerstmis. Zie Epiphany. Distantie-vraeht. Wanneer een schipper in een noodhaven geen ander schip tot verder vervoer der goederen kan bekomen, is hem de vraeht slechts verschuldigd in verhouding van het reeds afgelegde deel der rein tot de geheele 1 eis, dus naar de afgelegde distantie. Distel (Orde van de -of van St. Andries (e n g.), ridderorde in Groot-Brittannie met het devies: Nemo me impune lacessit: niemand zal mij (distel) ongestraft aanraken. Volgens de overlevering trokken de Denen bij een inval in Schotland, om niet ontdekt to worden, bij nacht en blootsvoets tegen 't Schotsche legerkamp op. Maar plotse- ling werd de stilte afgebroken door een hunner, die een luiden kreet slaakte, daar hij op een distel getrapt had. De Schotten bemerkten nu onraad, en versloegen de Denen. Dientengevolge werd de distel het nationale wapen van Schotland. Distichon (g r.) Een couplet of twee- regelig vers, ook een epigram van twee regels. Distilleeren. Dit Lat. woord, distillare destillare, neerdruppelen, - ten onzent in den zin van overhalen, doorzijgen, doorzijpelen gebezigd in de pharmacie, en in de fabricatie van ster- ke dranken, wordt tegenwoordig als bedrijv. werkw. gebezigd in de beteeke- nis van ,afleiden", bijv. iets distilleeren nit een artikel of brief, als 't ware laten doorzijpelen, door- of uitzijpen. Evenals in 't latijn, wisselt ,distill eeren" soms of met ,destilleeren". Distinguo, (lat.), ik maak onder- scheid. Even als concedo, ik geef toe en nego, ik ontken, was distinguo een in de scholastiek gebruikelijke term. Dithyrambus,(g r.) naam voor Bac- chus ; een lierzang ter eere van Baceehus,bij uitbreiding, een lyrisch gedicht in een levendigen stijl en onregelmatigen vers- bouw. Diva, (it.) godin; fig. de goddelij ke, de hemelsche. Naam door dichters aan hunne beminden, door bewonderaars der muziek aan beroemde zangeressen ge- geven. Men spreekt bijv. van eene „ope- retten-diva". Divan, Diwan of Douane, (a r., oorspr. Per z.),register daarna plaats der registers,eindelijk raadkamer ofjustitie- hof (in het Oosten), koffiehuis (in hetWes- ten) tolkantoor.Voorts verjadering bij de Turken de hoogste staatsvergadering, be- staande uit twaalf leden, met den Sultan den Grootvizier of den Mufti (z. a.) tot voorzitter : - de leden zitten in de rondte op kussens, op eene zeer groote sofa; vanhier, dat eene sofa zelf ook divan genaamd wordt. - In Perzie en Turkije ook gebezigd voor eene verzame- ling van gedichten, meestal van denzelf- den auteur. DIVERSAS DIVERSA JUVANT. 202 DJAMS. Diversas diverse iuvant, (1 a t.) of voluit Diversos diversa juvant; non omnibus amnis Omnia conveniunt. Pseudo G a 11 u s II. 104. Urn alter smaak to streelen heeft men versehillende zaken noodig, of ons ge- vegde : elk wat wits. Vgl. Chaque dye a ses plaisirs. Dives (e n g. naar 1 a t.) r#k; als eigennaam gebruikt adjectief ter aandui- ding van een rijk man. Naar bet onder- schrift op eene voorstelling van, de rijke man en Lazarus", Dives et Lazarus; dewiil Lazarus de naam was van den een, hield men Dives voor den naam van den ander. Divide et impera, (lat.) verdeel en heersch, Romeinsche spreuk, beter bekend geworden als grondstelling van Macchiavelli, een Florentijnsch schrijver over staatkunde (1469-1527) in diens hoofdwerk Il Principe (de Vorst). Dividend, (hand.), bet evenredig aandeel voor iederen aandeelhouder in de winst door eene naamlooze vennoot- schap behaald. Dividendbewils, (h and.), de cou- pon, die wordt afgegeven tot de ontvangst der dividenten. Divinia Commedia, Dante's hoofdwerk. Eerst de uitgave van 1555 to Venetie voegde bet woord Divina aan den titel toe, in den zin van : heer- lijke, verhevene. De titel Commedia be- teekent zooveel als : gedicht met een gelukkige, een bevredigende uitkomst. De drie deelen van bet gedicht zijn L'Inferno (de Hel), Il Purgatorio (bet Vagevuur), Il Paradiso (bet Paradijs). Divinatio, de kunst of gaaf om uit gezochte of ongezochte teekenen den wil der goden uit. to vorschen, of door god- delijke ingeving de toekomst to voorspel- len. Zie Augur en Haruspices. Diviser pour regner, verdeelen om to heerschen; bet Latijnsche Divide et impera (z. a.) Het Fransche gezegde wordt toegeschreven aan Catharina de Medicis, wier vader Lorenzo II de op- dracht aanvaardde vanMachiavelli's boek. I'll Principe" (De Vorst), waarin de nood- zakelijkheid van de oppermacht der vor- sten wordt aangetoond en de middelen om daartoe to geraken, met dit voor- schrift bovenaan. Men schrijft dit woord ook toe aan Lodewijk XI in den strijd tegen de groote leenheeren, en aan Fer- dinand den Katholieken. Divisor, (r o m.), iemand, die zich be- last met bet uitdeelen van geld en bet koopen van stemmen voor dezen of genen candidaat bij verkiezingen; een makelaar in stemmen. Dix-huit, noemt to Parijs bet yolk, de oude, door voddenrapers opgezamelde kleeren, die na hersteld to zijn, weder als nieuw in den handel worden gebracht; om- dat bet tweemaal neuf (nieuw en negen) is. Dixhuitain, Fransch laken, waar- van de ketting 1800 draden heeft. Van dix-huit (achttien). Dixi, ik heb gezegd.Besluit eener rede. Dixie, (a m e r.), denkbeeldig land der Zuidelijke Staten, een waar paradijs met een ideale regeering. Dixon paste, beroemd Sheffielder poetspoeder voor zilver en pleetwerk. Paste (eng.), pap, stijfsel. Dizzy of Ben Dizzy, spot- of gemeenzame naam voor Benjamin Disra- eli, later Lord Beaconsfield, herhaaldelijk eerste minister van Engeland. Diagoeng, (j a v.), mais. Diahit, (m al.), verkort uit toekang djahit,naaister en kleermaker. In Indie als persoonsnaam veel gebruikt, voor iemand, die naaister of kleermaker is of geweest is. Dlaksa, (m a 1., s o e n d.), de officier van justitie bij de inlandsche rechtbanken. Diamoe, (m al.), Javaansche genees- middelen in den vorm van gedroogde kruiden of poeders. Diams, eene sectie van Hindo's die echter vele afwijkingen van de leer van Bramah hebben aangenomen, en merk- waardig zijn om hunne eigenaardige denkbeelden van tijdrekening. Zij spreken in hunne gewijde boeken van palias en sagaras en zelfs van 200, 000, 000, 000, 000 saragas of oce- anen van jaren. Men verbeelde zich, DJARIK. 203 DOCTOR. zeggen die boeken, eenen diepen put met afgesneden menschenharen; nu is een palia een tijdvak, dat zoo lang duurt als dat zulk een put geledigd zou zijn, wanneer men elke honderd jaar daaruit een haar nam. Duizend billioen palias maken een sagora uit. Diarik (jav.), lange of losse doek, die om bet lichaam gewonden, en vastge- maakt wordt door bet eind in den wrong to steken. Diarit (j a v.), verbastering van dja- rik (z. a.). Diati, (m a 1. en j a v.). boomsoort op Java, die bet teak- of cajatenhout levert; de tectonia grandis. DIM en GeA, twee persoonlijke voor- naamwoorden in de taal der Atjehers, 'welke beiden den Men persoon van alle geslachten en getallen uitdrukken: djih, zonder onderscheiding; geii,, dat zeker respect jegens den aangesprokene aan- duidt. Maar groot behoeft die eerbied niet to wezen, want eenvoudige dorps- hoofden worden er mede aangesproken. Djoekoeng of dloenkoeng, (j a v.), kano, meer bijzonder voor de visch- vangst gebruikt, bestaande uit een uit- geholden boomstam. Dloerlt (j a v. o or log), pradjoerit (Mal. pendjoerit), inlandsche soldaten. Op Java zegt men: pradjoerits ter onder- scheiding van pradjoerit, dat zoowel soldaat, als soldaten beteekent. Dloeroe (m a 1. j a v.), wie over iets gesteld is; aan wien iets als vast bedrijf opgedragen is; djoeroe toelis: schrijver, djoeroe bahasa: tolk. Do (m u z.), Ital. benaming voor den troontrap c; onze en der Franschen toon- trap ut (Zie ald.). Do ut des (I a t.) Ik geef, opdat g# gevet; ik geef om to ontvangen. Stelregel der eg6isten. BouweirMelsehorim.Prediking van zedeleer. Vereeniging to Amsterdam, welker gewijzigde statuten in de Staats- courant NO 75 (April 1894) werden op- genomen. Mi9sch6r (H e b r.) = rechtheid, rechtschapenheid, rechtvaardigheid. Docendo diseimus (I a t.). Door to onderw#zen leeren w# zelven. Deze spreuk schijnt ontleend to zijn aan Se- neca, Epistolae 7, 7: homines dum. docent, discu,nt,(terwijl de menschen onderwijzen, leeren zij). Doceten, de aanhangers (in de oude Christelijke Kerk) van de leer, die Chris- tus slechts als mensch in sch#n beschouwt, dus enkel de godheid van Christus aan- neemt of erkent. Dus spreekt men van docetisme en docetische Christologie naar bet G r. woord dokein dat schfjnen be- teekent. Doch mit des Geschicke s Mftehten Ist kein ew'ger Bund zu flechten, Maar met de macht van het noodlot is Been eeuwig (duurzaam) verbond aantegaan. Uit bet Lied von der Glocke van Schiller, ter aanduiding dat alles wisselvallig, ongestadig, grillig is. Doktersnelletle, glas wijn, dat middag- of avondmaal drinkt s iets anders to gebruiken. Mis- schien toespeling op een geneesheer, die bet drinken van zulk een glas als maat- gel van gezondheid of aanprees of zelf in praktijk bracht en Nel of Snel heette, of eenvoudiger naar snel = een kan of kroes, in Geld. nog voortlevende in stroopsnel. Dokter van Houten, ironische benaming van een (houten) kansel; omdat kleine ongesteldheden soms ten gevolge van de inspanning van bet preeken over- gaan. Doctl male pingunt (lat.) ge- leerde schr#ven een slech te hand. Letterl. schilderen slecht, of steken slecht met de schrijfstift. Doctor (lat.) leeraar, van docere, onderwijzen. De hoogste graad, waartoe iemand in een of ander vak aan de Academie wordt bevorderd. Doctor, kerkleeraar. Doctor (ad)mirabilis, Roger Bacon 0. M. t 12 angelicus, Thomas v. Aquino 0. 'Pr. t 1274. christianus, Nicolaas v.Cusa, kar- dinaal, t 1464. ecstaticus, Joannes Ruisbroek, Can. Reg. t 1381. DOCTORANDUS. 204 DOCUMENTS HUMAINS. Doctor ecstaticus, Dionysius van Rickel 0. Carth. (aartsbis- schop van t 1471. invincibilis, Willem v. Occam, t 1347. Marianus, Anselmus v. Canter- bury t 1109. mellifluus, H. Bernardus,O. Cist. t 1153. scholasticus, Petrus Lombardus, t 1164. seraphicus, Bonaventura O.Dom. t 1274. soms ook H. Francis- cus v.Assisi, t 1226. subtilis, Joannes Duns Scotus, 0. Fr. t 1308. Doctorandus (lat.), academische titel van hem, die bet doctoraal examen heeft afgelegd maar zijne dissertatie nog niet verdedigd heeft. Men had, gelijk Hildebrand getuigt, „den tabbaard op ge- lijken voet met de wapenen gesteld eu bet doctocaat aan den ridderslag gelijk geacht. Men kende aan den gepromo- veerde bet jus gladii et pilei (z. a.) toe, en zoo kon men van een gedegend docto- randus, een doctorandus met een degen, spreken." In Duitschland noemt men hem licentiaat. Doctor bullatus (1 at.), buldoctor, in Duitschland iemand, die zijn doctorale waardigheid, zijne bul, slechts van een paltsgraaf ontvangen of gekocht had. Doctor luris utriusque (1 a t.) doctor der beide rechten, nl. van bet Romeinsch en bet hedendaagsch recht; ,oorspronkelijk bet Romeinsche en bet Kerkelijk of Kanunniek recht. Tegenw. wordt men Doctor in de Rechtsweten- schap. Doctors Commons (e n g.), ge- bouw to Londen bij de St. Paul's kerk, waar voorheen bijeenkomsten van gees- telijken gehouden werden, en testamenten worden bewaard. Commons heette bet naar de gemeenschappelijke maaltijden dier heeren. Doctrine et Amicitia, weten- schap en vriendschap, naam van een societeit in de Kalverstraat to Amsterdam in den Patriotten-tijd opgericht. Van de doctrina getuigt alleen nog de biblio- theek. Doctrinaires. Oorspronklijk werd dit woord op de leden der Congrigation des peres de la Doctrine ehr9tienne toe- gepast, en op hen, die uit-eene onderwijs- inrichting der orde waren voortgekomen, zooals Royer-Collard, wien in 1816, toen hij in de Kamer der Afgevaardigden eene rede hield, door een lid der rechterzijde werd toegeroepen Voile bien le doctri- naire ! Vandaar de naam voor de politieke partij, sedert 1815 in Frankrijk ontstaan. Zij beweren, dat ware vrijheid onbestaan- baar is met een ddnhoofdig bestuur, en ja- gen naar hetgeen slechts een doctrine (leerstelsel) of droom is. Guizot (t 1874) was een der hunnen. Later een veroordee- lende benaming voor hen, die in staatkun- de, wetenschap of kunst niet willen afwij- ken van eenmaal vastgestelde theorieen. Doctus cum libro (1 at.), geleerd met bet boek; wordt gezegd van dengene, die al zijn geleerdheid uit de boeken put. Document (h and.), oorkonde, akte of bewijsschrift, dat tot gerechtelijk be- wijsstuk kan dienen. Documenteeren, met bewijsstuk- ken staven, bijv. een geschiedkundig voor- val, eene lijst van personen, enz. Documents humains (f r.). Zelf- geziene of beleefde gebeurtenissen, op doek gesteld : schildersterm. Eene vooral door Zola dikwerf gebezigde uitdrukking, op welker vaderschap Edmond de Gon- court (voorrede van La Faustin) aan- spraak maakt. Zij duidt de door waar- neming en ontleding verkregen feiten aan, met welker hulp de naturalistische romanschrijvers hunne werken samen- stellen. Zola de theoreticus der groep beschouwt dat stelsel als eene toepas- sing op de letterkunde van bet deter- minisme van Claude Bernard den be- roemden physioloog (Zola, Le roman experimental). ,Elargissez", zegt hij, „le role des sciences expdrimentales, dtendez le j usqu'a l'dtude des passions et a la peinture des moeurs; vous obtenez nos romans qui recherchent, pui amassent les documents humains, pour qu'on puisse etre le maitre du milieu et de l'homme de facon h developper les bons eldments (der waarneming nl.) et h exterminer les mauvais (Zola, Lettre a la jeunesse). DODDING. 205 DOGMATISCHE THEOLOGIE. Dodding (b a r g.), kaas. Dodonaelsch orakel, de oudste Grieksche godspraak bij den heiligen eik van Zeus (Jupiter) to Dodona in Epirus. Doe de val dicht (b a r g.), doe de deur dicht. Doe wel, er zie niet om, devies der Ridderorde van de Unie, ingesteld door Lodewijk Bonaparte, koning van Holland, omstr. 1806. Het is een overbekend en veelvuldig gebezigd ge- zegde ter aanwijzing van algemeene en onvoorwaardelijke weldadigheid. Mis- schien doelt bet op Ev. Luk. 9 vs. 62. Spreuk van Piet Hein, baron van Doorn van West-Kapelle en Robide van der Aa ; f r. Fais ce que dois, advienne quepourra. Doechenen, in de spreektaal der Hoogd. Israelieten in Nederland, bet uit- spreken van den priesterzegen door de mannen van Aronitische afkomst, staande op de verhevenheid voor de H. Ark. In bet hbr. is doechan (verhevenheid) de estrade, waarop in den Jerusalemitischen tempel de priesters stonden. DoedaYm (h e b r.), liefde-appelen, vruchten, die gezegd worden liefde to wekken. Gen. XXX : 14, 15; Hooglied VII : 13. Eigentlijk zijn bet geen appelen maar de wortels eener plant, die den vorm van man of vrouw hebben. Het bezit van een paar dezer wortels, had de kracht n. h. volksgeloof, den bijslaap vruchtbaar to maken. Doedelzak, muziekinstrument, be- staande uit een leeren zak, waarin lucht geblazen wordt door een mondstuk; door bet drukken met de ellebogen wordt de wind in twee of drie fluiten gedreven, welker gaatjes met de vingers gesloten kunnen worden. Schotsche herders, bet Engelsche regiment der Hooglanders, Ita- liaansche en Poolsche reizende muzikan- ten bespelen den doedelzak. Doek (too n.), gordijn of scherm. Doekoen (m a 1L j a v.) geneeskundige, hetzij man of vrouw. Doelen, benaming van een afgeperkte plaats in de voornaamste Ned. steden, waar schutterijen bestonden, vpor hand- en voetboogschutters, voor oefeningen in 't schieten op zeker wit of doel. Aanvan- kelijk noemde men ze naar de beplanting Schuttershoven of Schuttersboomgaar- den ; naderhand kregen zij met de daar- neven gebouwde herbergen den naam van Doelens. Toen de schutterijen later an- ders bewapend werden, bleven de her- bergen bestaan. Doerak (r u s s.), gek, dwaas. Ook in 't Poolsch en Boheemsch is dit woord bekend. Gewoon scheldwoord onder ma- trozen. Doesoen (h o o g j a v.), voor deso, Javaansch dorp. Zie Dessa. In 't Mal. gehucht, buitenplaats met boombeplan- tingen. Dot (Een witte - (b a rg.), een pruik. Doelen (mil.), poetsen. Waarschijn- lijk uit de tegenstelling van glimmend maken, zooals bij v. een koopje door tegen- stelling is geworden eene misrekening. Doge (it.), van bet Latijnsche dux, eig. kapitein-generaal; hertog, het hoofd der republiek Venetie. Ook werd de repu- bliek Genua van tijd tot tijd door Doge's bestuurd. Dogkar, klein open rijtuig voor den paard. Eng. dogcart, letterl. hondenkar uit dog (bond) en cart, kar; bet laatste ook wel voor twee paarden, zooals een spreekwoord luidt to set the cart before the horses" (de paarden achter den wagen spannen). Dogma (g r.), formeel vastgestelde godsdienstige grondstelling; leerstuk, steunend op bet ipse dixit (hij heeft bet zelf gezegd) van den spreker. Dogmatisehe school, voor ge- neeskunde, door Hippocrates gesticht, en zoo geheeten, omdat ze uitging van grond- beginselen en leerstellingen, waarnaar ze de praktijk regelde. Dogmatische theologle,- bet deel der godsdienstwetenschap, dat over de grondstellingen (dogmata) van den godsdienst handelt. DOJERIG. 206 DOM. Doierig (t r a n s v.), als een doode, suf. Dok, .afgesloten ligplaats voor sche- pen. In Engeland onderscheidt men het tidedock = getijdok, dat zonder sluizeu met het buitenwater gemeenschap heeft, en het close-dock of close-basin = geslo- ten dok, dat door de sluizen heen wordt bereikt. Dokken (k o n. m i 1. a k a d.), een baar (z. ald.) in bescherming nemen. Dokken (b a r g.), geven. Wij spre- ken van opdokken (betalen). Dokstukle, k. m. a.) beschermeling, lieve jongen, de cadet die gedokt, d. i. beschermd of voorgetrokken wordt. Doktersgoed (t r a n s v.) (ook Friesch), geneesmiddelen. Dokvader (k. m. a.), beschermer, de patroon in de studentenwereld, zieDokken. Dol (s p o r t), halvemaan-vormige pen, die draaibaar is en waarin de roeiriem rust. Dolabra (r o m.), mes door de pries- ters gebruikt bij het opensnijden der slachtoffers. Dolee (m u z., it.) ook con dolcezza, zacht, lieflijk; dolcissimo zoo zacht en teer mogelijk. Dolee far niente (it.), eigenlijk it dolce uon far niente, want niente alleen beteekent iets; het zoete niets-doen, ook Plinius illud iucundum nil agere d. i. dat aangename niets doen ; Cicero De Oratore II. 24 zegt ook Nihil agere delectat(niets doen behaagt). Doleius, zie Dulcinisten. Doleerenden of partij der dole- antle, voormalige leden der Nederduit- sche Hervormde Kerk, die zich niet langer aan de Synode dier Kerk wilden onder- werpen, daar deze ook de vrijheid in de leer uitstrekt tot de zoogenaamde Moder- nen. Van lat. dolere (klagen), zich bekla- gen, bezwaren inbrengen. Dolflin (w a p.), Zeemonster met zeer grooten kop, omgekrulde lippen en kieu- wen, omlaag gebogen lijf en voorwaarts gebogen gespleten staart. Dogaressa (it.), gemalin van den doge, den hoogsten staatsman in Venetie, ten tijde der republiek aldaar. Dolendo (m u z., it.), ook dolente, klagend, weemoedig. Dolksteekdulven, een zeer ge- zocht duivenras, afkomstig van de Phi- lippijnen. Voor weinige jaren kostten ze 300 gld., later 30 a 40 gld. het paar. Ze hebben haar naam van een roode vlek op de borst, die geheel het voor- komen eener bloedende wonde heeft. Dollar, aldus aangeduid $, d. i. sca- tum. De twee lijnen er door heen duiden samentrekking aan, evenals in {f voor li- bra, pond. Dollar,thaler,daalder;(deensch) daler, komen of van het woord dal, naar den .Joachimsthaler, de muntstukken, die de graven von Schlick in het eind der 15e eeuw van het zilver uit de groeven van Joachim's thal lieten slaan. Dollemen (b a r g.), slapen. Dollond of Dollondsehe ver- rekljker, een achromatische (kleur- looze) verrekijker van Dollond's vinding. Dolmen, steenaltaren, steenen of rotsblokken, waterpas-liggend op voet- stukken van dezelfde stof ; wier oprich- ting men aan de Druiden toeschrijft of aan de Kelten. Ook op Ceylon komen ze voor. Dolus (j u r.), arglist, wil gericht op eene wederrechtelijke handeling. In straf- zaken is dolus het boos opzet. Dom, de hoofdkerk van een bisdom, wanneer aan die kerk geen klooster ver- bonden was, anders heette zij munster (van lat. monasterium); koepelkerk, dom- kerk enz. de gewone maar onjuiste afleiding van dit woord is, dat het zou zijn D. 0. M. Deo Optimo Maximo (soil. sacrum) aan den goeden, grooten God gewijd ; dit is de bedoeling op niet-Ro- meinsche grafzerken; maar het komt eenvoudig van 't Lat. domus (Dei) (huis Gods). De eenige domkerk in ons land is die to Utrecht. De vuurtoren van Goedereede wordt altijd de Goereesche dom genoemd. DOM. 207 DOMINI CANES. Dom (p o r t.) heer, van lat. dominus, titel van adellijke, geestelijke en zeer aanzienlijke personen in Portugal en Brazilie. Domein, uit lat. dominium (o.a. eigendom). Staats-goed, bijv. paleizen, lustplaatsen, welke in een koninkrijk door den Staat den vorsten in vrij beheer en gebruik worden afgestaan, zoolang zip regeeren. Domesdaybook of Doomsday- book, (e n g.) een boek in twee deelen, dat de oudste gedenkstukken van bet En- gelsche kadaster bevat. Het is of komstig uit den tijd van Willem den Veroveraar (1086), en behelst een overzicht van de waarde der verschillende landen en-goe- deren in bijna alle graafschappen van Engeland. Vanhier in 't algemeen, een kadaster of landerijenregister (in Enge- land). Domicilleeren (van een wissel) (h a n d.), behalve den naam en de woon- plaats van den betrokkene, op een wissel nog eene plaats vermelden, waar de be- taling zal kunnen geschieden als de eerst betrokkene in gebreke blijft. Domicille van onderstand, de gemeente, die belast is met de ondersteu- ning of bet onderhoud van een arm- lastige. Uitdrukking voor de wet van 1 Juni 1870 (Stbl. no 85), voorkomende in de wet van 28 Juni 1854 (Stbl. no. 100). Dominainte. In de muziek : de heerschende quint van den toon, waaruit 't stuk gezet is. Doming, titel van een predikant. Eigenlijk'de vocativus (5de naamval) van I a t. dominus (heer). Doming (Daar gaat een -- voorbii, gezegde, wanneer in een vroo- lijk gezelschap eene plotselinge stilte ont- staat. Het is of komstig uit den tijd, toen de kerkelijke tucht zoo sterk gehandhaafd werd, dat zij, wier buitensporigheden ter oore van den predikant kwamen, op een strenge berisping of bestraffing konden rekenen. Dominesklontje, een Suikerkri- stal, met een oranjeschilletje of de pit eener zoete amandel er in. Aldus ge- noemd, omdat 't een geschikt middel is voor een predikant om den mond voch- tig to houden onder bet preeken. Domin6stnk, een stuk van de lenden van bet rund, zoo genaamd om- dat men vroeger den geestelijke der ge- meente bet beste stuk van de slacht placht to brengen. Ook beschuit met boter en een stukje vleesch of kaas er op en met een snede wittebrood gedekt. In Gel- derland wordt dit een Menistenboterham genoemd. Dominica In albis, vroeger de naam van den eersten Zondag na Paschen, omdat op then dag bet w itte gewaad (alba vestis) gedragen werd ten teeken van onschuld en reinheid door de nieuwe leden der Christengemeente. Dominica In rose (lat.), rozeni- zondag sedert de lie eeuw Laetare, de dag, waarop de pans in tegenwoordigheid der kardinalen in eene kapel der Pieters- kerk de gouden roos der deugd inwijdt, die, met edelgesteenten bezet, door gebed, wierook en wijwater gewijd, daarna ge- balsemd en met muskus bestrooid,bestemd is voor de deugdzaamste vorstin; in de laatste jaren aan de Koning Isa- bella van Spanje en aan de Koningin van Belgie geschonken. Dominicale, witte avondmaalsdoek, die in de R.K. kerken den communican- ten wordt voorgehouden. Dominicanen (r. k.) orde van pre- dikheeren, gesticht door Dominique de Guzman, to Toulouse in 1215. In Enge- land heeten zij Black Friars om hunne zwarte kleeding; in FrankrijkJacobijnen, omdat hunne eerste vestiging was in de Rue St. Jacques. Domini canes, speurhonden des Heeren, scheldnaam voor de leden van de buitengewone rechtbanken, die onder den naam van Chambres ardentes sedert Frans 1 (1535) in Frankrijk diensthaar gemaakt werden aan de vervolging der Protestanten, en in tweede instantie recht spraken boven de rechtbanken der inqui- sitie. Daarom ook spotnaam der Dominica, nen, die bepaald als inquisiteurs optraden. DOMINO. 208 DONAU. Domino (It al.), eig. vermommings- kleed in den Karnavalstijd in R. Kath. landen in gebruik.Vanhier meer in 't alge- meen vermommingskleed, mantel en-mas- ker op een bal masque. Van lat. dominus (heer). Domino-spel, van lat. dominus (heer). Oorsprong niet met zekerheid bekend. Beweerd wordt, dat twee mon- niken met gemerkte scherven speelden in de kloo&t rgevangenis, mar, als er iemand naderde, die wegborgen en uit Ps. CX vs. 1 gingen zingen Dominus dixit do- mino (De Heer heeft tot mijnen Heer gesproken). Domostrol (r u s s.), huishouding, een boek met zedekundige lessen, door een monnik Sylvester omstreeks 1560 ge- schreven en voor het eerst in 1849 to Moskou uitgegeven. Dompelen, het in alle stilte, bij avond en zonder eenige plechtigheid be- graven van lijken. In 1660 to Amsterdam verboden. Don (s p.), in Spanje en Portugal (dom), heer, van lat. dominus (heer). Titel voorheen van edelen, thans van alle per- sonen van eenigen stand, van R. K. pries- ters, vroeger ook gevoerd door enkele vorsten. Don Antonio Magino, hoogleeraar in de wiskunde, to Bologna (-- 1617), schrijver van vele boeken over de sterren- kunde, die zich vooral op de kennis der geboortesterren (horoskopie) toelegde, om daaruit iemands toekomstig lot to bepalen. In sommige oude volks-almanakken, als de Enkhuizer en de Utrechtsche, werd hem deswege de rol van raadsel-opgever en oplosser, als ook van weerprofeet toe- gewezen. Don Dinero (s p.), Heer geld, met zinspeling op de macht van het geld. Don gratuit (f r.), vrijwillige gift of opbrengst; in het bijzonder die, welke de adel en de geestelijkheid in Frankrijk voor de revolutie aan de staatskas ga- ven in plaats van belasting. Don Juan, een schaamteloos ver- leider, een wellusteling; naar den held van een Spm,a nsch verhaal uit de 14e eeuw, waarbij men to denken heeft aan Don Juan Tenorio, een Andalusisch ridder, vereeuwigd door het drama van Tirso de Molina; hij wil eene dame ont- voeren, wier vader hij in een tweegevecht doodde. Het standbeeld voor dezen opge- richt noodigt hij spottend aan zijn tafel, en die komt. Dit was „el convidado de piedra" de steenen gast" ; in het Fransch dikwerf verkeerdelijk „le festin de Pierre" genoemd (z. a.) inplaats van le convict de pierre, vgl. s p. el convidado depiedra, i t. it convidato di pietra, verschillende dichters en operatisten behandelen deze geschiedenis. Don Quilote, een man, die een nutteloozen strijd voert of zonderlinge invallen heeft. Naar den held in den roman van Cervantes. Daarnaar worden dwaze plannen (gewoonlijk naar de Fransche spelling) Don Quichotterie ge- heeten. Donataris, degeen die eene schen- king aanneemt, de begiftigde. Donatio Constantini (lat.), de Schenking van Constantijn. Volgens de overlevering der R.-Kath. Kerk zou Con- stantijn de Groote (t 337 n. C.) den thans bij het koninkrijk Italie ingelijfden Ker- kelijken Staat aan het latere Pausdom hebben vermaakt. Vanhier de bij de Ultramontanen aan deze en aan gene zijde der Alpen geliefde betiteling „Paus- Koning". Donatisten, de aanhangers van Donatus Magnus, bisschop van Numidie,, die in 311 bij verdeeldheid over de keuze van een bisschop to Carthago de Katho- lieke Kerk verliet en eene secte stichtte, die omstreeks het jaar 330 in N.-Afrika reeds 172 hisschoppen onder *hare aan- hangers telde. De Donatisten hielden het denkbeeld vast, dat het wezen der ware Kerk gelegen was in de reinheid en hei- ligheid van hare leden. Er bestonden nog Donatisten omstr. 600. Donatus, in de Middeleeuwen de gewone naam voor een Latijnsche spraak- kunst. Naar Aelius Donatus (335 n. C.). Donau (An der seh6nen, blau- en-, Aan den schoonen blauwen (?) Do- nau. Keerrijm der beide eerste coupletten van Karl Beck's gedicht ,An der Donau", wall van Joh. Strauss. DONDER. 209 DOOD. Donder, (Roole - (m i 1.), bieten met aardappelen door elkaar. Donderdag. De naam van den 5den dag der week, - oud-nederl. don- resdach, - herinnert aan den heiden- schen eeredienst van Thor, bij de Saksers als Thunar, door de Duitschers als Donar vereerd ; aan den dondergod uit de Asa- leer der Scandinaviers; van hier Do- narsdag, oud hgd. toniris of donars toe, nieuw hgd. Donnerstag, bij de Zweden Thors, bij de Denen Torsdag, bij de Engelschen Thursday. - De Donderdag voor Paschen. - f r. Jeudi-Saint, i t a l. Giovedi Santo, s p. Jueves de la Ceno (Nachtmaals-donderdag),p o r t u g.Quinta feir-a d'endoenras (Vijfde vierdag der smarten nml. van Jezus), - beet iii Duitschland Groene Donderdag (GrUn Donnerstag of Der GrUne Don- nerstag), zie Dies Viridium. Ten on- zent heet bij Witte Donderdag, welke benaming, zooals skartorsdag bij de Zweden, en Skjaertorsdag bij de Denen,- skdra = zuiveren, reinigen, - op de voetwassching van Ev. Joh. 13: 1, 4, 5 oogt ; „wit" ziet op den linnen doek, waarmede Jezus zich omgordde, bet „reinigen" op de handeling zelve. - In Vlaanderen, niet alleen de Witte, maar ook de Hooge- of Groote-Donderdag. Ook in vele streken van Duitschland ,en Zwitserland spreekt men van den Grooten Donderdag. Donderen, (stud.), als groen be- handelen. Dondergod, (s t u d.), volijverig don- deraar. Donderlool, (s t u d.), feestavond aan bet ,donderen" (z. a.) gewijd. Donderpadjes, zeer jonge kikvor- schen en padden, die na een frissche regenbui uit de sloot op bet land kruipen. Men meende vroeger, dat ze met een don- derbui neergeregend waren. Donna 6 mobile, (La - (it.) de vrouw is veranderl#k uit Rigoletto, opera van Verdi, tekst van Piave, in 1851 voor bet eerst to Weenen opgevoerd. Donner, (Se - des gants, zich op iets beroemen, dat men niet'heeft ver- richt, m. a. w. zich zelven beloonen. Van het vroegere gebruik, om iemand, die eene goede tijding bracht handschoenen of het noodige to schenken om zich die aan to schaffen. Vandaar, het in som- mige streken van Frankrijk bestaande gebruik, om der j eugdige dame, die bij de voltrekking van een huwelijk de rol van demoiselle d'honneur vervult, twaalf paar handschoenen aan to bieden. Ook noemt men bet schenken eener kleine som boven een bedongen bedrag don- ner pour les gan ts. Donnez-moi deux lignes de l'Lcriture d'un homme, eels me suffira pour le faire pen- dre, geef m j twee regelen schrifts van iemand, dat is mid' voldoende om hem to laten ophangen. Zoo of met kleine afwij- kingen luidt een volzin, die do proces- ses nit den tijd van Richelieu kenschetste, en die Mme. de Motteville in hare Me- moires aanhaalt. Ze worden zonder eenig bewijs toegeschreven aan Richelieu, aan Laubardemont, die o. a. voorzitter was bij de behandeling der rechtsgedingen van Urbain Grandler, Cinq Mars e. a. en het meest aan Laffemas, die het proces voerde tegen de Rochechouart, chevalier de Jars. Donner and Doria, Donder en Doria; Schiller, Fieseo I, 5, de vloek van Gianettino Doria. Donnez-nous du nouveau, enz., verkeerd voor Il nous faut du nouveau, n'en felt-il plus au monde (z. a.) Dons, (t r a n s v.), hij bet ver hom opgedons. Hij heeft zich opgeschikt. Don gratuit, vr#willig geschenk of gave, schenking, door geen wet voorge- schreven of geeischt. Dood, (w a p.), heet een visch wan- neer zijn oogen en vinnen dezelfde kleur of metaal hebben als 't lichaam; een boom wanneer hij bladerloos van sabel (zwart) en uitgezakt, d. i. van zichtba- ren wortel voorzien is. Dood, (De - in den pot, een plaats of gelegenheid, waar bet doodelijk stil en vervelend is. Wordt in verband gebracht met 2 Kon. IV : 38-41, waar sprake is van een gerecht voor den profeet Eliza en zijne v9lgelingen bereid uit wilde kalokwinten, die oneetbaar zijn. Bij die 14 DE DOOD VAN YPEREN. 210 DOORDOFFER. gelegenheid riepen zij, die er van geproefd hadden : Man Gods ! de dood is in den pot ! Hun mislijkheid wordt alzoo over- gebracht op eene plaats, een gezelschap, waar men mislijk wordt van verveling. Dood, De -- van Yperen, hij ziet er uit als de Dood van Yperen, nml. even aaklig als de gedaanten op eene schil- derij op het raadhuis aldaar van een hevige pest, die er in de 12de eeuw moet hebben gewoed. De ligging der stad is nog heden moerassig en ongezond. Doodbidden, lat. deprecari (o. a. verwenschend uitspreken) de Godheid smeeken, aan een ander een onheil to bezorgen, b.v. hem den oogst to bederven, hem spoedig to doen sterven. In de Be- tuwe is doodbidden het overlijden van iemand bekend maken ; waarin bidden nog de oude beteekenis heeft van melden; verg. Onder de geboden staan. Dood- bidder, ook groefbidder, is de naam van den doodbekendmaker. Doode hand (Goederen In de -, bezittingen, vermaakt aan kloos- ters, kerken en andere gestichten, en die daardoor nimmer in eene andere hand overgaan. Doode letter, 1. waardeloos hand- schrift ; 2. wet, die niet wordt toegepast ; 3. brief, waarvan de postambtenaar het adres niet kan lezen. Eng. dead-letter. Uit 2 Kor. 3 vs. 6a. Zie Rebut. Hij houdt zich aan de doode letter = zonder op den onderlingen samenhang to letten. Doodendans, f r. la danse Maca- bre. Waarschijnlijk van het Arabische makbar, begraafplaats. Volgens anderen naar de slachtoffers van Antiochus Epi- phanes, in den Makkabeeentijd. Vandaar dan ook de dubbelnaam Chorea Mac- cabaeorum. De doodendans is het ge- wrocht van een sedert de 14e eeuw in zwang gekomen kunstvorm, om in eene reeks van allegorische dansgroepen de macht des doods over het menschdom of to malen. In de 15e eeuw had men zoo- danige doodendansen, al fresco geschil- derd, in de kerken der voornaamste steden van Frankrijk. Vandaar warden ze over- gebracht naar Engeland, Duitschland en Zwitserland. Ook in den laatsten tijd heb- ben schilders daaraan hunne stof ontleend. Ook in boekvorm verschenendeze dooden- dansen, de eerste en belangrijkste in die van Hans Holbein. Doodkloppertle. In 't najaar hoort men somwijlen in oude meubelen enz. edn kioppend geluid als het tikken van een horloge, dat door bijgeloovige menschen als een ongunstig voorteeken beschouwd wordt. Linaeus schrijft 't geluid toe aan de houtluis, anderen aan de kleine kevertjes, welke die bekende holronde gaatjes in oud bout makers. (Fr. Horloge de mort ; eng. Dead watch ; h g d. Totenuhr, Klopf kafer. Doods, (Vallel des - Op Java dicht bij Batoer een zeer merkwaardig voorbeeld van een koolzuurbron. Trech- tervormige instorting, waarin de laag van het uitstroomende koolzuur in ver- schillende jaargetijden versebillende hoogten bereikt ; men vindt in die vallei geraamten van wilde zwijnen, tijgers, vogels en andere dieren. Boot maken, (b a r g.), vermoorden. Doolhof, tuin met slingerpaden, dag- teekent uit bet laatst der 16e eeuw en mocht in de 17e eeuw op geene buiten- plaats ontbreken. Bekend is het laatst overgeblevene der vele doolhoven to Am- sterdam, ,het oude Doolhof" door een Franschman in 1614 van talrijke fon- teinen en door den Frankforter Davtd Lingelbach in 1630 van mekanieke beel- den voorzien. Van deze laatsten is Goliath nog overig, en in het Rijks-Museum. Dool- hoven komen weer meer en meer in den smaak, en ook die binnenshuis met kunstboomen en spiegels onder den naam van dwaaltuinen. Doolhof, (Friesehe -, bijnaam van het dorp Molkwerum, om zijn onre- gelmatigen bouw. Doomansduinten, een weekdier. Do6mansvingers, langwerpige, zeer harde, bleek gebakken koekjes. Doorboord, (w a p.), is een figuur die in 't midden een rond gat heeft. Doordofler, (m i 1.), een zindelijk man. DOORGANGSHUIS. 211 DORKAS OF TABITHA. Doorgangshnis, tijdelijk verblijf voor gevallenen of verwaarloosden, tot voorbereiding voor 't leven in de maat- schappij. Gebouw, waar doortrekkende soldaten overnaehten. Doorgestoken kaart, geheim overleg, bedekte afspraak, naar de kaar- tenkunst der goochelaars. Doorstekbrief, (z a g.), brief, die door een anderen gestoken is ; zie door- steken. Doorsteken, (z e g.), een brief aan een anderen bevestigen, door de zegel- staarten dooreen to steken of wel die van den jongeren door de insnijdingen van den ouderen to halen, eer de zegels er aan gehecht worden. Doorstop, (e n g.), middel om bet doorslaan van deuren to verhinderen. Stop = halt, stilstand. Dop, (t r a n s v.), nap. Ook glas, borrel. „Elk steek gen dop", ik drink geen borrel. geen sterken drank. Dop, (In den - bijv. geleerde in den - dop, dus nog niet uitgebroeid, aan- staande. Dop, (stud.), hoed, vooral hooge. Dophouden, (t ran s v.), den melk- emmer vasthouden. Dop (Hil houdt dear -, (transv.), hij maakt bet hof aan dat meisje. Dop (Laat -, (t r a n s v.). weggaan. Doppen, (s t u d_ .), den hoed afnemen, groeten. Doppio, (m u z., it.) dubbel; d. movi- mento, dubbel zoo snel; d. valore (della note) dubbele waarde der noot. Bij namen van instrumenten, de dubbele grootte: lira doppia, contrabasso doppio=lier, contra- bas van buitengewone afmeting en diepe- ren toon, bij de contrabas scheelt dat een octaaf. Dopsteker, (t r a n s v.), dronkaard. Hij steek een goeie dop = bedrinkt zich. Dor, (w a p.), heet een boom, wanneer hij bladerloos doch niet uitgerukt is (zie dood.) Dor, in Noord-Holland een stroopop, die men hem of haar to huis zendt, die door zijn of haar verloofde verlaten wordt. De oorspronklijke naam dorre paal wijst op den dorren boom, die later door een strooman vervangen is. Dorado, zie Eldorado. D ordt (Ik ga near -, in het kaart- spel, voor : ik doe 't over; ik laat bet over aan mijn partner. Verhaspeld uit „a d'au- tres." Dordrecht is scheepsrecht, zie Driemaal is scheepsrecht. Dordt (De schepen guan - voorbil, men kon voordeel van iets hebben, maar heeft bet niet. Doelt op de gelden, die bij lading en lossing in Dor- drecht moesten worden betaald. De op- richting van een tol door graaf Dirk III bij zijn omstr. 1015 gestichte burcht Dordrecht, gaf den graven van Holland wel veel voordeel, maar berokkende hun ook vele oneenigheden. Doree (Jeunesse -, (f r.), lett. vergulde jeugd, jongelieden uit den ver- mogenden en adellijken stand, die door hun rijkdom enbeschaafde vormen overal waar zij in bet openbaar optreden den toon aangeven of door grove verteringen en uitspattingen de aandacht trekken. De jongelieden, die na den val van Robespierre de reactie vertegenwoordig- den, kleedden zich met veel zorg, als protest tegen de mannen van de revo- lutie, die sans-culottes heetten. Aan hun hoofd plaatste zich Freron en weldra heetten zij la jeunesse doree de Freron. De afgevaardigde Chabot had ze reeds vroeger muscadins genoemd, naar hun parfumerieen, waaronder vooral muscus. Doringbome, (t r a n s v.), doorn- struik. Dorische still, de oudste, sterkste en eenvoudigste der drie Grieksche bouw- stijlen, zoo geheeten naar de Doriers, die in then stijl bouwden. Een gladde of ge- groefde zuil met een wrong aan bet boven- einde. Dorkas of Tabitha, duidt eene liefdadige vrouw, soms ook een vrouwen- vereeniging aan, zich ten doel stellend DORNROSCHEN. 212 DOWAGER CHANCELLOR. vrouwenkleederen voor behoeftigen to vervaardigen of to laten maken. Uit Hand. IX : 36, 39. Dornrbsehen, in het Duitsche sprookje van dien naam, de schoone slaapster in bet bosch. Zij heet zoo naar bet doornbosch, dat om bet betooverde slot opgroeit. Dos mol poe stb (g r.), Beef m waar ik. sta (nml. staan kan), d. i. geef mij een hecht standpunt, een stevigen grondslag of basis, een alleszins betrouw- baar uitgangspunt voor mijne gedachten, bespiegelingen, beschouwingen, en scheep mij niet met ijle redeneeringen af. Ge- zegde van twijfelaars entwijfelzuchtigen. Archimedes de beroemde wiskundige to Syracuse (t 212 v. C.), verklaarde eens „Geef mij waar ik staan kan, en ik zal de gansche aarde in beweging brengen" (Pappi Alexandrini collectionis quae supersunt, uitgegeven door Dr Friedr. Hultsch) Berlijn, Weidmann, 1878, S. 1061 lin. 1-4). Dosimetrie (g r.), gift-afmeting. Ge- neeswijze, waarbij den patient zeer kleine pillen worden gegeven, die alleen de quin- tessens der geneesmiddelen bevatten en waarvan hij bij zeer kleine tusschen- poozen moet innemen jusqu 4 effet d.i. tot hij de werking gevoelt, zoodat dus bet lichaam zelf de dosis of hoeveelheid aanwijst, die tot herstel noodig is. Dosis, (gr.), gift, gave. De hoeveel- heid van de eene of andere stof in een geneesmiddel; ook de hoeveelheid, die men op eenmaal inneemt. Dossen, (mil.), in moeite brengen, straffen. Douane, (f r.), oorspronklijk ladou- wana d.i. tolkantoor, hetzelfde als di an (z. a.) Later werd bij ons bet Fransche woord in gebruik genomen. Douanehuisje - tolhuisje. DoualrlLre, (fr.), Adellijke weduwe, die van familie-goederen bet vruchtge- bruik heeft. Eertijds duwayiere (a0.1568), douagire (a o . 1611), doagire (a o . 1693), ook wel douaire, dou warier, geschreven. Uit douaire (weduwgift, lijftocht). De onadellijken konden deze bij de echtver- bintenis niet toezeggen ; de adellijken wel, omdat zij leengoederen bezaten. Vanhier ,,weduwe douagere" (ao. 1714), ook „weduwe en douairiere" (lijftuchtersche, vruchtbruik-genietster). Douaybiibel, de eerste eng. Vul- gata, vertaling van 't Oude Testament, bewerkt en uitgegeven in ,the English College" to Douay in Frankrijk (1609). Double, in bet Fransche leger, de dubbele gouden of zilveren galon (che- vron), die de sergeant-majoor of de mare- ehal-des logis en chef op de mouw draagt ; zie dubbele. Double, verdubbeld van 't fr. werkw. doubler, lat. duplicare = verdubbelen. -- (met.) goud met zilver gevoerd (van fr. doubler = voeren) ; het goud heeft het zilver tot doublure (voering). stoot op bet bilj art van een bal tegen den band, zoodat die aan den tegen- overgestelden kant in den zak loopt. Double Dutch, (e n g.), dronken- manspraat. Ook onzin. Lett. dubbel Dutch nog onverstaanbaarder dan Dutch (Nederlandsch) minachtend. Doubleeren, (b iI j a r d s p e l), een bal makers, nadat hij eerst den band ge- raakt heeft. Van fr. doubler = verdub- belen. Douillette, gewatteerde vrouwenjas voor den winter en ruw weer. Van fr. douillet (week, zacht). Doutile, (t ran s v.), regenbuitje. Douw, (b a r g.), dag. Douze-et-le-va, in bet Pharao-spel. Laat de speler de drievoudige winst (pa- roli) staan, en teekent hij zijn kaart naar behooren, dan kan hij het twaalfvoud van zijn eersten inzet winnen, d.i. douze- et-le-va (twaalf, en bet gaat). Dowager, (e n g.), weduwe met eene lijfrente. Zie Douairiere. Dowser = douairiere. Zie Douai- riere. Dowager Chancellor, Kanselier in Weduwenstaat. Spotnaam, then Lord Brougham zichzelf gaf, nadat hij, in strijd met zijn eigen verlangen, als minister ontslagen was. DOWE-HARNAS. 218 DRAAK. Dowe-harness, of harnas a la Dowe, borstpantser door den kleermaker Heinrich Dowe to Mannheim in 1894 uit- gevonden; een soort stoffen vest, van voren met zwart laken en aan de achter- zijde met linnen bedekt. Het pantser weegt 4 kilo, het is 31/2 cm. dik, 50 cm. lang en 35 cm. breed en ondoordringbaar voor kogels ; zoo, dat de uitvinder zelf meer dan eens in het openbaar tot mikpunt van geweerkogels heeft gediend, zonder dat deze hem konden schaden. Een ander kleermaker, Eppele, to Kempten, ver- vaardigde ook kogelvrije jassen, welke de beschietingsproef met succes hebben doorstaan. - Een kogelwerend pantser is echter ook al schon dagewesen, en wel ruim honderd jaren geleden. In „Geschiedkundige, politieke en kritische brieven" uit Londen 1788 wordt verhaald van welgeslaagde proeven met een pant- ser, dat tegen alle kogels van geweren en pistolen bestand was. Dat pantser was gevoerd met honderd lagen taf, op elkander genaaid. Het werd op bestelling gemaakt. Voor wien het bestemd was bleef een geheim. Men vermoedde, voor den Koning van Pruisen of een van diens generaals. Down (e n g.), of in the Downs, neer- slachtig. Doxologle (g r., the o 1.), biddende lofpr#zing van bet Opperwezen, zooals wij vinden in den ,Engelenzang", aan het slot van het , Onze Vader", aan het einde van sommige brieven van Paulus, enz. Meer in het bijzonder bestempelt men het R. K. kerklied : ,Gloria in excelsis Deo" met den naam van Groote doxologie. Draagplaatsen, die vlakke wa terscheidingen tusschen twee rivieren, waar men zonder veel moeite booten van de eene naar de andere kan dra- gen. Zij komen o. a. bij de rivieren in N.-Amerika veel voor. - (Heele en halve) bedragen in geld, loopende van f 5 tot f 28, tot voor weinig tijd aan verarmde bloedverwanten, dienstboden en derg. gegeven bij wijze van legaat, waarvoor zij dan zoo het heette een drager bij den lijkstoet des overledenen moesten stellen. Draagstoel, overdekte en rondom gesloten stoel aan draagboomen voort- gedragen, in de 17e eeuw vooral bij dames in gebruik ; het schijnt een En- gelsche uitvinding to zijn ; 't gebruik er van werd in 't begin van de 17e eeuw in Frankrijk ingevoerd. Er was een pa- tent noodig, geregistreerd bij 't parle- ment op 11 Dec. 1617, om vrijheid to bekomen er zich in 't geheele rijk van to bedienen. Drawl, in Drenthe de smalle brug- getjes over de vaarten, omdat zij, als een schip moet doorvaren, ter zijde wor- den gedraaid. Draal (b a rg.), pleizier, hij heeft er een draai in. Draal (ZIjn -- hebben, (m i 1.), vroolijk zijn. Ik had wat m'n draai = ik was heel vroolijk; het ging naar zijn zin; (plat) ik had grooten lot. Drawl (ZIln - nemen. Van po- litieke overtuiging of taktiek veranderen. De uitdrukking werd voor een paar jaar het eerst in de Tweede Kamer gebruikt toen Lieftinck plotseling de zijde van Minister Pierson koos, om de behande- ling der belastingwetten aan die der kieswet to laten voorafgaan, zij ging sedert over in de terminologie der staat- kundige polemiek. Draalen (Er In - (m i 1.), in de kast draaien (er in draaien) = in de straf- kamer worden geplaatst. Hij draait er in = hij zal wel gestraft worden. Draalsleetles, een soort van mal- lemolens op het ijs, waarbij paarden en schuitjes door sleetjes vervangen worden. Draak (w a p.), gedrocht met een kop ongeveer als een wild zwijn, bek wijd opengesperd(dikwijls vuurspuwend), vleermuisvlerken,twee pooten metarends- klauwen, een kam op den,rug en een slangvormigen staart met weerhaakpunt of slangenkop aan 't einde. Draak, een fantastisch dier, iets als een gevleugelde krokodil ; in de Middel- eeuwen het symbool van zonde in 't alge- meen, en van het . Heidendom in het bijzonder. Drank (t o o n.), tooneelstuk van zeer twij felachtige aesthetische waarde,waarin onnatuurlijke karakters engebeurtenissen worden to pas gebracht om op den minder ontwikkelde diepen indruk to maken. DRAAK STEKEN. 214 DRAM(M)A PER MUSICA. Draak steken (Den -, schert- sen, spotten. Van bet Middeleeuwsche ste- ken van Sint Joris naar een bordpapieren draak, een belangrijk nummer bij elken optocht, wereldsche of geestelijke, tot groot vermaak der toeschouwers. Draehenfels (h g d.), Drakenrots. Een der hoogste toppen van bet Zeven- gebergte. Naar den draak der legende, door Siegfried, den held van bet Nibe- lungenlied, op die rots gedood. Draehme (h and.), medicinaal- of apothekersgewicht = 3,906 gram. In Grie- kenland de naam voor een geldstuk ter waarde van een frank. Draconarlus, mv. Draconarii, draak- of slangenvaandragers. Soldaten die in de Middeleeuwen bij openbare procession bet drakenbeeld op een lans droegen; dragers der drakenvaan bij de Romeinsche keizers. Draconisch, draakachtig, al to ge- streng. Naar Draco (600 v. C:), den eer- sten wetgever der nude Atheners, die op elk, zelfs bet geringste misdrijf de dood- straf gesteld had; waarom Demades de redenaar zeide, dat zijne wetten met bloed geschreven waren. Opmerklijk, of toe- vallig, dat die onverbidlijk strenge wet- gever juist Draco (d. i. draak) heette. Draconische strafbepaling, wet, d. i. mee- doogelooze straf of wet. Drat zitten (In - (m i 1.), in angst zitten, b.v. voor eene inspectie. Dragend kapltaal, de gezamen- lijke voorwerpen en waarden, waarover de avary-grosse wordt omgeslagen. Het bestaat uit: 1°. bet schip, 2°. de vracht, 3°. de lading. (Zie Aver #. Dragonade (f r.), de gedwongen bekeeringen of bestraffingen van Huge- noten, die de minister Louvois invoerde door straf-inkwartiering van ruwe dra- gonders. Dragonder, zwaar gewapend ruiter uit den tijd van Hendrik II van Frank- rijk (16e eeuw), naar den draak (fr. dra- gon), then zij in hun vaandel voerden, toen dit korps door den maarschalk de Brissac werd opgericht. Drahtseilbahn (h g d.), letterl. draadkoordbaan. Langs een steile hoogte loopen twee rijen spoorstaven. Over een katrol loopt een kabel zonder eind, en terwijl langs de eene rij de wagens naar boven gaan, sporen de wagens langs de andere naar beneden. Dralneeren, landen droogleggen door potten (steenen buizen) even onder den bodem. Dralsine, oorspronklijke naam van bet rijwiel of de velocipede, naar den uitvinder baron von Drais. Drakendooders, 1°. Philippus, de apostel, die een draak to Hierapolis in Phrygie zou gedood hebben. 2°. St. Mar- tha doodde den draak to Tarascon bij Aix 3°. St. Florent doodde een draak, die de Loire onveilig maakte. 4°. St. Cado, St. Maudet en St. Paul deden hetzelfde in Brittannie, 5°. St. Keyne in Cornwallis. 6°. St. Michael, St. George, St. Marga- retha, pans Sylvester, St. Samson (aarts- bisschop van Dol), Donatus, St. Clemens van Metz doodden draken. 7 ° . St. Romain van Rouaan vernietigde den draak La Gargouille, die de Seine afstroopte. Drakentanden, onderwerpen van burgerlijken twist; alles wat de burgers de wapens doet opnemen. Zinspeling op de drakentanden, die Cadmus zaaide en waaruit de Sparten groeiden, die op vijf na elkander doodden. Jason zaaide met gelijk gevolg drakentanden, toen hij bet Gouden Vlies veroverde. Drama (De vader van het -, in Frankrij k Etienne Jodelle, 1532-73; in Griekenland Thespis, 6e eeuw v. Chr. ; in Spanje Lopes de Vega, 1562-1635. Dramatische muziek (m u z.), kunstwerk, dat eene handeling met de tot haar leidende en door haar ont- stane gemoedstoestanden uitdrukt in to- nen. De meest voorkomende soorten van dramatische muziek zijn : de opera en bet nieuwerwetsche muziekdrama, ook kan men enkele oratoria en cantate's - al worden ze niet ten tooneele gebracht - tot deze muziek rekenen. Dram(m)a per musica (m u z., it.), drama door middel van muziek. De gewone Italiaansche naam voor opera, DRANK. 215 DRIEKANTJE. dus letterlijk het oorspronkelijke van Wagner's Musikdrama. De Florentijn- sche uitvinders van den stilo rappresen- tatio hebbjn dien naam voor hunne werken gebruikt. De namen Opera en Opera in musica beteekenen eenvoudig werk (lat. opus), muziekwerk; alleen de toevoeging van seria (ernstig) of buffa (grappig) geeft aan het woord opera de beteekenis, die het bij ons heeft. Drank, (stud.), roode wijn. Drastisehe voorstellingen, in de aesthetiek, die welke een overweldi- genden indruk maken. G r. drastikos, (werkzaam, machtig, bezig, ondernemend) Drastisehe middelen of dras- tica (g e n e e s k.), purgeermiddelen die krachtig en snel werken. Dravidisehe talen, Dekhansche talen, d. i. talen, die door de voor-Sans- kritsche volkeren in Zuidelijk Voor-Indie gesproken werden. Van Dravida, in het Sanskriet de naam voor de kust van Coromandel. Drei and zwanzig Jahre and nichts fir die Unsterblichkeit gethan, drie en twintig jaar (oud) en nog niets voor de onster fljjkheid gedaan (nog niets onsterfelijks verricht) Schiller, Don Carlos II, 2. Don Carlos, die het hof wil verlaten, waar zijn vader (Filips II) zijne geliefde huwde, zegt dit tot dezen, als hij wenscht in plaats van Alva naar de Nederlanden to gaan. Als aan- leiding tot dien wensch noemt hij zijn eerzucht. Drenkeling (z e e t e r m), iemand die zoo ,,verzopen" aan boord komt, dat hij, naar alien schijn, de reis niet volbrengen, maar onderweg sterven en in zee begra- ven zal worden. Van een, die beschon- ken zijnde, over boord valt, zegt men wel: „Hij is geen drenkeling, want hij is zoo vol jenever, dat er geen zout water meer bij kan loopen. Dresse, (t r a n s v.), kleedjes ; eng. dress. Dressingtafels, (t r a n s v.), toilet- tafels. Dreumes, klein kind, dat al kan loopen, maar nog wat wankelt van dreu- men, ineendraaien, dringen. Vroeger waren dreumes, dreutel, drol de namen voor kabouters of aardmannetjes. Dreun, (t r a n s v.), kla dat det so dreun, klagen dat het dreunt, klagen om 't hardst. Drie achten. Deze indeeling van elk etmaal is geenszins nieuw. Reeds in zijn beroemd werk Utopia (1518), wees Tho- mas Morus (1480-1535) op de gebreken der toenmalige maatschappij,en verlangde hij dat van de 24 uren een derde aan de rust, zes urea aan den arbeid en de overige tijd aan ontspanning konden worden gewijd. In de Didactia Magna een werk van Comenius (1592-1671), dat in 1632 werd voltooid, wordt op de splitsing van het etmaal in drie ge- lijke deelen aangedrongen, nml. 8 uren voor den voortbrengenden arbeid, 8 uren voor de voeding, de kunst en de ont- spanning, en 8 uren voor den slaap. Denis Vairesse verdedigde in zijne His- toire des Sevarambes, peuples de la Terre Australe (1671) eveneens de gelijkmatige verdeeling van het etmaal. In de Civi- tas Soli (1640), eindelijk verdedigt Cam- panella daarentegen het denkbeeld, dat vier uren daaglijkschen arbeid volstaan, om in de behoeften van bet individu en van de maatschappij to voorzien, een denkbeeld, dat ook in onze dagen, vooral in Frankrijk, aanhangers heeft gevonden. De Civitas Soli (Grond- of Bodemstaat) was de voorlooper van onze landnatio- nalisatie. Drieblad (w a p.), 3 bladeren rondom een open bloemhart, zonder steel. Driedekker, een groot schip met drie dekken. Fig. een grof vrouwspersoon, waarvoor ieder, zelfs het sterke geslaclIt, bang is. Ook, een kloek manspersoon. Drieduitskorstles, de naam van een bekend Amsterdamsch gebak, a 3 dniten per stuk, later de zes stuks voor een dubbeltje. Driekant, spotnaam voor steek, oud- tijds de (driekante) hoed van den predi- kant. Driekantle, ruilmiddel op Ctiracao bij gebreke van pasmunt, nl. in vijven gekapte Spaansche piaster, zoodat elk driehoekje 50 cents vertegenwoordigde ; DRIEKANTJE. 216 DRIJFHOUT. een in vieren gehakte gulden, waarvan elk deel dan 25 cents waarde had. Thans zeer zeldzaam. Ook hoogst zeldzaam van St. Martin. Driekantle, (mil.), officiersterm voor een driehoekig gevouwen brief j e, waarin aan een officier arrest wordt op- gelegd. Ook Steekje of steekbriefje. Driekleurendruk (h g d.) Drei far- bendruck. Het procddd, waarbij men, door bet op elkander drukken van drie kleuren, geel, rood en blauw, alle mogelijke kleur- schakeeringen verkrijgt. Oorspronkelijk ontstaan in Holland, en wel bij Jacob Christoph Le Blon, to Amsterdam,in 1710. Driekoningen, (r. k.), 6 Januari, gedenkdag van bet bezoek door eenige Wijzen uit bet Oosten aan bet kind Jezus to Bethlehem gebracht, naar Matth. II. Volgens de kerkelijke over- levering, waren zij drie in getal. En wel koningen, omdat de Wijzen in bet oude Egypte enz. eertijds behoorden tot de kaste, waaruit de koningen werden ge- kozen. Zij heetten volgens de traditie, Kasper, Melchior en Balthasar. - Omstreeks den tijd des jaars dat de Christenen Driekoningen vieren, hebben de Israelieten bet Inwijdingsfeest,waarop de Chanoekalichten worden ontstoken. Daarom wordt dit feest wel eens, ten onrechte Driekoningen-feest genoemd. Driekoningenbrood, een rond, hoog brood van fijn deeg met een witte boon er in. Tractatie op Driekoningendag ; bet brood werd onder de gasten verdeeld, die de boon kreeg was koning en koos een koningin, een nar e. a. en moest tracteeren. Driekoningenkaars, vetkaars, die als een work, in drie punten uitliep en gebruikt werd bij feestelijke optochten op den avond van Driekoningen bij bet kaarsjespringen. Drieluik, zie Diptyk. Drieling, (b o u w k.), een metsel- steen, waarvan 1/4, of een klesoor is af- gehakt en die gebruikt wordt om bet verband to verkrijgen. Drielingsbalk, (w a p.), drie zeer versmalde balken onderling op gelijken afstand geplaatst. Driemaal Is Jodenrecht, kwink- slag, ' gebezigd wanneer iets ten derden male plaats heeft. Denkelijk ontleend aan de omstandigheid, dat er onder Israel drie hooge feesten waren, bet gebed drie- maal daags herhaald werd, de hooge- priesterlijke zegenbede uit drie beden bestond, enz. In denzelfden zin zegt men ook Driemaal is scheepsrecht, denkelijk ontleend aan de strafoefening van bet driemaal laarzen of kielhalen. Een kwinkslag van borrelende matrozen. Wel afgewisseld metDordrechtis scheeps- recht letterl. bet derde recht is scheeps- recht ; waarbij „derde" slepend uitge- sproken als ,dorde", aan ,Dordrecht" kan doen denken. Scheeps-recht is wel- licht Schepensrecht, en ddn schout en drie schepenen spraken uit. Drietand, drietandige work, welke de Mythologie Neptunus in de hand geeft, en die daarom als zinnebeeld der heer- schappij ter zee wordt beschouwd. De drietand werd eigenlijk als bet voorwerp beschouwd, waarmede Neptunus de zee- paarden voor de schelp, wwaarin hij reed, tot grooter spoed aanzette. Pluto voer- de, in zijn wagen gezeten, een twee- tand. Drietorentlesgalg, steenen gaig bij Vucht, gedragen door drie torentjes, waaraan de lijken werden opgehangen van hen, die to 's-Hertogenbosch opge- hangen waren. Drievoet van Delphi, was een zinnebeeldiggevormd vaatwerk,geplaatst op een rotsspleet Phitium geheeten, bin- nen de muren van den tempel van Apollo to Delphi in Griekenland. Daarop zat de Pythia, de waarzegster, en gaf hare orakels.Vandaar algemeen: de plaats waar orakels of raadselachtige uitspraken ge- geven worden. Drift r a n s v.), waadbare plaats, veer. Drift, (z e e t.), de zwakkere bewe- gingen van de oppervlakte der zee, welke niet tengevolge van eb en _ vloed ont- staan, maar alleen door den wind. Drilihout noemt men de aanzien- lijke massa's hout, die door onderschei- dene Amerikaansche stroomen in zee DRIJFPOLLEN. 217 DR.UIDENVOET. gevoerd en door den golfstroom meege- sleept, vele noordelijke streken (IJsland, Spitsbergen en Groenland) van brand- stof voorzien. Drilipollen, spotnaam voor de in- woners van Woudsend, bij Sneek, w egens de nabijheid der aldus genoemde lage hooilanden (drijvende eilanden), in de naburige wateren. Drill, Russisch linnen, dat de hoofd- officieren in Nederl.-India als stof voor hunne witte attila's mogen bezigen, naast Engelsch leder. DrilleA (mil.), iemand leeren exer- ceeren, vooral . wanneer dit met eenige hardheid geschiedt. Drinken (Op lemands ge- zondheid. Gewoonte der Romeinen. Bfj Plautus : bene me, bene te, bene nos, etc. (mijn, uw, ons welzijn). Bij de Sak- sers evenzoo, Lauerd Kyning, zvass heil! Heer Koning, uw gezondheid ! Drawing-room, salon, meer be- paald 1 u de kamer waarheen de Engelsche dames zich terugtrekken (withdraw) na het diner ; 2 o de plechtigheid waarbij zij aan de Koningin worden voorgesteld. Vanhier, voorkamer (antichambre) zoo- wel als binnenkamer. Droes, duivel, volgens de overleve- ring ontleend aan Drusus, die door de Friezen als een duivel gevreesd werd. Droevige flguur zie El Cabal- lero. Droit d'aubaine (f r.), zie Albi- natus Jus. Droit de euissage, zie Cuissage. Droit du Seigneur, (Jus primae noctis) droit de jambage, bij ons recht van bruilofts-avondkout.Middeleeuwsche instelling, waarbij lijfeigenen, die in 't huwelijk traden, zeker recht moesten of koopen, dat hun Heer werd veronder- steld to hebben op de jonge vrouw in den eersten huwlijksnacht. Dromadaire, met dezen naam duidde men in den Hotel des Invalides, to Parijs hen aan, die onder Napoleon I, den veldtocht in Egypte hadden mede- gemaakt; zie Dromedaris. Dromedaris, eenbultige kameel, van dromos (de hardlooper), in later Grieksch de naam van den kameel. Drommel, drommekater, dui- vel; vroeger zooveel als drom o.a. in V o n d e l Lucifer IV 1389: Verdagvaarde in der ijl ontelbre dikke drommels. Af- leiding onzeker. Dronkenmansgebed, het natel- len van zijn geld. De dronkaard telt zijne laatste geldstukken met evenveel devotie, als de geloovige Roomschgezinde de kralen van zijn rozenkrans. Droogscheerdersschaar (w a p.), ook wel kortweg schaargenoemd; ouder- wetsche schaar uit een stuk, waarvan het middengedeelte veert. Droogstoppel, naar, prozaisch mensch, die „bij brood alleen leeft", zonder eenige aandrift naar iets hoogers, zonder gevoel voor kunst en schoonheids- zin. Naam door Multatuli gegeven aan den ten voeten uit geschilderden type van deze menschen in zijn Max Have- laar. Drosky, Poolsch rijtuig met kap, voor vier personen. Thans in vele landen naam voor huurrijtuig (droschke) of straat-vigilante. Drossaard, oorspr. hof beambte, die met de zorg voor de tafel was belast, hofmeester, die de spijzen opdroeg en ronddiende, later : rentmeester, de per- soon, die den landsheer verving, ook baljuw (z. a.). Drost, ontstaan uit drossaard (z. a.). Drossert (t r a n s v.), weggeloopen bediende. Drutdae, Druldes, priesterschap bij de Keltische bevolking van Britannia en Gallic. Zij maakten den voornaamsten stand uit, en waren vrij van staatslasten. Druldenvoet of Pentagram (Pen- tal'pha), vijfhoekteeken, alpen- of alfen- voet,alfenkruis ; een uit vij f gelijkbeenige, in elkander geslingerde driehoeken bet staand teeken, dat in een trek gemaak- werd, en waarvan de omtrek een regelma- DRUiDISMUS. 218 DU CHOC DES OPINIONS JAILLIT ENZ. tigers vijf hoek moest vormen. Men ziet het dikwijls op Grieksche munten en op abraxassteenen (zie aldaar). - Het werd als een mystiek godde- lijk teeken beschouwd om booze geesten to weren. Vergelijk Goethe's Faust I, gesprek tusschen Faust en Mephisto- pheles, waar de laatste verklaart niet over den Druidenvoet, die op den drempel is gegrift, to kunnen heen- schrijden. Druldismus, leer, geloof der Drui- den. Drull (k m a.), iemand, die niet gezien is onder de kadetten, vervelende kerel. Ook : de knop aan het cinde der kulas van een kanon. Drulpen, niet slagen, bij een exa- men. Thans gewoonlijk zakken. Drulper (b o u w.). Eene versiering onder kroonlijsten, zolderingen en pla- fonds aangebracht, waarvan de vorm is ontleend aan afdruipend water. (Cul-de- lampe). Drulven leest men Wet (zamelt men niet in) van doornen en vii- gen Wet van distelen. Door Jezus toegepast, Matth. VII : 16, op slechte lieden, maar optredend als leeraars en gidsen. Hun leven zal u toonen, dat het binnen in hun niet recht is ; hoe zou 't ook anders kunnent uit een doorn groeit immers geen druif, uit een distel geen vijg. - Hetzelfde begrip wordt ook in betrekking gebracht tot kunst, weten- schap, enz.: alleen het goede kan voort- brengen wat waarlijk goed is; het on- geschikte in den bewerker levert geen geschiktheid in 't werk. Drukiouten-duiveltie, de booze geest, die eene letter, een cijfer to veel of to weinig in een gedrukt stuk brengt of staan laat, waardoor misverstand ont- staat. Drukken (j age r s t e r m), zich ne- derleggen, van ,het" haas gezegd. Drum prgfe wer rich ewig bindet, zie Der Wahn ist kurz enz. Drum s oll der S Anger mit dem Konng gehen, Ste belde wohnen ant der Mensehhelt H8hen, daarom inoet de Zanger (dichter) met den koning gaan (naast den Koning staan) ; zip' beiden woven op de hoogten dermensch- heid (beide nemen eene eerste of hoogste plaats onder de menschen in); Schiller, Jungfrau von Orleans I, 2, Koning Karel VII zegt dit tot Du Chatel, ter verklaring, waarom hij aan ieder der hoofsche zangers een gouden keten wil geven, daar zij het verhevene, schoone en machtige in het helderst licht stellen. Drummondquaestie (De wor- telt in de stellingen door den Schotschen geoloog, professor Henry Drummond, to Edinburg, verkondigd in een werk geti- teld : „The natural law in the spiritual world". (De natuurwet op het gebied des geestes), dat in 1886 reeds de 17e uitgave beleefde, zoodat daarvan 51000 exempla- ren zijn verspreid. Dr. tracht daarin aan to toonen, dat de wetten, die in het rijk der natuur gelden, evenzeer heerschen op het gebied van den geest, bepaaldelijk op dat van het godsdienstig )even. Drummond's llcht, kalklicht, door kapitein Thomas Drummond, een En- gelschman, (1797-1840) het eerst ge- bruikt ; het is de lichtgevende kalk, die nl. door de knalgasvlam witgloeiend wordt. Dry Madera (on g.) letterl. Droge Madera, dat is : de beste soort Madera- wijn, vervaardigd nit de meest-rijpe, reeds eenigszins droge druiven. Daar deze zwaarder (koppiger) is dan andere, heet de zwaardere wijn dry, f r. sec, welke benaming ook op fijnere likeuren wordt toegepast. Drgades, nimpha arborum pra sides, boomnimfen. De Grieken en Romeinen meenden, dat iedere boom zijn eigen nimf had, een hooger wezen, dat den boom beschermde. Van g r. drus (eik). DII bene vortant (of vortant) t Dat de goden (het) ten goede keeren, (hun) zegen schenken ! Bij Terentius, die er quod agis (wat gij doet) achter- voegt. Du choc des opinions iaillit la verite, verkeerd voor Du choc des sentiments etc. (z. a.). DU CHOC DES SENTIMENTS ET ENz. 219 DU TEMPS QUE J'ETAIS ROIL Du choc des sentiments et des opinions La verite s'elanee et laillit en rayons. Door (wrijving) uitwisseling van ge- voelens en meeningen komt de waarheid to voorschijn en toont zich in (bet hel- derste) licht. Du tote de la barbe est la toute puissance, Moliere, l'Ecole des Femmes III. 2 ; de almacht (d.i. alle macht) is aan de z#de van den baard, m.a.w. de man is de baas of mannehand boven. Du glaubst zu schieben and du wirst gesehoben, gij meent (anderen) (voort) • to schuiven en wordt zelfs (voort) geschoven. Goethe, Faust I, Walpurgisnacht, Mephisto zegt dat tegen Faust, in bet gew oel, waarbij niemand weet, wie voortbeweegt. Met zinspeling tevens op de ijdelheid van hen, die mee- nen, de leiders der publieke opinie to zijn. Du hast Diamanten and Per- len, Gij hebt diamanten en paarlen. Aanhef van een lied van Heine, maar alleen spottend gebruikt, in den letter- lijken zin. Bij Heine is bet de schert- sende aanhef van een gedicht vol ernst en bittere smart. Du hast's gewollt Octavio, grj hebt het gewild, Octavio. hit Schiller, Wallenstein's Tod, III, 13, waar eigen- lijk staat „Du hast's erreicht, Octavio". Woorden van Wallenstein, als hij over- weegt, dat Octavio Piccolomini een be- langrijk deel zijner aanhangers van hem vervreemd heeft. Gewoonlijk bedoelt men alleen to zeggen : , Gij hebt het immers gewild". Vgl. Tu 1'as voulu, (e ig. vous l'avez) George Dandin (z. a.). Du haut de ces pyramides quarante siecles vous contem- plent ! Van den top dezer pirariden zien veertig eeuwen op u neder; Napoleon I (als Generaal Bonaparte) tegen zijne soldaten : 21 Juli 1798 voor den aanvang van den slag bij de Pyramiden van Memphis. Du plus grand des Romains voilh ce qui noun reste. Ziedaar, wat ons van den grootsten der Rorneinen overbl#ft. Uit La Mort de Cesar (1743) van Voltaire, III, 8. Woorden van An- toine, bet bloedig lijk van Cesar toonend. De •woorden hebben een vrij sterken familietrek met hetgeen Joad, op Joas wijzend in Athalie (1727) van Racine, V, 5 zegt : Des tresors de David voild ce qui me reste. Du sprichst eiu grosses Wort gelassen aus, gij spreekt een ge- wichtig woord zoo kahn uit. Woorden, door Thoas in Goethe's Iphigenie I. 3 tot Iphigenie gericht, als deze zonder omwegen bekent, uit bet geslacht van Tantalus of to stammen. De uitdrukking komt dikwijls voor in den zin van,, Dat is van belang !" „Dat zijn groote woor- den !" , Zoudt gij dat kunnen bewijzen !" Du sublime an ridicule it n'y qu'un pas, er is maar eene schrede van het verhevene naar het belaehlijke. Uitdrukking herhaaldelijk door Napoleon I gebruikt, vooral meermalen tegen zijn gezant de Pradt to Warsehau, op zijn vlucht uit Rusland. In afwijkenden vorm komt bet ook bij Marmontel, Wieland en Th. Paine voor. Du temps oil Ia reine Berthe plait, in den tijd dat koningin Iertha spon. - Robert, zoon van Hugues Capet, in 988 to Orleans als koning gekroond, was in 986 gehuwd met zijne nicht Bertha, die hij in 1000 verstiet, om Constance, dochter van Guillaume, - due de Provence en Arles to trouwen. Doze Bertha was bekend wegens eenvoud en arbeidzaamheid, zoodat zij met hare hof- dames al bet lijdwaad spon, voor haar huis benoodigd. Vanhier bet deuntje, dat aan bovenstaand gezegde 't aanzijn gaf Le bon temps, qu'il dtait (bis) Le temps oft la Reine Berthe filait. En vanhier ook bet andere gezegde 't is nit geen tijd dat Bertha spint = er valt nu heel wat anders to doen. Immers zij zat to spinnen, toen haar word aangezegd, wat haar gemaal ten Karen aanzien in zijn schild voerde, welk drei- gend onheil zij nog zooveel mogelijk moest trachten to keeren. Du temps que i'etais rot, tijdens ik koning was. Woorden uit de laatate levensdagen van Lodewijk XIV, toen hij, zijn einde voelende naderen, alleen aan bet hier namaals dacht. DUALISMUS. 220 DUIFJE, DUVEKE OF DYVEKE. Duallsmus, leer, die van 't bestaan van tweeerlei tegenstrijdige beginsels uit- gaat, bijv. de leer dat ziel en lichaam twee afzonderlijk bestaande wezens zijn, bet stelsel van die wijsgeeren, die het wezen der dingen terugbrengen tot een goed en een boos beginsel (in de leer van Zoroaster door Ormuzd en Ahr man vertegenwoordigd). Dit laatste dualismus staat dus tegenover het theismus, dat de Godheid als het goede beginsel huldigt, en geen boos beginsel erkent, maar het booze als misbruik of als ontbreken of als negatie' van het goede beschouwt. In 't algemeen is 't tegenover gestelde van dualisme = monisme. Dubbel (w a p.), heet de adelaar, wanneer hij twee koppen heeft; de ge- kanteelde balk, heet dubbel gek, wan- neer zijn kanteelen niet recht tegenover elkander, maar verspringend geplaatst zijn, zooals in 't wapen van Arkel. Dubbele, (m i 1.), sergeant-majoor, naar de dubbele streep, die hij op de mouw heeft. Dubbele zuil, (De - van broe- derlilken zin, in de Camera Obscura, eigenlijk,,De Twee Kolommen" een koffie- huis op de Breestraat tegenover het stad- huis to Leiden, eertijds de studenten- societeit. Dubbeltiessnilders, spotnaam voor de inwoners van Osch. Vroeger sne- den de boeren van Osch, als zij met elkaar aan het vechten waren, elkaar met de scherpe randen van een afgesle- ten dubbeltje in 't gezicht. Dubleuse posten, (hand.), in de boekhouding posten , die waarschijnlijk niet voldaan zullen worden, maar die men nog openhoudt; posten van onzeker gehalte of waarde. Dubloen, dubbele Spaansche dukaat, in de 16e en 17e eeuw ook in ons land gangbaar. Due ad christlanos, (lat.) voluit, non pluit deus, due ad Christianos, d. i. als de godheid het niet regenen laat, geef dan de schuld aan, schuift het dan op de Christenen. Spreekwijs waartoe Nero's wreede vervolging aanleiding gaf ; deze Romeinsche Keizer toch gaf de Christenen van alle kwaad de schuld, om de volkswoede tegen hen to doen los- barsten. Ducaat, goudstuk ter waarde van 51/2 gulden, naar het opschrift der Sicili- aansche stukken Sit tibi, Christe, dates, quem to regis, iste ducatus (Moge dit hertogdom (ducatus), dat gij bestuurt, U gewijd zijn, o Christus). Ducrotteeren - het eerewoord verbreken, zooals generaal Etienne Du- crot(1817-1882) deed, die in den Fransch- Duitschen oorlog krijgsgevangen ge- maakt, de vrijheid ontving op zijn eerewoord, dat hij niet meer tegen de Duitschers de wapenen zou opvatten, en zijn gelofte verbrak. Ducunt volentem late, nolen- tem trahunt, (1 at.), Seneca, Epist. 107, (naar Kleanthes). Den gewillige leidt het lot, den onwillige sleepthet mede. Dudley-diamant, (e n g.), Kaap- sche diamant van 441/1 karaat (f 30.000) in 't bezit van den Graaf van Dudley. Dugazon, (m u z.). Een der sopraan- emploien aan de Fransche opera (veelal page en andere travesti partijen) aldus genoemd naar Madame Dugazon, eene zangeres, die op 't einde der vorige en in 't begin van deze eeuw in Frankrijk leefde en in hoog aanzien stond. Duellum, (1 a t.) tweegevecht, het gods- oordeel, waarbij beschuldiger en beschul- digde zamen streden ; de overwonnene werd dan voor de schuldige gehouden. Duena, (sp.), het vrouwelijk van Don. 10. De voornaamste h ofdame der Koningin van Spanje. 2°. Dame, die zoo- wel gezelschapsjuffer als gouvernante is bij de jongere vrouwelijke leden eener adellijke familie in Spanje. Zie Chaperon. Duffel(tle), soort van wollig laken. Van Duffel, vlek in de provincie Ant- werpen, waar deze stof gemaakt werd. Dultie, Duveke of Dyveke, door de Latijnsche kroniekschrijvers Colum- bula genoemd, was de dochter van een Amsterdamsche fruitverkoopster Sigbrit Wilms. die zich in 1507 als herbergier- DUIK-ALMANAK. 221 DUIVEL. ster to Bergen in Noorwegen vestigde. Hier wist Duifje door haar schoonheid koning Christiaan II van Denemarken to boeien, wiens minnares zij werd ; ter- wijl moeder Sigbrit grooten invloed op de aangelegenheden van bet Hof uit- oefende. Duifje stierf in 1516 to Kopen- hagen, hoogstwaarschijnlijk door den Deenschen adel vergiftigd. Duik-almanak, in Vlaanderen scheurkalender. Ook plukkalender. Duikelaar (Slome - (t o o n.), martelaar in de kunst, een zeer slecht tooneelspeler. Duiker, verbastering van duivel; in de spreekwijze: de duiker haal je!" Dulmlitten, (b a r g.), boonen. Duimples, gebak met anijszaad, dat de grootte en dikte van een mensche- lijken duim heeft. Een weinig anders toebereid, maar van gelijke gedaante, heeten ze do8rnansvingers. Duimplesvreters, spotnaam voor de bewoners van Sneek, naar hun koek- jes, die duimpjes heeten. Duimzuigeriq, bet opgaren van verzinsels. Dit is even kinderachtig, als bet werklijk duimpje-zuigen (van kleine kinderen wanneer zij in slaap geraken) inderdaad kinderachtig is. Duinkerken (Van - ter ha- ring varen, er slecht afkomen; om- dat de Duinkerkers, wanneer zij bet waagden, mede op de haringvangst to gaan, door de Hollandsche visschers doorgaans mishandeld werden. Duisternis (Egyptische, dichte donkerheid. Ontleend aan eene der tien plagen van Egypte, (Exodus X : 21-23.) Duit, bet algemeen bekende en sedert 1700 eenige koperen muntstuk, daar bet de penningen en de oortjes lang over- leefde, rekent als bet achtste deel van een stuiver zijn bestaan van de 16e eeuw tot lang na de invoering der centen, n.l. tot omstr. 1840. In Indie bestaat hij nog onder de inlanders als doewit naast de centen. Hij leeft bij ons nog in tal van spreekwijzen : om de duiten, geen duit waard, geen rooie duit, vier duiten een halve stuiver ook groot; twaalf duiten voor anderhalve stuiver, enz. Duitklieven, in Vlaanderen haar- klooven. Duitseh (w a p.), beet bet kruis van sabel in een veld van zllver, 't wapen der Duitsche orde. Duitsche huts, anistr. 1239 in Ne- derland door de Duitsche ridders gestichte zetel hunner orde, welken zij even bui- ten de stadsmuren op eigen erf to Utrecht vestigden. Bij het beleg der stad door graaf Willem IV van Holland in 1345 die zetel verwoest zijnde, kochten de ridders een erf op den Springweg daar ter, stede, waar zij als zetel van hun land- kommandeur, een nieuw huis stichtten, dat nog bestaat, en merkwaardig is om zijn portretten en oudheden. Nota bene. In bet art. Balije is de Duitsche Orde verward met de St. Jans- ridders van Jeruzalem. Beide orden had- den to Utrecht een zetel. De komman- deurs onder hun landkommandeurs to U. vormden bij de St. Jansridders bet Kapittel van U., bij de Duitsche ridders de Balije (d. i. Landvoogdy) van U. Duitsche Orde of Orde vain St. Maria, weshalve hare leden oorspronke- lijk Muter Duitsche edellieden, „Bewaker van bet hospitaal der Duitschers" later ook ,Marienridders" heetten. De jongste der.drie groote geestelijke militaire orden, tijdens de kruistochten in bet Heilige Land ontstaan. In 1190 opgericht gedu- rende bet beleg van Polomais (zie Johan- niter orde) verplaatsten zij zich op bet einde der 13e eeuw naar Venetie en hadden sedert 1209 hun hoofdzetel to Bran- denburg. Duivekater, zie Deuvekater. Drivel, booze geest, d e Duivel, de booze geest bij uitnemendheid, bet hoofd der booze geesten. Dezen leerden onze Germaansche voorouders van de eerste Christenpredikers kenneii, die beweerden, dat hunne heidensche afgoden duivelen waren. Het woord wordt ten onrechte sours als „die Euvele" (de kwade) ge- duid. 't Is gesproten uit diabolos, Griek- sche vertaling van 't Hebreeuwsche satan (lagen-legger) Dit ,satan" is door de Septuaginta onvertaald gelaten, en komt in 't Nieuwe Testament dikwijls voor. Het Gr. diabolos beduidt aanklager, las- PRENTENBOEK VAN DEN DUIVEL. 222 DUIVELSBRUG. teraar; met voorgeplaatst lidwoord, de verzoeker ten kwade, de verleider tot zonde en wel van den beginne af. (Ev. Job. 8 vs. 44): Ital. didvolo. Dufvel (Prentenboek van den -, betiteling van een spel kaarten door de vromen der Hervormde Kerk op bet einde der 18e en in 't begin onzer eeuw. Dufvel (De, Olivier Ledain, een werktuig van Lodewijk XI, vroeger des konings barbier; zoo geheeten, omdat hij even gevreesd en no- meer veracht werd dan zijn meester. Dufvel (De Fransche, Jean Bart, een onversaagd Fransch zeeman, geboren to Duinkerken (1650-1702). Dufvel (Robert de (Robert le Diable), zoon van Richard II, hertog van Normandie, bijgenaamd de Prachtige, regeerde na zijn oudsten broeder vergif- tigd to hebben 1027-1035, verdedigde Hendrik I van Frankrijk tegen zijn heerschzuchtige moeder Constantia van Toulouse, kreeg ter belooning bet land- schap Vexin, verdedigde zijne neven, de zonen van koning Ethelred van Enge- land en stierf to Nicea op een tocht naar bet Heilige Land. Hij werd de held van allerlei spookgeschiedenissen en leeft voort in de opera van Meyerbeer. Dufvel (Een kaars voor den - branden, aan een boosaardig mensch uit vrees eer bewijzen. Ook : uit eigen- belang eens anders kwaad vergoelijken. Toespeling op eene oude vrouw, die in de onzekerheid van haar lot hiernamaals, en voor bet beeld van St. Michael en voor den duivel onder zijn voeten eene kaars plaatste, om beiden to vriend to houden. Dufvel, (Heete, appelen en aardap- pelen onder elkaar. Dufvel met zijn moer (De, in 1567 de naam van een zwaar kanon to Amsterdam. Drivel (De - slaat zijn wilt. Uitdrukking gebezigd bij snelle afwisse- ling van regen en zonneschijn. Er waren, ,gelijk in vele landen beweerd werd, man- lijke en vrouwlijke duivels. De eerste waren boosaardig, de laatste zacht en teergevoelig. Vervormd naar bet Fransche Jupiter bat sa femme, waarbij dan de re- gendroppen Juno's tranen zijn. ,,Jupi- ter" werd vervangen door „Le diable.', Dufvel (Te dom om voor den - to dansen, onbeschr#fl#k dom. In de Middeleeuwen werden er in en buiten de kerken gecostumeerde proces- sie's gehouden, voorstellend eene gebeur- tenis uit bet leven van den Zaligmaker of van een heilige. Hierbij dansten dik- wijls personen rond als duiveltjes ver- kleed ; deze rol was natuurlijk zeer ge- maklijk, en men moest al zeer dom zijn, als men to dom was, voor duivel to dansen. Duiveldragers, spotnaam voor de inwoners van Hoorn. Duivels (Vreemde, naam, welken de Chineezen aan alle vreemde- lingen geven. Vuivels-Advoeaat, zie Advocatus dei. Duivelsberg, bij Nijmegen, even over de grenzen, was vroeger waar- schijnlijk een aan Thunar of Thor ge- wijde hoogte. Duivelsbilbel, een kolossaal folio- boek, bekend onder den naam van Codex giganteu in de koninklijke bibliotheek to Stokholm, en in den 30-jarigen oor- log door Graaf von Konigsmark buitge- maakt bij de herovering' van Praag. 't Boek is 2 Zweedsche el lang en dik naar evenredigheid; 't behelst behalve een Latijnsch afschrift van den Bijbel, de Joodsche Geschiedenis van Flavius Josephus, een Chronicum Bohemia, en achteraan een soort van tooverboek met een gekleurd of beeldsel van den duivel. Duivelsbrood, naam voor padde- stoelen, die veel op ronde brood] es ge- lijken, en veelal vergiftig zijn. Duivelsbrug, in Duitschland en Zwitserland de naam van een brug boven een afgrond of kloof, welker bouw zoo gevaarlijk was, dat men alleen den duivel als architect kon aanwijzen. Meer bepaald de brug over de Reusz in de Alpenpas over den Sint Gotthard. Ook bruggen over de Sihl, kanton Schwijz, over de Bode in den Harz, en. spottend in het Ginneken bij Breda over den Mark, to Roosendaal bij Velp. DE DUVELSHOEK. 223 DUKATENGOUD. Duvelshoek (De (te Maurik Ne- der-Betuwe), herinnert aan Pieter Duyvel (of Pieter Jansz), ter plaatse, die als Hervormingsgezinde 20 Dec. 1568 door den Hertog van Alva gebannen werd met verbeurdverklaring van goederen. Dulvelsehool, (De - of het Dulvelscollege, de Academie van Salamanca, waar lessen gegeven werden over tooverij. Volgens een verhaal zou de duivel daar zelf eens als magister opgetreden zijn. Dulvelsdrek of Duveltlesdrek, Asa foetida, een kwalijk riekende gom- hars in de geneeskunde gebruikt, afkom- stig uit den wortel eener plant Ferula Asa foetida Bungi, welke in China, Per- zie en andere Oostersche landen groeit. Foetidus (lat.) = stinkend. Dulvelshoek, in Amsterdam en elders de naam van een buurt uit nauwe straatjes en steegjes bestaande. Dulvelshuis, to Arnhem. Gesticht als woonhuis door Maarten van Rossem (-4- 1555). die zelf een oorlogsduivel is geweest(Slichtenhorst, , Tooneel des lands van Gelder", bl. 97a en b), en die op den gevel allerlei figuren -- faunen en saters - liet aanbrengen, waarvan er thans weinige meer over zijn ; het yolk zag in die beelden duivels en noemde het huis daarnaar. Sedert 1830 is het in het bezit der gemeente, welke het tot raadhuis heeft ingericht. Dulvelskaas,vergiftigepaddestoel, wegens de overeenkomst in vorm. Dulvelskolken, twee poelen nabij Lochem, waarin de duivel eens de klok- ken van de kerk dier stad geworpen zou hebben, omdat ze niet gewijd waren. Daarover Staring in Jaromir. Dulvelskunsten,toove(na)rij.Kwa- lifikatie herkomstig uit de Heksenpro- cessen der Middeleeuwen en later. Dulvelsmis. Dus titelden de vro- men der Hervormde Kerk in de 17e eeuw eene danspartij. Dulvelsnaalgaren, slingerplant, die zich met fi j ne d raden rondom andere gewassen slingert en deze op den duur bederft; meer bepaald, de ruige linze (ervum hirsatum van Linnaeus) en het eenzijdig klokje Campanula ranuncu- loiides). Dulvelstoelager, schimpnaam van-ouds aan de zoodanigen gegeven die voor de wervers op een zieltjen uit- gaan en hun dat in handen weten to spelen of toe to jagen. Bij uitbreiding iemand, die gebruikt wordt voor allerlei werk, dat geen ander zou willen ver- richten. Dulzendblad, hazengerf, hazengras en hazenkervel, achillea millefolium, met eene menigte fijn verdeelde bladeren. Dulzendguldenkruld, verkeerde vertaling van lat. herbs centauria, dat werd opgevat als centum aurei, d. i. honderd gondstukken = f 1000. Duizendlarig Rilk, zie Chilias- mus. Duizend-kolommen. als mille- colonnes, in het begin dezer eeuw op enkele plaatsen voorkomende, een zaal voor bals en partijen met eene rij ko- lommen en spiegels langs de wanden, o. a. to Amsterdam. Dulzendkunstenaar, iemand, die alles kan, die in duizend kunsten ervaren is, dikwijls verwisseld met Dui- velskunstenaar, iemand die de duivels- kunst verstaat, d. i. tooveren kan. Du lour (mil.) Hoofd-officier belast met de visitatie der wachten in kampe- menten, kantonnementen of bivaks. Dukaat, Gouden oud Nederlandsche munt ter waarde van f 5,25. Men heeft ook in ander-e landen Dukaten; de oorsprong dezer benaming ligt in het Italiaansche Duca (Hertog) omdat I~ongimus eerste exarch van Ravenna (568-585) dit munt- stuk deed slaan; de oudste dukaten echter, die men kent, zijn door Roger II, hertog van Apulie in 1140 gemunt. Dukatengoud, het beste goud, dat verwerkt kan worden, omdat de dukaat uit nagenoeg fijn goud bestond, t. w. 983 1000' DUKATENKAKKERTJE. 224 DUO QUUM FACIUNT IDEM, ENZ. Dukatenkakkertle, een gelief- koosd sieraad of aanvulsel in de porce- lein- en rariteitenkast. Komt ook als kin- derspeelgoed voor, maar dan wordt de dukaat voorgesteld door eene blinkende geelkoperen lowies. Waarschijnlijk is bet D. een satyre op John Law, den beruchten financier 1- 1729. Dukatenkop, scheldnaam in den aanvang onzer eeuw, voor hen, die ge- poederd haar of paruik droegen, omdat 1 Jan. 1806 eene belasting op bet dragen van haarpoeder in n•erking trad, die vrij hoog was (tot f 9,-), zoodat bet gebrui- ken van poeder een dure mode was. Dukaton, oud Nederlandsche zil- veren munt ter waarde van f 3,15 dat is f 3 met eene verhooging van 5 ° / o om- dat bet zilver zooveel beter was. (Zie Zweedsche r#ksdaalder). De ducaton had tot stempel even geharnast man to paard, daarom heette hij ook rjjder, men had halve en heele rijders, ook gouden van f 14 en halve gouden van f 7. Dukdalf, zwaar paalhoofd, in den bodem eener haven of rivier geheid,, waar bet dient tot bet vastmaken der touwen bij bet overhalen van schepen. Misschien van Due d'Albe, den Hertog van Alva, dewijl zulk een paalhoofd even hard en onverzetlijk is als indertijd de „IJzeren Hertog" was. Dulee est desipere in loco (1 a t.), Horatius, Carmina, VI, 12, 28. Het is aangenaam op zijn tijd eens uitgelaten vroolijk to zijn. Dulce et decorum est pro patriamorl (1 at.). Horatius, Carmina III, 2, 13. Het is zoet en eervol voor bet vaderland to sterven. Dulcia non meruit, qui non gustavit amara (1 a t.). Die bet bit- tere niet geproefd heeft, verdient bet zoete niet. Geldt van studie, van levenserva- ringen, lotgevallen, enz. Duleinea, minnares, naar Don Quijote's Iiefje, Aldonza Lorenzo, door den ridder verdoopt tot Dulcinea -del Toboso. Dulcinisten, aanhangers van Ste- phanus Dulcinus (Stevano Dolcino), een ketter der 13e eenw, geboren to Novara, die de komst van het rijk van den Heiligen Geest predikte, bet Pausdom verwierp, de goederengemeenschap uit de leefeeuw der Apostelen predikte, en in zijn stouten krijgstocht met ongeveer duizend volge- lingen tegen de Inkwisitie, op den berg Zebello door bet kruisleger van den bis- schop Vercelli ingesloten, in 1307 door honger en zwaard omkwam. D ant e ge- denkt hem in de Hel, XXVIII, 55. Dum deliberat Senatus perit Saguntum (lat.), terw#l de Senaat beraadslaagt, gaat Saguntum to gronde, - werd in den Romeinschen Senaat door Cato opgemerkt, toen Hannibal Saguntum (in Hispania, Spanje) belegerde, en Rome deze stad, zijn trouwe bondgenoot nog niet to hulp gekomen was. Wordt gebezigd, als lang weifelen met schade dreigt. Vgl. Publius Syrus, Sententiae : Deliberando saepe perit occasio (Langzaam beraad- slagen doet dikwijls goede kansen missen. Dum spiro, spero (1 at.), zoolang ik ademhaal, hoop ik. - Zoolang er leven is,- is er hoop. Zinspreuk van Go- marus. Dumplers (e n g.), secte, die bet geloof aan de erfzonde en aan de hel verwierp; oorsprong twijfelachtig. Dun (e n g.), commissionnair in schul- den. Naar een Engelschman Joe Dun, een specialiteit. Dunciade, eig. lied der domkoppen. Titel van een komisch heldendicht van Pope. Dundoek, vlaggedoek, bij uitbrei- ding de vlag zelve. Dunkelmgnner (Briefe der -, (h g d.), Epostolae virorum obscurorum, brieven (brochures) uit bet jaar 1515 door Humanisten geschreven, die op heftigen toon de geestelijkheid aanvielen; onder de schrijvers staan bovenaan Crotus Ru- bianus en Ulrich von Hutten. Zij kozen den satirieken naam ,duisterlingen", waarmede zij juist hunne tegenstanders (de bedelmonniken, enz.) bedoelden. Duo quum faciunt idem, non est idem, d. i. als twee hetzelfde doen, is bet daarom nog niet hetzelfde. Ver- DUOBUS LITIGANTIBUS, ENZ. 225 DUTCH COURAGE. kort uit Terentius Adelphi, act. 5, 3, 37. Duo quum idem faeiunt, saepe ut possis dicere. Hoc licet impune facere huic, illi non licet. d. i. als twee hetzelfde doen, mag de een bet ongestraft doen, de ander niet. De een mag een koe stelen, de ander mag niet in den stal kijken. Duobus littgantibus tertius gandet, (lat.), wanneer er twee ruzie hebben, heeft een derde er pleizier van. Twee honden vechten om een been, een derde loopt er ras mee been. Duodecimo, boekvorm, waarbij de vellen in 12 bladen (24 pagina's) ge- vouwen zijn. Van 1 at. duodecim (twaalf), bij verkorting 12mo. Duodecimovorstie - een regee- rend vorst in een der kleinere Duitsche staten. Naar een boekwerk in 120. Duodi, in de Fransche republikein- sche tijdrekening de tweede dag eener Decade. Duorama,tooneelstuk,waarin slechts 2 handelende personen voorkomen. Duos Insequens lepores neu- trum eapit, (1 a t.), die twee hazen vervolgt, kr#gt geen van beide. Wie twee hazen to gelijk wil vangen, komt plat- zak t'huis. Dupes (Journke des Dag de)- bedrogenen, 11 November 1630, de dag, waarop Lodewijk XIII zijne moeder, Maria de Medicis, en alle vijan- den van Richelieu, bitter teleurstelde, door den schijnbaar gevallen minister weder in alle macht to herstellen. Duplleaat, (h and.), afschrift, bet dubbele van eenig geschrift of van een wissel. Dupliek, (r e c h t s t e r m), bet ant- woord van den beklaagde of de repliek van den klager. Men spreekt daarom van re- en dupliek. Dura lex sed lex (1 at.), de wet is hard, maar het is toch wet. Burn necessitas (lat.), Horatius Carmina 3, 24, 6. De vreeselijke nood- zakel#kheid, bet wreede noodlot. Durandal, de naam van bet zwaard van Roeland, een der paladijnen van Karel den Groote. Durate (lat.), Volhardt. Spreuk van den Kardinal de Granvelle. Durch these hohle Gasse muss er kommen, door- dezen hol- ler weg moet hij komen. Gezegde uit de alleenspraak van Tell (IV 3), een oogen- blik voor dat hij den sluipmoord op Gesler volvoert. Durch Einheit zur Freihelt, de leus, waarmede de Duitsche nationaal- liberalen zich in 1866 ter beschikking van Bismarck stelden. Johann Jacoby, de bekende democraat, plaatste daarte- genover bet devies Durch Freiheit zur Einheit. Beide leuzen waren echter reeds in 1848 bij de Duitsche politici in ge- bruik, zooals uit de Duutsche Monat- schri ft van Ad. Kolatschek (1837 2e deel, bladz. 336) blijkt. Durehgangszgge, doorgaande treinen. Gerieflijke reisgelegenheid naar en van Duitschland, waarbij de reizigers bij de grensstations in den waggon kunnen blijven zitten, om daarin gevi- siteerd to worden. Dure, (m i 1.), plaatsvervanger, omdat hij zooveel geld gekost heeft. But is er op gekomen (De -, luidde bet een 40-tal jaren geleden van eene jongejuffer, die haar 28ste levens- jaar had bereikt. Tegen bet in ontvangst nemen van een valschen achtentwintig, zooals er veel waren, werd men name- lijk gevrijwaard door een extra-stempel- merkje van de grootte van een pokput; dit stempelmerkje heette in de wandeling de klop of de dut. De Staten der Pro- vincien stempelden n.l. de echte met Hol., Ut. enz. Dutchman (e n g.), dwaas, lett. Hol- lander. Scheldnaam, wegens de domhe- den, den, die de Engelschen toeschreven aan de bewoners van den anderen oever der Noordzee; oorspronkelijk niet alleen de Hollanders. Dutch Courage, Hollandsche moed; de moed van hen, die door spiri- tualien in een opgewonden toestand ver- keeren. 15 DUUMVIRAAT. 226 DYNASTIE. DuUmviraat (I at.), tweemanschap, regeering van twee personen, met gelijke macht bekleed; bij de Romeinen zij, die een ambt waarnamen, dat telkens aan twee werd opgedragen, of in eene uit twee leden bestaande commissie benoemd werden. Dwaal, in het Oude-Vrouwenhuis to Gouda een gift, die de familie van een overleden bewoonster aan de overige gealimenteerden doet op den dag der begrafenis. Ze bestaat voor ieder uit een half-ons gemalen koffie, een half-ons suiker en een krentenbroodje van 10 of 121/2 cent. Dwaallicht of Vreevuur, e n g. Jack with the lanthorn, in de zuidelijke talen het St. Ehnus-vuur. Vlammende luchtverhevelingen, die bij duistere nach- ten en stormweer langs de masttoppen en raas heen en weder dwalen. Dwaallichten, droglichten, drog- f akkels, dwaaslichten, ook stalkaarsen, stallichten, hiplichten,valsche lantaarnen. Phosphorachtige dampen, die uit kerk- hoven en moerassen opstijgen en in de lucht ontvlammen. Ze komen zelden voor, en men verkeert omtrent hun acrd en ontstaan nog in onzekerheid, Dwaaltuln, vertaling van het Duit- sche Irrgarten (van irren = dwalen en Garten = tuin); zie doolhof. Dwangmolen, onder het Leenstel- sel de molen eener heerlijkheid, meest- tijds door haren heer opgericht, soms ook door den landsheer (bij v. den vorst van Gelre) en waar de omwonenden ver plicht waren - vanhier divangmolen -- hun koren to laten malen. Ingeval de landsheer eigenaar was, verpachtte of verpandde hij hem gewoonlijk aan den peer of ook soms aan iemand, wien hij gunst wilde bewijzen. De landsheer of heer had alzoo het gemaal of het recht van den wind. In 1573 bezat koning Filips van Spanje in Gelderland,,dwanck- molens". Dwarsbalk (w a p.), ankerstok ; zeer ten onrechte wordt ook de balk (z. a.) vaak zoo genoemd. Bwarsdrgver, iemand, die in strijd met billijkheid en rede steeds zijn eigen wil doordrijft. Dus geheeten naar een schip, dat niet naar 't roer luistert. Dwarssneden (w a p.) in het schild, wanneer het door een waterpasse lijn in 2 even hooge stukken van verschillende kleur of metaal verdeeld is. Dwellen, (s t u d.), slenteren langs de straat. Dwellstukken, spotnaam voor de bewoners van Jorwerd, bij Leeuwarden. Dwingerberiehten, berichten in onze sportbladen voorkomende over het werpen van jongen door bekende jacht- honden uit beroemde fokkerijen (of ken- nels) voor honden. Dwinger, een fort, ook een schans of bolwerk, dienend om het omliggende land in bedwang to houden. Dynamlek, de leer der muzikale voordracht. Dynamlet, sterk ontplof bare stof. Uit gr. dynamis = kracht, vermogen, geweld. Dynamlsche teekens, (m u z.), teekens, als p, f, pp, f, mf, dim, die den beoefenaar der muziek to kennen geven of hij een gedeelte van een mu- ziekstuk met min of meer kracht of zacht- heid moet voordragen; van gr. dynamic = kracht. Dynamitisten, misdadigers, die zich van d ynamiet bedienen om ontplof- fingen op groote schaal to doen plaats hebben, waardoor fabrieken of openbare gebouwen in de vlucht vliegen. Dynamo, werktuig voor de levering van electrische drijf kracht.Van gr. d yna- mis, kracht, vermogen, geweld. Dynast, vrijmachtig, op zichzelf staand heer eener heerlijkheid in de Middeleeuwen. Gr. dynastes (machtheb- ber). Dynastle, stamhuis, van vorstea, of regeeringspersonen. Uit g r. dynasteia, macht, heerschappij. E E. E, in de natuurkunde = Electriciteit (--- E positieve, - E negatieve). E, op Oostenrijksche munten betee- kent Karlsburg, op Fransche Tours, op Pruisische Konigsberg. E. a., en andere(n). E.k., eerstkomend(e, en). E, of korting van erexit (lat.), hij heeft opgericht ; van ejus van hem ; van est (f r.) east (e n g.) het oosten (op kom- passen, kaarten); van Eminence (f r.) Eminentie (1 a t.); van Eccellenza (i t a 1.), uit lat. excellentia E.A. Edel-Achtbare; e of ed. edidit; (hij heeft uitgegeven); edd., ediderunt (zij hebben uitgegeven) ; E. G. of e. g. (1 a t.) voor exempli gratia, bijvoor- beeld, eid of eiusd., eiusdem (z.a.). E.K. (in almanakken) eerste kwartier der maan ; E.M. Edel-Mogende, E.E. M.M. H.H. Edelmogende Heeren, eod., eodem (1 a t.) z.a., Esq. Esquire (e ng. z.a.) etc. = et cetera en zoo voorts ; et s. p. = et sic porro en zoo verder; E. W. Eerwaarde, Ex. Exemplaar; Exclusive uitsluitenderwijs, met uitsluiting; ex S. D. ex senatus decreto, volgens besluit van den raad ; E DUOBUS MALIS MINIMUM ELIGENDUM. Exc., Excellentie; Exod. Exodus; Extr. extract, ook extraordinarius (z. a.) E, in de muziek de derde toon der toonschaal uit C of ut, anders mi ge- heeten. E pluribus unum (1 a t.), van velen een, het devies van het wapen der Ver. eenigde Staten en van de Buffetmaat- schappij. E = ex (uit). E. T. E. B. 0. N., Eigen Tabak En Bollen Om Niet). Benaming van een der oudste studentengezelschappen, op- gericht to Amsterdam 7 Mei 1814, of- schoon het toen feitelijk reeds enkele jaren (niet georganiseerd) bestond. „Eigen Ta- bak" herinnert aan den Franschen tijd, toen tengevolge van het Continentaal Stelsel het rooken van een pijp geen alledaagsche weelde was. In 1894 is het 80-jarig bestaan luisterrijk gevierd, niet alleen door de studenten aan het Doops- gezind Seminarium, maar ook door vele oud-leden, thans predikant of hoogleeraar. Leden waren o. a. A. Winkler Prins, J. G. de Hoop Scheffer, A. des Amorie van der Hoeven, S.Hoekstra,Simon Gorter enz. E duobus malls minimum eligendum ~l a t.), vit twee kzvaden moet men het minste kiezen. E. d., en dergeljjke. E-iS. 228 EBIONIETEN. E-Ts (muz.) = e kruis of de e met 1/2 toon verhoogd. E finita I& commedia (ital.), de comedie is gegindigd. De zaak is uit, men doet er niet meer aan. E-Legende, verhaal (A° 1841) van Jacob van Lennep, waarin geen andere klinkletter voorkomt dan de e.. Verder hebben wij de A-saga van Bosscha en de O-sprook (Colholms Roos) van A. des Amorie van der Hoeven Jr. Braga schreef in 1843: Wij hebben de A-saag' al, benevens de (E-legen de - Ook de O-sprook heeft de rij der won- (deren verme6rd. Waar blijft ge, Nimeczec's van onze (schrijversbende? Ten dans! het IJ-r#m en het U-prul (nog mankeert! In 1880 voorzag B. H. van Breemen ten deele in de langgevoelde behoefte, en maakte ons gelukkig met een I-dicht en een 1J rim. E pur si muove (it.). En Loch beweegt z# zich, namelijk de aarde. Deze woorden zouden volgens Depin's in 1789 to Caen verschenen Dictionnaire historique door Galilei gebezigd zijn geworden, toen hij door de inquisitie werd gedwongen, zijne leer of to zweren. Behalve dat echter geen zijner tijd- genooten daarvan gewaagt, toonde Biot reeds zoowat een halve eeuw geleden in zijne Melanges scientifiques et litte- raires (3e deel blz. 44) aan, dat G. die woorden nooit had kunnen uitspreken. Ea (myth.), eene nymph, die door den stroomgod Phasis vervolgd, op haar smeeken door de goden in een eiland veranderd werd. Eagle (hand.), adelaar, de voor- naamste Amerikaansche goudmunt, ter waarde van tien dollars. De muntwet van 18 Jan. 1837 bepaalde het gewicht van den eagle op 16.72 Gram, het gehalte op 0.9. De waarde bedraagt f 24,88. Men heeft ook halve en ktvart-eagles, sedert 1849 zelfs dubbele eagles en tiende dee- len van eagles. Early to bed and early to rise makes a man healthy, wealthy and wise, vroeg naar bed en vroeg op maakt iemand gezond, r#k- en w#s. Benjamin Franklin, ,De weg tot rijkdom". Eau de Cologne, reukwater, het eerst einde der 17e eeuw to Keulen vervaardigd. 'Eau de Javelle, het eerst in 1722 to Javelle bij Parijs vervaardigd; oplos- sing van eene chloorverbinding in water evenals het Eau de Gabarraque. Men noemt deze vloeistoffen Blutwater of vlekkenwater, naar 't doel waartoe zij gebruikt worden. Ebbenhout, zwaar, hard en zwart bout aldus genoemd naar h e b r. ehen (steen); - in den tijd van den slaven- handel de naamvoornegersalsseheeps- lading. Ebed (Hebr.), Hoogd. uitspr. ewed knecht. Ook als naam (Richt. IX), en als voorvoegsel van namen, b.v. Ebed- Melech, Abed-Nego, Abdi, AbdiO. Zie: Abd- en Obed. Eben (hebr.), = steen; Eben. hafter (hebr.), = steen der hulpe. De naam is ontleend aan I ~ Samuel VII: 12, waar sprake is van een gedenk- steen door Samuel in den omtrek van Mitzpa ter gedachtenis eener over- winning op de Filistijnen opgericht. Tegenwoordig wordt de uitdrukking, als naam van een huis, schip, vereeniging, enz. meestal gebruikt in den zin van: ,,tot hiertoe heeft de Heer geholpen". Ebionieten, van h e b r. ebjon (arm), "armen om Christus' wil" (vgl. Matth. 5 v. 3 [11 v. 5; 26 v. 11], evenals Naza- reners, - omdat Jezus in het acme, ver- achte Nazareth (z. a.) opgevoed was, - oorspronklijk de benaming, waarmede de Joden de Christenen to Jeruzalem en to Pella aanduidden, welke Cbristenen des- tijds natuurlijk enkel Joden-Christenen (Christenen vanJoodsche of komst) waren. Later, een secte-naam onder de Heiden- zoowel als Joden-Christenen, ter aandui- ding van hen, die het Christendom niet specifiek van het Jodendom onderscheiden achtten, de zinlijke verwachtingen van EBIONITISME. 229 ECH9ANCE. een aardsch Messiasrijk met de laatsten gemeen hadden, en ggdeeltelijk weer tot het Jodendom vervielen. In 't algemeen, voorstanders van bet Ebionitisme (z. a.). Ebloultisme, leer der voorstanders van (vrijwillige) armoede als hoogsten eisch van Christendom en Christelijk leven. Met het oog op Schriftuurplaatsen als Matth. 11 v. 5, Luk. 7 v. 22, Luk. 21 v. 3, en vooral Luk. 16 v. 22, 3 _ spreekt men wel van de Ebionietische strekking van Christendom en Bijbel. Eblana, oude benaming van Dublin, hoofdstad van lerland. Ebonlet, Caoutchouck met eene groote hoeveelheid zwavel dooreenge- werkt, en doorgaans met zwartsel ge- kleurd, wordt hard en zwart als ebben- hout; vandaar de naam. Als slechte geleider speelt bet een groote rol in de electrische werktuigen. Ebranchk, (w a p.), gesnoeid, van boomen, wanneer de takken zoodanig zijn weggehakt, dat men enkel nog de stom- pen ziet. EbreiFr en Ebreeuwseh, zie Hebre6er en Hebreeuwsch. Ebudae Insulae, eilanden ten N. W. van Caledonia (Schotland), thans de Hebriden. Eburones, Belgisch yolk tusschen Schelde en Rijn, door Caesar zoo goed als uitgeroeid. EeaflM, (w a p.), Eeart6, een kaartspel, waarin men sommige kaarten ter zijde legt, en door andere, die ,op stok" liggen, vervangt. Van (fr.) gearter = verwijderen. Eeartel,6, (w a p.), zie Gekwar Ecartelure, (w a p.), zieKivartier. Ecce homo, (1 a t.), Zie den mensch! uitroep van (Joh. XIX; 5) Pilatus, toen hij Jezus aan het yolk voorstelde, na hem gegeeseld to hebben. Een schilderij, waarop deze gebeurtenis is afgebeeld, alsook enkel een Christushoofd met door- nen gekroond, draagt den naam van Ecce homo. Ecelesla non sitit sangulnem (lat.), De Kerk dorst niet naar bloed. Leus der R.-Kath. Kerk. Ecelesiarch, (r.-kath.), in de Griek- sche Kerk een koster, aan wien de lagere bedienaars eener kerk onderwor- pen zijn. Ecclesiastes, afgekort Ecel. Een boek van bet 0. T. Het g r. woord bet. jedenaar in eene volksvergade- ring", in bet Nederduitsch genaamd de Prediker". Eceleslastlens, in de Latijnsche ,,Editio vulgata" een der apoer. Bijbel- boeken; in de Alexandrijnsche(Grieksche) vertaling der Septuaginta (z. a.) getiteld "Wijsheid van Jezus Sirach's zoon". Af- gekort Eccli. Eeeleslaistlseh Iaar, geestelijke tijdrekening, aanvangende met den len Advent. Echa of Eleho (h e b r.) = ach! Aanvangswoord van drie der vijf hoofd- stukken, waaruit bet boekje der Klaag- liederen van Jeremia over de verwoesting van Jeruzalem bestaat. Vandaar ,,Eicho over iets zeggen" = een klaagzang over iets aanheffen. Echad of Echod (hebr.), 44n. Het is bet laatste woord van bet eerste vers der Isra6ietische geloofsbelijdenis (Deuteron. 6 vs. 4). Vandaar,,Echod lang aanhouden = zijnv, geloofsbeliidenis met aandacht uitspreken. Eehaner6, (w a p.), zie Uitgesch ulpt. Echappement, (w e r k t.), dat ge- deelte van een uurwerk, waardoor de beweging, door de hoofdveer bij horloges, of door de gewichten bij klokken voort- gebracht, beurtelings door de werking van de onrust bij de eersten of den slinger bij de tweeden, wordt vrijgelaten en tegengehouden. Echarpe, lange vierkante zijden omslagdoek, die de dames voor een halve eeuw droegen; en -, in een draagband gelijk men een gewonde hand of een gekwetsten arm draagt. Ech6ance, (hand.), de verve eens wissels. ECHEC LIJDEN. 230 ECHTE BLEIBT DER, ENZ. Echee lilden, het hoofd stooten, niet slagen. Van echec = schaak, dus eigenlijk schaakmat gezet worden, ver- liezen. Echelle (Apr#s eelui-la it taut titer 1' - gewoonlijk : apres cela it faut enz. (f r.), verder kan men niet gaan. Bij terechtstellingen werd de schuldigste het laatst opgehangen, en dan de ladder weggehaald. De uitdruk- king beteekent dan ook oorspronklijk erger kan het niet. Volgens Littre e. a. wordt dit (oQk) gezegd van het wegne- men van de ladder, als het werk ge- daan is. Echelle, (m u z.), schaal, toonladder. Echelle, handel- en stapelplaats in de Levant. Van f r. echelle = ladder, wegens de treden, die naar den hoogen oever leiden. Echelons gewlize,, (m i1.), ladder- vormig gesteld van f r. 4chelon (sport van een ladder). Echinaden, (myth.), vijf eilanden in de Ionische Zee (tegenw. de eilanden van S. Maura). De fabelleer verhaalt 't ontstaan aldus : De - waren oorspron- kelijk Nymphen, die op een offerfeest van tien stieren alle veld- en stroom- goden genoodigd, maar den riviergod Achelous vergeten hadden; de god hier- over vergramd, deed de rivier zwellen waardoor de nymphen in zee gespoeld werden. Neptunus veranderde ze in eilanden. Echiquete, (w a p.), zie Gesch aakt. Echiquier, (En -, schaakbord- vormig. Dus noemt men in de krijgskunde een opstelling van groote troepenaf- deelingen in linien, zoodanig, dat de afdeelingen der tweede linie zijn geplaatst tegenover de tusschenruimten van de eerste. Echo, Boeotische oreade (zie ald.), die Juno met haar gesnap bezig hield, wanneer Jupiter de nimfen bezocht. Toen deze list ontdekt was, ontnam Juno haar het gebruik harer tong, zoodat zij alleen de laatste woorden herhalen kon van vragen, die men tot haar richtte. Zij werd verliefd op den schoonen jager Narcissus, en daar deze haar niet be- minde, kwijnde zij weg, en veranderde haar gebeente in' een rots; alleen hare stem bleef over. Het g r. woord echo bet. toon, geluid, klaaggeschrei, en vooral weerklank. Echo-lied, gedicht, waarvan de 2e, 4e regel, enz. uit niets anders bestaan dan het laatste deel van het slotwoord des len, 3en regels enz. Een voorbeeld geeft ons Vondel in zijn : „Gesprek tus- schen eenen wandelaer en den galm in de Hof kerke"; aldus aanvangend Wie luistren in 't gewelf om naer mijn (klagt to horen ? Ooren. Wie drukt bier Barnevelt tirannig met (een steep ? Een ! Somtijds herhaalt zich die nagalmende regel twee- of driemaal, zooals bij Cats' Sinne- en Minnebeelden III „Wat koomt er van niet to trouwen ? Rouwen, rouwe, rouw". De Fransche taal leent zich voortref- lijk tot deze kunststukken, bijv. „Je suis seul dans ces lieux, personne (qui m'ecoute ! Ecoute ! Qui ose me repondre, et qui est avec (moi ? Moi ! Ah, j'entends, c'est 1'echo ; reponds (a ma demande ! Demande ! Van een auderen vorm is het volgende La Colombe au desert pleure, et se plaint a Dieu, Ah Dieu! consoles-la par tes divins secours, cours daps ces boil affreux, bannis-en les vautours, ours, tygres, leopards, etc. Echometer, klankmexer, een door S a u v e u r uitgevonden werktuig om den maatduur in de muziek nauwkeurig to bepalen. Later is dit werktuig verbeterd, metrometer en metronome genoemd. Echte bleibt der Nachwelt unverloren, (Das -, voluit Was glanzt ist fur den Augenblick ge- (boren, DasEchte bleibt der Nachwelt unverloren. G o e t h e Faust I, Yorspiel auf dem Theater 231 ECREVISSE DE REMPART. Wat schittert is voor 't oogenblik ge- (boren; Het echte gaat door d'eeuwen niet ver- (loren. De dichter zegt dit tot den tooneel- directeur, die schitterend prulwerk van hem verlangt. Ecime' w a p.), met recht-qfyesneden top (kepers). Ecksteln-proc6d& Driekleuren- druk (Zie aid.) Eclair of train eclair, (f r.). Sneltrein, die slechts aan de hoofdstati- ons stopt en een maximum snelheid heeft. (Bliksemtrein). EcIalreur, (m i 1.), veldontdekker of veldverkenner, lichte troepen, die op ver- kenning uitgaan; van fr. 9clairer (ver- lichten, inlichten). Eclat6, (wap.), zie Gebroken. Eclectief, (lat.), kieskeurige men- schen, then hun smaak als den waren erkend willen zien. Eclectisch, (g r.) met keuze. Eclectische wilageeren, zulken, die geen bepaaid stelsel aannemen, maar uit verschillende stelsels datgene kiezen, wat naar hun oordeel in overeenstem- ming is met de waarheid. Van g r. eklek- tikos = uitlezer, uitzoeker. De voornaam- ste eclectici der oudheid waren: Plotinus en Proclus; van den nieuweren tijd: Roger Collard en Victor Cousin in,Frankrijk. Eclipse, (w a p.), zie Verduisterd. EcIoU6,(gr.),uitgekozen stuk, noemde men bij de oude Romeinen een klein en keurig gedicht; ook wel een verzameling of keurlezing van gedichten van dezelfde *Dort. Inzonderheid gaf men then naam aan de bucolische gedichten van Ver- gilius en Calpurnius. Vandaar, dat de Italianen, Spanjaarden en Duitschers den naam van ecloge hebben toegepast op herdersdichten in bet algemeen. Economic de bouts de chan- delle (fr.), zuinigheid van eindjes kaars. Fig. besparing van kleinigheden, terwijl men weer aan wat anders veel geld on- noodig uitgeeft. Spreekwoord: De gierig- heid bedriegt de wijsheid. Economic du travail (L'- (f r.), arbeidsbesparing, - bezuiniging. Econo- mie = spaarzaamheid; uit het-gT. Oiko- nomia (huisbestier,-bestiering). Economiselke politiek, de re- geeringszorg met betrekking tot den handel. Ten opzichte hiervan bestaan twee richtingen: 1. het vr#handels-8ysteem, waarbij aan land geen bezwaren worden in den weg 2. het stelsel van beschermende rechten, waarbij men van bet tegenovergestelde gevoelen uitgaat. Ecorchk, (w a p.), gevild, omtrent die- ren van welke eene poot als van de huid beroofd is voorgesteld, zoodat die eene bloedroode kleur heeft. Ecorcheurs of vilders, noemde men de roofzuchtige benden, die in de 15e eeuw een groot deel van Europa met plundering en verwoesting teisterden. Zij ontstonden in Henegouwen bij den opstand van de Nederlanders tegen den hertog van BourgondW (1437). Hun naam ontleenden zij aan de omstandigheid dat zij hun slachtoffers, figuurlijk gesproken, bet vel over de ooren haalden, hen vilden. Ecossalse, (f r.), eigenlijk schotsche rondedaris in 3 1 s of 3/4 maat. Wat we nu 4cossaise noemen is een soort contredans van vlugger beweging in '/,, maat. De oude 4cossaise is de tegenwoordige Scot- tish of Schotsche polka. Ecot, (w a p.), zie Stronk, Knuppel. *,cot#,, (w a p.), zie Knoestig. Ecrasez I'luillme., Voltaire, aan bet slot van zeer vele brieven aan de Encyclopedisten, vooral d'Alembert; verkorting voor 4crasez l'infame super- stition U. de kerk, niet den godsdienst; door Volt. vaak afgekort tot Ecr. l'inf. en Ecrlinf., als handteekening. Wij ge- bruiken de uitdrukking gewoonlijk in den zin van: ,Slaat dood then kerel!" Ecrevisse do rempart,spotnaam, tijdens den Krimoorlog, door de Russen aan de Fransche liniesoldaten gegeven, naar aanleiding van de roode broeken der Franschen; bfjnaam, van Sebastapol naar Frankrijk overgewaaid. ECRU. 232 EEUWIG EDICT. Ecru, (fr.), ongebleekt, vandaar room- kleurig, geelachtig, naamm voor verschil- lende stoffen. Eestase of Exstase, van g r. ek- stasis = buiten zichzelf z#n. Gebezigd om een toestand van hooge geestdrift aan to duiden, waarbij men, door de indrukken van het oogenblik overspan- nen, aan de overmaat der verbeelding ter prooi is. Wordt zulk een toestand duurzaam, dan geraakt het gezond ver- stand op den achtergrond, en de waan- zin is niet ver. Ecu, (fr.), naam van een groote Fransche zilveren munt, bijv.: ecu de francs, wordt in 't Nederlandsch daalder vertaald, maar beteekent eigenlijk schild en is afkomstig van 't Latijnsche scutum, dat een met leder (Gr. skutis) overtrokken schild beteekent. Het wapenschild op de munt heeft dus aan deze den naam gegeven. Ecuador, (sp.), Republiek in Amer., op den equator gelegen. Ecume de mer, winkeliersterm voor rneerschuim. Ecusson, (w a p.), zieMiddenschild en Schild. Edamsch Genootschap, vroe- gere naam voor de Maatschapfijj tot Nut van 't Algerneen, omdat de eerste verga- dering in 1784 to Edam gehouden is. Edda, Stammoeder der poezie, be- naming der oudste Scandinavische po6zie, in de oud-Noorsche of IJslandsche taal geschreven. Er bestaan twee Edda's: de oudere is po6zie, de jongere proza. Van de eerste is het oudste handschrift ontdekt in 1643. Van de andere het oudste in 1628. De oudere Edda is vermoedlijk verzameld door SAmundSigfusson(t 1133), de jongere door Snorre Sturleson (f 1241). De Edda's zijn de bronnen voor de kennis der Noorsche mythologie, t. w. de leer der wereld, der goden en der menschen, n.l. de schepping, den bloei en den onder- gang der wereld; de geboorte der goden, Baldur's dood en de godenschemering; de tooverkunst, zielsverhuizing en zedeleer der menschen. Deze deelen zijn echter niet scherp afgescheiden, maar hangen onderling innig samen. Ede, bibe, lode, post mortem nulls voluptas eat (1 a t.), eet, drink, speel, na den dood is er geen genot meer; leus der Epicuristen. Edelgesteenten, in 't algemeen die delfstoffen, welke zich in meerdere of mindere mate onderscheiden door sterken en levendigen glans, doorzichtigheid, kleurloosheid of fraaie kleur en groote hardheid. Men verdeelt ze gewoonlijk in Echte - diamant, saffier, robijn, spinel, smaragd, hyacinth, zirkon, essoniet, chry- sopras, chrysolieth, amethist, berijl, to- paas, granaat, aquamarien; half-edele - opaal, corna!ijn, turkoois, onyijx, agaat, chalcedoon ' jaspis, mala- chiet, bergkristal, sardonyx, tourmalijn, lazuursteen. Edelmogenden, voormalige titel der leden van de Tweede Kamer, door Thorbecke in 1848 afgeschaft. Eden (Een -, of een hof van Eden, een paradijs, een lustoord. Uit Genes. 2 v. 8: gan be eden (hof in Eden). Eden was de landstreek, waarin de gan (tuin of hof) lag, door het eerste menschenpaar bewoond, denklijk in Mesopotamia of Armenia. Dit woord gan is in de Septu- aginta vertolkt door paradeisos (dier- gaarde, park), Grieksch woord, aan't Per- zische pardes ontleend. Eden (h e b r.) bet. lieflijkheid. Werd het woord pardes al vroeg door de lsraalieten overgenomen (zie Nehem. 2 v. 8, Pred. 2 v. 5, Hoogl- 4 v. 13) iii den zin van een met boomen beplanten lusthof, het spraakgebruik der nieuwere volken bezigt Eden en paradijs in deze beteekenis zonder onderscheid. Ed1kt 9 (1 a t.), uitspraak, openbare af- kondiging, verordening, bijv. van den Praetor (bij de Romeinen), waarbij hij do, rechtspleging in zijn ambtsjaar regelde. Ten onzent: algemeene verordening van een vorst, magistraatspersoon of collega. Edlkt (eeuwlg, - Verdrag ge- sloten tusscben Don Juon en de Alg. Staten 11 Febr. 1577, waarbij de eerste de Pacificatie Van Gent aannam en be- loofde de Spaansche soldaten weg to zenden, en de laatsten hem als Land- voogd van Koning Filips erkenden en het R. K. geloof beloofden to handhaven. EDICT VAN NANTES. 233 EEN DAG. Edikt van Nantes, besluit in 1598 to Nantes door Hendrik lVgenomen, waar- bij aan de Protestanten in Frankrijk vrijheid van godsdienst werd toegekend. Edlktale citatie (hand.), dag- vaarding. Gerechtelijke oproeping van bekende en onbekende schuldeischers van een gemeenschaplijken schuldenaar. Editio prineeps (1 a t.), eerste uitgave, eerste afdruk van oude schrijvers sedert de uitvinding der boekdrukkunst. Edom (h e b r.), letterlijk de roode, bijnaam van Ezau. (Zie de verklaring Gen. XXV : 30). Zijne nakomelingen heeten Edomieten of later Idumeers. Zoo heet Herodes de 13umeer, wegens zijn of komst. Met den naam Edom worden in de Israelietische literatuur vaak Rome en de Romeinen, en in het algemeen Israel's vijanden en vervolgers aange- duid; vgl. Jesaja 34 en 63. Ee, water, komt voor als naam van rivieren in ons vaderland, en als deel van plaatsnamen, zooals Edam. Vgl. ei in eiland. Eege, hetzelfde als egge, naam van een platboomd vaartuig, voorzien van een ijzeren eg, waarmede reeds in de 16e eeuw de vaarwaters der Zeeuw- sche stroomen werd en uitgediept. Het droeg ook den naam van mol. Op een dergelijk vaartuig, maar door stoom be- wogen, had Staring het oog in zijn be- kend gedicht ,het stoomtuig". Voor zulk een mol zijn wel plannen en teekeningen gemaakt, maar het kwam niet tot eene uitvoering. Eeklo, eikenbosch. Eekster of ekster (V e 1 u w e), klikspaan. Eelebaas of edelebaas, edelman. Een perceel to Ek-en-Wiel heet ,Den Edelen Baos". Deze was soms een echte w#ndrinker, die een grooten drinkhoorn in een teug kon ledigen. Daarom las men op zulke boorns wel rijmen, als Drinckt mij reyn uyt, gij eele baazen, En wilt dan fris Wilhelmus blaazen. Een derde of Twee derde (1/3 of 2/3 eandidaat-notarls, een can- didaat-notaris, die het eerste, of de eerste twee gedeelten van zijn notarieel examen achter den rug heeft, en het derde of laatstegedeeltenogdoen of overdoenmoet. Een ding is noodig (Luk. 10 v. 42). Vanhier spreekt men niet enkel op geestelijk, gelijk t. a. pl. bedoeld is, maar op allerlei gebied, van het gene noodige. Ook korter, den is noodich (spreuk van den schilder en schrij ver Karel van Mander, t 1606). Een en ondeelbaar, werd de Ba- taafsche Republiek verklaard bij de staatsregeling van 23 April 1798, waar- bij de provincien afgeschaft werden, en de indeeling in acht departementen `nerd vastgesteld. De nieuwe munten, die in 1800 ontworpen werden, voerden een genius bij een altaar, met het omschrift Een en ondeelbaar sterk. Ze bestaan slechts als proeven, daar de 2e Kamer het ontwerp niet wilde goedkeuren. Een ezel in folio, een groote ezel, naar folio, het meest algemeene der groote formaten van een boek. Men spreekt ook van groot in folio, breed in folio en derg. Een Korinthe een vers een 't Is -, heet het, als er weinig krenten in de bollen of de rijst zijn. Met schert- sende toespeling op Paulus' eersten Zend- brief aan de Korinthen. Men weet, dat de krent niet anders is dan een Korin- tisch gedroogd druif j e. Een mooie meld zou in een herberg eerlilk ziln ! door Hilde- brand (Camera Obscura) aangehaald in „Het Noord-Brabantsche meisj a", waarin eerl#k in den zin van eerzaam. Oor- spronklijk luidend „Zo'n moose meld zou in een herberg eerlijk zUn?" (L a n- g e n d ij k De Wiskunstenaars I, 2). Een woekeraar, een mole- naar, een wisselaar en een tollenaar, Dat ziln de vier evangelisten van Lucifaer. Dit rijmpje stelt tegenover de schrij vers der vier evangelien, - zie Evangelist, die vier to kwader faam bekend staande personen, die door hun bedrog en baat- zucht het kwade verbreiden. Een dag (t r a n s v.), eenmaal, eens gelijk in 't Fr. un jour. Ek sal tog een- 234 EERLIJKE BEGRAFEN dag kijk. Ander dag, een andermaal: Ander dag sal A weer ver jou skrijf. E euders (t r an s v.), hetzelfde gel#k; die eenders (dit is hetzelfde), eenders skr#we (gelijk schrijven). Eendraeht maakt maeht, oud Nederlandache zinspreukk rondom bet wapen der Unie, naar lat. Concordia res parvae crescent of viribus unitis (z. a.), door eendracht worden kleine za- ken groot. De spreuk onder bet Bel- gische wapen luidt: l'union fait la force, de Fransche spreuk luidt: la concorde fait la puissance. Eenheld In het nood1ge, vril- held In het twillelachtige, in alles de Heide. (In necessariis uni- tas, in minus necessariis libertas, in omnibus charitas. (w a p.) Deze gulden spreuk wordt toegeschreven aan Herma- nus Witsius (Theolog. prof. f 1708), die ze waarschijnlijk overgenomen heeft uit een theolog. werk van een zekeren Rupertus Meldenius, een onbekend au- teu r. Bedoeld werk Parenesis votiva etc. verscheen tusschen 1621 en 1625. Het tweede deel heeft als variant in dubiis libertas; oorspronkelijk is de spreuk van den B. Augustinus. Eenhoorn, dier van fabelachtig bestaan, groot, snelvoetig, woest als een stier, met Un hoorn midden op bet voor- hoofd. Het Hebr. woord Re;m duidt volgens de Grieksche vertaling dit dier -aan (Verg. Job 39 : 12-15). De af- beelding gelijkt bet meest op die van een paard, maar met gespleten hoeven en met 64n hoorn ridden voor den kop. Als zoodanig komt hij voor als schildhouder van bet oude Schotsche en van bet tegenwoordige Engelsche wapen. Een eenhoorn kon men niet vangen dan met behulp eener jonge maagd, die men op de plek, waar hij komt grazen, laat nederzitten. Zag de eenhoorn haar, dan lei bij zijn kop in haren schoot, vigil in slaap en werd ge- vangen (zie V on d e1, Adam in Balling- schap IV Bedrijf). De eerste christene namen den eenhoorn tot zinnebeeldvall Christus. Aan den hoorn werd de kracht toegekend vergif to kunnen aanwijzen en ontdekken. Voor de hoornen of stuk- ken daarvan werden hooge prijzen be- steed: waarschijnlijk verkocht men de horens of liever stoottanden van den narwal (zee-eenhoorn of narval) voor eenhoorn. Eenhoorn (w a p.), bet zinnebeeld der onschuld en kuischheid. Eenschaduw1gen, bewoners der gematigde luchtstreken, wier middag- schaduw altijd slechts naar gene zijde (bet noorden of zuiden) valt. Eensgevend geld, een stuk wordt in - verhandeld, wanneer bet in guldens per stuk genoteerd wordt; in de prijs- courant drukt men dit uit door bet tee- ken f v66r den prijs to plaatsen. Eeredagen (hand.), zie Resp#t- dagen. Eeredukaat, de officieele naam van een gewonen gouden dukaat, welke met een diploma door zangvereenigingen aan componisten wordt vereerd, wanneer een toonstuk van dezen door haar voor , t eerst wordt opgevoerd. Zoo doet de maatschappij ,Toonkunst",, en zoo ont- ving Keizer Wilhelm II van de Weener Mannenzangvereeniging een eeredukaat voor de opvoering van den ,Sang an Aegir". Eereschuld, de schuld bij bet ver- lies van een weddenschap of bij bet spel beloopen, waarvoor men dus niet ge- rechtelijk vervolgd kan worden, maar die men als eerlijk man en zonder aan- maning voldoet. Eereplaats (w a p.), een punt iets boven bet hartpunt. Eerewlln, oorspronklijk een ge- schenk in wijn, bij de inhuldiging van een Vorst, hem en zijngevolitoegezon- den, bedragend van eenige vaten tot eenige kannen, die dan gewoonlijk nug de schenkers werd uitgedronken; tegen- woordig een glas champagne, dat men op plechtige wijze genoodigden bij open- bare feestlijkheden aanbiedt. Eerhaud (w a p.), wanspelling voor heraut, ontstaan uit verklaring aan 't woord als eerhouder, eerbewaarder. Eerlilke begralenls, fatsoenlijke begr., weike beteekenis , eerlijek" eertijds had, die in doze uitdrukking alleen nog voortleeft. Zie bij Eeit (mooie meid). EERST ETEN, ENZ. 235 EFFEUILLE. Eerst eten, zeggen die van Oosterhout. In Oosterhout zou een veroordeelde ter dood gebracht worden. Onder bet waken van aanstalten kwam bet etensuur : „eerst eten"; dock onder- tusschen ontvluchtte de veroordeelde. Eerst opstaan, geliiik Judas, Job. X111:30. Schertsenderwijs gezegd van hem, die bet eerst van een gezelligen disch zich wil verwijderen. Eersten zullen de laatsten ziln (De -, ontleend aan Matth. XIX : 30 en XX : 16. Eest, toestel tot 't roosten van graan- korrels o.a. in de bierbrouw erijen in ge- bruik ook tot bet drogen van gekorven tabak. Eeuw. Diep ingeworteld is de meening, dat de wereld door de voortgaande be- schaving van lieverlede slechter gewor- den is. Vanhier : de Gouden, Zilveren, Koperen en IJzeren eeuw der mensch- heid in de Mythologie van Grieken en Romeinen. Dike (Justitia), de godin der gerechtigheid, bij voorbeeld, woonde onder den naam Astraea (sterrenmaagd) in de Gouden eeuw (tijdens de heerschappij van Kronos of Saturnus) op aarde, maar ging in de Koperen als de laatste der goden en godinnen (0 v i d i u s, Metainorphosen I. 150), naar den hemel terug, waar zij als bet sterrenbeeld de maagd in den Dierenriem prijkt. Een spoor van bet geloof aan een gouden eeuw biedt ook Jez. 11 vs. 6-9, doch niet in een ver verleden, maar voor eene verre toekomst, bij de verschijning van bet Messiasrijk. Eenwig Evangelie (Het -, de leer, omstreeks 1202 gepredikt door Joa- chim, abt van Flora in Calabrie : geen kerk, geen priesterschap, geen werken ter zaligheid; alien zijn priesters, eenvoud, vrijheid en liefde, ziedaar de hoofdinhoud van Joachims Eeuwig Evangelie. Dante vermeldt hem in bet Paradijs (XII. 139) en houdt hem voor een pro- feet, Renan heeft een studie over hem en zijn boek geschreven. Dit evangelium aeternum was de voor- spelling van een aanstaande geestelijke wereld, naar Openb. XIV : 6. Eeuwige lamp, (r k.), een lamp, die ter eere van bet allerheiligste voort- durend blijft branden. Eeuwige vrede, naam van enkele kortstondige vredesverdragen en van voorstellingen van enkele wijsgeeren. Eenwig vuur, vaak figuurlijk voor hel; bij de Israelieten bet steeds aangehou- den vuur (heilige vuur) op bet altaar van brandoffers. Eenwig licht, zie eeuwige lamp. Eeuwige stad, (lat. urbs aeterna) eerenaam voor Rome, reeds in de 4e eeuw in den codex theodos officieel ge- bruikt. Eflark, (w a p.), zie Steigeren d. Eflarouchk, (w a p.), in de Fransehe wapenbeschrijving kat en kater, wanneer zij klimmend (z. aid.) zijn afgebeeld. Eflecten, fondsen, schuldbrieven door Staten, provincien, gemeenten of bijzondere personen uitgegeven benevens de bewijzen van deelgerechtigheid in handels- en nijverheids-ondernemingen (aandeelen of actien in vennootschappen). Effectief, (h and.), werklijk, inder- daad. Bij betalingen in eene bepaalde geidspecie bij goederenhandel: terstond na den koop, en niet op levering, afgeven. Effeetueeren, (hand.), nitvoeren, bewerkstelligen, volbrengen. Ellen, (w a p.), F r., plein. Schild, dat geenerlei figuur draagt, en ook niet ver- deeld is, dus alleen een veld in een kleur of metaal vertoont. Ellen, (t r a n s v.), ver effen. Even, daarzooeven. Elendi of Ellendi, in Turkije een eeretitel, die met ons „beer" ov ereen- komt, en aan staatsdienaren en burger- lijke ambtenaars wordt gegeven; terwijl de waardigheidsbekleeders aan bet Hof en bij bet Leger den titel Aga (z. aid.) voeren. Dit efendi is als achtervoegsel in zwang, bijv. de eerste lijfarts des Sultans beet dahim-efendi, de Serailpriester Imam-efendi, de Minister van Buintenl. Taken Reis-efendi, enz. Effens, (t r a n s v.), even, nauwl#lcs. Efleuille, (w a p.), bladerloos, ontbla- derd. EFOD. 236 EGYPTISCHE OOGONTSTEKING. Elod, (he b r.), bovenste schouder- en borst-bekleeding des Israel. opperpries- ters (Exod. 28, 6-12). Het bevatte ook de Oerim. en- Thoernim, symbool der God- spraak. Met den Efod bekleed zijn be- teekent dus, opperpriester zijn, als ver- kondiger van Gods uitspraak optreden. Egrayk, (w a p.) zie Steigerend. EgalL (o u d-f r a n s c h) of esgale, (w a p.), zie Gel#ke vlakken. Egalite, naam in 1792 door Manuel in naam der Commissie gegeven aan Louis Philippe Joseph, Hertog van Orleans (1747-1793) en door hem in plaats van zijn erfelijken naam aangenomen, om de gunst van het plebs to verwerven. Egelantier, wilde roos. Naar fr. iglantier en dit uit 1 a t. Het blazoen van de Rederijkerskamer „In Liefde bloeyend" to Amsterdam (1516-1632) was : Christus gekruisigd aan een wilden rozeboom; weshalve deze kamer meestal de Englentier werd genoemd, of ook wel „Het Jueghdelyck grooyende Englentier- ken In liefd bloeyende". Egeota (myth.), dochter van den Trojaanschen prins Hippotus door haren vader zelven op een schip de zee inge- zonden, uit vrees dat het lot haar tot een proof mocht bestemmen voor, 't zee- monster, aan hetwelk de Trojanen jaar- lijks een jong meisje moesten leveren om de misdaad van Laomedon to boeten. E. kwam in Sicilie aan, waar de stroom- god Crinitus eerst in de gedaante van een stier, toen in die van een beer om haar streed. Zij baarde hem Aeolus en Acestes. Egerla, naam der nimf, die volgens de Itomeinsche sage aan koning Numa wetten mededeelde ten behoeve van het Romeinsche yolk. Ego (Alter-, plaatsvervanger, pro- curatiehouder met de uitgestrekste vol- macht. Van alter (ander) en ego (ik).; alzoo ander ik, d.i. tweede ik, ook: echt- genoot. Ego et rex mews (1 a t.), ik en myn koning. Woord, aan kardinaal Wolsley toegeschreven, maar er is nergens een bewijs to vinden, dat hij het gezegd heeft. Ego sum rex Romanus et supra grammaticam (1 at.), ik ben Romeinsch koning en sta boven (hooger dan) de spraakkunst. Dit of iets der- gelijks moet keizer Sigismund op het Concilie van Constanz, (Kostnitz) in 1415 '16 gezegd hebben tot een bisschop, die hem deed opmerken, dat het woord schis- ma, hetwelk hij manlijk maakte, onzijdig was. Volgens sommigen zou de bissehop gezegd hebben Caesar non supra gram- maticos, de keizer staat niet boven de spraakkundigen. Moliere zegt in gelijken zin (Les Femmes Savantes 11.6) La gram- maire qui sait rlgenter jusqu'aux rois, (de spraakkunst, die zelfs de koningen beheerscht). Ego to maximis laudibus medicinae doetorem dico creo enuntio, met den hoogsten lof ver- klaar ik u, verhef ik u, roep ik u uit tot doctor in de geneesknnde. Formule van promotie, door Hildebrand aange- haald bij de promotie van Gerrit Witse. Egoist, iemand, die beheerscht wordt door egoisme, d.i. de neiging, welke alles doet afmeten en bepalen naar het eigen ik, naar de zelfzucht. Ego (lat.) - ik. Egypte, figuurlijk, „land van ver- drukking", naar de slavernij der Israelie- ten Bijv. Het past ons niet zuur to zien, als wij een tijdlang in Egypte moeten dienen (Deut. XXVI : 6. Ook in de Praatj es van Jan Ploeger), d.i. wij moeten ons eenige tijdelijke verdrukking, die vaak heilzaam is en welliaast door verlossing gevolgd wordt, getroosten. Egypte (Hertog van Klein - noemde zich Andreas, opperhoofd der eerste Zigeuners, die in ons Vaderland verschenen, en wel to Deventer ten jare 1420. Nog honderd jaar na dien gaven de hoofden van Zigeuner-benden zich dien titel. Egyptisehe duisternis, de ne- gende der plagen van Egypte. Zie Exod. X : 22. Egyptische oogontsteking, be- smetlijke oogziekte, bestaande in een etterende ontsteking van het slijmvlies, die in haar kwaadaardigen vorm blindheid veroorzaakt. Ze werd het eerst waarge- nomen in 171.8 bij de Fransche troepen in Egypte; vandaar de naam. EGYPTISCHE VLEESCHPOTTEN. 237 EIERDANS. Egyptische vleesehpotten, uit- drukking, die men gebruikt, om een goed leven bij iemand aan to duiden. Toen de Israelieten onder allerlei ontberingen in de woestijn rondzwierven, herdachten velen onder hen met weemoed bet goede leven, dat zij in Egypte genoten. Zie Exod. XVI : 3 en Num. XI : 5. Hun- keren naar de Egypt. vl. vgi. fr. regret- ter les oignons d'Egypte. Egyptus, aan wien Egypte volgens de fabelleer haar naam ontleende, was de zoon van Neptunus en Libya, en vader van 50 zonen. Zijn broeder Dan ails, koning van Argos had daarentegen 50 dochters. Beiden kwamen overeen om deze 50 paren to zamen to huwen; to then einde kwamen de 50 zonen naar Griekenland, waar ze oogenschijnlijk goed ontvangen werden; Danaus gaf zijn doch- ters echter den geheimen fist mede, hunne echtgenooten in den eersten huwelijks nacht to dooden; alien gehoorzaamden behalve eene. Eh blen ! noun disions done que eet affreux Voltaire Nu, wij zeiden dan, dat die afsehuwe- l~ke Voltaire Slotvers van L'hon- neur et l'argent (1853) van Pousard, waarmede men schertsend een gestoord onderhoud aanduidt. Ehemgnnerzug (h g d.), spoortrein der gehuwde heeren, die des Zaterdags uit Berlijn naar de Oostzee vertrekken, als hun gezin daar de baden gebruikt, in Belgie le train des maris, die in den zomer zaterdag to Ostende aankomt en 's maandags weer vertrekt ; spottender- wijs : train jeune (z. a.). Ehernes Lohngesetz, woord van Ferdinand Lasalle (1825-64) door hem voor de eerste maal gebezigd in bet programma vervat in bet O ffenes Ant- wortschreiben, dat hij den 1n Maart 1863 aan fret Bestuur der Arbeidersvereeni- ging to Leipzig richtte; die wet verhin- dert, volgens hem, bij de tegenwoordige wijs van produktie, dat een arbeider, hoe naarstig en spaarzaam hij ook zij, in beteren stoffelijken toestand kome. Het moge enkelen gelukken aan die wet to ontsnappen, bet gros der werklieden blijft er aan onderworpen. Misschien is veel- eer Matthus (1766-1834) de eigenlijke uitvinder dier leer, dock zeer zeker vindt men baar reeds in de Principles of po- litical economy and taxation (1817) van Ricardo. Tot 1863 was bet echter slechts eene tbeoretbische stelling. Ehret die Frauen!siefleehten and weben Himmlische Rosen ins irdisehe Leben. Eert de vrouwen! zij vleehten en weven hemelsche rozen in 't aardsche levee. S c h i 11 e r, Wiirde der Frauen. Spot- tenderwijs : wollene Strumpfe fur's fros- tige Leben. El van Columbus, eene zaak, die men wonderlijk acht, zoolang men 't niet weet, maar onbeduidend, als men er achter is. Wijziging van huevo de Juanelo (bet ei van Hannes) gelijk de Spanjaarden zeggen, o.a. C a l d e r o n in La dama deunde (de spokende da- me). In 1555 verhaalt Vasari dezelfde geschiedenis, die in 1421 to Florence zou voorgevallen zijn met den beroernden bouwmeester Filippo Ilrunelleschi. Ben: zoni noemt daarbij liet eerst Columbus, in zijne geschiedenis der Nieuwe Wereld, die in 1565 to Venetie verscheen, dus tien jaar later dan Vasari, en 154 jaar later dan Vasari beweert, dat bet zou zijn voorgevallen. El (Neurenberger - oudste naam voor zakhorloye, omdat dit (in 1500 to Neurenberg (door Pieter Hele) was uit-- gevonden en den vorm van een ei had. Eiber, ooievaar, ontstaan uit den vorm edebar. Uit eiber ontstond wederom uiver. Zie Ooievaar. Eidbla (g r.), schimmenbeelden.In het NieuweTestament heeten alzoo de afgoden der Heidenen, als zijnde niet-goden. Fr. idole, afgod (en afgodsbeeld), ook figuur- lijk. Elerdans, een geliefde dans in de 16e en 17e eeuw, waarbij de danser eenige eieren, die binnen een kring op den grond gelegd waren, een v oor een er uit moest hinken zonder er een to brel~en, natuurlijk zonder schoenen of klompen aan de voeten. Op eene schil- derij van 1557 (Rijks-Museum to Am- sterdam) ziet men zulk een dans voor- gesteld. EIEREN MET BEIEREN, ENZ. 238 EIN ECHTER DEUTSCHER, ENZ. Eferen met beleren is de huwe- [like stoat (Cats), zoet en zuur geeft het huwelijk. Want eiers en beiers is in Zeeland een soort van pap uit on- rijpe kruisbessen, eieren en stroop saam- gesbeld, beiden dus zoet en zuur. Elerifist, in de bouwkunst een gebeeldhouwde lijst, welke een rij van staande eieren voorstelt, die door pijlen gescheiden zijn. Eferspel,middeleeuwsch spel, waarbij een ei aan een boomtak opgehangen door den geblinddoekten speler moest worden stuk geslagen; vanhier het spreek- woord ,,hij slaat er naar, als een blinde naar 't ei". - Of ook, men knikkerde met hard-gekookte eieren over den vloer. Tot in 't midden onzer eeuw was het eierspel nog in zwang op de Paasch- weide bij Arnhem en bij Deventer, op de beide Paaschdagen. Eifersueht list eine Leiden- sehaft, die =it Eller sucht, was Leiden sehaift (woordspeling) Jadoerschheid is een hartstocht, die met #V or zoekt, wat lrjden veroorzaakt. Van Schleiermacher of van M. G. Saphir. Eiffel-toren, toren geheel van ijzer, tijdens de laatste wereldtentoonstelling to Parijs gebouwd tot eene hoogte van ruim 300 meter; naar E i f f e 1, den in- genieur, mede betrokken in het Panama- schandaal. Eigendom is diefstal, f r. la propridti c'est le vol, paradox van P. J. P r o u d h o n (1809-65) in zijn werk „Qu'est-ee que la proprUU ?" geput uit de bewering, dat de bezitting als over- gespaarde arbeid aan den arbeider toe- komt ; reeds in 1780 had Brissot hetzelfde gezegd. Elgenpanden (Een rok met loos- en - Sedert het begin der 15e tot in den aanvang der 19e eeuw hadden bij schuldvorderingen en verkoopingen bij executie bijzondere formaliteiten plaats. De schuldeischer had het recht, op de roerende- of onroerende goederen van den schuldenaar beslag to leggen, viermaal achtereen, hetgeen men loospanden noem- de, omdat de schuldeischer daardoor nog geen recht kreeg op 't goed van den gepande, maar de vijfde maal heette het eigenpand, omdat daarbij het goed des gepanden aan den schuldeischer door het gerecht werd toegewezen (zie Wagenaar Beschr. van Amst. X. 91 en volg.). Bij die gelegenheid deed de schout zijn besten rok aan met breede opslagen en lange panden, waarom men, als woordspeling, een rok, zooals men in de vorige eeuw droeg, spottenderwijze een rok met loos- en eigenpanden noemde. Eijerland, voorheen een afzonder- lijk eilandje ten N.O. van Texel; in 1629 door een zanddijk met dit eiland ver- bonden. Op dit voormalige eiland wer- den de meeuweneieren in zulk eene menigte verzameld, dat het daaraan zijn naam ontleend heeft. Er liggen veel Engelsche zeelieden begraven, vandaar de scheldnaam Damnd egg's island. Elk (w a p.), het embleem van kracht en standvastigheid. En als stuk en als helmteeken is deze boomsoort bijzonder gezocht geweest. Eikenboomen der gerechtf~- held (der deugd), Jesaja LXI : 3. Ook bij Elize van Calcar in haar Hermine. Eikenb. moet zijn terpentijnboomen. On- juist gebruikt voor : beproefde rechtzinni- gen, steunpilaren der Kerk, uitstekende vromen. Eikenkrans, (zie Corona civica). Eikenkroon (Orde van de - Luxemburgsche ridderorde, veel in Ne- derland gegeven, tijdens onze Koningen Groothertog van Luxumburg waren. Eilanden (Drflvende - Zie Drrjf tillen. Ellefga (b a r g.), dom, onnoozel, eenvoudig, arm. Eindenbrander, veer in een pijp- kandelaar, welke men op en neer kan schuiven, om de eindjes kaars geheel op to branden; vroeger pro fijtje of pro-. Ein echter deutscher Mann mug keinen Franzen leiden, doch ihre Weine trinkt er germ, een echte Duitscher kan Been Fransch- man uitstaan, maar Franschen wrjn drinkt hf graag. G o e~t h e, Faust (Auer- EIN EINQIG VOLE, ENZ. 239 EIN SUSSER TROST, ENZ. bath's Keller). Gezegde van een der drinkebroers, in bet gezelschap, waarbij Faust en Mephisto zich voegen, als de laatste hun elken wryn aanbiedt, dien z4 begeeren. Bin einzig Volk von Brgdern (Wlr wollen rein - In keiner Not ans trennen and Getahr. Wij willen een eenig yolk van broederen zijn, die in geenerlei nood of gevaar el- kander verlaten. Deze vooral tijdens en na den krijg van 1870-71 in Duitsch- land dikwerf gebruikte en misbruikte woorden zijn ontleend aan S c h i 11 e is Wilhelm Tell (II 2) bet is de eed, dien de drie mannen op Rutli zweren bij het begin van den opstand. EfYt guter Mensch In selnem dunklen Drange, list sich des rechten Weges wohl bewusst. Fen goed mensch is, ook waar hij in het duister worst voortgedreven, zich bewust van den goeden weg. G o e t h e, Faust (Prolog im Himmel). Dit zegt de Heer, waar Faust door den Duivel be- zocht zal worden, in den zin : als een mensch goed is, kan hij dwalen, maar zal uit eigen beweging den goeden weg weer opzoeken. Elm Kaiserwort soil man n1eht dreh'n noch deuteln, een keizer- lijk woord moet men niet verdraaien of zoeken uit to leggen. Uit Burger's gedicht Die Weiber von Weinsberg. Bij het be- leg dier stad 21 Dec. 1140 had koning Koenraad III aan de vrouwen vrijen aftocht verleend, en haar vergund alle kostbaarheden, die zij dragen konden, mee to nemen. Den volgenden morgen gingen de vrouwen allen de poort uit, ieder met haar man op den rug. Toen de wacht beweerde, dat de Keizer dat niet zoo bedoeld had, zou deze volgens Grimm gezegd hebben ein Konigswort darf nicht gedndert werden. Hetzelfde wordt ver- haald van Koenraad's opvolger Frederik Barbarossa hij de inneming van Crema (1160). Beide verhalen zijn van den schrijver der Kroniek van Keulen (Chro- nica regia coloniensis). Elm Kerl, der specalirt, hot wie ein Tier ant dgrrer Heide, von einem b5sen Geist im Kreis herum getghrt and rings archer Megt sehgne grUme Weide, een man, die zich in bespiegelingen verdiept is als een Bier op een dorre heide, die door een boozen geest in een kring road gevoerd wordt, terwrjl rondom hem peen een schoone groene weide ligt. G o e t h e, Faust (Studirzimmer). Mephisto zegt dit tot Faust, om dezen to bewegnn de studie vaarwel to zeggen, en bet ]even to ge- nieten. Ein Mgrchen aus alten Zeiten,, een sprookje uit oude tjjden. H e i n e, Heimkehr 2, de Lorelei met den aanhef „Ich weiss nicht was soil es bedeuten". Elm menschliches Rghren, menschlijke (d.i. natuurlijke) aan doening. S c h i 11 a r, in die Biirgschaft, waar bet gezegd wordt van Dionysius, den tiran van Syracuse, die op bet bericht, dat de beide vrienden voor elkander willen sterven, eindelijk toch aangedaan wordt. Ein Narr wartet nut Ant- wort, een gek ivacht op antwoord. H e i n e, Nordsee II. 7, waar de denkende mensch de golven raadpleegt omtrent de levens- en wereldraadsels. Ein Schauspiel fur Gotten (veelal in bet Fransch aangehaald als Quel spectacle des dieux!). Uit Goethe's zangspel Erwin and Elmire I. 1, waar de aanblik van een minnend paar zulk een tooneel voor goden genoemd wordt. Gewoonlijk wordt het schertsend aange- haald. Bin Skandal, een groote ergernis, iets zeer hinderlijks. Naar I Kor. 1: 23 den Joden een ergernis en den Grieken eene dwaasheid. In den Griekschen tekst staat nl. skandalon, dat door ergernis vertaald is. Elm stisser Trost lot Ihm ge- blieben t Er zfthlt die Hgupter seiner Lieben, Und sleh ! Ihm tehlt kein teures Haupt. Ben zoete troost verbleef hem : hij telt de hoofden zrjner lievelingen, en zie, hem ontbreekt Been (enkel) dierbaar hoofd. S chi 11 e r in das Lied von der Glocke, omtrent den welvarenden man, die bij den brand alles verloren heeft, wat hij bezat. EIN WERDENDER, ENZ. 240 ELAINE. Ein Werdender wind immer dankbar rein, een man, die aan zijn vorming arbeidt, zal steeds dank- baar zijn (d. i. voor elke hulp). G o e t h e, Faust (Vorspiel auf dem Theater) ; in then zin wordt het geciteerd. De komiek zegt het evenwel met de bedoeling, dat het publiek met weinig tevreden is, omdat het zoo weinig waard is. , Wie geheel gevormd is, wordt nooit tevreden gesteld", zegt hij, ,maar de half-gevorm- den zijn altijd dankbaar". Vgl. Een kinderhand is gauw gevuld, een kinder- hart licht blij. Einem 1st sie die hohe, die himmlische Gbttin, dem an- dern Eine tiichtige Kuh, die ihn mit Butter versorgt. Voor den een is z# (de wetenschap) de hemelsche godin, voor den ander de pro- fijtlrjke koe, die hem van boter voorziet. -- S c h i l l e r, uit het distichon , Wis- senschaft". De dichter bedoelt : de een beoefent de wetenschap en vereert haar als iets groots en verhevens, de ander beschouwt haar alleen als een middel om voordeel to behalen. Einierden, (f r i e s ch) eigenerfden, vrije landheeren, edelen, heerenboeren, ook erfegsen genoemd. Einjahrigen-stelsel, Hoogduitsch systeem, volgens hetw elk jongelieden die gymnasium of hoogere burgerschool heb- ben afgeloopen, zich slechts den jaar in den krijgsdienst en den wapenhandel be- hoeven to oefenen. De regeering geeft dit voorrecht ter bekoming en vorming van een reservekader van onder-officieren, in oorlogstijd. Einsam bin ich nicht alleine, eenzaam ben ik niet alleen. Eerste regel van Preciosa's gezang in het drama Preciosa (1821) van P. A. W o 1 f f, muziek van W e b e r, naar Cervantes' novelle La gitanilla de Madrid. Einste, (t r a n s v.), eigenste. Eintlike, (t r a n s v.), eigenlijke. Eischet-chalil, (h e b r.) , flinke vrouw, waardige huisvrouw. Ontleend aan Spr. XXXI : 10. Eisen and Blut, (h g d.), ijzer en bloed, woorden uit de verklaring van Bismarck, dat de groote vragen van den dag niet door redevoeringen of besluiten maar door ijzer en bloed tot oplossing worden gebracht. Zij werden echter reeds lang voor v o n B. gebezigd, o.a. bij Quinc- tilianus (Declamationes 350) : caldes vi- detur significare sanguinem et ferrum. In de Lehre an den Menschen van A r n d t heet het verder : Zwar der Tapfere nernt sich Herr der Lander durch sein Eisen durch sein Blut. Verder zong von Schenkendorf f in ,Das eiserne Kreuz" Denn nur Eisen kann uns ret- ten, and erlosen kann nur Blut. Elusdem, (1 a t.), van dezelfde maand, van denzelfden dag. Ejusdem farinae, van dezelfde soort. El, (h e b r.), God. In vele Hebr. namen als voor- of achtervoegsel, bij v. El'azar. El-isa, El jakim, Beth-el, Micha-el, Dani-el. Zie ook bij Eli. El Arz, (a r ab.). Het Land. Naam van een Arabisch dagblad op den Liba- non, waarvan de Sultan van Turkije Oct. 1894 de uitgave toestond. El Caballero de la Triste Figura, (s p.). zie Chevalier de la triste figure. El dorado, (s p.), uit el (het) en do- rado (vergulde), het goudland. Vanhier elk land, elke streek, waar met weinig moeite in alle behoeften wordt voorzien. Naar Francisco Orellano, een luitenant van Pizarro, die beweerde in Zuid-Ame- rika een goudland (dorado) ontdekt to hebben; (nml. Peru). Men zegge niet een of het el dorado, maar eldorado of een dorado. Na de ontdekking der goudvel- den werd ook California aldus genoemd. El Ole, een Spaansche dans, vooral door de tooneeldanseres Pep i t a bekend geworden. Elaine, het meisje, dat Sir Lancelot hopeloos beminde en dat van minne- smart stierf. Volgens haar verlangen werd haar lijk in een vaartuig gelegd, in een witte wade met een lelie in de rech- terhand en een brief, de bekentenis harer ELAMIETEN. 241 ELEGIE. liefde, in de linker. Koning Arthur liet haar als een koningin begraven, en hare droeve geschiedenis op haar grafsteen beitelen. Elamleten, Perzen, naar Elam, een zoon van Sem. Vgl. Ezra 4 vs. 9, Hand. 2 vs. 9, met Gen. 10 vs. 22. Elan, hoewel dit fr. woord manlijk is, spreekt men toch van ,het noodige elan", de vereischte geestdrift, om eene vlucht to nemen, een aanval to doen, inzonderheid bij militairen, men zegt dan, dat men iets met elan doet. Elanch46 (herald.), zie Rennend (herten). Elberfeldsch stelsel, van armen- verzorging, waarbij stad, vlek of (groot) dorp in kleine wijken wordt verdeeld, waarin de burgerlijke armenzorg door onbezoldigde ingezetenen wordt uitge- oefend. Elberich, de meest befaamde dwerg uit de Noorsche mythologie, de bewaker van den Nibelungenschatz, door Siegfried gedood. De oude Hoogd. benaming voor Oberon, den Koning der Kabouters. Elbnrga, een middeleeuwsche vrou- wennaam, die o. a. nog voorkomt in een opschrift boven de kerkdeur to Neder- horst-den-Berg. Dit opschrift, 5 it 600 jaar oud en waarop heel wat geleerden zich suf gestudeerd hebben, luidt Qtti petit hanc aulani petat Elburgam fore salvam. Et per eam nullus intret n" [isi?] de rest onleesbaar, d. L , Alwie dit ge- bouw bet voorhof (dezer kerk) bezoekt, verzoeke (bidde. God) om bet Neil van Elburga. En niemand ga door dit voorhof (de kerk) binnen, tenzij .... De eerste regel kan herinneren aan eene Elburga van Wassenaer, als stichteres der kerk, omdat Jar. Filips van Wassenaer (1, 1225) den oudsten burcht ter plaatse stichtte. Elck wandel In Godts weghen, spreuk in 1595 op bet Marktveld to Delft, tot een Kristelijke vermaninge door stomme steenen", als straatmuzaik aan- gebracht, en tegenwoordig nog duidelijk leesbaar. Eleatlsche school, school van wijsgeeren, welke met Xenophanes een aanvang neemt, die zich to Elea in Beneden-Itali6 vestigde en o. a. Parme- nides en Zeno uit Etea onderhare aan- hangers telde. Bloeitijd 540-460 v. Chr. Ze onderscheidde zich hierdoor van de an- dere wijsgeerige scholen, dat ze zich ver- hief tot bet oorspronklijke logische begrip van bet ,zijn", en was als zoodanig een voorloopster van Plato, die op de denk- beelden der Eleatische school voortge- bouwd heeft; Leucippus van Elea, een leerling van Zeno, was volgens Aristoteles de uitdenker van de leer der atomen. Electo of eletto, de aanvoeder, letterlijk de gekoze)?e, then de Spaansche soldaten, wanneer zij aan 't muiten sloe- gen, zich verkozen. Electra, benaming eener Maat- schappij voor Electrische Stations.Hoewel Electra in de fabelleer der ouden (als nimf), voorkomt, alsmede de naam is eener ster in bet Zevengesternte, (elektor, met of zonder Hyperion, duidt bij Home- rus de stralende zon aan); zal de naam deter Mij. wel haar doel, nml. electrische verlichting, moeten uitdrukken, en dus spruiten uit elektron (G- r.) = barnsteen, aan welken door Grieksche wijsgeeren bet eerst 't verschijnsel van electriciteit is waargenomen. Naar dezen steen is in oudere Nederd. werken dit verschijnsel "barn steenkracht " genoemd. Vgl. hier- voren, barnsteen. Electrocutle, terdoodbrenging van euveldaders door middel van electriciteit. Ze behoeft slechts 44ne minuut to duren en werd voor bet eerst in Juni 1894 in de Staatsgevangenis to Auburn (New- York) toegepast. Proeven op dieren ge- nomen bewijzen, dat de getroffene in bet leven terug geroepen kan worden. ElectrometerofElectricitelts- meter. Werkt uig door S in e a t o n uit- gevonden, om de volstrekte spankracht van gassen en dampen to bepalen. Elet (H e b r.), duizend. Elegy Ala (duizend van duizenden) millioen. Uit- drukking voor: zeer groote hocveelheid. Eletant, een minder algemeen ge- bruikte benaming voor olifant, van het Grieksch-Latijnsche elephas. Elegle (muz., gr.), klac lied; bij de Grieken en Romeinen eene soort der lyrische poUie. 16 ELEGIE. 242 ELFDUIZEND MAAGDEN. Elegle, (van G r.-1 a t. eleyos) riet, rietfluit, omdat de ouden bun treurliede- ren zongen met begeleiding van zulk een speeltuig. Eleksle (t r a n s v.), verkiezing. F r. election. Element (galvaniseh - toestel ter opwekking van electriciteit, waarin twee metalen (b.v. zink en koper) met twee vloeistoffen in aanraking zijn. Elementaire geesten of Gees- ten der elementen, geesten of de- moni'sche wezens, die, naar't middeleeuw- sche volksgeloof, in de vier elementen heerschen, n.l, gnomen in de aarde, on- dinen in bet water, sylphen in de lucht en salamanders in bet vuur. Elementen, volgens Aristoteles de vier grondstoffen : water, vuur, lucht en aarde, waaruit alles bestond, de eenige machten in de natuur ; in den nieuweren tijd de enkelvoudige grondstoffen,waaruit chemisch, alle stoffen bestaan, d. i. stof- fen, die de scheikunde nog niet heeft weten to ontleden. Er zijn er thans 60 a 70 bekend en er kunnen er - door ontleding van andere stoffen, - nog vele bij komen. Elephant A la loterle (nn -, een geschenk of winst, waarmede men niet weet, wat to doen en dat zoo een last wordt. Elephant (To see the - (a m e r.), den olifant gaan zien. Het gewone lot van onervaren vreemdelingen, die to New-York in handen van gauwdieven vallen, die bun de schoonheden der stad zullen laten zien, en hen afzetten of be- rooven. Elephantiasis,melaatschheid,ver- keerd aldus genoeind, doelend op ge- lijkenis met de huid van den olifant. In de Septuagint en in bet N. T. beet de ziekte lepra (fr. lepre), vanwaar leprozen. Daarbij zetten zich enkele deelen van bet lichaam op monsterachtige wijze uit. Elevatle (m i 1.), de hoek, welken de aslijn van bet geschut met de waterpas- lijn maakt. EleusinWn, ook Eleuslaahe of Eleneinische mysterlgn,de groote, to Eleusis (thans bet armoedige dorp Levsina) nabij Athene gevierde, met vele geheimzinnige gebruiken verbonden fees- ten, die aan de godinnen Ceres (Demeter) en hare dochter Proserpina (Persephone) gewijd waren. Deze oude en eerwaardigste plechtigheden in Griekenland, ontleen- den haar oorsprong aan een nationaal oogstfeest. Eluesis spruit uit g r. ere- homai (fut. eleusontai) = komen, en bet. ,,aankomst", nml. die van Ceres, als zij hare geroofde dochter zocht. Eleve (w a p.), met de punten omhoog (vluchten en vleugels). Elf, het gekkennommer, mis- schien naar elf of alf, een booze geest, in rechte lijn afstammend van de zwarte elven der Germanen en Noren. De elven schoten pijlen door de lucht, en wie er door geraakt werd, verloor zijn verstand. Zelfs was een eenvoudige aanraking of een blik der elven voldoende, om iemand gek to maken. Hem, then men b.eschouwde als door een elf getroffen of geraakt, noemde men schimpenderwijs ook een elf. Het schieten der elven heette elfschot of elfflin f . Toen de elven in vergetelheid raakten, ging de beteekenis van gek op het getal elf over. -Men had lichtelven of goede, en zwarte elven of kwade geesten. Het woord werd ook alf gespeld, in bet Noorsch alfar. De zwarte elven woonden onder den grond ; hunne taal was de echo. Elf der ure (ter - zoo laat moog- lijk, bijna to laat. Deze uitdrukking is ontleend aan de Israelitiesche wijze van dagverdeeling : de dag begon to 6 uur, zoodat 7 uur was de 1e ure en des avonds 6 uur de 12e ure - van den dag. De elfde acre staat dus gelijk met 5 uur op ons horloge, dat is : nog maar een uur vobr bet eindigen van den dag. Vgl. Matth. 20 vs. 6. Elfdnlzend maagden, zouden met de priores de h. Ursala ter dood ge- bracht zijn en in den Dom to Keulen zou haar gebeente rusten. Dit maakte men op uit een opschrift op een zerk XI. M. Y. d. i. XI M(artyres) Y(irgi- nes): elf maagden, martelaressen. Waar- bij dan 1W als getalmerk wordt opgevat, of wel uit VRSULA XIMILLA VIRG. Mart. OP ZIJN ELF-EN-DERTIGST. 243 ELIXIR. anderen beweren, dat er stond undecim illae virgines en dat men las undecim- mille virgines. Elf-en-dertigst (Op zijn -, langzaam, dralenderw#s, zou ontleend zijn aan bet nemen der besluiten in de Friesche Statenvergadering, waar de af- gevaardigden der elf steden en dertig grietenijen zitting hadden. Wegens voort- durende oneenigheden kon men niet dan langzaam tot een besluit komen. Een der- gelijke uitdrukking kwam echter al in Zuid-Frankrijk voort, voor dat er in Fries- land 30 grietenijen waren. Ellen,(m y t h.), berggeesten, vloed- of watergeesten kleine rondzwervende na- tuurgeesten, die of als goede en schoone wezens in den hemel, of als kwade en leelijke onder de aarde wonen. Elgin marbles, marmerbeelden van Elgin. Echte antieken, kostbare overblijfselen der oude kunst vormende het gevelstuk (tympanon) en het fries van bet Parthenon; beeldhouwwerken door Phidias ontworpen en gedeeltelijk door zijn beitel vervaardigd. Zoo ge- noemd naar Thomas hertog van Elgin, die ze met groote moeite van Athene naar Engeland overbracht, waar de re- geering ze kocht en in 't Britsche museum to London liet plaatsen. Eene beschrij- ving er van komt voor in : Memorandum on the subjects of the Earl of Elgin's pursuits in Greece" (1811 en 1815). In de voornaamste musea van Europa vindt men afgietsels van de merkwaardigste Elgin marbles. Elgin-rooms, (e n g.), eene afdee- ling van bet Britsch museum waar de verzameling oude bas-reliefs en stand- beelden bewaard wordt, door Lord Elgin, bijeengebracht en in 1812 naar Engeland gezonden. Hot zijn meerendeels stukken van bet Parthenon to Athene en ze werden in 1816 door de Engelsehe regeering voor 35.000 gekocht. Eli, (h e b r.), min God, zie Mark. '15 vs. 34. Ook sours voorvoegsel van eigennamen, als : Eliezer, Eli-hit, Eli- sama, enz. Eli, Eli, lama sehabaktani, (Marc. XV, 34), is nieuw h e b r. met de beteekenis : Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten (van scha- bak (lees : sjabak) = laten aan, verla- ten. 't Klassiek Hebr. zou voor het laatste woord hebben 'azabtani. Elia-Nabs (lie b r.), of Ellijo No- wi (hgd. uitspraak) Elia, de profeet van 1 Kon. 17 enz. Elim, Rustoord. Verpleeg-inrichting to Loenen a. d. Vecht (Utrecht). Naar Elim, de zesde legerplaats der Israelieten, op hun tocht door de (Arabische) woestijn, vermoedelijk het tegenwoordige dal Ghu- rindel; zij troffen or waterbronnen en palmboomen aan, waardoor bet voor hen inderdaad een rustoord was. Elimineeren, letterl. over den drempel zetten, van lat. eliminare (uit e, ex = uit en limen = drempel). In de wiskunde (vooral Algebra), bet ver- wijderen van gelijke en bekenden uit vergelijkingen. Fig. uitdr#ven, aan den kant zetten. Hot „Monument" op de Rou- aansche kade to Middelburg, - opgericht ter gedachtenis van de opening der nieuwe haven -in 1817, welke thans deels door bet . kanaal van Walcheren, deels door vruchtbaar bouwland is vervangen, - werd ,geillumineerd" bij de blijde in- komst onzer Koninginnen in Zeeland einde Augs. 1894, met eliminatie (ver- wijdering, slooping) in 't verschiet. Elisabeth-orde, twee wereldlijke orden; nl. de Elisabeth-Theresiaansche militaire stichting voor verdienstelijke generaals zonder fortuin, in 1750 gesticht door Elisabeth de gemalin van Keizer Karel VI en vernieuwd door Maria T heresia in 1771; alsmede eene Beiersche damesorde, voor afstammelingen van ou- den adel, gesticht in 1766 door Elisabeth Auguste. Elite (Corps d' of keurbende noemde men bij bet leger van de Eerste Fransche Republiek de kompagnieen, die uit de dappersten van bet bataljon be- stonden. In onzen tijd is doorgaans de lijfwacht een corps d'llite; bij ons leger is 't bet korps grenadiers en jagers. Elixir, ~a r a b.), el ikser, de steen der wijzen van g r. tspov : droge stof, uit elis- s6, f u t. elix4, winden, wikkelen, rond- draaien) verbasterd in de platte volkstaal ELIUS. 244 CHAMP D'ELYSEES. tot elikster. Toovermiddel, de steen der wijzen, de stof, die onedele metalen in edele kon veranderen. Later ook z. v. a. quin- lessens, een algemeen geneesmiddel om het menschelijk lichaam to genezen, to versterken, to verjongen. Eindelijk, een middel om het leven to verlengen; van- hier levenselixir. Ten slotte elixter in de apothekers en likeurstokers-industrie. Elias, Aellus of Elias, naam van den onbekenden ridder, die in een schuitje, door een zwaan getrok- ken, den Rijn kwam afzakken, to Nij- megen landde, met Beatrix, erfdochter van Teisterbant, huwde, de vader werd van drie zonen, t.w. den eersten graaf van Cleef, den eersten graaf van Loon en den eersten landgraaf van Hessen, en op geheimzinnige wijs verdweeii, toen zijne vrouw hem, tegen hunne over- eenkomst, naar zijn of komst vroeg. Bil- derdijk, die beweerde van de oude graven van Teisterbant of to stammen, heeft deze sage dichterlijk bewerkt in zijn Elius. - Een andere Elias Grajus, Gralius of Gracilis, zoon van den koning Oriant, kwam evenzeer met behulp van een zwaan to Nijmegen, huwde er de erf- dochter van Bouillon, en werd door Karel den G roote met het hertogdom Bouillon beleend. Dit onderwerp is behandeld in een ouden Franschen roman „du Cheva- lier au Cygne, duquel est issu Godefroy de Bouillon". Ellen-roepen, (h o n g.), toejuichen van Eljen (hij leve ! vivat !) Elle almalt trop le bal, e'est ce qui l'a tnee = Zg hield to veel van 't bal en dat heeft haar gedood (dit heeft haar het leven gekost). Uit de Fantomes XXXII gedicht der Orientales van Victor Hugo III 3e strophe; gemeen- lijk schertsender wijze toegepast op iemand, die door het misbruiken van wat ook, zijn einde, vooral in verstandeliiken of geldelijken zin vond. Ellersche secte, de dweepzieke volgelingen van Eli as Eller, geb. in 1690. Eerst lintwever, daarna burgemeester to Ronsdorf in Westfalen, verviel hij door het lezen der geschriften van Jakob Bohine en der Openbaring van Johannes tot dweeperij, noemde zi' h Sionsvader, zijn vrouw Sionsmoedel- en zijn jongstem zoon den zoon Gods. Deze secte gaf zich over aan velerlei uitspattingen, waarvoor ze eindelijk ontbonden werd. Elmus (St.) vuur, zachte uit- strooming van electriciteit met zwak lichtende vlam uit de spitsen van voor- werpen, de bajonetten der geweren, pun- ten der masten enz. Eloel, laatste maand van het maanjaar van den Israelietischen eeredienst. Valt. ongeveer samen met Augustus of Sep- tember daar het Israelitische nieuwjaar valt in September of October. Eloy(en)gild (St., gild der sme- den, (ook goud- en zilver-), harnasmakers, slotenmakers, koperslagers en messen- makers. Naar St. Ehigius zoo geheetenr van wien de legende zegt, dat hij goud- smid was. Elpenbeen, ivoor. Elephantstand. Elsevier, letter, formaat, uitgave in den trant der Elzeviers. Naar het geslacht. Elzevier of Elsevier, dat zich van de 16e tot de 18e eeuw to Leiden en Am- sterdam jegens de boekdrukkunst zeer verdienstelijk gemaakt heeft; uitgevers- maatschappij to Rotterdam, in 1880 gesticht. Naamlooze vennootschap, wier doel is het uitgeven van boekwerken alsmede het aankoopen en exploiteeren van fondsartikelen, zoo oorspronkelijke als vertaalde. Eltheto, naam der studenten-zen- dingsvereeniging to Utrecht. Het eerste woord der tweede bede van het Grieksche ,,Onze Vader" (Matth. 6 vs. 10; Luk. 11 vs. 2) = Eltheto he basileia soar (Uw koninkrijk kome !). Elysee (Het -, in 1718 to Parijs. gebouwd lusthuis, achtereenvolgens door aanzienlijke hovelingen bewoond, - des- tijds Elysee-Bourbon, - sedert 1830 staatsdomein. Elysees (Champs -, wandel- bosch bij Parijs, door Maria de Medicis ten tijde van Lodewijk XIII's minder- jarigheid aangelegd, groot en schoon ; genaamd naar Elysion, Elysion pedionr Elysische vlakte, bij Homerus een prach- tig en rijk gezegend oord aan den west- EMAIL. 245 EMBRASSONS-N-OUS FOLLEVILLE. lijken zoom der Aarde, bij den Oceaan, werwaarts de dapperste helden, zonder de bitterheid des floods to verduren, verplaatst werden, om er een genotvol leven to leiden. Emall, (wap.), de twee metalen: _qoud en zilver, en vier kleuren: keel, azuur, sabel en sinopel, die oorspronke- lijk met uitsluiting van alle andere in de wapens gebruikt werden; zie ook Pels- iverk. Betrekkelijk vroeg komen ook purper, oranje en bloedkleur voor; later alle mogelijke kleuren en tinten. Emaill, (f r.), brandverf, brandschil- derwerk op metaal; email, meerv, gmanx, noemt men de kleuren in de heraldiek, omdat de wapens voorheen wel in glas of op metaal werden ingebrand. Emailleeren, brandschilderen. Emendanda, (I a t.), wat gezuiverd moet worden; van drukfeilen bijv. Emanatle, afkondiging eener ver- ordening. Emanatie-leer, leer der uitstroo- ming van het licht. Emanatie-leer en absorbtle- leer, leerstelling (der Boeddhisten o.a.) 'waarbij de ziel, na den dood van bet individu weder opgelost wordt door de goddelijke substantie (absorbtie) evenals zij bij de geboorte hiervan uitgestroomd is (emanatie). Emanch,6, (w a p.) zie Ingehoekt. Emaneipatle, bevrijding; toeken- ning van gelijke rechten met anderen. Lat. emancipatio bet ontslag (bij de Ro- meinen) van bet kind uit de vaderlijke macht. Vrouwen em. == gelijkstelling van manners en vrouwen, wat de staatkun- dige rechten aangaat; opheffing van alle beperkende bepalingen, waardoor de vrouw in de maatschappij bij den man achterstaat. Slaven em. = vrijverklaring van slaven of van iedere secte en ver- eeniging, wier rechten beperkt waren. Embargo, beslag op vreemde sche- pen door den staat, in wiens havens ze zich bevinden. Embarras de richesses, over- vloed van r#kdom.. Titel van een blijspel van den AbU d'Allainval t 1753. Emberdays, (e n g.),vasten- en bede- dagen. Woensdag, Donderdag, en Zater- dag na den eersten Zondag der Lente. W., A en Z. na Pinksteren en 14 Sept., 13 Dec. bet 1ste lid is ags. ymb-ryne == omloop, periode, als IsraOietischge- bruik volg. Est. 4 : 3, Job 2 : 8, Dan. 9.3. Embleem, emblemen, emble- mata, (g r.), zinn ebeeld. Het woord be- duidt oorspronklijk: al bet ergens in- of aangezette. Van bier: ingelegd- of ook opgelegd kunstwerk (aan vazen, dat er kon worden afgenomen). Later geteeken- de of in plaat gebrachte zinnebeeldige voorstellingen, waarvan vooral in 't be- gin der 17e E. fraaie verzamelingen gedrukt werden, met verzen van de beste letterkundigen. Als embleem of zinnebeeld noemt men: een lam, een visch, een pelikaan, voor Christus; een phenix, voor de opstan- ding uit den doode; een duif, voor den H. Geest. Emblemata, (gr.), zinnebeelden. In de letterk.: bijschriften bij plaatjes, met geestelijke of stichtelijke toepassing; bij Roemer Visscher, Sinnepoppen genaamd. Jacob Cats, Vondel, Jan Luyken enz. Embonpoint, (f r.), en bon point oorspronkelijkjuisteverboudingtussehen gestalte en vet, later: zwaarlftigheid. Embouch,6, (w a p.), gemond, als de opening of mond van hoorns (instru- menten) van andere kleur is dan bet stuk zelf. Embouclik, (wap.), met een in- snijding, een rust voor de lans (schilden). Embrasement, (f r.), verlichting door Bengaalsch vuur, waardoor een, voor- werp, bijv. een toren, als 't ware in brand gestoken wordt (embrasi). Embrasse, f r.), ondervangende en vasthoudende band van een in plooien opgenomen overgordijn. Hij wordt door middel van een gordijnknop aan raam- of deurkozijn bevestigd. Embrass,6, (w a p.) Embrassons-nous Folleville, ornhels m# Folleville; naar de vaude- ville van then naam (1850) van Labiche EMBRASSURE. 246 EMMES. en Lefranc. Schertsende uitnoodiging om vrede to sluiten, of poging om iemand bet hof to maken, zooals in bet stuk Manicamp, die Folleville tot schoonzoon wenscht to hebben, telkens onder bet uitroepen der aangehaalde woorden, dezen omarmt. Embrassure, (mil.). Ingesneden schietgat voor geschut in borstweringen. Embroglio, verwarring. Van i t al. imbroglio, f r. embrouillernent. Embryon in utero matris (1 a t.), ongeboren vrucht in het moederlffIro- nisch nopens onrijpen letterarbeid. Ook wel reopens denkbeelden, plannen, die nog geene gelegenheid tot uiting, tot verwe- zenlijking, vonden of verkregen. De uit- drukking in de taal der geleerden, is eigenlijk tautologisch; want embruon(g r.) bet. op zichzelf 'reeds bet genoemde geheel. Embuseade, een hinderlaag of be- dekte plaats, waar troepen zich verber- gen om den vijand onverwacht to over- vallen. Emerald Isle, (e n g.), smaragd ei- land, lerland, naar de schoone groene kleur, die bet eiland, uit zee gezien, ver- toont. De naam komt bet eerst voor bij D r e n n a n, den dichter van ,Glendal- loch" en van „Erin" (z. a.) als hij Erin, d. i. lerland, „de smaragd van Europa" en ,de kostbaarste steen in den ring der aarde" noemt. Emergency-men, (e n g.), heftige voorstanders der Iersche zelfregeering. Emergency = dringende noodzaaklijk- heid. Emeritus, rustend predikant of hoogleeraar. Van lat. emereri = uit- dienen ; een uitgediende, een dudgediende, bij latere. Romeinsche schrijvers. Emersie, het to voorschijn treden eener maan uit de schaduw eener planeet ; bet zichtbaar worden eener ster to voorschijn tredende van achter onze maan. Emigrant, zie Immigrant. Eminence grise, bijnaam van den capucijn Pere Joseph (1577-1638), d.i. Francois Leclerc du Tremblay, ver,- trouwde en medewerker van Richelieu. Eminence verte, een der vrij talrijke spotnamen, waaronder de vrij- zinnige nieuwsbladen in Belgie den Minister van Staat, den beer Ch. Woeste plegen aan to duiden. Van dezelfde zijde wordt nml. beweerd, dat die staats- man een groene gelaatskleur zou hebben. Zie ook Homme funeste en Pape laique. Eminentie,titel,waarmee kardinalen en aartbisschoppen worden aangespro- ken. Van lat. eminere (uitsteken, uit- munten) ; de titel werd bet eerst verleend door Paus Urbanus VIII (-- 1644). Emir, (a r a b.), (z. ald.)de klemtoon op de tweede lettergreep. Van een woord, dat bevelen beteekent dus be- velhebber. Emissie, (h and.), de uitgave of ver- spreiding van papiergeld, fondsen of aandeelen. Emitteeren, (h a n d.), in omloop brengen, uitgeven. Emittenten, uitgevers van loten, fondsen enz. die zij ter markt brengen. Van lat. esnittere (uitzenden), tegenw. deelw. emittens, meerv. emittentes. Emmanche, (w a p.), zie Gesteeld. (werktuigen en wapens). Emmanu-el, eigenlijk Immanuel, met ons is God, eigennaam, dien Jesaja op Gods bevel aan een hem ge- boren zoon moest geven (Jesaja VII : 14) en dien Jozef den uit Maria geboren zoon zou doen dragen (Matth. I : 23). Emmausgangers,noemtmenvaak twee vrienden, die men dikwijls samen op straat ziet. Naar Lukas XXIV :13 e. v. Emmausche kermis, vroeger bet .dansen en pretmaken op Paasch- en Pinkstermaandag to Vlaardinger-Am- bacht op bet plein voor 't Rechthuis, waar Emous in den gevel stond. Tot 1830 heeft die kermis bestaan. Emmer vol water (Een - (b a r g.), een dronken boer. Emmes, (n i e u w-h e b r.), vastheid, trouw, waarheid, rechtschapenheid, Uit o u d-H e b r. emet. EL EMPECINADO. 247 ENCHIRIDION, Empecinado, (El - (s p.), lett. „de Pikman". Bijnaam van den veldheer Don Juan Martino Diaz (1775-1825), een vrijheidlievend Spanjaard, die aan zijn vaderland meermalen groote diensten be- wezen heeft, vooral in den strijd tegen de Franschen; maar wiens liefde voor een constitutioneelen regeeringsvorm de oorzaak werd, dat hij na de Restauratie in 1825 werd gevangengenomen en ter dood gebracht. In 1814 had de Koning hem vergund zijn bijnaam als geslachts- iaam aan to nemen. Empenne, (w a p.), zie Gevederd, pijlen). Empletant, (w ap.), met iets, bijv. een prooi, in de klauwen geklemd (roof- dieren). Empire City, (eng.), rijksstad, bij- naam van New-York als hoofdstad van Empire State. Empire of the South (e n g.), keizerrjjk van het Zuiden, bijnaam voor Georgia (V. S. A.) als de machtigste en rijkste der zuidelijke Staten. Empire State, (e n g.), keizerstaat, bijnaam voor New-York (V. S. A.) als de rijkste, meest bevolkte en invloedrijk- ste staat der Unie. Empire-still, of style empire; stijl van kamer-meubileering, gelijk die was in Frankrijk aan het Hof van Keizer Napoleon I. Empiricus, iemand die den grond- slag van alle kennis in de ervaring zoekt. Van g r. empeiria = ervaring. Employeeren, (h a n d.), gebruiken, aanwenden. Empoigne, (w a p.), door een lint of koord verbonden (bijv. drie gelijke stukken). L- (w a p.), in de hand van een mensch, of in den klauw van een dier. Empolocratie, (g r., h a n d.), letterl. handel-heersehappjj, markt-opdrijverij, uit empolein (handeldrij ven) en kratos (macht, geweld). Empyreum, de vuurhemel of het hoogste gewest, waar de fijne, oprijzende vuurdeeltjes zichverzamelden, en waaruit de lichtgevende verschijnselen des damp- krings to voorschijn kwamen. Christelijke schrijvers o.a. Dante in zijne beschrijving van het Parijs (het 3e deel zijner Divina Comoedia), - gebruikten dit woord in de beteekenis van de plaats des lichts, alzoo van het verblijf der zaligen. Uit g r. en (in) en per (vuur). Emser depeche, tijding, boodschap of brief, waarvan de inhoud hoog-ernstige gevolgen kan na zich sleepen. Naar het telegram, door den Franschen gezant graaf Benedetti 13 Jnli 1870 op de bad- plaats Ems, waar hij gelijk met keizer Wilhelm I vertoefde, van zijne regeering ontvangen, welks, inhoud naar men be- weert, den keizer bekend werd en spoe- dig daarop de oorlogsverklaring ten gevolge had. Emtio, (1 a t., h a n d.), koop, aankoop. En, (h e b r.), van ain = bron (wel), dus z.v.a. bron van. Vaak als voorvoeg- sel in namen : En-dor, En-gannim, En-gedi, En-schesnesch. En bloc, (hand.), in massa. Wan- neer men het geheel in eens in verkoop of in veiling brengt. En detail, (hand.), in het klein, bij het stuk. En dorso of in dorso (h and.), op den rug, een wissel, b.v. geteekend in dorso. En pros, (hand.), in het groot. En hale geschaard, (m i 1.), stand der soldaten met hunne aanvoerders, man aan man, to weerszijde van den weg, waar langs de worst of eenig ander aanzienlijk persoon komen zal ; lett. fr. als eene heg, waarin de boomen op rijen staan. Enehiridion, een boekwerk inhou- dend het wijsgeerige stelsel van den stoicijn Epictetus (geb. 50 v. C.), ge- schreven door zijn leerling Arrianus. Bekend is de uitgave van Epictetus' werken door Daniel Heinsius (Leiden, 1640). Ench = wat in de hand is of genomen worden kan, uit g r. en (in) en cheir (hand) ; dus handboek; Vgl. En- cheiridion. EN PETIT COMITE. 248 ENCORE UNE PAIIEILLE, ENZ. Ook een verzameling of handboekje; het eerste Luthersche gezangboekje droeg o. a. dien naam. En petit comit4, in klein gezel- schap, in vertrouwelijk bijeenzijn. En rekent d' uttslag niet, maar telt het doel alleen, slot- regel van T o l l e n s' Overwintering op Nova Zembla. En 't staat zoo leeliik als ge- leerde lei zoo ki$ven. Vermaning om een wetenschappelijken strijd zonder boosheid ten einde to brengen. Voluit Maar zonder schelden; want gij zijt geen (appelwij ven, En 't staat zoo leelijk als geleerde lui (zoo kijven. L a n g e n d ij k, de 14 iskunstenaars. En sautoir, (w a p.), verdeeling van een schild, door twee schuinsche lijnen in vier driehoeken. En-tout-cast (f r.), in alle gevallen. Groote parasol, bruikbaar bij regen, zoowel als bij zonneschijn. En tonte chose it taut consi- derer la fin, in alle dingen let op het einde. L a f o n t a i n e, Fables III, 5. Raad van den vos aan den bok, waar de vos zich eerst door den bok laat helpen, maar de beloofde wederhulp laat uit- blijven, zoodat de bok in groote onge- legenheid komt. En vous voyant sons 1'habit militaire i'ai devine que vows etiez soldat. Toen ik u in militairc kleeding zag, heb ik geraden, dat g soldaat waart. Deze slotwoorden van een lied, dat in Victorine ou la nuit porte conseil (1831), drama van Dumersau, Gabriel en Dupenty voorkomt, wordt ge- meenlijk toegepast op hem, die er zich op laat voorstaan, iets to hebben geraden hoewel het niet moeielijk to raden viel, zooals in het aangehaalde stuk een waar- zegger aan de plunje van een loteling ziet dat hij soldaat is. Enak, (m a 1. en j a v.), lekker, aan- genaam, heerlijk smakend van vruchten of spijzen. Enakieten, naar Enak, zoon van Arba (hun stamvader of hoofd) dus ge- noemd (vgl. Joz. 14 vs. 15; 15 vs. 13), een yolk van reusachtige lichaamsgrootte in het zuidelijk deel van Kanaau.Vandaar Enakskind, groot, forsch, sterk man; naar Deut. IX : 2 en Num. XIII 28 en 33, waar sprake is van een rijzig yolk, een reuzengeslacht, dat voor de komst der Israelieten leefde. Enaluron, (wap.), een boordsel of zoom, versierd met vogelen, bijv. acht arenden. Eneeladus, (myth.), een geduchte reus, zoon van den Tartarus en de aarde. In den strijd der reuzen tegen den Olym- pus werd hij door Jupiter overwonnen, die hem op 't eiland Sicilie wierp, waar hij thans volgens Virgilius (Aeneis III, 578, naar Vondels vertaling) nog ligt in den vorm van den Vesuvius. Enehaln, (wap.), zie Geketend. Enehasse, (w ap.), met een buisje van andere kieur (eikels). Encheiridion, (g r.). letterl.: Wat in de hand gevat kan worden, 1 a t. ma- nuale (van manes hand). Vanhier hand- boek, beknopt wetenschappelijk leerbaek. Als zoodanig ook titel van een boek zoo noemde Arrianus, Epictetus' (geb. 50 na Chr.) leerling, het geschrift, waarin hij de stellingen zijns leermeesters ver- zamelde, Encheiridion van Epictetus. Enclave, in verschillende deelen verspreid liggende gemeente, welke deelen door andere gemeenten worden ingesloten. Enclave (f r.) bet. omtrek, gebied, ingesloten stuk land. Enclaves, (w a p.), deelen, welke bij een onregelmatig verdeeld schild, van het gene kwartier in het andere reiken. Encoche, (w a p.), zie Aangelegd. Encoche, (f r.), ingekeept (van pijlen) die aldus op de pees van den boog worden gezet. Encore une pareilie vietoire et noes sommes perdus. Nog een zoo'n overwinning en wV zUn ver- loren. In dien vorm plegen de Franschen van een Pyrrhus-zege to gewagen over- eenkomstig de woorden, die naar men ENCORES. 249 ENDOSSEEREN. beweert, door then vorst na de to Aus- culum duur gekochte overwinning zouden zijn uitgesproken. Encores terugroepingen of concerten om het pas gezongene nog eens to zingen, van fr. encore = nog (eens); anders beet bet bis (lat.), dat tweernaalbeteekent. In Engeland is encore de gebruiklijke term. Encomion Morlae, (g r)., eigenlijk volgens den titel: Morias enkoinion sine Stultitae laus, d.i. Lof der zotheid, een der beroemdste werken van Desiderius Erasmus (f 1536), in alle Europeesche talen overgezet. Waarin enconzion = lof- rede, ofschoon de oorspronkelijke betee- kenis van dit woord die van lierdicht was, dat gezongen werd bij den feest- lijken optocht van den overwinnaar in de groote nationale wedspelen der Grie- ken. De zotheid prijst bier de bestaande toestanden, zoodat ze in werklijkheid als afkeurenswaardig worden voorgesteld. Encycliek, encyclica, nml. epis- tola, Pauslijke omzendbrief, waarin het hoofd der R. Kath. Kerk op kerkelijk, zedelijk, ook staatkundig, gebied raad en vermaning geeft. Van (g r.) en = in en kuklos, kring. Bekend zijn o. a. de pauslijke e. van 1864 (de bul Quanta cura, zie ald.) en de enc. van Pius IX betreffende de onfeilbaarbeid van den Paus en die van Leo X111 over de sociale k,R,estie. In de oude Kath. Kerk heetten aldus de brieven betr. de kerkelijke ver- ordeningen, welke de bisschoppen aan liunne diocesanen uitvaardigden; doch deze werden later herderlp, jke brieven genoemd. Encyclopedia en Cyclopedia, het geheel der kundigheden. Van g r. enkuklios paideia = wat tot den kring (cyclus) van onderwijs behoort, de coi _plexus omnis eruditionis, welke de vrije Griek en Romein zich moesten hebben eigen gemaakt, om bescbaafde inenschen to heeten, of ook, eer zij overgingen tot hunne voorbereiding tot een bizonder levensdoel. Beide termen, maar vooral de eerste, worden tegenwoordig toegepast op (woorden)boeken, welke of de weten- schap in haar geheel (Algemeene E.), of eenig deel er van beknopt (Bijzondere E.), bebandelen. Encyclopedisten, gezelschap of vereeniging van wijsgeeren, schrijvers en aanzienlijke mannen in Frankrijk, onder wie Voltaire, I)iderot, d'Alembert, Mon- tesquieu, 1)umarsais, Rousseau, Turot, Marmontel e.a., die to zamen een wdrk op groote schaal ondernamen, get. Ency- clop9die dit XVIII siMe on Dictionnaire raisonni des sciences, des arts et des ingtiers. 't Zou een algemeen woorden- boek zijn, dock was inderdaad een kracb- tige aanval op den godsdienst. Het werk bestond, met bet aanhangsel uit 38 foli- anten, die tusselien 1751 en 1771 het licht zagen. Het baande den weg tot de Fransche omwenteliDg. Endemisehe ziekten, die het gevolg zijn van eigenaardige plaatselijke omstandigheden. Van gr. enWmos (in- heemsch, inlandsch). Endent6 (w a p.), zie Getand. R i e t- s t a p spreekt van DenteM, endenteMof dents maar niet van EitdenM. Endermatische methode., noemt men bet aanwenden van geneesmiddelen op de van opper- of bovenbuid (epidermis) ontbloote buid van dermabuid). Ze is reeds oud, maar b eeft in den nieuweren tijd meer algemeen ingang gevonden; wordt echter thans verdrongen door de onder- huidsehe inspuiting (subcutane injectie). Endogamen, volksstammen, die uit- sluitend onder elkander huwen, d.i. nooit een vrouw uit een anderen stam nemen. Van gr. endon binnen, gainein huwen. Endor (De tooveres van, de tooveres, door Saul geraadpleegd in den oorlog tegen de Philistijnen. Naar Endor, eene stad in Manasse, I Sam. XXVIII, 7 en volg. Endorse (eng., wap.), smalle paal, ul. /,,, der schildbreedte, gewoonlijk dubbel voorkomend. Hgd. Strichpfahl. Endorse (wap.), *tusseben twee endorses. Endossanten (h a n d.), de personen, die door overdracht (endossement) recht op eenen wissel verkrijgen. Endosseeren, een wissel op een ander overdragen; bij uitbreiding, iets aan een ander overdragen. Van fr. en- dosser (op den rug schrijven). I ENDOSSEMENT. 250 ENFILEEREN. Endossement, overdracht van wis- sels of ander orderpapier, door plaatsing op de rugzijde hetzij van den naam alleen van hem, die endosseert (den endossant), hettzij van dien naam, den datum, en den naam desgenen aan wien of aan wrens order de betaling moet geschieden (den geendosseerde), met bijvoeging van „genotene waarde", of van ,waarde in rekening". Endossement In blanco (h a n d.), endossement, dat alleen den naam van den endossant bevat, waarboven zooveel ruimte gelaten wordt als tot invulling van bet endossement noodig is. Endossement per procure (hand.), (eigenlijk lat. per procuratio- nem), bij procuratie endossement, waarbij de geendosseerde geen "eigenaar van den wissel wordt, maar alleen be- last met bet inkasseeren daarvan. Endossement niet aan order (hand.), endossement, waarbij de geen- dosseerde niet gemachtigd is, den wissel verder over te" dragen. Endossement zonder obligo (h and.), endossement, waarbij de endos- sant geene verantwoordelijkheid van den wissel op zich neemt. Energumenen, letterlijk, die be- werkt worden door een boozers geest. Van g r. energeomai tegenw. deelw. energou- menos, dat echter in het Nieuwe Testa- ment nooit anders dan in gunstigen zin voorkomt van krachten, die in de Apos- telen enz. werkten. Enfant (k 1' - gekapt ziln, met kort afgesneden haar, dat langs het hoofd neerhangt; sours voor met krulle- tjes; meestal bij enkele gelegenheden, bij dames, wier kindsheid al heel lang voorbij is. Enfant de giberne of de la balle (f r.), kinderen van gehuwde sol- daten, in de kazerne geboren. Later werd de uitdrukking enfant de la balle ook op leden van andere maatschappelijke groepen b.v. op tooneelspelers toegepast. Entant cheri des dames (f r.), beer die in den smaak der dames valt; troetelkind. Enfant gdte de la nature (f r.), een door de natuur bedorven kind, nam. iemand van de veelzijdigste begaafdhe- den. Men noemt zoo iemand ook wel een gunsteling der feeen. Enfant terrible (f r.), vreeselijk kind, een kind, dat onwetend zijn ouders of anderen in verlegenheid brengt, door in bijzijn van derden dingen to zeggen die beter gezwegen waren. Overdrachte- lijk een partij-man, die de bedoelingen zijner partij aan 't licht brengt, tot schade van haar belang. De uitdrukking dankt haar ontstaan aan den geestigen in 1866 overleden teekenaar Gavarni (Sulpice Paul Chevalier), die haar voor eene serie zijner Caricaturen uitvond. Meer in 't al- gemeen iemand, die onwetend uit de school klapt. Enfanterie, spotnaam, dien Napo- leon I aan de studenten in bet Duitsche leger gaf; hij had ze eerst ecoliers ge- noemd. Enfants de France, de konink- lijke prinsen in Frankrijk. Enfants perdus (f r. m i 1.), lett. verloren kin deren, uiterste voorposten, men noemt ze ook kanonnenvleesch (f r.) chair de canon; (h g d.) Kanonenfutter. Enfants, si les cornettes vous manquent, ralliez-vons a mon panache blane ; vous le trou- verez toulours an chemin de 1'honneur et de la victoire. Kinderen, mochten de standaarden u ontbreken, schaar u dan om mnijn witte pluim, gij zult haar immer op den weg der eer en der zege vinden. Woorden, die Koning Hendrik IV zijn soldaten, kort voor den slag van Ivry (1690) zou hebben toegeroepen. Enter (f r.), hel, afgezonderde plaats, - bet zoldertje of schuurtje, - waarin men to Parijs in de groote openbare boekerijen de verboden boeken der Pro- testanten en ketters bewaart. Enfile (w a p.), doorboord, door een zwaard, pijl enz. Enlileeren (m i 1.), zijwaarts beschie- ten of kunnen inzien van eene vijande- lijke stelling. ENFLEUItAGE. 251 ENGELSCH KRUIS. Enfleurage, bet verkrijgen van de fijne welriekende geuren der bloemen zonder aanwending van hitte. Eng, de vruchtbare grond rondom de dorpen, ingesloten door heide, gemeen- schappelij k bezit der dorpsbewoners. Daar men algemeen spreekt van den Eng, wordt Eng meestal tot Neng. Engagement. 1. Het teekenen (voor eenige jaren) voor den krijgsdienst in Oost- of West-Indie; 2. vrijerij, bet ver- loofd zijn. Van f r. engager (verpanden), en dit van gaga (pand). Engel, van g r. aggelos, spreek uit angelos, d. i. boodschapper. De engelen komen in den Bijbel bet eerst voor als boodschappers des Hemels, als mannen in blinkend witte kleederen. Om de snel- heid van hun verschijnen en verdwijnen to verzinlijken zijn ze als g-evleugeld voorgesteld. (Vgl. Dan. IX vs. 21; Jes. VI vs. 2). Waardiglleid in de Apostolische Gemeente. Engel (1k heb nog Been - van hem gezien. Hand. XII : 15. Ik weet nog niets van zijn dood. De Joden meenden, dat ieder een bescherm- engel had, die aan zijn vrienden ver- scheen om hem zijn laatste bevelen to brengen. Engel gezien (Hid heeft een -, hij moet sterven, hij lijdt aan eene dood- lijke kwaal. Volgens bet oud-Israelietische geloof, dat de verschijning van een engel als de voorbode van den dood gold; zie o.a. Richt. VI : 22, 23; XIII . 22. Engeland, (Hilversum, 16e eeuw) - heide tot bouwland of eng ontgonnen. Engelen (De zeven hellige -, Michael, Gabriel, Raphael, Oriphiel, Zachariel, Samuel en Ariel. Engelenbak, de geringste plaats in den schouwburg, tevens de hoogste; in tegenstelling van den beneden bak bet parterre. In Belgie kiekenst of nilenkst. Engel-doctor, T h o m a s A q u i n a s, eigenlijk doctor angelicus: engelachtige leeraar. Engelenkeuken, naam, waaronder een der drie vermaardste schilderijen van Murillo, vermoedelijk in 1645 ver- vaardigd, bekend is; bet bevindt zich in bet Louvre, to Parijs. Engelen-orden, volgens Dionysius. den Areopagiet, werden de engelen ver- deeld in negen orden en drie kringen of rangen 1. Seraphim en 2. Cherubim, in den eersten kring ; 3. Tronen en 4. Heersehap- pijen, in den tweeden kring; 5. Deugden, 6. Machten, 7. Vorstendommen, 8. Aarts- engelen en 9. Engelen, - in den derden kring. Volgens de Bijbelsehe en de na- Bijbelsche geschriften zijn er 3 klassen 1. Hemelgeesten : Cherubim, Ophanim, Seraphim. 2. Engelend op aarde verschij- nend : Malachim, Evelin, Kedoschim, Anaechim, Bue-elim. 3. Booze geesten en demonen : (Boden), (Helden) (Heiligen) (Mannen), (Zonen der Godheid). Engelen-schepping. De engelen, zeggen de Arabieren, werden geschapen uit zuivere, schitterende juweelen; de geesten uit vuur; de menschen uit aarde. Engelenzang, bet lied dat aanvangt met Eere zij God in den Hooge, (Glo- ria in Excelsis Deo), hetwelk (Luk. 11: 14) de engelen zongen, bij de geboorte van Jezus. Engelmakerij, bet uit den weg ruimen van jonge kinderen door slechte voeding en door verregaande verwaar ; loozing, met voorbedachten rade gepleegd door menschen bij wie ze zijn uitbesteed ook : bet afdrijven van de vrucht. Engelbewaarder, (r.-k a t h.), per- soonlijke beschermengel. Letterlijke ver- taling van ange-,Vardien, in verband met Psalm XCI : 11; anders : bescherm-engel, schuts-engel. Engels, (hand.), gewicht om goud to wegen. 1 Eng. = 1.5. wichtje. Engelsch, (t r a n s v.), hij bet met hom Engelseh gepraat. = hij heeft hem hard aangesproken. Engelsch hemd, bet witte linnen of katoenen overhemd, dat netgekleede mannen dragen, en dat het boezeroen vervangt, hetwelk tot de kleeding der ambachtslieden behoort, wanneer deze aan den arbeid zijn. Dit werd oorspr. van Engelsch katoen of linnen vervaardigd. Engelseh kruls, (w a p.), zie Krui- sen. ENGELSCH KRUIS. 252 THE KING'S ENGLISH. Engelsch kruls, (w a p.), van zil- ver op een weld van keel. Engelsch laken (Elk draagt Been -, elk is Wet onaandoenljjk voor lof of blaani. -Oogt op de ondoordring- baarheid van Engelsch laken, wegens de deugdlijkheid van dat weefsel in vroeger dagen. Engelsch rood, is in 't algemeen ijzer-oxyde, dat als roode verf of als polijstmiddel gebruikt wordt. Engelsch schrilt, bet gewone schuine schrift, in tegenstelling met bet steile. Engelsch zout of bitterzout, zwavelzuur magnesium, komt voor in bet zeewater en sommige bronnen; werd bet eerst in Engeland gevonden in 1695, en dient tot laxeermiddel. Ook Epsom-salts, Glauberzout, sel Chanteaud, en sterk ver- tegenwoordigd in Hunyano Janos of Hon- gaarsch bitterwater, Karlsbaderzout, e. a. Engelseh zweet, Morbus Angli- cus, epidemie, die, afkomstig nit Enge- land, in de 15e en 16e eeuw bijna ge- heel Europa teisterde, en zich in 1529 to Amsterdam vertoonde, aldaar 10 dagen heerschte en 2000 menschen aantastte, waarvan er een kleine honderd bezweken. Ook in andere steden van ons vaderland woedde ze hevig, maar bet aantal over- ledenen bedroeg gemeenlijk 50/0 der aan- getasten. De kenteekens der ziekte waren heftig zweeten en neiging tot slapen; dit laatste moest metgeweld bestreden worden Engelsehe Groetenis, de groe- tenis van den Engel : , Ave Maria, gra- tia plena", Wees gegroet, gij begenadigde; Luk. I : 28. Engelsche Grooten, Brabant- sche munt van Jan I, waarop een engel was afgebeeld. Engelsehe hoorn, (mu z.), cor an- glais, corno inglese, oboe di caccia, een hobo met dieperen toon (in f) alt-hobo. (Zie Hobo). Engelsehe Rabelais, bijnaam voor S w i f t (1667-1745) de grootste en geestigste, maar ook -de heftigste satyri- cus van Engeland, gelijk Rabelais dat was van Frankrij k. Engelsche Staatskerk, vroeger Anglikaansche Kerk. In tegenstellingmet de R.-Katholieke, erkent ze den regee- renden worst als hoofd, niet den Paus. Engelsehe still, of landschaps- stijl, in den aanleg van tuinen. In Ne- der-Betuwe noemt men een tuin met slingerpaden, in welken warmoezierderij zich afwisselt met bloementeelt, een En- gelschen tuin. Deze tuinaanleg verving then van Lenotre uit de 17e eeuw, welke bestond nit rechthoekige paden, gescho- ren hagen, en vruchtboomen. Engelsehe waschvrouw, de titel der vrouw, die zich bezig houdt met bet wasschen, strijken en glanzen van overhemden (engelsch-hemden), boorden, manchetten, enz. Engelsche zlekte, denkelijk ver- basterd uit enkelziekte, een ziekte, die veel bij kleine kinderen voorkomt, en bestaat in eene onvoldoende voeding van bet been- dergestel, waardoor de gewrichten uit- zetten, de beenderen krom trekken en allerlei misvormingen ontstaan. Men vindt die ziekte bet meest in- laag gelegen, vochtige streken, zooals in Engeland, Nederland en bet noorden van Frankrijk. Ook geheeten rachitis (g r., wat tot de ruggegraat behoort). Engelsehen brief schrijven of lezen; (Een -, euphemisme voor een slaapje na den eten, evenals men ook zegt : een uiltje knappen; zich- zelf van binnen bekUken; luisteren of het Bras groeit. Engelsman, zie Huis to Britten. Engineer,(t r a n s v.), ingenieurEng. engineer; in Nederland eenvoudig ver- kooper van werktuigen. England expects every man to do his duty. Engeland verwacht, dat ieder z#n plicht zal doen. Nelson's dagorder voor den slag van Trafalgar 21 October 1805. Englante, (w a p.), zie Geeikeld. English (the King's -, des Konings Engelsch, zoo genoemd sedert onder en na Hendrik IV de koninklijke besluiten ook in het Engelsch, niet meer ENGOUL E. 253 ENTENTE COIIDIALE. in bet Pransch of Latijn, werden uitge- vaardigd, thans natuurlijk the Queen's English, bet (correcte, zuivere) Engelscb, zooals bet aan 't Ilof gesproken wordt. EngouM (w a p.), gestoken in den muil van een dier (pijlen e. a.). Engrenage (f r.) in elkander-grij- ping van raderen; fig. voortstuwing. Engreff (w a p.), zie Uitgeschulpt. Engulehe (w a p.) met een mond van andere kleur, dan het stuk zelf (j acht- hoorns) enz. Enhende (w a p.), aan de onder- zijde in twee takken gesplitst (paler, kruisen, e. a.). Enk (zie Esch en Eng).De gemeenschap- lijke bouwgronden in Neder-Duitschland. Thans nog heeten in Overijsel en Drente de hooge zandige bouwgronden esschen, eene vlakte van aaneenliggende wei- of bouwlanden,door scheidsvoren afgeperkt. Zulk een scheidsvoor beet in classiek en Mid.lat. sulcus. Ingeval bet aaneenliggen- de weilanden waren, had ieder eigenaar, naar gelang van zijn aandeel bet recht, cen zeker getal beesten daarin to weiden. Enkhulzen (z e e t.), herhaalde slag van een kabel om de beting (stelling om 't ankertouw of de anker-ketting aan vast to leggen). Enkaustlek (gr.),inbrandingskunst, trant van schilderen met was, gebezigd door de Grieken, waarbij deze stof, door middel van vuur, met den spadel of sty- lus op doek of paneel werd ingebrand. Van kaiein (branden). Enoptromantle, Catoptromantie, (gr.-lat. Catr•omantia). Spiegelwiche- larij, een kunststuk waarmede men op 't bijgeloof des yolks werkte, met 2 en 3 spiegels zoodanig to plaatsen, dat de voorwerpen van den eenen in den ande- ren werden teruggekaatst. Enquerlr (Arches A -, of Cas A enquerre (w a p.), wapens, waarin met opzet gezondigd is tegen de regels voor de kleuren (metaal op kleur en kleur op metaal), met bet doel om door een telkens herhaald onderzoek naar deze schending der regels, de bijzonder eer- voile aanleiding tot bet schenken van bet wapen weer in herinnering to bren- gen. Rietstap noemt ze ten onrechte Raad- selwapens ; bet was niet de bedoeling een raadsel op to geven, al zijn sommige raadselachtig geworden, omdat bet heral- dieke aandachts-teeken over bet hoofd werd gezien en de oarsprong vergeten is. De waarheid is, dat de regels veel jon- ger zijn, dan bet gebruik van wapens en buiten Frankrijk nooit zoo algemeen gevolgd zijn als daar. Enquete, een van staatswege inge- steld onderzoek van bevoegde personen om over de wenschlijkheid of noodzaak- lijkheid van wijziging in de wetgeving to oordeelen. In rechtstaal : verhoor van getuigen. Enquete (Reeht van - bet recht van de beide Kamers der Staten- Generaal en andere parlementen om een onderzoek in to stellen, met bet oog op de wettelijke regeling van een of ander onderwerp. Ensemble (f r.) (m u z.) bet samen- werken van meer dan twee personen dus in terzetten, quartetten, quintetten, met of zonder koor. In de instrumentale muziek zijn ensemble-werken composities voor verschillende muziekinstrumenten, vooral piano met strijk of blaasinstru- menten. Ensergeld, eene bijdrage door de Staten van Overijsel gevorderd van ieder inkomend of uitvarend schip in die pro- vincie, om uit de opbrengst bet eilani Schokland met bet dorp Ens to onder- houden. Sedert 1634 werden de schepen voor 't eerst belast met een stuiver, welke belasting in 1698 klom tot een schelling; ze is nu afgeschaft. Ensign (e n g.), Vaandrig. Verkort uit ensign-bearer (vaandeldrager), dat ook gebezigd wordt. Van f r. enseigne. Ensilage, bet bewaren van groen veevoeder in silo's of overdekte kuilen waar bet een zuurvormend gistingsproces ondergaat; inkuiling; verduurzaming van groenvoeder. Ente (w a p.) zie Geent. Entente cordiale, vriendschap- pelijke overeenkomst; vooral die tusschen de hoven van Frankrijk en Engeland ENTER. 254 KUNIG ENZIO. bevestigd tijdens het bezoek van Lode- wijk Filips aan Idonden. Reeds vroeger moet Lord Aberdeen onder gelijke om- .standigheden tot den Graaf de Jarnac gesproken hebben van cordial good un- derstanding. Enter = eenjarig paard. Enterdreg (z e e t.), haken, gebruikt bij zeegevechten, om de strijdende sche- pen aan elkaar to binden. Enthouisiasme, geestdrift, geest- verrukking; toestand waarin zich de Pythische priesteres, - zie Pythia, -- beyond, wanneer ze op haar drievoet gezeten, den wil der goden opving. Van g r. enthousiasmos (bezieling door een god), uit theos (god). Entire (e n g.), enkelvoudige, onver- sneden, onvermengde biersoort, in tegen- stelling van 't mengsel ale en stout. Entlaubter Stamm, ontbladerde stam, S c h i 11 e r, Wallenstein's Tod III. 13. Zoo noemt zich Wallenstein, als hij door Octavio Piccolomini's kuiperij door zijn leger verlaten is. Entortille (w a p.), met een hoofd- doek om de slapen. (Mooren- en andere hoofden). Entoyre (e n g. w a p.), schildzoom beladen met levenlooze voorwerpen. Entr'-acte (f r. t o o n), pauze tus- schen de bedrij ven, ook muziek tusschen de bedrijven. Eindelijk, kleine sigaar, zoo klein, dat deze tusschen twee bedrijven kan opgerookt worden. Entre chien et loup (f r.), lett. tusschen hoed en wolf, fig. in het vallen van den avond, nl. wanneer men op den weg Been duidelijk onderscheid kan zien tusschen een bond en een wolf, daar deze dieren sterk op elkaar lijken. Entre la poire et le fromage (f r.), lett. tusschen de peer en de kaas, d. i. terloops, in -een oogenblik; als de peer (d. i. de fruit) op het dessert ge- bruikt is, volgt al heel spoedig de kaas, die het dessert besluit. De tijd is kort en in het midden van de gasten stellig kwa- lijk gekozen voor ernstige of belangrijke overwegingen. Entree (f r.), ital. entrata; sp. en- trada, weelderig geinstrumenteerde in- leiding of voorspel bij oudere opera's of andere groote composities. Als daps is de entree, die gewoonlijk in -/4 n aat ge- speeld wordt, een soort polonaise, en komt ook als begin van eene serenade voor. Entree missen (Zilne -, onge- lukkig aanvangen, tengevolge van feilen of flaters, zoodat men geen indruk meer maakt. Ontleend aan eene entree de chambre(hetbinnenkomenbijgezelschap). Entrefllet (f r.), klein couranten- bericht, van fr. entre (tusschen) en filet (fileet, streepje) het bericht is namelljk van het daar bovenstaande en van het daar onderstaande door een streepje ge- scheiden. Entrelac8 (w a p.), zie Gestrengeld. Entremes (s p.) en Entremets (f r.), korte kluchtspelen, die tusschen de bedrijven van een drama werden gevoegd. Letterl., tusschen de maaltjjden, vandaar ook naam voor een tusschengerecht. Entreposeur (h and.), de opzichter van een entrepot. Entrep8t (h a n d.), bewaarplaats voor koopmansgoederen, waarvan een recht of tol betaald moot worden. ten- einde die rechten niet to betalen dan nadat de goederen bij verkoop daaruit vervoerd worden. Entretenu (w a p.), elkaar ondersteu- nend zooals sleutels waarvan de oogen ineengestrengeld zijn. Entretenue, bijzit, letterl. onder- houden (dame). Het echte Fr. woord voor het in Frankrijk en Belgie onbekende maintenee, dat van maintenir zal komen, of eene zinspeling zou zijn op den naam van Mme. de Maintenon (1719), de min- nares van Lodewijk XIV. Enurney (e n g. w a p.), schildzoom met dieren beladen. Enyo (g r.), de godin van den woes- ten krijg, bij de Romeinen. Enzio (KOnig, man van avontu- ren; naar den titel van een treurspel van Raupach, waarvan de stof ontleend is aan het leven van Enzio of Enzius. EODEM ANNO. 255 Ericu1tOS. koning van Sardinie (1225-1272), on- wettige zoon van keizer Frederik II, en dapper krijgsman, die vele avontuurlijke lotgevallen beleefde. Eodem anno, (lat.), in hetzel fde jaar. Eas, (g r. myth.) Aurora, de godin van den dageraad. Epacta, (g r.), b~gevoegd, de maans- ouderdom, n.l. het aantal dagen, dat op den In Januari verloopen is, sedert de laatste nieuwe maan. Dit is het verschil tusschen het zonnejaar en liet maanjaar, welk eerste elf dagen langer is; zoodat de epacta gewoonlijk per jaar met elf aangroeit. Bij naamjaren gerekend, begint elke maand met de nieuwe maan, zoo- dat naar den almanak bijv. bij de Ara- bieren, de maanden in 33 jaar alle jaar- getijden hebben doorloopen. In 19 jaar valt de nieuwe maan weder op denzelf- den dag. Epanoul. (w a p.), zie Ontloken. Epaulet, vroeger in Nederland het onderscheidingsteeken van een officier, thans alleen bij de officieren der marine in gebruik. Vandaar, de epaulet krijgen = officier worden ; van fr. dpaulette = schouderbedekking, en dit van dpaule = schouder. Ten tijde van Napoleon droeg men den epaulet. Epees pteroenta (g r.), gevleugelde taoorden (z. a.). Eperonne, (w a p.), zie Gespoord (hanen, voeten). Epha, (h e b r.), een maat voor droge waren, ongeveer 111/2 kubieke decimeter. Epheben, afzonderlijke gebouwen, in het oude Sparta gesticht voor de Epheben, jongelingen en jonge mannen tot hun 20e jaar, zoolang zij in hun leeftijd waren en onbevoegd om de volks- vergaderingen bij to wonen. Van g r. ephebos = huwbaar (uit hebe, manbaar- heid), of jongeling van 16-20 jaar en daar boven. Ephemeriden, lett. dingen, die een dag duren : bloemen, insecten; fig. lichte onbeduidende lectuur, letterkundige vod- jes, die een kort leven hebben; geschrif- ten, waarin de gebeurtenissen van den dag naar tijdsorde worden medegedeeld, ook dagbladen en tijdschriften, en meer in het bijzonder de sterrenkundige tafelen, waarin de toekomstige standen van zon, maan en planeten zijn aangewezen. Ze bestaan in de beschaafde landen sedert de 2e helft der 15e eeuw. Onzen Zee- mansalmanak mag men er onder rekenen. Thans ook f r. scheurkalender. Van 't g r. epi (op) en hemera (dag). Epheten, rechters to Athene, 51 in getal, allen over de 50 jaren oud, uit elk der 10 stammen werden er 5 geko- zen en de 51ste door het lot. Zij oor- deelden over burgerlijke rechtszaken, ter- wijl de gewichtigste zaken of groote misdaden voor den Areopagus gebracht werden. Ephorlum, gebouw in het oude Sparta, waar de Ephoren of opzichters, aan wie o. a. de rechtsspraak in civiele processen opgedragen was, vergaderden. Uit g r. eph' = epi (op, over), en hordn (zien). Ephralmleten, Pruisische en Sak- sische halve guldens en drittelthaler van zeer slecht gehalte, die door de fir- ma Ephraim, Itzig en Co. to Leipzig a° 1753-63 vervaardigd werden. In navolging noemde men ook aldus al het valsche geld, dat Duitschland gedurende den 7-jarigen oorlog overstroomde. Ephydriaden,(m y t h.), waternym- phen, naderhand bij de oude Duitschers Nixen. Epleurl Horti, de tuinen van Epi- curus, waarin de Grieksche wijsgeer Epi- curus (342-271 v. C.) zijne lessen gaf. Epleurisme, zie Epicurist. Epicurist, iemand, die zich aan het edelste of voortreflijkste zingenot over- geeft; naar de leer van Epicurus, wiens latere volgelingen echter in strijd met hetgeen hun meester leerde, zich veelal aan ruw of laag zingenot overgaven. Epleuros, in de Joodsche spreek- taal vaak verbasterd tot Apikoures, en gebruikt in den zin van loochenaar der heilige godsdienst-beginselen; omdat de Epicuristen Gods voorzienigheid ontken- den. EPICYCLOIDE. 256 EPISTEL. Epleyclolde, rand rondom zegels. Omdat die rand niet tot bet zegel zelf behoort, maar tot verduidelijking daar- van is aangebracht, aldus geheeten, van g r. epikukleo, extrinsecus insero (d.i. als niet tot de zaak zelve behoorend, iets ergens bijvoegen). Kuklos (cyclus) be- duidt kring, dus ook rand, ook op mun- ten : een rand (om een wapen of kruis), die uit 4 of meer cirkelbogen bestaat met de ronding naar buiten en de eind- punten der bogen naar binnen gericht. Epidemle, heerschende, besmetlijke ziekte ; van gr. epi (onder) en demos (yolk). Eplek, (g r.), beoefening van bet epos (z. a.). Epieu, (w a p.), een soort hellebaard met een large punt aan 't uiteinde, bij de zwijnenjacht in gebruik, zwijnspriet. Epigonen, later geborenen, schrij- vers, die geen oorspronklijken weg opge- gaan, maar then van een of ander genie gevolgd zijn. Zoo noemt men de mannen der hedendaagsche Duitsche letterkunde de epigonen van Schiller en G oethe. Naar de Epigonen (nakomelingen) t.w. de zonen der Zeven Helden, die tegen Thebe ten strijde getrokken waren. Die zonen n.l. door wraakzucht geprikkeld, ondernamen tien jaar later een nieuwen veldtocht tegen de Thebanen. Epigraphische zilde (De -, eener munt, d.i. de letter- of schriftzijde. Van epigraaf = opschrift van een ge- bouw, van een boek. Epiehorint, (g r.), inheemseh, wat eigenaardig en bijzonder is aan de inboorlingen van een land. Uit epi (in) en chl4ra (landstreek, gebied). Epiloog, bet tegenovergestelde van proloog; slotrede derhalve. Aan bet einde van de oude blijspelen vindt men vaak een epiloog, uitgesproken door een der acteui s, dikwijls alsdan de woordvoerder van den dichter, handelende over de strekking van bet stuk, of den korten inhoud weergevende. Epinards (Avoir les -,(f r.-m i l.) van kapitein tot majoor bevorderd wor- den, hij komt dan in bet bezit der epau- lettes a graines d'epinards. Epiphanie, (r.-k a t h.), gedenkdag lo. van bet Driekoningenfeest op 6 Ja- nuari, toen eene ster aan de Wijzen uit bet Oosten openbaarde, waar bet kindekc Jezus was; 2o. van den doop van Jezus in de Jordaan en van de nederdaling van den II. G eest ; 3o. van de bruiloft to Kana, waar Christus bet eerst in bet openbaar een wonder verrichte. Van gr. epiphaneia (verschijning). In bet alge- meen : gedenkdag van de openbaring van Christus heerlijkheid aan de wereld. Epiphi, naam der elfde maand van bet Egyptische jaar. Episch, verhalend. Van g r. epos (z. a.). Episcopalen, in Engeland voor- standers van een wereldlijk episcopaal- systeem, onder de Protestanten ook An- glikanen geheeten. Tegenovergesteld van de Presbyterianen (in Engeland, Scbot- land en N.-Amerika). Episeopalisten, zich noemende R.-Katholieken, die de Concilien der ver- eenigde Bisschoppen boven den Paus stel- len. Van episcopaal (bisschoppelijk). Episcopus, bisschop, dat uit dit Grieksche woord, hetwelk opziener be- teekent ontstaan is. Episode, ingevoegd gedeelte in een dichtstuk, dat een klein geheel vormt en met zoo lossen draad met, bet groote geheel samenhangt, dat bet desnoods gemist kan worden. In bet daaglijksch leven elke afwijking van4iet hoofdonder- werp. Ontleend van de episode in bet Grieksche treurspel, n.l. dat gedeelte, bet- welk tusschen twee koorliederen, die oor- spronkelijk de hoofdzaak waren, werd ingelascht. Vanhier : los verhaal, op zich- zelf staand bedrijf. Epistel, brief, inzonderheid lange brief. Uit lat. epistola beter epistula, dit van gr. epistale van epistellein (zenden) heenzenden, vooral door een bode of brief iets melden, iets berichten. Men spreekt ook wel, min of meer tautologisch van „een lange epistel". Het woord worde niet mannelij k (Woordenlijst van de Vries en Te Winkel) maar vrouwelijkgebezigd, omdat bet van een vrouwelijk woord komt. In bet N. T. zendbrief. EPISTEL. 257 EQUIPAGE. Epistel,(r.k.), gedeelte der H. Schrift, - meestal genomen uit een van de brieven der Apostelen, of uit het Oude Testament, nooit uit de Evangeli6n, - dat in iedere mis gelezen of gezongen wordt. Op Zon- en Feestdagen wordt dit v66r de preek of onder de mis, in het Nederlandsch voorgelezen. In de oude Christelijkt kerk en thans nog bij de Roomschen, Anglikanen en vele Luther- schen Zondags het gedeelte der H. S. dat gelezen wordt. ledere Zondag heeft zijn eigen Epistel. EpIstelzilde, (r.k.), de zijde van het altaar, waar de Epistel (z. ald.) ge- zongen of gelezen wordt. Als men met het gelaat naar het altaar staat, is het de rechterzijde. Epistolae obscuroruin viro- rum, brieven van duisterlingen (zie Dunkelmlinner), verzameling van spot- brieven, in den aanvang der 16e eeuw in ellendig monnikenlatijn en als af- komstig van hoogleeraren en geestelij- ken nit then tijd uitgegeven, waarin de scholastieke wijsgeeren en monniken met betrekking tot hunneleerlingen, ge- schriften, zeden, zegswijzen, dwaasheden en uitspattingen op de onbarmhartigste wijs werden gegeeseld. Ze zijn gericht aan Ortuinus Gratius, den leider der Obscurantenpartij to Keulen. EpItaphe, lijkrede, grafsehrift, graf- steen aan den muur opgehangen of aan- gebracht grafteeken met opschrift. Lat. epitaphius, uit gr. epi (bij), taphos (graf). Epithalamium, (g r.), bruilofts- lied, dat bij de Grieken en Romeinen voor het bruidsvertrek (thalamos) door een koor van jongelingen en maagden gezongen werd. Epitheton, (gr.), bftoegsel. Epitheton ornans, een bij voegsel of bijvoeglijk nmw., dat tot lof verstrekt; meesttijds van opgesmukte loftuitingen gebezigd, van gr. epitheton = bijvoeg- sel, en I a t. ornans = versierend. Eploy46, (w a p.), zie Dubbel. Epopee, Epopeum, gewoonlijk het- zelfde als epos, maar 't beteekent eigen- lijk: een flink, groot, goed in elkander gezet of gemaakt heldendlicht. Van gr. epopoia, uit epos (verhaal) en poien (maken). Epoque makers, op11 o-ang maken, als gewichtig beschouwd worden; van gr. epoche = halte, tijdstip. Epos, heldendicht, gedicht van eeni- gen omvang, waarin een held of eene groote gebeurtenis verheerlijkt wordt. G r. epos =het gesprokene,woord,rode. Epreuves d'artiste, eerste en beste afdrukken van platen, zonder onder- schrift. Van 9preuve=proefafdruk, en artiste = kunstenaar. Ten bewijze van echtheid draagt veelal elke afdruk een kleine teekening van den kunstenaar, welke van de plaat verwijderd wordt, als de gewone druk begint. Epsom Races, beroemde wedren- nen, die sedert 1778 in Engeland gedu- rende de maand Mei gehouden worden, naar Epsom een marktvlek in het graaf- schap Surrey. Zij duren vier dagen;de tweede dag (Woensdag) is de beroeinde Derby-dag, ingesteld door Lord Derby in 1780. Epsom-tout, zie Engelsch zout. Epsom (of Epsham, in Engeland, graaf- schap Surrey) heeft zoutkeeten. Epulae lautae, (lat.), tafeliveel- den, gastmaal, weelderige maaltijd. Epulonen_, (I a t.), Epulones,priesters, die de godsdienstige maaltijden bezorg- den, aanvankelijk drie en naderhand zeven in getal; zij moesten ook bij de openbare spelen als handhavers der goede orde optreden. Men koos doorgaans j ong-e lieden van 16 jaren tot dit ambt, en het was zoo aanzienlijk, dat zelfs Lentulus, Caesar en Tiberius er mede bekleed werden. Equalisation of Rates Bill (e n g.), vereffening, gelij kmaking (billij lKe verdeeling) der plaatselijke belasting to London. Equi funales. Zie Curses. Equipage, uitrusting, scheepsbe- manning. Eigenlijk, paard en rijtuig; van lat. equus (paard). 17 EQUIPI. Equipe,(w a p.), zie Getuigd (schepen). Equipeeren, (hand.), een schip ui trusten (zie Equipage). Equipementstukken, (m i 1.) , alles wat tot de kleeding van den soldaat hoort. Equipoulle, (w a p.), zie Geljjke vlakken. Equitable, (e n g.), billijk, recht- vaardig. Naam van eene Levensverzeke- ring-Maatschappij, to New-York opge- richt A0. 1859. Equus publicus, (1 at.), openbaar paard. Spotnaam voor iemand, die zich werklijk, maar veel meer nog schijnbaar afslooft, gelijk het heet, ,ten algemeenen nutte". Eigenlijk was equus publicus in het oude Rome het paard, dat de leden der 18 ridder-centurion op staatskosten hielden. Legitimo quisque merebat equo, (elk diende met zijn wettig paard). 0 v i d i u s Fast. III. 130. Equivalent, tegenwicht in beperk- ten zin ; naam eener belasting ter ver- vanging van een andere. Van 1 at. aequus (gelijk) en valere (van kracht zijn). Spe- ciaal de hoofdelijke omslag vroeger to Amsterdam geheven ter vervanging van de belasting op het gemaal. E R (hg d.), hij, in de werken van J a h n voor Napoleon; men moet den duivel niet oproepen, zeide hij, anders komt hij. Daarom noemde hij nooit then naam zoolang Napoleon I groot en mach- tig was. (Vgl. N N N N.) In '70-'71 gebruikte Kladderadatsch dat Er van Napoleon III in zijn ongeluk. Er lot besser als rein Rut, hij is beter dan zijn reputatie (beter dan men zegt); S c h i l l e r Maria Stuart III. 4 ; zij zegt van zichzelve : Ich bin besser als mein Ruf. Ook G o e t h e Wahrh. u. Dich t. VII. Vgl. B e a u m a r- c h a i s (1732-'99), le Mariage de Figaro III. 3, waar Figaro op Almaviva's be- schuldiging, dat bij zulk eene slechte reputatie heeft, antwoordt Et si je vaux m,ieux qu'elle ! Er lebte, nahm ein Weib and starb, uit G e 11 e r a s Fabeln I (der Greis). Ter bespotting van snorkende 258 EREBUS. lij kredenen, dichtte Gellert met een hoogst deftigen aanhef eene zoogenaamde levensbeschrijving van een zeer beroemd man in de woorden : Hij werd geboren, h6 leejde, nam een vrouw en stierf. Er lggt wie telegraphiert, hij liegt als of het getelegrafeerd is. Woord van B i s m a r c k in het Heeren- huis op 13 Februari 1869, in verband met valsche telegrafische berichten. Era, (g r.), jaartelling ; de Joodsche begint 3761 v. C.; de Christelijke met de geboorte van Chr. het 14e jaar der re- geering van Augustus ; die der Olympi- anen 776 v. C.; die van de stichting van Rome (A. H. C.) 753 v. C.; die van Nabonassar bij de Babyloniors, 747 v. C.; de Hegira of Hedschra der Mahome- danen 622 n. C.; die van de Fransche republiek 21 Sept. 1792, deze duurde 12 jaar. Na het jaar XII van de Republiek schreef men weer 1804, het eerste jaar van het Keizerrijk. Erard, (f r.), piano (eigenlijk pianino) uit de fabriek van Sebastien Erard (geb. to Straatsburg 5 April 1752) stamvader van het geslacht van piano-fabrikanten, die uit Parijs sedert 1768 de wereld met hun roem vervulden. De fabriek bestaat nog, maar met den oorlog van 1870 hebben de Duitsche werklieden van deze en andere fabrieken Parijs verlaten, en zoo de Fransche pianonij verheid voor een deel naar Duitschland overgeplant. Erasmus legde't ei en Luther broedde 't uit, sprw. doelend op de Kerkhervorming, door Erasmus voorbe- reid. Erasmus slaat een blad van Min boek om, telkens als hil de klok hoort slaan, Rotterdam- sche aardigheid, die betrekking heeft op het standbeeld op de Markt. Erato, (g r.), de lie felijke muze van het minnedicht en van de mimiek; wordt afgebeeld met eene Her in de hand, soma in gezelschap van Eros. Eraud, (w a p.), zie Heraut (mnd.). Erebus, (m y t h o 1.), de onderwe- reld. Eig. de diepe duisternis, der onder- wereld. EREBUS. 259 ERITIS SICUE DENS, ENZ. Erebus, (my t h.), de zoon van chaos en den nacht, werd vader van Aether en den dag, werd in een rivier veranderd en in de hel geworpen, omdat hij de Titanen had bijgestaan in het bestormen van den hemel, het woord beteekent let- terlijk duisternis. Eremiet, zie Kluizenaar. Erentfeste of Ehrentfeste, Grootachtbare; oudtijds een titel. Lett. eervast. Eretz, (h e b r.), land. Erets-Jis- rael = het land van Israel, Palestina. Met voorgevoegd partikel: ha-arets = de aarde. Erew, (h e b r.), avond, v66ravond; in het nieuw Hebr. en vandaar in het ge- woon taalgebruik z.v.a. voorafgaande dag, die met zonsondergang eindigt. Dus Erew-Pesach = de dag voor het Pesach- of Paasch-feest, Erew-Sabbath = Vrij- dag. Brew jomtof = de dag voor den feestdag. Oud-Hebr. ireb. Erfkamerling, kamerheer erf- lijke waardigheidsbekleeder aan een Hof. Zoo beleende Willem hertog van Gulik en C elre in 1541 Hendrik van Gent, wegens de trouwe diensten door zijn vader Willem den Hertog bewezen, met het erfkamerlingschap van Gelre, waar- aan als apanage was verbonden de op- brengst van een gehucht to Herwen en Aart, nog heden onder den naam van Erfkamerlingschap bekend. Erger dun de cholera, de je- never, zoo genoemd naar den titel eener brochure van 0. G. H e l d r i n g, door Dr. N. Beets „een geharnast betoog" genoemd. Het stuk verscheen in 1837, en gaf aanleiding tot de oprichting van af- schaffings- en matigheids-vereenigingen. Ergo bibamus, (1 at.), daarom laat was drinken. Volgens d a But i, in zijne verklaring van Dante, bij Vagevuur, XXIV. 23 en 24, een woord van Paus Martinus IV (x 1285) die uit het consistorie komend gezegd zou hebben : ,Hoeveel hebben wij voor de heilige kerk Gods gele- den, daarom willen wij (eens) drinken". Ergoteeren, in het overdrevene ge- volgtrekkingen maken en in gedragslijn en practisch leven toepassen, zonder ook maar eenigermate to willen schipperen, geven en nemen. Van 1 a t. ergo = bij ge- volg, dus, derhalve. Erie, (e n g.), Lake Erie. Meer van de „Wilde Kat", bijnaam van een wreeden Indiaanschen stam. Erigone,(m y t h.),dochter van Icams, werd bemind door Bachus, die, om haar to verleiden zich herschiep in eenen tros druiven. Zij hing zich uit wanhoop op, toen zij vernam, dat haar vader vermoord was; Jupiter beloonde hare vaderliefde door haar in het sterrenbeeld der Maagd to plaatsen. Erin (Het groene -, dichterlijke naam voor Ierland. Reeds de Galliers zouden aan dit eiland then naam Erin gegeven hebben met de beteekenis van „het westlijke eiland". Zie Emerald Isle; Isle of Saints en Holy Island. Erinyen, wraakgodinnen, furien, Aeschylus noemt ze dochters van den nacht. Zie Eumeniden. Eripuit coelo fulmen scep- trumque tyrannis, (lat.). Hij ornt- rukte den bliksem aan den hemel en den schepter aan de tirannen. Vers van T u r g o t onder H o u d o n's buste van Benjamin Franklin, gezant der Vereenigde Staten bij het Fransche hof, uitvinder van den bliksemafleider en medestichter der Amerikaansche onaf- hanklijkheid. Vgl. M a n i l i u s, (12 v. C.), Astronomicon 1. 204: Eripuitque Jovi fulmen viresque tonandi (of: to- nantis). En hij ontrukte aan Jupiter den bliksem alsmede de donderkracht. Eris, de godin tier Tweedracht. Eris mihi magnum Apollo, (1 a t.), V e r g i l i u s, Bucolica 3, 104. Gij zult m# (d.i. in mijn oogen) een groote Apollo z#n, (n.l. als gij deze lastige vraag weet to beantwoorden.) Apollo was n.l. de God der voorspelling. Eritis sicut Dens, sciences bo- num et malum, (1 a t.), Genesis III 5. Gi, f zult als God zijn, kennend het goed en het kwaad, de paradijsvloek. Satan gaf dit aan Eva to kennen, om haar to bewegen, ERKER. 260 ES BILDET EIN TALENT, ENZ. to eten van den Boom der kennis des goeds en des kwaads, waarvan God ver- boden had to eten. Erker, Duitsche benaming (holl. ark eltorentj e) voor een half-toren-vormige met vensters voorziene uitbouw aan de gevels van kasteelen en huizen. Erlkonig, (h g d.), verbastering van El fenkonig koning der elven of alven, (f r. roi des aunes); die in vorstelijk ge- waad, veelal des nachts rond sluipt de menschen plaagt en (liefst ongedoopte) kinderen steelt; door hem, maar vooral door zijne dochters worden de reizigers op dwaalwegen geleid of met ziekten en kwalen bezocht. Ermenien, Ermine, (w a p.), mnd. benaming van hermelijn (z. aid.). Ermitage, (f r.) , kluizenaarswo- ning. Een eeuw geleden dikwijls als deco- ratief van tuinen en parken aangebracht. De Ermitage van den Russ.-keizer to Petersburg is thans een groot paleis, dat een rijk Museum bevat. Ernestlinsche of Ernestinische linie, de oudere linie van het Huis van Saksen. Ze had tot stamvader Ernst keurvorst van Saksen (x 1487), en bestaat thans uit de linien Weimar-Eisenach, Coburg-Gotha, en Meiningen-Hildburg- hausen en Altenburg. Ernst lot das Leben, heater die Kunst, het leven is ernstig, de kunst vroolijk. S chi 11 a r, Proloog bij de heropening van den schouwburg to Wei- mar October 1798. Ernstvuurwerk, vuurwerk voor het gebruik in den oorlog bestemd : ra- ketten, bommen, granaten, houwitsers, brandkogels, lichtkogels en derg. Erotica, zijn eigenlijk alle schrijvers, die over de liefde handelen. Van g r. Eros, 1 a t. Amor of Cupido, den God der liefde. De Grieksche letterkunde geeft then naam meer bepaaid aan de romanschrij- vers, die alien behooren tot het Chris- telijk tijdperk. Hunne werken vindt men in de ,Scriptores erotici graeci" (1858- 1859) van Hercher. Erotomanie, (g r.),1 i e f d e s w a a n- z in; zielsziekte, waarbij de geest van den lijder zich gestadig en vaak in reine dwee- perij met een geliefd voorwerp bezighoudt. Errare malo cum Platano quam cum istis vera sentire, C i e e r o, Tuscul. I. 17. 39. Liever wil ik met Plato dzvalen, dan met hen (de Pythagoreers) het ware gevoelen. Errare humanum est S e n e c a controvers IV 3 (1 at.), dzvalen is men- schli, jk. Deze spreuk schijnt gevormd to zijn naar cujusvis hominis est errare bij C i c e r o, Orationes Philippicae 12,2.5. Komt in dezen vorm voor in den Anti- Lucrece van den kardinaal d e P o l i g- n a c, V. bl. 50 (Paris 1747). Zie ook Es irrt enz. Eng. to err is human, to for- give devine, uit Pop e's Essay on man. Aan de lat. spreuk wordt soms toege- voegd : perseverare diabolicum (volhar- den is d uivelsch). Error calculi, (hand.), rekenfout. Errotend folgt er ihren Spu- ren, blozend volgt hij hare schreden. S c h i 11 a r, das Lied von der Glocke, uit de passage waar de jongeling het eerst de liefde voor zijn gewezen speel- makkertje voelt ontwaken. Erst wagen, dann wagen, eerst wikken, dan wagen. Spreuk van Helmuth Karl Bernhard von Moltke. Ertappelkop, (a f r.), zie Aardap- pelkop. Eruditio Musica, (1 a t.), ontwik- keling door muziek, naam van een con- certcollega in 't begin dezer eeuw. Erwtenpotten, spotnaam der in- woners van Baj um bij Franeker. Erwtepeulen, bijnaam der bewo- ners van Spannum bij Franeker. Erymanthisch zwiln (Het -, dat zich ophield bij den berg Erymanthus in Arcadie, en er de bewoners des lands met schrik vervulde, werd door Hercules levend gevangen. Es, (m u z.), e mol, de met een halve toon verlaagde e. Es bildet eau Talent rich in der Stille, Sich eau Charakter in den Strom der Welt. Goethe's Tasso 1. 2. Een talent wordt in stilte gevorrnd, (maar) een karakter in den stroom der wereld. ES ERBEN SICH GESETZ, ENZ. 261 ES BOLL VICTORIA, ENZ. Es erben sich Gesetz' and Rechte wie eine ew'ge Krank- heit fort, wetten en rechten z#n als een erfhjke ongeneeslijke ziekte. G o e t h e, Faust Schiilerscene. Mephisto in de pro- fessorale toga van Faust, zegt dat tot den student, die met de beste bedoelingen komt vragen, wat voor een studie hij zal kiezen. Meph. meent, dat het echte, ware recht nooit erkend wordt, maar dat spitsvondigheid en haarkloverij de wetten en rechten der machthebbers handhaven, waarmede de overige mensch- heid voor goed machteloos is gemaakt. Es giebt im Menschenleben Augenblicke, er z#n in 't mensch- ljjk leven. oogenblikken. S e h i 11 e r, Wal- lenstein's Tod II. 3. In verband met de volgende regels gewaagt Wallenstein, waar Illo en Terzky hem voor den ver- rader Max Piccolomini waarschuwen, er van, dat er in het menschelijk leven oogenblikken voorkomen, waarin de mensch meer dan mensch is. Gewoonlijk wordt deze uitdrukking schertsend ge- bruikt. Es giebt mehr Ding' im Him- mel and auf Erden, Als Eure Sehulweisheit sich tritumen lfsst; zie There are more things etc. Es giebt nur' eine Kaiser- stadt, er is maar gene keizerstad. Uit een aria van B a u e r l e 's opera Aline (1822), muziek van Wenzel Miiller, waar Weenen bedoeld wordt. Es Irrt der Mensch, so lang er strebt, de mensch dwaalt, zoo lang hij (er naar) streeft (den goeden weg to vinden). Goethe, Faust, (Prolog im Him- mel) ; dit zegt de Heer, ter verontschul- diging van de afdwalingen, waarvan Mephisto Faust beticht. Es ist bestimmt in Gottes Rat, Bass man vom Liebsten, was man hat, Muss scheiden. Het is bepaald in Godes road, dat men van 't liefste, dat men heeft, rnoet scheiden. Uit een lied van E. von Feuchtersleben (1826), muziek van Mendelssohn, een kwarteeuw geleden nog een der meest geliefde gezelschapsliederen. Es 1st eine alte Geschiehte, Doch bleibt sic immer neu. Het is eene oude geschiedenis, (maar) toch blijft ze alt#d nieuw. 11 e in e, Lyrisches Intermezzo NO. 39 beginnend met den regel: ,Ein Jiingling liebt ein Madchen". Hierbij wordt aan teleurgestelde liefde of minnesmart gedacht. Es kann der Frammste nicht In Frieden blelben, Wenn es dem bosen Nachbar nicht ge- fgllt. De vroomste man kan niet in vred a leven, als het z#n boozen buurman niet beh aagt. S e h i l l a r, Tell IV. 3; woor- den van Tell tot Stiissi, die gelukkig prijst, alwie stil en in vrede leeft. De oudere vorm luidt : Es kan keiner lenger friede haben, denn sein nachpawr wil. Es kann Ia nicht immer so bleiben, Hier enter dem wech- selnden Mond. Het kan toch niet altijd zoo blijven hier order de zvis- selende maan, K o t z e b u e, Trost beim Scheiden (1802). Es lebt ein Gott zn straien and zu ritehen. Er leeft een God om to straffen en to wreken. S c h ill e r, Tell, in de alleenspraak voor den sluipmoord, waar Tell zich voorspiegelt, dat hij een werktuig in Gods hand is. Es liebt die Welt das Strah- lende zu schwarzen Und das Erhab'ne in den Staub zu ziehn. De wereld wil gaarne het schit- terende zwart maken en het verhevene in het stof nederhalen. S c h i 11 e r, das Madchen von Orleans (gedicht), proloog voor die Jungfrau. Es muss arch solehe Kguze geben, zulke wonderlijke kerelsmoeten er ook zUn. G o e t h e, Faust I (Martha's Garten). Faust zegt dit tot Gretchen, als deze bekent bang voor Mephisto to zijn, en hem een schelm genoemd heeft. Es soil der Stinger mit dem Konlg gehen, eigenlijk : drum soll enz. d.i. daarom moet de zanger met den koning gaan, want beide wonen op de hoogste plaatsen (staan het hoogst). Schiller, die Jungfrau von Orleons 1. 2, waar Karel VII dit zegt, nu er vreemde zangers aangekomen zijn; deze, merkt hij op, beheerschen den geest, gelijk de Koningen de stof. Es soil Victoria geschossen werden (h g d.), er moeten victorie- ES WICHST DER MENSCH, ENZ. 262 EBOTERISCH. schoten gelost worden. Telegram des Konings van Pruisen (Keizer Wilhelm I) aan zijne gemalin, toen Duitschland in den Fransch-Duitschen oorlog den 6 Aug. 1870 bij Worth had gezegevierd. Es wachst der Mensch mit semen grossern Zweeken, de mensch groeit (neemt toe, voelt zich sterker) naarmate hij zijn doel grooter (hooger) stelt. S c h i 11 e r, Proloog voor Wallenstein's Lager bij de heropening van den schouwburg to Weimar October 1798, vgl. Seneca, Natur. quaest. III. praefatio : Crescit animus, quoties coepti magnitudinem attendit. (De geestdrift neemt toe zoo dikwijls men let op het grootsche van zijn doel). Es war' so schon gewesen, Es hat nicht' sollen sein, het zou zoo mooi geu'eest zijn, het hee f t niet mogen ziinn; verbastering van Behuet dich Gott! es war zu schon gewesen, Behuet dich Gott, es hat nicht sollen sein. Uit S c h e f f e l's Trompeter von Sdk- kin yen (1854) XIV. Escarp en contre-escarp (m i 1.), binnen- en buiten-glooiing (talud) eener gracht, welke ingeval van waterloosheid met een muur bekleed, en soms door een daarachter gelegen galerij ter verdedi- ging wordt ingericht. Escarre (w a p.), smal boordsel. (Al- leen bij een vrij-kwartier) ; daarom ten onzent kwartierstreep geheeten. Escauslinsche steen, gehouwen steen uit de groeven van Ecaussines (Henegouwen). Excerpten, uittreksels, gewoonlijk uit geleerde werken. Van 1 at. excerpere (uitplukken, uitkiezen, uitlezen). Esch, in Overijsel, Drenthe en Gel- derland een uitgestrekt, vruchtbaar, door geen heggen of wallen doorsneden stuk bouwland, omringd door de bouwhoeven der eigenaars. Esehatologie, de leer der laatste dingen, (g r. to eschata), in de Godge- leerdheid. Men spreekt van de eschato- logische voorstellingen of leeringen bijv. in de Openbaring van Johannes. Eschatologische periode, waarin men zich terugtrekkend uit de ons omringende wereld met vasten en geween zich uitstrekt naar den Heer en op zijn komst ten ieder uur zich houdt voorbereid. Vgl. Openbar. Johs. 22:20. Eselatte (w ap.), zie Gebroken. Escompte (hand.), zie Disconto. Escoriaal, de ware naam voor Escuriaal (z. ald.) van escoriar, een ter- rein, waar uitgeputte mijnen zijn. Eseorte (hand.), geleide, zie Con- vooi. Eseudo, Spaansche zilveren munt van f l,25 en Zuid-Amerikaansche gouden munt van cc f 4,50. Van 't Lat. scutum. (Zie Ecu). Eseulaap, zie Esculaap. Eseuriaal(verkeerd voor escoriaal), koninklijk lustslot nabij Madrid, met een reusachtig klooster, vroeger van de He- ronymieten, thans van de Augus- ijnen, ter eere van St. Laurentius en met zinspeling op diens marteldood in den vorm van een rooster gebouwd, door Philips II gesticht ter vervulling zijner gelofte voor den slag van St. Quentin op St. Laurentiusdag (10 Aug. 1557). Esel (t ran s v.), van di esel op di os = van 't een op 't ander, van den hak op den tak. Eses (m u z.), de e door bb verlaagd. Esopische labelen, fabelen het eerst verzameld door Demetrius Phalereus (300 v. C.), veel later door Babrius in vers gebracht; Phaedrus behandelde ze in Latijnsche iamben; oorspronklijk van Esopus, een Thracier of Phrygier van geboorte (600 v. C.). Max. Planudes, een monnik to Konstantinopel, vervaardigde een roman uit de hoogst onzekere be- richten omtrent Esopus' levensloop. Zie ook Aesopus. Esoteriseh, enkel voor ingewijden; wetenschaplijk; wat niet ieder behoeft to weten. Uit g r. eso = eiso (naar binnen). ESPADA. 263 ESQUIRE. Espada (s p.), lett. degen. Bij bet stierengevecht de torero, die den strijd moet beslissen door alleen en to voet met den degen den stier to dooden. Hij be- kleedt onder de stierenvechters verreweg den voornaamsten rang. Espagnolade, snoeverij, pralerij, snorkerij, waarvan Bredero den type ge- schilderd heeft in ,De Spaansche Bra- bander". Espagnole (f r.), Spaansche dans. Esparto, Sparto of Spaansch gras, Spaansche brem, draad- of vlechtgras, waarvan de draadvormige taaie bladeren tot touw- en vlechtwerk worden aange- wend. Op papier uit dit gras vervaardigd, worden de Times, en bijna alle stuivers- bladen in Engeland gedrukt. Espece (hand.), soort, geslacht;- on especes, in baar geld; vandaar : in specie. Esperanto, kunsttaal, met vooral Latijnsche en Fransche bestanddeelen; na Volapuk de ineest gebruikte. Espiegle (fr.), grappenmaker, spot- vogel, guit. Denkelijk gevormd uit „Uilen- spiegel" in Histoire joyeuse de Till Ule- spiegle naar de Fransche uitspraak. Espirando (m u i., i t.), wegstervend, evenals morendo. Lett. uitademend. Esposizione operaio (i t.), ten- toonstelling, waarbij de werklieden, die de ingezonden voorwerpen vervaardigden, bekroond worden. De fabrikanten en in- zenders zijn slecbts devertegenwoordigers hunner werklieden; operaio = werkman. Dit is bet eerst geschied bij gelegenheid der tentoonstelling van wijn, olijfolie en derg. Mei-Oct. 1894 to Milaan. Espressione (m u z., it.), con espr., espressivo, met uitdrukking, aanduiding van solistische deelen van eene orkest- partituur. Esprit de clocher (f r.), klein- geestigheid; waarbij men in zijn eigen naaste omgeving alleen alle volmaakt- heid ziet en belangen behartigt, nl. al- leen binnen den kring, waarin men den toren van zijn woonplaats kan zien ; h g d. Kirchturm-interessen. Esprit de corps, geest van ge- meenschap, begrip van aansluiting, waar- bij de personen, die tot een zelfde vereeni- ging, groep, klasse of wat ook, behooren, eensgezind zijn in geest en streven. Esprit d'escalier (f r.), h g d. Trep- penwitz, wijsheid, die ons to laat invalt; men zoekt vergeefs een antwoord op een vraag, een repliek op een scherpen uit- val; maar zijn wij de kamer uit en pas even op de trap, dan valt ons plotseling in, wat we hadden moeten zeggen. Esprit de suite (f r.), letterlijk geest van opelkander in individueele denkbeelden of in bet beheer van ge- westen. Geen geregeld geleidelijk beheer, omdat elk beheerder zijn eigene inzichten heeft. Zulk een beheer voert bet moeder- land vaak over zijne kolonion. Esprit nouveau (f r.) nieuwe geest nl. bet onderzoek der vraagpunten zonder hartstocht, geleid door de zucht naar rechtvaardigheid,waarheiden maatschap- pelijke gelijkheid; ontleend aan eene rede van den minister van eeredienst in de Fransche wetgevende vergadering van 3 Maart 1893 in antwoord o terpellatie van den Heer Denys-Cochin betreffende bet houden van procession. Esprits forts (Les -, loszinnigen en losbandigen uit de 17e eeuw, voor- loopers der atheisten en materialisten der 18e eeuw, personen, die meerendeels zonder eenig wijsgeerig onderzoek en zonder eenige studie beweerden, niet aan een God to gelooven. Het waren de leer- lingen van Gassendi, Saint-Evremont in Engeland, Bayle in Nederland, de Yen- domes, de hertogen de Nevers en Bouil- lon, de prins van Condo, eindelijk la Fare, Chaulieu, Sainte-Aulaire, Vergier, Mlne Deshoulieres, die de schitterende feesten in den Temple bijwoonden en deelgenooten waren van de losbandige vermaken van Philippe de Vendome (1655-1727) prior van de Malteser orde. Tot de , esprits forts" behoorden ook la Fontaine en Fontenelle, de schrij ver van Dialogues des Morts en Histoire des oracles. Esquire (e n g.) - oud-eng. es- quier - Van f r. icuyer = schild- drager, edelknaap; ecu = schild; laagste ESSAYISTEN. 264 ESTATES OF THE REALM. rang in den adel, van daar in Engeland de titel voor alle staatsbeambten ; ook wel, bij misbruik, de titel van een aan- zienlijk burger die van zijn rente leeft, z. v. a. ned. Weledele Heer; doorgaans achter den naam door Esq. uitgedrukt. Essayisten, groep van Engelsche schrijvers, die op vaste tijden essays (proeven, schetsen) leverden over onder- werpen van algemeen belang, als zede- leer, kritiek, zeden en gewoonten enz. in weekbladen als : the Tattler, Specta- tor, Guardian, Idler, Rambler, Mirror, Lounger, Connoisseur enz., geschreven door Addison, Steele, Johnson, Cumber- land, Hawkesworth, Moore a. a. Essay, Fransch Essai, bet eerst ge- bruikt door Lord Bacon, als titel voor zijne korte beschouwingen. Justus van Effen vertaalde bet woord voor derge- lijke artikelen met Vertoogen, ook door Busken Huet gebruikt voor een bundel verzamelde dagblad-artikelen : ,Natio- nale Vertoogen", anderen schreven Proeve. Montaigne bezigde bet woord iiog voor Lord Bacon als titel voor zijn bundel beschouwingen. Essbouquet (f r.), fijn reukwater of odeur, verkorting van essence de bouquet. Ess!ers of Essenen, voormalige godsdienstige sekte onder de Joden, ver- moedlijk evenals de Farizeen, gesproten uit eene vroegere sekte der Chasideers (Chasidiem = vromen, vgl. in 't Hebr. Ps. 30 vs. 15, 31 vs. 24, 37 vs. 28), der- halve ontstaan ten tijde van de over- b eersching der Ptolemeussen in Palestina, circa 323-221 v. C., onder den invloed der Alexandrijnsche wijsbegeerte. Zij beoefenden de geneeskunst, vandaar hun naam in 't Joodsche land uit Aram. asiea, Hebr. asa = genezen, terwijl zij in Egypte therapeuten (van gr. therapeu- ein, oppassen, verplegen) heetten. Daar zij in strenge afzondering meerendeels in den omtrek der Doode Zee, gemeen- schaplijk leefden, de voorkeur gaven aan den ongehuwden staat en een be- spiegelend leven leidden, mag men hen aanmerken als iri bet Jodendom to zijn geweest, wat in 't Christendom de kloosterlingen werden. Essen tende (van - (Zeeuwsch), verbasterd uit van ende to ende van bet eene eind tot bet andere, reeds in de 15e eeuw in gebruik voor de zelfkant in bet weversambacht. In Westvl. van ens tens d. i. dwarsdoor. Essonler (w a p.), dubbele zoom. Essonlet, Hessonlet, kaneel- steen, zeker edelgesteente. Essorant (w a p.), zie Opstjjgend. Essore (wap.), zie Gedmkt (huizen). Est dens In nobis, agitante calescimus Illo, (0 v i d.). Fasti VI. 5. In ons woont een god en w# ont- gloeien door zone aansporing. Est modus In rebus, aunt certi denique finos, Quos ultra citrague nequit consistere rec- tum (1 a t.), Horatius, Satirae I. I. 106 sq. Kortom, er is in alle dingen een maat; er z~-n zekere grenzen, buiten en binnen welke wat goed is niet bestaan kan, met welke hetgeen goed is staat of valt. Ge- woonlijk citeert men: est modus in rebus d. i. alle dingen hebben hunne grenzen. Est nobis voluisse satin l (Tibull), Eel. IV. 1. 7. Het is ons vol- doende, gewild to hebben. Est quaedam fleee voluptus, Ovid. Tristia IV. 3, 37, weenen- is een zeker genoegen, de bgd. travestie is : der Jammer, wenn er nur pass ist, gefdllt. Estafette, (f r.), renbode, koerier. Van i t. sta fetta, diminutief van staff a = stijgbeugel. Estafetten-dienst, dienst der renboden bij bet leger. Er worden tegen- woordig estafette-ritten gehouden door militaire wielrijders. Estafette-rit (s p.). Een rit, waarbij van station tot station aanteekening wordt gehouden van den tijd, noodig voor bet afleggen van vooraf bepaalde afstanden. Estates of the realm, de En- gelsche rijksstenden: Hoogerhuis, Lager- huis, de Kroon en bet Parlement. ESTINTO. 265 ET LE JEU, COMME, ENZ. Estinto, (m u z. it.), zoo zacht moog- lijk pianissimo; wegstervend bij bet einde eener passage. Eestocade, (sp.), Ben stoot bzj 't vechten. Eestrade, bet verhoogde gedeelte der vloer van een zaal, waarop men een troon of een praalbed of een redenaars- tribune of een bestuurstafel plaatst. Van s p. strados, lat. strata, n e d. straat. Estudiantina (s p.), van estudiante = student. Muziekkorps uit studenten' of uit als studenten gekleede lieden be- staande, in Spanje. De dracht der leden eener Estud. is de oud-Spaansche studen- tenkleedij. Et, (a n g e 1 s.), rechter. Et des boyaux du dernier pretre Serrons le con du dernier roi. En laat ons den laatsten der koningen worgen met de darmen van den laatsten priester. Verminkte slotregels van een couplet van D i d e r o is Dithyrambe op bet Drie Koningenfeest getiteld : 11e- sitheromanes ou Abdication d'un roi de la fbve. Diderot had daarentegen van de baatzuchtigheid des menschen sprekend gezegd S'il asait de son coeur n'ecouter que la voix: Changeant tout a coup de langage 11 nous dirait comme l'hote des bois La nature n'a fait ni serviteur ni maitre Je ne veux ni donner ni recevoir des lois. Et ses mains ordiraient les entrailles du pretre Au defaut d'un cordon pour strangler les rois. Daarmede wilde de dichter louter schertsend herinneren aan hetgeen .Jean Meslier pastoor van Etrepigny to 1664- 1729) schreef in bet 2e deel van zijn Testa- ment: Je voudrais, et ce sera le dernier et le plus ardent de mes souhaits ; j e „vou- drais que le dernier des rois flit stran- gle aver les boyaux du dernier „pretre." Naigeon nam then wensch over in diens Dictionnaire de Philosophic ancienne et moderne. La Harpe (Cours de litterature ancienne et moderne X VIII eeuw IV boek IIIe hoofdstuk) nam Diderotz verzen in den verminkten vorm op. Overigens is bet denkbeeld van Meslier niet zelden herhaald, o. a. in een Duitsch gedicht dat tijdens de omwenteling van 1848 ver- scheen en waarin bet beet, dat de mensch- heid eerst gelukkig zal zijn „Venn an die letzte Priestersehne der letzte Kdnig wird gehdngt". Eindelijk zij nog opge- merkt, dat Diderots dithyrambe wel in 1772 vervaardigd, doch eerst den 16n Sept. 1796 (La Ddcade philosophique van 30 fructidor an IV) uitgegeven werd, d.w.z. lang nadat bet testament van Le Meslier was bekend geworden. Et In Arcadia ego, (lat.). Ook ik (leefde) in Arcadie. Onderschrift eener schilderij van den Italiaanschen schilder Schidone (t 1615) voorstellend een bloei- end landschap, to midden waarvan twee jeugdige herders getroffen op een op den grond liggend doodshoofd neerzien. Men vindt bet ook onder een schilderij van den Franschen schilder Nicolas Poussin (f 1663) die dezelfde idee, doch verzacht, wedergaf. De aanvang van Schiller's gedicht Resignation ,Auch ich war in Arkadien geboren", heeft op deze spreuk betrekking. Et la garde qui vellle aux barrieres du Louvre. Wen de- fend point nos rois. En de Garde, die aan de poorten van het Louvre de wacht houdt, verdedigt er onze koningen niet tegen. Voorlaatste der Stances a M. du Wrier sur la mort de sa fille van M a 1 h e r b e bedoelende, dat de dood zelfs geen koningen ontziet. Et le combat cessa faute de combattants, Corneille Cid IV. 3. en het gevecht eindigde b~ gebrek aan strjjders; oorspronkelijk bij Seneca, De providentid, Cap. III. Et le 3eu, comme on dit, Wen vaut pas les chandelles, en het spel is, naar men zegt, de kaarsen niet waard. Bekend door C o r n e i l l e, le Menteur, 1, 1, maar voor hem als spreek- woord algemeen bekend. Wij maken er van le jus ne vaut pas les chandelles; wij hebben zelfs de sop is de kool niet waard. Men heeft beweerd, dat in ver- armde aanzienlijke huizen speelpartijen gehouden werden, waar de gasten fooien in een bus moesten steken pour payer les cartes (om de kaarten to betalen) of ET LE JOUR DE DEMAIN, ENZ. 266 ETALEEREN. pour payer les chandelles (om de kaarsen to betalen), een bron van inkomsten voor den armen gastheer. Et le lour de demain n'appar- tient A personne, en de dag van morgen behoort aan niemand. Laatste regel van een quatrain van den kanun- nik Maucroix in den Siecle de Louis XIV, geciteerd door V o l t a ire en daar- door algemeen bekend geworden. Et l'on revient toulours A ses premiers amours, uit de romance der opera comique Jo- conde ou les Coureurs d'Aventures(1814) tekst van Etienne, muziek van Nicolo ; en men keert altjjd tot zijn eerste liefde terug. Et nune erudimini, de ondervin- ding van anderen strekke ons tot leering. Eigenlijk : Et nunc reges intelligite ervdimini quijudicatisterram!Enthans koningen, verstaat gij die de aarde richt. Deze woorden zijn aan I)avids Psalmen ontleend. Et par droit de conquete et par droit de naissance, zoo- wel door h et recht der overwinning als door geboorterecht, Voltaire, la Hen- riade, I, 2. De regel is wel door Voltaire's gedicht algemeen bekend geworden, maar 1' a b b e C a s s a g n e had then veel eer- der, nl. in een gedicht Henry le grand roy, dat in 1662 al in 3n druk verscheen, waar Henri IV bij zijn kleinzoon Louis XIV gewaagt van den tijd, toen hij in het bezit van Frankrijk kwam etpar droit de conqueste et par droit de naissance. Et s'il Wen reste qu'un, le seraf celui-la, en al blrjft er maar een over, dan zal ik die man zijn. Uit Ultima verba (1852) XVIIe gedicht Ve boek van Les Chdtiments van V i c t o r H u g o, eene ontboezeming op den eersten verjaardag van den staatsgreep (coup d'etat) van Napoleon III, to Jersey ge- schreven. De dichter verklaart hierbij, dat mochten ook alien buigen, hij Sylla zal blijven trotseeren. Et quorum pare magna ful, V e r g i 1. Aeneis 116. (Die zaken) waar- aan ik zoo groot aandeel genomen heb; eig. waarvan ik een groot deel was. Et to soeurl En je zuster! Ge- woonlijk, hoewel niet juist in hoogere kringen, gebezigd, ter beantwoording eener onbescheiden vraag of na het aan- hooren van een al to onwaarschijnlijk verhaal, om ongeloof aan den dag to leggen. Die woorden zijn ontleend aan het lied Et to soeur est elle heureuse (1864) tekst van Ch. Blondelet en Courtes, muziek van Jouffroy, een dier tallooze onzinnigheden, waarmede de tingel-tan- gels der geestigste natie sedert eenige jaren hoofdzakelijk worden gevoed. Et tu, Brute ? (1 a t.), vgl. Suet o- n i u s, Vita Caesaris, 82. ook gij, Bru- tus ? Dat is de vertaling der Latijnsche woorden, die C a e s a r zou gesproken heb- ben, toen hij B r u t u s, die wel ten onrechte voor zijn zoon gehouden werd, onder zijne moordenaars zag. S u e t o n i u s deelt dit mede als iets dat verhaald werd, (het staat ook bij D i o C a s s i u s), zonder het to bevestigen. Hijzelf schijnt evenals P 1 u t a r c h u s vast to houden aan het bericht, dat C a e s a r stervend alleen zuchtte. Volgens anderen luidden die woorden : Brute, to quoque Et voilh iustement comme on 46erit 1'histoire, en zoo sehrrjft men nu geschiedenis. Volt a i r e bezigde die woorden eerst in een schrijven, dat hij den 24 Sept. 1766 aan Mevr. Du Def- fand richtte en herhaalde die in Char- lot ou la Comtesse Givry (1767) drama- tisch stuk I en 7. Etablissement, (h and.), handels- huis, fabriek, vestiging aan eene over- zeesehe plaats. Etablissement de St. Louis, verzameling van bepalingen en voor- schriften uit het landrecht, n.l.: keuren en privilegien uit het plaatslijk recht van verschillende steden. Etagere, (f r.), meubel, bestaande uit boven elkander, als in verdiepingen (etages)geplaatste plankj es, op welke men (soms zeer kostbare) snuisterijen heeft staan. Dus onderscheiden van een Sie- raadtafeltje (zie aldaar). Etaleeren, uitstallen, uitkramen, uitpakken, tentoonspreiden. Van f r. etaler, en dit weer van n e d. stellen. ETALON. 267 ETHRA. Etalon, (h a n d.), de oorspronklijke of normaalmaat, die bij den ijk tot ver- gelijking moet dienen. Bij bet muntwe- zen : de Standaard. Etape, (f r.), plaats, waar in het dagelijksch onderhoud en nachtverblijf van marcheerende troepen voorzien kan worden. Zoo geschiedt, bijv. een tocht door troepen, in verschillende etapen of ter- mijnen, en waar men halt houdt, biedt dan de bevolking levensmiddelen aan. Etat c'est mol (L'-, de Staat, dat ben ik, zou, naar men beweert volgens Volt a i r e, Siecle de Louis XIV, Chap. XXV, Lodewijk XIV, in 1655, dus toen 17 jaar oud, gezegd hebben. Volt air e zegt dat daar niet, maar 'ertelt alleen, zonder eenig bewijs, dat de Koning in jachtcostuum, met zware laarzen aan en een zweep in de hand in het Parlement versehenen was, en verboden had, aan- merkingen op zijn besluiten to maken. Etat-major, (f r.), de officiersbe- manning, het officierspersoneel van een marineschiptegenoverhetmachinekamer- personeel. Etc., Et cetera (L a t.). En het overige Ten onzent z. v. a. enz. (en zoo voorts). Eteignoir (Chevalier de 1' -, ridder van den domper, vijand der ver- liebting. Eten (In 't sweet uwes aen- schyns suit gig broot -, Gen. III : 19 gij z!.lt moeten werken, om in uw levensonderhoud to voorzien. Etensuren, Deze waren voorheen veel vroeger gesteld dan tegenwoordig. In de 14de eeuw gebruikte de Koning van Frankrijk om 8 uur 's morgens zijn middagmaal, en ging des avonds op dit uur naar bed. In de hoogere middel- eeuwen was het middagmaal om 3 uren 's namiddags, d.i. hora nona, vandaar N d 1. noen, Eng. noon. Onder hertog Filips van Borgondie gold de spreuk : Sta op to 5. gebruik uw middagmaal to 9, uw avond maal to 5 ure, en ga to 9 ure slapen ; dan zult ge 99 jaar oud worden. Onder Hendrik IV en Lodewijk XIV ging men to 11 ure aan tafel, onder Lodewijk XV to 2 ure. Nog in den aanvang dezer eeuw dineerde Spanje's koning to 12 ure. Onder Hendrik VIII van Engeland ontbeet de hooge stand to 7, en dineerde to 10 ure. Under koningin Elisabeth was 11 uur bet tijdstip van 't middag-, 5 uur dat van 't avondmaal. Te Zurich gebruikte in 1555 de mindere man to 6, de meerdere uiterlijk to 7 uur zijn laatsten maaltijd. Zoo was het ook to Bazel, en zelfs to Berlijn in 1580. Destijds stond men to 5 uur op, en ging to 7, uiterlijk to 8 uur near bed. Koning Christiaan II van Denemar- ken had in zijn Hofreglement in 1515 vastgesteld, dat in zijn paleis gedurende den zomer tusschen 9 en 10 uur de eerste, en des namiddags tusschen 4 en 5 uur de tweede maaltijd, in den win- tertijd precies to 9 en to 5 ure, zou gebruikt worden; op de universiteit to Altdorf (bij Neurenberg) was in 1623 de tijd voor 't middagmaal op 10, dat van 't avondeten op 5 uur bepaald, en in 1635 een uur later. Op bruiloftsfeesten to Berlijn genoot men tegen 10 uur bet middag-, to 5 uur het avondmaal, en to 9 ure moest alles, zelfs bet dansen, afge- loopen zijn. Ethanim, naam der zevende maand van het Hebreeuwsch (godsdienstig) jaar. Ethemea, (m y t h.), gemalin van Merops, koning van 't eiland Cos, die den eeredienst van Diana verwaarloosd had, werd met een pijl gedood. Merops wilde uit wanhoop zich insgelijks van het leven berooven, maar Juno veran- derde hem in een arend, en plaatste hem onder de sterren. Ethica, letterlijk : de leer der zeden, van het g r. ethos = zede, meerv. ethe (zeden) ; vanhier ethisch = zedelijk; even- als moraal en moreel, ook zedeleer en zedeljjk beteekenen, van het Latijnsche mos = zede. Toch bezigt het spraakge- bruik ethica en ethisch meer in theore- tisch-wijsgeerigen, daarentegen moraal en moreel meer in praktischen zin. Ethiopia, land der zwarten, d.i. van menschen met zwart-gebrand ge- laat ; vandaar Moorenland (Hand. VIII vs. 27). Uit g r. aithein (branden), en oops, gelaat. Ethra, (m y t h.), docbter van Ocea- nus en 1 hetis, de gemalin van Atlas en de moeder van Hyas en zeven dochters. ETHROG. 268 ETSTOEL. Toen Hyas door een leeuw verscheurd was, stierven zijne zusters van droefheid; maar Jupiter veranderde deze in sterren. Ethrog of Esrog, de vrucht, door de IsraMeten op bet Loofhuttenfeest bij de ceremonie. gebruikt (Lev. 23 : 40). Het is de nieuw-Hebr. naamm der Pa- lestijnsche citroen-achtige oranje-vrucht, vrucht des Hadar-booms, ook cederappel genaamd (zie aldaar). Ethrog, Chald. Ethi-ottga,Esrongahangtzekerlijksamen met orange.Zie Adams- appel.Volgens den hoogl. Veth evenwel doelen de vrucht- dragende takken van schoon geboomte" in Levitic. XXIII vs. 40 op,,pompelmoezen", die sedert de Babylonische Ballingschap den Joden zijn bekend geweest, zijn de appelen van bet 0. T. gewone appelen, doch zeer fijn en welriekend, geweest, en komen ,citroen- of oranjeboomen" (Van der Palm) daarin niet voor, als zijnde de citroen waarschijnlijk uit Noord- Afrika, en de orange- of chinaasappel uit China herkomstig, en laatstgenoemde appelsoort door Portugeesche handelaren naar Europa overgeplant. Etiam @I omnes, ego non, (I a t.), al (doen) alien (bet), ik (zal bet) niet (doen). Naar Matth. XXVI vs. 33. Etincelant, (w a p.), zie Gloeiend. EtineeM (w a p.), bezaaid met von- ken (vlekjes van rood). Etiket, aanhechtbriefje, met opschrift, vooral aan flesschen, oak op pakjes, waardoor de inhoud voor echt bekend staat, of als zoodanig gewaarborgd wordt. Etiquette, de conventioneele wetten van plichtplegingen, hoofsche gebruiken zeden en gewoonten naar de kaartjes met aanwijzingen van hetgeen in acht to nemen was bij een bezoek aan bet hof. Het Spaansche Etiqueta beteekent een boek met hofceremonien. Etolles (Attraper ses -, zijne sterren krjjgen, (fr.-mil.), bevordering van een kolonel tot generaal, dewijlhij dan sterren gaat dragen. Eton-College, inrichting voor hoo- ger onderwijs to Eton of Eaton kort bij Windsor, waar de zoons der hoogst ge- plaatste Engelschen en dus ook vele beroemde mannen bun opleiding ont- vangen hebhen. Etonneur, (fr.), iemand, die met ziju stuk of spel op 't effect werkt, of door zijn stoutmoedig optreden of brutaal be- weren verbazing poogt to wekken, m.a.w. iemand, die geen middel ontziet om van zich to doen spreken. Etre sur un grand pled dans le monde, (f r.), op een grooten voet leven, deze uitdrukking stamt uit den tijd, toen men schoeisel van ongewone lengte droeg, waarvan de afmeting, toenmaals wettelijk, in verhouding tot den rang die men bekleedde was vastgesteld. Zoo mochten de schoenen van een prins 21/2 voet lang wezen; die van een baron mochten 2 voet niet overschrijden; een eenvoudig ridder mocht slechts tot 11/2 voet en een burger tot Un voet gaan. De proletarier moest engsluitend schoei sel dragen. De gegoeden werden ten laatste door die bespottelijke mode ge- noodzaakt de punten van bun schoeisel met gouden of zilveren ketenen aan de knie vast to hechten. Bovendien waren zij gedwongen hunne schoenen met stroo of hooi vol to stoppen. Vandaar de uit- drukking: avoir du foin dans ses bottes voor iemand die er warmpjes in zit. Etrennes, (fr.), handgift, eerste gift welken een neringdoende ontvangt. Van hier 4trennes (meerv.) nieuwjaarsfooi; en meer algemeen nieuwjaarsgeschenk; van lat. strenae naar Strenia de Sabijn- sebe godin des geluks. Etrurische still., zie bij Romaansch. Etruskers, een volksstam in bet oude Italie, in Etrurie, of Tuscia. Van Umbrischetrus = vreemd. Door de Grie- ken Toeskoi, Toesko6i. door de Romei- nen Teesci, Thusci geheeten. Volgens Herodotus als Lydiers overgekomen uit Klein-AzM naar Itali6 waar zij zich Tyrskers titelden. Over bun afkomst is men bet nog niet eens. Ook bun taal is nog grootendecis een raadsel. In de eerste eeuwen van Rome's opkomst waren zij een cultuurvolk. Etstoel, bet hoogste gerechtshof in bet landschap, Drenthe, voor hetwelk onder de vroegere Nederlandsche staat- huisbouding alle gewichtige burgerlijke en lijfstraffelijke zaken gebracht werden; de leden werden Etten genoemd. ETUDE. 269 EUPHEMISME. Etude, (m u z., f r.), oefeningstuk, vingeroefening of andere oefening ; ook gezegd van een stuk van grooter moei- lijkheid. Zelfs concert-etude, waarbij minder de schoone muziek, dan wel de overwinning van technische moeilijk- heden, den uitvoerende eer met zijn werk kan doen inleggen. Euan, (g r.), eu'vien en euhan (l at.), jubelkreet der Bacchanten. Van eu (g r. en 1 at.) = mooi ! Bravo! Euan, (g r., ook evan 1 a t.) uit g r. eu (mooi ! bravo!) jubelkreet der Bacchanten bij de Bacchanalian (z. ald.). Ook ver- persoonlijkt voor Bacchus zelf, die zelfs Euhius Euan (bij Lucretius) en Se- meleus Euan, - B. had Semele tot moe- der - genoemd wordt. De Bacchanten waren euantes of euhantes d. i. ,euan roepend", uit g r. euaton. Euealyptus,(g r.), myrtachtige plant met lederachtige, altijd groene bladeren en witte bloemen, die ontsmettend werkt. Uit eu (goed) en kalupto (ik bedek). Het bout van den Eucalyptus-boom wordt ook Jarrah-hout (zie ald.) genoemd. Eueharis, eene der planetoiden. Eucharistle, (r.k.), H. Sacrament des altaars, van g r. eucharistia, dank of dankgebed, oudtijds' het dankgebed, waardoor hostie en wijn voor het avond- maal gewijd werden, later het avondmaal zelf; eindelijk ook hostie en monstrans. Euclldische theorle, de theorie, welke, als de oudste, staat tegenover de moderne in de geometrie (hetzij aard- meting of meetkunde). Euclides, een Alexandrijn van geboorte, die in den tijd van Ptolemaeus Lagi Soter leefde en dezen koning zelf onderwees (omstr. 300 v. C.), wordt als schrijver van „Stoieheia" lat. Elenienta matheseos voor den vader der meetkunde en aard- meting gehouden. Eudokia, (g r.), vrouwennaam, lett. welgevallen; naam van een gesticht voor lijders aan chronische ziekten, o. a. to Rotterdam. Eulen nach Athen tragen, uilen naar Athene brengen, z. v. a. water in de zee dragen, dus noodeloos werk verrichten. De godin van Athene, Pallas Athene had tot attribuut een uil, deze was dus een heilige vogel, en in de Akropolis huisden er vele. Ook kwaiu de uil op de munten der stad voor; de vogel was er derhalve algemeen bekend nu het was dwaasheid er nog meer been to brengen. De uitdrukking komt bij Aristophanes (± 450-388 v. C.) in de Vogels vers 301 en bij Lucianus en el- ders voor. Eumeniden, g r. eumenides, wel- willenden, vriendelijken uit eu (wel, goed) en snenos (geest). Euphcmistische naam der wraakgodinnen (Erinyen, z. a.) der helsche furien, die den euveldader, vooral hem, die de heilige rechten der bloed- verwantschap geschonden heeft, rusteloos vervolgen, maar die vervolging goedgun- stig staken, zoodra hij geboet heeft en gereinigd is. Onder dezen naam werden de Erinyen in de stad Sikyon in 't N oor- den van den Peleponesus vereerd. In At- tica heetten zij gewoonlijk Semnai. d. i. eerwaardigen. Terwijl Homerus beurte- lings van gene en van meer spreekt, geeft Euripides het eerst een drietal op, door Appollodorus aangeduid als Alecto (de rustelooze), Tisiphone (de moord- wreekster) en Magaera (de vijandige). Zij worden afgebeeld met slangen in plaats, van haar op het hoofd en toege- rust elk met een ontstoken fakkel; om- dat de onderwereld als haar verblijf gedacht werd, spreekt men van helsche furien. Eunuchen, (g r.), bedbewaarders, opzichters der vrouwenverblij ven. Uit eune (legerstede) en echin (hebben, houden). Omdat men hiertoe en voor de gansche bediening der vrouwen gesnede- nen in het Oosten (uit de harems van Manden) gebruikt, heeft eunuch, eunuuk f r. eunuque laatstgenoemde beteekenis verkregen, en heeft het Eng. naast eunuch een werkwoord eunuchate (ontmannen). Eunoae, (zie evovae), uitroep aan het slot der psalmen. Dit alleen uit klinkers bestaand woord werd met noten getee- kend om de zangwijze aan to duiden. Euphemisme, spreekwijze, waarbij een hard of onaangenaam woord door een zachtere uitdrukking wordt aaiige- duid. Zoo bijv. een parlementaire onjuist- EUPHONIUM. 270 EVA. heid, voor onwaarheid, leuyen; zij heeft een ongelukj a gehad ; hij heeft lange vingers : hij is van Lotje getikt, enz. Euphonium, (g r. m u z.), letterlijk swat welluidend is. Samenstel van glazen buizen, die in toonhoogte verschillen en die men bespeelt door er met den natten vinger langs to strijken. Ook bariton- hoorn, zeer groot metalen blaasinstru- ment bij de Duitsche militaire muziek. Euphorion, zoon van Achilles, den Homerischen held, bij Helena verwekt op Leuke (in de Zwarte zee, thans het Slangeneiland); aldus geheeten, omdat zijn op dat eiland vereerde vader, wien het onder den naam Achilles was toege- wijd, aan de schippers van daar en er heen, eene ,voorspoedige vaart" (eupho- rion) verschafte. Uit ea (goed) en phe- rein (dragen). Eureka, (gr.), eig. heureka; ik heb ('t) gevonden. Uitroep van Archimedes, den beroemden wijsgeer to Syrakuse (t 212 v. C.), toen hij 't middel ontdekt had, om de zuiverheid der gouden kroon van zijn verwant Hiero, koning van Syra- kuse, to bepalen uit de ruimte, die ze in 't water zou innemen; m. a. w. de wet volgens welke elk lichaam, dat in eene vloeistof gedompeld wordt, zooveel aan gewicht verliest als de hoeveelheid vloei- stof weegt, die het verdringt; de zooge- naamde hydrostatische wet. Eureka State, (e n g.), California naar het motto van het wapenEureka(z.a.) Europa, naam van het kleinste der drie den ouden bekende werelddeelen (E., Azie en Afrika), volgens hen oost- lijk begrensd door den Phasis, den Ara- xes en de Caspische zee (later den Tanais en het moeras Maertis. Plinius houdt het nog voor het grootste werelddeel, en laat het at., der gansche aard-oppervlakte innemen, van Semit. 'ereb (avond), d. i. avondland, g r. erebos (duisternis), a r a b. gharb (westen). Ook Demeter (Ceres) droeg in Boeotie den bijnaam van Europa in den zin van ,,de iii nachtlijke duis- ternis toevende". EuropamiLde, (h g d.) wordt sedert eenige jaren vrij algemeen als zelf- standig naamwoord ter aanduiding van hen aangewend, die in de nieuwe we- reld fortuin gaan zoeken. De uitdruk- king werd in 1828 voor het eerst door Heine in de Englische Fragmente (Kap. 12) gebezigd. Later werd het door ver- schillende schrijvers en zelfs door E. Willkomm als titel voor een roman Die Europamiiden (1838) gebruikt. Europeesch concert, f r. concert europien, overeenstemming der Euro- peesche Mogendheden in staatkundige aangelegenheden, opzichtens tusschen komst bij oorlogvoerendo landen, enz. Europens iibertfnchte H8f- liehkeit, Europa's bench ilderde (ge- blankette, valsche) beleefdheid (eigenlijk, beschaving). Uit S e u m e der Wilde, waar verhaald wordt van een onbeschaafden bewoner van Canada, die bleek beter to zijn, dan de beschaafde blanken in zijne nabijheid. Eureclea, dochter van Ops, slavin van Laertes en voedster van Ulysses, was de eerste, die hem bij zijne weder- komst herkende, toen zij hem de voeten waschte, aan eene wonde, die hij eertijds door een wild zwijn bekomen had, en meldde Penelope zijne terugkomst. Euterpe, de muze der lyriek, vol- gens de fabelleer, uitvindster der fluit. Uit g r. eu (goed. wel) en terpo (ik ver- heug). Naam van vele liedertafels. Eutychianen, aanhangers der in de Synode to Konstantinopel ao. 448 ver- worpen leer van Eutyches, archimandriet to Konstantinopel in de 5e eeuw, die beweerde, dat de Godmensch na de ver- eeniging der beide naturen, slechts eene natuur, - die van den vleesch geworden logos - bezat, alsmede, dat Jezus' lichaam niet gelijk dat der gewone men- schen was geweest. Eutychus, (Een - iemand, die in de kerk slaapt onder de predikatie, wordt schertsend aldus genoemd, naar Handel. XX vs. 9. Men zegt wel tot een kerkganger : „Niet slapen, Eutychus !" Ecwer = ooievaar. Z. a. Eva, in de Septuaginta (z. ald.) Eua, H e b r. chavva = chaija, d. i. leven, om- dat zij (naar Gen. III vs. 20, IV vs. 1) de moeder aller levenden is. Eva -en NIEUWE EVA. 271 EVENHOOG. Eva's dochter voor vrouw in 't algemeen. Ook, „verraderlijke, listige, valsche Eva", omdat de Bijbelsche Eva haren man ver- leidde, door hem do vrucht des verboden booms aan to bieden (Genes. III vs. 6b). Eva (Nieuwe -, naam der H. Maagd Maria, de moeder van Jezus (die de Nieuwe Adam genoemd wordt). Eva of evaatle morsboezelaar, kort hulpschortje, dat over den boezelaar met bont katoenen bovenstuk werd gedragen, om dezen to sparen, en dat opgeslagen moest worden, als er gescheld werd, zoodat de bezoeker alleen de' schoone boezelaar to zien kreeg. Vgl. Gen. III. 21. Evan, zie Euan. Evangelical Alliance, evange- lische bond. Vereeniging in 1846 voor Engeland en Amerika gesticht ter uit- breiding van bet Protestantisme en be- strijding der R.-Katholieke Kerk en van alle ongeloof en bijgeloof. Evangelie (G r.). Letterlijk,,goede" of „blijde boodschap"; zie Eu. De Chris- telijke leer. Ook in 't algemeen „leer", bijv. „bet evangelie der humaniteit", d.i. de leer die beschaving, menschenmin predikt. Leus of stelsel, waarbij men zweert, bijv. „het evangelie der Anar- chisten, der Socialisten", enz. enz. Vaak predikt men invallen als een nieuw evangelie. Ook veelal gezegd van iets, dat waar is en waarop men vertrouwen kan; bijv.: „zijne woorden zijn een of geen evangelie" = zijn betrouwbaar, zijn 't niet. Evangelie, (r.k.), gedeelte van een der vier Evangelien, dat in iedere Mis gelezen of gezongen wordt. Op Zon- en Feestdagen, en onder de Vasten, wordt dit onder de Mis of voor de preek ook in bet Nederlandsch voorgelezen. Ook in de oude Christelijke Kerk en thans nog in de Roomsche en vele Luthersche Kerken geschiedt dit Zondags. Elke Zon- dag van bet jaar heeft zijn eigen Evan- gelie"(-gedeelte). Evangelic (Het eeuwig - de leer, omstreeks 1260 gepredikt door J o- a c him, abt van Florence in Italic : geen kerk, geen priesterschap, geen werken ter zaligheid ; alien zijn priesters, een- voud, vrijheid en liefde, ziedaar de hoofd- inhoud van Joachim's. (Vgl. Openb.XIV 6). Eeuwig Evangelie. Evangelic van het spinrok- ken (Dat behoort tot het -, dat is een sprookje; dewiji de moeders en oude vrouwtjes veelal onder 't spin- nen haar sprookj es plachten to vertellen. Vgl. I Timoth. IV. 7. Reeds in 1493 verscheen er een werk getiteld les Evan- giles des connoilles (quenouilles) faictes en l'onneur et exaulcement des dames. Evangelie-ziide (r. - k a t h.), de zijde van bet altaar, waar het Evangelie gezongen of gelezen wordt, dus, als men met bet gelaat naar bet altaar staat, de linkerzijde. Evangelist. De attributen der vier Evangelisten worden meestal opgegeven als volgt Van Mattheus een engel, van Marcus een leeuw, van Lucas een os, van Joan- nes een arend. Evangelist, verkondiger van het Evangelie. In de eerste Apostolische kerk de naam eener soort leeraars, die, naar 't schijnt, in onderscheiding van andere leeraars belast waren met bet onderwijs in bet historische van bet Christendom (Efez. IV vs. 11). Philippus (Hand. VIII vs. 5, IV'vs. 8) was eon van deze. Later worden met then naam bij voorkeur de schrij vers der vier canonieke Evangelien aangeduid. Tegenwoordig en alzoo, en tevens een rondreizend Evangelie-predi- ker, die als oefenaar optreedt soms ook colportage (z. Colporteur) uitoefent, d.i. stichtlijke boeken en brochures of uitdeelt, of vent. Evedas, in Gooiland, Baarn en elders hagedis. Land- en watersalamanders, die niet tot de rubriek der hagedissen, maar tot die der kikvorschen behooren, worden ook evedassen genoemd. Evenhoog (w a p.), vervoerbare to- ren, die tot dicht bij den to bestormen wal werd gebracht. Van hout, evenals de hiermede overeenkomende 7,-at, die echter kleiner was. 1n den evenhoog waren de strijders boven in, in de kat onder in. Beiden zijn als stuk nu zeld- zaam, of niet meer to herkennen, daar ze als gewone torens worden voorgesteld. EVENING-DRESS LITTERATUUR. 272 EX PROFESSO. Evening-dress litteratnnr, , (e n g.) zooveel als aangekleede, op Zon- dagsch-gewaad literatuur, een letter- kunde, waarin - naar vorm en inhoud beide - naar bet hoogstegestreefd wordt. Evenlang, oudtijds kleine waskaars, in gebruik bij een lijkdienst in de R.-Kath. kerk. Eventualiter (h and.), moogl#ker- w#s, in het moogljjke lteval; in bet geval, dat. Evenveeltie, soort van gebak, waarin evenveel suiker als meel en boter voorkomt. Everdes, zie Eved as. Everglade State (e n g.), Florida. Evergumenen, letterlijk, die goed behandeld worden, van g r. euergumai, tegenw. deelw. euergumenos, dat in bet Nieuwe Testament voorkomt van krach- ten, die in de Apostelen enz. werkten. Every Inch a King, elke duim- breedte, een Koning, d. i. koning van top tot teen. In Shakespeare's King Lear IV. 6. De nar kan den waanzinnigen vorst niet tot eenig begrip brengen; doch als hij zegt : maar gij zijt toch Koning ! is dit bet antwoord. Vaak gpbezigd als every inch a merchant, a teacher, a gent- leman of sets anders, om een volbloed koopman, onderwijzer, enz. aan teduiden. Everlast, sterke wollen stof, voor een halve eeuw veel in gebruik, voor jassen, maar vooral voor schoenen; van (e n g.) ever-lasting, (eeuwig durend) het werd ook kortweg lasting genoemd. Evicted Tenants Bill (e n g.), wetsontwerp strekkende tot schadeloos- stelling aan uitgezette Iersche pachters. Evire (w a p.), van onkenbaargeslacht (dieren), zie ook Vilene. Evolutie (van 1 a t. evolvo, ik rol uit) in de taktiek de beweging eener troop om van positie of van aanval to veranderen. In 't algemeen eene be- weging van personen bestemd om ver- andering in den gang van zaken to brengen, doch langs geleidelijken orde- lijken weg, in tegenstelling met revolutie. In de geologie de langzame ontwikkeling der verschijnselen, tegenover catastro- phen. Evovae, schijnbare uitroep aan bet slot der psalmen. Eigenlijk e u o u a e nl. de klinkers der woorden saeculorum. Amen de twee laatste woorden van bet Gebed des Heeren in bet Latijn. Deze klinkers werden met noten geteekend om de zangwijs aanteduiden. Evviva (it.), saamgesteld uit e (en) en viva (hij leve); 1 at. ,vivat". Ex abrupto (I a t.), onvoorbereid of zonder inleiding. Ex abundantia cordis os lo- quitur (lat.), uit den overvloed des harten spreekt de mond; in de volkstaal Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over. Vgl. b.v. Luc. 45, Matth. 12 : 34. Ex anetoritate rectoris mag- nifies (1 a t.), Na machtiging van den Rector Magnificus (Grootbestierder der Hoogeschool). Ex cathedra (Petri) decidere, lett. van den leerstoel van Petrus beslis- sen, d.i. een(Pauslijke)machtspreuk uiten. Ex concesso (Argumentum -, een bewijsgrond ontleend aan 't geen toegegeven, toegestemd werd. Ex est (1 a t.), het is uit, het is gedaan. Ex libris N. N. (1 a t.), uit de boe- ken of tot de boeken behoorend van zeker iemand. Vanhier is een Ex libris een stempeltje of etiket, waarmede sommige geleerden en boekenverzamelaars hun eigendom waarmerken. Ex merd coniecturA (lat.), bij loutere pissing. Ex officio (1 at.), plichts-, ambts- halve. Ex plenitudine potentates, uit de volheid van ons gezag. Ex professo (1 at.), beroepshalve, Professus, verl. deelw. van profiteri, vrij of openlijk iets zeggen, ook jus, philosophiam profiteri, de rechtsgeleerd- EX SCHEDULA. 273 EXCERPT heid, de wijsbegeerte beoefenen, in na- klassiek Latijn - professor zijn. Van- hier ons professor (hoogleeraar). Ex schedula (1 a t.), van het blvd (n.l. lezen). Ex special! gratia (lat.), uit bijzondere guest; ex special! man- dato (lat.) uit b#zonderen last. Ex Tacito antwoorden, met stilzwijgen beantwoorden, niets weten to antwoorden. Woordspeling van tacere (zwijgen) met T a c i t u s, den naam van den bekenden Romeinschen geschied- schrij ver. Ex tripode (dictum) (1 at.), van den drievoet af, in den zin van: met hoog gezag (uitgesproken)". (Zie Drie- voet). Ex undis sol (lat.), uit de golven rijst de zon (van nieuwen voorspoed). Devies, dat men, tegelijk met dit wapen, aan de toekomstige Zuiderzee-provincie hoopt to geven. Ex ungue leonem, (scil. cognoscis l at.) aan zijn klauw herkent men den leeuw. Uit Phaedrus' fabelen (naar den Griekschen Esopus). Men kent den boom aan zone vrucht. Naar aanleiding van Phaedrus gezegde ex ungue leonem pin- gere d. i. naar de klauw den leeuw schil- deren, dus uit een lid of deel opmaken, hoe het geheel is. Ex usu (lat.), volgens gebruik. Ex voto (1 a t.), volgens gelofte, bord- jes met schilder- of beeldhouwwerk en andere voorwerpen ter voldoening aan eene gelofte in een kerk opgehangen. Exactor (h and.), de houder van een wissel. Letterl. invorderaar, van lat. exigere = afeischen. Exaltatio (lat.), kruisverheffing d. i. het oprichten van het kruis D.I. van Christus. Exarch, stadhouder in Italie voor de voormalige Grieksche (Byzantijnsche) keizers.Vandaar het Exarchaat, waarvan Ravenna de hoofdstad was. Bij de nieu- were Grieken : afgevaardigde van een Patriarch, die in diens naam de bisschop- pen en kerken bezocht. Exaltddos, overspannen staatkun- dige partij in Spanje tijdens de omwen- teling van 1820-23. In 't algemeen ultra-liberalen, besliste voorstanders van vooruitgang. Letterl. yeexalteerden - hartstochtelijk-opgewondenen. Exandi, naam van den Zondag die aan het Pinksterfeest voorafgaat, naar bij belplaatsen als Ps. XXXIX vs. 12; L IV vs. 2 ; LXXXIV vs. 8 volgens de Vulgata (den Latijnschen bijbel): Exaudi, Domi- ne, orationem meam, etc. d. i. hoor, lleer, mijne stem, enz., welke op then dag den Introitus (z. a.) der mis begint. Excalibur, het zwaard van koning Arthur (t 552 n. C.). Excelsis (In - (1 a t.) in de hoogste (d. i. plaatsen) van gloria in excelsis Deo (= eere zij God in de Hemelen), lofzang der Engelen bij Jezus geboorte. Excelsior, hooger, devies of bla- zoen van den staat New-York, en van rederijkerskamers, zangvereenigingen, dichtgenootschappen, zelfs van eene schermvereeniging (te 's-Gravenhage), enz. Excentriciteit, (1 a t.), lett. uit- middelpuntigheid, de handelingen van hen, die niet in een kringetje, niet in den mallemolen rond loopen ; maar hun eigen gang gaan, ook al is die in strijd met wat als alledaagsch of gewoon is aangenomen. Exceptle (hand.), uitzondering, uitvlucht. In de rechtstaal is exceptie een rechtsmiddel tot afwering van den eisch; waarbij den eischer een feit wordt tegen- geworpen, dat de vordering to niet doet (peremptoire exceptie), b.v. betaling of verjaring, of de vordering opschort (di- latoire exceptie). Exceptio probat (of format) regulam (lat.), de uitzondering be- vestigt den regel, m. a. w. dat er maar zeldzaam (bij uitzondering) zoo iets ge- beurt, is een bewijs, dat het tegenover- gestelde regel is. Excerpt (1 a t.), uittreksel (uit een boek). Van Excerpere (uitkiezen, uit- lezen, excerpeeren). 18 L'EXChS DE L'INJUSTICE EFFACE ENZ. 274 EXIT. Exces de l'inlustice efface la honte (L' - (f r.). Op de spits gedre- ven onrechtvaardigheid doet de schande (eener veroordeeling) verdwrjnen.Gezegde van Antoine Laurent Lavoisier, den be- roemden Franschen scheikundige, in ant- woord op bet voorstel van zijne medever- oordeelden tot de guillotine, om door opium een einde to maken aan hun leven, en alzoo aan de schande van bet schavot to ontkomen. vgl. Le crime fait la honte enz. Excursie-trein, spoortrein voor bet maken van uitstapj es ; zgn. pleizier- trein. Fr. excursion, 1 at. excursio (let- terl. uitloop). Exchequer-bills (hand)., Engel- sche schatkistbons. Exchequer Chambre (e n g.), een oud hof van appel, dat vergaderde in eene raadkamer naast de thesaurie of schatkamer, Exchequer genoemd naar bet dambordachtig geruite klced (Mid. lat. (scacarium, fr. echiquier) op de tafel. Excitat auditor studium (1 a t.), O v i d i u s, Epistolae ex Ponto 4. 2.35. Ben (belangstellend) hoorder vuurt den rjver aan (van den spreker, onderwijzer, enz.). Excommunicatie (1 a t.) uitban- ning, waaraan de R.-Kath. Kerk ketters en afvalligen uit haar midden onderwerpt. Excudit (1 at.) hij heeft bet gesne- den, gegraveerd. Exeat aula, qui volt esse plus (lat.), L u c a n u s, Pharsalia 8, 493, sq. W ie braaf wil blijven, verlate het Hof (wegens de zedeloosheid er van). Executeur testamentair, ie- mand, die door den erflater benoemd is tot uitvoerder van zijne uiterste wilsbe- schikkingen. Exeeutief (hand.), uitvoerend. Executorisch (h a n d.), op gerecht- lijk bevel, bjj dwang. Exegi monumentum acre per- ennius (1 a t.) H o r a t i u s, Carmina 3, 30, 1. Ik heb een gedenkteeken volein- digd duurzanier dan metaal. (H. bedoelt hiermede zijne gedichten). Exempla sent odiosa (1 a t.), Voorbeelden z#n hatel#k. Exempl gratia (1 a t.), bij voor- beeld, verkort : e. g. Exemplum in contrarium (lat.), voorbeeld in tegengestelden zin, als men iets aanvoert, dat uit eene geopperde stelling volgt, doch klaarblijklijk onjuist is, zoodat de stelling zelve ook niet waar kan zijn. Exequatur (hand.), de formeel6 bevestiging, of erkenning van een consul door de Regeering van bet land, waar hij zijne functien gaat vervullen. Exequatur(Regeerings-, last- geving tot uitvoering van een besluit. Exequatur (1 a t.) = het worde ten uitvoer gelegd. Aanvoegende wijs van exequi (exsequi) volgen, begeleiden, doorzetten, enz., waaraan men dan ontaalkundig eene passieve beteekenis geeft. Exergue, afsnede, bet order§te cir- kelsegment van een munt of gedenk- penning, waarop gewoonlijk de naam van den maker worrt aangebracht. Exeunt (1 at.). Zij gaan heen, aan- wijzing in tooneelstukken, waar spelers bet tooneel verlaten; n e d. af. Exigibel (hand.), invorderbaar, aangaande eene schuldvordering, die geldig is tegenover den schuldenaar. Exilarch, Chald. Resj-Galoetha = hoofd der ballingschap. Titel van bet voormalig opperhoofd der Joden in bet Babylonische rijk en naburige, niet- Palestijnsche, landen, later in bet Kali- faat van Bagdad en in geheel voorlig- gend Azie. Het ambt hield omstreeks de 12e eeuw op to bestaan. Z.v.a. exsiliarch exsilium (ballingschap) = exsules en archos (g r., aanvoerder, leidsman). Exitus acta probat, 0 v i d H e- r o i d e n II. 25, de uitslag kroont het werk. V gl. Finis Coronat opus (z. ald.). Exit, meerv. Exeunt (lat.), hij treedt af; zij treden af, van tooneelspe- lers aan bet einde van een tooneel. EXODUS. 275 EXPERT. Exodus, (g r.), uittocht; naam van het 2de Bijbelboek, waarin de uittocht der Israelieten uit Egypte omstr. 1500 v. C. beschreven is. Ook in 't algemeen spreekt men van een exodus. Exorcismus (r.k.), duivelbezzvering. Zie Exorcist. Exorcist, gr. exorkistes (bezweer- der), in de oude Christelijke kerk een beambte, die door bezweringsformules en andere plechtigheden den duivel moest verdrijven, uit zoogenaamde bezetenen en uit hen, die den doop moesten ont- vangen (naar de meening, dat een hei- densch bekeerling tot het Christendom den duivel in zich droeg). Ook kinderen moesten zij bij v. daardoor aan de macht der booze geesten ontrukken. In die kerk bestonden de lagere soort geestelijken uit de Akoluthen (priesters, leerlingen of die- naars), Ostiarii, Lectoren (lezers), Exor- cisten en deurwachters in het algemeen de ordines minores, waar ieder door moet, die tot de ordines majores of sacri wil komen van subdiaken, diaken en priester; zoo is exorcist de derde van de vier lagere orden, xelke in de R.-Kath. kerk voor het Sub-diaconaat worden be- diend. Exordium (1 a t.),inleiding eener rede. Exoriare aliquis nostril ex ossibus ultor, (1 at.), Ben wreker moge uit min asch verrijzen. Aeneas 4 : 625. Dat de keurvorst F r e d e r i k W i l h e l m, bij de onderteekening van den vrede van St. Germain die woorden zou hebben uitgeroepen, is eene bloote sage, die na de Silezische oorlogen ont- stond. Zeker daarentegen is, dat de Spaansche generaal D i e g o L e o n toen hij in 1841 op bevel van E s p a r t e r o werd gefusileerd, den soldaten die woor- den toevoegde. F r e i l i g r a t h (1810- 1876) heeft dat feit vereeuwigd in zijn gedicht Aus Spanien, dat die spreuk tot motto en refrein heeft. Exoterisch, bevattelijk voor on- ingewijden, dus tegenovergesteld van esoterisch (z. ald.) gr. exoteriscos = uitwendig, buitenlandsch, vreemdsoortig, van exo (naar buiten). Exotisch, (gr.), uitheemsch. In 't algemeen alles, wat niet in 't wild in Europa voorkomt of bestaat; bijv. exo- tische gewassen en vogels, die men alleen tusschen de keerkringen aantreft. Expecto crisin, (l a t), ik wacht de crisis (de kentering ten goede often kwade) af. Expectoreeren, ontboezemen en uitspreiden. Van lat. expectorare = uit de borst (pectus, 2de naamval pectoris) opgeven ; fluimen of slijm uitwerpen. Expedieeren, verzenden; vanhier expeditie = verzending, e. m. d. Van fr. expidier, uit lat. expedire, en dit van 't grondwoord pes (2e n.v. pedis) = voet. Derhalve expedire letterlijk : den voet uit (het omkleedsel) halen. Expedita, scil. agmina, lichte troe- pen, bij de Romeinen, die niets droegen dan het hoog noodige, om terstond slag- vaardig to zijn. Expediteur, iemand die zich met het doen vervoeren van koopmanschappen en goederen to land of to water bezig- houdt. (Art. 86 W. v. K.). Expeditie, (j u r.), het afschrift van een vonnis, door den Griffier gewaar- merkt. Zie ook bij Expedieeren. Expeditie, (hand.), alles, wat op de verzending van goederen en geld- waarden betrekking heeft.Hiertoebehoort ook de zorg voor het gereed maken der documenten, die bij 't vervoer noodig zijn. Expensen, (h a n d.), onkosten, uit- gaven. Van 1 a t. expendere (o.a. uitbe- talen, letterl. afwegen). Experientia docet, (1 a t.) de ondervinding leert. Experientia optima rerum magistra, (lat.), de ervaring is de beste leermeester(es). Zie Usus. Experimentum in corpore viii (1 a t.),proeven op een waardeloos lichaan, bijv. een gevaarlijke operatie op een lijk of een ter dood veroordeelde. Expert, (hand.), de persoon, be- noemd om de deugdlijkheid van eenig voorwerp to onderzoeken en daarover uitspraak to doen. Lat. expertus = er- varen, beproefd. EXPERTISE. 276 IN EXTREMIS. Expertise, (hand.), de uitspraak der experts en bet onderzoek zelf. Experto credite, (1 at.), gelooft hem, die het ondervonden heeft, komt bij allerlei schrijvers voor, denkelijk bet eerst bij V e r g. Aeneis II. 283. Expiatie, (1 at.). Expi atio, boeting, verzoening, bij de ouden eene ceremonie, door welke men waande misdadigen van schuld to zuiveren, die dan eene soort van absoluitie bekwamen. Expiratie, (h and.), vervaltijd. Expireeren, (h a n d.), vervallen. Eig. exspireeren, lat. ex-spirare = uit- blazen, bijv. den laatsten adem. Exploit of exploot, (j u r). bet stuk, waarin een deurwaarder verklaart, dat door hem eene zekere gerechtlijke han- deling (b.v. eene dagvaarding) verricht is. Exploiteeren, (f r.), aanslaan, be- werken. Eene zaak of koopwaar expl., die winstgevend maken, daar partij van trekken (soms op ongeoorloofde of onbe- tamelijke wijze). Expositie, (r.k.), uitstelling of voor- stelling van bet, Sacrament des Altaars ter aanbidding. Expressis verbis, (1 at.), nadruk- kel~k, met uitdrukkelijke woorden. Expromissie, (hand.), de overne- ming van een vreemde schuld of van een borgstelling. Exquisiet,(h a n d.),uitgezocht, voor- treflUk. Exsecratie, (r. k.), vervloeking, krachtens welke een persoon of zaak, die aan God is toegewijd, van die wijding beroofd wordt, inzoover dit mooglijk is; uitbanning uit den oorspronklijken kring. Van 1 a t. exsecrari, aan de wraak der goden toewijden, vervloeken. Exsurge, Domine, Judica can- sam team, sta op, Heer, oordeel Uwt zaak. Spreuk, eig. Devies der Inquisitie. I7it Ps. 74 vs. 22 (Vulgata). Extempore, iets wat men voor de vuist spreekt of zingt. Van tempus = tijd; dus letterlijk. ,wat naar tijdsgele- genheid is". Exterritorialiteit, bet recht krach- tens hetwelk souvereinen en gezanten, in een vreemd land vertoevend, aan de wetten en de rechtspraak van dat land onttrokken zijn. Extispices, (r o m.), wichelaars, die uit de ingewanden der offerdieren, voor- spellingen deden. De oorsprong van dit gebruik ligt daarin, dat de ouden den lever der dieren onderzochten, die hun voedsel gebruikten op de plaatsen waar zij woningen wilden bouwen. Bevonden zij, dat de lever ongezond was, dan zagen zij van hun voornemen af. Extra eceiesiam nulls sales, (1 a t.), buiten de kerk is er geen zalig- heid f r. hors de l'iglise point de salut. Extra muros, (1 at.), buiten de muren (der stad). Extra-territoriale rechtsple- ging, rechtspleging buiten het eigenl#ke rechtsgebied, daarbij wordt iemand in een ander land dan waar hij verblij ft of in een ander dan waar hij een misdrijf gepleegd heeft of aangehouden is, voor den rechter geroepen. Zie ook rogatoire commissie. Extract (h a n d.) uittreksel uit eenig geschrift of koopmansboek. Extraditiebewils, (hand.), leve- ringsbriefje, volgbriefje. Extraheeren, (h a n d.), een uittrek- sel maken, verkort teruggeven. Extraneus (1 a t.), b uitenlander. Ook iemand, die zonder den zesjarigen cursus aan een gymnasium of den vijfjarigen aan eene hoogere burgerschool to hebben doorloopen, aan bet eindexamen deel- neemt. Eigenlijk extra-terraneus. Extravaganten, (r. k.), pauslijke decretalen, die to zamen onder dezen naam bet laatste gedeelte vormen van bet Cor- pus Juris Canonici Clausum (d.i. afgeslo- ten), en onderscheiden zijn in 10 de (20) Extravaganten van Paus Johannes XXII. 20 de (75) Extravagantes Communes van verschillende Pausen. Extremis (In - (1 a t.), op het uiter- ste (liggend); een huwelijk in extremis, een huwelijk, waarbij een der partijen op sterven ligt. EXTREMIS MALLS EXEREMA REMEDIA. 277 EZELSBRUG. Extremis malls extreme re- media, (1 a t.), voor wanhopige kwa- len, wanhopige geneesmiddelen, f r. Aux grands maux, les grands remedes. Exue, (Recht van - belasting ge- heven van de nalatenschappen van vreem- delingen, thans weinig meer in zwang. Exulanten, (1 a t. exculantes), ban- nelingen, in ballingschap levenden. Voor- al vaak als geschiedkundige term voor de uit hun land verdreven Israelieten. Exvbto, geloftegeschenk of gift, boetvaardig offer. Zie Ex voto. Eysteddfod of Eisteddfodau = vergadering van geleerde manners (bar- den en druiden), in de taal van Wales, dagteekent reeds van de Me eeuw. 0. a. 9 Aug. 1887 met groote plechtigheid in de Albert-Hall to Londen geopend. Van tijd tot tijd worden zulke vergaderingen in Engeland gehouden, nu hier dan daar, met het hoofddoel om het gevoel voor de nationale muziek en poezij van Wa- les bij de bevolking levendig to houden. Het nationale muziek-instrument, de drie- snarige harp, wordt er bespeeld en het Pennilliongezang uitgevoerd, terwijl de harpspeler naar willekeur eene of andere wijs speelt, en twee zangers bij beurten daarbij een lied improviseeren. Diodorus Siculus (omstr. 45 voor Chr.) bericht, dat destijds reeds voor langen tijd de harp het geliefde speeltuig was der Druiden in Brittannie. Vanhier Druidenharp. Eyraudisme, de zieklijke zucht der dagbladpers, om voor misdadigers de belangstelling van het publiek gaande to houden, door alles aangaande hen mee to deelen. Naar aanleiding der overbren- ging van den moordenaar Eyraud uit Amerika naar Parijs in 1890. Ezau, lett. harige, Gen. XXVII : 11. Vandaar naam voor een harige, maar ook voor een woest man. Ezau's (Bii Jakobs stem moe- ten Been - handen wezen, Gen. XXVII : 22, eigenlijk : „Geen Jakobs stem moet er bij Ezau's handen wezen". Wie op bedriegen uit is, moet zorgen, dat hij in zijne rol blijft, dat hij zich niet door een of ander verrade. Ezau (Van buiten - sehilnen, maar Jakob van binnen zlJn, Gen. XXV : 25 en XXVIII : 11. Schijn- baar wat ruw, maar in 't hart godvruch- tig zijn. Hierbij wordt niet op Jakobs bedrog en Ezau's edelmoedigheid gezin- speeld, maar eenzijdig aan de godsvrucht van den eerste en de ruwheid van den laatste gedacht. Ezel, (w a p.), in Engeland bij ge- slachten, wier namen met As, Ass of Ays beginnen. Ezel In de leeuwenhuld (De - een lafaard, die zich voor een held uit- geeft ; een dwaas, die een wijs man naaapt. Toespeling op de Esopische fabel van den ezel, die een leeuwenhuid aan- deed, maar ontdekt werd door een oor, dat uit de huid stak, of toen hij zijn stem liet hooren. Ezel van El-Diezirak, (De - bijnaam door de Arabieren aan Khalif Merwan II gegeven, en wel als eertitel, omdat in het Oosten de ezel, die er fraaier, vlugger, sterker pleegt to zijn dan ten onzent, een der meestgeachte huisdieren is. Ezelsbegrafenis, sepultura asi- nina, de begrafenis van een zelfmoorde- naar in ongewijden grond zonder plech- tigheden. Ze werd bij decreet van het Concilie van Trente (midden 16e eeuw) ook toegepast op hen, die in een tweege- vecht gevallen waren. Ontleend aan Jer. XXII vs. 19, waar van Joj akim, J uda's koning, gezegd wordt, dat zijn lijk als een ezels-aas zou worden weggeworpen. Zie 2 Sam. XVIII : 17. Ezelsbrug, de 5e Propositie uit het eerste boek van E u c l i d e s. Dit is het eerste moeilijke voorstel in de meetkun- de, en domme knapen komen er zelden den eersten keer zonder haperen over, zoodat de ezel niet over de brag komt. Ook (1 a t.), pons asinorum = brug der ezels, van of voor ezels, to gemaklijk hulpmiddel om ingelicht to worden, bijv. een schoolboek, vertalingsboek, woorden- boek, enz. Ezelsbrug, (1 e t t.) een brug om ezels aan de overzijde to brengen, lat. pons asinorum of bij verkorting pons, EZELSFEEST. 278 EZELVEREERDERS. fig. bulpmiddel voor luie leerlingen, die de rivier moesten overzwemmen, maar liever op hun gemak over de brug loopen. „Gradus ad Parnassum sive novas sy- nonymorum epithetorum, phrasium poe- ticarum, ac versuum thesaurus", een boek verscheiden malen gedrukt was de pons asinorum der gymnasia gedurende vele jaren en als zoodanig meer dan bij zijn gewonen titel genoemd. Ezelsfeest, in de Middeleeuwen een openbare vertooning van de Vlucht naar Egypte (Matth. II vs. 13, 14), waarbij een jongen, een meisje en een ezel de hoofd- rollen vervulden. Dit mysteriespel ging van de grootste dwaashcden vergezeld, bijv. van bet zingen van een Ezelshymne in 't Latijn enz. Ook een processie op Palmzondag, waarbij de Zaligmaker werd voorgesteld door een pop op een houten ezel, door de notabelen van stad of dorp voortgetrokken. Ezelskruls, twee donkere strepen die kruislings over den rug van den ezel loopen. Vanhier, dat de ezel ook kruis- drager heet. Volgens de overlevering draagt de ezel dit kruis sedert den zegevierenden intocht van Jezus in Jeruzalem, toen Hij op een ezel zat, vgl. Job. 12 : 14. Ezelsooren, omgekrulde en opge- vouwen bladhoeken in een boek. Ezelsoortjes, poffen of doffen aan bet oppereind der moues van 't vrouwen- kleed, zoo hoog dat ze bijna de ooren aanraakten. Zie kassekien. Ezelsrug, bij metselwerken eene schuine vlechting, waarmede men den bovenkant van beren, enz., dekt. Ont- leend aan de twee donkere strepen. In de architectuur de gecompliceerde spits- boog (beneden convex, boven concaaf ) van den laat-Gothischen of flamboyant- stijl. Zie ook Ezelskruis. Ezelsvel, een sprookj a van Moeder de Gans, aldus betiteld naar de hoofd- persoon, een prinses, die in eene ezels- huid gekleed was (peau d'dne). Ezelvereerders. Vermoedlijk op grond van de kabbalistische droomerijen der Alexandrijnsche Joden, welke vaak met heidensche denkbeelden waren ver- mengd, hebben de Romeinen voor goede munt aangenomen en is zelfs door hun geschiedschrijver Tacitus voortgeplant een ongerijmd vertelsel, dat de Israelie- ten in hun tempel een ezel (of ezelskop) die, nota bene, bij hen nog wel onrein was, - vereerden, dewijl zich door toe- doen van een troep wilde ezels eene plaats waar water voorhanden was, in de woestijn aan Mozes zou ontdekt hebben. Een vertelsel, dat zelfs Josephus Contra Apionum II, 7) noodig oordeelde opzet- lijk to weerleggen. [Dit tot toelichting van Asinariis, zie hiervoren.] F F F, op oude Fransche munten, beduidt Angers als muntplaats ; - op Oosten- rijksche, Hall in Tyrol, in Pruisen Maag- denburg. F, bij eigennamen, filius (1 a t.) = zoon. F, in de muziek, forto = sterk. F, voor eene geldsom, florijn(en) = gulden(s). F, viermaal geplaatst, aldus 3E is zinneteeken van de Duitsche Turnelubs, en beteekent: Frisch, Frei, Froh, Fromm. F., als merk voor goederen fijn. F. (Er is maar gene - in 't A B C, en dear loopt nog een streeple (f) door, gezegde, waarin F op den klank of = effen wordt ge- nomen, om aan to toonen, hoe zelden men den „gulden middenweg" bewandeld ziet, en hoe moeilijk dit is. Fa kwo, het land waar de wetten woven. Vleiende benaming der Chineesche regeering voor Frankrij k. F.B. of Fb., fungeerend burge- meester. FAASGEWIJS. FF (m u z.), fortissimo = zeer sterk. FF (h and.), zeer f jn. FFF (h and.), extra fijn. Fl. c/m. = Florijn Conventions- Miinze ; ' 100 fl. c/m. = 105 fl. o/w. Fl. o/w. = Florijn Oesterreichische Wahrung, van 100 Kreuzer; gehalte 0.9, en 90 stuks uit 1 K.G. fijn zilver. Fo. of Fol. (hand.), folio. Fr. (hand.), franco of Franc. Fr., frater (lat.) = broeder. Fz. (m u z., i t.), f orzato. Fix. = for- zatissimo, d. i. sterk geaccentueerd. Faam (De ---- bode van Zeus of Jupiter, godin, die de daden der helden en allerlei gerucht aan de menschen ver- kondigde en daarom met een trompet afgebeeld wordt. Van lat. fama =mare gerucht. Faas (w a p.) = balk, zie ald. Faasgewils (w a p.) (geplaatst) in de richting van de faas of dwarsbalk, d. i. met de lengte-as horizontaal in het midden van het schild, of in het midden van het schild naaat elkaar. FABELACHTIGE DIEREN. 280 FhCHEUX TROISIEME. Fabelachtige dieren, komen in sagen en legenden voor, bijv. in de Tal- mud-literatuur : Behemoth of het groote beest, de vogel Chol (= de feniks), de Jid'oni (slang der kennisse, vastgegroeid aan de aarde), Leviathan (reuzenvisch), de Salamander, vuurslang of vuurdraak, de Schanier (steensplijtende worm) enz. In de Grieksche literatuur : de halfmensch of paardmensch (Centaurus), verder : de harpij, de draak met 7 koppen of slang van Lerna, de Sirene of meermin, het zeepaard sphynx. In de Germaansche literatuur : de weerwolf, de melusina (vrouw met een of twee vischstaarten), de grifhoen. In de Noordsche literatuur de Midgaardslang, de Fenrirswolf, het zesbeenige ros Sleipner, enz. Fabelaehtige planten, komen in sagen en legenden voor. Bijv. in de Talmud-literatuur : plant, die door twee vogels overgebracht wordt, en dan dooden doet herleven; kruid dat tegen slangengif behoedt ; kruid dat gescheiden lichaams- deelen weer verbindt, enz. In de Ger- maansche legend en-literatuur allerlei lief- de-wekkende planten. Faber est suae quisque for- tunae, ieder is de schepper van zijn eigen geluk. S a 11 u s t, de Republica Or- dinanda, I. Fablaansche taktiek, krijgs- taktiek zoo genoemd naar - Fabius den Draler (Cunctator), omdat hij Hannibal en zijn leger afmatte zonder een beslis- senden slag aan to gaan. Ook overdrach- telijk in de politiek gebruikt. Fable convenue (f r.), afgespro- ken fabel (onwaarheid). Naam door Volt a i r e aan de geschiedenis gegeven in Jeannot et Colin, waarin hij zegt ,, Toutes les histoires anciennes, comme le disait un de nos beaux-esprits, ne sont que des fables convenues". Nu kan „un de nos beaux-esprits" Voltaire of een ander geweest zijn; het is toch door Voltaire, dat de uitdrukking beroemd werd. Tegen- woordig is ze synoniem met „Praatjes!" Fabons (t r a n s v.), vagebond. Fabricando fabri fhmus (lat.), door to werken worden w# (goede) werklieden, d i. „al doende leert men", of ,door oefening wordt de kunst ver- kregen". Fabrieat-Steuer, belasting op den bewerkten tabak in Duitschland. Fabriek (r. k.), kerkelijke stichting of inrichting, het geheel der kerk of der gebouwen, welke tot de kerk eener pa- rochie behooren, (ook kerkfabriek), waar- bij de fabriekmeesters als kerkvoogden of kerkmeesters dienst doen; l at. fabrics o. a. = gebouw. Fabrieksmerk (h and.), merk, dat dient om de fabriekswaren van een fabri- kant to onderscheiden van die eens an- deren. Bepalingen daaromtrent bevat de Nederlandsche wet van 30 September 1893 (Staatsblad n°. 146). Fabriekswet (h and.), de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad no. 95), „tot regeling van het toezigt bij het oprigten van inritingen, welke gevaar, schade of g hinder kunnen veroorzaken," bij v. leer- looierijen, muskusfabrieken, enz. Fac-slmlM, getrouwe afdruk van een handschrift, van een miniatuur of handteekening. Afgekort uit lat. facturn similiter (hetgeen gelijk gemaakt is). Facade (b o u w k.), voorgevel, aan- zicht van een gebouw. Gewoonlijk wordt daarmede bedoeld, het gedeelte, dat aan de straatzijde gelegen is. Facet (f r.), facette = geslepen. vlak. Tailli a facettes, met facetten geslepen. Facettenoogen zijn veelzijdigu oogen, ge- lijk sommige insecten hebben. Facetten- stijl is een schrijftrant in korte vol- zinnen. Faceties (bibl.), afdeeling of ru- briek van boeken, die lachwekkende dingen behandelen; lat. Facetim, grap, geestige zet, boert. Fftcheux troisleme (f r.), lett. lastige of hinderlijke derde persoon; iemand die, tegen zijn wil, een aangenaam tete-a-tete door zijn tegenwoordigheid stoort. Zoo noemt iemand zich in een gezelschap van vier personen, waar men quadrille speelt, en waar hij als vijfde persoon wel to gebruiken maar toch ook volmaakt overtollig is, ook wel fdcheux cinquienie. FACHINGER WATER. 281 FACULTEIT. Faehinger water, mineraal wa- ter,het sterkste alkalisch-salinische water van Duitschland. Van het dorp Fachin- gen in het voormalige hertogdom Nassau. Facies hippocrdtica(l at.), dood- kleurig gelaat; de in 't oog vallende verandering van het gelaat eens ster- venden. Naar den Griekschen geneesheer Hippokrates, die het eerst ontde-kte, dat de verlamming der gelaatsspieren een zeker teeken van den dood is. Facies non omnibus una, nee diversa tamers (qualis decet esse so- rorum). Allen z#n niet gel#k van gelaat en , toch ook niet verschillend (zooals 't bij zusteren past). 0 v i d. Metamorph. II. 13 en 14. Facile est inventis addere (1 at.), het is gemakkel#k verbeteringen aan to brengen bzj dingen, die eenmaal uitgevonden zijn. Facile princeps (lat.), gemak- kelijk de eerste ; zonder tegenspraak vooraan. Faeio ut des (1 a t.). Ik doe iets, opdat gij iets geeft, of ook : Eaeio ut faeias, ik doe iets opdat gij iets anders doet. Zoo duidt men eene overeenkomst tusschen twee personen aan die, volgens het oude Romeinsche recht, op onzekeren en onbestendigen grond berust, omdat de overeenkomst willekeurig bepalingen kan maken. Facit (lat.), som, uitkomst; van gelijkl. lat. = het maakt, d.i. bedraagt; vandaar Facit (hand.), bedrag of beloop eener rekening. Facit indignatio versum, eig. (Si natura negat, facit indignatio ver- sum). Wanneer de natuur weigert (het talent in gebreke blij ft), dan smeedt de verontwaardiging verzen. J u venal i s, Satirae, I, 79. Fact is stranger than fiction (e n g.), een feit zelf gaat (soms) de ver- dichting (verzinning) in zonderlingheid to boven. Vgl. fr. le vrai peut quelquefois n'etre pas vraisemblable, hgd. die Wahr- heit sieht oft wie 'ne Liige aus: Faetie, van 1 at. factio = afdeeling van wedrenners in den circus. De strij- ders waren in vier afd. verdeeld en to herkennen aan vier verschillende kleuren. Daar zij tegen elkander streden en een partijgeest onderhielden, ging die naam naderhand op politieke partijgangers over in den zin van eene staatspartij, die het publiek belang verwaarloost en slechts het persoonlijk voordeel van haar zelve en hare leiders zoekt : de SpaanscheFactie to Amsterdam a°. 1538-1578; de Loeve- steinsche Factie a°. 1618 en 19. Factisch (h and.), feitel#k. Facto (1 a t.), feitelijk, gewoonlijk ge- combineerd in iure et facto= rechtens en feitelijk, of omgekeerd facto et jure. Factoor (h a n d.), bestuurder, op- zichter bij een handelshuis of fabriek ; in de 16e eeuw factor, bediende, die de zaken in den vreemde waarnam. Factoril (h a n d.), nederzetting, ves- tiging in een vreemd land, om van daar handel met het moederland to drij ven; een agentschap, filiaal, compagnie of maatschappij onder de leiding van een agent. F r. facteurerie, van facteur = commissionnair, bezorger van goederen. FactoriUhandel (h and.), de han- del, die door factorijen in vreemde landen gedreven wordt. Factotum (lat.), algemeen zaak- waarnemer; een man, die alles doet; de spil waar alles om draait. Van gelijkl. lat. = doe alles.Schertsend voor „duivels- toejager" (z.a.). Vgl. O;nnis-homo (z.a.). Factum illud fieri infectum non potent, wat gedaan is kan niet ongedaan gem aakt worden,gedane dingen nemen geen keer. T e r e n t i u s, Phormio, V, 8, 3 5. Factureeren (h and.), een factuur (koopmansrekening) over geleverde goe- deren opmaken. Faeulteit, bepaalde groep van vak- ken van wetenschap. De vijf faculteiten zijn bij ons : godgeleerdheid, rechtswe- tenschap, genees1unde, letteren, wijsbe- geerte. Ook de groep der hoogleeraren, die to zamen dat vak, elk in zijne specia- liteit doceeren. Van 1 at. facultas (aanleg, gave, geschiktheid). FACULTEIT'S KLEUREN. 282 FAIRE DES GORGES OHAUDES ENZ. Facultelt's kleuren (s t u d.), strikken in kleur, die de leden der stu- dentencorpsen bij plechtige gelegenheden dragen ter aanduiding der faculteit,waar- toe zij behooren. In Duitschland petten of mutsen in kleur, die verschillen naar de hoogescholen, de corpsen en afdee- lingen. (Burschenschaften). Faden (Der rote -, de leidende gedachte. Goethe verhaalt in de Wahl- verwandschaften II 2, dat door al het bij de Britsche marine gebezigd touwwerk eene roode draad heenloopt, ten einde het to kunnen onderscheiden. - Vandaar de uitdrukking, waarmede men gewoon- lijk aanduidt, dat dezelfde grondgedachte iets, b.v. een boek, doortrekt. Lothar Bucher (National Zeitung, 8 Juli 1855) maakte echter de opmerking, dat de be- doelde draad toch maar alleen rood was, wanneer het touwwerk to Portsmouth was geslagen. Te Chatham, Plymouth, Pembroke was de draad daarentegen onderscheidelijk geel, blauw of groen. Fag, (m u z.), of korting voor fagot (z. a.). Fagot (m u z.), houten blaasinstru- ment, in 1539 uitgedacht door den cano- nicus Afranio to Ferrara ; -de fagot moest dienst doen als bombarte of bombarde, die soms 8 a 10 voet lang was; Afranio boog het lange instrument om, en bond alles samen als een bundel, it al. fagot-to. Fahnenweihe, plechtige uitreiking en inzegening door vorsten van nieuwe vaandels aan het leger in Duitschland. Faiblesse de moralite, onzede- ljj/cheid; toen in 1877 zeker abt Francois to Brussel wegens het plegen van on- zedelijke handelingen werd vervolgd, noemde hij die zelf aldus. Sedert dien tijd worden soortgelijke feiten in de Bel- gische pers dikwerf met dien naam aan- geduid, vooral wanneer de daders gees- telijken zijn. FaTence, een snort van plateel of aardewerk, met ondoorschijnend glazuur en daarna beschilderd; onecht of half porselein,.zoo geheeten naar Faenza, de plaats der uitvinding, eene stad in Mid- den-Italie. Faille-zilde, Vlaamsche zijden stof, gewoonlijk grof van draad; eigenlijk alleen faille. Van Vlaamsch falie (doek, kleed). Failli (w a p.), zie Keper en Afgeknot. Faineant (fr.), nietsdoende. Bois fainiants, naam gegeven aan het vroeg- ste geslacht der Frankische koningen van Clovis II of tot den laatsten zijner tien opvolgers, omdat zij in weelde en wellust leefden en de regeering overlieten aan hunne oppermachtige huismeiers(maiores domus). Faire Charlemagne (f r.), zich van een spel terugtrekken, nadat men gewonnen heeft, zonder zijn tegenpartij gelegenheid to schenken het verlorene to herwinnen. Naar men gelooft, uit de omstandigheid geboren, dat Charlemagne „het spel des levens verliet" zonder iets van het door hem veroverde to hebben teruggegeven. Faire chop blanc (f r.), witte kool maken, in 't kegelspel, niets omwerpen, geen kegels raken, poedelen. Faire de la prose sans le savoir (f r.), proza maken zonder het to weten. Dat doet in M o l i e re's Bour- geois gentilhomme II, 4 de heer Jour- dain, die, hoorend, dat de gewone spreek- taal proza is, verwonderd is, dat hij ,,veertig jaar lang proza heeft gemaakt, zonder het to weten." Faire des brioches (f r.),Haters begaan. Eertijds bestond bij het orkest der Groote opera to Parijs de gewoonte, dat elk lid, die bij eene uitvoering een fout beging, eene boete van zes stuivers had to betalen. Uit de opbrengst werd aan het einde der maand, de aanschaf- fing eener brioche (een soort gebak) bestreden, die de muzikanten gemeen- schappelijk verorberden. Men noemde de boetedoeners croque brioches of faiseurs de brioches. En zoo kwam het laatste woord voor Haters in de taal. Faire des gorges chaudes de quelqu'un of de quelque chose. lets met grooten ophef verhalen. Oor- spronkelijk een jachtterm. Eertijds, bij de valkenjacht,noemde men gorge chaude, het vleesch van versch geslachte dieren, FAIRE FOUR. 283 FAITES MOI DE LA BONNE POLITIQUE ENZ. dat men voor het bekoeld was, den vogels toediende, in tegenstelling tot de uit- drukking gorge froide, die voor het vleesch van sinds langeren tijd geschoten dieren werd gebezigd. Faire four, (f r.), lett. een oven ma- ken, fig. gekke streken doen of niet sla- gen in eene onderneming. Naar een verhaal uit E u g e n e H u g o' s Histoire du Thiddtre du Palais Royal, waarin verteld wordt, dat zekere Theaulon op het denkbeeld kwam, kunstmatig eieren uit to broeien; daartoe liet hij een oven bouwen, legde de eieren er in, en stookte twintig dagen; toen had hij geen kuikens, maar alleen .... harde eieren. L i t t r d is van oordeel dat de uitdrukking ouder is. Faire la mouche du coche (f r.), den gewiehtigen, invloedr~ken man spelen, zich veel laten voorstaan. Naar de fabel van de vlieg, die op den wagen gezeten, er of ging, toen de wagen in het slijk raakte, om gelijk zij zeide, de vracht to verlichten. L a f o n t a i n e Fa- bles VII 9. Faire la plute et le beau temps (f r.), alles naar z#n p#pen laten dansen. Het blind geloof aan de voor- spellingen der sterrenwichelaars, deed eerst voor waar aannemen, dat zij wisten, welk weer het zou worden; later, dat zij ook het weer konden regelen. Faire (La - it i'oseille, sterk overdriven. Toen de bekende Parijsche komiek Lasouche zich eenmaal in een restaurant beklaagde, dat de hem toe- gediende ommelette aux fines herbes niet groen genoeg was, riep de kasteleines, bij wie hij in het krijt stond, hem toornig toe: Fallait-il paste la faire d l'oseille ? Dat heet de oorsprong van het gezegde to wezen. Faire le pied de grue, (f r.), lang staan wachten. Men verhaalt, dat wan- neer de kraanvogels (grues) in troepen zijn vereenigd, een hunner op een poot staande, de wacht houdt. Faire le pont,, (f r.), wegbl~ven op eenen werkdag tusschen twee feestdagen. Als de tusschenpoos twee dagen bedraagt, dan heet het faire le grand pont. Faire saucer l'anse du panier (f r.), met dubbel krjjt schrijven, door dienstboden bij het doen van inkoopen, door anderen bij het berekenen van on- kosten. Faire un trou A la Tune, stil heen gaan zonder to betalen, bankroet. spelen. Lune wordt hier gebruikt voor nacht. Ook, geld op oneerlijke wijze ver- dienen. Fairtrader, protectionisten, die zouden ijveren voor handelsvrijheid, in- then dit stelsel algemeen werd toege- past. Nu dit niet zoo is - maar ook alleen daarom - ijveren zij voor be- scherming. Fairy Queen, of Faery Queene (e n g.), de Koningin der FeePn, Queen Mab, of bij Shakespeare, Titania, en in het gedicht van Edm. Spenser : Gloriana. De Koning der Feeen is Oberon. Fairy Land, het land der feen of elfen, het land der droomen, fig. een land van een ongekend geluk. Fats ce que dots, advienne que voudra, doe uw plicht, wat er van kome, of: doe wel en zie niet om. Spreuk van Girard de Mielet van Coe- hoorn en anderen. Faiseuse d'anges, (f r.), engel- maakster, eng. angelmaker, de vrouw, die kinderen (gewoonlijk) van geheime geboorte, die bij haar uitbesteed ziju, doodt, om het geld to ontvangen, zonder voor de kinderen to zorgen to hebben. Fait accompli, (f r.), voldongen feit; een gebeurtenis, die niet to herroe- pen is. Faites mot de la bonne pe- litique et le vous feral de bon- nes finances; maak mrj goede poli- tiek, ik zal u goede finaneien -maker, uitdrukkend, dat politek gekibbel en gebeuzel de zaken niet verder brengt, maar alleen geld kost. Woord van C o 1- b e r t (t 1683), minister van financien, onder Lodewijk XIV.Gewoonlijk gebruikt in den zin van, als de staatkunde goed wordt geleid, komen de geldzaken van zelf in orde. FAKIR OF FAKYR. 284 FAMES CANINA. Fakir of Fakyr, (t u r k.), een boe- tedoend, zichzelf kastijdend kluizenaar, die van aalmoezen leeft ; fanatieke Hindoe, die zich martelt, soms tot den dood toe, op hoop van zoo de eeuwige zaligheid to verwerven. Fakkel, hzj is een veraehte fakkel, Job XII : 5, ondanks zijn vroomheid en wijsheid wordt hij niet op de rechte waarde geschat. Fakkeldans, een reeds bij de eerste Christenlegers (4e eeuw) gebruiklijke eeremonieele ridderdans, met prachtige, plechtstatige muziek. Faldistorium, (lat.), vouw- of plooitstoel van hout of metaal die gemak- kelijk to verplaatsen is en voorzien wordt van een kussen. Oudtijds werden deze stoelen steeds gebruikt door Koningen en Vorsten op hunne tronen. De R. K. Bisschoppen gebruiken steeds de vouw- stoel bij kerklijke plechtigheden. Falb's kritieke dagen, dagen van ongunstig weder, aardbevingen enz. in 't vooruitzicht, volgens den Oosten- rijkschen weerprofeet, den journalist to Leipzig, R u d o l f F a l b (geb. 1838 to Obdach, in Stiermarken). Fdlbala,(i t a 1.),ruim-geplooid boord- sel ; of hangen de versierde zoom aan vrou- wenkleederen, gordijnen, enz. Faleidia lex, (1 at.), Romeinsche wet, waarbij het den erflater verboden werd meer dan drie-vierden zijner na- latenschap aan legaten weg to schen- ken. Naar den volkstribuun F a l c i di u s, die ze a° 110 v. C. voorstelde. Falconets, Napolitaansche staats- papieren ; certificaten. Naar den bankier Falconet. Falconet of Valkonet, (mil.), veldslang als veldstuk, de kleinste soort van het oude veldgeschut in de 16e eeuw, die oorspronklijk in den arm werd ge- dragen. Men schoot er kogels mede van 1-3 pond zwaar. Falerner wiln, eene vooral bij Horatius geroemde zeer goede Italiaan- sche wijn, groeit in de landstreek Falerni in Midden-Italie. Falievonwer, in de volkstaal a o 1650 huichelaar, iemand die niet to vertrouwen is. Thans nog met dezelfde beteekenis in gebruik in Zeeuwsch-Vlaanderen. Men denke aan de falie, den sluier, die zulke menschen met de meeste nauwgezetheid in alle vouwtjes en plooitjes leggen, terwijl zij groote en belangrijke zaken met een ruim geweten behandelen, „ke- mels doorzwelgen en muggen uitzijgen". (d. i. uitziften.) Fall City, (a m.), de stad der water- vallen : Louisville in Kentucky, naar het verval of de watervallen, die aldaar voor de scheepvaart op den Ohio zeer hin- derlijk zijn. Fallait pas qn'y aille ! Hij had er zich maar buiten to houden. Refrain van La ronde du sultan de Belboula, een lied, dat vooral omstreeks 1862 in Frankrijk zeer in zwang was. Falot (w a p), #zeren in and met vlam- mend vuur gevuld (op de muren geplaatst om teekens to geven). Falset-stem (m u z.), ook Fistel- stem, een zangstem, die de hoogste fluit- achtige toonen voortbrengt (keelstem). Falstaff (John -, dramatische persoonlijkheid door Shakespeare in zijn Henry IV en Merry Wives of Windsor geschetst : een komische held onder de deugnieten, een bluffer, drinker en spe- ler, een logge lafaard. Falsum, (hand.), het bedrog, de vervalsching van een document. Faluner Brillanten, afdrukken van met facetten geslepen glazen in een metaalmengsel bestaande uit 19 deelen lood en 29 deelen tin. Fama crescit eundo, (la t.), de faam wast in het gaan, het gerucht neemt gaandeweg toe. Vgl. Vires acqui- rit eundo (z. a.). Fama volat, (lat.), Vergilius, Aeneis 7, 392 vgl. 3, 554. De faani vliegt (heeft vleugelen). Fames canina, (1 a t.), of fame ca- nina (it.), hondenhonger. Het f r. faim de loup en hg d. Wolfshunger, wolfs- honger, groote honger, doelt op de vraat- zucht der wolven. Wij zeggen honger als een paard, denkend aan een groot dier. FAMILIA. 285 FARANDOLE. Familia, (r o m.), familie of tak van een geslacht (gens); cen der familiae van de gens Cornelia bijv. waren de Cornelii Scipiones. Verder behoorde tot de familia alles wat aan de macbt van den pater faynilias onderworpen was, have en goed, slaven en vee er onder begrepen. Familie (Heilige - (r. - k a t h.), zeer verbreide aartsbroederschap voor mannen en vrouwen, onder bescherming van bet H. Huisgezin van Nazareth. (Jozef, Maria en Jezus). Gesticht to Luik door den Belgischen officier Belle- table, omstreeks de helft dezer eeuw. Familie-geld, zie Koffie- en thee- geld. Family. De zedenlooze George IV deed zijn best om de eerste gentleman van Europa to zijn. Zijne vriendin Lady Conyngham, de vrouw van een Schotscben markies, die sedert 1823 tot spijt van bet ministerie als Lord Steward optrad, was overal „Regnante" (regeeringspersonage), haar man en hare kinderen „the Family". Familisten, Familla cArita- tis of Lieldebroeders, mystieke, godsdienstige secte, in de 2e helft der 16e eeuw door Hendrik Nicolai (Niklaes) uit Munchen gesticht, en die in Engeland en Nederland veel aanhangers vond. Nicolai was onverschillig omtrent leerstellingen en plechtigheden, en zocht den waren godsdienst alleen in de liefde. De secte is langzamerhand verdwenen. Famulns, (r o m.), de slaaf als huis- genoot ; lid van den huislijken stoet. In Duitschland in de middeleeuwen helper van een geleerde, assistent, medewerker, en derg. Fanar of Fanal, wijk to Konstan- tinopel, waar de Grieken wonen, met hun patriarch en twaalf bisschoppen. Zij ma- ken grootendeels de bevolking der vijftien voorsteden uit. Van g r. phan arion = vuurtoren (aldaar aanwezig), nieuw- Grieksch fanari, uit phaneros zichtbaar. Deze Grieken heeten Fanaroten. De meesten onder hen zijn rijk en voor- naam, en waren voor de Grieksche om- wenteling van 1822 vooral, zeer machtig. Fanatiek, dweepziek, bezeten. Van 1 a t. f anaticus = door de godheid aan- geblazen. Fancy, fantastische figuur, door Mul- tatuli geschilderd, o. a. telkens voorko- mend in diens Ideeen, vertegenwoordigend bet gezond verstand. Naar eene bloed- verwante door hem geteekend. Fancy-Fair, (e n g.), nagemaakte kermis, tentoonstelling en verkoop door dames van allerlei artikelen voor een liefdadig doel. Fandango, (sp.), rouidena, mala- guena, Spaansche dans in 3/. maat, allegretto, met begeleiding van guitaar en castagnetten. Fanfare, trompetgeschal, vroolijk muziekstuk of muzikale phrase met trom- petten en pauken, gewoonlijk bestemd voor de ruiterij; kort, voolijk jachtstuk. Ook, muziekgezelschap (fanfare-corps), bestaande uit enkel koperen blaasinstru- menten, tegenover andere ook met flui- ten en klarinetten, welke harmonieen heeten. Fanion, (m i 1.), richtvlaggen bij de infanterie. Fanon, (w a p.), een lang of hangend versiersel aan de mouw.van een pries- tergewaad. Fanon, (w a p.), armband, zie ma- nipel. Fantasmagorie, bet scheppen van lichtbeelden op een donker veld, oproeping van geestverschijningen. Fantastisch (phantastisch), wat als voortbrengsel van de verbeeldingskracht de grenzen der werklijkheid to buiten gaat. Fantast, iemand, die in zijn denken en gevoelen zich door de voorstellingen zijner al to sterke verb eeldingskracht, en niet door de werklijkheid, laat leiden. Fanten, bijnaam voor de inwoners van Raamdonksveer. Far niente, (it.), nietsdoen. Zie dolce non far niente. Far West, (e n g.), in Amerika de staten, die in 't uiterste westen van Ame- rika gelegen zijn. Farandole, daps in Languedoc, naar Provencaalsch farandolo (dans). EEN VERSTOKTE FARAO. 286 FASZI. Farao, (Een verstokte - een hardnekkig heer, een onvermurwbaar meester, naar Exodus VII en IX. Farao kept Jozef niet, ,het nieuwe bewind is minder goedgunstig dan het voNge, Exodus I : 8. Farao's, (Hil behoort tot de - die de Heer verhardt en ver- werpt, zegt de aanhanger van de leer der predestinatie van iemand, then hij volgens de leer der uitverkiezing niet voor de zaligheid bestemd acht, daarbij denkend aan Exodus I : 8. Fard de Chine, (f r.), Carthamine, roode verfstof, die gebruikt werd tot het verven van wol en zijde; met talkpoeder gemengd, dient het als Schminke (rouge vegetal, rouge d'Espagne) of blanketsel. Farizeeen, (van c h a 1 d. Peroe- schien en S y r. periesehdjo = afgezon- derden), eene sekte onder de Joden tijdens den Tweeden Tempel, die de tra- ditioneele geloofswetten en beginselen door schriftgeleerdheid en praktische toepassing krachtig bewaarde. Ze breidde zich later al sterker uit en werd eene breede, machtige, godsdienstig-nationale volkspartij, in scherpe tegenstelling met de Sadduceen; niet altijd was hun gedrag in overeenstemming met hunne leer. Ze bestreed ook de eerste Christenen als eene afvallige sekte. In het N. T. wor- den dan ook de Farizeeen in een zeer ongunstig licht geplaatst. Vanhier heeft de uitdrukking Farizeeer de beteekenis gekregen van sch#nheilige, huichelaar; vgl. Matth. 23 : 13. Farizeelrs en Saddueeegrs gaan semen, ongelijksoortige lieden, die ddnzelfde doel hebben, vereenigen zich dikwijls, en zijn als verbondelingen geenszins to vertrouwen. Farizeeuwsch, ook gebruikt in de beteekenis van sch#nheilig, huichelach- tig ten gevolge van de latere beteekenis gehecbt aan het woord Farizeeer (z. a.). Farmsumertoren, scheeve toren. De eerste toren to Farmsum bij Appin- gedam stond erg scheef ; daarom zegt men in Groningen van iets, dat erg scheef staat : zoo scheef als de Farmsumertoren. Faro, zie Pharao-spel. Farthing, (e n g.), de kleinste En- gelsche munt, een vierde van een penny Fas est et ab hoste doceri, (1 a t.) het is goed ook van zone v~anden to leeren. 0 v i d i u s Metamorph. IV, 428. Oorspronkelijk bij A r i s t o p h a n e s in de Vogels, v. 375 en 821. Fas et nelas, (Per - (1 a t.), met recht en onrecht; op allerlei wegen. Van fas = de goddelijke uitspraak, het god- delijk recht. Faseinen, (m il.), ook wel Fachi- nen, takkebossen, bossen rijshout; die- nende in den regel tot versterken van aarden aanval- of verdedigingswerken, ook wel tot herstellen van wegen ; ook dikke vuurpijlen. Van lat. fascina, takkebos. Fascino de lavoratori, arbei- dersbond in Zuid-Italie en op Sicilie. fasci= bundel (van rijshout), pijlbundel. Fashion, (e n g.), smaak, mode onder de aanzienlijken, bij pronkers of saletjon- kers; f r. facon, waaruit ons fatsoen. Fastbowler, (s p o r t), in het cricket- spel balwerper van den len rang. Fasti ealendares, Romeinsche kalender, de lijst der Fasti dies (z. ald.), door F 1 a v i u s in 305 v. Chr. vastge- steld; hieruit ontstond eene andere op- gaaf van alle dagen des jaars, met aanwijzing der feesten, gewichtige voor- vallen enz., waaruit wederom onze he- dendaagsche kalender of almanak is voortgekomen. Fasti dies,(1 at.), rechtsdagen,waar- op de Praetor de woorden do, dico, addico mocht uitspreken, zie Praetor. In den rom. kalender waren ze aangeduid met de letter F. Op een dies nefastus (N) mocht zulks niet. Een dies nefastusprin- cipio (NP) was voor den middag N, na den middag F. Fasti militares, (lat.), doorloo- pende lijst van officieren bij het leger; jaarboek(en) van en voor het leger. Faszi, zie Bonze. FATA MORGANA. 287 FAUST-KARAKTER OF NATUUR. Fata morgAna, atmospherische straalbuiging, luchtspiegeling, wier won- derbare verschijnselen men in vroeger tijden niet verklaren kon. Door de Itali- anen aan een tooveres toegeschreven, die in de Straat van Messina woonde. Het volksgeloof noemde deze tooveres zelve Fee of Fata Morgana (z. v. a. toovergodin gezichtsbedrog), en meende, dat zij zich in een kristallen paleis op den bodem der zee ophield, vanwaar zij ten tijde van zonsondergang met haar nymphen opwaarts steeg om de menigvuldigste beelden in de wolken uit to spannen. Fata obstant, (1 a t.), V e r g i l i u s, Aeneis IV, 440, het noodlot laat het niet toe (wil het anders). Fatalisme, het geloof aan de leer van een onvermijdelijk noodlot of fatum; de leer van voorbeschikking tot alles wat men in dit leven ondervindt aan vreugd en droef heid ; dus onderscheiden van Predestinatie (z. a.). Fatalist. Voorstander van het fata- lisme, d. i. van het gevoelen, dat alles in de wereld, inzonderheid der menschen lotgeval of hangt van- of bepaald wordt door een onverbiddelijk noodlot, en niet door een vrijmachtig Opperwezen. Van fatum (1 a t.) = noodlot (de eeuwige vast- staande orde der natuur, het eeuwig onveranderlijk lot) uit for, fari, d. i. „lichten, beschijnen, duidelijk maken" door de stem, dus spreken, verkondigen, zeggen. Louis Couperus is in zijne be- kende geschriften, ten onzent tegenwoor- dig de Apostel van het Fatalisme. Fataliteit, noodlottig toeval, uit- vloeisel van het blinde noodlot. Van 1 a t. fatalitas = bestemming door het noodlot. Father of Waters (am.), de vader der wateren, de Mississippi = de Groote Rivier. Ontleend aan de taal der Indianen Fatimiden, Arabische dynastie, omstr. het j aar 910 gesticht door M a h o- m e d O b a i d Allah, die voorgaf of to stammen van F a t i m a, de dochter van Mohammed. Fato prudentia major, (1 at.), de wijsheid is sterker dan het noodlot. Spreuk van Catharina de Medicis. Fato prndentia minor, (I at.), het noodlot is sterker dan de u'#sheid. Spreuk van Lamoraal graaf van Egmond. Fatui, Fatuae, (1 at.), dwaze, on- noozele menschen, van 't manlijk en vrou- welijk geslacht, die in de huishouding der Rom. grooten als huisnarren gebruikt werden. Dwergen, nani, nanae, waren tot dit doel ook zeer in trek. Fatum, (lat.), de uitdrukkelijk uit- gesproken en onherroepelijke wil der goden ten opzichte van den mensch, dus zijn geheel levenslot, gelukkig of onge- lukkig; in het bijzonder het natuurlijke, bepaalde levenseind, het doodsuur. Het meervoud fata beteekent de afzonderlijke beschikking van het noodlot betreffende een persoon of zaak, de lotgevallen er van. Fault, (sport), uitdrukking bij 't Lawn-tennisspel. als een bal wordt mis- geslagen, tegen bet net, of in een ver- keerd vak komt. Fauna, beschrijving der dieren, die. in eene bepaalde landstreek to huis be- hooren, naar lat. fauni, de veld- en bosch- goden. Van F a u n u s, den oudsten koning der oorspronkelijke bewoners van Italae, die als waarzegger door hen als god vereerd en wiens gade F a u n a, volgens sommigen, als de ,goede godin" (bona dea) beschouwd werd. FaunalNn, feesten, jaarlijks 5 De- cember to Rome aan den veldgod Faunus gewijd, bestaande in bokkenoffers, wijn- en melkplenging en vroolijke maaltijden. Faunische lusten, dierlij ke lusten en begeerten van de Faunen, veld- en boschgoden,voortbrengende natuurgoden, aan wie de zorg voor het welzijn en de vermeerdering der kudden opgedragen was, en van wie men zoovele afschuw- lijke zaken vertelt, dat F. lusten tot een spreekwoord geworden is. Faust-karakter of natuur, de geaardheid van den modernen mensch. in wienhet zinnelijk en geestelijk beginsel om den voorran kampen, en die onvol- daan blij ft, als hij met wetenschap alleen meent to kunnen volstaan; naar het ka- rakter van Faust, gelijk Goethe dat heeft voorgesteld. FAUT D'LA VERTU, ENZ. 288 FAVONIUS. Faut d'la vertu, pas trop n'en taut; L'exees en tout est un detaut, (f r.), gewoonlijk alleen in den eersten regel aangehaald met de beteekenis men moet niet al to deugdzaam z#n. Ontleend aan een blijspel in een bedrijf van Boutet de Monvel, den vader van Mlle Mars, muziek van Des Aides (Dezede) den 14 .Tuni 1773 voor bet eerst opgevoerd, ge- titeld i'Erreur dun, moment ou la Suite (bet vervolg) de Julie, waarin Alix de vrouw van Blaise tegenover haar man al to gereserveerd is. De Julie was van dezelfde schrijvers, en werd in 1772 voor bet eerst gespeeld. Faute de mieux, (f r.), bU gebrek aan iets beters. Faute d'un point Martin per- dit son dne, (f r.), door een punt ver- loor Martin zijn ezel; d. i. kleine oor- zaken hebben (soms) groote gevolgen. Zekere abt Martin had op de deur zijner abdij van Azello laten schilderen Porta, patens esto, nulli claudaris honesto (deur, wees geopend, sluit u voor geen fatsoen- lijk man), maar in plaats van de komma achter esto to zetten, had men ze bij vergissing achter nulli gezet : Porta, patens esto nulli, claudaris honesto, wat aan bet opschrift de beteekenis gaf, dat de deur voor niemand open en voor fat- soenlijke lieden Fesloten zou zijn. De Paus zou over dit opschrift ontsteld geweest zijn; hij zou den armen Martijn zijne abdij ontnomen hebben. De opvolger liet de komma, die oorzaak was van Martijn's ontslag, op hare plaats zetten, en om de gedachtenis van de ongelukken,die ze ver- oorzaakt had, to vereeuwigen, voegde men er dit vers aan toe: Pro solo puncto caruit Martinus Azello. Hun die in deze geschiedenis nog geen ezel hebben opge- merkt, doen wij opmerken, dat Asinello ezeltje beteekent en dat bet schertsende vernuft hier eene woordspeling maakt. Fauteuil, (f r.), oudtijds faudesteuil en faldesteuil, van 1 a t. faldistolium en dit van o.-g.m. faltstuol, vouwstoel. Fauteuil academique,(f r.), aca- demische zetel. Vroeger was er in de A cademie maar den leuningstoel, namelijk voor den directeur; de andere leden van de academie hadden gewone stoelen. Toen de kardinaal d'Estrees zeer zwak was geworden, verzocht hij verlof een gemaklijker zetel mede to brengen dan een stoel. Men gaf er kennis van aan den ironing, die de gevolgen inzag van zulk eene onderscheiding; daarom beval hij den opzichter van de meubelkamer, veertig stoelen naar de Academie to bren- gen, waardoor hij voor altijd de acade- mische gelijkheid bevestigde. Fauteuil de balcon, hoogere zit- plaats in den schouwburg, vooruitste- kend boven de benedenloge. Fauteuils, (f r.), twee leuningstoelen zijn in de Fransche geschiedenis vermaard gebleven: 1°. die van koning Dagobert of van eenigen anderen der eerste koningen van Frankrijk, die de reliquieen der abdij van Saint-Denis bezaten, welke Napoleon I in 1804 naar Boulogne-sur-Mer liet over- brengen, om op plechtige wijs aan zijne soldaten bet kruis van bet Legioen van eer uit to deelen ; 20. die waarin Moliere to Perena zat, bij den barbier Gelly, om de zeden en gewoonten waar to nemen de talrijke klanten van den 'barbier uit Languedoc. Favarden, (p e r s.), Januari. Favete linguis (1 a t.), H o r a t i u s, Carmina III, 1, 2. Woorden, die de Ro- meinsche priester tot de aanwezigen placht to spreken voor den aanvang van bet offer; letterlijk : begunstigt (de hei- lige handeling) door uwe tongen, d. i. door bet stilzwijgen to bewaren, daar men, sprekend zich licht woorden van ongun- stigen zin zou laten ontvallen. Het is dus zooveel als zwggt! of stilte! Faveur (f r.), eig. een lint j e of strikj e, naar bet gebruik, dat eene dame in den riddertijd aan den ridder, die haar diende, een lint, sjerp of strik gaf; wat als eene buitengewone gunst of faveur gold. Faveur, (h and.), ten gunste ; en faveur zijn (van eenig artikel), gezocht of gewild zijn. Faveurdagen (h a n d.), zie Resp#t- d agen. Favonius (1 a t.), de warme westen- wind, die half Februari de komst der lente aankondigt. Van favere (begunsti- gen. Omdat deze wind bij de Grieken Zephyrus heette, was Favonius aan to merken als de zefir (z. a.) der Romeinen IN DE FAVORITE SPELEN. 289 ER IST ZUM FELDBISSCHOF ENZ. Favorite (In de - spelen, bij het hombre en quadrille-spel, in de „fijne" spelen; de kleur die gekeerd is, troef maken, wat het tarief verdubbelt. Van la couleur favorite, de meest geliefde kleur. Favorite, de meest begunstigste be- woonsters van een harem; sultane favo- rite, de meest begunstigde vrouw van het serail, wier zoon den sultan op den troon volgt; de Sultana Chasseki. Ook bijzit van een vorst. Van gelijkl. fr. = liefje, en dit van faveur = gunst. Favour her, (e n g.) (z e e t.), ease the helm ! Draai of wind het roer eenige spaken naar beneden, om tegen eene hooge zee met meer kracht to kunnen opvaren. Fawkes, een Engelsche spotnaam voor een dame of heer in een belachelijk dwazen opschik. Naar Guy Fawkes, den aanlegger van het buskruitverraad van November 1605, wiens beeld, van stroo gemaakt, in een belachelijken tooi ge- huld, jaarlijks bij de herinneringsfeesten rondgedragen en dan verbrand wordt. Fax et tuba, (1 a t.), lett. fakkel en trompet, aanlegger, raddraaier, belhamel, hoofdpersoon bij oproerige bewegingen. Fazantstaart, de staart van een geangliseerd paard. Feberen, (b a r g.), schrijven. Februari, sprokkelmaand; 1 at. Fe- bruarius (mensis = maand), van fe- bruare = reinigingsmaand, onmdat in deze maand, op den dies februatus, de Lupercalia (z. ald.) gevierd werden. Februari-dagen, de dagen van 22, 23 en 24 Februari 1848, de omwen- teling to Parijs, die Louis Philippe ten val bracht en ten gevolge had, dat de Republiek werd uitgeroepen. Feeit, (1 at.), hij heeft het gemaakt; op schilderijen en gravuren achter den naam des kunstenaars. Van lat. facio, ik maak. Fecundi calices quem non fecere disertum, (1 a t.), H o r a t i u s, Epistolae I. 5, 19. Wien maakten voile bekers niet welsprekend ! Federale Unie, Statenbond, b. v- der Australische kolonien. Federalisme, van lat. foedus, verbond, stelsel, waarbij Staten zoodanig zijn vereenigd, dat zij een geheel vormen, maar met behoud van de bevoegdheden, die niet aan het geheel zijn overgedragen. Federalisten, in de Bataafsche Re- publiek, de personen, die de onaf han- kelijkheid der provincials en stedelijke besturen, in alles wat hunne inwendige administratie betrof, voorstonden en ge- kant waren tegen een vereeniging der provinciale schulden. In het algemeen voorstanders van de betrekkelijke onaf- hankelijkheid van in een staatsverbond gevoegde staten of provincien, in tegen- stelling van unitaristen of centralisten. Behalve in de Nederlanden trad deze partij op in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in het midden der 19e eeuw en in Frankrijk in 1871. Fee, naam van den vrouwelijken Best der Romeinsche en Keltische volkssage;' zoowel booze als goede, die vooral in bosschen en bergachtige streken zich heette op to houden en den dans be- minde. Omdat zij geacht werd ook bij de geboorte der kinderen tegenwoordig to zijn, spreekt men nog heden van „een gunsteling der feeen", als van een zeld- zaam bevoorrecht, inzonderheid een rijk begaafd mensch. Fee ook toovernimf en feerie tooverspel, vanhier operette feerie. Feest der lantarens, 't plech- tigste aller feesten in China. Op den dag der opening is elke plaats met allerlei lantarens, zelfs ter grootte van luchtbal- lons, versierd en verlicht ; deze zijn van allerlei kleur, en soms grillig beschilderd. 't Feest gaat vergezeld van schitterend en vernuftig uitgedacht vuurwerk. Feest der rozen, zie Rozenfeest. Feestnummer, (s t ud.), pretmaker, fidele kerel. Feeststemming, (stud.), lichte graad van dronkenschap. Feldbisschof (Er lot zum erh5ht and gibt den vorbeige. henden Lenten mit den Fdszen den Segen, hij is tot veldbisschop bevorderd en geeft den voorbjjgaanden lieden met de voeten den zegen. Eehte galgenhumor, voor : , Hij is opgehan- gen". Ook in den vorm 19 ER WIRD FELDBISSCHOF WERDEN ENZ. 290 FERALIA OF PARENTALIA. Feldblosehol (Er wird - wer- den and den Segen mit den Flissen geben, ale voorspelling dat iemand aan de galg zal komen. Felicitas, (lat.). geluksgodin; bij H G r a t i u s (Od. IV, 5, 18) Faustitas, op Rom. munten afgebeeld met vredestaf, korenmaat en hoorn des overvloeds. Felix Austria, (I a t.), gelukkig Oos- tenr#k, bekend uit cen distichon van Matthias Corvinus, koning van Hongarije (t 1490): Bella gerant alii! tu,felix Austria, nube! Nam quae Mars aliis, dat tibi regna Venus! d. i. Laat anderen oorlog voeren, gij, gelukkig Oostenrijk, ga ten huwelijk. Voor anderen is Mars de vermeerderaar des rijks, voor u is bet Venus. Volgens Dr. Franz Klirschner Herzog Ru- dolf IV, Schriftdenkmdler komen de woorden reeds in 1363 voor op een zegel van Rudolf IV, zoodat de benaming bekend of gebruiklijk kan geweest zijn, toen bet distichon geschreven werd. Felix Favore., gelukkig door gunst. Zinspreuk van verschillende genootschap- pen. Naamm eener zaal voor bet houden van lezingen to Haarlem. In nabootsing van: Felix Meritis, yelukkig door ver- diensten. Spreuk eener Maatschappij, die to Amsterdam heeft bestaan en zich aan kunst en wetenschap wijdde. Felix qui potultrerunteognos- cere causas, (1 a t.), V e r gi I i u s, Ge- orgica II, 490. Gelukkig h#, die de oor- zaken (bet wezen der dingen, den nood- wendigen onderlingen samenhang van alles) heeft leeren inzien. Fellah's, of juister fellaheen, land- lieden in Egypte, de landbevolking al daar. Feloek, (a r.), oorspronklijk een kleine galei met van vier tot tien riemen, 64n mast en Un groot driehoekig zeil. Van arab. harraka, oud-spaansch halo- que (wisselvorm faloque), fr. falouque, felouque. F kininlisme, richting, welke de rech- ten of de emancipatie der vrouw (I a t. femina) voorstaat; de voorstander beet feminist. Fenegriek, (plantk.), bokshoorn, eig. Grieksch hooi, van lat. faenum grae- cum, een sterk riekend kruid, dat als huismiddel gebruikt wordt. Fenians, Vereeniging van ontevre- den leren, in 1865 in de Vereenigde Staten van Amerika ingelijfd, wier doel bet is, lerland van Engeland los to maken en er een republiek to stichten. Van Fioni of Finn Mac Cumbal de aan- voerder eener kaste van krijgslieden, van fianna (gael.) = jager. Feniks, (phoenix, waarschijnlijk de Phoenicische vogel), fabelachtige won- derschoone vogel, die na 1000 jaren (Tal- mud) of na 500 jaren (Grieksche sage) to hebben geleefd, in zijn nest door vuur verteerd wordt, doch dan uit de asch, geheel verjongd to voorschijn vliegt. Zinnebeeld van tijdperken, die zich her- nieuwen; volgens sommigen van de planeet Mercurius, die in zijn kringloop de zonneschijf doorgaat. In de Talmud- literatuur beet hij Chol; ook Uwraschna of Urschina (waarschijnlijk Perzisch). - Uit deze overlevering vloeien twee be- teekenissen voort: 10. die van den vorst, den beste, den eerste onder soortgelijken; bijv. Vondel, de jenix onzer dichters". Ook op voorwerpen toegepast, bijv. , Phe- nix mangels" (de beste die er zijn, vol- maakte machines). 2°. fenix als symbool of naam van vele brandwaarborgmaat- schappijen, die bet verbrande ,als een fenix uit zijne asch doen herrijzen". Fenskating, (eng.), hardr#der op schaatsen. Naar bet Fendistrikt ten noor- den van Cambridge, van waar de be- roemdste hardrijders komen, evenals bij ons uit Friesland. Fep, (stud.), dronkensch ap; zoo ook feppen, drinken, zuipen. Feralia of Parentalia, feest to Rome gevierd ter eere der afgestorvenen, wier geesten men geliefde, dat in die dagen hunne oude woonplaats mochten bezoeken. Het feest toch viel jaarlijks in op 21 Februari, en duurde verscheidene dagen. Men bracht offers aan de schim- men van bloedverwanten (parentes), en versierde de graven. Feralis (I a t.) van fero = brengen, z. v. a. tot de dooden of lijken behoorend. Zie Charistia, Pa- rentalia. FERDINANDEA. 291 FESTIVAL. Ferdinandea, eiland, dat in de zee van Sicilie, den 2den Juni 1831 ten- gevolge der uitbarsting van een onder- zeeschen vulkaan ontstond, maar reeds in December daaraanvolgende weder ver- dwenen is. Het is bekend geweest on- der verschillende namen zooals Nerita, Julia, Graham-Island, Hotham-Island, Corras. De zee heeft to dezer plaats thans weer een aanzienlijke diepte. Ferdinandsorde (De - of de orde van den Heiligen Ferdinand, mili- taire orde door koning Ferdinand IV van Sicilie in 1800 gesticht ter gedach- tenis aan zijn terugkeer in zijn rijk. Ferentarii (I at.), lichte, ongeregel- de troepen, die met werpschichten en steenen toegerust op de vleugels dienst deden en den strijd openden. Ferentarii soil. milites = jaculatores, tirailleurs. Ferlae (lat.), dagen, waarop gods- dienstige handelingen verricht werden, en de gewone bezigheden rustten. Feriae statae waren zulke dagen, die jaarlijks op een vast tijdstip terugkeerden, con- ceptivae, die, waarvan het tijdstip ieder jaar door de Pontifices werd vastgesteld. Ferlae (r. k.), de Kerkelijke benaming voor de dagen der week, Feria II = Maandag, Feria III = Dinsdag, Feria IV = Woensdag, Feria V = Donder- dag, Feria VI = Vrijdag, Sabbatum = Zaterdag, Dominica = Zondag. Feriae stultorum, zie Fornacalia. Ferlo overtulgen (lemand In -, hem een dracht slagen toedienen; van lat. ferio (slaan). Ferlunt summos fulgura montes (1 a t.), H o r a t i u s, Carmina II, 10, 11 sq. De bliksemstralen treffen de hoogste bergen, hooge boomen vangen ti eel wind. Fermall (w a p.), zie Gesp. Ferman, minder goed Firman, schriftelijk bevel des sultans. Van Per- zisch fermdn = bevel, koninklijk bevel- schrift. Fermate (m u z.), rustteeken, verlen- ging van rust zonder nauwkeurige aan- duiding van den duur. Fernambuk of Fernambuk- hout, bruin hout, een voortreffelijke zeer zware houtsoort uit Brazilie, van rood- achtig gele kleur. Naar de stad Fer- nambuco. Ferronniere, voorhoofdversiersel der Noordhollandsche boerinnen, op het midden van het voorhoofd tegen de schei- ding gedragen, bestaande uit een drie- hoekig ornament, hartj a of plaatj a met een diamant, gedragen aan een fijn gouden kettinkje. Naar la belle Ferronniere, bij- zit van Frans I van Frankrijk, die het droeg om eene wonde plek to bedekken; zij was eerst de vrouw van Ferron, een vermogend burger van Parijs, met wien zij omstreeks 1539 trouwde. Ferryboot, veerpont. Van e n g. ferry = veer, overvaart. Ferset, furset of verset, in de 17e eeuw eene soort van zijden stof. Fervet opus, redolentque thymo fragrantla mella (lat.), het werk bruist (d. i. wordt met drifti- gen ijver verricht) en de geurige honig riekt naar den tjjm (uit welken ze door de bijen gepuurd is). V e r g. Georg. IV 169. Devies of blazoen van rederijkers- kamers. Fescennina (licentia - (lat.), onkiesche geestigheid. Van Fescenniuen of Fescennische -verzen, beurtzangen, be- hoorend tot de Oud-Italiaansche volks- poezie, die bij bruiloften en andere feesten werden aangeheven, vol dartelen spot en ongebondenheid. Uit de oude Etruscische stad Fescennia oorspronklijk. F r. fessen- nius = vuile verzen. Fesse (w a p.), zie Faas. Fessle (t r a n s v.) mode, hulle begin hier ook al die Engelse fessie to voige. Van eng. fashion. Festin de Pierre, zie bij Don Juan. ,,Festina lente !" Recte, sed festina ! (1 at.), ,haast u langzaam!" Heel goed, maar haast u (in elk geval). Festival, (eng.), groot feest, feest- lijkheid, waaraan verschillende vereeni- gingen deelnemen, inzonderheid een feest, waarop men zich aan muziek vergast. FESTUNGSACHAT. 292 FIASCO MAKEN. Festungsachat (h g d.), agaatsteen met teekeningen, die aan vestingwerken herinneren. Fetard (f r.), iemand, die van fees- ten en braspartijen zijn voornaamste werk maakt. Fete de nult (f r.), nachtfeest, een modern vermaak, bestaande in concert en bal met Bengaalsche en andere ver- lichting enz. dat dikwijls tot aan den mor- genstond duurt. Fetisch, een ding, door kunst of natuur voortgebracht, waaraan toover- kracht of goddelijke kracht wordt toe- gekend. Het woord stamt van de neger- volken van Nigritie, die aan steenen figuurtjes, bloemen of wat ook goddelijke kracht toekenden en bet dan feitico noem- den. Als het ding hun zin niet deed, sloegen zij het, of wierpen het weg. Het woord fetisch wordt dikwijls gebruikt als iets, dat men zich tot voorwerp van slaaf- sche aanbidding heeft gekozen, zoolang het duurt. Fettoe (Bekke - (b a r g.), deel of helft van 't gestolene. Feudaal, leenroerig. Van m.lat. feu- dalis = wat tot bet leen(feudum)behoort. Feuillanten (r. -k.), eene uit de Cistercienser-orde voortgekomen congre- gatie van monniken, aldus genoemd naar hun klooster ,les Feuillans" in Haute Garonne. Deze congregatie is gesticht in de laatste helft der 16e eeuw, door Jean de la Barriere, uit de later zoo beroemd geworden familie der Vicomtes de Tu- renne. Feuillants, de meer gematigde club, die zich onder L a f a y e t t e van de Ja- kobijnen afscheidde (1790); ook Sieves en Larochefoucauld behoorden er toe. Ze heette eerst , Genootschap van 1789", en kreeg den naam Feuillants naar bet klooster der Feuillants, waar ze hare vergaderingen hield. Feuille de chop (f r.), lett. kool- blad voor scheldblad, een weinig achtens- waard nieuwsblad ; h g d. Winkelblatt- chen, ook de lederen slobkous van den soldaat, waarschijnlijk omdat deze uit- gespreid, wel wat op een koolblad gelijkt. Feuille de sole (w a p.), aan een zijde getand of kantig. Zie Gezaagd. Feuilleton, (f r.), blaadje. Eigenlijk een dubbel verkleinwoord ; want het is een verkleinvorm van feuillet, en dit laatste weder een dito van feuille. Oor- spronklijk voor bladvulling eener cou- rant bestemd, is bet allengskens een integreerend bestanddeel der nieuwsbla- den geworden als mengelwerk van belle- tristischen, novellistischen inhoud, dat onder aan de eerste bladzijde(n) wordt gedrukt. Somwijlen is het ook aan de kritiek van kunst en letterkunde gewijd, of van historischen aard. V i e n n e t noemt het wel wat excentriek, ,la pro- vidence de tous les journaux, le palladium de chaque feuille periodique". Als de uit- vinder er van wordt aangemerkt Geoffroy, (t 1814) die onder bet eerste keizerrijk het feuilleton van bet Journal de l'Em- pire redigeerde. Een feuilletonschrijver heet feuilletonnist. Het steeds onzijdig gebruikte en als zoodanig door de Vries en to Winkel geijkte woord, diende man- lijk to worden gebezigd. Fez, donkerroode wollen muts der Turksche soldaten, sedert 1826 bij bet Turksche leger ingevoerd. Naar de stad Fez in Afrika, waar die mutsen het eerst vervaardigd werden. Flacre (f r.), licht huurrijtuig, dat op een bepaalde plaats staat. Van St. Fiacrius, een zoon van Eugenius IV, koning van Schotland. Die heilige is omstr. 600 in Frankrijk gestorven. De herberg van Nicolaas Sauvage to Parijs, alwaar. in den tijd van Lodewijk XIV omstreeks 1650 bet eerst huurrijtuigen to bekomen waren, had de beeltenis van St. Fiacrius op bet uithangbord. Vandaar dat de naam op bet rijtuig zelf overging. Fialen, spitse zuiltjes ter versiering der steunbeeren, steunbogen, borstwee- ringen enz. in de O.-Gothische architec- tuur. Fiament (am s t.), bij v. fiament koud - hevig. Van f r. vehement. Fiasco makers, it. far fiasco - op de flesch gaan of geraken ; lett. flesch maken. In de 16e eeuw bloeide de glas- fabricatie in Italie, maar kreeg onder Lodewijk XIV door Colbert (t 1683)-een FIAT. 293 FIDES CARBONARIA. zoo sterke mededinging, dat menige Ita- liaansche fabriek, die vroeger fijnere zaken vervaardigde, zich aan 't flesschen maken zette. Nu zou de spreekwijs de beteekenis verkregen hebben van achter- uitgaan, in verval geraken, enz. Fiat, (b a r g.), vertrouwen. Flat, (lat.), het gesehiede ! uitdruk- king, waarmede men sets toestemt of goedkeurt. Ergens zijn fiat op geven, er zijne goedkeuring aan hechten. Fiat, (hand.), toegestaan, bewilligd. Fiat insertio, (1 at.), aanwijzing, dat in een officieel stuk een volzin of een artikel mag worden ingelascht. Fiat lustitia et pereat mundus (1 at.), het recht worde gehandhaafd, al vergaat de wereld er b~ ! Recht boven alles, dit worde door niets gestuit. Lijf- spreuk van keizer Ferdinand I (anno 1559-64). Men vindt ook (Fiat justitia) pereat licet integer orbis (bet recht worde gehandhaafd), al verging ook de gansche aardbol. Fiat lux, (lat.), daar z# licht. Uit Gen. I : 3. Fiat transactio, (1 a t.). De ruiling (wisseling of vereffening) hebbe plaats! Bij financieele aangelegenheden. Fiehe, (w a p.). Zie Gescherpt. Fiches, speelpenningen, beentjes. Van ned. vischjes, naardien men oudtijds indertijd ivoren vischjes als speelpen- ningen gebruikte ; volgens anderen van Sp. fichas = rekenpenningen. Fietie, bet verhaal van een feit of eene veronderstelling, gegrond in de werklijkheid; 1 at. fictis. Fidalgo of Hidalgo, lid van den kleinen adel in Portugal en Spanje. Van Hidalgo Hyo d'algo - zoon zijner da- den, ridder, dolend ridder, avonturier. Fide, sed ante vide; dui fidit, nee bene Ildit, fallitur; ergo vide, ne caplaris fide, (1 at.), ver- trouw, mnaar zie eer•st toe; die vertrouwt en niet toeziet, wordt bedrogen; zie dus go'ed toe, opdat g# door uw goed ver- trouwen niet bedrogen uitkomt. Fide, sed eul, vide (1 at.), Ver- trouiw, snaar zie toe Wen. Spreuk van 't geslacht van Iddekinge. Fidelcommis, een wettelijk goed, dat een erflater aan iemand (fiduarius) nalaat, onder verplichting bet op een bepaalden termijn of bij zijn overlijden aan een derde (fides commissarius) overtegeven. Geschiedt de overgang in rechte lijn, dan is b.v. de kleinzoon de fides commissaire erfgenaam van zijn grootvader. Fideiconnmissaire substitu- ti!n, erfstellingen ondershands ; zooda- nige, waarbij degeen, aan wien bij uitersten wil de goederen gegeven wor- den, (de bezwaarde) belast wordt, die goederen aan een derde (den verwachter) uit to keeren. In ons recht alleen in enkele gevallen veroorloofd (artt. 1020 en 1021 B. W.). Fidel et Virtuti, (1 a t.), Voor trouw en deugd, opsehrift van het kruis, dat Paus Pius IX (t 1877) placht to schen- ken aan personen, die zich verdienstelijk maakten omtrent de R.-Katholieke Kerk. Fidelusseur, (h a n d.), borg ; 1 a t. fidejussar. Fideiussief, (hand.), borgstelling. Fidel, (m u z.), lat. fidula, eng. fiddle, ned. vedel, hetzelfde als viool, n.l. bet oude, peervormige instrument. Het vlak- kere noemden de Franschen in de 12e eeuw spottenderwijs, wegens overeen- komst in den vorm, gigue (ham), vanwaar hgd. Geige. Fides, godin der goede trouw, afge- beeld op munten, enz. als eene ernstige vrouw in bet wit gekleed, gekroond met olij f- en laurierbladeren, met een korf met vruchten of korenaren in de hand. Het zinnebeeld der trouw waren twee in elkaar gelegde handen. Fides cfirbonaria, hetzelfde als fides implicita, bet kolenbrandersgeloof, d. i. een blind geloof. Naar het verhaal, dat een kolenbrander op de vraag, wat hij geloofde, antwoordde : wat de Kerk gelooft ; en op de vraag, wat de Kerk dan wel gelooft, ten antwoord gaf : wat ik geloof. FIDES GRAECA ET PUNICA. 294 FIGARO. Fides graeca et punica, lett. Grieksche en Punische, d. i. Karthaag- sche trouw, in den zin van trou w loos- heid, kwade trouw. Fides historic&, (1 a t.), historische trouw, trouw gelijk die, waarvan de Ro- meinsche geschiedschrijvers gewagen, maar niet altoos getuigen. Fides obligat f1dem, (1 at.), ver- trouwen wekt vertrouwen, vervormd uit habita fides ipsam plerumque obligat fidem, bet vertrouwen, dat men in iemand stelt, verplicht dezen meestal wederkeerig vertrouwelijk to wezen. Volgens L i v i u s XXII 12-14 een woord, dat P. S c i p i o in 217 v. C. voor Saguntum tot den prefect Bostar zou gezegd hebben. Fidibus, opgerold stule papier om de pijp to ontsteken, als later de zwavel- stok, die aan den lucifer voorafging. Van Fid. Fbus. S. D. N. H. Hodie h_ ora VII A. i. m. m. h. n. e. c. a. v. s. d. i.: Fi- delibus fratribus salutem dicit N. hospes. Hodie hora VII apparebitis in museo meo, herba Nicotiana et cerevisia abunde vo- bis satisfaciam., „denge frouwen broeders brengt N. gastheer, zijn groet. Kornt heden to zeven uur in mijn kamer, ik zal u ruimschoots van tabak en bier voorzien." Toen den studenten het roo- ken nog verboden was, werden de leden -der geheime rookgezelschappen, - een dergelijk rookcollege werd in 1693 to Konigs Wusterhausen (bij Potsdam) ge- sticht - door middel van dergelijke brief- jes uitgenoodigd, en met die papiertjes werd de pijp aangestoken. Fido, (hand.), het vertrouwen, het crediet. Fiducit, (barb. lat.), in de taal der Duitsche studenten het antwoord op den toegebrachten drinkgroet, z. v. a. ge- zondheid (Schmollis). Fiducaire ruilmiddelen (h and.), ruilmiddelen, waarvan de geldigheid op goed vertrouwen berust; papiergeld. Fidus Aehates, (1 at.), de trouwe Achates, Aeneas' metgezel, wiens epithe- ton bij V e r g i l i u s fidus is, vgl. Aeneis VI 158 1.1. Vandaar in 't algemeen ge- trouwe vriend, ook ironisch. Field Columbian Museum, museum, geboren uit de wereldtentoon- stelling (Columbian exposition) van 1893 to Chicago, naar aanleiding van het 400-jarig jubild der ontdekking van Amerika, en door de vorstelijke bijdrage van den manufacturenprins Field moge- lij k gemaakt. Fielders, (sport), personen in het cricketspel, die den bal moeten tegen- houden of opvangen en teruggooien. Flemish, (t r a n s v.), sikkeneurig. Fier, (w a p.), met vliegende manen (leeuwen). Fiera, (hand.), jaarmarkt, de mis. Fierant, (h and.), de koopman, die jaarmarkten of missen bezoekt. Fierta, (lat.), reliquienkast. Fierte, (w a p.), bet samenstel van baarden bij den walvisch. Aldus in de Fransche heraldiek, doch alleen wanneer het van eene andere kleur is, dan de kop. Fr. fierte - edele trots. Beteekent ook een visch, die de tanden laat zien. Fietel (den) voeren, (v l a a m s c h, = feestvieren, goeden Bier maken met meer of min luidruchtigheid. Fietel of fiertel of fierter = 1 a t. Jeretrum = relikwiekas; dus de relikwiekas dragen in een plechtige processie of omgang, vandaar hoovaardig zijn, pochen, luid- ruchtig feestvieren. Fieteldans, St. Vitusdans, dans- woede, een soort zenuwziekte met spier- vertrekkingen, geheeten naar den H. V e i t (S. Vitus), die o. a. eene beroemde kerk bij Ulm had, waarheen zich de lij- ders aan vallende ziekte, zenuwpijnen, hysterie en rheumathiek in plechtigen optocht begaven, om genezing voor hunne kwalen. Figaro, (s p.), dramatisch kArakter, door Beaumarchais in „le Barbier de Seville" 1775 en „le Mariage de Figa- ro" 1784 op het tooneel gebracht, als type van sluwheid, kuiperij en behen- digheid. I)aarnaar Le Figaro, een veel gelezen nieuwsblad in Frankrijk. FIGARO-JAKJE. 295 FILS DE ST. LOUIS, MONTEZ AU CIEL. Figaro-iakie, dames-jakje zonder mouwen, over de blouse (jongenskiel) been. Figuraalstem, stem, die den cantus firmus of de melodie verzelt en siert. Figure, (w a p.), met een menschelijk gelaat er op geteekend, (main, besanten). Figurismus, de zienswijs van hen, die de gebeurtenissen in bet 0. T. ge- boekt, als voorafschaduwingen, figuren, van die des N. T. beschouwen. Figuurriiden, in de manege, bet maken van zulke evolution, dat daarbij verschillende figuren door de ruiters ge- vormd worden, zooals ,bet kruis", „de slang", „de molen", e. a. Ook toegepast op sport, bijv. een wielerwedstrijd. Figuurrijden, de kunst om met schaatsen figuren in bet ijs to snijden, bijv. een slangenboog, drie, dubbele drie, strop, klaverbiad, paragraaf, amorboog, buffelhoorn, tulp, spiraal, roos. Figuursnigders, houtgraveurs, die figuren sneden voor munt-evaluation, devote boekskens, enz. In tegenstelling met plaatsn#ders, die in koper werkten. Figuurtle springen, de oude naam voor dansen (17e eeuw). Flit, ook wel vijt, zweer aan den top der vingers, in den vorm van een vijg. Van lat. ficus = vijg. Fikfakken, treuzelen, talmen. Fiks met looples doen (b a r g.), wegnemen, overnemen. Fileeren, (b a r g.), aanzetten (van een mes). Filet, (w a p.), de kleinste verkleining der heraldieke stukken; zie Bande en Versmald. Filiaalhandel (h and.), bijkantoor, commandite (z. a.). Filiaalkerk,bij kerk naast de hoofd- kerk eener R.-Kath. parochie, van welke hoofdkerk ze of hankelijk is. Filiere, (w a p.), zeer smal boord- sel, meestal bij kruisen, vanen, enz. Zie Geboord. Fillgraan (-Green)-voorwer- pen, artikelen met fijn draadwerk om- geven, als fleschjes en bakjes van glas, met dun zilveren metaaldraad omvloch- ten of daarvan gevormd. Is bet draad- werk van goud, dan noemt men bet Cantillewerk. Fill oque-striid, een oneenigheid, die lang de Oostersche en Westersche christenheid verdeeld Meld en devraag betrof, of de Heilige Geest van den Va- der alleen uitging of van den Vader en den Zoon (Filio-que). Filister, aan bet Hoogduitsch ont- leende studententerm voor ploert. De Israelieten spraken met minachting van een onbesneden Filistijn (I Sam. XVII : 26, II Sam. I : 20, Zach. IX : 6), en daar- door kwam de scheldnaam Filistijn of Filister voor een niet-student, meer in 't bijzonder een ploert, in zwang. Tamme Filistjjnen noemen zij zich, die zich niet meer zoo vlug als voorheen gev-oelen; ook spotnaam voor de dienstdoende schutterij. Filistiln, (stud.), diender, nacht- wacht enz.; door Duitschen invloed hoort of hoorde men' ook wel Filister, maar altijd in dezelfde bet., niet = niet-stu- dent, zooals bij de Duitschers. Fillet, (w ap.), bet onderste vierde- deel van het schildhoofd. Zie schildvoet. Filomeel, nachtegaal; g r. philo- mele = zangminnend ; van phileo = lief- hebben en mllos = gezang ; volgens de mythologie een nimf, wie de tong was uitgerukt door haar verleider Tereus, opdat ze zijn wandaad niet ruchtbaar kon maken, en die de goden in een nachtegaal veranderden, terwijl Tereus een havik (roofvogel) werd. Fils alnk de l'Eglise (f r.), oudste zoon der Aerk; titel van den koning van Frankrijk, naar men zegt sedert Chlodwig. Frankrijk zelf heette ook fille ainie. Fils de Saint Louis, montez au eiel, (f r.), zoon van den heiligen Lodewijk, stjjgt ten hemel, woorden,welke Henri Allen Edgeworth, abbe de Firmont, die de biechtvader van Elizabeth, Lode- wijk's zuster, was geweest, aan den voet van bet schavot (21 Jan. 1793) tot Lode- FIMBRIE. 296 FIREBUGS. wijk XVI zou hebben gesproken. Den volgenden dag stond er echter in den Republicain franfais, dat hij geen flauw besef had, deze woorden to hebben ge- zegd. Volgens de Menaoires van de her- togin d'Angouleme zou Edgeworth gezegd hebben Allez, fils de saint Louis, les portes de l'eternite vous sont ouvertes (Ga, zoon van den heiligen Lodewijk, de poorten der eeuwigheid zijn voor u geopend). Dit beweerde de abbe (f 1807) echter eerst vele jaren later na zijn her- stel uit eene zware ziekte, waarin de hertogin d'Angouleme hem verpleegde, gedacht en wellicht zelfs gezegd to hebben. Fimbrik, (w a p.), zie Geboord. Fimeus, (a m s t.), geducht, hevig. Verbasterd uit f r. fanneux. Men spreekt ten onzent ook van fanzeus in denzelf- den zin : , Wel, fameus !" Fin de sieele, (f r.), einde der eeuw (nml. der 19e). Onuitstaanbare reclame voor allerlei ongenietelijke dingen, uit- hangbord voor alles wat onmogelijk of Qnzinnig is. Naar een blijspel Fin de s cle van Micard en de Jouvenot, 17 April 1888 voor het eerst in het Chateau d'Eau opgevoerd. Finaal, (t r a n s v.), geh eel en al, ten zeerste, ik ontken finaal. Finale, (ital.), slotstuk van een opera of ander groot muziekstuk. Van lat. finalis = het einde betreffend. Finater, (b a r g.), venster. Findoekspoep, in Friesland een koopman in manufacturen, omdat van oudsher velen dier kooplieden uit West- falen kwamen. Fin = fijn, doek = ge- weven stof, poep = Westfalinger. Fine fleur, (f r.), lett. , fljne bloem, keur der ingezetenen eener plaats, inzon- derheid der aristocratie, of van eenige andere coterie. Ook de keur van fijne spelers, bijv. op een biljart. Finis coronat opus, (1 a t.), het einde kroont het werk, ons einde goed al ,goed. O v i d i u s, Heroid. II, 85. Finis Poloniae, (lat.), het einde van Polen. ,Het is gedaan met Polen", werd Kosciuszko in No. 24 der offici- eele ,Siidpreussische Zeitung" van 25 October 1794 in den mond gelegd. Kos- ciuszko is in den slag bij Maciejowice op 10 Oct. 1794 op de vlucht in een zandheuvel blijken steken; daar moeten de Kozakken hem het paard onder 't lijf dood hebben geschoteu, en moet hij van het paard afspringende, het achterhoofd hebben verwond. Op vier stokken werd hij daarop naar het kamp teruggebracht, waar hij zijn degen over- gaf en waarbij hij gezegd zou hebben „Finis regni Poloniae". In een brief van 20 Frimaire van het jaar XII (12 Nov. 1803) aan den graaf d e S e g u r, die dit verhaal in zijn Tableau historique (Parijs, 1800) vermeldde, heeft K o s c i u s z k o dit bepaald tegengesproken. De brief berust in het archief der familie d e S e g u r, en werd o. a. door Amedee Renee in de vertaling van C e s a r e C ant u's Histo- ria di cento anni p. 419 afgedrukt. Zie Hog is Polen niet verloren. Finish, (sport), eindpaal, einddoel bij wielrijden, harddraverijen, enz. Finkel, (t r a n s v.), spierwit, fijn blad, onder rotsen groeiend, eetbaar, verkoelend, buitengewoon zoet. Fiool (De - ziiner gramschap uitstorten, hevig vertoornd zgn. Uit Openb. 15 vs. 7, 16 vs. 1: zeven (gou- den) phiolen vol van den toorn Gods. Phiool = schaal, waarin de priester on- der Israel den wierook naar 't reukaltaar droeg. Fr. fiole (fleschje), uit g r. phi- al, lat. phiala, drinkschaal, glazen vat met wijden buik en nauwen hals. Fiorino, Toscaansche zilveren munt van 67 a 68 cents Ned. Fiorituren (i t., m u z.), versierselen, vooral in vocaal-muziek, bijv. roulades, trillers, mordanten (z. a.). Fiscaal recht, laag, inkomend recht, dat alleen in 't belang der schat- kist en niet om redenen van protectie wordt geheven. Firebugs (am e r.), lett. vuurluizen, brandstichters van beroep to New-York, die brandverzekeringen sluiten, soms bij twee,driebrandwaarborg-maatschappijen tegelijk, voor deftlfde panden en daarna in brand steken, wat maar brande n wil. FIRE-AETER. 297 FLAGELLANTEN. Zelfs bestaan daar ter stede maatschap- pijen waar men eene brandstichting kan laten aannemen. Men geeft dan aan die maatschappij zijn huissleutel en gaat uit de stad, komt men thuis zoo is de boel verbrand. Fire-aeter, (am.), vuurvreter, oor- spronklijk een hansworst, die net doet alsof hij brandende stoffen inslikt; daarna, evenals Hotspur, heethoofd ; eindelijk de politieke leiders der Zuidelijken, omdat zij hunne bijzondere belangen met on- stuimigheid en zelfs met bedreiging of geweld zochten to bevorderen. Firenki-beg, (t u r k.), d e Patts. Uit firen ki = de Franken, d. i. de vreem- delingen, en beg = vorst. Firma, (hand.), ook de ditta de ragione of raison sociale, de naam, waar- onder eene handelszaak, een fabriek, of iets dergelijks gedreven wordt. Firms geven, (hand), volmacht geven tot het teekenen der firma ; pro- curatie geven. Firma hebben (Eene - (h a n d.)' procuratie hebben, gerechtigd zijn, om de firma van een handelshuis to teekenen. Firman, (p e r z.), zie Fermdn. Firmant, deelgenoot eener firma of vennootschap (z. a.) Van (1 a t.) firmans tegenw. dlw. van firmare (bevestigen.) Firmesa, (s p.), standvastigheid. Spreuk van Mr. Isaac D a Costa. It. fertnezza, stabilita. Firn, de grof korrelige in vast glet- scher-ijs overgaande sneeuwmassa in Zwitserland. Fiscus, eigenlijk een uit biezen of teenen gevlochten mand (verwant met fascis = bos, bundel), tot verschillend gebruik. Het schijnt dat de Romeinen geldmanden gebruikten in plaats van geldkisten; althans wij vinden fisci ook gebezigd tot verzending van geld, even- goed als tot bewaring er van. Vandaar beteekent , fiscus ook wel schatkist van den staat = aerariunt. Onder de Keizers kreeg fiscus de beteekenis van private kas des Keizers, waarin ten laatste het aerariutn zich oploste. Eindelijk nam het woord ook de beteekenis aan van verpersoonlijking der belastingheffing. Fiscus Judaieus, de belasting der Joden, welke in de kas der Romeinsche keizers vloeide. Fistel, etterafleider, etterwond ; van lat. , fistula, pijp, buis. Fistula dulce canit, volu- crem dum decipit auceps, (1 at.), C a t o Phil o s o p h u s, Disticha de mori- bus 1, 27. Een lief deuntje speelt de fluit, terwijl de vogelaar er op rut is den vogel to verschalken. Fitter, werkman in een gasfabriek. Van eng. to fit -in orde brengen. Fits, mv. Fitzen, (B o u w k.) van ijzer of ander metaal samengesteld klink- werk of verbinding, waarmede de deu- ren en vensters opgehangen worden en draaien. Fitz, in samenstelling, als in Fitz- Gerald; Fitz-Osbert, de eerste volksleider van Londen (1196) met den bijnaam „Langbaard" en dergelijke. Fitz (zoon) voor den voornaam des waders is ge- woonlijk de naam, then de natuurlijke zoon van vorstelijke personen draagt. Van hier fitz (e n g.) = natuurlijke zoon, fitz-roi (e n g.) = bastaard eens konings. Fix, (h a n d.), vast, onveranderd, voor bepaalden tijd. Afgeknot van fixunt. Fixum (1 a t., h a n d.), het vastgestelde' bepaald inkomen. Flabbe, zilveren munt der stad Groningen, waarde vier stuivers, uit de 16e en den aanvang der 17e eeuw. Men vindt ze ook van Deventer vermeld. Flacherie, (f r.) slaapziekte, veroor- zaakt door een bacil. Deze flacherie-bacil kan door inenting kunstmatig op andere voorwerpen w orden overgebracht en brengt bij deze de ziekte teweeg, waar- door zij to gronde gaan. (Ontdekking van Dr. Hofman to Regensburg). Flackaert (b a r g.), kaars. Flader (b a r g.), bad. Flagellanten, secte in Italie in 1260 ontstaan, die geloofde, in 't geeselen of met zweepen slaan van hun lichaam een zoenoffer voor de zonde to vinden. Doordat deze geestdrijverij ten laatste tot razernij oversloeg, werd ze door den Paus veroordeeld, en als ketterij uitge- roeid. Van lat. flagellare (geeselen). FLAGELLUM, FLAGRUM. 29 FLEMON. Flagellum, flagrum (1 at.), het eerste was een geeselwerktuig, bestaande uit touwen met knoopen er in, die aan een steel bevestigd waren ; een flagrum (karwats) had kettingenmet ijzeren knop- pen er aan. Flagrante delleto (In -(lat.), op heeterdaad (betrapt). Van flagrans (brandend), en delictum (overtreding). Flambant, (w a p.). Zie Gegolfd: Flambant (w a p.), gegolfd en boven in een vlam eindigend (paal). Flambeeren, in gebruik bij 't eon- voieeren : met een sein berispen, aan een schip door middel van een sein en een schot bewijs van ontevredenheid geven, dat het zich niet op zijn post bevindt, of van gegeven bevelen afwijkt. Fr. flamber, o.a. door de vlam (flamme) halen, fig. een uitbrander geven. Van hier schertsend : ik ben flambi : ik ben gefopt, 't is mij mislukt. Flamboyant (b o u w k.), laat-Go- thisehe bouwstijl, zoo genoemd naar de vlamvormige venstertracee-ringen. Flamen, priester eener bepaaide godheid bij de oude Romeinen. Te Rome vijftien in getal, verdeeld in Flamines enaiores, uit patricische en Fl. minoree, nit plebejische geslachten gekozen. De Fl. maiores waren de Fl. Dialis (van Jupiter) Fl. Martialis (van Mars) en Fl. Quirinalis (van Quirinus d. i. Romulus). Later kwamen bij de vijftien nog de Flamines van vergode keizers. Hun ambt (flaminium, nml. munus) behielden zij levenslang. Flamingant, voorstander van de Vlaamsche taal in Vlaanderen. Flan (f r.), oppervlakte, schijf o.a. eener munt, muntplaatje. Flanehes (w a p.), zie Flanken. Flanchis (w a p.), kleine, sehuine kruisjes. Zie St. Andreaskruis. Flanel, lichte wollen stof. Van f r. flanelle = (vroeger) beddentij k. Flank, zijde, vleugel van een leger. Fr. flanc = weeke zijde van den buik. Flanken (w a p.), de zijden van het schild boogvormig afgescheiden van het veld. Flanque (w a p.), zie Vergezeld, (paalsgewijs gestelde stukken). Flarussen (De -, vereeniging to Roermond, die zich ten doel stelt de car- navalsfeesten zoo vermaaklijk mooglijk in to richten (evenals Momus to Maastricht en Jocus to Venlo, zie ald.). Haar wapen is een ezel, en tot de kleinoodien van 't gild behooren groote zilveren ezels. Dit moderne narrengild vierde 11 Nov. 1894 zijn eif jarig bestaan. Flasques (w a p.), smalle flanches. Zie ald. Flautado, flautando (i t a 1., m u z.), bij strijkinstrumenten, aanwijzing om midden op de snaar to spelen, wat een toon geeft, niet ongelijk aan lien van de fluit, eerder nog then van de klarinet. Flautino (m u z.), kleine fluit, fla- geolet. Flauto (i t a 1.), fluit. Flavit Jehovah et dissipati aunt (1 a t.), Jehovah blies, enz., zie bo- ven, Afflavit. (Vgl. Van Loon, Nederl. Historiepenn. I, 392). Flebile (it., m u z.), klagend, wee- moedig. Flectere si nequeo superos, Acherbnta movebo (lat.). Indien ik de bovenaardsche goden niet vermur- wen kan, zal ik de geesten der onder- wereld bewegen. Uitroep van Juno in V e r g. Aen. VII, 312. Bij V o n d e l: Slaept Iupijn om hoogh, ('k) schen Plu- toos geesten aen. Flenni (t r a n s v.), flanellen. Doet kokende water op 'n flenni lap. Flemen (stud.), 10 overhalen om lid van een stud.-vereeniging to worden. 20 een galant avontuur zoeken. Van Flem, visehlijm; vandaar ook lumen. Flemon (w a p.), blad aan de kroon boven 't wapen.Oorspronkelijk alleen aan de koninklijke kroon eigen (toen alleen de keizer een kroon met banden, wereldbol en kruis voerde zooals de tegenwoordige koningskronen) zijn de flemons later zelfs tot kronen boven wapens van heerlijk- heden en bijgevolg boven hedendaagsche gemeentewapens afgedaald. FLEP. 299 FLIKKEREND. Flep, (b a r g.), brief. Flep raken (Aan de -, een pimpelaar of drinkebroer wezen of dronk- aard worden. Flep = flapkan, bierkan met deksel. Fleschdieven, spotnaam voor de inwoners van Vlissingen in verband met bet wapen, dat een flesch vertoont. Flessehentrekker, oplichter, be- drieger, in bet bijzonder iemand, die groote bestellingen of inkoopen doet, met bet doel de goederen tot elken prijs to verkoopen, zonder de leveranciers to be- talen. Bij de talrijke afleidingen is er geene, die op wetenschappelijken grond rust; evenzoo is bet met de uitdrukking: op de flesch gaan, wat stellig geen vertaling kan wezen van fare fiasco dat is: flesch maken. Flessible, (i t a 1. ni u z.), buigzaam, glad, vloeiend. Fleur de coin (A - (fr.), stem- pelglans,-van een muntstuk, dat niet de minste sporen vertoont van in de wan- deling to zijn geweest, dus nag even blinkend is als toen bet de muntpers verliet. Fleur de lis, (fr. wap.),Ielie,het zinnebeeld der Bourbons, fieurdelisg, in lelien eindigend, bijv. croixfleurdelisge, kruis, waarvan de armen in lelien ei gen, leliekruis, in wapens en op de keer- zijde van 15e en 16e eeuwsche munten. Lelie bier z. v. a. lanspunt, Wet de bloem van then naam. Fleur,6, (w a p.), ge d9lis4 en fleurom n4. Fleuren, in Rijnland voor schoon- r#den, beentje-over rijden op schaatsen. Naar de beroemdste rijders uit de 18e eeuw, de gebroeders Cornelis en Paulus Fleur uit Leiden, die 44n uur gaans in 10 minuten reden. Paulus muntte uit in hard, Cornelis in sierlijk rijden. Het beentje-over rijden heetelders, ook ,baai- vangen" (zie Baaivanger). Fleuren (st u d.), een meisje door een soupeetje of iets dergelijks trachten over to halen tot eene kortstondige liason. Van fleur, opgerolde lijn, waarmede men snoek en andere riviervisch vangt. Fleurl., (w a p.), gebloemd. Fleuron, eig. groote bloem, de bloemvormige versiering op den band eener kroon. In de 17e eeuw werd zulk eene kroon met vijf fleurons gebruikt boven de wapens van provincien en steden. Feurouu6, in bloeinen eindigend, bijv. croi'xfleuronnie, kruis, waarvan de armen in bloemvormige versiersels (fleu- rons) eindigen, zooals men zeer veel op de keerzijde van 16e en 17e eeuwsche munten vindt. Flevo of Flevum, de noordelijkste arm van den Rijn, die in bet Flevo-meer, de latere Zuiderzee, viel, waarin een eilandje Flevo (Urk). Flex,6, (wap.), zie Gebogen. Flibustler, (fr.), vrijbuiter, zijnde lieden van de bemanning van eenflibot, vlieboot, een klein schip, dat vooral ge- bruikt werd voor de haringvanst; van daar komt f r. fributier en h g d. Frei- beuter. In de 17e eeuw zeeroovers, die in de Amerlkaansche zeeen in vereeni- ging als in eene republiek hun hand- werk uitoefenden. Flick, (barg.), knecht. Fl1k, (b a rg.), kaarten. Flikiloolen, van flikken = strij ken, en flooien = vleien, iemand strijken en vleien. Vandaar in bet algemeen voor scheinheilige liefkozing. Vgl. pluim.- strijken. Flikle,rond chocoladekoekje, zonder suikererwtjes er op, naar den uitvinder Caspar Flick, to Amsterdam. Fllkken, (b a r g.), kaartspelen. Flikker (Een platte krientse- b a r g.), een zilversmid, die gestolen goed opkoopt. Flikker (Een platte @meltis - (b a r g.), een tinnegieter, die gestolen goed opkoopt. Flikkerend, (w a p.), met een onbe- paald aantal fijne straaltjes tusschen de hoofdstralen(sterren, kometen, zon, maan, enz.). FLIRTATION. 300 FLORENCE. Flirtation, (e n g.), heen-en-weer- gefladder, hofmakerij, coquetterie binnen de grenzen der zedelijkheid. Inzonder- heid vrouwelijke behaagzucht. Het oude franschewerkw.flirter, uitgespr.fleurter, is met Willem den Veroveraar naar En- geland gegaan en daar geworden to flirt. In de laatste j aren is het als flirter weer naar Frankrijk overgewaaid, en wordt in onze taal als flirten gebruikt. Flitterwochen(h g d.),wittebroods- weken. Volgens sommigen naar de met loovertjes (flitter) bedekte mutsjes, die de Duitsche vrouw en, weleer na het hu- welijk gedurende eenigen tijd droegen. Anderen leiden de uitdrukking van het tijdperk af, gedurende hetwelk men flit- tert (h g d. flitern = heimelijk kozen of lachen, vleien). En zoowel de Ned. uit- drukking als het h g d. Zartelwochen of Kussmonat en het en g. honeymoon of het Zwitsersche Trdterwoche (van 1 rdu- ter voor liefje) schijnen de laatste ziens- wijs to rechtvaardigen. Niet onmogelijk hebben beide begrippen tot de vorming der uitdrukking bijgedragen. Flobertgeweer, -buks, -pa- troon, naar den in Januari 1894 to Parijs overleden uitvinder Flobert. Flobert patronen (mil.), grau- we erwten (naar de overeenkomst in kleur). Flodder (k m a.), losse, bijnaam voor losse patronen, die bij excereitien gebruikt worden. Flodder, (b a r g.), hand. Flodderbroek, een broek uit de 17e eeuw van denzelfden vormm als ze nog op sommige vissebersdorpengedra- gen wordt, maar veel wijder. Floddermuts, muts, met eene van achter afhangende, geplooide kanten strook, die de vrouwen over het oorijzer dragen. Bij verkorting ook flodder. Uit het begrip flodderen = loshangen, sproot de beteekenis voort van floddermuts = slordig-opgemaakte muts, of ook van nachtmuts. Het gedeelte voor 't geheel genomen, is floddermuts eene slordig-ge- kleede vrouw. Floers, krip, zwart gaas, rouwstof. Uit fr. velours = fluweel. Flonken, (b a r g.), branden. Flora, (r o m.), de godin der bloemen, ook lentebloemen.Van flos (meerv. flore = bloem. Flora (De stud van -, Aran- juez in Spanje, zoo genoemd naar hare weelderige bloemtuinen. Flora (De - van een land, de geheele wilde plantenwereld van dat land; bij v. de flora der Alpen. Naar Flora, de godin der bloemen. Floralia, (I a t.), feesten ter eere der godin Flora, jaarlijks van 27 April tot 1 Mei. Ze waren in 241 v. C. ingesteld. Alles werd op dit feest met bloemen versierd, terwijl men zich aan dartele, uitgelaten vroolijkheid overgaf. De vrou- wen droegen op die dagen bonte gewaden, hetgeen anders verboden was. Floralia, vereeniging, welke zich ten doel stelt, een wedstrijd in het kwee- ken van planten to openen. De deelne- mers ontvangen van de vereeniging de stekken (meestal Begonia, Geranium, Coleus, Fuchsia),, gratis of tegen eene kleine vergoeding, en zenden op een bepaalden dag hunne planten in tot eene tentoonstelling, waaraan oak prijsuitdee- ling, muzie-k, volksvermakelijkheden en het onthaal van kinderen verbonden zijn. Van Flora. Florkul, de achtste maand van de tijdrekening der Fransche Republiek, 20 April-20 Mei, bloemmand. Van f r. fleur, lat. flos = bloem. Floreen, (m u n t.), de naam van den Frieschen achtentwintig, naar het op- schrift florenus argenteus (1601-1688). Floreenplichtig, in Friesland ieder, op wiens huis of boerderij sedert de 16e eeuw eene belasting van een floreen gevestigd is en die daarvoor eene stem heeft in het beroepen van predi- kanten. Floreer, (afr.), bloeien. Uit fr. fleurir. Florence (f r.), lichte taf, en floren- tine, gebloemd satijn, naar de plaats, waar ze het eerst vervaardigd zijn. Florence, bloemenstad (i t a 1.) -Fi- renze (uit fore == bloem). FLORENCE. 301 FLUIDISTEN. Florence (w a p.), zie Gelelied (krui- sen), hetzelfde als fleurdelise. Florentilnsch lak, prachtige roode, kostbare verfstof. Florentignsch marmer, een soort kunstmarmer, gemaakt van een pap van gemalen marmersoorten. Men maakt er sierlijke vazen en schotels van in Italiaanschen stijl. Florentignsche school, schilder- school, gesticht door Giovanni Cimabue, geb. 1240. Floret, schermdegen. Van f r. fleuret. Florida (s p.), naar sp. Pasquaflo- rida, = Bloom -, d. i. Palm-Paschen, zijnde de dag geweest, waarop de Span- jaard J n. P o n c e (de Leon) in 1513 Florida ontdekte. Florlin, gulden. De oudste guldens werden omstr. 1250 to Florence van goud geslagen en vertoonden eene bloem, n.l. eene lelie, vandaar de naam florin. De tegenw. Oostenrijksche florijn is nomi- naal f 1,20 waard, de Engelsche geldt 2 shillings. Florilegium (lat.), bloemlezing, lett.: verzameling van geplukte bloemen; fig. keur van bijzonder fraaie stukken uit verschillende schrijvers. Flos fpse ! (1 at.), de bloem in den knop. T e r e n t. Eun. II, 4 vraagt Par- meno naar den leeftijd van het meisje, dat Chaerea zoo roemt; en als deze zegt, dat zij zestien jaar is, antwoordt Parmeno de bloemknop zelf-. Floskaartles, een kinderspel, be- staande uit kaartjes met of beeldingen, die twee aan twee bij elkander behooren, bijv. de Keizer, de Keizerin, enz. en ein- digend met het leven en den dood. Som- migen (o. a. Ds. Schultz Jacobi, 1849) zien er eene toespeling in op den Doo- dendans. Eerder, toespeling op de Mid- deleeuwsche liefdesage van „Flos en Blancflos" d. i. ,Bloem (roos) en Witte bloem (lelie)", als zinnebeelden van liefde en onschuld verpersoonlijkt in Floris en Blanchefleur", tivee gelieven, die na vele avonturen vereenigd, in hetzelfde uur sterven en begraven worden; reeds in den aanvang der 13de eeuw in zuidelijk Frankrijk bekend. Floskaartjes worden ook peutermannetjes genoemd. Flossaert (b a r g.), water. Flosselink (b a r g.), visch. Flot de ruban (f r.), golvend lint, eerelint. Flour City (am.), de meelstad, Ro- chester (in New-York), naar de vele meelfabrieken. Flower City (a m.), de bloemenstad, Springfield, de hoofdstad van den staat 'Illinois, naar de schoonheid hares om- streken. Flower of kings, Bloem der ko- ningen, 1 a t. Flos regum., naam van koning Arthur, hem het eerst door Joseph van Exeter, een lat. dichter uit de 12e eeuw, gegeven. Floyback (b a r g.), schip. Fluch (Das eben ist der - der bosen That, Dass sie fort- zeugend immer Bbses muss gebitren. Het kwaad moet noodzake- lijk altijd alleen kwaad voortbrengen; dat is de vloek der slechte daad. Uit S c h i 11 e rs Die Piccolomini (1800) V. 1 waar Octavio aan zijn zoon Max verklaart, dat men in den strijd tegen de boosheid, zelf ook booze dingen doet en dat is de vloek van het booze. Fluctuat nee mergitur, het wordt geslingerd, maar zinkt niet. Devies onder het wapen (een schip) der stad Parijs, zie Parijs. Fluetuatie (hand.), het rijzen en dalen van den marktprijs der effecten en andere artikelen. Van 1 at. fluctuatio, slingering, onrustige beweging. Fluflae (f r.), dans of kruissprong, waarbij de dancer de beweging eener zweep nabootst, het been van rechts naar links slaande. Flflgeln (Auf - des Gesanges, eerste regel van het 9e gedicht uit het Lyrische Intermezzo (1823) van H e i n e, dat niet het minst door Mendelssohn's heerlijke muziekbegeleiding in het geheu- gen aller beschaafden voortleeft. FluTdisten, aanhangers der leer, dat het dierlijk magnetisme uit een bij- zondere vloeistof, fluff dum of fluidum uni- versals, ontstaat. FLUIM. 302 DE FOK OPZETTEN. Flumm, slijmvlok. Van g r. phlegma. (s t u d.) laffe, vervelende kerel. Fluistergewelven, ellipsvormig gebouwde gewelven (welke derhalve twee brandpunten voor de geluidstralen be- zitten) waarin de in het eene brandpunt voortgebrachte geluidsgolven na de terug- kaatsing zich in het andere vereenigen, terwijl men op de daartusschen gelegen plaatsen niets waarneemt. Merkwaardige voorbeelden daarvan vindt men in de St. Pieterskerk to Rome, in de St. Pau- luskerk to Londen en elders. Flulten. De gewoonte om door flui- ten zijn of keuring to kennen to geven is zeer oud. Wij lezen, dat Philippus van Macedonia aan de Olympische spelen door de Peloponesiers werd uitgefloten. Wat Racine in een van zijn epigrammen zegt „Quand sifliets prirent commencement, „C'est - j'y jouais, j'en suis timoin fidele - „C'est a l'Aspar du sieur de Fontenelle" is een stekelige aardigheid, gericht tegen zijn mededinger. Fluks (a f r.), vlug, flink, 'n flukse vent = ferme vent; 'n flukse stap = flinke stap; flukse rente = hooge rente. Flume (am.), van lat. flumen (stroom), kunstmatige beek, die door een kanaal met houten bedding stroomt; het water wordt er in uitgestort door reser- voirs. De flume dient tot vervoer van gekapt hout in bergstreken. Flunky (am.), lett. livreiknecht ; een vleiende flikflooier, die hooggeplaat- ste personen naloopt, en zich in hunne nabijheid verbeeldt, deel to hebben aan hunne grootheid. Fl unkyism is het laagste waartoe iemand kan dalen; van de ,veile pers" sprekend, gewaagt men ook van flunkyism. Flux de bouche (f r.), eig. speek- selvloed. Reder#kheid, radheid en glad- heid van tong. Fly-away of Cape fly-away, zie Fogbank. Focus (r o m.), de haardstede, een- voudig bestaande uit een ijzeren plaat of een steenen vloertje, waarop het vuur brandde, eene heilige plaats. De vluch- teling, die zich daar nederzette, was on- schendbaar. Als de algemeene focus der stad Rome gold de tempel van Vesta; overdrachtelijk de woning, en verder het brandpunt of middelpunt der beweging. Fodor (Museum -, verzameling van schilderijen to Amsterdam, bijeenge- bracht door den koopman C a r e 1 J o - s e p h F o d o r, aldaar, en bij diens dood (24 Dec. 1860) aan de stad vermaakt met de huizen, daartoe behoorend. Het ge- bouw bevat ook den „Atlas van Amster- dam", in 1878 door Louis Splitgerber (t Dec. 1879) aan de stad vermaakt. Foedraal, doos voor kostbaarheden, instrumenten enz. waarin het voorwerp juist past; los overkleedsel van gewast linnen, voor eene halve eeuw nog ge- bruiklijk ter bescherming bij slecht weer van den kostbaren vilten hoed; verder voor allerlei andere zaken in zwang. Ook thans nog bij het leger, om vaan- dels, standaarden of fanions to bescher- men. Foekepot, of rommelpot, op de Veluwe en in Overijsel een pot met een blaas bespannen, in welks midden een stok gebonden is ; door de vochtige hand om den stok op en neder to bewegen, ontstaat een brommend geluid, dat tot accompagnement voor vastenavondlied- j es dient. Van foeken = stooten, stom- melen. Fogbank (e n g.), (z e e t.), mist bank, nevelbank, denkbeeldig land, dat men bij mistig weder in volle zee waant to bespieden. Ook eigenaardig uitgedrukt als Cape fly-away (kaap Ylieg-weg). Fog-bow-dog-eater (e n g.), ne- vel-boog-hond-vreter, voor regenboog bij zwaren mist in volle zee, daarom mist- vreter geheeten, omdat hij een voorteeken is van een fluks optrekken van den nevel. FOhn, geweldige wind, die over de Alpen strijkt. Fol (w a p.), twee in elkaar geslagen handen, faasgewijs. Fok (De - opzetten, den bril opzetten, omdat deze op den neus gezet wordt, die, als de boegspriet voor het schip, evenzoo voor het aangezicht uit- steekt, terwijl bovendien de bril tot be- hulp der oogen dient, evenals de fok tot versterking der achterzeilen. FOKJE. 303 FOOD FOR POWDER. Fonke (b a r g.), het gezelsehap. Fokkehals (Hii trekt aan de --, hij krijgt stank voor dank; omdat de loos van de fokkehals onder 't galjoen (geheim gemak voor de matrozen) hangt, en men aan de fokkehals trekkend wel eens iets anders dan zeewater over 't lijf krijgt. Fokkemast, de voorste mast, be- staande uit mast, voorsteng en voor- bramsteng. Fokken (k. m. a.), hebben. Fokken (b a r g.), gaan loopen, vluchten. Foks (b a r g.), goud ; fokse fok - gouden bril. Foks malogemer (b a r g.), goud- smidswinkel. Fokse oksener (b a r g.), gouden horloge. Fokse veemstekers (b a r g.), gouden ringen. Folie d'Espagne (f r.), lett. Spaan- sche dwaasheid : een nu eens sneller dan langzamer dans in 3/4 maat; ook de mu- ziek van then dans, n.l. oorspronklijke Spaansche dansmelodie van eenvoudig, ernstig karakter, waarin de nationale trots herkend wordt, meestal in een moltoonaard gezet. Folieeren (h and.), de bladzijden van een boek nummeren. Folies-Bergere, zie bij Serpentine. Folio, van 't lat. folium, blad, dens gevouwen, dus twee bladen of vier blad- zijden. Folio (h and.), de bladzijde van een koopmansboek; het cijfer eener bladzij4e. Folklore (de, niet het) (e n g.) volk- leer, volkskunde, volkswezen, d. i. de ver- zameling van alle overleveringen, mee- ningen, zeden en gewoonten, bijgeloof, taaleigen, sprookj es, liederen, spotnamen enz. van een yolk, inzonderheid der la- gere volksklasse. Volksleer drukt eigen- liik een ander begrip uit. Folterwerktnigen, deze werktui- gen heetten euphemistisch o.a. de Spaan- sche (Poolsehe) Bok, de Spaansche laars, (beenschroeven), de gespekte haas (rol met spitse punten), de ijzeren handschoen, de Pommersehe muts, de Liineburger stoel, de Spaansche kap, de Deensche mantel, de ijzeren jonkvrouw,de appel enz. Fondant (w a p.), neersehietend op een proof (vogels). Fonke (b a r g.), vuur. Fonkaart (bar g.), hout. Fonds (hand.), het oorspronklijke vermogen eener handelszaak; publiek fonds, (zie Effecten en Staatspapieren). Fonne (En - (w a p.), zie Neerge- hurkt. Fontange (f r.), lichte strik op bet kapsel der dames, hoog kapsel. Naar Mademoiselle de Fontange, maitresse van Lodewijk XIV, die bij hevigen wind ge- noodzaakt was, haar kapsel door een lint op to houden, waarvan de strikken op het gelaat vielen. Den koning behaagde dit kapsel zoozeer, dat hij haar verzocht, den geheelen avond geen ander kapsel to dragen. Den volgenden dag droegen ook de andere hofdames dit kapsel, en van het hof van Frankrijk zijn ze naar bijna alle hoven van Europa overgebracht. Ook : opnaaisels onder aan de japonnen. Fontein (w a p.) 10 een gewone fon- tein ; 20 zie Koek. Fonteinkoek, stedelijk beroemd gebak to Schoonhoven. Naar den naam van den eersten bakker. Fontenel, (dimintitief van fontana, ital. = fontein, bron), opening in het vleesch ter afleiding van kwade sappers, kunstzweer, Fr. fontanelle, dat ook fon- teintje beduidt. Food for powder (e n g.), kanon- nenvleesch, f r. chair a canon, h g d. Kanonenfutter. Karakteristieke naam voor krijgslieden, die naar den slag gaan. In Shakespeare's „Henry IV" een woord van Falstaff, (IV, 2), die na 's Konings geld bijna geheel opgemaakt to hebben, voor het restant een ellendig zoodje soldaten heeft aangeworven, en nu den Prins betuigt, dat ze stellig goed genoeg zijn voor kanonnenvleesch. OP DE BONNE FOOL LOOPEN. 304 FOREWARNED IS FORE A'RMED. Fool (Op de bonne - loopen (f r.), op goed geluk uitgaan op avon- turen, zonder gegrond vermoeden van slagen, klaploopen. Van f r. bonne foi, goed vertrouwen, n.l. op de hulpvaardig- heid van anderen. Fool of fortune, speelbal der for- tuin, lett. dwaas van het geluk. S h a k e- s p e a r e, King Lear, IV, 6, in Timon of Athens, III, 6, en in den vorm „for- tune's fool" in Romeo and Julia, III, 1, de man, met wien het fortuin of het nood- lot speelt, then het ,voor den gek houdt." Foolscap (e n g.), een bijzondere vorm van een boek, verbastering van het Ital. foglio-capo, foliovorm van een vel. Uit dit misverstand kwam reeds in den oudsten tijd het watermerk in Eng. papier voor, a fool's head met kap en bellen. Football (s p o r t), wordt in de open lucht en meestal door twee elftallen ge- speeld, waarbij de eene partij met den voet een met leder bekleeden elastieken bal door 't doel (goal) van de tegenpartij zoekt to trappen. Voor dit spel van Engelschen oorsprong bestaan vereeni- gingen of clubs, die football-matches (wedstrijden) houden. For Brutus Is an honourable man, So are they all, all honou- rable men. Want Brutus is een eerl#k man, Dat z#n ze allen, allen eerl#ke mannen. Shakespeare, Julius Caesar, 111, 2, woorden van Antonius bij het lijk van Caesar; Brutus heeft Caesar gedood en hem allerlei kwaad verweten ; Antonius zegt (en bewijst) het tegenovergestelde, maar vermeldt'telkens, dat Brutus het omgekeerde zei en stelt dezen niet in het ongelijk, maar zegt (ironisch) dat Brutus en zijne aanhangers toch eerlijke men- schen zijn. For o' that and o' that (e n g.), in weerwil van alles, nit B u r n s in het gedicht Is there for honest poverty, enz. For the rain It raineth every day, want de regen valt iederen day. Uit Shakespeare, King Lear, III, 2, waar de nar dat telkens herhaalt. Forceetle (Een - (mil.), arrest force (of cieel, arrest zonder acces),zwaar arrest voor officieren, waarbij het ont- vangen van bezoek verboden is. Slechts op officieren toepasselijk. Force, (w a p.), zie Schapenschaar. Foreene, (w a p.), zie Woedend. Forceps, (I a t.), tang; in de krijgs- kunst een slagorde in den vorm eener V, welke men tegenover den cuneus, de wigvormige slagorde des vijands, over- stelde. Forel, (w ap.), visch v. zilver gevlekt v. keel, in sterk gebogen houding. De wapens, waarin hij voorkomt, zijn meest van Duitschen oorsprong. Forelschimmel, paard met roode plekjes, geteekend als de fo"rel (rivier- visch). Forensen, op markten rondtrek- kende kooplui, die geen vast verblijf hebben. Uit forenses (1 a t.) meerv. van forensis - wat tot de markt (forum) behoort. Thans noemt men ook hen alzoo, die in de stad hunne zaken uitoefenen, doch elders wonen. Deze laatste bena- ming werd to Amsterdam van de Duit- schers overgenomen, toen men er op uit was de belasting ook van buitenwonen- den to heffen. Forest City, (am.), de woudstad, Cleveland (Ohio), naar de vele pronk- en schaduwboomen in de straten der stad. Foresters (Ancient order of-., omstr. 1640 opgerichte vereeniging in Engeland, oorspronkelijk van boschwach- ters, doch in 1836/45 opgelost in de tegenwoordige Ancient Order, welke ook to Amsterdam sedert 1880 een district telt met drie afdeelingen, dat bet num- mer 6762 draagt. Over de gansche wereld telt die Order een millioen leden, ver- deeld over meer dan 8000 afdeelingen. Het hoofddoel is philanthropie en huma- niteit, waarvan de beoefening geheel geschoeid is op de leest der vrijmetselarij. Forewarned is fore armed, (e n g.), van to voren gewaarschuwd is vooruit gewapend, f r. un homme averti en vaut deux. FORFEITS. 305 FORTMANOEUVRE, Forfeits, (sport), bj wedrennen, de inleggelden. Forlane, (it.), verouderde vroolijke Italiaansche dans in s/4 of &/s maat. Forma, (In optima -- (1 at.), in den beaten norm, naar den eisch. Van lat. optirnus (best) en forma (vorm). Formalitelten, (h and. en r e c h t s- p 1.), vormen, die in acht genomen moe- ten worden, om de geldigheid eener zaak to kunnen bewijzen. Forme, (En - (w a p.), neergehurkt (hazen). Formeeren, (h a n d.), makers, bijeen- brengen, samenstellen. Formosa fades mata com- mendatio, (lat.), een schoon pelaat is een sti lzwijgende aan beveling, P u b l i- l i u s S yr u s, Sententiae. Formosum pastor Corydon ardebat Alexia, (1 at.), Corydon de herder brandde ran liefde voor den schoonen Alexis. V e r g., Ecl. II, 1. Formulo ablurationis, (lat.), afzraerings-formulier; formulier, dat de heidenen in den vroegsten Christen-tijd moesten nazeggen, als bet hun door den geestel jke werd voorgezegd, bi hun overgang tot het Christendom. Daarin werden hunne voornaamste afgoden een voor den opgeteld. Formula Concordlae (1 a t.), een- drachts-verklaring, waarmede de kerke- lijke twisten onder de Lutherschen in Duitschland in de 16 a eeuw ten slotte eindigden. Formule, algemeene red; el in be- paalden vorm uitgedrukt. Van lat., for- mula, diminutief van forma (vorm). Formulier, vastgestelde vorm, waar- in eene zaak onder woorden wordt ge- bracht. Kerkelijk : verklaringen, belbde- iissen, toespraken aan welker bewoor- dingen niet mag veranderd worden. Fornacalla, (r o m.), feest ter eere van Fornax, de godin van bet koren roosteren en broodbakken. Zij, die op dit feest verzuimd hadden to offeren, be- hoorden dit verzuim to herstellen op doe laatsten dag der Quirinalia (z. ald.), welke dag hiejom Feria stultorum (feest der domkoppen) heette. Fornarina, (it.), la betta Fornarina, de schoone bakkerin, een der schoonste schilder jen van Rafael. Fornuis, kooktoestel, naar lat. for- nax = oven. Fourferisme, zie Garantismus. Forster, boschwachter, veldwachter, houtvester. Van forestier, voormaals een adellijke titel, uit nn i d.-1 a t. foresta = bosch, f r. fortt. Forte, (m u z. it.), verkort ( f ) stork, fortissimo (f f) zeer sterk, mezzo forte (m f ) matig stork, fortepiano (fp) stork en daarop weer dadelijk zacht, o forte (p f) een weinig sterk, pus forte (p f ) sterker. Fortes fortune adiu at, (lat.), het geluk helpt de dapperen, bet eerst bij T e r e n t i u s, Phormio I, 4, 25 en bb een groot aantal andere schrtvers. Fortiori, (A - tl at.), sterker gezegd. Fortiter in re, suaviter fn modo, (1 at.), krachtig in 't handelen, zacht in de zaijze van uitvoering. Dit gezegde zal of komstig zijn van den vier- den Jezuiten-Generaal Aquaviva (1543- 1615), die in zijn „Industriae ad curandos animae morbos" (Venetie 1606) zegt : dat de wijze van uitvoering der regeering stork en mild moet zijn, leert niet alleen bet gelijke gezag van de heilige vaderen, maar leeren ook in ruime mate ooze wets- bepalingen". Na de uitvoerige uiteenzet- ting van deze grondstelling eindigt hj met de woorden Fortes in fine asse- quendo et suaves in modo assequendi simus (Laat ons stork zijn in hot streven naar hot doel, en zacht in de wijze, waarop wb er naar streven). Fortuna caeca eat, (lat.), het geluk is blind. C i c e r o, Laelius II, 54. Fortuna audaces luvat, (1 a t), de fortuin (bet good geluk) helpt hen, die durven (de stoutmoedigen). Zie Au- daces. Fortmanoeuvre, deel van een spiegelgevecht, waarbij ecne troepen- macht, bestaaude uit de vier wapens (infanterie, cavalerie, artillerie en genie) als verdeiger optreedt, terwijl een aan- vrller, insgel(tks uit de vier wapens saam- 20 FORTUNATUSHOEDJE EN BEURS. 306 FRAEZE gesteld, de door die macht bezette be- wakings- en verdedigingsljjn tracht door to broken. Fortunatushoedle en beurs. Fortunatus, de held van een ouden volks- roman, kreeg van vrouw Fortuna een beurs, die nooit leeg van goudstukken ward, en ontkaapte den Sultan van Perzie een hoed, die hem overal heenbracht, waar hij wenschte. Ondanks deze gaven der fortuin, die hij ook na eenigen t jd verloor, had hij een leven vol weder- waardigheden en tegenspoeden, welke juist den roman zoo geliefd bij het yolk maakten. De oudste Duitsche druk is van 1502, de laatste Nederlandsche van 1796. Fortune-hunters, (am.), lett. ge- luksjagers, of chevaliers d'industrie, de bewoners van Idaho; ook wel cutthroats (keelafsnijders) geheeten. Forum, (j ur.), het gerecht, waarvoor iemand moet worden gedagvaard, is zjjn forum. Bekende reehtsregel : Actor sequi- tur forum rei = de eischer volgt het forum des gedaagden, d.w.z. de zaak moat aan- hangig gemaakt worden bij den rechter, tot wiens rechtsgebied de gedaagde be- hoort ; - een regel, die alleen voor per- soonlijke rechtsvorderingen, en in han- delszaken niet onbeperkt, geldt. In ver- band hiermede : „Voor het forum der kritiek, des gewetens", enz. - Bb de oude Romeinen was forum een vierkant stadsplein voor het daaglijksch verkeer, handel-, gerechts- en geldzaken : het marktplein. Forwards, (sport), de vier perso- nen, die bb het voetbalspel in 't derde gelid voor den goalkeeper (doelverdedi- ger) staan. Fossa Corbulonls, (1 at.), het ka- naal tusschen Maas en Rjjn, pl. m. 50 n. C., op last van den rom. veldheer C o r b u 1 o gegraven ; van lat. fossa (gracht). Fossa Druslana, Drususgracht, naar den Romeinschen veldheer D r u- s u s, die hat liet graven ter verbinding van den Rijn en de Zuiderzee. Fossa Ottoatana, de gracht van Otto I, keier van Duitschland (t 973), welke grac ht als scheidsgren s tusschen het Roomsche Rijk en Frankrijk, van de St. Jacobs-Brug tot in de Hont liep. Die gracht mag dus niet met dozen Schelde- tak vereenzelvigd worden. Fosstelen, overblijfselen van voor- wereldlijke dieren of planten. Van lat. fossilis, d. i. (uit de aarde) opgedolven. Fossores, (l at.), doodgravers in de Oud-Christeltke Kerk, vooral die in de Catacomben dienst deden. Uit fodere = graven. Foulant, (w a p.), lets oppikkend (hoenders), zooals de eenden in het wapen der familie Duyck. Four-in-hands, (e n g.), vierspan. Letterl. „vier (paarden) in de hand", nml. die uit de hand gereden worden. Lord Chesterfield verklaarde : „geen schriftlijk bewijs, of ik zie kans er met een four-in-hands doorheen to gaan", d.i. zulk eene ruime uitlegging laat het toe. Fourehete, (w a p.), gevorkt (kruis). Fourrageres, (m i 1.) in plaats van brandebourgs (z.a.) halssnoeren-versiersel bij groot-militair tenue. Foxes, (am.), vossen, de inwoners van Maine, die evenals de bewoners van vele andere Staten, diernamen tot spotnaam hebben, zonder dat men veelal weet, wat de keus van den naam bepaalde. Foyer, koffiekamer van den schouw- burg ; van gelijkl. f r. = haard, haardstede. Fra, (it.), Fray (s p.), Frei of Frade (port.), lett. brooder, titel voor de kloos- tergeestelijken va.n enkele orden, o. a. Franciscanen, Capucijnen en Dominica- nen in Italie, Spanje, Portugal en Spaansch Amerika. Fra diavolo, (it.) broeder duivel, eig. Michael P e z z a, eerst monnik onder den naam Fra angelo (broader engel), daarna in dienst bij eene roover- bende in Calabrib en Napels, in 1806 to Napels opgehangen, nadat hjj Jozef Napo- leon en de Franschen in die streken veel of break had gedaan. Freeze, (w a p.), geplooide halskraag, fr. fraise (staande kraag). FRAGMENTEN (WOLFENBi1TTLrL3CHI. 307 FRANCISCANER-ORDEN. Fragmenten, (Wolfenbfttel- ache -, door L e s sing uitgegeven in zijne verzameling Zur Geschichte and Litteratur, aus den Schatzen der Her- zoglichen Bibliothek zu Wotfenbiittel (1774-1778). Deze fragmenten, met groote scherpzinnigheid geschreven, ge- tuigen van hevige vijandschap tegen den geopenbaarden godsdienst; Lessing's va- derlijke vriend R e i mar u s was er de schrijver van. Frailty, thy name is woman, (e n g.), zwnkheid, uw naam is c rouw. S h a k e s p e are, Hamlet I, 2, waar Ham- let zich beklaagt, dat zijne moeder zoo dadelijk zijn edelen vader vergeet, en diem ellendigen broeder trouwt. Beter aldus: Frailty thy name is, woman (zwak- heid is uw naam, o vrouw !) Praise, (w a p.), zie Kraag. Frambosiae, (b a r b. -1 a t.), wratten of pokken op de huid, in de gedaante van moerbezien of frambozen; Indiaan- sche pokken of frambozenuitslag (=yaws). Framea, frame,, spies, licht en zeer scherp wapen der nude Germanen; Tacitus, Germ. VI. Francais (Les -, (f r.), de naam, dien men to Parijs geeft aan het Theatre- Franmais, ook genoemd la Maison de Molie)-e. France (dense -, bet jonge Frank- rijk, Barbe a la j. Fr. = een ring- baard om de kin omstreeks 1840, toen, behalve door studenten, die 't eerst on- langs begonnen hadden, knevels alleen door militairen gedragen werden, voile baarden Wet dan door sappeurs. France (La - emit asset riche pour payer sa gloire, Frankrijk is rijk genoeg om zijn glorie to bekos- tigen, gezegde ten onrechte aan G u i z o t toegeschreven (E d. G r e n i e r. Souve- nirs litteraires 1893). Inderdaad blbkt het door John L e m o i n n e, (t1892) omstreeks 1846 voor bet eerst in zijn opstel van het Journal des Debats over do kosten eener expeditie naar M gas- car to zijn gebezigd. France (La - nmarehe h la tete de la civilisation (f r.), F.-ank- rijk staat (eigenlijk) loopt aan het hoofd der beschaving. Het gezegde is ontleend aan de Histoire gendrale de la civilisation de l'Europe (1845) van Gu iz of (t1874) en wel aan de eerste diet reeks, in de Sorbonne gehouden lezingen. Eigenlijk schreef hij echter, dat Frankrijks eigen- schappen (helderheid van geest, sympa- thieke aard, enz.) het land bjjzonder ge- schikt maakten, „a marcher a la tete de la civilisation europeenne." France, (Ton de - (m u z.), een lagere stemming dan de kamertoon ; bij de internationale regeling van den dia- pason (z. a.) stelde Frankrijk alleen dien lager dan de anderen. Francescone, Toscaansche zilve- ren munt van 4 fiorini of f 2.70 Ned. Franceschino, = '/2 Franeescone. Franche, (w a p.), zie Fimbr, id. Franchigia, (i t a 1)., (f r. la Fran- chize), het recht vas* vrijkwartier, d. i. het recht der Fransche.gezanten to Rome, van hunne woonverbljjven in de eeuwige stad als schuil- en v kplaatsen, voor toevluchtsoorden to does golden. Paus Innocentius XI hief omstreeks 1680, toon hij met Lodewijk XIV in onmin lag over de uitoefening van sommige reqalien in Frankrijk dit recht op. Franchise, (j u r.), eene zoodanige s hade, waarvoor de zee-verzekeraar uit kracht van eeu beding niet aansprakelbk is, omdat ze bcneden een zeker percen- tage blijft. Franeiade, tii ruimte van vier schrikkeljaren in de eerste Fransche republiek. Franci$n, een soort fijn perkament, Fransch fabrikaat, daarnaar : een boek in dat perkament gebonden. Francis caiter-orden, (r.-k a t h.), de orden door den H. Franciscus van Assisi gesticht, in de lste helft der 13e eeuw. St. Franciscus gaf drie regels : den len regel, een kloosterregel voor mannen; Zen regel, een kloosterregel voor vrouwen (de Clarissen); Men regel, voor mannen en vrouwen, die in de wereld leven. De mannen, die volgens den len regel leven, hebben zich in den loop der t# den In drie van elkander onafhankl ke eedengasplitst namelijk 1°. de Minderbrwer®(g *oonlijk nog Franciscanen genoemd ;) r. de Capu- c}jnen ; 3°. de Conventualen of Minoriten. FRANCO. 308 FRATER. Franco, volgens de sage de stam- vader der Franken, en een zoon van A n tenor, een held uit den Trojaan- schen oorlog. Francogallisch, merovingisch, tot de eerste dynastie der Fransche ko- ningen behoorend. Francs tireurs, (f r.), Fransche vrijwilligers, niet tot de geregelde troe- Fen behoorende, die de Duitschers in 1870-71 bevochten. Frank, algemeene naam der Euro- peers in de Levant. Frank, Fransche zilveren munt, thans pl. m. f 0.47 waard. De zilveren franken dagteekenen van 1574; v66r then tijd had men reeds gouden munten, die, franc a pied en franc A cheval heetten. De frank is, behalve in Frankrijk, ook de grondslag van 't muntstelsel in Belgie, Luxemburg en Zwitserland en met in- heemschen naam ook in Spanje, Italie, Rumenie, Griekenland en eenige Zuid- Amerikaansche Staten. Van 1811-1813 zijn to Utrecht ook francs geslagen, met veelvouden en onderdeelen. Franken, (b a r g.), de ratelwachts. Frankforter -, (De - filosoof, Gdthe, die to Frankfort a/M is geboren. Frankrgk, (De twee zonne4 van -, de dichter Victor Hu o (t 1885) en Ferdinand de Lesseps (f 1894) de ontwerper der doorgraving van het Suez-kanaal. Aldus het eerst betiteld door den schilder Bonnat to Parijs. Deze had het portret van den eersten be- roemden man gemaakt, en zou dat van den ander schilderen. Victor Hugo zat in een hoek van het , atelier, toen De Lesseps binnentrad. De heeren groetten elkaar als vreemden, tot groote ver- wondering van Bonnat. ,Wat!" riep hij uit, ,kent g~ elkander niet ? Als het niet onmooglijk klonk, zou ik u aan elkaar voorstellen alb „de twee zonnen". Toen trad De Lesseps met uitgestoken hand op den dichter toe, en zei : „Hugo !" en Victor Hugo deed evenzoo, en riep „De Lesseps !" Franseh afscheid nemen, (Een -), Fransch compliment ma- ken (een -, een gezelschah ter sluiks verlaten zonder iets to zeggen ; hgd. sich Franzdsisch emp fehlen; fr. se retirer h l'anglaise; eng. to take a french leave. Fransch kruis, (w ap.), kruis waar- van de armen eindigen in (heraldieke) lelien. Fransch met hair, het gebroken Fransch, dat de Franskiljons in Vlaan- deren spreken. Fransch vain Centraal-Azig (Set -, het Perzisch, dat daar alge- meen bekend is en gesproken wordt. Fransche titel, voorhandsche = voorloopige titel (fr. faux titre = niet de goede titel), eerste blad in sommige boeken, vddr den meer uitvoerigen titel, waarop de naam van den schrbver, de plaats van uitgave enz., geplaatst is. Franschen slag, (Met een -, niet deeglijk, grondig of nauwkeurig. Verbastering van voorhandschen slag, en dit weer of komstig van het rijden met een langspan of voorspan, waarbij de voorste paarden zoo heel veel van de zweep niet voelen. Franschepies, (t i m m e r 1.), fron- tispice. Franschman van het Oosten, Europeesche titel van den Arabier, we- gens zijne beleefdheid. Franskillon, verfranschte Vlaming, voorstander van Fransche taal eh zeden onder de Ylamingen. Men spreekt in Vlaanderen ook van Waalsche frans- kiljons of franskiljonsche Walen. Frascati, naam van een gebouw met groote zaal to Amsterdam in de Nes, oorspronklijk bestemd voor muziek- en zanguitvoeringen, tooneelvoorstellin- gen, bale en derg. ; later tot verkooplokaal ingericht, z.v.a. tuinzaal; naar Frascati, - eig. meervoudsvorm van ital. frascato = przeel, - het oude Tusculum, niet ver van Rome, beroemd om zijne heerlijke ligging aan de helling van het Albanisch gebergte; zoodat vele rijke Romeinen daar hunne villa's hadden. (Zie Tivoli). Frater, (1 a t.), broeder, vddr drie eeuwen do titel, waarmee men den chi- rurgjjn, tevens barbier der kompagnie, in het leger aanduidde. FRATERHEEREN. 309 F&ERES D'ALLIANCE. Fraterheeren, (r. k.), broeders van het gemeene lever, een in de Nederlau, den ontstaan godsdienstig genootschap ter vernieuwing en bevordering van het gemeenschaplbk leven der geestelijken. Het werd in de 14e e3uw gesticht to Deventer door G e e r t G r o o t e of d e Gro ot. Fratres Gaudentes, geestljjke ridderorde, gesticht door den Dominicaner monnik B a r t h o l o m e u s in 1233, met het doel, om de orde en veiligheid, die door de twisten der Guelfen en Ghibellijnen gestoord was, in de Italiaansche steden to herstellen. In Treviso bleef deze orde bestaan tot in de 18e eeuw. Zij werden spottend Fratres Gaudentes, (vroolijke Broeders) genoemd wegens hun vrije opvatting van het orde-leven. De eigenlijke naam was: Ordo militiae Bsatae Mariae; D a n t e wraakt hun weelderig leven in Inferno 23, vs. 103. Fratrum quoque gratis rare est, (1 at.), zel fs onder eigen broeders is de gun.t zeldzaam. O r id., Metam`oph. I. Frauenlrage, (h g d.), de kwestie der emancipatie van de vrouw. Freda of Ferda, „denklijk alremo- genste goddinne gheheten fera, die wi nu onse sprake hieten firdi, ende vieren dye opten VI, dach van der weken ende naamen die fl rdendach" ; geljjk, volgens de oude Holl. Divisien Kronyk (Leiden, 1517) fo. 44b, de Friesche prins Hengtst aan Vortigern, der Britten koning (omstr. 446-49 n. C.) zal hebben gezegd. Deze godin eerden de Friesche vrouwen bj Stavoren, en de maagden aanbaden haar als Meda. Frederik, (b a r g.), voet. Frederik d'or, Deensche gouden munt, ter waarde van acht gulden Ned. Frederik Hendrik (De mantel van -. In den tijd des Actiehandels (z. ald.) schermde men veel met den „mantel van Frederik Hendrik." Deze vorst had n.l. een plakkaat der Staten van Hol- land vernieuwd, waarbij de koop van actien nul werd verklaard, indien de verkooper de stukken op den dag der levering niet in zbn bezit had. Zij, die dus in 1720 gevaar liepen, veel to ver- liezen, beriepen zich op dat plakkaat om zich voor schade to dekken. Frederiks, (b a r g.), schoenen. Frederiks hooren sehuiven, (b a r g.), hooren loopen. Fredon, (f r. , m u z.), korte roulade, triller. Freeholder, (e a g.), bezitter of eige- naar; bezitter van een vrijleen of een leengoed gedurende zijn leven of als overerflijk eigendom. In Amerika een onafhankljjk grondeigenaar. Freesoller, (am.), bewoner van een vrijstaat; in de parlementaire twisten, die den opstand der Zuidelijke Staten voorafgingen, aanhanger der stelling, dat de slavernjj tot de Staten, waar ze reeds bestond, beperkt zou blijven en in alle nieuwe Staten zou worden uitgesloten. Freestone-State, (am.), hard- of bouwsteen-staat, nml. Connecticut, zoo genoemd naar de vele steengroeven, die daar zijn. Ook wordt deze Staat met zinspeling op het karakter harer bewoners Land o f steady habits, land der waste gewoonten, genoemd. Freetrader, (e n g.), voorstander van den vrijen handel, zonder besehermende rechten. Fregatvogel, een tusschen de keer- kringen verblijvende zwemvogel, met een vlucht van drie tot vijf ellen. Naar de sAelheid zijner vaart aldus geheeten. Freisehgtz, lett. vrijschutter, vol- gens de sage een schutter, die zich door een verbond met den Duivel zoogenaamde vrijkogels verschafte; in de door Carl Maria von Weber gecomponeerde opera, wordt deze sage behandeld. Freres aux Anes, (f r.) (r. k.), ezelbroeders, Orde van Trinitariers, eene in 1198 door Jean de Matha (naar wien zjj ook Matkuri&,s heetten) en F e l i x d e V a l o i s gestichte aan de H. Drieeenheid (Triniteit) .gewijde orde, die tbdens de Kruistochten de bevrijding van Christen-slaven bezorgde. Zjj reden op ezels (apes). Fr6res d'allianoe, zie verbonds- broede rs. FRrRES FROVENQAUX. 310 FRIENDLY-GAME. 1 reres provencaux, tot voor korten tijd het kostbaar8te restaurant to Parts, waar diners van fabelachtigen prijs werden gereed gemaakt, naar een voormalig klooster. Freronisme, bittere, ongenadige boekbeoordeeling ; naar F r e r o n, een Fransch bellettrist en scherp recensent, den verklaarden vijand van Voltaire (1719 -1776). Fresco, (it.), muu• schildering in een laag van zand en kalk met water- verf uitgevoerd. Van it. al fresco versch, omdat de kleuren moeten worden aan- gebracht, als de kalk nog nat is. Fresh starters. (The -, sedert Maart 1895 to New-York een club van aanzienljjke jongelieden, die zich een wedstrijd in het weldoen ten doel stelt. Ieder lid moet op elke veertiendaagsche vergadering een geval kunnen meedeelen, waarin hij iemand, die in ongelegenheid verkeerde, in de gelegenheid heeft gesteld er bovenop to komen, - a fresh start gegeven heeft. Om de drie maanden worden de gevallen, waarin de hulp gebaat heeft, op het credit van de be- trokken Starters gebracht, en aan het eind van bet jaar wordt een zilveren eereteeken uitgereikt aan het lid, dat de meeste menschen met succes geholpen heeft. Fret, zie Latwerk. Freteeren, (hand.), een schip uit- rusten of bevrachten. Frette, (w a p.), zie Latwcerk. Frende, schOner GOtteriun- ken, vrettgde, sehoone sy rank der goden, eerste regel van Schiller's gedicht An die Freu+de, waarvan het finale der negende symphonic van Beethoven de muzikale vertolking geeft. Freudvoll and leidvoll, vol vreugde enc vol zoete smart, d. i. verliefd, eerste regel van Clirchen's lied in G o e t h e's Egmont, 3e bedrijf. Freut each den Lebens, well noch due LAmpchen get-; Pflflcket die Rose, eh' ste ver- blllht. Schept vreugde in 't levee, a)olang nog het lamps sehvjut, Plukt het bloempje, eer het verkwijnt. Algemeen bemind volkslied van U s- t e r i (1763-1827), muziek van Nageli, het eerst opgenomen in den Gottinger Musen-Almanach van 1796. Freya, (n o o r d s c h), de godin der liefde, dochter van Njord en Skade, na Frigga, de koningin der goden, de voor- naamste der vrouwlbke Asen ; haar broeder was Freyr (de zon), zij zelve gold voor de maan ; naar haar heet de zesde dag der week Freyja-dag of Vrijdag. Freyr, (m y t h.), een der voornaamste godheden in Scandinavia; ht bestierde regen en zonneschjjn, verleende vrede, voorspoed, ruimen oogst en andere wel- daden; als zoon van Niordhr, wordt ht door sommigen voor den zonnegod .Fe- houden; het zwbn was hem toegewijd; het dezen god gewijde joelfeest viel op onzen Kerstijd in. Fricco, (myth.), zie Freyr. Frieheteeren, (b a rg.), stelen onder den schijn van geld to wisselen. Frichti, (f r.), ontbijt, verbastering van het hgd. Frlihstiick voor dit of eenig ander maal. Fries, (b o u w k.), platte band in ho- rizontale richting van een hoofdgestel bjj de klassieke orden, tusschen den hoofd- balk [archi traa f ] en de corniche. In de dorische orde is de fries versierd met wiglijsten en metropen ; in de overige orden wordt de fries met doorloopend ornement, figuren, menschen, dieren enz. hetzij in schilder- of beeldhouwwerk ver- sierd. Fries, (b o u w k.), het middendeel (tusschen architraaf en kroonljjst) van de horizontale dekking van een zuilemrij. Friedrich d'or, Pruisisch goud- stuk ter waarde van vjjf thaler, het eerst in 1713 geslagen onder de regeering van Friedrich Wilhelm I. Friendly-game, (sport), vriend- schapsspel van twee partijen (cricket, football etc.), waarvan de eene bepaald starker is dan de andere, met het Joel den zwakkere to oefenen. FRIES (DOE WEL AAN IEDEREEN, ENZ. 311 FRITHIOISAGFA Fries, (Doe wel aan ledereen, al was het ook een -, zou volgens de overlevering boven de Heeselpoort to Nijmegen gestaan hebben. Het spreek- woord wordt nog wel gebruikt, en stamt nit een tijd, toen nog de felste vijandschap tusschen Hollanders, Friezen,Gelderschen, Brabanters en Utrechtenaars heerschte. Friesehe ruiter, haspelstok, ook Spaansche ruiter en $paansche balk ge- heeten, in welks gaten houten of jjzeren lanzen, pinnen of pieken worden gestoken, ter versperring van ingangen van droge grachten, of om op wegen en dijken de ruiterij tegen t e houden ; thane niet meer in gebruik, vervangen door palissaden. Friesche wapens. De familien van den Frieschen adel voeren schier alien de helft van een dubbelen zwar- ten adelaar in een gouden veld, en om deze concessie voegzaam to kunnen plaat- ssen deelen zij alien hun wapenschild ; de rechterhelft wordt dan door den ade- laar ingenomen, de linkerhelft vullen zij met hun familiewapen. De overlevering der oude Friesche schrijvers, dat Karel ,de Groote deze concessie of gunst zou verleend hebben aan al de familien, nit welke een of meer leden, onder aanvoe- ring van hun opperhoofd Magnus For- teman deel hadden genomen aan den tocht naar Rome en de inneming de- zer stad in 809, is uit heraldiek oogpunt onhoudbaar, omdat de wezenljjke wapens eerst lang na Karel den Groote ontston- den en de dubbele adelaar als zinnebeeld des Rijks van nog veel j onder datum is. Een latere krijgs- of kruixtocht kan in- tusschen aan die familien deze keizer- lijke concessie hebben bezorgd. Friesen, (b a r g.), gouden gespen. Frig a, (m y t h.), naam der Noordsche Juno, fries c h Friga, Frikka, Freke. Zjj, de gemalin van Odin, wordt dikwijls verwisseld met Freda (z. a.). In Saksen heete zij bepaald Frikka. l+reke, dochter van Fiorqyn. Verward met Frouwa (z. a.) en Freda (z. a.). Beschermster der vrou- wen en maagden en huwelijken. Frigga (n. m y t h.), de gemalin van Odin, de moeder der goden. Frigidarium, de zaal voor koude baden in een Romeinsch badhuis. Fri gotherapie, geneeswjjze door middel van lage temperatunr, bijv. in een puits frigori fique (koudmakende put, koelput). De uitvinder is de Zwitser Raoul Pictet, die zich reeds twintig jaar ge- leden naam verwierf met de verdichting van zuurstof en stikstof tot vloeistoffen, en die to Berlijn een inrichting heeft om groote ruimten tot zeer lage temperaturen of to koelen. Door aansluiting aan die inrichting zal men zich misschien over eenigen tjjd, op heete zomersche dagen, zoo en zooveel M3 koude lucht van 50 of 100° onder nul, of van nog lagere tem- peratuur, in huis kunnen verschaffen; alleen maar door een beetje liquide Pictet to koopen. Frimaire, (f r.), ijzelmaand, vorst- maand, derde maand van den Franschen republikeinschen almanak (21 Nov.- 20 Dec.). Uit f r. frimas (ijzel). Frikadel, ook frickadel en frik- kedil, gehakt vleesch ; van fr. frican- delits, klompjes gehakt vleesch, die ge- braden zbn. Frisch, fromm , froh, fret 1 frisch, vroom, vroolijk, vrij; zinspreuk der Duitsche turners. Frisii soli spec decusque, (lat.), de hoop en het sieraad van den Frieschen bode,n, bijnaam van Rudolf Agricola, geb. to Baflo in Groningen in 1442, toen Groningen nog Friesland heette, gest. to Heidelberg in 1485. Frieo, volgens de fabel stamvader der Friezen. Zoon van Adel, koning van een Indisch rijk aan den Ganges, moest hij zijn vaderland verlaten met zjjn broeders Bruno en Saxo, en vestigde zich, na veel omzwervens, in 313 v. C., bb het Kreilerbosch in Friesland. Deze sage is dichterlijk bearbeid door W. van Haren in zijn heldendicht Friso. Bruno en Saxo zouden de stamvaders zijn van de Bruns- wijkers en Saksers. (Vergelijk Bato). Frisoaa es = moerasbewoners, anders niets. Frithesuind, zie Kona Freys. Frithiofsaga, verhaal der lotge- vallen van den Noorschen held Frithiot de Stoute, in het IJslandsch, vermoedeljjk in de 14e eeuw gedicht, bb herhaling uitgegevea en wereldberoemd geworden FRITZ DZR BORM 312 FROUWA. door de Zweedsche bewerkingvm E s a Y a s T e g n e r, welke in het Nederlandseh is overgebracht door J. J. L. ten K's t e. Fritz (Der brae -, Frederik I, keurvorst van de Paltz, bftensamdd de ,overwinnaar," tijdgenoot van keizer Friedrich III, t 1476, FrivollO, fijn dameshandwerkje, randversiering, van gelbkl. fr. nietig- heid; van lat. trivolus, bdel, onbeduidend. Fro, de zonnegod der Germanen, bb de Noren Freyr. FrObelseholen, scholen naar hat plan van den Duitschen paedagoog Frie- drich Fr6bel (f 1852), den oprichter der zoogenaamde kindertuinen. Volgens de Fr6bel-methode worden reeds zeer kleine kinderen bezig gehouden met oordeel- kundig gekozen leerzaam speelgoed; ze moeten papier vouwen, knippen en vlech- ten, met erwten en stokjes verschillende figuren maken, en vale andere zaken. Fr8h1leblanen, sekte, die niet tot de Doopsgezinden behoort, maar hierin met daze overeenkomt, dat ze het dragen van wapenen ongeoorloofd acht. Ze geniet echter niet de voorrechten, welke bb Kon. kabinetsorder van 3 Maart 1868 den Doopsgezinden in Pruisen zbn toegekend. Fronde, (La -, left. dee stinger; spotnaam, then Bachaumont, tjdens de onlusten in Frankrijk, gedurende de min- derjarigheid van Lodewbk XIV (1648- 1652), gaf aan de laden van hat parle- ment, die zich tea en het ministerie en kardinaal Mazarin verzetten; hij verge- leek hen, wegens hun kleingeestig strbden met schotschriften, liedjes en laffe uit- vallen, met straatjongens, die met den slinger steenen werpen, maar wegk open als de politie (1e.? archers) komt. In den mond des yolks beteekende frondeur spoedig ffinke kerel"; zelfs kwamen allerlei artikelen a la fronde in hat huislbk leven voor. Bb de onlusten to Bordeaux (1652) verdeelden zich de frondeurs in. groote en kkine fronde; een der6 part] noemde zich I'Ormde, de olmeuj$A~v, naar de plaats der samenkomst. Frondbur heeft thans de beteekenis van moppersair, kleingeestig opposant. Front de bandibre. (011.), 1 bn v66r een legerplaats, wear de troepen zich, tot uitrukken, verzamelen. Frontaal, een vroeger foltertuig, bestaande in een touw met knoopen, dat om het voorhoofd (fr. front) ward aangetrokken. Frontual (b o u w k.), voorzbde veelal hat bovengedeelte van een voorge- vel of andere bouwkundige samenstelling, puntgevel boven een spitsboogvenster. Front nalband., hoofdband gedra- gen door Grieksche vrouwen, wordtt voor- namelft aangetroffen op standbeelden van godinnen; van lat. Prone, voorhoofd. Ook een metalen plaat vddr hat voorhoofd van een paard, ter bescherming van het voorhoofdsbeen. Frontalift, (r. k.), de voorstukken der hoogaltaren. Fronte eapillata, post est oe- easio ealva, Cato Philosophus, Disticha de moribus II, 26. Van voren is de gelegenheid gelokt, van achteren kaal; als men de gelegenheid laat voor- bbgaan, is het to laat. Frontispice, (b o u w k.),driehoekige, uit het dak vooruitspringende gevelbe- kroning van een gebouw, gewoonlbk met beeldhouwwerk gevuld; titelprent van een boek; fr. trontispice. Fronton, (b o u w k.), renaissance-stijl, gebeeldhouwde ljst op de kroonlbst. Frookepolle, kikvorschen-eilandje, een herberg, 1/1, uur t. o. van Leeuwarden, door visschers, schippersjagers en schaat- senrijders druk bezocht, en beroemd door Prins Willem IV, die in dit huis met Onno Zwier van Haren en andere jachtgezellen verwblde. Frottola, (it.), lett. vruchtjes; eene soort edeler Itali"nsche volksliederen, hat midden houdend tuachen de kun- stige madrigalen (herdersdichten) en de zeer eenvoudige villanelle (oude herders- dansen met zang) en villoten (boeren- liederen) der 15e eeuw. Frouwa, (m y t h.), als Duitsche godin, bekend geworden door eon omstr. 1846 to Merseburg gevonden fragment, waar zb als Fru,, voorkomt, zuster -van Folla. Haar wordt hat gent-zen van wooden door toove"bmen (thu bignolen Frua) toege. geschreven. FEUCTIDGR. 313 FULGURIET. Fruet1dor, vrychtenmaand, 12e maand van den Republikeinschen kalen- der in Frankrjjk, 18 Aug.-16 Sept. Bb deze maand kwamen vbf aanvullings- dagen, want de eerste maand (Vend& miaire) ving 22 Sept. aan. Van lat. fructus = vrucht. Fruges consumere nati, (1 at.), geboren om de vrucht des velds to eten, d. i. onschuldige, eenvoudige menschen, uit Hor. Epist. 1, 2, 27; gewoonljjk minachtend in den zin van doodvreters. De geheele zin luidt Aros numerus sums fruges consumere nati (wb zijn nullen, alleen geboren om de vrucht des velds to eten); in gunstigen An staat het oor- spronkljjk Ilias VI, 142. Bjj Homerus is bet alleen eene tegenstelling met de Goden; als in de Rias Glaukos tegen Diomedes in 't strbdperk treedt, zegt de laatste, die G1. niet kept, dat hjj, zoo G1. ,een der onsterflbken zbn mocht", Met zal strbden, maar als hb was van der menschen geslacht, dat zich voedt met de veldvracht", dan zou hij hem bestrbden en averwinnen. In de Ode is bet eene omschrbving van meiischept, meer niet. FrAh itbt rich was ein Meis- ter werden will, wie eeit weester (in zjjn vak) wil worden, oefent zich vroeg, Uit S c h i I I e r, Tell III, 1, waar de uit- muntende schutter Tell zich verheugt, dat z:Un jongens zoo vroeg gaan schieten. Fffibschoppen, wUn of bier drin- ken in den morgen, onder studenten in Duitschland gebruiklbk; soma duurt dat van 11-1 uur. FrultA, (w a p.), zie Gevrucht. Fruits ftoutt6s, (fr.), vruchten in suilter, gekookt en daarna uitgelekt, omm ze in doozen of kistjes to verpakken, van A youtter = laten uitdruipen. Fruits sees, (f r.), left. gedroogde vruchten, Fig. iemand, wiens studi6n mis- Ukken. Aardigheid van de 4cole poly- technique, to ParUs, waar de zoon van een bandelaar in gedroogde vruchten, bb hot vooruitzicht, dat h~ niet door zUn examen zou komen, ten antwoord gaf: ,je wai dam lea fruits sees comme mon pie". Frustra cum morte pugna- tsr, (I at.), vergeefs is 't den dood to bekampett. Fuehsla, bloem, het eerst door Plu- mier beschreven, die ze zoo noemde ter eere van Leonard Fuchs (1501-1565) een der vaderen van de plantenkunde, die ze in 1542 naar Europa bracht. Meestal verhaspeld in foksia. Fudge, (eng.), of Mr. Fudge, een onbetrouwbaar verteller of berichtgever. Naar den uitroep Fudge (larie), die de beer Burchell herhaaldelbk laat hooren op de blufferten der twee zoogenaamde groote dames uit de stad, op bezoek b# den Vicar of Wakefield in Goldsmith's roman. Fu46ro, (s p.), gerechtsplaats; m.v. Fu&os, verzameling van wetten, in be- paalde steden of landschappen van kracht, privilegi6n, inzonderheid in de Baskische provincMn; (waartoe ook behoort vrijdom, van belastingen). Van lat. forum. Fugere cum Beet, ne quaere litem, (I a t.), zoe7c den strijd met, wan- neet- gij hem kunt vermijden. Fugit irreparabile tempos, de tijd vlhwt onherstelbaar been, Verg., Aeneis III 384. Fulf, (stud.), jolige partb, prettige, avond, van lat. foveo, warmers, verkwik- ken. Fulmus Trots, (1 a t.), ivij Trojanen geweest; woorden van een Tro- jaan na Troje's val, bet is met one ge- daan. Uit V erg., Aeneis II, 325. Fuiven, (stud.), feestvieren, ontha- len, vr&ouden, aanbieden. Fuit Ilium, (lat.), Vergilius, Aeneis II, 325, Ilium is er geweest, woor4en van een Trojaan na Troje's val. Het is gedaan met de zaak. Fulehaert, (barg.), haan. Fulguriet, zoogenaamde bliksem- buis, donderbeitel, zbnde een buisvormige opeenhooping van kwax tskorrels, door den bliksem, half gesmolten, die in sommige oorden aan de helling van heuvels vaak loodrecht in bet zand staan. Van fulgur (I a t.) bliksem. Fulguriet, ontplofbare stof, die geen warmte nosh rook ontwikkelt en niet aanslaat, in 1893 uitgevonden door Ra- FUM. 314 FUSTAGE. o u l P i c t e t, Zwitsench ingenieur. Kan in drie verschillende graden van sterkte worden vervaardigd; de zwakste voor oorlogswapenen, de beide andere voor technische doeleinden. Deze stof heeft dit vooruit boven dynamiet, dat bet naar omstandigheden gewijzigd, o. a. voor ge- weren gebruikt, zonder gevaar vervoerd en moeilfter gefabriceerd kan worden. Om bet to maken, zbn bbzondere toestel- len noodig, die men zich zoo maar niet onopgemerkt aanschaft. Het ontploft niet door schokken, maar alleen bb een zeer hoogen warmtegraad. Fuml, (it.), lett. rookmortbreitgselen, eigenaardige soort van teekeningen, ver- kregen door de ondenzbde van een tafelbord boven de lamp to berooken, daar met een stift figuren in to trekken, en daarvan afdrukken to maken. Het enkv. fume = rook, damp. Funtlaterle, (too n.), pikante fan- tasie, die de zinnen streelt en den lach- lust opwekt. Eigenlift de handeling of bet middel van een fumisle (rookverdrjj- ver). Zelfs in de dolste klucht, in de grootste famisterte, moeten de tooneel- spelers den grootsten ernst bewaren. Fuoco, (it.), vuur. Con fuoco (m u z.) met vuur. Furbeh's, prachtige begraafp1datset) vow do stichters der vjjftien keizerlUke mookeeft en tempels to Konstantinopel. Ze omringen die moskeegn. lFiar"o (of Furculne) caudi- nac, Laud Ywche vorken, fr. fourches caWixm; bergengte in Ital% tusschen Cauditta en Beneventum, alwaar in 321 v. C. do Romeinsche legioenen in den .c log tt u de Samnieten tot een aller- ,9&audem verdrag genoodzaakt wer- den; vandasr, eene plants, wear iemands eer, gvede non, gevaar loopt. 11 s and tree, (h gd.), on- bevresag #* trouw, spreuk, van Wur- tomberg. Furls Francese, (it.), Fransche furie, komt bet eerst voor bij A n t o n i u 8 d e A r e n a (t 1544) A d compagnones, denklijk naar de furor teutonicus = Duitsche furie bg L u c a n u s (f 65 j. v. C.), Pharsalia 1, 2,5,6.0okPetrarca (t 1374) Canzone 5 vs. 53, spreekt van tedesco furor. Furlae, (myth.), wraakgodinnen, die ver van goden en menschen in den Ere- bus wonen, met onverzoenltke gestreng- heid de heiligste rechten, met name van ouders, breeders, gastvrienden, smeeke- lingen wreken en de met vloek beladen zondaars tot na den dood met helsehe folteringen vervolgen. In bet g r. heeten zb Erinues (z. ald.). Furlant, vlugge Boheemsche dans met afwisselende maat. Furle, (myth.), wraakgodin. Zie bb Eumeniden. Vandaar, woedende vrouw, ook heleche furie, van I a t. faro (furere) razen, woeden, tieren. - (Engelache -, oproer der troe- pen onder Marlborough wegens niet be- taling der soldb. - (Fransehe -, de mislukte aan- slag van Anjou op Antwerpen in Ja- nuari 1583. - Spaansche -, to Antwerpen 4 Nov. 1576, Haarlem onder Don Frederik Juli '73, Naarden onder Romero Dec. '72, Oudewater onder Hiftes Augs. '75 en Zutfen onder Alva zelven Oct. '72. Furign van de Guillotine, (De - zoogenaamde tricoteuses, vrou- wen, die met de breikous in de hand de vergaderingen der conventie bbwoonden en de leden aanmoedigden in hun ver- wbzen naar de Guillotine. Fus6e, (w a p.), zie Spilsruit. Fuselier, soldaat bb bet 0. en W. Indisch leger, eig. yeiveerdrager, van fr. fusil = geweer. Fusle, vermenging, waardoor ver- schillende bestanddeelen den geheel uit- maken; zoo bUv. fusie van de verschillende takken der Bourbons; fusie-ministerie, waarin leden van verschillende richtingen zitting hebben. Futsiek, (Ze--uwsch-Vlaanderen) ge- weer, verbastering van 't Fr. fusil, in 1830 beschimpten de Zeeuwen de Bel- gische garden-civiques als: garde fasieke. Fusil, (w a p.), zie Vuurslag. Fustage, (h and.), vaten, kisten enz., waarin de goederen verzonden worden. FUSTANELLA. 315 FYRHAR. Fusta'nella, Albaneesch hemd, dat tot over de knieen gaat en dan niet door overkleeren wordt bedekt. Van (t u r k s c h) fystan = vrouwenrok. Fust6 of Fate, (w a p.), met een lade (vuurwapens) of een schaft (pijlen). Zie Gestarnd (boomen). Fusti, (hand.), procentsgewijze af- trekking van gewicht ten voordeele van den kooper voor de onbruikbare deelen der verkochte waar ; thans veelal re factie geheeten. Fustian, (e n g.), bombazijn; Fustian an ape, trijp, van s p. fustian, alge- meene term voor gekeperde stof. Fut, (B o u w k.), schacht of schaft van eene zuil, het gedeelte tusschen het voet- stuk (basis) en het kapiteel. Fylot, (w a p.), een kruis, waarvan alle armen in dezelfde richting rechthoe- kig zijn omgezet, m. a. w. waarvan de armen eindigen in halve krukhoofden. Fyrhar, ziQ Oere. CT G. G, (h a n d . ), op Fransche munten Poitiers en met een leeuwtje Geneve, op Oostenrijksche Nagy-bdnija, in Hongarije, Cunzburq en Rugo Bouva, op Pruisische Glatz of Stettin; op koersnoteeringen geld of gevraagd. G, (k. m. a.), Genie voor O.-Indict. G.G., Gouverneur-Generaal (van Ned.- Indie). 4. N, V. L., op Ned. munten Groot- llertog van Luxemburg. G. I. T. V., Gloriam Imitamur Ten- dentes Virtutem, (Wij bejagen roem als wij naaY deugd streven). Zinspreuk van eene v niging to Amsterdam, ter be- oefening der uiterlijke welsprekendheid. G. U., Gouvernements-marine. G. O. M., (e n g.), Grand Old Man, de groote oude man, n.l. Gladstone. Door tegenstanders wordt G. O. M. vertolkt met Grand Old Muddler (de groote oude modderaar) ; zijn scheldnaam luidt Empty Old Windboy. Ga, in Minnerts-ga, enz. = dorp van fr. gee. Gaales (Om -- maken, (b a r g.), om hale brengen. GABBATHA. Gaaper, (b a r g.), mond. Gage, fijn en doorschijnend weefsel van zijde of garen, ook van goud-, zilver- of ijzerdraad. Van f r. gaze, naar de stad Gaza in Palestina. Gabs-gabs, bruin en geel gewor- den bladeren van den Sagopalm. Ze vormen den wand (de omwanding) der woningen van de Amboneezen boven de muren. Gabaar of Gabare, plat, wijd schip met zeilen en riemen, op de Fran- sche rivieren in gebruik bij het lossen en opvoeren'van goederen uit schepen, die to grooten diepgang hebben om verder to varen; bb ons vlet of lichter. Gabah, (m a 1.), rijst, van het stroo, maar nog niet van den bolster ontdaan; ook zaairijst. Gabbatha, plaats voor het Recht- huis of het paleis van Pilatus to Jeruza- lem, vanwaar deze over Jezus vonnis heeft geveld. N. T e s t. Grieksche vorm van c h a t d. Gibta, h e b r. Gibbetdnn, z. v. a. helling, hoogte, heuvel. Uit het Joh. 19 vs. 13 bjjgevoegde Lithostrdtos (z. a.) blijkt, dat 't eene hoogte is geweest, met steenen bevloerd, of oorspronklijk met steenachtigen bodem. GABBE 317 (IA I-WFKAJON. Gabbe, van n.1 hebr. gabbai meer- voud : gabbo-im, beheerder, bestuurder. Gabber, of gabbert (b a r g.), mede- gevangene, kameraad. Gabbromassa, plastische masse waarvan de voornaamste bestanddeelen uit speksteen en klei bestaan. Ze is na gebakken to zi n zeer hard en dient voor vazen, bustes, enz. Gabelle, (f r.), osaks. ga fol, oorspron- kelbk elke soort van belasting, later be- lasting op het zout, in Frankrijk afge- schaft in 1790 doch in 1806 weder her- steld. Ironisch de Fransche Salische wet geheeten, near lat. sal = zout. Gabellot(t)o, pachter van een adel- lijk grondeigenaar (principe) op Sicilie. Zulk een pachter heeft dikwijls een sot- togabellot(t)o, onderpachter, die hem pet de noodige verhooging, de pachtsom moet opbrengen, welke hij zelf aan den grond- eigenaar schuldig is. Gab elaberger-systeem, meest verbreid stelsel van stenographie, naar Franz Xaver Gabelsberger to Mi nchen, 1789 + 1849. Gabord, marine-vaartuig. Gabords (f r. meerv.), = gaarboorden, zandstroo- ken tegen de kiel. Gabriel (h a b.), = de macht Gods, de engel van de straffende hand Gods, beschermengel Israels, gestalte van vuur. Gabriel, (h e b r.), de engel des doods, de vorst van vuur en donder; 2e. Bij de Mohammedanen de eerste der vier begunstigde engelen en de geest der waarheid; 3e. in de Middeleeuwsche letteren de tweede der zeven engelen voor Gods troon ; 4e. bij Milton het hoofd der engelenwacht bij het paradijs. Zie ook Aartsengelen. Gabrielle (La belle, Gabrielle d'Estreee, hertogin de Beaufort, sedert 1590 minnares van Hendrik IV. Gachamim, (h e b r.), meervoud van gacham = wijs, de wijzen, de klassieke geleerden Israel's, die de traditie be- oefenden en overbrachten. Gaditanum Fretum, oud-Ro- meinsche benaming van de Straat van Gibraltar. Naar Gades of Cadix, zie bij Hercules. Gad jah, (m a l.), olifant. Gadlo, gadslo, gadsil, zie Gids. Ook noem(d)en de Zigeuners de boeren en dorpsherbergiers, die voor hen ge- stolen goed bewaarden, gadsjo. Gaelisch, taal van Schotland en Ierland tot den Celtischen taalstam be- hoorende. Gallel, (w a p.), een der herauts-stuk- ken, gevormd door de bovenste helften van een band en een baar en de onderste helft van een paal, vereenigd tot een Y-vormige figuur. Gagelsgewgs, (w a p.), geplaatst onder hoeken van 120° (drie stukken) ; verdeeld door een gaffellijn in drie kwar- tieren. Gaga, (f r.), syn. gdteux, een zwak, een krankzinnig, een zeer dom mensch, met wien men alles kan doen, die geen weerstandsvermogen heeft ; naar fr. gaga zachte koek. Van dear ook gaga of fau- teuil de gaga als naam voor een luier- steel. Gaga, (m a 1.), droog edit of rijst- veld. In Dejook. Gagate of git, (z. a.), eene aardpek- achtige bruinkoolsoort met schelpachtige breuk en pikzwarte kleur ; laat zich be- werken op de draaibank, polijsten. Voor de namaak van gitten sieradien bedient men zich van zwarte glassoorten, ebo- niet (z. a.) en derg. Gage, (m a r.), handgeld, solo, fitft voor matrozen, van it. aggio = pad jaargeld der leden van tooneel- en opera- gezelschappen. Githrend Draehengitt (In -- hast du die Milch der nt n Denkart mir verwandelty In gistend drakenbloed hebt gvj my de melk der vrome denkwijze veranderd, S e bil- l e r, Wilhelm Tell IV. 3. Qngetw#fell heeft Schiller bij het schrjven dezer woorden aan Lady M a c b e t h gedacht (Macbeth I. 5.), die van het gemoed van haren man zegt, dat het is „too full o' the milk of human kindness." Gal-wekajom, (h e b r.), de luid uit-te-roepen beginwoorden van een He- breeuwsch smeek-gebed. Vandaar gai-we- kajom-schreeuwen, Joodsch-Duitsche uit drukking voor luid ach en wee roepen. i GAEA. 318 GALERIJ. Gaea, (g r. m y t h.), de Aarde ale go- din en wekster der menschen, de Tellus der Romeinen. Gal-gal, lange bamboestok, die, als onze vischhengels, verlengd kan worden, op de Banda-eilanden gebruikt om de mus- kaatnoten of to stooten, to then einde zit aan den top een soort kleine vork. Gaillarde (f r.), oude Fransche dans, ook rornanesca geheeten, flink en vroolijk, denkelijk van Italiaanschen oorsprong, daar de naam aan Romagna doe t den- ken, hat sprw. den Spaanschen galiard dansen, (Amst.) beteekent : gegeeseld worden. Gales, (b a r g.), dienders. Galew, (n. h e b r.), schuldig, in het bizonder, geld schuldig. Gaiim, (h e b r.), leven. Gal, (w a p.), zie Naakt (paarden). Gala (In -, (s p.), in feestkleedij ; van Gala = hot kleed. Galangan, (m al.), heuveltje, dijkje. Galante still, (m u z.), de vrije stijl in de 18e eeuw, niet streng aan een bepaald getal reale stemmen gebonden ; de klaviersonaten van Ph. C. B a c h behooren er o. a. toe. Galante ziekten, ongesteldheden, die de gevolgen zijn van ontucht; van galanterie (z. a.) Galanterfe, oorspronklijk hoflijk- heid of smaakvolle beleefdheid jegens hat schoone geslacht ; later de ge- veinsde hulde aan de vrouwen gebracht door hen, die zich bij daze aangenaam zoeken to maken zonder een duurzame verbintenis to beoogen ; nog later : valsch- heid, dekmantel der grootste losbandig- heid. Galanteriewaren, (h and.), de artikelen van weelde, die tot opschik o f mode dienen, uitgezonderd die, welke bij de el verkocht worden. Galantine, (f r.), oorspronkelijk een gevuld speenvarken, thans ook gelardeerd gehakt, d. i. gehakt (rund- of kalfs-) vleesch, met stukjes spek (lard) en truf- fels doorkneed. Galatea, (g r. m y t h.), zeenimf, doch- ter van Nereus en Doris, verliefd op Acis of Akis. Titelrol van Handel's opera „Acis en Galatea". Fig. een schoon meisj e. Galchoes, (n. h e b r.), christelijke (vaak ook in het algemeen niet-Joodsche) letterkunde en wetenschap. Galatle, zie Gallograecia. Gales, (w a p.), een ouderwetsch schip, dat door riemen werd voortbewogen ; de gaten voor de riemen zbn soma omboord van een ander email. Galen1sche aderlating, een tot flauwwordens toe gedrevene aderlating. Naar Galenus (z. a.). Galenus (Claudius, geb. 131 n. C. to Pergamus, studeerde in zone vader- stad, to Smyrna, Corinthe en Alexandria in de geneeskunde, en werd een van de beroemdste geneesheeren der oudheid. Naam voor een geneesheer in 't algemeen Dat Galenus opes, Justinianus honoree. Paupertatem Aristoteles. Geneeskunde geeft goud, rechtsgeleerd- heid eer, onderwijs armoede. Galenus zegt ,Neen", Hippo- crates de geleerden (dokters) zijn bet niet eens. Naar G a l e n u s (z.a.), ontleend aan de Folies ainoureuses van Regnard. ,,Galere (que diable allait-11 faire dans eette -"?) Uit Les Four- bevies de Scapin van Moliere (It, 11), in 1671 voor hat eerst opgevoerd. Geronte richt die vraag bij herhaling tot Scapin, die, om hem geld of to person, den eersten tracht diets to maken, dat z ijn zoon op een galei wordt gevangen gehouden, door een Turk, die losgeld verlangt. Niet alleen hat denkbeeld, zelfs de woorden zijn echter schier letterlijk ontleend aan Le Pedant join', comedic van Cyrano de Bergerac (II, 4), In 1654 vmw het eerst opgevoerd. Molieres woorden worden gewoonlbk ge- bezigd in den sin van : W at had hij er mede to maken ? Whom hee ft hij zijnen neus in dat wespenzest gestoken ? Galerih overdekte wandelbaan aan gene zijde open, ook lange en smalle zaal van een paleis ; dear daze veel voor het ophangen van schilderijen gebruikt GA LGALAPPERS. 319 GALLA. den, ging de naam over op elke vor- steljjke t-childert-verzameling. Van hier weder galerff-werken, de praebtwerken, waarin de sehilderUen van beroemde ver- zamelingen in kopergravuren werden ge- reproduce,-rd. Galgelappers, spotnaam voor de bewoners van Leeuwarden. emaid, (stud.), de afscheids- partij, die de gepromoveerde geeft en waarmee hjj van bet studentenleven af- scheid neemt; van gelbkl. g. -, bet lastate maal, dat een tot de galg ver- oordeelde nuttigde, hetwelk, volgens bet oude gebruik, uit de spbzen zbner keuze bestond en waarbb, naar men beweert, vaak ook d6 rechters en geestelbken mede aanzaten, terwjjl alien veelal in taamlft opgewonden stemming den disch verlieten. Galgenhumor, korte, zinrtke ge- zegden van goedaardigen of bitteren aard, door of omtrent menschen, die aan den lbve gestraft worden, bepaaldelbk galgen- humor geheeten, omdat de gal- weleer bet gewone strafwerktuig voor ter dood veroordeelden was. Een voorbeeld er van zie bt Feldbischof. Overdrachtelbk: al to cynische humor. Galgenjong, lett. jo)ig of kind der ya1g; Vlaamsche volksnaam voor de al- ruinplant (matidragora), welke zich naar bet Germaansche volksgeloof uit bet zaad of de urine van den gehangen dief ontwikkelde, en, met behoedzaamheid en inachtneming van zekere regelen uitge- drukt, haar bezitter geluk aanbracht en de kracht bezat om 't verborgene to ont- dekken en de toekomst to openbaren. Zie A lruinmannetjes. Galgezagers, spotnaam voor de Zaandam. In 1678 vond men daar eene galg met vier Itken, doorgezaagd, op den grond liggen. Galletsa, (n. h e b r.), schoen-uittrek- king (z. a.) de naam der Israel. ceremo- nie, die bij verbintenis, ontbinding en overgang piaats had; vgl. Ruth 4 v. 7, 8. G&111e45Px_, schimpnaam aan de eerste Christenen gegeven, dewbl Galilea Jezus' woonplaats was, zbne eerste discipelen en belbders Galile6rs waren, en de Ga- lile6rs zich van de Judegrs onderscheid- den door een platteren tongval. Galilee = omtrek, gebied (h e b r. yalio. Gallmafr6, zie Boufour. Gallardle, (zie Gaillarde), in Noord- Holland (N. 0. deel) een jongelui-par- tbtje met zang en dates. Gal 4&s, ital. galeazza, een soort van groote gedei op de Middell. zee in gebruik, heeft riemen aoowel als zeilen (drie masters) en voert een paar stukken geschut. Galloen, (w a p.), een ouderwetsch schip, dat door drie rUen riemen, boven el- kaar werd voortbewogen; bet schip heeft geen tuig, doch meestal voor en achter- een gevechtstorentje. Galloen, (mar.), scheepssneb, snuit een zeeschip. Een galjoen met een borstbeeld er op of er aan beet eng. busthead, beeldgaljoen, (h g d. Bildga- lion), figurehead; een galjoen met meer figuren familyhead. Hoog-opgeboeid vaar- tuig, waarmee de Spanjaarden op West- Indie varen; van m. 1 a t. golio en dit van galea = galei. Galloen-kaptein, (mar.), spot- naam voor den schepeling, belast met bet schoonhouden van bet geheim gemak aan boord. Zie Fokkehals. Galloot, koopvaardjschip met eon mast en eenige kleine stukken; van mlat. galiota, verkleinwoord van galea = gale!. Gall (esteem van -, bet stel- sel of de schedelleer van den Weener geneeskundige Franz Joseph Gall 1758- 1828, schrbver van Anatomie et physio- logie du sysOme nerveux en general et du c, rceau en particulier". Volgens hem kan men door betasting van bet hoofd en van de hersenkas den innerlbken ge- moeds- en zielstoestand van een mensch leeren kennen, daar de uitwendige hoofd- deelen en -deeltjes overeen kwamen met de innerlbke eigenschappen. G alla, (n. h e b r.), broodkoek, fijn- brood; ook, bet stukje deeg, dat (Num. XV: 20) 9.fgezonderd moest worden. Van- daar: yalla vemen" bet afzonderen van dit stukje deeg, en galla in bet bizon- der bet Sabbathbrood, waaraan deze plicht vervuld is. H e b r. challa, van chalil (hb heeft doorboord); nog tegenwoordig door- boren de Arabieren en Joden hunne of- ferkoeken. GALLAS. 320 GALON. Gallas, (e n g.), gewerkte Jacqu- ardstof. Gallego (s p. p o r t.), bewonervan de Spaansche provincie Galtcie. De Gallegos gaan veelal naar de groote steden van Portugal en ook naar die van Spanje om daar harden, zwaren arbeid to verrichten, het zijn de Auvergnats van het Iberisch Schiereiland, vandaar, dat gallegQ syno- niem is met Rjouiver, en ook, om zijn eerlijkheid en soberheid, met een model werkman van lageren stand. Gallieaansehe Kerk, de R. kerk in Frankrijk. Hot verschil tusschen deze en de R. K. kerk in het al gemgen is niet gelegen in de leer of de kerkelijke gebruiken, maar alleen in een zekere nationale zelfstandigheid der kerk in Frankrijk tegenover den Paus. Gal1IErs, Keltische volksstam, oor- spronkelijk tusschen den Rijn en de Garonne ; een deel van hen ging naar het tegenwoordige Frankrijk, dat van- daar door de Romeinen Gallia transalpi- na (Gallie -over-de-Alpen) genoemd werd, in tegenstelling met Gallia Cisalpina Gallie aan deze zijde der Alpen (Boven- Italie). Bb de Grieken bekend als Keltai, bb de Romeinen als Galls = krijgslieden, naar den oorlogskreet (g r. galatai). Dich- terlijk of spottend worden de Franschen nog wel eens Galliers genaamd. Gallif,(n- h e b r. en a r a b.), slachtrnes. Gallimathias, onzinkrarnerij, naar een rechtsgeding over een haan van zekeren M a t t h i a s, waarbij de pleitbe- zorger de woorden gallus Matthiae (de haan van Matthias) bb vergissing meer- malen verwisseld zou hebben met galli Matthias (Matthias van den haan) en hierdoor onverstaanbaar werd; fr. gali- matias. Galloo, (Een -, iemand, die on- aandoenlbk is tegenover dingen, welke toch wbdstrekkende gevolgen kunnen hebben; inzonderheid in godsdienstige aangelegenheden. H a n d e 1. 18 v. 17 ,,Gallio (stadhouder van Achaje) trok zich geen van deze dingen aan". Gallische haan, spotnaam voor Fransche opgeblazenheid (zie Galliers), vooreerst met het oog op het Fransche roem-bewustzijn, dat snel zich verheft, zooals een haan in woede zijn kam opheft, en vervolgens als zinspeling op het Lat. woord gallus, dat beteekent 1 ° haan, 2- Gallier. Galliseeren, metltode om den most van onrijpe en dus suikerarme druiven door toevoeging van suiker aanmerklijk to ve rbeteren ; van Heinrich L. L. Gall, die deze methode in 1828 bekend maakte. Galaeth (n. h e b r.), (s p r. golvet), balltngschap, verbanning. Gallograecla, dubbelnaam van Galatie (in Klein-Azie); ook Galatiahe Hellquis, Grieksch of Aziatisch Gallie geheeten. Voormaals deel van het oude Phrygie, ontving het doze benaming van eene Gallisch-Germaansche volksmenigte, die van de boorden van Moezel en Rijn naar het Oosten van Europa getrokkon, Nicomedas I, koning van Bittynie, legen Antiochus Soter ter hulpe traden, en door dezen in 275 v. C. geslagen zUn en vervolgens met do Phrygiers ineenge- smolten. Zie Soter. Gallomanle, overdreven ingeno- ,nenheid met alles, wat Frankrvjk op- levert, Inzonderheid met de Fransche taal en zeden. Ze heerschte zeer sterk in Duitschland in de dagen van Frederik den Groote, en in ons vaderland in den tad der Bataafsche republiek. Gallon, Engelsche inhoudsmaat voor vaste lichamen = 4,543458 L. Ze vindt een plaats in de volgende schaal.: 1 quarter a 2 cooms a 4 bushels a 4 peks a 2 gallons a 2 pottles a 2 quarts a 2 pints a 4 gills. Voor vloeistoffen 1 tun = 2 pipes of butts a 2,Hogsheads a 63 gallon, a 4 quarts a 2 pints a 4 gills. Ook is 1 tun = 3 puncheons a 2 tierces en 1 pipe = 7 runlets. Gallach, (n. h e b r.), die de tonsuur of geschoren plek draagt (van h e b r. galach = scheren), als bij den r.-kath- geestelijke. Galon, dieftetief der militairen ; bij de onderoficiereo geel, bij de officieren goud. (SALON ENZ. 321 GAMMER. Galon (quand on prend du - on Wen aauraft trop prendre, parodie op een regel van Roland tra- g6die lyrique van Q u i n a u l t, muziek van L u l l i (II, 7), in 1685 voor het eerst opgevoerd, waar echter het woord amour de plaats van galon inneemt. Toch wordt de volzin altijd in den eerstgenoem- den vorm aangehaald, om aan to duiden, dat uuanneer men zich PNn,j,aal met titels enz. vooral valsche, smutkt, wen Wet halverweye behoeft to blijven staan. Galooschoes, (n. h e b r.), zuuakte, 9;:macht, bezwijmi,ig. Galop of galoppade, ro n dedans, vlug, springend in s/4 maat. Galstig, (t r a n s v.), ra'ns, galsterig, bi v. galstig varkspek. Galvanisme, (n at.), onderdeel der natuurkundige wetenschap; zoo geheeten naar Louis Gal v a n i van Bologna, die bb gevilde kikvorschen, die bij een electriseermachine geplaatst waren, het eerst de later naar hem genoemde na- tuurkracht waarnam, in de werking of strooming, opgewekt door de aanraking van twee verschillende metalen. Galvanometer, (n at.), instrument tot het aantoonen van de aanwezigheid van electrische stroomen. Gamaehe-dlenst, militaire-dienst in vredestjjd, in zooverre daarbb met kleingeestige gestrengheid op uiterlbke taken wordt gelet. Van gamache = slobkous. GamalIF,1 (Hid heeft aan de voeten van - gezeten, hij heeft sene uitstekende opleiding genoten; naar Oa m a l i e 1, den beroemden Rabbi en Paulus' leermeester. (Handel. XXII : 3 en Luc. X : 39). Gainbe, zie Viola di Gamba. Gambestemmen, (m u z.), open .tongwerken in het orgel, alle registers, die namen van strijkinstrumenten dragen violino, viola, violoncello, violone, con- b abasso, quintviola, gambette, e.a. Gamblet, een misleidende zet in het schaakspel door middel call een voor den raadsheer staanden pion of looper, den .gambietlooper. Gambrinus, zie Cambrian,. Game, spel ook : de punt die in 't „lawn-tennisspel" op 40 volgt. (Men telt nml. 15 - 30, 40 en game). Gamel of Kamil, (m i 1.), groote sol- daten-eetketel. Gameldn, (niet gamelang) (in d.) spr. met fr. gu : gaam Ian; Oost-Indisch orkest, stel Javaansche instrumenten. Gamellenborden, etensborden aan boord o f in de kazerne. F r. ganielle = houten of blikken etensbak. Vanhier man- ger et la g. = aan den bak schaften, d. i. zich met zeer alledaagschen kost behelpen ; 4tre u la g. = zich met soldatenkost moeten tevreden stellen (we- gens schuld). Gamelle, gemeenschappelijke tafel der zeeofficieren aan boord. Gamino (nhbr.), hitte. G amlnsgeld, jongensyeld, van werklieden in glasblazerijen; niet van gamin, kwajongen maar van hgd. ge- meine, vroeger in tegenstelling tot gentil- homme verrier (een blazer) gebezigd ter aanduiding van den helper (aide). Zulk een is dan ook niet zelden 30 of 40 jaar oud. Ook de naam van den oven Stra- ckou f is eene verbastering van het hgd. Strecko fen. Gamle Norge, lett. het oude Noor- wegen, volkslied in Noorwegen, gezongen door degenen, die de oude maatschappij willen blijven handhaven, en in stand gehouden wenschen to zien. Het tegen- beeld dus van de Marseillaise. Gamma (it. m u z.), benaming van het oude toonstelsel, naar de Grieksche q of gamma, f r. gamme (thans toon- ladder, toonschaal) omdat het met de g begon ; door Odo van Clugny (t 942) inge- voerd, sedert Guido van Arezzo (omstr. 1036) tot de 14e eeuw de diepste toon, en daarnaar werd de toonschaal (skala) ge- noemd, later de toonladder eveneens. Gammel, (N. H o 11.), oud, versleten ; (Fries 1.) ongesteld, ook gammelig. Vgl. angelsaks, gamol, oud-Noorsch gamal = oud. Gammer, (n. h e b r.), (hebrr ga mor ezel; vooral in den zin van domoor. 21 (HAMMER. 322 GANS. Gammer, (t o o n.), toejuiching v iets, teat de artisten kelijk vonden. Gatinnabuis, (t r a n s v.), Gainnaba8, ook Aschbes. Lage 8truik met sappige loten zonder bladeren; wordt verbrand, en de arch dient als loog. Gamoschim, (n. h e b r.),zieGomesch. Gan-Eden, (h e b r.), of hof Eden (zie boven, Eden); symbolisch als naam voor „let oord der eeuwige gelukzaliq- heid", in tegenoverstelling van Gehin- nom of Geinem (z.a.). Ganache, (fr.), oude babbeldar, o.a. ale 1jgre ganache, of pere dindon, d. i. een dwaze, lichtgeloovige grbsaard. Ook naam voor een stoel op lagepooten, zeer geschikt voor een ouden man; van o. fr. ganache, kakebeen. Gandecken, Duitsche benaming voor zUdelingsche ophoopingen van steen- blokken bij de gletschers. Zie Morainen. Ganelaen of Ganelon, van Mainz, stiefvader van Roeland (zie Orlando), die uit valschheid Karel den Groote den raad gaf, om dezen zbn -p#ladbn tot ste- dehouder en bewaker van Spanje aan- testellen, opdat h# voor de overmacht van Marsili, der Mooren koning, bezwjjken zou. Zie Roelant. Gant of gannet, dief. Van h e b r. yannab. Ook snaak-, snuiter. Ganten, (b a r g.), stelen, zie Ganf. Gantenen, joodsch-duitsch (van het Hebr. chaneph), vleien, flikflooien. Gangboord, (z e e t.), kant van • het schip, waarlangs de roeiers van den voor- naar den achtersteven liepen. Nu, de weg, waarlangs de passagiers op het schip komen of er afgaan. Gangelotogild (Sint -, vrijers- gild, eigenlbk hoorndragersgild, want St. Gangolf (Gingulphus, ook Saint Gen- goul(t), S. Gengoux geheeten), oorspron- kelbk een Borgoensch Adder to Varennes ft Langres), uit de dagen van Pep& de Korte (f 768), wien kuische ridder- moed zbne vrouw deed ontvluehten, om op avonturen uit to gaan en in een dal bb Gebweiler ft Colmar, in den Elzas) het tooneel to vinden zbner wonderda- digheid, - was ale heilig de patroon, der hoorndragers (maris-eocuit), omdat hb door den minnaar zi ner vrouw zou zijn om- gebracht. Gangnis, vreemd paard. Benaming- bt de Chineezen van het rijwiel. Gangntaker,, (sport t.), voorrijder voor hen, die aan een wielerwedstrijd deelnemen, thans veelal op een tandem, triplet of quadruplet, waardoor de gang- maker sneller kan gaan dan de kam- pioen; ze dienen om dezen gelegenheid to geven voort to trappen, blindelingsa den voorman volgend. Gunlitzoe of Ganitoloe, de Nieuwjaarsdag in Japan, de eerste dag des jaars of de feestdag bb uitnemend-- heid. Hij viel in de oude tijdrekening, die tot op het tijdstip der troonsbeklim- ming van den tegenwoordigen Mikado, (Keizer) geldig was, op of omstreeks- 6 Februari, als wanneer in dat land de pruimen bloeien; vanhier, dat oude lie- deren, die het feest van dezen dag be- zingen, telkens gewagen van pruimen- bloesem en nachtegalen. In de plants van dit bloeisel doen thans andere bloemen dienst tot opluistering van het feest des. dags, dat een waar familiefeest is, het- welk in Korea, door groot eerbetoon, gebeden en buigingen ook tot de afge- storvenen zich uitstrekt, en waarbb plan- ten en bloemen voor het zinnebeeld gelden van voorspoed, gezondheid, geluk en lang- leven. Gannet, zie ganf. Ganoete, n. Hebr. (zie Gaufenen? vleierb; Ganoefo drijven = vleierijen vertellen. Ganoeka, h e b r., chanoe7ca (Num. 7 vs. 10, 1 Ps. 30 vs. 1) = i ' nw~ding, inw~dingsfeest of feest der Makkabee&, dat vooral door het ontsteken van feest- lichten tegen het einde der Joodsche maand Kislew (ongeveer begin December) gevierd wordt. Het gedenkt de bevrijding Israel's van de Syrische overheersching omstreeks 180 v. Chr. Gamin (w a p.), stappend, kenbaar aan korte pooten, dikken hale en korten kop. GANS (MOEDER DE). 323 GANS KNUPPELEN. Gans, (Moeder do -, half histo- rische, half mythisehe figuur, waarbij de naam Bertha een en andermaal voorkomt en die op nog niet verklaarde wijze in betrekking wordt gebracht met eene reeks kinderverhalen. Wat aangaande de Ber- tha's en die verhalen bekend is, komt in hoofdzaak op bet volgende neer 1 0 Bertha, Berthrade, metten breeden Voete, was de dochter van Floris en Blan- chefloer, moeder van Karel den Grooten, de heldin van „Li roumans de Berte aux grans pills." Haar voet (of voeten), zou misvormd zjjn, doordat er een spinnewiel op gevallen was. Volgens de historie was zij een dochter van Charibert van Laon. 2 o Bertha van Allemannie, gemalin van Rudolf II Koning van Bourgondie. Z}j liet den roam na, eene zorgvuldige huismoeder to zjjn geweest, met, door bet veelvuldig trappen van bet spinne- wiel, plat geworden voeten van daar bet Ital. spreekwoord : ,Al tempo the Berthe filava," (in den tijd toen Bertha spon). 30 Bertha van Bourgondie, kleindochter der vorige, gemalin van Robert Capet, koning van Frankrijk (a° 996-1031), die, door dezen verstooten, zich door Paus Gregorius V (a° 996-9) met den kerk- lijken ban zag getroffen, en van toen of eene zwerveling. Zij werd daarnaar ge- noemd Bertha met den Ganzevoet, eene, andere Bertha dan die sub 1°, De gans is de met overleg reizende vogel bb itit- nemendheid- 4° Bertha, Berchta, Perchtha, Perachta de godin van bet licht, later een heks, kinderdievege, in Beieren, Oostenrijk en Zw itserland gevreesd, eene Witte Vrouw. In Salzburg de Perchta-optocht, een mas- kerade. In Gastein : Perchtalspringen, in Oosten4jk : het Perchtaspel, een Baccha- nalium ; in Zwitserland op 2 of 3 Janu- ari : de Perchtelsdag. In Zwaben : bet perchtelen in Kerstnacht, een woeste op- tocht. Yrouw Perchta haalt de ondeu- gende kinderen weg. Aan de Saal woont Vrouw Perchta met de Heimpjes, dwergjes onder den grond. Ook rijdt Perchta in een wagon met de zielen der ongedoopte kindertjes. 50 (Volksvermaken bI. 168) Moeder de Gans = de Sint-Maartenagans, de hoofd- schotel van den maaltjd, bij welks ge- bruik oude sprookjes verteld werden, die daarom Sprookjes van Moeder de Gans of van Rood Kousje genoemd warden. 6° In 't Fransch werden de Spr. v. M. d. G. voor 't eerst uitgegeven door Charles Perrault d'Armancour; ook werd. de vader van dezen voor den wares au- teur gehouden. Ch. P. geb. in 1628, (t 1703). Zijn work heette : Contes des Fees en volgens anderen : Contes de la Mere l'Oye, 1669 to Parijs. Volgens som. migen heeft Don Francisco Queredo de Villegas de Spr. v. M. d. G. hat eerst to book gesteld in 1626; later Giovanni Battista Basile in 't Italiaansch. Perrault heeft den naam Mere l'Oye niet uitge- vonden ; Regnier (t 1613) schreef reeds Et ne m'esmeus non plus, quand leur discours fourvoye Que d'un conte d'Urgande et de ma mere 1'Oye. Klein-Duimpje en Asschepoester waren reeds lang voor Perrault bekend. Sommigen zoeken den oorsprong der Sprookjes in Bretagne (Armorica). Een en ander samenvattende komen w1j tot bet besluit Uit de legenden betreffende Bertha blijkt niets van sprookjes vertellen of kinderen vermaken. Uit de sprookjes door Perrault verza- meld, blijkt niets van een zekere Bertha. Het eenige verband tusschen beiden is bet woord gans Bertha met den ganzevoet. Moeder de gars. En dit verband is to zwak, om aan eenige overeenkomst to denken. Gansegaar of gansgaar (t ran s v.), geheel en al. Montreval was nou gansgar mal. H g d. ganz and gar. Gansle (Bat volt op een -, dat is voordeeliy of gelukkig ; uitdrukking aan bet ganzebord (z.a.) ontleend, waarbij de speler, als hij tot aan een Bans telt, die met den kop near voren staat, nog eons zoo ver mag tellen. Gansknuppelen, een zeer oud volksvermaak, thans op de meeste plaat- sen afgeschaft. Een levende gans king aan een touw tusschen twee boomen on werd zoo lang door de spelers bij beur- ton met een knuppel geslagen tot de kop er afvloog. GANSSABELEN. 324 GANZEN ENZ. Ganssabelen, een volksvermaak waarbij de geblinddoekte spelers met een sabel eene aan een touw opgehan- gen gans den kop moesten. afslaan. 't Ge- schiedde voor een kleine halve eeuw nog to Amsterdam. Ganstrekken, een vroeger zeer algemeen volksvermaak, heeft nog hier en daar in ons land plaats. De spelers moeten to voet, in een schuitje of op schaatsen een gans, die aan een touw hangt, den met zeep besmeerden kop af- trekken. Als de medespelers to paard of in een wagen zijn gezeten, heet het gans,•ijden. Gantang, (t ran s v.), vrijer. GantL, (w a p.), zie Gehandschoend. Gantlope, gauntlope (e n g.), spitsroedenloop op een zeeschip, waarbij de roeden door touwen met knoopen worden vervangen. Gants (Vous en anrez of vows Wen aurez pas lea - -, zegswijs ter aanduiding, dat men al of niet lets nieuws aangebracht of gevonden heeft. Weleer ontving de vasal of de boodschap- per, die eene goede tijding bracht, een paar handschoenen van zijn heer, toch vorm- den die voorwerpen ook dikwerf eene verplichte heffing van den laatste, doch minder uit winstbejag, dan om de af- hankelijkheid van den vasal aan to duiden. Ganymedes, g r. Ganumedes vroolbk gezind, opvroolijker, in o. 1 a t. tot Catamitus verhaspeld ; zoon van Tros en Callirrhoe, de schoonste aller stervelingen, die als kind door de goden in den hemel werd opgenomen om schen- ker van Zeus to zijn ; H o m. Il. XX, 232. ,,Ganz kannibalisch (Uns 1st - wohl Als wie fnfhundert Sftuen", wij zijn beestachtig op ons gemak als vij fhonderd varkens. Koor uit G o e t h e' s Faust (Auerbach's Kel- ler) gewoonlijk gebezigd om aan to dui- den, dat men meer dan op zijn gemak is. Ganzebekken, spotnaam voor de inwoners van Goes, naar het wapen, dat, op grond van volksetymologie, eene guns vertoont. Want goes mnl. = gans. Ganzebloeni, Nederl. naam, van Chrysanthemum (z.a.) ; oorspronkelijk „goudsbloem". Gansebord of Ganzenspel, d. i. het spel van de gans, als de met overleg reizende vogel, door de Germanen in eere gehouden. Zoo trekken de spelers op het bord ook al tellend heen en weer. Brug, to], herberg, put, doolhof, gevan- genis, dood, zijn alle symbolen der levensbaan, van den tocht der menschen door dit leven. Men telt tot no. 63, om- dat ieder mensch met de 7 jaar veran- dert, en menigeen kort nb de 60 bezwijkt. Dit zvijsgeerig kinderspel laat Fokke Simonsz reeds door de Grieken voor Troje (121/2 eeuw v. C.) uitvoeren; anderen noemen de wijsgeerige Duitschers als de uitvinders er van. Eene keur der stad Brussel a°. 1342 gewaagt van lieden „worpende ter gans". En Hugo de Groot, die het tot zijn ernstig huisraad rekende, dichtte Ludus anseris. Jeu des Oyes. Sorte quidem varia, metam tamen imus ad unam ; V otaque mors rumpit. Quis putet esse jocum ? „Poemata" a-. 1639. d. i. Het ganzenspel. Hoezeer ons lot verschilt, den is toch aller eindpaal, De dood ! Hij snijdt al ons wenschen, hopen, bidden af. Wie zou dit houden voor een spel ? Ganzevoct, bijnaam der beminlijke Bertha van Borgondie, gemalin van Ro- bert van Capet, koning van Frankrijk (A°. 996-1031), die, door dezen ver- stooten, zich door Paus Gregorius V (A°. 996-9) met den kerkelijken ban zag getroffen, en van toen of eene zwer- veling werd. De gans is de met overleg reizende vogel bb uitnemendheid. Ganzen (De - van het kapi- tool, (r o m.), deze wekten door haar ge- snater de Romeinen bb een nachtlijken overval der Galliers, - en gaven den naam aan hen, die in hun domheid iets goeds tot stand brengen of veel praten, terwijl anderen het werk doen. GAPER. 325 GARFGOEDEREN. Gaper, uithangteeken van apothekers en drogisten, een groote houten kop met gapenden mond aan een &eren stang boven de deur geplaatst. Hb beteekent een zotskap met bellen op en doelt op den nar, die in de Middeleeuwen den reizenden kwakzalver yergezelde, om yolk to lokken. Gapers, spotnaam voor de inwoners van Gouda. Garant, (hand.), borg. Garautbrieveu ofguarandbrieven, actes of lettres de guarande, guarant, einde 18e eeuw, en in den Franschen tijd ten onzent, documenten, uit welke blften kon, dat de lieden niet van de 4ene gemeente naar de andere verhuisden wegens armoede of uit begeerte naar ruimere bedeeling. Dus, juist het tegen- overgestelde van ,,Acten van indemniteit" (z. a.), waarmee ze wel z:Un verward gcworden. Garantle (Acte van -, waar- borg van erflgk Stadhouderschap in het huis van Oranje als Constitutie, 27 Juni 1788 in de Vergadering der Staten-Ge- neraal geteekend, en 3 Juli piechtig Prins Willem V overhandigd. Toen, 13 Juli op het Loo het traktaat tusschen Pruisen en Engeland gemaakt werd, kwamen daze regeeringen daarbb overeeD, dat zg we- derkeerig aannamen, wat zU afzonderlUk de Republiek en den Stadhouder hadden toegezegd, en hetgeen voor de provinci6n in de vergadering der Staten-Generaal was gewaarborgd, als boven. Garantinmus of Fourierinme, waarborgstelsel,een door Fourier (1772- 1837) voorgeslagen socialistisch stelsel van staatsinrichting, daarop berustend, dat de opbrengst van ondernemingen verdeeld werd tusschen wetenschap, ka- pitaal en arbeid, waarbb de grond ge- meenschappelft eigendom zou zUn. 11 t ideale stelsel strandde op de klip,e.i der practijk. Gar-pon., (En (fr.), als vrijgezel. ,,Garde (La - meurt et ne se rend pan", de gardesterft tngeeft zich niet over. Na al hetgeen daarover in de laat- ste jaren, ook op grand van herhaalde ver- klaringen van Cambronne zelf, werd ge- schreven, is het zeker, dat die volzin, even- min als zeker ander woord, ooit door then generaal werden uitgesproken, al prijkt die volzin ook op hat voetstuk van Cam- bronne's standbeeld, to Nantes, en niet- tegenstaande hat bedoelde woord ook in Les Misgrables van Victor Hugo voor hat eerst voluit werd wedergegeven. Daaren- tegen beweren de afstammelingen van generaal Michel, dat daze met den volzin, een eisch tot overgaaf van den vgand, zou hebben beantwoord. Doch zulk eene sommatie is met den loop van den slag van Waterloo onmogelbk overeen to bren- gen. Hoogatens kan men de lezing van Pons de FH 4rau It voor mogelbk aan- nemen. Volgens daze, ,/ou generaal Michel de officieren, in hat door hem gecomman- deerde carrel verzameld en een toespraak tot hen gericht hebben, die met den volzin eindigde: ,La garde meurt" enz. Garden-City, (am.), de tuinstad, Chicago in Illinois, naar de vele prach- tige tuinen van Garden of the West, (a in.), twin van het Westen, naam voor Kansas, maar ook voor Illinois en andere westelfte staten, om de groote vruchtbaarheid van den grond. Garden of the World, (am.), tuin der wereld, het dal van de Mississippi, wegens de zeldzame vruchtbaarhetd. Garden party, feest in een tuin gegeven, de Engelsche aristocratie gaf er het voorbeeld van door in haar kolos- sale parken feesten to organiseeren. Gardiaan, (r. - k a t h ), 7cloosterbe- waarder, F r. gardien. Garen rooken, zichzelf prijzen, zich verheffen op welvaart en voorepoed en daarbb God vergeten. Booken is hier een reuk- of brandoffer brengen, en wel bepaald aan afgoden, zie Habak. I : 16, hij roolet aan zijn eigen garen of net, d. i. zbn eigen overleg en macht beschouwt hij ale een afgod, then hb bewierookt. I Gartgoederen, oudtjjds, goederen in pacht uitgegeven tegen de derde of vierde garf, d. w . z. dat van elke drie of garven de verpachter, de grondei- naar er wine kreeg. GARGANTUA. 326 GARTNER-THEATER. Gargantua, volgens R a b e l a i s, de zoon van Grangousier en Gangamelle. Nauwelijks geboren,,riep hij : „drinken, drinken", en wel zoo hevig, dat de woor- deit in Beauce en Bibarois-gehoord war- den ; waarop zjj n doorluchtige vader uitriep „Que grand to as!" welke woorden, omdat zij de eerste waren die hij na de geboorte van het kind uitsprak, als zijn naam werden aangenomen; zoo werd hij genaamd „Gah-gran-to-as", veranderd in Oar-gan-tu-a. Gargantua-achtig, reusachtig, naar het hoofdwerk van F r a n c o i s R a b e I a i s (t 1553) als pastoor to Meu- don, eene beschrijving van het leven van den reus Gargantua en de heldendaden van zjjn doorluchtigen zoon Pantagruel, koning der dorstlijders, een satirieke roman ter bespotting der zeden van zijn tJi d • Gargaliata, gargo, o u d-it a l. voor gergo = koeterwaalsch, dieventaal. Fr. jargon. Garguille, zie Gautier. Garibaldi, een kleine ronde hoed, met opstaanden, d. i., dubbelgevouwen rand, indertbd zoo genoemd naar het historisch geworden hoofddeksel van den Italiaanschen nationalen held Giuseppe Garibaldi (1859-1867), uit den Italiaan- schen vrijheidsoorlog. Ook heet een rood hemd, in verband met diens gewone kleeding, een garibaldi. Garibaldiaan of Garibaldist, vrbwilliger van Garibaldi (z.a.) Garmur, Garmr (n o o r d s c h e M y t h.), helhond, gelijk aan den Cerberus der Grieken. Garnalen, spotnaam voor de in- woners van Dokkum. Garnalengeheugen, een slecht geheugen. Bb de garnaal overtreft de bjjna ledige kop en wat hiertoe behoort, de grootte van 't overige gedeelte des lichaams. Als een kind ziOh koppig toont, krijgt 't wel van den oudere in jaren to hooren : „koppig? wel zeker, een garnaal heeft ook een hoofd". Garni, (w a p.), met een gevest (de- gens en derg.) Zie ook Beslagen. Garni, (w a p.), een zwaard wanneer zjn gevest van andere kleur is dan het lemmer. Een zwaard is ddgarni, ale het gevest ontbreekt. Garnisair, bewaarder bij belasting- schuldigen. Die persoon vertoeft dan op kosten van dezen z6olang to zijnen huize totdat de schuld gekweten is. Fr. garnisaire. Volgens het gebruik van 't Middeneeuwsche (bij iemand) in leisting komen" (hetgeen soms wel door ridders to paard werd in praktijk gebracht), zie In leisting. Garnwerd, (Stuur 't maar near -, goof het maar weg ; naar Garn- werd, een dorp drie uur van Groningen af, waar veel schepen gesloopt worden en alzoo veel rommel wordt verkocht. Garoto, (n, h e b r.), berouw. Garpe, (h e b r. cherpa), schande. Garrelsweer, (Alweer van voren at aan, zooals de koster van -). Naar G, een dorp bb Gronin- gen, waar de koster voorlas, wat hem was opgegeven ; maar toen de predikant er nog niet was, zou hij gezegd hebben „Dan maar weer van voren of aan" en zoo deed hij. Garrot, (w a p.), zie Quareel. Grape-ne-Schand , Joodsch- Duitsch, samengetrokken uit : Eine Garpe and eine Schande. Garrotteeren, wijze, waarop straat- roovers in Engeland en N. Amerika in onzen tijd hun slachtoffers plunderen, D.J. door hun een strik om de keel to slingeren en ze daardoor bewustloos to maken. Fr. Garrotter = sterk binden, knevelen, van garrotte, strop, een aan een rechtstandigen paal bevestigd hals- ijzer, dat men door dichtschroeven ver- nauwen kon en dat weleer in Spanje diende om aan adellijke misdadigers de doodstraf to voltrekken. In de Fransche boeventaal le coup du pare Franfais. Garter-orde (e n g.), zie Kouseband. Ggrtner-theater, een in den renaissancestijl der Middeleeuwen ge- bouwde schouwburg, met den rondboog tot hoofdkenmerk, de bouwtrant van Friedrich von Ggrtner, t 1847 als pro- fessor in de bouwkunst en koninklijk opperbouwraad to Miinchen. GARPEBOEKWEIT. 327 GASTRECHT OF GASTGERECHT. Garveboekwelt, dat gedeelte van dit gewas - 20 procent van de opbrengst hetwelk aan Compagnons (medege- rechtigden tot veengronden) moet worden afgestaan voor het gebruik der venen, door hen, die ze bebouwen. Gas, in 't algemeen : elke luchtvor- mige stof, in 't bijzonder die, welke men door verhitting uit steelikolen verkrijgt on tot verlichting aanwendt. Het lichtgas is bekend sedert 1664; als straatverlich- ting het eerst gebruikt to Londen en Parijs in 1812, vervolgens in bijna alle woonplaatsen der beschaving. Het woord gas in de algemeene beteekenis werd uitgedacht door den Brusselschen schei- kundige Van Helmont (t 1644) ; het € rieksche woord chaos stond hem daarbij misschien voor den geest. Gas (n.hebr.), lett. gespaard ! het zij verre ! vooral in de uitdrukking : gas-we- scholem, gas-we-goliele, zeer verre zij het (zoo iets to spreken of to doen of to denken). Gas zien, dronken zijn. In het koffiehuis van Francken to Leiden brandde (omstreeks 1840) het eerst het draagbaar gas of Hallo-gas. De nieuwsgierigheid dreef de academische jeugd derwaarts, die duizelig werd b}j het kijken in de vlam en - in het glaasje. Gas (Lath -, (nat.), gasvormige verbinding van stiksto f met zuursto f, die gemakkeli k ontleedt. Bb inademing gaat aan bewustloosheid een gevoel van wel- behagen vooraf, vandaar de door D a v y gekozen naam. Gasco, (s p.), rendez-vous, samen- komst in 't kaartspel het samenzijn van de twee zwarte azen. Gasconnade, verbasterd tot has- kenade, onschadelbke blufferij ; naar de bewoners van Gascogne (voormalige pro- vincie in Z. W. Frankrijk), die zich wegens den schralen bodem hunner woonplaats verplicht zagen, in vreemde legers to dinnen ; maar beweerden, dat alleen roemzucht hun drbfveer was, ter- wi l zij bovendien hoog opgaven van hun gewaande bezittingen en rijkdommen. Gasele, in de Arabische dichtkunst de naam van een kort lyrisch gedicht, waar- van meestal de 2e, 4e, 6e, 8e regel alle rijmen op den eersten regel ; de inhoud is gewoonlijk erotisch. Gasgloellicht, verbeterde gasver- lichting, uitgevonden door Auer von Welsbach, die de gasvlam van eenen Bunsen'schen brander omgaf met een wollen kousj e, gedrenkt met thorium- nitraat. Het weefsel zelf verbrandt, terwijl de overgebleven mantel van het thorium- zout een intensief wit licht verspreidt. Gassendismus, wijsgeerig stelsel van den fr.geleerdeGassendi,(1592-1655), vernieuwd materialisme, heftig bestreden door de Jezuiten en de aanhangers van Cartesius. Gassene, (n.hebr.), h e b r. chasunna, (Hoogd. uitspr. gasoeno), brui to ft. Gasser, (b a r g.), spek, (a m s t.) ge- meene kerel. Gasseroor, (b a r g.), domoor in 't u'erk lett. varkenshaar. Gastding, oudtijds rechtsgeding, waarbij een der gedingvoerenden een vreemdeling was, die hier zi ne woonplaats niet had ; tegenover poorterding, waarbij beide partijen poorters waren. Gastding gaat vdor poorterding - luidde toen de regel. Gasthuls, oorspronkelijk logement (hgd. Gastho f ), maar al zeer vroeg zie- kenhuis. Gasthuisglld, vereeniging van per- sonen met het doel een ziekenhuis to stichten en to onderhouden. Gasthuiskermis, een feestje in het gasthuis op den gedenkdag der stich- ting, bestaande in een maaltijd binnens- huis, of openbare vermakelijkheden en optocht. Gastkit, (b a r g.), gasthuis. Gastrecht of Gastgerecht, be- spoedigde rechtspleging uit vroeger tijden in sommige steden van ons land, om den vreemdeling hot verblijf alhier aangenaam to maken. Het bestond hierin, dat de Gascht, (joodsch-duitsch), niet veel zaaks. GASTROMANTIE. 328 GAULOIS. Rechter verplicht was om den uytheem- schen man recht to doen binnen den derden daeghe". Gastromantie, het buikwaarzeg- gen bij de oude Grieken. Vgl. AlOphron II, 4. Gastronomie of gastrologle, bij de Ouden de regelen der hoogere kookkunst, die zich bU het klimmender weelde in Griekenland en Italig zeer sterk ontwikkelde en aanleiding gaf tot de grootste zwelgerb (gastromanie). Van g r. gasOr = buik en nomos = wet. Gastrosophle, de regels, welke men in acht moet -nemen om het hoogste tafelgenot to smaken zonder zbn gezond- heid of waardigheid op hat spel to zetten. Baron V a e r s t heeft een geestig boek geschreven, getiteld Gastrosophie oder die Lehre von den Freuden der Tafel", 1851, 2 d1n. (Gr. sophia = wbsheid). Gastspeler,- speelster, (too n.) artist, die enkele groote steden bezoekt, en geene vaste verbintenis bb eene Directie aangaat. Hb of zb heet gast", d.i. per- soon, uitgenoodigd om uitvoeringen to komen geven, welke men ga8tvoorstel- lingen noemt. Als zoodanig gasteeren zb. De gast" of ster" is gewoonlbk het eenige, wat het zien waard is; want deze omgeeft zich het liefst door zeer middel- matige spelers. Gat (Hall-, - (barg.), wambuis, vgl. fr. pet-en-l'air. Gat (In 't -, (b a r g.), in het gevan- genhuis. Gate, (e n g.), in plaatsnamen poort (m n 1. gat), als de Gate (erven to Twello, Vaasen, Apeldoorn en Epe). Van menig oud kasteelmatig gebouw liet men, als het gesloopt ward, de poort staan, en richtte daze tot woonverblijf in. Gate City, (am.), poortstad, Keokuk in Jowa, nl. poort van den Mississippi, omdat hier, aan den voet der benedenste watervallen, de scheepvaart begint. Gatepetiel (His is zoo dicht als een -, hij kan niet zwijgen. Gattepetiel is verbastering van gaten- plateel = doorslag, vergiettest. Gath, (Verkondig bet Met to -, spreek er niet verdei- over, bij de tegenstanders; klacht van David over Saul en over Jonathan, zbn zoon, waar hb wenscht, dat niemand tot de Filistbnen van de nederlaag sprak (2 Sant. 1 vs. 20). Gatlikker, (stud.), vleier, pluim- strUker. Vgl. hat motto van Klikspaan: lik me go, (2de pers. gas, 3e pers. gat). Gattes, (he b r. chattha), meervoud: gatteisim, zondaar, arme zondaar, iemand van weinig aanspraken. Gauchos, politiecorps in Rio de la Plate; zie Kurales. Gaudama, godheid in Bonna (Ach- ter-Indi6) bb de Boedhisten, ook Gautaina en Sakja-Mu)ti genoemd, met den bU- naam boeddha of boedha s a n s k r. de Wijze; de zoon van Suddhodann (Koning- van hat Indische rbk MAgadba) (thans Behar) de stichter van het' Boedhisme en na zbn dood (t omstr. 543 v. C.) af- godisch vereerd. Zie ook Gautenia. Gaudeamus, (1 at.),' laat ons vroo- lijlc zijn; hat eerste woord en vandaar de benaming van een oud studentenlied, waarvan hat meest bekende couplet al- dus luidt: Gaudeamus igitur Juvenes dum sumus. Post jucundam juventutem Post molestam senectutem Nos habebit humus. (Laat ons vroolbk wezen, zoolang wij jong zijn. Na de aangename jeugd, na den moeitevollen ouderdom liggen wb onder den grond.) G&ulem, (n.hebr.), klomp, geeste- looze materie, vandaar automaat, lummel. Gaulo, ziek, zielce, van he b r. cha- la of chalah (hb is ziek of zwak geweest.) Gaulois, (fr.), Gallisch. Evenals ten onzent de Batavieren en in Duitschland de Germanen, leven in Frankrijk de Galligrs in de teal allergunstigst voort. Men spreekt van probitJ (braafheid) en franchise (rondborstigheid) - Gauloise, van man Pres gauloises (manieren van den goeden ouden tijd), van l'esprit Gaulois (goedaardige, beminlbke, ver- goelftende geest); terwijl un Gaulois in dat land een man van den ouden stempel, une expression Gauloise een ouderwetsch gezegde aanduidt. GAULOIS. 329 GEBALDOVERD. Gaulels, (fr.), tegenwoordig aardig, maar van twjfelachtig zedelijk gehalte. Gauloserf e, woord van Vinet (1797- 1847) omtrent B I a i s e P a s c al (t 1662), ter aanduiding dat deze schepper van den Franschen stbl het losse en naive der vaderen liet varen". Al wat oud is, is den Franschen Gaulois (Gallisch) ; mitsdien spreken zb van probit4" en franchise gauloise", van maniere g." = manieren van den goeden ouden tbd, en noemden iemand van den ouden stempel un Gau- lois;" vandaar ook: le bon Are gaulois" de guile lach der vaderen, en naar de vrbere opvatting dier dagen komt ook gaulois voor in de beteekenis van on- deugend, loszinnig en derg. Gautlope, zie Gantlope. Gausom, (n. h e b r.), zegel. Van h e b r. clidtant. Gautama of Ga udama, ol)penqod der Birmaiien, de vier hoofdwaarheden van Gautama zbn: lo. Lbden bestaat; 2e. De oorzaak daarvan is erfzonde" d. i. de som der zonden in vroegere bestaansvormen bedreven; 3o. Het lbden eindigt in Nirva- na (vernietiging); 4o. Den weg naar Nirvana vormen acht deugden: recht geloof, recht oordeel, rechte taal, recht doel, rechte praktijk, rechte gehoorzaam- heid, recht geheugen en rechte zelfbe- schouwing. Gave Gods, euphemisme voor de ,heete sieckte" of pest. Gave, (fr.), in de taal der Fransche anarchisten, een rijke burger; van se gaver = zich overzadigen. Gavotte, (fr. muz.), ondeFransche dons, in allabreve maat (2/,), matig snel, komt gewoonlbk in de suite (z. a.) voor, en volgt meestal op de sarabands (z. a.). Gavroche, (fr.), grappige, brutale straatjongeoi, type van den Parbsschen; naar een onvergankIft type van then naam in de Misdrables van V i c t o r Hugo. Gawe, (transv.), gaaf, goed. Gawroeso, (n. h e b r.), gezelschap. Van gawwer, (z, a.). Gawwer, (n.hebr.), makker, vriend. Gay, (w a p.), vroolijk, opgesmukt. Gayant, de reus van Douai, dertig voet lang, die met zbn vrouw van twintig voet en zone drie kinderen in iederen feestlbken optocht to Douai paradeert. Deze reuzen zbn teenen korven met houten koppen en sierlft uitgedost. Gazan, (n. he b r.), eig. opziener, voor- ganger in het gebed, voorzanger ter Synagoge. Game], (ar.), oorspr. gazaal, in afra gazeel, lyrisch didaktisch gedicht van eigenaardigen vorm, omdat het eind- rbm der beide eerste regels telkens her- haald wordt, nu en dan door een of meer rbmlooze regels afgewisseld. Gazeeren, op het Israel. Nieuw- jaarsfeest iemand een goede beslissing of bestemming toewenscheit. Van hebrh gezeera = besluit. Gazette, krant, in Frankrbk, Spanje, Portugal en Engeland, zoo genoemd naar de kleine munt gazeta, of gazette, vroe- ger in ItalW gangbaar, waarvoor men ze kocht, in Belgie gazet; het eerst in Veneti6 in 1563. Cwazlr, zwejn, hebrh chazier. Gazzer, (van het Hebr. Chazir = ), slechte kerel. Geaceldenteerd, (mil.), one f fen, hobbelig, vol ongelbkmatigheden (acci- dents); van wegen en terreinen. Fr. acci- M, ook fig. bewogen, vol lotwisselingen. Geanglliweerd paard, paard met kort afgesneden en dicht aan het ljjf hoog opgedrongen (vergroeiden) staart. Geappeld kruls, (wap.), kruis waarbij de armen in bollen eindigen. Gebaard, (w a p.), met een baard, van email, (menschen, dieren, enz.). Gebaard, (w a p.), door Ihjneneven- 7bdig aan den linkerdiagonaalverdeeld in, een aantal even breede strooken, af- wisselend van metaal en kleur. Het aantal strooken wordt venneld, en is altijd even. Gebaldoverd, (b a r g.), aangewe- zen. OEBAND. 330 OEDACHTEN ENZ. Geband, (w a p.), door lijnen even- wjjdig aan den rechterdiagonaal verdeeld in een aantal even breede strooken, af- wvisselend van metaal en kleur. Het aantal strooken wordt vermeld, en is altijd even. Gebastilleerd, lw a p.), met tinnen, alleen aan den onderkant. Gebedenteller, b~ P. C. Hooft voor rozenkrans, (zie bij Paternoster), omdat deze in aaneengeregen grootere en klei- nere balletjes of koralen bestaat, welke het aantal der opgezegde gebeden aanwijzen. Gebekt, (w a p.), met een bek, email, (vogels). Geber, zie Gheber. Gebesanteerd, (w a p.), bezaaid met besanten. (z. a.). Gebeuwen, (b a r g.), roepen. Gebladerd, (w a p.), met bladeren (bloemen, vruchten, boomen). Gebloemd, (w ap.), met bloemen (planten) ; bezet met bloemen (boordsels, zoomen) ; met bloemvormige uiteinden (kruisen). Geblokt, (w a p.), samengesteld uit blokken, afwisselend van metaal en kleur (in een rij). Geboden (Hil zet er ziJn tien - In, iemand de vingers o f de nagels in het gezicht zetten. Ook, hij gebruikt zyne tiers geboden = hij eet met de vingers en niet met vork en lepel. Om het getal tien eene toespeling op de tien geboden uit Mozes' wet. Gebonden, (m u z.), z. legato zooveel als strenge stijl; zie ook Galante stijl. Gebonden, (w a p)., door een band, koord, lint, enz. vereenigd tot een bundel van meer gelijksoortige voorwerpen. Geboord, (wap.), met boordsel kleur of metaal. Is het boordsel zeer smal dan heet het bb de fr. herauten filiere en de figuur fimbrid of frauchJ. Gebouw ('t -, kortaf in 't Haagsch, het Gebouw voor Kunsten en Weten- schappen. Gebraden duiven, die iemand in den mond vilegen, oorspr. gr. bb K r a t e s en vele anderen, ook bij Hans Sachs, Rabelais e. a. in be- schrijvingen van de gouden eeuw of Luilekkerland. Gebraden haan ulthangen (Den -, goede sier maken, zich weel- derig aanstellen; naar het uithangbord van voormalige gaarkeukens. Gebroken, (w a p.), veranderd door verandering of omzetting der kleuren, of ook door een barensteel (z. a.). Gebruikskunst, schilderkunst toe- gepast op artikelen van dagelijksch gebruik, als op glasramen, glas- en gleiswerk, vazen, flacons, meubelkasten, tapijten, enz. Deze kunst, sedert drie eeuwen en langer in verval, geraakt niet in Engeland alleen, maar nu ook bepaald in Belgie en Frankrijk tot em nieuw leven. Gebuizerd, (b a r g.), gedronken ; van mnl. buisen of buysen = lustig drinken. Gebuurte, (t r a n s v.), buurt. Gecommitteerde Raden, oud- tijds ongeveer hetzelfde als thans de Gedeputeerde Staten. Gecontedereerde Staten, de elf staten, die tegen de Unie opstonden in den Amerikaanschen burgeroorlog (1861-1866), nml. Georgie, N. en Z. Carolina, Virginie, Tennessee, Alabama, Louisiana, Arkansas, Mississippi, Florida en Texas. GecoOrdineerde begrippen, begrippen, die naast elkander staan in rang, waarvan niet het eene uit het andere voortvloeit. Tegenovergesteld aan gesubordineerde begrippen = begrippen, welke uit hoofdbegrippen voortvloeien, en dus aan deze ondergeschikt (gesubor- dineerd) zijn. Gecreneleerd, (w a p.), zie Gekan- teeld. Gedachten (Op twee - bin- ken, wei felen, ontleend aan het Bijbel- sche verhaal van Elia op den Karmel (I Kon. XVIII : 21). GEDACHTENISWAPEN. 331 GEER. Geduchtenlowspen, een wapen dat deel uitmaakt van een ander en daarin geplaatst is ter herinnering aan een of ander historisch feit. Zoo bevatten het Oostenrbksche wapen (vastgesteld 1836) en het Pruisische (vastg. 1817) vele gedachteniswapens. Gedalla (Vastendag van - Joodsche vastendag op den Men Tisri (in September of October) wegens de ver- nietiging van de laatste rest van Israel's nationale zelfstandigheid uit den tijd des eersten tempels (Jeremia XLI). Gedamasceerd, (w a p.), veld, gou- den of zilveren met iets donkerder figu- ren, krullen, enz. de op het veld aange- brachte damasceeringen zbn geen stukken; naar de stad Damascus. Gedanken mind zollfret, ge- dachten zijn tolvrij. Luther in zbn "Von weltlicher Oberkeit, wie man ihr Gehorsam schuldig sei", in eenigszins anderen vorm in het Latijn bij C ice r o pro Mil6ne XXIX, 79: Liberae stmt nostrae cogitationes e. a. Gedeeld, (w a p.), door een verticale I& in twee gelbke helften verdeeld. Gedekt, (w a p.), met een dak, email (gebouwen), of met eon torentje op het dak. Ook wordt een schild gedekt door kroon, helm, wrong of helmteeken. Gedichtsel, (Bbbelvertaling Gen. VI, 5), vrucht der overdenking voornemens, plannen. Gedlenstige geest, dienstbode; schertsend en op den klank of uit Hebr. I vs. 14, waar hot van de engelen ge- zegd wordt. Gedomicilleerde wissel, wissel betaalbaar gesteld bij een ander dan den betrokkene. Gedragen, (w a p.), met een ander stuk onder zich, dat het hoofdstuk schbnt to ondersteunen. Hot stuk, dat gedragen wordt, is de hoofdfiguur. Gedriedeeld, (w a p.), eon op eeni- gerlei wijs door twee evenwijdige Ibnen of door eon keper of gaffellbn in drie gelijke deelen verdeeld veld, ale de drie deelen ieder een aftonderIft email hebben. Gedsie, zie Gids. Geduld Is sulk een schoone sank, V a n A I p h e n,Kindergedichtjee. Gef,elipseerd, (w a p.), zie Yer- duisterd. Geel den Keiser, wat des Keizers Is, en Gode wat Godes Is. Aanspon*ng om het verschuldigde to betalen en Gods geboden op to volgen. Ontleend aan het gezegde van Jezus (Matth. XXII : 21). Komt ook voor als bmschrift van een ouden Batenburgschen dukaat uit de He eeuw. Geet mid de vilf, d. 1. de vijf vingers, dus de heele hand, ten bew&e dat 't good gemeend is, - en niet koel of afgemeten eon paar vingers, gelft uit on erschilligheid of ook uit hooghartig- held vaak geschiedt. Geet mil waar Ik sta, zie Dos snoi poe sto. Geelt Im katoen of geelt Im van draad, (toon.), uitbundig schreeu- wen om effect to maken, onnatuurlfte stemverheffing.. Ook m i lit. Schiet hem dood; ook: sla er maar op! GeNkeld, (w a p.), met vruchten, eikels. Geel, (b a r g.), goud. Gee] vaantle, zie Gele buis dragen. Geel of Gheel (Naar - gaan, krankzinnig worden. Geel, eon plaatsje in de Belg. provincie Antwerpen, is sedert eeuwen eon oord, waar btna alien zich bezig houden met krankzinnigenverple- ging. Geelhart, zie Groerehart. Geelties, dukaten, in 't algemeen goudstukken. Gel5ut, (w a p.), niet volgens een rechte Ibn afgescheiden, doch de deelen met uitsteksels van eenigerlei vorm, in elkaar grbpend. Geer, b w k.), schuin vlak; eene kamer geert, wanneer de eene zbde smal- ler is, dan de andere en de rechtstaande muren in het grondplan stompe en scherpe hoeken vormen. GEERI. 332 GEGEN DEMORRATEN ENZ. Geerl, zie G heerai. Geer, (w a p.), een rechthoekige drie- hoek, met den rechten hoek en een recht- hoekszbde langs den schildrand, vanwaar de geer uitgaat, en met de punt in het middenpunt of in de middellbn van het schild figgend. Geerten, (Sint - minne, heil- dronk hU afscheid of bij het aanvaarden van een refs; van Geertruida, dochter van Pepbn van Landen, dezelfde wier naam wb weervinden in Geertruidenberg. Geesel past zoo'n brandmerk (Op zoo'n -, na zulk een kostlijk inaal past zulk een lekkere siqaar; Gel- dersch spreekwoord, uit de dagen toen bb erge booswichten na de geeseling het brandmerken werd toegepast. Aan de geeseling ging voor den delinquent een goede maaltbd vooraf, opdat hb ze beter zou kunnen doorstaan. Geeselaars of Geeselbroederii, broederschap van dwepers, in 1260 in- gesteld door den kluizenaar Rainer to Perugia, die op zekere tijden hun licha- men in het openbaar door vinnige geesel- slagen teisterden. Later vervolgd wordend, namen ze in Fraukrft den naam van Begharden, in Duitschland then van Kruisbroeders aan. Zie Flagellanten. Geest, in Rinsumageest en derg. ook wel gaast en Bast in Gaasterland en Grootegast, zandgrond met veers ge- mengd. Geest (De - Is wel gewillig, maar het vleesch Is zwak, het voornemen bestaat, de bedoeling is goed, maar het goede voornemen wordt niet uitgevoerd; ontleend aan Matth. XXVI: 41. Geeuwen, (b a rg.), zingen. Geeuwert, (Een tokkende -- (b arg.), een kleine jongen. Geftend., (w a p.), met stukken to we6rszbden naast zich, welke in dezelfde richting gerangschikt zbn. Getuaist., (w a p.), door horizontale 1buen verdeeld in een aantal even breede stroken van afwisselend email. Geferteleert, (w ap.), zie Lativerk en Getralied. Gelingeerde count, (hand.), niet werk-elyk geslagen count; rekenmunt, b. v. het Banco-Mark in Hamburg. Geflatteerde balans, (hand.), I bb welks samenstelling men den inventaris zoo taxeert, dat de toestand van de haudelszaak to rooskleurig wordt voorgesteld. Een geflatteerde B. leidt bbna onvermbdelbk tot opdrijving van onnoodige uitgaven, bb handelsonderne- mingen tot uitkeering van winsten, die niet gemaakt zbn en werkt dus op den duur noodlottig. Geflenst, (toon.), saamgelapt; zoo ziet een tooneel bb de opvoefing van een stuk er uit, wanneer het materieel ontoereikend is. Geflep, (barg.), gerinkel. Gefloat worden, (hand.), over- stroomd worden, van companies, spoor- w?gmaatschappben en andere onderne- mingen in Noord-Amerika, die 't niet houden kunnen. Van e n g. to float, over- stroomen, eene maatschappij oprichten. Gefort zIIn, (mil.), buiten echt met eeiiei vrouw leven, lett. op een fort zitten, alzoo gebonden zbn aan een plaats, daardoor niet meer kunnen gaan, waar men wil. Gegabt, (bar g.), gestolen. Gegautreerde manchetten lubben met zeer fijne plooien, die er met een warm bzer werden ingedrukt; van gat(fre (fr.) = wafel, dewbl het bzertje dichtsloeg als een wafelifter. Gegeerd, (w a p.), overdekt met of verdeeld in een even aantal rechthoekige driehoeken van afwisselend email. Gegen C onsum, (h g d.), tegen ver- tering eene zaal bbv. aan een tooneel- zelschap verhuren, alzoo, dat de zaal gratis aan dat gezelschap wordt afgestaan, mits de toeschouwers genoeg verteren. Ge en Demokraten helfen nur Aolduteu,, tegen d-emok)-aten hel- pen slechts soldaten, slot van het gedicht van v. Merckel: die ffinfte Zunft. Zeer bekend geworden, doordat de overste v. G r i e s h e i m in 1848 de uitdrukking als titel voor eene brochure gebruikte. GEGESPT. 333 GEISCHEK. Gegespt, (w a p.), met gesp. van ander email. Gegoltd, (w a p.), met een balk, paal, enz. wanneer zfin 1ijnen niet recht maar golvend zbn; het schild of een flguur, ' wanneer het door golvende Ibnen in waterpasrichting in een. even getal stuk- ken verdeeld is. De gegolfde paal loopt van boven uit in een vlam en heet bij de fr. herauten flambant. Gegrond, (w a p.), op een grond van ander email geplaatst, boomen, gebouwen, e. a. De grond is eene variatie van den voet. Het gewone email is sinopel of grasgrond. Gehalsband, (w a p.), met een hals- band van ander email. Gehameld, (w a p.), gesloten door ver- ticale van onderen gepunte balken bijv. poorten. Gehandeld, (bar g.), bestolen. Gehandsehoend, (w a p.). met een handschoen, (z. a.). Geharnast, (w a p.), met een har- nas of een deel daarvan bekleed (men- schen, lichaamsdeelen). Geharnaste cede, aanval enz. gespierd, in krachtige bewoordingen. Geheld, (kmak too n. muz.), vast er in zittend, goed. De repetitie ging geheid, d. L alsof die geheid was. Geheim comW6. & la Bdonat- rotti, heimelbke vereeniging in den trant van die van B., den vertrouweling van Robespierre, communistisch samen- zweerder onder bet Directoire (z. a.) to Parijs (t 1839 als gedeporteerde). Gebeimboek, (hand.), bet boek, dat door den chef eener handelszaak gehouden wordt, over artikelen of zaken, die hb niet ter kennis van zbn bedienden brengen wil. In denzelfden trant beet een geheim kasboek een geheime balans. Gehenna, hel (Matth. 5 v. 22, 29, 30; 10 v. 28; 18 v. 9; 23 v. 15, 33), of komstig van h e b r. geei Hinnom = dal Hinnom, cen aangenaamm dal bb Jerusa- lem, waar de oude Isra6lieten aan Mo- loch dieren en zelfs kinderen offerden (1 Kon. 11 v. 7), en dat, na de af9chaf- fing dezer offers door den koning Josia (2 Kon. 23 v.10) diende tot begraafplaats voor de ljjken van misdadigers en tot verbranding van onreinigheden; van bier, strafplaats in het doodenrft (den Siedl) de goddeloozen, tegenover eene andere plants voor de vromen, bet Pa- dijs (z. a.) genoemd. Geherrie, zie herrie. Gehoond, (w a p.), met een stompje, waar de staart moest zitten; deze is af- gesneden en verwbderd, de tanden zijn uitgebroken, eveneens de nagels, de tong ontbreekt. Gehultd, (w a p.), een huif of kap dragende. Gel-hinnom, (h e b r.), sche volksuitspraak Geinem, Grieksche uitspr. Gehenna), zie Gehenna. Gelder, (van h e b r. cheder = ver- trek, studie-vertrek), godsdienstscliool. Gelizerd, (w a p.), geharnast. Gellek, (n. h e b r.), deel, aendeel. HebrH chelek. Gellew, .(n. h e b r.), vet, talk. H e b r. chgleb, chHeb. Geln, in de taal deraardrftskunde, doortocht van water; ook, waterlozing. Oudere vorm: gana. Geln, (toon.), joodsche volkstaal, aardigheid, geestigheid, lief heid; van hebr. cheen, gunst, liefelftheid, aardig- heid; vandaarpleizier,,vret,zooookgein- makers (pretmakers). Geintimeerde, gedagvaarde in hooger beroep. F r. intimer, aankondigen, (vonnis) beteekenen. Gelrem, (h e b r.) ban. In geirem doers== iemand in den ban doen. Gelvoesch, (n. he b r.), verdrijvin Jode-nvervolgitog. Gelischek, (h e b r.), lust, zin. Gehoorn (dieren). met hoorns GEISER. 334 GEKWARTIERD. Geiser, ook wel geyzer, periodieke I heetwaterspringbronnen op Wsland; men vindt ze op eene vlakte noordwest van den vulkaan Hecla. Geysir, (hj s 1.), on- stuimig, woedend, vandaar badketel, die dadelbk warm water geeft. Geislersehe buts, langwerpige glazen bnis, met verdunde lucht, of eenig gas, gevuld, en aan welke uiteinden pla- tihaspitsen - z. g. electroden - gesmol- ten zbn, naar den fabrikant G e i s l e r to Bopn. Zie X-stralen en ' Crookes'buis (Aanhangsel.) Gelst der stets verneint (Der- -, de geest, die altoos ont7cent, *naam, then Mephisto zich in Goethe's Faust geeft in zijn gesprek in den He- mel; fig. de weerbarstige, ongeloovige en ongevoelige mensch. Gelt, (k. m. a.), knap, fink, 7cranig man. Gelasperde jongen, (bar g.), iemand, die gezeten heeft. Gekamd, (w a p.), met een kamm van ander email (hanen). Gekantonneerd, (w a p.), met ge- lbke figuren in de vier hoeken om de hoofdfiguur. Gekapt, (w a p.), door een keperlbn verdeeld in twee deelen. De punt der keperHjn raakt den bovenkant van het schild niet. Gekapt - gekousd, (w a p.), het veld Is in drieft verdeeld door twee keper- Ifinen, die in de zbden van het schild samenkomen, doch niet reiken tot aan den boven- en onderkant.. Gekard, (k. m. a.), verwijderd, ook evenals bjj de studenten, gesjeesd. Gekeperd, (w a p.), door keperlbuen in een getal even breede kepers van afwisselend email verdeeld. Geketend, (w a p.), met een keten of koord, aan den band, om hals of bulk (dieren). Gekheld, mer meet boeten de (schra6m, spreuk der Societeit Momus to Maastricht, dtvaa8heid, maar niet buiten de perken. Gekinkt, (wap.), heet het kruis wanneer zijn armen eindigen in den vorm van krukhoofden; zijn het halve, alle vier in dezelfde richting, dat noemen de fr. herauten zult een kruis fy1of. Gekkenspel of Zottenspel, een wedstrtd tusschen de narren der verschil- lende redertkerskamers in het ze19e g n en doen van dwaasheden. Geklauwd, (w a p.), met klauwen van ander email (dieren). Geklaverd, (w a p.), met uiteinden in den vorm van klaverbladen (ankers, kruisen, enz.). Gekleed, (w a p.), met kleedingstuk- ken van ander email. Geklepeld, (w a p.), met een klepel (klokken). Gekloft, (barg.), gekleed. Geklokt, (w a p.), met een klok aan den hals (runderen, schapen); met klok- ken aan den onderkant (faas, enz.), zie Campania. Gekloste eferen, (rest.), omelet. Geknillt, Gespant, (bar g.), ye- grepen. Geknoopt, (w a p.), in bochten voor- gesteld, zoodat indien de uiteinden werden aangehaald, een knoop zou ontstaan (slangen, linten). Geknopt, (w a p.), met een hart van nder email (bloemen). Geknopt, (wap.), met knoppen op de uiteinden (degens, kruisen). Gekousd, (wap.), door een omge- keerde keperlbn verdeeld in twee deelen. Zie Gekapt. Gekrookt riet, zie Rookende vlas- wiek. Gekroond, (w ap.), met een kroon op let hoofd. Gekruist, (wap.), geplfiatst in den vorm van een kruis. Gekrukt, (w a p.), met uiteinden als krukhoofden. Gekwartlerd, (w a p.), met anden wapens saamgevoegd in 44n schild. GEKWARTILEFRD. 335 GELE RAS (HET). Gekwartileerd, (wap.), door een horizontale en een verticale lUn in vier gelfte deelen verdeeld. Gelag, onaangename, slechte toe- stand, lot. Ook, 't geen men neerlegt op tafel, omm zbne vertering to betalen. Voor iemand het gelag betalen = be- talen 't geen een ander verteerd heeft, fig. boeten voor de misdrijven van een ander. Gelaleisch Isar, (chron.), een bestendig zonnejaar bb de Perzen in 1079 n. C. ingevoerd door den Turkschen keizer Gelal. ledere maand heeft 30 dagen, en op het einde van een gewoon jaar worden er 5, en van een schrikkeljaar 6 bbgevoegd. Gelavie, (w a p.), speer, laps, ook voor banier gebruikt. Geld stinkt niet, of I a t. pecunia non olet, wat Vespasianus tot zjjn zoon Titus gezegd zou hebben, op diens vraag of hb niets rook aan een zak, gevuld met de eerste opbrengst der belasting op de privaten; naar die belasting heeten in Frankrjjk de openbare waterplaatsen vespasiennes. Geldersch geloof (teen beter geloof dan een - (Z e e u w s c h- V I a and e r e n), Geldersch, woordspeling met geld, en geloof met crediet, dus: die met geld in de hand komt, heeft het meeste crediet. Geldersch Kruls, (w a p.), kruis waarvan de z#lbnen der armen zich naar buiten buigen, zoodat zb aan het uiteinde aanmerkelbk breeder zbn. Geldersche Achilles, (Be bbnaamm van den geduchten Maarten van Rossem (t 1555), veldmaarschalk, de rechterhand van hertog Karel van Gelre (t 1538). Geldersche Alcides, (Be bbnaam van hertog Karel van Gelre, den Hercules zbner eeuw. Alcides was de bbnaam van Hercules; van g r. ON (oorlogsmoed, strUdkracht). Geldersche Marius (Be hetzelfde als Geld. Achilles, (z. a.). De Rom. veldheer Cajus Marius t 86 v. C. was rusteloos in 't oorlogen, en hield daarin ook veel van blakeren. Geldersche Blom (Be -, naam van versehillende logementen, o. a. to Arnhem, to Utrecht en to Gorkum. Deze bloem is de mispelbloein, het nude wapen van Gelder. Vanhier ook de familienaam Gelderblom. Geldkoers, (h and.), de prijs ran ten dag van verschillende geldsoorten. Geldsachen (In - hOrt die GentAthlichkelt auf, eigenl& Bei Geldfragen enz. In zaken speelt het gevoel Been rot, woorden op 8 Juni 1847, in de Kurie der drei StAnde," van den vereenigden Pruissischen Landdag, door D. J. L. Harrsemann, later minister van financier, uitgespreken. Meest gebezigd als ,Da h6rt die GemOhlirlikeit auf." Geldsnoeiers, personen, die de randen der muntstukken afsneden en de dus verminderde stukken voor volwichtig uitgaven, behaalden in vorige eeuwen en tot op 1846 grove, maar onrechtmatige winsten. Om to kunnen oordeelen of een stuk gesnoeid was of niet, voerde men in 1749 het kabelen in, d. L het maken van schuine inkervingen op den rand, tegenwoordig maakt men kartelingen, nl. rechte inkervingen. De snoeiers stoorden zich er niet aan, sneden de randen of en maakten een nieuwen kabelrand. Gele buts dragon (Het -, de blakende guest des Keizers van China genieten, gelft hoogbevoorrechten Chi- neezen to beurt valt, als deze zich in een geel buis mogen kleeden, evenals hun keizer zelf doet. De hoogste onderschei- ding, weike aan eenig sterveling in het Hemelsche Rgk kan ten deel vallen, is, dat Z. M. zijn eigen geel buis uittrekt, om er den begunstigde mede to bekleeden. Voor zeer bizondere verdiensten wordt hierbo nog verleend het Gele vaantje, dat door den bezitter in de rechterhand wordt gedragen, en hem souverein Techt geeft over leven en dood. Geledigd, (wap.), geheel uitgehold, zoodat alleen een smalle rand overbltft Tangs den omtrek, (kruisen enz.). Gele ran (Net -, de Chineezen, near hun gele tint en voorliefde voor de gele kleur. GELEGENHEIDSGEZICHT. 336 GEMENOD KOOR. Gelegenheidsgezieht, een ge- laat, dat zich naar tijdsgelegenheid, bljjde, droevig, preutsch, benauwd, verbaasd toont, gelijk een veteraan op het tooneel. Vooral ten aanzien van het godsdienstige veel gebezigd. Geleeuwd, (w ap.),zie Kliwmend en Lionne; egl. geluipaard; een geleeuwde luipaard is een loopende, niet aanziende leeuw en een geluipaarde leeuw is een klimmende, aanziende leeuw ; omdat de leeuw altijd klimmend, t.iet aanziend is. Geleld (H1i heeft -, had de leiding, nam de leiding (s p o r t t.), hij was vooraan bijv. tot aan de zooveelste ronde. Van e n g. to lead. Geleibrief, (h and.), zie Morato- rium. Gelelde, (h and.), zie Convooi. Geleld, (w a p.), met lellen van an- der email (hanen, kalkoenen, visschen). Gelelled, (w a p.), met uiteinden in den vorm van lelien ; met lelien aan de uiteinden. Gellike monniken, geliike kappen, vgl. Cucullus (z. a.). Geliik doen, (b a r g.), deelen. Gelljkvloerseh, alledaagsch, niet verheven, bijv. een gesprek, fig. ontleend aan een huis met hooge verdiepingen. Gellep, (b a r g.), buit. Gellep, de massemat doen (b a r g.), met elkander deelen. Gelling, (t r a n s v.), gallon, maat voor natte waren, van e n g. gallon. Geloempang, zie Kroeng. Geloof, hoop en liefde, I Kor. XIII : 13 (vgl. I Thess. I : 3 ; V : 8). Geloof (Met - maakt zalig, gewijzigd naar Marc. XVI vs. 16: „die geloofd zal hebben en gedoopt zal zjjn, zal zalig worden." Geloof (Met - verzet bergen, d. i. voor den geloovige is niets onmoge- lijk, letterl}jk naar I Kor. 13 : 2, verg. Math. XVII : 20, en Marc. XI : 23. Geloofszendelingen,zendelingen uit Amerika, Engeland en Duitschland, die zonder tot eenig Zendelinggenoot- schap to behooren, zonder voorbereiding of opleiding, onder de Heidenen uitgaan, maar niet op een waste plants blijven, doch een trekkend leven leiden, als rei- zende Evangelisten, zonder controle, maar ook zonder salaris. Zij verwachten alles van God, die hun bekwaamheid en salaris geeft, die ook hun bestuurder is. Zij willen - echt Amerikaansch ! - de wereld in dertig jaren bekeerd zien; Frederic Arnot is zeker de meest bekende. Gelulpaard, (w a p.), zie St append, (leeuwen.) Gelukkig Arable, onjuiste verta- ling van lat. Arabia felix, dat eenvoudig beteekent aan de rechterzijde, d. i. Ara- bie aan de „ felix" van Mecca; de linker, dus ongelukkige stad is Al-Shan. Gemakalemol, (b a r g.), geslagen. Gemanteld, (w a p.), verdeeld door een keperlijn wier onderste punten lig- gen in de onderhoeken van het schild. Gemara Gennbrb, volmaking, van h e b r. gamer (hij heeft vdleindigd), maakt met de Mischna (z. a.) den Talmud (z. a.) uit. Ze heet „volmaking" met het oog op de Mischna, welke ze uitlegt en aanvult bb wijze van commentaar. Gemara, (n. h e b r.). (Hoogd. uitspr. gemoro) leering, naam der Talmud- boeken. Ge meenlandshuls, het huis, waar de vergaderingen van het waterschaps- bestuur gehouden worden, waar de ar- chieven van 't waterschap berusten, in 't kort : het Raadhuis van 't waterschap. Gemeenlandssluls, sluis dienend tot gemeenschappelijke uitwatering der landerijen van een polder, of een water- schap, staande onder toezicht van en On- derhouden door het waterschapsbestuur. Gemengd koor, (m u z.), i t a 1. coro pieno; lat. plenus chorus, samenwerking van mannen- en vrouwen- of kinder- stemmen, dus bas, tenor, alt en sopraan; in tegenstellihg van de koren met gelijke stemmen (votes aequales) mannenkoren, vrouwenkoren, kinderkoren. Bb het orgel fr. jeux composes, samengestelde hulp- stemmen. GEMENODE JAGERS. 337 GENERAAL-AVERAGE. Gemengde lagers, (mil.), snij- boouen met aardappels, naar de groene uniformen der jagers. Gemerk, (w a p.), kenteeken. Gemeste kall slachten (Met -, een feestmaal houden. Uit Luk. 15 vs. 23, 27. Geml elatte G asadin, (n. h e b r), vergeldiv)g d#r vronnen, Israelietische in- stelling (1796), welke bet verrichten der voorgeschreven plechtigheden bb ster- venden en dooden beoogt, en tevens zorg draagt voor de begrafenis der leden. Gemodereerden, gematigden ; in de 2de helft der vorige eeuw godgeleerden en predikanten, die niet in alles de kerk- leer der Gereformeerden, uitgedrukt in de Formulieren van Eenigheid, beleden en beaamden, maar op sommige punten afweken. Gemolt, (b a r g.), om hats gebracht. Gemot, (b a r g.), politie; bet heele gemot, het gerecht. Gemullband, (w a p), met een muil- band (beren). Genadepoortle, (Met -, achter- deurtje, waardoor men, hoewel eigenlijk onbevoegd, toegang kan krijgen tot eene tooneelvoorstelling, een concert, enz. Genadeslag, de slag, welken men een gevonnist misdadiger enz. toebrengt, om hem uit zijn lijden to helpen, zijne stervenssmart to doen ophouden, door be- spoediging van zijn dood. F r. coup de grd ce (z. a.). G enageld, (w a p.), met nagels aan de klauwen (dieren); met spijkers (hek- werk, enz.). Gendarmes, (f r.), oorspronkelijk gens d'arines, mannen van wapenen; lo. de wapenknechts uit den riddertijd; 20. politie-mannen van gedeeltelijk militair, gedeeltelijk burgerlbk karakter. Gendre (Mon -- , tout est rompu, schoonzoon, alles is tusschen ons uit volzin uit Un chapeun de paille d'Italie, comedie van L a b i c he en M a r c- M i c h e 1, in 1857 voor bet eerst opge voerd, die door Nonancourt zijn aanstaan- den schoonzoon Fadinard telkenmale wordt toegeworpen, wanneer hb zich over dezen to beklagen heeft. Gemeenljjk schertsenderwijs gebezigd, om to zeggen dat men alle betrekkinven at breekt, dat alles uit is. Geneelsehe conventle, de op bet initiatief van den Zwitser Henri Dunant die in 1860 in „Un Souvenir de Solferino" de ijslijkheden van een slagveld na den slag beschreef, tusschen bet meerendeel der Europeesche Staten 22 Aug. 1864 to Geneve getroffen overeenkomst, waarbij aan zieke en gewonde krijgslieden in den oorlog eene zekere mate van be- scherming verleend en behoorlijke ver- pleging, ook door de tegenparti , gewaar- borgd wordt. Onder den titel : Cory. van G. voor de verbetering van het lot der gewonde krijgslieden bij de legers to velde. Deze Conventie is van blijvenden aard; vorige overeenkomsten of voorstel- len waren van zeer tijdelijken aard, en bet humaniteits-begrip daarin nederge- legd, ging later weer verloren. Die vroe- gere overeenkomsten waren l e. het verdrag van Aschaffenburg van 27 Juni 1743, na den veldslag van Dettingen gesloten tusschen de opperbe- velhebbers van bet Pragmatieke en van bet Fransche leger, derl Generaal Von Stair en den Maarschalk de Noailles, tot wederzbdsche bescherming van ge- wonden en hospitalen; 2e. bet tractaat, den Eden Februari 1759 to Sluis, in Staats-Vlaanderen, tus- schen Frankrijk en Engeland gesloten, regelend de zorg voor de zieken en ge- gewonden en hun verplegers ; 3e. de conventie van Brandenburg van 7 September 1759, tusschen Frederik den Groote en Lodewijk XV, op de grond- slagen van bet Sluiser-tractaat; 4e. bet voorstel, in 1800 door den be- roemden Franschen legerarts Percy aan de generaals Moreau en Kray gezonden tot onschendbaar-verklaring van hospi- talen en regeling der zorg voor de ge- wonden. Deze op zich zelf staande uitingen van humaniteit bleven echter zonder gevolg. Zie ook Roode kruis. Genelwoh, (n. h e b r.), die fstal. Vgl. gannew. Generaal-average, (hand.), al- gemeene averij: de Engelsche benaming voor avert grosse. 22 GENERAAL-BAJONET. 338 GENOVEVA (DE HEILIGE). Generaal balonet, bijnaam van den generaal David Hendrik baron Chasse, hem wegens zijne veldtochten in Spanje in Franschen dienst, gegeven, omdat hij vele aanvallen met geveld ge- weer liet doen. Generaalbas of Generale-bas, (m u z.), basstem, boven welke de ak- koorden door cijfers zijn aangewezen. Ludovico Viadana (t 1634) heet het Ge- neraal-Basschrift to hebben verbeterd. Generaal Seminarien, (r. k.), de in het eind der vorige eeuw door Jozef II. opgerichte opvoedingsgestichten voor R. Katholieke geestelijken, bestemd om de opvoeding der toekomstige priesters aan de Kerk to ontnemen en den Staat in handen to geven. Generalissimus, generaal en chef, opperbevelhebber ; ital. generalissinzo. Generaliteitslanden, of w inge- westen, de ,grenslandenn, die door de wa- penen der Republiek voor en na op de Spanjaarden veroverd waren en geen deel uitmaakten van de Unie. Zij behoorden aan de Generaliteit d.i. aan de Vereenigde Pro_ vincien in het gemeen en waren : Staats- Vlaanderen (het tegenwoordig z. g. vaste land van Zeeland), Staats-Brabant (bijna geheel Noord-Brabant en de stad Maas- tricht), de Landen van Overmaze (Val- kenburg, Daalhem en 's-Hertogenrade), Staats-Oppergelder (Venlo, Montfoort en een paar forten) en de Westerwolden (het Z.-Oostelijk deel van Groningen. Generatio aequivoca, (1 at.), twij felachtige voortteling, benaming voor de „g6n4ration spontanee" of wording zonder zaad of vruchtkiem, waarvan de mooglijkheid thans als eene dwaling op- gegeven is. De stelling. die daar tegen- over staat, is het omne vivusn ex ovo (alle leven (komt) uit een ei (voort). Genesis, (g r.), het ontstaan, de wor- ding. Naam van het le boek van Mozes, omdat daarin het ontstaan der wereld wordt geschetst. Genetrix, „niet genitrix", zeggen de jongste woordenboeken, voortbreng- ster, voortteelster, stammoeder. „Mathesis Scientiarum Genitrix" (sic) = Meetkunde draagt de wetenschappen in haar schoot, de naam van een genootschap, tot aan- moediging en beoefening van wis-, natuur- kunde, bouwkunst, enz. Genever, of beter Jenever, zoo ge- heeten naar de samenstelling uit mout en bessen van den jeneverboom, lat. juni- per-14's. Gengis-Khan, groot opperhoo fd, machtige Khan, eeretitel, waaronder de Mongoolsche veroveraar Temudschin (1164-1227) bekend is. Genie, groot vernuft, oorspronklijke, voortreflijke geest ; ook mensch met zulk een geest begaafd ; geniaal persoon. Van 1 a t. genius (geno, gigno = voortbrengen, telen), beschermgod, die, naar de meening der oude Romeinen, over de geboorte der menschen gesteld was, hen door het leven vergezelde en hun lot bestuurde ; zij offerden hem wijn en bloemen. Genie, (f r.), korps van ingenieurs, mineurs en sappeurs. Genie (quel - ! quel dentiste, (f r.), welle een genie, welk een tandmees- ter; woorden ter aanduing van een bluf- fer, near Le Voyage autour de Ana mar- naite, vaudeville van L a b i c h e en D e- l a c o u r (I. 1) (1859), in den tegenwoor- digen worm in Les trente Millions de Gladiator (1875) comedie van L a b i c h e en G i 11 e (III, 6 tot 10) en eindelijk in Le cabinet Piperlin (1878) comedie-bouffe van H. Raymond en P. Buran (I, 2). Geninah, paradijs der Mohammeda- nen, Vgl. Gan Eden. Gennaro's Confessie, (St. -, benedenkerk of crypt (z. a.), onder het koor der Domkerk to Napels aan San Gennaro = St. Januarius (den bloed- heilige der Zuid-Italianen) toegewijd; een heiligdom met zeven altaren, waarin de kostelijkheid van het mariner wedijvert met de schoanheid van het rijkste beeld- houwwerk, vervaardigd door Malvio uit Cosimo. Genoveva, (De Heilige -, ge- boren 424 bb Parjjs, stond tijdens den inval van Attila als eene vrome en wel- dadige vrouw bekend, werd later heilig GENOVEVAHOL. 339 GEOPHAGIE. verklaard en vereerd op den 3n Januari. Zij is de patrones van Paris ; aan hear is de kerk de Ste-Genevieve, thans het Pantheon, gewijd. Genovevahol, bb Trier, het hol waarin G} e n o v e v a van Brabant leef- de (z. a.) Genoveva van Brabant, huis- vrouw van Siegfried, graaf van Trier. Zij woonde, valsch beschuldigd, zes jaren in de Ardennen in gezelschap van een ree, totdat hare onschuld aan 't licht kwam en haar gemaal zich met haar verzoende. Zij is het onderwerp van een volksroman, die algemeen geliefd was en nog in de eerste helft dezer eeuw herdrukt werd als volksboek. Genovevanessen of Genove- ven, dochters van de H. Genoveva of Miramionen. geestel}jk genootschap in 1636 gesticht to Pariis door Francisca de Blosset. Genovina, Genueesche gouden munt van 96 Lire of francs. Genre-schilderstuk, een binnen- huis of ook landelijk tooneeltje, en bij uitbreiding : iedere voorstelling uit het dagelijksch of huiselijk leven. Verwant met het Fr. gens; bijgevolg : al wat tot het menschelijk ?even in betrekking staat. Gens du roi, (Len -, lett. de lieden van den koning ; de proeureur- generaal en twee raadsleden, naar hunne vergaderzaal het parquet genaamd, be- raadslaagden later over de koninklijke edicten, die aan het Parlement voorgelegd moesten worden; nog heden ten dage heet de officier van justitie met den griffier bb het eerste onderzoek in straf- zeken, het parket. Gente per bene, (it al.), fatsoen- lijke menschen, en welgestelde lieden, f r. gens de bien. Gentleman, van f r. gentilhommne, edelman. De zedenlooze George IV, trachtte „de eerste gentleman van Euro- pa" to zijn. Zijne vriendin Lady Conyng- ham, de gemalin van een Schotschen markies, die sedert 1823 ten spit van het ministerie als Lord Steward voor- komt, heette altijd „Regnante", haar man en hare kinderen „la famille" of the family". Gentleman, (Commoner -, een student (in Engeland). die uit eigen mid- delen in zijne behoeften voorziet. Van eng. gentleman, (verwant aan f r. gentil homme en i t. gentiluomo), in Engeland de titel van ieder, die geplaatst is tus- schen den hoogen adel (nobility) en den stand der burgers ; Commoner = bur- german. Gentleman-rider, (e n g.), man van de wereld, die de wedrenneii b-ij- houdt. Daartoe worden alleen toegelaten 1 ° de leden van de Jockey-club en van de voornaamste kringen to Parij s ; 2 1 de officieren van het Fransche leger in actieven dienst; 3° de personen, die na examen en ballotage door het , comitd des courses" worden aangenomen. Gentleman usher of the black rod, of kortweg Black Rod, naar de zwarte roede, die hij draagt, een wel- bezoldigde waardigheidsbekleeder, bood- schapper van het Huis der Lords aan dat der Gemeenten, bijv. om in een vast- gestelde formule de afgevaardigden uit to - noodigen, naar het andere Huis to komen, om de Koninklijke goedkeuring to hooren schenken aan eenige wetten. Gentry, (e n g.), de lagere adel, de knights, esquires en baronets, in tegen- stelling met den hoogen adel, de nobility. Genus irritabile vatum, (1 at.), H o r a t i u s Epistola 2.2.132: het prikkel- bare geslacht der dichters. Genuszschein, (h g d.), zie Jouis- sance. (Action de -. Geologie, (de vader der -, William Smith. (1769-1840). Geomaneie, tooverkunst door mid- del van cirkels en figuren in de aarde getrokken. Ge, aarde ; manteia profecie. Geopend, (w a p.), met een opening van ander email, (bloemen, hoorns, poor- ten, burchtenr). Geophagie, (g r.), het eten van aarde, eene door verschillende reizigers gecon- stateerde gewoonte bb sommige natuur- volkeren. De Ottowaken aan de Orinoco b. v. verslonden in den regentijd ver- bazende hoeveelheden kleiaarde, zelfs bij overvloed van ander voedsel.In de meeste GEORGARCHOWTOMACHIA. 340 GERtIDA OF GERgDE. gevallen bleek het bergmeel en de eetbare aarde geheel of gedeeltelft to bestaan uit infusie-diertjes, die, wanneer ze leven, werkelbk voedende waarde hebben. Uit ,qe (aarde) en phagein (eten). Georg arAontomachla, Boeren- en Ovei-heidsstrijd, een gedicht van den merkwaardigen P. J. B e r o n i c i u s, die in de 2e helft der 17e eeuw in Frankrft, Engeland en Nederland rondzwierf, zeer geleerd en - goochelaar-f3choorsteenve- ger was, en het bovengemelde gedicht, waarin liij den aanval der Walchersche boeren op Middelburg in 1672, geestig in 't Latbn bezong, tijdens zbn verblijf in Zeeland voor de vuist maakte. Het is in het Ned. vertaald door P. Rabus in 1691. Uit g r. gedrgos (landbouwer), archdn (magistraatspersoon) en );iachi (stqd). Georgdor of Plistool, Hanove- raansche gouden munt van Koning George, waard vijf Thaler of bijna n egen Gulden. Georges, (Brown - (e n g.), bruine Georges, bb de zeelui harde -cheepsbe- schuit. George Dandin, (Tn I'aty vou- In - (fr.), zie Dandin. George (St. -, de beschermheilige van Engeland, volgens Gibbon, George van CappadocW, de Ariaansche bisschop van Alexandria + 360. George, (Kruis van St. -rood kruis in een wit veld. George, (De Adder van St. bbnaam van den Pretondent, zoon van Jacobus II van Engeland, 1688-1765. George (St. - en de Draak, zinnebeeld van de zegepraal der chris- telbke kerk over hat heidendom. Bb ons meestal St. Jot-is. George nobel, (e n g.), munt, onder de regeering van Hendrik VIII gesla- gen, met de beeltenis van St. George. Georgica, (g r.), nml. poilmata, - landbouivIcundige gedichten, Fezangen van Vergilius over den landbouw, velddichten. Gepauld, (w a p.), door verticale Itnen verdeeld in een aantal even breede strooken van afwisselend email. Gepaleerd, (wap.), zie Gepaald. Gepareerd, (wap.1, wat niet een- voudig is, maar uit eenige emails samen- gesteld. Geparlevink, zie Pa)-Ieviiikeu. Gepaisteurlooeerde melk, melk, bacteriftvj gemaakt volgens de me- thode van den beroemden scheikundige Pasteur. Geplakt, (b a r g.), gevangen. Geplekt, (w a p.), met vlekken. Geproiest, (r. k a th.), eertbds oak geprofesied, iemand, die de kloosterge- lofte kwam to doen. Men spreekt van monniken of nonnen ge7cleedofgeprofest onder then abt of die abdis, d.w.z., door deze(n) met het monniken- of nonnen- kleed begiftigd. Van I a t. pro fiteri (beken- nen, belbden). Gepunt, (w a p.), met een punt tegen de uiteinden; de uiteinden puntvormig bbgewerkt; met kleine driehoekige blaad- tusschen de hoofd la en; met een punt v. a. em. Ger, (hebr.), vrouwelbk: n.hebr. s = vreemdelinge, een persoon, die uit een ander land of yolk komend, zich hier vestigde; vandaar vooral, iemand, die tot het Jodendom is overgegaan. G,6ra, als gewicht en tevens als geld- stuk hat kleinste, bb de oude Isra6lieten in gebruik, nml. 1/2o heilige sikkel (zie Sikkeo; vgl. Exod. 30 v. 13, Levitic. 27 25, Num. 3 v. 47 enz. Den naam gera = boon, ontleende dit gewicht aan de boonen van den St. Jansbroodboom, g r. keratonia, een in Palestina, vooral in Bethlehem's omstreken, nog heden menigvuldig voorkomende altoos groene boom, welke boonen de Griekenkeratia noemden. Dit laatste ward, eveneens de naam van een gewicht, bij ons nog overig in karaat (z. a.), een gewicht voor goud en edelgesteenten. Geraakt, (w a p.), omringd door stuk- ken, die er met de punt aan raken. GerAd& of GerAde, huisraad en kastgoed,, dat der vrouw, volgens hat Duitsehe recht, na den dood des mans ten deal valt. GERANIUM. 341 GESCHOEID. Geranium, zekere bloem, lett. kraan- vogelsbek, van g r. geranos = kraan- vogel, zie Pelargonium. Volgens de Tar- ken een gewone malve, door de aanraking van Mohammed's kleed tot de bekende plant vervormd. Gerant, (hand.), de verantwoorde- lijke bestuurder eener zaak. Gereformeerde kerken in Ne- derland, vereeniging der (meeste) leden van de Christelbk-Gereformeerde Kerk (het Genootschap der vroegere A fgeschei- denen sedert 1834, met de Nederlandsch- Gereformeerde (of Doleerende) Kerk. Zie Kerk A. en B. De inlijving kwam Juni 1892, krachtens de door Dr. Abraham Kuyper in 1886 voorgestelde Kerkforma- tie, tot stand. Kuyper's Kerkformatie wordt door de Doleerenden geheeten Reforma- tie". De Theologische School van Kampen, de voormalige hoogeschool der Christe- lijk-Gereformeerden, behoort sedert tot de „Gereformeerde Kerken in Nederland". De Christelbk-Gereformeerden of Afge- scheidenen van a°. 1834, voorzoover zij de inlijving van a°. 1892 of het zooge- naamde „nieuwe Kerkverband" niet er- kennen, hebben eene eigen „School" opgericht, to 's-Gravenhage, in het ge- bouw Eben-Haezer (z. a.), waarbij 12 Sept. '94 de eerste twee docenten, F. P. L. C. v. Lingen, oud-director van het Gymnasium to Zetten, en J. Wisse Czn., pred. to 's-Rage, plechtig geinstalleerd werden. Gerikamer, sacristie eener kerk, consistoriekamer, kleedkamer der geeste- lijken. Van het verouderde geriven (of ghegherwven), Duitsch gerben, dat berei- den, zich toebereiden (zich kleeden) be- teekende. Gergo, zie Gargaliata. Germinal, (f r.), maand van ontkie- ming, dus lente; zevende maand of eerste lentemaand in den Fransch-republikein- schen kalender (21 Maart tot 19 April). Geroddel, (joodsch-duitsch), kwaadsprekerij, zie roddelen. Gerofoll of garo fani, (i t a 1.), anjers, in kraampjes to koop geboden op het feest van San Giovanni Battista (St. Jan, 24 Juni) to Rome. Fr. giro fle (kruidnagel- bloem). Gerooiemd, (b a r g.), gezeten, van het Rooie dorp z. a. Gerrymander, (to -, (a m e r.), de kiesdistricten van een Staat z66 ver- deelen, dat, al heeft de tegenparti de numerieke meerderheid, zij in de verte- genwoordiging toch de minderheid heeft. Naar Governor Gerry van Massachusetts, die in 1811 een wet teekende, waardoor op deze wijze de democraten, die 1/3 der bevolking uitmaakten, in de meerderheid kwamen. De schilder Stuart teekende een karikatuur van de kaart der districten en noemde die Salamander, maar de Redac- teur Russell zel: Noem het Gerrymander en zoo bleef de naam in wezen. Gerstebrooden niet gegeten, (Hii heelt van de -, uit Joh. 6 v. 9. Zie bij Dertig. Geruit, (w a p.), door kruisende schuine of schuine en rechte lijnen, verdeeld in een aantal ruiten van afwisselend email, Geschaakt, (w a p.), door horizon- tale en verticale lijnen in een aantal even groote blokjes verdeeld, van afwis- selend email. Gesehaduwd, (w a p.), met schaduw opgewerkt; alleen in omtrek aangeduid zonder opvulling van email ; met een ander email geschaduwd. Geschaectafelt, (w a p.), zie Ge- schaakt. Geschakeerd, (w a p.) , zie Ge- schaakt. Gesehakeld, (w a p.), met schakels. Geseheft, (b a r g.), gezeten nml. in de gevangenis. Gescherpt, (w a p.), met spitse lange punten aan de uiteinden, of de uiteinden tot spitse lange punten uitgewerkt. Gescherpt in den voet, (w a p.), met een spitse punt aan den onderkant, zonder den onderkant zelf to veranderen. Geschift, (w a p.), gerangschikt Geschminkt, (too n.), metSchminke (h g d.) tooneelverf, vet besmeerd, getee- kend (nml. het gelaat), schminken (h g d.) = blanketten. Gesehoeld, (w a p.), met schoeisel v. a. em. GESCHOLMD. 342 GESTA ROMANORUM ENZ. Gescholmd, (b a r g.), op 't 8chavot. Gesehoren zitten, in verlegenheid zitten; misschien naar 2 Sam. X : 1-5, waar verhaald wordt, dat $anon David's knechten den baard half of deed sche- ren, waarom zij alom ten spot zouden geweest zijn. Gesehubd, (w a p.), met schubben; aangegeven door netwerk. Gesehuind, (w a p.), door een rechter diagonaal in twee gelijke deelen verdeeld. Gesa lpt, (w a p.), begrensd door een 1}jn, samengesteld uit rakende halve cirkeltjes of aansluitende boogjes. De ron- ding is naar buiten gekeerd. Zie ook Uitgcschu lpt. Gesehwan, Joodsche maand, (on- geveer in October-November). Gesera, (n. h e b r.), lot, beslissing, bestemming; meestal door loten. Ook ge- bruikt in den zin van noodlot, onheil. Gesiad, (n. H e b r.), verdenking. Geslankt, (b a r g.) getrouwd. Gesleesd, worden (stud.), van de universiteit verwtderd worden. Gesleft, (b a r g.), gearresteerd. Gesloten, (w a p.), heet een kroon met banden, die in een middenpunt samen- komen, zooals die boven 't Ned. wapen ; of wel met eene muts er in, zooals de Engel- ache hertogen ze boven hun wapens voe- ren en bb plechtigheden ook werkelbk dragen. Gesloten steen, een groote kei to Utrecht op de Oude-Gracht hoek Eligensteeg, met vier kettingen aan het hoekhuis vastgemaakt, waarmede oud- tijds de Duivel over de gracht wierp, totdat men den steen vastketende. Gesnaard, (w a p.), met snaren, met een pees. Gesnaveld, (w a p.), met een snavel v. a. em. Gesnoerd, (w a p.), met een draag- band of koord. Gespant, zie Geknijft. Gespekte haws, zie Folterwerk- tuigen. Gesplegeld, (w a p.), zie Geplekt. Gespinnen, in Drente en Overjjsel ; avondpartijtjesvan jongelui, zoo genoemd, omdat, oorspronklgk, de meisjes hare spinnewielen meebrachten en vlas spon- nen, totdat later in den avond de jongens kwamen en de gezelligheid vermeerder- den. Thans is van spinnen geen sprake meer, en de jonge dames brengen een handwerkje mee. Gespleten, (w a p.), eindigend in twee rechte of eenigszins uitgebogen takken. Gesplitstaart, (w a p.) , met een gespleten staart, waarvan de beide tak- ken sierljjk om elkaar zijn gewonden, ook dubbelstaartig d. i. a la queue fourchue. Gespoord, (w a p.), met sporen. Gesso, (ital. gesso = gips, plei- ster), een zeer oud middel om in relief to werken, reeds in de Middeleeuwen bekend. Men gebruikt tegenwoordig een deeg van 1 deel fijn gips, 2 deelen lijm en 2 deelen glycerine, en modelleert daarmede de figuren op meubelen enz., die men later kleurt of verguldt. Voor gesso lustro wordt ook liars en schellak gebruikt. Geesowork wordt tegenwoordig in Engeland veal beoefend. Gesta Frisonum, (lat.), oud ge- schrift, waarin de daden der Friezen verheerl}jkt worden. Gesta Romanorum of Histo- riae moralisatae, het oudste sprookjes- en legendenboek der christel}jke middeleeuwen, oorspronkel}jk in het Latijn geschreven, meerendeels ontleend aan den tijd der Romeinsche Keizers ; vanhier „fiesta Romanorum". Later werden er ze- dekundige uitleggingen aan toegevoegd; van daar „Historiae Moralisatae" (vroom- eenvoudige naleve verhalen, soms diep- zinnig-mystiek), bestemd om in de kloos- ters aan de monniken in de eetzaal to worden voorgelezen, van 150 tot 181 hoofdstukken groot, voor het eerst in 1472 to Keulen gedrukt en later herhaaldeljjk in verschillende talen weergegeven, in Ne- derland in 1481. Als schrijver noemde men vroeger Petrus Berchorius of Bercheur uit Poitou, t 1362 als prior van het kloos- ter der Benedictjjnen van at. Eloy to Pa- rijs. Met meer waarschijnlijkheid werd later een monnik Elinandus t 1227 genoemd als opsteller of compilator. GESTAART. 343 GETROUWE ACHATES. Gestaart, (w a p.), met een staart v. a. em. Gestamd, (w a p.), met een stain v. a. em. Gesteeld, (w a p.), voorzien van een steel van andere kleur of metaal dan het voorwerp. Gestel, als plaatsnaam en aan het eind van plaatsnamen, is gestelo = het to (bosch) op den gest of geest = hoo- gen zandgrond. Gesteld, (w a p.), geplaatst. Gestengeld, (w a p.), met een sten- gel(-tje). Gestiliseerd, voorgesteld (van voorwerpcn uir de natuur) of afgebeeld in een bepaalden conventioneelen har- monischen vorm, waarbij men de karak- teristiekste hoofdlijnen doet uitkomen en de bijkomstigheden en toevalligheden weglaat. Gesteriliseerde, melk, melk, die vrijgemaakt is van bacterien. Fr. stIri- liser = onvruchtbaar maken. Gestes, (f r.), eig. gebaren, fig. be- drijven; faits et gestes = daden en be- drijven; les chansons dege to (de gezangen van bedrijven) = de Middeleeuwsche Fransche heldenzangen ; uit lat. fiesta = uitgevoerde zaken (van gerere = dra- gen, zich gedragen, uitvoeren). Mnl. jeeste (z. a.). Gestileerd, goed in stbl gehou- den, naar den aard, dus goed uitgevoerd ; van schilderstukken, bouwwerken en he- raldieke figuren. Gestrengeld, (w a p.)., in elkaar grbpend. Gestrapt, (wap.), zie Gesnoerd. Gesubordineerde begrippen, zie Gecoord'fneerde begrippen. Get, (c h a l d.), echtscheidings-akte. Get thee to a .nunnery, (e n g:), Ga in een klooster (Shakespeare, Ham- let III 1), zegt Hamlet tot Ophelia, als hij somber, zwaarmoedig, menschhatend geen vrouw kan vertrouwen of wil lief- hebben. Getakt, (w a p.), met takken (comes) van een gewei. Getallen-symbollek, de kunst om aan getallen eene symbolische (zin- nebeeldige) beteekenis to geven, raadsels er mee op to lossen, of geheimzinnige combination (groepeeringen) van namen en zaken of gedachten, to maken. Getand, (w a p.), begrensd door eene getande lijn. Geteekenden, (Waeht u voor de -, minachtende waarschuwing tegen menschen met een in 't oogloopend lichaamsgebrek. Zie Gen. IV : 15 De Heer stelde een teeken aan Kain, wat door het yolk werd opgevat alsof Kain sinds then tijd een zichtbaar teeken droeg, vgl. Kainsteeken. Geth-semane, een hoeve_aan den v oet des Olijf bergs bb Jeruzalem, bekend uit Jezus' lijdensgeschiedenis (Matth. XX VI). De uit twee hebreeuwsche woor- den Gat (perskuip) en schemes (olie) saamgestelde naam duidt aan, dat daar van oudsher een olieslagerij gevestigd was. Die hoeve was domein der stad Jeruzalem. Getiereeerd, gedeeld in drieen, de Nationale schuld door Napoleon op lea van het oorspronkelijke gebracht. Getii of getijde, (r k.), de inhoud van het book (Brevier), dat den kerkdienst der Roomschgezinden behelst, dat gere- geld moet worden gelezen ; van hier „zijne getijden lezen". Getijde-heeren of -meesters, geestelbken, die zorgen voor de geregelde opvolging en waarneming der plechtigheden, heiligendagen enz. Getinneerd, (w a p.), met tinnen. Getippeld, (b a r g.),ontloopen, weg- geloopen. Getips, (t r a n s v.), aangeschoten. Van eng. tipsy, dronken. Getongd, (w a p.), met een tong. Getralled, (w a p), voorzien van tra- lien. Getrouwe Aehates, leider van Aeneas; toonbeeld van een trouwen vriend. V erg. Aen. VI, 158: fides Achates. GETSAKEN. 344 GEVLEUGELDE WOORDEN. Getseken, (j o o d s c h-d u i is c h), ge- schrei. Zie Tsekenen. Getei, (n. h e b r.), de hel ft, h e b r. cheetsie. Gettatura, (it.), magnetische invloed van het oog van sommige menschen ; volgens het Italiaansche volksgeloof de invloed, then iemand door zijn blik uit- oefent op het noodlot van een ander. Van gettdre (werpen). Zie Jettatura en Mal'ouhio. Getulgd, (w a p.), met een tuig. Getulge In geen getulge , (Een -, getuige = aanklager, spreek- woord ontleend aan de Mozaische wet, gebruikt ten bewijze van de nietigheid eener aantijging, als zij berust op hetgeen een man verklaart gezien of gehoord to hebben, naar Num. XXXV vs. 30. Geu, zie Djih. Geuren, (mil.), blu fen. Geurmaker, bereider van parfu- merieen ; iron. iemand, die nachtwerk doet bij een geheim gemak ; voorts bluffer, modegek, naar de gewoonte der laatsten om veel reukwerk to gebruiken. Geurtle, (Een los - (m i 1.) bijv. hij liep met een los geurtje = hij wan- delde heel blufferig. Geus, algemeene naam dergeneii, die het Spaansche juk afgeworpen hadden, in 't bijzonder: Watergeuzen, Boschgeu- zen. Van Gueux = bedelaar, den scheld- naam, waarmede Barlaimont de aanbie- ders van het smeekschrift (1566) be- stempelde, de Regentes Margaretha van Parma geruststellend met de woorden Ce ne sont qua des gueux, d. i., het zijn maar bedelaars, nml. personen, die wat komen vragen. Geus, (z e e v a art), vlag, die van boegspriet of kluiver waait, aldus genoemd naar de Waterqeuzen, die nml. aldaar hun standaard heschen met de kleuren des Prinsen van Oranje. Geuzen willen wel met one gasten, Maer zy en willen Wet met Ono vasten; - gezegde in 1679 nog in zwang, als be- vattend het oordeel der Roomsch-gezin- den ten aanzien van het vieren van hun Driekoningen-, Vasten-, St. Maartens- en Sinterclaas-avond door de Protestan- ten. Gasten = gastreeren, smullen. Geuzen, (Bet begint to -, de wind begint voordeelig to worden. Uit de eerste jaren van den 80jarigen oorlog, toen de Spanjaards ook zeiden : Onze lieve Heer geust, = is den Geuzen gunstig. Geuzenbril, naam van een schans bij Hulst, waarin bril = breidel is. Geuzendult, duit door de Staten van Holland geslagen op 't einde der .16e eeuw, met de Hollandsche Vrbheids- maagd in den tuin erop. Geuzendulvel, de Hertog van Alva. Gevederd, (w a p.), met vederen. Geven, (Bet Is zallger te -- den to ontvangen, aansporing tot weldadigheid ontleend aan Handel.XX:35. Gevierendeeld, (w a p.), zie Ge- kwartileerd. Gevind, (w a p.), met vinnen v. a. em. Gevlekt, (w a p.), zie Geplekt. Gevleugeld, (w a p.), met vleugels. Gevleugelde woorden, uitdruk- kingen, gezegden, spreekwijzen, spreek- woorden, die gereeden ingang vinden, overal gangbaar raken of zijn, van de eene plaats en streek naar de andere, van het eene gehucht naar het andere, als overvliegen. Letterlijke vertaling van G r. epees pteroenta ; uitdrukking, het eerst aan Homerus ontleend ; ze komt 46 maal in de Ilias en 58 maal in de Odyssea voor in de beteekenis „vlug, haastig" gewoon- lijk in den vorm : „en sprak in gevleu- gelde woorden". B u c h m a n n koos de uitdrukking Gefliigelte Forte oor zijn Citaten-Schatz, een werk, dat bi na jaar op jaar herdrukt wordt en waarnaar in vele landen dergelijke werken samenge- steld (of afgeschreven) werden. In Zweden (Bevingade Ord), Denemarken (Bevingede Oord), Frankrjjk (Mots of Paroles ailes) en ook hier to lande is de benaming over- genomen. In Frankrijk gaf Ed. F o u r- n i e r in 1855 eea werkje uit L'esprit des autres indertijd door V a n L e n n e p geplunderd in Over Citaten; bij de En- gelschen is het genre ouder en heet het boek Household Words ;z. a.) of Fami- liar Quotations. GEVOEGD. 345 GEZEGENT IS HET LANT ENZ. Gevoegd, (w a p.), hierbb z& de steenen door verticale Ibntjes en horizon- tale lijnen aangegeven, meestal met label. Gevoet, (w a p.), met een onderpoot. Gevorkt, (w a p.), eindigend met twee gebogen takken als een vork. Georama (g r.), lett. aardgezicht een met blauwachtig linnen overtrokken bolvormig ijzeren geraamte, eene afbeel- ding der aarde voorstellend. De polen waren verbonden door een spil van 40 voet, waaromheen een wenteltrap van waaruit men een goed overzicht had over de wereldkaart, die en, relief aan de binnenzbde was aangebacht. Een omgekeerde globe alzoo. In 1825 gecon- strueerd door Delangland et Parijs. Gevrucht, (w a p.), met vruchten. Gevuld, (w a p.), leli6n, waarbfi het onderste gedeelte is weggelaten, noemt men leli6n met gevulden voet. Gewaal, (w ap.), zie Vlucht. Gewandhaus-concerte, (m u z.), Donderdagavond-concerten to Leipzig, sedert 1781 in den tegenwoordigen vorm gegeven, maar sedert 1743 reeds in zwang. Aldus genoemd naar het oude Geivand- haus (lakenbal), waar deze concerten aan- vankelbk gegeven werden. Gewapend, (w a p.), met de natuur- lijke wapens (dieren). In dit geval ge- volgd door ,van." Gewapend, (w a p.), met eenig wa- pen, dus in de gewone beteekenis, zoowel bb menschen all bb dieren, en d an ge- volgd door met." Gewassehen, (barg.), ervaren. Geweldige(r), zie Provoost. Gewerber, (bar g.), katneraad. Geweren, (b a r g.), verstoppen. Geweten (Een goed - is een Paradfls), gezegde van Jacobus Ar- minius (hoogl. to Leiden, j 1609), den vader der Remonstranten. Geweven wind, cachemire (z. a.) sjaals, z66 ragfijn, dat men ze in de vuist verbergen kan, hoewel ze, uitge- spreid, drie vierkante meter beslaan. Gewiekt, (w a p.), met wieken v.a.em. Gewipt, (m i 1.), gedegradeerd. G ewoerem houden, (b a r g.), ver- borgen houden. Gewoeres (van hebr. Geboera kracht) groote machtige daden. Gewogen maar to 11cht ber- vonden, h.-.t ondei-zoek niet kunnen doorstaan, naar Dan. V. vs. 27. Gewohnheltio-verbrecher(hgd.) zie Cheval de retour. Gew5hullch glaubt der Menseh wenn er nur Worte hart, Es masse sich dabei doch such was denken lassen, Woor- den van Mephistopheles tot Faust in de Hexenkiiche. Bb Ten K a t e: Meest denkt men, als men enkel woorden hoort, 't Is mb to hoog, maar ". moet toch zeker wat beteeknen. B~ Bilderdbk- Gewoonlbk meent een mensch, wanneer hb woorden hoort, ast gedachten onder; stal is het enkel wind En zoo 't iets meer mag zijn, 't is louter beedlaarsplonder. Gb daarom, wat g:*g* spreekt of hoort Houd ieder woord slechts voor een woord Gewoon, (w a p.), voorgesteld in de gewone kleur, die het voorwerp in de natuur heeft. Gewoonte is eene tweede natuur, oorspronkelbk als het ware" eene tweede natuur, CieC de fin. V, 25, 74: Consuetudo (quasi) altera nature. Spottend zegt men nog: de gewoonte is erger dan de derdendaags(-he koorO, de laatste verlaat ons nml. zeer moeilft, de eerste in het geheel niet. Gewro, (n. h e b r.), zelschap. Gezeelt, (wap.), gekoppeld. Gezegent is het lent Waer 't kint syn mo#,r ver- brant, Von de l's spreuk voor den schoorsteen in den schouwburg op- de Keizersgracht to Amsterdam. De moer" is de aarde, ons aller moeder, hetjant" a: het turfstokend Nederland. GEZELLEN VAN JtHV. 346 GHIBELLIJNEN. Gezellen van Jghu, Zie Jehuu. Gezellen-vereeniging, (r k.), vereeniging van handwerkslieden, ter bevordering van godsvrucht en goede zeden, in 1849 to Elberfeld gesticht door den priester Adolf Kolping, later op vele plaatsen nagevolgd. Gesellig dier,naarAristoteles, die den mensch in het algemeen zoo noemt, uit het h g d. waarin „gesellig" beteekent in gezelsehap van soortge- nooten, in troepen levend. Wij gebrul- ken dit in den zin van „gezelsehap zoekend". Gezelsehap of Soeietelt van Jesus, zie Jezuiet. Gezeten, (w a p.), zie Zittend. Gezondheldseolonnes, groepen bestaande elk uit zeven artsen, die men in 1893 in Rusland uitzond, om ooglij- ders op het platteland met raad en daad to helpen. In 1894 werden 15 gouverne- menten van het Russische rijk door hen bereisd. Gezondheldspas, (hand.), eene door de overheid opgemaakte verklaring, dat een persoon, een schip, of eenig ar- tikel uit een land komt, waar geene besmettelijke ziekten heerschen. Gezondheldspolitle, toezicht van Staatswege op de volksgezondheid door het verordenen van bepalingen, wier overtreding straf baar wordt gesteld. Gezw1k, zie Zwikken. Gezworen Maandag, op som- mige plaatsen de naam van Kopper- maandag, omdat op then dag zb, die op den dag v66r Drie-Koningen (6 Jan.) tot eenig ambt benoemd waren, beeedigd wer- den. In de steden, waar de benoemingen op den dag v66r Paschen of Kerstmis ge- schiedden, viel de Gezworen Maandag op den eersten Maandag na genoemde feesten. Gezworenen, zie Jury. Gezworenen, zij die een eed ge- daan hebben, oudtijds magistraatsper- sonen van stad of dorp in 't algemeen, thane bestuurders van een waterschap, waarvan de voorzitter den titel van dijk- graaf heeft. Ghazele, ghasel, (a r a b.), minne- dicht; een bb de Perzen en Turken vooral geliefde vorm van lyrische poezie. Het ghasel is als 't ware het sonnet van het Oosten. Gheber of Giaour of Glouwer, Turksche vorm van'het pers. woord geber, ontleend aan arab. hat (z. a.) ; gods- dienstige secte in Perzie, die der vuur- aanbidders. De Turken gebruiken dat woord als een schimpnaam voor alle ongeloovigen, d. i. niet-Mohammedanen, vooral van hen, die den Islam ontrouw zijn geworden. Gheeral, gheerl, geeri, (w ap.), wapenkreet. Gheel, zie Geel. Gheere, (w a p.), slip, zoom van een kleed. Gheglent, (wap.), met borstwerin- gen, van m n e d. glinde = omheining. Ghegort, (w a p.), omgord. Ghelfs, . (w a p.), dwars, schuin over iets. Ghelu, gheluw, ghlel, glel, (w a p.), geel. Gheranet, (w a p.), geboord, gerand. Gherghel, (w a p.), zoom, boordsel. Gherlande, (w a p.), geborduurde sjerp der ridders; F r. guirlande (slin- gerkrans). Gheselt, (w a p.), vereenigd. Gheseten, (w a p.), liggend. Ghesplet, (w a p.), gespleten (staart.) Ghetto, (h e b r.), de wijk to Rome, waar de Joden moesten wonen. Vandaar in het algemeen Jodenkwartier. Gheweert, (w a p.), gewapend. Ghewerrent, (w a p.), op ztn hoede. Ghlaur, zip Gheber. Gh1bellilnen, Middeleeuwsche par- tijnaam voor de aanhangers des Duitschen Keizers tegenover de Guelfen (z. a.) of Welfen, die de partij des Pausen waren toegedaan. De naam is waarschbnljjk ontleend aan een slot der Hohenstaufen in Zwaben, geheeten Waiblingen, in Italie uitgesproken als Gieblingen. Inderdaad heetten de Hohenstaufen in den vroeg- sten tijd Waiblinger. OHIEL. 347 G}IDS. Ghiel, zie Ghelu. Ghymkhana Races, (e n g.), de wedstrijden in behendigheid en vlugheid to paard. Ghisarme, gysarme, (w a p.), tweesnijdende bbl, strijdbijl die met beide armen werd gezwaaid. Ofr. guisarme. Gholpe, (w a p.), draaikolk, maal- stroom. Ghy eischteen zwaeren eisch, V o n d e l, G y s b r. IV. 2 (reg. 1083.) Arend van Aemstel tot Badeloch als antwoord op haar verzoek om haar to vertellen „al wat (hem) wedervoer," na den hevigen strijd en den moord in de kerk. Ghy zult ze van dien leant zoo heerlyck op zien dagen, V o n d e 1 G y s b r. V. 4 (vs.1582) ook „hem van then kant" enz. V o n d e 1 schreef „Ghy zult het" enz. d. i. ,het daagt op" gelijk men zegt : „het staat slecht met de zaken" voor „de zaken gaan slecht." Giallarbrug, zie Gjallarbro. Giant (the little, (am.), de kleine reus, nml. de senator S t e p h a n A. Douglas, (1813-1861), hoofd der de- mocratische partij, tegencandidaat van Lincoln. Een man van veel talent en groote energie, maar klein van gestalte. Giant (the Northern, (am.), de Noordsche reus, Rusland. In Engeland en Nederland gewoonlijk, de Noordsche beer. Giant-Jiller, (Jack the - (e n g.), Jaap de Reuzendooder, de held uit een beroemd sprookje. Giant's Causeway, de Reuzen- dam, een voorgebergte aan de noordkust van Ierland, een reeks merkwaardige bazaltzuilen, die zich ver in zee uitstrek- ken. Causeway of causby =steenweg. Giaour, zie Gheber. Gibben of torenduiven; spotnaam voor de bewoners van Marrum bjj Leeu- warden, naar gi b, visch met spitsen bek. Gibb8r, (li e b r.), held, sterke man. Gibeoniet, onderknecht, een dui- velstoej ager, een factotum, naar de Gi- beonieten die volgens Joz. IX, 21, 8 tot „houthakkers en wateiputters" van Israel werden gemaakt. Giberne k la Corse, (f r.), pa- troontasch, die men op den bunk hangt, in tegenstelling van het gebruik in andere landen, om dien op den rug to dragen. Gibraltar, uit Gebal A l Tarik (Abenzaga) = heuvel van Tarik, -den aanvoerder der Mooren in 711, veldheer van Kalif Walid, die er op een rots (Calpe) een sterk kasteel bouwde. Gibraltar, (am.), in staatkundige kringen het hoofdkwartier eener partij, de sterke veste, bij v. het Gibraltar der demokratie. Gibraltar van Amerika, naam voor Quebec, door ligging en verdediging de sterkste plaats van Amerika. Gibraltar van het Noorden (Het -, vroegere benaming der stad Luxemburg, wegens hare sterke vesting- werken, welke alras door de Lug. regee- ring gesloopt werden nadat 9 Sept. 1867 de soldaten der Pruisitche bezetting de stad verlaten hadden, ingevolge de onz}j- digheidsverklaring des Groothertogdoms i. d. 11 Mei '67 door de Londensche Con- ferentie, saamgesteld uit de Groote Mo- gendheden en Italic, Nederland en Belgie. Gibes, chapeau gibes (thans chapeau claque), opera-hoed, samenplooibaar, naar den uitvinder. Gideon, de Stadhouder-Koning Wil- lem III, toen hij in 1688 als handhaver van het Protestantisme Engeland ver- overde. In 't algemeen strijder voor de eere Gods, krijgsheld, die in godsdienst- oorlog(en) een groote rol speelt. Naar den historischen Gideon, den vijfden richter over Israel, over wien zie Richt. VI--VIII. Gidoesch, (n. h e b r.), left. vernieu- wing, nieuwigheid, nieuwst}jding, iets nieuws. H e b r. ch6desj. Gids, vertrouwd leidsman, bestond in de 17e eeuw nog niet lang, en kwam toen als gidse, zelfs gidje en gideje voor. Het Bargoensch of de Zigeunertaal heeft gadjo, gadsjo = niet-Zigeuner of ,bewoner GIEBELTON. 348 GILDEBIER. der landen, die de Zigeuner bezoekt en die dezen den weg wjjst, aldus in de 15e eeuw bb de Zigeunerbenden, die toen westlijk Europa doortrokken; ver- volgens in den meer algemeenen zin van kameraad, handlanger. Vrouwelbkgad-sji, ook gedsje, e A g. gidsji, z. v. a. gewone Zigeunervrouw (onder den invloed van fr. en e n g. guide, i t a I - guida) als goede" gids verstaan. Glebelton, (mil.), urine-ton. Giegagen, schreeuwen als een ezel. Giel. sie Ghelu. Gierigheid Is de wortel van &Ile kwaad, 1 Tim. VI vs. 10. Glerwolf, weerwolf, van lat. gerul- phus weerwolf. Gil, (barg.), verstandig. Gifford Lectures, (e n g.), voorle- zingen over de wetenschap van den godsdienst, door wjjlen Lord Gifford ingesteld aan vier Schotsche Universi- teiten, aan elke waarvan hjj eene be- langrbke som vermaakte. Prof. Tiele to Leiden werd door den Senaat der Uni- versiteit to Edinburg voor de jaren 1896-98 tot Gifford Lecturer" benoemd. Gig, hardroeier, soort van vaartuig aan de Zaan. Gig, (e n g.), sjees, verkorting van ital. giga en fr. gigue, bevallige dans. Giganten, reusachtig woest geqWht, bb de goden gehaat en eindelbk door Zeus (Jupiter) verdelgd. Gigerl, (h g d.), luiaard, sh-aatslyper, geblaseerde leeglooper to Weenen; mode- pop, die de dwaasste dingen verzint om in 't oog to vallen. Zb dragen daarom reusachtige puntschoenen, pantalons met z66 lange pbpen, dat men ze zelfs bb 't fraaiste weder moet op- en omslaan, boorden, breed als manchetten, wandel- stokken als boomen zoo dik, enz., enz. Wiener Gigerl is gebkt ter aanduiding van iemand, die op 't gebied der mode overdreven is en zich bespottelft aan- stelt. Fransch: petit cr&e of gommeux. Giglia blame&, (it al.), witte lelie, het zinnebeeld van Florence. Van hier Florentijnsche kMa = blauwe bloemen, fig, aperij. Gigue, gaga, (f r.), spotnaam voor de oude viool (viola, vielle, fidel, vedel) die wat op een ham (gigue) geleek, later vervangen door de hedendaagsche platte violen met uitanbdingen aan de zbden. In Frankrijk gewaagde men in de 13e eeuw van Gigeours dIA Ilemagne, Duitsche vioolspelers. Later namen de Duitschers den vorm van het instrument en den naam (Geige) over. Gigue, Schotsche daps, die zbn naam ontleent aan een oud snaar-instrument, viool van ouden vorm. Gil hebt overwonnen, Gall- le,grl laatste woorden, toegeschreven aan keizer F l a v i u s Jul'ianus den Aftallige (t 363), die tot het Heidendom terugkeerde, en ale redenaar en als sch-bver het Christendom bestreed. Gilveres, zie Ger. Gil-Bias, titel en hoofdpersoon van een roman van Le Sage (1668-1747), de type van een schrander, geestig jong- mensch, die van avonturen houdt, maar wiens pogingen om in zjjn onderhoud to voorzien niet altbd den toets der eerlbk- heid kunnen doorstaan. Vooral op z~n we- dervaren met den aartsbisschop van Gre- nada (zie het laatste woord) wordt dikwjjls gezinspeeld, ter aanduiding van personen, die hoog opgeven van hunne liefde voor openhartigheid, maar in werkelbkheid waarheden, die hun onaangenaam zijn, niet kunnen verduwen. Gilbertilueu, een kloosteror 1135 door Gilbert van Sempringham (gr. Lincoln) in Engeland naar den regel van den H. Benedictus gesticht.De orde is in 1519 opgeheven en ingelijfd in de congregatie van den Kardinaal W o I s e y. Gild, gilde, e n g. guild = gesloten gezelschap tot het houden van een goeden maalttd; zie gildehal. Vereeniging van personen om to zamen to offeren, de buurschap to beschermen, de poortert to verdedigen, zich op een bepaalden dag gezellig to verntak-en of hetzelfde handwerk nit to oefenen. De bestuurders heetten overlieden, de leden broeders (zie Ambachtsgild, Buurgild, Offengild, Schutsgild). Gildebier, gildemaal, omdat van oudsher bier de hoofddrank bU een maal- tljd was. GILDEBOOM. 349 GIN SLING. Gildeboom, een lindeboom to Soest, waar omheen door de broeders van het Babiloniengild (z. a.) bij hunne feestlijk- heden gedanst wordt. Gildehal, gebouw. gesticht voor de samenkomst van de gilden, wier leden bijdragen, gilden, van s a k s. gildan (be- talen), moesten betalen. Hal = gebouw. Gilden (Patroons of bescherm- heiligen der -: St. Adam patroon der fruitverkoopers. St. Jan Baptist ,, „ kleermakers. St. Chrispijn „ ,, schoenmakers . St. Christoffel „ „ pakdragers. St. Eloy „ goud- en andere smeden. St. Goar „ pottenbakkers. St. Hubertus „ „ jagers. St. Joris „ brouwers envoet- boogschutters. St. Jozef „ „ timmerlieden. St. Lucas „ „ schilders en heelmeesters. St. Maarten „ kramers en kooplieden. St. N icolaas ,, „ lakenkoopers en schepelingen. St. Pieter „ visschers. St. Rochus „ „ w evers. St. Sebastiaan ,, handboog- schutters. St. Severus „ linnenwevers. St. Victor ,, korenmole- naars. St. Barbara, patrones der artilleristen. St. Catharina „ „ studenten. St. Cecilia ,, ,, toonkunste- naars. St. Enora „ „ minnen. Gildonlacum patrimonium, (lat.), vermogen van Gildo ; inkomsten van dezen Mauritanier, in 385 door kei- zer Theodosius den Groote aangesteld tot Comes van Afrika. Tegen het West- Romeinsche rijk opgestaan, werd hij nabij Carthago door zijn eigen broeder Muskizel in 398 bb Tabraca gevan- gen genomen en later terechtgesteld,. Zijne bezittingen werden verbeurd ver- klaard en het „patrimonium" werd be- steed, om de monumenten to Rome to onderhouden. Giles St., patroon of bescherm- heilige der kreupelen. V olgens de over- .levering, zou de koning van Frankrijk bb een jacht in het woud een kluizenaar bb ongeluk aan de knie gewond en deze om zich beter to kunnen kast#den, geweigerd hebben, zich to laten genezen, zoodat hij zijn leven lang kreupel bleef. Het symbool van dezen heilige is eene hinde, die dageljjks naar zijn grot aan de monding van de Rhone ging om hem melk to geven. Hij wordt voorgesteld als een oud man, met een -pijl in zijn knie en een hinde aan zijn zijde. Gilde-os, de vette, met bloemen, kransen en vergulde horens versierde os, die eerst met muziek rondgeleid en dan voor den gildemaaltijd geslacht werd. Als het gild niet rijk was, slachtte men een g i lde-ka l f. Gildepenning, koperen penning, dienend tot bewjjs van lidmaatschap (di- ploma) van een gild; de eenezijdevertoont de zinnebeelden van het gild, de keerzijde den naam van den gildebroeder. Gilles (Op - staan, (barg.), op de loer staon. Gilleskranter, (bar g.), dief, die bb klaarlichten dag deuren en ramen binnenkomt. Gilloek, (n. h e b r.), onderscheid, ver- schilpunt. H e b r. chalukka, 2 Kron. 35 vs. 5, (deeling, afdeeling). Gillotage, (f r.), of panikongraphie (g r.), relief zincographie tot het waken van cliches voor de boekdrukpers, near Joseph G i l l o t to Parijs, die in 1850 dit procede uitvond. Gillyflower, (e n g.), angelier, ver- bastering van July-flower, juli-bloem. Gimle, (n, m y t h.), bij de oude Scandinaviers de verblijfplaats der ziel, na den dood. Gimme, (b a r g.), boter. Gimmel, derde letter van het Hebr. Alphabet, drukt het getal drie uit. Gimnasium, (b a r g.), correctiehuis. Gin, (e n g.), jenei er, naar Geneve, waar de jenever het eerst werd gestookt. Gin mill, (am.), herberg, drank- winkel. Letterl. jenever-molen. Gin sling, (am.), drank, waarvan de bestanddeelen niet met zekerheid zijn op to geven, doch die zeer verleidelijk is. Sling = brouwersdraagboom. GIN SLINGER. 350 GISCHMEL ENZ. Gin slinger, (am.), iemand, die verzot is op spiritualien, voornamelbk jenever. Gin and Gospel Gazette, (e n g.), U Morning Advertiser, het orgaan der Dissenters en der tappers (of leden der Licensed Victuallers Association). Letterl. Jenever- en Evangelie-krant. Ginggang, (j a v.), gestreept of ge- ruit O.-Indisch lijnwaad, dat op Java van elders wordt ingevoerd. Ginnunga-Gap, (S c a n din a v i- s c h e m y t h.), de afgrond tusschen Nifiheim (de streek der nevel) en Mus- pelheim (de streek des vunrs) ; zij bestond voor dat land of zee, hemel of aarde bestonden. Ginoegh, (n.h e b r.), inwijding. H e b r. chanucca (Num. 7 vs. 11). Ginsing, perzik, in Japan phallisch symbool, en in een eveneens symbolisch papiertje gepakt (nosi), een onmisbaar toevoegsel bb geschenken. Giocoso, gio1oso, (it., m u z.) , bl y, vroolijk. Glorno, (ital.), dag, f r. jour. A giorno of a jour verlicht, d. i. in de open lucht, door lichtballonnetj es in tuinen, aan eerepoorten, in het avonduur. Zie ook A jour. GiovAne Itdlia, lett. jong Italic, staatkundige partij van den vooruitgang in den Italiaanschen vrijheidsoorlog, bij- naam voor het drietal: Victor Emma- nuel, Cavour, Garibaldi. Gipsies, (e n g.), uit Egyptians, om- dat een bende zwervers, in 1418 in Europa verschenen, hun aanvoerder ,Hertog Michael van Klein Egypte" noemde. Zij heeten hier en in Duitschland Zigeuners, bb ons ook Heidens, in Frankrijk Bohe- miens, in Spanje Gltanos, in Hongarije Pharao -nepek, in hun eigen taal Sinto's, bb de Noordsche volken Tataren. Giraffe, (m u z.), staande vleugel, schuinsnarig, naar den langen hals. Girandola, vuurwerk, bb zeldzame gelegenheden bijv. 3 Juni 1894, toen het feest der verj acing van de Grondwet (lal'esta dell' Statuto) to Rome werd gevierd. Hot stelde toen een Moorsch kasteel voor. Fr. girande, girandole = vuurpijlenbundel. Girandole, (f r.), ksudelaar met vele armen, kroonkandelaar. ()ok, trosvormige oorhanger (uit edelgesteenten). Girant, (h and.), bestuurder, uit f r. gerant. Girat, zie Giro. Giro, (i t a l.), omloop, kring. fig. het endossement of do overdracht van een wissel aan een ander. Die zulk een wissel aan een ander endosseert heet girant; degeen aan wien het endorsement ge- rieht is, g i rat. Giro-bank, (hand.), oudste soort handelsbank, opgericht door een geslo- ten kring (giro) van kooplieden, die in eene gemeenschappelijke kas eene bepsalde som stortten, waaruit dan de betaling, bb het onderling handeldrijven, door opschrijving op het credit en debet van de registers der bank (vire)nent de parties) plaats had, terwijl een waste munt werd aangenomen ter vereeuvou- diging der rekening. Giron, (w a p.), zie Geer. Girondisnen, (f r.), staatku ndige partij in de groote Fransche Omwen- teling, die zich tijdens de Assemblee Legislative (1791) vormde; gematigde republikeinen ; naar de afgevaardigdea Vergniaud, Guadet, Gensonne, Grange- neuve en Ducos, door het departement Gironde gekozen, waarbjj zich spoedig eenigen uit andere partijen o.a. uit het Centrum aansloten, Brissot, Condorcet, Roland. Zij werden later door de Jaco- bjjnen geguillotineerd 1794. Lamartine schreef in 1847 (8 din.), een dichterlijk, ofschoon niet onpartijdig, tafereel van hun lotgevallen in de Histoire des Giron- dins". Girondisten, (f r.), afgevaardigden uit het departement van de Gironde. Girouette, (f r.), left. windwijzer (draaiend met alle winden) ; man, die in politick doet en den koers volgt. Girouett$, (w a p.), met windvaantj es. Gischmel meerv. Gischmeilin, benaming der Zigeuners in den He- breeuwschen tongval der Duitsche Joden. In 't classiek Hebreeuwsch komt echter GISTEREN ENZ. 351 GLADIATORES. het woord niet voor. Het kan „sterke lichamen" beteekenen, van h e b r. of c h a t d. g?schem = lichaam, s y r. ge- schoem, poe&imo, a r a b. dj ismon en djotzmd non. Gisteren (Van- zIIn, dom, on- noozel. onkundig trezen, naar Job 8 vs. 9. „Wij zijn van gisteren, en weten niet." Wordt vooral ontkennend gebezigd : „Nu, 4 is ook niet van gisteren" = is goed b j de hand. Git, blinkende steen, waaruit men sieraden maakt, in de bergen voorko- mende en ook kunstig nagemaakt. Het git = het heldere zwart der oogen ; van- hier gitzwwart. Gitten = glanzige, holle, pijpvormige koralen van gekleurd glas ; meest zwart, als ze nml. voor opnaaisel van vrouwenkleedb dienen; doch bb koraalsnoeren veeltjds wit. Fr. jais, jaiet ; e n g. jet, black amber. H g d. das Bergwachs, maar ook (der) Gagat ; uit het eerste blijkt, dat die steen uit de bergen komt ; uit het laatste, dat de benaming spruit uit lat. gagates (nml. lapis = Steen), naar Gaga, eene stad in Syrie, waar men het git voorheen groef. Gagates wordt omschreven als ga.qaat = zwarte barnsteen, slakkig aard- pek, pekkool. Gitano, (s p.), Heiden, Bohemer, Zi- gguner. De eig. beteekenis van het woord is Egyptenaar. Zie Heidenen. Gittegom, uit guttegom; want 't is van 1 at. gutta (droppel) en gummi (gom). Harsachtige gom uit Indict, voor heel- en schilderkunst. Gittith, zeker muziekinstrument der oude Hebreen, eene soort van citer of luit, uitgevonden in en vernoemd naar de stad Gath-Rimmon in den stam van Dan. Giusto, (it. m u z.), juist, passend, allegro giusto = allegro assai, tamel jk snel. Givre, (w a p.), zie Slang. Givy, (am.), buigzaam, lijdzaam, ge- makkeljk to bewerken. Eene zekere stof, die „gives" d. i. mee geeft. Giallarbro, Giallarbrug, (n. myth.), de brug, die over de helrivier, Gjolle, geslagen is en met blinkend goud is bedekt. G jallarhorn, (n. myth.), s chel- klinkende horen, de tooverhoren, w aarop de god Heimdal, Himindal of de Witte Ase blaast bb de godenschemeribg of Ragnarokr (z. a.). Gjouwer, zie Gheber. Glaee sans tain, (f r.), spiegel zon- der foilie (verfoeliesel), d. i. doorzichtig spiegelglas (place non etamee), in onder- scheiding van glace etnmee. Men brengt zulk doorzichtig spiegelglas wel achter een gefoelied spiegelglas (dat opgewonden kan worden) boven schoorsteenmantels aan, om een tuin of park to kunnen zien dat er achter is gelegen. In het hotel van Baron de Rothschild in de rue La- fitte to Parijs en op de villa Roseneck bb Velp ziet men zulk eene „nouvell chemirnee 4 panneau de glace". Glaces, d. i. Gants glaces (fr.), glanzige handschoenen, uit glanzig leder vervaardigd, f r. glace = geglansd. Glad (Dat is nog al -, dat is duidelijk. Glad en al, (t r a n s v.), geheel en al. Glad zlIn, (m i 1.), knap zijn, eigen- l jk knap zijn om zich ergens doorheen to zverken. Dat is glad genoeg = dat is natuurlijk (dat volgt van zelf ). Een gladde vent, iemand die overal doorkomt, zich weet doorheen to werken. Gladakker of Gladekker, een gemeen liederlijk persoon ; van m a 1. gladak (beter galadag, gladag) met Ned. uitgang. Eigenlijk verkort uit djaran gladag = lastpaard, vandaar slecht paard, wa*van men de ribben kan tellen. Gladheim, (n. myth.), het grootsch en prachtig verblijf der Noorsche goden, met een troop voor Odin en twaalf zetels rondom. Gladiateur (Biscuit -, soort krachtig paardenvoeder, naar den een- maal wereldberoemden renner Gladia- teur, die talrbke prbzen won. Gladiatores, (lat.), zwaardvech- ters, bb de Romeinen in den regel krjjgs- gevangenen, die in zwaardvechtersscholen door vecht- of schermmeesters geoefend werden en dan door hunne eigenaars G LAD11 JUS. 352 GLEE. verhuurd werden omm bij lbkstaties, fees- ten, of openbare spelen ten genoegen der toeschouwers op leven en dood met elkan- der to vechten. Van gladius (zwaard). Gladil juts, gewoonlbk itts gladii; bet recht om de doodstraf toe to passers ; gladii poena = de doodstraf zelve. Ten t1jde der Romeinsche gladiatoren betee- kende dit laatste ook wel, dat men ver- oordeeld was, om als zwaardvechter to dienen. Gladiolus, (lat.), owaardlelie, zzvaardlisch; lett. zwaardje, verkleinvorm van gladius (zwaard). Glad oeren, spotnaamm voor de bur- gers van Twisk bjj Medemblik. Gladistone, (e n g.), goedkoope Fran- sche wbn, naar Gladstone, die den im- post op Fransche wbzen verminderde. Glamonluts poetsen. (b a r g.), eene ruit indrukken, na die met zeep of klei ingesmeerd to hebben. Glasehord, glasharmonica in 1785 to Parbs uitgevonden instrument, welks houten met laken bekleede hamertjes, op glazen klokjes, staafjes of glasreepen slaan. Glastrauen,(nat.), snel a fgekoelde glasdruppeltjes, welke wanneer men den samenhang daarvan op ddne plaats ver- breekt, b.v. door bet afbreken van den staart, geheel aan gruis springen. Glauberzout, ook Engelsch zout, zwavelzure soda, naar den ontdekker, den geneesheer G I a u b e r, geboren to Karlsbad en t 1668 to Amsterdam. Glazen slaan, (s c h e ep s t.), 't af- kondigen der uren aan board door mid- del van de scheepsklok; afkomstig uit den tbd toen de zandloopers nog al s tijdmeters dienst deden. Bb 't begin der wachten werd de gevulde zandlooper ne6rgezet en deze had e"4n half uur noo- dig omm geheel leeg to loopen; op 't oogenblik, dat bet glas" voor de eerste maal geheel leeg was, werd er met de klepel 44nmaal tegen de scheepsklok geslagen. Dadelft werd de zandloopei- omg,ekeerd en was na 1/3, uur we6r leeg; dan weerklonken 2 slagen op de scheeps- klok en was er dus een vol uur verloo- pen, na 't begin der wacht. Men telt ook thane nog tot en met 8 slagen dus volle 4 uren, zijnde juist de tbd voor elke wacht. Zoo is half 44n, half vbf en half negen 1 glas; half 2, half 6 en half 10, 3 glazen en b.v. half vier = 7 glazen. Zie Wacht. Glazenbuts (In een -- woven, beet bet van iemand, al wiens denken, spreken, doen bet daaglbkoch gesprek uitmaakt van klein zoowel als groot, van oud en jong. Glazenkast, kast met glazen du- ren, die nevens de linnenkast, in geen etsch-degelbk ingericht huishou- den ontbreken mocht, en gevuld was met oud Japansch porselein, Delftsch aardewerk, pronkborden, drinkglazen van allerlei vorm, met en zonderge6tste voorstellingen en verzen, een Hansje-in- den-kelder, enz. Glazeumaker, (w a p.), gevl6ugeld insect, paalswbs en uitgebreid, op den rug_ gezien. Glazen-mulltie, eigenljjk Wet pan- toufle de verre, maar pantoufle de vair U. bont, dus eig. bontmuiltje, de heldin uit Asschepoester. Glazenwagen, groot rijtuig voor potverteerders, een soort van hangkamer op wielen met vbf banken" ieder voor 4 of 5 personen. In bet oude Doolhof to Amsterdam was de miniatuur wagen, waarin de Koningin van Scheba koning Salomo kwamm bezoeken (vgl. Kon. X vs 1-10) geheel van glasprisma's gemaakt. Glazenwasseherij, plundering van 's Hertogenbosch door een losbandi- gen soldatenhoop W. 8-10 Nov. 1787, om haar bedreven moedwil berucht. G16 (Atjeh), heuvel. GM kamling geitenkloof, gte raja = de groote kloof, enz. Glebae adiseripti, (lat.), letterl bij den grond geschrevenen, d. i. daartoe gerekenden, eene soort van hof hoorigen, die to gelUk met den grond overgingen; It. servii delta gleba = grondlbfeigenen. Glee, (e n g., m u z.), compositie voor drie solostemmen, gewoonlbk mannen- stemmen a capella. Van ags. gligg = mu- ziek. E n g. glee beteekent vroolijk liedje. GLEYE. 353 OLORIEUSE RENTREE. Gleve, (h g d., w a p.), lelie, ook h g d Li lie. Glimmer, (b a r g.), gesp. Glimmerik, (b a r g.), ooq. Glimmeriken, (b a r g.), agent van politic. Glimmerts, (bar g.), t a fel borders. Glissando, (it., m u z.), glissato, glis.icato, glissicando = glijde'id; bij strjjkinstrumenten, viug ongeaccentueerd spel in passages; op de piano de vlugge voordracht eener passage op de bene- dentoetsen. Gllssez, mortels, n'appuyez pas, lett. menschen, glijdt er over, blij ft niet stil staan, laatste regel van een vierregelig vers uit het begin der 18e eeu w onder eene teekening : L' H y v e r, schaatsenrijders voorstellend, in zijn geheel Sur un mince cristal l'hiver conduit leurs pas, Le precipice est sous la glace. Telle est de vos plaisirs la legbre surface Glissez, mortels, n'appuyez pas. verzen van R o y, teekening van L a n- cret, gravure van Nicolas de Lar- messill ; thans gebruikt in den zin : let er niet to veel op ; bekijkt het niet to nauwkeurig; staat er niet to lang bb stil ; vooral in dien van : leg er geen nadruk op!". als wenk aan de acteurs bU aan- astooteljjke passages. Gloelend, (w a p.), vuurrood. Gloellamp, luchtledige glazen bol, een kooldraad bevattend, die gloeit bij het doorgaan van een electrischen stro om. Gloeilicht, zie Goudlicht. Gloenkoppen, spotnaam voor de bewoners van Veenwouden (bb Dokkum). Gloire (en -, (w a p.), met stralen. Gloire (La -- eat le soleil des morts, roem is de zon der dooden, gezegde, waarmede men in Frankrijk miskende grootheden troost. Glokken, (b a r g.), spelen, loensch glokken, een valsche kaart spelen. Glokker (een =, (b a r g.), een steker voor rijst. Gloria, (f r.), inengsel van tea;-me kc4ffe met suiker en brandewijn. De Itoorzangers plachten dien drank to ge- bruiken, omdat hjj geacht wordt, 'de stem helder to maken, vandaar ztjn naam. Gloria in Excelsis Deo, (lat.), Eere zij God in den hooge; eerste lid van den Engelenzang (Luk. 2 vs. 14). Maar de Vulgata heeft : „Gloria sit in altissimis Deo". Ook de Groote doxologie genoemd. Gloriam Imitamur tenden- tea virtutem, (lat.), Als wij near deugd strevenn, volgen wij roem na. In slecht Latjjn uitgedrukte lens eener aen- vang Febr. 1895 to Amsterdam opge, richte Vereeniging, welke gezellige bjj- eenkomsten beoogt. Ook uitgedrukt door G. I. t. V. Glorie, stralen bundel, die niet slechts zooals de Nimbus of aureool het hoofd, maar het geheele lichaam omgeeft van den afgebeelden persoon der Godheid of de Maagd Maria; zie Aureool. Glorieuse rentree, (f r.), de terug- tocht in Juni 1689 uit Zwitserland.naar hun geboorteland, de valleien van Pie- mont, van de Evangelisch-gezinde Wal- denzen, dus genoemd naar P e t r u s W a 1 d u s of V a 11 e n s i s, een rjjk koop- man to Lyon, die sedert 1179 zijne (R. Kath.) kerk tot den eenvoud en den geest van Jezus' Apostelen wilde te- rugvoeren ; doch, toen dit streven bb de Pausen Alexander III in 1179 en Lucius HI in 1183 tegenstand vond, zoo- dat zelfs de laatste den banvloek over hem uitsprak, met ' zijn in Frankrijk en Boven-Italie fluke sterk toegenomen aan- hang, in botsing geraakte met de Gees- telijkheid, die de Waldenzen ale ketters ging beschouwen en bejegenen, tegen wie zij in 1229 de Inkwisitie to werk stelde. En hoewel deze hen niet vermocht uit to roeien, leden zjj toch zware vervolgin- gen, onder Frans I (f 1547) (als Huge- noten) onder Hendrik It, (f 1559) en vooral onder I.odewjjk XIV in 1683 en '85 (opheffing van 't Edict van Nantes), toen zij door diens soldatenbenden (dra- gonnades) uit Frank4jk naar Zwitserland werden verjaagd en. niet minder 'in Pie- mont zelf, waar zeer velen uitweken. In den zomer van 1689 door heimwee ge- 23 GLORIOSA. 354 GNOSTIEKEN. dreven, naar Piemont , eruggekeerd, kon- den zij daar sedert 1690 rustig verwijlen. Bb de Glorieuse Rentree was Henri Arnaud hun aanvoerder. Den 1 Juni 1889 is het 200 jarig jubile dezer Rentrde gevierd. Glorioua, (1 at.), roernrijk; in de zegelkunde, zie b j Vesica piscis. Gloriosae memorise, (G. M. of g. m. of g.l.m. of glor. mem.) - (1 at.), roemrij per gedachtenis. Glorious Fourth (The -, (e n g.), de Roemrijke Vierde, nml. 4 Juli, dag der Onaf hanklijkheidsviering in de Yer- eenigde Staten. Deze nationale feestdag wordt jaarljjks door uitbundig schieten, allerlei vuurwerk, enz., to New-York ge- vierd. Glossolalie, het spreken met ton- yen = spreken in hooge geestverrukking, verschijnsel, dat zich korten tijd na de opstanding van Jezus (en ook wel in later t}jden van overspanning) heeft voorge- daan, nl. dat personen van een gevoelig gestel zich door een hoogere macht als aangegrepen gevoelden en indrukwek- kende woorden uitspraken. Vgl. 1 Kor. 14 v. 2, 4, 5, 6, 13: „spreken met de tong" of „met tongen", in onzen Staten Babel verkeerdelijk overgezet door „spreken (in) vreemde taal (talen)". Gllickes (Des eignen-Schmied (h g d.), de bewerker van z inn eigen geluk. Glyptoramen, bewegende levende beelden (tableaux vivant-) uitgevonden door Edouard Kilanyi en voor het eerst to New-York vertoond. De achtergrond en de groepen figuren bewegen zich lang- zaam van rechts naar links, zoodat de toeschouwer een aaneenschakeling van levende beelden to zien krijgt. Glyptotheek,bergplaatsof museum voor beeldhouwwerken en veelal gesne- den steenen en cameeen. Uit gluptos = graveerbaar, van gluphein = uithollen, in steen, metaal of hout graveeren, uit- sn}jden ; en thekc (g r.) = bewaarplaats. Gneis, zie Graniet. Geezer dallim, (H e b r.), Bulp voor Minverrnoyenden; vereenigng be- gin van Mei '96 to Groningen opgericht. Gnome, (g r.), spreuk, levensregel dikwijls in beeldspraak ingekleed. Ze komen in 't Oosten al vroeg voor, bjjv. de Spreuken van Salomo en die van Jezus Sirach. Gnomon, (g r.), kenteeken, aanw ij- zing, de naald, waarmede de schaduw de uren aanwijst, dus zoanewijzer; van- daar gnomnonie, de kunst om zonnewijzera to maken. Gnomen, volgens oud volksgeloof de oorspronkelbke geesten der aarde, be-- waarders van mijnen en schatten. Gnosis, (g r.), kennis, inzicht; in deny tad van het ontstaan des Christendoms en later, bepaaldelijk inzicht in de betrek king tusschen het Hoogste Wezen en den ksmos (de stoffelUke wereld). Naar den vorm (formeel) openbarings-philoso- phie = Bbbelsche godgeleerdheid, naar den inhoud (materieel) kosmologische spe- culatie = bespiegeling omtrent de stoffe- 1}jke wereld. Van gignooskein (kennen),, evenals (1 a t.) gnosco een oudere vorm. is van nosco (kennen, weten). Gnostieisme of Gnostiek, de. leer der, de wetenschap aangaande de Gnosis. Die ze beoefenden heetten Gnostie- ken, gnostici. Van Gnosis (z. a.). Die. wetenschap heeft ten doel eene diepere kennis (gnosis) van het Hoogste Wezen in betrekking tot het heelal of de we- reld, den Kosmos. Ten grondslag van die wetenschap lag een zeker dualisme van God en sto f. De bloeitijd van het. Gn. was de tijd van den Rom. keizer Hadrianus (a° 117-138 n. C.), vooral to Corinthe. De Alexandrijnsche geleer- den Basilides en Valentinus brachten het tot een diep ontwikkeld stelsel. In de 6e eeuw treft men er geene sporen meer van aan. Gnostieken, sekten van Oostersche Christenen, die veel van de begrippen der Iraniers hebben overgenomen. In hunne leer vindt men het Christendom vermengd--met den godadienst van Zoro- aster. Zjj zUn weer in verschillende rich- tingen verdeeld. (Adamiten, Valentinia- nen, Ophiten, Manicheers), en hebben hevige twisten in de Christel}jke Kerk veroorzaakt. Ter oorzake van gewaande goddeljjhe openbaringen heetten zjj hoot GN6T1 StAUTON. 355 GOD NOCH (COED MENSCH ENZ. verlichte christeuw#sgeeren in de eerste Christeljjke Kerk. Van gr. gnosis (ken- nis), dus de weters in tegenstelling met de geloovers. Gn6tI x6auton, (gr.), ken ii zelf. Opschrift van een tempel to Delphi. Ook I a t. Nosce to ipsum. Spreuk van Socrates (t 399 v. Chr.). Go-aheadativeness, (am.), geest van vooruitgang, van vooruitstreven. Go as you please, (s p o r t.), ga naar het u behaagt. Wedstrjjd waarbjj de snelheid veranderlbk is, dus van den mededinger afhangt, mits hat einddoel in den kortsten ttd bereikt worde. Go to Jericho, zie Jericho. Goal, (sport), doel bb 't voetbalspel twee palen van 21h m. op 5 m. afstand door een dwarslat verbonden. Ook, 46n punt nml. als de bal door 't doel" wordt heengejaagd. Goalkeeper, (sport,) doelverde- diger. Goatee, (am.), een sikje op de kin, kinbaard. Gobang, (j a v.), groote koperen munt, die de waarde van 2-4 duiten heeft, o. a. hat 2 % centsstuk. Gobelins, (fr.), de kostbaarste ta- pijten als wandversiering .Aldus genoemd naar hat ,hotel des Gobelins" to Paros, waar die weefsels gemaakt worden, eene affleeling van de Iffanufacture royall'e des meubles de la couronne in 1667 door C o l b e r t gesticht. De beroemde tapbten warden vervaardigd door de gebroeders C a n n aye en hat gebouw heette naar de familie G o b e 1 i n, waarvan de stam- vader Jean in hat midden der 15e eeuw uit Reims of uit Holland zich to Parijs kwam neerzetten, als lakenverver en waarvan de laden schatten en eer-amb- ten verwierven. De rivier Bibvre heette naar hen RivUre des Gobelins. De Gobe- lins werden vooral beroemd tegen hat einde der 17e eeuw, sedert de Hollandsche kunst van seharlakenverven in Frankrbk in 1655 door den Nederlander Gluck was ingevoerd. Gobog, (J a v a(, groote roodgeelko- peren penning, met een vierkant gat in 't midden, hetwelk omgeven is van zinne- beeldige voorstellingen van mensehen, dieren en voorwerpen. Gobogs worden van tjjd tot tjjd op Midden-Java opgedolven, en dagteekenen uit hat tbdperk der Hindoes. Goehem, zie Chochem (uit h e b r. chacdm) = wbs, verstandig. Gochemert, (bar g.), onderwijzer in de gevangenis. z. v. a. de wbze, ver- standige. God in Frankrilk (Een le- ventle &I@ -, een onbezorgd, mak- keljjk leven. Fr. it vit comme le bon Dieu en France of contme un coq en pdte. Dit lichtzinnig gezegde ziet op de afschaffing van God en godsdienst na de Fransche Omwenteling; toen behoefde God zich met niets meer to bemoeien, en kon geheel voor eigen gemak en ge noegen leven. Het gezegde ontstond in Duitschland en is in Frankrbk volkomen onbek,nd. Nadat de conventie (7 Mei 1794) hat bestaan van hat Opperwezen had ge- decreteerd schreef Pfeffel (1736--1809: Darfst, lieber Gott, nun wieder seyn, So will's der Schach der Franken. Lass flugs durch ein Paar Engeleiu Dich schbn bey ihmm bedanken. God is His own interpreter And He will make it plain, (e n g.), God verklaart zYn eigen hande- lingen, en legt ze duidelijk uit. God made him, and therefore let him pass for a man (e n g.), God heeft hem geschapen, bat hem dus voor een mensch doorgaan; S hake p. Merch. of Venice I, 2, dat zegt Portia tot Nerissa over Monsieur Le Bon, den onuitstaanbaren Franschman, die naar hare hand dingt. God meer gehoorzamen dun den mensehen (Men moet Hand. V, 29. God nosh goed mensch (Hil geeft om -. God noch goed mensch (Men Met er -, wbzigingen van Luc. XVIII : 4; veelal gezegd om een verve- lend, stil en ledig oord aanteduiden. GOD SAVE THE KING. 356 GODIVA (LADY). God save the king, God hehoede den koning. Refrein van bet Engelache volkslied, woorden en muzi ek zouden van Dr. John Bull (1563-1622) zjjn en ver- vaardigd wezen bij gelegenheid van de ontdekking van bet „Buskruitverraad." Vandaar de woorden „Frustrate their knavish tricks", dit is onjuist; bet Engel- sche volkslied, dat gezongen wordt op dezelfde wijs als lieil dir im Siegerkrauz bet Pruisische volkslied, was oorspronke- lijk een Fransch lied, melodie van L u i l y, woorden van Madame Brinon en b}jzonder naar den smaak van Lod. XIV. De tekst luidde Grand Dieu, sauve le Roi Grand Dieu, vend a le Roi Vive le Roi ! Qui toujours glorieux, Louis Victorieux Voie set; ennemis Toujours soumis. Op aanbeveling van H a n d e 1 werd bet bij de troonsbest}jging van George I gezong en en de Fransche verzen in bet Engelsah vertaald. God zegene u ! Bb de ouden was bet niezen een voorteeken. Het was gun- stig van den middag tot middernacht ; ongunstig van middernacht tot den mid- dag. Voor anderen was 't een teeken van geluk of ongeluk, naarmate men links of rechts van hen niesde. Altijd beschouw- de men 't als een heilig teeken, en zeide tot den niezer : „Dat Jupiter u beware (of helpe) !" Vandaar is 't gebruik waar- schijni jjk tot de christenen doorgedrongen, die zeiden,: „God zegene t41 of Wel be- kome fret u," terwbl ouderwetsche men- schen in 't begin dezer eeuw in de kerk onder de preek den hoed afnamen, als iemand in hunne nabijheid niesde. God (Zoo - wil en wil leven, ontleend aan Jac. IV : 15. Ook zegt men op de conditie van Jacobus. Zie D. V. Godam, Godon, (f r.) of Goddam, (n a d.), scheldnaam voor de Engelschen, van wie, ten onrechte, beweerd wordt, dat 4 onophoudlijk God damn (God ver- oordeele !) zeggen. Godel, (b a r g.), commissaris van politic. Goden (Grieksche en Ro- meinsehe -. God van den tid,(gr.)Kronos,(lat.)Saturnus. Oppergod, Zeus, Jupiter. God van bet licht, Phoebus, Apollo. - water, Poseidon, Neptunus. - den w}jn, Dionysos, Bacchus. - de onderwereld, Pluton, Pluto. - de liefde, Eros, Cupido. bode der goden, Hermes, Mercurius. amid -, Hephaestos, Vulcanus. Goden hebben lange armen, hunne macht reikt ver, om to zegenen of om to straffbn. In 't laatste geval geldt de uitdrukking 't meest. Godenschemering, (n. myth.), zie bb F,dda. Godfriedheuvel, heuvel buiten de Jaffapoort to Jeruzalem, wear zich in den jongsten tjjd een nieuW Jeruzalem ont- wikkelt, veel grooter en schooner dan bet oude, en vooral door de verdrjjving der Joden uit Rusland zich sterk uit- breidend. Die heuvel is sedert eeuwen aldus geheeten, omdat Godfried van Bouillon, de aanvoerder van den eersten kruistocht, hier in 1099 z}jne heerscharen monsterde en zjjne ridders aanvoerde tot bestorming van de Heilige stad. Godheim, Godheimr,(n. m y t h.), de verblijfplaats (heim) der goden, het- zelfde als Asgard. Godinnen (Grieksehe en Ro- meinsehe -. Rhea, gemalin van Kronos. Cybele, „ „ Saturnus. Athena (gr.), Minerva (rom.), godin der wjj sheid. Artemis, (gr.), Diana (rom.), godin der jacht. Demeter (gr.), Ceres (rom.), godin van den landbouw. Hestia (gr.), Vesta (rom.), godin der haardsteden. Persephone (gr.), gemalin van Pluton. Proserpina (rom.), „ ,, Pluto. Aphrodite(gr.), gemalin van Hephaestos. Venus (rom.), ,, ,, Vulcanue. Godiva (Lady -. In 1043 oefende Leofrie, earl of Mercia, een al to zwaren belastingdruk uit op de bevolking van Coventry (aan de Sherborne, tak van de Avon), wearover ht heerscher was. Zjjne GODOUL. 357 OODSWONINK3ES. gade Lady Godiva smeekte om verlich- ting, maar kon deze niet ingewilligd krjjgen tenzij zij naakt door de stad wilde rijden. Zij nam dit aan, en verzocht de inwoners onderwjjl stil thuis to bljjven, opdat niemand haar onder haren rit zou kunnen zien. Terwijl deze hieraan voldeden, kon een kleermaker, Tom, de verzoeking niet weerstaan om haar to begluren door een gat, dat hij to then einde in bet zolderluik had geboord. Voor deze onbeschaamdheid werd hij met blindheid gestraft. Nu stelde de earl de inwoners van alle onrechtvaardige belastingen en heerendiensten vrij ; ter herinnering aan Godiva's zelfopoffering wordt nog elk jaar een optocht door de stad gehouden, met de edele Lady in 't midden, natuurlijk in een costuum, overeenstemmend met de hedendaagsche begrippen van betaamlijkheid, alsook met het Britsch klimaat. De historische we- tenschap heeft dit verhaal sinds lang voor een verzinsel verklaard. Godoul, (n, h e b r.), groot, h e b r. gad6l. Godsadvocaat, iemand die tegen- over de schaduwzijde eener zaak het goede ervan bepleit; zie Advocatus Dei. Godsakker, ook: doodenakker, voor kerkhof; reeds bb de oude Angel-Saksers gebruikeljjk. Godsgeriehten of ordaliift, in de Middeleeuwen een proef om den waren schuldige to ontdekken, een der toenma- lige rechtsmiddelen, meest in kerkelijke of priesterlijke aangelegenheden, van Ids et ne fas, en bestaande in bet eten van brood zonder zout, bet loopen over gloeiend jjzer, bet steken der hand in kokend water of kokende olie enz., waarbij men bet oordeel aan God overliet. Zie Gods- oordeel. Godshuls, oorspronkelijk W looster, later ieder gebouw, aan de godsvereering gewijd, of gesticht tot liefdadigheid „om Godswil", zooals wees-, zieken-, arm- en oude mannen- en vrouwenhuizen. Naar Gen. XXVIII. 22, Bieht. XVIII, 31, Matth. XII, 4. Godskind, weeskind, kind verpleegd in een Godshuis (weeshuis of liefdadig- heidsgesticht). Gods-oordeel, Ordalia (van orddl oordeel), instelling van het latere kerkelijke Germaansch Recht, door welke de onschuld van een beklaagde bewezen, of hangende rechtsvragen beslist moesten worden. Ze bestond in 1°. bet gerechteloke tweegevecht (voor vrjje mannen) ; 2°. het lot (sors) ; 3°. de vuurproef ; 4 de water- proof; 5°. de proef van bet kruis (de strjj- dende partijen moesten met uitgestrekte armenaan een kruis staan ; die bet eerst de armen liet zinken, had verloren); 6°. bet gericht van de doodbaar, vooral bb moord; 7° de broodproef (den be- schuldigde werd een gewijd stuk ongedee- semd gerstebrood en schapenkaas, beide een ons zwaar, in den mond gegeven; kon hij bet niet doorslikken, dan werd zijn schuld bewezen geacht; 8° de avond- maalsproef. Godspenning, in de taal van hot dagelijksch leven goospenning; oorspronk- lijk : geld, geldstuk, dat men bb bet san- gaan van koop of huur aan de armen „om Godswil" gaf ; later handgeld tot bevestiging van, eene koopovereenkomst (art. 1500 Burg. Wetb.), of eene huur- overeenkomst (art. 1604 burg. Wetb.). Thans gewoonlij k bet handgeld, dat een dienstbode, die zich verhuurd heeft, out- vangt. Godsvrede, schorsing van vjjande- lijkheden, wapenstilstand. In de Middel- eeuwen : op vaste dagen en gedurende zekere tijdperken des jaars aan God toegezegde schorsing van alle geweld en veete, door Geestelbkheid en Keizer onder bedreiging van kerkelijke en wereldsche straffen geboden ; m. I a t. Pax Dei, treuga Dei (z. a.). Gods vinger of vinger Gods, berust op Ex. VIII vs. 19, waar de too- venaars tot Pharao zeggen : „Dit is Gods vinger," toen Aaron uit bet stof luizen deed ontstaan. In Luk. XI vs. 20 spreekt Jezus van bet uitdrijven van den duivel door den „vinger Gods." Zie Finger. Gods water over Gods akker Paten loopen, zich om nets bekom- meren, zich met de zaken niet inlaten. Uit Ps. LXV vs. 10. Godswoninkles, huisjes of kamers aan arme vrouwen „om Godswil" ter huisvesting gegeven. GFOND GEEFT HOED. 358 GOETSPO- PONIM. Geed geelt mood. Jes. Sir. XLI, 26. Goed In de was zitten, goed bemiddeld zijn, 't goed kunnen stellen. Volgens sommigen een schr}jnwerkers- term, van goed met boenwas ingewreven meubels ; volgens anderen militaire term, omtrent een proper soldaat, die het zwarte was'aan zijn(spiegelglad gewreven) patroontasch niet spaarde (aldus tijdens de Belgische revolutie a° 1830/31). Goedang, (m a l.), pakhuis, inagazijn. Goede kinderen, in de Nederl. mythologie, huisgeesten, Tares familid res. In Duitschland hier en daar gesell, gut- gesell, (lieber) nachbar; in Engeland good fellow, in Denemarken god dreng, kinere granne. Misschien dezelfde we- zens, die oudtjjds in Frankrijk folleta heetten. In Mid. lat. guteli. Goede Samaritaan, iemand, die de ongelukkigen bijstaat, naar de gelij- kenis van Lukas X, 30-37; meer ge- bruikelijk : de barnihartige Samaritaan. Goede sier waken, eig. een blij gezicht zetten, zich vroolbk aanstellen, sier = chierP,ofr.gelaat,voorkomen. Omdat men bb feestmaaltijden gewoonlijk er blijde uitziet, wordt de spreekwba gebe- zigd in den zin van, zich kostlijk to goed doen"; h e den d. chere = opdissching, onto aal. Goede steden, groote, stemhebbende stedenn, die omstr. 1300 ten getale van 8 in 't Graafschap Holland bestonden, t.w. Dordrecht, Geertruidenberg, Leiden, Delft, Middelburg, Zierikzee, Haarlem en Alk- maar. De uitdrukking goede stad wordt tegenwoo~dig vaak misbruikt, doordat men. er de beteekenis aan hecht van : dierbare, brave stad. Goede VriIdag, de Vrijdag voor Paschen, de dag der kruisiging. Sommi- gen verklaren goed als heilig ; in Enge- land verklaren enkelen goed als een wbziging van God. Het bijgeloof meende vroeger, dat zij die op Kerstmis of Goe- den Vrijdag geboren waren, de gave der voorspelling bezaten of over de gees- ten konden bevelen. Goede wiln behoelt Been krans, zinspeling op de kransen van takken of bloemen, die voorheen den reizigers aanwezen, waar zij een goed onthaal konden vinden. Goedendag, (w a p.), zie Knots, strijdknots. Goedschrilven,(hand.),crediteeren. Goeet, toovenaar, goochelaar, be- drieger; meerv. goetrn, van gr. gills, 2de naamv. gdetos, eig. de weeklagende, omdat de tooverformuliere n bij de ouden veelmaals in weeklachten bestonden. Goelannen, jjsvermaak der 17e en 18e eeuw, waarbij de meisjes door hare jonkers (goede Jannen) in sleetjes geduwd en aan de pleisterplaats ,deftig" getrakteerd werden. Uofl, (he b r.), verlosser ; ook hjj, die als naaste verwant de inlossing eener schuld of verplichting moet op zich nemen, vgl. Ruth 4, vs. 1, 4; daarom ook een naam voor Christus. Goela diawa, (j a v.), zie Aren: Goelet, eig. goblet, (f r.), goelette, soort van vaartuig, o. a. bb de Fransche marine. Goena-goena, (m al.), Javaansche minnedrank. Goena, zie Gonje. Goenong Apt, vuurberg; vuur- spuwende berg op Klein-Banda. Goeppa of goeppo (he b r.), eigen- lijk : de trouwhemel (vergelijk : koepel, al-cove); vandaar beteekent het ook trouw- plechtigheid, huwlijksvoltrekking. Goergoer, zie bb Hemippus. Goeroe, inlandsch leeraar, te Am- boina, gelijk de ofcieele vertaling luidt; de gewone is onderwijzer, ze zijn tevens voorgangers in die Inlaudsche Christen- gemeenten, welke geen standplaatsen zijn van Hulppredikers = Europeesche gods- dienstleeraar. Goesti, (m al.), Bali-Badoengschvorst, of lid der vorstelijke familie, hoofd of prins. Goetspo, (n, h e b r.), onbeschaamd- heid, brutaliteit. (H e b r.) chatsap = hij is hard, streng geweest. Goetspo-ponlm, (a. h e b r.), onbe- schaamdheids-gelaat, brutaal mensch. (he b r.) pdnim = aangezicht. GOONUM. 359 GOLEM. Gognum, (bar g.), moedig. Gog en Magog, oorspronkelbk overoude machtige Scythische volkeren, door de Hebreeuwsche legende als de reuzonvolkeren voorgesteld, die bij het einde der dagen den grooten wereldstrtd zullen voeren - een onbekend vorst en yolk, tegen wien de profeet Ezechiel XXXVIII-XXIX zijne voorspellingen richt. G o g is bU Ezechiel (98 vs. 2, 3, 14, 16, 18, 39 vs. 1-11), de vorst van het land M agog (in 38 vs. 15-39 vs. 2). M agog is (Gen. 10 vs. 2) de naamm van den zoon van Japhet (Noachs zoon) en Openb. Joh. 20 vs. 8 beide geduchte vbanden van het Godsrjjk - beide reu- zengestalten in de groote zaal van Guild- hall, (city van Londen) uit den tijd der Romeinen, die de overwinning moeten voorstellen van een Saksischen reus op een reus van Corwallis; deze worden bb den jaarlftschen optocht van den Lord-Mayor in de City op 9 Nov. in groote bordpapieren nabootsingen rond gedragen. Goga, (mal.), de rbstboomen in de bosschen van het gebergte, die gekapt en verbrand worden. Gogo, (fr.), bedrogene, sukkl, ziel, in alle beteekenissen van het woord; oorspronklft een beetgenomen aandeel- houder in eene naamlooze vennootschap, waarvan de wrakheid dadelijkmerkbaar was; het eerst een onwillig of kribbig aandeelhouder, die alleen dividend be- geert; naar een persoon uit Robert Macaire van Fred. Lemaitre, Saint- Amand en Benjamin Antier op 14 Juni 1834 voor het eerst in de Folies Drama- tiques to Parijs opgevoerd. A pogo volop, in overvloed, in vivre a pogo leven in Luilekkerland, als God in Frank- rift. Gogum, zie Chochem. G619 (h e b r.), meervoud g6jim, volk, vooral in den zin van: under vollc, iemand van een ander volk. Yandaar ook: een IsrOliet, die onjoodsch leeft. Vgl. 2 Kron. 32, vs. 13-15, 17 ; Jez. 25 vs. 7. „Israel en de WOW' = Israel en de Heidenen. G81tin, (h e b r.), zie goi. Gokker, (Varg.), speler. Gola, (hebr.), ballingen en balling- schap van het yolk der Joden in de da- gen van Ezra; Ezra 10 v. 3, de gemeente die weggezonden (uit Babel), naar Pa- lestina waren teruggekeerd. Gold Hunters, (am.), goudjagers, goudzoekers, spotnaam voor de bewoners van California, den ,goudstaat". Gold State, (am.), goudstaat, Cali- fornia, om al het goud, dat er gevon- den wordt. Goldberger ketting, ten on- rechte een galvanische genoemd, bestaat uit schakels van koper en zink, en be- hoort tot de minst schadelfte, maar tevens tot de minst werkzame genees- middelen, wier wonderkracht daaglfts in de kranten wordt uitgebazuind. Goldbea ter, (eng.), goudpletter, goudslager, naam, die wel aan een edelen hengst gegeven wordt, omdat men uit zulk eenen, als fokker of als renpaard, goud kan slaan. Golconda (De diamanten van -, spreekwoordlijke uitdrukking, w aarmee men een grooten schat bedoelt. Golconda is een sterke vesting (in het vroegere koninkrbk Golconda, thans De- kan); op eene granietrots, staatsgevange- nis en bewaarplaats van den Nizano, vroeger Nederlandsch, vanwaar onze voorouders veel diamanten uitgevoerd hebben. Golden circle, (Knights of the -, (am.), partt onder de Copper- heads (z.a.) in hat noorden gedurende den Burgeroorlog, om de gevangenen der Geconfedereerden to helpen. Ook een naam voor de Ku Klux Klan (z.a.). Golden Gate (The -, (eng.), de Gouden Poort, benaming van den in- gang tot de haven van St. Francisco. In tegenstelling met Hell Gate = Hellepoort als benaming van den ingang tot de haven van New-York. Golden State, (am.), California, zie Gold States. Goldin, zie Neeegold. Golem, (van hebr. Choloum) droom, I vandaar: Golemer, droomer, suffer. GOLF (2e of 3e. 360 GONDELS. Golf (2e of 3e -, (too n.), 8tum- pet-: omdat onder het doek, voorstellende den Oceaan miskende grootheden of figu- ranten geplaatst worden, die door rug- lingsche bewegingen de golven van den Oceaan vertegenwoordigen. Golffiln, (wap.), een Ibn samenge- steld uit halve cirkels met de ronding beurtelings binnen en buiten. Golgotha, Hoofdscheg7plaaO Matth. 27 vs. 33, de bekende gerichtsplaats mabb Jeruzalem, waar Jezus Christus is gekruisigd. H e b r. gulgdkt = hoofd- schedel, waaruit valt of to leiden, dat de heuvel wegens zbne ronde ge- daante of wegens zijne kaalheid met een bekkeneel vergeljjkbaar was. Syr. Gogoeltd, a r a b. Djaladjaton; N. Test. g r. Golgotha. Zie Calvarieberg. Goliath, de groote Filist&, afkom- stig van Gatb, een der drie Fil. steden, het zinnebeeld van al wat groot is (I Sam. XVII : 4). Napoleon noemde Ge- neraal Bisson een Goliath op het slag- veld. Daarom ook de naam van de grootste keversoort. Het reuzenbeeld in het Oude Doolhof to Amsterdam, thans in bet Rfiksmuseum (denklft door Vinc- kenbrinck gebeeldhouwd). Hebr. Go yat balling. Goliath (Den - verslaan, het volbreDgen van een groot en gevaarlbk werk met geringe hulpmiddelen; naar Davids welgeslaagde overwinning op Goliath van (lath. I Sam. .VII. Gollathsburoht, benaming, welke de Arabieren gegeven hebben aan het voornaamste gedeelte der overblDfselen van vroegere verdedigingswerken aan den noordwesthoek van den stadsmuur to Jerusalem. Goliele, (n. hebr.), het zij verre! H e b r. chalilate (Talmud, h6lUrs laka). Goloseh, schoen, afgeleid van s p. galocha (houten schoenen; h g d, golosche, dat het r o m. woord gallicoe, (Gallische schoenen) is. Het woord zou ontstaan zjjn onder de regeering van Hendrik VI van Frank- rijk, die lage laarzen droeg, die terzUde werden vastgeregen terwijl in den zelfden Id de schoenen werden ingevoerd ,ga- lage" of gologe" geheeten, wat echter eenvoudig overschoen beteekent. Dit is echter niet j uist, daar C h a u c e r, die 20 jaar voor de geboorte van Hendrik VI stierf, het woord reeds in z& Squir4s, tale" gebruikte, Golpes, (w a p.), purperen koeken (z.a.). Golvend, (w a p.), begrensd door golffijnen. Gomaristen, aanhangers van den Leidschen hoogleeraar F r a n c i s c u s Gomarus, die tjjdens het 12jarig be- stand (1609-1621) hooggaande geschil- len over godsdienstige leerstellingen had met zjjn ambtgenoot Jacobus Arm i n i u s, inzonderheid over de Predestinatie. Gomelastieke man (De-, spot- naam van Goodyear, die een jas, schoe- nen, pet, beurs (zondcr een cent er in) - droeg, alles van gomelastiek. Hb zat meer dan eens in gbzeling, en leefde tien jaren lang meestal van liefdegaven, om zich de overwinning to verzekeren in de weddingschap, die hij had aangegaan -, spotnaam voor personen die geduldig alles dragon, zonder ooit aan verzet to denken. Gomer, (hebr.), maat voor drog6 waren, inzonderheid voor koren, I/io epha .); Exod. 16: 36. Zooveel moest daag- loks van het manna in de woestijn voor ieder hoofd worden ingezameld (ibid. v. 16 v.g.). Gomeseh, (n. hebr.), van gamesch vtf, nml. een of meer deelen der vjjf boeken van Mozes. H e b r. chu,neesch. Gometz, (n. hebr.), gedeesemd, ge- zuurd, a! wat gedurende het Paaschfeest niet in het bezit van een Isragliet mag zbn, vgl. Exodus XII, vs. 15. hebrh cham6tz. Gommeux, (fr.), fat, viodegek, licht- zin it ig jong atensch. Voorheen (1875) heet- te bb petit crevd. Gonaqua, (afr.), stam van Vrije Hottentotten, aan de Kaap. Gondels, Venetiaansche roeibooten de la unen; bb ons to lande de ge- illumineerde schuiten en bootee, die des avonds, bij feesten de vreugde helpen verhoogen. GONDELS SPIESE. 361 GORDIAANSCHE KNOOP. Gondels spiese, (b a r g.), hee- renhuis. Gondoliera, (it., m u z.), zie Bar- carole. Gonfalonlere, (it.), drager van een gonfalone (vaan), dus baniervoerder, hoofd van sommige Italiaansche steden. Ook een politiebeambte in den voorma- ligen Kerkelijken Staat, zie Nahias. Gontanon, (w ap.), kerkbanier, een vlag hangend aan een dwarsstok of piek. De vlag is beneden op verscheidene plaatsen ingekerfd, omzoomd met franje. Van goad = strijd, (oud Duitsch) en fave nml. Gon fanoeii, gon faloen, con fa- noen, vaantje aan 't uiteinde der speer. Gong, trom bij de Papoeas op Nieuw Guinea en bb de Chineezen, sedert,pl.m. 20 jaar ook in Europa ingevoerd bij wijze van schel voor de dienstboden. Gongoristen, genoemd naar Luis de Gongora y Argote, Spaansch roman- dichter, t 1627, stichter eener school, waarin eene bepaalde dichtsoort in ge- zwollen stijl (stilo culto) beoefend werd, zie Cultoristen (Culteronisten). Door hen voelde zich onze Constantijn Huygens (t 1687) sterk aangetrokken. Gonin (un tour de maitre -, (fr.), een streek van meester Go~iiyn, d. i. een handige streek ; naar een hansworst van dien naam, die in de zestiende eeuw leefde. Goole of Goeni, vezels der Ben- gaalsche planten Corchoris, Capsulari' en Corchorus olitorius, gebruikt tot het maken van zakken ter verzending van suiker en koffie. In Engeland heeten die vezels Jute, (z.a.) Gonnella (paard van -, d. i. een zeer mager paard, naar dat van Gonnella, den hofnar van den hertog van Ferrara, dat haast enkel uit „vel en been" bestond. Gone, (bar g.), steek in het lij f. Goo, streek ; hetzelfde wat men in Gelderland en elders kzcartier noejnt. Friesland is verdeeld in Oostergoo, Wes- tergoo, enz. Ook gouw (z.a.) Goocham, (bar g.), slim. Goochom, (n, h e b r.), u>ijs, ver8tan- dig. h e b r., chardm. ook een titel voor Israel's geleerden. Gochmo, w ysheid, verstand, h e b r. chokma. Goodman, (James of Jack-, (e n g. en am.), vertaling van Jacques Bonhoinme, den spotnaam, dien de edeleii in de 14e eeuw aan de boeren gaven. Goor, nml. gor, laagland, moeras. In plaatsnamen de benaming van sommige huizen en hofsteden, alsmede van een stadje (in Overijssel). Goorland, akker, die zonder be- mesting, vruchten draagt. Goor = sljjk, mest (bb Kiliaan). Goose and the Gridiron (The -.,(am.), de gans en het braad- rooster, de spotnaam voor den Ameri- kaanschen arend en de vlag der V. S. Gootsef, (n, h eb r.), onbeschaamde, brutoal mensch. Zie Goetspo. Gopher, (am.), bewoner van Min- nesota. Gopher State, (am.), (honig)raat staat, Minnesota. Van fr. gau fre, honig- raat. Zoo noemden Fransche landver- huizers verschillende dieren, die holen of gangen in den grond groeven, en daarnaar het land, waar deze leefden. Gorallen, (beter Goralenz), volksstam op de Karpathen, die van stroopen en smokkelhandel leeft. Van s l a v. gora hova (berg). Gordel van Venus, zie Ces*us. Gordeltheorie, nieuwste uurbepa- ling of tijdberekening, waarbij men zich de aarde denkt, verdeeld in 24 gordels, in elken gordel wordt de tod berekend naar den meridiaan, die er midden door loopt, van daar een uur v ersehil tusschen twee opvolgende gordels; de West-Euro- peesche tijd verschilt een uur met den Midden-Europeeschen en deze een uur met den Oost-Europeeschen, enz. Deze theorie werd door het Eisenbahnverein tot toepassing gebracht. Gordiaansehe knoop, een door Gordius, Prhygisch landman, die koning van Phrygie werd, kunstig gelegde knoop der gareelen aan den disselboom van z}jn GORDIJN. 362 cIOSEN (ZEN LAND VAN). wagon, welke hij plaatste in den tempel van Jupiter, door hem gewijd in de door hem gestichte stad Gordium (thans Ju- liopolis, in Galatie). De wereldheei schappij was voorspeld aan dengene, die den knoop zou losmaken. Alexander van Macedonia (later „de Groote") hakte hem met zijn zwaard door. Vanhier spreekt men van een A lexanders zwaard, dat door dik en dun heengaat en van bet „doorhakken van den (Gordiaanschen) knoop." GordiIn, (v e s t i n g b.), muur tus- schen twee torens, wal tusschen twee bolwerken. Gording, (b o u w k.) de lange balken welke over de dakgebindten loopen en de , dak-kepers dragen. Gorge, (f r. w a p.), gekeeld, drukt de kleur der keel van een vogel uit. Gorgelet, aarden ' vat met weden hals, waarin een zeefje, in India gebruikt als drinkkan. Gorgeron, (w ap.), bet halsstuk van een helm. Gorgibus, een burgerman, die toe- geeft aan de zucht naar opschik van vrouw of dochters en daardoor in moei- lijkheden komt. Zinspeling op een per- soon van dien naam in M o l i e re's PrIcieuses Ridicules. Gorgo, (g r.), denkelijk de schitte- rende mv. Gorgoi en Gorgones, bijnaam van Athene (Minerva), wier vreeswek- kende eigenaardigheden verpersoonljjkt zijn in de Gorgonen (z. a.). Gorgo nen, de drie dochters van Phorcys en Ceto, wier namen zijn Stheno, Euryale en Medusa. (z. a.) Zij woven nabij de Hesperiden (of Gorgonen, eilan- dengroep naar den kant van Libye), en worden voorgesteld als vreeslbke we- zens met slangen inplaats van haar op bet hoofd, een gordel van slangen, groote slagtanden, vleugels en koperen klauwen ; alwie haar aanzag werd ver- steend. Later werden zij echter als schoone jonkvrouwen afgebeeld, vooral Medusa. Bb Homerus komt slechts eene Gorgo voor, wier schrikwekkend hoofd op den Aegis (bet schild van Jupiter) staat. Gorgonisch hoofd of kop, zie Gorgonen. Gorilla, soort van aap, met groote lichaamskracht, die den mensch hetmeest nabij komt ; woont in de dichte wouden van Neder-Guinea. Aan den rekstok is Were gorilla ons de baas; woord van Dr. L a G r a n g e, ter veroordeeling der gymnastiek. Gorinchemsche martelaren, geestelijken, 19 in getal, uit Gorinchem en omstreken, die op 9 Juli 1572 op last van Lumey, Graaf van der Mark in een schuur van bet St. Elisabeths- convent to Rugge bb den Briel werden opgehangen; daarheen ga n nog jaarlijks bedevaarten. Goriot (Pete, een zwakke vader die zich voor zijne dochters opoffert, hoe- wel zij bet niet verdienen. Naar den hoofd- persoon van een roman van dien naam van Honore de Balzac (1799-1850). Gorrel, (t r a n s v.), gorgelen. Gorsel geweest, (1k ben naar, (Zutfen en Deventer), ik heb mijn mid- dagslaapje gedaan. Gortenteller, Gortentelder, gierigaard, vrek; afkomstig uit den tijd, toen de scheepsbevelhebbers nog een hoofdgeld kregen om de manschap to voeden, en alles op 't zeerst werd uit- gezuinigd, de korrels gort (van ouds de scheepkost) als 't ware werden uit- en toegeteld. Overdrachtelijk op zuinige lie- den toegepast. Gortig, bb dieren z. tuberculeus. Gortigheld, tuberrulose z. a. Gortlanders, spotnaam voor de inwoners van Assendelft; naar een daar veel v oorkomend bedrijf, de grutterij. Gortzakken en gortbniken, spotnaam, gegeven aan de ingezetenen van Alkmaar, doelend. op de vele grut- terijern, die er vooral in de 17de eeuw hebben gebloeid. Gosen, (Een land van --, gras- land, een uitgestrekte weidestreek. Uit Genesis 47 vs. 4. De Betuwe beet bet land Gosen bb uitnemendheid. Het Bij- belsehe Gosen lag in Beneden-Egypte, tusschen de stad Heliopolis en de baai Heroopolis. Go (of Ko)-Sem, (e g y p t.) = bet land van den god Sem (der Grieken Hercules). GORED. 363 aoTTINQER DIOHTERBOISD (DE). Gosled, (n. h e b r.), vrome, meerv. Gosiddn H e b r. Chasid, meerv. Cha- sidzln, nml. lieden, die om aan God to be- hagen, meer doen dan de wet voorschrijft, secte na de Babylonische ballingschap ontstaan. Uit hen kwamen de Farizeen voort. Tegenover de Chasidun of Chasi- deers stonden de Zadihun (rechtvaardi- gen), die zich alleen aan de wet hielden en uit wie de Samaritanen, Esseeers, Sadduceeers en Karaeers zijn voortge- komen. De stichter der tegenwoordige Chasidun (zie boven, Chasidah, lees Cha- siddin) was een Israeliet uit Podolie, Baal-Schem, die in de 18e eeuw in Ga- licie zijne leer begon to verkondigen en spoedig een grooten aanhang verwierf. Daar men zijn naam Baal-Schem tot Bescht verkortte, staan zijne volgelingen in Polen als Beschtianen bekend. Goson, (h e b r.), bruidegom. Gorse, (f r.), gemeenzaam voor een jeugdig kind; verkorting van gosselin (jong mensch) en gosseline (jeugdig meisje). Gospel mill, (a m.), kerk, eig. Evan- gelie-molen. Gospellers, (e n g.), Wederdoopers. G otham (a m.), naam in Irving's (t 1859) Salmagundi aan de stad New- York gegeven, en nog in gebruik, naar de verwaandheid der New-Yorkers, die alles beter weten. Nog spreekt men van „de drie wijze mannen van Gotham, die in een soepterrine in zee staken." Gotham is een klein plaatsje in Notting- ham.ehire in Engeland, dat beroemd werd door de dwaasheden, die men van de iliwoners vertelde, gelijk elders Boeotie, Abdera, Kampen enz. Await of Gotham = een onnoozele. Gothamite, (am.), bewoner van de stad New-York, voorn. een New-Yorksche cockney. (z. u.) Goton, (n. h e b r.), bruidegonz. Gothenburger stelsel,stelsel be- trekkelijk den verkoop van sterken drank, aanvankelijk to Gothenburg, thans op drie plaatsen na overal in Noorwegen inge- voerd, volgens hetwelk aan eene com- missie het monopolie voor den verkoop van sterken drank zonder winst in een bepaalden kring wordt toevertrouwd. 1e Januari 1896 is tevens bepaald, dat bb algemeen stemrecht, door mannen en vrouwen zal worden ultgemaakt of er eene gelegenheid tot verkoop van ster- ken drank geopend zal worden, of niet. Gothicum convivium, (1 a t.), Gotisch gastraal't spel,waarvanConstan- tijn Porphyrogendtes (t959) in zjjn „De Ceremoniis Aulae Byzantinae" gewaagt, en dat gedurende de Kerstdagen aan het Keizerlijk hof to Konstantinopel ge- Bpeeld werd. Gothiek, Christelijke bouwetijl, in de 12de eeuw ontstaan, ook spitsbogenstijl geheeten. Bij eene Gothische kathedraal vertoonen zich overal twee evenwijdig opgaande lijnen, die in haar toppunt samenkomen, vooral in portaal en nis,*in vensters en gewelf, in zuilen en torens. De stijl kreeg then naam van de Italianen, met minachting uit spot ; want voor hen was Gothisch hetzelfde als barbaarsch. Toen later de stijl veld won,' werd Go- tisch een eerenaam. De Gothiek is ont- staan door de toepassing van het even- wichtstelsel en het logisch behandelen der bouwstoffen naar den aard hunner eigenschappen in overeenstemming met het gewenschte doel. Gotique (A la -, kleeding der elegante wereld to Konstantinopel, die Keizer Theodosius den Groote (f 15/16 Jan. 395 n. C.) in zijn Gotische sympa- thieen volgen wilde ; de Keizer zocht namelijk na de ontzettende nederlaag van Valens bb Adrianopel (9 Aug. 378), de vrij geworden Goten aan zich to verbin- den als bondgenooten, wat navolging van kleeding en kapsel der Gothen ten ge- volge had. ,,God helle welter!" d. i. Moge God ons verder bijstaan ! Het stereotype slot van verreweg de meeste telegram- men, die de Pruisische Koning Wilhelm. in 1870 uit het Fransche legerkamp da- gelbks aan zijne gemalin verzond. Gdtterdammerung, (hg d.), Go- denschemering, zie bb Edda. Gbttinger diehterbond (De, een vereeniging van jonge to Got- tingen studeerende dichters, in 1772 ge- ;QUAOH$ sOHILDEfKUNST, 3 64 GOUDEN BOEK. gticht. De leden beoogden het doel om, in navolging van den vaderlandslievenden Klopstock, op letterkundig gebied de Fransche manieren van den Vaderland- schen bodem to verbannen. Gouache sehilderkunst, eene manier van schilderen, waarbij men de verven met gomwater vermengt en als ondoorschijnende dekverven bezigt, zoo- dat de oppervlakte van het papier geheel met verf bedekt is, waarna men de lichte verven er op brengt. Deze manier is vooral in gebruik bij het miniatuurschilderen. Goubet (De -, naam van een vaar- tuig, voor de vaart onder zee bestemd, dat einde 1895 naar Toulon werd over- gebracht voor een eersten officieelen proeftocht ; en waarmede dus J u l e s V e r n e 's Nautilus (z.a.) is verwezenlijkt. Gored, (w a p.), het metaal goud, in gravure door stippeltjes voorgesteld. Goud-ebbe, stagnatie in de schatkist der Vereen. Staten van N.-Amerika, welke aanvang 1895 met kracht diende to wor- den gekeerd. Goud-hermellin, (w a p.), bij deze voering is het veld van goud, de her- melijnvlokjes van zwart. Goud, (Het - der Nibelungen, schatten, die den bezitter ongeluk aan- brengen, naar het verhaal in het Nibe- lungen-lied (Rijngoud). Goad ('t Is niet alles - wat er blinkt. Deze zegswijze komt voor bb Agricola in Drey hundert Gemeyner Sprichworter, enz., 1528; bb Shakes- peare, All that glitters is not gold, bb C h a u c e r, All thing which that schineth as the gold is nought gold, bb Alanus, Non teneas aurum totum quod splendet ut aurum. (Houdt toch niet alles voor volkomen goud, wat schittert ale goud. Goud, (Mannheimer -, mengsel van koper en zink, het eerst to Mann- heim vervaardigd. Goud, (Mozaisch -, (1 at.), au- rum musivum" eene zwavelverbinding van tin, dat de ouden gebruikten om mosalekwerk to maken. Goad nit Tolosa (hii heeft het - gehaald, d. i. gestolen goed gedijt niet.. Capio, de Romeinsche con- sul, stal, op zijn tocht naar Gallia Nar- bonensis, uit Tolosa (Toulouse) het goud en zilver, dat door de Cimbrische Drulden aan hunne goden gewijd was. Hij en zijn broeder Mallius werden in een gevecht tegen de Cimbriers verslageit en 112000 hunner manschappen bleven op het slag- veld (106 v. C.) Goudbeurs van Spanle, Anda- lusia zoo genaamd, omdat het de voor- naamste streek is, waaruit Spanje zijn rijkdom put. Gouden appel (De race werd verloren door een -, de wedren werd door bedrog verloren. Naar de fabel van Atalanta, die hare vaart in een wedloop vertraagde om de drie gouden appelen, die Hippomenes neerwierp, op to rapen, waardoor zij den wedstrijd verloor. Gouden appelen in zilveren sehalen, kostbare zaken in aasngena- men vorm, naar Spreuken XXV vs. 11. Gonden baai, de haven van de Willemstad op Curacao, omdat daze eene der schoonste en veiligste havens is van West-India, en die, tot aanmoediging van den koophandel, voor alle eigene en vreemde schepen is opengezet. Vgl. Gou- den Hoorn en Schattegat. Gouden bailen (Drie -, in En- geland hat gewone uithangteeken van een pandjeshuis of bank van leaning, denkl}jk naar de roode bollen in het wapen van den huize Medicis, -die de lombarden uitdachten. Gouden bergen beloven, T e- r e n t i u s Phormio l. 1 (montes auri polliceri) en bij vale andere schrijvers; P 1 a u t u s spreekt in Miles v loriosus ook van argenti montes, zilveren bergen. Gouden book, geslachtlijst of re- gister van de Edelen (Nobili) in de Re- publiek Venetie, aangelegd in hat laatst der 13e eeuw, ale grondslag voor de aristocratisch-oligarchische grondwet der Republiek. Het ward 4 Juni 1797 aan den voet van den vr} jheidsboom verbrand. GOUDEN BUL. 365 GOUDEN FON119Tlf. Gouden bul, de bul, waarbjj An- dreas II, koning van Hongarije, de vrjjheden van den kleinen adel en van het zich constitueerende yolk, in zijn rijk bevestigde. Uit denzelfden tijd als de Magna Charter (A°. 1215) in Engeland. Gouden belle of golden pri-. vilegle, (zie ook Bulla), zoo genoemd naar let zegel, dat in goud of goudwas is gedrukt; een privilegie door keizer Karel IV in 1349 verleend, op den rijksdag to Neurenberg uitgevaardigd tot regeling van de rechten en plichten der keurvorsten, van de keus en de kroning der keizers, van de munt, enz., en waarin o. a. bepaald werd, dat een Brabanter in geen land des Duitschen Rjjks voor een anderen rechter mocht terecht staan dan your den Brabantschen rechter, - eeuwen lang een bron van moeiten en twisten, zelfs nog na 1648. Ze bestaat uit 30 hoofdstukken en wordt to Frank- fort in een kostbaar kistje bewaard. Gonden cent, voorheen de naam voor het tiengulden stuk, vooral bb de boeren. Gonden dulten en etuivertles, waren 110 proeven van den stempel be- stemd voor hooggeplaatste ambtenaren ; maar 2° nog vaker opzetl}jk bij de munt besteld om b}j bruiloften en andere familiefeesten als geschenken to dienen. Gouden eeuw, De -, de eeuw van Saturnus, waarin de aardbodem zonder arbeid to vorderen, ruimschoots in de behoeften der menschen voorzag - waarin zelfs de verscheurende die- ren in onderlingen vrede leefden - en waarin de mensch, vrij van- alle ondeug- den en zorgen een ongestoord geluk ge- noot, volgens H e s i o d u s en vele ande- ren ; eene sage, die men bb de meeste volken aantreft. Z}j verhalen van een verleden, het Christendom belooft die in de toekomst. Vgl. Jez. 11, vs. 6-9 en 65 vs. 25. (Schildering van het Messiaan- sche t}jdperk). Gouden eeuw, de beste _eeuw. De gouden eeuw der onschuld, der letteren, der schilderkunst, enz. Men telt bij de ouden 1°. do eeuw van 't Nieuw-Assyrisch Rijk 691-606 v. Chr. 2°. de eeuw van 't Chaldeeuwsch-Ba- bylonisch Rijk 606-538 v. C. 3°. de eeuw van de Tang-dynastie in China 618-684. 4°. de eeuw van Ramses II in Egypte 1326-1224 v. C. 5°% de eeuw van Cyaxares in Medit1 634-594 v. C. 6°. de eeuw van Kosroes in Perzie 531-628. 7°. de eeuw van Augustus in Rome. Gouden eeuw, in den nieuwen tijd telt men 10. in Engeland de eeuw van Elisabeth 1558-1603. 2°. in Frankrijk de eeuw van Lode- wijk XIV 1640-1740. 3°. in Duitschland de eeuw van Karel V 1519-1558. 4°. in Portugal de eeuw van Ioao I 1383-1578. 5°. in Pruisen de eeuw van Frederik den Groote 1740-1776. 6°. in Rusland de eeuw van Peter den Groote 1740-1786. 7°. In Spanje de eeuw van Ferdinand en Isabella 1474-1516. 8°. in Zweden de eeuw van Gustaaf Wasa tot Gustaaf Adolf 1523-1632. 9°. in Nederland de 17e eeuw. Gouden ezel, roman in elf boeken, waarin hoogst merkwaardig de episode van Amor en Psyche behandeld is. Hot is onder den titel ,Metamorphosen, libri XI geschreven hoofdwerk van den Neo platonischen philosoof L u c i u s A p u l e- ju s (125-32 nC.) die op groote reizen zich in vele Mysterien liet inwijden, met den toeleg om het vervallen Heidendum to louteren en to steunen. In den Gouden ezel om haar voortreffel}jkheid de „gou- den" genaamd, verhaalt de schr. de lot- gevallen van een jongmensch Lucius, die tijdens z}jn verblijf in Thessalie Ms straf voor allerlei ondeugden in een ezel veranderd werd en geleidel}jk in de han- den van roovers, eunuchen, (z. a.), over- heidspersonen enz., viel, bb wie hij overal even slecht werd behandeld, maar die ten laatste door allerlei beproevingen gelouterd, z}jne menschei}jke gedaante toch weder terug krjjgt. Gouden fontein, het eigendom van een rijken Jood in Jerusalem. „In GIOUDEX HOORN. 366 GOUDKONING. vier en twintig uur sou zij elke soort van metaal als : koper, messing, bzer, lood en tin in zuiver goud veranderen, keisteenen in zuiver zilyer en elke soort van aarde in zuiver metaal." - „ The seven Champions o f Christendom," II. 4. Gouden Hoorn, arm van den Thracischen Bosporus, die ten noorden, met de zee van Marmara ten zuiden, de driehoekige landtong vormt, waarop Kontantinopel ligt. Die arm heet aldus, omdat hij diep landwaarts jndringt, en der stad tot een ruime en veiiige haven verstrekt. Vgl. Het Schattegat op Cura- cao (z. a.) Gouden horde, bends Mongolen, die, na de splitsing van het Groote Rijk van Dshingiskan (t 1227) in 1300, aan de Don het rijk Kapstjak stichtte. Gouden hubs, paleis door Nero to Rome gebouwd. Het dak bestond uit gouden dakpannen en de muren van binnen waren kwistig verguld en versierd met kostbare paarlen en edelgesteenten ; de plafonds waren met ivoor en goud ingelegd. De feestzaal was in een rond- draaiende beweging en haar gewelfd plafond schudde bloemen en geuren over de gasten uit. Naar Nero's huis . lieten de pausen en prinsen uit het huffs Far- nese hunne paleizen en villa's bouwen. Gouden knit (Hot - aanbid- den, = zijn eenig heil in geldbezit zoeken, woordspeling in verband met het geval van de afgoderij der Israelieten in de woestijn volgens Exodus XXXII. Gouden kalf, Tempel van het--, omschrijving van stads-beurs. Gouden legende, zie Legenda aurea. Gouden ploeg (Hendrik met den -, zoon van Etico en kleinzoon van Welf I, den stichter van de oudere linie der Welfen, oomzegger van keizer Lodewijk den Vrome (Ao 814-40), trad in dienst des Duitschen Keizers onder voorwaarde, dat hij zddveel leengebied zou verkrijgen als hij met een gouden ploeg gedurende den tijd, dat de worst zijn middagslaapje hield, zon kunnen omploegen. Door van plaats tot plaats frissche en sterke paarden to bestellen, verwierf hij een gebied van 4000 akkers en tevens zijn bijnaam. Gouden ploeg, naam van eene ver- eeniging rijke aannemers to Sliedrecht e. a.; die groote werken aannemen. Gouden regel, in de zedeleer Wat gij tiiet wilt, dat a geschiedt, doe dat ook aau eeu ander met, beter : doe Pen wider, trat ,qij :oils, dat hij tt doe; in de rekenkunde : de regel van drieen. Gouden roots, (rose aurea) de gou- den, met edelgesteenten omzette roos, die de Paus op Zondag Laetare, - 3de Zondag vddr Paschen - wijdt, om ze aan eene vorstin ten geschenke to geven. Gouden sehierelland (Het -, Chersonesus Aurea, als zoodanig duid- den de Ouden 1lfalacca aan. Gouden schotelties, srhijven, volgens het bijgeloof alleen in den grond gevonden door zondagskinderen (op zon- dag geborenen), wanneer de regenboog aan den hemel prijkt. Werklijk vindt men gouden schotelvormige munten der Byzantijnsche Keizers, die waarschijnlijk tot dit bijgeloof aanleiding hebben ge- geven. Gouden seetie eener lljn, zie Golden suede. Gouden spoor, zie Lateraansche ho fpaltsgraven. Goudeseh, (n. h eb r.) meervoud chadaschim, maand, en wel maanmaand, d. i. aanvangende met de nieuwe maan, van chudasch = hij is nieuw geweest. Goudgulden, oorspronklijk alleen gulden (z. a.) genoemd, verkreeg then naam in de 16e eeuw ter onderscheiding van den zilveren gulden, en had toen de waarde van 28 stuivers. Sedert hechtte men die waarde geregeld aan den goud- gulden, en ook aan het zilveren acht-en- twintig stuiversstuk (z. a.) en den floreen (z. a.). Goudkoning, in den mond der land- lieden in Duitschland Gustaaf II Adolf van Zweden bij zijn zegevierenden tocht a° 1632, die met zijn heldendood bij Ldtzen 6 November eindigde, Goldktinig GOUDLAKEN. 367 GOUVERNER C'EST PREVOIR. z.v.a. allervoortreffel}jkste koning, vorst met een hart van goud. Goudlaken, een kostbare stof uit de 15e eeuw, bestaand uit laken, waarin gouddraad geweven was, als inslag, dat somtijds ook verschillende figuren vormde De goudlakensche fazant bewaart in zijn naam nog de herinnering daaraan. Goudland, zie Eldorado. Goudltcht of gloellicht. Niet in den brander, zooals velen ten onrechte meenen - inderdaad was deze sedert lang door B u n s e n uitg edacht - maar in het kousje (fr. manchon, hoogd. Stru)np f) bestaat de vinding van Prof. Auer von Welsbach, to Weenen. Hij had namelijk ontdekt, dat het gas op veel voordeeliger wijs kon worden gebezigd, indien men dat tot voortbren- ging van waamoe gebruikte, in plaats van diens eigenl}jk licht-gevend vermo- gen to bezigen. De Bunsen-brander is zoo ingericht, dat het gas met de noodige hoeveelheid lucht wordt vermengd, om diens volkomen verbranding zooveel mo- gelbk to verzekeren. De aldus in het leven geroepen vlam is door het boven- aangeduide kousje omgeven, dat, tenge- volge van drenking in een oplossing van zirconium- en thorium-oxyden enz., on- brandbaar is geworden. Sedert A u e r s vinding hebben nog een aantal andere personen stelsels van vcrlichting uitge- dacht, die op hetzelfde beginsel berusten, en daaronder ook enkelen, die dat op door petroleum, wijngeest enz. gevoede vlammen toepassen. Goudmond, Guldemond, bij- naam van den welsprekenden kerkvader C h r y s o s t o m u s. (347--407). Goudsehe gapers, bijnaam der Gouwenaars, omdat zij, naar men zegt, bj het spreken hun mood to wijd open- zetten. Goudstaat, Californie,wegens hare vele goudvelden. Goudvink, (mil.), hoo fdofcier. Goudvischie, rijke, eenige dochter, erfdochter. Gouln-methode, nieuwe manier en richting van onderw}js in vreemde talon, waarbij de leerling al sprekend de taal leert, terwijl hij steeds geleid wordt om in logische volgorde to beschrijven wat hij meerendeels ziet voorvallen. Naar den uitvinder. Goulard (Eau de - of Aqua Goulardi, mengsel van loodazbn met water en spiritus, voornamelijk bb brand- wonden toegepast, uitvinding van den Franschen heelkundige T h o m a s G o u- 1 ar d, (t 1784). Gould Systeem, e n g.), Spoorwe- gen st elsel van J a y G o u l d en zijn zoon George; het groote net, waartoe de Texas and Pacific spoorweg ook behooren. Goums, een eskadron of peloton ongeregelde ruiterjj in Algerie, samen- gesteld uit inboorlingen. Naar een a r. woord, dat bevel beteekend. De Turco's die o. a. aan den Fransch-Duitschen oorlog in 1870-71 deelgenomen hebben, behooren tot de Goicns. Gourde, zilveren count van 't eiland Haiti, ter waarde van f 2.50 of een dohar. Gourdin, = '/k gourde. Gouschech, (n. h e b r.), duisternis. Gouses, (n. h e b r.), stervend, in den doodstrijd zbnde. Gousset, (w a p.), zie Winkelhaak. Gobter, (f r.), eenvoudig maal van koffie of thee en brood, tusschen het middagmaal en het avondeten. Goutt,6, (w a p.), bezaaid met druppels. Gouttes, d'or (w a p.), gouddruppels. „ d'eau, druppels van zilver. „ de sang, „ keel (rood). „ de larmes, „ „ azuur (blauw). „ d'olivier, ,, ,, sinopel (groen). „ de poix, „ ,, sabel (zwart). Gouvernement de combat, vgl. Ordre moral. Gouverner c'est prevoir, (f r.), in het vooruitzien, v6orzien bestaat de ware bestuur-, regeerkunst. GOUVERINER CHEST PRtVOIR. 368 GRI.D19EREW Gouw, landschap, landstreek, distrikt. hgd. Gac. Nog in 1551 vereenzelvigd met Gooi (in Het Gooi, buurtschap o. Geld. Hengelo). Dit gouty was oudti ds gawi. In sommige plaatsen in N.-Hol- land is ,op de gouw wonen" z. v. a. wonen aan zekeren hoogen weg, waar- langs eene waterleiding werd gegraven; of waarlangs een water loopt; dit gouw was oudti ds golda en vandaar Gouda of ter Goute, gelegen aan de Gouwe, waar deze in den IJsel valt. Gouwenaar, lange aarden pbp, zooals die to Gouda (ter Gouw) gemaakt worden. Governo, (hand.), varicht. A go- verno, verkort a. g. (tot naricht). Goverten of grofkoppen, soort van dans op eene Noordhollandsche boe- renbruiloft, ook wel eepi Govertje (17e eeuw), geljjk wb nog zeggen een Pa- fer1je; Friesch: Yn 'e go :yert nimme. Gow, (n. h e b r.), geld, ,qchuldver- Plichting. Gower, (n. hebr.) (eig. makker), vriend, collega (van edelen en geleerden). Eertitel, vaak verleend aan verdienstelfike perionen op Synagogaal gebied. Gram van Hust, Hust = ffulst (Staats-Ylaanderen), titel bb diploma van keiier Rudolf II d. d. 4 Sept. 1605 ver- leend aan zijn raadsheer Georg de Basta en al diens wettige kinderen en afstam- melingen van beiderlei sekse. Dit laatste, sinds twee eeuwen steeds uitgelegd in den ruimsten zin, heeft tengevolge ge- had, dat al degenen, die in de mannelbke of vrouwelbke Ibn van George de Basta afstammen, zich den titel van gray f van Bust en van het H. Roomsche Ryk heb- ben toegeeigend, hun getal wast dan ook voortdurend aan, Borel d'Hauterive telde in 1854 reeds negen Fransche ge- slachten op, die dezen titel voereii. Graaf van Rozenburg, zie Gra- ven, titel door koning Lodewbk van Hollatd, April A- 10 gegeven aan Mr. Adriaan Pieter Twent, onder wiens regee- ring hi Minister van Waterstaat was, Ws zoodanig aanlegpit der beroesnde Katwbksehe sluizen, en die in 1795 de beerlbkheid Rozenburg (een eiland in den mond der Maas) had gekocht, f 6 Juli 1816 op Raphorst, het tegenwoor- dige huffs de Paauw (o. Wassenaar). Hoewel deze titel niet in verband stood tot den Cons itutioneelen adel in het Rbk, was ht toch erflft; want deze kinder- looze Graaf benoemde 18 Mei 1810 zbn neef Jacob Antonio Twent tot zbn op- volger in then titel, en deze is dus de Juni 1820 voorkomende graaf van R., ook Minister van Waterstaat. Graal, of de Heil;ye Graal, Graal, (ital.), It Ceuthio of 11 San Latino = nit 1170 het heilige bekken, nml. de schotel, welken Jezus bb het laatste avondmaal (met zbne dircipelen, Joh. 13 vs. 1) zal hebben gebruikt en waarin ook Jozef van Arimathea Christus bloed op- ving, toen Longinus hem doorboorde. Zoo heeft dan die schaal Christus lichaam en bloed bevat. Volgens de oorspronklbke sage een groote edelsteen, met wonder- kracht voorzien, die door de engelen op narde gebracht, door Templeisen of tempelridders in een tempelburcht op den ongenaakbaren berg Montsalvage zal be- waard geworden zjjn. Graal, h g d. Gral, van o u d - f r a n s c h, misschien oorspr. Celtiscb greal, pro vi n c. grazal, mid. lat1 gradalts = schotelvormig vat. Graunregle, zie Kan-itz. Grounschuur van Europa (De -, vroeger de naam voor SiciWF die er thans in geenendeele meer op past' Graasde broodleis, (amst.), d. i. geraspte broodjes, broodjes, waarvan de hard gebakken korst vooraf met eene rasp verwtderd is, het brood der be- graafnismalen. Gracloso, in de oude Spaansche tooneelstukken de rol van clown, of het komisch karakter; o. a. geregeld in de stukken van Lope de Vega en Cal- deron. Gradatim, (hand.), allengs en na; ook toenemend. Gradeeren, (h and.), zuheren, lou- terett; oak bt gradeerwerken d. i. in- richtingen tot het winnen van zout, nI. de zoutoplossingeii door verdamping in- dikken om den hoogeren graad van zoutgehalte to verkrogen. GRADEN (ACADESIISCHE). 369 GRAMMATICA ENZ. Graden (Academisehe -, vroe- ger aan de hoogescholen in Nederland to verwerven, 'heetten bet doctorschap, de hoogste graad ; bet licrntiaatsrhap, 2e graad; bet inag,steruichap of Baccalaureaat- schap (graad van Baccalaurevs) ; thane zijn er twee : doctor en candidaat. Graden van bloedverwant- sehap, om deze to berekenen, klimt men op van den eenen bloedverwant tot den gemeenschappelijken stamvader en daalt van dezen of tot den anderen bloed- verwant ; men telt daarbij de geboorteu, zonder die van den bloedverwant, bb wien men begonnen is, mede to tellen. Gradlant, (w a p.), zie Stappend. Graduale, (r. k.), 1° gewoonlijk kort gedeelte uit Psalmen, die gelezen of ge- zongen worden in de H. Mis tussehen bet Epistel en bet Evangelie, 2° Een 1btur- gisch boek, dat do koorgezangen voor .de plechtige viering van bet H. Misoffer bevat. Graduale, (I a t., m u z.), of respon- soriunc graduale of gradale bet „ant- woordende" gezang, do tegenzang, op de mis volgend. Aldus genoemd omdat de priester, die hem inzet op de trappen (in .gradihus) von het altaar of voor den spreeklessenaar staat: Zie ook antiphon. Grades ad Parnassum of Trap near den Parnassus, een Lat. woordenboek, waarin men de quan- titeit van ieder woord, de gelijkbetee- kenende woorden, gepaste bijvoegelijke naamwoorden en dichterlijke uitdruk- kingen kan vinden ; zoodat de leerling zich daarvan bedient bij bet waken van verzen in de Let. teal. De eerste Grndus ad Parnassum is door een Jezuiet P a u 1 Alex vervaardigd, in 1702 en later uitgegeven. In 1814 verscheen een uit- gave van dat lexicon van Sintenis, in 1860 van Koch. Graeca sent, devorentur, (1 at.), Dat is Grieksch, laat het verslonden worden. Graf, (met een voet In 't-, den dood vabij, uitdrukking ontleend aan Julianus, die zeide dat, hij „iets wilde leeren als hij met eon voet in 't graf stond;" in bet Grieksch ,met den voet in de veerpont." Graf, (Orden van het H. -, 1° COD gregatie o an reguliere Kanun- niken in 1114 to Jeruzalem ontstaan; 2° een vrouwelijke tak dezer congrega- tie bloeiende in Frankrijk, vooral in de 17de eeuw sedert 1622; 6° ridders van bet H. Graf, die den ridderslag in de perk van bet H. Graf, ontvangen hadden; 4° vaders voor bet H. Graf (of wachtes s), de 6 of 7 priesters van de Franciscaner orde, die met ongeveer 6 broeders dier orde voor den dienst in de kerk van bet H. Graf zorgen en de heiligdommen al- daar bewaken. Graf waken, (Bid 't hellige -, vergeefsche moeite doen, gelijk do Romein- sche soldaten, die als wachters bij Jezus' graf wai en geplaatst, maar insliepen en bb hun ontwaken zagen, dat bet graf ledig was. Vgl. Matth. XXVII : 66. Graf, (Kijven om Mozes -, bet oneens zijn over eene onbekende zaak ; immers van Mozes worth getuigd (Deut XXXIV : 6) „niemund heett graf geweten tot op dezen dog." Grafbrulloft of groevenbier, doodmaal, maaltbd na de begrafenis. Greg as, bet oudste wetboek der IJslanders, in lateren tijd Grangans ge- heeten. Graham-brood, zwaar voedzaam brood met de zemelen. Gewoon voedsel voor honden en paarden. Near T h om as Graham, een Engelsch scheikundige (t 1869). Grammalre qui salt regen- ter jusqu'aux rocs, (La -, zie Ego sure enz. Grumman, (neg. e n g.), in Suri- name de Gouverneur, eig. de groote man grand man. Grammatlea, (De Kelzer staat boven de - zie Ego sum etc, Graeca Bunt, non legantur, (1 a t.), 't is Grieksch,'t worde niet gelezen. 't Is to moeiljjk, wjj moeten 't overslaan. i f I Graf, (H. -, (r k ), rijk versierde pleats in de kerk, wear op Witten Don- 1derdag (zie Donderdag) bet H. Sacrament bewaai d wordt. 24 GRAMMATICI TNZ. 370 ORANDTS. Gram matiel certant et adhuc dub iudice lis est H or., Ep. ad P#sones vs. 78. De spraakkund%gen twister en het proces is nog hangende d. i. bet is een moeiljjk geval, en bet einde is nog niet to voorzien. Gramme, (hand.), de eenheid van bet gewicht in bet metrieko stelsel; een wick tje Grampus, (e n g. z e e t.), noordkaper. To tip the Ur., een op wacht slapende met water bedruipen of begieten. Gran, grande, (s p.), groot. Granaut, (w a p.), een rondo bom, zonder ooren en met een mondbuis, soma met vls+mmen. Grandrius, (lat.), korenschrijver; inz. de kloostergeestelijke, die toezicht en rekening over bet graan houdt. Grand' chambre, (La - (fr.), rechtbank, die uitspraak deed over de zaken der pairs, over majesteitschennis, en de eerste leiding had in de zaken van bet parlement. De prIsidents a mortier stonden aan ,hot hoofd der grand' chambre en ontleenden hun naam aan de mortiervormige muts, die eons ook bet sieraad was van do Merovingische koningen. Grand eonseil, (fr.), sedert 1477 bet Hof van appbl voor civiele zaken. Grand jamais (Au-),&.), sterke uitdrukking voor nooit. Vgl. ons „nooit ofte nimmer". Grand, (f r.)) Le grand Corneille, Corneille, de Fran- sche tooneelschrjjver, le grand Dauphin, hodew}jk, zoon van Lgdewjjk XIV (1661- 1711), la grande Mademoiselle, de hertogin de Montpensier, dochter van Gaston, her- tog van Orleans; zij was nicht van Lodewijk XIV, le grand Monarque. Lodewijk XIV, ook wel genaamd le roi Soleil" of de , Baviaan", le grand Pan, Voltaire (1598--1778), Monsieur le Grand, de opperstalmees- ter van Frankrijk onder de regeering van Lodewijk XIV. Grand-old-man, (on g.), Gladstone, die dozen naam aan Labouchere to dan- ken heeft. Zie Groote oude. Grand Francais (Le), F e r d i- nand de Lesseps; 21 Mei 1879 werd een congres tot behandeling der door- graving van de landen gta van Suez met een souper, in bet Motel Continental to Parijs besloten. Bij die gelegenheid stelde G a m b e t t a (1838-1882) een dronk op Ferdinand de Lesseps 1805- 1894), den ontwerper van dat grootsche work, en dien hij le grand Franfais noemde - een eeretitel, die hem van toen of is blij ven behooren. Grand old man of cricket, kwalificatie van Dr. W. G. Grace uit Gloucester, die, als cricketspeler onover- troffen, z6ovele overwinningen behaalde, dat allerwege in geheel Engeland een huldeblijk van f 150.000 voor hem is b}jeengebracht (Juni 1895). Allen offer- den made, aartsbisschoppen, ministers, ambassadeurs, generaalF en rechters, tot de eenvoudigste burgers toe. Grand old Party, (am.), de Re- p ublikeinen. In hoogen ernst door rede- naars gebruikt in 1880, spoedig tot G. «. P. afgekort en door demokraten belachlbk gemaakt en zoo gebleven. Grand rot, cesse de vaincre, on le cesse d'ecrire, (f r.), groote Koning, houd op met overwinningen to behalen, of ik houd op ?net schrijven Eerste regel van den lofzingenden Epitre VIII, dien Boileau in 1677 aan Lodew}jk XIV w}jdde. Grand Trumle, (e n g.), spoorweg- net in Canada, letterl. groote blaaspijp. Grande nation, (La -, Frank- rijk. Eon woord van Napoleon in de proclamatie aan de Italianen in 1797, en dat ho later vaak herhaalde. In 1794 zou J. Maistro bet gebezigd hebben in 1793 en 1795 heeft weirkel}jk Goethe de Franseheu genoemd ,die grosse Nation"_ Dit alles is later ontdekt. Doch bet woord werd beroemd door Napoleon ; immers bet wordt steeds in bet Franseh aan- gehaald. In 1869 heeft Napoleon III bet oMcieel aan zVn oom toegeschreven ;. later werd bet als spot door Frankrijks. tegenstanders herhaald. Grandee, zie Mi primo. GRANDE$. 371 GFRAPUISCHE KUNSTEN. Grandeo, edellieden van den hoog- sten rang in Spanje; de ricos hombres, d.i. rijke lieden. Grandezza, (op.), de waardigheid van een grande; (z. a.), hooghartigheid, adeltrots, maar in do eerste plaats echte voornaamheid, grootsche opvatting, met de overtuiging, dat Noblesse oblige, (z.a.) Grandig (b a rg.), goed, fraai, de ftiy. Grandig geklopt (b a r g.), ne/jes. gekleed. Grand-in-folio, (f r.), allonge- pruik z. a. en Binette. Grandige bol, (bar g,), schout. Grandlson,. een bij uitstek deugd- zaam jongeling en een ,gentleman", in oon persoon vereenigd, naar den held in R i c h a r d s o n' s roman van then naam. Grands chevaux de bataille, (f r.), groote oorlogspaarden, vermaarde muziekstukken, welko men voor eeu fanfarekorps inricht, ne d. oude kava- lerie-paarden. Grande lours d'Auvergne, (f r.), zittingen van hat Koninkl}jk Hoog Ge- rechtshof in 1665 en 1666 in Auvergne gehouden, de laatste, die ooit gehouden werden. Vooral bekend door eea work van den jongen abbo Fleshier MJ moires sur les (brands Jours tenus A Clermont-Ferrand en 1665-1666, eene zeer getrouwe en pikante beschrijving van hat leven in de provincie in de 17e eeuw. Grande boars de Champagne, (f r.), zittingen van een Hoog Gerechts- hof to Troyes voor Philips den Schoone door de graven van Champagne gehou- den in navolging van de Koninkl}jke zittingen. Ze werden in 1563 b}j hat edict van Roussihon afgeschaft. Grande boars de Poitiers, letterkundige beweging _ in 1573 tijdens de zittingen van het Hoog Gerechtshof (les irande fours, omdat ze aan de groote jaarfeesten vooratgingen) to Poitiers ge- houden, waarbo eene breeds sohaar van aanienlijke sannen zich den nasm van „poAtes-,hante-puce" verwierven door in allerlei _ talon een vloo (puce) to bezingen, welke Etienne Pasquier, advoc $at bjj bet parlement opmerkte op den boezem van Melle des Roches, die zoowel- ale hare moeder beroemd was om deugd, ta- lent en schoonheid en to wier huize de laden van het Gerechtshof zich vaak vereenigden. Grande maux lee grand, re. medes, (Aux - (f r.), groote kwale» behoeven yroote middelen tot herstel. Gebezigd, als zware kosten dienen ge- maakt to worden teneinde lets in orde to krijgen Vgl. Extremis malls, enz. Grangousier, koning van Utopia, echtgenoot van Gargamelle, dochter van den koning der Papaillons en vader van den reus Gargantua. H}j wordt voorge- steld als een oude gek, die er pleizier in vond, om, wanneer hij bij het vuur kastanjes zat to roosteren, zich met een stok, die hjj vooraf in 't vuur had ge- houden, allerlei schrammen op de borst to maken. Toen men hem den vijandelijken inval van Pirichole, koning van Lerno be- richtte, riep hij uit : ,Helaas ! helaas ! droom ik ? zou dat waar zijn ?" waarop hij vervolgens al de heiligen van den kalender begon op to sommen. Eenige houden het er voor, dat hat Lodewjjk XII is, wat niet waarschijnlijk is, ter- wijl Mottoux denkt, dat het Jean d'Aibret, koning van Navarre was, zie Babelais „Gargantua" I. 3, Graniet, korrelig gesteente van grain, (korrel) hat is zeer hard, vandaar de naam voor een soort aardewerk, dat in Engeland gemaakt wordt. Granite Boy@, (am.), graniet-jon- gene, bewoners van New Hampshire. Granite State, (a m,), naam voor New Hampshire, naar de graniet-rotsen der White Mountains, die er door heen loopen. Graphic, (The -, Engelsch week- blad, aldus genoemd naar de bijlage bij hat eerste N°., zjjnde de reproduetie van een toen nog geheim tractaat. Graphisehe kunsten, alle kun- sten, die een voorwerp op papier of beel- den , zooals kopergravure, houtsnede, steendruk enz. GRAPHOLOOG. 372 GMA-112K (DE DItIE). Grapholeog, scl'riftkundige, die nit iemands handscbrift zbn karakter weet to bepalen. Gras hooren groelen, oorspr. in do jongere Edda (Sim rock 127) wear van Heindall een der twaalf goddelbke esen getuigd. wordt, dat hjj bet Bras in de sarde en de wol op de sebapen hoort groeien." Geleerden gewagen van fijne instrumenten, wearmee men dat zou kunnen. Grasburger, voorheen in sominige plaatsen benaming voor personen, die, op zekere voorwaarden en althans niet erfelft in hun geslacht, bet burgerrecht der stad verkregen hadden. Waarschtn- Ift bewoners van den stedelften rechts- ban om de stad, die tot burgers werden aangenomen. Grasgrond, (w a p ), de schildvoet, voorgesteld ale gewone grond met gra.-jes en oneffenheden. Grasles bluden (of knoopen): voorheen een tjjdkorting in gezelschappen van huwbare jonkmans en jonge doch- ters, hetzb om daardoor voorspeld to zien, welk van de paren bet eerst zouu huwen, hetzij omm zich daaruit, pear voor pear, onderlinge trouw of ontrouw to voorzeggen. In bet eerste geval knoopt men, pear aan pear, twee grashalmen aaneen; bet pear, waarvan de halmpjes niet of moeilbk los konden gemaakt wor- den, zou 't eerst trouwen. In 't andere geval lcgde men, naar 't schjjnt, een knoop in een grasspier; sprong die knoop in een warme hand niet los, dan was dit een voorbeduidsel van standvastige trouw. Graspreek, hagepreek, godsdienst- oefeningen der Protestanten in 't open void in de He eeuw. Ook Ragepreek (z.a.) Grassante flamma sum elvi- bus solatlo, (lat.), bij het voortwoe- keren van brand 8trek ik der burgerij, tot troost (hulp). Onder dit opsebrift ver- kondigt de openbare pomp tegenover bet gemeentehuis to Buren (Gelderland) den volke hear nut. Gratin Del, (1 at.), genadekruid. Grata est novitas, (lat.), nieuw- heid be.koort, nieuwe bezems vegen schoon. Gfutla gratiam parit, (I at.), guest baart guest, de eene dienst is den anderen waard. Grata negligentla, bevallige aebteloosbeid, losheid, ongegen#-erdheid, fr. nonchalance dtudiee. Gratia Particularls, en Uul- versallis, (1 at.), zie Universalist. Gratlae, Me Gratign en Chariten. Grattan, (I at.), n.m.l. 4i ago, (ik zeg dank; dank u. Gratlas, (la t.), Dank! Ik dank u! naam gegeven aan de openbare dank- betuiging aan heeren curatoren voor een ontvangen pros op de vroegere Latijn- sebe scholen, en thans nog op sommige gymnasi6n in gebruik. Gratle, eigenljjk genade, heeft ook nog een bbzondere beteekenis van aftlag op een belasiing, een mLsbruik, dat in de He eeuw reel in zwang was. In die beteekenis wordt het woord nog wel ge- bruikt ale afslag op een vergoeding, een verpliebting, een boete of een straf. 11 Gratle Gods, (Bid de -, Koning de gratie Gods beteekent, dat de vorst onafhankIft is van eenigen leenheer en due door de genade van niemand dan van God regeert. Gratle, (Een glauslenade- In de les van Boullast, aanprij- zing van bet drinken van een glas wbn nadat de maaltbd afgeloopen en bet dankgebed (de gratie) gednan is. Naar men beweert door zekeren Paus Bonifa- cius Ms voorschrift aan de monniken gegeven, omm to maken dat zb bet dank- gebed Met vergaten. Gratift, (De drie - (E u p h r o. syne, Thalia, Aglaia) ofCharitinnen, (Charites, van bet enkelvoud Charis), bb de Ouden goddelbke wezens, die de bevalligheid , schoonheid en vioolft ' - heid vertegenwoordigden en Ws dienarelf- sen van Aphrodite (Venus) werden be- schouwd. In de moderne beeldhouwkunst zpn or vermaarde figuren van Germain Pilon (Charites), Canova, Thorwaldsen to Rome, de eenige die nog sea vierde fig. vertoont, n.1. Amor, zittend op bet voet- In de antiike beeld ouwkunst eene GRATIFICATM 873 GRLZZND. nabootaing der figuren in 4e Ubreria (boekeit) van de Cathedraal van Siena door Raphael. Gratilleatie, (hand.), geld, gift uit gunst, uit b0zondere tevredenheid soma boven hot bedongen bedrag ge- schonken. Gratis, (I a t.), als guest, kosteloos om niet, ook verbonden: gratis pro Deo kosteloos om Gods wil. Gratius ipso foute bibuntur aquae, (I a t.), het lie fat drinkt men het water uit de bron zelve, en niet uit de tweede of derde hand, ook op bron- nenstudie toegepast. Grattez le Russe, your trou- verez le Cosaque, ook le tartare. Het gezegde, ter aanduiding, dat de be- schaving er bij de Bussen slechts dun- netjes op zit, wordt ten onrechte aan N a p o l eon I toegeschreven. Het vader- schap daarvan behoort den prins d e Ligne (1735-1814). Gran, teurer Freund, ist &Ile Theorie, Und grfku den Lebens goldnerBaunt,Grautc,waardevriend, is alle theorie, En groen des levees gul- den boom. Gozegde van.Aephisto tot Faust, ale hjj dozen bewegen wil, hem to volgen. Hjj bedoelt daarmee, dat de theoretische wereldbeschouwing, die Faust op zjjn studeerkamer gemaakt heeft, niets betee- kent bjj hetgeen bb in hot leven zou ondervinden; Faust beoordeelt hot leven terwbl hU hot niet kent. Verkeerd go- bruikt, waar men den eersten regal aan- haalt, ter veroordeeling van theoretische beschouwingen. Grauwtles, oak grisaille camayen (onyx), sehilderAukken, die met 44n soort van very geschilderd zon, b.v. rood op rood, grjjs op grbs, enz. Vooral geeft men then naam aan voorstellingen, die grUs op grjjs geschilderd zijn, om alzoo relief beeldhouwwerk na to bootsen; zooals de beroemde grauwtjes, van de Witt in hot Paleis to Amsterdam. Verg. Chiaroscuro. Gravamlna, (i a t.), bezwaren enk gravamen, ul. bezwaren tegen eon von- nis, oen kerkelbke beljjdenis enz. Grave, (it., m u z.), zwaar, ernetig; ale tempo geljjk met largo, zeer langzaam. Graven der Joden, I o. Schwa f- graven, horizontaal in de rotsen gegra- ven laden of gangen, waarin hot l0 k, zonder kist, waar.3ehbn1bk met de voeten near voren, geschoven word, de opening sloot men zorgvuldig met oen steenen plaat. 2o. Bankgraven, waarin het I& golegd word op eon bank, meestal eon halven meter boven den grond in de rots uitgehouwen. 3o. Troggraven, even- e ns diepten, in de rots uitgehakt. Aldus nag zichtbaar to Jerazalem. Van de laatste soort moeten do graven van La- zarus (Joh. 11 : 38, 41) en van Jezaa (Matth. 28 : 21, Luk. 24 : 2) geweest zon. Graven, order het Koninkrijk Hol- land. In de maanden April-Jani 1810, dus kort voor zbn gedwongen abdicatie, beloonde Koning Lodewjjk eon twaalftal uitstekende mannen voor hunne aan den laude en zbn persoon bewezen diensten, door verheffing tot Baron en Graaf van van hot Koninkrbk, waaraan majoraten (z. a.) waren verbonden. De Graven wa- ren vbf in getal, nml. Jean Baptiste Du Monceau, graaf van Bergerduin (t Brus- sel 29 Dec. 1821), Carol Hendrik Ver Huell, graaf van Zevenaar (Sevenaer) (t Parijs 25 Oct. 1845), Jan Willem de Winter, graaf Huissen (Huessen( (t Pa- rijs 2 Juni 1812), Jan Hendrik v. Luis- bergen, graaf van Doggersbank (t Apel- doorn 32 Mei 1819) en Adriaan Pieter Twent van Raaphorst (zie Graaf ran Rozenburg). Graves, (i t., m u z.), d.i. graves voces, diepe tonen. Gray mare to the better hor- se (The - (en g), de schimmel i8-het beste paard, aangehaald in den zin: de vrouw is do baas. Er zou n.m.l. den van twee paarden gegeven worden aan den man, wiens vrouw hem niet de bees was, maar op het oogenblik, dat na lang zoo- ken, hot eene paard gegeven zou worden, bleek, dat de vrouw de keus van den schimmel doordreef, en het paard word niet geo-even. Grazend, (wap.), de vier pooten rechtstandig en gestrekt, do kop met den ball near den grond gebogen. GRAZIOSO. 374 GREGOMAANSCIE TELESCOOP. Grajqioso, (i t., m u z.) of con grazia, bevallig, met smaak. Zie ook gracioso. Greased lightning like, (e n g), lett. ale een gesmeerde bliksem, buiten- gewoon snel, bliksemsnel, vandaar (am.) greasy lightning train, wat wij nu blik- semtrein noemen. Greaser, (a m.), Mezikaan of Spaan, ache Amerikaan van de laagste volks- kiasse, lett. smeerder, z.v.a. schoenpoetser. Great attraction, (e n g.), lett. groote aantrekkelijkheid; het voorneam- ste,van een feest, van eene voorstelling, het middel om menschen to lokken. Fransch clou. Great-Eastern, (e n g.), lett. Groot Oosten, een stoomschip, eerst Leviathan geheeten, in 1869 gebouwd, dat al zijne voorgtngers in grootte overtrof maar geheel onhandelbaar bleek to z}jn, dus totaal ongeschikt. Great organ, (e n g. m u z.), z. Ma- nuale. Gree, (f r.) vroeger synoniem met behendig, geleerd; ten tijde van Lodewijk XIV werd echter een Griek, de ridder Theodore Apoulos, bb lansquenet spelen, ten huize van den maarschalk de Villeroy to Versailles, op bedrog betrapt. Zijn lakei Dubose placht hem daarbij een handje to helpen, en ontving de helft der winst. Nadat in 1750 to London een book, getiteld : Histoire des Grecs ou de ceux qui corrigent la fortune au jeu, par P. Rousseau pas verschenen, werd de uit- drukking uitsluitend op valsche spelers toegepast, die echter toenmaals in Fran- rbk, zelfs onder de hovelingen volstrekt niet zeldzaam waren, en wier bedrog, zooals in den aangehaalden titel door hen met den liefelijken naam „corriger la fontaine" werd aangeduid. Gredla, (m al.), kerk. Greenaway, (Kate -, zie Direc- toire-c ostuum. Greenbacks, banknoten, uitge- geven door de V ereenigde Staten van Noord-Amerika tUdens den burgeroorlog 1861-1865, zoo genoemd, omdat de keerzjjde groen bedrukt is, ter voorko- ming van namaak door photographie. Greenback Labor Party, (am.) politieke partij, die wil, dat het papier dat in omloop komt, zijne waarde ont- leene aan het nationaal krediet en het nationaal gezag, maar niet aan eene dekking door gedeponeerde waarde in muntmateriaal. Green Mountain Boys, (am.), jongens van de groene bergen, bewoners van Vermont. Green Mountain City, (am.), Montpellier, Vermont. Green Mountain State, (am.), Vermont d. i. Mont Vert (groene berg) naar de altijd groene bergen, die er door loopen, begroeid met allerlei soort van denneboomen, cedars en laurierboomen. Greenroom, (en g.), groene kamer; de gezelschapszaal voor tooneelspelers, dichters, kunstliefhebbers enz. aan het Engelsche tooneel. Greenwichtild, tijd van Greenwich (aan de Teems, bg London), over daze plaats trekkeh de Engelsche zeelieden den eersten meridiaan ; ook den Nederl. zee- lieden is hjj als zoodanig aangewezen, ook West-Europeesche tijd of spoorwegtijd; volgens daze uurregeling is de spoorweg- t}jd 20 minuten later dan de A msterdam- sche tijd, en enkel bij ooze spoorwegen en poster}jen aangenomen, om tbds-eenheid to hebben met Belgie en Engeland. Want Frankrijk en Spanje houden zich (Juli 1896) nog aan den t}jd van ParUs ; zie Gordel- theorie. Gregoriaansch gezang, kerk- gezang (m u z.), cantus firmus, het door Paus Gregorius in de zesde eeuw inge- voerd koraalgezang, met de zoogenaamde acht kerktonen en met noten van geljjke tjjdwaarde, in tegenstelling met het(oudere) rytbmische Ambrosiaansche kerkgezang. Gregoriaanseh Saar, -e ka- lender, -e of nienwe still, jaar volgens de tijdberekening, welke in 1582 door Paus Gregorius XIII werd ingevoerd. Gregoriaansche telescoop, de eerste telescoop, uitgevoAden door J a m e s Gregory, professor in d e Wiskunde to St. Andrews 1663. GREIFT NUB ENZ. 375 GR]kVZ (PLACE DE). Grelftnurhineininevolle Men- schenleben I Ein Seder lebt's, nicht vielen fat's bekant. Grijp maar gerust in 't voile menschen leven ! Een ieder doorleeft het, maar zeer weini- gen kennen het, zegt de komiek in bet ,voorspel op bet tooneel",.in den „Faust" tot den dichter. Hp wil zeggen: wees natuurljjk, geef de werkljjkheid, en gU zult boeien. Zeer verkeerd gebruikt men dezen zin in de beteekenis: jertel maar wat iedereen elken dag op straat ziet". Green, kleinste gewichtje eens apothe- kers, 44u 5760ste deel van een medicinaal pond. Van lat. granum (korrel). GreM, (w ap.), versierd met paarlen (kronen), d& paarlen onmiddellbk op den band. Grendale,(r.k.), zijden doek-,waar- mee de bissehop, zich den schoot bedekt, wanneer hb geduyende de godsdienst- oefening op den bisschopsstoel gezeten is. Van lat. gremiurn, schoot. Grenada (Aartsbissehop van -,. een der hoofdpersonen uit den Gil Bias (z. a.4, een zedenroman van L e 8 age. In de Fransche letterkunde wordt dikwerf op bet volgende tooneel gezin- speeld. Gil Bias is secretaris van den prelaat. Daze doet hem plechtfg beloven, dat hb hem openhartig zal waarschuwen, mocht eenmaal bet klimmen der jaren eenigen invloed op bet gehalte der kan- selredenen van den prelaat blbken uit to oefenen. Gil Blas gelooft des to sterker aan de oprechtheid van dat verlangen, daar de aartsbisschop hem, ter belooning heeft beloofd, hem in diens testament to beden- ken. Inderdaad tengevolge van een aan- val van beroetre, draagt de daarop vol- gende homilie de duidelijke sporen van verstandelft verval. Gil Bias ach$ zich verplicht, den prelaat zoo gematigd mo- gelbk den door hem ontvangen ongunsti- gen indruk mede to deelen. Doch de aartsbisschop is van oordeel, dat G. B. meer -bver dan goeden smaak toont en geeft hem zjjn ontslag. Grenadiers eig. Granatters, voorheen solUten, die in den strijd hand- granaten (fr. grenades) naar den vtand vierpen; thans noemt men in vole legers de grenadiers keurbenden. Grenadine, (f r.), grawaatzijde; fijn, -doorschtniond wollen of zjjden weefsel. Naar Granada, vanwaar granatine; bet weefsel naar de Fransche methode beet Barige naar de stad van then naam. Zie Barige- Grensgod, zie Terminus. Gresham, (Wet van -,volgens welke een minderwaardig ruilmiddel bet meerder waardige uit pen land verdrijft. Waar b.v. gesnoeide en gave goudstuk- ken in omloop zijn, zullen de eersten blijven circuleeren, terwtl de tweede ver- dwonen omm voor den gouduitvoer en de smeltkroes gebruikt to worden. Naar Sir Thomas Gresham (1519-1579). Greslier, (w a p.), zie Posthoorn. Gretna-Green, plaats in Schotland, dicht aan de Engelsehe grens, waar een boerder}j en smederij gelegen is, Meggshill genaamd, niet ver van Springfield, waar volgens de Schotsche wet, zonder eenige wettige bewostukken, officieel huwelbken warden voltrokken, die ale wettig erkend moesten worden. Het recht daartoe zou dagteekenen van Koningin Elisabeth, die een ongeluk met haar paarden had, door den smid ward geholpen en hem uit dankbaarheid dit voorrecht gaf. Omstreeks bet jaar 1860 is dit gebruik op last van hooger hand afgeschaft. Grave (Place de -, (fr.), plein to Parbs, waar bet stadhuis staat aan den oever der Seine naar gravier (kie- zelzand) Grave (fr.) werkstaking, daar- naar, dat de werkelooze arbeiders zich op bovengenoemde plaats vereenigden om, werkgevers of to wachten, vandaar eerst Ore en grave = zonder werk ztn en later se mettre en grave = den arbeid staken. De eerste werkstaking was die der fluitspelers to Rome 309 v. C. (Ti- tus Livius IX : 30) verder staakten & brouwersknechts to Breslau in 1329 en de smeden to Dantzig in 1385. Een I edikt, waarbb hb, die weigeren mocht zbn patroon to gehoorzamen mot bet aT- snjjdon der ooren word bedreigd,maakto echter spoedig een einde aan de zaak. Volgens Ch. Renault Hi8foire der graves, komt bet woord grave in de oor- konden noch der middeleeuwen, noch van de 16e, 17e of 18e eeuw voor; de werk- QRSYS. 376 GRIENEItDE. staking beetten toen sMitions, imotions populaires, cabales, assemblies ilticites, attroupements Wfendtw- Greys, leerlingen, old Greys, oud- leerlingen - van hat Grey College in den Oranje-VAjstaat, waaraan Dr. Jan Brill gedurende bjjna 25 jaren zjjne beste krachten wbdt, tot opleiding van rechtsgeleerden, burgerljjke ambtenaren landmeters. Grey gros, z. a. v. grijs-rok. Greys, (e n g.), ook grays, grauw- harige hazewinden, in Engeland de boe- !en, die bang, sidderend voor verandering, janken over het vervall hunner wolvaart I doch to zeer aan 't oude kleven, om zich op to werken tegenover de concurrentie welke hun ook uit ons vaderland wordt aangedasn. Zie John Grey. Gribottille, (f r.), denkbeeldig per- soon, wiens naam (waarechbulft van gribouiller afgeleid) wordt gebezigd om een onnoozel inensch aan to duiden, die zich juist aan hot kwaad blootstelt, dat hfi wil ontvlieden Fin c6mme - qui se jette A l'eau, ct-ain te de pluie. G r a n d- g agnage bewees dat gribouiller = slecht schrijven, van het Nederl. -krab- bekn afstamt. Gribus, (b a r g.), buis of plaats van verzekerde bewaring, yevangenis,eachot. Griek, iemand, die den- kost als Pen gentleman verdient met valsch spel. Onder Lodewjjk XIV bereikte hot val- sche spelen aan hot Fransche hot eon hoogen trap, en verkregen ale door een Coeval de valsehe spelers den naam van Grieken, - vgl. tricher comme un grec, - omdat Apoulos, eon man van Grieksche afkomst, als speelvriend des Konings, groote geldsommen wist to bemachtigen. Zjin bedrog word eindelft ontdekt on hjj word wt galeistraf en verbeurd-ver- klaring van zjjn door valsch Fjpel vorwor- ven fortuin veroordeeld. Griek, (barg.), valschaard, valsche speler. Griek (een Zie Grec. Grieken (de laatste der Philopoemen, van Megalopolis, wiens groote doel was van de Uhae-rs een mUitair en ouafhankelbk yolk to ken. Cwrleksch Krubs, kruis van den- zelfden vorm, ale hat kruis van St. George ; kruis met Xelfte balken 4 ; ook By- zantijnsch Kruis. Grieksch Testament, een kur- 7cetrekker. Men verhaalt, dat op een ringvergadering een kwestie voorkwam, betreffende de vertaling van een,woord uit hat Nieuwe Testament. en dat niemand der aanwezigen een Grieksch Testament bU zich had omm hat woord in hot oor- spronkeljjke to kunnen naslaan. Des namiddags echter aan den broederlbken maaltlid vroeg de voorzitter om een kur- ketrekker: dadelbk werden er hem even- veel aangeboden als er aanzitters waren. Griekisch voor hem, (Dat is -, dat komt hem onbegrjjpljjk voor. Het Grioksch is niet zoo heel gemakkeljjk aan to leeren, zoo stuit men al aanstonds op hat letterschrift. GrIekisch vnur, krijgsvuurwerk, uitgevonden door Callimachus, ingenieur to Heliopolis, en in 660 voor 't eerst gebruikt. Dit vernielend samenstel, (ver- moedelijk nit salpeter, zwavel, pek en har- sen I door olie ondersen gemengd) wordt beschreven ale een vloeistof uit een pomp, door pjjpen tegen den vjjand gericht, en heviger ontbrandend onder, dan buiten 't water. 400 jaar tang hielden de Grie- ken 't geheim, daarna word 't den Mo- hammedanen medegedeeld, die 't in do Kruistochten tegen de christenen gebruik- ten. LA tar is 't vervangen door 't starker vernielend buskruit. Frahsch: fem grigeo is. GrIekische Bilbelvertaling, zie Septuaginta. GrIekische commentator, F e r- nan Nunez de Gunman, de groote bevorderaar der Grieksche letterkunde in Spanje (1470-1553). GrIeksehe Kerk, die afdeeling der Christelbke Kerk, welke de Patriach van Constantinopel ale hoofd erkent, en niet den Paus van Rome. De scheiding van de Roomsche Kerk had pleats in 1054. Rusland, Griekenland en de Christenen in. Tur4e behooren tot de Grieksche Kerk. Grienende, (barg.), huilend. GRIEF (ouDE). 377 G RISAILLE. Griep, (Onde -, de kaatsbal, die in de vorige eeuw door de inwoners van Vrouwen-Parochie op de Beetgummere veroveid word, en den 23 Aug. 1894 eene eeuw in 't bezit van 't eesttgenoemde dorp was geweest; walk feit met een volksfeest gevierd word. Griffe, neger uit kruising ontstaan ; h}j heeft 16 deelen blank en 112 deelen zwart blood. Grietenii, distrikt in Friesland, waar- over een grietman de Ambtman is. Tijdens de Unie van Utrecht (zie Zeven-Zeelan- den) was Friesland verdeeld in 30 grie- tenijen thans z. v. a. gemeenten; en bui- ten die grietenijen waren er elf steden. Grietman, zie bij Grietenij, z. v. a. vrederechter, scheidsman ; meerv. griet- mannen en grietlieden f r. grietslieden. Griffie (Ter - deponeeren, ter inzage nederleggen, overdrachtelijk er zich verder niet om bekommeren. Griffloen, Grilloen, grilpvo- gel of grilp, een fabelachtig dier, met bet lichaam van den leeuw en den kop, de klauwen en vleugels van den arend. Komt voor als wapenfiguur bb v. in het wapen van Rostock, of als schildhouder, zooals aan hot wapen van Baden. Is ook 't zinnebeeld van eon gierig en inhflig mensch. Insgeljjk een Brabantsche zilv. munt uit de 15e en 16e eeuw, waarop eon of twee griffioenen afgebeeld waren. Griffloen, (w a p.), zie Grijpvogel. Griffon, (f r.), smousbaard. Ook chien g ri f fon = smoushondje. Grgnst, (b a r g.), hij lacht. Grijpers, (b a r g.), vinger,. Griipvogel, (w a p.), een denkbeeldig wezen, samengesteld uit bet bovenl}jf van een arend, hot onderljjf van een leeuw, met spitse onren en tusschen de achter- pooten geslingerden staart; zonder vleugels en met twee hoornen beet hij een man- nel}jke grjjpvogel. Vgl. Griffloen. Grits, i n grits zijn, heet bet, van acteurs, die in den aanvang van hun spel reeds in alles aan bet slot gel}jk z}jn. Grits van verdriet, Ludovico Sforza ward in ddne nacht grijs. Karel I, Koning an Engeland word grijs ge- durende zijn verhoor voor den rechter, terwijl ook Maria Antoinette, gemalin van Lodewijk XVI tgdens haar gevangen- schap van verdriet grij s word. Grilze Madera (een -,(rest.), een klare. Gri$ze monniken, Franciskaners, naar de kleur van hun overkleed. Grilze school, (De - (fr.), l'Jcole die gris, noemde men een 20 jaar gele- den to Antwerpen enz. de natuurschil- ders als Heymans, Crabeels, Junk Ros- seels, Isidor Meyers e.a., die in hunne kunstgewrochten de frischheid, kracht en helderheid van uitgestrekte heidevel- den door hot gebruiken van doze kleur zochten over to brengen. Grill, (w a p.), zie getralied. Grillete, (w ap.), met kleine belletjes. Grimaldi, zie Bou f fon. Grime, grimeeren, (l o on.), van grimer (f r.) = zijn gelaat zoodanig tee- kenen, dat bet in overeenstemming is met de rol, die men vervullen moat. Vanhier de combinatie „(zich) kleeden en grimeeren" (gecostumeerd en gegrimeerd). Grime (f r.) = v erliefde (oude) gek. Grimm's wet, wet der verandering van de consonanten in de Arische talon. Bijv. p in bet Grieksch wordt f in bet Gotisch, b of f in Oud-Duitsch, enz. Genoemd naar de taalvorschers Gebr. Grimm. Grimpant, (w a p.), zie Klimmend. GringolL, (w a p.), zie Slangenkoppig. Grip, (e n g.), kruk aan do Ameri- kaansche trolley-trams, waarvan de wa- gons worden voortgetrokken door een ondergrondschen kabel; als de grip, die waaraan de wagon is bevestigd, de kabel pakt, gaat de tram voort; laat ze los, dan staat h~ stil. Grippie, (t r a Rev.), greppel: slote en grippe greppels). Grisallie, zie G.rainotjes. GRISELDIS. 378 OROENE (TAFEL DE). Grbyeldis# de dochter van een ar- men kolenbrander en de gemalin van markgraaf Walther van Saluzzo, een voorbeeld van geduld en lijdzaamheid; het onderwerp van een ouden Duitschen volkeroman, van een mysteriespel (1398) en van een drama van F r i e d r i c h H a I m. De roman Griseldis" werd ale Nederlandsch -volksboek nog herdrukt ± 1810. Het verhaal komt oorspronkelbk voor in den Decamerone van Boccaccio, maar heeft zUn populariteit voornamelbk to danken &an de Latbnsche bewerking door Petroweha. Chaucer bewerkte bet ale de Clerk's Tale in de Canterbury Tales. Grisette, (fr.), vroeger een meisje, dat daagljjks ale naaister, bloemenmaakster, enz. in haar onderhoud voorzag en te- vens met een jong mensch met weinig meer middelen op vertrouwlbken voet leefde. Naar de kleur gris (grijs) van haar eenvoudig kleed. Grisonnade, brabbeltaal, spraak der Grauwbunderlanders, volstrekt onver- staanbare streekspraak; van grison bewoner van Grauwbunderland. Grita's, bastaard-Hottentotten, ont- staan door vereeniging van Europeanen met Hottent. vrouwen. Zg woven sedert 1770 aan de overzode der Oranjerivier ale een afzonderlijke stem. Green, candidaat voor bet lidmaat- schap van een studentencorps, pas aan- gekomen student. Green, (Keizerl4k -, in Frank- rbk de herstelde oude Merovingische kleur; de gouden bben zjjn de versier- eels, in 1653 op bet graf van Childerik gevonden. Green loopen, (stud.),groenzUn. Green vragen, verlof vragen aan eon a.s, bruid en bruidegom om huis en hof met groen to versieren en er de straat of den weg mee to bestrooien. Dit doen de knapen van de buurt,vooreengr(eit- fooi. Een deel van het ontvangen geld wordt aan sterken drank besteed. Krijgen de groenvragers geen fooi, dan werpen zij des nachts bet vuilste vuil tegen de dear. Green en geel voor de oogen, (Bet wordt Mil -, ik begrijp er niets meer van ; naar de kleuren der kleederdracht van den nar op Drie- koningenavond, welke aanleiding gaf tot het Middeleeuwsch rijmpje: Daar is geen zot zoo eel (edel) Of hij draagt groen met gee]. De in 1400 in Duitschland ingevoerde modekleuren groen en geel, en de bespot- telbke vorm der kostumen, - mannen en vrouwen, versierd met bellen, pollen, overdreven hangmouwen enz., - zbn oorzaak van het liedje, dat aldus ver- staan moet worden: Al is een zot van adel en onafhanklV"k, Hb is toch een slaaf der mode. Groenbaardles, groene oesters, die hunne kleur waarschbnlbk to danken hebhen aan microscopisch kleine plantjes, die zb uit 't water ale voedsel opnemen. Groene Brullott, de trouwdag, ter onderscheiding van de koperen, zil- veren enz. Groene Dokter, (De -, in 't mid- den der vorige eeuw een behendige dief in Groningen, die alle soorten van sloten kon openers. In Amsterdam aangekomen, werd hb daar geronseld voor de 0. I. Comp. en kwam in Oost-Indig. Toen ht zbn tijd uitgediend had, keerde hij naar Groningen terug en maakte het daar zoo bont, dat hb eindelft gepakt en buiten de Heerepoort opgehangen werd. Groene Donderdag, zie Donder- dag- Green hoot (bet -, toespeling op Lucas XXIII, 31: Ind;en zuiks aan het groene bout geschiedt, wet zal ge- schieden met het dorre horn, d. 1. indien zulks met den rechtvaardige geschiedt, wat zal dan geschieden met den onrecht- vaardigq; ale de onschuldige to Ujden heeft, wat moet dan den schuldige ge- schieden ? Groene Tatell (De -, het be- stuur, aanvankel& dat van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, later in bet algemeen het bestuur van alle vergaderingen. In de gewone vergader- plaats der Algemeene Staten stond, reeds in 1739 een lange tafel, overdekt met een groen kleed, en ontaingd, door groen- lakensche stoelen. GROENEN. 379 GROOT. Groenen, (stud.), nieuw-aangeko- men studenten, die door de oudere leden 'van het Studentenkorps gedurende eenige weken onder handen genomen worden en gedrild, om, zoo bet beet, hQt groene, d. i. onrijpe, onbeschaafde en onhandige, bet ongelikte, er of to nemen. Zij moeten dan groen loopen, d. i. aan de plagerijen dier oude studenten zich onderwerpen, en worden eindelijk ontgroend, voor ont- bolsterd verklaard, als leden- van bet Studentencorps. Groeneroede, in Brabant en Vlaan- deren een rechterlijk ambtenaar van la- geren rang in de 17e en 18e eeuw. Groenetent, in de 16e eeuw de titel van een officier der schutterij te Amster- dam. Groenetenterss of yolk van de groene tent, in Groningen en Vlaan- deren, struikroovers, omdat deze zich in de bosschen verscholen. Groenfool, zie Groen vragen. Groenlool, (s t u d.), feesteljjke b}j- eenkomst der groenen (z. a.). Groensteen, zie Diabas. Groentle, (b a r g.), knuppel. Groesi, Turksche piaster, ter waarde van 12 cents Nederl. Groevenbier, zie Grafbruiloft. Grofkoppen, zie Goverten. Grog, een drank, dien men bereidt door warm of koud water to voegen bb rum, cognac en andere sterke dranken. Van grosgrain, een ruwe stof, waarin de Eng. admiraal Vernon zich bb ruw weder kleedde, weshalve de matrozen hem „Old Grog" noemden, een naam, dien zb voorts ook bezigden voor den met water ver- mengden drank, hun door dien vloot- voogd als oorlam toegediend, in plaats van sterken drank zonder water, zooals ze dien vroeger kregen. Grolier still, in antieke boekban- den, naar G r o 1 i e r (einde der 16e eeuw) wiens bibliotheek zeldzaam schoone re- naissance banden bevatte, wiens naam beroemder is dco die van Thomas Majoli en Demetrio Canevari, beide bekend om de sohoone banden hunner bibliotheek. Grolier's banden dragen bet opschrift Jo Grolieri et Arn'icorum; ze zijn hoofd- zakefijk met ljjuversieringen en zelden met voile stempels bewerkt. Grondbraak, visschersterm voor zware stortzee, op bet gedeelle der Noord- zee bij Terschelling; bij stormweer door bet afloopen der gronden van de Dog- gersbank veroorzaakt. Grondgari, (De -, op de Veluwe elke 5de korengarf, welke de korentiend- heffer uit de door hem genaaste garven most laten staan, ten behoeve van den tiendplichtigen boer. Dit voor de Ve- luwsche bevolking gunstig gebruik wordt aan eene verordening van Napoleon I toegeschreven. Grondheerlilkheid, onder bet Leenstelsel zoodanige heerl. waarvan de heerlijke rechten aan bet bezit van den grond, en niet aan bet bezit 'van een kasteel, kleefden ; zoodat die rechten ble- ven, al stond er geen kasteel, of ingeval dit gesloopt was (werd). Grondrechten, rechten, die ge- grond zijn op de natuur, van den mensch, die hem van nature toekomen, door den Staat niet verieend, maar erkend worden (b.v. vrijheid van godsdienst). Grondsop, (Het - Is voor de goddeloozen, zegt men, als iemand bet laatste uit de flesch krijgt, men denkt dan aan Psalm LXXV : 9, en voegt er soms bb: maar de vromen drinkers het uit. In den Bijbel van Deux aas (z. a.) staat letterlbk : „Het grondsop blijft den godloosen". Groninger School, (De -, voor- uitstrevende richting op theologisch ge- bied, ontstaan tusschen 1829 en 1831, toen aan de Groninger Hoogeschool de professoren Van Oordt; Ho fstede de Groot en Pareau in edn geest werk- ten, bet theol. tijdschr. Waarheid in ,Lie fde en later een volledige reeks hand- boeken uitgaven. Groot, ei, entlijk grootducit, de helft van een stuiver, dagteekent uit bet mid- den der 13e eeuw. Bb de invoering der bronzen 21/s centsstukken in 1877 hebben sommigen getracht daarvoor den naam GROOTAALMOEZENIER. 380 van groot weder in eere to brengen, doch zonder het gewenschte gevolg. Men spreekt ook van kluit. Groot-aalmoezenler, aan de r. k. hoven van Parijs, Weenen, Ma- drid, Lissabon e. a. de ambtenaar belast in naam des Keizers of Konings, de fondsen voor weldadigheid bestemd, to beheeren en to verdeelen. Bb ons heetten zij oudtijds „Elemosinire". Overal waren het geestelijken, in Frankrijk was de grand-aumdnier gewoonlijk kardinaal, eene waardigheid, die tot onder het 2e Keizerrjjk voortbestond. In Engeland is de Hereditary Grand Almoner (dus erflijk) tevens belast met het uitstrooien van medailles op kroningsfeesten ; boven- dien bestaat er een Lord High Almoner, gewoonlijk de bisschop van Oxford, die tweemaal 's jaars the Queen's bounty" goedheid, uitoefent, d. i. zooveel stukken zilvergeld geeft aan zooveel armen, als de Koningin jaren telt. Groot-aalmoezenler van Eu- ropa, Lodewaijk de Geer, een zeer rijk Amsterdamsch koopman, die in 1643 en volgende rjjke hulp verlednd& aan ' de Boheemsche ballingen in Polen en Hon- garije, die om den geloove vervolgd wer- den. Deze naam werd hem gegeven door een zijner beweldadigden Johs. Amos Co- menius zie 0 mihi prtteteritos- etc. Groot-commandeur van Cas- tllW1S, titel o. a. gedragen door Don Luis de Requesens, landvoogd der Nederlan- den, 1574-76. Groot Griekenland, Magna Grae- cia. benaming der Ouden van Benneden- Italie, tot aan het fretum Siculum (de straat van Messina), doch in een vroeger verleden ook Sicilie omvattend; met on- zekere grenzen. Keizer Augustus poogde tevergeefs die benaming to verdringen door een in elf distrikten of landstreken (regiones) verdeeld Italic. Groot-kamerling des Heeren, wordt ironisch de engel Gabriel genoemd, omdat Luk. I vs. 19 deze angel verklaart ,Ik ben G., die vbor God sta." Groote (De - ; (1) Abbas I, schah van Perzie (1557, 1585-1, 28). (2) Albertus (Magnus), de schoolge- leerde (1193-1480). (3) Alfonso III, Koning van Asturie en Leon, (845, 866-912). (4) Alfred van Engeland (849, 871-901). (5) Alexander van Macedonia (356, 340-323 v. C.) (6) St. Basilius, Bisschop van Cesarea (329-379). (7) Canut, Koning van Engeland en Denemarken, (1014-1036). (8) Casimir III, van Polen (1309,1333- 1 310). (9) Karel I, Keizer van Duitschland, Charlemagne genaamd (742, 764-814). (10) Karel III (II?), hertog van Lo- tharingen (1543-1608). (11) Karel Emmanuel I, hertog van Savoye (1562-1630). (12) Louis I van Hongarije (1326, 1342-1381). (13) Louis II, pries van Condo, due d'Enghien (1621- 1686). (14) Constantijn I, Keizer van Rome (272, 3066--337). (15) Franciscus Couperin, de Fransche componist (1661-1733). (16) Archibald Douglas, great earl o f Angus ook wel genaamd Bell the Cat (gestorven 1500). (17) Ferdinand I, van Castilie en Leon (1034-1065). (18) Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg, bijgenaamd de groote keur- vorst (1620, 1640-1688). (19) Frederik II van Pruisen (1712, 1740-1786). (20) Paus Gregorius I (544,590-604). (21) Hendrik IV, Koning van Frank- rbk (1553, 1589-1610). (22) Herodes I, onder wiens regeering Jezus geboren werd. (23), Hiao-wen-tee, Keizer van China. Hij verbood het gebruik van gouden en zilveren vaten in zjjn paleis en verdeelde het geld, dat zjj opbrachten onder de armen (206, 179-157). (24) Johannes II van Portugal (1455, 1481-1495). (25) Justianus II (483, 527-565). (• 6) Mahomet II, Sultan der Turken (1430, 1451-1489). (27) Maximiliaan, hertog van Beieren, overwinnaar van Praag (1573-1651). (28) Cosmo di Medici, eerste groother- tog van Toscane (1519, 1573-1574). OROOTE' DAUPHIN. 381 GROOTE SYNAGOGE ENZ. (29). Gonzales Pedro de Mendoza, groot- kardinaal van Spanje, staatsman en ge- leerde (1503-1575). (30) Paus Nicolaas I (858-867). (31) Otto I, Keizer van Duitschland (912, 936-973). (32) Peter III van Arragon (1239, 1276-1285). (33) Jacobus Sforza, Italiaansch gene- raal (1369-1474). (34) Sapor of Shah-pour, negende Ko- ning der Sassaniden (240, 307-379). (35) Sigismund, Koning van Polen (1466, 1506-1548). (36) Theodorus, Koning der Oost-Go- ten (454, 475-526). (37) Keizer Theodosius I (346, 378-395). (38) Matteo Visconti ; heer van Milaan, (1250, 1295-1322). (39) Vladimir, groothertog van Rus- land (973-1014). (40) Waldemar I van Denemarken (1131, 1157-1181). Groote Dauphin, zie grand (fr.). Groote doxologie, zie Gloria. Groote Frits (De -, Frederik II, Koning van Pruisen (1740-86) bijge- naamd de G,•oote. Groote keurvorstt (De -, Fre- derik Willem, keurvorst van Branden- burg 1620, (1640-1688). Groote Lama, in Thibet en Mon - golie het voorwerp van vereering en aan- bidding, waarmede de oppergod Shige- mooni wordt voorgesteld. Het woord lama beteekent in het Tangutaneesch moeder der zielen." Groot-Mokum, (bar g.), Amster- dam. Mokunt in de Joodsche volkstaal = plaats van h e b r. makoom ; Klein Mo- kum is bijnaam voor Zwolle. Groote onbekende (De -,Sir Walter Scott, die zijn W averley No- vels anoniem uitgaf. Groot Privilegie, door Maria van Borgondie (t 1482) aan de Staten van Holland en Zeeland gegeven, omdat deze haar anders niet als opvolgster haars vaders, Karel den Stoute (t 1477), er- kennen wilden ; van 1 at. Privilegium = bizonder voorrecht, dat slechts den per- soon, land.of gewest geldt, en nit gun- stige wettel}jke verordeningen voortvloeit. Uit privalex = bizondere of eigendom- lijke wet. Zie bij Charta Magnuu. Groote geleerdhefd brengt hem tot razernii (De -, Hand. XXVI : 24, naar aanleiding van Festus' woorden tot Paulus, ter gelegenheid van diens verantwoording. Groote Beer (De -, de Sultan van Turkije. Groote Mogol, titel, wegens hun Mongoolsche afkomst, der heerschers uit de door Babur, een achterkleinzoon van Tamerlan (z. a.), in Indie omstr. 1526 gestichte Mohammedaansche dynastie, het Mongoolsche rijk. In 1806 word de be- heerscher er van door de Engelschen onttroond. Zelven voerden zij den Per- zischen titel Schah (z. a.), gelijk dan ook het Perzisch hun Hof- en Regeerings- taal was. lemand, tegen wien men opziet, met angst en vrees; omdat zijn invloed, zijn gezag ons zou kunnen schaden. Groote Oude (De -, G l a d s tone, die op ruim 80-jarigen leeftijd nog zitting nam in het Engelsch parlement; als 85-jarige, eerste Minister (President-Mi- nister, Premiers ; onvermoeid spreker, werkzaam voor Home-Rule in Ierland. Daarbij zelfs op dien hoogen leeftijd nog filoloog en schrijver. Zie Grand old man. Groote (De -, „oude man van AustraliPS", Sir Henry Parkes t to Sydney April 1896, oud 81 jaar, bjj- naam ontleend aan dien van Gladstone, Parkes was ook zeer bekwaam, zeer ge- vierd, zeer werkzaam en zeer sterk en gezond. Groote Oude Man van Belgif. (De -, de grjjze leider der Belgische liberalen, Frere•Orban, die 24 April 1895 zijn 83sten vejaardag vierde ; drie jaar ouder dan Vorst B i s m a r c k, en Brie jaar j onger dan G l a d s t o n e, (1812-1896). Groote Synagoge of groote Dynode of groote vergadering, vereeniging van Israelietische aanzien- lijken o f hoo fden en geleerden, die tijdens en na den opbouw des 2den tempels het staats- en gelootEleven in Israel regelden (Nehemia V, VIII, Eszra X etc.). OROOTE YERBOND. 382 GROUCH. Groote verbond, (Met - over- eenkomst den 12n Maart 1689 tusschen Engeland, Duitschland en do Staten- Generaal, later ook Spanje en Savoye gesloten, om de vereeniging van Frank- rijk en Spanje to voorkomen. Groote Verzoendag, Israelieti- sche boeteday, genoemd Levit-c. 23 v. 27- 32; 25 v. 9, en beschreven ihid, XVI, jaarlijks in September door de Joden nog gedurende den dag gevierd. Grooteu ver- zoenday houden schertsend z. a. v. Zater- dag houden, schoon ondergoed aantrekken, ontleend aan den last, Levitic. 16 v. 4, aan Aaron, ter w}jding van then verzoendag, gegeven. In de ambtenaarswereld wordt ook wel de dag van tractementsontvangst, de dag van afrekening, yroote Verzoen- day genoemd. Grooten (Op een - voet leven, rijk en weelderig leven, naar de reus- achtige schoenen (soma 2'/s voet lang) gelijk die het eerst gedragen werden door Geoffroy Plantagenet, graaf van Anjou, om de misvorming van zijn voet to verber- gen; mode der 14e eeuw. In die schoenen kon men niet behoorljjk loopen, veel minder werken ; het was duo uitsluitend de dracht der aanzienljj ken. G rootzegel, (z a g.), vroeger het zegel, dat op de vdorzjjde van hot was of lood word gedrukt, en het volledige wapen van den drager of wel zjjn beeld (z. beeldzegel) vertoonde ; aan de ach- terzjjde kwam dan het kleine of tegen- zegel (z. ald.)'; thans is grootzegel dat, hetwelk alleen voor zeer plechtige stuk- ken wordt gebruikt. Gros, groot, Fransche munt. Gros Tournois = groot der stad Tours, gros 4 la flour do lys = leliengroot, gros do la couronne = kroongroot of dito gros - zjjn near den stempel flier munt aldus genoemd. Zie ook ailbergr oschen. Gros, (h a n d.), 12 dozijn o f 144 stuks. Gros de Naples, zware zjjden stof uit Napels. Gros de Tours, sterke zjjden stof ult Tours. Gros-Jean csomme devout, iemand wiens verwachting of hoop niet vervuld word, on even berooid als to voren, bl#ft. Ontleend aan L a f o n t a i- n e ji fabel La laitiere et le pot au lait, waar men vindt : On ,n'elit roi, mon people in'aime. Lee diademes vont sur mna Fete pleuvant; quelque accident fait-il quc je rentre en moi-meme. Je suis Gros- Jean comme devant". Gros-Jean qui vent en re- montrer A son cure, letterlijk een domme boer, die het zijn pastoor wil uitleggen; een weetniet, die meer van eene zaak gelooft to kennen, dan iemand, die verstandelijk hooger staat en het noodzakelijk beter moet weten. Grosse, afschri ft van een vonnis of van een authentieke akte, welke in executorialen vorm is afgegeven ; het oorspronkelijke stuk, de minuaut geheeten, blijft gewoonlijk onder bewaring van den- gene, die het vonnis geslagen of de akte opgemaakt heeft. Grosse aventure, (hand.), eene soort van bodemerij (z. a.) ; eene be- leening tegen hoogen interest op een schip of de lading, onder voorwaarde, dat kapitaal en interest slechts dan terug betaald zullen worden, als schip en lading op de plaats der bestemming zijn aange- komen. Grosso modo, in grove trekken, ten ruwste, ongeveer, ongekort ; (op recepten) : grof gestooten of gesneden. Grote, de eenheid van het Bremer muntstelsel ter waarde van 2'/, cent. Grotesk, belachelijk, oorspronkelijk in „Grotto stijl" near de versierselen in de 13e eeuw bij opgraving gevonden in de baden van Titus en andere Romein- sche gebouwen, fantastische voorstellin- gen vormen het hoofdthema ; stjjl nit de laatste helft der 18e eeuw vol onnatuur en na de omwenteling heftig bespot; eertjjds schreef men crotesque en crotte, voor grotesque, grotte. Grotta del Cane, (it.) hor'dsyrot een grot bb Napels, aldus gen aamd om- dat er wel honden ingezonden werden, die door het opstjjgende koolzuur, dat tot op geringe hoogte boven den bodem der grot gnat, werden gedood, de hoogere luchtlagen zijn onsehadeljjk. Grouch, Turksche piaster. GRUB STREET. 383 GiUELFEN OF WELFEN. Grub street, arure. onrbeduidende schrijvers. Naar eene straat van then naam (thans Milton street) to Londen, waar vroeger arme schrijvers woonden. Grultgeld, belasting op ingevoerd bier, reeds vermeld in 1300; gruit, grit beteekent zooveel als gerst, moot. De stad of wel de heer of het klooster maakte de gist en verkocht die; wie nu bier invoerde moest daarvan het gisti ngs-geld betalen; later het hop-geld. Grgnde, (hgd.),gronden. Algemeene benaming der voorsteden van Weenen, omdat ze niet atleen breede, open straten, vele zomerpaleizen, maar ook tuinen, bouwland, weiden en andere ledige plaatsen bevatten. GrAnder, (h g d.), oorspronkelijk grondvesters, xtichters, later meer bijzon- der zwendelaars, die naamlooze ven- nootschappen opzetten, en slechts op eigen profijt bedacht zijn, zonder zich to bekreunen om de velen, die er door in 't ongeluk gestort worden. Gustav Frey- tag teekende ze in zijn meesterwerk „Soil and Haben". Grundtviglanisme, de richting van Nicolaas Frederik Severin G run d t v i g, geb. 1783, zeer werkzaam democratisch lid van den Deenschen Rjjksdag en het Folkething. Zijne ker- kelijke gevoelens verwekten groote bewe- ging. Volgens deze zijn de sacramenten, de Apostolische geloof belijdenis en het Onze Vader de eenige en onveranderlbke grondslagen der Christelijke Kerk. Ter verbreiding van zijn leer bevorderde hij de stichting van volkshoogescholen in nationaal-christelijken zin. Het nieuw Gundtvigianisme heeft de eenzijdigheid en de dwalingen van den meester nog vermeerderd, met verloochening van diens positief christelijke beginselen en predikt de uiterste democratie. Grundy Mrs. -, (e n g. en am.), de publieke opinie, de „menschen," die ,er wat van zeggen zullen," het publiek; naar M o r ton's blijspel Speed the Plough, I. 1, waarin Mevr. Ashfield telkens en telkens weer met groote bezorgdheid vraagt : Wat zal Mevr. Grundy daar wel van zeggen ?" Deze Mrs. Grundy, de buurvrouw, komt echter zelve niet ten tooneele, evenmin als Madame Benotton in La fanaille Benotton (1865), eomddie van Victorien Sardou. Grunus of Grunius, een Trojaan, die volgens de fabel in het, jaar 453 v. C. (!) de stad Gronigen zou gesticht hebben. Anderen schrij ven de stichting aan een denkbeeldigen Gruno toe. Gruwel der verwoesting, left. naar Dan. XI. 31 en XII, 11. Guadaguini, zie Violen. Guano, vogelmest, sedert 1840 in Europa, ook in Nederland ingevoerd, naar een klein eiland Guano, op de kust van Peru, waarop vele watervogels verblijf houden of in den broeitijd ver- wijlen. Guardasol of quitasol, zonne- scherm, lett. behoediny tegen de zon, dus hetzelfde als parasol; Nederlandsch- Indische verbastering van een Portugeesch woord. Guardintante, (it.), wijde hoepel- rok, soort van crinoline, die de zwanger- schap verbergt, ook loopkorf voor kin- dertjes; nit guardara (behoeden) en in fante (kind). Guarnerius, (it.), beroemde viool uit Cremona, naar den naam der be- roemde vioolmakers-familie (1650-1745) ; de beroemdste der familie is Giuseppe Antonio Guarnerius, bijgenaamd del Gesu, naar zijn mark J. H. S. Gudrun, toonbeeld van heldhaftigen moed en godvruchtige gelatenheid. Als prinses verloofd met Herwig, werd zij door den koning van Noorwegen ge- vangen gezet, die haar, daar z}j hem niet wilde huwen, allerlei laag werk, als vuil linnen wasschen enz. laat verrichten, tot- dat haar broeder en haar minnaar op zekeren dag ten tooneele versch}jnen en zij ten slotte toch met Herwig huwt na den boozen koning voor het haar gedane leed vergiffenis to hebben geschonken. Guelten of Welten, beroemd vor- stenhuis, dat, in de XIe eeuw nit Italie naar Duitschland overgebracht, gedurig de Duitsche Keizers bevocht, en in de beide linen van het Huis van Bruns " , OUDULE. 384 atERREFOLLE. de Koninkljjke en de Hertoogljjke, nog voortbloeit. Zie bb Ghibellijnen. De naam zal, zegt men, beteekenen „jonge honden"; liever, dunkt ons, (leeuwen-) n•elpen. Welf is de persoonsnaam der eerste vorsten nit dit geslacht. Hij leeft o.a. nog voort in de in 1815 gestichte Hanoveraansche Guelphen-orde. Ital. getelto, omschreven als, en dus figuurlbk = Pausgezind. De „Welfenpartij" in Duitschland sinds 1867, waren de Hanev eranen die oppositie voerden tegen de Pruisische regeering die hun land had ingelijfd. Gudule. of St. Gudula, patrones van Brussel, dochter van graaf Witger, ge- storven in bet jaar 172; afgebeeld met een lantaarn in de hand, naar de over- levering, dat deze eons op haar tocht naar de kerk van St. Morgelle uitging, maar dat de Heilige Maagd hem door hare gebeden weder deed ontbranden. GuenIlle sl l'on vent, ma guenille m'est there, (f r.), laat het vodderij zijn, ik hoard van die cod- derij, _ woorden van C h r y s ale in M o- li b r e s Femmes savantea (II. 7) gemeen- lijk gebezigd om aanteduiden, dat men ook voor stoffelijke geneuchten niet on_ gevoelig is. Guerldon, (f r.), lett. lichtdrager, kwam uit Afrika naar Provence ; daar vatte men bet op als naam van een man, men maakte er een liedje op, waarvan bet refrein met Gu6ridon sloot. Daarna werd bet de naam van een dans, op de wijze van bet lied. L'indelijk werd bet de naam voor den man, die in een zeker ballet bet licht vasthoudt, terwbl twee minnenden elkaar omarmen. Nog noemde men bet een meubeltje, dat bet ,,licht droeg" een klein tafeltje. Waarom bet in Afrika guIridon heette ? Guerilla-krijg, oorlog, die groeps- of troepagewijs gevoerd wordt, door guerilla-bender. In Spanje vooral, wegens de bergachtige terreinen. Guerilla (s p.) kleine oorlog. De uitdrukking guerilla- oorlog is dus eigenlijk een pleonasme, maar wordt verdedigbaar, als men be- denkt, dat de manschappen later ook gudrilla's heeten. Guerre aux ehftteaux l Paix aux chaumi6res, Oorloq ann de Kasleelen, vrede nan de hutten, devies dat C h a m f o r t (1746-94) volgens Gin- gutne had gegeven aan zijne soldaten, die door vijandeljjke landen trokken. Guerre des farines, (f r,), hevig oproer der verarmde Fransche boeren in 1775 naar sanleiding van belangrijke gebreken in de wetgeving in zake den in- en uitvoer van granen en kwalijk begrepen pogingen van Turgot om daar- aan tegemoet to komen. De maarschalk Biron, de commandant van bet leger, dat den opstand bedwong heette sedert Jean Farine. Guillotine, (f r.), valbijl, op 25 April 1792 voor bet eerst to Parijs gebruikt, om de onthoofding snel en minder pijn- lijk to maken, maar reeds op 13 Mei 1507 to Genua gebruikt. In October 1789 wenschte dr. G u i 11 o tin (t 1814), als eenige doodstraf onthoofding to stellen en bet werktuig to gebruiken, dat in Italie in gebruik was; op voorstel van Michel le Peletier werd in 1791 bet eerste, op voorstel van dr. Louis werd 22 Maart 1792 bet laatste aangenomen. Men noemde bet werktuig naar dezen laatste Loui- sette en Petite Louisou tot de Ohroynique de Paris van 14 Dec. 1789 de aandacht vestigde op een versje in bet royalistisch blad Actes des it p6tre.Q, waarin hot guil- lotine werd genoemd, welken naam bet tot bitter Teed van den braven doctor is blijven dragen. Reeds Jacob Cats beschrijft den valbijl in de Doodkiste voor de Levendige (met eene afbeelding): Ook van Lucas C r a n a c h (1472-1553) bestaat eene teekening met of beelding der G. Zie : Hirth, Kulturgeschichtliches Bilderbuch. Guerre des amoureux. (fr.), de zevende religie-oorlog in Frankrijk 1580, zoo genoemd naar de losbandige ver- maken aan bet Protestantsche hof van Nerac, waarvan M a r g a r e t a van V a- 1 o i s in hare Mdmoires den lof verkon- digt en die zijzelve aanmoedigde. Guerrefolle, (f r.), de zotte oorloq, in 1488 in Frankrijk gevoerd door de prin- sen van den bloede onder aanvoering van den Hertog van Orleans, later Lo- dewijk XII tegen Anne de Beaujeu, dochter van Lodewijk XI, regentes ge- durende de minderjarigheid van Karel GUEULES. 385 GULDENGETAL VIII, waardoor de grooten des rijks de macht zochten to herwinnen, die zij onder Lodewijk XI verloren hadden. De oorlog kreeg dien naam naar de regentes, die den oorlog met kracht en talent leidde, maar van zichzelve getuigde je suis la moins folle femme du. monde, cat- de femme sage it n'y en a pas. Gueules, (f r.), keel, d. i. de roode kleur in de heraldiek, naar den ge- openden inuil der leeuwen, die van bin- nen bloedrood is. Gueux, (f r.), bedelaars; zie Geuzen. Guidemain, (f r.) lett. Bids voor de hand, handladder, een door K a l k b r e n- n e r voor het ' piano-onderwij s ten be- hoeve van de houding van den arm uitgevonden toestel. Guides, (f r.), vroeger, guidons, corps Fransche cavalerie met een lange, smalle, driehoekige banier, door Napoleon I in 1796 ingesteld als lijfwacht; aldus ge- noemd, om door den naam gardes geen aanstoot aan hct Directoire to geven, later door Napoleon III in Keizerlijke garde veranderd; bij het Fransche en het Belgische leger thans eskadrons voor ordonnancedienst, verkenning en derg. Guidon, oorspronkelijk de standaard van een gendarme compagnie; daarna van elk escadron ruiterij. Guidon, (w a p.), ruitervaantj a met twee punten. Guildhall, het raadhuis to Londen en in andere groote Engelsche steden; van guild = gilde en hall = zaal, dus z. v. a. gildezaal. Guilloeheeren, het insnijden van allerlei lijnen, volgens een bepaalde me- thode, in oppervlakten, welke men ver- sieren wil, naar den vermoedelijken uit- vinder Guillot. Guillotine-ridders, spotnaam der Jacobijnen, na hun val. Guillotine seehe, (f r.), de droge guillotine; naam door den abbe S i e y e s tijdens de Revolutie gegeven aan de ver- banning voor politieke vergrijpen. Guinie, guinea, gouden munt, de waarde van een pond sterling van 20 shillings met 5 o/e opgeld. Naar Guinea, doordien de eerste guinjes geslagen wa- ren uit goud, dat in 1766 van de kust van Guinea verkregen was. De munt droeg later weleens de of beelding van een olifant en het omschrift M. B. F. et H. Rex F. D. B. L. D. S. R. I. A. T. et E., d. i. Magma Brittaniae, Francis et Hi- bernise Rex Fidei Defensor, Brunsvicen- sis, Luneburgensis Dux Sacri Romani Imperii Archi-Thesaurarius et Elector. In 1816 werd ze door den sovereign van 20 shillings vervangen. Guipure, (f r.), opzaerksel van ge- draaide zijde; van het oude werkwoord guiper, d. i. de draden doorvlechten van het eene einde naar het andere, met het instrument guipoir genaamd. Guitaar, snaren-instrument, naar het Hindoesch cha-tar d. i. zessnarig. De beste bespelers van dit instrument waren Guiliani, Sor, Zoechi, Stoll en Horetzsky. Guivre, (w a p.), zie Slang. Guivre, (w a p.), zie Vivre. Guldemont, zie Goudmond. Gulden, bet. oorspronklijk gouden munt, en was vroeger (15e en 16e eeuw) de algemeene benaming voor gouden mun- ten van verschillende waarde. Door Karel V werd een gouden munt van 20 stuivers geslagen onder den naam van Carolus- gulden (1520). Ruim 30 jaren later liet hij eene zilveren munt van gelijke waarde en benaming slaan, en sedert dien tijd hechtte men aan de waarde van 20 stui- vers den naam van gulden. In 1599 werden door Albertus en Isabella in Brabant weder guldens in zilver gesla- gen, die echter spoedig in vergetelheid raakten. In 1681 verschenen de eerste Hollandsche guldens (zie Pop), die zich, met verandering van figuren en opschrif- ten naar de tijdsomstandigheden, tot den huidigen dag gehandhaafd hebben. Het gehalte van den gulden was van 1681 tot 1800 = 0.916, van 1816 tot 1839 = 0.883 en van 1839 tot heden 0.945. Golden-besles-tild of Vantigd, dagen van familiebezoek na den negenden dag volgend op de geboorte van een_kind. Guldengetal, het getal aanwijzend 25 GULDEN LEGENDE (DE 386 GUSTAAF-ADOLF-STICHTJIN&. het jaar van den maancirkel, d. i. van een tijdvak van 19 jaar, waarna de nieuwe maan op denzelfden dag valt. Een maan- cirkel vangt aan, als nieuwe maan op 1 Januari valt. Men beweert, dat Meton van Athene dit ontdekte, en dat men aldaar die ontdekking zoo mooi vond, dat men de berekening in gulden of- gouden letters in marmer deed schrijven. Gulden legende (De -, Yerza- meling van levees van Heiligen, door Jacques de Voraigne in de 13e eeuw bijeengebracht. Gulden (De - legende van den Nieuwef Sint Jan, een schot- schrift uit de dagen van het Twaalfjarig Bestand, waarin de familie van Olden- barneveld wordt beschuldigd van moord, bloedschande, diefstal, bastaardij en hei- ligschennis. Naar de gulden legende (z. a.). Gulden middenweg (De -, oor- spronkelijk aurea mediocritas van H o- r atius Oden II. 10, 5. Golden privilegle, zie Gouden butte. Gulden (De -, suede van een lien, de verdeeling in uiterste en mid- delste reden, daarbij is het vierkant op het grootste stuk gelijk aan den rechthoek van de geheele lijn met het kleinste stuk. Gulden vlles, (w a p.), zie Bidder- orden. Gulden vales. Ino deed Karen ge- maal, Athamas, lichtzinuig gelooven, dat zijn zoon Phryxos de oorzaak was van een hongersnood, die in het land heerschte; waarop hij beval, dat zijn zoon aan de vertoornde goden zou worden opgeofferd. Phryxos, die dit bevel vernomen had, vluchtte over zee op een ram, die een gouden yacht had. Toen hij to Colehis aankwam, offerde hij den ram aan Zeus en gaf het vlies aan koning Aetes, die het op een gewijden eik king. Later werd het door Jason aan het hoofd der Argonauten op de Colchiers veroverd. - de ridderorde door Filips van Bor- gondie in 1430 to Brugge ingesteld, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isa- hella van Portugal. Thans wordt die orde nog verleend door de Kroon van Oostenrijk en die van Spanje. Gulden vlles, gouden munt uit de 15e eeuw, waarop het G. V. was afgebeeld. Guldenzettel, (h g d.), Oostenrijk- sche papieren florijn, ook Flerl genoemd (te Weenen); lett. guldensbriefje (briefje van de waarde van een gulden), inge- volge Keizerlijk besluit einde Juli 1894 ingetrokken, en vervangen door gemunt geld. Gulistan, Rozentuin, verzameling van zedekundige grondstellingen door Saadi, den dichter van Shiraz (1 1291). Gulliver, de held van een algemeen bekend, in alle levende talen overgezet boek van Dr. Jonathan Swift (uitg. 1727). De „Reizen van Oulliver" onder de Liliputters en de Brobdingnaggers en elders, zijn een hekelschrift op de. menschlijke dwaasheden in 't algemeen,. en die van de Engelschen in 't bijzon- der. In hetzelfde jaar der Eng. uitgave verscheen eene Nederlandsche vertaling ('s-Gravenhage, Alberts en Van der Kloot 1727). Tegenwoordig wordt nog een kin- derboekj e , Gullivers Reize", gezuiverd van het aanstootlijke, gretig door de jeugd gelezen. Gulskop, (t r a n s v.), gulzigaard. GumLne, (w a p.), kabel aan een anker. Gunflints, (am.), vuursteenen, be- woners van Rhode-Island. Gunner's (To kiss of to marry the -- daughter, (e n g.), de dochter van den geschutmeester kussen of trou wen, op het kanon gebonden en gegee- seld worden. Guns (It blows big of great , (e n g.), (z e e t.), het wad groote kanon- nen, het waait zeer hard. Guru, goeroe (z. a.). Guss (Aus einem -, in ien gang,. als overgestort op het papier, van eene redevoering, eene novelle, enz. Guss- (h g d.) = afgieting. Guse, (f r. w a p.), rood schijfje; zie. Guze. Gustaai-Adolf stiehtlag, Duitsch-Protestantsche vereeniging tot GUSTIBUS. 387 GYSARME. dndersteuning- van Protestantsche ge- meenten in R. Katholieke gewesten in en buiten Duitschland. Ze werd in 1832 gegrondvest, tot een levend gedenkteeken voor den Zweedschen vorst G. Ado 1 f, die : twee eeuwen to voren ter zake van het Protestantisme bij Ltitzen gesneuveld was, en vond in ons land navolging. Gustibus, enz., zie De gustibus enz. Guteli, zie Goede kinderen. Geit, (k. m. a.), een cadet, die zeer gezien is. Gates Ding will Weile haben, (h g d.), eene goede zaak heeft tjjd noo- dig, om haar beslag to kri$gen. Gutta cavat lapidem, eonsu- mitur annulus usu, (1 at.), de drop- pel holt den steen uit, de ring verslijt van het gebruik; d. i. aanhoudende ar- beid doet het doel bereiken, volharding komt alles to boven. Gutta cavat lapidem, non vi sed saepe cadendo, (1 a t.), de drop- pel holt den steen uit, niet door zijn kracht, maar door zUn gestadig vallen. Guttapercha, verbasterd uit Geta- Pertja of Getate Perdscha d. i. sap (van den boom van het eiland) Percha. Dit hars verkrijgt men door bastdoorborin- gen van Sapotaceen. Guttegom, ook wel (verkeerdlijk) gittegom; harsachtige gom, uit Indict aangevoerd, bij chirurgijns en schilders in gebruik. Van 1 at. gutta (droppel) en gummi (gr. kommi) - gom. Guttus, eene heilige vacs, waaruit men den wijn druppelsgewijze ontving. Verwant met gutta (droppel) en guttur (keel). De hals der vaas was nauw. Guy-Fawkes-dag, 5 November jaarlijksche gedenkdag van den aanslag op het Engelsehe Parlement en Koning Jacobus I, then men (1605) door buskruit in de lucht wilde doen springen; Guy Fawkes, een dweepziek R.-katholiek, was de hoofdaanlegger. Guze, (w a p.), een koek van bloed- kleur. Gyges (Ri3kdom van -, naar Gyges, koning der Lydiers, die van 716- 687 v. C. regeerde. Hij huwde Nyssia, de jonge weduwe van Candaules, en verza- melde zulk een rijkdom, dat zijn naam spreekwoordelijk werd (zie Ring van Gyges). Gyges (Ring van -, ring, die den drager onzichtbaar maakte; naar Gyges, den Lydier, gunsteling van koning Candaules, die zoodanigen ring zou be- zeten en zich daardoor de opperheer- schappij verworven hebben. Den ring van Gyges bezitten = alles, w at men wenscht, verkrijgen. Gymnasium, bij de oud-Grieken oefenscholen, waar de jongelingen naakt (gymnos) zich oefenden in loopen, sprin- gen, schijf- en speerwerpen en worstelen; in onzen tijd, Latijnsche scholen als voorbereiding tot de universiteiten. Gymnastiek, de kunst der lichaams- bewegingen, die bij de Grieken het eerst op nationale wijs beoefend is geworden. Onderscheiden in de palaestrische (wor- stel-gymnastiek), die voor het strijden africhtte; de diaetetische (tot den leef- regel, het dieet behoorend), voor, . de gezondheid en sterking des lichaams; en de athietische, die der kampvechters in de operibare spelen. Uit g r. gumnatzein = door lichaamsoefeningen versterken; van gumnos (naakt). Gymnopedius, Spartaansche dans, afkomstig van Lycurgus, lett. de naakt- beenige. Gymnosophisten, barrevoeter wijsgeeren, sekte van Indische wijsgee- ren, die, blootsvoets en bijna ongekleed, van armzalig voedsel leefden. Uit g r. gumnos (naakt) en sophos .(wijs). Gynec#,e, (f r.), vrouzvenverblrjf, van g r. gunaikeion. Gyp, zie Gijp. Gyrometer, omwentelingsteller, toe- stel om het aantal omwentelingen van een rad in den tijd van eene minuut aan to wijzen. Vooral gebruikt op stoomschepen. Gysarme, zie Ghisarme. H H. H, op munten de plaats waar ze ge- slagen zijn, op Oostenrijksche to Gunz- berg, op Fransche to La Rochelle. H. A., verkorting van hoc anno, in dit jaar, huius anni, van dit jaar. H.A., hectaren, bunders land. H. C., Hagae Comitis, 's-Gravenhage. H. C., Hispani a Citerior (1 a t.), Spanj e aan deze zijde van den Iberus (Ebro); door keizer Augustus, naar de hoofdstad Tarraco, Hisp. Tarraconensis geheeten. H. C., honoris causa, eershalve, bijv. door eene universiteit tot doctor in eenig vak benoemd. H. E. T., heres ex testamento (1 at.) erfgenaam krachtens testament. H. H., heredes, (lat.), erfgenamen. H. L., hoc loco (z. a.); hujus loci (z. a.) H. L. Q. C. = hora locoque con- suetis, op gewonen tijd en ter gebrui- kelijker plaatse. Het komt vaak voor op aanplakbiljetten aan de universiteit bij aankondiging van promoties enz. H. M. = hoc mense, in deze maand, of = hujus mensis (soms alleen hujus) van deze maand. H. M. P. C., hoc monumentum poni curavit of curaverunt (heeft of hebben H'S (IEMAND DE DIXIE) ENZ. gezorgd, dat dit gedenkteeken geplaatst of gesticht werd). H. N., stond op de munten tijdens de regeering van Jerome, koning van Westphalen, en beteekende Hieronymus Napoleon. Het yolk las er echter spot- tend het h g d. , Hans Narr" of het platd. .He nimmt" uit. H. N. S., heredem non sequitur (lat.) = het volgt den erfgenaam niet (deze erft zulks niet). H. 0., verkorting van Hornbey's Oats, Schotsch havermeel; in Duitsch- land gewoonlijk Herculo genoemd. H. S., hic situs est (1 at.) = hier is gelegen. H. S. S., hic siti suet (1 at) = hier zijn gelegen. H. S., Sestertius (z. a.). Vgl. L. L. S. H. S., Heilige Schrift. H. T., (1 at.), hoc tempore, op heden; letterl. op dezen tijd. H's (lemand de drie - op den rug sehrijven. De drie H's betee- kenen Houd hem hier! De spreuk wend toegepast op predikanten, die geen kans hadden, elders beroepen to worden. Ook op ondeugende knapen, die naar Indie gezonden werden. HAAGJE (HET FRIESCHE). 389 HAANTJEPIK. Haagle (Het Friesche -, Hee- renveen, naar de schoone omstreken, o.a. het Oranjewoud) boschrijk als bij 's-Gra- venhage. Ha, ahah, heach, hoh, hoh- hoh, (h e b r.), uitroepingen van vreugd of verdriet in den Hebr. bijbeltekst. Ha, ahah, hoh bij smart, heath bij vreugd. Zie Ezech. XXX : 2 en XXXVI 2 ; Richt. VI : 22, XI : 35; Amos V : 16; Ps. XXXV : 21, 25, enz. Haagloopers, Evangelischgezin den, die, toen de Kerkhervorming (a°1517) het eerst opkwam, en veel tegenstand vond van de zijde der heerschende Kerk, langs hagen (laag boomgewas) en in bosschen de zoogenaamde hagepreeken kwamen bijwonen. Ook verschuilden zij zich achter hagen, als zij betrapt wer- den. - Omtrent kinderen, die de school verzuimen, ook wel haagloopers geti- teld, worden ook de spreekwijzen ge- bruikt : achter de haag loopen, haagje schuilen, hagen planten, heggetje doen. Haagmunt of hagemunt, valsch, kwaad geld a° 1477-80 vooral in om- loop ; zoo genoemd, omdat men het in boschwoningen, dus achter hagen maakte. Ook de plaats, waar het gemaakt werd, zooals Gorkum, Vianen, 's-Heerenberg, Dieren, Sint-Stevenswaard, Batenburg, Rekheim e. a. Haagsche hopies, koffie-ulevellen door een Haagschen banketbakker uit- gevonden op aanwijzing van den bewoner zijner kamers Baron Hop, wiens wapen nog altijd, thans als fabrieksmerk, op de zakjes voorkomt. Haagsehe Sinterklaas, een tu- mult op 5 Dec. 1782 door de Prinsge- zinden in den Haag tegen de Patriotten gestookt, met het gevolg, dat eenigen hunner het land moesten ruimen. Haagsehe wind, Haagsch gebak, roode en witte schuimpj es, ook nonne- veestjes geheeten. Haagspel, het vermakelijk nastuk na een Landjuweel, bij de voormalige Rederijkers; sours duurde het eene ge- heele week, o. a. to Antwerpen in 1561. Haak at, (t r a n s v.), druk af, schiet af, gooi op, sla toe. Naar het nude schiet- wapen, de haakbus. Haakdoring, (t r a n s v.), hage- doorn. Haan, het zinnebeeld der waak- zaamheid, omdat hij kraait als de dag aanbreekt, en tevens, naar het Evange- lisch verhaal, dat de haan kraaide toen Petrus den Heer voor de derde maal verloochend had, een aanmaning tot boete. Waarschijnlijk om dit een en ander een gewone figuur op kerktorens. Haan, zinnebeeld van Frankrijk in de 17e en 18e eeuw, als naamspeling; haan luidt in 't Latijn Gallus en een Franschynan ook. Haan. In Reinaert de Vos heet de eene haan Crayant (de kraaiende) en de andere Cantectaer (chante-clair) de helder zingende. Haan (,,Daar zal Been-naar kraaien", spr.w. ontleend aan het verhaal van Petrus' verloochening, zie Matth. XXVI : 75; Luc. XXII : 60, 61. De spreekwijze bedoelt: daar zal niets van uitkomen. Haan (Den rooden - nit het dak steken of laten kraaien, een gebouw in brand steken. Bij de oude Perzen en Egyptenaren gold het vuur voor een levend, hongerig, nimmerzat dier, en werd het als eene godheid ver- eerd; volgens de Edda is het vuur de broeder van den wind en van de zee, daarom van zelf een levend en goddelijk wezen; en alzoo vergelijkt men dit ele- ment met een rooden haan, die van huis tot huis vliegt. Haanknuppelen of hanewer- pen, een volksspel ten platten lande op Vastenavond; evenals haansabelen; verg. Ganssabelen. Haantjepik, een boeman, waarmee men de kleine kinderen naar bed jaagt; naar een bekenden brutalen Amster- damschen bedelaar, zonder beenen, uit de vorige eeuw, die naar de minder goedgeefsche voorbijgangers met een krukstok placht to steken. HAANTJEsBIER. 390 HABEAS-CO1tPUO-ACTE. HaAntlesbier, Hollandsch of gerste- bier, gebrouwen in de brouwerij de Haan to Amsterdam. Haantlesduit, eene algemeen gang- bare munt op Malakka, Celebes, Bali en elders in den Ind. ArChipel i vertoont aan de eene zijde den Maleischen strijd- haan met het opschrift Tanah Malayoe (Land der Maleiers) en aan de keerzijde een kepeng (z. a.). Deze duitjes, doewit ajam, geheeten, zijn van Engelsch fabri- kaat, worden bij menigte ingevoerd en ook door de inlanders nagemaakt. Haar (teen - van uw hoofd zal gekrenkt worden, Hand. XXV II 34; niet 't minste teed zal it gesehieden. Haar van den hoed, die iemand lebeten heeit. Naar de oud-lat. spreuk similia similibus curantur (ge- lijke zaken worden door gelijke gene- zen) meende men algemeen, dat haar van den hond, die iemand had gebeten, de kwade gevolgen van den beet kon voor- komen. Haar (Tegen het - in, tegen den draad in, d. i. in strijd met de natuur of de gewoonte, wat onaange- name gevolgen kan hebben. Men denke aan het streelen van katten, het scha- ven van hout, het snijden van vleesch. Haarkloover, iemand, die aan over- dreven, kleingeestige nauwgezetheid toe- geeft, en zelfs een haar zou willen kloo- ven, daar hem dit to dik voorkwam; vgl. Matth. XXIII : 24, waar sprake is van de Farizeen (z. a.) die de mug uit- zjjgen d. i. uitziften), maar den kernel doorzwelgen. Haarlemerhout (Een onaan- genaam menseh in den -, Rober- tus Nurks uit de Camera Obscura; bet laatste is onnoodige bijvoeging ge- worden. Haarlemnerhout (He - of Net llaagsehe Bosch van Mexico, de Pasco de la Reforma. ' Haarwild, (t r a n s v.), wild met kort haar, dus alle wild, met uitzonde- ring van vogels en pelsdieren. Haas (Cespekte -, folterwerk- tuig (z. a.), rol met scherpe punten, uit- stekende als de stukjes spek uit een gelardeerden haas, die den beklaagde met geweld over het naakte lichaam werd gerold. Haas vreten, (k. m. a. stud. e. a.), bang worden, achteruitkrabbelen. De haas is vreesachtig; in scherts wordt een vreesachtige voorgesteld, als hazen- vleesch in zich opgenomen to hebben. Haasop naarVianen, zie Vianen. Hab' mieh nie mit Kleinig- keiten abgegeben, (h g d.), ik heb mij nooit met kleinigheden opgehouden, S c h i l l e r, Die Rduber, V, 1; verzuch- ting tot God, van Franz Moor in zijn doodsangst als de wrekende roovers ko- men; hij zegt nl. dat hij geen gemeene moordenaar geweest is en acht zijne misdaden de uitvoering van grootsche plannen. Habeas-corpus-aete, wet in En- geland uitgevaardigd in 1679, onder de regeering van Karel II, om de persoon- lijke vrijheid to verzekeren en to waar- borgen door onwettige gevangenhouding to voorkomen. Habeas corpus- (1 at.) -- heb het (uw) lichaam. De naam is de verkorting van Habeas corpus ad fa- ciendum, subjieiendum et recipiendum, d. i., dat de verdachte verhoord zal moe- ten worden, opdat beslist worde, dat hij vrijlijk over zijn lichaam kunne be- schikken. De voornaamste bepalingen dezer wet zijn 1. dat niemand zonder rechterlijk bevel gearresteerd mag worden ; 2. dat ieder die van misdaad wordt beschuldigd, binnen 24 uur zal verhoord worden, en wel door een bevoegden rechter; 3. dat niemand voor dezelfde misdaad tweemaal gestraft mag worden ; 4. dat ieder beschuldigde kan verlan- gen binnen twintig dagen na zijne in- hechtenisneming verhoord to worden en in de eerstvolgende zitting_ voor de jury terecht- to staan ; 5. dat geen beschuldigde over zee naar de gevangenis mag worden gezon- den, nosh binnen, noch buiten Engeland's gebied. HABEAT SIBI. 391 HAD s TAE-AL-I SWAT. Habeat sibs, (1 a t.), Gen. XXXVIII, 23, Hij houde het mijnentwege. Vgl. Suetonius Vita Caesaris 1: Vincerent ac sibi haberent, enz. Habeat sua fata libelli, (1 at.), Terentianus Maurus (einde 3e eeuw n. C.), de literis, syllabis, pedibus et metris, d. i. Boeken hebben hunne lotgevallen, nl. voor- en tegenspoed ; -ook soms, eene eigenaardige wijze van ontstaan. Habergeon, (f r. w a p.), korte ma- lien-kolder, zonder mouwen, waarbij har- nasstukken werden gedragen; e n g. hau- bergeon, hauberk (pantser) van hals en Bergen, halsbeschermer. Habesch, zie Negus. Habille, (w a p.), zie Gekleed (men- schen) en Getuigd (schepen). Habit d'ordonnance, (f r.), mi- litaire uniform. Habitan, (am.), kleine grondbezit- ter in de Fransche kolonien Louisiana en Neder-Canada. Habler, (f r.), zwetsen, vloeken, grootspreken; van s p. h d blar = spreken. Habsburg, smgetr. uit Habichts- hurg, havikstoren, naar het kasteel op den rechteroever van de Aar, in de elide eeuw gebouwd door Werner, bisschop van Straatsburg, wiens neef, Werner II, zich den titel van Graaf van Habsburg gaf. Haeendado, eigenaar van een haci- enda of plantage van pulque (z. a.) in het land van Anahuac of Nieuw-Spanje (in Mexico). Hachements, (w a p.), eng. hatch- ments, helmkleeden, bijzonder de of han- gende strooken rondom den helm. Hachnosath Orehim, (h e b r.), letterl. binnenvoeren van gasten (van orach of ourach = gast) ; vandaar, gastvrijheid, vriendelijk onthaal van vreemdelingen. Haciendas, (s p.), uitgestrekte lan- derijen in Mexico. HtLeil, (p o r t.) schatting door onder- worpen Staten of kolonien op to brengen. Hack, (a m.), huur-rijtuig, verkor- ting van hackney-carriage of -coach, nl. rijtuig met een (slecht) paard. Hadad Rimmon, Syrische godheid, ook Rimmon (2 Kon. V : 18, Zach. XII : 11) geheeten. Hadad is de naam der hoogste godheid van de Pheniciers, bepaaldelijk van de zon. Rimmon ` de hoogste, ook granaatappel als zinnebeeld van vruchtbaarheid. Een met Adonis (z. a.) en Thammuz (z. a.). Hadassim, (n. h e b r.), mirtentakken, een der plantsoorten, door de Israelieten op het Loof huttenfeest bij deze godsd. plechtigheid gebruikt. Hades, (g r. myth.), de onderwe- reld. G r. hades, smgetr. uit aides, van a (` niet) en idein (zien), dus : de onzichtbare (plaats). Lat. orcus (het doodenrijk), uit g r. orcos of orchos = omheinde of beperkte plaats. Ha'dith, legende, getuigenis, over- levering omtrent de spreuken en daden van Mohammed, den profeet, aanvulling op den Koran, evenals de Talmud op het Oude Testament. Hadi, (m a 1.), bedevaart naar Mekka. Radii, (m a 1.), bedevaartganger naar Mekka. Hadsi, bedevaart naar de Kaaba, den tempel van Mekka, die elk Moham- medaan het tot zijn plicht rekent, ten minste eens in zijn leven to doen. Zij, die dit verzuimen, moeten, naar het volksgeloof, evenals Joden of Christenen sterven. Arab. chadsja (hij ging naar Mekka ter bedevaart). H e b r. chap, het feest van Joodsche bedevaartgangers naar Jeruzalem. Hadsjar-al-Iswat, a r a b. had- jaro-al-Iswati, d. i. zwarte steen (had- sjar) der vertroosting (iswato); zie bij Kibla. Deze steen werd, volgens de Mo- hammedaansche overlevering, door den engel Gabriel aan Abraham bij den bouw der Kaaba (z. a.) gesehonken. Hij was oorspronkelijk wit, maar werd zwart tengevolge van de vele tranen, die de Engel over der menschen zonden had gestort. Mohammed de profeet veror- dende bedevaarten naar then steen, zoo- wel als naar de Kaaba. HADSJI. 392 HAIDUCKEN. Hadsil, pelgrim, Mohammedaan, die de hadsj of bedevaart naar het graf van den profeet to Mekka heeft gemaakt. ledere hadsji heeft het recht een grooten tulband to dragen en staat in een reuk van heiligheid bij hen, die nog niet to Mekka geweest zijn. Vgl. Naik hadji. Haee hactenus, (lat.). lett.: dit tot zoover; gebruikelijk in den zin van we hebben er nu genoeg van verteld, of - zooals de volksuitdrukking luidt - dat is tot daaraan toe. Haeltaal, (b a r g.), de dieventaal. Haemony, plant, die het vermogen heeft voor tooverij en verderf to be- hoeden. Zie Milton's Comus, 648. Van g r. haira, bloed, en oinos, w•ijn. Haftara, (h e b r.), letterlijk af- scheid, slotstuk; in de Synagoge de lezing van een hoofdstuk uit een der Profetenboeken, in aansluiting aan de plaats gehad hebbende voorlezing uit den Pentateuch. Hagada, (n, h e b r.), lett. = voor- dracht, van h e b r. haggied = verhalen; volledige verzameling van de in de Tal- mudische literatuur voorkomende ver- halen, legenden, gelijkenissen, zedelessen, anecdoten, dichterlijke, homiletische, ge- schied-, genees- en natuurkundige be- sprekingen, enz. Ze staat in de Talmud- literatuur naast de Halacha (z. a.), het poetisch rondzweven naast het ~ernstig proza. Hagada slel Pesach, ook wel enkel Hagada, de godsdienstige voor- dracht en plechtigheid, die op de beide eerste Paasch-avonden in ieder Joodsch huis in den familiekring geschiedt. Hagar's kroost of nageslacht, de Ismaelieten of Arabieren, afstamme- lingen van Ismael, den zoon van Hagar, Abraham's bijwijf. De Ismaelieten wor- den ook wel Hagarenen geheeten, naam ook toegepast op de Mooren. Hagen van Trony of Tronle; ook Haeo van Noorwegen, noon van Aldrian, leenheer van GUnther, koning van Borgondie. Giinther noo- digde Siegfried uit ter jacht op wilde beesten; maar terwijl de held van Neder- land bukte om uit een bron to drinken, doorstak Hagen hem tussehen de schou- ders, op de eenige kwetsbare plaats. Hagenaar, smal kolenvaartuig, omdat de oude Haagsche vaart alleen geschikt was voor schepen, die 40 h 70 karren kolen konden laden, terwijl de nieuwe vaart (geopend 1894) schepen van 200 a 270 karren kan bergen. Haggelen, (b a r g.), eten. Hagla Sofia, (g r.), de Heilige Wjjsheid, de groote moskee to Konstan- tinopel, in Nederland welbekend door Dr. S c h a e p m a n's gedicht. Op 26 Dec. 537 in tegenwoordigheid van Keizer Justinianus ingewijd als Christenkerk, een Byzantijnsche basiliek, werd ze in 1453 bij de inneming van Konstantinopel door Sultan Mohammed II, door dezen in een moskee veranderd. Hagiographa, de bijbelboeken, die niet tot de wetgevende of do pro- fetische behooren : Psalmen, Spreuken, Prediker, Hooglied, Ruth, Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther, Job, Klaaglie- deren van Jeremia en Daniel. H e b r. ketoebim (z. a.). Haglographie, (r. k.), beschrij- ving der levens van heiligen. Van g r. hagios (heilig) en graphein (schrijven). Hahnemann (Samuel-, Duitsch geneesheer (1755-1843), die een sys- teem uiteenzette, dat hij „homceopathie" noemde, waarvan de hoofdregels zijn 1°. dat ziekten genezen kunnen worden door de medicijnen die in gezonde licha- men ziekten zouden verwekken, 2°. dat medicijnen niet vermengd mogen wor- den, 3 °. dat de dosis buitengewoon nauw- keurig moet zijn ; zie Homceopathie. Haidee, eene schoone met gitzwarte oogen, naar het schoone Griekschemeisje in B y r o n's Don Juan, Canto II. Haidueken of Heiducken, d. i. drijvers, van h o n g. hajdd, meerv. hajduk, oorspronkelijk veehoeders in Hongarije, Magyaren, Serviers en Wal- lachen, die voor de Turken in de wou- den waren gevlucht, omdat de laatsten voortdurend oorlog tegen hen voerden. Later gaf men dezen naam aan de Hong. infanterie en in de 18e eeuw noemde men aldus de Hong. gerechtsdienaars en de HALE (EN). 393 HALALIFANFARE. lijfwachten van aanzienlijke Hongaren, ook de lakeien aan Duitsche hoven ; in Servio noemt men de roovers nog heden ten dage Haiducken. Hate (En -, (f r.), in twee rijen te- genover elkaar geplaatst (soldaten) ; van fr. haie = haag. HaYk, een groot stuk stof van wol en katoen, dat de Mooren in N.-Afrika als zij uitgaan, omwerpen ; bij slecht weder wordt over den haik nog een mantel met eene kap, die zolhan of boernoes heet, gedragen. Hall Columbia, (am.). To „give any one Hail Columbia" bet. gewoonlijk hem verbazen of hevig aanvallen, naar Hail Columbia (z. a.). Hall, Columbia, happy land, (e n g, am.), Heil (u) Columbia, geluk- kig land, volkslied in de Vereenigde Staten: woorden van Joseph H o A- kin s o n (1770-1842), muziek van T e y- 1 e s in 1789 gecomponeerd voor het eerste bezoek van den generaal Washing- ton aan den schouwburg to New-York. Halmonskinderen (De vier -, ook Aymonskinderen, langzamer- hand gewijzigd tot Heemskinderen, de vier zonen van Aymon, graaf van Ar- dennen. In hunne geS+ehiedenis speelt het tooverros Beiaard, dat naar de behoefte langer werd, een groote rol. Hunne na- men zijn Ritsaert (Richard), Adelaert (Alard), Writsaert (Guichard) en Rei- nout (Reynault de Montauban). Hatna, Schotsche ruiten in gewerkte stof. Voor dames. Hair by hair, you will pull out the horse's tail, (e n g.), haar voor haar, zoo trekt gfj langzamerhand het paard den (ganschen) staart uit. Plu- tarchus zegt, dat Sertorius, om aan zijne soldaten to bewijzen, dat volharding en verstand boven ruw geweld gaan, twee paarden voor hen bracht, en twee man- nen beval, de haren uit den staart to trekken. Een van hen was een Hercules, die trok en trok, maar alles to vergeefs ; de ander was een sluwe, tengere klee- dermaker, die haar voor haar uit den staart van het paard trok, waardoor hij weldra den staart geheel kaal trok. Hakafa, (hakofo), (n. h e b r.), om gang, rondgang. Bij sommige godsd. plechtigheden in de Synagoge. Hakdama, (hakdomo), (n, h e b r.), voorrede, inleiding. Hake kurke, (t r a n s v.), bij 't walletje langs. Hakes teeth, (e n g.), snoektanden. Scheepsterm voor kleine schaaldieren, welke veel voorkomen op den bodem van het Engelsche Kanaal. Hakim, (a r a b.), w6sgeer, titel, van een geneesheer en (met een nader bepa- lend toevoegsel) ook van een rechter. Hakim, (m a 1.), rechter, ntagistraat. Hakim basil, opperarts, hofarts in Perzie. Hakim effendl, de eerste lij farts des Sultans. Hakim slert, (t u r k.), rechterlijk beambte. Hakkebord, (m u z.), ook cymbel of cimbaal; it. cembalo, fr. tympadon, eng. dulcimer; oud snaarinstrument; hgd. winding, daar de Italianen het ook salterio tedesco noemden; plat, trape- ziumvormig instrument met stalen sna- ren, waarop met twee hamertjes gespeeld werd; in de 16e eeuw was het hier be- kend. Na de uitvinding der piano's werd hakkebord spotnaam voor slechte piano, daar men aan hakkelen of hakken dacht en het oorspronkelijk instrument onbe- kend was geworden. Hakkelbout, (b o u w k.), lange ijze- ren nagel, met weerhaken, tot bevesti- ging van sluisvloeren aan zwalpen en kespen. Halacha, (halocho), (n. h e b r.), eind- beslissing, vaste repel. In do Talniudisehe literatuur omvat die naam alle weten- schappelijke discussion, regelen en be- slissingen Israel's wetsbepalingen betref- fend,volgens de geschreven wet en traditie. Halalifanfare, hoorngeschal, sein om to kennen to geven, dat een hert gedood is en de jagers uitgenoodigd worden om de curie, d. i. het ontvoeren van het hert, bij to wonen; naar halali, een jachtterm. Zie boven, Curie maken. HALE ZOG SIP, IAN, .ENZ. 394 HALLINC. Halb zog isle ihn, haib sank er bin, versregel uit de ballade van G o e t h e, der Fischer, waarbij de vis- scher half door de armen der schoone waternimf, half door de betoovering van baar lied, in het water wegzinkt. Vaak toegepast op hen, die zich recht gaarne tot iets laten noodzaken. Halboschat 'Aroemim, (he b r.), kleeding der schamelen, een naam, vaak gebruikt voor Israel. vereenigingen, om armen van kleeding en dekking to voor- zien. Van labasch of labeesch (een kleed aautrekken) en 'aroem (meerv.'aroemim) naakt, slecht gekleed. Halbbsehat'Aroemim Lelalde Chebruth Talmud Tora, (he b r.), kleeding der armen voor knapen der vereeniging van Talmud Tora (leer). Halbwelt, (h g d.), zie Demi-monde. Haleman, (m a 1.), voorhof, open plein, voorplein. Half een met zacht even in de pan, (rest.), halve biefstuk met zacht gebakken aardappelen even in de pan. Half om half, (rest.), likeur, half curacao en half bitter. Half twee gebakken, (rest.), biefstuk met 2 spiegeleieren. Haliblanks beer, een kale heer, iemand, die zich ale heer voordoet, maar niet veel in de melk to brokkelen heeft. Van een halven blank, een oud.muntstuk ter waarde van zes duiten. Halidek, achterruimte van het bo- vendek van stoomschepen, bestemd voor passagiers le klasse. Halfdekie (Een - slaan,(z e e t.), op het halfdek op en neer wandelen. Halihard, (t r a n s v.), niet heel hard of luid, van sprekende personen. Halinaatle, (t r a n s v.), kind van een blanken vader en bruine moeder (of omgekeerd). Halfpad, (t r a n s v.), halfweg, ten halve, ook bijna, bijv. ek word halfpad kwaad. Halftalf, hal/de half, een vierde deel, een kwart mud. Spotnaam voor een hoogen hoed, tegenwoordig meer algemeen kachelpijp genoemd. Halftime, (e n g., sport t.), de halve afstand, bij den bandy- en football match. Halftime scholen, scholen van een halven schooltijd, hetzij alleen des voor-, of enkel des namiddags. Halivastenmarkt, (am s t.), voor- jaarskermis; of komstig van de kerk- mis of kerkwijding der Heilige Stede of Nieuwe-Zijdskapel. Halieutiek, (g r.), visschersbedrr,jf; onderdeel der Theologie, theorie der Zending, naar Matth. IV : 19, Mark. I : 17: visschers van menschen. Door sommigen afgewisseld met Prosthetiek (van g r. prostithenai = bijvoegen), z. v. a. bijvoegingskunst of dito-methode. Hallel, (h e b r.), loflied, in het bij- zonder het Joodsch-kerkelijk loflied, bestaande uit de Psalmen 113-118. Hallel is verkorting van Hallelujah - looft God! Hallelula-hoedies, hoofddeksel der vrouwelijke Hyilsoldaten (zie Heils- leger); naar de leuze Loof den Heer, (h eb r. Halleloejah), die allen samen- brengt. Hallelujah Vietorie, eene over- winning behaald door eenige herdoopte Britten, aangevoerd door Germanus, bis- schop van Auxerre, naar den wapen- kreet van then dag : „Hallelujah". Halletles (Haarlemmer-, dunne platronde koekj es to Haarlem uitge- vonden. Oorsprong onbekend. Halligen, lage, vlakke graslanden aan de Duitsche kusten der Noordzee ; kleine eilanden op de kusten van Slees- wijk-Holstein, die niet, zooals de groo- tere, door dijken en duinen worden be- schermd ; de grootste dezer Halligen hebben nog geen oppervlakte van 1/2 M2. De woningen zijn op palen gebouwd. Halline, zie Halling. HALLIaG. 395 HALVE MAAN. Balling, oorspronkelijk hallinc, sa- mengetrokken uit halvelinc, oude Bra- bantsche munt uit de 14e eeuw ter waarde van een halves penning of een mJt; men kende ook den gouden hallinc ter waarde van 27 stuivers. Hallo-gas, draagbaar gas, meng- sel van alcohol en terpentijnolie, om- streeks 1850 to Amsterdam en elders geexploiteerd, naar den uitvinder Hallo, die na een veel besproken loopbaan zich to Nijmegen het lustslot , Over- battauwe-zathe" liet bouwen, thans nog de gebouwen achter de Societeit ,Bur- gerlust". zie Gas zien. Halloren, volgens sommigen van Keltischen oorsprong, doch meer waar- schijnlijk de nakomelingen der oudste Frankische kolonie bij den burg Halla (a° 806), die de geboorte gaf aan de stad Halle a/d Saale (in Merzeburg) a° 981, met belangrijke zoutgronden, waarin de Halloren de arbeiders zijn. Deze vorm- den als 't ware eene afzonderlijke kaste, met eigenaardige wetten en kleeding, bijzondere feesten en talrijke kunstter- men (in andere zoutwerken onbekend), thans hoe langs zoo meer vermengd met de bewoners des lands. Van w a 11. en o h d. hale = zout. Halo, kring om de maan. Te Nijme- gen werd er 26 Mei 1896 eene waar- genomen in den vorm van een kruis. Aan een dergelijk verschijnsel ontleent men het verhaal, dat Constantijn de Groote (t 337) aan den hemel een kruis zag, in welk teeken hij den volgenden dag meende to zullen overwinnen. Hij overw on, en nam het Christendom (de leer van het Kruis) aan. Hals (Een smeltse -, (b a r g.), een tinnen kan. Halo omdraaien (lemand den -, zegswijze ontleend aan het vroeger al- gemeen verspreid geloof, als zou de dui- vel iemand, then hij in zijne macht had, den hals omdraaien, en wel zoo, dat het gezicht boven den rug kwam to staan. Eigenlijk wordt het hoofd omgekeerd, maar de hals wordt genoemnd, omdat daaraan de executie wordt voltrokken. Halsheerligkheid, haerlijkheid, welker bezitter, het jus vitae et necis (recht over leven en dood) uitoefenen kon. Vanhier, dat men in enkele dorpen op groote landgoederen nog omstreeks de helft dezer eeuw een, galg aantrof, als beeld van dat voormalig recht, - bijv. op den Doornweerd, bij Oosterbeek en Arnhem. Men denke ook aan enkele plaatsbenamingen op dorpen, als Galge- straat, Galgeweg, Galgenheuvel, enz. Halter, (g y m n.), metalen stang met twee ijzeren bollen of gewichten, aan de uiteinden, dienend om daarmede arm- bewegingen to maken, die veel krach- tiger zijn, dan die met de hand alleen; Halve adelaar, (w a p.), de zijde- lingsche (gewoonlijk rechter-) helft van den dubbelen adelaar, dus een kop, een vleugel, een poot en de helft van romp en staart, de andere helft van 't schild heeft dan andere figuur en kleur, zoo- dat schijnbaar de adelaar half bedekt is. Zeer gewoon als halve rijksadelaar (dus van zwart in veld van goud), in Friesche ' wapens, naar aanleiding van het (volstrekt ongegronde) verhaal, dat Karel de Groote na de inneming van Rome door de Friezen, hun , zijn halve wapen" zou hebben geschonken. Zie Friesche wapens. Halve met bilk, (rest.), halve biefstuk met bleeke aardappelen. Halve maan, d. i. afnemende (niet wassende) maan met de 5-puntige ster, (Jupiter, de gelukster) aan den,binnen- kant als het zinnebeeld of insigne van het Turksche rijk, werd reeds eeuwen voor de verovering van Konstantinopel (29 Mei 1453) door de Turken gevoerd, en is niet van de Grieken (te Byzantium) door hen overgenomen. Sultan Moham- med Te-kesch (1192-1200) versierde de spits zijner tent met een halve maan, en Oran (1326-1360) hechtte cen halve maan van zilver aan de roode vaan, welke hij aaii de Janitsaren verleende. De halve maan met de ster der Turksehe banieren was het oude wapen van Illy- ricum, wat blijkt uit de munten ten tijde van Septimius Severus, en is dus niet oorspronkelijk Islamitisch. Op de Per- zische munten der Chaosrew is de halve HALVE MAAN. 396 HAMELN (DE RATTENVANGER VAN). maan ook het teeken van heerschappij, daar een halve maan horens heeft, en horens van ouds een zinnebeeld van macht waren (vgl. 1 Sam. II : 1, 10; Ps. LXXV : 5, 6, 11; Jerem. XLVIII : 25) ; gelijk een ster luister verzinbeeldt. Halve maan, (w a p.), zie Wasse- naar. Halve met bruin, (rest.), halve biefstuk met bruine aardappelen. Halve rekening, (h a n d.), zie A meta. Halve Tartaar (Een -, (r e s t.), geklopte biefstuk met een eierdooier, ui en peterselie. De Tartaren maken het vleesch murw, doordat zij to ptard rijdend het onder het zadel leggen. Halve vlucht, (w a p.), een enkele vleugel. Halve zondaar (Een -, (r e s t.), een halve biefstuk zonder aardappelen ; een halve pannekoek zonder spek. Halvert, (limb.), pachter of rent- meester. Hamadryaden, boomnimfen, die tegelijk met de boomen geboren werden en stierven. Uit g r. hama (te gelijk) en drus (boom). Haman (Sla - dood, Esther VII : 10. Haman, gunsteling van koning Ahasveros, viel als slachtoffer van eigen wraakzucht en hoogmoed. Ter gedach- tenis daarvan vieren de Joden 't Purim- feest. Daar in Christelijke kringen - ten onrechte - verteld werd, dat de Joden op dat feest den wraakkreet over hun vroegeren vijand doen hooren, wor- den de woorden , Sla Haman dood" als een uitroep van wraakzucht, door de la- gere klasse van ons yolk gebruikt. Hamansfeest, vreugdebetooi: over de nederlaag of den ondergang van een ander, inzonderheid in staatkundigen zin. Haman's klacht (De oude -, de klacht van een gunsteling der for- tuin, die ontevreden is. De klacht, voor- komend Esther V : 13: , dit alles baat mij niet, zoolang als ik den Jood Mor- dechai zie zitten in de poort des konings". Hamftsa, (a r a b.), Dapperheid. Ver- zamneling van oud-Arabische liederen, door den dichter Aboe-Temam uit een groot aantal handschriften bijeenge- bracht en in 10 boeken gerangschikt, van welke het eerste en grootste de „Liederen der Dapperheid" bevat, waar- naar de geheele verzameling genoemd is. De overige boeken bevatten lijkzan- gen, minneliederen, zedelessen, enz. Het geheele werk is een spiegel van het leven der Arabische woestijnbewoners. Eene Latijnsche vertaling dier liederen is door Freytag („Hamasae Carmina", 1821--1851, 2 dln), en eene Duitsche door F. Riickert (1846, 2 dln) geleverd. Hamati, Hoekschen, aanhangers der gravin Margaretha van Henegouwen, tegenover haren zoon, graaf Willem V in den a° 1350 wegens de regeering over Holland tusschen deze beiden losgebar- sten oorlog. L a t. hamatus = van een haak (hamus) voorzien, een angelbaak, waarmee men visschen vangt. Graaf Wil- lem's aanhangers noemden zich Kabel- jauwschen, ustellati, mid. lat. utellus of ustellus (stokvisch), omdat zij, evenals Kabelj auwen de looden lokvisschen, hunne vijanden wilden inslokken. Hamedleth, (t u r k s c h), geregelde troepen. Hamel, (b o u w k.), roostervormig, uit hout en ijzer samengestelde schuif, welke aangebracht wordt voor de poorten van vestingen en versterkte kasteelen. Hamel, (w a p.), afsluithek, samen- stel van verticale en horizontale balken; als stuk echter voorgesteld door drie verkorte balken, met kleine tusschen- ruimten, boven elkaar, d. i. paalswijs, gesteld. Hamelde, (w a p.), zie Hamei. Hameln (De rattenvangervan -, de man, die to Hameln in Hanover in de 13e eeuw, toen het daar van ratten en muizen wemelde, tegen een ruime belooning de stad van die plaag zou bevrijden. Hij lokte de dieren met zijn fluit allen in de rivier, waar ze verdron- ken ; toen de magistraat weigerde hem to betalen, lokte hij op dezelfde wijze. alle (130) kinderen mede, in den Calvarie- berg, waarin zij verdwenen. HAMER. 397 HAND. Hamer ; (1) Pierre d'Ailly, Le Marteau des Heretiques. (de hamer der ketters), pre- sident der raadsvergadering die Joh. Russ ter dood veroordeelde (1350-1425). (2) Judas Hasmonaeus, bijgenaamd Maccabaeus, „de hamer". (fi 160 v. C.). (3) St.-Augustinus, door Hakewell ge- naamd „De beroemde pilaar der waar- heid en hamer der ketters" (395-430). (4) John Faber, bijgenaamd Malleus Hereticorum, naar den titel van een zij- ner werken (1470-1541). (5) St.-Hilarius, bisschop vdn Poitiers, Malleus et ,flagellum (geesel) haereti- corum (350-368). (6) Karel Martel (689-741). Hamer der Sehotten, Edward I. Op zijn graf in Westminster-Abbey staat het opschrift : ,Edwardus longus Scoto- rum Malleus hie est ", bier rust lange Eduard, de hamer der Schotten. Hamerklavier, (m u z.), gelijkbe- teekenend met het oudere hakkebord (z. a.) ; oude naam voor de 18e-eeuwsche pianoforte, waarbij de snaren door ha- mers in beweging kwamen, ter onder- scheiding van clavicord en clavicembalo. Hamerkop, (t r a n s v.), bruine vo- gel ter grootte van een kraai; draagt een vederbos, gelijkend op een hamer, achter op den kop. Hamerkruis, (w a p.), kruis, waar- van de armen aan de uiteinden vier- kant uitspringen, zoodat ze eenigszins op hamers gelijken. Hamilton's sgsteem, methode om vreemde talen to leeren, door tus- schen de regels de vertaling to plaatsen (interlineaire vertaling). Ingevoerd door James Hamilton, engelsch koopman (1769-1831). Hammaar of homaar, (a r a b.), ezeldrijver of ezel. Hammer-cloth, (e n g.), kleed over den bok van een rijtuig; vroeker ver- borg men daar bij reisrijtuigen gereed- schap onder voor mogelijke ongevallen. Hammock-zadel, (e n g. s p o r t.), letterl. hangmat-zadel, zadel van een rijwiel, dat aan de eene zijde door een ring, aan de andere door een klem wordt vastgehouden, en dus werkelijk hangt, gelijk een hangmat. Hampton Court Conference, conferentie gehouden to Hampton Court in Januari 1604, om de twisten bij to leggen tusschen de Kerkelijke partij en de Puriteinen. Ze duurde drie dagen en had tengevolge, dat er eenige onbedui- dende veranderingen werden gemaakt in het algemeen kerkgebed. Han, steenen gebouw met ijzeren poort dat dienst doet voor goederen- magazijn, to Konstantinopel. De Euro- peers hebben er Armenische concierges in. Han, zonen van Han ; de Chineezen, aldus genaamd naar Han, den stichter van de zes en twintigste dynastie, waar- mede de moderne geschiedenis begint. Hanc tuemur, hac nitimur, (1 at.), deze (nl. libertatem = de vrij- heid) bewaren, op deze (nl. religione den godsdienst) steunen wij. Omschrift bij het beeld der op den Bijbel steunende maagd met de vrijheidsspeer, van leg- penningen (j etons) a° 1590, 1615, als leus der Vereenigde (Nederlandsche) Gewes- ten en later van 1681 tot 1800 het om- schrift der drieguldens, guldens, halve en vierde guldens. Mane veniam petimusque da- musque vicissim, (1 a t.). H o r a- t i u s, Epistola ad Pisones 11. Deze vrijheid vorderen wij voor ons zelven, en kennen wj, f wederkeerig aan ande- ren toe. Hanexken, Hansje, in heksen-pro- cessen de naam van den Duivel. Hand, (w a p.), een hand v. rood, in een schildhoek of bijschildje van zilver, is in Engelache of door den ko- ning van Engeland verleende of c. q. ver- meerderde wapens het teeken, dat de bezitter baronet is. Eigenlijk het wapen van Ulster, is deze figuur ' dan ook oor- spronkeli}k sheen het teeken van den Ierschen baronet ; doch later tot allen uitgebreid. Zie Ulster-king-at-Arms. HAND (HUWELIJK MET DE) ENZ. 398 HANDELSMERK. Hand (Hnweligk met de linker -, morganatisch huweli, f k, waarbij de bruid niet in alle rechten treedt der wettige echtgenoote. Gewoonlijk is de bruidegom dan van veel hoogeren rang. Hand in den boezem steken De --, aan eigen feilen en gebreken denken, zich van eigen schuld laten overtuigen. Ontleend aan Gods bevel aan Mozes (Exod. IV : 6), die zijne hand in den boezem moest steken en die er daarna weder melaatsch uittrok, me- laatsch = onrein. Boezenz = het wijde boezemkleed, de wijde boezemplooien der Oostersche kleedij. Hand kussen (De -, valsche goden vereeren, aanbidden. Job XXXI 27. C i e e r o, In Verrem, lib. IV, 43, spreekt van het standbeeld van Hercu- les, wiens kin en lippen, aanmerkelijk waren afgesleten door de kussen van zijne vereerders. Hand onder de dii leggen (De -,, eene oude plechtigheid bij het zwe- ren. Gen. XLVII : 29. Hand (De - op den mond leggen, zwijgen; onbedachte uitdruk- kingen der lippen bedwingen, naar Job XXI : 5. Hand der justitie (De -, zin- speling op den schepter of stok, then de koningen oudtijds gebruikten en op wiens top een ivoren hand bevestigd was. Hand van Leiden, herberg met een buurtje bij Amstelveen, zoo ge- noemd naar een handwijzer, die naar Leiden wees. Baud (Warme -, herberg met een tol aan den ingang van de Diemer- meer : de hand des tolgaarders was al- tijd warm van het geld ontvangen, van wege de menigte rijtuigen, die daaglijks de brug passeerden. -.- Eene gift met de warme hand is een gift bij 't leven, in tegenstelling met eene beschikking voor na den dood. Hand- en spandiensten, dien- sten door hoorigen aan hunnen heer .bewezen, metterhand of met paard en waren. Hand-ophegen = zweren, een eed afleggen ; ook bijbelsch (Gen. XIV : 22, Exod. VI : 1; enz.). Hand-paper, (e n g.), papier met eene hand tot watermerk. Handal, (m a 1.), vriend, makker, kameraad. Handdruk (Een - k l'anglaise, (op zijn Engelsch) eigenlijk geen hand- druk ; men geeft alleen een paar vin- gertoppen. Handel met den Pans, als ston- den honderddnizend balonet- ten achter hem, raad, welken Napo- leon I aan Berthier zijn afgezant, naar den overwonnen kerkvorst Pius VII gaf, m. a. w. beschouw hem niet als zwak maar als sterk. Handel near mlin woorden en niet naar mien werken, ge- woonlijk ingeleid met: „Het is met hem ook : Handel" enz., ontleend aan Matth. XXIII : 3, waar dit van de Farizeen gezegd wordt. Hgndel and Haydn Society, (e n g., m u z.), Hgndel en Haydn-Ver- eeniging, grootste concertvereeniging van Amerika, to Boston ; in 1815 ge- sticht; gaf 1815-1878 achtereenvolgena 610 concerten, en sedert 1865 alle drie jaren een reusachtig muziekfeest. Handelaar in blauw lakes, (b a r g.), looddief, iemand die het lood van goten en daken steelt. Handelen, (b a r g.), stelen. Handels-balans, (h a n d.), de ver- gelijking der waarde van den in- en uitvoer eens lands, om daaruit, zooals men vroeger meende, over den voor- of nadeeligen staat des handels to kunnen oordeelen. Handelsmerk, merk, dat dient om de handelswaren van den eenen koopmsu to onderscheiden van die van den ande- ren ; daaromtrent vindt men bij ons bepalingen in de Wet van 30 September 1893 (Oteatsblad no. 146). HANDELSPOLITIEK. 399 HAND$EL-MONDAY. Handeispolitlek, (h a n d.), de wetenschap, die de beste middelen leert opsporen, waardoor de Staat de belangen des handels kan bevorderen. Handelt mid zachtkens met den longeling, met Absalom, uit 2 Sam. XVIII : 5 ; raadgeving om- trent een aanvaller, die het onderspit delft. Handen dragen (Op de -, iemand eer en liefde bewijzen. Te ver- gelijken is Ps. XCI : 12, waar 't van „be- scherming tegen gevaar" wordt gezegd. Handen in onschnld was- schen (De of zilne, zich van iets vrijpleiten. Uit Ps. XXVI : 6. Pontius Pilatus verrichtte de handeling, om zich alzoo vrij to pleiten van schuld aan Jezus' dood; zie Matth. XXVII : 24. Handen-opleggen, vaak gebruikt in den zin van widen, huldigen, ook in dien van zegenen. De beteekenissen zijn ontleend aan bijbelplaatsen (zooals.Gen. XLVIII : 14, 17-19; Num. VIII : 10; XXVII :18, 23; Deut. XXXIV : 9 ; Matth. XIX : 13; Hand. VI : 6 ; VII : 17; enz.). Handglit. In Drente, waar Nieuw. jaar met groote luidruchtigheid op het platteland wordt gevierd, bestaat bij enkelen nog het bijgeloof, dat het eerste bezoek op den eersten ochtend'na Nieuw- jaarsdag voor den landbouwer belang- rijk wordt geacht met betrekking tot de geboorte van vee. Is die bezoeker, de handgiftbrenger genaamd, een man- nelijk persobn, dan volgen in dit j aar geboorten van j onge dieren van het mannelijk geslacht ; is het een vrouwe- lijk persoon, 'dan volgen geboorten van vrouwelijke huisdieren. Dit bijgeloof ver- loor zijn kracht, maar de uitdrukking handgiftbrengen leeft alsnog onder kra- mers en venters voort. Handicap, (s p o r t), voot-.gift, waar- door de kansen voor de mededingende partijen meer gelijk staan. Van e n g. hand in the cup (hand in de schaal) nl. bepaling bij het spel, dat de win- ner een deel van zijn winst weer aan den pot zou afstaan. Handicapper, (sport), voorgift- regelaar. Handle geven (Een -, (m i 1 i t.), veel eten. Handkgken, het waarzeggen uit de lijnen der hand, chiromantie. Handle, (sport), handvat. Handlebar, (sport), stuurstang. Handlichting, meerderjarigver- klaring, of wel het verleenen van be- paalde rechten van meerderjarigheid aan een minderjarige; de eerste ge- schiedt bij ons door brieven van meer- derjarigverklaring, door den HoogenRaad aan personen die den vollen ouderdom van 20 jaren" hebben bereikt, verleend en door de Koningin goedgekeurd ; het laatste wordt gedaan door den kanton- rechter ; daartoe moet de minderj arige „den vollen ouderdom van 18 jaren" bereikt hebben. Handpapier, met of uit de hand gemaakt papier. In tegenstelling met rachinaal papier, d. i. papier met be- hulp van machines vervaardigd. Hands by stock, (e n g.), sportterm bij het footballspel nl. de doelverdedi- gers bij den stok. Hands off, (e n g.), de handen er af. Blij f(t) er of of van daan; 1 a t. manum de tabula; bij H u y g e n s: „de handen van de bank, het vleesch is al verkoft". Handschoen (lemand den - toewerpen, iemand ten strrjde uit- dagen, naar het gebruik in den ridder- tijd, waarbij de uitdager den vijand.zijn handschoen voor de voeten wierp. Handschoen (Trouwen met den -, huwelrjksvoltrekking, waarbij, uit krachte van art. 134 B. W., een der partijen of wel beiden, zich, met ver- gunning van de Koningin (uit hoofde van gewichtige redenen verleend) laat vertegenwoordigen door eenen bijzon- deren gemachtigde, daartoe bij authen- tieke akte aangewezen. Naar het min- der intieme van een omkleede hand. Handeel-Monday, ,(e n g.), de eer- ste Maandag in een nieuw jaar: Handsel is a g s. en beteekent eerste gift, hand- gift; op dien dag gaf men geschenken aan kinderen en dienstboden. HANDSOME ENGLISHMAN (THE). 400 HANS MICHEL. Handsome Englishman (The -, de aardige Engelschman, de veld- heer en staatsman Marlborough (1650- 1722). Handtrommel, (m u z.) ; zie Tam- bourin; anal. mondtrommel. Handvane, (middeneeuwsche w a p.), breede of hangende band aan de linkermouwf bij priesters. Handvest, oorkonde, waarbij een Vorst aan deze of gene plaats bepaalde vrijheden en rechten toekende. Hanebier, zie Hanemaal. Haneboek, eerste leesboekj a op de vroegere scholen, dat zijn naam dankt aan den haan, die bladgroot op de keer- zijde van den titel afgedrukt was, als beeld van waakzaamheid of wakkerheid. Hanemaal, vroolrjke partij, waar- voor de hanen geslacht waren, die men v6or het huis van een hertrouwden weduwnaar had laten vechten. Dezen hanen had men de namen der pas ge- trouwden gegeven, hetgeen aanleiding tot allerlei schimp en spot gaf. Het hanemaal werd gewoonlijk gevolgd door een hanebier, een drinkpartij in de herberg. Haneveer, vechtersbaas, naar den strijdbaren haan en de veeren, waar- mede zulk een Haantje-de-Voorste zich den hoed versierde. Vandaar kokas de d. i. cocquarde; coq = haan. Hanenknippers, spotnaam voor de inwoners van Enspijk (in den Tieler- waard), omdat ze eens hanen lieten vechten, die kaal geknipt waren. Hangeman, henker, beul. Hangende tuinen, een van de zeven wonderen der wereld, tuinen op terrassen aangelegd, die ondersteund werden door pilaren, toegeschreven aan Semiramis, ook wel aan Nebukadnezar, die ze aanlegde, omdat zijne vrouw uit Medie een weerzin had tegen de onaf- zienbare vlakte van Babel. Hangerik, (b a r g.), Weeding. Hanging bee, (a m.), bijeenkomst van personen om de Lynchwet op iemand toe to passen, door hem op to hangen. Hanglip, (t ran s v.), overhangende rots. Hank, strang of kil, d. i. een wa- terdiep tusschen twee droogten. In 1736 beyond zich achter den Middelweerd to Westervoort een hanck of strang. En de Hank is een ondiepe haven aan den IJsel to Veesen. Hannekemaaier, Duitsche gras- maaier, die naar Nederland komt, van Hans verkort uit Johann. Hanneliesiesdag, de eerste Maan- dag in Mei en de eerste Donderdag in November, waarop alle knechts en mei- den in Walcheren vrijaf hebben en zlch in Middelburg gaan vermaken, volgens Dress e l h u i s van Nehalenniaasdag, zoodat de feestdagen uit de heidensche oudheid of komstig zouden zijn. Hannes (Lange -, (b a r g.), gee- selpaal; lunge - kussen, gegeeseld z,vorden. Hannibal ante portal, (1 at), C i c e r o, De finibus, IV, 9, 22. Hannibal is voor de poorten; - het water staat aan de lippen. Hannibals-eed (Een -, de eed van een onverzoenli, f ke. Hamilkar deed zijn zoon Hannibal op negenjarigen leef- tijd in 238 v. Chr. eeuwige vijandscba]0~ tegen de Romeinen zweren. Hanno-oh, hanna-ah (n, h e b r.), genot; ook in de uitdrukking: osoer be-hanno-oh, ongeoorloofd, om er genot van to hebben. Hans (Meester -, (b a r g.), de beul, bijv. Meester Hans zal je een ruim uitzicht over de Nieuwmarkt geven, d.1. men zal je ophangen. Op de Nieuw, markt, voor de St., Anthonieswaag, het tegenwoordig archiefgebouw to Amster- dam, werden vroeger de misdadigers ter dood gebracht. Hans Michel, spotnaam voor de Duitschers, als beeld der verouderde nationaliteit, met de gehechtheid aan het oude, de bekrompenheid van zin en de zelf bewondering, gepaard aan afkeer van het vreemde. HANS VAN GELDER. 40-1 HAPPIGRAM. ans van Gelder, (b a r g.), rog- gebrood, eig. Geldersch roggebrood. Hanoi van Haekelenberg, de wilde jager (middeleeuwsche mythe), de aanvoerder der Wilde Jacht; hij was als opperj ager bij den Hertog van Bruns- wijk in dienst, leefde zeer goddeloos en stierf in 1521 onder de vreeselijkste godslasteringen, steeds wenschend jager to kunnen blijven. Daarom werd hem tot straf opgelegd, dat hij jagen zou tot den jongsten dag. Hij voert nu de booze geesten aan, die des nachts als een donkere onweerswolk door de lucht zweven en een vreeselijk geraas maken. Mansards, (e n g.), berichten, debat- ten, verslagen van zittingen van het Engelsche Parlement, gedrukt door de firma Luke Hansard. Hanse, verbond van steden (Hansa Alemannia of Teutonica), dat van de 13e tot de 17e eeuw bestond, en 90 groote handelssteden (m.lat. urbes ansa- ticae, hanseaticae) onder zijn leden telde; van gelijkluidend Hansa in de Gothische Bijbelvertaling van Ulphilas, waar het een genootschap van krijgslieden betee- kent. Hanseaten, de bewoners, en, in engeren zin, de soldaten der drie vrije hanse-steden Hamburg, Lubeck en Bre- men. Hansle in den kelder, het knaapje in moeders schoot. Volgens som- migen van got h. kilthei, n o o r s c h kjaita, sehoot, maar inderdaad als aar- digh-eid bedoeld en van 't kindj e gezegd, dat het nog in den kelder zit, waar men 't dus niet ziet. Op zijn voorspoedige geboorte werd gedronken met bekers, die allengs then naam kregen. Dit wa- ren veelal zilveren of porceleinen boka- len, zoodanig ingericht, dat bij het vol- schenken een zilveren poppetje nit een halven bol, in 't midden van de bokaal, naar boven steeg. Deze drinkschaal, nag in porcelein- en zilverkasten aanwezig, werd voorheen (17e eeuw) gebruikt, om op eon maaltijd den gAsten to verkondi- gen, dat de gastvrouw in blijde ver- w4cliting was. HanslemlIngek, een der houten niekanieke beelden uit het Oude Dool- hof to Amsterdam, de nar, de koiniek van het gansche houten gezelschap die door potsierlijke bewegingen en snaak- sche opmerkingen (door den mond des uitleggers) den lachlust van het jonge publiek gaande maakte. Vandaar ook de naam van een grappenmaker, en een spelletje, waarin Mans de onnooiele knecht is, die alles verkeerd doet. Hansom, (e n g.), eigenlijk Hansom- Cab, huurrijtuig hoofdzakelijk in Lon- den, met den paard, en den koetsier achterop, een cab (huurrijtuig of ca- briolet) naar den uitvinder Joseph Aloy- sius Hansom. Hansop, een nachtgewaad, bestaande nit katoenen buis en brook aan 44n. Auk, zooals de hansworst ook draagt. Oorspr. onbekend. Hanswalter, (b a r g.), leis. Hansworst, oorspronklijk Hans Worst, in de platduitsche vertaling van Sebastian Brant's Narrenschiff (Rostock 1519, No. 76, 83, Ausg. Z a r n c k e S. 75, Sp. 2). Bij Brant zelf staat hans myst; ook komt de bena- ming in eenige geschriften van Luther voor; de grappenmaker, die in ieder land den naam voert van de lievelings- spijs. Vgl. fr. Jean Potage, eng. Jack Pudding, hgd. Hans Wurst oudtijds Pickelhdring, oudt. ned. pekelharing. Hantoes, geesten, die de riffen be- wonen, en die men volgens het bijgeloof der Maleiers erg moot ontzien, opdat zij in den nacht het vaartuig niet naar zich toe halen en het op de klippen doen stranden. Ze zijn, volgens de Boe- gineesche zeelui, zeer prikkelbaar, en kunnen niet velen, dat men in de rich- ting der riffen buiten boord spuwt, zelfs het een of ander over boord gooit, enz. Hantyrha, dee dieventaal, in Bo- home. Manum, (t u r k s c h), bijzit in een harem (z. a.). Hanzebeker, hansbeker, zie Hensebeker. Happigram, (a m.), een aardig- heid, geestigheid, bon mot. 26 HARAKARI. 402 HARMATTAN. Harakarl, eig. hara-wo-kiroe = (opengesneden buik), de in onbruik ge- rakende gewoonte der Japanneezen, om -zich den buik open to snijden, wanneer zij zich beleedigd gevoelden. De belee- diger was dan gehouden om dat voor- beeld to volgen. Haram, (m a l.), verboden, ongeoor- loofd ; anak haram, onecht kind ; ook haram dzadah. Harar, eene afdeeling van het Turk- sche leger van 4-12 duizend man, ook ,charniss (de vijfdeelige) genaamd, om- -dat ze uit 5 hoofddeelen bestaat, nl. bet centrum, den rechter- en den linker- vleugel, de voor- en de achterhoede. Hard eases, (a m.), moeilijke ye- vallen. Spotnaam voor de bewoners van Oregon. Hard gaatie, (r e s t.), hard broodje met garnalen. Hard money, (am.), specie, in te- genstelling van papieren geld. Hardi, (f r. w a p.), de haan, wanneer hij met opgeheven rechterpoot is voor- gesteld. Hardkoppig, (t r a n s v.), st# f- hoofdig. Hardloopend, (w a p.), in een vlugge, loopende beweging. Hare-bell, (e n g.), hyacint, oor- apronkelijk Ayr-bell, naar de plaats in Ierland, waar ze bet eerst gevonden is. Harem, (a r a b.), bet heilige, d. i. wat slechts voor enkelen toegankelijk is ; van daar bet gedeelte der woning, waar de vrouwen zich ophouden, over- drachtelijk de vrouwen zelve. Harem es Scherif, (a r a b.), hei- ligdom van den Roemrijke of Verhevene, naam der plaats to Jeruzalem, waar de tempel der Israelieten eenmaal stond. Haren (De drie -. fioen Reynard de vos eens behoefte gevoelde, om zijn hart uit to storten, vertelde hij aan de Aster, onder belofte van geheimhouding, dat ,koning leeuw hem drie haren had gegeven van bet vijfde been van een vreemd beest, dat vijf beenen en op bet vijfde been drie haren had. Wie die drie haren had, zou altijd jong en schoon blijven. Ze golden alleen voor bet schoone geslacht, en konden alleen gegeven wor- den aan de dame, die de gever huwde. Hargasla of hargoslo, (n. h e b r.), gewaarwording, lichamelijk fijn gevoel. Haring, (mil.), houten pin, waar- mede de kamptenten, door middel van scheerlijnen, worden vastgezet. Haring (Een getrokken -, (rest.), haring zonder graat. Haring in z'n mond (Met een -, (t o o n.), heel zwaar op den souf- fleur spelen; zie Hengelen. Haring zonder been, (rest,), haring zonder graat. Haringkade, (b a r g.), de Heeren- graeht to Amsterdam. Harleklin, hanszvorst, uit i t a 1. arlechino, komisch masker in bet natio- naal-italiaansche blijspel voor de vuist (Stegreifspiel, comedie d l'improviste), in Italie in de late Middeneeuwen bekend als eom,nedia dell' arte. Ten onrechte door sommigen afgeleid van den snaak- schen tamboer Peter van Arles (uit Provence) of Pierrot Arlequin, omdat de commedia dell' arte eerst in 1579 uit Italie naar Frankrijk zich over- plantte. Ook een Toskaansch dorps- geestelijke Giovanni Arletto pa§t hier niet. Oorspronkelijk oudn. heljar kyn of helle kunne = duivelskinders, duivels- gebroed, dwergen. Harlekinade, eene pantomime, waarbij Harlekijn, Pierrot, Colombine en Pantalon de hoofdrollen vervullen. Harleveensch, in verkeerde rich- ting, ook op zign oud-Harle- veensch, onbeholpen. Harleveen is een oude dubbelnaam voor Aarlander- veen (Zuid-Holland), harleveensch, wordt ook wel tot harlevinksch verhaspeld. Harmattan, een zeer scherpe noord- oostenwind, die in December, Januari en Februari regelmatig terugkomt, op de Goudkust (Guinea, Afrika). HARMONIA PRAESTABILITA. 403 HART. Harmonla praestabilita, (1 a t.), vooruitvastgestelde harmonie, volgens Leibnitz (f 1716) de harmonie in het heelal, waardoor de monaden (z. a.) el- kaar in hare zelfstandige werking niet belemmeren, maar alien samenwerken tot een doel. Harmonica-treinen, treinen van doorgaande spoorwegrijtuigen (vandaar ook D-treinen genoemd) voor den dienst tusschen Nederland en Duitschiand, uit- muntende door geriefelijkheid en er op ingericht om een langdurige reis zooveel mogelijk to veraangenanfen ; ingevoerd in Nederland in 1894. De afzonderlijke rijtuigen, met een zijgang aan eene zijde van den trein, worden door overdekte balcons in den vorm eener harmonica aan elkander verbonden zoodat de reizi- ger zich zonder gevaar van den eenen wagen naar een anderen kan begeven; de heele trein vormt dus als het ware een _ doorloopend rijtuig, restauratie, slaap- gelegenheid enz. enz. Harmonle of muziek der sphe- ren, volgens Pythagoras het geluid der planeten, die zich in de ruimte bewegen. Hhrmonlechorde, muziekinstru- ment, in 1812 door Kaufmann to Dres- den uitgevonden. Hot heeft de gedaante eener piano, maar evenals bij het orgel houdt de toon aan, zoolang de vinger den toots drukt. Haroen Al Raschid, Haroun de Rechtvaardige, kalif van Bagdad (765- 809), een worst met een edelmoedig ka- rakter en zeer ontwikkeld en welspre- kend, beschermer der kunsten en weten- achappen. Harp (lees titer) (De - aan de wilgen hangers, Ps. CXXXVII : 2, de poezie laten varen, zich niet langer met zingen en dichten ophouden. Naar hot bijbelseh verhaal van de Joden in ballingschap in Babylonie. De citer werd bij vroolijke feesten, ook van gods- dienstigen aard gebruikt ; dit hield op toen de Joden in ballingschap waren. De wilg in Babylonie is de daar in- heemsehe treurwilg (Salix Babylonica). Harpagon, yierigaard, naar den persoun van lien naam in Moliere's blijspel l'Avare. Van g r. harpddts6 (roo- ven), waarvan harpaye (roof, buit). Harpeggeeren, de tonen of bre- ken, achtereenvolgens en snel al de klanken van een accoord aanslaan, in plaats van ze allen to gelijk to does hooren; van harp. Harpenduities, andere benaming voor Bleyensteinsche duitjes (z. a.). Harpl, (w a p.), adelaar met vrou- wenhoofd (langharig en gekroond) en borsten; ten onzent vooral bekend als wapen der graven van Oostfriesland. Zeer enkel komt ook een zijdelings ge- stelde harpij voor : 't is dan een gier met een (natuurlijk ook van ter zijde gezien) vrouwenhoofd. Harpigen, (myth.), yieren, met hoofd en borsten gelijk eene vrouw, zeer woest en walgelijk. Zij leefden in een atmospheer van vuilnis en stank, en bezoedelden alles, wat in hare nabij- heid kwam. H o m e r u s noemt slechts eene harpy, H e s i o d u s twee en latere schrijvers drie. De -namen duiden aan, dat deze monsters eene verpersoonlijking waren van dwarlwinden en stormen; zij heetten : (lcypeta (snel), Celeno (zwart- heid) en Aello (storm). Harpoen, een werpschicht met weerhaken, bij de walvischvangst ge- bruikt. Het is een woord van Baski- schen oorsprong; wij hebben namelijk cue walvischvangst van de Basken ge- leerd. De eerste harpoeniers in dienst. van Nederlanders, waren Basken. Harpoen-kanon, kanon met ont- plof bare granaten, uitgevonden door den reeder S w e n d F o y e n (t 1894), ge- bruikt bij de Noorsche walvischvangst. Harpsichord, (m u z.); zie Klavier. Harrle, (Joodsch-Duitsch van het oud-Duitsch Herrle), grootvader. Even- zoo : Fkaale (Joodsch-Duitsch van het oud-Duitsch Fraule), grootmoeder. Hart, (w a p.), 1' hot middenpunt van 't schild ; 2'.. de bekende figuur, die een menschenhart voorstelt. HEART. 404 HARTSCHILD. Hart, (t r a n s v.); bijv. Hartsver- garing hou, de vtf f zinnen bij elkaar halen. Hart (Bloedig -, sedert den tijd van Lord James heeft het geslacht Douglass in haar schild een bloedig hart gevoerd, met een kroon er boven, ter herinnering aan den tocht van Lord James naar Spanje met het hart van koning Robert Bruce. Koning Robert gelastte zijn vriend zijn hart naar het Heilige Land to brengen en Lord James bewaarde het in een zilveren kistje, dat hij om zijn hals droeg. Op zijn weg naar het Heilige Land hielp hij Alphonsus van Castilie tegen Osmyn den Moor en werd verslagen. Aan Sir Simon Lockard van Lee werd toen op- gedragen, het hart weder naar Schotland terug to brengen. Hart (Daar 't - vol van Is, daar vloelt de mond van over, Matth. XII : 34; (de volheid des harten, datgene, waarmede 't gemoed geheel vervuld is, moet zich lucht geven zich mededeelen) ; de letterlijke vertaling naar het latijn : ex abundantia cordis os loquitur (uit den overvloed des harten spreekt de mond) ligt in de bijbelsche uitdrukking. Hart (Vlammend -, in de chris- telijke kunst het symbool van christelijke liefde ; attribuut van den H. Augustinus als kenteeken van zijne vurige gods- vrucht. Het hart van Christus wordt ook dikwijls aldus voorgesteld. Hart (Waar uw schat Is, daar zal ook uw - ziin; Matth. VI : 21. Waar uw schat is weggelegd, daar zult gij ook met uw gedachten en wenschen vertoeven ; in 't dagelijksch levers is schat = voorwerp van liefde en zorg. Hart (Ze ziin ken - en a&ne ziel, ook: een van hart en oen van din, zij zijn door de innigste liefde aan elkaar verbonden; zij zijn 't volkomen eens ; naar Hand. IV : 32. Hart ultstorten (Ziin -; 1 Sam. I : 15 en Ps, XLII : 5. Hart en nieren onderzoeken; Ps. VII: 10 en Jer. XI,: 29 (vgl. Ps. XXVI 2, Jer. XVII : 10, 12, Openb. 11 : 23). Hartebees, (t r a n s v.), Hartebees(t), Hartebeeshuis ; (eig: hardbieshuis). Hert,, huisje gedekt met stroo of riet. Hartiesdag, volksfeestdag op den derden Maandag van Augustus bij de. Amsterdammers, die zich voorheen op then dag in de richting van Haarlem in massa voortbewogen, thans meer door alle hoofdstraten. Klein vuurwerk afste- ken, zingen, zich verkleeden en sterken drank drinken zijn de faetoren van dit feest. Erge geleerde lui zien in dat volks- feest een overblijfsel van een Germaansch natuurfeest,, door ons voorgeslacht aan Hertha, de godin der aarde, gewijd. In dit geval is hartjesdag zooveel als Her- tha'sdag. De tijd waarin Amsterdam gesticht werd toont het dwaze dier ver-- onderstelling voldoende aan. Anderen beweren: Een dag in 't jaar, nl. en wel den eersten Maandag na Maria Hemel-- vaart mochten de Haarlemers in de dui- nen ter jaeht gaan, o. a: op herten of harten; maar de strengheid der jacht wetten maakt die stelling ook onhoud- baar. Missehien staat de oorsprong van het gebruik wel jnet' den jaarlijkschen; vrij en j achtdag in de Middeneeuwen in verband ; doch met zekerheid is er niets van to zeggen. Hartiesiagen, het op Hartjesdag versierd rondloopen der kleine kinderen op den dag ; het zingen, schreeuwen, drinken enz. der aankomende jongens en meisjes en volwassenen (waarbij man- nen en niet minder vrouwen in de meest. smakelooze vermommingen rondloopen) des avonds. Hartklopper, (m i 1.), medaille. Hartpunt, (w a p.), zie Hart 16. Hartsehild, (w a p.), schildje ter grootte van 1/9 van het schild en in 't midden geplaatst, wel to onderscheiden van middenschild (z. a.) ; bij geslachten veelal het wapen van een later verkre- gen gebied; bij rijkssteden het eigenlijke wapen, geplaatst op de borst van den zwarten adelaar in 't gouden veld, die hare betrekking tot het Rijk aanwijst,, bv. Groningen. Is een schildje ter grootte ais voren, boven of onder .bet midden- schild geplaatst, dan heet het bijschild- HARTSCHILDJE. 405 HAUSER (KASPER). Hartschildle, (w a p.), hartschild van 't middenschild. Hartseer, (t r a n s v.), bedroefd; bv. Wees hartseer, maar moe' nie huil nie. Hartverscheurend. Wellicht doe- lend op Joel 1-1 : 13: Verscheurt uwe harten en niet uwe kleeren" en Ps. VII : 2-3: ,Help mij..., opdat zij niet alsl leeuwen mijne ziel verscheuren." Haruspex, meerv. haruspices, men- scheii, die uit de ingewanden van ge- offerde dieren den wil der goden lazen; oorspronkelijk Etruscische waarzeggers van die soort. Van oud-lat hare, darm, ingewand, en specie, ik onderzoek. Men zegt, dat zij, evenals de augures, lach- ten, all zij elkaar ontmoetten, in 't besef, dat zij samen het yolk, door voorge- wende godsspraken misleidden. Harvard association, (e n g., m u z.), zeer belangrijke muziekvereeni- ging to Boston met rijke bibliotheek. Harvest home, (eng.), letterl. de oogst (is) thuis. Oogstfeest in Engeland, dat ongeveer dezelfde beteekenis heeft all -7 hanksgiving-day (z. a.) in Amerika. Has ultra metal beatam spem expectantes requiescunt (1 a t.), buiten deze grenspalen eene gelukzalige hoop (lees: de vervulling der hoop gelukzaligheid) verwachtend, rusten zv- Voormalig opschrift boven de poort van het oude kerkhof Saint-Sulpice bij Parijs. Has'ala, zie Hemel (De zesde -). Hasira of hashira (j a p a n n.), pilaar. Hasi gachn (hasjgocho), toezicht, opzicht, in het bijzonder Voorzienigheid. Hasj gacha peratith of Hasj gocho peroties = Gods Voorzienigheid op den levensweg van elk aardsek wezen. HasmoneErs, of Chasmonegrs, Joodsche priesterfamilie (wier stamya- der Chasmon heette), die Israel van de Syrische overheersching bevrijdde (Judas de Maccabeeer, 166 v. C.) en die ongeveer een eeuw (143-40 v. C.), all onafhanke- lijke vorsten, over Israel regeerde. Hassil, belasting voor den oorlog, die de bevolking ha Atjeh opbrengt voor den prangsabil (z., a.) (heiligen oorlog) of djihad. Haste In muerte, (sp.), tot in den dood, spreuk van Pedro Calderon de la Barca. Hastam (Ad - publicam of sub hasta, verkoopen, of subhasteeren, lett. onder de piek of spies, d. i. gerech- telijk bij opbod verkoopen; van 1 a t. hasta = speer, omdat in het nude Rome bij gerechtelijke verkoopingen, verpach- tingen, enz. een piek in den grond ge- stoken werd. Zie Subhastatio. Hat ihn schon, (hij) heeft hem al (te pakken), d. i. hij is dronken; drinklied aan het einde van de derde acte van 0 f f e n b a c h's Pariser Leben. Hate out (To -, (am.), boycotten, (z. a.), voor dood verklaren, van alle verkeer met de buitenwereld afsluiten. Hattemisten, vereeniging, opge- richt door Pontiaan van Hattem, pre- dikant to Sint Filipsland 1675-1683, in wier stelsel werd gehuldigd volstrekte praedestinatie en onvoorwaardelijk de- terminisme. Hatti-humalum, besluit van den Sultan d.d. 18 Febr. 1856, krachtens hetwelk hij gelijke staataburgerlijke rechten voor al zijne onderdanen en een geheel vrijzinnig bestuur toezegde. Hattisheriff, regeeringsbesluit van den Sultan van Turkije; scherifo (a r a b.) doorluchtig, verheven, roemrijk. Haubert, (w a p.), zie Malignkolder. Hand sine glories, (I a t.), alles.; behalve zonder roem. Hauri e fonte salutis " Flis. singa, Vlissingen! put uit de bron des heils!- randschrift van het kerkzegel to Vlissingen. Hauser (Kasper, eengeheimzin- nig vondeling, geb. in 1812 in Duitsch- land, tot zijn 17e jaar bij enkel water en brood, verstoken van alle gemeen- schap met menschen, opgevoed. In 1833 werd hij zonder eenige bekende aanlei- ding vermoord. HAUSSE. 406 HAWDALAH. Hausse, (f r., m u z.), de slof aan de viool, hgd. Frosch; het onderste stukje hout aan den strijkstok, waarmede men de spanning van het haar door de schroef kan vermeerderen of verminderen. Hausse, (h and.), het sti, jgen of rrjzen van den koers; vandaar specu- leeren k la hausse, speculeeren op het stijgen van den koers. Zie Baisse. Hausse, (w a p.), zie Yerhoogd. Haussmannisation, het slechten en nieuw opbouwen van straten en ste- den, zooals baron H a u s s m a n n Parijs vervormde ten koste van eenige mil- lioenen. Haust du meinen Juden so hau ich deinen Juden, klopt gi, j mrjn Jood af, dan doe ik het den uwen. Spreekwoord vo&r een strijd, waarbij men niet elkander slaat, maar elkaar's zondebok laat boeten. Ontleend aan een ouden geschiedschrijver over middel- eeuwsche toestanden in Duitschland, waar twee koetsiers elkanders passa- giers met. de zweep tuchtigen, omdat deze to keine fooi gegeven hebben. Haut, (f r. m u z.), hoop; haut-dessus, hooge sopraan; haute-taille, hooge tenor; haute-contre, contr'alto (alt). Hautbois, (f r., m u z.), zie Hobo. Haut-relief, zie Belief. Haute banque ne se derange pas pour le roi de Prusse (La -, (f r.), de groote bankiers doen niets voor niet, werken niet voor kleine winst; zoo ook in travailler pour le roi de Prusse, d. i. zondef loon. Haute Finance, (f r. hand.), groote bankiershuizen, die de effecten- markt kunnen steunen of drukken. Haute volee, de hoogste klasse der maatschappij : de adellijken; van gelijkl. fr. = hooge vlucht; in New- York, daarnaar ook in Engeland : the upper ten thousand. Havaartle spelen, krijgertje spe- len, d. i. oorlogje spelen, overdrachtelijk veel leven makers, woest spelen van kinderen. Verbasterd nit heirvaartje. Have pia anima, (op grafzerken) vaarwel, vrome ziel! Gebiedende wija van haveo = gezegend zijn. Havelock, (e n g.), lange, zware mantel, aldus genoemd naar een Engelech generaal van then naam (1795-1857). Havens der zaligheid of den behouds, in de 15e en 16e eeuw de naam der rijke kloosters, die in de gunst der vorsten stnden, en waar de kermis acht dagen lang met maaltijden en fees- ten gevierd werd. Haveril, zie .Averij. Haverkorntle, in de 18e eeuw droeg B a d e l o c h in den Gijsbrecht een hoepelrok en Gijsbrecht zelf een deftige pruik en later een zoogenaamd Haver- korntje of palmhouterig pruikje met een stijf ineengedraaid staartje. Naar H a v e r k o r n, een der Regenten van den Stadsschouwburg to Amsterdam, een der voorvaderen van den heer H a v e r- k o r n van R ij s w ij k to Rotterdam, den schrijver van de Geschiedenis van den Rotterdamschen schouwburg. be Haverkorns hebben to Amsterdam lange jaren regentenplaatsen ingenomen. Havock, in oorlogstijd een soldaten- kreet om zonder lijfsgenade tot een al- gemeen bloedbad over to gaan. Deze werd onder de regeering van Richard II op straffe des doods verboden. Waar- schijnlijk werd deze kreet oorspronke- lijk bij de jacht op wide beesten ge- bruikt, als wolven, lceuwen enz., wan- neer deze de schaapskooien aanvielen. Hawaar, volgens Van L e n n e p, Vermak. Spraakk. de gebiedende wija van hebben; maar eigenlijk de verbal= tering van houwaar, houdaar, zie o. a. A s s e t ij n, Kraambedt of Kandeelmaat van Zaartje Jans. Hawddsli, (a r a b.), eig. koopman vandaar de naam voor Europeanen in Egypte. Hawdalah, (hawdoloh), (h e b r.), scheiding, in het bijzonder de Joodsche godsdienstige handeling, waarmede elken Zaterdagavond het scheiden van den Sabbath wordt uitgesproken. HAWKEYE STATE. 407 EEBE. Hawkeye State, (am.), Yalken- oog Staat, bijnaam voor Iowa, naar den naam van een aanvoerder der Indianen, die vele jaren de schrik dezer streken was. Hay-pitcher, (a m.), onnoozele bloed, sukkel, iemand van het land, die onbe- kend is met de listen en lagen eener stad. Hayseed, (a m.), zie hay pitcher. Hazazel of Azazel, (h e b r.), de zondenbok, then de hoog priester zinne- beeldig, door handoplegging met de zon- den des yolks belaadde en dan in de woestijn uitdreef. Lev. XVI : 10. Letterl. de kwaadafiverende. Haze (To -, (e n g.), iemand een poets bakken; wordt gebruikt zoowel moor de onschuldige grappen door school- meisjes uitgehaald, als voor de dolle streken, waaraan groenen aan de aca- demie zijn blootgesteld. Hazenhart, hazenvoet (Een hebben, d. i. een lafaard zijn, in tegenoverstelling van iemand, die heel dapper en stout is, van wien men zegt dat hij een leeuwenhart heeft; zoo vlug zijn als een haas om alle gevaar of ver- meend gevaar to ontloopen. Hazenslaap, onvaste, kortstondige, -onrustige slaap, naar het verhaal, dat de haas met open oogen slaapt, dus dadelijk alles merkt. Hazewind, (w a p.), zie Hond. Haznader-kadin, schatmeesteres, titel eener opzichteres in den Harem des Sultans. He has paid dear, very dear, for his whistle, (e n g.), hrj heeft z# n fluitje duur, heel duur betaald, gezegde van Benjamin Franklin uit het verhaal van den jongen, die al zijn zakgeld gaf voor een fluitj e, hoewel hij er veel meer voor had kunnen krijgen ; toegepast op menschen, die aan hun eerzucht of geldzucht groote offers bren- gen en er ongelukkig bij worden. He Jests at scars, that never felt a wound, hrj spot met littee- kens, die nooit een wonde gevoeld heeft; de rijke weet_ niet, hoe 't den arme to moede is,; S hake s p ear e, Romeo en Julia, II, 2. He thinks too much; such men are dangerous, (e n g.), h j denkt to veel: die menschen zyn ge- vaarlijk. Shakespeare, Julius Cesar I, 2. Cesar tot Antonius over Cassius sprekend. He was a man, take him for all in all, I shall not look upon his like again, (e n g.), hij was een man, al neemt ye alle mannen samen ook, wiens evenbeeld ik nimmer weer zal zien, woorden van Hamlet (Hamlet I, 2) tot Horatio, waar hij over zijn overleden vader- spreekt. He was not of an age, but for all time, (e n g.), hij was niet van een eeuw, maar voor alle tijden; regel uit een gedicht van B e n Jon s o n bij • de eerste folio-uitgaaf van Shake- speare's werken (1623), uiting der over- tuiging, dat Sh. werken een blijvende. waarde zouden behouden. Head, (s p o r t.), hoofd. Headling of hovetling, (friesch), hoofdling, edeling, adellijke onder de oude Friezen. Hear of Hear him, (e n g.), hoort, of hoort hem, het geroep in het parle- ment tot opwekking bij eene belangrijke rede, als teeken van bijzondere goed= keuring. Heat, (s p o r t.), afdeeling. Heautontimorumenos, (g r.), zelfpijniger, titel van een blijspel van den Griekschen dichter M e n and e r, waarvan de Rom. dichter T e r e n t i u s eene vertolkte navolging gaf. Heavy odds (To light against -, (e n g.), vechten tegen zware onge- lrjkheid; daartegenover staat to play without any odds = gelijk Op spelen. Hebe, (my t h.), godin der jeugd, en schenkster der hemelsche goden, later de gemalin van Herakles en toen door Ganymedes (als schenker) opgevolgd. Zij had de macht om ouden weder jong en schoon to doen worden. G r. hebe = jeugd (juventas). HEBEItTISTEN. 408 HEELTEMAAL. Hebertisten, ultrarevolutionairen, naar Jacqes Rene Hdbert (1755- 1794), redacteur van ,Le Pere Duches- ne", met de Jakobijnen samenzwerend tegen de Girondisten; hij zocht den gods- dienst der Rede in to voeren en beschul- digde Danton en Robespierre van beper- king der vrijheid; waarop hij geguillot- tineerd werd. Hebje knool (Een -, (b a r g.), een vonnis. -Hebre6r, ook wel Ebreer. Zoo werd Abraham het eerst genoemd, een van de overz#de (Eber = overzijde), want van de andere zijde van den Euphraat kwam hij naar Kanaan. Zijne nakome- lingen bleven dien naam dragen. Ande- ren brengen dien naam in verband met Eber, Abraham's voorvader (Gen. XI 14-16). Hecate, (myth.), dochter van Zeus en Hera of Demeter of Pheraea. Zij is vooral de godin der spoken, die zij des nachts i11°tt de onderwereld doet opstijgen om de menschen to kwellen en angstig to maken ; zij zelve zwerft 's nachts, door de schimmen der afgestorvenen en door zwarte honden begeleid, over de graven en beschermt de heksen bij hare bezweringen en bij het bereiden van hare toovermiddelen. Later werd zij wel verward of vereenzelvigd met Selene, Artemis en Persephone, en voorgesteld met drie hoofden, - een van een paard, een van een hond en een van een leeuw. Haar offers bestonden uit honden, honig en zwarte lammeren. Zij wordt ook wel Trivia genaamd, omdat de offers haar op kruiswegen (driesprongen) werden gebracht. Hecatombe, bij de oude Grieken een offerande van honderd stieren; zij had plaats bij groote feesten, en moet beschouwd worden als een uitdeeling van vleesch aan het yolk; g r. hekaton (hon- derd). Hecatoncheiren, (g r.), honderd- handige reuzen; (1 a t.) Centimanen. Hechal of Heichal, (h e b r.), de gewijde kast, meestal met een voorhang- sel bedekt, waarin in de Synagoge de wetsrollen worden bewaard. Hechscher, (n. h e b r.), verklaring, dat iets ritueel geoorloofd (kascher of koscher) is. Heckboot, zie Hekwieler. Hector, (myth.), oudste zoon van Priamus, de edelste en grootmoedigste van alle opperhoofden in de „Ilias" yan Homerus. Na een hevigen strijd werd hij door Achilles gedood, die het lijk aan- zijn wagen bond en het zoo in triomf om de wallen van Troj a sleepte. Hector (De - van Dultsch- land, J o a c h i m 11, keurvorst van Brandenburg (1514-1571). Hecuba, trouwe, lief hebbende en zwaarbeproefde echtgenoot en moeder, naar de echtgenoot van Priamus, koning der Trojanen, die in den Trojaanschen oorlog bijna al hare kinderen verloor, en voor hare oogen den ouden Pria- mus, hare dochter Polyxena en haar kleinzoon Astyanax zag vermoorden. Zij werd bijna waanzinnig van smart, toen zij het in de zee geworpen lijk haars zoons Polydorus ontdekte; zij werd toen in een hond veranderd en sprong in zee; de plaats heette nu cynos-sema (hondsgraf ). Heden rood, morgen dood. Vgl. Jezus Sirach X, 11: die heden koning is, moet morgen sterven. Hedonismus, genotsleer, welke geen hooger doel kent, dan de genietin- gen van het tegenwoordige ; van g r. hedone = zingenot; de stichter dezer wijsgeerige school was Aristippus, een leerling van Socrates (t 399 v. C.). Heds1ra of Hids1ra, (dikwijls, doch verkeerdelijk Hegira), (a r a b.), het snel-heengaan, het verlaten 'van de plaats zijner inwoning; in het bijzonder: de vlucht van Mohammed uit Mekka naar Medina, het begin-punt der Mo- hammedaansche tijdrekening (15 Juli 622 n. C.). Heele of halve blefstuk met omalag (Een -, (rest.), een heele of halve biefstuk met peper en zout. Heellig, (trans.), wellicht. Heeltemaal, (t ran s v.), geheel en al. HEEMSKERKJE. 409 HEIDENEN ENZ. Heemraad, iemand, die benoemd is tot beraadslaging over den waterstaat van een deel van Holland. Een heem is een uitgebreid afgebakend eigen stuk grond ; (verg. duitsch heim, eng. home, friesch hiem, nederl. uitheemseh, enz.). Heemskerkie,klein gesloten kruikj e jenever, 1/4 liter; vorm, waarin ten ge- volge van eene wetsverklaring van den Minister Heemskerk, winkels zonder ,,vergunning" toch sterken drank in kleine hoeveelheid mochten verkoopen, afwijkend van de bepaling der drankwet. -, hondenmuilkorf naar het model door den Minister Heemskerk voorge- schreven. Heemskinderen, zie Haimons- kinderen. Heemsteesehe broeders, jonge mannen, die zich om der liefde wil aan ziekenverpleging wijden. Zij hebben hunne opleiding ontvangen to Heem- stede bij Haarlem, in eene opleidings- school vanwege het ,Comit4 voor de verpleging van zieken door Protestant- sche Broeders to Amsterdam". Heeren der Schepping, om- schrijving der mannelijke sekse in tegen- stelling met de vrouwelijke kunne, als hooger staande, de meerderheid hebbend. Zie Gen. III : 16 en 1 Petr. 111: 1 en 6. Heerenboekie, jaarboekje bevat- tende de namen en woonplaatsen van al de bestuurderen en beambten eener stad. Heerendiensten, werken of dien- sten om niet en ged wongen, door onder- zaten verric.ht ten behoeve van hun heer. Ze komen voor in Nederlandsch- Indie, en worden daar onderscheiden in de zoodanige, die aan het Gouvernement, en dezulke, die aan de inlandsche hoofden en ambtenaren' bewezen worden. Heerenlogement, (b a r g.), huis van bewaring; zinspeling op het voor- malige Oude-Zijds en het Nieuwe-Zijds Heerenlogement to Amsterdam, waar voorname personen hun intrek plachten to nemen. Heerwegen, de groote wegen, die belangrijke plaatsen verbinden, aange- legd ten behoeve van het krijgsvolk of heer (heir). Heete bliksem, appels en aardap- pelen dooreen gestoofd, welke spijs lang warm blij ft. Heete ziekte, de pest; zie ook Gave Gods. Heggemoeder, in de Ommelanden en in Gelderland nachtmerrie, die de koorts bezorgt en in 't bijzonder vrou- wen, vooral kraamvrouwen, lastig valt. Hegira, (a r a b.), zie Hedsjra. Bet, (h e b r.), vijfde letter van het alphabet, als cijferteeken = vijf. Hei (Van de - in de Ill gaan, van het eene uiterste tot het andere overslaan; van hei ! vreugdekreet, en fij ! = foei ! Heidelberger vat, een der groot- ste vaten ; het kan 287000 flesschen wijn bevatten en is 11 meter lang en 8 meter in doorsnede. Het ligt in den kelder van het slot to Heidelberg en werd in 1751 op last van hertog Karel Theodoor ver- vaardigd. Heidelb. Cateehismus, kort be- grip van de leer der Hervormde Kerk, in vragen en antwoorden, als leerboekj e voor aanstaande lidmaten der Kerk; al- dus genaamd, omdat het werk onder be- scherming van keurvorst Frederik III van de Paltz in 1562 to Heidelberg werd vervaardigd, waar het oorspronkelijk handschrift zich nog in de bibliotheek bevindt. De stellers waren Caspar Ole- vianus en Zacharias Ursinus, hoogl. to H. Heiden (Be -, bijnaam van den Italiaanschen schilder Anthony d e S o l d r i o (1382-1455), it. Il Zingaro (Zigeuner). Naar de onder*erpen zijner doeken dus geheeten. Heidenen (Ann de overge- leverd, in handen gevallen van men- schen, die onbarmhartig plagen en mis- handelen, vgl. Matth. XX : 19. Ver- sterkt : aan de Heidenen en de TurkeA. HEIDENHOED. 410 REILIG BOONTJE. $eldenhoed, (w a p.), in de 14e eeuw aan een jongeren zoon of broeder eigen (bv. a° 1368, 1372). Ook heidensche hoed geheeten, iets hooger ~ en rechter dan de gewone heraldieke muts, voor- zien van een rand, en met eene spits, die ietwat neerhangt en steeds met knopjes of knoopjes, kwasten, soms vederen, is ° etooid. Heldens, naam, then men ten onzent, zoowel ais in Zwitserland en in het Schwarzwald, aan de Zigeuners geeft. Zoo niet bepaald Hfeidensch, is hun godsdienstzin toch nagenoeg nul ; het- geen de Oosterling uitdrukt door het spreekw. ,Er zijn 721/2 godsdiensten; de halve is die der Zigeuners". Zij schikken zich dikwijls naar den eere- dienst der volken, waaronder zij gera- ken; gelijk reeds blijkt uit de spreek- wijs Johannes in eodem (z. a.). Heldens (Benamingen van --, 1*- Bohemiens, (f r.), omdat de eerste heidenen, die (1427) in Frankrijk kwamen, Bohemers waren ; de fr. spot- naam voor heidenen is cagoux, d. i. afgezonderden = ongezellige menschen. 2 ° . Clganos, (p o r t.), van Zingane (zie Tchingani). 3°. Egyptenaren in de plakkaten van Karel V. 4°. Gypsies , (e n g.), verbastering van Egyptians. Gippenlsten, (v 1.), id. 5°. Gitanos, (s p.), van Zingane (zie Tchingani). 6'. Pharaoh-nepek, (h o n g.), (Pharao's yolk) daar men meende, dat zij nit Egypte kwamen. 7'. Mute, noemen zij zichzelven, omdat zij beweren uit Sind (Ind. Hin- ,doestan) to komen, (zie Tchingani). 8°. Tartaren, (d n. z w.), naar de meening, dat zij uit Tartarije kwamen. 90. Tehingani of Tshingani, (t u r k.), naar een volksstam, die nog aan den mond van den Indus bestaat (Tshin-calo = zwarte Indiaan). 10°. Wallaehgers, (it.), daar men -meende, dat "zij uit Wallachije kwamen. 11'. Zigeuners, (h g d.). 12°. Zineall en Zinganl, (t u r k.), -naar men zegt, omdat zij in 1517 door L i n-g a n e u s werden aangevoerd, om zich tegen Sultan Selim to verzetten; maar waarschijnlijk enkel eene ver- andering van Tchingani (z. a.). Heldenseh spektakel=geweldig alarm, waarschijnlijk ontleend aan de uitdrukking in Ps. II : 1. Vandaar in het algemeen heidensch = geweldig, erg, en vloeken ale een heiden. Hell (Het -, (b a r g.), de kerk. Hell Dir im Slegerkranz,(h g d.), heil u met den krans der overwinning, aanhef van het Pruisisch volkslied, woorden van Heinrich Harries (1762-1802), oorspronkelijk (27 Januari 1790) verjaardicht aan den Koning van Denemarken. Te zingen op de wijze van God save the king (z. a.). Sedert 27 Dec. 1793 in Duitschland bekend. Helldronken, bij het afscheid : de Sint Geerten. minne naar Geerte of Geertruida, dochter van Pepijn van Lan- den ; zij was abdis van Nivelies, vandaar ook de schaal van Nivelles, naar haar ook : de dronk van Sint Geerten minne en Sint Joris geleide. Hellekoppen, (V l i e l a n d), een vermaak op Koppermaandag, waarbij de jongens zich als meisjes en de meisjes zich als j ongens verkleedden, en den dag met eten en drinken, muziek en zang doorbrachten. Hell-gymnastlek, oefening des lichaams, niet tot vermaak of tijdver- drijf; maar voor de houding, het figuur enz., dus ter bevordering van de gezond- heid. Nabootsing van h g d. heilen genezen. Hellig boontle, benaming voor iemand, die zich voor bijzonder braaf wil laten doorgaan ; allerlei gissingen zijn geopperd van waar die beteekenis van den boon uit het Driekoningenbrood, die een der gasten tot koning maakte ? tot een der drie Heilige Koningen ? Maar heette die ergens Boon? Van sancta sors, het ,heilig lot", waarbij een persoon door 't werpen van boonen (!) tot lets bijzonders werd aangewezen? Elders heet het, dat 't ,heilig bontje" zou zijn, een schildersuitdrukking voor hen, die „bon" op hun werk hadden ! Stellige oorsprong onbekend. HEILIG HUIBJE. 411 HEILIGE EZEL. Heilig huieie. In de middeleeuwen vond men in de Hollandsche steden aan de hoeken der huizen, op de bruggen en elders kleine kastjes met een heilig- beeldje daarin; in Duitschland en Belgie vindt men ze ook nu nog langs de we- gen. Geloovige christenen deden hunne devotie daarvoor of schonken eene was- kaars er aan ; die zeer vroom was, sloeg geen dusgenaamd „heilig huisje" op zijn weg over. Deze benaming profaneerende, heeft men die ook toegepast op de kroe- gen en wijnhuizen, die men vaak in nog grooter getal dan de bidkapelletjes langs de wegen vond. Een goede kannenkijker sloeg daarom geen ,heilig huisje" over, ale hij op zijne wandeling was. - Heilig huis in de beteekenis van kerk vindt men bij V o n d e 1: Blixem van 't Noord- hollandsehe Synode, 1631: Die aen 't heyligh huys wil p Moet sijn' hoed en vrijdom missen. Hellig offeie, dubbelnaam van Inquisitie (z. a.). Nevens deze bestaat to Rome de Congregatie van het H. Officie, door paus Paulus III (a° 1534- 49) ingesteld, door Sixtus V (a° 1585-90) uitgebreid en door Pius VII in 1814 op nieuw bekrachtigd, nadat ze door Na- poleon in 1808 opgeheven was. Hellig verbond, eene vereeniging in 1508 gevormd door paus Julius II met Lodewijk XII van Frankrijk, Maxi- miliaan van Duitschland, Ferdinand III van Spanje en vele Italiaansche prinsen, tegen de republiek Venetie. Er was nog een ander verbond van denzelfden naam, tijdens de regeering van Hendrik III (t 1589), koning van Frankrijk, onder begunstiging van Henri de Guise „ter bescherming der R.-Katholieke Kerk, tegen de aanvallen der f Iervormings- gezinden". De Paus hechtte er zijne goed- keuring aan. De eigenlijke kracht er van lag in Philips. II, koning van Spanje. Heiligavond kriggen of hou- den, vacantie krijgen of houden. Oor- spronkelijk begon elke heilige, dag met het ondergaan der zon ; dan hield met het vallen van den avond het arbeiden op. Heilige Alliantie, verbond in 1815 gesloten tusschen den Keizer van Oos- tenrijk, den Koning van Pruisen en den Keizer van Rusland - waarbij zich later andere Vorsten hebben aangesloten - om elkander hulp en bijstand to ver- leenen, hunne onderdanen to regeeren in then geest van broederschap, waar- mede zij godsdienst, vrede en gerechtig- heid willen beschermen, en zich als leden eener zelfde volkenfamilie to beschouwen. Hellige der helligen of het Al- lerheiligste, het tweede of achterste ver- trek in den tabernakel en in den lateren tempel der oud-Israelieten, waarin de Hoogepriester, en niemand anders dan hij, alleen op den Grooten Verzoendag den voet mocht zetten, om met een hy- sopstengel verzoening to doen. Door een gordijn, het voorhangsel, was het van het eerste of voorste vertrek gescheiden. Vanhier dat is h et heilige der heiligen, daar komt. de hoogepriester slechts Un- rnaal in 't jaar, omtrent de studeer- kamer van een predikant, die door over- groote netheid, de sporen draagt van slechts uiterst zeldzaam in gebruik to worden genomen ; vgl. Exod. XXVI : 33. De vorm der uitdrukking is de Hebr. superlatief, als ijdelheid der ijdelheden, 't lied der liederen, enz. Heilige eenvoud (0 ! -, Sancta simplicitas! uitroep van Johannes Suss (1415), toen hij op den brandstapel stond en zag, hoe een oitd vrouwtje in blin- den geloofsijver nog een stuk hout naar de vlammen bracht. Maar de uitdrukking komt reeds bij den kerkvader Eusebius voor. Hellige ezel (De -, volgens sommigen de ezel van den Heiland, die, naar de volkslegende zegt, na den in- tocht in Jeruzalem (Joh. XII : 12-14), vrijheid had, to gaan waar hij wilde, zonder dat iemand dit verhinderen kon. Hij doorkruiste toen het Heilige Land, ging de zee over naar Cyprus, naar Sicilie, en eindelijk naar Verona, waar hij bleef en stierf. Volgens Menzel zou vroeger aldaar de huid des ezels vereerd zijn. Van eene , ezelsvereering" is nooit sprake geweest ; de zoogenaamde , ezel- feesten" waren volksfeesten omstreeks Kerstmis of Palmzondag, waarbij in de optochten o. a. de ezel van Bileam, de ezel der H. Familie of die van Palm- zondag voorkwam. HEILIGE FAMILIE (DE). 412 HEILING. Heilige familie (De -, in de kunst een voorstelling van Christus als kind met zijn bloedverwanten; de Room- sche Kerk verstaat er onder : Maria, Jozef en het Kind." Heilige familie, (r.-k a t h.), eene broederschap, die zich ten doel stelt de stille deugden van het H. huisgezin to Nazareth na to volgen. Hellige Geest, in de Middeleeuwen hetzelfde, wat men nu ,Afdeeling Arm- wezen" noemt ; omdat de armenhuizen, oorspr. gasthuizen, aan den Heiligen Geest, aller Leidsmnan, waren toegewijd. Heilige kleed van Trier (Het -, volgens Roomsche overlevering het kleed zonder naad van Jezus (Job. XIX 23) dat door keizerin Helena, de moeder van keizer Konstantijn den Groote (t 337), ontdekt en aldaar door haar in bewaring zou gegeven wezen. Heilige land; (1) van de Christenen Palestina, om- dat het de plaats was, waar Christus word geboren, leefde en stierf ; (2) van de Mohammedanen Mekka, omdat het de geboorteplaats was van Mohammed ; (3) van de Chineesche Buddhisten Jndie, omdat het het geboorteland was van Sakya-muni, den grondlegger van het Buddhisme; (4) der Grieken Elis, naar den tempel van den Olympischen Zeus en het plech- tige feest, dat daar om de vier jaar ge- houden werd ; (5) in Amerika noemt iedere vreemde staatkundig-godsdienstige sekte de plaats harer eerste eigen nederzetting het hei- lige land, of iets, dat nagenoeg hetzelfde beteekent. Heilige maagd van Kent, Elizabeth Barton, die de Roomsch- Katholieken aanspoorde, om den vooruit- gang der Kerkhervorming to weerstaan, en voorgaf onder directe hemelsche inge- ving to handelen. Zij werd in 1534 to Tybixrn opgehangen. Heilige militie der geheel-onthou- -ding; omschrijving van den Teetoatlers- bond. Heilige stud, stad, die door de geloovigen beschouwd wordt als eene, welke iizonderheid met haar godsdienstig geloof in verband 6taat. Zoo is All'ababad de heilige stad van de Indische Mohammedanen. Bena'res van de Hindoes. Cuzco van de oude Inca's. Jeruzalem van de Joden en Christenen. Mekka en Medina van de Mohamme- danen. Moskou en Kiew van de Russen. Rome van de R. Katholieken. Heilige van Kroonstadt (De -, priester Johan. Deze hooge geeste- lijke wist door zijne verschijning, door zijn zachtmoedig en vertrouwenwekkend uiterlijk, tot kalmte en rust to brengen, onder rampen en in zorgwekkende ona- standigheden. Hot yolk vereert hem deswege als een heilige, en de vorige Czaar (keizer Alexander III) wenschte bij zijn lijden dezen man aan zijn sterf- bed to hebben. Heilige-dagen, , er zijn veel of weinig heilige-dagen in de rijst " of „ pudding ", naar 't aantal rozjjnen, die bij het lichtkleurige voedsel, evenzbb afsteken, als de met roode letters ge- drukte Heilige-dagen van den Roomschen eeredienst afsteken bij het witte papier van ouderwetsche almanakken. Engeland heeft zijne red-letter-days (feestdagen). Heiligen van den 3ongsten dag, (e n g.), latter day saints. Zie Mormonen. Heiligen van landen, zie Patroons. Heiligennamen van planten en vruchten, 0. L. V.-distel ; 0. L. V.-bed- of wiegestroo ; 0. L. V.-mantel; 0. L V.- spiegel ; 0. L. V.-melkkruid ; 0. L. V.- schoen ; St. Janskruid ; St. Joriswortel ; St. Barbarakruid; St. Antonieskruid; St. Teunisbloemen. Heiligmaker, eene soort van koek- jes, vroeger hijlikmnaker genoemd; van hrjlik (huwelijk); doze koek werd vooral bij een huwelijk gepresenteerd. Healing, (fries c h), kinderprent, omdat die vroeger meestal of beeldingen van Roomsche heiligen bevatte. HEILSOLDAAT. 413 IIEKSENSTEEN. Hellsoldaat, laagste rang in het Leger des Heils, zie Salvation Army. Heim, ook wel hem, en ook, als er een c of een k voorkomt, cum of kom, beteekent omheinde plaats, bijv. Windesheim, Etershem, Gorcum, Beu- sekom, enz. enz. Helmdal, (Noordsche myth.), Heim- thaller, de wachter des hemels en der natuur; hij woonde in Himinbiorg, blies den Giallarhoorn, die door de geheele wereld gehoord werd, en was het zinne- beeld des dags. Helmiiches Gericht, lett. geheime rechtbank, hoewel ze niet geheim, maar (judicium) secretum, d. i. afzonderlijk was. Verder werden de zittingen niet in 't donker van den nacht en op geheime plaatsen, maar onder den blooten hemel, op klaarlichten dag gehouden. Heimlich beteekende vroeger , afgesloten van de algemeenheid". Zie ook Vehmgericht. Hein (Vrlend -, de Food; . ont- leend aan het tijdschrift de Wandsbecker Bote (a° 1770-75) van Matthias Clau- dius; die vbor het titelblad den Dood liet teekenen en hem Freund Hain noemde, als spottende toespeling op een dokter van dien naam to Hamburg. Heintie-man, ook Heintje pik, be- naming van den duivel, in de volks- schriften van Vondel's tijd. Pik = pik- zwart ? In de , Klucht van Oene", a ° 1662 en in Bredero (f 1618)'s , Spaansche Bra- bander" heet de duivel Heyntje-man. Heinzel-mftnnehen, (h g d.),dwerg- geesten, van denzelfden oorsprong als ons Heintje-man of Heintje pik (z. a.), doch in de Duitsche sprookjeswereld heb- ben zij meer het karakter van goedige geesten in dwergen-gedaante, als onze „kaboutermannetjes". Heltie, (b a r g.), een kwartgulden. Heities-prent, (b a r g.), 25 gulden. Hekdiseh, (h e b r.), het gewijde, het geheiligde huis, nl. het Ziekenhuis. Heke,, (germ., m y t h.) (ook heken, hekel, hakel of akel), de booze geest; vandaar „.een hekel aan iemand hebben", „akelig", vgl. ik heb den duivel aan hem gezien. Met heke hangt samen heks. Hekelveld, (Nedersaksch : ,Hekel- velde", Deensch : ,,Hakkenfeldt"), plaats der booze geesten, hel; zie Heke. Heksel, heesel, (w a p.), wapenrok. Heksenbezem, ziekelijke uitwas aan boomen, waarbij geen bladen ge- vormd worden, maar enkel dunne tak- jes, zoodat zich een reusachtig nest of warnet schijnt to vormen, waarvan men vroeger het ontstaan aan booze geesten toeschreef. Op den Brocken noemt men een laag, menigvuldig daar voorkomend, stekelig struikgewas ook heksenbezem, buiten alle verband met eenigen boom; dit verklaart zich uit de legende der heksenfeesten op den Bloksberg. Heksenhamer, (1 at.), malleus ma- lef earum = hatner der boosdoensters, reeks van voorschriften in 1489 door de Dominikaner inquisiteurs K r a, m e r en S p r e n g e r in Duitschland uitge- geven, aangaande foltermiddelen om aan heksen en toovenaars bekentenissen of to persen. Heksen-proces, bijzondere vorm van strafrechterlijke vervolging tegen personen, die van hekserij of tooverij beschuldigd werden, waarbij men met zeer groote wreedheid to werk ging, Sedert de 16e eeuw komen heksen-pro- cessen voor tot in het einde der vorige eeuw, vooral bestreden door den -Jezu- ieten-pater S p e e in diens Cautio cri- minalis (1631). Heksen-sabbat, naar het volks- geloof heksenfeestdag in den nacht op, bepaalde plaatsen, bijv. den Bloksberg, waar de door den duivel beheksten, om den duivel verzameld, met de helbewo- ners zich vereenigden tot liederlijke fees- ten en dansen, vooral in den Walpur- gisnacht, 1 Mei. Heksensteen, een groot graniet- blok op de markt to Oldenzaal, en af- komstig van den Tankenberg. In 1710 of '12 werd deze steep door 40 paardeu in de stad gesleept. Vroeger zou het bij dien steen, gespookt hebben, maar,na de verplaatsing hielden de spokerijen op, HEKSENVTTREN. 414 HgLENE. Heksenvuren, Meivuren, aldus ge- heeten in sommige streken van Duitsch- land, in het Altenburgsche, Ditmarsche en het Egerland, ter verdrijving der heksen in den Meinacht. Hekslulter, het jongste kind in een gezin, waar geen kinderen meer to wach- ten zijn, - oorspronkelijk de man, die bij eene deftige begrafenis achter de lijk- staatsie Rep om de hekken van kerkhof of de kerk to sluiten. Hekwieler, bewapend vaartuig, drijvende benting, om dienst to doen op de Tamiangrivier, e n g. sternwheel,%h g d. Heckboot, stoomboot gedreven met een wiel in den achtersteven van het schip ; gewoonlijk schepen met weinig diepgang. Hekwielstoomer, zie Hekwieler. Hel, eig. verholene, verborgeneplaats. Vgl. f r. eefer (z.a.). Vanhier, een deel van het onderruim voor in een schip, waar al- lerlei tuig ligt ; alsook de plaats waar som- mige kleermakers hunne overgeschoten nieuwe lappen verbergen; insgelijks een pakhuis van gesloken goederen. - Meer bekend echter is hel = verblijfplaats der verdoemden. In het Oude Testament is hel, helle ' de duistere plaats in het binnenste van of onder de aarde, waarin de schimmen der afgestorvenen neer- daalden, h e b r. sjeol (lett. holte, hol) = doodenrijk, de limbus Patrum et Infan- tium (de voorburcht der vaderen en kinderen), ,het huis der samenkomst alter levenden" (Job XXX : 23), de Hades (z. a.) der Grieken, de Orcus der Romeinen. In het Nieuwe Testament is de hel de bepaalde plaats voor de ver- oordeelden na den dood; ook zinnebeeld van den toestand der diepste ellende zonder einde ; zie Gehenna. De voor- stelling eener duistere plaats, leverde spreekwijzen als „helseh donker" of ,,zoo donker als de hel". ,Daar gaat een man, die in de hel geweest is", plachten de Florentijners to zeggen, als Dante (t 1321) voorbijging ; zoo realis- tisch scheen hun zijne beschrijving toe van de benedenwereld. Bel (lemand de - ter dege beet &token, iemand bang maken door eene voorstelling van eenige vree- selijke straf. 't Woord hel wees bij de J oden de eene helft van 't doodenrijk (Gehenna) aan, waar een voortdurende, ondragelijke hitte heerschte. Matth. XVIII : 8. ; Hel la met goede voornemens geplaveid (De -, zie Hell is pa- ved enz. Hela of hel, in de Noordsche my- thologie de godin der negende aarde of onderw-ereld. Zij woonde onder de wor- tels van den heiligen esch (yggdrasil), en was de dochter van Loki of Loke. De vader van het heelal zond haar naar Niflheim, waar zij de heerschappij voerde over negen werelden, en naar eene dezer negen werelden zendt zij allen die ten- gevolge van ziekte of hoogen ouderdom sterven. Haar verblijf is Elvid'nir (don- kere wolken), haar gerecht Hungr (hon- ger), haar mes Sullt (verhongering), haar dienaar Gangla'tti (traagvoet), haar bed Kor (ziekte) en haar bedgordijnen Blin- kian'dabal (blinkende, schitterende el- lende). Haar lichaam was half blauw en half grijs. Helas 1 que i'en ai vu mourir de jeunes Mlles i (f r.), Helaas, hoe- veel jonge meisjes heb ik zien stervenl V i c t o r H u g o, Les Orientales (1828); Fantomes, Poesie XXXIII, le regel ; inleiding tot eene klacht over een jong meisje ,morte au sortir d'un bal"; want „elle aimait trop le bal, c'est-ce qui 1'a tuee". Heldin van den Krimoorlog (De -, Miss Florence Night- ingale, die zich in 1854155, toen oor- log, cholera en pest de Krim teister- den, met 28 ziekenverpleegsters naar het Oosten begaf en met deze de sterfte onder de soldaten tot op 213 deed ver- minderen. Helena, (g r. myth.), dochter van Zeus of Tyndareos en Leda, beroemd door hare weergalooze schoonheid, ge- malin van Menelaos, koning, van Sparta. Hare schaking door Paris, zoon van Priamus, koning van_ Troje, gaf aan- leiding tot den Trojaanschen oorlog. Helen, schoone vrouw, naar de Griek4ache princes Helena (z. a.). HELENA (ST.). 415 HELLAS. Helena (St. -, voorgesteld in ko- ninklijk gewaad en een keizerskroon op het hoofd, omdat zij Keizerin was, de moeder van Konstantijn den Groote. Soms draagt zij in haar hand een af- beeldsel van het Heilige graf, een ge- bouw door haar in het Oosten opgericht ; soms draagt zij een lang kruis, dat vol- gens vele oude schrijvers, door haar ontdekt is, als dat, waarop Jezus werd gekruisigd ; soms ook draagt zij de drie nagels, waarmede Hij aan het kruis we-rd gespijkerd. Helft Is meer dan het geheel (De -, of beter de helft dan alles. Dit zeide Hesiodus tot zijn broeder Perseus, wien hij aanraadde een geschil zonder tusschenkomst van de wet to beslechten. Hij bedoelde, dat de helft van het vermogen zonder gerechtskosten meer zou bedragen, dan het geheele vermogen, nadat de advocaten hun deel hadden gehad. Helft Is mil niet aangezegd (De -, omtrent iets dat bijzonder mee- valt. Woord der koningin van Scheba tot koning Salomo, 1 Kon. X : 7. Helheim, (n. myth.), de onderwe- reld, gelegen in Niflheim (Nevelheim). Helhond, (myth.), Cerberus, een hond met drie koppen, die den ingang der hel bewaakt, en de bewoners van den Tartarus belet de Elyseesche velden to genaken. Heliaden (De -, dochters der Zon en zusters van Phaeton, alle drie na den dood van haren broeder in po- pulieren veranderd. Heliaea,. (g r.), eig. de vergadering, van alitsomai (ik verzamel, vergader). De hoogste rechtbank to Athene, saam- gesteld uit gezworenen. Ook de plaats waar de Heliasten (rechters in de He- liaea) vergaderden. Hellasten, medeleden der Heliaea, het grootste gerechtshof in het oude Athene, dat over staatsmisdaden uit- spraak deed. Helicon, berg in het Z. van Boeotia, aan de Muzen geheiligd, rijk aan bosch, dat door grasrijke velden wordt afge- wisseld, met vruchtbaren bodem en vele bronnen. Onder de bronnen zijn beroemd Aganippe Hippokrene (de piardebron, door den hoefslag van Pegasus to voor- schijn geroepen). Heliconi`udes = Muze. Helikon, (m u z.), bij de Grieken een vierkant muziekinstrument met ne- gen snaren ; bij de hedend. militaire muziek de kontrabas-tuba of bas-tuba, een metalen blaasinstrument van zeer groote afmeting, dat omgehangen wordt. Hellogabalus, dwaze zwelger, naar den Keizer der Romeinen (218 222) van then naam, die hem in 217 had aangenomen als opperpriester van den Syrischen god Elagabalus, die als zonnegod cook Heliogabalus (van k r. helios = zon) heette. Die keizer over- trof in weelde en wellust de slechtsten zijner voorgangers ; vanhier de meta- phoor. Heliopolis, zonnestad, Grieksche naam toegepast op twee steden, Baitibek in Syrie en On in Egypte, beiden met een tempel aan de zon gewijd. Hellos, (myth.), de Grieksche zonnegod, die zich iederen nacht in een gouden boot met vleugels naar zijn paleis to Colchis begaf. Helium Ostium, bij P l i n i u s de weetelijkstp Rijnmond, thans vermoede- lijk de opening tusschen Zuid-Holland en Walcheren. Hell Is paved with good in- tentions, (e n g.), de hel is met goede voornemens geplaveid, uitdrukking die volgens zijn biograaf B o s w e l l, het eerst gebruikt zou zijn door Samuel Johnson (1709-1784). Hell-Gate, (e n g.), opening of mond der hel noemen de Amerikanen de zee- engte bij York-Island (N.-Amerika) vol maalstroomen, Het is de eng. uitspraak van ons Hellegat (stroom in Zeeland), dat met h el (het tegenovergestelde van hemel) niets to maken heeft. Hellas, het stamland der Hellenen, een der voornaamste volksstammen on- der Griekenland's oudste bewoners, ver- noemd naar Hellen, koning van Thes- salie, zoon van Deukalion en Pyrrha (15e eeuw v. C.) of van Jupiter en HELLEBAARD. 416 HELSCHE MACHINE. Dorippe. Eigenlijk was Hellas eene stad in Phthiotis (Thessalie), behoorende tot bet gebied van Achilles, die Hellen tot stichter had. Later is de naam Hellas aan gansch Griekenland, de volksnaam Hellenen aan alle Grieken toegekend. Hellebaard, een spies met een bijltje onder de punt; baard beteekende oudtijds bijl, terwijl helle of helm steel, handvat beduidde. Hellend, (w a p.), in het algemeen afwijkend van den loodrechten stand. -, met geen der punten recht naar boven, (sterren, spoorraadjes). -, op een der kanten rustend, (drie- hoekig schild). Hellenisme, Grieksche kunst. Ook Grieksche richting in de (latere) kunst. Hellenisten, oorspronkelijk Joden, die altijd Grieksch spraken -in plaats van Hebreeuwsch of Syro-Chaldeeuwsch. Vandaar ook onder de eerste Christenen alwie niet van Palestijnsch-Joodsche af- komst was, en dus Grieksch sprak. La- ter werd bet een algemeene naam voor alien, die zich geheel aan Grieksche taal, zeden en wetenschap overgaven. Hellespont, benaming bij de oude Grieken en Romeinen van de zeeengte tegenwoordig als straat der Dardanellen bekend, welke Europa van Azie scheidt. Letterl. pontos ton HellenOn = zee der Grieken. Volg. anderen z. v. a. zee van Helle, dochter van Athamas en Nephele, die op hare vlucht naar Colchis, hier ter plaatse viel van den ram met bet gulden vlies en verdronk (! ! 2). Evenmin heeft Bosporus (z. a.) iets van doen met de mythe van Io ; maar beduidt eenvoudig , groote over- of doorvaart". Helluo librorum, (lat.), een 'boe- kenverslinder, doch met minachting ge- zegd van iemand, die den inhoud niet verwerkt of in succum et sanguinem vertit (in vleesch en bloed doet over- gaan). Naar C i c e r o, de finibus bonorum et malorum, III, 2, 7, quasi heluari libris, si hoc verbo in tam clara re utendum est, videbatur. Helmkleeden, (w a p.), oorspron- kelijk stukken doek of kappen, beves- tigd aan den helm en achter of hangend als een manteltj e ; heraldiek-gekrulde figuren, uitgaande van den helmtop, in bochten, langs helm en schild afdalend. Helmkroon, (w a p.), eenvoudige band, verhoogd door vier bladvormige fieurons, waarvan er in teekening een geheel en twee voor de helft zichtbaar zlJn. Helmteeken, (w a p.), de op den helm geplaatste figuur of figuren, meest- al met bet doel verschillende takken van hetzelfde geslacht, die dus hetzelfde schild voeren, to onderscheiden. Een kroon is geen helmteeken, ook al wordt ze boven op een helm geplaatst, maar duidt den persoonlij ken rang -van den drager aan (zie echter ook Helmkroon). Helmzegel, (z e g.), een zegel, waar- in alleen de helm met zijn helmteeken en -kleeden, zonder schild, is afgebeeld ; komt bijna alleen voor in Duitschland, waar over 't algemeen het meeste werk van de helmteekens wordt gemaakt. Heloten, oorspronkelijk de bewo- ners der stad Helos in Sparta, na hard- nekkigen tegenstand omstreeks 700 v. C. onderworpen en tot lijfeigenen gemaakt. Hun nakroost vormde sedert then tijd den slavenstand in Sparta, als eigendom van den Staat, niet van bijzondere per- sonen. Beoefenaars van kunsten en hand- werken, en vooral van den akkerbouw (tegen een vaste pacht in natuurlijke producten). In den oorlog deden zij als se,hildknapen en wapenknechten, of ook als lichtgewapenden, dienst. Help yourself, and 1od will help you, (e n g.), help u zelf, en God zal u helpen. Stelregel der zelfgenoeg- zaamheid. Ook uitgedrukt door het z.nw. self-help, d. i. de neiging, welke geen hulp van anderen begeert. Het oude Geuzenlied was: Help u nu zelf, zoa helpt u God. Helsehe•_machine, werktuig be- stemd om groote verwoestingen aan to richten, zooals dat, waarvan de Italiaan G i a n i b e l i i zich in 1580 bij de bele- gering van Antwerpen bediende; sedert 24 Dec. 1800 naam van een toestel waarmee moordenaars (nihilisten) het le- ven van aanzienlijke personen bedreigen HELVETIA. 417 HEMEL DER HEMELEN. Helvetia, Zu'itserland, naar de Helvetii, een machtigen Keltischen volks- stam, die daar vroeger woonde. Hemel (De eerste -, zegt Mo- hammed, is van zuiver zilver en hier zijn de sterren, evenals lampen aan gou- den kettingen opgehangen. Elke ster heeft een engel als wachter, en in dezen hemel vond de profeet Adam en Eva. Hemel (De tweede -, zegt Mo- hammed, is van gepolijst staal en ver- blindende pracht ; hier vond de profeet Noach. Hemel (De derde -, zegt Mo- hammed, is versierd met edelgesteenten, die ook schitteren voor het menschelijk oog. Hier is Azrael, de engel des doods, gezeteld, die eeuwig bezig is in een groot book to schrijven de namen der pasgeboren, of uit to wisschen die der overleden menschen (zie bij Hemel der hemelen). Hemel (In den derden - zijn, overgelukkig z#n. Ontleend aan Paulus' visioen van 2 Kor. XII : 2 (vgl. vs. 4, 5). Hemel (De vierde -, zegt Mo- hammed, is van bet mooiste zilver; bier woont de engel der tranen, wiens hoogte 500 dagreizen is, en die onophoudelijk tranen stort over de zonden der men- schen. Hemel (De vigide -, zegt Mo- hammed, is van bet zuiverste goud ; bier woont de engel der wraak, die hot be- Auur heeft over hot element des vuurs. Flier ontmoette de profeet Aitron. Hemel (De vilide -, volgens Ptolemeus zijn er vijf hemelen: le. de planetaire hemel; 2e. de hemel der waste iterren ; 3e. de kristallen, trillende he- nel of het kristallijn; 4e. hot primum. mobile, dat beweging aan, de lagere sfe- -en mededeelt ; 5e. hot empyreum, de :ioogste hemel of de woonplaats van prod en de engelen. Hemel (De zesde -, is gemaakt ran Has'ala, een soort van karbonkel ; tier woont de beschermengel van hemel ;n aarde, half sneeuw en half vuur, m hier zag Mohammed Mozes. Hemel (De zevende -, zegt Mo- hammed, is van goddelijk licht gemaakt, en niet in eene menschelijke taal to be- schrijven. Elk bewoner is dikker dan de geheele aarde, en ieder heeft 70.000 hoofden, elk hoofd heeft 70.000 monden, elke mond 70.000 tongen en iedere tong spreekt 70.000 talon, die altijd bezig zijn, den lof van den Allerlioogste to bezin- gen. Hier ontmoette hij Abraham. Hemel (In den zevenden - ziin, d. i. bovvenmnate gelukkig zUn; de Kabbalisten beweerden, dat er zeven hemelen zijn, de een nog elukkiger en schooner dan de andere, waarvan de zevende de verblijfplaats van God en van de hoogste klasse der engelen was. Hemel (Hi! is nit den zeven- den - gevallen, in z n hoogge- spannen 2veu ieaehtingen teleurgesteld; spreekwoord ontleend aan de latere jood- sche voorstelling, dat er vele hemelen waren, waarvan de 7e of laatste de heerlijkste en schoonste was. Hemel (De negende -. Het woord hemel word oudtijds gebruikt om den kring of de sfeer aan to duiden, waarin con liemellicbaain zicli bewoog ; vandaar hot aantal verschillende hemels. 1'olgens zeker stelsel was de eerste hemel die der ntaan, de tweede die van Venus, de derde die van Mercurius, de vierde die der zon, de vijfde die van Mars, de zesde die van Jupiter, de zevende die van Saturnus, de achtste die der vaste sterren en de negende die van het pri- mum mobile = hot eerst bovNweegbare (zie de r&de hem el). Hemel der hemelen. 1 De Hebreen kenden drie hemelen : do. lucht, hot ster- rengewelf, en de woonplaats van God. „1)e vogelen des hemels", „de dauw des hemels" en „de `w-olken des hemels", wil dlts zeggen der• lucht. En als or staat (Gen. I : 14) „er zal licht zijn in bet firmament des hemels", dan wordt hot sterrengewelf daarmede bedoeld. „he hemel is mijn troon" (Jes. LXVI : 1 en Matth. V : 34), is bet verblijf van God en der engelen. , Hemel der hemelen" is een hebr. superlatief, dat beteekent de hoogste hemel. 27 HEMEL EN AARDE ENZ. 418 HEPHAESTION. Hemel en aarde voor lets be- wegen, alle krachten voor lets in- spannen; naar Hebr. XII : 26. Deze uitdrukking is slechts in klank gelijk aan die in den bijbeltekst, waarin ge- doeld wordt op den geweldigen omme- keer, die er met de aarde en den hemel zou plaats hebben. Hemel, sta ons by, dit Is een mislyek teecken, (0 -, V on d e 1, Gysbr. II, 2 (regel 518), uitroep van den Poortier, als Diedrick van Haerlem hem beveelt, zijn meester Willebrord to roepen; de poortier vreest overlast van krijgsvolk. V o n d e 1 schreef o Jezus, enz. Hemelbestormers, (m y t h.), zo- nen van Uranus en Gaea, die in hun hoogmoed Jupiter wilden onttronen, maar door hem in den Tartarus geslin- gerd werden. Hemelbruld, (r.-k a t h.), poetisch voor eene godgewijde maagd of klooster- zuster. Hemeibruldie, naam voor een r.- katholiek meisje, dat tot de eerste Com- munie wordt toegelaten. Alleen voor den dag der aanneming geldt die bena- ming. Zij is dan, geheel in 't wit gekleed, Hemelsehe Riik (Het -, China, omdat de Keizer zich zoon des hemels noemt. Hemenols, (f r. w a p.), zie Goud- hermelijn. Hemleycle, halfrond. Meer bijzon- der het beroemde schilderij in then vorm, van Paul d e l a R o c h e in de Ecole des Beaux-Arts to Parijs, een groep der kunst-genien van alle landen en tijden voorstellend. Hemple, (t r a n s v.), Hij 's hempie, hij heeft alles verloren bij het spelen. Hendrik de Vogelaar, koning van Duitschland, (919-936) die zonder zijn voorkennis tot koning gekozen, door de gezanten, die hem zijne benoeming moesten melden, bij de vogelvangst werd aangetroffen. Hengelen, (t o o n.), woord voor woord den souflieur napraten omdat men zijn rol niet kent ; lett. alles wat men zegt uit- de diepte ophalen. Hengstebron, zie Jlippokrene. Hengsten, (stud., k, m. a.), trouw college loopen, hard, vlijtig studeeren. Henoch-sagen of Henoch-le- genden, de legenden, die eenerzijds in den joodschen Midrasch, andererzijds in de christelijke letterkunde zich aan- knoopen aan de mededeeling in Gen. V : 24: ,Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg". Henpecked husband (A -, (e n g.), lett. een echtgenoot die door de hen is gepikt, m. a. w. een man, wien de vrouw de baas is, een pantoffelheld; de hen wordt naar den natuurlijken gang van zaken door den haan gepikt, en niet omgekeerd. Henrl-quatre, (f r.), kinvlok, kne- vel en sik naar de wijze, waarop die gedragen werden ten tijde van Hendrik IV, koning van Frankrijk. Henriquintisten, legitimistische party in Frankrijk, die den Graaf van Chambord (f 1883) onder den naam van Henri quint of Hendrik V als koning erkende. Hens aan dek (Alle -, (z e e t.), alle handen aan het werk. „Alle hens waren in hun beste plunje aan dek." Ook „alle hens was op het dek"; hens is verhollandsching van 't eng. hands. Hensbekei of Henzebeker, groote beker, die boordevol ges6honken, geledigd werd door hem, die als lid in een hanze, gild of vereeniging werd op- genomen ; van Hanze, Hansa (z. a.). Hep I hep ! kreet, wel1en de Christe- nen tijdens de Kruistochten tegen de Jo- den lieten hooren ; ontleend aan de drie letters H. E. P. d. i. Hierosolyma Est Perdita, d. i. Jeruzalem is verloren, die op een vaandel door het land werden gedragen, om soldaten to werven. Toen de woede der Christenen zich later te- gen de Joden keerde, ging het yolk hen onder het schreeuwen van hep ! hep ! vervolgen en vermoorden. Hephaestlon, trouwe vriend, naar den vriend en veldheer van Alexander den Groote (f 323 v. C.). HEPHAESTUS. 419 HERAUT VAN WAPENEN. Hephaestus, (g r., m y t h.), Vulca- nus, zoon van Zeus en Hera, god van het vuur. Heptameron of Nouvelles de la seine de Navarre (Margareta van Valois, zuster van Frans I, koning van Frank- rijk), eene verzameling van oude, nogal pikante, geschiedenissen uit verschillende bronnen saamgelezen. Uit g r. hepta (zeven) en hemera (dag). Heptarchie, z. v. a. zevenvoudige heersch appjj. Onder de Angel-Saksers werd Engeland in zeven deelen verdeeld, die ieder een afzonderlijken regent had- den, to weten Kent, Sussex, Wessex, Essex, East-Anglia, Mercia en North- Humberland. Uit g r. hepta (zeven) en arche (aanvoering, heerschappij). Heptateuchos, de zeven eerste boeken van het Oude Testament. Uit g r. hepta (zeven) en teuchos (urn, kuip). Hera, (g r. m y t h.), Juno, oudste ,dochter van Kronos en Rhea, opgevoed door Oceanus en Tethys, zuster en ge- malin van Zeus, met wien zij 300 jaar heimelijk gehuwd was, voordat hij de heerschappij over de goden verwierf en haar openlijk voor zijne gemalin deed -erkennen. Heracliden, (g r.), naar hun zeg- _gen afstammelingen van Hercules, re- geerende stamhoofden in den Pelopon- nesus, Corinthe, Lydie en Macedonia. Heraeliet of Heraclitus, iemand die de wereld vooral van haar bedroe- vende zijde beschouwt ; naar den oud- griekschen wijsgeer van Efeze van dien naam, 500 v. C. Heraldica nunquam leguntur, (lat.), wat tot de heraldiek behoort wordt nooit gelezen, nl. door den rechts- geleerde, die zich met misstellingen in wapenteekeningen niet bemoeit. Heraldiek, (w a p.), letterl. de we- tenschap van den heraut. (herald) ; de regels, bij het samenstellen en beschrij- ven der wapens in acht to nemen. Naar heraut (z. a.) in engeren zin. Heraldieke linkerzilde, (w a p.), de rechterzfjde van hem, die 't wapen beziet. Men moet zich nl. altijd voor- stellen, dat de eigenaar van. 't wapen het schild voor zijn borst houdt (en er overheen ziet, vandaar de aanziende helm), zoodat zijn linkerzijde aan den- zelfden kant is, als de rechter van den beschouwer. Heraldiekerechterzilde=links van den beschouwer. Heraldieke stukken, (w a p.), die figuren, welke gevormd worden door twee lijnen, evenwijdig met de loodrechte, waterpasse of een der twee schuine deel- lijnen van 't schild, op 1/3 der breedte van elkander; dus de balk, de paal en het uit beiden saamgesteld kruis, het rechter en linker schuinkruis; of door eene lijn op 1/3 der breedte evenwijdig aan boven of benedenrand (het schild- hoofd en den schildvoet). Heralds-college of College of arms, met den Earl-Marshall aan het hoofd, . is als koninklijke corporatie in 1483 door koning Richard III opgericht teneinde officieele inlichtingen to geven aangaande heraldiek en genealogie. Herant, oorspronkelijk een bode; later ook de man, die toezien moest, dat niemand aan een steekspel deelnam, die er niet toe gerechtigd was. Hiertoe was kennis der wapens noodig ; zoo werden de herauten de dragers der dan ook naar hen genoemde heraldiek. Thans treden alleen nog bij vorstelijke huldi- gingen enz. personen op in herauten- kleeding, d. i. in een tabberd met het wapen van den vorst op borst en rug. Herant van wapenen, 1 a t. praeco armorum. De persoon, die in de Middeleeuwen en later de bevoegd- heid tot het voeren van een wapenschild moest uit«-ijzen ; iemands adeldom aan- toonen ; zijne kwartieren constateereu of verifieeren ; in geschillen van dien aard zijne meening uitspreken, enz. ; later ook, iemands geslachtsboom veri- fieeren (waar maken). Nog : de perso- nen, die bij het kronen van den Vorst de volbrachte kroning en inhuldiging HEILAUTSTUK. 420 HERCULES DE R, MUZIEK (DE). den volke bekend maken. Zoo zullen zij ook in 1898, na door een trompetter to zijn, aangekondigd, to Amsterdam roepen : Koningin Wilhelmina is inge- huldigd !" In het algemeen de heraut, bij plechtigheden. Herantstuk, (w a p.), zie Ga ffel. Herba, (Anguis In -, (1 at.), een adder in het Bras; ontleend aan V e r- g i l i u s, Bucolica 111, 98. Herbarium vivum, een levered of -natuurrlijk kruidenboek, verzameling van gedroogde planten. Herberg, (b a r g.), kerk. Hercules, g r. HPracles, den C rie- ken bet hoogste ideaal van heldenkracht ; hij zuiverde de wereld van wange- drochten en allerlei ontuig. In Italie kende Cicero (De Nat. Deor. III, 16) zes Herculessen, aan wie men goddelijke eer bewees. Volgens bet meest aan- neemlijk gevoelen was hij de zonnegod. Volgens Herodotus in Tyrus, de hoofd- stad van Phoenicia, het eerst vereerd, had hij er zijn tempel, onder den naam Melikarthos (op munten), d. i. god der stad, als zoon van Demarnon, halven broeder van Kronos. In G riekenland, werwaarts Kadmus zijn dienst ov er- bracht, als een halfgod (heros) vereerd. Het hoofd van Hercules wordt voor- gesteld als bedekt met een leeuwen- huid, waarvan de klauwcen onder de kin bij elkaar komen ; om aan to too- neu, dat wanneer wij onze ongelukken zijn to bovengekomen, ze ons ten steun worden. Hercules, grieksche held.,Het ora- kel voorspelde hem de onsterfelijkheid, als hij Eurystheus, koning van Mycene, voor den tijd van twaalf jaar wilde dienen; bijgevolg verbond hij zich aan dezen koning, die hem twaalf daden van groote moeilijkheid cn gevaar op- legde. Deze waren 1°. bet dooden van den Nemeischen leeuw, 2°. bet dooden van de Hydra van Lerna (z. a.), 3°. bet vangen van bet Arcadische pert, 4°. bet dooden van den Erymanti- schen ever, 5°. het reinigen der stallen van Glen koning Augias, 6°. hit ombrengen der vogels van het meer Stymphalis, `velke menseheneters waren, 7°. bet vangen van den stier van bet eiland Creta, 80. het vangen der paarden van den 'rhracischen l)iomPdes, 0°. bet bemachtigen van den gordel van Hippolyte (z. a.), koningin der Ama- zonen, 100. bet gevangen iiemen der ossen van bet monster (leryon, 11°. bet wegvoeren van do appelen uit den tuin der Hesperiden, 12*. bet opbrengen van den drie- koppigen bond Cerberus (z. a.) uit de onderwereld. Hercules (De Bigbelsche -, Sirnson, de held van Richt. XIV-XVI, wiens lichaamskracht aan het fabel- achtige grensde. Hercules (De Attische -, The- seus, die evenals Hercules zijn groote kracht toonde, door roovers to verslaan en wonderbare heldendaden to volvoeren. Hercules (De Egyptische -, Sesostris (1500 v. C.). Hercules (De Farneesche -, een beroemd kunstwerk, nagebootst door Glykon, naar liet origineel van Lysippos. Het stelt den held voor, uitgeput door den zwaren arbeid, leunend op zijn knots; zijne linkerhand rust op zijn rug en grijpt een van de appelen der Hesperiden. Een of beeldsel van dit vermaarde standbeeid staat in de tuinen der Tuilerieen te Pa- rijs; maar dat van Clykon bevindt zicli in bet paleis Farnese to Rome. Hercules Secundus, titel, dies de Romeinsche keizer Commodus (161, 180-192) aan zichzelf gaf. Hij zou in bet amphitheater 100 leeuwen met een slag gedood en 1000 zwaardvechters ver- slagen hebben. Hercules der muziek (De -, Christophe Gluck (1714-1787). HERCULES OP DEN TWEESPZONU. 421 HEIIEDITAS SINE SACIIIS. Hercules op den tweesprong, een beslzcitelooze, naar Hercules, die als jongeling in de woestijn twee wegen voor zich zag, waarvan de eene tot wel- lust, de andere tot deugd leidde, en lang weifelde, welken weg hij zou inslaan. Hercules (De haven van -, de haven van Monaco (Sardinisch vor- stendom) ; aldus door de oude Romeinen geheeten, omdat er weleer een tempel stond, aan dezen lialfgod gewijd. Lat. Portus Herculis Monoeci. Hercules (Het paard van -, Arion genaamd, hem gegeven door Adras- tos, koning in Argos. Het had de zeldzame gave van to kunnen spreken, en zijne pooten waren evenals de voeten van een inensch. Herculesarbeia, zwaar en lang- durig werk, aldus naar den Griekschen held Hercules, die twaalf daden vol- bracht, waaraan groote moeilijkheid en gevaar verbonden was. Herculesknots, eeu stok van bui- tengewonen omvaiig en geducht voor- komen. Hercules-pilaren, zie Hercules- zanilen. Hercules-zuilen, kolomme)i, zee- engte tussehen Mauritania (Fez en Ala- rokko) in Afrika en Spanje in Europa, thans de straat van Gibraltar. Die zuilen zijn in Afrika de Abylaberg, thans de Apenberg, Almina bij Ceuta, in Europa Kalpe, thans Gibraltar. (Ie- zegde voorgebergten in Afrika en Europa vormden zuilen, tusschen welke men doorvoer. Ze werden voor de grenzen der wereld gehouden, door Hercules al- daar geplaatst. De Apenberg is eene door Spaansehe en Hollandsche zeevaarders aan die uiterste hoogte van den Atlas- ketc n gegeven benaming. De Z. v. H. waren door Karel V als devies aangenomen : nl. als twee kolom- men met een lint er omheen gestrengeld, waarop PLUS OVLTRE, d. i. ,verder !" Deze kolommen werden ook naast het Spaansche wapen geplaatst, en op pias- ters vindt men ze ook. Vandaar de naam pilaarpiaster en pilaardollar. Herculeus of Herculeanus mo- dus, (lat.), de knoop van Hercules, S e n e c a, ad Lucil. 87, § 38 (lib. 13, epist, .2 ) : Bonum animum habe ; unus tibi nodus sed Herculeanus restat, d. i. houd goeden moed ; den knoop, en wel een Herculische, blijft u over. V olgens P l i n i u s (38, 6, 17) vulnera dodo Her- culis praeligare, wonden verbinden met een Herculischen knoop (die een buiten- gewoon goed verband voor wooden was). Herculo, zie H. 0. Hercynisch woud, Hercynia sil- va, hercynius saltus, hercynium jugum. Oorspronkelijk bet gansche woudge- bergte - 60 dagreizen lang en 1 breed - van hlidden-I)uitschland benoorden den Donau, van den Rijn tot Bongarije (de Karpathen) ; bij Tacitus de Taunus en let Westerwald. - G r. Arkynia of Orkynia. LTit Celtisch partikel er, ar en cyn - hoogte. Herders (De - van Bethle- hem, volgens de legende Misael, Ache?, Cyriacus en Steph-anus; volgens andere opgave Johel, Shekel, Schimel en Fosel; volgens eene andere overlevering was er nog een vijfde Matthias. Herdersstai, de staf eens herders, ook fig. bisschopsstaf of kromstaf, om- dat hij aan 't einde gebogen is; naar de Bijbelsche voorstelling van den gods- dienstleeraar als de herder eener kudde, waarinee Jezus ziclizelf vergelijkt. Here I lay and thus I bore my point, (e n g.), hier lag ik en zoo voerde ik min zwaard. Shakespeare, koning Hendrik IV, woorden van F a 1- s t a f f, II, 4; Falstaff heeft reizigers beroofd ; zonder herkend te worden ne- men Prins Henry en Poins den buit, en Falstaff en de zijnen gaan op den loop. Later verzint F. een verhaal van den dapperen wederstand, then hij bood, en gebruikt da trbij bovenstaande woorden. Hereditas sine sacris, (1 at.), groot voordeel zonder veel moeiten of kosten. Letterl. erfenis zonder gods- dienstplechtigheden. Oud-Rom. uitdruk- king. 1)e aan iedere gees (geslacht) HEli,ES LEGITIMUS. 422 HERMETIEK. bijzonder eigene godsdienstplechtigheden (sacra gentilitia) waren soms zeer las- tig en kostbaar, en gingen tegelijk met de erfenis over. Zie Coemtia (Supplem.). Herms legitimise, (1 a t.), wettige erfgenaant. Is 't eene vrouw, dan le- gitima. Herisonne, (w a p.), in elkaar ge- doken (kat). Herkrulst, (w a p.), heet het kruis, wanneer zijn armen dwarsarmen dragen. Hermaeon, vond, vondst, gevonden goed of zaak; als geschenk van Her- mes (eig. ondersteuner), den Griekschen Mercurius. G r. hermaion. Hermandad, stedenverbond in Ar- ragonie; in de 13e eeuw gesticht om de aanmatigingen van den adel tegen to gaan; letterl. broederschap, van sp. hermano (broeder) ; inrichting als de Haune, straffen als door het Veemge- richt; later werd met den naam van H. Hermandad ook de Inquisitie aan- geduid en hare dienaren als dienaren van de H. Hermandad, welke naam later op de dienaren der politie overging. Hermaphrodites, (m y t h.), zoon van H1 ermes en Aphrodite, werd, op de bede eener op hem verliefde nymf tot een dubbel-lichaam met haar verbonden, half man, half vrouw. Vandaar heeten na- tuurverschijnselen met dubbel geslacht (vooral in het plantenrijk voorkomend, zooals bijv. hennep) hermaphrodieten. Hermelllnkruls, (w a p.), vier kruis- wijs geplaatste hermelijnstaartjes (zie Pelswerk). Hermen, vierkante steenen zuilen, oorspronkelijk grenspalen, in oud-Grie- kenland, gekroond met een kop ; vermoe- delijk van Hermes (Mercurius). Bij de Romeinen heetten zulke standbeelden Termini (zie Terminus). Het zijn de eerste beginselen der beeldhouwkunst. Zie Hermes-zuilen. Er kwamen echter ook Hermen voor met Aphrodite- of Venushoofden, en dit is wellicht de oorsprong of het gevolg der sage van Hermaphroditus (z. a.). Hermeneutlek, (t h e o 1.), tak der theologische wetenschap, die de regels. leert, welke men volgen moet bij dc- verklaring der H. Schrift. Van g r. her- meneuein = uiteenzetten, uitleggen. Hermer, (w a p.), barbeel. Hermes, de Grieksche Mercurius; de god van den handel, van de reizigers. en de dieven. Hermes Trismegietus (g r.), de driemaal grootste Hermes (of Mercu- rius), de ideale Thoth der Egyptenaren als god der maan, beschermer van kun- sten en wetenschappen, en zelf als schrij- ver vereerd van 42 heilige Egyptische schriften, onder den naam van Herme- tische schriften bekend, en waarvan Clemens Alexandrinus den inhoud op- geeft; ze omvatten de geheele Egyp- tische wetenschap, de leefregels en de. zedenleer, de mythologische dogmatiek en geschiedenis, de liturgie, de burgerlijke en godsdienstige wetgeving, uitgegaan van het Egypt. priesterdom, dat, als middelaar tusschen de goden en het yolk, zich als de verpersoonlijking be- schouwde van Hermes Trismegistus, beurtelings eene godheid en een histo- risch persoon, bemiddelaar tusschen go- den en menschen, evenals bij de Grieken Hermes was. Hermesianisme, w6sgeerig-dog- matisch stelsel van G e o r g H e r m e s, r.-k. hoogl. in 1807 to Munster, in '20 to Bonn, t '31. In Pruisen vonden zijne leerstellingen grooten bijval, en in '25 werd hij door Graaf Ferdinand von Spie- gel, aartsbisschop van Keulen, tot dom- heer der Metropolitaan-kerk aldaar be- noemd. Zijn stelsel vond bij zijn leven, maar vooral nit zijn dood heftige bestrij- ding en werd in 1835 bij pauselijkee breve veroordeeld. Hermeszuilen, f r. Hermes of co- lonnes hermitiques; vierkant, naar on- deren smal toeloopend, waarop een kop of borstbeeld stond. Zie Herrnen. Hermetlek, goudmakerskunst. Van g r. Hermes, der Romeinen Mereurius, als god van de winst, het voordeel. HERMETIEKEN. 423 HEROIDES. Hermetleken, dwepers, die aan Hermes Trismegistus (z. a.) en zijne schriften (zie Hermetische schriften) groot gezag toekenden. Vanhier, dat men sprak van hermetische geneeskunde (die van Paracelsus, zie Bombast), herm. vrijmetselarij en herm. sluiting (z. a.). Hermetische boeken, Egyptische boeken, geschreven onder dietaat van Thoth (den Egypt. Hermes), den schrij- ver der goden..Iamblichus berekent hun aantal op 20.000, maar Manetho laat het tot 36.525 stuks stijgen. Zie Hermes Trismegistus. Deze boeken vermelden, dat de wereld uit een `vloeistof werd gemaakt, dat de ziel de vereeniging is van licht en leven, dat niets kan ver- gaan, dat de ziel verhuist, en dat lijden het gevolg is van beweging. Hermetische keten, reeks van wijze mannen, op wie naar de Egyptische overlevering de wijsheid van Hermes Trismegistus (z. a.) zich had overgeplant. Door die keten leidde men van dezen Hermes alle wijsheid af. Zij zijn de vaders der Hermetische kunst, d. i. de kunst of wetensehap om goud to maken ; zie Hermes. Hermetische philosophie, een systeem dat slechts drie chemische be- standdeelen erkent, to weten : zout, zwa- vel en kwikzilver, waaruit het elk na- tuurverschijnsel verklaart. Hermetische sluiting, lucht- dichte sluiting naar Hermes (z. a.), oorspronkelijk het mengsel, waarmee de Alchemisten hunne flesschen en vaten luchtdicht sloten en dat zij h et zegel van Hermes noemden. Herminetes, (w a p.), hermelijn, doch aan weerszijden van ieder vlokje een rood haar. Herminois, (w a p.), zie Goud-her- melijn. Hermione, vrouw van Leontes, koning van Sicilie. Van ontrouw ver- dacht, wordt zij in de gevangenis ge- worpen, valt in zwijm en wordt voor dood verklaard. Zij wordt verborgen gehouden totdat haar kind Perdita den huwbaren leeftijd bereikt heeft, als Le- ontes zijn font ontdekt en zich weder met haar verzoent. Hermopolis, zie Thoth. Hernhutters, nakomelingen der Moravische broeders, die in 1722 van den Graaf van Zinzendorf vergunning bekwamen om zich op zijn riddergoed Berthelsdorf neer to zetten. Naar hunne volkplanting, die zij Hernhut = des Heeren weide noemden, Hernhutters, of ook wegens hunne herkomst de (Evan- gelische) broedergemeente geheeten. Hero en Leander, Hmro was eene priesteres van Venus die verliefd werd op Leander, die elken nacht den Helle- spont overzwom om haar to bezoeken. Op zekeren nacht verdronk hij bij zulk een tocht, en Hero wierp zich van droef- heid in zee en verdronk. Hero-worship, (e n g.), heldenver- eering, titel van een werk van T h o m a s C a r l y l e (geb. 4 Dec. 1795, t 5 Febr. 1881), waarin de schr., ter veredeling van den mensch opwekt, om het held- haftige to bewonderen, ook char, waar het zich in eenvoudigen vorm vertoont. Hero--held, dat is de man, die vrien- den en vijanden d u r f t hebben en d u r f t optreden zonder menschenvrees. Herodianen, Matth. XXII : 16 ge- noemd, Mark. VIII : 15 bedoeld, vorm- den denkelijk eene godsdienstige sekte, die een mengelmoes van .Toodsche en Heidensche begrippen van eerdienst, door Herodes den Groote ingevoerd, er op na hielden. Heron, de koningen, vorsten en krijgshelden, die in de gedichten van Homerus voorkomen, alsmede alle strij- ders der oudheid, die zich door kracht, moed, verstand en ervaring onder- scheidden. Meerv. van heros (zie bij Hercules. HeroTdes of (helden- en) heldinnen- brieven, gedichten in den vorm van brieven, waarin merkwaardige (mannen en) vrouwen hun lotgevallen en gevoe- lens meedeelen ; oorspr. van 0 v i d i u s. Van 1 a t. herois = halfgodin, heldin. HEROISCIIE MIDDELEN. 424 HESSIAN. HeroTsehe middelen, waagmid- delen; met gevaar verbonden of zeer krachtig werkende artsenijen;' platweg paardemiddelen; van heroiseh = held- haftig, moedig. Herostratus, een eerzuchtig dwe- per, die zijn naam door bet in brand steken in 356 v. C. van den beroemden tempel van Diana to Efeze zocht to ver- eeuwigen en daarin slaagde ; vandaar worden zijne misdadige navolgers Hero- strdten genoemd. Herr, die Not ist gross; die Ich rief, die Geister, werd' ich nur n1eht los, Heer, de nood is hoog gestegen; de geeste,t, die ik opriep, kan ik niet van nt# weren. Wanhoopskreet van iemand, die zonder voldoende ken- nis en macht eene zaak begint, maar de gevolgen voelt en den voortgang niet kan stuiten ; bij G o e t h c in der Zauberlehrling zegt dat de nrtn, die de tooverkunsten zijus meesters in prak- tijk brengt, maar den onwillig,n die- naar, dien hij aan 't werk zette, niet naar ziine hand kan stellen. Merry, (b a r g.), h erberg. Hers, (t o o n.), verliebting boven en achter de schermen of coulissen. Hersehild, (w a p.), wapen,geslachts- ivapen. Herse, herse sarrasine, (f r.), (w a p.), zie Valdeur. Hert, een attribuut van St. Hubertus, wien op de jacht een hert verscheen met een kruis tussehen de horens. In de christelijke kunst ook bet symbool van afgezonderd heilig leven ; ook naar Ps. XLII : 2 bet beeld van verlangen naar God en al wat heilig is. Hert (Het dorstige -, uithang- teeken van herbergen. Spottend ontleend aan de woorden van Ps. XLII : 2a. Hertenschedel, (w a p.), de horens met bet been waaraan ze vastzitten. Hertlesdag, zie Hartjesdag. Hertog, oudtijds een titel, die aan sommige graven verleend werd ; in de Germaansche landen meer bepaald een graaf, die tevens bet leger (bet heir) aanvoerde. In de Noordelijkc provineien van ons vaderland was slechts een her- tog, die van Gelre; thans is Hertog zoo- wel een titel van regeerende vorsten, als van den hoogen adel. Herwissel, (hand.), wissel, dies de houder van een geprotesteerden wis- sel zijnerzijds voor bet hem verschul- digde trekt op den trekker of op een der endossanten van dien geprotesteer- den wissel. Herz, mein Herz, warum so traurig ? (h g d.), hart, min hart, waaroin zoo treurig ? Aanvang van een lied, in 1811 gedicht door J o h a n n R u d o 1 f W ij s s (1781-1830). Hesione, dochter van Laomedon, koning van Troje, -blootgesteld aan een zeemonster, maar ontzet door Hercules. Hesped, (h e b r.), treurdienst, lijk- rede. Hesperiden-tuin, tuin, waarin gouden appelen, door een uiterst-waak- zamen draak bewaakt. Deze werd gedood door Hercules, die eenige dezer appelen bracht aan Eurystheus (zie Hercules). Hesperides = westerschen, westelijken, - van hespera = avond, bet westen - dochters van den nacht, drie of vier in aantal, bewoonsters van dien tuin. Hesperidnm insnlae, de weste- lijke eilanden, eila nden aan de kust van Afrika buiten de straat van Gibraltar, eene dagreis verder dan bet Hesperium prainontorium thans Kaap Verde, de grens der zeereis van den Carthaagschen zeevaarder Ilanno. Hesperus Vesper, zoon van As- traeus of Cephalus en Eos, of van Atlas; werd toen bij op den berg Atlas astro- nomische waarnemingen deed, van de aarde weggenomen en als avondster aan den hemel geplaatst. Hij was de vader ban Hesperis, Atlas' gade, en dus de grootvader der Hesperiden. Hessian, (am.), iemand, die zijne beginselen voor geld verkoopt ; oorspron- kelijk de soldaten uit Hessen, die tijdens den Amerikaanschen vrijhcidsoorlog dienst deden. HESYCHASTEN. 425 HETWELK DOENDE. Hesychasten, (g r.), d. i. ruustend en; mystieke monnikspartij in de Grieksche Kerk der 14e eeuw, op den berg Athos. G r. hesuchia = rust. Met doel heiligt de middelen, ontleend aan een passage in bet book Medulla theologiae moralis van den .Te- zuieten-pater B u s e n b a u m: Cure finis est licitus etiam media sent licita. Daar- naar legt Pascal in zijn Provinciales aan een .Tezuiet de woorden in den mond Nous corrigeons le vice du mnoyen par la purete de la fin. Met doode punt, de Tweede Kamer in 1886, verdeeld in twee gelijke elkaar weerstrevende kampen. Met hemd is nader dan de rok, men zoryt 't eerst voor zichzelf; ont- leend aan bet blijspel Trinummus van P l a u t u s. Daar luidt bet Tunica pro- pior pallio. Met Is al boter tot den boom, voorlaatste regel uit V o n d e 1's Leeuwen- dalers, nl. de karn is geheel met boter gevuld, fig. het is alles goed en schoon. Met ligt mil als lood op bet hart, ontleend aan V o n d el's Maegh- den 1, 2, waar de Aartsbissehop zegt „Die zwar-igheid beeft mij, als lood, op 't hart gelegh en. Met loopt met Amsterdam, gel11ck ghy hoort, ten ende, V o n d e 1, Gysbr. IV, 1, reg. 1, woorden van Gozewijn van Aemstel tot Klaeris van V elzen, waar de toomelooze benden der vijanden elk ongemoeid kunnen naderen. Met moet ! woord van T h o r b e c k e als lid van de Tweede Kamer bij de verdediging van bet wetsontwerp tot den aanleg van de nieuwe waterwegen van Amsterdam en Rotterdam naar zee. Met puntle van een gauwe pen Is 't felste wapen dat ik ken. C a t s, Spiegel van den Ouden en Nieu- wen Tijd, Afd. Leersame sinspreuken. Met wintert fel, wanneer een wolf den ander eet, V o n d e l, Gysbr., I reg. 228 lees: h et ivintert fel, wanneer 't een ondier 't ander eet, ge- woonlijk gebruikt in den zin : het moet al heel erg loopen, eer partijgenooten twisten. - Bij V o n d e l is 't anders Willebord verklaart aan Gysbregt, hoe het komt, dat het leger optrok, en ver- haalt, hoe Diedrick en Egmond oneenig werden ; bovenstaande woorden haalt hij vooraf aan in den zin : bet werd een benauwde tijd (voor het leger) daar de hoofden bet oneens werden. Met Zulu de slechtste vruch- (ten niet, Waa,raan de wespen knagen; verkort van Als laster pijlen op u schiet, Dan moet gij naar geen reden vragen De slechtste vruchten zin bet niet, Waaraan de wespen knagen. vertaald uit bet gedicht Trost van 13 iirger, waarin: Wenn dich die Lasterzunge sticht, do lass dir dies zum Troste sagen Die sehlechtsten Fruchte sind es nicht, Woran die Wespen nagen. 1)e 2e regel wordt ook geciteerd als Wil dat geduldig dr-agen. Hetaere, (g r.), letterlijk vriendin, naam in oud-Griekenland voor publieke vrouwen, sommigen van hooge ontwik- keling en van invloed op de staatkunde, gelijk de maitressen van vele Fransche koningen. Hetaerle, (g r.), verbond, geheim genootsehap in bet laatst der 18e eeuw gesticht door den Thessalier Rhi-n yas, dat heeft bijgedragen tot de voorberei- ding van den Griekschen vrijheidsoorlog (1821-'28). Hethiers, Hittiten of Khiti, yolk der ondheid, dat vdor de Phenici- sche beschaving een machtig keizerrijk in Klein-Azie stichtte. Hetwelk doende, slotzin van ver- zoekschriften; naar 't 1 at. quod faciendo bene facies (door 't welk to doen, gij wel zult doen), afgekort omdat men 't beleefder vindt, tegenover meerderen, even iets aan to duiden, dan alles ten voile to uiten. HEULEN. 426 HIBERNIA. Heulen, (z. h o 11.), kussen, bepaal- delijk op een brag (heul), wanneer men met een gezelsehap uit speelrijden is. Volgens de Batavische Arcadia zou de oorsprong liggen in bet ongeval, dat een edelman met zijn meisje overkwam toen zij de brug misten en in de vaart reden en aldaar verdronken, terwijl de voer- man „heul ! heul !" (hulp !) riep. Heureka, (g r.), Ik heb het gevon- den ! uitroep van Archimedes, toen hij in bet bad tot de ontdekking kwam van de naar hem genoemde wet, dat nl. een lichaam in een vloeistof gedompeld, zodveel aan gewicht verliest, als de hoeveelheid vloeistof weegt, die bet wegstoot. Heuristisehe methode, de leer- wijze waarbij men zijne vragen zoo in- ri,cht dat men den leerling de antwoor- den doe$ vinden; zie Socratische leeriwrjs. Heurte, (f r., w a p.), blauw schij fje; e n g. hurt. Heuvel (Van een - geknauwt, (b a rg.), van een dollen hond gebeten. Heuvelen valt op one, en ber- gen, bedekt ons! Luk. XXIII : 30; smartkreet der vertwijfeling, door Jezus. in den mond gelegd aan de vrouwen, die hem, den Kruisdrager, weenend volg- den van Gabbatha naar Golgotha. Hewel, (h e b r.), ijdelheid; -- haw- wallm! ijdelheid der ijdelheden! uit- roep, aan Pred. I : 2 ontleend in den zin van : louter dwaasheid! H e b r. habal habalim. Hexaemeron, (g r.), zesdaagsch werk, de sehepping der wereld door God, gelijk die in Gen. I. en II. ver- haald wordt. Titel van een werk daar- over van den kerkvader St. Basilius (4e eeuw). Hexapla, (g r.), lett. het zesvoudige, titel van een door den kerkvader Ori- genes (t 254 n. C.) geleverde kritische bewerking van bet Oude Testament, in zes naast elkander geplaatste kolommen. In de eerste staat Hebr. tekst met Hebr. letters ; in de tweede Hebr. tekst met Gr. letters ; in de vier overigen vier ver- schillende bekende Grieksche vertalin- gen. Het werk is verloren. Er bestaan nog enkele fragmenten van. Hiaat, opening of gaping = ont- brekende stukken in geschriften, vooral handschriften. Ook gebrek of sprong in redeneering of bewijsvoering. In de spraakleer bet samenstooten van twee klinkletters, de eene aan bet einde van lettergreep of woord, de andere aan bet begin van een volgende sylbe of woord. Van 1 at. hiare = gapen, wijd openstaan. Hiatus maxime deflendus, (1 a t.), een hoogst betreurenswaardig hiaat, vooral gebruikt aangaande oude, klassieke werken, die defect zijn, waarbij dus bet hiaat (de uit- of weglating) bestaat in bet verloren gegane gedeelte. Hiawatha, zoon van Mudjekeewis (wcstenwind) en Wenonah ; zijne moeder stierf toen hij nog zeer jong was, en Hiawatha werd grootgebracht bij zijne grootmoeder Nokomis, dochter van de Maan ; hij stelt den vooruitgang van be- schaving onder de Indianen van Noord- Amerika voor. Hibbert-Lectures, (e n g.), lezin- gen gehouden voor rekening van John H i b b e r t to Londen, die daarvoor een groot fonds naliet, verbonden aan de Hoogeschool to Oxford, ter verspreiding van 't Christendom in zijn eenvoudigsten en begrijpelijksten vorm ; langs den weg van vergelijkende Godsdienstgeschiede- nis, wilde men allereerst aantoonen, wat bet Christendom boven andere godsdien- sten voor heeft ; langs den weg der Philosophie den grond doen kennen, waarop bet steunt ; en eindelijk langs den weg der Kerkgeschiedenis bet eigen- lfjk Christelijke van de later toegevoegde ideeen leeren onderscheiden. Hibernia, oud-rom. naam voor Ier- land. Ook Ivernia, Juvernia, door A r i s- t o t e l e s lerne geheeten, naar den volks, stam der Ivernen, die ten tijde van Ptolemaeus (2e eeuw . n. C.) in Zuid- westelijk lerland woonden. P 1 i n i u s zegt, dat de Iersche moeders hunnen kinderen met zwaarden in plaats van met lepels bet voedsel toedienden. HIBRIDISCH WOORD. 427 HICKORY. Hlbridisch woord, 1 at.: vox hi- brida, mengeiwoord ; woord uit twee talen saamgesteld; van hibrida of hy- brids, wezen, dat van twee verschil- lende soorten afstamt, bastaard, bijv. de muilezel. Hie, vindt men in oude boeken vaak als aanteekening bijgeschreven. Het is een verkorting van hic sistendum hic animadvertendum = lees hier even met aandacht, let hier even op ; een aanduiding, dat hier nu een gewichtige passage staat. L a r o u s s e, in zijn werkje Petite (lore Latine, haalt een Fransch spreekwoord aan : C'est la le hic in den zin van Hier is het gewichtige punt der kwestie. Hie et nuns, (1 a t.), hier en nu, d. i. onmiddellijk, zonder uitstel; bijv. bij het stellen van een categorischen eisch. Hie et ubique, (1 a t.), hier en overal. Hie et ubique terrariem is het devies van de Universiteit to Parijs. Hie haeret aqua, (1 a t.), lett. hier staat het water stil, fig. hier komt de zwarigheid. Uit Cicero, De of fic, III, 33, 117 (sed aqua haeret, ut aiunt) ook in Ad Quintum fratrem, 11, 8, in hac causa mihi aqua haeret; ontleend aan de oude waterwerken, die natuur- lijk stil bleven staan, als het water niet geregeld doorliep. Zie Aqua haeret. Hie laeet, (lat.), grafsteen, naar de eerste twee woorden, waarmede elk grafsehrift begint, nl. hic jacet = hier ligt, enz. Hie Tiber est In quo sua quae- rit dogmata quisque. Invenit et pariter dogmata quisque sua, (1 at.), Dit (nl. de Bijbel) is het boek, waarin elk zone stellingen zoekt; en waarin eveneens elk zone meeningen terugvindt. Gezegde van S. W e r e n- f e l s, 1696-1740 professor to Bazel. Variant van Ieder ketter heeft zin letter. Hie niger est, hunt tu, Ro- mane, eaveto ! (lat.), dat is een zwarte, wees voor hem op uw hoede, o burger van Rome ! H o r. Sat. 4, 85. Niger = goddeloos, boosaardig. Ook bij de Grieken melanes = goddeloozen. Hie Pes Imperil. Hue Usque Jus Stauriae. Het eerste dezer twee oude opschrif- ten der voormalige Heezepoort to Nij- megen Hier is de voet des Rijks, duidt aan, dat Nijmegen van ouds de uiterste grenspaal van 't Duitsche Rijk is ge- weest. Zekere vlakte buiten die poort draagt nog den naam van de Roomsche voet. - Het tweede : Tot hiertoe strekt zich het Staur- of Stuyrrecht uit, ziet denkelijk op zekere tol of schatting, die de Frankische koningen of Duitsche keizers tot Nijmegen toe plachten in to vorderen. Zekere schatting op de wijnen in I)uitschland wordt nog Romes-Stuyr, en eene bede tot voortzetting van den oorlog tegen de Turken werd Turken- Stuyr geheeten. Steuer (h g d.) = schat- ting, belasting, hoofdgeld. Hie Rhodus, hie salts, (1 a t.) hier is Rhodus, hier moet gij springen; spreuk onder het wapen der gelijkna- mige hoofdstad van dit eiland, waar- schijnlijk of komstig van een der St. Jansridders. De spreuk wordt vermeld in de Adagia van E r a s m u s, Chil. III, Cent. III, n°. 28, en is" ontleend aan de 14e fabel van Aesopus, waarin een snoever voorkomt, die verzekerde to Rhodus een sprong of dans to hebben uitgevoerd, welken niemand had kunnen nadoen. Een der aanwezigen zou hem bij zijn woord gevat en geantwoord heb- ben : verbeeld u, dat Rhodus hier is; doe dan vu, ook eens dien sprong. Mits- dien gebezigd, om een snoever den mond to snoeren, in dezen zin : , Vertoon hier uw kunst, zoo men u gelooven zal." Hie Verbum Caro faetunt est, (1 at.), Hier is bet Woord Vleesch geworden, Joh. I : 14; opschrift boven het altaar in de kapel der Aankondiging (Maria-boodschap, Luk. I : 26, 31) in de onderaardsche kerk bij het Franciskaner- klooster to Nazareth. Hickory, (a m.), of Old Hickory, bijnaam, dien de soldaten in 1813 aan hun generaal, later president Andrew Jacks-on gaven; naar hickory (Carya alba, C. glabra, C. amara) de Ameri- kaansche walnoot, hard van dop en taai van hout; de taaiheid van dat hout HICKSITES. 428 HIEROPHANT. bracht men over op den generaal, die tegen alles bestand was. Hicksites, naam der K wakers in Philadelphia, die zich in 1840 van hunne geloofsgenooten hebben afgezonderd. Hidalgo, (s p.), titel van den lageren adel, en wel Hidalgos uit kracht van geboorte (Hidalgos de naturaTezza), en Hidalgos krachtens privilegie (Hidalgos de privilegio) die hun adeldom aaii ver- diensten jegens hun koning of aan hun geld danken; van port. Fidalgo d. i. filho d'algo = zoon van vermogen, dus rijkelui's-kind. Hier 1st die Stelle, wo ich sterblieh bin, hier is de plaats, waar ik sterfelijk ben, S c h i l l e r, Don Carlos, 1, 6, zegt de Koning tot de Koningin : hij is een rijk en machtig vorst, maar alles, wat hij bezit heeft voor hem een ander gehad, zal na hem een ander hebben, dat behoort den Vorst ; dock den mensch behoort deze beminde gemalin en die alleen vreest hij to ver- liezen; zijn hart, dat is de tref bare plaats. Hier sand die starken Wur- zeln definer Kraft, bier zijn de sterke wortels uwer kracht, S c h i 11 e r, Wilh. Tell, II, 1, vermaning van Atting- hausen aan Rudenz-, dat hij in Zwitser- land, in zijn eigen land, sterk en machtig is, maar machteloos in Oostenrijk, waar hij, om hofgunst to winnen, wil heen- gaan en denkt aanzienlijker to zijn. Hier steh ich, ein entlaubter' Stamm, bier sta ik, een ontbladerde stam, S c h i 11 e r, Wallenstein's Tod, III, 13; zegt Wallenstein, als hij, door Octavio verraden, van zijn machtigsten steun, then van bet leger, is beroofd. Maar hij voegt er aan toe, dat de schep- pende macht in bet merg toch nog voortleeft. Hier stehe ich ! ich kann nicht anders, Gott helfe mir ! Amen. Woord van Luther den 18eII April 1521 op den rijksdag to Worms gesproken, als antwoord op de vraag of hij tot bet oude geloof wilde terugkeeren. Hier stond de spreker stil, spottenderwijs van of tot iemand gezegd, die niet verder voort kan, hetzij met redeneeren, toasten, hetzij met aftroeven in 't kaartspel. Het citaat is ontleend aan T o 11 e n s' Tafereel der overwin- tering op Nova-Zembla „Hier houdt de spreker stil ; hij snikt ; (hij kan niet meer." Hierarehie, priesterheersehapp#; ook de rangorde waarin de priesters op elkaar volgen; van gr. hieros = heilig en arche = heerschappij ; verder toe- gepast op alle goed geordende besturen. Hihratisch schrift, lett. priester- lijk schrift, bet meest gewone, meer uit letters dan uit of beeldingen bestaande schrift der Egyptische priesters. Hierodoelen of teinpelslaven, (g r.), personen, die aan den tempeldienst ver- bonden waren; in bet bijzonder in Syrie, Phenicie en Klein-Azie vrouwen, die zich voor een geschenk aan de godheid, ter beschikking van de bezoekers stelden. Hilroglyphen, (g r.), lett. heilige inscription, bet oud-Egyptisch beeld- schrift, door de priesters meest in steen gegraveerd, maar ook . op papyrus-rollen voorkomend. Het waren of beeldingen van menschen, dieren, huisraad, enz. Uit hieros en gluphein (uithollen, uitsnijden). Hiiromonachus, inonnik des hei- ligdoms. Zij staan in de Urieksche Kerk onder den archimandriet (z. a.). Uit g r. hieron (heiligdom) en inonachus (mon- nik). Hieronymieten, (r.-k.), ook Hioro- nymianen, Hermieten of Rluizenaars genaamd, 1'. de gemeenschappelijke naam van vier verschillende geestelijke orden in Spanje en Italie, die alle den kerkleeraar Hieronymus als patroon en voorbeeld vereeren, gesticht omstreeks 1370; 21. eene congregatie van geeste- lijken, die ook Jesuaten (z. a.) genoemd werden. Hieronymus d'or, Westfaalsche gouden munt van Jerome Bonaparte (a'* 1807-13 koning van Westfalen) a 5 Thaler .of f 9.- Ned. Hierophant, opperpriester der gods- dienstige plechtigheden in Eleusis ; van daar (wegens bet geheimzinnige dier HIGH CHUnCH. 429 HILLEL'S GEDULD. plechtigheden) iemand, die zich in zijne betrekking zeer geheimzinnig en voor- naam voordoet. lTit gr. hieros (heilig) en phainein (aan 't licht brengen). Plu- tarchus noemt den Pontifex Mamimus der Romeinen aldus. Zie Mystagoog. High Church, lett. de Hooge Kerk, de richting in de Anglicaansche of Epis- copale Kerk, de Staatskerk in Engeland, die liturgisebe gebruiken en artistieken eeredienst hoog houdt; daaruit ontstond de benanaing high churchman naast low churchman, id. aanhanger der vrije Kerk, die tegen dat vorinelijke is en onafhankelijk van de Regeering haar eigen geestelijken aanstelt. High Commissioner, hooge com- missie-hoitder, vertegenwoordiger der Koningin van Engeland of Gourernem- der Britsche Kaapkolonie in Z.-Afrika. High-life, (eng.), zie Haute i,olee. nder, Hooglander, J3erg- schot; bewoner van de Highlands, d. i. de Hoogvlakten in Schotland. Highwaymen, (eng.), rooN-ers to paard, die weleer vooral in den omtrek van Londen de wegen onveilig maakten; van enge highway, heerweg, openbare weg, en men (mv. van man) = menschen. H11 heelt geslapen als Jonas, wordt gezegd van iemand, die lang en vast heeft geslapen, vgl. Jon. I : 5. Hid heeft vele vonden gezocht; Pred. VII : 29. Hit is met krilgsmanseere in 't harrenas gestorven, Vondel, Gysbrecht V, 1; vs. 1542, waar eigenlijk staat Hy is met vollen roem in 't har- renas gestorven; woorden vary Gysbreght bij den dood van Arend van Aemstel. Hil is niet van gisteren, h# is ervaren en slim, naar Job VIII : 9. Hit kwispelstaart en loopt (in 't rond En springt op mitnen schoot. V a n A I p h e n; schertsend aangehaald als iemand Z'C" voor een kleinigheid bijzonder dankbaar betoont; hetkinder- versje, waaraan dit ontleend is, begint n1. met de woorden Hoe dankbaar is ni#n kleine hond voor beentjes en voor brood. Hit vraagt near Gotl noch goed mensch, h# bekommert zich orn niets of niernand; naar Luk. XV111 1-5. Hit weet van algebra zoo min als hemelteekenen, L a n g e n d ij k, de Wiskitivistenaars, 10e tooneel, naar een uitval van ITrinaal tegen Anselmus,; Urinaal en Raasbollius zitten geleerde gesprekken to houden en zouden Ansel- mus graag zien been gaan; om hem to ergeren zegt Urinaal: ,Jij weet" enz. Hit zit bit de goden, h# is bezig met geld tellers; naar Exod. XXXII : 4. Hillikmaker, zie Heiligmaker. Hitsehen, (k. m. a.),* blozen, rood worden. Hildebrand (Een -, bij velen synoniem met een hartstochtelijk, listig en slow persoon, die alles weet door to drijven; naar Hildebrand, familienaam van Paus (Iregorius VII (1073-1085), bekend door zijn verzet tegen de aan- spraken der I)uitsche keizers op bet kerkelijk gezag., en vooral verfoeid door de vroegere hervormers. Hildebrandismus, het stelsel van verzet tegen het ingrijpen van de we- reldlijke macht in kerkelijke zaken, ge- lijk Gregorius VII dit opvatte; zie Hil- debrand. Hildur, (n. m y t h.), godin van den ooriog. Hill, Samiel! help, Samiel, ook dikwijls in den vorm Samuel, hilf! Ci- taat uit de FreischRtz, muziek van K a r I Maria von Weber, woorden van Fr. Kind (1768-1843) in 1821 het eerst to Berlijn opgevoerd; dat roept n1. de booze Kasper telkens als hij de hulp van den boozen geest noodig heeft. Hillel's geduld, onuitputtel#k ge- duld. Naar Hillel, bijgenaamd den Ba- bylonier, den beroemden Joodschen ge- leerde, voorzitter van bet Sanhedrin HIMMELHOCH JAUCHZEND, ENZ. 430 HIPPOLYTOS. to Jeruzalem, van wien in den Talmud treffende berichten worden gegeven om- trent zijn onverstoorbaar bescheiden ge- duld. Hij leefde van ongeveer 80 v. C. tot 10 na C. Himmelhoch jauchzend, zum 'rode betrfbt, hemelhoog juichend, (en toch) doodsbedroefd, voorlaatste regel uit het lied van Clarchen in G o e t h e's Egmont, dat den zielstoestand eener (romantisch) verliefde maagd teekent. Htnayana, kleine wagen, partij onder de Buddhisten, die het oude or- thodoxe Buddhisme tracht to handhaven. In tegenstelling met de Mdhaydna (de groote wagen), die de polytheistische verandering, de ontaarding van het Bud- dhisme in een veelgodendom, verdedigt. De groote wagen wint het, in den tegen- stand der beide partijen onderling, van den kleinen. Hine fruetus earpat Apollo, (lat.), laat Apollo hieruit vruchten plukken of lezen, lens van een dispuut- gezelschap onder de studenten van het voormalig Athenaeum to Deventer, welk gezelschap in 1849 nog bestond. Hine Illae laerimae, (1 a t.), van- daar die tranen, T e r e n t i u s, Andria I, 1, 99 (126) aangehaald bij C i c e r o, Oratio pro Caelio, 25, 61, H o r a t i u s, Epistolae 1, 19, 41; daar wringt de schoen, dat is de oorzaak van het kwaad. Hinc oceldit, rode resurgit, (1 a t.), van hier (wat dit wapen betreft) gaat het (geslacht) ten onder, van daar (wat dat wapen betreft) gaat-het weder op. In oude stamtafels leest men dit soms, ingeval van wapenverandering of wapenvermeerdering; hint oecidit onder het to vervangen, inde resurgit onder het nieuw aan to nemen wapen. Naar een zinnebeeld, aan het onder- en op- gaan der zon ontleend. Hinderwet, spotbenaming der wet van 1875, regelend het toezicht bij het oprichten van inrichtingen, welke ge- vaar, schade of hinder veroorzaken kun- nien, bijv. muskus-fabrieken, bewaar- plaatsen van -dynamiet, enz. enz. Hinken op twee gedaehten, niet weten, wat to kiezen ; uit I Kon. XVIII : 21. Hippodromus, renbaan voor paar- den en wagens, leeft voort in ons hippo- drome; van hippos (paard) en dromos (loop). Hippogryph of Hippogrif, (m y t h.), gevleugeld paard, gesproten uit een grifhoen en een merrie-veulen ; van g r. hippos, paard en gryphos, grif- floen, een symbool van liefde. Hippokras, zoete kruidenwijn, op kaneel en andere specerijen en suiker getrokken en gefiltreerde wijn, inzon- derheid voor bruiloften bestemd ; naar den Griekschen geneesheer H i p p.o k r a- t e s (t 377 v. C.) genoemd. Ook wel Hipo- kras, zelfs Ypokras (z. a.) geschreven. Hippokratiei, artsen, die den be- roemden gr. arts Hippokrates tot voor- beeld nemen, inzonderheid de ervaring als den grondslag van hun weten erkennen. Hippokratiseh gelaat, zie Fa- cies Hippocratica. Hippokratische school, genees- kundige school, zoo genaamd naar H i p- p o k r a t e s, den stichter; zie Dogmati- sche school. Hippokrene, (g r.), Fons Caballi- nus, bron, op den Helicon, ontstaan door den hoefslag van Pegasus, het gevleu- geld dichterpaard. Het water er van bracht dengene, die er van dronk, in dichterlijke geestvervoering; van hippos = paard en krene = kunstig d. i. de door kunst ontstane bron, in tegenstelling van pege, natuurlijke bron. Hippolgte, koningin der Amazonen en dochter van Mars. Beroemd was de gordel, dien zij van haar vader ten ge- schenke had gekregen, en het was een der twaalf werken van Hercules (z. a.) dien gordel to bemachtigen. Hippolytos, zoon van Theseus, koning van Attica, die door wilde paar- den meegesleept, omkwam, maar door Esculapios in het leven werd terug- geroepen. Lie Paarden van H. HI U.S A I SJERIF. 431 HOC ERAT IN VOTIS. Hirka I slerif, de heilige rok der Mohammedanen. Mohammed gaf dit kleed van zwart kamelot door hemzelf ge- dragen, in 630 ten geschenke aan den dichter K i a b i b n Z o h air voor een door dezen vervaardigd loflied op God en den Profeet. Sedert 700 blijft de rok in bewaring van den Hirka i sjerif Sjeikhi of den Sjeik van den H. rok, steeds den oudsten zoon uit de nakome- lingschap van den dichter. Hirondelles of Malles hiron- delles, b#zonder lichte reiskoffers uit houtkrullen en zeildoek vervaardigd. Hirondelle (f r.) - zwaluw, een bijzon- der licht diertje, tevens trekvogeltje. Hirout, (w a p.), zie Heraut. Hisce igitur feliciter perac- tis, (lat.), dit alzoo voorspoedig vol- bracht zUnde; begin van de formule, waarmede vroeger de promovendus na het verdedigen van zijn proefschrift bij eene publieke promotie den Rector Mag- nificus, den Academischen Senaat, enz. zijn dank placht to betuigen. Hispania Tarraeonensis, zie H. C. Histoire-bataille, (f r.), oorlogen- geschiedenis, eene soort van geschiede- nis-behandeling, waarbij alleen- melding wordt gemaakt van oorlogen, veldslagen en vredesverdragen, maar waarbij de beschavingsgeschiedenis geheel buiten beschouwing blijft. Historia morbi, (1 a t.), de geschie- denis eener ziekte, het ziekteverloop. Ook in scherts : het verloop eener on- gunstige, onaangename zaak. Historiae morallsatae, zie Gesta Romanorum. Ho, (chin.), rivier, vloed. Als uit- gang in Chin. plaatsnamen. HoAng, oude titel der Chineesche koningen, lett. oppermachtig heer. Hobbe- of schepkaas, Leidsche en Friesche, Goudsche en Geldersche, magere kaas ; e n g. meagre cheese. Hobbema (De Engelsche -, John Chrome Sr. van Norwich, wiens laatste woorden waren : o Hobbema Hobbema, hoezeer bemin ik u!" Doelend op Meindert Hobbema den Nederland- schen landschapschilder' (f omstr. 1670), die een tweede Ruysdael genoemd is. Hobbema (De Schotsche -, P. N a s m y t h, Schotsch landschapschil- der, geboren in 1831. Hobbisme, Hobbesianisme, po- litisch absolutisme volgens 't wijsgee- rig stelsel van den Engelschman T h o- m a s H o b b e s (1588-1679), den schrij- ver van het vinnig spotschrift The Le- viathan (z. a.). Hobby-horse, stokpaardje, fig. ge- lief koosd onderwerp van gesprek, dat iemand to pas of to onpas overal aan- roert. Hobo, (m u z.), ook obo, muziek- instrument ; zie Hautbois. Hoea, berucht hazardspel, in het midden der 17e eeuw druk in Frankrijk gespeeld. Hoc age, (1 a t.), lett. doe dit ! d. i. ter zake! Beef acht! opgepast! H o r a- tius, Satirae II, 3, 152; Epistolae I, 18, 88, e, e. Met deze woorden versloeg de bevelhebber der lijfwacht Cassius Chaerea in 41 n. C. keizer Caligula (S u e t o n i u s, Caligula 51). In heft meervoud, als men tot meer dan een persoon spreekt, hoc agite (T e rent i u s, Eunuchus, 130; J u v e n a l i s, 7, 20). Hoc anno (h. a.), (1 a t.), in dit jaar; hoc mense (h. m.), in deze maand; hoc tempore (h. t.), op dit tijdstip of oogenblik; hoc loco (h. 1.), to dezer plaatse. Evenzoo humus anni (h. a.), van dit jaar; humus men- sis (h. m.) of alleen hulus (hul.), van deze maand, dezer; hujus loci (h. l.), van deze plaats. Allen gewone lat. uitdrukkingen, waarvan bier en daar ook wel voorbeelden, bij de oude schrij- vers zullen voorkomen, zij het niet als vaststaande termen zooals tegenwoordig. Hoe erat In votis, (lat.), dat behoorde tot mijne zvenschen, H o r a t i u s, Sat. VI, 1. HOC EST. 432 HOEDE11 ENZ. Hoc est (h. e.), (1 a t.), dat is, dat beduidt, dat wil zeggen, bij C i c e r o e. a. Hoc genus omne, (1 a t.), H o r a- t i u s, S a t i r a e .1, 2, 2 dat geheele soort, alle menschen van dat slag, al dat yolk (met verachting). Hoc habet, (lat.), Vergilius, Aeneis 12, 296. Dien (houw enz.) heeft hij beet! die is raak. 0ok alleen Habet, vgl. T e r e n t i u s, Andria I, 1, 56 (83) waar het van verliefdheid (Cupido's pijl) gebruikt wordt. Ook uitroep van 't pu- bliek bij de verwonding van een gladi- ator door een ander. Hoc signo vinces, (la t.), andere vorm voor In hoc signo vinces (z. a.). In dit teeken zult gij verwinnen. Hoc volo, sic Iubeo, sit pro ratione voluntas, (lat.), J u v e- n a 1 i s, Satirae, 6, 23. Dit is mn~n wil, zoo luidt min bevel, min wil gelde voor reden (dat het mijn wil is, zij vol- doende grond om de zaak to volbren- gen), eene spreuk, die vooral druk be- sproken -werd, toen Wilhelm II, keizer van Duitschland in een stamboek schreef sic volo sic iubeo. Voor sit bezigt men ook wel stat d. i. staat. Hocke, (w a p.), wapenrok. Hockey, (s p o r t.), Engelsch balspel, dat op 't ijs gespeeld wordt, thans door de jeugd hier to lande ook op den grond, met de regels voor het voetbalspel. De bal wordt echter niet met den voet, maar met een, aan het einde afgeplatten stok weggeslagen. Hocus-pocus-pas ! Formule van een goochelaar, om de aandacht to wek- ken, als hij toeren gaat verrichten. De oorsprong is twijfelachtig. Meestal wordt beweerd, dat het in den Hervormings- tijd, bij den strijd over het H. Avond- maal, ontstond uit hoc est corpus (meus) = dat is mijn lichaam, de toewijdings- formule ook bij de mis, en dat het vandaar het tooverwoord werd bij goocheltoeren. Volgens anderen is de term verbasterd uit focus poci (het spel van den zak, van de goocheltasch) pars (est paratus) is gereed. Volgens anderen beduidt pas z. v. a. passe (passez !) d. i. „ga over!" nl. onzichtbaar van den eenen beker in den anderen, en moet voor tooverspreuk dienen. Missehien herinneren de eerste twee woorden aan den Italiaan (Samson) Okos Bokos, die in 1634 to Amsterdam verblijf hield als uitvinder van een ,con- stich stuck vertonende de Deluvie en Suntvloet mitte appendentie van dien ten tijde Noachs geschiet". Hodie mihi, eras tibi (se. ac- eidit), (1 at.), Heden (overkomt het) m#, morgen u; vandaag is het mijn beurt, morgen de uwe. Hoe is het mogelgek dat ghy 't hebt konnen zien ? V o n d e 1, Gysbregh t, V vs. 1395, vraag van Gys- breght aan den Bode, als deze binnen- komt met de verzuchting, dat hij den bisschop en de abdis heeft zien sterven. Hoe kan een beest zoo dank- baar ziin, V a n A l p h e ii, schertsend gebruikt, als _ iemand zeer dankbaar is of tegen den wil van den gastheer voor een aangeboden schotel bedankt. Vgl. Hij kwispelstaart, enz. Hoed, (w a p.), 10. de gewone bedek- king der wapens van hooge geestelijken ; altijd in de gedaante van den kardinaals- hoed, doch naar den rang verschillend in kleur en aantal kwasten, de kardi- naal vijftien, de aartsbisschop tien, de bisschop zes aan iedere zijde ; 2*. in 't wapen zelf de 16e-eeuwsche hoed met spitsen bol, de rand dikwijls opgeslagen en anders gekleurd. Hoed, het zinnebeeld der vrijheid. Bij de Romeinen liepen de slaven bloots- hoofds. De slaaf, die vrijgelaten werd, werd pileo donatus, een met den hoed begiftigde. Hoed, vroegere Ned. inhoudsmaat, voor steenkolen = 11,7268 Ned. mud, voor kalk = 9,712 mud. Hoeder (Ben ik milns broe- ders - ? Volgens Gen. IV : 9 vraag van Kain, na zijn broedermoord, tot zijne verontschuldiging ; of liever als ontwijkend antwoord bedoeld. Dikwerf gebezigd als Zetidingsleus, ter opwek- king van belangstelling der Christenen in de Heidenwereld. HOEDJESSCHELLING. 433 HOFFAHIGF. Hoedlessehelling, een schelling alleen in Middelburg geslagen, vertoo- nende aan de eene zijde een liggenden leeuw met een speer, waarop de vrij- heidshoed, aan de andere zijde bet Zeeuwsche wapen. Hoefslag, een gedeelte van een ri- vierdijk, dat door de eigenaars van be- paald daarvoor aangewezen hoeven, de gehoefslaagden of gedijkslaagden ge- heeten, onderhouden werd. Een in der- gelijke deelen ingedeelde dijk heette ver- hoefslaagd, verscrood of verstoeld. Hoefslag, bet pad, dat langs de binnenzijde der wanden van de manage loopt. Hoeft (Met -, (b a r g.), het brood. Hoekig, (w a p.), getande figuren, wanneer de tanden meer dan drie in getal zijn. Hekoen bezar, majoor bij de Al- foeren in de Minahassa op Celebes. Hoekom (t r a n s v.), waarom; bijv. hoekom was hull' toen stil ? Hoekom = hoe komt het ?. Hoekschen en Kabellauw- sehen, zie Hainati. Hoeloe, (m a 1.), hoofd in de hoftaal. Hoeloebalang, hoofd met wereld- lijk gezag, onder de Atjehers. Deze noemden den Generaal Karel van der Heijden , onzen besten hoeloebalang". Hoeloebalangsehap, staat in Atjeh als staatkundige indeeling naast de Moekims (z. a.) als kerkelijke. A t- j b h oeleebalang, m a 1. hoeloebalang is een echt wereldlijke titel, z v. a. aan- voerder in den krijg. Hoema, (m a 1.), verlaten, niet meer bebouwd rijstveld. Heenderkop, (t r a n s v.), aange- schoten, dronken. Hoera, juichkreet, afkomstig van de Kozakken, en wel van 't woord „hurrah", dat afgeleid wordt van urah, de gebiedende wijs van 't Turksche werkwoord urmak = dooden. „Hoera" beteekent dus , sla dood !" Deze oor- logskreet der Kozakken werd in 1813 door de Nederlanders als een juich- toon = hoezee ! overgenomen. Hoerl, zie Houri. Hoetee, (b a r g.), gendarme. Hoeta, woonverblij f, waarin some een Mohammedaansch bedehuisje wordt opgericht, op Sumatra. Hoetan of Oetan, (m a l.), bosch, ivildernis; vandaar orang oetan of hoe- tan (boschmensch). Hoeteleet, hoetteleet, (w ap.), hoofdkleed, nl. de helmnkleeden. Hoeter, (b a r g.), mes. Hot (d. i. de tuin). De -van Jozef van Arimathea bevat het Heilige Graf. D,e - van Engeland, Worcestershire en Kent. De - van Europa, Italic. De - van Frankrijk, Arnboise, Tou- raine. De - van Italic, Sicilie. De - van Spanje, Andalusia. De - van bet Westen, Illinois en Kansas. De - der Wereld, bet gebied der Missisippi. Hotbeer, vet varken, dat de Utrechte- naars volgens oud gebruik jaarlijks aan de Hollanders zonden, en dat verdeeld werd als geschenk voor den Stadhouder, den President van den Hove en andere hooge dignitarissen. De oorsprong van die verplichting ligt in bet duister, maar dagteekent van voor 1450; bet zenden van den beer werd op voordracht van Hugo de Groot kwijtgescholden, maar de Heeren kregen schadevergoeding voor 't gemis hunner portie, en bet laatst nog prins Willem V voor zijn aandeel 275 gulden. Hotfaart (Ter -- gaan, appel- leeren van een hof of hooge bank, bijv. van de Nijmeegsche aan de hooge sche- penbank to Aken. Hoffaart = vaart (tocht) naar een hof. HollAhig (h g d.), hofwaardig, ge- schikt voor een Hof, om aan een vorst- lijk Hof to vertoeven. Koningin Victoria maakte door haaT bezoek indertijd aan Parijs, keizer Napoleon III en vooral keizerin Eugenie voor Europa hofdhig. 28 HOFFMANN'S DROPPELS. 434 HOLLAND OP ZIJN SMALST. Hoffmann's droppels, mengsel van gelijke deelen alcohol en zwavel- aether, naar den Duitschen arts F r i e- drich Hoffmann (t 1742 to Halle). Hofle (Mil Is Met op het - geweest, waar onze Heer ver- raden werd, h behoort niet tot de slimsten; ook : hij heeft niet van de der- tig zilveren penningen gehad. Hofje = Hof van Gethsemane. Vgl. Job. XVIII :1, 2 en Matth. XXVI : 36. Hofiesstad (De -, bijnaam van Haarlem, waar men niet minder dan vijfentwintig hofjes vindt, nagenoeg uit- sluitend bestemd voor oude vrouwen. Zelfs aan T e y l e r v. H u l s t, dankt men, benevens zijn welbekend museum, een hofje, dat thans als bet grootste, mooiste en rijkste der stad, naar hem genoemd, bij voorkeur het Hofje beet. Hoflelle, (w ap.), natuurlijk ejke lelie. Hofpleister, gelaatsversiering der dames in de 17e en 18e eeuw, bestaande uit knipsels in den vorm van sterren, maantjes, cirkels, kasten, kruisen, koet- sen met paarden, schepen en kasteelen. Zie Mouches. Hogarth (De Schotsehe -, David Allan (1744-1796). William Hogarth was een onovertroffen karika- tuurteekenaar (f 1764, begr. to Chiswick). Hogel, knop, bol, blad of bloem in steen, hout of metaal bij de middel- eeuwsche bouwkunst toegepast om de afdekkingslijsten van gevels, overhui- vingen, frontaten zoowel binnen als bui- ten de gebouwen to versieren. Ho-ka faculteit van rechtsgeleerd- heid, welke met Ko-ka, fact van werk- tuigkunde, en I-ka, fact van genees- kunde, voorloopig de (tweede) Japansche universiteit zal vormen, welke 1 April 1897 in de Rijks-hoofdstad Kioto ge- opend wordt. Later komen er nog drie faculteiten bij,. nl. Hi-ka (natuurweten~- schappen), No-ka (land- en boschbouw) en Bun-ka (letteren). Hokah, (m a l.), tabaksprjp, waarbij de. rook eerst door bet water gaat. Hoko Heika, d. i. Zijne of Hare Majesteit. Titel van den keizer van Ja- pan als hij abdiqueert, en die alleen door den Keizer en de Keizerin gevoerd wordt; zie Kotei. Hol van den leeuw (Zieh in 't - wagen, fabel van de vos in bet bol van den 1ceuw ; en antwoord van keizer Rudolf I, op de vraag, of bij niet naar Rome zou gaan, om de zalving van den Paus to ontvangen : „ Vestigi a terrent". Evenals de vos in de fabel, wilde hij niet, gelijk zijne voorgangers zich in bet hol van den leeuw wagen. Holds, (germ.), de vriendelijke, ,tilde, gunstige godin; na de invoering van bet Christendom een booze geest, die bet woedende beer (de wilde jaeht) aanvoert ; op den middag baadt zij in den waterplas, op den bodem waarvan zij woont; als zij haar bed schudt, sneeuwt bet ; de vlijtige spinsters helpt zij, bij de luie bederft zij bet spinsel. Holgekapt, (w a p.), gekapt volgens een boogvormige lijn. Holiday, (e n g.), vacantiedag,vooral in 't meerv. holidays; van holy day, heilige dag. Holiday (Bank -, (e n g.), dag, waarop de Bank van Engeland gesloten is en waarop dus door geheel Engeland de kantoren, die met deze Bank in betrek- king staan, gesloten zijn. Ned. beurs- vacantiedag. Holidays, (e n g.), bij de zeelui, de plekken, die bij bet teren van 't schip, vrij bleven of werden uitgespaard. Holland op ziln smalst, de smalle strook duingrond tusschen bet voormalige Wijkermeer en de Noordzee, thans doorgegraven voor bet Noordzee- kanaal (1 Nov. 1872). -, spotnaam voor dames, die na de mode der crinolines in een ander uiterste vielen, en dun en spichtig gekleed waren. -, spreekwoordelijk geworden sedert de beer Victor de Stuers onder then titel zijn bekend Gids-artikel schreef (1873), waarin de verwaarloazing der Oud-Hollandsche kunst duchtig wend doorgehaald. HOLLANDER. 435 ILOLYROOD. Hollander, (d u its c h), machine tot het vermalen der lompen bij de pa- pierfabricatie. Hollander (De vllegende -, spookschip, dat zich ten zuiden der Kaap van Goede Hoop zou ophouden, en steeds -met voile zeilen tegen den storm inste- vent. De bemanning zou als straf eeuwig moeten ronddolen. Eene ontmoeting met dit schip beteekent voor andere schepen schipbreuk. De kapitein heet bij som- migen Reginald van Falkenburg, bij anderen Bernard F o k k e; bij Levin Schticking beet hij Van d e r Deeken. Hollgnderei, (h g d.), boerder#, koe- ntelkerij. Benaming, in Pruisen opge- kowen, toen de groote keurvorst Fre- derik Willem (t 1688), die door zijn huwelijk met Louise Henriette, prinses van Orange, nauw aan Nederland ver- bonden, van hier landbouwers naar Ber- lijn ontbood, tot inrichting van boerde- rijen in zijn land. Hollandgitnger, I)uitsche arbei- ders, die in Holland tijdelijk work zoe- ken (o. a. in den oogsttijd) en houtvlot- -ters; de laatsten vooral staan in kwaden reuk. Hollandsche damper, een der -mooiste 17e-eeuwsche-uithangborden,ver- toonend een man, die rookt uit een pijp met klein kopje en dikken steel (zooals -nog vele in den grond worden gevonden). Hij prijkt als vignet op den band van het boek over de „Uithangteekens". Hollandsche kerkhof (Met-, -zie Pinas. Hollandseh kooltie. Voor de uit- vinding der lucifers zou geen rooker, die prijs stelde op eene smakelijke pijp tabak, iets anders gebruikt hebben om zijne pijp to ontsteken dan een goed aan- .geglommen turf kooltje, en dus geen zwa- velstokken of gloeiende pokers. Hot Hol- landseh e kooltje was onmisbaar voor de Goudsche pijp, en een matroos maakte in de vorige eeuw zijn fortuin to Batavia door aan Hollanders Hollandsche kool- tjes to verkoopen. Hollandsche Tacitus (De , Ridder Pieter Corneliszn Hooft, de Mui- derdrost (t 1647), die den Romeinschen geschiedschrijver Tacitus vijftig malen las, om hem in Nederlandsch gewaad to steken en zich diens stijl en schrijf- trant eigen to maken. Als zoodanig, schrijver van ,Nederlandsche Historian" en over het Huis Medicis. Holmes-licht, (z e e t.), zichzelfont- stekend licht aan een reddingsboei, naar den uitvinder Nathaniel Holmes, die in 1875 zijne uitvinding bekend maakte. Holmunt, zie Brakteaten. Hololernes, een Assyrisch veld- heer, door Judith gedood, uit wraak over zijne wreedheid en hardvochtigheid; van- daar bijnaam voor een dwingeland of hardvochtig mensch. Holographisch testament, - in het Burgerlijk Wetboek olographisehe uiterste wil genoemd - is een uiterste wil, welke geheel met de hand des erf- laters geschreven en geteekend is ; hij moat door den erflater in bewaring ge- geven worden aan een notaris, die eene akte van bewaargeving opmaakt. Lat. holographum, van g r. holographein = geheel (holos) uitschrijven (graphein). Holy Island, (am.), het heilige eiland, benaming voor lerland, naar het groot getal zijner zonen, die door de R.-Kath. Kerk op de lijst der Heiligen zijn gesteld. Holy maid of Kent (The -, (e n g.), Elizabeth Barton, die voorgaf de gave der profetie to bezitten en tegen de scheiding van Hendrik VIII en Ca- tharina, zoowel als tegen de reformatie getuigde. Zij, ward in 1534 opgehangen. Zij heet ook Holy Nun of Kent. Holyrood, oud koninklijk paleis to Edinburgh, eig. holy-rood = de heilige roede, d. i. het hout des kruises, naar den naam van eene abdij uit de 12e eeuw, die aldaar stond en waar een deel van het Kruis bewaard zou zijn. Maria Stuart heeft o. a. dat paleis bewoond. HOMBRE. 436 HOMESTEAD. Hombre, (s p.), zeker kaartspel, vol- uit juego del hombre (het spel van den man), tegenstelling van juego de las damas (het spel van de dames nl. het dammen f r. jeu de dames) ; de speler, die uitspeelt, beet in 't Spaansch ook el hombre. Home, sweet Home, populair Engelsch lied ; woorden en muziek van den Amerik. dichter John Howard P a y n e. De laatste regel is spreek- woordelijk : „There is no place like home". Het lied komt voor in zijn melo- drama The maid of Milan. Home-Rulers, staatkundige partij in lerland, ten doel hebbend een zelf- standig bestuur voor lerland en een afzonderlijk parlement; - alzoo vol- komene afscheiding van Engeland; van e n g. home = huis, thuis, en rule = regel, regeering ; derhalve : regeering in eigen huis. Home-service, (e n g.), huisdienst, bij de Engelsehe mariniers zeedienst in het Kanaal. Home-traders, (e n g.), huiseljjke kooplui, als scheepsterm, schepen, die de eigen kusten bevaren. Homeriden, (g r. Homeridai, van den sing. Homerides), eig. afstammclin- gen van Homerus, vervolgens rondtrek- kende zangers (rhapsoden) op het eiland Chios, die de zangen van Homerus door overlevering voortplantten of soortge- lijke liederen in gelijken geest dichtten; ook degenen, die homerische gedichten voordroegen. Homerisch gelach, d. i. onop- houdelijk, voortdurend gelach, zooals Homerus dat van de goden beschrijft,- f r. rire homerique; kwam wellicht het eerst (1780) voor in de Menmires de la Baronne d'Oberkirch, waar, Chap. 29, staat ,on partit d'un eclat de rire ho- merique", de uitdrukking asbestos ge- loos komt voor Il. I, 591 en Odyss. VIII, 326 en XX, 346, letterlijk onuitblussche- lijk gelach; op de eerste plaats „rees een oneindig gelach bij de zalige goden", als Hefaistos, hoe kreupel ook, de zaal rondgaat om dezen de drinkschaal aan to bieden ; de tweede plaats gewaagt weer van Hefaistos, en er „rees een eindloos gelach bij de zalige goden", als zij zien, hoe kunstig deze Afrodite en Ares in een net heeft omspannen ; op de laatste plaats verwekt Pallas Athene „eindloos gelach bij de vrijers", als Tele- machus beweert, dat hij zijne moeder (Penelope) niet zal beletten to trouwen, maar, dat zij niet gedwongen mag worden. Homeromastia, zie Zoilus. Homerus (Quandoque bonus dormitat -, (1 at.), soms sluimert de brave Homerus, ironisch getuigd van iemand, die gewoonlijk wakker van geest, zich een enkele maal vergist. H or. Ars poet. 359. Homerus : De Keltische Homerus. 0 s s i a n, zoon van Fingal, koning van Morven (prov.n in het oude Caledonia of Schotland), 3e eeuw n. C. Homerus der Franken. Karel de Groote noemde A n g i l b e r t zijn Homerus. Homerus van Ferrara. A r i o s t o (1474-1533), aldus genaamd door Tasso• (t 1595). De Britsche Homerus. John Mil- t o n (t 1674). De Proza-Homerus der mensehel#ke- natuur. Henry Fielding, (t 1754), zoo genaamd door Byron. De Schotsche Homerus. William W i 1 k i e, schrijver van The Epigoniade (1721-72). Zie Ilias (De Schotsche). De Celtische Homerus, 0 s s i a n. De Oostersche Homerus, F e r d u s i, de Perzische dichter, wiens gedicht over de Perz. koningen 120.000 verzen telt_ (t 1020). Homerus' geboorteplaats. Ze- ven steden betwistten elkaar de eer, de geboorteplaats van den Maeonide (z. a.) to zijn, in-een hexameter zijn ze genoemd -_ Smyrna, Rhodus, Colophon, Salamis, Chios, Argos, Athenae. Homestead, (am.). In de Vereen. Staten heeft elk, als hoofd van een gezin erkend ingezetene het recht, om op 20jarigen leeftijd 160 acres land onder de nog beschikbare gronden to kiezen, waarvoor de Staat slechts een betrekke- lijk geringe som eischt. Die oppervlakte, zoowel als de gebouwen, die er op ver- HOMINES LEGALES. 437 HOMO ALIEN! JURI5. rhjzen, mag noch als onderpand dienen, noch verhuurd of vervreemd, noch zelfs door een schuldeischer in beslag geno- men worden, als eene onaantastbare bezitting, die het bestaan van het gezin moet verzekeren. Dat heet de homestead of homestead exemption. Homines legales, (lat., o u d e r e c h t s p 1.), letterl. wettige mannen, d. i. betrouwbare getuigen ; zie Kenning. Homme h la blouse (L'-, (f r.), de man met de kiel; bijnaam van C. C h i- v r i e r (1861-96) een voormalig mijn- werker, in '93 door de kiezers van Mont- lucon tot lid der Fransche Kamer der Afgevaardigden benoemd, in welke hij tot aan zijnen dood zetelde. Hij was immer in een kiel gehuld, waartoe hij zich had verbonden. Vandaar zijn bijnaam. Homme absurde est celul qui ne change lamals (L'-, (f r.), de belaehel jke man is hij, die nooit ver- andert; B a r th414 m y,Ma justification. Homille, (g r.), samenkomst, van- daar : voordracht, , causerie" voor eene samenkomst gehouden (vgl. Makame), in het bijzonder : een godsdienstvoor- dracht of gesprek tot stichting der hoor- ders, waarbij om een tekst verschillende gedachten gegroepeerd worden; homi- letlea, homiletiek, de kunst en eigen- schap, een bijbeltekst aldus to behandelen. Homme avert! en vaut deux (Un -, (f r.), iemand, die gewaar- schuwd is, geldt (lees : kan gelden) voor twee. Zie Forewarned. Homme-boulet (L'-, (f r.), bij- naam van den Belgischen democraat Paul J a n s o n, hem door zijne katho- lieke tegenstanders gegeven, nadat een partijgenoot, Eugene Robert, in eene redevoering, ter aanbeveling van Jan- son's kandidatuur had gezegd : „La can- didature Janson entrera comme un boulet dans la forteresse clericale". Homme-canon (L'-, (f r.), bij- naam van den vroegeren athleet J. V u i 1- 1 o d, die in 1893 to Saint-Claude (Jura) tot lid van de Kamer der Afgevaardigdeu word benoemd. Homme, c'est le style (L'-, (f r.), de mensch, dat- is of ziedaar de strjl; woord van Prof. A l l a r d Pier- son met het oog op Blaise Pascal, die wat en zooals het in hem leefde op 't oogenblik, dat hij schreef, uitte en weergaf in zijn woorden, zijn hart, zich- zelf. Zie Le style c'est l'homme, dat door P i e r s o n is omgekeerd, om het op Pascal toepasselijk to maken. Homme d'avenir, (f r.), toekomst- man; iemand van beteekenis, van wien zeer veel to verwachten is. Homme luneste, bijnaam van den Belgischen Minister van Staat, den heer Ch. W o e s t e. Hij ontving hem voor het eerst in de, in 1889 to Brussel ver- schenen brochure La Belgique actuelle au point de vue commercial, colonial et militaire (Programme de politique nationale), bladz. 53. I)at geschrift ver- scheen naamloos. Het vaderschap schijnt echter aan de gezamenlijke heeren baron Lambermont en Banning, onderscheiden- lijk secretaris-generaal en directeur-ge- neraal van het Ministerie van buiten- landsche zaken, benevens aan den luite- nant-generaal Brialmont, to behooren. Homnieles (Met Is er -, d. i. de boel is er in de war, inzonderheid ten- gevolge van misverstand, van verkeerde verstandhouding. S p r e n g e r v. E y k, Handleiding voor spreekwoordelijke Bjj- beltaal (1844), denkt aan zekeren H o- m u 1 u s, die een ruziezoeker zou geweest zijn; maar van then Homulus sweet men verder niets. Volgens eene andere mee- ning staat Hommeles voor de bijw. uitdr.: als in Homulus, naast het is er (weer) hommels zegt men ook het is een leven als een Oordeel; wat de meaning verklaart, dat hommeles de verbasterde naam is van Homulus, een Latijnsch drama van 1536 (bewerkt naar eene moraliteit van Elckerlijc), een grof en heftig - stuk, waarin de Dood en de Satan optreden en de zondaar voor Gods rech- terstoel verschijnt, over wiens lot door deze machten most beslist worden. Homo alien! 3uris, een persoon, die onder andere inz. vaderlijke macht staat ; van g r. homo = mensch. HOMO ANEMOSHEPEs. 438 HOMOIOUSIASTEN. Homo anemoskepes, weerman- netje, een door G u e r i k e uitgevonden werktuigje. Letterl. een tegen den wind beschuttend mensch. Homo bonus semper tiro est, (lat.), een goed mensch bl#ft altijd een onervarene, d. w. z. hij wordt dikwijls bedrogen, omdat hij steeds onschuldig blij ft als een kind. Homo diluvil testis, een mensch getuige van den Zondvloed, een geraamte, in den tertiairen leisteen van Oeningen gevonden. Het is 0.92 -M. lang en wordt bewaard in Teyler's Museum to Haarlem. Aanvankelijk meende men daarin de overblijfselen van een mensch to zien Het zijn die van een salamander door V a n d e r H o e v sin Cryptobranchus primigenius genoemd doch ook bekend onder den naam van Andrias Scheuth- zeri, naar A. S c h e u c h z e r, die het geraamte gevonden heeft. Homo homini lupus, (1 a t.), de eene mensch is voor den anderen mensch een wolf, zijn grootste vijand. Stelling van den Engelschen wijsgeer T h o m a s H o b b e s (t 1679). Lijnrecht in strijd met Dante Alighieri (t 1321)'s:,,De eene mensch is van nature de vriend van den anderen" (Divina Contoedia, II, 1). Homo integer scelerisque pu- rus, zie Integer. Homo multarum literarum, (1 a t.), een zeer geleerd man. Homo novas, (1 at.), letterl. nieuw mensch, d. i. parvenu = opkomeling. In den stand der nobiles (edelen) to Rome ging de waarneming van de hoogere staatsambten, t. w. consulaat, praetuur, enz. geregeld van vader op zoon over, zoo- dat men eindelijk iemand, die nit eene andere familie tot zulk een ambt ver- kozen werd, homo uovus ging noemen. Zulk een homo novas was bijv. Marius, ook Cicero. Homo omnium horarum, een mensch van alle uren, d. i. iemand , die zich naar alle omstandigheden weet to schikken. Homo proponit, Sed Deus dis- ponit, (lat.), de mensch wikt, ntaar God beschilet, spreuk vooral bekend geworden door Thomas h K e m p i s' Imitatio Jesu Christi, bij wien ze voor- komt ; ze is evenwel ouder. Vgl. Spreuk. XVI : 9, waar men hetzelfde denkbeeld vindt. Homo Sapiens, (1 at.), de wetende, d. i, de redel6ke, met cede begaafde mensch (tegenover het dier), benaming, van den mensch in de natuurlijke historie. Homo sociale animal (est), (1 a t.), de mensch is een gezellig dier S e n e c a. Homo sui Inrts, (1 a t.), iemand die zijn eigen meester is. Het tegenover- gestelde van homo alieni juris (z. a,). Homo sum; humani nihil m me alienum puto, ik ben mensch, niets wat menschelrjk is, acht ik mi, f vreemd; uit T e r e n t i u s' Heantonti- morumenos I, 1, 25, door hem uit het Grieksch van M e n a n d e r vertaald, aa'n- gehaald bij C i c e r o, De officiis I, 9, 30 ; S e n e c a, Epistolae, 95, 53. Homo trium literarum, sen mensch van drie letters, d. i. ironiseh een dief - lat. fur. Homo unius libri, (lat.), een man van Oen boek, naar Time4 homni- nem unius libri, een gezegde zoo men wil yan Thomas Aquinas, d. w. z. een man, die slechts een boek gelezen heeft, maar die dat dan ook goed heeft gelezen; of wel een man die een boek gekozen heeft, en die zich wat betreft de zienswijze van een auteur, veel te, exclusief toont. Homoeopathie, geneesivijze, waar- bij eene ziekte bestreden wordt met mid- delen, die dezelfde ziekte kunnen doen ontstaan ; het tegetigestelde du van Atto- pathie (zie Supplem.). Uit g r. homoios (gelijk) en pathos (aandoening) ; dagtee- kent uit het jaar 1795, toen Dr. Fr. Hab- nemann zijne eerste geschriften hiero&vet uitgaf. Homoiousiasten, aanhangers van de leer (in den Ariaanschen strijd) dat HOMOLOGATIE. 439 HONDERDJARIGE OOIZLOG (BE). Christus in wezen gelijkvormig aan God was ; van g r. hornoios = gelijkvormig en oesia (ousia) = wezen. Verg. Homo- ousios. Homologatle, goedkeuring door de rechtbank van een gerechtelijk akkoord, door den gefailleerde zijnen gezamenlijken schuldeischers aangeboden en door deze laatsten met de daartoe vereischte meer- derheid aangenomen. Homologeeren, rechtsgeldig waar- merken; bij failliete boedels wordt soms een homologatie-akkoord met de schuld- eischers getroffen. Van g r. homologein = hetzelfde zeggen als een ander, overeen- komen. Hoinoguslos, (g r.), gelijk van we- zen, nl. Christus met God; door Atha- nasius, den Alexandrijnschen kerklee- raar, op het Concilie van Nicea (325) gebezigd ter verdediging van Christus' godheid, tegenover de Arianen, die be- weerden, dat Christus homoiousios = gelijkvormig in wezen (aan God den Vader) was. In den Ariaanschen strijd heeft dus de letter i, in honioousios in- gevoegd, de beteekenis gehad, dat men den Zoon van God uit de goddelijke wereld in die der geschapen geesten verplaatste. Homuneulus of homunelo, een menschje, nietig ellendig mensch, een ventje; ook miniatuur mensch, door een chemisch proces ontstaan. Bond, (w a p.), altijd een hazewind; en als er niet bij gezegd wordt jong, altijd gehalsband; ook de kop, afzonder- lijk afgebeeld, is altijd een hazewinds- kop. De liefde der edelen voor de jacht deed den hond veelvuldig, ook als schild- houder, in de wapens opnemen ; 't is echter geen teeken van jachtreeht, - zooals men wel gemeend heeft, - daar alle edelen dit bezaten. Bond (De - keert tot zlin uit- braaksel terug, een onverstandig mensch bedrijft telkens weer dezelfde dwaasheden, die hij to voren verfoeide, near 2 Petr. II : 22 en Spr. XXVI: 11. Hond blil, (t r a n s v.), zoo blij mo- gelij k. Hond van de zeven slapers, zie Kameel. Hondendiner, (rest.), schoteltje soepvleesch, aardappelen en groenten, m. a. w. diner voor een hond. Hondendooders, spotnaam voor de inwoners van Leiden, wijzend op den hongersnood tijdens 't beleg, 1574 Hondeneters, spotnaam voor de inwoners van Berlikum. Dezen naam hebben zij, gelijk men zegt to danken aan den hongersnood van 1182, veroor- zaakt door eeni brand en een inval der Noormannen. Hondenhangers, bijnaam der Lei- denaars, omdat zij in 1595 een hond, die een kind doodelijk gewond had, op- hingen ,tot afschrik van alle andere honden met verbeurte van al zijne goe- deren, indien hij eenige mocht hebben, ten behoeve van de Grafelijkheid". Hondenvreters, scheldnaam voor de Ambonezen, die honden slachten en opeten als gebraad. Hondenwacht, vertaling van het e n g. dog-watch, voor dodge-watch ; korte yacht op schepen, een van 4-6 en een van 6-8 uur in den avond, in- gesteld om sleur tegen to gaan (to dodge ontduiken, ontwijken) wegens het wachthouden van dezelfde personen op dezelfde uren. Honderd dagen, het tijdsverloop tusschen den 25en Maart 1815, toen Na- poleon Elba verliet en den 22en Juni van hetzelfde jaar, toen hij gedwongen werd afstand to doen van de regeering en naar St. Helena werd gezonden. Honderd laar oud (Dat Is -, zegt men van een broos voorwerp, dat op het punt is to vallen of to breken. Naar Jes. LXV : 20: een jongeling, honderd jaar oud zijnde, zal sterven. Honderdlarige oorlog (De -, de strijd tusschen Frankrijk en Enge- land, begonnen onder de regeering van Eduard III (1337) en geeindigd onder die van Hendrik IV (1453). HONDFSLAGER. 40 HONNI BAIT QUI MAL Y PENSE. Hendeslager,1°. een oudtijds door de stad aangesteld beambte, die, gewa- pend met een knuppel, de overal los- loopende, onbeheerde honden moest dood- slaan ; 2 ° . een kerkelijk dienaar, die door middel van een zweep, gedurende den dienst de honden buiten de kerk moest houden. Hondle, (b a r g.), dubbeltje. Hondles, bijnaam voor de bewoners van Paesens bij Dokkum. Hondsehe letter, de letter H, omdat de Romeinsche taa~lkenners bet geluid dezer letter -- dat door een tril- lende beweging der tong tegen bet ge- hemelte wordt voortgebracht, aan menig mensch zeer moeilijk valt en door menig yolk niet geuit kan worden, - zouden vergeleken hebben met bet grimmen van een woedenden hond. Hondsehe wilsgeeren,zieCynici. Hondsdagen, de tijd tusschen 21 Juli en 23 Augustus, omdat de zon dan nabij de Hondsster (Sirius) gezien wordt. Hondspaden, kleine of binnen- paden tusschen twee of meer dorpen. De smokkelaars maken er gebruik van. Aldus op de grenzen tusschen Groningen en Oost-Friesland. Hondsworp, zie Jactus canis. Honestum petimus usque , (I at.), naar het fatsoenljke streven wr, f voortdurend, benaming eener door bet Amsterdamsch studentencorps opgerichte societeit. Honeymoon, (e n g.), de maand na bet huwelijk; bij ons de wittebroods- weken. Van de gewoonte onder de Teu- tonen, dertig dagen na bet sfuiten van het huwelijk honig-wijn to drinken. Attila, zegt men, stierf door bet on- matig gebruik daarvan ineens. Hongaarsch kruls, (wa p.), pa- triarchenkruis (z. a.) op een heuvel geplaatst. Hongkong of riksa, iicht rijtuigje voor den persoon, dat door' een Chinees op een sukkeldraf wordt voortgetrokken. Uit Singapore in 1896 in Atjeh inge- voerd; naar de stad Honkong, waar die rijtuigjes gefabriceerd worden. Bongo of hongkooplieden, ze- kerheids-kooplieden, Chineezen to Can- ton, die met vreemdelingen zaken doen. Honlgdauw, meeld auw, kleve- rig suikerachtig vocht, dat des zomers dikwijls de bladeren en takken van gewassen bedekt, en dat door mieren, wespen, bijen en velerlei soort van vlie- gen gretig wordt opgezocht. Honigraat (Hij zoekt de - tot binnen In de keel van den leeuw, hij waagt ook 't stoutste en ,gevaarlijkste om wat goads en begeer- lijks machtig to worden. Zinspeling op 't verhaal van Simson ; doch. minder juist. In den tekst wordt wel 't verslaan van den leeuw, dock natuurlijk niet 't vinden van honig in 't rif als bewijs van sterkte en moed voorgesteld ; naar Richt. XIV : 8, 9. Honlgsteen of melliet, wasgele, doorziehtige steen in de bruinkoollagen van Thiiringen. Honigzeem (Een volle zlel vertreedt wel -. Honigzeern = honigsap, dat uit de raten vloeit, is 't beste en zoetste ; dus : zij, die verzadigd zijn, behandelen ook 't beste en fijnste met ongepaste minachting; naar Spreuk. XXVII : 7. Honneur (Per -, (h a n d.), ter eere, zie Intervenient. Honni molt qui mal y pense, (f r.), schande over hem, die er kwaad van denkt, devies van bet Engelsche wapen. Bij gelegenheid, dat Eduard III, koning van Engeland (1327-77), eens een groot bal ten hove gaf, zakte van het been van eene der aanwezige dames, de schoone gravin van Salisbury, zijne minnares, de kouseband van blauw lint af. De koning, die een beteekenenden glimlach op bet gelaat der gasten zag, ging naar de gravin toe en riep met luide stem:,, Honni soit qui mal y pense." Daarop bond hij de kouseband om zijn HONOR DI LITTERA. 441 HOOFDSCHOOL. eigen knie, en voegde er aan toe: „Ik zal zorgen, dat het edelste geslacht des lands het tot een eer zal rekenen, dezen band to mogen dragen." Dit was de oorzaak dat de ,orde van den kouse- band" werd ingesteld. Honor di littera, (o u d - i t), lett. vereeriny van den wisselbrief, d. i. de aanneming tot betaling er van; vandaar honordagen of resp#tdagen, d. i. dagen van uitstel, nl. zooveel dagen als er verloopen voor den vervaldag van den wissel. Ook vanhier : een wissel honoreeren. Honorant, (hand.), degene, voor wiens rekening iemand een wissel ho- noreert. Honorant, (h a n d.), degene, die een wissel honoreert. Honbres mutant mores, (lat.), waardigheden of eereposten veranderen de gebruiken, het gedrag ; andere stand, andere zeden. Honoris causa, (1 at.), eershalve; de beschenking ' of vereering met den doctor-titel aan niet-gepromoveerden of gegradueerden, maar die door weten- schap of kunst zich then titel waardig maakten. Honos alit artes, (lat.), de eer voedt d e kunsten. Honos habet onus, (1 at.), de eer heeft last, brengt verantwoordel~kheid met zich. Hont, naam van een vlaktemaat, o. a. in den geheelen Bommelerwaard en een deel van den Tielerwaard in gebruik. 7 hont = 1 hectare,,6 hont = 1 morgen. In Breda was een hont 1/4 bunder en werd weer verdeeld in 3 loopense. Honved, (h o n g.), verdediger des vaderlands. Hood (Robin -, een edelmoedig roover, zeer populair in Engeland en de held van verschillende romancen en balladen. Wat hij den grooten Heeren en rijken Bisschoppen ontnam, deelde hij uit aan de arme bevolking. Zie W a l t e r 8 c o t is Ivanhoe, en 't artikel Rob Roy. Honvedseg, nationale schutterfj in Hongarije, van h o n g. honved (z. a.). Hoold, (w a p.), 10. schildhoofd (z. a.) ; 2*. of beelding van een menschen- hoofd meestal van ter zijde gezien. Hoofd, (w a p.), eene figuur staat in het hoofd van 't schild, wanneer ze in haar geheel boven de waterpasse mid- dellijn staat. Hoold links, (w a p.), linker-boven- hoek van 't schild. Hoofd rechts, (w a p.), rechter- bovenhoek. bold (Menschen met het - onder hunne schouders, (m y t h.), een yolk, dat aan de oevers van de rivier Caomo zou wonen, wier oogen zich in hunne schouders en wrier mond zich in het midden van de borst beyond. Hooldbint, zwaar kapspant dat de gordingen en nok draagt in tegen- stelling met de kepergebinten die alien gelijk aan elkander zijn. Hoolddeugden (De zeven -, zie Zeven. Hoolddoek, (w a p.), Pen smal bandj e om de slapen en het voorhoofd; vooral bij moorenkoppen, (z. a.) ; het gewone email is zilver. Hooldelilke verbintenis, ook solidaire verbintenis genaamd, eene zoo- danige verbintenis, waarbij hetzij ieder der schuldeischers het recht heeft de voldoening der geheele schuld to eischen, met dit gevolg dat de betaling aan een hunner gedaan den schuldenaar bevrijdt ; hetzij ieder der schuldenarrn gehouden is, zoo noodig, de geheele schuld to vol- doen, met dit gevolg dat de voldoening, door een van hen geschied, de overige schuldenaars ten aanzien van den schuld- eischer bevrijdt. Hooldschool, oudtijds (tot aan de 17e eeuw) de naam der, stadsschool, ter,- wijl de bijzondere scholen bfjscholen heetten. HOOFDSTUKKEN. 442 HOORN VAN OVERVLOED. Hoofdstukken, (w a p.), ontstaan door bet trekken eener lijn van eenen hoek aan 't schild naar een anderen (rechts-, links-geschuind) of evenwijdig aan een der zijden (schildhoofd, schild- voet) of van twee onderling evenwijdige (paal, balk, schuinbalk) of van vier twee aan twee evenwijdige (keper, kruis, schuinkruis). Zij worden bij de beschrij- ving altijd eerst genoemd. Hoofdstukken (De drie - of kapittelen, waren oorzaak van een kerk- twist in de 6e eeuw, waardoor de scheu- ring tusschen de Oostersche en Wes- tersche Kerk allengs werd voorbereid. Genoemde hoofdstukken waren de ge- schriften van T h e o d o r u s M o p sue s- tenus, die van Theodorus tegen C y r i l l u s, en de brief van I b a s van Edessa over de kerkvergadering to Efeze. Hoofdzonden (De zeven -, zie Zeven. Hong-Hollandseh, de taal van den Staten-Babel, volgens de Transvaal- sche Boeren; de Nederlandsche schrijf- taal, volgens de Vlamingen. Hoogepriesterliik gebed, Job. XVII, omdat Jezus aldaar als Hoogepries- ter der door Hem to stichten gemeente bet diepste heiligdom zijns harten ont- sluit, om zich to bereiden tot zijn lijden en sterven, alsook tot de heerlijkheid daarna volgend door Hem, en in Hem voor degenen die door zijn woord in Hem gelooven zouden. De naam is wa.arschijn- lijk ontleend aan de omstandigheid, dat de Joodsche Hoogepriester, jaarlijks op den Grooten Verzoendag in bet binnenste des heiligdoms een gebed om zegen voor Israel uitsprak. Hoogerhuls, in Engeland, the House of Lords (Pairs), in verhouding tot bet Lagerhuis (the House of Commons) z.v. a. ten onzent de Eerste _Kamer in verhou- ding tot de Tweede Kamer. Met dit on- derscheid, dat tot onze Eerste Kamer ook rijke patriciers toegang hebben, terwijl in Engeland alleen of oude adel- dom of verheffing in den adelstand den toegang verschaft tot bet Hoogerhuis. Hooglied of Lied der Liederen, h e b r. Schir haschirim, d. i. bet lied bij uitncmendheid, bet allervoortreffe- lijkste lied. In de Vulgata, Canticum Canticorum, waarin de liefde wordt be- zongen tusschen bruidegom en bruid; veelal mystiek opgevat van bet geeste- lijk huwelijk van Christus met de Kerk in bet algemeen en met iedere heilige ziel in bet bijzonder. Het Nieuw-Testa- mentisch Hooglied is 1 Kor. XIII, waar Paulus de christelijke liefde beschrijft. Hoogmogenden of Hunne -, titel, die aan de Algemeene Staten (de afgevaardigden der zeven Vereenigde Provincien) krachtens besluit van 7 Febr. 1653 (afgedrukt in 't Groot Plakkaat- boek III, 78) moest gegeven worden. De aanspraak was: Hare Hoogmogen- den". Al de Europeesche vorsten gaven hun dezen titel, uitgenomen de Koning van Spanje, die hen „Messieurs les Etats Generaux" titelde. Lodewijk XV was de eerste van Frankrijks koningen, die na bet sluiten der Triple-Alliance in 1717 hun, door zijn gezant Du Bois den titel van ,Hoogmogende Heeren" liet geven. Hoogstapelaar, (b a r g.), iemand, die met bedelbrieven b# de rjjken rond- gaat; h g d. lochstapler = flesschen- trekker of iemand, die onder den schijn van grooten rijkdom vorstelijk leeft, zonder to betalen. HoogtiId houden, bet ontvangen van de H. Communie. Vandaar de ge- woonte om iemand, die de H. Communie ontvangen heeft „zalig hoogtijd" to wen- schen. Want men is gewoon op de Hoog- tijden, dat is de hooge feestdagen, de H. Communie to ontvangen. Hoorder des woords, iemand, die wel de goede lessen hoort, maar er zich niet naar gedraagt ; naar Jac. I 22-24. Hoorn van overvloed, l a t. Cor- nu copiae. Ceres wordt afgebeeld met een ramshoorn in den linkerarm, gevuld met vruchten en bloemen. Soms stroomen ze uit den ,vollen hoorn" op aarde, en somtijds liggen ze er in evenals in een korf. Diodorus zegt, dat de hoorn een van de horens der geit was, waardoor Jupiter was gezoogd. Hij legt de fabel HOORNEN VAN HET ALTAAR. 443 HORENBOEK. aldus uit : In Libie is een strook lands, van den vorm eens hoorns, dat door ko- ning Ammon aan zijne bruid Amalthaea geschonken was, die Jupiter met geiten- melk voedde." Hoornen van het altaar. Bij ernstige beloften of verbonden werd door de Romeinen de eed afgelegd, terwijl de verbondenen de hoornen van het altaar vasthielden. Vandaar de uitdrukkiug Usque ad aras amicus = uw vriend tot aan de hoornen van het altaar. Deze hoornen dienden om er het offerdier aan vast to binden. Vgl. Exod. XXVII : 2. In Israel vrijplaats voor den vluchteling, 1 Kon. I : 50. Hoos, (b a r g.), geldlade. Hoosier State, (am.), mondstop- pers-staat van to hush (tot zwijgen brengen), vanwaar husher oude naam in het Westen voor bullies (ruziemakers). Hop, (b a r g.), thee. Hopgeld, zie Gruitgeld. Hor., Horatia tribes, de wijk der stad Rome, welke Horatia heette, eene tribes rustica = landelijke wijk. Uit deze wijk was de vader van den dichter H o r a t i u s, een vrijgelaten slaaf, her- komstig. Hora est, (1 a t.), de tijd van aan- vangen, (maar meest) van eindigen, is gekomen ; formule, door den pedel uit- gesproken, als de tijd van examineeren en defendeeren (bij promoties) verstreken is. Horn fugit, (I a t.), de tijd vliedt. Horn locoque consultis, (H. L. Q. C.) (1 a t), op den, gewonen tijd en op de gebruikeljjke plaats, op uni- versiteitsaanplakbiljetten behelzende de aankondiging van promoties en dergl. flora rust, (lat.), de tijd snelt voort,. drangreden om zooveel van het levee to genieten en met het levee to doen, als maar mogelijk is. Spreuk van Hugo de Groot en van de familie Gevers. Horse, dochters van Zeus en The- mis, godinnen der orde in de natuur en der afwisselende jaargetijden, verder ook van maatschappelijke orde, wet en recht. Gezellinnen van den zonnegod en ook der Gratien. G r. hoorai = jaargetijden. Horse canonicae, of alleen horae, uren of tijden, waarop in de kloosters en kapittel-kerken het kerkelijk brevier gezongen wordt. Ook het breviergebed zelf wordt naar zijne indeeling ,horae canonicae" of ,kerkelijke getijden" ge- noemd. Horae nocturnae de nachtge- tijden, welke in de kloosters des nachts worden gezongen. Zij worden ook Metten genoemd, als ze in de vroegte worden aangeheven. Horse diurnae,1°" de „dag-uren" van het breviergebed ; ze zijn : de Lan- des, de Primen, de Ters, de Sext, de Nonen, de Vespers, de Completen; 20. een liturgisch gebedenboek, dat deze gebeden bevat. Horak, (t r a n s v.). Wat zeg Horak 2 Ge borduurt, overdrij ft, j okt. Horatius; De Romeinsebe lyrische dichter (t 27 Nov. 8 v. C., oud bijna 57 jaar). De Engelsche Horatius, G e o r g e her- tog van Buckingham (-- 1688), then Abra- ham Cowley (1- 1667) ten onrechte den Pindarus, den Horatius en den Vergilius van Engeland noemde. De Fransche Horatius, J e a n M a- crinus of Salmon. Dc Horatius van Frankrjjk of de Fransche Burns, Pierre Jean d e 11$eranger (1780-1857). De Spaansche Horatiussen, de gebroe- ders A r g e n s o l a nl. Lupercio (t 1613) en Bartolomo (f 1631). Horatius' raced, zie Nonum pre- matur in annum. Horde, (t u r k s c h), van turk. oer- doe, het kamp met allen, die er bij be- hooren ; vandaar horde, eigenlijk orde = zwervende stam van Tartaren of Turken. Voor andere volken past die naam niet. Horebiten, naam van, eene partij der Hussieten (z. a.), naar een berg bij Trzebechowitz. Horenboek, (b a r g.), koe. HORIS OOY. 444 HORS DD (Of DU) PAIR. ions ooy, een tusschenwerpsel, dat do tamboers der schutterij gebruikten als zij met trommelslag den schutters van de wijk de wacht bekend maakten Horis ooy ! Alle schutters, die beschei- aen zijn onder den Ed. Manh. Heer Ka- pitein N.N.," enz. Horis subsicivig of subseel- vls, (1 a t.), in de bij- of snipperuren (bij de oude Romeinen de van ambts- bezigheden overschietende tijd); derge- lijke uitdrukkingen, tempus subsicivum, tempora subsiciva, operae subsicivae, bij Cicero, e. a. Vgl. Operae subsicivae. Van sub en secare (snijden), dus z. v. a. van onderen afgesneden, afvallend. Horlepiip, doedelzak (z. a.). Horle= horrel d. i. stoot. Men stoot cen houten pijp al blazend heen en weer in een zak, waar- door het doedelend geluid van 't instru- ment ontstaat. Want de hoofdsylbe van „doedelzak" zelf laat zich uit klankna- bootsing verklaren, hoewel de hoofdsylbe van e n g. doodlesack, een beuzelaar, lanterfanter, ook sukkel, aanduidt. De horlep~p is in Hongarije bij de Zigeu- ners inheemsch. Zij voeren soms een dans uit bij dit instrument, dat met dien dans wel vereenzelvigd wordt ; zoodat men spreekt van „de horlepijpdansers", in plaats van ,dansers bij de horlepijp". Horlepijp echter niet to verwarren met „hornepijp" (e n g. hoi npipe) ; dit laatste, z. - v. a. hoorn pip, was de naam van een niet meer in zwang zijnd blaas- instrument, en wordt nu gebezigd voor een Engelschen nationalen dans. Komt de „hornpipe" der zeelieden meest voor, deze is toch niet de eenige. H a n d e l heeft soms den rythmus der „hornpipe" in zijne composities aangewend. Uit de benaming blijkt, dat ,hornpijp" geen „horlepijp" of ,doedelzak" kan wezen. Horn, in Dijkshorn enz. beteekent hoek. Hornbook, (e n g.), abc-boek. Horn- hoorn. Het oorspronkelijke hornbook bestond in een tafeltje van eikenhout, met een stuk perkament, waarop het alphabet, de getallen en eenige eerste elementen van het schoolonderwijs. Over het perkament lag een doorschijnend hoorn-plaatje, in metaal gevat. Op den met leder overtrokken achterkant was bij voorkeur de gestalte van St. George, Engelands landspatroon, gedrukt, of ook wet of beeldingen der koningen. Hornepiip, zie Horlep#p. Horologium, in do Grieksche Kerk een boek, waaruit men dagelijks de canonische horen (voorgeschreven uur- gebeden of gezangen) zingt. - Voorts uurwerk. Horoseoop, voorspelling van ie- mands lot uit den stand der sterren op het uur zijner geboorte. Fr. horoscope planeetlezing. Uit g r. hoora (uur) en skopein (beschouwen). Horreseo referens, (1 at.), ik ver- haal het huiverend ; V e r g i l i u s, Ae- neis, 2, 204. Horribile dietu, (lat.), vreeslijk om to zeggen; horribile visu, vrees- l~k om to zien. V e r g i l i u s zegt : hor- rendum dietu.(Aeneis, 4, 454; 8, 565). Horribile ditto komt voor bij den ge- schiedschrij ver F 1 o r u s, 1, 11 (16) ; bij V e r g i l i u s vindt men voor horribile visu, ,niserabile visu (Aenels, 1, 111) en visu miserabile (Aen., 9, 465). Horror vacui, (lat.), in de na- tuurkunde de a fkeer van het ledige, then men vroeger aan de natuur toe- schreef, om daardoor vele verschijnse- len, b.v. het opstijgen van het water in de pompen, to verklaren ; bij R a b e- 1 a i s, Gargantua et Pantagruel I vinden wij Natura abhorret vacuum (de natuur heeft een afschuw van hot ledige) ; in 1646 bewees Pascal, dat do verschijnselen, die men aldus verklaard had, uit, de drukking der lucht mo s en afgeleid worden. Hors de combat, (f r.), buiten gevecht, niet in staat om to strijden. Hors de contours, (f r.), buiten mededinging. Hors de la lot,, (f r.), buiten de wet, vogelvrij. Hors de (of du) pair, (f r.), bo- ven z#ns gel#ken verheven, bijv. een schilderstuk. HORS DE PROPOS. 445 HOSPES. Hors de propos, (f r.), buiten het doel om. Hors de salson, (f r.), to onpas. Ook letterl. buiten het jaargetijde. Hors d'oeuvre, (f r.), een bijwerk, iets overtolligs ; ook een bijgerecht, dat voor de soep wordt opgedischt. Hors ligne, (f r.), buitengemeen schoon, boven vergelijking verheven. Horseguards, (e n g.), lij fwacht to paard der Koningin van Engeland. Horst, in Staphorst enz. duidt eene plaats aan bezet met struiken of kreu- pelhout. HBrstgen. De heeren van Milen- donck gaven als eigenaars sedert de 16e eeuw der rijksvrije heerlijkheid Horstgen (bij Geldern) aan trouwlusti- gen vergunning tot het sluiten van een huwelijk zonder toestemming hunner ouders en zonder inachtneming der in hunne woonplaats bestaande wetten ; mitsgaders dispensatie van de noodige of kondigingen. Die trouwlustigen ston- den dus to boek als ,mit gnadigem con- slns and Dispensation Sr. hochgebornen Gnaden Reichs-freyherrn von Milen- donck copuliret". Zoo kwam menige mesalliance tot stand. 't Waren trouw- partijen k la Gretna-Green (z. a.). Hortensla, bloem, genaamd naar H o r t e n s e van Nassau, dochter van een Gouverneur van het eiland Bourbon. L a t. hortensia = wat in den tuin (hortus) groeit. Hortus Botanleus, plantentuin, met wetenschappelijk doel als verzame- ling van gewassen aangelegd. Hortus Medicus hetzelfde als H. B., doch spe- ciaal voor geneeskrachtige planten. Hortus slecus, (1 at.), droge tuin, naam voor eene verzameling van ge- droogde planten in een boek (herbarium), gelegd. Hos ego versieulos feet, tullt alter honoree; Sic vos non vobis nidificatis, ayes ; Sic vos non vobis vellera fertis, oves ; Sic vos non vobis mellificatis, apes ; Sic vos non vobis fertis aratra, boves. Vergilius, bij Donatus in Vita Vergillii. Ik maak deze verzen, een ander oogstte er de eer van in; Zoo bouwt gij vogels, niet voor uzel- (ven uw nesten ; Zoo draagt gij schapen, niet voor u- (zelven uw vachten ; Zoo maakt gij bijen, niet voor uzelven (den honig ; Zoo trekt gij ossen, niet voor uzelven (den ploeg. V e r g i l i u s had bij gelegenheid van een feest op de deur van het keizerlijk paleis een distichon geschreven, om Augustus to verheerlijken, zonder het to onderteekenen ; waarop de middel- matige poeet B a t h y 11 u s beweerde, dat hij er de dichter van was. V e r g i- 1 i u s schreef er daarom het vers Hos ego versiculos feci, tulit alter honores, en verder viermaal Sic vos non vobis onder ; B a t h y 11 u s kon deze verzen niet aanvullen en was zoo ontmaskerd. Hosanna of Hostanna, h eb r. hosjiea-na uit Ps. CXVIII : 25, geef toch heil! letterl. help toch ! de gew one uitroep, van oudsher onder Israel op het Loof huttenfeest bij den optocht met de zwaaiende palmtakken gebruikelijk. Een kreet, waarmee Jezus bij zijn laatsten in- tocht in Jeruzalem onder het zwaaien en strooien van palmtakken, door het yolk begroet werd, Matth. XXI : 9,15; Mark. XI : 9, 10; Joh. XII : 13. De Palm- zondag, van oudsher in de Christenkerk ter herinnering aan lien intdcht gevierd, droeg oudtijds in de Oostersche Kerk algemeen den naam van Feest der Ho- sanna's. Vaak als jubelkreet, als feest- roep gebruikt, vooral bij godsdienstig feestelijke rondgangen, optochten. Den eenen dag roepen zy: Hosianna, den anderen dag: kruisigt hem. De massa is zeer wispelturig. Het wufte yolk j uicht vandaag iemand toe, en stoot hem morgen uit. foskoem Kadoewa, negerij- hoofden. Hospes, (1 a t., stud.), letterl. gast- heer. De huisbaas, bij wien de student zijne kamer(s) heeft. Ook wel ploert geheeten. HOSPES FUI ET COLLEGISTI ME. 446 HOTEL-DIEU. Hospes fui et collegisti me, (1 a t.), Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd, Matth. XXV : 35b. Opschrift van het schild van den eenen der beide Niederldnder Becher (z. a.)' to Wesel. Hospita, (lat., stud.), letterlijk gastvriendin, als vrouwelijke vorm van hospitus = hospes. De huisbazin, hetzij gehuwd of ongehuwd, bij wie de student inwoont. Hospitaal, gasthuis voor zieke mensehen. Van 1 at. hospes = vreemde- ling, gast. Zie Gasthuis en Xenodochium. Hospitaal-ridders, zie Joh an- ti ten. Hospital-Sunday, to Londen, lett. hospitaal-zondag, nl. 17 Juni, de dag, waarop in al de kerken collecten wor- den gehouden ten bate van de gasthui- zen, die er allen inrichtingen zijn, welke door vrijwillige bijdragen in stand wor- den gehouden. De instelling van zulk een dag dateert er van 1873, nadat se- dert 1859 Birmingham was voorgegaan. Hospitallers Sauveteurs Bre- tons (SoelUe des -, (f r.), letterl. Vereeniging der gastvrj, f e menschen- redders in Bretagne, eene maatschappij als onze Maatsch. tot redding van dren- kelingen en als de Engelsche Humane Society. Gesticht to Rennes door den pre- sident der Chambre Honoraire H e n r i Nadault de Buffon to Parijs, die er tot zijn dood (omstr. 1883) voorzitter van geweest is. Hospitium, (1 a t.), kwartier. Tehuis voor studenten in eene academiestad, voor leerlingen van gymnasia, waar zij niet blootstaan aan de verleiding van het vrije kamerleven. -, familie-hotel voor hitlpbehoeven- den. Tusschen aanzienlijke familien in verschillende steden en gewesten be- stonden veeltijds banden van gastvriend- schap. Bij het sluiten van zulk een band (foedus) werden de namen van beide familien op eene tessera hospitalis ge- sehreven, cene soort van liniaal, zoo dat van weerszijden een naam stond. Zulk eene tessera werd dan doorgebroken en elke familie ontving eene helft. Op vertoon daarvan had men niet slechts aanspraak op herberging, maar ook, des noodig, op hulp en bescherming. Hospitium ecclesiae tuae (Conserve, Domine! Wesellam (Vesaliam) inelytam --, (1 a t.), Be- waar, Heer, het doorluchte Wesei tot eene wijkplaats voor Uwe Kerk. Op- schrift van het schild van den eenen der beide Niederldnder Becher (z. a.) to Wesel. Hospodar, (s l a v.), (o u d s l a v. en r u s s. gospodarj; vgl. despoot), heer, titel der vorsten in Moldavie en Wal- lachij e. Hostle, (r.-k a t h.), de heilige ouwel, die na de woorden des priestess hoc est corpus meum (dit is mijn lichaam) d. i. de consecratie, volgens de Roomsche leer in het lichaam en bloed van Chris- tus substantieel veranderd is. L a t. hos- tia = slachtoffer, offerdier; van hosti- are (houwen, steken, stooten). Hostis humans generis, (1 a t.), een vijand van het menschelijkgeslacht. Hotel des haricots, (f r.), weleer de militaire gevangenis to Parijs, later een huffs van arrest voor weerspannige manschappen der burgerwacht. De naam stamt _ hoogstwaarschijnlijk, of van het College Montaigu, dat vroeger terzelfder plaatse bestond, en dat door diens kwee- kelingen, wegens het daar verstrekte voedsel in College des haricots werd herdoopt. Dat die spotnaam van den generaal D a r r i c a u zou afstammen, die in 1815 de burgerwacht reorganiseerde en de onwilligen in het bedoelde gebouw deed opsluiten, is vrij wat minder aan to nemen. Hotel des Invalides, (f r.), groot gebouw met woning voor oud-militairen, to Parijs, in 1640 door Lodewijk XIV gesticht, het Fransche Bronbeek; de kapel dezer stichting bevat het graf van Napoleon I. Hotel-Dieu, (f r.), Godsgasthuis, het oudste hospitaal van Parijs, onder St. Landry, den achtsten bissebop van Parijs gesticht. Tusschen -1868 en 1874 w erd het nieuwe H6tel-Dieu gebouwd. HOTEL DE RAMBOUILLET. 447 HOUTEN HULK. Hotel de Rambouillet, (f r.). In de 17e en 18e eeuw vormden zich allengs to Parijs een aantal kringen, waar men voornamelijk letterkunde en staat- kunde besprak. Vooral die in' 1600 door de markiezin d e R a in b o u i 11 e t ge- sticht, werd beroemd en oefende een wezenlijken invloed op de taal en de zeden uit. Hoewel M o l i e r e in de PrH- cieuses ridicules en de Femmes savantes alleen de belachelijke elementen dier kringen, over bet algemeen, schijnt to hebben willen hekelen, bezweek ook bet H6tel de Rambouillet onder zijne geeselslagen. Hotkant, (t r a n s v.), rechterkant. Hotnot, (t r a n s v.), Hottentot. Hotonde (j a p a n n.), bijna. Hotspur, (e n g.), heethoofd, letterl. heet-spoor (heet-gespoord.) Naam voor een kloek, vurig, ridderlijk jongeling, naar den bijnaam van Henry P e r c y in bet le deel van Henry IVth. Hottentotsgod, (t r a n s v.), bet wandelend takje of blad, zeker insect. Hotvoor, (t r a n s v.), rechts voor. Di oostbles, wat (die) hotvoor trek. Bond wat gii hebt, Openb. III 11. Houqua, fijne soort van thee, zoo genaamd naar H o q u a den beroemden thee-koopman, uit Hong-Kong, die in 1846 overleed. Hours, (spr. hoeri), (arr.), van ha- war, fem. haurd, plur. hour = gazel en vandaar iemand met gazellenoogen (zeer zwart met helder wit). Bij Perzen en Turken is hour als enkelvoud ge- bruikt en de Perzen maakten er van houri d. i. emn meisje uit bet Paradijs. Mohammed beloofde nl. aan de geloo- vigen, dat zij in bet Paradijs hour zou- den vinden d. i. meisjes met gazellen- oogen. House of commons, huis der gerneenten, Lagerhuis, z. v. a. de 2de Kamer in Engeland. House of peers (of lords), (e n g.), huis der lords, hoogerhuis, z. a. Household words (Familiar to our ears as -, Shakespeare, Henry V, IV, 3, zoo gemeenzaam voor onze ooren als woorden uit de huis- kamer, waar de Koning allen opwekt, hoewel met den dood voor oogen, ten strijde to gaan ; bet is dien dag bet feest van St. Crispijn, en zegt hij, als wij val- len, dan zullen onze namen aan alien gemeenzaam of bekend op dien dag telkens bij den beker herdacht worden. De uitdrukking werd vooral populair door Dickens, die in 1850 onder dien naam een weekblad uitgaf, dat in 1857 gestaakt, in 1859 werd opgevolgd door All the year round. Houssa, militair, behoorend tot een deel van bet Fransche leger, dat o. a. onder aanvoering van generaal Duchesne 1 Oct. 1895 Tannanariva, de hoofdstad van Ranawalo III, koningin van Mada- gascar, ingenomen heeft. Houssam (Prins -, broeder van prins Ahmed ; hij bezat een stuk vloer- kleed of behangsel van zulk eene too- verkracht, dat men er slechts op be- hoefde to gaan zitten, om in een oogen- blik naar elke plaats to worden vervoerd, waarheen men wenschte to komen: Housse, (f r., w a p.), paard met een dek van andere kleur ; zie Hoesie en Paardendek. Bout (Als zil dit doen aan 't groene -, wat zal aan 't dorre gesehleden ? Komt de rechtschapene om, hoe slecht zal 't met den goddelooze gaan ! naar Luc. XXIII : 31. Houten, (sport.), kegels. Houten broek, katheder. Houten dokter (De -, een pre- dikstoel; zie Dokter van Houten. Houten hulk, houten ton met een gat in den eenen bodem en van onde- ren open, welke den misdadiger om- gehangen werd, zoodat zijn hoofd er boven uitstak; aldus werd de veroor- deelde onder grooten toeloop de stad rondgeleid; huik = mantel. HOUTEN LEPEL. 448 HUANG. Honten lepel, (b a r g.), gevangenis. Houten mantel, katheder. Houten paard, f r. chevalet, fol- tertuig bestemd voor lichtzinnige vrou- wen, echtbreeksters. Het bestond uit een samenstel van planken, welke eene rechtop staande en aan den bovenrand scherp gemaakte eiken plank droegen. Na gegeeseld to zijn werd de schuldige als een ruiter daar opgezet ; soms met een kanonskogel aan elken voet. Houthakkers (Daar moeten ook - en waterputters zUn, niet allen kunnen aanzienlijke posten bekleeden ; ook de eenvoudigen en dienst- baren hebben hun waarde en verdienste. De genoemde arbeiders waren bij de Israelieten tot de geringste diensten in den tempel geroepen, doch even goed noodig voor de instandhouding van den eeredienst als de priesters ; naarr Jozua IX : 23 en 27. Houtle (lets op zijn elgen - doen, eigenwijs de raadgevingen en hulp van vrienden en ouderen versma- .den; geheel naar eigen inzicht hande- len; uit Hosea IV : 12, alwaar : ,Mijn yolk vraagt zijn hout, en zijn stok zal het hem bekend maken," d. i. zij vra- gen het door hen van hoot vervaardigde afgodsbeeld om raad, en regelen zich naar de aanduidingen van hun eigen- gemaakte stokken-wichelarij. Verg. nog Jer. II, 27; X, 3, Hab. II, 19. Houtsnee, (stud.), ironische ver- haspeling van hand sine nl. laude (1 a t.) - niet zonder nl. lof, welke formule den 2en graad uitdrukte van afgelegd examen aan de Academie, een graad, die tegenw oordig vervallen is. Houtsnip (Een -, (r e s t.), twee boterhammen met roggebrood en kaas. Houvast, (b o u w k.), #zeren pen om de houtwerken aan den muur to bevestigen, aan eenen kant puntig, aan het boveneinde met een borst, en plat gesmeed, met een opening, ter bevesti- ging aan het voorwerp in hout. Houghnhgme (whinhims), een ge- slacht van paarden, met verstand toe- gerust, die de heerschappij voerein over het menschelijke geslacht. G u 11 i v e r vertelt er van in zijne reizen. De be- doeling was eene bespotting van het huis van Hanover, zinspelend op het wapen van Hanover, dat een paard vertoont. Hovetling, zie Headling. Hovia MBu, geesteloke bard. On- der dozen Keltischen naam roept de bard, die verheven wordt tot,, aartsdruide van het Prinsdom Wales," hoewel hij tot de Engelsche Staatskerk behoort, onge- stoord Odin (z. a.) en Freyja (z. a.) aan, daarbij zijn Keltisch gezang zelf begelei- dend op de aartsvaderlijke harp. Howard (John -, (e n g.), een ijveraar voor verbeteringen in het ge- vangeniswwezen, naar den beroemden En- gelschman van then naam (1726-90), die geheel zijn vermogen en bijna zijn heele leven aan die zaak wijdde; van- daar hervormer van het gevangenis- wezen. Naar hem heet de to Londen gevestigdeHoward-Association, eene phi- lanthropische vereeniging, die werkt op onderscheiden gebied. Howard (De vrouwellike -, Mrs. Elizabeth Fry (1780-1845), die de gevangenissen van Engeland en het vasteland bezocht, en haar beste krachten wijdde aan de verbetering van het gevangeniswezen. Howe (Ellas -, werktuigkundige, uitvinder van de Amerikaansche naai- machine (1819-1867), vandaar de ma- chine van Howe of een Howe voor eene naaimachine. Hrabanus Maurus , aartsbis- schop van Mainz (776-856), tijdens Karel den Groote, de bekende geleerde, die zocht to bewijzen, dat het den ge- loovige wel geoorloofd is, de zeven vrije kunsten to beoefenen. Vervaardiger van een Lat.-Duitsch glossarium. Hradschin, koninklijke burcht to Praag. Huang, (chin.), peel, uitgang in Chineesche plaatsnamen. HUB. 449 HUIS CLOS (A). Hub, (sport.) Hub of the universe, (a in.), de naaf van het heelal, bijnaam voor Bos- ton in Massachusetts door 0. W. H o I- in e s aan die stad gegeven, ter bespot- ting van de verwaandheid der inwoners, die de beteekenis der stad z66 hoog stelden, dat ze meenden, dat heel de wereld er om draaide. Hubertus (St. -, de patroon der lagers. Hubertus-sleutel, zin de reliquie-dragende sleutel, die in de Eglise de la Sainte-Croix to Luik bewaard wordt, als afkomstig van St. Hubertus (t 721) die dezen van den Paus ten geschenke gekregen had, wat toen ter tijd als de hoogste onderscheiding gold. Daar St. Hubertus in de R. K. Kerk wordt aangeroepen als patroon tegen de hondsdolhei&, noemt men de i zeren hoorns of horentjes, waarmede onder aanroeping van den heilige, de beet wordt uitgebrand, ,sleutel van St. Hu- bertus". Deze horentjes worden vooraf aangeraakt aan de stool van den H. Hubertus, welke stool eveneens als mid- del tegen de hondsdolheid wordt aange- wend. Huchet, (f r., w a p.), jachthoorn. Hudibras, beeld van een dwazen ridder of bespottelijken strijder; naar den titelheld van Samuel Butler's gedicht van then naam, in 1663 ver- schenen, eene buitengewoon goed ge- slaagde bespotting van de Puriteinen. Huevos fritos, eieren, in varkens- vet gebakken; in Mexico. Hufeland's systeem, zie Makro- biotiek. Hugenooten, benaming der eerste Evangelisch-gezinden in Frankrijk, aan- hangers der Kerkhervorming. Oor- sprong onzeker. Men spreekt o. a. van verbastering uit h g d. Eidgenossen = onderling bij eede verbondenen, gelijk de Zwitsers waren. 't Waarsehijnlijkst is, dat die naam hun werd gegeven de- wijl zij aanvankelijk des nachts hunne odsdienstoefeningen hielden op eene heide bij Tours, waar het volksgeloof meende, dat de geest spookte van Hugo Capet, het hoofd van het Fransch ko- nklijk stamhuis der Capetingers, die 987 to Noyon door de keus der staats- grooten tot koning Nverd verheven. Uit hen sproten na de opheffing van 't Edict van Nantes de Camisdrds (z. a.), en de .Re fugi& (z. a.) vooral in ons vaderland. Hugten, (b a r g.), hanger. Huibasten, spotnaam voor de in- woners van Nunspeet. Hui is de wei van melk; huibasten beteekent melk- buiken want bast = buik. Huff of BaIdaklin, (b o u w k.), bedekking bestaande in een gewelf of dak in steen of bout boven de beelden hetzij buiten of binnen gebouwen of meubelen gedurende de middeleeuwen. Huffs, in de sterrenwichelarij is de geheele hemel in twaalf deelen, ,huizen" genaamd, verdeeld, waardoor de hemel- lichamen iedere vierentwintig uur pas- seeren. Wanneer nu iemands geluk door de sterren zal worden bepaald, is de ge- heele schaar in twee deelen verdeeld (te beginnen uit het Oosten), zes beneden en zes boven den horizont. De oostelijke noemt men de opklimmeiide", omdat ze bezig zijn to stijgen, de andere zess de ,dalende" omdat ze het zenith reeds gepasseerd zijn. De twaalf huizen beteekenen het vol- gende: (1) Huis des levens. (2) • van geluk en rijkdom. (3) der broederen. (4) • bloedverwanten. (5) kinderen. (6) • gezondheid. (7) • • des huwelijks. (8) , doods. (9) • van den godsdienst. (10) • waardigheden. (11) • vrienden en weldoeners. (12) vijanden. Huffs clois (A -, (fr.), met gesloten deuren. Une idition a huis clos is een boekwerk verzonden onder couvert of gesloten enveloppe. Uitdrukking van 29 HUTS (HET BEHOUDEN). 450 HUIT-RESSORTS. Alexandre Dumas fils. Une edition des- tink h mes seuls amis et tirde a 99 exemplaires seulement. On ne peut tout dire, mAme k voix basse, mdme dans une edition a huisclos, et ce qu'on ne peut imprimer, c'est le plus curieux de la vie d'un homme" enz. enz. Ruts (Met behouden -, op Nova- Zembla, waarvan 25 Sept. 1596 de eerste balken gericht werden door Jacob Heems- kerck en Willem Barentsz, die er den 24en Oct. in sliepen, en er de Amster- damsche vlag boven plaatsten. Zij ver- toefden er in tot Mei 1597, toen zij het huis zooveel mogelijk van zijn in- houd ontdeden, in den schoorsteen een verslag over de reis en de overwinte- ring ophingen in een kruithoorn beslo- ten, en den Hen Juni afvoeren, waarna zij 6 Oct. hun vaderland terugzagen. Den 9en Sept. 1868 trof de Noorsche kapitein Elling Carisen de hut voor bet eerst weder aan, in denzelfden toestand, waarin de Hollandsche oprichters ze hadden verlaten. Hij bracht er, 4 Oct. to Ham- merfest binnenvallend, 78 voorwerpen, als Barentsz-reliquieen uit mede, o. a. braadijzers, kookketels, messen, werk- tuigen, een half verroest rader-uurwerk, eene metalen klok, wapens, prenten, boe- ken, enz. Een Enge1schman Mr. Charles L. W. Gardiner en de Nederl. marine- luit. L. R. Koolemans Beijnen brachten 1872 bet overige ten getale van 62 voorwerpen, waaronder vooral het in den kruithoorn besloten verslag, her- waarts over. Het vond alles eene plaats in het Rijksmuseum to Amsterdam. Huis op het zand bouwen (ZJIn -, naar Matth. VII : 26 de ge- lijkenis van Jezus van den man, die luistert naar Christus' woorden, doch er niet naar handelt; doze bouwtzijnbuis op het zand, zoodat regen en wind het ten val brengen. Huts to Britten, bij Katwijk-Bui- ten, door de Romeinen gebouwd, en sedert eeuwen verzwolgen door het wa- ter, hetwelk nu reeds z66veel van het strand afsloeg, dat de grondslagen er van, die door lagen waterstand in 1520 en later meermalen, bloot kwamen, twee wren ver in zee liggen. -- Bij den too- neeldichter Gerbrand Adriaenszen- We- dero benaming eener bestekamer, omdat de Engelschen, de Britten, wegens de hun toegeschreven onbeschaamdheid wel ,,dogs, English dogs" betiteld worden, - vanwaa r ook John Bull (= bulhond), -- en daar de onbeschaamdheid van een bond (dog) hierin bestaat, dat-hij in 't openbaar schildwachten uitzet, ter- wijl de (zindelijke) kat alles zorgvuldig wegkrabt en verbergt, beet bij Bredero de voor de "bestekamer" bestemde Tfi'a- terie een Bngelsman. Huts to Manpad, heerenhuis bij Heemstede, genoemd naar het, door de overwinning van Witte van Haamstede op de Vlamingen in 1304 bekende pad. Het huis werd in 1767 gekocht door David van Lennep, den overgrootvader van Mr. Jacob van Lennep. Het komt het eerst voor op een kaart van Rijn- land, a°. 1672. Huis toe l Uitroep der Transvaal- sche Boeren v66r de groote herleving (le Grand Rdveil), toen do president B u r g e r s, die in zijne nadagen was, to vergeefs trachtte hen stand to doers houden tegenover den vijand. Huisanker, (w a p.), gaffel met ge- bogen lijnen, of waarvan de uiteinden omgekruld zijn; beide kan ook samen- gaan. Huisgoden, zie Laren en Penaten. Huishouder, (b a rg.), tang. Huislook, een plant, die men op het dak van een huis liet groeien, daar het zich gemakkelijk aan dApan of dekriet hechtte. Het oude bijgeloof wilde, dat bet de booze geesten van het huis verwijderde en zelfs voor den blik- sem beschutte. De plant word ookjovis- baard genoemd. In de middeleeuwen beval de overheid somtijds de plant op het dak to brengen. Huisploert, (stud.) Hult^ressorts, r#tuig op acht veeren, kostbaarste soort van open rij- tuigen. HUJOTHESIE. 451 HUMBUG. Halothesle, g r. nujothesia, aan- neming tot zonen (of kinderen). Uit hujos = zoon en tithemi = ik stel. Door Paulus gebezigd in zijne brieven, bijv. Rom. VIII : 15, 23; IX : 4 ; Gal. IV : 5 ; Efeze I : 5. Humus, (scil. mensis), afgekort hul., van deze (of van dezelfde) maand; of d eze s. Hulus anni, enz., (1 a t.), zie Hoc anno. Hums loci, van deze plaats. Huldtooneel, bet Schepelenberg je bij Heemskerk, waar oudtijds de Graven van Holland op een schild verheven en tot heeren van Kennemerland gehuldigd werden. Hulifeest, in Indie een feest, dat in Maart gevierd wordt, en vergezeld gaat van dergelijke grappen als bij ons op den eersten April plaats vinden. Hulp (HII ziet zI;n - In de poort, iemand, door de grooten en machtigen gesteund, kan vrij wat wa- gen, en mag veel voor zichzelven hopen. Bij de Israelieten was de poort der stad de vergaderplaats om allerlei zaken to besproken ; daar werd recht gesproken en werden verstandige en aanzienlijke man- nen geraadpleegd; naar Job XXXI : 21. Hulp-adres, (h and.), zie Nood- adres. Hulploon, loon, dat aan hen wordt verstrekt, die, door het verleenen van hulp en bijstand, schepen en ladingen hetzij to zamen of na gedane lossing en lichting wederom in eene veilige plaats in zee of in een behouden haven hebben gebracht. Hulsean Lectures, apologetische lezingen, in 1777 ingesteld door den geestelijke John H u 1 s e to Cheshire. Elk jaar worden er vier of zes predi- katies gehouden in de groote Mariakerk to Cambridge, door geestelijken, tegen- woordig genaamd Hulsean Lecturers, wien men tot in het j aar 1860 den naam gaf van Christian Advocates (christe- lijke advocaten). Oorspronkelijk werden er twintig predikaties per jaar gehouden. Humanlora, de beschavende, menschvormende wetenschappen, de let- terkundige en wijsgeerige vakken, in tegenstelling met de realia (z. a.) ; van lat. humanus = menschelijk. De hu- maniora waren : spraakkunst, redekunst en dichtkunst, met Grieksch en Latijn, ter onderscheiding van literati divinae, godgeleerdheid; de eersten beoefenddoor leeken, de laatsten door godgeleerden. De fraaie wetenschap heeft zich later echter hoofdzakelijk beperkt tot de studie van het Latijn. Humanisme, - wel to onderscheiden van humaniteit, wat een karaktertrek is, - een historisch verschijnsel, nl. de herleving van de studie der klassieke let- teren. In den tijd van J o h a n n e s R eu c h l i n (t 1522 als hoogleeraar to Ingolstadt, in Beieren), heette de kennis der oude talen de humane wetenschap ; een doctor in de letteren heette dan ook doctor in humanismo. R e u c h l i n zelf, een ijsbreker als beoefenaar der He- breeuwsche letterkunde, oefende grooten invloed, op bet onderw1js en de ver- spreiding van het humanisme. Humanist, voorstander der verlich- ting, tegenstander van het obscurantis- me, zie Dunkelmdnner; letterl. leeraar of kenner der humaniora, der weten- schappen, welke op meer beschaving aanspraak geven. De lettres humaines (fraaie letteren) zijn in Frankrijk dicht- kunst, welsprekendheid en geschiedenis. 't Zijn de kunsten en wetenschappen, die den mensch meer menschelijk (hu- main, lat. humanus, comparat. huma- nior) maken. Victor Hugo was een episch en humanistisch dichter. Humanum est errare, (1 a t.), dwalen is menschelijk; vgl. Errare enz. Humbug, een woord waarschijnlijk van Amerik. oorsprong, beteekenende larie, bluf, aansteller?j. De afleiding is onbekend; 't is zekerlijk een woord aan de volkstaal ontleend, waarbij aan geen afleiding gedacht werd. Dat het van bet i t. uonto bugiardo = een leu- genaar, zou komen is niet aan to nemen. HUME ItALE. 452 HWA KWOH. Humerale, (r.-k a t h.), deel van het kleed van den priester, dat hem hals en schouder bedekt. Van 1 a t. humerus (schouder). Humlliaten, monnikenorde in Italie (1134-1576) aldus genaamd naar den eisch der nederigheid (humilitas), dien zij zich vooral stelden. Humor, e n g. humour, oorspronke- lijk vocht, vandaar, in goed of slecht humeur, in moreelen zin. De vochten volgens de oude theorie, die het karakter en de inborst beheerschten, waren slijm, bloed, en gal, vandaar flegmatiek, san- guinisch en choleriek gestel. Als schrijf- trant : grilligheid, vol onverwachte wen- dingen, ook ,een traan zoowel als een lath" opwekkende. Een schrijver in dien trant is een humorist. Humoraal systeem of humo- rale pathologle, geneeskundig stel- sel, ziektekunde, waarbij men de oor- zaken van alle ziekten in de vochten (humores) zoekt. Hun (Een kerel als een -, een groot en stevig man. O u d-h g d. gewahsen (gewachsen) als ein hiune, Goliath der grosse hiune, een Hun had de kracht boomen uit den grond to ruk- ken, en zij hadden de hunebedden opeen- gestapeld. Dat zijn dan niet de Aziatische of Romanische Hunnen (onder Attila), maar de zoogenaamde mythische Hu- nen, misschien van Slavische afkomst. Hun lut, (c h i n.), letterkundige; hooge academische graad in China. Hune tu, Romane, caveto, (lat.), zie Hie niger est, enz., Hunebedden, de groote steenhoo- pen in Drenthe en elders, door de volks- stammen, die voor de Germanen ons land bewoonden, tot graven opgericht. Hunen, de naam door de latere bewo- ners er aan gegeven, beteekent reuzen, en heeft niets to maken met de Hunnen. Hunlades, hunniades of huny- ady, een der grootste veldheeren uit de 14e eeuw ; de Turken vreesden hem zoozeer, dat zij zijn naam gebruikten, om hunnen kinderen schrik aan to jagen. Hunkers, (am.), ook Old Hunkers, spotnaam voor het ultra-conservatieve deel der demokratische partij, vooral in New-York ; van hunk, een klos, een hindernis, blok aan 't been. Hunyadi Janos, zie Engelsch. zout. Het is tevens de naam van den Hon- gaarschen held, die nabij Zimony een beroemden slag tegen de Turken leverde, en naar wien de bron heet, die dat. water levert. Hurdle, (e n g., s p o r t t.), horde, bij harddraverijen met hindernissen (hur- dle-races) of in een contours hippique of een paardenspel. Hurrah, zie Hoera. Hurte, (f r., w a p.), koek (z. a.) van azuur. Hussard k quatre roues, (f r.), conducteur der artillerie of een trein- soldaat. Hasard de la guillotine, (f r.), gendarme, die een veroordeelde naar het schavot voert. Vervolgt hij een mis- dadiger dan beet hij marchand de lacet, en begeleidt hij alleen zoo iemand, dan beet hij rondelle de la Greve. Hussaren of Huzaren, (in ons land) de naam der gansche cavallerie ; in Hongarije de lichte ruiterij ; van h o n g. husz = twintig, omdat koning Matthias I in de 13e ecuw bepaalde, dat ieder twintigtal huizen een ruiter aan het leger moest leveren. Hussieten, volgelingen van J o - h a n n e s Hu s s (z. a.), den Boheem- schen hervormer in de 14e eeuw ; zie Bethlemieten. Hussietenoorlog, oorlog tusschen de aanhangers van Huss en de R.-Katho- lieken (1419-34). Hussieten, in twee partijen, Calixtijnen en Taborieten, stre- den onder Ziska en de beide Procopius- sen gelukkig ; werden eindelijk over- wonnen; de Calixtijnen werden R.-Katho- liek, de Taborieten gingen over in de Boheemsche broeders. Hwk Kwoh, (c h in.), het bloeiende 'r#k, naam voor China, nl. bij de Chi- neezen. Vgl. Tchang-Kooe = R# k k van het midden, Middelr#k. HYACINT. 453 HYNTCHAKISTEN. Hyaeint, (g r.), lelieachtige bloom, wit, rood, blauw, violet; bloem van zwarte of purperen kleur, onze na- geltak; ontstaan uit het bloed van den door Zephyrus uit minnenijd ge- dooden Hyacinthus, een Spartaaansch jongeling van buitengewone schoonheid, toen hij door Apollo, die hem ook beminde, in het schieten werd onder- wezen. Men beweerde op de bladeren er van de beginletters U.4 of AI to her- kennen ; vandaar dat Theocritus van „beschreven hyacinten" spreekt. Hyaden, g r. huades, van huein (regenen), de regenenden, het Regen- gesternte, eene groep sterren in den kop van den Stier, wier opgang regen voor- spelde. Zij gingen daarom door voor nymfen, die door vochtigheid voedden, en als zoodanig waren zij de voedsters van Bacchus (de Nysaeische nymfen), en van Jupiter (de Dodonaeische nymfen). Deze laatste plaatste haar uit dankbaarheid onder de sterren. - Omdat men het sterrenbeeld als een kudde jonge zwij- nen zich voorstelde, gaven de Romeinen er den naam Suculae (varkentjes) aan (L u b k e r) ; volgens C i c e r o echter ont- ving het dezen naam, wegens der Ro- meinen afleiding van hits (g r. zwijn), en noemen mitsdien de lexicografen Suculae eene valsche vertaling van huades (hy- aden). Hydra, (g r.), waterslang, uit g r. huddr (water) ; reuzenslang van het meer Lerna in den Peloponnesus, door Her- cules gedood. Hydra, (w a p.), denkbeeldig wezen, nl. een slang met zeven koppen ; de gewone kleur is groen ; de staart ein- digt in een weerhaak. Hydrophane, eene verscheidenheid van den opaal, die eerst helder en door- schijnend wordt, wanneer hij doortrok- ken is van water. De eigenaardigheid van dezen steen, om water in to zuigen, is gebleken uit de vermeerdering van haar gewicht na de indompeling. Hydropsie de papier (f r.), wa- terzucht van papier. Iliervan gewaagde Bourdon de l'Oise in de conventie 25 Flo- real, an III, tijdens de speculatie in biljetten in de Vendee en in Bretagne verspreidde; hij zorgde er voor assig- assignaten, toen Puissaye zijne valsehe naten tot de kleinste bedragen van 25, 15 en 10 sons (stuivers) na to maken, om overal verwarring to stichten. Hygeameel, kindermeel, dat de tnoedermelk wil vervangen. De naam had behooren to zijn Hygieameel, d. i. gezondheidsmeel, naar g r. hugieia = gezondheid. Hygea is geen woord. Hygia, (r o m.), samengetrokk. vorm voor Hygieia (z. a.). Hygieia, (g r.), de godin der gezond- heid; voorgesteld als bloeiende jonk- vrouw, die in de linkerhand eene schaal houdt, waaruit zij eene slang drenkt ; dochter van Asklepios (Aesculapius) en Epione (g r. epione = de smart-verzach- tende). Hygiene, (f r.), gezondheidsleer, uit g r. hugiainein = gezond zijn, welvaren. Hygienist, beoefenaar van de hy- giene (z. a.) ; deskundige daaromtrent. Hyksos, herderskoningen van Se- mietischen oorsprong, omstreeks 2600 v. C. naar Egypte gekomen ; heerschten tot 1548 v. C. Hymen, (myth.), god van het hu- welijk, afgebeeld met een bruiloftsfakkel en een sluier in de hand. Hymen's band(en), huwelijksband; zie Hymen. Hymettus, (g r.), berg in Attica, voor een gedeelte met geurigen thym begroeid, en hierom bekend door zijn voortreffelijken honig. Hymne, godsdienstige ode (z. a.), (g r.), humnos, eig. gahn, bijz. feestgalm ter eere van goden en halfgoden ; uit humnein = galmen, opdreunen. Hymens Ambrosianus, (m u z.), zie Ambrosiaansch loflied. Hyntehakisten, aanhangers eener partij, de Hindschak di bel, in 1887 to Parijs opgericht door een Kaukasisch Armenier A vet i s N a z a r b e k van oude familie in den tijd, dat de bewoners, al- thans de Armenische bewoners van Rus- sisch-Armenie veel van de zijde der HYPERBEL. 454 HYSTERON PROTERON. Russische regeering to verduren hadden. De stichter der partij stelde zich ten doel, van de Hindschak, een snort van Centraal-Comite to maken, dat door mid- del van sub-comitds in Armenia propa- ganda moest maken voor bet nationale, Armenische idee in Turkije, en Russisch- Armenie. Parijs, Athene, nogmaals Parijs en eindelijk Londen waren achtereen- gens de zetels van den Hindschak. Hyperbel of hyperbool, (g r.), lett. overdrijvinq, duidt in bet spreken de wijze aan, om iets krachtig uit to druk- ken door een sterk overdrijvend beeld. HyperboreErs, (bij de oude Grie- ken) alle volken, die aan de andere zijde der noordelijke bergketen woonden, zoo- als de Thraciers ; ironisch : zonderlingen in manieren, zeden en gewoonten. Vol- -gens de sagen bewoonden de Hyperbo- reers een heerlijk land, waar eene eeuwige lente heerschte. De naam H. beteekent lett. de aan de andere z#de van Boreas (noordenwind) wonenden. Hypatia, schoone, geleerde vrouw in Alexandria, in 415 n.C. vermoord, vandaar de naam voor een hooggeprezen vrouw. Hyperion, (g r.), een van dq Tita- nen, wader van Helios (zon), Selene (maan) en Eos (dageraad). Ook Helios wordt dikwijls Hyperion genoemd. Hypnose, toestand, die veel gelijkt op then van den normalen slaap, gedu- rende welken iemand in abnormaal ster- ken trant vatbaar is voor bet verkrij- gen van voorstellingen, welke een ander persoon hem opdringt. Anders gezegd, een toestand, waarin de suggestibiliteit (z. a.) van bet individu is verhoogd. Vroeger sprak men van magnetischen, thans van hypnotischen slaap ; g r. hupnos = slaap, hupnoein = doen inslapen, hupnoossein = slaperig, slaapdronken zijn. Hypnotisme, kunst waardoor men iemand doet inslapen; van g r. hypno- tikos = slaapverwekkend. Hypoeras, gekruide win, morgen- drank bij bruidsplechtigheden, vandaar ook bruidstranen" gehoemd; naar Hip- pocrates, wien men de uitvinding toe- schreef van den drank, eerst een genees- middel, in de taal der geleerden vinum hippocratieum genoemd, en die in de middeleeuwen Hypocras genoemd werd. Hypocrisie (L'- est un hom- mage que le vice rend h la vertu, (f r.), de huiehelar# is eene hulde, die de ondeugd aan de deugd brengt, Rochefoucauld. Hypocrite rimeur, histories trop paye, (f r.), huichelachtige rrj- melaar, al to rjjk betaalde gesehied- schrjjver. Getuigenis van partijdige tijd- genooten omtrent Frankrijk's grootsten treurspeldichter R a c i n e (-- 1699), toen hij tot koninklijk geschiedschrijver aan- gesteld, geheel opging in bet Hofleven van Lodewijk XIV, en de dichter scheen onder to gaan in den geschiedschrijver. Hypotheca, onderpand voor ge- leend geld, dat in bet bezit van den schuldenaar blijft, en wanneer hij zijne schuld niet betaalt, ter voldoening van den schuldeischer verkocht wordt. Hypotheek, eene akte waarbij vaste goederen tot onderpand gesteld worden van eene geleende som gelds. Hypothekaire sehulden, (h a n- d e l), schulden, welke door hypotheek verzekerd zijn. Hyrkanig, onherbergzaam oord aan de Z. kust der Kaspische zee (ten tijde van Strabo t 26 n. C. de Hyrkanische zee). G r. Hurkani a, van oud-P e r z. Vehrkdna = wolvenland., Thans Gorgie. Hysopstengel, door den Hooge- priester onder oud-Israel op den Grooten Verzoendag gebezigd; vgl. Lev. XIV : 4; Ps. LI : 9. H e b r. eezoob, g r. huss6pos, een specerijachtig kruid. 1 Kon. IV : 33. Hysteron proteron, (g r.), lett. het latere eerder of vooraan, dus ack- terste voren. Spraakkunstige of rede- kunstige figuur, krachtens welke men de natuurlijke orde van bet uit to drukken begrip of denkbeeld omkeert, en het- geen ten aanzien van den tijd of de voor- stelling bet laatste is tot eerste maakt, om daardoor eene opklimmizrg in de rede to verkrijgen. Ook hysterologie geheeten. I I. I, op Duitsche munten Hamburg; op Fransehe Limoges. I. a., (lat.), inter alia. (z. a.). I. C., (1 a t.), in casu (z. a.). IC. XC. NIKA, (g r.), Jezus Chris- tus overwint, opschrift van penningen der Grieksche Keizers to Konstantinopel. I. d., (1 a t.), in dato (z. a.). I. D. Q., idemque, (1 at.), en dezelfde. I. e., (1 a t.), id est (z. a.). I. H. F. C., (I a t.), ipsius heres fa- ciendum curavit, zijn erfgenaam heeft (dit, nl. gedenkteeken) laten maken. I. H. S., kerkelijk monogram in 1347 door Bernardinus van Siena als zoodanig aangenomen, prijkende op som- mige kerkzegels en op enkele parti- culiere zegels, ook op het wapenschild der Jezuiten, oorspronkelijk de H. Naam of Zoete Naam (Jesus), voorgesteld door de drie eerste letters daarvan in 't Grieksch I H S ; later hield men de Grieksche letters voor La- tijnsche, waardoor de oorspronkelijke beteekenis verloren ging en werden de letters verklurd als Jesus Hominum Salvator (3ezus der menschen Verlosser); daarna werd er een kruis op de H gezet I. P. I. t en maakte men er van I. H. S. = In Hoc Signo (in dit teeken) met toepassing op het kruis, dat aan Konstantijn verscheen en waarin hij overw innen zou. De letters worden ook verklaard als In Hoc Salus, (In dit (teeken des kruises is het) heil ; en als Jesus Hortator Sanc- torum, Jezus de Vermaner der Heiligen; eenige der vele spreuken, naar die begin- letters gevorind. I. 1., (1 a t,), in loco (z. a.). I. m., (la t.), in margine (z. a.). I. N. S. T., (1 a t.), In nomine Sanc- tissimae Trinitatis, in naam der Allerh. Drievuldigheid. I. 0. 0. F., (e n g.), Independant order of Old Fellows (z. a.). I. 0. Y., (e n g.), de drie beginletters van het e n g. I owe you, ik ben u schul- dig, de woorden waarmede eene sehul& bekentenis begint. Voor de uitspraak gewoonlijk geschreven 1. 0. U. I. P. I., In partibus infidelium (In de streken der ongeloovigen). Deze let- ters werden vroeger gevoegd achter den titel van titulair bisschoppen, d. w. z. van bissehoppen zonder diocees of van eene landstreek, die nog niet tot bisschop- pelijken zetel is verheven. Zulke bisschop- I. R. B. 456 IBERISCH SCHIEREILAND. pen dragen dan den titel van een vroe- geren thans vervallen bisschopszetel, bijv. bisschop van Cambysopolis I. P. I. Thans zegt men eenvoudig titulair bis- schop van enz. I. R. B., (e n g.), Irish Rebellion Brotherhood, Iersche broederschap, ver- eeniging van revolutionairen of wellicht Irish Republican Brotherhood. Iersche vereeniging van republikeinen, waarmede de samenzwering der Fenians (z. a.) wordt bedoeld. I. v., (1 a t.), in voce (z. a.). I awoke one morning and found myself famous, (e n g.), ik werd op zekeren morgen wakker en beyond, dat ik beroemd was geworden, woorden uit B y r o n (1783-1824)'s dag- boek, met betrekking tot het onver- wachte succes der beide eerste gezangen van zijn Childe Harold. I could have better spared a better man, (e n g.), menig beter man zou ik beter hebben kunnen mis- sen, Shakespeare, Koning Hendrik IV, le deel V, 4 zegt prins Hendrik als hij Fallstaff, die zich dood houdt, onder de gevallenen op het slagveld ziet. I dare do all that may be- come a man, Who dares 'do more.,. is none, (e n g.), ik durf alles ondernemen, wat een man betaamt; wie meer durft is Been mensch, S h a k e- s p e a r e, Macbeth I, 7. Macbeth tot zijne ega, die hem vraagt of hij Duncan niet durft vermoorden. I must be cruel, only to be kind, (e n g.), tot row geweld dwingt looter lie f de mij, S h a k e s p e a r e, Ham- let III, 4 ; woorden van Hamlet tot zijne moeder, als deze zich beklaagt, dat Ham- let haar zulke harde waarheden over haren tweeden ' echtgenoot en haar spoe- dig gevolgd huwelijk zegt. I scent the morning air, (e n g.), ik snuif de morgenlucht, S h a k e s p e- a r e, Hamlet 1, 5 zegt de geest van Hamlet's vader tot hem, waar hij hem aanspoort wraak to nemen, en dit zegt, ten teeken, dat hij hem verlaten moet. I shall not look upon his like again, (e n g.), ik zal zijn evenbeeld niet weerzien, Shakespeare, Hamlet I, 2, zegt Hamlet tot Horatio, waar hij over zijn overleden vader spreekt. I stay here on my bond, (e n g.), ik sta hier op min contract, Shake- speare, Koopman van Venetie IV, 1 zegt Shylock tot den rechter, waar deze verzoekt genadig to handelen met An- tonio. I will speak daggers to her, but use none, (e n g.), ik zal slechts dolken (harde, bittere woorden) tot haar spreken, doch er geene gebruiken, Shakespeare, Hamlet III, 2. I would it were bedtime, Hal, and all well, (e n g.), ik wou, dat het bedtijd was, Hein, en alles wel; Shakespeare, Hendrik IV, le deel, V, 1; woorden van Fallstaff met den dood voor oogen tot .grins Hendrik, als deze hem oproept naar den slag. I-kwo, (c h i n.), het land der gerech- tigheid, vleiende benaming der Chinee- zen,voor Italic. Iacchus, dubbelnaam van Bacchus. Uit g r. iakchein = schreeuwen, omdat schreeuwen de hoofdbezigheid der Bac- chanten was - bij het vieren der Baccha- nalian. Dewijl Bacchus de god des wijns was, wordt zijn naam en deze dubbelnaam ook voor ,wijn" gebezigd (0 v i d. Meta- morph. IV, 13; V e r g i l. Eclog. 6 Georg. I, 166). Iapetus, (g r., m y t h.), de vader van Atlas en stamvader van het menschelijk geslacht, genaamd genus Iapeti, de na- komelingschap van Iapetus ; velen hiel- den hem voor denzelfde als Japheth, eenen der zonen van Noach. Ib. (1 a t., h and.), ibidem (z. a.). Iberia, Grieksche naam van der Romeinen Hispania {Spanje), naar den Iberus (de Ebro), eene der zes hoofd- rivieren des lands. Iberisch schiereiland, Spanje, bij de Grieken als 1beria en Hesperia (z. a.) bekend; naar den stroom Iberus IBE). 457 ICH BIN DES TROCKNEN ENZ. (Ebro), vanhier Iberes (g r. Iberes) = Spanjaarden. Niet to verwarren met bet Aziatisch Iberie; zie bij Harmozika. Ibex, (w a p.), steenbok. Ibidem, (1 a t.), aldaar, terzelfder plaatse, in hetzelfde geschrift en op dezelfde bladzijde. Iblees .of Iblis, (a r a b. myth.), Satan en de vader van de Sjaithans of duivels. Ibn, (a r.), zoon van; voorvoegselvoor vele Arab. namen., Zie Aboe. Iboe diurt, (m a 1.), duinm; letterl. moeder der vin,gers. Ibrahr, bet pelgrimsgewaad der Mo- hammedanen ; bij de manners; twee klee- dingstukken, zonder eenig teeken van sieraad behalve de zijde; de eene doek is om de lendenen geslagen en de andere wordt om den pals en de schouders ge- worpen, den rechterarm vrij latend, bet lioofd is onbedekt ; bij vrouwen, een ruime mantel, die haar geheel omsluit. Ibsentanisme, de richting van den Zweed H e n r i k I b s e n, den scherpen, in zichzelf gekeerden denker, die eene eeuwige wijziging der zedewetten stelt, waarbij den ding blijft bestaan en als doel wordt aangegeven, nl. bet waar- heidsbesef, dat een ieder in zich heeft ; zoodat hij bet heil der menschheid ziet in bet levee naar het besef der gevoelde waarheid. Ibsenisme, (f r.), in den trant van I b s en denken en schrijven. Ibsenite, (f r.), eene richting in de letterkunde als die van I b s e n, maar als een ziekelijk verschijnsel beschouwd. Ibycus (De kraanvogels van -. C i c e r o verhaalt, dat de Syrische dichter Ibycus, tijdgenoot van Anacreon, 6e eeuw v. C., op 't oogenblik, dat hij door struikroovers werd omgebracht, eenige voorbijvliegende kraanvogels be- zwoer, de aan hem gepleegde misdaad to wreken. Kort daarna zaten die struik- roovers op de markt, waar veel yolks bijeen was, en riepen, •toen er eenige kraanvogels voorbijvlogen, spottend uit „dat zijn de wrekers van Ibycus", met dien uitroep zichzelve als de moorde- naars verradend. Vanhier gewaagt men van „de kraanvogels van Ibycus", waar eene kleinigheid een schelm er toe brengt zichzelven to verraden. Ten onrechte wordt uit Pred. X : 20 afgeleid : „bet zal uitkomen, al zouden de vogelen bet uitbrengen". Men spreekt ook wel van de raven, en de kraaien van Ibycus. Daar Ibycus g r. = kraanvogel is, is 't verhaal curieus. Icarisch, onbezonnen avontuurlijk. Zie Icarus. Icarische spelen, spelen in de lucht, in den circus van Oscar Carre to Amsterdam gehouden. Zie Icarus. Icarus, zoon van Daedalus (d. i. (den) kunstenaar, die op Creta voor koning Minos bet labyrinth bouwde, een bovengrondsch gebouw met vele doolpa- den en looze wegen). Toen vader en zoon door den koning daarin opgesloten waren, kocht Daedalus de wachters om, en ont- snapte met zijn zoon met behulp van vleu- gels, die hij kunstignit met was verbonden. veeren had vervaardigd, over zee. Maar Icarus vloog to hoog, zoodat bet was zij- ner wieken door de zonnewarmte smolt ; hij plofte en verdronk -- in de zee, naar hem geheeten de Icarische zee (bet zuid-oostelijk deel der Aegeische zee, langs de kust van Doric, Carie en Jonie). Icarus-vleugels, vleugels (of an- dere middelen) waarmee iemand onbe- zonnen to hoog stijgt, en laag neerkomt. Ich bin besser als mein Rut, (h g d.), ik ben beter dan waarvoor men niij houdt; S c h i l l e rs Maria Stuart III, 4; vgl. 0 v i di us, Brieven van Pon- tus 1, 2, 143 waar hij van Claudia zegt ipsa sua melior fama = zij is zelfs beter dan haar roep. Ook in Le Manage de FigaroIII3, van Beaumarchais, antwoordt Figaro, op Almaviva's ver- wijt, dat hij eene afschuwelijke reputatie heeft : Et si je vaux mieux qu'elle ? Ich bin der Geist, der stets verneint, (h g d.), zie Geist. Ich bin des trocknen Tons nun satt, ik heb nu. genoeg van dien ICH BIN EIN PIIEUSSE, ENZ. 458 ICH KANN NICHT ENZ. drogen toon, zegt Mephisto, als hij in den mantel van Faust den jongen stu- dent ontvangt, die raad komt vragen ; hij spreekt eerst ernstig, maar dit ver- veelt hem, en ten slotte wil hij weer „den duivel spelen". Ich bin ein Preusse, kennt ihr meine Farben ? (h g d.), ik ben een Pruis, kent g?j m# n kleuren ? aan- hef van een gedicht van J. B. T h i e r s c h (1794-1855), in 1830 gemaakt bij ge- legenheid van den verjaardag van koning Friedrich Wilhelm III. Ich bin es made fiber Sklaven zu herrschen, (h g d.), ik ben het moede over slaven to heersehen, staat volgens E d V e h s e, Preussen IV, 175, in een kabinetsorder van Frederik den Groote, van den len Augustus 1786, waar hij over de bevolking van ontgonnen land bij Tilsit zegt : ,De boeren, die daar worden aangesteld, moeten alien hun eigen goederen hebben, opdat ze geen slaven zullen zijn." Ich denk' an each, ihr himm- Iisch schdnen Tage ! (h g d.), ik denk aan u, g# hemelsch schoone dagen; aanhef van een lied van August M a h 1- m a n n (1771-1826). Ich denke einen langen Schlal zu than, (h g d.), ik denk een langen slaap to doer, S e h i 11 a r, Wallenstein's Tod V, 5; Wallenstein tot Gordon en Seni, die hem waarschu-Awen, dat de Zwe- den, die hij wacht, hem dooden zullen. Wallenstein is zeer vermoeid en wil sla- pen. Eenige oogenblikken later was hij vermoord. Ich dien, (h g d.), ik dien, devies van Eduard, den Zwarten Prins, en on- derschrift van drie struisveeren. De Edelen van Wales verklaarden aan Eduard 1, geen koning to kunnen dul- den, niet in hun land geboren. Hij voerde toen zijne zwangere vrouw Eleonora daarheen, en vertoonde hun den zoon, dien zij baarde, met 't woord Eych dyn! dat is de -man! Dit bleef wapenspreuk van den Prins van Wales, maar werd verbasterd in Ich dien. Ich tinde nicht die Spur von einem Geist, and alles list Dres- sur, (h g d.), i k vind geen spoor van een geest, en alles is dressuur, G o e t h e, Faust I ; woorden van Faust tot Wag- ner, die in den poedel, dien hij voor de poort zag loopen, niets bijzonders ziet, wat Faust aanvankelijk wel deed. Ich Hihle eine Armee in mea- ner Faust, (h g d.), ik voel een leger in min vuist, S c h i l l e r, Die Bduber II, 3, woorden van Carl Moor, die na de scene met den priester zijne kame- raden tot ,heftig strijden opwekt. Ich habe genossen das irdi- (sche Gliick, Ich habe gelebt and geliebet, (hgd.), ik heb het aardsch geluk ge- noten, ik heb geleefd en bemind, Thekla's lied in S ch i l l e rs Piccolo- mini III, 7. Ich hab' gethan, was ich nicht lassen konnte, (h g d.), ik heb gedaan, wat ik niet laten kon, S c h i l l e r, Wilhelm Tell I, 1; Tell in gedachten aan zijne vrouw, als hij in de boot springt om Baumgarten to redden. Ich hab' bier blos ein Amt and keine Meinung, (h g d.),, ik heb hier slechts een betrekking en geen meening, S c h i l l e r, Wallenstein's Tod I, 5; Wrangel tot Wallenstein, wien hij zijne benoeming tot Koning van Bohemen doet hopen ; waarop Wallen- stein vraagt, of Wrangel ook niet meent, dat dit moeilijk met zijne verhouding tot den Keizer is oveceen to brengen. Ich hab mein Mach' nut nichts gestelit, Iuchhe, ik tel mine positie niets, woorden uit Goethe's gedicht Vanitas, vanitatum vanitas in Gesellige Lieder. Ich hab' isle Ia nur ant die Sehulter• gektisst, ik heb haar toch maar alleen op den schouder gekust, air uit M i 116 eke is Bettelstudent, waar- mede de overste Ollendorff zich veront- schuldigt, dat hij Laura gekust heeft. Ich kann nicht Ftirstendiener sein (h g d.), ik kan geen (onderda- nige) dienaar van den vorst zijn, S c h i l l e r, Don Carlos III, 10; Posa tot den Koning waar deze het geluk der menschen alleen van de gunst des vorsten of hankelijk maakt. ICH KENNE DICH, ENZ. 459 (ICONOCLASTEN. Ich kenne dich, Spiegelberg, (h g d.), ik ken je, Spiegelberg, S e h i 11 e r, Die Rduber II, 3 ; Moor over Spiegel- berg, dien hij van onrecht en snoodheid verdenkt ; woorden naar aanleiding van gruweldaden van Schufterle, dien hij wegzendt. Ich komme vom Exereleren, ich exerciere, Ich werde exer- eieren, (h g d.), exerceeren is schering en inslag, exerceeren is mijn levensdoel, gezegde van prins Frederik van Pruisen (later Frederik de Groote, t 1786), die door zijn vader tegen zijn zin geheel als militair werd opgevoed. Hij sprak het, toen zijn vader hem dwong to Ruppin als overste van een dril-regiment to vertoeven. Ich mgchte such der Pabst wohl rein, ik zou wel de Paus willen wezen, - omdat hij dagelijks wijn mag drinken. Woorden uit een studentenlied Pabst and Sultan. Ich mgchte auch wohl Sultan rein, ik zou ook wel Sultan willen wezen, - omdat hij een harem heeft. Uit. hetzelfde lied. Ich moehte doch der Pabst nicht sein, ik zou toch de Paus niet willen wezen, - omdat hij geen vrouw heeft. Uit hetzelfde lied. Ich mgchte doch nicht Sultan sein, ik zou toch niet Sultan willen wezen, - omdat hij geen wijn mag drinken. Uit hetzelfde lied. Het slot is Drum, Madchen ! gieb mir einen Kuss, l)enn ich bin j etzt der Sultanus ; Schenk mir das Glaschen wieder ein, Damit ich auch der Pabst kann sein. Ich sag' es dir, ein Kerl der speeuliert enz. (h g d.), zie Kerl. Ich setz den Fall, ik stet 't ge- val, duet van Simon en Laura in M i 1- 1 a eke is Bettelstudent. Ich weiss nicht, was loll es (bedeuten, Dass Ich so traurig bin, ik weet niet, wat het moet voorspellen, dat ik zoo treuriq ben, eerste regels van H e i n e's Lorelei (1824). Ich will Frieden haben mit meinem Volke, (h g d.), ik verlang met mjjn yolk in vrede to leven. Koning Max II van Beieren, in 1859 in een schrij- ven aan den minister von der Pforsten, waarin hij verklaarde hoe ongaarne ook, zekere hem voorgestelde bevordering to zullen bekrachtigen. Ichthys, (g r.), visch. In oude Gothi- sche gebouwen ziet men soms een roos en een visch in steen gehouwen naast elkander. De roos is het zinnebeeld van de H. Maria, in oude litanieen verborgen roos genoemd, en met den visch bedoelt men het woord Ichthys, waarvan de letters de beginletters vormen van 't gr. Jezus, Christus, Gods Zoon, Heiland. In de catacomben was de visch hat zin- nebeeld van Christus. Men vindt daar dikwijls afgebeeld een visch met een korf brood op den rug, als zinnebeeld van het H. Avondmaal. Ick weet Met dat er yemant (leeft, Die niet syn kintsche poppers heeft, C a t s, zie Niet een enz. Ik weet niet langer hoe, al wilt ick langer wat, C o n s t a n- t ij n H u y g e n s' Gedichten; Costeliek Mal, reg. 48, eig. En 'k weet enz. Icklick, Turksche zilveren count van twee piasters ter waarde van 25 cent. lemate, in Mexico, steenen bankje met glooiend oppervlak en op drie stee- nen pooten rustend ; waarop de eerst in kalkwater geweekte maiskorrels met een steenen roller worden fijn gewreven, om er vervolgens flensjes uit to bereiden. Zie Tortillas. Iconoclasten of beeldenbrekers, leden der oude Grieksche Kerk, die zoo- zeer tegen de beelden in de kerkgebou- wen ijverden, dat ze die met geweld vernielden. Hun tegenstanders heetten iconodoelen (beelden-slaven) of icono- latren (beelden-aanbidders). De naam beeldstormers uit de 16e eeuw is dua al van ouden datum. 1CONOSTASIS. 460 1EPRUEN ENZ. leonostasts, de meest met heiligen- beelden beschilderde, houten wand, die in de Grieksche kerken de altaarnis van bet ruim der kerk scheidt. 'Id est, (h and.), dat is. Id eum non fregit sed erexit, (lat.), dit, heeft hem niet gebroken, maar opgericht, C o r n. N e p o s in Yita Themistoclis, Cap. I -. De tegenspoed maakte dozen veldheer der Atheners niet krachteloos, maar integendeel veer- krachtig. Id genus omne, (I a t.), al dat soort of slag van yolk. Vgl. Hoe genus omwe. Id ter sum, (1 a t.), dit ben ik drie- maal, devies van de familie van Itter- sum, die in bet wapen drie ezelskoppen voert. Zinspeling op een oud verbaal. Ida, persoon zit den hoogen adel. Bij do Balineezen of Baliers maken de Ida's de hoogste Hindoe-kaste uit. Idael, zie Digiti. Idah, (m a 1.), geschenk van eene vrouw aan den man, then zij bemint. Iddah of Iddat, (m a 1.), tijd ge- durende welken eene vrouw niet mag hertrouwen. Ideallome. Eene richting zoowel in de kunst als in de wijsbegeerte. In de kunst: hot hoogste, edelste, wat men zich denken kan ook buiten de werke- li kheid om. In de wijsbegeerte onder- scheidt men: Subjectief idealisme (Fichte), Objectief idealisme (Schelling), Absoluut idealisme (Hegel). Idealisten, vereerders van een ideaal, of voorstanders van een of ander idealisme. Ook de volgers van P I a t o. ld#,e fixe, (f r.), vast denkbeeld, waarme6 men geheel vervuldis; zwak- hoofdigen voert bet tot monomanie, tot krankzinnigheid. Idem, Idem, (lat.), dezelfde of hetzelfde. Ident per Idem, (I at.), hetzelfde (bet gelijke) door hetzelfde (bet gelijke), dezelfde zin door dezelfde woorden uit- gedrukt. Idem quod (I. q.), (I at.), hetzelfde als enz. Ideograffsehe teekens, figuren, die begrippen uitdrukken, in hot biiiro- glyphiscb schrift, door afbeelding of zinnebeeldige voorstelling.Onderscheiden van phonetische teekens =: klanktee- kens. Van g r. idea (aanzien) en grafein (schrijven). Idloot, oorspronkelijk, nog in de 16e eeuw, een burger, iemand uit do volks- klasse, die geen ambt bekleedt, oak on- ingewjde, leek. Later, een stompzinnige, eon van geboorte, met- half ontwikkelde geestvermogens. Ides, (f r.), 1 a t. idus van bet oude woord iduare = verdeelen, scheiden. De idus verdeelde de maand in twee bijna gelijke deelen; hij was bepaald op den vijftienden dag van Maart, Mei, Juli en October, en den dertienden der andere maanden. Idola fort, (lat.), afgodsbeelden der markt, van bet domme yolk, volks- geloof, dat eigenlijk bijgeloof is. Aldus noemde Francis Bacon hetgeen Max Nordau minder deftig als Conventionelle Liigen (met onderling goedvinden gehul- digde onwaarbeden) kenschetste. Idun, Iduna, Idunna, (n. myth.), de echtgenoot van Braga (z. a.). Zij bewaart de appelen des levens, die de kracht eener eeuwige verjonging bezit- ten en tot spijs der goden dienen. Idyllfsch, wat van eenvoudig na- tuurschoon getuigt. Idylle is een her- d ersdicht; van g r. eidullion = beeldj e, - verkleinw. van eidos = o. a. soort van zang of muziek, - omdat de idylle ons kleine tafereeltjes uit de herderswereld voor oogen stelt. Men spreekt ook van idyllische rust = de rust eens herders in een stille landouw neergezeten. leperen (nil ziet er nit ally de dood van -, doodsbleek en ver- IEi (EEN WILDE). 461 IHO-PARK. magerd. In dit spreekwoord wordt, zoo beweert men, verpersoonlijkt de pest- ziekte, die in de 12e eeuw woedde, en vooral de stad Ieperen, in Belgii , vree- selijk teisterde. ler (Een wilde -, een wilde knaap, naar de Iersche bezetting, welke de Graaf van Leycester (einde 1586) onder William Stanley naar Deventer overbracht; daarover schrijft V a n R e y d, Nederl. Hist.: „ dat onghereghelste volek, datter oyt in de Nederlanden aan d'eene oft d'andere syde gesien was ; zij waren meer beesten als menschen gelyck" enz., Iersch kruis, (w a p.), zie Kruisen. If reasons were as plentiful as blackberries, (e n g.), al waren de verklaringen zoo overvloedig als de boschbessen. Shakespeare, Hendrik IV, 1e deel, II, 4 ; Fallstaff tot prins Hendrik, als deze na Fallstaff's blufferij en leugens reden en verklaring daarvan vraagt, die Fallstaff natuurlijk niet kan geven ; waarop Fallstaff antwoordt, dat hij die, gedwongen, niet geven wil, al waren ze enz. Iflaz, (t u r k s c h), godsdienstig maal bij het ondergaan van de zon, dat de Sultan, volgens overoud gebruik to Stam- boel houdt, na zijn plechtig jaarlijksch bezoek (einde Febr. of begin Maart) aan den „mantel van den Profeet", welken hij dan kust. Ignis 3udicium, (lat.), judicium ignis of probatio per ignem, de vuur- proef, een der ordali6n of godsgerichten. De verdachte moest een gloeiend ijzer aanvatten of over eene gloeiende plaat gaan, en uit het al of niet, het meer of minder gewond zijn, werd dan onschuld of schuld opgemaakt. Ignorabimus, (1 a t.), wy zullen niet weten; zie Ignoramus. Ignoramus, (lat.), wij weten het niet, vgl. Job VIII : 9; formule door de gezworenen in Engeland gebezigd om to kennen to geven, dat zij niet kunnen beslissen of een aanklacht gegrond is of niet. - Dit ignoramus zweefde Prof. Emil du Bois Raymond voor den geest, toen hij in 1872 to Leipzig zijne rede over „die Grenzen des Naturer- kennens" besloot met het sedert gevleu- geld geworden woord Ignorabimus (wij zullen het nimmer weten). Ook, oude Engelsche rechtsterm, die de jury ge- woon was to schrijven op de achterzijde van rechtsstukken, waarvan de beslissing was uitgebleven, of die niet voor de rechtbank behandeld waren. Van hier ook, vr#spraak zvegens gebrek aan bew#s. Ignorantignen, congregatie in 1680 door den kanunik Baptiste de la Salle gesticht, anders gezegd Freres de la doc- trine chrdtienne, wier doel is de onwe- tende kinderen to onderwijzen in de cate- chismus, vandaar hun naam ignorantijnen (les enfants ignorants). Zij zijn omstreeks 1593 in Frankrijk (te Avignon), door C e s a r d e B u s gesticht. Een congre- gatie van denzelfden naam was vroeger (1560), door Marco C u s a n i, een edelman, to Milaan gesticht. Beide con- gregaties hebben zich later vereenigd. Ignoti nulls eupido, (1 a t.), geene begeerte naar het onbekende, gezegde aangaande Nederl. schrijvers, die geen jacht maken op woorden en uitdrukkin- gen, vreemd aan onze Nederduitsche taal. B i l d e r d ij k noemde dat „j eukerigheid naar buitenlandsche schoonheden, en ver- achintg van al wat het vaderland opgeeft." lgnotum per ignotius, (lat.), het duistere door iets nog duisterders, nl. willen verklaren (als de toelichting duisterder is dan de zaak zelve). Vgl. het Horatiaansche Nil agit exemplum, litem quod lite resolvit (Satirae 2, 3, 103) = een voorbeeld, dat iets, ?.vat on- beslist is, door iets, wat. ook onbeslist is, zvil uitmaken, heeft geen waarde. Ignotus moritur, (1 a t.), hij sterft onbekend. Iho-park, prachtig paleis-park niet ver van Peking, in gebruik bij de Kei- zerin-moeder van China, dat naar men wil, jaarlijks een kleine f 20.000.004 aan onderhoud verzwelgt. IHI1 HABT GESTEHEN ENZ. 462 IJZEItEN KAPEL. Ihr habt gesehen was wir kgnnen; wean Ihr Ietzt wollt, so haben wir elne Kunst. Woord van Richard Wagner (1813-1883), den genialen componist, met het oog op dramatische kunst ; hij toch streefde er naar, de geheele opera in eene onaf- gebroken muzikale declamatie to ver- anderen, d. i. volkomen eenheid van woordklank en muziekklank. Ihr naht each wieder, schwan- kende Gestalten..., (h g d.), gij nadert weer, gij zwevende beelden, aanhef van de Zueignung van G o e t h e's Faust, waar de dichter zich aan den arbeid zet, herdenkt hij de jaren zijner jeugd, de herinnering wordt levendig en teekent zich of in zijn werk. Ihram, (m al.), gewaad van den Mo- hammedaanschen pelgrim. IJdelheid der gdelheden = grootst mooglijke ijdelheid, ontleend aan Pred. I : 2. IJken, (b a r g.), brandmerken, ook messentrekken. IJrade, (w a p.), zie Heraut; ook voor minnezanger en muzikant gebruikt. IJsborden, (a m s t.), spotnaam voor hooge en breede staande boorden. IJsheiligen, St. Mamertus, St. Pancratius en St. Servatius, (ook wel de drie strenge heeren), omdat hunne gedenkdagen resp. 11, 12 en 13 Mei vallen, en omdat koude en nachtvorst meestal tot dien tijd aanhouden. Van- ,daar ook de spreuk Voor Servatius geen zomer, Na Servatius geen vorst. Anderen noemen 12, 13 en 14 Mei ; dan valt de laatste dag op St. Bonifacius, en de namen rijmen. IJs'ligk, (a f r.), bjjzonder groot. IJster, (a f r.), ijzer, ijsterdak= ijze- ren dak. IJsvogel, (w a p.), symbool door p r ins W i 11 e m I gekozen, met toepas- sing op zijn kalmte in zijn veelbewogen loopbaan; met de spreuk Saevis tran- quillus in undis (z. a.). IJverlge Martha, ook bedrijvige Martha, naar Luk. X : 40, 41. IJzeren Gouverneur (De -, Warren Hastings, die, in 1771 tot Gou- verneur van Bengalen, en in '75 tot Gouverneur-Generaal van Oost-Indie be- noemd, in '85 teruggeroepen, in '86 door Burke bij het Lagerhuis van schande- lrjke willekeur aangeklaagd, op alle pun- ten vrijgesproken is geworden, maar veroordeeld in de kosten (-- 1818). IJzeren handschoen, zie Folter- werktuigen. IJzeren Hertog, bijnaam van Alva om zijne onverbiddelijke gestreng- heid. Op Wellington is die naam als eernaam toegepast. IJzeren hoofd (Het -, een helm. Toen in 1437 de burgers van Brugge Philips den Goede wilden gevangen ne- men en dooden, waarschuwde een bur- ger den Graaf en hielp hem ontvluch- ten. Men bracht toen dien verrader ter dood en stelde zijn hoofd ten toon in een ijzeren helm, het ijzeren hoofd, dat nu in het museum to Brugge is. IJzeren jonkvrouw, zie Folter- werktuigen. IJzeren Kanseller (De -, prins Otto von Bismark, wegens zijn door- tastenden zin, waarmede hij de eenheid van het Duitsche Rijk sedert den Fransch-Duitschen oorlog 1870/71 tot stand bracht; ook de man van bloed en jjzer geheeten. De naam herinnert aan een woord van B. op 30 Sept. 1862 in het Pruisische Huis der Afgevaar- digden. Zie Eisen and Blut. IJzeren kapel, een boven in den buitenmuur der Oude kerk to Am- sterdam gemaakt steenen kamertje, ge- sloten met een ijzeren deur. In dit ka- mertje, oudtijds „'t secreet" (d. i. de geheime kamer, f r. secret) genaamd, werden de archieven der stad bewaard, weggeborgen in een eikenhouten kast IJZEREN KROON (DE). 463 1K HEB GELEERD ENZ. gedeeltelijk met ijzer beslagen. De ijze- ren kapel dagteekent van 't laatst der 15e eeuw, en het oudste handvest, daar bewaard, van 1275. IJzeren kroon (De , de gou- den met edeisteenen versierde kroon, waarmee weleer de koningen van Lom- bardije gekroond werden. Ze ontleent haar naam aan een ijzeren ring, die er aan de binnenzijde is aangebracht, naar verhaald wordt gesmeed uit een nagel van het kruis van Christus. Nadat Na- poleon I zich met de IJzeren kroon had laten kronen, heeft hij in 1804 de orde van de IJzeren kroon ingesteld, die thans onder de Oostenrijksche Orden opge- nomen is. IJzeren masker, staatsgevan- gene uit den tijd van Lodewijk XIV, wiens naam en misdaad lang een raad- sel bleef, tot dat alles in 1894 door F. Funck-Brentano op afdoende gron- den word opgelost. Zoo weet men thans dat de gevangene de graaf Hercule Antoine Mattioli, Suretaris van Staat van Karel IV, hertog Mantua was. Hij werd door zijn meester naar Frankrijk gezonden, om over den verkoop van Laval, de hoofdplaats van Montferrat, aan dat land to onderhandelen. Toen de zaak haar beslag zou krijgen, bleek Mattioli, hoewel hij door Lodewijk XIV met geschenken overladen was geworden, de zaak aan de hoven van Oostenrijk, Spanje, Savoie en aan de Republiek van Venetie to hebben ver- raden. Lodewijk XIV lokte Mattioli dientengevolge den 2en Mei 1679, in den omtrek van Turijn, in een valstrik en deed hem gevangen nemen. Wegens die schending van het volkenrecht, achtte de Fransche koning het oorbaar, Mat- tioli's naam geheim to houden. Daarom ook moest hij, geen ijzeren, maar een fluweelen masker dragen. Den 19eII Maart 1694 werd Martioli van den toren van Pignerol naar de St. Marguerite-eilanden en vandaar, den 18en September 1698, naar de Bastille overgebracht, waar hij den 19eII November 1703 overleed. Den volgenden dag werd hij op het kerkhof to St. Paul begraven. IJzeren naalster, naam door Friedrich Wilhelm IV (f 1861) van Pruisen aan de naaisnachine gegeven. Het eerste kleedingstuk aldaar er mede ge= maakt, was een gestikt vest voor then vorst. Toen M c G r a i c k die machine had uitgevonden, vc erd hij in Engeland bespot door de pers, die haar een mid- dending noemde tusschen een kruiwagen en cen vliegmachine. IJzeren-Poort-kanaal, to Or- sowa, een Hongaarsch stadje, een nieuwe waterw eg, waardoor het handelsverkeer op den Donau, vooral met Duitschland, sterk zal worden uitgebreid. Door kei- zer Frans Jozef van Oostenrijk 27 Sept. 1896 plechtig geopend. IJzersterk (Een -, (rest.), een sterk bitter. Ik ben liever schenker dun bakker, naar aanleiding der bevesti- ging van Jozef's uitlegging der droomen zijner medegevangenen in Gen. XL ; de schenker werd uit de gevangenis verlost, de bakker gehangen. Ik ben van gisteren noch van eergisteren, d. i. ik heb de wereld gezien, ik weet ergens van mee to praten. Deze spreekwijze komt zeer dikwijls in het 0. T. voor en wordt aldaar ge- bruikt, als men spreekt van een lang verloopen tijd. Zoo zeide M o z e s, Exod. IV : 10: ,Ik hen geen man wel ter tale, nosh van gisteren, noch van eergisteren." Ik en miln huts wij zullen den Beer dienen, Joz. XXIV : 15. Ik heb den dag verloren, zie Diem perdidi. Ik heb geleerd met miln ver- driet to leven, kalm woord der eer- ste actrice van het Londensche theater Charlotte Cushman, die zelfs optrad toen de geneesheeren haar zeiden, dat zij aan eene verschrikkelijke, ongenees- lijke ziekte Teed. Ik heb geleerd vergenoegd to ziin met hetgeen 1k ben; ge- tuigenis van den Apostel P a u l u s, in Phil. IV : Ilb. 1K KAN DEN MAN ENZ. 464 IL DINOIT DE L'AUTEL ENZ. Ik kan den man niet missen; hil vecht. Getuigenis van president Lincoln aangaande generaal Grant, toen, na zijne nederlaag in den eersten slag bij Shiloh, des Presidents vrienden er bij dezen op aandrongen, het bevel aan een ander op to dragen, ter wille van hemzelf en tot heil der Vereen. Staten. Lincoln's inzicht en scherpzinnigheid beschermden Grant tegen den storm der volkswoede en gaven ons den grootsten held van den burgeroorlog 1861-64. Ik kom bit u, menheer, (r e s t.), gezegde van den kellner in een koffiehuis, wanneer er een glas gebroken wordt. Ik kwam, 1k zag,1k overwon, zie Veni, vidi, vici. Ik was longeling nog aan laren, aanhef van een lied uit de eerste acte van M e h u 1's Joze f in Egypte, in 1807 voor het eerst to Parijs opge- voerd; tekst van Alexandre Duval (1767-1842); oorspr. A peine en sor- tant de l'en fance, h g d. Ich war Jung- ling noch an Jahren. Ik wil In de eerste pleats mensch ziln, gezegde van Nora, in het drama van dien naam, van H e n- d r i k I b s e n, waar zij den eisch stelt, van het zelfstandig optreden der vrouw. Ik zle hem noO van voor, maar 't allerliefst van achter, zie Wy zienze enz.; vgl. V o n d e 1, Gys- breght I, 7, 521. Ikabodskind (Een -, een onge- lukkige, naar I Sam. IV : 21. Ikabod beteekent letterl. waar is de eer ? d. w. z. alle eer en heerlijkheid zijn weg. Ikan, (m a l.), zie Troeboek. Ikan haloe, (m a l.), visch. Ikkor, (n.-h e b r.), hoofdzaak, het voornaamste. Ikkor ha-dowor, (n. h e b r.), de kern der zaak. Ikeboersi, pjjltjes der Papoea's in Nieuw-Guinea ; dunne maar harde ner- ven der loofbladeren van den Sagopalm. Ikogham, (t u r k s c h), page van den Sultan van Turkije. Ikonolatren, (g r.), beeldendie- naars, voorstanders, vrienden van den beeldendienst, uit ikoon (beeld) en latrenein - (God) dienen, vereeren. Dat waren de monniken en het yolk in den beeldenstrijd in de Oostersche Christen- kork, vooral to Konstantinopel, in de 8ste en deit aanvang der 9de eeuw. Zij stonden tegenover de Iconoklasten (z. a.). Il a son compte, (f r.), hij kan 't er mee doen. Woord van Madame S ever i n e aan het slot van een ar- tikel, in de ,Libre Parole" aan Roche- fort ; R.'s antwoord in den „Intransi- geant" (z. a.) was zoo onbeteekenend, dat er aan geen opstaan to denken vie] in den perstwist, Febr. 1896 als ,,Le duel Rochefort-Severine" bekend geworden. Il Cacelator Signorile, (it al.), de aanzienlijkste japer, nl. paus Leo X (1521), die een hartstochtelijk liefhebber van de jacht was. Aldus getiteld in een in 1548 uitgekomen zeldzaam boek van een Romein, Domenico Boccamazza, hoofdopzichter der jachten van dien Paus. Il compliait, compliait, com- p1lalt, (f r.), hij compileerde, compi- leerde, compileerde; regel nit le Pauvre Diable (1760) van Voltaire omtrent den abbe Trublet (1697-1770), die met Fontenelle en La Motte volhield, dat ver- zen geen recht van bestaan hebben, en die uitspraken van allerlei beroemde man- nen samenvoegde. De uitval van Vol- taire, die inderdaad maar half verdiend was, volgde op Trublet's veroordeeling van de Henriade. Il dinolt de 1'autel et soupolt du theatre, (f r.), hij at van het al- taar en soupeerde van den schouwburg, versregels uit een spottend gedicht van Charles R e m y, grafschrift voor den abt Pellegrin (1663-1745), die 's mor- gens de mis bediende en's avonds verzen en opera's maakte. Gewoonlijk citeert men deze twee regels, die oorspronkelijk in omgekeerde volgorde staan Le matin catholique et le soir idolatre, Il dinoit de l'autel et soupoit du theatre. IL DOLCE FAR NIENTE. 465 IL FAUT QU'UNE PORTE ENZ. Il dolee far niente, (i t.), lees Il dolce non far niente, zie Dolce. Il est avec le elel des accom- modements, zie Ciel. Il est bon d'avoir des amts partout, (f r.), het is goed, overal zijne vrienden to hebben. Il est du boas dont on fait les flutes, (f r.), letterl. h# is van het bout, waarvan men de fluiten maakt, fig. ge- zegd van een karakterloos man, alles weergevende, wat men hem inblaast. Il est trots porter A cet antre: L'espoir, l'infamie et la mort; Vest par la premiere qu'on (entre, Et par les deux antres qu'on sort. (f r.). Er z#n drie deuren in dit hol: de hoop, de schande en de dood; door de eerste komt men binnen, door de beide andere gaat men heen. Mad. D e s h o u l i e r e s, Sur une maison de jeu. Il est trop tard, (f r.), het is to laat, gezegde van Odilon Barrot, secretaris der Commissie tot den heer de Semonville (Aug. 1830) in antwoord op de voorstellen tot een vergelijk, te- genover den Hertog van Orleans. 1-1-et werd herhaald door den heer d e S c h o- n e n, lid der Commission Municipale Il est trop tard ! Le trdne de Charles X s'est ierouli dans le sang. Volgens an- deren zouden die woorden, den Men Juli 1830, door Lafayette, voorzitter der com- missie der opstandelingen, den heer de Sussy zijn toegevoegd, toen deze, namens den Koning, kwam verklaren, dat de beruchte ordonnances, die den opstand hadden doen uitbreken, waren inge- trokken. Il fait tout, pent tout et veut tout, (f r,), hij doet alles, kan alles en wil alles, woorden, die de abt S i e y e s op 18 Brumaire zou hebben gesproken, als hij van Bonaparte zegt : ,,Mes- sieurs, nous avons un maitre; ce jeune homme fait tout, peut tout et vent tout." Sieyes heeft echter ontkend deze woor- den to hebben gezegd. Il taut bonne memoire apres qu'on a menti, (f r.), een leugenaar moet een goed geheugen hebben. C o r- n e i l l e, Le 11ienteur IV, 5. Il taut des epoux assortis dens les liens du mariage, (f r.), tot een goed huwelijk moeten de beide echtgenooten zedel#k enz. op elkander gel#ken, eerste regels van een couplet uit Le prisonnier ou la ressemblance, comedic met zang, woorden van Alex a n- der Duval, muziek van Domenico d e l l a Maria, Theatre Favart, 29 Jan. 1798, aldus luidend 11 faut des epoux assortis I)ans les liens du mariage; Vieilles femmes, jeunes marts, Feront souvent mauvais menage. Il taut auger les Cents d'aprCs leer date, (f r.), men moet elk ge- schrift beoordeelen in het licht van den tjjd, waarin het werd opgesteld, Madame de Stael. Il taut laver son linge sale en famille, (f r.), men wassche z#n veil linnen thuis. Men beslechte zijne huiskrakeelen binnenshuis, en hange ze niet aan de_ groote klok. Oorspronkelijk een raadgeving van Voltaire aan de Encyclopedisten. Later door Nap o- 1 e o n I gebezigd, nadat zich in het Wet- gevend Lichaam zekere opp .sitie had geopenbaard. Hij vergaderde de gedepu- teerden (1 Jan. 1814) en beklaagde zich er over, dat zij hunne grieven niet veel- eer in eene samenkomst met zijne raads- lieden of met hem hadden blootgelegd. C'est en famille, zeide hij, ce n'est pas en public, qu'on lave son linge sale. Il taut que femme file et reste ehez elle, (f r.), de vrouw behoort to spinnen en thuis to blij ven. 11 taut que ieunesse passe, (f r.), men moet b(j de jonkheid wat door de vingers zien, geen to streng gericht houden over peccadilles de jeu- nesse. Il taut qu'une porte soft on- verte ou fermCe, (f r.), een deur moet open of gesloten z#n, A 1 f r e d d e M u s set, titel van een Proverbe. De 30 IL FLAMINGO. 466 IL N'Y A PLUS DE PYR19N19ES. zin is: beslis dit of dat, niet weifelen tusschen 't een en 't ander. De uitdruk- king was voor dien tijd al veel in ge- bruik nit Le Grondeur van D e B rue y s (1756). II Flamingo, (i t a 1.), de flaming, benaming voor Victor L a g ij a (t Sept. 1896), den later beroemden kunstschilder to Antwerpen, den volgeling van den grooten artist Hendrik Leys, in Italie bekend, toen hij in 1844/45 op eene kunst- reis naar Italie (Florence en Rome), bij de terugkomst van Garibaldi uit Mon- tevideo, diens vrijscharen volgde in den rooden lobberkiel en den breedgeranden Calabreserhoed uitgedost; in 1849 be- hoorde hij tot de revolutionairen, die zich in het bezit van Rome zochten to handhaven tegenover het pauselijk leger. Il freddo ml eacela, (it.), de koude verjaagt mij, devies van Madame de S e v i g n e, met eene zwaluw tot zinne- beeld. Il meurt connu de tons et ne se eonnait pas (f r.), zoo stierf hij door een ieder gekend, en hij kende zich- zelvenniet,Vauquelin des Yvetaux (t 1604). 11 n'avait merits, Ni cet execs d'honneur, ni cette indignite, (f r.), noch die groote eer, noch dien smaad had hij verdiend; ontleend aan R a c i n e, Britannicus 11 3, waar Junie, de geliefde van Britannicus dit van zichzelve getuigt, als Nero haar voorstelt de plaats van Octavia in to nemen en zijne vrouw to worden. Il ne taut pas parler de corde devant un pendn, (f r.), oorspronke- lijke vorm van it ne faut pas parler de corde dans la maison d'un pendu, dus men moet niet tegenover een gehangene (of in het huis van een gehangene) over stroppen spreken; het eerste is nl. uit den tijd toen de regel gold, dat de ge- hangene vrij was, als de strop brak, wat na 24 April 1524 niet meer voorkwam, door de toevoeging (noodzakelijk gewor- den omdat bij rijke lieden de strop dik- wijls brak) pendu jusqu'a ce que mort s'ensuive (tot er de dood op volgt). 11 n'est point de laides amours, (f r.), er zijn geen leeljj.ke beminden, (eig. minnarijen), d. i. ieder vindt zijn beminde mooi; naar het Grieksch van Teognis, XIII. Il nous taut du nouveau, Wen fdt-11 plus au monde, (f r.), we moeten wat nieuws hebben, al was er niets nieuws meer in de wereld, L a F o n t a i n e, Clymene, blijspel vs. 35. Il n'y a de nouveau que ce qui a viellli, (f r.), er is niets nieuw, dan hetgeen oud is geworden; T a s c h e r e a u, Revue retrospective, le reeks; - men noemt alleen het nude, nog onlangs verouderd geheeten, nieuw. Il n'y a pas de question so- eiale, (f r.), er bestaat geen sociale kwestie, grondstelling van G a m b e t t a, die hij bij verschillende gelegenheden staande hield en o. a. uitsprak to Belle- ville, rue des Envierges, den 26 •Mei 1870. Il n'y a pas deux morales, une pour 1'usage de la vie quoti- dienne, une pour 1'usage de la vie offieielle et politique, (f r.), er bestaat geen tweeerlei moraal, de eene voor het dagel#ksch leven, de an- dere voor het ambtelijk en staatkundig leven geschikt of aangepast. Gezegde van J u l e s S i m o n, oud-minster-presi- dent in Frankrijk (1814-1896). Lees Er mag geen tweeerlei moraal zijn, maar ze wordt, helaas, maar al to veel in praktijk gebracht. Il n'y a plus d'enfants, er zijn Been kinderen meer, M o l i e r e, de inye- beelde zieke II, 11. Argon zegt dit tot Lonison, als hij hoort, dat Angelique in weerwil van zijn verbod bezoek kreeg van haar minnaar. Il n'y^a plus de Pyrenees, (f r.), er zijn geen Pyreneen meer, zou Lode- wijk XIV tot zijn kleinzoon, Philippe hertog van Anjou, gezegd hebben, toen deze to Versailles 16 Nov. 1700 als koning van Spanj a erkend werd, waartoe hij bij testament van Karel II benoemd was. Dit is echter historisch onwaar ; IL N'Y A PLUS RIEN. 467 IL N'Y A QU'UN ENZ. veeleer heeft de Spaansche gezant ge- zegd, toen de Hertog op 't punt stond naar Madrid to vertrekken, que ce voyage devenoit aise et que pr9sente- ment les Pyrenees etoient fondues, dat deze reis gemakkelijk werd en dat de Pyreneen voortaan gesmolten (verzon- ken) zouden zijn. Journal du Marquis de D a n g e a u VII, bl. 419. Il n'y a plus rien, (f r.), er is niets meer; oorspronk. door A l p h o n s e K a r r (Guepes, Jan. 1840, blz. 58) ge- bezigd ter kenschetsing der toenmalige Regeering, die naar hij zeide, den gods- dienst en den eigendom trachtte to ver- nietigen. In 1848 werkte een spotvogel dat denkbeeld uit, en verspreidde het volgende stuk : , Fransche republiek. Decreet. In naam van bet Fransche yolk. Art. I. Er is niets meer. - Art. II. Ieder is met de uitvoering van het tegenwoor- dig decreet belast. Gegeven op de barri- cades, den 24en Februari 1848." Nestor Roqueplan, die den 20en Mei 1841 een soortgelijk decreet in de Nouvelles a la main deed verschijnen, was dus geen uitvinder van dat stuk. 11 n'y a plus une seule Iaute commettre, (f r.), er kan (voor- taan) geen enkele font meer bedreven worden, d. i. alle zijn gemaakt. Woor- den van T h i e r s (1797-1877) den 14en Maart 1867, in eene redevoering, die de tekortkomingen der buitenlandsche staat- kunde van de Regeering opsomde. Il n'y a point de grand hom- me (of wel : pas de heros) pour son valet de chambre, (f r.), er is geen mensch groot voor zijn kamerdienaar, gezegde van Mme C o rn u e 1(1605-94) en verschillend gewijzigd herhaald door Montaigne, Catinat, La Roche- foucauld en Mme Geoffrin (tot Fontenelle). De eerste had geschreven Peu. d'hommes ont este admirez par leers domestiques. II n'y a que le premier pas qui eoflte, (f r.), letterl. het komt naar op den eersten stap aan, fig. alle begin is moeilrjk, Gibbon (1737-94), History of the Decline and Fall of the Roman Empire VII, 39, Aanm. 100, den- kelijk naar Mad. d e N e c k e r, (geb. Car- chod), die Gibbon to Lausanne in 1750 als mej. C arch o d had bemind, of wel hare dochter mad. d e S t a e 1. Hij zegt daarin De Katbolieke martelaar had zijn hoofd een eind weegs in zijne handen gedragen ; eene dame van mijne kennis merkte daarbij aan : la distance n'y fait rien, it n'y a que le premier pas qui coitte. Volgens Q u i t a r d in den Dictionnaire des proverbes had Mad. d u D e f f a n d, markiezin van Vichy-Chambord (1697- 1780) dit tot den kardinaal de Polignac gezegd, sprekend over den heiligen Di- onysius, die tot aan Saint-Denis met het hoofd in de handen gegaan was, toen hij op den Montmartre onthoofd werd. Il n'y a que les morts qui ne reviennent pas, (f r.), alleen de doo- den keeren niet weder. B a r e r e zeide in 1794 in de Conventie : Wanneer ver- leden jaar den Engelschen soldaten het pardon, waarom zij op hunne knieen gesmeekt hebben, geweigerd was; wan- neer onze troepen ze allen zonder meer hadden gedood, in plaats van toe to staan, dat zij onze vestingen door hunne nabijheid verontrustten, dan had de En- gelsche regeering haar aanval op onze grenzen van dit jaar niet herhaald; alleen de dooden keeren niet weder. - Volgens O'M e a r a Napoleon en exit ook door Napoleon met betrekking tot zich- zelf op St. Helena gezegd. II n'y a qu'un pas du Capitole A Ia roche Tarpeienne, (f r.), letterl. er is een kleine afstand van de Tarpejische rots naar het Capi- tool, een gezegde van M i r a b e a u na de oproerige bewegingen van 20 Mei 1790; toen hij den 22eII naar de tribune ging, zeide V o l n e y spottend Hier au Capitole, aujourd'hui a la Roche Tar- plienne. Er was namelijk door de Wetge- vende Vergadering uit to maken, wie het initiatief tot den oorlog kon nemen, de Koning of de Vergadering ; Mirabeau had zich voor het eerste verklaard en nu noemden eenigen hem een verrader. Hierop zinspelend zei Mirabeau in zijne rede, die nu volgde, dat hij de verande- ring in den zin des yolks niet noodig had gehad, om to weten to komen qu'il n'y a enz. Soms aangehaald als een versregel IL N'Y A RIEN DE CHANGE ENZ. 468 ILIAS. La roche tarpeienne est pres du Capitole. Op het Kapitool werden de overwin- naars gekroond, van de Tarpejische rots de misdadigers neergestort. Zie Capitool. Il n'y a rien de change en France, it n'y a gn'un Fran- cais de plus, (f r.), er is niets ver- anderd in Frankri, f k, er is slechts een Franschman meer, woorden, die de Mi- nister van Binnenl. Zaken B e u g n o t in den Moniteur van 13 April 1814 bij den terugkeer van den graaf van Artois liet afdrukken, als slot eener gefingeerde rede, die heette weer to geven,- wat de Graaf onverstaanbaar en stotterend ge- zegd had. Il Pastor Fido, de getrouwe her- der, titel van een herdersdicht van G i o- vanni Battista Guarini, van Fer- xara (1537-1612)., Il ravit la foudre au ciel et le sceptre aux tyrans, (f r.) ; zie Eripuit enz. Il se fait entendre h force de se faire Ceouter, (f r.), lofrede op Andrieux door Villemain, An- drieux sprak nl. steeds zeer zachtj es, maar hij zeide zulke belangrijke dingen zoo schoon, dat men zoodanig naar hem luisterde, dat men hem wel hoorde. Il vaut mieux perdre un bon mot qu'un ami, (f r.), -het is beter een geestig gezegde dan een vriend to verliezen, Q u i t a r d, Diet. des prover- bes; gewijzigd naar B o it e a u, Sat. IX, 22; vooraf reeds bij Quint i l i a n u s, de Inst. Orat. VI, 3, 28 en H o r a t i u s, Sat. IV, 34. Il y a des jug'es h Berlin, (f r.), er zijn rechters to Berlijn. Passage uit het verhaal van den molenaar van Sans- Souci, anecdote van Franc o i s A n- d r i e u x (1759-1833). Frederik de Groote wilde den molen van Sans-Souci, een uitspanningsplaats, koopen en laten af- breken, om zijne parken to kunnen ver- grooten, maar de molenaar weigerde, waarop de Koning zei, Fiat hij hem zijn molen kon laten ontnemen. De molenaar zou daarop geantwoord hebben, dat hij zich dan op het Reichskammergericht to Berlijn zou beroepen. Il y a fagots et fagots, (f r.), er z(n takkebossen en takkebossen, zegt Sganarelle in M o 1 i e r e's le midecin mal- gre lui (1666) I, 6, als hij op den prijs. van het bout, dat hij heeft geveld, geen cent wil laten vallen, als om aan to duiden dat er tusschen hout en hout onderscheid is. Il y a loin de Ia coupe aux levres, (f r.), Tusschen lip en bekerrand Zweeft des noodlots sombre hand. Il y a quelqu'un qui a plus, d'esprit que Voltaire, c'est tout le monde, (f r.), er is iemand, die sneer geest heeft dan Voltaire, dat is iedereen, een woord van T a l l e y r a n ci bij zijne verdediging van de vrijheid van drukpers ; hij noemde echter niet alleen Voltaire maar ook Bonaparte, alle ,di- recteurs" en alle vroegere, tegenwoordige, en latere ministers. Il y aura du bruit dens Lan- derneau, (f r.), (of: on en parlera A Landerneau), dat zal een beweging- geven in Landerneau, daar zal wat over gebabbeld worden. D u v a l, les Heritiers; steeds wederkeerend gezegde van den ondeugenden schelm d'Allain. Ile du Diable (l'-, Duivels- eilan d, klein eiland, deel uitmakend van de groep der Iles du Salut = eilanden des heils, bij de kust van Fransch Guyana, waar vroeger een leprozengesticht op stond ; een woest plekje grond, met schrikba- rend heet klimaat, waar het leven voor den gestrafte, - men brengt er staats- misdadigers heen, - een ware (duivel-- sche) marteling is. Iliacos intra muros peccatur et extra, (1 a t.), H o r a t i u s, Epistolae- 1, 2, 16, zoowel binnen als buiten de muren van Ilium wordt gezondigd;- beide partijen hebben schuld. Iliac, eigenlijk een Grieksch woord door H o m e r u s (die, volgens Herodotus, omstr. 854 v. C. leefde), gevormd, en ILIAS (DE DUITSCHE). 469 ILLUSTRES. gebruikt, om er zijn uitnemend dicht- werk mede to benoemen, waarin hij den ondergang van Ilium = (volgens som- migen in 1184, volgens anderen in 1127 v. C. voorgevallen), of liever 51 dagen nit bet tiende of laatste jaar van den Trojaanschen oorlog, nl. den toorn van Achilles en de gevolgen van dezen be- zingt. Vondel, Antonides e. a. bezigen Ilias voor eene reeks van rampen of 4lenden. Illas (De Duitsehe -, het lied der Nibelungen, in 1210 in zijn tegen- woordigen vorm gestoken door een rond- dolenden meistreel uit Oostenrijk. Illas (De Fransehe -, de ro- man van de Roos, in de eerste helft van de 13e eeuw begonnen door G u i 11 a u m e d e L o r r i s en voltooid door Jean d e M e u g n i n in de 2e helft der 13e eeuw. Illas (De Portugeesche -, de Lulsade door C a m o e n s. Illas (De Schotsche -, de Epi- goniade, een verhaal van den Thebaan- schen oorlog van William W i l k i e, bijgenaamd de Schotsche Homerus (1721 -1772). Zie Epigonen. Illas malorum, (lat.), een Ilias vol rampen, een ontzettende menigte rampen; naar C i c e r o, Epistolae ad Atticum 8, 11, 3 : tanta malorum impen- det Ilias. Illas post Homerum, iets, dat even ongepast, als onnoodig is. Zie Homerum. Een beteren Ilias kan men toch niet geven. Ilir, (m a 1.), keukenwaaier van ge- vlochten bamboes. Ilisehe tafel, Tabula Iliaca, bas- relief van gips, in de 17e eeuw in de bouwvallen van een ouden tempel aan de Via Appia bij Rome gevonden ; zoo genoemd, omdat daarop de voornaamste gebeurtenissen uit de Ilias waren voor- gesteld. Ilium, -on, (g r.), Troia. Illata, (h and.). het huwelijksgoed, het goed, dat door de vrouw is ingebracht. Ille faciet, (1 a t.), hij zal het doen. Woord in 1611 door koning Karel IX van Zweden tot zijne raadslieden gespro- ken, terwijl hij in 't hachlijk oogenblik van den oorlog, nadat hij hem op den Rijksdag den degen ter hand had gesteld, de hand legde op 't hoofd van zijn 17- jarigen zoon, den lateren Gustaaf II A dolf. Ille terrarum mihi praeter omnes angelus ridet, (lat.), gjndsch plekje lacht m# boven alle andere op de aarde toe, H o rat i u s, Oden II, 6, 13. Illico of ilico, (lat.), op staanden voet, dadelijk, terstond ; lat. adverbium, ontstaan uit in loco = op de plaats. Illiquide, (hand.), niet in orde, niet vereffend. Illotis manibus, (1 at.), met on- gewasschen, d. i. ongewrjde handen; vgl. Matth. XV : 20. Illotis manibus et (of) pedibus (voeten) = zonder genoeg- zame voorbereiding. Illuminati. Er zijn vier vereeni- gingen van then naam geweest.: 1°. De Alombrados van Spanje in de 16e eeuw. 2°. De Guerinets van Frankrijk in de 17e eeuw. 3°. De Mystics van Belgie in de 18e eeuw. 4°. De orde van de Illuminati in Duitschland door Adam W e i s s h a u p t gesticht to Ingoldstadt in 1776 met bet doel, een godsdienst in bet leven to roepen, gebaseerd op bet vrije gezonde denken, even vijandig aan de macht van den Staat als aan die van de Kerk. De bond werd in 1785 door den Keur- vorst van Beieren opgeheven. Illuminaties, de versiering van oude handschriften, voornamelijk de beginletters van boek of hoofdstuk, ook genaamd miniaturen. Voorzien van il- luminaties beet tegenwoordig naar bet oud-Hollandsch verlucht. Illustres, titel der hoogste klassen van ambtenaren onder Konstantijn den Groote. Hiertoe behoorden de. praefecti ILS CHANTENT, ILS PAYERONT. 470 IMITATIO CHRISTI. der- vier prae feeturae, waarin bet Rijk verdeeld was, en de zeven hoogste hof- beambten : de minister van justitie en wetgeving, de hofmaarschalk, de minis- ter van financien, administrateur van 's Keizers bijzonder vermogen, de opper- kamerheer, en de beide bevelhebbers der lijfwacht Its chantent, His payeront, (fr.), zij zingen, (dus) zij zullen betalen, woord van M a z a r i n, naar aanleiding van Mas- curat, een samenspraak tusschen den boekhandelaar Saint Ange (Naude) en den drukker Mascurat (Camusat) over schot- schriften tegen Mazarin verschenen, die Naudd bestreed. Als er daarna nieuwe schotschriften verschenen naar aanlei- ding van nieuwe belastingen, zou Mazarin bedaard gezegd hebben : qu'ils cantent la canzonetta, ils payeront (its chantent, its payeront). Its Wont rien appris, ni rien oublie, (f r.), zrj hebben niets geleerd en niets vergeten, nl. niets geleerd door hun rampen, niets vergeten van hun eischen, zou Tall e y r and van de emi- granten gezegd hebben; in werkelijkheid heeft de ridder d e P a n a t in 1796 uit Londen aan Mallet du Pan geschreven personne West eorrigi, personne n'a sit ni rien oublier, ni rien apprendre. Its soot l& quarante, qui out de 1'esprit comme quatre, (f r.), zrj zijn daar met hun veertigen en heb- ben verstand voor vier, woord van P i- r o n in 1758 ter bespotting van de Aca- dimie. Vgl. Invalides du bel esprit. Its sont passes, ces lours de fete et d'allegresse, (f r.), die feest- en vreugdedagen zijn voorbij, ontleend aan A n s e a u m e's opera Le tableau parlant, 20 Sept. 1769 voor bet eerst opgevoerd. Vgl. Die schenen Tage, enz. Its veulent etre libres et ne savent pas etre lustes, (f r.), z willen vr# zijn en kunnen nog niet eens rechtvaardig z#n, zou de abt S i d y e s gezegd hebben, toen de Assembl6e ra- tionale 4 Aug. 1789 besloot, dat de tienden konden afgekocht worden en 10 Augustus daaraanvolgend, dat ze afgeschaft zouden worden. Im., immunis (1 a t.) vrjj (van diensten, belasting, enz.). Im Bunde der Dritte of der Dritte im Bunde, (h g d.), de derde in 't verbon d. S c h i l l e r, die Bi2rg- schaft. D ion y sins, tiran van Syra- cuse, vertelt aan den philosoof Aris- toxenus zijn wedervaren met de beide bevriende Pythagoreers Phintias en Damon. Phintias, die door hem ter dood was veroordeeld, had verlof gevraagd, om zijne zaken to regelen. Damon was als borg achtergebleven ; toen tegen Dio- nysius' verwachting, Phintias toch ver- scheen, om bet vonnis aan zich to la- ten voltrekken, zou Dionysius de beide trouwe vrienden verzocht hebben, hem als derden man in hun vriendschapsver- bond op to nemen. Im wundersehonen Monat Mal, (h g d.), in de wonderschoone maand Mei; aanhef van een lied uit Lyrisches Intermezzo van H e i n e, in 1823 tegelijk met de Tragodien ver- schenen. Imaginair, (hand.), ingebeeld; imaginaire winst; de winst, die bij assu- rantien gerekend wordt op de verze- kerde goederen, om ook daarvoor scha- deloosstelling to ontvangen. Imam, (m al.), priester, geestelijke. Imbrieatle, wijze van bouwk. ver- siering in den vorm van baksteenen of. vierkant gekapte steenen bij de antieke bouwkunst in gebruik. Ook bij de oud- romaansche gebouwen komt deze ver- sieringswijze veel voor. Iman, (m al.), geloofsbetijdenis. Imeum, (A t j e h), geestelijk hoofd van een Moekim (z. a.), naast en dik- werf tegenover de oeleebalang, bet eigen- lijke territoriale hoofd. Imitatio Christi, (1 a t.), navol- ging van Christus, ontleend aan Job. VIII : 12. Titel van een wereldberoemd werk van Thomas a Kempis, bij- zonder geschreven voor kloosterlingen, waarin bet wezen der waarachtige navol- IMITATION ENZ. 471 IMPANATIE. ging van Christus, omschreven wordt, als in dooding der zelfzucht en onvoor- waardelijke zelftoewijding aan God be- staande. Het is verdeeld in vier boeken; het vierde handelt uitsluitend over de H. Communie en de 31is; het is bijzonder voor de priesters. In de late Middeleeuw en vervolgens was dit ge- schrift de bijbel des yolks. Imitation is the sincerest form of flattery, (eng.), de meest oprechte manier om iemand to vleien, is dat men hem nabootst of navolgt. ImItatorumm servum pecus, (lat.), de bent der slaafsche navolgers; naar H o r a t i u s, Epist. I, 19, 19 o, imi- tatores, servum pecus! o, navolgers, sla- ventuig! Imiter de Conrart le silence prudent, (f r.), het voorzichtig zw#,qen van Conrart navolgen, B oil e a u, Epitre I, vs. 40; eigenlijk j'imite de Conrart le silence prudent. C o n r art (1603-75) noemde zich namelijk wel letterkundige, doch gaf niets in het licht. Niettemin werd hij de eerste secretaire perpetuel der AcaWmie francaise, die trouwens zijn huis, waar een aantal schrijvers plachtten to verkeeren, tot bakermat had. Immaculata conceptio Ma- riae, (1 a t.), de onbevlekte ontvangenis van Maria, de moeder Gods. Door pans Pius IX in de encycliek , Ineffabilis Deus" 8 Dec. 1854 tot r.k. dogma ver- heven. Zie Onbevlekte Ontvangenis. Immanuel, h e b r., met ons is God zie Emmanuel. Immatriculeeren, inschr#ven in de naamljst, den naamrol, het register van de leden, waaruit een genootschap bestaat; opnemen als lid; van lat. matricula (openbaar register), h g d. matrikel, fr. matricule = naamlijst. Immer Regicrungstreundli- chen, (h g d.), de bestendige vrienden der Regeering, wie ook aan 't roer der zaken zitte. Immes, (b a r g.), goed, waar. Immigratie, (van in en migrare), het tegenovergestelde van emigratie, het zich vestigen in een vreemd land, de invoer van vrije arbeiders in eene kolonie of bezitting. Immobilia, (lat.), onroerende goe- deren. Van immobilis = onbeweegbaar. Immobilis in mobili, (1 a t.), on- beweegl#k- to midden van het bewege- l#ke, ,gerust in 't woeden der baren" de spreuk van den Grooten Zwijger, bij het zinnebeeld van den ijsvogel wiegelend op de golven, den ,Oranje- halcyon", als D a Co-sta zingt. Vgl. Impavidum etc. Vgl. IJsvogel en Saevis. Immortalit,6, (f r., w a p.), de vlam waaruit de fenix (z. a.) oprijst. Immuniseeren, vr# inaken. Van I at. immunis = vrij. Inzonderheid vrij maken van ziektekiemen, bacillen, enz. en zoo spreekt men van gelmmuni- seerde dieren", wier serum (z. a.) men bij menschelijke patienten aanwendt. Immuniteit, recht een kerkelijk privilegie krachtens h twelk geestelijke personen van som- mige burgerlijke verplichtingen ontsla- gen worden. Ook kerken en heilige plaat- sen kunnen het privilegie der immuniteit bezitten. Het kerkelijk recht verbiedt de misdadigers, welke naar die plaatsen gevlucht zijn, aldaar to straffen of ge- vangen to nemen. Imo pectore, (1 a t.), zie Ab ima pectore. Imp., imperator = keizer. Ook, impe- rium = regeering, heerschappij, gebied. Impanatie, (1 a t.), navolging van het woord incarnatie, letterl. brood- wording. De leer der impanatie neemt tusschen het brood (des Avondmaals) en den persoon van Christus dezelfde vereeniging aan als tusschen de godde- lijke en menschelijke natuur in Christus. De impanatieleer staat eenerzijds tegen- over de R.-Kath. transsubstantiatieleer en anderzijds tegenover de leer der Cal- vinisten volgens welke Christus in het Avondmaal slechts geestelijk tegenwoor- dig is. I IMPAR CONGRESSUS ACHILLE. 472 IMPONDERABILIA. Impar congressus Achille, (1 a t.), zie Annus mirabilis (Aanhangsel). Imparo aneora, (i t a 1.), nog steeds leer ik aan.Opschrift vanhet vignet of lievelingsdevies van den grooten beeld- houwer M i c h e l A n g e 10 (Buonarotti), die een verbazende werkkracht ontwik- kelde en 89 jaar oud werd (t 1564). Dit vignet of devies stelde een oud man voor in een loopwagentje, met een zand- looper er boven. Zelfs nadat hij blind was geworden, liet hij zich naar de Belvedere rijden, om de standbeelden to betasten, en alzoo to onderzoeken. Impasse, 10. een straat, die men slechts aan eene zijde kan in- en uitgaan, n e d. een slop; 2 °. overdrachtelijk : een moeilijke toestand, waaruit men zich niet kan redden. Impavidum ferient ruinae, (1 a t.), nl. Si fractus illabatur orbis, impavidum ferient ruinae, als de we- reld ineenzinkend breekt, zullen de puin- hoopen een onversaagden treffen. Impediment, beletsel van het hu- welijk. Men onderscheidt impedimenta prohibentia, die het huwelijk alleen on- geoorloofd, en impedimenta dirimentia, die bet huwelijk bovendien ongeldig maken. Impegno, (hand.), verantwoorde- l#kheid, borgstelling. Impendeeren, (hand.), aanwen- den, ten koste leggen. Impending crisis, (am.), drei- gende crisis; naar the Impending crisis of the South van H. R. Helper van Noord-Carolina, in 1858 verschenen ; het bleek, eene profetie to bevatten, die vervuld werd; vandaar dat de naam een soort wachtwoord is geworden. Imperator, (lat.), overheidsper- soon, die het imperium (opperbeheer) voerde, vooral de opperbevelhebber van het leger; in meer beperkten zin de overwinnaar op het slagveld, die door de soldaten tot imperator werd verheven. J u l i u s Caesar ontving voor het eerst den titel van imperator levenslang. Imperiaal, gouden Russische niunt ter waarde van tien roebels, voor 't eerst in 't midden der 18e eeuw, voor T laatst in 1817 aangemunt. Imperiaal, kinbaardje; van ,f r. imperial = keizerlijk, en dit naar Keizer Napoleon III, die zulk een baardje droeg. Imperiaaldukaat, gouden Rus- sische munt van drie roebels, sedert 1834 in omloop. Imperatoria brevitas, (1 a t.), gebieders-kortheid, d. i. de korte stijl van den gebieder, die eenvoudig zijn besluit of zijn wil to kennen geeft, zonder toelichting of uitleg. T a c i t u s, Hist. I, 18. Imperium et libertas, (lat.), heersehappjj en vr#heid, bij C i c e r o, In Catilinam 4, 9, 19; ook bij T a c i- t us, Agricola 3. Imperinm in imperlo, (1 a t.), ee-n Staat in een Staat, een gebied in een gebied. Impersoneele rekening,(h a n d.), onpersoonl#ke rekening; in het dubbel boekhouden zoodanige rekening, die niet met personen, maar over handels- artikelen gehouden wordt. Impetuoso, (it., m u z.), onstuimig. Imps, (t r a n s v.), leger(Hottentotsch). Impaa sub dulci melle venena latent, (1 a t.), onder zoeten honig schuilt dikwi, f is snood venijn, C o v i d e u s, Amores 8, 104. Implicate, (1 a t.), eig. ingewikkeld, vandaar : stilzwijgend daaronder begre- pen, zonder met zooveel woorden ge- noemd of uitgesproken to zijn, tegenover explicite (z. a.). Implnvium, (b o u w k.), ondiepe kuil van vierkanten of langwerpigen vorm, die bij Romeinsche huizen van-eenige belangrijkheid in de binnenplaats of het atrium steeds voorkomt. Imponderabilia, (lat.), onweeg- bare dingen, zooals licht, hitte, elec- triciteit of magnetisme. IMPORT. 473 Import, (hand.), invoer. Importeeren, (h a n d.), buitenland- sche goederen invoeren. Impos anima, (1 a t.), zichzelf niet in zijn macht hebbende, zichzelf niet meester ;bij P l a u t u s, S e n e c a e. a. Impossible West pas franVals, (f r.), onmogel#k is geen Fransch, ge- zegde van Napoleon, wellicht onder den invloed eener herinnering aan L a Fontaine, Fables VIII, 111 of Collin d'H a r l e v i l l e (1755-1806), in Malice pour malice 1, 8, die iets dergelijks gezegd hebben. Impost, (hand.), belasting, waren- accijns; van lat. impositus = opge- legd. Fr. impot. Zie Acc#ns. Impregnatie, doortrekking met hars- of wasachtige bestanddeelen en vochten ; f r. impregnation = bezwan- gering, bevruchting. Impresario, (it.), directeur van een tooneelgezelschap, die op eigen kosten on- derneemt tooneelvoorstellingen to geven. Impreseriptibel, (h a n d.), onver- jaarbaar. Impressionist, iemand, die zijne indrukken met teekenpen of penseel weergevend meer wenscht den indruk to geven, dien hij bij het aanschou- wen ontving, dan als in een spiegel to weerkaatsen, wat hij zag. Imprimatur, (lat.), het worde ge- drukt, verlof van de censuur tot uitgave van een geschrift of bericht van den schrijver of den uitgever, dat de proe- ven gezien zijn en het blad of werk afge- drukt worden kan. Impromptu, (1 a t., m u z.), zooveel als improvisatie, van 1 at. in promptu = in gereedheid; gewoonlijk een andere naam voor phantasie op een of ander instrument. Improperiin, (1 a t., m u z.), ver- w#ten, van lat. inrproperia, klachten der IMPROVISATRIX. lijdende liefde aan het Kruis nl, anti- phonen en responsorien, die op Goeden Vrijdag bij de plechtige kruisvereering gezongen worden. In de Sixtijnsche kapel worden ze, sedert 1560 uitsluitend naar de bewerking van Palestrina ge- zongen. Improperium = beschimping, smaad; m i d. 1 at. smaadrede. Improvisatie, (b a r b. 1 a t.), het voor de vuist spreken, de onvoorbereide behandeling van een of ander onder- werp in proza of po6zie. Improvisator, (la t.), onvoorbereid spreker, zanger, inzonderheid iemand, die voor de vuist een gegeven onderwerp in dichtmaat behandelt; het eerst inge- voerd door Petrarcha (t 1374), en nog steeds een geliefkoosd vermaak bij de Italianen. De beroemdste improvisatori of mannelijke improvisators zijn (1) Serafino d'Aquila (1466-1500), (2) Metastasio (1698-1781), (3) Bernardino Perfetti, geb. 1680 to Sienna, t Rome 1747, die op het Capitool een lauwerkrans voor zijne improvisaties kreeg, een eer, die alleen aan Petrarcha en Tasso to beurt was gevallen, (4) Marco Antonio Zucco, van Verona (f 1764), (5) Serio, onthoofd to Napels 1799, (6) Rossi, onthoofd to Napels 1799, (7) G ianni, dien Bonaparte in 1800 eene jaarwedde toekende (1759-1822), (8) Tommaso Sgricci, bijgenaamd Ter- pandro (1788-1836). Van de Nederlanders vermelden wij Willem de Clercq (1795-1844), J. J. L. ten Kate (1819-89), H. R. de Breuk (1839-62). Improvisatrix of improvisa- trice, eene vrouw, die de gave der improvisatie bezit. De meest bekende improvisatrices zijn Maria Magdalena Moralli, bijgenaamd de Olympische Corilla Fernandez, voor hare improvisaties to Rome bekroond (1740-1800), Teresa Bandettini (t 1756), Rosa Taddei (t 1801), Signora Mazzei, geb. Lanti, de talent- volste van alien, Niir Jehan van Bengalen (t 1640). In Duitschland : Anna Louisa Karsch. IMPUESTO DE DESCARGA. 474 IN CAUDA VENENUM. Impuesto de descarga, (s p.), lossingsrecht, op de Philippijnen (van 2 pCt. der waarde) van alle goederen, die in den Philippijnschen Archipel worden ingevoerd. Impuesto sobre el consume, (s p.), eonsumtie-belasting. Imrikisha, zie JTiuriksha. In Abraham's schoot, Luk. XVI : 22, 23. Zie Abraham's schoot. In abrupto necessitatis, (1 a t.), Ammianus Marcellinus,Rerumge- starum libri 16, 8, 6 (abruptum = het afgescheurde; vandaar: de loodrechte diepte van den afgrond) aan den af- grondsrand gceldt de noodzaak. In abstracto, (1 at.), in het afge- trokkene of in het algemeen, bijv. iets beschouwen, zonder stil to staan bij de bijzondere zaak, zooals ze zich in wer- kelijkheid voordoet; daartegenover staat in concreto. In aeternum, (lat.), voor eeuwig, in eeuwigheid. Bij L i v i u s, S e n e c a e.a. In albls, (1 a t.), in witte bladen, in losse vellen, oningebonden (van boe- ken) ; ook de naam van den eersten Zondag na Paschen, Quasimodo geniti of Witte Zondag, naar de witte klee- deren, welke oudtijds de nieuw-gedoopten droegen. Zie Dominica in albis. In alle dingen let op het elude, Jezus Sirach, VII :40. In angeilo cum libello, (lat.), in een hoexken met een boexken (z. a.). In angustiis-intravit, (lat.), in den nood trad hij op (als koning). In- travit nl. regnum of imperium. Gustaaf II Adolf's regeering over Zweden is in dit gezegde saamgevat op een gedenk- penning, geslagen bij zijn dood (6 Nov. 1632). In anima viii, (1 at.), op een waar- deloos wezen, (nl. eene proef nemen, bijv. met vergif); ook in corpore viii. In annum sequentem, (lat.), voor het volgende jaar. In Arcad1F, geboren (Ook 1k was -, (lat.), zie Et in Arcadia ego. In arduis constans = stan.d- vastig in tegenspoed, devies van het geslacht d,e Constant Rebecque. In armis, (1 at.), onder de wapenen, gewapend. Bij C i c e r o e. a. In articulo mortis, (lat.), op het oogenblik van den dood, op het punt van sterven. Articulus = tijdsgewricht ; f r. titre a l'artiele de la mort. In blaneo, (hand.), zie Blanco. In bona pace, (lat.), in goeden vrede, vgl. In pace. In bonam (of optimum) par- tem, (1 at), gunstig (of allergunstigst), bijv. iets opnemen, uitleggen, uitwijzen. In tegenstelling met in malam partem (z. a.), = ongunstig (vgl. bns kwalijk nemen). In bonis, (lat.), in goeden doen. In brevi, (1 at.), in korten tjjd, bin- nenkort, welhaast. In calculo, (lat.), in de bereke- ning, in de telling, in de rekening. In capita, (1 at.), naar de hoofden of afzonderlijke personen gerekend ; te- genover in stirpes (z. a.). In casu, (1 at.), in dit of in een bepaald geval. In case cases, (1 at.), in een ge- val van het geval, d. i. in zulk een geval, dat men verwacht, dat zich werkelijk voordoet. In cash necessitatis, (lat.), in geval van nood, bij voorkomende nood- zakelijkheid. In cauda venenum, (lat.), in den staart schuilt vergif, d. i. het laatste bederft het, 't ergste komt achteraan. Daar de staart van den scorpioen venijn bevatte, pasten de Romeinen die zegswijs toe op brieven of redevoeringen, die kalm begonnen, maar vinnig eindigden. IN CAUSA. 475 IN DIEM VIVERE. In eausa, (lat.), in de rech tzaak. Bij Cicero e. a. In eochleas, in spiralen, naat den vorm van een slakkenhuisj e. Bij Sid o- n i u s A p o 11 i n a r i s (einde 4e eeuw n. C.) In comparativo, (lat.), lett. in den vergelijkenden trap; vergelijkender- wig s. In eonereto, (la t.), in of ten aan- zien van het stofelijke, lichamelijke. Een zaak in - beschouwen, d. L gelijk zij in werkelijkheid bestaat. Het tegen- overgestelde is in abstracto (z. a.). In eoniesso, (1 a t.), aan geen tw#- fel onderhevig, omdat part#en het er over eens zjjn. Confessus, verl. deelw. van confiteri = bekennen, belijden. Van- bier, dat in de eerste Christenkerk de martelaren confessores, d. i. belijders (van hun geloof) werden geheeten. In consessu, (1 a t.), in de zitting, vergadering. In consessu senatus, (1 a t.), de raadszitting. -In continenti, (lat.), op staanden voet, dadelijk, oogenblikkelijk. Digesta 44, 5, 1. In continuo, (lat.), in eens door, onafgebroken. In contrarinm, (1 at.), daartegen- over, integendeel, omgekeerd. In eontumaciam, (lat.), wegens weerspannigheid (nl. als men niet ver- schijnt voor bet gereeht, na gedagvaard to zijn), bij verstek (veroordeelen of ver- oordeeld worden). In corpore, (lat.), in Ynassa, ge- zamenlijk, alien to zamen. In corpore viii, (lat.), zie Expe- rirnentum enz. In crastinum series, N e p o s, Pelopidas, 3. (In crastinum differo res serias), ernstige zaken tot morgen (uit- gesteld). In culpa, (1 a t.), eig. in schuid, vandaar schuldig, strafbaar. In curia, (lat.), op het raadhuis; ook voor het gerecht. In cute, (lat.), zie Intus. In de bak gaan, aan 't u'esk gaan, in een veenpolder. In de pe = b#zonder goed, oor- spronkelijk bet letterteeken ter aanwij- zing der Pandekten. In de weegschaal gewogen en to lieht bevonden, wordt ge- zegd wanneer iets of iemand niet aan de gestelde eischen voldoet, en is af- komstig van bet wandschrift in de feest- zaal van koning Belzazar; vgl. Dan. V : 27. In deiner Brust rind defines Sehiksals Sterne, in uwe borst z#n de sterren van uw noodlot, S c h i 1- 1 e r, Die Piecolomini II, 6; dit zegt Illo tot Wallenstein, als deze beweert, dat het- nog geen tijd is om krachtig tegen den Keizer op to treden, en Wallenstein gewaagt van de voorspellingen, die zijn sterrenziener Seni hem uit de sterren leest. In den Augen liegt das Herz, (h g d.), in de oogen ligt het hart, d. i. de oogen zijn de spiegels der ziel. Eerste regel van een lied, door de muziek van F r. A b t populair geworden. In den dag, binnenwerksche maat, In den wilngaard des Heeren arbeiden; Jes. V : 7 ; vgl. Matth. XX : 1, XXI : 28. In den zevenden (of derden) hemel zign, zie Hemel (In den enz.). In deposito, (lat.), in bewaring. In der Beschrllnkung zeigt sick erst der Meister, (h g d.), eerst in de beperking (in beheersching) toont zich de meester; woorden uit G o e t h e's sonnet in Was wir bringen, voorspel bij de opening van den nieu- wen scbouwburg to Launchstadt (26 Juni 1802), 19e tooneel. In diem vivere, (1 a t.), bij den dag leven. Cicero, De oratore 2,40 e. e. IN DIESEN HEIL'GEN HALLEN ENZ. 476 IN FORMA PROBANTE. In diesen heil'gen Hallen kennt man die Rache nicht, (h g d.), in deze heilge hallen kent men geen wraak; woorden uit Mozart's Zauber flote in 1791 gecomponeerd ; tekst van S c li i k a n e d e r (1751-1812), then vooral daarbij - immers ook elders in den tekst is dat bet geval - de vrijmetselarij en hare strekking blijk- baar heeft voorgezweefd. In dorso, (1 at.), op den rug, op de keerzijde, b.v. van een wissel. In dublis abstine, (1 at.), onthoud u in twffelaehtige gevallen, f r. dans le doute abstiens-toi. In dublo abi (of absis), (1 a t.), als gij tivffelt, ga dan heen, verw#der u (onthoud u dan). In dublo pro reo, (1 at.), bij tivij- fel (beslisse men) ten gunste van den gedaagde of beschuldigde. In dulei lubilo, (lat.), in zoeten jubel; aanvang van een middeleeuwsch Kerstlied van Heinrich S u s o (1300- 1365). In duodecimo, (1 at.), zie In piano. In duplo, (1 a t.), in tweevoudig af- schrift, in twee eensluidende afschriften, in dubbel (een stuk opmaken). In een hoexken, Met een boexken, leus van T h o- mas a Kempis (f 1471 in bet St. Ag- nietenklooster bij Zwolle), schrijver der Imitatio Christi. Zie In angello. In effectu, (1 at), in werkel~kheid, inderdaad, werkelrjk. Vgl. C i c e r o, De finibus bonorum et malorum 39. In effigie, (1 a t.), in beeld of beel- tenis, b.v. gehoond, verbrand ; wanneer niet de persoon zelf, maar zijne beel- tenis die executie ondergaat. In eo ut (1 a t.) wezen, op het punt z# n n (van dit of dat to doen). In esse, (lat.), in werkelijkheid, werkelijk, tegenover in posse, in mo- gels, f kheid, mogelijk. Zoo- spreekt men bijv. van raadsleden in esse, die bet zijn, tegenover raadsleden in posse, die verkiesbaar gesteld zijn en bet kunuen worden. In essentials, (lat.), in het we- zenlijke, in hoofdzaak. In expensis, (lat., j u r i s p r u d.), tot de kosten bijv. van bet proces. Van expensa (2e nmval sae) = uitgave, uit expendo (uitwegen). In extenso, (lat.), zoo uitgebreid, uitvoerig mogelijk; onverkort, in zijn geheel. In extremis, (sc. momentis), (lat.), in de laatste oogenblikken, in extremis (se. rebus), in den uitersten nood; vgl. Caesar, De bello Gallico 2, 25. In faciem, (lat.), in het gezicht, onbeschroomd. In facto, (lat.), inderdaad, werke- lrjk. In favorem, (1 a t.), ten gunste van. In fidem, (lat.), ten waarborg ; In fidem copiae, tot staving der echtheid van het afsehrift. In fine, (1 at.), aan of op het einde. In flagranti (se. delicto), (1 at.), f r. en flagrant dilit = op heeterdaad, op het oogenblik zelf (d. i. der misdaad betrapt). In fiore, (1 a t.),. in bloei ; vgl. n e d. in vollen fleur. In folio, (1 at.), zie In piano. In forma pauperls, (1 a t.), wet, uitgevaardigd door Hendrik VII van Engeland, krachtens welke iemand, die een eed kan afleggen, dat hij niet in 't bezit is van 5 p. st., zijne dagvaardingen enz. gratis heeft ; hem wordt in dit geval gratis een advocaat en procureur ver- verschaft. In forma probante, (h and.), in wettigen vorm. IN FORO. 477 IN LIMINE. In faro, (1 a t.), voor de rechtbank. In foro conselentlae, (1 a t.), voor de rechtbank van het geweten; ook genoemd in foro interno, tegenover in foro externo, waar alleen volgens de uiterlijke gegevens wordt geoordeeld. Een dief bijv. wiens schuld niet is be- wezen, is strafbaar in foro interno; maar in foro externo niet. In fraudem, (lat.), tot bedrog. In full, (e n g., h and.), in z#n geheel. In futurum, (1 a t.), voor het vervo1g. In gAhrend Drachengift halt du die Milch der frommen Denkart mir verwandelt, (hg d.), zie Gdhrend. In gehobener StImmung,(h g d.), in , verhoogde, min of sneer verheven stemming; gewoonlijk schertsend voor opgewonden (van den wijn). In Geldsachen hOrt die Ge- nifitlichkelt ant, (h g d.), zie Geld- sachen. In genere, (I at.), over het geheel. In gezegende omstandighe- den, toestand of staat, in 't voor- uitzicht eene blijde moeder to worden. Uit Luk. I : 28b het woord des Engels tot Maria: ,Gij zijt gezegend onder de vrouwen." Bl#de moeder = vrouw, die een zuigeling heeft, is ontleend aan Ps. CXIII : 9. In globo, (1 a t.), in massa, en bloc. In goede aarde vallen, omtrent een woord, een raad, enz., die indruk maken, waaraan gehoor gegeven wordt. Ontleend aan Jezus' gelijkenis van den zaaier, Matth. XIII : 8, Mark. IV : 8, Luk. VIII : 8. In gratlant, (1 a t.), ter wille (van enz.). In groot folio, ook in superlativo (z. a.), b# nitstek - in ongunstigen tin, bijv een schurk in groot folio enz. In hac canna mihi aqua hae- ret, (1 a t.), zie Aqua haeret. In het tweet uws aanschilns zult gil uw brood eten, is ont- leend aan Gen. III : 19. In hoc casu, (lat.), in dit geval. In hoc, ergo propter hoc, (1 a t.), er in, derhalve er om; sophistische sluit- reden, die menigmaal valsch is. In hoc signo vinces, (1 a t.), in dit teeken zult g# overwinnen. Toen keizer Konstantijn de Groote tegen zijn mededinger Maxentius optrok, zag hij, naar verhaald wordt, aan den hemel een blinkered kruis met bovengenoemd opschrift in het Grieksch. Hij zette daarom een zilveren kruis in zijne jiur- perkleurige banier (het Labarum), over- won en ging tot het Christendom over. - Spreuk van de' Geloes d'Eysde, de Geloes d'Elsloo e. v. a. In hoc statu,(lat.),indezenstaat- of toestand. In honorem Del of Regis, (I a t.), ter eere Gods of des Konings. In humanlores, (lat.), in de hu- manoria (z. a.) (bedreven). In infinitum, (lat.), tot in het on- eindige. In integrum, (lat.), in integrumm restitueeren = ongeschonden, in den oorspronkelj ken toestand. In ipso termino, (1 a t.), den bepaalden dag (termjn). In judiclo, (lat.), b# de rechts- zitting. In liefde bloeiende, het devies der Amsterdamsche Rederijkerskamer de Eglentier, gewoonlijk de Oude Kamer genoemd, opgericht in 1517 en opgelost in de , Academie" ongev. 1634, die toen de ,Amsterdamsche Kamer" geheeten werd. In limine, (lat.), op den drempel, op het punt; o.a. In 11mine promo- IN LOCO. 478 IN MEINEM 5TAATE ENZ. tionis, op het punt van to promoveeren; in limine acceptationis, bij de aanname zelve. In loco, (1 at.), op de plaats (zelve). In loco parentis, (lat.), in de plaats van den vader. In logicam peceare, (1 a t.), tegen de logica zondigen. In lumbis Adami,(l a t.), inAdam's lendenen, nl. (gezondigd hebben). Vol- gens de leer der R.-Kath. en vele Protest. dat de zonde van Adam (G en. III) aan het gansche menschdom als uit Adam gesproten, bije wijze van erfzonde en tevens erfschuld toerekenbaar is. In magnis et voluisse sat est, (1 a t.), in groote (moeilijke) zaken is ook de goede wil voldoende. P r o p e r t i u s II, 6, 10. Vgl. Het pogen zelfs enz. en En rekent d'uitslag niet enz. In maiora, (1 a t.), in grootere hoe- veelheid. In maiorem Del glorlam, (1 a t.), ter meerdere eere Gods. 1)evies der R.-K. Kerk, hetzelfde als ad majorem enz. (z. a.). In malam partem, (lat.), to kwader trouw ; d. i. in boosheid ; van- daar Maupertuis of Malepartus voor de woning van den boozer Reinaert. Pertuis, stam van o. f r. pertuiser, borers, beteekent dus gat of hol. Vgl. In bonam par tem. In manes, (1 at.), in (uwe) handen, naar Luk. XXIV : 47, in manes tuas, Domine, commendo spiritum meum (in uwe handen, Heere, beveel ik mijnen geest). Vandaar : zijn in manus zeggen = zijne ziel Gode bevelen. In margine, (lat.), op den kant, bijv. aanteekening, besluit. In matters of commerce the (fault of the Dutch Is giving too little and asking too much, (e n g.), in handelszaken .hebben de Hollanders dit gebrek, dat zij to weinig geven en to veel vragen. De twee regels zijn een gedeelte van een diplomatieke depeche op rijm door den Engelschen minister George Can- ning aan den gezant in den Haag ge- zonden, tijdens de onderhandelingen over een handelstraktaat met Holland in 1827. De depeche was in cijferschrift en ge- richt aan Sir Charles Bagot, den En- gelsehen gezant. In medias res (rapere), (lat.), midden in de dingen, in liet midden der handeling (verplaatsen). H o r a t i u s, Ars poetica 148; vgl. Ab ovo. In medio, (1 at.), in het midden. In medio tutissimus ibis, (1 a t.), in het midden zult gij als de veiligste gaan, 0 v i d i u s, Metamorph. De midden- weg is de beste. Zoo spreekt men ook van den ,gulden middenstand". In medlo virtue, (1 at.), de deugd (ligt) in het midden. Waarschijnlijk of komstig van het Latijnsche adagium Omnis virtus in medio : alle deugd in het midden, d. i. het wezen van iedere deugd bestaat hierin, dat zij het midden houdt tussehen execs en defect. In meinem Staate kann le- der nach seiner Facon selig werden, (h g d.), in min Staat kan ieder op zijn manier zalig worden. Den 22en Juni 1740 berichtten de Minister van Staat von Brand en de President belast met het toezicht op de kerkelijke aangelegenheden von Reichenbach aan Frederik II, dat wegens de R.-Kath. soldaten-kinderen, vooral to Berlijn, R.-Kath. scholen waren aangelegd, die tot allerlei incidenten, maar voor- namelijk hiertoe aanleiding zouden heb- ben gegeven, dat tegen het uitdrukke- lijk bevel van den Koning in, uit Pro- testanten R.-Katholieken werden ge- maakt. Dit had de Generaal-fiscaal hun gemeld. Zij vroegen nu, of de R.-Kath. scholen zouden blijven, of welk antwoord zij den Generaal-fiscaal moesten geven; waarop de Koning op den rand van het papier in eenigszins gewijzigden vorm, het bovenstaande gezegde als antwoord zou hebben neergeschreven. IN MEMORIAM. 479 IN PLAATS VAN WERKEN, ENZ. In memoriam, (1 at.), ter gedach- tenis. In mora stellen, (lat.), uitstel geven, van in mora = in verwijl, ver- toef, d. i. iemand nog eenigen tijd geven, maar met de verpliehting om dan voor den dag to komen met eene zaak, een bewijs en derg. In mora stellen, (j ur.), in ge- breke, in verzuim stellen; constateeren, dat iemand in gebreke is, eene verplich ting na to komen. In moth immotum, (1 at.), letterl. in beweging onbewogen, d. i. bewogen en toch rustig, motto van den kardinaal L u i g i E s t e (ongev. 1586) ; de h g d. vertaling Still and bewegt was het motto der brieven van R a h e 1. In nature, (1 a t.), in den natuur- l#ken toestand, naakt - in voortbreng- selen der natuur. In naturalibus, ook in puris na- turalibus, (1 at.), ,in puris naturalibus" wordt in de R.-K. theologie gezegd van den mensch, gedacht zonder eenige bui- ten of bovennatuurlijke gave, maar al- leen bestaande volgens zijn louter natuur- lijke bestanddeelen; tegenover den mensch toegerust met dona super- en praeter- naturalia. In necessarlis unitas, in du- biis libertas, in omnibus autem caritas, (1 at.), in noodzakelijke din- gen eenheid, in twijfelaehtige vrijheid, maar in alles liefde, spreuk waarschijn- lijk of komstig van R u p e r t u s M e l- d e n i u s of van den kerkvader A u g u s- t i n u s. Zie Eenheid. In nexu, (1 a t.), in het verband (van woorden of zaken). In nomine Domini, (1 a t.), in den naam des Heeren. In nubibus, (lat.), in de wolken, in het rijk der theorieen. In nuce, (lat.), eig. in een noot, d. w. z. in kiem, nog verborgen. In obscuro, (1 at.), in het duister, in het verborgen. In octavo, (lat.), zie In piano. In omnem eventum, (1 at.), voor elk geval, voor elke mogelijkheid. In omni scibili of in scibili- bus, (1 a t), in al het weetbare (bedre- ven zijn), in alle vakken der wetenschap (thuis zijn). In omnia paratus, (1 at.), op al- les voorbereid. In ons isolement ligt ooze kracht, gezegde, door G r o e n van P r i n s t e r e r als lid der 2de Kamer en hoofd der anti-revolutionairen herhaal- delijk gebezigd, om to verklaren, dat hij van geen samensmelting met andere partijen wilde weten. In optima forma, (lat.), in den besten vorm, volkomen naar den eisch. In originals of originaliter, (lat.), in het oorspronkelijke. In otio cum dignitate, (lat.), in ruste met waardigheid. Zie Otium cum dignitate. In pace, (lat.), in vrede, slotwoord van allerlei opschriften op graven. In parenthesi, (lat.), tusschen twee haakjes, in het voorbijgaan. In partibus inffdelium, zie I. P. I. In perpetuam rei memoriam, (1 at.), ter eeuwige herinnering aan de zaak. Hetzelfde als Ad p. r. m. (z. a.). In perpetuum, (lat.), in eeuwig- heid, ten eeuwigen dage. In petto, (i t a 1.), 1 a t. in pectore = in de borst. Lets in petto hebben = voornemens zijn, een plan koest eren, in gedachten houden, achter de hand hebben. In pies causas, of in pios usus, (lat.), hetzelfde als Ad pias causal, ad pios uses (z. a.). In plaats van werken, steekt (de gust Zich zelven in een beerehuid, L a n g e n d ij k, Krelis Louwen ; naar aanleiding van het optreden van een der spelers (de tuinman) als „beer" op het feest, dat men den zoogenaamden Alexander aanbiedt. IN PLANO. 480 IN STATU QUO. In piano, (1 at.), op een ongevouwen half vel papier; In folio, eens gevou- wen vel papier, 4 bladzijden ; (ook zeer groot, bijv. een gek in folio); in quarto (4°), in vieren gevouwen, 8 bladz. ; In octavo (8o), in achten gevouwen, 16 bladz. ; in duodecimo (12m0), in twaalven gevouwen, 24 bladz. (ook zeer klein); In sedeeimo (16-o), in zestienen gevouwen, 32 bladz. In pleno numero, (1 a t.), in vol- len getale, voltallig. Ook enkel in pleno, in dezelfde beteekenis. In plenum, (1 at.), in 't algemeen. In een vergadering wordt een of ander punt in plenum uitgemaakt, wanneer allen er hun gevoelen over zeggen, of kunnen uiten. In poeulis, (1 a t.), bij de bekers. In pontificallbus, (1 a t.), in bis- sehoppelijke ambtskleeding, overdrach- telijk in plechtgewaad. In posse, zie In esse. In prtefxo termino, (1 a t.), op den voorafgestelden termijn of dag. In praesenti, (1 at.), op het oogen- blik (w aarvan sprake is). In praxi, (1 at.), in de toepassing, in de practj, f k. In promptu, (1 at.), in gereedheid, voor de hand liggend. In propria persona, (1 a t.), in eigen persoon. In prospectu, (1 a t.), in het voor- uitzicht. In puris naturalibus, (1 a t.), zie In naturalibus en In natura. In quantum de lure, (1 a t.), voor- zoover het recht het veroorlooft. In quarto, (1 at.), zie In plano. In re, (1 at.), in zake. In recto decus, (1 a t.), in het goede bestaat het wezenlrjk sieraad. Opschrift van muntstukken a° 1701. Ook wapen- spreuk van het geslacht F a g e 1. In rerum natura, (1 a t.), in den aard der dingen. In residuo, (1 a t.), als overschot. In saecula saeculorum, (1 at.), in de eeuwen der eeuwen, d. i. van eeuwigheid tot eeuwigheid ; Rom. XVI 27; Phil. IV : 20; 1 Tim. I : 17 en elders. In salvo, (1 a t.), in veiligheid. In sanitatem virginum, (lat.). op de gezondheid der jonge dames, In sedecimo, (1 at.), zie In plano. In sieben Sprachen schwei- gen, (Ji g d.), in zeven talen zw#gen; een woord van Schleiermacher, die den philoloog Bekker ,een stomme in zeven talen" noemde, gelijk Zelter in een brief van 15 Maart 1830 aan Goethe schrijft. In silvam ligna ferre, (lat.), H o r a t i u s, Satirae, 1, 10, 34. Hout naar het bosch voeren, of zooals wij zeggen : water in de zee dragen. In situ, (1 a t.), in zijn (oorspron- kelijke) ligging. In solidum, (hand.), solidair, allen voor ien, en een voor allen. In spanischen Stiefeln einge- sehnilrt, (h g d.), in Spaansche laar- zen ingewrongen, G o e t he's I'aust, Schiilerscene, waar Mephisto in den mantel van Faust den leergierigen stu- dent onderricht over het karakter der wetenschappen en vooral over het be- lachelijke der schoolsche logica, waarin (als in eene , Spaansche laars" z. a.) de leerling gedwongen wordt, to denken zooals de boekenman dat wil. In spe, (1 a t.), in hoop, in ver- wachting. Bijv. bruidegom, echtgenoot, vader in spe. In specie, (lat.), in het b#zonder, ook in baar of gereed (contant) geld. In spiritualibus, (lat.), in gees- tel#ke zaken. In state quo of statu quo, (lat.), in den toestand, waarin (eene zaak tot dusverre was), bijv. iets (in) statu quo laten. (In) statu quo ante (bijv. bellum) = in den toestand, waarin (eene zaak) vroeger (bijv. voor den oorlog was). Zoo spreekt men ook van het herstellen van den status quo of status quo ante. IN STIRPES. 481 IN UTRAMQUE PARTEM. In stirpes, (1 a t.), naar de familie gerekend, (met het oog op de verdeeling eener erfenis). Zie In capita. In succum et sanguinem, (1 a t.), letterl. in sap en bloed, nl. daarin over- gaan, ook : tot vleesch en bloed waken, d. i. geheel in zich opnemen, zich vol- komen toeeigenen, bijv. eene wetenschap. In summa, (lat.), in het geheel, ten slotte, om kort to gaan. In summo gradu, (lat.), in den hoogsten graad. In superlativo, (1 at.), nl. gradu, in den overtreffenden trap ; fig. z. v. a. in groot folio (z. a.). In suspenso, (lat.), in twjjfel, onbeslist, hangende. In 't verleden, Ligt het heden, In het nu, wat worden zal. Bilderdijk. In tempestate securltas, (1 a t.), in storm veiligheid. (In) tempore opportuno, (1 at.), op het gunstige tijdstip, op het juiste oogenblik. In tergo, (I a t.), op den rug, op de keerzfjde (bijv. van een wissel). Vgl. in dorso. In terminis, (1 at.), binnen de per- ken, in laatster instantie, bijv. eene beslissing i. t., die aan het proces een einde maakt. In termino, (1 at.), op den bepaal- den dag of term#n. In terra= Salleam mulleres ne succedant, (lat.), geen vrouw zal in het land der Saliers den troon bestijgen, eene bepaling door P h a r a- m o n d gemaakt en o. a. ook bij Shake- s p e a r e, Hendrik V I, 2, voorkomende met de Engelsche vertaling No woman shall succeed in Salique Land. Vandaar, dat men eene wet, die de vrouw uitsluit van de regeering, Salische wet noemt. In terrorem, (I a t.), tot schrik, om schrik aan to jagen, bijv. een geheim van iemand in terrorem tegen hem ge- bruiken. In totidem verbis, (1 a t.), in even zoovele woorden. In toto, (1 a t.), in 't geheel, geheel en al. In totum, (lat.), in het algemeen, geheel en al. In transitu, (lat.), in 't voorbij- gaan, terloops. In trinitate robur, (lat.), in de Drieeenheid ligt de kracht; devies van vorst Bismarck. Hetzelfde zegt het Aevies der familie Van B r e u gel In trinitate fortitudo. In triplo, (1 at.), in drievoudig af- schrift; vgl. In duplo. In una aerie, (1 a t.), in eene reeks, onafgebroken. In unione sales, (1 a t.), in de vereeniging ligt het heil, devies van van der N o o t, die in 1790 de Zuide- lijke Nederlanden tot eene Republiek vereenigde en die spreuk ook op zijne munten zette. In unum, (1 a t.), in .den geheel, een- parig, gezamenlijk. In usu, (lat.), in gebruik, gebrui- kelijk. In usum, (lat.), ten gebruike of ten nutte, bijv. In usum tironum, ten gebruike van eerstbeginnenden. In usum Delphini, (1 a t.), tent ge- bruike van den Dauphin, opschrift op de serie schooluitgaven van Latijnsche schrijvers, bewerkt door B o s s u e t en Hue t op last van den Hertog van Mon- tausier den gouverneur van den kroon- prins (zoon van Lodewijk XIV), waaruit alle aanstootelijke plaatsen waren weg- gelaten. Later gebruikte men de uit- drukking voor werken, die alien aan- stoot zochten to vermijden. In usum scholarum, (1 a t.), voor schoolgebruik, aanduiding op den titel der goedkoope uitgaven of schooluit- gaven der klassieken. In utramque partem, (lat.), naar beide kanten, voor en tegen (eene zaak beschouwen). 31 IN UTBUMQUE PARATUS. 482 INCOMPRISE (FEMME). In utrumque paratus, (1 a t.), op het een zoowel als op 't ander voorbereid. In vaeuo, in de (eene) Zedige ruimte. In verbs magistri curare, (1 a t.), brj de woorden des meesters zweren, d. i. diens stellingen en uitspraken onvoor- waardelijk aannemen; Zie H o r a t i u s, lJpistolae I, 1, 14 nullius addictus ju- rare in verba magistri. In via, (1 a t.), in of langs den weg, d. w. z. door middel van enz., bijv. In via 3uris, tangs den weq van rechten. In vino veritas, (lat.), in den wijn is de waarheid, de wijn doet iemand zijn hart uitspreken; spreuk van Ale e u s. In voce, (1 a t.), op dat woord. In votis, (1 a t.), gewenscht. Men zegt, ,,dat was of is reeds lang in votis". In zak en arch, in ootmoedigen rouw. Ontleend aan de gewoonte der oude Israelieten, om in druk en ellende zich met een zak to omgorden, een grof zwart lijnwaad om het lijf to hangen (Gen. XXXVII : 34, 2 Sam. III : 31 enz.), arch op hun hoofd to strooien (2 Sam. XIII : 19) of daarin neder to zitten (Job. II : 8 ; Esther IV : 3). In Win wezen vrucht der til- den, in zijn worm van dezen tip , getuigt Mr. Is. da Costa van de Grond- wet. 't Geldt ook van het geestelijk lied (Coloss. III : 16). Inbreuk, (w a p.), breuk (z. a.), die onwettige afkomst aanwijst, gewoonlijk een verkorte en versmalde schuinbalk. Inca, titel van den beheerseher van Peru voor de verovering door de Span- jaarden in 1533. Inealzando, (it., -m u z.), letterl. aansporend, gejaagd; vgl. Stringendo. Incarnatie (lat.), Yleesch- of Menschwording van Jezus Christus. Het zooveelste jaar der Inc. duidt eenig jaar na Chr. geboorte aan. Vanhier, dat incarnacioen eertijds ook wel voor- kwam in den zin van jaarschrift,A. i. een of meer regelen schrifts, waarin enkele letters in sommige woorden het jaar vormden, dat men toen beleefde, een soort van chronicon (tijddicht) (zie bij Kroniek). Incarnatus est, d. i. (Christus) is Yleesch geworden, een deel van het „Credo." Et inearnatus est e Spiritu Sancto ex Maria Virgine et homo partus est. Men zingt het bijzonder op Kerstmis en 25 Maart, knielend. Ineessu patuit esse dea, (1 a t.), in haren gang of tred bleek z# eene godin to zijn. V e r g i l i u s. Inch, (sport), Eng. lengtemaat 0.025.399 meter. Incident, tusschengeschil, een ge- schil, dat zich in den loop van een geding opdoet en beslist moet worden voordat de hoofdbeslissing kan worden genomen. Incidit in Segllam qui vult vitare Charibdin, (lat.), zie Cha- rybdis. Inelinatie (Drinken op ie- mands -, d. i. op haar, voor wie hij neiging heeft, van lat. inclinatio = neiging. Inclusen of Reclusen, klasse van kluizenaars (mannen en vrouwen), die zich als gevangenen van Christus, voor hun leven in een eel of kluis op- sloten. Hoofdtaak was voor hen de beoefe- ning van het overwegend of mediteerend gebed. Ook wijdden zij eenigen tijd aan handenarbeid. Hun karig, voedsel ont- vingen zij door een klein venstertje, dat zij ook openden, als hulpbehoeven- den bij hen troost zochten. Inclusiet of inclusive, (h and.), ingesloten, er onder berekend. Fr. in- clusif. Vgl. incluis. Incomprise (Femme , (f r.), letterl. onbegrepen vrouw. Ontwikkelde vrouw, die aan een echtgenoot van min- der stand of begaafdheid is verbonden, en nu van kuren en grillen overvloeit. INCONNUE (UNa ). 483 INDIAN SUMMER. Ineonnue (Une -, de dame, aan welke Prosper Merimee (1803-70) een aantal zeer lezenswaardige brieven richtte, die in 1873, in 2 deelen, onder den titel Lettres a une inconnue ver- schenen, en naar welker naam men jaren- lang giste, heette Mlle Jenny D a c q u i n. Ineonrante fondsen, (h a n d.), effecten, die niet in de officieele effecten- lijst voorkomen, omdat bet bedrag van bet geheel to klein is, en die daarom niet aan de beurs verhandelbaar zijn. Ineredibile dictu, (lat.), onge- loo feliy'k (is 't) om to zeggen, het klinkt ongeloofelijk. Zie C u r t i u s 4, 7, 31; Florus 1, 22, (2, 6); Justinus 12, 9, 8. Incredibile visu, (lat.), ongeloo- felijk om to zien, men kon zone oogen Wet gelooven. Ineroyables, (f r.), naam in de dagen van bet Directoire aan een zeker slag van pronkers gegeven, die zich in hunne kleeding toelegden op bet buiten- sporige en belachelijke ; zij spraken de r niet uit, en spraken de ch uit als s en brouwden of lispten, terwijl zij, bij alles wat hen heette to hinderen, min- aehtend uitriepen : C'est inc-oyable, ma pa-ole d'honneu-; of wel En vi-its, c'est inc-oyable ! Hunne voorgangers heetten Muscadins. Ineunabel, wiegedruk, druk gele- verd in de kindsheid der boekdruk- kunst. Het Latijnsche incunabula (-fo- rum) beduidt wieg. Indaba, b#eenkomst van Matabele- hoofden to Rhodesia (z. a.). Inde irae, (1 at.), vandaar de toot-it, verbittering, wraak, uit J u v e n a l i s, Satirae 1, 168. Independence-day, (a m.), 4 Mi. De jaardag van de onafhankelijkheids- verklaxing (1776). Een nationals feest- dag, die met grooten luister gevierd wordt, vooral to New-York. Independent Order of Odd- Fellows (I. O. O. F.), (e n g.), groote philanthropische vereeniging in Engeland en Noord-Amerika, die over de geheele wereld vertakkingen heeft. De hoofdverplichtingen der leden zijn zieken to bezoeken, en dooden to begra- ven, noodlijdenden to helpen en weezen op to voeden. Independenten, kerkelijke secte, die zich na 1610 vooral in Engeland uit- gebreid heeft. De Independenten liouden vast aan de letter des Bijbels, en dragen den naam van independenten = onaf- hankelijken, omdat naar hunne meening elke gemeente een zelfstandig lichaam is, dat onder de leiding van Christus staat, en voor 't overige zelf zijne ta- ken bezorgen moet. Index librorum expurgando- rum of Index expurgatorius, (1 a t.) de lijst der boeken, die een zuive- ring moeten ondergaan, die na uitlichting of verandering van enkele aanstootelijke plaatsen, door de R.-Katholieken gelezen mogen worden. Index librorum prohibitorum, lijst der verboden boeken, welke de R. Kerk Karen onderhoorigen verbiedt to le- zen (althans zonder speciale vergunning); vandaar de uitdrukking: ,Een boek op den index plaatsen, „d. i. het toevoegen aan de lijst der verboden boeken ; sedert 1557 bestaande. Er bestaat hiervoor to Rome een bijzondere Congregatie, ge- noemd de Congregatie van den H. Index, gesticht door pans Sixtus V (t 1590). Index bij sommige godsdienstige plech- tigheden de pet-soon, die den priester of bisschop in het boek der plechtigheden de plaats aanw#st der gebeden enz. - Ook het zilveren staafje, dat soma tot aanwijzing der gebeden gebezigd wordt. India-paper, (e n g.), of Nepaul- paper, papier, vervaardigd in 't district Nepaul in noordel. Indie. Indian gift, (am.), geschenk, dat aangeboden wordt, om daarvoor iets be- ters terug to ontvangen. Indian summer, (am.), na-zomer, wat in Engeland „St. Martin's summer" wordt genoemd, die uit enkele dagen van zeer fraai en warm weer bestaat en aan het einde van den herfst- begint. INDIANEN. 484 INFALLIBILITAS. Indianen, vroeger Indifrs, -van Hindo(e), de oorspronkelijke bewoners van Amerika, aldus genaamd omdat de eerste ontdekkers der NIeuwe Wereld Amerika voor bet uiterste einde van Indie, bet land der Hindoe's, hielden. Een afzonderlijk menschenras, naar zijne huidkleur bet Roode ras (e n g. Red race) of Roodhuiden, (e n g. Redskins) n&ar zijn woonland bet Amerikaansche ras geheeten. Zie verder bij Chino, .Mesties en Zambo. Indlanopolls, (a m.), zie Railroad- city. Indices, quaeso, (lat.), toon het aan, bid ik u. Van indicare=aanwijzen. Indictie (Romeinsche --, de aanzegging van bet betalen van belas- tingen, welke de Romeinen om de 15 jaren moesten opbrengen. De indictien zijn begonnen in 't jaar 313; in de middeleeuwen werd het jaar der indictie steeds in openbare stukken vermeld, daar dit tijdvak van 15 jaar een hulp- middel bij de tijdrekening was geworden. Vgl. Olympiade. Indienne, bedrukte katoenen stof, die haar naam ontleent aan bet land, waar ze vandaan komt nl. uit 0.-Indie. Indifferentisme, levensrichting, die met den ouden Romein als lijfspreuk doet volgen nil mirari, nil metuere (zich over niets verwonderen en niets vreezen), die stelselmatig het gevoel laat verstompen om zich to vrijwaren tegen den invloed van de onvermijdelijke smar- ten en teleurstellingen van bet leven. Van 1 a t. indifferens (zonder onderscheid, onverschillig). Indignor, quandoque bonus dormitat Homerus, (I a t.), ik maak mj kwaad, zoo vaak de goede Home- rus droomerig is. H o r a t i u s, Ars poftica 359. Indirecte belastingen, in weten- schappelijken zin alle belastingen, welke niet rechtstreeks van hen, die de Staat belasten wil, geheven worden ; volgens bet Nederlandsch belastingstelsel bet zegelrecht, bet registratierecht, de hypo- theek- en de successierechten. Indispensable, (f r.), onmisbaar; bijnaam voor reticule of dames-tasch. Individualisten, aanhangers van bet beginsel, dat zoo weinig mogelijk moet worden opgedragen aan den Staat, maar zooveel mogelijk aan het individu. Zij staan dus tegenover het socialisme. De uiterste consequentie van bet indi- vidualisme is bet anarchisme. Indoeilis pauperiem pats, Wet kunnende leeren om armoede to laden, Horatius, Oden, 1, 1, 18. Indoeti distant et ament me- minisse periti, (1 a t), dat de onge- leerden het leeren en de geleerden het met voldoening in de herinnering terucg- roepen, H e n a u l t. Indonesia, de Oost-Indische eilan- den, naam door Prof. K e r n verkozen boven bet onzinnig gevormde Insulinde van Multatuli. Inductieve methode, afleiden van natuurwetten en algemeene waarheden uit waargenomen feiten. Indulgentiae, (r. k.), aflaat, kwijt- scbelding van tijdelijke straf ; van lat. indulgere = kwijtschelden. Indulgents, (f r.), gematigden ; naam, welken de aanhangers van Robe s- p i e r r e aan de Dantonisten gaven. Indult, (r. k.), gunst, inwilliging, permissie of dispensatie. Industrie-systeem , staathuis- houdkundig stelsel van den Schot Adam Smith, volgens hetwelk vlijt, arbeid en spaarzaamheid de eerste bronnen van alle aanwinst en bezit van goederen, gevolgelijk ook de hoogste voorwaarde van volkswelvaart zijn, en waaruit drie rechtmatige belastingen, nl. die op grond, bedrijf en kapitalen voortvloeien. Inexpressible, (e n g.), Coat zich niet zeggen laat; euphemistisch in En- geland en Frankrijk voor broek. Infallibilitas, zie Onfeilbaarheid. INFaME (L'). 485 INGRESSA. IntAme (L'-, tijdens de Fransche revolutie de naam, waarmede de mannen van 't bewind den godsdienst bedoelden. Infans in utero matris, (1 at.), letterl. kindeke in den moederschoot; fig. onvoldragen pennevrucht of letter- oefening ; ook een foetus, studenten scheldwoord. Infante, (s p., it.), kind beneden zeven jaar; vroeger meer bijzonder in Spanje en Portugal de tweede zoon of (infanta) dochter van den Koning; later alle prinsen en prinsessen. Vandaar Infanterie, oorspronkelijk een troep voetvolk in Spanj a onder de bevelen van den Infante. Infirmerie, (r. k.), ook valetudi- narium; in gestichten de ziekenkamer. Inflate (To -, (hand.), het be- drieglijk opdrijven van de waarde van fondsen. Inflate (To-, (sport.), oppompen. Informatief proces, (r. k.), on- derzoek bij do benoeming van een nieu- wen bisschop betreffende zijn bekwaam- heid enz. Infortuna, (bij de sterrenwichelaars) een onheilspellende stand der sterren ; I. minor - de planeet Mars, I. major - de planeet Saturnus. Infra, (lat.), beneden. Zie infra= zie later, in het boek (dat men leest). In tegenstelling met supra = boven. Infra dig, (e n g.), beneden alles. Infra dignitatem, (1 at.), beneden iemands waardigheid. InfraIapsaril5rs, benedenvaldrij- vers. Zij stellen, dat het decreet, waar- door God sommige menschen voorbe- schikte voor de verdoemenis, gemaakt werd met het oog op Adams zonde. Het decreet der verwerping kwam dan na (infra} het decreet betreffende de toelating van Adams vat (lat. lapus). Bovendien stellen zij, dat God dien val van Adam wel voot zien, maar niet gewild heeft. Tegenover hen staan de Supralapsariers = bovenvaldrijvers, die meenen, dat God de verwerping der verdoemden decreteerde ook afgezien van den val, en dat God dien zondeval niet enkel vooruitgezien, maar ook be- paald vooruit gewild heeft. Infstlatus, (lat.), gemijterd. Som- mige abten, die hunne kloosters rijk begiftigd hadden, ontvingen weleer van den Paus het recht (tot het voeren) van mijter (en staf ). Zij waren dan infuldit abbates. In den Heidenschen voortijd was de infula een witte en scharlaken wollen hoofdband, die door de vitta (haarband of lint) om het voorhoofd werd bevestigd als kenteeken der pries- terwijding en van onschendbaarheid; het gewoon hoofdsieraad der priesters en Vestaalsche maagden ; later der Romein- sche keizers en der overheden; mede van gezanten en smeekelingen. 't H g d. heeft infuliren = het recht toekennen van mijter en staf to dragen. Ingehoekt, (w a p.), is het schild, wanneer hot 'door een zaaglijn in twee versehillend gekleurde stukken met diep in elkander grijpende tanden verdeeld is. Ingens telum necessitas, (1 at.), de nood is een machtig (vreeselijk) wa- pen, Erasmus, Ingenuas didicisse fldeliter (artes Emollit mores nee sinit -ease feros, (lat.), de trouwe oefeninq in de edele kunsten verzacht de zeden en verhindert ruw to zijn, 0 v i d i u s, Epis- tolae ex Ponto 2, 9, 47 sq. Ingrata patria, (lat.), ondank- baar vaderland, eerste woorden van het opschrift, dat Scipio Africanus Major na zijne verbanning op zijn grafsteen verlangde. Ingrate patrie, to n'auras pas mes os, (f r.). Vertaling van het voorgaande opschrift. In het Fransch doorgaans slechts ironisch gebruikt. Ingressa, (it., m u z.), zie Introitus. INGROSSEEREN. 486 INNERS EE TOTTERS. Ingrosseeren, (h and.), inschrij- ven, in het hypotheken- of pandboek brengen. Inhabilitas, (r. k.), de ongeschikt- heid tot een kerkelijke wijding of bedie- ning. Inhabilitas is van irregularitas (z. a.) hierdoor onderscheiden, dat ze uit den aard der zaak aanwezig is, afgezien van elke kerkelijke bepaling. Zoo is bijv. een zinnelooze inhabilis ten opzichte eener kerkelijke bediening enz., een on- wettige slechts irregulier. Inhoeking, (w a p.), zie Ingehoekt. Inhout, de staande en liggende hou- ten van een schip, die den buik er van vormen. Fig. goed van inhouten = ge- zond van lichaam. Inimitable (1' -, (f r.), de onna- volgbare, bijnaam van J e a n d e 1 a F o n t a i n e, sedert hij in 1668 met de uitgave zijner Fahles begon. Initialen, beginletters van iemands naam, van Initium = begin. Initiatief, eerste schrede tot eene handeling. Gaat deze van bijzondere personen, en niet van den Staat uit, dan spreekt men van , particulier initiatief." Gaat ze in zake wetgeving van de Staten-Generaal uit, dan is ze ,parle- mentair initiatief." Op initiatief van.. is to vervangen door op aanstiften van .. . Van 1 a t. initium (begin). Zie ook Recht van Initiatief. Initlatief (Recht van-, Het recht om wetsvoorstellen to doen; ten onzent bij de Kroon en bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal berustend. Injuria In bonos non tentatur nist - a malls, (1 a t.), all een boozen zoeken den braven onrecht of beleedi- ging aan to doen (S e n e c a). Ink-slinger, (a m.), mipachtende benaming voor een journalist of schrijver van beroep, in Engeland penny a liner genoemd, d. i. iemand, die voor een stuiver (penny) per regel (line) schrijft. Inklaren, (hand.), de aangi fte doen van eene ingevoerde lading tot het I behoorlijk voldoen rechten. Inkleeding, de plechtigheid waar- mede de kloosterlingen het Weed hunner orde ontvangen. Met de inkleeding begint het proefjaar, waarna de geloften wor- den afgelegd. Inklinking, ineenzakken van op- gehoogden grond. Inkrimpen van den wind is : 't teruggaan van den wind tegen den loop der zon, bijv. van 't Westen naar 't Oosten op 't N. halfrond; maar omge- keerd op 't Z. halfrond. Inleggen, van de ra of komen; als er storm is, ontvangt het scheepsvolk, dat op de ra ligt, bevel om in to leggen. Inlelsting, zie Garnisair en Obsta- gium. Krachtens deze dwong men in de middeleeuwen een wanbeheerder, wan- betaler, meineedige enz., then men tot zijn plicht wilde nopen, om to leisten of - in leisting to komen, d. i. op eigen kosten in eene , eersame" herberg (hospitium honestum) zoolang to ver- toeven (in hospitio jacere ad comestus) totdat hij aan zijne verplichting(en) voldeed. Om die plichtsvervulling to bespoedigen, moest hij sours een knecht en twee paarden medebrengen. Mannen van ridderlijken stand kwamen als leisters niet anders dan to paard; van- hier dat men in oude oorkonden „leisting" wel afgewisseld ziet met inrfjding. Toen de wettelr, jke inleisting („ op poene of straf van leisting") 13 Dec. 1473 door den Raad des Hertogs van Bor- gondie was afgeschaft, werd de vrf - willige ingevoerd; 22 April 1474 ver- boden, doch in 1506 weer hersteld. Inners en totters. Omstreeks den jare 1880 waren er in de Nederlandsche Hervormde Kerk velen, die de doopŁor- mule : „Ik doop u in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes" wraakten, bewerende, dat men niet in den naam moest zeggen, maar tot den naam, d. i. ter voorbereiding voor de belijdeais van Vader, Zoon en Heiligen Geest. Vandahr dat het leger der Ned. Godgeleerden toen verdeeld was in twee kampen : de Inners en de -Tatters. van de inkomende INNEaTURN. 487 INQUISITIE. Innertube, (sport.), binnenband. Inning(s), wordt bij 't cricketspel gebezigd, wanneer de eene partij een- maal aan „bat" is geweest. Zie Bats- man. ,Inno, (it., m u z.), zie Hymne. Innoeente, (it., m u z.), letterl. on- .?chuldig, eenvoudig. Innocents (Les -, 28 December, de herinneringsdag van den kindermoord to Bethlehem; bij ons genaamd heilige onnoozele kinderdag. In de zuidelijke provincien nog een feestdag voor kin- deren, waarop zij met de ouders de rol mogen omkeeren en in de kleederen der ouders hen mogen gebieden. Inns of Chancery, (e n g.), kan- selarij-hoven, verbonden met de Inn$ of Court (z. a.). In deze gebouwen werden do toekomstige kanselarij-beambten op- geleid, maar ze worden thans meeren- deels door attorneys (procureurs) en sollicitors (zaakwaarnemers) be-woond. In de middeleeuwen speelden de colle- giaten of studeerenden der Inns of Court en die der Chancery eene voor- name rol door het geven van openbare feesten, maskerades, tooneelvoorstel- lingen enz. Inns of Court, (e n g.), gerechts- hoven, balies, rechtscolleges, praktiz#ns- societeiten. Engelsehe rechtscorporaties; naar inn = ambtsgebouw en woning van edellieden, die eertijds uitsluitend tot de studie van het recht werden toe- gelaten. Vroeger veel talrijker en belang- rijker, zijn ze van gehoorzalen (halls) voorzien, waarin de studeerenden voor hunne toelating tot de rechterlijke prak- tijk voorlezingen moesten bijwonen, Thans moeten zij zich nog in een der inns laten inschrijven, en leeren dan de praktijk bij een der advokaten, die daar hunne bureaux houden. Inopi beneficium bis dat, qui dat celeriter, (lat.), wie den arme spoedig geeft, geeft hem dubbel, P u- b l i l i u s S y r u s, Senten ti ae. Als citaat verkort tot: Bis dat, qui cito dat. Inopiae descant multa, avari- time oninia, (lat.), het gebrek mist veel, de gierigheid alles, P u b l i l i u s S y r u s, Sententi ae. Inpalmen, een touw of lijn hand over hand naar zich toehalen. Inpikken, inhaken of bevestigen. Inquisitie, (r. k.), van 1 a t. inqui- sitio = - onderzoek, in Italie Inquisizione, maar vooral Il Santo Uffizio geheeten; geloofsgericht ter opsporing en bestraf- fing van ketters en ongeloovigen. Reeds de keizers Theodosius de Groote en Justinianus stelden bepaalde personen aan, inquisitores genoemd, die belast waren met het opsporen van de ketters, welke door de Bischoppen met den ban gestraft werden, waarbij de wereldlijke macht burgerlijke straffen voegde. Toen in de lie en 12e eeuw door de Katha- ren, Albigenzen en Waldenzen de sekte, geest zich verbreidde, zond paus Inno- centius III gezanten naar het zuiden van Frankrijk, teneinde de Bisschoppen met behulp der wereldlijke overheid to helpen in het opsporen en terechtstellen van de ketters. Op het vierde Lateraan- sche Concilie (1215) en op dat van Toulouse (1229) werd dit kettergericht verscherpt door de bepaling, dat in elke parochie een priester met twee of drie ter goeder naam en faam staande leeken met het opsporen der ketters belast zou- den zijn; terwijl Gregorius IX eenige Dominikaner-monniken in onderschei- dene rijken aanstelde tot Pauslijke in- quisitoren, zoodat de Inquisitie eene van de Bisschoppen gedeeltelijk onaf- hankelijke Pauslijke instelling werd, bij voorkeur in handen der Dominikanen, Paus Clemens V verordende nochtans, dat slechts dan een vonnis kon volgen, als de inquisitor en de bisschop over- eenstemden, ook konden de bisschoppen over de pauslijke inquisitoren zekere controle uitoefenen. Ook nu bestaat to Rome de congregatie der inquisitie of van het H. Officie. HIaar bevoegdheid strekt zich uit over alles, wat met hat geloof in betrekking staat, zooals ; ketterij, apostasie, schisma, magie, too- verij, misbruik van sacramenten, bigamie en polygamie. Ook philosophische en INRI. 488 INSTAR OMNIUM. theologische stellingen worden haar voorgelegd, welke zij naar bevinding qualificeert als orthodox of kettersch, als kwetsend, ergernisbarend enz. enz. Deze laatste beslissingen zijn ioor de leden der R.-K. kerk niet absoluut ver- bindend, zoolang de Paus ze niet officieel tot de zijne maakt. Inri, samengetrokken uit het op- schrift van het kruis : Iesus Nazarenus Ibex Iudaeorum, Jezus de Nazarenur, Koning der Joden ; zie Joh. XIX : 19. Inrigger, (sport.), licht vaartuig, giek; waarbij de riemen rusten in dollen, binnenboord. Inrgding, zie Inleisting. Ins and outs, (am.), de personen, die politieke macht of een diplomatiek ambt hebben, en zij, die dat niet heb- ben; de „mannen, die er zijn en de mannen, die er willen komen." Ins and outs (De -, (e n g.), de binnen- en buitenkant van eene zaak. Ins Blaue hinein, (h g d.), in ne- velachtig verschiet, in 't onzekere, naar het werk van den onhandigen jager, die op goed geluk in de (blauwe) lucht schiet, op hoop van door toeval iets to raken. Insalutato hospite, (lat.), zon- der z#n gastheer to groeten, in groote haast, in aller ijl (vertrekken). Insania moralis, (1 a t.), zedeljke onzinnigheid. Moreele ziekte, toestand waarin omtrent moreele en ethische be- grippen een uiterst gering of zelfs in 't geheel geen voorstellingsvermogen bestaat. Geen opzichzelf staand ziekte- geval, maar het meest op den voorgrond tredend symptoom eener algemeene geestesverzwakking. Inschieten, (m i 1.). Bra' de infan- terie : de stand van den vizierkorrel zoodanig regelen, dat het gemiddelde tref punt ligt in of nabij de verticale lijn, die door het midden van het doel loopt. -- Bra' de artillerie : door eene serie schoten den afstand bepalen, waarop het vizier moet worden gesteld. -- Inschieten in figuurlijken zin wordt in de militaire conversatie-taal gebezigd voor : zich thuis gevoelen bij anderen, in eene nieuwe woning, nieuw garni- zoen enz. Insensibilmente, (it., m u z.), on- merkbaar. Insetti fughi, (it.), nl. fidibus (z. a.), papieren die, aangestoken, een rook van zich --even, welke insekten, als motten enz. verdrfjft. Ze heeten ook Zampironi. Men brandt ze onder de zittingen van stoelen, canape's, enz. Inside track, (a m.), binnenpad; in de staatkunde en bij de races, de kortste weg tot de overwinning. Insiders, (e n g.), personen, die bijv. door inzage to hebben in de boeken van een fonds of spoorwegmaatschappij op de hoogte zijn van verbindingen, waaromtrent outsiders zich geen oor- deel kunnen vormen. Insien, (z.-a f r.), van e n g. engine (werktuig), locomotief, welk woord zelf echter ook bij de boeren in zwang is. Insla' Allah, (m al.), zoo God wil. Insolventverklaring, verklaring der rechtbank, die als in een faillisse- ment geen akkoord is aangeboden of wel het aangeboden akkoord niet aan- genomen of niet gehomologeerd is, ver- eischt wordt voordat tot de vereffening des boedels kan worden overgegaan. De nieuwe wet van 30 Sept. 1893 (Stbl. n°. 140) kent de insolventverklaring niet : volgens haar ontstaat de insol- ventie in de genoemde gevallen van rechtswege. Instantie, (r e c h t s p 1.), aanleg, de behandeling van eene zaak welke ach- tereenvolgens aan de beslissing van ver- schillende rechtscolleges door een dier colleges kan onderworpen worden: Instar omnium, (lat.), evenals alien, zooveel waard als alle (anderen). INSTEEKKAMER. 489 INTEGRITAS NATURAE. Insteekkamer of insteek bij hui- zen met eene hooge verdieping, gelijk- vloers een of meer vertrekken getim- merd onder zoldering of vloer der le verdieping en dus als 't ware tusschen gelijkvloers en de le verdieping inge- stoken is; gedurende de middeleeuwen en tot in de 18e eeuw werden deze vertrekken veel aangetroffen in de winkelhuizen. Instinct is a great matter, I was a coward on instinct, (e n g.), instinct is een zaak van gewicht, ik was een lafaard uit instinct. Sha- kespeare, Hendrik IV II, 4, gezegde van Fallstaff, die zijn laf hartigheid verschoonbaar wil voorstellen. Institut de France, (f r.), instel- ling van, Frankr#k, to Parijs, werd door de wet van 25 Oct. 1790 ingesteld en was toen in 3 klassen gesplitst, thans omvat die inrichting vijf afdee- lingen, nl. de Fransche academie, de academies van , opschriften en fraaie letteren", van wetenschappen", van ,, schoone kunsten" en van , zede- en staatkundige wetenschappen". Dit Insti- tuut vierde 23 Oct. 1895 zijn 100-jarig bestaan. Instituten (De -, Romeinsch wet- boek, een deel van het corpus juris civilis, door Tribonianus en anderen, in de jaren 528 tot 533, op last van keizer Justinianus opgesteld en naar dezen Justiniaansche codex genoemd. Instruetie, (r. k.), korte onderrich- ting onder de vroegmissen. Instrumentum vocationis, (lat.), beroepsbrief van een predikant. Insula Del, Godswaard, benaming o. a.. van het R.-Katholieke weeshuis to Arnhem. Het werd als , Godsweerd op de Velouw" omstr. 1306 door gram Rei- nald I van Gelre gesticht, in welke benaming men aan insula (m i d. -1 a t. = weerd) de beteekenis moet toekennen, welke dit woord ook bij de latere clas- sici had, t. w. die van huis „huis, dat opzichzelf alleen, in zijne muren staat". Soms ook, van zoodanig „huis door klei- nere huurhuizen omringd Zoo konden gansche steden, als Roermond (Gods waard op de Maas), Wageningen (Insula Dei super Veluarn), Hattem [„Godes- we(e)rde, dat Hathem tho het(h)ene plach" a° 1307] in 1312 Godswaarden heeten. Insulae Deorum, (1 a t.), Goden- eilanden. Oude benaming der Bayona- eilanden of Islas de Seyas-de-Bayona y d'Estelas, twee eilanden aan den mond der kleine baai van Bayona (gedeelte der golf van Vigo, aan de westkust van Galicia, in Spanje). Insulinde, al de landen van Indie saam ; Nederlandsch-Indie en de onaf- hankelijke rijkjes; van lat. insula = eiland. De naam is door M u l t a t u l i in zijn 11 fax Havelaar ingevoerd. Vgl. ,Indonesia. Intabulatie, (hand.), de inschrjj- ving of overdracht der oorkonden bij het gerecht. Intaglio, verdiept gesneden steentje, bijv. kornalijn of agaat, voorstellend bijv. eene buste, of een andere figuur, enz. I t a 1. intaglio of intdgliatura = insnijding, houtsnede, gravure; van intagliare, uit in en tagliare (snijden). Intagli staan tegenover camean of scarabean, steenen waarop de figuren In relief voorkomen. Intarsia, inlegwerk van bout, ivoor, goud, zilver enz. Integer vitae scelerisque pu- rus, (1 a t.), onbevlekt in levenswandel en rein van schuld, H o r a t i u s, Oden 1, 22, 1. Integrale opvoeding, anti- kerkelijk systeem van opvoeding van Paul Robin, gewezen directeur der wees-inrichting Prevost to Cempuis (Frankrijk). Integralen, (hand.), onaflosbare staatsschulden; o. a. van de 21/2 °Is N. W. S. Integritas naturae, (r. k.), de volkomenheid der (menschelijke) natuur of beter gezegd status naturae integrae, de staat van volkomenheid der natuur ; dus de staat onzer eerste ouders in het paradijs voor de zonde, staat der recht- heid (t h e o 1.). INTELLECTUALISME. 490 INTERLUDIUM. Intelleetualieme, de richting, welke van het bovenzinlijke alleen dat- gene wil voor waarheid erkennen, `vat door het verstand kan worden begrepen. Van 1 a t. intellectus = het begrijpen. Intelligent! pauca, (1 a t.), voor den verstandige (zijn) weinige woorden (voldoende). - Een goed verstaander heeft maar een half w oord noodig. - Vgl. (Dictum) sapienti sat. Intendance Militaire, eene in- stelling bij het leger, belast met de controle van de administratie (soldij, voeding, kleeding, enz.) in het leger. Intentie, (r. k.), bidden tot iemands intentie, d. i. bidden voor hetgeen waar- voor iemand bijzonder het gebed begeert; ook de aalmoes, die men geeft voor het lezen der Mis, wijl de H. Mis bijzonder wordt opgedragen tot intentie van hem, die de aalmoes geeft. Inter alla, (lat.), onder andere dingen. Inter amieos, (1 a t.), onder vrien- den. Inter arma silent leges, (I a t.), onder het rumoer der wapenen zw-#gen de wetten. C i c e r o, pro Milone IV, 10. Zie Silent leges, etc. Inter locos et seria, (1 at.), order scherts en ernst. Inter nos, (1 a t.), onder ons, ver- trouwlijk. Inter os et oftam, (1 at.), tusschen mond en beet (nl. kan veel gebeuren). C a t o bij Gellius 13, 18, (17), 1. E n g. There is many a slip, Between the ciip and the lip; N e d. Tusschen lip en bekerrand, Zweeft des noodlots donkre hand. Vgl. Multa cadunt enz. Inter parietes privatoe, (1 a t.), tusschen de private muren, onder vier oogen. Inter peeula, (1 a t.), b# de bekers, d. i. bij het drinkgelag, met het glas in de hand. Inter spew et metum, (I a t.), tusschen hoop en vrees. Inter utrumque tene, (lat.), houd het midden. O v i d i u s, Meta- morphoseon libri 2, 140. Inter vivos, (lat.), onder (de) leven den. Interdict, (r. k.), geestel#ke straf, waardoor aan een geheele stad of landstreek of aan eene corporatie van personen, de deelneming aan kerkelijke plechtigheden, het gebruik van alle of sommige Sacramenten, de kerkelijke begrafenis wordt ontzegd; van 1 a t. interdicere, ontzeggen. Wanneer het een enkelen persoon betreft, heet het ex- communicatie. Interdum lacrimae ponders vocis habent, (lat.), tranen hebben soms de kracht der stem (van woorden). O v i d i u s, Epistolae ex Ponto 3, 1,158. Vgl. Heroides 3, 4. Interessensphare, (h g d.), land- streek, waarbij eenig land voor kolo- nisatie of handel belang heeft en die daarom door de andere mogendheden wordt ontzien, krachtens daaromtrent getroffen overeenkomsten. Interim (Met -, de tusschent6d, de tijd tusschen het aftreden van een en het optreden van een anderen func- tionaris. Voorloopige regeling der gods- dienstkwestie in Duitschland 1548. Interims-kwitantie, (h and.), voorloopige kwitantie, die afgegeven wordt om later tegen eene andere in behoorlijken vorm teruggenomen to worden. Interlocutoir vonnle, vonnis waarbij de rechter alvorens recht to doen een bewijs, een onderzoek of eene instructie beveelt, waarvan de beslissing der zaak zelve of hankelijk kan zijn. (Art. 46 Wetb. v. Burg. Rechtsv.). Interludium, (I a t., m u z.), tua- schenspel, vooral op hot orgel, de over- gang van het eene koraalvers tot het andere. INTERMEDIATE. 491 INTERVIEUWEN. Intermediate, (e n g.), letterl. tus- schenlig gend. Volgens de wet van 1866 het propaedeutisch examen aan de universiteit to Kaapstad (Zuid-Afrika), de grondslag van toelating voor Kape- naars aan onze Nederl. universiteiten. Intermedift, intermezzi, (it., m u z.), muzikale uitvoering tusschen de bedrijven eerst van treurspelen, later ook van opera's, begonnen in het einde der 16e eeuw. Weldra vormden de meestal vrij luchtige tusschenspelen geen geheel, later wel, en zoo ontstond de opera buffa (opera bouffe), later vervangen door balletten. Internationaal privautrecht, het geheel der regelen en beginselen, volgens welke bij het verkeer tusschen de burgers van verschillende landen, bij het verrichten van rechtshandelingen in een vreemd land en voorts in alle gevallen, waar twijfel bestaat omtrent de vraag van welken Staat de wet toe- passelijk is, de aanwijzing der toepasse- lijke wet behoort to geschieden. Internationale of Internationale iver7cliedenvereeniging (eng. Interna- tional Working Alen's Association), ge- hefin en wijd vertakt werkliedengenoot- schap, hetwelk voorgaf het lot van den arbeidenden stand to willen ver- beteren, maar eigenlijk ten doel had, den vierden stand tot heerschende klasse to verheffen en alien bijzonderen eigen- dom op to heffen. Het bestond van 1864-1872. Internationale arbitrage, zie Arbitrage. In 1856 bij den vrede van Parijs op voorstel van Groot-Brittannig in het Europeesch staatsrecht opgeno- men, in den laatsten tijd meer ernstig op den voorgrond gesteld en inzonder- heid door de Staten van Noord- en Zuid-Amerika toegepast. Vgl. Inter- parlementaire conferentie. lu"rnuntlux, (r. k.), pausel#k ge- zant bij de kleinere mogendheden. Interparlementaire conieren- tie, bijeenkomst, die sedert eenige jaren in versehillende hoofdsteden van Europa, gedurende den parlementairen vacantie- tijd door leden van versehillende wet- gevende Kamers worden gehouden, tot het beramen van middelen om het oorlogvoeren tegen to gaan. De beide laatste samenkomsten hadden to Brussel (1895) en to Buda-Pesth (1896) plaats. Interpellatie (Recht van -, het recht der Vertegenwoordiging of van eene der Kamers, waarin zij gesplitst is, om inlichtingen aan de Regeering to Interpreter, (e n g.), talk, oak iemand, die op reizen naar en in het Oosten de taak van een gedienstigen reisknecht vervult. Interregnum of tusschenregeering tusschen den dood van een vorst en het oogenblik, waarop zijn opvolger de teu- gels van het bewind aanvaardt; bijzon- der in Duitschland (1254-1273) het Interregnumm van den dood van Koenraad IV tot aan de verkie- zing van keizer Rudolf I (van Habsburg). Interusurium, (h a n d.), zie Ana- tocismus. Intervalia d1luelda of lucida, (1 a t.), heldere of lichte oogenblikken, bijv. bij een koortslijder of een krank- zinnige. Interventle, tusschenkomst. In het volkenrecht tusschenkomst van een Staat een geschil tusschen andere Staten; irn de burgerlijke reehtspleging voeging of tussehenkomst in een geding; in het wisselrecht acceptie ter eere of betaling ter eere, d. L acceptatie of betaling door een ander dan de betrokkene. Interventor, (I a t.), bemiddelaar. Van interiyenire (tussehenbeide komen). Int,6rvIeuwen, uithooren, onder- vragen, van e n g. to intervietv, eigenl. de gewoonte bij vele groote dagbladen om door een meestal indringend en zelfs brutaal man van personen, die in een of andere belangwekkende zaak betrokken zijn, op de meest onbescheiden wijze, uitvoerige en particuliere beriehteu to krijgen. Deze wijze van dagbladvulliug, INTIMUS. 492 INVALIDES DU BEL ESPRIT (LES). is vooral algemeen geworden sedert Heinrich Oppert (geb. in 1825), to Parijs correspondent van de Times, (sedert 1871) dit middel gebruikte om opzienbarende (en vaak onbetrouwbare) berichten in de krant to krijgen. Oppert is een Boheemsch Israeliet, die als Franschman genaturaliseerd werd en de vrijheid nam zich een schijnbaar adel- lijken naam to geven door zich naar zijn geboorteplaats von Blowitz of de Blowitz to noemen. Intimus, (1 a t.), boezemvriend. Intra muros, (1 at.), binnenshuis. Intra muros peecatur et ex- tra, (1 a t.), binnen en buiten de muren wordt gezondigd. H o r a t i u s, Epist. I, 2, 15: Iliaeos intra muros peccatur et extra, waarmee hij bedoelt, dat en de Grieken als belegeraars der Trojanen en de door de Grieken belegerde Tro- janen dwaas -handelden. Intrude, (i t., m u z.), zie Entree. Intransigeant, (f r.), dit woord werd eerst omstreeks 1873 in de Fransche taal, ter aanduiding der leden van de uiterste republikeinsche partij opgeno- men. Het komt niet dadelijk van het Latijnsehe transigerz, maar veeleer van Spanje, waar zich de federalisten-socia- listen los intransigentes noemden. Van- daar plantte het zich naar Algerie over, om dan zijnen weg, over Marseille, naar Valence to vinden. Daar werd het door den afgevaardigde Madier de Mont jau (1814-1892) opgevangen, die het in een to Luc gehouden redevoering voor 't eerst bezigde, en zoo burgerrecht in de parlementaire taal verschafte. Sedert 1880 is het tevens de naam van een door Henri Rochefort to Parijs uitgegeven dagblad. - Vandaar intran- sigeance. Intreeclo, (it., m u z.), intrige, klein tooneelstuk met muziek. introductie, (m u z.), inleiding, van lat. introductio; kort stuk, dat bijv. aan symphonies"n of sonaten voor- afgaat. IntroYte, nam et hit DII aunt, (1 a t.), treedt binnen, want ook hier zjjn goden. A r i s t o t e l e s meldt (De partib. animal. I, 5), dat H e r a c l i t u s zulks tot zijne bezoekers zou hebben gezegd, toen hij bezig was zich in een bakoven to verwarmen. Motto van L e s s i n g's Nathan de W#ze. IntroTtus, (r. k.), eon korte spreuk gewoonlijk ontleend aan de H. Schrift en gevolgd door een psalmvers ; daar- mede begint de priester de Mis aan de rechterzijde des altaars, nadat hij eerst aan den voet den psalm „Judica" heeft gebeden en zijn schuldbelijdenis heeft gedaan. In de plechtige Missen wordt de introitus gezongen door het zangkoor, zoodra de priester het altaar betreedt. Vandaar de naam introitus, hetwelk „intrede" beteekent. Van Introibo ad altare Dei, d. i. ik zal ingaan tot Gods altaar. Ps. XLIII : 4 (Vulgata). Introltus, (1 a t., m u z.), letterl. in- gang; in den Ambrosiaanschen ritus ingressa geheeten, een psalm, of ge- deelte van een psalm, door het koor aangeheven, terwijl de celebrant van de sacristie naar het altaar gaat. Introuvable (Chambre -, (f r.), nergens to vinden Kamer; spotnaam, van de Fransche Kamer der afgevaar- digden in 1815 wegens hare eenstem- migheid aangaande het toenmaals aan- genomen staatsstelsel. Intus et In cute, (1 at.), van binnen en op de huid, d. i. 'van buiten (nl. iemand kennen); Per s i u s 3, 30, ego to intus et in cute novi. Intus is binnen en tutus is huid. Invalidatle, (hand.), de ongeldig verklaring. Invalides du bel esprit (Lea -, (f r.), de oude mannetjes der letter- kunde; spotnaam door P iron (1689- 1773) aan de leden van de Fransche Academic gegeven, wat hem niet be- lette in 1750 pogingen aan to wenden om in hun midden to worden opgeno- men; acht jaar later wilde men hem kiezen, maar Lodewijk XV verzette er zich tegen. INVECTED. 493 IRA FUROR BREVIS. Invected, (e n g., w a p.), zie Ge- schulpt. Inventaris (Benefice van -, voorrecht van boedelbesehrfting, waar- door de goederen der nalatenschap af- gescheiden blijven van die van den erfgenaam, en de la'atste niet verder tot betaling van de schulden der nalaten- schap gehouden is, dan de baten van deze strekken. Inverso ordine, (lat.), in omge- keerde orde. Vgl. C i c e r o, de partitions oratoria 7, 24. Investituur, (r.-k a t h.), mid.-lat. investitura, bekleeding met een kerkelijk ambt, door overgave der insignes, bij- zonder het verleenen van ring en staf aan de bisschoppen, als zinnebeeld hun- ner waardigheid. Eerst in 1123 stemde de wereldlijke macht er in toe, dit recht uitsluitend aan den Paus to laten. Van lat. investire = bekleeden. Invia virtuti nulls est via, voor de deugd (dapperheid) is Been weg onbegaanbaar. O v i d i u s, Metamorph. XIV, 113. Devies van Hendrik IV. Invita Minerva, (1 at.), tegen den wil van Minerva, dus zonder roeping of aanleg (nl. zich aan een kunst of weten- schap wijden; bij C i c e r o, De officiis I, 31, 110; en elders bij then schrijver; ook bij H o r a t i u s. Invitatorium, (r. k.), antiphoon, die bij den aanvang der Metten de 94ste Psalm begeleidt : (Venite, exultemus Do- mino, jubilemus Deo, solutari nostro). Zij dient tot inleiding van de nacht- getijden en wordt na elk vers van ge- noemden psalm herhaald. Invite, (f r.), bij het whistspel : eene uitnoodiging aan den maat door het uit- spelen eener lage kaart, waaruit deze kan opmaken, dat men in de aange- speelde kleur aas of heer heeft, en ze dus nagebracht wenscht to zien; van it. invito = uitnoodiging. Invocavit, (1 a t.), de naam van den leu Zondag in de vaster, naar het be- gin van het gezang in de R.-Katb. Kerk, invocavit me enz., hij heeft Mij aange- roepen. Invoeringswet, wet van 15 April 1886 (Stbl. n°. 64), ,houdende bepalin- gen, regelende het in werking treden van het bij de Wet van 3 Maart 1881 (Stbl. n°. 35) vastgestelde Wetboek van Strafrecht en den overgang van de oude tot de nieuwe strafwetgeving, alsmede om overeenstemming to brengen tusschen de bestaande wetteh en het - nieuwe wetboek". lo vivat, (1 a t.), de aanvang en van- daar de benaming van een bekend studen- tenlied, pendant van Gaudeamus (z. a.). De eerste helft van bet eerste couplet luidt aldus lo vivat, io vivat, Nostrorum sanitas ! Hoc est amoris poculum, Doloris est antidotum ! lo vivat, io vivat, Nostrorum sanitas. De gezondheid der onzen! Dit is de beker der liefde, Dit is een tegengif tegen de smart, De gezondheid der onzen ! (io is een uitroep van vreugde, hoezee ! of iets dergelijks, dus letterlijk hoezee ! leve de gezondheid der onzen). Ippes, (b a r g.), z# de, ook geld. Ipse dixit, (1 a t.), hijzelf heeft het gezegd, (nl. P y t h a g o r a s). Uitspraak waarmede de leerlingen van Pythagoras hunne beweringen wilden staven; vgl. C i c e r o, De natura deorum I, 5, 10. Zie ook In verbo magistri enz. Ipsissima verba, (1 at.), letterlijk dezelfde woorden. Ipsissimus idem, (lat.), nauw- keurig dezelfde, schertsend is hier van ipse (zelf) een superlatief gemaakt. Ipso facto, (1 at.), door de daad zelve, feitelijk. Ipso lure, (lat.), door hot recht zelf; van zichzelf, op zichzelf. 'Ir of 'Ier, (h e b r.), stad. Voor- voegsel in sommige Hebr. stedennamen, als Ir-David, Ir-Semes. Ira furor brevis, (lat.), gram- sehap is een korte woede of kortstondige razernij, H o r a t i u s, Epist. I, 2, 62t 19. IRADE. 494 IRREGULIER ENDOSSEMENT. Irade, besluit van den Sultan van Turkije. Ira= bene Ennius initium dim acit insaniae, (lat.), terecht heeft Ennius den toorn een begin van waan- zin genoemd. Iran, Perzia, z. v. a. het vrije, vlakke, lick to land, in tegenstelling van Turan = het bergachtig land. Iranif,rs, zie Gnostieken. De Gnos- tische stelsels laten zich tot twee hoofd- klassen brengen, van welke de eene meer het Platonisme, de andere meer het Par- sisme, - vanhier Iraniers, (Perzie" _ Iran) - en Dualisme voorstond. Irene, bij de Grieken de godin des vredes, dochter van Zeus en Themis; bij de Romeinen Irene of Pax. G r. eirJne = vrede. Irenisehe richting, stelsel van theologie, dat den strijd der uiterste partijen tracht to verzoenen en bemid- delend zoekt op to treden. Irenopolls, (g r.), vredestad. Eer- naam van het Amsterdam der 17e en 18e eeuw in de zangen onzer vroegere dichters, als stad van verdraagzaam- heid, omdat ze allerlei geloofs- en denk- richting wilde herbergen. Iris, 1°. bij de ouden de dochter van Thaumas en Electra, de verpersoonlij- king van den - hemel en aarde ale aaneenhechtenden -- regenboog, de bodin der goden. In lichte, gevleugelde ge- daante afgebeeld, met eene kan in de hand, waarin zij water toevoert aan de wolken; 2°. edelgesteente met de kleu- ren van den regenboog; 30. plant met welriekende wortels, de zwaardlelie (blank en schoon). Met het oog op dit laatrte, 4°. tegenwoordig als toiletarti- kel een middel om de huid lenig, blank en glad to maken, ook Creme Iris ge- titeld. Irish horse, (e n g.). Iersch paard. Bij de zeelui ou_ d ingezouten vleesch. Irminzuilen, hooge zuilen van bout of door een forschen boomstam gevormd, denkelijk opgericht ter sere van den afgod Irmino, den Wodan der Germanen, die door de oorspronkelijke volksstammen van Duitschland werd vereerd ; vgl. Woenswagen. De ver- maardste Irmins4l (-zuil) werd door Karel den Groote in 772 (in den strijd tegen de Saksen) vernield. Men brengt ze als boomstammen, - want standbeeld- zuilen z$jn 't zeker niet geweest, - in verband met den wereldboom Yggdrasil der Noorsche mythologie. Zie ook bij Roeland. Iron and Oil State, (am.), #zer en oliestaat, bijnaam voor Pennsylvania, naar het ijzer en den petroleum, die het land oplevert. Iron City, (am.), de #zerstad, be- naming voor Pittsburg, naar al het ijzer, dat deze staat oplevert. Ironsides, (e n g.), de soldaten van Cromwell, naar hunne ijzeren wapen- rusting en hun ijzeren wil. Irredenta of Italia irredenta, het nog niet verloste Italic, vereeniging van Italiaansche heethoofden, die alle gewesten, waar het meerendeel der bevol- king de Italiaansche taal bezigt, aan het koninkrijk Italie wil toegevoegd zien. Irregularitas of Irregalari- teit, (r. k.), een beletsel door het Ker- kel#k recht vastgesteld, waardoor het iemand verboden is, eene kerkelijke wijding of bediening to ontvangen, of de eenmaal ontvangene uit to :oefenen. De- genen, bij wie zulk beletsel wordt aange- troffen, worden irregulier genoemd. Men onderscheidt een dubbele irregula- ritas: irregul. ex defectu, die voortkomt uit zeker gebrek in geest, lichaam of geboorte, en irregul. ex delicto voort- komend uit een misdrijf. Zie ook In- habilitas. Irregulier endorsement, ook onvolledig endorsement genoemd, een endorsement, dat niet aanalle vereischten der wet voldoet, waardoor de houder des wissels tegenover derden alle rechten kan uitoefenen, die den wettigen houder ziju toegekend, maar ale lasthebber van zijnen endossant aan dezen moat uit- keeren, wat ht ontvangt. IRREPRESSIBLE CONFLICT. 495 ISAB19 (HHT LIED VAN). Irrepressible conflict, (a m.), onontwjjkbare strjjd, nm. die tusschen vrijheid en slavernij tijdens de abolitio- nistische beweging 1830-65. Uitdruk- king van William H. Seward, in eene redevoering van 25 October 1858. Irritare crabrones, (1 a t.), lett. wespen nijdig maken, d. i. zich in een wespennest steken. P 1 a u t u s, Amphi- tryo 2, 2, 75 (700). Irus, (g r.), arme, straatarre bede- laar; naar een bedelaar op Ithaka, Iros, in de Odyssee. Irvinglanen, genoemd naar den stichter dezer sekte, Eduard Irving (t 1834), een Schot, die door de Schot- sche algemeene synode in 1833 werd uitgestooten, omdat hij de Kerk naar den tijd der Apostelen wilde hervormen en terugleiden, ze geheel schoeiend op de leest van Hand. II : 42-47. Van- hier ook Apostolische gemeente ge- noemd. Zijn hoofddogma is de spoedige wederkomst van Christus. Zijne aan- hangers maakten het Irvingi anisme tot een mengsel van Kath. en Protest. be- ginselen. Op grond van Efez. IV : 11 hebben zij vier kerkelijke ambten, dat der apostelen, profeten, evangelisten en herders. 't Is beter zonder schd dan met ziin schd to leeren. V -o n d e 1, Jozef en Dothan, vs. 168, woorden van J u d a s, die den voorgestelden moord op Jozef bestrijdt, tegen Simeon en Levi; hij doet hen opmerken, dat zij geen reden van verontschuldiging voor den moord behoeven to zoeken, als zij den moord niet bedrijven. Is er niet eene leugen in mflne reehterhand ? gezegd van iemand, die een leugen spreekt, waarvan men terstond de onwaarheid gevoelt. Jes. XXIV. Is mooghligek, Bunt She my dat ick u deer op dien ('t -, V o n d e 1, Gysbr., reg. 1396, eerste regel van het verhaal van den Bode, die de slachting in de kerk verhaalt, als ant- woord op Gysbreght's vraag : „Hoe is het mogelijek dat ghy 't hebt konnen zien ? Is niet volgens Lukas (It-; ook wel : 't Is niet secundum Lu- cam, het is niet voldoende onderzocht, niet, vast genoeg gegrond, niet nauw- keurig, - met zinspeling op Lucas' betuiging, dat hij , alles van voren aan naarstiglijk onderzocht" had alvorens zich tot schrijven to zetten; vgl. Ev. Luk. I : 3. Het opschrift van het bijbel- boek luidt in de Vulgata : Jesu Christi Evangelium secundum Lucam." 't Is om de wyn niet, maar om 't klukken van de fles, L a n g e n- d ij k, Don Quichot op de bruiloft van Kamacho III, 10, woorden van Sanche als hij „een boetelje wyn en een hoentje van de tafel haalt" en de ,fles" aan den mond zet. Is 't hier noch Hid van zingen? V o n d e 1, Gysbr., IV, 1, reg. 1019, woorden van Gijsbreght, die bij het dreigend gevaar in de kerk komt en daar de nonnen den lofzang van Simeon hoort zingen. Is this a dagger which I see before me? (e n g.), is dit een dolk, wat ik daar v4or mij zie ? S h a k e - s p e a r e, Macbeth II, 1, zegt Macbeth, die over den moord aan koning Duncan denkt, als hij in zijne ontstelde ver- beelding een dolk voor zich meent to zien. Isdbe, (a r a b.), gordel. Hierdoor wordt de dwarsbalk aangeduid, zijnde de oudste en eenvoudigste nationaal- Arabische heraldieke figuur, door welke het schild in tweeen werd verdeeld. Hieruit ziet men, wat de dwarsbalk (fasce, faas of band) in de taal van het blazoen eigenlijk beteekent. Isabe (Het lied van -, een al- gemeen straatlied in 1847 en '48, eene kleine romance, beginnende met : Daar was laatst een meisje loos. - Isabd, een lief en kordaat meisje, was verloofd met een zeekapitein. Om niet maandenlang van haar geliefde gescheiden to zijn, nam zij, in jongenskleeren, dienst op aijn schip en deed het zeemanswerk mee, totdat zij het op eon keer ergens mee verkorven had en voor den mast zou gebonden worden. Toen maakte zij zich bekend. ISABELLAKLEUR. 496 ISRAEL. Isabellakleur, eene lichte grijs- gele of grauwe kleur, die men weleens bij paarden aantreft. Volgens het verhaal van eenige schrijvers zou de Aarts- hertogin Isabella van Oostenrijk eene gelofte ge&aan hebben,niet van lijinengoed to verwisselen, eer de stad Ostende geno- men was ; en daar het beleg dier stad drie jaar geduurd heeft (1601-4), kan men nagaan, welke kleur haar linnengoed zal gehad hebben. - In het klooster Annunciados to Algesiras wordt nog in een cederhouten doos met zilveren beslag haar hemd als reliquie bewaard. Isagoge, g r. eisagoge, letterl. in- voering, samenvatting van algemeene be- grippen, noodig als voorstudie voor de beoefening van een wetenschappelijk on- derwerp. Isagogie, wetenschap der inleiding tot de boeken van den canon des Bijbels. Die zich hiermede bezig houdt is een isagoog; g r. eisag6geus (inleider van processen). Isagogiek, (g r., the o 1.), inlei- dingskunst, welke ten doel heeft den student tot het heiligdom der Godge- leerdheid in to .leiden (eis-agein). Isalgue, (w a p.), denkbeeldige bloem, samengesteld nit vij f klaver- bladeren met lange stelen, gestoken door een cirkelboog (in den vorm van een omgekeerden wassenaar). Wapen der familie I s a l g u i e r in Languedoc. Isegrim, naam voor den wolf in de sprookj es der dieren, reeds in 1200 bekend ; ook ter aanduiding van een kribbig, narrig mensch; letterl. ijzeren muil, haar den harden bek van het dier. Isfendarmard, (p e r z.), December. Isis, Egyptische godin, nagenoeg de Grieksche Demeter(Ceres), van het hoofd tot de voeten gesl-dierd; derhalve, beeld der geheimzinnigheid. Iskariot, bijnaam van Judas Si- monszoon, den verrader van.Jezus (Matth. X : 4 en elders). Waai'schijnlijk, omdat hij of komstig was uit Kariot, eene kleine stad in Juda (Joz. XV : 25); alzoo man (h e b r. iesch) van IKariot. lot* =. a r, islaam, eigenlijk gehoor- zaamhent (nl. aan de woorden van den gezant Gods (Mohammed). Zoo noemde Mohammed zijn leer. - De gehoorzame heel Moslimo, in het Turksch Moesoel- mdn. Dit is dus de naam van de vol- gelingen dier leer. Island harbour, (en g.), eiland- haven, d. i. een haven, welker ingang door voorliggende eilanden, beschermd wordt. Isle of the Saints, (am.), eiland der heiligen, naam voor lerland, naar de snelle vorderingen, die het Christen- dom daar maakte, en het groot aantal Christenpredikers, die er opstonden. Ismaflieten, 10. algemeene naam voor de massa der Arabische en andere Semitische volksstammen in West-Azie; 2°. naam eener Mohammedaansche sekte van vrij-denkenden aard, in de 10e eeuw in Syrie en Perzie ontstaan. Isoglanen, (t u r k s c h), opgevoeden in de Serails. Isolator, voorwerp dienende om de lichamen,welke electrische ladingen over- brengen of to zonderen, buiten gemeen- schap to brengen ; zoo bijv. de verglaasde aarden doppen waar langs telegraaf- draden loopen. Isole, (w a p.). De grasgrond komt gewoonlijk geheel onder in het schild langs den schildvoet. Soms echter komen dieren voor op een grasgrond, los in het wapen. De grasgrond heet dan isolo. Isometrisehe proiectie, de.pro- jectie van een tegen het afbeeldingsvlak zoodanig schuin gesteld lichaam, dat als het lichaam een kubus ware, de ver- eenigingslijnen van de voorste naar de verst afstaande hoeken loodrecht op het proj ectievlak staan. Israfl, benaming eener biersoort, die in de 16e eeuw, hier to lande, vooral in Delft en Dordrecht veel werd gebrouwen, doch waarvan het ge- bruik in de 17e eeuw reeds sterk af- nam, en daarna geheel verdween. De dichter Huyghens heeft ze nog gekend ; I8RAELIET ZONDEE BEDROCK (a"-). 497 IT WAS THE NIGHTINGALE ENZ. hij spreekt er in zijne gneldi6hfen (on- der 't opschrift ,Momm") van, als van dun bier. De naamsreden ligt hierin, dat, gelijk in de Bijbelsehriftuur, lsvalitegen- over ?arao stored in Egypte, en dezen koning to machtig bleek to zijn, men er zich op toelegde deze biersoort beter to brouwen dan Farao, dat door Huyghens als ,kleyn bier, half water" wordt bespot. IsraMlet zonder bedrog (Een -, een argloos mensch, to onbevangen, om een ander to mis&eiden. In Job. 1: 48 legt Jezus dit getuigenis of omtrent Nathanai l, eenen zijner eerste volge- lingen. L at. Verus Israelita, in quo dolus non est. IsraMleten, afstammelingen der twaalf zonen van den aartsvader Jakob, Abraham's kleinzoon. Aldus in 't N. T. (bijv. Job. I : 48; Rom. IX : 4; XI : 1; 2 Kor. XI : 22). In 't 0. T. altoos Israel of kinderen IsraRs. Ontleend aan Ja- kob's toenaam, na zijne heldhaftige wor- steling (Gen. XXXII : 28; XXXV: 10), nl. Israel = strijder Gods, d. i. die strijdt met God, van sarah (strijden) en eel (God). Issant, (w a p.), zie Uitkomend. Issaschar tusschen twee pak- ken (Hit komt dear &an als een andere -, zegt men van iemand, die met een zware vracht komt aandragen. De uitdrukking is ontleend aati Gen. XLIX: 14, 15, alwaar Jakob den zegeu uitspreekt over zijn zoon Issaschar en hem vergelijkt met een sterk gebeenden ezel, neerliggend tusschen twee pakken, d. w. z. kalm, rustig en tevreden. Issoer, (n. hebr.), verbod, ver- boden zaak. list zu dumm ('s -, het is to dom (te gek), air van Domingo in Geng,e's Seekadett. Isthmische spelen, volksspelen bij de oude Grieken, sedert 584 v. C. om de twee jaar gevierd, bestaande in wedrenten, en in wedstrijden, in gym- nastiek en muziek; ze werden gevierd ter eere van Poseidon (Neptunus), den god der zee, en genoemd naar den Isthmus. of de landengte van Corinthe. It is a wise father, that knows his own child, (e n g.), het is een knap vader, die z#n eigen kind kept; Shakespeare, De koopman van Ve- netig II, 2, woorden van Launealot Gobbo als hij zijn ouden, half bbinden wader ontmoet, die hem voor een groot beer houdt. It is all barren, (e n g.), het is alles dor en droog (ook fig., zonder geest en brein), S t e r'n e, Sentimental Journey; woorden van Mundungus (spot- naam van Sterne voor dr. Samuel Sharp) en Smellfungus (spotnaam voor Smollet) beiden voorgesteld als personen, die aan galzucht en zwaarmoedigheid lijden. It is In good hands, (e n g.), het is in goeUe handen; woord van den hertog van Wellington tot onzen pries Willem II, den held van Waterloo. It is in me, and it shall be uttered, (eng.), het is in mid', en het zal er uit; antwoord van Richard Brinsley Sheridan (f 1816), aan Woodfull, den reporter, die, nadat She- ridan zijn eerste speech in bet Parlement had gehouden, hem zeide, dat hij maar liever bij zijn eerste beroep (van dramatist) had moeten blijven. Sheridan hield zijn welbekende redevoering tegen Warren Hastings (in 1785 teruggeroe- pen als Gouverneur-Generaal van Britsch Oost-Indie, en in '86 door Burke aan- geklaagd bij het Lagerhuis van schan- delijke willekeur), volgens den staatsman Fox de beste, die er ooit in bet Lager- .huis gehouden is. It is not poetry, but prose run mad, (e n g.), het is Been poezie, maar dol geworden proza; Pope, The rape of the Lock III, 188. It was the nightingale and not the lark, (eng.), het was de nachtegaal en niet de leeuwerik. Sha- kespeare, Romeo en Julia III, 5, woorden van Julia tot Romeo, als hij haar des morgens wil verlaten, daar hij den leeuwerik, den bode van den morgen, hoort; Julia zoekt hem terug to houden, door to beweren, dat het de nachtegaal is, die ook des nachts zingt. 32 ITA EST. 498 IWERS. Ita eat, (lat.), zoo is het; waarop dan de handteekening van den schrijver volgt; in afschriften, kopieen, registers, rekeningen, enz. Itacisme, de door R e u c h 1 i n (11522) aangenomen uitspraak der Grieksche e als eene i, in tegenstelling van etaclsme of de door Erasmus (t 1536) verdedigde uitspraak dier letter als een lange e. Itagane of Ita-kane, groote ovale Japansche zilveren munt ter waarde van drie gulden ; de naam beteekent plat metaal. Men vindt ook Itagannes, die / 7.45 waard zijn en door de Hollanders schuitjes genoemd worden. Itala, oudste Latijnsche brjbelver- taling, waarschijnlijk uit de le eeuw, later voor een groot deel verbeterd door den Latijnschen kerkvader H i e r o n y- m u s (t 419120 n. C.). Uit deze ontstond de Vulgata (z. a.). Itallaansch van het Oosten (Bet -, het Maleisch. Itallaansche school, zie Dip- tyk. Ook in de schilderkunst was ge- durende de eerste helft der Middeleeuwen Konstantinopel de zetel der hoogste technisehe ontwikkeling, en oefende vooral grooten invloed op Italie, zoodat de Ital. school gedurende eenige eeuweu een Byzantijnsch karakter vertoont. Eerst in de .13e eeuw ontstond in Italie met Cimabue eene nieuwe kunst, die later de Italiaansche genaamd werd, en in een tijdperk, waarvan Michel Angelo, Rafael, Correggio en Titiaan als de hoofdvertegenwoordigers zijn to beschou- wen, in hare uitnemendste producten den poetischen adel der gedachte met de grootste schoonheid der door de studie der antieken gelouterde vormen, en in- zonderheid bij de Venetianen, met schit- terende en warme kleurenpracht ver- eenigde. Itallanlssimo, (it.), overtreffende trap van Italiano, meerv. Italianissimi; Italiaan bij uitnemen,dheid, voorstander der eenheid van land en yolk van Italie. Deze vierden het 25-jarig jubile der inneming van Rome, als hoofdstad van Italie, 20 Sept. 1895 met de uitbundigste geestdrift. Italic offlelelle (Voilh 1'-, dat is - nu het officieele Italie, Italie in deftigheid, in z#n vormen! Uitroep van sommigen to Rome op het Internationaal Geneeskundig Congres (April 1894), waar zddveel in de war liep en zooveel van desorganisatie getuigde. Italique, (f r.), boekdrukkersterm voor cursief. Ite et docete, (1 at.), gaat en on- derwijst, Matth. XXVIII : 19. Aan die woorden ontleent de Katholieke Kerk het recht, niet slechts het Evangelic to prediken, maar ook het onderwijs to beheerschen. Ite, missa est, (1 at.), zie Mis. Item, (1 at.), insgelijks, evenzoo. Iteretur decoetum, (1 a t., m e d.), het afkooksel worde herhaald; Itere- tur medicamentum, het geneesmid- del worde herhaald. Itinerarlum (lat.), of reisw#zer, aanwijzing der stations op een grooten weg tusschen twee hoofdplaatsen, met vermelding der afstanden. Ook een on- derhoudend reisverhaal of eene reisbe- sehrijving. Van itineraries = wat tot de rein (iter), den marsch, behoort. Itinerarlum, (r. k.), het gebed, dat de R.-Kath. geestelijken bidden alvorens op reis to gaan. Hot bestaat voorname- lijk uit den Lofzang van Zacharias, die, dus aanvangt : Benedictus Dominus Deus Israel (Vulgata, Luk. I : 68). Itzebo, Itsybu, Itjibu, Japansche gouden of zilveren rechthoekige munt. De gouden hebben eenp, waarde van ruim drie gulden Ned. Ivan Ivanowitch, letterl. Jan Jansen, spotnaam voor de Russen als beeld der echte oude nationaliteit met alle gebreken, vreemd aan alle moderne begrippen. Vgl. Noordsche Beer. Iwers, (t r a n s v.), ergens. IXION. 499 IZEBEL ENZ. Ixion, koning der Lapithen of Phle- gyers, wierp zijn schoonvader Deioneus, omdat deze 't gebruikelijke bruidsge- schenk van hem eischte, in een vuur- poel; en werd door Jupiter gestraft in de onderwereld, waar hij met handen en voeten aan een vuurrad vastgebonden, rusteloos in de rondte geslingerd wordt. Ixionides, enkelv., (g r. myth.), Peritheus, als zoon van Ixion. Ixionides, meerv., (g r. myth.), de Centauren, welke Ixion, koning der Lapithen of Phlegyers, bij de wolken- godin Nephele, won. Volgens anderen was deze Nephele een door Jupiter gesch3pen wolkenbeeld, dat sterk geleek op diens gemalin Juno; want op deze was Ixion, toegelaten tot den disch der goden, verliefd geworden. Izebel (Als - een vasten nit- roept, laat Naboth voor ziin wijngaard zorgen, ontleend aan 1 Kon. XXI : 8-13, beteekent : als de goddeloozen vroom worden, moeten de eenvoudige lieden het vaak ontgelden, evenals Naboth gesteenigd werd, omdat hij geweigerd had zijn wijngaard aan Achab of to staan, weshalve Izebel een vastendag uitschreef om bij die gelegen- heid tegen Naboth getuigen to doen op- treden en hem uit den weg to ruimen. J J. C. J. C., Jezus Christus. J. Ct., juris consultus, (1 a t.), rechts- geleerde. J. U. C., juris utriusque candidatus. J. u. d., (1 a t.), juris utriusque doctor. J. u. I., (1 a t.), juris utriusque licentiatus. J. u. s., (1 a t.), juris utriusque studiosus. Ja, Bauer! das lot ganz was Anders, (h g d.), ja, boer ! dat is heel vat anders, versregel uit R a m 1 e rs fabel Der Junker and der Bauer, komt het eerst voor in een fabel van M i - c h a e l Rich e y s; de boer vraagt den jonker, wat er gebeuren moet, nu zijn hond des j onkers koe gebeten heeft ; de jonker beweert, dat de boer de koe moet betalen; nu de boer zegt, dat hij zich vergist heeft en dat des jonkers hond het misdrijf heeft gepleegd, nu is de jonker van meening, dat het geval heel anders staat. Ja en amen zeggen, alles onvoor- waardelijk toestemmen.Vgl. 2 Kor. I : 20, ook Deut. XXVII : 15. Ja fetaeh, 0, Gij, die opent! nl. Allah, die de voorraadkamer tot onder- JAARSTIJLEN. houd van het leven ontsluit. Spreuk uit den Koran, welke de Mohammedaansche winkeliers op hun uithangbord schil- deren. Ja nur ein Kalserstadt, ja nur ein Wien, (h g d.), (er is) toch maar een keizerstad, toch maar ien Weenen, refrein uit een lied van B a u e r 1 e's opera Aline, tekst van W e n z e 1 M ii l l e r voor het eerst opge- voerd to Weenen, 9 Oct. 1822. Jaardicht of chronogram, een vers, dat een jaartal aangeeft wanneer men de kapitale letters, als Romeinsche cijfers beschouwd, optelt hler rVst Van VonDeL hoog belaarD, apoLLo en zlIn zangberg VVaarD. Als men de kapitale letters optelt, krijgt men 1679, in welk jaar Vondel gestorven is. Jaarschot, jaarlijksche opbrengst in geld, die de ambachts-heerlijkheden aan hare ambachtsheeren opbrachten. Jaarstllen. Dagteekeningen onder oorkonden of brieven hadden in de Middeleeuwen in verschillenden st j'l of trant plaats. Men had : 19. Jaarsdag- strjl, dateering, volgens berekening van het j aar aanvangend met Jaarsdag = 1 Januari; naar men vermeent onder JAART. 501 JACK. Julius Caesar, herwaarts overgebracht, en tot op den huidigen dag de jaar stiji onzes yolks gebleven; 210. Paasch- stijl, uit Frankrijk naar ons land overgebracht, en wel sedert 1300 door Hof en Regeering officieel ingevoerd; dateering, volgens berekening des jaars aanvangend met Paschen; 30. K_erst- stijl, dateering, volgens berekening des jaars aanvangend met Kerstnais (25 Dec.) ; deze stijl, soms geken- merkt door bijvoeging achter de da- teering der woorden „a nativitate" (sedert de geboorte van Jezus), en zeer weinig voorkomend, werd in 1310 door de geestelijke overheid voor het Bisdom Utrecht voorgeschreven, maar vond geen bijval. - Daar de jaarsdagstijl, - in Lat. oorkonden nooit als „Die Anni" (nl. novi), maar steeds als „Die Circumcisionis Domini " of ,,a Circumcisione" (sedert de Besnijde- nis), welke op 1 Januari valt (zie Nieuwjaar), - altoos zoo geliefd was, wordt er wel bij de dagteekening in then stijl, op de dagen tusschen 1 Januari en Paschen, gevoegd : stilo communi (volg. den algemeen gebruikelijken stijl), of ook nae tgemeen seriveu; in onder- scheiding van stilo curiae (hofstijl) nl. den Paaschstijl, of secundum cursum curiae (naar het beloop des Hofs, van Filips van Borgondie, a0. 1425) = na den belope van onsen Hove (hertog Albrecht van Beijeren). - Nog had men 40. den Delftschen stijl (stiles Delphicus), die het jaar met Mariae Annunciatio (Maria Boodschap) 25 Maart, begon. Bij verandering van stijl, plaatste men styl. nov. of n. st. achter zijne dagteekening; bijv. Gouda, dat eertijds denkelijk den Paaschstijl volgde, volgde in 1574 den jaarsdagstijl (stilo communi), doch duidde dezen stijl 20 jaar vroeger als ,nieuwe stijl" aan. Koning Filips van Spanje beval bij plakkaat van 16 Juni 1575, dat het jaar in de Nederlanden daarna met 1 Januari zou aanvangen ; een bevel, dat, niet algemeen opgevolgd wordend, met straf bedreiging verscherpt werd, bij ordonnantie der Staten van Holland d.d. I April 1580. chart, (t r a n s v.), Engelsehe el, yard. Jaartigd, onder de Israelieten ge- bruikelijk als jaardag van het overlij- den van verwanten. Jaarzang, jaarlijksche contributie, die ieder gildebroeder, hetzij van een schuttersgilde of een ambachtsgilde, aan de kas van 't gild moest betalen. Jachin en Boaz, de namen der beide beroemde, uit metaal hol gegoten, prachtzuilen, die aan den uitgang van Salomons tempel stonden. 1 Kon. VII: 21. Jacht (De wilds -, of het woedende heir, in Duitschland Wg- tendes Heer genoemd, is in het Duitsche volksgeloof eene menigte van booze geesten, die des nachts als een donkere onweerswolk door de lucht zweven en een vreeselijk geraas ver- oorzaken, het meest gelijkende op dat, hetwelk met een talrijken jachtstoet gepaard gaat. Jachthaven, de naam van de ligplaats der boeiers, jacht- en andere pleiziervaartuigen, welke aan eene zeil- vereeniging behooren. De jachthaven bestond uit een lange rij schuitenbuizen voor de scheepj es waarboven de lokaal- tjes voor de eigenaren en hun gezelschap. In later tijd was er soms ook een hoofd- gebouw voor de bijeenkomsten der leden van de zeilvereeniging, welke de lief- hebbers onder elkander hadden. Oor- spronkelijk was de jachthaven tegelijk de vereeniging die op nationale feest- dagen (Koning's verjaardag, slag van Waterloo, enz.) wimpelpartijen en ,ad- miraalzeilen" organiseerde. Later kwa- men de vereenigingen, zooals de Amstel en De Hoop, die een deel der haven als zetel bezigden. Amsterdam had er twee De Amstel-jachthaven (onder de Hooge sluis) en de Y-jachthaven (nabij het Buiksloterveer, aan de N. Stadsherberg). Jaehthoorn, (w a p.), kleine hoorn zonder snoer. Jack, (eng.), Jan of Jaap, karak- ternaam meest tot spot ; Jack = John. Vandaar Jack-an-apes, Jan aap, een aap. Jack-a-Dandy, een gek, een fat. Jack-catch, Jan pak-an, de beul. JACK (CRASS). 502 JACOBIJNEN. Jack pudding, Jan Pudding, hans- worst. Jack-tar, Jan Teer, Janmaat, de ma- troos ; zie ook Tar. Jack-a-lent, Jan in de vasten, on- noozele hals, naar een pop, waarnaar men op vastenavond met ballen wierp. Jack in the basket, een baak aan den oever eener rivier, met een korf in den top. Jack of all sides, Jan van alle kan- ten, een weerhaan, een man, die de men- schen naar den mond praat. Jack of all trades (1 at. Johannes Factotum), Jan van alles (gewoonlijk Manusje van alles), een man, die (soms met goed gevolg) allerlei betrekkingen bekleedt, allerlei werk verricht, allerlei zaakjes doet. Jack (Cross -, (e n g.), letterl. dwars-Jan. Stormzeil. Jack en Jill, (a f r.), Jan en alleman. Ten onzent Jut en Jul. In 't Eng. evenwel: Jill, huisvrouw, in het spreekwoord : , A good Jack makes a good Jill", ook toegepast op : boer en boeremeid in hetzelfde spreekwoord, bij ons dus : een goed meester maakt een goeden knecht. Jack o' lantern, (e n g.), Jan van de lantaarn. Bij de Engelsche zeelui het St. Elmusvuur; zie Elmus (St), dwaallichtje. Jack Pudding, (e n g.), n e d. Hans- worst, eene figuur uit het oude klucht- spel en van de kermis, vermeld o. a. in Bilderdijk's De Waarheid en Ezopus Jan Klaassen stond er als een Vorst; Jack Pudding stond er bij ; En Jean Potage met Hansworst, Gemonsterd op een rij. (A° 1798). Jack-stag, (eng.), Jacobsstaf, vlaggestok op de boegspriet; scheeps- term. Vgl. Gen. XXXII : 10. Jack the Giant-killer, (e n g.), een oud sprookje Jack de Reuzendooder. Zijn geluk lag in vier dingen : een on- zichtbaar overkleed, de muts der wijs- heid, laarzen van groote snelheid en een overwinnend zwaard. Sommigen meenen, dat het sprookje gegrond is op een ver- haal uit de Scandinavische mythologie. Jack the Ripper, (eng.), lettefl. Jaap de snijder, de beruchte moorde- naar van vele vrouwen in de wijk White- chapel in Londen, uit den laatsten tijd. Jacksonian Professor, to Cam- bridge de Professor in toegepaste natuur- kunde ; naar den Rev. Richard Jack- son, die dezen leerstoel in 1783 vestigde. Jacksonieten, (a m.), aanhangers van Andrew Jackson, den zevenden president der Vereenigde Staten, tegen- standers der Adamieten; partijgenooten der Engelsche Tories. Vgl. Adamieten. Jacob akanneties, ruwe, licht- grijze, een weinig verglaasde nauwe en hooge kannetjes, dagteekenend uit de 15e eeuv, en waarin de fijnere Fransche wijn werd aangevoerd.. Men vindt ze op verschillende plaatsen in den grond, in vesting- en slotgrachten. De naam steunt op het sprookje, dat gravin Jacoba ze op het slot Teilingen maakte, er uit dronk en ze dan over het hoofd in de gracht wierp. Ook aan later vervaardigde koffie- kannen van bruin verglaasd aardewerk wordt nog die naam gegeven. Jacobieten, staatkundige aanhan- gers van Jacobus II, die in 1689 van den troon werd gestooten, alsmede van diens (vermeenden) zoon Jacobus III en kleinzoon, den pretendent Karel Eduard en thans nog van prinses Maria Theresia d'Este, echtgenoot van prins Ludwig von Beieren, in wie zij hun wettige vorstin zien, daar zij rechtstreeks van Karel I afstamt. Jacobieten, bel#ders van Une natuur in Christus. Geheeten naar Ja- cobus Baradaeus, die in 't midden der 6e eeuw als prediker opgetreden, aan de partij der Monophysieten (z. a.) nieuwe kracht schonk. Naar zijne arme- lijke op een paardedeken - gelijkende kleeding werd hij Baradaeus genoemd. Hun kerktaal is Syrisch. Men treft hen in Syrie en Palestina aan. Zie bij Pa- triarch. Jaeobgnen, f r. Jacobins, leden der club Breton, eene staatkundige vereeniging, waarin zich de schakee- ringen van liberale en revolutionaire JACOB'S STEM ENZ. 503 JACTA ALFA EST. leden der Generale Staten vereenig- den. In 1789 to Versailles opgericht, maar in '94 na den aanval op hen door de Jeunesse doree (9 Nov.) op bevel van de Wetgevende Vergadering ont- bonden. Jacobijnen, naar het Jacobijnen- klooster to Parijs in een van welks zalen zij vergaderden, hoewel de club zichzelve Societe des antis de la Con- stitution, club van de vrienden der Grondwet, noemde. Vandaar, de Jaco- bijnenmuts dragen = radicaal zijn. - Zie ook Dominicanen. Jacob's stem moeten Been Ezau's handen wezen (Bii -, men behoort zichzelf gelijk to blijven in zone handelingen; naar Gen. XXVII 22, Izaak's opmerking tot zijn zoon Jacob, die hem bedroog. Jaeobsganger, een kreupele; naar aanleiding van Jacob's worsteling met den Engel; vgl. Gen. XXXII : 31. Jaeobsladder, de ladder, door Jacob gezien in zijn droom, Gen. XXVIII 12. Wegens het gelijktijdig opklimmen en nederdalen wordt die naam gegeven aan dubbele ladders, ook aan een bag- germachine. Eveneens aan de touwen- ladder, waarlangs de matroos in het kraaiennest klimt; en aan de machine bestemd om vruchten, steenen, klonten enz. van verschillende- grootte to sor- teeren, door middel van bakken met bodems, waarin gaten van verschillende grootte, zoodat eenige er door vallen en andere (de grootere) niet. Jacobssehelpen (St. -, schel- pen eener oestersoort, die vooral aan de Spaansche kust voorkomt. De boven- s&elp is waaiervormig en geribd. De naam is hieruit to verklaren, dat veelal de bedevaartgangers, die terugkwamen van San Jago de Compostella zulke echelpen droegen op hun kleed of op hun' hoed. De pelgrims plachten ook uit zulke sebelpen to drinken. Ze werden, om den vorm, ook St. Jacobsmantels genoemd. In de heraldiek heeten de groo- tere schelpen St. Jacobs- en de kleinere zonder ooren St. Michielssehelpen. Jacobostal, -wandelstok, dien men jaren lang gebzuikte, naar den aarts- vader Jacob, die met zijn staf over den Jordaan ging en er jaren later mede terugkwam, Gen. XXXII :10. -- In de astronomic de drie sterren in Orion, die in een rechte lijn, evenals een staf, bij elkaar staan. -- De Engelsche zeelui dui- den hun meetstok (stok met graden) door Jacobs staff, f r. baton de Jacob, aan. Jacobssteen, de steen, waarop Jacob het hoofd nederlegde, toen hij zijn droom van de Jacobsladder had. De overlevering zegt, dat dit de steen is, die de zitting uitmaakt van den kro- ningszetel van Engeland in Westm. Ab- bey. E d u a r d I plaatste dien steen in den koninklijken zetel. Jacobus-eonditie, zie Deovolente. Jaconnet, (f r.), eigenl. Jaconas, neteldoek, naar de nnaam van den eersten fabrikant. Jacoquins, schimpnaam door de jeunesse doree (z. a.) aan de Jacobijnen (z. a.) gegeven. Van coquin = schurk. Jacquard machine, of Jac- quardsche weelstoel, een door Jacquard van Lyon (t 1834) uitge- vonden weefstoel, tot het gemakkelijker en sneller weven van patronen in allerlei weefsels. Jacquerie, boerenopstand in Frankrijk in 't midden der 14e eeuw. De adel onderdrukte de boeren, die zij spottend Jacques bonhomme = Joris Goedbloed noemden; thans in 't algemeen volksopstand waarbij willekeur den schepter zwaait en dien men door bloed- vergieten tracht to onderdrukken. Van- daar ook elke gewelddadige poging, om zich op eenig gebied van dwang to be- vrijden. Jacques Bonhomme, (f r.), zie Jacquerie. Jacques Prolo, (f r.), verpersoon- lijking van den werkman, den proletarier. Jacta alea est, (1 a t.), de teer- ling (het lot) is geworpen, de beslis- seode stap is gedaan; (devies van JACTUS CANIS. 504 JAM FOETET. Ulrich,von Hiitten), woorden van Caesar, toen hij den Rubicon overtrok. Eene wet gebood elken Romeinschen veldheer, die van het noorden kwam, zijne troepen of to danken, vbordat hij deze rivier overging ; Caesars stap sloot dus eene oorlogsverklaring aan den Ro- meinschen Senaat in zich. Suet o n i u s, Vita Caesaris 32. Jactus cants, (lat.), hondsworp, de slechtste worp bij het dobbelspel. Jactus veneris, (lat.), venus- worp, naar Venus de godin der liefde, ook des geluks ; de gelukkigste worp met dob1elsteenen. Jaeger, wollen onderkleeding; al- dus naar Prof. Dr. G. Jkger, uitvinder eener, naar hij beweert, bijzondere soort wol, waaruit die voorwerpen onder zijn toezicht worden vervaardigd. Zie Flot- teur (Aanh.). Jaifa (Hit ltgt In -, hij slaapt; naar de stad Jaffa of Joppe, alwaar de pelgrims dikwijls zeer lang moesten wachten, eer zij scheepsgelegenheid kon- den vinden om verder to reizen. Ook wordt het spreekwoord gebezigd voor hrj is dood. Jagellonen, de dynastie van J a- g e l l o, sedert 1381 groothertog van Litthauen (t 1434), koningen van Poleii tot den dood van Sigismund II (1386- 1572). T)eze dynastie heeft ook in Bo- heme en Hongarije geregeerd. Jagerlatign, snoever#, omdat ja- gers dikwijls hoog opgeven van wonder- lijke en ongeloofelijke jachtavonturen; latrjn, omdat die taal, vroegar de taal der geleerden, zonder voorbehoud, wel tot vsertoon van geleerdheid werd gebezigd. Jagers van van Dam, korps vrijwillige japers in 1830, onder den Groot-Majoor Edmund Willem van Dam van Isselt uitgetrokken. Het yolk zong van hen De Jagers van Van Dam Zijn altijd vroolijk, vlug en blij ; Voor geen kogel vreezen zij, Ze strijden als een held, enz. enz. Jaggernant, bij de Indiers Dschag.- garnatto = heer der wereld. Op het jaarlijksch feest hem ter eere, lieten dwepers zich onder zijn wagen to plot- ter rijden, om hem to verzoenen of gunstig to stemmen. To Brooklyn (N.- Amerika) noemt men de Trolley-trams, waaraan men een bijzonderen hekel heeft, de kar van Jaggernaut. Jah, (h e b r.), naam Gods in dich- terlijk korten vorm. Vooral in namen als Eli jah, Jescha jah, Jirmi jabs, Obad jah etc., ook in het woord Hale- lujah of eig. Halleloejah (z. a.). Jahveh, zie Jehova. Jahvisme, eeredienst van Jahve onder de Israelieten. Zie Jehova. Jalon, (h e b r.), wijn; jajin sorof, (n, h e b r.), brandewijn (h e b r. sdrdph = brandend en vergiftig); jajin nesech, (h e b r.), letterl. wijn tot plenging (voor heidensche doeleinden). Vandaar in bet algemeen w# n, n, die niet voor Israelitisch gebruik geoorloofd is. Jakoeska, (r u s s.), tafel der voor- spijzen, welke bij de Russen dient om den eetlust op to wekken voor den eigenlijken maaltijd. Jaleo, Spaansche nationale dans in 3/R maat, matig snel, - solo-dans, gewoon- lijk met begeleiding van castagnetten. Jalon, (arc h.), bakenstok, steekpaal of rechtvaantje bij het landmeten of uitzetten van plannen, teekeningen van gebouwen, of parken. Jalonneeren, afpalen, afzetten, richten. Jam, (h e b r.), zee. Jam, meerv. jammen, bekende acrd• appelsoort; jammes is eene aardvrucht die in het Afrikaansche koningrijk Hanta (in Opper-Guinea) wast. Eene varifteit er van zijn de pataten (zie Potatoe), die die ook in die streek groeien. Wel ver- haspeld in -Jan, jannen. Jam foetet, (1 a t.), hrj riekt reeds. Woorden van Martha de zuster van Lazarus, als Jezus dozen weder uit diens graf wil doen verrijzen; Joh. XI: 39. JAM PROXIMUS ENZ. 505 JAN COURAGE. Jam proximus ardet Ucale- gon, (1 at.), reeds brandt het aangren- zende huis van Ucalegon; de nood is tot het hoogste punt gestegen. V e r g i l i u s, Aeneis II, 3, 11 sq. Vgl. Gysbreght vs. 879 En 't naeste huis daer aan dat staat (in lichten brand. Jam venit, stella non prse- eunte, dies, (lat.), de dag komt, zonder door eene ster voorafgegaan to zijn, d. i. plotseling geschiedt er iets zeer belangrijks. 0 v i d i u s, ad Liviam Augg. vs. 408. Jamaks, diegenen onder de Janit- zaren (z. a.), die zonder behoorlijke or- ganisatie, door alle steden van bet Turk- sche Rijk verspreid waren, ten getale van 3 a 400.000. Jambische verzen (De vader der -, Archilochus van Paros (leefde 720/08 v. C.). Jambus, versvoet, die uit een korte en een lange lettergreep bestaat. James (Het Hot van St. -, het Engelsehe hof, naar een der konink- lijke paleizen in Londen, waar de vier Georges en William IV verblij f hielden. Jammer, (a f r.), ek is jammer, bet spijt mij. Hi, het jammer verhom, hij heeft medelijden met hem. Jan, al wat bijzonder groot is. „Daar kwam mij een Jan van een ijsbeer aan boord", zegt Van L e n n e p in zijne Zeemansliedjes, en in Zeeuwsch-Vlaan- deren heet het : „'t is een Jan van een aardappel". Jan, Jannetle en hun iongste kind, de titel van een geestig stuk door P o t g i e t e r in 1841 geschreven- en waar- in de verschillende karaktertrekken van ons yolk worden tentoongesteld, gepre- zen en gelaakt, als deze alle worden gepersonifleerd in kinderen, die bij hunne ouders to gast zijn om den oudejaars- avond to vieren. Jan Win (Bil -, van ohligatien wanneer ze nog niet geclasseerd zijn. De eenige kans op classeering zal be- staan in bet blijven noteeren van do leeningen boven emissieprijs. Jan (Blikken -, zie Blikken Jan. Jan (Boven -, is men, wanneer men in het kaartspel een bepaald aan- tal punten heeft behaald, zoodat men niet double of triple verliest. ,Hij is boven Jan" = hij is binnen, heeft zijne koetj es op bet droge. Volgens B e s c h e- r e 11 a bet. Jan als Fransch woord : spel, en wel damspel. Jan (Onder -, is men, als men bet vereischte aantal punten, doorgaans de helft, bij kaart- of bilj artspel niet heeft kunnen behalen. Jan (Oom -, bij bet yolk eene verzachting (eufemisme) voor den Lom- mert of bet Pandjeshuis; f r. ma tante. Jan (Ouwe -- en longe Jan, in gemeenzamen stijl : de geheele fa- milie; bij uitbreiding ook : de geheele rommel. Jan-Brielties goad, valsch goud. Friesche spreekwijze on'tleend aan een zekeren Jan Brieltje, die looden pennin- gen sloeg. Jan Compagnie, de geliefkoosde naam voor de Oost-Indische Compagnie (1602-1799). In tegenstelling met deze werd de Spanjaard Jan van Spanje ge- noemd. Jan Contant, naam door P o t- g i e t e rs artikel ,Jan, Jannetje enz." meer algemeen in gebruik gekomen voor den degelijken koopman, die albs eon- tant betaalt. Maar lang voor Potgieter hoorde men de spreekwijs : ,een good zaakje daar, 't is er alles Jantje Con- tantj a". Jan Cordaat, bij P o t g i e t e r de, soldaat, de held, die den Briel heeft in- genomen, bij Nieuwpoort de Spanjaarden verslagen, de Franschen, Munsterschen en Keulenaars bet land uitgejaagd, in Indie de eer onzer vlag hoog gehouden, en nog onzen krijgsmansroem aldaar handhaaft. Jan Courage, naam van den moe- digen, onverschrokken zeeman. Doze- JAN CREDIET. 506 JAN-PIET. naam is door Dr. H e y e het eerst ge- bruikt in zijne Volksliederen, als „Jan Courage kiest het want". Jan Crediet, de personificeering van den solitden, betrouwbaren koop- mansstand, die overal crediet heeft. Jan de Rilmer, Amsterdamsch poeet uit de eerste helft onzer eeuw ; naam door P o t g i e t e r gebruikt, om de dichters to kenschetsen, die altijd en over alles versj es maakten en daar- mede dichtlooveren, oude en nieuwe bloemen, letterkransjes en almanakken vulden ; pseudoniem van J. 'J. A. G o e- verneur. Jan de Wasscher, de beroemde held van eene kinderprent, die al het vrouwen- en meidenwerk in huis doet en zijne vrouw Griet het mannenwerk laat verrichten. Jan de Wit (Jongens van -, flinke, ferme jongens, die voor geen klein geruchtje vervaard zijn, evenmin als de beroemde Raadpensionaris (j- 1672) dat was. Jan Draagan, spotnaam voor iemand, dish alles moet aandragen, iemand, die voor niets anders to gebruiken is, dan voor handlanger, dit en dat aan to reiken, en dergelijke. Jan en Alleman, beter Jan Alleman, iedereen, reeds door Bre- d e r o o gebruikt in den Spaansche Bra- bander. Jan Hagel = 10. het gemeen, Jan, hagelwit van ziel, sneeft hier als (landverrader, Jan Hagel, Witt nu wars, vermoordt, (o ramp ! 's Lands Vader. (20 Aug. 1672.) 2". koekj es, van langwerpig vierkanten vorm met bultjes voorzien, hard ge- bakken, of, als boterjanhagel, vet en met suiker bestrooid. Oorsprong onbe- kend. Jan Hagel = Jan hagelschot (weleer voor uitschot). Het h g d. heeft eveneen zijne „Jannen" als bijv. Schlen- drian (Slenterjan), GrQbian (lompe Jan), Dummerjahn (domme Jan), Stolprian (stijve Jan). Jan Hen of Jan Gat, spotnaam voor een man, die zich met keuken- zaken bemoeit. Jan Klaassen, de hoofdacteur uit de Amsterdamsche poppenkast. Hij werd geboren in 1664, werd trompetter bij de ruiterij van Prins Willem III, en na zijn ontslag trekwerker in eene weverij ; trouwde met Catharina Pietersz., een bijdehand wijf, en woonde op het Fran- sche pad. Om zijne verdiensten to ver- meerderen, verliet hij de weverij, en haalde langs Amstels straten de duiten op met eene poppenkast, waarin hij en zijne vrouw Katrijn de hoofdrollen ver- vulden. Zijn huwelijk was ongelukkig, zijn wijf dronk, hij verliet haar en leefde toen met een ander, waarop de kerkeraad hem onder censuur stelde. Hij schijnt een vroolijke, grappige kerel to zijn geweest,die zich met een kwinkslag door de wederwaardigheden des lev6ns wist heen to slaan. Bij zijn gebocheld en roodneuzig evenbeeld in de poppen- kast ontbreekt het tenminste niet aan snaakscbe geest en kluchtige zetten, die binnen het berelk van 't straat- publiek vallen. Jan Klaassen, de fijne huichelaar en vrome deugniet uit Ass e 1 ij n's klucht- spel Jan Claeszoon of de gewaande Dienstrnaagd, 1683. - Hij komt nog voor op een oude kinderprent met het onderschrift Jan Klaassenm zit hier droog en stijf, En lacht om Saartje Jans zijn wijf; en van hem zijn de spreekwijzen : „een stijve klaas, een houten klaas, een stijve jan klaassen", enz. of komstig. Jan Pierdewiet, een dansdeuntje, op de maat der Varsovienne; volledig luidt het Jan Piet, Jan- Piet, Jan Pierdewiet, Jan Piet van Maaslandsluis, Komt 's avonds dronken thuis. Pierdewiet of Pierewiet is een verbas- tering van Pirouette (draaihoutje, mo- lentje). Jan-Piet, de held van een vroolij- ken deun op bruiloften en partijtjes; hij symboliseert den Nederlandschen soi- daat, die den Tiendaagsehen Veldtocht JAN PLEIZIER. 507 JANDOEDEL. heeft meegemaakt. Elk couplet eindigt met bet refrein En toen Jan-Piet op schildwacht stond, Toen was Jan-Piet soldaat. Jan Pleizler, een groote wagen voor acht tot zestien personen, die eens een dagje voor pleizier uit rijden willen gaan. Jan Potazle, (Jan Soep), f r. Jean Potage. Hij was een potsenmaker, goo- chelaar, waarzegger, buikspreker, kwak- zalver, koorddanser, en vertoonde de tooverlantaarn en de rarekiek. Sprw.: „Hij speelt er mee als Jan Potazie met zijn muts"; doelend op iemand, die zich van een voorwerp, eene stelling, een tekst bedient op allerlei wijzen, zooals 't hem to pas komt. Het karakter is aan de Italiaansche commedia dell' arte ont- ieend. Zie Jack Pudding. Jan Ranle, verbastering van Oran- je. In de 17e eeuw schreef iemand onder bet portret van den jongen Prins Wil- lem Hendrik God bewaar het kleine Hanje, Weet je wis Wie het is? 't Is de Prins van Jan Ranje. Jan Rap en ziin mast, het yolk, iedereen uit den minderen stand. B r e d e r o gebruikt deze uitdrukking in de ,,Kluchht van een huysman en een barbier", en d e G d n e s t e t in een zijner leekedichtjes om daarmede het „groote publiek" aan to duiden. Jan Rompert of Jan Romple, bijnaam van den Jan-Roodenpoortstoren, die gestaan heeft op de Torensluis to Amsterdam en in 1829 is afgebroken. Jan Salle, de algemeene naam van menschen, die alle energie en lust mis- sen om iets goeds tot stand to brengen of iets kwaads to keeren. De ,,Jan- Saliegeest" doemt een yolk ten onder- gang. De naam is ontleend aan den flauw- zoeten smaak van saliemelk. In 1623 schreef Willem Dz. Hooft „de Klucht van Jan Saly ". Jan Splinters testament, een uiterste wil of testament, waarbij iemands vermogen door allerlei legaten geheel verbrokkeld (versplinter°d) wordt, zoodat voor de erfgenamen zeer weinig overschiet. Jantoerlezloer, de beenen (of billen) van den vloer, een dansdeuntje op het platte land en bij eenvoudige stedelingen ; verbastering van Chantons toujours, (bis) Les belles, les belles, Chantons toujours Les belles et l'amour. Jan Trilntles, hetzelfde als Jan Hen. Jan Tussehenschut, spotnaam voor iemand, die een schutje in zijne loge begeert, m. a. w. die zich to hoog rekent, om met anderen op gene lijn to zitten of to staan. Jan van Alles, winkel, waar men van alles krijgen kan : sigaren en tabak, sterken drank en koloniale waren, erwten, meel en boonen, olie en vet, rookvleesch en spek, en nog veel meer. Jan van Loenen, de Hongaarsche kwakzalver, die ons vaderland nog tot het midden dezer eeuw bezocht, en ook „oliekoop" genoemd wordt. Van hem ping het deuntje Jan van Loenen, Met spijkers in zijn schoenen, En een kastjen op zijn rug, Zoo komt hij van de Oudo brug. Jan-zonder-Land, koning van Engeland (a° 1199-1216), broeder van Richard I Leeuwenhart, in Frankrijk spottend Jean-sans-terre geheeten, om- dat hij de bezittingen der Engelsche kroon in Frankrijk, verloren had en zijn eigen land aan den Paus had afgestaan, om het als leen terug to ontvangen. Janboel, een gezelschap, eene ver- eeniging, waarvan de leden zich kinder- achtig en onopgevoed gedragen, bet decorum geheel verwaarloozen. Am heeft bier de beteekenis van ploert, want men spreekt ook van een ploer- tenboel. Jandoedel, (geld. a c h t e r h o e k), jenever. JANICTJLES 508 JAN8KRUID (SINT). I (I a t.), nl. collis (heu- een der zeven heuvels van Rome, naar Janus (z. a.) genoemd, door Rome's 4en koning Ancus Marcius door middel van een op palen rustende brug (pons sublicius) met de stad verbonden, dewijl hij aan den rechteroever van den Tiber ligt. Op then heuvel richtte men in 1895 een standbeeld voor Garibaldi op. Janitor, (I a t.), portier, deurtvach- ter, ten huize van voorname Romeinen; een slaaf, die een staf in de hand had, waarmee hij indringers terugdreef. Van janua =- deur. Janitsaren, (turksch), (eigenl.: Jenitscheri = nieuw krijgsvolk), Turk- sche leggrmacht, in 1329 met bijzondere voorvechters opgericht, oorspronkelijk samengesteld uit Christenen, die gedwon- gen werden Mohammedanen to worden. In 1826 werd die legermacht, die door hare voorvechters alles wilde beheer- schen, met geweld -ontbonden. Janitoureamuziek, orkest met blaas- en slaginstrumenten (Turksche trom en bekkens, ook wel triangel en Turksche schel), in de eerste plaats militaire muziek. Janmaat, eernaam van den Hol- landschen matroos. J&UUeM&n, van ouds een ver- makelijk personage in de kroeg. De Engelsehen kennen hem onder den naam van Little John. 't Was een snaaksch ventje, bij voorktur een dwerg of bocheljoen, die als nar en knecht tegelijk fungeerde, de gasten vermaakte en den Was de lade vulde. Jans (Moeder -, (b a r g.), op- koopster. June (Sint - geleide, drunken. Jansdag (Sint -, 24 Juni, in Engeland Midsummerday geheeten. Jansdauw .(lint -, oudtijds en soms nag, als een goed middel tegen huidziekten beschouwd. Daarom ging 't gemeen op Sint-Jansmorgen (24 Juni) vroeg naar buiten, ontkleedde zich en rolde zieh om en om in het natte Bras. Anderen spreidden linnen doeken op het gras uit, wrongen den dauw daaruit en wieschen zich met dezIen. Ook sloegen ze wel de doeken door het natte Bras, om ze daarna uit to wringen. Vandaar dauwslaan. Jansenlisten, zoo genoemd naar Cornelius Jansenius, die bisschop van Yperen is geweest, in de 17e eeuw. Het door hem nagelaten boek Augustinus werd door Urbanus VIII en Innocentius X veroordeeld. Velen zijner geestverwan- ten sloten hier to lande zich aan bij de Oud-Bissehoppel#ke clerezy drier leden echter volstrekt niet op den hun vaak gegeven naam Jansenisten gesteld zijn, maar zich noemen Oud-Boomschen (z. a.). Jans-evel (Sint - of Sint- Juno-euvel, Sint-Jansdans, Sint- Veitsdans, Sint- Vitusdans of Yiedel- (Vietel)dans, esne soort zenuwziekte, die zich openbaart door stuiptrekkingen. Eene sage brengt den oorsprong dier ziekte tot de dagen van Willebrord, toen een zekere Veit, die to Echternach opgehan- gen zou worden, met een tooverviool beul, rechters, schildwachten en kijkers tot een woedenden daps bewoog, waarop hij zelf al dansend ontvluchtte. Wille- brord verloste de dansers van hunne danswoede. Toen in de 14e eeuw de ziekte zich weer openbaarde, hield men daar- voor de springende processie naar Ech- ternach, naar bet graf van St. Wille- brord. Deze processie bestond echter reeds veel vroeger en was oorspronke- lijk eene uiting van geestelijke vreugde en dankbaarheid. Zij bestaat hog op den 2en Pinksterdag. Zee Dans (Vitus ). Jansgild (Sint -, het gild der fruitverkoopers en der bontwerkers to Amsterdam. Janskinderen (St. - of Sint. Janis, zie Kraankinderen. Janskruid (Sint -, eene plant, behoorende tot de sidums, waaraan men wonderdadige eigenschappen toeschreef en nog toeschrijft. Afgesneden en aan den zolder gehangen begint ze daar to bloeien, en beveiligtv-ooronweer,brand en ziekte. JANSKRIJIS (SINT). 509 JARDIN DES PLANTES Janskruls (Sint - of Malthe- zerkruls, (w a p.), kruis bestaande uit vier zwaluwstaarten, wier toppers in 't midden van 't schild samenkomen; gevoerd door de orde van Sint Jan, later Malthezer-orde genoemd. Janslot (Sint -, of St.-Jansschot, het nieuwe lot, dat na Sint-Jan (24 Juni) met kracht doorgroeit, zooals het volks- geloof wil, tengevolge van de aanraking van Johannes den Dooper (Sint Jan Baptist). Jansnacht (Sint -, de nacht van 23 op 24 Juni, beschouwd als een heilige nacht bij de oude Germanen; bij de Engelschen Mi dsummernight. Jansvuur (Slut --, een vuurtje op Sint-Jan gestookt, waar omheen oud en jong danste. Jantle, (b a r g.), jaar. Jantle huilt en Jantle lacht, iemand, die bij afwisseling built en lacht, een gevolg van overspanning der zenu- wen ; - ook een kinderspeeltuig, een bal, waarvan de eene helft een lachende, de andere eene, huilende tronie voorstelt, en die door knijping een piepend of grinnikend geluid maakt. Jantle-kaas, scheldnaam voor de Hollanders, door Franschen en Belgen uitgedacht. Ook in Nederland : spotnaam voor koning Willem I na diens huwelijk met de gravin Ilenriette d'Oultremont. Jantle-trap-snntiles, (a f r.), het kamelion; suutjies bet. langzaam. Men noemt het dier aldaar ook 'verkleur- mannetje. Jantle van Leiden (Het loopt met een - af, d. i. het loopt onbe- duidend af, het draait op niets uit. Jan van Leiden of Jan Beukelsz. was het hoofd der Wederdoopers en koning van Sion to Munster in 1534. Toen de Bisschop de stad hernam, werd J. v. L., die als een Oostersch vorst in weelde en wellust geleefd had, op de smadelijkste wijze ter dood gebracht. Jannarl, eerste maand des jaars, naar Janus (z. a.), wiens tempel, eigen- lijk een gewelfde doorgang op het Forum, in tijd van oorlog geopend en in tijd van vrede gesloten was; daar hij in het ver- leden en in de toekomst kon zien, werd Janus voorgesteld met twee aangezichten (Janus bi frons), waarvan het een naar voren, bet andere naar achteren gekeerd was. JanuTs elausis, (lat.), met ge- sloten deuren, in geheime zitting. Janus, oorspronkelijk waarschijnlijk een zonnegod, door de Romeinen vereerd als een god, die bij het betreden eener plaats, bij bet begin eener handeling zegenend werkte en daardoor op alle mogelijke verrichtingen en omstandig- heden den grootsten invloed had. Daar- om was hem de eerste dag van iedere maand gewijd. Zie Januari. Janus, (b a r g.), in orde; een goede gelegenheid. Japhetleten, afstammelingen van Japhet, Noach's derden (volgens anderen tweeden) noon ; vgl. Gen. V : 32. Zij heb- ben Noordelijk Azie en Europa bevolkt. Japhetssteen (De -, volgens .de overlevering de steen, dien Noach aan zijn zoon Japhet gaf, en waardoor de bezitter de macht verkreeg to allen tijde regen voort to brengen. Onder- scheiden Oostersche stammen waanden in het bezit van dien steen to zijn. Jaquemart,elagzwaard. Op klok- ken een mannetje van ijzer, dat met een hamer de uren slaat. Arine comme un J. = van top tot teen gewapend. Naar den uitvinder J a c q u e s Marc of naar J a q u e m a r B o u r b o n, Connd- table van Frankrijk (16e eeuw). Jar, (w a p.), zie Woerd. Jardin d'acellmatatlon, (f r.), tuin to Parijs, waarin men uitlandsche dieren acclimatiseert. Acclimater = aan ,de luchtstreek gewennen. Jardin des Plantes, (f r.), naam van den Botanischen en Zoologisehen tuin to Parijs. JARDIN JOUEUX. 510 JAYHAWKERS. Jardin loueux, (f r.), vroolijke tuin (in het Vlaamsch de plaisante hof). In Belgie voor lokalen gebruikt, waar onstuimige vergaderingen worden gehou- den. Naar ten estaminet van then naam to Brussel, waar, in de tweede helft dezer eeuw zeer rumoerige samenkom- sten van kiezers plaats vonden. Jaren der Bataalsehe vril- held. Na de Fransche Omwenteling 5 Oct. 1793, rekende men in Frankrijk en in de landen aan de Fransche heer- schappij onderworpen, dat het jaar op het tijdstip der herfstnacht-evening van 1792 was aangevangen. En zoo sprak men dan ten onzent van het le, 2e, 3e jaar enz. der Bat. Vrijheid, totdat 1 Jan. 1806 in Frankrijk weder de Gregoriaan- sche jaartelling werd aangenomen, welke sedert paus Gregorius XIII 4/15 Oct. 1582 geldig was geweest. Jaren (Magere en Vette -, arme nadeelige en rijke of voordeelige jaren, zinspeling op de vruchtbare en onvruchtbare jaren in Egypte ; uit Jozef's geschiedenis, aangeduid door de zeven vette en de zeven magere koeien. Gen. XLI : 18, 19. Jarnac (Coup de -, zie Coup. Jarnsida, rjzerkant, betiteling door het yolk van het door koning Hako den Oude ontworpen Wetboek voor Scandi- navia, dat bijzonder harden streng was. Het werd onder koning Magnus in 1281 door Jon omgewerkt, en naar dezen Jonsbok geheeten. Jarsehenen, verduitscht of ver- hollandscht Hebreeuwsch woord jarasj = erven, de erfgenaam zijn. Jae, (a f r.), damesmantel met mouwen. Jas (lemand een - geven of een - krlgen, (bar g.), teleurstel- Zen, of teleurgesteld worden. Jasehkauch, (h e b r.), zie Jisch- kauach. Jasouilrgott, (h g d.), letterla ja zoo mn God; bijnaam van Hendrik XI van Oostenrijk, die in 1142 het bewind kreeg over Beieren ; wegens zijn veelvuldig gebruiken van die uitdrukking. Jaspenen, (b a r g.), in het tucht- huis zitten. Jassatsehnlje, gedoopte burjeten, Mongoolsche nomaden in Siberie. Jasselnlezi, (r u s s.), hofbeambte aan het Russische hof, opperstalmeester. Jassen, een kaartspel, genoemd naar de hoogste kaart : troef boer, die jas, d. i. jasper genoemd wordt. Jassen, (mil.), aardappelen schil- len, ze van de jas ontdoen. Jat, (b a r g.), hand. Jatagan, Turksche dolk. Jati, (m al.), hetzelfde als djati, wat de oude vorm is, die zich heeft gehand- haafd; eigenl. katoe djati, d. i. hout echt, dus uitmuntend hout; het is het Indische teakhout van den tectona grandis. Jatte, (b a r g.), handen. Java, oudtijds Djawa, (m*a 1.), „land der notemuskaat." Javan, 1) de vierde zoon van Japhet (Gen. X : 2); 2) Jonie (op de westkust van Klein-Azie), meest door Jonische Grieken bewoond, Dan. VIII : 21, XI 2; Zach. IX : 13. Javan = Grieken- land, Joel III : 6. Jevanim = Grieken ; 3) eene overigens onbekende plaats in Gelukkig Arabia, Ezech. XXVII : 19; s y r. javon, jauno = Griekenland; a r a b. joenanijjo = Griek. Javelin, (w a p.), zie Werpspies. Javelle (Eau de-, bleekwater; chloorwater, dat dient om vlekken uit het lijnwaad to verdrijven; , naar den molen van Javelle tusschen Parijs en Saint-Cloud, waar men het voor het eerst vervaardigde. Jayhawkers, (am.), ook bush- rangers en guerillas genoemd; heftig optredende volkspartij (1856) in Kansas, J'AI FAILLI ATTENDRE. 511 J'APPELLE UN CHAT ENZ. weer opgekomen in den Burgerkrijg (1861-65); van jayhawk = hawk (havik), die den jay (eikelraaf) ver- volgt. Weder tot rust gekomen, behielden de bewoners van Kansas dien naam als spotnaam. J'al fault attendre, (f r.), daar had ik bijna moeten wachten, zou Lode- wijk XIV gezegd hebben; maar Dangeau verhaalt, dat een ambassadeur den Ko- ning op 17 Juli 1690 een vol uur liet wachten, zonder dat deze ontevredenheid toonde ; Racine zegt, dat Lodewijk XIV eens een portier verontschuldigde, dien men beknorde, omdat hij den Koning had laten wachten. J'al fait la guerre aux rots, 3e l'aurals falte aux dteux, (f r.), ik heb koningen den oorlog aangedaan, ik zou 't ook den goden hebben gedaan; versregels uit l'Alcyonee van D u Rye r, en als devies aangenomen door M. d e l a R o c h e f o u c a u l d, toen zij ne eerste liefde voor Mevrouw de Longueville hem tot de partij der Frondeurs had doen overgaan, en later door hem gepa- rodieerd, toen de oorlog en zijne liefde hadden opgehouden to bestaan. J'at mon plan, (f r.), mijn plan is gemaakt; zoogenaamd gezegde van generaal T r o c h u (1815-96), den ver- dediger van Parijs in den Fransch- Duitschen oorlog, voorzitter der Regee ring van de nationale verdediging; in die betrekking scherp aangevallen, ver- klaarde hij, naar het zeggen zijner partijgangers, een plan tot verdediging van Parijs to hebben, dat men hem belette toe to passen; bet word bij een notaris in bewaring gegeven en mocht eerst na zijn dood bekend worden ge- maakt. J'al rt, me vollk desarme, (f r.), ik heb gelachen, ik ben ontwapend, m. a. w. nu ik gelachen heb, mag ik ook geene kritiek oefenen. Vers uit de La Metromanie (1738), comedic van P i r o n (1689-1773). J'af voulu voir, I'al vu, (f r.), ik heb willen zien, ik heb gezien. Woor- den van Athalie in bet treurspel van, R a c i n e van dien naam, II, 7, tot Josa- beth, nadat zij ontdekt heeft dat er nog een nakomeling van David leeft. Die woorden worden gemeenlijk gebruikt om aan to duiden, dat men de aekerheid van iets heeft erlangd, waaraan men twijfelde, en tegelijk als eene bedreiging, waaraan hartstocht niet geheel vreemd is. J'al vu ces maux et 3e n'ai pas vingt ans, (f r.), ik heb al deze rampen gezien, niettegenstaande ik nog niet eens twintig jaar oud ben; versregel uit een satiriek versje van Antoine Louis L e B r u n (1680-1743), ter be- spotting der regeering van Lodewijk XIV, en bij diens dood in 1715 verschenen; de titel was J'ai vu. Voltaire werd beschuldigd er de auteur van to zijn en daarvoor den 1.7 Mei 1717 in de Bastille opgesloten. EerM veel later kwam uit, wie de ware schrijver was. J'al vu partout dens mes voyages, (f r.), ik heb overal op mijne reizen gezien; versregel uit een couplet van de vaudeville,Le jaloux malgre lui van E. B. J. D e l r i e u, 3 April 1793 voor het eerst opgevoerd in bet Theatre Francais to Parijs; hij heeft nl. gezien dat ,grosse Gelehrte meist Narren sind," zooals de vader van Hieronymus Jobs zegt, , dat groote ge- leerdheid tot razernij brengt," gelijk F e s t u s van Paulus getuigt, Hand. XXVI : 24, of Que des philosophes comme vous, . . . pour avoir fait trop les sages, Etaient ' enfin devenus fous. J'aime i revoir ma Norman. (die, C'est le pays gut m'a done le lour, (f r.), ik verlang er naar, mijn Normandie weer to zienj dat is het land, waar ik het levenslicht zag; refrein van een gedicht met zang van F r 4 d 4 r i e P 4 r a t, uitgegeven in 1835,be- ginnend met den eens alombekenden vers- regel: Quand tout renait a l'esperance. J'appelle un chat an chat et Rolet un fripon, (f r.), letterl. ik noem een kat een kat en Rolet een schelm; fig. de dingen bij hun waren naam noemen, er geen doekjes omwinden<; J'ASSASSINE MOI-MAKE. 512 JE ILOS CE' SBI-21 Ex GROS, X11. Rolet was een procureur to Parijs, be- kend door zijn gierigheid en oneerlijk- heid. De regel komt voor bij B oil e a u, Satires I, 52. J'axnanxine mol-m#.me, (fr.), ik vermoord zelf. Deze geestige woor- den zouden omstreeks 1889, door den toenmaligen minister van binnenlandsche zaken, Con s t a n s, zijnn gebezigd, toen sommige lieden hem kwamen aanbieden de Regeering van den befaamden gene- raal Boulanger (1837-91) to verlossen. Hij bedoelde daarmede, dat hij mans genoeg was, om zich den generaal van den hals to schuiven. En bet vervolg heeft geleerd, dat de minister niet had gesnoefd, met dat to antwoorden. Men weet toch, dat bet den generaal ten laatste to Parijs zoo warm werd, dat hij (1 April 1889), heimelijk naar Brussel uitweek. J'aurals mieux felt, le crols, dl6pouiver C,611mfte, (fr.) ik ge- loof, dat ik toch beter had q*d*an met Celimene. to trouwen. Destouches, PIrrgsolu, de spreker heeft lang geaar- zeld, wie van de twee to trouwen en verbeeldt zich, dat hij nu toch nog de verkeerde getrouwd heeft. Xavaix quelque chose l& tH61as, le n'al rien fait pour la pont6rlt6; et pourtant -, (f r.), Helaas, ik heb niets voor de nakomelingsehap gedaan; en toch, ik bezat sets dddr; woorden van Andrg C hen i e r op den weg naar het schavot, terwijl hij zich voor bet voorhoofd sloeg. J'embrasse mon rival, main c'est pour 116touffer, (f r:), ik druk m#n, vjjand aan 't hart, maar slechts om hem to doen stikken. Ra- e i n e, Brittannicus IV, 3, woorden van Nero tot Burrhus zijn gouverneur, om zijne verzoening met Brittannicus, zijn stiefbroeder, to kenschetsen.. J'en passe et den meilleurts, (f r.), ik sla er (eenigen) over en (daar onder) van de beaten, V i c t o r H u g 9, .Herncmi, zegt Don Ruy, waar hij &an Karel V de portretten zijner voorouders last zien. J'y suls et Ily rc*te, (fr.), hier ben ik en hier bl#f ik-Een der talrijke, tamelijk alledaagsche, door de Franschen in Zondagskleeren gehulde gezegden. Tot in 1874 heette bet, dat maarschalk M a c-M a h o n, den dag v6or de inneming van den Malakoff-toren (8 Sept. 1855), tot generaal Niel had gezegd: ,Ik-zal r binnentrekken, en wees overtuigd dat ik er niet levend weder uittrek". (Gabourd, Larousse, enz.). Toen echter de Wetgevende Kamer den 18en Maart 1874, naar aanleiding eener interpellatie van Gambetta over den duur van bet 7jarig presidentschap van den maar- schalk beraadslaagde, zeide de beer Cazenove de Pradine dat, mocht de terugkeer van een koning in aller oog noodzakelijk zijn, Mac-Mahon zeker jaiet, zooals to Malakoff, zou uitroepen: ,J'y suis, j'y reste". Van toen of -eerst werd dat de geijkte uitdrukking. Zij kan bovendien onmogelijk, in welken vorm ook, den 9en Sept. zijn gebezigd, zooals sommige geschiedschrijvers meenen. Immers, de aanval op den Malakoff- toren had den Ben plaats en 's ander: daags vroeg bleek (Rapport van generaal Pdlissier), dat de Russen gedurende den nacht waren gevlucht. Dien dag zouden de aangehaalde gevleugelde woorden geenerlei beteekenis meer hebben gehad. Je crams Dieu, eher Abnor, et n'al pas ' v d'autre cralute, (f r.), ik vrees God, waarde Abner, en ken Been andere vrees. R a c i n e, AtWie I, 1. Antwoord van den HoogopriesW aan Abner, die hem de vreeseloe plan- nen der Koningin, komt made4selv4. Vgl. worst Bismarck's woorden in den Duitschen Rijksdag op den 6 Februari 1888: ,Wir Deutschen fiirchten Gotf, sonst nichts auf dieser Welt." Je cross valolr au moms den rocs que J'al vaincus, (fr.), ik meen ten minste evenveel waard to z#n als koningen, die ik overwonnen heb, woorden van Alcm4on in Vol- t a i r e's Eryphile 1, 2; in M'rqpo komt dezelfde regel voor, daar zegt Poly- phonte : Je crois valoir au moms 1 e s rois que j'ai vaincus. Je hale ce sexe en gross, le l'adore en detail, (fr.), ik haat SE JURE DE $O1TTENIR, ENZ. 513 JE N'EN VEUX POINT ENZ. de (schoone) sekse in 't groot (alien tezamen), ik aanbid ze in 't klein (elk afzonderlijk). Gezegde van Voltaire. Je lure de soutenir, de de- fendre nos institutions et an besoin de leg combattre, (f r.), ik zweer onze instellingen to steunen, to verdedigesr en desnoods to bestr#den; Grandeur et decadence, J o s e p h P r u d- h o m m e, comedie van H. Monnier en G. Vaes (Odeon, 23 November 1852) II, 13. Joseph Prudhomme is de type van den kleinen burger, die bij voorkeur woorden en beelden bez igt waarvan hij de beteekenis niet begrijpt. De aangehaalde woorden komen voor in eene toespraak, die hij tot eenige kunstenaars richt, als zij hem een eeresabel komen aanbieden. Bij diezelfde gelegenheid bezigt Prudhomme de dikwerf aangehaalde woorden : Ce sabre est le plus beau jour de ma vie, deze sabel is de schoonste dag mijns levens. Je 1'ai plants, le l'ai vu naltre, (f r.), ik heb 't geplant, ik heb 't zien groeien, woorden uit eene romance van D e L e y r e, ten onrechte aan J. J. Rousseau toegeschreven ; de muziek alleen is van hem. Je l'ai vu dim-3e, vu, de mes (propres yeux vu, vCe qu'on appelle vu, (f r.), ik heb 't, zeg ik, gezien, met eigen oogen gezien, wat men gezien noemt. Uit de Tartu e van M o l i e r e V, 3. Woorden an argon, als diens moeder weigert aau zijn beweren geloof to slaan, dat Tartuffe zijne vrouw heeft trachten to verleiden. Men bezigt die woorden voor iets onwaarschijnlijks, waarvan men ge- tuige is geweest. Je laisse a penser la vie, Que firent ces deux antis, (f r.), ik gee f u to raden, wat die twee vrienden voor een leventje hadden, d e L a f o n t a i n e, Fables I, 9, De stadmuis en de veldmuis. Je maintiendrai, (f r.), ik zal handhaven, het devies onder het Neder- landsche wapen, volgens Kon. Besl. van 24 Augustus 1815, Art. 8. Dit devies is of komstig van de Prinsen van Oranje uit het huis van Chalons. Toen Filibert van Chalons, prins van Oranje, in 1530 kinderloos stierf, had hij den zoon zijner zuster, Reinier van Nassau-Breda, tot erfgenaam benoemd, onder beding dat deze naam en wapen van Chalons moest aannemen. Deze Rene de Nassau- Chalons voerde daarom het devies „Je maintiendray Chalons." Hij sneu- velde in 1544 zonder wettige afstamme- lingen, maar had tot erfgenaam benoemd zijn neef, Willem van Nassau-Dillen- burg, den beroemden Willem den Zwijger. Deze nam titels en wapen van Oranje aan en voerde tot devies : „Je main- tiendray Nassau." Door zijne apvolgers werd Nassau weggelaten. Volgens het Kon. Besl. is niets bepaald omtrent vorm en kleuren van het devies. Men zet het gewoonlijk op een lint, dat 'rood kan zijn met gouden letters (volgens Chalons), blauw met gouden letters (volgens Nassau), of, zoo men wil, orange met blauwe letters. Je n'ai fait que passer, it n'Ltait dLla plus, (f r.), ik ben slechts voorbrjgegaan, hij was al niet meer; versregel uit R a c i n e, Esther III, 9, waar eerie Israelitische vrouw dit zingt, met betrekking tot Haman, die zoo pas ter dood veroardeeld is; het gezegde veelal op iemands plotselinge verdwijning toegepast, is ontleend aan een denkbeeld der Schrift : Transivi, et ecce non erat. (Vgl. Ps. XXXVII 10; Spr. XXIV : 30, 31). Je n'ai merits Ni cet exeLs d'honneur, ni cette indignitL ! (f r.). Zie Il n'avait enz. Je n'ai pas eu le temps d'etre court, (f r.), ik heb Been t#d gehad om kort to zijn. Van Pascal, Lettres Provinciales (1656-57), 16: Je n'ai fait celle-ci plus longue que parce que je n'ai pas eu le loisir de la faire plus courte. Je Wen veux point aux sots, l'en veux a la sottlse, (f r.), ik ben nooit boos op de dwazen, maar op de dwaasheid. B o i l e a u, Satires VII. JE x'ETAIS SOETI ENZ. 514 JE VEUX QLJE LE DIMANCIIE ENZ. Je n'etals sorts de In legalit8 quo pour rentrer daps le drolt, (f r.), ik verliet alleen den weg der wet, om dien van het recht to betreden. Woorden van den prins-president L o- d e w ij k Napoleon later keizer Napo- leon III (1808-73), in zijne redevoering, toen de commission consultative hem den 31 Dec. 1851, na den staatsgreep, den uitslag van het plebisciet kwam overbrengen. Je ne dots qu'b mot seal toute ma renommee, (f r.), ik heb slechts aan mrjzelf al ntijn roem to danken. C o r n e i l l e, Excuse d Ariste. Je ne sets quol, (f r.), ik weet niet wat; wat Cats uitdrukte met ick en weet niet wat. Je pense, done le suss (f r.), ik denk, dus ik besta, een gezegde van Des c art e s (Cartesius), ontleend aan zijn Discours de la Mlthode pour bien conduire sa raison. Vgl. Cogito. Je plie, et ne romps pas, (f r.), ik buig, maar ik breek niet, zest het riet tot den eik in de 22e fabel van het eerste boek van d e L a f o n t a i n e; m. a. w. ik ben klein en nietig, maar in mijne zwakheid ligt mijne kracht. Je prends mon blen oft le le trouve, (f r.), ik neem mijn goed waar ik het vind ; M o l i e re, Fourberi es de Scapin; aangehaald om op letterdieverij to wij zen. M o l i e r e heeft inderdaad, evenals honderd andere groote mannen, de ruwe stof gevonden en die geniaal bewerkt ; hij neemt zijn goed, d. i. wat hem geschikt voorkomt. Je reprends mon blen par- tout on le le trouve, ik neem min goed terug, waar ik het ook vind; een woord van M o 1 i e r e, dien men verweet, dat hij twee tooneelen en de uitdrukking „Que diable allait it faire dans cette galere ", Les Fourberies de Scapin II, 9, ontleend had aan C y r a n o d e B e r g e r a c, maar die er op wees, hoe Cyrano zich beliendig bij de leer- lingen van Gassendi voegde, waartoe Moliere en Chapelle ook behoorden, en dan menige gedachte opving, die hij later gebruikte, Moliere, heeft trouwens met Cyrano eveneens gehandeld. (Gri- marest, Vie de Moliere). Je souflre comme un damn4, (f r.), ik lrjd als een verdoemde; woor- den, die door T a l l a ,y r a n d op zij n sterf bed- zouden gesproken zijn tot ko- ning Louis Philippe, waarop deze zou hebben gezegd Dejd ? (nu reeds?) Het gezegde is echter veel ouder : het dag- teekent van 1778 en werd door Lebrun berijmd; -- de geneesheer Bouvard bezocht * * * (abbe Terray wellicht), die zich dat woord zou hebben laten ontvallen ; Bouvard zal het , Dej k ?" mis- schien gedacht hebben, maar dit eerst bij 't navertellen hebben uitgesproken. Je touts encore daps mon printemps, (f r.), ik ben nog in 'den bloei mijn levens; versregel uit de opera Une Folie van B o u i l l y, muziek van Mdhul. Je sails la moths faille femme, enz. Zie Guerre folle. Je nuts mot-meme mes ance- tres, (fr.), ik zelf ben mijne voor- vaderen. Woord van Napoleon I toen men hem naar zijn stamboom vroeg. Vgl. Helmers over de Ruyter Die voor een lange reeks van oudren Zijn deugden en triomfen telt. Je suits olseau, vogez men (atles i Je sails is ouris; vivent lets rats Z (f r.), ik ben een vogel, ziet m#ne vleu- gels, ik ben een muis, leven de ratters ! Samenvoeging van twee, tamelijk van elkander verwijderd staande versregels van de Lafontaine, Fables II, 5. „La chauve-souris et les deux belettes;" zij vormen echter to zamen de karakte- ristiek van de vledermuis en tevens de leus van den man, die met alle winden draait, of steeds de partij der sterksten opzoekt. Zie Jonker van Varik. Je vats oil va toute chose, (f r.), i k ga, waar alles heen gaat, nl. naar het graf; versregel uit La Feuille van A r n a u l t. Fables V, 16. Je veux que le dimanche cbaque pagsan alt sa poule JE VOIS, JE SAIS, JE CROIS FNZ. 515 JEDES LAND HAT DIE JUDEN ENZ. au pot, (f r.), ik wit dat elke Boer des Zondags zijn hoen in den pot heeft, woorden, die Hendrik IV van Frankrijk eens in gewijzigden vorm tot den Hertog van Savoye zou gesproken hebben; Been schrijver heeft echter totdusver de echtheid van dit gezegde met eenigbewijs kunnen staven; hoewel het met het karakter van den vorst overeenstemt. Je vole, le sals, le cross, le suss desabusee, (f r.), ik zie, ik weet, ik geloof, ik ben van min dwaling genezen. C o r n e i l l e, Polyeucte V, 5. Je vols le bon parts, mais je outs le contraire, (f r.), ik zie den goeden kant, maar ik volg den verkeer- den. R e g n a r d, Le joueur IV, 1. 't Is dezelfde gedachte als Rom. VII : 19; 1 a t. Video bona proboque, deteriora sequor. Je voudrals qu'A cet Age On sortit de Ia vie ainsi que (d'un banquet, Remereiant son h6te, et qu'on lit son paquet, (f r.), ik zou uit het leven willen stappen, zooals men van een gastmaal heengaat, nl. den gastheer bedanken en z6n goed pakken; L a F o n t a i n e, Fables VIII, I, „La mort et le Mourant." Je woont In Utrecht, zou III niet van adel wezen ? L a n g e n- dij k, Wederzijdsch Huwelfjksbedrog III, en elders. Je zuster, zie Et to sceur. Jean Crapaud, bijnaam voor de Franschen naar het Amerikaansch. De Engelschen noemen de Franschen Jack Frog (Jan Kikker) omdat in Frankrijk veel kikkers gegeten worden. Zie Nic .Frog. Jean des Vignes, de naam van een der marionetten in de Fransche poppekast, meestal een dronken vlegel, die allerlei zotte dingen deed. Vandaar de toepassing op sommige personen en hun handelingen. Jean Fromage, (f r.), Jantje- kaas (Z. a.). Jean 1liroux. De type van den verdierlijkten, onbeschaamden moorde- naar. De eerste grondslag van dat denk- beeldig individu werd in een nooit op- gevoerd, doch in de werken van den tooneelschrijver V a n d e r b u r c h to vin- den stukj a gelegd en later door anderen, met name Henri Monnier (1799- 1877) vermeerderd en nader uitgewerkt. Dat ging des to gemakkelijker, daar M o n n i e r zijn arbeid niet deed drukkeu. Jean Potage, (f r.), Jan Soep, de Fransche hansworst. Jean qui pleure et Jean qui rit, (f r.), Jantje built en Jantje laeht. Jean-sans-Terre, zieJan-zonder- Land. Jean s'en alla, ebmme 11 Ltalt venu, (f r.), Jan ging been zooals h1j gekomen was, nl. naakt; aanvang van L a f o n t a i n e's zesregelig grafschrift, door hemielf vervaardigd. Jeehonles, (n, h e b r.), macht, ver- mogen. Het. is mijn Jechoules niet d. w. a. daartoe bezit ik het vermogen niet. Jede Schuld rAcht sick ant Erden, (h g d.), zie Denn alle Schuld enz. Jedem ein El, Dem frommen Schwepperman zwei, (h g d.), elk een ei, den dapperen Schwepperman twee; woorden, die den hertog Lodewijk van Beieren in den mond worden gelegd, na den roemrijken slag bij Miihlsdorf (1322), tot de over- winning waarvan de veldheer Schwep- perman beld,ngrijk zou hebben bijgedra- gen. Ter eere daarvan zou bovenstaand gezegde dan ook op diens grafschrift prijken. Jeder 1st seines Gliiokes Sehmied, zie Gliickes Schmied. Jedes Land hat die Juden die es verdient, (h g d.), elk land heeft de Aden, die het verdient. Met deze woorden wilde de romanschrijver K. E. F r a n z o s to kennen geven, dat de hoc danigheden der Israelieten van de voor- JEDID-JAH. 516 JERICHO ENZ. waarden afhangen, onder welke elke Regeering hen hbeft geplaatst. Zij wer- den door hem in de WeenerNeueFreie Fresse (31 Maart 1875) gebezigd en wor- den dan ook ten onrechte aan den Hon- gaarschen minister-president Andrassy (geb. 1823) toegeschreven, hoewel hij die in eene zijner redevoeringen bezigde. Jedid-jah, (hebr.), letterl. lieve- ling Gods, bijnaam van koning Salomo (2 Sam. XII : 25). Jedoch der Schrecklichote (der Schrecken, Dais lot der Menisch In seluent Wahn, (h g d.), doch het vreesl#kste van alles is de menschel#ke dwaling. Uit Schiller's Lied von der Glocke (1800). Jehallel, (h e b r.), naam eener Christelijke zangvereeniging to Amster- dam. Van HebrH halleel = jubelen ("code of Jehova ter eer). Jehoedi, (hebr.), food, eigenl. iemand van den stam of uit het rijk van Juda (Jehoeda), in 't algemeen een Isra;liet (omdat de meeste hedendaagsche Joden afstammelingen zijn der voor- malige ingezetenen van dat rijk). Jehova(h), naam van het Opper- wezen onder het oude Israel, bestaande uit de medeklinkers van Jahveh en de klinkers van Adonai = Heer; want reeds in de twee laatste eeuwen v. Chr. durfden de Joden, uit eerbied den naam ,Jahveh" niet uitspreken, en zeiden daar- voor ,Adonai". Die nauwgezetheid be- staat n6g onder de Joden; want Jahveh beschouwen zij als den hoogsten naam van God, die voor hen onuitsprekelijk moet blijven. Met het oog op Exod. III : 14 is de beteekenis van then naam: H#, die is, d. i. de Onveranderlijke, Eeuwige (vgl. Mal. 111: 6, Hos. XII 6), -van het werkw. hawa of haja = zijn. Jehu, bijnaam voor een koetsier, in verband met then van koning Jehu van Israel, bekend om zijn wild rijden. 2 Kon. IX : 20. Vanhier ook gezellen van Jehu = woestrijdende studenten. Jeitser, (n. h e b r.), neiging, drift. Jeltser hora'h, (n. h e b r.), booze neiging. Jeitser touw, (n. h e b r.), goede neiging. Jejunuis Taro istomachuis vul- garia temnit, (1 a t.), een hongerige maag veracht niet licht den gewonen kost, hunger is de beste kok (saus). H o r a t i u s, Satirae 2, 2, 38. Jekke, (a fr.), Engelsche jekke, Engelschman, Ook in Vlaanderen dzjek (Jack). Jeled, ( Jemenle Joosle, uitroep in den mond des yolks ; waarschijnlijk saam- getrokken uit Jezus Maria Jozef. Jemln6i, verbastering van fezzes. Vooral in Heere Jeminl. Jellop, (afr.), galop. Jendemde, (bar g.), oogen. Jennies, (nijverh.), katoens machines. Jeremiade, klacht, treurlied, al- dus genoemd naar de Klaagliederen van Jeremia, waarin de profeet de ver- woesting van Jeruzalem betreurt. Over- drachtelijk: vervelende klacht. Jeremi- eeren = vervelend klagen. Jeremiagrot, bij de Damascus- poort to Jeruzalem, in wier donkere ruimten de profeet J. zijne Klaagliederen zal hebben vervaardigd, gelijk de over- levering luidt. Jericho (Go to - with your question, (eng.), letterl. loop metje vraag naar Jericho;- loop naar de maan. Omtrent eene onoplosbare vraag of kwestie. Zie het volgende artikel. Jericho (Kil bewandelt de paden van -, hij verslijt zijn tijd met iets (of iemand) uit to vorschen, dat (of dien) hij niet vinden kan. Ont- leend aan 2 Kon. II, waar verhaald wordt, dat 50 man drie dagen achtereen langs verschillende wegen (paden) zich in den omtrek van Jericho her- en derwaarts verstrooiden, om Elia to zoe- ken, natuurlijk zonder hem to vinden JERICHO (LOOS VAN). 517 JESU, MEINE ZUVERSICHT. (omdat de profeet in cen onweder weg- genomen was, zie 2 Kon. II : 1, 11). Jericho (Roos van -, fraaie bloem op hoogen stengel, naar de legende dat ze het eerst ontsproot in de woestijn, bij Jericho, ter plaatse, waar Maria op de vlucht haren voet had neergezet. Jerimischlik-1 Turksche munt van Fen halven piaster; de oudere van 1801 is f 0.25 Ned. waard; de nieuwere on- geveer 6 k 7 cent. Jeroeseho, (n. h e b r.), erfdeel, na- latens,chap. H e b r. jer9schah en je- ruschscha = bezitting. Jeromonachos, hoogere kloos- tergeestelijke, hoofd (kapitein) der Grieksche monniken of leekebroeders, alien bevaren zeelieden, meest uit Klein-Rusland afkomstig, bemanning nit het beroemde konvent op den berg Athos, der brik De Profeet Elia," die Juli 1895 in de haven van Odessa lag, en in verschillende havens voor het klooster levensmiddelen op- deed. Zi hadden eene kerk aan boord, en verrichtten in hunne pij al het 8cheepswerk. Uit nieuw-grn jeros = oud-gro higros (heilig) en monachos (monnik). Jerrymander, zie Gerrymander. Jersey, (ong.), fijne sajet, die in Jersey wordt gesponnen. Jeruzalem (Beginnende van -, uitdrukking in Jezus' lastgeving aan zijne Apostelen, Luk. XXIV : 47, om zijn naam to verkondigen eerst onder de Joden, daarna onder de Heidenen. Is spreekwoordelijk geworden, in den zin: aanvangend in eigen naasten kring, huis, omgeving. Jeruzalem (Een vreemdeling in -, d. i. onbekend met dingen, die algeme,6n bekend zijn, naar Luk. XXIV: 18, de vraag van Cleopas aan den door hem niet herkenden Jezus. Jeruzalemsheeren of, de, ridder- lijke broederschap van den Heiligen Lande", een aanzienlijk geestelijk of ker- kelijk gild, saamgesteld uit deftige bur- gers, die eene bedevaart naar Jeruzalemm en het Heilige Graf gedaan hadden en in de kerk der Opstanding, met het zwaard van Godfried van Bouillon (t 1000) tot ridders der Orde van 't Heilig Graf geslagen waren. Zij hadden het recht de Jeruzalcmsveer to dragen, en werden door ieder met eerbied aangezien. Jeruzalemskruls, (w a p.), ha- merkruis (z, a.), vergezeld van vier kleinere dito in de schildhoeken. Van goud op een veld van keel vormde het 't wapen van het Koninkrijk Jeruzalem. Jeruzalemsveeren, veeren of palmtakken, die de pelgrims uit het H. Land medebrachten, en bij optochten en procession ronddroegen. Jesehlwo, (n. h e b r.), eigenl. zitting, waar de leerlingen voor den leeraar zit- ten. Vandaar : hooge school, Talmudi- sche akademie. Jeschurun, (h e b r.), eig. Jeschoe- roen, letterl. = het rechte, het gerechte, naamm aan het yolk lsraol gegeven. (Dent. XXXII :15, XXXIII : 5, 26; Jes. XLIV : 2), als 't ware lief, vroom volksken". Jes oerim, (n. h e b r.), p#nen, smar- kwellingen. Jesse, Jessie of Jessy (To give any one -, (am.), iemand af- ranselen, iemand een lichamel#ke of zedel#ke kast#ding toedienen. Jesters do oft prove pro- phets, (e n g.), spotvogels bl#ken dikes #ls propheten to z~n. Shake- s p e a r e, Koning Lear V, 3; dit ant- Regan aan Goneril, als deze schertsend zegt, dat Regan niet beter kon doen dan Albany to huwen; wat zij dan ook dadelijk tot Albany als haar volstrekten wil uitspreekt. Jesu, meine Zuversicht. Aan- vang van het lied, dat in de Evangelische kerken van geheel Duitschland wordt- gezongen, en gedicht is door Louise van Oranje, dochter van prins Frederik Hendrik, gemalin van den grooten Keurvorst, Frederik Wilhelm van Brandenburg, Het 39ste der JESUATEN. 618 JEZUIETEN. Evangelische Gezangen bij de Protestant- sche Kerken in Nederland in gebruik, stemt in wijze en bewoordingen er geheel mede overeen. Jesuaten, (r.-k a t h.), vereeniging gesticht door Colombini, burgemeester van Sierra. De leden, alien leeken, ver- plichtten zich tot vrijwillige armoede, bedelden hun voedsel en wijdden zich aan liefdewerken. Den naam Jesuaten ontleenden zij aan den hun eigen uitroep van Leve Jesus! Geloofd zij J. C.! In 1367 keurde paus Urbanus V hun regel goed. Later ontvingen zij den regel van Augastinus en namen ook priesters in hun vereeniging op. Wijl zij zich veel met de bereiding van geneesmiddelen en likeuren bezig hielden, werden zij ook padri dell' acqua vita genoemd. Toen zij later ontaardden, hief Clemens IX in 1668,hun vereeniging als onnut voor de Kerk op. Zie Hieronymieten. Jesultis (SI cum -, non cum dean itis, (1 a t.), als gj met de Je- zuieten meegaat, gaat g# Wet met Jezus mede, schimpgedicht tegen de Jezuieten- orde alsof de geest der Jezuieten met den geest van Jezus in strijd was. Jet dean, (f r.), een bord boven een deur of raam ter of keering van den regen. Jetee Promenade, groot gebouw op palen, to Nice en op andere buiten- landsche badplaatsen, gewoonlijk in Byzantijnschen stijl, van ijzer en glas opgetrokken, waarin concerten en derg. worden gegeven en waar men kan wan- delen. Het is een uitbouw in zee genoemd naar Jetie (f r.), = steenen beer voor een havenhoofd. Jettatura, (ital.), betoovering door iemand strak in de oogen to kijken. De Italianen gelooven steak aan den mail occhio (z. a.). den, (f r., m u z.), bij het orgel zoo- veel als register : jeu a bouche, mond- werk ; jeu a anch es, tongwerk ; grand jeu, plein jeu, het voile werk. Jeu des bagues, (f r., sport.), ringen-spel. Ringrijderij voor heer en dame in tweewielige rijtuigen, ook ringrijden to paard, waarbij naar den ring wordt gestoken. den de main, leu de vilaia, (f r.), handenspel is het spel van slecht- opgevoede lieden, m. a. w. slechts zulken vinden er behagen in, elkaar als spel, to slaan; z. v. a. handers thuis. Oor- spronkelijk van vilain in de oude be- teekenis van dorper (vilanus). Tour- nooien, jachtvermaak en dergl. waren de sport van den adel; worstelen, baispelen, palingtrekken en dergl. sport met de hand liet men over aan het yolk. Jeunesse Doree, (f-r.), zie Doree. Jeux composes, (f r.), samenge- stelde spelen. Zie Gemenyd koor. Jeu(x) de table, (f r.), tafel- spelen, d. i. worptafels, waarop men met dobbelsteenen wierp; ook ganzeborden geheeten, en gelijk aan triktrak- of verkeerborden. Jeux floraux, (f r.), bloemenspe- len, wedstrijden voor dichters, die sedert 1324 op 1 Mei to Toulouse gehouden werden, en waarbij de prijzen uit gouden en zilveren bloemen bestonden. In 1694 ontstond de .Academie des jeux f ora. ux, die door Lodewijk XIV cen deftiger aanzien kreeg, met 35 mainteneurs (rechters) en 20 maitres (meesters); thans nog de vereeniging van Proven- caalsche dichters, die hunne streek- spraak tot taal willen verheffen. Zie Felibre. Jeux habiles, (f r.), letterl. ge- schikte of knappe spelen, ten onzent als abele spelen bekend, nl. ernstige tooneeispelen of drama's der Middel- eeuwsche tooneelpoezie, in tegenstelling met Sotte Cluten (kluchtspelen) of Sotternieen. Jezabel of Isebel, eene sled to en zedelooze vrouw, naar de beruchte gemalin van Israel's koning Achab. Vgl. 1 Kon. XVI : 31, 2 Kon. IX : 30 met Openb. II : 20 (Jezabel) (Isebel). Jezuleten, volgelingen van I g n a- t i u s d e Loyola, die met Franciscus Xaverius, Jacobus Lainez, Petrus Faber (Lefevre), Salmeron, Nicolaus Bobadillon, Rodriguez, den 15eu Aug. 1534 in de crypte der Kerk van Montmartre to JAZUIETENGKNERAALS. 519 JINGO. Parijs, de geloften aflegden van armoede en kuischheid. Ook verplichtten zij zich naar het H. Land to gaan, of, zoo hun dit binnen een bepaalden tijd niet mogelijk was, zich ter beschikking to stellen van den Paus ten dienste der Roomsche kerk. De Paus bekrachtigde de orde in 1540. Reeds van den aanvang of werd zij genoemd ,het gezelschap van Jezus", vandaar de naam Jezuieten. Het doel der orde is blijkens hare con- stitution : De bevordering der meerdere eer en glorie Gods, vooreerst door toeleg op eigen heiliging en vervolgens door alle andere werken van zieleijver, zooals preeken, biechthooren, mission onder de heidenen, onderricht der jeugd, enz. In 1773 hief paus Clemens XIV, onder den drang der omstandigheden de orde op. Zij bleef echter in Rusland voortbestaan wijl aldaar het decreet niet gepromulgeerd werd; in 1814 is zij weder hersteld. Je uIetengeneraals: Ignatius de Loyola, Spanjaard,1541f'56 Laynez, „ 1558 Franciscus de Borgia, „ 1565 Mercurian, Zuid-Nederlander, 1573 Acquaviva, Napolitaan, 1581 Vitelschi, Romein, 1615 Caraffa, Napolitaan, 1646 Piccolomini, Florentijn, 1649 Gottifredi, Romein, 1652 Goswin Nickel, Duitscher, 1652 Oliva, Genuees, 1664 Van Noyelle, Zuid-Nederlander, 1682 Thyrsus Gonzales, Spanjaard, 1687 Tamburini, uit Modena, 1706 Retz, Bohemer,. 1730 Visconti, Milanees, 1751 Centurione, Genuees, 1.755 Ribci, Florentijn, 1758 Brozozowski, Pool, 1805 Portis, uit Verona, 1820 Roothaan,. Noord-Nederlander 1829 Beckx, Belg, 1853 Anderledy, 'Zwitser, (1884) 1887 Martin, Spanjaard, 1895 Jezuietenkruis, (w a p.), kruis met breed uitloopende armen. Jezas, naam van den stichter des Christendoms, Zaligmaker, Heiland.; vgl. Matth. I : 21. Het Oud-Testamen.. tische Jozua, h e b r. Jehdseh ua' = wiens hulpe de Heer is; uit Jeho (.= Jehova) en schua' = hulp. Dit Josua vertolkt de Septuaginta door .Jesoes. Jezus Nazarenus Rear Jo. daeorum, (1 at.), afgekort J. N. R. J. of I. N. R. I., Jezus van Naza- reth, Koning der .Ioden, (het opschrift dat Pilatus boven het kruis van Christus liet plaatsen). De Italiaansche Carbo- nari namen deze initialen I. N. B. IL tot devies, er den zin aan hechtend van lustum necare reges Ita- line, het is rechtvaardig de koningen van Italie to dooden. Ji-kwo of Ji-pen, land der op- gaande zon; naam voor Japan bij de Chineezen. Ji-pen, zie Ji-kwo. Jichoes, (n. h e b r.), afstamming, geslacht. In het bijzonder : edele af- stamming, goede familie. Jid, Jiddene, (joodsch-duitsch, verbasterd van Jude, Jiidin), Jood, Jodin. Jidsehen, (joodsch-duitsch), letterl. tot Jood doen zijn, (jUdischen), in het verbond Abrahams opnemen de besnijdenis voltrekken. Jig, (e n g.), vroolijke dans, van f r. gigue. Jig-water, (am.), slechte whisky. Jil, (a f r.), spotten : As jij met mijn wil jil, dan loop dit nooit goed af. Jim, (b a r g.), jenever. Jim-lam, (am.), delirium tremens. Jingo, JiugoYeme, Jingopoll. tiek, (e n g.). Jingofsme is iedere be- tooging van overdreven nationaliteits- gevoel der Engelschen. By Jingol is een krachtterm, zooveel als : bij St. Gangoif ! In 1877 bij de belegering van Plewna was de anti-Russische politiek van Lord Beaconsfield zeer populair, en iederen avond zong to Londen in een cafe- chantant Me Dernott een patriottisch lied, waarin deze regels JINGOES. 520 JOBSBODE. We don't want to fight, but, by Jingo, (if we do, We've got the men, we've got the (ships, we've got the money too! Zoo kwam bet woord aan zijne tegen- woordige beteekenis. Naar St. Gingul- phus, f r. Saint Gengoux, ook Gangolf, een type van kuischen riddermnoed; zie Gangofsgild. Jingoes, (a f r.), Engelschgezind e .4frikanen, Afrikanen met een Jingo- hart. Jingu Kogo, naam eener keizerin van Japan, in de geschiedenis van haar land. vereerd als Jeanne d'Arc door de Franschen. Zij had geheimzinnige stem- men vernomen, die haar aanspoorden om naar het Westen to gaan en een rijk land to veroveren. In manskleeren voer zij met eene vloot uit en bracht de sehat- ten van dat land en de Chineesche be- schaving naar Japan over. Jinrikscha, (j a p.), ook Imriki- tha, wagentje, op twee hooge wielen, getrokken door een man. Jips, zie Pharaonieten. Jischkauach, (n. h e b r.), (ver- basterd uit Jaschez-Kauach), letterl. Hij (= God) verleene u kracht ; een algemeene uitdrukking van dank, zegen- wensch uit erkentelijkheid. Jisrool, (j o o d s c h-d u i t s c h e) uit- spraak van het Hebr. Jisrael = Israel, Kol Jisrool = geheel Israel (Hebr. k6l = geheel), Sch'ma Jisrool = Hoor Israel ! uitroep van verwondering of ontzetting, naar de twee woorden eens gebeds. Jitemmata, (h a 11 w e n s c h), d. i tooverspreuken of tooverliederen. Bloem- lezing van den Cretenser A n t o n i o s Jeannakaris, in 1876 bij F. A. Brock- haus to Leipzig verschenen. Jiyuto, (j a p.), aanhangers der Re- geering of radicalen, welke beide termen (althans tot nu toe) in Japan hetzelfde beteekenen. Jo, zie Mee jo. Joaehimsthaler., zie Daalder. Joanne@ de Deo, heilige der R.-K. Kerk, die zich bijzonder toewijdde aan de verpleging der zieken: Naar hem worden genoemd, de broeders van Joan- nes de Deo, die hem tot patroon en voorbeeld hebben gekozen. Joasaph, onder bijbelsehen invloed ook Josaphat, een Indische prins door den hermiet Barlaam tot bet Christen- dom bekeerd, volgens het middeleeuwsch verhaal Joasaph en Barlaant, toege= schreven aan Johannes Damasce- nes (8e eeuw). Volgens Dr. Warren is dit verhaal de verkerstende traditie van prins Siddharta, die later Boeddha is geworden. Het verhaal was vroeger zeer populair : ook Cats putte er een zijner vertellingen uit. Job, (b a r g.), onnoozel. Job, (a f r.), profijt, buitenkansje. Job (Hi1 HIM wel - op den mesthoop, onjuiste voorstelling van Job II : 8 waar staat, dat Job neerzat in 't midden der asch, nl. in een kring van asch en met asch bestrooid, uit rouw over al zijne rampen ; ironisch van iemand die arm en ziekelijk is, maar vooral zich wat onnoozel in zijn ongeluk voordoet. Job (Zoo arm als -, zoo ge- duldig als -, ontleend aan den hoofdpersoon van het bekende boek Job. Job I : 21 en II : 10. Jobber, (hand.), Engelsehe bena- ming voor een handelaar of speculant in effecten. JobeYde, de dichterlijke voorstel- ling van bet boek Job. Job's-comfort, (e n g.), Job's troost, dus ironisch voor een uiterst schralen, mageren troost, wijl Job niet veel had aan de toespraak zijner vrien- den. Zie Jobsvrienden. Jobsbode = ongeluksbode; zie Job I : 14, 16, 17, 18, iemand, die de overbrenger is eener slechte tijding naar de op elkaar volgende boden, die den zwaar beproefden Job velerlei on- gelukken kwamen aanzeggen. Vandaar ook : Jobstijding. JO1eSIADE. 521 JOE,LFEEST. Jobsiade, grotesk-komisch helden- dicht van Dr. C. A. K o r t u m, in 1784 to Munster verschenen ; charge op het studentenleven en de academische examens in het midden der vorige eeuw. Jobsvrienden, vrienden, die bij zwaarbeproefden den schijn van vriend- schap aannemen, maar door hunne onbillijke verwijten en ongegronde ver- denkingen, den last van het lijden ver- zwiaren. Jockey, rjjknecht, voorrijder; de persoon, die bij wedrennen het ren- paard berijdt; verkleinwoord van en g. Jack = Jan. Jocrisse, type van een dommen, belachelijken knecht, reeds in 1588 be- kend uit Chap. I van les Apres-dinees van d e C h al i e r e s, daarna door L o r e t in la Muse historique gebruikt (no. van 23 Febr. 1664), maar algemeen bekend door M o lie r e's gebruik van then naam in Sganarelle se. XVI, vs. 354 en Us Femmes savantes V, 3, vs. 1649, om een sukkel, een stumper aan to duiden; tevens de naam voor een geel Nsnkingsch broekje : Jocrisse-broekje. Jad, (h e b r.), letter, getalwaarde 10. Komt overeen met de Grieksche letter jota. Jodebord, ook genoemd Harlek#- nebord en Zevenzot, een spel in den smaak van 't G anzebord, dat met dob- belsteenen gespeeld wordt. Eene groote figuur in het midden de gedaante beb- bend van een food met grooten hoed, later van een harlekijn, houdt een zak vast, waarop het cijfer 7; wie 7 oogen gooit, wint al wat in den zak is. Joden-Christenen, vele Chris- tenen der Apostolische eeuw ; nl. zij, die, in het Jodendom geboren, in Jezus .als den Messias geloofden, doch daarbij de Joodsche wetten nog in eere hielden. Daartegenover : de heiden-christenen = christenen geboren in het Heidendom. Jodendiner (Een -, (r e s t.), portie gebakken aardappelen met een croquet er op. Jodenfool, halve stuiver. Jodengenoot, zie Proseliet. Jodenhoed, (w a p.), in de Middel- -eeuwen een hoed met een hoogen,,spitsen bol en overal even hoog omgeslagen randen, niet ongelijk aan de caoutchouc- hoeden der clowns ; komt steeds als wapenfiguur, nooit als schilddekking, voor. Zie Hoed. Jodentoer, rnoeilijk stuk, lastige zaak. Dus een toer (f r. tour) in ver- hoogden graad. Kan doelen op den las- tigen, zu,aren arbeid, welken Israel in Egypte, volg. Exod. I : 11 enz., to verrichten had. Ook Monnikentoer(z. a.). Joel, bijnaam voor een Scheveninger. Joekel, (b a r g.), hand. Joelfeest, Bacchusfeest der Kelten en Duitschers, jol of jul geheeten ; hun grootste en langdurigste feest, ter eere van Julvatter, vader der vroolijkheid; m o e s o got. goljan = verwelkomen; a n g. s a k s. geol = het vroolijke Kerst- feest. De kerkvader Augustinus, Serm. 190 III, In Nat. Domin., en Leo de Groote, Serm. In Nat. Dom., achten het nog noodig er op to wijzen, dat het Kerstfeest niet gevierd wordt, wegens de zichtbare zon en hare nieuwe loop- baan, maar ter eere van Hem, die de zon had geschapen. Eerst in de 11e eeuw maakte het Heidensche Joelfeest, - f i n 1. juhla = feest bij uitnemendheid - het feest van den winterzonnestand, dat reeds bij Egyptenaren, Grieken en Ro- meinen bestond, voor het Kerstfeest plaats, doordat Hulko, koning van Noor- wegen, beval, dat het niet op 21, maar op 25 December zou gevierd worden. Vele van de vreugdeteekenen, waarmede in de Heidensche wereld de nieuwe werk- dadigheid der zon gevierd werd, zijn in den Christelijken tijd bewaard gebleven; zoo duidde bijv. de Kerstboom (het groen in den winter), de optochten met licht, die in sommige streken gebruikelijk ziju enz. oorspronkelijk op de nieuwe kracht, het nieuwe leven der zon. De Kerstkoek, Kerstpudding in Engeland, de Weih- nachtsstolle in Saksen en Thtiringen, zijn waarschijnlijk niets dan overlilijf- selen van den heidenschen offerkoek (jul- kau). Zelfs in den naam van het Kerst . feest straalt bij sommige valken de JOETJE. 522 JOKABTE. vuur-christelijke zin van het feest door. In Scandinavia Jul d. i. rad (zonnerad). - In Drenthe leeft dit joelfeest, - oor- spronkelijk een feest, welks getier moest dienen tot verdrijving van booze geesten, die alsdan alien losgelaten waren, nog voort. Van de twaalf joelnachten was de Kerstnacht de middelste, en de nacht tusschen oud- en nieuwjaar de laatste. Vandaar nog het hgd. Weihnachten. Joetle, (b a r g.), tien gulden. Johann, der muntre Sellen- steder, (h g d.), Johan, de vrool#ke zeepzieder, iemand die vrij van zorgen onder het werk een lied zingt en met zijn lot tevreden is; naar het gedicht van then naam van F r i e d r i c h v o n H a g e d o r n (1708-54), bewerkt naar d e L a f o n t a i n e, Le savetier et le financier, waarbij liagedorn aan savors in plaats van aan savate, oude schoen, gedacht heeft, zoodat hij savetier op- vatte als savonnier. Johannes (Ein h$lzerner -, (h g d.), een stf f mensch. Of daarbij aan het houten standbeeld van den Apostel Johannes, of aan het houten blok moat worden gedacht, dat ten tijde der Hei- denen op den dag van Johannes ward verbrand, is onbekend. Wij zeggen ook wel houten Klaas. Johannes In eodem ('t Is semper -, (1 a t.), 't is alt#d koekoek- .4enzang; of ook : 't is altfjd om geld en aalmoezen to doen; waarsehijnlijk of komstig van de oude Evangelietjes- lezers, die voor geld den goedgeloovigen zielen aanboden een kapitteltje voor to lezen; zie 1 Job. II : 7. Johannes met de Tien Gebo- den (Breeder -, bijnaam van zekeren Capucijner monnik, die in een district rondreizend, geregeld overal dezelfde preek hield, nl. over de Tiers Geboden. Vanhier in 't algemeen ironi- ache bijnaam van een predikant, die dikwijls dezelfde preeken gebruikt. Joharnnisbrood-boom, groeit in Palestina. De sikkelvormige vrucht, die er aan groeit, zegt de legende, heeft na de aanraking van Johannes den Dooper, een zoetachtig merg, wordt gedroogd en gaarne, vooral door de arme bevol- king in het Oosten, gegeten. Johanniter-Orde, orde der St. Jansheeren of - ridders van Jeruzalem, ook Hospitaal-ridders geheeten of wel Brooders van het Hospitaal nl. to Jeruzalem, door eenige kooplieden uit Amalfi in 1048 ter eere van Johannes den Dooper gesticht, met het doel zieken to verplegen, waaraan in 1118 een militair karakter, strijd tegen de onge- loovige Turken, verbonden werd. Na de verovering van Jeruzalem vestigdon zij zich to Ptolemais, sedert Acca en door de Franschen van hunnentwege St. Jean d'Acre geheeten. In 1291 op Cyprus, in 1309 op Rhodus en 1530 op Malta gevestigd, stonden zij sedert be- kend ale Malthezer-ridders. Sedert Frederik Wilhelm III van Pruisen waren er ook Protestantsche Jo- hanniters. In Nederland vestigden zij zich in het begin der 14e eeuw binnen Utrecht, als hoofdzetel van den landkommandeur, in bet Karmelieten- klooster bij de Catharijnepoort ; onder dozen stonden elf kommandeurs, samen hun kapittel van Utrecht vormc nd, wat tot op onzen tijd voortduurt. Hun Huis, het Duitsche Huis, staat thans aan de Runnebaan. John Bull, (e n g.), bijnaam voor een Engelschman, voorgesteld als een plompen, goedhartigen boer met dikken kop, ook voor geheel Engeland. Den oor- sprong dezer benaming dankt men aan Dr. Arbuthnot in een in 1713 verschenen geweldig hekelschrift op Engeland Law is a bottomless Pit; or History of John Bull. De echte John Bull leefde honderd jaar vroeger. Zie Bull (in welk artikeltje men Bull ale bull-dog opvatte !) John Chinaman, (e n g.), spot- naam voor den Chinees in de Indian. Johnny Reps, (am.), spotnaam der soldaten van de Zuideijken bij de Noordelijken. Jokaste, de moeder van Oedipus, koning van Thebe, met wie hij trouwde ale prijs voor het oplossen van hat Sphinx-raadsel (zie Oedipus-raadael), JOLTEES. 523 JONGUB KASSI POETIH. doordat hij haar niet herkende. Deze bloedschennige verbintenis werd de bron van al de latere onheilen, welke niet slechts Oedipus, maar ook zijn nageslacht troffen; onheilen, vereeuwigd door de treurspelen van Sophocles en Euripides. Jokaste beduidt ,slaggedruisch, vervol- ging in den strijd". Bij Homer us beet zij Epikaste. Joltees, vroegere bewoners van Mexico. De schoone vallei van Jula is nog rijk in rumen en overblijfsels uit de periode der Joltees. Jomp of Jump, (afr.), nemen, stelen, bijv. Jan Boll het di Transvaal gejomp. Jona kruls, kruis van eigenaar- digen vorm, waarvan er 300 vroeger gevonden werden op het eiland Jona, in den Atlantischen Oceaan, waar de Schotsche koningen begraven werden. Zij werden door de Ilervormers vernield op twee na. Men koopt sieraden in then vormm en deze worden Jona kruisen genoemd. done-zutlen, bij Alexandrette (in Syria), de plaats, waar de profeet Jona door den grooten viseh op het droge zal zijn uitgespuwd; Jona 11 : 10. Jona's wonderboom, fig. iets dat eensklaps op- en uitgroeit,en schaduw geeft om tot rust to komen. Uit Jona 1V : 6, 10. De wonderboom was waarschijnlijk een ric nusstruik (ricinus communis), behoorend tot de wolfsmelkachtige plan- ten (Euphorbiaceae); een tweejarige plant, die in weinige dagen tot eene aanzienlijke hoogte, van 4 tot 8 voet, opschiet en milden schaduw geeft, maar cook tevens zeer vergankelijk is, daar de breede en dichte bladeren, afgebro- ken of beschadigd zijnde, in weinige minuten geheel verdorren. Een zwarte rips kan soms den wonderboom in 4en nacht geheel kaal vreten. Jonas (Een - maken, doet iemand, die in de herberg blijft zitten drinken, zoolang als Jona in den walvisch zat. Jonas (Het lot viel op h# is in 't hoekie, waar tie slagen val.. len; er werd nl. geloot wie overboord geworpen zou worden, en ,het lot vial op Jona" (Jona I : 7). Jonas (Slapen &Is -, zie H# heeft geslapen als Jonas; Jona 1: 5, 6. Jonas (Voor - spelen, zitten zwelgen; van een dronkaard; zin!g speling op Jona, die in de zee werd geworpen en dus vocht in overvloed had. Jonassen, een j ongensspel, benoemd naar aanleiding van Jona 1: 15, waarbij men een jongen opneemt of in een aan vier zijden vastgehouden kleed legt, en been en weer slingert, onder 't zingen van het liedje: toen Jonas in den wallevis zat, van 6en, twee, drie !" En als men ,drie"gezegd heeft, wipt men den kleinen snaak er uit. Jonathan (Broeder -, zie Broe- der Jonathan. Jonathan (David en -, zie David. Jones (David -, duivel, ivater- geest, Engelsche zeelieden noemen den bodem der zee Davy Jones' locker. Locker = kast. Jong, (wap.), zie Hond. Jonge longens of De Jonk- heid, op Zuid-Beveland de naamm van jongelingsvereenigingen. Hunne statuten zijn geheim, de leden moeten 18 jaar oud zijn, flink en kloek, goed kunnen zwijn gen en hun burgerrecht d. i. contributie, betalen. Bet bestuur bestaat uit een burgemeester (voorzitter), twee wethou- ders, een advokaat, een secretaris en een griffler; verder hebben zij een bode en een gerechtsdienaar. De jonge-jon- gensgilden zijn overblijfselen der eeuwen- oude buurgilden. Jougens-avond, driemaandelijk- sche vergadering der Jonge-jongens (z.a.) in de herberg. Jonges, kassi pahit, (mal.), jongen, Beef m# bitter. Jonges, kassi poetih, (maL), jongen, Beef -# j--. JONGLEUILS. 524 JOOSJE's THEE. Jongleurs, van het midd-eleeuwsch- latijnsche joculator, provencaalsch jo- glador, o. f r. jonglcre of jogleor, noemde men in den riddertijd in het noorden van Frankrijk de speellieden van beroep, niet alleen zangers en ver- tellers maar ook kunstemakers, to onderscheiden van de geleerden en dichters, die troubadours of trouveres heetten. Jongste dag, laatste dag, dag des laatsten oordeels = het tijdstip, waarop God gericht zal houden over alle volkeren en menschen. Jes. II: 2 ; XII1 : 6 ; Ezech. XIYI : 5 ; Joel 11 : 1, 11, 31 : het laatste der dagen ; dag des Heeren ; Matth. X : 15; XI 22, 4 ; XII : 36: dag des oordeels. Vgl. Ev. Gez. 77 : 4, 158: 2. Jonkas, (a f r.), vertrouwde ka- meraad, vriend. Jonker van Varik, flinke kerel ; figuur uit Van L e n n e p's gedialogi- seerden roman de Yrouwe van Waar- denburg, in 1857 in den Stadsschoua-- burg gespeeld ; de Jonker kiest nl. steeds de zijde van de verliezende partij, om- dat hij meent, dat die steun noodig heeft. Jonker-Fransenoorlog, de laat- ste opstand der Hoekschen onder J o n- ker Frans van Brederode, welke van 1487 tot 1492 duurde. Jonker Frans had zich in Sluis met zijne Hoekschen genesteld, vandaar Rotterdam over- rompeld, en maakte geheel Holland on- veilig. Maximiliaan liet Rotterdam her- overen en door Albrecht van Saksen Sluis belegeren en nemen ; Jonker Frans werd gevangen genomen en stierf aan zijne wonden. Jonkerpartii, de aristocraten in Pruisen, die zich op hun of komst en titels veel laten voorstaan. Jonkerzegel, zie Beeldzegel. Jonkspul, jongeluipartij, een gezelschap van jongelieden. Jonkvrouwenwapen, (w a p.), ongehuw de vrouwen bezigen een ruit- vormig schild; zijn ze.uit eigenen hoofde regeerende vorstinnen, dan blijven ze dit voeren ook na huwelijk; -zie overi- gens Yrouwenwapeni. Jonkvrouwenzegel, (w a p.), zie Beeldzegel. Jonsbok, zie Jarnsida. Jood (Wandelende -, Ahas- verus, een schoenmaker uit Alexandria, die volgens de overlevering, omdat hij Jezus op zijn gang van Gabbatha naar Golgotha niet vergunde, even to rusten voor zijn huis, veroordeeld werd, tot de wederkomst van den Christus, op aarde rond to wandelen. Joodsch-Duitsch, een dialekt van het Hoogduitsch, vermengd met Hebreeuwsche, Poolsch-Lithausche en oud-Duitsche woorden en verbasterin- gen, waarschijnlijk grootendeels ontstaan in de - van de,maatschappij grooten- deels afgesloten - kringen der Jood- sche gemeenten in Duitschland na de He eeuw. Joodsche Dickens (De -, de Engelsche schrijver Z a ng w ill, die zijne stof zoekt in het Joodsche volks- en familieleven, en tegenwoordig in Engeland grooten opgang maakt. Schrij- ver o. a. van Kinderen van hat Ghetto (1891), reeks van tafereelen uit het Joodsche leven to Londen. Jool, vrool#ke partij onder de stu- denten : rij jool, kroeg jool enz. Joosle, naam van den duivel in de 17e en de 18e eeuw, naar Chineesch Tschoe-tsze, Japansch Dsoe-si, huista- bernakel of Boeddha-huisje, ook Djoesie gespeld; oude zeereizigers hebben de schijnbaar daarmede aangeduide godheid der Chineezen duivel genoemd ; vgl. e n g. Joss en Joe bijv.: Not for joe I (om den duivel niet!); terwijl de Chi- neesche huistempel ook josshouse en de offerstokjes joststicks (jooststaaf jes) heeten. Ten onzent Joost, bijv. in dat mag Joost (= de duivel) weten ! Joosle's thee, zeer fijne soort Chineesche thee, tot kleine balletjes gekneed, ook buskruit- of parel-thee JOUST BLOOTSHOOFD. 525 JOTHEN, ENZ. genoemd; naar Joosje (z. a.), als aan China doende denken; vermoedelijk oor- spronkelijk eene Chineesche offergave. Joost Blootshoofd, een kluize- naar, die ten tijde van H.Lz. S p i e g h e l in de duinen leefde en een biezen hut bewoonde. Joostengild (Sint -, het gild der korendragers en -meters, to Amster- dam, naar hun patroon Sint-Justus. Joos(t)staatles, oferstokjes ; zie Joosje. Jopenbier, zwaar en dik bier uit Dantzig, zeer versterkend, ook juipen- bier en juppenbier genoemd, naar eene straat in Dantzig. lord, JSrd, JOrth, (n. myth.), de minnares van Odin en de moeder van Thor. Jordonne (Une Madame -, (f r.), letterl. een Mevrouww lkbeveel; een vrouw die gaarne allen, die haar om- ringen bevelen geeft (kommandeert) en beknort. Joris Goedbloed, een sukkel, die zich alles laat welgevallen. Joris (Sint - of Sint-George, de Christelijke ridder, die den draak (den dui- vel) verwon, het zinnebeeld der strijdende Kerk (tegen het Heidendom). Hij is de patroon van onderscheidene rijken, zooals Rusland en Genua, van steden, bijv. Londen en Amersfoort, van ridder- orden, vereenigingen, schutterijen enz. Zijn wapen is een rood staand kruis in een zilveren veld. Hij wordt meestal to paard, enkele malen to voet afge- beeld met den draak onder zich. Hij komt voor o. a. op de Mansfelder Sint-Georgethalers, en op de koperen en biljoenen namaaksels daarvan voor den horlogeketting, met het omschrift Sanctus Georgius Patronus Equitum = Sint Joris Beschermheer der Ridders. Jorfs (Sint -, zie Heildronken. Joris In den kost zIIn (Bii Sint -, zijn kost in een gesticht ge- kocht hebben. Het „Sint-Jorishof" was een proveniershuis to Amsterdam; vreem- delingen en burgers konden er tegen betaling eener som gelds levenslang on- derhoud verkrijgen. Jorisgild (Sint -, de voetboog- schutterij. In hare optochten reed altijd de ridder Sint-Joris to paard, stekende naar een draak, welke geleid of voort- getrokken werd door Sinte-Margriet, alles uit scherts; vandaar nog de spreek- wijs „den draak steken." Josaphatsdal, het dal des gerichts, naar de meening, dat het „jongste gericht" daar zou plaats hebben. Men grondt dit geloof op een plaats bij den profeet Joel, III : 2 en 12. Het dal lag ten oosten van Jeruzalem. Ook Thomas van Aquino wijst die plaats aan voor het laatste Oordeel, en D ant e spreekt er van in Inferno X, 11. Joschor (Jaschar), (h e b r.), recht, gelijk. Joseph Prudhomme, (f r.), zie Je jure, enz. Josephus (Flavius -, de Jood- sche geschiedschrrjver uit de le eeuw onzer jaartelling, een der aanvoerders in den opstand zijner laudgenooten tegen de Romeinen. Hij werd door Vespasianus gevangen genomen en in 't lien ge- spaard; en daar deze keizer tot de familie der I'laviussen behoorde, nam Josephus uit dankbaarheid den bijnaam F l a v i u s aan. Joste, iosteeren, het tweege- vecht in 't algemeen, in engeren zin het tweegevecht na afloop der melee bij een tournooi. Jota, de kleinste letter van het Grieksche alfabet, en daarom het zinne- beeld van de kleinste kleinigheid; bijv. ik kan er geen jota van begrijpen ; tittel noch jota; vgl. Matth. V : 18. Jota Aragonese, (s p.), vlugge, Spaansche nationale duns, met castag- netten- en mandoline-begeleiding. Jota nosh tittel, zie Tittel. Jothen, JBtnar, Jotnar, (n. m y t h.), reuzen, de stamvaders der go- den, evenals de Titans bij de Grieken, de verpersoonlijking der natuurkrachten. JOTHUNHEIN. 526 JOYEUSE. Jethunhelm, (n. myth.), het va- derland der reuzen op Midg&M, door eene diepe zee van andere 1"mn ge- schieden. Jouer de son reste, (fr.), de laatste middelen bezigen waarover men beschikt. Jouer des coudes *' (f r.), de moeil#kheden des levees met jjver en zielskracht zoeken to overwinnen; e n g. to elbow his way. Jouer des lambes, (f r.), loopen, wegloopen; hgd. Fersengeld geben. dower serr,6, (fr.), zich bestendig gedragen. dower son va-tout, (fr.), zV-n laatste 7cans wagen, z#n laatste troef uitspel en. Jouissance, (fr., hand.), het ge- bruik, het genot. Jouinnance (Action de -, (f r.), naam der aandeelen in naamlooze maat- schappijen die reeht geven op een ge- deelte van -de behaalde winst, nadat het aandeelen-kapitaal uitgeloot of ver- rekend is; h g d. Genussschein. Joulmir of ook Jokor, (n. he duur, dsurkoop, kostbaar. H eb r. jo Joum, (n. h e b r.), dag.Hebrjour. doom-toUW of Jom-tow, (n. hebr.), een goede dag, in het bijzonder feestdag, Isr-a6lietische feestdag. Meer- voud: eigenl, .Tomim Touwim, doch gewoonlijk foutief .Tom-Towim, Joum Kippoer = Groote Yerzoendag. HebrH jomim thobfm. Jour apr6s lour, (f r.), letterl. de eene dag na den anderen; zooge- naamd Fransch voor scheurkalender; de uitdrukking is in Frankrijk onbekend. Jourdain (Monsieur -, (f r.), !en burgerman, die als edelman optreedt in M o l i h r e's Le bourgeois gentil- homme, en in alles den &del wil nalpen en zich zoodoende belachelijk maakt. Johresch (n. he b r.), == erfge- xaam; zie Jeroescho. RebrH j6reasch. Journaal, dagregister, register dat de schipper houden en waarin hij opteekenen moet, de dagelijksche gesteld- heid van weer en wind, de dagelijksche vorderingen of vertragingen van het schip enz. - Het dagboek, dat de koop- man Youdt en waarin hij aanteekent zijne inschulden en sehulden, de onder- nemingen in zijnen handel enz. enz. Journallseeren, (h and.), de pos- ten wit het memoriaal of uit de bij- boeken volgens de Ital. of dubbel- boekh. methode, in het journaal over- brengen. Journ,6e blanche, (f r.), nage- maakt Fransch, letterl. witte dag, blauwe maanday, een dag waarop alles kan gebeuren, evenals men op wit papier alles schrijven kan; de uitdruk- king is in Frankrijk onbekend. Vg1. Nuit blanche. Journ6e des dupes, (f r.), dag der bedrogenen, de 110 November 1630, de dag, waarop Lodewijk X111 de vijanden van Richelieu, vooral zijne moeder Maria de Medicis, bitter teleur- stelde, door den schijnbaar gevallen minister in al zijn macht en waardig- heid to herstellen. Journ6es (Les trots -, (fr.), de drie dagen (27, 28 en 29 Juli) der Pransche omwenteling van 1830. Jove tonante cum populo agi non est fun, (I at.), warneerJupiter 't laat donderen, mag er met het yolk Been rechtspraak worden gevoerd. Cicero, Orat. Philipp. Jovit, steenen, welke de reizigers opeenstapelen tot wegwijzers. De bede- vaartgangers naar St. Jago di Compos- tella (St. Jacob) zien fangs den weg overal dergelijke steenhoogten, die de Franschen wont-Joie noemen. Jovis-lurandum, (lat.), de eed b6 Jupiter; zie Jupiter. Joyeuse, naam van Charlemagne's zwaard; ook de naam van het zwaard van Guillaume au Court-Nez (Willem van Oranje); overdrachtelijk-: het zwaard van een dapper man. JOYEUSE n1T3 E. 527 JUBILL. Joyeuse entree of bl de in- eomste, charter, dat sedert J o h a n n a en W e n c e s l a u s (1365) de Hertogen van Brabant en Limburg bezweren moesten, voordat zij van het vereenigd hertogdom bezit namen. Joyeuse +,entree, (fr.), blijde terugkomst, nl. in de Valleien van Piemont „sons le pasteur colonel Henri Arnaud" in Juni 1688, van de Wal- denzen, eerst daaruit door den Hertog van Savoye verdreven. Joyeux avenement (Droft de , (f r.), letterl. recht der vroolijke troonsbest#ging; belasting door den koning van Frankrijk geheven, bij het aanvaarden zijner regeering. Joyeux conteurs, (f r.), sprook- sprekers, troubadours, meistreels, min- nezangers, rondreizende verhalers en zangers, die de middeleeuwsche hoven en kasteelen bezochten, en daar den tijd der burchtzaten kortten met lie- deren en berijmde verhalen. Zie Jon- gleurs. dozef, (spr. dzjoz'i f ), rrjkleed, ama- z,onekleed der dames, toespeling op den mantel van Jozef in Gen. XXXIX 12, 13, 15. Jozef, kuiseh, eerbaar jongeling, zinspeling op diens ontwijken van Potiphar's vrouw (Gen. XXXIX : 9,12). Jozef, de voedstervader van Chris- tus, de bruidegom der H. Maagd Maria. dozef de droomer, d. i. een droomer, waarbij men den naam van Jozef aanhaalt, omdat hij Gen. *XXXVII 19 ,meester-droomer" heet. Jozef (De rechte -, de ware bruigom, ontleend aan de legende, dat voor echtgenoot van Maria bestemd was de man, wiens staf zou bloeien. En dit geschiedde met Jozefs staf. Rafael's schilderij ,Lo Spozalizio" (het Huwelrj)0, geeft er cene voorstelling van. dozef (Een onnoozele -, d. i. een bloed, een weerloos mensch; zin- apeling op de behandeling dezen soon van Jacob door zijne broeders aangedaan. Jo of van Arimathea, edel meneek tijdgenoot van Jezus, bracht vol- gem de Arthur-sagen de schaal, waarin Jezub ' bloed was opgevangen, toen Lon- ginus Hem doorstoken had, naar Enge- land (de heilige Graal) ; ook de speer bracht hij naar Engeland over. Zie Graal. Jozefsgild (Hint -, het timmer- mansgild, waartoe ook de molenmakers, kastenmakers,stoeldraaiers, wiel-, boom-, riem-, blok-, goot- en laddermakers be- hoorden. Naar Jozef, den man van Maria, de moeder des Heeren, timmer- man van beroep. Josephisme. De bemoeiing van den Staat met de kerkelijke aangelegen- heid, volgens de opvatting van keizer Joseph II van Oostenrijk. Ju-Tan, (chin.), bevelen van den Consul-Generaal in China. Jubellaar, eigenl. jobel jaar, elk vij ftigste jaar, dus na 7 X 7 jaar, in het Israelietische rijk. Het was een jaar van vrijlating alom aangekondigd door het blazen op den jobel of de bazuin. Veld- arbeid rustte, slaven werden vrij, de grond keerde weder als het er d der familie. Ook bij de R.-KathoHek,en be- staat het jubeljaar. Zie Jubili. Jubilate, (lat.), de 3e Zondag na Paschen; naar het eerste woord van den Introi tus (z. a.) der mis, naar Ps. C jubilate etc. (juicht enz.). Jubile (Jubilaeum), (r.-k.), een plechtige volle aflaat met vele daaraan verbonden voorrechten, welke slechts op sommige tijden gegeven wordt. Tot het verdienen van de jubile-aflaat worr, den bijzondere werken vereischt, welke voor een gewone volle aflaat niet ge- vorderd worden. Het doel van het jobilA is een bijzondere zegen Gods voor de Kerk to verkrijgen ; met dit doel worden de geloovigen opgewekt tot goede wer- ken en gebed. Men mderscheidt het groote jubili (jubilaeum majus seu ordinarium), dat geregeed elke 25 jaar plaats heeft en alleen to Rome kan gehduden warden ; en het kieine. jubile (jubilaeum minus vel extraordinarium), JUBIL19-ZANGERS. 528 JUDEX IN PARTIBUS. dat bij sommige gelegenbeden gesehon- ken wordt, bijv. bij de kroning van een nieuwen Paus. Nog onderscheidt- men het algemm jubil44, dat aan de heele Kerk, en het bijzondere, dat slechts aan de bepaalde plaats wordt gegeven. Jubile-z angers, negerzangers, die zonder begeleiding van instrumenten, hunne(meestal) godsdienstige liederen zin- gen, naar de Amerikaansche corporation, die het jubile der onaf hankelijkheid be- zongen en later ook naar Europa kwamen. Juchtleder, eigenl. Juftleder, soort van waterdicht leder, dat tot het inbinden van boeken en het bekleeden van reiskoffers gebezigd worden. De naam komt van Russisch jufti een paar, omdat de vellen, met bast saam- genaaid, paarswijs bereid en in den handel gebracht worden. Jucundi acti laborer, (1 a t.), gedaan werk is aangenaam. Na gedaan werk is het goed rusten. C i c e r o, De finibus bonorum et malorum 2, 32,165. Jud, de naam van het nimmer ont- dekte individu, dat den 6eII Dec. 1860, den heer Poinsot, voorzitter der 4e ka- mer van het keizerlijk hof van Parijs, in een spoortrein vermoordde en beroofde, na een paar maanden vroeger to vergeefs to hebben getracht, een gelijken aanslag op een arts van het Russische leger to plegen. Judas, (f r.), opening in een deur, om de lieden to zien, voor men hen binnenlaat. Judas (Een -, een vatsch ver- raderlijk, geniepig mensch, naar Judas (Matth. XXVI : 48 en 49) die Jezus verried. Ook valsche Judas. Judas (Hil Is - of Judas beursdrager, de kashouder van 't gezelschap ; vgl. Joh. XII : 6. Judasburg, naam door Nederland- sche Transvaalschgezinden gegeven aan de Z.-Afrikaansche stad Johannesburg, na den verraderlijken inval van dr. J a- m e s o n, 1 Jan. 1896. Judasgeld of Judaspenning, verraderrrloon. Judaskleur, die van rood haar; men geloofde dat Judas' baard en hoofd- haar rood had. Ook Kain wordt door de schilders vaak met rood haar afgebeeld. Judas-kneep, -Inch, geniepige kneep, valsche lack. Judaskus, valsche, verrader- lijke kus, naar Judas, die zijn Heer en Meester met een kus verraadde; Matth. XXVI: 48, 49, Luk. XXII :47, 48. Judasloon, verraderljk verdiend geld, naar Judas, die Jezus voor dertig zilverlingen verkocht. Matth. XXVI : 15. Judasoor, (tremella auricula Judae), plant, tot de familie der vlieszwammen behoorend, met bekerachtige gedaante. Wordt aan oude bedorven boomen, vooral aan het vlierhout gevonden. Zal aldus genoemd zijn, als teeken van bederf. Judaspenning, eene plant, be- hoorende tot de hauwtjes-dragenden, zoo genoemd omdat hare schijfvormige hauwtjes (zaadhuidjes) veel op penningen gelijken, en, tegen het licht gehoud6n, de zaden als hebreeuwsche- letters laten doorschijnen; zie Judasloon. Judaswinter, een winter, die eerst zacht is, en dan streng wordt. Judaszweet (Hil zweet -, zegt men van een boosdoener, die door wroeging wordt gefolterd ; naar Matth. XXVII : 3, 4. Juden-ptennige,Jodenpenningen, kleine, dunne muntjes, in Duitschland gemaakt in 1819 en '20, met de opschrif- ten : Theler, Atribuo, Pfennig of 1/4 Halbag, en bij tonnen vol in ons land ingeyoerd, om met winst als duiten to worden uitgegeven ; ook Ble yensteinsche duitjes, Harpenduitjes (z. a.) en Spinne- kopjes genoemd. Judex curiae, (1 at.), letterl. rech- ter van het Hof; voorzitter van het Hooggerechtshof in Hongarije. Judex In partibus, (1 at.), reek- ter in niet onderworpen gewesten. JUDGE. 529 JULIDAGEN. Judge, (sport.), kampreehter. Judge of the plains, (am.), in California een ambtenaar, belast met bet bijleggen van geschillen tussehen de versehillende veehouders. Judiea, (1 a t.), de 5e Zondag in de Vasten, naar bet begin van den Introitus in de R.-K. Kerk op dezen Zondag, uit den XLIII Psalm : judica me etc., d. i. richt mij enz., ook Passie Zondag en Zwarte Zondag genoemd, wegens vs. 2. Judicatum solvi (Cautio -, (j u r i s p r.), beduidt in gebroken Latijn borgstelling tegen het niet-nakomen (solvere = ontbinden) der rechterlijke uitspraak (judicatum). Deze cautie moet naar luid van art. 152 Wetb. voor Burg. Rechtsvord., alle vreemdelingen, eischers zijnde of in eene aangelegde rechtszaak zich voegende of tusschenkomende, ten verzoeke van de wederpartij stellen, alvorens deze eenigen vorm van rechten of tegenzegging behoeft to doen, en wel voor de betaling der kosten en der schaden en interessen, in welke zij zouden kunnen verwezen worden; bij verdragen zijn op then regel uitzonde- ring gemaakt. Met dezen gebrekkigen rechtsterm bedoelt men dus in hoofd- zaak : borgstelling voor de kwijting der gerechtskosten; 't is cautio pro judicato (v. Wassenaar), c. pro expensis litis (Hugo de Groot), c. pro sumtibus (S. van Leeuwen), c. voor de kosten van den processe (Van der Linden). - Zie Cautio. Judiclatres (Casters -, (f r.), loketkastjes voor de reehtspleging,1 Jan. 1896 hier to lande ingevoerd uit Frank- rijk; zie Anthropometrie en Bertillon- nage. Eigenlijk : de rechterlijke veroor- deelingen vroeger ondergaan. Vandaar it n'a pas de easier judiciaire, hij is nog nooit veroordeeld. Judieium Del, (1 a t.), Godsoordeel. Juflerboekies, de liederboekjes, of mopsjes, die onze overgrootmoeders op partijen en bruiloften bij zich droegen. Jugend-eselel (Bl$de -, (h g d.), domme schuchterheid, H e i n e, Neue Gedichte, 1844 (Jolante en Marie). Juggurnauth, zie Jaggernaut. Jugulare mortuos, (lat.), doo- den verworgen, onnoodige dingen ver- richten. Juln (Een - slaan, (stud.), een ui tappen. Juln (Hil is zoo gek als een -, Juin is niet of komstig van ajuin of ui, maar van Sint-Juniperus, een zeer eenvoudig man, die zich dikwijls voor bet oog van de wereld zonderling aan- stelde, zoodat men hem meermalen voor een dwaas hield, nochtans werd hij door St. Franciscus, wiens volgeling hij was, zeer bemind en geacht. Juk, (a f r.), lengtemaat. Hij was solang as 'n juk ; - dus 4 voet en 4 duim. Juk, (wap.), trekjuk voor ossen. Juk (Onder het - doorgaan, bij de Romeinen daad van vernedering voor de soldaten van een overwonnen leger ; twee -speren werden rechtstandig in den grond gestoken en op veel minder dan manshoogte door een water- passe speer verbonden, en daaronder door moesten zij gaan, dus zich buigen voor de overwinnaars, die dat aanzagen. Jula, (m u z.), veranderde naam voor een kwint van 51/3 voet in bet orgel. Julep, (am.), geestr#ke drank, bestaande uit brandewijn of whisky, suiker en fijn gestooten ijs. Jult, de zevende maand des jaars. Eigenl. de 2e nmvl. julii, van lat. Julius mensis, naar J u l i u s Caesar (t 44 v. C.) geheeten. Als hooimaand eertijds Wiede = (weide)maand ge- noemd en ook weydnzaand (z. a.). Jullaansche calender, de door J u l i u s C a e s a r ingevoerde verbeterde tijdrekening, waarbij bet zonnejaar ter lengte van 365 dagen en 6 uren ten grondslag is gelegd, dat daarom bet Juliaansche jaar beet. Julldagen, zie Karlisten. 34 JULIENNE (POTAGE). 530 JUPITER. Julienne (Dotage -, bouillon- soep met fijn gehakte groente, zooals worteltjes enz., naar J u l i e n een ver- maarden Franschen kok to Boston. Jullie mot one nie verafgoden nie, woord van Paul K r u g e r, presi- dent der Transvaalsche Republiek, door hem ten ant woord gegeven op eene in zijn oog to sterke hulde bij zijn verblijf in Nederland, als hoofd eener Trans- vaalsche deputatie (tot het vinden van geld voor een spoorweg, die in den zomer van 1895 onder den naam van „Delagoa-spoorweg" geopend is). Jumbo-tin, zie Olifantsbus; naar Jumbo den belaahelijk vereerden en door het yolk bevy onderden olifant in Amerika, succes-nummer van Barnum. Jumelles, (w a p.), zie Tiveelings- ba'ken. Junetis manibus, (lat.), met saamgevouwen handen. In allen oot- mped en nederigheid, bijv. zich gewon- nei geven. Juni, eigenl. 2e nmvl. junii van 1 a t. Junius (nl. mensis), de zesde maand des jaars; volgens sommigen naar de godin Juno (mensis junonius, 0 v i d.), volgens anderen naar den eersten Consul (burge- meester) to Rome, a° 509 v. C. L u c i u s Junius, bijgenaamd Brutus; mnl. braecmaent, bramaent, later braeck- maent, naar het braak leggen of weder omgraven der landerij en ; h g d. Brach- monat, eertijds ook Roosemaend gehee- ten. Zie Weydmaend. Junior, (lat.), de jongere, nit ju- venior, vergel. trap van juvenis = jong, j eugdig. Junius (Brieven van -, eene reeks van brieven die, onderteekend met den pseudoniem Junius, van 21 Januari 1769 tot 21 Jan. 1771 in den Public Advertiser verschenen. Ze handelen over staatkundige aangelegenheden, en het Britsche ministerie van lord North werd er allerheftigst in aangevallen. Daar de schrijver een man van veel talent was, zijn de brieven van Junius verscheidene malen herdrukt, het laatst in 1860. Velen meenen, dat Sir Philip Francis de auteur is, doch tit wordt nog heden bestreden ; het raadsel is nog niet opge- lost. De schuilnaam werd later bij herhaling door anderen gebezigd. Zoo verscheen in den aanvang van 1871, to Londen : Nouvelle lettre de Junius d son ami A.-D. - R4velations curi- euses et positives sur les principaux personnages de la guerre actuelle, eene lijvige brochure, die toenmaals nog al gerucht maakte. Naar het zeggen van sommigen, werd dat schrijven door hem opgesteld, aan wien het gericht was, namelijk aan Alexandre Dumas zbon (1824-1896). Junk-shop (am.), wat in Engeland een marine-store genoemd wordt : een uitdragerswinkel. Oude flesschen, been- deren enz. worden in Amerika junk genoemd. Juno-gestalte (Eene -, eene statige vrouw, G rieksche type, naar Juno, de verhevenste der godinnen bij de Romeinen. Juno's tranen, zie Duivel-w j f. Juno's vogel, de pauiv, haar attribuut. Junonisehe roos, de lelie wel door dichters genoemd; rosa Junonia. Junonische (Eene - schoon- heid, eene vrouw in schoonheid gelij- kend op Juno (do koningin der goden, de gemalin van Jupiter), die geprezen werd om haar edele vormen : het groote oog met den gebiedenden blik, de stoute verheven gestalte, de majestueuze gang, de blanke volle armen, het zacht ge- welfd driehoekig voorhoofd, de bloeiende volkomen gevormde, volstrekt onberis- pelijke lichaamsbouw. Junta, (s p.), vergadering, comite} elke staatkundige vereeniging. Vroeger gaf men dezen naam aan de Volksver- tegenwoordiging, welke men thans Cortes noemt. Jupiter, eigenl. Diuspater, Dius- piter, Diespiter, 2e nmvl. Jovis (van den o u d -1 a t. len en Zen nmvl. Jovis, eigenl. Diovis, gelijk dan ook oorspron- kelijk Jovis of Diovis de naam was van den lateren Jupiter, god des hemels JUPITER PLUVIUB. 531 JURY. en van het hemelsch licht ; bij de Grieken Zeus geheeten, met den Olympus (z. a.) tot zetel; hij was de zoon van Kronos en Rhea, geboren op Creta in een grot van den berg Ida. Jupiter pluvius, (lat.), de re- gengod Jupiter. Jupiter Scapin, bijnaam van Napoleon Buonaparte, hem gege- ven door den abbe d e P r a d t; Scapin in Moliere's comedic Les fourberies de Scapin is een bediende, bekend wegens zijn schurkenstreken. Jupiter tonans, (lat.), Jupiter, de god van den donder. Jura, mass un peu Lard, qu'on ne l'y prendrait plus (Le cor- beau, honteux et confus -, (f r.), de raaf, beschaamd en verlegen, zwoer, hoewel wat laat, dat hij zich Wet weer zou laten beetnemen. Slot van L a f o n- t a i n e's fabel Le corbeau et le renard I, 2. De laatste regel wordt gebezigd, ter aanduiding van iemand, die to laat ontdekt, dat hij bedrogen is uitgekomen. Jurare in verbs magistri, (1 a t.), zweren bij de woorden des meesters. H o r a t i u s, Epistolae 1, 1, 14. Vgl. Ipse dixit (hijzelf heeft het gezegd) van P y t h ago r a s' leerlingen. In het Grieksch : autos epha. lure divino, (lat.), naar godde- lijk recht, tegenover jure humano (z. a.). Jure et facto, (1 a t.), zie F acto et jure. Jure humano, (1 a t.), naar men- schelijk recht. Jure meo, (l at.), krachtens mijn recht. Formule, waarmede een gepromo- veerd opponent bij publieke promoties, het woord neemt. Jure repraesentationis, (1 a t.), bij of door recht van vertegenwoordi- ging, als wettig repraesentant. Jure summo, (lat.), naar het hoogste recht. Jure, (f r.), gezworene, medelid van een jury, d. i. een rechtbank van ge- zworenen. Juris utriusque doctor (J. U. D.), (lat.), meester in de beide rechten (het Romeinsch en het heden- daagsch recht). Juris utriusque licentlatus, (lat.), licentiaat der beide rechten, zie J. U. D. Juris utriusque studiosus, (lat.), student in de beide rechten. Juriseonsultus, (lat.), zie J. Ct. Jurisdictio of iurisdictie, (r. k.), geesteljjke rechtsmacht, welke vereischt wordt tot het uitoefenen van de geeste- lijke bediening, bijzonder voor het be- dienen van het sacrament der boetvaar- digheid of het biechthooren. Men onder- scheidt 10. jurisdictio ordinaria, welke iemand heeft krachtens een bediening of beneficie, waaraan zielszorg verbon- den is. Zulke jurisdictie heeft a. de Paus ten opzichte van alle geloovigen, b. de bisschop over zijn diocesanen (priesters en leeken), c. de kloosteroversten over hunne onderhoorigen, d. de eigenlijke pastoor. Zij, welke die jurisdictie hebben worden daarom ordinarii genoemd; 2°. jurisdictio delegata,welke men ontvangt van hen, die jurisdictio ordinaria hebben. Jurisdictio fundalis, (1 a t.), grondrechtspleging, onder het leen- stelsel het rechtsgebied eener curtis = hof, die zijn bijvang had (zie Vivangum), hetwelk hij uitoefende over de hofge- nooten (familia), door villici (schouten). Jury = letterlijk vereeniging van gezworenen (jures), h g d. Sehwurgerieht, uit het 1 a t. jurare = zweren. In Enge- land, Frankrijk en Belgie, raad van burgers, die in strafzaken de schuld of onschuld van den aangeklaagde be- oordeelt, doch de bepaling van de straf aan het gerechtshof overlaat. Ten onzent (zooals bovendien in de beide laatste dier landen), bepaaldelijk eene commissie van beoordeeling in het toekennen van prijzen, premies, medailles, enz. JURYFREI. 532 JUS PIGNORATITIUM. Juryirel, (h g d.), zonder door eene jury onderzocht to zijn. Van schilderijen bijv. die op de jaarlijksche tentoonstel- lingen in Moabit to Berlijn aldus worden aangenomen. Jus bells ac (of et) paeis, (1 at.), recht van oorlog en vrede. Het beroemde werk van H u g o d e G r o o t over bet volkenrecht is getiteld : De jure belli et pacis libri tres. Jus canonieum, kerkel(jk recht. Jus circa sacra, (lat.), rechts- oefening, welke de kerkel#ke aangele- genheden raakt, zie Jus in sacra. Hoe- ver de bevoegdheid van den Staat betref- fende de kerkelijke aangelegenheden zich uitstrekt, daarover wordt veel getwist. Jus eivile, (1 a t.), bet recht, het- welk de rechtsbetrekkingen tusschen burgers onderling regelt. Jus constitnendnm, (1 at.), vast to stelle,i recht, m. a. w.:. bet recht zooals bet behoort to zijn. Jus constitutum, (la t.), vastge- steld recht, m. a. w.: bet recht zooals bet is. Jus de non evocando, (lat.), recht om uitsluitend door rechters uit eigen landstreek gevonnist to worden, door graaf Reinald II van Gelre bijv. in 1328 aan de inwoners van Maas-Waal toegekend. Letterl. bet recht omtrent bet niet opgeroepen worden (door rechters uit andere landstreken). Jus divinum, (1 at.), het goddelijk recht. Jus et norms loquendi, (1 at.), de wet en repel der taal. H o r a t i u s, Ars poetica 72. Jus gentium, (1 at.), h et volken- recht of internationaal recht. Bij de Romeinen bet recht, door hen aan vreemdelingen toegekend. Jus gladii et piles, (lat.), het recht van zwaard en hoed, d. i. bet recht, voorheen den tot doctor gepromo- veerde toegekend, om den doctoralen hoed en den (statie)degen to dragen ; flit laatste, ten teeken van de veroverende macht der wetenschap. Jus humanum, (1 at.), menschelijk recht. Jus imaginis, (lat.), het recht om beelden to hebben, van voorvaderen die hooge staatsambten bekleed hadden; die beelden stonden in bet atrium in gesloten nissen, en werden bij plechtige gelegenheden rondgedragen of op de markt gebracht. Jus in sacra, (lat.), het recht van den Staat tegenover de kerkgenoot- sch appen, in geloofszaken, in tegen- stelling van jus circa sacra; bet recht van den Staat om ten aanzien van de kerkgenootschappen to regelen, wat tot bet gebied der geloofszaken behoort. Jus Italicum, (lat.), Italiaansch recht; een onder keizer Augustus in- gesteld recht voor somnmige volkplan- tingen, z.g. provinciaalsteden, krachtens hetwelk ze 't even goed hadden, alsof ze in Italie gelegen waren. Het bestond in libertas (vrijheid van maatschappe- lijke en huishoudelijke inrichting), im- munitas (vrijdom van hoofdelijken om- slag en grondbelasting), usucaptio (z. a.), en' mancipatio (z. a.). Jus naturae, natuurrecht, bij de Romeinen synoniem met jus gentium. Jus non- scriptum, (lat.), het ongeschreven rechtt, een door de gewoonte geijkte uitbreiding van bet geschreven recht of jus scriptum (z. a.). Jus patronatus, (lat.), recht van beschermheerschap over eene kerk of kerkgemeente. De beer eener plaats was voorheen altoos de patroon barer kerk, hetzij door unieke collatie (recht- streeksche aanstelling van den predi- kant), hetzij met medewerking van den kerkeraad, op grond van eene voordracht door dezen opgemaakt. Jus pignoratitium, (m i.d. 1 at.), pandrecht; krachtens dit recht bezat men bet utile dominium = de tijdelijke bezitting of bet vruchtgebruik van een goed. Van 1 a t. pignus (2e nmvl. pign`oris) = pand. JUS PILEL 533 JUSTITIA. Jug piles, (lat.), het recht van den hoed. Pileus of pileum = de ronde vilten muts, welke eenen slaaf werd opgezet, als hij werd vrijgelaten; van hier jus pilei fig. = de vrijheid. Ook heeft een doctor het jus pilei, recht oni den hoed op to houden voor zijn audi- torium. Schertsend van dames en hee- ren, wanneer zij in gezelschap de hoeden op het hoofd (mogen) houden. Jus postliminil, (lat.), recht van wederkeering tot een vorigen rechts- toestand; bijv. ten aanzien der Genera- liteitslanden (z. a.) aan Spanje. Uit post (na, achter) en limen (dorpel, ingang, uitgang). Jus primae noctis, (I a t.), het recht van den eersten nacht. Zie Avond- kout, eigenl. Bruiloftsavondkout. Juts priori occupantis, (lat.), het recht van hem, die een res nullius, d. L eene zaak van niemand of zonder eigenaar, het eerst in bezit neemt. Jus privatum, (lat.), b6zonder -, privaat recht. Jus promovendl, (I a t.), het recht om to laten promoveeren (z. a.), den doctoralen graad toe to kennen, hetwelk eene universiteit bezit. Jus publicum, (1 a t.), staatsrecht, publiek recht. Jus seriptum, (lat.),hetgeschre- ven recht, d. L het recht, gelijk dat uit de wet blijkt. JUN summum saepe summa inluria, (lat.), het hoogste recht is dikwjjls het hoogste onrecht. Cicero, De Officis 1, 10. Jus suumculquetribuendum, (la t.), aan elk moet (z n) recht ver- schaft worden. Jus talionis, (1 a t.), het recht der wedervergelding. Zie Lex talionis. Jus vitae ac (of et) necis, (1 a t.), recht over leven en dood. Zie Halsheer- I#kheid. Juste-milieu, (fr.), juiste midden- weg, volgens M o n t e s q u i e u (1689- 1755), een regeeringsstelsel, daarin be- staande, dat men zich, door middel van gematigdheid tusschen de partijen staande houdt. De uitdrukking wordt dus ten onrechte aan Lodewijk Filips tbegeschreven. Deze verschafte haar echter burgerrecht. Den 29en Jan. 1831 zeide hij namelijk tot eene deputatie der stad Gaillac : , Wat de binnenlandsche staatkunde aangaat, wij zullen trachten op den juisten middenweg to blijven" (aa nous tenir dans un juste milieu). Juste retour, monsieur, den (choses d'ici bas: Vous ne vonliez point croire et l'on ne vous croft pas, (fr.), zoo gaat het terechtbier beneden,m#n- heer: gzj wildet niet gelooven, en nu gelooft men u Wet; woorden van Do- rine tot Organ, in Moli6re's Tartuffe V, 3, als de eerste, Tartuffe bij mevr. Pernelle (Oregon's moeder) komt aan- klagen en geen geloof bij haar vindt. De eerste regel wordt aangehaald in de gevallen, waarvan wij zouden zeggen: ,Ioontje komt om zijn boontje". Justice immanente des ebo- se95 (f r.), de rechtvaardigheid, die in de dingen zelf hoist; gezegde van G a m b e t t a (1838-82), den 9en Aug. 1888 door hem in een to Cherbourg, gehouden redevoering gebezigd. Na to hebben gewaagd van de noodzakelijk- heid, Frankrijk op to heffen en sterk en machtig to doen blijven, zeide hij: ,Si nos coeurs battent . . . c'est pour que noun puissions compter sur l'avenir et savoir s'il y a dans les chores dlici- bas une justice iminanente, qui vient a son jour et a son heure." Deze woorden staan ook op het gedenkteeken gebeiteld, dat Gambetta op de Place du Carrousel to Parijs vereeuwigt. Justiffeeeren, (h and.), rechtvaar- digen. Justiniaansche codex, (I a t.), Me Corpus juris civilis. Justitia, (I a t.), godin der gerech- tigheid bij de Romeinen, evenals Dike of Astraea (z. a.) bij de Grieken. Op Ro- meinsche munten als Aequitas, billijk- JUSTITIAE SOROR FIDES. 534 JUZLIK. heid, afgebeeld, met de weegschaal in de rechter, een hoorn van overvloed in de linkerhand ; vaak geblinddoekt voor- gesteld, om hare onpartijdigheid to ken- nen to geven. Justitlae sorer fides, (lat.), de ouster der gerechtigheid is de trouw. Justlzmord, (h g d.), een aan een onschuldige, met voorbedachten rade, in naam der justitie door hen begane moord, die juist geroepen zijn then to verhoeden, of, werd hij gepleegd, daar- voor straf op to leggen, naar v o n S c h l o z e rs verklaring (1735-1809) van ' het door hem uitgedachte woord, in zijn rechtmatigen toorn over de ter doodbrenging van de heks Anna Goldi nit Glarus. Justum et tenacem propositi virum, (1 at.), Non civium ardor prava jubentium Non vultus instantis tyranni Mente quatit solids. H o r a t i u s, Carmina 111, 3, 1 sqq, een rechtvaardig en beginselvast man sehokt noch de woede van burgers, die slechte dingen van hem eischen, noch het dreigende gelaat van een tiran, in zfjn standvas- tig gemoed. Woorden door C o r n e l i s d e W i t t op de pijnbank gesproken. Justus fide vivit, (lat.), devies van Joost van den Vondel, de rechtvaardige leeft door 't geloof, maar ook Joost leeft van zrjn tier. Vgl. Rom. I : 17. Justus-ut palms florebit, (1 at.), de rechtvaardige zal bloeien als de palmboom; ontleend aan Ps. XCII : 13a. Deze spreuk stelde de magistraat van Nijmegen op eene munt, die zij getrouw naar eene van Karel van Gelder had nagebootst ; zij wilde daarmede zeker hare of keuringswaardige handelwijze vromelijk vergoelijken. De Hertog nam de frauduleuze namunting hoog op, blij- kens een brief van 17 Nov. 1523. Jutbas, (b a r g.), veertig cents. Juter, (bar g.), halve gulden. Jutlesdag, de 3e of 4e Zaterdag in October, wanneer in Utrecht al de boerenmeiden, die tegen November een dienst zochten, bij elkander op de Neude kwamen met een takje in de hand. Als zij zich bij een baas verhuurd hadden, werd het takj a verbroken. Jutmis (Sint -, een tijd, die nooit komt; beduidt eigenlijk de mis op den heiligen dag van Sint-Jut of Judith, een heilige, die niet bestaat. Juts, (a f r.), rechter. Jutssitting, (t r a n s v.), zitting van 't gerechtshof. Juvante Deo, (1 at.), zie Deo ju- vante. Juvat ineoneessa voluptas, (1 a t.), verboden genot is zoeti 0 v i d i u s, Amores III, 4, 31. Juvenalifn, lat. ludi juvenales, feesten van jongelingen, door keizer Nero (t 68 n. C.) ingesteld. Juvenalls (De Fransche -, Nicolas Joseph Laurent Gilbert, Fransch dichter a° 1751-80, wegens zijn krachtig satiriek talent. Juvenalls' satyrae, de satiren van .J u v e n a l i s (geb. in 47 n. C.). Juvenis ornatissimus, (lat.), titel aan de studenten gegeven. De Latijn sprekende professor sprak een student toe als ornatissime, meerv. (juvenes) ornatissimi. Juzlik of Juspara, Turksche zilveren munt van 100 para's; de oudere v,%n 1789 = f 1.40 Ned., de nieuwere maar f 0.40 of f 0.30. K K. K., (e n g.), Knight = ridder en King = koning. Kan. of Kans., Kansas. K. B., (e n g.), Knight of the Bath, ridder van de Bath-orde, en King's Bench (z. a.). K. C., (en g.), Knight of the Crescent (ridder van de Halve Maan). K. C, B., (e n g.), Knight Comman- der of the Bath, ridder-commandeur van de Bath-orde. K. C. S. J., (e n g.), Knight Com- mander of the Star of India, ridder- commandeur van de Ster van Indie. Kg., kilogram. K. G., (e n g.), Knight of the Garter, ridder van den Kouseband. K. G. C., (e n g.), Knight of the Grand Cross = ridder van het Groote Kruis, en Knight of the Golden Circle = ridder van den gouden cirkel (in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika). of the Grand Cross of the Bath, ridder groot- kruis van de Bath-orde. KI., (e n g.), Kings, koningen. K. K., (h g d.), kaiserlich, koniglich, keizerlijk, koninklijk. KAAIEN. K.•. K.•., (v r ij m.), koninklijke kunst, nl. de beginselen der Orde van Vrij- metselaren. K. M., (e n g.), Knight of Malta. Km., (e n g.), Kingdom, koninkrijk. Km., kilometer. K. N., (e n g.), Know-Nothing (z. a.). Knt., (e n g.), Knight, ridder. K. P,, (e n g.), Knight of St. Patrick (in lerland). Ks., (am.), Kansas. K. T., (e n g.), Knight-Templar; Knight of the Thistle, ridder van de Distel (in Schotland). K. z., (hand.), kort zieht. Kaaba, het allerheilige in de Mos- kee to Mekka ; een vierkant gebouw vol- gens de Arabische traditie door Abraham aan de aanbidding Gods gewijd. Daar staat ingemetseld de groote Zwarte steen, volgens de Mohammedanen door den engel Gabriel bij den bouw der Kaaba aan Abraham gegeven, oorspronkelijk een robijn, maar zwart geworden door de kussen der zondaren. Kaalen, (b a r g.), vallen; ook wer- pen. K. G. C. B., (e n g.), Knight KAAIMAN. 536 KAATZIN. Kaalman, een matrozenverbaste- ring van kolemman, 't Javaansche woord voor krokodil. Ofschoon 't meervoud kaaimans of caimans moet luiden, praten de Oostinj evaarders steeds van kaailui. Kaak, eigenlijk een kolom aan het raadhuis, waarop iemand tot straf - to pronk gesteld werd. De veroordeelde werd met halsband en kettingen zoo- danig bevestigd, dat hij niet ontvluchten kon. Recidivisten werden vaak met een oor aan de kaak vastgespijkerd. Nog over in de uitdrukking : , iemand aan de kaak stellen" voor : to schande maken, of op de kaak stellen. (Eene authentieke kaak met ijzeren halsband is nog to zien aan het raadhuis to Woerden.) Kaal, (a f r.), onomwonden; om di ding maar kaal to se (zeggen). Kaale-koe, (b a rg.), morgenstond. Kaalvoet, (a f r.), blootsvoets. Kaantle, (m i 1.), uitgeb, raden stukje ossen- of varkensvet. Vandaar een - snappen, (mil.), een klein voor- deel hebben. Kaap de (lees: van) Goede Hoop, naam der zuidelijkste punt van Afrika, in 1487 ontdekt door B a r t h o- 1 o m e o d e D i a z, die deze cabo tor- mentoso = stormkaap, noemde, om de zware stormen, die hij er uitstond. Johan II, koning van Portugal, verving dezen naam door then van Cabo de Bona Esperanca, omdat hij de ontdekking van de Kaap als een goed voorteeken voor latere reizen beschouwde. Kaap (De - hales, beter wor- den; zijn ziekte to boven komen, naar de Kaap van Goede Hoop, waar zij, die naar O.-Indie voeren, zich plachten to ververschen. Kaars (Een -, (bar g.), een eind weegs. Kaarsbarningen (Verkoopen met een, twee, of drie -, een huis of perceel zoo verkoopen, dat hij, die bij het uitgaan der le, 2e of 3e kaars aan het bod was, de kooper bleef. Barning = verbranding; barnen (ber- nen) = branden. Kaarsenlade, een lange smalle doos om smeerkaarsen in to bergen ; - alles wat lang en smal is; - vandaar spotnaam der oude Haarlemmer trek- schuiten. Kaarsenladen-veer, het veer, waar de kaarsenladen afvoeren, nl. de Haarlemmerbuitenschuiten, die om haar langen en smallen vorm dezen bijnaam verkregen. Ook een ,pijpenlade" was lang en smal. Aan lange en smalle gebouwen gaven onze voorouders daar- om den naam van „kaarsenladen", evenals zij een lang, eng vertrek „pijpenla" noemden. (Zie J. t e r G o u w, Amstelod.) Kaarslespringen, een volksver- maak, later een kinderspel, voornamelijk op Driekoningendag in zwang. Daarbij stond de koningskaars, die den vorm eener drietandige work had, midden in een lange rij kleine kaarsj es, bij het springen werden bepaalde liedjes ge- zongen. Kaart, zie Speelkaarten. Kaas, (k. m. a.), adjudant-onderoffi- cier; - wordt ook gebruikt inplaats van kunde, bijv. in bouwkunde = bouw- kaas. Kaasmes, (m i 1.), een korte sabel. Kaassnger, (m i 1.), een klein- burgerlijke dandy; de kaas snijen = mooi gekleed gaan; ook, royaal doen. Kaasstad (De -, Edam, waar veel kaas wordf verkocht, en welker kaasmarkt wijd vermaard is. Kaasstolp, (k. m. a.), woning der onderofficieren en van den adjudant- onderofficier. Kaatzin of Kootzin, (n. h e b r.), aanzienlijk man. H e b r. katzin = overste (Jez. I : 10); vgl. Joz. X : 24 Spreuk. VI : 7, XXV : 15. HAS. 537 KADIN. Kab, (h e b r.), nzaat voor droge waren. Kabaai, (p e r s., a r., m a 1.), kamer- japon, rechtstreeks van Java tot ons gekomen; eigenl. kabaja. Kabaal, zie Cabaal. Kabala of Kebaian, (m a 1.), bode, ordonnans, ondergeschikt politie- beambte. Kabar angin, (m al.), letter]. wind tiding, los gerucht, een on-dit; ook chabar angin. Kabbala, (n, h e b r.), letter]. ont- vangst, in het algemeen overlevering; een Joodsch-mystieke theosophie, in 'de middeleeuwen tot bepaalden vorm ge- bracht, eene geheimleer bevattend over God, de wereld-orde, de H. Schrift enz. Ook autorisatie om eene kerkelijke functie to vervullen, bijv. die van beestensi:ijder (sochet) of van wetschrijver. H e b r. kibbeel (van den wortel kabal) = hij heeft opgenomen, opgevangen (2 Kron. XXIX : 16, 22), in ontvangst genomen (Ezra VIII : 30). Kabbalisme, kabbalistisch stelsel, de wijsheid der kabbala. Kabelkoning, bijnaam van Sir John P e n d e r, t 2 Juli 1896, wien Engeland voornamelijk zijne uitmun- tende onderzeesche telegraafverbindin- gen dankt. Kabelkruls, (w a p.), een •kruis, waarvan de beide balken uit twee in- eengedraaide touwen bestaan. Kabellengte, (s c h e e p s t.), lion- derdtwintig vademen. Kabelrand, de kant van munt- stukken, wanneer hij voorzien is van schuine inkervingen, zoodat het den schijn heeft, of er een kabeltouw om heen gespannen is. Het laatst geschiedde dit bij onze munten in 1816, en bij den Indischen gulden nog in 1840. Het kabelen der munten w erd het eerst toe- gepast in 1749 met het doe], het snoeien to voorkomen. Handige snoeiers echter sneden een nieuwen kabelrand, zoodat men op het eerste gezicht de snoeiing niet bemerkte. Kabdd, (h e b r.), n. h e b r. kowoud eer, aanzien; vandaar be-kowoud (in eer) = respectabel, met iemands eer overeenkomend. Kaboell-nasi-kaboell, (m a 1.), rijst met vleesch, visch, eieren, specerijen en andere ingredienten toebereid. Kaboeng, (m a 1.), hoofddoek, hoofd- omwindsel van wit goed. Ook, een lengte- maat van 11/2 vadem. Kaboepaten, (m al.), regentschap, ook regentswoning, die door een boepati (= hoofd, dat order den regent staat) beheerd, bewoond wordt. Kabolo (kabbala), (h e b r.), zie Kabbala. Vervolgens lett. = aanneming, toelating. Gewoonlijk gebezigd van de vergunning verleend aan een bevoegd deskundige, die op Joodsch-ritueele wijze bij het slaehten de halssnede en het onderzoek volbrengt. Kabron, (n, h e b r.), grafbezorger, onder de Israelieten, iemand, die voor de behandeling en teraardebestelling van het lijk het noodige helpt verrichten. Zie Keber. Kadal, (m a 1.), twin- of grashagedis. Kaddiseh, (n, h e b r.), letter]. hei- liging (van Gods naam), het Hebreeuwsch gebed, een belijdenis van Gods Voorzie- nigheid, vooral ook ter gedachtenis van overledenen in de synagoge uitgespro- ken. Daar ieder zoon, na den dood zijner ouders, de aangewezen uitspreker is van dit gebed, zoo noemt men then zoon weleens een kaddisch. Kadi, a r. ka tzi n = rechter. H e b r. kaatzin. Kadi, geleerde in de rechtspraak, titel eens Mohammedaanschen vrede- rechters. Kadin of kadyn, paleisdame, bevoorrechte vrouwen des Sultans, ten getale van zeven, gekozen uit zijn harem (z. a.). Die van deze het eerst een zoon krijgt, heet geliefdste des Sultans (chasseki Sultana); de overige vrouwenheeten odalisken = dienstdoend personeel. KADJANO. 538 KAKIHAN-VEEBOND. Kadlang, (m al.), riet, waarmede de inboorlingen op Lombok hunne van bamboestijlen of boomstammen ge- maakte woningen dekken. Kadlang, (m al.), matten van lange pandan of bengkoewang-bladeren, ook dek, overtrek, vel (papier) enz. Kadoseh, zie Kaddisch. Kadraaier le of 2e, (m i 1.), le of 2e luitenant. Kadraaier, boemelaar, iemand die zonder permissie van boord aan den wal gaat. In Indie, lui die van den wal hun waar aan schepelingen to koop bieden. Kadranier, -ster, venter, venster, in een kadraai = zoetelaarsvaartuig, ten behoeve der matrozen. Oorsprong onbekend. Kaf (Het verstuift ale - voor den wind, Job XXI : 18. Kaffee muss heirs wie die HBlle, schwarz wie der Teufel, ,rein wie ein Engel, sites wie die Liebe rein (Der -, (h g d.), koffie moet heet als de hel, zwart als de duivel, rein als een engel en zoet ale de liefde zijn; woorden, in 1863 door het Magazin f. d. Lit. d. Awl. zonder eenig bewijs aan T a l l e y r a n d toegeschreven. Kafir, (a r.), naam voor ongeloovige, o. a. voor de Nederlanders op Atjeh. Kaftan, een Turksch of in 't al- gemeen Oostersch kleedingstuk in den vorm van een kamerj apon. Kahar, (m a 1.), kar zonder veeren, vrachtkar. Kahar pir, (m a 1.), kar met vee- ren, -- op veeren. Kalck, (t u r k s ch), licht vaartuig met een of meer roeiers; particulieren mogen hoogstens vijf roeiers hebben; de ministers der Porte en de vreemde gezanten hebben er zeven. Kaimakam, (a r.), plaatsvervan- gend beheerder, Turksche staatsbeamb- te, die bij ontstentenis van den gouver- neur van Konstantinopel of den groot- vizier diens plaats vervult. Kain, (m a 1.), geweven katoen; ook naam voor een saroeng nl. van die stof. Kalnsteeken, ongunstig merktee- ken, een bloedig teeken, omdat Kain ('Gen. IV : 8) een (broeder)moorder was. Bij misduiding der woorden : „De Heer stelde een teeken aan Kain", want dat teeken was een gunstbewijs. Gen. IV : 15. Kaiserlick, (f r.), in de volkstaal een Oostenrijker. Zelfs B a 1 z a c heeft dat woord niet versmaad. Sommigen hebben het tot kinzerlitz doen ontaarden. Kaiserwort soil man nicht dreh'n, noch deuteln (Ein zie Ein Kaiseru9ort enz. Kala, (-al-), rijk, goed bemiddeld. Kalau, (m a 1.), zwaard of kapmes der koppesnellers. Kalem, (b a rg.), jood. Kaloeh, (m a 1.), hout, riem, roei- riem, pagaai. Kakadoris (Mr. -, de gewone en aloude titel van een kwakzalver. Kakelaar, (b a r g), advokaat. Kakemonos, soort van Japansch lakwerk. Kakihan-verbond, geheim ge- nootschap op Ceram onder de Alfoeren. Als herkenningsmiddel dragen de leden een teeken, dat zij zich in de huid prik- ken, wat kakih heet; vandaar kakihai ..- adel, d. i. tot den adel des verbonds behoorende. Het doel des verbonds is handhaving der voorvaderlijke geloofs- instellingen, door eeredienst, vonnis en straffen (als bij de veemgerichten). De hoofden of priesters genieten rijkelijk de voordeelen van bun onbeperkte.macht en de bijna goddelijke veneering, die hum to beurt valt. RAKKERLAR. 539 KALENDER (REPUBLIKEINSCRE). Kukkerluk,(b a r g.), kleine diefstal. Kukk1e, (b a r g.), kleine diefstal. Kal, (n.hebr.), licht, los denkend over heilige zaken. Kala of Kala di'guking, (m a 1.), schorpioen. Kalabrese, naam voor den held der baildieten in ItalM Kalandbroeders of Kul&nd- heeren, leden eener in de 13e eeuw gestichte broederschap van vrome lieden, die eenige malen in 't jaar den eersten dag der maand bijeenkwamen. Later onderscheidden zij zich meer door bras- sen en zwelgen dan door vroomheid * Vandaar wordt in Duitschland bet woord ,Kalanderen" nog gebruikt voor onmatig eten en drinken. - Vroeger noemde men ook de kapittel-vergade- ringen als ook de maandelijksche con- ferentien der geestelijken kalands- vergaderingen, wijl zij geregeld op den eersten dag (kalendae) der maand plaats hadden. Zie Calenderbroeders.. Kalap, (mal.), dol, krankzinnig, niet meer wetende, wat men doet. Kul&uer, (h g d.), vertaling van f r. calembourg (z. a.). Kaleblet (Een -, een norsch, grimmig, doldriftig man, uit 1 Sam. XXV : 3. Hoewel van de afstammelingen van den eerwaardigen K a l e b Jephun- ne's zoon (Num. XIII : 6, 30; XIV : 6, 24; XXVI : 65) niets ongunstigs be- kend is; heeft het bijbellezend yolk op ,,Kalebiet" overgebracht wat van ,Na- ball' in persoon gold. Ook, verhaspeld in kal(l)ebjjter. Kaleldoscoop, (van gr. kaleidos schoon, skopein = zien), een kjjker,, waarin men vele in een ster geplaatste beelden ziet van eenige daarin- gelegde voorwerpen. De schoone regelmatige figuren kunnen door draaing van het toe- stel tot in 't oneindige afgewisseld worden. Kalender, lat. calendarium schuldboek, omdat de interessen op den eersten dag van iedere maand werden betaald. Die eerste dag heette calendae, Van calare = uitroepen, omdat hij uit- geroepen, den volke bekend gemaakt, wend. - Almanak. Kalender (Republikefunche -, van 5 Oct. 1793, plan van M o n g e, Lagrange, Guyton-Morveau,Pin- g r 4, D u p u i s, en geredigeerd door den afgevaardigde R o m m e. Maanden: R4publique Unite Fraternit4 Libert4 Justice Egalit4 Regeneration Reunion Jeu de paume Elke maand 10 dagen. Dagen : Niveau zinnebeeld der gelijkheid. Bonnet " vrijheid. Cocarde nationale kleuren. Pique wapen van een vrij man. Charrue voorwerp van den grond- rijkdom. Compas voorwerp van den indus- trieelen rijkdom. Faisceau = eendracht maakt macht Canon = voorwerp der overwinnin- gen. Ch6ne = zinnebeeld der generatie en van de sociale deugden. Repos = rust. Kalender (RepublIkeinsche -, plan van 24 October 1793 van F a b r e d'Eglantine. Maanden: Vend4miaire, of maand der vendanges Bastille Peuple Montagne = republiek. = eenheid. broederschap. = vrijheid. = rechtvaardigbeid. gelijkheid. herschepping. hereeniging. kaatsspel, naar de kaatsbaan-zaal, waar- in de eerste vergade- ring der republikeinen werd gehouden. bastille, naar de door bet yolk bij 't begin der omwenteling ver- ineesterde citadel van Parijs. yolk. berg, naar den bij- naam der republi- keinsche partij. had 3 decades, elke van Brutnaire, wijnoogst. brumes = newel. KALENDEEJAAR. 540 KALIFAAT. Frimaire, of maand der frimas = ijzel. Nivose, „ „ „ nix (nivis) = sneeuw. pl uvius f r. plui e = regen. vents = wind. germes = kiem, dus lentemaand. fleurs=bloemen. prairies = weide. moissons=oogst. chaleurs = hitte. „ fruits=vruchten. 3 decades, elke van 10 dagen. Deze dagen heetten Primidi, Duodi, Tridi, Quartidi, Quin- tidi, Sextidi, Septidi, Octidi, Nonidi, Decadi, en nk Fructidor volgen vijf dagen sanculotides genaamd; daarop vierde men den leII dag ,, '2en ~~ 3en ~~ ~~ On ~~ Kalenderlaar, het jaar, dat 1 Ja- nuari begint en 31 December eindigt. Kalf (Een platte -, (b a rg.), opkooper van gestolen goed. Kalf (Met ffemeste - slachten, het beste opzetten; feestelijk uithalen, gelijk de vader van den verloren zoon deed, toen deze teruggekeerd was. Luk. XV : 23. Kalf (Met gouden - aanbid- den, de rijken of machtigen vereeren; naar het gouden kalf, dat de Israelieten als eene godheid vereerden, Ex. XXXII 1 en vv. Kall (HII ploegt met eens an- ders -, hij hee ft zich van de hulp van een ander bediend, onder den schijn van eigen werk to leveren; naar het gezegde van Simson (Richt. XIV : 18b), wiens vijanden zijn geheim wisten, door zijne vrouw, die het hem al vleiend had weten to ontlokken. De Israelieten ploegden met runderen. Kalf-Mozes;'n half van een mensch, 'n goeien hats. Vgl. Num. XII :, 3, waar Mozes' zachtmoedigheid geroemd wordt. Kalfbroeders, -zusters, aandui- ding in de noordelijke provincien van de betrekking, in welke kinderen tot elkaar geraken, door het huwelijk van een weduwnaar en eene weduwe, die beiden kinderen hebben. Kalfdansers, a ° 1496 to Bergen- op-Zoom, a° 1555 to Axel voor het laatst, in de processies of kerkelijke omgangen, waarin een gouden kalf werd rondge- voerd, en daarbij gedanst. Te Bergen- op-Zoom stelde men in de rederijkers- kamer het tafereel van Ex. XXXII 19a voor. Kalfschleters, spotnaam der in- woners van Delft, omdat een paar wach- ten bij nacht een schot losten, naar zij meenden op een Spanjaard, doch bij onderzoek bleek, dat een kalf was ge- troffen. Kalfskoppen, spotnaam voor de inwoners van Britsum bij Leeuwarden,. Kali,. eene Hindoesche godin, waar- aan Calcutta haar naam to danken heeft, van Kali-Koetta, d. i. Kali's dorp Kali, (m a 1.), rivier; ondiepe haven op Lombok. Kaliban, een misvormd, onont- u'ikkeld mensch, naar den persoon van then naam in Shakespeare's Storm. Kaliber, (m i 1.), middellijn van het projectiel, dat uit een vuurwapen ge- sehoten of geworpen wordt. Een geest van Been, van groot kaliber = iemand met geen, met veel doorzicht. Kallef, (a r.), van chalifa d. i. plaatsvervanger, nl. van den Profeet, de hoogste waardigheid bij de Arabieren. Vgl. Kh ali e f. Kalifa, titel der opperhoofden van de Kabylen in Noord-Afrika. Het a r a b. chalifa (zie bij kalif) ging dus met dezelfde beteekenis in de taal der Berbers over. Kalifaat, benaming door de mid- deleeuwsche geschiedschrijvers gegeven aan het door de Arabieren na den dood Pluviose, „ „ „ Ventose, Germinal, Floreal, Prairial, Messidor, Thermidor,, Fructidor, , „ Elke maand had ,, . ,, ,, » » » 11 ,, „ 71 het feest der deugd. van het genie. van den arbeid. der publieke meening. „ belooningen. ,, 11 yen » „ KALKANT. 541 KALVERSTAARTEN. van Mohammed den Profeet (t 632) gestichte rijk der Kaliefen. Het betce- kent ook wel de waardigheid van Kalief. Kalkant, (m u z.), orgeltrapper, eigenl. (blaas)balgtrapper, van lat. calx = hiel. Kalkoen, oorspronkelijk Kalkoet- sche haan, naar Kalikoet (Calcutta) in Voor-Indie, vanwaar die vogel het eerst in Nederland ingevoerd werd. Kalkoeneler, (a f r.), sproeten in het gezicht. Kalkoenen, de twee uitsteeksels achter aan een hoefijzer; van la t. calx (hiel). Kalle, (i s r. h g d.), bruid; (b a r g.) publieke vrouw. Kallen, (b a r g.), wartaal uitslaan. Kallen is mallen, maar doen is een ding, woord van den 16e- eeuwschen Amsterdamschen koopman- dichter R o e m e r V i s s c h e r. Voor hem in 't Friesch : sizzen is neat, mar dwaen is een ding. Kalmar (Het verbond van -, een verdrag gesloten den 12en Juli 1397, om de opvolging van Noorwegen, Zweden en Denemarken voorgoed op koningin Margaretha en hare erfgenamen to regelen. Het duurde echter slechts tot aan den dood van genoemde Koningin (f 27128 October 1412). Kaloeng, (m a 1.), halsband, hals- keten, collier. Kaloes r8sch, 1) lichtheid van hoofd, lichtzinnigheid, 2) blootshoofd ztin. Kalokagathie, bet ideaal van schoonheid en goedheid; het geloof aan de , volmaakbaarheid" der mensch- heid, met een strenge moraal vereenigd, die bet goede en schoone vereert om bet goede en schoone alleen, die bet booze veracht om het booze alleen ; g r. kalokagathia, uit kalos (schoon), kai (en) en agathos (goed). Kalong, (m a 1.), de vliegende hond, een soort van vleerm-iiis. Kalooi (Leeliik van - komen, van een slechte reis komen. Met bet oog op den mislukten aanval van Alu, van Parma in 1585 op den burcht van Calloo (Oost-Vlaanderen). Kalospinthoehromokrene, de naam van een kleurenspel teweegge- bracht met licht door gekleurde glazen op springende waterstralen to doen vallen. De Grieksche naam beduidt schoone, vonken schietende kleurenbron. Deze vinding maakte voor 25 jaren veel opgang op de kermis, toen M a j u er mede optrad; zij behoort niet met die der fontaines lumineuses to worden verward, waarvan bet beginsel in 1841 door Prof. D. C o l l a don to Genbve werd ontdekt. Zij werd achtervolgens door Galloway, Bolton en anderen verbeterd, en in 1884 op de tentoon- stelling to Glasgow voor bet eerst, en later, vooral op de Parijsche tentoon- stelling van 1889 op groote schaal toe- gepast. In hoofdzaak onderscheidt zich C o 11 a d o n's stelsel daardoor, dat bet water wordt verlicht en gekleurd, voor bet de geleibuizen verlaat. Kalpa-taron, (i n d. myth.), een boom, waarvan men kon plukken, wat een mensch begeerde. Deze boom is „de boom der verbeelding". Kalpak, (s l a v i s c h), hoed. Een hooge kalpak behoort tot de uniform van een Oostenrijksch cavalerie-generaal, nl. scharlakenroode, rijk met gouden tressen versierde attila (z. a.), met wit bont gevoerd en omzet, en met een hoo- gen kalpak of kolbak (z. a.). Kalven, (k. m. a.),rendez-vous spelen; ook zegt men „een kalf draaien" of „een half kalf slaan", als 't niet groot is. Kalverbouten, schimpnaam voor de bew oners van Minnertsga bij Franeker. Kalverlie#de, eerste, jonge liefde, ook wel: onschuldige liefde, die alle zinnelijkheid, ook de gedachte aan hu- wen, uitsluit. Kalverstaarten, spotnaam voor de inwoners van Drachten. KAMA. 542 KAMFER. Kama, bij de Hindoes de god der liefde. Zijne vrouw is Rati, d. i. wel- lust, en hij wordt voorgesteld als rijdend op een musch, met een boog van suiker- riet en vijf pijlen, het symbool der vijf zintuigen, in 'zijne hand. Kamaschen-dienst, zie Gama- che-dienst. Kambroe, (a f r.), knolgewas in zandigen grond groeiend, hard als radijs, zeer goed van smaak. Kameel, Mohammeds liefste kameel heette Al Kaswa, de snelste : Al Adha. Deze deed de reis van Jeruzalem naar Mekka in vier sprongen. Daarvoor heeft hij een plaats in den hemel met Borak, Mohammeds paard, Bileams ezel, To- bias' hond en Ketmir, den hond van,, de zeven slapers". Kameel, ook scheepskayneel ge- noemd, in 1698 to Amsterdam door zekeren B a k k e r uitgevonden : groote bakken, die vol water ter weerszijden aan het schip gesjord werden en dan werden leeggepompt; ze deden het schip dan rijzen en droegen het, aldus dienend om vrij diepgaande schepen to lichten, teneinde ze over het Pampus to brengen. Kameelpardel, de Hollandsche, nu zoo goed als vergeten naam van de giraffe. Pardel = panter; het lang- halzige herkauwende dier ontleent dus zijn naam aan den panter om zijne ge- vlekte huid, en aan den kameel om zijn langen pals. Die lange hals geeft ook aan den struisvogel den naam van stru- thio eamelus in 't Latijn en van kameel- vogel in 't Arabisch. Kameelvogel, zie Kameelpardel. Kameleontische politlek, staat- kunde, die gees vast beginsel heeft, maar uit utiliteits-principe beurtelings in verschillende richtingen stuurt ; naar het kameleon, een kruipend dier, tot de hagedissen behoorend, dat in Afrika leeft, en welks huidkleur beweerd wordt zeer veranderlijk to zijn. Kamerdoek voor Kamerjjksch doek, geweven stof vervaardigd in Cam- bray (Kamerijk) in Frankrijk. Kamers van arbeld, hebben in Nederlarid ten doel de belangen van patroons en werklieden in onderlinge samenwerking to bevorderen door 1*. het verzamelen van inlichtiugen over arbeidsaangelegenheden ; 2*. het dienen van advies aan de hoofden der Departementen van Algemeen Be- stuur en de besturen van provincies en gemeenten, hetzij op aanvrage van die autoriteiten, hetzij nit eigen beweging ten aanzien van alle onder- werpen, welke de belangen van den arbeid raken ; 30. het voorkomen en vereffenen van geschillen over arbeids- aangelegenheden, ook, voorzoover noo- dig, door to bewerken dat eene scheids- rechterlijke uitspraak tusschen de par- tijen, die ze niet heeft kunnen verzoenen, tot stand kome. Die Kamers treden dus op : a. als Verzoeningsraad, b. als Ar- beidsraad, en c. als Commissie van advies. In Belgie en in Frankrijk heeft men Bureaux de Conciliation en de Conseils de l'lndustrie et du travail. Zie Nij- verheids- en Werkraad. Kamers van Koophandel en Fabrieken. Volgens het Kon. Besl, van 4 Mei 1896 (Stbl. n°. 76), kan in elke gemeente, waar dit door den gemeen- teraad in hex belang van handel en nij- verheid wenschelijk wordt geacht, door de Koningin eene Kamer van Koop- handel en Fabrieken worden gevestigd, welker leden gekozen worden door de kiesgerechtigde handelaren en nijveren, en welker bestemming is: a. aan het Algem. bestuur en aan het provinciaal gemeentebestuur, binnen welks gebied zij gevestigd is, inlichtingen to geven, adviezen uit to brengen of voorstellen to doen over onderwerpen van handel en nijverheid; b. aan hen die bij handel en nijverheid betrokken zijn, zoodanige mededeelingen to doen, als de genoemde besturen zullen verlangen of als zij zelve in het belang dier takken van be- drijf nuttig zal achten. Kamerstuk, (w a p.), klein kanon op affuit zonder rollen. Kamfer, (a r.), eigenl. kdfoer, wij hebben het uit het f r. camphre, s p. en i t a 1. hebben n. KAMFER. 543 KANDJI. Kamfer, (b a r g.), brandewijn. Kamil, zie Gamel. Kamine, (b a r g.), kaas, anders komjjnekaas. Kamling, zie Gle. Kamma, (a f r.), kwansuis, voor de leus. Kamma-kamma, (a f r.), zie Kampta. Kamoedian, (k, m. a.), kapotjas. Kamperfoelie, van lat. caprifo- lium, f r. chevrefeuille __ geitenblad, de Nederlandsche en Vlaamsche naam van de plant, gelijk Geiszblatt de Duitsehe ; e n g. honey-suckle. Kampersteur of Kamper- stuk3es, daden, die van de grootst mogelijke domheid en 't minst mo- gelijke doorzicht getuigen. De stad Kampen heeft volgens de traditie, de twijfelachtige eer voor de dom- ste stad in Nederland door to gaan en gelijkt daarin op Schildburg en Krahwinkel in Duitschland, of I)inant in Belgie. Een Kampenaar had in den IJsel een grooten steur gevangen, then hij voor den jaardag van een groot heer wilde bewaren, maar omdat dit feest nog ver in 't verschiet lag, besloot hij den steur weer to laten zwemmen, maar van een belletje voorzien, om hem later weer to kunnen vangen. Kampf um die Weltansehau- ung (Der -, (hgd.), de strijd om de wijze, waarop men de -wergild be- schouwt, waardoor men eene vaste meening bekomt omtrent de hoogste levensvragen. Bij een Christelijk yolk concentreert zich die strijd in de vraag, hoe het staat met het geloof aan een levend persoonlijk God, en aan Jezus en diens natuur. Deze strijd kent geen vrijplaats der wetenschap (de universiteit). Niemand kan zich er aan onttrekken, zich enkel met zijne vakstudie onledig houdend. Die strijd betreft de verhouding van de wetenschap tot het Christendom, de vraag of de handhaving van het Christelijk geloof al dan niet een wetenschappelijk vraag- stuk is. 't Geldt hier het al dan niet innemen van een vrij geloofsstandpunt naast de wetenschap ; de vraag of het al dan niet noodzakelijk is dat de ge- leerden als zoodanig als ongeloovigen in de maatsehappij verkeeren. Kampf urns Dasein, (h g d.), str~ d om het bestaan; vert. van e n g. struggle for life (z. a.). Kampoeng, (m al.), buurt, wijk, dorp, gehucht, bewoonde plek, enz. Kampta, (a f r.), voor de lens, schijnbaar. Kan verkeeren ('t -, d. i. ver- anderen. Zinspreuk van den Amsterdam- schen blij speldichter G e r b r and A d r i- aansz. Bredero (t 1618). Kanai ns (De tale -, wordt ge- sproken door hen, die met vrome, aan bet Oude Testament ontleende termen en teksten hunne gesprekken doorweven. Uit Jes. XIX : 18, waar sprake is van „vijf steden in Egypteland (het Heiden- land) sprekend de taal van Kanaan", d. i. het Hebreeuwsch, en , zwereud den Heer der heirscharen"; hetgeen dan wordt overgebracht op steil-rechtzinni- gen, in eene, volgens hen onchristelijk gezinde wereld, welke alleen in naam christelijk is. Kanarie, zangvogel, zoo genoemd naar de Canarische eilanden vanwaar de eerste in 1500 werd aangevoerd. Kanarievogels, (mil.), vroegere scheldnaam voor de infanterie, naar de gele uitmonstering. Bijnaam van de po- litieoppassers in Ned. Indict. Kanaster, eig. een uit riet (canna) gevlochten korf, waarin voortbrengselen van vreemde landen, vooral de beste soort van rooktabak (varinas) tot ons overkwam. Vanhier die tabak zelf. In de volkstaal knaster(t), ironisch z. v. a. stinkende tabak. Kandii, (-al-), rijstwater, lijmerig afkooksel van rijst, dunne vloeibare stijfsel. KANGA. 544 KANTEELIG. Kanga, zakdoek met figuren be- drukt. Ilet voornaamste kleedingstuk der injandsche vrouwen op Zanzibar. Kangaroe of rode, verouderd r#iviel. Kangaroo Voting, de wijze van stemming in Australia, het land der Kangoeroes, nl. door middel van bal- letjes; gewijzigd in vele Staten van Noord-Amerika overgenomen. Kanitz keine Kfthne (Ohne -, (h g d.), zon der Kanitz (die in den Duit- schen Ri ksdag een graan-monopolie voorstelde) geene schuiten. Geestigheid van R i c h t e r. De voordeelen, die van dit monopolie werden verwacht, zouden namelijk het Ministerie in staat stellen de hooge Marine-credieten to bestrijden (Febr. 1895). De strekking van het voor- stel Kanitz was graanregie, d. L inkoop en verkoop van buitenlandsche granen uitsluitend voor rekening van het Rijk. Kanjer, (barg.), stevig, brutaal wt f. Kanker(Z1juwoordza1voort- eten gelilk de -, 2 Tim. 11 : 17. Zijn woord zal gedurig in wijder kring zijn verderfelijken invloed verspreiden. Kann ich Armeen aus der Erde stamplen? (hgd.), kan ik lepers uit de aarde stampen? Sc hi 1- 1 e r, Jungfrau von Orleans I, 3, zegt koning Karel vol wanhoop, als hij, ten einde raad, niet meer weet, hoe hij aan soldaten of aan geld zal komen. Kannegeluk, het onderste uit de kan, het staartje, waaraan het volks- bijgeloof geluk schijnt to verbinden. Verg. het fr. spreekwoord : Le fond est pour les bons, d. i. het onderste is voor de goeden. Gansch anders dan het bijbelsebe : het grondsop is voor de goddeloozen (zie Grondsop) en ook: l'Heur qu'on a de boire le premier trait du pot; d. L De eerste scheut uit de kan Brengt geluk an. Kannekilkers = drinkebroers. In de 16e eeuw heette het Rederijkers, Kannekijkers. Kannevegers zijn evenzeer drinkers, en herinneren er ons aan, dat men oudtijds niet uit glazen dronk, maar in een kan het bier aftapte en de kan voor den mond zette. Kannibaal, menscheneter; nit caribe of Caribal = bewoner van de CaraYbische eilanden (de kleine-Antilles). Kanondool, militaire term, voor potdoof (z. a.). Zoo doof, dat men ka- nongebulder niet eens kan vernemen. Kanonlettelt, (g r.), geloofwaar- digheid, welke tot de opneming in den Kdnon der H. Schriftuur des Bijbels gewettigd heeft. Zie Canon. Kanonieke urea, de zeven wren of getijden van de gebeden van den Brevier: metten en lauden, primen, tiercen, sexten, nonen, vespers en com- pleten. Prime, tierce, seat en nones zijn het eerste, derde, zesde en negende uur van den dag, to rekenen van zes uur den morgen. Vgl. Psalm CXIX: 164: ,Ilk loof U zevenmaal daags over de rechten uwer gerechtigheid." Kanonloop, affu i t. Kanonnenkoning, K r u p p to Essen, wegens zijn wereldvermaarde fa- brick van kanongieterij met bijna 18000 beambten en arbeiders. Kanonnenvleesch, vertaling van fr. chair a canon (z. a.), een woord aan Napoleon toegeschreven, voor de zwakkere of minder strijdvaardige recruten, meestal geprest uit over- wonnen streken. Kantang, (mal.), aardappel, op Java. Kanteel, (w a p.), zie Gekanteeld. KanteeMg, (wap.), korte doorsne- den, gedeeld, geschuind heet het veld, wanneer als zijii'deel- of schuinlijn reeht- hoekig gebroken is, zoodat beide helften van 't veld als met kanteelen in elkander grijpen. KANTEkLAAR. 545 KAPELAAN. Kanteklaar, van chanteclair, een der twee hanen uit den Reinaert; lett. (die) helder zingt. Ook Canteeleer. Kantlen, (a f r.), herberg, kroeg. Kantig, (w a p.), hoekig (z. a.), met zeer kleine tanden. Kanton, (w a p.), verkleind vr~- kwartier (z. a.). Kantsehrlft, de spreuk, welke men op' den kant der munten heeft aange- bracht. Het eerst geschiedde dit in Hol- land in 1681 als proef; in latere jaren vindt men meermalen kantschrift als proef. In 1818 werd bet repel, op den kant to plaatsen : GOD ZIJ MET ONS. De Belgen gebruiken als kantschrift DIEU PROTEGE LA BELGIQUE en voor de Congo-munten: TRAVAIL ET PROGRES; de Franschen : DIEU PROTEGE LA FRANCE, hetgeen dagteekent van Napoleon I. Te- genwoordig is bet kantschrift voor groote munten in alle beschaafde landen regel ; bet wordt of in verheven, of in. inge- drukte letters door middel van een ring aangebracht. Kanzone, (m u z.), gezang, it. canzone, canzonetta, f r. chanson. In de 15e en 16e eeuw meerstemmige wereld- lijke volksmuziek, volksliedjes, o. a. ook villoten en vilanellen (z. a.). Ret heden- daagsche f r. chanson is meestal een- stemmig, met accompagnement van de piano. Ook in de oude Ital. poezie een bijzondere vorm van gedicht uit strofen bestaande, door Dante en Petrarca in gebruik gebracht. Kaoem, (m a 1.), yolk, familie, ver- wanten, ook benaming voor een onder- geschikt dienaar der moskee, of een ondergeschikt dorpsgeestelijke. Kapal, (m al.), schip. Kapal poetlh, (in a l.), wit schip. Aldus noemen de Maleiers de schepen onzer gouvernements-marine. Kapala, (m a 1.), hoofd. Kapala prang, (m a 1.), krijgs- overste aan bet voormalig hof van Lombok. Kapalla, (j a v.), hoofd (van een lichaam, en hoofdpersoon), bijv. kapalla kampong = dorpshoofd ; kapalla stangan = hoofddoek. Kaparat, (m al.), ongeloovige, ook ellendeling, nietswaardige, schavuit. Kapater, (a f r.), geit, bok ka- pater, bok. Kapel, (m u z.), afgezonderd deel der kerk aan een bepaalde devotie gewijd ; ook : een kleine kerk of hankeli jk van de parochie- of hoofdkerk, daarna de plaats, waar bet koor zong, ein- delijk bet koor zelf. De oudste is de capella pontifica (pauselijke k.), beroemd zijn bet domkoor to Berlijn, de hof- kapellen to Weenen en Miinchen, King's Chapel of Chapel Royal to London, de Sainte Chapelle to Parijs. Daar men tot 1600 in de kerk steeds zonder instru- mentals begeleiding zong, beet a capella of alla capella : veelstemmige vocaal- muziek zonder instrumentale begeleiding. Kapel, oorspronkelijk eene plaats bestemd tot bet houden van do gewone godsdienstoefeningen voor een beperkten kring van personen, bijv. de leden eener koninklijke familie, de bewoners van een klooster, gesticht enz., tegenover kerk, die voor bet publiek openstaat. Verder (zie boven). Kapel, (w a p.), . een laag torentje met spits dak, op een iets breederen onderbouw. In de kapel is een deur of poort, waarboven twee raampjes. Kapelaan, (r.-k.), door Kapelanen verstaat men geestelijken, welke of wel voor enkele personen of een bepaalde klas van personen de geestelijke bedie- ning uitoefenen, of wel in de algemeene kerkelijke ambten als helpers bij de godsdienstoefeningen of in de zielzorg werkzaam zijn. Zoo heeft men pauselijke en bisschoppelijke kapelaans, koninklijke hof kapelaans, slot- en huiskapelaans, militaire kapelaans, kapelanen van kloosters en hospitalen, sticht- en parochie-kapelaans. In den laatsten zin wordt bet woord kapelaan gewoonlijk slechts bij ons to lande. gebruikt, nl. 35 KAPESON. 546 KAPLAKEN. voor helpers van den pastoor in diens geestelijke bediening. De oorsprong van bet woord kapelaan is in bet Frankische rijk to zoeken. Mar werden nl. de geestelijken die de capa of capella, d. i. den korten mantel van den H. Mar- tinus (een reliek) moesten bewaren en met de andere reliquieen in de processies ronddragen, bet eerst capellani genoemd. Kapeson, (w ap.), zie Breidel (Aanh.). Kapitaldeekungs-Verfahren, (h g d.), bij de Centrale Bank voor on- gelukverzekering van werklieden. Dit stelsel vindt men in de wetten van Oos- tenrijk en Noorwegen en in bet Zwit- sersche, en de meeste andere ontwerpen. Daar wordt berekend hoeveel kapitaal de pensioenen en andere uitgaven ver- tegenwoordigen, waartoe de verzekeraar gedurende bet afgeloopen jaar, tenge- volge van de in dat tijdvak toegekende pensioenen, de verplichting heeft op zich genomen. Dit kapitaaldekkings-stelsel houdt rekening met de aanspraken op pensioen gedurende komende jaren, die door de in bet afgeloopen jaar voorge- vallen ongelukken zijn ontstaan. Kapitan, zie Oelar emas. Kapitan-tanah, chef van het Kakihanhuis (zie Maoewensraad ), die door een soort van bamboefluit of biaas- pijp den nieuwelingen van den kakihan- bond op akelige, onheilspellende wijs de geheimen en verplichtingen van hun lidmaatschap 'voorhoudt. Kapitein is dood (De -, (m i 1.), de muts staat verkeerd op het hoof d. Kapitein van bet kot, matroos, die voor de dagelijksche behoeften als kaarsen, touwwerk enz. zorg draagt, en daartoe in bet kabelgat, (d. i. de scheeps- ruimte, waar de ankertouwen en ander waarloos touwwerk geborgen worden) gebied voert; ook kabelgast genoemd. Kapitool, zie Capitool. Kapitool (Naast bet - staat de Tarpeiische rots), een glans- punt heeft vaak een val-punt in de nabijheid. Ygl. La roche Tarpeienne. Kapittel hebben (Stem in bet -, mee molten praten; van kapittel, bet corps kanunniken (canonici, z. a.) die aan een dom of een collegiale kerk verbonden zijn met recht van zitting en stem. Het dom- of kathedraal kapittel vormt den raad van den Bisschop, die bij vele beslissingen onontbeerlijk is. Kapittelen (lemand -, iemand de les lezen, d. i. berispen; aldus naar huiselijke bijeenkomsten, in de kloosters, waarin de kloosterlingen zich beschul- digen van de fouten tegen den regel begaan; ook schuldkapittel genoemd. De overste geeft dan de vermaning en legt de boete op. De 'bijeenkomsten ont- leenen hun naam aan bet kapittel (hoofd- stuk of fragment) van den kloosterregel bij die gelegenheid gelezen. Zie Deur (lemand v6dr de roode - hebben). Kapittelstok, klein dun en rond metalen staafje, ten deele glad ten deele gekarteld, dat men bij de groote huis- bij bels bezigde om tusschen de bladen to leggen, ter aanwijzing van bet kapittel, waar men bij bet lezen gebleven was, - de latere beteekenis van kapittelstok is stokje met een suikerlaag bedekt, dat op tulbanden gestoken wordt tot versiering. Kaple (Een neeples -, bet oude vrouwelijke hoofdtooisel, de kor- net; overdrachtelijk : oude juffrouw van streng orthodoae overtuiging. Kaplen (Een -, strafoefening aan boord van een schip. - Een onbe- tamelijkheid gedurende bet schaften wordt met drie slagen gestraft, bij welke gelegenheid hij, die met de kastijding belast is, de volgende formule opzegt „Dat is voor de bak (meteen een slag op de bakshut gevende) „Dat is voor j e gat „Dat is voor j e kwaad doen „En dat is opdat j e 't niet weer zult doen." - Verspreekt hij zich, dan moet hij de kastijding zelf ondergaan. Kaplaken, extra premie, in vroe- ger tijd meer bijzonder bij noordelijke reizen aan den schipper toegekend, als bet ware om hem de middelen to ver- schaffen zich door een warm hoofddeksel KAPMES. 547 tegen den invloed van het barre klimaat to beveiligen ; tegenwoordig alleen een percentsgewijze opslag van de vracht voor den reeder, waarvan de kapitein een gedeelte ontvangt. Ook een voordeel, dat de kleermaker zich in 't laken knippen verschaft. Kapmes, (w a p.), bijl met zeer kort handvat. Kapoedsils, zie Capoudjis. Kapoek, (m al.), boomwol, van den randoe- of kapoek-boom, meest gebruikt tot vlling van kussens en matrassen. Kapoeres, kapores, (h e b r.), van een stam, die bedekken beteekent, ook van de zonden gezegd, dus : ver- geven (door God) of zich verzoenen met menschen; verder : reiniging, zoenoffer, offer, vandaar : offeren, dooden, vermoor- den : kappoeres maken. Zie Kapot. Kapok, (m a l.), zie Kapoek. Kapok, (a f r.), sneeuw. Kapokhaantle, (a f r.), dwerg. Kapot, (f r.), oorspronkelijk term in het piketspel pique, repique et capot; capot is hij, die geen enkelen trek maakt, dus alles verliest ; ook bij 't stnousjassen en vhf honderden. Vgi. Codille. (Aanh.). Kapparah, (n. h e b r.), verzoening. Vandaar ook : iets dat tot verzoening van zonde, het leven laat; gaan, (i s r.), ten onder gaan. Kappen, (a f r.), zeggen, spreken. Kappen (Zich laten --, (too n.), to laat komen. Kappittel, (b a rg.), brief, opstel. Kapporet (h e b r.), eig. deksel; verzoendeksel, Septuag. hilasterion, Vulg. propitiatorium, Luther Gnaden- ,stuhi. Benaming (Exod. XXV : 17 vg., XXX : 6, XXXI : 7) van het deksel op de Verbondskist in het Heilige der Heiligen (z. a.), omdat de Hoogepriester door besprenging van dat deksel met KARAVAAN. den in 't bloed van den geslachten bok gedoopten hysopstengel op den Grooten Verzoendag, zinnebeeldig verzoening deed over de door het yolk gepleegde overtredingen der Wet, welke op twee steenen tafelen gegraveerd, in die Ver- bondskist lag. Kapseizen, e n g. capsize, omslaan; verouderd, maar door de Marine wel ge- bezigd. Kapu Agassi of de Aga der Porte (z. a.), de opperhofmeester des Sultans. Kapuelinermonnik, zoo genoemd naar de hooge spitse kap, capuchon, die hij als hoofddeksel draagt. Kapuzinade, (h g d.), de preek van een capucVnermonnik, een boet- predikatie; waarschijnlijk het eerst gebruikt door S c h i l l e r in W allen- stein's Lager, die er de stof voor ontleende aan de preeken van pater Abraham a Santa Clara (Ulrich Me- gerle, humoristisch kanselredenaar, t 1709 to Weenen). Karaaf, (b a rg.), brief. Karaf,ng, (m al.), vorst op Celebes. Karaieten of KaraeiSrs, eene Joodsche sekte, sedert ongeveer 750 bestaande, die in tegenstelling met de andere Israelieten (Rabbonieten) de traditie en den Talmud verwerpen, doch evenwel zelven overleveringen schiepen. Men vindt ze nog in Zuid-Rusland en in enkele andere streken. Karak, hoofdgeld in Turkije, dat van alle niet-Muzelmannen gevorder$ wordt. Karamat, (m a 1.), heilig, met won- derkracht bedeeld (van een persoon, ge- bouw, enz.), heilige plek. Karatsehi, zie Kauli. Karavaan, (p e r z.), handeldrrj- vend; reisgezelschap van kooplieden, die gezamenlijk van het eene land naar het andere trekken. De naam is ook Avergedragen op groote reisgezelschap- pen van Mohammedaansche pelgrims. KARAVANIER. 548 KARLSBADE'A BESLUITEN. Karatanter, kameelmenner bij een karavaan. Karavansera, (p e r z.), publiek gebouw tot herberging van karavanen met hunne lastdieren, van karwdn (ka- ravaan) en serai (groot gebouw); f r. caravanserais; vgl. Serail. 11taravantseraiskii5r, (perz.), op- passer in eene karavansera. Seraskier (z. a.), Turkschgeneraal.])usspotnaam. Karb abs of karwati%, -(t u r k s c h), bullepees of kameelpees, later zweep van strooken nijlpaard-huidpezen), waarmede men in het Oogten slaven en lastdieren slaat: Karbonkel, (w a p.), acht schepters zoo geplaatst, dat ze een kruis en een schuinkruis vormen, in wier gemeen- schappelijk middelpunt een edele steen staat. Kardinual, (r. k.), van lat. car- dinalis == van cardo = hengsel, hack; hoogste kerkelijke waardigheidbekleeder na den Paus. Oorspronkelijk - droegen then naam alle geestelijken, welke voor vast aan een kerk verbonden (incardinati) waren. Later werden alleen de geestelijken aan een bisschop- pelijke kerk verbonden,-zoo genoemd. Ten slotte werd die naam uitsluitend gegeven aan de leden van het H. Colle dat den bijzonderen raad vormt des Pausen in de aangelegenheden van het kerkelijk bestier. Bij het openvallen van den H. Stoel, kiezen de kardinalen den nieuwen Paus. Hun kleeding is rood. Kardinaalishoed, roode, breed- gera,nde hoed met afhangende zijden tress-en of kwasten, then de Kardinalen dragen; de roode kleur van then hoed zinspeelt op de verspreiding van licht en warmte door de Kerk, evenals door de zon, of beduidt, dat de Kerkvorsten hun bloed voor hunne leer veil bebben. Kardinualishoed, (w a p.), rood met 15 kwasten (1, 2, 3, 4 en 5) aan elke zijde. Kardinale deugden (De vier -, voorzichtigheid, rechtvaardigheid, sterkte en matigheid, wijI zij als de cardo zijn van de overige zedelijke deugden. Kardinalisten, partijnaam voor de aanhangers van kardinaal Gran- velle, uit den tijd van de Spaansche onlusten in Nederland. Karel de Groote (De vrouwen van -, Hamiltrude, eene arme Fran- sche, die hem verscheidene kinderen baarde; Desiderata, h et huwelijk met deze was onwettig, Karel de Groote werd hierover door pans Stephanus berispt, hij verliet dan die vrouw weder; Hildegarde, Fastrade (dochters van den Saksischen graaf Rudolf) en Luitgarde, eene Duitsche; Maltegarde; Gersuinde, eene Saksische vrouw; Regina en Adalinda. Karembong, (in a 1.), sluier voor vrouwen. Karena Allah, (in a 1.), om Gods wil. Karikatuur, zie Caricatuur. Karkatile, (a f r.), ontsteking aan het ooglid. Karkoer, (a f r.), bitterappel, eene vruclit als een meloen. Karlemagne spelen, door ge- weld den bass bl#ren; men ver- telt van Karlemagne ,'t is maar een vertelselke", van den grooten keizer, die de oude fiere kloeke Saksers niet temmen kon met de wapenen, dat hij een beter middel vond; hij zou maar de kleine verneukelde knapen laten opgroeien; en dreigde de kerel" boven de 6 voeten to groeien, hij moest maar den kop af; zoo ... bleef Karel meester. (Vlaamsche verklaring). Karlemagne = Charlemagne, de hybridische koppeling van fr. Charles en 1 a t. magnus, eigenl. Carolus magnus, Karel de Groote. De uitdrukking luidt ook: Charlemagne spelen. Karlisten, zie Carlisten; ook de aanhangers van Karel X van Frankrijk, 1824-30. Karlsbader bealulten, veror- deningen, in 1819 op een congres van ministers to Karlsbad vastgesteld. Ze strekten zich o. a. uit tot het toezicht op de universiteiten met betrekking tot KARMA. 549 KARYATIDEN. den geest der hoogleeraren en studenten; tot de censuur van tijdschriften; en waren in bet algemeen van zeer reac- tionnaire strekking, weshalve ze de blijde verwachtingen vernietigden, welke men sedert de afwerping van bet Fran- sch e j uk omtrent de vrij e ontwikkeling der Duitsche volkeren koesterde. In 1848 zijn ze opgeheven. Karma, bij de Buddhisten de vrueht, bet resultaat van bet aardsche leven van een individu, die onmiddellijk het aanzijn geeft aan eene nieuwe vorming der vijf skandha's (z. a.), waardoor eehter niet eene voortzetting ontstaa-t van den gestorven, opgelosten individu, maar waardoor een ander, nieuw wezen tot bestaan komt, niet bepaald op aarde, maar mogelijk ook in een van de vele hemelen of hellen, waarvan bet Buddhis- me spreekt. Karmel, gebergte in Palestina aan de Middellandsche zee, beteekent boofn- gaard, tuin met boomen en struiken bezet. 2 Kon. It : 25, IV . 25; Jes. XXXV : 2, Amos I : 2, IX : 3 ; Jer. XLVI : 18, enz. Uit h e b r. kerem = akker met edele planten bezet, wijn- gaard, met (vermoedelijk) verklein- woordje el. Karmelleten, de monniken van den berg Karmel waar bun eerste klooster stond, dat Elias heette, naar den profeet Elia, die zoo heftig den Baalsdienst bestreed (1 Kon. XV III : 1). In den tijd der Kruistochten werd deze orde ook naar Europa overgebracht. Karmenatile, (a f r.), karbonade. Karmlln of karmoziln, donker- roode kleurstof gemaakt van bet carines of kermes-insect; thans door de coche- nille vervangen. Karneval, f€estelijkheden op den laatsten dag voor de Vasten, dus op Vastenavond. Vroeger duurde de karne- valsvreugde drie dagen : Vette Zondag of Groote Vastenavond, Maandag of Kleine Vastenavond en Dinsdag of Leste Vastenavond. Ze vervingen feesten van heidenschen oorsprong en werden in 743 op bet concilie to Leptines verbo- den - maar niet afgeschaft. Oorsprong van bet woord niet met zekerheid bekend. Karoledans, in de 14e eeuw een dans, enkel voor dames, beschreven in „de Roos van Dekama" elfde hoofdstuk. Karoo, (a f r.), woestijn, steenach- tige bodem, bedekt met laag, dun struik- gewas. Karsaal, wollen stof voor kleeding- stukken, van e n g. Kersey, eene plaats in Suffolk, waar de wol bet eerst ver- vaardigd werd. KartAtschenfgrst, bijnaam, aan prins Alfred zu Windischgr tz (1787- 1862) gegeven door de bevolking van Weenen, nadat hij in 1848 tot beteuge- ling van den optocht, daar zoo heftig was opgetreden. Zie Der 1llensch fdngt erst beisn Baron an. Kartelig, (w a p.), zie Getinneerd. Kartelrand, de kant der munt- stukken, wanneer men hem voorzien heeft van rechthoekig loopende inker- vingen of kartels, zooals bij bet tien- guldensstuk, de stukken van 50, 25, 10, 5, 21/2, 1 en 1/2 cent. Karthnizers, monnikenorde, ge- sticht in 1086 door S t. B r u n o van Keulen, die met zes metgezellen zich terugtrok naar de eenzaamheid van Chartreuse bij Grenoble. Kartoflelkrleg, (h g d.), aardap- peloorlog, paam, door bet Duitsche yolk aan den Beierschen Successie-oorlog van 1778 gegeven, omdat de soldaten daarin niets anders to doen hadden dan aard- appelen to schillen en pruimen to eten ; vandaar wordt ze ook wel Zwetschen- Rummel (z. a.) genaamd. Kartoflelmuse, (h g d.), aardappel- muze, de vrouwen die in de kazerne de aardappelen schillen. Karwats, zie Karbats. Karwijer, (a f r.), ambachtsman. Karyatiden, zie Caryatiden. Te Karya (in den Peloponnesus) werden optochten en dansen der Lacedaemoni- sche (Spartaansche) maagden ter eere van Artemis (Diana) gehouden; vandaar HASCHEREN. 550 KASUIFEL. g r. karuatizein = den Dorischen dans op het feest van Artemis Karyatis dansen (L u c i a n u s). Vermaard waren de Karyatidae = dienaressen van Diana, gebeeldhouwd door P r a x i t e l e s (omstr. 350 v. C.), waarvan P I i n i u s spreekt. Kaseberen, (j o o d d c h-d u i t s c h), iets kascher of koscher doen zijn, in bet bijzonder : vaatwerken voor Joodsch. ritueele spijzen geschikt maken. Kascher, zie Koscher. Kasenbraaler, (mil.), militaire dandy; iemand, die veel verteringen maakt of bluft. Kaserne (Elne grosse -, (h g d.); een groote kazerne. Hoewel veeleer in den nieuweren datum op de stad Berlijn toegepast, zeide A l f i e r i (1749-1803) reeds in zijne autobiogra- phie, bij de bespreking van bet bezoek, dat hij haar in 1770 bracht, dat zij hem „als eene groote kazerne", en geheel Pruisen ,als een reusachtig, onafge- broken corps de garde" was voor- gekomen. Kasle, e n g. cash (= baar geld, geld in kas), in Indie koperen munt ter grootte van een duit ; ook Japansche en Chineesche pitji's (z. a.) of tsien bestempelen zij met dien naam. Kaskenade, zie Gasconnade. Kaskene, (b a r g.), drinkers. Kaskeen, zie Kassekien. Kasoet, (m a 1.), Chineesche schoen of pantoffel, Chineesche slof ; ook, hoef- ijzer, wielband. Kasoer, (m a 1.), bultzak, matras, gevulde zitting. -Kassekien, vrouwen-opperkleed, einde 18e eeuw, dat tot even over de knie reikte, - van taf, gebloemd sits en van stijve zware zijde. Men had kassekiens met kransjes of met ezels- oortjes (z. a.), naar gelang van de wijzi- ging der moues. Thans is kaskien of kaskijn een pronkjak met zeer langen schoot, onder de Noord-Holl. boerinnen. Van f r. casequin, en dit van ital. casachina, verkleinvorm van casacca (reisrok, overrok). K i 1 i a a n heeft kasack, kasjack, en kajack. G r. kasas of kasos = kostbaar paardedek, dus ruig geweven kleed. Kassenstuk, (t o o n.), Hoogduitsch plat uitgesproken, gebruikt ter aan- duiding van een tooneelspel, dat volle zalen maakt en dus goed voor de kas is; van h g d. Kassenstilck. Kasslan, (m a 1.), jammer, spijt, nzedelijden. Kast, (mil.), straf kamer. Kast, (stud.), kamer. Kasta, (a f r.), kwasi, kwansuis. Kastagnetten, (m u z.), s p. casta- yauetas, eenvoudig klapperinstrument in Spanje en Beneden-Italie, bestaande uit twee stukjes hard bout in den worm yan halve kastanjes, die met een koord ver- bonden aan de duimen bevestigd zijn en tegen elkaar geslagen worden. Kasteel, (w a p.), drie torens door muren verbonden, de middelste met poort ; er komen echter ook andere vormen voor. Kastemakerspand (Het -, (voormalig) huis in de Kalverstraat to Amsterdam, op den hoek van de Olie- slagerssteeg (over den Heiligenweg), waar de schrijnwerkers en kastenmakers gemaakte stukken ten verkoop brachten. Kastenstelsel, zie Kaste; fig. in- deeling des yolks in standee of partijen. Kastle, de Amsterdamsche benaming voor bet balspel, in verb*nd met kaatsett of e n g. to cast = gooien. Kasultel, (r. - k.), het opperkleed des priesters als hij de Mis opdraagt, van casula (letterl. huisje, hutje). In vroegere tijden was bet een groote mantel, die van alle kanten tot op den grond of hing, alleen van boven was een opening voor het hoofd, vandaar den naam casula, ook werd het om zijn wijden om- yang planets genoemd van bet Griekseh planaomai, dat omzwerven beduidt, waar- van planetes, planeta. Het werd van weerszijden opgenomen en op de armen des priesters gelegd. Later heeft men de zijkanten uitgesneden en is bet aanmer- kelijk verkort. Van dien vroegeren vorm is nog de gewoonte overgebleven om als de. priester wierookt of knielt het Kasuifel op to heffen. KAT. 551 KATHEDBAAL. Kat, (b a r g.), geldriem. Kat, (w a p.), zie Evenhoog. Kat met negen staarten, zie Cat o' nine tails. Voor reeen lees reepen. Katachresls, g r. misbrui k; naam voor 't verkeerd of oneigenlijk gebruik van een woord, bijv. een gouden oor- Vzer, een stalen balein, een mensch opvisschen e. a. Katafalk, overdekte lfjkbaar, waar- op in vorstelijke paleizen of kerken bij lijkplechtigheden de doodkist is geplaatst ; waarschijnlijk van r o m a a n s c h catar = aanschouwen en ital. palco = balk; derhalve : houten gevaarte, dat het aanschouwen (van het tentoongestelde lijk) gemakkelijk maakt. Katalekten, bijeenverzamelde frag- menten of geschri ften; sedert de 4e eeuw eene verzameling van veertien kleinere, aan V e r g i l i u s toegekende gedichten. Katalektlsch, onvoltallig, onvol- ledig; een vers, waaraan in den laatsten voet een of meer lettergrepen ont- breken, bijv. een gedeelte der laatste arsis (z. a.), of thesis (z. a.). Akatalek- tisch (= nriet onvoltallig) is een vers, dat met volle voetmaten eindigt, zoodat er geene Jettergrepen overblijven. Brachy- katalektisch (= kort-onvoltallig) of af- gekort, is een vers waaraan een voet ontbreekt. Hyperkatalektisch (= over- voltallig) een vers waarin na de laatste maat nog eene lettergreep overblijft. G r. katalektikos = eindigend; van katale- gein (ophouden, een einde nemen, bij iets blijven staan). Katalexis, (g r.), de laatste vers- voet, waaraan een of meer lettergrepen ontbraken; zie Katalektisch. Kataphilus, naam van den Wan- delenden Jood (z. a.). Katechetisehe methode, me- thode van onderwijs door middel van vragen en antwoorden, waarvan reeds Socrates zich bediende; zie Socratische methode. Vanhier dat de katechisatie wel op sommige dorpeh de vragenscMol of vragenkerk heet. Kateehismus, korte, populaire handleiding tot eenige wetenschap of godsdienstleer, in vragen en antwoorden. Zoo schreef de Zutfensche predikant Johannes Florentius Martinet (t 1795) zijn zelfs in het Japansch vertaalden Katechismus der Natuur. Van de handleiding voor het volks- onderwijs in den godsdienst, zijn Luthers Groote en Kleine Katechismus en de (Gereformeerde) Heidelberger Katechis- mus de meest beroemde. Van g r. katechismos = onderricht ; later elemen- ten van den christel. godsdienst. Kategorisehe imperatief, on- voorwaardel#k bevel, gebod der zedelijk- heid, komt het eerst voor in E m a n u e I K a n is Grundlegung der 11detaphysik der Sitten, in 1785 to Riga verschenen ; plichtbese f (als zielkundig verschijnsel), innerlijke~ gebondenheid aan wat men als zedelijk goed heeft erkend; onvoorwaar- delijk plichtgebod of het hoogste zedelijk beginsel, dat onafhankelijk van alle per- soonlijk belang, gebiedt of verbiedt. Katel, (a f r.), wieg, ledikant. Kater, (stud.), eig. Hoogd. haar- Katharen, zie Cathari. Kathederblhten, (h g d.), Jcathe- derbloesems, humoristische in- en uit- vallen van een hoogleeraar, die in zijn katheder afgetrokken of onnadenkend doorbabbelt zonder slot of zin. Komen ze in boeken of nieuwsbladen voor, dan noemt men zulke flaters Stilbliiten. Kathedersoelalist, iemand, die socialistische stellingen verkondigt en er redevoeringen over houdt, zonder ze met geweld in praktijk to willen brengen ; naam, door H e i n r i c h B e r n- hard Oppenheim, in zijn werk Ka- thedersocialismus (1872), het eerst toe- gepast op de jonge professoren in de staathuishoudkunde, naar aanleiding van een feuilleton Pamphletliteratur, opge- nomen in de Nationalzeitung van 20 April 1872. Kathedraal, (r.-k.), kerk, waar- aan de bisschoppelijke zetel of kathedra verbonden is. KATHOLICON. 552 KAULI. Katholicon, (g r.), katholicon idma = universeel geneesmiddel. Kathollek, g r. katholikos = al- gemeen, het geheel betreffend, dus Katholieke Kerk = algemeene Kerk, naar de bestemming des Christendoms als wereldgodsdienst. Sedert de 2e eeuw de Kerk, die aan de Apostolische overlevering vasthoudt en het rechtzin- nige geloof belijdt, tegenover de buiten haar bestaande ketterijen. Na de scheu- ring tusschen de Oostersche en Wester- sche kerk in 1053, maakten beide kerken in dezen zin op den naam van Kath. Kerk aanspraak; doch inzonderheid de Room- sche eigent dien naam zich toe. Katholiek (De -, Alfonsus I, koning van Asturie, die dezen naam van Gregorius I (590-604) kreeg. Ferdinand V van Arragon (f 1504), wegens zijne verdrijving van de l\looren uit Spanje in 1491. Isabella van Castilie, zijne echtgenoot wegens ditzelfde feit en wegens haar ijver voor de instelling der Inquisitie. De koning van Spanje draagt nog steeds den titel van Allerkatholiekste Majesteit. Katholiek Latiin, monniken- latijn. De monnik der Middeleeuwen noemde de Romaansche talen markttaal. Katles, kleine schelpj es (cypraea moneta) in Afrika en Indie als kauris voor geld gebruikt, en in ons Vaderland tot versiering . der hoofdstellen van paarden en als speelpenningen onder den naam van zagetandjes, keutjes, barg- jes = varkentjes (Friesland) gebezigd. Katioeng, (m al.), jongen. Katioongboontjes, boontjeswaar- mede de Balineezen soms hunne ge- weren laden als zij iemand niet in eens, maar langzaam folterend willen dood- schieten. .Katjo(o)ng (m a 1.) = boon. Katknuppelaars, spotnaam voor de bewoners van Irnsum, bij Sneek, en en ook van Boxum, bij. Leeuwarden. Katoen, zie Katon. Katoenstad (De -, Manchester; als het middenpunt der Engelsche ka- toenfabrikatie. Kahn of katdn, (h e b r.), n. h e b r. (kotoun, katon) = klein. In de uitdruk- king houd je maar katoen! is katoen een verhollandsching van h e b r. katon houd je maar wat klein, wat nederig. Kats, (a f r.), zie Cat o' nine tails. Vandaar : iemand katswink slaan, d. i. lam slaan, of beuken. Katten, spotnaam voor de inwoners van Baard bij Sneek. Kattenkroeg, spotnaam voor melkhuizen, waar melk, de kattendrank bij uitnemendheid, gedronken wordt, dus eigenlijk : kroeg voor katten. Kattenrug (Een - zetten, (s t u d.), een onderdanige buiging maker. Kattenvreters, spotnaam voor de bewoners van Kollum bij Dokkum. Katti, zie Pikol. Katterig, onaangename physieke toestand, den dag na een driuukgelag, de zoogen. haarp~n. Katwijksche Woltemade (De -, eeretitel van den schelpenvisscher Willem Rammelzwaal Gzn., die tot driemaal toe onversaagd de kokende zee (bij den storm begin Dec. 1895) to paard inreed, en telkens een drenkeling greep, dien hij zoo vlug mogelijk aan wal bracht; naar W o l t e m a d e, die op deze wijze aan de Kaap van Goede Hoop zevenmaal twee manner redde en de achtste maal omkwam, toen een derde man zich aan den teugel van het paard vasthield. Katzenjammer, (hg d.), katterig- heid, gevoel, dat iemand heeft, die den vorigen avond veel gedronken heeft ; vgl. „zoo misselijk als een kat". Zie Kater. Kaull, naam, welken men in Azie, aan deze zijde van den Indus., aan de KAUSCHER. 553 KEEPER OF THE PRIVY SEAL. Zigeuners geeft. Men verklaart dit als ,,uit Kaboul" ; 't zal echter wel hetzelfde wezen als Kale (zie Aanh.). Insgelijks Karatschi. Kauseher, zie Koscher. Kauris, zie Katjes. Kauvert, (b a r g.), hoed. Kauwen, (b a r g.), rooken. Kavatine, (m u z.), it. cavatina, cavata, lyrische solo in de opera, een- voudiger en meer het lied naderende dan de aria. Kaveling, de kleinere hoeveelheden waarin een groote partij roerend of onroerend goed wordt verdeeld bij boedelscheidingen, veilingen enz. Kavem, dorpsgeesteljjke to Solo of Soerakarta (hart van Java), dessa-gees- telijke. Om als kavem op to treden moet eigenlijk iedereen den graad van santri bereikt hebben door bestudeering van eenige leerstukken en gebeden. Doch een hadji, die van Mekka terugkeert, acht dit gewoonlijk niet noodig. Kavlaar voor het yolk, ver- taling van eng. caviare, to the general (z. a.). Kawa, (m a l.), koffie. Kawa-kawa, (m a l.), spin. Kawsa (Al -, Mohammed's geliefde kameel, die in aanbidding op zijne knieen viel, toen de profeet het laatste artikel van den Koran aan de verzamelde menigte to Mekka voor- las. Dit is een van de dieren, die in het Mohammedaansche paradijs worden toegelaten. Zie Kameel. Kazike, ofhcieele titel van den be- stuurder van een Indianen-dorp in Mexico. Kea (Een buishouden van -, een Chineesch huishouden, waarin orde ontbreekt. De spreekwijs is door Jan- maat overgebracht, die de Maleiers op Java den Chinees Orang-Kee, Orang- Kea hoorde noemen, en daarom ook gewoon is elken Chinees met den naam Kea of Kee aan to spreken. Kearnyiten, cominunisten, vooral onder de werklieden ; naar Denis Kearny, een communist van 1870, die in den omtrek van San Francisco een tijdlang een zekeren aanhang had. Keber of kewer, (h e b r.), graf, meerv. kebaum of kebaroth; n. h e b r. keworous = graven. Vandaar n. h e b r. beit ha-keworous, huis der graven, Joodsche begraaf plaats. Kebon, (m a l.), tuin. Kedl, (m a l.), rnanwff, eene vrouw, die als een man is en doet, ook een man, die zich als eene vrouw kleedt. Kedloeroeang, (m a 1.), titel van den vorst van Melaboeh en van Lepong. Kee, zie Kea. Kee, (k. m. a.), politiekamer. Keel, (w a p.), rood, n i e u w- f r. gueules, e n g. gules. In het graveeren uitgedrukt door loodrechte lijnen ; van gueule = muil van den leeuw. Keep, (mil.), shako, van f r. kipi. Keep my memory green, (e n g.), houdt mine nagedachtenis groen (frisch en in eere). W ensch van C h a r l e s D i c- k e n s, die een gedenkteeken afwees, maar zich eene onsterfelijkheidverlangde hierin bestaande, dat men in den geest, welken zijne geschriften ademen, gezind en werkzaam zou zijn. Keep your powder dry, (eng.), houd je kruit droog, een woord toege- schreven aan C r o m w el l, in een toe- spraak tot zijn soldaten even voor den slag ; het geheel luidde : Put your trust in God, and keep your powder dry. Keeper, (eng. s p o r t t.), houder van ballen, bij een footballmatch. Keeper (Lord -, of Keeper of the Great Seal, (eng.), de grootzegelbewaarder. Keeper of the Privy Seal, (eng.), de geheienzegelbewaarder. KEER ME GOFFIE. 554 KEIZERS VRIEND NIET ENZ. Keer me gore, (b a r g.), ik kom in vrijheid. Keeren, (mil.), een bewerking om iemand, die to bed list, den stroozak onder het lij f weg to halen (een mili- taire aardigheid). Ook : studeeren. Keerlen God (Der -, naam van Floris V graaf van Holland (t 1296), hem door den adel gegeven, omdat het yolk (de keerlen) hem vergoodde, als hun beschermer tegen den adel. Keezen, spotnaam voor de Patriot- ten ; later door henzelven als partijnaam aangenomen. De oorsprong van den spotnaam Kees ligt in het duister. Zeker moet niet aan C o-r n. d e G ij s e l a a r gedacht worden. Ook andere Corn e- l i s s e n of K e e z e n zijn er met de haren bijgesleept. W ij n n e aeht het waar- schijnlijk, dat de naam in Delft ontstaan is, waar aan het hoofd van het exercitie- genootschap een kapitein stond, wiens hoofd bijzonder op den kop van een keeshond moet geleken hebben. Zoo kan men er toe gekomen zijn eerst al de leden van dat genootschap, en eindelijk al de patriotten Keezen to noemen. 't Is mogelijk. Doch keeshonden, toen veel meer algemeen dan nu, zijn n#dige keffers, en het zou kunnen zijn dat de Oranjeklanten er onwillekeurig toe ge- komen zijn, de rumoerige en hun overal aanblaffende patriotten met then naam to betitelen. Hoe het zij, de naams- oorsprong is onzeker. Kefir, melk, die door een korrel gerst aan het gisten is gebracht. Kegel, (k, m. a.), onreine adem. Kegelen, (k. m. a.), van onreinen adem doen blijken bij bet spreken. Kegeliongen, (mil.), kleine tam- boer. Kehilloh (kehillah),. h e b r. = ge- meente, verzameling. Kelentrekkers, spotnaam voor de bewoners van Amersfoort. In 1661liet zekere Meester of de Meyster, een zon- derling, die op eenigen afstand buiten de stad eene buitenplaats had, eene kei van verscheidene Ms in oppervlakte, die hij daar bad opgegraven, naar de stad overbrengen; om monument to zijn voor den tusschen ons land en Portugal gesloten vrede. Vandaar bet woord „keientrekkers". Kell, (a f r.), hoed, steek. Kelle, (b a r g.), flesch. Kelledge, (b a r g.), flesch. Kellen, het werpen met platte steentjes over de oppervlakte van het water, zoodat ze eenige malen opsprin- gen, ook kiskassen en scheren geheeten. Reeds bij de Romeinen bekend (jacu- latio testarum), en nog een gelief koosd vermaak onzer jongens. Kein Mensch muss mgssen, (h g d.), Been mensch moet moeten, zegt Nathan in L e s s i n g's Nath an de Wijze 1, 3, tot den Derwisch, als de laatste getuigt, dat hij tegen zijn zin des Sultans schatmeester werd, omdat het met zijne beginselen streed ; Nathan bedoelt, dat niemand zich aldus door de omstandig- heden mag laten beheersehen. Keine Ruh bel Tag and Naeht, (h g d.), nimmer rust b# dag of nacht, oorspronkelijk Notte a giorno faticar uit Don Juan, opera van Mo- zart, tekst van den Abbate (abt) d a P o n t e; woorden van Leporello, I, 1, die buiten staat to wachten, terwijl zijn meester Don Juan het huis van den gouverneur (commandeur, comthur) is binnengeslopen om diens dochter Anna het hof to maken. Kelaleepers, variant op den spot- naam keientrekkers (z. a.). Kelzerin van Europa, vroegere eernaam van Amsterdam, wegeus haren toenmaligen wereldhandel. „Zij, die als Keiierin de kroon draagt van Europe." Y o n d e l. Keizers vriend Met (Hlj to des -, hij staat met de staatsmachten, met de burgerlijke overheid niet op den beaten voet. Ontleend aan Job. XIX 12, waar vermeld wordt, dat de Joden KEIZERSKROON. 555 KENNING. den Rom. stadhouder vrees zochten aan to jagen, bij zijne pogingen om Jezus vrijlating to bewerken. Kef zerskroon, sieraad van het Amsterdamsche wapen; Amsterdam schoot Maximiliaan groote sommen voor, en verwierf daardoor vele privilegien, waaronder het recht om de Keizers- kroon boven haar wapen to voeren. Kekkelbek, (a f r.), babbelaarster. Van kakelen. Kelabang, (m a 1.), duizendpoot. Kelamboe, (m a 1.), gordzjn, voor- hang. Kelderwissel, (hand.), valsche wissel met verdichte namen. Kelew, (h e b r.), hond, meerv. kelozvim. K elewang, (m al.), inlandsch zwaard. Kelk, (w a p.), kleine beker, onver- sierd en zonder deksel, wel to onder- scheiden van wijnkelk (z. a.). Keloloh (kelalah), h e b r. = vloek, verwensching. Kelontong, (m a 1.), rammelaar, ook Chineesche marskramer, die zijne komst door zulk een rammelaar aan- kondigt. Kelpie of kelpy, in de Schotsche mythologie een watergeest, in den vorm van een paard, niet ongelijk aan de Iersche Phooka (z. a.). Kema tiako, (plat m a 1.), waar ga je been? Kemala-partlj, aanhangers van den Pretendent-Sultan vah Groot-Atjeh, die to Kemala verblijf houdt. Kemamang of Kemang, (m al.), dwaallichtjes, beschouwd als geesten. Kembang dieroek (of die. reek), (m al.), djeroekboom in bloesem. Kembang = bloem; djeroek = kleine -vrueht, waaruit men frisch vocht perst, evenals uit onzen citroen. Kernel (Met is liehter dat een -- ga door het oog van eene naald, dan dat een riike inga in het koninkrijk Gods, Matth. XIX : 24. - In den Koran vinden wij eene gelijksoortige uitdrukking : „De goddelooze zal de poorten des hemels gesloten vinden ; evenmin als een kernel door het oog van een naald gaat, zal hi* binnentreden." Ook in den Talmud, maar die noemt een olifant. De nauwe ingang eener spelonk wordt door den Arabier met het oog eener naald *erge- leken. Er is dus geen grond, om voor kamelos, kameel, to lezen kanilos, kabal. Kernels doorzwelgen en mug- gen uitziigen, d. i. uitziften; nauw- gezet zijn in kleinigheden en geweten- loos in belangrijke zaken; naar Matth. XXIII : 24. Ken of Kinn, (m y t h.), eene Egyp- tischd godin, gelijk aan Venus bij de Romeinen. Zij wordt voorgesteld als staande op een leeuw; en met twee slangen in de eene en een bloem in de andere hand. Ken u zelven, zie Gndti seauton. Kendak, (m a l.), persoon met w ie men een ongeoorloofden geheimen om- gang heeft. Kendang, (m a l.), maleisehe trom. Kendyr, plant in Turkestan, waar- van de vezels gebezigd worden voor het bereiden van papier. Kenia, (m a l.), maagd; gewoonlijk (1 a a g m a 1.) prawang (z. a.); ook kau- wen, en wat voor het kauwen bestemd is. Kenners, na de afschaffing van het houden der zoogenaamde stille waerheit (zie Waerheit), diegenen, ingevolge wier getuigenis door des Graven of des Hertogs amptman het recht werd uit- geoefend ; zie Kenning. Middeleeuwsche rechtspleging. Kenning of kennis, (mid. n e d.), in de steden, lets dergelijks als de waerheit (z. a.) op het platteland. Hier onderzochten de schepenen ge- schillen en wezen vervolgens vonnis. Van de waerheit was de schepen- kennis hierdoor onderscheiden, dat de K NNIS ENZ. 556 KEPEItLIJN. schoLtt, de vertegenwoordiger van den Graaf of Hertog,, er geen deel aan nam. Bij de kenning moesten de sche- penen getuigen; hadden zijzelve de zaak niet bijgewoond, dan konden zij zich op betrouwbare getuigen (legales homines) beroepen. De rechtstermen, daarbij gebezigd, doen steeds denken aan kamp, als ultima legis ratio. De ken- ning kw am alleen tot stand krachtens eene overeenkomst tusschen partijen; de waerheit daarentegen, behalve in Kennemerland, ook tegen den zin der partijen. De mededeeling van den nitslag der kenning was ingewikkeld een vonnis. Kennis beduidde eertijds ook getuige. Kennis (Hid heeft van den boom der - gegeten, hij is uit onwetendheid ontwaakt, tot een helder inzicht gekomen, gebezigd, met eenige ironie ten opzichte van hen die nog goedgeloovig of in ontwikkeling ach- terlijk zijn. Ontleend aan Gen. 11 : 9; III : 5, 6, 22, waarbij men ten onrechte eene algemeene beteekenis geeft aan iets wat eigenlijk maar op een bijzonder gebied betrekking heeft ; want niet van de kennis in 't algemeen, noch van eenig vak van wetenschap, maar alleen van de kennis des goeds en des kwaads is Gen. t. a. pl. sprake. Kennet do das Land wo die Citronen bluh'n, (h g d.), kenat gij het land, waar de citroenen bloeien. Eerste strophe van 'het lied Mignon uit G o e t he's Wilhelm Meisters Lehr- jahre III, 1. In de opera comique Mignon van Ambroise Thomas (f 1894), welker tekst door M i c h e l Carre en Jules Barbier uit then roman is getrokken (den 17eII Nov. 1866 voor het eerst opgevoerd), is het schoone lied schier woordelij k weergegeven en leeft zoo ook bij niet-Duitschers als Connais-tu le pays oic fleurit l'oranger voort. Kenotaphium, (g r.), ledig graf- teeken; een grafmonument, waar geen lijk in ligt ; hetzij omdat het lijk niet gevonden, of elders begraven is; hetzij omdat de persoon bij zija leven iets zoodanigs stichtte. Kent (H. maagd van -, zie Heilige en Holy. Kenta, (a f r.); uitgeput, bij het spel. Kentongan (De - slaan, alarm slaan; m a 1. kentongan = uitgehold blok of boomstam, die hangt en waar- tegen men met een stok slaat, om ge- rucht to maken. Kepala kampong, (m al.), dorps- hoofd. Kepang, (m al.), vlecht, vlechtwerk van bamboe. Kepek, (m a 1.), reismand of doos van de schutbladeren van een palmsoort en van bamboo en rotting gemaakt. Kepang, kleine munt in den Indi- schen archipel, de gewone pasmunt bij den inlander; zes stuks = 1 cent; 1500 stuks = een rijksdaalder. Kisten met duizenden kepengs werden op Lombok uit putten gehaald na, de ver- overing Aug./Sept. 1894 door het Nederl.- Indische leger. Zie Haantjesduit. Keper, een scherpe hoek van 60° met de punt naar boven; eene figuur, die in de -bouwkunde, bepaaldelijk hout- constructie, veel voorkomt. Bij het we- ven vormt de bijzondere manier van den inslag to leggen ook kepers en dus gekeperd goed. Daarom zegt men: ,iets op de keper bezien" voor iets zeer nauwkeurig onderzoeken. Een dubbele katoenen keper op de mouw is als , che- vron" het onderscheidingsteeken van den korporaal ; een enkele gouden of zilveren dat van den sergeant, en een dubbele dat van den sergeant-majoor. Keper, (w a p.), ontstaat uit ver- eeniging van den r. en 1. schuinbalk (z. a.), van de benedenhoeken uitgaande en midden in de bovenlijn met een punt samenkomende. Staat er echter meer dan een keper in 't schild dan zijn de beenen natuurlijk korter, en komen in een zuiver of nagenoeg rechten book samen; zulke kepers heeten ook win- kelhaken. Keperlijn, (w a p.), twee lijnen die van de benedenhoeken uitgaande in 't hoofd samenkomen, dus het beloop van een keper vertoonen. KEPE1tSWIJZE. 557 KERK- EN FEESTDAGEN. Keperswlize, (w a p.), - geplaatst heeten 2 figuren wanneer zij schuin van de benedenhoeken naar het midden der bovenlijn zijn geplaatst; - door- sneden heet het schild, wanneer het door een keperlijn (z. a.) in tweeen gedeeld wordt; ' - verdeeld in drieen, wanneer die verdeeling geschiedt door twee zulke lijnen, op '/., en 2/., der hoogte van de zijlijnen uitgaande en dus ook onderling I/., van elkander verwijderd; de hoeken zijn dan na- tuurlijk stomp. Keppe noppe, (bar g.), stilge- zwegen. Keraboe, (m a 1.), inlandsehe oor- hanger, oorbel, oorknop. Keramlek, de kunst om van porselein en aardewerk vazen en potten to vervaardigen ; van g r. keramos = klei- aarde, en ook, wat daarvan gemaakt is. Keraulophon, (g r., m u z.), letterl. hoorn fluit, Engelsche orgelstem van 8 voet, tongwerk van groote afmeting in vollen zwaren toon. Uit keras (hoorn), aulos (fluit) en phone (geluid). Kerel (Dune -, (m i 1.), rempla- Ka3d, omdat deze veel geld kost. Kerfstok, stok of stel van twee stokken, die bij elkaar gebracht worden zoo vaak een levering gedaan is, waarop de winkelier door een kerf de levering aanduidt. ,Kerfstokken, met hun dubbel overeenkomende, verdienen geloof tus- schen degenen, die gewoon zijn om de leverancien, welke zij in het klein doen of ontvangen, op dusdanige manier to bewijzen" (art. 1924 Burg. Wetb.). Hier en daar nog in zwang. Vandaar de uit- drukking : iets op zUn kerfstok hebben (d. i. eigenlijk : iets schuldig zijn; want van de twee kerfstokken, behoudt de schuldeischer den eenen, de schuldenaar den anderen. Kerk A, de Christelijk-Gerefor- meerden (eerder Afgescheidenen, d. i. die van de Nederl. Hervormde Kerk zich in 1834 afzonderden wegens hunne strengere opvatting van de G erefor- meerde leer), voorzoover zij met de Doleerenden (in 1892) werden vereenigd. Kerk B, de Doleerenden zelve. Kerk A en B vormen to zamen de Gereformeerde Kerken (in Nederland). Vele Christelijk-Gereformeerden ont- trekken zich weder aan dit hun als afgedwongen verband tot de Gerefor- meerde Kerken, en keeren tot hunne vorige zelfstandigheid (in afzonderlijke kerkgemeenten of kerkelijke kringen) terug. Zie Gereformeerde - Kerken. Kerk C, degenen, die niet tot eene der bovenstaande kerken behooren, en toch buiten de NederlandscheHervormde kerk staan. Kerk (De strildende -, de vereeniging der belijders op aarde, van wie het heet, dat zij ,strijdvoeren tegen de wereld, het vleesch en den duivel". De in then strijd gevallenen zijn de glorie des hemels ingegaan en vormen de zegevierende Kerk. Kerk (De zegevierende -, zie Kerk (De. str#dende -. Kerk (Oost-Indische -, in de 17e eeuw, spotnaam voor een tapper#., omdat voormaals ieder, die in Holland niet deugen wou, naar Oostinje; ging. Kerkdagen, (r. k.), dagen, waarop men verplicht is, Mis to hooren, doch slavelijken arbeid mag verrichten. Deze dagen verschillen voor verschillende bis- dommen. Kerk- en feestdagen, -die met geteekend bestaan in de Luthersche Kerk. *Advent = aankomst. Zoo heeten vier Zondagen van voorbereiding voor het Kerstfeest. De 4e Advent is de Zondag voor Kerstmis. Allerheiligen, 1 November. Allerzielen, 2 November. Aschdag, de Woensdag voor den len Zondag in de Vasten. St. Bartholomeus, 24 Augustus. Beloken Paschen, de eerste Zondag na Paschen, dus de Zondag Quasimodo. Besloten tijd, de tijd, waarin feest- vieringen behooren nagelaten to worden, loopende van den leII Advent tot Drie- koningen en van Aschdag tot Beloken Paschen. -Broodzondag, zie Laetare. *Cantate, de 4e Zondag na Paschen. KERK- EN FEESTDAGEN. 558 KERKELIJK JAAR (HET). *Dominica Palmarum, zie Palmarum. *Driekoningen, ook Epiphania, 6 Ja- nuari. De komst der Wijzen uit het Oosten to Bethlehem. *Epiphan.ia, zie Driekoningen. *Esto mild, naar Ps. LXXI : 3 (Vul- gate), de le Zondag in de Vasten. *Exaudi, naar Ps. XXVII : 7 (Vulgata), de 6e Zondag na Paschen. Halfvasten-Zondag, zie Laetare. *Invocavit, naar Ps. XCI : 15, de 2e Zondag in de Vasten. St. Jan, 24 Juni. St. Joseph, 19 Maart. *Jubilate, naar Ps. LXVI : 1, de 3e Zondag na Paschen. *Judica, naar Ps. XLIII : 1, de 6e Zondag in de Vasten, ook Passie-Zondag (z. a.) geheeten. Kruisdagen, de drie dagen, die vooraf- gaan aan den Hemelvaartsdag. Kruisheffng, 14 September, herinne- ring aan de herovering van het kruis, onder keizer Heraclius in 628, nadat het door de Perzen was geroofd geworden. Kruisvinding, 3 Mei, naar de legende, dat H e l e n a in 't Oosten het echte kruis wedervond. Laetare, naar Jes. LIV, de 5e Zondag in de Vasten; ook Rozen-Zondag ge- heeten, zijnde de dag der wijding van de gouden Boos, of wel Broodzondag naar den dagtekst van de wonderbare spi, f ziging Joh. VI : 1, en vervolgens ook Halfvasten-Zondag. In sommige streken van I)uitschland, de Zondag van den Dood, wijl de kinderen dan een pop, die den dood voorstelt, rond- dragen en eindelijk in 't water werpen. Maria-Boodschap, 25 Maart, de aan- kondiging van Jezus' geboorte. Maria-Geboorte, 8 September. Maria-Hemelvaart, 15 Augustus. Maria-Lichtmis, 2 Februari, ook Yrouwedag en 0. L. V. Zuivering. Maria-Ontvangenis, 8 December. Maria-Presentatie, of wel 0. L. V. Vertooning; 21 November, de dag, dat Maria op haar derde jaar den Hooge- priester werd aangeboden, om in den Tempel to worden opgevoed. Maria- Visitatie, 2 Juli, 't bezoek van Maria bij Elizabeth. St. Michael, 29 September. *Misericordia Domini, de 2e Zondag na Paschen. 0. L. V. Vertooning, zie Maria-Pre- sentatie. 0. L. V. Zuivering, zie Maria Lichtmis. *0culi, de 4e Zondag in de Vasten. Onnoozele kinderen, 28 December, de Bethlehemsche kindermoord. *Palm-Zondag, zie Palmarum. *Palmarum, of Dominica Palmarum, d. i. Palm-Zondag, de Zondag voor Paschen. *Passie-Zondag, zie Judica. Petrus en Paulus, 29 Juli. *Quadragesima, de 6e Zondag voor Paschen. *Quasimodo geniti, de le Zondag na Paschen; ook Beloken Paschen (z. a.). Quatember of quatertemper, d. i. qua- tuor tempora (vier tijden), vier jaarlijk- sche gestrenge vastendagen, op Woens- dag, Vrijdag en Zaterdag, van 10. de week, die begint met den Zondag Qua- dragesima, de 20. de Pinksterweek, 30. de week van kruisverheffing, 4°. de derde week in den Advent. *Quinquagesima, de 7e Zondag v6or Paschen. *Beminiscere, naar Ps. XXV : 6, de 3e Zondag in de Vasten. *Rogate, zie Vocem. Rozen-Zondag, zie Laetare. Sacramentsdag, de Donderdag na Trinitatis. Scheiding der Apostelen (Gal. II : 11), 15 Juli. *Sexagesima, de 88te Zondag voor Paschen. *Septuagesima, de 9e Zondag voor Paschen. Simon en Juda, 1, 28 October. Trans figuratie, 6 Augustus ; de ver- heerlijking op den berg (Matth. XVII :2). *Trinitatis, Zondag na Pinksteren. Vanhier of worden de Zondagen door- geteld tot den 4en Zondag voor Kerstmis, d. i. den len Advent, die altijd valt tusschen 27 November en 2 December. Vocem, naar Jes. XLVIII : 20, (in voce, Vulgata), de 5e Zondag na Paschen; ook *Rogate geheeten. Yrouwedag, zie Maria Lichtmis. Zondag van den Dood, zie Laetare. Kerkelilk iaar (Met -, het jaar dat aanvangt met den eersten Advents- zondag (in 't laatat van November of begin December). KERKHOF VAN DEN BItIEL (HET). 559 SEGO-KE$O. Kerkhof van den Briel (Bet-, benaming door de visschers tot den huidigen dag aan een gedeelte van Doggersbank (N.-Holl.) gegeven, omdat Brielle door zijne rampen ter zee in den loop der eeuwen eene treurige vermaardheid verwierf. Kerkisme, de richting, volgens welke men in den waan verkeert, dat het Godsrijk zich enkel bevindt binnen de grenzen eener Kerk op aarde. Kerkkandelaar, (w a p.),, kande- laar met drie armen. Kerkleeraars (r. k.) (De-zijndie mannen die om hun zuiverheid van leer, heiligheid van levenswandel en uitste- kende geleerdheid, then eeretitel van de Kerk (Pans of algemeen Concilie) ont- vangen hebben. De Roomschen tellen er 21, welke zijn in alphabetische volg- orde : Alphonsus de Liguori, Ambrosius, Anselmus, Athanasius, Augustinus, Basi- lius de Groote, Bernardus Bonaventura, Cyrillus van Alexandria, Cyrillus van Jeruzalem, Franciscus van Sales, Grego- rius de Groote, Gregorius van Nazianze, Hieronymus, Hilarius van Poitiers, Isi- dorus van Sevilla, Joannes Chrysosto- mus, Joannes Damascenus, Leo de Groote, Petrus Chrysologus, Petrus Damianus en Thomas van Aquine. Kerkletter, zie St. Elizabeth's letter. Kerkoen, zie Moekims kerkoen. Kerkschlp, schip, gedeeltelijk in- gericht tot het houden van godsdienst- oefening, gedeeltelijk voor hospitaal, dat op zee kruist ter plaatse, waar veel zeelieden of visschers zich op- houden, of langs komen. Kerksehult, schuit, die op kosten van het Rijk elken Zondag het kerk- volk van Hobrede naar Oosthuizen brengt. Bestaat reeds van 1827. Kerkvaders (De - zijn die be- roemde manner, die door leer, OUDHEID en heiligheid uitmunten en aldus op bijzondere wijze do Kerk in hare op- komst en de verbreiding barer leer ge- steund hebben. Zij worden onderscheiden in Grieksche en Latijnsche, naar gelang ze in bet Grieksch of in bet Latijn ge- schreven hebben. De groote kerkvaders zijn : vier Grieksche nl. Athanasius, Joannes Chrysostomus, Basilius en Gre- gorius van Nazianze, en vier Latrjnsche, nl. Ambrosius, Hieronymus, Augustinus en G regorius de Groote. Tot de kerk- vaders behooren verder : Clemens van Alexandria, Irenaeus, Ignatius, Gregorius van Nyssa (Grieksche) enz. alsmede Cyprianus, Hilarius van Poitiers enz. (Latijnsche) en oneigenlrjk ook Tertul- lianus, wijl deze laatste in de ketterij der Montanisten is vervallen, alsook Origenes, aan wiens orthodoxie getwij- feld wordt. Kern (Das also war des Pu- dels -, (h g d.), dit was dus de kern van den. hond; G o e t h e, Faust, in het tooneel in de Studeerkamer, zegt Faust dit, als de poedel in de gedaante van een reizend scholast van achter de kachel to voorschijn komt ; fig. dat zat er dus achter de zaak. Kersdong, (j a v.), deksel, dek- kleedje, gordijn of kleed, waarmeb iets gedekt wordt; gordijn waarmede een plaats afgesloten wordt. Kertas, (j a v. en m a 1.), Euro- peesch en Chineesch papier. Waarschijn- lijk overgenomen uit bet Arabische kertas. Kerveguen, munt van bet eiland Bourbon. De drie gebroeders K e r v e- g u e n, of komstig uit Bretagne, moesten tijdens de Fransche Omwenteling hun heil in de vlucht zoeken en trokken naar het eiland Bourbon. Een hunner begaf zich naar Oostenrijk en wisselde daar eene groote som gelds in voor kreut- zers met bet beeld van Maria Theresia. Daze voerde hij als munt in op Bourbon, alwaar zij nog heden den naam kerve- guen draagt. Kesef, (h e b r.), zilvergeld. Keso-k6se, inlandsche viool der Boegineezen en Makassaren op Celebes. KETAPAN. 560 HETTINGDICHT.. Ketapan, (m al.), rijstblok, blok met uitholling, waarin de rij st voor bet middagmaal gestampt wordt. Ketapang = Ferminalia Catappa. Linn. Nos. farn. der Cornbretaceae. Een hooge boom die bijna overal in Indie groeit. Het hout is eens terk bouwhout. De bast en bladeren kan men gebruiken tot looiing van leder, tot zwartverving van katoen en om inkt van to maken ; de bast is als samentrekkend en harsrijk wel - gewild als geneesmiddel bij spruw. De zaden zijn eetbaar en smaken bijna als amandelen. Ketel, (w a p.), groot bekken met hengsel, zonder pooten. Ketelbom, groote trom, ook Turk- sche trom geheeten. Ketelhaak, (w a p.), bet ouder- wetsch hangijzer, waaraan de ketel to vuur hing. Fr. crimaillere, schoor- steenhaal. Ketelhoed, f r. bassinet, oudste hoofddeksel der Middeleeuwsche krijgs- lieden. Van boven deels road, deels plat; in den aanvang alleen den schedel be- dekkend ; later in verbinding gebracht met den malienkolder, die zich random aan den ketelhoed aansloot, bet gezicht vrijlatend. Ketelsteel, (m i 1.), blikken steel om bet deksel van den ketel met heete spij s gevuld to kunnen vasthouden. Keteltie, (stud.), heete win. Ketlap, (m a l.), soja. Ketiig (Bintang -, (m al.), ver- trouwde, die met de twee broeders van den leider den staf uitmaakt der hulp- troepen (van.ons leger op Atjeh) onder leiding van Toekoe Djohan Pahalawan, 200 man sterk (Maart 1895), aangevoerd door 40 panglima's (z. a.). Ketooe, (m a 1.), kaas. Ketooe, (j a v.), roover; roovers die in gewapende bende, bij nacht, met open- lijk geweld en met fakkellicht een huis of ook een geheel dorp ov ervallen. Ketjoe partij = eene roofpartij door kitjoe's. Ketmir, zie Kammeel. Ketoeblin, (h e b r.), de geschrevene (dingen), het geschrevene. Hetzelfde als Hagiograph a (z. a.). Ketoel, (m a 1.), bot, stomp, ook door kramp saamgetrokken (van pezen enz.). Ketoet, (m al.), vroeger de ver- blijfplaats van den Kroonprins van Lombok to Mataram. Ketrangan, (m al.), inlichting; op- heldering, bewijs; van terang = licht, helder, duidelijk. Ketter, al wie 't niet eens is met de stellingen der als rechtzinnig erkende Kerkleer. Uit gr. katharos = rein; of omdat in den aanvang der He eeuw opgekomen sekten der Kathdren (of Manichaeers, Paterini, Publicani, Boni homines) zichzelve als rein beschouw- den, bf 'omdat zij eene heilige gemeen- schap wilden vormen, of omdat zij de zuivering, reiniging der R.-Kath. Kerk in leer en leven, beoogden. Katharoi toch noemden zich in den aanvang de Novatianen (z. a.) ; naderhand, in de 12e eeuw en vervolgens, heette men de Waldenzen aldus. Het werd later de naam voor elken afwijker van de geijkte Kerkleer. Er wordt ook wel beweerd, dat bet woord afkomt van katara = (g r. = verwensching, vervloeking, dan zou de naam dadelijk door de vijanden zijn gegeven. Ketter- (leder - heeft t Min letter, er worden nooit zoo vreemde leerstellingen verkondigd, of men tracht ze uit de Schrift to bewijzen. Ketting-kogels, o. m i l. twee ko- gels, door een gebogen keten vereenigd, in de w a p. faasgewijs afgebeeld. Kettingdieht, heette in de dagen der Rederijkers een dichtstuk, in het- welk in elk couplet met bet laatste woord van den voorafgaanden regel de volgende repel weer begint. Bijv.: Ja, gij zwichtet - met uw zwie)Lten Zwichtte ook 't magtig Amsteld am, Amsteldain, waaruit u voorraad Voorraad en vesterking kw4m. KETTINGGANGERS. 561 KIEKENVRETER. Kettinggangers, kettinglon. gens, inlandsche dwangarbeiders, op Java. Worden thans, behalve door hun uniform in pilo), alleen onderscheiden door een ijzeren ring om hun hals, z66 wijd, dat die op hunne schouders rust. Vroeger liepen zij aan kettingen, van- waar de naam nog overbleef. Keulen (De drie Koningen van -, de drie Magiers of Wijzen uit het Oosten, Caspar, Melchior en B a I t h a z a r, to Keulen begraven volgens de legende, en daar bijzonder vereerd. Keurmede, andere schrijfwijs voor m n 1. coormiede, hofrechtelijke op- brengst, nl. die van het bestehoofd op cateil (d. i. have en goed), het beste stuk uit de nalatenschap van n een hoorige (keurinedige) door den heer krachtens zijn recht to kiezen; van core (keus) en miede (loon, geschenk) ; ook: gesehenk op prijs, to geven of op to brengen aan den heer. Keutle Kewaere berge graven. Kewoeroh, (n. h eb r.), begrafenis. H e b r. keboerah. Kewonoh, winst. Lineei (Aceademia dei -, (lat.), geheim genootschap, in 1608 to Rome gesticht ter onbelemmerde beoefe-- ning van de wis- en natuurkunde en nat. historie. De naam lincei (lenzen) ontstond door de omstandigheid, dat de leden zich bij hun onderzoek vooral van de: pas uitgevonden vergrootglazen bedien- den. Het genootschap werd in het midden der 17e eeuw door den invloed der geestelijkheid opgeheven, maar herleefde in 1657 opnieuw in Toscane, met den naam van Accademia del cimento (Aca- demie der proeven). LINEA RECTA. 645 LION. Linea recta, (1 a t.), rechtstreeks. Letterl. in rechte l#n. Lingua franca, beteekent eigenl., Taal der Franken, naar de in het Oosten gebruikelijke aanduiding der West- Europeers als Franken. Men verstaat under lingua franca het mengelmoes van slecht Italiaansch, Portugeesch enz. dat in den tijd van de Venetiaansche en Genueesche heerschappij in de Levant ontstaan is en daar als verkeersmiddel tusschen de inlandsche bevolking en de -zeevaarders diende. De naam wordt ook toegepast op het laag-maleisch, gespro- ken in de kustlanden en havenplaatsen in Ned.-Indie, en daar het gewone medium tusschen Europeanen en inlan- ders van alle rassen. Lingua urbana, stads-taal, de beschaafde taal der bewoners van de Urbs (Rome), waarvan Cicero de vader is; in tegenstelling van de ruwere taal der provincialen. Linguaque animoque fideles, (lat.), in taal en gemoed getrouw, Leidsch student engezelschap in 1757 opgericht en sedert 1761 als Minima Crescunt (het kleinste wordt groot), krachtig optredend in de richting van uitoefeuing van letterkundige kritiek en hervorming der Nederlandsche letteren; waartoe het gezelschap in 1758 een tijdschrift uitgaf Taal- en Dichtkun- dige Bijdragen. Linie, evennachtslijn, cirkel om den aardbol die overal even ver van de beide polen verwijderd is. De linie passeeren, van 't N. in 't Z. Halfrond gaan, of omgekeerd. Het passeeren der linie ging vroeger op zeilschepen gepaard met het „doopen", d. i. het nat gooier en op andere wijze plagen der schepe- lingen, die voor 't eerst op zee waren. Neptunus, d. i. de god der zee, kwam dan aan boord, voorgesteld door een der matrozen. Linie (De - gepasseerd zlIn, v#ftig jaar oud zjn geworden; van de linie, of equator. Zie Linie. Linie (De Heilige -, de oost- waartsche richting van Kerk en altaar in de christelijke bouwkunst. Link, (b a r g.), schrander, slim. Link, (sport.), schakel. Link poekeren, (b a r g.), kwaad spreken. Linke jongen, (b a r g.), slimme kerel. Linkerhiel (Op ziin - draaien, (mil.), op post staan. Linkerzilde (De -, de vrijzin- niye oppositie in het parlement, van de plaats van den voorzitter of gerekend; het eerst aldus in de Wetgevende Ver- gadering in Frankrijk, waar de Giron- dijnen die plaats innamen. De democra- tische oppositie wordt uiterste linker- z#de genoemd; f r. extreme gauche. Links, (w a p.), in cue heraldiek heet links wat voor den schilddrager links, dus voor den beschouwer rechts is, m. a. w. wat aan de rechterhand van den beschouwer ligt. Linksche, (b a r g.), spion. Lint (Gemot -, (b a r g.), kant. Lintle (Een rood -, (b a r g.), suede in het gelaat. Lintworm, (w a p.), een draak met achterpooten, de tong strekt ver uit, en er komen gewoonlijk vlammen uit den muil. Linzenschotel (Een -, d. i. een luttel, waardeloos iets, waarvoor men iets kostbaars prijs geeft; ontleend aan Gen. XXV : 34, waar Ezau aan zijn broeder Jakob zijn eerstgeboorte- recht voor brood en linzenmoes verkoopt. Lion, (f r.), leeuw, noemt men in Enge- land elke merkwaardigheid van den dag ; en wie in korten tijd een groot aantal van zulke merkwaardigheden in oogenschouw neemt, heet er een lionkiller, d. i. leeuwendooder. Te Parijs wordt de naam van lion gegeven aan j ongelui die to voren met then van roue, muscadin en petit- maitre bestempeld werden en die men in Engeland dandy en fashionable noemt, LION ENZ. 646 LIBTE (sCRUTIN DE). nl. pronkers en fatten. De lion speelt een groote rol in de ,wereld, die zich vermaakt". De held van den dag heet gewoonlijk le lion du jour. Lion n'est pas mort (Le -, (f r.), de leeuw is niet dood. 1)e Jaco- bijnen leven nog en zijn krachtig. Ge- zegde van Billaud-Varenne op de. tribune der Jacobijnen, in hunne verga- derzaal in de Rue Saint-Honore, op den 19en Brumaire An III (9 Nov. 1794). Dit gezegde gaf der Jeunesse Doree (z. a.) aanleiding om hem met hunne korte, dikke knuppels met lood, to bevechten. Lionceaux, (f r. w a p.), zie Leeu- wenwelpen. Lioness, (f r. w a p.), leeuwen, zoo er meer dan drie in een veld zijn. Lionne, (f r. w a p.), zie Geleeuwd. Lionnes, (f r.), (letterl. leeuwinnen), vrouwen, die geene aanspraak op beschaving, verstand of deugd kunnen maken, maar uiterst bedreven zijn in toiletzaken in het algemeen en in het paardrijden, in den lossen omgang met heeren, en in bet rooken van cigarettes in het bijzonder. Liplap, oorspronkelijk benaming van de afstammelingen van Portugeezen en inlandsche vrouwen in N.-I., later algemeene benaming van de afstamme- lingen van Europeanen en inboorlingen. V e th schrijft : Liplap schijnt mij een komisch, willekeurig gevormd woord to zijn, op de wijze van mikmak en derge- lijke, - een spotwoord dat, eenigszins geluid nabootsend, op de hoogst gebrek- kige en belachelijke taal deter klasse van kleurlingen wijst. Zie Creolen. Lippe, (f r.), dikke onderlip. Eene verfranschte hgd. uitdrukking, vandaar lippu, dikke lippen hebben. Men zegt ook faire une grosse (of une vilaine) lippe of faire sa lippe, voor de lip laten hangen, een leelijk gezicht trekken, alsmede lippee voor een eetmaal of een buitenkansje. Lippen, de wetsovertreding welke iemand begaat, die handeldrijft in bet vak, waarin hij als makelaar is aange- steld, art. 65 al. 2 W. v. K. Lippis et tonsoribus notum, (1 at.), aan oogl#ders en barbiers (d. i. aan Jan en alleman) bekend; dit ziet op het gebabbel van dezen, bij wie men op de hoogte kwam van alle stadsnieuwtjes. H o r a t i u s, Satirae I, 7, 2 sq. Liquidatie, (h and.), afgifte van het bewijs van de juistheid eener schuld- vordering, - afsluiting eener gemeen- schappelijke rekening, de uiteenzetting en regeling van alle schulden en schuld- vorderingen eener compagnieschap of firma; beeindiging eener handelszaak door bet realiseeren van alle activa en het of betalen van alle schulden. Liquide Pietet, zie Frigotherapie. Lira, Italiaansch muntstuk onge- veer ter waarde van de franc, pl. m. f 0.47; van 1 at. libra (pond), f r. livre; mv. lire. Lis sub ludiee, (lat.), een twist- zaak, die nog onder den rechter, d. i. nog onbeslist is. Naar H o r a t i u s, Ars poetica 77, adhue sub judice lis est. In denzelfden zin vindt men lis pendens, en evenzoo lite pendente (terwijl of zoo- lang de zaak nog aanhangig is). Lisbeth (Chapeau -, eenvou- dige strooien dameshoed met een grooten tuil roode rozen, tijdens de Fransche Omwenteling. Aldus genaamd, omdat eene actrice zulk een hoed in de rot van Lisbeth (in le Ch dlet van Adam) gedragen had. Lisbonine, gouden Portugeesche count van 4800 Reis, ruim 14 gulden waard en geheeten naar Lissabon. Lisere, (f r. w a p.), zie Geboord. Lisoeng, (m a 1.), stampblok. Men slaat de lisoeng op Java, als men eene zonsverduistering vermoedt, eene uit- barsting van een vuurspuwenden krater ducht, ter waarschuwing. Liste (Scrutin de -, (fr.), bet stelsel der meervoudige kiesdistricten, zooals dat in Nederland tot in 1897 bestond. Daar tegenover staat bet scrutin uninominal of scrutin d'arrondissement, het stelsel van bet kiesdistriet, in het- welk iedere kiezer zijne stem aan slechts den kandidaat kan schenken. LISTEL. 647 LITTORALE. Listel of liston, (f r. w a p.), een flad- derend lint met devies of wapenkreet. Listersche verbandmethode (De -, berust op het beginsel dat men de verderfwekkende kiemen in den damp- kring aanwezig, als oorzaken van ontste- king,ettering enz. ten strengste verwijderd moet houden van de wonden. Daartoe wordt alles, wat met een wonde in aan- raking komt, zooals de nabijgelegen huid, de handen en instrumenten van den operateur, en de lucht, door middel van carbolzuur gereinigd, de wond er mee uitgewasschen, en deze bedekt met verbanden, die van carbolzuur door- trokken zijn. Aan deze antiseptische methode, welke de wetenschap en de menschheid to danken heeft aan den beroemden Engelschen chirurg Sir J o- s e p h L i s t e r, geboren 5 April 1827, 1 Jan. 1897 door koningin Victoria tot Pair verheven, is de hedendaagsche ope- ratieve chirurgie haar zegenrijken voor- uitgang grootendeels verschuldigd. Lit de justice, term uit het oude Fransche staatsrecht. Het parle- ment had voor de Revolutie van 1789 in Frankrijk het recht, om in het belang van het yolk bedenkingen in to brengen tegen de besluiten van den Koning. Vonden die bezwaren bij den Koning geen gewillig oor, dan beval hij het par- lement nogmaals onvoorwaardelijk aan zijn bevel gevolg to geven; geschiedde dit dan nog niet, dan begaf de Koning zich in persoon, vergezeld van de prinsen van den bloede enz. naar het parlement, en liet daar, zittend op zijn troon, als op een lit de justice, de be- sluiten in de acten van 't parlement in- schrijven. Vgl. Woolsack. Litanie, (g r. litanela = smeekge- bed), een afwisselend gebedsformulier, welks eigenaardige vorm hierin bestaat, dat na iedere aanroeping, door een voor- bidder uitgesproken, de overigen in koor het smeekgebed herhalen, waarin de aanroeping steeds in dezelfde woorden herhaald wordt en alleen het voorwerp der bede afwisselt. Lithochromie, van (g r.) lithos = steen en chroma = kleur, kleurmen- ging; steenschilderkunst. Lithooltrbtos, (g r.), nl. topos, d. i. eene met steenen bevloerde plaats, uit lithos (steen) en stronnuoo (met letter- omzetting uit storennuoo, lat. sterno, = uit elkander spreiden. To lithostrdton of h e b r. Gabbatha (z. a.), was het Joh. XIX : 13 vermelde bestrate plein voor het rechthuis van Pontius Pilatus, Rome's landvoogd over Judea ten tijde van Jezus. Littera salutaris, (lat.), de heilzame, de . behoudsletter, nl. de A als verkorting van absolvo = ik spreek vrij. Litters scripta manet, ver- bum imbelle perit, (lat.), middel- eeuwsche versificatie van het spreek- woord verba volant, scripta manent, d. i. het zwakke woord vervliegt, het geschrevene blijft. Littera tristis, (l a t.), de treurige letter, nl. de C als verkorting van condemno = ik veroordeel. Litterae divinae, (lat.), zie Hu- maniora. Litterae non erubescunt,(1 a t.), letters blozen niet. C i c e r o, ad famil. V, 12: Epistola non erubescit, m. a. w. het papier is geduldig. Litteraturite, (f r.) , ziekelijke zucht tot schrijven ; schrij fziekte. Litteris Orientalibus sacrum, (1 a t.), gewijd aan de 0ostersche lette- ren, naam van een studentengezelschap to Amsterdam, opgericht in 1806, dat 14 Oct. 1896 zijn 18e lustrum vierde. Litteris sacrum, (1 at.), aan de letteren gew#d. Little John, zie Janneman. Little Rhody, (am.), klein Rhody, naam voor Rhode Island, als de kleinste staat der Unie. Vgl. Plantation State. Littorale, (h a n d.), kustland, oever- land; speciaal het Oostenrijksche zee- district langs de Adriatische zee. LITURGIE. 648 LOCHEMSCHE DIAMANTEN. Liturgie, (g r. leitourgia,= volks- dienst, van leitos = bet yolk betreffend, en ergon = werk), de uitwendige vorm van den eeredienst en alles, wat daarop betrekking heeft. Livre, (f r.), voormalige geldswaarde in Frankrijk, nog in de dagen der Fran- sche Omwenteling, zilveren munt, te- genwoordig franc genoenid. Van libra, pond. Oudtijds, in de Middeleeuwen, rekende men met livres tournois, ponden tornoois, of livres parisis, Parijsche ponden; in Engeland met livres sterling. Het pond was verdeeld in 20 solidi of schellingen a 12 deniers (penningen). Livre rouge, bet register waarin, onder Lodewijk XV en Lodewijk XV1, de geheime uitgaven van bet hof werden opgeteekend. Livrei, kleeding in de wapenkleuren van' den meester. Livresque, (f r.), wat op boeken betrekking heeft. Als zelfstandig naam- woord : een hartstoehtel#k lief hebber van boeken. Livret rouge, (f r.), zie Oeuvre des arrivantes. Lizards, (am.), hagedissen, spot- naam voor de bewoners van Alabama. Lizardstone, (e n g.), hagedissteen. Llanos, (s p.), uitgestrekte vlakten in Zuid-Amerika, zeer geschikt voor bet laten weiden van vee. Lloyd's, twee eeuw en geleden was Edward Lloyd - reeds in 1700 werd hij in the wealthy shopkeeper or cha- ritable Christian vermeld - een koffiehuishouder in Cornhill, to Lon- den, in de nabijheid der beurs, druk bezocht door kooplieden, assurantie- makelaars en assuradeurs, om zaken to doen. Later werd zijn naam ge- geven aan een reeks vertrekken, in de nabijheid der kon. beurs, bij inschrij- ving voor hetzelfde doel aangewend. Lloyd's list, een blad met bet nieuws, in Lloyd ontvangen. Bij uitbreiding der zaak werd Lloyd eene assurantie-in- stelling of vereeniging van verzekering- maatschappijen to Londen (Eng. Lloyd); to Triest (Oostenr. Lloyd) in vereeni- ging met eene stoomscheepvaart-maat- schappij ; to Parijs (Fransche Lloyd, onder den naam van Veritas) ; to Rotter- dam, de Rotterdamsche Lloyd; to Am- sterdam, Nederl. Lloyd) ; in Duitsch- land (Norddeutscher Lloyd) die door eigen booten en telegraaflijnen bet snelst de meest betrouwbare berichten op scheep- vaartgebied ontvangt uit alle oorden der wereld en ook naar alle oorden der wereld verzendt. Loan-exhibition, (e n g.), leen- tentoonstelling. Tentoonstelling van oud- heden, schilderijen, waarop hetgeen men bezichtigt, is saamgebracltt uit voorwer- pen geleend van de eigenaars, die niet zoo als bij andere tentoonstellingen ex- poseeren om to verkoopen. LObna, zie Lofna. Lobs-copse of Lobscourse, h g d. Lapskaus. Klompj es vleesch en stukgesneden aardappelen in water tot soep gekookt. Zeeterm. Local option, (e n g.), plaatselijke stemming, wanneer in elke gemeente afzonderlijk hierdoor wordt uitgemaakt, of iets zal geschieden, of niet. Bij de Regeeringsvoordracht eener local Op- tion Bill werd April 1895 voorgesteld, dat in elk district van Engeland de kie- zers bet recht zouden hebben, bij meer- derheid van stemmen den verkoop van sterken drank to beperken, of ook wel geheel to verbieden. 24 Sept. 1896 werd voorgesteld in onze drankwet bet be- ginsel van local option in to voeren. Local veto bill, (e n g.), letterl. plaatselijke verbods-wet of -acte. Wet, welke aan de meerderheid in een district van Engeland bet recht geeft tapperijen to weren. Zie bij Veto. Locatie, (h a n d.), de rangschikking der schuldeischers in een faillissement. Lochemsche diamanten, ge- rolde, min of meer doorschijnende, kwartzsteentjes, to vinden bij Lochem. LOCI CLASSICI. 649 LOEF AFSTEKEN (DE). Loci classics, (lat.), zie Locus classicus. Loci communes, (1 a t.), zie Locus communis. Lockboxes, (e n g.), voor locket boxes (z. a.). Locket box, (e n g.), afzonderlijk gesloten hokje of bus voor de houders van busrecht, in bet postkantoor. Lock-out, (e n g.), gedaan geven van werklieden door fabrikanten. Lett. uitsluiteu. Ook als zelfst. nw., bijv. been reusachtig lock-out." Het tegen- overgestelde van strike (z. a.). Loco, (lat.), in plaats van, plaats- vervangend; zesde nmv. van locus(plaats). Loco citato, (lat.), verkort I.e. (meerv. lice.), ter aangehaalder plaatse (t. a. p.). Loco loco., (am.), bijnaam, in bet jaar 1835 aan de democratische partij gegeven. Lucifers heetten aldus, en toen deze partij zich bij zekere meeting van loco focos had bediend, om licht to ma- ken, nadat bet gas door de tegenpartij was uitgedraaid, werden hare aanban- gers loco focos genoemd. It. fuoco = vuur. Loco laudato, op de aangehaalde plaats (van boekwerken). Bij aanhalin- gen. Meerv. locis laudatis, verkort 11. 11. Loco prijs, prijs in loco (lat.), d. i. op de plaats zelve, waar iets ge- wonnen of geteeld wordt. Loco sigilli, (hand.), in plaats van het zegel. Locro, krachtige soep bij den ar- beider in Paraguay, uit mass, mandioco en gedroogd vleesch bereid. Locum tenens, (1 a t.), plaatsver- vanger, substituut. Locus a quo, (hand.), de plaats waar zich de trekker van een wissel bevindt. Locus ad quem, (hand.), de plaats, waar een wissel betaald moet worden. Locus classicus, (lat.), plaats uit een klassiek schrijver. Zie Klas- sieken. Locus communis, (1 a t.), gemeen- plaats, banaliteit, afgezaagde uitdruk- king; mrv. loci 'communes. Locus sigilli (1. s.), (1 at.), plaats (van) voor het zegel. Zie Loco sigilli. Locusts, beruchte giftmengster, die bet vergif bereidde, waaraan keizer Claudius en Britannicus stierven. On- der Galba werd zij ter dood gebracht. Lodderliindoosle, doosje met een sponsje, doortrokken van welriekend vocht, einde 18e eeuw in ons land bij de vrouwen in gebruik, als zij op visite of in de kerk waren. Naar eau de la reine (de Hongrie). Lodenstof, zie Gallina. (Aanh.). Lodgers, kamerbewoners, die als zoodanig bet kiesrecht genieten. Eng. lodger = huurder. Lodger, Russisch schip. Loe nanti matt, laag Maleiscb, bet. letterl. gij zult sterven, vandaar, wij zullen j e vermoorden. Loe voornw. van chin. oorsprong, bet. jij. Loeaeh, (h e b r.) , letterl. tafel, waarop men sets griffelde of schreef, van steer (Exod. XXXI : 18; Deut. IX : 9) of van hout (1 Kon. VII : 36), bij ons ook verkort loech == almanak. Loef, (z e e t.), de zijde, bran waar de wind komt. Loet afsteken (De -, iemand voor zijn, beter partij trekken van de omstandigheden (dan een ander). Bij tegenwind zoodanig zeilen, dat men bovenwinds van een medezeilend schip komt. Bovenwinds, d. i. dichter naar de windzijde toe, dan een ander medezei- lend vaartuig. LOELAB. 650 LOHENGRIN. Loelab, mrv. loelabim, (loelow, mrv. loelowim), (n. h b r.), palmtw#g, op bet Loof huttenfeest gebruikt. Zie Ceder- appel. Loemboeng, (m a 1.), r#stschuur. Loens, (b a r g.), onecht, valsch, ver- dacht. Loensch glokken, zie Glokken. Loensche klee, (b a r g.) , ring met loopers. Loense, (b a r g.), zilver, katoen. Loense brommer, (b a r g.), ko- peren ketel. Loer-schep-op, (z. - a f r.), ta fel- schuimer. Z. v. a. die er op loert, dat er opgeschept wordt. Loerah, (j a v.), hoofd, chef van ieder, die over anderen gesteld is. Loeven, (z e e t.), den voorsteven van 't schip keeren schuin naar den kant waar de wind van daan komt. Loevert (Te -, (z e e t.), aan de windzijde. Loevesteinsche factie, (niet fractie; eene fractie is een brok, dus een afgescheiden deel eener staatspartij). I actie, van factio, handelwijze, com- plot, samenscholing, club, is eene partij, die een bijzonderen toeleg smeedt, of zooals Bolingbroke zich uitdrukt : , eene partij, die bet openbaar en algemeen belang op zijde zet en zich alleen wijdt aan de persoonlijke belangen barer lei- ders en laden". In de 17e eeuw gaf men den naam van Loevesteinsche factie aan de staatspartij, die zich tegen den in- vloed van bet Oranjehuis kantte, naar bet slot Loevestein, waar in 1619 twee der stichters dezer partij, De Groot en Hoogerbeets, gevangen gezet werden. Vgl. Spaansche factie. Lot, (r. k.), godsdienstoefening, des namiddags gehouden, bestaande in eenige lofzangen hoofdzakelijk ter eere van Christus en bet H. Sacrament. Loins, lgbna of loon, (N. m y t h.), de godin der bruidsnachten, der huwe- lijksliefde en eendracht. Log, (z e e t.), werktuig, , waarvan de zeeman zich bedient, om de snelheid van een schip to bepalen. Logboek, (z e e t.), bet boek, waarin de waarnemingen van de snelheid van een schip opgeteekend worden. Loge, (f r.), in schouwburgen eene afgesloten en overdekte zitplaats ; bij vrijmetselaars, de zaal waar zij ver-- gaderen. Logeeren gaan (Ult -, (m i 1.), met provoost of cachot gestraft worden. Logements (Conversions par -, (f r.), zie bij Mission bottle. Loggen, (z e e t.), bet bepalen van de vaart van een schip met behulp van logplankje, loglijn en logrol. Loggia, (it.), aan een der lange, zijden opene galerij, in de bovenverdie- pingen van Italiaansche paleizen; aan Amerik. (reusachtige) hotels draagt ook bet overdekt balcon wel dien naam. Logos, (g r.), eig. het spreken, en de inhoud er van, d. i. de spraak, het woord. Ook bet wezen, bet begrip van iets, bij Plato; terwijl Aristoteles logos stelt tegenover onoma (naam), als zijnde bet begrip, bet wezen van 't geen die naam aanduidt. In de inleiding tot bet 4e Evangelie (Job. I : 1 vg.) duidt de Logos = bet Woo r d, volgens de Christelijke uitlegging, den 2n Persoon in de Godheid aan, niet van bet wezen der Godheid, maar van den Persoon des Vaders onderscheiden ; als Dengene, door wien de Vader alles geschapen heeft, en in dien zin als oorzaak van alle licht en leven; welke 2e Persoon der Drie- vuldigheid vleesch (mensch) geworden en als Godmensch aan de wereld ge- openbaard is. Zie bij Demiurg. Lohengrin, zoon van Parzival, bij beet ook de Zwanenridder, zooals hij voorkomt in de Kleefsche legende en in LOI DU CADENAS. 651 LONGCHAMPS. B i l d e r d ij k's Elius. De naam is ont- leend aan een Fransch gedicht uit den Karolingischen sagenkring, Ganin le Loherain. Hij is de held van bet be- roemde Midden-Hoogduitsche gedicht, in tienregelige strophen omstr. 1300 door een onbekend dichter vervaardigd. Een goet ridder was Pertsevael di vont dat precioes grael (z. a). Beroemd is de Lohengrin, getoonzet door Wagner. Lot du cadenas, (f r.), hangslot- wet; wet krachtens welke de Regeering door de Fransche Kamer gemachtigd wordt (sedert Juli 1897), zekere ver- hoogingen van het douanetarief terstond in toepassing to brengen. Lok, Loke of Loki, ook logi, (N. m y t h.), de booze godheid, de duivel, de god der duisternis. Loksal, (a f r.), omtrek, buitenwijk. Lol, (a f r.), praten, keuvelen. Lol, (b a r g. en s t u d.), pret, pleizier. Loleng, (chin.), papieren lan- taarn. Lolharden, van lollen = ongere- geld, neuridnd geluid maker; mid. - n e d. lollaert = cellebroeder van de orde van barmhartigheid ; zoo door bet yolk geheeten vanwege hun lollen of neurien, zingen. De lednn dezer orde, die omstr. 1300 in de Nederlanden ont- stond, naar hun schutspatroon Alexiani, naar hunne woninkjes cellitae, naar hunne zachte lijkzangen lolharden ge- heeten, hielden zich met ziekenverple- ging en bet begraven van dooden bezig. Zij vormden eene afdeeling der Beghar- den. Later ter oorzake van hun liederlijk leven, zeer ongunstig bekend. Lollepot, vuurpot, vuurtest. Van lollen = bij den haard of boven een stoof zich warmen (Kiliaan). B# den lollepot zitten = oude-wijven-praatjes houden. Lombard, bank van leening, aldus geheeten doordien bet in de Midden- eeuwen vooral Lombardische geldschie- ters waren, die banken van leening hielden. In meer dan gene taal is toen Lombardidr eensluidend geworden met woekeraar. Op - een Lombardischen oor- sprong wijzen de drie blauwe (soms roode) bollen, die in Engeland bet ge- wone uithangteeken van een pandjeshuis zijn. 't Zijn denklijk drie blauwe koeken of bollen, uit bet wapen van eenige Lombardische kooplieden, die zich to Londen vestigden, en bet eerst geld op rente leenden ; de straat, waar zij woon- den beet naar hen Lombardstreet. Lombok, tegenwoordige benaming van Klarendal, eene werklieden-buurt to Arnhem, aangelegd toen 't bericht van de krijgslist van Lombok aankwam. Lombok of Tiabe, (m a 1.), Spaan- sche peper, in Nederl. Indie. Lombokken, pralen met zijn be- toonden moed. Belombokt = to sterk gekleurd, pralend voorgesteld; van een stuk krijgsgeschiedenis. Deze werk- woorden zijn gesmeed na de wapenfeiten van ons dapper Nederl.-Indisch leger tijdens de krijgslist der inboorlingen op Lombok tegen onze troepen, Juni- Dec. 1894. Lombokker, (r e s t.), een glas sterk bitter. Londo , (j a v.), verkorting van welondo, d. i. Hollandsch ; daarom Hol- lander en in 't algemeen Europeaan. Lone Star State, (a m.), staat van de enkele ster, naam voor Texas, naar de ster in bet wapen. De bewo- ners heeten Beef heads (z. a.). Longae pacis mala, (lat.), de nadeelen van een langdurigen vrede (ontzenuwing). J u v e n a l i s 6, 292. Longchamps of Longchamp, oorspronkelijk eene abdij nabij bet dorp van then naam, in den omtrek van Parijs, later de bestemming van bedevaarten gedurende de Lijdensweek, die allengs in bloote wandeltochten ontaardden, ten laatste eene voor wedrennen gebruikte LONGEN (AAN DE) HEBBEN. 652 LOPELJAAR. vlakte in het Bois de Boulogne. Brussel heeft echter de vroegere Parijsche ge- woonte tegelijk met den naam overge- nomen, door jaarlijks op den eersten Maandag der maand Mei zekere wandel- plaatsen to bezoeken en daar, vooral door dames, de nieuwe zomertoiletten to vertoonen. Die oude gewoonte der Parij- zenaars heeft tevens tot de toepassing van het woord op wedren, in het alge- meen, gevoerd. Longe (Aan de - hebben, (mil.), ieknand a faire nemen ; naar longe, een werktuig om onwillige paar- den to dresseeren ; ook, met iemand uit gaan, die ten slotte het gelag betaalt. Longe, (f r. w a p.), met eene lijn aan de pooten (jachtvogels). Longimanus, (lat.), g r. makro- cheir (z. a.), langhand. Bijnaam van Artaxerxes I, a° 465-25 v. C. koning van Perzie. Longinus, heet de traditie den in Joh. XIX : 34 niet-genoemden Romein- schen krijgsknecht, die aan het lijk van Jezus aan het kruis op C olgotha een speerstoot toebracht; zie Graal. De kapel van dezen L. vindt men in de kerk van het H. Graf bij Jeruzalem. Longum iter est per praecep- ta, breve et efficax per exem- pla, (1 at.), lang is de weg door voor- schriften, kort en effen door voorbeel- den. S e n e c a, Brieven VI. Of anders leeringen wekken, voorbeelden trekken. Lonk, (b a r g.), to pronk staan; rechtspleging voor 1848. Loo, als plaatsnaam en in plaats- namen, eertijds of bosch of boschr#ke vlakte, met bosch begroeide plek. 0.- h g d. laoh, loh, loch; m. h g d. loch, lo; a n g. s a k s. leah, leap, (leg); e n g. lea, ley, lay. Als eindsylbe verzwakt tot lo, le en 1; vooral op de Veluwe talrijk als ,eikenbosch" en ,pastus porcorum" (varkensweide; de varkens voeden zich inzonderheid met eikels). Loodpot-Kattebak, (b a rg.), geldlade. Loofhuttenfeest, feest, jaarlijks omstr. October door de Joden gpdurende 8 dagen gevierd, tot gedachtenis van het verblij f hunner voorvaderen in de woestijn van Paran, alvorens Kanaan in to treden; zie Lev. XXIII : 34 vg., Deut. XVI : 13 . vg., Ezra III : 4. Zij woven alsdan in met riet of loof ge- dekte, meestal met bloemen versierde vertrekjes. Zie bij Nieuu jaar. Loog, (s t u d.), verkorting van theo- loog, student in de theologie. Looming, naam, then de Engelsehe zeelieden geven aan de atmospherische straalbreking, de luchtspiegeling, die in Nederland opdoeming, maar ook veelal naar de Italianen Fata morgana (z. a.) genoemd wordt. Loonwachtle snappen, (mil.), kazerne-uitdrukking : een buitenkansje hebben, bv. met de dulcinea van een kaineraad uitgaan. Loopense, zie Hont. Loopplanken, middendeel van het bovendek op stoombooten, tusschen de keukens, werkkamers, wasehhokken enz. Loosjen (Choochemer -, ook wel choochemer baldiwerei; ook choo- chemer Sprache; een soort geheime dieventaal waarvan vele woorden o. a. ook deze namen ontleend zijn aan het Joodsch-Duitsch jargon (zie volgend artikel) ; omdat die woorden, door de allerlaagste standen der bevolking vaak vernomen, zich voor zulk een geheime dieventaal door hunne onverstaanbaar- heid het best leenden. Looslnekaudisch, uit h eb r. leschdn hakk4desch = taal des heilig- doms, eigenl.: de Hebreeuwsche taal (z. a.); doch deze naam is weleens ver- keerdelijk gegeven aan een Joodsche brabbeltaal, bestaande uit een mengsel van Joden-Duitsch, van den Joodsch- Duitschen tongval, rijkelijk vermengd met zuivere of verbasterde Hebreeuw- sche woorden. Lopellaar, zie Schrikkeljaar. LOPTE. 653 LOSANGE. Lopte, Lopter, Loptur, (N.- my t h.),. bijnaam van Lok (z. a.), z. v. a. luchtrijder, luchtgeest. Loquacitas genie viri, (lat.), de praatzucht van een oud man, den ouderdom eigen. Loquendum cum vulgo, (lat.), met het yolk moet gesproken worden. Men moet met het yolk, in den zin van de groote menigte praten, hun de zaken duidelijk maken, hun doen gevoelen, dat alien to zamen iets goeds tot stand kunnen en willen brengen. Lord, Eng. Heer, ook van God ge- zegd;- oorspronkelijk adellijke titel: Lord Byron, het Huis des Lords. Het woord is een samentrekking van: hlaf (brood) en ford (gever), dus : brood- gever, hij die het voedsel verschaft. Lord Fidebrand, (e n g.), lord stokebrand. Spotnaam van lord Palmer- ston, om zijne bemoeizieke politiek. Hij roerde nu en dan de groote trom, scherm- de met humaniteit, schetterde tegen zwakken, was tam en mak tegen ster- ken, en wist herhaaldelijk, door in troe- beh water to visschen, aan zijn land belangrijke voordeelen to verschaffen, als in Egypte, op Cyprus en elders. Lord, keep my memory green, (e n g.), Heer, laat het aandenken aan mij frisch blijven. Bede uit het testa- ment van Charles Dickens (f 9 Juni1870), - vervuld naar geest en letter 9 Juni 1895, toen op zijn graf in de West- minster-abdij to Londen, een groot aan- tal kransen werden nedergelegd. Lord Mayor, titel der jaarlijks to kiezen burgemeesters der City van Lon- den, van Dublin en York. In de City houdt hij eenmaal in 't jaar eene statige processie ; zie Livery-men. De cockney (z. a.) ziet in hem den hoogsten verte- genwoordiger der Engelsehe gastvrij- heid; de vreemdeling stelt zich hem voor als den hoogsten ambtenaar, die in En- geland to vinden is. Lord Plumpudding, spotnaam voor een Engelschman, omdat de Engel- schen veel op hebben met lords en met plumpuddings (rozijnenkoeken). Lore of lorre, (f r. w a p.), zie Gevind. Lorelei (Das hat mit ihrem Singen die - gethan, (h g d.), dat heeft Lorelei met haar gezang gedaan. Slotregel van het vooral door de com- ponisten, die het vleugels aanbonden, zoo populair geworden gedicht Heim- kehr (1824) van H e i n e. Lorette, (f r.), meisje van lichte zeden to Parijs, eene wat voornamer maar op verre na niet zoo onschadelijke soort als de grisette (z. a.); aldus genaamd naar de kerk Notre Dame de Lorette, to Parijs, in den faubourg Montmartre gebouwd in 1824-36, in welker nabij- heid de meesten wonen. De wel wat ver- ouderde naam heeft plaats gemaakt voor cocotte, horizontale, irriguliere en derg. Deze kerk ontleent haren naam aan het stadje Loretto in Italie, niet ver van de oevers der Adriatische zee, alwaar een prachtige kerk staat. Vol- gens de Roomsche overlevering werd 10 Dec. 1295 het huisje van Nazareth naar Loretto verplaatst; zie Santa Casa. Lorraine (La bonne -, als zoo- danig wordt tegenwoordig Jeanne d'Arc, de Maagd van Orldans, getiteld, Lor- raine = Lotharingsche. Lotharingen, eertijds een Duitsch hertogdom, dat in 1766 eene provincie van Frankrijk werd,, en sedert 1870 weder aan Duitschland gehecht is, omvatte weleer ook het dorp Dom-Remy, Jeanne's geboorteplaats (1412), in het gouvernement Champagne- Lorreinsch (Lotharingsch) kruis, (w a p.), patriarchenkruis (z. a.).. Lorrie, ook dienstivagen, (n e d.), wagentje, vooral tot onderzoek van spoorweglijnen. Het wordt door een slinger voortbewogen, die, door middel van een horizontaal tandrad, de bewe- ging op de wielen overbrengt. Fr. truck; h g d. lorry; e n g. truck of lory. Losange, soort jujubes of pdte pectorale, die in dezen vorm vervaar- digd wordt. E n g. o.a. coughing-lozenges. (w a p.). Zie Ruit. LOSANGE. 654 LOUIS. Losange, (w a p.), zie Geruit. Loschen ha-koudesi, (h e b r.), eig. leschoon, leschaun hakkoodesch, de taal der heiligheid, de heilige taal, het Hebreeuwsch. Loschen horang, (h e b r.), (leschoon hara'ng), booze taal, booze tong, Taster, kwaadspreker#. Lot (Het - is in den schoot geworpen, de zaak is nu hare be- slissing nabij ; maar hoe de uitkomst zal wezen, dat hangt van Gods beschik- king af. Spr. XVI : 33. Lotegeld, (z e e t.), onkosten der reis, die in ooze oude zeerechten herhaaldelijk vermeld worden. Volgens de Amster- damsche ordonnantie van 1593 valt bet onder averij-gros. Men was vroeger ge- woon bij ernstig gevaar eene gelofte of to leggen om een bedevaart to doen, waarbij door bet lot de man werd aan- gewezen, die daarmee zou worden be- last tot kwijting van aller gelofte. De kosten van die bedevaart, bet reis- en offergeld werden opgevat als to dienen tot gemeen behoud van schip, lading en manschap, en dan gelijkgesteld met werpgelden, en als zoodanig ook omge- slagen. Lotenleening, (h a n d.), leening waarbij de Staat of de gemeente de ver- schuldigde rente geheel of ten deele niet betaalt, maar gebruikt om prijzen to vormen, die naar een bepaald plan van uitloting aan de houders der num- mers toegewezen worden. Loteril trekt (He -, (m i 1.), .er wordt straf uitgedeeld. , Wat heeft de loterij voor mij getrokken `t" welke straf is mij opgelegd ? Lothario of Gay Lothario, (a m.), de (vroolj ke) Lothario, een los- bol, naar den hoofdpersoon in R o w e's Fair Penitent (1703). Lottingen, rechtszittingen in bet nude Drenthe. Lotto, hazardspel, daarin bestaan- de, dat iemand uit de getallen 1 tot 90 een of meer (op bet meest 5) kiest en dan, onder betaling van een zekere geldsom, wedt, dat zijn getal of zijne getallen bij de eerste trekking zullen uitkomen. Het lotto werd to Genua uitgevonden en draagt daarom den naam van lotto di Genua. Zie Kienspel. Lotus-bloem, Oostersche bloem of waterlelie, in Oostersche gedichten veel bezongen en vereerd. De Egyptenaren beelden bun God of als gezeten op een lotus-boom boven de wateren. Lotophagi of Lotus-eters, die zich voeden met de vrucht van lotus-boom, waarvan de uitwerking was, dat men alien en alles uit zijn eigen vaderland vergat om voortdurend to hunkeren naar en to droomen over een land van niets- doen en mijmeren, naar een Homerisehe overlevering. Zie ook bet gedicht van T e n n y s o n, The lotus-eaters. Loucherbem, (f r.), slager, en te- gelijk de conventioneele, bij de Parijsche slachters gebruikelijke taal. Elk woord van deze wordt daardoor gevormd, dat men de eerste medeklinker naar bet einde verplaatst en door den letter l vervangt. Eindelijk wordt er een of anderen uitgang, bv. er, em, oque, frem, lem, sem, enz. aan toegevoegd. Zoo wordt boucher , loucherbem; poteau loteaupem; fusil lucifer of lusifoque; fou loufoque, enz. Dit laatste woord wordt tegenwoordig ook door anderen dan slachters gebezigd. Loueur de viande, (f r.), vleesch- verhuurder. Te Parijs, een slager, die mooie stukken vleesch aan ambtgenoo- ten van minder gehalte verhuurt, doch alleen om uit to stallen, en zoo koopers voor zijne waar van geringer hoedanig- heid to lokken. En aangezien, vooral goede slagers, versch geslacht vleesch plegen to ,laten besterven", alvorens bet to verkoopen, vormt de huurprijs een zuivere winst voor den loueur de viande. Loufoque, (f r.), gek. Zie Loucher- bem. Louis, (a m. en h g d.), minnaar van een geprostitueerde, fr. souteneur. LOUIS-AU-SOLEIL. 655 LOUSTIC. Louis-au-Soleil, muntsoort in Frankrijk onder Lodewijk (Louis) XIV geslagen. Lodewijk werd door zijne vleiers le Roi-Soleil, de Zonnekoning, getiteld. Louis blanc of Louis d'ar- gent, ook ecu geheeten, groote Fran- sche zilveren munt, sedert 1640, ter waarde van 6 livres of ongeveer 3 Ned. guldens. Louis Capet, zie Petit Boulanger. Louis d'or, Fransche gouden munt, voor 't eerst in 1640 door Louis XIII geslagen, en naar 't beeld des Konings aldus geheeten. De louis d'or is onge- veer 11 a 12 gulden waard. Louisastichting, opvoedingsge- sticht to 's-Gravenhage voor weezen van on- of minvermogende Vrijmet- selaren. Louise (De bittere -, zie Roode maagd. Louise-stilt, bet Louisa-gesticht, to Berlijn, ter plaatse van bet voorma- lige Anspach's paleis, in de door Prui- sens koning Frederik I in 1688 aange- legde Friedrichsstadt. Dit gesticht is gewijd aan de nagedachtenis van (Au- guste Wilhelmine Amalie) Louise, prin- ses van Mecklenburg-Strelitz (1. 1810), gemalin van Frederik Willem III, ko- ning van Pruisen. Het is eene inrich- ting tot opvoeding van jonge meisjes. Louisette, Louison, zie Guil- lotine. Louisquinziser, (f r.), naar den stijl van Lodewijk XV inrichten. Het woord dagteekent eerst van 1895, toen men in Frankrijk de toepassing van den stijl van Lodewijk XIV, vooral op huisraad, moede werd. Loulem,(joodsch-duitsch),ver- basterd van n. h e b r. le-olam = altjjd, ten minste, in ieder geval. Loulou, bijnaam van prins Louis Bonaparte, den zoon van Napoleon III, die als klein kind zijn eigen naam pogend uit to spreken, den dubbelklank Loulou vormde, in plaats van Louis to zeggen. Loups ne se inangent pas (Les -, (f r.), wolven eten elkaar niet op, gelijkgezinden vallen elkander niet aan ; eigenl. verslinden de wolven elk- ander wel. Lourdes, plaats in Frankrijk (Upper-Pyreneeen), waar een veertien- jarig meisje, Bernadette Sou- h i r o u s, beweerde den lien Februari 1858 en later herhaaldelijk in de grot der Marseille-rots aldaar, eene verschij- ning to hebben gezien, die zich noemde „1'Immaculee Conception", en haar eene onder de aarde verborgen bron aanwees, die spoedig met kracht opborrelde. Dui- zenden menschen waren getuigen van de verrukking van het meisj e, maar zagen niet de verschijning; toen de extase zich 18 maal had voorgedaan, bleef ze verder uit, en Bernadette was weder een gewoon kind ; maar de bron, die 85 liter water per minuut gaf, bleef vloeien, en werd gezegd eene wonderbare geneeskracht to bezitten, zoodat duizen- den er heen stroomden. Nadat de bisschop van Tarbes zich in een herderlijk schrij- ven van 1862, voor de echtheid der verschijning had uitgesproken, nam de vereering van 0. L. Vrouw van Lourdes een hooge vlucht; in 1867 werd de broederschap van 0. L. Vs van Lourdes opgericht en weldra tot aartsbroederschap verheven. Lourdes werd bet middelpunt van nationale en internationale bede- vaarten, en kreeg beteekenis als pro- paganda-middel. Lourdes (Het Belgische -, Oostacker bij Gent, waar de gerucht- makende genezing van P i e t d e Rud- der in 1875 plaats vond, wien acht jaar to voren bij bet houthakken een omgevallen boom het been had verbrij- zeld. In enkele ininuten was, volgens de berichten, het been geheel hersteld. Zie Lourdes. Loustie, (f r.), een gait of grappen- maker. Eene verfranschte Duitsche uit- drukking die dan ook oorspronkelijk loustig en lustig werd geschreven. Naar men beweert komt de uitdrukking van LOUW. 656 LUCAS-CEEL. Jerome Bonaparte (1784-1860), koning van Westfalen, die de woorden Immer lustig als leus bezigde en het laatste als loustic uitsprak. Doch ten onrechte. Immers, het woord werd reeds in de 18e eeuw met name door Voltaire (Dic- tionnaire philosophique, art Sottise), gebruikt. Louw, (b a r g.), neen. Louwmaand, de Nederlandsche naam der maand Januari. Oorsprong onbekend. Love me little, love me long, (e n g.), heb ntij weinig lief, bernin nt# Lang, de titel eener moderne bal- lade, maar ook die van eene oude ballade, tusschen de jaren 1569-70 anoniem uitgegeven, waarvan het re- frein is „Love me little, love me long, Is the burden of my song". Love's labours lost, (eng.), veel vr#age vergeefs; titel van een blijspel van Shakespeare. Lovelace, (e n g.), een gewetenlooze losbol, met goed voorkomen, aangename vormen en groote bespraaktheid, naar een persoon van dien naam in Richard- son's (1689-1761) roman Clarissa Harlowe. Loving cup, (e n g.), liefdebeker. Gastmaalplechtigheid in Engeland (voor- al bij den Lord Mayor to Londen), als een beker tot bevestiging der vriend- schap onder al de gasten rondgaat, ten besluite van het feest, en deze dien dan of geheel, of gedeeltelijk moeten ledigen. De beker bestaat in een groote gouden of verguld zilveren coupe met twee ooren en wordt door een ceremoniemeester, onder trompetgeschal binnengebracht. Elke gast ontvangt een afzonderlijk servet, waarmede hij de plaats van den rand van den beker, waar hij gedronken heeft, afveegt. Het gebruik ontstond ten tijde der Deensche invallen in Engeland, doch werd toen door wantrouwen inge- geven. De Denen verlangden toen, als voorzorg w anneer hun een dronk werd gereikt, dat de Engelschen eerst zouden voorproeven. Ten laatste deden de Britten het uit eigen beweging, om het daartoe strekkend, van mistrouwen getuigend verzoek to ontgaan. Dat voorproeven is overigens nog heden ten platten lande, in de estaminets van sommige streken aan de Oostelijke grens van ons land en in sommige Belgische streken in trek, waar men de kasteleines ver- zoekt, voor men drinkt, aan het glas to nijpen. Daar to lande schijnt het ge- durende den 80-jarigen oorlog, uit het- zelfde wantrouwen der Spanjaarden, als in Engeland to zijn geboren. Het voor- proeven (h g d. credenzen, van het i t. credenzare), was oudtijds bij de hoven algemeen gebruikelijk. Low churchman, zie High Church. Lowalangi, naam van God bij de inboorlingen op Nias. Lowe des Tages (h g d.), de held van den dag. H. Heine (1799-1856) schijnt die uitdrukking het eerst, althans in het Duitsch, to hebben gebezigd. Immers het Fransche lion du jour en het Engelsehe lion of the day, waren lang voor hem bekend. Zie Lion. Lowiezen, dunne koperen speel- penningen, zoo genoemd, omdat er meestal het hoofd van Louis XIV of een ande- ren Franschen Lodewijk op staat. Ze zijn tegenwoordig bijna overal door fiches (z. a.) vervangen. Lubricant, (sport.), smeersel. Lucam (Bet is niet secun- dum-. Daar schrilft Lucas niet van. Naar aanl. van Luk. I : 1-4. Dat is nog geen evangelic, m. a. w. niet volkomen zeker noch . geheel be- trouwbaar. Lucas-broeders, (St. -, kunst- schilders. De Evangelist Lucas, patroon der geneesheeren, is ook de patroon der schilders. Lucas-ceel of Lucas-brief. Zieken, voor wie de arts geen raad meer weet, zijn, volgens het bijgeloof, niet zelden nog to genezen, als men hun een Lucas-ceel op de borst legt, d. i. een strook papier, beschreven met een aan- roeping van Lucas, die immers ,medi- cijnmeester" was (Colors. IV : 14). LUCAS-EIEIcEN. 657 LUCHI, ENZ. Lucas-eieren, dingen, waar niets van komen kan. Te Jutrijp bij Sneek moet vroeger een preekstoel geweest zijn, waarop was voorgesteld Lucas op eieren zittend. Luce clarius, (lat.), h elderder dan het licht, zoo klaar als de dag; van eene glasheldere zaak. Luei res, eene der drie stammen of tribus, waarin de oorspronkelijke bewoners van Rome verdeeld waren. Denkelijk van Albaneeschen oorsprong. Minder aanzienlijk dan de Ramnes (z. a.) en Tities (z. a.), werden de geslachten dezer tribus gentes minores (mindere geslachten) geheeten, terwijl die der beide andere tribus als gentes maiores (grootere geslachten) werden beschouwd. Koning Tarquinius Priscus gaf aan dezen stam met de twee andere gelijke staat- kundige en godsdienstige rechten. Lucernam olet, (1 a t.), het riekt naar de lamp, bet geeft blijk (soms to veel blijk) van veel geleerdheid. Zie Lamp. Luehthuis, (z a a n 1.) , een koepel aan de Zaan. Lucida intervalla, (lat.), Me Intervalla dilucida. Lucifer, eigenlijk lichtdrager of -aanbrenger; van lat. lox (licht) en fero (ik draag), hoofd der engelen, die tegen God opstonden, de nederlaag leden en in den afgrond geslingerd werden, naar Jezaia XIV : 13. Lucifer werd spoedig vereenzelvigd met den Vorst der duisternis of den duivel en zijn op- stand en val door dichters beschreven en gedramatiseerd. - Als licht-aan- brenger is loci fer ook de naam der morgenster, de planeet Venus, daar de Latijnsche bijbel bet woord morgenster door luci fer uitdrukt. - En eindelijk van bet strijkzwavelstokje, wat aanvankelijk een gevreesd artikel was; de oudste was-lucifers heetten allumettes pyro- inagiques en tire, met toevoeging der woorden : (de la Coureelle), waarvan de uitvinding door sommigen aan den Franscliman Derosne (in 1816), door anderen aan den Hongaar James Irinig (in 1835) wordt toegeschreven. Heden kan bet echter voor uitgemaakt gelden (vgl. Die Zundwaren-Fabrication nach dent heutigen Standpunkte, Wien, 1897), dat de uitvinder Johann Friedrich Kammerer, van Ludwigsburg, was, en dat hij bet uitgangspunt zijner ontdek- king in de staatsgevangenis Hohenas- perg, in Wurtemberg vond, waar hij, wegens deelneming aan een staatkundig feest, in 1832 werd opgesloten. Nau- welijks ecliter was hij, na bet verlaten van den kerker begonnen zijne vinding in praktijk to brengen, of bet gebruik der lucifers werd in bijna alle I)uitsche Staten verboden. Middelerwijl vervaar- digde men die ook elders, zoodat bet verbod ten laatste moest worden opge- heven. Kammerer, uit wanhoop krank- zinnig gew orden, stierf in 1857 in een gekkenhuis zijner geboortestad. Thans wordt bet dagelijksch verbruik der lucifers (Revue scienti fique, 1894) op 4 milliarden stuks geschat, hetgeen 1460 milliarden 's j aars uitmaakt. Lucifera, (lat.), , lichtdraagster; 1) bijnaam van eenige godinnen van het licht : Diana, Aurora, e. a. - 2) vrouw van den Daduchos (den fakkeldrager bij de Eleusinische mysterien). Luelferisme, (f r.), eeredienst aan den duivel als de ware godheid gewijd. Men kept de groote rol, die deze be- weerde eeredienst bij de geruchtmakende 12jarige in April 1897 ontsluierde my- stificatie van Leo Taxil (recta Jogand- Pages) heeft gespeeld. Lucina, de godin der geboorte, Juno of Diana, bij Vergilius. Hekate, de godin der benauwende droomen, bij Tibullus. Van 1 at. lux = licht. Lucretia (Eene -, Romeinsche type van huwlijkstrouw. Zij, gemalin van Collatinus, doorstak zich met een dolk in 509 v. C., toen zij met geweld door den zoon van Tarquinius Superbus, Rome's laatsten koning, onteerd was. Lucri bonus est odor in re qualibet, van winst is de reuk in elke zaak (altoos) goed. Deze regel van J u v e- 42 LUCRI CAUSA. 658 LUGDUNUM. n a l i s zal betrekking hebben op iets, wat S u e t o n i u s, Vita Vespasiani 23 ver- haalt. V e s p a s i a n u s werd namelijk door zijn zoos T i t u s berispt omdat hij zelfs op de urine eene belasting gelegd had. Hij hield hem daarop het eerste geld, dat deze belasting opgebracht had, onder den neus en vroeg of hij er ook iets aan rook. Toen Titus hem hierop ontkennend antwoordde, zeide hij : en toch is bet van de urine of komstig". Luerl eausa, (lat.), geavinshalve, ucit ivinstbejag. Luetor et demento(r), (1 a t.), ik ivorstel en word gek, eene andere lezing of meer nog eene bespotting van bet gewone Zeeuwsche devies (zie bet vol- gend art.). Een muntmeester of stempel- snijder bedacht als randschrift voor duiten, in bet jaar 1754 geslagen, eene andere lezing luctor et emne)ttor denke- lijk uit eigenwijsheid. Luetor et emergo, (lat.), ik worstel (met de barer), en hood bet hoofd boven, devies van het Zeeuwsche wapen : de Hollandsche leeuw zwem- mend in de zee. Lueullisch, aveelderig, naar de le- venswijs van den schatrijken liomein Lucullus (z. a.). Lueullus, een rake lekkerbe1, naar Lucius Licinius Lueullus, een Jiomeinsch veldheer, t 57 v. C., beroemd om zijn rijkdom en zijn schitterende maaltijden, die spreekwoordelijk zijn geworden. Intusschen leefde Lucullus toch niet alleen ten behoeve zijner maag, maar liet ook den roem na van beroemd krijgsoverste, en van beoe- fenaar der wijsbegeerte en der geschie- denis. Bovendien zocht hij den omgang met schilders en beeldhouwers, geleerden en dichters en had een prachtige kunst- verzameling. Hem komt- de verdienste toe, den kersenboom uit Cerasus naar Italie to hebben overgebracht. Zoo iemand heeft niet alleen voor zijn buik geleefd, zooals de traditie zou willen doen ge- looven. Lucus a non lucendo, (1 a t.), vgl. Q u i n t i 1 i a n u s, lnstitutio orato- ria 1, 6, 34, d. i. bet woord locus (woud) is of to leiden van non lucere (= geen licht doorlaten, duister zijn). - Men gebruikt deze uitdrukking om eene on- gerijmde woordafleiding aan to duiden. Daarnaar vormde men uitdrukkingen als director a non dirigendo, een directeur, die niet dirigeert, en derg. Ludendo studemus, (lat.), a t spelend studeeren (leeren) wj. Bena- ming van een schaakgezelschap te Gro- iiingen. Vgl. V a n A l p b e n's Mijn spe- len is leeren. Ludi magister, bij C i c e r o; ook ludi literarurn 7nagister, schoolmeester. Lud acs (spel) = school voor lager onder- wijs, waar men als 't ware at spelend leert, in onderscheiding van schola (school voor meergevorderden). Ludibria ventis, (lat.), een spel voor de icinden. V e rg. Aeneis VI, 75. Ludit in humanis divina po- tentia rebus, (lat.), de goddelijke macht drift een spel net mensehelijke zakefi. God blaast in de plannen der menschenkinderen. 0 v i d i u s, Epistolae ex Potato, 1. IV ep. 3 : 49. Ludoliiaansch getal, (w i s k.), bet getal ;r, dat de lengte van den cirkelomtrek bij benadering uitdrukt, wanneer de middellijn = 1 wordt ge- steld; zoo geheeten naar den wiskundige L u d o l f van Keulen, die bet in 1586 tot in 35 decimalen berekende. Ludus latrunculorum, (1 a t.), vrijbuitersspel, een spel, dat veel over- eenkomst had met schaken en dammen. Lues Medii Aevi, (1 a t.), Midden- eeuwsche pest. Soort van syphilis. Lug, (s p o r t), strop of verbindsel. Lugdunum, thans Lyon, de moeder- stad van Gallia Lugdunensis of Celtica. Lugdunum Convenarum, hoofdstad der A quitanische Convenae, thans Bertrand de Comminges. Lugdunum Cloatum, thans Laon. LUGDUNUM BATAVO1tUM. 659 LUMEN E COELO. Lugdunum Batavorum, Leideis, -dat eerst bij zijne verhefling tot Academie- stad (a°. 1575) dezen Latijnschen naam ontving. Lugd. Batavorum was oorspron- kelijk Loosduinen de belangrijkste plaats der tot de Batavieren behoorende Kaninefaten; dus geenszins dezelfde plaats als het tegenwoordige Leiden, en dus staan deze beide namen, niettegenstaande de schijnbaar groote overeenkomst, in geenerlei betrekking tot elkander. Luggage carrier, (sport), ba- gage-drager. Luggage-smasher, (e n g.), ba- baye-sm ter, spotnaam voor de bagage- knechts aan de stations, die met toe- nemende ruwheid alle bagage vernielen, die vernielbaar is. Luggewelf, (a f r.), hemelgewelf. Lggt wie telegraphiert (Er -, (h g d.), h j liegt als ware het getele- grafeerd. Die zegswijs, zeide graaf Von Bismarck den 13en Febr. 1896 in bet Pruisische Heerenhuis - het liegen als ware het gedrukt parodieerend - zou misschien nog eenmaal in zwang komen. Daarmede wilde hij to ken- iien geven, hoe weinig geloof de tele- grammen van sommige nieuwsbladen verdienen. Luikerwaalsch, de Waalsche (d. i. vreemde) taal, die in de Belgische provincie Luik wordt gesproken; vgl. Koeterw-vaalsch. Luilak, de Zaterdag voor Pinkste- ren, wanneer op vele plaatsen vooral to Amsterdam, hij, die 't laatst uit zijn bed komt, geplaagd wordt ; wat hij kan of koopen door op warme bollen to trak- teeren. 't Gemeen maakt het erger ; want het hangt krengen of vuil aan de deur van den langslaper. Lummen, (b a r g.), slapen. Luimkit, (b a r g.), slaaphuis. Luipaard, eig. leeuwenpardel, van lat. leopardus d. i. leo (leeuw) en pardus (pardel of panter). Men hield hem in de Middeleeuwen voor een bastaard van een leeuw en een pardel. Luipaard, (w a p.), een loopende, aanziende leeuw. Luipaard (Geleeuwde -- , (w a p.), een loopende, niet aanziende, dus en pro fil geteekende leeuw. In 't Fransch : leopard lionise. Luitenant, eig. lieutenant = plaatsvervanger, van f r. lieu tenant (vgl. locum tenens) ; woordelijk hetzelfde als stadhouder of stedehouder, door de miliciens uitgesproken ,luint" en door de Maleiers ,, littenan". Luiters, (a f r.), leuk, bijv.: hulle hou ver hulle dood luiters. Luitle leeft nog, elders Lnctje of Jutje leeft nog, spelletje, waarbij men een brandend lioutje rondgeeft : hij, in wiens hand het houtje uitgaat, moet een glas drinken op Luitje's uitvaart. Dit spel werd reeds door de Romeinen gespeeld; ook in Belgie en Frankrijk is het nog bekend, en de Franschen noe- men het Petit bonhomme vit encore. Luiving (Er was -, (b a r g.), er bestond gelegenheid. Lukas (Daar schriift - niet van, zie Lucam. Lulla, (stud.), ironische benaming van een rede of een menscb, dus : geklets en kletsen, naar lullen, lollen, m n l. onduidelijk of eentonig, soms onbedui- dend, spreken. Lumber-State,(a m.), timmerh,out- staat, naam voor Maine, om de vele dennenbosschen; naar lumber, bout, dat gezaagd of gekloofd is en voor verkoop geschikt is gemaakt. Vgl. Pine-tree- State. Lumen e coelo, (lat.), wapen- spreuk, aan Paus Leo XIII toege- kend, niet alleen wijl eene ster in zijn wapen straalt, inaar wijl hij door zijn helder verstand schittert en hij in eene reeks van voorspellingen, toegeschreven aan den Ierschen abt LUMEN ET CIBUS. 660 LUSCINIA. Malachias (12e eeuw), onder die zin- spreuk in de rij der Pausen staat aan- geduid. Lumen et Cibus, (lat.), Licht en Spzjs, benaming eener in Jan. 1895 op- gerichte vereeniging „I)e Bijenkorf", to G roningen ; om werklieden en leden van den kleinen burgerstand gezamenlijk to doen streven naar stoffelijke, verstan- delijke en zedelijke verhefling, en naar eerbiediging van de wettige machten in den lande. Lumen mundl, (lat.), licht des• wer•eld, een genie, een groote geest. Ook : een ver•lichter. Matth. V : 14 zegt Jezus tot de discipelen : Vos estis lox mundi gij zijt het licht der wereld. I'm zicbzelven gaf hij then naam Joli. VIII 12. Vgl. Lux mundi. Luminisme, hedendaagsche rich- ting in de schilderkunst, in helder, schitterend, blinkend koloriet. Van lat. lumen (licht). I >e kunstenaar, die deze richting volgt, beet een lurrcinist, die een juist of minder juist lichtvizier heeft. Lump (Nur der -1st beschel- den, (b g d.), alleen een behoe ftig mensch (of een schelm) is bescheiden. Uit Goethe's gedicht Rechenschaft (1810) waar bet echter beet: Nur die Lumpen sind be- scheiden. Lump enproletariat, (h g d.), zie Cheval de retour. Luna of de Maanyodin, zie Silene. Luna, (r. k.), bet instrument, zeer dikwijls in den vorm eener halve maan (lung), waarin de geconsacreerde hostie bevestigd is, als zij ter aanbidding wordt uitgesteld. Lundl des Pariures (Le -, zie bij Maanday (Verztvoren). Pa)-- juris = meineedig gewordenen; dus onjuiste, teyenstr#diye vertaling van verztvoren in streken, waar vroeger Vlaamsch werd gesproken, en na de inlijving door Lodewijk XIV, toen de oorspronkelijke beteekenis van dat ver•- zworen reeds lang was vergeten, bet Fransch in gebruik kwam. Luneberijer stoel, zie Folter•- tverktttigen. Lundl, (w a p.), zie Maanroos. Lunsriem, (a f r.), sold aat. Lunsriem, (a f r.), riempje, door de. luns gestoken, die bet afloopen van bet wiel van de as belet; fig. deugniet. Lupaerd, lupard,lupart,(w a p.),, zie Lttipaar•d. Luperealia, scil. festa (feesten), of ludicra (spelen), feest gewijd door de oude Romeinen aan Faunus, den god van veld en bosch, die als herders- god den bijnaam Lttpercus (wolvven- afweerder, van lupus = wolf) droeg.. Het was door Romulus en Remus, die voor de stichters van Rome gehouden worden, ingesteld, en wel op den 15den Februari, als wanneer met bet bloed van bokken of geiten een groot reini- gingsoffer werd gebracht tot ontzondiging van de kudden en hare herders. Zie bij Febr•uari. Lupus est homo homini, (1 at.), de eene mensch is een wolf voor den anderen, P 1 a u t u s, Asinaria, 2, 4, 88 (491). Zie Homo homini est lupus. Lupus In tabula, (lat.), T e r e n- t i u s, Adelphi, 4, 1, 21 (537). C i e e r o, Epistolae ad Atticum, 13, 33, 4 ; de- wolf in de fabel, zegt men, als iemand onverwachts komt, terwij l men over hem spreekt, anders : als men van den duivel spreekt, ziet men zijn staart. Lupus non eurat numerum (ovium), (1 a t.), de wolf bekreunt et- zich niet om, of (de schapen) geteld zijn. lie grootste waakzaamheid is dik- wijls nog vruchteloos. Luseinia, (l a t.), nachteyaal. Bena-- ming eener op 15 Mei 1897 to 's-Graven-- hage gestichte vereeniging van vogellief- hebbers, ter bescherming en verpleging van zang- en kanarie- en andere nuttige vogels, vooral in den broedtijd, naar Lucina, de kraamgodin, dochter van Jupiter en Juno. LIJ SIADE. 661 LUTETIA. Lusiade, (port.), los Lusiados, -d. i. zonen van Lusus, Portugeezen; - naam van bet beldendicht van Lamoens, bezingend de ontdekking van de Kaap van Goede Hoop door Vasco de Gama ~en al de glorien van bet nude Portugal. Lusingando, (m u z., it.), zees lief, zonder accentuatie. Lett. vleiend. Lusisse pudet, (lat.), ik schaam n j gespeeld to hebbenr ; zie Nor lusisse enz. Lust and Liebe rind die Fit- tige zu grosses Thaten, (h g d.), lust en liefde z#n de vleugelen tot ,proote daden, d. i. moed en levenslust maken bet mogelijk iets grootsch to volvoeren, woorden van Pylades tot Orest in G o e t he's Iphigenie auf Tee)-is, II, 1, als de laatste gebukt ~onder zijn leed, vervolgd door den vloek die op de Tantaliden drukt, alle vreugde ,en allen moed opgeeft ; Pylades echter wil leven en hoopt veel van de toekomst. Lustrum of lustrumleesten, feesten, die om de v#f jaar door de studenten aan eene Academie worden gehouden, o. a. bestaande in historische optochten. Aldus genoemd naar de C'.apitolijnsclie spelen van bet oude Rome, -ook om de vijf jaren gevierd. Lustrum bet. eig. bet zoenoffer, dat de censoren na afloop van den census voor bet Rom. yolk opbrachten. Lusus naturae, (1 a t.), speling ,de)- iatitirr. Luther's lied, Eiii fester Burg 1st unsex Gott, waarvan liij bet hoofd- denkbeeld ontleende aan I's. XLVI, en flat, in 1529 reeds gedrukt en verspreid, ~op den Rijksdag to Augsburg dagelijks werd gezongen. Dit lied werd zeldzaam .snel en algemeen verspreid. Gustaaf Adolf, koning van Zweden, liief bet kort voor zijn dood (4 1632) aan to Breitenfeld, waar liij Tilly overwon; martelaren vonden er hunne geloofs- uiting in. Het Ev. Gez. 156 is er eeue navolging van en 264 eene vertaling. Lutherii, naam in de 16e eeuw gegeven aan hervormingsgezinde gevoe- lens, naar Maarten Luther (41546). Onder den naam van Loet(h)er•~ was de Kerk- hervorming in de dagen van hertog Karel van Gelre (4 1538) bekend. Luthersch spreken, bij de Room- schen lieges, omdat zij de Luther als dwaling, als leugenleer beschouwen. Lutherseh (Zich - houden, zich stil h oied era, op den achtergrond blijven; of komstig uit den tijd, toen bet zeer gevaarlijk was voor een aanhanger van Luther bekend to staan. Lutherdam, in 't begin der 16e eeuw spotnaam der Roomschen voor Alonnikendammz, waar de Hervorming zoo- veel ingang vond en waar Willem Ortens, een uit Utrecht geweken priester, er in 1526 „eene jonge maecht voor zijn ge- echte huysvrouwe" nam, waarbij hij een „houwelicx voorwaarde" aanging, „ge- teykent bij de handt van den schout en meerdere andere inwoners der stadt". Luthersehe stad der wereld (De meest - , het met Nezv-Yo)-k vereenigde Brookljjn. De Lutherschen hebben daar 34 kerken, een weeshuis, drie ziekenhuizen, zes zendingshuizen voor laridverhuizers, twee gestichten voor ouden van dagen en een diaconessen- huis. 1)e kerkelijke goederen worden er geschat op f 5,000,000. Er wordt in acht verschillende talen voor de Luther- schen gepredikt, nl. in bet Duitsch, Engelsch, Noorscli, Zweedsch, Deensch, Finsch, Lijflandsch en Slavisch. Lutetia, naam der plaats van bet latere Parijs, in Lugdunensisch G allie, op een eiland der Sequana (Seine), ge- wiclitige handelsplaats. Komt niet van inter (lat., slijk) af, maar van locus (lat.) -- bosch,enweleeugewi~jd,lieilig bosch ; daar op de mnnten dezer G al- liers Lucotitia voorkomt ; alzoo bosch- plaats. 't Was de hoofdstad van den Gallischen volksstamn der Parisiers; van daar bij de oude Romeinen ook als Lutetia Parrhisiorum aangeduid; zie Paris. Leeft nog voort in de „Rue de Lntece", bij bet paleis van Justitie, to Parijs. LUTJE PAOSCH. 662 LY RA. Lutle paosch, (g r o n.), klein Paschen, eerste Zondag volgend op de Paaschdagen. Lux In tenebris, (lat.), licht in de duisternis. Naar Joh. I : 5. Et lux in tenebris lucet, et tenebrae eam non comprehenderunt. En bet licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft bet niet begrepen. Lux ludo, (lat.), licht tot het spel. Lux mundl, (1 a t.), licht der wergild. Van een groot licht, vgl. Joh. VIII : 12 (Vielgata). - Bijnaam - van Wessel Gansfort, geb. to Aduard bij Groningen, of to Groningen zelf (t ald. 1489). Ook wel ironisch gezegd. Luxueus, prachtig, luxurieus, woeelderig, wellustig. Lyceum, (g r.) lykeion, letterl. -wol- venhuis, naam van bet gymnasium of de openbare worstelplaats to Athene, in welks overdekte gangen A r i s t o t e 1 e s onderwees ; aldus naar den daarbij staan- den tempel van Apollo Lykeios, den wolfdooder, g r. lukeios, uit lukos wolf). Te Tortorici (Messina) bevindt zich een lyceum; to Barcelona en to Londen een Lyceum-theater. Later meer algemeen de benaming der scholen voor hooger onderwijs van den Staat in Frankrijk (de stedelijke inrichtingen heeten colleges); de benaming is buiten Frankrijk langzamerhand verdrongen door gymnasium. Lycorls, eigenl. Cytheris geheeten, danseres, minnares van den rom. dich- ter Cornelius Gallus (t 26 v. C.), en, naar men wil, later van M. A n t o- nius. Lykos, zie Nahr-el-Kelb. Lynceus' oogen. Lynceus, een der Argonauten, had, volgens de fabel, zulk een scherp gezicht, dat hij door een muur heenzag. Vuor honderden van jaren was hij dus reeds een levende- Rdntgen-straal. Lynch (Judge -, (a m.), rechter Lynch, de personificatie van bet eigen rech't, waarbij een misdadiger dadelijk door bet verwoede yolk wordt opge- hangen ; naar Charles Lynch, een boer uit Z.-Virginia, chief magistrate gedurende den onaf hankelijks-oorlog, die wanneer hij een samenzweerder had to oordeelen, zich door eenige patriotten omgaf en den aangeklaagde voor zich deed verschijnen. Werd hij schuldig verklaard, dan bond men hem aan een notenboom, die, naar men zegt, nog bestaat, deed hem 39 zweepslagen toe- dienen en liet hem eerst loopen, nadat hij : ,,Leve de vrijheid!" had geroepen.. Lynx envers nos parells et taupes envers noun memes, (zoo scherpziend als een) losch jegens ons gel#ken en (zoo blind als een) mol jegens ons (zelven); naar L a F on t o in e in de fabel La Besace. Lyra, zeer oud muziekinstruinent met 3-9 snaren bespannen, dat men met de vingers van beide handen be- speelde, of met een plectrum (titer-pen} in de eene hand en met de vingers van de andere. De uitvinding er van wordt aan Hermes toegeschreven. M M. M, (hand.), mule (duizend), op Fransche munten dat zij to Toulouse geslagen zijn; - maand, d M., deze maand ; 1. M., loopende maand; v. Al., vorige maand ; e. k. M., eerstkomende maand ; p. m., per mille ; BO Al., banco marken ; C. AR, Courant mark; M. C., mnio conto; p. m., plus minus; M. p. p., manic propria. M., Marcus. M', voor Schotsche eigennamen = Mac (zoon van). M'., Mani ass. M., mille en inillia, (lat.) = dui- zend(en). Als getalmerk ontstaan uit CL) = 1000. M., (m a z.), mezzo = half; inf. mezzo-forte; m p. inezzopiano; m. v. mezza voce. M2., vierkante meter. M3., kubieke meter. mM., millimeter(s). M. a., mane auctoris, (1 a t.) = met de hand des auteurs. Ook man a arnica = met vriendenhand (geschonken). ()f nog menus auctoris - geschenk van den auteur. M. a. w., met undere woordeni. U. E. Mad of Madm, (eng.), Madam. Marg. Trans., (e n g.), Marginal Translation (vertaling op den kant). Mass, (e n g.), Massachusetts. M. Ast. S., Member of the Astro- nomnical Society, Lid van liet Genoot- schap voor Sterrenkunde. M. B., (eng.), Mudicinae Bacca- laurezes, Candidaat in de Medicijnen. M. b., mijns bedunkens, naar mijne meening. M. C., (e n g.), Member of Congress, lid van bet congres; Master of Cere- monies, cereinoniemeester; Master Com- mandant, cornmandantchef. M. C. S., (e n g.), Madras Civil Service. M. D., (lat.), Medicinae Doctor, doctor in de geneeskunde. De eerste vroniv die dien titel verkreeg was, Elisabeth Blackwell, uit de Ver- cenigde Staten (1849). M. d., met deelneming, ook met dankbetuciging. Op visitekaartjes. Z. v. a. pour eondolea;ice; niet condoler, dit bestaat niet, wel - was er con douloi r en lat. condolere. Bij sterfgevallen. M. E., (eng.), Methodist Episcopal M. E. 664 M. T. B. V. 11. (godsdienstige secte), Mining, Military or Mechanical Engineer, Most-Excel- lent (Majesty). M. e., mans erachtens. Me, (a m.), Maine. M. E. 0., Buurt-vereeniging : Mrci- d er poort en Omstreken, to Amgterdam. M. E. S., (e n g.), Methodist Epis- copal South. Mf, zie Forte. Mfg, (e ng.), Manufacturing. M. g., met gelukicensch. Op visite- of beleefdheidskaartjes. M. I., rums inziens. M. Hon., (e n g.), Most Honorable. M. I. C. E., (e n g.), Member o f th e Institute of Civil Engineers. S M. I. M. E., (eng.), Member of the Institute of Mining Engineers. Miss., (e n g.), Missisippi. M. m., mutatis mutandis, met de noodige veranderingen. Mine, mnadame = mevrouw, de titel van elke gehuwde vrouw in Frankrijk. M. M. S., (e n g.), Moravian Missi- onary Society. M. M. S. S., (e n g.), Massachu- settensis - Medicinae Societatis Socius, Lid van het genootschap voor Genees- kunde (Medisch Genootschap) in Mas- sachusetts. M. N. A. S., (eng.), Member of the National Academy o f Sciences, Lid van de (Engelsche) Nationale Aca- demie van Wetenschappen. M. 0., middelbaar onderwUs. M. O. S., Majores Omnes Sumus, d. i. zvU z n allen ineerde7 jarig. Dispuut Gezelscliap voor ineerderjarige leden van 't A(msterdamscli) 8(tudenten) C(orps), opgericht 22 Oct. 1891. M. P., manta propria (z. a.). M. P., (e n g.), Member of Parliament, Lid . van het Parlement; Member of Police, beambte bij de politic; Municipal Police, Gemeentelijke politic. M. P. C., (e n g.), Member o f the Parliament in Canada. M. P. P., (e n g.), Member of the Provincial Parliament. M. P. S., (e n g.), Member of the Philological (of the Pharmaceutical) Society. M. R. A. S., (e n g.), Member of the Royal Asiatic Society; Member of the Royal Academy of Science. M. R. C. C., (e n g.), Member or the Royal College of Chemistry. M. R. C. P., (e n g.), Member of the Royal College o f Preceptors. Member of the Royal College of Physicians. M. R. C. S., (e n g.), Member of the Royal College of Surgeons. M. R. C. V. S., (en g.), Member of the Royal College of Veterinary Surgeons. M. R. G. S., (e n g.), Member of the Royal Geographical Society. M. R. I., (eng.), Member of the Royal Institution. M. R. I. A., (e n g.), Member of the Royal Irish Academy. M. R. S. L., (e n .), Member o f the Royal Society of Literature. Mrs., (e n g.), mistress, mevrouw. Mrs Grundy, zie Grund y. M. S. of MS., manuscript (hand- schrift), lat. manuscriptum, wat met de hand geschreven is. Memor•iae Sa- crum, aan de herinnering gewijd. (Eng.) Master of Surgery (lieelkunde). MS.-Aeta, handelingen (notulen) van vergaderingen in h andschri ft en dus niet gedrukt. Mgr., Monseigneur. Titel van een prelaat in de R.-Kath. Kerk. M.S.S. of MSS = manuscripten. M. t., middelbare tijd. M. t. b. v. N., M~ ter bevordering vent i verheid. M. U. (L.) O. 665 MAAGDENBURG, En Z. M. u. (1.) o., meer uityebreid (la- ger) onderw~s. Mus. B., (e n g.), Bachelor of Music. Candidaat in de Muziek. Mus. D., Mus. Doet. of Mus. Doe., (e n g.), Doctor of 11Tusic. M.-. V.-. M.-., Meester Vr#-Met- selaar•. M. v. A., Memo; ie van Antwoord, strekkende ter beantwoording van bet Voorloopig Verslag over een wetsont- werp. M. v. T., Menlorie van Toeliehti-n y. M. W., (e n g.), Most Worthy- M. W. G. C. P., (e n g.), Most Worthy Grand Chief Patriarch. M. W. G. M., (e n g.), Most Worthy Grand-Master; Most Worshipful Grand- Master. M. W. 0., Militaire Willems-Orde. M. W. P., (e n g.), Most Worth y Patriarch. Ma fol, s'il m'en souvient, it ne m'en souvient guere, (f r.), als ik het ink herinner, dan herinner ik er• m n iets van. G ezegde uit T h. (' o r n e i l l e's blijspel in vijf be- drijven (1655), eerst ale Jodelet Prince, daarna als Le Gedlier de soi-mince vpgevoerd. 1)e belacbelijke kneclit Jode- let heeft de kleeren van Frederik koning van Sicilie aangetrokken, en voor dezen gehouden, wordt hij gevangen genomen en voor den koning van Napels, den vijand van Frederik, gebraclit. Octave, de stalmeester van den Prins, tot dezen Jodelet sprekend, boudt zich alsof hij tegen koning Frederik spreekt, en vraagt, of hij zich niet dit en dat herinnert; waarop Jodelet bet boven- staande antwoordt. Ma petite guerre, (f r.), nzjn kleine oorloy, naam, dien Keizerin Eugenie, naar men zegt, gaf aan den Fransch-Duitschen oorlog aQ. 1870/71. Volgens de, einde Febr. 1896 (bij Plon Nourrit & Co. to Parijs) in druk gegeven gedenkschriften van den Hertog de Persigny, langen tijd vertrouwde vriend van Napoleon III, oefende de Keizerin grooten invloed uit op haren gemaal en de staatszaken. Ma vie est un combat, (f r.), mnijn leven is een str~d. Woorden van Mohammed in Voltaire's treurspel: le Fanatisme ou Mohamed le prophete (1739) ; later als motto door B e a u- m a r c b a i s gebezigd. Maaehol, (h e b r.), spas. Van den wortel achal (hij heeft gegeten). Maagd van Brabant (De -, 's-Hertogenbosch. Dus geheeten, vo()r 1629, omdat die stad nooit was inge- nomen. Prins Maurits had de stad een- maal to vergeefs belegerd, toen werd zij door Frederik Hendrik ingenomen. Maagd van Noorwegen (De -, M a r g are t Ii a, dochter van Eric II en Margaretha van Noorwegen. Bij den dood van Alexander III (j- 1286), werd zij verkozen tot koningin van Schot- land, en was verloofd met Eduard, zoon van Eduard I van Engeland, maar op haven overtocht naar Sebotlaud stierf zij. Maagd van Orleans (De -, J e a n n e d' A r c (1412-31), die Frank- rijk hielp bevrijden, Orleans ontzette en den Koning to Rheims deed kronen. Maagd van Saragossa (De -, Augustina Zaragoza, die zich door hare buitengewone daden van heldenmoed bij het beleg van Saragossa (1808-9)' onderscheidde. B y r o n ver- meldt haar in zijn Childe Ha)-old. Maagdeliike Koningin, bij- naam voor Elisabeth van Engeland, e n g. Virgin Queen; ook Maiden Queen. Maagden-adelaar, (w a p.), zie HarpJ. Maagdenburg (Over -- naar Heidelberg gaan, van een jong predikant, die in het buwelijk trad vdordat hij naar zijne eerste standplaats MAAGDENBURGSCHE, ENZ. 666 MAALTEEKEN. ging, alwaar hij den Heidelbei•gschen Clatechismus moest rondpreeken. Insge- lijks : ,over Heidelberg naar Maagden- burg gaan", van een jong predikant, die ongehmrd naar zijne eerste stand- plaats ging, waar hij zijne preekeu over then Catechismus eerst wilde gereed- maken, alvorens om een buwelijk to denken. Tegenwoordig, nu de namiddag- dienst meer en meer in onbruik raakt, hoort men die gezegden uit de predi- kantenwereld steeds minder. Maagdenburgsche Centu- rien, zie Centuriae 111agdeburgenses. Maagzoen, (m, n e d.), dat deel van bet weergeld (z.a.), dat de magen (familie, nabestaanden) van den verslagene, ont- vingen. Maaien, waar men niet zaal- de, vruchten plukken van een arbeid, welken men niet verrichtte ; naar Job. IV : 38. Maalken in 't sehapraaiken, een dronk in de Zuid-Nederl. gewesten, gewijd aan bet kind in moeders schoot. Bij onze voorvaderen noemde men bet Hansje in den kelder (z. a.), of Het kinnetje in het spinnetje, of Het bolletje i n 't holletje. M. n e d. Schapra, praei = kist of Last, vooral etenskast. Maal, nog overig in ons gemnaal, yemalin; ina(h)len is spreken, plechtig spreken, (ver)loven; mail dus volks- (rechts-)vergadering, waar gesproken wend; gemaal, die verloofd, d. i. be- sproken werd, verzameling, bijz. open- lijke volksvergadering; insgelijks, rechts- vergadering, m i d. l a t. mallets, mallum ; a n g e l s a k s. mahal -_ gerechtshof. Maalbriei, ook b~lbrief, bet con- tract, dat bij bet bouwen van een schip aangegaan wordt, inhoudend : de wijze van bouwen en de soort van schip, de grootte en den inhoud, de soort van bout, den tijd van voltooiing, de kosten van bouw, en de voldoening daarvan, enz. Maalman, mv. maalluyden (maal- lieden). Om dit to worden moest men op de Veluwe mail- of nnalenr echt winnen, d. i. den eed does voor den boerschold (buurtschout) en de holtrichters, met toestemming van de malen (geerfden) of leden van de maal. In 1632 werd bepaald, dat niemand stem zou heb- ben in de vergadering der maalschap (z. a.) of hij zou moeten bezitten en geerfd zijn minstens voor een vol vierendeel bout. Een huurling, eed doende, zou als geerfde mede malenrecht genieten. Zoo kwamen in 1637 de ge- meene malen bij elkander deden, malen- eed en wonnen maalrecht. Dit geschiedde op de maaldagen, die tevens deeldagen van bet bout waren. Maalsehap, bijv. de maalschap Kootwijk op de Veluwe, waarvan woeste grond onder Apeldoorn en Barneveld in 1897 door den Staat is aangekocht, om tot bosch to worden ontgonnen. Maalschap = gemeente, eigenl. de omtrek van de bezittingen der inalen, der vrijen of geerfden; ten onzent boer- of buurschap (Nijhoff, Oorkonden II, 222). De kerk- dorpen zijn vcreenigingen van gemeen- schappen, marken of maalscbappen, waarvan de eene boven de andere gun- stiger gelegen, eene kerk ontving en den naam gaf aan de kerkgemeente. Zoo ging bet met Voorthuizen, Garderen, Elspeet en Kootwijk, alien hooger en droger gelegen dan Barneveld, en vermoedelijk als kerkgemeenten veel ouder. Maalstad, buurt, die in vorige tijden denzelfden molen had, daarom banmolen (mola publica intra terminos jurisdictionis) geheeten. Zij, die denzelf- den molenban (= 't gebied van den molen) bewoonden, mochten op geen anderen molen bun gratin doen malen. Elk dorp, elke streek had zijn eigen molen, zijne vaste maalplaats. Maalstede, (inailsteide) : 1) recht- bank en reehtspleginy; 2)yeriehtsplaats of de plaats, waar 't gericht over bijzon- dere landsaangelegenheden onder den blooten hemel werd gehouden ; 3) woon- plaats, domicilie. Zie 111aal. Maalsteen, yrennssteen, -paal. Maalteeken, kenteekena. MA'ALAH. 667 MAANDAGHOUDEICS. Ma'alah, (rnadloh), mv. inadloth (madlous), (n, h eb r.), in bet Joodsch- Duitsch verbasterd tot ineile of maile = voortre f'el~kheid, goede eigenschap. H e b r. ma'ala = trap; ook verheven plaats. Maanblnsschers, spotnaam voor de inwoners van Middelburg. Eens scheen de maan door de kerkramen ; de burgers zagen dit voor brand aan en kwamen op, om to blusschen. Hetzelfde zegt men van Mechelen. Maanboesl, vederen, aanduidend het getal van gepleegde moorden, bij de Papoea's in Nieuw-Guinea en die aan een - kam als hoofdversiersel worden gedragen ter gelegenheid van bun kajob (z. Aanh.). Maand van Kronos, oudere naam van die der Hecatomnbaioon (zie A a n h.), en vgl. Maanden (De Grieksche ). Maandag (Blanwe -, aldus geheeten naar de gewoonte der Mid- deleeuwen om bet altaar; den doop- vont en den kansel in de kerken met blauw taken to behangen op den Maandag voor het begin der Groote Vasten. Deze dag was dan verder de dag van v6orpret voor den Vasten- avond, die des Dinsdags aanving. - Daar op dien blauiven Maandag dikwijls alles opgeteerd was, zoodat men niets meer over had voor de Vastenavond- vreugd, gaf dit aanleidiug tot de spreekwijs : 't zal maar 'n blauwen maandag duren", van iets dat zeer kort van duur is. Maandag (Flora-, Raas -, ou- dere naam van Kopperrnaandag (z. a.) en IlMaandag (Ver•zzvoren ). Maandag (Verkoren, verlo- ren -, zie Maandag (Ve)-z-ivoren ). Maandag (Verzworen -, zie Gezivoren Maandag. Deze eerste Maan- dag nit Drie Koningen (6 Jan.) was een feestdag inzonderheid voor de min- dere stedelijke beambten, die dan op stadskosten werden onthaald. Die kosten werden, bijv. to Nijmegen, omstr. 1570 vervangen door Nieuwjaarsgiften, waar- bij echter voor bet smidsgild eene uit- zondering wend gemaakt. Op dien dag plachten to dezer stede de zittingen der rechtbank na bet Kerstmisreces weer to beginnen; die vacantie toch duurde (bijv. in 1447) van St. Thomasdag (21 Dec.) „tot Ve: swoeren Maendach toe". Op Dinsdag ook las men, bijv. to Antwerpen in de Lakenhal bet Gildeboek voor alwie zulks begeerde. - Niet alleen in Nederland en Belgie, maar ook in de Rijnlanden en in een groot gedeelte van I)uitschland, tot in bet door Nedersak- sische kolonisten bevolkte Siebenburgen,. op de grens van Rumanie, bestond een- maal bet gebruik, dat de nieuw aange- stelde mindere beambten op dien dag w erden beeedigd. Dit nu was blijkbaar een overblijfsel van bet Ongeboden Ding of geding (z. a.). - Verzcvoren - ver- bruikt in bet zweren of eedafleggen. Te Arnhem, wegens de dolle uitgelatenheid, Razende of Raas-Maandag. In Belgie (bijv. to Brugge a° 1468), thans nog- te Brussel, Verlorenc Maandag, als. zijnde die dag voor den arbeid ver- loren; ook in sommige deelen van Nederland alzoo, doch daar verhas- peld tot Flora-Maandag; een Kopper- maandag-gedicht der gasten ter drukkerij van K. Kemna to Haarlem, voert ten opschrift : ,Aclitste Koppermaandag- wensch aan onze Heeren en Meesters op Flora-Maandag, den l 1 en van Louw- maand des jaars 1734". Te Diest heette hij Blade Maandag, to Diksmuiden Ver- koren Maandag, uithoofde der verkie- zingen, waarbij men als Nieuwjaars- wensch een , Zalig Verkoor" (z. a.) ont- boezemde. In sommige gedeelten van Vlaanderen en Henegouwen, Egyptische Maandag, wegens den omgang op dien dag, die de vlucht naar Egypte voor- stelt. In Oost-Vlaanderen, Zotte Maan- dag. - Fr. Lundi des Par jures (Ki- liaan, f 1607); ook to Ath, Rijsel, Dooriiik en Douay onder deze benaming in zwang; gansch onjuist, zie Lundi des Parjures. Maandaghouders, knechts en arbeiders, die op Maandag niet werken, maar dien dag drinkend en luierend doorbrengen ; 't geen vroeger Maandag mccken werd genoemd. MAANDELIJKSCHE HERRIE. 668 MAANGODIN. Maandelllksche herrie, (in i 1.), maandelejksche inspectie voor de Com- pagnies-commandanten. Maanden (De Griekssche -. Het oud-Attisch jaar was verdeeld in de navolgende lnaanden 1) Hekatombaiootin, (half Juli-half Augustus). 2) Metageitnioon, (half Augustus- half September). 3) Boedromioon, (half September- half October). 4) Puanepsioon, (half October-half November). 5) Maimakterioon, (half November- half December). 6) Posei delion, (half December-half Januari). 7) Gameliooni, (half Januari-half Februari). 8) Anthesterioon, (half Februari-half Maart). 9) Elaphebolioon, (half Maart-half April). 10) Mounuchioon, (half April-half Mei). 11) Thargelioon, (half Mei-half Juni). 12) Skivophorioon, (half Juni-lialf Juli). Allen 2e _nmval meerv. vormen, om- dat er een voorafgaand mIn (maand) bij gedacht wordt. De schrikkelmaand was een tweede Poseideoon, die in bet midden des jaars werd ingeschoven. Elke maand verdeelde men weder in drie decaden (tientallen), d. i. 3 X 10 = 30. Maanden (De Javaanseh- Mohammedaansehe -, 1) Moeh aram of Soera. 2) Safar. 3) Rabingoelazvaal of Moeloe(l(naarMo- hammeds geboortefeest, a r a b. Maaloed). 4) Rabingoelakir. 5) Djoemadilaacal. 6) Djoemadilakir. 7) Redjeb. 8) Saban, Roewah of Arwah (a r a b. acrwdh, zielen der afgestorvenen : wegens 't gebruik, om in die maand de begraaf- plaatsen to reinigen). 9) Ramelan, of in laag-jav. Pasa, hoog-jav. Siam (Arab. ciam = vasten), Mal. Poezvasa, de groote V astenmaand. 10) Sawal. 11) Doelkangidah of Sela. 12) Doelkidjah of Besar (Maleisch - groot, met bet oog op bet groote feest, de Idoe'l Korban of garebeg besar), soms ook Woelan Had ji (maand der bedevaartgangers). Maanden (De Joodsche -, 1) Nisan, de Paaschmaand, ongeveer somenvallend met April. 2) Jjar. 3) Si van, waarin Pinksteren valt. 4) Thanmmoez, die de herinnering meebrengt van den val van Jeruzalem's muren. 5) Aab, met den gedenkdag van de verwoesting des H. tempels. 6) Eloel, die de laatste maand is van bet Israel. burgerlijk jaar. 7) Tisri, waarin de Nieuwjaarsdag, de G roote Verzoendag en bet Loof- huttenfeest vallen. 8) Marcheszvan. 9) Keslew, Makkabeen-feest of inwij- dingsfeest. 10) Meth. 11) Sebat. 12) Ad ar, Poerimfeest. De maanden Nisan, Aab, Tisri, Te- beth en Sebat hebben 30 dagen. Jidr, Sivan, T hainmoez en Eloel 29. Mar- eheswan en Kislew soms 29, sours 30. Adar heeft 29 dagen, maar in een schrikkel jaar 30. Een schrikkeljaar heeft nog eerie afzonderlijke maand Ve-Adar of Adar Seni, van 29 dagen. Maanden (De Romeinsehe -, Januari, naar den god J a n u s zooge- noemd ; Febracarl, naar de dan aange- wende februatio of schuldverzoening ; Maart, naar den god Mars; April naar aperere = openen, de ontsluiting van 't aardrijk; Mei, naar M a j a, de moeder van A1 e r c u r i u s; Jun', naar de godin Juno; Juli, naar Julius Caesar (voor Caesar Quintiles geheeten); Augustus, naar keizer A u g u s t u s (voor A u g u s t u s Sextilis geheeten); September, October, November en De- cember, naar de getallen zeven, acht, negen en teen, omdat ze waren de 7e, 8e, 9e en 10e maand van het oude jaar, dat met Maart begon, en men no;' geen Januari of Februari had. Maangodin, zie Luna. MAANJAAR. 669 MAAIITVELD. Maaniaar, jaar, dat zich naar de maan regelt, van 354 dagen. Maanlichter, (e n g.), moonlighter, in lerland pleger van misdaden, bij avond en nacht, naar het heette, om staatkundig onrecht to wreken. Maanroos, (w a p.), eene figuur, samengesteld uit vier wassende maven, die elkaar met de punten Taken, in den vorm van eene roos. Maansehene,(j o o d s c h-d u i t s c h), yeen verschil! verbastering eener (.'bald. uitdrukking, zie Mai-Schana. Maar, heupdoek op Nieuw-Uuinea, van geklopte boomscliors ; zie Slendang. Maarsehalk, van mare, paard en skalk, knecht, oorspronkelijk paarden- knecht, paardensmid, later opzichter der ruiterij, bevelhebber der Cavalerie en eindelijk de hoogste militaire betrekking (marechal) in Fraiikrijk en elders. V o']. voor de oorspr. beteekenis f r. marechal des loyis, marech al ferrant. Maarschalk Voorwaarts, bij- naam voor B 1 ii c h e r, hem in 1813 in Leipzig door de Kozakken gegeven. Maarsehalksstaf veroveren (Den --, een zeer aanzienlijk standpunt in zijne carriere bereiken, bet zoover mogelijk brengen; naar Napoleons zeg- gen : ,Elk soldaat heeft. den 111aar- schalksstaf in zijn ransel", dat beteekent, dat ieder soldaat, ongeacht zijn of komst, door studie en plichtsbetrachting tot de hoogste rangers kan komen. Maart, lat. Martins (nl. mensis), van Mars, later de god des oorlogs bij de oude Romeinen, maar oorspronkelijk, evenals der Grieken Ares, eene natuur- godheid, die het plantenrijk en de kudden beschermde ; vanhier Mars Silvanus, Mars pater = de goddelijke bosch- en veldpatroon (C a t o). Omdat de legende aan Romulus Mars tot vader gaf, Mars pater, Marspiter = de vader van het kr~yszuchtiy yolk der Romei- nen (L ii b k e r, volg. G e l i i u s). Bij ons de 3e maand des jaars, lentemaand; maar bij de oude Romeinen, ten tijde van Romulus was Maart de eerste, en Februari, nog later, de laatste maand van 't j aar. Maartekeur, to Lochem en elders de meisjeskeur v66r de aanstaande Mei- markt. De meisjes staan in large rijen en de jonge boeren wandelen er langs, en zoeken elk een meisje uit. Maarten (Sint -, bisschop van Tours in de 5e eeu«-, bekend om zijne weldadigheid; zijn naamdag is 11 No- vember. Op dien dag hebben in vele streken volksfeesten plaats; men danst om Sint-Maartensvuren, zingt Sint- Maartensliedj es, eet Sint-Maartens-gan- zen, houdt optochten met papieren lantarens, enz. Maartensdronk (Sint -, dronk, gewijd aaii Sint-Maarten en ingesteld, volgens de sage, door koning Olaf Trygwason, koning van Noorwegen (996-1000), na eene verschijning van den Heilige aar lien bekeerder van zijii rijk; later, meer algemeen, een vroolijke avond, een dronkemanspartij op Sint- Maarten. Maartensjnlden (Sint -, you- den runt, (Slut) Maartenspenning, koperen permnkje van drie mijten, beiden geslagen to Utrecht in de 15e en aanvang der 16e eeuw, met bet beeld van Sint- Maarten to paard, die de beschermheilige van Utrecht was. Vanhier ook Maar- tensniannen (Sint) = Utrechte- naren. Maartensvogel (Sint -, vogel, voorkomend in den Reinaert, in verband met St. Maarten denkelijk de vans. Maartveld, campus 11fartins (z. a.), benaming der groote jaarlijksche volks- vergadering onder de Franken, w aarop alle gewichtige zaken van bet Franken- rijk, oorlog, nieuwe wetter, grove mis- daden, enz., behandeld werden. Ze viel tot a° 755 op den len Maart; maar werd toen naar 1 Mei verlegd, en bijgevolg Meiveld (campus Madius), geheeten. Zie Mei. 1)e naam van bet Champ de Mars, to Parijs, kan echter een anderen oorsprong hebben en doelen op de daar in de 18e eeuw gevestigde Militaire School. Vgl. Champ de Mars. MA'ARICH. 670 MAC KI11 LEY -TAR IEF. Ma'arieh, (n. lie b r.), lang doende aan iets, hij is madrich - hij is er lang mee bezig. Magriw, (n. h e b r.), (letterl. die 't .avond doet worden). Woord aan het be- gin van het 'Israel. avondgebed. Van- daar het inadrhv = het avondgebed; mead riw-ores (vgl. 1 a t. ov•are = bidden), bet avondgebed uitspreken. Maaseer, (h e b r.), tiende deel, van 'asar (tien). Bij den Israeliet bet tiende deel zijner inkomsten, dat hij zoo mogelijk voor weldadige doeleinden behoorde to bestemmen, vgl. Neh. X : 38. Maaseh, (h e b r.), (in liet Joodsch- Duitsch verbasterd tot 7neinse) = ge- Dbeurtenis, daad, h.andeling. Maftseh-Behema, (h e b r.), in bet Joodsch-Duitsch verbasterd tot mainse beheime = eene daad van een rund, .eerie daad van groote domheid. Maastreechter steer (De -, We ster van Maast)-icht. Naam eener aldaar bestaande Zangvereeniging. Maas- tricht voert in zijn wapenschild eene ster van zilver (de ster der hoop), als schildhouder een engel, het zinnebeeld der trouw. Maastricht (Die komt van -, (whist), of: dat is een Maastriehte- naar. Volgens Harrebomee zegt men dit, als iemand eene kleur heeft gespeeld, waarvan hij slechts een blad had, zoo- dat hij renonce maakte. Maat (Met de - waarmede wil anderen meten, zullen ook wii gemeten worden, d. i. zooals wvij anderen beh anderen, zullen ivy op onze .beurt behandeld wo)•den; ontleend aan Luc. VI : 38, vgl. Matth. VII : 2 en Marc. IV : 24. Maatiesharing, oorspronkelijk maagdekensharing, mnld. madikeshe- ring, dus haring, die nog geen kuit heeft .geschoten, jonge, vroege haring; gewoon- lijk groene haring. Maatschappii vanVerre, voor- loopster der ,Vereenigde O.-Indische Compagnie" (1594-1602). Mab (Queen -, de vroedvrouw der fairies of Feeen, vervolgens, de geest der droomen. To be visited by Queen Mab, voortdurend droomen hebben, meestal aangename droomen. Mabad, (c h a l d.), zie Med bbed. Mabboel, (h e b r.), zondvloed. Mabein, (t u r k s c h) , keizerl#k Mabein, het voor de hooge ambtenaren toeganklijk deel van liet Hof, tevens bet verblij f des Sultans bij dag. De Mabeindsche vervulleli er den dienst van hofmaarschalken en bizondere secreta- rissen. Mabille, - vroeger een uitspannings- oord van zeer verdachte reputatie to Parijs (gesticht in 1840), een groot rijk versierd gebouw met tuin, schitterende verlichting, en eetzalen, speelzalen, kabi- netjes en een zeer groote danszaal, waar het wemelde van vreemdelingen, en waar opgesierde vrouwen van minder allooi ten dans uitnoodigden, onder aansporing of voorbeeld van bijbehoorende mannen van nog minder allooi. Vgl. Cremorne Gardens en Argyll rooms. Mabok, (m a 1.), dronken. Mabok darah, (m a 1.), flauzw, bedwwelmnd door bloedlucht, bloedverlies. Mabok laoet, (m a l.), zeeziek, zeezi ekte. Maboul of maboule, (f r.), in de volkstaal een zot of zottin, een onnoozele. Mac of M'c, een voorvoegsel uit 't Gaelisch (goth. magns = zoon; sanscr. mah = groeien; Welsh magm= telen) beteekent zoon, b.v. Mac Donald zoon van Donald. Het Welsh heeft Mac veranderd in ap of map en saamgetrokken tot ap of 'p als Apadam (ap Adam), prichard ('P Richard). Mac Kinley-tariel, aanmerkelijk verhoogd tarief van invoerrechten in de Ver. Staten in 1891 ingevoerd, wat voor sommige artikelen bijna met verbod gelijk staat, bestemd om de welvaart in M 4CABRE. 671 MACHT GAAT BOVEN RECHT. de V. S. to doer toenemen door den invoer to doer afnemen ; naar den voor- steller M c K i n l e y, lid van het Congres, later President der V. S. Macabre, bv. nw. vooral in verbin- ding met d apse (z. a.). Eerie vrome instelling, waarin zoowel kerkelijke als wereldlijke waardigheidsbekleeders bij beurten den dans verlieten, als om to kennen to geven, dat iedereen sterven moet. Danse Macabre = doodendans. Sommigen meenen dat hot woord van Arabischen oorsprong is : makabir, Ar. beteekent begraaf plaats. De doodendans van Holbein bestaat alleen nog in gravures, to Bazel is er nagenoeg niets meer van over. Maeadamiseeren, eerie straat leggen a la M a c A d a m, d. i. ze met steenpuin of klein gestooten graniet- kiezel of kalksteen bedekken ; naar den uitvinder, den Amerikaan John Lou- don Mac A d a ni (1755-1836). Zijn stelsel werd voor 't eerst in 1815 op de wegen van Bristol toegepast. Bet parle- ment beloonde hem met een geschenk van 10.000 pond sterling. Maeaire. Zie Robert Macaire. Macaroni, (ital.), inacchero•rzi, geliefd voedsel in Italie, welks hoofd- bestanddeel is fijn weitemeel, ook wel mais-meel. De beste macaroni koint uit Amalfi (bij Napels). Ook eerie soort van volksdrank in N apels. Zie Tarantella. Signor Macaroni, spotnaam voor een Italiaan. In Engeland eenniaal een lid van de Macaroni-Club, eeii Vereeniging van zwelgers en zwetsers op liet laatst der 18e eenw. Maearonische poezie, boertige verzen waarin twee talen zoo doorden ge- mengd zijn, dat de eerie naar de regelen der andere verbogen, vervoegd en gecon- strueerd wordt ; zoo wordt bv. gidsen die den weg niet weten: Gidsi viam nescientes, en koks, die Been mes heb- ben : kokki messam non habentes. Maeedoniers, godsdienstige sekte, zoo genoemd naar A1 a c e d o n i u s, patri- arch van Constantinopel, 4e eeuw. Zij ontkenden de godheid van den Hei- ligen Geest, en beweerden, dat het wezen van den Zoon hetzelfde is als dat van den Vader. Mach define Rechnung mit dem Himmel, Vogt! Fort musst du, deine Uhr 1st abgelaufen; Schiller, Wilh. Tell, IV, 3. Maak ,rice rekening net den hemel, land voogd, Weg inoet gij, un la,atste uur heeft geslagen; woorden van Willem Tell als hij Gessler ziet naderen een oogenblik voor den sluipmoord. Maehaseh Lalet'tomim,(h e b r.), Toevlucht voor Weezen. Benaming van het Centraal Israelietisch Kinder-, Wees- en Doorgangshuis to Leiden. Machseh of iraachaseh - toevlucht, schuilplaats; jetom - wees. Maehiavellistische staat- kunde, gewoonlijk opgevat in den zin van politiek, die onbeperkte vor- stenmacht voorstaat, welke door allerlei middelen, ook de snoodste, moet worden gehandhaafd, omdat de slechtbleid der menschen die snoode middelen recht- vaardigt. Deze verklaring grondt men ten onrechte op het werk van N i c o 10 M a ch i a v e l l i (-- to Florence 22 Juni 1527) in zijn in 1515 to Venetie uitge- geven werk Il Principe (De Vorst), opgedragen aan Lorenzo d'Medici, den jongere, den neef van Paus Leo X. Maehloukes, (van het n. h e b r. machaloketh), verdeeldheid, tweedraeht, twist. Maehsehaba, meerv. Machsch-a- both, (h e b r.), (Machschowo, meerv. Machschowous, (n. h e b r.) = gedachte, voornemen. Machschaba toba (Machschowo towoo), goede gedachte, goed voornemen. Maehsehelfe, Machscheifete. Zie Mechaschefa. Macht gaat boven recht, H a- b a k u k I, 4, volgens Luther's opvatting MACKENZIE-PIJP. 672 MADE. als spreekwoord aangeduid, is sedert Luther ten onrechte als zoodanig aan- genomeii. Mackenzie-pilp, pijp, die geheel droog rookt, en den rook ten eenemaal onschadelijk maakt voor de gezondheid. Allergunstigst beoordeeld door den be- roemden Engelsehen geneesheer Sir Morell Mackenzie. Mackinaw blanket, (am.), een zware `i ollen deken van goede kwaliteit. M a c k i n a c, uitgesproken als ,Mack i- n a w", op bet eiland van dien naam in bet meer Huron, Staat MichiganV. S. A. was vroeger bet middelpunt van den ruilhandel met de Indianen, die groote hoeveelheden daarvan gebruikten. Mackintosh, regenjas, door be- werking met caoutchouc ondoordring- baar; eigenl. Macintosh met c en niet met ck, naar den uitvinder, den beroem- den Schotschen scheikundi ge Charles M. (1766-1843). Maeuta, nmunt van Opper- en Neder- Guinea, ter waarde van 14 Ned. center. Madame, weleer de titel der oudste dochter van een koning in Frankrijk. Madame, 11 fait grand vent, et I'ai tue six loups, (f r.), me- vrouw, het wvaait hevig, en ik heb zes wolven gedood. Victor H u g o, Ruy- Blas, 1838, II, 3, ontleend aan een brief, dien de dichter koning Karel II van Spanje aan de Koningin laat schrijven, waarin de Koningin liefdesbetuigingen mocht verwachten, maar die alleen dit jacht- bericht inhield. Madame Cardinal, (f r.), eene vrouw, die bet ontuchtig gedrag harer dochter begunstigt. Naar een der hoofd- typen eener reeks geestige schetsen, door Ludovic Halevy (geb. 1834), van 1873--83 uitgegeven. Madame la cardinale, noemde Odet de Chatillon, broeder van den admiraal de Coligny, zijne gade Isabelle de Hauteville, die hij huwde met zijne kardinaalskleeding aan, uit spot over zijne indaging door den Paus voor de rechtbank der Inquisitie, omdat hij burger- en militaire kleeding had ge- dragen. Odet had op 16-jarigen leeftijd den titel van kardinaal ontvangen, en werd later benoemd tot aartsbisschop van Toulouse, en bisschop van Beauvais. In 1561 vierde hij bet H. Avondmaal in Evangelischen trant: Naar Londen uitgeweken, en to Sion-House metter- woon gevestigd, onder bescherming van koningin Elisabeth, betoonde hij zich, in vereeniging met zijne gade, een wel- doener van alle uitgeweken Protestanten. Madame la Duchesse, naam voor de gemalin van H e n r i J u l e s d e Bourbon, oudsten zoon van den Prins van Conde. Madame la Prineesse, naam voor de gemalin van den Prins van. Conde, dochter van Louis XIV (-- 1715) Madame se meurt, Madame est morte, (f r.), aanhef van B o s- s u e is lijkrede op Madame, vrouw van den H ertog van Orleans en dochter van Karel I, koning van Engeland. Zij stierf plotseling to Saint-Cloud in 1670. Madame Tussaud, museum van wassenbeelden in Bakerstreet in Londen; gesticht door Madame T u s s a u d, nicht van den beul Samson uit den tijd der Revolutie, door wien zij bet echte mes der guillotine bezit. Madame Veto, (fr.), mnevrouw Veto; spotnaam der koningin Ma- ria A n t o i n e t t e tijdens de Fransche Revolutie, wegens haar ijverig streven naar bet veto-recht (z. a.) der Kroon. Madapolam, een soort fijnae cali- cotstof, aldus naar de stad van dien naam in Britsch-Indie, met vele katoen- weverijen. Madat, bereide opium, zie Amfioen en Opium. Made in Hoogmade en andere plaats- namen, beteekent weide, en is verwant aan 't Engelsehe woord meadow. Vgl. madelief jes. MADEIRA. 673 AADRIGAAL. Madeira, (port.), hoot, het geheele eiland was, toen men het ontdekte met bosschen begroeid, die men ver- brandde, waarna men in den met asch bemesten grond den wijnstok uit Zuid- Europa plantte. Madeira-wijn, wijn van het eiland Madera of Madeira en wel: malvasia, e n g. malmsey; Dry Madeira (droge madera, d. i. sterke) (f r. sec); (deze is sercial of boal), dit is de eigentlijke handelswijn ; de eerste komt niet in den handel; eindelijk de thito of roode madera, die als hij oud wordt een rood- gouden kleur aanneemt en slechts met anderen wijn vermengd voorkomt. Madeleines, boetvaardige zonda- ressen, naar Magdalena ; ook Madelonnetten, in kloosters boe- tende lichtekooien, ook de kloosters zelve, waarin zij hare misstappen boetten; van fr. Madelon = Magdalena, in 't algemeen : berouwhebbende licht- zinnige vrouw; naar Maria Magdalena (d. i. van Magdala), eene der vriendinnen van Jezus, die vereenzelvigd is geworden met de boetvaardige zondares, die de voeten van Jezus zalfde en de toezegging van schuldvergiffenis van hem ver- kreeg. Lukas VII : 36-50. Vgl. Magda- lenenhuis. Mademoiselle, naam voor de dochter van Philippe, hertog van Char- tres, kleinzoon van Philippe hertog van Orleans, broeder van Lodewijk XIV en in 't algemeen van de Fransche Konink- lijke Prinsessen. Mademoiselle (La grande -, zie op Grand. Madera, de Spaansche vorm van het Portugeesche madeira. Maderiser, (f r.), aan wijn kunst- matig den smaak en de kleur van madera-wijn geven. Se madiriser wordt gezegd, wanneer de wijn dat van zelf, zonder kunstmiddelen, doet. Madfaa, (a r.), kleine mortier, be- staande uit een houten beker met steel, waaruit lichte werptuigen voortgeslin- gerd worden. Madloe, (m al.), Voorwaarts! Krijgsterm der Balineezen. ,Generaal Madjoe" was de naam, then de inlanders op Atjeh aan den als generaal-majoor v/h Ned.-Ind. leger overleden hoofd- officier Ch. de Roy van Zuijdewijn gaven, na de tweede expeditie op Atjeh, waarbij de missigit genomen werd. Madoe, een held uit een der Mid- deleeuwsche legenden. De Reinaart be- gint : , Willem die den Madoc maecte". Een historische Madoc was de zoon van Owain Gwyneth, Koning van Wales, j- 1170. Zijn zwerftochten, zegt de tra- ditie, breidden zich zelfs tot Amerika uit. Madonna, (ital.), saamgetr. uit (la) mia Donna = mijne vrouw. Naam van 0.-Lieve-Vrouw - Maria, de Heilige Maagd. Madonna dells Lettera,(i t a 1.), 0.-Lieve-Vrouw van den Brief, patro- nes van Messina, aan wier inwoners, volgens de legende, de Heilige Maagd een brief schreef. Madonnina, Genueesche zilveren count, geheeten naar , de Madonna, en bijna 40 cents waard. Madras, halsdoek van zijde of katoen, zoo genoemd, omdat de eerste to Madras gemaakt zijn. Madras - opvoedingsstelsel , stelsel van wederkeerig onderricht door Dr. Andrew Bell (1753-1832), in het weeshuis to Madras ingevoerd, ter op- voeding der weezen van Europeesche militairen; ook Bell-Lancastersche me- thode (z. a.) genoemd. Madre Natnra, geheim genoot- schap in Italie in de Middeleeuwen, dat de leer van het Christendom naar de Griek- sche mythologie wilde terugbrengen. Madrega, (h e b r.), rang, graad, trap van eer. Lett. steile plaats (Hoogl. II : 14; Ezech. XXXVIII : 20. Madrid of dublo-ne, Marokkaansche gouden count, ter waarde van 10 Spaan- sche piasters. Madrigaal, i t. madrigale (herders- dicht), eerst in Italie en later ook elders het kunstlied der 16e eeuw, meerendeels 3- of 6-stemmig, liefst 5-stemmig, kort 43 MADRILLENA. 674 MAGAZIJN. lyrisch gedicht, dat verrassend eindigt, wereldlijk, meest erotisch en veel kunst- matiger van samenstel dan de canzo- nette, villanelle, frottole en derg. ; oor- spronkelijk bet minnelied der trouba- dours. Oorsprong twijfelachtig. In bet m 1 a t. der 14e eeuw bestond reeds ma- trialia als naam voor eene muzikale compositie. Petrarca en Tasso, Montreuil en Moncrif, Goethe en Schlegel, Hooft, Huygens en Bilderdijk hebben madri- galen vervaardigd. Zie ook bij Frot- tola (lees : Frottole). Madrillena, Spaansche volksdans, genoemd naar Madrid (Madril). Maduro, zware portwjjn, in 't bij- zonder die aan de Portugeesche oevers van den Douro groeit. Madya (Het -, de middeltaal van bet Javaansch. Maeandrisch, (g r.), kronkelend, gelijk de stroom Maeander (nu Meinder of Menderez) in Klein-Azie (Phrygie, Carie). Maecenas (Een -, een bescher- mer van kunsten en wetenschappen ; naar den Romeinschen staatsman C a j u s Cilnius Maecenas (t 8 v. C.), die onder de regeering van keizer Augustus leefde en de bijzondere vriend en begun- stiger van Horatius en Vergilius was. Maelge, (w a p.), zie malie, ook malienkolder. Maenaden-dans, een woeste dron- kenmansdans ; naar de Maenaden, pries- teressen van Bacchus, die dezen op zijn tochten vergezelden, van gr. mainesthai razen, woeden). Maer dat en Is het Met, waer- op de Veldheer loert, V o n d e 1, G#sbreght, reg. 460 II, 1, dat is de bedoeling niet, naar de woorden van Willem van Egmond tot Diedrick van Haerlem, nadat hij verteld heeft, dat bet leger van Amsterdam is teruggetrokken. Maer zonder schelden : want gy zyt Been appelwyven, Foel ! 't staat zo lelyk als ge- leerde lul zo kyven. L a n g end ij k, de Wiskunstenaars, 19e tooneel, vermaning van Anzelmus aan Raasbollius en Urinaal, die onder een vlbed van scheldwoorden met elkaar twisten over de waarde van, bet stelsel van Copernicus. Zie En 't staat enz. Magstoso, (i t., m u z.), majestueus; van mnaesta (majesteit). Maevius, zie Bavius (t 33 v. C. in Cappadocie, volg. Eusebius). Door Ver- gilius zijn beiden, als slechte dichters in dezer voege vermeld : Qui Bavium non odit, amet tua carmina, Maevi. (Alwie Bavius niet haat, beminne uwe gedich- ten, Maevius !) Zie Verg., Ecl. III : 90. Zoo worden beiden over een kam ge- schoren. Mat of matte, (stud. en b a r g.), een kwartgulden; vroeger een zesthalf. Mallen, (mil. en b a r g.), slapen. Mafia, geheim genootschap in Sicilie, hetwelk op dat der Camorra (z. a.) in Napels gelijkt, en rooverij en wet- schennis in bescherming neemt ; eene machtige vereeniging, waarvoor bet yolk meer vrees koestert dan voor de recht- bank. De leden, Mafiasi genoemd, be- schermen hen, die door de politie of de rechtbank vervolgd worden, en onder- steunen de smokkelarij. Matoo, (e h in.), Chineesche bedien- de, stalkneeht. Matsiek, (n, h eb r.), onderbrekend, in het midden ophoudend. Matsiek ziln, in het midden af- breken; vooral : bij onbehoorlijke staking van bet gebed of andere godsdienstige handeling. Magadis, zie Psalter. Magang, (j a v.), inlandsch volge- ling, die dient zonder loon, doch in bet vooruitzicht van to eeniger tijd aan eene vaste betrekking geholpen to worden ; iemand, die op bet bureau van den een of anderen ambtenaar als leerling werkt. Magazgn, een bewaarplaats voor koopmansartikelen, een woord van Ara- MAGDALENA-ORDE (DE). 675 MAGISTER SANCTI PALATII. bischen oorsprong van dezelfde betee- kenis. De naam is allereerst in Engeland toegepast op een tijdschrift : The Gent- leman's Magazine, eerste helft der 18e eeuw. Magdalena-orde (De -, non- nenorde van boetvaardige vrouwen, aan- vankelijk slechts gevallen meisjes, later ook eerbare maagden, in 1215 in Duitsch- land opgericht,en later verder uitgebreid ; genoemd naar M_ aria Magdalena. Zie het volgend art. Magdalenenhuls, gesticht voor gevallen vrouwen. Naar Maria Magdalena verward met de boetvaardige zondares van Luk. VII : 36-50. Magenfrage, (h g d.), eene maag- aangelegenheid. De uitdrukking is door Ferdinand Lasalle (1825-64) uit- gedacht, en in zijn Offenes Antwort- schreiben (bl. 38) voor het eerst gebezigd. Magermannekes, zie lllannekes. Magere Hein, (b a r g.), de dood, eigenlijk vriend Hem , naam door M a t- t h i a s C l a u d i u s in den Wandsbecker Bote, bet eerst onder een geraamte, aan den dood gegeven, spottend naar een dokter H a i n to Hamburg. Magere laren (Vette en -, d. i. t#den van voor- en tegenspoed, ontleend aan Pharao's droom in Gen. XLI, waar sprake is van zeven koeien, „schoon van aanzien en vet van vleesch", die door zeven andere koeien „leelijk van aanzien en dun van vleesch" werden opgegeten, en van „zeven aren, vol en goed", die door „zeven dunne aren" verzwolgen werden. Maggid, zie Magid. Magi (De -, de drie Koningen, (eigenlijk wijzen, Been koningen, maar aldus genoemd naar Ps. LXXII : 10 en Jes. LX : 3, (die den jonggeboren Heiland kwamen begroeten). De over- levering noemt hen gewoonlijk : Caspar, Melchior en Balthmsar. Zie Magiers. Magied, (n. h e b r.), (letterl. = ver- kondiger, verteller, berichtgever), titel van iemand, die bevoegd is, Israel. theologische voordrachten to houden, predikant. MagiWr (De -- nit het Noor- den. Zie Magus van het Noorden. MagiWrs, 1 at. magi, uit inog (z. a.), bij de Meden en Perzen de helpers der priesterkaste, evenals de Leviten der oude Israelieten behoorend tot een be- paalden stam. Zij waren de vertegen- woordigers der wetenschappen hunner eeuw en oefenden de godsdienstplech- tigheden uit. Hunne leeringen noemde men magisme, en hunne wijsheid magie. Bij Jezus' geboorte zien wij er drie op- treden (Matth. II : 1). De magiers of ook de Chaldeeen, die eene afzonderlijke kaste vormden, deden voorspellingen uit de sterren, uit vogelvlucht en offerdieren. De overgang tot toovenar# werd door dit alles zoo gemakkelijk, dat van lieverlede mcigier eensluidend werd met „rond- zwervend toovenaar, wonderdoener en goudmaker". Magisehe cirkels, - ringen, de oude mnagie of tooverkunst trok cirkels of ringen, waarbinnen demonen gevangen werden gehouden. De overle- veringen spreken veel van m. ringen, zooals de Ring van Gyges, zie Gyges enz. Magister, (m. I at.), leeraar aan eene universiteit, bijv. to Wittenberg 16e eeuw. Uit dit Latijnsche woord spruit ons meester. Magister artium (M. A.), of magister artinm liberalism (M. A. L.), meester in de vi-#e kunsten, overeenkomstig met het Engelsehe „Master of arts" (M. A.) en ons , Doctor in de Letteren". Magister bibendi, zie Arbiter bibendi. Magister eeremoniarum,(1 a t.), ceremoniemeester. Magister Sancti Palatii, (1 a t.), meester van het heilig paleis, titel van den door den Paus benoemden Domini- caner monnik to Rome, die alle gedrukte schriften moet onderzoeken, of ze soms ketterijen bevatten en schadelijk kunnen zijn voor het R.-K. geloof. MAGISTER SENTENTIARUM. 676 MAGNIFICA (LA). Magister Sententlarum, titel van Petrus Lombardus (f 1164 als bis- schop to Parijs), omdat zijn hoofdw erk Sententiarum libri 1V, eene soort van dogmatiek, met uitspraken (sentenitiae) der kerkvaders (vooral van Augustinus) gestaafd, tot aan den tijd der Kerk- hervorming een der meest gebruikte leer- boeken was, dat tal van Commentarien (z. a.) heeft uitgelokt. Magna assisa, (m. l at.), zie bij Verdict. Assisa = zitting, e n g. assize = rechtszitting; ook, verordening, land- dag, jury. F r. assises (mrv.) = zitting van een crimineel gerechtshof (van een Cour d'assises). Magna Charta, de vrijheidsbrief in 1215 aan Jan zonder Land afge- dwongen, wat de grondslag lei van de staatkundige vrijheid der Engelsehen. Magna est veritas et prae- valebit, (1 at.), groot (machtig) is de waarheid, en ze zal zegevieren. Magna funera, (lat.), plechtige, officieele begrafenissen. Magna petis, Phafton, et quae nec viribus istis Munera conveniant, nec tam puerilibus annis, (lat.), G# vraagt een groot gunstbewijs, Phaeton, dat niet past voor uwe geringe krachten en zoo jonge jaren. 0 v i d i u s. Phaeton wenschte den wagen van zijn vader, den zonnegod, to mennen. Magnaat, in Hongarije rijksbaron, die door hoog-adellijke geboorte recht heeft op deelneming aan het bestuur des lands, als zoodanig Hof-Magnaat. In Polen elk geestelijk en wereldlijk raadsheer, zoowel als hoog-adellijke. Uit 1 a t. magnus = groot. Men spreekt fig. van beurs-, does- en geldmagnaten. Tot leden der Hongaarsche Magnaten-tafels worden ook uitstekende litteratoren, enz. benoemd, bijv. de Hong. dichter M a u r u s J o k a i, Jan. 1897, en dit wel levenslang. Magnas inter open mops, (1 at.), arm, to midden van groote r#k- dommen. H o r a t i u s, Oden, 3, 16, 28. Magneet of natuurlijke mag- neet, 1 at. magnes, gr. lithos magnethes of magnesios, d. i. magnesische steep (vgl. magnesia), aantrekkende ijzersteen, treksteen, poolsteen, zeilsteen, een zwart- achtig ijzererts, dat ijzerhoudende licha- men tot zich trekt. - Kunstmag- neet d. i. een met den magneetsteen bestreken stuk ijzer of staal, dat de kracht van den natuurlijken magneet heeft aangenomen. Magnesia, (chem.), bitteraarde of talks aide, bitterzoutaarde ; inz. ook voor magnesia alba, eene als artsenij gebruikte verbinding van bitteraarde en koolzuur; magnesia carbonica, koolzure bitteraarde. Aldus naar bet landschap Magnesia in Thessalie. Magney, zie Pulque. Magni laboris magna merces, Estque sibs pretiumipsavirtus. (Een e groote belooning voor groot werk; de deugd strekt zichzelve tot belooning). Gezegde van Jan van der Does (Janus Dousa), dichter en staatsman, gunsteling van prins Willem I, en de eerste curator der in 1575 to Leiden opgerichte hoogeschool, t 1604. Magna nominis umbra, (lat.), de schaduzv van een grooten naam, door L u c a n u s (Phars., 1, 135), ter ken- schetsing van Pompeus gebruikt, die onder de toga zijii strijdlust heeft ver- loren, terwijl Cesar, zijn tegenstander, diens zwaard overal been voert, waar eerzucht en wraak hem roepen. Ook Seneca laat Octavie (v. 71) zeggen Nunc in luctus servata meos, Magni resto nominis umbra = to midden miner rampen, ben ik levend, en de schaduzv van een grooten naam gebleven. Missehien heeft Schiller aan Lucanus' of S e n e c a's woorden gedacht, toen hij in Wilh elm Tell II, 1 Attinghausen deed zeggen : Mein Schatten bin ich nur, bald nur mein Name, ik ben slechts mijn schaduw, weldra alleen mijn naam. Magnigca (L& -, de pracht- lievende, bijnaam van Toledo in vo- rige rige eeuwen. MAGNIFICAT. 677 MAIIDI. Magnigeat, (1 a t., m u z.), een van de drie Cantica majora, de evangelische lofzangen achter de Berijmde Psalmen in onze kerkboeken; liet Canticuin beatae Mariae virginis, loflied van Maria, Luk. I : 46-55, in bet huis van Za- charias, waarmee zij den groet van Elisabeth beantwoordt : Maynificat ani- ma mnea Domninum (mijne ziel verheft (lett.: maakt grout) den Heer). Het lied maakt deel uit van de 1Z.-K. vesper. Magnifique, mais ce West pas la guerre West -, (f r.), bewon- ,derenswaardig, maar buuiten den oorlog (buiten den regel). Woord van maar- schalk C a n r o b e r t bij de charge van the Light Brigade bij Balaclava, in den Krimoorlog. Magnum bonum, (l a t.), groot goed. Afdoend Neil- en geneesmiddel, bv. tegen vallende ziekte. Ook, benaming eener aardappelsoort, to IIallum ge- kweekt, ook Hallumer gele genoemd, of manke boonen; ook als Daber 1I1agnum Bonum bekend. Magog, zie Gog. Magot, (f r.), groote aap, Chineesche pop; koddige figuur op Chineesch porse- lein; spotnaam, dien Lodewijk XIV aan de voortbrengselen onzer Hollandsche schilderschool gaf. Magot, (f r.), een aanzienlijke, ge- woonlijk ergens verborgen som gelds. In de taal der misdadigers bait. Magus, fabelachtige Koning der Walen, legendarische stichter van Numa- ,qen = Nijmegen. Magus van het Noorden (De -, bijnaam van den Protestant J o h a n n George H a m a n n (-- 1788), sedert Juli 1787 to Munster den vriend der vorstin von Gallitzin (zie Niet thuis); volgens .sommigen een Schmarotzer (tafelschui- mer) en nietsdoener, volgens den be- gaafden geschiedschrijver Gelzer, in dichterlijken gloed Klopstock, in veel- zijdige onderzoekingskracht Lessing op zijde strevend, in godsdienstige diepte van zin deze beiden ver overtreffend. Maguseers, aanhangers van een onvoorwaardelijk dualisme onder de Perzen, wier leeringen in menig opzicht in botsing kwamen met hun oud-vader- lijken eeredienst; zoodat zij bij de her- stelling van bet Perzische rijk onder de Sassaniden (sedert 227 n. C.) verdreven werden en verstrooid geraakten. Zij hingen nauw samen met de Magiers (z. a.). Magwump, (a m.), man, die tot geen staatkundige partij behoort, gewoonlijk, die zijne oorspronkelijke verlaten heeft ; ook cave-man of Adullamite genoemd; aanvankelijk aan den Indianopolis Sen- tinel, die 't woord in 1872 bet eerst zou gebruikt hebben; bet is echter veel ouder en komt in Indiaansche vertalingen van den Bijbel voor als Mukquomp in de vertaling van Gen. XXXVI : 40 en van II Sam. XXIII : 8, in de beteekenis van beer, vorst, onafhankelijke. Magyaarsche of Mayaarsche nationaliteit van de Hongaren. Magyar Orszag, (h o n g.), Hon- yar#e. Mahabharata, een der twee groote epische gedichten van oud-Indie. Het bevat de geschiedenis van den strijd tussch e'-i de afstammelingen van Kuru en Pandu. Maharadla, uit niaha, hoog, groot, als 't eerste woord eener samenstelling, en radja Vorst. Bet. hooge, groote Vorst, Koning; komt meermalen in N.-Indie voor als titel en naam van Inlandsche hoofden en Vorsten. Maharajah, titel van een vorst in Britsch-Indie. Zijne gemalin heet Maharanee. Maharanee (De groote -, titel, welken de inboorlingen van Hindo- stan aan de Koningin van Engeland geven. MilhayAna, zie Hindydna. Mahdl, (a r.), de door de Muzelman- nen verwachte profeet, then Allah (God) zenden zal om bet door Mohammed be- gonnen werk to voltooien, de ongeloo- vigen to bekeeren of uit to roeien en eene MAHMOUDI. 678 MAINE. rechtmatige verdeeling van alle goederen to doen plaats hebben. Als zoodanig trad in 1881 de onlangs overleden Egypte- naar Achmed Sul eiman op, nadat sedert 901 bij verschillende gelegenheden nu hier dan daar iemand was opgetre- den, die zich voor den Mahdi uitgaf. Mahmoudi, Perzische zilveren munt, 24 Ned. cents waard. Mah-nischtanna ? (n. h e b r.), waarin onderscheidt zich ? begin van een bekende Isr. Paaschavond-liturgie. Hoe komt Haman in de Mah-nisch- tanna !" Spreekwoord van.verwondering, wanneer een ander in een redeneering een element werpt, dat er volstrekt niet in behoort. Wat wil Haman uit de Esther-geschiedenis in de Paasch- liturgie ? Vgl. het christelijke Hoe komt Pilatus in het credo? (zie Pilatus). Mal (Arbre de -, (f r.), meiboom, levende boom zonder wortels op 1 Mei to Parijs geplant op de binnenplaats van het Paleis van 'Justitie, oorspronke- lijk eene plechtigheid der Basochiens.Z.a. (A a n h.). Hendrik II (a o 1547-59) had hun vergund jaarlijks in de Koninklijke bosschen de boomen to vellen, die zij noodig hadden om met grooten luister den meiboom to vernieuwen. Daarbij hadden eene maand lang feesten en demonstraties plaats, waarvoor de Koning uit zijne particuliere inkomsten de kosten betaalde. Te Brussel wordt nog jaarlijks door het yolk een meiboom in de rue d es Marais geplant en eenige maanden later weer verwijderd. Mai blfht einmal and nicht wieder (Des Lebens -, zie Des Lebens enz. Mal-schana, (Talmud. c h a 1 d.), welk onderscheid is er ? Term met de beteekenis : geen verschil. Maicken in 't schapraicken, zie Maaiken, enz. Maiden Queen, Virgin Queen, (e n g.), maagdelijke Koningin, nl. Eli- sabeth van Engeland, die 1558-1603 regeerde en op zeventigjarigen leeftijd ongehuwd stierf. Maiden Town, de Maagdelijke stad, Edinburgh, als nooit door eenigen vijand veroverd of genomen. Maidenspeech, (e ng.), eerste redevoering, die een pas opgetreden Minister of Kamerlid houdt en waar- mede hij dan aan zijn maagdelijkheid een eind maakt. Mallem (Te -, (b a r g.) , in 't water. Zie Majim. Maille, naam van de zeer kleine zilveren muntjes der Brabantsche en Vlaamsche steden uit de 13e eeuw; hetzelfde als malie (z. a.), schubje. Maillet, (f r. w a p.) , zware houten hamer. Ook : voorzittershamer bij de Vrijmetselaren. Maillotins, (f r.), ook naillets ge- heeten, de str#dhamers, deelnemers aan den opstand onder Karel VI, in 1382 en 1413, veroorzaakt doordat de Hertog van Anjou, die bewindvoerder was, de belasting van den twaalfden penning wilde invoeren; aldus genoemd naar de maillets, zware hamers, van staal, lood of ijzer, waarmede zij streden tegen hen, die hen wilden dwingen, de belasting to betalen. Maim akterioon. Zie Maanden (De Grieksche -). De maand waarin de maimakteria, d. i. het feest van „Zeus maimaktes" (den god van storm en wind), gevierd werd. Main axe, (sport), hoofdas. Main d'aigle, (f r. w a p.), een arendsklauw met een vlerk er aan. Main pasang, (m a 1.), nit lief- hebber~ schieten op de bentings; van main (spelen) en pasang (vuren, schieten). Main prang, (m a 1.), oorlogsspel ; van main (spelen) en prang (oorlog). Main prang, main pasang (Betoel -, bijv. in Atjeh, waarlijk oorlogje, schuttertje spelen. Maine, (am.), de Pine-tree state of MAINE LAW. 679 MAIS ENZ. de Limiter State (lime-tree) : bet wapen van Maine is een pijnboom. Maine Law, (am.), wet, houdend belemmerende bepalingen tegen den ver- koop van sterke dranken (spiritualia, alcohol), het eerst aangenomen in Maine in 1851. Mainteneurs, (f r.), zie Jeux flo- raux. Maintiendral (Je -, zie Je maintiendrai. Mainzer Beobaehter, couranten- titel door Multatuli uitgedacht. Tijdens den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog in 1866 schreef Multatuli,die toen in Duitsch- land woonde, correspondenties van bet oorlogstooneel voor de Haarlemsche Courant. Die berichten moesten zoo objectief mogelijk geschreven, of woor- delijk uit Duitsche bladen overgenomen zijn. Dit was nieuw voor den bij uitstek subjectieven Multatuli. Als de lust om eigen indrukken mee to deelen hem to machtig werd, deed hij bet voorkomen, alsof er een Mainzer Beobachter (d. i. Waarnemer of Ooggetuige uit Mainz) bestond, aan welke gefingeerde courant hij kwansuis menig geestig gesteld artikel ontleende. Mats attendons la fin, (f r.), mnaar laat ons het einde afwachten, uit Lafontaine's fabel I, 22, Le Chene et le Roseau. Men bezigt die woorden, om aan to duiden, dat men onvoorzichtig handelt, met op aanhoudenden voorspoed to rekenen zoolang eene zaak of onder- neming niet ten einde is gebracht, zooals de h g d. zegswijs : Man soil den- Tag nicht vor dem Abend lobes, men ver- heuge zich niet over den dag voor den avond. Mats it taut en sortir eomme un vtetllard en sort, (f r.), maar men moet er uit trekken (nl. uit bet leven) zooals een grijsaard er uit trekt. Woorden ten onrechte aan D u m a s toegeschreven, in zijn drama le Camp des Croises (Oddon 1837), waar een jongeling, na verklaard to hebben bet leven moede to zijn, aan bovenstaand gezegde lucht geeft. Later is gebleken, dat deze woorden niet in bet stuk voorkomen. Oorsprong onbe- kend. De woorden werden algemeen bekend doordat bet deze regel was, die een stuk deed vallen ; geheel bet publiek barstte in lachen uit, toen zij meenden den acteur to hooren zeggen : Mais it faut en sortir comme un vieil hareng saur. Mats 1'extreme justice est une extreme injure, (f r.), de vertaling van lat. jus summnum saepe summa injuria est (z. a.). Mats l'honneur sans argent West qu'une maladte, (f r.), de eer zonder geld is niets dan eene lastige ziekte. R a c i n e, les Plaideurs 1, 1, woorden van P e t i t - J e a n, den portier van den rechter D a u din tot bet publiek. Mats oil sont les netges d'antan ? (f r.), letterl. waar is de sneeuw van verleden jaar ? fig. het is alles weg als de sneeuw; geciteerd, als men met weemoed aan bet verleden, als aan een verwelkte bloem terug- denkt. Refrein van de ballade van V i 11 o n (1431-89), Dames du temps jadis. Mats, sac 4 papter, on ne parle que de ma mort l& de- dans, (f r.), nmaar, drommelsch, men spreekt daarin slechts van mijn over- l#den. Uit Les faux bonshommes, comedie van Barriere en Capendu, III, 20, in 1856 in den Vaudeville- schouwburg to Parijs voor bet eerst opgevoerd. Woorden van Piponet, bij bet lezen van bet ontwerp huwelijks- contract zijner dochter, door zijn aan- staanden schoonzoon opgemaakt. In L'homme sanguin, van L a b i c h e en L e f r a n c reeds negen jaar vroeger in den Gymnase-schouwburg opgevoerd, was echter reeds iets soortgelijks to vinden. Mats votct blen une autre fete, (f r.), maar dat is vu een heel ander feest, uit de fabel III, 18 van L a f o n t a i n e Le Chat-et le vieux Rat, op bet oogenblik, dat de kat, die de ratten dood waanden, levend bleek to zijn. Deze woorden, tot spreekwijs ge- worden, dienen wanneer iets onverwachts ten kwade verandert. MAISON DE SANTE. 680 MAJOLIKA. Matson de sante, (f r.), letterl. huis van gezondheid. Inrichting to Parijs waar zieken en voornamelijk krank- zinnigen ter verpleging worden opge- nomen. Maitre Aliboron, in de fabel van Lafontaine 1, 13, l'Ane et les voleurs, de ezel; in ,le Testament de maistre Pathelin" een apotheker; bij Egidius du Rays (1440) de duivel; maar meestal een sluwe kerel, een gladde vogel, en dan wel waarschijnlijk van 1 at. helle- borum, f r. ellebore, bekende plant uit den Reinaert, die de eigenschap heeft geheugen en scherpzinnigheid to geven. Anderen verwijzen naar A 1-B i r o n n, een beroemd geleerde der Middeleeuwen, in de Arabische scholen. Maitre de la fabrique, (f r.), kerkvoogd of kerkmeester bij Wale- kerken ; zie Fabuiek. Mid. 1 at. in agister fabricae. Maitre de plaisir, (f r.) , inrich- ter van feesten en pretjes, b.v. aan een Hof. Dit was, doch toen niet offi- cieel, to Parijs onder het tweede Kei- zerrijk Prins Richard van Metternich, die als Oostenrijksch gezant er 1859-71 met zijne gemalin, de bekende Prinses Pauline (eene geboren Gravin Sandor uit Hongarije), verblijf hield. Prins R. von M. (j begin Maart 1895) to Weenen, oud 66 jaar. Maitres-chanteurs, (f r.), mees- terzangers, menschen die zich schuldig maken aan chantage (zie A a n h.). Met toespeling op Wagner's Meister-Singer. Maitrise, (f r.), koorschool, kweek- plaats van koorzangers in Frankrijk tot aan de Revolutie aan elke groote kerk verbonden. De leerlingen woonden samen onder toezicht, en werden wetenschap- pelijk en muzikaal gevormd. Dergelijke inrichtingen bestaan nog heden to Leipzig en to Dresden. Aan hat hoofd stond de Maitre de chapelle (kapelmeester), aan welken titel zij hun naam ontleenen. Maizena, fijn meel tot het maken van pudding, alsmede taarten, soepen en sausen. Van mais = Turksche tarwe. Malang, (m a l.), bloemtros van palmen. Ook benaming van zekere soort voor de vischvangst op zee gebruikte inlandsche vaartuigen. Malesteit, waardigheid, verheven- heid, heerl#kheid; van lat. majestas uit snajus, verwant met snagnus (groot). Titel van regeerende vorsten. Onder de Koningen namen de Normandische beer- schers in Sicilie het eerst dien titel aan; bij het sluiten van den vrede to Cambrai (1529) voerde Karel V dien titel alleen, bij dien to Crepy (1540) wordt Karel V Keizerlijke, Frans I Koninkl j ke Majesteit genoemd, en bij dien to Chateau- Cambresis (1559) heet de Fransche Koning Allerehristel#kste en Katholieke Majesteit. De Koningen van Spanje noemen zich Katholieke, die van Hongarije Apostolische, die van Portugal Allergetrouwste Maj esteit. Het meest verscheidenheid in vorm leve- ren de namen der Engelsche vorsten. Hendrik VIII was de eerste Engelsche souverein, die zich His Majesty liet noemen. Hendrik IV was His Grace, Ilendrik VI His Excellent Grace, Edu- ard IV High and Mighty Prince, Hendrik VII His Grace en His Highness. His Sacred Majesty was een titel die door volgende vorsten is aangenomen, maar later veranderd is in Most Excel- lent Majesty. Maiesteitssehennis, l at. crimen laesae majestatis (z. a.), de misdaad van gekrenkte majesteit, beleediging het hoofd van den Staat aangedaan. Malesteitszegel, (w a p.), zegel, waarop de souverein op een troon, onder een baldakijn, is voorgesteld met de teekens zijner macht, als : kroon, schepter en wereldbol of rijksappel. Juister is troonzeyel, daar zulke zegels ook door koningen werden gevoerd, maar voor Frans I alleen de Keizer Majesteit heette. Mallm, (h e b•r.), water. Malolika, geschilderd en gebakken aardewerk, waarbij de metaalkleuren op de gedroogde witte glazuurmassa aan- gebracht worden. Voorwerpen van Ma- j olika worden tweemaal gebakken : de MAJOR. 681 MAKELAAR. eerste maal zonder, de tweede maal met glazuur. De naam is of komstig van Majorca, vanwaar de werklieden, die bet eerst in Italie dit fabrikaat vervaar- digden, gekomen waren. Later verplaatste zich de industrie naar Faenza; vandaar fr. faience (z. a.). Major, (lat.), d e grootere. Wordt vooral van (ouder in) leeftijd gebezigd, omdat er dan natu of annis onder ver- staan wordt. Major (De -, (r h e t o r.), de hoofd- zin of hoofdstelling, uit welke door tusschenkomst van de minor (de af- hankelijke stelling) bet besluit (conclusio) getrokken wordt. Major, minor, nml. ratio (rede). Major domus, (lat.), huismeier. Oorspronkelijk, hofmeesters ten paleize der Frankische koningen, regeerden zij feitelijk Frankrijk, toen die vorsten hoe langer hoe meer onbeduidend en lui werden (Rois faineants). De meest be- kenden onder hen zijn Pepijn van Her- stal (j- 714) en zijn bastaard Karel Martel (-- 741). Het is onzeker, of dit major een verlatijnscht meier (m. n e d. meider = bestuurder, bewindsman), dan we, z. v. a. magnior = de groo- tere, is. Malora, (De -, vUver, oostwaarts van de poeri, bet voormalig lustverblijf van den Radja van Lombok to Tjakra- Negara, tot Nov. 1894. Maloraat, mrv. majoraten. Fr. Tnajorat = recht van eerstgeboorte; maar ook een titel aan een onroerend goed verbonden, en overgaand op den erfgenaam er van, onvervreemdbaar en ondeelbaar. Malores Dii, (lat.), groote(re) goden, hoofd-godheden bij de oude Ro- meinen. Fig. personen van hooge be- teekenis en gezag op 't gebied van poli- tiek, wetenschap of kunst. Ook dii majorum gentium geheeten, d. i. goden van hooger stam of orde ; in tegenstel- ling met dii minorum gentium = goden van lageren rang. Gens = geslacht, stam. Maioritard, (f r.), een ministerieel lid van een der wetgevende Kamers, die altijd met de meerderheid stemt. De uitdrukking w ordt alleen spotten- derwijs gebezigd. Maloritait (Die compacte -, de ineenged)-ongen mneerderheid; noemt I b s e n in Ein Volksfeind (4ter Aufzug) bet egoisme. Maluma, bij de Romeinen een volksfeest in de maand Mei, op den Tiber, en aan den oever der zee to Ostia, waarbij zij gewoon waren elk- ander in zee to dragen. Makame, a r. makdmeh, d. i. ver- zameling, onderhoud in een gezelsehap ; vertellingen van eigenaardig kunstigen, half dichterlijken vorm (van den arab. dichter H a r i r i). Makart-bouquet, bouquet van gedroogde planten, bladen en pluimen ; naar den schilder M a k art, die ze zeer gaarne zag, ze althans met voorliefde op zijne groote weelderige doeken schil- derde. Make haste and come too late, (e n g.), mnaak haast en kom to laat; gebezigd wanneer men zich houdt alsof men haastig iemand een dienst wil bewijzen (oprapen, wat gevallen is, de deur open of dicht doen en derg.), maar liandig aan een ander de gele- genheid laat, ous voor to zijn. Make money, my son, if you can honestly, but make money, (e n g.), verdien geld, m~ n zoon, zoo mogelijk op fatsoenl#ke mnanier, maar zorg geld to verdienen. Makelaar, (b o u w k.), f r. man- clair, middenlijst of naald van een dub- bole deur, welke dient om de naad of opening der beide vleugelen to dekken ; men noemt ook makelaar de stijl van bet kapgebindt, waarin de bindstijlen verbonden worden. Makelaar, tusschenpersoon bij in- koop of verkoop (art. 62 W. v. K. „Makelaars zijn door bet plaatselijk be- stuur aangestelde tusschenhandelaars"): MAKELAARS-HUIS. 682 MAL-TAILLE. van 't werkw. makelen, maken, dat de koop of onderhandeling doorgaat. Makelaars-huls, (a m s t.), een huis met zeer smaller gevel, dat van achter zeer breed is, daar hot achter andere huizen heenspringt. Makelloon, (h and.), het loon van den makelaar, zie Courtage en Provisie. Makka, (h e b r.), makkoh (n. lie b r.) slag, plaag, ziekte, wonde, onheil. MakkabeEn, een Joodsch geslacht, dat der Hasmoneers (z. a.), aldus genoemd naar Judas, bijgenaamd Makkaba (he b r. hamer), - zie Hainer - evenals K a r e l M a r t e l in den Christentijd. Zijn vader Mattathias, Joodsch priester, stelde zich omstr. 167 v. C. aan 't hoofd van den opstand tegen Antiochus (V) Epiphanes, die de Joden door gruwzame martelingen tot zijn heidendom wilde afvallig maken ; Judas sneuvelde in 160 tegen den Syrischen veldheer Bacchides ; zijne broeders Simon en Jonathan zetten aan de spits van hun yolk het werk van vader en oudstenbroeder krachtdadig voort, en voltooiden het. Naar hunne heldendaden, daarin beschreven, heeten de eerste drie der Apokriefe boeken des Ouden Testaments, de boeken der Mak- kabeeen. Makke, (b a r g.). Zie Makka. Makkeren, (b a r g.), bedriegen. Makrame, dameshandwerk, touw- werk bijv. voor franje aan een gordijn, wordt vervaardigd op een plank, waar- over touw gespannen is en waartusschen door ander touw geknoopt wordt. Makrobiotiek, kunst om lang to leven. Uit g r. makros (lang) en biote (levensonderhoud, van bios = leven). „Makrobiotik, oder die Kunst das menschliche Leben zu verlangern" is de titel van een in 1796 door den vermaar- den arts Christoph Wilhelm H u f e 1 a n d (f 1836 to Berlijn) uitge- geven werk, dat in bijna alle Europee- sche talen is overgezet. Makrokosmos enMikrokosmos of groote en kleine wereld, woorden ontleend aan de stelsels der natuurkun- digen en wij sgeeren der 15e eeuw. Zij stelden de wereld voor als een men- schelijk organisme in het groot (makro- kosmos) en den mensch als een wereld in het klein (inikrokosmos), waarbij zij aannamen, dat de levensverrichtingen van die beide organismen met elkander overeenkwamen, zoodat er een bepaald verband bestond tusschen de bewegingen der sterren en de lotgevallen der men- schen. Makura, houten hoofdkussen in Japan, een zadelvormig uitgehold blok, waarin eene vrouw haren nek kan ter rusten leggen gedurende den nacht, om haar kapsel niet to bederven. Aan weers- zijden van die ruimte bevat dit blok, dat tot kussen dient, laadjes voor toilet- benoodigdheden. Mal de Naples, (f r.), Napelsche ziekte, syphilis. Mal de St. Franeols, (f r.), schertsende benaming voor geldgebrek, zinspelend op francs. Oorspronkelijk inderdaad van St. Franciscus van Assisi die volstrekte armoede als eersten eisch stelde voor de leden der door hem ge- stichte orde. Mal de St. Genoa, (f r.), schert- sende benaming voor jicht, daar die in de beenen en de knie (genou) voorkomt. Mal de St. Medard, (f r.), schert- sende benaming voor gevangenis. "Mal de St. Zaeharle, (f r.), schertsende benaming voor stilzwa~gend- heid, Z a c h a r i a s was een tijdlang stom, tot straf, dat hij niet had willen ge- looven, dat Elisabeth, zijne bejaarde vrouw, later de moeder van Johannes den Dooper, hem nog een zoon zou schenken ; naar Luk. I : 18, 20, 22, vgl. 64. Mal Franepals, (f r.), Franschc ziekte, d. i. syphilis of venusziekte. Mal-taille, (f r. w a p.), een mouw, welke op eigenaardige wijze gevormd is. Bij pols en schouder is de opening zeer wijd. MALA FIDE. 683 MALBROUCK ENZ. Males fide, (lat.), to kwader trouw. Mala-fide-invloeden = omstan- digheden, die ten onrechte vrees aan- jagen, met bet oog waarop men zich van sommige effecten ontdoet of ze koopt. Er staat tegenover bona fide (invloed, houder, enz.) = to goeder trouw. Bona-fide houder is iemand, die gekocht heeft omdat hij werkelijk ge- looft een goede geldbelegging to doen. Zij, die slechts koopen op speculatie om bij rijzing weder bet fonds van de hand to doen, waarin zij toch geen vertrouwen stellen, staan bier tegenover, doch men heeft nooit gehoord, dat men hen mala- fide houders noemt. In Hoed op den koers bona of mala-fide to goeder trouw (als men het zelf gelooft) of to kwader trouw (als men desbewust verkeerde voorstel- lingen geeft), behoort eigenlijk in een anderen gedachtenkring. Malabaarschetestamentaire beschikking, uiterste wilsbepaling, waarin wordt voorgeschreven, dat een gedeelte der nalatenschap (met name to noemen) moet verbrand worden ; naar bet gebruik in Malabar, dat de weduwe tegelijk met bet stoffelijk overblijfsel van haar man levend verbrand wordt. Mal'ach, (h e b r.), mrv. mal'achim (mal-ochim), engel. Mal-ach ha-maweth, (h e b r.), (mal'ach ha-mowes), doodsengel; ma- l'ach tob, goede engel. Malachiet, een groen koolzuur- houdend kopererts ; van g r. malachi = maluw, malva, en aldus genaamd, omdat bet daarop zooveel gelijkt. Malaffo, palmwijn, bij de negers aan de Congo (Afrika's westkust). Be- duidt bij hen ook soms water (anders, mazje en coco). Malaguena, (s p.), zie Fandango. Malalne of maleine,, vocht, waar- mede men bij paarden inspuitingen doet tegen kwaden droes. Malam (of Malam), (m a 1.), de tijd na zonsondergang tot zonsopkomst, avond, nacht. Malam partem (In-, (f r.), de mauvaise part, zie In malam partem. Malam dioemagt, Donderdag- avond, de nacht van Donderdag op Vrijdag. Is bet op then avond nieuwe maan, dan beschouwt de Atjeher hem als een geluksavond, en kiest hem tot bet doen van uitvallen en overvallen uit. Malandrins, (f r.), vrijbuiters, of militaire avonturiers, heetten in de 12e en de 13e eeuw cotereaux en bra- baneons, in de 14e malandrins en in de 15e icorcheurs (zieA a n h.). De malan- drins verwoestten en plunderden Frank- rijk gedurende de Engelsche oorlogen, totdat du Guesclin hen meeilam naar Spanje, daartoe aangezet door koning Karel V. Bij Chalon-sur-Saone kwamen er 30000 bij een ; du Guesclin beloofde hun 200000 gulden, de pauselijke abso- lutie en een nieuw land om to plunde- ren. Oorsprong onzeker, wellicht van malandre (malandrium) ziekte, land- ziekte, landplaag. Het woord beteekent thans misdadiger. Malbergsehe glossen, aantee- keningen, bestaande in zinnen of woor- den, met de aanduiding Malberg (= gerechtsplaats), tusschen en in 't midden van de eerste, tweede en derde tekst- soort (redactie) der Salische wet (z. a.) ingevoegd, in verbasterden vorm, ver- moedelijk in de oud-Frankische taal. Malboesi, meervoud malboesjim, (n. h e b r.), Need, gewaad. Ook, beklee- ding der gewijde voorwerpen in de Syna- goge. Malbrouck s'en va-t-en guer- re, (f r.), wellicht bet oudste der heden nog bekende volksliederen. Vrij alge- meen wordt aangenomen, dat, althans de tekst, na den slag van Malplaquet is ontstaan, toen bet gerucht van het kamp der Britten naar dat der Franschen was overgewaaid, dat de Engelsche ge- neraal Marlborough gewond was. Het lied werd echter eerst populair, na 1781, door de min van den Dauphin, die bet nit haar bakermat had medegebracht, waar men bet, zooals beweerd wordt, sedert lang kende. Een Fransch geleerde, de beer Peisse, meent echter de muziek, MALCHOETH. 684 MALIEBAAN. eenigzins gewijzigd, in de opera Armide van Lulli to hebben teruggevonden en die toonzetter stierf in 1687, terwijl de slag van Malplaquet in 1709 werd ge- leverd. Bovendien heeft Chateaubriand de wijs in Syrie, bij de Arabieren, ge- hoord, waar het sedert 6 of 7 eeuwen in den volksmond leeft en beweert de beer Henri Martin, dat Fdlicien David, die Arabie bezocht, een Arabische ro- mance heeft geschreven, die onmisken- bare familietrekken met de wijs van Malbrouck vertoont. - Kortom, men gelooft, dat het eene Arab ische melodie is, die wellicht reeds gedurende de kruistochten naar bet westelijk Europa werd overgebracht. Malchoeth, malchoes, (h eb r.), regeering, heerschappij, grootheid. In de uitdrukking : ,een malchoes van iemand houden", beduidt het : iemand „aanzienlijk", „koninklijk", innig, op- recht lief hebben. Malchus (Een - van een jon- gen, eig. een malchoes van een jongen (zie vorig art.), een innig goede jongen, zie Mallekus. Malehus, (stud.), zeker slaapka- mermeubel, dat evenals Malchus (Job. XVIII : 10) slechts din oor heeft. Malcontenten (De -, de onver- genoegden, bv. met de landsregeering ; f r. malcontents, partijnaam voor de R.-K. Nederlanders in 1576 nit de Pacificatie van Gent; later herhaaldelijk partijnaam in Ilongarije onder Leopold 1, Joseph I en Karel VI ; ook in Frankrijk. Male parta male d1labuntur, (lat.), C i c e r o, Orationes, Philippicae 2, 27, 6,' 5, en Male partum male disperit, (lat.), wat kwalijk verkregen is, gaat evenzoo verloren. Onrechtvaardig ver- kregen goed gedijt niet. P 1 a u t u s, Poenielus 4, 2, 22 (843). Malenger, (b a r g.), commissaris van politie. Malenger, (m i 1.), iemand, die zich, uit luiheid, gefingeerd ziek, in bet hos- pitaal laat opnemen. Malepartus, in de diersage de woning van Reintje de Vos; van 't o u d f r. snalpertres, maupertuis; zie In malam partem. Malfalsant, (f r.), in de volkstaal, een soldaat der genie, en tegelijk mol, waardoor tevens beide beteekenissen worden verklaard. Malheur aux vaineus, (f r.), wee den overwonnenen; zie Vas victis. Malheureuse France! mal- heureux rol ! (f r.) , ongelukkig Frankr#k! ongelukkige koning! Slot- woorden van een opstel, dat den l0en Aug. 1829, naar aanleiding der benoe- ming (8 Aug.) van bet ministerie Po- lignac, in bet Journal des Debats, bet meest gematigde oppositieblad van then tijd verscheen. Niettegenstaande zich de beer B i q u e t als de schrijver van bet opstel had doen kennen, verzocht de uitgever, de beer Bertin, als een voor- recht, in zijne plaats to worden vervolgd. Hij werd in eersten aanleg tot 6 maan- den gevangenisstraf en fr. 500 boete veroordeeld, doch in hooger beroep vrij- gesproken. Malibran (Een -, groote zan- geres, naar Maria Felicita Gar- c i a (1808-1836) eene der beroemdste zangeressen der 19e eeuw, contr'alto van zeldzamen omvang, in 1825 prima-donna aan de opera to Londen, in '26 gehuwd met M a 1 i b r a n, koopman to New-York en nadat haar huwelijk nietig was ver- klaard (1835), hertrouwd met den be- roemden Belgischen vioolspeler C b. d e Be riot. Malie, (w a p.), f r. maple, e n g. muscle, h g d. Rantraute, Makel. Ruit, waarvan bet binnengedeelte in den ruit- vorm uitgebroken is, - als nabootsing van een malienkolder. Maliebaan, laan to Utrecht, buiten de Maliepoort. Ook to 's-Gravenhage. Oudtijds bij vele steden kolf baan, f r. mail, lat. malleus lusorius, ook malie- MALIEN. 685 MALTHEZEN KI.UIS. kolf geheeten; ynalien = kolven, in de maliebaan spelen. Men vindt to Utrecht ook een Maliehuis, waar men zich vroeger, bij het malien, met een dronk kon verkwikken ; thans (1896) is er de Utrechtsche Levensverzekcring-maat- schappij in gevestigd. Mal i e -_ hamer, nl. het werktuig, waarmede de spelers tegen een bal of kloot sloegen; weshalve door een onzer schrijvers werd voorge- slagen, maliebaan to vervangen door klootslaandersbaan. Mallen, volksspel, bestaande in het laten rollen van een grooten bal, met een maliekolf geslagen. De bal moest de geheele maliebaan doorrollen, twee -palen aanraken en door een poort gaan. Zie Maliebaan. Malls avibus, (lat.), met slechte vogels, d. w. z. onder ongunstige voor- teekenen ; de Romeinen leidden uit de vlucht der vogels de toekomst af. H o- ratius, Oden I, 15, 5, mala avi. Mallenler, in Goes en mogelijk ook elders in Zeeland, een koopman in ijzer- waren, van mnalie, ijzeren ringetje, waar- van ook mialidnkolder. Malka, (h e b r.), mallco (n. h e b r.) koningin. Malkasten, beroemde Schilders- societeit to Dusseldorf, sinds 1848 be- staande. Mallejan, beweegbaar verlengstuk aan eene veerpont, dat halverwege op den oever wordt nedergelaten, om de passagiers, voertuigen en derg. to doen in- en uitgaan. Mallejan, voertuig met twee hooge wielen en langen disselboom, tot het ver- voeren van zware vrachten b. v. geschut, omgehouwen boomen enz. Mallekus van een jongen (Een -, een lobbes, een onnoozele hals, een Joris goedbloed, die zich alles laat welgevallen. Naar Joh. XVIII : 10 M a 1 c h u s, die zich het oor liet of hou- wen, zich lijdelijk mishandelen liet of verbasterd van de uitdrukking een Malchoes etc., een innig goede, dood goede j ongen. Malleposte, (f r.), de brievenpost,. de snail, vgl. n e d. brievenmalen. Malleus maleficarum, (lat.),. zie Heksenhamer. Mallewagen, een wagen met ver- kleede of sierlijk uitgedoste gasten, die ter gelegenheid van vastenavond of- kermis rondreed. In de Middeleeuwen algemeen, als behoorend tot de Narren- gilden, tegenwoordig nog op enkele boerenkermissen in zwang. Malloot, onbezonnen, ook wel licht-. zinnig, manziek meisje. Het woodd heeft niets met ons mal of gek to maken, maar is waarschijnlijk van Romaanschen oor- sprong. Bij Anna B ij n s komt het meermalen voor, dock in het Mnl. niet.. Het is dus uit Z.-Nederl. tot ons ge- komen op het einde der Middeleeuwen. Mal'oeh, (h e b r.), engel, meerv. Mallochim, engelen. Mal'och touw, (h e b r.), (Mal'ach tob), goede engel. Mal'oeh rang, (h e b r.),booze engel Mal'occhlo, (it.), (spr. okjo), de. booze blik, het kwade oog, naar het volksbijgeloof in Italie : de gave van sommige menschen, die men gettatore of jettatore (eig. werpers) noemt, om door hun boozen blik anderen ongeluk aan to brengen. Zie Jettatura. Malogenen, (b a r g.), •werken. Malogum, (b a r g), werk. Malol, zie Papajo. Malotru, (f r.), ongelukkige, stoffe- lijk of onstoffelijk; van o.-f r. malastru, van 1 a t. astrum (ster), d. i. onder een slecht gesternte geboren ; - zoo in Zuid-Frankrijk benatru, onder een goed gesternte geboren. Malotten of poppen, vorm, waar- in de sigaren-tabak op Cuba verpakt wordt. Malthezer kruls, (w a p.), f r. croix MALTHEZER ORDE. 686 MAMELUK. de Malte, kruis, waarvan elke arm, bij bet snijpunt zeer smal, zich naar bet uiteinde verbreedt en in den vorm van een zwaluwstaart in twee punten uit- loopt. Onderscheidingsteeken der Mal- thezer-ridders. Malthezer orde, zie Ridder- orden. Malthezer ridders. In de elfde eeuw kochten kooplieden uit Amalfi to Jeruzalem eene kerk met een klooster en een hospitaal ten behoeve van arme, zieke bedevaartgangers ; en de daarin gevestigde monniken, zich onder de bescherming stellend van Johan- nes den Dooper, ontvingen den naam van H. Johannesbroederen , St. Jans- broeders of Johanniters ; ook Ridders- Hospitaliers of Hospitaal-Ridders. Na de stichting van bet koninkrijk Jeru- zalem schonk Godfried van Bouillon hun aanzienlijke bezittingen. Sedert then tijd breidden zij hun aanzien aanmerkelijk uit. In 1530 ontving de orde van Keizer Karel V bet eiland Malta met de nabij gelegen eilandj es Gozzo en Comino in leen; vanwaar de naam Malthezer ridders. Malthusiaan, aanhanger der leer van den Engelschen nationaal-oeconomist M a l t h u s. Zie 1tMalthusianisrne. Malthuslant sme, de leer van Thomas Robert Malthus, Engel- schen volks-econoom (1766-1834), die stelde, dat de bevolking gelijken tred moet houden met de bestaansmiddelen. Zijn systeem zettehij uiteen in zijn Essay on the principles of population (Proeve of studie over bet bevolkings-beginsel), in 1798. Hij stond op de schouders van den Schot Wallace, den Engelschman Townshend en den Italiaan Ricci. Te- genwoordig zijn er die een Nieuw Mal- thusianisme voorstaan, en voorspoed verwachten van kleine gezinnen, tenge- volge van beperking van den bevolkings- aanwas. Malum malo proximum, (1 a t.), het eene kwaad grenst aan bet andere, m. a. w. een ongeluk komt zelden alleen. Malum nullui n est sine aliquo bono, (1 at.), er is geen kwaad, of er is eenig goed b#; P l i n i u s d e O u- d e r e, Historia naturalis 27, 3, 9. Malum vas non frangitur, (lat.), slecht, waardeloos gereedschap breekt niet. Onkruid vergaat niet. Erasmus. Malversatie,verduistering van gel- den, door een verantwoordelijk persoon; letterl. kwade praktijk. Uit f r. mal (slecht) en verser (storten). Ten onzent malverseeren = zich aan kwade prak- tijken schuldig maken. Malvezil- of Malvasia-wijn, fijne, zoete Grieksche wijn oorspron- kelijk van Napoli di Malvasia in Mo- rea ; later, de naam voor dergelijken wijn, gekweekt op Sicilie, Sardinie, Madeira, Teneriffe, in Provence en Spanje. Deze wijn is zoet en krachtig, en heeft een eigenaardigen geur en smaak. Men noemt hem in Italie : ,Manna alla bocca, balsamo al cervello", d. i. manna voor den mond, balsem voor de hersenen. Mamalueo, zie Mesties. Mamanuas, zie Negritos. Mameloeken, (a r.), slaven. In Egypte waren sedert de 13e eeuw de M. inderdaad slaven, die, uit vreemde gewesten of komstig, de gewapende macht des Sultans vormden. Maar al spoedig (in 1251) maakten de M. zich van de regeering meester, en plaatsten een uit hun midden als Sultan op den troop. In de 14e eeuw heeft eene tweede dynastie der Mameloeken over Egypte geheerscht. In 1811 heeft Mehemed Ali, onder- koning van Egypte, de Mameloeken ge- fnuikt. Mameluk of Mamelouk, (f r.), onder bet eerste en tweede keizprrijk de onvoorwaardelijke verdedi ers der Regeering in de wetgevende Kamers, de pers, enz. Naar de muzelmannen, die Napoleon I van Egypte naar Frank- rijk volgden en waaruit hij (1804) een bijzonder escadron zijner lijfgarde vormde. Mameluk, een nieuweling in het parlementaire leven. Het woord dagtee- MAMEItS. 687 MAN ENZ. kent in then zin bij ons uit den tijd van het Kabinet-V i s s e r i n g (1878-81). Mamers, naam van Mars in het Oscisch of Sabijnsch dialekt. Mamertilnen, lat. Illamertini, Samnieten uit Campanie, die als Oscische huurtroepen in dienst waren geweest van Agathocles (tiran van Syracuse), en, na zijn dood (289 v. C.) ontslagen, zich op verraderlijke wijze hadden meester gemaakt van de stad Messana. Zij noemden zich Mamertjjnen naar Mamers, (z. a.) Mars. Hunne krijgsbedrij- ven zijn de aanleiding geweest tot het uitbreken van den eersten Punischen oorlog (264-241 v. C.). Mammoeth, mammouth, voorwe- reldlijke harige olifant, levende in Europa voor de ijsperiode, en die eene lengte had van 4 h 5 meter. Het woord is of komstig van het Tartaarsche woord mamma = aarde, omdat, volgens de legende, dit dier in den grond leefde als een mol. Zie Mastodon(t). Mammon (Hit offert den -, A# dient den r#kdom; hij leeft voor 't geld; zie Matth. VI : 24: Gij kunt niet God dienen en den Mammon. Van Main- moo, eigenlijk : 111amon, een Arameesch woord = geld. Mammondienaar, geldzuehtige. Naar Matth. VI : 24, Luk. XVI : 13, waar Mammon (z. a.) staat als verper- soonlijking van aardsche bezitting tegenover God". - Men spreekt ook van mammonist en mammonisme. - Ongeveer van dezelfde beteekenis, doch aan een ander beeld ontleend is: aan- bidder van het gouden kalf, d. i. geldzuchtige en geldgierige. Zie bij Gou- den half. Mammouth american, Ameri- kaansche reuzenkalkoen. Mammouth-pers, alle-rrgrootste snelpers. Mamzi r, (h ebr.), bastaard, een uit bloedschande geboren kind. Man, (b a r g.), gulden. Man (De - is het hoofd, naar 1 Kor. XI : 3, Efez. V : 23: „de man, het hoofd der vrouw". Er wordt wel aan toegevoegd : maar de vrouw is het nekje, waar het hoofd op draait". Man des bloeds, naam, aan D a- v i d gegeven, naar 2 Sam. XVI : 7, waar SimeI, de zoon van Gera, al vloe- kend tot hem zegt : ,Ga uit, ga uit, gij man des bloeds". De Puriteinen pasten dezen naam op Karel I toe, omdat hij met het Parlement overhoop lag. Man en vrouw zIIn een, ont- leend aan Gen. It: 24: , Daarom zal de man zijnen wader en zijne moeder ver- laten en zijne vrouw aankleven; en zij zullen tot een vleesch zijn." Man Gods, ontleend aan Deut. XXXIII : 1; verder komt het nog zestig maal in bet O.-T. voor. Man merkt die Absicht and man ward verstimmt, (h g d.), men merkt de bedoeling en is ontstemd, vervormd naar G o e t h e's Tasso II, 1. Tasso heeft een gesprek opgevangen tusschen de Prinses en Lenore, en als de eerste hem nu zegt, dat hij tot haar leedwezen niet hartelijk genoeg tegen Lenore is, die toch steeds zoo vriendelijk tot hem spreekt, geeft hij to kennen, dat het hem voorkomt, dat die vriende- lijkheid hem als een aalmoes wordt toebedeeld, en zegt Wenn sie auch Die Absicht hat, dem Freunde wohl zu (thun, So fiihlt man Absicht, and man ist (verstimmt. Man met de bruine tong, vleier; een aardigheid van K 1 i k s p a a n, geen eigenlijke studententerm. Man met den degen, (b a r g.), schout. Man met het ijzeren masker (De -, zie IJzeren masker. Man muss nieht mgssen, (h g d.), zie Kein Mensch muss mgssen. MAN ENZ. 688 MANCHETTES DE BUFFON. Man naar Gods hart (Een -, David, ontleend aan 1 Sam. XIII 14 en Hand. XIII : 22. Man soil die Stimmen wggen and nicht zahien, (h g d.), men moet de stemmen wegen en niet tellen, versregel uit bet treurspel Demetrius van S c h i l l e r, door diens dood (1805) onvoltooid gebleven. In anderen vorm ook voorkomend bij M. M e n d e l s- sohn, Wieland, Lichtenberg, Klopstock,ookbij Schiller in Mar. St. II, 3: Nicht Stiminenmehrheit ist des Rechtes Probe; bet eerst bij C i c e r o De Off. II, 22: non enim nzumero haec indicantur, sed pondere, en bij P 1 i- n i u s Jun. II, Ep. 12 numerantur eniin sententiae, non ponderantur. Man spricht vergebens viel um zu versagen ; Der andre hort von Allem nur das Nein; G o e t h e, Iphigenie 1, 3, to vergeefs gebruikt men veel woorden om to weigeren, de andere (de vrager) hoort van dat alles alleen het peen (de weigering) ; woorden van Koning Thoas tegen Iphigenie, die door hem ten huwelijk gevraagd, een welsprekend betoog houdt, waarvan de Koning echter begrijpt, dat bet einde eene afwijzing is. Man van bloed en liter, zie IJzeren Kanselier. Man van Sedan (De -, Napo- leon III (1808-73), die 2 Sept. 1870 na den slag bij Sedan, zijn zwaard aan den Koning van Pruisen overgaf. Man wants but little here be- low, nor wants that little long, (e n g.), de mensch heeft maar iveinig noodig bier beneden, en dit weinigje nog niet eens lang, Oliver Goldschmidt (1728-74), The Hermit, strophe 8, die dit citaat in eenigszins gewijzigden vorm aan de ,Nighthoughts" (1741) XIV, 118, van Edward Young (1681-1765) ontleende, waar dit gezegde aldus luidt „Man wants but little, nor that little long". Man who did (A -, (e n g.), een man, die deed. Een man van handelen, van de praktijk. Mancando, (i t., m u z.), afnemend. Zie Calando. Manchester, (e n g.), eene katoenen, fluweelachtige stof, in de Eng. stad van then naam uitgevonden. Manchestersehool of -partii,, In 1839 richtte Richard C o b d e n de „Anti-corn-law-ligue" op, die afschaf- fing van graanrechten ten doel had, welke vereeniging in geheel Engeland aanhangers verkreeg. Toen in 1846 bet invoerrecht op bet graan in Engeland werd afgeschaft hield de vereeniging op. to bestaan, doch de partij, welke door haar gevormd was, bleef voortbestaan onder den naam Manchester part. Zij ijverde voor vrijheid van handel en bedrij f, afschaffing der akte van Navi- gatie (in 1849 verkregen) en bestreed alle pogingen tot wettelijke regeling van den arbeid in fabrieken, of in bet alge- meen, van staatsinmenging. In Frankrijk was B a s t i a t, in Duitschland S c h u l z e- D e l i t s c h, de oprichter der cooperatie, voorstander van die school. De Katheder- socialisten in Duitschland waren de hevige bestrijders der Manchesterschool. Manehesterthum, (h g d.), koop- mansgeest, (Kramergeist), naar de ziens- wijze der groote fabriekbezitters to Manchester, waarbij alle belangstelling- ontbreekt voor alles, wat geen winsten afwerpt. Vandaar, dat men in Engeland spreekt van a London gentleman, van a Liverpool merchant, maar van a Man— chester man. Manehette, (f r.), de plaats aan bet hoofd van een nieuwsblad, dat door, den titel wordt ingenomen. Manchetten, (mil.), handboeien. Manehettes de Buff on, (f r.), de manchetten van Bufon. Sedert lang geloofde men - en de aard van zijn stijl gaf daaraan niet weinig voet - dat de beroemde geleerde, voor hij zich aan zijn schrijftafel plaatste, zich zorg- vuldig aankleedde, poeierde enz. Vooral mochten geen geborduurde of kanten manchetten aan zijn toilet ontbreken 't Geldt echter thans voor uitgemaakt, al wordt nog dikwerf op bet feit ge- zinspeeld, dat bet een praatje was, uit een misverstand geboren. Buffon placht. MANCIPATIO. 689 MANES OF MANI. namelijk, als hij schreef, het papier in tweeen to vouwen en een helft als marge (of manchette zooals dat even- eens in het Fransch heet) voor veran- deringen of invoegingen to bezigen. Maneipatio, ook mancupatio, (1 at.), de plechtige eigendomsoverdracht eener zaak in tegenwoordigheid van vijf getuigen ; vanhier de verkoop of koop volgens streng Romeinsch recht. Uit manes (hand) en capio (grijpen, vangen). Manco of Manquo, (hand.), hetgeen aan eene som gelds, of aan ge- wicht, maat of getal eener verkochte partij goederen ontbreekt, verlies, kor- ting. Mandamus, bevelschrift, in naam van het Hoofd van den Staat, van de King's of Queen's Bench. Eng. rechts- term, uit het Latijn (= wjj bevelen). Mandant, (hand.), volmacht- of lastgever. Mandarijn, hoogste staatsbeambte in China, edelman krachtens zijn ambt. Hij mag den Keizer, hoewel onbepaald monarch, in eerbiedigen trant tegenbe- denkingen inleveren. Frankrijk zocht indertijd voor de Christen-zendelingen den rang van Mandarijn to verkrijgen; en in vroeger eeuwen hebben zende- lingen der Paters-Jezuiten daar then rang gehad. Van port. mandar - bevelen; bij de Port. mandarin of mandarim. Door de bevolking zelf worden zij Khiouping genaamd. De negen Mandar#nen worden onder- scheiden door den knoop in hun hoofd- deksel: 10 robijn; 2° koraal; 3° saphyr; 4 ° een opaal blauwachtige steen ; 5 ° kristal; 6° een opaal witachtige schelp; 7 ° bewerkt goud ; 8 ° massief goud en 9° zilver. Mandarin-pourer, (eng.), man- dar#n-gieter, wordt over de gebroken tuit van een trekpot geschoven, en men kan er goed uit schenken, zonder mor- sen of lekkage. Mandataris, gevolmachtigde. Mandan, koppensnellerszzvaard op Borneo. Mandeffoe, de Fransche Post, bij welken de negers aan de Congo soms als kettinggangers werken. Mandelle's n' dombi, zwarte heeren, nl. timmerlui, metselaars, wasch- bazen en enkele stuurlui en machinisten, bij de negers aan de Congo (Afrika's Westkust). Mandement, manifest of herderlijk rondschrijven van een bisschop (vooral in Frankrijk zoo genoemd). Mandifeest, feest bij gelegenheid van het eerste bad van een jonggeborene. Algemeen gebruik op Sumatra. - De eerste maal wanneer het jonggeboren kind naar de rivier gebracht wordt om to baden (toeroen mondi, beet dit : a f- dalen om to baden), geschiedt dit met zekere formaliteiten. Een feestmaal be- sluit de handeling. Mandoer, -dora, -dura, variant van mandoline (z. a.); zie Bandola. Mandoer of mandoor, in Ned.- Indie een opzichter of meesterknecht in een fabriek of bij eenig werk. Af- komstig van het Portug. mandar = bevelen; samengetrokken uit mandador. Mandoline, it. mandolino als ver- kleinwoord van mandolo, snaarinstru- ment op eene luit gelijkend, kalabas- vormig, dieper uitgebouwd dan de luit, maar veel kleiner ; komt vooral in Italie voor, gelijk bij ons de guitaar. Mandragore, lat. mandragora, g r. mandragorus, de alruinwortel, too- ver- of heksenwortel, een in tweeen gespleten wortel, die eenige overeen- komst met de menschengestalte heeft, en waaraan men tooverkracht toekent. Zie Alruinmannetjes en Galgenjong. Manel, (a f r.), jas, mantel. Manes of Mani, l at. Manichae-us, een Pers, sterrenkundige en schilder, geb. 214, j- 274/8 n. C., stichter van een Oostersch godsdienststelsel, het Mani- chaeisme, dat eerie vermenging is van Par- zisme en Christendom, met Gnostischebij- 44 MANESCHIJN. 690 MANIA MARINA. voegselen. Omdat hij zich voor den in 't Evang. van Joh. beloofden Parakleet (z. a.) uitgaf, werden de Katharen (zie Ketter), die alleen bet geestelijke, boven- aardsche, hemelsche voorstonden, door de rechtzinnigen Manichaeers getiteld. De Manichaeers hadden den mond vol van het streven naar , waarheid", en beloofden hunnen aanhangers hen zon- der eenige afschrikkende autoriteit door de Rede tot God to leiden en van alle dwaling to bevrijden. Volgens hen wer- den de gewone Christenen sleehts door bijgeloof in bedwang gehouden, en ge- noodzaakt om als waar aan to nemen dingen, waarvoor zij geen voldoenden grond hadden. Hun stelsel was voor de zedelijkheid niet zonder gevaar. De Maniehaeen in N.-Afrika, waar zij zeer talrijk waren, zijn in de 5e en 6e eeuw door de Vandalen uitgeroeid. Maneschiin, (a f r.), bv. ik ga ver jou rol' in die maneschijn, ik moet ver- schrikkelijk om je lachen. Manesssch handschrift (Het -, noemde B o d m e r een op de groote bibliotheek to Parijs aanwezig hand- schrift van minneliederen uit de 14e eeuw, omdat zich daarin ook een gedicht bevindt van den Ziiricher dichter Johann Hadlaub, waarin hij den lof bezingt der beide Manessen : Riidiger Manesse (a° 1280-1325), ridder en raadsheer to Zurich, en zijn evenzoo genoemden oud- sten zoon, wegens hunne liefde tot de vaderlandsehe poezie, blijkbaar in bet verzamelen van liedeboeken. Het handschrift is in Zwitserland geschre- ven, en bevat meer dan 7000 coupletten van 140 dichters, benevens 137 of beel- dingen. Het handschrift is ook bekend onder den naam van ,het Parijsche handschrift". Man-fly, manvlieg, acrobaat, die tegen den zolder loopt. Manger de la vache enragee, (f r.), fig. kommer en gebrek lijden, het zwaar to verantwoorden hebben. Het is verboden, bet vleesch to eten van dieren, die door eenige besmettelijke ziekte zijn aangetast of door een dollen hond zijn gebeten. De armen, ontbloot van alles, houden zich niet aan deze bepalingen en om vleesch to eten, eten zij zelfs vleesch van een dolle koe. Uit dat gezegde ontstond sinds 1896 bet woord vachalcade, als titel van een op- tocht van jeugdige kunstenaars to Parijs, die geacht moeten worden een harden strijd voor bet bestaan to voeren. Manger la grenouille, (f r.), in de dieventaal, zich van eene som gelds meester maken, die eene vereeniging toebehoort, en er mede wegloopen. Manger le morceau, (f r.), in de volkstaal: verraden, uit de school klappen ; in de dieventaal : bekennen, zijne medeplichtigen aanwijzen, een ge- heim ontsluieren. Mangeurs de renter, (f r.), let- terlijk rente-eters, 3 April 1894 in de Belgische Kamer der Volksvertegen- woordiging door den heer Lambiotte, lid der uiterste linkerzijde, voor bet eerst gebezigd voor renteniers of kapitalisten, in tegenstelling van mangeurs de pain, broodeters (proletariers). Mangga Mangifera Indica L. De om zijne lekkere vruchten bekende, tot de Nat. fam. der Anacardiaceae be- hoorende boom, die in vele verscheiden- heden algemeen in N.-I. voorkomt. Mango, soort peer, waarvan de smaak overeenkomt met onze bergamot of j uttepeer, in de Congo (Afrika). Manheimsch goad, alliage, be- staande nit 3 deelen koper en 1 deel zink. Manhig,(mrv. manhigim),(n. h e b r.), leider; als titel: bestuurder, beheerder. Mania Cesarea, letterl. keizers- manie. Als Czaren-waanzin toegepast op der Franschen uitbundige ingeno- menheid met Rusland, welke haar top- punt bereikte, toen Czaar Nicolaas II 6-9 Oct. 1896 Frankrijk (Parijs) bez-ocht. Mania marina, (1 at.), zee-manie, hartstocht om eene badplaats aan zee to bezoeken, of aan het zeestrand to vertoeven. MANIA SCRIPTORIA. 691 MANNA. Mania scriptoria, (I a t.), schrj f- j,nanie, hartstocht om to schrijven. Manibus pedibusque, (1 a t.), met harden en voeten, d. i. met in- spanning van alle krachten. T e r e n t i u s, Andria, 1, 1, 134 (161). Ook manibus pedibus 4, 1, 52 (676). Manibus Sacrum, (M. S.), zie Diis manibus sacrum. Manichaeisme, zie Manes. Manieristen, kunstschilders der 16e eeuw. Ten tijde van het verval der schilderkunst onderscheidde zich onder hen de Italiaansche artist L u c a L a m- b i a s i, ook Luchetto da Genova ge- heeten, omdat hij (in 1527) to Maneglia in bet gebied van Genua, geboren werd, -#- 1585 to Madrid. Men spreekt ook van ,gemaniereerd. Van bet Ital. maniira, dus : schilders en schrijvers die in hun manier van werken niet van gemaakt- heid zijn vrij to pleiten. Manifestatie-eed, 1 at. juramen- tum manifestationis, de eed, waarbij men verklaart, dat bij inventarissen niets verduisterd of achtergehouden is. Mantle, (m, l a t., r. k.), een water- kan voor de handwassching der priesters; van manus, hand; letterl. handvat. Ook munile. Manille, tweede troef in 't omber en quadrille, zie Matador en Speelkaarten. Manifest, stuk strekkende tot be- wijs van den inhoud van de lading van 't schip, en inhoudende bet getal, de merken en de nommers der koopman- schappen, den naam der bevrachters, inladers en dergenen, aan wie de koop- manschappen zijn geconsigneerd. Manipel, (r. k.), oorspronkelijk handdoek, dien de priester bij bet altaar gebruikte om zich bet gelaat of to wis- schen; van la t. manipulum, handdoek, van manus (hand). Ook sudorium (zweet- doek) geheeten; sedert de 11e eeuw alleen een sieraad, waarvan de kleur en de stof met die van bet kasuifel en van de stool moesten overeenkomen. Voor 't oude doel wordt thans eenvoudig een witte zakdoek gebruikt. Men verwarre dit niet met de map- pulae, geen manipels maar baldacchini (A a n h.). - De fano (got. fana, lat. pannus), h g d. Fahne, is een andere naam voor manipel m.l a t. manipula, o. h d. hantvan of hantfan. Manipel, (w a p.), band aan de mouw van 't priestergewaad, manipula. Manitor, God, in de taal der Roodhuiden van Canada. Mango-slu, (j a p.), beroemde ver- zameling van gedichten uit de 8e eeuw, in 30 deelen. Mann muss hinaus in's feind- liche Leben (Der -, de man moet den levensstr#d tegemoet gaan, S c h i 1- 1 e r, Lied von der Glocke, tegenstelling tusschen den arbeid van den man en dien van de vrouw. (Vgl. Ten Kate's Hem de wereld, haar het huis.) Manna, bet gestolde vocht, de ho- nigzoete bars van de Tarfastruik der Arabieren op bet Sinaietisch schier- eiland, den ouden Israelieten gedurende hun 40-jarig verblijf in de woestijn in tijd van nood en in verbazende hoeveel- heid, gelijk bet bijbelsch verhaal meldt, uit den hemel gevallen, als dauw. En hierin lag bet wonderbare; niet in bet produkt zelf, dat door de Israelieten, met den oorsprong er van onbekend, - van bier hunne duiding in Exod. XVI : 15, 31: man, ontstaan uit hunne vraag, bij den aanblik er van, man hoe = wat is dat ? - als he- melsch brood of koorn (Ps. CV 40, LXXVIII : 24) werd aangemerkt, en daarom ook door de latere Joden engelenspUs (Boek d. Wijsh. XVI : 20; vgl. de Septuagint Ps. LXXVIII : 25) geheeten. Nu, elk natuurprodukt is eigenlijk eene gave Gods; daarom, de- wijl man (a r a b.) ,geschenk" beteekent, duiden de Arabieren hun manna als man of manno's samai (geschenk des hemels) aan. Uit de Tarfastruik, eene soort tamarisk, leekt de hirs, tengevolge van den steek van zeker insekt (niet MANNAGGIA ENZ. 692 MANOEKAN. ongelijk aan de wandluis), vooral in Juli en Augustus ; 't is gele slijmsuiker. - JIet manna der apothekers is een soort van dauw, dien men in Calabrie op zekere tijden des jaars op de bla- -deren der boomen aantreft; bet verharde zoete sap van zekere struik, lat. manna calabrina. Mannaggia la Rocca (Gene- raal -, bijnaam van een ouden vodden- raper to Rome, die Luigi Guidi beet, en bij gelegenheid van bet Carnaval op een ezel gezeten, door Romes straten trekt, met een blikken helm op bet hoofd en een houten sabel aan de zij. Eene uitdaging, door dien generaal beant- woord, strekt tot spot van den uitdager. Managgia, (i t a 1.) is eigenlijk een vloek, en beteekent verwensching. Mannaia, dergelijk werktuig als de guillotine (z. a.), sedert de 13e eeuw in zwang, waarmee men in Italie de adellijken onthoofdde. Mannaliter, (m u z.), alleen voor mannaal, dus zonder pedaal. Manneke, naam, dien men oud- tijds veel aan kleine munten gaf, zoo in ons land als over de grenzen. Zoo had men in Holland en Braband negen- mannekes, koperen stukjes van 9 myten, de voorloopers der duiten, verder in G roningen magermannekes, in Pruisen Yetmannekes en in bet midden dezer eeuw aldaar nog de Kdsemdnnekes of groschen. Manneken-pis, de oudste burger van Brussel (dagteekenend van 1619) ; „Brunnenbild" gelijk de Duitschers zulk een beeld noemen, nl. een metalenbeeldje, waardoor eene waterleiding loopt, die op een minder stichtelijk to noemen plaats een uitweg vindt. Het is een aardigheid uit den ouden tijd, zooals men die in Niirnberg, in Bern en vele andere plaatsen in grooten getale vindt. Mannekens en wallekens (Kiezen tussehen -, mannekens = strijdbaar leger, wallekens= vesting- bouw. Mannema(a)t of dachmaet land@, oude vlaktemaat, weleer in Gelderland en Overijsel, bv. omstr. 1550 to Kampen. Zooveel als den man op den dag kan afmaaien. Mannen van naam, personen van aanzien en verdienste. Ontleend aan Genes. VI : 4, waar bet gebezigdd wordt van reuzen, van macbtigen, voort- gesproten uit de verbintenis van de dochteren der menschen met de zonen Gods (Engelen); zij heeten alzoo, als van ouds beroemd wegens hunne grootte en lichaamskracht. Mannequin, (f r.), ledepop, bi5 schilders in gebruik. De Franschen hebben bet woord van de Vlamingen overgenomen, nam. manneken of man- netje, menschje. Mannequin, (f r.), bij de naaisters en couturiers van naam, to Parijs, een jong meisje, die de kleederen moet aantrekken, die men wil passen of den kalanten wenscht to toonen; h g d. Probiermamsell. Mannetle in de maan; de vlek- ken, die men op de maan ziet. Voor sommigen een gelaat vormend, schijnen ze voor anderen een mannetje, dat een takkebos op den rug draagt. Volgens allerlei overleveringen, die onderling veel overeenkomst hebben, zou een zekere Ludegeer op Zondag bout gesprok- keld, en op de berisping van den priester geantwoord hebben : Voor mij is Zondag gelijk aan Maandag. Tot zijn straf moest hij een eeuwigen Maandag hebben, en werd daarom in de maan geplaatst. Mannlcher-geweer, klein-ka- liber repeteergeweer; een geweer met krachtige uitwerking door bet bestrij- ken van de kogelbaan en den aard van bet projectiel, dat er uit gespboten wordt. Het is van 6.5 mM. kaliber. Aldus naar den uitvinder, civiel-ingenieur in Oostenrijk. Manoekan, sambilang, voor- werpen, waarmee op Java de j ukken der vrachtkarren getooid worden, en die zeer sierlijk bewerkt zijn. Het juk zelf MANOMETER,. 693 MANSUS. beet bij de karrevoerders Pasangan, de stok, die recht op bet midden van het juk staat manoekan, en de stukken bout aan weerszijden van den nek der sappi's of sapies (z. a.) sambilan. Deze manoekan en sambilang worden in allerlei grillige vormen uit bout ge- sneden en met bonte kleuren versierd. Ze zijn een merkwaardig voorbeeld van Javaansche kunstvlijt, en verdienen de sandacht vooral ter waardeering van den kuustzin der Javanen, die zelfs bij gewone dagelijksche voorwerpen wordt toegepast, zooals dit ook eenmaal met de Nederlandsche kunstvlijt bet geval geweest is. Manometer, toestel voor bet meten der drukking of spankracht van saam- geperste luchtvormige stoffen (vooral stoom). Van g r. manos = dun, spaar- zaam, ijl, doorluchtig, en inetron = maat (als werktuig). Manque en passe, beneden en hoven de helft. Hiernaar speelt men op de roulette to Monte-Carlo. Mansard-dak, (naar den uitvinder, de Fransche architect M a n s a r d (1578- 1666)), dak waarvan de bovenhelft minder helling heeft dan de benedenhelft, zoodat beide helften met elkander een .stomptn hock maken. In de onderste helft vaak dakvensters, die zolder- kamertjes verlichten, welke hiernaar weder 11Tansardes heeten. Manschap, onder bet leenstelsel, de betrekking tusschen leenheer en leenman(nen) ; manschap doen = de verschuldigde trouw en gehoorzaamheid van leenman aan den leenheer bewijzen. Men sprak ook wel van ,manschap of Teen" (a° 1561), waarin teen = leengoed is; dus dan manschap hier z. v. a. bet pand, waardoor de verplichting tot bet doen van manschap ontstaat; alzoo manstad (z. a.). Zie Ledige hand. Mansehetten haben, (h g d.), zegt men schertsenderwijs voor beangst zijn. Van den oorsprong worden verschil- lende verklaringen gegeven. De meest waarschijnlijke is echter, dat, wanneer iemand siddert, ook zijne manchetten beven, vooral, zooals men die eertijds droeg; men zeide dan ook weleer : ihna wackeln die Manschetten = zijne man- chetten schudden, van iemand, die van angst beefde. Bovendien wordt daardoor tevens bet woord Manschetten fieber (h g d.), voor beangst zijni, verklaard. Mans chettenfieber, (h g d.), zie Manschetten haben. Manseran nanggi, Heer des Hemels, benaming van bet Hoogere Wezen bij de Papoea's. Het geloof aan dit Wezen verdwijnt echter geheel bij' de toepassing van bun godsdienst op de zaken van bet dagelijksch leven. Daarin zijn 't alleen de geesten der afgestor- venen, waarmee men rekening houdt, en die bun gemoedsleven bijna geheel in beslag nemen. Zie Korivar (A a n h.), Nien. Mansfelders, lieden uit bet yolk, die onstuimig over een morsigen weg luidruchtig voortloopen. Ook van vrou- wen gezegd, en dan nog, ,met opge- schorte bovenkleeren" er bij. Zoo woest als een soldaat nit de Mansfeltsebe troe- pen, die in den 80-jarigen oorlog onder den onbesuisden Graaf v. Mansfelt dien- den. Bedoeld is Ernst graaf v. M., die eerst Spanj es Koning diende, maar in 1610 tot de Protestantsche Kerk over- ging, en een der gevaarlijkste vijanden werd van bet Huis van Oostenrijk. In 1618 streed hij voor den Winterkoning (z. a.). Manstad, onder bet leenstelsel, de stede of plaats van een leenman of man van leen. Men hield eene hoeve of boerderij in manstad, bijv. van een klooster, alzoo dat men er manschap (z. a.) van doen moest aan dat convent. Aldus a° 1354. Het Schultenhuis to Albergen (o. Ootmarsum), tot daartoe in manstad leenroerig aan de heerschap van Borkulo in den hof to Tubber- gen, werd in 1395 door den leenheer verheven tot een edel vr# eigen goed. Soms ziet men manstad wel door man- schap (z. a.) vervangen. Mansus, (m.1 at.), een blok land van 18 morgen of 144 rijnl. roeden met MANTEAUX (BLANCS). 694 MANTEL ENZ. eene woonplaats daarop. Vanhier hoeve (van lat. manere = blijven). Volgens Meijer's Woordenschat. In-1247 is sprake van 16 Hollandsche journalen (o. f r. = bunders), d. i. zooveel land als een paar ossen daags beploegen kan. Gewoonlijk zegt men, dat manses of eene hoeve lands 9600 vierkante roeden of 16 mor- gen besloeg (Prof. Bondam). Manteaux (Blanes -, witman- tels, zie bij Lewiter monniken. Mantega, (m a 1.), boter. Oorspron- kelijk portugeesch. Mantel, behoorde - evenals de korte broek, de preekrok (in den vorm van een hofrok), lage schoenen met gespen en de steek of driekante hoed, tot liet vroeger kostuum der predikanten en der aansprekers, en bestond uit een lange smalle strook dubbel gevouwen op zwart laken vastgenaaide zwarte zijde, boven aan den rok vastgehaakt en over den rug hangend. Versmald overblijfsel van den mantel, waarin, naar het voor- malig streng kerkgebruik, predikant en voorlezer moesten optreden en dienst doen. Uit de stof, de breedte en de manier van dragen van den mantel meende men voorheen het een en ander to kunnen opmaken omtrent de richting en de meerdere of mind ere gestrengheid van den leeraar. En zoo had men Cocce- jaansche en halve Coccejaansche, Voe- tiaansche, Lampiaansche, Groenewegi- aansche mantels, mantels van de Utrecht- sche en de Leidsche studie; ja Liber- tijnsche en Bibliaansche mantels. Mantel, (w.1 p.), van purper met hermelijn gevoerd als een tentvoor- hangsel opgeslagen, achter 't schild ge- plaatst. Eerst alleen door keizers en koningen, later ook door prinsen en hertogen gevoerd; verder zeldzaam. Mantel (Deensehe -, in de Mid- deleeuwen een soort van folterwerktuig (z. a.) Mantel van Delanira, de man- tel, then Dejanira aan Hercules omhing, wetend, dat deze besmet was met het bloed van den Centaurus Nessus, die met vergiftigde pijlen gedood was, zoo- dat dit kleed zich aan Hercules hechtte en hem onder onbeschrijfelijk lijden deed sterven. Vandaar ook Nessuskleed. Mantel naar den wind keeren (Den -, d. i. de huik naar den wind hangen; zich aansluiten bij hen, van wie men het meeste voordeel verwacht ; ontleend aan Gottfried von Strass- b u r g (omstreeks 1215), Tristan uncd Isolt (262, 32 f. Massmann, Leipz. 1843), in den vorm man sol den mantel keren, als im die winde sint gewant. Ook wel voor veranderen met en naar de omstandigheden. Nog bij anderen, zoo- als Freidank, Heinrich von Wit- t e n w e i l e r e. a. is die zegswijs, min of meer gewijzigd, to vinden. De voor ons Nederlanders meest belangwek- kende is echter die van Tunnicius, daar zij het Nederduitsche woord hulk bevat, dat ook in een andere Ned. lezing, als de door ons aangehaalde voorkomt. Zij luidt toch : Men mot de hoiken na dem winde hangen. Mantel (De -- ziins meesterg is op hem gevallen, d. i. „hij wandelt in het voetspoor zijns meesters, is diens opvolger en navolger" ; ontleend aan het bijbelsche verhaal, waarin Elia zijn profetenmantel op Eliza werpt, ten teeken, dat hij dezen tot zijn dienaar en medewerker verkiest (I Kon. XIX 19, II Kon. II : 9-13). Mantel der lielde (lets met den - bedekken, oorspr. Spreuken van Salomo X : 12: ,de liefde dekt alle overtredingen toe". Vgl. 1 Petrus- IV : 8 en 1 Cor. XIII : 7. In G en. IX : 24, is sprake van Sem en Japhet, die hun vader Noach met een kleed bedekten, toen deze onwelvoegelijk op den grond lag, door wijn bevangen. Men denke ook aan de volgende woorden, die aan Keizer Konstantijn worden toegeschreven : „hij zou, wanneer hij een priester of monnik zag zondigen, zijn mantel uittrekken en hem daarmede zoo bedekken, dat niemand hem kon zien (chlamydem meant exue- rem et cooperirem eum, ne ab aliquo videretur). Mantel (Men behoeft hem den - Met to seheuren, van een tafel- MANTELS. 695 MANTRI-TJATJAR. schuimer, then men, als hij vertrekken wil, niet sterk behoeft to dringen, om aan tafel to blijven zitten. Ontleend aan 1 Sam. XV : 27, waar verhaald wordt, dat Saul den profeet Samuel, als doze, vertoornd over zijne ongehoorzaamheid, zich omkeerde om weg to gaan, nog wilde terughouden, en hem bij een slip van zijn mantel greep, met `het gevolg, dat deze scheurde. . Mantele, (f r. w a p.), 1) schild met in de `bovenhelft twee figuren als naar weerszijden opgeslagen gordijnen, v. a. kleur of metaal, reikende tot de halve hoogte, zoodat er aan weerskanten een mantel over heen schijnt to hangen; 2) de leeuw, wanneer hij een soort van schoudermanteltj e draagt, wel to onder- scheiden van den baresteel, zooals die bv. in 't wapen van Brederode staat. In Ned. wapens komen beiden zelden of nooit voor. Mantelkinderen. „Ter gelegen- heid van het aangaan van een huwelijk tusschen hen, die buiten hetzelve kin- deren verwekt hadden, had de wettiging dier kinderen symbolisch plaats, zoo- danig, dat, terwijl de huwelijksplegtig- heid geschiedde, de buiten echt geboren kinderen onder den rok, de falie of den mantel der moeder en ook van den vader verborgen bleven, en daaruit na de voltrekking des liuwelijks to voor- schijn werden gebragt. Voorzeker moest door deze zinnebeeldige plegtigheid de schijn vertoond worden, alsof de kinderen toen onder, na en uit een wettig huwe- lijk hunner ouders geboren waren; de huik of mantel, onder welke zij geplaatst werden, zal daarenboven hebben kunnen aanduiden het vereenigd voornemen van den vader en de moeder, om de kinderen voortaan als echte kinderen gemeen- schappelijk to beschermen en to verzor- gen. Volgens Van d e S p i e g e 1 in de aangehaalde verhandeling, bl. 120, zouden deze kinderen daarom Martelkinderen genoemd zijn; maar ik geef in beden- king, of de benaming van mantelkin- deren hier niet natuurlijker en gepaster zoude zijn ? In Vlaanderen toch, zoowel als in Frankrijk, werden de bastaarden, bij zoodanige symbolische wettiging, onder den mantel van den vader zoowel als van de moeder geplaatst . . . . Nog in de vorige eeuw was deze gewoonte niet geheel in ons Vaderland afge- schaft, en ik herinner mij, nog kind zijnde, die eenmaal in Zuid-Holland to hebben bijgewoond. De spreekwoorden hij is onder de huik gewettigd; onder de huik yeboren; z# zijn met de huik getrouwd, zijn wij daaraan verschuldigd. Met betrekking tot de kinderen gaven wij to kennen, dat zij buiten echt ge- boren, maar door de voltrekking van het huwelijk hunner ouders per petio- nem juris, voorondersteld werden, op den dag hunner geboorte wettig to zijn geweest", enz. Mr. M. C. van Hall, Bijdragen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving (1835), IX, 150. Mantella, (it.), (witte) sluier, die over de schouders valt. Dracht van hofdames, die daarbij gedecolleteerd zijn. Mantelpilpie, het laatste pijpje, dat men in gezelschap rookt ; wanneer de mantels reeds voor den dag gehaald worden. Mantenatoren, verdedigers, bij tornooigevechten. Zij worden opgeroepen, nadat men tegenstanders (avonturiers) tot een tornooi heeft uitgedaagd. Mantera of mentera, (m a 1.), tooverspreuk, toover formulier. Manterl, (m a 1.), raadsheer, minis- ter; ook titel voor bepaalde inlandsche ambtenaren van minderen rang, b.v. mantri kopi, mantri oeloe (d. i. bij de waterleidingen), mantri blandong (bij de houtaankap), mantri tjatjar, z. b. enz. Mantelet, (f r. w a p.), zie Helm- kleed en. Mantlek, waarzeggerskunst, g r. mantike, van mantenomai = een orakel geven en ondervragen. Mantille, (f r.), damesmanteltje zonder kap. 1 a t. rnantellum (mantelum). Mantri-tiatlar, vaccinateur, uit mar tri (j a v. en m a 1.), uit het s a n s k r. mantri, Minister of raadsman van een Vorst, staatsbeambte, en tjatjar = MANTRIES, MANTRI POLITIE. 696 MAPLE SUGAR. pokken. In N.-Indie wordt onder Mantri een beambte van ondergeschikten rang verstaan en komt 't woord in verschil- lende samenstellingen voor, als : mantri kbpi, beambte bij de koffiecultuur ; mantri blandong, (spec. op Java), be- ambte bij de houtaankap ; mantri oeloe, (j a v a), mantri bij de waterleidingen ; mantri djalan, Inl. opzichter bij de wegen; mantri keboepaten, (j a v a), mantri toegevoegd aan den Regent. De inlandsche beambten belast met de vac- cinatie en revaccinatie heeten door geheel Ned.-Indie mantri tjatjar. Mantries, mantra politle, titel van door den directeur van financien tijdelijk nieuw (Juli 1895) ingestelde inlandsche ambtenaren tot bet tegengaan van den sluikhandel in opium, ter be- schikking van bet hoofd van bet gewest Kediri. Ze behooren ook tot bet gevolg van een inlandschen pries of kroonprins (bijv. then van Koetei). Mantuaan (De -, ook : de Man- tuaansche Zwaan, de Mantuaansche herder geheeten, voor Virgilius, van Mantua geboortig; behalve zijn bekend heldendicht schreef hij ook pastoralen of herderdichten. Mann armata, (lat.), gewapen- derhand. Mann propria, (m. p.), (lat.), met eigen hand, eigenhandig (gesehre- ven). Ook mane mea propria (m. m. p.), met min elgen hand. Mann sinistra, (M. S.), (lat.), met de linkerhand to spelen : in mu- ziekwerken. Manufaetuur, (hand.), in eigen- lijken zin, wat door de hand bewerkt wordt, dock gewoonlijk gebruikt voor velerlei soorten van geweven en ge- sponnen fabrikaten, van lat. manu factura. Manum de tabula, (lat.), C i- e e r o, Epistolae ad famili ares 7, 25, 1. (Vgl. P l i n i u s de Oudere, Historia naturalis 35, 10 (30) 80. Dixit enim (scil. Apelles) omnia sibi cum -illo (sc. Photogene) paria esse aut illi meliora, sed uno se praestare, quod manum de tabula sciret tollere, memorabili prae- cepto nocere saepe nimiam diligentiam. De hand van het sehilder# af, d. w. z. niet langer er aan gewerkt, bet is nu genoeg! Manumissio, (lat.), vr#lating van slaven. Manus Domini, (lat.), de hand des Heeren; dat is manes Domini = hierin kan men Clods vinger zien. Manus manum lavat, (lat.), naar Epicharmus Petronius, Sa- tirae, c. 45, S e n e c a, Apocolocyntosis (s. ludus de morte Caesaris) 9. De eene hand wascht de andere. - Als de eene hand de andere wascht, worden ze beide schoon. Manus of manusle van alles, factotum, omnis-homo, de man, die alles doet. Woordspeling tusschen manus (1 at.) = hand en Manus = Hermanus. Vgl. f r. Homme a tout faire, en e n g. Jack of all trades; winkel waar men allerlei huishoudartikelen kan koopen. Manuscript, (h and.), handschrift. Maoewensraad, raad, welken de priesters vormen bij bet Kahihanverbond (z. a.), en die wordt voorgezeten door den maoewen-besaar = den opperpriester, in bet Kahihanhuis, diep in bet bosch gebouwd, om bet aan de blikken van bet Europeesch bestuur en van vreem- delingen to onttrekken. Maori (De -, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland. In hun taal beteekent bet: inboorlingen. Map, (e n g.), van , 't pun. woord „mappa" = seinkaart, en ook = doek, omdat kaarten oudtijds op linnen wer- den geteekend, bij gebrek aan papier of perkament. Hier to lande een omslag of portefeuille. Maple sugar, (a m.), ahornsuiker, suiker, gekristalleerd van bet sap van den suiker-ahornboom (maple-tree), die als eene groote lekkernij wordt be- schouwd. MAPPALAH. 697 MARCHAND D'INJUSTICE. Mappalah, (mappoloh), (n.h e b r.), nederlaag, val. H e b r. = ruine, puin- hoop. Mappe, (j oodsch-duitsch), (van bet nieuw-Hebr. mappah = laken, doek, of van 't Latijn : mappa), doek of windsel, waarmee de wetsrol om- kleed wordt. Mappil, (n, h eb r.), ontijdig baren- de; mappil zyn, (joodsch-duitsch), ontijdig bevallen. Maquetten, voorstellingen in 't klein -,,an gebouwen of tooneeldecora- ties van hout of papier met waterverf, opgesteld als voor de werkelijkheid en verlucht in verschillende kleuren; ook modellen van gedenkteekenen, die men dikwerf op de voor deze bestemde plaats aanbrengt, om hunne uitwerking to beoordeelen. Mar, (a f r.), inaar of nog al. Dit mag reg wees, mar is seker onbillik. Nog al: nou 'n Franschman sijn bloed is mar warm. Mara, s k r. mare, hindernis, m a l. hetzelfde, gewoonlijk verbonden met behaja, s k r. bhaja, gevaar, nood. Marann, scheldnaam, then onze voorouders gedurende de troebelen aan de Spanjaarden gaven; zooveel als bastaard van Mooren. Maraboet, van bet Arabische w cord marboeth, morabeth of moravot, is de naam van een Mohammedaansche secte, die in bet N.Westen van Afrika ontstond, en daar de dynastie der Mora- bieten of Almoravieten stichtte. Later bleef de naam Maraboet onder de Berbers bestaan om priesterlijke personen aan to duiden, die dienst deden bij de moskeeen en begraafplaatsen. Zij staan bij bet yolk zeer in aanzien, en aan hen worden zelfs de gaven der profetie en der wonderen toegekend. Marabou-veeren, zeer gezien als hoed-tooisel bij dames; de veeren van de marabou, een Afrikaanschen ooievaar ; de naam beteekent: Gode gezv#d; want deze ooievaar was een heilige vogel. Marabout, (al g.-f r.), verkeerdelijk voor kobba, de kapel, waar een heilige priester (maraboet) begraven ligt. Maranatha, (s y r.-c h a l d.), d. i. Maran atha = onze Heer komt.Plechtige en nadrukkelijke herinnering, dat de Heer eenmaal zal wederkomen ten ge- richte, Paulus bedient er zich van 1 Kor. XVI : 22. Marane, (b a r g.), horloge. Maraschino of Marasquino, fijne likeur, bereid hoofdzakelijk uit zure kersen (marosca). De vermaardste is of komstig uit Zara in Dalmatie, en draagt den naam van Maraschino di Zara. Maravedi, Spaansche koperen munt, bestaande sinds 1497, bet 272ste deel van den piaster, dus bijna 1 cent; sedert 1867 vervangen door stukken van 21/2 centimos. Marboet, (a r a b.) , een snort van geestelijken. Mareassin, (f r. w a p.), jonge ever zonder slagtanden en met hangenden staart. Mareato, gebrocheerde jacquard- stof met zijde. Ital. marcato = ge- merkt. Zie Jacquard. Marehe, (f r. w- a p.), gehoed. Marche du 9 Thermidor, naam der markt, ingesteld ter plaatse, waar bet Jacobijnenklooster in de Rue Saint- Honord gestaan had. Dit werd al spoedig gesloopt, nadat de Nationale Conventie besloten had de vergaderzaal der Jaco- bijnen (z. a.) to sluiten. De 9 Thermidor (z. a.) was bet tijdstip van den val van Robespierre. Mar-chef, (f r.), met deze verkor- ting van marichal-des-logis chef pleegt men bij bet Fransche paardevolk, zelfs in dienstzaken, den opperwachtmeester aan to duiden. Marc (f r. w a p.), zip, Mark. Marchand d'inlustice, (f r.), in de taal der anarchisten een rechterl jk ambtenaar. MARCHAND D'OR19MUS. 698 MARFORIO. Marchand d'oremas, (f r.), in tie volkstaal en spottenderwijs, een 11.-K. priester. Marchand of marchande de coupe, (f r.), koopman of koopvrouw in soep. In Belgie en Frankrijk, in de gemeenzame taal, een kostschoolhouder of houderes, die er zich veeleer op toe- legt, geld to verdienen, dan de leerlingen verstandelijk to ontw ikkelen. Marehande de sourires, (f r.), synoniem van lorette, cocotte, hor•izon- tale enz. Naar het drama van dien naam, dat Mev. Judith G a u t i e r uit een Japansch stuk trok, dat op diens beurt aan het Chineesche repertoire was ont- leend, en in April 1888 in den Odeon- schouwburg, to Parijs, voor het eerst werd opgevoerd. Mitrchen (Ein - aus alters (Zeiten, Has kommt mir nicht aus dem Sinn, (h g d.), een oud sprrookje kan ik Wet uit mine herinnering bannen. Die woorden, aan H e i n e's Lorelei ont- leencd, volgen op : Ich zveiss nicht, u. S. W. (z. a.). Marcia, (it., m u z.), marsch, van- daar snarciale, als marsch (bv. to spe- len); niet to verwarren met marziale (z. a.). Marcionieten, geheeten naar Marcion, die, door zijn vader, den bis- schop van Sinope (in Pontus), geexcom- municeerd, zich in 140/50 naar Rome begaf, waar hij zich aan den Syrischen gnostieker Cerdon aansloot en tegen de Joodsch-zinnelijke opvatting van het Christendom zich kantte. Volgens hen bestaat het Evangelie van Christus in vrije liefde tot het goede, en stond tegenover den hoogsten goeden God, den rechtvaardigen wereldschepper, de De- miurg (z. a.), die uit de materie (hyle, g r. hula - stof) de wereld schiep. Tot de 6e eeuw eene kerkelijk geregelde partij, losten zij zich daarna op in de Mani- cheeen (z. a.). Marco, (hand.), zie Al marco. Maret der Ontsettinghe, Oc- toberkermis to Leiden ingesteld in 1578, ter gedachtenis aan Leiden's verlossing van 1574. Mardi-gras, (f r.), vette Dinsdag, de laatste der trois jours gras = de drie vaste~~avonddagen of Carime pre- nant (de drie slempdagen). Op dien dag wordt de paaschos in Parijs rondgeleid. Mardilkers, van mardeka (m al.). Mardiko (j a v.), vrij, een vrij man, niet tot heerendiensten verplicht. Klasse van inlanders in de Compagniestijd, hoofd- zakelijk uit vreemdelingen bestaande en voornaamlijk aangetroffen to Batavia en op Timor. Zij deden ook schutters- diensten. Zie Moradors. Mardiste, (f r.), iemand, die de klassieke voorstellingen, die 's Dinsdags (mardi) in het Theatre francais, to Parijs, worden gegeven, regelmatig pleegt bij to wonen. Mare Vermelo, Spaansche of in- landsche naam der Purperzee (als ver- taling daarvan), of de golf van Cali- fornia, aan de westkust van Oud-Mexico. Zie Cortezzee (Aanh.). Mareage, (h a n d.), het contract, dat de eigenaar of bevrachter van een schip met het scheepsvolk sluit; het loon der matrozen. Fr. ncariage matrozenhuur. Markehale, (f r.), gemalin van een maarschalk. Onder dien titel nam Mevr. Booth-Clibborn, de tegenwoordige (Nov. 1896) leidsvrouw van het Leger des Heils in Nederland, gedurende 15 jaar een ijverig aandeel aan het werk van dat Leger in Frankrijk. Zij neemt het reddingswerk in Nederland onder hare persoonlijke zorg. Maremme, (enkelv. maremma, d. i. zeestreek ; o. f r. marenne, van 1 a t. ma- ritima, s c i 1. loca = zeestreken), onder- scheiden ongezonde, moerassige oorden in Italie, inz. de landstreek aan de zeekust van de uitwatering der Cecina tot aan Orbitello. In Spanj e, aan den Guiadalquivir marismas. Marforio, beeld to Rome, op welks voetstuk men geestige zetten, vaak de MARGARETHA. 699 MARIALATRIE. politiek betreffend, schreef, die dan op gelijke wijze door een ander beeld, Pasquino, beantwoord werden. Van dezen Pasquino is ,paskwil" of komstig. Margaretha, de naam beteekent parel, vandaar zoo menige woordspeling op dien naam bij dichters. Margarine, kunstboter, aldus ge- noemd naar de vetstof, die er bet voor- naamste bestanddeel van uitmaakt. Marge, (a m., h and.), gelden, ge- deponeerd in een bucket-shop (z. a., A a n h.). Marge of margo, (h and.), de open gelaten rand in vrachtbrieven enz. waarop men de merken en nommers der goederen aanteekent, ad marginern (op den rand). Marge, wit gebleven rand van boe- ken, drukwerken en of lcieele stukken. Marge, (h and.), de speling tusschen koersen op verschillende handelsplaat- sen, tusschen den prijs, dien men voor iets besteedt en dien, welken men er 'van hoopt to maken, enz. Marginaal, zie In margine. In oudere stukken leest men van ,margi- nale resoluties". Fr. note marginale - kantteekening. MarginaliWn, kantteekeningen. Margriet (Sinte -, als bet op Sinte-Margriet - 20 Juli - regent, zegt bet volksgeloof, dan regent bet zes weken achtereen. En ook Als 't niet regent op Sinte Margriet, Regent bet in zes weken niet. In 't Fransch Quand it pleut le j our de St. Mddard, 11 pleut quarante jours plus tard. Zijn dag is 8 Juni. Hij beet ook le grand pisseur. Marguerite des Marguerites, (de parel der paarlen). Zoo noemde Frans I zijn zuster Marguerite de V a l o i s, de auteur van den Heptameron, en de moeder van Henri IV, door haar tweede huwelijk met Henri d'Albret, Ironing van Navarre. Maria Boodschap, (r. k.), zie Kerkdagen. Maria Geboorte, (r. k.), zie Kerkdagen. Maria Hemelvaart, (r. k.), zie Kerkdagen. Maria Lichtmis, (r. k.), zie Kerk- dagen. Maria Ontvangenis, (r. k.), zie Kerkdagen. Maria Presentatie, (r. k.), zie Kerkdagen. Maria Theresia-daalder, sedert 1870 bet betaalmiddel voor N.-Afrika. Draagt hij dit jaartal, dan geeft men er de voile waarde voor, en dan wordt hij ook aangenomen in Zanzibar, aan de Westkust en in bet grootste gedeeite van Soedan. Hij geldt pl. m. f 2.50. In Oostenrijk worden nog altijd Maria- Theresia-daalders met bet jaartal 1870 aangemunt. Maria Visitatie , (r. k.), zie Kerkdagen. Mariabron, to Jeruzalem, de eenige werkelijke bron, die men er nog vindt; tegenover Siloam (Siloah), bewesten het dal van Josaphat, waarin bet Hinnom- dal uitloopt. Ze heeft eb en vloed. Maria zal er, volgens de legende, water uit geput hebben, om de windselen van bet Jezus-kindeke to wasschen. Denkelijk door Nehemia (11 : 14) als Konings- v#ver, en door Flavius Josephus als Salomo's vijver aangeduid. Maria-teekens, lelie (z. a.), roos (z. a.), ster (zie Mans stella) en Halve maan (vgl. Openb. XII : 1). Mariage de raison, (f r.), ver- standshuwelijk, echtverbintenis, waarbij men redeneert, uit stoffelijk belang en inzicht gesloten. Mart alatrie, Mariavereering, juis- ter Maria- aanbidding. De dienst van God beet in de kerkelijke taal: latria; de dienst van Maria: hyperdulia; de dienst der andere Heiligen : deli a. De vijanden der Kerk willen met Maria- latrie dus uitdrukken, dat aan Maria goddelijke eer bewezen wordt. Dat is echter een grove en ongerijmde lastering. MARIANEN. 700 MARITAGIUM. Marianen, zie Duitsche Orde. Marianne, (f r.), nadat de Consti- tuante, in 1849, de clubs had verboden, ontstonden in Frankrijk een aantal ge- heime genootschappen, die elk een wachtwoord Madden, door middel waar- van de leden elkander konden herkennen. Sommigen hunner bezigden bovendien enkele uitdrukkingen, die hun gemeen waren. Daaronder behoorde liet w oord Marianne, waarmede men democratische en sociale republiek schijnt to hebben bedoeld. Sedert den val van het tweede Keizerrijk wordt de naam meer bijzon- der, en wel spottenderwijs, door Bona- partisten, legitimisten en Orleanisten, ter aanduiding van den tegenwoordigen regeeringsvorm gebezigd. Marianne, de Fransch e republi ek. Marianne (De huishouding van - besturen, aan het roer van Staat zitten. Van een geheim genoot- schap, waarvan de geheimzinnige aan- voerder door dezen vrouwenaam werd aangeduid; slechts zeer enkele leden wisten vanwaar de bevelen en het geld kwamen. In Lothair van D i s r a e l i besproken. Vandaar ook Marianne (De roode - om- helzen, zich bij het geheime genoot- schap aansluiten. MarlEngrosehen, groschen met het beeld der H. Maagd, in Hano ver, Brunswijk en aangrenzende landen ge- slagen, 5 k 6 Ned. centen waard en thans niet meer gangbaar. Een Marien- qulden deed 20 Mariengroschen. Marienstift, Protestantsch Kinder- ziekenhuis to Jeruzalem, 6 Juni 1872 geopend door den arts Dr. M. Sandreschy als Director. Vernoemd naar H. K. H. Maria Groothertogin van Mecklenburg- Schwerin, die steeds de huishuur be- taalt en eene jaarlijksche bijdrage "van 900 Mark verleent. Marier Justine, (f r.), een too- neelstuk door eene plotselinge ontknoo- ping ten einde brengen. Dit gezegde ontstond onder het eerste Keizerrijk bij de eerste voorstelling van het stuk 1 hibaut et Justine, in den schouwburg des Varidtes, to Parijs. Het stuk begon het publiek wat lang to duren ; de directeur Brunet en de regisseur Au- guste, rumoer vreezende, riepen den acteur Bosquier-Gavaudan, die zich op het tooneel beyond, als om strijd toe „trouw Justine, trouw toch Justine". En Bosquier zeide op plechtigen toon „Met bet oog op zooveel liefde, laat ons Justine trouwen", (en presence d'un tel amour, marions Justine). En het stuk werd met die geimproviseerde ontknoo- ping 200 maal gegeven. Margke-men, Friesche naam voor Maria Louisa, de moeder van prins Willem IV (Karel Hendrik Friso), aan- vankelij k stadhouder van Friesland en Groningen, later van al de Vereen. Provincien, t 1751. Marina (Dona -, benaming door Cortez (zie bij Quetzalcootl) gegeven aan Walintzin, eene Indiaansche vrouw, zijne onafscheidlijke gezellin, die hem als tolk in het bloedig treurspel - den dood van Montezuma - ter zijde stond, en aan wie hij, meer dan aan iemand anders van zijne bende, zijn succes in Mexico had to danken. Marine-officer, (e n g.), zee-ofp.- cier; aan boord fig. een ledige flesch, die in 't water geworpen wordt. Marine,(f r. w a p.), met een visschen- staart of onderlijf als een visch, zooals zeeleeuw, zeepaard enz. Marionetten, spotnaam door het yolk gegeven aan de vereerders van het hart van Maria; welke vereeniging in 1765 door den Paus toegestaan en hier en daar ingevoerd werd. Marionetten, draadpoppen. Fig. menschen, die zich blindlings door ande- ren laten leiden. Mans stella, (1 at.), ster der zee, titel der H. Maagd Maria, o. a. in den lofzang Ave, maxis stilla. Bepaald als schutsvrouw der zeelieden. Maritagium, de bruide#ns, bruid- lossing, hetgeen voor eene lijfeigene bij haar trouwen aan haren heer moest betaald worden. MARIV AUDAGE. 701 MARMOT. Marivaudage, (f r.), geaf'ectee; - de stijl, als die van M a r i v a u x (1688- 1763), een schrijver, die bij al zijn genia- liteit en hooge kunst, een hoogst onge- nietelijken proza-stijl had, langdradig, vol afwijkingen, omwegen en gezochtheid, met uitgekozen mooie woordjes en platte uitdrukkingen, nietigheden uitvoerig beschrijvend ; van wen V o l t a i r e ge- tuigde, dat hij zijn leven doorbracht met vliegeneieren in spinragschalen to wegen. Mark, (w a p.), een ouderwetsch stet gewichten, in elkander sluitend als koperen emmertjes; bet geheel vertoont den vorm van een hoededoos. Mark of Reichsmark, eenheid van bet Noordduitsche muntstelsel, in- gevoerd 1870; waarde f 0.60 en ver- deeld in 100 pfennige. -, vroeger Hamburgsche zilveren munt van 16 schillingen ter waarde van ongeveer f 0,72 Ned. -, eertijds Lubecksche zilveren munt, ter waarde als boven. -, Deensche zilveren munt van voor 1814, ruim f O.21 Ned. waard. Mark (Keulseh -, Keulsch ge- wicht, gelijk aan 233,75 grammen, vooral in gebruik bij den handel in edele me- talen, niet alleen in Keulen, maar in het grootste gedeelte van Duitschland. Mark (Kopenhagensch -, goud- en zilver gewicht, gelijk aan 235,741 grammen. Mark (Trooisch -, good- en zilver gewicht, gelijk aan 245,868 grammen. Mark Banco, de onveranderlijke waarde van een zeker gewicht aan zilver, waartoe aan de oude bank van Hamburg alle bedragen aan geld herleid werden ; al de Hanse-steden volgden die waarde-bepaling, daar zij aan geen koers onderhevig was. Marken, ook wel honschappen of honderdschappen. Honderd vrije hoeven vormden bij de oude bewoners van ons land eene mark, later met een marke- richter aan 't hoofd. Marketentster, niet van markt en tent afgeleid; maar door middel van 't achterv. ster of to leiden van o. f r. marcadant, of marchedant, een vroe- geren vorm van marchand, it. merca- tante = koopman. Eene marketentster is dus eigenlijk eene koopvrouw; meer bijzonder eene, die bij bet leger drank en soms levensmiddelen verkoopt; n e d_ zoetelaarster. It. mercantare en nzer- catantare = koophandel drijven. Markgraaf, titel van den regeer- der van een mark, die van den Keizer bet bevel over de troepen had gekregen en in de grensprovincien in rechten uit- spraak moest doen. Van mark maakte men ook markies (de oude spelling was marchis). Markies, zie Markgraaf. Markus (Daarvan spreekt niet, dat is niet zoo heel zeker of b#zonder geloofiwaardig. Markus wordt door Papias (t 163), evenals Lukas (z.. a.), als een voorbeeld van nauwkeurig- heid geroemd. Als tolk van Petrus wordt hij gezegd to spreken, terwijl een gelijk- beduidend spreekwoord daar schrijft Lucas niet van, van diens schrijven (vgl. Luk. I : 3) gewaagt. Marlbrough s'en va-t-en guerre, Marlborough Malbroek, (die) gaat ten oorlog enz. z. a., beroemd Fransch soldatenlied op den dood van Marlborough, in den slag van Malplaquet (1709). Marie, (f r. w a p.), mannetjes-vogel_ Marmer-kroniek, zie Arunde- liana (Marmora). Marmite, (f r., w a p.), kookpoi, af- gebeeld met 3 voeten en 2 ooren. Marmot, (hand.), de tasch of bet kistje, waarin een reiziger of commis- sionair de monsters zijner artikelen. draagt. MARMOT (CROQUER LE). 702 MARONS. Marmot (Croquer le -, (f r.), in de gemeenzame taal wachten. De uitdrukking is ontleend aan een deur- klopper van bijzonderen vorm, eertijds in Frankrijk in gebruik, dien men over een deurknop streek, wegens diens ge- daante mar)mtte genaamd, en waardoor zeker krakend geluid werd voortge- bracht. Hot maken van dat geluid (craquer) zou later in croquer zijn ontaard. Marmouset, (f r.), ventje, ver- kleinwoord van marmot, ,mormel" of ,, wurm" (= aapj e, klein j ongetj e) ; scheldnaam der raadslieden van Karel VI, koning van Frankrijk, hun ge- geven door de ooms des Konings, de hertogen van Bourgogne en van Berry. Deze raadsheeren, die getracht hadden, de wanorde, tijdens de min- derjarigheid des Konings ontstaan, op to heffen en de orde to herstellen, hadden zich den haat op den hals ge- haald der Prinsen van den bloede, die hen in de gevangenis deden werpen. Onder Lodewijk XV werden twee jonge hovelingen, de hertogen van Gevres en van Epernon, die de gestreng- heid en de karigheid van den eersten minister kardinaal Fleury in een ge- schrift gecritiseerd hadden, door dezen voor marmousets uitgemaakt en voor twee jaren naar hunne goederen ver- bannen. Marodeur, natrekker, plunderaar, landlooper die heimelijk op roof en plundering uitgaat; soldaten kunnen, op doze wijze, niet achterblijven, kunnen zij werkelijk niet verder, dan worden zij in de ziekenwagens opgenomen. Voor- wendsels dienaangaande worden door de discipline tegengegaan. Marodeurs zijn ook lieden, die, na bet leveren van een veldslag, bet slagveld des nachts afliepen on de dooden en gekwetsten, die daar lagen van geld, kostbaarheden en siera- den beroofden. Na bet oprichten van bet „Roode Kruis" is dit veel minder mo- gelijk, bijna onmogelijk geworden. F r. maraudeur = strooper, van maraud = schobbejak. Marokiin, naam dien de Europeanen geven aan bet geitenleer, dat in Marocco gemaak , en in Europa nagemaakt wordt. In Marocco zelf heet bet fildli, fileli, naar de provincie Tafildlet, waar bet hoofdzakelijk vervaardigd wordt. Maronleten, voormalige Monothe- leten (z. a.), die na de verwerping dezer sekte door de Grieksche Kerk, in 't begin der 8e eeuw zich voor een deel aansloten aan bet klooster van St. Maro of Maron, een abt der 6e eeuw in de landstreek van den Libanon, dezen als Mdr (s y r. heer, spreek uit : mor), Mdron (z. v. a. onze heer) tot hun schutspatroon kozen en zich naar hem noemden. Zij namen een monnik Johan- nes Maro tot hun opperhoofd aan, met den titel van Patriarch van Antiochie, en wisten als een krijgshaftige volks- stam hunne staatkundige, zoowel als kerkelijke zelfstandigheid tegenover de Islamieten to bewaren ; zelfs tot in den jongsten tijd, tegen betaling eener schat- ting aan bet Turksche gouvernement. Hun tegenwoordige hoofdzetel is bet door hen schier alleen bewoonde Kes- rawan, een distrikt van Syrie; maar zij bewonen ook den Libanon, waar verscheidene Maronietische monniken- en nonnenkloosters liggen. In Palestina vormt hunne gemeente eene filiaalkerk van de R.-Katholieken, en hun bisschop wordt door den Paus bevestigd in zijne waardigheid ; want reeds in 1182 onder- wierpen zij zich aan den H. Stoel van Rome. Marons-, Maroons- of Maron- negers, weggeloopen negerslaven uit de Europeesche kolonien op de West- Indische eilanden en in Guyana. Zij vereenigden zich, in den tijd, toen de slavernij er nog niet was afgeschaft, in schier ontoegankelijke woud- en berg- streken, en vormden er met hunne na- komelingen onaf hankelijke stammen ; de zoogenaamde boschnegers. Marons, speurhonden van het St. Bernardsklooster in de Penninische Alpen, die de onder de sneeuw bedolven reizigers terecht brengen. Van hen be- dicnen zich tot dit doe] de maroniers of bedienden van gezegd klooster, die hen hebben afgericht. Een dezer marons, luisterend naar den naam Barry, redde alleen zeventig reizigers van den sneeuw- dood. MAROT. 703 MARSEILLAISE (DE). Marot, klapspaan (a o 1516), waar- mee de hofnarren de maat sloegen bij hunne dansen (Mr. G. v. Hasselt, Arnh. Oudh. I, 252). Vanhier: elke zot heeft z#n marot = elke dwaas heeft zijne eigenaardigheid, iedere gek heeft zijn gebrek. Fr. marotte = narrenstok, ook zotskolf geheeten; chacun a sa marotte = ieder heeft ziju stokpaardje. Marotisme, marotische richting, in de Fransche dichtkunst. Style ma- rotique = dichttrant van Marot ; naar Clement Marot (1495-1544), die in zijne gedichten gaarne verouderde woorden en uitdrukkingen gebruikte. Hij dichtte ook de Fransche psalmen, die door de Roomsche kerk verboden werden. Marque, (f r.), letterl. merk, ter aanduiding van personen, die zich van bet gros onderscheiden; personnages of gens de marque. Bovendien, zooals men wijnen, vooral die van Champagne, in groote, gewone of kleine merken ver- deelt, onderscheidt men ook in Frankrijk de vrouwen der demi-monde van elk- ander, maar de categorie waartoe zij geacht worden to behooren. Zoo spreekt men van eene horizontals de marque of de grande marque, of bezigt ook wel de beide laatste woorden alleen, nml. la grande marque, om zulk eene vrouw aan to duiden. Marque, (t o o n.), valsche rol, de man, die den ,verrader" speelt. Marquete, (f r., w a p.), heeten de plekken op 't lichaam van den vlinder, wanneer zij van andere kleur zijn dan die op de vleugels. Marretle, (b a r g.), moeder. Mars, zie Keel. Mars (Champ de -, een groot plein to Parijs, dat tot militaire oefe- ningen, volksfeesten, wedrennen, ten- toonstellingen, enz. wordt gebruikt. Vgl. Campus Martius (z. a.). Mars, de god van den oorlog bij de oude Romeinen, der Grieken Ares; zie Maart. Zonen van Mars" = soldaten. Marsch (H11 Is In den -, (mil., v e r o u d.), hij is dronken. Marsehall VorwArts, maar- schalk Voo)-waarts, bijnaam van G e b- hardt Leberecht Blucher, (1742- 1819), naar de woorden,, Vorwarts, vor- warts Kinder!" waarmede hij in den slag bij Leipzig, 18 Oct. 1813, de Ko- zakken aanvuurde, waarnaar deze hem then naam gaven. Marselllalse (De -, het be- roemdste lied der Fransche revolutie, gedicht door den kapitein bij de genie C. J. R o u g e t d e l' I s l e, in den nacht van 24-25 April 1792 to Straatsburg, als Chant de guerre pour l'armie du Rhin. Het lied kreeg den naain Mar- seillaise (d. i. Chant des Marseillais), doordat bet door een bataillon vrijwilli- gers uit Marseille bet eerst to Parijs gebracht werd. De beginregels luiden Allons, enfants de la patrie, Le jour de gloire est arrive. Eenige jaren geleden ontdekte de beer N i g f u s s o n, van IJsland, dat verschil- lende strophen der Marseillaise, zooal niet aan de treurspelen van Corneille en Racine waren ontleend, dan toch daarin schier letterlijk werden terug- gevonden. Dat kan echter ook een bloot gevolg van den smaak des tijds wezen. Onder den naam Offrande a la liberte werd de Marseillaise, door G o s s e c geInstrumenteerd, 30 Sept. 1792 in de groote Opera gespeeld. Reeds voordat bet lied ontstond, was er een adres verschenen van de „Club de 1'Auditoire", waarvan Rouget de lisle lid was, be- ginnend met de woorden : , Aux armes, citoy ens ! 1'Etendard de la guerre est deploys; le signal est donna. Aux armes ! Il faut combattre, vaincre ou mourir !" De wijs is gebleken to zijn die van den aanhef van een oratorio Esther, van Jean Baptiste Lucien Grisons, chef de maitrise a la cathedrale de Saint-Omer, nadat als componisten ge- noemd waren de dichter zelf, Allemand, Jullien en . . . Holtzman, kapelmeester van den Keurvorst van de Palz, de compositie zou dan van 1776 dagteeke- nen en oorspronkelijk in eene mis voor- komen ! MARSEPEIN. 704 MAS. Marsepein, gebak van zoete en bittere amandelen, met suikergelei over- goten en met gekleurde suiker bestrooid, f r. massepain, e n g. rnarchpane, h g d. Marzipan, it. marzapane; wellicht Marcus-brood, m. lat. marcipanis = Marci-panis. Er worden verschillende kroniekberichten en legenden I ij to pas gebracht; de Italiaansche zoowel als de Fransche taalgeleerden verklaren, dat de oorsprong onbekend is, de Neder- landsche evenzeer ; pein kon 1 a t. panis (brood) zijn. Marsouin, (f r.), letterl. zeevarken of bruinvisch, in de volkstaal, een soldaat van de infanterie der marine. Marsyas, een, die in zaken van kunst bet moot afleggen tegen een meer bekwame, met wien hij vermetel zich durft meten. Naar den Phrygische fluit- speler aldus geheeten, die Apollo uit- daagde, maar geslagen werd. Hij werd tot straf door den god levend gevild; nit zijn bloed ontstond de rivier naar hem genoemd. Marteau, (f r., w a p.), de gewone hamer met spitsen kop. Martha, bet zinnebeeld van de bedrftige, goede huisvrouw, zoo ge- noemd naar de zuster van Lazarus, Luk. X : 38 en 40. Martellato, (it., m u z.), gehamerd, d. i. met groote kracht aangeslagen, sterkst staccato (z. a.) of arm-staccato. Marthastichting, inrichting tot opvoeding van onverzorgde kinderen, to Alfen a/d Rijn. O enoemd naar Martha uit Luk. X : 38-42; zie IJverige Martha. Martialis (Engelsehe -, J o h n 0 w e n (f 1622), die in 1606 Epigram- mata in 't Latijn uitgaf, herhaaldelijk in 't Engelsch vertaald. Martialis was een Romeinsch puntdichter, schrijver van een bundel Epigrammata in 14 boeken, vol fijn vernuft, t 100 n. C. Martialis (De Hollandsche -, Roemer Visscher (1547-1620), wegens de kernachtige taal zijner ge- schriften. Martinet, (f r., w a p.), vogeltje zonder voeten en met bosjes veeren in plaats van de dijen; vervangt in Eng. wapens de merel (z. a.). Martlet, (e n g., w a p.), zie Martinet Martyrium , meerv. martyria, (g r. marturion) = martelaarschap. Bij den kerkvader Tertullianus de begraaf- plaats van een martelaar; en omdat men daar gaarne kerken bouwde, bij den kerkvader Hieronymus eene kerk. Ook begraafplaats van de groote mannen der ascese, als Paulus de Ere- miet of Antonius, wier leven Hieronymus zoo fantastisch heeft geschetst. Van g r. martur = getuige (hier, geloofs- getuige, bloedgetuige). Martyrologium, (r. k.), marte- laarsboek, een kerkelijk boek, bevat- tend de namen, met een korte vermel- ding van den dood en een lofspraak van de hh. martelaren en andere gecanoniseerden. die in de R.-K. kerk gevierd worden, naar volgorde van den kalender; opgeteekend sedert paus Clemens I (f 103) die daartoe zeven schrijvers (notarii) aanstelde. Marwiegen, (b a rg.), diefstal. Marwieger, (b a r g.), dief; (mis- schien verbasterd van bet nieuw-hebr. marwiach = winstmakerd). Marwiegsch (Het -, (b a r g.), de dieventaal. Maryland-end, (am.), bet smalle eind van een ham. Het dikke eind heet bet Virgina-end. Marziale of marciale, (ital.), kr#gshaftig. Mao, zie Kwan. Mao, gew icht voor edele metalen en opium en rekenmunt in Zuid- en Oost-Azie; 1 mas = 1/16 tail, 1 tail = 1/16 katti e = 0,038601 KG. Mas (j a v., emas m a 1.) beteekent ,goud", en alzoo Banjoemaas = goudrivier. MASBATA. 705 MASSA. Masbata, dank-adres aan den Sultan van Turkij e. Masehal, (moschol), (h e b r.), ge- lij kenis, vergelij king. Le-Moschol bij- voorbeeld. Maschken, (n. h e b r.), pand.Masch- kenen, verpanden. Masehliem-ziln, (n, h e b r.), vol- tooien, voleindigen. Vooral: een vasten- dag tot het einde houden. Masehmedim, (maschmeidim), (n. h e b r.), vernietigers, geweldmakers. Van den h e b r. wortel schamad, hiph. hisch- mied = hij heeft vernield, verdorven. Maseotte, (f r.), een voorwerp, dat vooral in het zuiden van Frankrijk, geacht wordt geluk aan to brengen, zooals een doorboord of buiten omloop gesteld muntstuk, enz. Van bet proven- caalsehe woord masco = toovenares of heks. C h i v o t en D u r u kozen het woord tot titel eener opera comique (muziek van A u d r a n), die den 28en December 1880, in den schouwburg der Bouffes Parisiens to Parijs, voor het eerst werd opgevoerd. Daarin is echter de mascotte een boerin, die overal geluk aanbrengt, zoolang zij althans maagd blij ft. Masdsiid, ook mesdjid. Nomen loci van het a r a b. werkwoord sadjada, met het voorhoofd, gedurende het gebed en terwijl men zit, den grond aanraken; dus de plaats, waar men dat doet, gebe- denhuis, tempel. Verbasteringen van dit woord zijn : messigit, moskie. Masdsiid-al-Haram, (a r a b.), tempel van h et eerwaardige. Aldus heet de groote vierhoekige overdekte gang, welke de Kaaba (z. a.) omgeeft. Ook de tempel to Mekka, de Kaaba zelf. Maseltof, zie Mazzol. Masigiaeh,meervoud masjgiechim, (n. h eb r.), opzichter, opziener. Masker, (k. m. a.), gelaat, gezicht. Maskie, (a f r.), misschien. Maskie is dit sleg, ons maak dit mosreg. Masochisme, (f r.), zekere mania, daarin bestaande, dat men zich tot slaaf eener vrouw maakt en bereid is, voor en van haar alle vernederingen to dulden. Naar den naam van den galicischen romanschrijver S a c h e r M a s o c h (geb. 1836), bij wien men sommige typen van dat slag aantreft. Maskiem-ziin, (n. h e b r.), eene meening bevestigen, er mede instemmen. Mason's and Dixon's Line, (am.), de zuidelijke grens tusschen den vrijen staat Pennsylvania en de vroegere slavenstaten Maryland en Virginie op 39 0 43' 26" NB. tussehen 1763 en 1767 door de Engelsche landmeters Ch. M a- s o n en J e r e m i a Dixon uitgezet. In 1820 maakte John Randolph dien naam bekend, door dien telkens to her- halen bij de hevige debatten in het Con- gres over de insluiting van den slaven- staat Missouri. Masora, overlevering, [van masar (c h a l d. en n. h e b r.) = overgeven, overleveren], d. i. de collectie van kritische en taalkundige opmerkingen betreffend den woordtekst en de klank- punten van de boeken des Ouden Testaments, door Joodsche geleerden in de laatste twee eeuwen v. C. bijeenge- bracht. Eerst mondeling voortgeplant, doch van tijd tot tijd in schrift gebracht en uitgebreid, vooral tusschen de 6e en 8e eeuw n. C., eerst in de lie eeuw na den arbeid van den Karaiet Ben- Ascher (die in de l0e eeuw leefde), geheel volledig; hat werk is verdeeld in eene groote en kleine M. (een uittreksel uit de groote). Eene verklaring der Masora leverden Elias Levita (f 1549 to Venetie) en Johann Buxtorf (f 1629 to Bazel). Maspied-ziIn, (n. h e b r.), lijkrede houden. Masr-el-Atika, oud-Cairo (Fostat). Massa, (hand.), het kapitaal, dat door een gefailleerde aan zijne schuld- eischers afgestaan wordt. H e b r. masja = geleende of verschuldigde som. 45 MASSA. 706 MAT (5CHAAK). Masse, in de negertaal heer, meester van eng. master. Masse-oematan, (n. h e b r.), (let- ters. het dragen en het geven) handel; het handeldrijven; ook, de waren, waarin handel gedreven wordt. Massacre, (f r., w a p.), paar herts- horens met het stuk van den schedel, waar ze aan zitten. Massacre de cerf, (w a p.), zie Hertenschedel. Massacre des innocents, (f r.), de kindermoord van Bethlehem (Matth. II : 16). De uitdrukking wordt weleens schertsenderwijs toegepast, bv. op het intrekken van voordrachten die bij het eindigen van een zittingsjaar van een parlement nog niet in behandeling zijn geweest. Massangn of Mazagan, Ame- .rikaansche tuinboonensoort, die zeer veel oplevert, en, zeer jong gebruikt, uitmuntend is, vooral om in to maken. Massalehi, drager van welrie- kende toortsen, onbewegelijk tegen den muur, als een bronzen standbeeld, tot aan den gordel naakt., Massanga, suikerw#n, bij de negers aan de Congo (Afrika's Westkust). Massage, knijpen en kneden van lichaamsdeelen met geneeskundig doel. Massematte,(j o o d s c h-d u i t s c h), zie massa-oematan, waaruit het ver- basterd is. De beteekenis komt overeen met die, waarin het Fransche woord a faire bij ons gebruikelijk is. Dus ook een leel#ke massematte = een leelijke affaire, een onaangenaam geval. Massieg-gewoel, (h e b r.), (lett. verwijderend de grens), treden in eens anders rechten, hem wegstooten nit een door hem verworven gebied (ontleend aan Deut. XXVII : 17). Massig-gewoel- zr, fn = door onedele concurrentie iemand er nit stooten. H eb r. geboel = grens. Massone, (b a r g.), geld, loon. Massue, (f r. w a p.), knots. Mast slapen (In den -, zich roekeloos bloot stellen aan groot gevaar. Ontleend aan Spreuk. XXIII : 34, waar de noodlottige gevolgen der dronken- schap worden opgeteld. Masthos, voor mastos (tepel), me- talen drinkvat bij de Grieken, in den vorm van een borsttepel, met twee horizontaal geplaatste ooren. M'as-tu-vu ? (f r.), hebt ge m# ge- zien ? Spotnaam voor tooneelspelers, vooral buiten Parijs. Ontstaan uit de gewoonte van velen hunner, om to vragen : ,Hebt ge mij in deze of gene rol gezien ?"Men schrijft ook un matuvu en des matuvus. Masr-el-Kahira, (a r a b.), d. i. Masr (oude naam van Egypte bij de Semitische naburige volksstammen ; h eb r. Mitsrajim) de zegenr#ke, de hoofdstad van Egypte. Masulipatnam, zeer fijn Indisch katoen, naar de plaats in O.-Indie, waar het verhandeld wordt. Masurka of Mazurka, levendige bevallige Poolsch-nationale dans, in 3/8 maat, oorspronkelijk hartstochtelijk en wild, als salondans bedaarder; werd onder Augustus III (1733-63) het eerst bekend; C h o p i n en L i s z t hebben de schoonste gecomponeerd. Die dans is, met verlies van zijn nationaal karakter, ook naar de andere landen van Europa overgebracht en daar algemeen in zwang gekomen. De naam is of komstig van de Masoeren, bewoners van het voormalig hertogdom Masovie. Mat (Schaak -, niettegenstaande hare schijnbare verwants`chap met het Ned. mat, is deze uitdrukking letterlijk uit het Perzisch overgenomen, waar zij schah mat luidt, d. i. de koning is dood. De Duitschers hebben er schachmatt sein van gemaakt. Evenzoo is hunne uitdrukking in Schach halten en - de Fransche zegswijs tenir en echec, die dezelfde beteekenis heeft, aan het schaak- spel ontleend. Door den koning der MAT. 707 MATER DOLOROSA ENZ. tegenpartij aanhoudend to vervolgen, noodzaakt men dezen, bij elken zet op zijne redding bedacht to wezen. Mat, bekend uit Heye's liedje „Die had er veel Spaansche matten aan boord En appeltjes van Oranje!" -- een groote Spaansche zilvermunt, eigen- lijk een piaster of peso duro, ongeveer een Nederlandschen rijksdaalder waard. Oorsprong van 't woord, dat in de 17e eeuw reeds voorkomt, onbekend; - Wet, zooals M u l t a t u l i beweert, van 't gestreepte en geruite Spaansche wapen. Mat, (b a r g.), een Spaanschen mat verkwanselen, een valschen eed afleggen, of een afgelegden eed breken. Mates, (m a 1.), oog; ook een klein gewicht, voor kostbare zaken, als goud, opium enz. Mata-mata, (m a l.), spion, wach- ter, politiebeambte. Mata glap, (m a 1.), het oog (is) verduisterd. Van een amokmaker, wiens geest door hartstocht is beneveld tot waanzinnig zijn toe. Opgewonden toe- stand van den Javaan, die in razernij ieder, then hij ontmoet, velt, totdat hij zelf verslagen wordt. Mates saps, (m al.), lett. koeien oog, voor kalfsoog = spiegelei, gebakken ei. Matables, fooi, bij de negers aan de Congo; ook, geschenk, dat gewoonlijk duur moet worden vergolden door den- gene, voor wien het bestemd is. Matadi, deel van den onaf hanke- lijken Congostaat, die aan den Koning van Belgie toebehoort. Matador, groote troef in het kaart- spel, o.a. in ombre en quadrille, nl. spadille (schoppen-aas), manille (zwarte 2 pf roode 7), basta (klaver-aas), ponto (zwarte heer of roode aas), waarvoor alle andere troeven vallen. Van s p. matador, de voornaamste stierbevechter, strijder to voet, die met den degen den stier doodt; van s p. matar (dooder), vgl. lat. mactator (dooder van offerdieren) uit mactare (dooden, slachten). Matak, de huid eener bepaalde walvischsoort; eene der meest uitge- zochte lekkernijen der Groenlanders, ook door Dr. Nansen geprezen. Men eet die rauw, met traan als toespijs, er op kauwend als op kaoutchouk. Matamore, (sp. matar = dooder, en moro = moor; dus moorendooder). Type van een Spanjaard, die zich be- roemt op zijne heldendaden tegen de Mooren verricht. Bijnaam van den hei- ligen Jacobus (Santiago di Compostella Matamoros). Matarl (Boela -, hard als een steen, bij de negers aan de Congo : de Belgische Staat, wegens de strenge maatregelen van tucht, die hij toepast. Match, (sport.), wedstrzj d. Mate-thee of Paraguay-thee, thee van de ilex Paraguayensis, een hulst (ilex), die in Amerika buiten de keer- kringen groeit, waarvan de bladeren, die caffeine bevatten, als thee worden gebruikt. Een sedert 1846 gemonopoli- seerd handelsproduct, dat grootendeels `vordt uitgevoerd. Ook Yerbor-mate (z. a.) geheeten. De peons (z. a.) slurpen in hunne luieruurtjes mate uit een bombillo (boomblad van de ilex). Matel, mand, bij de negers aan de Congo. Matelas, (f r., sport.), lett. matras. Een rijk van bankpapier voorzien zak- boekje. Mater, (a f r.), maat, kameraad; spreekw.: sijn maters is morsdood - zijns gelijke leeft niet. Mater Dolorosa, de moeder der smarten, een beeld der diep terneer- geslagen moeder van den gekruisigden Jezus, vgl. Stabat mater. Mater dolorosa (De - der po lzie, Maceline Desbordes (Madme Valmore), geb. 20 Juni 1785, t 23 Juli 1859, to Douai, waar 12 Juli 1896 een standbeeld voor haar is onthuld. MATER FAMILIAS. 708 MATT WEItDEN ENZ. Mater famillas, (1 a t.), huis- moeder. Materialisme, stofleer, geestloo- chening, d. i. de leer, welke elk zelf- standig bestaan van den geest ontkent, alle geestelijk leven als eene bloote werking der stof (materie) beschouwt. Materielle, (f r.), in den mond der spelers, wat voldoende is om van de hand in den tand to leven, het stoffelijk leven to bekostigen. Mathesis Scientiarum Gene- trix, zie Genetrix. Mathew (Father of vader -, (1799-1856), de apostel der Matigheids- genootschappen, een ler van geboorte, die eenmaal met zijn propaganda groo- ten opgang maakte. Mathurin, (f r.), in de volkstaal, bijnaam van den matroos. Mathurins, zie Freres aux fines en Trinitariers. Matines francaises = Fransche metten : de moord van den Sint-Bartho- lomeusnacht, 24 Augustus 1572; dewijl die in den vroegen morgen (rnatines vroegmetten), begon. Matraskop, (a f r.), krullebol. Matee pulchra filia pulchrior, (lat.), eene dochter nog schooner dan hare schoone moeder. Naar lI o r a t i u s, Oden, 1, 16, 1. 0 matre etc. Matres, van 't Fransche maitresse, meesteres, hoofd eener ouderwetsche bewaarschool niet alleen, maar ook in vele streken (Zeeland en elders) de echtgenoote des hoofdonderwijzers. In Gelderland (Betuwe) ,naitres. Matres of Matronae, moeder- godinnen, de vrouwelijke godheden, die in den Romeinschen tijd in ons vader- land werden vereerd. Men kent ze uit gedenksteenen, altaren, geloftesteenen, hoofdzakelijk in Gelderland en aan den Rijn, maar ook in Provence, Italie, Spanje enz. opgegraven. Zij komen vaak met haar drieen voor, op gelijke wijze ,als de Romeinen drie Parcen, drie Gra- tien enz. vereerden. Matriculation, (e n g.), letterl. in- of opschr#ving. Toelatings-examen der Universiteit to Kaapstad, Febr. 1896 voorgesteld als basis van toelating voor Kapenaars aan onze Nederl. universi- teiten, in overeenstemming met den maat- regel, daartoe in 1885 genomen. Matrils, holle vorm, waarin druk- letters gegoten worden; - holle stempel, waarvan de poncoenen hun oorsprong hebben. Zie Dienststempels. Matrone, deftige, oude vrouw. Zie Matres. Matronaat, beschermend recht, dat door eene vrouw uitgeoefend wordt. Dit woord is ontstaan tengevolge van de emancipatie der vrouw van het einde dezer eeuw; totdusver was het Patronaat (z. a.). Het f r. patrone dient voortaan matrone (z. a.) to worden, ook in den zin van beschermvrouwe. Matsah, (h e b r.), (matsoh) mnrv. matsoth (hoogd. uitspr. mnatsous), onge- zuurd brood, zooals volgens Israel. ritueel op het Joodsche Paaschfeest moet genuttigd worden. Vanhier heet dit Paaschfeest het feest der ongezuurde of ongehevelde brooden (z. a.). (Vgl. Exod. XXIII : 15; XXXIV : 18; Matth. XXVI : 17; Hand. XII : 3, enz.). Matseba, h eb r., matseiwo n.- h eb r. gra fsteen, gedenksteen. Matsiel-ziIn, (n, h e b r.), iemand redden; voor schade behoeden. Matsuri (Hina -, (j a p.), pop- penfeest, dat in Maart jaarlijks door de meisjes gevierd wordt, ter vervanging van -den verjaardag, die nooit pleegt gevierd to worden. Matt werden kann Ia nur der Konig ! (h g d.), alleen de Koning kan moede worden ! Slotregel van een 6-tal, met rooden inkt gedrukte gedichten, die Ferdinand Freiligrath(1810- MATTIIAI ENZ. 76) in 1846, onder den titel (!a ira deed verschijnen. Woordspeling, met het oog op bet schaakbord. Zie Mat. Matthai am letzten rein, (h g d.), Mattheus op het laatst zijn, in de beteekenis „zijn einde of zijn verderf nabij zijn"; berust op bet slot van bet evangelie van Mattheus : „tot de vol- einding der wereld" (XXV III : 20 vgl. met XXIV : 3 vg.). Mattheus V, benaming voor bet beste sociaal program, naar aanleiding van de bergrede, die bierin voorkomt. Mattioli, zie IJzeren masker. Mattier, (n, h e b r.), veroorlovend; verklarend, dat iets geoorloofd is. Mattutina, (it al.), morgenmuziek, z. v. a. aubade (z. a.). Het tegengestelde dus van serenade (z. a.). Van inattutino morgen, en van den morgen (uit mattina = morgen). Maturiteitsexamen, aan gym- nasia en Hoogere Burgerseholen in Duitschland bet examen, dat wij met den naam van eindexamen bestempelen en dat wordt afgenomen, om to onder- zoeken of de leerlingen rijp (mnaturus) zijn voor bet universitair onderwijs; ook abiturient-examen. Matuschka, (r u s s.), moedertje. Matuvu, zie M'as-to-vu. Maude'-zijn, (n, h e b r.), bekennen, erkennen. Van h e b r. jada' (hij heeft geweten). Maulhangkoliseh, (h g d.), me- lancholisch = zwaarmoedig, een der vele woordspelingen van F i s c h a r t, deze is uit Aller Praktik Grossmutter (1572); van dezelfde soort zijn Pfoten- gram voor podagra in zijn Trost- biuchlein (1577) e. v. a. naar den geest des tijds, ook in ons land. Maundy money of Witte-donder- dagsgeld, worden in Engeland de kleine zilveren munten beneden den sixpence genoemd, omdat ze bestemd waren om op Witten Donderdag aan de armen uitgedeeld to worden. 709 MAUSOLEUM. Maupertuis, zie In malam partem. Mauritania, Morocco en Algiers, bet land der oude Mauri of Mooren. Mauritshuis, gebouw to 's-Gra- venhage, gesticht in 1640 door Johan Maurits, Graaf van Nassau. In 1820 aangekocht door den Staat en bestemd voor schilderijenmuseum. Mauseturm, (h g d.), muizentoren, bekende bouwvallen in den Rijn, nabij Bingen, welks naam in alle reisgidsen van de volgende overlevering wordt af- geleid. De bisschop H a t t o, van Mainz, die zeer gierig was, zou in 970, toen de prijzen der levensmiddelen zeer hoog waren gestegen, de behoeftigen, onder voorwendsel hun brood to geven, in een schuur bebben gelokt, en deze vervol- gens in brand hebben doen steken. Bij bet hooren der kreten van de arme slachtoffers, zou de bissehop hebben uitgeroepen : ,Hoort, hoe de muizen piepen". I)och de Voorzienigheid zond tot Hatto's straf, een leger van mui- zen, die den bisschop tot in den bewustlen toren, waarheen hij was ge- vlucht,, vervolgden en verslonden. De oorsprong van den naam van bet ge- bouw is echter in werkelijklieid on- eindig minder tragiscb, aangezien hij slechts eene verhaspeling is van bet woord Mauththurm = een toren, die den ambtenaren der inkomende rechten tot standplaats dient. Mausoleum,praalgraf; het prach- tige graf, dat Artemisia, koningin van Carie, in 353/1 v. C. ter eere van haren gemaal M a u s o l u s to Halicarnassus liet oprichten en dat tot de zeven wonderen der wereld wordt gerekend. In 1857 werd bet bij de opgravingen door den Engelseb- man N e w t o n ontdekt. Naar dit kunst- gewrocht worden soortgelijke, boven een graf opgerichte bouwwerken mauso- leums genaamd, bv. bet graf van keizer Hadrianus to Rome (de tegenwoordige Engelenburg), dat van Theodorik, koning der Oost-Goten, t 526, to Ravenna (thans de kerk Sta Maria della Rotonda), als- mede de graven der koningen Frederik Wilhelm III, Keizer Wilhelm I en van hunne gemalinnen to Charlottenburg. MAUWEIIIK. 710 MC CALL-WET. Mauwerik, (b a r g.), kat. Maveth, (h e b r.), mowes, n, h e b r., dood; malak-hammaveth - engel des doods. Mayors, o.1 a t. en bij de dichters z. v. a. Mars, de god des oorlogs bij de oude Romeinen. Vandaar benaming van gymnastiek- en schermvereenigingen. Max Havelaar, titel van bet door Multatuli (Ed. D o u w e s D e k k e r) ge- schreven boek, dat eene rilling door het land zou doen gaan, woorden van bet Kamerlid Baron dr. v a n H o e v e 11 in de Kamer uitgesproken, dadelijk bij de verschijning van bet boek in 1860. Maxima debetur puero reve- rentia, (1 a t.), aan den knaap is men de meest mogel#ke zorg verschuldigd. Bij de opvoeding van een kind moet men de grootste nauwgezetheid in acht nemen. J u v e n a l i s, Satirae 14, 47. Mayeux, (f r.), een denkbeeldig wanstaltig persoon, die in Juni 1830 in Frankrijk in de mode kwain. Hij leverde gedurende bijna bet vierde eener eeuw de stof voor een aantal spotprenten en humoristische; boekwerken; zijn roep drong dan ook tot ons vaderland door. Mayflower (De -, naam van het schip, waarmee in 1620 de 102 Puri- teinen, de Pelgrim-vaders genoemd, uit Delfshaven vertrokken om naar Noord- Amerika to vertrekken, waar zij zich in Massachusetts vestigden. Mayonnaise, (k e u k e n t.), zekere saus met eieren -en olie als hoofdbe- standdeel; wellicht oorspronkelijk ma- honnaise naar Mahon, eene stad in den tijd van Richelieu ingenomen, vanwaar deze saus of komstig zou zijn. Mayor, (e n g.), burgemeester. Zie Lord mayor. Mazagran, (f r.), een glas koffie ; oorspronkelijk een geliefde drank in Algiers en in Frankrijk bekend gewor- den, na den strijd om Mazagran in dat land. Het oude recept schijnt niet meer gereed gemaakt to worden, alleen de uiterlijke vorm bleef zich handhaven. Mazarinades (Les -, (f r.), satires, liedjes en pamfletten gedurende de Fronde (z. a.) tegen Mazarin uitge- geven; naar een der beruchtste libellen in 1649 onder dien naam verschenen en of komstig van S c a r r o n. De bena- ming strekt zich zelfs uit tot de geheele literatuur, tegen Mazarin gericht, waar- onder wetenschappelijke werken van zekeren omvang, in bet geheel meer dan vier duizend nummers omvattend. Mazarinn-biibel, bet eerste boek met beweegbare metalen typen gedrukt; bet is zonder jaar, maar de illuminator C r e m e r dateerde 1456, zoodat de bijbel voor dien datum moet gedrukt zijn. In 1873 werd een exemplaar verkocht voor 3400 pond st. Mazarine, donkerblauw; modekleur in den tijd van M a z a r i n (1639-61). Mazie, zie Malaf'o. Mazik, (n, h e b r.), letterl. bescha- diger, iemand die boosaardig is. Maziton of Masito, beroemde koordedansers uit de 18e eeuw. Bekend zijn Christiaan Maziton en Noel M a s i t o n, welke laatste ook goochelde. Mazkier, (h e b r.), h erdenkend. Mazkier-ziln, (n, h e b r.), iets of iemand gedenken. Mazzinisten, volgers van G i u- s e p p e M a z z i n i, geb. to Genua in 1808. Hij was de grondlegger van de partij het Jonge ftalie, zijn leus was : ,voor God en bet Volk". Hij was, schoon voor de republiek gestemd, toch voor- stander van Italie's eenheid ook onder bet huis van Savoye. Hij was een man van een achtenswaardig karakter. `Mazzol, (n. h e b r.), (eigenl. geluk- ster), geluk. Mazzol-tow (masel-tof) een wenseh = goed geluk! ge felieiteerd! Me Call-wet, door bet Huis van Vertegenwoordigers der Noord-Ameri- ME DIUS FIDIUS. 711 MECHITARISTEN. kaansche Unie, 20 Mei 1896 goedgekeurd wetsontwerp, krachtens hetwelk voortaan niet in het land worden toegelaten manne- lijke emigranten tussehen 16 en 60 jaren oud, -die niet kunnen lezen of zich in eenigerlei taal schriftelijk uitdrukken. De afgevaardigde M c C a 11 had die wet voorgesteld. Me dius fidlus, Fidius, voluit Dius Fidius (- de god op wien men vertrouwen kan), g r. Zeus Pistios, de Umbrisch-Sabijnsche godheid Semo Sancus (z. a.), bij wien men gewoon was to zweren. Me Dius Fidius staat elliptisch voor ita nae Dius Fidius juvet (zoo waarlijk helpe mij D. F.). Me ludlee, (lat.), met mij als rechter, naar snijn oordeel. Mea cnlpa, (lat.), (door) mine schuld! Woorden o. a. voorkomende in het Confiteor in het R.-K. brevier. Mea tenultas, (lat.), mine min- derheid, mine geringheid; hgd. meine Wenigkeit; n e d. mijn persoontje. Meftbbed, (h e b r.), vernielend, doende verloren gaan. Deelw. piel van abad (= hij is verloren of omgekomen). McAbbed atsmo, (n. h e b r.), zelf- moordenaar. Letterl. verdervend zich zelf. Meibbed mammon, (h e b r.), (me- Abbed momoun), geldverkwister. Mean crowd, (am.), gespuis, jan- hagel, grams. Letterl. geringe menigte; vgl. ons smalle gem,eente. Meindrisch, d. i. slangenvormig, gekronkeld, naar de rivier Meander in Klein-Azie, die een zeer kronkelenden loop heeft. Mebalesch-, (mewajesch)-z~n, (n, h e b r.), iemand beschaamd maken, beleedigen. H eb r. boosch (hij schaamt zich. Mee hoeton, (n. h e b r.), verzwa- gerd; vooral gebruikelijk tusschen de wederzijdsche ouders van een bruidspaar. Mechallel-sabbath, (h eb r.), sabbath-ontw#dend, sabbath-schender. Vaak schertsend, omtrent iemand, die zoo lang praat, dat hij vergeet, dat de sabbath invalt. Mechaschefa, (mechaseheifo)r (n, li e b r.), toovenares, tooverkol; oude vrouw, die er als eene heks uitziet. Meche, (f r.), in de volkstaal meer of een weinig meer. Het woord wordt echter altijd door et voorafgegaan. Het komt van 't kwastje (meche), waarop het koord aan een zweep uitloopt en dat het koord eenigzins verlengt. Mechelen din, Heusden mfin, woorden waarmee graaf Willem V van Holland in 1350 zich van Heusden meester maakte, doordat hij zich mengde in een geschil tusschen Wenceslaus, hertog van Brabant en Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, over de heerlijkheid Mechelen, waarvan hij de uitspraak aan zich wist to trekken, welke hij tegen de verwachting van den Graaf van Vlaanderen, ten voordeele van den Herto deed, met die korte woor- den, welke naderhand, bij verdeelingen, een spreekwoord werden. Mechelsche mleren, euphemis- tisch voor luizen. Meehilah, (meth iloh), (n, h e b r.), vergiffenis. Mechiloh-praafen, (j o o d s ch- d u its c h), bidden om vergeving, vooral bij het afscheidnemen van een stervende of een doode. Mechilta, (t a 1 m u d), naam van een Israel. theologisch boek; een standaard- werk over traditioneele Halachische exegese bij het Bijbelboek Exodus; zie Halacha. Het wordt toegeschreven aan Rabbi Ismael (midden der 2e eeuw). De naam is Chaldeeuwsch en beteekent letterlijk : juiste maat, vorm van uit- legging. Meehitaristen, orde van Arme- nisehe Christenen op het eiland San Lazaro to Venetie. Oorspronkelijk ge- sticht to Konstantinopel in 1701 door MECHOELO. 712 MEDICEESCHE VENUS. den Armeni6r P e t r o M e c h i t a r, met het doel om het Armenische yolk en zijne letterkunde op to beuren en de kennis der oud-Armenische taal to ver- spreiden, ging zij later over tot de R.-K. kerk, en stichtte op het eiland S. Lazaro een klooster. De Mechitaristen zijn in weinig onderscheiden van de gewone kloosterlingen; maar trachten ook door het uitgeven van belangrijke Armenische werken invloed to oefenen op hun stam- genooten en hen to bevrijden van den druk der Mohammedanen. Ook in Wee- nen, Miinchen en Parijs heeft men thans vereenigingen van Mechitaristen. Meehoelo, (n, h e b r.), vernietigd. Vaak gebruikt in den zin van gebroken, kapot, ook van : bankroet. Medaille (Une tete de -, (f r.), letterl. de kop van een gedenkpenning; een gezicht met scherpe trekken. Une vieille midaille = eene oude leelijke vrouw, een oud portret. Medakdoek, (n. h e b r.), zeer nauw- lettend; angstvallig nauwkeurig. Medard (St. -, De heilige van den regen in sommige gedeelten van Frankrijk. S'il pleut le jour de St. Medard Il pleut quarante jours plus tard. St. Medard valt op 8 Juni. De legende verhaalt, dat hij op zijn tocht over een groote vlakte door een plotselinge regen- bui werd overvallen; ieder werd door- nat, maar hij bleef kurkdroog : een arend bleek zijn vleugels vriendelijk over hem to hebben uitgespreid. Medea-ketel, de ketel, waarin de verjongingskuur ondergaan wordt. De dochters van Pelias meenden hun vader de jeugd weer to geven door hem daarin to koken, maar Medea weigerde het tooverwoord to zeggen en de grijsaard verloor het leven. Meden (Het Is een wet van -- en Perzen, het is een vaste regel, waarvan nooit afgeweken wordt. In Esth. VIII : 8 en Dan. VI : 9, 13, 16, staat echter niet, dat de wetten der M. en P. niet mochten herroepen worden, maar alleen, dat eene koninklijke ordon- nantie, volgens eene bij hen bestaande bepaling, door den worst, die ze had uit- gevaardigd, niet mocht veranderd worden. Dus is de bij 4ns bestaande spreekwijs niet nauwkeurig. Meden agan, (g r.), lat. ne quid nimis, in niets to veel ! (Theognostus, Pindarus, Atticus). Medlaan-papier, papier, dat grooter is dan gewoonlijk. Van la t. medianus (uit medius), de middelste; dus papier waarvan de vorm het midden houdt tusschen den gewonen en den zeer grooten vorm (de olifantsvellen). F r. molten; i t. mezzano. Medlanoehe, (sp.), maaltijd met vleesch en derg. na middernacht volgende op een vastendag; van 1 a t. media nox, midder-nacht. Mediatle of bemi ddeling, in het volkenrecht een middel tot oplossing van een geschil tusschen twee of meer staten, waarbij eene derde mogendheid, door hen daartoe bij verdrag aangewe- zen, partijen tot elkander tracht to brengen en de zaak in der minne to schikken. Mediatlseeren, zie Morganatisch. Gemediatiseerde geslachten vindt men in Nederland slechts twee, nml. Bentinck (Graven) en v. Rechteren (Graven). Medlce, cura to Ipsum, (1 at.), geneesmeester, genees u zelven. Luk. IV : 23 (Vulgata). Medlee vivere misere vivere, (lat.), geneeskundig (volgens den raad der artsen) levee, is ellendiq levee. Over dit spreekwoord (vulgatissimum proverbium) schreef Jan Bernard Sandi- fort, kort voor zijne vestiging to 's-Gra- venhage (30 Maart 1770), eene disser- tatie, waarop hij to Leiden promoveerde. Medleeesche Venus, de schoon- ste voorstelling der godin Venus, een van de grootste meesterstukken der oude beeldhouwkunsst en dat vroeger in 't bezit was van de Florentijnsche familie der M e d i c i. MEDICIJN (HET GROOT-). 713 MEDUSAHOOFD. Mediclin (Het groot-, in de alchemie het middel om metalen to ver- anderen; ook om wat oud is to verjongen. Medicine en robe, (f r.), genees- kunst in de lange kleeren (of rokken); spotbenaming to Parijs voor de vrouwe- lijke artsen of dokteressen. Medicinale dagen, de 6e, 8e, 10e, 12e, 16e en 18e dag, waarop volgens H i p p o c r a t e s geen crisis kon intreden en dus de medicijnen het gunstigst konden werken. Medics tranquillus in undis, (1 at.), rustig in het midden der golven. Zie IJsvogel. Medinah , (medinoh), (h e b r.), mrv. medinoth (medinous), gewest; landstreek. S y r. medinto = stad. Medio, (1 a t., hand.), half, de 15e der maand; bv. rnedio Junii, in het midden van Juni. Medio tutissimus ibis, (1 at.), in het midden zult gij het veiligst gaan. De middelweg is het beste. O v i d i u s, Metamorphosen II, 137. Raad van den zonnegod Phoebus aan zijn zoos Phaeton, die den zonnewagen wilde besturen. - Ook wapenspreuk der familie S n o u c k- Hurgronje. Mediocratie, (f r.), in de staatkun- de, de overheersching der middelmatig- heden. Van het Fransche woord me- diocre .= middelmatig en het Grieksche kratos = macht. Mediocre et rampant et 1'on arrive it tout, (f r.), middelmatig en kruipend, dat is de weg om welke betrekking ook, to kr#gen. Gezegde van Figaro tot den graaf Almaviva in B e a u m a r c ha i s' Mariage de Figaro III, 5. Medische smid, (stud.), chi- rurg#n, eene aardigheid van K 1 i k spa a n, geen bijzondere studenten-term. Medium tenuere beati, (lat.), de gelukkigen plegen het midden to houden. Om gelukkig to zijn, dient men de uitersten to vermijden. Mediums, tusschenpersonen, die in het spiritisme als het middel worden gebezigd, waardoor geesten, overledenen enz., spreken of teekenen geven. Medslidie, spreek uit Me-dsjidie, ridder-orde in Aug. 1852 door den Sultan van Turkije, Abdul-Medsjid gesticht, ter vervanging van die der Halve Maan (z. a.) en de Nischani Iftichar (z. a.). Van den wortel madsjada = hij heeft door roem en eer een ander overtroffen. De insignien dezer orde bestaan in eene zon van zilver, gevormd uit zeven stra- len, tusschen elke van welke het kei- zerlijk wapen (eene ster, gedekt door eene maan) prijkt. Zon, maan en ster(ren) = het gansche uitspansel, verzinbeelden het heelal, en degeen, die zulke orden uitdeelt, is een beer der wereld. Zulke symbolen passen goed voor een yolk als dat der Turken, hetwelk lang van ver- overing der gansche wereld heeft ge- droomd. Medslidie, groote Turksche zilve- ren munt van 20 piasters, ter waarde van ruim twee gulden, geslagen door sultan Abdul Medsjid; op de voorzijde staat het naamcijfer des Sultans en op de keerzijde : „Een eenige ! geslagen to Istamboul", d. i. ,Er is slechts een God!" Istamboul = Konstantinopel. Medsllissi-machsus, kabinets- raad van den Sultan van Turkije, waarvan de Groot-Vizier en de Groot- Mufti met de verschillende ministers deel uitmaken. De meesten van hen zijn ook leden van den Medsilissi-vola, staatsraad van den Sultan van Turkije, een college van omstreeks 20 personen. Medusa, eene van de Gorgonen, de eenige, die sterfelijk was, door P e r- s e u s (z. a.) onthoofd. Iedc r, die naar dit hoofd keek, werd onmiddellijk in steen veranderd. Minerva plaatste den schedel op haar helm, waarmede zij gewoonlijk wordt afgebeeld. Medusahoold, zie Gorgonen. MEDUSE. 714 ME-ESTER JOCHEM. Mednse, de naam van een Fransch vaartuig, droevig beroemd om zijn schip- breuk (2 Juli 1816). Die bodem maakte deel van een eskader van vier schepen, dat den gouverneur van Senegal en diens per- soneel naar de bezitting zou overbren- gen ; 149 koppen der bemanning slaagden er in, een vlot zamen to stellen, waarop zij gedurende 12 dagen zonder leeftocht rondzwierven, tot zij door het Fransehe transportschip Argus werden ontdekt, dat echter slechts 12 zieltogenden aan- trof. De overigen waren van honger en gebrek overleden, of door hunne mak- kers gedood en verslonden. Dat vreese- lijke onderwerp heeft verscheiden malen stof voor schilderstukken, beeldhouw- werken, drama's, ja zelfs voor eene opera geleverd. Onder de eersten bevindt zich vooral het levensgroote doek van Geri- caselt (1791-1824), dat zich in het Louvre to Parijs bevindt. Mee 1o, (chin.), letterl., niet ja ; neen. Jo = ja. Meebos, (a f r.), zoet-zout; gelcon- fijte perziken. Meefokkers, (b a r g.), metgezellen. Meelkoning, Pillsbury in N.- Amerika, die Oct. 1897 in twee weken, naar men bericht, f l.250.000 verdiende als hoofd van een meelsyndicaat. Meelvreters, schimpnaam voor de inwoners van Borne (bij Almelo). Meerenberg, eigenlijk Meer-en- Berg, krankzinnigengesticht, vanwege de prov. Noord-Holland, aangekocht in 1843 en in gebruik gesteld in 1849, gelegen to Bloemendaal (bij Haarlem). Omdat het jaren lang het meest be- kende gesticht was, en misschien nog is, in ons Vaderland, weet ieder wat bedoeld wordt met het gezegde : hij (zij) moet naar Meerenberg = is gek. Meerman, (w a p.), bovenlij f van een man, altijd van ter zijde gezien, met helm, schild en zwaard, benedenlijf van een visch. Meerman, (w a p.), vrouw van den meerman, afgebeeld met lange haren, kam en spiegel. Meerminnen, fabelachtige schep- selen, half vrouw, half visch, bij de Grieken : Sirenen, die de schippers door haar gezang verlokten om in het water to springen, en ze dan verslon- den. In de 2e eeuw kwamen er twee de Lauwerzee binnen; bij Muiden kwam er eene in de Vecht en zeide „Muden sal Muden bliven, Muden en sal noit becliven". Becliven is hier ged#en. Ook to Purme- rend zou eene meermin of meerwijf verschenen zijn. Meersehnim, waarvan pijpekoppen en sigarenpijpjes worden vervaardigd; g r. lepion, verkleinwoord van lepos = schors, schaal, schil, volgens A r i s t o t e- 1 e s. Wordt echter als een speksteen- soortmineraal beschouwd, bestaande uit talkaarde, kiezelaarde en water. Mag- nesia hydrosilieate. Mees, zie Mas. Meester, titel van een gepromo- veerde in de rechtswetenschap; ook ver- kort tot Mr. In den Academischen stijl van weleer, minder dan doctor. Fen propaedeutisch examen zelfs gaf voor- heen reeds den titel van ,snagister philo- sophiae theoreticae", d. i. van meester in de stelselmatige wijsbegeerte. Uit lat. magister ontstond ons meester. Zie ook Meesterstu/. Meester van ... In de kunstge- schiedenis noemt men oude artisten, wier naam niet bekend is, doch van wien men verschillende werken kent, naar den naam van hun voornaamste of eerst bekend geworden werk, bv. de Meester van de dood van Maria, de Meester van de Lyverbergsche Passie, of ook wel naar hun merkteeken dat op al hun werken voorkomt. Meester Joehem, die allerlei onzin excuseerde omdat het zoo in 't rijm to pas kwam", is een belachelijke figuur van een ,poeet" of zooals Ka- macho zegt „Poejeet" in L ang e n dij k's (1683-1756) blijspel Don Quichot op de bruiloft van Kamacho (1711). MEESTERGOLD OF DOKTERSGOLD. 715 MEGALOMANIE. Meestergold of doktersgold, (a f r.), geneesmiddelev. Meesterknapen, of edelen, of uit de aanzienlijksten des lands, aangesteld door de Staten van Holland en West- Friesland, als assistenten van den Luit.- Houtvester ; to voren drie, later vier, waarbij sedert 1716 nog vier uit de steden, zoodat er in 1742 nog acht waren. Zij pleegden viermaal jaarlijks terecht to zitten over alle zaken van hout- vesterij in de wildernissen en bet jacht- bedrij f ; in 1742 zaten zij doorgaans slechts tweemaal, den Zen Maandag in Mei en den len Maandag in October. Van von- nissen van Houtvester en Meester- knapen, niet hooger loopend dan 100 gulden boete, geschiedde geen beroep. Zie ook Koddebeier. Meesterstuk, eig. proefstuk, dat de handwerkslieden in het oude gilde- wezen moesten afleggen, om meester in hun gild to kunnen worden. Meesterteeken, zie Muntteeken. Meesterzangers (De -, voort- gekomen uit de Minnezangers (Trou- badours) der 12e eeuw en later. De laatsten bewogen zich op bet gebied der echte poezie; de eersten op dat van bet poetisch proza. Te Mainz ontstond waarschijnlijk bet MMeesterlied, en kwam vandaar naar Straatsburg en Neurenberg over; in laatstgenoemde stad sticbtte H a n s F o l z eene Meesterschool. Als de vaders hunner kunst werden door de zangers vooral Heinrich Frauenlob, Wolfram von Eschenbach, Walter von der Vogelweide, Nikolaus Klingsohr en Heinrich von Ofterdingen vereerd; deze hielden aan bet Hof van den landgraaf Herman van Thiiringen in 1206 een wedstrijd op den Wartburg, door Wagner vereeuwigd. Door twaalf meesters, zegt men, werd de eerste zangschool gesticht. Later in de zestiende eeuw behoorden de meesterzangers meest allen tot den stand der handwerkslieden. Zij waren verdeeld in leerlingen, schoolvrienden, zangers, dichters en meesters. Men behaalde den eeretitel of rang van meester door bet uitvinden van een nieuwen toon (z. a.). Hans Sachs, de schoenmaker-dichter to Neurenberg. t 1576, vond niet minder dan dertien nieuwe tonen uit. De stof voor bet Meesterlied mocht alleen aan 't gebied van godsdienst en zedelijkheid ontleend zijn ; ze werd meest genomen uit den Bijbel. Meet, (s p o r t t.), geteekend begin van een speelperk, eene renbaan, enz. Men heeft wielerwedstrijden ,van meet" en ,met voorgift". Aan meet staan = op bet punt staan om to beginnen; van meet of = van aanvang af. Meetbrief, stuk, afgegeven door scheepsmeters en eene opgaaf bevat- tende van de bouwsoort van bet schip, van zijne lengte, breedte, diepte en draagkracht, van zijnen inhoud, be- nevens van den naam, de klasse en bet nummer van bet schip. Meeuwen, spotnaam voor de be- woners van Lekkum, bij Leeuwarden. Meg(a)era, zie Eunieniden. Een uit boosaardigheid wreed w#f, eene on- mensch, wordt wel aldus gekwalificeerd. MegaIeh, (h e b r.), doende leven, doende herleven; verkwikken. lemand niegajeh zijn levensonderhoud geven Megaler-zlin, (van bet n, h e b r.), tot het Jodendom doer; overgaan. Zich m. z#n = tot het J. overgaan. Zie Ger. Megalle-ziin, (van bet n, h e b r.), openbaren, onthullen. Megalomaan, (van g r. megas = groot, en mainein = dwaas zijn), iemand die met de grootheid van zijn land dweept, een soort van chauvinist, of aan grootheidswaanzin lijdt. Van MPgalo- manie (z. a.). Megalomanle, (f r.), grootheids- waanzin, de monomanie of verstands- storing, tengevolge waarvan de lijder gelooft, god, zeer rijk, keizer of koning, of zeer geleerd, zeer invloedrijk, zeer beroemd of zeer bekend to wezen, h g d. Grdssenzvahn. Uit megas (megale, mega) = groot, en mania = hevige hartstocht. MEGATHERIUM. 716 MEIERIJ VAN 'S-HERTOGENBOSCH. Megatherium, letterl. het groote dier; voorwereldlijk dier, een monster- achtige luiaard, die eene lengte bereikte van 4 a 5 meter, - waarvan men in eene steengroeve to Milan (Frankrijk, depart. Gers), einde Maart 1896 den kop vond, met vervaarlijke kaakbeenderen, en vierkante kiezen ter grootte van een vuist, verscheidene nog geheel onge- schonden. Een gaaf geraamte bevindt zich in bet museum to Madrid, op bet laatst der vorige eeuw gevonden in do pampa's van Buenos-Ayros. Mehala, volgens de overlevering de vrouw-van Kain, den eersten broeder- moorder ; zij komt in den Bijbel niet voor, maar o. a. wel in ,De Dood van Abel", een gedicht van S a 1. G e s s n e r. Meharl, kameel, in Oost-Afrika. Omdat ze 70 tot 80, zelfs wel 100 kilo- meter per dag kunnen afleggen, richtten de Fransehen in Obock en Somali (Oost- Afrika) er, herfst 1894, een postdienst in met deze dieren, waarvoor bijzondere postzegels werden uitgegeven, - van 5 tot 50 gram, met een kameel in de woestijn tot beeldenaar. Meherele, bij T e r e n t i u s, ook mnehercules of mehercule, bastaardvloek, bij Hercules ! Hercules = de gever van onverwachten rijkdom. Mehr Licht, sneer licht. Zie Licht enz. Waarschijnlijk echter werden die woorden nooit uitgesproken. O.a. ver- haalt I m m e r m a n n (Memorabilien, III, blz. 165), uit zeer goede bron to weten, dat G o e t h e zacht, in zijn leu- ningstoel insliep, om niet meer to ont- waken; zelfs zijn schoondochter, 0 t- tilie von Goethe, die zich bij hem beyond, bespeurde niet dat hij stierf. Mehtar, titel van den Vorst of bestuurder der bevolking van Chitral, ten zuiden van bet Hindoe-Koesh ge- bergte, bij Afghanistan. Met, of Majus, de 5e maand des jaars, bloeimaand. Men zegt, dat Romulus deze maand aldus noemde ter- eere van zijne senatoren (majores), zie Senaat, of liever : van majores, de voorvaderen ; dus, maand aan de nagedachtenis der voorouders gewijd. Het was verboden in deze maand to huwen, daar ze geheel aan den ouderdom was gewijd. Meldinger, (h g d.), eigenlijk de naam des schrijvers van een vroeger, ook bier to lande veelgebruikte, in 1783 voor 't eerst verschenen Fransche spraakkunst voor Duitschers. J e a n Valentin Meidinger uit Frankfort a/M. vestigde zich to Amsterdam, en maakte van zijn boek een leerboek der Duitsche taal voor Nederlanders. Later en heden nog eene oude, opgewarmde anecdote, zooals dat book in de lees- oefeningen aan bet slot er meer dan honderd bevatte. Metes, zie Meoth. Metfeest, bij de Scandinaviers en Germanen, en tot in de 17e eeuw ook bier to lande, een volksfeest op den In Mei, tot viering van den aan- tocht des zomers. Er word een mei- graa f benoemd, die zich eene mei- gravin koos; men danste om mei- boomen, plukte meitakken van den meidoren, reed op meiwagens, nam mei- baden, dronk meidrank en zong mei- liederen. In vele plaatsen bestonden meigravengilden. Als meiliedje is nog algemeen bekend : ,daar ging een Patertje langs den kant ; h ei ! 't was in den Mei !" Melmnne, meigravin. Zie Meifeest. Meier, (b a r g.), honderd gulden. Melerbleren, eene tractatie in bier, die de meter, dat is de huurder eener pachthoeve, bij openbare verkoopingen, eertijds moest geven. Meieriq van 's-Hertogenboseh, ook als De Meierij bekend, bestond oorspronkelijk uit vier meierijen, welke allengskens vereenigd, en aan de meierij van N.-Brabants hoofdplaats zijn ge- hecht. In 1740 van noord naar zuid omstreeks 15, van oost naar west ruim 10 uur gaans, in uitgestrektheid. Meier# = meiersohap, gebied van den meter of meidrr (m i d d. n e d e r 1.) = bewindsman, bestuurder, hofmeester ; MEIKERSEN. 717 MEININGERS. ook schoutantbt. Vgl. ,major-domus". Vanhier, dat men in documenten der vorige eeuw het woord menigmaal als „Majorye" aantreft. Mayer (h g d.) = landschultheiss, landamtmann ; z wit s. Amman. Meikersen, kersen, waarbij men denkt aan de in de Meimaand gerijpte of rijpende kersen. Eerder maaikersen, d. i. tijdens den hooibou«- (in Juni) eetbare kersen ; want voor de tweede helft van Juni geniet men ze nooit. Mei-kwo, de schoone. Vleiende be- naming der Chineezen voor de Ver- eenigde Staten. Mei-mei-shiki, (j a p.), feest, ge- vierd zeven dagen na de geboorte van een kind, als het op plechtige wijs zijn naam ontvangt. Meile of maile, (joodsch-duitsch), zie Ma'alah. Mellech, (joodsch-duitsch), zie Melek. Meilleur cateil, zie Keurmede. Eng. cattle = vee. Mein erst' Gethhl sel Preis and Dank, (h g d.), mjjn eerst gevoel z# dankbaarheid.Aanhef van G e 11 e r is Morgengesang uit de Geistliche Oden. Bij de Evangelische gezangen No. 1-79 in de vertaling van F e i t h ; de travestie luidt : Mein erst Gefhhl sei Preuss. Courant. Mein Leipzig lob' ich mir, Es 1st emn klein Paris and bildet seine Leute, (h g d.), ik prijs Leipzig, dat is een klein Parijs, daar worden de menschen beschaafd; G o e t h e Faust (Auerbach's Keller); gezegde van eenen der drinkebroers van het gezel- schap, waar Faust en Mephisto zich bijvoegen. Reeds in 1768 heette Leipzig „klein -Parijs". Mein Liebehen, was willst du noch mehr ? (h g d.), mijn liefje, wat wilt ge nog meer ? Refrein van H e i n e's lied Du hast Diamanten and Perlen (z. a.). Mein sehones Fritulein, dart (Ieh wagen, Meinen Arm and Geleit Ihr anzutragen ? (h g d.), schoone ju f- fer, sta mij toe, dat ik min arm u biede en it geleide; G o e t h e, Faust, (2250e strophe), woord van Faust tot Margaretha, als hij haar het eerst bij 't uitgaan van de kerk ontmoet. Meine Mittel erlauben mir das, (h g d.), mijne middelen veroor- loven mU dat; woorden, ontleend aan het kluchtspel Der artesische Brunnen (1860), van G u st a v R a e d e r, en die herhaaldelijk in den mond van Baltha- zar, eenen der personen uit het stuk, voorkomen. Meine Ruh' 1st hln, mein Herz 1st schwer, (h g d.), min rust is weg, m# n hart bezwaard, G o e t h e, Faust .I, Gretchen's kamer; aanvang van Gret- chen's minnelied na hare eerste ont- moeting met Faust. Meinem Fllrsten treu bis In die Waden, (h g d.), aan min Koning getrouw tot in de kuiten, d. i. door en door, tot in merg en been. Woord van Vorst Bismarck in een brief aan den Minister Von Roon, 2 Juli 1861. Meiningers, beroemd tooneelge- zelschap van den Meiningschen hof- schouwburg, dat 1 Nov. 1881 to Pesth de 1000e voorstelling op buitenlandsche tooneelen beleefde; de eerste van deze kwam 1 Mei 1874 to Berlijn voor. Ter herinnering hieraan liet de Hertog van Saksen-Meiningen eene medaille slaan, welke aan al de leden van zijn hof- theater, die sedert 71/2 jaar onafgebroken er aan verbonden waren, uitgereikt is. In 1880 gaf dit gezelschap voor 't eerst in ons vaderland gastvoorstellingen; in 88 traden zij bier weer op. Zie over hen o. a. S. Proltz, ,Das Herzogl. Mein. Hoftheater, 2e Auflage (Erfurt)" en , Geschichte der dramatischen Kunst u. Litteratur", 2n Band, S. 428-32; H. Herrig, ,Die Meininger u. ihre Gastspiele" (Dresden, 1879); Alfred Klaur, „1)as moderne Drama" (Leip- zig, G. Freytag, 1884) II, 270; Os- car Blumenthal, , Das Virtuosenthum MEINSE. 718 MEJOECHAS. in der Regie", in zijn , Theatralische Ausdriicke" (Berlin, 1855). Zie ook ten onzent „De Portefeuille" 1888, en „De Lantaarn", 1888, n°. 10. De Meiningers worden als de hervormers van het too- neelspel in Duitschland beschouwd. Het streven der M. was : 1 ° de be- doeling des dichters geheel en al weer to geven; 2° in de geheele opvoering to voldoen aan de strengste eischen van waarheid en wetenschap, wat aangaat costuum en decoratief; 3° alle rollen volmaakt juist to doen vervullen, waar- om dan ook elk acteur of actrice voor elke rol kon worden aangewezen. De natuurwaarheid teekende zich vooral of bij de figuranten, die niet meer als marionnetten, maar als belangstellende mede-spelenden optraden. Eerst na hun optreden vormen de zoogenaamde ,Mas- senscenen" een inderdaad belangwek- kend en kunstvol deel van de voor- stelling. Meinse, (joodsch-duitsch), zie Madseh. Meinser, joodsch-duitscheuitspraak van het h e b r. madser - tiende deel; meinser geven, een behoorlijk deel van zijn winst voor goede werken besteden. Meis, (b a r g.), honderd; zie Meotte. Meis, (h e b r.), zie Meth. Mels praeluxi maloribus (Ego -, (lat.), ik heb boven rnijne voorouders uitgeschitterd. C i c e r o, Ora- tio de lege agraria, contra Bullum, tribunum plebis. Meissonnier (De Hollandsche -, de schilder B a k k e r K o r f f. Hij muntte uit in de interieurs van deftige oude juffers, en was een fijn toetser. Meister-Singer, zie Meesterzan- gers, Maitres-chanteurs en Chantage (A a n h.). Meistreel, minnezanger, minstreel, verhalende dichter; soort van tooneel- spelers,die in de Middeleeuwen tot verlus- tiging van gezelschappen bij de grooten, op hunne kasteelen, zongen, kleine voor stellingen of tafelspelen gaven, goochel- den en muziek maakten. Zij behoorden veelal tot het gevolg der edelen. Op het einde der 15e eeuw werd de eigenlijke min- nezang nog slechts beoefend door burger- en handwerkslieden. - Uit m. n e d. me- nestreel of ministreel, it. ministrello, verkleinwoord van ministro, bestuurder, bezorger. - Het meer algemeene me - streel wordt ook wel afgewisseld met het meer plaatselijke en bijzondere troubadour (z. a.). Meivuur, ziekte, waardoor de in Mei geschoren schapen wel eens wor- den aangetast en die nagenoeg altoos doodelijk is. Ook scheervuur geheeten. De plotselinge berooving der yacht bij 't scheren doet de dieren bij guur weder sorns eensklaps door koude bevangen worden, zoodat ze met inw endige rill ing dood neervallen. Meivuur, vuur, dat in den nacht van 30 April op 1 Mei in het veld gestookt w ordt, als een overblij fsel uit den Germaansch-heidenschen tijd, toen men vuren brandde als een offer aan de een of andere godheid. Thans nog (1896) brandt de jeugd op Texel Mei- vuren, en verzamelt en bewaart daartoe de geheele maand April door alle oude houten voorwerpen, om die den 30sten April na zonsondergang onder het zingen van eeuwenoude deuntjes to verbranden. Meiwetten of Maigesetze, in Pruisen, vier in getal, aldus genaamd, omdat zij achtervolgens op 11, 12 en 13 Mei 1873 werden uitgevaardigd. Zij betroffen : 1 ° de opleiding en aanstelling der geestelij ken ; 2 ° de disciplinaire straffen, door de Kerk op to leggen en de stichting van een gerechtshof tot behandeling van kerkelijke aangelegen- heden; 3° de grenzen der bevoegdheid tot toepassing van kerkelijke straffen en maatregelen van tucht, en 40 den afstand van het kerkelijk lidmaatschap. Door eene wet van 14 Juli 1880 werd die wetgeving echter'reeds vrij belangrijk gewijzigd. Zie ook Kulturkampf. Meloechas, (n, h e b r.), uit een edel, rein geslacht, van aanzienlijke of komst. De uitdr. van mejoeches - van hooge, goede kwaliteit. MEJOESCHAB. 719 MELIORATIE. Meloeschab, (mejoeschof), (n. h e b r.), bedaard, van verstandig over- leg, kalm uitrustend. Mekake, (j a p a n.), bjjzit, wier kinderen beschouwd worden als bet wettig kroost der wettige vrouw, bij wier dood zij ook mede rouwen. Mekka der Chineezen (Bet -, Mukden, eene der hoofdsteden van Mantschoerije, de gravenstad en schat- kamer der Keizerlijke familie in China. Mekor Chaiim, (h e b r.), Bron van Leven. Vereeniging Juli 1896 to Amster- dam gesticht, ter versproiding der denk- beelden van bet traditioneele Jodendom en ter bevordering der verwezenlijking daarvan onder en door hare leden. Bron van leven = bron des heils. Ontleend aan Ps. XXXVI : 10. Mekteb, inrichting van lager onder- wijs bij de Turken, waarin slechts lezen, rekenen, de Koran en haat tegen de Christenen wordt onderwezen. Mel in ore, fel in corde, (1 at.), honig in den mond, gal in 't hart. Melaehah, (Melochoh), (h e b r.), arbeid, ambacht; Badl-31elochoh = werkman. Melaloe dalem, (h o o g- m a 1.), de zuivere beschaafde taal. Melaloe pasar, (l a a g- m a 1.), de minder beschaafde taal, dikwijls met vreemde woorden vermengd en veelal langs de kusten gesproken. Melojoe pasar = markttaal. Melamed, (ii, h e b r.), onderw~zer. h e b r. snelammeed. Melampygos, (g r., lett. zwart gat, van melas = zwart en pygi = stuit, achterste), scheldnaam van Hercules. - ,,Pas op Melampygos !" een dreigement, waarmede men kinderen bang maakte ; hetgeen Van Alphen aldus uitdrukte „Keesje, als gij niet wilt deugen, Dan verschijnt de zwarte man!" Melancholie , zwartgalligheid, naar oudtijds beweerd werd ontstaande uit overvloed van zwarte gal, g r. melas, zwart ; chole, gal. Ook, droef- geestige, neergedrukte stemming. Melanesie, (van melas = zwart en nisos -: eiland), bet westelijke ge- deelte van Australia, omdat die eilanden door donkerkleurige menschen bewoond zijn, verwant aan de Negers. Melaten, inelaatschen. Nog overig in de straatnamen van sommige steden, bijv. de Melatensteeg to Zutfen, waar in 1666 een melaetenhuys stond, in 1729 door de stad verkocht. Melaet-, malaet- schap = melaatschheid. Melati, (j a v.), Meloer, (m a 1.), Jasminum Sambac, L., Hist. Nat., fami- lie der Jasmineae, de Indische jasmijn. Melchizedekkers, zekere geest- drijvers in de eerste Christelijke kerk, die vreemde meeningen hadden omtrent Melchizedek (Gen. XIV 18; Ps. CX 4 ; Hebr. V : 6, 10; VI : 20; VII : 1, 10, 11, 15, 17, 21). Eenigen dachten, dat hij meer was dan Christus ; anderen aanbaden hem; en derden meenden dat hij Christus zelf of de Heilige Geest was. Melek, Melech, (he b r.), koning. Meles, kustriviertje bij Smyrna; in eene bij de bron gelegen grot zou H o- in e r u s zijn werken hebben gedicht. Vandaar Melisigenis [letterl., de bij Meles (nml. als dichter) geborene] = Homerus, en bij T i b u 11 u s, 4, 1, 200, Meleteae ch artae = de gedichten van Homerus. Melik, (b a r g.), zak, sok. Melikarthos, zie Hercules. Meliora ferant BI, (1 a t.), dat de goden betere dingen (wat beters) aanbrengen mogen. T i t u l l u s. Di = Dii (goden), ons God beter 't. Melioratie, beterschap. Onder bet oude Leenstelsel eene soort van erf - pacht. Lat. melioratio = verbetering. MELIUS. ESSE QUAM VIDERI. 720 MELUSINA. In de 17e eeuw septum van vergoeding aan de stedelijke regeering to betalen door grondeigenaars, wier erven binnen de stad getrokken werden en daardoor in waarde vermeerderden. Melius ease quam viderl (1 at.), beter zijn dan sch#nen. Vgl. Besser als mein Ruf. Mellus est nubere gnam uri, (lat.), liever trouwen dan verbranden. Voorschrift van den apostel Paulus in 1 Cor. VII : 9. Hij was ecn voorstander van den ongehuwden staat, doch kon men geen weerstand bieden aan de verleiding, dan was het verkieslijker to trouwen. Men zinspeelt dikwerf op dip, concessie van den apostel aan den menschelijken hartstocht. Melk (Bestellen -, echt Am- sterdamsche versnapering voor winter- avonden ; warme melk, waarin bestellen (wellicht oorspronkelijk mastellen, vgl. mastelein of masteluin - brood) ge- kookt waren, nl. broodjes van beschuit- deeg, waarin allerlei kruiderijen. Melk (De drukking der - brengt boter voort, (Spreuk. XXX 33) ; drukking = wrij ving ; boter = kaasachtig stremsel). Wordt tegen den zin, die op onheil (twist) wijst, wel toegepast op het zegenrijke van beproe- ving in 't menschelijke levee. Melkbocht heet in Noord-Holland, wat in Gelderland een melkhok is, nml. eene omheinde ruimte bij den ingang van het weiland, in welke de koeien wor- den samengebracht tegen de melk-uren. Mile-cassis, (f r.), van mile, ge- mengd en cassis, een sterken drank van zwarte bessen. In de volkstaal, een mengsel van dat laatste vocht en bran- dewijn; in de laagste klasse spreekt men ook van een meule of van een mile-cass. Overdrachtelijk, elk mengsel van heterogene bestanddeelen. Melkgrot, bij Bethlehem, waarin, volgens de traditie, de Heilige Familie, na de geboorte van het kindeken Jezus, eenigen tijd heeft vertoefd. Melkhok, zie Melkbocht. Melknaam, naam, die aan een zuigeling bij de Chineezen gegeven wordt. Later krijgt hij een school-, een trouw-, een staats- of een handels-, en eindelijk een sterf-naam. Zie Namen. Melodrama, ernstig, roerend too- neelspel, oorspronkelijk met muziek bij de roerendste passages; 'van melos = lied, en drama = daad, tooneelspel; Daar een melodrama veelal aangrijpende, roerende, hoogspannende tooneelen be- vat, noemt men al -,vat aandoenlijk is, wat met opzet er op is aangelegd om de tranen uit de oogen to persen, melodramatisch. Meloen-steenen, steenen van den berg Carmel. De profeet E 1 i a vroeg, zoo luidt eene legende, een voorbijgaanden boer, die een zak meloenen droeg, een van die vruchten om zijn dorst to lesschen. Deze gaf voor, dat het steenen waren en zag bij zijn thuiskomst de meloenen werkelijk in steenen veranderd. Vandaar, met een slechten koop thuis komen, met meloen-steenen van de markt komen. Melogem, (b a r g.), werk. Zie Me- lacha. Melogem aan den darm, (b a r g.), aan het touw trekken. Melogemen, (b a r g.), werken. Melon, (f r.), letterl. meloen, kante- loep. In werkelijkheid, lage manshoed, omdat diens bolvorm aan bedoelde vrucht herinnert. Men zegt ook cha- peau melon. Melusina, volgens de Fransche overlevering, een meisje, dat haar vader in een berg sloot, omdat hij haar moeder beleedigd had. Zij werd iederen Zaterdag in een slang veranderd van haar midden tot de voeten. Raymond van Lusignan huwde haar op belofte, haar Zaterdags nooit to zien, als zij zich opsloot. Achter- docht dreef hem, haar to bespieden en zoo werd het geheim hem bekend. Sedert was zij veroordeeld als een spook des nachts rond to dwalen tot den oordeelsdag. MELUSINE. 721 MEMO1tIEGOEDEREN. Melusine, (w a p.), meermin met twee staarten; ook wel meermin, ge- plaatst in een kuip. Mem, dertiende letter van bet He- breeuwsch, overeenkomend met M. H e b r. meeim = water. De getalwaarde is 40. Menibre, (f r. w a p.), beet een vogel wanneer zijn pooten van ande-re kleur of metaal zijn dan bet liehaam. Membres de droit, (f r.), leden van recht, d. i. die recht van zitting hadden in de Collegian van Toezicht, die in 1852 ontstonden in zake bet beheer der kerkelijke goederen, nml. leden van Gedeputeerde Staten, met den Commis- saris des Konings in de provincie als voorzitter. In 1853 (13 en 18 April) wees de Ned. Hervormde Kerk bet Mi- nisterie op bet gewenschte van 't weg- vallen dier membres de droit, en op de benoeming •der leden van gezegde colle- gian op voordracht van de Kerk. Zoo is bet dan ook thans. Membrum honorarium, (lat.), eerelid. Meme quand l'oiseau mar- ehe, on sent qu'il a des ailes, (f r.), zelfs als de vogel loopt, gevoelt men, dat hij vleugels heeft, d. i. men herkent bet genie ook in de eenvou- digste of meest gewone uitingen van den geest. L e m i e r r e (1723-93) Les fastes (1779) eerste zang. Memento, (r. k.), ,gedachtenistafel, oudt. diptych, bij de ilomeinen schrijf- tafelen van hout of been, met eene laag was overtrokken. Dergelijke tafelen werden ook in de eerste Christenkerken gebruikt; drie bladen hingen aan elk- ander en konden ook worden toegesla- gen en afzonderlijk gebruikt; op bet eerste stonden de namen der heiligen, op bet tweede de namen der geestelijke en godvruchtige wereldlijke heeren, op bet derde de namen der afgestorvenen, aan wie men bijzondere eer wilde bewijzen. Zulk eene tafel met drie bladen heette triptych. Memento, (lat.), gedenk! vandaar een memento = eene herinnering. Memento morl, (1 a t.), naar G r e- g o r i u s M a g n u s; gedenk to sterven. Bedenk, dat gij eens sterven moet; o. a. spreuk van de orde der Trappisten. Velen beweren, dat men de -letters M M in de naden der handpalmen van den mensch leest. Memento homo, quia pulvis es et in pulverem reverteris, (1 a t.), gedenk, dat gij stof zijt en tot stof terug zult keeren. (Vgl. Gen. III: 19, XVIII : 27; Ps. CIII : 14). Woor- den van den priester aan bet begin der Vasten op Aschdag, bij bet maken van bet aschkruis op bet voorhoofd der geloovigen. Memento vivere, (lat.), gedenk to leven. Opschrift in sommige woon- verblijven of gestichten. Door G o e t h e werd aan deze spreuk aan den ingang van kerkhoven de voorkeur gegeven boven memento mori. Memme, (a f r.), moeder. Memme, (joodsch-duitsch), moeder. Memnon-beeld, bet beeld in Egyp- te dat, door de eerste stralen der zon beschenen, een geluid laat hooren als van een Aeolus-harp. Sommigen zeggen, dat bet bet standbeeld van Ameno- phis III is. Memoriaml, (hand.), bet boek, waarin de koopman al zijne handels- verrichtingen opteekent, om daaruit zijn Journaal enz. op to maken. Zie Prima nota. Memoriam elus pie servo, (1 a t.), het aandenken aan hem (of haar) bewaar ik vroom (met eerbied). Memoriegoederen, goederen, uit wier opbrengst de memorie- of gedenk- dagen gevierd worden van bet overlijden van beneficianten van kloosters. Te Montfoort kreeg de sedert jaren aanhan- gige kwestie over de verdeeling van die soort van goederen to dezer plaatse, in Nov. 1894 haar beslag; waarbij f 3500 aan gereed geld en de straten rondom de Hervormde kerk aan de burgerlijke ge- meente werden afgestaan. 46 MEMSCHALAH. 722 MENE TEKEL. Memschalah, (Memscholoh), (h e b r.), heerschappy. Men, (chin.), poort. Als uitgang in Chin. plaatsnamen. Men broght het Vosmeer (niet Govert) toe met kroezen en met kannen, gewoonlijk letterlijk, soms alleen met de beteekenis „men gaf den gevierden man zeer veel" -- zie Vondel's Gysbreght, 636, waar Vosmeer, de Spie, aan Egmont vertelt, hoe goed men hem onthaalde, nadat hij met zooveel angst het Zeepaerd had doen binnenkomen, en, nadat een deel van het rijshout ge- lost was, hoe men de mannen aanspoorde om feest to vieren. Men kan wel long van laren en oud van uren ziln, getuigt Constantijn Huygens van eene welbestede jeugd. Zijn eigen zoon, C h r i s- t i a a n was in zijn jonge jaren reeds oud van uren, omdat hij met de uren zijner jeugd had gewoekerd. Prins M a u r i t s nam op den leeftijd van nog geen 18 jaar de leiding van het krijgs- bestuur in handen, in een tijd, dat onze Republiek, menschlijkerwijs gesproken, aan den vooravond van haar ondergang stond. Prins Frederik Hendrik droeg reeds als knaap van 16 j aar in den slag bij Nieuwpoort het harnas „tot welzijn van 't gemeen". H u g o d e G r o o t was veel vroeger onsterfelijk dan meerderjarig, evenals (- e r a r d V o s s i u s, enz. enz. Men moet vii! christenen hebben om ken food to bedrie- gen, vilf loden om ken Griek to bedriegen en viif Grieken om ken Chinees to bedriegen. Spreekw., waarin het geslepene viertal eene geometrische progressie vormt, waarvan 't eerste lid 5 en de reden ook 5 is. Menagedief, (m i 1.), oudtijds scheld- naam voor den menagenaeester; thans heeft die naam geen beteekenis meer, nu de voeding van rijkswege gegeven wordt. Honni soit qui mal y pense. Menager la ehevre et le chore, (f r.), iedereen to vriend houden, beide (vijandelijke) part#en tevreden stellen; naar het oude verhaal, dat ons leert, hoe een man er in slaagt eene geit, eene lading kool en een wolf over de rivier to brengen, met eene schuit, die maar een van de drie kan overvoeren, zonder dat de wolf de geit of de geit de kool opeet. Menagere, een beurs (stokbeurs), vroeger door de Hollandsche huisvrouw met bet sleuteltuig aan een ceintuur gedragen. Mend all paper, (e n g.), verbeter- al papier, strookjes doorschijnend ge- gomd papier, zeer geschikt om op een gescheurd beschreven of gedrukt blad papier to hechten, daar het geschrevene of gedrukte zichtbaar blijft. Mended, not ended, (e n g.), verbeterd, niet afgeschaft. Mendicanten of bedelorden, (r. k.), orden van monniken, die niets mogen bezitten en niets mogen verdie- nen, maar alleen van ingezamelde aal- moezen hebben to leven. De meest bekende zijn gesticht door den H. Fran- ciscus van Assisi en den H. Dominicus. Mendicite, (Depot de -, (f r.), verbeterhuis voor bedelaars, die men door strenge tucht en hard werken er zoekt to genezen van hunne ondeugden. Mendigo, (f r.), beroepsbedelaar, die er goed van leeft. Van het gelijke Spaansche woord, dat bedelaar betee- kent. Net wordt dan ook in beide talen op dezelfde wijs uitgesproken. Mene Tekel, (c h a 1 d.), geteld, gewoqen; woorden, die 'de profeet Da- niel volgens Dan. V, 5 aan den wand der Koninklijke feestzaal van Belsazar las; waar een vinger, die zich langs den muur van de zaal bewoog, geschreven had Mene, Mene, Tekel, Upharsin. Daniel gaf daaraan, volgens Dan. V, 26, 27, de verklaring geteld, gewogen en verdeeld; met zinspeling op de zege der ,Parsin" of Perzen. Hij voorspelde daaruit den aanstaanden ondergang des MENECHMEN. 723 MENNISTE SALMEN ZINGEN. rijks, die denzelfden nacht plaats vond. In 't h g d. heeft een 31enetekel daarom de beteekenis eener ernstige vinger- wijzing tegenover zorgeloosheid. Menechmen, personen, die elk- ander volmaakt gelijken, tweelingen, zooals de Dromio's in de Comedy o f Errors; naar bet stuk van P l a u t u s, waarin zulke gelijkenden voorkomen, de Menaechmni. Mener une vie de baton de chaise, (f r.), een losband ig leven leiden. Meneuvels, (mil.), soldatenterm voor manoeuvres. Menestrels, (f r.), sedert de 15e eeuw ook menestriers, en later mene- triers, Eng. minstrels, lett. dienaars, aanvankelijk de muzikale dienaars der troubadours of trouvires ; zij voer- den hunne gezangen uit met begeleiding van viool of draailier. De niet-adellijke troubadours (troveors bastarts) heetten ook menestrels; later in den zin van muzikant, in de eerste plaats vioolspeler. Mengaloeh, (m a 1.), roeienr, pa- gaaien, met een roei- of schepriem roeien. Mengakoe doses dihadapan orang manoesia, (m a 1.), h et be- lijden van de zonden voor de mensehen. Mengarti sedikit, (m a 1.), een beetje begrppen. Mengartilah sedikit = begrijp een beetje; saja mengarti sedi- kit = ik begrijp een beetje. Menippeaansehe satire, een zeer scherp pamflet, zooals tegen de Guise-familie in 1550, naar Men i p p o s, een ruwen cynicus in de oudheid. Menna, zie Mas. Menniste-bruiloit, (a m s t.), h et ruimen van een privaat of riool, wat des nachts (door nachtzverkers), dus in stilte en onopgemerkt moest geschieden; evenals de Doopsgezinden of Mennisten (naar Menno Simons), door de Gerefor- meerden bemoeilijkt, genoodzaakt waren, met hunne godsdienstoefeningen en hui- selijke feesten to doen. Mennistenboterham, zie Domi- neestuk. Mennisten-hemel. Onder dezen naam stood sinds de 18e eeuw de land- streek aan de Vecht, tusschen Loenen en Maarsen (prov. Utrecht) bekend, wegens de vele buitenverblijven, welke de Doopsgezinden er hadden. 2) Bijnaam der buurt Selmica to Ureterp (in Op- sterland, Friesland). Daar de Mennisten van alle openbare ambten uitgesloten waren konden zij zich geheel aan hun zaken wijden en daar hun godsdienst- begrippen een eenvoudige levens-vwwijze voorschreven, werden zij door den handel zeer rijk; zoodat hun naam met rijkdom saamgekoppeld werd. Mennistenstreek, frjne zet,logentje om bestivil. Menno Simons, stichter van de sekte der Doopsgezinden, f 1561, zou aanleiding gegeven hebben tot deze uit- drukking; immers van hem verhaalt men, dat hij, met vele anderen, in eene diligence gezeten, aan een plotseling het portier openrukkenden rechercheur van- wege de Roomsch-Katholieke regeering, die vroeg of Menno Simons zich ook onder hen beyond, met groote gevatheid fluks ten antwoord gaf : zij zeggen, dat Menno Simons niet in den wagen is. Mennisten-zusle, meisj e of vrouw- tje, dat, in dood-ouderwetsche kleedij, met vermijding van allen opschik of zwier hoegenaamd, erg benepen kijkt. De oude, strenge Mennonieten waren bijzonder stemmig. Mennist, zie Mennoniet. Menniste salmen zingen, (z.- v 1 a a m s e h), bet slepend, eenigszins door den neus zingen van psalmnen in de kerken en huizen. Vindt zijn grond in 't oorspronklijk uitermate stemmig bestaan, houding; voorkomen der oude Mennisten, die uit puriteinsche religieus- heid schier niet in 't publiek verschenen, wars waren van feesten, of, als zij die vierden, daarbij alle luidruchtigheid vermeden. 1iENNO-COEHOORN-ARBEID: 724 MENSCH ENZ. Menno-Coehoorn-arbeid, naar Merino baron van Coehoorn, den be- roemden vestingbouw•kundige (t 1704), onder prins Willem III, die vele steden versterkte. Schertsend van kinderen, die aan het strand kuiltjes graven en bergjes maken. Mennonieten, Doopsgezinden, die alleen den doop der bejaarden erken- nen, als regel volgend, dat men eerst onderwijs genoten en geloofsbelijdenis afgelegd moet hebben, alvorens den christelijken doop to ontvangen (met rechtstreeksche toepassing op de Chris- tenmaatschappij, van 't geen Matth. XXVIII : 19 omtrent de Joden- en Heidenwereld verordend is). Naar den stichter dezer secte, daarna een eerwaar- dig kerkgenootschap, M e n n o S i m o n s (j- 1561). Ook verwerpen zij den eed. Menoebel, (h e b r.), zie Menoelval. Menoeehah, (h e b r.), rust. Menouille, (f r.), in de volkstaal, geld. Verbastering van het oude Fran- sche woord monnoie, dat dezelfde be- teekenis had. Menoewal, (verbasterd tot Menoe- bel), (n, h e b r.), leelijk, mismaakt, vr. 11Tenoeiveleth (verbasterd tot Menoebelte), eerie leelijke vrouw, eene mismaakte. Menbra, (h e b r.), luchter, lamp. Vooral gebruikelijk van den acht- armigen lichtdrager, op het Israel. Inwijdingsfeest (Chanoeka) gebruikt. Mens evil manners live in brass; their virtues we write in water, (e n g.), de zonden der men- schen leven voort in erts; hunne deug- den schrften w# op 't water, m. a. w. wvij herinneren ons slechts hunne kwade zij den. U it S h a k e s p e a r e's King Henry, XIII, IV, 2. Mens agitat molem, (1 a t.), de geest beweegt de stof. Mens ingenua Deo grata (est), (1 at.), een oprecht karakter (inborst, gemoedsaard) is aan God welgevallig. Mens sana in corpore sano, (1 at.), eerie gezonde ziel in een geyond lichaam. J u v e n a l i s, Satirae, 10, 356. Mens sane non potent vivere in corpore siceo, (lat.), eene ge- zonde ziel kan niet leven in een droog lichaam, d. w. z. drink en liefst veel (wijn bijv.). Parodie van It a b e l a i s op Dens sana in corpore sano (z. a.). Mensa Domini, (lat.), tafel des Heeren, de avondmaalstafel. Mensch ist fret gesehaffen (Der -, de mensch is vrUgeschapen, S c h i l l e r, die Worte des Glaubens. A r n d t (1769-1860) zeide ongeveer hetzelfde : Frei ist der Mensch, -tend zvar' er in Ketten geboren. Mensch 1st was er isst (Der-, de mensch is wat hij eet; een gezegde van prof. Jacob Moleschott (t 1893 to Rome). Mensch wikt, God besehikt (De --, ontleend aan Spreuken X VI 9: ,Het hart des menschen overdenkt zijn weg; maar de Heer stuurt zijn gang". Zie Homo proponit. Mensch (Kein - muss milssen, (h g d.), geen mensch moet moeten. Uit L e s sin g's Nathan der Weise, waar het tweemaal, namelijk 1, 3 en III, 10, voorkomt. Eerst zegt het Nathan, en later de tempelheer, in eenigzins gewij- zigden vorm van den eerste (Er muss nicht miissen). Mensch (Den ouden - uit- sehudden (liever afleggen) en den nieuwen - aandoen, Efeze IV 22-24. Volgens dezen tekst hebben de woorden betrekking op de zedelijke verandering, die er met de Christenen moet plaats hebben. Zij worden even- wel somtijds schertsend gebruikt, oni aan to duiden, dat men de gewone wekelijksche verwisseling van linnen ondergaat. Mensch (Hil doet ziln ouden - goed. Hid sehikt ziln ouden - .op. Ofschoon Paulus 's menschen zon- digen toestand bedoelt, wil men daar- 31ENSCHEN ENZ. 725 MEPHISTOPHELES. mede, schertsend, doch of keurenswaar- dig, to kennen geven : zich rijkel k voeden; zich sierl #k kleeden. Mensehen van gel1Ike bewe- ging als gi' ; (Handel. XIV : 15) beter : van gelijken aard en eigen- schappen. Toegepast op predikanten, om uit to drukken, dat die ook wel mogen deelen in de genoegens van 't gezellige leven ; zich niet door kleeding enz. to onderscheiden hebben ; ook niet als halve goden boven anderen verheven moeten worden, als waren zij vrij van zwakheden en verkeerdlieden. Menschenkind, Ps. VII : 5, Ezech. II : 1. Uitdrukking veel in den I3ijbel gebruikt; uitbreiding van 't woord mensch; ze strekt om aan to toonen, dat iemand de afstammel.ing van een mensch, dus tegenover (god, een nietig en vergankelijk wezen is. Mensehenvisseher, Matth. IV 19, Mark. I : 17, aangaande Petrus ge- zegd. F i g. omtrent iemand, die Heidenen tot bet Christendom bekeert, of in 't algemeen de menschen op hun zieleheil bedacht maakt. Menschhelt Wfirde 1st In Eure Hand gegeben (Der -, Bewahret sle ! (h g d. ), Menschen- waarde ligt in nwe hand; bewaar(t) ze goed! Aanvang van bet 29e gedeelte van S ch it l e rs gedicht Die Kiirnstler. Mensur (h g d.), tweegevecht, 't welk dient tot meting van elkanders krachten, onder de Duitsche studenten in zwang. Die naensur verlangt, dat de tegen- stander, met wien men den degen kruiste, daarna met achting behandeld worde. Mente captus, (1 a t.), letter]. in zone geest gebonden. Krankzinnig, on- toerekenbaar. Bij Cicero e. a. Mentor (Een -, een opvoeder, of wel een getrouw en verstandig raads- man ; naar Men t o r, zoon van Alcimus en vriend en raadgever van Ulysses, die hem bij zijn vertrek uit Ithaka naar ,Troje, de zorg voor zijn huis opdroeg ; als wijze leermeester van diens zoon T e l e m a c h u s vergezelde hij dezen op zijne reizen. Menu-vair, Jr. w a p.), vair, waar- van de schildjes of klokjes kleiner zijn en in grooter aantal voorkomen, dan bij bet gewone vair. H g d. Klein feh. Menu-vaire, (f r. w a p.), beet bet schild of strik van menu-vair, wanneer bet in andere kleuren en metalen is dan 't gewone azuur en zilver. Menuet, (i t. minuetto), oude Fran- sche daps, in de kunstmuziek sedert L u 113, eenvoudig en sierlijk, in tegen- stelling van de rijk versierde, gekun- stelde sarabande; bet schoonste voor- beeld is de menuet in den „lion Juan" ; Bach, Handel, Mozart en Beethoven heb- ben in deze compositie uitgemunt. - Deze daps vereischt eene flinke, schoone hooding van bet lichaam en sierlijke beweging van armen en beenen. In de eeuw van Lodes ijk XIV tot aan de Fransche Omwenteling was bet de meest Belief koosde dans. De begeleidende mu- ziek be-vioog zich in 314 maat, en bestond uit twee deelen van minstens 8 mates. De zoo; enaamde kreeftmneni uet, kon voor- en achterwaarts gespeeld worden. 1Menuet komt van menu = klein ; dancer le menuet is dus ,kleine passes maken". Meo, zie M. E. 0. Meo, voorvechter, die door een stam- hoofd (op Timor) wordt uitgezonden om gevluchte misdadigers dood of levered to vangen. Meo periculo, (lat.), net sn#nn gevaar, op mijn eigen risico. Bij P 1 a u- tus, Cicero e. a. Meoth, (hoogd. uitspr. Meious), h e b r., honderden. In bet j o o d s c 11- d ui t s c h sneies = honderden, groote sommen. Spreekwoord : met de meies komen de deies ` met de rijkdommen komen nieuwe inzichten. (Deah, h eb r. = kennis, inzicht). Mephistopheles, eeii der namen, waardoor de duivel wordt aangeduid, door G o e t h e's Faust (meer) in gebruik MEIt A BOIRE. 726 MERCUIUUS ENZ. gekomen. De Eng. dichter M a r l o w e (t 1593) heeft den naam als ,Mephisto- philos", Shakespeare, zijn tijdgenoot, „ltephostophilus"; in de nude volkssage, waaraan Goethe den naam ontleende, luidt deze „Mephistophiles", in de oude marionettenspelen,,Mephistophles". Den- kelijk uit de Grieksche woorden me (niet), phoos (licht), philos (bemin- nend), alzoo : de lichtschuivende (voor- stander van het duistere en ver- dachte). Het stelsel der cynische wereld- haters, dat uit vrijgeesterij ontstaat, noemt men mephistophelisme. Mer A boire, (f r.), eene zee om leeg to drinken, d. i. een eindeloos of onbegonnen werk. Mer dkmontee, (f r.), holle of onstuimige zee. Men zou tevergeefs in de Fransche taal eene verklaring van deze uitdrukking zoeken, het werkwoord demonter beteekent toch uit elkander nemen, onttakelen of wanneer het een persoon geldt, van zijn stuk of zijn. Maar juist daarom heeft zij aanspraak op een plaats. Gedurende het tijdvak van hun verval, noemden de Latijnen eene onstuimige zee dementatim mare, een waanzinnig geworden zee. Men ver- tolkte het eerste dier woorden terecht met dementees, d. i. en demenee = krankzinnig. Het yolk, dat zich met geene afleiding pleegt in to laten, vooral wanneer die niet duidelijk tot zijnen geest spreekt, maakte er echter demon- tee van. En zoo ontstond de onzinnige uitdrukking , uit elkander genomen zee". Mercantielstelsel, (h a n d.), de vroegere handelspolitiek, waarbij men zich ten doel stelde eene voordeelige handelsbalans to verkrijgen door be- lemmering van den invoer enz. Mercator sapiens, (lat.), de geleerde koopman, de handelaar, die zich tevens met ernst aan kunst of wetenschap wijdt, zooals : de Clereq, Potgieter, N. G. Pierson, P. N. Muller, e.a. Mercator's kaart, is eene kaart projectie, waarbij de paralellen en meridianen onderling evenwijdige rechte lijnen zijn, die elkander onder rechte hoeken snijden. Hierdoor zijn de meri- dianen op hooger breedte naar even- redigheid van den aequator to ver van elkander geteekend, en daarom teekende Mercator naar dezelfde verhouding op hooge breedten de paralellen. Verder van elkander dan aan den aequotor. Hierdoor werd de schaal op hooger breedte grooter, doch wijl lengte en breedte evenveel malen vergroot werden, bleef de vorm der geteekende landen goed. Men noemt deze kaarten, kaarten met wassende breedte. Zij werden het eerst gemaakt door Gerard Kremer, die zijn naam tot M e r c a t o r verlatini- seerde, een wiskundige, geb. in 1512 to Rupelmonde, en ontvingen naar dezen den naam. De zeekaarten worden meest met deze projectie geteekend. De uitdrukking werd door v. B a e r 1 e 't eerst gebruikt of gepopulariseerd in zijn lat. oratie bij de inkoinst van Maria de Medicis to Amst. (1638) of bij de inwijding van 't Atheneum 1632. Mercerie, (hand.), de handel in krasner#en; in Frankrijk en Belgie die in garen, band en derg. Merci (Eire A la -, (f r.), aan iemands macht overgeleverd zijn. Alleen voor wien het bekend is, dat het woord rnerci oudtijds den losprijs beteekende, then de overwonnene den zegevierende had to betalen, is die zegswijs ver- klaarbaar. Mercuriales, leden van het koop- liedengild to Rome. Mercurius, (r o m. m y t h.), de bode der goden, de god des koophandels, der welsprekendheid en der dieven, wordt afgebeeld met een hoed met vleugels, vleugels aan de voeten, een geldbeurs in de eene hand en een staf, waaromheen zich twee slangen kronkelen (caduceus), in de andere. Zijn naam staat in verband met 1 at. mercor, waarvan ook Mercator, marchand, markt, enz. Bij de Grieken Hermes. Zijn grootste feest was op 15 Mei. Mercurius (De tempel van-, de stads-beurs. MERCURIUS-STAF. 727 MESCHOEGAAS. Mereurius-staf, (w a p.), een staf boven in een knop eindigend en «-aarom twee slangen zich kronkelen; met twee vleugels, die iets lager geplaatst zijn. De Aesculaapstaf heeft geen vleugels, doch om then staf kronkelt zich gene slang. Mere des trots vices (La -, (f r.), de moeder der drie ondeugden. Catharina de Medicis,deverbreek- ster van trouwbeloften, de schendster van het vredesverdrag tusschen Room- schen en Hugenoten in Frankrijk, de giftmengster; `w•oordspeling met la mere des trois fils. Merde d'ote, (f r.), letterl. gan- zendrek; groengeel, een modekleur op het einde der vorige eeuw weer nieuw geworden. Zie Groen en geel. Mere 1'Oye, (f r.), zie Gans (Moeder de ). Mereau, toegangspenning, brand- spuitpenning en dergelij ke koperen of looden teekens ; oorspronkelijk : 't geen men aan een kanunnik gaf als bewijs van zijn bij mooning der godsdienst- oefening, van lat. mereo of mereor (en dit van g r. m)aeiromai - als z#n aandeel ontvangen, verdienen, met arbeid winnen). Merel, (w a p.), vogel zonder bek of pooten, waarschijnlijk ontstaan uit de kleine afmetingen, daar zij altijd in groot getal in 't schild voorkomen, behalve wanneer er ddne als breuk (z. a.) is aangebracht. Mergaredla, weg tot welvaart. Benaming eener in 1882 geopende land- bouwkolonie ten oosten van Semarang (op Java). MerinIo, schout, inspecteur van politie, oude benaming op Java; thans meer gebruikte benaming Toewan s e kout. M e rinjo waarschijnlijk of komstig van het Portug. marinha. Official da ma- rinha = zeeoffieier; marino - tot de zee behoorende. Merinos, (s p.), fijne Spaansche wol van de Merinos-schapen. Van merino d. i. dwalend, omdat de kudden geen vaste plaats hebben. Merlaen, (w a p.), ineerle. Merlette, (w a p.), zie Maarle, oud• tijds merula genaamd. Merlette, (f r. w a p.), merel (z. a.). Merliiln, toovenaar, naar een ka- rakter in de Arthur-romans. Hij was de zoon van een vrouw verleid door een boozen geest. Merry England, waarschijnlijk, het vermaarde (en niet het vroolj,jke) Engeland, naar de oude beteekenis van het woord. Merry-go-round. (e n g.), ga vroo- lijk in 't ronde. Een draaimolen, in Engeland. Merveilleuse, de naam van het scherpe zwaard van D o l i n van Mainz, uit de oude ridderverhalen. Merveilleuses, (f r.), wonderlijke (vrouwen), dames uit den tijd der In- croyables (z. a.). Mes, zie Meth. Mes, het zinnebeeld van de Heiligen Agatha, Albertus en Christina. Mescha-cebC, (i n d.), Vader der stroomen, door de kolonisten verbasterd tot Mississippi. Mesehiach, (h e b r.), gezalfde, aanduiding van den door Israel ver- wachten Messias. Mesehiebath nefesch, (h e b r.), laafnis der ziel. Israelietisch genoot- schap te's-Gravenhage, opgericht 1 Sept. 1896. flit Ruth IV : 15: mdschieb nefesch - herstellend de ziel. Mti schieb, tegenw. deelw. hiph van schoeb (weder- keeren). Mesehoegaas, (verbasterd h e b r.), dwaasheid, krankzinnigheid. MESCHOEGAH. 728 MESSIEURS ENZ. Mesehoegah(meschoegoh),(h e b r.), dwaas, gek, krankzinnig. Mesehoemad, (n, h e b r.), afval- lige. Mesehores, (h e b r.), dienaar. Mesdild, (a r a b.), door Inlanders in N.-I. ook wel uitgesproken mosadjid. Mesdjid, nomen loci van bet werkw. sadjada : met bet voorhoofd, gedurende bet gebed en terwijl men zit, den grond aanraken, dus : de plaats waar men dat doet, gebedenhuis, tempel. Fr. rrmosquie, it. meschita, s p. rnezquita, port. mesquita. Mesmerisme, dierl#k nmagnetisme. Naar Friedrich Anton Mesmer (t1815 to Weenen), Duitsch geneesheer, die door eigenaardigemanipulaties, hoofd- zakelijk bestaande in een zacht strijken met de hand, een aangeraakten persoon in een zoogenaamden magnetisehen slaap wist to brengen. Het gerucht van door magnetische kuren genezen lijders maakte _van bet Mesmerisme van liever- lede eene kwakzalverij op groote schaal. Te Amsterdam bestaat een Mesmerisch en Spiritistisch genootschap „De Sfinx", dat in 't gebouw Constantia mesmerieke seances houdt, waarin men bijv. handelt over katalepsie en gevoelloosheid, bet Mesmerisme in misdaden, enz. enz. Mesogge, Mesoege, verbasterd van Meschoegah (z. a.). Mesopotamia (Dat is het ware --, dat is de echte tale Kanauns, naar bet zeggen van een oud vrouwtje dat tot haar zieleherder zei : ,ik heb toch zoo'n troost gevonden in dat zalige woord Mesopotamia". Messalina (Eene -, eene schoone vrouw, die een vorst beheerscht door de macht barer bekoorlijkheden; naar Valeria Messalina, dochter van Marcus Valerius Messala Barbatus, gemalin van Keizer Claudius, moeder van Octavia en Britannicus, eene zeer schoone, hoogst zinnelijke en wraakzuchtige vrouw, 48 n. C. ter dood gebracht, na- dat zij zich, terwijl haar gemaal afwezig was, openlijk met haren gunsteling C. Silius in den echt had begeven. Messe noire (La -, de zwarte rnis, profanatie, travestie van de messe de minuit, de indrukwekkende plechtig- heid in den Kerstnacht. Bij de zwarte mnis is de preek godslastering, de wierook pek en zwavel, bet wijwater een af- schuwelijk vuil mengsel en bet plecht- gewaad een maskerade-pak. Messer (Krieg bis auf's -, (h g d.), oorlog tot het uiterste. Hoewel bijna uitsluitend bij de Duitschers in gebruik, is dat gezegde van den Spaan- schen legeroverste Pal a f o x of komstig, die bet bij de belegering van Saragossa (1808) door de Franschen, in antwoord op den eisch tot overgaaf der laatsten zou hebben gebezigd. Fr. la guerre jusqu'au coutean. Messer ohne Klinge, an wel- ehen der Stiel fehlt , (h g d.), messen zonder lemmet, waaraan het handvat ontbreekt, wordt gebezigd ter aanduiding van iets, dat niet bestaat, en hebben wij to danken aan den satyricus L i c h t e n b e r g (1742-99) die in den Gottingschen Taschenkalender voor 1798 de Lijst eener verzameling van voorwerpen, die ten huize van Sir S.-H. aanstaande week in het openbaar ver- kocht zullen worden, mededeelt en waarvan bet zooeven aangehaalde bet eerste verkoopartikel uitmaakt. Messias, Lat. worm van bet Hebr. meschiach (z. a.), gezalfde, de door de Israelieten verwachte verlosser. Messidor, de tiende maand van de Tijdrekening der Fransche Republiek, van 19 Juni tot 19 Juli, Oogstmaand, van 1 a t. messis = oogst. ,,Messieurs, la seance con- tinue", (Mijne Heeren, de zitting gaat voort), riep de president Dupuy der Fransche Kamer, den 9ef December 1893, eenige oogenblikken nadat door den anarchist Vaillant een dynamietbom van de tribune in de zaal geworpen was, die velen kwetste en algemeen schrik en ontsteltenis verspreidde. MESSIEURS ENZ. 729 METALEN KRUIS. Weinige dagen na deze vastberaden opmerking, werd reeds verteld, dat de President zou gezegd hebben : „La Chambre meurt, mais ne se tait pas", d. i. „de Kamer sterft, maar zwijgt niet". (Zie Garde). Messieurs les Anglais, tirez les premiers, (f r.), vuurt het eerst, heeren Enigelschen. Bij bet Fransche leger bestond oudtijds de gewoonte, dat men beleefdheidshalve den vijand over- liet, bet eerste schot to lossen. In den slag van Fontenoy (1745) verstoorden de Engelsehe troepen, onder bevel van den kapitein lord Charles Hay, op zeer korten afstand van de door den luite- nant graaf d'Auteroches aangevoerde Fransche grenadiers. De eerste groette de Franschen, waarop de graaf op de- zelfde wijs antwoordde. Lord Hay noo- digde vervolgens den Franschen bevel- hebber uit, zijne manschappen to doen vuren, waarop de graaf met de aange- haalde woorden zou hebben geantwoord. Die beleefdheid kwam hem echter duur to staan. Immers, ruim 1000 man wer- den door bet eerste salvo der Britten weggemaaid. Messieurs A batons, Muscadins (z. a.). Mesta, (s p.), van lat. mixta - gemengd; eene kudde van rondtrekkende schapen, die aan verscheiden eigenaars toebehoort ; ook, de j aarlijksche verga- dering der bezitters van schaapskooien. Mesties, (sp. mestizo), p r o v e n c. en o. f r. mestis, n. f r. metis, van m, l a t., mixtitius, uit lat. mixtus = gemengd (afstammelingen van een blanke en eene Indiaansche moeder of van een Indiaan en eene blanke moeder. Mestmaaltle, gebruik in den ach- terhoek van Gelderland (Graafs. Zutfen), om bij den een of anderen Boer eene kar of een kruiwagen mest to brengen, waarvoor dan de mestbrengers, meestal jong yolk, later op koffie, brood en roode jenever („rooie met koffij en mik") onthaald worden, een mestmeultjen ge- heeten. Mesto, (it., m u z.), treurig. Met blindheid geslagen (HiI is -, hij doet de domste en verkeerdste dingen, doordat hij zijn belang niet in- ziet. Ontleend aan Deut. XXVIII : 28 ; Zach. XII : 4; 2 Kon. VI : 18 (,met verb] indheden") ; vgl. G en. XIX : 2 en Jes. Sir. XIX : 16. Met een andermans kall ploe- gen, een moeilijk stuk oplossen met behulp van anderen; naar Simson, wiens bruid de oplossing van een door hem opgegeven raadsel aan hem ontlokt en den radenden had medegedeeld, waarop hij (volgens Richt. XIV : 18), tot hen sprak : Wanneer gij niet met mijn kalf hadt geploegd, zoudt gij mijn raadsel niet geraden hebben. Met schorpioenen kastilden, ontleend aan 1 Kon. XII : 2, waar „de jongelingen, die met hem opge- wassen waren", tot Rehabeam, den zoon van Salomo, zeiden, dat hij bet yolk, hetwelk om verlichting smeek- te, moest antwoorden : „mijn vader heeft u met geeselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden". Schor- pioen = darmvormig, met zand opge- vuld en met scherpe stekels bezet lederen werktuig (E p h r a e m S y r u s). Metaal, (w a p.), goud en zi lver, de oorspronkelijke heraldieke metalen; andere komen alleen in wapens uit den vervaltijd voor. Metageitnioon, zie Maanden (De Grieksche -. Van meta (voorzetsel, dat eene verandering aanduidt) en gei- toon (buurman), omdat men in deze maand verhuisde en dus van buren verwisselde. Metalen kruis, eeremetaal inge- steld 5 April 1832, op den geboortedag van koningin Frederika Louise W i l h e l m i n a (gemalin van koning Willem I), uitgereikt aan alien, die aan de krijgsverrichtingen in 1830 en '31 deelnamen. Vervaardigd uit drie der vij f kanonnen, welke tijdens den Tiendaagschen Veldtocht, 8 Aug. '31 in bet gevecht bij Hasselt, onder aan- voering van den Prins van Oranje, op den Belgiseben vijand veroverd werden. METALEN KRUIS. 730 METHODISME. Metalen kruls, zie Krauis. Metallieken, (h a n d.), effecten, in Oostenrijk uitgegeven, waarbij bet oorspronkelijk kapitaal in geld verstrekt en de interest in specie betaald wordt. Van lat. metallum = metaal. Metallisme, onderscheiden in mono- metallisme en bi-met. of duo-met. (dub- belen en enkelen standaard). Bi-met., letterl. „twee metalenstelsel" ; bet stelsel volgens hetwelk men voor bet verkeer en tusschen de versehillende deelen der aarde en tusschen de onderscheidene standen der maatschappij, nevens bet goud, ook bet zilver, - een zilveren zoowel als gouden standaard - onmis- baar acht. Een standaard, die noch aan de eischen van bet bi-metallisme, noch aan die van bet mono-metallisme voldoet, wordt een hinkende standaard (z. a.) genoemd. Het grondbeginsel van bet bi-metallisme alzoo is, dat beide, metalen noodig zijn, en dat zelfs over- vloed van het eene metaal de behoefte aan bet andere niet opheft. Tusschen beide metalen wordt dan eene vaste waarde-verhouding aangenomen. Metamorphose, yedaanteverwis- seling. Uit meta (over) en inorphe (ge- daante). Wereldvermaard zijn de „Meta- morphosen van Ovidius", verhalen, waarin wordt gehandeld over de ge- daanteverwisselingen van menschen voor straf of van goden uit list. Metaphora, rhetorische figuur, waarbij 't eene woord voor 't andere wordt gebruikt op grond van de over- eenkomst tusschen de begrippen; van 't g r. meta = over en phora = dracht. Alzoo, overdracht van een woord in eene oneigenlijke beteekenis. Bv. de lente des levens voor jeugd. Metaphrase, (g r.), overbrenging in eene andere uitdrukking, omschrfting. Metaplasmus, vervorming, de ver- andering van de gedaante eens woords, de afleiding van een anders ongebrui- kelijken vorm, zoowel in de verbuiging als in de vervoeging ; afleiding van vor- men daarin van andere stammen; bijv. fero, tuli (en tetuli). latum, ferre. G r. metaplassein _-__ eene andere gedaante geven, vervormen. Metasta, verplaatsing eener ziekte- stof naar een ander lichaamsdeel. G r. metastasis = plaatsverandering. Adject. metastatisch, bijv. gewrichtsontsteking. Metempsyehose, (g r.), zielsver- huizing, verplaatsing der ziel uit bet eene lichaam in een ander, volgens de leer der Pythagoristen. Meth, (meis), (h e b r.), meervoud methim (meisim), dood, een doode. Methodisme, richting van geregeld ascetisch leven met dagelijksch onder- zoek der H. Schrift, gebed, vasten, enz. ; \vaartoe zich in 1729 tegenover bet formalisme der heerschende Kerk, eenige Oxfordsche studenten verbonden, met John Wesley (zie Vader van het Methodisme) aan bet hoofd. Alle be- keering geschiedt volgens hunne be- ginselen naar een en dezelfde me- thode, vandaar hun naam. Onder den invloed der Hernhutters meer Evange- lisch geworden, scheidde zich de ver- eeniging als Methodists in 1783 als zelfstandig genootschap van de Angli- caansche kerk af. -- In 't algemeen is bet Methodisme die krachtige beweging, door den H. Geest verwekt, welke ontstaat uit reactie tegen de versteening der Kerk, de versteende massa's door den gloed der liefde weer vloeibaar maakt, en aan de oude vormen een nieuwen inhoud bezielend meedeelt. Hierbij valt de nadruk vooral op de bewerking van bet individu, op de persoonlijke bekeering, niet op band- having van kerkleer, kerkvorm, kerk- praktijken. De verschijnselen van bet Methodisme zijn geringschatting van wetenschap en kunst, wereldverachting, ascetisme, dat in tallooze kleinigheden wet, maar geen Evangelie kent, gevoegd bij een zelfgevoel, dat zich aanstelt, alsof men nu eerst recht bet Christendom moet stichten en voor 't eerst na acht- tien eeuwen tot zijn recht zal doen komen. Het woord Methodists als naam van een secte was echter al bekend in den tijd van C r o m w e l l. METHODUS ANGLICA. 731 METROPOLIS. Methodus Anglica, (1 at.), En- gelsche manier, bepaaldelijk preektrant, door Prof. Ewaldus Hollebeek sedert 1768 to Leiden gevolgd en aan- bevolen. 't Was de preektrant der moralisten (z. a.), in tegenstelling met de dogmatische predikwijze. Methodus Belgica, (lat.), Hol- landsche preekmanier, bestaande in drie deelen, nl. 1° tekstverklaring, 2° be- toog der in den tekst opgesloten waar- heid, 3 ° toepassing. In den aanvang dezer eeuw in zwang gekomen, als ver- beterde methode, na de langwijlige leer- stellige preekmanier der vorige eeuw, die, vaak looter op verkettering uit- liep. Methusalemsleeftijd (Een -, een b#zonder hooge leeft#d. Methu- salem, Gen. V : 21, XXII : 25-27 Methusalach, h e b r. Metoeschelach = man des werptuigs (pijls), was de oudste patriarch, die ooit leefde ; want hij zou den leeftijd van 969 jaar hebben be- reikt. Zoon van Henoch en wader van Lamech, grootvader van Noach. Methyl-violet, aniline kleurstof, uit violette kleurstof, die in den worm van zeer fijne korreltjes tegelijk met bet duinwater uit de kraan van het filtreer- toestel vloeit. Methyl = kleur- en reukeloos gas, bestaand uit kool- en waterstof, brandend met eene blauw- lichtende vlam ; - deel eener groep koolwaterstof-verbindingen, waartoe ook aeth yl behoort. Metier d'auteur, metier d'o- seur, (f r.), die schr#ft, moet durven, woord van B e a u m a r c h a i s, die alles durfde opschrijven, al was bet onwaar- schijnlijk. Het schrijven Metier = hand- werk was hem geen ernst. In onze dagen heeft deze spreuk geheel den glans der nieuwheid gekregen : het handwerk van schrijven is bij velen de brutaliteit om alles to durven schrijven bij voorkeur liet vuilste, alleen om een onbeduidend, onontwikkeld publiek to gerieven. Van- daar de voorliefde, waarmede eenige boeken-beoordeelaars van een werk ge- tuigen, dat bet gedurfd is; ook al weer niet oorspronkelijk; hunne geest(?)- verwanten in Frankrijk doen even sterk in ose. Metier de rol, (f r.), het beroep (of handwerk) van koning. Metikul, in Bulgarije, z. v. a. 4.818 gram. Metle begraven, jaarlijksche slui- ting van de kermis to Haarlem i. d. 12-13 Augustus to 12 ure middernacht. Tegen een uur of elf komen alien in een der meest bezochte koffiehuizen op de Markt, bijeen, en wordt de begrafe- nisstoet opgesteld. Een hunner wordt op een ladder gelegd, en, bedekt met een wit laken. De ladder wordt door een achttal anderen gedragen, en om- stuwd door weder anderen, die in flesschen gestoken brandende kaarsen dragen ; de rest volgt, en treurliederen zingend, mnaakt de stoet een ommegang langs de kermis en bezoekt alle koffie- huizen van naam, waar ,Metje" rijkelijk wordt gelaafd, om zoo naar het uitgangs- punt terug to keeren. Tot de keus van den vrouwennaam , Metj e" zal de ov er- weging geleid hebben, dat kermnis oor- spronkelijk kerk-mis is, en de vroege kerkdienst der R.-Katholieken als metten (horae matuftinae = vroege morgen- uren) bekend staat. Metles, (a f r.), lucifers, van eng. matches. Metl, zie Pulguae. Metonymia,verwisseling van naam; gebruik van bet eene woord voor het andere. Van g r. meta (voorzetsel dat in-de-plaatsstelling aanduidt) en onoma (naam), bv. het staal der v#anden, voor : het zwaard; hij viel in den slag, voor : sneuvelen. Metoop, (b o u w k.), zie Fries. Metrokaku, land waar men geene besluiten kan neinen. Spotnaam der Ja- panners voor China, in den oorlog tegen dat land a ° 1894. Metropolis, naam van verschil- lende hoofdsteden; letterl. moederstad. Bijzonder noemt men Parijs metropole METROPOLITAAN. 732 METZGERSPRUNG. de l'intelligence en Berlijn Metropol der Intelligenz; maar ook, das Babel an der Spree. Metropojitaan, (r. k.), oudtijds de bisschop van de hoofdstad (metropolis) der provincie; zij werden ook exarchen en patriarchen genoemd; en zijn thans als aartsbisschoppen slechts hooger in rang dan de bisschoppen, maar niet 'meer als vroeger bijna opperheeren -fan alle bisschoppen in hun gebied. Metsalk, (h eb r.), een vondst, iets wat bijzonder goedkoop is. Metten, (r. k.), lat. inatutinum, de morgendienst, bestaande o. a. in het lezen (of zingen) van twee of meer noc- tureen, en daarna de laudes. Vandaar de spreekwijze : korte metten maken, iets vlug afdoen. (Dus niet korte wetten). Metten (Donkere of duistere -, godsdienstoefening op Woensdag, Donderdag en Vrijdag in de Goede of Stille week (voor Paschen), voor het invallen van den nacht; daarbij staan op een driehoekigen kandelaar 15 (soms ook 9, 12 of 14) kaarsen, waarvan telkens als er een psalm gezongen is, eene wordt uitgedaan; de laatste wordt brandend onder of achter het altaar verborgen en met zeker gebons (h g d. pumpen, vandaar Pumper-metten en dommelde metten) weer to voorschijn gehaald, op hare plaats gezet en gebruikt om de andere weer aan to steken. Metteur en pages, (f r.), op boek- drukkerijen de zetter, die de door andere zetters gezette stukken in bladzijden, kolommen en vormen rangschikt, op- maker, vormopmaker. Mettray (Nederlandsch -, landbouwkolonie voor zedelijk verwaar- loosden, in 1851 door W. H. S u- r i n g a r o. a. met steun van leden van het Koninklijk Huis gesticht, waartoe het landgoed Rijsselt bij Gorssel ge- kocht werd ; aldus genaamd naar eene landbouwkolonie, gesticht voor jonge veroordeelden en zedelijk verwaarloosden to Mettray bij Tours, door Suringar in 1840 bezocht. Mettre du beurre dans les epinards, (f r.), letterl. boter in de spinazie doen, wordt in de spreektaal gezegd van iets, dat geene windeieren zal leggen. Cela lui mettra du beurre, enz., dat zal hem voordeel aanbrengen. Mettre en pages, (f r.), in de boekdrukkunst opmaken. Zie Metteur en pages. Mettre la clef sons la porte, (f r.), in gemeenzame taal, op den loop gaan, vluchten. M'ontrer les talons heeft dezelfde beteekenis, evenals n e d. zijn hielen laten zien. Mettre en chapelle, (f r.), letterl. in de kapel zetten, aan de zorgen der geestelijkheid toevertrouwen. Of cieele term aangaande misdadigers, die gevon- nist worden, en in hunne laatste uren, naar R.-Kath. gebruik door den priester worden bediend. In sommige landen, bv. in Spanje, worden die lieden wer- kelijk in eene kapel geplaatst. Metzgersprung,(h g d.), een eigen- aardig volksfeest, dat sedert 1426 bijna jaarlijks, in den laatsten tijd slechts eens in de drie jaren, op den Maandag van karnaval, to Munchen wordt gevierd. Het bestaat vooral daarin, dat de sla- gersleerlingen, zich in het bekken van een fontein der stad plaatsen en appelen en noten onder de jeugd to grabbel werpen, terwijl zij deze flink met water besproeien. Die uitspanning, ook Brun- nenbad genaamd ontstond, zoo beweert men, to Neurenberg, waar slagersleer- lingen op den karnavalsmaandag van 1347, order keizer Lodewijk van Beieren, eene samenzwering van ontevredenen dier stad aan het licht brachten. Zij hadden het geheim afgeluisterd, door zich in een fontein of bron to verbergen. Een belooning werd het slagersgilde gemachtigd, jaarlijks een optocht to houden, waarbij zij, die hunnen leertijd hadden volbracht, in het bekken eener fontein mochten rondspringen. Te Neu- renberg geraakte dat volksvermaak echter in onbruik; doch het werd in 1426 door eenige van hen, die weleer tot de ontdekkers der samenzwering hadden behoord, naar Munchen overge- MEUBLE. 733 MICH ENZ. plant. Enkelen gelooven echter, dat bet gebruik uit den Heidenschen eeredienst is ontstaan. De gelijkenis en met bet zoogenaamde buskruid-verraad van Guy Fawkes, to Londen, en den beweerden oorsprong van bet trommelen der Am- sterdamsche knapen op de Beurs, is in alien gevalle vrij opmerkelijk. Meuble, (f r. w a p.), zie Stuk. Meul, (z.-a f r.), molen. Meum et tuum, (lat.), het min en din. Meunier de Sans-Souci (Le -, (fr.), de Molenaar van Sans-Souci. Zie Ce sont la jeux de prince. Mewakker-ehoule-ziIIn, (n.- h eb r.), een zieke bezoeken; van me- wakker = naar lets onizien en choulee = zieke. Mewoelbol-maken, (j o o d s c h- d u i t s c h), (van bet n. h e b r. meboelbal) in verwarring maken, van de wijs brengen. Mexicaansche dollar, ook be- kend als 50-cents-dollar, nl. Amerik. centen, dus, f 1.25 in waarde. Mexicaansche plaster, ter waarde van 0.717 tael (z. a.). Mexico's Breda, Chapultepec, omdat men er in een fraai kasteel (zo- merverblijf van den President) de mili- taire school vindt. In den oorlog van 1847 werd bet door de cadetten dap- per verdedigd. Mezoemon, (n. h e br.), (letterl. ye- reed gemaakt), vaak gebruikt in den zin van baar geld. Mezoemon-benschen, (i s r a e 1.), in gezelschap - dat zich volgens litur- gisch formulier daartoe gereed maakt - bet dankgebed na den maaltijd uitge- sproken. Zie Benschen. Mezoezo, (he b r. letterl. deurpost), busje, in Joodsche huizen aan de deurposten gehecht. In die busjes ligt een stukj e perkament, met Hebr. bij bei- verzen beschreven. (Vgl. Deut. VI : 9). In bet Amsterdamsch heeten ze fluitjes. Mezzo, (i t., m u z.), mniddel-, half-; inezzoforte (mf) halfsterk, mezzopiano (mp), tamelijk zacht, mezza voce (m. v.) met halve stem. Mezzo tinto, naam van eene gra- vure die eene imitatie van eene teekening in 0.-I. inkt is. MI-Careme, (f r.), half-vasten, d. i. midden-vasten (lat. medium); de bevolking der voornaamste steden van Frankrijk, Belgie en andere katholieke landen is dan uitgelaten vroolijk, en dompelt zich in een eendaagschen feestroes Mi-parti, beter : mi-partie, de mode om bet kleed uit twee verschil- lend gekleurde stukken saam to stellen, links en rechts. Mi primo, (sp.), min neef. Hier- mee sprak de Koning in Spanje weleer de Grandes (in Castilie sedert de 13e eeuw de voornaamsten van den hoogen adel, de rijks-grooten) aan. Mi-schebeiraeh, (heb r.), zegen- wensch uit de Joodsche liturgie, then men ter kerke over een ander kan doen uitspreken, beginnende met die beide Ilebr. woorden. lemand een mi- schebeirach maken = een lofprijzing, een zegenwensch over iemand uitspreken. Micat inter omnes, (lat.), z blinkt onder alle anderen uit (eene maan onder een aantal sterren), zoo, bijv., de Prinses van Oranje, in het bij- schrift aan een Meiboom a° 1745. Micawber (Een -, een man van twaalf ambachten en dertien onge- lukken. Type van Charles Dickens in zijn David Copper field. Men spreekt ook van een Par#zer Micawber = wispelturigen Franschman. Mich ergreift, ich weirs nicht wie, Himmlisehes Behagen, (h g d.), m j bekruipt, hoe weet ik niet, MICH-KWARTIER. 734 MIDASOOREN. een zalig gevoel. Uit G o e t h e's Eis- lied (1802). Mich-kwartler, de Limburgsche streek liggende ten oosten van Cienen, Diest, naar Venlo, Kleef ; 'zoo genoemd, daar de bewoners mich (en ook ich, dich, uch) zeggen in plaats van m j (en ik, z#, u). Michael, zie Aartsengelen. Michel Angelo (Duitsehe -, de beeldhouwer R e i n o 1 d B e g a s; al- dus gekenschetst door keizer Wil- helm II, omdat hij in liefde voor pracht en reusachtige verhoudingen volkomen overeenstemt met zijn hoogen beseher- mer. Hij ontwierp een monument (Na- tional-Denknlal), waarvan een stand- beeld van keizer Wilhelm I bet hoofd- motief uitmaakt; onthuld 22 Maart 1897, ter gelegenheid van bet 100-jarig jubild van diens geboorte. Michel Angel o was de groote beeldhouwer, wiens laat- ste groote kunstwerk was de bouw der St. Pieterskerk to Rome, j- 1564. Michel (Deutscher -, schert- sende minachtende benaming van bet Duitsche yolk, tocn bet nog trouwhartig of slaafsch onderworpen was aan zijn vorsten, en gaarne Fransche en andere gebruiken en opvattingen als van meer- dere beschaving getuigende nahapte. Sinds 't ontwaken van bet nationaal bewustzijn in 1870 was de bijnaam overbodig. De naam Deutscher Michel schijnt daaruit to zijn ontstaan, dat, sedert de aartsengel Michael, kort na de stichting van bet Christendom reeds als de beschermer van kerken vereerd en zijn hulp gedurende den krijg inge- roepen werd, men hem als Duitschlands schutspatroon beschouwde. Daarom is de naam Michel in Duitschland zoo verspreid en geldt hij nog heden als de beschermengel van verschillende steden van dat rijk. Overigens zegt Sebastian Franck (1500-45) reeds: „Ein rechter dummer Jan, der teutsch Michel." Michel (Hans -, (h g d.), zie Hansmichel (Aanh.). Michielsdag. Eng. Michaelmnas Day, 29 Sept. In sommige streken de dag, waarop huurpenningen betaald wor- den en magistraten worden gekozen. Michael wordt voorgesteld als de aan- voerder der hemelsche heirscharen, van- daar die keuze op den dag aan then Aartsengel gewijd. Micronesig, (van mikros, klein, en pesos, eiland), bet noordwestlijke deel van Australia, waartoe behooren de Carolinen, de Marshall's-, de Mul- grave's-, de Dieven- en de Bonin-eilanden, die bewoond worden door een klein menschenras, Papoea's of Pelagische Negers. Midas, zoon van G ordios en Cybile, oude koning der Phrygiers, die zijn yolk uit Macedonia naar Phrygia moet hebben gevoerd, waar bet den naam Phrygiers zou bekomen hebben. Silenus, in bet gevolg van Dionysos (Bacchus), naar den rozengaard van Midas afgezworven, door landlieden v6 or dezen gebracht, werd door hem gastvrij ontvangen; bet- geen Dionysos vergold door de gunst, dat alles, wat Midas aanraakte, in goud zou veranderen. Daarom zegt men van iemand, wien al zijne ondernemingen gelukken en die zich hierdoor groote rijkdommen verwerft, al swat hij aan- raakt wordt b j hem, evenals b j Midas, good. Met Silenus of Satyr, den leer- meester van Dionysos, vereenzelvigd, wordt hij met Satyrs-ooren afgebeeld. Midas (f r.) - domme rijkaard. Midas (le rol - a des oreilles d'dne, (f r.), honing Midas heeft ezels- ooren, regel uit satire, IX : 22 (1667) van Boileau, waarvan Claude Perrault wilde doen gelooven, dat Boileau er mede op Lodewijk XIV doelde, hopend daardoor Boileau in onaangenaamheden to wikkelen, als wraak over den smaad door dezen aan P.'s vrienden, Quinault en Chapelain aangedaan. lie Midasooren. Midashoold, (w a p.), menschen- fd met ezelsooren. Midasooren, ezelsooren. Midas (z.a.) zou daarmede door Apollo zijn toege- rust uit misnoegen, dat hij, bij een MIDDEN-EUROPEESCHE TIJD. 735 MIEN. muziekwedstrijd aan bet fluitspel van Pan boven de Tier van Apollo de voorkeur zou hebben gegeven. Midas verborg die ooren zorgvuldig onder zijne Phrygische muts, maar ze werden door zijn barbier ontdekt ; hetgeen deze niet kon zwijgen, hoewel 't hem stipt geboden was; derhalve groef hij een gat in den grond en fluisterde daarin „koning Midas heeft ezelsooren". In dat gat groeide riet, dat bij bet minste zuchtje van den wind die woorden her- haalde. Daarop zinspeelde B o i l e a u in den boven aangehaalden volzin. Midden-Europeesche tild. Even- als in Engeland reeds jaren lang alle klokken gelijk gezet zijn met de klok op bet observatorium to Greenwich, heeft ook Duitschland een tijd aange- nomen voor alle plaatsen in bet Rijk, en wel de tijd van de meridiaan 15° oostelijk van Greenwich, die dus juist een uur verschilt met Greenwich, deze tijd beet: Midden-Europ. tijd. In 1897 duurt nog altijd bij ons de ongepaste toestand voort, dat de spoorwegen zich regelen naar den Greenwichtijd, en de burgerij rekent bij plaatselijken tijd. Middensehild, (w a p.), hartschild, wanneer bet zelf ook een hartschild heeft. Middenvasten, (r. k.), andere naam voor Laetare (z. a.), omdat die dag to midden van de Vasten ligt. Dan viert men Halfvasten; zie Mi-CarPme. Vgl. Matth. IV : 2. Middernacht (Zilne rede ult- strekken tot -, bijzonder tang preeken of redeneeren. Naar Hand. XX : 7, waar dit van Paulus to Troas, wordt getuigd. Middernachtszendelingen,inen- schen, die in dienst staan van eene vereeniging ter bestrijding van de pro- stitutie, en des nachts de lieden trachten terug to houden van bet bezoeken van bordeelen. Middle States, (am.), New-York, New-Jersey, Pennsylvania, Delaware en Maryland. Middle Western States, (am.), West-Virginia, Kentucky, Tennessee. Missouri, Kansas en Arkansas. Midgard, (n o o r d s c h e m y t h), de aarde, middelgaarde.Midgardslang,Mid- gardQOorm, de groote slang Jormungandr, die de gebeele aarde omringt en in de „Godenschemering" (zie Edda) tegen de goden strijdt. Midrasch, (h e b r.), nitlegging, commentaar. Zie 2 Kron. XXIV : 27 „de historie (Statenvertaling), bet ver- haal (v. der Palm) van bet Boek der Koningen". Het woord komt veel voor bij de Rabbijnen. In 1887 is een hand- schrift der bibliotheek to Oxford uit- gegeven, bevattend „Midrasch" of ver- klaring van 't boek Esther. Van den wortel darasch ; hij heeft gezocht, onderzocht. Midresse, (a r a b.), of Medrese, uit het h e b r. midrasch ontstaan Ara- bisch woord, bet. de school, inricbting van hooger onderwijs bij de Turken, verdeeld in tien klassen, voor gramma- tica, syntaxis , zedekunde, allegorie, god- geleerdheid, wijsbegeerte, rechtsgeleerd- heid, den Koran en de overleveringen. Deze vakken hebben elk een bijzonde- ren onderwijzer. Zie bij So f ta. Er zijn dusdanige inrichtingen, dienend ter op- leiding van de Ulema's (z. a.). Midwinter, in de oostelijke deelen van ons land Kerst7nis, oorspronkelijk bij onze Germaansche voorouders bet Joel feest (z. a.), bet groote godsdienst- en volksfeest. dat in December verscheidene dagen duurde en waarbij de wederge- boorte der zon gevierd werd; het begon 25 December. Midzomer, een Germaansch feest, op 24 Juni ter eere van de zon en den langsten dag. In den Christelijken tijd is daarvoor Sint-Jan in de plaats gesteld. Miele, (Beris-Miele) zie Milo. Mien, (n. h eb r.), oorspronkelijk iemand van de sekte der Mineers, die bet Jodendom belasterden, Gnostiscbe Joden-Christenen ; later in de alg. betee- kenis van afvallige; tegenwoordig in de MIENJE. 736 MINI ENZ. beteekenis van valschaard, gluipert.Mie- nisch (j o o d s c h- d u i t s c h) = valsch. Mienje, (b a r g.), geld. Mienie (Een -- kaffer, (b a r g.), iemand, die geld heeft. Mies, (van n. h e b r. mioes), leel#k. Mies, mies, (h g d.), ons goes, poes ! Mieze is ons poesje. Miesgazzerig, (b a r g.), (van ;nies = leelijk en gazzer = zwijn), als een leelijk zwijn, vuil, gemeen, ook : inhalig, gierig. Miese, (b a r g.), klein geld. Mieso, (h e b r.), dood. Miese-me- schinne (verbasterd h eb r.), ontijdige, onnatuurl#ke dood. Miessnick (Karlchen -, (h g d.), een denkbeeldig, door K a l i s c h (1820- 1872) in bet leven geroepen persoon, dien hij voor bet eerst in 't blad Klad- deradatsch deed optreden, waarin men hem nog heden sorntijds aantreft. Miet, (a f r.), mgt, hoop : Koring snij, Gerwe rij ; Miet maak en dors, d. i. koren maaien, garven (schoven) rijden, mijten maken en dorschen. Miethskaserne, woonhuis to Ber- lijn, dat in een zeer groot aantal wonin- gen verhuurd wordt. Van grooten om- vang zijnde en een zeer groot aantal personen herbergende, wordt bet ook wel een Miethspalast genoemd. Mienx sonvent est 1'ennemi du blen (Le -, (f r.), het betere is dikw#ls de vijand van het goede. N e d. alle verandering is noggeen verbetering. Mieux vaut douceur que vio- lence, (f r.), zachtheid is beter dan geweld. Een titel voor twee een-bedrijfs- tooneelstukken van E d. P a i 11 e r o n, October 1896, door de Comedie Francaise aangenomen. , Mieux vaut douceur" staat op bet eerste, ,que violence" op bet tweede stuk ; naar den slotregel van L a f o n t a i n e' s fabel VI, 3, Phebus e.t Boree, die luidt Plus fait douceur que violence. Mienx vaut Lard que jamals, (f r.), beter laat dan nooit. Migge-vbool. O t t o M i g g e, geb. to Coblenz 1857, eerst koopman, daarna spoorwegbeambte, legde zich toe op bet vioolspel en later ook op den bouw van violen. Hij beweert achter 't geheim der violen van Cremona (van Stradivarius en Guarnerius) gekomen to zijn, wier voortreflijkheid vol ens hem alleen be- rust op bet lak; bet door hem uitge- vondene beet dezelfde eigenschappen to hebben als bet lak van Stradivarius. Mignon (Bet land van -, Italie, naar G o e t h e's Mignon, het lied van den harpspeler uit den Wilhelm Meister, beginnende met Kennst du das Land, wo die Citronen bliihn ? (z. a.). Ook de naam van de hoofdpersoon van den roman, de titelrol der opera van dien naam. Miguelisten, aanhangers van D o m Maria Evarist Miguel, Portugeesch overweldiger,derden zoon van den Koning Johan VI van Portugal (1802-1866). In 1828 liet hij zich door de Cortes tot Koning van Portugal proclameeren, doch werd door Dom Pedro, geholpen door Spanje, verjaagd, en moest in 1834 af- stand doen van den troon. Mihi, (1 a t.), 3e nmv. van ego (ik). Voor m~, aan inn karat; zie Recto en Tibi. Bij bet ombladeren van boeken. Mihi adhaerere Deo bonnet est (1 at.), m# is het goed, God aan to hangen. Ps. LXXIII : 28a (Vulgata). Mihi constat, (lat.), beteekent bij mzj staat vast. In een pennestrijd van Prof. Doedes en Prof. Scholten gebruikte de eerstgenoemde een en andermaal dat gezegde, waar men to recht over viel, wijl in zulk een 7nihi constat geen bewijskracht kan liggen. Mihi est propositum In taberna morb, (lat.), Ik heb m# vast voorgenomen In een kroeg to sterven. Aanhef van een vermaard drinklied uit de XIe eeuw, van GualterusMapes (1150-1196), aartsdiaken van Oxford. MIHI ENZ. 737 MIKROPHONISCH. Mihi res, non me rebus sub- lungere conor, (lat.), H o r a t i u s, Epistol., I, 1, 19. Be tracht aan mij de omstandigheden, diet m# aan de omstandigheden to onderwerpen (er mij naar to schikken). Mihmandar, (p e r z.), afgezondene door de Regeering. Miln spelen is leeren, miln leeren is spelen, En waarom zou mil dan het leeren vervelen ? Uit een der Kinderdich tjes van H i e r o- nymus van Alphen. Milang of Miang, (m a 1.) , naald- vormige vezels, zooals op de breuk van hout, van sommige delfstoffen, bamboe- haartjes enz. Deze, in de longen of maag opgenomen, vormen een gevaarlijk vergif, dat, na slepende ziekte, den dood veroorzaakt. Milnheertle, (b a r g.), ,den nacht bij mijnheertje doorbrengen" = in het arrestantenhok van het bureau van politie. Milnheer de Voorzitter, aanhef van elke kortere of langere rede in eene vergadering. Het eerst, in navolging van het Engelsche Parlement, in de Tweede Kamer ingevoerd door T h o r- b e eke; alleen Mr. D. van E c k bleef zich tot de vergadering wenden met de woorden : „Mijne Heeren!" Voor 1848 was het steeds : ,Edel.Mogende Heeren!" Miin Heer, dit huts is van de Turken ingenomen, L a n g e n- d ij k, Krelis Louwen, III, 12, woord en van Joris tegen Anzelmus, als een troep verkleede , Komedianten" het huis binnen dringen om Krelis schrik aan to jagen. Milnheer Van Son is een brave (kapitein : Hi; regeert ziln voikie zoo groot als klein. Bij de parade ter eere van den stadhouder Willem IV 6 Sept. 1748, deed de Amsterdamsche kapitein Z e g e r v. Son, behalve de gewone troepen, ook eene compagnie jongeheertjes exerceeren. Vanhier dit ri jmpj e. Mignheer woont to Vianen. Dit werd vroeger van een bankroetier gezegd, omdat Vianen toen eene vrij- plaats was. De volksuitdrukking : ,het is naar Vianen" in de beteekenis : het is weg, verloren, is daaraan ontleend. Milntilder, iemand die altoos roept ,in anon tjjd was het betel". Zie Lau- dator teinporis acti. Milt, kleinste munt gedurende de 15e en 16e eeuw, waard 4 1/6 duit of 1/48 stuiver; het woord leeft nog in de sprw.: ,het mankeert hem aan de mijten (mieten)" en ,splijtemijt" _ ,,gierigaard". Mijterstad, Utrecht, zetel van een bisschop, die een mijter droeg. Mikado, (j a p.), letterl. hooge poort, titel van den keizer van Japan; bij het yolk beet hij Tenno (koning des Heuvels) of Tenshi (zoon des Hemels). Mikraa, (h e b r.), eig. voorlezing. Benaming, welke de latere Joden aan hun bijbel gaven. Naar Neh. VIII : 9. Eveneens wordt der Arabieren Koran (z. a.) aangeduid. Van den wortel kara-- roepen, uitroepen, ook lezen met ladder stein. Mikrokosmos, (g r.), de wergild in 't klein. Ook wel „de enkele mensch", als kleine wereld in de groote wereld beschouwd van wijsgeerig en zedelijk standpunt : een mikrokosmos in makro- kosmo. Uit mikros (klein), en kosmos (wereld). lilakros = groot. Mikron, (nat.), letterl. klein, het duizendste deel van een millimeter, voor- gesteld door het teeken p (m). Mikronesigrs, zie Polynesische groep. Uit g r. mikron (klein) en n/sos (eiland) ; alzoo, bewoners der of van kleine eilanden. Mikrophonisch, zwak van stem. 47 MIKROPHONOGRAA•F. 738 MILITAIRE ORDEN. Mikrophonograal. Kan de phono- 2raaf (z. a.) alleen betrekkelijk sterke ge- luiden opnemen en weergeven ; den Fran- schen onderzoeker D u s s a u d gelukte het in 1896 den ph. zoo to veranderen, dat de toestel niet alleen zwakke geluiden opnemen, maar ook het opgenomen ge- luid zeer veel sterker teruggeven kan. Zijn instrument doet voor het geluid in zeker opzicht denzelfden dienst, als de mikroskoop, (die de beelden vergroot), voor het licht. De verbeterde ph. ver- sterkt het geluid; daarom noemde D u s- s a u d dien Mikrophonograaf. Door dit instrument wordt het geruisch in het hart en in de longen, dat de medicus dikwijls waarneemt, opgenomen en veel sterker teruggegeven. Mikrophoon, werktuig tot verster- king van het geluid. Uit g r. mikros (klein) en phoone (geluid). Miktologie, (g r.), de leer der ge- mengde of samengestelde lichamen ; de vermengingsleer. Miktos = vermengd, to vermengen (uit mignumi = ver- mengen. Mikwah, (h e b r.), waterbassin, bad; in het bizonder, het Israel. kerkelijk reinigingsbad. Mikwe Israel, (h e b r.), De ver- wachting Israels, benaming der Nederl. Portug. Israelietische gemeente op Cu- racao. Milehamah, (Milchomoh), (he b r.), oorlog, strijd. Baal-Milehomoh, een kr#gsman, militair. Mile, (sport), Engelsch e m# l 1609.33 meter. Mileage, (am.), afgelegde afstand. Ook de vergoeding voor reiskosten, die de Regeering der Vereenigde Staten aan de leden van het Wetgevend lichaam toestaat,voorzoover deze buitenWashing- ton wonen. Een mileage-ticket is een soort van season-ticket of abonnements- kaart, die door de Amerikaansche spoor- wegen wordt afgegeven. De reiziger koopt een biljet, hetwelk hem het recht geeft een zeker aantal mijlen over den spoorweg to reizen; het biljet is aan elk station geldig, en het aantal mijlen, dat men gereisd heeft, wordt op het biljet aangeduid, hetzij door het aantal mijlen er op aan to teekenen, of door een ge- deelte van het biljet er of to nemen, of wanneer dit in coupons verdeeld is, deze er uit to scheuren. Het komt dus on- geveer overeen met onze Kilometer- boekjes met dien verstande echter, dat men het biljet, in geval men den gan- schen afstand niet afgelegd heeft, aan een ander mag overdoen, of wel dat men van de spoorwegmaatschappij restitutie krijgt voor het aantal mijlen, dat men minder heeft afgelegd. Miles gloriosus, (lat.), de snoe- vende kr#gsman, de krijgsman, die hoog van zijn roem opgeeft. Titel van een blij spel van P l a u t u s, waarvan het origineel, zooals P l a u t u s (II, 1, 8 en 9) zelf getuigt, aan een ons onbekenden Griekschen dichter toekomt. Milesiaansche fabelen, ver- halen uit de oudheid, door S i s e n n a in den tijd van Marius uit het Grieksch in liet Latijn vertaald, doch voor ons verloren gegaan. Vermoedelijk het eerst samengesteld door zekeren Aris- tides, le of 2e eeuw n. C.). Naar de stad Miletus in Cane (Klein- Azie) aldus genoemd, omdat Aristides van daar lierkomstig was, en voor zone verhalen die toenmaals nog rijke en weelderige stad als schouwtooneel koos. Mikes, (z. - a f r.), ma s, Turksch koren. Militaire orden, (r. k.), geestelijke orden, bestemd om de Kerk to dienen, zoo noodig, met de wopenen, oorspr. vooral om de R.-kath. plaatsen in Pales- tina tegen de Turken to beschermen. Van die orden - wel honderd - `varen de beroemdste de orde van Calatrava, die. der Hospitaalridders of de orde van St. Jan van Jeruzalem, die der Tempel- heeren en de Duitsche orde, allen onder afzonderlijke hoofden vermeld (zie Orde). Gedeeltelijk opgeheven, gedeeltelijk we- reldlijk geworden zijn de orde van Al- cantara, die van Annunciata, de Bath- MILITAIfE WILLEMSORDE (DE). 739 MIMMELE. orde, de orde van Constantine, de Dane- brogs-orde, de orde van den Kouseband, de orde van Vicenza of Maria da Gloria, de Gouden hoef, de Distel, de Toison d'or of bet Gulden Vlies. Militaire Willemsorde (De -, orde 30 April 1815 ingesteld door Koning Willem I, voor de Nederlandsche land- en zeemacht, ter belooning van uitste- kende daden van moed, beleid en trouw ; kan ook aan vreemde krijgslieden wor- den verleend. Zij bestaat uit vier klassen, to weten : die der grootkruisers, kom- niandeurs en ridders der 3e en 4e klasse. De Koning van Nederland is steeds haar grootmeester. Het versiersel der orde is een wit geemailleerd kruis met acht gouden, geparelde punten ; op de armen van bet kruis leest men de woorden : „Voor moed, beleid en trouw", en daarover ligt bet Bourgondische kruis van groene laurierstokken, verbonden door een gouden vuurslag; de keerzijde bestaat uit een blauw, geemailleerd medaillon, waarop zich in bet midden van den lauwerkrans eene W bevindt, alles gedekt door een gouden Koninklijke kroon; bet lint is oranje met twee smalle, blauwe strepen. Mille, (f r.), letterlijk d ruizend. Bij bet zoogenaamde jeu du tonneau, bet met bet nummer 1000, bet hoogst, voor- ziene vak. Vandaar, mettre duns le mille, eene moeielijke taak volbrengen. Mille, (rest.), centen. Van guldens of centen willen de Jan's niets hooren. Zij springen met duizenden om, of bet maar niets is. Dus 90 mille is 90 centen. Mille colonnes, naam van die za- len, waar men door eene rij kolommen en een met spiegels bedekten wand den indruk geeft, alsof er een oneindig getal kolommen tot in de verste verte zich uitstrekt. Millenaristen, Christenen, die ge- looven, dat na bet laatste oordeel, de uitverkorenen nog duizend jaar op aarde zullen blijven, om er, onder de zichtbare heerschappij van Christus, een geluk- kigen staat to vormen. Zij word en ook Chiliasten genoemd. Millennium, zie Chili asmus. Millennium-pantalons,kwamen in Hongarije in de mode gedurende de Millennium-feesten ter herinnering aan bet duizendjarig bestaan van dit rijk, in 1896. Een kleermaker to Buda-Pest kwam op bet denkbeeld, bet jaartal 1000 in zijne broekstoffen to (laten) verwer- ken, en .... maakte er goede taken mede. Milliade, een schimpdieht op den kardinaal d e It i c h e l i e u, bestaande uit 1000 versregels. Het kwam uit in 1638 zonder naam of jaartal, noch uitgever of drukker, en had tot titel Le Gou- vernement present ou Eloge de son Eminence. Het werd vaak herdrukt, en heel wat personen werden als vermoe- delijke schrijvers in de gevangenis gezet, maar bij gebrek aan bewijs, weer los- gelaten. Milliardair, bezitter van een mil- liard (z.,a.). Men spreekt, bij overdrijving, van een ,Amerikaanschen milliardair". Millioenenluffrouw (De -, Jan- netje Struyk, uit Vuren-en-Dalem ge- boortig, die omstr. 1880 wegens sluwe oplichterij gevangen werd gezet, nadat zij, in den eenvoudigsten levensstand geboren, to Amsterdam en elders fabel- achtige verteringen gemaakt, en de goede lieden in den waan gebracht had, dat zij millioenen bezat of bij erfenis to wachten had. Millionen (Seid umsehiungen- Einen Kuss der ganzen Welt! (h g d.), Weest omhelsd, gi, j millioene)i ! ECn kus der geheele wereld! Uit S c h i 1- lei's gedicht An die Freude (1787). MilreTs, Portugeesche gouden munt voor 1000 refs, ter waarde van f 3.50 Ned. Milo, (h e b r.), besnijdenis. Zie Be- t-is Milo (berit mila). Milton van Duitschland (De -, d. i. De dichter van de Messi ad e, Klopstock. Mimmele, (j o o d s c h-d u i t s c h), MI MO -NAPS CHACII. 740 MINGO (EEN). (verbasterd van Muhmele), tante, tantetje, tantelief. Ook vaak in plaats van inemmele,- moedertje. Mimo-nafschach, zie Mo-naf- schach. Mimosa nolus mi tangere,(1 a t.) verbasterd Latijn van den tuinman in de Camera Obscura; het moot zijn : noli me tangere, d. i. wil m# toch niet aan- raken, bijnaam voor eene mimosa, die wij kruidje-roer-mU-niet noemen. Mina of asper, Turksche count, het 120ste deel van een piaster, of het 100ste deel van een piaster-wisselgeld ; oud-Grieksch 100 drachmen ; g r. mna, Grieksch gewicht en haunt van 100 drach- men; dus z. v. a. 0.43 KG., en als zil- veren munt = bijna f 44. Edn gouden mina = tien zilveren; 60 minas = den talent. Minaret, (a r a b.), ronde toren eener moskee, van waar de Muzelmannen, die geen klokken mogen gebruiken, op be- paalde tijden, vijfmaal daags, door de moedzins tot het gebed worden geroepen; eigenl. mindra d. i. vuurtoren, later in het algemeen toren. Mince, (f r.), letterlijk dun. In de volkstaal veel. Mince de chic = veel chic. Ah! mince! uitroep tot uitdrukking van verbazing. Minderbroeders, (Fratres Mino- res), monnikenorde, door F r a n c i s c u s van Assisi in 1223 gesticht. Overal prediken en biecht aanhooren is hun hoofddoel. Mine, in de Statenoverzetting Neh. VII : 72 mine, meerv. mijnen, waarvoor V a n der P a l m terecht minen heeft; h eb r. maneh (deel, portie, getal); in den Bijbel overal elders door pond ver- tolkt, nml. ongeveer een oud (Euro- peesch) pond. Zoowel een Chaldeeuwsch gewicht tot bepaling van zwaarte, als denkbeeldige munt, nl. de waarde van dat - gewicht in zilver. Er waren twee soorten van mine als count. Edne heilige mine = 50 heilige = 100 gewone sik- kels (z. a.). Een gewone mine = 25 gewone sikkels; in latereii tijd = 50 gewone sikkels. 60 minen = den kikkar (z. a.) of talent (z. a.). S y r. manj6, a r aba manno. Minellius, zie Ad modem M Mineral yellow fever, (e n g.), letterlijk, gele delfstof koorts, eigenlijk dorst naar goudgraven. Minerva, Romeinsche godin van wijsheid en kennis, geidentificeerd met de Grieksche Athene, en waarschijnlijk daarom ook als oorlogsgodin beschouwd ; maar in de eerste plaats beschermster van kunsten, wetenschappen en hand- werken. Minerva nit het hoold van Jupiter to voorschiln komen (Als -, wordt gezegd van denk- beelden, plannen of ontdekkingen, die vlug en net kracht ten uitvoer worden gebracht, evenals Minerva in voile wa- penrusting uit het hoofd van Jupiter to voorschijn kwam. Minerval, leergeld, schoolgeld, be- paaldelijk op de vroegere Latijnsche scholen. Naar Minerva, de godin der wijsheid, op wier vijfdaagsch feest (Quinquatrus of Quinquatria) 19-23 Maart de school j eugd vacantie had, en den leermeesters het schoolgeld bracht. Mineur, soldaat, die tot het wapen der genie behoort en wiens tack het is, loopgraven en mijnen aan to leggen ; van fr. mine, mijn. Mingo (Een -, een uitstekend biljartspeler. Naar Franc o i s M i n- g a u d, geb. to Cail (of Vauvert ?) in Frankrijk 4 Januari 1774, t to Rot- terdam 23 December 1847, zoo ver- maard, dat in 1828 eene brochure uit- kwam (te Brussel, bij Jobard) onder den titel : ,Noble j eu de Billard. Coups ex- traordinaires et surprenans qui ont fait l'admiration de la majeure partie des souverains de l'Europe, exdeutds par Mingaud, ancien capitaine d'infanterie au service de la France". Het is dus duidelijk, dat men Mingo (met een hoofd- letter) moet schrij ven. MINHAG. 741 MINNEHOVEN. Minhag, (n. h e b r.), godsdienstig gebruik, vooral in den eerdienst. - asehkenas,gods dienstiggebruik (ler Hoogduitsche Israelieten. - selardi, godsdienstig gebruik der Portugeesche Israelieten. Miniaturen, teekeningen, waar- mede in Middeleeuwsche handschriften de hoofdletters versierd werden ; ze zijn bijna altijd juweeltjes van kunst, wat betreft de fijnheid der lijnen en schik- king der kleuren. Daar men oorspron- kelijk de hoofdletters met vermiljoen of menie (minions) kleurde, wat men mniniare, d. i. menieFn, heette, noemde men de teekeningen ) iniaturen, en toen later de hoofdletters tot kleurrijke tee- keningen uitdijden, behield men den ouden naam. Omdat uit den aard der zaak beeldjes en voorstellingen niet grout, vaak zeer klein uitvielen, noemde men al wat klein en fijn was, in mini- atuur. Men kent voorts de miniatuur- schilderingen op bout en ivoor, waarin o.a. Giulio Clovo, Rosalba Carrera, eene vrouw, Hall, Duchesne, de dames de Mirbel en Herbelin en, ten onzent, de beer en mevr. Hamburger, uitblonken. Mince-geweer, getrokken voor- lader in 1849, uitgevonden door C 1 a u d e Etienne Minii (1814-1879), in 1858 to KaIro directeur van de wapenfabriek en de schietschool van den vice-koning van Egypte. Minima creseunt, (lat.), het kleinste vast; spreuk van bet voorma- lig Letterkundig Genootschap to Leiden, zie Linguaque aninzoque fideles. Minima non curat praetor, (lat.), het gerecht gant Wet op in nie- tigh eden, letterl. een praetor bekommert zich niet om kleinigheden. Minimum-hinder, eigenl. honger- l~der; aanvankelijk de onderw#zer, be- roepen op bet laagste traktement, dat de. wet toestond. Overdrachtelijk, ambte- naren met to klein traktement. Minimum nieotinum, allerminste nicotine. Tabak en sigaren, waar de nicotine (z. a.) voor 516 van bet gehalte langs chemischen weg is uitgetrokken. Ministerie (Met -, vereeniging der predikanten van Amsterdam, die een afzonderlijken kring vormen. Aldus naar den Latijnschen titel der predi- kanten Verbi Divini Minister, d.. i. Bedienaar des Goddelijken Woords. Ook to Haarlem beet die vereeniging aldus ; en zegt men: „lk ga naar bet M." = naar de vereeniging of vergadering. Elders beet zoodanige vergadering ook wel het convent (van lat. conventus = samenkomst). Ministerie van vooruitgang, in Venezuela en elders in de Spaausche gewesten van Amerika Fbmnento ge- heeten, z. v. a. beheer van den rijkdom van den bodem. Ministerieele crisis, staatkun- dige toestand, die ontstaat, wanneer een Ministerie aan bet Hoofd van den Staat zijn ontslag vraagt, en die voortduurt totdat hetzij bet verzoek om ontslag ingetrokken of bet ontslag geweigerd is, hetzij bet ontslag verleend en een nieuw kabinet benoemd is. Ministre debarquk-, zie debarque. Minimn, (n, h eb r.), aantal. In bet bijzonder : aantal van tien Israel. man- nen, noodig voor een ' Israel. kerkdienst. - maken = kerkdienst houden. Te huis minjan maken = to huis kerkdienst inricliten. Minnehoven of coors d'ainonr noemde men gezellige vereenigingen van begaafde personen van beiderlei kunne, tegen bet einde der 12e eeuw in Provence, wier oorspronkelijk doel was, de gedichten der minnezangers (troubadours) voor to lezen e i to bespreken. Langzamerhand vormden die vereenigingen eene soort van recht- bank, aan wier uitspraak weleens on- eenigheden en bezwaren van minnenden en verloofden onderworpen werden. Hunne uitspraken werden verzameld, zoodat er allengs een wetboek der liefde ontstond,dat door M a r t i a l d'A u v e r g n e (1440-1508) uitgegeven is. MINNIE PALMER LIMITED. 742 MIZ, EN Z. Minnie Palmer Limited, ven- nootschap to Londen, gevormd in Juli 1897 met een kapitaal van 15.000 pond sterling, in aandeelen van.een pond. Het doel der vennootschap is, met miss Pal- mer een contract to sluiten, om het mo- nopolie van haar talent to hebben als actrice, danseres en zangeres. Minnisch, (joodsch-duitsch), (verbasterd oud-duitsch), iets wat nosh tot vleeschspijzen noch tot melkspijzen behoort ; (met bet oog op de j oodsch- ritueele spijswetten). Minoem, (in a 1.), drinken; -- roko' bet zuigen of drinken van een roko beter rokok = sigaar (z. a.). Hieruit verklaart zich de oorspronkelijke term tabak drinken. Minores Dii, (la t.), minderegoden, go len van den tweeden rang, bij de oude Romeinen. Fig. minder-toongevende per- sonen; zie Majores Dii. Minoriten, zie Franciscanen. Minos, (g r.), oud, beroemd, door stipte gerechtigheid uitmuntend koning en wetgever op Kreta, volgens de sage een zoon van Zeus en Europe, na zijn dood rechter in de onderwereld. Minotaurus, (g r.), denkbeeldig monster, half man half stier, door Minos in bet labyrinth gevangen gehouden. Het monster verslond de maagden en jongelingen, die Athene op last van Minos jaarlijks moest leveren, totdat Theseus met behulp van Ariadne, Minor' dochter, er in slaagde bet ondier to dooden. Komt ook voor in de heraldiek. Minster, als uitgang van sommige Engelsche plaatsnamen, ons monster of munster (z. a.). Vgl. eng. West- minster en n e d. St. Lievens Monsterkerk. Minstreel, meistreel, minne- zanger, rondreizende middeleeuwsche dichter, die op sloten en aan hoven het hofgezin vermaakte met poezie, zang en muziek; hij heette ook sprookspre- ker, joyeux conteur, troubadour, trou- vere, trovatore enz. Aan de aanzienlijkste hoven vormden zij gezelschappen, waar- van de weelde en verkwisting alle per- ken to buiten ging. Minstrels, grappenmakers en lied- jeszangers, veelal kleurlingen, die in Engelandcafe-chantant-aa.rdighedenver- toonen, en van daar hun weg door geheel Europa vonden. Naar deze zijn Christy- minstrels, kleurlingen, die christelijke liederen zingen. Minuetto, (it.), zie lIlenuet. Minuet, bet in kleine letters, - vandaar de benaming, - geschreven origineel van eene notarieele akte, die onder den Notaris blijft berusten; in tegenstelling met de grosse (z. a.), bet in groote letters vervatte authentieke afschrift, welke aan den belanghebbende afgegeven wordt. Mio conto, (i t., li a n d.), voor m?jne rekeniny. Miolner, (n. m y t h.), Thors' donder- hamer, de bliksem. Miquelets, krijgs- en roofzuchtige bergbewoners. Spaanscbe bandieten in de zuidelijke Pyreneeen, die als soldaten een soort landweer uitmaakten. Miquelets (Fransehe -, een door N a p o l e o n in 1808 gevormd korps, om tegenover de guerillas to staan. Mir fliehen alle Freuden,(h g d.), alle vreugd ontvliedt •rn~. Aanvang van een, ook ten onzent, zeer bekend lied uit de opera Die sehone Miillerin, van P a s i e 11 o (1741-1816). De duitsche tekst wordt aan N e e f e (1748-98) toe- geschreven. Mir nichts, dir nichts, (h g d.), zonder naar iemand to vragen, zich om iemand to bekommeren; zoo maar. Mir wird von alledem so dumm, Als ging mir ein Miihl- rad Im Kopie herum, (h g d.), 'n; Word in )non hoofd zoo wee en dom, Als draaide er een molenrad in om; G o e t h e, Faust I, 1592e en 1593e regel, MIRABILE AUDITU. 743 MIS. Scholier-scene ; dit zegt de student tot Mephistopheles, als deze hem in hoog- dravende, woorden zijne wijsheid voor de voeten legt. Mirabile auditu, (lat.), wonder- baar ors to hooren; men vertrouwt zijn ooren niet. Mirabile dietu, (1 a t.), won derbaar om to zeggen, het klinkt ongelooflijk. Inzonderheid bij V e r g i l i u s, Georgica 2, 20; 3, 274; Aeneis 1, 439; 2, 174; 4, 182; 7, 64; 8, 252. In proza vindt men ditto inopinatum atque mirabile (C i- ce r o, Paradoxa Stozcorum V, 1); dicta mirabile (L i v i u s 7, 26). Mirabile visa, (1 a t.), wonderbaar om to zien, men vertrouwt zijn oogen niet ; V e r g i l i u s, AeneIs 12, 242; H o- r atius, Epistolae II, 2, 91; Ovidius, Fasti 3, 31 (visit- rirabile). Miraille, (w a p.) zie Gespiegeld. Mirakel van Amsterdam (Het -. Hiervan is 13 Maart 1895 de 550ste gedenkdag in onze hoofdstad gevierd. Ter eere van die gelegenheid bracht de Rector van bet Begijnhof eene klcine tentoonstelling bijeen van voorwerpen betrekkelijk deze zaak. In bet jaar 1345, gebeurde hier, dus luidt bet oude ver- haal, bet groote wonder: Een stervende, wien de sacramenten waren toegediend, raakte die door braking kwijt, en de hostie werd bij ongeluk in bet vuur geworpen. Den volgenden morgen, toes bet vuur werd opgerakeld, ontwaarde men wat er geschied was. In den vuur- gloed was des nachts de hostie niet verteerd ! De vrouw, die den zieke had bijgestaan, de eerste getuige van bet mirakel, stak hare hand in bet vuur, om er den ouwel uit to halen, en ook die hand werd niet door de vlammen gedeerd ! Ter eere van dit wonder werd later op de plek, waar bet gebeurd was, eene kapel gesticht, waar thans de N. Z. Kapel in de Kalverstraat staat. Jaarlijks kwam men daar ter bedevaart, om er ge- nezing to zoeken voor lichaamskwalen. Zoo groot was, vooral op den jaarlijk- schen gedenkdag, de toeloop der bede- vaartgangers, dat reeds de eerste kerk- meesters der nieuwe kapel in staat waren een breeden rijweg aan to leggen, den Heiligenweg, die van bet Rokin, langs den tegenwoordigen Heiligenweg naar den Overtoom, en van daar naar Sloten voortliep. Mirakelspelen, tooneelve)rtoonin- yen, in de He en volgende eeuwen in de kerken gegeven door priesters, zan- gers en koorknapen, en Bijbelsche tafe- reelen voorstellend. Ze werden mirakel- spelen genoemd naar de niirakelen of wonderen, die aanschouwelijk gemaakt werden; passiespelen, naar Jezus' lijden; mysteriespelen, naar bet mysterie der verlossing. Miramionen, zie Genovevanessen. Miriam, naam eener vereeniging, die zich opneming en verpleging van verlaten en verwaarloosde kinderen ten doel stelt. Naar Mozes' zuster Mirjam, die op den uitkijk stond, om to zien, vat er van den vondeling worden zoo. Exod. II : 4. Vgl. I Kron. VI : 3. Mirliton, louis d'or, geslagen onder de regeering van Lodewijk XV in de jaren 1723-26, waardig pl.m. f 8.50. Mirliton, dwarsfluit, bestaande uit een bol riet, aan beide zijden gesloten met een stukje blaas of een uieschilletje. Oorsprong onbekend. Mis, (r.-k.), (lat. niissa, it. messa, f r. messe, e n g. mass), dat gedeelte van de r.-k. godsdienstoefening, hetwelk in de Offerande van Christus Lichaam en Bleed onder de gedaante van brood en wijn bestaat. De naam is ontleend aan de woor- den Ite, missa est (ecelesia) d. i. gaat, (de ve)-gadering) is ontbonden, waar- mede zij, die aan bet Avondmaal geen deel mochten nemen, weggezonden wer- den. Ilet deel der godsdienstoefening voor bet ite heette daarom catechumenen-mis en bet deel daarna : missa fidelium (mis der geloovigen). Verder onderscheidt men stille of gelezen misses en hoogmissen, de laatsten met koor ; als muzikale be- naming geldt mis alleen voor bet laatste. De zoogen. staande of vaste gedeelten eener muziek-mis zijn • 1. bet kyrie (drie- deelig : Kyrie eleison ! Christe eleison ! MIS. 744 MISE-EN-SCENE. Kyrie eleison !); 2. bet glori a (doxologie) ; 3. bet credo (symbolum of de geloofsbelij- denis); 4. bet sanctus met bet benedictus; 5. bet agnus dei.Voor missa pro defunctis zie Requiem. Oorspronkelijk zong men unisono (eenstemuiig) naar oude Grego- riaansche melodieen, zooals bet graduale, het halleluja en derg. In de 15e en 16e eeuw is echter alles zeer in uitvoerige kunst bewerkt, totdat P a l e s t r i n a meer ernst en eenvoud in deze kunst terug- bracht, waarop men zijn Neil zocht in vermeerdering van bet aantal stemmen; in de 17e en de 18e eeuw vinden we nl. missen met dubbelkoor voor 8, 12, 16, 24 en meer stemmen. Bij de verdere ontwikkeling der instrumentaal-muziek ontstonden de hoogmissen met orkest (missa solemnis). Nog kept men de missa brevis (korte mis), zijnde alleen kyri e en glori a. Mis. Jaarmarkt in Duitschland en Rusland, vooral to Leipzig, Frankfort en Nishn Nawgow, ook voor den groot- handel van belang. Misce stultitiam consuls brevem, (f r.), vermeng uroe u, sheid met een weinig dwaasheid. H o r. IV. Ode XII vs. 27 (door Volt a i r e geei- teerd als misce consiliis jocos) I bij G o e t h e,Faust (voorspel op bet tooneel): Lasst Phantasie, mit alien ihren Choren, Vernunft, Verstand, Empfindung, Leiden- schaft, Doch, merkt euch wohl ! nicht ohne Narr- heit boren. Miscere mile dulci, (lat.), het nuttige aan het aangename pares. Uit H o r a t i u s, Epist. ad Pisones, vs. 343, waar het geschriften geldt. Misch'eneth-zekenIm, (h e b r.), steun (letterl. staf, stok) der oudsten. Israel. genootschap, 1 Sept. 1896 to 's-Gravenhage opgerieht. Ook opschrift op een gesticht voor oude lieden. Mischna, (zie Geinara Talmud), grondslag van den Talmud. Systematische verzameling van ritueele wetten en voorschriften des Jodendoms. Het werk is na jaren arbeids, op grond van voor- arbeid, door de Rabbijnen Akiba en Meis samengesteld, bijeengebracht door den beroemden Rabbi Juda I (zoon van den patriarch Simon II ben Gamaliel), die van bet jaar 170-219 patriarch of Vorst van Palestina en hoofd des Joden- doms was. Zijn zetel en leerschool was to Sepphoris (oude groote hoofdstad van Galilea, thans een klein dorpje Safouri). Dc Mischna vormt in zekeren zin den tekst, waarom been de Talmud als scholia en aanteekeningen is gegroe- peerd. Het woord Mischna is nieuw Hebreeuwsch en beteekent leering, uit- spraak. Mischpaeha,(mischpocho),(h e b r.), farnilie, geslacht. Misehpat, (h e b r.), gereeht, reeht- bank, ook, rechtszaak, proces. Misdadiger heeft geen vader- land (Een -, hij kan dus zijn eigenlijk vaderland niet tot schande verstrekken. Gezegde van den Italiaanschen gedele- geerde d e S o u n a z, op de Conferentie van Internationaal Privaatrecht in de Treves-zaal op bet Binnenhof in den Haag i. d. 26 Juni 1894, naar aanleiding van den sluipmoord 24 Juni 1894, door een Italiaansch bakkersgezel, Hieronymo Cesario (volg. anderen, Cesario Santo Iieronymo), een heftigen anarchist, op den eerbiedwaardigen President der Fran, che Republiek Sadi Carnot, to Lyon gepleegd. Misdemeanants (First class -, zij, die gestraft worden als schul- digen aan een euvel, dat niet meer dan opsluiting noodig maakt. Eng. to mis- demean = zich slecht gedragen. Mise of beurs, Turksche reken- munt van 500 piasters. Mise-en-page, (f i .), in de boek- drukkunst, de vereeniging van bet zetsel tot bladzijden, en deze tot vellen. Zie Me tteur-en pages. Mise-en-scene, (f r., t o o n.), bet in elkaar zetten, inrichten of voorbe- reiden en verzorgen eener tooneeluit- voering, zoowel wat aangaat de dingen, die men niet ziet, als de dingen, die men ziet; zoowel het onstoffelijke als het MISEL. 745 MISERY ENZ. stoffelijke; zoow el stand, groepeering, spel en voordracht, als meubileering, costuum, verlichting enz. Misel (ook Miesel), miseln en Miselel, (h g d.), drie woorden waar- voor zich vrij wat lezers van G o e t h e's vertrouwelijke brieven, van diens Tage- buch en zijner gesprekken met Karel August bet hoofd hebben gebroken. Zij zijn echter door Sanders en H e y n e tot klaarheid gebracht. Volgens hen werden zij waarschijnlijk door Goethe uit Straatsburg, waar hij studeerde medegebracht. In den Elzas is misel bet verklcinwoord van Mus (muis), en tevens een meisje, dat men bemint of aan hetwelk men bet hof maakt. Van- daar miseln = meisjes trachten to be- hagen en Miselei = liefdehandel of, wat de Engelschen flirt plegen to noemen. Miserea plebis, (lat.), Set ellen- dige volk, uit Horatius' Sat. I, 8, 10. Misery A 1'eeart, (ook wel petite misfire), spel in het boston-whist, waarbij men eerst begint slagen (trekken, tricks) to inaken, nadat ieder speler eene kaart heeft weggelegd (geecarteerd). Misereatur Deus populi sui! (1 a t.), God erbarme zich over z#n volk. Spreuk door Constantijn Huygens geschreven in zijn dagboek 14 Maart 1647, den sterfdatum (des morgens to 5 uur) van zijn beminden meester Prins Frederik Hendrik, aan wiens sterf bed hij tegenwoordig was. Miserere, (i t. m u z.), voor Miserere mei, Deus (God, wees mij genadig), aanhef van den 51n Psalm (naar de Vulgata), door talrijke componisten bewerkt, en vooral met groote plech- tigheid in de stille week op Woens- dag, Donderdag en Vrijdag in de Six- tijnsche kapel to Rome uitgevoerd ; de eenige componisten, wier werk voor deze plechtigheid waardig wordt geacht, zijn A l l e g r i, B a j en B a i n i; bet manus- cript van Allegri's Miserere (voor negen stemmen) werd als een heilige schat bewaard en mocht zelfs niet worden afgeschreven; Mozart heeft bet op 't gehoor opgeschreven, en anderhalve eeuw na Allegri's dood, einde der vorige eeuw, werd bet afschrijven toegestaan. Misereor super turbam,(Vulg.), Ik ben over de schare met innerlijke ontferming bewogen. Mark. VIII : 2 Misericordia Domini, (r.k.), de 2e Zondag na Paschen, ook Zondag van den Goeden Herder, naar den aanhef der mis van den dag zijnde Ps. 32: Misericordia Domini plena est terra (de aarde is vervuld van de barmhar- tigheid des Heeren). Misericordium, (1 at.), bet steun- sel, dat onder tegen de koorstoelen is aangebracht voor de geestelijken (kanun- niken en kloosterlingen), die tot den langdurigen koordienst verplicht 'zijn. Dit zit onder tegen de opslaande klep van een koorstoel, zoodat wanneer deze opgeslagen is, men er tegen steunen en eenigszins op rusten kan. In de preek- stoelen is bet, bij de R. K. volstrekt ongebruikelijk. Letterl. voorwerp (in casu bankje) van barmhartigheid (miseri- cordia). Een voor datzelfde doel in preekstoelen aangebracht predikanten- bankje heet ook wel aldus. Misericordium, (1 at.), lange dolk, waarmede de ridder den stervenden overwonnene den genadestoot gaf, om hem uit zijn lijden to verlossen. MisLreux, (f r.), verouderde, doch sedert eenigen tijd weder in gebruik genomen uitdrukking, behoeftig, zonder middel van bestaan. Even als bet woord miserable, dat er door verdrongen dreigt to worden, sedert die uitdrukking meer bijzonder een ellendeling, een nietswaar- dig persoon beteekent, van bet f r. misere = ellende. Misery acquaints a man with strange bedfellows, (e n g.), de nood laat een snensch al met vreemde slaapkameraden kennis maken. S h a k e- s p e a r e, De Storm, Ii, 2, zegt T r i n- c u 10, als hij C a l i b a n, den misvormden slaaf, op bet eiland op den grond ziet liggen en de eerste zich onder zijn wambuis naast hem nedervlijt om zich to beschutten voor bet naderende onweer. MISKITO. 746 MISSIONAIR PREDIKANT. Miskito, ware vorm van Mos- of Muskito (Mos- of Musquito). De Muskito- Indianen wonen aan de baai van Hon- duras in Guatimala (N.-Amerika). In 1893/94 bezorgden de zendelingen Ziock en Berckenhagen de uitgaaf van een spraakkunst en woordenboek der taal dezer Indianen, van een kerkelijk Ge- zangboek en een N. Testament in de Miskito-taal. Miskleurige steenen, (f a- b r i e k s t.), steenen, waarvan de kleur, bij bet bakken, mnislukt is, bijv. blauw of bont. Misoes, (a f r.), mislukte oogst. Mispelbloem, (w a p.), voorgesteld door vijf (soms vier of zes) gegolfde bladeren zonder steel. Mispunt of niemendal, (too n.), tooneelspeler of -speelster van de minst mogelijke beteekenis. Misri of Mahboub-zecchine, Egyptische gouden munt van f 2.88 Ned. Missa pro defunetis (lat.), mis voor de gestorvenen, zielmis. Missa solemnls, (1 a t.), plechtige mis, hoogmis. Zie Mis. Missaal, (r. k.), bet voorgeschreven volledig Misboek, bevattend alle tek- sten, gebeden, voorschriften en aanwij- zingen, met den kerkelijken kalender en derg. voor de godsdienstoefening der Mis bestemd. Uit den tijd voor de uitvinding der boekdrukkunst dagtee- kenen de onovertroffen meesterstukken van kloosterlijke pennekunst in den worm van missalen, waaraan vele jaren van arbeid waren besteed. Missiebissehoppen, zijn bis- schoppen, met bet kerkelijk bestuur in een missie (zending) belast, en als zoo- danig rechtstreeks of hankelijk van de Congregatie van kardinalen, genaamd de propaganda fide. Onder deze Con- gregatie der Propaganda staan, voor bet kerkelijk bestuur, de katholieken dier landen, welke nog grootendeels niet tot de R.-K. kerk behooren, en daarom Missielanden heeten. Ook de 5 Neder- landsche bisschoppen staan tot heden nog onder de Congregatie de propa- ganda fide. Missieland, zendingsland, land voor Roomsche zending of propaganda. Hiervoor werd door den Paus ook Ne- derland verklaard. Missigit, verbastering van mesdjid, een Arabisch woord voor bedehuis, tentpel; een andere vorm is moskee, uit bet Fransche mosquie. Missing link (The -, volgens Darwin de schakel tusschen den meest ontwikkelden aap en den mensch, een schakel, die men nog niet gevonden had. Voor eenigen tijd werd echter de beer Dubois, een Limburger van ge- boorte, in Indie werkzaam als natuur- historicus, tot Doctor honoris causa (de eerste aan wien die titel door de Am- sterdamsche Universiteit verleend werd) benoemd, daar hij een deel van een skelet gevonden had, dat door de geleer- den als de missing link beschouwd werd. Aldus noemen de Engelschen bv. onze Hollandsche IJzeren Spoorweglan, daar zij een eigen beheer heeft en dus aan bet geheel ontbreekt, waardoor verhin- derd wordt ons spoorwegnet tot den geheel onder den bestuur to waken. Mission bottle (La -, (f r.), gelaarsde zending. Aldus werden de dragonades (z. a.) van Lodewijk XIV ook wel geheeten. Insgelijks Les conver- sions par logements = bekeeringen door middel van dubbele inkwartiering, welke in Poitou aanvingen. Mission ist Passion, (h g d.), zending is laden. De weg der zending, bet leven en werken van zendelingen (tot verbreiding van bet Christendom in de Heidenwereld) is een lzjdensweg. Missionair predikant. Naam, door de Generale Synode der Gerefor- meerde Kerken in Nederland to Middel- burg, 1 Sept. 1896, aanbevolen, ter ver- vanging van den naam zendeling. MISSIONS. 747 MIT ENZ. Missions (American Board of Commissioners for Foreign -, (e ng.), Ayne)ikaansch college van agenten voor Vreemde Zendingen, oudste en grootste zendingscorporatie in Ame- rika, gesticht door can zes- of zevental studenten van bet seminarie to Andover (Massasuchetts), die zich aan den dienst des Heeren in bet work der Zending hadden gewij d, in 1810; hun schrij ven aan de vergadering van predikanten van verschillende Protestantsche belijdenis (Juni 1810) to Bradford (Massachusetts), had tot eerste vrucht de benoeming en bet optreden van een hoofdbestuur (Prudential Committee), uit negen leden, behoorend tot de staten Massachusetts en Connecticut. Missouri compromis,(a m.), eene acte van bet Congres van 't jaar 1820, die een einde zou maken aan den strijd tusschen de groote noordelijke en zuide- lijke staten der Unie, over de beperking der slavernij ; daarbij werd bepaald, dat Missouri als slavenstaat in de Unie zou worden opgenomen, maar dat de slavernij voortaan in geen enkelen nieuwen Staat noordelijker dan 36° 30' zou geduld worden. Misteltein, (e n g. mistletoe), de tak van den mistel (viscus), welke op oude eiken als woekerplant leeft, en bij de oude Britten en Germanen als heilig vereerd werd. Toen Odin alles beproefde om Baldur uit de hel to redden, nam Frigga aan alle natuurvoorwerpen een eed af, dat ze Baldur geen kwaad zouden doen; alleen de loot van een boom, de misteltein, werd door haar voor to onbe- duidend gehouden en overgeslagen. Van dezen misteltein maakte Loke een speer, waarmee de blinde Hodur Baldur doodde. Deze plant is wel bekend in Engelsche Christmas-feesten. Een jonkvrouw staan- de onder de Mistletoe, opgehangen in bet feestvertrek, mocht men omhelzen en kussen. Mistpoefer, (v 1., men schrijft gemeenlijk, hoewel ten onrechte, mist- poeffer). Langs de Belgische zeekust, bet geluid als van ontploffingen, dat men daar dikwerf gedurende mistig weder waarneemt, en door sommige na- tuuronderzoekers aan aardbevingen, bij- zondere invloeden van den dampkring of aan nog onbekende wetten opzichtens geluidweerkaatsing of iets dergelijks moet worden toegeschreven. Andere ge- leerden beweren echter to hebben opge- merkt, dat die ontploffingen met bet lossen van kanonschoten in andere ver- wijderde zeehavens samenvallen, waar- door tevens zou worden verklaard, waar- om bet beweerde natuurverschijnsel alleen bij mist, wanneer men de scheep- vaart dient to waarschuwen, en geen rook de kanonschoten verraadt, wordt waargenomen. Men zegt ook zeepoeffers (schrijf : zeepoefers). Mistral, (f r.), scherpe noordwes- tenwind in bet zuiden van Frankrijk. Mistral, saamgetr. uit Eng. mini- stral (ministerieel, ambtelijk, dienend, ondergeschikt). Vroegere waardigheid van sommige adellijke familien van Dau- phine, bv. die van Falcoz en Mont- dragon, krachtens welke zij de rechten van den dauphijn (z. a.), alsmede zijne jurisdictie in zijne domeinen moesten handhaven. Misvormde 111k van 't uitge- bloeide schoon ('t --, weemoedig- humoristische beschrijving o.a. van een feestdisch nit 't vertrek der gasten ; uit d a Costa, Voorzienigheid, Inl. De dichter noemde zoo al bet aardsche en vergankelijke ; waarom hij dan ook beweerde, dat in Homerus niet ,de echte geest der Dichtkunst" leefde, omdat Homerus niet in hoogere sferen leeft. Mit Brettern vernagelt, (h g d.), met planken a fgesloten. Die uitdruk- king werd door S o m m e r alias V a r i- s e u s (1559-1622),in zijneEthnographia Mundi, eene fantastische reisbeschrij- ving, gebezigd, bij bet verhaal van iemand, die bet einde der wereld had bereikt. Vandaar zegt men nog heden, wanneer men bv. op zijne wandeling een onoverkomelijke hinderpaal ont- moet : Hier° ist die Welt mit Brettern vernagelt. Mit dem Volke soll der Dich- ter gehn, (h g d.), met het volk moet de dichter gaan, d. i. de dichter moet MIT ENZ. 748 MITHRIDAAT. zich aan bet eenvoudige, werkelijke leven houden, en wat hij schrijft moet voor bet yolk verstaanbaar zijn en bet yolk boeien. Het eerst door F r e i l i g- r a t h op S c h i l l e r toegepast, in tegenstelling der regels Drum soil der Sanger mit dem Konig gehen, Sie beide wohnen auf der Menschheit HOhen, S c h i l l e r, Jarngfr. v. Orl., I, 2, waar Karel VII aan Du Chatel en Dunois verhaalt, waarom hij zangers aan zijn hof begeert en lien rijk beloonen wil. Mit der Dummheit kgmpfen Gutter selbst vergebens, (h g d.), met de domheid kampen goden zelfs tevergeefs. S c h i l l e r, Jungfrau von Orleans, III, 6, woorden van den ster- venden Talbot, waar hij zich beklaagt over de verkeerde leiding in de staat- kunde en in den krijg. Mit Gott fur Konig and Vater- land, (h g d.), met God voor koning en vadenland werd, den 17en Maart 1813, door koning Frederik Wilhelm (1797-1840), als inschrift van het blik- ken kruis voorgeschreven, waarmede de mutsen der manschappen van de tegelijk ingestelde landwehr gesierd zouden zijn. Die zinspreuk schijnt echter, maar in bet Latijn, reeds in 1701 bij zeker comps to Bernau, nabij Berlijn, in gebruik to zijn geweest. Thans prijkt de spreuk op bet hoofddeksel, groot uniform, der Pruisische troepen van alle wapens. Mit guten Vorsatzen gepflas- tert (Die Holle 1st -, zie Hell is paved, enz. Mit solehem Gesindel muss ich mach herumschlagen ! (h g d.), met zulk gespuis moet ik strgden ! uitroep van Frederik den Groote, tegenover den majoor von Wedell, bij bet zien, gedurende den slag van Zorn- dorf (25 Aug. 1753), der beschonken, in lompen gehulde, gevangen gemaakte Russen. Men zegt echter gewoonlijk Mit solehem erbdrmlichen Lumpen- gesindel muss man sieh herunistreiten, zooals L u d w i g Borne (1786-1837), de woorden, in Menzel, de)- Franzosen- fresser heeft gewijzigd, ter kenschetsing van de vijanden der vrijheid, die ver-, langen dat deze de menschen tot enge- len, ja zelfs onsterfelijk make, enz. Mit wenig Witz and viel Be- hagen, (h g d.), met weinig geest en. veel genot. G o e t h e, Faust, I, Auer- bach's W#nkelder, zegt Mephistopheles tot Faust, waar hij over de aanwezige vroolijke arme drommels spreekt, die niets weten, maar gelukkig zijn, terwijl Faust met al zijn studie zich diep on- gelukkig gevoelt. Mit Windmnhlen kAmpfen, (h g d.), zie Molinos de viento acometer. Mit Worten lasst rich trefflich streiten, Aus Worten ein System be- reiten, (h g d.), Met woorden kan men uitmuntend str#den, nit woorden (zelfs) een stelsel maken. G o e t h e, Faust (Schiilerscene), woorden van Mephisto tot den jongen student; hij drijft namelijk, den spot met den woorden- stroom van vele geleerden, die schijn- baar heel veel bijzonders verbergt. De student meent, dat men toch ook iets moot denken als men iets zegt ; maar Mephisto verzekert hem, dat dit niet noodig is. Vgl. Gewdhnlich enz. Mitchell (Kuur van -, zware voeding (vetmestingskuur) met bedbe- handeling en massage als geneesmiddel tegen zenuwziekten, neurasthenie en hysterie ; naar Sir Weir Mitchell, een beroemd geneesheer, in 1829 to Philadelphia geboren. Mithras, de lichtgod der oude Perzen. Mithras-offer, reinigingso fer, bij de Perzen volgens Justinus (j- omstr. 160 n. C.) en Tertullianus (f 220 n. C.) eene nabootsing van 't Heilig Avond- maal, door den Duivel uitgevonden uit naijver tegen 't Christendom. Vgl. Messe noire. Mithridaat, geneesmiddel tegen alle kivalen, ook tegengif, middel tegen vergiftiging; genoemd naar Mithridates, koning van Pontus (132-63 v. C.), die MITRAILLEUSE. 749 MOB-PROOF-CELL. zich langzamerhand aan vergif gewende uit vrees, dat men hem zou trachten to vergiftigen. Ook is Mithridates de naam voor een polyglottisch werk. Mitrailleuse, kartets-geschut, hgd. ook Kugelspritze, verbetering van bet or- gelgeschut (z.a.) uit de 14e eeuw, bet eerst in den Amerikaanschen oorlog gebruikt, toen als Requabatterijen en later als Gatling- en Maxim-kanonnen ook in Eu- ropa ingevoerd. Het bestaat uit eenige geweerloopen, die tegelijk of snel achter elkander afgevuurd worden. Als canon tc balles werd bet in 1867 in Frankrijk ingevoerd, in den oorlog van 1870 speelde bet een groote rol en dient sedert 1871 ook in Duitschland, voor de veldbatterijen; bet wordt echter door de achterladers overtroffen. Mitron (Le petit -, (f r.), de kleine bakkersknecht. Dus noemde men 20 Mei 1795 (1 Prairial an III) den Dauphin van Frankrijk (den zoon van Lodewijk XVI), en stelde voor, hem in den winkel van zijn vader to herstellen", waar hij dan zoete broodjes zou leeren bakken. Mitskol, Marokkaansche piaster, f 2.52 Ned., ook Misqual genoemd. Het gehalte is 906 duizendsten. Op de eene zijde leest men: , Een, een", d. i.: , Er is slechts een God!" Keerzijde : Geslagen to Marocco. Mitzwa (mitzwo), (h e b r.), goddelijk gebod, godegevallige daad. Duidt zoowel de vervulling van een godsdienstplicht als eene daad van menschlievendheid aan ; ook daad van pieteit tegenover dooden. (Vandaar bij de Portugeesch e Israelieten = laatste eerbewijzing, be- grafenis). Mixar, uit N. Beets, Dichtw. Voll. uitg. bij K i r b e r g e r (1876) I, 444, Guy de Viaming, afd. Mara : , Alde- baran's gloed ... of Mixar's belle schit- tervonk;" de dichter bedoelde Sirius; denkelijk is Mixar ontstaan uit ver- warring met Mirzan (naam van drie sterren : y Orionis, j3 Conis maioris en P Procionis) of met Mizar (naam van twee sterren : E in den staart van ursus maior en g in den staf van (?) Bootes). Mixed pickles, (e n g.), letterl. allerlei ingemaakt goed, van to mix (mengen) en to pickle (in de pekel zetten), dan : allerlei zuur (augurken, uien, bloemkool, worteltjes, boontjes e. a.), met een sterke mosterdsaus ge- kruid ; fig. gemengde aardigheden, allerlei zetten, in- en uitvallen. Mixtum eompositum, (1 at.), een saaingesteld mengsel; fig. mengelmoes. Mizerie (Dear. groeide heel wat - in ziIn hoile, heel wat ellende (f r. misere). Woordspeling met Daphnis Myzereum, bet bekende peper- boompje. Mizmor, (h e b r.), psalm. Mizrach, (h eb r.), oosten, oostzjjde. Daarheen wenden zich de Israelieten bij bet bidden. In Joodsche vertrekken hangt daarom aan den muur ter oostzijde vaak een schilderij of blad met bet opschrift Mizrach, en verdere emblemen. Mio, provincie, in bet Birmansche rijk. Mlo-Wnn, gouverneur eener pro- vincie, bij de Birmanen. Mnemon, g r. mnemoon, die een goed geheugen heeft. Bijnaam van Artaxerxes II, a° 105-359 v. C., koning van Perzie., wegens zijn kostlijk ge- heugen. Mnemonides, (g r.), de Muzen,. dochters van Mnemosyne (z. a.). Mnemosyne, (g r.), dochter van Uranus, godin van bet geheugen (als bron en steun voor alle wetenschap) ; daarom (bij Zeus) moeder van de Muzen. Moabit, hospitaal to Berlijn. Ook de stadswijk waarin dit gasthuis ligt; oorspronkelijk de naam van bet dorp, dat op die plaats lag. Mob-proof-cell, (e n g.), volkproef- eel (d. L bestand tegen bet gemeen, vgl. vuurproef, waterproef ), inrichting in de modelgevangenis to New-York; eene eel, MOBED. 750 MODIN. speciaal ingericht ter bescherming van gevangenen, die de volkswoede op- gewekt hebben en gevaar loopen gelynch t (zie Lynchen) to worden. Mobed, titel van den opperpriester der Parzen to Surate. Uit mogbed = opperhoofd der magiers of priesters. Zoroaster (7e eeuw v. C.) verdeelde de Magiers in herbeds (leerlingen), mobeds (leeraars), desturmobeds (volmaakte of volslagen leeraars). Mobilair vermogen, (hand.), contant geld, effecten, roerend goed; ook, de waarde der in eene fabriek ge- bezigde werktuigen en gereedsehappen. Mobile vulgus, (1 a t.), het wispel- turige yolk. Moeanda, brief je, waarop de negers aan de Congo (Afrika's westkust), een verbintenis sluiten van dienst voor een jaar of langer. Op dit brief je staan naam, diensttijd en loon vermeld. Mocassin, (am.), een Indiaansche schoen van zacht leder, welks zool niet stij f is. Mocea's, koffielepeltjes. Naar de Arabische stad Mocca, die de beste soort koffie levert. Moccoletti-corso, (it.), optocht met kaarsjes, die men van elkander tracht uit to blazen. - Moccolo = lieiitj e, eindj e kaars. Het diminutief moccoletto staat in de woordenboeken niet vermeld. Mode de Bretagne (A la -, een „oom of tante a la mode de Br." is een voile neef of nicht van den vader of de moeder. Voorbeeld : de wader van A is een voile neef van B ; diensvolgens is de vader van A een oom a la mode de Br. van de kinderen van B. Een neef (neveu, niet cousin) of eene nicht (niece, niet cousine) a la mode de Br. is de zoon of de dochter van een voile neef of nicht. Oorsprong onbekend. Modebulken, in de dageu van koning Frans II van Frankrijk (t 1560), aan het Hof, door kussentjes opge- vulde buiken, z. v. a. tournures (z. a.) van voren. Moderamen, (lat.), eig, besturing, leiding, regeling; kerkrechtelijke term voor bestuurs-college, aan hetwelk door een algemeene vergadering de leiding der zaken wordt opgedragen. Ongeveer gelijk aan dagel#ksch bestuur. Modern Athens, (am.), nieuw Athene, bijnaam voor Boston, wegens de hooge meening, die de inwoners van hunne stad hebben ; vgl. Athens of America, City of Nations, Hub (naaf ) of the Universe, Puritan City. Modern Athens, (eng.), nieuw Athene, naam voor Edinburgh, met bet oog op de Jigging op rotsen nabij de zee, ook in verband met de vele ge- leerde inrichtingen. Moderne orthodoxie, die tegen- woordige riebting der geloovigen, welke de geloofswaarheden der orthodoxie aanvaardt, naast de resultaten der mo- derne Bijbelkritiele. Moderne richting, nieuwe rich- ting op theologisch gebied, die de oude kerkelijke dogma's • ter zijde stelt, bet geloof aan wonderen, als onredelijk, verwerpt, den Bijbel en het Godsbegrip aan eene scherpe kritiek onderwerpt, enz. Een machtigen stoot tot bet ont- staan van die richting gaven o.a. de werken van Renan. Modia, zie Moeda. Modin, verbastering van bet Ara- bische woord Moadzdzin, naam van den persoon belast met bet afroepen van de verschillende gebedsuren of met de op- roeping tot bet gebed van de torens (minaret) der moskeeen. Waar Been minaret bij de moskee is en de afroe- ping dus wordt nagelaten geschiedt de bekendmaking van bet gebedsuur door bet slaan op een groote trom. J a v. bedoeg, m a l. taboe. Op sommige plaat- sen in Ned.-Indie is Modin ook de titel van een priester van ondergeschikten rang, op andere weer, speciaal waar groote moskeeen voorkomen, van een der bedienden aan dat gebouw verbonden. M6DJ6-WARNO. 751 MOELJE. Madia-Warns, samengesteld uit modjo, naam van een vrucht, die er als een appel uitziet en warno, wat bet. kleur, soort, dus : modjo's in soorten. Modjo- Warno, naam van een dessa of dorp op Java, in de residentie Soera- baja, afdeeling Nodjokerto. Modo, (lat.), onlangs. Bv. ,Gijs- bert Bock, modo Hoevenaer, d. i. G. Bock, die nog onlangs H. heette". Aldus in de Leenregistratuur en in oude ge- nealogieen. Modus acquirendi, (lat.), de wv . ze, waarop men iets verkr~gt. Modus operandi, (1 at.), de wijze, waarop men iets behandelt. Modus procedendi, (lat.), de w#ze, waarop men to werk gaat, han- delw#ze. Modus quo, (1 a t.), de wvijze, waarop (iets geschiedt) en die soms of keuring verdient, al is de zaak zelve to billijken. Modus vivendi, (la t.), eene wijze om (naast elkaar in vrede) to leven; d. i. eene schikking, . die twee strijdende partijen treffen om elkander voorloopig met rust to laten, totdat de zaak, waar- over de strijd loopt, uitgemaakt is. Moeda of Modda, Braziliaansche gouden munt van 4000 k 4600 reis = f 13.56. Moeda (Sultan -, Kroonprins. Moeder (0, mimne -, (t o o n.), zoogenaamde huilstukken, namelijk, die waarin voortdurend gelamenteerd wordt. Moeder de Gans, zie Gans. Moeder, zoo dochter (Zoo -, ontleend aan Ezech. XVI : 44. Moeltach, (n. h e b r.), verzekerd, belofte bezittend, vast hopend. Moeg, (a f r.), moede. Moeganda, zie Waganda. Moelik, zie Mouzjik. Moekanja matlan, tijgergezieh- ten. Uitdrukking der Atjehers. Moekim, (a t j e h), oorspronklijk a r a b., bet. feitelijk ingezetene eener plaats. Het is een district, waarvan de ge- zamenlijke inwoners in gene en dezelfde Moskee (missigit, z. a.) den Vrijdagsdienst bijwonen. In dezen zin vindt het woord Moeki m, dat geheel behoort tot de kerke- lijke indeeling, zijn beste equivalent in parochie, kerspel. Een Moekim omvat minstens vier dorpen (gampong, a t j i n. kampong). Een aantal Moekims to zamen vormt een Sagi, afdeeling of provincie. Het Atjelische rijk bestond oorspronke- lijk uit 3 zulke Sagi, die der combi- nation van 25, 26 en 22 Moekims ; maar deze cijfers wijzen op een vroe- geren toestand. Volgens den resident Van Langen, telt de Sagi der XXII Moekims, de vijandige streek ten zuid- oosten van onze stelling, tegenwoordig minstens 40 van zulke kerspelen. Dit- zelfde geldt voorts in mindere mate van de XXV Moekims, terwijl de XXVI M. nog steeds terecht den ouden naam dragen, wat hun aantal betreft. Aan het hoofd eener moekim (als district) staat de imen in (Imam), een gees- telijke, die als 't ware geplaatst is tusschen den oeleebalang (den heer des lands, het territoriale hoofd bij uit- nemendheid), en de kampongbesturen, waarin drie ambten op den voorgrond treden : de keutjhi, plaatsvervanger van den oeleebalang, de teungkoe, wien meer bepaald de naleving van den godsdienst- wet is opgedragen, en de oereneng toeka (m al. orang toeivah), wij zouden zeggen, „de ouderlingen". Moekims kehoen, (at j e h), rech- teroever der Atjehrivier, tegenover Lambaroe. Beduidt : ,de Moekims der geheimschrijvers". Moektze, (n, h eb r.), aan het ge- bruik onttrokken ; zaken, welke men als Israeliet op Sabbath en feestdagen niet aanraken mag. Moel ! (k, m. a.), mond houden! Moelle, zie Molo. MOENSANG. 752 MOF. Moensang, verbastering van moe- sang, zie Moesang. Moentjl, (b a t a v.), eene kinderlijke benaming voor tante, oudere zuster, vandaar ook wel inlandsche of Chinee- sche huishoudsters van Europeanen. Het gewone woord voor huishoudster is njahi (j a v. uitspraak njai). Moer, (a f r.), Jan Rap en zUn maat. Moeren, (b a r g., stud.), wegne- men, meepakken, afschroeven. Moerid, (a r a b.), leerling, discipel van een goeroe (inlandsch leeraar). Moertad, (a r a b.), renegaat, a, f val- lige. Moesang of moensang, een soort wilde kat, civet-kat. Moesar, (h e b r.), ernstige verma- ning, boetpredikatie. Moeshappers, spotnaam voor de bewoners van Anderen, bij Rolde, in 1)rente. Moesiik, (r u s s.), boer. Eig. kleine man, half mensch. Tot voor kort was die naam karakteristiek; want de zoodanige was lijfeigene van den grondbezitter, en kon evenmin als een boom verhuizen.Werd de inventaris van een goed opgemaakt, dan werd er in vermeld : zoo en zooveel boeren behooren aan de plaats. De boer behoorde met vrouw en kroost, met vee, huis en grond aan zijn beer. In 1861 werd de lijfeigenschap opgeheven; de moesjik werd na drie eeuwen ein- delijk heel mensch. Moesson, een met de afwisseling der jaargetijden van richting verande- rende wind, die bovenal langs de zuid- en oostkust van Azie wordt waarge- nomen, maar bij elk vasteland, dat aan zee grenst, voorkomt. In den winter is het een droge landwind, in den zomer een vochtige zeewind. Door deze vrij regelmatig afwisselende winden in Zuid- Azie de jaargetijden aangeven, w erden zij door de Arabieren met den naam mausim (= bepaalde tijd, jaargetijde), aangeduid. De moessons ontstaan door het verschil in verwarming van land en water in de afwisselende jaargetijden. Zij moeten wel onderscheiden worden van de possaten, die ontstaan door bet verschil in verwarming op lager en hooger breedte. Moet 911 gekeerd worden ? Uitdrukking, gebezigd tegen pokdalige personen, die to Meppel gaan wonen; zoo ook, ga naar Meppel en laat je keeren. Oorsprong duister. Moeti of moete, (b a t a v.), kralen, meer gebruikelijk is mani-niani, (s k r. mani = juweel). Mot, Ned. spotnaam voor de Duit- schers. Bij de verschillende hier to lande gegeven verklaringen van den oorsprong dier uitdrukking, dient ook de minder bekende uitlegging van sommige Duit- schers to worden gevoegd, Bernard von Balen, prins-bisschop van Munster, voerde namelijk in 1665, in vereeniging met Engeland, oorlog tegen ons land, en belegerde daarbij, gedurende den winter, met zijne troepen, die voor het meerendeel nit het land van Ems af- komstig waren, ook Rotterdam. Om zijne manschappen tegen de scherpe heer- schende koude to beschutten, deed hij handmoffen onder hen uitdeelen. De belegerden zouden dat als een bewijs van verwijfdheid der Duitschers be- schouwd, en deze daarom moffen genoemd hebben. En daaruit zouden de studenten van Gottingen, omstreeks 1830, ter aanduiding hunner makkers uit Emsland Muff hebben gemaakt, een woord dat allengs naar Oud-Hanover (Luneburg, enz.) en Oost-Friesland tegelijk met het woord Mu Erika voor de aangeduide streek, werd overgeplant. Men zegt ook soms Muffricaner. Zeer waarschijnlijk had von Bismarck bet woord Muffrika uit zijn studietijd onthouden, toen hij, zooals de nieuwsbladen toenmaals meld- den, in Maart '84, tegenover een Ned. diplomaat zou hebben verklaard, terwijl van eene mogelijke inlijving van Ne- derland sprake was : „Wij kunnen niet nog drie millioeti Hollanders gebruiken, die ons Duitschers ten alien tijde, als een aanhangsel van Muffrika, min- achtend hebben behandeld". MOFETIDS. 753 31OIIR E11 Z. Mofetlin (1lloufsim), (h e b r.), Zvon- derenz. Otuth oe-mofetim ! (ousous oe- moufsim !) teekenen en wonderen ! Zeldzame verschijningen ! Moffelen, in Overijsel een spel, dat men in Holland noemt kruis of must (zie ook Capita aut navir). Moffenchocolade, zie Boeren- kof fie. Mottech, zie Moeftaeh. Mofsim, zie Mofetim. l Iog, (n i e u w-p e r z.), magier (z. a.). Mogol (Groote -, zie Diamant. Mohair, (e n g.), eene stof van bet haar (e n g. hair) eener wilde geit in Klein-Azie, mo; vandaar mohair - haar der Angora-geit. Mohammed en de berg. Deze woorden hebben, volgens de legende, hun ontstaan aan bet volgende to dan- ken : Mohammed zou eens, ten aanhoore eener talrijke volksvergadering, een berg hebben bevolen tot hem to komen. Daar de berg echter onbeweeglijk bleef, riep hij op plechtigen toon uit : , Welnu, berg! aangezien gij niet tot Mohammed wilt ko- men, zal Mohammed zich tot u begeven." Mohammedaansche kalmte, fatalistische kalmte van iemand, die alles toeschrijft aan de macht van bet noodlot, dat hij niet vermag to bezweren, en die dus nimmer aan ongeduld toegeeft. Mohammed's paard, zieKcmieel. Mohammed's paradgs, bij bet meer Nicaragua in de vroeger Spaansche kolonie Guatimala ; door de eerste Span- jaarden aldus geheeten omdat een der vulkanen aldaar, de Macaya, eene gele stof uitwerpt, welke zij voor goud aan- zagen. Mohammed's paradijs nu, dat vol- gens de leer van den Profeet, den geluk- zaligen allerlei (zinnelijke) genietingen bereidt, levert niet alleen hoeri's (z. a.), maar ook overvloed van goud op. Mohammed's vrouwen, tien in getal. Vooreerst Kadidsja, eene rijke veertig jarige weduwe van den stam der Koreish, die reeds tweemaal gehuwd was geweest. Vijf-en-twintig jaar lang was zij zijne eenigste vrouw, maar bij Karen dood nam hij negen anderen, die hem allen overleefden. Deze negen vrouwen waren 1) Aiseha, dochter van Abu Bekr, slechts negen jaar oud, toen zij met hem huwde. 1)it was zijne -jongste en ineestgeliefde vrouw. 2) Sawda, vrouw van Sokran, en kindermeid van zijne dochter Fatima. 3) Heud, eene weduwe, acht-en-twin- tig jaar oud, die ook een zoon had. Zij was eene dochter van Omeya. 4) Zeinab, vrouw van Zeid, maar van haren man gescheiden, opdat de profeet haar tot zijne vrouw zou kunnen nemen. 5) Barra, vrouw van een jong Arabier en dochter van Al Hareth, opperhoofd van een Arabisehen volksstam. Vader en echtgenoot werden beiden in een veldslag tegen Mohammed gedood. Zij was eene krijgsgevangene. 6) Rehana, dochter van Simeon, een Joodschen krijgsgevangene. 7) Safiya, de verloofde van Kenana, welke laatste ter dood werd gebracht. Zij overleefde den profeet veertig jaar. 8) 0mm Habiba, d. i. moeder van Ha- biba ; weduwe van Abu Sofian. 9) Maimuna, een-en-vijftig jaar oud en weduwe, die al zijne andere vrouwen overleefde. Daarbij nog vijftien bijzitten, waarvan Mariyeh, moeder van Ibrahim, den zoon van den profeet, bet hoofd was. Deze zoon stierf, toen hij slechts vijftien maanden oud was. Mohikanen (De laatste der -, zie Laatste. Mohr hat seine Arbeit gethan, der Mohr kann gehn (Der -, de Moor heeft z#n werk gedaan, de Moor kan gaan, uit S c h i l l e r, Fiesco, III, 4 (veelal, verkeerdelijk : hat seine Sch uldigkeit gethan) ; woorden vol bitter- heid geuit door Muley Hassan, een Moor uit Tunis, als Fiesco, then hij zeer be- langrijke diensten bewezen heeft, voort- gaat hem als minsten knecht to behan- delen ; waaruit hij afleidt, dat Fiesco 48 aMOHUIL 754 MOL. hem niet naar verdienste zal beloonen ; III, 6, laat Fi6sco een beurs met goud vallen en geeft hem zijn afscheid, waarop de Moor eene vreeselijke wraak begint. Mohur, zilveren munt van bet rijk Nepaul in Engelsch Oost-Indie,ter grootte van een gulden. -, gouden moat in Voor- en Achter- Indie in verschillende soorten, van f 17.50 tot f 20.- Ned. Moi dis-le et e'est assez. Ter aanduiding van iemand, die uit zelf- zucht of verwaandheid alleen zichzelf ziet en tot iets in staat acht. Uit C o r- n e ill e's 111edie, I, 5. Oorspronkelijk behoort bet woord echter aan Seneca (Medea superest, 11, v. 166) toe. Men denke - voor edeler opvatting - aan Vliesridder Engelbrecht, zijn krijgs- devies getrouw• Tot aan zijn jongsten snik : ce sera moi, Nassau. D a Costa, 1648-1848. Moineaux (Jeter sa poudre aux -, (f r.), zUn kruid op musschen verschieten, d. i. veel moeite of geld aan iets van luttel beteekenis verspillen. H g d. Mit Kanonen au f Spatzen schies- sen = kanonnen op musschen losses. Moira, (gr.), aandeel, het toebe- deelde, naam van bet hondje, dat aan Erigone (z. a., g r. erigone = de vroeg- geborene, bet kind van den morgenstond) den weg wees naar den boom op den Hymettus, bij welken de moordenaars van haren vader (den Athener Icarius) bet lijk van dezen onder den grond gewoeld hadden. Als zij zich uit rouw had opgehangen, en bet hondje van smart was weg; ekwijnd, werd zij als Maagd, bet hondje als Hondster, aan den hemel geplaatst. Moire, (f r.), ten onrechte bij ons noire, met e; gewaterd, van zijden stoffen met vlammen in dezelfde kleur ; o. f r. marmoire, van lat. nnarmoreus d. i. ,gemarnierd; niet van mire, gelijk L i t t r d onderstellenderwijs beweert. Moire antique, (f r.), gewaterde of gevlamde (zware) zijden stof, in ouderwetschen trant. Moiren, der G rieken schikgodinnen, der Romeinen Parcen. G r. moira = deel; vanhier lotsbedeeling, eindelijk de persoon, die deze laatste toewijst. Zij heetten C14tho (de spinster), Lachesis (de bet lot toedeelende) en Atropos (de onafwendbare) ; gezamenlijk heetten zij bij Homerus de spinsters (kataklothes), omdat zij der menschen levensdraad sponnen, als dochters van den Nacht, of van Zeus (Jupiter) en Themis (de Gerechtigheid). Mokem, verbasterd van h e b r. ma- koom, plaats; zie Mokem. Groot Mokem = Amsterdam. Mokem ollef = Am- sterdam, de plaats, wier naam met een Alef (de eerste letter van bet Alphabet) begint; of wellicht ook: Stad N o. 1. Mokem reisi, (b a r g.), Rotterdam. Mokemolle, (b a r g.), Amsterdam. Mokemhei, (b a r g.),'s-Gravenhage. Mokke, (b a r g.), slech t vrouws- persoon. Mokke, die krabt = vrouw, die iets bergt in haar voorschoot. Mokkelbeis, (b a r g.), bordeel. Mokum, Groot-Mokum, (j o o d s c h-. h g d.), benaming van Amsterdam als stad der Joden bij uitnemendheid. Mo- kum = 1) ouderwetsche, met muren omgevene stad, 2) elke door muren in- gesloten plaats. De Joden to Berlijn en elders in Pruisen noemen de strafgevan- genis to Spandau Groot-Mokum, en die to Brandenburg Klei-n-Mokum. Augsburg beet Mokum-nzedine = landstad, Frank- fort a/d. Main Meilecht-mokum (koning- stad), Schaff hausen Bock-mokunt, Schweinfurt Chassermokum (zwijnen- stad), Freiburg Freiniokum, Hamburg Godehnokumn (groote stad), Basel Glock- mokum, Hildesheim Haringsmokum (bergstad), Brunswijk Knackmokum, Darmstadt Lowches mokum,Mainz Miau- mokum of Lerwischmokum, Straatsburg Stromokum. H e b r. mnakoom = plaats. Mol, zoetachtig licbt wit bier met weinig hop, in vroeger tijd hier in gebruik. MOLASSEa 75.E 3MOLINAS ENZ. Molasse, (a f r.), poel, oweras. Molasse, formatie van zandsteen en conglomeraten, die om den mond- rand der Alpen een zone vormt. De naam werd eerst in Waadtland als locale naam voor dit gesteente aange- nomen, doch werd later door de geo- logen algemeen gebruikt. De molasse- formatie in Zwitserland behoort tot het Oligoceen. Molboonen, zie Booneters. Moldiviseh goud, de schelpjes w elke aan de G oudkust door de Negers in plaats van kleingeld of pasmunt ter betaling gebriiikt worden. Mole de Gnulolote, kalkoen be- reid met Spaansclie peper, tot eene brijachtige massa. Het rationale gerecht in Mexico. Molenaarskind (Het -, de ver- meende zoon van Jacobus II van En- geland, zie Jacobieten. Molenban, zie 111aalstad. Molenbeker, beker van glas of zilver of van beide gemaakt, die, omge- keerd, een molen vormde, waaraan een blaasbuis verbonden was. Blies men in de buis, dan begonnen de wieken van den molen to draaien. Molenilzer, (w a p.), vierkant mid- denstuk, eveneens vierkant doorboord, en waarvan vier evenlange armen uit- gaan, bijna altijd in schuinkruis (z. a.), geplaatst. Moleskin, (eng.), katoen, zacht als „moleskin", d. i. een mollehuid ; van e n g. mole (mol) en skin (huid). Vgl. buckskin van buck (bok) en skin (huid), en doeskin van doe (ree) en skin (huid). Molest, zekere rampen, die aan een schip of de lading overkomen en waar- voor de zeeverzekeraar aansprakelijk is, tenzij in de polis de clausule vrU van molest is opgenomen. Molesteer, (a f r.), plagen, kwellen; eig. molesteereii, d. i. molest aandoen. Molette, (f r. w a p.), zie Spoorrad. Moliere, avec raison, consul- tait sa servante, (f r.), met recht raadpleegde Moliere zUn dienstmaagd. ITit de Mitroman i e van P iron (1689- 1773), II, 8 (of in latere uitgaven 11), waar de knecht Mondor dat zegt, als zijn meester Damis zich er over ver- wondert, dat de eerste op een gelukkig denkbeeld is gekomen. Het feit zelf is overigens door Boileau, in diens Re- flexions critiques sur quelques pas- sages de Longrin, en wel, op grond eener mondelinge mededeeling van Mo- liere, gestaafd. De naam van des dich- ters dienstmaagd is dan ook terecht door de geschiedenis bewaard gebleven (zij heette La Forest), zooals zij door Barge, Radet en Desfontaines, in een comedie-vaudeville werd vereeuwigd, die den Seri Januari 1803, in den Vaudeville- schouwburg to Parijs voor 't eerst werd opgevoerd. Moliere (De Italiaansche -, C a r l o G o l d o n i (1707-93), die een groot aantal klucht- en blijspelen ge- schreven heeft, waarvan een in het Fransch le bourru bienfaisant als „de weldadige knorrepot" ook op ons tooneel in de 18e eeuw een bekende was. Moliere (La inaison de -, (f r.), het huis van Moliere. Zinrijke benaming van het Theatre-Francais (z. a.) to Parijs. Moliere met het penseel (De -, de karikatuur-zedenschilder Wil- liam Hogarth (1697-1764). Moliere-schoenen, schoeisel, zoo- wel voor mannen als vrouwen, dat hoogstens tot aan de wreef reikt en van voren met een veter of lint wordt gesloten. Zoo genoemd, omdat schoenen, in hoofdzaak van lietzelfde model, ten tijde van Moliere werden gedragen. Molik, een mensch met een onaan- genaam uiterlij k , vogelverschrikker ; van ~lloloch (z. a.) ; h g d. Molch. Molinas de viento acometer, (s p.), tegen windinolens vechten, C e r- v a n t e s, Don Q u vote I, 8; de dappere MOLKWERUM. 756 MOMBEIt. Don zag in de verte windmolens en hield die voor reuzen, waarop hij tegen hen inreed en ter aarde werd geworpen. Men zegt dit van personen, die een denkbeeldig gevaar bestrijden, of wel zoeken to veranderen, swat niet veran- derd kan worden. Molkwerum (Zoo verward als -, spreekwoordelijk gezegde ontleend aan den onregelmatigen bouw in bet dorp Molkwerum, waar de huizen ver- ward door elkaar stonden. Het verkreeg daardoor den naam van Friesche doolhof ". Molls, eig. mauls, (a r a b.), met Turksche uitspraak mewla, heer. Titel van de kadi's van groote steden, opper- rechter, wetuitlegger. Mollen, spotnaam voor de inwoners van Schermerhorn, naar aanleiding van den mol, voorkomend in het gemeente- wapen. Mollerianen, in Denemarken, of Bornholmers, naar het eiland Bornholm, waar de beweging begon der sekte die zich zelve ,Lutliersche Zendingvereeniging noemt ". Trand- berg, leerling van Soren Kierkegaard (t 1855), tegenstander van het offi- cieele Christendom, denker en navol- ger van Christus, die elk individu op zichzelf tot eene Christelijke persoon- lijkheid wilde maken, in alles zijnen Heer gelijk; begon in 1860-67 zijne opw ekkingsprediking,beginnende uitdrei- gingen met wet en hel, en werd hierin overtroffen door een smid Christian M o 11 e r. Deze vertaalde de preeken van den Zweed Roscenius in het Deensch, onder den titel Geheimenissen -in Wet en Evangelie, een boek, dat weldra de tweede Rijbel werd voor de 13orrihol- mers, en voor lien de beteekenis kreeg, die de overlevering heeft voor de Room- schen. De vrije en onverdiende genade in Christus stellen zij als den eenigen grond van heil en zaligheid voorop, en maken, om aan Christus alle eer to geven, den mensch en het menschelijke tot een gruwelijk duivelsbeeld. Molly maquires, (am.), geheime vereeniging in Pennsylvania, die in 1877 uiteenging, nadat de aanvoerders ont- hoofd waren. Ze terroriseerde bet gansche district en beging verschei- dene afschuwelijke moorden. De naam ontstond naardien hare leden bij het volvoeren hunner plannen, als vrouwen gekleed gingen. Molo of moelle, (hand.), haven- dam of havenhoofd. Moloehsdienst, zie Gehenna. Moloch (Hand. VII : 43) is eene onjuiste uitspraak voor 1Molech (h e b r.) = re- geerder afgod der Kanaanieten, de- zelfde, then dePheniciersenKarthagers als Baal (z. a.), o. a. met menschen- en kinder-offers vereerden. De slachtoffers werden op de armen gezet van het beeld en vielen in de borst er van neer, die vol vuur was. Men duidt dan ook een wreeden dood aan door to spreken van de Molochsarnien des floods. Molossns, d. i. niolossicics canis = bulliond. Molossie was een deel van Epirus. Zulke honden komen als jacht- honden in de blijspelen van Plautus voor. Moltke (De Japansche -, de veldmaarschalk Y a m a g a t a, t -Dec. 1894, in den oorlog met de Chineezen over de vrijverklaring van Korea; naar Graaf von Moltke, den veldoverste van wijlen keizer Wilhelm I in den Fransch- Duitschen oorlog. Molton, (f r.), zachte, dikke wollen stof, waarv an ineestal dekens vervaardigd worden; van f r. m)rollet = heel zacht. Mom (Brunswilker -, een zwaar, koppig soort bie)-, het eerst bereid in Brunswijk in 1492, door den brouwer Christiaan Mumme. Momber, voogd Ook ,nomber- heer, als 't een edelman gold. Zonder dezen mochten de vrouwen nooit in zaken en officieele stukken optreden; hij zegelde met haar of teekende voor haar. Waren zij gehuwd, dan kozen zij Karen echtgenoot als zoodanig ; waren zij weduwen of ongehuwd, dan stelden zij eenen harer naaste bloedverwanten MOME. 757 MMON ENZ. daartoe aan. Vanhier de benaming mmiom- boir- of weeskamer•s, letterl. ,kamers" of „collegian tot beheer van voogdij- schap". De momber eener gansche pro- vincie was z. v. a. de tegenwoordige procureur-generaal. - Uit mondbaer (momboor), d. i. mondbaer, -boor, z. v. a. monddrager = woordvoerder ; vanhier zaakbehartiger. In oude MS.-acta van Synodale vergaderingen leest men soms, dat een der leden vroeg aan iemand, die een verzoek kwam doen, of hij niet een mond (zaakbepleiter) had; mond verkort uit h g d. G ormund (voogd). M8me, (f r.), in de gemeenzame taal, een -we( jongen, een kind. Moment psychologique, (f r.), het psychologisch juiste oogenblik. Hoe- wel dat woord in Frankrijk vaker dan in Duitschland wordt gehoord, is bet op Germaanschen bodem geboren. Het werd toch in de eerste helft der maand December 1870, in een opstel der Schlesische Zeitung gebruikt, waarmede dat blad de vertraging der beschieting van Parijs, gedurende den Duitsch- Franschen oorlog (1870-71), daarmede trachtte to verklaren, dat bet daartoe geschikte tijdstip nog niet scheen to zijn gekomen. Momus, naam der bekende groote Societeit to Maastricht. Mornus was bij de Grieken en Romeinen de god van den nijd en den spot, ook wel der narren of vroolijke snaken, zoon der Nachtgodin en van den Slaap ; hij bedilde de werken der goden, o. a. berispte hij bet, dat in de borst van het menschelijk lichaam vensters ontbraken, waardoor men zien kon wat binnen in bet hart was. Het Gr. woord mdrnos bet. berisping, hoon. Momusinnekes, vrouwelijk van inomussen, de dames, echtgenooten of dochters der leden van Momus to Maastricht. Mo-nalsehoch of mimo-naf- schoch, (n. h e b r.), hoe ook uw wensch is, in ieder geval. H e b r. nefeseh = ziel (als zetel der aandoeningen), be- geerte, wensch. Mon, (a t j e h), vUver, put. Mon- pandjang = de lange v#ver (naam eener versterking bezuiden Lambaroe). Mon acte de naissance est vienx... et non pas mol? (f r.), min geboorte-acte is oud ... en ik niet ? Woorden, onticend aan F a u r, den secretaris van Richelieu in zijn blijspel Confident par hasard, voor bet eerst opgevoerd in 1801. Monefsehaeh, zie Monaafschach. Mon gendre, tout est rompu 2 (f r.), min schoonzoon, alles is uit ! Labiche en Marc-Michel, Uncha- peau de paille d'Italie. Voor bet eerst opgevoerd 14 A ugustus 1851. Mon onele ne dira rien, mals e'est ma tante qui ne sera pas contente, (f r.), min oom zal niets zeggen, maar mijn tante zal er niet mede tevreden z#n. Eugene Grange en Lambert Thiboust, la MarMe du Mardi-Gras (1861), waarin die vol- zin bij herhaling voorkomt. Groseillon, een boeren-lummel, herhaalt die woorden elk oogenblik, min of meer gewijzigd. Mon siege est fait ! (f r.), rn#n beleg is gereed, woord van den abbe V e r tot (1655-1735), den meergeestigen dan waarheidlievenden schrijver van Revolutions du Portugal, Revolutions romaines en Histoire des Chevaliers hospitaliers de Saint-Jean de Jiru- salem (1726). Hij verwachtte meer van zijne verbeeldingskracht dan van bet onderzoek van historische bronnen ; en vandaar bet verhaal, dat hij boven- staande woorden gezegd z6u hebben tot iemand, die hem nadere bijzonder- heden kwam brengen aangaande bet beleg van Rhodes, in het laatstgenoemde werk voorkomend. 1)e waarheid is, dat zijne beschrijving al of was, dat hij zich dus van een ongewenschten brenger van weinig betrouwbare mede- deelingen wenschte to ontslaan. Mon verre West pas grand, mass ie bois dans mon verre, (f r.), min glas is Wet groot, maar ik drink er nit. M. a. w. ik heb weinig MONACOS. 758 MONEY ENZ. talent, maar 'k woeker met hetgeen ik bezit. Uit de opdracht aan Alfred T.(attet) van het dramatisch gedicht la Coupe et les levres, van Alfred d e M u s s e t (1810-57). Het gezegde wordt aange- haald, om to kennen to geven, dat men zich tevreden stelt met bet weinige, hetgeen men bet zijne mag noemen. Monacos, (f r.), in de gemeenzame taal good- of zilvergeld. Vroeger was een monaco een eenstuiversstuk nit be t hertogdom van dien naam, en dat in Frankrijk geen wettigen koers had. Allengs heeft het, in bet aangeduide meervoud, met bet oog op de gelukspelen in dat landje, de boven aangeduide beteekenis verkregen. Monade, van g r. monas (2e nmv. monados) = eenheid, bet enkele, ondeel- bare. Monaden = uitvloeisels van den Wereldgeest [de nnonas monadum = God (volg. Leibnitz t 1716) ], geestelijke krachten of zielen, (onliehamelijke we- zens, van elkaar in graad, niet in soort onderscheiden). In de vereeniging van een oneindig aantal monaden ziet Leibnitz liet heelal. Monadologie, leer der snonaden (z. a.). Ze heeft een d ynamisch karak- ter, in onderscheiding van het atomisnne = mechanische natuurverklaring. Monarch (De groote -, zie Grand. Monarque (Le petit -, (f r.), letterl. de kleine allee)iheerseher. Aldus noemt men schertsend in Frankrijk een eenig kind, als eenigen erfgenaam zijner (rijke) ouders. Gr. nionarches, -chos = alleenheerscher, nit nionos (alleen), en archein (regeeren). Mon-byou, (f r.), min juzveel. De schrijftrant ,Monbyoux" deugt niet. Fantasienaam van een groot landgoed met kasteel, to Berlijn,dat de Groote Keurvorst in 1657 aan zijne gemalin Louise Henriette schonk, en in politieken zin met de stad verbond. Daar weed voor 't eerst in de Mark de aardappelteelt ingevoerd, en de groote melkerij opgericht; zie bij Holldnderei. In 1868 werd in dit slot eene Hohenzollern-tentoonstelling gehouden en sedert is bet Hohenzollern- museum (verzameling souvenirs van de leden dezer dynastie) er gevestigd. Mond (Den - anbellen, (h g d.), de maan aanbla ffen, m. a. w. op iemand schimpen, dien men onmogelijk kan bereiken. Naar de veelverspreide fabel van een onbekenden schrijver Der Mops and der Mond, waarin de hond, woe- dend, omdat hij, door de duisternis misleid, in een kuil is gevallen, de maan aanblaft, ,die glimlachend Karen loop vervolgt". F r. aboyer a la lime. Mond (Es kann Ia nicht im- mer so bleiben, Hier enter dem wechselnden -, (h g d.), hier, in den veranderl#ken tjjd, kan 't niet altjjd zoo blijven. Aanvang, in eenigszins gewijzigden worm, van een zeer bekend lied van K o t z e b u e, muziek van H i m m e 1, eerst (1802) Gesellschaftslied en later Trost bei nt Sch ei d eat getiteld. Monde, (f r. w a p.), r#ksappel (z.a.). Monde ilnira, pas lei (Le -, (f r.), de ivereld zal vergaan, inaar hij Wet. Woord van Stephanie Mal- l a r m e,naar aanleiding van bet in Januari 1897 door hem in le Figaro herdacht 100-jarig bestaan van den hoogen hoed, de zoogenaamde kachelp#p. De hooge hoed is echter veel ouder, want reeds op eene schilderij van Quintijn Metsijs komt een man met een hoogen hoed voor. Monde ou l'on s'ennuie (Le -, (f r.), de wereld, waarin men zich ver- veelt. De groote wereld, de klasse der aanzienlijken, waar conventie en vor- melijkheid beslissen, naar den titel van P a i l l e r o n's (geb. 1834) blijspel in 1881 voor 't eerst in bet Theatre fran- cais opgevoerd. Mondial, (f r.), iets, dat bestaat of over de geheele wereld verspreid is. Money (My son, get-, honest- ly it you can, but get money, (e n g.), min zoon, zoek geld to verdie- nen, zoo niogel#k op fatsoenlijke mna- MONEYMAKER. pier, maar zoek (in Elk geval) geld to verdienen. Raad van een Schotschen landheer aan zijn zoon. Moneymaker, geldmaker, een man van zaken, die voor uiets oog heeft dan handelszaken en geldverdienen, langs welken weg ook. Monisme, van g r. monos (alleen, eenig), stelsel van eenheid, het tegen- overgestelde van dualisme (z. a.), vol- gens hetwelk er op kosmologisch, an- thropologisch en ethiscli gebied geene twee op zichzelf staande met elkaar strijdige beginselen zijn. God en de we- reld bijv. kunnen wel van elkander onderscheiden, maar niet afgescheiden w orders, enz. I)e zonde is niet in strijd met de heiligheid Gods, omdat ze geen beginsel is, maar eeu niet-zijn, een doorgangstijdperk in den ontwikkelings- gang van den menseh, om tot het waar- achtig goede to komen. Prof. 0 p z o o- m e r kenschetst het monisme (of natu- ralisme) als moderne theologie (z. a.). Monitor, voorganger, raadgever ; in de scholen van 't wederkeerig onder- `vijs (vgl. Bell-Lancastersehe methode), de leerling, die met het onderricht van een zeker getal zijner medescholieren belast is. Monitor, pantserschip van plaat- ijzer, zonder masten, dat enkel door de stoommachine wordt in werking ge- bracht, in 1861 voor 't eerst gebouwd. De grootste monitor hier to laude is de Reinier Claeszen, die in oorlogstijd eene bemanning heeft van 151 koppen; in 1890 en '91 to Amsterdam op 's Rijks werf gebouwd. Naam van marineschepen hier to laude: De naam is ontleend aan den eigennaam van een oorlogsschip ; in den oorlog tusschen de Noordelijke en Zuidelijke Staten van N.-Amerika had er een verwoed gevecht plaats tusschen twee pantserschepen : de ,_ ler- rimac" en de ,Monitor". Ret 1 a t. woord bet. vermaner, waarschuwer. De mo- nitor in 's menschen binneuste = het geweten. Monitoriales, (h and.), maan- brieven. MONNIKENLATIJN. Monlet. B a t a v. uit 't S o e n d a- n e e s c h bet. do gewone kleine aap; slechts Europeanen duiden met monjet den aap in 't algemeen aan. De inlan- ders duiden met hunne diverse bena- mingen van apes steeds bijzondcre soorten aan en geven geene genus-names, b.v.: monjet, eene kleine apensoort; loetoeng, soort van slankaap, semno- pithecus maurus; siamang, een zwarte langharige apensoort; sintpai, een roode of bruine langharige aap; voorts tjiga, tjipei, bohroe, kerra, enz., alle bijzondere species van apes. Monkey-Wrench Distriet,(am.), het 3e Congres-district (kiesdistrict) van Iowa (1890), zoo genoemd naar den norm van het district, dat op een aap lijkt; de vorming van dit district wordt aangehaald als een nierkwaardig staaltje vAn ,gerry-mandering" (z. a.). Monkir, een der twee doodsengelen (de andere heet Nitkir), die de dooden in de graven ondervragen, alvorens zij tot den hemel worden toegelaten. Monnaie de Singe, zie Apen- munt. Monnaie$ mnettes, stomme mun- ten, kleine zilveren stukjes in de Middel- eeuwen, o. a. in Vlaanderen inheemsch, zonder opschriften, enkel van een kruis, een leeuw, een ruiter, eene lelie enz. voorzien. Monniken-knie, groot gezivel aan eene der knieen, door 't aanhoudend knielen bij het gebed op den vlakken grond veroorzaakt. Monnikenlatiln, het Latijn van monniken, die, niet in 't classiek Latijn der oude Romeinen geoefend, vaak of Latijnsche woorden smeedden of aan woorden uit hun moedertaal en omgeving een Latijnsche tint gaven, om ze alzoo voor classiek Latijn to doen door-man. De Duitschers ge- bruiken in dezelfde beteekenis Kiiehen- latein, Klosterlatein, Kuttenlatein, of ook wel Tdpferlatein (Saksen), wegens de dikwerf zonderlinge inschriften van potten, enz. 759 MONNIKENTOER. 760 MONSIEUR DE LA PALICE. Monnikentoer, ook monniken- werk, moeilijk werk, dat niet veel nut geeft, geduldwerkje, naar de dikwijls haast onmooglijk geachte werken van boete, die de monniken zich getroostten en die somtijds bij wijze van beproeving of penitentie werden opgelegd. Vgl. Jodentoer. Monnikentroeters, spotnaam voor de inwoners van Monnikendam, troeter of trotter is kiiieraar; maar troet is bra. Monolatrie, dienst van den eenen God; g r. latreia toe monoe theoe. Vele Christelijke kerkvaders waren monola- tristen, terwijl zij tevens geloofden aan bet bestaan der Heidensche goden. MonOme, (f r.); een aan een acliter elkander loopen, vooral bij zekere be- toogingen der Fransche studenten ge- bruikelijk. Men zegt ook marcher et la file indienne; hgd. Glinsemarsch. Monpandiang, zie Mon. Monophysieten, belijders van eene natuur in Christus, die leerden, dat nml. zijne goddelijke natuur zij ne menschelij ke zuo geheel doordrongen had bij zijne menschwording, dat ze beiden slechts eene natuur uitmaakten. Van g r. monos (enkel, alleen) en phusis (natuur); zie Jacobieten. Hiertegenover stonden de Dyophysieten, belijders van twee af- zonderl ke naturen in Christus, nml. eene goddelijke naast eene menschelijke. Van duo (twee) en phusis (natuur). Monopolie, (h and.), allee•nhandel, bet reeht tot den alleenhandel. Monotheleten, (gr.), kerkelijke partij der 7e eeuw, die wel twee naturen doch slechts een wil (thele)na) in Christus erkende. Dit was in strijd met de heer- schende leer der kerk, dat in Christus overeenkomstig zijne twee naturen ook twee willen zijn, maar dat de men- schelijke wil zich steeds naar den goddelijken wil heeft gevoegd. Uit de overblijfselen der Monotheleten ontstond de secte der Maronieten (z. a.). Monroeleer, (a m.), de leer, dat de V. S. bet gevaarlijk achten voor hun vrede en veiligheid, dat Europeesche mogendheden eenigerlei poging aanwen- den om haar macht in bet Westelijk halfrond uit to breiden; hunnerzijds onthouden zij zich van alle deelneming aan de staatkunde van bet Oostelijk half- rond. Naar James M o n r o e (1758= 1831), vijfde president der V. S. in diens boodschap aan bet Congres van 2 De- cember 1823. Eenige maanden to voren was die leer echter reeds door Jefferson, in een uitvoerig, aan Monroe gericht schrijven ontwikkeld geworden. Monsieur de Crac, bet Fransche evenbeeld van den baron K. F. H. von Miinchhausen (geb. 1720), die er van hield, zijne vrienden allerlei zonderlinge, ongeloofelijke avonturen als ware, door hem ondervonden ontmoetingen te. ver- halen. In 1783 deed iemand, naar men vermoedt R. E. Raspe (1737-94), to Londen een verhaal daarvan, onder den titel Baron Miinchhausen's narrative of his marvellous travels, enz., ver- schijnen, waarvan Burger twee jaar later eene Duitsche vertaling uitgaf; van dit boek verschenen een aantal min of meer gewijzigde herdrukken en ver- tolkingen, ook in onze tAal. leer waar- schijnlijk heeft bet aangeduide werk Monsieur de Crac in bet leven geroepen. Immers, zoover men weet, komt diens naam eerst in 1791, d. i. acht- jaren na de verschijning van bet aangeduide Engelsche boek, in eene comedie van Collin d'Harleville, M. de Crac dctns son petit castel, voor. Overigens heeft bet Engelsche werk, of liever diens vertaling bet Duitsche woord Miinch- hausiade, voor een potsierlijken bluf doen ontstaan. Daarentegen was bet fr. woord craquer = liegeri, om iemand to bedotten, reeds in bet begin der 18e eeuw in de volkstaal bekend. Bovendien zegt men nog heden craque voor eene leugen bestemd om er iemand to laten inloopen,, en craquer•ie voor hot begaan van soortgelijke onwaarheden. De aan- gehaalde Fransche uitdrukkingen komen overigens van bet Eng. woord crack onwaarheid, bluf, bluffer, grootspraak. Monsieur de la Palace, (f r.), in de uitdrukking : zcaarheden A la MONSIEUR DE PARIS. 761 MONTAG ENZ. Palisse, gelijk verkeerdelijk gespeld wordt. Dergelijke waarhcden zijn bij voorbeeld Monsieur de la Palice est mort ; Mort devant Pavie, Un quart d'heure avant sa mort Il etait encore en vie. Waarmede zij bedoelden : nog zeer kort voor zijn dood toonde hij waarlijk to leven, door zijn moedig vechten. Dit was dus inderdaad een welgemeend lied, dat eenvoudige soldaten zongen ter eere van hun vergoden aanvoerder, den maar- schalk Jacques de la Palice, wiens wapenroem onder Karel VIII, Lodewijk, XII en Frans I, geheel Frankrijk ver- vulde. Hij was o. a. de held van Marig- nano, en sneuvelde in 1525 voor Pavia. De soldaten hebben blijkbaar niet be- grepen, hoe belachlijk bet vers, op den klank af, luidde ; en terwijl de maar- schalk als een legendarische held ge- roemd en vereerd werd, raakte bet liedje in vergetelheid, totdat L a M o r- m o i e (1641-1728) bet daaruit opgroef en er zooveel coupletten bijvoegde, dat er wel vijftig ontstonden. Sedert betee- kent viriti a la Palice of Palisse een- voudig eene waarheid als een koe. Monsieur de Paris, (f r.), de beul of scher prechter. Monsieur Dimanche, (f r.), mijn- heer Dimanche, de type van den be- deesden schuldeischer, den geduldigen koopman. Naar den persoon van den- zelfden naam in Molieres Don Juan. Hij wordt door dezen zoo met beleefd- heden overstelpt, dat hij niet aan bet woord kan komen, om betaling van bet hem verschuldigde to verlangen. Hij is ten laatste zoo overbluft, dat hij zelfs eene uitnoodiging van Don Juan, om met hem to soupeeren niet durft aannemen en zegt to willen heengaan. „Fluks, fluks, een kaars, roept D. J., om mijnheer Dimanche uit to laten." Monsieur Prudhomme, type van een deftig burgerman, die heel mooi weet to praten, in 1830 door H e n r y M o n n i e r geteekend in de Scenes po- pulaires dessinies u la plume. Het is de belichaming dier lieden, die hun heil zoeken in holle snorkende frasen, bana- liteiten en gemeenplaatsen. Op bet tooneel gebracht o. a. in Grandeur et decadence de M Joseph Prudhomm a van M o n- n i e r en N a e z, voor 't eerst in !'Odeon op 23 November 1852. Monsterrol, geschrift, waarbij de aanmonstering geschiedt, d. w. z. de huurovereenkomst tusschen den schipper en de schepelingen gesloten wordt ; ook 3-maandelijksche schriftelijke verant- woording van geld en brood bij bet leger op to makes door de staven, compagnien, escadrons en batterijen. Monsterverbond, samenkoppeling of verbintenis tusschen lieden of par- tijen, ongelijksoortig door geboorte, ge- loofsbelijdenis, enz. Wordt vooral om- trent staatkundige partijen gebezigd, die geheel verschillende beginselen verde- digen maar tijdelijk samengaan. Monstrans, (r. k.), ook remonstrans of venerabile, een altaar-sieraad, ge- woonlijk van verguld koper of zilver, waarin de hostie wordt vertoond en in processie rondgedragen, dikwijls in den vorm van een torentje, soms in then van een stralenkrans of zon. Van lat. monstrare (toonen) ; ook ostensorium genoemd, van ostendere (toonen). Monstrueux, (f r. w a p.), beet een dier,wanneer 't een menschenhoofd heeft. Monstrum eruditionis, (1 a t.), een monster van geleerdheid. Monstrum horrendum, (lat.), een a fgr~sel#k monster, ook wel monstrum ingen, een ontzettend monster. Ontleend aan V e r g i 1 i u s, Aeneis 3, 658, monstrum horrendum, informe, ingens, een verschrikkelijk, wanstaltig, ontzettend, groot monster (beschrijving van den cycloop Polyphe- mus). En zoo 4, 181, monstrum horren- dum, ingens, van de Faam. Montag (Blauen - machen, (h g d.), den Maandag als rustdag be- schouzven. Die uitdrukking schijnt to zijn ontstaan uit de gewoonte, die men vroeger had, om op den Maandag, die aan Aschdag voorafging, de kerken met MONTAGNARDS. 762 MONTER ENZ. blauw laken, als symbool der boete- doening, to beliangen en den dag met groote opgewektheid to vieren. Montagnards of leden der Berq- partjj, de uiterste democratische partij ge- durende de eerste Fransche Omwenteling, bestaande uit de Jacobijnen en de Corde- liers, die in 1793 en '94 in de Nationale Conventie bet gezag in handen hadden. Hunne voorgangers wren Danton en Robespierre, maar onder lien waren Marat, Couthon, Thuriot, St. Andre, Legendre, Camille Desmoulins, Carnot, St. Just en Collot d'Herbois, de mannen die bet schrikbewind invoerden. Uiterste radicalen worden nu nog in Frankrijk wel eens montagnards genoemd. Montagne Russe, (f r.), Russische berg, z. v. a. Rutschbaan (z. a.). Montanisten, christelijke sekte, uitgegaan van M o n t a n u s, geb. to Ardaban (in Mysie), op de grens van Phrygie, die bet eerst to Pepuza omstr. 150 optrad, als een door den Parakleet (z. a.) gezonden profeet, eene nieuwe uitstorting des Heiligen Geestes toezeg- gend. Door deze zou de Kerk de door Jezus' Apostelen voorbereide volko- menheid bereiken. Zijnen aanhangers, die zich Pneumatici (door den Geest gedrevenen) noemden, prees hij de stipt- ste ascese (ingetogenheid) aan, terwijl hij zeer strenge kerkelijke tucht oefende. Tertullianus, presbyter to Carthago, f 220 als Montanist (naar men wil), werkte de stellingen van bet Monta- nisme theoretisch uit. Montant, (f r. w a p.), croissant. Montecchi en Capuletti, in Shakespeare, Romeo en Julia, de twee geslachten, die met elkander in erfelijke vijandschap leefden, en van- daar als type van partijtwist tussehen twee huizen gebruikt. Montecitorio, bet Par-leinents- gebouw to home. Montefiore, (it.), bergbloem. Naam eener weldadigheids-vereeniging to Am- .sterdam tot ondersteuning van weduwen en weezen ; bier zonder onderscheid van gezindte. Naar Sir Moses M o n t e f i o r e (1784-1885) bankier te Londen, schatrijk filantroop, die ontzaglijk veel voor zijne Israelietische stamgenooten gedaan heeft. In noordelijk Galilea, de Meromvlakte, stichtte hij groote dorpen voor Joden. Hij was lid der synagoge van de Spaan- sche en Portugeesche Joden to L. Als sheriff van L. in '37 in den ridderstand verheven, in '46 baronet. Te New-York bestaat een Montefiore-asyl voor lijders aan slepende ziekten ; op Curacao en to Philadelphia een Fonds-Montefiore; to Cincinnati een leerstoel bij bet He- breeuwsch college; to Cleveland een Tehuis voor bejaarden en gebrekkigen, dat zijn naam draagt. De Prix Monte- fiore legt den bekroonde de verplichting op om eene studiereis in bet buiten- land to maken. Montenotte. De adeldom van den eersten Consul dateert van Montenotte of van den 18n Brumaire. Repliek van Napoleon Bonaparte, toen hij eene ge- nealogie zag, door vleiers opgemaakt, waarin wend verteld, dat de familie Bonaparte aan de oude Noorsche koningen verwant was. Bij Montenotte (in Cuneo of Coni, Piemont) versloeg Napoleon in 1796 de Oostenrijkers. De 18e Brumaire (9 Nov. 1799) was de dag der omver- werping van bet Directoire, toen N. oppermachtig werd. Monter au capitole, (f r.), naar bet kapitool opgaan, m. a. w. zegevieren. Naar bet gebruik der legeraanvoerders van bet oude Rome, om, hadden zij eene overwinning behaald, naar bet kapitool op to gaan en, onder de toe- juichingen des yolks, aan de goden to offeren. Gemeenlijk worden die woorden echter slechts spottenderwijs op hen toegepast, die alleen in hunne verbeel- din; zegevieren. Monter sur ses Brands che- vaux, (f r.), letterl. zijne groote paar- den best#gen, m. a. w. opvliegen, drei- gen. In de Middeneeuwcn bezigden de ridders twee soorten van paarden, nl. le palefroi (van bet Latijnsche paravere- dus. postpaard) en le destrier (de stal- meesters voer den bet toch ad dexteram, MONTEI ENZ. 763 MONTYON (PRIX). aan hunne rechterzijde), bet oorlogs- paard. Het laatste was het sterkste en grootste. Vandaar ook eheval de ba- taille, voor een argument of onder- werp, waaraan men de grootite waarde hecht. Vgl. op z~[n paardje zoo. Monter un bateau A quel- qu'un, (f r.), in de gemeenzame taal, iernand iets belaehelijks op de moan' spelden. Vroeger vooral zeide men ook faire un bateau. De uitdrukking komt van een gezelschapsspel, dat in de tweede helft der 18e eeuw, misschien reeds vroeger, in Frankrijk in zwang was. Men word daarbij geaclit, zich in een vaartuig to bevinden, dat op 't punt stond schipbreuk to lijden, tegelijk met twee personen, die den speler dierbaar waren, doch waarvan hij sleclits een kon redden. En nu moest hij zeggen, welke van beiden hij aan de golven zou ontrukken. Men kent zelfs uit een schrijven eener hofdame van 1773, bet snedig antwoord der gravin A. Zij werd geacht zich met hare moeder, door welke zij niet was opgevoed, en die zij zoodoende nauwelijks kende en hare schoonmoeder, welke zij innig beminde, to hebben ingescheept. En zij antwoordde ,Ilk zou mijne moeder redden, en mij met mijne schoonmoeder verdrinken". Montes auri polliceri, (lat.), T e r e n t i u s, Phor•mio, 1, 2, 18 (68), Gouden bergen beloven. Montezuma-horloge, eent ont- zaglijk stuk basaltrots in Montezuma's rijk (Mexico) gevonden, waarin beeld- werk gehouwen was, dat de verdeeling van den tijd bij de oude Mexicanen aangaf. Montezuma was de laatste koning aldaar, die door Cortes gedwon- gen werd zich als vasal van Spanje to verklaren. Montgolfiere, luchtbol, waarin de lucht door verwarming verdund wordt; naar de uitvinders (1783), de gebroeders Montgolfier (1740-1810 en 1745-1799); zie Charliere. Mont-joie, Mont-Joie, oudtijds in Frankrijk een steenhoop (zie Jovii), dienende tot wegwijzer of ter vereeuwi- gang van eenigerhande gebeurtenis. In de 17e eeuw heette een monument, een gedenkteeken ook un Mont joie. Balzac schreef : ,ik zou er pleizier in hebben een Mont-joie to maken van de steenen, die de nijd mij naar 't hoofd werpt zonder mij to kwetsen". Mont-joie Saint-Denis ! wapen- kreet der Fransche koningen. Verhas- peld uit Mon Jove S.-D., d. i. „miju Jupiter zal de heilige Dionysius zijn", gelijk de Fransche koning Clovis (f 511) in den slag bij Tolbiacum (Ziilpich) uitriep, toen hij bemerkte, dat het aan- roepen van Jupiter hem niet baatte, daar zijne troepen op de vlucht sloegen, die meerendeels den God der Christenen beleden, welken Dionysius in Gallie gepredikt had. Anders gezegd : „Mannen, houdt stand en strijdt wakker; ik zal Jupiter (den Heidenschen eerdienst) ver- laten en Christen worden, evenals gij ". De Koningen van Engeland roepen ,Mont-joie Notre Dame! (Onze-Lieve- Vrouw), Saint-Georges!" de hertogen van Bourgondie : , Mont-joie St. Andre" (St. Andries, Andreas) of ,M. au noble due", die van Bourbon : „M. Bourbon!" of „M. Notre-Dame!" die van Anjou: „M. Anjou!" Hieruit ziet men, dat een wapenkreet soms een kreet was om de hulpe Gods of der heiligen in to roepen, of bestond in eene vermaning aan de krijgers om zich dapper to gedragen. Zie ook Wapenkreet. Montrer les talons, (f r.), vgl. mettre la clef sons la porte. Montrer patte blanche, be- w~zen wie men is, naar L a f o n t a i n e, Fables IV, 15, le Loup, la Chevre et le Chevreau, waar het geitje den wolf niet binnen laat, omdat de oude geit heeft gezegd, dat zij voor niemand de deur mag openen, die niet eerst zijn witten poot heeft laten zien en daardoor bewezen heeft ook eene geit to zijn. Montyon (Prix --, prijs der deugd, naar Jean Baptiste Robert Baron de Monthyon (1733-1820), stichter van een fonds ter belooning van edelmoedige daden en van zulke ge- schriften of uitvindingen die bet groot- 3IONU31ENTA ENZ. 764 MiOPLA OF MAPPILA. ste nut voor de maatschappij zouden afwerpen. Monumenta Germaniae his- torica, onschatbare verzameling van bronnen voor de geschiedenis der Mid- deleeuwen. Vrijheer V o n Stein (1757 -1831), stichtte in 1819 het historisch tijdschrift Archiv, dat later order de bescherming der Regeering kwam, en waaruit de Monumenta ontstaan zijn. Monumental City, (am.), stad der gedenkteekenen, naam voor Balti- more, vooral naar de reusachtige Dori- sche zuil (140 voet hoog) en de mar- meren obelisk, de eerste ter eere van Washington, de laatste als hulde aan de krijgslieden uit Baltimore, in 1814, in den strijd tegen de Engelschen, gevallen. Monumental State, (am.), mo- numenten staat, naam voor Maryland; vgl. Clam thumpers. Monumentum aere perennius, (lat.), een gedenkteeken duurzamer dan inetaal. H o r a t i u s, Oden 3, 30, 1, die zijn gedichten aldus noemt. Monza (Forni di -, (it.), letterl. ovens van Monza, allerslechtste in 1325 to Monza (bij Milaan) gestichte gevan- genis voor staatkundig veroordeelden ; dus geheeten, omdat ze uit boven elkander als ovens gemetselde gewelven bestond. Moo! gemalboesit, (j o o d s c h- d u i t s c h) - fraai gekleed. Zie Mal- boesch. Moo! Heyntle, benaming, welke Constantijn Huygens (f 1687) in zijn „ Scheepspraet " aan zijn - beminden meester, prins Frederik Hendrik (f 14 Maart 1647) gaf. Mookerhed wenschen(Iemand naar de -, iemand verwenschen, omdat in 1574 op de heide bij Mook de noodlottige slag geleverd werd, waarin Lodewijk en Hendrik van Nassau met zoovele dapperen sneuvelden. Moolen (Een -, (b a rg.), gloeiend zzaaard over den rug. Oude straf. Moon-sehrift, letterschrift voor blinder, genoemd naar den uitvinder Dr. W. M o o n (t to Brighton Oct. 1894). Moonshiners, (am.), personen, die in het geheim whiskey stoken. Moordenaar van Chicago (De -, H o 1 m e s, die daar een moord- huis had, waar hij zijne slachtoffers geheimzinnig liet verdwijnen ; hij werd 7 Mei 1896 to Philadelphia opgehangen. Moordlaar, zie Climactericus annus. Het 63e levensjaar, dus geheeten, omdat alsdan naar het zeggen is, vele menschen sterven. Moordkuil (Van ziln hart geen - maken = openhartig zijn, ver- basterd uit snnoorkicil en dus niet naar Matth. 21 : 13. Moorenkop, (w a p.), hoofd van een nege)-, altijd van ter zijde gezien, met roode lippen en gewoonlijk met een zilveren hoofddoek (z. a.). Moorsche kunst, goud op staal geincrusteerd. Trafiek der voormalige Mooren in Spanj e, onlangs herleefd en in geheel Europa gewaardeerd. Moorsche still, in then stijl ge- schilderd of gebouwd. Fr. style mo- resque. Moorman zilne huid verande- ren (Zal ook een - ? Of een luipaard ziine vlekken ? Jerem. XIII : 23. Spreekwijs, die aanduidt, hoe weinig hoop van beterschap er is voor een eenmaal verdorven karakter. Moos, verkort. van moans ()na-oth), n. h e b r. = geld; mach (mrv. maoth), een kleine pasmunt uit den tijd des 2en tempels, dus moos hebben zooveel als ons : centen hebben. Moos laten zitten, (b a rg.), geld verteren. Mooser, (h e b r.), mrv. moosrlna, spion, aanbrenger, verrader. Mopla of Mappila, afstamme- lingen van Arabieren en de tot den Islam overgegane Hindoe's in zuidelijk Voor-Indie, in 't bijzonder aan de kust van. Malabar. Hun, opperhoofd is de Radja van Kannanoer, hun hoogste priester de Fangal in Pouani. MMOPI ,•r. Moppen, spotnaam voor de burgers van Medemblik. Moquerle est souvent indi- gence d'esprit (La -, (f r.), spot- zucht is dikiv is een bew#s van gebrek aan geest of vernuft. Uitspraak van L a B r u y e re, in de la Societe et de la conversation, die voor spotters niet vleiend is, maar honderdmaal door de ervaring wordt bevestigd. Mora (In - ziln, schuld hebben aan vertraging, nalatig zijn. lemand in mora stellen = hem aanzeggen, dat hij bet een of ander binnen een bepaalden tijd doen moet; van morn = oponthoud, vertoef, verwijl. Morah, (rnoaro), (h e b r.), vrees, ontzag, eerbied. Moraille, (f r., w a p.), zie Breidel. Moraine, randwallen of steenhoopen die den gletscher omgeven. Men onder- scheidt zij- of rand-, eind-, midden- en grondmorainen. Zie Gandecken. Morale independante, (f r.), zedeleer onafhankelijk van Christen- dom of godsdienst. Zij predikt zedelijk- heid, die enkel en alleen gegrond is in de behoeften van bet mensclielijk hart, en niet staat of valt met bet godsdienstig gevoel. A u g u s t e C o m t e kan er de wader van heeten. Moralisten (Amerikaansche , naam van eene door A d 1 e r en S a l t e r bestuurde Vereeniging tot zedelijke beschaving. Volgens hunne beginselen bestaat de ware godsdienst niet in bet geloof in God, maar een- voudig in bet erkennen van zedelijke deiikbeelden, en van dezer volkomen en onvoorwaardelijk gezag. Moralitelt, zedekundig spel der Middeleeuwen. In 1536 ontmoet men de moraliteit van Elckerlijc; zie bij Hommneles en Spelen van Sinne. Moratorium, (hand.), een van Regeeringswege of gerechtelijk verleend 'ui tstel van betaling, waarbij hij, die door omstandigheden geheel buiten zijn toedoen, tijdelijk onvermogend is, om zijne schuldeischers to voldoen, voor alle dwangexecutie en arrest gevrij- waard wordt. Hoofdzakelijk wordt bet woord gebruikt voor een algemeene door de regeering ingestelde surseance van betaling in een land, dat door oorlog, epidemie of derg. getroffen is. Moravisehe broeders of Bo- heemsche broeders, (z. a. onder verbetering), ontstaan sedert 1450 uit bet overschot der Tahoriten (Calix- tijnen, z. a.) of strenge Hussiten, in Moravie en Boheme. Zij verwierpen de heiligen en de hierarchie der R.-K. kerk, de transsubstantiatie (z. a.), bet vagevuur; namen den Bijbel, alsmede de geloofs- belijdenis der oude Christenkerk, voor maatstaf buns geloofs. I)eze, ook dus- genaamde Broeder-uniteit (h g d. Unitat), die vele Waldenzen in zich opnam, en hare eerste bisschoppen door Waldenzer bisschoppen liet wijden, week in 1722 grootendeels naar Saksen uit, hetgeen aanleiding gaf tot de stichting der Evangelische Broedergemeente of de Hernhutters (z. a.). In Suriname geven de Moravisclie broeders onderwijs in door het Nederlandsche gouvernement gesubsidieerde scholen. Morbleu, (f r.), deze uitroep (vroeger morbieu), is niets anders dan eene ver- haspeling van most a Diem of mnort de Dieu. Evenzoo zegt men corbleu voor corps de Dieu, parbleu voor par Dieu, vertubleu voor vertu Dieu, enz. Morceau (Emporter le -, (f r.), een b#tend woord bezigen, waardoor hij, tot wien men zich richt, innig wordt getroffen. More malorum, naar de w#ze der vaderen. Spreuk van P r i n s van Westdorpe. More solito, (i a t.), naar de gezaone iv ze, naar gewoonte. More (Traiter de Ture h -, (f r.), ienaand uiterst ba)•seh bejegenen. Waarschijnlijk omdat geen van beiden hun tegenstander met zachtheid plachten to behandelen. 765 MORE ENZ. MODE ENZ. 766 MORGUE. More matter, with less art, (e n g.), wet sneer zaaks en zvat minder kunst. Shakespeare, Hamlet, II, 2, gezegde der Koningin tot Polonius, als de laatste haar in hoogdravende woorden verzekert, de reden to hebben gevonden, waarom Hamlet, haar zoon, zoo ver- anderd is. More, (h e b r.), leeraar, onderwy- zer. De beteekenis is gelijk die van bet woord doctor. Het is de graad, door een Rabbijn to verwerven; dus, doctor in de Israelitische theologie. Morenoe, ooze leeraar, More Morenoe, titel des Opperrabbijns. Mores leeren, eigenlijk tengevolge van onbehoorlijk gedrag terechtw~zen. Het eerste Latijnsche woord beteekent zeden, dat bier echter met goede zeden moet worden vertaald. Verbastering in modes leeren. More suo, (lat.), op zijn eigen zafte, volgens zijne gewone manier. Moretto (Il -, (it.), de zavarte, bijnaam van een politieagent to Rome. Letterl. bet moortje, bet negertje, ver- kleinvorm van moro = moor, neger. Morgana (Fata -. Zie Fata fnorgana. Morganatisch huwelilk of huwelilk met de linkerhand, huwelijk van een aanzienlijk man met eene vrouw beneden zijn stand, waarbij de kinderen alleen van de moeder naam en vermogen verkrijgen; m. 1 at. matri- inonium ad ino) -gait aticain, van na der mor gan, of van murgitatio en murganale in bet Lombardisch recht, zooveel als h g d. morgengabe, naar bet geschenk, dat de echtgenoot na den bruidsnacht aan zijne vrouw gaf als onvervreemdbare bezitting. Oorsprong onzeker, maar de laatste is de waar- schijnlijkste. Morgante Maggiore, komisch satyrisch heldendicht van P u 1 e i, Flo- rentijnsch dichter t 1494. Hij wordt de vader dier dichtsoort genoemd. Mor- gante was de naam van den woesten held, die door Orlando bekeerd werd. Morgen (tauten -, ][[err Fi- scher, (h?-. d.), goede nwrgen, m#nheer Fischer. Ten onrechte verbeelden zich ouderen van dagen onzer landgenooten, die den tooneelspeler N. J u d e l s in diens glanstijdperk zagen, dat die volzin aan den titel van bet oorspronkelijke Goeden avond, mijnheer Bakker, een stukj e, waarin hij eveneens uitblonk, is ontleend. Die woorden, die in de ge- meenzame taal voor ons ,maar, bet mocht wat" worden gebruikt, zijn daar- van herkomstig, dat men die, in de eerste helft dezer eeuw een ouden Duitschen student, J. W. F i s c h e r ge- naamd, en die allengs meer en meer, door zijn armzalig uiterlijk de alge- meene aandacht trok, op straat achterna placht to roepen. Morgenduit (Aus - gewebt, (h g d.), zie De))i Gl ilcklichen kaun, etc. (Aanh.). Morgenster, de planeet Venus, wanneer deze kort vuor de zon opkomt en dan dichterlijk Lucifer wordt ge- heeten. -, een Middeleeuwsch wapen,bestaan- de uit een korten stok met een bol aan 't einde, voorzien van ijzeren punten. Ook was de kogel met punten dikwijls met eene ketting aan den stok gehecht. Ook benaming van bobverken in de dagen van Karel hertog van Gelre ( j- 1538). -, (A m s t.), voddenraper, omdat die vaak voor dag en dauw op buit uitgaat. Morgenster der hervorming (De -, John Wycliffe of Wi- c k l e f (1324-84). Morgue, doodenzaal, waar de lijken van verongelukte of vermoorde per- sonen worden neergelegd om herkend to worden. Aanvanklijk to Parijs, later in vele andere steden. Oorspronklijk eene kleine zaal aan den ingang der ge- vangenissen, waar de gevangenen voor- loopig geplaatst werden, totdat de gevan- genbewaarders hen kenden. Later (1604) werden daar ook de lijken, evenals thans nog, neergelegd en 't publiek kon door een luikje in de deur trachten MORILLOS. 767 110rS EN Z. ze to herkennen. Grandgagnage, Me- nage, Chevallet, Delatre geven versehil- lende afleidingen van morgue; zekerheid werd nog niet verkregen. Morillos, rnod ehoed uit het eerste vierde deel der 19e eeuw, naar den tegenstander van Bolivar genoemd, en den vorm hebbend van een schuitje. Morir por no morir, (s p.), sterven ow niet to sterven. Spreuk van den Hertog de Longueville. Moriscos, afstarnmelingen der Arabieren, die, uit Mauritania (Noord- Afrika) overgekomen, Spanje veroverden. Door Ferdinand V, koning van Aragon en Castilie, t 1516, overheerd, namen zij, daartoe gedwongen, schzjnbaarr het (Roomsche) Christendom aan. Onder Philips II in opstand geraakt tegen de zwaarste verdrukkingen, werden zij in 1570 overwonnen en ten getale van over de honderd-duizend uit Spanj e verdreven. De a, htergeblevenen, die in 't geheim het Mohammedanisme getrouw bleven, zijn in 1609 door Philips III voor goed verdreven, en in zeer grooten getale naar Noord-Afrika uitgeweken, waar zij zich hoofdzakelijk aan zeerooverij tegen de Christenen overgaven. Morituri to salutant (Ave, Caesar, -, (1 a t.), de ten doode ge- doemnden groeten a. Groet, waarmede de gladiatoren (zwaardvechters), den Romeinschen circus intredend, den Keizer tegenoet traden, bij den aanvang van den strijd op leven en dood. Zie Ave en Salaatatio. Mormon State, (a in.), Morrnonen- cheat, naam voor Utah als zetel der Mormonen. Mormonen, (am.), aanhangers der leer van Joseph (Joe) Smith, een pachter uit den staat Vermont, die zich als schatgraver in den staat New-York ting van het Rijk der tier stammen, omstreeks 600 j. v. C. naar Amerika getogen; deze zou het boek Mormon geschreven hebben, waaraan Smith, die dit boek beschouwde als uit den hemel gezonden, zijne leer ontleende. In werkelijkheid was dit boek geschreven door Salomon Spalding(1769-1810)} een gewezen geestelijke en onverbeterlijk boekenfabrikant. Morne, (f r. w a p.), de lee w, wan- neer hij tanden, tong en klauwen mist vogels zonder bek of pooten; zie Gehoond. Moro (Il -, (it.), de )noor•. Bij- naam van Lodovico Sforza, hertog van Milaan (~, 1510). Moros, (s p.), Moor-en. Aldus noemen de Spanjaarden in 't algemeen de Ma- leiers. Morpheus, (myth.), d e god des slaaps era de)- droomen ; vandaar in do armen van Morpheits, d. i. in slaap. Morris-dance of 11 -ooi-sche darts, militaire dans bij de Mooren, uit Spanje naar Engeland overgebracht onder Edu- ard III. De dans gepaard met zwaard- gekletter en belgeluid. De dans werd weldra zeer geliefd in de volksspelen en aan bet einde van tooneelvertoonin- gen in Engeland. Mors (Prendre le - aux dents,, (f r.), op hol gaan. Hoewel eigenlijk alleen op paarden van toepassing, wordt die uitdrukking ook gebezigd van iemand die boos wordt of opvliegt. Mors civilis, (lat.), de burger- lijke dood. Mors seeptra ligonibus ae- quat, (lat.), de flood rnaakt setaepters (koningen) aan houweelen (daglooners) gelij k. nederzette. Hij gaf aan de in 1827 Mors ultima linen rerum, gestichte sekte dien naam (lat.), de dood is het chide van alles door hem naar Mormon, die de laatste pro- (het beeld is ontleend aan de streep op feet na zijn, zou geweest en, een afstam- het einde der 16, renbaan). H o r a t i u s,, Epistolae 1, 79. de verwoes- meling van Jozef MORSE-ALPHABET. 768 MORTARA (PATER). Morse-alphabet, het alphabet gebezigd bij het telegrafeeren, uitgedacht door Samuel Morse in Amerika. Het bestaat uit een samenstelling van punten en strepen. Mort an champ d'honnenr, (f r.), op het weld van eer gestorven, woord van hulde aan de nagedachtenis van Theophile Malo Corret de la Tour d'Auvergne (geb. 1743), bijgenaamd premier grenadier de France; op 27 Juni 1800 in den slag van Ober- hatrsen bij Neuburg gesneuveld, werd hij onder lauwer- en eiketakken begraven, op de plaats, waar hij viel. Het geheele leger droeg drie dagen rouw, en zijn naam bleef geschreven aan het hoofd van bet register der 46e halve brigade. Zijn hart werd bewaard in eene zilveren urn door de soldaten betaald, en als zijn naam op 't appel gelezen werd, riep de oudste sergeant : 31ort an champ d'honnenr. Deze hulde duurde voort tot aan den val van bet Keizerrijk in 1814. Vgl. Hij is met kr~Ugsmans- eer enz. Morslanen, bijuaam voor telegra- fisten, naar het stelsel van Morse zoo genoemd. Mort avant l'Age, (f r.), voor op jeisgdigen ouderdom overleden, een door Victor H u g o (1802-85), in de voor- rede van zijn drama Herrnani (den 25en Februari 1830 in het theater francais voor het eerst opgevoerd) gebezigde uit- drukking, maar die, niettegenstaande hare naiveteit, in zwang is gebleven. Eigenlijk kan zij toch alleen op een nog ongeboren kind worden toegepast. Mort d'amour.... et d'nne fluxion de poltrine, (f r.), bezweken aan liefdesmar•t.... en eene borstont- steking. F e r d i n a n d D e n i s (geb. 1798) haalde, als voorbeeld van den invloed van twijfelzucht op de worming der spreekwoorden o. a. ook dien geestigen volzin in zijn Essai spar la philosophic de Sancho (1842) aan. Sedert dien tijd is die aardigheid door andere schrijvers herhaald geworden. Mort ou victorieux (Je ne rentreral que -, (f r.), ik zal al- leen als lijk of als overrcinnaar terug- keerdn. Woorden van generaal D u c r o t (1817-87), in de proclainatie, die hij den 28en November 1870, tijdens de belegering van Parijs, op bet oogenblik dat hij eenen uitval zou ondernemen, tot zijne soldaten richtte. Het bleek echter een dier snorkerijen to wezen, waaraan Frankrijk, en vooral diens krijgsgeschiedenis zoo rijk is. Immers Ducrot keerde, zonder zijn doel to heb- ben bereikt, den 4en Dec. daaropvol- gende, levend to Vincennes weder. Diarom naar hem het ww. ducroter, bet gevaar ontwijken. Mort sans phrase (La afstemmen van een voorstel zonder motiveering. De oorsprong der uitdruk- king wordt toegeschreven aan een zeggen van den abt S i eyes bij de stemming over den dood van Lodewijk XVI, doch dit is onjuist. Zie 1) e 1, a- m art i n e, Histoire des Girond ins, tome V, pag. 49. Zie La snort, etc. Morta la bestia, morto 11 veneno, (it.), lett. als het beest dood is, is ook het venijn dood = doode vijanden doen geen kwaad meer. Zie 21orte la bete, enz. Mortadella, (it.), sauces, grooter en sappiger dan de cervelaatworst. Die van Bologna zijn vooral beroemd. Mortalse, (f r. w a p.), uitgesneden in den vorm van een zwaluwstaart. Zie Zavaluwstaartvormig. Mortara (Pacer --, Israelietisch kind to Bologna, tegen den wil zijner ouders door een 15-jarig dienstmeisje, in het geheim R.-K. gedoopt en door eene Congregatie ontvoerd (24 Juni 1858). Over die geweldpleging is inder- tijd veel to doen geweest. Het werd bijna eene Europeesehe quaestie. Mor- tara's familie deed al het mogelijke om het kind terug to krijgen ; maar pans Pius IX, besliste, dat de kleine gedoopte Israeliet onder christelijke leiding zou worden opgevoed. Hij werd kanunnik van St. Augustinus, to Parijs en is in Juni 1896 op 43-jarigen leeftijd door pans Leo XIII benoemd tot Overste van het klooster en gasthuis op den Sint- Bernard. MORTE LA BETE, ENZ. 769 MOSTERDPOTTEN. Morte la bete, mort le venin, (f r.), als het beest dood is, is ook het vergif (dood) werkeloos, woorden van Hendrik III bij den moord van den hertog Henri de Guise, door zijn toedoen in zijne eigene kamer naast zijn particulier kabinet, 23 Dec. 1588 tegen hem ge- pleegd. Mortier, vuurmond, om bommen uit to werpen. Mortier, (w a p.), hoofddeksel be- staande uit eene muts, meestal van bout met een wijden, vrij hoogen bol van kostbare stof. Deze was in gebruik bij de hooge rechterlijke ambtenaren (komt alleen voor in de ii apens van de noblesse de robe (z. a.); en voorts in de door Napoleon I uitgedeelde, die tegen alle heraldiek inloopen). Mortier (President k -, d. i. president net den vUzel, benaming (in vroegere eeuwen) der presidenten van het parlement; omdat zij een fluweelen muts droegen met goud gegalonneerd en met bont omzet, die op een vijzel (morti er) geleek. Mortif eeeren, (hand.), amorti- seeren; zie boven, amortisatie. Morts (Les - vont vite, (f r.), de dooden volgen snel op elkander. Hoewel aan de ballade Lenore van 13 ii r g e r (1748-94) ontleend, worden die woorden evenzoo dikwerf in Frankrijk, wanneer mannen van naam, op welk gebied ook, spoedig na elkander sterven, als het oor- spronkelijke : Die Toten reiten sehmell! in Duitschland gebezigd. Mortuis nil nisi bene (De -, (lat.), over afgestorvenen worde enkel goeds gezegd ! Waarschuwing tegen be- lastering van dooden. Waarschijnlijk de vertaling van een gezegde van Chilon, door Diogenes Laestius (I, 3, 70) aangehaald. Moss, (a f r.), i inmners. Dis mos ons Landros, ne ? Jij skrij f mos net na hul verstand. Moo, (lat. stud.), gezvoonte. ,Naar den goeden, ouden mos". Moo pro lege, (lat.), gewoonte voor of in de plaats van zvet, gewoon- terecht. Mosaique (Eire collie k la -, (f r.), op zijn Mozaisch gekapt gaan. In selierts voor hoorndrager zvezen. Denkelijk naar den gehoornden Mozes van de Vulgata op Exod. XXXIV : 29, 30, 35. Zie echter het artikel 1'1lozes (Hij ziet er uit als een gehoornde -). Moser, (b a r g.), spion, handlanger der politie. Moser doorslaan, bedriegen, ver- klikken, van opinie veranderen. Moskee, van f r. nnosquee, it. meschita, s p. mezqui ta, p o r t. mesquita; oorspr. a r a b. mesdjid, d. i. plaats, waar men den grond met het voorhoofd aanraakt (bv. bij het gebed). Vandaar bedehuis. Moslim (muslin), (a r a b.). Te- genw. deelw. van aslama, zich overge- ven, nl. aan den wil Gods, bet. dus zich o vergevende aan. hi o h a m m e d noemde dus zijne volgelingen Moslisndn, in het Perzisch het mrv, van dit woord, maar hetzelfde als musulmdn uitge- sproken, is in die taal, evenals in het Turksch, ook een enkelvoud, en van- daar het Fr. nmusulmnann, ons 7nuzelmnan. Islam _-_ overgave nml. aan den wil Gods. Mossar, (met samengetrokken o- uitspraak), eigenl. moesar (n. h e b r.), berisping, vermaning. Mossar zeggen = een boetpredikatie houden. Mossbacks, de oudere leden eener politieke partij ; zie Kids, z. v. a. Met inos begroeide ruggen, evenals oude steenen en muren. Mosschel, (w a p.), zie Schelp. Mosterdlongen, in de volkstaal heerenknecht. Mosterdpotten, spotnaam voor de inwoners van Woudrichem. 40 MOSTERDZAADJE ENZ. 770 MO L CHARD. Mosterdzaadie (Een - wordt een struck zoo groot als een boom, Matth. XIII : 31, 32. Spreekw., dat den wasdom van 't kleine en ge- ringe uitdrukt. Mot of motto, zie Spreuk. Motet, (lat., it., m u z.), veelstem- mige kerkelijke gezangen van kleinen omvang op bijbelsehen, meestal Lat1jn- schen, tekst, zonder begeleiding uitge- voerd, na 1600 ook weleens met enkele violen en later met orgel of vol orkest ter accompagneering. Ze komen reeds in de 11e eeuw voor. De verschil- lende stemmen zongen niet denzelfden tekst en ook niet dezelfde noten, bege- leidden elkaar dus niet, en drukten met grooter kracht de bedoeling van den tekst uit. Mother Ann, (e n g. am.), moeder Anna, volksnaam voor Anna Lee (1735-84), de profetes of geestelijke moeder der Shakers (z. a.), de ,vrou- welijke" of wel „tweede" openbaring van Christus, waarvan Jezus de ,man- nelijke" en ,eerste" is. Mother Carry's chicken, (e n g.), kuiken van moeder Carry, de zee- zwaluw, stormvogel (s c h e e p s t.) ; ook Petrel geheeten. Mother of Presidents, Mother of States, (am.), moeder der presi- denten, moeder der staten, benaming van Virginia, omdat uit dezen staat zes presidenten zijn voortgekomen, en omdat deze staat de oudste der Unie is; vgl. Old Dominion. Motie-Keuchenius, motie op 26 September 1866, bij de beraadslaging over het adres van antwoord op de Troonrede voorgesteld door mr. K e u- c h e n i u s: „De Kamer, de gedragslijn van het Kabinet ten opzichte van de uittreding van den minister van Kolo- nien, mr. P. M ij a r, of keurend, gaat over tot de orde van den dag". De aan- neming dier motie had het aftreden van het Ministerie en de ontbinding der Kamer tengevolge. Motto van den duivel (Met -, i)iorgen, omdat van uitstel afstel komt. Mottoen, f r. mouton, ook agnel, lava, sch aap genoemd, een oude Fransche gouden munt, voor 't eerst verschenen onder de regeering van Lodewijk IX (1226-70), en weldra in geheel Europa nagebootst. Er was een schaap op afge- beeld met een kruisvaan en het omschrift in 't Latijn : ,Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt " (Joh. I : 29). Motos componere fluctus,(l a t.), de in beroering gebrachte baren stillen. Wat Vergilius den zeegod Neptunus laat doen. Verg. Aeneis I, 135 heeft : ,Sed motos praestat componcre fluctus". Mots! (Des - des mots! des mots! Zie Words! words! enz. In de toepassing, nietszeggende woorden. Mottar, (met samengetrokken o- uitspraak), eigenl. moetar (n. h e b r.) - geoorloofd. Moetar loch = het zij u geoorloofd. Motten, (h g d.), in de volkstaal, pokken, omdat de sporen dier ziekte in het gelaat op motgaten gelijken. I-let komt echter eigenlijk bijna uitsluitend in den vloek voor : Dass du die IMMotten kriegst! - krijg de pokken. Mottig = pokdalig. Motu proprio, (lat.), ui t eigen beweging. Mouehard, (f r.), stille verblikker, spion, denkelijk van mouche (vlieg) om- dat hij evenals deze, overal weet in to dringen.V o 1 t a i r e heeft in navolging van vele anderen beweerd, dat het eene ver- bastering was van M o u c h y, den waren naam van Antoine Demochares, rector der universiteit onder Henri II en die volijverig Protestanten aanbracht of verklikte. Maar Ch. N o d i e r toont overtuigend aan, dat de naam veel ouder is, dat moocher en moucharder reeds in de 15e eeuw bestonden, gelijk nog heden mouche en mouchard synoniem zijn, gelijk ook reeds lat. musea in then zin gebruikt werd. MOUCHE. 771 MOURIR ENZ. Mouehe, (f r.), vlieg. Bateau-moitch e - kleine stoomboot. Mouche, (f r.), de naam, onder wel- ken H. H e i n e mevr. Camille Selden >. Vgl. Profi- teeren. Prolundis (De -, uit de diepten. Middeleeuwsch kerkelijk lied, naar analogie van Ps. CXXX : 1 : de pro- fundis' clanmavi ad te, Doinine ! (uit de diepten (d. i. uit diepten van ellenden), riep ik tot U, o Heer !) Fig. noemt men een de Pro fundis een lied, een gebed, ontweld aan het diepst des harten. Progne of Prokne, d. i. de zwa- luw. Volgens de Grieksche mythologie was Prokne de zuster van Philomela en vrouw- van Tereus. Nadat Tereus Phi- lomela met geweld onteerd had, liet hij haar de tong uittrekken, opdat zij hem niet aan de kaak zou stellen en vertelde toen aan zijne vrouw dat zij dood was. Toen de waarheid aan 't licht kwam, zou Tereus beide zusters hebben gedood ; Philomela werd evenwel in een nach- tegaa,l en Prokne in een zwaluw ver- anderd. Programma-muziek , muziek, waarbij tot op zekere hoogte klank- nabootsing hoofdzaak is en waarbij de componist zich voorstelt, bij den hoorder de beelden to doen opkomen en de ge- dachten to doen ontstaan, waaraan hij bij zijne compositie dacht. Het is een soort van impressionistische muziek, waarvan ook uit de oudste tijden en zelfs van de groote meesters, Mozart o.a., schitterende voorbeelden geleverd zijn; maar die later bij velen strenge of keuring vond, tot- dat Berlioz, Saint Saens en Wagner haar weer in eere brachten. Proh dolor, (lat.), o snm art ! In Mid. latijn leest men voor prop- ook wel proch. Proh pudor ! (la t.), o foei ! rat een schande ! Prohibitieistelsel, stelsel van verb odswetten, waardoor de staat den invoer van buitenlandsche producten tracht to belemmeren, om daardoor, zoo- als men meent, de inlandsche nijverheid to bevorderen. Prohibitionists, (am.), staatkun- dige partij die bet maken en verkoopen van sterken drank bij de wet wil ver- bieden. Haar triomf was de Maine-lazy (z. a.) van 1851. Proles sine metre create, (lat.), een kind zonder moeder geboren. Een benarning door O v i d i u s, Meta- nzorphoseon libri 2, 553 aan Erichtonius gegeven. Bij M o n t e s q u i e u bet motto voor zijn werk Esprit des lois, om de oorspronkelijkheid er van to kennen to geven. Proletariaat van geleerden. Door een kunstmatig aankweeken van de studeerende klasse, wordt „de markt overvoerd", en zoo ontstaat een klasse van geleerden, die zich to goed acht voor handenarbeid en veroordeeld is honger to lijden. Proletariers, de arme volksklasse ; het proletariaat. De proletarii of ca- pite censi bij de Romeinen, burgers, die slechts een gering hoofdgeld be- taalden, vormden de zesde of laagste volksklasse. Proletarius beduidt kroost voortbrengend; omdat de klasse der proletariers alleen geschikt werd ge- oordeeld om kinderen aan den staat to geven ; alleen door bun kroost (proles), niet door bun vermogen, dienden zij den staat. Promesse, een gedagteekend ge- schrift, waarbij iemand zich verbindt de daarin uitgedrukte geldsom op een bepaalden tijd to betalen aan de order van den nemer (promesse aan order of orderbrief j e) of aan den houder (pro- messe aan toonder). PROMETHEUS. 954 PROSCRIPTIE. Prometheus, zoon van Japetus en Klymene (of Themis, ook Asia), die met list vuur uit den hemel roofde, dat hij den aardbewoners schonk en leerde gebruiken. Hierover vertoornd, liet Jupiter Prometheus door Vulcanus aan eene rots vastsmeden, terwijl een arend dagelijks zijn lever of beet, die des nachts weer aangroeide. Deze smarten stond hij kloekmoedig door, totdat Her- cules hem kwam bevrijden en den arend doodde. Aldus stelt Aeschylus in zijne trilogie de mythe voor. (Tit de fiere figuur van Aeschylus' Prometheus leere men 's menschen grootheid zoeken in zijn heilig verlangen naar bet ideale; be- perkt en eindig moge de mensch zijn, geboeid in aardsche kluisters, met Pro- metheus zoekt hij zich daaraan to ont- worstelen, om alzoo to geraken tot de hoogste zedelijke vrijheid. Promissum cadit in debitum, (lat.), belofte maakt schuld. Promoveeren met de kap. Men kon vroeger promoveeren privaat, pu- bliek en met de kap. Deze laatste manier was de plechtigste, maar ook de kost- baarste, en daarom een zeldzame, vorm van promotie. Nadat de doctorandus zijn proefschrift en zijne stellingen had ver- dedigd, gaf de promotor hem een boek (den Bijbel of 't Corpus Juris of Hip- pokrates of Aristoteles), bedekte bet hoofd van den promovendus met eene muts of kap, van de kleur der Faculteit, en stak hem een ring aan den vinger. Tot besluit begroette hij hem als broeder met een kus. Bepaaldelijk op deze soort van promotie volgde een zeer luisterrijke maaltijd, die soms duizenden kostte. Prosnoveeren met de kap beet ook pro- inoveeren more majorum, d. i. naar oud- vaderlijke wijze. Pronunciamento, (s p.), oorspron- kelijk koninklijke afkondiging, waar- loor iets voor goed en voor goed be- dist en vastgesteld wordt; doch in 't ilgemeen spraakgebruik, verandering can regeering door een coup d'etat van nilitairen. Propaganda, oorspronkelijk een nstelling van Gregorius XV : de pro- uaganda fide, tot verbreiding van bet R.-K. Kerkgeloof; daarom : iedere poging om voor politieke of godsdienstige leer- stellingen en beginselen aanhangers to winnen. Prophete rechts, Prophete (links, Das Weltkind in der Mitte, (h gd.), een propheet rechts, een propheet links, het kind der wereld in 't midden; door G o e t h e in , Dichtung and Wahr- heit", 14e boek, op zichzelf toegepast, in zijn op 19 Juli 1774 gedicht : „Dine zu Coblenz"; hij bescbrijft zichzelven daarin aan tafel tusschen L a v a t e r en B a s e d o w zittend. De eerste spreekt met een geestelijke over de geheimen der Openbaring; de ander bewijst een dansmeester, dat de doop eene verouderde instelling is ; terwijl Goethe zich in- tusschen aan bet maal to goed doet. Propiglel, (b o u w k.), of komstig van 't Grieksche woord xrpo (pro) voor en rvAac (pulai) deuren, voordeuren, groote vestibule, portaal- of voorzaal. De rijke voorzalen van de Akropolis to Athenen noeint men de Propyleen. Propre, (w a p.), zie Gewoon. Propria laus est foetida of sordet, (1 at.), eigen lof stinkt of is niets waard. Propria mane, (lat.), met eigen hand, bv. scripsi(t) heb ik, heeft hij (zij) geschreven; gewoonlijk afgekort p. in. of m. p. Prorogatle van rechtspraak, heeft plaats, als partijen uit kracht eener overeenkomst reeds dadelijk bij den aanvang van bet geding aan bet oordeel van den hoogeren rechter een geschil onderwerpen, waarvan deze anders eerst in hooger beroep kennis zou hebben kunnen nemen (art. 329 Wetb. v. Burg. Rechtsv.). Proscenium, de plaats, waar de tooneelspelers op bet tooneel staan, dus vdoraan. Proscriptle, verbanning, vogel- vri, jverklaring, in bet oude Rome een PItOSELIETEN. 955 PROTESTANTENBOND. openlijke aankondiging door aanplak- king, bv. van eene verkooping. Van lat. pro-scribere, d. i. openlijk bekend maker; ook, aanslaan ten verkoop. Later, vooral in den tijd van Sulla (-- 78 v. C.), werd ook de naam van een vogelvrij-verklaarde aldus openlijk bekend gemaakt. Proselleten, lett. nieuwaangeko- menen (van 't g r.) ; lieden tot een ker- kelijk geloof overgehaald. Bij de Joden onderscheidde men twee soorten : hen, die tot den Joodschen godsdienst toetraden en zich aan de besnijdenis onderwierpen, en hen, die de afgoden afzwoeren en de Joodsche wet volgden in bet houden van den sabbath. De laatsten werden in bet 0. T. aangeduid, , als de vreem- deling, die in u«we poorten is". Prosit ! (1 at.), ook wel ti bi of vobis prosit ! [(bet zij u gunstig, voor- deelig ! nml. wat gij gesproken, ge- schreven, verricht hebt)]. Ook als iemand niest, wordt bet hem wel toe- gevoegd, omdat bet niezen (bij Grieken en Romeinen, evenals bet hinniken van paarden), voor een gunstig voor- teeken werd gehouden. Dewijl keizer Wilhelm II van Duitschland bet zich bij zijn niezen ook door zijne hovelingen wenscht toegevoegd to hooren, spreekt men van Z. M. als uitvaardiger eener prosit-zeggings-order bij niezen. Prosit labor ! (lat.), het werk strekke tot nut! Prospector, (e n g.), iemand, die als er in een land rijkdom van metalen of mineralen ontdekt is, daar vooruit de zaken gaat opnemen ; een plannen- maker, die daarna gewoonlijk het resul- tant zijner onderzoekingen (natuurlijk dikwijls boven de waarde), verkoopt aan een Naamlooze Vennootschap. Prospera omnes sibs vindi- cant, adversa uni imputantur, (1 a t.), zoo 't wel gaat, eigent zich elkeen een deel der glorie toe, maar tegenspoed verwijt men aan ien. Woord in 1672 door den Raadpensionaris J o h a n d e W i t t aan den Admiraal d e R u y t e r geschreven. Prostitutle, het voor geld over- geven van wat niet voor geld behoort verkrijgbaar to zijn, als eer, maagdom, overtuiging enz. Protectionisme, stelsel van be- scherming van den landbouw of de nijverheid, door hooge invoerrechten of door uitvoerpremien, opdat bet bui- tenland niet vrijelijk kunne concurreeren met bet land, dat de invoerrechten heft of de uitvoerpremien verleent. Hier tegenover staat bet Vrijhandelstelsel" (free-trade). Protectoraat, volkenrechterlijke verhouding tusschen twee staten waarbij de een zich eenen toestand van of hank- lijkheid bevindt. Protest van non-aceeptatle of van non-betaling, een stuk, opgemaakt door een notaris ; een griffier van bet kantongerecht of een deurwaarder, inhoudende o.a. dat hij de acceptatie of de betaling eens wissels gevraagd maar niet bekomen heeft, en voor den houder van den wissel strek- kende om tegenover den trekker en de endossanten to bewijzen, dat de wissel niet geaccepteerd of niet betaald is. (Art. 179, 182 vlg. W. v. K.). Protestant, naam voor degenen, die zich na bet optreden van Luther van de Kerk afscheidden. Zoo genoemd na bet protest, verweerschrift, waarbij de Lutheranen in 1529 to Spiers een beroep deden op een algemeene vergadering om hun recht to bevestigen. De naam Protestanten omvat dus alle kerkge- nootschappen, die na de Hervorming zich van Rome hebben afgescheiden, zoowel Ned. Herv. als Luth., Doopsgez., Remonstranten, enz. Protestantenbond, in 1870, bet jaar der onfeilbaarverklaring van den Paus en 't jaar van den Duitsch-Fran- schen oorlog - op bescheiden schaal in Nederland opgericht ter bevordering der vrije ontwikkeling van godsdienstig leven. De bond, die einde Oct. 1895 to Zwolle haar 25-jarig jubild vierde, breidde zich snel uit, en werkte totdusver voor talloos velen hoogst nuttig door er PROTESTANTSCH ENZ. 956 PROM PROSE. althans 44nig godsdienstig leven in to houden. Protestantsch Versailles (Het -, Breda, waar Marie Henriette van Engeland, de douairiere van Prins Willem 11 van Oranje (It 1650), in het kasteel hof hield voor haren broeder Karel (11, destijds pretendent voor den troon van Engeland), then zij, hoewel balling, beschouwde en vereerde als haren worst en heer. Protestantsche Kerk (De F& u6lon der -, bijnaam van J o h a n n Arndt (1555-1621), om zijn zacht- moedig en' verdraagzaam karakter. Proteus, (myth.), bij de Grieken een zeegod, die de gave der voorspelling en het vermogen bezat, zich in allerlei gedaanten to veranderen; door Rome- r u s, Oden IV, 416-418 en 456-458 in fig. beteekenis het eerst gebruikt voor een onbestendig, veranderl#k mensch. Protocol. Procesverbaal of notulen van diplomatieke handelingen of beraad- slagingen; het eerste ontwerp van een regeeringsstuk, waarop eon of ander tractaat gegrond wordt. Van 't g r. protokoleon, een blad aan een Hs. ge- hecht om den korten inhoud aan to duiden; officieel verslag van wat door eenige vergadering besloten is (zonder zooals in notulen ook gewag to maken van de discussies). In onze historie hebben de protocollen de Londensche conferentie van de mogendheden na den Belgischen opstand een treurige ver- maardheid. Protocolprins, prins Christiaan (IX) van Gliicksburg, bij het protocol van Warschau 5 Juni 1851 en het tractaat van Londen 8 Mei 1852 aan- gewezen als erfgenaam van den Deen- schen troon. Protoplasme, de cellen, waaruit zich een levend wezen ontwikkelt, van een gelei-achtige zelfstandigheid. Protozoa, de laagste klasse van het dierlijk leven; in fig. zin, een jeug- dig aspirant naar een wetenschappelijken titel. Protuberans, mrv.protuberansen roode vlammen langs den rand der zonneschijf, danken haar oorsprong aan uitbarstingen van brandend gas. Van 1 at. protuberare = uitwassen, groeien. Provenfershuls, gesticht, waarin men zich voor zijn leven zijn onderhoud kan koopen, proviandhuis. Van lat. praebende. Provoost-geweldige(r) of ka- pitein-geiveldiger, vroeger bij het leger een hoofdman, tegenwoordig een onder- officier. De persoon, die de overtreders onder de krijgslieden en schutters ge- -v angen neemt. , B# den provoost zitten" werd verhaspeld tot ,in de(n) provoost zitten"; en zoo heeft het woordprovoost de beteekenis van gevangenis erlangd. Fr. privet, hgd. Profoss. Mid. nedn provost, provost (in 1522 prouess, prouasse) == halsrechter. Uit l a t. prae- positus (overgestelde). - Te Zutfen ligt eene straat de Geweldigershoek, ao 1659, 60 reeds bekend;. in 1823 staat aldaar eene provoost" aangewezen, die er reeds in de 17e eeuw waarschijnlijk bestond, en is de straat naar den provoost- geweldige genoemd, die er woonde. Proximus ardet Ucalegon, (I a t.), reeds staat het huis van den naasten (buurman) Ucalegon in brand. Vgl. Vondel, G#sbrecht, vs. 879: En 't naeste huis daer aen dat staet in lichten brand. Bij Vergilius, Aeneis II, 311, als de dichter de inneming en verbranding van Troje door de Grieken verhaalt. Wordt spreckwoordelijk gebe- zigd in den zin: ,er is dreigend, groot gevaar". Ucalegon was een hoogaan- zienlijk Trojaan, die zitting had in den raad van Priamus, honing van Troje (H o m e r u s, Dias III, 148). Ook J u v e- n a 1 i s (Satirae III, 198) bezigt naam, om een , edelman" aan to duiden. Proximus sum egomet milit, (lat.), ik ben nt#zelf het naaste. Te- rentius, Andria IV, 1. Proza, Prose, J1 y a plus de vingt ans que je dis de ]a prose, sans que j'en susse rien", aanhaling uit Le Bourgeois GeWilhomme van Moliere, PRUD'HOMMES ENZ. 957 PUBLIC SPIRIT. gebezigd om aan to duiden : „ik wist zelf niet dat ik zoo knap was", schert- senderwijze gezegd. Prud'hommes (Conseils de -, (f r.), colleges van vroede mannen, deskundigen. Bijzondere rechtspraak voor geschillen tusschen patroons en werklieden, in 180E in Frankrijk inge- voerd. Pruikentiid, de laatste zeventig jaar der 18e eeuw, toen in ons land familie-regeering, luiheid, gebrek aan moed en geestkracht op bijna elk gebied ons eenmaal grootsch verleden to schande maakte. Men richtte zich naar de ver- dorven zeden van het Fransche hof (gelijk ook overal in Duitschland het geval was) en droeg dus ook evenals daar pruiken. Vandaar woorden als oude pruik voor vijand van vooruitgang, beperkt mensch, en preih Brig voor dwaas, kleinzielig of dom. Pruimen, spotnaam voor de burgers van Hijlaard (bij Leeuwarden). Prytanen, in het oude Athene eene commissie van 50 raadsleden (het tiende gedeelte van den raad van vij f honderd), die in den raad en de volksvergadering voorzaten. G r. prutaneis, eig. vorsten, heerschers. Prytaneum, een gebouw to Athene, waar aanzienlijke vreemdelingen, buiten- landsche gezanten, en verdienstelijke burgers hunne van staatswege verstrekte, gemeenschappelijke maaltijden hielden. - Oorspronkelijk hielden de prytanen daar hunne zittingen en maaltijden; vanwaar de naam. Psalmenzingen, (m i 1 i t.), schuren van tafels en banken in de kazerne met een steen; dat door de soldaten geschiedt. Psalmberigmingeii, die van Jonk- heer Willem v. Zuylen van Nyevelt (Souterliedekens). • van Jan Wtenhove. • Petrus Dathenus (verta- ling van de Fransche bun- dels van Marot en Beza), j- 1590, eene kreupele be- rijming, die nochtans twee eeuwen gebruikt is. Psalmberiimingen, die van Phi- lips van Marnix van St. Aldegonde in 1580. van Johs. Eusebius Voet, doc- tor der geneeskunde,--1778. „ 't Gezelschap Laus Deo Salus Populo. Van die van Voet zijn 82 psalmen en 4 gezangen in onze nieuwre berijming opgenomen. Psalmist (De -, koning David, aan wien 73 psalmen worden toegeschre- ven ; twaalf psalmen dragen den naam van Asaph als dichter, elf den naam van de kinderen van Korah, een gezel- schap van zangers ; den psalm is toege- schreven aan Mozes. Psowie, psowvi, (r u s s.), verkort uit psowaja barsaja - langharige windhond. Psyche, (g r.), zi el. In de oude Grieksche kunst voorgesteld als eene kleine gevleugelde menschengestalte, in de latere Grieksch-Romeinsche kunst als een vlinder, of als een meisje met vlindervleugels. Later werd zij in ver- band gebracht met Eros (den god der liefde, Amor, Cupido), die of in liefde met haar vereenigd was, of haar in de gestalte van een vlinder kwelde. In hare vereeniging met Eros wordt zij ook door Apulejus beschreven als de jongste en schoonste van een drietal konings- dochters. Psych*, groote, beweegbare spiegel. Psychographie, geestenschrift, een geschrift of woord, volgens de spiri- tisten neergeschreven door een geest, die aangeroepen is. Ptolomeus-systeeni, het stelsel van Claudius Ptolomaeus, den sterrekun- dige van Palusium in Egypte, volgens hetwelk de geheele hemel om de aarde als het vaste middelpunt draaide. Tot lang na Copernicus werd dit stelsel aan- genomen. Public spirit, (e n g.), zedelijke kracht, waarmede een geheel yolk ge- hecht is aan zijne rechten en vrijheden, PUBLICANI. 958 PULVIS ENZ. en die deze beter waarborgt dan eene geschrevene Grondwet, hoe ook bezegeld en bezworen. Publicans, naam der Katharen (z. a.) in Ilalie. It. publicano = tol- pachter, tollenaar; vanhier zondaar, omdat in bet Nieuwe Testament ,tolle- naren en zondaren" dikwijls in den adem genoemd worden (bv. Matth. IX 10, 11; XI : 19; zie ook Matth. XXI 31, 2). Pucelle (La -, de Maagd van Orleans, Jeanne d'Arc. Onderscheiden gedichtenn op haar zijn eenvoudig getiteld: La Pucelle. Puck of Robin Goodfellow, een aardmannetje of kobold, wiens aardige of boosaardige streken in alle landen vermaard zijn geworden. Door Shake- speare's Midsummer Night's Dream door heel de wereld bekend geworden. In andere talen ook wel Pug geschreven. Pud, Russisch gewicht van 40 pond, -gelijkstaand met 16.380 kilogr. Oostelijk Siberie brengt jaarlijks 1300 pud goud voort, ter waarde van pl. m. 25 millioen roebel. Pudding (Een -, (rest.), restau- rations-schnitt. Pudels Kern (Das also war des -, (h g d.), dat was dus de kern van den poedel, d. i. dus, dat zat er eigenlijk in then bond. G o e t h e, Faust I, Studierzimmer; uitroep van verba- zing van Faust, als hij ziet, dat de geheimzinnige poedel in een reizend student veranderd is, onder welke ge- daante zich Mephisto vertoonde. Pueri sent pueri, et puerilia tractant, beter : sunt pueri pueri et pueri puerilia tractant, (lat.), kinderen z#n kinderen en handelen als kinderen. Puffing Billy, benaming van eene der eerste locomotieven, door den uit- vinder en tevens vervaardiger er van, S t e p h e n s o n, er aan gegeven. 7e stond eenige jaren op bet plein voor bet station to New-Castle op een voetstuk to pronk. Vgl. The Rocket (z. a.). Pugna Porcorum, (1 at.), de strijd van de varkens. Een beroemd Lat. ge- dicht met alliteratie : 250 Lat. hexameters, waarin ieder woord -met een p begint. Pugno pro patria, (1 a t.), ik strijd voor het vaderland. Spreuk op Leiden's burcht, omschrift van de Leid- sche nood-munten a° 1574; ook als PPP op openbare gebouwen van oorlog en marine. Puimsteen, (b a rg.), ring. Puss, (b a rg.), grap. Puist (Een -, (rest.), een pas- teitje. Pulchre, bene, recte, (lat.), schoon, goed, juist; bravo, bravissimo. H o r a t i u s, Ars poetica 428. Pulchri studio, (lat.), door jjver voor het schoone (gedreven of bezield). Naam en devies eener kunstschilders- vereeniging to 's-Gravenhage. Pulchrum est digito monstra- ri et dies: hie est ! (lat.), schoon (heerlijk) moet het z~n, wanneer men met den vinger naar ie7nand tvijst en er wordt geroepen : die is het, d. i. bet voorreeht van volksgunst of roem. Pull, (am.), vgl. Wire-pulling, bij verkiezingen de steun of hulp van hen, die belarig hebben bij de verkiezing van den candidaat. Vandaar eene vraag als : „What sort of a pull has he?" M. a. w. wie zal trachten hem er door to trekken; wie bestuurt de draden Pullmann-cars, (am.), passagiers- wagens eerste klasse in Amerika, die tot slaapwagens kunnen ingericht wor- den, aldus genaamd naar George Mortinmer Pullmann (1831-97), wagenfabrikant to Roseland bij Chicago, die bet eerst deze wagens bouwde en in exploitatie bracht en ze later met groote weelde inrichtte. Pulvis et umbra sumus, (1 at.), stof en schaduw zijn wij. H o r a t i u s, Oden VII, 16. PUMPERMETTEN. 959 PUSEYISMUS. Pumpermetten, (h g d.), zie Metten (Donkere of duistere). Punch, Engelsch tijdschrift, waar- van op 17 Juli 1841 het eerste nummer verscheen; de titel kan vervormd zijn uit pulcinello; maar in Engeland is men van meening, dat de naamsoorsprong on- zeker is. Punch, door ons uit het Engelsch overgenomen, in de spreektaal geworden tot pons. In het Engelsch of komstig uit Indie van pandja of pandja, vijf. (G r. pente). De drank heet in Perzie volledig pandja noesj = de vijfdrank. De vijf bestanddeelen waren oorspron- kelijk brandewijn (rum of arak), thee, citroen, suiker en kaneel. Punctum ascendens, (lat.), het (op)klimrnende punt, in de astrologie der 16e eeuw bet punt der Ecliptica, hetwelk op het oogenblik van iemand.s geboorte opging, d. w. z. den oostelijken horizon sneed. Punctunz ascendens werd ook wel aangeduid met den naam van h oroscoop (z. a.). Punctum saliens, (lat.), het op den voorgrond tredend of geplaatste punt. Satire = springen. Punische oorlogen, de drie door de Karthagers (Poeni, als van Phenicische of komst) tegen de Romeinen gevoerde oorlogen, geeindigd in 146 v. C. met de slechting hunner stad door Publius Cornelius Scipio. Zie ook bij Karthago. Punisehe trouw, verraad, ver- breking van belofte; de Carthagers werden door de Romeinen Puniers ge- heeten, vandaar de beteekenis bij de Rameinen. Punt (De -, (m i 1.), vroeger werd bet brood van den soldaat in drieen verdeeld, drie man kregen den brood; een hunner sneed bet in drie sectoren en legde een mes daartusschen. Er werd dan door een der belanghebbenden,,om- gestaan" en door dezen beslist aan wie de sector ten deel viel waarnaar de punt van bet mes wees, of wet de rug of de snee daarvan. Of wet: vroeger werd iemand die ,meester op den degen" was, genoemd (ook in brevetten) „meester op de punt"). Thans is de officieele benaming : meester op den , degen", of op den ,sabel", of op bet ,geweer". De punt is geheel verbannen. Punt (Het doode -, (p o 1 i t.), de toestand, waarin eene vergadering verkeert als het aantal leddn der op- positie juist de helft bedraagt. Af kom- stig uit de mechanica : het oogenblik, waarop de krukas van een vliegwiel een rechte lijn vormt, en bet wiel dus niet vooruit of achteruit zou gaan, indien de gang bet niet over bet doode punt been hielp. Punt (Meester of prevot op de -, (m i 1.), op den degen. Puntles poetsen, (mil.), punt- granaten schoonmaken bij de artillerie. Puppen, (m i 1.), rooken; meer be- paald een sigaar, vandaar pupstok voor sigaar. Purflew, (e n g., herald.), schild met pelswerk beladen. Purim, zie Poerisn. Puritan City, (am.), puriteinsche stad, naam der stad Boston, naar den Puriteinschen geest van een groot deel der bewoners. Puriteinen. Zie Conformist. Men spreekt ook van een puriteinsch zusje = menisten-zusje, fijn, preutsch meisje of vrouw. Puriteinsch = preutsch, al to veel lust hebbend tot uitzuiveren, angstvallig. Pfiritz, (p o o l s e h) , dorpsheer, de beer eener heerlijkheid in Polen (door de Poolsche Joden zoo genoemd naar het Hebr. porietz = de gewelddadige, de machtige. Purper, (w ap.), kleur van then naam, voorgesteld door -schuinschlink- sche lijntjes. Puseyismus, een tot het R. Ka- tholicismus overhellende richting in de PUSHFULL JOE. 960 PYRAMUS. Engelsche staatskerk, gesticht door den kanunnik en hoogleeraar E d w a r d B. P u s e y (1800-82). Zij zoekt bet gods- dienstig leven to bevorderen door kunst en ceremonieel. Aanleiding tot bet ontstaan van bet Puseyisrn us was de vraag, in 1863 op een vergadering van leden der universiteit to Oxford ter tafel gebracht, of men de Staatskerk niet tot een nieuw leven zou kunnen opwekken. Het Puseyi'smus heeft de English Church Union (Engelsche Kerk- vereeniging) gesticht, die in 1884 2615 geestelijken en 18600 leden telde. Pushfull Joe, (e n g.), spotnaam van den voortvarenden minister van Buitenl. Zaken in Engeland, J o s e p h Chamberlain. Push full = stootvol ; Joe of Jo = Joseph. Pushingman, (e n g.), een al to voortvarend man. Put en galg, „putke ende galghe" ; uitdrukking, die men bij de optelling van heerlijke rechten onder bet Leen- stelsel, vaak aantreft, nml. ,hoghe ende syde (of leghe), putke ende galghe"r her wordt bet recht over levee en dood, bet halsrecht, j us s. potestas gladii, j us summum door aangeduid. Pict was een diepe kuil onder de galg, waarin de overblijfselen der terechtgestelden vielen. Zie de of beeldingen van de Volewijk met de galg. Put money In thy purse, (e n g.), doe geld in je beurs. S h a k e s p e a r e, Othello I, 3, waar Jago zijnen vriend Rodrigo aanraadt, vooral geene kosten to ontzien, wanneer hij van de liefde van Desdemona, de gemalin van Othello, zeker wil zijn. Putlut hebben, veel drukte maken over eene geringe zaak, een onbedui- dend leed, 't zij reeds aanwezig, 't zij to gemoet gezien. Naar Ezech. XXX : 5, waar, als bet ware, met zekere drukte volken (Puteers = Libyers en Chemi- tische Lydiers) worden opgeteld. Puts, (b a r g.), streek. Putte (Met de - straffen, levend begraven, gelijk men in de dagen van keizer Karel V de ketters deed, volgens plakkaat van 1529. Put = kuil. Putteanen, aanhangers van J. D. Fransen van de Putte, of vanzijne partij. Benaming uit 1866, kort na bet eerste optreden van Van de Putte in de Kamer. Pygmeein, (myth.), dwergen, ventjes ter grootte van een pugme (g r.) = vuist, d. i. ter hoogte van den elleboog tot de vuist ; die den dood van hun reuzenbroeder Antaeus op Hercules dachten to wreken en tegen den slapen- den halfgod to velde trokken, d. w. z. op zijn lichaam rondkrabbelden en zijn hoofd belegerden, zonder hem in 't minst to deren; fig. de naam voor kleine, onbeduidende geesten, wanneer zij tegen bekende, ontwikkelde mannen opstaan. Pygmalion, koning van Cyprus, vatte voor een door hem vervaardigd ivoren vrouwenbeeld zulk eene liefde op, dat hij Venus smeekte er leven aan to geven. Dit geschiedde, waarop Pyg- malion dat levende beeld huwde. Van- hier bv. „P. of bet Beeld bezield door de liefde zo als hetzelve door Caroline en Charlotte Frederic, oud 9 en 7 jaaren, op den Amsteldamschen schouwburg in bet laatste des jaars 1758 gedanst is", eene prent vervaardigd door den plaat- snijder en tooneelspeler Punt. Pylades, zoon van Strophios, neef en getrouw vriend van Orestes (z. a.), met wiens zuster Electra hij huwde. Pyramus, een Babylonisch j onge- ling van buitengewone schoonheid, be- minde de even schoone Thisbe en werd door haar bemind, maar hunne ouders die in vijandschap met elkander leefden, wilden in hun huwelijk niet toestemmen. Lang zagen de minnenden daarom elk- ander slechts door een spleet in den gemeenschappelijken muur tusschen bei- der huizen; eindelijk spraken zij af, elkander bij bet graf van Ninus to ontmoeten. Nauwelijks was Thisbe op de afgesproken plaats verschenen, of zij werd verschrikt door bet naderen van een leeuw, zij vluchtte en verloor in de verwarring haar sluier, then de leeuw PYRITE. 961 PYTHON. vond en met zijn muil, nog bevlekt door het bloed van pas gedoode runderen, verscheurde. Kort daarop kwam ook Pyramus en toen hij den bloedigen sluier zag, meende hij dat Thisbe door een wild dier verslonden was; hij trok zijn zwaard en doodde zich. Te laat keerde Thisbe terug, zij vond haren minnaar reeds dood en bracht zich nu ook met zijn zwaard om het leven. Zie Dr. G e o r g H a r t, Die Pyramus and Thisbe- Sage in Holland, England, Italien, Spanien and Deutschland. Pyrite, eig. vuursteen; natuurlijke verbinding van zwavel met een metaal, inzonderheid met ijzer, gewoonlijk als kleine goudgele kristallen voorkomend. Pyrrha, de echtgenoote van Deu- calion (z. a.), die met hem in de boot zat bij den grooten vloed. Toen de wateren waken, belandden zij op den Parnassus, waar zij, op raad van het orakel van Themis, steenen achter hun rug wierpen, die in menschen veran- derden; die van Deucalion in mannen, die van Pyrrha in vrouwen. Op die manier zou, naar der Grieken en Ro- meinen fabelleer, de aarde weder bevolkt geworden zijn. Eenige overeenkomst met het Zondvloedsverhaal van Gen. VII 23; VIII : 4 valt niet to miskennen. Pyrrhonisme, (f r.), twij felzucht. Naar P y r r h o n, uit Elis, stichter der Skeptische school, tijdgenoot van Aris- toteles en van Alexander den Groote. Volgens hem moest de deugd hoofddoel, het eenig oogwit van alle menschelijk stre- ven zijn; tevens verwierp hij de mogelijk- heid eener kennis van de dingen naar hun werkelijk zijn of bestaan, en mitsdien de waarheid zelve, welke ons noch de zinnen noch onze meeningen kunnen aanbrengen. Fr. pyrrhonien, twijfel- zuchtig, pyrrhoniser = tot twijfelzucht overhellen. Sully Prud'homme schreef in de „Revue des deux mondes", 15 Oct 1890, p. 761 enz., over „Le Pyrrhonisme le dogmatisme et la foi daps Pascal"' Pyrrhus-overwinning, -triomf. Overwinning, die met eene nederlaag gelijk staat. Pyrrhus, koning van Epirus, j- 272 v. C., riep na zijne bij Asculum behaalde zege op de Romeinen, uit „Nog den zoo'n overwinning, en ik ben verloren !" Zie boven, Encore une pa- reille, enz. Pythagorische tafel,(r e k e n k.), tafel van vernaenigvuldiging. Fr. table pythagorique. Naar den wijsgeer P y- t h a g o r a s (geb. to Sumos 580/568 v. C.). Pythia Philippics, een Philip- pisch, d. i. Philippus-gezinde Pythia (of orakel). Hiervan sprak de Atheensche redenaar Demosthenes, dewijl Philippus koning van Macedonia (t 336 v. C.) het orakel van Delphi had omgekocht om to zijnen gunste to profeteeren. Python, de draak Python, door Apollo gedood. G r. puthoon, tegenw. deelw. van psethoo = doen verrotten; want men stelt hem voor als ontstaan uit het slijk der aarde na den vloed van Deukalion. Python, (w a p.) , zie Yliegende slang. 61 Q Q. Q., Quintus. Q, (h and.), op Fransche munten, ten teeken dat zij to Narbonne of Perpignan zijn geslagen; op Spaansche rekeningen g1tintaal of centenaar. Q. E. D., quod est of erat demon- strandum (z. a.). Q. N., quod nego = w at ik ontken. Of quod negandum (est), Swat ontkend moet worden. Q. P., Quantum Placet (z. a.). Qq of qq, qualitate qua, (1 a t.), in bepaalde hoedanigheid, ambtel#k. Q. s., Quantum satis of quantum suf ficit, (lat.), zooveel als genoeg is, in voldoende hoeveelheid, op recepten. Q. v., quod vide, (1 a t.), zie dat I sla dat na ! Q. v., quantum vis (z. a.). Qua tabs, (lat.), als zoodanig. Quad, (sport.), quadruplet. Quadragenen, zie Aflaat. Lat. quadrageni = bi, f veertigen, elke veertig (verdeelenderwijs). QUADRUPLE ALLIANTIE. Quadragesima,, (lat.), de veer- tigste dag, de veertigdaagsche !, vasten voor Paschen en de eerste Zondag in then vastentijd. Quadriga, Romeinsch vierspan, quadrigatus (met een quadriga gestem- peld, mul. nummus), zilveren munt met zulk een vierspan daarop afgebeeld, zilveren denarius. Quadrille-koning, zie Musard Quadrivium, (1 a t.), van via = weg, een viersprong; eertijds ook de yier deelen der wiskunde : rekenkunde, meet- kunde, sterrenkunde en muziek, welke met het trivium = grammatica, dialec- tica en rhetorica, de zeven vrije kunsten der Middeleeuwen uitmaakten. Quadroon, vans p. cuarteron (spr. kwarteroon), kind van eene Mesties en een Europeaan. Quadruple Alliantle of viervou- dig verbond, een verbond, tusschen vier staten gesloten. Bekend zijn 1) de Quadruple Alliantie van 1674, gesloten tusschen Duitschland, Spanje, Denemarken en Holland, tegen Frankrijk, om Lodewijk XIV, die aan Holland den oorlog had verklaard, to bestrijden. Deze Alliantie eindigde met den vrede van Nijmegen in 1678. QUADRUPLET. 963 QUAND ENZ. 2) de Quadruple Alliantie van 1718 -19, een verbond tusschen Engeland, Frankrijk, Duitschland en Holland, ten einde de erfopvolging in Engeland aan bet huis van Hanover, en die van Frankrijk aan bet huis van Bourbon to verzekeren, alsmede om to beletten, dat Frankrijk en Spanje zich onder een kroon vereenigen. De Alliantie werd geteekend to Parijs. 3) de Quadruple Alliantie van 1834, een verbond tusschen Engeland, Frank- rijk, Spanje en Portugal, om de troebelen op bet schiereiland to doen eindigen en Don Miguel en Don Carlos beiden to verdrijven. Quadruplet, (sport.), r#wiel Door vier personen. Quae nocent, docent, (lat.), u,at deert, leert. - Door sehade wordt men wijs. Qnae pulchra ardua suet of Ardua quote pulchra, (lat.), wat schoon is, is (gaat) moeilrjk. Quite suet Caesaris Caesarl (nl. dentur), (lat.), geef den keizer wat ales keizers is. Vgl. Matth. XXII : 21. Quaerenda peeunla primum, (lat.), allereerst moet geld gezocht worden. Woord van Prof. M. d e V r i e s, toen in 1865, na een tijdperk van verval, opleving der Maatschappij van Nederl. Letterkunde (te Leiden) werd waarge- nomen, maar allereerst naar versterking van financieele krachten moest omgezien worden. Quaerens quem devoret, (1 a t.), zoekend, wien hij zou mogen verslinden. 1 Petr. V : 8. Quaeritur, (lat.), er wordt ge- vraagd, men vraagt; bet is eene vraag of quaestie. Bij Q u i n t i l i a n u s e. a. Quaestor, (lat.), van quaesitor, van quaero (o.a. onderzoeken), oorspron- kelijk in bet oude Rome een college van twee personen om onderzoek to doen naar moord ; voluit, quaestores parri- cidii. Waarschijnlijk hadden zij reeds destijds bet opzicht over de gelden van den Staat, en bleven dit behouden toen hun crimineel onderzoek op anderen overging. Vanhier werd alzoo de Quaes- tor een financieel ambtenaar, to Rome, zoowel als in de provincie, die de staats- gelden ontving en uitgaf. Onder de Kei- zers was de Quaestor Caesaris of Prin- cipis belast met bet voorlezen der kei- zerlijke rescripten of redevoeringen in den Senaat ; onder Constantijn den Groote was de Quaestor Sacri Palatii [de Q. van bet heilig, d. i. eerwaardig (keizerlijk) paleis] de kanselier des Keizers. - Ten orizent de persoon, aan wien de vereffe- ning der financieele zaken is opgedragen, z. v. a. de beursdrager, bv. van een Ring, van eene Beurs, enz. Quaff d'Orsay (Le -, bena- ming van bet Ministerie van Buiten- landsche Zaken to Parijs, wegens zijne ligging aan die kade. Quaker City, (a m.), Kwakersstad, naam voor Philadelphia,naar de stichters, W m. Penn en zij ne gezellen, die kwa- kers waren. Qualesund, zie Halesun d (A a n h.). Qualis peter, talis fillus,(1 a t.), zoo vader, zoo zoon. Qualls rex, tabs grex, (lat.), zoo vorst, zoo yolk. - Zoo beer, zoo knecht. Qualitate qua, (q.q.) (lat.), in do genoemde hoedanigheid. Qualiter taliter, (lat.), meestal taliter qualiter, d. i. zoo wat, zoo goed als 't kan, tamel#k. Quand aura-t-11 tout vu ? (f r.), wanneer zal hjj alles hebben gezien ? Uit Les Plaideurs, van R a c i n e, III, 3. Eene spotternij op de pleitbezorgers, die bij de meest onbeteekenende zaken vooral groote geschiedkundige feiten to pas zochten to brengen. Quand le ne parle pas, le ne pence pas, (f r.), als ik niet spreek, denk ik niet. Woorden van N u m a R o u- m e s t a n in den roman van then naam van A l p h. D a u d e t (1881). Vgl. Cogito. QUAND ENZ. 964 QUAND ENZ. Qnand Us ont taut d'esprit, les enfants vivent pen, (f r.), als de kinderen zoo verstandig zijn, leven zij niet Lang. Voorspelling van Glocester, nopens den hertog van York, in Les Enfants d'Edouard, van C a s i m i r D e l a v i g n e (den 18n Mei 1833 in het Theatre francais voor 't eerst opgevoerd), I, 2. In Richard III van S h a k e s- p e a r e, zegt Glocester eveneens So wise, so young, they say, do never live long. De Fransche dichter schijnt dus een- voudig to hebben vertaald. Qnand la bone devient fumier, Elle vent 8tre charriee, Luxem- burgsch spreekwoord. Letterl. als slrjk mest wordt, wil het rijden. Fig. als niet komt tot iet, heeft het allemans verdriet en ten laatste kent het zich zelve niet. Af komstig van J a n Beck, in een zeer burgerlijken stand in eene der voorsteden van Luxemburg in 1588 geboren, dien, tot den adelstand verheven, zijne gade Catharina v. der Capelle op zijne eenvou- dige of komst wees, toen hij aan hare zijde zijnplechtstatigen intocht to Luxem- burg hield als civiel en militair gouver- neur van het hertogdom. Quand le bdtiment va, tout va, (f r.), als men bouwt, hebben alle ambachten wat to doen. Men pleegt die woorden op rekening van den volksver- tegenwoordiger M a r t i n N a d a u d, een voormalig metselaar, to stellen. Inder- daad, zeide hij den 5n Mei 1850, in de Wetgevende vergadering : Lorsque le bdtiment va, tout profite de son aeti- viti. Doch de heer B e n o i s t d' A z y viel hem in de rede, met de woorden, dat het een Parijsch spreekwoord is. Quand on a tout perdu, quand (on n'a plus d'espoir, La vie est un opprobre, et la mort un devoir, (f r.), wanneer men alles verlorett en alle hoop opgegeven heeft, is het leven een schande en de dood een plicht. Voltaire, Merope (1743) II, laatste vers, rol van Merope. Quand on est mort, e'est pour (longtemps, Dit un vieil adage Fort sage, (f r.), wanneer men dood is, is het voor lang, zegt een oud, wijs spreekwoord. D e s a u g i e r s (1772-1827), le Dllire bachique. Qnand on fut toulours ver- (tneux, On acme a voir lever l'aurore, (f r.), als mien altijd deugdzaam geweest is, ziet men gaarne den dag, aanbreken, (begroet men den dag met vreugde). Gezegde van D e j a u r e in Montano et Stephanie, muziek van B e r ton. Qnand on prend du galore, on Wen saurait trop prendre, (f r.), zie Galon. Qnand our une personne, on pretend se regler, Vest par leis beaux e8tLs qu'il lui taut ressembler., (f r.), wanneer men zich naar iemand wil richten, moet men zone goede (en niet zijne kwade) eigenschappen -na- bootsen. Woorden van Armande tot Henriette in M o lie r e s' Femmes savan- tes, I, 1. Zij worden gebezigd, om aan to duiden, dat het niet voldoende is iemands hebbelijkheden en fouten na to bootsen om met hem gelijk to staan. Qnand vous m'aurez mis A la lanterne, y verrez vows plus clair? (f r.), als gij mjj aan de lantaarn hebt opgehangen, zult gij dan beter zi en ? een der talrij ke gevleugelde ge- zegden van den abbe M a u r y in 1789; dit antwoord gaf hij aan eene woedende volksmenigte, die dreigde hem op to hangen. Zijn woord maakte indruk, en men liet hem daarna steeds met rust. Quand vous m'anrez tub, it ne me tundra que six pieds de terre, (f r.), als gij mrj gedood zult hebben, heb ik maar zes voet grond noodig, woord van d e M o 14, groot-zegel- bewaarder van Frankrijk (1584-1656), tot de oproerige menigte, die hem (27 Febr. 1649) wilde dooden, nadat hij in het heetst van de twisten der Fronde een onderhoud met Mazarin had gehad; wat de groote menigte als verraad beschouwde. QUAND ENZ. 965 QUASIMODO. Quand vows verrez tomber, tomber les leuilles mortes, (f r.), wanneer ge de dorre bladeren ziet val- len. Eerste vers van bet refrein der ro- mance Les feuilles mnortes. Woorden van A d o l p h e P o r t e, muziek van Louis A b b a d i e, beginnende met Mes jours sont condamnes, je vais quit- (ter la terre, Ii faut vous dire adieu, sans espoir (de retour ! Quandoque bonus dormitat Homerus, (lat.), zie Indigno)•. Quanta cura, (1 a t.), aanvangs- woorden der Pauselijke E ncycliek van 8 December 1864, ter begeleiding van den syllabus erroruin, d. i. samenvatting der (naar kerkelijke meening) hoofd- dwalingen van onzen tijd, waarin geloofs-, gewetens- en drukpers-vrijheid en andere grondstellingen der hedendaagsche maat- schappij als kettersch zijn veroordeeld. Quanto magis intraveris , Canto magis eris In caupona, (1 at.), hoe meer gij er ingaat, des to langer zijt gy in de kroeg, dus op eene plaats, waar gij u schaamt gezien to worden. Woord van Diogenes bij den aanblik van een jongen man, die uit een wijnhuis kwam, en er verlegen weer binnen ging, toen hij zag, dat de wijsgeer hem had opgemerkt, dit doende ten- einde zoo mogelijk zijn goeden naam bij Diogenes to behouden. Quantum mutatus ab Illo, (lat.), hoe verschillend van wat h vroeger was, hoe veranderd ! V e r g., Aeneis II, 274, spreekt aldus van den geest van Hector, die aan Aeneas ver- schijnt, m. a. w. hoe geheel anders dan die vroegere Hector, die met de wapen- rusting van Achilles uit den strijd terug- keerde. Quantum placet, (lat.), zooveel men verkiest (op recepten en derg.). Quantum vis, (1 a t.), zooveel als g# wilt, naar genoegen. Quarantanne, 1 ° gedwongen ver- blijf van schepen in havens of van per- sonen of goederen in stations, om to onderzoeken of ze besmet zijn, teneinde aldus bet binnendringen eener besmet- telijke ziekte to beletten. 2 ° Plaats waar bedoelde schepen worden opgehouden. De naam is of komstig uit Venetie, waar in de 5e eeuw alien, die er aan- kwamen, gedurende veertig dagen (Qua- rantine) werden bewaakt. Quarantania (Woestiin van -, bet eenzame oord tusschen Jeruzalem en Jericho, waar Jezus, volgens Matth. IV : 1, 2, gedurende veertig dagen (en nachten) heeft gevast. Derhalve z. v. a. het oord van den proeftijd; zie Qua- rantaine. 1)e berg Quarantania beet bij de Arabieren Djebel-Karantel. Quarante (Les -, (f r.), de veer- tig, nl. de leden van de Fransche Aca- di3nie. Quarante slecles vous con- templent, zie Du h aut de ces pyra- mides, etc. Quareel, (w a p.), een soort van pijlen voor oorlogsgebruik. Quart d'heure de Rabelais, (f r.), lastig financieel oogenblik; zie Le quart enz. Quarto, (lat.), ten vierde; een in quarto of een quartijn, een boek be- staande uit tweemaal toegevouwen vellen, d. i. vellen van 4 bladen of 8 blad- zijden. Quasi res bene of (optime) fiesta, (lat.), alsof de zaak goed (zeer goed) was a fgeloopen. T e r e n- t i u s, Adelphi V, 1, 11 (775). Quasi umbra persequi, (lat.), als een schaduw volgen. P l a u t u s, Ca sina 1, 1, 4 (92). Quasimodo, (r. k.), naam voor den eersten Zondag na Paschen; naar de eerste woorden der Latijnsche mis op then dag : quasi modo geniti infantes etc. als pasgeboren kinderkens, vgl. 1 Petrus 2, 2. Zie Kerkdagen. QUATENUS. 966 QUE ENZ. Quasimodo, scheldnaam voor een wan- staltig mensch, naar den klokkeluider der Notre-Dame in den roman van dien naam van Victor H u g o. Quatenus, (1 a t.), voorzoover; zoo spreekt men van de onderteekening eener geloofsbelijdenis met een quatenus (d. i. voorzoover ze met de H. S. overeen- stemt), of met een quia = omdat ze met de H. S. overeenstemt. Quatertemper, (r. k.), zie Kerk- dagen. Quatre fils Aymon (Les -, (f r.), zie Haimonskinderen. Quatrefeuilie, (w a p.), zie Vier- blad. Quatre-vingt-treize (Un -, (f r.), een 93, voor eene slachting in figuurlijken zin 1793. Quatro-cents, quatro-centis- ten, kunstwerk, kunstnaam uit de vijf- tiende eeuw in Italie (van 1400). Qu'il reste seal avee son deshonneur, (f r.), dat hij alleen blijve met zijne schande. La Favorite III, 9, opera in vier bedrij ven van M.M. Alphonse Royer en G. Vaez, muziek van D o n i z e t t i. Voor het eerst opgevoerd 2 Dec. 1840. Qu'ils chantent, ils payeront, (f r.), zie Its chantent enz. Qu'lls cherchent dens l'Epire une seconde Trole ! Uit Racine's Andromaque. Laat hen in Epirus een ander Troje opzoeken. Den bewoners van het door de Grieken bij den Argo- nautentocht verwoeste Troje wordt hier de raad gegeven, in Epirus eene nieuwe vaderstad to stichten. Qu'importe les victimes, pour- vu que le geste soft beau! (f r.), wat komt het op de slachtoffers aan, als 't maar mooi gedaan wordt ! Woord van Taillade in eene anarchistische courant, naar aanleiding van Vaillant's dynamiet-aanslag (December 1893), tot verdediging van dezen door hem neer- geschreven, en hem later onder den neuss gewreven, terwijl men zijne wonden ver- bond, veroorzaakt door de ontploffing eener bom, welke anarchisten 4 April 1894 in eene restauratie to Parijs hadden geworpen. Qu'on m'aille soutenir, apres un tel recit, Que les betes n'ont point d'esprit ! (f r.), men houde nu eens, na zulk een verhaal, vol, dat de dieren geen ver- stand hebben ! Moraal van L a f o n t a i- n e' s fabel X, 1, les deux Rats, le Renard et l'Oeuf. Men bezigt die woor- den, wanneer een Bier een opmerkelijk bewijs van verstand geeft, of ironisch, wanneer een dwaas, door eenigerhande daad of een kwinkslag verrast, als wilde men zeggen, dat men iets dergelijks niet achter hem zou hebben gezocht. Qu'on me chasse ce eoquin- l&, me prend-il pour le roi de France ? (f r.), jaag me dien schurk weg; houdt hij m# voor den koning van Frankr•#k ? sprak de Prins-Stad- houder Willem III, toen hij een acteur verzen to zijner eer hoorde voordragen ; omdat hij van die laffe vleierij een af- keer had. Die moest men maar besteden aan Lodewijk XIV, verzot op vleierij. Qu'une nuit paralt longue A la douleur qui veille, (f r.), wat sehrjnt een nacht lang voor de waken- de smart; woord van Blanche in Blanche et Guiscard (V, 5) van S a u r i n. Que celul qui a pear s'en aille, (f r.), laat hij, die vreest, heengaan ; woord van den Hertog van Guise in antwoord aan diegenen onder zijne troepen, die hem aanrieden Parijs to verlaten (1588), toen hij, daar aangeko- men, Hendrik III in de meest vijandige- stemming vond, gereed om hem ter dood to doen brengen, maar hem den vrede aanbood, als hij dadelijk wilde vertrek- ken. In April 1898 zeide de aanvoerder der Spaansche vloot, bij het uitbreken van den oorlog met de Ver. Staten, hetzelfde tot de soldaten, die met hem in de kerk waren, om daar den zegen des priesters to ontvangen. QUE ENZ. 967 QUEPEREN ENZ. Qiie c'est comme un bouquet de fieurs, (f r.), 't is als een bloem- ruiker, wordt meestal ironisch, ter kenschetsing eener samenkomst, enz. gebezigd. De woorden zijn aan bet lied Le Bapteme du petit ebiniste van Ch. Plantade, tekst van Durandeau, ontleend, waarin een werkman op zijne wijs een doapmaal bezingt. Que de choses dens un me- nuet ! (f r.), wat een dingen in een menuet. Naieve uitroep, then men aan M a r c e 1, den beroemden dansmeester in de achttiende eeuw, toeschrijft ; al- thans volgens H e l v e t i u s, Traits de l'Esprit (1758). Que d'eau! que Wean! (fr.), wat al water! wat al water! Deze woorden zou de maarschalk M ac-M a h o n hebben uitgeroepen, toen hij, 26 Juni 1875, als voorzitter van bet Fransche gemeenebest de overstroomde wijken van Toulouse ging bezoeken. Die naieve uit- roep werd hem door zijne tegenstanders niet zelden verweten. Qne diable allait-il faire daps cette galere ? (f r.), zie Gatlre. Que i'en ai vu mourir, de leunes filles, (f r.), wat al jonge meisjes heb ik zien sterven, de eerste regel van Les Fantornes, in de Orien- tales, van V i c t o r Hug o. Men past die woorden gemeenlijk op een persoon of eene zaak toe, wier vroegtijdig einde men betreurt. Que vouliez-vous qu'il fit contre trolls? Qu'il mourflt ! (f r.), wat zoudt ge willen dat hij tegen drie deed ? Dat hij stierf ! C o r n e i l l e, Horace (1639) III, 6, woorden van den ouden Horace. Julia brengt hem bet bericht, dat Rome aan Alba is onder- worpen en dat twee van zijne zonen gedood zijn en de derde vluchtte; die twee beschouwt hij als met eere gevallen, maar de derde ... ! En als Julia hem vraagt, wat die eene Horatier tegen de drie Curiatiers had moeten doen, ant- woordt hij : hij had moeten sterven ! d. i. strijden tot den dood. Queen City, (a m.), koninginnestad, ook Queen of the West, koningin van het Westen, namen voor Cincinnati (Ohio), in den tijd, toen deze stad bet middelpunt van den handel in bet Westen was; vgl. Porcopolis. Queen City of the Lakes, (am.), de koninginnestad der meren, naam voor Buffalo (N. Y.), naar de belang- rijke ligging dezer stad aan de Meren. Queen's Bench, lett. Koninginne- Bank, sedert de troonbeklimming van koningin Victoria in Engeland de naam van de voormalige King's Bench (z. a.), d. i. Konings-Bank, bet Hooggereehts- hof aldaar. Voluit the Court of Queen's Bench. Quel genie, quel dentiste, (f r.), zie Genie. Quelques crimes toulours precedent les Brands crimes, (f r.), enkele misdaden gaan alt#d aan groote misdaden vooraf. R a c i n e, Phedre IV, 2, woorden van Ilippolyte tot zijn vader Thesee, die hem, op de valsche beschuldiging zijner vrouw, ver- denkt van eene schuldige liefde tot zijne stiefmoeder. Vgl. Nemo repente enz. Quem dabis haee possit qui dare cuncta locum, (1 at.), letterl. welke plaats zult gij geven, die dit alles bezit. Opschrift van een der schoonste punten, dat een yergezicht oplevert over Waal en Betuwe, - in bet wandelpark to Nijmegen. Quem di (dii) diligent ado- lescens moritur, (lat.), wien de goden lief hebben, die ster ft als jonge- ling. P l a u t u s, Bacchides IV, 6. Quem dens vult perdere,prius dementat, (1 a t.), zie Quos Jupiter etc. Queperen Moeten Jonge Christenen Rauw Eten. Ironische regel, in welken de hoofdletters van al de woorden de aanvangsletters zijn der R.-Katholieke benamingen van de zes Zondagen tusschen Paschen en Pink- steren, nml. Quasirnodo (z. a.), Miseri- QUERELLE D'ALLEMAND. 968 QUI ENZ. cordias, Jubilate, Cantate (z. a.), Ro- gate en F,xaudi. Querelle d'Allemand, (f r.), twist van den Duitscher; een zonder bepaalde aanleiding opgeworpen of ontstane, vaak zeer gezochte, twist. Ontleend aan de eindelooze twisten over beuzelingen tusschen de talrijke staten en staatjes van Duitschland voor 1866. Quepelle d'amants, (f r.), twist under minnenden, vaak in verband ge- bracht met Querelle d'Allemand. Vgl. Amantis irae etc. Queue de Robespierre, de jon- gelieden nk den val van Robespierre. Zie Jeunesse doree (op Dorle). Queue du chien d'Alcibiade, (f r.), de staart van den hond van Al- cibiades, nl. eene onbeduidende zaak, waardoor iemand echter van zich doet spreken. Een zonderlinge inval, waar- door iemand de aandacht op zich poogt to vestigen. Naar Alcibiades, van wien verteld werd, dat hij zijn alom bewon- derden hond den staart afsneed, waar- door, naar zijn wensch, toen heel Athene het druk over hem had. Queue fourchue (A la -, (f r. w a p.), zie Gesplitstaart. Qui a peur des feuilles n'aille pas au boas, (f r.), cue bang is voor de bladeren moet niet in het bosch gaan, woord van een jong edelman tot den veldheer Barbazan, toen deze in den strijd tegen de Bourgondiers in 1431 aanried, den aanval uit to stellen, totdat de vijand minder goed verschanst zou zijn. Dat woord beleedigde hem, hij viel aan en gelijk hij voorzien had, de slag werd verloren; ook hijzelf werd gedood. Qui bene bibit, bene dormit ; Qni bene dormit, non peccat; Qni non peccat, eterne vivit, ergo ... (1 a t.), wie goed drinkt, slaapt goed; wie goed slaapt, zondigt niet; wie niet zondigt, leeft in eeuwig- heid; bij gevolg .. . Qui bene distinguit bene do- eet, (1 a t.), die weet goed to onder- scheiden, is in staat goed onderw#s to geven. Qni bene latuit bene vixit, (lat.), die goed verborgen blee f, heeft wel geleefd; niets beter dan een ver- geten burger to zifn. Spreuk van Rend Descartes (Cartesius) ; naar het voorbeeld van Voltaire overgenomen. Zie Crede inihi. Qni colunt coluntur, (1 a t.), die eer bew#zen, worden (op hunne beurt) geeerd. Qui facet in terra non habet node eadat, (1 at.), die op den grond ligt, kan niet vallen, d. i. iemand kan zoo ellendig zijn, dat hij geen erger ongeluk heeft to vreezen. Qul mange du pape, en meurt, (f r.), wie eet, wat den pans behoort, sterft, of komstig uit den tijd van paus Alexander VI Borgia (1492-1503), de bedoeling is : men berooft (bestrijdt) den Paus niet straffeloos. Qni m'aime me suive, (f r.), wie mi, f lief heeft, volgt m#, woord van Philippe VI van Valois (1328), bij den aanvang van den oorlog tegen de Vla- mingen, dat hij uitsprak terwijl hij Gautier de Chatillon, conndtable van Frankrijk, omarmde, na diens betuiging Qui a bon coeur trouve toujours bon temps pour la guerre, terwijl de andere edelen den oorlog nog wilden uitstellen. Qni noes delivrera des Grecs et des Romains! (f r.), wie zal ons bevr#den van de Grieken en Royneinen! Deze wanhoopskreet is ontleend aan een stuk van B e r c h o u x (1765-1839), getiteld Eligie, waarvan de eerste uit- gave verscheen in 1801. De schrijver had het oog op de hervorming van het onderwijs, waarbij toen uitsluitend aan Latijnsche en Grieksche schrijvers werd gewerkt. In onze dagen vervalt men in een ander uiterste en maakt Pythagoras tot den god der wereld. Qui n'a patience n'a pas QUI ENZ. 969 QUI ENZ. science, (f r.), woordspeling, die be- doelt, dat studie geduld eischt : wie geen geduld heeft, heeft ook geen wetenschap. Qui n'a plus qu'un moment (a vivre, N'a plus rien A dissimuler, (f r.), Q u i n a u l t (t 1688), Atys I, 6; die nog slechts een oogenblik heeft to leven, heeft Wets meer to veinzen (te verbergen). Qui ne dit mot consent, (f r.), zie Qui tacet etc. Qui ne salt se borner, ne out iamals 6crire, (f r.), wie zich niet binnen zekere perken weet to houden, kan ook niet schrften. Deze woorden uit B o i i e a u's Art poetique, zang I, vers• 63, bieden eene opmerkelijke ge- lijkenis met : Irn der Beschrdnkung zeigt sick erst der Meister, van G o e t h e. Qui nescit dissimulare, nes- eit regnare, (lat.), wie niet veinzen kan, kan niet heerschen. Spreuk van koning Lodewijk XI van Frankrijk; vgl. Dissimuler etc. Qui nimium probat, nihil pro- bat, (1 at.), wie to veel bewijst, bew~st niets. Qui nobis cunctando resti- tuit rem, (1 at.), die door dralen ons den staat behield. Toegepast op F a b i u s C u n c t a t o r (Quintus Fabius Maximus' de talmer), die, als dictator, Hannibal nooit in 't open veld bestreed, maar door been en weer trekken vermoeide en verzwakte. Deze spreuk word door van M i d d e l g e e s t weer toegepast op Mr. Pieter de Groot. Qui non habet in nummis, lust in corpore, (lat.), wie niets aan geld bezit, worde aan z#n l#f bestraft. Qui non proficit, deficit, (1 a t.), wie niet vooruitgaat, gaat achteruit. Qui propcit in literis et de- ficit in moribus, plus deficit quam profieit, (lat.), wie in kennis toeneemt en in zeden a fneemt, neemt meer of dan toe, m. a. w. zonder deugd schaadt de kennis. Qui que to sots, voici ton (maitre, Il l'est, le fut on le dolt etre, (f r.), wie g# ook zit, zie hier uv meester ; hjj is- het, hij is het geweest of hij moet het worden. Opschrift door V o l t a i r e onder een beeldj e van Cupido of Amor geplaatst. Qui s'acquitte s'enriehit, (f r.), die een schuld betaalt, wordt r?jker. Schuld betalen verarmt niet. Qui s'excuse s'accuse, (f r.), die zich verontschuldigt beschuldigt zich. Qui sly frotte, sly pique, (f r.), wie er aan raakt, kwetst zich. Spreuk van du Buysson du Vernet, d'H i- r i s s o n, van bet geslacht Crdqui en de baronnen van Courcy, die een stekel- varken in hun wapen voerden ; verder van N a n c y (stad) e. a. Vgl. Nemo me etc. QuI Bert bien son pays, n'a pas besoin d'aieux, (f r.), die zijn vaderland goed dient, heeft geen adel- doin noodig. Zie Le premier qui fut roi enz. Qui tacet, consentire vide- tur, (lat.), wie zw#gt, wordt geacht zone instemming to betuigen. Vgl. Qni ne dit. Qui trompe-t-on lei ? (fr.), wien bedriegt men hier? (Eigenlijk: Qui diable est-ce done qu'on trompe ici ?) Vraag van Bazile in le Barbier de Seville, III, 9. Qui trop embrasse, mal etreint, (f r.), letterl. die to veel om- vat, houdt slecht vast. Wie al to veel op eens wil doen, slaagt kwalijk; em- brasser = omhelzen, etreindre = sterk omhelzen, samendrukken. De Nederland- sche spreuk is veel omvdmen doet slecht verzamen. Qui vent monrir on vaincre, est vaineu rarement (Corneille, Horace A. 2, se. 1), wie vast besloot to sterven of to overwinnen, wordt niet licht overwonnen, woorden van een Ho- ratier tegen een Curiatier, terwijl zij QUI ENZ. 970 QUIDQUID ENZ. spreken over den strijd, then zij, onwillig, zullen moeten strijden, daar het vader- land het eischt. Qui viva nocuere- mall post tunera prosunt, (lat.), die b# hun leven als boozen onheil teweegbrachten, does (somwijlen) nut na hun dood. Versregel van Barlaeus (Caspar v. Baerle, f 1648 als hoogleeraar to Am- sterdam). Qui-vive, (f r.), letterl. wie leeft ? - werda ? wie daar ? (de aanroep van Fransche schildwachten, wanneer er iemand nadert). Qulcquid dellrant reges, plectuntur Aehivi, (lat.), in het- geen de koningen verkeerd* doers als waanzinnigen, worden de Achivers (Grieken) gestraft. U o r a t i u s, Epistol. 1, 2, 14, die daarmee zeggen wil, dat de Grieken moesten boeten voor al hetgeen in den Trojaanschen oorlog door Agamemnon, Menelaus, Achilles enz. dwaas en onbezonnen ondernomen en verricht was. Beduidt onder ons: het yolk moet boeten voor de feilen zijner bewindslieden. Quid, (I at.), wat ? Quid ad me ? wat gaat het m# aan ! Quid distent aera lupinis (Ignorare -, (1 a t.), niet het onder- scheid kennen tusschen kopergeld en wolfsboonen. Z. v. a. niet weten, dat 2 X 2 = 4 is, uitermate dom zijn. Horatius, Epistol. I, 7, 23. De wolfs- boonen (lupini) werden bij de oude Romeinen op het tooneel voor geld gebezigd; vanhier noemde Plautus (Poenuli III, 2, 20) ze aurum comicum (komisch goud). Ook de kinderen ge- bruikten ze in hunne spelen voor geld. Quid faeiemus nos at.), ivat zullen w# doen ? Quid faclendum ? (1 a t.), wat moet er yedaan worden ? wat moeten w# doen ? wat nu gedaan ? Quid luvat amisso elaudere septa grege ? (I at.), wat baat het, den steel to sluiten, als de kudde ontsnapt - Wat bast het, den put to dempen, als het kalf verdronken is ? Quid non mortalin peetora (Coffis, Aura sacra fames (1 a t.), V e r- gilius, Aeneis,3, 56 sq., (waartoe be- weegt g# de menschel#ke gemoederen niet), o vervloekte gouddorst! - Gierig- heid is de wortel van alle kwaad. (1 Tim. VI : 10). Quid none ? (1 a t.), wat nu ? Quid plura, (1 a t.), waartoe meer? waartoe nog meer woorden gebruikt ? C i c e r o, de Legibus II, 1, 3, e. e. Quid prodest, (lat.), waartoe dient het ? wat baat het ? Quid rides? Mutato nomine de to tabula narratur, (1 at.), wat lacht g# ? verander slechts,den naam en de geschiedenis geldt u. Horatius, Satirae 1, 1, 69 sq. Quid sit futurism eras, Inge quaerere, (lat.), vermfjd to vragen wat morgen z#n zal. H o rat i u s, Oden I, 9, 13. 'Quid verism atque deeens euro et rogo et omnis in hoe sum, (1 a t.), wat wear en voegzaam is, behartig ik en daar vraag ik naar; .7a, ik ben er geheel in (bezig), ik leef er in). Devies van Philip Wi,llem v. H e u s d e, hoogleeraar in de welspre- kendheid en geschiedenis to Utre ,ht, stichter eener (Socratische) school, t 1839. Quid vesper terat, ineertum est. (lat.), wat de avond brengen zal, is onzeker. L i v i u s XLV, 8, 6. Quidproquo of quiproquo, (lat.), wat voor wet of wie voorwien; vandaar eene verwisseling van zaken of personen, een vergissing of misverstand. Shakespeare, King Henry VI, II, 5, 3. I cry your mercy, 't is but quid for quo. Quidquid agis, prudenter agas et resplee finem, (lat.), wet g# ook duet, doe het met beleid en denk aan het einde; eene spreuk, die reeds in de Middeleeuwen, bv. in de Gesta Romanorum e. 103, geciteerd QUIDQUID ENZ. 971 QUIPPOS. wordt. Andere Middeleeuwsche geschrif- ten beroepen zich voor deze spreuk op eene fabel van Aesopus, anderen op Jezus Sirach 7, 38 (40). Quidquid Id est, timeo Danaos et dona ferentes, (lat.), hoe het ook z~, ik vrees de Grieken, (d. i. ik vertrouw ze niet), ook zvanneer zrj ge- schenken brengen. V e r g i l i u s, Aeneis II, 49. Zie Danaos. Quidquid In buccam venit, (lat.), al wat (iemand) voor den mond komt. C i c e r o e. a. Qulen Babe ? (p o r t.), We weet het ? ISpreuk van den dichter L u i s d e C a- m o e n s (t 1580). Quiets non movere, (1 a t.), let- terlijk niet roeren wat in rust is. Dit spreekwoord wordt gebruikt om aan to duiden, dat men sommige oude quaestien niet weder behoort op to rakelen. Quietisme, van 1 at. quies = rust ; de naam eener mystieke godsdienstige richting, of komstig van den Spaanschen priester Michael M o l i n o s. Hij eischte in zijn ,Guida Spirituale", d. i. Gees- telijke Gids (1675), eene afdaling des geestes in het stil gebed, eene vol- komen lijdelijke rust der ziel, die zich als het ware oplost in God. 1) e 1 a Mothe-Guyon en Fenelon namen dit stelsel in bescherming. Maar nadat B o s s u e t bewerkte, dat Fenelon's leer- stellingen als dwaalbegrippen werden verodrdeeld, en Fenelon zich daaraan onder c ierp, kwam het Quietisme in vergetelheid. Quilp, een afzichtelijke dwerg, bru- taal en listig, in The old curiosity Shop van Dickens. Quinisextum, zie Trullanische Synode. Quinquagesima, (lat.), de 50e dag. Naam van den 7n Zondag voor Paschen, d. i. van den Zondag voor de vasten. Ook Esto mihi genaamd, naar de aanvangswoorden der Latijnsche mis op then dag : esto mihi in Deum pro- tectorem etc., wees mijn beschermgod enz. enz. vgl. Ps. XXXI : 2 (Vulgata). Quinquertium, g r. pentathlon, de wedstrijd in de vijf lichaamsoefe- ningen, halma (het springen), diskos (werpschijf), dromos (wedloop), pale (het worstelen) en pugme (vuistge- vecht). Deze vijf strijdsoorten telde Simonides (t 469 v. C.) in een zijner pentameters aldus op : halma, podoo- keian (snelheid der voeten), diskon, akonta (werpspies), pal". Quint, (sport.), Quintuplet. Quintefeuille, (f r. w a p.), zie Yij f- blad. Quintessens, (f r.), quintessence, van lat. quinta essentict, d. i. de keur of kern, het fijnste, beste, edelste, krachtigste eener zaak; eig. de door chemische kunst vijfmaal overgehaalde geest van iets. De uitdrukking werd het eerst gebruikt door A m m o n i u s in zijn ,Leven van Aristoteles". (Zie S c h o 11, Griechische Litteraturgesch." 500 n. C., en West e r m a n n, „Vitaru~m scriptores Graeci minores", 1845, blz. 401). Ook, het v#fde bestaande. Aristo- teles gewaagt op vier plaatsen in zijne werken, naast de vier elementen (water, vuur, lucht en aarde) van een vij fde, dat hij goddelijk en-onvergankelijk noemt. Quintill ware, redde mihi legiones, (la t.), Quintilius Varus, geef 'n rn#ne legioenen terug. Uitroep van keizer A u g u s t u s, na den slag in het Teutoburgerwoud. Quintills, (nml. inensis), letter!, 5e (maand), omdat bij de Romeinen Maart langen tijd de eerste maand was. Vervolgens naar Julius Caesar Juli (z. a.) geheeten. Zie Maanden (De Romein- sche ). Quintuplet, tweewieler met vrjf zitplaatsen. Quippos, knoopenschr( ft, waarvan zich de Inca's in Peru bedienden voor den tijd der Spaansche overheersching. De quippos bestonden uit een hoofd- snoer ter lengte van omstreeks den meter, van hetwelk talrijke veelkleurige, op velerlei wijzen saamgevoegde en van knoopen voorziene draden afhingen. QUIPROQUO. 972 QUOD ENZ. Daardoor konden zij bevelen uitvaardi- gen naar alle deelen van het Rijk. De beteekenis hing of van de kleur, de gesteldheid en bet aantal der knoopen, van de rangschikking der draden, van hunne lengte en samenvoeging. Quiproquo, zie Quidproquo. Quirinaal. Een der zeven heuvelen waarop Rome is gebouwd, heette eertijds Collis Quirinalis, d. i. de heuvel van Quirinus (Romulus), tegenwoordig Monte Cavallo. Tegen then heuvel aan ligt Het Quirinaal, de residentie des Ko- nings van Italic, ook als bet paleis van Monte Cavallo bekend. Er is van Paus Gregorius XIII (ao 1572-85) tot Paus Alexander VII (ao 1655-67) aan ge- bouwd geworden. Quirlualla, feesten jaarlijks op 17 Febr. gevierd ter eere van Quirinus, in wien de Sabijnen den krijgsgod Mars vereerden, en in wien later de Romeinen hun vergoden stamheer Roniulus, den stichter hunner stad, alszoon van Mars, huldigden. Zie ook bij Fornacalia. Quirinus z. v. a. speer-slingeraar, uit sab. curls, romr quiris == lans. Qulrites, eig. de inwoners der Sa- bijnsche stad Cures (prisci Quirites); vervolgens eernaamm der oud-Romeinsche burgers, inzonderheid in openbare volks- redevoeringen, sedert zich met hen de Sabijnen. hadden vereenigd; terwijI de naam Romani hun als staatslichaam en als krijgers bijbleef. Quis custodiet lpsos custo- des? (I a t.), wie zal de bewakers zel- ven bewaken ? J u v e n a l i s, Satirae 6, 347 sq. Quis furor, o elves, quae tas- te Ileentla ferri est ? (spreek uit, ferrest), (1 a t.), waartoe die groote woede, burgers, waartoe dat verwoed rondzy,aaien van hetzivaard!Uit Lu- canus' Pharsalia, 1. 1 : 8. Quis leget huee, (lat.), wie zal dat twig lezen. Lucilius, pl. m. 103 V. C. Quis, quid, ubi, quibusauxi- His, cur, quomodo, quando? (lat.), We (is de schuldige), wat (is de misdaad), waar (gepleegd), met welke hulpmiddelen, waarom, hoe, wanneer ? de hoofdpunten, waarnaar men volgens de~ oude rhetorici bij de instructie eener misdaad to vragen had, tot een hexa- meter samengevoegd. Daarnaar ook de hoofdverdeeling van eene rede of een opstel. Quis separabit ? (I a t.), wie zal (ons) scheiden .9 Spreuk der Orde van den H. Patricius. Quisisana, (it.), hier wordt men gezond; van qui (hier) en sanarsi (tot herstel komen). Quisquilign, van l at. quisquiliae, slechte, onbruikbare afval, vodderijen, tuig. Quixote (Don -, zie Don. Quixote van het Noorden (De Don -, bijnaam van Karel XII, koning van Zweden, ook wel genaamd „de dolle" of ,de krankzinnige" (1682, 1697-1718). Quixote (Het paard van Don -, Rosinante, type van een slecht paard, magere knol. Quo fata trahunt, (lat.), waar- heen het noodlot voert. Quo lure ? (I a t.), met ivelk reeht ? Bij Cicero e. a. Quoad formam, (la t.), wat den corm betreft. Quoad materlant of materlem, (I a t.), wat den inhoud betreft. Quocunque modo, (I a t.), op wat wijze bet ook wezen moge, op elke mogelijke manier, hoe dan ook. Quod attestor (Q. A.), of quod testor, (lat.), wat ik getuig, oudtijds steeds, thans nog soms geplaatst boven de handteekening van een officieelper- soon, ter bekrachtiging eener verklaring. QUOA ENZ. 973 QUOI ENZ. Quod bene (of probe of optime) notandum, (1 a t.), wat wel op to merken is, waarop men wel acht moet geven. Quod bonnet, felix, Iaustum, fortunatumque sit, (lat.), wat goed, gelukkig, gunstig en gezegend z#! C i c e r o, De divinatione 1, 45, 102. Quod cito fit, cito perit, (1 at.), wat snel ontstaat, snel vergaat. Zoo gewonnen, zoo geronnen. Quod concedo, (1 a t.), wat ik toegeef of toestem. Quod Deus avertat ! (lat.), wat God verhoede ! Quod Deus bene vertat of vortat (Q. D. B. V.), (1 a t.), wat God ten beste wende. Quod Dens vult, (lat.), of Quod vult Deus, wat God wil. Quod differtur, non aufertur, (lat.), wat uitgesteld wordt, wordt nog niet afgesteld. Uitstel is geen afstel. Quod erat demonstrandum (Q. E. (lat.), hetgeen to bewijzen was; Latijnsche vertaling der woorden, die men bij den Griekschen wiskunste- naar E u c l i d e s (ongeveer 300 v. C.) aan het slot van elke bewijsvoering vindt. Quod est (Q. E.), (1 a t.), wat is of beduidt; vgl. Hoc est en Id est. Quod facis, fac chins, (lat.), wat grj doet, doe het ten spoedigste. M. a. w. zoodra men een besluit heeft genomen, is het verkieslijk, dat dadelijk uit to voeren; ook wanneer een ongeluk onvermijdelijk is geworden, is het beter, dat het dadelijk komt. Vgl. Joh. XIII : 27. Quod factum est, factum est, et refers nequit, (1 a t.), wat ge- sehied is, is geschied, en kan Wet herdaan worden. Quod fecisse voles cum mo- rieris, age, (1 a t.), wat gij zult willen gedaan hebben als gij komt to sterven, doe dat, nml. tijdig, zonder uitstel, om- dat gij den dag uws doods niet weet. Quod Beri potent per pauca, non debet per plum, (lat.), wat zonder omhaal kan, moet niet met om- haal verricht worden. Quod latet, ignotum est, ig- noti nulls cupido, (1 a t.), wat men niet weet, deert ons niet. 0 v i d., Ars amandi III, 397. Letterl. wat ver- borgen is, is onbekend, naar het onbe- kende bestaat Been verlangen. Quod libet, (1 at.), wat belieft, wat men maar wil. Saamgetr. als subst. quodlibet = allerlei, mengelmoes. Quod licet Jovi, non Beet bovi, (1 at.), wat aan Jupiter vrjjstaat, staat daarom nog aan Been os vrij, d. i. wat den een past, voegt den ander nog ni et. Quod nego, (lat.), hetgeen ik ontken. Bij redetwisten. Quod testor (Q. T.), (1 a t.), het- geen ik getuig; vgl. Quod attestor. Quod tibi fieri non vis, alter! ne feceris, (lat.), wat gij niet wilt, dat u gesehiedt, doe dat ook een ander niet. Keizer Alexander S e- v e r u s (t 235 n. C.). Quodlibet, zie Quod libet. Quodlibet, it. messanza, misti- canza, noemde men in de 16e en 17e eeuw eene komische aaneenschakeling van verschillende melodieen, natuur- klanken enz., een bont mengelmoes, zooals in J a n n e q u i n's , Schlacht", „Hasenjagd", „Weiberklatsch", en derg. stukken van Gombert, Matthias H e r m a n n, e. a. Eene andere soort van Quodlibet was de potpourri-achtige aan- eenschakeling van brokstukken van verschillende bekende compositie's (mo- tetten, madrigalen, choralen, chansons enz.), met eene humoristische tendenz. Quo! qu'en dise Aristote et sa (docte cabale, Le tabac emit divin, it West rien qui l'egale, (f r.), wat Aris- toteles en zone geleerde medestanders QUOMODO. 974 QUOUSQUE TANDEM. ook zeggen, de tabak is goddeli, f k, niets haalt er bij. C o r n e i 11 e, Le Festin de Pierre 1, 1. Quomodo, (lat.), op welke wvijze, hoe (Latijnsch adv.); vandaar tegen- woordig als subst. = wijze van behan- deling, manier van uitvoering, de wijze waarop, modus quo. Quomodo vales ? (I at.); hoe vaart ge ? Quorum pare magna fui, (1 a t.), waarvan (van welke gebeurtenissen) ik zelf een goed deel heb uityemaakt, d. i. waarbij ik zelf zeer betrokken ben geaweest. V e r g i l i u s, Aeneis 2, 6. Quos ego ! (lat.), die ik (nl. eens leeren zal), ik zal ze ! Afgebroken be- dkeiging van Neptunus tegen de onstui- ntige winden. V e r g i l i u s, Aen. 1, 135. Quos Jupiter volt perdere dementat pries, (lat.), dien de godheid verderven wil, beneemt hi, f eerst het verstand; jambe van B r i s- s o n n a d e, naar een citaat van Barnes in de Latijnsche vertaling van E u ri- p i d e s II, 497, en aldaar aan den Griek- schen dichter A then o d o r u s toege- schreven. Quot capita, tot sensus, (1 a t.), zooveel hoofden, zooveel zinnen. H o- r a t i u s, Satirae II, 1, 27. Quot capitum vivant, toti- dem studiorum millia, (1 a t.), zoo- veel hoofden er zjjn, even zooveel dui- tend verschillende neigingen. H o r a- t i u s, Satirae 2, 1, 27 sq. Quot homines, tot sententiae, (lat.), Terentius, Phormio 2, 4, 14 (454), C i c e r o, 1, 5, 15, De finibus bonorum et malorum. Zooveel hoofden, zooveel meeningen (zinnen). Quot lingual quis callet, tot homines valet, (lat.), K a r e l V, zooveel talen iemand kept, zooveel malen is h# een mensch; f r. autant de langues 1'homme sait parler autant de fois it est homme ; n e d. Zooveel mannen is een man, Als hij talon spreken kan. Quota, ook quotum, (lat.), het evenredig aandeel of het behoorlijke, vereischte gedeelte, dat door ied'er naar verhouding bij to dragen of to betalen is, - pro quota, naar verhouding, even- redig. Quoten-commissie, de Staats- commissie der Quoten, commissie ter bepaling van het quotum = den aanslag van het bedrag, waarop iedere provincie tot stijving van de schatkist van de Generaliteit, gezet werd; waarin Laurens Pieter van de Spiegel (t 1800), Holland zeer tegenwerkte. Quousque tandem? (lat.), C i- c e r o, Orationes in Catilinam 1, 1, misschien nagevolgd door L i v i u s, Ab urbe condita lib. 6, 18, 5. (Quousque tandem abutere, Catilina, patientia nos- tra ?) Hoe tang nog, Catilina! zult 9'J misbruik maken van ons geduld ? R R. R., Romanus = Romein en Ro- meinsch. R., Rufus. R, op Fransche munten, duidt aan, dat ze to Orleans geslagen zijn ; op Spaansche wolbalen beteekent R, dat de wol van de fijnste soort is. R. A., (e ng.), Member of the Royal Academy. Rb, roebel(s). R. F. S. V. P., (f r.), r4ponse favorable, s'il vous plait, d. i. men verzoekt een gunstig antwoord. Ironisch restez ferme sur vos pieds ! = sta vast in j e schoenen R. I. P., (lat.), zie Requiescat. R. M. T. Onder de regeering van Willem III in Engeland werden alle kinderdieven, die gevat waren, met vuurroode letters gebrandmerkt : R (rogue = schelm), op den schouder; M (manslayer = menschendooder), op de rechterhand; T (thief = dief ), op de linkerhand. R, P, 1, de Latijnsche, Grieksche en Hebreeuwsche R achter elkander, cn uitgesproken E r- r o - r e s, was het antwoord, dat een zeker godgeleerde RAAD ENZ. aan Balthasar Becker schreef, na de toezending van diens Betoverde Wereld; hij wilde daarmede to kennen geven, dat het boek niets dan dwalingen, errores, behelsde. Ra', (rah, rang), (h e b r.), 'boos, slecht. Laschoon ra' of hora' =booze tong, laster, kwaadsprekerij. Ajin ho- ra' = het booze oog ; geest van nijd. Rieach ra' = leelijke reuk. - In deze uitdrukkingen heeft de volkstaal het woord ho-ra' vaak verbasterd tot horre, looschen horre spreken = lasteren, kwaad spreken, ajin horre hebben = nijdig op iets of iemand zijn. Raad van looter goden, Romeinsche Raad, gij die voorheen Een raad van louter goden scheen! zegt Maurits Cornelis van Hall (1768-1858), in Marcus Tullius Cicero. De dichter gaat verder dan de gezant van P y r r h u s, wien die raad eene ver- gadering van enkel koningen had toe- geschenen. Raad (Berg van den Boozen -, heuvel aan de overzijde van het Hinnomdal (z. a.), dus geheeten omdat, volgens de legende, Kajaphas daar zijne villa had, waar met Judas Iskarioth onderhandeld en tot den dood-van Jezus besloten werd. (Vgl. Matth. XXVI .: 14 16 en vs. 394). RAADSELWAPEN. 976 RABBOUSAI. Raadselwapen, armes fausses, armes a enquerir of cas a enquerre, d. i. een wapenschild, waarin men metaal op metaal of kleur op kleur ontmoet. Hetgeen schending is van den heral- dieken hoofdregel, volgens welken steeds kleur op metaal en metaal op kleur moet staan. De wezenlijke of eigenlijke raadselwapens moesten ten teeken dienen, dat de vorst, our de gedachtenis van een of ander roemrijk bedrijf levendig to houden, den beschouwer door die schending heeft w illen noodzaken, onder- zoek naar de aanleiding er van to doen. Hierop toch zinspeelt de Fransche be- enquerre" (geval om to onderzoeken). De waarheid is echter, dat wapens in de Middeneeuwen niet door vorsten ver- leend, maar door de dragers zelve aan- genomen werden ; en dat het inachtnemen der regels slechts zoo ver reikt, als de invloed der Fransche beschaving in 't algemeen. Raid of Llimelaar, geestelij ke. Raaf, (h e b r.), zie Raaw. Raaf, mrv. raven, priester van den zonnegod Mithra. Aldus bij de Magiers, omdat op den mantel van dien god eene raaf zit als zinnebeeld der alwetendheid. Raaf, in de Grieksche mythologie als het symbool der zon, gewijd aan Apollo ; in de Germaansche godenleer het zinnebeeld van Wodan's alwetend- heid. Ze gold weleer voor een geluks- vogel ; haar gekras werd als een gelukkig voorteeken beschouwd. Het Christendom maakte ze tot een duivelsvogel, als symbool en gezel van den duivel; ja, Augustinus vereenzelvigde het ,kras, kras" der raven met 1 at. eras = morgen ! (uitstel van bekeering). Raapkoppen, spotnaam voor de bewoners van Sint Anna-Parochie bij Franeker. Raapzaad (Met den duivel om - gaan, sterven. Raasdonders, (mil.), grauwe erwten. Raasmaandag, oude benaming in Gelderland voor Koppermaandag (z. a.). Raaw, (raab), (h e b r.), letterl. leeraar, titel van een opperrabbijn, zie Rabbi. - De echtgenoote des opper- rabbijns wordt genoemd Rebbe-tsin, zie Rabbi. - Het Hebr. woord raaw (raab), beteekent ook veel, genoeg, en wordt ook sours in dien zin in de volkstaal gebruikt. Rabagas, staatsman van verdacht allooi; naar den held van een tooneelspel van Sardou, in 1871 voor 't eerst in den Vaudeville-schouwburg to Parijs gespeeld, een volksmenner in Monaco, die tot de hofpartij wordt overgehaald door middel van eene uitnoodiging tot een diner aan 't hof, enz. Rabbanieten, zie Karaieten. Rabbi, (h e b r.), letterl. m#n meer- dere, mijn heer, mart leeraar, m#n meester. Titel van een Joodsch geleerde. In het Nederl. taaleigen Rabb#n. In de volkstaal der Nederl. Joden verbas- terd tot Rebbe; in die der Portug.- Israel. Nederl. Joden tot Ribi of Ribbi; in die der Duitsch-sprekende Joden vaak tot het korte Reb. Het gebruikelijk meervoud is Rabboniem (Rabbanim; eigenlijk meerv. van Rabban = onze leeraar) = leeraren. Met aanroep Rabbousai (rabbotai), rjjne leeraren, ook gewoon in den zin van mijne heeren. Het gebruikelijk vrouwelijk woord is (met den Poolsch-Litthauschen vrouwel. uitgang -zin), Rebbetzin (Rebbe-tseen) = vrouw van den leeraar, vrouw van den opperrabbijn. Verg. het Nederl. oastoorsche, domineesche. Rabbiem, (h e b r.), velen [zie Raaw, (Raab)]; vandaar term voor : meervoud ; ook term voor : het publiek. Tsorehei rabbiew = openbare • aangelegenheden, gemeente-zaken. BifW rabbiem, voor het publiek, in het openbaar. Rabboniem, zie Rabbi. Rabbousai, (Rabbotai), zie Rabbi. naming , armes a enquerir", „cas a (b a r g.), RABELAIS ENZ. 977 RACHMONOH LITZLON. Rabelais (De Engelsche -, Jonathan Swift, door Voltaire aldus genaamd. Rabelais (Le quart d'heure de -, zie Le quart d'heure enz. Rabenstein, (h g d.) , gerichts- plaats, galgeveld. Eig. ravenstins of ravenslot, omdat de raaf het doode aas zoekt. Rablenus, zie Labienus. Racaille, (hand.), het onzuivere, het bedorvene, het uitschot. Racaille des grandes villes, (f r.), schuim der groote steden. Deze woorden werden in de zitting van de Bel- gische Kamer der Volksvertegenwoor- digers van 3 Maart 1893 door den heer Van d e r k i n d e re, der gematigde lin- kerzijde, gebezigd, ter aanduiding van den minderen man, die door verleening van het algemeen stemrecht kiezer zou worden. Men heeft hem die uitdrukking later dikwerf verweten. Raccourel, (f r. w a p.), zie Verkort. Racer, (e n g.), wedrenner, naam van een Schotschen sneltrein van den London- and North-Western-spoorweg, die 't in Juli 1896 bracht tot eene snel- heid van 105 mijlen in 105 minuten. Races, (e n g.), wedrennen. Goodwood-races, aldus genaamd naar het Good wood-Park, waarin ze gehou- den worden. Ze beginnen den laatsten Dinsdag van Juli en duren vier dagen, waarvan de Donderdag (de cup-day) de belangrijkste is. Deze races zijn zeer gezocht. Het Goodwood-Park werd aan- gekocht door Charles, first duke of Richmond. De zeven jaarlijksche race-meetings to Newmarket. (1) The Craven; (2) first spring; (3) second spring; (4) July; (5) first October; (6) second October; (7) the Houghton. The Epsom. Aldus genaamd naar Epsom Downs, waar ze gehouden wor- den. Ze duren vier dagen. 2 he Derby. De 2e dag (Woensdag) van de groote Mei-meeting to Epsom, in Surrey; aldus genaamd naar den Earl of Derby, die deze races in 1780 invoerde. The Oaks. De vierde dag (Vrijdag) van de groote Epsom-races ; aldus ge- naamd naar ,Lambert Oaks", in pacht opgericht door de Hunter's-Club". De Oaks-bezitting ging op de familie Derby over, en de twaalfde graaf was de in- voerder van de bovengenoemde races. St. Leger. De groote races to Don- caster ; aldus genaamd naar kolonel St. Leger, die deze in 1776 invoerde. Ascot, gehouden to Ascot Heath, in Berkshire. In Nederland : bij Clingen- daal. In Frankrijk : bij Longchamps. Rachel (Wli meenen om - to dienen, en worden met de leepe Lea bedrogen, zinspeling op het verhaal van Gen. XXIX : 16-25. In huwelijkszaken ziet men zich sours bitter teleurgesteld. Leep in dit spreekw. z. v. a. druipende, tranende oogen; Gen. XXIX 17 spreekt nochtans van teedere (dole en matte) oogen. Raeheltie's wasschop, sobere bruiloft. Wasschop (m. n e d.) =bruiloft, echtverbintenis. Volg. Gen. XXIX : 28 liep Jacob's echtverbintenis met R a c h e l zeer stil en eenvoudig, zonder omslag af; terwijl Laban, haar vader, van die met Lea veel werk had gemaakt (zie Gen. XXIX : 22). Rachem, (h e b r.), zich ontfermen, zich merachem z# n n over iemand = zich over iemand ontfermen, met iemand medelijden hebben en hem helpen. Raehitis, zie Engelsche ziekte. Raehmon, (h eb r.), (van rachem, zich ontfermen), iemand die medelijdend, barmhartig is. Rachynonoes, (rachma- noeth), (h e b r.), medelijden, medegevoel. Joodsch rachmonoes = zulk medegevoel voor armen en ongelukkigen, dat niet al to deftig en to voorzichtig redeneert, maar broederlijk onder den arm grijpt en helpt. Raehmonoh litzlon, (rachma- nah litzlan), Chaldeeuwsche uitroep van schrik of angst. De Albarmhartige ntoge redden! (Zie Rachmon). 62 RACINE ENZ. 978 RADIE. Racine de la chaire (Le -, (f r.), de Racine van den kansel, Jean Baptiste Massillon (1663-1742). Racine der romantlsche pe- riode' (De -, Alfred de Vigny (1799-1863). Racine passera comme le cafe, (f r.), Racine zal voorbijgaan (d. i. uit de mode raken) evenals de koffie. Volgens Voltaire in de voor- rede van Irene een woord van Mad. d e Sevigne (1626-96), die 't echter niet gezegd heeft. Zij schreef 16 Maart 1672 aan hare dochter : ,Racine fait des comedies pour la Champmesle ; ce n'est pas pour les siecles a venir : si jamais it West plus jeune, et qu'il cesse d'etre amoureux, ce ne sera plus la meme chose. Vive done notre vieil ami Corneille !" Vier jaar later, den loen Mei 1676, schreef zij weer aan hare dochter „Vous voila done bien revenue du cafe ; mademoiselle de Meri 1'a aussi chasse de chez elle honteusement. Apres de telles disgraces, peut-on compter sur la fortune?" In zijn geheugen verward, vond Voltaire deze spreekwijzen terug en to goeder trouw schreef hij die aan Mad. de Sevigne toe, waartegen de laatste nooit heeft kunnen opkomen, omdat zij reeds tachtig jaar dood was, toen Voltaire dit bericht de wereld inzond. Racingman, (sp o r t.), wielrenner. Rad agama of rad madsdiid, hetzelfde als Landraad agama = pries- terraad. Volgens art. 3 Recht Organ. en 78 K. R. blijven de tusschen Inlanders of tusschen met deze gelijkgestelde personen van gelijken landaard gerezen burgerlijke geschillen, nl. alleen die omtrent huwe- lijkszaken en boedelscheidingen, welke volgens de godsdienstige wetten of de zeden en otide herkomsten van die per- sonen, ter beslissing staan van hunne priesters of hoofden, daaraan bij voort- during onderworpen. Nevens elke land- raad op Java en Madura is nu eene priesterraad of Landraad Agama (agama godsdienst) gevestigd, wiens ressort gelijk aan dat van den Landraad. Die priesterraad is saamgesteld uit den penghoeloe van den Landraad (d. i. de penghoeloe of priester die zitting heeft in den Landraad) als voorzitter en minstens 3 of hoogstens 8 Mohamme- daansche priesters als leden. Radden, (b a rg.), rjjksdaalders. Rude, in Herkenrade, soms ray, rode of rooi : Venray, St. Oedenrode, Wanrooi, duidt een grond aan, die om- geploegd en voor den bouw toebereid is. Radeloos, redeloos, redde- loos, beoordeeling van den toestand in 1672, bij de overrompeling van ons land door de Franschen onder Lodewijk XIV. De overheid was radeloos, het yolk rede- loos en het land reddeloos. Rad6n, (j a v.), titel van personen van vorstelijke of komst. Raden Mas, titel der zonen van den vorst en van een pangeran in hunne kinderjaren. Raden mas goesti, titer der echte zonen van den vorst in hunne kinderjaren. Raden ajoe, titel der echte dochters van den vorst; ook van zijne onechte dochters, kleindochters en achterklein- dochters, nadat zij gehuwd zijn. Raden adjeng, titel dezer dochters enz. voordat zij gehuwd zijn. Radiant, (f r. w a p.), zie Stralend. Radicaal, aanhanger eener staats- partij die eene geheele verandering der staats- of maatschappelijke inrichting verlangt, zoodat niet slechts het uitwen- dige, bijkomstige, maar de wortel (radix) worde hervormd. Het woord werd het eerst toegepast op H e n r y H u n t en Majoor Cartwright en anderen,die eene radicale hervorming, van lat. ra- dix (wortel), dus met wortel en al, grondig, wenschten in to voeren in het stelsel van vertegenwoordiging, en niet enkel een paar steden van het recht van vertegenwoordiging wenschten to voorzien. Radle, (f r., herald.), gepunt (vij f- of zevenmaal). Van den gouden ring met even zoovele punten, waarin de antieke kroon (couronne a l'antique) bestaat. Radie wordt ook wel in de heraldiek gebezigd als rayonnant = stralend. RADIOGnAPHEEIIEN. 979 BABA. Radlographeeren, zie Rontgen- stralen. Uit lat. radius (straal); dus letterl. straal-schrijven. Radla, (m a l.), regeerder, worst. Voorts is radja moeda = onderkoning, troonopvolger ; radja perampoean = vorstin, maharadja, groote, verheven koning. Radjeb of redieb, (a r a b.), naam der 7e maand van het Mohammedaan- sche jaar. (Zie 1Vlaanden). Radjetoe, zie Rats. Rafflnement, (hand.), het uit- pluizen, vitten, spitsvondigheid, ge- zochtheid. Raglan, een zeer wijde mantel, aldus genaamd naar Lord Raglan (1788-1855), een der voornaainste helden in den Krimoorlog, die zulk een mantel bij voorkeur droeg. Ragnarokr, (n o o r d s c h e myth.), .godensehemering, de dag, waarop de wereld zal vergaan en de heerschende goden in hun strijd, tegen de booze machten zullen bezwijken ; de groote omwentelingsdag, waarna Surtur (z. a.) de overwinning behaalt en een nieuwen -hemel en eene nieuwe aarde sticht. Ragule, (f r. w a p.), zie Schuingetin- neerd en Knoestig. tagzon (verbasterd tot ragzen), (n. h e b r.), (van h e b r. rouges) rogis = toorn), een toornig mensch, een drift- kop ; zich meragges z#n = zich over iets boos maken. Raifleisensche banken. In de jaren van schaarschte 1846 en '47 besloot „Vader Raiffeisen" (1818-88), burge- meester van Flammersfeld, eene armoe- dige gemeente in het ruwe Westerwald (Hessen en Nassau), tot de oprichting eener cooperatieve bakkerij ; -later eene tot aankoop van vee. Zoo werden de woekeraars teruggedrongen, ter schuld- delging richtte Raiffeisen in 1849 zijne eerste Landbouwbank op, met slechts f 3600, en bood geldelijken steun aan ieder, die zich met zijn reglement kon vereenigen. Eerst in 1854 werd de tweede Bank opgericht to Heddesdorf, bij Neu- wied, waar Raiffeisen toen burgemeester was; in 1862 de derde, in 1868 de vierde en eerst in 1880 was het pleit gewonnen. In 1885 telde men 245 Banken, in 1889 610, in 1891 885, (1897) in Duitschland 3800 met ruim 300.000 leden; voorts bezaten Italie (1896) 536, Frankrijk (1895) 2,81, Oostenrijk-Hongarije (1897) 800 en Belgie (1897) 100 dergelijke banken. En bij al het werk, dat reeds is gedaan, heeft nog nooit ien crediteur of ien lid van de Raiffeisensche Ban- ken ien pfennig verloren : zoo uitstc- kend is alles ingericht. De bank wil: werken op een klein gebied, geld uitleenen aan hare leden, die met zorg gekozen worden, geen zakelijk onderpand eischen, maar toezien, dat het geleende nuttig besteed worde, geen winsten najagen, maar alle verliezen vermijden, door groote gestrengheid. Railroad City, (am.), spoorweg- stad, naam voor Indianopolis, hoofdstad van den staat Indiana ; naar de talrijke spoorwegen, die hier samenkomen. Railroad State, (am.), spoorweg- staat, naam Voor New-Jersey (vgl. New Spain), naar de overtalrijke spoor- wegen. Raines bill, (am.), nieuwe drank- wet, op 5 April 1896 to New-York in werking getreden. In deze wet is voorgeschreven, dat van middernacht of tusschen Zaterdag en Zondag tot vijf uur op Maandag-ochtend geen restau- ratiehouder iemand wijn bij zijn diner verschaffen mag, en alle saloons (drank- lokalen) en restauraties, hotels uitge- zonderd, gedurende then tijd gesloten moeten zijn. Rais d'esearboucle, (f r. w a p.), zie Karbonkel. Raisonneur, (too n.), redeneeren- de rol, de bedaarde, vdrstandige man, de scherpzinnige raadgever, vertegen- woordiger van het gezond verstand. Raka, of eigenl. reka, (bij Matth. V : 22), leeghoofd, onbeduidend mensch, domoor! In den Talmud komt het woord RAKETTEN. 980 RAMELAN. vaak voor, in den aangegeven zin. Het is Chaldeeuwsch. Raketten, (b a r g.), tralien de-t- gevangenis. Rakit, (m a 1., ook j a v.), in orde, uitgerust; eene stelling, een stellage, een vlot. Rakkers, schimpnaam voor de in- woners van Gouderak en Langerak ; - in de 17e en 18e eeuw waren „rakkers van den schout" de schoutendienders of agenten van policie. Rakoezymarseh, volgens som- migen de lievelingsmarsch van F r a n s I I R a k o c z y, die hem na den rampspoe- digen slag bij Zsibo in 1705, het eerst moet hebben hooren spelen door den zigeuner Michael Barna ; werd door Wenzel Ruszsiczka (f 1823), in den tegenwoordigen vorm gebracht. Deze marsch had gedurende de omwen- teling van 1848 en '49 in Hongarije eene gelijke uitwerking als vroeger de „Marseillaise" in Frankrijk. Raksl, gepay funaeerd. Minjak raksi (minjak m a 1. = olie), kokosolie, die geparfumeerd is met welriekende bloe- men. Meraksi = parfumeeren. Rallentando, (i t., m u z.), afge- kort rallent., rail., langzamer wordend. Rallies, eene der hoofdgroepen van de afgevaardigden in de Fransche kamer van vertegenwoordigers, en wel die der monarchalen die zich met den republi- keinschen regeeringsvorm hebben ver- zoend (of, volgens hun tegenstanders, er voorloopig genoegen mede nemen). Ralliez-vons h mon panache blanc, (f r.), zie Enfants, si les cor- nettes enz. Ram, (w a p.), zinnebeeld van kracht. Deze heraldieke figuur behoort eigen- aardig to huis op de Veluwsche heide. De familie v. Delen voert ramskoppen in haar wapen; Gayinans (te Arnhem, 15e eeuw) voert drie ramskoppen, en v. Hoeckelum (te Bennekom, a o 1227 -enz.) een springenden ram.. Rama, (i n d. m y t h.), eene der vleeschwordingen of incarnation van Vischnoe; hij was de koning van Ayodhya en veroveraar van Ceylon. Ramadan, ook ramasan, zie Ramelan. Ramadoux, de fijnste soort van Limburgsche kaas. Ramasser une pelle, (f r.), let- terl. een spade oprapen, in werkelijk- heid, van een fiets vallen. Rambala of rembala, (m a 1.), schuit, overdekt vaartuig, voor staatsie dienend, in de Molukken in gebruik, door de Europeanen orembaai (z. a.) genoemd. Rambouillet (Hotel de -, een paleis to Parijs van Catherine d e V i v o n n e, markiezin de Rambouillet (1588-1665). Sedert 1620 was 't langen tijd de verzamelplaats van dat deel der Fransche aristocratie, hetwelk zich toe- legde op fijne beschaving, keurigheid van taal, uitwendig onberispelijke zeden en de beoefening van kunsten en we- tenschappen. Vernuften als Malherbes, Racan, Balzac, Voiture, Corneille, Cha- pelain, Scarron, La Rochefoucauld, Mad. de Scudery, de Markiezin de Sabld, Mad. de Sevigne en vele anderen meer, hadden toegang tot dit middelpunt van geestesbeschaving. Doch de bijnaam „lea Precieuses", eens de eeretitel der begdafde vrouwelijke bezoeksters van het Hotel de Rambouillet, veranderde later, toen geest en vernuft tot pedanterie waren ontaard, in een spotnaam, en Moliere (t 1673) maakte haar tot een onderwerp van spot in z jne „Precieuses ridicules" en „Femmes savantes". In figuurlijken zin wordt de naam toegepast op eene vereeniging, waar fijn vernuft en hoof- sche manieren hand aan hand gaan. Rame, (f r.w a p.), zie Getakt (gewei). Ramelan (a r a b. ramadsan), de 9e maand van het Mohammedaansche. j aar, de heilige maand der Muselmannen ; de vastenmaand in Ned.-Indio; ook Boelan Poewasa genaamd, zie Poewasa. RAMESSEUM. 981 RAPHAEL EEZ. Ramesseum, tempel, gewijd aan Ra, den Egyptischen zonnegod. Ra - me - se - soe = se - soe - ra = Sesostris = Ramses de Groote. Het werd gesticht door koning Ramses den Groote ; hij plaatste er een reuzenbeeld, grooter dan eenig ander, uit den stuk rose graniet gebeiteld; de wijsvinger er van is den meter lang. Het had eene lengte van 171/2 M, en moet 20.000 centenaars gewogen hebben. Rammelt (Dat -, (s c h i l d., t o o n.) = er is to veel afwisseling, veel wat niet bij elkaar past; to weinig eenheid. Rammevreters, spotnaam voor de bewoners van St. Jacobiparochie. Rammol, (h e b r.), bedrieger, in de volkstaal verbasterd tot ramme. Van het he b r. ww. rimma = bedriegen. Iemand ineramme zon = iemand bedriegen. Ramnes, een der drie oorsprou- kelijke stammen of tribus van het Ro- meinsche yolk, waaruit de drie ridder- centurien van dezelfde namen gevormd waren ; fig. de ridders = het voorname jongere geslacht. Zie bij Luceres. Rampah-rampah, (m a 1.), krui- derijen; bij de rijst gebruikt. Rampant, (f r.w a p.), zieKlimmend. Rampas, (m a 1. en j a v.), met ge- weld afnemen, ontnemen, in beslag ne- men, verbeurdverklaren, rooven, buit- maken, enz. Verhollandscht in ram- passen. Rampasan, buit, roof; ook, wat in beslag genomen is. Ranch, (a m.), boerderij, veehoeve, klein landgoed, van s p. rancho. Range, (f r. w a p.), gerangschikt op gene rij. Ranggon, (bat. j a v.), open hutje, wachthuisje, op hooge stijlen. to midden der rijstvelden. Rangier, (f r. w a p.), bet kromme, scherpe ijzer van de zeis. Ransel (Met gepakten - , (mil.), met een dikken buik. Ransen, (b a r g.), stelen. In ooze volkstaal ratsen (behendig iets weg- kapen). Rantsoen, of losgeld is de som, waarvoor weleer krijgsgevangenen wer- den losgekocht of veroverde schepen teruggegeven. Het Wetboek van Koop- handel zegt in art. 483: „Schip en lading gerantsoeneerd of vrijgekocht ... zijnde, is, voor zoo verre de reis niet kan worden ten einde gebragt, de vracht verschuldigd tot de plaats, waar het schip genomen is, in evenredigheid der bedongene vracht. - De vrijgekochte of gerantsoeneerde goederen ter plaatse der bestemming door den schipper bezorgd wordende, heeft de vervrachter of de schipper regt tot de geheele vracht". Ranz des vaches, (f r.), de Zwit- sersche koereien (h g d. Kuhreigen), een bij de Zwitsers geliefde melodie, welke de koeherders op den koehoorn spelen. Raoulsehe pas, (m i l i t.), wijze van marcheeren of snelloopen, la marche et la course en flexion, ontdekt door den majoor V o n R a o u l in 1872. In tegenstelling met onzen loodrechten stijven parademarsch, helt daarbij het lichaam naar voren, de knieen wor- den sterk gebogen en de voeten laag opgetild. Men glijdt dan over den bodem heen met de snelheid en vlugheid van eene kat. Rapat, (m al.), dicht, goed sluitend (als timmerwerk), van den gevoelen, raadsvergadering. Benaming van de Inl- rechtbanken ter Sumatra's Westkust. Raphael wgre ein grosser Maler geworden, selbst wenn er ohne Hgnde ant die Welt ge- kommen wgre, (h g d.), Raphael zou - een groot schilder zijn geworden, zelfs wanneer hy zonder handers ter wereld ware gelcomen; naar L e s s i n g, Emilia Galotti I, 4, waar het gezegde aldus luidt : , Oder meinen Sie, Prinz, dass Raphael nicht das grosste maleri- sche Genie gewesen ware, wenn er ungliicklicher Weise ohne Hande ware geboren worden ?" RAPIAMUS. 982 RASPHUIS. Rapiamus, klad van thesauriers- rekeningen, zooals die nog in de archieven aanwezig zijn; van lat. rapio = zich rep pen. Rappe, Zwitsersche koperen munt, bet honderdste deel van een franc, dagteekent reeds uit de 15e eeuw. De oudste, Freiburgsche, rappen prijkten met den kop van een raaf, Babe; van- daar de naam. Rappelkops, (z. a f r.), duizelig; vgl. h g d. rapfelkdpfisch. Rappo (Een -, d. i. een sterk man; vgl. Rapponische krachten. Rapponisehe krachten, de krachten van den athleet C a rl R a p p o, die in bet begin dezer eeuw leefde en ook de Nederlandsche kermissen placht to bezoeken; een zijner naamgenooten, een zekere F ran c o i s R a p p o, een be- kend athleet, stierf in 1874 in bet Zie- kenhuis to Hamburg. Rapport houden, (m i 1.). De chefs van korpsen houden rapport, d. i. houden op een bepaald uur zitting om rapporten aan to nemen, diensten to be- velen, straffen uit to deelen enz. Raptim, (1 at.), in haast, in aller- ijl, vluchtig. Rarer avis, (lat.), een zeldzame vogel, vandaar = iets zeldzaams. J u- v e n a l i s, Satirae VI, 165, en elders. Rarement k courir le monde, On devient plus homme de bien, (f r.), ons op een rollenden steen groeit Been Bras, maar- in zedelijken zin. Zoo althans werden die woorden gebezigd door Regnier.-Desmarais(1632- 1712), in diens Voyage a Munich, bij de opsomming der godsdiensten, die de Donau op haren loop ontmoet. G r e s s e t (1709-77), zinspeelde waarschijnlijk op dat gezegde, toen hij in Vert- Vert sehreef : Dares mnaint auteur de, science profonde, J'ai lu qu'on perd d trop courir le monde = bij menigen schrjjver van groot verstand heb ik gelezen, dat men verliest door veel to reizen. Rarl nantes in gurgite vasto, (lat.), eenige weinige (schipbreuke- lingen) zweynmende, de een bier, de ander daar, in den wijden oceaan. Vgl. Aeneis I, 118. Gewoonlijk zegt men alleen rari nantes. De uitdrukking wordt bijna altijd gebezigd in ironischen zin, bv. van enkele gelukkige gedachten in een oceaan van onzin; van enkele weinige leden in een groote vergader- zaal, enz. Zie ook op Appartnt enz. Rashi, mnemo-technische naam, aan- duidende den naam van R. Sjelomo Jitschaki, een beroemd Bijbelverklaarder, die in de 12e eeuw in Frankrijk leefde. - Ook zijne verklaringen van de H. Schrift worden met then naam aange- duid. Vandaar in bet algemeen : com- mentaar; bv. in de uitdrukking : een Rasji op iets zeggen = eene breede uit- eenzetting van eene zaak geven. Raskol, gemeenschappelijke naam der tallooze sekten, die de Russisehe godsdienst heeft. In den Russisch dorp vindt men soms tien G rieksche sektcn vertegenwoordigd. Er zijn allerwonder- lijkste sekten onder, met en zonder priesters aan bet hoofd ; men vindt er die Napoleon I aanbidden, die bet Avond- maal in den vorm van rozijnen ont- vangen, die zichzelve geeselen, ont- mannen, ja verbranden, zich in muren laten inmetselen, enz. enz. Raskolniken, d. i. scheurmakers, ketters, in de Russisch-Grieksche kerk de aanhangers eener partij, die zich van de staatskerk heeft afgescheiden. Rasoel, (a r.), gezant, afgezant. Rasoel Allah, afgezant Gods, benaming van Mohammed. Rasphuis, tuchthuis to Amsterdam, waarin bedelaars, landloopers enz. wer- den opgenomen (niet to verwarren met bet daarachter gelegen „'t Huijs van verbetering voor gedebaucheerde jonge Lieden) (Wittebroodskinderen), sulcke als onverbeterlijk zijn en den Ouderen of Wetten ongehoorsaem". Het rasphuis was tot in 1595 een klooster voor de nonnen van St. Clara. De benaming is ontleend aan bet r a s p e n van Brazi- RASSOLINK. 983 RATS. lienhout, dat na aldus bewerkt to zijn, tot het bereiden van verfstoffen dient, welken arbeid de gevangenen genood- zaakt waren to verrichten, of zooals in de ,Naukeurige en gedenkwaerdige Reijsen van Edward Brocon, M. Br. Door Nederland etc. aengevangen 1668. Uit het Engels vertaelt". - vermeld staat : „hebbende ieder dag een sekere takx, doen soo harden werk dat se naakt en besweet, en 't stof van 't Brasilien hout haer op 't lijf vliegende, het gantsche Lijf over van een schoone roode verwe beschildert hebben". Als „Huffs van Arrest en Bewaring" is het voormalige rasphuis in 1895 afgebro- ken ; op dezelfd a plaats (Heiligenweg) bevindt zich thans eene overdekte bad- en zweminrichting. Rassolink, Russische soep, uit bouillon met nieren, augurken en aard- appels. Werd o.a. gebruikt bij de kroning van Czar Nicolaas II, Mei 1896 to Moskou. Rastadter Gesandtenmord, de moord op de Fransche ambassadeurs Bonnier en Roberjot, op 28 April 1799, tijdens het Vredescongres. Het ware licht is over deze zaak nog niet opgegaan ; maar zooveel is zeker, dat graaf Lehr- bach last had gegeven alle papieren van de afgezanten op to eischen, en dat de huzaren zich niet uitsluitend aan dit bevel hebben gehouden. RastagouLre, of rastacouere, (f r.), iemand die door opzichtige kleedij de aandacht trekt. Vandaar een vreemde- ling, wiens middel van bestaan raad- selachtig is. Volgens Roqueplon komt de uitdrukking van ras ca cuero, zooals men in de Pampas den persoon noemt, die de huiden der gedoode buffels af- krabt. Volgens anderen is de uitdrukking herkomstig van den bekenden komiek Brasseur. Deze had in het stuk Le Brasilien van Meilhac en Halevy, den 9n Mei 1863, in den schouwburg van het Paleis Royal voor 't eerst opgevoerd, de hoofdrol to vervullen. Zooals hij dikwerf deed, voegde hij daaraan veel toe, wat door den tekst niet was voor- geschreven. Ditmaal waren het o. a. vloeken, in zoogenaamd Portugeesch, waarvan een als het aangehaalde woord klonk. Men zegt ook bij verkorting rasta. Rat, (a m.), werkznan, die beneden het, met zijne vakgenooten overeenge- komen loon werkt ; ontrouw lid eener vereeniging. Rata of rate, (h and.), het bedrag of aandeel, waarvoor iemand aan eene gemeenschappelijke zaak deel heeft; - pro rata, naar evenredigheid of ver- houding van ieders aandeel. Ratatouille, (m i 1.), voornaamste schotel in de kazerne; daarnaar werd verbasterd ratjetoe en daarnaar rats. Ratel, roest in het tabaksgewas, die door langdurige natte weersgesteld- heid ontstaat. Ratichon, (f r.), in de volkstaal, een R. K. priester. Verhaspeling van ratisse (geharkt) en rase (geschoren), waarbij op afgeschoren baard en kruin wordt gezinspeeld. Ratifleatle, goedkeuring door den Souverein van een door zijnen gezant gesloten verdrag. Rationalisme, het systeem van hen, die uitsluitend de rede als bron van kennis huldigen ook op godsdienstig gebied, en op grond daarvan al wat de rede to boven gaat verwerpen : geheimen en wonderen, geloof en openbaring. Het rationalisme vond zijne - voorstanders in de Engelsche Deisten en bij de Vrij- geesten (esprits forts) in Frankrijk. In Duitschland was de beroemde wijsgeer Immanuel Kant de groote kampioen voor het rationalisme. Ratletoe, zie Rats. Ratoe, (m a 1.), titel van vorsten (ook van vorstinnen), j a v. id., waar- schijnlijk hetzelfde woord als datoe (m al.) = familiehoofd, overgrootvader; titel van, hoofden en beambten ; ook oud man. Rate, ook ratletoe, verbastering van f r.- ratatouille, (m i 1.), dooreen ge- kookt eten (aardappelen met groente dooreen gestampt). RATSEN. 984 RE GFALANTIIOMO. Ratten, (k. m. a.), teekenen, bv. lijnratsen = lijnteekenen. Ratten, spotnaam voor de inwoners van Stiens bij Leeuwarden en voor die van Blankenberge. Men bedoelt water- ratten, en dat wijst wellicht op de Jigging der gemeente of op hare talrijke visschers. Raum fur Alle hat die Erde, (h g d.), de aarde heeft voor alien ruimte, voorlaatst vers van het in 1804 voor B e c k e is , Taschenbuch" vervaardigde gedicht Der Alpenjilger ban S chi 11 a r. Raum list In der kleinsten (Hhtte, FAr ein glttcklieh llebend Paar, (h g d.), ruimte is er in de kleinste hut, voor een gelukkig bemin- nend paar. Hot zijn de slotregels van S c h i l l e rs romance Der Jangling am Bache, oorspronkelijk voorkomende in der Parasit IV, 4, bewerkt naar P i- c a r d, Mediocre et rampant, etc. en voor het eerst op 12 Oct. 1803 to W.eimar opgevoerd ; het is eene uitdruk- king, die in deze hoogst romantische periode herhaaldelijk voorkwam, o. a. in W i e 1 a n d's Musarion (1768) en L e i s e w i t z' Julius von Tarent II, 3 (1776). Ravachol-spel. Dit spel heeft niets to maken met den beruchten boos- doener, den anarchist Ravachol, maar is een soort van biljartspel, waarbij 20 a 23 witte kegeltjes met een rood kegeltje (den ,,kardinaal" of ,,Ravachol" geheeten), in hun midden, dienst doen. De ,bankier" moot met een witten bal den rooden bal in den zak stooten, terwijl de witte een zeker aantal kegel- tjes moot omwarpen. Als de Ravaehol valt, telt alles dubbel. Nu wordt door de spelers gewed op een even of oneven gets], dat omgeworpen kan worden ; en omdat juist daardoor het spel in een hazardspel ontaardt, is het in Belgie krachtens het Strafwetboek verboden. Raven zullen u Been brood brengen (De -, zinspeling op 1 Kon. XVII : 4, 6, waar verhaald wordt, dat de raven den profeet Elia brood en vleesch brachten. Ravet of revet, dans- ~en speel- huis ; verg. het werkwoord onzer volks- taal ravotten. Ravissant,(f r. w a p.), met een prooi in klauwen of bek. Rawete, hoewel Waalsch, wordt die uitdrukking ook dikwerf elders in Belgie gebezigd, ter aanduiding van het- geen de verkooper van eenigerhande waar, boven het strikte gewicht, getal enz. toe geeft. Men zegt ook awete. Rayon = radius = straal, daar- vandaan „style rayonnant" (in het f r.). Eenige schrijvers hebben aan den gothi- schen bouwtrant uit de XIIIe en XIVe eeuw den naam gegeven van „style rayonnant" in tegenstelling met den bouw- trant der XVe eeuw dien men den naam van „style flamboyant" heeft gegeven, omdat bij den eersten de traceeringen in de vensters stralend, radieerend, zijn en bij den tweeden de vischblaas als type voorkomt. Rayonnant,(f r. w a p.), zie Stralend en Stralenkruis. Razen als Paulus, vol geestdrift van geestelrjke dingen getuigen, naar Hand. XXVI : 24. Razende Roeland (Een -, een woest krijgsman ; naar R o 1 and, den be- roemden paladijn van Karel den Groote ; it. Orlando furioso. Razzia, (a r.), men duidt daarmee aan den woesten en onstuimigen tocht van een legerafdeeling om levensmiddelen, geld en gevangenen in het vijandelijk land weg to halen. Ook toegepast op het gewelddadig huishouden onder een troop oproerlingen. Re delle bestle5 (it.), koning der dieren, naam, dien Lodewijk XI van Frankrijk aan Maximiliaan I gaf, om- dat deze naar hij meende zijn yolk tot eene die;rlijke gehoorzaamheid had gebracht. Re galantuomo (Il -, (i t.), de ridderljjke koning, bijnaam voor V i c t o r E m a n u e 1, den eersten Koning van Italie. RE INFECTA. 985 REBEKKA. Re Infeeta, (1 a t.), onverrichter zake. Real. Spaansche muntsoort, onder- seheiden in real de plata en real de vellon (zilyeren en koperen reaal) = 17 reales de plata = 32 reales de vellon. Een piaster is 8 r. d. pl., zoodat een real = pl. m. f 0.30 Ned. is. Het woord real beteekent koninklzjk en' heeft eene uitgebreide beteekenis. In de 15e en 16e eeuw waren in de Nederlanden realen van 6, 4 en 31/2 stuiver geslagen; Ley- cester verordende in 1586 een reaal van 50 stuivers ; Maximiliaan had reeds gou- den en zilveren 'realen doen slaan, Karel V en Filips II evenzeer groote gouden munten, die realen heetten. De reaal van achten was de naam van den Spaanschen mat of piaster, vooral gang- baar in de Indien, ook aangemaakt in 1601 to Dordrecht voor de Coxnpagnie van Verre. Eindelijk werden voor Curacao in 1821 door het Nederl. gouvernement kleine zilveren munten geslagen, die ook realen heetten. Gedurende de 17e en 18e eeuw tot in 't begin onzer eeuw noemde men in 't dagelijksch leven de waarde van 31/2 stuiver altijd reaal. Realia, de exacte wetenschappen, de wis- en natuurkundige vakken; van lat. realis = zakelijk. In tegenstelling met humaniora (z. a.). Realisme, (p h i l o s.), de denkwijs, welke van de veronderstelling uitgaat, dat alles wat is, buiten en onaf hankelijk van het zich voorstellend subject bestaat; als zoodanig overgesteld tegen het Idea- lisme (z, a.), berust het geheel op de getuigenis der zinnen, en loopt licht op materialisme (z. a.) uit. - In tegen- stelling met nom(talisme duidt het de zienswijs aan, die de werkelijkheid der algemeene begrippen (universalia) er- kent; - welke het nominalisme ontkent, die enkel als voortbrengsels der abstrac- tie beschouwend en voor louter namen (nomina) of woorden (flatus vocis) ver- klarend. Dit realisme ging het eerst van Plato uit. - In de kunst, die richting welke uitsluitend de navolging der natuur, de bloote natuur, beoogt; terwijl het idealisme zijn doe], het oogmerk aller kunstuiting, in de verwezenlijking van een ideaal van schoonheid en vol- komenheid zoekt. -- Fr. realisme, van lat. res = zaak ; mid. lat. realiter = werkelijk. Reardriver, (sport.), rijwiel waarvan het achterwiel het drij fwiel is. Reassnrantle of herverzekering ; overeenkomst, waarbij de assuradeur zich verzekert tegen de kans, dat hij de verzekerde som zal moeten uitbetalen; die som kan hij dan van den reassuradeur terugvorderen. Reanmurseh porselein, mat- glas, ontdekt door R. A. Ferchault de Reaumur, t 1757, naar aanleiding van zijne proefnemingen tot het namaken van Japansch porselein. Reb, rebbe, (h eb r.), zie Rabbi. Rebate, (e n g.), eene der geheime kortingen, die in Amerika door sommige spoorweglijnen wordt toegestaan, in strijd met de overeenkomst met andere lijnen; zij maken voor het oog ofhcieele tarieven, maar betalen een gedeelte der vracht terug. Rebbetseen of rebbetsin, zie Rabbi. Rebee (Rebeca, Ribeca, Rubeba, Ribeba, Rubella ; s p. Rabd, Rabel; a r. Rebab, Erbeb), Oostersch een- of twee- snarig str~kinstrument, nog heden ten dage in de koffiehuizen van Egypte ge- bruikelijk. Rebekka (Eene -, eene snaterige vrouw, eene persoon, die goed haren bek (mond) kan roeren. Die zuiver Nederl. beteekenis geeft alleen op den klank af; want de Hebr. naam Rebecca van Gen. XXII : 23, XXIV : 15 vg. beduidt letterl. een jong, gemest kalf. Anderen zoeken in then naam de beteekenis van strik, valstrik (fig. van eene maagd, die door hare schoonheid de jongelingen verstrikt). Ook geschiedkundig heeft Rebekka niets met pr;atzucht to maken. ----, sierlijk gebogen waterkruik, naar den vorm op de meeste schilderijen voorkomend, waar Rebekka, Labans dochter, Abrahams afgezant to drinken geeft (Gen. XXIV : 17, 18). REBEHKAIETEN. 986 RECHTVAARDIGE (DE). RebekkaTeten, opstandelingen in Wales (Engeland), die zich sedert 1843 tegen het heffen van tolgelden verzetten en de tolboomen vernielden. Aldus naar Rebekka, de bruid van Isaac (Gen. XXIV : 60), tot wie haar broeders zeiden, toen zij het huis verliet en zij haar zegenden : , uw zaad bezitte de poort zijner haters". Reboeng, (m al.), jonge loten van de bamboes, waarvan de meeste soorten eetbaar zijn. Atjar reboeng heet het zuur daarvan gemaakt ; zie Atjar. Rebrasse, (f r. w a p.), met omsla- gen (kleederen). Rebus, (eigenlijk de abl. plur. van lat. res = zaak), uitdrukking der gedachten door zaken, figuren, of beelden in plaats van door letters; dus, een teekenraadsel, figurenschrift, dat ontcijferd moet worden. Het woord heeft zijn ontstaan to danken aan zekere, reeds omstreeks de helft der 16e eeuw in Frankrijk bekende geschriften, die boer- tige, vooral erotische aardigheden in- hielden en die De rebus quae geruntur (= wat er al niet omgaat) ten titel voerden. Daarvan maakte men allengs de rebus tot men eindelijk ook het voor- zetsel wegliet. Rebus of raadselwapens,(w a p.), sommige wapens, die zonder dadelijk als, sprekend to worden herkend, toch op den naam zinspelen, en dus een raadsel opgeven. Rebus angustis animosus at- que fortis appare, (1 at.), betoon u kloek en sterk in een benauwden toestand. H o r a t i u s, Od. II, 10, 21. Rebut, (hand.), het uitschot, het bedorvene gedeelte der koopmansgoe- deren. Rebut of rebuut, brief, die wegens onduidelijkheid van adres of onvind- baarheid van de(n) geadresseerde als on- beatelbaar op het postkantoor wordt :er zijde gelegd. Recepis, (mil.), bewijs van ont- rangen of ingeleverde goederen. Recercele, (f r. w a p.), dubbel- gebogen. Rechableten, ten tijde der in- woning van het Israelietische yolk in Palestina, een aldaar z*ervende noma- denstam; geheeten naar Rechab, den vader van Jonadab (2 Kon. X : 15, 23, wien zij groot gezag toekenden, vgl.. Jerem. XXXV : 6, 8). Zij zetten het monadenleven in al zijne eenvoudigheid voort, en mochten volstrekt geen wijn drinken, ook geene huizen bouwen of akkers bezaaien of wijngaarden planten. Recherche (Droit de -, in het Volkenrecht, het recht der oorlog- voerende partijen om to onderzoeken, of onzijdige vaartuigen oorlogscontrabande aan boord hebben ; eene soort van huis- zoeking in een verdacht vaartuig. Recherche de paternit6 est Interdite (La -, (f r.), zie La re- cherche enz. Recht dubbel getinneerd, (w a p.), aan weerszijden met tinnen, die rech.t tegenover elkaar staan, en niet dubbel gekanteeld (zie Dubbel). Recht op en neer (Een -, (rest.), gewvone klare. Recht van brulloftsavond- kout, zie Droit du seigneur, ook Jus primae noctis. Recht van initlatlef, zie Initia- tief en Initiatief (Recht van -). Rechterzilde (Ulterste - , streng-conservatieven in de staatkunde, orthodoxen in het kerkelijke. Rechts, (w a p.), in heraldiek wat voor den schilddrager rechts is, dus voor den beschouwer links. Rechts hebbend, (w a p.), met een ondergeschikt stuk rechts van zich. Rechtvaardige (De -, A r i s- t i d e s, cue Athener (f 468 v. C.). B a- h a ram, bijgenaamd Shah endeb, d. i. de rechtvaardige koning, vij fde vorst der Sassaniden. C a s i m i r 11, ko- ning van Polen (1117--94). F e r d i- n a n d I, koning van Aragon (1373- RECIEF. 987 RECTE ENZ. 1416). Haroen Al Raschid, d. i. de rechtvaardige , de meest bekende der Kalifs van Bagdad (765-809) en de held van verschillende sprookjes uit de „Duizend en den Nacht." J a c o b u s 117 koning van Aragon (1261-1327). Khosru of Chosroes, door de Ara- bieren genaamd Mali al Adel, d. i. de rechtvaardige koning. M o r a n, de recht- vaardige, raadsheer van Feredach, ko- ning van lerland. P e d r o I van Por- tugal (1320-67). Recief, ontvangbew#s van goederen, welke in een schip geladen worden, bestemd om tegen cognoscementen to worden ingewisseld. Recipe, (lat.), afgekort R, d. i. neem, men nerve, op recepten ; vandaar ook als subst. het recept zelf. Recipe Boisrobert, (f r.), neem Boisrobert, vermaning, bij wijze van recept, door Citois, eersten geneesheer van Richelieu, aan dezen opgegeven, toen de kardinaal zich niet wel gevoelde ; hij deed Boisrobert, den abt, daarmede weder in genade aannemen, daar Riche- lieu wist, dat de geestige en guitige op- merkingen van Boisrobert (1592-1662) voldoende waren om zijne gemoedsstem- ming to veranderen. Recipe lerrum, (lat.), ontvang h et staal, kreet van verachting der toe- schouwers in het Coliseum to Rome, bij een gevecht op leven en dood. Als de zwaardvechter zijn tegenstander had getroffen sloeg hij zijn blik naar boven, om to zien of hij zijn slachtoffer moest dooden of sparen. Indien de toeschouwers hun duimen in de hoogte hielden, dan werd hem het leven geschonken; hielden zij die naar beneden, dan moest hij ster- ven. Indien hij onwillig was om zich den genadeslag to laten toebrengen, dan verhief zich deze kreet. Hooggeplaatste personen gingen soms de arena binnen, om getuige to zijn van den doodstrijd van den overwonnene of het warms bloed to proeven van een of anderen dapperen held. Had de zwaardvechter getroffen, dan riep hij floc habet (dat heeft hij beet). Reclame, alles wat iemand doet om de aandacht to vestigen op zijn koopwaren, zijn persoon, enz. Van reclamer l'attention, een beroep doen op de aandacht. Reclamerecht, het recht dat de verkooper van goederen in zekere ge- vallen heft om bij wanbetaling van den koopprijs of bij faillissement des koopers, de goederen terug to eischen. Recollecten, (r. k.), doorgaans Re- colletten genoemd, zijn die afdeelingen der Franciscaner-orde, welke wegens het volgen der gestrengste orde-regelen (re- gularis et strictioris observantiae), ook den naam van Observanten dragen en daartoe verzameld (recollecti) werden. In de Fransche taal worden de Francis- canen of Minderbroeders in 't algemeen Recollecten genoemd; dock eigerrlijk zijn 't die Observanten, welker afdeeling in 1530 is gesticht en door paus Clemens VII in 1532 is bevestigd. Reconcentrados. De voorstan- ders, in 1898, der scheiding tusschen bet eiland Cuba en Spanje; lett. tegenstan- ders van concentratie. Reconventie (Eisch in-, tegen- eisch, door den verweerder in rechten ge- daan tegen den eischer, die dan eischer in conventie genoemd wordt, en gedaagde in reconventie is. Record, (sport), het sterkste stuk wat men zich kan herinneren (to record) ooit to hebben bijgewoond of vernomen. Recordman, (e n g. en f r.), hij die eens of meer een record (z. a.) heeft bereikt. Men zegt ook recordwoman voor eene vrouw, die in dat geval verkeert. Reeoupe, (f r. w a p.), heet een kwartier dat gesneden (z. a.) is, omdat de kwartieren zelve door snijding en deeling (z. Gedeeld) ontstaan en dus een gesneden kwartier 't voortbrengsel van een nieuwe snijding is. Recte faciendo neminem ti- meas, (lat.), als g# goed handelt, behoeft g6 niemand to vreezen. Spreuk van Sytzama, en Van den Steen van W a a j e s t e y n. Ook Doe wet en RECTO. 988 REFERENDUM ENZ. zie niet om; f r. Fais ce que dois Ad- vienne que pourra, spreuk van koning Lodewijk van Holland. Recto, de rechterbladzijde (pagina) van boeken. Tot voor ongeveer 300 j aar geleden had elk blad (folio) yan ge- drukte boeken hetzelfde nummer voor beide zijden en moest men deze onder- scheiden tusschen fol. 1 enz. recto en fol. 1 enz. verso (omgeslagen). Verso is dus steeds de linkerbladzijde. Reculer pour mieux sauter, (f r.), terug'gaan om beter vooruit to springen, een weinig wijken om eene sterkere positie in to nemen. Red-letter-day, (e n g.), feestdag; de heilige dagen zijn in den almanak met cene roode letter (red letter) gedrukt. Redcoats, (e n g.) , roodrokken, scheldnaam voor de Engelschen naar den rooden rok der soldaten bij enkele regimenten. Redder van den vrede van Europa, bijnaam van den Graaf v a n Z uy 1 e n, minister in 1866. Volgens zijn beweren zou een hooggeplaatst persoon hem hebben toegevoegd : ,vous avez sauve la paix de l'Europe", wat hij op het Londensch Congres bij de behande- ling der Luxemburgsch-Limburgsche kwestie zou gedaan hebben. Redemptorlsten, (r. k.), leden eener geestelijke orde, ook wel Liguo- rianen of Liguoristen geheeten. De orde werd in 1732 door A l p h o n s u s Maria d e L i g u o r i to Napels gesticht en in 1749 door pans Benedictus XIV beves- tigd. Ze ontleent haren naam aan den Zaligmaker (Redemptor), en komt in vele opzichten overeen met die der Jezuiten, vooral wat betreft de uitbreiding van het R.-K. geloof. In 't bijzonder belast ie zich met de kerkelijke opleiding der jeugd. De leden dezer congregatie leiden een gemeenschappelijk leven, houden zich aan de drie geloften der monniken, en hebben leekebroeders ter behartiging hunner wereldlijke zaken. Tegenwoordig zijn zij over 't grootste gedeelte der christelijke wereld verspreid. In Oos- tenrijk en- Nederland hebben zij ook vrouwenkloosters. Redleb, zie Radjeb. Redoute, (m i 1.), vierkant (gesloten) veld- of vestingwerk; aan eene zijde is eene opening tot doorlaten der be- zetting. Redowa, (m u z.), Boheemsche dans, afwisselend in 2/4 en 314 maat. Reductle, (lat.) reductio, letterl. terugbrenging, herleiding. Zie bij Con- versie. Met de Reductie van Groningen wordt bedoeld het toetreden dezer pro- vincie i. d. 22 Juli 1594 tot het ver- bond der zes overige provincien,krachtens de Unie van Utrecht (Januari 1579), waardoor de Republiek der Zeven Provincien tot stand kwam. Van 17-22 Sept. 1894 is het Reductiefeest to Gron. gevierd, tegelijk met het 56e Lustrum (z. a.) der Groningsche Hoogeschool. Reductio ad absurdum, (1 at.), het bewj, f s, dat iets ongerijmd is. Redult, laatste toevluchtsoord; in dezen zin de vesting of stelling die nog verdedigd kan worden al is het overige des lands in , handen van den vijand. In Nederland is Amsterdam met de om- liggende forten het reduit. Reeder-cedel of reeder-cedul- le, akte tot oprichting eener reederij. Reel, (e n g.), eefl oude Engelscle, Schotsche, Iersche en. Deensche dans in gewone maat en zeer levendig, door 2 of 3 paren gedanst. Refectorlum of refter, eetzaal in een klooster. Referendum, (lat. ad referendum hetgeen to berichten is), stemming van het yolk over wetten en besluiten, in de landen waar deze rechtstreekschen invloed des yolks op de wetgeving be- staat, met name in Zwitserland. Ook de beslissing bij hoofdelijke stemming door alle leden van een in afdeelingen verdeeld genootschap of maatschappij. --- (Faeultatief -, 't recht, dat elke zaak aan volksstemming moet onderworpen worden, zoodra een zeker aantal burgers dit eischen (in Zwitser- land in verschillende kantons. REFOEO. 989 REGIE. Refoeo, (h e b r.), genezing, [van rofo (rafa), genezen]. Refoeo sjeleimo ! volmaakte genezing ! wensch aan een zieke of aan zijne ver- wanten ten zijnen behoeve toegeroepen. Reformatle (Contra- -, door de Jezuiten to werk gesteld tegen de Re- formatie of Kerkhervorming van 't begin der 16e eeuw, waarvoor de grondslag gelegd werd door den Gods- dienstvrede van Augsburg in 1555, krachtens welken het aan elken lands- beer of landsvorst werd overgelaten to beslissen, welke belijdenis in zijn ge- bied zou worden toed'elaten. Die Contra- reformatie ving, op der Jezuieten aan- stoken, sedert 1556, van uit Ingolstadt, in Beieren aan ; en in 1563 werden uit dit land de Evangelische predikers en leeken verdreven, en de Evangelische adel buiten den Landdag gesloten. Dit voorbeeld volgden de Roomsche vorsten, die in Trier, Wurzburg, Bamberg, Salz- burg de Protestantsche predikers ver- vingen door kweekelingen der Jezuieten, enz. Aartshertog Ferdinand verdreef in 1590 de Luthersche predikers nit Stier- marken, Karinthie, Krain (Carniole), enz. enz. Reformatory, strafgevangenis to New-York, voor vrouwen, waar een be- paald systeem wordt gevolgd, dat voor- treflijk werkt. De gevangenen worden daarheen verwezen voor onbepaalden tijd, die ecliter in geen geval een aangegeven maximum to boven mag gaan. De directrice mag beslissen of bet verblijf aldaar ook verkort mag worden. De gestraften komen eerst in een proef- afdeeling, waar ze een maand in afzon- dering leven. Daarna spreekt de directlice haar toe, wijst er op, dat bet verleden voorbij en vergeten moet zijn en drukt haar op 't hart er met niemand over to spreken. De veroordeelde krijgt dan bet costuum der tweede afdeeling aan en klimt langzamerhand op naar hoogere afdeelingen, telkens door een ander costuum aangeduid en waar telkens grooter voorrechten aan zijn verbon- den. De hoogste afdeeling is in tweeen gesplitst. De eene helft draagt een rood lintje, een eereteeken. Wie dat draagt, heet ,Trustwoman", een vertrouwde. En wie door wangedrag dat lintje verliest, kan bet nooit weer terug krijgen. Wie zich nu onberispelijk gedraagt tot zoover, wordt ontslagen. En ook 't sneller of minder snel opklimmen tot then hoogen rang, hangt van 't gedrag af. Rkfugie (Eerligk als een -, de Refugies, in grooten getale naar Ne- derland overgekomen, maakten dit land door hunne industrie gelukkig, en brach- ten er de zegeningen van een stil, arbeid- zaam en vroom leven. Refugles, uitgewekenen in bet bij- zonder Protestanten die Frankrijk ver- lieten, tengevolge van de herroeping van bet Edict van Nantes, i. d. 22 Oct. 1685, door Lodewijk XIV, op aansporing der Jezuieten. Regardant,(f r.w a p.), zie Omziend, ook : een voorwerp (stuk) bepaald aan- ziend. Regatta of regatte, (it.), eene wedvaart met gondels, roei- en zeilwed- strijd, met dezen Ital. naam genoemd naar de roeipartijen die op bet groote kanaal bij Venetie, met veel pracht wer- den gehouden. Regenboogsehoteltie, zie Scy- phatoi. Regent, zie Diamanten. Regenten-contrgcten, waarbij zich in de 17e eeuw en later, onder dee zoogenaamde Familie-regeering in de steden, de familien, die bet roer in handers hadden, bij eede verbonden, alle ambters en betrekkingen onder elkander to ver- deelen. Roosters van opvolging werden opgemaakt, zoodat ieder zijn beurt kreeg, en zelfs voor de jongere leden der oligar- chic werd gezorgd. In Delft bv. regeerde de familie v. Bleiswijk; een jonger lid ging naar Gorkum en werd daar in de regeering gebracht. Die regenten-con- tracten heetten ook wel contracten van correspondentie. Regle, bet openbaar beheer of bet uitoefenen van overheidswege van een of anderen tak van koophandel, bv. de tabaksfabrikatie in Frankrijk en Oosten- IIEGIE. 990 ItEI. rijk of wel bet beheer van eene afdee- ling der Staatsinkomsten, zooals de tolrechten, de accijnsen, bet brieven- vervoer, enz., zijn strikt genomen onder- werpen van regie, doch werden nergens -zoo genoemd. Regie, vunzige tabak, die in de dagen van keizer Napoleon I alleen hier to lande verkocht mocht worden. Bij keizerlijk besluit van 1812 had de Regeering bet monopolie er van. Regiment de In calotte, (f r.), de gekke bende, spotnaam in 1702 onder officieren bij de lijfwacht gegeven aan eene in alle vormen ingerichte vereeni- ging van vroolijke menschen, die tot zinspreuk kozen C'est regner que de savoir rire, en tot Latijnsche Favet 1116mus, luna influit (Momus begun- stigt ons, de maan sluipt binnen), die bijna eene eeuw lang met bijtenden .spot vervolgde, wat hun belachelijk voor- kwam. Daartoe behoorden later zelfs Villars, de Regent, Lodewijk XV, Dubois, Law, kardinaal Fleury, Fontenelle, La- -motte, Voltaire, Destauches. Vandaar -calotte voor bijtende scherts of spot- schrift. D a r m e s t e t e r geeft de volgende verklaring : Au commencement du XVIII .siecle, calotte de plomb avec des grelots adoptee comme embleme par une asso- ciation de beaux esprits satiriques dite regiment de la calotte. Regina eaeli, (r. k.), Koningin des Hemels, hymne ter eere van de H. Maagd, .aanvangend met deze woorden, en waar- bij, achter elkel der vier clausules, bet Halleluja herhaald wordt. Regina imp(erium) ineunte -diurn(orumh) comment(ario- -rum) seriptoribus ex omnibus) gent(ibus) - congregatis laeta gene Batava, (1 at.), bij de aanvaar- ding der regeering door de Koningin, .dean de dagbladsehrrjvers uit alle vol- keren, het verheugde Bataafsehe volk. Opschrift (door prof. Dr. Abr. Kuyper) in een oranjetak, der herinnerings- medaille, to Scheveningen den buiten- landschen journalisten tot een aandenken aan de Inhuldigingsfeesten (31 Aug.- 6 Sept. 1898) aangeboden. Reginenses (De -, handschriften in bet Vaticaan, of komstig van koningin Christina van Zweden (f 1689). Regis ad exemplar, (1 at.), naar het voorbeeld des konings. Regius morbus, (1 a t.), de konink- lijke ziekte, H o r a t i u s, Epist. ad Pi- son es, 453; de geelzucht (aurugo) ; dus geheeten omdat alleen koningen (de grooten der aarde) bet geneesmiddel daarvoor (wijn met honig vermengd) kunnen bekostigen. -L a t. Aurugo, naar de gele kleur. Regnante, zie Gentleman. Regres, recht van verhaal des hou- ders van een wissel, then de betrokkene weigert to accepteeren of de acceptant weigert to betalen, tegenover den trekker en de endossanten. Regula iuris, (lat.), rechtsregel. Rehabeam's raced, naar 1 Kon. XII : 6, eene vergadering van onervare- nen en onvoorzichtigen ; ter herinnering aan bet onverstand van Rehabeam en zijne vrienden. (Vgl. vs. 11). Rehabilitatie, volgens de vroeger geldende bepalingen van bet Wetboek van ,Koophandel het rechtsmiddel, waar- door de staat van faillissement en zijne ge- volgen geheel worden opgeheven ; volgens de thans geldende wet van 30 Sept. 1893 (Stbl. no. 140), het middel om, nadat bet faillissement heeft opgehouden, feitelijk to constateeren, dat de vroeger gefail- leerde zijne schulden heeft voldaan, en dit feit openbaar to maken. Rehauss8, (f r. w a p.), zie Verhoogd. Rehob8th, (h e b r.), ruimte, verrui- ming, ontleend aan Gen. XXVI : 22, naam van een gebouw to Amsterdam (Plantage, Rapenburgergracht), voor Christelijke doeleinden, door ruimte van liefdegaven gesticht. Letterl. breede gangen of straten. Rei, mrv. reis, eenheid der Portu- geesche munt, ingebeelde waarde van REIACH. 991 REMETTEZ-VOUS ENZ. ruim 1/4 cent, welke in briefjes van 1200, 2400, 5000, 10.000 en 20.000 rees ver- handeld wordt; doch die brief jes hebben nauwlijks 1 /3 der opgegeven waarde, milreis f 2.70. Relaeh, (reach), (h e b r.) gear, reuk. Reich (Dais - der Unwahr- ocheinliehkeiten, (h g d.), het rijk der onwaarsch#nlijkheden, bijnaam aan Oostenrijk gegeven, sedert de Neue Freie Presse, verscheiden jaren geleden die woorden als titel boven een hoofd- artikel over dat land plaatste. Reich' mir die Hand, mein Leben! (hgd.), reik m# de hand, rnijn 2iefste; duet uit M o z a r t, Don Juan, in 1787 voor het eerst opgevoerd ; het is de scene waarin Don Juan zijne be- minde wil meevoeren. Reichshund, (h g d.), rijkshond noemde men den geliefden hond van den prins Von Bismarck, toen hij de betrekking van rijkskanselier bekleedde. Reigers (Blanwe -, spotnaam gegeven aan de inwoners van Heer Hugo- waard. Reinen (Den - is alles rein, Tit. I : 15. Vermaning, door Paulus, tegenover de Levitische reinheid of on- reinheid, omtrent het gebruik van som- mige spijzen, gegeven aan Titus, ter aan- duiding dat degenen, die rein (onbezoe- deld) zijn van gemoed, vrijelijk gebruik -mogen maken van allerlei voedsel en zaken, zonderdat dit gebruik hun eene oorzaak van zonde wordt. Niet aan die voorwerpen kleeft de zonde; maar van de gezindheid, waarmee men iets doet of nuttigt, hangt"alles af. Gemeenlijk echter wordt dit gezegde spreekwoordelijk mis- bruikt, tot verontschuldiging van deel- neming aan hetgeen onheilig is, van roekeloosheid en onmatigheid. Reis-effendi, aan het Turksche hof -de titel van den Rijkskanselier en Minister van Buitenlandsche Zaken. Relsekaiser (Der -, de rei- .zen de keizer, W i l h e l m 11, om zijn bekende reislustigheid. Zoo heet zijn voorganger (F r i e d r i e h II) der weise, en zijn grootvader (W i l h e l m I) der greise Kaiser. Reiweeh, van h e b r. rewach = winst, voordeel. Reiwech bij iets hebben of maken = winst maken, voor- deel van iets hebben. RLka, zie Raka. Relata refero, (I a t.), ik vertel, wat mij verteld is. Releve, (w a p.), zie Verheven. Religio quadrates, (lat.), eene uit vier klassen bestaande regeling voor de kloosters, door paus Gregorius VII (zie Hildebrand) vastgesteld. Letterl. vierkante (d. i. goed gesloten en ineen- gevoegde) gods- of eeredienst. Rem cum parentibus commu- nieare, (1 at.), z#n vermogen (geld of verdiensten) met z#ne ouders deelen (gemeenschappelijk verteren). Rembrandt's Nachtwacht, ongeloofljjke titel der beroemdste schil- derij van Rembrandt (t 1669), die in- tegendeel Het Korporaalschap van Frans Banning Cock, en wel als glorievollen optocht in het zonnelicht, voorstelt. Die oude titel berust dus op eene groote dwaling. Remember the Maine ! (am.), denk aan (het stoomsehip) de Maine! wacht- en stopwoord der Amerikanen in den 21 April 1898 begonnen oorlog tegen Spanj e, ter ophitaiiig der gemoe- deren tegen de Spanjaarden, die verdacht worden gezegd Amerikaansch stoomschip verraderlijk to hebben laten springen door eene onderzeesche mijn, voordat de oorlog uitbrak. Remettez-vous Monsieur, d'une alarme aussi chaude, (f r.), bekom, Mijnheer, van uwen schrik. Uit M o l i e r e's Tartuffe, V, 7, waar de rechterlijke ambtenaar, die Tartuffe in hechtenis komt nemen, die woorden tot Oronte richt. REMI WEPOTES. 992 Reml nepotes, (I a t.), naneven van Remus. Bij Cat u 11 us, Omsebrij- ving van ,Romeinen", evenals bij Li- vius Romulidae = afstammelingen van Romulus, tweelingbroeder van Re- mus, en stiebter (?) van Rome. Reminiseere, (la t.), nas m van den 2n Zondag in de Vasten, naar de eerste woorden van Ps. XXV : 6 in de Vul- gata : reminiscet-e, Domine, miseratio- num tuarum, quae a saec-ulo stint; gedenk, Heer! uwer barmhartigheden en uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid. Remonstranten(Dewader der -, Jacobus Arminius, hoogl. to Leiden (f 1609); zie Geweten. Rempli, (f r. w a p.), heeten geledigde (z. a.) stukken, opgevuld met een ander email dan bet veld, of bet stuk zelf. Remporter (oak ramasser) une veste, (fr.), letterlijk een vest terug- halen of oprapen, in werkelijkheid niet slagen, schipbreuk I#den (in figuurlijken zin). De uitdrukking heeft den volgenden oorsprong: Verscheiden jaren geleden werd in den Vaudeville-schouwburg to Parijs, een stukje, getiteld Lee Etoiles, opgevoerd. In een samenspraak tusschen een herder en eene herderin noodigde de eerste deze uit op bet gras to komen zitten. De herderin weigerde echter, voorge- vende dat bet gras wegens de ,tranen van den dauw" vochtig was. , G a dan op mijn vest zitten," hernam de herder. Die woorden brachten de geheele zaal aan bet lachen en fluiten. De daardoor van zijn stuk gebrachte'herder nam zijn vest weder op groette bet publiek en verliet bet tooneel. Ren, (k. m. a.), goed, van een leien- dakje, bv. bet gaat ren; gepezen heeft dezelfde beteekenis. Renaissance, (f r.), d. i. weder- geboorte, bet herleven der letterkunde, kunsten en wetenschappen, op den grond- slag der Griekseh-Romeinsehe of klas- sieke beschaving waartoe bet terug- vinden der fragmenten dier beschaving in de 14e eeuw in Italie aanleiding gaf. Vandaar verbreidde zich deze richting van kunst en smaak over geheel Europa en oefende vooral den meest zichtbaren invloed uit op de beeldende kunsten (vooral de architectuur) en de letter- kunde. Renaissance-still, ook Holland- sche renaissance-st#l. Bouwstijl, die een gevolg was van navolging der klassieke voorbeelden aan welke men eene breedere, frisschere en vrijere levensopvatting toe- schreef, dan die der Middeleeuwen. Ze kwam tot ons over nit Italie, waar de gothiek nimmer had gebloeid. In de 15e eeuw wilde men,wars van hetMiddeleeuw- sche scholasticisme en mysticisme, weder bet natuurlijke licht zien der klassieke kunst en letteren. De gothiek, die begon to verbasteren, maakte plaats voor een ernstig bedoelde dock vaak ook mislukte navolging van de ziens- en gevoelswijs der klassieke volkeren, die de schoonheid der schepping en der schepselen wisten to bewonderen in de hun eigene harmonische verhoudingen. Alzoo ontstond de Renais- sance (fr. wedergeboorte, herleving), in den bouwstijl, wier invloed voor 't eerst in bet huisraad der gothiseh-gebouwde kerken doordron-- Rencontre, (w a p.), zie Aanziend (dierenkoppen). Rencontre de boeul, (fr. w a p. twee ossenhoorns met bet voorhoofds- been; - de buffel, twee buffelhoorns, evenzoo. Rendez l'encrier t (f r.), geef den inktkoket- tei-ug! Bij eene in 1866 to Straatsburg gehouden verkiezing voor bet Wetgevend Lichaam, feed de beer Ed. Laboulaye (1814-1883), de kandi- daat der oppositie, schipbreuk. Als troost boden hem de dames der stad een prachtigen zilveren inktkoker aan. Toen echter in 1870 de befaamde volksraad- pleging (plebisciet) door Napoleon III werd uitgeschreven, maakte de beer de Laboulaye een brief -openbaar, waarin hij verklaarde daarmede volkomen in to stemmen. Dat wend door de vrijzinnigen als verraad beschouwd. Het blad La Cloche bevatte dienteugevolge een opstel, dat de aangehaalde woorden ten titel RENDRE ENZ. 993 REPUBLIKEINSCIL HUWELIJK. voerde, en waarin schertsenderwijs werd aangekondigd, dat eene delegatie van Straatsburg to Parijs was aangekomen om den inktkoker terug to eischen. Een aantal nieuwsbladen namen die mede- deeling over, meenende, dat zij ernstig gemeend was. Dat vooral werd den beer de Laboulaye meermalen naar bet hoofd geworpen; immers hij had den inkt- koker behouden. Rendre k Cesar ce qni est k Cesar, (f r.), den keizer geven, wat des keizers is; zie Geef den keizer enz. Rensehild, (w a p.), een vierhoekig schild met een scherpen rug over het midden van den buitenkant. In de rechter- zijde is eene insnijding om de lans in to laten rusten. Het renschild ward gebruikt voor bet gevecht to paard, en had ook een draagband. Rentiong, (a t j, a h), laity, puntig fines, als een ponjaard. itenversk,(f r.w a p.),zie0mgekeerd. Repartitions, (f r. w a p.), kwar- tieren van op nieuw verdeelde hoofd- kwartieren. Repliek, bet wederantwoord van den eischer in rechten op het antwoord van den gedaagde, die daarna kan dienen van dupliek. Repos (En -, (f r. w a p.), zie Lig- gend (herten). Repos ailleurs, (f r.), Elders Rust. Spreuk van Philips van Marnix van St.-AldegondeenvanVanHoo- genhouck Tulleken. Repoussoir, donkere figuren op den voorgrond van een sebilderij, die het effect hebben den achtergrond meer to doen wijken, enkele deelen meer to doen uitkomen ; vandaar naam voor gene zeer leelijke vrouw, die aldus de leelijkheid van haar, die met haar wan- delt schijnt to verminderen. Represailles, toepassing van bet .eer-om-leer" in bet Volkenrecht, als de eene staat maatregelen genomen heeft, die den anderen staat benadeelen en in strijd zijn met bet recht. Representations d'avant- garde, f f r.), tooneelstulcken van on- bekende, jonge schr#vers, van meer of minder litteraire waarde, maar altijd belangrijk genoeg om gezien to worden. Reptilia Parnassi, (lat.), de reptilian (kruipende dieren) van den Parnassus, d. w. z. de middelmatige dichters, door het bewustzijn van hunne middelmatigheid gew oonlijk spijtig en giftig. - De berg Parnassus, met de stad Delphi aan zijn voet, was de zetel van Apollo, den god der dichters. Reptilif,nfonds. Bij de bespreking, in de Pruissische Kamer der Afgevaar- digden, van bet beheer van bet na den krijg van 1866 in beslag genomen ver- mogen van den Keurvorst van Nassau, uitte men de vrees, dat de daaruit gekweekte intrest, nevens de geheime fondsen, zouden dienen, om zekere nieuwsbladen to ondersteunen. Daarop antwoordde Bismarck o. a. (30 Januari 1869), men behoorde der Regeering dankbaar to wezen, dat zij de kwaad- aardige kruipende dieren (reptilen) tot in hunne schuilhoeken vervolgde. Daar- inede werden dus de belagers der Pruis- sische Regeering bedoeld. Deze gaven echter allengs den naam reptil aan hen, die geacht konden worden bet gouver- nement niet belangeloos in de pers to verdedigen. Toch komt bet vaderscbap van den naam reptil voor zekere jour- nalisten aan een ander, en wel aan Felix Pyat (1810-1889) toe. Immers deze scbreef in diens voorrede tot Tillier's werk Mon oncle Benjamin (1846), blz. VII: „Pour beaucoup de gees encore, tout pamphlet est une inormitg, une oeuvre monstruense, hideuse, faite de haine et d'envie; it n'y a que les Locustes de la pensee qui manipulent ces poisons; it n'y a que les reptiles de la presse qui distillent ce venin." Republikeinsch huweligk, uit- gedacht en toegepast door Jean Baptiste Carrier, Nantes beul (z. a.), waarbij een man en eene vrouw saamgebonden, in de Loire werden verdronken. Het water der F, REPUB LIKEINSCILE ENZ. 994 RESARCELE. rivier was door al zijne strafoefeningen zoo bedorven, dat men zich het gebruik er van ontzeggen moest. Carrier's hoofd viel in 1794 onder de guillotine. Republikeinsche kalender (De -, zie Kalender. Republlkeinsehe school, school met gelijke rechten en plichten en bezol- diging voor alle onderwijzers. Republique n'a pats besoin de savants (La --, de Republiek heeft geene geleerden noodig. Woord, dat men aan Robespierre, den president van het Schrikbewind to Parijs, toeschrijft, als door hem geuit, wanneer groote geleer- den, - bv. een Antoine Laurent La- voisier, lid van het hoogste wetenschap- pelijk lichaam in Frankrijk, 8 Mei 1794, - tot de guillotine werden veroordeeld. Repablique (La - sera con- servatrice on ne sera pas, (f r.), de rpubliek moet behoudend wezen, of zip' valt. Woorden, den 13 November 1872 gebezigd door T h i e r s, in diens boodschap aan de Nationale Vergadering. Repugnant atheisme, (f r.), weerzinwekkend atheismus. In de zit- ting der Belgische Volksvertegenwoor- diging van 18 Juli 1895, zeide de toen- malige minister van buitenlandsche zaken D e B u r 1 e t, nopens het neutraal onder- wijs, dat hij den huiavader slechts diep kon beklagen, die zijne kinderen in een weerzinwekkend atheismus liet op- groeien (croupir). Deze woorden, die den minister dikwerf werden verweten, lokten een onbeschrijflijk tumult uit. Requeste civil, in de burgerlijke rechtsvordering een verzoek bij den rech- ter ingediend tot herroeping -- welke in zekere gevallen mogelijk is - van een vonnis door hem na tegenspraak in het laatste ressort of bij verstek gewezen en dus niet meer vatbaar voor verzet. Requiem,(l a t.),R.-Katholieke zielmis voor een gestorvene en het daarbij be- hoorend muziekstuk, naar de aanvangs- woorden van den Introitus : Requiem aeternam dona eis, Domine etc., Beef hun (of hem of haar) de eeuwige rust, Beer enz. Het Requiem bestaat uit de volgende onderdeelen : 1) R. Kyrie, Christe, Kyrie ; 2) Dies irae, R.; 3) Do- mine Jesu Christe ; 4) Sanctus, Bene- dictus; 5) Agnus Dei, Lux aeterna. Van de hoofddeelen der gewone mis ont- breken dus het Gloria en het Credo. De voornaamste Requiems zijn van de com- ponisten Mozart, Jomelli, Winter, Cherubini, Neukomm, Vogler, Brahms, Eybler en Gounod. Requieseat, (lat.), h (zij, het) ruste (nl. in vrede), niet zelden in ironi- schen zin gebruikt. De volledige uitdruk- king is Requiescat in pace. Requisiet, voorwerp, dat op het tooneel gebruikt wordt, geleverd door den tooneelmeester of requisiteur ; wanneer een acteur (of actrice) van weinig bekwaamheid in zijne rol aange- merkt heeft, dat hij plotseling tot de grootste droef heid, razernij moet over- gaan en zich er niet machtig genoeg toe gevoelt, wordt uit scherts gezegd : nu ja dat zijn requisiten ; •hij moet tranen storten. „0, geeft u dat maar aan den requisiteur op." Requisities, bet opvragen van levensmiddelen en fourages voor een leger van de inwoners der streek, waar het zich bevindt. Res est sacra miser, (lat.), de ongelukkige is heilig, S e n e c a, Ep. 4. Res exist, (1 at.), de zaak is afge- loopen; het is uit, afgedaan ! Res, non verbs, (1 a t.), daden, Been woorden. Spreuk van V a n Q u a d t v a n W i c k r a d t en van Generaal H o c h e. Res nullius, (lat.), de zaak van niemand, aan niemand toebehoorend. Res severa est gaudium ve- rum, (lat.), de ware bl#dsehap ligt in ernstige zaken. S e n e c a, Ep. 23. Resarcele, (f r. w a p.), figuur, be- laden met een soortgelijke maar versmalde figuur, bv. een paal met een paal. RESCH. 995 REST ENZ. Reseh, 2Oste letter van het He- breeuwsche alphabet; de getalwaarde is 200. Resch afgeleid van c h a 1 d. reesch, h e b r. roosch d. i. hoofd, waar- aan de gedaante dezer letter in het Phoenicisch alphabet denken doet. RLseau, (f r. w a p.), netwerk, eig. haarnetje der dames. Ri ltsgewijs over elkauder heen getrokken draden, die het gansche schild tot aan alle randen door- loopen. Reseda (Een -, (r e s t.), een klare. Reservatio ecclesiastica,(lat.), kerkelijk voorbehoud, nl. uitzondering. Eene bepaling van den Augsburger gods- dienstvrede van 1555, strekkend om ver- dere secularisatie van kerkelijke bezit- tingen to voorkomen. Reservatio Jacobi, (1 at.), voor- behoud van Jacobus, naar aanleiding van Jac. IV : 15, zoo de Heer wil en wij leven enz. Vgl. Deo volente en Ja- cobus-conditie. Reservatlo mentalis, (lat.) of restrietlo mentalis, is wanneer men in zijn geest de woorden, welke men uitspreekt, in een anderen zin dan in den gewonen, natuurlijken verstaat, ze verdraait of beperkt. Bij beloften of eeden is dit slechts een bijzondere toepassing der reservatio mentalis in het algemeen. De uitdrukking word 't eerst door B u s e m b a um (1610-68), in diens Medulla theologia moralis (1653), III, 2, gebezigd. Hot denkbeeld wordt echter reeds in de Opus morale (1614), van Thomas Sanchez (1551-1610), III, 6, § 15, gevonden. Reservatis reservandis, (1 a t.), met voorbehoud van hetgeen voorbehou- den moet worden; - met het noodige voorbehoud. Residuo (Fidel-eommissum de -, volgens de Nederl. wetgeving het fidei-commis (z. a.) van de rest, van het overblijvende eener nalatenschap, d. w. z. eene zoodanige erfstelling voor de hand „waarbij een derde of bij diens vooroverlijden al zijne wettige kinderen zijn geroepen tot het geheel of een ge- deelte van hetgeen de erigenaam of legataris, bij zijn overlijden, van de erfenis of van het legaat onvervreemd of onverteerd zal overlaten" (art. 928 B. W.). Resi-barioune, c h a 1 d. = hoofd van den, troep, belhainel(zie Resj en Rosj). Resioes, (resjoeth), n. h e b r. = gebied, terrein, gezags-grens, gezag (van h eb r. jarasj, in bezit nemen); vandaar ook, verlof, toestemming. Resjoes-horabbiem = publiek terrein (zie Rabbiem). Resjoes ha joochied = privaatterrein. bi-resjoes = met verlof; in eens anderen resjoes komen = eens anderen gebied betreden. Respectant, (w a p.), elkaar aan- ziend, (klimmende dieren, geen roof- dieren). Respeto (Coehes de-, letterl. eerbieds- of huldekoetsen, f r. carrosses de respect, ledige, door tal van paarden getrokkene, oogverblindend prachtige statiekoetsen, in Spanje bij weidsche optochten, waaraan het Koninklijk Huis deelneemt, gebezigd. Men gebruikte ze nog bij gelegenheid van het huwelijk vary Spanje's koning Alfonso IX, en bij het onder de feesten van dat huwelijk, 26 Jan. 1878, gehouden stierengevecht. Respite flnem, (lat.), let op het einde. Spreuk van keizer Maximi- liaan I e. a. Respiitdagen, korte, aan den ac- ceptant toegestane termijn, gedurende welken hij de betaling des wissels nog mag uitstellen. In ons recht niet bekend. Responsorium, (1 a t., m u z.), een der oudste vormen van het Katholieke kerkgezang, eigenlijk de worm een onderdeel van het Katholieke brevier- gebed, verwant met de antiphonie, maar niet van Oosterschen, doch van Italiaan- nschen oorsprong, waarbij voorganger en gemeente elkaar afwisselen (ant- woorden). Rest is silence (The -, (e n g.), de rest is zu jgen, laatste woorden van RESTAURANT. 996 RETSIECHO. Hamlet, in S h a k e s p e a r e's treurspel van dien naam, V, 2. Restaurant of restauratie, (f r.), huis waar spijzen en dranken to verkrijgen zijn, ververschingslokaal, eethuis, gaarkeuken. Volgens F o u r- n i e r „Paris demoli", Inleiding blz. 39, ontstond bet woord in 1765 to Parijs daardoor, dat een zekere B o u 1 a n g e r boven de deur van zijn eethuis met verminking van Matth. XI : 28 liet zet- ten : , Venite ad me omnes qui stomacho laboratis, et ego vos restaurabo" ; komt tot mij gij, die aan de maag lijdt, en ik zal u verkwikken. Restauratie, herstel van wettig of dynastiek gezag (speciaal de Bourbons in Frankrijk na 1813). Restitutio in integrum, herstel van den vroegeren rechtstoestand, door eene handeling, welke in dien toestand verandering gebracht heeft, to vernie- tigen. Restorne, teruggaa f der premie bij nietigheid der verzekering. Fr. ristorne = verkeerde overdraging van een post (in bet boekbouden). Ook : vernietiging van een assurantie-polis, als er reeds een gesloten is. Restrietio mentalls, (lat.), zie Reservatio mentalis. Retaliatory Insurance Bill, (am.), ingediend door Husted, 17 Febr. 1896, door den Gouverneur van den Staat New-York geteekend. Hierbij wor- den vreemde levensverzekering-maat- schappijen to New-York uitgesloten, bij wijze van wedervergelding, -- retaliatory = wedervergeldend, - om- dat die van New-York in Pruisen uit- gesloten zijn geworden. Retard d'une idle (Elle est toulours en -, (f r.), ze is altoos eene idee (denkbeeld) ten achteren ; zie Oestreich ist immer etc. Retentie (Reeht van-, of recht van terughouding. Het recht om eene zaak van een ander, die men onder zich of in zijn bezit heeft, onder zich to houden zoolang zekere- schuld niet is voldaan. Reticuul, f r. reticule, handtaschje voor brei- en naaiwerk, dat de dames wel aan den arm dragen, als zij op bezoek ;aan. Van lat. reticulumn (netje), ver- kleinw. van rete (net), dat die taschjes oorspronkelijk waren; later werden ze gevoerd, en eindelijk verviel bet netje, en werden ze uit dichte ljne stof gemaakt. Sedert enkele jaren zijn ze (ook wel als netjes) weer in de mode. Misverstand doet bet woord als „ridi- cule" (belachelijk) uitspreken. Het voor- werp ontstond, nadat Mevr. Tallieu, in 1797, de robe a la grecque had uitge- dacht en de dames van Parija zich in Grieksche en Romeinsche kleederen hulden, waarin echter geene zakken konden worden aangebracht. Men droeg daarom een netje of zakje aan den arm. Nu moest dat voorwerp nog, en wel met een Griekschen of Latijnschen naam worden gedoopt. De dames raadpleegden toen Gall, op wiens voorstel de naam reticule werd aangenomen. Retirade (Aut der grossen -, (h g d.), op den grooten aftocht. P i u s Alex W o l f f (1784-1828), Preciosa III, 2, 14 Maart 1821 voor bet eerst to Berlijn opgevoerd. Retoquer, (f r., stud.), druipen. Retorsie, van 1 a t. retorquere (te- rugbuigen), toepassing van bet „leer om leer" in bet Volkenrecht, als de eene staat maatregelen genomen heeft, die den anderen staat benadeelen en in strijd zijn, wel met de billijkheid maar niet met bet recht. Retract, (f r. w a p.), zie Afgeknot. Retriever, (e n g.), hond, die bet wild opjaagt, patrijshond. Gewoonlijk met golvend haar. Retro, (1 a t.), terug, achterwaarts. Retroslinen, verbastering van Rhetoriciens, rederrjkers in de Middel eeuwen. Retrousse, (f r. w a p.), met omslagen (hoofddeksels). Retsiecho, (h e b r.), moord (vao RETSOEA. 997 IREUZEN. ratsach = moorden). Retseiach (h e b r.), (eig. rotseach = moordenaar), vaak in den zin van woest rnensch, baldadige lcwant. Retsoea, (hebr.), riem, band, in 't bizonder een lederen band van de Te .f llin (gebedriemen) z. a. Rein Goliath, naar 1 Sam. XVII, de reusachtige aanvoerder der Phili- stijnen, then David met zijn slinger doodde; daarom in 't algemeen een reus, reusachtig mensch. (Zie Goliath). Reuzen, I. in de Grieksche mythologie zonen van Tartaros en Gaea (de aarde). Bij hunne poging om den hemel to bestor- men, werden zij door Hercules ter aarde geworpen en onder den berg Etna op- gesloten; II. in de Noordsche mythologie booze geesten, die hun verblijf hadden in J6tunheim (reuzenland) en die hun lichaam grooter ofkleiner konden maken; III. in de verhalen-en sprookjes der kinderkamer menschen van eene buiten- gewoon groote lichaamsgestalte en eene onmetelijke kracht, maar even dom en onnoozel als gewelddadig en verraderlijk; IV. in ,Gargantua et Pantagruel" van Rabelais zijn reuzen prinsen; V. in de mythologie: (1) Angouloffre; hij was 5.5 M. lang, zijn gezicht bijna 1 M. breed, zijn neus 0.23 M. lang, zijne armen en beenen waxen 1.8 M., zijne vingers meet dan 0.15 M. lang. Zijn verba- zend groote mond was van scherpe, puntige slagtanden voorzien. Hij zou van Goliath afgestamd zijn, en nam den titel aan van Gouverneur van Jeruzalem. Rij was sterk voor dertig, en zijne knots was de stam van een 300 jaar ouden eike- boom. Naar men zegt, staat de toren van Pisa zoo scheef, doordat Angouloffre er eens tegen leunde om uit to rusten. Hij werd verslagen door Roland; (2) Ant aeos, heerscher in Libye, zoon van Poseidon (Neptunus) en Gaea (de aarde), volgens Plutarchus 27 M. lang; (3) 0 r i o n of 0 t u s, volgens Plinius 20 M. lang. Zijne beenen werden ont- dekt to Creta door eene aardbeving; (4) P o l y p h emos, van wien men veronderstelt, dat zijn geraamte gevon- den is to Trapani in SicilW, in de teer- tiende eeuw, en die 91 M. lang zou zijn geweest; (5) Richard Arundel, (z. a.). (6) Teutobochus, wiens gebeente in 1613 bij de Rhone werd gevonden en lang was. Van de reuzen, die werkelijk bestaan hebben, vermelden wij nog: (1) Anak, wiens werkelijke naam Joseph Brice, geb. in 1840 to Ra- monchamp in de Vogezen. Hij was in 1865 to Londen to zien. Op zes en twintig jarigen leeftijd was hij 2.13 M. lang; bijgenaamd ,de reus derBergen' "; (2) Blacker (Henry -, de Engel- sche reus, geb. to Cuckfield,graafsehap Sussex, 1724. Lang 2.10 M.; (3) Bradley, geb. te Market Weigh- ton, in Yorkshire. Lang 2.33 M. Zijne rechterhand wordt in Engeland bewaard in het museum van het heelkundig ge- nootschap; (4) Chang van Frychou, de Chinee- sche reus, tentoongesteld to Londen in, 1866 en 1880. Lang 2.5 M.; (5) Cotter (Patrick -, delersche reus, f 1802. Lang 2.63 M. Een afgietsel van zijne hand wordt in Engeland be- waard in het museum van het heelkundig gepootschap; (6) D e l e n (Jonker Adam v. heer van Ek-en-Wiel, t 18 April 1703 aldaar, waar zijne reusachtige doodkist berust in den grafkelder der kerk. (Zie Robinson). (7) Eleizegue (Joachim -, d Spaansche reus. Lang 2.4 M.; (8) Evans(William -, t 1632. Lang 2.4 M. Hij was de portier van Karel I; (9) G o 1 i a t h van Gath, 2.6 M. lang. (10) Hale (Robert -, geb. to So- merton. Lang 2.3 M. (1820-62). (11) Louis, de Fransche reus. Lang 2.24 M. Zijne linkerhand wordt bewaard in het museum van het heelkundig genootschap; (12) Loushkin, de Ru8sische reus, tamboer-majoor bij de Keizerlijke Garde. Lang 2.6 M.; (13) Magratb, een wees, groot ge- bracht door den bisschop Berkley. Op twintig-jarigen leeftijd stierf hij, toen hij 2.4 M. lang was (1740-60). (14) Mellon (Edmund -, geb. to REVALENTA ARABICA. 998 R]VEILLON (LE). Port Leicester in Ierland, was op ne- gentien-jarigen leeftijd 2.3 M. lang (1665-84) ; (15) Miller (Maximilian Chris- topher - de Saksische reus, lang 2.4 M. Zijne hand was 0.3 M. lang en zijn wijsvinger 0.22 M. Hij stierf to Londen in den ouderdom van zestig jaar (1674-1734); (16) Murphy, een Iersche reus, ge- storven to Marseille. Ilij was een tijd- genoot van O'Brien. Lang 2.7 M.; (17) O'Brien of Charles Byrne, de Iersche reus, was 2.5 M. lang. Zijn geraamte wordt in Engeland bewaard in bet museum van bet heelkundig genootschap; (18) O g, koning van Basan. Volgens de overlevering leefde hij 3000 jaar en wandelde langs de ark van Noach ge- durende den Zondvloed. Een zijner beenen vormde een brug over eene rivier. Mozes zegt (Deut. III : 11), dat zijn ijzeren bedstede 9 el lang en 4 el breed was (naar eens mans elleboog). In Nederland : (1) De lengte van 8 voet 6 duim Rijnlandsch, bereikte K 1 a a s van K i e t e n, de Spaarnwouderreus, wiens nagedachtenis door V o n d e 1 in zijn Gysbrecht in eere gehouden wordt. (2) J o r g die in elke hand een ton bier droeg. Zie Roemer Visscher's Brabbeling. (3) Trijntje Cornelisdr. Kee- v e r, t 1633 to Edam, 8 voet 1 duim. (4) Daniel K a j anus, t 1749, wiens maat op een pilaar staat in St. Bavo to Haarlem. (5) Gerrit Bastiaanse de Hols to Lekkerkerk, x 1668, een zalmvisscher, had de lengte van 2.6 M. Reuzen van Nederland, noemde dr. C o r o n e t de bewoners van bet eiland M a r k e n, die zich kenmerken door forschen lichaamsbouw. Revalenta arablea, verster- kings-middel, linzenmeel en boonenmeel, onder den naam van zekeren du Barry, als algemeen voedings- en gezondheids- middel in den handel gebracht. Reva- lenta is omzetting van Erva lenta uit ervum lens, d. i. linze. Reveal, (f r.), herleving, wederop- wekking van bet geestelijk en christelijk leven. Dit wenschte Jean de Labadie (t 1674), opzichtens de Nederl. Her- vormde Kerk, die schier doodgekneld lag in bet keurslijf van een strak en steil dogmatisme. Een reveil is geen gees- telijk mirakel, maar ontwaking uit den slaap, en onderstelt diepe overtuiging van zonden. In onze eeuw is een nieuw reveil van Engeland als revival uitgegaan, dat Zwitserland deed herleven en voor hetpro- testantsche Frankrijk eene heilzon deed dagen, en bet kwam tusschen 1840 en 50 in Nederland tot eene krachtsontwikke- ling, welke hare werking nog gevoelen doet. lIet woord reveil laat ruimte voor ontwaking en voor opwekking, daar de naam is ontleend aan bet sig- naal, dat des ochtends door trom- melslag of trompetgeschal aan de sol- daten gegeven wordt ; vanhier reveil = ochtendtrom. Uit de kazerne-taal over- gebracht naar de gemeente van Jezus Christus, wordt het een levens-signaal, dat of tot ontwaking oproept, of de ont- waking zelve voorstelt. Het oudste reveil is gewis dat van Gen. IV : 26, toen men in Enos' dagen den naam des Heeren begon aan to roepen in gemeenschappe- lijke samenkomsten, toen bet na Kains broedermoord bleek, dat de boosheid der menschen menigvuldig was op aarde. Reveal du Lion (Le -, (f r.), het ontwaken van den Leeuw. Wordt toegepast op een man van kracht, die was ingedommeld op zijne lauweren, of uit eene zware ziekte herstelde. Reveille, van f r. reveiller = ont- waken. Signaal, dat op trom, hoorn of trompet in de kazernes gegeven wordt als sein om op to staan. Reveillon (Le -, (f r.), de nacht- wake v6or Kerstmis, als de Parijzenaars worden uitgenoodigd ter mis door bet loflied in de kerken : ,Minuit, Chrdtiens, c'est l'heure solenneile". Er behoort bij, hetgeen thans met bet woord eigenlijk wordt bedoeld, een welvoorziene nacht- maalt#d. Op bet land gaf men in Frankrijk vroeger, en men doet het misschien nog, voeder aan de beesten op stal, gedachtig aan den stal van Bethlehem. REVEN. 999 REVOLVERPERS. Reven of een ri j insteken, (z e e t.), de zeilen met touwtjes opbinden en derhalve kleiner waken. Vandaar : zijne uitgaven inkrimpen; zijne eischen be- perken. Revenant de la revue (En -, algemeen bekend Fransch lied, muziek van D e s o r m e s (1840-98), waarin o. a. voorkomt , Voir et complimenter l'armee francaise". Door den cafe- chantant-zanger P a u l u s in de mode gebracht, werd het een der Boulangis- tische volksliederen. Bij ons maakte men er de woorden op Wij zijn gegaan Zeer netjes aangedaan Al naar de Maliebaan (de plaats, waar in Den Haag de revues worden gehouden). Ihevenons h nos moutons, (f r.), lett. laat ons tot onze schapen weder- keeren, fig. houden wij ons bij ons onderwerp. Is ontleend aan l'Avocat Pa- telin, kluchtspel uit de vijftiende eeuw, aan Pierre B l a n c h e t toegeschreven. Patelin, een arme advocaat heeft linnen noodig. Hij gaat een manufactuurwinkel binnen, waar een fraai stuk linnen zijne aandacht trekt. De winkelier, then hij door mooie woorden gewonnen heeft, is bereid zes el van dat linnen mede to geven, het geld to komen halen en to blijv en eten. De winkelier komt, maar verneemt van de vrouw van den advo- caat, dat haar man op sterven ligt, en geen linnen gekocht kan hebben, waarop hij heengaat. Daarna wordt den win- kelier een schaap ontvreemd, en hij klaagt den dief aan. Deze vervoegt zich bij Patelin, die hem aanraadt op al de vragen van den rechter niets anders to antwoorden dan Me-e! ! Op de terechtzitting raakt de winkelier door het onverwacht verschijnen van Patelin zoo van zijn stuk, dat hij het proces vergeet en den advocaat beschuldigt hem zes el linnen ontstolen to hebben, waarop de rechter hem in de rede valt met de woorden : Sus ! Revenons a nos moutons! De klager gaat niettemin voort met zijne zaak to bepleiten ; daar hij echter telkens het gestolen linnen met het ge- stolen schaap verwisselt, wordt hij met zijne aanklacht afgewezen. Reverend, (e n g.), d. i. Eerwaarde, in de Engelsche Kerk de titel van geestelijken. Een aartsbisschop is the Most Reverend; een bisschop the Right Reverend; een deken the Very Reverend; een aartsdiaken the Venerable, en al de overige geestelijkheid the Reverend. Reverends ministeril candi- dates, (1 at.), afg. R. M. C. candidaat tot het eerwaardig predikambt of tot den heiligen dienst. Reverendum ministerium, (R. M.), (1 a t.), de eerwaardige geestelijk- heid, ook het eerwaardig predikambt. Reverendus Pater (R. P.), de Eerwaarde Vader; als aanspraak Reve- rende Pater (R. P.), eerwaarde Vader! Revers, tegenzijde van een munt of penning. Revindlcatle, (lat.), van revin- dicare, de terugvordering door den ver- kooper van eene geleverde zaak bij wan- betaling van den koopprijs of bij fail- lissement des koopers. Revisle, in de burgerlijke rechts- vordering : herziening door den Hoogen Raad, op verlangen van een der partijen, van een arrest in eersten aanleg gewezen. Revisionistische partil, de partij van den overleden generaal Bou- langer. Daarbij wordt met „revision" grondwetsherziening bedoeld. Maar tlians, nu men bij 't woord revision slechts aan de revisie van 't Dreyfus-proces denkt, is de Boulangistische partij (of liever de lieden, die vroeger die partij uit- maakten) juist anti-revisionistisch. Revolutionnaire scheermes (Met -, spotnaam van de Guillotine hier to lande. Revolverpers, pers, die uit vrees voor moordaanslag door revolvers, uit eigenbelang artikelen verdraait of ach- terwege laat. In Oostenrijk is dit stelsel van geldafpersing en afdreiging zeer verbreid. Elders wordt , zwijggeld" be- taald om to voorkomen, dat artikeltjes REWIEGER. 1000 RIBBENKLUIVERS. tegen de maatschappij worden opge- nomen. Rewleger, zie Marivieger. Rex, (1 a t.), koning. De volgende oude ,eretitels worden aan verschillende R.-Katholieke vorsten toegekend : rex apostolicus, de apostolische koning (van Hongarije); rex catholicus, de Katholieke koning (van Spanje); rex christianissimus, de aller- christel~kste koning (van Frankrijk); rex fidelissimus, de allergeloovigste koning (van Portugal). Rex convivil of mensae, (1 a t.), de koning van het gastmaal of van de tafel. Rex probavit, non rempubli- cam suam ease sed se relpu- blieae, (1 a t.), de Koning heeft bewe- zen, getoond, dat de Staat niet aan den koning behoort, snaar de koning aan den Staat. S e n e e a, De clementia, I, 19. Vgl. de spreuk van Frederik den Groote : Der l+ilrst ist der erste Diener seines Staates (h g d.), de vorst is de eerste dienaar van zijn Staat. Bij V o n d e 1 in Palarnedes : De vorst is om 't gemeen, 't gemeen niet om den worst. Rex regnat, sed non guber- nat, (lat.), zie Le roi regne et ne gouvern a pas. Rexiet, benaming eener nieuwe, door keizer Wilhelm II van Duitschland uitgevonden ontplof bare stof, en door hem daaraan gegeven (Maart 1898). Rhadamanthus, (g r. myth.), zoon van Jupiter en Europa, wegens zijne gestrenge rechtvaardigheid tot een der drie rechters in de onderwereld benoemd. De andere twee waren Minos en Aacos. Rhapsoden, bij de Grieken de zan- gers, die van de eene plaats naar de andere trokken en vooral bij feestelijke gelegenheden de heldenzangen van Ho- merus voordroegen. Van het g r. rap- tein (samenvoegen) en ooide (gezang). De naam is overgebleven in rhapsodiegn, ter aanduiding der afzonderlijke zangen van de Ilias en de Odyssea, als ook van verhalen, fragmenten enz., die wel niet als een geheel zijn aan to merken, maar toch in zoover bij elkander kunnen worden gevoegd, als ze een geest en strekking hebben. Vandaar rhapsodisch voor : bij stukken en brokken, maar toch deelen, die to zamen een geheel uitmaken. Rhea (of Cybele), dochter van Uranus en Gaea, gemalin van Kronos (Saturnus), en bij hem moeder der groote Olympische goden Zeus, Poseidon, Hades, Hera, Hestia en Demeter. Rhein (Am -, am Rhein, da wachsen unsre Reben, (h g d.), aan den Rgn, aan den Ran, daar groeien onze druiven. Uit bet Rhein- weinlied van Matthias Claudius (1740-1815). Rhein (Sie sollen ihn nicht haben, Den frelen deutschen -, (h g d.), z# zullen den vrUen Duitschen Ri,jn niet hebben. Eerste regels van een, in 1840, door Nicolaus Becker (1809-1845) tegen Frankrijk gericht lied, en waarop A. d e M u s s e t (1810 -1857), in 1841, met diens lied Le Rhin alleinand antwoordde, waarvan de vier eerste coupletten telkens met de woorden aanvangen : ,Nous l'avons eu, votre Rhin allemand". W# hebben uwen Duitschen Ran bezeten. Rib, (b o u `v k.). In 't zuiden van Nederland de kinderbalkjes der zolde- ring; ook de graden of kruisbogen (arcs ogives) der kruisgewelven worden ribben genoemd. Ribaldosehe gardia,_zie Zwarte bende. Ribbenband, (b i b l.), perkamenten of lederen boekband, waarop aan den rug zichtbaar is, dat de vellen op touw- tjes genaaid zijn in plaats van op reepjes perkament, zoodat de rug nu niet glad is, maar met uitstekende ribben. Ribbenklui vers,spotnaam voor de inwoners van Stavoren, denkelijk op hen toegepast na het verval der stad. RIBBONMEN. 1001 RIDDERSLAG. Ribbonmen, (e n g.), lintrnannen; geheime politieke vereeniging in lerland, dit nu ook over Engeland en Schotland verspreid is, en zich door een lint onderscheidt. Ribi of Ribbi, (h e b r.), zie Rabbi. Richard Arundel (Koning -, een reus, wegens zijne uitstekende ooren Koning ezelsoor geheeten ; volgens de sage stichter van een prachtig hof to Voorburg bij 's-Gravenhage, dat hij Arundelberg (thans A' endsberg) noem- de, en van welks pracht en grootte som- mige oude kronieken met uitbundigen lof gewagen. Zijne vrouw was mede eene reuzin, afstammend van de reuzen die uit Albion (Engeland) waren gekomen. Hieruit blijkt, dat na den ondergang der Romeinsche heerschappij in onze gewes- ten allerlei vreemde vrijbuiters-het land overstroomd en zich in de Romeinsche burchten genesteld hebben. Richelieu, zie Donnez-moi deux limes, enz. Ridder (Tot - slaan, (bar g.), brand,nerken. Ilet brandijzer, voorzien van bet stadswapen, werd den veroor- deelde op den schouder gedrukt. Ridder de La Mancha, Don Quyote de la Mancha, de held uit C e r v a n t e s' novelle Don Quyote (z. a.). Ridder met de zwaan (De -, Lohengrin, z. a. Ridder met de zwarte hand- aehoenen (De -, volksnaam van den beul to W eenen. Ridder, van de droevige gguur, zie Chevalier de la triste figure en El caballero. Ridders (De laatste der -, M a x i m i i i a a n T van Duitschland (1459-1519). Ridders (Klimmende-,(b a r g.), gelukkige dieven. Ridders van de ronde tafel, twaalf helden uit een fabelcyclus der riddertijden. Zij zaten om eene ronde tafel, ter vermijding van t« ist over den voorrang. Het tooneel van..dezen cycles is in Engeland, bij de oorlogen der oude Britten tegen de Angelsaksers, een Britsch koning Arthur of A r t u s is de hoofdpersoon. Zij doolden rond in verschillende landen, als toonbeelden van eer, braaf heid, dapperheid en kuisch- heid. Hun aantal wordt verschillend op- gegeven, de meest bekende zijn : Lancelot, Percival, Walewein, Sagermorte, Eggra- veen of Agraucine, Bohort of Boherde, Garet of Garielte, Mordret, Aglsol, Ywein, Hestor en Keije. - In de Arthur- romans is : 10. de dapperste en edelste koning, Arthur; 2 ° . de schoonste vrouw, Ginevra; 3°. bet trouwste minnend paar Tristan en Isolde; 4°. de getrouwste ridder Keije; 5°. de dapperste en ver- liefdste ridder Lancelot; 60. de deugd- zaamste Galahad. Hidders van den gouden kriigsdienst, zie Lateraansche hof- paltsgraven. Ridders van de. el, winkelbe- dienden. Ridders van den arbeid, (knights of labour), werklieden-veree- niging in 1869 to Philadelphia opgericht door U. Stevens. In 1879 onder Pawderly telde zij een half millioen leden. Door boycotten en mislukte 'strikes nam de invloed der vereeniging af. Ridderschap, onder onze vroegere grondwetten van 1814, '15 en '40 bet geheel der adellijke personen in elke provincie, aan wie, krachtens die staats- regelingern zekere bijzondere rechten waren toegestaan, o. a. dat zij in de provinciale staten een afzonderlijken stand uitmaakten en in die colleges vertegenwoordigd werden, afgescheiden van de steden en de dorpsbewoners. Ook hadden zij in de provincie, waarin zij woonden, vrije jacht. Die voorrechten zijn door de herziene grondwet van 1848 afgeschaft. Ridderslag, (f r. collee, la t. alapa militaris, de slag met de bloote hand, RIDDERZEGEL. 1002 op den hals of den nek, then de schild- knaap, nadat hij vermaand was, alle ridderlijke deugden to betrachten, ont- ving van den ridder, die hem in de orde opnam; in den lateren riddertijd werd de slag ook op de wang aangebracht. Dit was een Fransch gebruik. De slag met het plat van het zwaard op den rug kwam in Duitschland voor, als de vorst iemand in den adeistand verhief. Deze herinnerde aan het lijden van Christus, die geslagen werd, Matth. XXVI : 28; XXVII : 30; Mark. XV 19; Luk. XXII : 64, en verplichtte den ridder tot den Christelijken krijgsdienst. Het was de laatste slag, welken hij dulden mocht. Ridderzegel, (z a g.), alleen gevoerd door hen, die den ridderslag ontvangen hebben, stelt den eigenaar voor, gehar- nast (met gesloten vizier) en to paard, het zwaard in de vuist en zijn wapen op het schild, Rondschrift sigillum ... . militis (niet equitis). Wel to onderschei- den van ruiterzegel (z. a.). Ride si sapis, (1 a t.), lett. lath, zoo g i wijs zjjt, d. i. als gij er om lacht, zult gij verstandig doen. Ridentem dicere verum quid vetat ? H o r a t i u s, Satirae, I, 1, 24, 19. Wat is er teges, lachend de waar- heid to zeggen ? - Men citeert gewoon- lijk Ridendo dicere verum. Ridicule, (f r.), zie Reticuul. Ridicule tue (Le -, (f r.), h et belachelijke doodt. Ridiculum dicta, (lat.), het is belaehelj, f k om to zeggen. Ridieulus muss, (lat.), een be- lachelrjke muis. Zie ook 11Tascitur ridi- cules mus en La montagne qui enfante une souris. Rien 1 rien ! rien ! (f r.), niets ! niets I niets ! Woorden in de zitting der Fransche Kamer van 27 April 1847, door den heer Desmousseaux de G i v r e gebezigd, in eene redevoering, waarin hij de werkeloosheid van het kabinet G u i z o t aan de kaak stelde. RIEN ENZ. Riemen, (b a r g.), l oopen. Rien appris ni rien oubli8, 'ie Its Wont rien etc. Rien n'est beau que le vrai; le vrai seal est aimable, (f r.), zie Le vrai seal est aimable. Rien n'est plus common que ce nom, Rien n'est plus rare que la chose, (f r.), Niets is allerdaagscher dan die naam, niets is zeldzaener dan de zaak. Gezegde van L a f o n t a i n e, nopens den waren vriend, in de fabel IV, 17, Parole de Socrate. Rien n'est si dangereux qu'un ignorant anti, Mieux vaudrait un sage ennemi, (f r.), niets is zoo gevaarljjk als een onwetend vriend; een verstandig v# and zou beter wezen. Uit L a f o n- t a i n e's fabel VIII, 10, l'Ours et l'ama- teur des jardins, waarin de beer eene vlieg, die op den news van zijnen vriend zit, met eenen straatsteen doodt, maar tegelijk den armen man den schedel ver- brijzelt. Men zinspeelt dikwerf op de nangehaalde woorden, ter kenschetsing der handelingen van een onhandigen vriend. Vandaar ook le pavi de l'ours -_ de straatsteen van den beer, voor zulk eene handeling of een ongeschikt com- pliment. Rien ne dolt d6ranger 1'hon- n8te homme qui dine, (f r.), niets moet een fatsoenl#k man storen, die aan, tafel zit, B e r c h o u x, La Gastronomie, III. lien ne manque A sa gloire; it manquait h la n8tre, (f r.), niets ontbrak aan zrjn roam, hij ontbrak aan den onzen, spreuk van S a u r i n (1706-1781), geplaatst onder het beeld van Moliere, dat in 1773, honderd jaar na des dichters dood werd opgericht, doelend op de omstandigheid, dat Mo- liere gees lid van de Academie is geweest ; want in 1660 door Corneille aangezoeht om Boileau als lid van de Academie op to volgen, heeft Moliere gewegerd,omdat hij dan eerst het tooneel had moeten vaarw el zeggen. RIEN ENZ. 1003 RIJKSAPPEL. Rien ne pese taut qu'un se- cret, (f r.), niets weegt zoo zwaar als een geheim. L a f o n t a i n e, Fables VIII, 5. Les femmes et le secret. Rien ne sert de courir, it Taut partir k point, (f r.), het baat niet of men al (hard) loopt, men moet to juister tjjd vertrekken. L a f o n t a i n e, Fables VI, 10: Le lilvre et la tortue, waar de haas en de schildpad een wed- loop houden. De schildpad sukkelt ge- stadig door, de haas maakt allerlei dwaze sprongen, rust wat uit, en verliest. Rien ne va plus, (f r.), letterl. niets gaat meer. Hiermede geeft de croupier eener speelbank to kennen, dat men niet meer op mag zetten. Dit zegt hij als hij bevindt, dat er genoeg is opgezet, nadat hij geroepen heeft : , Faites vos jeux, messieurs et dames". Riet (Hii zal het gekreukte (gekrookte) - niet breken. Matth. XII : 20. Gekrookt of gekreukt riet is 't beeld van hen, die nedergebogen, gedrukt zijn. Van iemand gebruikt, be- teekent het zachtheid, die niet neerslaat, maar opbeurt. Rietpikkers (Mauriksche -, scheldnaam van de ingezetenen van het Geldersche dorp Maurik, dewijl 's winters vele armen den Rijn overtrekken om riet to gaan snijden, dat zij met een ortje (krom snoeimes) als pikken. Rif of reef, gedeelte van een zeil dat bij to sterken wind moet worden ingenomen. Fig. een reef in 't zeil leggen = zijn staat verminderen. Vgl. het artikel Reven. Riflard, (f r.), regenscherm. In de 15e eeuw politiebeambten (naar rifler = wegvoeren, aanhouden). Voor parapluie in zwang gekomen, nadat een der hoofd- personen van La Petite Ville van P i c a r d (den 9n Mei 1801 voor 't eerst opgevoerd), Riflard geheeten, met een reusachtig regenscherm ten tooneele was versehenen. De parapluie heet ook robinson, naar Robinson Crusoe, sedert De Pik&riconst (den 2n October 1805) een melodrama van then naam deed opvoeren, waarin de hoofdpersoon met het overdrachtelijke zonnescherm op- kwam ; ook pipin, naar een tooneelstuk, Roinainville ou la Promenade du Di- manche (30 November 1807), waarin de hoofdpersoon, Pepin, met een reusachtig regenscherm voor het voetlicht trad. Right man in the right place (The -, (e n g.), de rechte man op de rechte plaats, maar niet on zooals men veelal schrijft. De uitdrukking is van Lord Chesterfield,endoeltopeen patientie-spelletje, eenigszins gelijkend op ons ,belegeringspel", waarbij de par- tijen pinnetjes moesten plaatsen in de gaatjes waarmede het bond doorboord was : pinnetjes met vierkante stiftjes voor vierkante en met ronde stiftjes voor ronde gaatjes. Elk pinnetje moest dus passen in de bestemde plaats. Rigid frame, (sport.), stiff raam. Rigolo, (f r.), prettig, dol, dwaas. Rigore luris, (lat.), ingevolge de gestrengheid van het recht. Ridden, (s t u d.), antwoorden missen, m. a. w. op een examen een gek figuur maken. Ook : rijden op eene repetitie. Rildende heiligen, heiligen, die worden afgebeeld to paard zittende. Dit zijn Sint Maarten, Sint Jacob, Sint Joris en Sint Nicolaas. Ruder, muntstuk zoo genoemd naar den ruiter, die er op prijkte. Men had zilveren rijders of ducatons van 3 gulden 3 stuivers, en enkele en halve gouden rijders van 14 gulden en de heift. Gouden rijders bestonden reeds sedert hertog Filips den Goede (1419-67). Rgen, zie Rrjden. Rilk van het Midden (Met-, bijnaam van China, volgens de Chi- neezen het r#k, gelegen in het midden der wereld. Rilksappel, een bal met gouden banden omsloten en een kruis dragend, het zinnebeeld der wereld, en der RIJKSDAALDER. 1004 RINGEN. wereldheerschappij, vanouds het zinne- beeld der Keizerlijke en Koninklijke waardigheid, dagteekent uit den tijd van keizerJustinianus (527-565n. C.); was in de Middeleeuwen algemeen het symbool van het Duitsche Keizerrijk; behoort thans tot de insignien van elk koninkrijk en prijkt ook op den top onzer konink- lijke kroon (bv. op den Rijksdaalder). Rigksdaalder. De gewone, maar niet officieele benaming voor ons 21/2 guldensstuk, dat dagteekent van 1840, is of komstig uit Duitschland, waar men de thalers of daalders (zie Daalder), sedert de 16e eeuw geslagen, Reichsthaler noemde. Ook in ons vader- land werden sedert 1567 stukken van 48 a 50 stuivers onder den naam van rijksdaalders geslagen ; met zeer ver- schillende beeldenaars en benamingen ; zoodat men had Kruisrijksdaalders, Arendsrijksdaalders, Gehelmde rijks- daalders, Unierijksdaalders, Rijksdaal- ders met den halven man, Rijksdaalders met den staanden man, Zeeuwsche rijks- daalders a 52 stuivers. Van de meesten bestonden ook halven, en van de laatsten zelfs kwarten en achtsten (zie Pietje). Rilks-Hotel (Het -, ironisch voor de gevangenis. Rijngoud, zie Goud der Nibelungen. Riinverbond, zestien Duitsche ge- westen, die zich in 1806 van Duitschland afscheidden en zich met Frankrijk ver- bonden. Na 1814 loste het zich op. Riistblok, een houten trog, waarin in Ned.-Indie de rijst wordt gepeld door stampen. Riksa, zic Hongkong. Rikza, (n. h e b r. rigza van roges), fnnmn, drift. Rilasciando, (it., m u z.), iets langzamer wordend. Rim, (sport.), v . Rimba of rimbok (m a 1.), wilder- nis, bosch van oude 'hooge en zware boomen. Rinaldo Rinaldini, eene blijven- de benaming voor een roover; ontleend aan den titel van C h r. A u g. V u 1- p i u s (1763-1827), Goethe's zwager, to Weimar : Rinaldo Rinaldini, de roover- hoofdman; eene romantische geschie- denis onzer eeucv (1799), een wijdver- breide sensatie-roman. Rinaldo Rinaldini reikt aan Cartonche een brevet van eer- lgkheid uit, de eene bandiet verklaart den anderen voor eerlijk. Bekende uit- val van Dr. J. van Vloten (t 1883). Zie Rinaldo Rinaldini. - Louis Dominique Cartouche stierf in 1721 op het schavot, omdat hij aan het hoofd eener bende in en om Parijs de stoutste diefstallen uitvoerde, vaak gepaard met moord. Rinchose, (w a p.), beenstuk van malien of ringen. Rinforzando, (it., m u z.), sterker wordend, dienend om een sterk cres- cendo aan to duiden ; rin forzato (ver- sterkt) is eenlgszins identisch met forte assai (een energisch forte). Ring, (am.), vereeniging van maat- schappijen of personen, die in staatkunde, handel of nijverheid, gezamenlijk voor- deel zoeken to behalen, zelden met eerlijke middelen. Ring (Gouden - in een var- kenssnuit, Spreuk. XI : 22 vergelijkt hiermede eene verstandelooze schoone vrouw. De eerste uitgaaf onzer Staten- vertaling heeft bagge, in den zin van den neusring der Oostersche vrouwen. Ring van Gyges, zie Gyges. Ring van Polykrates. Poly- crates, in 565/30 v. C. tyran van Samos, rijk en gelukkig, wierp, op raad van Amasis, koning van Egypte, daar hem nooit iets kwaads was overkomen, een ring, het kostbaarste wat hij bezat, in zee; doch ook= dien ring verloor hij niet, want hij werd kort daarna gevonden in een visch, die op zijne tafel ge- bracht werd. Ringen, benaming van koekjes to Renkum. RINGGIT. 1005 RISQUE LOCATIF. Ringgit, (j a v. en m a 1.), Spaan- sche mat, een dollar. Ringgit kepala, de Nederlandsche rijksdaalder, vanwege de beeltenis des Konings (kepala = hoofd). Ringgit boeroeng, de Mexicaan- sche dollar, wegens den condor (boe- roeng = vogel). Ringgit mariam, de Spaansche pilaarmat, aldus genoemd omdat men de beide daarop voorko- mende pilaren voor kanonnen (mnariam) aanziet. Ringvinger, bij de Romeinen de vinger tusschen den middelvinger en de pink; thans : voor ongeengageerden de wijsvinger van de linkerhand; bij ge- engageerden de tweede vinger van de rechterhand, bij getrouwden de derde, bij lien, die geen plan hebben to trouwen, de pink. Ringzegel, (z e g.), door den eigenaar in een ring gedragen, dient tot bekrach- tiging van oirkonden, door bet op de achterzijde der bulla (z. a.) of to drukken, later ook tot sluiting van brieven. In de eerste helft der,Middeleeuwen werden dikwijls antieke gesneden steenen als zegel gebezigd ; later vertoonen zij meestal het wapenschild, zonder helm, enz. ; bij saamgestelde wapens alleen bet eerste kwartier. Rink, een woord uit Canada af- komstig, en van Schotschen oorsprong, beteekent een afgesloten ruimte, over- dekte en ingesloten ijsvlakte, waar dus de rijders tegen sneeuw en wind bevei- ligd zijn. Rip van Winkel, een der hoofd- personen in Washington Irving's Sket- ches. Hij is een Hollandsche kolonist in New-York. Bij eene ontmoeting van een vreemdeling in de Kaatskil Mountains helpt hij dezen een vaatje dragen. Op de plaats van bestemming gekomen, neemt Rip een teug uit dit vaatje en raakt in eene verdooving, waaruit hij na 20 jaar ontwaakt. Hij vindt alsdan zijne vrouw overleden en begraven, zijn dorp geheel veranderd, en Amerika onaf hankelijk. Rippets, (k, m. a.), kwartierrnuts. RipuarNrs, oeverbewoners; van lat. ripa (rivier-oever). In de 9e eeuw sprak men, bij v. de kroniekschrij ver van De Bello Saxonico, van Ripuarische steden, d. i. oeversteden, waartoe Tiel, Zalt-Bommel en Nijmegen werden ge- rekend. Rire est le propre de 1'homme, (f r.), uit La Vie de Gargantua et de Pantagruel, van R a b e 1 a i s, le boek. In hun geheel luiden de verzen (9 en 10) aldus Mieulx est de ris que de larmes eseripre Pour ce que rire est le propre de l'homme = 't is beter lachen dan tranen to be- schrij ven, want lachen is den menscb eigen. Rire sons cape, (f r.), in zijn vuistje lachen, d. i. boosaardig en met geheim leedvermaak lacben. De cape was een mantel met eene kap, gelijk de ridders droegen, wijd genoeg om zich ook bet hoofd to bedekken. Rio sardonique, (f r.), honend lachen, fig. gedwongen lach ; van g r. sardonion eene plant, waarvan bet sap stuiptrekkingen veroorzaakte. H o m. Odyss. XX, 301 (sardonion meidan). Risentito, (it., m u z.), gevoelvol. Riot es,(verbasterd van h e b r. risjoes, risjoet = goddeloosheid, slechtheid), (zie Roosche), gebruikelijk in den zin van : plaagzucht, kwelzucht, boosaardig- heid. In bet bizonder voor geloofshaat, verdrukking, kwelling, tegenstand, die de Israelieten van Christenen vaak to lijden hebben. Rislon-le-Zion wiln, wijn uit de wijngaarden van een der tegen- woordige voornaamste Joodsche kolonien in Palestina. Deze kolonie beet Risjon- le-Zion, d. i. de Eerste voor Zion (vgl. Jesaja 41, 27), en is op bet oogenblik (Oct. '98) to midden der ongeveer 25 Joodsche kolonien in Palestina, wine der voornaamsten. Risque locatit. De aanspraaklijk- heid, volgens hot Fransche recht, van den huurder voor brandschade, tenzij RISSIES. 1006 ROBINHOOD'S SOCIETY. hij bewijzen kan, dat de brand buiten zijne schuld is ontstaan. Rissies, (z.-a f r.), Spaansche peper. Risu Inepto res Ineptior nulls est. (1 at.), er is niets dommer dan een domme lath. C a t u l 1 u s, Eg- natius. Risum teneatis, amici ? (1 at.), H o r a t i u s, Epist. ad Pisones, 5. Zoudt gf (in dat geval) uw lath en kunnen inhouden, vrienden ? Men neemt het ge- woonlijk in den zin van Lacht niet, vrienden! Risus paschalls, (1 a t.), zie Paaschgelach. Risvegliato, (it. m u z.), opgewekt, vrool k. Ritardando, (i t. m u z.), langzamer wordend. Rite, (lat.), overeenkomstig gods- dienstig gebruik, volgens de wet; be- hoorlijk. Ritornel, (m u z.), van it. ritor- nello, d. i. herhaling, nl. van het in zang- stukken door de hoofdstem gezongene door het accompagnement ; refrein, her- haalregel (in een lied). Ritter vom Geist, de Bidders van den geest, de mannen, die heerschen door de macht van hun verstand ; aldus naar den titel van den roman in negen deelen (1850-1852) van G u t z k o w (1811-1878), waarin de schrijver zijne denkbeelden ontwikkelt over eene ideale republiek. Rittertle, moraliseerend artikel in eene courant; door journalisten aldus genaamd naar de hoofdartikelen in dat genre in het Nieuws van den Dag, hoofdredacteur Dr. P. H. Ritter. Rituaal, (r.-k.), een boek, bevat- tend de kerkelijke gebruiken en cere- monien. Van lat. ritus = godsdienstig gebruik, gewoonte. Ritualisten, naam gegeven aan de Puseyisten (zie Puseyismus) omdat zij den ritus, d. i. de plechtigheden der R. Katholieke Kerk, volgen. Rixari de lane caprina ! (1 a t.), H o r a t. Epist. 1, 18, 15. Over geiten- wol twisten; gelijk wij zeggen : over des Keizers baard, d. w. z. over beuze- lingen, of zelfs over niet bestaande zaken. Roadster, (sport), toermachine. Rob Roy, Schotsche tegenhanger van den Engelschen avonturier Robin Hood, aan wien Walter Scott een roman wijdde. In de Introduction van dezen roman Rob Roy staat van hem, dat hij was in de Hooglanden „playing such pranks in the beginning of the 18th century, as are usually ascribed to Robin Hood in the middle ages." Robert. Experto crede Roberto, (1 a t.), geloof een man van ondervinding. Robert Maeaire, verpersoonlij- king van den behendigen en overmoe- digen schavuit, zooals die door den beroemden Franschen tooneelspeler Frederick Lemaitre (1800-76) eerst in l'Auberge des Adrets (melo- drama-van Antier, Saint-Amand en P a u l y a n t h e (den 23 Juli 1823, in den schouwburg van la Porte-Saint- Martin) en vooral later in Robert Macaire van A n t i e r en den bedoelden acteur (in 1834 in den schouwburg der Folies- Dramatiques voor het eerst gespeeld) werd voorgesteld. Robespierre onzer littera- tuur (De -, naam door prof. J one k- bloet aan Jacob van Maerlant gegeven, omdat deze evenals Robespierre den adel, waartoe hij behoorde, den rug toekeerde en door de toejuichingen der menigte groot wilde worden ; Maerlant wendde zich van de schoone dichtkunst of en werd nuttig; van dichter en kun- stenaar werd hij zedeleeraar. Robinhood's Society, (e n g.), bierdrinkersgezelschap (zooals men in Engeland vaak bijeenkomt om over ROBINSON. 1007 RODRIGUE ENZ. staat en godsdienst to spreken), politieke tinnegietersgezelschap. Robinson, zie Riflard. Robinson Crusoe (De Gelder- sche -, J o r Adam (Daem) van D e l e n, heer van Ek-en-Wiel a° 1693 geb., die op een zwerftocht schipbreuk leed op de Afrikaansche kust en een langdurig verblij f hield op een eiland onder de wilden. Door een schip op- genomen, kwam hij naar zijn vaderland terug en sleet daar de laatste jaren van zijn leven. Zijn reusachtige lijkkist staat in den graf kelder onder het koor der Eksche kerk. Robinsonade, Robinson's geschie- denis; avontuurlijke geschiedenis van verongelukte zeelieden naar de bekende geschiedenis van Robinson C r u s o e. Robur et Velocitas, (1 a t.), Sterkte en Snelhei d. Benaming van een football-club to Apeldoorn. Roe, (f r. w a p.), zie Zuil. Roe d'Lchiquier, (f r. w a p.), schaaktoren. E n g. chessrook, ons kasteel. In den vorm bovenaan van een arm van het ankerkruis; in wezenlijkheid een antiek lansijzer. Rocher de bronze, f r.), onwrik- baar, onwankelbaar, naar een uitdruk- king van Friedrich Wilhelm I van Pruisen in een staatsstuk van 25 April 1716, waarin hij verklaart : ,Ich setze die Krone fest wie einen rocker von bronce; de Fransche vorm de bronze is er later van -gemaakt. Rochet, (r.-k.), van lat. rochettus en dat weer van 't o.-h g d. hroch, rocch, dat hetzelfde is als het Duitsche rock, ons rok), is het korte koorhemd, dat door bisschoppen en abten gedragen wordt. Rococo, of pruiken-stijl, de verbas- tering van den bouw- en versieringsstijl in de 18c eeuw, die zich van vormen bedient, welke op het effect berekend zijn; de naam kom; waarschijnlijk van f r. rocaille = rotsgewelf, omdat rots- en schelpversieringen veelal een hoofd- bestanddeel uitmaken van dezen eigen- aardigen bouwstijl. Zijn karakter is, met betrekking tot gebouwen : omslachtige gevels met gebroken en gebogen hoofd- lijnen, met krullen versierde deur- en vensteropeningen en overlading met een weelderige, en wear zij niet overdreven wordt bevallige, maar vaak ongemoti- veerde ornamentiek. Tegen het einde der 18e eeuw is de rococo-stijl door een meer eenvoudigen smaak vervangen. Roddelen, in de volkstaal der Ne- derlandsche joden = kwaadspreken, babbelen, iemand over den hekel halen. De afleiding is onzeker. Rode in Brederode, Berkenrode; Rolduc = Rode le Due (Hertogenrode of -rade), St. Oedenrode, enz., sours verkort in rooi bv. Wanrooi, duidt een grond aan, die omgeploegd en voor den bouw toebereid is. Rodin, (f r.), type van een Jezuiet, in de slechtste beteekenis van het woord; aldus naar den persoon van then naam in E u g e n e S u e's roman Le Jui f errant. Rododo, (b e 1 g.), to Brussel, het voertuig, waarmede op den openbaren weg gestorven dieren naar den vilder worden gebracht. De oorsprong ligt in het duister. Rodomontade, bl-uf; naar R o d o- m o n te, een snoever uit den Orlando in amorato van B o j a r d o en den Orlando furioso van A r i o s t o, lett. de man, die bergen verzet. Rodrigue, as to du coeur 9 (f r.), Rodrigue, heht ge moed ? C o r- n e i 11 e, Le Cid, I, 6. Woorden van Don Diegue tot zijn zoon, als de eerste door Don Gomes in zijne eer beleedigd is en nu van zijn zoon verlangt, dat hij hem wreke. Dat hij inderdaad moed bezat, bewijst zijn fier antwoord „Tout autre que mon pere L'eprouverait sur l'heure". De kardinaal de Richelieu had een hevigen wrok tegen C o r n e i l l e en vooral tegen den Cid; de abt de ROEACH. 1008 ROGATE. B o i s r o b e r t, die door zijne geestige invallen de gunst van Richelieu had gewonnen, zocht den machtigen Kar- dinaal genoegen to doen, en liet „par des laquais et des marmitons" eene travestie van den Cid spelen; als Don Diegue daarin tot zijn zoon zegt : Ro- drigue, as-tu du coeur ? antwoordt Rodrigue : Je n'ai que du carreau (ruiten en geen harten). Roeach, (h e b r.), letterl. = adem, wind, lucht, geest, ziel, levensgeest, enz. In de volkstaal duidt het aan : een beweeglijk persoon, een onrustige geest. (Ook : beweging, onrust). H1j is een echte Roeach = hij is iemand, die nergens rust heeft. Zelfs een Nederl.-Israel. ww. is daarvan gevormd : roegen, d. w. z. zwalken in allerlei levensomstandig- heden en woonplaatsen, een ongeregeld leven leiden. Roeach Hakoudes3,(h e b r.), Hei- lige Geest. Letterl. geest der heiligheid. Roebel, Russische zilveren munt, bijna 2 gulden Ned. waard, a 100 kopeken. Roebel bet. kerf, insnijding. De Russen bedienden zich oudtijds van den kerfstok, en maakten daarop voor elke 100 kopeken eene insnijding, roebli. Roede (Zoolang de - wenkt, zoolang de verdrukking dreigt, wit men zich bekeeren. Roede, roede Gods = straffe Gods ; zie Jez. X : 5, Mich. VI : 9; vgl. Hebr. XII : 6. Roediak, (j av.), mengsel van Spaansche peper, tamarinde, zout, Ja- vaansche suiker en andere ingredienten, aangemaakt met sofa en een weinig azijn; in welke sans aan stukken gesneden komkommers, jonge, onrijpe en halfrijpe vruchten worden gesopt en aldus gegeten. Roegen, zie Roeach. $oegi, (mal.), verlies, schade. Roeloeng, (m a 1.), het hout of de hardo bit der palmboonien, in tegen- overat'elling van het merg of de kern, die zacht is en ampoeloer heet. Pagar roejoeng beteekent dus omheining van hout van de eene of andere palmsoort. Roekevreters, spotnaam voor de inwoners van Holwerd bij I)okkum; roeken zijn kraaien. Roeland. Het steenen beeld van R., dat tot a° 1774 to Amsterdam over de Nieuwe-Zijds-Kolk aan de stoep van een huis stond had met het marktwezen niets to maken. Men be- weert, dat de Roelandzuilen (bijv. in Brandenburg, Bremen, Halle, Nordhau- sen, Perleberg) oorspr. niets met Roland, den paladijn van Karel den Groote hadden uit to staan, en eerst later met dezen in verband gebracht zijn geworden ten gevolge van klankgelijkheid, ver- mits Ro(e)land hier als n e d e r d. Hrot- land, h g d. Hruotland to duiden zij, waarin Hr6t, Hruot = faam, roem. Roema bitlara, uit roema = huis en bitjara = overlegging, spraak, raad, enz., dus huis der beraadslaging, van- daar ook kantoor van den landraad in 't algemeen. Roep-eenden, spotnaam voor de bewoners van Oosterlittens bij Franeker. Roepende In de woestijn. Zie Yox clamantis, etc. Roepilah, s k r. roepya. Ropy of sikkaropy,eene Britsch-Indische zilveren munt van pl. m. f 1.20. Hetzeifde woord wordt ook gebruikt in Ned.-Indie om een gulden aan to duiden, meestal met bijvoeging van pirak (zilver) of tem- baga (koper). Saroepijah perak = 120 duiten = 100 et. Saroeprjah tembaga = 100 duiten = ,pl. m: 831/2 ct. Roes (B11 de -, de bedongen vracht voor eene scheepslading, wanneer ze in eene som, ineens bepaald is, onaf han- kelijk van gewicht of maat ; bij de roes koopen (kleinhandel), zonder wegen of meten den gevraagden prijs betalen. Roffellongen, (m i 1.), bijnaam voor een tamboer. Rogate, (lat.), naam van den Zon- dag vbor Hemelvaartsdag, naar het begin in de Vulgata, rogate, etc., bidt, enz., in Johannes XVI : 24. Zie Kerkdagen. ROGATIONES. 10,09 R01 ENZ. Rogationes, (r.-k.), van I at. ro- gare = bidden, de drie biddagen, v66r Remelvaartsdag. Eene rogatie is in 't algemeen een smeekschrift, eene voor- bede voor afgestorvenen, een bededag tot afwending van zware rampen, enz. Ro_ gatorium, verzoekschrift, bedelbrief. Rogatolre COMMISSIPn, Extra- territoriale rechtspleging. Ze hebben betrekking op internationaal procesrecht, opdracht aan een bevoegd rechterlijk ambtenaar om een beschul- digde of getuige to hooren in verband met een elders gevoerd wordend proces. Roger Bontempis, (fr.), vrool#ke Frans. Er worden allerlei personen genoemd, die oorspronkelijk zoo geheeten zouden zijn; en allerlei uitdrukkingen -opgegeven, die den naam zullen ver- klaren, - het is alles onbewezen, dus onzeker. Roggeteunis roggebrood. In Overijsel. Rogner lets ongles, (f r.), de nagels knippen. Fig. iemands macht beperken. Zinspelend op L a font a i n e's fabel IV, 1, Le Lion'amoureux, waarin een Ieeuw, die op eene herderin verliefd werd, er in toestemt, om haar to kunnen trouwen, dat men hein de nagels knipt en de tanden afvijlt. Nauwelijks heeft hij echter die voorwaarde vervuld, of de honden maken zich van hem meester. De zedeles, waarmede die fabel eindigt, en die niet zelden wordt aangehaald, luidt: Amour! amour! quand to noes tiens, On peat bien dire: Adieu prudence 1 o Iiefde, liefde, hebt gij ons bemach- tigd, dan kan men der voorzichtigheid wel vaarwel zeggen! Rogstekers, spotnaam voor de rs van Weerd. Rog doelt hie den visch van then naam. Rogues-Gallery, galerij of reeks van portretten van alle bekende bank- zwendelaars, to New-York, ongeveer 150 in getal. Al de leden der American Bankers Association ontvangen die portretten in boekformaat gerangschikt, zoodat zij en hunne hoofdklerken de ge- laatstrekken der voor hen gevaarlijke menschen kunnen kennen. Rogue (e n g.) = spitsboef. Rohrpost, (h g d.), letterl. basis- of kokerpost; het plaatselijk spoed-brieven- verkeer door onderaardsche buizen, met saamgeperste lucht als drijfkracht enge pneumatic tube. Rol d'Yvetot (Le -, (fr.), lett. de koning van Yvetot ' fig. iemand met heel veel pretenties, maar weinig ver- diensten. Yvetot is een stadje in Nor- mandi& De overlevering verhaalt, dat de Frankische koning C I o t a r i u s I in 537 zijnleenman Walter v a n Y v e t o t in de kerk to Soissons zou doorstoken hebben,, en dat hij, als boete, hem door den Paus opgelegd, zijn leen van de Fransche kroon losgemaakt en als souverein koninkrijk erkend zou hebben. Als laatste koning van Yvetot wordt Camille d'Albon genoemd. In 1681 verklaarde het Parlement de souvereini- teitsrechten van Yvetot niet to erkennen; evenwel bleven de heeren ervan als Prin- ces d'Yvetot regeeren en zi ne bewoners vrij van belasting tot aan de Revolutie. Populair vooral is B 4 r a n g e is lied: "Le Roi d'Yvetot", waarvan het eerste couplet luidt: II 4tait un roi d'Yvetot Peu connu dans l'histoire, Se levant tard, se couchant tot, Dormant fort bien sans gloire, Et couronn6 par Jeanneton Dun simple bdnnet de coton, Dit-on. Oh! oh! oh! oh! ah! ab! ah! ah! Quel bon petit roi c'4tait IM La, La. Rol est mort, vive le rol (Le (fr.), De koning is doom, leve de koning. Beteekent in bet Staatsrecht, dat op het oogenblik van den dood des Konings de Koninklijke macht op den troon- opvolger overgaat, zonder eenige tus- schenruimte, dus reeds v66r de inhul- diging. Rol ne pule, prince no dalgno,, Rohan isulis, (f r.), Koning kan ik niet z#n, Prins wil ik niet z#n, ik ben Rohan. Spreuk van Rohan, een Fransch geslacht uit Bretagne of komstig. t bro 64 ROI ENZ. 1010 ROMAANSCH. Rot ne suis, ni prince aussi, ie suis le sire de Coney, (f r.), ik ben geen koning, ook Been vorst (pries), ik ben de Heer van Coucy, devies van Enguerrand VI de Coucy in de 14e eeuw een der aanvoerders der avonturiers en plunderaars, de routiers der 12e eeuw, thans malandrins ge- heeten, die gedurende de Engelsche oorlogen Frankrijk overal onveilig maak- ten en onder Du Guesclin ook naar Spanj a trokken. Andere aanvoerders waren : Arnauld de Cervalles, Seguin de Badefol, Petit-Neschin en Aymericot Testenoire). Roi-Soleil (Le -, zie Louis- au-Soleil. Roi trouve (Le -, (f r.), de ye- vonden koning, de vondeling, spotnaam then de Vlamingen in 1328 aan Filips VI van Valois gaven, toen deze op verzoek van den Graaf van Vlaanderen optrok om zijne oproerige onderdanen, die hem niet als hun rechtmatigen heer erkennen wilden, to tuchtigen. Op 23 Augustus 1328 werd er bij Veurne een slag ge- leverd, waarbij van de 16000 Vlamingen onder Nikolaas Zoanekins, burgemeester van Veurne, or 13000 met hun aan- voerder sneuvelden. Rois en exit, (f r.), koningen in ballingschap, de vorsten en vorstjes uit Duitschland en Italie, die, van hunne tronen verdreven,te Parijs een toevluchts- oord vonden. Naar den titel van een in 1879 verschenen roman van Alphonse Daudet (1840-97), waarin de bedoelde personen onder allerlei schuilnamen voorkomen. Rois taineants, zie Major domus. Rok zonder naad, van boven at feel geweven (Als een -, gaaf, massief, goed onderlegd, een leven uit den stuk, vol van massieve kracht. Ontleend aan Joh. XIX : 23b. Roke, (w a p.), zie Zuil. Roko', m a 1. rokok, ook j a v. m al. - sigaar, cigarette of strootje, meestal van nipatsbladeren, waarin tabak is gerold. Voor hetzelfde doel gebruikt men ook jong pisang blad en andere bladeren (zie Klobotsigaren). Roko' manilla, eene manilla sigaar,roko'blanda, eene Holl. sigaar. Rolandszuilen, ruw bewerkte steenen standbeelden in sommige Noord- dnitsche steden. Gewoonlijk stellen ze een man voor met ontbloot hoofd en een zwaard in de hand. De oorsprong en strekking dier beelden is onzeker. Wellicht waren ze zinnebeelden der stedelijke vrijheden en rechten. Roller chain, (sport), rolketting. Roma aeterna, (1 a t.), het eeuwige Rome. T i b u 11 u s (t 19 Y. Chr.), II, 5, 23. Roma la chica, (klein Rome) ; bijnaam van Salamanca in de 16e eeuw, om hare vele kerken en prachtige gebouwen. Roma locuta, causa finita, (lat.), Rome heeft gesproken, de zaak is uit. A u g u s t i n u s, Sermo, 131, 10. Romaansch, afstammend van het oud-Romeinsch. Uit lat. Romanus. Men heeft Romaansche volken (Italianen, Spanjitarden, Portugeezen, Franschen, Rumeniers); Romaansche talen (de talen, welke deze volken spreken, en die zich zelfstandig ontwikkelden uit de Lingua Romana (rustica, de volkstaal), in onder- scheiding van welke de Lingua Latina als hoogere taal, in kerk en school, be- waard bleef); Romaansche bouwstijl (vooral bij kerken, van de 6e tot de 12e eeuw, voorganger van den Gothischen (begin 13e eeuw)'. Onderscheiden van den oud-Romeinschen bouwstijl, die ook de Etrurische heet, nml. een zuilenbouw met gewelven en bogen, toegepast op schouwburgen en amphitheaters, en die op 't einde der 2e eeuw in verval is geraakt. Romaansch, de bouwtrant vbor de XIIIe eeuw, van Karel de Groote tot aan de XIIIe eeuw. De ronde half- eirkelvormige bogen voor vensters en gewelven zijn voorname kenmerken van dezen bouwtrant. De St. Plechilmuskerk to Oldenzaal, 0. L. Vrouwe van St. Ser- ROMAANSCHE BOUWSTIJL. 1011 ROME ENZ. vaaskerken to Maastricht, de Abdijkerk to Rolduc, de kerken van Susteren en St. Odilianberg zijn in dezen stijl gebouwd. Romaansehe bouwstiil, deze is eene kerkelijke bouwstijl, welke vbor het Christendom niet voorkomt. Hij onderscheidt -zich vooral bij de kerken door zware muren en vierkante en ronde pijlers, ronde bogen voor de vensters en de gewelven. - Romeinsche bouw- stijl, deze is ontleend aan de Grieken en Etruriars en is eene nabootsing van de Dorische, Jonische en Corintische orde. De zoogenaamde Toscaansche orden, welke men bij de Romeinen voor eenige tempels vindt, is eene verbastering der Iorische -bouwvormen. Tot de eigenlijke Romeinsche bouwkunst behooren : de cloaque, onderaardsche riolen ; aquae- ducten waterleidingen; amphitheaters; mausolean, praalgraven ; forums, markt- plaatsen, thermen, badplaatsen, en eenige eigenaardige tempels, zooals de ronde tempels, het Pantheon van Agrippa, de tempel van Vista, enz. Roman, het moderne epos, het in proza geschreven verhaal eener verdichte geschiedenis. Als voortbrengsel van win- ding behoort hij tot de poazie in den uitgestrektsten zin. De eerste roman- schrijver, Antonius Diogenes, leefde waarschijnlijk in de le of 2e eeuw na Chr. In de 2e eeuw leefde ook Jam- blichus, uit Babylon of uit Syria her- komstig, die een dramatisch werk schreef, hehelzend de liefdeshistorie van Rhodanus met Sinonis, een roman van erotischen aard, van welken Photius, patriarch van Konstantjnopel, t 891, ons een uittreksel heeft bewaard. Oak Achilles Fatius, uit Alexandria, schreef, waarschijnlijk midden 5e eeuw, een Griekschen liefde- roman. - Roman is vermoedelijk z. v. a. een in rfjm geschreven werk, uit teuton. riman, reiman = rijmen, in dichtmaat schrijven, gelijk met de meeste oude fabelgeschiedenissen, bij de Engelsehen, Franschen, Duitschers en ten onzent, 't geval is ; die benaming bleef, men behouden, toen soortgelijke werken later in onrrjm geschreven werden. Dat deze de meest waarscbijnlijke duiding is, - en niet, roman = verhaal beschreven in de Romaansche taal, - leere het woord romance. Dichten voor schrif- telijk samenstellen of vervaardigen, behoo1t nog heden tot het Neder- Betuwsch idioozn. Romanesca, zie Gaillarde. Romanesk, dit woord is moeilijk to vertalen. Een romanesk dal is een dal, zoo liefelijk, zoo onbeschrijfelijk schoon, dat men 't in de werkelijkheid hier op aarde niet zoeken zou en 't alleen in 't brein der romandichters geideali- seerd wordt. Romantisch = verdicht (verhaal). Romani Imperil Semper Au- gustus (R. I. S. A.), (lat.), Altijd Vermeerderaar des Romeinschen (d. i. des Heiligen Roomschen) Rijks. Men vindt bovengenoemde initialen R. I. S. A. ook weleens verklaard als Romanorum Imperator Semper Augustus. Romantische school, richting in de eerste helft dezer eeuw am het ideaal to vinden in min of meer senti- menteele levensbeschouwing ; kenmerk dezer richting was vooral het idealiseeren der middeneeuwen; zij was een reactie tegen 't koude en in stijve banden ge- knelde klassicisme. Romanus civis sum, (1 a t.), ik ben een Romeinsch burger. Op mij mag der- halve geen slavenstraf warden toegepast. Vgl. Hand. XXII : 25, 27. Rome (Het - van het Westen, bijhaam voor Aken in de Rijnprovincian, een der residentian van Karel den Groote, die er stierf en begraven werd. Rome West plus dens Rome, elle est toute o* le suits, (f r.), Rome is niet meer in Rome, het is geheel daar, waar ik ben. C o r n e i 11 e, Ser- torius III, 1 woorden van Sertorius tot Pompejus, die hem bew egen wil terug to keeren. De echte Romeinen, zoo meent hij, zijn verdwenen, alles is veranderd, zijne herinneringen maken de plaats, waar hij zich bevindt, tot een Rome, want Rome zelf is het niet meer. ROME ENZ. 1012 RoNTGEN-sTRALEN. Rome, si to to plains que c'est (l& to trahir, Fais-tol des ennemis que le puisse haYr, (f r.), C o r n e i l l e, Ho- race 1, 1. Rome, zoo gjj u beklaagt, dat ik op die w#ze verraad aan u pleeg, maak u dan vijanden, die ik kan haten, woorden van Sabine, in Alba Longa geboren, maar de, echt- genoot van Horace, die tegen de kamp- vechters van Alba Longa strijdt. Zij khn deze vijanden van Rome niet haten, omdat bet bare vrienden zijn, terwijl haar vertrouweling Julie wil, dat zij zich zal verheugen over den aan- staanden zege der Romeinen. Romeinsehe curie, naam van het kabinet of bet korps ambtenaren van den Paus; verdeeld in kardinalen, pre- laten en curialen, welke laatsten het ondergeschikte personeel uitmaken. Romp-parlement. O l i v i e r C r o m w e 11 zond twee regimenten naar het Lagerhuis om de leden to dwingen bet doodvonnis over Karel I uit to spreken. 41 leden werden gevat en ge- vangen gezet, aan 160 werd bevolen heen to gaan en de 60, die Cromwell geschikt leken, mochten blijven. Deze 60 leden (Bumpers) waren dus het overschot of de romp van het geheele Lagerhuis. Rompu, (f r. w a p.), zie Afgeplat. Rond de cuir, (f r.), ambtenaar, naar bet lederen kussen, waarop hij ge- acht wordt to zitten ; bureelrat. Van- daar rond de cuirisme, voor de bekrom- pen zienswijs van ambtenaren, die over- dreven gewicht aan formaliteiten hechten. Rond de serviette (Avoir son -, (f r.), dikwerf in hetzelfde huis ten eten genoodigd zijn of in dezelfde restauratie den maaltijd gebruiken. Van rond de serviette - servetring. Ronde (Een -, (rest.), een pan- nekoek. Ronden, (z e e t.), een kaap, voor- gebergte enz. omvaren. Rone, zie Arthur. Ronger son (rein, (f r.), letterl., op zijn gebit bijten, eigenlijk zijn geduld op een zware proef gesteld zien. Ronggeng, danseres in Indict, met bevallige bandbewegingen, - meer mimiek dan wat wij Europeanen onder dans verstaan, en aan beweging lang- zamer dan de statigste menuet. Rontgen-stralen, ontdekt Januari 1896 door Prof. Dr. W i l h e l m C o n- r a d R o n t g e n, to Wiirzburg, geb. 27 Maart 1845 to Lennep (reg. distr. Dusseldorp), zoon van den to Leipzig f)ec. '97 overleden toondichter Engelbert Rontgen. Men noemde ze aldus, omdat bij er nog geen naam aan wilt to geven. Rontgeji zelf noemde die stralen X- stralen naar x, d. i. de onbekende. Ook bekend als de photographie van het onziehtbare (zie Crooke's bins, A a n h.). Men kan met behulp van die stralen nauwkeurig weten,waar ergens in bet lichaam bv. eene naald, een kogel of iets dergelijks sehuilt, om die dan door operatie to verwijderen. Dus belangrijk, om de aanwezigheid en positie van beenderen of kalkachtige formatie in blaas, lever en nieren der patienten aan to toonen. Ook geschikt, om valsche parelen en diamanten van echte to on- derscheiden ; omdat echte de stralen anders doorlaten dan valsche. Den privaat-docent Brendes to Halle gelukte 't, Mei 1896, de zichtbaarheid der Ront- gen-stralen to bewijzen. Deze kunnen, volgens mededeeling van een geneesheer to Chicago (Oct. 1896), ook dienen one gevallen van schijndood to bepalen, omdat men bet lichaam aan die stralen blootstellend, op bet daarachter geplaat- ste photografisch papier zal kunnen zien of men met een schijndoode to doen heeft, of niet, wijl de spieren van een doode voor die stralen gemakkelijker doordringbaar zijn dan bij een levende. - De toepassing der Rontgen-stralen heet radiographeeren. - Tot eer van ons land strekke, dat de plotseling zoo beroemd geworden hoogleeraar geruimen tijd alhier vertoefde, een tijdlang werk- zaam was aan het natuurkundig kabinet der Utrechtsche Akademie, en 't scheelde toen weinig, of hij was to Leiden de opvolger van Prof. Rijke geworden ; hij toch was de man der curatoren. Zijne ROODBROEKEN. 1013 ROODROKKEN. ouders woonden to Apeldoorn en zijne moeder, geb. Frowein, was eene Hol- landsche ; Ds. C. F. Gronemeijer zegende in 1872 ter plaatse zijn huwelijk in met Fraulein B. Ludwig (uit Zurich). Roodbroeken, Fransche soldaten. Roode, (b a r g.), cent. Roode dread, zie Faden. Roode (Gee! mid toch van dat -, dat roode daar, vaak schertsende zinspeling op Gen. XXV : 30, waar sprake is van l i n z e n m o e s, dat nochtans eene bruin-roode kleur heeft. Roode haan. Onze Heidensche voorvaderen plaatsten bet beeld van een r o o d e n haan v6or hun huis, op schuur of staldeur, als voorbehoedmiddel tegen den bliksem. Vanhier den rooden haan laten kraaien of e)- opsteken brand stichten. Roode Kruis (Het -, symbool van particuliere vereenigingen van vrij- willige verplegers, tot verzachting van bet lot der zieken en gewonden in oorlogstijd. Onder zekere bepalingen liet men in den oorlog van '70 de vrij- willige verplegers van bet Roode Kruis op liet slagveld toe; men verleende hun, onder bepaalde voorwaarden, de on- schendbaarheid en bescherming volgens de Geneefsche Conventie (z. a.); deze heeft ,bet Roode Kruis" erkend, en allengs reikten alle natien over dit symbool der verbroedering elkaar de hand. Slechts China, Brazilie en eenige barbaarsche landen in Afrika begrepen de vriendelijke stem der humaniteit op bet slagveld, nog niet. Den 18en Aug. 1,870 vertrok de eerste ambulance van bet Nederl. ,Roode Kruis" naar de Fransch-Duitsche slagvelden. Aan bet hoofd er van stond de Baron van Har- denbroek van Bergambacht, die belang- rijke en belangelooze diensten bewees op bet oorlogstooneel. Roode maagd (De -, eene Fran- sche vrouw, L o u i s e M i c h e l, in Duitschland ook de bittere Louise ge- naamd, eene eerste voorstandster van bet anarchisme. Zij hield in Juni 1894 to Londen voordrachten. Zij sprak 1 Juni 1896 to Amsterdam in eene vergadering van den Socialistenbond in de groote zaal van bet Paleis voor Volksvlijt, als een klein, oud, eenvoudig uitziend, stemmig gekleed vrouwtje, die niet veel indruk maakte, over de plaats der vrouw, in de sociale beweging. Roode markies (De-, Henri R o c h e f o r t, leider der intransigenten to Parijs, die bet ministerie met de scherpste verwijten overlaad. ,Honger- zaaier" was een der gelief koosde termen, waarmee van die zijde de Minister- president Meline werd vereerd. Roode grins (De -, Napoleon Joseph Karl Paul Bonaparte, zoon van Jerome, neef van Napoleon III, bijge- naamd Plon plop (z. a.). Roode ras (Met -, zie Indian en. Roode Republikeinen, tijdenss de Fransche Revolutie de naam voor de uiterste republikeinen, die niets, ook geen bloedstorting ontzagen, om hunne staatkundige plannen door to zetten. Zij waren gewoon eene roode muts to dragen. Zie Carmagnole. Roode Spook (Het -, de sociaal- democ)-atie, of ook de anarchie, omdat een deel der aanhangers van deze in bloedigen trant de maatschappij naar hunne inzichten willen omkeeren; men denke aan de roode Phrygische muts der Jacobijnen. Gemeenlijk wordt bet aangehaalde woord juist door de sociaal- democraten, maar ironisch, in den zin van „boeman" gebezigd. Roode Zee (De doortocht door de - heeft plaats gehad, bet Evangelisatiewerk is (in een Roomsch of in een Heidenland) aangevangen. Naar Exod. XIV : 21, 22. Roodles, schimpnaam voor de bur- gers van Schagen. Roodkraag, (s t u d.), politieagent. Roodrokken, spotnaam der En- gelsehen in de 17e eeuw, door de Hollanders hun gegeven, naar de kleur der uniform van een deel van het leger. ROOIEDORP (HET). 1014 ROOS ENZ. Rooledorp (Iffet -, (a mm s t.), de cellulaire gevangenis bij het Leidsche plein to Amsterdam, naar de plaats, waar vroeger een molen stond met een aantal huisjes met roode daken. Roolnek, (a fr.), Engelsehman. Rookende vlaswlek (Het ge- krookte riet niet breken, en de - Met ultblussehen. Uit Matth. XII : 20, van een leeraar, die vol zacht- heid en meewarigheid, niet neerslaat, maar opbeurt. Gekrookt = geknakt; vlaswiek = lemmet, vlaspit. Bedoeld zijn menschen, terneergebogen onder den last hunner zonden; personen, wier geestelijk leven kwijnde. Rookhoenders.In de Middeleeuwen was elk gezeten inwoner, die zijn eigen rook- of haardstede had, verplicht aan den vorst des lands (Gelderland, Hol- land, enz.) een hoen jaarlijks op to brengen, ten bewijze dat hij onder den heirban behoorde. Al die lude daer wuer (vuur) of roek wt oren huysen geet van Elten en to lobet ('t Lobith) d' sint der Abdien jaerlix een hoen schuldich", luidt een post uit het Tijns- boek der Abdij van Hoog-Elten (1450). Rooletters, gebak to Haarlem. Roomsche bentvogels, schil- dersbent van Rome, vereeniging van Vlaamsche sehilders der 17e eeuw. C. v. Rijssen, in zijne jSnel-, Punt- en Mengeldichten" (Amsterdam,l 719, kl. 80), deelt tal van namen van hen mede (zie .De Navorscher" XLV, 112). De gra- vures van die ,bent", door P. Nolpe en Prool, beschreef Fred. Muller, , Beschrij v. van Nederl. historieplaten". In het Mu- seum Boymans to Rotterdam, vindt men de portretten van eenigen hunner. Roomsehe kamille, benaming, ten onrechte gegeven aan de witte ganze- bloem. (chrysanthemum leucanthemum). Want kamillen zijn anthemissoorten of matricasia's, en nooit chrysanthemums. De plant is overblijvend (langlevend), bloeit in Juni en Juli, en wordt van 30 tot 60 em.hoog,inwei-enbouwland, op verschillende grondsoorten. Ook groo- te madelief en witte marguerite ge- heeten. Roonische voet (De -, zie Hic Pes Imperii. Roes of rosaci, versiering in beeldhouwwerk bestaande in eene samen- stelling van drie, vier of meer bladeren, in de Middeleeuwen veelvuldig gebezigd door de architecten, in lijsten, bogen, friezen en andere bouwdeelen. Roos, rond venster komt zeer veel voor in de Romaansche kerken, in de eenvoudige cirkelvorm. Later in de XIIe en XIIIe eeuw wordt het roosvenster in groote afmetingen toegepast en wordt met raam- en maaswerk voorzien. Roos, (w a p.), afgebeeld met het hart naar den beschouwer gekeerd; vijf- bladig als het aantal bladeren niet opgegeven wordt; dikwijls met knoppen, soms met stralen (zie rose 01 soleil) tussehen de bladeren. Ook natuurlijke rozen komen voor. Roes, (r. - k.), (evenals de lelie) symbool van de H. Maagd. Daarom wijdt waarschijnlijk de Paus nog altoos de Gouden Roos (z. a.). Vanhier ook, dat lelign en rozen zoo dikwijls voorkomen in hetzelfde wapen. Roos (De roode -, het huis Lancaster, dat zulk eene bloemm in zijn wapenschild voerde. Roos (De witte -, het huis van York, welks zinnebeeld ze was. Zie Rozenoorlog. Roos van Belleren (De -, bij- naamm der beeldschoone Prinses E I i s a- beth van Beijeren, sedert 1853 de gemalin van Keizer Frans Jozef van Oostenrijk, en bijgezet in de Kerk van het Capucijner-klooster bij den Hof brug to Weenen, 17 Sept. 1898, nadat zij door een Italiaanschen anarchist, Nicaise Lucchesi, 10 September to Geneve ver- moord was. Roos van Engeland (De witte -, Perkin Warbeck of Osbeck, aldus genaamd door Margaretha van Borgondie, de zuster van Eduard IV (t 1483). ROOS VAN JERICHO. 1015 ROSJ. Roos van Jericho, denjarige plant met lange eivormige bladen aan lange stelen, en met witte bloemen. De Roos van Jericho groeit in de zand- woestijnen van Arabie.Het kleine, weinig in 't oog vallende plantje trekt zich, als het heeft uitgebloeid, bij het verdrogen tot eene kogelvormige masse samen, welke, in het water geworpen, zich weder uitzet en den natuurlijken vorm aanneemt. Bijgeloovige monniken zagen hierin een wonder, en meenden dat deze opbloeiing zou geschieden door de won- derkracht der heilige plaatsen waar de plant groeit ; vandaar de naam. Naar de genoemde eigenschap beet zij rosa anastuntica, opstandingsroos. Roosehe, (van h e b r. rascha', raschang), h e b r. goddeloos mensch, boosaard, slechtaard ; ook term voor iemand, die Jodenhater, Jodenvervolger, antisemiet is. Het mrv. is rescho-iern (rescha'im),goddeloozen, booze menschen. Het vrouwelijke is rescha'a (reschagna), booze vrouw. Roosleskoolties, tijdens den Bel- gischen opstand de Brusselsch a kooltjes, aangezien alles, wat aan Belgie herin- nerde, vermeden werd. Roosschelling of roosjesschelling, zesstuiversstuk sedert 1601 in de Ver- eenigde Nederlanden geslagen. Het rijk versierde kruis op de keerzijde zag de „spraakmakende gemeente" voor eene roos aan. Rootsoun, h e b r. ratsoon, beha- gen, welgevallen. Jets berootsoun doen = met toewijding, met goeden wil doen. Ropil, Indische en Perzische munt van veranderlijke waarde. In Britsch- Indie heeft men zilveren stnkken van 1/s, 1/4, 1/2, 1 en 2 ropijen en gouden van 5, 10, 15 en 30 ropijen. Een Per- zische ropij is ongeveer 93 cts. Ned., een Indische iets meer waard. Zie Roepyah. Ros, (b a r g.), hoofd, (h e b r. roosj). Zie Rosj. Rosbeyer of rosbayard, bet paard der vier Heemskinderen, Bayard genaamd ; fig. woesteling, wild sehepsel. Zie Bayard. Rose en soleil, (w a p.), eene roos met stralen. I)e zilveren roos met stralen was de Yorksche roos. Rosenkruisers (Orde der -, geheim genootschap, in het begin der 17e eeuw onverwachts bekend geworden. Als doel werd opgegeven : verbetering der Kerk, en bevordering van blijvende welvaart. Als stichter noemde men Chris- tian R o s e n k r e u z, die in de 14e eeuw geleefd, en een groot deel zijns levens onder de Brahmanen, in de pyramiden van Egypte en in het.Oosten zou hebben doorgebracht. Het genootschap was ech- ter in het levee geroepen door den W urtemberger godgeleerde Joh. Val. Andreae, die onder dit geheimzinnig om- hulsel in den aanvang der 17e eeuw de aandacht zijner tijdgenooten wilde ves- tigen op de misbruiken in de heerschende Kerk. Later, vooral tengevolge van An- dreae's geschriften, onder welke de „Fame fraternitatis Rosae Crucis" (1614) wer- den afdeelingen der Orde gesticht. De Rosenkreuzers verbreidden zich over een groot deel van Europa. Hun devies was een Andreask'ruis boven eene met doornen omgeven roos, met het omschrift Crux Christi Corona Christianorurn (het kruis van Christus is der Chris- tenen kroon). Nog in deve eeuw zocht men het genootschap to hernieuwen, met het doel er een vereeniging van dichters en artisten van to maken, die een vrij mystieke richting huldigden; in Engeland waar de poging van uitging, was zij echter niet gelukkig. Rosinante, (s p.), een rossinant = slecht paard, oude knol, van rocin (ros) en ante (voorheen); naar het ellendige rijpaard van Don Quixote (z. a.) door hemzelf aldus gcnoemd, qm to kennen to geven, wat het als rijpaard eens was geweest, en wat het nu als de parel van alle rossen der wereld geworden was. Zie Paarden. Ros3, (h e b r.), hoofd, begin. Rosj Hasjono, begin des jaars, Nieuwjaars- feest. Rosj-Choudesj, begin der maand, Nieuwemaansfeest. Hij is de rosj hier = ROSS EN Z. 1016 ROTI ENZ. hij is hier de bass. Pijn in zijn rosj hebben = aan hoofdpijn lijden. Ross and Reiter sah Ich nie- mals wieder, (h g d.), ros en berrjder zag ik nooit weer. S c h i l l e r, Wallen- stein's Tod II, 3, waar Wallenstein verhaalt, hoe Octavio hem ried bet bonte paard (die Schecke) to berijden ; hij volgde then raad. Octavio besteeg nu dit paard, en „ros en ruiter zag Wallenstein nimmer weder". Rossa (Banda - di San Se- vero, (it.), roode betide van St. Se- vero, benaming van een (in verschei- dene wedstrijden bekroond) Italiaansch snilitair muziekcorps. Onder leiding van den kapelmeester Eugenio Sarrentino, 45 personen sterk, gaf bet in Juni '96 concerten in het Kurhaus to Scheve- ningen. - Banda (it.), ook, militair muziekcorps. Rossard, (f r:), een slecht paard, ook een deugniet, een luiaard, een on- bruikbaar persoon. Rosse, (f r., t o o n.), als bijvoegelijk naamw. onbeschaamd of ruw realistisch. Ook : guitig, ondeugend. Als zelfstandig naamw., een nietswaardig persoon. Rosserie, (f r.), ernstige onbeschei- denheid ; eene daad van ontrouw door eene vrouw gepleegd. Rossignol, (f r.), in de handels- wereld, en vandaar naar de gemeenzame taal overgeplant, een door een lang verblijf in een magazijn uit de mode geduakt voorwerp. Rosticos, danszangen der Basken, in Spanje. Zij dansen aan paren of in lange rij en, zich slingerend van de berg- toppen naar de dalen, en uit de dalen bergopwaarts, de pijper vooruit, in de linkerhand de driegatige panfluit (voor den mond), in de rechterhand de trommel Rostra, oud-Romeinsch spreekplat- form, in het oude forum uit den Ko- ningstijd; thans weder blootgelegd, terwijl bet 30 jaren geleden nog bijna geheel onder puin lag bedolven. Rostrum, mrv. rostra = snavel, sneb, inzonderheid scheepssneb, d. i. de ijzeren punt van voren aan de oorlogschepen ; rostra = spreekgestoelte, omdat dit met snebben van veroverde schepen versierd was. Rot, (b a r g.), horloge ; rot met een staart, horloge met ketting. Rot, (m i 1.), twee man achter elkander geplaatst op reglementaire wijze tegen elkander geplaatst. Rot geweren, (mil.), vier stuks. Rot anstreichen (Im Kalen- der -, (h g d.), in den kalender rood aanstrepen, den dag onthouden, waarop ons iets bij zonders is overkomen. Oud- tijds waren de feestdagen op den almanak aldus aangeduid zooals zij heden nog dikwerf met rooden inkt zijn gedrukt. Van de gewoonte, om de titels van hoofdstukken enz. van een boek aldus aan to duiden, komt ook het woord rubriek. Rot wie ein Zinshahn, zie rouge comme un coq, etc. Rotan, (m a 1.), ons rotting is de algemeene naam der rietpalmen, behoo- rend tot de botanische geslachten Calamus en Daemonorops. In den handel onderscheidt men handrotting (zwaar- dere stokken op bepaalde maat gesneden voor wandelstokken) en bindrottinq (lange dunne rotting als bindmiddel en ter vervaardiging van matten en meu- belen gebruikt). Rothschild (Een -, een sehat- rijk man, naar Mayer Anselm Roth- schild, den stichter van het beroemde bankiershuis to Frankfurt a/M. (1743 -1812) en zijne zijns. Roti, hoofdmaaltijd in Rusland, die door de zakoesjka (z. a.) wordt vooraf- gegaan. R6t1 (Le - de Mme de Main- tenon, (f r.), het gebraad van Mw. de Maintenon, maaltijd, die rijker aan kout, dan aan gerechten is. Het heeft zijn ontstaan to danken aan eene anecdote, volgens welke, terwijl Mw. de Maintenon, ROTI. 1017 ROUNDHEADS die om haren geestigen innemenden om- gang bekend was, eens een aantal gasten om hare tafel verzameld had, een knecht haar kwam toefluisteren : „Madame, encore une histoire ; le r6ti manque aujourd'hui" = Mevrouw, nog eene ge- schiedenis; er is vandaag geen gebraad. Roti, (m a 1. en j a v.), brood; rots kismis, krenienbrood ; toekang rots, broodbakker ; rot! manis; zoet brood; rot! item, roggebrood. Rotsen beploegen, vruchtloos werk doen. Uit Amos VI : 12. Plato (Legg. 8, 838c) gewaagt van eis petras to kai lithous speirein = op rotsen en steenen zaaien. Rotser en rotsneus, in de Jood- sche volkstaal = kwajongen. Rots oud Duitsch = snot. Verg. het Nederlandsche snotneus in den zin van kwdjongen; en ook de beteekenis van snotterig. Rottenaar, (b a r g.), verrader. Rotterdammer, buikloop, door het gebruik van ongezuiverd Maaswater. Rotterdamsehe kermis, (r e s t.), bessen met suiker. Rotwelsch, zie Koeterwaalsch. Ook, Rottwdlsch, uit roter = bedelaar en wdlsch = uitheemsche taal; bena- ming der dieventaal in Duitschland. Andere landen hebben andere dieven- talen, als : Boheme, de Handtyrka; Engeland, het Cant; Frankrijk, zijn Argot; Italie, het Gergo; Spanje, de Germania. In de Seandinavische landen komt als Fantasprog, behalve de Zigeunertaal (Tatersproget; Tater = Bohemer), ook de boeventaal (Skoier- sproget = schooierstaal) voor. Met al dit Koeterwaalsch nu mag geenszins verward worden het idioom der Zigeu- ners, als zijnde eene natuurlijke, geleide- lijk uit de Indische spruitende, volkstaal. Rotynettes, (fr.), de nieuwe (1898) zilveren munten in Frankrijk; naar R o t y, den graveur, die de stempels heeft gesneden. Roublard, (f r.), vroeger een man die roebels bezat, m. a. w. een rijkaard. Thans veeleer een slimmert, een ge- slepen kerel. Roublardise, (f r.), een slimme streek. Roue museadin, zie Lion en Muscadin. Rougs (geradbraakten), naam, waar- mee men tij dens het regentschap van hertog Philippe d'Orleans de los- bandige genotzoekers bestempelde. De liederlijke makkers van dezen Hertog hadden dien aangenomen als tegen- hanger van pendards (galgebrokken) waarmee zij hunne bedienden bestem- pelden. Later gaf men hem aan alle losbandige aanzienlijken. Route!, (rofd), h e b r., geneesheer, arts. Zie Refoeo. Rouge comme un coq de redevanee, (f r.), rood als een haan der heffing. Onder de ' zonderlinge be- lastingen eertijds in zwang, behoorde ook die van een ,grooten ro.oden haan", dien de lijfeigene of vassal den leenheer op zekere tijden schijldig was. Vandaar de uitdrukking om dezelfde reden zegt men in 't hgd. Rot wie ein Zinshahn. (Zie Grimm, Reehtsalte)-thumer, blz. 376). Rouge et noir, Roulette, (f r.) hazardspel waarbij men een balletje laat rondloopen in een bak tot het blijft liggen op 't winnende nummer die ook in roode en zwarte nummers zijn ver- deeld, zoodat men kan inzetten (wedden) op een bepaald N°. of op rood of zwart. Rouges, (rogbs), h e b r., toorn, boosheid. Zie Ragzen. Rough riders, (a m e r.), een uit Amerikaansche millionnairs saamgesteld ruiterkorps, onder Roosevelt; door dezen opgericht in den Amerikaansch-Spaan- schen oorlog. Z. v. a. ruwe (onbeschaafde, ongedresseerde) rijders. Roulotte, (f r.), woonwagen, de woning op wielen van kermisreizigers, enz. Roundheads, (eng.), rondhoofden, naam, dien de Engelsche edelen onder Karel I (t 1649) aan de volkspartij of Puriteinen gaven, die - om eenvoudig ROUTIERS ENZ. 1018 ROZEN-OORLOG. to schijnen - zich het haar kort lieten of knippen, terwijl de cavaliers of de leden der hofpartij lang haar droegen. Routters, brabanepons, cote- reaux, benden fortuinzoekers of avon- turiers in Frankrijk, ontstaan in de 12e en 13e eeuw, nadat Lodewijk VIIin 1147 naar het H. Land was vertrokken. De routiers waren wapenknechten der edelen en als er geen oorlog was waren het struikroovers ; van o f r. route, plat lat. rupta, d. i. afdeeling, troep ; ze heetten ook Brabancons, omdat velen uit Brabant kwamen, en Cotereaux z.v.a. boeren, van p 1. 1 at. eota hut; vanwaar ook e n g. cottage en n e d. kot, h o t l. katerstede en derg. Rouw. Zwart, de rouwkleur in Europa. Het was ook de rouwkleur in Griekenland en in het Romeinsche Keizerrij k. Zwart met witte strepen. De uitdruk- king van zorg en hoop. De rouwkleur der bewoners van de Zuidzee-eilanden. Grauwachtig bruin. De kleur van de aarde, waarin de dooden zullen rusten. De rouwkleur in Ethiopia. Lichtbruin. De kleur van verwelkte bladeren. De rouwkleur in Perzie. Hemelsblauw. De uitdrukking van hoop, dat de doode den hemel is in- gegaan. De rouwkleur in Syria, Cappa- docie en Armenia. Donkerbl auw. De rouwkleur in Bo- khara (Midden-A zie). De Romeinen ten tijde der Republiek droegen donker- blauwe kleederen ten teeken van rouw. Purper en violet. Het teeken van vorstelijke waardigheid. De rouwkleur der kardinaals en koningen in Frank- rijk. De rouwkleur in Turkije is violet. Wit, de rouwkleur in China en bij de negers, althans in Suriname. De dames van het oude Rome en Sparta droegen witte kleederen ten teeken van rouw. In Spanje was het de rouwkleur tot 1498. In Engeland is het in sommige provincien nog de gewoonte, dat de ongehuwden een wit-zijden hoofdband dragen. Geel. De rouwkleur in Egypte en in Burmah, waar bet tevens de kleur der kloosterorden is. In Bretagne dragen de weduwen op 't platteland eene gele kap. Rovers, (am.), ronddolers, bewoners van Colorado. E n g. to rove (zwerven). Rowdies, zie Nativists. Rozen-Zondag, (r. k.), zie Kerk- dagen. Rozenkrans, (r.-k.), kralensnoer, dat gebezigd wordt om een bepaald aan- tal gebeden to doers, wat door het ver- schuiven der kralen wordt gecontroleerd. Het is tijdens den eersten kruistocht uit het Oosten gekomen ; de bloedverwanten van Peter van Amiens, namen tot wapen aan in groen een kepersgewijs gestelden zilveren rozenkrans, vergezeld van drie gouden rozen; - waaruit het recht- streeksch verband blijkt tusschen de heraldieke roos en den rozenkrans. De invoering van den rozenkrans wordt al- gemeen toegeschreven aan den H. Do- minicus (begin 13e eeuw). De rozenkrans bestaat uit 15 X 10 Wees gegroet's en 15 Onze Vader's. Een derde gedeelte van den rozenkrans dus 5 Onze Vader's en 5 X 10 Wees gegroet's beet rozen- hoedje (chapelet); rozenkrans = rosaire v. rosarium = geestelijke rozen, welke men der H. Maagd aanbiedt. De geheimen uit bet leven van Jezus en Maria, welke bij het bidden van den rozenkrans ter overweging worden voorgesteld, worden eveneens in 3 vijftallen ingedeeld en heeten : blijde, treurige en heerlijke my- steries. De in den rozenkrans vervatte getallen zijn 3 X 5; drie = bet heilige getal (de Drieeenheid), vvf = het Maria, getal (naar de vij f letters haars naams). Rozenmaagdenfeest, (f r.), la fete des Rosieres. In de 6e eeuw to Salency in Picardie ter eere van het deugdzaamste meisje ingesteld; deze werd met rozen gekroond en ontving een prijs in geld. In Frankrijk is dit steeds in gebruik gebleven to Salency en to Nan- terre en tijdens de Fransche overheer- sching ook bier en daar in ons land gebeurd. Rozenobel, zie Nobel. Rozen-oorlog, aldus genaamd naar de groote rol, welke de roos gespeeld heeft in de burgertwisten van Enge- ROZENZONDAG. 1019 RUE ROYALE ENZ. land. Het eerst werd de roos als zinne- beeld aangenomen door de zonen van Eduard III (f 1377). John of Gaunt, hertog van Lancaster, koos voor zich en zijn tak de roode roos ; zijn brooder Eduard, sedert 1385 hertog van York, nam de witte roos aan. In den bloedigen kamp om Engeland's troon tussehen de beide huizen van Lancaster en York, aangevangen in 1452 met Hendrik VI (van Lancaster), en geeindigd in 1485 met den val van Richard III (van York), die sneuvelde in den slag bij Bosworth (22 Aug.), tegen Hendrik VII Tudor, bedienden zich de wederzijdsche aan- hangers dier huizen van de gezegde rozen als leus ; en hieraan is de aanwezigheid van rozen in de wapens van vele En- gelsche familien toe to schrijven. De beide rozen, - York- and-Lancaster- rose = tweelingsroos, - werden ver- eenigd bet zinnebeeld van Engeland door bet huwelijk van Hendrik VII Tudor, zoon van Margareta v. Beaufort, erf- dochter van bet Huis van Lancaster, met Elisabeth, oudste dochter van Eduard IV uit bet Huis van York, aldus ein- digde de Rozen-oorlog. Rozenzondag, (r. k.), andere naam voor Laetare omdat de Paus op then dag de gouden roos wijdt. Rozier des guerres (Le -, ook genoemd Rozier historial, een ge- schiedkundig werkje in 1522 gedrukt en in 1481 samengesteld op last van Lodewijk XI van Frankrijk (--1483), tot onderricht van zijn zoon, en bevattend eene reeks historisehe feiten met daaraan verbonden nuttige lessen en wijze op- merkingen ten dienste der vorsten, die er hun voordeel mee moesten doen. Rgbezahl, een berggeest in bet Reuzengebergte, die naar bet volksgeloof der oude Duitschers bet vermogen bezat, allerlei gedaanten aan to nemen en de menschen of to kwellen of gelukkig to maken. Rubieon, riviertje in bet oude Um- brie, thans de Fiumicino (-_ stroompje) in bet gebied van Viterbo. In den Ro- meinschen tijd de grens tusschen Cisal- pijnsch Gallie en het eigenlijk Italie (Italia Propria) of Media. Den Rubicon overtrekken = den burgeroorlog aan- vangen, daartoe bet sein geven en in 't algemeen een beslissende stap doen, is ontleend aan den overtocht van Julius Caesar uit zijn provincie over dit riviertje in 49 v. C., om to Rome Pom- pejus aan to tasten. Ritckert's egoisme, werd door P. A. de Genestet (-- 1861) gekwalifi- ceerd als vervat in deze zijne dichtregels Kweek maar ieder vroom en blij Zijn geluk op aarde ! Siert de roos zichzelve, zij Siert meteen de gaarde. De leekedichter dacht daarbij aan Frie- drich Riickert, f 1866, ale hoogleeraar to Berlijn, voortreffelijk dichter en ver- tolker van Oostersche dichtstukken. Rudarl of Aurarl, in Zevenber- gen, Moldavie en Walachije de Zigeu- ners, die zich aldaar op bet zoeken van stofgoud toeleggen. Uit aurunt (lat., goud), en rude aurum (lat., ruw goud). Rude donatus, (lat.), letterl. met den houten schermstok of degen, den baton, begiftigd. Omdat een ont- slagen zwaardvechter zulk een stok ontving, beteekent bet z. v. a. uit den dienst ontslagen, van taak en verplichtingen ontheven. Wordt van oud-hoogleeraren gezegd. Rudis Indigestaque moles, (1 at.), eene ruzve en ongeordende massa (chaos). 0 v i d i u s, Metamorphoseon lzbri 1, 7. Rudolgnische tafels, nieuwe planetentafels, aldus geheeten naar keizer Rudolf II van Duitschland, die Johannes Kepler tot adsistent van Tycho Brahe (sedert 1600 to Praag woonachtig, j. ald. 24 Oct. 1601), benoemde met den titel van keizerlijk mathematicus, onder boding, dat hij Tycho zou helpen bij de samenstelling van die tafels, welke berust- ten op bet Tychonische, en niet op bet Copernicaansche stelsel. Zijn dood ver- hinderde Tycho, die tafels to voltooien. Rue Royale (Les archeve- ques de In -, to Parijs. De clan RUG STAAN ENZ. 1020 RULE. (z. a.) van admiralen, in wier boezem over het wel en het wee der Fransche marine wordt beschikt, aan wier zoons, neven en schoonzoons de toekomst der marine wordt toevertrouwd, gelijk voor deze de beste plaatsen gereed gehouden worden. Rug staan (Op den -, (m i 1.), to bed liggen. Rugknoest, (b a r g.), ruggegraat. Ruhe 1st die erste Bflrger- pflieht, (hgd.), kalmte is de eerste plicht van den burger, woorden, ont- leend aan een bilj et, dat de minister graaf Von der Schulenburg-Kehnert, op den Maandag na den slag bij Jena (14 Oct. 1806), op de hoeken der straten van Berlijn liet aanplakken en dat luidde : „De Koning heeft een -slag verloren. Nu is kalmte de eerste plicht van den burger. Ik noodig de inwoners van Berlijn daartoe uit. De Koning en zijne broeders leven. Berlijn, 17 October 1806. Graaf v. d. Schulenburg". Een exemplaar van dit aanplakbiljet bevindl zich in bet M irkische provinciaal mu- seum to Berlijn. Ruiker (Op zIln -, (too n.), nl. hij heeft bet op zijn ruiker, d. i. hij slooft zich bijzonder uit, spant zich bijzonder in. Ruimte krilgen, zich in een toe- stand van, genade gevoelen, terwijl men to voren door angst over zijne zon- den bekneld en benauwd was. Mystieke uitdrukking (op de Veluwe), aan Ps. CXVIII : 5, CXIX : 45 ontleend, waar echter sprake is van hetgeen in stoffe- lijken of natuurlijken zin benauwde, en „ruimte" bevrijding van vijanden beteekent. Ruisseau de la rue du Bac (Le petit -, (f r.), bet beekje van de rue du Bac. Deze zegswijs, die dik- werf, ook verkort, als gelijkbeteekenend met ,bet vaderland" wordt gebezigd, is haar ontstaan aan Mevr. d e S t a e 1(1766 -1817) verschuldigd. Onder de Regee- ring van Napoleon I uit Parijs gebannen, leefde zij op bet Platte land, to Coppet. Toen nu iemand haar trachtte to troosten, loor op bet gekweel der vogels en bet gemurmel der beekjes to wijzen, ant- woordde zij, dat, in hare oogen, geene beek boven bet beekje van de rue du Bac ging. (f r. Ruisseau = beek en straatgoot.) Ruit, (w a p.), op een der punten staand vierkant. Rult horn, (lat.), h et uur verloopt. Spreuk van H u g o d e G r o o t en Cor- nets de Groot van Krayenburg. Rultengewell, (b o u w k.), gewelf dat in de XVe en XVIe eeuw veel werd toegepast zoowel in den burgerlijken als in den kerkelijken bouwstijl. Bij bet kruisgewelf vormen de ribben in elk vak slechts een kruis, terwijl bij de ruiten- gewelven, elk boogvak (travee) in een aantal ruiten verdeeld is en daarvandaan ook dikwijls tot een net-gewelf over- gaat wanneer de ruiten zeer klein worden. Rulterzalf, verbastering van ruit- zalf, d. i. een zalf tegen suit of schurft. Rulterzegel, (z e g.), alleen gevoerd door hen, die 't recht hebben om onder eigen banier to velde to trekken, dus vorsten, hertogen, graven en baander- heeren ; vertoont den eigenaar geharnast en to paard, met een banier, waarop zijn wapen, in de hand. Rultkrans, (w a p.), oorspr. een krans van wijnruit, maar voorgesteld als eon gebogen ruit, schuinbalk, aan den bovenkant bezet met bladeren ge- vormd als aan een kroon; altijd van sinopel. Ruitschild, (w a p.), schild in den vorm eener ruit ; wordt gevoerd door jonkvrouwen en uit eigenen hoofde regeerende vorstinnen. Rule, Britannia, (e n g.), heersch, Britannia. De aanvangswoorden van een Engelsch volkslied, door T h o m s o n of David Mallet gedicht, en door A r n e (1710-78) op muziek gezet. Het verscheen allereerst in een pastoraal Alfred door deze auteurs samen geschre- ven. Daarin wordt de aloude Britsche RUMMAGE SALE. 1021 RUS KIN. vrijheid verheerlijkt, en aan Britannia de heerschappij ter zee toegekend. De eerste regels vooral: „Rule, Britannia! rule the waves, Britons never shall be slaves!" worden dikwijls met veel ophef ge- zongen. Rummage sale, (e n g.), verkoo- ping van verdwaalde goederen. Te Londen mogen goederen, die niet afge- haald worden en waarop de vracht niet betaald is, door de eigenaars van werven of pakhuizen na verloop van zekeren tijd verkocht worden. Rumor fit In casa, (1 a t.), er ontstaat gedruisch in de kamer of in huis, leven in de brouwerij. Bekend zijn de schilderijen van den Amster- dammer Cornelis Troost (f 1750), waarop in een climax eene in een roes eindi- gende feestviering van een heerenge- zelschap wordt voorgesteld, met deze onderschriften Nemo loquebatur (niemand deed den mond open). Erat sermo inter fratres (de vriendjes redeneerden met elkander). Loquebantur omnes (alien spraken tegelijk). Rumor fit in casa (er ontstaat rumoer in bet vertrek). Ibant qui poterant, qui non potuere cadebant [die het konden, gingen (liepen), en die het niet konden, vielen]. De beginletters N E L R I vormen tevens den naam, waaronder deze verzameling bekend is. Rumor in casa beet een artikel van prof. Buys (Gids, Jan. '91). Run A vue, (s p o r t t.), jacht. Rund, (stud.), niet-student. Runen, letter- of schrijfteekens der oude Germanen. Van riina (geheimenis), als alleen den priesters bekend ; dus geheimschrift. De gedaante dezer teekens verraadt samenhang met de oudste vor- men van bet Grieksch-Phenicisch al- phabet. Evenals bet Grieksche, bestond het Runisch alphabet oorspronkelijk uit 15 of 16 letterteekens. Volg. Wilh. Grimm werden ze in de 6e eeuw in Scandinavia gebruikt. Meer dan 1000 Runische in- schriften zijn in Zweden ontdekt, en 300 tot 400 in Denemarken en Noorwegen_ Het belangrijkste opschrift is wel dat van een steen, a u 1824 gevonden op het eiland Kingiktorsoak (Westkust van- Groenland), hetwelk tevens bewijst, dat de Denen reeds in de 12e eeuw in hunile vaart op die westkust, tot aan dit eiland zijn doorgedrongen. Men onderscheidt de Runen in Runae His- panienses (Spaansche runen), Runae Vulgares (gewone runen) en Runae- Helsinglandicae. De Vulgares vindt men op alle Runensteenen in eigenlijk Zwe- den, die van Helsingland (G efleborg-tan, Zweden) en Medelpad (Nordland-tan, Noorwegen), vertoonen vermoedelijk den oudsten vorm. De invoering van bet Christendom in Germaansch Europa deed bet Latijn als schrijftaal de plaats- der oude taaltakken innemen, zoodat de Runische letterteekens door de Romein- sche verdrongen werden. Runische roede, de wilgentak, in Scandinavia oudtijds gebezigd bij be- tooveringen of godsdienst-ceremonien. Rurales, (1 a t.), landelijken, poli- tiecorps in Mexico in karakteristieke dracht, dat het oog houdt op elk ver- dacht uitziend individu. Dit corps ver- vult de diensten van marichauss9es over 't gansche land; zij zijn terecht vermaard om hun onversehrokken moed_ en bekwaamheid als ruiters. Rus In urbe, (1 at.), het land itr de stad, d. i. eene woonplaats, die de voordeelen van land- en, stadsleven vereenigt. Ruskin, naam, aangenomen door eene ideale cooperatieve kolonie, welke, 532 hectaren gronds groot, waarvan 92 goed bebouwd, in den staat Tennessee (N.-Amerika) is gesticht in 't begin van 1997. Men heeft er de toepassing der sociale theoriean van R u s k i n be- proefd; vanhier de naam. leder kolo- nistengezin heeft eene afzonderlijke woning, maar de maaltijden zijn ge- meenschappelijk. Ben reglement geldt voor al de leden, die alien evenveel moeten werken, en elk f 1200 storten in de gemeenschappelijke kas. RUSSISCH ENZ. 1022 RUTSCHBAHN. Russisch bad, dampbad, waarin lange houten banken aijn geplaatst, waarop de bader gaat liggen. De geheele kamer wordt dan met damp gevuld. In deze zeer warme temperatuur blijft men een kwartiertje, om vervolgens in een nevenvertrek door den badknecht met een paar harde borstels to worden ge- masseerd. Na deze kunstbewerking komt men in eene groote badkamer, waar het verhitte lichaam langzaam wordt afge- koeld, eerst in een warm bad, dan onder een lauw en eindelijk onder een koud stortbad. Ten slotte gaat de bader naar de rustkamer, waar hij na zoo'n bad op een rustbank onder de wol een half uur rust moet nemen. De Turksche baden zijn evenzoo, behalve het begin, omdat daarbij de kamer, waarin men het eerst komt, niet is een met damp, maar een met heete lucht gevuld ver- trek. De geheele kunstbewerking, die nieuwe veerkracht aan de spieren moet geven, duurt ongeveer twee uur. Russisch Paaschleest vieren of op zrjn Russisch Paschen houden, groot alarm maken, inzonderheid in den nacht. Het Paaschfeest wordt in Rusland alzoo gevierd, dat men eene pop, die den trouwloozen apostel Judas moet voorstellen, onder het waken van veel geraas en het voortdurend luiden eener bel over scheepsdek sleept, aan den mast hangt en zoodanig ranselt dat de stukken er afvliegen. Aldus werd het half April 1898 nog gevierd door de bemanning van het Grieksche stoom- schip , Amphitrite" in de haven van Schiedam. Russisehe pl p, f r. pipe Busse. Gezondheids-tabaksprjp, met drie rook- kanalen, waardoor de rook verkoeld in den mond komt. Russische stool, met pelswerk inwendig gevoerde voetenzak of voeten- warmer. Russophiel, Russenvriend, in de staatkunde. Van g r. philos (vriend). Ruste of rustre, (w a p.), rond- doorboorde ruit. Rustleltatem olet, (1 a t.), er is een boersch luchtje aan. Ruszl, ter invoering eener kleinere munteenheid dan de roebel en kopek, voor het kroningsfeest van Ruslands keizer Nicolaas II, April 1896, in omloop gebracht zilveren muntstuk ter waarde van 50 kopeken naar den tegenwoor- digen (begin Maart '96) koers gelijk 1.08 mark. Het kleinste stuk is een nieuwe koperen munt, van de helft der waarde van den tegenwoordigen kopek, zoodat 100 dezer munten 1 ruszi vormen. Een nieuwe gouden munt wordt er ge- slagen ter waarde van 5 papieren roebels, dus van 10 ruszi = f 9.50. Ruth, bv. ik ben ruth of ruthje = ik heb niet meer om to betalen; alles is op. De oorsprong dezer uitdrukking is ontleend aan Ruth, die zoowel als hoe sehoonmoeder Naomi, arm was. Rutschbahn, (h g d.), f r. mon- tagne russe of tjaboggam; railbaan voor spoor of tram, door hoog en laag terrein, zoodat de waggon telkens in golvende beweging is. Rutschen (h g d.) = glijden. Ook een vermaak, op de ker- mis, tentoonstellingsterreinen en derg. S S. S., Sextus. S., (lat.), servantes (stud.), aan- teekening op de naamlijst van den Prae- tor, dat de fooien aan het dienstperso- neel betaald zijn. S. of Sp., Spurius is een voornaam, then men aanduidde door SP.; onechte kinderen werden ook aangeduid door SP. = sine patre, zonder vader. Men verwarde deze beide beteekekeniseen en zoo noemde men onechte kinderen ver- keerdelijk spurii. S., op munten, semis of semissis (lat.) = halve as. Op Fransche munten Troyes. S., Seite (bladzijde). S.A.L.V.E., naam van den Amster- damschen Studentenbond, afgescheiden van en staande tegenover het corps. 't Is verkorting van Sodalitas, amicitia, lae- titia vireant exisnie d. i. kameraad- schap, vriendschap, lustigheid mogen fl ink bloeien. Als een woord is Salve welkomstgroet, huldegroet. S. C., senatus consultum (la t.) = raadsbesluit. Ook, Sempre Crescendo. S. D. A. P., sociaal-democratische arbeiderspartij. s. P. Q. R. S. E. C. Zie Salvo errore calculi. S. E. et 0., (h and.), zie Salvo errore et ommissione. St. en off., zie Fitz. Z. v. a. spurius filius, mrv. spurii filii (onechte zoon) of filia, filiae [dochter(s)]. S. G. D. G., (fr.), sans garantie du gouvernement =zonder door de regeering gewaarborgd to zijn; (als opschrift op gebreveteerde voorwerpen) en wel -om- dat de Staat noch voor de deugdelijk- heid noch voor de nieuwheid er van instaat. Sgr., Silbergroschen (z. a.). S. 1. e. h., (1 a t.), Salvo jure et honore, behoudens recht en eer (of fatsoen). S. 3. e. t., (1 at.), Salvo jure et titulo, behoudens recht en titel. S. J., Societatis Jesu, lid der Socie- teit van Jezus = Jezuiet. S. M. Cand., (1 at.), Sacri Mini- sterii Candidatus = candidaat tot den H. D., d. w. z. beroepbaar voor 'pre- dikant. S. P. Q. R., (1 a t.), Senatus Po- pulusque Romanus. In de zeventiende eeuw prijkten to Amsterdam op steenen, SQ. 1024 SABBATISTEN. metalen en papieren monumenten vaak de letters S. P. Q. A. = de raad en het yolk van Amsterdam. Men bootste daarin het Groote Rome na. Onder het wapen van Sneek leest men S. P. Q. S. en m. a. In de stad Rome leest men overal S. P. Q. R. en spotvogels parodieeren die letters, b.v. voor het stadhuis : Se Portate Querla Retrocedite, Se Port ate Quattrini Riverti = brengt gij klach- ten, ga heen, brengt gij duiten, kom bin- nen. Op het muziekkorps : Suono, amo Per Qualanque Re = wij blazen voor elken koning, of ook : Senza Pape Quat- tini Rari = zonder Paus weinig geld, of ook : Sempre Pretri Qui Regneranno = steeds zullen de priesters hier heer- schen. Als aardigheid is wel eens gezegd, dat in die letters vraag en antwoord lag van en door een Paus, die nooit gedacht had, dat hij Paus zou worden. Eerst Sancta Papa Quare Rides? Heilige Paus, waarom lacht gij ? En dan, om- gekeerd : Rides Quia Papa Sum, ik lach, omdat ik Paus ben. Sq., (lat.), sequens, het volgende. Sqq., (lat.), sequentia (mrv. van sequens), het volgende. St. B., stilo novo. Zie Stilo. S. T., (hand.), zie Salvo Titulo. Ook s. s. t. t. hetzelfde in het meervoud. St. v., stilo veteri. Zie Stilo. Sa Grandeur l'attache an ravage, (f r.), zijne Grootheid bindt hem aan den oever. Uit B o i l e a u's 4e epitre: Le passage du Rhin (1672), waar de dichter beschrijft, hoe de Fran- sche krijgslieden de rivier overzwommen, terwijl Lodewijk XIV door zijnen rang op den oever weerhouden, hen door het vuur van zijnen' moed aanwakkert. Gemeenlijk past men die woorden schert- senderwijs op iemand toe, die door eene of andere reden wordt belet, aan eene reis of iets dergelijks deel to nemen. Sa veuve inconsolable con- tinue son commerce, (f r.), zijne ontroostbare weduwe zet zijne zaak voort. Op eene, in 1832 in het Parijsche tijdschrift l'Artiste verschenen plaat, stelde de bekende teekenaar Charlet een graf voor, waarbij twee kinderen nederknielden. Op den grafsteen leest men in 't Fransch : Bier rust P. Gonnet, koopman in mutsen, overleden to Parijs, den 1n Juni 1822," en vervolgens de bovenaangehaalde woorden, benevens het adres der weduwe. Men heeft nooit uit- gemaakt, of het beschreven graf be- stond, doch de zonderlinge volzin wordt niet zelden schertsenderwijs aangehaald. Saadath Jeled8th, (h e b r.), Hulp voor h.raamvrouwen. Saat von Gott gesitet, am Tage der Garben zu reifen , (h g d.), zaad, door God gezaaid, om op den dag des oogstes to rijpen, K 1 o p- s t o c k, Messias XI, 845. Deze spreuk liet Klopstock beitelen op den grafsteen zijner M e t a, to Ottensen bij Altona (1758); zijne tweede vrouw liet het op zijn graf plaatsen (1803), en R ticker t sluit met dezen ' regel zijn gedicht „Die Graber zu Ottensen". Sabaeirrs, (h e b r. Schebd, a r a b. Sebd), een oud ,nomaden-volk, dat het zuidwestelijk en vruchtbaarst ge- deelte van Gelukkig Arabie bewoonde en in 't boek Job I :15 vermeld wordt. Bij hen heerschte het Sabaeisme of de sterrendienst. Inzonderheid vereerden zij de planeten, waaraan zij een grooten invloed toekenden op het lot der men- schen. Eene Koningin van Saba (Scheba) is ons uit de geschiedenis van Koning Salomo (zie 1 Koningen, X, 1) bekend. Sabatati, wegens hunne houten sehoenen (klompen), spotnaam der Wal- denzen; zie Glorieuse rentree. Sabbat (Groote -, de 3abbat voor het Paaschfeest onder Israel, vgl. Job. XIX : 31. Sabbat, h e b r. sjabbdt = rustdag. Sabbatisten, in Denemarken, de volgers eener sekte, die zich zelven Adventisten noemen, omdat zij de komst des Heeren (adventus Domini) spoedig verwachten, en die ijverig voor- bereiden door de Christenen tot de hei- liging van den Sabbat (Zaterdag), in plaats van den Zondag, to nopen. sABBATSJAAR. 1025 SABOTAGE. Sabbatsiaar, elk zevende jaar, wanneer, volgens' het Mozaisch staats- recht, onder oud-Israel, de akkers braak moesten blijven liggen en de wijn- stok niet gesnoeid mocht worden. Ook de invordering der schulden onderling was dan den Israelieten verboden, en *at het land en de wijngaard dat jaar van zelf opleverden, was algemeen eigendom. Vgl. Exod. XXIII : 11; Lev. XXV : 2-7; Deut. XV : 1 en volg. Sabbatsrels, letterl. de reis, die een Israeliet op den sabbat mocht maken. Het behoorde tot de latere voorschriften der Joden, en steunde op een verkeerd begrip van Mozes' bevel Exod. XVI : 29, dat men op Sabbat niet verder gaan mocht dan 2000 ellen buiten de stadspoort. Eene Sabbatsreis of Sabbs,tsweg = een half uur gaans. Vgl. Hand. I : 12. Fig. snoepreisje. In de eerste helft dezer eeuw to Amster- dam gebruikelijk voor eene geduchte wandeling, nl. van het gene einde der stad naar het andere. Sabbatssnoer, , h e b r. aireph ; snoer van ijzerdraad of binddraad, die in Joodsche plaatsen of dito stads- kwartieren van dak tot dak, of ook, waar de huizen niet aan elkander ge- bouw d zijn, over de straat heen ge- trokken wordt. Ook de door dat snoer ingesloten ruimte. Binnen deze ruimte kunnen de Joden op den Sabbat alles in den zak en in de hand dragen, wat buiten die ruimte hun streng verboden is. Het moedwillig verbreken van dat snoer wordt zwaar gestraft ; de her- stelling er van kan slechts onder be- paalde ceremonien door den Rabbijn geschieden. Daar zulk een aireph niet kan worden ingevoerd onder de Joden, die to midden der Christenen verspreid leven, is het een zeker voorrecht voor de Joden, die in grooten getale samen- wonen. Sabbatstafel, Joodsche disch, die op den Vrijdagavond, voor den Sabbat, van schoon lijnwaad wordt voorzien, terwijl in de woning alle lichten worden aangestoken; al de leden des gezins zijn en blijven dan bijeen; de wader zit er als een aartsvader. Zelfs de armste Jood heeft zijn Sabbatstafel, en is dan, gelijk het heet, koning over nacht. De poezie van deze tafel ligt in de hooge beteekenis van het familieleven. Sabberaar, (b a r g.), koevoet. Sabberen, (b a rg.), dzefstal met braak. Sabel, (wap.), zwart, aangeduid door elkaar kruisende, waterpasse en loodrechte lijnen. Dus geheeten naar het boot van het sabeldier. Sabellianisme, eene door den presbyter Sabellius to Ptolemais, ge- boortig uit Afrika, omstr. 250 gestichte partij in de Christelijke kerk, die in de leer der Drieeenheid van het geloof der Kerk afweek. Volgens haar was de Drieeenheid louter een openbaringsvorm van de hoogste Godheid, en waren Vader, Zoon en H. Geest geene zelfstandige personen, maar scheppingsuitingen in de natuur, in de menschheid van Jezus en in den geest der menschen. Die leer werd op het Concilie to Alexandria in 261 veroordeeld, en de partij zelve in de 4e eeuw onderdrukt. Sablinsche maagdenroof, roof van de vrouwen en dochters uit het land der Sabijnen door de bevolking van Rome, rijker aan mannen dan aan vrouwer_, daar Rome een asylum (wijk- plaats) was. Na de stichting der stad door Romulus omstr. 753 v. C., liet hij de naburige Sabijnen met vrouwen en dochters op een feest noodigen ter be- zichtiging der nieuwe stad, en op een gegeven teeken liet hij zijne nieuwe burgers die vrouwen rooven. Sablonnlere (La -, d. i. de zandgroeve. Aldus heetten tot in de 14e eeuw de Tuilerien. Dezen laatsten naam kregen ze eerst in 1416; deze is ontleend aan het Fransche woord tuile (dakpan), omdat daar voorheen een pannenbakkerij was. In het begin van de 16e eeuw bouwde N i c o l a s d e N e u- v 111 e er een huis in den omtrek, dat hij het „Hotel des Invalides" noemde, en dat in 1518 door Frans I voor zijne moeder werd aangekocht. Sabotage, (f r.), het vraagstuk, om tegen het hoogst mogelijke loon, het minst mogelijk to arbeiden. 65 8 ABRE ENZ. 1026 SACRAMENTS-HUIBJE, ENZ. Sabre et le goupillon (Le -, (f r.), de sabel en de w#kwast, het leger en de geestel#kheid. Van bet fameuse verbond van deze beide machten hebben de vrienden van Dreyfus,Zola enPicquart heden in Frankrijk veal to lijden. Sac (Eire au -, (f r.), geneigd zfjn, geld to schenken, of ter leen to geven. Saechl, godsdienstig genootschap to Parma, in 1680 ontstaan, dat, evenals het in 1609 aldaar opgericht gezelschap der F f Wonden onzes Heeren, voor het levensonderhoud van arme gevan- genen zorgde. SacconI, vereeniging in de 15e eeuw to Rome ontstaan, ter uitdeeling van brood aan de gevangenen, waar- mee verbonden was een maandelijksch bezoek door eene commissie uit het gerecht, die de gevangenen hoorde om- trent de wijze, waarop zij behandeld werden, i t. saccone = stroozak. Sachsensplegel, bet oudste Duit- sche wetboek, waarin bet Midden- eeuwsch recht het uitvoerigst is opge- nomen. Na de ontbinding van het Fran- kische Rijk was het recht, met uitzon- dering van stedelijke en Hofrechten en van het leenrecht, enkel door gewoonte en overlevering bewaard gebleven. Dat ongeschreven recht is in den ,Sachsen- spiegel" als land- en leenrecht opge- nomen. Dit wetboek erlangde eerlang een groot gezag, dat zich van de Neder- landen tot aan Polen en Lijfland uit- strekte. Het wetbock werd meermalen in bet Nederlandsch, in het Poolsch en in bet Latijn vertaald. Het heeft thans nog geldigheid in de Groot-Hertogelijke en Hertogelijke landen van Saksen, in Anhalt, Schwarzburg, Reusz, Silezie, Hol- stein, Lunenburg, de stad Liineburg en Wolfenbuttel. Sacra pignora, (1 a t.), heilig gebeente. Het stoffelijk overschot van gecanoniseerde heiligen der R.-Katho- lieke kerk; relikwieen. Letterl.: getv#de panden. Sacrament, 1 a t. sacramentum. Op kerkelijk gebied gewi/de plechtigheid, beduidde bij de Romeinen den eed in 't algemeen, en den soldateneed in 't bijzon- der, d. i. den eed door de Romeinsche soldaten gezvr oren om niet bun standaard to verlaten, den vijand den rug toe to keeren of bun aanvoerder in den steek to laten. Door 't sacrament van den Doop legt men een militairen eed of om man- moedig onder de banieren van Christus to strijden. In de Christelijke kerktaal heeft dit woord eene uitgestrekte, veel- zijds betwiste beteekenis verkregen, hoofdzakelijk tengevolge van de Vulgata- vertaling (zie Vulgata), welke het in 't Nieuwe Testament voorkomende woord niysterion (geheimenis) door sacramen- tum vertolkte. De twist over de betee- kenis kwam voor bij rationalistische Protestanten, geenszins bij de Katho- lieken, bij wie over de beteekenis van sacrament volstrekt niet getwist wordt. In de R.-K. Kerk toch beteekent sacra- ment : een door Christus ingesteld uit- wendig teeken, waardoor eene inwendige genade wordt aangeduid en gegeven. Door de verwisseling van mysterion met sacramentum heeft zich 't denkbeeld ontwikkeld, dat, evenals 't Heidendom zijne mysterien had, 't Christendom in zijne sacramenten zaken had, die under haar uiterlijk voorkomen eene diepere, geheime beteekenis verborgen hielden. Het aantal sacramenten is in de R.-K. kerk zeven, to weten : de doop, het vorm- sel, het H. Sacrament des Altaars, de biecht, het H. oliesel, de priesterw#ding en bet huwelfjk. De Protestanten van onzen tijd beschouwen algemeen nog slechts bet avondmaal en den doop als wettige sacramenten. SaeramentariiSrs, zij, die niet ge- looven, dat het brood en de wijn na de consecratie in het lichaam en bloed van Christus worden veranderd (zie Transsubstantiatie), maar beweren, dat deze daar eenvoudig zinnebeelden van zijn. Zij behoorden tot de Hervormingsgezin- den, die to dezer zake eenigszins van de leer van Luther verschilden. Sacraments-dag,(r. k.), zie Kerk- dagen. Sacraments-hulsle, taberna- kel, vrijstaand of in den muur uitge- spaarden kast [muurkast] in de R.-K. kerken waarin 't H. Sacrament wordt bewaard. r SACRATIO CAPITIS. 1027 SAGE. Sacratlo capitis, (1 at.), wijding of heiliging van het hoofd aan eene godheid; derhalve onthoo (ding, waar- mee N u m a P o m p i l i u s, Rome's twee- de koning, het misdrijf van terminus notus (z. a.) bedreigde. Saere-coeur, (r. k.), f r., lett. (het) gewrjde hart (van Jezus); nonnenorde, in 1800 to Parij s door Jos. V a r i n en Mad. Bar a t gesticht, welker leden zich met de opvoeding van jonge meisjes uit den gegoeden of rijken stand belasten. Sacrifice (1'Armee du -, (f r.), het leger der opoffering; dichterlijke kwalifieatie van de schare der R.- Katholieke liefdezusters. Saddle, (sport.), zadel. Sadducee!n, zie bij Farizeeen. Tegelijk met en tengevolge van het Farizeisme ontstaan onder de Ptole- meussen. Flavius Josephus spreekt van hen het eerst a° 159-144 v. C., maar als van eone godsdienstig-staatkundige partij der aanzienlijken, die toen reeds Lang bestond. Sadduceeen = h e b r. tsad- diekiem, d. i. rechtvaardigen. Als half- geloovigen het tegenbeeld der streng- en overgeloovige Farizeeen, waren zij toch eenstemmig met deze in vijandschap tegen Jezus. Zij loochenden het bestaan van engelen en booze geesten, van al wat onbelichaamd was, ook de onsterfe- lijkheid des menschen (Hand. XXIII : 8). Tot op zekere hoogte kan men hen de Epicuristen onder de Joden noemen. Na de verwoesting van Jeruzalem (70 n. C.) verdwijnt hun spoor, evenals dat der Farizeeen. Sadisme, ziekelijke, aan krankzin- nigheid grenzende en in woedenden waanzin eindigende geslachtsdrift, die uit overbevrediging ontstaat, wellust vindt in martelingen, met vingers, na- gels, tanden, en niet tot bedaren komt voordat er bloed gevloeid heeft. Naar Donatien Alphonse Francois Markies d e S a de, een Franschen romanschrijver (1740-1814), die zich door zijn los- bandig en misdadig leven, dat hem niet alleen herhaaldelijk in de gevan- genis bracht, maar ook zedelijk geheel to gronde richtte, even berucht maakte, als door zijne hoogst onzedelijke romans "Justine", „Juliette" e. a. Hij was de zoon van den diplomaat Graaf J e a n Baptiste Francois Joseph de S a d e, die ook als schrijver bekend is. Sadist, iemand, die lijdt aan Sa- disme (z. a.). Sadowa (Die Schlacht bet - hat der preussische Schul- meister gewonnen, (h g d.), de slag bij Sadowa is door den Pruisischen schoolmeester gewonnen, m. a. w., door de ontwikkeling van diens volksonder- wijs heeft Pruisen over Oostenrijk ge- zegevierd. Omzetting van eenen volzin, door Dr. P e s c h e 1, in een door hem, in Das Ausland (17 Juli 1866) geplaatst opstel Die Lehren der jiingsten Kriegs- geschichte gebezigd. Saepe stilum vertas, (lat.), keer dikwijls uw schrrjfstift om (nl. om het geschrevene uit to wisschen). - Herlees en verbeter dikwijls, wat gij geschreven hebt. H o r a t i u s, Satirae I, 10, 72. De Romeinen schreven op plank- jes of tafeltjes met was bestreken; zij gebruikten hiervoor eene stift, die aan het eene einde puntig was, aan het andere vlak, om het was zoo noodig weer glad to strijken. Saevis tranquillus in undis, (lat.), kahn to midden der onstuimige golven. Spreuk van Willem I; zie IJsvogel. Safety, (s port.), veiligheids-twee- wieler. Saffraan, plant, waaraan eene op- wekkende kracht werd toegekend, van- daar in veel oude gedichten de toespelin- gen op deze eigenschap. Sagaai, hetzelfde woord als asse- gaai (z. a.), een werpspiets, een korte piek. Het is een Berbersch woord door de Arab. in Afrika en in Spanje over- genomen. Sp. azagaya, f r. zagaie. Sage, verhaal uit den voorhistori- schen tijd of onder onhistorischen vorm SAGE ENZ. 1028 SAINTE ENZ. voorgedragen, maar verUonden aan den naamm van een bepaalden persoon of van eene plaats. De eerste zijn uit overoude tijden, de laatste kunnen ook uit de Middeleeuwen of komstig zijn. Sage Brush state, of Sage state, (am.), salie-staat, naamm voor Nevada, naar enge sage, salie, die daar veel in 't wild groeit; de bewo- ners heeten Sage hens. Sagittarius, (lat.), boogsehutter, sterrenbeeld en teeken van den dieren- riem. Sagoweer of saguweer, overge- nomen uit 't Port u g. saguiro. Palm- wijn of 't gegiste sap dat van den areta = of suikerpalm verkregen wordt. Sahib, in oostersche landen rjjh aanzienl#k heer, een grondbezitter. Said, (a r a b.), heer, titel voor fat- soenl6ke Arabieren, eigenlijk van hen, die geacht worden tot de nakomelingen van Mohammed to behooren. Saiga, bij de Germanen de dena- rius der Romeinen, naar den gezaagden rand. Saiga = zaag. (Zie Nummi serrati). Saigner du nez, (fr.), letterl. uit zfjn neus bloeden, fig. bang zijn, nml. een voorwendsel bedenken omm bet gevaar to ontloopen. fjmA4pon, de Japansche vorst Mo- tonori -Rori (t to Tokio 23 Dec. 1896), hielp een einde waken aan de tweehoof- dige keizerlijke Regeering in zijn land, den laatsten saigoon dwingend zich ten gunste van den Mikado terug to trekken, welke laatste nu ook met het wereldlijk gezag werd bekleed. De saigoon 't we- reldlijk, de mikado het geestelijk hoofd. Saillant, (f r. w a p.), springend (z. a.). Sailor King, bijnaam van Willem IV, koning van Engeland, die in 1779, nog maar 14 jaar oud, in den zeedienst trad, langzamerhand van adelborst tot kapitein opklom, in 1801 admiraal werd en in 1827 opperadmiraal van Engeland. Sailors' home, (eng.), bet thuis van zeelui, bij ons gewoonlijk Zeemans- huis. Dubbelnaamm van het Koning- Willemshuis to IJmuiden. Saint-Simonisme, de Socialisti- sche school, in Frankrijk na den dood van den graaf St. Simon (f 1825) opgericht. Volgens dezen heeft bet Christendom uitgediend, omdat het niet• bij machte zal wezen elken mensch- datgene to verschaffen, waarop hij recht heeft, nl. beschaving, werk en levens- genot. Zijn nieuwe godsdienst heette 'algemeene verbroedering, eindorgani- satie van de samenleving door voort- gaande verbetering"; hij voerde krij&- tegen wat de moderne slavernij genoemd wordt, t. w. den arbeid van velen ten voordeele van weinigen; privaat-eigen- dom, vooral grondbezit en erfrecht, moeten opgeheven worden. Sainte-Reeves van Alexan- drig (De -, de Alexandr#nsche ge- leerden, die het eerst een canon vast- stelden van die klassieke schrijvers, die, het meest de aandaclit schenen to ver- dienen. Naar Charles Augustin Sainte- Beuve, Fransch criticus en dichter, sedert 1840 conservator aan de bibliotheek Mazarin, t 1876. Sainte-Nitouche, (fr.), een sch#n- heilige, iemand die zich bedeesd voor- doet, en sommige dingen in schijn niet durft aanraken, maar, in werkelijkheid, daarvoor niet vervaard is. Weleer zeide men sainte-mitouche. Sainte Vierge (La dormition de la -, (fr.), de sterfplaats van de Heilige Maagd. De Keizer van Duitsch- land heeft eindeOct. 98datstukgrond& to Jeruzalem, in het belang der Duitsche Katholieken in vrij gebruik afgestaan aan het Deutseher Verein vom Heiliqen Lande. Dit stuk gronds is de plek, waar, volgens de overlevering, het huis van den Apostel Johannes stood, waarin Maria hare laatste levensdagen sleet en overleed. Van dit huis bleven nog enkele. overblijfsels bewaard. Vlak &an die plek SAINTS DE GLACE. 1029 SALANGANE. grenst het gebouw, waarin zich het graf van David zal bevinden, alsmede de zaal of het coenaculum, waarin Jezus zijn laatste Paaschmaal zal hebben gevierd. Saints de place, (f r.), ijsheiligen, krachtens een in Frankrijk en Belgie heerschend volksgeloof, is van den loen tot den 12en Mei de temperatuur immer lager dan gedurende het overige deel Bier maand. En aangezien die dagen aan de heiligen Servatius, Mamert en Pancras zijn gewijd, noemt men deze de saints de place. Salts (De longeling van -, de jongeling, die het beeld to Sais ont- sluierd wilde zien en die den volgenden -morgen dood word gevonden. Men stelt de vraag : , Wat heeft hij dan gezien ?" ,en de een antwoordt : „de waarheid"; de ander „zichzelf". Saloon, eng. season, letterl. jaar- get#de; in Frankrijk en Engeland dat gedeelte van hot jaar, waarin de reizel- de en de rijke families naar de steden terugkeeren, om aldaar deel to nemen aan de stedelijke vermaken en feesten to geven. To Londen valt the season in den zomer; to Parijs in den winter; de zomermaanden, wanneer de aanzienlijken de stad verlaten hebben, vormen la morte saison. Sala, (bat.), stij f geplooide sarong; .saja en kabaja is eene verouderde dracht. Vanhier de spreekwijs gedost in saja en kabaja = doodouderwetsch. Sake of saki, bierachtige drank, then de Japanners uit rijst bereiden. Sakkerloot is eene opzettelijke wijziging, zooals men die bij vloeken dikwerf aantreft, van sacra lotio (1 at.) - heilige doop. Saksisehe prinsenroof, de ont- voering der beide zoons van den keur- vorst Frederik den Zachtmoedige van Saksen in 1455, door K u n z v. K a u f- f u n g e n en gezellen, die zich op den Keurvorst wilden wreken, omdat hij hun de goederen, die zij voor bewezen dien- sten hadden gekregen, weer had afge- nomen. Een van de beide prinsen, werd door den kolenbrander G e o r g S c h m i d t bevrijd, waarop zijn brooder ook door de roovers werd losgelaten. Kunz werd nog in 't zelfde jaar in Freiburg ter dood veroordeeld, de kolenbrander werd tot Fireiherr van Eckersbach bij Zwickau benoemd. Sakuntala, de titel van het be- roemde tooneelspel van K a 1 i d a s a, naar de heldin van het stuk. In het laatst der voorgaande eeuw door Sir W i 11 i a m Jones ontdekt, is het sedert in ver- schillende talen vertaald, bij ons door Prof. H. K e r n. Salade, (w a p.), stormhoed, helm ook 'bassinet. Salam, (a r ab.), vrijdom van ge- breken of ongeluk ; gezondheid, welva- rendheid, vrede, heilgenot. Membri salam, (m a 1.), groeten. Assalam aleika of aleikoem, Arabisch begroetingsformulier, Het Neil of de vrede z# over u of ulieden. Salamander, een diersoort behoo- rende tot de hagedissen. In ouden tijd geloofde men, dat het in het vuur kon leven. Ook vertelde het bijgeloof, dat een bakkersoven na jaren lang gebruik, plotseling een salamander voortbrengt. Bij oude dicbters velerlei toespelingen op de gewaande eigenschap van het dier. Salamander, (d u i t s c h e stud.), tot iemands eer alien tegelijk, met voor- geschreven bewegingen, de glazen schoon leeg drinken. Salamander (Elnen - reiben, (h g d. stud.), een toast slaan; einen feurigen S. reiben, een gloeienden toast slaan. Salamander-safe, (am.), b#zon- der goede brandkast, d. i. eene, die 't even als een salamander goed in 't vuur kan uithouden. Salangane, gierzwaluwen, wier nesten, gebouwd tegen den wand van de holen der kalkrotsen, in Indie, als eetbare vogelnesten zeer gezocht zijn. SALAPARANG. 1030 eALP19TRIERE (LA). Salaparang, zie Sasaks. Salaris, bezoldiging voor een ambt of betrekking; eigenlijk zoutgeld, van het 1 a t. sal, tout, omdat de Romeinen aan hun soldaten op geregelde tijden bij andere behoeften ook zout toedeelden. Sedert werd het synoniem met zverk- loon, bezoldiging. Salem, benaming van een Tehuis voor onbemiddelde dames to 's-Hage. Psalm LXXVI : 3 heet Jeruzalem aldus, z. v. a. zvoninq des vredes. Sallegeest (Jan -, uitdrukking, verschuldigd aan een kluchtspel van W. D. H o o f t, in 1633 in de Amster- damsche Kamer opgevoerd. De hoofd- persoon, Jan Salie, is een jonkman, die gaarne trouwen wil, doch den moed mist een meisje daartoe aan to spreken. Eene koppelaarster helpt hem er aan eene. Salisehe wet, I at. lex salica. Een hoofdstuk van het wetboek der Salische Franken, omtrent de troonsop- volging, die beperkt bleef tot de man- nel#ke erfgenamen, met uitsluiting der vrouwelijke, omdat aan zulke bedie- ningen zekere militaire verplichtingen verbonden waren. Deze wetten zouden in 422 door vier boofden der Franken (Wisogast, Bodogast, Salogast en W i n d o g a s t) opgeteekend, en later door de Frankische koningen Chlodwig, Childebert en Chlotarius gewijzigd en uitgebreid wezen. De Saliers of Salische Franken woonden sedert de 3e eeuw aan den linkeroever van den Neder-Rijn, en stichtten bet latere Frankenrijk. Salle des pas perdus, (f r.), zaal der verloren schreden. De zvacht- kamer van het Hof van Assises to Parijs, en van de hoven en rechtbanken in bet algemeen, zoowel in Frankrijk als in Belgie, ook bekend als de galerie du Harl a y. Salmagundi, eene verzameling van ernstige en luimige stukken door Washington Irving, William Ir- ving en James K. Paulding, nit- gegeven in 1809] naar men beweert van salmagundi = mengsel van gehakt kalfsvleescb, kippevleesch, ansjovis en uien, bereid met citroensap en olie, en aldus geheeten naar de uitvindster, de gravin S a l m a g o n d i, hofdame van Maria de Medicis, die ook voor de uit- vindster der baring-salade wordt ge- houden. Meer waarschijnlijk, eene ver- bastering van lat. salgama condita met zout ingemaakte vruchten enz. Lat. salgamarius = boektitel. Salmoneus, een Koning van Elis in Griekenland, die in zijn trots Jupiters donder nabootste, waarvoor hij gestraft werd en gedood door een bliksemstraal. Zie het treurspel van then naam door Vondel. Salomo van het Noorden (De -, bijnaam van F r e d e r i k den G root e, hem bet eerst gegeven door Voltaire in diens ,Ode aan de Pruisen" bij de troonsbestijging (1740). Salomonsoordeel, d.i. een scherp- zinnig oordeel, en wel zulk een, waarbij bet corpus delicti op den voorgrond ge- steld wordt ; ontleend aan 1 Kon. III 16-28; daar twisten twee moeders om het bezit van een levend kind, terwijl ieder het doode aan de tegenpartij toe- wijst. Salomo beveelt bet levende kind in tweeen to houwen en :pan iedere moeder eene helft to geven. De ware moeder staat nu vrijwillig haar kind of en Salomo, dus overtuigd, wijst bet haar toe. Salondemagoge, (h gd.), naam door een onbekend beoordeelaar, in bet Konversationsblatt, aan Heinrich H e i n e, bij de bespreking van diens 11Taehtrdge zu den Reisebildern (1831) gegeven. Salpeterkoning, de Engelsche financier North (f 1896), die als arm jonkman zijn land verliet, om zijn geluk to beproeven, en in 1887 terugkwam als bezitter van een fortuin van 100 tot 150 millioen, dat hij aan de ontginning van rij ke salpetermj, jnen in Peru en Chili had to danken. Salp6triere (La -, krankzin- nigengestieht nabij Parijs, later aan- SALT RIVER. 1031 SAMBAL. merkelijk vergroot ingericht tot een besjeshuis (Hospice de la vieillesse pour femmes). Dit gesticht is bet grootste van die soort in Europa ; bet herbergt tegenwoordig 3100 behoeftige oude vrouwen en 1340 vrouwelijke krankzin- nigen, die in 45 verschillende gebouwen gehuisvest zijn. De naam La Salpitriere is hiervan of komstig, dat zich daar ter plaatse vroeger eene salpeterzieder beyond. Salt river, (am.), in de uitdruk- king he has been rowed up Salt River (hij is Salt River opgeroeid), van een staatsman, die verslagen is en bet staatstooneel verlaat. De oevers van Salt River, zijrivier van de Ohio, werden onveilig gemaakt door zeeroovers; wat die rivier oproeide was dus verloren. Saltorel, (w a p.), zie Schuinkruisje. Salus populi supreme lex esto, (1 at.), het heil des yolks zii de hoogste wet. C i e e r o, De legibas 3, 3, 8. Saluut van 101 schoten. Toen Maximiliaan na een gelukkigen veldtocht naar Duitschland terugkeerde, werd hem door de stad Augsburg eene schitterende ontvangst bereid, o. a. werden er 100 kanonschoten gelost. De officier, die vreesde, dat hij zich in 't juiste aantal vergist had, voegde er voor zekerheid 1 bij. Dit werd naderhand door Augsburg ook gedaan en bleef zoo bestaan. Ook, 's Konings saluut = 101 borrels besteld door eene menigte matrozen, die aan wal komen. Salvation Army, (e ng.), zie Leger des Heils. Salve, (lat.), wees gegroet; aan- vang der antiphoon van Maria Salve regina, mater misericordiae, die van Pinksteren tot aan den Advent gezongen wordt; de drie andere zijn : Alma redemptoris mater (in den Advent tot aan Maria Lichtmis), Ave regina coe- lorum (tot aan Witte Donderdag) en Regina coeli, laetare (Paaschtijd). Salve Regina, (r.-k.), zie Salve. Salvo errore calculi, (lat.), behoudens rekenfouten. Salvo errore et omissione, (1 at.), vergiosingen en uitlatingen voor- behouden. Onder rekeningen enz. afgekort S. E. e. 0. Salvo honore et stipendio, (1 at.), met behoud van titel en jaar- wedde. Salvo lure, (lat.), behoudens z#n recht of het recht. Salvo pleno titulo, (h a n d.), verkort S. P. T. = in plaats van den vollen titel. Salvo titulo, (hand.), verkort S. T. = in plaats of met weglating van den titel. Salvum fac regem, (1 at.), be- houd den Koning ! Ps. XX : 9, naar de Vulgata. Meest met bet voorgevoegde en bet toegevoegde nostrum (onzen) Domine (Heer !), dat daar ook staat, -- als bede tot God. Voor onze Koningin luidt bet („Domine), salvam fac regi- n am (nostram)" ! Sam (Uncle -, Oom Sam, schert- sende benaming voor de Noord-Ame- rikanen en hunne regeering, de uit- drukking is ontleend aan de of korting U. S. voor United States, d. i. Ver- eenigde Staten. Samaritanen, bijnaam voor de inwoners van Suameer bij Leeuwarden. Samariter-Vereine, (h g d.), zie St. John's Ambulance Association. Naar aanleiding der gelijkenis van den barm- hartigen Samaritaan (Luk. X : 34). Sambal, (m al.), in bet jay. sambel uitgesproken, de algemeene naam voor allerlei, als toespijs bij de rijst gebruikte gerechten. Fijngemaakte Spaansche peper en zout zijn er de hoofdbestanddeelen van. De sambals ontvangen gewoonlijk haren naam naar de verdere bijineng- selen of de verdere behandeling; worden ze gebakken of gefruit dan heeten ze sAMBO. 1032 SAN GR AL. sambal gorJng, b.v. sambal goreng,boon- tjes (met fijn gesneden snijboonen). Sam- bal oedang, d. i. sambal met garnalen er in. Sambal oelak = sambal bestaande uit Spaansche peper, zout en wat citroen- sap, enz. Sambo, (am.), spotnaam of min- aehtende naam voor de Negers. Uit s p. zambo, eigenlijk de naam voor kinderen uit huwelijken van Negers met Mulatten. Sambok of slambok, (z. a f r.), karwats, zweep. Sambreel, (z, a f r.), regen- of zon- nescherm, van s p. sombrella. Samedigras, (f r.), vette Zaterdag. Met zonsondergang van dien dag, die de Groote Vasten voorafgaat, jaarlijks, in Februari, beginnen de vette dagen, die hun toppunt bereiken in den voor- avond van Aschwwoensdag. Samiel, de , Zwarte Jager uit het Wolfsdal", d. i. de booze geest, met wien „der Freischtitz" in de opera van dien naam (muziek van Web e r, woor- den van Fr. K i n d) een verbond geslo- ten had, waardoor hij in 't bezit gekomen was van zeven kogels, die alien, op den na, onfeilbaar zouden raken. Samieli, Turksche naam voor de heete winden. Samlog. In Noorwegen is den len Januari 1896 eene wet ingevoerd, w elke geldend is verklaard voor dertien steden; volgens welke de inwoners eener plaats, vrouwen zoowel als mannen, boven de 25 jaar, bij meerderheid van stemmen beslissen kunnen over het al of niet ver- bieden van den verkoop van sterken drank. Beslist de volksstemming voor den drankverkoop, dan moet de maatschappij (S a m l o g), die houdster is van de concessie, 65 percent harer winsten af- staan aan den Staat en 15 aan de gemeente. Voorts mag er alleen van 8 uur 's morgens tot 5 uur 's avonds drank verkocht worden. De verkoop bij hoe- veelheden boven de 250 liter is vrij.In Finland bestaat eene dergelijke wet. In Canada, Engeland en FLweden zijn dus- danige wetsontwerpen to wachten. Samoeral, edellieden in Japan, die het gevolg uitmaken van den daimyo (den leenvorst). De titel beduidt gerech- tigd tot het dragen van twee zwaarden. Samoreus, groote aak, aldus ge- naamd omdat ze oorspronkelijk op de Sambre en de Maas voeren, zijnde samo- reus eene samentrekking van Sambre en Meuse. Het of komen in grooten ge- tale van dergelijke vaartuigen to Am- sterdam deed aan de groote brug over den Amstel (de zoogenaamde Ilooge- sluis), waar ze onderdoor kwamen, den naam geven van Samoreusenbrug, 't welk in den Franschen tijd door mis- verstand vertaald werd met le pont des amoureux, d. i. de brug der verliefden. Samoum, Syrische naam voor de heete winden. Samovar, (r u s s.), theeketel, wel- ken men op de tafel plaatst. Daaruit wordt in een glas thee geschonken, en dit met een klontje suiker, een schij f j e citroen en beschuit aangeboden. De be- teekenis van het oorspr. slavische woord is ik kook. Sampan, (chin.), klei ne schuit of boot in Ned.-Indie. Samstoe, zie Tam shoe. Samurai, in algemeene beteekenis duidt aan beambte, heer en omvat Kuge, Daimio en vasallen. Samurai (c h i ii. Shi of Bushi) in gewonen, engeren zin duidt aan de bevoorrechte militaire stand van den Shogun in Daimio, alsmede de priesters. De Samurai waren vasallen van dezen met erfelijke inkomsten be- neden 10,000 Koku. De bij ons veelal bestaande omschrijving van Samurai door lagere adel", duidt den toestand niet juist aan. San gr6al, (o.-f r.), d. i. heilige graal of heilige schotel. (Zie Graal). Sommigen lazen en schreven : Saing real, d. i. sang royal of bloed des Konings of bloed des Heeren, omdat men be- weerde, dat het bloed van Jezus aan het kruis door Jozef van Arimathea daarin was opgevangen of sang reel waarachtig bloed. SAN JAGO. 1033 SANDWICH. San Jago, ridderorde in 1070 in Portugal gesticht voor wetenschappelijke, letterkundige en artistieke verdiensten. San Jose Scale, benaming in Amerika van de Amerikaansche schild- luis, een voor fruit allerschadelijkst insekt, den Aspidiotus perniciosus, door Comstock reeds in 1873 to San Jose ontdekt, en misschien uit Chili naar Colorado en van daar naar de Veree- nigde Staten van Noord-Amerika over- gebracht. Sanbenito, martelaarshemd; geel hemd met een Andrieskruis en met vlammen en duivels beschilderd, dat den ketters, die de Spaansche Inquisitie ter dood veroordeelde, werd aangetrokken, terwijl men hun ook aldus beschilderde mutsen opzette. Sancho Panza, een zwaarlijvig ruiter van dwaas figuur. Naar den kluch- tigen schildknaap van Don Quyote, die zijn heer op een ezel volgde, volgens Cervantes' roman. Sancta simplicitas, (1 a t.), heilige eenvoud. Uitdrukking, 't eerst gebruikt door Rufinus (f 410, een der vroegste lat. kerkgeschiedschrijvers), bij de over- winning van een eenvoudigen biechtvader op den geleerden kerkvader Eusebius van Nicomedia, die der leer van de Arianen was toegedaan. Zie 0 sancta. Sanctie, goedkeuring door de Kroon van door de Staten-Generaal aangenomen wetten of van door de Provinciale Staten vastgestelde verordeningen ; in het alge- meen ook goedkeuring door een hooger bestuur van wat door een lager bestuur is verordend. Sanctum officium, (1 at.), het heilige ambt, volledig : Congregatio sacri officii, benaming der to Rome zetelende Congregatie der Inquisitie, belast met het onderzoek naar de reinheid der leer in geschriften enz. Sanctum sanctorum, (1 at.), het heilige der heiligen, het allerheiligste in den tabernakel en later in het heiligste gedeelte van den Joodschen tempel, waar de ark bewaard werd en alleen de Hoogepriester mocht binnentreden. Men past de uitdrukking in scherts toe op eene of andere plaats, die men als zijn heiligdom beschouwt, waarin men ieder maar niet toelaat. Saucy, zie Diamanten. Sandaal, (w a p.), schoenzool, door riemen aan den voet bevestigd, zelden als afzonderlijk heraldiek stuk, doch wel als deel der kleeding van monniken voorkomend. Van lat. Sandalium,(la t.),sandaal,bestaan- de uit eene zool met een bovenleder, dat de teenen en het voorste gedeelte van den voet bedekte. Sandek, Talmudisch h e b r. (van g r. syndikos) = gevader (bij de besiiijdenis). Sandsiak, eig. vaandel, bij de Turken de benaming van eene onder- afdeeling eener provincie, aan wier hoofd zich een moetesarri f (onder-gouverneur) bevindt. Sandsiak Slerif, (het edele vaandel), het vaandel van den Profeet, dat to Constantinopel bewaard en jaar- lijks in den Ramadan (z. a.) vertoond wordt. Het is volgens de sage of komstig van Mohammed, en moet, wanneer de Staat of de godsdienst in het uiterste gevaar verkeert, in het leger gebracht worden, waarop ieder weerbaar Muzelman verplicht is ten strijde to snellen. Dit is tot nu toe slechts eenmaal gebeurd, namelijk in 1595, toen M o e r a d II op- trok naar Erlau. Intusschen werden bij die gelegenheid de Turken op de vlucht geslagen, en zij hadden bijna het vaan- del verloren. Sandwich, een naar graaf Sand- wich geheeten versnapering bestaande uit een paar sneedjes brood met tusschen- gelegd koud vleesch, caviar of iets dergelijks. De Graaf (onder George III) was zulk een hartstochtelijk speler, dat hij een groot deel van den dag en den nacht aan 't spelen bleef en zich door den bediende deze versnapering onder 't spel liet brengen om geen tijd to ver- liezen. SANDWICHMAN. 1034 sANssouci. Sandwiehman, rondloopende ad- vertentie-vertooner, dragend een bord, van voren en van achteren met eene advertentie beplakt ; de man tusschen twee planken, evenals bet vleesch tus- schen de twee sneedjes brood. Sang bleu, (f r.), lett. blauw bloed. De oude, aristocratische familien in Spanje, die hun stamboom tot op den tijd van de overwinningen der Mooren in genoemd land opvoeren, zeggend, dat hun adellijk bloed blauw is, maar dat van anderen zwart. Sang de boeuf, (f r.), letterl. ossen- bloed. Oud Chineesch porselein. Sang nata, (j a v.), de Vorst, hij die regelt, bestuurt. Sang, een voor- voegsel tot betiteling en benoeming van goden en doorluchtige of heilige per- sonen. Nata = iets ordenen, regelen. Sang (Ohne - and Slang, (h g d.), zonder opzien werd oorspronke- lijk van zulke begrafenissen gezegd, waarbij noch de klokken geluid, nosh gezangen aangeheven werden. F r. sans tambour ni trompette. Sangle, (f r. w a p.), met een band om 't midden van 't lichaam (paarden, enz.). Sanglier des Ardennes (Le -, (f r.), het wilde zwfjn der Ardennen, bijnaam gegeven aan W i l l e m van der M a r c k, den moordenaar van L o- d e w ij k van Bourbon, bisschop van Luik, aldus om zijne verregaande wreed- heid genoemd. Sanglier (Sir -, d. i. het wilde zwif n; bijnaam van S h a n O' N e i 1, den aanvoerder der Iersche opstandelingen in 1567. Sanguine, (e n g., w a p.), bloed- rood. Sanhedrin, (h e b r.), van g r. syne- drion, lat. synedriunt, d. i. vergade- ring, benaming van bet voormalige Jood- sche gerechtshof of den Hoogen Raad to Jeruzalem ten tijde van Jezus. Vol- gene de Joodsche schrijvers (waar- schijnlijk naar aanleiding van Numeri XI : 16 volg.), uit 71 leden bestaande, een maximum, dat wellicht zelden werd bereikt. Sans nombre, (f r. w a p.), zie Be- zaaid. Sans pear et sans reproehe, (f r.), zonder vrees en blaam; eeretitel van Pierre d u T e r r a i l, Chevalier de Bayard (1476-1525). Sansculotides of (na 7 fructidor an III, d. i. 24 Aug. 1795) fours com- pllnaentaires, (f r.), in den Republikein- schen kalender de 5 of 6 laatste dagen van bet jaar, aldus genaamd ter eere van de sans-culottes. Het jaar telde 12 maanden van 30 dagen, en de 5 of 6 overschietende dagen zouden als feest- dagen worden beschouwd. Zie Kalender (Republikeinsche -. Sans-culottes, (f r.), broekloozen; de armen, bet yolk, de ware republi- keinen. Het woord werd op 21 Sept. 1792 gebruikt door den gewezen Capu- cijner C h a b o t, in de openingszitting van de Nationale Vergadering, tot den president, then men, naar hij meende, to veel eer bewees. Chabot vermaande hem zich tot de ,sans-culottes" to wenden, die de meerderbeid uitmaakten. Reeds in 1790 had l'abbe Marry bet yolk zoo genoemd, en in 1792 werd bet een modewoord ; Chabot getuigde : , le citoyen Jesus-Christ est le premier sans- culotte du monde !" waarbij C a m i l l e D e s m o u 1 i n s getuigt, dat bet woord hier als eeretitel bedoeld was. Robe s- p i e r r e noemde zoo schertsend de leden van de vrouwen-club. De term bestond reeds in de dagen der chroniqueurs, die van ribauds sans chausses spraken, waar zij armen bedoelden, en lang vbor de Revolutie heeft men de armen wel eens zoo genoemd ; maar de schimpnaam kwam duidelijker uit, toen de Omwente- ling begon, en sedert de Republikeinen er een partij- en eerenaam van maak- ten, werd bet woord algemeen bekend en gebruikt. Sanssouei, (f r.), letterl. zonder zorg of Zorgvlied; in fig. zin de naam SANS-SOUCI (WIJSGEEi VAN). 1035 SARDONISCH LACHEN. van een of ander lustoord, waar men onbezorgd zijn leven slijt. Aldus beet ook bet beroemd koninklijk lustslot, op een berg voor de Brandenburgsche poort der Pruisische stad Potsdam. Sans-souci (Wiisgeer van --, Frederik de Groote (f 1786), die bet liefst op Sans-souci verblijf hield, en daar met Voltaire en andere Fransche geleerden, d'Argens, la Mettrie e. a. bespiegelende wijsbegeerte studeerde. Santa Casa of (di Loretto), (it.), bet heilige huis van Maria to Loretto, werwaarts, volgens de R.-Kath. over- levering, 10 Dec. 1295 bet huisje van Nazareth verplaatst werd, dat door Maria bewoond werd toen zij de aankondiging der Menschwording van Gods Zoon ont- ving (Luk. I : 26, 27). Zie Lorette. Santa Claus, naam van Sinter- klaas (6 Dec.), to New-York. Vgl. Kris Kringle. Santa Maria degli Angela, (it.), heilige Maria der Engelen. Zie Thermen. Santri, (j a v.), student in de Mo- hammedaansche god- en rechtsgeleerd- heid, aanstaand Mohammedaansch pries- ter, priesterleerling. Sapatoe, sepatoe of sipatoe, (j a v. en m a 1.), schoen, schoeisel van alle soorten, ook remschoen van een rijtuig. Toekangsepatoe=schoenmaker. Sapere aside, (lat.), durf ver- standig zijn. H o r a t i u s, Epist. I, 2, 40. Sapienti sat, (1 at.), zie Dictum. Sapientissimus inter sapien- tes, (1 a t.), de zvijste onder de wizen. Zoo noemt C i c e r o den Griekschen wijsgeer Thales, een der zeven Griek- sche wijzen. Sappho (Eene --, eene zoet- vloeiende, zangerige dichteres. Naar Sappho, de grootste (lyrische) dichteres der G rieken, die a o 628/568 v. C. leefde. Sappho (De Duitsche --,Anna Louisa Karsch (1722-91). Sar, Chaldeeuwsch gewicht = 3600 Talenten. (Zie Talent). Sar(r)acenen, (a r.), g r. Sarakenoi. Oorspronkelijk een (door Ptolemaeus en Ammianus vermeld) yolk in bet noorden van Gelukkig Arabie. De naam betee- kent volgens sommigen een nomadenvolk van vrijbuiters, volgens anderen een- voudig Oosterlingen (a r a b. sharkun.) Bij de Christelijke schrijvers der Middel- eeuwen de Arabieren; later verstond men er onder alle Mohammedanen, ver- volgens de Turken, eindelijk in 't alge- meen alle niet-christelijke natien, tegen wie kruistochten gericht werden. Saraeilnsch koren, f r. sarrasin, boekweit. Uit de Saraceensche landen in- gevoerd. Saraclinsche eg, (f r.w a p.), herse sarrasine. Valdeur of valpoort. Eng. portcullis. In de heraldiek voorgesteld als een raamwerk van onder aangepunte palen, door dwarsbalken verbonden. Saragossa (De Maagd van-, A u g u s t i n a, die nadat haar minnaar bij bet beleg van genoemde stad was doodgeschoten, zelve zijne plaats op de vestingwerken innam. Na eene belege- ring van twee maanden waren de Fran- schen den 15n Augustus 1808 genood- zaakt terug to trekken. Saratoga trunk, (a m.), groote reisko f er, naar de reusachtige koffers, die de dames plegen mee to nemen naar de druk bezochte badplaats Saratoga (in New-York). Sareophaag, (g r.), vleeschver- teerder, oorspronkelijk steenen doodkist; thans grafmonument in den vorm van rijkversierde doodkist. Sardine, (am.), suffer; aldus naar een vischsoort van then naam. Sardonisch lachen, krampach- tige aandoening in den vorm van lachen, ook : sarcastisch lachen, aldus naar sar- doa (of sardonia) herba, vergiftige soort van hanevoet, eene plant, welker sap stuiptrekkingen deed ontstaan. Als bij SAREPTA (WEDUWE VAN). 1036 6AAOPHOON. H o m e r u s, Odyssea XX, 301-2. Mr. C. V o s m a e r vertaalt het door :, terwijl een spottende hoonlach rees in zijn hart". Sarepta (Weduwe van - , 1 Kon. XVII : 9 en volgg., de weduwe, die Elia den' profeet opnam en bereid was to verzorgen. Ze had slechts een handvol meel en een weinig olie; maar het meel a werd niet verteerd en de olie ontbrak niet, zoolang de hongersnood duurde. Naar dit verhaal wordt, als een voorraad langer duurt dan men ver- wachtte, gesproken van de kruik der Weduwe, en daar zij zoo wonderbaar werd geholpen, noemde men liefdadige instellingen, vooral stichtingen voor weduwen vaak Sarepta. Sarepta lag in Sidon, en heet in 't Grieksch Zarphath. S4Lrgenes, Israelietiseh doodkleed (ook bij godsdienstplechtigheden op enkele hoogtijden gedragen), met ge- vlochten gordel. Hot woord is niet Hebreeuwsch, doch afgeleid uit eene andere taal ; wellicht van i t. sargano (grofdoek voor overtrekken), of van g r. sargane (= vlechtwerk). Sarmatische zlekte, zie Pool- sche roos. Sarmazachy-Evangelle , Grieksch handschrift op purperkleurig perkament, dagteekenend uit de 6e eeuw, in Dec. 1896 door den Keizer van Rus- land aan de Openbare Bibliotheek to St. Petersburg geschonken, en aldus ge- naamd, omdat het weleer in 't bezit was van de volkplanting- Sarmazacha, in Anatolie. Dit handschrift is het- zelfde, dat door Tischendorf indertijd als , purper-codex N" werd aangeduid. Hot heeft 182 bl4dzijden. De grootste helft is in den loop der tijden verloren gegaan ; reeds in de 12e en 14e eeuw moeten er vele bladen aan hebben ont- broken. Vobr doze vondst waren er slechts 45 losse bladen van bekend. Zes daarvan zijn in de bibliotheek van het Vaticaan, twee to Weenen, vier to London en drie-en-dertig op Patmos, in de bibliotheek van het klooster „Johaxmes de Godgeleerde". Saroepilah, zie Roep#ah. Saroespeler, (b a r g.), dieven- opkooper. Saroet, (z, a f r.), sigaar van sal- roettoe, j a v. sroetoe, e n g. i n d. cheroot, lange Oostindische sigaar. Sarong, (j a v. en m a 1.), letterl. scheede of koker, een van kapok geweven, aan elkaar genaaide lap, in den vorm van een rok ; een kleeding- stuk voor mannen en vrouwen. Saron's coos, waarmee zich Su- lammit, Salomo's beminde, in het Hoog- lied (II : 1) vergelijkt. Bedoeld is de narcis, die zich in de heuvelachtige en waterrijke vlakte van Saron (of Sarona) van Dor (Dora) tot Joppe (Japho), in Palestina, langs de Middellandsche Zee uitstrekt. Sarrasin, (f r.), in de Belgische industrieele wergild den workman, die geen deel van een syndikaat of eene vakvereeniging uitmaakt, en zoodoende zelf hot door hem verlangde werkloon kan bepalen, hetgeen andere door de bedoelde lichamen wordt vastgesteld. Sartor resartus, (lat.), de op- gelapte versteller (van kleederen). Titel van een satirisch work van Thomas Carlyle (geb. 1795). Sas, in Sas van Gent, Strfjensas e. derg., beteekent schutsluis, dubbele sluis. Sas, (b a r g.), suiker. Sasas Solas, half vervallen burch- ten en vierhoekige torens, waarin de Baskische adel hi Spanje, verblijf houdt. Sasaks of Orang Sasak, oor- spronklijke bewoners van Lombok (eiland tusschen de eilanden Bali en Soembawah). In de landstaal heet Lom- bok Tanah Sasak of Salaparang (aloude Hindoesche naam). Sascha, (r u s s.), lieveling. Saxophoon, hoorn, naar Antoi- ne Joseph Adolphe Sax (1814- 1894), verbeteraar der gewone en der bas-clarinet, uitvinder van verschillende instrumenten. SASKENEN. 1037 Saskenen, (b a r g.), drin7cen. Satan, (h e b r. tegenstander, vijand, nml. van God) == Duivel (z. a.). Satan (De - verandert Ach weleens In een Engel des llehts, 2 Kor. XI: 14. Hiermede geeft men zijn argwaan to kennen tegen iemands vriendelijke woorden of heilig en eerwaardig voorkomen. Ook de Jo- den geloofden, dat de Satan, een gevallen engel, some ter verleiding der menschen, hun onder de gedaante van een goeden engel verscheen. Mede een leerspreuk der Christelijke asceten, eenvoudig be- teekenend, dat de duivel wel eens onder den schijn van goed tot kwaad bekoort. Satanische school, naam door R. Southey (1774-1843) uitgevonden en 't eerst gebruikt in zijn voorbericht van zijne Visions of Judgment (Visi- oenen van 't Oordeel) voor de schrijvers, die met den godsdienst den draak staken. Eerst toegepast op Byron en zijne na- volgers, doch later betrokken de Engel- schen ook Rousseau, Shelley, Moore, Bulwer, Victor Hugo, George Sand en Paul de Kock er toe. Ook de leer van den invloed en de werkingen der helsehe geesten op aarde. Satanisme. Die richting in de beel- dende kunst, waarbij men booze geesten, duivelen op den voorgrond stelt. In de 18e eeuw ontstond in Frankrijk een heftige strijd tusschen de romantiek en bet klassieke, welke zich in onze dagen heeft opgelost in bet realisme, afdalend tot bet naturalisme, en zelfs tot bet satanisme. Satansengel (Bit Is zlin -, een doorn in het vleesch, ontleend aan 2 Kor. XII : 7. Saters, Satyrs, vroolijke, zinne- lijke mythol. wezens die de bosschen bevolkten. Zij werden niet zoo als de Faunen met dierenpooten afgebeeld, doch geheel in menschelijke gestalte, alleen met een geitenstaartje. Sati, bet verbranden der weduwen in Engelsch-lndie bij de Hindoe's. Het berustte op bet denkbeeld, dat de vrouw, geheel en al de slavin des mans, hem ook na zijn dood moest toebehooren, zoodat de schim des mans den dienst eischte van de schim der vrouw. Satlra, oud satura,*eigenlijk: een allegaartje. Eene lanx satura was een schotel met allerlei spijzen gevuld. Ver- volgens werden gedichten van verschil- lenden, weinig samenhangenden inhoud met dezen naam bestempeld, en wordt de, naamm satura toegepast op de Fescen- nijnsche kluchten en de Attalischee boertspelen. E n n i u s bracht eene wijzi- ging hierin. Zijne saturae hadden wel de oude afwisseling van vorm en maat, doch waren van meer ernstigen inhoud. Den grooten overgang echter tot bet hekeldicht vormen de satiren van L u c i l i u s (148-103) die in zijne schil- deringen een critiseerenden toon aansloeg, en aan H o r a t i u s tot voorbeeld heeft gestrekt. Zoo werd de satire een snort van causerie op hekelenden toon, bij H o r a t i u s vroolijk en luimig, bij P e r- s i u s en Juvenalis scherp of bitter. Satire WnIpp6e, (f r.), politiek- schotschrift in 1594 tegen de Ligue verschenen en door samenwerking van vele schrijvers ontstaan. Het deed de partij van Henri IV aanmerkelijk win- nen. In drie weken werden drie drukken uitverkocht. De naam M4nip&& gold reeds eeuwen to voren als b#tende satyre, naar Menippus (omstr. 270 v. C.), een cyniseben wijsgeer to Thebe, die 13 boeken satiren schreef, door Lucianus ge- prezen. Varro gaf diens naamm aan zijne satiren, en Seneca en Petronius volgden hem na. Als menippeegn gelden de Gou- den ezel van Apulejus, Brieven van Duisterlingen van v. Hutten, Tristram Shandy van Sterne, Gulliver van Swift, Hudibras van Butler, the Dunciad van Pope, le Lutrin van Boileau. Zie ook Menippeaansche satire. Sates verborum, (lat.), genoeg woorden ! al genoeg! T e r e n t i u s, Phormio, 2, 3, 89 (436) satis jam ver- borum est. SatisfactionstAhig (hgd.), ge- schikt (wat iemands stand en zedelijk- heid betreft) om voldoening (aan de, gesehonden eer) to geven, door middel van een tweegevecht. SATURNIA. 1038 SAUVg, MERCI, MON DIEU Saturnia, dichterlijke benaming van Italie, bv. in V e r g i l i u s' Aeneis, I, 569 (Saturnia arva), VIII, 329: Saturnia tellus, eigenlijk de landstreek op den Capitolynschen heuvel bij den Tiber; vervolgens Latium,eindelijk gansch Italie. Naar Saturnus (z. a.). Saturnus, oud-Italische god van den landbouw, onder wiens regeering de Gouden Eeuw (zie Eeuw) geplaatst werd. Saturnus = zaadgod, vanhier de Saturnalia, feesten to Rome in de uit- bundigste vreugd met herinnering aan die Gouden eeuw, gevierd 17-24 De- cember, tegen den kortsten dag des jaars, als wanneer de vernieuwing der natuur een aanvang begint to nemen. Naar hem heet bij Ovidius Italie Saturnia en het yolk Saturnia gens. San of Sehwein, (h d.), lett. varken, fig. geluk, waarsehijnlijk omdat het zwijn voor het nuttigste huisdier doorgaat. In alien gevalle is het opmer- kelijk, dat tevens in Frankrijk een armband, enz., waaraan een varkentje is opgehangen, een porte-bonheur = geluk- aanbrenger wordt genoemd. Sancgsebroodjes worden in klassieke woorden genoemd : , Panis socialis in usum studiosorum", evenals eene sigaar klassiek wordt betiteld als ,planta Americana (of: herba Nico- tiana) in formam cylindricam fabricata." Saul gaat nit om ezels to zoeken, en vindt een koninkrigk, nopens iemand, die in zijn zoeken teleur- gesteld, stuitte op iets van grooter waarde dan datgene waarnaar hij zocht. Ontleend aan 1 Sam. IX : 3, 17, 20. Saul onder de profeten (Een -, iemand die niet thuis behoort in 't gezelschap, waarbij hij zich voegt of waaronder hij geraakt is. Uit 1 Sam. X : 11, 12, of uit 1 Sam. XIX : 24. Sauls mantel (Bat zlln de slippen van Sauls rok of -, 1 Sam. XXIV : 5. Eene spreekwijs, die niet in verband staat tot genoemden tekst. Ze dient slechts om aan to duiden de als flarden aan het lijf hangende kleeren eener vrouw. Saul's wapenrusting, nutteloos harnas, hinderlijke ballast. Ontleend aan 1 Sam. XVII : 38, 39. Saulus-bekeeringen, plotselinge en volkomene veranderingen van ziens- wijs en gedragslijn. Uit Hand. IX, waar de plotselinge en totale ommekeer van Paulus - eerst Israeliet en nog wel Farizeeer, daarna eensklaps ijverig Christen - wordt verhaald. Saulus' gloed, Hand. IX : 1, een heftige ij ver voor eene kerkelijke partij, gepaard met onverdraagzaamheid en verblinding. Saure Gurken-Zest, zie Kom- kommert#d. Sans and Brans (Im - leben, (h g d.), in geruisch en getier leven, een vroolijk leventje leiden. Sausati, (z, a f r.), gekruide stukjes vleesch aan ijzeren pinnen geroosterd. Saut de lit, (f r.), vroeger een kleedingstuk, aldus genaamd omdat de dames geacht werden, het bij 't verlaten harer legerstede aan to trekken. Een soortgelijk kleedingstuk heet thans matinee. Sant perilleux, (f r.), gevaar1#ke sprong, een woord uit de taal der kunste- makers : luchtduikeling; het komt, zoo- ver men weet, het eerst in figuurlijken zin, voor in een brief van Henri IV aan Gabrielle d'Estrees van 23 Juli 1593, met het bericht, dat hij then dag met de bissehoppen zou spreken, en hij voegde er aan toe: „Ce sera dirnanche que je fairay le sault perilleux", nl. tot de R.-Katholieke kerk overgaan. Sautoir, (f r. w a p.), zie Schuinkruis. Sauvage ivre, (Le -, de dron- ken wilde, Shakespeare, aldus door Voltaire genoemd in het 3e gedeelte van de Dissertations sur la tragddie, in de Voorrede van zijn treurspei Simi- ramis. Sauv6, merci, men Dieu, (f r.), gered, God z# dankl een zeer dikwerf SAUVONS LA CAISSE ! 1039 SCEMANDO. ironisch gebezigde kreet, wanneer men aan eenigerhande moeilijkheid is ont- snapt. Die woorden komen voor in l'Avocat Loubet I, 6, blijspel van L a- biche, Lefranc en Marc Michel (den 28 Aug. 1838, in bet Thedtre du Pantheon voor 't eerst opgevoerd). Sauvons la caisse ! (f r.), laat ons de kas redden! Gezegde, ontleend aan les Saltimbanques (acte II), comedie- parade van Dumersan en Varin, voor bet eerst opgevoerd in de Varietes to Parijs, in 183$, en dat maar al to dikwerf op zekere financieele operation kan worden toegepast. Savoir c'est pouvoir, (fr.), kennis is macht, de Fransche vertaling der Latijnsche spreuk van Bacon (Novum Organum II, 3), waar ze aldus luidt : Scientia et potentia humana in idem coincidunt. Sawah, (j a v. en m a 1.), bouwland dat onder water kan gezet worden, be- waterbaar rijstveld. Saynete, (m u z.), Spaansche en Fransche naam voor een kluchtspel met zang, eigenlijk : alles, wat streelt en aantrekkelijk is, vandaar ook : komisch intermezzo (spr. sainette). Scab, (am.), werkman niet tot de vakvereeniging van zijn ambacht behoorende ; e n g. blackleg (zwartbeen) ; zie Sarrasin. Scale-system, zie Schaalstelsel. Scandinavisme, de richting,welke ijvert voor de eenheid van Scandinavia, nl. de politieke eenheid van Zweden, Noorwegen en Denemarken. Scapham scapham dicere, (1 a t.), eene boot eene boot noemen. Het kind bij zijn naam noemen, er geen doekjes omwinden. Vgl. J'appelle un chat enz. Scapolare, zie Scapulier. Scapuller of scapolare, (r. - k.), van m. l a t. scapularium = schouder- mantel, dat gedeelte van bet monniks- gewaad, welks eene helft de borst be- dekt, terwijl het andere over den rug hangt. Bij de leekebroeders reikt bet slechts tot aan de knie, bij de overige geestelijken tot aan de voeten. Lat. scapulae schouderbladen. Seapuller (De Broedersehap van het -, (r.-k.), geestelijke orde, bestaande uit onderscheidene personen van beiderlei geslacht, welke zich ver- binden de goddelijke Moeder bijzonder to vereeren, en tot kenteeken hiervan bet zoogenaamde scapulier - twee stukjes laken of zijden stof, waarop zich bet of beeldsel der heilige Maagd bevindt - bij zich dragen. Dat enkel de kloosterlingen van de Karmelieten,- orde dit scapulier uitdeelen en zulk eene broederschap oprichten mogen, komt uit verschillende pauselijke pri- velegian voort. Later is de uitdeeling ook toegestaan aan priesters van andere orden, zelfs ook aan wereldlijke geeste- lijken; deze behoeven daartoe echter eene bijzondere vergunning. Behalve de Broederschap van bet Schapulier van den Berg Karmel, bestaan er verschil- lende andere. Scarabeeen, of beeldingen van den Heiligen Kever (scarabaeus) op de Egyptische gebouwen, munten, obelisken en andere kunstgewrochten. Het ont- staan en de snelle vermenigvuldiging van dit insect in bet achtergebleven slib van den Nijl gaf aanleiding tot de mee- ning, dat bet zonder voortplanting ge- boren werd, en men bewees aan dat dier, als bet zinnebeeld der scheppende kracht, eene goddelijke hulde. Om die reden wer- den ze op steenen gesneden, die deswege den naam van scarabeePn ontvingen. Scarpe, (e n g., w a p.), smallelinker- schuinbalk, 1/16 der schildhoogte breed. Seeatta's, de uiterst kleine zilve- ren munten der Anglo-Saksen, welke vaak in groote hoeveelheid op bet strand van Walcheren en elders zijn gevonden. Seemando, (it., m u z.), verminde- rend, afnemend. SCENA. 1040 SCHABLONE. Seen&, eigenlijk de achter- en zij- wanden van het tooneel; in ruimeren zin bet geheele tooneel (theatrum), met inbegrip van bet proscenium en de ruimte er achter en er naast. G r. sWn e tent; de bedekte houten stellage, waarop de tooneelspelers speelden; later: bet tooneel. Scepter, van g r. skeptron, letterl. datgene, waarop men steunt (van sWp- tein = ondersteunen), staf. In ouden tijd eene lans zonder metalen spits, ge- voerd door koningen als teeken hunner waardigheid. Eertijds was de scepter een lange staf, gelijk later steeds door de Fransche koningen gebezigd werd, van boven voorzien van eene hand als zinne- beeld van bet hoogste rechterlijke gezag. Elders gebruikte men in de Middel- eeuwen een veel korteren scepter. In dichtwerken wordt een scepter veelal een heerschersstaf genoemd. Sch naar Duitsche uitspraak sj in half-Nederl, of Joodsch-Nederl. woorden. Zie de woorden meest alleen op s, j. Schaal, (bouwk.), maat, evenre- dige maatstaf. Voor bet waken van bouwkundige teekeningen, planners enz. bedient men zich van een decimeter of dubbelen decimeter, als maatstaf. Wan- neer men nu aanneemt, dat de halve centimeter of vijf millimeter; een centi- meter of 2 centimeter een volle meter voorstelt van de werkelijkbeid, dan wordt de teekening uitgevoerd op eene schaal van een halve centimeter of 5 millimeter per meter of een centimeter per meter of 2 centimeter per meter van de werkelijkheid. Schaal van Nivelles (De - zie Nivelles en Heildronken. Schaalstelsel, stelsel van belas- tingg op den uit- en invoer van granen. Die belasting (schaalrecht) werd gehe- ven in verhouding tot bet rijzen en dalen van den prijs der verschillende granen. Dat stelsel (Scale-system) is in Enge- land voor de volharding der Cot-nlaw- league, bet Korenwet-verbond onder aan- ering van Richard Cobden, be- zweken. Schaamrolletle. Eene onderge- schikte rol, waarvoor een goed tooneel- speler zicbh schaamt. Schaap (Met verloren - Is terecht, Luk. XV : 6. Spreekwijs, die in schertsenden zin voor allerlei zaken en personen uit bet dagelijksch leven wordt gebruikt, welke, na lang gemist to zijn, eindelijk voor den dag komen. Schaapscheren (Met ping op een -, het ging er op los. Van uit- bundige feestvreugde, feestgejoel en getier. Uit 1 Sam. XXV : 2, 4 en 36 (Nabal, feestvierend bij gelegenbeiddat hij zijne drieduizend schapen scheren liet). Schaapskoppen, spotnaam voor de inwoners van Birdaard bij Dokkunf. Sehaapisteker, (z.-afr.), giftige slang. Schaar, (wap.), zinnebeeld der rechtspleging (bij de Germanen); want kort afgesneden haar kenmerkte den misdadiger en den slaaf. Onderscheiden in schapenschaar (force de tondeur) en droogscheerdersschaar (force); eerstge- noemde met puntige uiteinden. Schaarmannen, rechters ten tijde der Frankische koningen, als manners die ten teeken van hun gezag de schaar (z. a.) voerden. 0 u d-fr a n k. scarmanni, scararii, scariti, scaratores. Boning Pepijn zond naar de vier deelen van zijn rijk comites scaritos of schaar-t graven uit, om de registers der vonnissen to onderzoeken, en voorzeker ook om in ,zijn naam re cht to doers. Schablone, patroon. Bij bet deco- ratie-schilderen maakt men veel gebruik- de schablonen of mallen. Dit zijn uitgesneden papieren, waarop vooraf de vorm, bloem of andere versiering wordt geteekend en daarna uitgesneden, omm zooddende gemakshalve de zich telkens herhalende vorm door to trekken. Schaakwerk, (w a p.), zie schaakt. Ge- SCHACHT. 1041 SCHANDSTEEN. Sehacht, (w a p.), de staande stang van een anker. Schaduw van Allah (De -, eernaam van Sultan A b d u l- H a m i d, thans keizer van Turkije. Schaduw zilner vleugelen nemen (lemand onder de -, iemand onder zijne bijzondere bescher- ming nemen. Schaduw = beschermend dak. ITit Ps. XVII : 8 ; XXXVI : 8 ; LVII : 2 ; LXIII : 8. Schaduwleeuw, (w a p.), een leeuw, enkel in omtrek voorgesteld, of met eene zoo dunne kleur bedekt, dat men er de andere stukken en het veld doorheen ziet. Sehaduwzon, (w a p.), eene zon zon- der gezicht er op geteekend. Ook zon van kleur. Schaepmannetle, de tweede bor- rel. Op de bewering „een werkman heeft recht op een borrel" in de 2e Kamer uitgesproken, zou S c h a e p m a n hebben laten volgen : „wel op twee borrels". Sehaffermahlzelt, (h g d.), jaar- lijks, in de maand Februari, wordt to Bremen, in het huis Seefahrt, eene in 1525 gestiehte inrichting ter verpleging van oude zeekapiteins of door hen ach- tergelaten bloedverwanten, een maaltijd gehouden, die aldus heet en waarvan de kosten door daartoe aangewezen kooplieden en scheepsgezagvoerders wor- den gedragen. Dat zijn de Sch afer. Op het bevel , Schaffer unnen and boben", neemt men plaats. Het maal bestaat hoofdzakelijk uit stokvisch, zuurkool en rookvleesch, benevens Seef ahrtsbier. Naast elk convert liggen zakj es van goud- of zilverpapier met peper en zout gevuld. Het maal heeft echter eene diepere beteekenis, dan die eener bloote smulpartij. Het moet toch veeleer dienen, om er kooplieden, reeders en scheeps- lieden aan to herinneren, van hoeveel gewicht de overeenstemming tusschen hen voor de ontwikkeling van handel en zeevaart is. In 1893 woonde prins Hendrik van Pruisen, de broeder des Keizers, zulk een maaltijd bij. SehItfflertanz, (h g d.), alle zeven jaren, in de maand Januari, begeven zich de jeugdige kuipersgezellen van Mtinchen naar de verblijven van vor- stelijke personen, ministers, enz., om voor hunne deur een eigenaardigen dans uit to voeren, die aan onze quadrille herinnert. Zij zijn alsdan in roode, met wit afgezette buizen, witte vesten en zwarte kniebroeken gehuid en van schootsvellen voorzien. Zoo wordt de bevrijding der stad van eene pestziekte herdacht. Hoewel dat feit vaststaat, is het daarentegen waarschijnlijk dat het niet in 1515 of 1517, zooals men be- weert, maar veel vroeger plaats greep. 'Schaft of schacht, (w a p.), het hout van den pijl. Schagen, (h g d.), uit het zadel lichten, in het zand doen b# ten. ten. Sehakellilm, vloeibare lijm sedert ongev. 1870 vervaardigd door S c h a k e l, lampenmaker to Amsterdam, en naar hem genoemd. Verg. Spijkerbalsem. Schalk, (b o u w k.), werktuig, be- staande nit twee houten palen, aan het boveneind verbonden en van eene katrol voorzien voor het ophijschen van bouw- stoffen. Schampavi-spelen, in het ma- rolsch, (het mengsel van verschillende talen, dat in sommige Brusselsche ach- terbuurten wordt gesproken), wegloopen, klaarblijkelijk afstammend van het Spaansche werkwoord escampar, dat ongeveer hetzelfde beteekent en tevens met de Fransche uitdrukking prendre la poudre d'escampette = vluchten ver- want is. M o l i e r e's George Daudin (III, 8), eindelijk, verwijt zijne vrouw to zijn uitgegaan, met de woorden : vows faites des escampatises. Schandklok, de klok, die in vo- rigeeeuwen geluid werd, als bankroetiers onder 't geleide van scheldende straat- j ongens nit de stad gevoerd werden. Sehandsteen, de steen, waarop in vorige eeuwen de bankroetiers met uithangende (dus ledige) broekzakken werden neergezet. 66 SCHAPEKOPPEN. 1042 SCHELLEN ENZ. Schapekoppen, spotnaam voor de inwoners van Lier (in Antwerpen). In 1830, vertelt de sage, .waren ook de Lierenaars tegen de Hollanders opge- trokken. Toen zij hen echter zagen af- komen, vluchtten zij in een stal, waar de vijand hen volgde. Daar kwam een der Lierenaars, die onder het hoof en stroo gekropen waren, op den inval to blaten als een lam. „Hier zijn niets dan schapen", zeiden de Hollanders, en trokken verder. Sedert wordt ook, in d6n omtrek der stad, eene kudde schapen de harmonie van Lier genoemd. - De spotnaam schapekoppen is evenwel ouder dan die sage zegt; sommigen doen hem opklim- men tot Jan IV, hertog van Brabant, die in 1420 de stad de keus liet tusschen het stichten eener hoogeschool en het oprichten eener markt. De Lierenaars kozen eene schapenmarkt, waarop de hertog uitriep : ,0! die goede lammer- bollen !" Schapen, spotnaam voor de inwo- ners van Nieukerken (Waas), die hun pastoor vijandig waren en het hem lastig maakten, door hem na to roepen en dan te blaten als schapen. Ook voor de inwoners van Wieringerwaard. Schapen zonder herder (Dat zIln -, dat zijn menschen of kinderen, die in 't wild omdolen. Vgl. Matth. IX : 36, Mark. VI : 34. Schapendleven, spotnaam voor de inwoners van Dordrecht. Scharlaken, is geen laken. Of scharlack, verbastering van sarlack of sarlacca, d. i. Syrisch rood; uit sar, sarra - Tyrus (he b r. tsoor), en lac(ca) = arabische gom, welke gebezigd wordt om rood to verven. A r a b. ysquerlat, t u r k s 6h iskerlet, de naam der kostbare Oostersehe stof, die tegelijk met het woord zelf tot ons is overgebracht. Schat In aarden vaten dra- geh(Zign-,Het kostelijke door gebrek- kige menschen der gemeente gebracht. Uit 2 Kor. IV : 7, waar Paulus zulks van zijne Evangelieprediking getuigt. Deze apostel zelf wordt Hand. IX : 15 een uitgelezen vat genoemd ter verbrei- ding van het Christendom. Sehavallk, (b a r g.), zware sjouw. Sehaverdlinen, schuiverdijnen - schaatsen. Sehavotbranders,spotnaam voor de inwoners van Middelburg. Scheepiesschelling, zie Schel= ling. Seheepspapleren, (h and.), de noodige papieren, die een gezagvoer- der aan boord moet hebben, als : de bijlbrief, de koopbrief, de reederbrief, de chartepartijen, de connossementen, het manifest, de certificaten der lading, de burgerbrief van den gezagvoerder, de monsterrol, de zeepas, de gezondheids- pas, de in- en uitklaring der tollen, de inventaris, het scheepsjournaal, het scheepsboek, de meetbrief enz. Scheeptrekkers, spotnaam voor de inwoners van Dendermonde, Dender- leeuw en Harlebeke. Herinnert aan den tijd, toen de Dender en de Leie nog niet gekanaliseerd waren, en vele inwoners der drie gemelde plaatsen hun brood wonnen met schepen to trekken. Seheerlgn, (m i 1.), touw, waarmede de kamptenten worden vastgezet. Zie Haring. Scheermes_ (Een gehuurd -, iemand, die niet uit liefde, maar slechts voor loon gehuurd, dient, een dienstbaar persoon, van wien geese aanhankelijk- heid is to verwachten. Uit Jes. VII : 20, waar de koning van Assyrie, als daartoe door God besteld (als 't ware gehuurd), in Juda alles kaal zal scheren. Seheewel ters, spotnaam voor de inwoners van Winkel-Sint-Kruis(Oost- Vlaanderen). Niet lang geleden, naar 't schijnt, woohde daar een geneesheer, die zijnen zieken schier uitsluitend het ge- bruik van scheewei (hui of wei van karnemelk) voorschreef. Schelding der Apostelen, (Gal. II : 12), zie Kerkdagen. Schellen ziln hem van de oogen gevallen (De -, hij heeft SCHELLING. 1043 SCHILD. beter inzicht gekregen,ontleend aanHand. IX : 18, waar echter niet bedoeld wordt, dat er schellen vielen van de oogen van Saulus (die verblind was door hemelsch licht, en nu weder ziende werd), maar dat 't hem was, alsof er schellen vielen van zijne oogen. Schelling, de volksbenaming voor 30 cent, was vroeger een werkelijk be- staande munt van 6 stuivers, en kwam in 1601 in algemeen gebruik. De oudste droegen op de keerzijde een rijk gebloemd kruis en heetten daarom roosschellingen, omstreeks denzelfden tijd tot in 't laatst der 17e eeuww bestonden die met een arend : de arendschellingen; van 1670 tot 1794 die met een oorlogschip : de scheepjesschellingen; van 1672 tot in 't begin der 18e eeuw die met een leeuw en vrijheidshoed: de hoedjesschellingen; van 1672 tot in de 18e eeuw die met een ruiter : de statenschellingen. Deze laatsten waren van zoo slecht gehalte, dat ze in 1693 voor een groot deel door de Staten tot 51/2 stuiver werden gere- duceerd, en toen zesthalven genoemd werden. Perrnissieschellingen waren de zesstuiversstukken van Brabant, die ge- durende eenigen tijd voor de nominale waarde mochten worden aangenomen. Schenker kwam vriI, maar de bakker werd gehangen (De -, ontleend aan Gen. XL : 21, 22. Uitdruk- king vooral bij drinkers in herinnering gebleven, en gebruikt om tot drinken aan to moedigen ; maar ook, eene j ok- kernij, ten koste van bakkers. Schepen achter zich verbran- den (De -, zich den pas afsnij- den. P 1 u t arch u s ,Over de deugden der vrouwen" vertelt onder „Trojaansche vrouwen" (vgl. P o 1 y a e n u s' Strat=V III, 25, 2), hoe na Troje's val (12e eeuw v. Chr.) de vluchtelingen op hunne schepen in den omtrek van den Tiber verslagen werden en zich daar metterwoon vestig- den, doordat hunne verstandige vrouwen de schepen verbrandden. Seherp staan, (m i 1.), honger heb- hen; wellustige hartstochten koesteren. Scherpschutter, (m i 1.), een veel- vraat, iemand, die veel honger heeft; ook een wellusteling. Schervengerecht, zie Ostra- cismus. Schibus gaari, (b a r g.), zich uit de voeten maken. Schieringers tegenover de Vet- koopers, twee partijen in Friesland, in den loop der 13e eeuw uit kleine partij- schappen ontstaan, en elkander fel be- strijdend. De eersten noemden zich naar de schieraal of paling, die in Westergo gevangen, een lievelingsspijs was der parvenus, die gegoed waren geworden door den handel. De Yetkoopers, de oude landbezitters, ontleenden hun partijnaam aan de vele runderen, die zij in Frieslands oostelijke streken vetweidden. Schiermonnikoog, eiland der grijze monniken; schier of skier betee- kent grjjs; oog of dge = eiland. Schierroeken, bijnaam voor de inwoners van Beetgum bij Leeuwarden. Het Friesche woord schier beteekent grauw en roeken zijn kraaien. Sehikgodinnen, g r. moirai (van moira = deel), 1 a t. parcae (van pars = deel), Clotho, Lachesis en Atropos, daar zij over 's menschen leven en sterven beschikken. Schild, een metalen plaat, die dient om een of ander kwaad of to weren, werd in de oudheid en de middeleeuwen, en wordt thans bij de wilden gebruikt om zich voor pijlen en lanssteken enz. to beschermen. In de Middejeeuwen waren de schilden versierd met gekleurde of beeldingen, strepen of kruisen, en werden de oorsprong dergeslachtswapen"s. Groote gouden munten, die in Frankrijk en de Nederlanden sedert de 14e eeuw verschenen en waarop de landsvorst met een of twee wapenschilden voor- kwam, zittend op een gestoelte, heetten ook schilden, maar in 't Fransch chaines; terwijl daarentegen in laatstgenoemd land de naam ecu (z. a.) = schild, werd ge- geven aan groote zilveren munten, in Spanje escudo (z. a.) en in Italie scudo. SCHILDBURGERSTREKEN. 1044 SCHMALKALDISCH VERBOND (HET). Schildburgerstreken, synoniem met kamperstukjes, Beotima (zie Beo- tier), naar Schilda (in Zwaben) of Schilda (in Saksen, registr. Merseburg), waarvan de bewoners evenals die van Bremen, zich bespottelijk maakten door hunne dwaasheden, die ze opzettelijk begingen, nadat ze om hunne wijsheid aanhoudend overal om raad en hulp waren heengeroepen. Evenzoo Polkwitz (Pruisen, registr. Liegnitz) en Schdppen- stedt (in Brunswijk). Schilderen, (m i 1.), op post staan. Schilderlas, (mil.), ruime mantel door den schildwacht alleen bij strenge koude gedragen. Sehilderoffieler worden,(m i 1.), gedegradeerd worden. Schildhoek, (w a p ), vr#kwartier op 1/4 der gewone grootte. Sehildhouders, (w a p.), menschen (ook engelen, meerminnen, enz.), en dieren (wezenlijke of denkbeeldige) die ter aweerszijden van het schild staande, het schijnen vast to houden. Ze zijn onderscheiden n soutiens, supports en tenants; z. a. Schinderhannes, letterlijk Jan de Milder, een groote dief, naar den bijnaam van Johannes Buckler, het hoofd eener rooverbende, die tegen het einde der 18e eeuw de oevers van den Rijn onveilig maakte. Hij maakte het zoo erg, (ook door het plegen van in- braak), dat sommige beangste Israelieten eene overeenkomst tot hunne vrijwaring met hem sloten. Eindelijk werd hij ge- vangen genomen, en, ofschoon hij nooit een moord gepleegd had, viel zijn hoofd op 21 November 1803 to Mainz onder de guillotine. Schip- of Koggenobel, zie Nobel. Schipperke, (spr. skipperke), in Belgie een rashond, naar men zegt, aldus genaamd, omdat die dieren oorspronkelijk door Nederlandsche schippers daarheen werden overgebracht. Schismocrates, welk woord schis- me tot wortel heeft, werd omstreeks 1897 door de aanhangers van den katholieken staatsman W o e s t e, in Belgie, ter aan- duiding der door abt D a e n s aangevoerde christen- socialen, hunne tegenstanders, uitgedacht. Men noemt dezen ook boeren- socialisten, socialistes verts, en groene socialisten, die beide laatste uitdrukkin- gen om hen van de roode socialisten to onderscheiden. Sehlaraflen-land, denkbeeldig land, luilekkerland, waar men een zorgeloos, geheel aan zinrijk genot over- gegeven leven leidt ; vandaar schlaraf- fen-leven. Van mid d e l- h g d. sldren, ledig loopen, en slur-affe, luilak. Schlarafga, internationale vereeni- ging tot onderlinge hulp in allerlei ge- vallen, van tooneel- en toonkunstenaars en bijzondere tooneelvrienden. De leden dragen naar hun rang in de vereeniging verschillende oude titels en namen en door overeengekomen teekens en woorden weten de leden elkaar to onderscheiden. Schlemlhl (Peter -, de man, die zijne schaduw aan den duivel verkoopt, in C ham i s s o's (1781-1838) geestig verhaal van then naam. In figuurlijken zin toegepast op ieder, die een wan- hopigen en dommen koop doct. H e b r. schlemihl = arme jongen. Ook in joodsch-duitsch een onaanzienlijk, ver- standelijk onbeteekenend mensch, wien het in' slles tegenloopt Sehloeber, gemeene kerel, scheld- naam in 't leger in Indict gebruikelijk, eerst in 1872 voor Nederlanders, en in 1874 op Atjeh als scheldnaam voor de Atjehers. Door een officier in een oogen- blik van toorn uitgesproken, zonder bij dezen bekenden oorsprong. Het woord was voor veertig jaar als sloeber in het Vlaamsch to Brussel in gebruik. Waarschijnlijk is het verwant met het Ned. slobbe eigenlijk slabbe of slab - morsdoek, overdrachtelijk echter, volgens W e i l a n d, iemand, die het morsigste werk in een huishouden verricht, en dus als het ware diens morsdoek is. Sehmalkaldisch verbond (Het werd den Hen December 1530 to SCHMALKALDISCHE ARTIKELS. 1045 SCHOEN-UITTREKKING. Schmalkalden gesloten door negen Pro- testantsche vorsten en graven uit de huizen Saksen, Brunswijk, Hessen, An- halt en Mansfeld, alsmede door elf rijks- steden, ter gezamenlijke verdediging van hun geloof en tot handhaving hunner staatkundige onafhankelijkheid tegen- over den keizer en de R.-Katholieke standen. De voornaamste aanvoerders van het verbond waren keurvorst J o h a n de Bestendige, Johan Frederik d e G r o o t m o e d i g e van Saksen, en landgraaf Philips van Hessen. De bondgenooten hielden in 1537 to Schmal- kalden de bondsvergadering, waarop de Schmalkaldische artikels werden vast- gesteld. Hunne weigering om afgevaar- digden to zenden naar het concilie van Trente gaf in 1546 aanleiding tot den Schmalkaldischen oorlog, die na de over- winning der Oostenrijkers bij Miihlberg 24 April 1547 met de vernietiging van het verbond eindigde. Schmalkaldische artikels, noemt men de door Luther in December 1536 to Wittenberg opgestelde geloofs- belijdenis, welke tot grondslag zou dienen voor de onderhandelingen op een door paus Paulus III to Mantua samen- geroepen Concilie, dat echter in Februari 1537 door de Protestantsche standen to Schmalkalden werd afgewezen. Eerst in 1580 als symbolisch erkend en in het Concordienboek opgenomen. Het hand- schrift van Luther, in de boekerij to Heidelberg bewaard, is in 1817 (te Berlijn) door Marheineke in het licht gegeven. Schmollis trinken, broederschap (Bruderschaft) drinkers, bij de Duitschers. Volgens sommigen (niet bewezen) bewe- ren aldus uit Sis nihi mollis, wees mij goed. Schnadahlipfel, volksdeuntjes uit de Alpenlanden. Sehnebeliet , ontploffingsmiddel (1894), vij fmaal krachtiger dan dynamiet, en 50 percent goedkooper dan eenige andere ontplof bare stof. Genoemd naar de uitvinders, de gebroeders S c h n e b e- i in, de een abt, de ander luitenant. Schnell fertig list die Jugend mit dent Wort, (h g d.), de jeugd is spoedig met het antwoord klaar. S c h i 1- 1 e r, Wallenstein II, 2, woorden van Wallenstein, als Max hem smeekt geen verrader to worden. Sclinitzelreiten, (h g d.), zeker sport, waarbij de ruiters hunne makkers moeten opzoeken, door een door papier- snippers min of meer aangeduid spoor to volgen. N e d e r 1. snipperjacht, e n g. en ook naar Frankrijk overgewaaid paperhunt. Schobbeltie, (b a r g.), stuivertje. Schoen (Hil weet, waar de - wringt. P l u t a r c h u s spreekt in zijn „Leven van Paulus Aemilius" van een zekeren Romein, die zijne vrouw ver- stooten had. Toen een vriend hem vroeg „Was zij niet schoon ? Was zij niet kuisch ? Was zij niet vruchtbaar ?" stak hij zijn schoen vooruit en zeide : „Is hij niet schoon ? Is hij niet nieuw ? Toch weet niemand, waar hij wringt, behalve degene, die hem draagt". Schoen op werpen (Ergens zlIn -, lets aan zich onderwerpen. Gewoonte van Oostersche vorsten, ter aanduiding dat zij op iemand of iets den voet konden zetten. Vgl. Ps. CVIII : 10. Schoenersbriktuig, den volge- tuigde mast met raas, en den zonder. Schoenerstuig, twee masten zon- der raas. Schoenriemen (Niet waardig zijn zilne - los to waken, ont- leend aan Mark. I : 7, Luc. III : 16, Joh. I : 27 (vgl. Hand. XIII : 25). Dit los- maken was het werk der geringste slaven. Schoen-uittrekking, zie Galietsa. Het uittrekken van den schoen en het geven van then aan een ander was een rechterlijk bewijs van overdracht (Dent. V : 9, 10; Ruth IV : 7) ; want met den schoen betreedt men een stuk gronds, en wat men onder zijne schoenen, d. i. voeten heeft, heeft men in zijne macht (R o s e n- m u l la r, ,Morgenland", III, 71 vg.). SCHOFJE. 1046 SCHOOLVERZUIM. Die schoenen bestonden en bestaan nog in zolen of sandalen van hout of leder, boven de voeten vastgebonden met riemen. Rijke Oosterlingen dragen thans pantoffels of babouches (Turksche pan- toffels) van goudstof of zijde; de oude Perzen bezigden gewoonlijk sai4dalen, doch soms schoenen en halve laarzen. Schofle, (b a r g.), stil. Sehoften, (b a r g.), heeren. Schoften (Zich -, (m i 1.), zich in acht nemen, b.v. Schof j e voor then kapitein. (Geheel verouderd). Schoftin, (b a r g.), ju ffrouw, waar- din. Schok, (b a r g.), kermis. Schokkem geven, (b a r g.), slaan; een pak slaag geven. Scholastleken, Middeleeuwsche wijsgeeren, die de geloofsleer weten- schappelijk en methodisch zoehten to verdedigen en toe to lichten. De grootste hunner was St. Thomas van Aquino (t 1274). Men kan drie tijdperken der Scholastiek onderscheiden : 1°. de Mid- deleeuwsche, van de 12e-15e eeuw ; 20. de nieuwere, 16e-17e eeuw; 3°. de hedendaagsche, sinds de 2e helft der 19e eeuw. G r. en lat. scholastikos, -cus = ledigen tijd hebbend, zonder bezigheid; hij die zijn ledigen tijd aan de wetenschappen wijdt. Bij de Romei- nen: leermeester,vooral der welsprekend- heid, leeraar der rhetorica, aangesteld bij eene der keizerlijke scholen. Scholiast, schrij ver van scholien. Eigenl. iemand, die zijn ledigen tijd aan de wetenschappen wijdt. Seholifn, verklaringen van Griek- sche of Latijnsche schrijvers. G r. scho- lion = uitlegging, verklaring. Sehollekop, bijnaam voor de Sche- veningsche vischvrouwen. Schollekopples, visscherskinder- ijes to Scheveningen. Scholm, (b a rg.), schavot. Seholtianen, afgescheidenen, lie- den, die zich van de Ned. Herv. Kerk hadden afgescheiden (omstr. 1835); zoo genoemd naar H e n d r i k Peter S c h o l t e, predikant to Doeveren. Schommeling (Het -, (b a r g.), het huisraad. Schon dagewesen ! (h g d.), is al meer voorgekonten ! Gezegde van den eerwaardigen en beminlijken rabbijn in K a r 1 G u t z k o w's drama Uriel Acosta (1853) ; hij vertrouwt op de kracht der Kerk, en wil Uriel om zijn strijdschrift niet veroordeeld zien ; want, zoo redeneert hij, dat kan de Kerk niet schaden; velen hebben datzelfde gezegd, wat hij in zijn boek zegt, en de Kerk bestaat toch nog. Sch8ne (Arch elne -- Gegend, (h g d.), ons 't is wat moois, thans iro- nisch in aller mond, is ontleend aan Berlin, ivie es ist - and trinkt, van Brennglas (recta Glasbrenner), een in 1832 voor 't eerst verschenen komisch verhaal, dat buitengewonen opgang maakte. School, (b a r g.), kerk. Schoolkameraad, (bar g.), ge- vangenismakker. Schoolsche wilsbegeerte,h g d. Schulphilosophie. Zie Scholastiek. Sehooltijd, (t o o n.), de repetitie. Schoolverzulm : to Amsterdam. Stukjes draaien, Starlokeren, „ Rotterdam. Sp#belen, Leiden, Den Haag,Utrecht en Nijmegen. Enkhuizen. Deventer. Nijmegen. Een schotje maken, Een sluipertje maken, „ Uit strikken gaan , 11 Schoften gaan, n Amersfoort. Schooltje maken, Schoonhoven. Er uit blijven, Hilversum. Heggetje doen, Pjjpjes draaien, Sommelsdijk. 11 Leeuwarden (pjjp = brug). Den bink steken, I Haarlem. Schielokeren, 11 Rotterdam. Platloopen, „ Groningen. Schuilen maken, Breda. Oudenbosch. Achter de heg loopen, „ SCHOONER. 1047 SCHUDT ENZ. Schooner of Schoeneir, eerste type der voor- en onder- scherpe sche- pen. Het achterschip is, voorzoover dit boven water blijft, uitgebouwd, zoodat 't roer door een soort van koker loopt, hennegat geheeten. Een effen vlak van achter d6 spiegel genaamd, meer of min- der versierd, prijkt met den sebeepsnaam. Inhoud 120 a 200 zeetonnen. Hij is ge- koperd, en vaart op de havens van den Atlantischen oceaan. Schooner (DrIemast -, heeft drie masten, meet 200 tot 300 ton, en wordt in dezelfde vaart gebruikt als, de schooner. Schoonmama of moeder van Europa (Be -, de Koningin van Denemarken (prinses L o u i s e v a n Hessen-Kassel, geb. 7 Sept. 1817, t op bet kasteel Bernstorff Sept. 1898), gemalin van Christiaan IX. Door de huwelijken harcr kinderen (drie zonen en drie dochters) en kleinkinderen was een groot aantal vorstenhuizen van Europa aan haar verwant. Schoren, (b a r g.), zaken. Schorploen-olle(-zalf); oudtijds meende men, dat de scorpioen ook een vocht bij zich droeg, waardoor zijn venijnige steek weder genas. Ook van de giftige padden wend zoo iets beweerd. Schorploenen (Met - kastil- den, zeer streng en wr,?ed behandelen. Uit 1 Kon. XII : 11b, 14b, waar met schorpioenen bedoeld is eene soort van smartelijk wondende geesels, bestaande volgens Ephraim Syrus uit een darm- vormig, met zand opgevuld en met scherpe stekels bezet lederen werktuig. Schot en lot betalen,eigenlijk: de geheele belasting iemand opgelegd voldoen, ook de extra bijdrage (opcenten, zou men tegenwoordig zeggen). Schot = belasting, lot == bet toebedeelde bedrag. Oak in bet Engelseh bestaat dezelfde uitdrukking in deze beteekenis. Schotsche wale van drie, (rest.), gebakken brood met drie spie- geleieren. Schout-bil-nucht, schertsende be- naming eener vroedvrouw. Schovel, (barg.), slecht. Schragen, (bar g.), beenen. Schrank (Op de - loopen, (b a r g.), geld uit de toonban klade stelen. Schrap (De roode -, (mil.), de roode chevron, teeken van zesjarigen dienst. Bij de jongste uniformverande- ring afgeschaft. Schrelt (Bet - ten hemel, het is verschrikkel#k, herhaaldelijk voorkomend in den Bijbel, bv. Gen. IV: 10, Jac. V : 4. Vanhier de uitdrukking roepende (= gruwelijke) zonden. Schrift (Hil heeft beenen naar de -, d. L dunne, magere, leel#ke beenen. Vgl. Ps. CXLVII : 10: beenen, waaraan de Heer geen welgevallen heeft. Schrittgeleerdelm, (h e b r. Sophe- rim), bij de Isra6lieten na de Babylonische ballingsehap: mannen, die zich toelegden op de kennis der gewij de schriften, voor- al der boeken -van Mozes, zoodat zij uit- spraak konden doen in godsdienstige en burgerlijke geschillen. Veelal verdiepten zij ziel, in haarklooverijen, en waren wegens verschil van uitlegging vaak met elkander in twist. In de SeptuagS grammateis. Schrilveu moet men, zegt pa- (pa&t1e, Eveneens aloof men praat., aanhaling uit een der kindergedichtjes van Van Alpben. Schroef (Voor de -, (mil.), voor den kr#gsraad. Schroevendraaler, steek. Op- merkelijk is, dat hetzelfde voorwerp in de Fransche volkstaal eenzelfden naam (tournevis) draagt, en vandaar een gen- darme in sommige deelen des lands aldus wordt genoemd. In Frankrijk dragen de gendarmes namelijk zulke hoofddeksels. Schudt het stof van de voe- ten, voor, iets met verachting den rug toekeeren, is aan M a t t h. X : 14 ontleend. SCHUIER. 1048 SCILICET. Schuler, (b a r g.), mes. Sehulngekrulst, (w a p.), geplaatst in den vorm van een schuin- of St. Andrieskruis (X). Schuingetinneerd, (w•a p.), de tinnen hellen hierbij onder een hoek van pl. m. 450. Schulnkruls, (w a p.), St. Andries- kruis. Schuinsmarcheerder, (b a r g.), losbol, eigenlijk : een hoed, die loopt altijd in eene schuinsche richting. Schult (De -, (m i 1.), strafpeloton, strafexerceeren, straf voor geringe over- tredingen ; ook Yaren. Schultievaren, (m i 1.), straf exer- -ceeren. Schulven (Onder de wol -, (mil.), naar bed gaan. Schuldvergelilking heeft plaats, als twee personen wederkeerig elkanders schuldenaar worden, zoo dat de beide schulden elkander over en weder geheel of ten deele vernietigen. SchuldvermengJng, heeft plaats als (b.v. door erfopvolging) de hoeda- nigheid van schuldeischer en die van schuldenaar zich in denzelfden persoon vereenigen. Schulze and Mgller, zie Klad- deradatsch. Schuldvernieuwing, zie Novatie. Schuren, (b a r g.), geeselen. Schutbieren. Onder de grappen -van den ouden tijd behoorde ook het gewelddadig belemmeren van den gang van pasgehuwden naar hunne woning. Dit werd schutten genoemd. Om vrij to komen, moesten ze drinkgelden geven, die schutbieren heetten. Sehutten, (b a r g.), in hechtenis nemen. Sehutterr (De -, sterrenbeeld in den Dierenriem, afgebeeld ale een cen- taur, die een pijl afschiet. Schutter (Een -, (r e s t.), een half glas bier. Schutteren, (m i 1.), slecht exer- ceeren, ook iets verkeerd of onhandig uitvoeren. Schwamm drgber, (h g d.), zand er over (lett. de spons er over) stop- woord in het air van den overste 011en- dorf in M i 116 c k e is Bettelstudent. Schweln, (h g d.), geluk. Zie Sau. Schwemme, (h g d.), in Oostenrijk en oostelijk Midden-Duitschland, het ver- trek in een bier- of koffiehuis, waar de bezoekers van minderen rang zich op- houden, in tegenstelling tot het Herren- stiibel = heerenkamertje. De uitdruk- king komt van het Poolsche karczma (spr. kartschma) = herberg, een woord dat in de Zigeunertaal kertschumma, dat dezelfde beteekenis heeft, en kat- schdume, vroeger in West-Duitschland in gebruik, deed ontstaan. Ook kaschem- me, in de taal der Berlijnsche misda- digers, de restauratie of het koffiehuis, waarin zij met hunne kornuiten ver- keeren, is daarmede verwant. Scie, (f r.), een refrein, een kreet of eenigerhande werktuigelijk voortge- bracht gedruisch, dat vooral door de straatj eugd tot vervelens toe wordt her- haald. Zoo bv. de zegswijzen : On dirait du veau. Et to soeur ? Ohe, Lambert! of En voulez-vows des z'homards ? of wel het gedruisch van den zoogenaamden cri-cri. Vandaar benaming voor een vervelend tooneelstuk, dito opera, ge- sprek, partij en derg. Scientla acquiritur litteris, (1 at.), door letterkundige studie wordt wetenschap verworven. Schweppermann, zie Jedem ein Ei, enz. Scilicet, (1 at.), namelijk. Gebezigd vbor een woord of eene omschrijving, die tot verduidelijking moeten strekken. Uit scire licet = men kan weten; even- als videlicet (in denzelfden zin) uit vi- dere licet = men kan zi en. SCOTCH GREYS. 104,9 S'AMUSER ENZ. Scotch Greys, het 2e regiment dragonders in Engeland, zeer beroemd. Grey, grijs, naar de kleur der uniform. Scotland Yard, het hoofdkwar- tier der Londensche politie. Zoo genoemd naar een paleis, aldaar gebouwd ter ont- vangst van de koningen van Schotland, wanneer zij Engeland bezochten. Scott (De Belgische Walter -,Hendrik Conscience (1812-83). Scott (De Nederlandsche Walter -, Jacob van Lennep, later : Hendrik Jan Schimmel. De Belgische Walter Scott, C o n s c i e n- c e, en Lord Byron noemde A r i o s t o den Walter Scott van Italie. Scott (De Zuid-Afrikaansche Walter -, d' A r b e z (volgens den .Mosselbay Advertiser). Scratch, (s p o rt), zoowel in Enge- land als in Frankrijk de lijn, waarop zich de fietsers, die aan een wedloop deelnemen, bij het vertrek moeten plaat- sen. Vandaar in 't Fransch course scratch, d. i. zulk een wedstrijd waarbij zich de gezamenlijke mededingers op eene lijn moeten opstellen. N e d e r 1. van meet. Screw, (sport), schroef. Screwdriver, (sport), schroeven- draaier. Scribendi recte sapere est et principium et tons, (1 a t.), goede kennis dragen is beginsel en bron van (is de onmisbare voorwaarde tot) goed sehrijven; H o r a t i u s, Epistola ad Pisones, 309. Scribunda fate, (lat.), de to be- schrijven lotgevallen; zie Fatum. De schikgodinnen (Parcae) werden geacht het levenslot van ieder mensch bij zijne geboorte op to schrijven; daarom werden zij op den laatsten dag der week, waarin een kind gdboren was, aangeroepen, vereerd door de ouders. Scrinium, (1 a t.), doos tot bewaring van handschriften, die daarin opgerbld naast elkander werden gezet. Onder de Rom. Keizers heetten de bureelen der keizerlijke kanselarij scrinia. Scrutin de liste, zie Liste (Scru- tin de -. Scudo, (it.), schild, f r. icu, naam eener groote zilveren munt, ter waarde van ongeveer 2 a 3 gulden, b.v. in Napels f 2.40, in Venetie f 3.10, in Rome f 2.40, in Milaan f 2.15, enz. Scudo d'oro, gouden munt in Venetie ongeveer f 59.- Scull, (sport), bootje in den vorm van een omgekeerden hoofdschedel (skull). Bij een roeiwedstrijd roeit men met ,double sculls" zonder stuurman. Zie ook bij Regatta. De roeier in een scull beet sculler. Het roeien in een scull = sculling. Scylla, (g r.), de verpersoonlijking van een gevaarlijken draaikolk in zee. Zie Charybdis. Scyphatol, Byzantl psche schotel- vormige gouden munten. ',4r. skuphos = beker. Deze munter w~yden in de Middeleeuwen weleens in den grond gevonden; volgens het bijgeloof had de regenboog ze daar neergeworpei, en was zulk een regenboogschoteltje alleen door een Zondagskind to vinden. Ook gouden brakteaten werden als regen- boogschoteltjes beschouwd. S'amuser A la moutarde, (f r.), vroeger zeide men: aller au vin et d la moutarde, hetgeen tot in de vorige eeuw beteekende, zich als een kwajongen vermaken, lanterfanten (R a b el'a i s II, 20). Later bezigde men de aangehaalde uitdrukking (vandaar mputard, voor knaap), die in figuurlijken zin betee- kent : de hoofdzaak vergeten door zich met beuzelingen bezig to houden. - S'amuser aux bagatelles de sa porte, dat dezelfde beteekenis heeft, komt van de uitroepers bij kermistenteii, die daar- mede to verstaan willen geven, dat men veeleer naar binnen dient to gaan, in plaats van zich met de kwinkslagen en potsen van Paljas to vergenoegen. SE ENZ. 1050 SECUNDOGENITUUR. Se (niet si) non ,6 vero, 6 (molto) ben trovato, als het niet waar is, is het toch (heel) goed bedacht; G i o r- d a n o B r u n o, Gli eroici furori (1585) II, 3 dial. Se retirer dens un fromage de Hollande, (f r.), zich in eene Hol- landsche kaas terugtrekken. L a f o n- t a i n e, Fables VII, 3 : Le Rat qui s'est retire du Monde; in weelde leven, al klagend over de moeilijke tijden. Se soumettre on se demettre (Quand Ia France aura fait entendre sa voix souveraine, croyez-le bien, Messieurs, ii faudra -, (f r.), als Frankrijk zijne oppermachtige stem`_zal hebben doen hooren, zal men zich, ggelooft m#, mjjne heeren, moeten onderwerpen of aftreden. Woorden van G a m b e t t a, in eene ver- gadering van kiezers to Rijssel (15 Aug. 1877), nadat de voorzitter der 1Republiek, Mac-Mahon, de Kamer der Volksver- tegenwoordigers had ontbonden. Se taire, sans murmurer, (f rO, zwijgen, zonder to brommen, regel uit Michel et Christine, vaudeville in een bedrij f van Scribe en l) u p i n (den 3en Dec. 1821 in bet Gymnase voor 't eerst opgevoerd), waarin het den soldaat ten plicht wordt gemaakt. Die woorden worden immer schertsender wijs aange- haald. Immers, zwijgt men, dan kan men moeilijk brommen. Seance continue (La -, (f r.), zie Messieurs, la enz. Scant, (f r. w a p.), zittend. Seat pillar, (sport.), zadelpen. Sebastiaan (Slut -, de be- schermheilige der boogschutters; de martelaar die, aan een boom gebonden, met pijlen doorboord werd. Ook de patroon der spelde- en naaldenmakers, zoowel als van de krijgslieden in som- mige landen. Sebastianisten, zij, die gelooven, dat Don Sebastian, koning van Portugal, (die in 1578 in den slag bij Alcazarquebir (Kassr-el-Kebir) viel, doch wiens lijk niet gevonden werd) op de aarde zal wederkeeren, wanneer Brazilie bet hoofd- koninkrijk der wereld zal worden. Secher les platres, (t r.), de kalk opdrogen. Dat wordt men geacht to doen, wanneer men een pasgebouwd huis be- woont. Hg d. Trockenwohner. Seckar (ook sekar), (h e b r.), loon, belooning, in bet bijzonder belooning hier_namaals. Seelusie (Aete van -, acte van uitsluiting, 4 Mei 1654, waarbij bepaald werd, dat de Prins van Oranj a (Prins Willem III, later koning van Engeland) niet meer zou zijn kapitein-generaal en admiraal der Vereenigde Nederlanden. Ze bleef tot 1660 bestaan. Second City of the British Empire (The -, (e n g.), de tweede stad van het Britsche rijk, Bombay, in Voor-Indie. Secret de polichinelle (Le -, (f r.), het geheim van polichinelle, een geheim, aan bijna, ieder bekend. Men citeert soms Entre nous, c'est ce qu'on appelle Le secret de polichinelle. La Mascotte II, 12. iMaar de uitdrukking is veel ouder dan deze operette. Men noemt dit ook : le secret d'harlequin. Secularisatle, naasting door den Staat van kerkelijke goederen; verwe- reldlijking van hetgeen geestelijk was. Secunda Petri, (lat.), ook wel altera pars Petri, bet tweede deel van Petrus, wordt gebruikt van oordeel of vermogen om to oordeelen. Bedoeld is bet 2e boek der Logica van P e t r u s L o m- b a r d u s (t 1164), dat De judicio (over bet oordeel) handelt. Secundogenituur, vooraf bepaal- de schadeloosstelling voor jongere zonen van een adellijken stam, wanneer de eerstgeborene in bet bezit blijft van bet geheel der voorvaderlijke goederen. Ook geeft men lien naam wel aan een vor- SECUNDUM ENZ. 1051 SE1DE. stendom, dat steeds aan de jongere prin- sen uit een vorstelijk stamhuis wordt toegekend. Zoo was bij b.v. Toscane tot 1859 eene secundogenituur van bet Huis Habsburg-Lotharingen. Seeundum legum Artum, (v e r- b a s t e r d 1 a t.), uit seeundum legem artis, d. i. naar den eisch van de kunst. Secundum Lucam, zie Lucam (Het is niet secundum -. Sed nunc non erat his locus, (1 a t.), maar het was thans hiervoor de plaats niet; H o r a t i u s, Epistola ad Pisones 19. Sedan-chair, een gesloten draag- stoel, als in Engeland in gebruik was in de He en 17e eeuw, zelfs nog later. Van bet lat. sedes, zetel, en volstrekt niet naar Sedan, de stad in Frankrijk aan de Maas. Het gebruik kwam j uist van Engeland naar Frankrijk over. Sedandag, 2 September in Duitsch- land ter herdenking van bet feit, dat keizer Napoleon III in den Fransch- Duitschen oorlog 1870/71 to Sedan zijn degen overgaf aan koning Wilhelm van Pruisen. Wordt in 1899 voor 't laatst gevierd. Seder, zie Seider. Seder-avond, de twee eerste avon- den van bet Joodsche Paaschfeest, wanneer de Israi litische huisvader, door een zijner kinderen ondervraagd, de beteekenis verklaart van bet ongezuurde brood en bet bitterkruid (de bittere saus, waarmee bet Paaschlam wordt gegeten), die daar op tafel liggen, en daarbij uit de Hagada de geschiedenis van den wonderbaren uittocht uit Egypte verhaalt. Sedes apostolica, (1 a t.), de apos- tolische zetel, d. i. de Heilige Stoel. Zie b.v. A u g u s t i n u s, Sermo 131, no. 10. Sedre, zie Sidra. Seem, (w a p.), barbeel. Sefardim, (n. h e b r.), de Se fardische of Spaansch-Portugeesche Israelieten. Naar Sefarad (Obadja vs. 20) = eene stad, waar door Nebukadnezar wegge- voerde Jeruzalemmers in ballingschap leefden. Voig. H i e r o n y m u s de Bos- porus, volg. D e S a c y en S a s s e n z. v. a. Sparad, een wingewest tusschln Kappadocie en Jonie; volg. Syrische, Hebreeuwsche en Chaldeeuwsche uit- leggers Spanje. Sefiras ko-Oumer (Sefirath ka- Omes), (h ^ b r.), overtelling. Zie Lev. XXVII. Segroh (Sefirah), (h e b r.), telling. Sefiroth, (h e b r.), tellingen, naam voor een eigenschappen-reeks in kab- balistische beschouwin-&en. Segack (samengetr. s'gack), n. h e b r. = bedekking; in bet bijzonder bedekking der Soeko. Segrbant, (f r. w a p.), zieKlimmend (grijpvogel). Sel im Besitze, and du wohnst im Reeht, (h g d.), bezit is recht, bezit is eigendom. S e h i l l e r, Wallen- stein's Tod I, 4, daar zegt Wallenstein dit in eene alleenspraak, waar hij zich afvraagt, ongeveer als eenmaal Karel Martel aan den Paus, wie de macht moet hebben, hij die ze erfde of hij, die ze verwierf, veroverde of verdiende. Seiehel (sechel), (h e b r.) = ver= stand, oordeel. Seid einig, einig, einig! (h g d.), weest eensgezin d! S c h i l l e r, Wilhelm Tell, IV, 2, de laatste woorden van den stervenden Attinghausen. Seid umschlungen, Millioneni Diesen Kuss der ganzen Welt, (h g d.), zijt (in gedachten) omhelsd (om- armd), g# millioenen (menschen), der gansche wereld deze kus! Hiermede drukt S chi 11 e r An die Freude („ Tha- lia", I, Bd. 1787, 2 Heft, S. 1-5), zijn geloof aan bet (Gods-) kindschap aller menschen uit. Sedde, naam van den slaaf van Mohammed, fig. werktuig der dweep- zucht, blinde ijveraar. Aldusnaar Vol- SEIDER. 1052 SELECT. t a i r e's treurspel Le fanatisme ou Mahomet le prophite (1739). Fr. Slide; vanhier Siidisme = blinde ijver. Selder (seder), (h e b r.), = orde, vandaar ook liturgie; in het bijzonder de orde der huiselijke godsdienstoefening, op de eerste twee avonden van het Israel. Paaschfeest. Daarom noemt men die avonden gewoonlijk ook seider- avonden of seder-avond. Seller (sifer), h e b r. boek, in het bijzonder wordt daarmee aangeduid.het boek der H. Leer, een heilige wetsrol, (Seifer Touro, Sefer Thora) = het boek der Leer. Selkhs of Sikhs, d. i. leerlingen, jongeren; Godsdienstig genootschap in Indie, gesticht door Nanah (1469-1540), die eene vereeniging der Hindoes met de Mohammedanen beoogde. Na zijn dood sterk aange-,vassen, wekte dit genoot- schap de vijandschap op der Mohamme- danen, omdat het zoowel den Koran als de Veda's verwierp. Goeroe Gowind (t 1708), de stichter van den staat of het land der Shiks op Lahore, waarvan het hoofdbestanddeel was Pendschab of Pendsjab (eng. Punjab of Punjaub), [= het land der vijf stroomen], noemde zijne aanhangers singhs, d. i. leeuwen, in welke hoedanigheid zij een onafge- broken oorlog met de Mohammedanen moesten voeren. Zijne militaire republiek, in een bandeloozen rooverstaat ontaard, door de Engelsehen onderworpen, werd na den opstand van 1848 geannexeerd aan het Britsch-Indische rijk. Selzoenen In de kunst. De vier jaargetijden worden soms geschilderd en gebeeldhouwd. P o u s s i n ontleende zijne symbolische karakters veel aan het Oude Testament. Zoo stellen Adam en Eva in 't paradijs de lente, Ruth in het koren- veld den zomer; Jozua en Kaleb, die de druiven uit het land der belofte brengen, den herfst, en de zondvloed den winter voor_ De oude Grieken beeldden de lente door Mercurius, den zomer door Apollo, den herfst door Bacchus en den winter door Hercules af. Sekarang diadi, (m al.), nu gaat het. Dit werd toegevoegd aan Toekoe Djohan (tot daartoe Toekoe Oemar), toen hij den groot-krijgsoverste•der Compagnie (het Nederl. Gouvernement), op de pier to Oleh-leh zijne opwachting maakte. Later (Febr. 1896) werd hij ontrouw aan de Compagnie. Sekone, (n, h e b r.), gevaar. Sekones nefosches, (h e b r.), gevaar voor menschenlevens. Selah ! (In de psalmen). Mat t h e- s o n, de muzikale criticus, zegt, dat het woord zooveel is als da capo, eene aan- wijzing voor het koor, om de psalmen to herhalen tot het aldus aangeduide gedeelte. Volgens anderen z. v. a. tot rust! stil ! (van selah = rust, d. i. pauze, omdat waar selah staat, een tusschen- spel (Septuag., diapsalma), plaats had, niet van de snaarinstrumenten der Le- vitische zangers, doch van de trompetten der priesters. Alzoo, pauze (van het lied) door middel van een diapsalma. De laatste verklaring strookt met de beteekenis des woords het best. Het woord komt 73 maal in de psalmen voor en 3 maal bij Habakuk. Selama of Selame, het voor- land van de Perzische golf, bij kaap Mussendoon (de uiterste punt dier golf ). Wanneer de Indianen doze kaap voorbij varen, werpen zij kokosnoten, vruchten en bloemen in de zee, om zich eene voor- spoedige reis to verzekeren. Selamliek, de gang des Sultans naar de moskee op elken Vrijdag het- geen als eene (Mohammedaansche) plech- tigheid wordt beschouwd. Seldsioeken of Seldsehoeken, een uit Bucharije stammend Turksch geslacht, dat in de lie en 12e eeuw verschillende dynastieen in Azie stichtte seldsjoeksche dynastieen; aldus geheeten naar zijn stamvader S e l d s j o e k, wiens kleinzoon, de oorlogzuchtige vorst Togril- Beg (t 1063) van den Kalif van Bagdad den titel verkreeg van Koning van het Oosten en bet Westen. Select, (eng.), uitgezocht. In Frank- rijk niet alleen in die beteekenis, maar ook voor aristocratisch in gebruik. Oorspronkelijk werd die uitdrukking in $ELFGOVERNMENT. 1053 SEMITISME. Engeland alleen toegepast op hen, die aan de Koningin of aan de prinses, die haar verving, voorgesteld waren ge- worden. Selfgovernment, (e n g.), zelf- bestuur, bestaat daar, waar de uitvoering der wetten van hooger gezag of komstig, niet aan staatsambtenaren is toever- trouwd, maar aan lagere plaatselijke be- sturen is overgelaten, doorgaans bestaan- de uit personen, die geene bezoldiging genieten, maar met eerambten zijn bekleed. Sell, (f r. w a p.), alleen met een zadel, in tegenstelling van naakt. Selon que vows serez puis- sant on miserable; Les lugements de cour vous rendront blanc on noir, (f r.), naar gelang g# raehtig of ellendig zit, zullen de rechtbanken u zwart maken of schoon wasschen. Moraal van L a- f o n t a i n e's fabel VII, 1, Les 4nimaux malades de la Peste. Semantlek, van g r. semainein (kenbaar maken), de wetenschap, die zich bezig houdt met de verschillende beteekenis der woorden na to gaan. Sembah, (m al.), in 't algemeen bui- ging, reverentie; daarin bestaande, dat men de vlak tegen elkander gehouden handen zoo omhoog heft, dat de duimen den neus raken; het spreken tot zijn meerdere; zich adresseeren, in geschrifte aan zijn meerdere. Seme, (f r. w a p.), zie Bezaaid. Semer, (f r. sport), bij een wed- strijd, zijne mededingers onderweg voor- bi, f streven. Semey, amge semey, (b a r g.), wees voorzichtig. Semi-arts, medisch student, die het tweede gedeelte van zijn arts-examen nog moet afleggen. Semi (1 at.) = half, in saamgestelde woorden. Semieten, afstammelingen van Sem, Noachs oudsten zoon (vgl. Gen. IX : 27) ; zij hebben Azie bevolkt; vandaar Se- mitisehe talen, de talen van die volken, inzonderheid de Hebreeuwsche, Syrische, Chaldeeuwsche, Arabisch e taal, enz. Semipelagianisme, noemt men de gevoelens van eenige kerkleeraars, vooral in het Zuiden van Frankrijk (Cassianus, Faustus, Vincentius, Genna- dius, e. a.), die sedert 428 een middenweg zochten to bewandelen tusschen A u- gustinus en Pelagius, doordien zij l}eerden, dat althans de aanvang desa geloofs en des eeuwigen heils aan de natuurlijke kracht van den wil, niet aan de genade is to dank en. Zij werden veroordeeld op de 2e Kerkvergadering van Oranje (529). Zie Pelagianen. Semiramis (Eene -, eene zelf- standige, indrukmakerde heerscheres, eene edele vorstin. Naar S e m i r a m i s, gemalin van Menon, den veldheer van Ninus, koning van Assyrie,dien zij huwde na Menons dood. Als Ninus' w-eduwe voerde zij de teugels van het be- wind voor haren zoon Ninyas. Aan haar worden de bouw van Babylon, de dikke muren en de hangende tuinen van die stad, enz. enz., toegeschreven. Zij zal omstr. 2000 v. C. - hebben ge- leefd. -- De Grieksche geschiedschrijver Herodotus gewaagt van eene andere Semiramis, die omstr. 800 v. C. leefde. Semiramis van het Noorden (De -, bijnaam door F r e d e r i k den G r o o t e, om haar groot regeeringstalent en krachtig optreden, aan Keizerin Elisabeth van Rusland (t 1762) gegeven, en later door Voltaire op Katha- rina II (t 1796) toegepast. Ook, M a r- g a r e t h a, Koningin van Noorwegen en Denemarken, die bij de Unic van Kalmar (1397) ook Zweden bij haar rijk voegde, na den Koning van dat rijk gevangen genomen to hebben. Semitisme, de staatkundige rich- ting, welke het Jodendom in bescherming neemt, terwijl Anti-Semitisme zich door gruwzame vervolgingen en uitbanning in Rusland, in 1892 en '93 en later ook elders heeft lucht gegeven. Zie Semieten. 5EMNAI. 1054 SENNIGHT. Semnal, zie Eumeniden. Semper Augustus, - (lat.), ge- woonlijk vertaald door „altijd Vermeer- deraar des Rijks". Zie hierover Romani imperii semper augustus. Semper crescendo, (1 a t.), ge- stadig wassend, spreuk van 1' E g l i s e, d e l a L a n d e e. a. Ook van een ver- maard dilettanten-muziekgezelschap dat lang to Amsterdam heeft gebloeid. Semper homo bonus taro est, (lat.), een goed mensch blijft alt#d onervaren (blijft altijd onbevangen als een kind en wordt zoodoende dikwijis bedroaen), M a r t i a l i s, Epigrammatica, XII, 51, 2. Men haalt echter Bonus vir semper tiro aan in den zin van: De -wakkere blijft altijd aanvanger. Semper idem, (1 at.), altijd de- 2elfde, zichzelf altijd gelijk blijvend; spreuk van Willem Bilderdijk, Gevers, Van Hardenbroek, d'Aumale van Har- denbroek e. a. Volgens C i c e r o, Tuscu- lanae disputationes, III, 15, 31, is dit gezegde het eerst door Sokrates' vrouw, X a n tip p e, op haren echtgenoot toe- gepast, als (g r.) ho autos aei. Semper, ubique et ab omni- bus, (lat.), altij d, overal en door alien. Naar de bekende woorden, waardoor men de geloofsgemeeuschap in de R.-K. Kerk pleegt uit to drukken : Quod semper, quod ubique, quod ab omnibus credi- .tum est (wat altijd, overal en door alien geloofd is). Semper Unitas. (1 a t.), altoos -eenhei d. Semper Unitus, (1 at.), alt#d ver- .eenigd. Semper vixens, (1 a t.), altijd groe- nend, zin- en wapenspreuk, gewoonlijk met een boom of derg. als embleem. Ook naam van een weekbiad voor tuinbouw, enz. S'en moquer (soucier) comme de 1'an quarante, (f r.), den spot .er mee drijven, zich er om bekreunen evenals om het jaar veertig, zich ergens volstrekt niet om bekommeren. De oorsprong is niet bekend. Senaculum, plaats, waar de sena- toren to Rome zich verzameiden, totdat het uur der zitting aanbrak. Het lag aan het forum, naast de Graecostasis (het gebouw to Rome, waarin de vreemde gezanten vertoefden). Senates Populusque Roma- nus, (lat.), de senaat en het yolk van Rome. Zie S. P. Q. R. Sendgericht, afkomstig van sy- nodus (vergadering), in de Middel- eeuwen eene geestelijke vierschaar, die door den archidiaken of den door dezen gevolmachtigden sendrechter of send- schepen in zijn district over alle straf- bare daden gespannen werd, inzonder- heid over verzuim der Zondagsviering, schennis der tien geboden, kerkroof, ketterij, simonie, woeker, vredesversto- ring en eedbreuk. Op straffe van den ban moesten alien, die in het district gevestigd waren, ten rechtsdage ver- schijnen. Eenigen, die er van uitgezonderd waren, heette men sendvrijen of semper- vr#en. Het is later voor een goed deel door de Inquisitie vervangen. Senescence, (f r.), een verschijnsel, dat zich, volgens den Franschen natuur- onderzoeker M a u p a s, bij de infusorien voordoet, daarin bestaande, dat zij, na een zeker aantal geslachten, als het ware ouder zijn geworden en onvrucht- baar zijn. Van het lat. senescere = oud worden. - Snlcescent, het individu bij hetwelk zich het bovenbeschreven verschijnsel voordoet. Senestre, (f r. w a p.), links hebbend, ni. een ander stuk. Sennight, e n g. seven nights = zeven nachten = een week; fortnight = fourteen nights = veertien nachten = 14 dagen. Deze woorden zijn over- biijfselen van de oude Keitische ge- woonte, om den dag met zonsondergang to beginnen, welke gewoonte zij gemeen hadden met de Grieken, Babyloniers, Perzen, Syriers en Joden, en met de latere vertegenwoordigers dier volken. SENSUALISMUS. 1055 SEQUESTRATIE. In Gen. I vindt men ook, dat de avond den morgen voorafgaat : „Toen was 't avond geweest en 't was morgen ge- weest, de eerste dag". Sensuallsmus, in de psychologie de stelling, dat al onze denkbeelden oorspronkelijk op den grondslag der zinnelijke waarnemingen, alzoo op aan- doeningen der zintuigen berusten. De voornaamste voorstanders van dit ge- voelen zijn Hobbes, Condillac en later A u g u s t e C o m t e. Het sluit de mogelijkheid niet uit, dat zich uit de zintuiglijke gewaarwordingen hoogere denkbeelden ontwikkelen; doch anderen gaan verder en beweren, dat de ware kennis zich enkel bepaalt tot datgene, wat een voorwerp is der'zinnelijke waar- neming; ja, zij noemen alles onwaar, wat de grenzen onzer ervaring over- schrijdt. Sentir le fagot, (f r.), ons naar den mutsaard rieken, m. a. w. niet streng katholiek zijn. Die zinspeling op den brandstapel werd. vooral in de 16e eeuw toegepast op iemand, die naar de hervormde leer scheen over to hellen. Separatisme, streven om gewesten en steden of ook kleine godsdienst-ge- nootschappen op hen zelven to behouden en niet in grooter geheel to doen op- gaan. Sepoys of Cipayers, naam, welken de Engelschen aan hunne uit inboor- lingen saamgelezen troepen in Britsch- Indie geven. Verbasterd uit t u r k s c h sipahi's, saamgetr. spahi's (z. a.), de door sommige Turksche leenmannen den Sultan geleverde troepen, welke tegelijk met de Janitzaren door Sultan Orchan in 1328 georganiseerd waren. Septembrisades, moordtooneelen, slachtingen to Parijs in September 1792. Septembriseur, (f r.), naam van iemand, die aan die slachtingen deelnam. Septemtriones (In het teeken der - bliiven staan, met werken ophouden, zoodat men niet warm wordt van het werken. Septemtriones = de zeven ploegossen; vandaar het sterren- beeld van den grooten Beer, den Wagen ; ook Noordenwinden, nl. Septemtriones venti (winden). Septuagesima of de zeventigste is in den Kerkelijken almanak de 9e Zondag of de 70e dag voor Paschen. Zie Kerkdagen. Septuagint(a). De vertolking der boeken van het Oude Testament in 't Giieksch, door (twee en) zeventig ge- leerde Joden to Alexandrie. Ze is ont- staan, volgens Flavius Josephus en Philo, onder de regeering van koning Pto- lemaeus Philadelphus (a° 246-184 v. C.). Anderen meenen haar to danken to hebben aan de genegenheid van Pto- lemaeus Soter (t 283) voor de Joden, die to Alexandrie woonden. Hieronymus (zie Itala) noemt drie uitgaven der Septua- ginta : 1. van Eusebius (f 340) en Pam- philus, 2. van Hesychius (4e eeuw), 3. van Lucianus, een presbyter van Antiochie. Septuplet, tweewieler voor zeven personen. Sequa-hoed, rond dames-hoedje, met lagen bol, waarin eene gleuf over de lengte van lien bol. Naar Sequah, dubbelnaam van den Engelschman C. A. D a v e n p o r t, die vloeistof verkocht in 1893/94 als wrij fmiddel tegen rhumatiek, daarbij in een prachtige taros rotidreed, en bij zijne wrijf kuren zooveel leven liet maken, dat een geschetter a la Sequah spreekwoordelijk werd. Daarom spreekt men ook van Sequah- zoowel als van Lhirie-betoogingen = luidruch- tig geroep. Sequentla, lofliederen in het.oude R.-Kath. Kerkgezang, alzoo genoemd omdat zij in het , Graduale" (z. a.) op het ,Halleluja" volgen (sequi). Daartoe behoort o. a. het beroemde Stabat Mater. Onderscheidene sequentia zijn omge- werkt, en ook in Protestantsche gezang- boeken opgenomen. Sequestratle, de bewaargeving van eene zaak, waarover geschil is, aan een derde, die zich verbindt haar, SEQUIN. 1056 SERIES ENZ. nadat bet geschil zal zijn uitgemaakt terug to geven aan dengene, die zal wor- den gerechtigd verklaard haar to ont- vangen. (Art. 1767 B. W.) Sequin of Zeechino, gouden munt, inheenisch in Turkije, bet Oosten en ook oudtijds in Vepetie, ter waarde van ongeveer een dukaat, f 5.50. Het muntgebouw heet in ltalie la zecca. Sera-t-11 dieu, diable on cu- vette? (f r.), zal het een god, een duivel of een kom worden ? Deze, aan L a f o n t a i n e's fabel IX, 6, Le Statuaire et la Statue de Jupiter, ontleende regel wordt aangehaald, om de verlegenheid aan to duiden, waarin' men zich bevindt om aan eene zaak eene bestemming to geven, of to doen verstaan, dat iets, naar gelang der omstandigheden een kostbaar of nietswaardig voorwerp kan worden. Horatius (Sat. 1, 8) drukte hetzelfde denkbeeld uit: Olim truncus eram ficulnus, enz. Serail, uit 't perz.-turkp serai, beteekent groot gebouw, paleis, hof; met een geitalianiseerden uitgang, nl. serraglio; vandaar bet Fr. s9rail, dat wij hebben overgenomen. Serai betee- kenende oorspronkelijk nooit datgedeelte van het paleis waar de vrouwen word en opgesloten, doch het geheele paleis. De Italianen echter, die aan opsluiten(set:- raglio = versperring, omheining) der vrouwen dachten, hebben serraglio in den zin opgevat, then serail thans ook bij ons heeft. Seraph, (he b r.), meerv. seraphtin, d. i. de verhevenen, volgens Jes. IV : 2 engelen in menschelijke gedaante, die Gods troon omringen, gelijkrijksgrooten in bet Oosten den zetel van hun monarch. Seraphilnsche doctor (Be-, St. B o n a v entura, in 1256 Minister- Generaal, van de orde der Franciskaner- monniken. Seraolkler, Turksch legerhoofd of generaal. Ital. seraschine, fr. s4ras- quin. Aerelbel, (b a r g.), in de kn#p zitten. Sereifo (seHfq), (hebr.), brand, verbranding. Ook overdrachtelijk: in de sereife zitten = in benauwdheid. Serene,(i t., m u z.),van sera = avond; benaming voor de avondliederen der Troubadours, evenals de liederen, die zij op den dag zoingen, Alba = morgenrood heetten. Vandaar serenade voor avond- muziek en aubade morgenmuziek Sergeant, werktuig voor schr#n- werkers, van hout en ijzer vervaardigd, dienende om twee stukken pout, welke aan elkander moeten verbonden worden, door lijm of een ander kleefmiddel zoo, sterk mogelijk door middel van eene schroefbeweging aan elkander to ver- binden. Sergeant Eerhart, (milit.), vroeger de ironische benaming in de kazerne, van den menagemeester, omdat de contr6le op het beheer der menage zeer gebrekkig was, en er licht wat aan den strijkstok kon blijven hangen. Te- genwoordig heeft de voeding van Rijks- wege plaats en kan voor den menage- meester niets meer ,aan den strijkstok blijven hangers". .Sergeant-maloor is jarig (De -, (m i 1.), het is uitbetaling van trac- tement; dit geschiedt om de vijf dagen door* een sergeant-majoor, die dus schijn- baar tracteert. Vijf dagen = halve decade; gevolg van de invoering der Fransch-Republikeinsche tijdrekening. De uitdrukking komt op de k. In. a. niet voor, daar wordt bet zakgeld per week uitbetaald. Sergot, (f r.), in de volkstaal politie- agent. Verkorting van sergeant de ville. Seriant, (w a p.), komt in verschil- lende beteekenissen voor. Knapen zijn soms serianten van ridders. Meestal duidt bet een rang hooger dan gewoon wapenknecht aan. S#,rier, (f r.), naar seriiFn rang- schikken. Eene, door G a m b e t t a voor 't eerst gebezigde uitdrukking. Series implexa causarum, (lat.), de ingetvikkelde,ineengevlochten reeks der oorzaken (= bet noodlot). Seneca, De beneficiis, 4, 7, 2. SERINETTE. 1057 SETHIETEN. Serinette, (f r.), in de muziek een klein zingorgel tot het africhten van kanarievogels (serin). Serio, (sgrioso), (m u z.), ernstig; opera seria, de ernstige, groote tra- gische, heroIsche opera, in tegenstelling met de komische opera (opera buffa). Serment du ieu de paume, (f r.), eed van het kaatsspel, de eed op 20 Juni 1789 door de afgevaardigden der gemeenten (op den na) to Versailles in de oude kaatsbaan afgelegd, en door B a i 11 y (1736-93), president der Nationale Ver- gadering uitgesproken : , Nous j urons de ne j amais nous separer de l'Assemblee Nationale, et de nous reunir partout oft les circonstances l'exigeront jusqu'a ce que la Constitution du royaume soit etablie et affermie sur des fondements solider". Serool (De grandige - van 't neurle splezen, (b a r g.), de Schenker. Serool (Een grandige - van de badder1k, (b a r g.), de schuiten- voerder. Serpent de mer, (f r.), zeeslang. Volgens een, in de perswereld bestaande overlevering, zou het dagblad Le Con- stitutionnel eens van een gedrocht heb- ben gewaagd, dat door de bemanning van een zeeschip zou zijn gezien. Niemand heeft echter ooit het nummer kunnen ontdekken, waarin het verhaal voor- kwam, dat inderdaad veeleer in 1829 in de Figaro schijnt to zijn opgenomen. Niettemin is le serpent de mer een sy- noniem van een verzinsel, zelfs in de Duitsche pers, onder den naam van See- schlange, gebleven. Servare modem, Flnemque tueri, Natnramque sequl, (1 at.), Maat houden, zijn doel handhaven, en de natuur volgen. Spreuk van Sir Wil- liam Temple, onder zijn portret in de 2 reveskamer op bet stadhuis to Nijmegen, waar deze staatsman den vrede van Nijmegen in 1678 hielp tot stand brengen. Servieten, (r.-k.), dienaars der hei- lige maagd Maria, monniken van eene in 1233 to Florence gestichte orde, die tot de bedelorden behoort. Servituut, dienstbaarheid; zake- lijk recht, last, waarmede een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een ander erf, dat niet aan denzelfden eigenaar toebehoort, en bestaande in de verplichting om iets to dulden of iets na to laten. Servum pecus, (1 at.), slaventuig, slaafsche navolgers, zie Imitatorum ser- vunt pecus. Serves servorum Del, (lat.), de dienaar der dienaren Gods, knecht van Gods knechten (epitheton van den Paus). Sesam, open u l de tooverspreuk, waarmede in de Arabische vertelling „Ali Baba of de veertig roovers" men de deur van het roovershol kon doen openspringen. Sesam is eene graansoort. In 't Fransch (Sesame, ouvre-toi !) wordt de uitroep vaak gebezigd, en wet ter aanduiding van een snelwerkend middel, waardoor alle hinderpalen, als op een tooverslag, verdwijnen. Sesate, (m a 1.), zie Sausati. Sesquipedalla verbs, (1 a t.), woorden van anderhalven voet, ellen- lange woorden, bombast. H o r a t i u s, Epistolae II, 3, 97. Setan of Slaitan, (a r a b.), duivel, Satan, geest, spook. Roemah setan, (gebouw des d vets), benaming in den Indischen Archi#el van het gebouw, waar de vrijmetselaars vergaderen. Seth, derde zoon van Adam, then hij gewon tot vergoeding van het verlies van den doodgeslagen Abel; were in de Middeleeuwen beschouw d als de uitvinder der sterrenkunde; B o e n d a l e, Leken- spiegel 1, 29, 36. Sethleten, secte in de 2e eeuw na C., die beweerde, dat Adams zoon Seth de Messias was. 67 SEVRES. 1058 SHAMROCK. Sevres, (f r.), porselein naar de beroemdste porseleinfabriek der wereld, to Sevres bij Parijs. Sewah, gebogen dolk met klein gevest en de snede aan de binnenzijde der buiging; in Ned.-Indie in gebruik. Sewing-bee, (a m.), bijeenkomst van vrouwen om voor arme menschen ondergoed to maken. Van to sew naaien, en bee spotnaam voor bijeenkomst, waar veel gegons is, evenals de bee (bij) maakt. Zoo zijn er spelling-bees e. a. Sexagesima, (r.-k.), zie Kerkda- gen. Sexte, (r.-k.), gedeelte des breviers, hetwelk oorspronkelijk omtrent bet zesde uur van den dag (volgens onze tijdreke- ning 12 uur, middag) door de monniken moest gebeden of in koor gezongen worden. Sextilis, (nl. mensis), Augustus, letterl. 6de (maand), omdat bij de Ro- meinen Maart langen tijd de eerste maand was. Vervolgens naar keizer Augustus geheeten Augustus (z. a.). Zie Maanden (De Romeinsche -. Seys (Halve -, (b a r g.), penning. Seysenkooper, (b a r g.), laken- kooper. Minx, (w a p.), denkbeeldig wezen met bet lichaam van een bond, bet boven- lijf van een jong meisje, met leeuwen- klauwen en een drakenstaart. De sfinx is liggend met opgeheven hoofd. Sgoure, n. h e b r. - = koopwaar. Vaak ook in den zin van ons soort. Bv. bet is goede sgoure - bet is van 't goede soort. Sgraflttoschildering, van it. sgraffiare = krabben, een in Italic uitgevonden soort van muurbeschilde- ring. De zwarte grond, uit kalk, zand en koolstof bestaande, wordt met een dunne gipslaag bedekt, en daarop bet carton doorgetrokken, waarna de scha- duw met een puntig ijzer doorhet streeps- gewijs wegkrabben der gipslaag wordt aangebracht ; zoodat bet geheel eindelijk bet voorkomen heeft van eene teekening of van eene kopergravure. Bijna alle oude sgrafittoschilderingen zijn verloren gegaan; in den jongsten tijd is die kunst weder in toepassing gebracht. Shadbelly, (a m.), kwaker, naar bet model van zijn jas, dat men niet ,,zwaluwstaart" of ,stalen pen' maar , elft", e n g. shadfish noemde ; letterl. dus : elftbuik. Shah van Perzie, zie Diamanten. Shakers, (e n g. am.), bevers, Til- lers, eene godsdienstige sekte in Amerika, „de Duizendjarige Kerk", gelijk zij zich noemen. Zij zouden afstammen van de „Fransche profeten", d. i. de Albigensen, die in 1705 in Engeland kwamen. In 1757 bekeerden zij Anna Lee, die als Mother Ann (z. a.), in 1768 tot ,moeder" werd verheven, en in 1774 met acht aanhangers waaronder haar man, naar Amerika ging en daar bij Watervliet eene kolonie stichtte. Shakespeare and kein Ende, (h g d.),de titel van een opstel van G o e t h e (Morgenblatt, 12 Mei 1815), waarmede hij op de eindelooze kantteekeningen op S. zinspeelt. De volzin is ook in G.'s Dichtung and Wahrheit to vinden. Shampooing, (e n g.), bet wrijven, drukken en schuren van bet lichaam, bijzonder van bet hoofd, na eene flinke wassching ; van Indisch chumpna dat drukken, persen beteekent ; ongeveer als masseeren of m a l. pidjiten. Om- streeks 1852 werd bet stelsel door een Engelschen kapper, die bet to Calcutta van de inlandsche barbiers had geleerd, tegelijk met den naam, naar zijn vader- land medegebracht. Alleen achtte hij bet oorbaar, den uitgang ing aan bet woord toe to voegen. Shamrock, (e n g.), klaver. Het zinne- beeld van bet koninkrijk Ierland, bet heraldiek klaverblad, dat in de taal van bet blazoen op vetten kleigrond wijst. Fr. trefle, e n g. trefoil slipped, h g d. Kleeblatt. SHAVE (TO). 1059 SI DEUS ENZ. Shave (To -, (am.), wissels dis- conteeren tegen woekerwinst, letterl. .scheren, fig. villen. Shebang, (am.), verblajfplaats, dus kantoor, woning, winkel enz. Sheep-skin, (am.), doctorate bul, ook doctor, letterl. schapenvel, dus _nergament, naar de stof, waarop de bul gedrukt of geschreven is. Sheik-ul-Islam, het (Mohamme- daansch) kerkhoofd bij de Turken, na den Sultan de machtigste in het Turk- sche Rij k. Shibboleth, wachtwoord, leus, her- kenningswoord. In Richteren XII werd, under Jefta, dit woord aan die van Ephraim opgegeven om aan de uitspraak to herkennen of men vriend of vijand voorhad. Die van Ephraim spraken uit Sibboleth en verrieden zich daardoor. De centi-revolutionaire partij in ons land bracht dit woord in de mode, daarmee een vraagstuk of dogma aanduidende, waaraan zij haar aanhangers en vijanden kon herkennen. Shilling, Eng. zilveren munt, 1/20 deel van een pond sterling, dus f 0.60 Ned. waard; de naam is hetzelfde woord als het Hollandsch : schelling, ofschoon men r iermede nooit meer dan 6 stuivers bedoelde. Shirting, mazig dicht geweven hemdenkatoen, van garen met de fijn- heidsnommers 12 tot 60; van e n g. .shirt = hemd. Shylock, de type van een Jood, met onverzadelijke gretigheid naar geld en ingekankerden wrok tegen alles, wat Christen heet. Het is in S h a k e s p e a r e's Merchant of Venice de hoofdman, de aanzienlijkste van zijn stam in Venetie, tegenover wien Antonio staat als de hoofdman of aanzienlijkste der Christe- nen. Overigens komt het feit reeds in de levensbeschrijving van Sixtus V, door Gregorio Leti, XIe boek, voor. Daar wordt namelijk van een koopman, Paul Maria Seechi verhaald, dat hij in 1587, dus 10 jaar voor Shakespeare, naar men aanneemt, zijn stuk schreef, Simson Cenedo, op grond eener schrif- telijk aangegane weddenschap, een pond vleesch uit het lichaam wilde snijden. Alleen in tegenstelling tot Shylock en Antonio, was Cenedo een food en Secchi een katholiek. Sixtus V veroordeelde beiden tot de galei, eene straf, die ten laatste in eene geldboete van 2000 scudi werd gewijzigd. Si alteram talent victoriam. reportavero, mea erit perni- eies, (lat.), nog zulk eene overwinning en ik ben verloren. P y r r h u s na den gewonnen slag bij Asculum, 279 v. C. Si Bonaparte fnt rests offi- eier d'artillerie, it serait en- core sur le trdne, (f r.), was Napoleon artillerie-offeier gebleven, dan zetelde hij noq op den troon. Een der talrijke naiveteiten, die men den denkbeeldigen persoon Joseph P r u d- h o m m e (zie Je jure enz.) toeschrijft. Deze volzin wordt hem door H. M o n- n i e r op eene, in 1870 vervaardige teekening in den mood gelegd. H. A n- b rye t (Les jugements nouveaux blz. 59) verhaalde echter reeds in 1860 die woor- den, eenigszins gewijzigd, to hebben gehoord. Si ce West toi, c'est done ton frZre, (f r.), als jij het niet bent, dan is het toch je broer, m. a. w. een van beiden moet het gedaan hebben; uit Lafontaine, Fables, I, 10, leLoupet l'Agneau, waar de wolf leugen op leugen stapelt, om zijne onware beschuldiging vol to houden, met het doel om, onder schijn van rechtmatige straf, het on- schuldige lam to verscheuren. Si cum JesuTtis, non cum Jesu itis, ~-at.), als g j met de Je- zuieten meegaat, gaat gij niet met Jezus mede (handelt gij niet in Jezus' geest). Si datur optio, (1 at.), zoo er keus wordt gegeven, als er to kiezen valt. Si Dens pro nobis, quis con- tra nos ? (1 at.), indien God voor ons (is), wie (zal) tegen ons (z6n) ? - Rom. VIII : 31. Spreuk van koning Karel VIII e. a. sI DIEU ENZ. 1060 sI QUID ENZ. Si Dieu n'existait pas, it fan- drait 1'inventer, (f r.), als God niet bestond, zou men Hem moeten uitvin- den.V o l t a i r e,Epitre d l'Auteur du livre des trois Imposteurs, in welk boek Mozes, Christus en Mohammed als bedriegers worden voorgesteld, en dat op ruwe, smakelooze wijze; eindelijk bestrijdt de onbekende schrijver het bestaan vanGod, en Voltaire dicht zijne 90 regels, waar- onder deze versregel. Si dubitas, abstine, zie In dubiis abstine. Si fractus illabatur orbis, Impavidum ferient ruinae, indien de hemel instort, zullen de puin- hoopen zelfs den onversehrokkene doers bezwijken. Latijnsch gezegde voor als de hemel valt, zijn wij alien dood. Si j'avais la main remplie de verites, le me garderais bien de l'ouvrir pour les d6couvrir aunt hommes, (f r.), als ik alle waar- heden van de wereld in mijne hand besloten hield, zou ik my wel wachten die to openen om ze aan de menschen to ontdekken, een woord naar men zegt, van F o n t e n e l i a (1657-1757), die vreesde, twisten to veroorzaken door waarheden to verkondigen,.welke veleh ongaarne hooren. Si l'amour porte des ailes, West-ce pas pour voltiger ? (f r.), als de liefde vieugelen heeft, waarom zou ze die dan niet gebruiken om heen en weer (van den een naar den ander) to 'vliegen ? Versregels, die Basile in le Mariage de Figaro zingt, en die ten onrechte aan Beaui*rchais worden toegeschreven. Hij ontleende het geheele couplet aan eene romance van Mad. Bourdic Viot. Si le roi le savait, (f r.), indien de koning het wist. Een tot spreekwoord geworden uitroep, die nit de midden- eeuwen dagteekent.Het yolk kon namelijk niet gelooven, dat de koning de ver- drukking kende, waaronder het gebukt ging, vooral wanneer die al to zwaar werd. Si non caste, tamen caste, (lat.), zoo niet onschuldig (kuisch), dan toch voorzichtig (zoodat de schuld verborgen blijft). Si omnes, ego non, (1 at.), indien ook alien, ik niet. Spreuk van de C 1 e r- mont-Tonnerre. Si parva Beet componere magnis, (1 a t.), indien het vrrjstaat, het kleine met het groote to vergelijken. V e r g i l i u s, Georgica 4, 176. - Vgl. 0 v i d i u s, Metamorphoseon libri 5, 416 sq. Si placet, s c i l. tibi of vobis. Ale 't u behaagt. Si this placet, als 't den goden belieft, in ernst ; en ook ironisch = God beter 't ! Si quaeris monumentum, cir- cumspice, (lat.), indien gij een ge- denkteeken zoekt, zie dan om u peen. Opschrift van het graf van Sir C h r i s- t o p h e r W r e n, den ontwerper van het plan der St. Paulskerk to Londen (1676 -1710. Naast dit graf is de grafstede gedolven voor Lord Leighton, den be- roemden Engelschen schilder (Jan. 1866). Si Pears d'Ane m'etait eonte J'g prendrais un plaisir ex- treme, (f r.), Als Ezelsvel my verteld werd, zou ik er bijzonder veel pleizier in hebben, L a f o n t a i n e, Le Pouvoir des Fables (1678), de dichter denkt hier wel aan het bekende verhaal, maar niet. aan de bewerking daarvan door P e r- r a u 1 t, want diens arbeid verscheen eerst in 1694. Het oude bakersprookje was echter lang voor Perrault bekend. Si quid fecisti, nega, (1 a t.), hebt gj iets (goeds) verricht, zoo loo- chen het. Si quid novisti rectius istis, Candidus imperti; si non, his utere mecum, (1 a t., zoo gij iets beter weet dan dit, deel het my dan oprecht mede; zoo niet, maak dan hiervan ge- bruik met my. H o r., Epist. I, 6, 67. Het n e d. citaat luidt : vaarwel, leef Lang en slaat gij beter geld dan -dit, zoo deel het rustig mee; zoo niet, be- stem mrjn wit. SI SON ENZ. 1061 SICILIAANSCHE VESPER. Si son astre, en nalssant, ne l'a forme polite, (f r.), Als zijn ge- sternte hem Wet bij zUn geboorte tot dichter had gemaakt, B o i l e a u. Slameesche tweelingen, aan- eengegroeide mannelij ke wezens C h a n g en E n g, geheeten, die onder dezen naam een 50 jaar geleden overal in de wereld vertoond werden. Sibyllen, in de dagen der oudheid vrouwen, die men door de goden met de gaaf der voorspelling bezield waande. Steeds worden zij voorgesteld als maag- den, in eenzame holen of grotten of aan bronnen gehuisvest, en van den geest van Apollo doortinteld. Zij voorspelden in een staat van geestvervoering de toekomst, en waren zeer in aanzien bij bet yolk. Zij werden priesteressen, lievelingen, zusters of dochters van Apollo geheeten. Van de Sibylle van Cumae (in Campanie), ook Amalthea genaamd, zijn volgens de legende af- komstig de , Sibyllijnsche boeken", li bri sibyllini, oude voorspellingen, welke in gevaarvolle tijdsgewrichten op last van den Senaat door daartoe bestemde pries- ters geratadpleegd werden. In 83 v. C. door brand vernietigd, werden ze uit afschriften bij particulieren, verzameld, en 12 j. v. C. naar den Apollotempel over- gebracht, maar door Stilicho, minister van keizer Honorius, in 405 of 406 n. C., verbrand. Sibyllisten, orakelventers. In na- volging van de Sibyllijnsche boeken, vervaardigden Christenen in de 2e en 3e eeuw (Sibyllijnsche) orakels, door Opsopoeus, Galeus e. a. uitgegeven, en op naam der Heidensche Sibylle ver- spreid, om daarmede den Heidenen, met wie zij over hun godsdienstig geloof redetwistten, den mond to stoppen. Sic, (lat.), zoo", aldus, (Latijnsch adverbium). Men plaatst dit sic tegen- woordig wel achter woorden of zinnen, waarvan men wil aanduiden, dat ze geen drukfeil behelzen, of waarover men zijne verbazing wil to kennen geven; zoodat bet de kracht krijgt van ,aldus staat er werkelijk of woordelijk !" Sic erat In fatis, (1 a t.), zoo stond het in het boek des noodlots ge- schreven. - Zoo heeft bet moeten zijn. Ovidius, Fasti I, 481. Sic itur ad astra, (lat.), zoo gaat men naar de sterren. - Zoo komt men tot eer en aanzien, of tot de onsterfelijkheid. V e r g i l i u s, Aeneis 9, 641. Sic semper tyrannis, (lat.), zoo (moge het) tirannen altijd (vergaan). Spreuk wail den staat Virginie V. S. A. Sic transit gloria mundi,(l a t.), zoo vergaat de heerlijkheid der we- reld. Deze uitdrukking is in gebruik bij de kroningsceremonien van den Paus. Wanneer deze namelijk verkozen is en op een draagstoel uit de St. Gregorius- kapel naar bet altaar van St. Pieter wordt geleid, verbrandt men driemaal een vlok werk, en roept hem daarbij telkens toe : , Sancte Pater, sic transit gloria mundi !" (A. V a l a d i e r, Rome vraie, Par. 1867, p. 463). Deze spreuk vormt bet einde van een hexameter, en is dus misschien aan een gedicht ontleend. Sic volo, sic iubeo; sit pro ra- tione voluntas, (lat.), zoo wil ik, zoo beveel ik; in plaats van de rede gelde de wit. J u v e n a l i s, Sat. VI, 223. Aldus door den Keizer van Duitschland op nieuw ter sprake gebracht. Eigenlijk staat er Hoc volo, d. i. dit wil ik. Sic vos, non vobis etc., (1 a t.), zie Hos ego. Siciliaansche vesper, bet moord- tooneel, dat op Paaschmaandag 30 Maart 1282 tijdens de vesper to Palermo op Sicilie aanving, en zich over alle andere steden van Sicilie uitstrekte. De aanlei- ding tot dit bloedbad lag in de wreed- heid, waarmede Karel van Anjou over Sicilie regeerde, nadat hij er zich met behulp van den. Paus in 1268 meester van gemaakt had. Al de Franschen werden met vrouwen en kinderen om bet leven gebracht. De Italianen lieten alle verdachte personen bet woord cicero uitspreken en daar geen Franschman de c als tsj uitsprak, werden deze dadelijk herkend en daarop werden ze gedood. SICILIE TE AMSTERDAM. 1062 SILHOUETTE. SieiliW to Amsterdam, hooge vervoerkosten. Zoo spraken spottend en jammerend de exposanten, nit de sluiting der Wereldtentoonstelling voor hotel- en reiswezen (Herfst 1895). Bekend is 't, dat in Sicilie de transportkosten ver- bazend hoog zijn. Sicut lilium inter spinas,(l a t.), zie Lilium enz. Sidra, n. h e b r. = afdeeling. In het bijzonder : de afdeelingen uit den Pentateuch, die naar volgorde in de Synagoge wekelijks worden voorgelezen. In de volkstaal wordt het dan gecon- strueerd met gaan. Bv. ,dezen Zaterdag of deze week gaat deze Sidra", d. w. z. wordt dezen Zaterdag of deze week ge- lezen, hetwelk in de laatste jaren door de tooneelrecensenten (waarschijnlijk eerst door de Israelitische) is overgeno- men, die niet meer schrijven : Morgen wordt dit of dat stuk opgevoerd, maar morgen gaat enz. Sie haben schreeklich viel gelesen, (h g d.), zij hebben vreeselijk veel gelezen. G o e t h e, Faust I. Voor- spel op het tooneel. Sic sollen ihn nicht haben, Den frelen deutschen Rhein, zie Rhein. Siegfried, o. d u its c h Sigufrid, n o o r s c h Sigurd, een der voornaamste helden der oud-Germaansche sagen, wiens lotgevallen men verhaald vindt in het eerste gedeelte van het Nibelungen-lied. Men zegt nog : , als een Siegfried uit den strijd to voorschijn komen, op- duiken". Sieh da, sieh da, Timotheus, Die Kraniche des Ibycus, (h g d.), ziedaar, ziedaar Timotheus, de kraanvogels van Ibycus. S c h i 11 e r, Die Kraniche des Ibycus. Zie Ibycus. Sien, (b a r g.), agent of gevangen- bewaarder. Signs of signetur, (lat.), afge- kort S., d. i. teeken (het) of het worde geteekend, men teekene (het). Signati truce, (1 a t.), geteeken- den met het kruis, benaming der eerste Kruisvaarders a° 1095, die zich voor paus Urbanus II plechtig verbonden tot herovering van Palestina, en ten teeken van die verbintenis een rood kruis van linnen of wol vasthechtten op den rech- ter schouder. Siloem, n. h e b r. = beeindiging, voltooiing. In het bijzonder beeindi- ging van de studie van een Bijbelboek of Talmud-tractaat of dergelijk gods- dienstig werk. Ben si joem maken = de plechtige beeindiging van een book doen geschieden. Sikkaropy, zie Roepjjah. Sikkel, Hebreeuwsche munt, ter waarde van pl. m. 75 cent Ned., ver- bastering van h e b r. schekel = gewicht. Aan de eene zijde zag men de manna- kruik, aan de andere den bloeienden amandelstaf van Aaron. Echte sikkels bestaan er niet meer, wel nagebootste van zilver of tin. Sikker, (h e b r.), zie Sjikkor. bile, fer, spera, (lat.), Zwjjg, duld, hoop. Wapenspreuk, o.a. der fa- milie Hessels. Silent man of the Tuileries, (e n g.), keizer Napoleon III, in zijn on- derhoud met de later krankzinnig gewor- den Charlotte, gemalin van Maximiliaan van Oostenrijk, als Zen keizer van Mexico (12 Juni 1864-19 Juni 1867). Silhouette, portret, zwart gekleurd en alleen den omtrek weergevend ; pro- jectie van het hoofd van ter zijde gezien, op een plat vlak ; schaduwbeeld ; verti- cals overlangsche doorsnede van het hoofd. Silhouetten zijn zeer goedkoop; ze vielen to Parijs in 't midden der 18e eeuw bijzonder in den smaak, en verwier- ven toen den naam hiervan,dat men alles, wat eenvoudig en zeer goedkoop was a la silhouette noemde, d. i. op de ma- Sigilli locus (S. L.), (lat.), Locus sigilli. zie bILO. 1063 SIMONIE. pier, in den geest van den toenmaligen buitengewoon zuinigen minister van financien, Etienne de Silhouette. Silo, oorspronkelijk de naam van onderaardsche holen welke door de Ro- meinen gebouwd werden tot het bewaren van levensmiddelen en oorlogsmaterialen. Thans geeft mep dezen naam aan groote graanmagazijnen, die in vorm geheel en al afwijken van de Romeinsche silo's die onder den grond waren, rond in grond plan en conisch gesloten. Silo, (f r.), waarschijnlijk of komstig van bet lat. sires, dat dezelfde betee- kenis heeft, kuil tot berging van graven. Vandaar wordt die benaming ook ge- bezigd voor een naar den bodem wijder uitloopenden, met een valluik met lucht- gaten bedekten kuil, waarin de Fransche soldaten, tot straf nedergelaten, op water en brood gezet worden. Hoewel die straf dikwerf een paar maanden duurt, mogen de daar opgesloten manschappen dat verblijf, zelfs niet tot voldoening van eenigerhande natuurlijke behoeften ver- laten. Alleen wordt bet valluik 's ochtends en 's avonds, gedurende een uur geopend, em de pestlucht, die uit 't hol opstijgt, ietwat to ververschen. Die onmensehe- lijke straf werd, naar bet schijnt, in 1842, door Cavaignac voor 't eerst bij het door hem aangevoerde bataillon lichte infanterie toegepast. Silvereranks, (e n g.), zilver- draaiers, zilverkrukken. Schimpnaam door de voorstanders van den gouden standaard in Noord-Amerika toege- voegd aan die van den zilveren. Deze laatsten noemen de eersten goldbugs goud-luizen; bug - weegluis. Crank kromte, kruk. Silverites of silvermen, (am.), voorstanders, der vrijheid van aanmun- ting van zilvergeld in de Vereen. Staten ; f r. argentiste. Sim, (b a r g.), deel of helft van 't gestolene. Simehas-touro, (simchath-tora), (he b r.), vreugde der wet. Naam van bet jaarlijksch feest bij bet be~indigen der Thora-lezing, - omstreeks Sept.- Oct.,onmiddellijk na het Loof huttenfeest. Simeho , (simcha), (h e b r.), = vreugde, mrv. simchoes (simchot). In bet bijzonder : eene familie-feestvreugde. Ben simcho maken = een familiefeest aanrichten bij eene heugelijke gebeur- tenis. Simia in pelle leonis, naar L u c i a n u s, (lat.), een aap in de huid van een leeuw. Veel geschreeuw en weinig wol. Simile elaudleans, (lat.), eene hinkende of mankgaande, d. i. on- juiste, niet opgaande vergelrjking. Meer algemeen is comparatio claudicat = de vergelijking gaat mank. Simile simili gaudet, (la t.), naar A r i s t o t e 1 e s, gelijk schept behagen in gelijk, of: soort zoekt soort. Similia similibus cognoscun- tur, (1 a t.), het gel#ke wordt aan het gel#ke gekend. Similia similibus curantur, (1 a t.), het gelijke wordt door het gelijke genezen. - Dit is bet beginsel der homoeopathie, tegenover dat der allo- pathie contraria contrariis curantur (z. a.). Simmio cum laudis, (lat.), (uit de Camera Obscura), verkeerd voor summd cum laude, een der drie graden, die vroeger bij de examens aan de hoo- geschool gegeven werden : simpliciter, niet meer dan recht toe; cum laude, met lof; en bet sedert de jongste wet op het H. 0. voor niemand meer be- reikbare summa cum laude, met den hoogsten lof. In Duitschland bestaat dit praedikaat nog. Simmon, (n, h e b r.), teeken, ken- merk. Ben goed simmon = een goed voorteeken. Simonie, bet verkrijgen yan gees- telijke voorrechten, ambten en bedie- ningen door middel van geld of omkoo- perij. Naar Simon den toovenaar, to SIMPLEX. 1064 SINJOORKEN. Samaria door Philippus gedoopt, maar door Petrus ernstig berispt, omdat hij den Apostelen geld aanbood voor de macht om geestelijke gaven to kunnen mededeelen aan eenvoudigen. Hand. VIII : 18 en 19. Simplex sigillum verl, (1 at.), eenvoud (is) het kenmerk van het ware. Spreuk van Hermanus Boerhave (t 1738). Simson (Er uitzien als -, als iemand, die in langen tijd zijn hoofdhaar niet liet korten; vgl. Richt. XIII : 5 ; XVI : 17. Simsonsverzuchting (Eene-, d. i. eene verzuchting om nog eenmaal kracht to bekomen. Zie Richt. XVI : 28. Sinek's toestel, hijschtoestel, waarmee men paarden en wagens, die to water geraken, weder op het droge brengt. Naar S i n c k, een paardenslach- ter to Amsterdam, die dit toestel in de laatste helft dezer eeuw uitvond en nog gebruikt. Sine Cerere et Libero friget Venus, (lat.), T e r e n t i u s, Eunu- chus 4, 5, 6 (732) aangehaald bij C i- c e r o, De natura deorum 2, 23, 60. Zon- der Ceres (brood) en Liber (Bacchus, d. i. wijn) sterft Venus van koude (ver- liest de liefde hare kracht). Sine Ira et studio, (1 at.), zon der toorn of haat en zonder voorliefde of partrjdigheid. Zoo zegt T a c i t u s (An- nales I, 1) zijne Historie to zullen schrij- yen. Bij ons hoort men daarvoor ook met gewassehen houden. Sine nomine plebs, (1 at.), het yolk zonder naam, de groote hoop. Sine pulvere palms, (1 a t.), eene zonder stof (d. w. z. zonder moeite) be- haalde overwinning; het beeld is aan de renbaan ontleend. H o r a t i u s, Epis- tolae 1, 1, 50. Sine qua non, (1 at.), zie Conditio sine qua non. Singe (Le - de Nicolet, (f r.), de aap van Nicolet. Van 1767 tot 1774 vertoonde Nicolet een aap, Turcot geheeten, wiens buitengewone kunstj es de Parijzenaars zoo to hoop deden loopen, dat hunne voorliefde voor dat dier heden nog spreekwoordelijk is en zijn naam is blij ven voortleven. Singe, wem Gesang gegeben, (h g d.), hij zinge wien gezang beschoren werd, is aan Freie Iiunst (1812) van U h l a n d ontleend. SingkL of sin-k6, d. i. nieuw-gast, benaming in N.-IL van de Chineezen van zuivere of komst, in China geboren. De in N.-I. geboren Chineezen en bij inland- sche vrouwen verwekt zijn peranakan Tjina (peranakan = kind van inland- sche moeder en vreemde vader) en worden baba genoemd. Sinistre vieillard, (f r.), onzalige grifsaard, bijnaam van Ado 1 p h e T h i e r s. Hij werd hem, den 26n Mei 1873, door het oppositieblad La Patrie, voor 't eerst gegeven, nadat hij den vorigen dag de betrekking van voor- zitter der Republiek had nedergelegd. Sinio, zie Njo. Sinjoren, spotnaam voor de in- woners van Antwerpen. Waarschijnlijk naar de zucht der rijke Antwerpenaars ten tijde vanFilipsll,om zoowel door klee- ding als andere middelen den Spaanschen sennor uit to hangen. Bredero's Jonker Ierolimo Rodrigo (in zijn Spaanschen Brabander) is een „sinjoor" van dat slag. Van s p. sennor = heer. Sinboorken, eig. Op-Sinioor- ken, een figuurtj e, dat to Ant werpen het symbool was van het gild der Sin- joren, en in de optochten werd rond- gedragen. Vier mannen wipten het, door middel van een geborduurd laken, aan de vier hoeken vastgehouden, gestadig in de hoogte, telkens roepend : Op- Sinjoorken. Eens werd het door de nijdige Mechelaars gestolen, en nog in 1817, bij de inhuldiging van den Aarts- bisschop van Mechelen (den prins D e M d a n), kon men het char, vbor het venster der Halle zien staan. SINNE. 1065 SIRDAR. Sinne, verkort van sin-oh (sin-ah), (h e b r.), haat. Kinne-sinne ontstaan uit kin-oh sin-oh, beduidt nijd en haat; zie Kin-oh. Verder Sinne gemoere, yol- komen haat, onverbiddelij ke haat. Sinopel, (w a p.), groen in teekening voorgesteld door schuinrechtsche lijnen. Naar Sinope (in Paphlagonie), thans Sinicb, waar veel kopermijnen zijn. Slut Geerten-minne, zie Geerten en Heildronken. Sint Jans-sermoen (Hli komt van -, h# is dronken. Zinspeling op de talrijke kroegen, die voorheen een St. Jan op het uithangbord droegen, naar bet schild der ridders van St. Jan van Jeruzalem. Sint Pieter (Bat Is miln -, dat is mjjn sleutel = het middel waar- door ik mij den toegang tot deze of gene plaats of zaak weet to verschaffen. Ontleend aan Matth. XVI : 19. Sint Pleters-visscher, hii vangt niets ('t Is --, van iemand die ongelukkig is in 't vischvangen. Ontleend aan Luk. V : 5 (vgl. Joh. XXI 3), waar Simon Petrus zich beklaagt, dat hij met de zijnen den heelen nacht gearbeid en niets gevangen heeft. Sint ut sunt, nut-non sint, (1 a t.), letterl. laat ze zyn, zooals ze z#11' Of laat ze niet zjjn, m. a. w. verander er Wets aan. Tamelijk onbewezen antwoord van den generaal der Jezuieten R i c c i, aan paus C l e m e n s XIV, welke paus de Societas Jesu wilde laten voortbe- staan, wanneer er enkele wijzigingen werden ingevoerd. De orde werd in 1773 opgeheven. Sinterklaas, van Sint Heer Klaas, S in t N i c o l a a s, de Patroon der zee- vaarders en dus ook van Amsterdam (de Oude of St. Nicolaaskerk) en ook de beroemde kinderheilige. Sinto's, zie Gipsies. Sionleten of Sionisten, voor- standers van eene algemeene landver- huizing der Israelieten naar Palestina. Het eerste congres to Bazel, ter be- bespreking van de mogelijkheid hiervan, werd 29 Aug. 1897 geopend. Siphills, Syphills,een ziekte door sexueel verkeer ontstaan of overgebracht, soms ook hereditair. Het woord is in gebruik gekomen sedert de Italiaansche dichter F r a c a s t o r o (1530) een Latijnsch gedicht uitgaf, waarin de rampen be- schreven werden door die ziekte, in dien tijd hevig woedende, in Italie plotseling teweeg gebracht : de naam van den herder in dit gedicht was S y p h i l i s en naar dien naam is de ziekte genoemd. De volle titel was: syphilus, sive Mot-bus Gallicus. Siphon, buis van metaal of ander materiaal waardoor bet water van een waterleiding, beek of rivier afgevoerd wordt onder den grond. Cilindervormige geleiding als hevel ingericht, vloeiende om vloeistof door atmospherische of hy- draulische drukking in een bepaalde richting to doen uitstroomen zonder dat terugvloeien mogelijk is, toepassingen zijn duikers in kanalen en waterleidin- gen, bevels in de afvoergeleidingen ten dienste van woonhuizen, eindelijk op kleinere schaal in machines en spuit- en drankflesschen. Scram, (m a 1.), rnenjirain, besproeien, begieten ; bersiram, zich bij bet baden met water begieten. De Europeanen in N.-I. noemen dat sirammen, en bedienen zich daartoe ook wel van een nap (gajoeng). Sirat (Al -, volgens den Koran, de strenge proefbrug, die iedereen bij de opstanding moet overgaan. Zij is niet breeder dan de rand van een Turksch zwaard en ligt over de golf der hel. De getrouwen zullen er veilig over gaan, doch de zondaars vallen in 't sombere rijk daar beneden. Sirdar, (e n g.), titel van generaal Kitchener, den bevelhebber der ingebo- ren en Britsche troepen in Egypte. Van bet Perzische serdar, samengesteld uit ser = hoofd en dar = houdend, d. w. z. opperbevelhebber of generaal en niet SIRE, ENZ. 1066 SJAAK. van bet a r a b. sayer ed dar = paleis- opzichter, zooals sommigen beweren. Na de door hem to Omdurman behaalde overwinning (3 Sept. 1898), verkreeg Kitchener den titel van lord Kitchener of Khartoum. Sire, geben Sie Gedanken- freibeit ! (h g d.), Sire, Beef vrijh eid van gedachte! Ontleend, behalve bet eerste woord, dat men er bij aanhaling pleegt bij to voegen, aan S c h i l l e rs Don Carlos, III, 10, waar de markies van Posa then raad aan Philips II geeft. Sirenen, (gr.), schoone jonge maag- den, die zich in de zeeengte tusschen Sicilie en Italie op een met klippen omgeven rots ophielden en door haar liefelijk gezang de voorbijvarende schip- pers dermate betooverden, dat doze op haar eiland aan land stapten, doch dan ook door haar werden omgebracht. Haar getal, zoowel als hare of komst wordt verschillend opgegeven. H o m e- r u s spreekt van twee, anderen van drie of vier sirenen. Gewoonlijk houdt men ze voor dochters van den Aetolischen riviergod Acheloos en Sterope, Terp- sichore of Melpomene. 't Noodlot had bepaald, dat zij slechts mochten leven, totdat iemand haar eiland voorbij voer, zonder zich door haar gezang to laten betooveren. Dit geschiedde met Ulyxe, die zich aan den mast van zijn schip had laten vastbinden; waarop zij, spijtig en verwoed, dat de prooi, waarop zij hoopten, haar Qntgaan was, zich in zee wierpen en in klippen veranderd werden. De kunst beeldt haar of als schoone maagden, met loshangende Karen en vischstaarten, doch zonder voeten, of wel als gevleugelde jonge dochters, die van arendsklauwen en vogelstaart zijn voorzien. Doch dit heeft betrekking op eene andere mythe. (Zie Harpijen). Als nimfen nl. in 't gevolg van Perse- phone (Proserpina), wilden zij, toen deze ontvoerd werd, haar op zee opzoeken en ontvingen zij op hare begeerte vleugels ; dock zij lieten zich, vermoeid van 't vruchteloos zoeken, op eene rots neder, waar zij van verdriet stierven. Sirenenlied, slrenenzang, lok- zang, verleideljjk lied, noodlottig voor hen, die er ooren naar hebben. Zie Sirenen. Sirocco, de Italiaansche naam voor een zeer heete en droge Z.O. wind. De naam is afgeleid uit hot a r a b. sjarki, oostelijk, afgeleid van sjark dat het oosten beduidt. Sirventes, (m u z.), letterl. dienstlie- deren, een bijzondere soort van gezangen der Troubadours, die niet de aangebe- dene van hun hart, maar bunne vor- stelijke weldoeners en gebieders golden en of hun lof zongen, of klachten over misstanden aanhieven. Van p r o v. sir- vir, lat. servire = dienen. Sisyphus-arbeid, zware, maar vruchtelooze inspanning, arbeid, die altijd weer op nieuw begonnen moet worden, zonder ooit tot eene gunstige uitkomst to leiden. Aldus geheeten naar Sisy- phus, een fabelachtigen held der oud- heid, zoon van Aeolus, stichter en koning van Korinthe, die zich, evenals Tantalus, aan vreeselijke misdaden schuldig had gemaakt, en veroordeeld werd een groot rotsblok tegen een steilen berg op to wentelen ; maar telkens, als hij op bet punt stond den top to bereiken, rolde bet blok weer naar beneden, zoodat zijn arbeid eindeloos duurde. Sit tibi terra levis, (1 a t.), dat de aarde u licht zij. Martial. IX, 29, 11. Epig. 30. Sit venia verbo, afgek. s. v. v., (1 at.), men veroorlove of verontschuldige de uitdrukking, met verlof gezegd. P l i n i u s, Epistolae 5, 6, 46: venia sit ditto. Sits, ook chits geschreven, m a 1. tjita, benaming van eene gebloemde ka- toenen stof, oorspronkelijk in Hindostan geweven en geverfd of gedrukt en niet enkel over den Indischen archipel doch ook over Perzie en de Levant tot ons gebracht; de Perzische naam luidde tsjit of tjit. Ook : papier, dat met strepen en vlekken bedrukt is in verschillende kleuren. Slack, (b a r g.), diakenwees. SJAALOH. 1067 SJEES ENZ. Slaftloh, (sjadlah), (h e b r.), vraag. Verkort sjale of sjeile. In bet bijzonder eene vraag aan een Israi lietisch gees- telijke om advies in godsdienstig ritueele zaken. Bet richten der vraag noemt men dan : een sjadle of sjeile maken. Sia'atnes, eig. sjadtnez. H e b r., waarschijnlijk oorspronklijk K o p t i s c h = stof uit tweeerlei draad, wol en linnen, saamgeweven of saamgewerkt. Zie Lev. XIX : 19; Deut. XXII : 11. Slaaw, sjow = h e b r. ijdel, nietig, valsch; , sjaaw we-sjeker, valseh en logenachtig. Zie Sjeker. Slabbes, (sjabbos), (h e b r.) _ sabbath, de gewijde wekelijksche rust- dag ; de Zaterdag. Sladchen, (h ebr.), huwelijks-on- derhandelaar, iemand, die zich bezig houdt met bet inleiden en voeren van huwelijks-onderhandelingen. (Zie Sjid- doech). Siaieh, (a r a b.), door ons ook sjeich en sjeik geschreven. In 't a r a b. titel van waardigheid, oudste, Heer; titel van hen, die geacht worden tot de af- stammelingen van de vrienden van den Profeet to behooren. Slakoo, bijnaam van den beruchten huisbreker J. F. Muller, to Amsterdam, in 't begin der 18e eeuw. Bet laddertje en de wapens, waarmee hij zijn boeven- werk verrichtte, worden nbg daar ter stede bewaard. Slalet of sialeud, (j o o d s c h- d u it s e h), gerecht (soort van pudding), meestal op sabbath-namiddag genuttigd. Matse-sjalet, als de pudding met ge- bakken paaschbrood (zie Matsah) wordt toebereid. Het woord is verbasterd oud- Duitsch. Slammes, (sjammasj), n. h e b r. bode, bediende, koster. Titel van den koster ter synagoge. Letterl. dienaar. (Dan. VII : 10). Slant or, (h e b r.), bazuin; een rams- horen, waarop op den Israelietischen Nieuwjaarsdag geblazen wordt. Slarlef, (a r a b.), titel van adel, inzonderheid van de afstammelingen van Mohammed. Sias, de Talmud. Sjas-chewro, ver- eeniging tot bestudeering van den Talmud. Het woord is eene verkorting van twee Hebr. woorden, die beteekenen : de zes orden, nl. de zes boeken der Misjna, waarnaar de Talmud-tractaten zijn ge- rangschikt. H e b r. Ajeesj = zes. Sle-ehelonoe, (sje-hechijonoe) , naam van een Hebr. gebed of lofzeg- ging bij bet gebruiken van iets nieuws. Vandaar, schechejonoe maken = iets nieuws doen, iets nieuws beginnen, iets nieuws zich verwerven of bezitten. Slechina of schechlna, o.a. ge- bruikt door B u s k e n H u e t, van iemand, die „zich hult in een schechina van zelf hehagen". Vgl. Sjeich; 't is dus als sprak Busken Huet van „eene welbe- hagelijke voornaamheid". Slechita, h e b r. = slachting (van sjachat = slachten). Zie Sjouchet en sjechten. Iemand de sjechita leeren = iemand onderricht geven in de theorie en praktijk van bet Joodsch ritueele slacht- stelsel. Overdrachtelijk soms in den zin van : financieele slachting, ver- nietiging. Slechten of slesiten, (van h e b r. sjachat = slachten), een stuk vee dooden in den joodsch-ritueelen slachttrant. (Zie Sjouchet, sjechito). In overdrachtelijken zin : iemand sjechten = iemand den pals afsnijden, iemand ruineeren. Bet verl. deelwoord is: ge- sjochten = geslacht. - In overdrach- telijken zin vaak = kapot, vernietigd, bedorven. Een gesjochten man = een bedorven man; een gesjochte boel een bedorven zaak. Ook afgekort tot Gesjocht. Sled, mrv. sjeidim (sjedim), h e b r., (oorspronkelijk: afgod, geheimzinnige macht) = duivel, demon. Slees (Op de - zqn, (stud.), sjeezen = verwijderd worden (zijn) van de Universiteit; heengaan, zonder de studie voltooid . to hebben. SJEETNES. 1068 SJLEMAZEL. Sleetnes, zie Sjaatnes. Sleich, (a r a b.), titel van waardig- heid, seigneur; titel van hen, die geacht worden to behooren tot de afstamme- lingen van de vrienden van Mohammed. Sielker, zie Sjeker. Sielle, zie Sjadloh. Sleim, (sjem), h e b r. = naam. Een goeden sjem, een boozen sjem hebben. Slelmes-zeggen = het gebeds- formulier bij een stervende uitspreken. Vandaar sehertsend : sjeimes zeggen = eene zaak als afgeloopen beschouwen; iets voor dood of afgedaan verklaren. Sielmous, (sjemoth), meerv. van sjeim = naam. In 't bijzonder als term voor Hebr. namen Gods; vandaar ook, Hebr. gebeden of Hebr. verzen, waarin namen Gods voorkomen. Siek, zie Shaggtabak. Sieker, (h e b r.), logen, leugentaal. Slem, (h e b r.), naam. (Zie Sjeim). Siem-iisimereinoe , (ha-schem- jisj)nerenoe), (h e b r.), de Ilemel beware ons. Van ha-schem = de naam, d. i. God en sjamar = bewaren, behoeden. Slema'-Jlsrofl , (h e b r.) , Hoor Israel! begin van de dagelijks uitge- sproken Joodsche belijdenis; vaak ge- bruikt als uitroep van verbazing, van smart, van schrik, van verrassing. Sleol, (sjeool), (h e b r.), afgrond, de onderwereld, de hel. Sleol tachtiio, (h e b r.), de onder- ste hel, de diepste afgrond. lemand in de sjeol tachtijo helpen = iemand geheel ten ondergang brengen ; iemand totaal ruineeren. Vgl. de spreekwijs den afgrond uit de hel vloeken, d. i. aller- verschrikkelijkst vloeken. Siewoeous, (h e b r.), w_eken. Naam van het Israel. wekenfeest (omstreeks Mei-Juni), d. i. Pinksteren, hetgeen zeven weken na Paschen inviel. Zie Lev. XXIII : 15. Slibboleth, fig. herkenningsteeken voor eene partij, ontleend aan Richt. XII : 5, 6. De Gileadieten hadden zich bij eene doorwaadbare plaats aan den Jordaan opgesteld en richtten tot elken Ephraimiet, die over wilde, de vraag :• Zijt gij een EphraImiet `l Wanneer hij zeide : Neen! zoo zeiden zij tot hem : Zeg nu sjibboleth, maar als hij zeide sibboleth, en het alzoo niet recht kon uitspreken ; grepen zij hem en versloegen hem aan de veren der Jordaan. De Ephrai- mieten spraken de h e b r. sj uit als s, en wel lispelend. Sliddoeek, (n. h e b r.), huwelijk, uithuwelijking. Siien, (b a rg.), politieayent. Siifioes, (h e b r.), laagheid, mneenheid. Zie Sjofel. Siiin, poli tie- beambte, bij de f laagsche straatjongens in gebruik. Vgl. Sjien en Sien. Siikse, (t o o n.), dienstbode, meisje of vrouwo. Slikkor, (h e b r.), beschonken, dron- ken. Mrv. sjikkoerim = dronken lieden. Slikkoeres, (sjikroet), (h e b r.), dronkenschap. Sliwe , (sjiw'a), (h e b r.), letterl. zeven. Vandaar term voor de zeven rouw- of treurdagen na de begrafenis. Silachmones, (h e b r.), term voor de sp#sgesehenken, onder de Israelieten vooral op het Poerim-feest gebruikelijk. Het woord is een verkorting van het Hebr. sjiloaack-monous (sjiloach monoth) zending van gaven. (Zie Esther IX : 22). Silemazel, verbasterd van het n. h e b r. sjelo-mazzal = hetgeen niet- geluk is, ongeluk, tegenspoed. Sjelo = ascher lo, d. i. wat niet. Als verwon- derende uitroep : sjlemazell = is dit een ongeluk ? wat hindert dat ? ge- SJLEMIEL. 1069 SJOUCHAD. Silemlel, (joodsch-duitsch), ongeluksvogel (waarschijnlijk substan- tieve verkorting van sjlemazel (z. a.). Sommigen leiden het of van den naam Sjeloemiel (Num. I : 6; It : 12). Maar deze naam beduidt vriend Gods. Aan dit Joodsch-Duitsche woord heeft Chamisso in zijn bekend gedicht den naam van Peter Schlemil ontleend. Sillaeh, (h e b r.), bode, boodschap- per, afgevaardigde. Spreekwoord : een lzcie sjliach is een halve Nowi = een luie boodschapper is een halve profeet, d. i. iemand, die to lui is, om een bood- schap to doen, weet allerlei vermoedens in to brengen, om zich van de opdracht of to maken. SI'mad, (h e b r.), van h e b r. sjamad = vernietigen) = vernietiging uit den kring des Jodendoms, afval van het Jodendom, overgang tot een ander geloof. Zich sjmadden = overgaan tot een ander geloof, resp. tot het Christen- dom ; in den sjmad komen, tot een af- vallig ongodsdienstig leven vervallen. (Zie Meschoemad, lees: Mesjoemad). Slmoe1sleltel, (h e b r.), praatzak, babbelkous. Ret woord jeitel waar- schijnlijk een spottende eigennaam, vgl. in het Nederl. Hares in lulhans. Simoeo, (Sjemoeah), (n. - h eb r.), lett. het gehoorde, tiding, bericht. Meest gebruikelijk in den zin van een praatje, gewauwel, zonderling vertelsel. Meer- voud sf noeous (schemoeoth) zamen- getr. sjmoes = praatjes, waardelooze vertelsels. Sjmoes, sjmoes jes maken = praatjes maken. Sjmoes barjentes, [uit- drukking van de Italiaansche Joden in de J,oodsche volkstaal overgenomen]. Sjmoespor rientes = praatjes voor niets, praatjes voor de vaak. Simoesen, (he b r.), babbelen, pra- ten (werkwoord in de Joodsche volkstaal gevormd van het woord sjmoes. Zie Sjmoeo). Sloehen, (sjacheen), (h e b r.) _ nabuur, buurman. Sjoehente, (in de volkstaal, met - waarschijnlijk chald. - vrouw. uitgang), buurvrouw. Sloel, van h g d. schule, oorspron- kelijk: de plaats, waar godsdienst geleerd wordt, later in het bijzonder de Synagoge. Sjoelchan, (h e b r.), tafel. In het bijzonder naam van de tafel, waarop, ter Synagoge de wetsrol ligt, bij het lezen daaruit. Sloelchan oroech, (aroech), (let- terl. aangerechte tafel), naam van den autoritatieven codex voor het Israel. godsdienstig leven. Spreekwoord : Ieder• heeft een schoelchan-oroech voor zich zelf, d. i. velen maken zich hun gods- dienstcodexje naar eigen smaak. Sjoele-gaan, ter Synagoge gaan._ Slofel, (sjafeel), (adj ectief), (heb r.), laag, Bering, armoedig. Sjofel als subst. meer in geestelijken of zedelijken zin een laag snenseh, een ongodsdienstige, een zedelooze, een verdorveling. Meerv. sjefeilim (saamgetr. in sjweilier) verdorvelingen, gemeene menschen. Ook wel schertsend in den zin van ons rakker, schelmsche kerel. Slofele balls of groot bajis,. (j o o d s c h), gevangenis. Letterl. ge- meen huis. Slolem, verkort. van sjoloum (z. a.)_ Sloloum, (sjalom), (h e b r.), vrede. Sloloum alelehem, (sjalom- ale'hem), (h e b r.), vrede zi, j u ! Meest gebruikelijk als welkomstgroet. Zie Salaam alaika. Bescholem = in vrede, in welstand ; gewoonlijk in den zin van goed en wel. Slool, (b a r g.), 1 gulden ; dubbele sjoof = 1 rijksdaalder; halve sjoof - 50 cents; tien sjoofsprent=1000 gld.; prent van 2 sjoof = 200 gld.; prent'van 1 sjoof = 100 gld. ; prent van 6 beisies = 60 gld. ; prent van ij2 sjoof = 50 gld. ; prent van 4 beisies, 40 gld.; heitjes prent = 25 gld. ; beisies prent = 10 gld. Slouchad, (schochad), (h e b r.), geschenk, dat tot omkooping dient, in het bijzonder van een rechter (zie. Exod. XXIII : 8). SJOUCHET. 1070 SKUPSCHTINA. Slouchet, (sjochet), lett. slachter; term voor dengene, die de ritueel- Joodsche slachtwijze volbrengt, en daar- voor door bevoegdheid en goed gedrag het brevet heeft verkregen. Zie Sjechten. S3oumes, (he b r.), (van sjamar = bewaren), een bewaarder, oppasser. In het bijzonder : iemand die aangesteld is, om to waken over ritueele inacht- neming bij het bereiden van spijzen voor Israelietisch gebruik. S3oute,(n.-h e b r.), (sjoteh), = dwaas, gek, niet-wijs. Slovel gekloft, (b a rg.), slecht gekleed. Slo vele massemate, (b a r g.), kleine diefstal ; gering voordeel. Zie ook Massematte. Slow, zie Sjaaw. Sl'toes, (n.-h e b r.), dwaasheid, (af- geleid van Sjoute (z. a.). Siweer, in de Joodsche volkstaal, van het oud-Duitsche Schwd ker (= Schwiegervater) schoonvader. Schwieger of Sjwiegerte (met de Joodsch-Duitsche vrouw. uitgang - te, schoonmoeder. Siwelen, in de Joodsche volkstaal (van het oud-Duitsche schwaben), ver- zwageren, aanhuwelijken. Vandaar gesjwei = door aanhuwelijking verwant, in 't bijz. schoonzuster of schoonbroeder. Siwellim, zie Sjofel. Slwoegs, zie Sjewoeous. Slwoeo, (Sjeboea), (h e b r.), eed. Skalden, in de 9e-13e eeuw bij de .Scandinavische volken de dichters en zangers der nationals heldensagen. Skd lld (o u d- n o o r s c h) = dichter. Skedaddle, (am.), op den loop gaan; ook tusschenwerpsel: loop rond of 't kan me niet schelen. Skat (Etwas In den - legen, (h g d.), iets als nutteloos verwi, f deren. Skat (Im - llegen, (hgd.), weg- geworpen zrjn. Beide uitdrukkingen ont- leend aan het skat of skatspel waarbij twee kaarten door een speler worden terzijde gelegd, die de andere speler naar believen al of niet opneemt. Ski, (s c a n d.), sneeuwschoen. ,Een Noorsche ski- of sneeuwschoenlooper". Ski-loopen, (s p o r t t.), sneeuw- schoen-loopen. In Noorwegen en Canada wordt het door ieder, jong of oud, beoefend. Sklapoden, een fabelachtig yolk in Libye, met bijzonder groote voeten, die zij, een been in de hoogte lichtend, als zonnescherm konden gebruiken. G r. skiapodes, uit skia (schaduw) en pous (voet), gen. podos. Skies, zie Odeon. Koepelvormig gebouw, letterl. koepeldak, op de markt to Sparta, waar de volksvergaderingen werden gehouden. Uit g r. skia = schaduw; dus eig. een schutdak. Skill, (e n g.), roeiboot. Skifleur, (e n g. met f r. uitgang), sportterm, bootroeier uit lief hebberij, in een wedstrijd. Skotograaf, schrjjfmachine voor blinden. Uit g r. skotos (duisternis) en graphein (schrijven). Uitgevonden Jan. 1895 door Dr.- Julius Nord, arts to Amsterdam. Vanhier bekend.als ,Dr. Nord's Skotograph"(-graaf). Het voor- werp, waarmee de blinde schrijft, be- weegt zich tusschen twee medegevende, horizontale metalen staafjes; door knop- jes wordt aangeduid, hoe groot de lengte en breedte van het papier is. Het geheel heeft den vorm van een lessenaartje en is van mahoniehout gemaakt. Skrophuloses Gesindel, (h g d.), met die woorden, die middelerwijl bur- gerrecht hebben erlangd, duidde Heinrich Leo (geb. 1799), in het Yolksblatt fur Stadt and Land, in 1853 het schuim der Europeesche bevolking aan. Skupsehtina, deKamer van Yolks- vertegenwoordigers in Servie. SKY-PILOR. 1071 SLAPLIPPEN. Sky-pilor, (a m.), geestelijke, lett. staurman of loods naar de lucht ; n e d. hemeldragonder. Slaan, (b arg. en mil.), stelen. Slaap, (mil.), naaste buurman op de slaapzaal. Slaap des rechtvaardigen (De -, is eene uitdrukking, die er recht bijbelsch uitziet, doch in den ge- heelen bijbel niet voorkomt; van verre zou to vergelijken zijn Pred. V : 2. Het f r. heeft le sommeil du juste, h g d. Schlaf des Gerechten, e n g. the sleep of the righteous en bet ital. it sonno del giusto. Slaapmutsle (Een -, (rest.), een klare. Slaatle, (b a r g.), klein waschgoed. Slachter (De -, bijnaam van den Russischen veldmaarschalk S o u w a- r off, die in 1799 de Franschen versloeg aan den St. Gothard, bij bet zoogenaamde Gat van Uri, waar 25 Sept. 1898 een gedenkteeken voor hem onthuld werd, iiiettegenstaande er bij de geslagen Fransche troepen 'Vele Zwitsers waren geweest. Slakkensteker, (mil.), bajonet; ook de ponjaard, then adelborsten als onderscheidingsteeken dragen. Slam,•verkorte uitspraak voor Islam de Mohammedaansche godsdienst, bv. in orang slam, (m al.), een belijder van den Islam. Slamat, (m a 1.), uit a r a b. salam __ heil. Welkomst- en afscheidsgroet. Slamat djalan, (m al.), goeden dag, goede of gelukkige veis! Djalan = weg, gang. Slamat drinkers, welkom drinken. Slamat makan, (m a 1.), eet smakelijk! Makan = eten. Slamat tahoen bahroe, (m a 1.) heil in 't nieuice jaar! tahoen = jaar, bahroe = nieuw. Slamat tidor, (m a 1.), slaap lek- ker ! Tidor = slaap. Slamat tinggal, (m a 1.), heil u die blijft! Tinggal = blijven. Slamatan of Slametan, van salamat (m a 1.), welvaren, gezondheid, vc rspoed enz., welkomstmaal, feest- maal ook offermaal. Ook feestmaal der Chineezen, op vaste datums na de be- grafenis op het graf van een gestorven naasten bloedverwant gegeven. Slang, (b a r g.), h orlogeketting, een foksche slang, een gouden ketting, een loensche slang, een valsche ketting. Slang, (e n g.), maar ook in andere talen overgenomen. Letter!. dieventaal, bij uitbreiding, woorden en zegswijzen uit de platte volkstaal overgenomen. De slangs zijn de boeien, waarmede de beenen der misdadigers waren vastge- bonden, vervolgens toegepast op de mis- dadigers zelven en later op hun eigen- aardige dieventaal. Slangenzuil, de 60 voet hooge obelisk van keizer Theodosius I (t 395 n. C.), die in het middenhof van het Serail to Konstantinopel prijkt. Slaper, 1°. Het door het rijk goedgekeurd model (prototype) van den Meter en het kilogram, gemaakt van platina en be- rustende in den Haag onder een glazen stolp, en dus Been dienst doende. 2°. Een dijk, die achter een anderen dijk ligt en dus geen dienst doet, zoolang de laatste in goeden staat verkeert. Did Petten heeft men : den , Waker", den „Slaper" en den ,Droomer". 3°. In de bouwkunde balk, welke langs den muur gelegd wordt en waarin de kinderbalken rusten. In Zuid-Nederland wordt de slaper strijkbalk genoemd. 4° Of sleper, hetzelfde als testoen (z. a.) naamsoorsprong onbekend. Slaplippen, (stud.), drinken. SLATIUS ENZ. 1072 SLIJK (RET AARDSCHE). Slatins (1k wil niet doen als - en verloopen mien bier, uit- drukking, gebezigd door drinkers. De Remonstrantsgezinde predikant H e n- r i c u s S l a t i u s, medewerker aan den aanslag op 't.leven van Pains Maurits, daarom als vluchteling zwervend,betaalde in 1623 in de herberg to Rolde, op bet zien van een paar soldaten, zijn nog niet leeg gedronken glas bier, en verried zich door zijne angstige houding en over- haast vertrek. Slavenstaten, (am.), de staten, die voor den oorlog voor bet behoud der slavernij waren : Alabama, Arkan- sas, Delaware, Florida, Georgia, Ken- tucky, Louisiana, Maryland, Mississippi, Missouri, Noord- en Zuid-Carolina, Ten- nessee, Texas en Virginie. Sine) 1(oco) e(t) a(nno), zon- der plaats noch jaar van uitgave op den titel [van boeken]. Sleeper, (e n g.); dwarslegger. Sleepslogen of slog en, spotnaam voor de inwoners van Dronrijp, bij Fran eker. Sleipnir, zie Paarden. Sleisehat of sleschat (slagsehat- ting) of seigneuriage (heerlijk recht), noemde men de belasting, die de munt- meester voor iederen muntslag moest op- brengen aan den Souverein of de lands- vorstelijke hoogheid, voor bet verlof om geld to mogen munten. Slendang, (m a 1. en j a v.), een lange, smal opgevouwen, veelal geba- tikte doek, die, dubbel toegeslagen, zoo aver de schouders wordt gelegd, dat aan de rechterzijde de beide slippen lang van voren of hangen. Soms wordt ook de slendang over bet hoofd gedragen. Als ze opgenomen wordt, dragen zij er ook wel kinderen of koopwaren in. Sleper is nog altijd, in Amsterdam de beroepsnaam der rijtuigverhuurders, al houden zij er geen enkele slede meer op na. Sleutel, als zinnebeeld van macht, geschiktheid, vaardigheid. De Apostel Petrus wordt in de Christelijke kunst altijd voorgesteld met twee sleutels in de hand; ze zijn bet symbool van Apos- tolisch gezag; herinnering aan Christus' woord tot Petrus : „en u zal ik de sleu- telen van bet rijk der hemelen geven". (Vgl. Matth. XVI : 19), en worden en sautoir gedragen, een van goud en de andere van zilver. Ook bet zinnebeeld van St. Servatius, St. Hippolytus, St. Geneveva, St. Petronella, St. Osyth, St. Martha en St. Germanus van Parijs. De bisschop van Winchester draagt twee sleutels en een zwaard en sautoir. Die van St. Asaph, Gloucester, Exeter en Petersburg dragen twee sleutels en sautoir. Sleutel der Middellandsche Zee (De -, de sterkte van Gibraltar; aldus genaamd omdat zij den ingang van genoemde zee verdedigt. Sleutel van Nederland (en de Noordzee) (De -, V l i s s i n g e n, door keizer Karel V aldus genoemd. Sleutel van Rusland (De S m o 1 e n s k aan den Dnieper. Sleutel van Zeeland (De -, de vesting Terneuze. Het wapen dezer plaats is gelijk aan dat van Zeeland, vermeerderd met een sleutel in den rechtervoorpoot des leeuws ; een schoon sprekend wapen. Sleutels zoeken van de he- melpoort (De -, den rug krommen wegens ouderdom, fig., daar men zich ook buigt, als men iets zoekt ; vgl. Gen. XXVIII: 17 met Matth. XVI :19 en Jez. XXII: 22. Sleutelstad (De -, L e i d e n, naar de sleutels in bet wapen. Slierie karie spelen, (b a rg.), snel iets afnemen. Slijk (Het aardsche -, het- welk iedereen begeert, geld. Zoo o. a. in Gez. 43 : 2: „Pracht en schoonheid moog wat (schijnen, 't Is aan d'ijdelheid gelijk ; Bij 't gebruik zal 't al verdwijnen, Goud en zilver is ale sljk". SLIJMGASTEN. 1073 SMOUS. Slilmgasten, naam, welken de heet- hoofdige partij van 1795 gaf aan de meer bezadigde leden der Nationale Vergadering, ook Moderaten geheeten. Tot deze leden werden gerekend Bucot, ten Bergen, de Beveren, Bicker, Boel- laard, e. a., vdor de omwenteling a° 1787 goed, thans vol slijm, gelijk een destijds uitgekomen venijnig pamphlet, getiteld ., Korte Charakter Schets" hen ken- schetste. Slikgeld, in Friesland, op het Groot- boek geplaatste en gekapitaliseerde waarborgpremie, bij vergraving van laag veen to storten, om eenmaal het ver- graven land droog to maken en in cultuur to brengen. Nadat de landerijen voor cultuur geschikt zijn gemaakt, volgt uitkeering der slikgelden. Alleen die eigenaars kunnen dus het land ontginnen, die kapitaal to hunner beschikking hebben. Slobber (Een -, (r e s t.), een kogelfleschje met cognac. Sloetprl4s, prijs, bij de Rijks-land- bouwschool to Wageningen, jaarlijks toegekend aan den leerling der afdeeling A, die zich door gedrag en vorderingen 't meest onderscheidde. Naar eenen Baron S 1 o e t. Slomedulkelen, (t o o n.), met een (slecht) tooneelstuk, d. i. er maar wat van maken. Sloes, (mil.), slordig, vuil gekleed meisje. Slonsle, dievenlantarentje. Ook de papieren kap om de kaars van een venterswagen of stalletj e. Sluyterik, (b a r g.), venster. Small Latin and less Greek, (e n g.), weinig Latijn en nog minder Grieksch. Getuigenis, voorkomend in de gedenkschriffen van B e n J o h n s o n over Shakespeare. Smart, (am.), het kort begrip van alle volmaaktheid voor hen, die vooruit willen komen in de wereld, dus : vlug, slim, knap, met een goed +voorkomen, handig, uitgeslapen, - elk daarvan of alles to zamen. Sedert eenigen tijd is het woord ook naar Frankrijk overgewaaid met de Engelsche beteekenis van zeer fijn. Daar heeft het de uitdrukkingen chic, spoum, chouette, a giorno en derg. vervangen. Men bezigt zelfs un smarteux voor iemand, die chic is. Smeris , (a m s t.), politie-beambte. Geen scheldwoord (volg. de Haarlemsche rechtbank, vonnis van half Juli 1898). Smeris staan, (b a r g.), op den uitkj, jk staan. Smerrehit (Een kriemsche -, (b a r g.), een zilveren tabaksdoos. Smerrie, (b a r g.), tabak. Smiezen hebben (In de-, (m i 1.), iets in het oog hebben, iets vermoeden. Smiger , (b a r g.), beul, scherp- rechter. Smilgelen, (b a r g.), spreken. Smiksem, (b a r g.), boter. Smisserij, (b a r g.), zilveren ta- baksdoos. Smoesles, zie Sjmoeo. Smoesles verkoopen, (mil.), onwaarheden of uitvluchten opdisschen. Smoessen, (b a r g.), praten. Smoezen, (mil.), f ikftooien. Smoking, een van Engeland, waar het rookende beteekent, naar Frankrijk overgeplaatst woord, waarmende men aldaar zeker jasje aanduidt 'dat eenigs- zins langer dan eene z.g. jaquette is. Smoky City, (a m.), lett. rookerige stad, dus rookstad,naam voor Pittsburg; naar de vele ijzerfabrieken en derg. Vgl. Iron City. Sedert de opening der gasbronnen in Pittsburg eene der hel- derste steden geworden. Smous, schimpnaam van een Hoog- duitschen Jood, vooral in den -zin van 68 SMOUs. 1074` sNIJVEL. schaeheraar, omdat men in oostelijk Duitschland er velen vindt van dat type. In dezen zin ook op, Christenen toege- past. Afgeleid van Mozes, den naam van Israels wetgever, waarvoor de Joden in hun patois mous, ynousji bezigen, 'en waarvan door voorplaatsing eener s, smous(je) is gevormd. Smous, (z. a f r.), (zie Tochtganger). Rondtrekkende kleinhandelaar, Jood pf Christen, doch altoos buitenlander. Smulk-smulgers, (b a r g.),drinke- bruers, snoepers, slampampers en derg. Snaur, (b a r g.), vrouiv. In de 17e eeuw : schoonzuster; in Ned.-Indie de inlandsche huishoudster of Nja. Snakken, (b a r .g.), spreken, roepen. Snaphanen, straatroovers van be- roep, die de wegen van Noord-Duitsch- land onveilig maakten, en, door de ver- eenigde pogingen der machtige Hanse- steden weerloos gemaakt, als vrijbuiters op de Oost- en Noordzee Likedeelers werden. Vandaar benaming voor oude schelling 'met' een ruiter of ridder er op, door het yolk snaphaan (roover) genoemd. Snee, (t o o n.), groote coupure of hak (uitlating, weglating - uit een tooneelstuk). Snee In 't oor, (stud.), roes. Snees, (b a r g.), opkooper vdn ge- stolen goed. Van Sinees d. i. Chinees, uit Indie overgenomen, waar de Chinee- sche handelaar niet als zeer nauwgezet bekend staat. Snees, vlaktemaat in Noord-Holland; 378 H. A. = pl. m. 15000 snees; dus 1 Ii. A. = p1. m. 3968 snees. In den kleinhandel = het getal twintig bij eieren, visschen en enkele andere zaken. Ook in Indie : snees = kodi ; een kodi papier = een riem d. i. 20 boek; kodi sarongs d. i. 20 sarongs. Sneeuwbal, e n g. endless chain (eindelooze keten), uit Engeland naar Amerika overgewaaid, ook in Europa meermalen aangewend als de beste ma- nier om in korten tijd eene flinke som bijeen to brengen, voor een of ander liefdadig doel. Twee personen bv. ver- zoeken aan vier vrienden om een dub- beltje, en deze richten elk weder aan vier vrienden hetzelfde verzoek, enz. enz. Zoo raakt de sneeuwbal aan het rollen, en wordt allengs grooter. Sneeuwballetle (Een -, (r e s t.), een klare of een brandewjjntje met suiker. Sneeuwklokie, ook genoemd Vastenavond-zotje, omdat het omstreeks half Februari to voorschijn komt. In onderscheiden legenden wordt het als een wonderbloempje voorgesteld; in Engeland wordt het ook de Fee der Februari-maand genoemd. Sneeuwkoning (De -, spotnaam der keizerlijke troepen voor Gust a a f A d o if van Zweden (1594-1632), toen deze een inval in Duitschland deed, om- dat hij, uit het land der sneeuw komend, meenden zij, figuurlijkerwijs gesproken, wel smelten zon, ale hij zich in het Zui- den waagde. 't Bleek echter spoedig, dat zij geheel verkeerd hadden gedacht. Sneldieht, kort snaaksch gedichtj e, epigram. Vooral bekend zijn C o n s t a n- t ij n H u y g e n s' sneldichten. Wat door Roemer Visscher in zijne ,Quicken" (vluchtige gedi cbtj es) en door Starter in zijne „Boertigheden" was begonnen, zette H u y g e n s in zijne , Sneldichten" voort. Snelvuur, (mil.), grauwe erwten. Snertlool, (stud.), hierin bestaand, dat den groenen (z. a.) in Olympia to Utrecht bijeengebracht, een bord snert (groen-erwtensoep) gegeven wordt; zon- der worsen moeten zij op de teenen gaan staan, eene diepe kniebuiging maken, opstaan en de hielen neerzetten. Snethlaagies,(a m s t.), langwerpig breede en zeer dunne beschuitjes, ge- bakken met suiker en anijszaad. Aldus waarsehijnlijknaar..k zekeren Snethlage. Snivel, (barg.), huichelaar. SNIPPERJACHT. 1075 SOCIALI ST. Snipperlaeht. Zie Schnitzelreiten. Snobieme, (e n g.), naar T h a c k e- r a y, Book of snobs, dat eerst in de Punch (1848), artikelsgewijs, met illu- stration van den schrijver verscheen, door L i n d o vertaald met Ploertenboek. Het is inderdaad ploertigheid van eene bijzondere soort n]. met een zweem van deftigheid en voornaamheid. In 't Fransch is het weleer de zucht, om hoogerge- plaatsten na to apen, door b.v. zekere genoegens, niet voor eigen voldoening na to jagen, maar omdat anderen het ook doen, waarbij aanstellerij, geveinsde geleerdheid en schijnbare kunstliefde niet zijn uitgesloten. Voordat Thackeray de aangeduide opstellen deed verschijnen ,gaf hij in 1829 een weekblaad j e, geti- teld: The Snob (De Schoenlapper) uit, terwijl hij aan de hoogeschool to Cam- bridge studeerde, waarvan echter slechts 11 nummers (prijs : 21/2 pence) het licht zagen. Hij hekelde daarin vooral de schoolvosserij,zoodat waarschijnlijk daar- uit oorspronkelijk en de titel en de strekking van zijn werk is geboren. Hij noemde George IV een snob, omdat hij zich voor den eersten gentleman van Europa wilde laten doorgaan en in zijn gezindheid en manieren toch niets van een gentleman had. Snoeren zijn in liefeligke plaat- -sen gevallen (Mime -, een goed -of gunstig lot is mid' ten deel geworden. Uit Ps. 16: 6. Snoer = meetsnoer, waar- mee de akkers werden afgedeeld onder ,,ud-Israel; vanhier het afgebakende zelf. Snor (Een halve - aan heb- ben, (m i 1. en s t u d.), half dronken z#n. Snoven, (b a r g.), k#ken. Sobat kras, (m al.), intieme vriend. Sobrania (De -, Kamer van Af- gevaardigden in Bulgarije. Sobrarbe (Fuero de -, zie Fuero. De magna charta der Aragoneezen, in Spanje, een bolwerk tegen de opper- macht des Konings, aldus luidend : „Indien de Koning ooit de handvesten en privile- gien mocht aantasten, zullen wij (Arago- neezen) het recht hebben, een anderen Koning to kiezen, ware hij ook een heiden". Zelfs Karel V en Filips II hadden dit groot charter to bezweren, al verbraken zij sours later hun eed. Filips V, hertog van Anjou, hief haar in 1713, na den Spaanschen Successie- oorlog op. Sobrarbe (de Ribagorca) is eene stad in Aragon. Soceus, eene pantoffel van lichte stof, het eigenaardig schoeisel van too- neelspelers en dansers in het blijspel. Ook buiten het tooneel werd de soccus door de Grieken zeer algemeen gebruikt ; bij de Romeinen echter in den regel alleen door vrouwen. Soeiaal, (r e s t.), bessen met suiker. Sociable safety tandem, twee- persoonsrijwielen, waarbij de zitplaatsen naast elkander (sociable) zijn aange- bracht. Socialisme, een woord in gebruik gekomen na Robert O w e n, die in 1813 een werk uitgaf Anew View of Society, waarin hij beweerde, dat de geheele tegenwoordige maatschappelijke toestand op averechtsche beginselen gebouwd was. In plaats van het heerschende stelsel: mededinging, wilde hij als grondslag co-operatie aangenomen zien, gemeen- schap van bezit eri afschaffing van standen. Daarentegen beroemde zich Pierre Leroux (1798-1871) op het vader- schap dier uitdrukking, die, in tegen- stelling tot het individualismus, eene staatkundige organisatie zou aanduiden, in welke het individu aan de maatschappij zou worden opgeofferd; het woord heeft allengs eene geheel andere beteekenis aangenomen. Socialist. Deze naam ontstond om- streeks 1846, en wel in Frankrijk. Toen namelijk de verkondiging der stelsels van Fourier, Pierre Leroux, Louis Blanc, Cabet, ena., groote verwachtingen bij de arbeidende klasse had opgewekt, achtten de werklieden, die in L'Atelier, orgaan SOCIALISTE D'ETAT. 1076 SOEDAH. der zedelijke en stoffelijke belangen der arbeiders (1840-1850) schreven, het noodig, de aanhangers dier stelsels aldus met eenen naam aan to duiden, hoewel reeds toenmaals, ofschoon in mindere mate dan thans, die benaming verschil- lende sekten omvatte, SOelalUste d'Etat, zie Katheder- socialist. Soeletas Jesu, afgekort S. J., (]at.), het gezelsehap of de societeit van Jezus, de Jezuieten-orde, door I g n a- t i u s d e Loyola gesticht (1534). Socletas leonina, (lat.), zie Leonina societas. Socinlanen, aanhangers van Faus- tus Socinus, in 'Polen t 1604. Hij was geboren in 1525 to Siena, uit bet oude geslacht der Sozzini, neef van Laelius (t 1561/2 to Zurich), uit wiens nagelaten schriften hij zijne leer ptitte, welke, tegen het leerstuk der Drieeenheid gekant, de geloofsgeheime- nissen (mysterien) van het Christendom verwierp en dit pasklaar maakte voor de menschelijke rede. Zijn stelsel werd door Valentin Schmalz in 1605 in den Rakauer Catechismus geformuleerd (in 't Poolsch). Te Rakau toch hadden de Socinianen in 1602 eene school gesticht. Zij waren de voorloopers der Rationa- listen,• die de benaming „Socinianen" verdrongen, gelij k deze als Unitariers die van „Antitrinitariers" verdrongen hadden. Socloeratie, een door L e s t e r F. W a r d, in het American Jour- nal of Sociology verklaard woord, dient om eene leer aan to duiden, die de kunstmatige ongelijkheden, door het individualismus, volgens hem in het leven geroepen, wenscht to doen verdwijnen. Terwijl het socialismus, gelijk hij voort- gaat, aan alien dezelfde voordeelen wil doen toekennen en ten doel heeft, allen ge- lijk genot to verzekeren, wenscht de socio- cratie die voordeelen naar gelang der verdienste toe to kennen, terwijl zij gelij kheid van gelegenheid eischt, als het eenige middel, om den graad van verdienste to bepalen. Socket, (sport), tapgat. Socratische methode (of leer- wijze), zie Heuristische methode. Die leerwijze bestond in het houden van gesprekken van den vragenden leer- meester met den antwoordenden leerling. Het tegenovergestelde van de akrou- matische voordracht (z. a., A a n h.), uit g r. akrouomai (aanhooren, toe- hooren). Sod (soud), (h e b r.), geheiin, ye- heimzinnige zaak. Sodales, sodalitas, sodall- tium. Sodales zijn kameraads, deel- genooten van een disch, leden van een krans, van een gezelschap en derg. Eene sodalitaq is dus eene broederschap, een genootschap, en evenzoo sodalitium. Beide woorden, doch vooral het laatste, komen ook in slechten zin voor, en beteekenen dan een geheime of verboden vereeniging. Sodales Augustales, priesters van den eeredienst van den Romeinschen keizer A u g u s t u s. Sodales Mareiani, priesters van den eeredienst van den Rom. keizer Marcus Aurelius (t 180 n. C.). Al- dus heetten zij in de dagen van Sera- pion, bisschop van Antiochie in Syrie a° 191-213. Sodom en Gomorrha, aandui- ding van plaatsen, waar de ontucht ten troon zit, ontleend aan Gen. XIX : 5 (onnatuurlijke ontucht; vgl. Rom. I : 27). Vanhier Sodomieter#. Sodomsappel, zaak, die uiter- lijk wel schoon is, maar in haar wezen slecht en nietswaardig. Zoo genoemd naar de bewering van F l a v i u s J o s e- p h u s, dat er in den omtrek van Sodom vruchten groeien, van buiten bekoorlijk, van binnen vol asch. Werkelijk groeien er aan de Doode Zee vruchten met een schoon aanzien, maar wanneer ze rijp zijn, barsten ze open, en blijken dan niets dan vezels to bevatten. Soedah, (m a l.) , genoeg, klaar, ten einde, reeds vol, volkomen. Ook, klaar zijn, afgedaan hebben. Ook be- teekent het : , schei uit !" SOEDE. 1077 SOntISTE. Soede, verkort vanse-oedo (seoedoe), (h e b r.), maalt#d, in het bijzonder feestmaal. Soeko, (h e b r.), loo fhut. Mrv. soe- kous -- loofhutten. Vandaar naam van het loofhuttenfeest (omstr. Sept.-Oct.). Spreekw.: na soekous komen de esrougim na het loaf huttenfeest komen de cederappelen (zie Ethrog.). D. w. z. mosterd na den maaltijd. Soekoe, zie Penghoeloe. Soekoe, in Engelsch Indie : een halve ropij ; op Lombok en elders in den Archipel: 200 kepengs aan een koordje geregen. Soekoen, (m a 1.), broodboom. Soele, (b a r g.), kerk. Soembah, (m a 1.), eerbiedige groet der inlanders voor Europeanen, waarbij zij neerhurken, het hoofd voorover buigen en de gevouwen handen op en neer bewegen. Ook plichtpleging bij hunne gebeden. Soemboer pinang, (m a 1.), be- spuwen met sirih (z. a.), nml. van het zieke deel bij een kranke; waarbij men eenige woorden binnensmonds prevelt. Op Noesa-Laoet (bij Ambon). Soemirah, zie Soer ja. Soengel, zie Kroeng. Soenggoe, de wveerbare bevolking op Timor, die, geheel dienstplichtig, voor elken stroop- of strijdtocht vooraf gew#d wordt door de meo's of voorvechters, die in dit geval tevens de taak van priesters vervullen. Een dezer men's voert den titel van Meo koko - groote Meo. Soerensche daghnnrder, op de Veluwe een reiger. Deze betiteling zal spruiten uit de dagen van den Koning-Stadhouder Willem III (x 1702), toen in het Soerensche bosch eene plaats was afgezonderd voor het onderhoud der reigers tot de valkenjacht. Die plaats was nog in 1794, misschien ook heden nog, bekend als de „Reigerskooi". Soerla Soemirah, (j a v.), r#- zende zon, naam eener vereeniging voor de opleiding van verwaarloosde knapen to Semarang. Soesah, (m a l.), kommer, zorgen, beslommeringen. Ik heb veel soesah met X = veel moeite, veel zorgen met X. Soesoehoenan, (j a v.), iemand voor wien men diepen eerbied moet hebben, de benaming der vroegere Mo- hammedaansche Wali's op Java; thans de titel van den Keizer van Soerakarta of. Solo. De Vorst van Djokjokarta wordt Sultan genoemd. Beide vorsten zijn geheel of hankelijk van het Ned. Gouvernement, waarvan zij dan ook de Souvereiniteit erkennen. - Men zegt dat snoeshaan van dezen titel of kom- stig is. Soeterik, (b a r g.), suiker. S8f, (he b r.), einae. En-sof = de Eindelooze, in de Theosophie vaak ge- bruikt als naam van God. (En of Ein, hebr. = geen). - Een sof innemen, uitdr. meestal in ongunstigen zin, van iemand, wiens loopbaan slecht eindigt. Sofa, (stellig niet s o p h a), a r a b. zaffa, oorspronkelijk een rustbank, meestal van steen; later een houten estrade, een voet hoog, die een vierde of een derde van den achterwand der kamer beslaat. Bij ons heeft zich de beteekenis aanmerkelijk gewijzigd. Zie ook Divan. Sofia, (t u rk.), Mohammedaansch student to Konstantinopel. Soiriste, (f r.), in de periodieke pers, hij, die de voorvallen in de tooneel- wereld op het papier brengt. Hij moet echter worden verward, noch met den courrieriste, die de aanstaande voorstel- ling van een stuk en de debuten van een kunstenaar aankondigt, nosh met den avant premieriste, die voor de eerste voorstelling sommige bijzonderheden ver- klapt, noch met den critique, die alleen het stuk en diens uitvoering beoordeelt. De overigen mogen, in 't voorbijgaan, een woord van lof bij den naam eens SOJEM. 1078 BOLL ENZ. schrijvers of kunstenaars voegen, doch eene meening to uiten is huh verboden. Solent, (bar g.), zeven. Sokkel, (b o u w k.), f r. soch, van 1 a t. soculus = zuilvoet, plint, een meestal vierkant stuk meer breed dan hoog, dat tot basis dient van onder- scheidene voorwerpen; klein voetstuk of piedestal. Sokken getimmerd (Van de-, (m i 1.), gedegradeerd. Sokken lnzetten, (mil.), hard wegloopen. Ook : zijn paard de sporen geven. Sokken verkocht, (mil.), ge- straften appel, bv. bet blaast ,sokken verkocht", bet blaast gestraften appel, of , er wordt gestraften appel geblazen". Sol 3nstitike, Illustra nos i (lat.), zon der gerechtigheid, bestraal one 1 Ontleend aan Maleachi, 4 : 2. Zin- spreuk der Rijks-universiteit to Utrecht. Sol lueet omnibus, (lat.), de zon sch#nt voor alien; ieder heeft aan- spraak op een deel geluk. Soles virtus nobilitat, deugd alleen adelt. Spreuk van v o n Hem e r t; Bex, (de Bex of de Becx). Solamen miseris socios ha- buisse malorum, (lat.), het is een troost voor ellendigen, deelgenooten to hebben gehad in hunne ellende. Ant- woord van Mephistopheles in Marl o- w e's Faust op de vraag van Faust: Wat heeft uw Heer aan mijn ziel? Later heeft men bet gewijzigd tot Solamen miserum socios habuisse malorum - bet is een treurige troost, deelgenooten to hebben gehad in bet ongeluk. Solano. heete wind, die in Spanje waait. Soldats t (f r.), du haut de ce$ pyramides, enz. Zie Du haut, enz. Solder, (sport), soldeer. Solell d'Austerlitz, (f r.), zie Le soleil enz. Solent qui dicere falsum audeat ? (f r.), V i r g. Georg. I, 463, We zou durven zeggen, dat de zon valsch is ? Solemn league and Covenant, (e n g.), pleehtig verbond en overeen- komst tot handhaving der Presbyteriaan- sche kerkorde. Oorspronkelijk als Co- venant in 1638 door de Schotten aan- gegaan tegenover de plannen van koning Karel I, , die den Episcopaalschen kerk- vorm wilde invoeren..Later onder boven- staanden titel tot Engeland uitgestrekt. Solemnisatio sub divinis (r. k.), pleehtige inwi, jding onder het goddeli, jke, kerkelijke voltrekking van een huwelijk onder de mis. Aldus b.v. in 1532 to Kampen. Dusdanige , solemnisatie" was plechtiger, dan wanneer geen mis ge- celebreerd werd (solemnisatio non sub divinis) ; doch kostte ook meer ' geld. Solferino-rood, modekleur, dof rood, naar de overwinning bij Solferino, 24 Juni 1859 door de Franschen en Sar- dini6rs onder keizer Napoleon III op de Oostenrijkers behaald. Soil Deo gloria, (1 at.), aan God alleen zr, j de eer; spreuk van Van d e n Bergh, Brunt e. a. Solidaire verbintenissen , Solidair of hoofdel#k is eene verbin- tenis, hetzij dat van verschillende schuld- eischers ieder bet recht heeft, de vol- doening der geheele schuld to eischen, indiervoege dat de betaling aan een hunner gedaan, den schuldenaar bevrijdt; hetzij dat, bij verschillende schuldenaars, ieder voor bet geheel kan worden aan- gesproken (dus solidair aansprakel#k is), en ingeval de voldoening door een van hen geschiedt, de overige schulde naars ten aanzipn van den schuldeischer van verplichting tot betaling worden ontheven. (Artt. 1314 en 1316 B. W.). Soil die Stimmen wAgen and nieht zAhlen (Man -, (h g d.), men moet de stemmen wegen, niet tellen, SOLOECISMUS. 1079 SOPADJI. ontleend aan het treurspel Demetrius van S c h i l l e r, dat door diens dood (1805) onvoltooid is gebleven. Soloecismus of solecismus, g r. soloikismos, font tegen de regels der spraakkunst begaan,vooral een zoodanige, die eigen is aan de bewoners van een be- paald gewest. Het woord is of komstig van de ~ Cilicische stad Sold of Soli, wier bewoners zich in den omgang met de inboorlingen een slecht dialekt hadden aangewend, en dus als taalverbasteraars beschouwd werden [verdachte afleiding van Diogenes Laertius, 2e eeuw n. C.]. Solon van Parnassus (De -, naam door Voltaire aan Boileau gegeven, met toespeling op diens Art poetique. Solum per me, quod omnes moriuntue, (lat.), het is alleen door nzrj, dat alien sterven. Me = Adam, vgl. Rom. V : 12. Opschrift op praal- graven. Somatose, (n i e u w), versterkings- niddel voor verzwakte personen. Van r. sooma = lichaam. Sombrero, (s p.), hoed met breeden -and; in oude drama's : een hoed voor ;en , vreemdeling" of voor een verrader. Something is rotten in the 4tate of ' Denmark, (e n g.), zie 9enmark. Somme, (w a p.), getopt met een ,nder stuk recht boven zich, zonder dat lit in het hoofd behoeft to staan. Onder- cheiden van Overtopt (surmonte), wan- wer een ander stuk daarboven schijnt e zweven, "onder het aan to raken. Sommetles drinken, (17e eeuw), tet drinken aan den maaltijd met zijne ouurvrouw achter het servet uit het- elfde glas, afgewisseld met kussen. Sonate, que me veux-tu ? (f r.), ,onate, wat wilt ge van mV ? Deze -raag, die men dikwerf in Fransche 'eschriften parodieert, werd door Fonte- elle (1657-1757) gedaan, in den tijd toen in zijn vaderland geene wuziek- uitvoering zonder sonate denkbaar was. Sonef, (b a r g.), mond. Sonst (of wetter) hat es keinen Zweek, (h g d.), anders is het nutte- loos. Deze, tot een algemeen verspreide zegswijs geworden woorden zijn ontleend aan de, ook bij ons to lande, bekende posse van R a e d e r, Robert and Bertram oder die Lustigen Vagabunden (1859), waarin zij bij herhaling worden gebezigd. Sonet, klinkdicht. Door sommigen sonnet gesproken en geschreven naar f r. sonnet (van sonner = luiden) ; h g d. Sonnette, e ng. sonnet. I t al. sonetto (van 1 a t. sonare = klinken). Sommigen meenen dat het van het Prov. komt ; son = chanson, lied, met den verklei- ningsuitgang et. Italie is het vaderland van deze dichtsoort; Petrarca (t 1374) muntte er in uit, getu ige zijn,, Canzoniere" die voor een deel uit sonetten bestaat. Klinkdicht genaamd, omdat de zin''volle- dig moet zijn aan het slot van den 4en en Ben regel dezer uit 14 even lange regels bestaande gedichtjes, waarvan de eerste 8 in twee quatrains verdeeld zijn en de volgende zes in twee terzinen of tercets. Sonet van het Oosten (Het -, zie Ghazele. Sonb Ia flauta por casuali- dad, (s p.), de fluit klonk bi, f toeval. I r i a r t e, Fabel : De ezel als fluitspeler. Vgl. Et moi je joue aussi de la flute; Lafontaine, Fables. Sons of Liberty, (a m.), zonen der vr#heid, leden van geheime genootschap- pen, die gevangenen zochten to bevrij- den, welke in den Burgeroorlog door de Noordelijken gevangen gehouden werden Soofpop, (b a r g.), een gulden; zie Pop. Sopadji, (t u r k s c h), knuppelaar, soort van buitengewone politie to Kon- stantinopel, gebezigd bij het onderdruk- ken van opstootjes. Zij mogen slechts in hun eigen wijk arbeiden, waarin zij natuurlijk een waar schrikbewind uit- oefenen. SOPH. 1080 SORTES VERGILIANAE. Soph en Sophomore, (a m., stud.), een groen. Sophlstae, geleerden, naam toe- gepast op hen, die in een of ander vak van wetenschap uitmuptten of er eene bepaalde studie van maakten. Ook wijsgeeren werden oudtijds zoo genoemd; Py t h ago r a s zou zichzelven het eerst den naam van philosophus gegeven hebben. G r. sophistes = ieder die in eenige kunst (bv. muziek of zang) bedreven is. Vanhier Sophisten of drogredenaars, in de tijden van Pericles en Socrates eene klasse van spitsvondige wijsgeeren, die het onderwijs in de philosophic enkel beschouwden als een winstgevendbedrijf. De sophistiek, door Plato en Aristoteles de kunst genoemd, om met verguizing van alle wetenschappelijke degelijkheid, slechts den schijn van wetenschap aan to nemen, ontwikkelde zich het eerst uit het streven, om aan de denkbeelden en de taal door buigzaamheid en behendigheid en ten behoeve -van staatkundige bedoe- lingen de meest mogelijke kracht bij to zetten. Ze vertoont in de geschiedenis der wijsbegeerte een merkwaardig verschijn- sel, daar ze, alles in twijfel trekkend, en de vastheid eener zedelijke over- tuiging door drogredenen schokkend, aan Socrates en zijne volgelingen aan- leiding gaf, in de vraagstukken der wetenschap • dieper dan to voren in to dringen. De sophisten waren meestal leermeesters der welsprekendheid, maar -zij verlaagden deze tot een vaardig plei- ten voor en tegen hetzelfde onderwerp of dezelfde stelling, waarbij zij gebruik maakten van allerlei kunstgrepen. Daar- door kwamen zij tot de ongerijmdste gevolgtrekkingen, met den naam van sophismata bestempeld. Tot de voor- naamste sophisten behoorden : Gorgias, Protagoras, Hippias, Trasymachus, Calli- cles en Critias. SoraYsme, het meerendeels_ geaffec- teerd overnemen van eigenaardige spreek- wijzen uit vreemde talen. Sorbonique, petite en grande. Laatste en hoogste thesen-proef, waar- aan zich, tegenover 20 doctoren in plechtig dispuut, een candidaat moest onderwerpen, om bij de faculteit der Sorbonne den graad van doctor der god- geleerdheid to behalen, sorbonist to worden. De daaraan voorafgaande thesen. proeven heetten mineure, majeure, sa- bative en textatise. Het dispuut voor al die proeven duurde van's morgens 6 tot 's avonds 6 uur, zonder tusschenpoozen. Vanhier ook, godgeleerde schooltwoist in de Sorbonne (het hoofdcollege der godge- leerde faculteit to Parijs). Sorbonne, inrichting ter beoefe- ning van godgeleerdheid, wetenschap en letterkunde to Parijs, voor onbe- middelde jongelieden, to hunner op- leiding tot wereldlijke priesters, gesticht door Robert d e S orb o n, kanunnik van Kamerrijk in 1252, met den steun van Lodewijk IX, wiens kapelaan hij was, en van koningin Blanche. In 1808 werd het gebouw aan de Universiteit gegeven, en wordt sedert 1821 de Aca- demie universitaire de Paris genoemd. Sordino, (i t., m u z.), demper, klankk- bedwinger, toonverdoover; eon s. = con sordini, gedempt, met de dempers (te spelen). Sordo, (i t., m u z.), gedempt. Letterl. doof, onverbiddelrjk. Sorek's drulven, de beste soort in Palestina; zie Gen. XL : 11 (Gen. XLIX : 11), Jez. V : 2, Jer. YI : 121. Sorek was een, Richt. XVI : 4, genoemd dal, waardoor heen eene beek vloeide ; volg. Eusebius niet ver van Zora en Esthaol. P e r z. Kischnzischdruiven, overal in het Oosten bekend. Sorodadoe, zie Pradjoerit. Sorosis, vrouwenclub to New-York Sorrore, (b a r g.), heir. Sortes Verglllanae, (1 at.), Ver- giliaansche loten of voorspellingen. De ouden plachten nml. een schrijver, bv. V e r g i 1 i u s (ook wel Homerus, vandaar sortes Homericae) op to slaan en to letten op den regel of de regels, waarbij bunne vingers zich bevonden, om daaruit dit of dat op to maken. Sommige oude Christenen plachten met hetzelfde doel den bijbel op to slaan. (Sortes biblicae). SORTITA. 1081 SOULSLEEPERS. $ortita, (i t., m u z.), de aanvangs- aria der primadonna in de opera, waar- aan vroeger groote waarde werd gehecht ; en terecht, daar de eerste indruk dikwijls voldoende is, om het succes to beslissen. Sostenuto, (m u z.), volgehouden, d. i. aanhoudend, met aangehouden to- nen; een tempo-aanduiding, die eenigszins met andante overeenkomt. Zeer dikwijls wordt sostenuto aan andante of adagio toegevoegd. Sot 4 vingt-quatre carats, (f r.), vier en twintig-karaats-gek, dus zoo gek, dat er niets aan ontbreekt, zoo volmaakt mogelijk; immers goud van 24 karaat is zuiver goud, zonder eenig alliage. Sotadisehe pofzie, vuile, on- tuchtige soort van dichtstukken, porno- grafie. Naar S o t a d e s uit Maronea (in Thracie), den tijdgenoot van Egypte's koning Ptolemaeus Philadelphus (t 246 v. C.), die het eerst die dichtsoort be- oefend heeft, en zijne gedichten Kinaido logoi=„Qpnatuurlijk ontuchtige redenen" titelde, in een mythologisch kleed. Zelfs Seneca heeft Sotadische poezie geleverd. Zie ook Palindrome. Soton (satan), (h e b r.), letter]. de hinderaar, tegenstander, de booze geest. Ons satan. Sotto, (it. m u z.), onder; sotto- voce (in een woord geschreven) half- luid, met gedempte stem. Sottogabelloto, zie Gabelloto. Soucher, (h e b r.), koopman. Meerv. sochrim. Ook in den zin van ons kwant, klant, b.v. een aardige soucher. Soufer (Sofer), (h e b r.), sehr#ver. In het bijzonder Wetschri,jver iemand die zich met het schrijven van Hebr. wetsrollen (Thora-rollen) bezig houdt. Souloldschi, (t u r k s c h), bron- meesters, wier korps het opzicht heeft over de (schoone) waterwerken to Konstantinopel. Sofll, vrouwel. soule, (f r.), in de volkstaal smoordronken. Vandaar soul comme le bourrique a Robespierre = smoordronken als Robespierre's ezel. Volgens den generaal Du Barrail (Mes souvenirs, VI), gaf het yolk then naam aan den generaal H a n r i o t, die, hoewel een dronkaard, en daarenboven ruw en onbekwaam, in zijne betrekking van bevelhebber der gewapende macht van Parijs werd gehandhaafd. Volgens an- deren, werd met , Robespierre ezel" de guillotine bedoeld, die hij met b_ Toed leschte (soulait). Soulet-systeem, (a m e r.), systeem tot opvoeding van zuigelingen door middel van melkflesschen, die in een blikken bus verwarmd worden tot ko- kens toe. Souller de 1'Auvergnat (Le -, (f r.). In de operette La Rose de Saint- Flour, muziek van O f f e n b a c h, tekst van M i c h e 1 C a r r e, werpt Marcachu, een Auvergnat, in het geniep, een schoen en een pak kaarserl in den soep,, pot. Bij het opscheppen der soep, haalt Chapaillon, een ander Auvergnat, tot zijne verbazing, den schoen op, onder den uitroep : Che West pas que the choit chale, snais cha tient de la plache ! (= 't is wel niet morsig, maar 't neemt plaats in!) Dat gezegde, waarop in de Fransche letterkunde niet zelden wordt gezinspeeld, schijnt echter ouder to wezen. Onder de regeering van Louis Philippe bestond namelijk to Parijs eene volks- restauratie A l'hazard de la fourchette genaamd,, wear men, tegen betaling van 10 centimes, met een lange work in een grooten, met soep gevulden ketel mocht steken en recht' had op hetgeen men oppikte. (E u g e n e S u e beschreef zulk een kansspel in zijne Mysteres de Paris). Een Auvergnat zou nu eenmaal daar een schoen opgehaald, en toen de op- gegeven woorden geuit hebben. Soulsleepers, (e n g.) zielenslapers, ontstaan in Engeland omstr. 1650, bij wie destijds de meening gold, dat de ziel niet natuurlijk (van nature) onsterfelijk is, maar alle gestorvenen zich in een be- wusteloozen toestand bevinden, totdat de Heer bij zijne wederkomst de recht- SOUMECK. 1082 SOUTENU. vaardigen zal opwekken ten eeuwigen leven, en na het duizendjarig rIjk de goddeloozen, om hen to veroordeelen tot eeuwige vernietiging. Dergelijke meenin- gen koesteren tegenwoordig de Advents- christenen, waarvan er in 1890 in de Ver. Staten omstreeks 30000 waren ; doch men vindt hen ook buiten Amerika.Deze twis- ten over de natuurlijke sterfelijkheid of onsterfelijkheid der ziel en al wat hier- mee samenhangt, over den toestand der gestorvenen vbor de komst des Heeren en over het lot der boozen na bet ge- richt. Zie Life and Advent Union. Soumeck, (h eb r.), steunend, ver- frouwend. Zich op iernand - z# n n = op iemand vertrouwen, op iemand steunen. Soumettre on se d6mettre (Se -, (f r.), zich onderwerpen of heengaan. Zie Se Sou,nettre. Sound -has nothing to do with wound etymology, (e ng.), ktank ieeft niets to malcen met zuivere woord- xfleiding. Gelijkheid of overeenkomst can klank stempelt twee woorden nog iiet als van eeuerlei oorsprong en be- .eekenis. Gezegde van M a x M ii 11 e r. Sounder, (e n g.), lett. klankgever. [an. 1896 zijn op sommige telegraaf- iantoren (bv. to Amsterdam) sounders n dienst gesteld, nml. toestellen, waar- Lan de ambtenaren de telegrammen -nkel op het gehoor opnemen. Soune, sonnet (soneh), (h e b r. egenw. deelw. van saneh = haten), , #and. Souris blanche (La petite -, f r.), hel witte muisje. Bijnaam van den 'ranschen staatsman en ingenieur D e 'reycinet, eigenrijkL. C. de Saub1es e F r e y c i n e t (geb. 1828), hem ge- even, wegens zijne witte haren en zijnen aard derzelfder kleur, en tegelijk om ijne verstandelijke viugheid en be- endigheid. Sons-oft, (f r.), verkorting van sous- f ficier (= onder-officier) in het,.leger. ooral meer bekend geworden door den t 1889. voor 't eerst verschenen roman Sous-Offs van Lucien Descaves,die bij velen groote ergernis verwekte. Immers, hij schilderde daarin een aantal onder-officieren van het Fransche leger, als dronkaards en onzedelijke, ruwe lieden, die den soldaat mishandelen. Sous-le-tout, (f r. w a p.), geheel on- der in 4 et schild geplaatst, en met den bovenkant niet hooger komend, dan het begin der kromming van de zijlijnen (in 't hedendaagsch schild). Sons sex heureuses mains le cuivre devient or, (f r.), in z#ne gelukkige handeta wordt koper in goud verkeerd, is ontleend aan Le Joueur, comedie in 5 bedrijven van R eg n a r d (den 19n Dec. 1696 voor 't eerst opge- voerd), III, 4, waar de hoofdpersoon (Valere) zijnen knecht Hector de ge- neuchten van den speler schildert. Maar de knecht herneemt : Et l'or devient a rien = en het goud verandert in niets. Met andere bedoeling zegt B o it e a u, Art poftique III : Tout ce qu'il a touche se con verti t en or ; h g d. Gold ist, was sein Hand beriihrt. Soutaleftsky (Secte der -, in Rusland volgelingen van S o u t a j e f f, die de rechten van man en vrouw, kind en volwassene gelijk achten, en aan niemand het recht toekennen aan anderen bevelen to geven of over hen to heer- schen. In dit laatste punt aanhan- gers van het Tolstoisme. Soutajef f (Soutajef ), een Russische boer, behoort tot de Stundisten, eene sekte van af- gescheideneii. Zijne vrouw stierf ; hij begroef haar in zijn tuin; die grond was, meende hij, heiliger dan die van het kerkhof, en hij hertrouwde met zijne eigene dochter. De 1500 roebels, die hij bezat, verdeelde bij onder de armen, en weigerde belasting- to betalen. Aan zijne voeten zat de 67-jarige Graaf Leo Ni- kolajewitz Toistoi. Soutane, lange lijfrok met nauwe moues en der R.-K. geestelijken. Sou- tenelle = kleine of kortere lijfrok, is de dracht van aankomende geestelijken. Soutenu, (f r. w a p.), met een ander stuk recht onder zich, waarop het eerste schijnt to steunen. SOUTIENS. 1083 SPAANSCHE POKHEN. Soutlens, zie Supports. Souvenez-vows de Rocrog, de Fribourg et de Nordlingen ! (f r.), denk aan Rocroy, aan Freiburg en aan Nordlingen; woord van C o n d 6 op 20 Augustus 1648 voor den slag bij Lens uitgesproken, doelend op de neder- lagen daar geleden, en waarmede hij de troepen wilde opwekken om dapper to strijden. Souvent femme varie, (f r.), eene vrouw is licht veranderlijk. For- mule, waarvan Frans I, koning van Frankrijk .(f 1547), over het schoone geslacht sprekend, zich bij voorkeur zou hebben bediend. Vooral bekend is uit Victor H u g o's Le roi s'anause (IV, 2), voor het eerst opgevoerd 13 No- vember 1832: Souventr.femme varie, Bien fol est qui s'r fie ! Une femme souvent Nest qu'une plume au vent. Sovereign people, (am.), de ver- hevene natie, het grootsche yolk, naam then de bewoners van the great coun- try", nl. die der Vereen. Staten van N.-Amerika, zichzelf geven. Soyez plut8t mason, si c'est votre talent, (f r.), wees liever met- selaar, als gfj daar aanleg voor hebt; B o i l e a u (1636-1711), Art poitique IV, 24; een hatelijk heid aan Perrault, een dom en onkundig geneesheer, be- wonderaar van den thans geheel vergeten dichter Q u i n a u l t, dien Boileau met bijtenden spot vervolgde, den man, die De michant midecin devint bon archi- teete, en toen deze zich er over beklaagde schreef Boileau,dat hij hem niet bedoelde Vous etes, je l'avoue, ignorant midecin, Mais non pas habile architecte. Soyons amis, Cinna, e'est moi qui t'en convic, (f r.), laat ons vrienden zijn, Cinna, ik zelf verzoek het u. Woorden van Auguste tot Cinna in Corneille's treurspel van dien naam, V, 3. Spaansche furie, zie Fuire. Spaansch Gelderland, voorma- lige benaming van het Roermondsch kwartier, dat in den oorlog onzer Staten met Spanje, of geheel of grootendeels onder de macht bleef van die mogend- heid ; het werd na de verovering door de Nederlanders niet met de provincie Gelderland hereenigd, maar hing voort- aan als Generaliteitsland (z. a.) onmid- dellijk van onze Algemeene Staten af. Spaansch spek, (z. a f r.), meerv. Spaansch spekken, meloen. Spaansch speksni)den, voor- malig pandspel, waarbij men zich met den rug tegen den muur plaatste, en vandaar eene juffer zijnex keuze uit het gezelschap tot zich riep, die zich dan met den rug voor hem plaatste; deze weder eenen heer en zoo vervolgens. Als de gansche colonne gevormd was, klapte de persoon bij w ien het pand gelost werd,in de hand, moest ieder manspersoon zich omdraaien, en mocht kussen wat of wie hij voor zich zag. Min of meer algemeene teleurstelling, maar vooral voor N0. 1. Waarom heette dit speksnrjden ? Mis- schien om den vorm van die reeks, op elkaar sluitende reepen of schijven. En waarom Spaansch ? Waarschijn- lijk omdat men in Nederland, sedert de Spaansche verdrukking, al wat ver- keerd ging, pijnlijk of noodlottig was, spaansch noemde.,,Het gaat er Spaansch toe", ,het ziet er Spaansch ui$", „hij heeft het Spaansch" enz. Spaansche Ennius (De -, zie Labarinto. Quintus Ennius, Romeinsch schrijver van ,Annales", in den hiSto- risch gedicht in 18 boeken, f 169 v. C. Spaansche kersen, zie Napoleons. Spaansche laars, zie Folter- werktuigen. Spaansche mat of Spaansche regal, zie -Stuk van achten. Spaansche pokken, naam in de 16e eeuw in ons land gegeven san de syphilis. SPAANSCHE PRIESTERS. 1084 SPARTA ET MARTHA. Spaansche priesters, in Duitsch- land en in Nederland in de tweede helft der 16e eeuw : de Jezuzeten, omdat hunne orde in Spanje was gesticht. Spaansejie ruiters, in de ver- sterkingskunst balken ter lengte van 4 en ter dikte van 0,25 Ned. el, waar houten of ijzeren spijlen doorheen steken, op wier punten ze rusten; ze worden met kettingen aan elkaar verbonden, en dienen om den toegang tot bruggen en poorten van vestingen to versperren. Spaansche Shakespeare (De -, C a l d e r o n, de Spaansche drama- dichter (1601-1687). Na Lope de Vega de beroemdste dramatist van Spanje. Spaansche sluiting, (bib 1.), de koordjes, die als lis over een knoop gedaan worden, om de twee dekbladen van een book bij elkaar to houden ; waartoe men in andere landen koperen, zilveren of gouden sloten of linten, die gestrikt worden, gebruikt. Spaansehen galiard dansen (Den -, zie Gaillarde. Spaansche mat verkwanse- len (Een --, zie Mat (barg.). Spaar le de roede, zoo be- derf le den 3ongen.Eene omgewerkte volksaanhaling van Spreuken XIII : 24, waar . men leest : „Die zijn roede inhoudt, baat zijn zoon (maar die hem lief heeft, zoekt hem met tuchtiging"). Spaarboog, (b o u w k.), bogen welke in zware muren gemaakt worden om bouwstoffen to besparen. Dit stelsel komt veel voor in de middeneeuwen zoowel bij vestingbouw- als bij kerkbouw, voornamelijk als deze met kruisgewelven overdekt zijn, waarbij dan het zwaarte- punt op de pijlers wordt overgebracht. Spaarvarken, een spaarpot van $eulsch aardewerk, in den vorm van een varken, met eene gleuf er boven in, voor het inwerpen van 't geld. Spadille, in het kaartspel schoppen- aas; van s p. spada (zwaard), dus zwaardj e ; de Spaansche kaarten ver- toonen zwaarden, bekers, munten en stokken, zinnebeelden van adel, geeste- lijkheid, handel en landbouw; het zijn ook de oude beelden. Spahi, (p e r z.), eig. sipd hi, d. i. tot het leper behoorende, bepaaldelijk de ruiterij van sipdh, dat leper beteekent. Hot is dus : soldaat, meer bepaald ruiter. E n g. seapoy. Spanders (Vosse -, (b arg.), gouden gespen. Spanish Indians, (am.), Spaan- sche Indianen, bewoners van Nezv- Mexico; vgl. Vermin State. Spanlaarden, spotnaam voor de inwoners van Assendelft. Op voorspraak van Gerrit, heer van Assendelft, in hoog aanzien bij 't Spaansche Hof, word Assendelft door de Spaansche troepen bij hunne plundertochten versehoond. Spankeren, (b a r g.), hard weg- loopen. Spannen, (b a r g.), kijken om to luisteren. Spanner, (sport), moersleutel. Spanning (Electrische -, de meer of minder electrische toestand van den geeleetriseerd lichaam in verhouding tot een ander geelectriseerd lichaam. Sparber, (b a r g.), parapluie. Spargillum, (1 at., r.-k.), wj, fwater- kwast. Van spargere (besprenkelen). Sparklet, (e n g. en f r.), metalen flesschen tot bewaring en vervoer van vloeibaar koolzuur. Van e n g. to sparkle = schuimen. Sparta et Martha, (lat.), een bestaan en een vrouw (of volgens eene ge- meenzameHollandschezegswijze: een kooi (= huis) en een vogeltje; in het Duitseh Pfarre and Karre). Vgl. wat het eerste woord betreft (waaraan men in- nieu- weren tijd het tweede rijmwoord toe- SPARTAANSCHE. 1085 SPEELMAKKERS. gevoegd heeft), C i c e r o, Epistolae ad Atticurn, 1, 20, 3. Martha, vgl. Luk. X : 40a; Joh. X1 Spartannsche of Lacedae- monisehe (zie Laconia) eenvou- digheld. Lycurgus prees voor alle burgers de hoogste eenvoudigheid aan, en daarbij van kindsaf sterke lichaams- oefeningen. Spartaansche kortheld, zie Laconiek. Spartacus,beroemd zwaardvechter in Tracie (73, 71 v. C.). Spade, (mil.), barrel. Spatwerk, zie Spritz-Malerei. Spftt kommt Ihr, dock Ihr kommt, (hgd.), q(jlieden komt wel laat, maar g# koint toch, woord uit Schiller, Picolomini I, 1, waar Illo de veldmaarschalk dit tot graaf Isolani den generaal der Kroaten zegt, die met Butler, den kommandant van een regiment dragonders binnenkomt. Speaker, voorzitter in het Britsch parlement. Lett.woordvoerder, redenaar. Oneigenlijke benaming derhalve; want de (inspannende) taak van then voor- zitter vereischt een voortdurend scherp luisteren, waarbij weinig of nooit be- hoeft to worden gesproken. De Speaker van het Lagerhuis geniet een salaris van f 60.000 en vrije woning, behalve een aantal voordeelen. Speclaal (Een -, (rest.), een glas roode iv~n. Spectatoriale geschritten, in de vorige eeuw tijdschriften, gewijd aan beschouwingen over vragen van den dag, zeden, denkwijzen enz. Aldus genoemd naar het voornaamste: J u s t u s van Effen's Hollandschen Spectator, die werkte in den geest der Engelsche essayisten Addison, Steele, Swift, John- son e. a. in tijdschriften als Rambler, Tattler, Idler, Spectator e. a. Spectemur agendo, (lat.), last men ons zien teru'#l wjj aalt 't werk zjjn. Leus door het Engelsche dragonder- regiment van Keizer Wilhelm II op zijn-, standaard geschreven, nadat het 't carr4 des vijands ne6rgereden en zijne veld- teekens veroverd had. Door dezen Keizer gebezigd in zijne toespraak aan Vorst Bismarck ter gelegenheidd van diens 80n verjaardag (L d. 1 April 1895). - Ook devies van den Sept. 1895 opge- richten Utrechtschen studentenbond. Spectraal-analyse, door Bun- sen en K i r c h h o f f ontdekte onder- zoekingsmethode, welke in staat stelt, door de kleurstrepen niet slechts de kleinste hoeveelheden der metalen in. hare verbindingen op to sporen, doch zelfs de aanwezigheid daarvan op de meest verwijderde hemellichamen vast to stellen. Van lat. spectrum =:=*. het beeld in de ziel, de voorstelling; van specio (ik zie). Spectre rouge,(f r.), zie Le spectre rouge. Spectrum, een zonnestraal gaande door een prisma wordt gebroken en tevens gespreid. De uiteenloopende ge- kleurde stralen vormen op een scherm een - kleurenbeeld spectrum genaamd. Terwijl gloeiende vaste lichamen een continu spectrum leveren, gevengloeiende gassen een zoogenaamd lijnen spectrum. Elk gas heeft zijne karakteristieke Speelkaarten, twee-en-dertig,veer- tig of twee-en-vij ftig bladen carton met vier verschillende soorten van figuren be- drukt; in Nederland, Belgii; en Frankrijk rood: harten (coeur) en ruiten (carreau), zwart: schoppen (pique) en klaveren (trefle); voor Duitschland dezelfde namen en figuren ; maar voor echt Duitsche spelen: Schellen (bellen), Eicheln(eikels), Herz (harten), Griin (bladeren); in Spanj e voor echt Spaansche spelen: munten, bekers, zwaarden, stokken, fig. voorstel- lende kooplieden, geestelijken, edelen, boeren (zie boven Spadille); dergelijke figuren waren vroeger ook overal elders in gebruik, 6. a. bij de tarok-kaarten. Speelmakkers, spotnaam voor de inwoners van Benningbroek bij Hoorm SPEENTJE. 1086 SPHINX ENZ. Speentle, (b arg.), zilveren knipje. Spek, scheldnaam then de Geuzen aan de Spanjaarden gaven. Spekkawer, gevangenkamer of voorloopige bewaarplaats b.v. van in kennelijken staat van dronkenschap ver- keerenden, bij een politie-bureel. Het woord is niet algemeen. In Zeeland wordt het zeer veel gebruikt. Spekman, tot omstreeks 1870 in de Kalverstraat tegenover 't Poolsche koffiehuis to Amsterdam een lokaal, waar men uit den Salon of de Komedie komend en gedurende de kermis een broodje met eieren en een paar augurken ging eten voor 25 et.; eene enkele maal veroorloofde men zich de weelde van .een glas wijn of bier er bij. Ernstige stilte heerschte in het lange, smalle zaaltje, -dat zeer druk bezocht werd en zijn aaam droeg naar den eigenaar. Spekzak, (m i 1.), verlofgangerszak, iinnen zak, waarmede de verlofgangers „speksie" (verbastering van inspectie) -moeten maken. Spelen (Met het geweer -, paar eigen keus,er handgrepen mede .verrichten, b.v. recruten. Spelling-bee, (e n g.), bijeenkomst, waarin men den tijd verdrijft met het opgeven van moeielijke woorden, die allen uit losse letters, die in doosjes aanwezig zijn, moeten spellen, waarna in het woordenboek wordt opgezocht, hoe de ware spelling is. Het heet bee (bij) naar het gegons, dat men hoort, als waren er bijen aan den arbeid. ' Spels mate, vermanend woord van den zededichter Dirk Rafaolsz. Camp- huyzen (f 1626), waarmede hij aan den ernst des levens wil herinneren in dagen van vroolijkheid en genot, om hierin moat to houden. Spencer, (e n g.), elegant damesjak- je, oorspronkelijk een soort van overjas of demi-saison met schouderbedekking, zoo genoemd naar den Graaf Spencer under George III, die zulk een over- kleed het eerst liet maken, nadat hij op de jacht de panden van zijn jas was kwijtgeraakt. Sperate, misers;,eavete, fell- ces, (lat.), ongelukkigen, hoopt; ge- lukkigen, zijt op uwe hoede. Spreuk van de familie H o f f m a n n. Sperrgelder, (h g d.), de, krachtens de Pruisische wet van 22 April 1875 (Brotkorb- of Sperrgesetz) ingehouden bezoldigingen en ondersteuningen van diocesen, inrichtingen en geestelijken der R.-K. Kerk, zoolang de bisschop of de beheerder van het diaconees zich niet verbond de rijkswetten to earbiedigen. Die wet was een der vier, die onder den naam Kampfgesetze bekend staan. De overigen zijn : de wet van 31 Mei 1875, waarbij alle geestelijke orden en congregation, behalve die voor zieken- verpleging worden verboden, benevens de wetten van 20 Juni 1875 en 7 Juni 1876, nopens het beheer der R.-K. Kerk- goederen. Van 1880- tot 1891 werden die wetten echter grootendeels opgeheven. Sperrgesetz, zie Sperrgelder. Spes alterius vitae, (lat.), de hoop op een ander levee. Vaak opschrift voor kerkhoven. Spes patriae, (la t.), de hoop des vaderlands, het opgroeiende geslacht, de jonge staatsburgers. Sphinx ('t Raadsel van de -, sphinx = worger, van gr. sphinggein - samendrukken. Het beeld van de sphinx, eene Egyptische godheid, had 't hoofd en de borst eener vrouw, het lichaam van een hond, de klauwen van een leeuw, de vleugels van een arend, en den staart, gewapend met eene scherpe pijl. De sphinx gaf een raadsel aan de voorbij- gangers op, en verslond hen, die het niet verstonden. Oedipus Tied het raadsel, dat luidde : , Welk dier is 't, dat zich 's morgens op 4, 's middags op 2 en 's avonds op 3 beenen beweegt ?" Op- lossing: de mensch, die als kind op handen en voeten kruipt, in 't verdere leven twee beenen gebruikt, maar in den ouderdom daarbij een stole behoeft. SPIE. 1087 SPIRITUS FAMILIARIS. Spie, (m i 1.), geld (niet algemeen). Spielen, (b a r g.), centen. Spieren, (k. m. a.), van verboden middelen gebruik maken bij schriftelijk repetitie-werk of examen. Spiessburger, (h g d.), oorspronke- lijk, in de 16e eeuw, de burgers van kleine steden, die hun harnas en speer (Spiess) maar niet wilden opgeven en daarmede ter verdediging der wallen optrokken, terwijl elders de vuurwapens meer en meer in zwang kwamen. Later diende die naam voor den burger eener kleine plaats, met bekrompen denk- beelden en linksche manieren. SpUkerbalsem, genoemd naar den eersten fabrikant, J a n S p ij k e r, een Amsterdamsch aanspreker, omstreeks 1750, maar later door zijn fabrikaat een weldoener voor veel lijders en een rijk man. Spilleleen, oudtijds een leengoed, waar ook de vrouw mocht opvolgen, eigenlijk van spinnen, de hoofdbezigheid der jonge vrouwen in de middeleeuwen. Vandaar nog in het Engelsch de naam Spinster voor. een ongehuwde vrouw ook op meer gevorderden leeftijd. Spin (De -, in het bijgeloof en de volksverhalen een dier, waaraan allerlei eigenschappdn werden toege- schreven, vooral als middel tot vergif- tiging. Ook heerscht op het platteland het bijgeloof, dat men van de koorts of andere kwalen genezen wordt, door een groote spin in een paar notendoppen eenige dagen (gewoonlijk negen) met zich rond to dragen. Spindle City, (am.), Lawell in Massachusetts ; naar de vele weef- getouwen. Spinet, (m u z.) , klavier, waar- van de snaren met punten van penne- schacsten worden aangeslagen, en dat zijn naamsoorsprong zou to danken hebben aan J o h. Spine t u s, klavier- maker, die omatreeks 1503 to Venetie I-Afde. Spinkit, (b a r g.), spinhuis. Spinnekop, (b a r g.), doekspeld. Spinozisme, het wijsgeerig stelsel van Baruch de Spinoza (1632-77). Spinzakken, bijnaam voor de be- woners van Winsum bij Franeker, naar de zakken, waarin de dear gezuiverde wol naar de wolkammers werd verzondeei. Spirit, (eng.), geest en geestdrift. Spiritisten, aanhangers van de meening, dat de mensch omgang kan verkrijgen met de geesten, vooral der afgestorvenen. De leer zelf heet spirj- tisme, dat omstreeks 1848 uit Amerika naar Europa overkwam. Als eerste ver- kondiger van die leer noemt men A n- drew Jackson Davis. OokBilder- d ij k was in hoofdzaak die meening toegedaan en wijdde er zelfs een schoon gedicht aan, getiteld : De Geestenwereld. Het spiritisme leert echter ook de mid- delen om then omgang to verkrijgen. Spiritualen, (r. - k.), geestel#ke menschen, ook Zelatoren (ijveraars) ge- noemd. Zij behoorden tot de Observanten (z. a.) onder de Franciskaners. Spiritueele Worstelaars, r u s s. Dukhobortsi, genootschap in Rusland, rustige lieden, vegetariers, die in eene soort van gemeenschap uit eene gemeen- schappelijke beurs leven, en weigeren soldaat to worden. Om deze laatste reden zijn zij uit Rusland verdreven, nadat zij gedurende drie jaren zwaar vervolgd waren;, hun zijn paspoorten gegeven om het Russisch gebied to verlaten, op voorwaarde, dat zij nimmer zullen terug- keeren. Het geheele getal is 10.000. Zij, willen zich op Cyprus vestigen.De kolonie staat onder toezicht der vertegenwoor- digers van een Engelsch genootschap, dat haar beschermt. Op 26 Aug. 1898 kwamen er 1129 als Russische ballingen to Larnika op Cyprus aan. Spiritus familUario, (lat.), be- schermgeest, dienende gees#,, SPIRITUS RECTOR. 1088 SPRAAK ENZ. Spiritus rector, (1 at.), bezielende geest, geestel?jke, levenwekkende kracht. Spitzel, (h g d.), verklikker. Van- daar Spitzeltum, het bezigen van ver- klikkers en speurhonden; het stelsel van agents provocateurs (z. a.). Splendida vitia, (1 at.), blinkende zonden. Zoo noemde, naar het heet, de kerkvader Augustinus de deugden der heidenen, waarschijnlijk, omdat zij er zichzelven en niet Gode de eer van gaven. Ook goede werken, die niet uit het geloof in Christus voortspruiten, noemde hij aldus. Splendide mendax, (lat.), z. v. a. edele of sublieme leugenaarster. Zoo noemt H o r a t i u s (Oden III, 2, 35) Hypermnestra, de eenige van de 50 dochters van Dana u s, die haren echtgenoot in den bruiloftsnacht niet vermoordde, gelijk Danaus bevolen had en zij had beloofd, maar hem spaarde en op listige wijs aan de vervolgingen van haren vader hielp ontnomen. Met het oog hierop spreekt Horatius t. a. pl. van haar als splendide mendax et in omnne virgo nobilis aevum. Vandaar tegenwoordig iemand, die liegt met een doel, dat op zichzelf prijselijk is. Spliek, (b a r g.), goudstuk. Splinter (Men ziet den - in fret oog van een ander, maar niet den balk in ziIn eigen oog. Ontleend aan Matth. VII : 3. Oos- tersche vergelijking, waarin splinter het beeld is voor een zeer gering, en balk dat voor een zeer groot gebrek. Split, (z. a f r.), een glas sterken drank. Spoelhond, schimpnaam, door het yolk to Leiden aan de studenten aldaar gegeven. Daar de hond voor een type van onbeschaamdheid , geldt, kan die schimpnaam aanduiden, dat, evenals een ' hond in water gereinigd, afgespoeld wordt, een student dient to worden ge- reinigd van studentenstreken, welke meermalen eveneens getuigen van onbe- schaamdheid. Spoil's system, (am.), stelsel,waar- bij de staatkundige overwinnaars bij de verkiezingen, den buit' (spoil) der vette ambten onder elkaar verdeelen. Bij ver- andering der regeering nl. worden oak de meeste hoofdambtenaren ontslagen, en de staatkundige partij,die dan aan het roer komt, bezet de plaatsen met hare vrienden. Spoke,,(s p o r t.), spaak. Spoketightener, (s p o r t), spaak- aanzetter. Spolia opima, (lat.), lett. vette, rijke buit, t. w. de wapenrusting, door een oud-Romeinschen veldheer aan den door hemzelven gedooden vijandelijken aanvoerder ontnomen. Bij V erg iii u s en Livius. Spoon of & brake, (sport), lepel van de rem. Spoorwegkoningen, menschen, die als oprichters van of aandeelhouders in spoorwegmaatschappijen, deze geheel in hunne macht hebben, en er millionairs bij worden. Te Londen, b.v. woont Sir Edward Watkin, de ,spoorweg- koning"-, ook bekend als ontwerper van het plan van een tunnel onder het Kanaal. Men vindt hen vooral in Noord-Amerika to New-York o. a. James G o u 1 d en Van der Bildt. Collis P. Hun- t i n g t o n is thans spoorwegkoning van het Westen. Sport, (e n g.), woord, waarmede vermaken of spelen in de open lucht worden aangeduid, bijzonder jacht en visscherij ; vandaar, dat sommige sport aan wettelijke bepalingen zijn gehouden. Van het Eng. werkw. to disport, zich vermaken, ontspannen, spelen. Spotter's huisle zal branden, kan door het bijbellezend voorgeslacht ontleend zijn aan Spr. XIX : 29; 2 Petr. III : 3 vgl. met vs. 10. Spraak (Zigne - maakt hem openbaar, Matth. XXVI : 73. Uit iemands eigenaardige uitdrukkingen wordt duidelijk, tot welke partij hij behoort, welke richting op staatkundig of godsdienstig gebied hij is toegedaan. sPRANGER. 1089 SRI BAGINDA MAHARADJA. Spranger, (b a r g.), tabakspUp. Spread-eagle, (a m.), bluf, ver- toomng, bombast, naar den trotschen adelaar (eagle), het wapen der V. S. Spread-eagleism, (a m e r. e n g.), bet stelsel der partij van B 1 a i n e in Amerika; die de vleugelen van den Amerikaanschen adelaar over een zoo uitgestrekt mogelijk gebied wenscht to zien uitgespreid; het Amerikaansche chauvinisme, of eigenlijk dat der Ver- eenigde Staten van Noord-Amerika ; pan-americanisme. Spreeh-Minister, de 1 Juli 1897 afgetreden minister v o n B o t tic her, die zeer rederijk was in den Duit- schen Bondsraad. Hij was het eenige lid der Regeering uit den tijd van keizer Wilhelm I. Omdat hij 17 jaren lang minister was, heette hij ook de Dauer- Minister. Spree-Athen, (h g d.), Athene aan de Spree. Benaming van Berlijn. Zoover men weet, in 1706 door W i r c k e r, in een lofzang op Frederik I voor 't eerst gebruikt. H e i n e (Reisebilder, II) noem- de die veste ook die gesunde Ver- nunftstadt. Spreeuwen, spotnaam voor de in- woners van Winkel. Spregerikken, (b a rg.), lakens. Sprekende beeld (Het -, het standbeeld van Memno in Egypte, uit een rots gehouw en, dabij het opkomen van de zon een zangerig geluid laat hooren. Sprekende wapens, (w a p.), wapens, waarin stukken zijn geplaatst, wier namen overeenkomen met den naam der bezitters, en waaruit dus die naam, soma met eenige moeite, to lezen is. Bij voorbeeld de aan een steen geketende beer in 't wapen der Van Beresteyn's. Spretae iniuria formae, (1 a t.), de smaad van de verachting harer schoonheid. V erg i 1 i ti s, Aeneis I, 27 spretaeque injuria formae. Bedoeld is de wrok van Juno over het toekennen van den prijs door Paris aan Venus, met voorbijgang van haar en Minerva. Spreuken, zie Leuzen. Spring, (sport.), veer. Springend, (w a p.), op de achter- pooten staande. De gewone uitdrukking is echter klimmend; van den leeuw wordt nooit springend gezegd. Springframe, (s p o r t.), raam met veerinrichting. Sprinter, (sport.), snelle rijder op korten afstand. Spritz-Malerei, (h g d.), borstel- schilderkunst. Vgl. f r. brosse a peindre = ver, f borstel. Spri tze = spuit. Hier to lande Spatwerk. Sprokkelbeursie, een spaar- beursje voor kleine voordeelen. Sprotter, (mil.), iemand, die nog kort in dienst is (,groen" of , baar"). Spuit, (mil.), geweer ; (a m s t.), paraplu. Square, (e n g.), vierkant. Vierkant pleintj a in de straten der Engelsche steden in 't midden met plantsoenen bezet. De naam is later overgegaan op alle kleine wandelparkjes in de groote steden. Squatter, van e n g. to squat = op de hurken zitten, d. i. zich ergens op den grond neerzetten. Naam der kolo- nisten in Noord-Amerika, die zich op woeste gronden nederzetten, zonder door aankoop er eigenaars van geworden to zijn. Squatter-State, (am.), Kansas. Squaw-man, (am.), een blanke, die met eene vrouw uit eenen der stammen van de Roodhuiden getrouwd is; fig. een gemeene, gevaarlijke kerel. Sri Baginda Maharadia, be- titeling van Koningin Wilhelmina door de Maleiers to Batavia. 69 ST. ANTONIUSKRUIS. 1090 ST. PIETER ENZ. St. Antonieskruis of -kruk, (w a p.), F r. b9quille de St. Antoine, croix de potence; klein krukje, bestaande uit een verkorten dwarsbalk, ondersteund door een verkorten paal; hierin van de gewone kruk (fr. potence) onder- scheiden, dat eerstgenoemde de kanten van balk en paal niet recht afgesneden, maar ietwat ingebogen heeft. Niet on- gelijk aan een T. St. Cornelis bidden (Van -, van = wegens (onder voorwendsel van) St. Cornelisziekte (vallende ziekte) bidden = bedelen. Aalmoezen vragen onder voorwendsel, dat men een ellen- dige zieke is. St. Cornelisziekte, nzelaatsch- heid. Bij Luik lag eenkloostervandeV berg Cornelius (Mont Cornillon), waar- aan de verpleging der melaatschen was opgedragen. St. Elisabethsvloed, geduchte watervloed van 19 Nov. 1421, toen de Biesbosch ontstond. Naar Elisabeth, landgravin van Hessen en Thiiringen, dochter van Andreas 11, koning van Hongarije (f 1236), die in de Roomsche Kerk op 19 Nov. haren memoriedag heeft. St. Jacobssehelp, (w a p.), heeft dezelfde gedaante, als de kleine of St. Michielsschelp, doch is zeer groot. Ze zijn geoord (oreiW), wanneer ze aan elke zijde bovenaan een ver uitstaand oortje hebben. De naam is vermoede- lijk hieruit to verklaren, dat de bedevaart- gangers naar St. Jago di Compostella terugkwamen met zulk eene schelp, van eene vooral aan de Spaansche kust aanwezige oestersoort, op hoed of man- tel gehecht. St. James (Set Hot van -, het Hof van Engeland. Naar het paleis van St. James en dit naar Jacobus I, koning van Engeland. St. Janskrais, (w a p.), kruis met armen in den vorm van zwaluwstaarten. St. Jansvuur, vuren, op den avond vbor St. Jan d. i. den R.-Kath. gedenk- dag van Johannes den Dooper (24 Juni), in vele streken van Duitschland ont- stoken op de bergen; een overblijfsel van bet Heidensch bijgeloof, dat door den damp en de hitte de booze geesten to verdrijven zijn. St. John's Ambulance Asso- elation, vereeniging in Engeland, die onderricht geeft in het verleenen van de eerste hulp bij ongelukken. In Duitschland heeft men in denzelfden geest en trant Saniaritervereine (z. a.). St. Juin, ironisch voor ajuin. Yer- eerders van St. Juin = de rechtzinnige ijveraars onder de Hervormden der 17e eeuw, die wegens hun strenge geloofs- richting en zwaarmoedig bestaan bedrukt keken, tot schreiens toe, evenals iemand, die ajuin onder de oogen gehad heeft. Vandaar ook kr#ters geheeten. St. Katrilumelkers, veehouders, die zoolang mogelijk hunne koeien buiten laten loopen, en ze in de weide melken. St. Catharina = 25 November. St. Michielsochelpen, zie St. Ja- cobsschelpen. St. Patrick, de beschermheilige van lerland. De rev. Charles Plum- m e r, leeraar der hoogeschool van Oxford, beweerde echter, in April 1897, tot de ontdekking to zijn gekomen, dat die heilige nooit bestond en zijn aanzijn alleen aan eene dwaling van een vertaler schuldig is. In de Hist. eccles van Bed a (672-735 n. C.) leest men namelijk Qui et patricius fuit. De vertolker zag nu het woord patricius voor een eigennaam aan, terwijl daarmede eenpatricigr werd bedoeld, die eigenlijk E a t i u s zou zijn geheeten. St. Patrick's naam heeft niet- temin tevens voor eene Britsche ridden, orde gediend, die niet meer dan 26 leden mag tellen, en reeds daarom uitermate gewaardeerd wordt. St. Pieter ad Cathedram of St. Pietersstoel to AntiochiEp 22 Februari. De bekende St. Peter, als huur- en verhuurdag. ST. PIETER ENZ. 1091 STABAT MATER. St. Pieter ad Vineula of St. Pietersbanden (vgl. Hand. 12: 3, 4), 1 Augustus. Bekend is bet rijmpje Met St. Pietersbanden Trekken de ooievaars naar andere landen. St. Pieter en Paulus, (oneenig, vgl. Gal. II : 11). 29 Juni. St. Pleterskerk van het Oos- ten (De -, de Aya Sophia to Konstantinopel. St. Pletersstoel to Rome, 18 Januari. Doelt op de bewering, dat Petrus Bisschop van Rome is geweest. St. Quirinus-ziekte, fistelziekte, ziekte aan den endeldarm. De daarmee behepten riepen den martelaar Quirinus om genezing aan. St. Thomas-luiden, oude volks- gewoonte in Katlijk, een dorp in Fries- land, om tusschen St. Thomas (21 Dec.) en Kerstmis nacht en dag de klok to luiden. Sta vast In den Bulkslooter, spreekwijs, ontleend aan de veerschuit, die vroeger tusschen Amsterdam en Buiksloot voer, en erg stootte in de vaart en bij 't landen. Steak, (w a p.), zie Faal. Staart, (z a g.), strook perkament, waaraan bet uithangend zegel gehecht is. Staat op post voor't geweer (Hi3 -, (m i 1.), veel gebruikt antwoord, wanneer er naar iemand gevraagd wordt, die niet aanwezig is. Staatle tokken, (k. m. a.), nijdig worden, zich kwaad maken om iets. Staatkunde van Kaiaphas (De -, in Job. XI : 50: ,bet is beter dat den mensch sterve dan dat gansch een yolk verloren ga". Vgl. Job. XVIII 14. Het systeem der nuttigheid, volgens hetwelk men handelt naar bet goede of kwade, niet van de daad, maar van hare gevolgen. Staatkunde van het ker- kezakie (De -, de manier, welke onze voorouders in de 17e en 18e eeuw in praktijk brachten, om strooken papier, waarin zij hunne aal- moezen en giften wikkelden, beschreven in de kerkezakjes to werpen, teneinde aldus hunne staatkundige gevoelens kenbaar to maken. Zoo vond de koster in de kerk to Arnhem in 1624 een papier waarop een hoofd met bet opschrift „M a r q u e t is een verrader van 't landt". Er onder stond een galg, waaraan een man hing. Bedoeld werd D a n i e l d e H a r t a i n g, beer van Marquette, wiens krijgsbedrijven bij den inval van den Graaf Van d e n B e r g h in de Veluwe a u 1624, niet geroemd worden. - Te Amsterdam werd op bet bericht van den dood van Prins W i 11 e m II (; 1650) zeer mild in de collecte gegeven; de diakenen vergaderden onder de predikatie eenige goudstukken benevens bet 'eol- gende gedicht De Prins is doodt ; Mijn Gaef vergroot. Noyt blijder Maer In tachtig Jaer. Op bet einde der vorige eeuw las men op een brief j e,in eene der Amsterdamsche kerken in 't zakje gevonden Bedestonden, Stomme honden ! Dat verjaagt geen Engelschman, Maar een vloot in zee gezonden, Stomme honden ! Dat is 't, wat ons redden kan. Menige proeve van dergelijk bedrijf valt uit den Patriottentijd to vermelden. Stabat Mater, (m u z.), een der weinige in de R.-Katholieke kerk nog heden gebruikelijke sequentia (z. a.). De tekst, door J a cop o n u s, (f 1306) een Franciscaner monnik, gedicht, is, tallooze malen en op de meest verschil- lende wijzen door componisten der laatste vier eeuwen op muziek gezet. De schoon- ste composities zijn die van P a 1 e s- trina, Astorga en Pergolese. Al- dus genoemd naar bet begin van bet R.-K. kerkgezang Stabat mater dolorosa Juxta crucer lacrimosa etc., de be- droefde moeder (nl. Maria) stond weenend bij bet kruis, vgl. Job. XIX : 25a. Van bet gedicht bestaan in onze taal meer STACCATO. 1092 STAL. dan 20 vertalingen, waaronder van Vondel en Bilderdijk. Staccato, (it.), afgek. stacc. d. i. afgestooten, kort, afgebroken; is in de muziek de aanwijzing dat de noten zonder ineensmelting of verbinding, maar ieder op zichzelf moeten worden voorgedragen. Stud der Artevelden, Gent, de geboorteplaats van Jacob en zijn zoon Philip, die zich beiden achtereenvolgens tot ruwaard van Vlaanderen wisten op to werken tegenover Lodewijk I en II, graven van Vlaanderen. Zij dienden de Engelschen tegenover de Franschen. Jacob werd 17 Juli 1345 in zijn huis vermoord, en Philip sneuvelde 27 Nov. 1382 in den slag bij Roosebeeke, tegen de hulptroepen van Karel VI van Frank- rijk door zijn aanhang verloren. Stud van dean Bart (De -, Duinkerken, waar Jean Bart of B a r t h, de Fransche zeeheld, een vis- scherszoon, in 1651 geboren werd. Hij kweet zich dapper in een kruistocht nabij deze stad als kapitein van zijn schip, in Franschen dienst, tegen de En- gelseben, die de havens geblokkeerd hadden, t 1702 als kommandant van een eskader, door Lodewijk XIV in persoon- lijke audientie tot die waardigheid benoemd. Stud van Karel den Groote (De -, Nrjmegen, waar keizer Karel de Groote op het door hem gestichte Valkhof meermalen verblijf hield. Stud des grooten Konings (De -, Jeruzalem (Matth. V : 35; Vgl. Ps. XLVIII : 2). Stud der kerkhoven (De -, Utrecht, met zijn zeer groot aantal kloosters, kerken en bedehuizen, gebouwd op eene groote begraafplaats. Stud des liehts (De -, Parry's, weleer geroemd als brandpunt en ba- kermat der beschaving. Stud der 100,000 tninen (De-, Kaboel (Afganistan), reeds in de oudheid om zijn rijkdom aan vruchten vermaard. Mad der zeven heuvels (De-, Ronme. Stadhouder van Engeland en koning van Holland, kwalificeerde men 9 Mei 1697 prins Willem III bij het sluiten van den vrede to Rijswijk, omdat hij zijn invloed geheel had her- wonnen, nadat die vooral door de weife- lende houding der stad, Amsterdam tegenover Lodewijk XIV was verzwakt. De prins toch wilde den oorlog voort- zetten. Stadie, Grieksche afstandsmaat, sedert Alexander den Groote ook in het Oosten veel gebezigd. Van 600 Grieksche, 625 Romeinsche voeten, het 40e deel van eene geografische mijl, het 30e van een uur gaans. Dus 60 stadien (Luk. XXIV : 13) - twee uur gaans. Ontleend aan g r. stadion = 600 Grieksche voeten, d. i. juist de lengte der renbaan; zie Stadium. Stadium, renbaan in een gymna- sium, ook de enkele wedloop, waarbij men eenmaal de baan afliep. Als afstands- maat is het stadium 600 Grieksche voet, ongeveer 185 M. Stadt der reinen Vernunft, (h g d.), naam door F r e y a t a d t, in diens werk over den wijsgeer Kant (1864) aan Konigsberg, de geboorteplaats van den schrijver der Kritik der reinen Yernunft gegeven. Staf el-tarleven, in Duitschland, tarieven, die trapsgewijs opklimmen en dalen, naar gelang van den marktprijs. Staffel (h g d.) = trap, sport. Stag at gaze, (e n g., w a p.), staand pert, dat ' het gelaat naar den aanschouwer wendt. Stag = hert; gaze 7 -- blik. Stag-dance, (am.), letterl. herten- dans, een ruwe, wilde dans, alleen door mannen uitgevoerd. Zoo ook stag partfj en stag-dinner voor een partij of een maaltijd, waaraan alleen heeren deel- nemenl. Vgl. onsgeitenpart#, een partijtje van enkel dames. Stal, (m i 1.), hospitactl of ziekenzaal. STALACTIETEN. 1093 STATE ENZ. Stalaetieten, aan een onderaardsch rotsgewelf hangende en Stalagmieten op den grond van een grot staande drupsteenvormingen. Stampen, (z e e t.), de beweging van een schip om zijn breedte-as. Stand, (sport.), standaard. Standaard, de grondslag . voor de vrachtberekening van ladingen planken, die van Noorsch a en andere houthavens verscheept worden. De meest gebruike- lijke standaard is die van St. Petersburg = 165 kub. Engelsche voeten; andere standaarden zijn die van Drammen = 1121/2 kub. Eng. v. Christiania = 1031/8 „ Drontheim = 198 „ Wyborg - 180 Quebeck = 229 „ De staudaard van 1000 superfirial feet = 831/3 kub. Eng. voeten. Standaard, (b a r g.), kandelaar. Standaard (Jan -, (mil.), of Standaard Jan, zie Peereboom. Standaard (Be slag van den -, slag, geleverd tusschen de Engel- schen en de Schotten bij Cuton Moor in 1138. De naam is ontleend aan een scheepsmast, die, op een wagen in 't midden van 't Engelsehe leger geplaatst, de standaards ontvouwde van St. Peter van York, St. John van Beverley en St. Winfrid van Ripon. Op den top van dien mast zag men een tonnetje, dat eene gewijde hostie bevatte. Standfries, eerenaam, dien de Fries zich gaarne toekent, als herinnering aan het feit, dat Gemme van Burmania, vertegenwoordiger van den Frieschen adel, bij de huldiging van Filips II van Spanje in 1555, staan bleef in plaats van, zooals al de andere aanwezigen, to knielen, Toen men hem op die fout opmerkzaam maakte, gaf hij fier ten antwoord : Wij Friezen knielen alleen voor God!" en bleef $taan. Standpenning, de munt, die - het maakloon buiten rekening gelaten -- een waarde heeft, gelijk aan die van de hoeveelheid edel metaal, welke zij bevat. De wetgever staat aan particu- lieren toe, ze voor eigen rekening to laten vervaardigen. Daartoe behoorden vroeger in Nederland stukken van 21/2, 1 en 1/2 gulden. Door de deprecitatie van het zilver zijn evenwel deze stukken in teekenmunt veranderd, d. i. munt, die eigenlijk fictief standaardgeld vormt, daar zij algemeen wettig betaalmiddel is bij elk bedrag, maar niet vrij meer kon worden aangemunt. Nederland ging in 1873 tot tijdelijke schorsing van zilveraanmunting over en nam in 1875 de gouden standaard aan. Sedert vormt het gouden tienguldenstuk de eenige standpenning. Standvink, (b o u w k.), paal, pilaar, pijler, waarop balken of andere zware lasten rusten. Stans pede In nno, (lat.), op ien voet staande, d. w. z. zonder eenige inspanning, met het grootste gemak. Horatius, Satirae, I, 4, 10. Stante pede, (1 a t.), op staanden voet. Star-spangled banner, rood- wit-gesfreepte banier der Amerikanen. Letterl. met sterren als loovertjes ver- sierde banier. Spangled skies = schit- terende sterrenhemel. Stars and Bars, (a m.), sterren en balken; de vlag der Zuidelijke Staten. Stars and Stripes, (am.), sterren en strepen; de vlag der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Start, (sport), punt van afrit, aanvang op de race. Starter, (sport), hij, die het sein tot afgaan geeft. Statant, (e n g., w a p.), zie Staande. State of Camden & Ambay, (a m.), naam voor New-Jersey (vgl. New- Spain), naar eene firma van dien naam, die aldaar spoorwegen aanlegde. n STATENBIJBEL. 1094 STEEN DES AANSTOOTS. Statenbiibel, -overzetting, -vertaling. De officieele Bijbel, bij bet Nederl. Hervormde Kerkgenootschap in gebruik. Aldus genoemd, omdat de Bijbel op last van de Staten-Generaal der Vereen. Nederl., en volgens besluit der Dordtsche Synode ao 1618 en '19, suit de oorspronkelijke talen (He- breeuwsch. Arameesch en Grieksch) getrouwelijk is overgezet" door zes ge- leerde mannen, die in 1624 dit werk to Leiden begonnen en in acht jaar vol- eindigden. In 1637 in druk versclienen, en in 1640 ten algemeenen gebruike bij de gemeenten ingevoerd. Stater, oude Grieksche gouden en zilveren munt. De Attische stater, ter waarde van vier drachmen ; in goud = twintig drachmen. Statle, (r.-k.), bidplaats. De staties zijn veertien, ook wel zeven, voorstel- lingen uit het lijden Christi. ledere statie als bidplaats to bezigen heet daarom den lijdensweg gaan. Men heeft ook statie-kermissen. Status quo ante bellum, (1 a t.), de toestand, waarin (de zaken waren) v66r den oorlog. Stager,. (sport), rijder op langen afstand. Stedekroon, (w a p.), muurkroon; F r. couronne murale. Steden. Stad is een historisch be- grip, voor een plaats met voorrechten begunstigd en van vestingwerken voor- zien. Stad is tegenwoordig een geogra- phisch begrip, voor een aanzienlijke plaats met aaneengesloten huizen. Steden: De steden der vlakte : Sodom en Gomorrah. De zeven steden : Thebe, Jeruzalem, Athene, Rome, Constantinopel, Babylon en Parijs of Londen. De laatste als handels- of weeldesteden. Steden van Homerus (De zeven --, zie Honaerus' geboorteplaats. Stedenbouwer (De -, H e n- d r i k I, Koning van Duitschland (876 -936). Stedendwinger (De -, bijnaam van Prins Frederik Hendrik, om zijne talrijke veroveringen van steden op de Spanjaarden. Steek, in sommige plaatsen bena- ming van een politie-agent. Ook nog omstreeks bet midden dezer eeuw van een predikant, naar de toenmalige dracht (mantel, bef en steek). Steek, steek, eeuwige steek, Driemaal soep In gene week. Schimpdeun op de predikanten to Utrecht, die het langst steken bleven dragen, nadat dit predikantenhoofddeksel reeds nagenoeg overal elders onder de Her- vormden in onbruik was geraakt, en als kenteeken van steile orthodoxie werd beschouwd. Soep = soeperige, langge- rekte, temerige predikatie. Steekie, (mil.), zie Driekantje. Steekpan, (mil.), ziekenvader in bet hospitaal. Steel, (e n g. sport.), staal. Steem (Het Is zoo recht, als de weg naar -, de weg van Stedum of Steem, bij Appingedam, naar bet dorp Lellens is zeer bochtig ; daarom bezigt men in die streek van iets, dat erg krom is, bovenstaand spreekwoord. Steen der wiizen, onder dezen naam vat men de kunst to zamen, om eenige onmogelijke dingen to vinden, nl. goud maken, de eeuwigdurende beweging, het levenselixir (pm eeuwig to blijven leven) en de kwadratuur van den cirkel. Vooral in de 16e en 17e eeuw hield men zich druk bezig met naar den St. d. W. (la pierre philosophale) to zoeken, maar bet denkbeeld is zeer oud, en de legende brengt bet tot Salomo, ja zelfs tot Adam terug. Steen den aanstoots, datgene, waaraan iemand zich voortdurend ergert, ontleend aan I Petr. III : 7 en Jesaja VIII : 14 (f r. pierce d'achoppement). STEEN DER SCHANDE. 1095 STEENEN ENZ. Steen der sehande (schandsteen), f r.pierre de scandale,aware steen,welken in Champagne eene vrouw of een meisje, die anderen lasterlijk van zedeloosheid had beschuldigd, des Zondags bij het uitgaan van de mis, moest dragen (a° 1287); zie Steendraagsters. Soms stel- de bij kwaadspreeksters die steen een reusachtig vrouwenhoofd voor, met uit- gestoken tong; of ook een honde- of kattekop. Soms ook had die steen den vorm eener groote flesch, de flesch van den beul geheeten (a° 1320). Steen (De blanwe -, steen op de groote markt to Nijmegen, die ge- diend heeft als plaats van rechtsspraak en uitoefening van lijfstraf. Ook to Leiden bij het Stadhuis op de Breestraat (zie bij Vondel) ; evenzoo to Tiel en ook to Muiden : de blauwe wijsteen. Te Hoorn en to Leiden had men drie gerechts- steenen : een rooden, een witten en een blauwen. Steen (Gesloten -, steen aan een ketting gesloten, to Utrecht, om to beletten, dat de Duivel voortging met dezen steen to werpen. Steen (De Rosetta -, in 1799 nabij Rosetta in Egypte gevonden door een Fransch generaal. Deze steen be- vatte een opschrift in drie talen, een er van in hieroglyphen. Hij dateerde van 195 v. C. en werd de sleutel tot de kennis en ontcijfering der Egyptische hieroglyphen, waarbij zich Champollion verdienstelijk maakte. Steen werpen (Den eersten-, de eerste z6n om eene beschuldiging in to brengen, eene aanklacht in to dienen. Ontleend aan Joh. VIII : 1--8. De steeniging was onder oud-Israel eene gewone wijze van doodstraf, ook voor overspel (Dent. XXII : 24). Bij de uit- voering van die straf wierpen de (twee) aanklagers de eerste steenen. Steendraagsters, (Middeleeuwen), vrouwen, die, schier naakt, wegens laster, een zwaren steen aan een ketting om den hals bevestigd, door al de straten der stad moesten dragen; waarbij het belang- stellend publiek een afschuwelijke ketel- muziek maakte. Op het Stadhuis to Nijmegen vindt men in de Gemeente- verzameling nog den schandsteen : een zwaren steenen bal, rood en zwart ge- verfd, met een ketting aan een ijzeren halskraag, als straf voor ontuchtige vrouwen ; a o 1618. Steenen gust (De -, in de Don Juan-sage het standbeeld, dat voor den comthur (commandeur), die door Don Juan is gedood, is opgericht, en door den laatste spottend tot het avondeten wordt uitgenoodigd ; aan welk verzoek de steenen gast gevolg geeft en den verleider zijner dochter aan de helsche machten overlevert. De eerste drama- tiseering van de legende is van den Spaanschen kloosterbroeder F r a G a- briel Tellez, ook geheeten Tirso d e M o 1 i n a. De titel was : El Burlador de Sevilla y convidado de piedra. Daar- naar bewerkte M o 1 i e r e zijn Don Juan. Het libretto van M o z a r is Don Juan is bewerkt door D a P o n t e. Steenen man (De -, gedenk- teeken op den zeedijk to Harlingen, op- gericht ter eere van den Spaanschen stadhouder C a s p a r d e Rob 1 e s, den hersteller van het dijkwezen in Friesland na den Allerheiligenvloed van 1570. In 1895 gerestaureerd. Opmerking verdient, dat in een gevecht op het tegen Spanj E;'s souvereiniteit in opstand verkeerende Cuba, waarin 400 man Spaansche regee- ringstroepen tegenover 2500 opstande- lingen stonden, de eersten werden aange- voerd door een commandant van den Nederlandschen naam Bosch, die van zijn paard geschoten, en gesneuveld zijnde, vervangen werd door den kapitein Robles ; en deze bevocht de overwinning. In Harlingen en omstreken gaat de moeder naar den Steenen Man en brengt een broertj a of zusj a thuis. Hier ver- vult de Steenen Man de rol van den Ooievaar in andere streken. Steenen spreken (Waar deze zwiigen zullen welhaast de -, ontleend aan Luk. XIX : 40 en Habak. II : 11. Ook in P 1 a u t u s Aulularia, 2, 218 leest men : lapidem ferre altera mane, altera panem ostentare, in den zin van openlijk vleien, om openlijk to schaden. sTEENEN ENZ. 1096 STEP. Steenen voor brood geven, het onbruikbare in plaats van het bruik- bare verschaffen. Naar Matth. VII : 9 ; Luk. XI : 11. Vgl. Ev. Gez. 81 : 5. Steenkapers, de inwoners van Zieriksee. In de 17e eeuw meenden zij een Franschen kaper to zien, gingen er met twee schepen op af, maar zagen toen, dat het een schuit met steenen was. Steeple-chase, zvedren over vel- den, heggen, slooten en allerlei moeie- lijkheden, die in den weg staan. Het woord ontstond, toen een partij vossen= jagers op hun terugkeer van eene on- gelukkige jacht besloten naar zekere dorpskerk to rijden, waarvan de steeple (torenspits) in 't gezicht was. Wie 't eerst de kerk met zijne zweep zou aan- raken, zou de winner zijn. Steeringlock, (sport), stuurslot. Stein, in IJselstein, enz. enz., eene enkele maal steen; beduidt steenen huis of kasteel. In bet Friesch Stins. Stella dace, (lat.), met de ster tot Bids. Spreuk van Six v a n 0 t e r- leek; Six van Hillegom; Van B e r c k e 1. Vgl. Matth. II : 9. Stellionaat, bet verkoopen van of met hypotheekbezwaren van onroerend goed, waarvan men weet dat men geen eigenaar is ; of bet als vrij aanbieden van onroerende goederen die met hypo- theek bezwaard zijn ; of bet opgeven van minder hypotheken dan werkelijk op bet goegl gevestigd zijn. Stellio is een hagedis, waarvan Vergilius zegt (Georg. IV, 243) dat zij in de korven sluipt, om de honigraten of to knagen. Stem des roependen in de woestljn (Eene -, ter aanduiding eener vruchtelooze verkondiging van deze of gene ivaarheid. Ontleend aan Jez. XV : 3, waar echter „woestijn" bij hetgeen de stem roept, behoort, aldus wegbereiden in de woestijn, baan effenen in de wildernis. In Matth. III : 3 is „woestijn" eenvoudig bet tooneel van des Doopers werkzaamheid, en niet de ijle rdimte, waarin geen levend wezen zich ophoudt, en dus de stem weer- klinkt zonder door iemand gehoord to worden. Inzonderheid omtrent een predi- kant, die geene hoorders, geen gehoor en wiens woord dus ook geen ingang vindt ; en mitsdien geheel in strijd met Johannes den Dooper, want deze had wel hoorders (Matth. III : 5, 7), en zijne prediking vond wel degelij k ingang ' (Luk. III 10, 12, 14, 15) Stenographic, (f r.), snelschrift. Ten onrechte wordt dat door velen voor eene vinding van den nieuweren tijd gehouden. Volgens eene mededeeling van den beer Guy Tomel, in bet Journal des Debats (Oct. 1893), was dat schrift reeds in de oudheid bekend. Cicero, den aanval letterlijk willende kennen die een zijner bestrijders in den Senaat tegen hem wilde richten zou een zeker aantal jeugdige, met hem bevriende leden dier vergadering hebben opgedra- .gen beurtelings een volzin dier rede op to teekenen. De uitkomst was echter zoo onvoldoende, dat hij zijn vrijge- maakten slaaf Tiron opdroeg, een schrift uit to vinden, waarmede men een spreker gemakkelijker zou kunnen volgen. Tiron kwam eenvoudig met een stelsel voor den dag, vroeger door de Grieken ge- bezigd,, doch later weder in onbruik geraakt. Inderdaad heeft men, kort voor de mededeeling van den beer Tomel, to Athene cen inschrift opgedolven, dat van de 4e of 5e eeuw v. C. dagteekent en waarin een overzicht van een steno- graphisch stelsel gegeven, en tevens de prijs der lessen, de naam en bet adres van een leeraar in snelschrift aangeduid wordt. De beer Tomel deelde eindelijk nog mede, dat bet snelschrift, 't welk op dezelfde beginselen als de nieuwere stelsels berustte, in de lagere scholen der Romeinen, nevens lexinologie en rekenkunst beoefend wend en zelfs meer bijval dan die beide laatste vakken vond. Stentorstem, eene bijzonder zware, krachtige stem. Stentor was een Griek, voor Troje, die zoo hard kon schreeuwen als vijftig anderen to zamen (H ome- r u s, Ilias, V, 785). Step, (sport), opstap. STER ENZ. 1097 STILLE ZATERDAG (DE). Step van het Zuiden (De-, zie Diamanten. Ste'gewelf, (b o u w k.), gewelf waarvan de ribben of graden den vorm eener ster nabootsen. Sterling of esterling, eene oor- spronkelijk Engelsche munt (1272- 1307), die later in bijna alle landen werd nagevolgd. 't Was eene zilveren munt, iets grooter dan de denier (denarius), met een gekroonden aanzienden Koningskop. Een pond dezer stukj es heette een Pond Sterling. Sterrenkamer (Camera Stellata), in Engeland een gerechtshof, dat de bevoegdheid had alle misdrijven to straffen, die buiten bet bereik der straf- wet bleven. Het werd door Hendrik VII ingesteld, door hem met groote macht begiftigd, en dienstbaar gemaakt aan bet despotisme. De Koning benoemde en ontsloeg de leden, en als hij verscheen, was hij alleen sprekend rechter. Onder Elisabeth verrees naast deze de High Commission, die eene dergelijke bevoegd- heid erlangde op kerkelijk gebied. Jacobus I en Karel I maakten een ergerlijk misbruik van de beide instel- lingen, zoodat ze in 1641 door bet Par- lement w erden opgeheven. De Sterren- kamer ontleende haren naam aan de met sterren beschilderde zoldering der ver- gaderzaal. Stevenisten, genoemd naar S t e- v e n, den vicaris-generaal van bet voor- malig bisdom van Namen. Roomschen, die bet door Napoleon I met pans Pius VII in 1801 gesloten concordaat voor onwettig hielden, en daarom de overeenkomstig dat concordaat benoemde bisschoppen - niet erkennen wilden. Ook geheeten Anti-Concordatisten of Fideles de la Petite Eglise, en in Frankrijk ver- volgd als oprichters van onwettige gods- dienstige association. Stiekem, (bar g.), stil, geheim. Stigma, bet brandmerk, dat op het voorhoofd werd ingebrand, bv. C voor calumniatores volgens eene zekere lex Remmia; F voor weggeloopen slaven, fugitiva of voor dieven fures.Het schijnt, dat men zich niet altijd tot gene letter bepaalde. Ook werd bet merk niet altijd ingebrand, maar ook wel met een scherp gepunt werktuig ingegrift, zi)o dat bet litteeken bleef. Stigma degenerationis, brand- merk van verbastering, ontaardings- teeken. Als zoodanig beschouwt Dr. R u- d o 1 p h A r n d t, prof. to Greifswald, in bet Ile deel zijner Biologische Studien (einde Febr. 1896) bet genie. Genieen bestempelt hij rondweg als ontaarde (ge- degenereerde) individuen, die gewoonlijk in verbasterde familion voorkomen. Stigma diabolieum, toovertee- ken; eigenlijk duivelsteeken. Het was een teeken, dat sommige toovenaars in de rechter kuit, anderen onder den rechter schouder hadden. Stigmata sacra, (r.-k.), heilige wonden. St. Franciscus van Assisi (t 1226) was de eerste, die de vijf wond- teekenen van den gekruisten Christus in Yijn lichaam ontving. Na hem telt de R.-K. Kerk ongeveer 150 dusgen. gestig- ,natizeerden. Uit g r. stigma (van stizein, steken, dus : steek, prik). Still van Len8tre, tuinbouw- kunst, die, naar de wijze van Len o t r e, tuinman van Lodewijk XIV van Frank- rijk, zich aansloot bij de architectuur, en door snoeien de lijnen van boomen en planten in harmonie bracht met de lijnen der gebouwen in de omgeving. Hieruit ontstonden later door ontaarding ge- drochtelijke pyramiden van boomen maar ook soms fraaie lijnen en indrukwek- kende lanen. Stikken (Je hebt me moos laten -, (t o o n.), verwijt aan den souffleur, dat hij niet duidelijk genoeg gesouffleerd heeft. Stille in den lande (Nil Is een -, wordt gezegd van iemand, die een- roudig, rustig en onbekend voortleeft. Ontleend aan Ps. XXXV : 20. Stille Zaterdag (De -, de (Zater-)dag voor Paschen, gewoonlijk STILO NOVO. 1098 STOHVISSCHEN. Paasch-Zaterdag; dus geheeten, omdat Jezus toen in bet graf rustte. F r. Samedi-saint.De eerste Christenen zeiden dan : „De Koning slaapt". Stilo novo (St. N.), (lat.), naar den nieuwen sti, f l, tegenover stilo ve- teri (St. V.), naar den ouden stijl (in de tijdrekenkunde). De oude stijl is nog in Rusland in gebruik en verschilt 12 dagen in de dateering van den nieu- wen stijl. Stiles, de metalen schrijfstift, waar- mede men in oud-Rome op de wasta- feltjes, tabulae ceratae, schreef. Vgl. Luk. I : 63 (schrijftafeltje, gr. pinahi- dion = bordje, plankje). Het boven- einde was plat, om bet geschrevene, zoo bet niet beviel, to kunnen uitwis- schen. Vandaar de dichterlijke uitdruk- king stilum vertere de stift omkeeren, d. i. den arbeid verbeteren. En vandaar ook ons woord stzjl. Stimula, oud-italische godin, die vooral bij vrouwen hevige hartstochten opwekt, later geidentificeerd met Semele. Vanhier, dat zij ook (bij Livius) als Si- mula voorkomt. Aanzetster, prikkelaar- ster. Zij had een gewijd bosch buiten Rome aan den Tiber, waar de later door den Senaat verboden Bacchanalia gevierd werden. Stinkpot, vuurpot, vuurdrager. De stinkpotten plachten in zeeslagen ge- bruikt to worden, om bij entering den vijand uit de hut, kajuit of andere voordeelige stellingen door den stank to verdrijven. Stip, (mil.), bijnaam voor den adjudant-onderofficier. Stipendium, (lat.), bij de oude Romeinen 't loon der soldaten ; tegen- woordig eene bepaalde som, welke aan jongelingen (die daarom stipendiaten genoemd worden) ter voortzetting hunner studien geschonken wordt ; in de R.-K. Kerk de vaste-aalmoes, die bij gelegen- heid van bet uitoefenen eener kerkelijke bediening (inz. bet opdragen eener H. Mis) den geestelijke voor de geloovige wordt geschonken. $tippers, spotnaam voor de be- woners van Lollum bij Bolsward. Zij eten gaarne stipknollen, d. z. knollen, die men in gewelde boter stipt. Stlpriaantles, balletj es voor den hoest, to Leiden verkocht, naar bet recept van zekeren Doctor 8 t i p r i a a n L u i . scius. Stoa, (g r.), gaanderij met muur- schilderingen versierd, to Athene, welke de wijsgeer Zeno van Citium tot zijne gehoorzaal bezigde ; waarnaar de leer- lingen zijner omstr. 300 v. C. gestichte school Stoicijnen (z. a.) heetten. Stoelheer, in de Middeleeuwen de voorzitter van een veemgericht (z. a.). De leden zaten op banken of op het gras. Stoeple, (mil.), vesting-artillerist. Stoepie, (o u d t.), stadssoldaat. Stof van de voeten schudden (Het -, d. i. vol verachting heengaan, ontleend aan Matth. X : 14, Mark. VI 11, Luk. IX : 5 en Hand. XIII : 51. StoTeijnen, van stoa (z. a.). Een algemeen kenmerk van de richting der Stoicijnen is daarin gelegen, dat zij de wijsbegeerte in een eenvoudig kleed zochten to hullen en voor alien verstaanbaar to maken, zoodat ze op bet practisch leven kon worden toegepast. De zedeleer was bij hen de hoofdzaak, en zij onderwierpen deze aan de logica (redeneerkunde). Zij beschouw- den de ervaring als den grondslag van alle kennis en bet zich verheffen boven vreugd en smart als plicht. StoTelinsch, ongevoelig. Zie Stoi- cijnen. Stok, (m i 1.), verouderde scheldnaam voor den adjudant-onderofficier, die vroeger een stok droeg. Stokvisschen, schimpnaam voor de burgers van Deventer, die gewoon zijn op Nieuwjaarsdag stokvisch to eten, wat echter ook elders niet vreemd is STOLA. 1099 STRACKOUS. Stola, het bovenkleed eener deftige Romeinsche vrouw, dat rondom van den hals tot op de voeten hing, en waaraan nog een rand, instita, kon gehaakt worden, die van achteren een sleep vormde. De stole had korte mouwen. Aan meretrices en adulterii damnatae (wegens overspel veroordeelden), was het dragen van de stole ontzegd; deze waren verplicht zich in het openbaar in de toga to vertoonen. Daar bij huiselijke bezigheden de stola hinderlijk kon zijn, droegen de dames een gordel (cingulum), teneinde haar kleed to kunnen opsehorten. - Thans geeft men then naam aan het gew aad der Roomsch-Katholieke geeste- lijken, dat met drie kruisen voor- zien, bij den priester van de beide schouders en kruisgewijs over de borst, en bij de diakenen alleen van den linker schouder afdaalt. Ook z. v. a. tabbaard (z. a.). Ook stool. F r. etole. Stolee (De Jura -, letterl. de rechten van het stola-koorkleed. Bui- tengewone voordeelen. De meerdere of mindere borduursels en andere versier- selen wijzen de verschillende rangen aan. Die rangen geven aanspraak op stoffelijke voordeelen. Zie Stola. Stolen (Eed met zeven -, eed tegelijk met zeven prelaten to zweren. Toen het slot to Hagestein na een lang- durig en zwaar beleg door graaf Willem van Holland vermeesterd en verbrand, en Everstein door den Utrechtschen bisschop Frederik van Blankenheim in 1405 ingenomen was, zwoer de Bisschop 26 Dec. van dat jaar, met zeven en meer andere aanzienlijke gestoolde geeste- lijken plechtig, dat de hooge en lage heerlijkheid van Hagestein hem en der Utrechtsche Kerk toekwam. Stolplaanseh legaat, legaat bij uitersten wil vermaakt door J a n S t o l p (t to Leiden 1753), aan de Leidsche hoogeschool, ten bedrage van f 10.000, onder bestuur van acht hoogleeraren als curatoren. Uit de renten moet om het andere jaar eene gouden medaille worden uitgereikt aan den schrijver van het best en voldoend gekeurd antwoord op prijsvragen uit het gebied der natuurlijke en geopenbaarde godsdienstleer en de algemeene Evangelieleer,buiten de kerke- lijke leerstellingen. Verscheidene verhan- delingen over natuurlijke godgeleerdheid en Christelijke zedekunde zijn tengevolge van die beschikking uitgegeven. Stomk (De -, (b a r g.), verga- dering. Stoom, (m i 1.), stoom-cursus; voor- bereidende cursus voor hen, die in aan- merking komen om, bij de korpsen, tot officier to worden opgeleid. Stoor, (z, a f r.), logement, kroeg. Eng. store = magazijn. Stooter, rekenmunt, om de waarde van 12,5 cent uit to drukken. In Enge- land als werkelijke munt inheemsch sedert de 15e eeuw en ook in ons land gangbaar als Engelsehe stooters. Van 1586-95 zijn in de Nederlanden stooters geslagen, met het beeld van Leycester, twintigste deelen van een Leycester-reaal. Stoomwet, officieele benaming der wet van 15 April 1896 (Stbl. n°. 69), houdend regeling van het toezicht op het gebruik van stoomtoestellen. Storthing, (n o o r s c h stor = groot; thing = hof). Het Noorw eegsche parle- ment, dat om de 3 jaren gekozen wordt. Straatle, (m i 1.), ruimte tusschen twee kribben. Straatmadelleven, (s t u d.), lich- te vrouwen. Strackous, in de glasfabrieken van Henegouwen, de oven, waarin de glasbuizen tot platen worden uitgestrekt, van hgd. Streckofen, een overblijfsel van de vroegere tegenwoordigheid der Duitsche arbeiders in de fabrieken, zoo ook het woord gamin voor helpers, van h g d. Gemeiner, vroeger in tegen- stelling tot den blazer in zwang, deze heette gentilhomme-verrier; die helpers zijn vaak 30 of 40 jaar oud. STRADIVARIUS. 1100 ST1{IJPT. Stradivarius, beroemde Italiaan- sebe viool, naar den maker, Stradi- vari of Straduari, t 1737 to Cre mona; opvolger van Nicolo Amati. Strahlevkde zu schwitrzen (Dan -, zie Es liebt die Welt enz. Strandlutten, of strandroovers; spotnaam voor de bewoners vanMakkum, bij Bolsward. Strandrecht, oudtijds het recht, volgens hetwelk de souverein zich als eigenaar beschouwde van onbeheerd op 't, strand gevonden wrakken of goederen. Later werd door dezelfde benaming aan- geduid de afkoopsom, waartegen de sou- verein de bedoelde goederen aan hunne vorige eigenaars teruggaf. Strandvonders, ambtenaren be- last om zeevonden (schepen of wrakken en goederen, die ten gevolge van schip- breuk of andere zeerampen onbeheerd gevonden of well uit zee opgevischt wor- den) in bezit to nemen en ten behoeve der eigenaars to beheeren. Als zoodanig treden op, krachtens aanwijzing bij Koninklijk besluit, de burgemeesters der door de zee bespoelde gemeenten, of andere, op hunne voordracht, door den Commissaris der Koningin, benoemde personen. Strang, kil, watermoeras in een weiland. Strass, nagemaakte diamant; den- kelijk aldus geheeten naar den uitvinder. 19treekgangers, (b a r g.), dieven, die in huizen stelen, waarvan de deu- renn openstaan. Streeptrekken, (barg.), bedrie- gen. Streklaag, (b o u w k.), wanneer de lange zijde van de baksteenen aan de voorzijde in gezicht zijn noemt men dit eene streklaag, terwijl men den naam van koplaag geeft aan die lagen, welke de smalle zijde van de metselsteenen verloonen.. Strelitzen, staandd leger, in 1556 opgericht door Czar I w a n II Wa- s i I j e w i t s e h, de staande infanterie van het Russische rijk, die soms 40 tot 50.000 man telde, in 1698 door Pet e r d e n G root e ontbonden, omdat zij tegenn hem in opstand kwamen. R u s s. strjelzi schutters ; alzoo lijfwacht. Streng, oud-Surinaamsche benaming voor 8 centen. Streusandbilehise des helligen r8mischen Reaches, (h g d.), zand- koker van het heilige Roomsche r#k; de mark Brandenburg, wegens haar zandigen bodem. Strild om het bestaan (De -, vertaling van het e n g. struggle for life, de laatste woorden uit den titel van een werk van Darwin (1809-82). V6or hem had reeds M a l t h u s in zijn Essay on the principles of population, van struggle for existence gesproken. De schrijver gewaagt daar van de omstan- digheid, dat in de levende natuur het sterke zich handhaaft tegenover de moeielijkheden enn gevaren, terwijl het zwakke ondergaat; gelijk bv. in den kring der armen de sterken overleven. Strildende Kerk (De --, zieKerk. Strilken, (k. m. a.), verbleeken. Strijklilst, (b o u w k.), rib of balk, welke in den muur gemetseldd de koppbn draagt van de kinderbalken of ribben, die aan de tegenovergestelde zijde op den moerbalk dragen. Strilkquintet, (muz.), gewoonlijk 2 violen, 2 alten en cello, of 2 violen, alt en 2 celli, ook wel 2 violen, alt, cello en contrebas, zelden 3 violen, alt en cello of andere samenstellingen. Op dezelfde wijze heeft men ook st)-#k- sextetten, -septetten enz, van verschil- lende samenstelling. Strilpt, (wap.), yestreeptp nl. ale de bonte schilden. Uit enge striped, STRIKE. 1101 STUDENTENHAVER. Strike, (e n g.), werkstaking, ver- oorzaakt door de werklieden, die het met hunne patroons niet kunnen vinden ; dus het tegenovergestelde van lock-out Zie Greve. Strike-pay, (e n g.), geld, dat werk- stakers ontvangen, om to volharden bij hun strike. Strike oil (To -, (a m.), olie aanboren of tre fen, d. i. onverwacht succes hebben, gemakkelijk veel geld verdienen. Naar hen, die door de ont- dekking van petroleum-bronnen op hunne velden plotseling rijk werden. Stromtid' (Eine - durehma- ehen, (h g d.), een makkelijk leventje leiden. Uitdrukking van vorst Bismarck, die zulk een leventje leidde op zijn lpndgoed in Pommeren, na in dienst geweest to zijn. Naar F r i t z R e u t ers Ut mine Stromtid'. Stroobruid, voorheen eene onge- huwde moeder, tegenwoordig ook eene vrouw, die tijdelijk van haren echtgenoot gescheiden leeft. Strooie dorp (Met -, naam voor het gehucht Nieuwstad onder den Helder, waarvan Napoleon I to vergeefs eene stad heeft willen maken, oorspronkelijk Stroo- dorp, d. i. Stroetdorp = dorp in eene lage moerasstreek. Onder St. Maarten (N.-Holland) ligt een gehucht Stroet. Stroom der vergetelheid drin- ken (Uit den -, zie Lethe. Strooplikkers, spotnaam voor de inwoners van Axel, tusschen Neuzen an Hulst. Stropdragers of stroppen, schimpnaam der Gentenaars, wegens de vernederende straf, waartoe zij, in 1539, ten gevolge van hun opstand tegen keizer Karel, veroordeeld werden ; de magistraat en eenige der aanzienlijkste burgers moesten blootavoets, in hun hemd en met den strop om den hall den vorst om genade smeeken. Struggle for life, (e n g.), zie Strrjd om het bestaan. Struiken, (t o o n.), krans of bouquet. Struisvogelmaag,maag, die alles kan verdragen, gelijk die van den struis- vogel, die naar men zegt, onverteerbare dingen, als glas, steenkool, bout, leder, porselein, enz., in zich opneemt. Struisvogelpolitiek, de politiek van staatslieden,die doen alsof zij denken dat de gevaren niet bestaan, wanneer zij er maar het oog voor sluiten. De struisvogel verbergt namelijk angstig zijn kop tusschen de gevleugelde schou- ders of in 't zand, als hij gevaar bespeurt. Stru(w)welpeter, Piet de smeer- poets, wereldberoemd prenteboek, dat Medic. Dr. Heinrich Hoffmann (1809- 1894, to Frankfort a/Main, waar hij jaren lang aan 't hoofd stood van een krankzinnigengesticht), voor een kind teekende en berijmde en in 1845 uitgaf. Het viel zoo in den smaak, dat het in 1870 zijn 100n, in 1895 zijn 200n druk beleefde, en in bijna alle Europeesche talen werd overgezet. 2;ie Kriskringle. Stubenhoeker, (h g d.), student, die altoos op zijn kamer zit to blok- ken. Hij schriift, om niet door bezoek van nietsdoeners gestoord to worden met krijt buiten op de deur : „Nicht zu Hause !" Studentenbond, 17 Mei 1895, naast het studentencorps, to Utrecht opgerichte vereeniging, welke zich door het Bemis van groenloopen en door eene lagere contributie onderscheidt. Studentenhaver, rozijnen en amandelen bij een diner. Dus geheeten, omdat hot gebruik van veel wijn den studenten op een feest den trek in de hoofdschotels beneemt, en zij dan de toevlucht nemen tot dessert-voorwerpen, om hunne fiauwheid of onpasselijkheid to temperen. Vandaar ook dat rozijnen en amandelen menigmaal reeds terstolad bij den hoofdmaaltijd. worden opgtet. STUDENTERSAMFUNDET. 1102 SUASSO-MUSEUM. I3ij het woord haver denke men aan (college)hengst = een student, die trouw de colleges bezoekt. Studentersamfundet, (Deensch), studen ten vereeniging, naar aanleiding der beroemde - voorlezingen in 1880 van Dr. G e o r g B r a n d e s to Kopenhagen, in '81 ter stede gesticht ; welke alle, ook de vrouwelijke, studenten omvat, en waarvan ook studenten uit Noorwegen, Zweden en Finland leden kunnen worden. Ze geeft volksliteratuur met verklaringen uit, houdt zich met het onderwijzen van arbeiders bezig, en verschaft kosteloos hulp in rechtszaken aan minvermogenden. Studia nos iungunt, (1 a t.), de studies vereenigen ons, vormen een band tussehen ons. Leus van den Senaat van Doopsgezinden en Remonstranten, in 1841 to Amsterdam. Stuggink (Een -, een man, zoo dwaselijk aan het oude gehecht, dat hij van het nieuwe - alleen omdat het nieuw is - niet weten wil; gelijk Stug- gink, de Hoof dige boer uit S t a r i n g's welbekende Zutfensche vertelling. Stuifselbink, (b a r g.), molenaar. Stuk, heer en vrouw van troef en recht gevend op 20 punten. Vandaar, .als er een glas breekt : ,stuk ! schrijf 20". Stuk van achten, eene Spaansche nzat, muntstuk ter waarde van acht realen ; een reaal = 30 cent. Stuk slaat aan (Het - , (too n.), het stuk valt in den smaak. Stukie om vier (Een -, (m i 1.), een broodje ter waarde van 4 cent. Stukzak,(a m s t.),boterhammenzakje. Stump, (a m.), lett. boomstam, fig. eene geimproviseerde spreekplaats; het meest van politieke sprekers gebruikt de redenaar heet stump-orator, zijne rede een stump-speech, van den stemmen- werver heet het dan ook, dat hij is on the stump. Stundisten, Evangelisch-gezinden, die door de Grieksch-orthodoxe Kerk in Rusland tvervolgd worden om hun geloof. Hun aantal klom in 1893 wel tot 250.000. De Russische Stundisten hebben van Duitsche kolonisten het Stunden halten overgenomen; en in vele hutten zitten de boeren alleen of gezamenlijk den Bijbel to ontcijferen. Stunden = Stunden der Andacht (uren aan den godsdienst gewijd). De Russische Stundisten worden door vele Protestanten voorgesteld als onder alle omstandig- heden toonbeelden van echt christelijke gezindheid en gelatenheid. Sturm- and Drangperiode, periode in de geschiedenis der Duitsche letterkunde, die dezen naam ontleende aan het tooneelstuk van K l i n g e r, Sturm and Drang (1776). Het streven was, niet alleen de poezie, maar ook het leven los to maken van de ketenen van dwang en regel, en terug to keeren tot het natuurlijke standpunt. De voor- naamste vertegenwoordigers dezer rich- ting waren Klinger, Lenz, Leopold Wagner en Friedrich MUller. Stuurboord, de rechterzijde van het schip, wanneer men van het achter- schip naar voren gaat. Op planteeke- ningen staat de stuurboordzijde bovenaan. Stuwandle, plaatsing der goederen in het schip. Style e'est l'homme (Le -, (f r.), de stijl is de mensch; d. i. aan den stijl kent men den man, die karak- teriseert hem. Verbastering van de woor- den van B u f f o n (1707-88), bij het aanvaarden van zijn lidmaatschap der Fransche Academie (25 Aug. 1753). Recueil de t'Acadimie (1753 bl. 337) le style est l'homme mime, vgl. L'homme. Stylieten. Zie Pilaarheiligen. Styx, bij de ouden een arm van den Oceaan, die volgens hen onder de aarde stroomt, en negenmaal rondom de onderwereld loopt. Suasso-museum of Lopez Suasso- Museum, oudheden-verzameling, to Am- sterdam, aan de stad gekomen door erfma- king in 1890. Naar deze verzameling wordt het Gemeente-Museum waarin zij, met andere verzamelingen geplaatst is, dik- wi jis het Suasso-Museum genoemd. SUAVITER EN Z. 1103 SUBROGATIE. Suaviter In modo, fortiter In re, zie Fortiter in re, etc. Sub auspieiis, (lat.), onder de auspicien (van iemand), d. i. onder de aanvoering, leiding, bescherming, enz. (van iemand), gedurende den tijd, dat hij zijn ambt bekleedt ; vgl. auspiciis tuis. Sub-diaken, (r.-k.), geesteljjke, die de vijfde wijding bekomen heeft, of de eerste groote wijding, namelijk het sub- diakonaat, waarnaar hij ook sub-diaco- nus genoemd wordt ; hij is onderdiaken ; de daarop volgende rang is diaken. Sub-diakonaat, (r.-k.), zie Sub- diaken. Sub love, (1 at.), onder den blooten hemel, in de open lucht (Jupiter = de god van den hemel, vandaar ook = de hemel zelf ). H o r a t i u s, Oden, I, 1, 25 sub Jove frigido (in de koude lucht) ; J u v e n a l i s, VI, 15 sub Jove. Sub ludice Its est, (lat.), het proces is nog hangend, zie Gramma- tici enz. Sub lege libertas, (lat.), wordt Diet zelden vertaald door vrijheid onder (voorbehoud van) de wet, vrijheid met de beperkingen, die de wet voorschrijft. De zin is echter : onder de wet (is) de vrijheid. ,Und das Gesetz kann uns nur Freiheit geben", C i c e r o, pro Cluentio, 53, 146, legibus denique idcirco omnes servimus, ut liberi esse possimus. Sub parvo (tecto) sed meo, (1 a t.), onder een klein (dak) snaar van mij- zelven, mijne woning is klein, maar mijn eigendom. F o urn i e r verhaalt :, c'etait „le graveur Raphael Sadler, qui, ayant ,,pris pour marque une tortue, avait „eerit au-dessous : sub parvo, sed meo. Vgl. f r. Mon verre West pas grand, mais je bois dans mon verre. Sub reservatione Jacobea, (1 at.), onder Jacobeisch voorbehoud ; vgl. reservatio Jacobea. Sub rosa, (lat.), onder de roos, d. i. in vertrouwen, in het geheim. Volgens de fabel gaf Amor of Cupido de roos, hem door zijne moeder Venus geschonken (de roos was de aan Venus gewijde bloem), op zijne beurt ten ge- schenke aan Harpocrates, den god van het zwijgen, opdat deze hare minnarijen niet wereldkundig zou maken. Naar aanleiding hiervan zou het gewoonte zijn geworden eene roos boven den vrien- dendisch op to hangen, om de dischge- nooten er aan to herinneren, dat zij over hetgeen daar gesproken werd, later het stilzwijgen hadden to bewaren. Een en ander in de volgende dichtregelen to vinden bij H e r n s d o r f f, Poetae latini minores VI, 1, p. 182: Est rosa flos Veneris quo dulcia furta (laterent Harpocrati matris dona dicavit Amor. Inde rosam mensis hospes suspendit (amicis Convivae, ut sub ea dicta tacenda sciant. In den Ratskeller to Bremen dient eene roos als sluitsteen van het gewelf van het vertrek, waar de raadsleden hun wijn drinken. Vgl. H o r a t i u s, Epistol. I, 7, 72, dicers da tacenda locutus; P e r s i u s, IV, 5, dicenda tacendaque calles (gij snapt uit wat gezegd kan, wat gezwegen moet worden). Sub sole nihil perfeetum, (1 a t.), er is niets volmaakt onder de zon. Sub specie, (lat.), onder de ge- daante, onder het voorkomen of den schijn, bv. sub specie amicitiae, onder den schijn van vriendschap. Sub tecto coell, (1 at.), onder het dak des hemels, onder den blooten hemel, in de open lucht; ook weleens sub coeli tegmine, met dezelfde beteekenis. Subhasteeren, zie Hastam, enz. Sublimia curo, (1 a t.), ik behartig de dinken, die boven z#n. Spreuk van wijlen Prof. J. I. D o e d e s. Subrogatle, van lat. subrogare, in-de plaatsstelling, komt voor, als iemand, die eene schuld betaalt, daardoor in de plaats van den oorspronkelijken schuldeischer treedt. F r. subrogation. SUCKER. 1104 SUIVRE ENZ. Sucker, (a m.), letterl. zuiger. of zuigeling; een sukkel, een stumper; ook dronkaard. Sucker-State, tam.), zuigers- staat, naam voor Illinois, naar de in- woners, die men suckers noemt, om de moeite, die zij bij den geringen water- voorraad moeten doen, om drinken to krijgen. Sucre, naam van den zilveren peso of piaster in de republiek Ecuador (1884-1894). Sucalae, zie Hyaden. Sudisme, (f r.), de financieele schur- kerijen en de zwendelarijen, in 1897 in Frankrijk openbaar geworden in zake de Zuider-sporen. Sudra's, de vierde of laagste stand of klasse, in onderscheiding van de drie hoogere klassen, de Brahmanen, Kshatria's en Vaicja's - in het Brah- manische rijk (in het gebied van den Ganges). De jongere beschouwingen achten het onjuist, zooals tot nog toe geschiedde, genoemde vier klassen kasten to noemen. Doch buiten en naast deze standen of klassen hebben zich een groot aantal kasten, gildeachtige vereenigingen, in Indie ontwikkeld. De Sudra's hebben hun naam waarschijnlijk van een oude volksstam, en bleef als zoodanig voor een klasse van dienstbaren voortbestaan. Suffeten, de twee machthebbenden, die aan 't hoofd der andere regenten stonden, in het oude Carthagb. Sngragaan, (r.-k.), de aan een aartsbisschop ondergeschikte bisschop. Sulkerhuis, goederenstation van den Hollandschen spoorweg, op Katten- burg . to Amsterdam, omdat dit station een voormalig suikerpakhuis der Oost- Indische Compagnie was. Suikerlord, eon Indisch oud-gast, die rijk werd door suikerplantages. De Californische suikerlord is tegenwoordig Claus Sprechels. Suikerweg, een gz&elte van den weg van Arnhem naar Yelp, - ook Yelperweg geheeten, - waar vele sui. kerlords (z. a.) woonden. Suisse,titel, then dd Zwitsers in Frank- rijk bleven dragen, nadat zij als Gardes, als Compagnies of als Cent Suisses dienst hadden gedaan, en oud ge worden met de eene of andere betrekking werden be- gunstigd. Zoo heet de rustbewaarder in de kerk (bij ons in de 17e eeuw hondeslager) altijd Suisse, evenals de deurwachter of dorpelwachter, de bode, de bewaker, enz. In de kerk dragen ze nog eene uniform, die aan de oude dracht der Gardes herinnert. Suisses (Cent -, een honderdtal Zwitsers, die drie eeuwen lang tot de lijfwacht der Fransche koningen be- hoorden. Eigenlijk waren het 96 man met den pijper en drie tamboers ; men zeide echter, dat de cent-suisses in zes pelotons van 16 -man verdeeld waren. Als de Koning ter Communie ging, deden de Zwitsers de schitterende uniform aan, even als gedragen wordt door de 200 Zwitsers, lijfwachten van den Paus, die als keurbende bij de plechtigheden in de St. Pieterskerk en in het Vaticaan dienst doen. Suisses (Compagnies -, de zes regimenten Zwitsers onder Lodewijk XVIII gevormd, na den Barricaden-tijd en de Jii li-revolutie afgedankt. Suisses (Gardes -, een corps Zwitsers, georganiseerd onder Lodewijk XIII, ontbonden in 1732. Suisses (Point d'argent, point de -, (f r.), Geen geld, geen Zwitsers. Spreekwoord uit den strijd tusschen Karel V en Frans I. Tienduizend Zwit- sers, die Lautrec als huurtroepen in dienst had genomen, kregen hun 400.000 ducaten niet en onttrokken zich aan den strijd ; waardoor Milaan voor Frankrijk verloren ging. Suivre 1'evangile des que- nouilles, (f r.), het Evangelic van het spinrokken volgen, geheel naar de voor- schriften zijner vrouw handelen. Naar de quenouille (het spinrokken), uitslui- SUMS ENZ. 1105 SUR LE TOUT. tend door vrouwen gebruikt. Bij de Salische volken mocht de vrouw niet in de regeering opvolgen ; de staten waren geen spilleleenen (ne tombaient pas en quenouille). Sujets de mecontentement, (f r.), redenen van ontevredenheid. Het eerste nummer van La Lanterne (30 Mei 1868) van Henri Rochefort ving met het volgende woordenspel aan : „La France contient, dit l'Almanaeh im- perial, trente-six millions de sujets, sans compter les sujets de meconten- tement = volgens den Almanach impd- rial, telt Frankrijk zes-en-dertig millioen inwoners, zonder de redenen van onte- vredenheid mede to rekenen, hetgeen wel Pens wordt aangehaald. In le Grand- Paladin, comedie-vaudeville in 3 bedrij- ven van Duvert (den 22 Januari 1842 in het Palais-Royal voor 't eerst opge- voerd, zong een der helden, II, 7, echter reeds: Mais a Mannheim, sort fatal! je ne trouve Que des sujets .... des sujets de chagrin. Sum quod ful, (lat.), ik ben, wat ik was. Ortt; Ortt van Scho- nauwen. Sume ut valeas, (lat.), neem het, opdat g# welvaren moogt. Aanprijzing van een gezondheidsmiddel. Summum bonum, (lat.), het hoogste goed. Summum jus, (lat.), het uiterste, d. i. het strengste recht, C i c e r o, de officiis II, 10, 33, summumjus, summa injuri a, d. i. het hoogste recht is het hoogste onrecht. Sundries, (sport), onderdeelen. Suo Marte, (lat.), op eigen hand, door eigen kracht, (Mars = god van den oorlog ; vandaar metonymisch = dapperheid, kracht enz.). Super flumina BabyloAls, (lat.), aan de rivieren van Babylon, aanhef van Ps. CXXXVII (naar de Vu!gata). Superba (La -, (f r.), de fiere. Genua. Superflua non nocent, (lat.), het overtollige schaadt niet. Superpellieium, (r.-k.), het linen gewaad der priesters, dat zij bij geeste- lijke verrichtingen over den pelsmantel droegen, het koorhemd. Super-royaal, groot 8vo formaat. Suppletoire eed of aanvullings- eed; de eed, door den rechter ambtshalve aan eene der partijen opgelegd, hetzij om daarvan de beslissing der zaak to doen of hangen, hetzij om daarvoor een toe to wijzen bedrag to bepalen; indien de vordering of exceptie of niet volledig bewezen of niet geheel onbewezen is (artt. 1977, 1978 B. W.). Supports, (f r. w a p.), dieren, die als schildhouders naast het schild staan; in onderscheiding van soutiens = men- schen of dieren, die het schild schijnen vast to houden. Vgl. Tenant. Supranaturalisme, richting of stelsel van bovennatuurljjken godsdienst; die richting, welke in het Christendom alles geloovig aanneemt, wat boven de natuur (supra naturam) gaat, meer be- paald, die in dat Christendom eene boven- natuurlijk gegevene Godsopenbaring erkent. Het tegendeel leert het Natu- ralisme, waarvan het Bationalisme (z.a.) weder eene vertakking is. Sur le tout, (f r. w a p.), hartschild (z. a.), volledig ecusson sur le tout, dat middenschild wordt, ingeval het hart- schild wederom een schildj a in het centrum heeft. Dit schildje heet dan (ecusson sur le tout du tout, maar in 't hoogd. eenvoudig Herzschild, onder ons ook wel Hartschildje. 70 SURCHARG19. 1106 SUUM ENZ. Surcharge, (f r. w a p.), herbelad en (van reeds beladen (charge) stukken). Surmonte, (f r. w a p.), zie Overtopt. Surpiis, (r. k.), het koorhemd der R.-K. geestelijken. Van 1 a t. superpel- liciurn (z. a.). Surprise-partil, (am.), instuif, instuif-partij ; partij, waarbij allerlei dwaasheden aan inrichting van de ver- trekken of van het feest voorkomen, en door een of meer personen, die ook de uitnoodigingen rondzenden, georganiseerd zonder medeweten van den gastheer. Surseance van betaling, door de rechtbank verleend voor niet langer dan anderhalf jaar, heeft ten gevolge dat de schuldenaar gedurende then tijd niet tot betaling zijner schulden kan worden genoodzaakt. Fr. sursiance = uitstel, opschorting. Sursum cords, . (1 at.), harten omhoog ! Spreuk van Thomas M o r u s, ontleend aan de R.-K. Mis-liturgie, en wel aan de zoogenaamde Praefatio. Surtout (En -, (f r. w a p.), als middenschild. Surtout, pas de zele, zie Pas de zele. Survival of the fittest, (e n g.), overleving van het meest geschikte. Het meest geschikte houdt op den duur stand. Uitdrukking van Herbert Spencer. Hij smeedde ook het woord evolutie. Sus Minervam (docet), (lat.), het zwjjn - (leert) Minerva. - Het ei wil wijzer zijn dan de hen. C i c e r o, Epistolae ad familiares 9, 18, 3. Susanna (Eene kuische -, zie Susannaboef. Van h e b r. schoosch- anna, schooschannah = lelie. Susannaboef, vrouwengek, oude snoeper; uit boef . = slechtaard, en Suzanna, eene gehuwde vrouw, van wie in een geschrift, dat als tweede aanhang- sel op het boek Daniel in de apocryphe boeken des Ouden Testaments is opge- nomen, verhaald wordt, dat twee oude Israelieten haar to vergeefs tot ontrouw aan haren man trachtten to verleiden. Susparbe, (b a r g.), parapluie. Suspendens omnia naso, (1 a t.), letterl. alles aan z~n neus hangend, d. i. bij alles zijn neus optrekkend, alles bespottend of hekelend. H o r a- t i u s, Satirae II, 8, 64. Silsser Pgbel, (h g d.), lief ye- peupel. Uit G o e t h e's Faust I, Die Walpurgisnacht, 3667e versregel, waar Mephistopheles die woorden tot de heksen richt. Menigeen denkt daarbij aan den ironischen uitroep van den Franschen caricaturist F o r a i n, nopens diens vader- land : Doux pays! = lief land! Sgssholz raspeln, (h g d.), letterl, zoethout raspen. Eigenlijk iemand aan- gename dingen zeggen, vooral wanneer dat door een jongeling tegenover een j eugdig meisj a wordt gedaan, die dart een Silssholzraspeler wordt genoemd. Sustine et abstine, naar E p i c- t e t u s, duld en onthoud u, he'd en m# d. Sustinendo progredior, door geduld vorder ik. Spreuk van Phi 1 i p s W i l l e m van N a s s a u, prins van Oran j e. Suun,, cuique, (1 at.), aan elk het zione. - C i c e r o, De Officiis 1, 5, 15. - Devies van het huis. H o h e n z o 1 l e r n en der Zwarte Addlaarsorde. Sunni cuique placet, (1 a t.), ieder vindt in het zone behagen. Elk meent z#n uil een valk to z6 n. P l i n i u s De Oudere, Historia naturalis 14, 6, (8) 71, Suum cuique palchrum est, (1 at.), elk vindt het zone schoon. C i c e r o, Tusculanae disputationes 5, 22, 63. SUUS ENZ. 1107 SWITHIN (ST.) Suns cuique attributux est error, (I at.), ieder heeft z#ne zwakke zfjde. - Elke gek heeft zijn gebrek. Catullus, Carmina 22, 20. Suns cuique mos, (lat.), elk heeft zone eigen manier van doers, Terentius, Phormio e.4,14(454). Bij D. R. Kamphuizen, elk heeft z#n b#zonder drjjven. Suypen, (barg.), arresteeren. Suzereinitelt,verhoudingtussehen twee Staten door het leenrecht; waar- van de eene (de vasalstaat) van den anderen (den suzerein) volkenrechtelijk afhankelijk is. Swanga, (am.), fatterig, blufferig, ploertig-mooi gekleed. Sweatingshop, (eng.), zwee kel in de Amerikaansche steden, waar men in 't zweet zijns aanschijns der concurrentie het hoofd bieden moet. 't Zijn kleine winkels, die 't niet kunnen uithouden tegen de Department-stores, reusachtige magazijnen, waarin ieder bijzonder artikel zijne afdeeling (soms, een heel huis!) heeft. Sweating-syxteem, het misbrui- ken van jeugdige werkkrachten. Volgens, de Kon. arbeidscqpmissie in Groot- Brittanje: ,het arbeiden (aan stukwerk, thuis) gedurende lange dagen tegen gering werkloon, dikwerf onder de voor de gezondheid meest schadelijke voor- waarden". Het stelsel is oak in de Ver- eenigde Staten bekend. Maryland, Pen- Sylvania, Illinois;, New-Yersey, New- York en Massachusetts hebben er wetten tegen uitgevaardigd, maar feitelijk wor- den deze niet toegepast. E n g. to sweat = zweeten. Swedenborgianen, zich noemende de Nieuwe Jerusalem-kerk, aanhangers van Emanuel Swedenborg, een Zweed- schenphilosoof en mysticus (1688-1772), geloovende in gemeenschap met geesten, ook van afgestorvenen, goddelijke in- geving bij geloovigen, enz. Sweet swan of Avon, (e n g.), de zoete zwaan van de Avon, naam voor Shakespeare, then men als dichter ,zwaan" of zangzwaan" noemt; naar de rivier de Avon, waaraan zijne ge- boorteplaats Stratford ligt. De naam werd bet eerst gebruikt door Ben Jon s o n, in de verzen, die voor in de 2e folio-editie (1632) voorkomen. Swenright Conventle, van Sept., 1892, welke de Kaap (Zuid-Afrika), aan- sluiting per spoorweg deed krijgen met Johannesburg; waardoor ze aldaar de behandeling van het goederenvervoer in handen kreeg. SwIepslag, (b a r g.), snede in het Swietle, (barg.), borstrok. Swithin (St. -, (eng.), If it rains on St.. Swithin's day (15 Juli), there will be rain for forty days. St. Swithin's day, gif ye to rain, for (forty days it will remain; St. Swithin's day, an ye be fair, for forty (days 'twill rain nae mair. De Franschen hebben twee soortgelijke spreekwoorden : S'ilpleut lejour de St. Midard, (8 Juni) Il pleut quarante fours plus tard; en S'ilpleut lejour de St. Gervais,(19 Juni) R pleut quarante jours apr9s. De legende is, dat St. Swithin, bisschop van Winchester, die in 862 stierf, op het kerkhof van het klooster wenschte begraven to worden, opdat de ,sweet rain of heaven might fall upon his grave". Bij de heiligverklaring dachten de mon- nik,6n den Heilig to eeren, door zijn stoffelijk overschot naar bet koor to ver- plaatsen, en stelden den 15en Juli voor de plechtigheid vast; maar het regende dag aan dag veertig dagen lang, zoodat de monniken dachten,dat de heiligen tegen hun plan waren ingenomen, en het dan ook onuitgevoerd lieten. De St. Swithin van Schotland is in Frankrijk St. Martin van Bouillon. De regenheilige van gelaat. SWORE. 1108 SYMBOLEN ENZ. Vlaanderen is St. Godelieve ; die van Duitschland zijn de Zeven Slapers. - Zie ook MIdard (St. -. Bij ons is het St. Margriet (10 Juni en 20 Juli). Swore, verkort van seworo (seba- rah) (n. h e b r.) = logische redeneering, syllogisme. Sybariet, fijne wellusteling, ver- wijfd mensch. Oorspronkelijk inwoner van het 510 v. C. verwoeste oud- Sybaris, stad in Lucanie (landstreek van Italie onder de oude Romeinen), om de verwijfdheid harer burgerij in de oudheid bekend. De levensrichting zelve heet Sybaritisme. Sybaris, een monster, dat de om- streken van den Parnassus verwoestte, en door E u r y b a t e s gedood werd. Sycophant, van gr. sukon = vijg, eig. iemand, die zelfs om het stelen van een vijf aanklaagt, en dus het geringste misdrijf aanbrengt. (Van een verbod van vijgenuitvoer uit Attika is uit goede echrijvers niets bekend). Later is deze naam overgegaan op iederen val- schen aanklager, chicaneur, bedrieger of andere verachtelijke personen, die iemand in gerechtelijke zaken, of in andere opzichten zochten to misleiden of to benadeelen. Tegenwoordig heeft het woord ook de beteekenis van parasiet, klaplooper, panlikker. Sydenham-palace, zie Paleis (Het kristallen -). Syllabus, g r. sullabe, letterl. register, inhoudsopgaaf of samen- vatting. Bekend is vooral de Syllabus, gevoegd bij de Pauselijke ,Encyclica" van 8 December 1864, waarin al de beginselen en opvattingen der moderne maatschappij opgenoemd en veroordeeld worden, welke in strijd zijn met de leer der R.-Katholieke kerk. Sylphen (mannelijk), Sylphiden (vrouwelijk), (m y t h.), luchtgeesten, bevallige wezens, die naar de dichters ver- haalden,de bosschen vervulden. Zij waren, evenals de nimfen, de persoonlijke voor- stelling van de tallooze schoonheden en bevalligheden der natuur. Zij leefden, volgens sommiger meening, niet, gelijk de godheden, eeuwig, maar zeer lan- gen tijd, en hun leven werd als ver- bonden gedacht aan de voorwerpen, die zij bewoonden; zoodat bv. eene dryade of boomnimf stierf, als de boom, waarin zij zich ophield, geveld werd, of van ouderdom bezweek. Sylphide, fig. teedere, bevallige vrouwengestalte. Sylvain (Le -, (f r.), de bosch- god. D e n e c our t, als onderzoeker en beschrijver van het bosch van Fontaine- bleau onder then bijhaam bekend. Sylvester-avond,oudejaars-avond, naar Sint S., den bisschop, die, volgens de traditie, Helena en haren zoon, Constan- tijn den Groote, bekeerde. Symbiose (Etat de -, (f r.), ge- meenlijk met iemand to zamen leven. Van gr. sumbi8mi = in gemeenschap leven. Symboliek der kleuren, zie Kleuren. Symbolen der vier Evange- listen : Matthaeus : Een man met eene pen in de hand en een rol papier voor hem, die over zijn linkerschouder been naar een mensch of engel ziet, wijl het Ev. v. Matth. aanvangt met Jezus' genealogie of menschelijke afstam- ming. Marcus : Een man die zit to sehrijven ; aan zijne zijde een gevleugelde leeuw, wijl bet Ev. v. Marc. begint met hef optreden van Johannes den Dooper, wiens stem was als die van een roepende in de woestijn =leeuw. Lukas : Een man met eene pen, die in gedachten over een rol papier ge- bogen zit ; naast hem een rund, wijl het Ev. v. Luk. begint met het offer van Zacharias : het rund is het offerdier. SYMBOLEN ENZ. 1109 SYMBOLEN VAN HEILIGEN. Johannes : Een jonge man met fijn- besneden gelaatstrekken ; met een arend op den achtergrond, wijl het Ev. van Joh. aanvangt met de godheid des Woords, dat is vleesch geworden, to beschcujwen, gelijk de arend schouwt en op- vliegt naar de zon. Deze vier figuren zijn ontleend aan Ezech. I : 10 en Joh. IV : 7. Somtijds zijn ze in andere volgorde aan de Evange- listen toebedeeld. Openbaring van Joh. IV : 7 : ,En het eerste dier was eenen leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aan- gezicht als een mensch, en het vierde dier was eenen vliegenden arend gelijk". Ire n a e u s zegt : ,De leeuw stelt de koninklijke waardigheid van Christus voor; het kalf zijn priesterlijk ambt, het -gezicht van den mensch zijne incar- natie, en de arend de genade van den Heiligen Geest". Symbolen of Attrlbuten van Apostelen, zie Apostelen. Symbolen van Helligen. Heiligen. Symbolen. Agatha, dragend hare borsten op een schotel. Agathon, een boek en een bisschopsstaf. Agnes, een lam aan hare zijde. Ambrosius, een geesel. Anastasia, een palmtak. Andreas, een schuin kruis (zie Kruisen). Anna, een boek in de hand. Antonius, een kruis met eene schel aan het uiteinde, en een varken aan zijne zijde. Apollonia, een tand en een palmtak; een toren met drie vensters. Asaph en een bisschopsstaf. Ayd an, Barbara, een boek en een palmtak. Barnabas, een staf in de eene, en een opengeslagen boek in de andere hand. Bartholomeaus, een mes. Hij werd levend gevild, en wordt afgebeeld met zijne huid over den arm geslagen. Blasius, ijzeren kammen, waarmede zijn lichaam aan stukken werd ge- scheurd. Bonifacius, in bisschoppelijke kleeding. en met een zwaard, waarop het evan- gelic is gestoken. Caiharina, een omgekeerd zwaard of een groot rad. Zij werd geradbraakt. Cecilia, spelend op een harp of orgel. Christophorus, eene reusachtige figuur, dragend Christus in kindsgestalte over eene rivier. Clara, een ciborie of monstrans. Clemens, eene pauselijke kroon of een anker. Hij werd met een anker om den hals verdronken. Crisp#n, twee schoenmakers aan'twerk. Elisabeth, de Heilige Johannes en een lam aan hare voeten. Gabriel, verschijnend aan de heilige Maagd. George of Joris, to paard met een speer den draak doorstekende ; op de borst een rood kruis. Hubertus, to paard met een waldhoorn en vergezeld van een hond en een hert. Johannes de Dooper, een lange mantel, een staf en een lam aan zijne voeten. Johannes de Evangelist, een kelk, waar- uit een draak of een slang naar buiten komt, en een opengeslagen book. Zie Evangelist en. Lebuinus, met een kruisstaf en een . evangelic. Lode:vi, f k IX (van Frankrijk, bijgenaamd de Heilige), een koning in knielende houding, met het wapen van Frankrijk aan zijne voeten ; een bisschop geeft hem den zegen, en een duif daalt op zijn hoofd neder. Lukas, aan een schrij ftafel gezeten, waar- onder de kop van een os zichtbaar is. Martinus, to paard met een zwaard een deel van zijn mantel afsnijdende en dit stuk aan een bedelaar gevende. Margaretha, een draak met de voeten tredend, of bezig hem met het kruis to doorsteken. Marcus, een leeuw. de H. Maagd Maria, het kindje Jezus op de armen dragend, en eene ontlui- kende lelie, de voeten op een halve maan. Maria Magdalena, eene doos met zalf. (De Kerkelijke overlevering schrijft haar de zalving van Jezus toe). Matthaeus, dragend een volders-knots, of wel een boek uitleggend, dat hij SYMBOLIEK. 1110 SYMBOLIEK ENZ. v6or zich heeft, achter hem een engel. Zie Evangelisten. Michael, in wapenrusting (vgl. Openb. XII : 7), met een zwaard den duivel verslaande, op de borst een zilveren kruis; elders met een weegschaal, waarin hij de zielen weegt; Lucifer met de zijnen in de hel stortend. Xicolaas, eene kuip met drie kinderen er in. Naar de legende, dat hij eens gedoode en gekuipte kinderen in 't leven terugriep. Paulus, een zwaard (vgl. Hebr. IV: 12) en een boek. Petrus, sleutels (vgl. Matth. XVI : 19) en een drievoudig kruis. Philip pus, een bisschopsstaf. Sebastiaan, zijne beide armen op den rug gebonden en zijn lichaam doorboord met zeven pijlen. Twee boogschieters staan aan zijne zijde. Stephanus, een boek en een steep in de hand (vgl. Hand. VII : 59). Thomas van Canterbury, in knielende houding, en een man achter hem, die naar hem slaat met een zwaard. Ursula, een boek en pijlen. Door den prins der Hunnen werd zij met pijlen doorschoten; onder haar mantel klei- nen vrouwengestalten voorstellende de 11000 maagden, waarvan zij naar de legende aanvoerster was. Vincentius a Paulo, met een j ong kind op den arm. V'itus, palmtak, boek en arend. Wolfgang, een kerk met toren op de hand. Symbollek, de wetenschap der symbolische boeken (z. a.); zieSymbool. Symbollek of beeldisprask der bloemen, boomen, planten en vruchten. Aardbezie, volmaakte goedheid. Acacia, platonische liefde. Aloe, smart, bitterheid. Anemoon, verlatenheid. Anjelier, verachting, versmading. Ananas, volmaaktheid. Appelbloesem, voorkeur. Aster, nagedachte. Balsamine, ongeduld. Bies, voorbijgaand geluk, of voig- zaamheid. Bloeiende varen, droomen. Braamstruik, nijd. Brandnetel, wreedheid. Brem, bedriegelijke hoop. Camelia, wederkeerige genegenheid. Citroenkruid, smart of scherts. Denneboom, verheffing Distel, gestrengheid. Dorre bladeren, droefgeestigheid. Dubbele madelief, ik deel uw gevoelen. Eik, gastvrijheid. Enkele witte rozen, eenvoudigheid. Geheele halm, hereeniging. Geknakte stroohalm, vredebreuk. Gele coos, ontrouw. Gras, nuttigheid. Goudsbloem, moeite, zorg, wanhoop, jaloerschheid, voorkeur. Haagdoorn, hoop. Hazelaar, vrede, vereeniging. Heide, eenzaamheid. Heliotroop, ik bemin u. Hortensia, koelheid. Hulst, vooruitzien. Hulst, (Een takje -, behoedzaamheid. Hyacint, spel, welwillendheid. Ramperfoelie, liefdebanden. Klaproos, vertroosting. Klaver, kalmte, rust (uit welvaart spruitend). Klimop, vriendschap, trouw. Koren, rijkdom. Korenbloem, kieschheid. Kruidje-roer-m#-niet, kuischheid. Kruizemunt, warm gevoel. Laurier, roem. Lelie, majesteit. Lelietje van dale, verandering, wissel- keer van het geluk. Lotosbloem, eensgezindheid. Maagdenpalm, aangename herinnering. Madeliefje, onschuld. Maidenhair, bescheidenheid, duurzame schoonheid. Mimosa, bloem van geluk. Mirt, liefde. Moederkruid, 4erborgen liefde. Mos, moederlijke liefde. Mosroos, liefde, wellust. Nagelbloem, trouw in 't ongeluk. Narcis, zelfzueht, trotschheid. Oranjebloesem, kuischheid. Paddestoel, vermoeden. Peterselie, feestmaal. SYMBOLISCHE BOEKEN. 1111 SYNDICAT ENZ. Plataan, genie. Pompoen, dikte. Populier, moed. Primulaveris, eerste jeugd. Reseda, uwe deugden overtreffen uwe bekoorlijkheden. Rijs, vrijmoedigheid. Roode acacia, sierlijkheid. Roode anjelier, hartelijke liefde. Roode geranium, voorkeur of da aasheid. Roode jasmijn, ik hecht mij aan u. Roode roos, geluk. Boos, schoonheid, stilzwijgendheid. Rosmarijn, uwe tegenwoordigheid. Rozeblad, nooit ben' ik lastig. Rozeknop, jeugd. Sering, schenk mij nieuw leven, eerste gevoel van liefde. Sneeuwklokje, vertroosting. Tulp, liefdesverklaring. Tjjm, ik sterf, als men mij verwaarloost. Varenkruid, oprechtheid. Veelkleurige anjer, weigering. Veldmadelief, ik zal er gaarne aan denken. Viooltje, zachtheid, aandenken. Wit viooltje, zedigheid, openhartigheid. Witte jasmijn, beminlijkheid. Witte roos, stilzwijgen. Witte rozeknop,hart dat geene liefde kent. Zonnebloem, verrukking, bedwelming. Symbolische baeken, geschrif- ten, die de geloofsbelijdenis bevatten van een bepaald kerkgenootschap. Bv. de Geloofsbelijdenis van Guido de Bray, de Leerregelen der Dordtsche Synode (a° 1618 en '19) en de lleidelbergsche Catechismus - voor het-kerkgenoot- schap der Hervormden. Deze geschriften hebben Symbolische waarde, d. i. ze be- vatten een algemeen herkennin steeken voor de leden der Hervormde Kerk. Symbolisehe levering, levering van goederen bijv. door 't overgeven der sleutels van 't gebouw, waar ze zich be- vinden. Letterl. zinnebeeldige levering. Symbolisme, overeenstemming in zinnebeelden. Ook een richting in de dichtkunst en andere kunsten, waarbij gestreefd wordt naar zinnebeeldige voor- stalling in woorden en figuren. Deze richting heeft zich in den laatsten tijd weer zeer doen gelden, als terugslag van het realisme en naturalisme. Maeterlinck behoort tot die richting, even als min of meer Toorop en de vroegere Pre- Rafaelieten. Symbolistisch theater, tooneel- speelkunst in zinnebeelden. Symbolum apostolicum, (lat.), f r. le Symbole des Apotres. De Twaalf Geloofsartikelen. Pus geheeten, naar de meening, dat elk geloofsartikel of kom- stig zou zijn van eenen der twaalf Apostelen van Jezus, die het zouden hebben uitgesproken bij hun laatste af- scheid, toen zij dat zelfde geloof gingen verkondigen over de aarde. Door de belijdenis en erkenning dezer Geloofs- artikelen onderscheiden zich steeds de Katholieken van niet-Katholieken, in de Christenheid de Christen van den Jood, den Heiden en den vrijdenker, die zich ten onrechte Christen noemt. Symbolum Athanasianum of Symbolum Quicunque, de Atha- nasiaansche geloofsbel#denis, aanvan- gend met het woord Quicunque (Alwie). Naar Athanasius genoemd, doch niet door dezen beroemden Alexandrijnschen kerk- leeraar (t 373) vervaardigd ; denkelijk in den aanvang der 7e eeuw in Spanje opgesteld; in de gansche Westersche kerk gehandhaafd, en omtrent het jaar 1000 ook in de Grieksche Kerk aan- genomen. Symposion Platonis, Sympo- sion, d. i. gastmaal, is de titel van een van Plato's werken, en wel, over de liefde. Syndicat general du Travail, aanhang van l'Association, in April 1895 to Parijs opgerichte vereeniging van de Jeunesse Artistique, voor geesteswerk en artistieken arbeid. De oprichting dezer Association had ten doel de werken der jonge kunstenaars, dichters en schrijvers to vereeuwigen, zoowel door het houden van lezingen, tentoonstellingen en uit- voeringen, als door het uitgeven hunner boeken en geschriften. Haar oprichter was Fernand Clerget. SYNEDRIUM. 1112 SYNOPTISCHE EVANGELIEN. Synedrium, zie Sanhedrin. Synedrium eceleslasticum , (1 a t.), de Kerkeraad. Synergisme (g r.),of medewerking is bet kerkelijk gevoelen, volgens hetwelk de mensch zijne verbetering (bekee- ring) niet uitsluitend verwachten mag van de werking van Gods genade, maar ook zelf moet medewerken (sunergein). Synodus contracts, (1 at.), saam- getrokken synode, enkele leden er uit, die dan zaken behandelen, bun door de Algemeene Synode opgedragen. Zooda- nige synode wordt uitgeloot, als door bet lot de gansche Synode tot op de helft barer leden verminderd wordt. Synoptische Evangelifn, de eerste drie Evangelien (van Matthaeus, Markus en Lukas), in tegenstelling met bet vierde (dat van Johannes), het- welk meer van leerstelligen aard is. De eerste drie geven een overzicht, - g r. sunopsis uit sun (tegelijk) en oops (blik), - van Jezus' leven, en hunne schrijvers heeten de Synoptici. T T T op Fransche munten, wijst aan, dat ze to Troyes geslagen zijn. T., Titus. T., onder de senaatsbesluiten in oud- Rome, duidde aan, dat de volkstribunen 7e goedgekeurd hadden. T, (m u z.), staat voor tutti = alien, d. i. al de instrumenten of stemmen to zamen; in tegenoverstelling met S voor Solo. TI., Tiberius. T. A. V. E. N. U., Tot Aangenaine Yerpoozing En Nuttige Uitspanning; maandblad in den smaak van de Engel- sche Tit-Bits; leesgezelschap to Amster- dam en daarnaar naam voor verschil- lende vereenigingen. T. F., travaux forces, f r. dwang- arbeid. T. F. P., travaux forces d perpe- tuite, f r. levenslange dwangarbeid. T.(l.) a. p.,ter (laatst) aangehaalder plaatse. Bij aanhaling uit boeken. T., s. v. pl., (f r.), Tournez, s'il vows plait. Zie bij Vertas. TAAM. T. T., Totus tuns, (1 at.), geheel de uwe. Als onderschrift van brieven, in vertrouwlijken stijl. T. T. In D o (totus tuus in Domino) - geheel de uwe in den Heer. T. w., to weten. T. z., ter take. Ta, (chin.), groot. In Chineesche plaatsnamen. Taal der geleerden (De -, 1 at. lingua eruditorum, was in de 17e, 18e en nog in de eerste helft der 19e eeuw het Latf jn, omdat weleer elke wetenschap in deze taal behandeld, en vooral ook beschreven werd. De taal der geleerden in Japan is het Chineesch, waarin bijna alle belangrijke in Japan vervaardigde werken geschreven zijn, als bv. de rijksjaarboeken, encyclopae- dieen, enz. Tagm, (h e b r.), smaak, gevoel, ge- wae rwording; vandaar ook verstand, geest. Spreekwoorden : het heeft geen taam en geen reiach = het heeft geen smaak en geen gear, niets aantrekkelijks ; het is noch geestvol, noch boeiend. Hij heeft geen taam en geen gein van TAARE. 1114 TABERNAKELEN BOUWEN. iemand, die niet aardig, niet geestig, die vervelend is. Vandaar ook : een on-tadm = een vervelend of een niet aantrekkelijk persoon. - Ook reden, motief; zonder eenige taam = zonder eenig motief. Taare, zie Taharoh. Tabakscollege (Het -, naam van een avondgezelschap dat, koning Friedrich Wilhelm I van Prui- sen (1688-1740) gewoon was schier daaglijks to Potsdam of to Wusterhausen rondom zich to vereenigen. Daartoe be- hoorden de meest vertrouwde vrienden van dien vorst, alsmede de ministers, stafofficieren, benevens sommige geleer- den. Deze kring bezorgde den Koning zeer aangename ontspanning,omdat hij al- daar zonder terughouding zijne gevoelens kon openbaren, en tevens meende, dat ook de overige leden van het gezelschap dit voorbeeld volgden. Men rookte er uit korte aarden pijpen, en zij die niet rookten, moesten toch de pijp in den mond nemen. De invloed, dien in deze bijeen- komsten vooral de door Oostenrijk om- gekochte leden hadden op den Koning, die er op vertrouwelijke wijze en zonder eenigen argwaan zijne gevoelens en plan- nen mededeelde, is voor de geschie- denis van Pruisen hoogst merkwaardig. Tabarin, zie Bouffon. Tabbaard of tabberd, lange, wijde statierok, statiekleed, bv. van rechtsgeleerden. Vanhier geen man van den degen, maar van den tabbaard, d. i. geen krijgsman, maar een man van 't recht. 't Was de oud Rom. stola (z. a.). - Verwant met e n g. tabard (wapenrok), en ital. tabarro (korte mantel). Tabbafts, (tabba'dth), h e b r. ring. Tabbert, (z, a f r.), vrouwenkleed. Tabbertjie=kleedj e : die vrous trek hulle tabbertjies van agter op. Tabernae, (lat.), benaming van onderscheidene stationsplaatsen aan de heirwegen der Romeinen, vooral in Gallic. Zie ook Tres Tabernae. Tabernakel, van lat. tabernacu- lum (tent), uit taberna (plankenwoning), bij de oude Romeinen de tent buiten Rome, waarin de Augur voor het houden der volksvergadering zijne auspicia waar- nam. -. De verplaatsbare tent der samen- komst en des heiligdoms voor den eere- dienst der Israelieten in de woestijn en in Kanaan, later door den tempel van Salomo vervangen. -. In de R.-Katholieke kerken is het tabernakel de rijk bewerkte plaats of kast midden op het hoofdaltaar, waarin het H. Sacrament wordt bewaard. De kisten der middeneeuwen hadden veelal het tabernakel in de dikte der muur uitgespaard, aan de buitenzijde rijk versierd en met metalen deur ge- sloten. In vele kerken was het tabernakel ook in den vorm van een kleinen toren geheel vrij opgebouwd met symbolische versieringen. Te Leuven in de St. Pieters- kerk is een zeer fraai tabernakel in steen uit de XVe eeuw, het tabernakel in koper to Lean in Belgie is zeer be- roemd. Wij hebben in ons land slechts nog een vrij staand tabernakel in steen uit de XVe eeuw to Meersen in Limburg, wel bestaan er nog in ons land eenige wandtabernakels uit de XIVe en XVe eeuw die echter thans niet meer als dusdanig gebruikt worden omdat de liturgische voorschriften in ons land dit verbieden. --. In uitdrukkingen als hr, j heeft veel met zijn eigen tabernakel op (= hij houdt van zich• op to schikken); iemand op zijn tabernakel komen of spelen (= afstraffen); mijn aardsche tabernakel wordt verbroken (liever, afgebroken) (= ik word zwakker; mijne lichaamskracht gaat achteruit); z6n aardschen tabernakel goeddoen (= zich to goed doen aan eten en drinken) ; beduidt dit woord menschelijk lichaam, als woonstede der -ziel; en is aan den Bijbel ontleend; vgl. 2 Kor. V : 1; 2 Petr. I : 13, 14. Tabernakelen bouwen, ook wel verkort tot een uit tabernakel (z. a.) gesmeed werkwoord tabernakelen, er- TABI. 1115 TABULATU UR. gens zijne tenten opslaan, u'oon- verbljjf kiezen of nemen. Naar Matth. XVII : 4, Mark. IX : 5, Luk. IX : 33. Tabl, (j a p an), sok, die voorzien is van een afzonderlijken grooten teen. Ook de geta (hooge houten sandaal (z. a.), die met een paar dwarsbalkjes op den grond rust), wordt vastgehouden door een bandje, dat loopt tusschen den grooten en den tweeden teen. Tabik en tabek, (m al.), tabe, (j a v.), compliment, groete, gegroet, ik groet u. Minta (= verzoeken), minta tabek = met uw permissie, met uw pardon. Tabitha, zie Dorkas. Table A clcogne, drie, vier of meer salontafeltjes aan elkander vast, uittrektafeltjes ; ook Mimi-tafeltje. Table d'hOte. In de Middeleeuwen, en zelfs tot op den tijd van Lodewijk XIV, was de tafel van den hotelhouder de eenige publieke ordinaris, in Duitschland en Frankrijk. Tableaux vivants, voorstellingen van groepen of beelden door levende personen ; uitgevonden door Madame d e G e n l i s, die de kinderen van den Hertog van Orleans opvoedde. Tableheads, (am.), tafelhoofden, spotnaam voor de bewoners van New Brunswick ; oorspr. onbekend. Taboe, op de Zuidzee-eilanden en Nieuw-Zeeland, verboden. Als iets taboe verklaard is, wordt 't als heiligschennis beschouwd het aan to raken. Ook, on- gesehikt voor het gebruik. Tabor of Thabor, berg in 't noorden van Palestina, die de vlakte van Jizreel ten oosten begrenst. Op then berg en in deze vlakte versloeg Barak met de strijdbare mannen van Zebulon en Naphtali der Kanaanieten koning Jabin en zijn 'veldheer Sisera (Richt. IV : 6 vg.). De overlevering, welke Jezus' verheerlijking op dezen berg (Matth. XVII : 1 vg.; Mark. IX 2 vg.; Luk. IX : 28 vg.) plaatst, dag- teekent eerst van de 2e helft der 4e eeuw, en is dus niet zeer betrouwbaar, doch wordt door Van der Palm gehand- haafd. Vanhier Tabor (Dat Is zlln -, dat is de plaats, waar hij in hooge geestvervoering geraakte. Taborleten, eene der twee par- tijen, waarin zich de aanhangers van Johannes Huss (t 6 Juli 1415 to Constanz) verdeelden; eene gematigde partij noemde zich Calixtijnen (Utra- quisten) ; de andere, de Taborieten, (naar Tabor, de stad, in 1419 in Boheme op een r euvel van dien naam gesticht), was zeer gestreng en verwierp alle leer- stellingen der Roomsche Kerk, welke niet letterlijk uit den Bijbel to bewijzen waren. Deze besehouwden zich als de Uitverkorenen tot de Zaligheid. Tabouret (Drolt de -, (f r.), recht om op een tabouret to zitten, in tegenwoordigheid der Koningin. Werd aan 't oude Fransche hof eerst verleend aan prinsessen, later ook aan de eerste hofdames, nog later aan de vrouwen der afgezanten en hertogen. Den heeren werd eveneens 't droit de fauteuil verleend. Tabula memorlalls, (lat.), ge- denktafel. Tabula rasa, (1 at.), letterl. af- gekrabd of afgeschrapt (van was schoon- geveegd), schrijfbordje'= plankje (zie bij Strjl). Effen rekening, schoon schip, opruiming. Wordt ook gezegd van een van alle bebouwing en beplanting ont- bloot terrein, van een algemeen ontalag van personeel, enz. Tabula votiva, (lat.), gelofte- tafel, d. i. een gedenksteen ter ver- melding van een, naar aanleiding van eene gedane gelofte, gegeven geschenk (ex voto). Tabulatuur, inrichting van eeu muziekstuk met letters, vbordat het TABULATUU (NACH DER). 1116 TAEDIUM VITAE. notenstelsel was ingevoerd. Van 1 at. tabula = plank of bord. De vorm en inhoud van het Meesterlied (zie Meester- zangers) waren aan allerlei regels ge- bonden; deze regels droegen ook den naam van tabulatuur; men kon er tegen zondigen, bijv. door valsche en blinde fouten; de eerste waren onchristelijke, onzedelijke, de andere onduidelijke denkbeelden; men kon zondigen tegen den strophenbouw, het rijm, de taal, enz. Was een leerling in de geheimen der Tabulatuur ingewijd en onbesproken van gedrag, dan kon hij, na 't afleggen van eene bekwaamheidsproef, in de Ver- eeniging van Meesterzangers worden opgenomen, onder belofte Been Meester- lied to zullen ontwijden door het op straat to zingen. Vandaar Tabulatur (Nach der -,(h g d.), gebeel naar de bepaalde orde of volgorde. Tac (Repondre du - au tac, (f r.), een argument met een andere passende tegenwerping beantwoorden. Hoewel eene uitdrukking van vrij jonge dagteekening, ligt haar oorsprong in het duister. Tacchina-lakwerk, proeven van mozaiek van Tacchina, to Parijs. 't Is nagebootst Japansch lakwerk. Tace nut face, (e n g.), zwrjg of handel; houd je mond of doe het zelf. Devies van Sir Walter Scott. Taceo, video, (1 at.), Ik zwijg en zie. Spreuk van Koningin Eli z k b e t h. Tacere qui nescit, nescit loqui, (lat.), Wie niet zw6gen kan, kan niet spreken. Spreuk van V e r n o t de Jeun. Tachanoen, (he b r.), smeekgebed. Be-tachanoenim tot iemand konen .-- smeekend zich tot iemand wenden. Als term duidt het aan het dagelijksche smeekgebed der Israelieten in de ochtend- en middag-liturgie der gewone werk- dagen. Tache de beaute, (f r.), schoon- heidsvlek, oorspronkelijk modenaam voor vlekken of puisten in 't gezicht, gevolg van uitspattingen ; later de naam van pleisters daarvoor en van de deze ver- vangende mooches = pronkpleistertjes, hgd. Schonheitspflasterchen; thans nog ironisch gebruikelijk voor vlekje of moedervlekje. Tachlies, (tachlieth), (h e b r.), lett. voleinding, voltooiing, vervolkomening. In het n.-h e b r. einddoel, bestemming, vaste toekomst. Tachrichin, (c h a 1 d.), kleederen, omhullingen. In Talmudisch taalgebruik, en vandaar ook in de Joodsche volks- taal bepaaldelijk doodskleederen; de gewoonlijk van wit linnen of katoen vervaardigde kleederen, waarin het lijk na de ritueele reiniging (zie Taharoh) wordt gehuld. Taehypodie, (g r.), snelvoetigheid. Bij een tweegevecht ging een der partijen op den loop, voordat de eerste degen getrokken werd. Dr. Pean (t 1898), de eer van den lafaard willende redden, schreef in het proces-verbaal: „Bij den eersten aanval kreeg de heer X. een onwederstaanbaren aanval van tachy- podie, zoodat de getuigen in overeen- stemming met den geneesheer hetgevecht deden staken". Niemand kende deze ziekte (!), en de eer was gered. Tacitus (De Hollandsehe -, Pieter Corn. Hooft, zoo genoemd naar den Lat. geschiedschrijver, die hem tot voorbeeld diende en then hij zoo ijverig bestudeerde, dat zijn stijl bier en daar volkomen overeenkomst met zijn model had. Tadpoles, (a m.), naam voor de bewoners van Missisippi, near de vele poelen met kikkers. Eng. tadpole donderpad. Taedium vitae, (lat.), levens- moeiheid, of keer van, weerzin in het levee (die vaak tot zelfmoord drijft). TAEL. 1117 TAGGERIJN. TaM,meerv. tails, Chineesche reken- munt, iets minder dan 11/2 dollar (f 3.75). De koers staat echter niet altijd vast ; de tails staan soms ook f 3.50. Taenla expansa, (lat.), letterl. uitgespannen lintworin. Tat, verkorting van p e r s. td f tah geweven ; eene stof uit zijde ver- vaardigd, was eerst zijde en linnen, later zijde en wol. In de 18e eeuw was bet glanzige zijde, soms met good doorstreept. Tat of tan, (f r. tiw a p.), St. An tonies- kruk (z. a.). Dus geheeten omdat die krukjes op eene T gelijken. Fr. tau = T-vormige figuur. - Ook bekend als bequille de St. Antoine en als croix de potence. - H e b r. tav (tau), de 23e laatste letter van bet Hebr. alphabet = kruis (aldus afgebeeld bij de Phoe- niciers en op de munten der Makkabeeen), heeft eene getalwaarde van 400. Tatel van vermentgvuldiging opzeggen (De vleeschelilke -, een talr#k kroost verwekken; in scherts uit Genes. XVI : 10, XXII : 17; Exod. XXXII : 13; Jerem. XXIII : 22; Gen. VI : 1, enz. enz. enz. Tateldans, de draaiende ein te- vens voortgaande beweging, die zich, naar veler beweren, bij een tafel vertoont wanneer de daaromheen ge- zeten of staande personen daarop hun handen leggen_ en door aanraking der duimen en pinken een gesloten keten vormen. In verband daarmede staat de tafelklopperij, waarbij de tafel door bet tikken met een der pooten antwoord geeft op gestelde vragen. Daar tulke antwoorden alleen door een verstandelijk wezen konden gegeven worden, schreef men een en ander toe aan den invloed Van geesten (zie Spiritismus). In een stroom van geschriften - in 't begin van 2e helft dezer eeuw verschenen - werden die verschijnselen toegekend aan electriciteit, magnetisme, zenuwvloeistof en de werking van geesten; terwijl anderen daarin niets zagen dan mislei- ding en zelf bedrog. Tatelendlenst, beheer der geld- zaken in eene kerkgemeente. Uit Hand. VI : 2 : tafelen -_= tafelen, waarop geld verhandeld werd. Anderen denken hier aan spijs-tafels = liefdemaaltijden van rijken en armen. De kantteekenaars van onze Staten-bijbel vereenigen beide denkbeelden. Tatelgoederen, lat. mensalia bona, vaste goederen, waarvan de op- brengst de kosten voor bet onderhoud van kloosterlingen moest dekken. Tatelpartii, in N.-Brabant, bet brengen van ketelmuziek bij bet ver- breken van een voorgenomen huwelijk. Tatelronde (De -, orde der ridders van de ronde tafel. Verbond der uitstekendste Engelsche ridders, die zich langzamerhand verzameld had- den om den half-fabelachtigen koning Arthur uit bet heldentijdvak (6e eeuw) der geschiedenis van Engeland. Om eene ronde marmeren tafel gezeten, hielden deze uitgelezen helden met Arthur op zijn kasteel Kaarlleon of Karleol hunne feestmaaltijden. Slechts bet bezit van alle ridderdeugden, in tal van wapen- feiten en avonturen gebleken, gaf het recht om tot deze ridderorde to behooren. Tatelronde, (m.-n e d e r 1.), tweege- vechten na de nelee op bet steekspel. Ook in 't algemeen steekspel, z. a. v. joeste, jostierspel. Tagales, benaming Bier Maleische immigranten op de Philippijnen, die tot dusver door hun eigen Sultans of Datos geregeerd werden, onder Spaansch opper- gezag. Een dapper en athletisch men- schenras. Ook Tagalen = inlandsche troepen op Manilla. TagelOhner mit dem Geiste, (hgd.), noemde Freiligrath de auteurs, en zoo noemt Noire de schooljongens, die gratis onderwezen worden, maar schitterende examens moeten doen als reclame voor de school. Taggeriln, tangeri1n, oud-ijzer- kooper, van taggarin nw. van enk. TAGHAIRM. 1118 TAKKIANEN. e h a 1 d. taggdr = koopnian, van tegar (handeldrij ven). - Het m. nl. tagger = = twister komt van e h a 1 d. tegar (twisten). Taghairm, middel, door de Schot- ten aangewend, om in de toekomst to lezen. lemand, gewikkeld in de huid van een pas geslachten us, werd naast een waterval of aan den voet van een afgrond geplaatst, om daar de voorge- legde vraag to overwegen. Wat ook zijne verbeelding hem in dezen toestand ingaf, werd voor de ingeving van zijn van bet lichaam ontdanen geest gehouden. Walter Scott, in zijn Lady o f the Lake IV : 4, zegt: ,Last evening-tide Brian an augury has tried, of that kind which must not be, unless in dread extremity, The Taghairm called." Taharoh, (taharah), (h e b r.), rei- niging, reinheid. Als~ term duidt bet aan : de ritueele reiniging, wassching van een lijk volgens Israel. godsdienstige voorschriften en gebruiken. In de volks- taal is bet woord vaak verbasterd tot taare of tot teiere. Tahil, (m al.). als gewicht voor edele metalen wegend pl. m. 0.054 KG. en onderverdeeld als volgt : 1 Tall = 2 Real, - 1 Real = 4 Soekoe, - 1 Soekoe - 2 Tali, en 1 Tali = 3 Oewang ; als gewicht voor opium wegend pl. m. 0.0386 KG., en onderverdeeld als volgt 1 Tahil = 1/16 Kati - 1/1600 Pikoel -- 10 Tji, -- 1 Tji = 10 Timbang, Mata of Hoen. Talkoen, (j a p.), de groote heer, vroeger de wereldl ke Keizer van Japan, belast met bet uitvoerend bewind.en staande onder den Mikado of geeste- lijken Keizer; sinds - 1868 afgeschaft. Sedert is bet uitvoerend bewind bij den Keizer of Mikado bijgestaan door een kabinet. In 1889 is er ook een consti- tutie in Japan afgekondigd. Tail, tagl, thAl, tale (spr. teel), Chineesche rekenmunt van 1000 pitjes ter waarde van pl. m. f 3.50 Ned. Vgl. Tael. Taillable et corveable k mercl (Gent -, (f r.), op lij fsgenade schat- plichtig volk. Ironisch de tegenwoor- dige klassen onzer maatschappij, die onderhevig zijn aan bedrijfs- en ver- mogensbelasting. Taille (Vest blen -, mon film; maintenant 11 taut coudre, (f r.), dat is slechts een begin; het moeilijk- ste moet nog worden volbracht. Woor- den van Catharina de Medicis, toen Hendrik III haar (23 Dec. 1588) kwam aankondigen, dat hij thans Koning van Frankrijk was, aangezien zijn mede- dinger, de hertog van Guise, daareven werd vermoord. Het gezegde wordt soms aan Maria Theresia van Oostenrijk toe- geschreven, doch bet geldt voor uitge- maakt, dat, werd 't waarlijk door haar gebezigd, zij Catharina de Medicis na- praatte. Taille, in middeneeuwsch Latijn tallza = collecte., ingezameld geld, noemde men in Frankrijk in de 15e eeuw ondeer Karel VII eene regelmatige directs belasting (hoofdgeld, impost) op bet vermogen of op bet inkomen, die de plaats verving der vroegere buitenge- wone en onregelmatige lasten. Ze werd alleen gevorderd van de niet-bevoor- rechte standen ; en men onderscheidde eene taille reelle, die volgens een ge- brekkig kadaster van vast goed geheven werd, en eene taille personelle, die op bet bedrijf of den persoon rustte. Taille, (m u z.), tenor; basse-taille = tweeds tenor, de diepere stem. Tallle, (f r. w a p.) , zie links- geschuind; zooals bet wapen der stad Utrecht. Take care of the pennies ; the pounds will take care of themselves, (e n g.), pas op de stuz- vertjes; de ponden (sterling) zullen wel voor zichzelven zorgen. Takkianen, voorstanders van na- genoeg algemeen kiesrecht, dus ook voor werklieden enz. Naar' den oud-Minister Mr. J. P. R. Tak van Poortvliet, TAKKIEF. 1119 TALLES. die hiervan tijdens zijn ministerie een ontwerp maakte. Takkief, (c h a t d. en h e b r.), mach- tig, invloedrijk. ,Vandaar spreekwoor- delijk: takkief bij iemand zijn invloed hebben, gaarne gezien zijn, intiem zijn. Tal, (h e b r.), dauw. Tefillas-tal, het gebed om verfrisschenden dauw, dat op het Paaschfeest wordt uitgesproken. Tal-benschen = de zegenbede uitspre- ken (zie Benschen). Talaro, tallero, (it.), of komstig van daler, daalder, groote zilveren Ynunt, vroeger gangbaar in Italie. Een talaro van Venetie deed pl. m. f 2.45. Tale Kanaftns (De -- spreken, spreken in oud-Testamentische termen, uit oprechte of ook dikwerf voorge- wende vroomheid. Jes. XIX : 18 gewaagt van vijf steden in Egypteland, sprekende de spraak van Kanaan, en zwerende bij den Heer der heirscharen." Talen en Tall, (j a v.), m al. tall zilveren munt ter waarde van 30 duiten of 25 centen, eigenlijk een koord (tali = touw) met pitis (zie pitje), waarvan er 75 de waarde van een tali zouden hebben. Talent, g r. talanton, balans, mrv. de weegschalen; vervolgens het gewo- gene, en w el een bepaald gewicht, bij Homerus altoos van goud; later in Grie- kenland een werkelijk handelsgewicht, het Attische was ruim 29 kilogr. zwaar. Thans z. v. a. een half kilogr. of een oud pond (bij bepaling van het gewicht van kerkklokken). Voorts, eene bepaalde geldsom, waarvan de waarde oorspr. met het genoemde gewicht aan zilver overeenkwam ; het Attische talent, 't meest gebruiklijke en gewoonlijk bedoeld, was van ongeveer 311/s KG. = 60 minae = 360 drachmen of ongeveer f 2640, later (4e en 3e eeuw v. C.) slechts f 2497 ; het Euboische talent gold f 3875, het Aeginatische en Babylonische f 4400, later slechts f 3937. Voor het Israelie- tische talent, zie Kikkar. -- Door de talenten in Jezus'- gelijkenis Matth. XXV : 15, - Luk. XIX : 16 vg. heeft pond en, - moet men noch aangeborene geestesgaven noch bizondere gaven en bekwaamheden verstaan; want van deze gold niet, dat ze „een' iegelijk naar zijn vermogen, d. i. bizondere vatbaarheid", konden verleend worden. Er wordt mede bedoeld de meer of minder uitgebreide kring van werkzaamheid, de onderschei- den post en plicht, aan elk in het Rijk van den Messias aangewezen.Toch wordt, op grond dezer gelijkenis, talent alge- meen gebezigd in den zin van begaafd- heid,. bekwaamheid, spreekt men van een ,mooi" of ,ongelukkig talent" = kanselvoordracht, en gebruikt men uit- drukkingen als : ,men moet zijn talent op woeker zetten" (vgl. vs. 27) = er voordeel mede doen, ,men mag zijn talent niet in de aarde begraven" (vgl. vs. 25) = zijne gaven en bekwaamheid niet ongebruikt laten. Vgl. nog de spreek- wijzen : daar lint zijn talent niet;,hrj heeft van de vij f maar ten talent ge- kregen ; woekeren met zijn talent. Tall-api, vuurtouw, de lont waar- mee men eene sigaar opsteekt. M al. en j a v. tali = touw ; api = vuur. Talisman, (p e r z.), mrv. talismdn, van enkelv. tilism; een wonderdoend voorwerp, behoedmiddel tegen gevaren en derg. Zeer bekend als zoodanig zijn de Abraxassteenen. In Arabie gebruikt men den talisman nog, bestaande uit een stuk papier, waarop de namen van de Zeven Slapers en hun bond zijn geschre- ven, om het huis voor geesten en duivels. to vrijwaren. Zie Amulet. Taliter qualiter, (1 at.), zoo (ge- daan of geschied), als (het gedaan of geschied is), d. i. zoo zoo, zoo wat, middelmatig. Talitha Kumi, benaming van een asyl to Steenbeek (gem. Valburg, in Over-Betuwe) voor verwaarloosde meis- jes. Ontleend aan Mark. V:-41: Talith t ki mi (A r a m e e s c h) = dochtertje, sta op ! Talles, van h e b r. Tallies (tal- lith) = kleed Als term duidt het aan TALLITH. 1120 TAMARISK. het godsdienstkleed met de ,franjen" of,,aanschouwingsdraden" (zie Tritsies), waarmee de Israelieten bij hun ochtend- gebed en andere plechtigheden ter Synagoge zich omhullen (vgl. Numeri XV : 38). Tallith, zie Talles. Tally-ho! afgeleid van den Norman- dischen jachtkreet taillis au! (naar 't kreupelhout !) in 't Fransch tai-aut! Vooral bij vossenjacht gebruikelijk. Talmled,(h,e b r.), leerling. Talmied- chochom (Talmied-chacham), lett. w#ze leerling, duidt als term aan : een geleerde op het gebied van Joodsche, Rabbijnsche, Talmudische wetenschap. Talmud, (n.-h e b r.), (letterl. studie, leer-oefening), naam van het groote na- bijbelsche standaardwerk des traditio- neelen Jodendoms, waarin de godsdienst- overleveringen, als organieke regelen naast den Pentateuch als grondwet, zijn nedergelegd. De vorm van het werk be- staat in eene verzameling van besprekin- gen en mededeelingen,gedurende ongeveer 4 a 5 eeuwen, van de 2e tot na de 6e eeuw, in de leerscholen van Palestina en Babylonie bijeengebracht, en later ge- sorteerd, opgeschreven en gegroepeerd rondom de paragrafen der Misjna- traktaten (zie Misjna). Er zijn twee verzamelingen, de Palestijnsche Talmud en de Babylonische Talmud, die naar worm en inhoud geheel verschillend zijn, doch in uitspraken en beslissing nage- noeg geheel overeenkomen. Wanneer men spreekt van den Talmud zonder nadere bijvoeging, dan wordt stilzwijgend bedoeld de Babylonische Talmud, als van de beide Talmuden de meest alge- meen verspreide en beoefende, en ook als de hoofdgrondslag van den godsdienst- codex. Ze bestaat uit 36 deelen, meestal verdeeld in 12 folio-banden. De chal- deeuwsche term voor Talmud is : Ge- mara (gemoro) (z.a.). Die term beteekent ongeveer hetzelfde als Talmoed. In de Joodsche volkstaal wordt zelden van Talmud, meestal van Gemoro gesproken. Gemoro leeren = Talmud leeren. Een gemoro-kop = een scherpzinnig hoofd, geschikt voor de moeilijke Talmud- studie. Van eene moeilijke kwestie of ingewikkelde redeneering wordt vaak gezegd : dit is een heele gemoro = het lijkt op een moeilijke, scherpzinnigheid- eischende Talmudplaats. Talmud Tora, (h e b r.), leer van den Talmud. Stichting to Amsterdam school waar onderricht in den Talmud wordt gegeven. Talmudisten, geleerde uitleggers van den Talmud. Men vindt hen in de 3e . en 4e eeuw n. C. Vooral bekend zijn Mozes Maimonides (t 1204) en Obadja Bartenora, wier verklaringen voor de beste gelden, en met bijgevoeg- den tekst to Amsterdam 1698-1703 door Arenhusius zijn uitgegeven. In den Babylonischen Talmud (Tract. Gittin alsook in Agadische geschriften als Targoem Koheleth en Midrasch Rabba) komt de geheele Aschmedai- Salomonische sage voor. De inhoud daarvan is deze : Aschmedai, de heer der Demonen, wordt door tusschen- komst van den held Benajahu gevanke- lijk tot Salomo gebracht, om bij den tempelbouw behulpzaam to zijn, door verschaffing van den steen-splijtenden worm Schamis. Hij weet Salomo door list to winnen, en dezen den goddelijken zegelring of handig to maken, waarna hij in Salomo's gestalte den troon Israel's bestijgt en jaren lang als koning Israel regeert, terwijl Salomo als bede- laar rondzwerft. Dit duurt totdat Salomo den goddelijken zegelring weder in handen krijgt; dan verdwijnt Aschmedai. Zie boven, Asmodee. Nog andere legenden van den duivel Aschmedai komen in den Talmud voor. Talud,(b o u w k.), glooiing, schuinte. F r. talus. Tamaal, (a f r.), greet. Tamarinde, (a r a b.), tamr hindi, lett. Indische dadel. Tamarisk, boomsoort, genoemd naar een hebr. woord dat zuiveren beteekent, wegens haar zuiverende eigen- schappen. De Romeinen bekransten het TAMBANGAN. 1121 TANDEM. voorhoofd der misdadigers er mede. De Arabieren maken koeken, genaamd mnanna, van de verharde sappen,uit dezen boom getrokken; want de tamarix enannifera zweet eene naar manna ge- lijkende, zoetsmakende stof uit. 'rambangan, licht vaartuigje der Maleiers to Batavia. Tambi, (m a 1.), jongste broeder, naam voor de Klingaleezen. Tamboir, (b o u w k.), houten be- timmering als toegang of portaal in eene kamer, veelal cylindervormig. De tamboir in het stadhuis to Oudenaarde is wegens het zeer fraaie beeldhouw- werk zeer beroemd. Men noemt ook tamboir cylindervormige gedeelten in muurwerk en aarde gevormde verdedi- gingswerken (in 't Duitsch Zwinger). Taminany ook St. Tamany, (am.), eigenlij k T a mend y, hoofd der Indianen eerst in Delaware, later aan den Ohio, vriend der blankeii, die als profeet vereerd en later heilig genoemd werd; langen tijd als beschermheilige der demokratische partij genoemd (1789). D e naam leeft voort in Tammany Hall, de vergaderzaal der machtige politieke ring to New-York. Deze partij sloot zich meest aan bij de democraten, doch niet uitsluitend; zij zocht vooral steun bij den geringeren stand. De partij zocht de overhand to krijgen, vooral met het oog op financieele voordeelen, zoo door vergoe- ding to vorderen voor beweerde uitgaven of verschotten als door het bemachtigen van vette posten. Tamme godgeleerde (De -, Desiderius Erasmus (# 1536), die wel een voorlooper der Kerkhervorming geweest is, maar altoos uitmuntte door verdraagzaamheid. Tampat, (m a l.), plaats; verblij& plaats, gelegenheid voor iets. Tampat tidor, (m a 1.), plaats waar men slaapt, ledekant. Tampat toempah darah,(m a 1.), geboorteplaats. Tampat makanan,(m a 1.), plaats, waar men eten in bewaart. Tampat minoeman, (m a 1.), plaats, waar men drank in bewaart, drankzetje, drankstel. Tampolong, (m a 1.), kwispedoor. Tamtam, (m u z.), gong. Tanagra beeldies, kleine (1 a 3 decim.) klassieke Grieksche beeldjes van gebakken aarde, meest figuren uit het dagelijksch leven voorstellend, het eerst gevonden in de graven van de stad Tanagra. Tanah (Boeka -, (m a 1.), open den grond; de leus van den Sultan van Koetei, die zijn land wenscht open to stellen voor Europeesche ondernemingen. Tanah Malayoe, zie Haantjesduit. Tanah Sanak, zie Sasaks. Tanak (Menanak), (m al.), rrjst koken, koken; Dioeroe tanak, (m a 1.), kok; zie boven Djoeroe. Tandak, (j a v. en m a 1.), menan- dak, op inlandsche wijze dansen ; penandak, danser,danseres,dansmeid. Tandakken, (k. m. a.), dansen. Tandem D. 0. M., Latijnsche formule dikwijls aan het einde van vergaderingen of als slot van een ge- schrift gebezigd; Tandem Deo optimo maximo = aan het einde zij de eer aan den besten en hoogsten God. Tandem, (sport), rywiel met twee zitplaatsen. Naar een edelman van then naam, stalmeester van een der koningen van Engeland, die voor het eerst twee paarden vbor elkander inspande, in plaats van naast elkander. TANDEM. 1122 TANT ENZ. Tandem, eindel#k. Spreuk -van Taets van Amerongen. Tandem bona causa trium- phat, (1 a t' ), eindel#k zegepraalt de goede zaak. Tandem fit sureulus arbor, (1 at.), het rijsje wordt eindel#k een boom. Spreuk van P r i n s M a u r i t s. Tanden, die staan als de huizen in de Benthuizervenen. Spreekwoord gezegd van iemand, die een onregelmatig gebit heeft; wegens de onregelmatige ligging der huizen in Bent- huizen bij Leiden. Tandil, (m al.), onderofficier aan boord, met een rang beneden then van Serang = sergeant. Tandoe, (m al.), draagstoel, draag- koets met een hangmat of een rust- bank (ambin) er in. Tangan dingin, (j a v.), lett. koude hand, d. i. gelukkige hand, bi]v. om iets uit to planten ; tegenstelling van tangan panas, d. i. warme hand. Tangent spokes, (sport), ge- kruiste spaken. Tannebaum (0 -, o Tanne- baum, wie grfin rind define B1Atter, (h g d.), 0 8parreboom, o sparreboom, hoe groen z#n uwe bldren. Aanvang van een, oorspronkelijk tus- schen 1550 en 1580 ontstaan allerliefst lied, dat later, in verjongdcn vorm, in bet blijspel Der Kurmdrker and die Picarde, van L. S c h n e i d e r, werd gezongen, en zoo, een 45 jaar geleden, dank de toenmaals to Amsterdam be- staande Duitsche schouwburgen, aldaar vrij populair werd. Tannhfiuser, een minnezanger uit Zuid-Duitschland, die in de 13e eeuw een avontuurlijk en veel bewogen leven leidde. Met dat leven en een aan hem toegekenden boetzang is de sage ver- bonden van den ridder TanuhAuser, die in den Venusberg vertoefde en vervolgens een pelgrimstocht ondernam naar Rome, om vergiffenis voor zijne zonden to ont- vangen.Doch PausUrbanus wilde van geen genade weten, en voegde hem, op zijn bisschopsstaf wijzend, toe.: ,Evenmin als deze staf ooit weer bloeien zal, evenmin zal den zondaar Gods genade ten deel vallen." Met wanhoop vervuld, keerde nu de ridder naar vrouw Venus terug, en vertoefde hij andermaal in bet hol van den berg. Na verloop van drie maanden begon de pauselijke staf groene bladeren to dragen door bet wonder der eeuwige liefde; boden wer- den uitgezonden om den ridder to zoeken, doch deze was verdwenen. 't Is deze sage, die aan W a g n e r de stof leverde voor zijne bekende opera. - In bet Middelnederlandsch : Heer Danielken. Taut de bruit pour une ome lette, (f r.), zdoveel of wat een drukte om Pen kleinigheidl Naar V o l t a i r e beweert , gezegde van J a c q u e a V a 116 e, sieur des Barreaux (1602-72), raadsheer in bet parlement van Parijs, die, ruw godloochenaar, op een Goeden Vrijdag met gezelschap in eene herberg to St. Cloud, bij 't opkomen van een onweder, zich verbeeldend que Dieu faisait tant de vacarme pour lui", een spekpannekoek, welken de bandelooze groep, tegen' bet verbod der R.-Bath. Kerk in, den waard had afgedwongen, uit bet raam wierp, zeggend : „voile bien du br. p. u. o." of ,omelette au lard", Louis B l a n c schreef in Les salons du XVIII siecle voorkomend in Le Figaro van 9 en 16 Febr. 1895, over de diners van Mad. Geoffrin : „C'est dvidemment de la frugalitd de ces repay que Mad. Du Deffant se moquait, lors- que, piqude d'entendre vanter l'influence. de Mad. Geoffrin elle s'dcria : , Voil& biers du bruit pour une omelette au lard I" Taut de fiel entre-t-11 dano lame des devots, (f r.), B o i l e a u, Lutrin I, d. i. kan de ziel der vromeri zooveel gat bevatten, m. a. w. kan een vroom man zich zoo boos maken Vergilius zeide reeds. TANTAENE ENZ. 1123 TAPROBANE. Tantuene animity caelextibus Irae ? (1 a t.), ligt er zooveel toorn in de ziel der hemelsehe goden ? Aeneis 1, 11. Tantalus-beker, een beker, waar- in een hevel zoodanig is aangebracht, dat, wRnneer men daaruit wil drinken, al het vocht van onderen wegvloeit. Tantalus-kwelling, marteling of foltering van iemand, die iets in zijn bereik heeft, en het toch niet machtig worden kan. Naar Tantalus, rijken koning van Sipylos (in PhrygW), zoon van Jupiter, die als Bast der goden zich 11unne gramschap had berokkend, en tot straf in de onderwereld, door dorst en honger gekweld, tot aan den hall in een yneer moest staan, terwijl de heerlijkste nruchten vlak boven zijn mond hingen; doeb, bukte hij om to drinken, dan zonk het water, en hapte hij-naar de vruchten, dan weken ze in de lucht, zoQdat hij moest bl#ven dorsten en hongeren. Tante (Ma - De studenten en burgerlieden to Parijs noemen aldus de Bank van Leening; zie Oom Jan. Tante Voss, (hgd.), de Yossische Zeitung van Berlijn, voluit: K6niglich privilegirte Berlinische Zeitung von Maats- and gelehrten Sachen, een zeer oud bled; aldus sedert 1848 genoemd, toen het blad zich moeilijk in de nieuwe orde van zaken scheen to kunnen . schikken. Om dezelfde reden kreeg de even oude Spenersche Zeitungloen den naam Onkel Spener. Tantel, (barg.) Tantour, zilveren huif, overtrok- ken met een witten sluier. Hoofddeksel der vrouwen onder de Drusen, eene on- rechtzinnige Mohammedaansche sekte, omstr. de lie eeuw ontstaan in de bergen van Syrit, genoemd naar Ed-Darazi, een dweepziek aanhanger van den Kalif (uit den stam der Fatimiden) Hakim Biemrillah, die in 1021 n. C. van de aarde verdween, om het geloof zijner 4ienaren (de Muahhiden = de belijders der eenheid Gods) op deproeftestellen, maar eenmaal in macht en heerlijkheid zal terugkeeren, om hun, zoo zij getrouw zijn1 het rijk der wereld to schenken. Hij wend als de belichaamde Godheid vereerd. Tantum, (1 a t.), zooveel; vandaar tegenwoordig wel als substantief ge- bruikt : iemands tantum of taf&Wme, d. i. zooveel, als iemand toekomt, zijn wettig deel. TAou, (fr. w a p.), paardenvlieg. Taper, (f r.), in de gemeenzame teal, geld van iemand leenen. Vandaar tapage, bet leenen van geld van iemand. Tapeur, (f r.), iemand, die op icosten vann anderen leeft (parasiet), die van geleende gelden bestaat. Tapisserie d'Aubusson, tapijt- werk, waarmede stoelen, canapds, enz. bekleed warden, in den stijI Louis XIV, en dat to Aubusson (Frankrijk, dep. de la Creuse) vervaardigd wordt. Tapieserie makes, figures op een behangsel in eene danszaal vormen-, zie ook Muurbloemen. Tappen, (t e I e g r.), zich met het naaste telegraafkantoor in betrekking stellen, door een draagbaren toestel aan den draad aan to sluiten. Get apt (alleen van personen) = in trek, in achting. Tappen, (s t u d.), altoos met ui verbonden; een ui tappen = eene aar- digheid verkoopen. Tapperlaan (Hilversum 18e eeuw), de gildebroeder van -het wevers- of drapiersgild, die belast werd met bier tappen. Taprobane, vroeger Sauce of Simundu, s a n s k r. Sinhala Dvipa (= leeuweneiland), bij de oude Romeinen naam voor het eiland Ceylon. Oud- Indisch Lanykd. Bij H a i f n e r Ta- probani. TAPTOE, 1124 TABPfIUS (sPUuIUS). Taptoe, bet avond-signaal, waar- door de soldaten vroeger werden ge- waarschuw d, dat bet tijd was, om zich naar hun nachtverblij f to begeven. let woord schijnt of komstig to zijn van een voormalig gebruik der politie om op een bepaalden tijd de herbergen rond to gaan en to zorgen voor bet sluiten van den tap of de kraan. (Doe den tap toe!) Taranis of Taranus, de donder- god der Gallen, ook genoemd Tanaris, door de Romeinen veranderd tot Tana- ricus. Hij werd met menschenoffers geeerd. Tarantella, (it.), bizonder leven- dige volksdans, dus genoemd naar de spin Tarantella, welker beet, zoo 'men wide, zenuwbewegingen in hevigen graad veroorzaakte; Saint-Satins en vele anderen componeerden er de muziek bij, voor fluit en klarinet. De Macaroni is eene Napolitaansche tarantella; zie Maca- roni (waar bij vergissing volksdrank stiat). Naar Tarente, stad in Beneden- Italie vernoemd. Tarantisme, Bans-manie, aanste- kelijk bij de toeschouwers. Een dergelijke ziekte openbaarde zich in Duitschland in 1374. Ook in de Fransche revolutie werd bet dansen om den vrijbeidsboom en van de Carmagnole dikwijls spotten- derwijze zoo genoemd. Tararaboemdilee. Aanhef van een vermaard of berucht lied, dat als straatdeun dienst doet, ei waarvan men -heeft verhaald, dat bet oorspronkelijk door een wilden volksstam bij godsdienst- plechtigheden gezongen werd, om in geestverrukking to geraken. In Maart 1894 wist een Amerikaansch schrijver mee to deelen, dat de componist een ter dood veroordeeld soldaat was, die in '54 - in de gevangenis bet lied vervaar- digde, waaraan hij den titel. ,Afseheid van bet levee" gaf. De Engelsche cafe- chantant-zangeres Miss Lottie Collins bracht bet in de wereld. Tarbollers, (am.), teer :kokers; naam der bewoners van North Carolina vgl. Old North State. Tare, (f r. w a p.), van ter zjjde voor- gesteld, n. 1. helmen. Tare de trois quarts = half-aanziende. Tarfoes, zie Tereifo. Targoem, (c h a 1 d.), vertaling of Targum, de Arameesche en Chal- deeuwsche vertaling van den Pentateuch door den Rabbijn Onkelos bijgenaamd Hagher (2e eeuw n. C.). De Targumins (mrv.) zijn de verschillende klassieke chald. vertalingen en paraphrasen van de Bijbelboeken, ten deele reeds voor Chr. aanwezig. Tarheeler, (am.), spotnaam voor de bewoners van Zuid-Carolina, lett. een man met teer aan zijne hielen. Tariag,. woord, in de Rabbijn- sche literatuur gevormd voor de ge- tallenwaarde : Taw, Resch, Jod, Gimel = 613. Dit woord wijst op de 613 ge- boden en verboden, in den Pentateuch vervat: Tarjag Mitswous (mitswoth geboden). Tarlatan, fijne zomerstof voor dameskleeding, in verschillende kleuren ; aldus genoemd naar de plaats der uit- vinding in Frankrijk. Taro, Siciliaansche zilveren munt uit de vorige eeuw van pl. m. 20 ct. Ned. Tarok, -bet aantrekkelijkste ma-al tevens ingewikkeldste van alle kaart- spelen. Het wordt gespeeld door 3 per- sonen met 78 kaarten, welke uit de 52 kaarten van bet Fransche spel, 4 ruiten en 22 taroks of troeven bestaan. Tarpelus (Spurlus -, bevel- hebber van den burcht op den Capito- lijnschen berg to Rome, in den oorlog na den Sabijnsehen maagdenroof, zou, volgens de sage, Rome aan de Sabijnen hebben willen overleveren, doch werd door Romulus met zijne dochter Tarpeia, die den wer near bet Capitool aan de TARRING ENZ. 1125 TE DEUM: Sabijnen zou hebben verraden, ter dood gebracht. De steile rots, op welker top de straf zou zijn voltrokken, aan den zuidhoek van het Capitool, kreeg den naam Saxum Tarpeium of rupes Tar- peia. Van doze rots werden soms ter dood veroordeeelde staatsmisdadigers naar beneden geworpen. Tarring and feathering,(e n g.), zie Teeren en vederen. Tartare, (f r.), in de kleermakers- wereld, een leerling. Oorsprong onbekend. Tartarus, als persoon de zoon van den Aether en Gaea (de Aarde),. is bij Homerus de kerker der Titanen (z. a.), en ligt zoo diep onder de oppervlakte der aarde en de zee, als de afstand is van den hemel er boven; terwijl de Hades in de Aarde ligt. Bij Hesiodus en latere schrijve.rs is Tartarus = Hades, d i. de onderwereld. Tarte a la creme, (f r.), een argument, waarmede men alle bezwaren meent to hebben ontzenuwd, dat verdere ontwikkeling eener meening onnoodig maakt, ongeveer onze dooddoener. Het gezegde is ontleend aan M o l i e r e' s Ecole des femmes 1, 1, en aan diens Critique de l'Eeole des femmes. Hij werd namelijk scherp, wegens sommige, in het eerste stuk voorkomende uit- drukkingen, waaronder ook tarte a la creme, aangevallen. Hij deed nu in zijne Critique- een markies optreden, die aanhoudend, to pas en to onpas, dien volzin uitspreekt. Tartuffe of Tartufe, een hui- chelaar, een geveinsde vrome. Aldus naar den hoofdpersoon van Moliere's blijspel van dien naam. Moliere zelf schreef Tartuffe. I t a 1. Tartufo komt als aanduiding voor van een boosaardig mensch in Lippis' Malmantile, dat in handschrift vbor den Tartufe in om- loop was. G e n i n, Recreations- philo- logiques I, 292. Tarwe (Daar is onkruid on- der de -, daar z# n n boozen of ver- keerden in dat goede gezelschap. Door Jezus in zijne gelijkenis Matth. XIII 24-30 gezegd omtrent de schijnbare burgers van het Godsrijk, in tegenstelling met de goede en de echte. Tasveld, open plek bij, eene steen- fabriek, waarop de steenen opgetast staan. Tata, (a f r.), vader. Tattersall, plaats waar raspaarden verhandeld werden, in 1766 nabij Hyde Park Corner to London geopend door Richard Tattersall; op 10 April 1865 werd ze naar Knightsbridge over- gebracht. Tautogrammtatische verzen, verzen, waarin alle woorden dezelfde beginletter hebben, b.v. Ruisch, reine regen, ruisch ! Roer ritselende ranken ! Taukruis, (w a p.), zie St. Anto- nieskruis. Taxische posten. Zie Turn und. Taxis. Tchang-kooe, (chin.), het mid- delrijk, naam voor China, nml. bij de Chineezen. Tchiliatchef-priis,ad 3000 francs, bestemd als belooning voor de belang- rijkste studien over natuurlijke historie in Midden-Azie. Te Deum, nml. laudamus, (]at.), U; God, loven wij. Ten onrechte is dit de gansche wereld door beroemde kerk- lied het A,nbrosiaansche gezang (z. a.) genoemd; want het is wel eene eeuw na Ambrosius ($ 397) ontstaan. Volgens de legende vervaardigd door dezen en zijn kweekeling Augustinus (f 419), die in den Kerst- of Paaschnacht, 387, na den doop van den laatste to Milaan, in heilige geestdrift dit lied in beurtzang zouden hebben aangeheven.Lutherbracht het in zijn ,Herr Gott, Dich loben wir" in 't h g d. over. Door Ahasuerus van den Berg vertaald in het Ev. Gezang 3. TE sOTJVIENS-TO ENZ. 1126 TEEREN EN VEDEREN. Te souviens-tu 7 disait un capitaine, an vet&ran qui men- dialt son pain, (f r.), herinnert ge u nog wel, zeide een kapitein tot een veteraan, die voor z#n brood bedelde; zeer populair geworden regels uit een door E m i l e D e b r a u x in 1815 gedicht lied (Chants et chansons populaires de la France par H. L. Delloye, Paris 1843, 2e Serie, No. 1), waaraan K. v. H o It e i (1798-1880) het Denkst dii daran, mein tapfrer Lagienka ? ont- leende. In navolging daarvan dichtte E. W. van Dam van Isselt (f 1860) bij- den Tiendaagschen Veldtocht : Herin- nert ye u ? sprak laatst een oude krijger. Tea-cap, (e n g.), mutsje, dab men over het trekpotje heen slaat, om de ,thee warm to houcjen. Ook cosy, tea- cosy geheeten. Team-kiasse, eenige honden van hetzelfde ras, onverschillig van welke geslachtskleur, aan eenzelfden eigenaar toebehoorend. Team (e n g.) = span, troep. Kiassificeering voor eene honden- tentoonstelling. Teba, zie Teiwoh. Teca, (ital.), het kleine vat, waarin twee fleschjes; welke het wonderbloed van den H. Januarius in de Domkerk to Napels moeten bevatten. G r. theke = kast, kist. Teehi-lo, (techija), (h e b r.), herle- ving. Techrjas hameisim (Techijath ha- mdthim), opstanding der dooden. Techinno, (Techinna), (h e b r.), stneekgebed. Techoem, (c h al d.), grrens, begren- zing. Als term duidt het buiten het bebouwde stadsgedeelte de grens aan, die de 'Israelieten op hun Sabbath niet mogen overschrijden. Tecum habita, (lat.), woon bjj uzelf. Een gebouw op de Heerengracht to Amsterdam, dat oorspronkelijk de kerk der Hernhutters was, later die van de Evangel. gemeente van Ds. De Liefde, thans (1896) voor kantoren ge- bruikt.. Aldaar werd in Nov. 1870 eene Opleidingsklasse voor Zondagssehool- onderwijzers gesticht door (C. R. Frowein en) A. J. Hoogenbirk, die als jubilaris 20 Nov. 1895 zijn herd enkingsdag vierde. Tedesco furor, (it.), Duitsche f urie; zie Furi a Francese. Teekengeld (fictieve munten), munten van onedel metaal, dieuende tot betaling in gevange_nissen, werkhuizen, kolonien van weldddigheid en op plan- tages in de Indien, en die bij het ver- laten dier inrichtingen tegen gangbaar geld ingewisseld worden. Zij zijn van koper, zink, lood, blik enz.; de waarde en de naani der- inrichting staan er op uitgedrukt. Teellingisten, spotnaam van recht- zinnige ijveraars onder de Hervorm- den van het laatst der 17e eeuw. Aan- hangers van Willem Teellinck, f 1629, als predikant to Middelburg, door Gys- bert Voet (j- 1676 als hoogl) to Utrecht) den Gereformeerden Thomas h Kempis (f 1471) geheeten. Zijne geschriften, zbo talrijk, dat ze eene kleine boekerij vormden, vonden, omdat ze meer gewicht legden op beoefenende godzaligheid, dan op de belijdenis des Geloofs, tegenkanting bij de steil-rechtzinnigen, welke echter later overwonnen werd, toen Voet(ius) en de Voetianen, aan wier rechtzinnig- heid niet viel to twijfelen, Willem's voetspoor volgden. Teemsdraaisters, toovenaressen, die, terwiji zij eene teems (zeef ) ronddraaiden, goed geluk aanzegden. Men vond ze nog einde 16e eeuw. Teereri en vederen, barbaarsche eigenrechtstraf, reeds in de kruistochten op roovers en verraders toegepast, waarbij de verontwaardigde volkshoop zijn slachtoffer, geheel , ontkleed, met teer insmeert en daarna in veeren rolt, zoodat, indien de teer niet spoedig wordt verwijderd, het geweiddadig afslaiten TEERPUTSEW 1127 TEXICO. der huidporien doodelijke gevolgen kan hebben. Soms werden zij daarna vex brand of gehangen. Het is nag in Amerika in gebruik, doch werd o. a. Mei 1894 ook op de diamantenmarkt to Kimberley toegepast op een volksleider, wien men oneerlijke praktijken to last legde. Teerputsen, sjako's waarvan de bovenrand tweemaal zoo groot was als de benedenrand; dus near den vormn aldus genoemd. Ze waren in gebruik bij de infanterie, en werden omstreeks 1850 afgeschaft. Teetotaler, (eng.), geheel-ont- houder. Gevormd nit totally (geheel en al, ganschelijk), welk woord op eene vergadering der Temperance League to Londen, door een stamelenden voor- stander, Dick Turner, gebrekkig en gerekt werd geuit. Vandaar ook het woord teetotam, naam voor een werk- mansclub, waar sterke dranken zijn uitgesloten. Teetotal of Total Abstinence, geheel-onthouding. TeillUn, (n.-hebr.), (afgeleid van hebrh tefillah = gebed), de gebed- riemen, of eigenlijk de in capsulen ge- legde perkamentstrooken, die de Isra6lie- ten bij het ochtendgebed aan hoofd en linker-bovenarmm leggen, als sacramentenn of symbolen, dat de inhoud der op die perkamentbladenn geschrevenn geloofsbe- lijdenis hoofd en hart moge doordringen. Tel lo, (tefilla), (hebr.), gebed. Vandaar ook het gebedenboek. Het woord wordt in de volkstaall verkort tot tfille. (Niet to verwarren met te- fillin, z. a.). Tefiso, (tefisa), (h e b r), (van tafoos grijpen, vangen), gevangenisi, Tegal (j a v.), ook Tgffalan, niet of slecht bevloeibaar, min of moor hoog gelegen bouwveld, niet geschikt voor de natte rijstteelt. Tegen denn stroom inroeien, reeds afteraden door Sirach IV ,,Streef niet tegen den stroom". Tegengebloemd, (w a p.), ge- bloemd; doch de bloemen staan beurte- lings met den kelk en den voet buiten en binnen. Tegengoudhermeliju, (w a p.}, het veld is van zivart,de vlokjes van good. Tegenvair, (wap.), de schildjes en klokjes staan in gelijk gegmailleerde beurtelings met basis en punt tegen elkaar. Tegenzegel, (z eg.), een zegel, gedrukt in het was of lak, aan de keer- zijde -van bet eigenlijke zegel. Meestal gebruikt men hiertoe een klein zegel met- het wapen alleen. Tehilltm, (h e b r.), (lett. psalmen, lofliederen), naamm voor het boek der psalmen. In de volkstaal vaak verkort tot tillem. Tillem zeggen = psalmen reciteeren. Dit geschiedt vaak bij wijze van gebed of voorspraak. Vandaar: tillem voor lets zeggen = gebeden op- zenden voor het welslagen. Teiere, zie Taharoh. Teikei, (van c h a I d. to plotseling), Rabrbijnsch woord, I# k, onmiddellfjk. Teilcef oe-m#adj dade- lijk en terstond. Teiwoh, (Tiba), (h e b r.), kist, ark, kast. Als term duidt het aan: de H. Ark (des Verbonds, Exod. XXV : 10) of de gewijde kast, waarin in de Syna- goge de Wetsrollen staan. Teki'o, (Tekila), (hebr.), een der toonvormen van het bazuingeschal op den Israel. Nieuwjaarsdag; van Taka = trompet- of bazuingalmm geven. De beide andere toonvormen heeten Teroe'a (= alarmtoon) van roe-a, jubelen, alarm- maken,en Sjebarim =gebrok en toon (van sjabar = broken).- De permon die TEKOEFO. 1128 TELEGEAPHESE. het bazuinblazen verricht,heet dan ook.: Tokea' = de bazuinblazer of Badl tokea' (Bawl = de heer; de man, bij wien het behoort). Tekoefo, (Tekoefa), (h e b r.), lett. tijdsomloop; loop van een jaarkring. Vandaar, als term, voor de zonnewen- dingspunten(quatember of quatertemper), die het zonnejaar in 4 deelen verdeelen, tijdpunt waarop de zon treedt in het sterreteeken van den Ram (Lente), den Kreeft (Zomer), de Weegschalen (Herfst), en den Steenbok (Winter). Tektonische aardbevingen, staan in nauw verband met de op- plooiing der aardlagen tot bergen en zijn dus het gevolg van spanningen in de aardlagen. In streken met vouwings- gebergten als Zwitserland komen zij veelvuldig voor. Lat. tectonicus, g r. tektonikos = het bouwen betreffend. Tel brille an second rang qni s'eclipse an premier, (f r.), menigeen schittert op den tweeden rang die op den eersten verduistert,V o It air e, La Henriade, Ch. I, vs. 3, zinspelend op Henri III, die als hertog van Anjou wonderen van dapperheid had verricht als uitmuntend veldheer bij Jarnac, bij Mon- contour en in het beleg van La Rochelle, maar die na zijne terugkomst uit Polen (1574) als koning van Frankrijk geheel onmachtig bleek to zijn. Tel eat le sort fdehenx de tout livre prete $ Souvent it est perdu, ton- Ionrs it est gAte, (f r.), dit is het treurig lot van elk boek, dat men uitleent; dikwijls raakt het weg, altijd wordt het bedorven. Op- schrift der boekerij van T h e o d o r e LecIercq. Tel eat notre plaisir, (f r.), zoo behaagt het ons, zoo begeeren wrjhet; vgl. Sic volo sic jubeo; naar de slot-'formule van de besluiten-der Fransche koningen, sedert Frans I, waarbij alle edicten en ordonnantien eindigden met de woorden car tel est notre plaisir, en niet : ,.nutre bon plaisir, zooals men vaak o}teert; deze uitdrukking is van Sully, Oeu- vres VIII. Hier to lande heeft het den vorst behaagd; in Duitschland heet het Seine Majestat, haben allergnadigst geruht, wat hetzelfde beteekent. Het oudste gebruik dezer formule is in een besluit van 6 Januari 1497 van Karel VIII van Frankrijk over rentebelasting en in een van 12 Mei van dat jaar aangaande de lijfwacht der Cent Suisses to vinden. Tel excelle A rimer, qui Inge sottement, (f r.), menigeen is een uit- muntend rijmer(of dich ter), ma arspreekt dwaze oordeelvellingen uit, B o i l e a u, L'art poetique, IV, 82. Tel qni Pit vendredi, diman- che plenrera, (f r.), menigeen lacht Vrrjdags, die Zondags zal weenen, 2e regel van les Plaideurs, van R a c in e, variant op overoude zegswijzen over de veranderlijkheid der menschelijke toe- standen. Het gezegde in dezen vorm is van christelijken oorsprong, Vri, f dag de dag van Christus dood, Zondag de dag zijner opstanding; zijne vijanden hebben gejuicht bij zijn dood, gesidderd bij zijne verrijzenis. Telegram. Omtrent het ontstaan van dit woord lezen wij in den Albany Evening Journal van 6 April 1852 het volgende : Een onzer vrienden verzocht ons aan to kondigen, dat het to gelegener tijd goed zoude zijn, een nieuw woord in het woordenboek op to nemen. De bedoeling is, to vermijden, twee woor- den to gebruiken, waar den voldoende is. Het woord is telegram in plaats van ,telegraphische depeche", enz. enz. De uitvinder dyer nieuwe uitdrukking was de Amerikaan E. P. Smith uit Rochester. Strikt genomen, zou het telegrapheem zijn. Telegraphese, de eigenaardige ge- zwollen stijl en gezochte omschrijvende woordenkeus, welke het Londenscbe blad The Daily Telegraph kenmerkt. Uit- vinder van then schrijftrant was George Augustus Sala (f begin Dec. 1895 to Brighton, 67 jaar oud), bekend Engelsch journalist, schrij ver van een aantal TELEOLO4HE. 1129 TEMPE. novellen en van een Leven van Charles Dickens, die ettelijke hoofdartikelen (leaders) voor genoemd blad schreef, er voor naar Oost en West reisde, en, evenals Dickens, ook als ,lezer" naam maakte. Teleologle, (g r.), de leer van het einddoel.In de Theologie het Yerlossings- plan. Van teleios = wat zijn doel of einde bereikt heeft. Telepathie, (g r.), psychisch con- tact of geheimzinnig verband, dat er zou kunnen bestaan tusschen personen, _die zich ver van elkaar verwijderd be- vinden, om niet alleen altoos het- zelfde to droomen, maar ook in den droom altijd elkaar to ontmoeten en met 'elkaar to leven. Alzoo leidt de telepa- thische mensch, behalve zijn werkelijk bestaan, een tweede leven, een droom- leven, in een woord, een innerlijk leven it deux. Uit tele (ver) en pathe (onder- vinding). In f r. transmission des pen- sees, overbrenging van gedachten. Zie Occulte wetenschappen. Telephoon, werktuig om door electrische werking het geluid op verren afstand aan to brengen Uit g r. tele (ver, uit de vertc) en phone (klank, geluid), dus z. v. a. klank uit de verte van 't geluid (inzonderheid van de menschelijke stem). De uitvinder heette Reis ; zijne weduwe overleed einde Januari 1895 to Friedrichsdorf (in Hessen, Homburg), hoog bejaard, en genoot een rijkspensioen, haar voor de verdiensten haars overleden echtge- noots toegekend. Door den Noord-Ameri- kaan Edison toegepast voor het daag- lijksch gebruik als toestel voor het hou- den van gesprekken. Op groote schaal toegepast in 1876 door den Amerikaan Bell. Men zag het onlangs door verre- spreker vertolkt, hgd. Fernsprecher; vgl. teleskoop = verrekijker. Telephoot, (tele, ver, phos, licht), toestel om beelden langs electrischen weg op verren afstand over to brengen. Teleseoper (Se -, het door- dringen, bij een botsing op spoorwegen, van een trein in een anderen; hoewel algemeen gebruikt, eene onjuiste uit- drukking. Immers de telescoop bestaat uit eeii stuk, en niet, zooals de verre- kijker, uit verschillende in elkander schuivende buizen, een mecanismus, waaraan, bij de vorming van het woord, dat in de Vereen. Staten van Noord- Amerika ontstond, klaarblijkelijk werd gedacht. Telkaarten, Jan. 1896 ingevoerd ten dienste van de Gerechtelijke Statis- tiek. De leden van het parket bij de gerechtshoven, rechtbanken en kanton- gerechten dienen ze elk kwartaal ingevuld in bij het Departement van Justitie. Op alle moeten vermeld worden de datum van arrest of vonnis, de familie- namen (bijnamen, valsche namen), de voornamen en de geboortejaren en dagen der veroordeelden; terwijl op die, betref- fende de wegens misdrijf vroeger veroor- deelden, bovendien de burgerlijke staat, de legitimiteit, het beroep en het kerk- genootschap der gestraften moet voor- komen. Overigens worden in bijzonder- heden omschreven de gepleegde straf bare feiten en de opgelegde straffen. Tell (Willem -, volgens- het volksverhaal een der hoofdpersonen uit de geschiedenis van den Zwitser- schen vrijheidsoorlog, die tot die- genen zou behooren, die in 1307 onder aanvoering van W a l t h e r F ti r s t, Werner Stauffacher en Arnold v. M e l c h t h a l op den Riitli den grond- slag legden van het bondgenootschap, toen de landvoogden der Hertogen van Oostenrijk de Zwitsers van hunne oude vrijheden trachtten to berooven. Tell-Amarra-tafelen, gevonden in 1887, bevatten eene briefwisseling uit de 15e eeuw v. C. tusschen drie Egyp- tische koningen met de heerschers van Babylon, Assyrie, Armenie, Klein-Azie en Palestina. Tellus, de Aarde als godheid~ Zie Gaea. Tempe, eig. een grootsch en wild, en tevens bekoorlijk en aangenaam dal tusschen de bergen Olympus, Oasa 'en TEMPER. 1130 TENZONEN. Pelion (in Thessalie) ; vandaar in 't algemeen een sehilderachtig dal, een lustoord. G r. to Tempea, saamgetr. Tempe. Tempeh, (j a v.), gebakken of ge- braden in platte koekjes samengedrukte, gegiste kadele boonen of boengril (kat-ang-koek van katjgng tjina), eene geliefde toespijs bij de rijst. Tempelheeren of Tempellers, geestelijke ridderorde, in' 1118 ter be- scherming der bedevaartgangers naar Jeruzalem, ten tijde der kruistochten in Palestina ter verdediging der heilige- plaatsen gesticht. De naam Tempelheeren is bietvan of komstig, dat zij een kasteel ter bewoning kregen, dat gebouwd was op de plaats, waar zich weleer de tempel van Salomo beyond. Tempelngding, feest, door de Joden na de Babylonische ballingschap, ter inwijding van den tweeden tempel ingesteld en gevierd (Ezra III :10-13, VI : 16). Tempi passati, (it.), vervlogen tf jden. Temperamenten. Voorheen on- derscheidde men de menschen naar bun karakter in verband met lichaamstoe- stand in 4 soorten : die van het sangui- nische, naar den indruk van 't oogenblik gestemde melancholische,peinzende, neer- gedrukte, cholerische, krachtige, door- zettende, snel tot toorn geneigde en phlegmatiscke, trage en koele tempe- ramenten. Templelsen, zie Graal. Tenapora mutantur, non et nsutamnr In illis, (lat.), de ti, jden veranderen en wy met hen; 0 wen, Ad tres Maecenates I, 53, Epigr., d. i. andere tijden, andere zeden. Tempers actum, (lat.), de verle- den of oude tija. H o r a t i u s, Ars poetica 173, laudator temporis acti, iemand, die ouderen tjd ale den beteren prrjst. 'Tempna edam reram, (1 at.), de tijd, die aan alles kmaagt. die alles der vernietiging prijs geeft. O v i d i u s, Meta- morphosen XV, 234. Tenack, (TNK), herinneringswoord (mnemo-technisch), samengesteld uit de initialen vanThora(Pentateuch),Nebicim (Profeten) en Ketoebim (geschriften); zoodat men met dit woord den geheelen bijbel aanduidt. Tenal, (n.-h e b r.), voorwaarde. 'Al tenai = onder voorwaarde. Meerv. Tenoim (Tenaim) voorwaarden. Tenofm schrr, f ven = eene akte van overeen- gekomen voorwaarden -schrijven. In 't bijzonder komt dit bij verlovingen wel voor. Tenants, (f r. en e n g. w a p.), zie Schildhouders (menschen). Tendenzschrift, geschrift met eene bepaald a strekking, b.v. een tendenz= roman. Tenderfoot, (am.), letterlijk teere voet, mensch met gevoelige voeten, niet aan hard leven gewoon; in bet verre Westen de naam voor een nieuw aange- komene, een baar. Tenebrae, (1 at., m u z.), lett. duis- tennis, de plechtige Misop Goeden Vrijdag in de Sixtijnsche kapel, waarbij onder bet zingen der Lamentationes (klaag- zangen) de kaarsen op bet altaar ach= tereenvolgens een voor een worden uit= gebluscht Teneo te, Afriea, (1 at.), Afrika, ik neem u in bezit. Dit woord had Julius Caesar (t 44 v. C.), als slimme Romein zeer gevat bij de hand, toen hij, op de Afrikaansche kust aan wal stappend, struikelde en languit op den grond viel. Tenir le crachoir, (f r.), in (op) zrjn prmatstoel zitten. Tenoe'o, (Tenoe'a), mrv. tenoe'ous (tenoe'oth), (h e b r.), vocaalteekens onder of boven de letters geplaatst. Tenong,' (m aI.), bamboezen sluit- doos. Tensonen. Zie: Coors' d'Amour. TER ELFDER URE. 1131 TERRA INCOGNITA. Ter elfder ure, ontleend aan Matth. XX : 6 en 9, om aan to duiden, dat bet laat was ; dus hoog trjd. Teraphim, (h e b r.), huisgoden, l a t, penates, welker dienst onder oud-Jsrael van de Arameesche stamvaderen dezes yolks of komstig (zie Gen. XXXI : 19, 34), bij de Israelieten hier en daar in zwang bleef. Uit 1 Samuel XIX 13-16 blijkt, dat- die huisgoden een menschelijk hoofd en aangezicht moeten gehad hebben. Ze golden den Israelieten.als beschermers hunner wo- ningen,, als aanbrengers van geluk en zegen, ook als orakels, bij wie zij raad en troost zochten. Teredo navalis, Teredo nor- vegia, (t e 1 e gr.), worm, die de tele- graaf kabels vernielt, in 1860 ontdekt door Huxley in een der kabels in de Levant. Tereilo, (heb r.), lett. verscheurd. Vandaar als term bij slachtvee : wegens ongesteldheid voor Israel. gebruik on- geoorloofd. Vandaar in de Joodsche volkstaal bij iedere spijze van welken aard ook, die niet beantwoordt aan de Joodsch ritueele eischen : ongeoorloofd voor Isr. gebruik. Het daarvan gevormd substantief tarfoes duidt aan ongeoor- loofde sprjjzen. Teresa (Santa -, bijgenaamd la Femme Seraphique, eigenlijk gehee- ten : Teresa de Cepada y Ahumada, de vrome hervormster van de orde der Carmelieten. Zij was geboren to Avila in Spanje 1515 en stierf 1582, en werd door Paus Gregorius XV in 1621 ge- eanoniseerd; sedert is zij de bescherm- heilige van $panje, naast San Jago. Zij muntte ook nit als dichteres. Terminus, (r o m. m y t h.), de grens- god, die de eigendommen onder zijne- bescherming had. Terminus, (debarcadere), eind- station. Men noemt aldus de stations- gebouwen waar alle treinen in loopen en weer terug moeten om in verdere, richting voort to gaan. De stations to Frankfort, Keulen, Antwerpen en Brus- eel zijn aldus. Terminus ad quem, (1 at.), grens, tot welken. Wordt gebezigd van bet uiterste tijdstip, waarop men een feit, een geschrift of eene spreuk van onze- keren oorsprong, plaatsen kan of moet, of waar eene beslissing of een werk niet overheen mag gaan. Terminus a quo, (lat.), de tijd, van welken of men iets rekenen moet of waarop iets een aanvang neemt; tegenover terminus ad quern, ,de tijd, tot welken men iets rekenen moet of iets duurt, of van kracht is, de eindtermijn. Terminus major, (lat.), bet ge- wichtigste of eerste lid eener sluitrede; waarop dan de terminus minor of medius, bet minder gewichtige of middelste lid volgt ; deze laatste wordt atqui ingeleid en de gevolgtrekking door ergo, vgl. atqui . . . ergo. In plaats van terminus major en terminus minor zegt men gewoonlijk alleen major en minor. Terminus motus, (1 at.), bewogen grens (-paal, -steen, -lijn), vervalsehing der grenzen van landerijen. Reeds door Numa Pompilius met socratis capitis (z. a.) bedreigd; in den tijd der Republiek door geldstraf vervangen, door Keizer Hadrianus afgewisseld met verbanning (velegatio) en gedeeltelijke verbeurd- verklaring van goederen. Geringe lieden werden tot dwangarbeid aan staatswerken (condemnatio ad opus publicum) ver- wezen. Bij de Germanen werd iennand die een grenssteen to zijnen voordeele verplaatst had, geheel ontkleed, reeht- standig ten halven lijve op die pleats in den grond begraven, en door een scherpe ploeg met vurige rossen beepan.. nen zijn bovenlijf, voorzoover bet boven den grond uitstak, afgesneden. Terp in Ureterp beteekent boogie of heutel, Terpsiehore, Muze van reidansen en koorzangen, zij wordt gewoonlijk afgebeeld in dansende houding, met een Her en een plectrum in de handen. Terra incognita, (1 at), sex on- bekend (nog niet onderzocht) land TERRAE FILIUS. 1132 TERTIARISSEN. Figuurlijk gebruikt van een onderwer waarin iemand niet thuis is. Terrae fillus., (1 a t.), eig. een zoon der aarde, d. w. z. iemand van onbekende of lage of komst. Terrass,6, (fr.), zie Gegrond. Terrets, eig. tiroets, afgeleid van bet c h a I d. tiroetsa = richtigheid, juist- heid, anttvoord; ook vaak in den zin van: verklaring, verontschuldiging. Terreur blanche (La -., de witte Schrik. Witte, nml. die der honger- lijders. En daarmee ward tevens gezegd, dat bet nit was met de macht der Jaco- bijnen, met de macht van bet Tt'ibunal revolutionnaire, met la Terreur, met de guillotine. -Dit laatste werktuig der ontzetting scheen vervelend geworden - de Parijzenaren haakten naar wat nieuws. Men zou eerlang aan bun wensch vol- doen - de Terreur blanche was in aantocht. Alles wat hatelijk geworden was, werd nu op rekening -tn den zondehok, Robespierre, gebracnt. Men had de lafheid een spottendgrafsehrift op hem to drukken in de dagbladen, van dezen inhoud: ,,Passant, qui que to sois, ne pleure pas mon sort ,,Si je vivais, to serais mort". De ware Terreur blanche kwam uit het Zuiden van Frankrijk. Daar wemelde bet nu al .van royalisten en verbannen priesters, die zich noemden des patriottes opprim9s, uit zelfbehoud zich gedragend of zij goede republikeinen waren. Deze lieden sloten zich aaneen tot gewapende benden, zich noemende: Compagnons de Jesus of Compagnons du soleil. Het i w"rachijnlijk, dat de eerste titel luiAde: Compagnons de Jihu, naar den koning van Israel, die gezalfd was door den profeet Eliza, om de misdaden van den koning Achab to wreken. Terreur (Gele -, eon schrikbe- ta-nd in China, omdat in dit land de gele kleur die is van den Keizer en zijne- Rijksgrooten. Terreur rouge, bet sehrikbewind van 1793; Terreur blanche van 1817 noemt men de vervolging der Protestanten en der aanhangers van de revolutie door edellieden en priesters, waarbij de ver- volgden meeabogenloos vermoord werden. Deze gruwelen geschiedden ongestraft onder de oogen van Lodewijk XVIII, vandaar bet witte schrikbewind (wit is de kleur der Bourbons en der (Fransche) koningsgezinden. Terreur verte, bet schrikbewind van den angst, gedurende de laatste waken van 1893 na de dynamietn aanslagen van Ravachol en Vaillant to Parijs en then in bet theater to Barcelona. Territorlual stelsel, de kerk- rechterlijke theorie, volgens welke bet geestelijk bewind over een land in de handen is van den souverein. Hot word na den vrede van Munster vaak op een drukkende wijze toegepast. Territorlale wateren, wateren, die tot eon bepaald grondgebied behoo- ren, waarin men dus, zonder vergunning, niet visschen mag. Terrorismus of schrikbewind noemt men een bestuur, dat door bloe- dige daden schrik aanjaagt en dit middel bezigt om zijn willekeurige maatregelen door to zetten. Berucht is vooral bet schrikbewind der groote omwenteling in Frankrijk. Terroristes (Le butaillon, des -, bataljon der patriotten van 23 Ven- dr4miaire (15 Oct.) An IV (1796). Terrors, (a m e r.), benaming der Amerikaansche vrijwilligers van Roose- velt (te New-York), wier regiment schrik en angst verspreidde, no; v6ordat zij .ten strijde trokken in den jongsten Amerikaansch-Spaanseben oorlog (Mei 1898). Terflarissen, (r.-k.),1 a t. Tertiarii, monniken van de 3e orde (tertius ordo) of van den 3n regel (tertia regula) van St. Franciscus, in 1221 opgericht voor wereldlijke personen van beiderlei ge- sla,cht. In Nederland verrezen in de 15e eeuw Bone groote menigte vrouwen- kloosten van dezen regel. - In Zwitger- land rAmt men de geheel-onthoudera (van alcoholisehe dranken) de Tertia- rissen van de Kerk der 19e eeuw. TERTIUM NON DATUR. 1133 TETSOHEN. Tertlum non datur, (1 at.), een derde geval is niet gegeven, d. i. is niet denkbaar; dus : het een of het ander. --- Vgl. C i c e r o, Epist. ad famil. IX, 22,1, nihil else tertium. Terzetto, (m u z.), zangstuk voor drie personen, trio. Ital. terzetta. Terzlne, drieregelig vers. I t a 1. terzina. Tee, (teth), negende letter van het h e b r. alphabeth, overeenkomend met t ; getalwaarde 9. Teschuath IsraM, hulp van (of moor Israel). Van deze vereeniging wa- ren in 1886 in de prov. Groningen, 101 leden uit de Israelietische gemeente lid, Teschoegn a (h e b r.) = hulp ; vgl. Ps. XXXVII : 39; XL : 11; LXXI : 15. Tesserae sacrae, koperen pen- ningen sedert de 14e eeuw in Italie, Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden in gebruik om als aalmoes to dienen of bestemd voor monniken en pelgrims, oln onderstand in godshuizen to krijgen; in Frankrijk later ook mereaux genoemd (z. a.). Bij de Romeinen was een Tessera "(g r. 7essares) een dobbelsteen; een merk; contra-merk ; een plankj e, waarop het wachtwoord stond; een bewijs om geld of koren to ontvangen, een toe- gangskaartje. Test, (b a r g.), hoofd. Test-act, naam eener wet, die in Engeland gedurende 11/2 eeuw van kracht bleef en voornamelijk ten doel had, R.-Katholieken uit invloedrijke betrek- kingen to weren. In 1673 wist nl. het Parlement van Koning Karel II een wet to verkrijgen, waarbij bepaald werd, dat allen, die een burgerlijk of militair ambt bekleedden een verklaring tegen de leer der transsubstantiatie (z. a.) zouden tee- kenen, en openlijk het sacrament ontvan- gen naar den Anglicaanschen ritus. Die wet was alzoo een proef (test) waardoor- de ambtenaren moesten getoetst worden Eerst in 1829 is de test-act afgeschaft. Testament of uiterste wil is eene akte, houdende eene verklaring van het- geen iemand wil, dat ,na zijnen dood zal geschieden, en welke akte door hem kan worden herroepen (art. 922 B. W.). Een testament kan worden gemaakt, of bij eene oliographische of eigenhandig geschreven akte, of bij eene openbare akte, of bij eene geheime of gesloten beschikking (art. 978 B. W.). Testament, dat gaat op sf/n oud- testamentisch = dat zijn menschen, ouderwetsch in kleeding en manieren. De naam, volgens de Vulgata, aan de boeken des 0. V. gegeven, wordt dik- wijls gebrttikt om iets aan to duiden, dat ouderwetsch is en tot een vroeger tijdperk behoort. Testament(Het oude-, (b a r g.), gevangenisrol, voor de tweede of derde maal. Testoen, teston, testoa, kop- stuk, een zilveren munt met een vorsten- hoofd, vooral in zwang in de 16e eeuw in Frankrijk, Italie, Spanje, Portugal. De waarde was ongeveer 10 stuivers of iets meer. De schrijfwijze festoen is verkeerd. Deze munten werden ook slapers of slepers genoemd. Tetes de mort, (f r.), doodshoof- den, benaming in Frankrij k van Hot- landsche (Edamsche) ronde of bolvormige h arde kaas. In tegenstelling met fro- mages plats ou en meule = Goudsche kaas (kaas nit Gouda). Zwits'ersche kaas heet from-age dit de GruyCre. Tethys,(mn y t h.), dochter van Uranus en Gaea, bij Oceanus moeder der Ocea- niden en riviergoden ; fig. de zee. Tetje Roen, hansworst en goocher laar, op, de Botermarkt to Amsterdam, die den lachlust opwekte van Czaar Peter I, tijdens zijn verblijf aan de Zaan. Hij stierf in zijn huis op de Raam- gracht in 1740. Tetsehen, (o. - d u i t s c h), blazer; in het bijzonder van het baz einiblaaen op den Israel. Nieuwjaarsdag. TEUTHONISTA. 1134 THAT SPEAKS VOLUMES. Tenthonista of Duytschiender, woordenboek van den Klevenaar Gerard van der Schueren, bevattend een belang- rijk gedeelte van den woordenschat van het Geldersch en Kleefsch nit het laatst der 15e eeuw. Het bestaat uit twee deelen, een Nederrijnscb-Latijnsch en een Latijnsch-Nederrijnsch gedeelte; to samen gedrukt to Keulen in 1477 bij Arnoldus then Hornen. In 1875 opnieuw bewerkt door Prof. Dr. J. Verdam (Leiden). Tewang, (Tiba), vaak in de volks- taal verkort tot tewe, nieuw-hebreeuwsch = natuur, geaardheid, karakter. Tewlelo, (te biela), (h e b r.) (van tabol, indoopen, baden), indompeling, bading, het nemen van een ritueel voor- geschreven bad. Textus receptus, (1 at.), de alge- meen aangenomen tekst des Bijbels, d. i. de reeks van lezingen, die men uit en naar versehillende handschriften ge- volgd is. Inzonderheid geldt dit van den codex van het Nieuwe Testament, van welken, bij gedeelten, verschillende handschriften uit de eerate Christen- eeuwen bestaan. Tglle, Zie Tefillo. Thah, eene om hare schoonheid beroemde lest aere van Athene, ging =net Alexander den Groote naar Azi i, en werd na zijn dood de bijzit van Ptolemaeus Lagi. Zij zou Alexander aangespoord hebben, Persepolis in brand to steken. Thalatta, Thalatta ! (gr.), de zees de zee l was volgens X e n o p h o n Anabasis IV, 7, de vreugdekreet van de Grieksche soldaten, toen zij voor het eerst na hun tochten onder den jongen Cyrus (pl. m. 401 v. Chr.) de zee weder zagen. Eerst Heine maakte dit ,'fhalatta, Thalatta !" door zijn gedicht Meergruss (1825-26, Nordsee, 2e Cyolus n•. 1) tot een algemeen bekend citaat. Thalet, bij de Israelieten eau bid- lcleed, soma van witte zijde met gebor- duarde hoeken en Spaanache kant. Thalla, g r. T halela, z. v. a., de bloeiende, -- thalia - bloeiende toe- stand, gelukzaligheid, levensvreugd, eene der negen Muzen, beschermster der vroolijke landelijke dichtkunst en van de komedie. Thalsperre, (h g d.), dalversper- ring, een bouten, maar meestal een stee- nen muur, dien men door een van een berg afstroomende beek aanlegt. Deze verdeelt de beek in vakken en stuit den water- stroom. Komt er to veel water, dan overstroomt de sperre, en het water, als een kleine waterval, stort er over heen en vult het volgende bekken ; en zoo vloeit het niet spoedig weg. Thanksgiving-day,(e n g.), crank. dag in Noord-Amerika, door de Pilgrim- Fathers, die in 1620 landden op de kust van New-England (Mary Chilton sprong het eerst ann wal), in 1821 in- gesteld, op welken dag zij, die als Puriteinen uit godsdienstige overtuiging de Engelsche manier van Kerstmis vieren veroordeelden, al de oude feestlijkheden van dit feest overbrachten. Toenmaals, en nog heden, de laatste Donderdag in November, en dan eene week lang, onder gedurige maaltijden, in denzelfden trant als Ha West-home (oogstfeest) in Enge. land. Somwijlen proclameerde een Presi- dent een bizonderen Th., om de eene of andere gelegenheid to vieren, o. a. George Washington, den 7n Mei 1778, als bewija van dankbaarheid voor de hulp den opstandelingen door de Europeesche Mogeudheden bewezen. President Abra- ham Lincoln verhief hem van een oud gebruik in 1863 tot een nationalen feestdag. In 1865, toen de vrede was geteekend, ward de dag, op bevel van den President Andrew Johnson op den 7n December gevierd. Op dien dag wordt in het gansche land kalkoen met appal.. moes gegeten, waarbij het dessert steeds uit pumphus - (pompoeuen-pastei) en noten bestaat. Op die dagen wordt san de kalkoen de voorkeur. gegeven, terwijl de gars tot Kerstmis wordt bewaard. That speaks volumes, (e n g.), d at spreekt boekdeelen uit, z. v. a. dat (enkele woord of verzoek) kerakteriseert THE BATTLE ENZ. 1135 THEATRE LIBRE. den ganschen toestand, doet daar een diepen blik in slaan. The battle of the books, (e n g.), de strrjd der boeken, zie Phalaris (De -brieven van ). The child is father to the man, (e n g.), het kind is de vader van den man, m. a. w. in het kind zit reeds de kiem, van wat het als man zal zijn; ontleend aan W o r d s w o r t h (1770-1850) My heart leaps up en door L e w e s als motto voor het eerste boek van Goethe's Leven gebruikt. The dark and bloody ground, (a m.), het donker bloedig veld, naam voor Kentucky en wel vertaling van dat Indiaansche woord, taar de bloedige gevechten tusschen de Indianen van het Zuiden en die van het Noorden. The fault of the Dutch Is giving too little and asking too much, (e n g.), het gebrek der Hollanders is, dat zij to taeinig geven. en to veel vragen. In koopmanszaken geldig gezegde, dat eerder op de Engel- schen toepasselijk is, vooral ten opzichte van Holland, getuige onze Vaderland- sche Historie. The last of the Mohicans, ,(e n g.), zie Laatste (De -- der Mohi- tanen. The last rose of summer,(e n g.), de laatste roos in den zomer; zeer populair geworden woorden, ontleend aan F 1 o t o w's opera Martha. The proper study of mankind is man, (e n g.); zie La vraie science. The rest is silence, (e n g.), de rest is ztaijgen. S h a k e -s p e a r q, Ham- let V, 2, de laatste woorden van den stervenden Hamlet tot Horatio. The right man in the right place, (e n g.), zie Right. The Tombs, (a m.), lett. de graven, de gevangenis te. New-York, naar den loggen, zwaren bouw. The used key is always bright, (e n g.), de gebruikte sleutel is altrjd blank. Een woord van B e n j a m i n Franklin. The women's hour has struck, (eng.), het uur der vrouwen heeft ge- slagen, in de emancipatie dezer 19e eeuw. Woord van Stuart Mill. The Witten Sprinkler, Engelsch systeem van brandblusschen, berustend op het beginsel van zelf blussching, zoodra bij het ontstaan van brand een zekere warmtegraad bereikt is ; waarbij het gevaar, dat een brand zich in korten tijd snel kan uitbreiden, zoo niet geheel voorkomen, dan toch aanmerkelijk ver- minderd wordt. Het bestaat nit een -stelsel van buizen, door het gansche gebouw heenloopend en in verbinding staand met een waterreservoir, dat het water in de buizen op eene bepaalde druk- king houdt. Te Londen bestaat de firms. Witten & Son, 9 Victoria-Embankment, Blackfriarsbridge. Dit systeem is voor, alsnog (8 Oct. '98) alleen aangebracht in de stoomspinnerij Trente to Almelo, en in „De Unie", stoomrijstpellerij to Wormerveer. Theanthropos, Godmensch. Dog,, matische betiteling van Jezus Christua bij de Grieksche Kerkvaders, doelend, op eene goddelijke en eene menschelijke natuur, in den persoon van Christua vereenigd. TheAtre blame (Le -, (f r.)} het Witte tooneel,.te Parija, afzonderlijk tooneel voor jonge dames (die dus alles. zien mogen, wat daar gespeeld wordt). Wit .= blank, rein, zuiver. Het tegen- overgestelde is een thid tre libre. TheAtre feministe, geopend Juli_ 1897 to Parija door Mlle Daniel Lesueur, schrij fster o. a. van den roman Narosie. Een tooneel waarop het feminisme (z. a.~ zegeviert door de kunst, door de ontt roering en den hartstocht. TheAtre fibre, (f r.), vri, j tooneel,, tooneel to Parijs, waar men effect zoekt to maken, door zonder eenige terug- houding alles op-'t tooneel to does zeggeu THEEDRINKER. 1136 THEOLOGUS ILLUMINATUS. en voorvallen, wat de schrijver goed vindt. Nog wat verder gnat het thgdtre tnoderne, waar men bij voorkeur ver- toont, wat anders nauwelijks verteld wordt. Theedrinker, (m i I.), iemand, die vaak in het hospitaal wordt opgeno- men. Men is in de hospitalen met niets zoo gul als met thee. Theedocter (De -, bijnaam van den geneesheer Cornelis B onte- k o e, eigenlijk Decker geheeten (1645 -1685), om zijn groote ingenomenheid met de thee als universeel geneesmiddel tegen vele ziekten. Theekenkeir, waar de dienst- doende pleegzuster in het R.-Kath. Onze- Lieve-Vrouwe-Gasthuis to Amsterdam (18- Oct. '98 plechtig gewijd door den Bisschop van Haarlem), iets kan gereed iuaken voor geopereerden, die niet ver- voerd mogen worden. Theekisten, spotnaam voor de in- woners van Binnenwijzend bij Hoorn. Theeslager, (stud.), een student, die trouw de officieele theevisites bij Professor bijwoont, die trouw thee- slaat" (om in Professors gunst to geraken). Theevisite, (t o o n.), slechte op- konist van het publiek. TheTome, staat tegenover DeTsme (z. a., - God geheel buiten de wereld etaande), en is die theologische zienswijs volgens welke men, God niet alleen als buiten, maar oak ads in de wereld levend, zich denkt. M. a. w., niet alleen aan Gods transcendentie (z. a.), maar ook aan Gods immanentie gelooft. De wereid, in voortdurend verband met den Schepper. ThemIdl sacrum, (1 a t.), aan Themis gew#d. Themlis, bij de oude Romeinen de godin der gerechtigheid, uitvindster der orakels en waarzegkunst. Vanhier, de eerste bezitter van het Delphisch orakel. Dienaar van Themis=reelitsgeleerde, handhaver van het recht, reeliter. Themis (g r.), datgene wat behoorlijk is, wat het gebruik, het recht medebrengt, id quod fas est. Theocratle, eigenlijk Godsregee- ring; regeering door priesters of ambte- naren, die het bewind voeren in naam van het Opperwezen als Wiens plaats- vervangers zij worden beschouwd. Theofficee, rechtvaardiging van God, noemt men de godsdienstig-wijs- geerige pogingen om to bewijzen, dat hat bestaan van het kwade en booze in overeenstemming kan gebracht warden met een wijze weldadige en rechtvaar- dige voorzienigheid. De oudste is voor- zeker het boek Job", en beroemd is die van Leibnitz, -getiteld: ,Essai de th6odiek sur la bont4 de Dieu, la libert4 de I'liomine et l'origine du mal (1612)". Theologlae Ilcenciatus, docto- randus, iemand die op promoveeren staat. Hij houdt het midden tusschen .een candidaat en een doctor. Theologlae Magister, (I a t.), Neester der Godgeleerdheid, titel van den professor in de theologie van Thomas van Aquino, aan de Rijks-Universiteit to Amsterdam. Theologieum (Collegium -, lett&l. godgeleerd college. Installing voor kostelooze huis vesting en opleiding van aanstaande predikanten to Leide'n in 1619 en daarna. Naar gelang van de examens, die de studenten aflegden, werden zij bevorderd tot de ' eerste, tweede enz. tafel in dat college. Gijs- bert Voetius werd, na voltooiing zijner Propaedeuties, in 1607'bevorderd tot de ,,eerste tafel". Theelogns illuminatus, (let.), de verliclste godgeleerde, J o h. T i u I e r, geb. to Straatsburg in 1290., eew der uitmuntendste mystici der Middeleeuwen, Dominikaner monnik, wiens geleerdheid en heldere denkwijs hem then eeretitel verwierven. In vele predikatilin, in 't .Hoogduitsch bestreed hij de misbruiken der Roamsche Kerk, ja, spaarde zelfs den Paus niet. THEOPHILANTHROPEN. 1137 THERE'S ENZ. Theophilanthropen, vrienden van God en mensehen, aanhangers van eene deistische secte, die in Frankrijk tijdens de Groote Omwenteling (1796) ontstond onder de leiding van R e v e i 1- 1 e r e L e p a u x. Na het bedaren der om- wentelingskoorts verdween deze secte. Theophilus, g r. Theophilos Godsvriend. Benaming van jongelings- vereenigingen, en andere. Ontleend aan Luk. I : 3, Hand. I . 1. Theopneustle, (g r.), leer van de goddelijke ingeving der Heilige Schrift, zoodat de schrijvers en verzamelaars der Bijbelsche oorkonden rechtstreeks onder goddelijken invloed gewerkt heb- ben. Letterl. aangeblazenheid door God; uit theos (god) en pnein (blazen, van den wind). 2 Tim. III : 16 vindt men theop- neustos, en ook Plutarchus bezigt dit woord. Theopolis, (g r.), Godsstad, in 1812 van uit Bethels dorp (z. a., A a n h.), gesticht zendingsdorp, na den dood van Dr. Johannes Theodorus van der Kemp (f 7 Dec. 1811), den Apostel, van Zuid- Afrika. Theorle, de beredeneering, (gr. thedria van 't ww. thedre6 = waar- nemen), in tegenstelling met praktjjk, het werkdadige (gr. pragma, daad, van 't werkw. prasso of pratto, handelen). Theorle aan de lucht (Er is -, (m i l.j, het wordt slecht weer. Bij slecht weer worden de wapenoefeningen in de open lucht vervangen door theorie binnenskamers. Theorle houden, (mil.), iemand onderrichten. Ik heb er theorie met hem over gehouden =-ik heb hem daar- over onderricht. Theosophie, eene wetenschap, die zich evenals de theologie bezig houdt met het opsporen van gegevens aan- gaande het goddelijk wezen en het on- stoffelijke. Daarbij legt de theologie alleen den Bijbel tot grondslag, de theosophie daarentegen een samenstel van stellin- gen, waardoor zij meer gelijkenis ver- toont met spiritisme mystiek en derg. Uit g r. theos (god) en sophos (wijs).Eigen aan de phantastische Oosterlingen, had ze in Europa hare vertegenwoordigers,bv. den Duitscher Jacob Bohme, een mysti- cus, die voorgaf goddelijke openbaringen to ontvangen (f 1624), en vervolgens den Zweed Emanuel von Swedenborg (t 1772). Een aanhanger of voorstander der theosophie is een theosoof, een would- be-theosoof een theosofist. Theotokos, (g r.), die God gebaard heeft. Uit theos (god) en tikt6 (baren). Moeder Gods, praedikaat van de Moeder- maagd. Nestorius, patriarch van Kon- stantinopel, weigerde haar als zoodanig to - erkennen, en werd dientengevolge in 431 van zijn ambt ontzet. Therapeut, geneesheer, (gr. thera- peutes van 't ww. therapeu6, genezen). Zie ook Esseers. Therapeutride, (f r.), vrouwelijk lid van de secte der Therapeuten. Zie Esseers. There are more things In heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy, (e n g.), daar is meer in aarde en hemel, Horatio, dan dat, waarvan uwe hooge wijsheid droonit, S h. a k-e s p e a r e, Hamlet I, 5, zegt Hamlet dit tot Horatio, als deze (met zijn vriend Marcellus) op het zwaard van den Prins moet zweren nooit over de verschijning van den geest des ouden konings to zullen spreken, en dan den geest drie- maal uit den grond „Zweert!" hoort roepen, Hamlet zelf allerlei wartaal hoort spreken, en daarom verklaart, dat alles hem wondervreemd voorkomt. There Is many a slip - t'wiat cup and lip, (e n g.), zie 3dulta cadunt enz. There's the humour of it,(e n g.),, dit is het fijne er van, Shakespeare, The Merry wives of Windsor, I, 2 ; maar eerder nog Henry V, II, 1, daar zegt Nym dit tegen Pistol met zinspeling op het woord humor in zijn verscbil lende beteekenissen. Met miskenning; 72 THERMEN. 1138 THOMAS (SINT). van den waren zin wordt de uitdrukking gewoonlijk gebruikt in de beteekenis van ,dat is juist het aardige van de zaak !" Thermen, gebouwen voor warme baden, to Rome. Lat. thermae, uit g r. th erme (warmte, hitte). Bekend zijn de Thermen van Diocletianus (Keizer a u 284--305 n. C.), waaraan eene boe- kerij was verbonden, omdat men in sommige badgebouwen ook voordrach- ten of lezingen hield. De zaal der bibliotheek van deze Thermen werd later door Michel Angelo (j 1564) in de kerk Santa Maria degli Angeli herschapen, in den vorm van het Griek- sche kruis; een van de kleinere, maar fraaiste kerken van Rome. Thermidor, (f r.), warmtemaand. Zie Maanden. Thermidoristen, de mannen, die in de maand 7 hermidor het Schrikbe- wind van Robespierre (28 Jur 1794) omverwierpen. Thermopylae, (g r.), letterln poor- ten der warme (zwavel-) baden; een enge bergpas, de eenige toegangsweg van Thessalia naar Locris en het ooste- lijk IHellas. Op sommige plaatsen was hij zoo smal, dat twee wagens elkander niet konden passeeren. In dezen pas sneuvelde in 480 Leonidas met zijne dapperen. Thermutis, d. i. dochter van Mutis, bij Flavius Josephus de naam der in den Bijbel ongenoemde Egyptische koningsdochter, die Mozes nit het water toog en tot zich nam (Exod. II : 5 vg.). Thersites, een hatelijk, boosaardig man, een volksopruier naar T h e r sit i s, de leelijkste van alle Grieken voor Troje, die er een boosaardig genoegen in vond, de aanvoerders to beschimpen, waarom hij algemeen gehaat was. H o m e r s, Was II, 212. Thespis, een Athener, tijdgenoot van Solon en Pisistratus, de eerste, die bij de Dionysosfeesten de dithyrambische koorliederen door gesprekken tusschen het koor en een tooneelspeler liet af- wisselen, en daardoor de grondlegger werd van het treurspel. Hij zelf was zoowel tooneelspeler als dichter, en trad reeds geblanket, later gemaskerd, op. Thetis, eene Nereide, die door Zeus en Poseidon bemind werd. Theuerdank, Duitsch gedicht uit het begin der 16e eeuw, ontworpen door Max i m i l i a a n I en uitgewerkt door zijn geheimschrij ver M e l c h i o r P f i n- z i n g. Het is eene allegorische voor- stelling van de aanvraag ter verloving van Maximiliaan (Tewrdanckh) met Maria van. Bourgondie (Ehrenreich), dochter van Karel den Stouten (Ruhm- reich). Zijne vijanden Fiirwittig (Vor- witz), Unfalo (Unfall) en Neidelhart (Neid) overwint hij. Het eenmaal hoog- geprezen gedicht wordt thans nergens meer gelezen. Thialf, wapendrager van Thor en uitvinder van het schaatsenrijden. Thibet, japonstof, oorspronkelijk van de wol van schapen uit Thibet. Thing of beauty is a joy for ever (A -, (e n g.), van hetgeen sch oon is heeft men altoos vreugd, K e a t s. Thirsts (Een -, minnaar van Galathea, in Jonathan's W aarheid en Droomen, ald. in het Melkmeisje, einde. Thirza, volgens de overlevering, de vrouw (dochter van Adam en Eva) van Abel, den door zijn broeder Kain doodgeslagen zoon van Adam en Eva. In den Bijbel is echter van een ge- huwden Abel Been sprake. T(h)irza komt meer dan eens voor, doch eeuwen later; bijv. eene der dochters van Zelafead, Mozes' tijdgenoot, heet aldus (Num. XXVI : 33; XXVII : 1; Joz. XVII : 3). Thisbe, zie Pyramus. Tho' last, not least in love, (e n g.), zie Last not least. Thomas (Slat -,-, de patroon der architecten, naar het verhaal, dat een THOMAS (EEN ONGELOOVIGE). 1139 THRENI. lndische Koning hem een aanzienlijke som gaf, om een groot paleis to bouwen. Thomas deed wel aan de armen met het geld; ter verantwoording geroepen zei hij, dat hij met het geld den Koning een paleis in den hemel gebouwd had. Thomas (Een ongeloovige -, zie Ongeloovige 7 homas. Thomas k Kempis (De Gere- Iorm eerde -, W i l l e m T e e l l i n c k, zie 7eellingisten. Aldus geheeten omdat hij aandrong op beoefenende godzaligheid, .en hierin een merkwaardig voorbeeld bad in Thomas a Kempis (t 1471), den beroemden schrijver over de Na- volging van Christus. Thomas-ehristenen, Chaldeeuw- sche christenen, uit Syrie en Antiochie naar Perzie gevluchte Nestorianen (z. a.), die zich in 489 vereenigden onder, en noemden naar Thomas B a l s u m a s. Een gedeelte van hen werd door den aartsbisschop van Goa, Alexis de Menesis, in 1551 tot de Roomsche Kerk gebracht ; :zij tellen omstr. 90.000 zielen, erkennen het Pauselijk primaat en de zeven sacramenten, dock houden zich overigens aan den ritus der Grieksche Kerk. Thomas-luiden (St. -, eene oude gewoonte, die nog altijd to Katlijk, in Friesland, in eere wordt gehouden. Jon- gelingen, en ook ouderen, luiden de beide klokken, die naast de kerk in een klokhuis hangen, dag en nacht door, van 21 December (St. Thomas) tot de -Kerstdagen. Sommigen hebben zich zbozeer daarin geoefend, dat zij de beide klokken tegelijk op de maat kunnen luiden. Thomasslakken, slakken uit ijzersmelterijen of komstig, welke veel phosphorus bevatten ; naar den En- gelschen ingenieur G i 1 c h r i s t T h o- in a s , die in 1879 patent verkreeg voor -een middel om in den hoogoven bet phosphorus aan bet ijzer to onttrekken. Thomisten, aanhangers der leer van Thomas van Aquino (t 1274), den voor- naamste der scholiasten. Volgelingen der Thomistisehe Wijsbegeerte aan de ITni- versiteit to Amsterdam, waarvoor in 1895 ter stede een leerstoel werd opge- rieht, met den Dominikaner paten J. V. d e G r o o t als hoogleeraar. Thor, oudste zoon van Odin, de god van den donder en den oorlog. Als bet donderde, reed hij met zijn bokken- wagen door de lucht, en sloeg met zijn hamer (miolner). Donderdag, e n g. 7 hursday, heeft van, hem zijn naam. Thor (Den -, indertijd gemeen- zame benaming voor den hoogleeraar Thor beck e. ThBra, (he b r.), leer. De Hebreeuw- sche bijbel is verdeeld in Thorn en Kethoebim (het geschrevene). De Thora omvat de Wet, Joz. I : 8 ; VIII : 34; 2 Kon. XXII : 8, 11. Nehem. VIII :2 is sprake van sipher thdrat, Mdsche _ het boek der Wet van Mozes. Thorsschluss (Vor -, (h g d.), op het laatste oogenblik, naar de oude bepaling, dat de stadspoorten 's avonds op een bepaald uur werden gesloten, en dat slechts tegen betaling doorgang werd verleend. Though this be madness, yet there is method in it, (e n g.), al is dit dwaasheid, zoo is er, toch gelii- delrjke orde in; Shakespeare, Ham- let 11, 2, zegt Polonius dit met betrek- king tot Hamlet. Three little maids from school, (en g.), drie kleine school- meisjes, nl. Pish, Pub, en Yum Yum, drie personen uit de Milcado, klucht van Gilbert, muziek van Sullivan, bet eerst in 1885 in Londen opgevoerd. Three removes are as bad as a fire, (e n g.), griemaal verhuizen is even erg, als brand. Woord van Benjamin Franklin, in zijn werk The Way to Wealth = de Weg tot Rijkdom. Ons : verhuizen kost bedstroo. Threat, klaagliederen. Aldus hee- ten die van den profeet Jeremia, in de Vulgata. Meervoud van 1 at. threnus, nit g r. threnos = treurzang. THUG. 1140 TIEN JAREN (DE). Thug,, moorddadig roover tevens godsdienstige secte in Tanjore en elders in Britsch-India. Meestal, een dienaar van Kd li, de godin van den moord. Thugater,(g r.), dochter. Naam eener Dec. 1893 opgerichte vereeniging in 't .belang van den Werkenden Stand, to Amsterdam, tot bevordering der belangen van bet onderwijs en van vrouwen, die onderwijs geven. Thule, een eiland ergens in het hooge Noorden, door den Massilischen zeevaarder Pytheas ontdekt, en door de ouden voor bet noordelijkst bekende land der aarde gehouden (ultima Thule), d. i. IJsland, of een gedeelte van Noor- wegen, of wel Scandinavia in bet alge- meen; volgens Ptolemaeus een der Shet- lands- en Orkney-eilanden (Mainland). Thurang, (a f r.), valsch spelen. Thut niehts, der Jude ward verbrannt, (h g d.), doet niets 1 de jood word t toch verbrand. Woorden van den patriarch tot den tempelheer in Lessing's Nathan der Weise, IV, 2. Gebruikelijk : of schertsend, in de be- teekenis ,bet moet maar zoo blij ven" of ernstig, in de beteekenis „de veroor- deeling of de of keuring is een persoon- lijke wraak". Thy wish was father, Harry, to that thought, (e n g.), uw wensch, Hendrik, was de vader van deze ge- dachte, Shakespeare, Hendrik IV, 2e deel, IV, 4, zegt dit de koning tot zijn zoon, waar deze zich de kroon op bet hoofd zet, meenend, dat zijn vader dood was ; m. a. w. „je dacht, Hendrik, dat ik dood was, omdat je wou dat ik dood was". Thymale, (g r.), eigenlijk : plaats waar geofferd wordt, offerhaard, altaar ; inzonderheid een Bacchusaltaar vooraan op_ de orchestra; vandaar schouwburg. Altaar ten behoeve van bet koor. Thyrsus, staf der bacchanten (z. a.), die met klimop en wijngaardloof om- wonden, in een pijnappel uitliep (Euri- pides). G r. thursos, stengel, vooral van varens. Tiara, de tulband of hoofdwrong, eene hoofdbedekking der oude Perzen, aan Herodotus (t 408 v. C.) reeds bekend, en door dezen als pilos (g r. hoed) aan- geduid.Later, de bisschopsmuts of mijter; inzonderheid die van den Paus, eene, hooge mute, sedert de begiftiging met deze door der Franken koning Clovis of Chlodwig (t 511) van eene gouden kroon voorzien, en sedert zijne verhef- fing tot Kerkvorst, omzet met drie gouden kronen in edelgesteenten, daarop ge- borduurd. Zie Tiare. Tiare, de drievoudige kroon, drie- kroon, die de Paus draagt, gedekt door een wereldbol met een kruis en twee breede vanen, die op de schouders af- hangen. De drie kronen zijn bet zinne- beeld der drievoudige waardigheid van leeraar, koning en priester. De drie kronen dagteekenen uit de 6e, de He en de 14e eeuw. Tibi gratias, (lat.), dank u ! vgl. Gratias. Tibia, de fluit, welk muziekinstru- ment in de oudheid zeer in gebruik was, en bij godsdienstige plechtigheden ge- bezigd werd. De oudste fluit was de Pansfluit, vervaardigd uit 7 of 9 riet- pijpjes van afnemende lengte, die van onderen in eene dwarspijp uitliepen. Eene andere, de rietfluit zou de god bet eerst hebben gesneden uit riet, waarin de door hem vervolgde stroomnimf Syrinx veratiderd was. Uit deze ontstond de dubbelfluit, twee fluiten aan den mond- stuk verbonden. Ticket scalper, (a m.), lett. kaart- jes-scalpeerder, handelaar in deelen van mileage-tickets (zie Mileage) en retour- biljetten. Tien Jaren (De -, in onze ge- schiedenis de jaren van 1588 tot 1598, toen een groot deel van bet verlorene door ons yolk op Spanje herwonnen,, en de inwendige toestand ten onzent voorloopig zoo goed mogelijk geregeld werd. In die jaren ontwikkelde zich bet vrije Noorden van ons land tot een staat, en wel tot een door handel en nijver- beid bloeienden staat. - Tien jaren TIENDAAGSCHE VELDTOCHT. 1141 TIJDDICHT. nit den tachtigjarigen oorlog, 1588-98, is een bekend werk van Prof. Dr. R. Fruin. Tiendaagsehe veldtocht, inval der Nederlandsche troepen in Belgie na den opstand (1831). Tiende batallon zlln (Van -bet -, Rooynsch zijn, tot de R.-Kath. Kerk behooren; van tien een kruis, dewijl de Roomschen het kruis, als .symbool eener oud-Ron,einsche (slaven-) straf, vereeren. Tieixde Muze (De -, Anna B r a d s t r e e t to Chicago, door hare landgenooten aldus geheeten. Zelfs stugge Puriteinen weenden. bij hare gedichten. Ook Margaretha van Valois -of van N a v a r r e, zuster van Frans I koning van Frankrijk, gemalin van Henri d'Albret, koning van Navarre, die met bevalligheid de pen voerde in proza en in poezie, f 21 Dec. 1549, werd d e ti en d e Muze en de vi erde Gratie genoemd. Tienden. Beschapen of gesehapen tienden in Overijsel worden, in tegen- stelling met onbeschapen of ongeschapen tienden, die genoemd, welke bij overeen- komst in eene bepaalde hoeveelheid rogge veranderd, en dus tot sloptienden gemaakt zijn. Smaltienden, ook Wed- en kr#tende tienden geheeten, waren tienden van biggen en lammeren; aldus in 1419 te Enspijk. Elders had men prenttienden (in 1400 in den Tielerwaard); toltienden (te Bunschoten, prow. Utrecht, in 't be- gin deter eeuw); Tournnooische tienden (in 1653 to Oijen), d. i. tienden in Tour- nooische muntspecie (geld van Tours), to voldoen. Tiendmaaltiidspenningen, penningen, percentsgewijs van de jaar- lijksche koopsom der korentienden door den tiendheer of tiendverkooper uit to keeren aan de tiendplichtigen, waarvan deze een grooten maaltijd hielden. Bij Nijmeegsch Landdagsbesluit van 19 Dec. 1609 werd die heffing op 6 ten honderd bepaald; het laatst bekrachtigd door het landdagsreces van 6 Dec. 1702 to Zutfen. In vervolg van tijd werden die pennin- gen niet aan een maaltijd, maar, aan kerspel, kerk of predikants-inkomsten besteed : en vanhier dat vele tienden met tienduitgangen bezwaard zijn. Tiendrecht, recht op een even- redig deel van de vru chten van een (tiendplichtig) stuk grond. De wet van 12 April 1872 (Stbl. no. 25) heeft de tienden, voor de invoering van het Burg. Wetb. gevestigd, of koopbaar ge- steld zoodra de tiendplichtige dat verlangt. Tlenling, (bij Kiliaan : tienlinck), de Hollandsche vertaling van 1 a t. de- narius, dat ,tienvoudig" beteekent; dus eene munt, die zooveel waard is als tien kleinere. Zie Denarius. Tieree, (f r., w a p.), in drie gelrjke deelen verdeeld, door twee lijnen en in drieerlei metaal of kleur. Tierceering, het met 21, vermin- deren van de rente der Staatsschuld, door Napoleon bij decreet van 9 Juli 1810. Tierces, (f r., w a p.), drielingsbal ken, smalle balken, in drietal, ieder I/,,. en met de tusschenruimten 1/3 van het veld uitmakend. H g d. Drillingbalken. Tiers de sol d'or, munt, hetzelfde als Triens (z. a.). Tiers-etat, derde stand, in Frank- rijk, vdbr de Groote Omwenteling, de burgerij in onderscheiding van den Adel en de Geestelijkheid, de beide bevoor- rechte standen. Tild van zwiggen en een tild van spreken (Er is een _, ver- maning tot voorzichtigheid en beleid. Uit Pred. III : 7. Tfld (Oordeel niet voor den -, oordeel niet voorbarig. Aan 1 Kor. IV : 5 ontleend, doch tea onrechte, omdat aldaar den Korinthischen christenen wordt aangezegd, dat zij zich geheel van oordeel hadden to onthouden, dat de Heer oordeelen zou. Tilddicht, zie Trjdverzen. TIJDPERREN. 1142 TIMPAAN. Tiidperken. Hesiodus noemt er vijf : het gouden tijdperk, aartsvaderlijk, onder Saturnus; het zilveren tijdperk, wellust, onder Jupiter; het koperen tijd- perk, strijd, onder Neptunus; het helden- tijdperk, wedergeboorte, onder Mars; het ijzeren tijdperk, zijn eigen tijd, onder Pluto. Voorts onderscheiden de oudheid- kundigen de navolgende tijdperken van den voorhistorischen tijd, als 1 e het oudste steentijdperk (het pa- laeolitische) waarin alleen steenschilvers vooral van vuursteen gebruikt worden ; 21 het tweede steentijdperk (het neo- litische) met gepolijste steenen werk- tuigen ; 30 het bronstijdperk, toen koper be- werkt werd ; 41 het ijzertijdperk. Tildverzen, verzen, zoo ingericht, dat, als men de daarin voorkomende letters C, D, I, L, M, V en X als Ro- meinsche cijfers aanmerkt, deze, opge- teld, het jaartal geven, tot welks her- innering het vers bestemd is. Zoo geeft b.v. Vondel's grafschrift VIr Phoebo et MVsIs gratVs VonDeLIVs hIC est, Vondels sterfjaar 1679. TiUen, (k. m. a.), loopen, verbastering van tt, jgen = trekken. Tik, (b a r g.), horloge. Tik met slang = horloge met ketting. Tikar, fijne mat, zooals op de bed- matrassen in- O.-Indie gebruikt wordt; ze worden bijna overal in den Indischen archipel vervaardigd. Tikar pandan, een matje van pandanus bladeren. Tikar patiar, een rottingmat met drie kleuren, rood (patjar), zwart en de natuurlijke kleur van de rotting. Til brag (Enumatil, Kloostertil). Bij E liaan ook tilbrug = valbrug, zulk eene brug leidt van den weg near een buis. Tilanus-medaille, gouden eere- penning; toe to kennen om de vijf jaren aan den schrijver van het bestgekeurde Nederlandsche werk op het gebied der heelkunde (later, uitgebreid tot allerlei geneeskunde). Spruiteiid uit een fonds, door vereerders in 1885 bijeengebracht als h ulde aan de nagedachtenis van den chirurg-hoogleeraar to Amsterdam, C. B. Tilanus t 8 Aug. 1883. Ze werd in 1896 uitgereikt op 13 December, waar- op het juist honderd jaar geleden was, dat hij werd geboren. Timbre, (f r., w a p.), samenstel der stukken, die boven een wapen prijken; h g d. Oberwappen. Vanbier Timbre, (w a p.), gedekt; van de schilddekking (timbre) met helm, kroon, helmteeken(s). -Men spreekt ook van timbreeren, dat op het einde der 17e eeuw in Frankrijk aan niet-adellijken verboden werd: Zij- mochten het Ober- wappen niet voeren. Time is money, (e n g.), tjd is geld,. gezegde, dat ten onrechte aan Benjamin Franklin wordt toege- schreven en van veel oudere dagteeke- ning is. Timekeeper, (sport.), tijdwaar- nemer. Timeo Danaos etc., zie Danaos en Quidquid id est. Times (The -, het meest bekende dagblad in London, opgericht in 1785, allereerst onder den titel van Daily Universal Register, reeds in 1788 ver- anderd in den titel van The Timea. Het gezag van dit blad blijkt uit de wel- bekende uitdrukking: , The Times heeft gesproken". Timmer, (w a p.), h elmteeken. Timon van Athene, (e n g.), een heftig mensehenhater, naar den held in Shakespeare's tooneelspel van dien naam. Timpaan, onzijd,, de bekkenvor- mige ruimte of het vak in een gevel of wand, voor het plaatsen van een standbeeld of iets dergelijks. Duo als TIMTIM. 1143 TIBER ENZ. zoodanig geen gevelstuk (zie Elgin marbles), maar dienend voor de plaat- sing van een gevelsieraad. Ook bet vlak tusschen de bovenzijde van bet raam en den boog, die zich daarboven welft ; meestal in gekleurde steenen of tegeltjes. Van g r. tympanon = pauk, keteltrom, vanhier, wegens den worm, rad of rondsel, en derhalve ook bet hier omschreven tim- paan. - Insgelijks, zeker perkament, dat de drukkers aan de pers gebrui- ken ; f r. tympan. Komt ook van g r. tympanon, vanwege bet vel van trom- men en tamboerijnen. Meerv. timpanen. Timtim, (b a r g.), zilver. Timtimmer, (b a r g.), zilveropkoo- per. Tineti (Nummi -, bij de Romei- nen, vergulde of verzilverde koperen munten, met de bedoeling om voor gouden of zilveren munten to worden uitgegeven. Tinctus = gedoopt, ge- drenkt, geverfd, gekleurd. Tingkah, (m a l.), in tingkah-ber- tingkah, over en weder twisten. Van- dear bet woord tingka, Holld meervoud tingka's, kuren, grillen, caprices. „Zip zit vol tingka's" = vol kuren. Tot kleine kinderen zegt de baboe „ajo, djangan-betingka!" = ,kom, geen kuren !" Tinnef, (van h e b r. en c h a t d. tannef = bezoedelen), iets wat bezoedeld is ; vandaar in bet algemeen : rommel, waardeloos geworden zaken, vuil ge- worden goed. Tinnegieter (Politieke -, ie- mand, die over staatkunde praat, zonder er in 't minst verstand van to hebben; naar het in 1722 verschenen blijspel van H o l b e r g Deli poll tiske San desto- ber, in 't h g d. der politische Kanne- giesser. Tinnen, (w a p.), vierkante blokjes geplaatst op even gelijke afstanden, &ls hunne,afmeting groot is. Tintinnabulum, (1 at.), sehel, bet, bengel. In 't mid. 1 a t. ook kerkklokje. Zie Nolae. In Campanie (z. a.)ligt Nola. Tippeeanoe, (am,), bijnaam van generaal William Harrison, later President der V. S. na zijne overwinning aan de samenkomst der rivieren Tippe- canoe en Wabash (6 Nov. 1811). Tippelen, (j oodsche volkst.), struikelen, over iets vallen, vallen. (Waar- schijnlijk van h e b r. tippal = gij valt. van naphal = vallen). Tirailleeren, (m i 1.), het eten dat na het vullen der eetketeltjes, in depot- ten overblijft verdeelen (door den kok). Tiran. Van g r. turannos, waar- schijnlijk een vreemd woord, eerst op- genomen ten tijde van Archilochus (die omstr. 700 v. C. leefde); eig. beer, ge- bieder, en wel een heerscher, die noch door wetten noch door eene staatsrege- ling beperkt is; bijzonder hij, die zich in een vrijen staat tegen de wetten en tegen den wil des yolks de alleenheerschappij aanmatigt. Bij uitbreiding in ongunstige beteekenis despoot [g r. despotes, eig. (huis-)heer]. Tire In flcelle, ma femme, (f r.), vrouw, trek aan het touwtje, ontstaan of populair geworden door een in 1839 in de Variiti's to Parijs uit- gevoerde komische scene (woorden van E. B o u r g e t, muziek van J. B. J o s s e) waarin de zanger een rarekiek vertoont. Na elk tooneel voegt hij zijne vrouw de aangehaalde woorden toe, die zoo- doende overeenkomen met den uitroep „Rrr ! ein ander Bild" van den,, Guek- kt,stner" van Brennglas (recta Glas- brenner), in diens Berlin wie es ist - un d trinkt (1832-50). Bij ons : , Rrrt. Alweer een ander stuk !" Tirer leg marrono du fen, (f r.), de kastanjes uit het vuur halen. L a f o n t a i n e, Fables, IX, 17. Le Singe et le Chat. Tirer les very du nes h uel- u'un, (f r.), iemand uithooren. H g d. in em die Warmer aus der Nase ziehen. 'G o e the heeft die woorden aan Frosch (Faust, Auerbachs Keller) in den mond gelegd, na ze waarschijnlijk aan 't Fransch to hebben ontleend. TIRES. 1144 TITEL EEZ. Tires, (f r., w a p.), de rijen, waarin eau geschakeerd schild, - in den trant der vierkante vakken van een schaak- bord, - verdeeld is. De vakk•en dier rijen heeten f r. points. Tiresias, (myth.), gr. Teiresias, uit teirea (hemelteekenen); zoon van Eueres en Chariclo, uit het geslacht van den autochthoon Udaios (Udaeus), be- roemd waarzegger to Thebe. Hij zou bf sedert zijn 7e levensjaar blind geweest zijn, -tot straf omdat hij aan de menschen den wil der goden had bekend gemaakt; of door Athene met blindheid zijn geslagon, omdat hij haar in het bad had bespied, en zij hem badwater in de oogen wierp. Later had de godin echter berouw over deze daad, en stelde hem schadeloos door hem de gave to verleenen de stem der vogels to verstaan, en hem een stok to geven, waarmede hij even zeker kon gaan als een ziende. Hij vond den dood bij de bron Tilphossa (bij Coronaea in Boeotia), waar hij een orakel had.Tiresias komt in het bijzonder voor in de sage van Oedipus (z. a.). Tirez le rideau, la farce est jouee, (f r.), trek het gordijn dicht, de klucht is afgespeeld, het slot van alle oude kluchten, waarbij het gordijn op ringen langs eene stang gleed. Men beweert dat R a b e l a i s (1495-1553) een oogenblik vobr zijn dood gezegd zou heb- ben : Je m'en vais chercher un grand peut-etre; tirez le rideau, la farce est jouee; maar V e r d i e r (1544-1600) en C o l l e t e t (1598-1659) hebben dit op afdoende gronden tegengesproken. R a- b e l a i s moet vroom gestorven zijn, doch zijne vijanden hebben zijne nagedachte- nis zoeken to besmetten. Tironianae (Notae -, abbre- viaturen of verkortingen in het schrrj'- ven, waardoor eene lettergreep of sea gelieel woord door eene of enkele letters, of door een teeken aangeduid worden. Tullius Tiro, de vrijgelaten slaaf van Cicero, heeft ze stelselmatig geordend. Hij was dus een der eerste voorloopers van het hedendaagsche snelschrift. Tisi militare, (ital.), militaire tering. Uitdrukking van C r i s p i, in Maart van 1896 na den tegen Menelek, koning van Abessynia, ongclukkig ge- voerden krijg der Italianen, voormalig President-Minister in Italie, in een aan generaal B a r a t i e r i gezonden telegram: Questo non a guerra, a tisi militare (dat is geen oorlog, maar een militaire tering), waarin hij den generaal zijn talmen, zijn niet doortastend str#den verweet. Tisiphone, zie Eumeniden. Tisro-beaw (tisja-beab), (h e b r.), de negende (dag) in (de maand) Ab (omstr. 15 Juli-15 Aug.) ; vastendag, wegens de op then datum gebeurde ver- woesting van den tempel to Jeruzalem. In de volkstaal_vaak verkort tot tisjebov. Tisri, eene maand der Joden; op den 3en dag er van (in September of October) valt de Joodsche vastendag; zie Gedalja. In den lateren Joodschen kalender komt Tisri, evenals bij de Syriars, als de eerste maand des jaars voor. Titan, reusachtig genie (vernuft), esprit-fort. Titania, gemalin van Oberon den Boning der Elven of Feean, en dus zij zelve de Koningin. Zie S h a k e s p e a r e's Midsummer Night's Dream. Titanstrap, reuzentrap. De Tita- nen, zonen van Uranus en Gaea (Hemel en Aarde), met de Giganten, - (Reuzen) verward, bestormden, volgens de fabel- leer der Grieken, den hemel, waar Jupiter troonde, door rotsen op rotsen to sta- pelen, in de velden van Phlegra (stad in Macedonia), ten einde Jupiter (Zeus) to verdringen en hun broeder Chronas op den troon des hemels to plaatsen ; doch werden door Hercules bedwongen. Titel, datgeen, waaruit iemands recht zijn oorsprong neemt. Titel (Ein - muss sie erst vertraulich machen, (h g d.), zegt Mefisto in G o e t he's Faust, al*,,hij den leerling raad geeft, hoe hij zich tegen- over vrouwen to gedragen heeft, nu hij hem aanraadt in de geneeskunde to gaan studeeren. TITI. 1145 TJIJOEM. Till, de Fransche straatjongen, wan- neer hij zich in een schouwburgzaal bevindt. Tlttel of Iota (teen -, niet het geringste. Uitdrukkin van Jezus in g Matth. V : 18a: ,Geen jota of tittel van de (Mozaische) Wet zal voorbij- gaan". Hij noemt de jota (Rd) als de kleinste letter van bet Hebreeuwsche alphabet. Tittel (vgl. Luk. XVI: 17) = letterstreep; want niet de vokaalstreep- jes of de accenten (onder de Hebreeuw- sche letters), die gewis van latere uit- vinding zijn (zie Masoreten), maar de kleinste streepjes of haaltjes aan die letters zelve zijn hier bedoeld. Titulair, (f r.), volgens den titel, den titel hebbend, maar niet den rang zelven, die er door wordt aangeduid. Men spreekt mitsdien van ,titulaire rang", bijv. als een kapitein wordt ge- pensionneerd met den rang van majoor Onderscheiden van Titularis (lat.), den titel voerend, terwijl tevens de rang er aan beantwoordt. Titulo particularl, (I a t.), aan- sprakelfjk voor een gedeelte. Letterl. krachtens b6zonderen rechtstitel. Titulo universal!, (lat.), aan- sprakel#k voor ket geheel. Letterl. krachtens algemeenen rechtstitel. Tituiskop, hoofd of kop met kort gesneden kroeshaar, naar de manier van den Romeinschen keizer Titus. T1voU, benaming voor villa's of lustplaatsen, feestzalen en derg. naar bet Italiaansche stadje van dezen naam, bet oude Tibur in Latium, omringd door schoone landhuizen. Het beroemdste hedendaagsche Tivoli is dat to Kopen- hagen, waar men alle vermakelijkheden in 66n park vereenigd vindt. Tiaboggam, zie Tobag(g)an. Tiamat, (bat v. mal.), Inlandsch opziener, onderopzichter; - ontvanger van pacht op Tjomas. Tiambang, (m al.), baard, balcke- baard. Tiamboek, (pers. tjaboek), Bat. (Soend.) een rytuigzweep. - Tjemeti (uit 't Famil.) roede om to slaan,garde, karwats. Tiamboek, (z.afr.), zie Sambok. TIandl SAwoe., de duizend tern- pels, in bet Zuidergebergte, bij Solo of Soerakarta, (Midden-Java). De steenen er van bleven op Java over uit den Brahmaanschen tijd. Tiandoe, (javj en ma opium. Zie Opium. TIanting, (javj en mal.), klein koperen buisje met handvat en tuit, dat bij bet batikken van kleedjes, gebruikt wordt. Tiap, (j a v. en stempel. Tiap sembilan (A t j e h), Sultans- zegel. Tlatlar, (mal.), pokken, zie Man- tri-tjatjar. Tielana, (ja-vj ook in 't malm in gebruik), een large w#de broek of pantalon. De Atjehers dragen een bij- zonder model met lang kruis. EenAla-1. woord voor broek is ook seloewar en serawah, uit bet Arab. overgenomen. Tfgpoek, (m al.), platte ronde doos van hout, dienende ter berging van allerhande dingen, inzonderheid van ar- tikelen van toilet, oak tot bet weg- brengen van een bord met eten. T1,64IMengan, (mal.), varken of spaarpot. Tleunken, spotnaam der inwoners van Hindelopen. T16wo, (mal.), bloemhanger. T11joem, (mal.), zoen, kus. gent, jijoem, kussen, eig. alleen door neus en mond tegen bet voorwerp to brengen en met den neus op to snuiven. TJINTJIOE. 1146 TOECLIP. Tiintifoe, oorspronkelijk chin., beteekent scheepskapitein, gewoonlijk alleen voor de navigatie, doch ook wel eens gebruikt tot aanduiding van den Chineeschen supercargo op een schip. (Supercargo = vertegenwoordiger des eigenaars eener lading aan boord van een schip). T joelim, (m al.), hoeveelheid opium voor eene pijp; ook de opiumpijp zelf. Tlokkers, spotnaam voor de inwo- ners van Arendonk (Antwerpen), we- gens bet eentonig been en weer „tjok- ken" van hunne oude weefgetouwen. Uit dit ambacht sproot ook hun tweede spotnaam, Gorteters, naar 't oude volks- rijmpje: Havere gort, In 't water gesport, Is voor de wevers. Eene nieuwe nijverheid, bet sigaren- maken, deed een thans meest gebruikten spotnaam Pinnekensmakers ontstaan. Tiowet, (m a l.), wrjfbakje. Tizet, (m a l.), theepotje. To be or not to be, that is the question, (e n g.), to zrjn of niet to zjn, dat is de vraag; Shakespeare, Hamlet III, 1 in de alleenspraak van Hamlet. To bryan (any one), eene bom- bastisehe redevoering tot iemand hou- den. Ontleend aan Bryan, den zilver- man, den, tegenstander van Me Kinley (die Oct. 1896 met groote meerderheid van stemmen tot President der Vereen. Staten verkozen is). To err is human, to forgive divine, (en g.), van Pop. e, zie Errare humanum est. Toast, de geroosterde snede brood, die in Engeland bij de thee wordt rond- gediend. Ook 't drinken op iemands ge- zondheid, daar men in Engeland gewoon was, om hem,. die, een gezondheidsdronk zou toebrengen, 't glas met een stuk ge- roosterd brood daarin aan to bieden. 't Verhaal luidt : „Anna Boleyn(t 1536), gemalin van Eendrik VIII van Engeland, nam een bad; om aan hare zeldzame schoonheid hulde to doen, dronken de heeren uit hear gevolg ieder een glas water uit 't bad. Een enkele deed dit niet; aan hen, die hem de reden daar- van vroegen, antwoordde hij : , ik behoud voor mij de toast" n.l. de dame. bit wordt ook verteld van een ridder onder Karel 11 en een bekende schoone to Bath. Tobbedansers, spotnaam voor de inwoners van Harlingen. Vroeger wares er vele wevers (emigres), die hun weefsel in tobben spoelden ; de bewe- ging lijkt dansen. Tobias fond, zie Kameel. Tobog(g)an, (a m.) rjsslede, waar- mede men van heuvels met sneeuw af- glijdt; vandaar- toboggan-baan voor, mori tagnes russes, eene kermis-vermakelijk- heid, waarbij men in eene slede van de hoogten of en tegen de hoogten op, over de verschillend gebogen baan heenglijdt. Toehtganger, (a f r.), zie Smous. Een geboren Afrikaander, die in- bet bovenland allerlei artikelen opkoopt, welke hij de binnenlanden uitvent. Toddy, gelief koosde drank in Schot- land, bestaande uit eon of ander geest- rijk vocht, beet water en suiker. 't Woord is een vetbastering van taudi, de Indi- sche naam voor 't zoete sap der palmen. (S k r. toldi of taldi, uit tat = palmsap). Todo es poeo, het geheel is weinig. Spreuk van H. F-r a n s c e s e o B o r g i a. Toe-an besar (m al.), Groote Beer, titel van den. Gouverneur-Generaal van Nederl. Indie bij de Inlanders ; ook zeggen zij : Toean Bestir Betawi. of Bogos; De Groote fleer van Batavia.of van Buitenzorg (naam van de residentie). Zie Teewan. Toean item, (m a l.), zwarte mrjn- heer. Toean kan ook Toewan worden geschreven. Toecllp, (sport.), haak aan de viets om den voet in to zetten, dat de voet niet van bet pedaal glipt. TOEDOENG. 1147 TOEWAN RATOE. Toedoeng, Maleische naam voor een platten gevlocht en in den [ndischen Archipel algemeen gebruikten hoed, waarvan gelijkvormige namaaksels voor eenige jaren bij de Europeesche dames in zwang waren. Toehan, (m a 1.), de Heer, God, de godheid. Toegewend, (f r., w a p.), heeten twee leeuwen, wassenaars enz. wanneer de her-rechts staande omgewend is en zij zich dus naar elkander toe keeren ; twee paalswijs (z. a.) geplaatste dieren, wanneer bet bovenste omgewend is. Toehan Allah, de Heer God. Toelast (De -, groot wijnvat, inhoudend 640 flesschen wijn. Ook de inhoud er van, van drie tot zes amen (bij K i l i a a n). Naam van hotels. Toeloeng, (j a v. en m a l.), hulp, bijstand verleenen, helpen ; help ! Toemaat, in Friesland tweede gras- snede. In Gelderland en elders rjmat. Toeman, (m o 1 u k ken), van sa$o- bladeren vervaardigde mand. Van een toeman sago kan ten groot gezin 4 of 5 dagen leven. Toemenggoeng en Temeng- goeng, titel van de Regenten op Java; dit is de laagste titel, hoogere zijn Aaipati en Pangeran. Staat er Raden of Baden Alas voor dan is dat de adellijke of geboortetitel. Algemeene titel voor een Regent op Java is ook Boepati. Ternenggoeng ook als titel in gebruik aan de Maleische hoven. Het was de titel van den 2en staatsdienaar in bet voormalige rijk -Djohor; de le was de Bendhara. Teem'oh (toem'ah), (h-e b r.), on- reinheid, verontreiosgrng. Zie Tomei. De volkstaal past bet woord ook in geestelijken zin toe op slechtheid, ver- keerde wegen, zaken die tot afval ver- leiden. Van een verworpeling of een diepafvallige wordt gezegd : hij is een awi-awous-ha-toem'oh = vader der va- deren van onreinheid = zelf verdorven en anderen verdervend. (Deze term is ont- leend aan de Rabbijnsche terminologie). Toen (Doen) vlogen wy met hem to zaemen na den brand. In de Amst. spreektaal: ,gearremd na den brand". V o n d e 1, Gysbreght, reg. 110 (4e Bedr.) aldus Arend van Aemstel, in bet verhaal aan Badeloeh van den strijd op den ,Middeldam", waarbij hij en Gysbreght bet uiterste hebben gewaagd. Toendra's, bevroren mossteppen in Siberie. Toeren varen, (m i 1.), strafexer- ceeren. Toertles varen, (m iJl.), zie Varen. Toetoel, (j a v.), stip, spikkel, ge, vlekt. Matlan, (trjger), toetoel, gevlekte trjger, panter, felis pardus. Toetsingsreeht, recht om wetten to toetsen aan de Grondwet. Toetsietses, in de oudste en de nieuwere uitgaven van den statenbijbel, Jez. VII : 18, vlg. de kantteekening :. „met tsissen, schuyffelen en fluyten tot sich doen komen". Van d e r Palm: herwaarts lokken (en alzoo to samen brengen, omdat de ijmker zijne bijen bijeensluit, om ze saam to hoaden. Toew, (h e b r.), goeds; kol-toew = alle goeds, al wat wenschelijk is. Toewan, (m a 1.), beer, meester, mijn= heer, mevrouw enz. ; Toewankoe, beer, mrjnjieer (van vorstelijke personen en hoofden) ; Toewan poeterl, mevrouw de primes; dung diper- toewan, wie als gebieder erkend wordt, d. i. de regeerenden vorst. Toewan pandita, (s k r.), leeraar, schriftgeleerde, geestelijke, priester. Toewan pandita, Rom. benamipg van den pastoor. Toewan ratoe, in 't Jav. keizerin, ratoe in 't- Mal. titel van vorsten (ook van vorstinnen). TOEZIENDE VOOGD. 1148 TOLSTOYSME. Toeziende voogd, de voogd, die de belangen van den minderjarige waar- neemt, . als zij met die van den voogd in strijd zijn, en zorgt, dat de voogd zijne verplichtingen nakomt; de voogd doet hem rekening. en verantwoording. Tot, zie Touv. Totell (tafeel), (n. h e b r. vaak-ver- kort tot tofel), het bijgevoegde. Vandaar in het algemeen : bijzaak (in tegenover- stelling van 'ikkor = hoofdzaak). Totelemenessehool, (b a r g.), R.-Kath. Kerk. Togania, eene oude vrouw van la- pels, vereeuwigd door hare uitvinding van een smakeloos en kleurloos vergift, door haar het Manna van den H. Nico- laas van Bari genaamd, doch beter bekend als Acqua di Toffania. Meer dan 600 personen vielen als slachtoffer van dit boosaardig vocht. - Hieronyma Spara, gewoonlijk L a S p a r a geheeten, eene bekende tooverheks, ongeveer een eeuw geleden, verkocht een soortgelijk elixer, waaraan eveneens velen stierven, en waarvan het geheim eerst na vele jaren werd ontdekt. Totoes, (h e b r.) gevangen (van ta- foos grijpen, vangen). Tofes zitten = gevangen zitten. Toga, oorspr. bij de Romeinen het wijde, lange opperkleed, het algemeene kleedingstuk bij dag en nacht voor vrou- wen en mannen, in vredestijd, wanneer zij in 't openbaar als burgers versche- nen ; ook van publieke vrouwen, die geene stola (z. a.) dragen mochten. Dus, bekleeding, lichaamsbedekking. Verwant met tego (ik bedek). - Bij de koningen was ze geheel van purper; de magistraat droeg alleen den rand van deze stof (toga praetexta, d. i. toga met boord of rand omzoomd). Ook (r. k.) priester- kteed. Zie Cedant arma togae en bij Ovatio. Toga pure, (1 at.), de eenvoudige toga, d. i. niet gerand (praetexta), van de ambtelooze burgers, en die de jonge- ling aankreeg, als hij den mannelr, jken leeftijd intrad ; vanhier ook toga virilis geheeten, en die op het feest der Libe- ralia (z. a.) Aanh.) werd toegewezen. Tohu-wabohu lees: Tohoe-wabo- hoe (Touhoe wowouhoe) (h e b r.), woest en ledig. Een aan Genesis I : 2 ont- leende uitdrukking, om een chaotischen toestand, een toestand van verwarring aan to duiden. Toilet, van f r. toile = linnen;oor- spronkelijk een doek, dien men over de tafel spreidt om daarop al de zaken to leggen, die tot den opschik behooren ; later de tafel en de benoodigdheden voor den tooi, en eindelijk de opschik zelf.' Tokei of Toke, (m al.), groote hagedis, gekko. J a v. tekek. Token, (e n g.), door particulieren, in- richtingen en steden uitgegeven koperen muntstukken, alleen eigen aan Groot- Brittan j e en de Engelsche kolonien. In 1653 ontvingen de kooplieden van de regeering verlof, tokens in omloop to brengen; maar voor dien tijd hadden ook eenige steden de koninklijke goedkeu- ring daartoe. Sedert. de 16e eeuw zijn bijna 3000 versehillende soorten van to- kens in omloop gebraeht. Toko, (chin.}, beteekent in N.-I. winkel in 't algemeen. Tolas, Britsch-Indische geldswaarde, 11/2 = -}- een ons. Tolletle makes, (too n.) eene aar- digheid hebben ten koste van een ander. Tolosa (Loud nit -, zie Goud uit Tolosa. Tolstotsme, energieke poging om aan de ellende zoowel van de wereld als van het eigen hart een einde to maken, door afsnijding van alle onwezenlijke be- hoeften. Ze voldoet aan het mystieke gemeenschapsgevoel der Russen. De Russ. graaf L e o T o 1st o f deed afstand van al zijne goederen, om van eigen handen- arbeid to leven. Ten opzicht-e van bet huwelijk ligt zijn ideaal in geheel-ont- houding. Zijn godsdienst is een leven voor anderen, waarvan de grondgedachte ligt in Matth. XVI : 25. De studie der Evangelien en speciaal van de Bergrede (Matth. V, VI en VII), alsmede de in- vloed van een geestverwant S o u t a- j e f f (zie Soutajeffsky) leidden hem tot TOLVERBOND. 1149 TOM-POUCE. de veroordeeling van de hedendaagsche maatschappij op alle punten. De kern van bet Christendom ziet hij in Matth. V : 39: , Wedersta den' boozen mensch niet" ; daarom beschouwt hij de recht- banken en bet leper als verderfelijk voor 't geluk der menschen. Tolverbond, (hand.), de vereeni- ging van de meeste Duitsche staten, tot eene gelijke heffing van de invoerrechten of tollen, wier opbrengst jaarlijks na af- trek der kosten van inning, evenredig onder de verschillende staten verdeeld werd. Tom, h e b r. tam, letterl. volmaakt, schuldeloos. In de Joodsche volkstaal meer in den zin van : eenvoudig, gedul- dig, goedig; hjf is een iesch tom = hij is een goede sul, letterl. een braaf man (vgl. Gen. XXV : 27). H e b r. tom beduidt rechtschapenheid enz. Tom Ponce, (f r.), klein-duimpje. I)e dwerg Jan H a n n e m a, van St.Anna- Parochie, reisde jaren geleden als Admi- raal Tom Pouce de wereld door, en ver- toefde lang to Amsterdam. Hij wandelde Januari 1895 in de uniform van een heil- soldaat door de straten van Almeloo, waar hij in bet lokaal van bet Heilsleger oefe- ningen leidde en toespraken hield. - Uit New-York werd 3 Aug. 1895 de dood bericht van Generaal Tom Pouce of Tom Thumb, den Amerikaanschen dwerg die omstr. 1858 eene rondreis door Europa deed. Hij was de kleinste man ter wereld, wiens ware naam heette to zijn Charles Stratton, maar eigenlijk Ernest Gepey (1838-88) en die door Barnum ontdekt werd. Tom-fool, (a m.) dwaze Tom, een dwaas of koddig mensch. Tomahawk, strrjdbijl der Indianen van N.-Amerika. Ook symbool van den oorlog, blijkbaar in bet spreekwoord de tomahawk begraven = vrede houden. In bet omgekeerde geval beet het : „de vredespijp (z. a.) wordt opgeborgen, en de tijdelijk begraven tomahawk weder opgedolven. Tombe our mol le clel, pour- vu que le me venge, moge de hemel op my vallen, als ik mrj inaar kan wre- ken; C o r n e i l l e, Rodogune (1646) V, 1 woorden van Cleopatra in de alleen- spraak, waarin zij wraak begeert to nemen op Rodogune en haar aanhaiig. Meer bekend dan deze regel is Pirisse l'univers pourvu que je me venge uit de Agrippine van C y r a n o d e B e r- gerac van 1643; zoodat Corneille dezen regel aan C y r a n o kin ontleend hebben. Tomber avec grace, (f r.), met gratie vallen, zooals de gladiatoren der oudheid, die, zelfs wanneer zij doodelijk waren getroffen, met bevalligheid zoch- ten veer to zijgen, om den bijval der toeschouwers to verwerven. Tomber en quenouille, (f r.) een spilleleen worden, d. i. van de regeering door manner overgaan tot de regeering door eene vrouw, aan eene vrouw ver- vallen. Volledig : tomber de lance en quenouille (a lancea ad fusum transire), omtrent een leengoed. De Salische wet bepaalde- bijv. dat Frankrijk niet door eene vrouw geregeerd mocht worden. Zie No woman en In terram. Tomes (tomee), vaak verkort tot tome, (h e b r.) onrein; vooral omtrent ritueele onreinheid, (bijv. van iemand, die des ochtends na bet opstaan zich nog niet gewasschen heeft). De vrouwelijke vorm temeioh = eene onreine, duidt in de volks- taal aan : eene ontuchtige of publieke vrouw. Tomerniks, in de joodsche volks- taal zooveel als ons kruidje-roes-me- niet; gezegd van iemand, die zeer gevoe- lig, al to fijn voelend, spoedig geraakt is. De uitdrukking is eene verbastering van bet Duitsche thu-mir-nichts. Tommer, eigenlijk tommer (he b r.), (letterl.: ge zoudt kunnen zeggen) = misschien. Van h eb r. amar (zeggen), 2e pers. fut. Tommy Atkins, (e n g.), de ver- persoonlijking van den soldaat. Tom-pouce, klein, zeer fijn en lek- ker taartje. Naar den dwerg Tom Pouce (z. a.). TON. 1150 TO-0ES. Ton, (h and.), eene aangenomen mast tot bepaling van den inhoud van schepen, of van de grootte der lading van sche- pen, zijnde gelijk of ongeveer gelijk aan 1000 kilogrammen. Ton amour m'a refait use virginite, (f r.), uw liefde heeft mi, j weder tot maagd gemaakt. Woorden van Marion Delorme,inVictor H u g o's drama van then naam (V, 2), tot haren minnaar Didier, of liever tot de muren der gevangenis, waarin hij opgesloten is. Ton que fait la musique (Vent le -, de toon geeft de muziek aan. Uit den toon, waarop iets gezegd wordt,blijkt de bedoeling van den spreker. Tender, (b a r g.), praatje; die ton- der is vermuft, dat praatje geloof ik niet. Tong is een klein lid (De -, uit Jak. III : 5. Tong raakt Ion (Zilne -, hrj raakt aan 't praten. Vgl. Mark. VI : 35; Luk. I : 64. Tong-alehimist, werd W i l l i a m Ewart Gladstone (t to Hawarden 19 Mei 1898, oud ruim 88 jaar, op staats- kosten in Westminster-Abbey bijgezet), omdat hij met zijne tong (spraak) z veel uitrichtte, getiteld in een Juni 1 5 verschenen bundel gedichten van Richard le, Gallienne - : „th'alchemic tongue that turned poor (themes Of statecraft into golden glowing dreams. Dat is Tong-alchimist die dorre staatsproblemen Tot gouden droomen maakte ". Zie Alchemie. Tonitruant, (f r.), donderend (van eene stem). Van het 1 at. tonitrus - donderslag. Tankinois (Le -, (f r.), de Tonki- siees. Bijnaam, den Franschen minister- president J u l e s Ferry (1832-93), door diens vijanden gegeven, omdat hij de expeditie tegen Tonkin had doen ondernemen. Tonnegeld, belasting, geheven naar het aantal tonnen, 't walk de inhoud van een schip bevatten kan. Deze belasting was bij -ons geregeld geworden bij 'de Algemeene Wet van 26 Augustus 1822 (Stbl. n°. 38) Hoofdstuk 25 artt. 292-310; doch is in 1855 afgeschaft. Tonsuur, hoofd- of kruinschering der priesters, onderscheiden in de paulinische, boven 't voorhoofd, en de petriniRche, op de kruin. De eerste is in de Grieksche kerk in gebruik,- de tweede in de Latijnsche. Men kan de clericale en monachale tonsuur onder- scheiden: De eerste bestaat in het weg- scheren der haren van de kruin en is voorgeschreven voor alle geestelijken, van den laagsten tot den hoogsten rang ; bij bisschoppen is zij iets grooter dan bij gewone priesters; de tweede, in vele monniksorden voorgeschreven, laat slechts een smallen haarkrans om het hoofd over. De tonsuur wordt aan de seculiere geestelijken gewoonlijk tegelijk met de vier mindere orden toegediend. Tonteis op de kien, (b a r g.), sleutels. Tontine (Eene -, aldus genoemd naar den Napolitaanschen bankier L o- r e n z o T o n t i, die zich in de 17e eeuw in Frankrijk vestigde, is een kapitaal, door versebillende personen bijeenge- bracht, waarvan de voordeelen door de langstlevenden genoten worden. De deel- nemers bepalen, dat het fonds op zeker tijdstip, vermeerderd met de oploopende renten, onder de alsdan nog levenden verdeeld zal worden ; of men bezigt de inkomsten als lijfrenten, en stelt vast, dat de lij frente van elk, die komt to overlijden, weder verdeeld zal worden onder de overlevenden. De uitvinder zag in de Tontines een uitstekend middel om gelden to verkrijgen ten behoeve der schatkist. In onzen tijd heeft men iets dergelijks in de overlevingskassen der levensverzekering-maatschappijen. Too full o' the milk of human kindness, (e n g.), zie Die Mitch enz. Tooehes (afgeleid van h e br. tachas, tachat = onder), eig. het onderste. De volkstaal duidt met dit woord aan : het achterste, het achterdeel. To-eon (ta-oeth), (n) h e b r.) fout, dwaling, veirgissing_; zie Ton-eh. Meer- voud : To-i jous, T.a-i jotte -- fouten, dwalingen, vergissingen. TOOLBAG. 1151 TORENMETERs. Toolbag, (s p o r t), gereedschaps- tasch. Toon. De tonen der Meesterzangers (z. a) waren strophenvormen met melodie. Die tonen hadden verschillende namen, naar Frauenlob, Mtigling, Regen- b o g e n, M a r n e r e. a. zangers ; dit wa- ren de oudste toners, waarmee bet onder- wijs op de zangschool dier zangers aan- ving. Verder had men de , schwarze Tintenweise", de „Hagelblutweise", de „Rosmarinsweise", enz. Toondag of Beste toondag, een der voornaamste veemarkten van Zeeland, to Goes, invallend op den tweeden Dins- dag in November, wanneer van heinde en ver bet beste, wat de boer op stal heeft, naar Goes gevoerd, daar ten toon gesteld en verhandeld wordt. Op dien dag heeft ook de verwisseling der dienstboden bij de landbouwers plaats ; de knechts en meiden, vrijaf hebbend, maken dien tot een halve kermis. Tootelokken, oud Zeeuwsch ge- bruik op, den Toondag (z. a.), hierin bestaande, dat een paar, hetwelk danste, een stuk koek neemt, en, ieder een eind in den mond, zoo den andere nadert,totdat bet op een kussen gaat. Hierop volgt dan de offeieele vrijerij. Tootelokken z. v. a. (elkander) uitlokken tot tooten, tueten = kussen. Tootsehoenen, (w a p.), schoenen met lange puntige neuzen, faaswft. Toovenaars, spotnaam voor de inwoners van Schiedam, naar aanleiding van een heksenproces, daar gevoerd te- gen van tooverij verdachte vrouwen. Tooveraars, spotnaam voor de inwoners van Iddergem, bij Denderleeuw (Oost-Vlaanderen) omdat bet op den groo- ten kouter; die beide gemeenten scheidt, niet zelden spookt, gelijk beweerd wordt. Die kouter is naar bet volksgeloof eene soort van vergaderplaats voor heksen en toovenaars. Tooveressen, spotnaam voor de inwoners van Onkerzele (Oost-Vlaande- ren) bij G eeraardsbergen, omdat daar vroeger heksen zijn verbrand geworden. Men vindt er nog een tooveressenplein. Ren inwoner van Onkerzele kon eertijds in 't omliggende land geen nachtverblijf bekomen. Toovermolen to Apolda, waar men oud en rimpelig boven in geworpen werd, en er beneden jong, glad en gaaf weer uitkwam. Apolda ligt in bet voor- malig vorstendom Weimar. Tooverteeken, zie Stigma die- bolicum. Toow, laatste letter van bet hebr. alphabet, overeenkomend met th (of, zonder Dages lene, in de uitspraak der Asckenaz-Israelieten, met s). De getallen waarde is 400. Topaas, roode steen; oorspronkelijk de naam, dien de ouden aan een groenen steen gaven, of komstig van een eiland in de Roode zee, genaamd Topazos. Tople, (b a rg.), hoedje. Topo, (f r.), plan, uittreksel. Ver- korting van topographic. Toren der winden (De -, acht- hoekig marmeren gebouw to Athene, met voorstellingen in relief van de acht hoofdivindstreken; op bet dak stoild een Triton (z. a.), wiens staf zich naar den wind keerde als windwijzer; van bin- nen een wateruurwerk. Opgericht door Andronicus van Cyrrhus (zijne geboorteplaats, in Syrie) of C y r r h e s t e s in de 3e of 2e eeuw, v. C. Toren van David (De -, een met de minaret eener moskee bekroond, prachtig, indrukwekkend bouwstuk, bij de Middeleeuwsche Jaffagoort to Jeru- zalem, van welke bet gescheiden is door wallen, die ten deele met zand en steen zijn gevuld. Torenkrniers, spotnaam voor de inwoners van Zieriksee. Deze wilden eens een hoogen toren bouwen, doch kwamen niet verder dan tot bet kruien van grond voor de fundeering. Torenmeteps, spotnaam voor d e bewoners van Oldeboorn, die heimelijk TORENSTAD. 1152 TORQUEMADA. de maat namen van den toren van Tzum, om voor zich een hoogeren to bouwen. Maar iemand, die den toeleg ontdekt had, sneed een stuk van hun maattouw af, en de toren van Oldeboorn werd nu- l ager, dan die van Tzum. Torenstad, oudtijds benaming voor Zutphen, wegens de vele daar aanwezige kerk- en kloostertorens. Torenvilver, zie Patriarchen- vij ver. Torenvreters, bijnaam voor de bewoners van Wirdum, bij Leeuwarden. Tot 1680 had hier de Hervormde kerk twee torens; doch eens heeft de gemeente, wegens geldgebrek ten toren voor af- braak verkocht. Tories, de conservatieve staatkun- dige, de koningsgezinde partij in Enge- land, in tegenstelling met Whigs, de liberale. Sedert 1680 ongeveer in zwang geraakt. Oorspronkelijk schimpnamen onder de regeering van Karel II (t 1685). Tory wordt afgeleid van het Iersch e tar a ry (kom, o koning !), dewijl de volkspartij beweerde, dat de conserva- tieve, de Hofpartij, geleek op de R.-Kath. rooverbenden, die ten tijde van Karel I (f 27 Jan. 1649), onder voorweridsel van koningsgezindlieid Ierland verwoestten, om den koning binnen to halen. Is dit zoo, dan kan men Tory met veel meer recht als „Iersche straatroover" duiden, wat het woord in 't Engelsch nog heden beteekent. Men spreekt ook van high- Tories of hoop- T. - ultra-conservatieven Tornekeel, (w a p.), zie Wapenrok. Tornooi, (wap.), zie .8teekspel. Tornooihelm, (w a p.), open helm, traliehelm (z. a.). H g d. offener of Tur- n ierhelm. Tornooihoed, (w a p.), in Engeland en vrij algemeen in Duitschland heeft de gewone hoed in de heraldiek ongeveer den vorm van een parallelogram met afgeronde hoeken, terwijl de rand ver naar achteren uitspringt; hij is doorgaans purper of rood, met hermelijnen opsla- gen, en heet f r. chapeau de tournoi, e ng. cap of maintenance of cap of dignity, h g d. Turnierhut. In Nederland, en ook veelmalen in Duitschland, bedient men zich van een vrij lagen hoed met ronden bol en breede randen. Tornooikraag, (w a p.), ring, bezet met uitsteeksels als de driehoekige han- gers van den barensteel, die zelf ook wel tornooikraag genoemd wordt. Toroed, (n. h e b r., van h e b r. tarod en c h a 1 d. terad), steeds voortbewogen, voortgedreven; vandaar in de volkstaal sterk bezig gehouden, geheel in beslag genomen. Torpedo, vernielingswerktuig, in 't water gelegde mijn, ter verdediging van havens en riviermonden, waardoor men vijandelijke schepen in de lucht laat springen. Fulton, de uitvinder van het stoomschip, nam er in 1801 de eerste proef mede. Ontleend van den naam visch, s p. torpedo, ten onzent trilvrij of sidderaal, bij de oude tirieken reeds als narke bekend, een visch, door wiens aanraking men een verlammenden electri- schen schok krijgt, begint to trillen of to sidderen, en verlamd geraakt. L a t. torpibus, f r. torpide = verstijfd, ge- voelloos. Torpedo (Aerial -, lucht-torpedo, een projectiel, dat van boven af, uit de luck t op den vij and inwerkt, uitgevon- den Mei 1896, en vervaardigd in ,The Aerial Torpedo Syndicate Ltd." Het heeft den vischvorm, met van onderen en van boven zeilen, eene schroef van voren en eene soort van roer van ach- teren. Onderaan hangt eene lading dy- namiet. Door een eigen motor stijgt de machine tot zekere verlangde hoogte op, en vertrekt dan met eene snelheid van 12 Eng. mijlen in het uur, alleen bij stil weer of bij een gunstigen wind. Na een vooraf bepaalden tijd moet het projectiel boven de vijandelijke stad ge- komen zijn, en laat dan zijne lading van een ton dynamiet vallen. Torpedo (Een -,(rest.), cognac met spuitwater. Torquemada, een ketterjager naar een Dominicaan, bekend om zijn heftige TORSO. 1153 TOULONSAANSCH KRUIS. vervolging van Joden, Mooren en ketters, toen hij aan het hoofd stood der Spaan- sche Inquisitie. Torso, romp van een beeld, d. i. een beeld, waaraan hoofd en ledematen ontbreken. Beroemd is de torso van He- racles, die in het begin der 17e eeuw in het Campo del Fiore werd opgedolven, en zich in het Vaticaan bevindt. Tortillant, (f r. w a p.), kronkelend om eene zuil (slangen,, linten enz.). Tortille, (f r. w a p.), met een hoofd- doek. Tory, zie Tories. Tostao, de Portugeesche testoen, z.a. Tot er de dood aan volgt, oorspronkelijk Fransch : Pendu jusqu a ce que mort s'ensuive, bij vonnis van 24 April 1524 door het parlement van Bordeaux vastgesteld, naar aanleiding van het overgroot aantal terdoodver- oordeelden, die volgens de wet vrij kwa- men omdat de strop brak, hetzij van- zelf, hetzij door tusschenkomst van beul of stroppenmaker. Tot hiertoe en niet verder, uit Job XXXVIII : 11. -Toegepast op veroveraars (Napoleon I aan de Beresina), op groote euveldaders, enz. Vgl. Plus 0ltre (z. a.). Maar ook in scherts. Tot op de koppen, (too n.), stampvol. Toten reiten schnell (Die -, (h g d.), de dooden 4-# den snel; refrein uit B ii r g e rs Lenore, waar Lenore in waanzinsdroom meent, door Karen Wil- helm meegevoerd to worden, en gelooft, dat hij deze woorden tot haar spreekt. Totidem verbis, (1 at.), met even zoovele woorden. Totok, (j a v.), echt, onvervalseht, volbloed; totok welanda = een vol- bloed Hollander; of wel iemand, die zich nog niet in Indie thuis gevoelt. Totopong woelong, (m a l.), zwarte hoofddoek. Toual en tawaph, (a r.), jay. tawap, godsdienstige plechtigheid, waarbij de bedevaartganger naar Mekka zevenmaal met snellen tred en hardop biddend rondom de kaba loopt. Touche, (w a p.), zie Geraakt. Touchet (Marie -, eene bekoor- lijke vrouw, aldus naar eene bekende gunstelinge van Karel IX van Frankrijk, op welke (men zegt door Hendrik van Navarre) het anagram werd gemaakt Je charme tout. Touchocho (Tochacha), (h e b r.), bestraffing, berisping. Iemand toucho- cho zeggen = tot iemand bestraffende vermanende woorden spreken (zie 2ou- chiach). Als term duidt touchocho (vaak verbasterd tot toucheche) een der beide boetredenen aan, Lev. XXXIII : 14 vv. en Deut. XXVIII : 15 vv. Tou-eh (To-ek), (h e b r.), dwalend, vergissend. Zich toue zijn - zich ver- gissen, in dwaling verkeeren. Toulours en vedette, (f r.), alt id op post; Frederik de Groote in het Expose du gouvernement prussien. Toulours perdrix, (f r.), altjjd patrijzen. Toen Hendrik IV zoo ver- haalt men, door zijn biechtvader om zijn vele minnarijen berispt werd, liet hij hem eenige dagen lang patrijzen op- disschen, totdat deze eindelijk zeide, dat hij ook weleens wat anders zou willen eten. De koning antwoordde, dat hij hem alleen de noodzakelijkheid van afwisse- ling had willen duidelijk maken. Het voile woord is : Toujours perdrix, toujours l a reine 1 Touhoe, zie Tohu. Toulet-billard, of Billard-Toulet, bilj art, naar den uitvinder-fabrikant. Toulet, to Brussel en to Amsterdam, benoemd. Toulonsaansch kruis, (w a p.),. geledigd (z. a.) kruis met verbreede. armen, niet tot de schildranden reikend, en elk drie knoppen dragend. 73 TOUMER. 1154 TOUT A L'HUILE. Toumer, zie Tommer. Tour d'ivoire, (f r.), letterl. ivoren toren, eigenlijk de tent, waaronder iemand zich, in figuurlijken zin, terugtrekt, zonder zich verder to storen, om het- geen daarbuiten voorvalt. Dat beeld werd door S a i n t e-B e u v e (1804-69) uit- gedacht en gebezigd in een gedicht van zijn bundel Consolations, waar hij het, bij de opsomming der voornaamste dich- ters van het romantische tijdvak, op de terugtrekking nit den strijd van Alfred d e Vigny (1797-1863), toepaste. Tourmaline, (f r.), lett. asch-aan- trekker, sorte de pierre precieuse (Abt Olinger), steen die lichte stoffen aantrekt, bijv. asch, haar, vezels, wol en derg. In het midden der 18e eeuw werd deze steen in Frankrijk ~bekend en had toen allerlei namen : aphrisite, sibd"rite, aimant de Ceylon, daourite, indicolite, rubilite, apyrite. -- De groene heet tegenwoor- dig : Braziliaansche smaragd ; de geel- groene : Ceylonsche pdridot ; de groen- achtig-blauwe : Braziliaansche saphir ; de karrnozfjn-roode : siberiet of Siberi- sche tourmalijn, die veel op een robf/n gelijkt. Tourne, (f r., w a p.), gewend = rechtsgewend (wassende manen) ; ook bands- en baarswrf's.Omgewend=(crois- sant) contourne, d. i. linksgewend. Tournez-vous (Main -, de grdee et l'on vous repondra, (f r.). Deze woorden van L a f o n t a i n e, die ongeveer met ons kj/k liever naar je zelf overeenkomen, worden gewoonlijk aangehaald als antwoord op de critiek of de verwijten van iemand, op wien deze minstens in dezelfde mate zouden passen ; h g d. Kehre vor deiner eige- nen Thi1r. Tourte (Vieille -, (f r.), oud w# f. Alleen in de volkstaal gebruikelijk. Tourteaux, (f r., w a p.), koeken in het algemeen, in het bijzonder koeken van keel. Tourteaua-besants, (f r., w a p.), schften gedeeld van kleur en metaal, dus rechts koek, links penning; gedeeld van metaal en kleur heeten ze besants- tourteaux. Tons lee genres soot bons, hors le genre ennuyeux, (f r.), alle genres z-Vn goed, behalve het ver- velende; Volt a i r e in de voorrede van L'Enfant prodigue. Tons les hommes sont tons, et qui n'en vent pas voir, Dolt renter dens sa chambre,- et Gasser son mlroir, (f r.), alle menschen zf/n gek, en die sr geen wil zien, moet in sf/ne kamtr bl#ven en z#n spiegel stuk slaan, of wel, gelijk P. B o d d a e r t (1694-1759) zegt Die nimmer zot wil zien, moet deur en (venster sluiten, Koom' nimmer uit zijn huis en houde (er andren buiten; Maar, opdat hem zijn wensch onfeilbaar (moog' gelukken, Sla hij de spiegels door zijn gansche huis (aan stukken. In de 17e eeuw onder eene plaat Cha- riot de la Mere folle; in 1686 bij C 1 a u d e L e P e t i t in de Discou'rs satiriques ook onder den datum van 19 Maart 1783 in de Correspondance secrete, deel XIV. - Ten onrechte beweert dus J u l e s J a n i n, dat deze regels of komstig zijn van den markies d e S a d e. Tons les m6chants sont bu- (veurs d'eau : C'est bleu prouv6 par le de- luge, (f r.), alle slechte menschen z#n waterdrinkers, dat is wel bj/ den zond- vloed gebleken; d e S d g u r, Chanson morale (1801). Toussalnt,(f r.), Allerheiligen, 1 No- vember. Uit : la feste toes sains, daar- van la tous sains, -toen la Toussaint; feest in 835 door paus Gregorius IV ingesteld. Tout h l'hulle, (f r.), alles met olie; spreuk ter kenschetsing van het toppunt van gevoelloosheid. Volgens Grimm (Corresp. litt., fdvrier 1757) een der encyclopaedisten, had F o n t e- n e l la l'abbd T e r r a s s o n bij zich ten eten genoodigd; de gastheer at de asper- TOUT A TREIZE. 1155 TOUT ENZ. ges met olie, en had bevolen eene helft met boter gereed to maken, daar zijn Bast ze met boter at. De arme abt kreeg eene beroerte voordat hij aan tafel ging, en "t eerste, wat Fontenelle deed, was naar de keuken to loopen en to zeggen : Tout d l'huile I tout d l'huile I Tout h treize, (f r.), alles voor dertien. Eertijds to Parijs, naam van winkels, waar men allerlei snuisterijen voor 13 stuivers (65 centimes) kon koopen. Naar den kreet van den uit- roeper, aan den ingang. Thans is dat de benaming van hetgeen wij een ,bazar" plegen to noemen. Tout arrive en France, (f r.), in Frankr#k is alles mogeljjk. Dat gezegde, dikwerf aan D e T a 11 e y r a n d toegeschreven werd integendeel door den hertog De la Rochefaucauld aan Pierre Len e t toegevoegd, toen, den 4n Oct. 1650, beiden, na een onderhoud met M a z a r i n, to Bourg, in dezelfde koets als deze en de hertog V a n Bouillon plaats hadden genomen en Zen e t de opmerking maakte, dat nie- mand dat 14, ja 8 dagen to voren had durven voorspellen. Tout ca, e'est des histoires de femmes, (f r.), dat z#n altemaal vrrouwenpraatjes; woord van Fritz, den slechten soldaat, tot generaal Boum in La Grande Duchesse de Giroldstein, opera bouffe in drie bedrijven door Meilhac en Haldvy, muziek van U f f e n b a c h, voor 't eerst opgevoerd in het Thdatre des Varidtds op 12 April 1867. Tout citoyen cot rot sons an sot citoyen, (f r.), ieder burger is koning onder een koning, die burger is; F a v art, Les trois Sultanes III, 3. Tout comme chez noes, (f r.), juist als bra' ons; N o l a n t d e F a t o u- v i l l e, Mequin Empereur dans la tune. Tout est dans tout (Le -, (f r.), in allies is alles, de grondslag van de een- maal zeer beroemde mithode Jacotot, voor taalonderwijs, in 1818 op vele .plaatsen ingevoerd; en uitgevonden door J. J a c o t o t, lector aan de hoogeschool van Leuven, en verklaard in Enseigne- ment universel, Langue- maternelle (1823). - In 1786 verscheen to Bern een werkje Desordre regulier door Antoine d e L a S a l l e, waarin op blz. 5 de woorden : Tout tient d tout, et it y a de tout dans tout. Tout est perdu fore l'hon- neur, zie Alles is verloren enz. Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possi- bles, (f r.), alles is zoo goed mogelzjk in de beste der mogelrf'ke werelden; V o 1 t a i r e, Candide ou l'Optitnisme (1759) de stelregel van doctor Pangloss, die aan Candide de , mdtaphysico-thdo- logo-cosmolo_-ndologie" onderwijst. Oor- spronkelijk is dit gezegde van L e i b- n i t z in de Theodicaea (1710), waarin hij verklaart, dat God oneindig vele werelden schiep, maar daarvan de best mogelijke koos, waar stoffelijk en zedelijk goed en kwaad zoo juist elkaar in even- wicht houden. Tout fait ventre (Chez eux , (f r.), zegt men van lieden, die het bij eten niet al to nauw nemen. Tout Unit par des chansons„ (f r.), alles eindigt net een deuntje m. a. w. niemand trekt zich aanhoudend de zaken aan. Mariage de Figaro van B e a u m a r c h a i s (1784) laatste regel van het couplet van Brid'oison aan 't einde van het stuk, ter kenschetsing der luchthartigheid van het Fransche yolk. Vandaar dat de Chamfort (1741- 94) van den tijd vbor de Revolutie ge- tuigt : le gouvernement de France itait une monarchie absolue temperfe par des chansons. Zie Its chantent, ile payeront. Tout homme a deux pays, le lien et puts la France, (f r.), elk mensch heeft twee vaderlanden, het zjjne en dan Frankrrjk, V i c o m t e d e Bor- n i e r, la Fille de Roland III, 2 woord van Charlemagne tegen Berthe, niet als bewering uitgesproken, maar in een aan- val van zwaarmoedigheid bij herlevende hoop, als wensch nl.; hij wenscht- dat TOUT ENZ. 1156 TOYNBEE-WERK. Frankrijk groeie en bloeie en geheel de menschheid ten zegen zij, Afin qu'on dise un jour, selon mon es- (perance: Tout homme a deux pays, le sien et (puis la France. Tout lasse, tout easse, tout passe (f r.), alles vermoeit, alles breekt, alles gaat voorbf, alles om one heen vergaat en wordt vergeten. Tout Paris, (f r.), alien, die in de Fransche hoofdstad den toon aangeven. Tout Paris pour Chim6ne a les yeux de Rodrigue, (f r.), ge- heel Parrjs heeft voor Chimene de oogen van Rodrigue. Deze woorden, die men aanhaalt ter aanduiding der ver- blinde ingenomenheid eener partij of van een land met eenigerhande zaak, zijn ontleend aan de XIe satire van Boileau, r. 232: A mon esprit, waar de dicbter gewaagt van den bijval door C o r n e i 11 e's Cid ontmoet, niettegen- staande dat treurspel door de Regeering en de A cademie werd bestreden. Tout (Sur le -, (f r. w a p.), staat een figuur, die over andere heengaat ; ook een hart- of middenschild. Tout savoir e'est tout par- donner, (f r.), alles weten is alles ver- geven. Bij nauwkeurig en gestreng on- derzoek ontdekt men veelal verschoon- bare althans verzachtende omstandig- heden. De oorsprong is onbekend. Tout soldat francais porte dans sa giberne le baton de marLehal, (f r.), ieder soldaat draagt den.. maarsehalkstaf in zijn -ransel; kan tot den hoogsten rang opklimmen. Gezegde aan Napoleon toegeschreven. Daarentegen weet men thans zeker, dat zij den 8 Aug. 1819 door Lodewij k XVIII gericht werden aan de leerlingen der militaire school to St. Cyr. Tout va par degres dens la nature, et rien par saut, (f r.), alles gaat trapsgewijs in de natuur, en niets bij sprongen; L e i b nit z. Vgl. Natura in operationibus etc. (z. a.). Toute femme varie, (f r.), elks vrouw verandert; spreuk volgens B r a n- t o m e, Vies des Dames galantes, Dis- cours IV, door hem gelezen op de raam- post (au costs de la fenestre) in de kamer des konings op het kasteel van Chambord en volgens getuigenis van den. ouden concierge, gewezen kamerdienaar des konings, door Frans I geschreven. Voor de bewering dat het versje op de ruit, vgl. Souvent femme varie (z.a.), zou gestaan hebben, bestaat geen enkel ewes. Touv (tof), (h e b r.), goed. Mazzel touv (Mazzal-tof) = goed geluk! gewone gelukwensch bij heugelijke omstandig- heden. Touwelen, verhollandscht van het hebr. werkw: tozvoul (tabol) = indom- pelen, indoopen, baden. Het wordt gezegd van den joodschen ritueelen plicht, om nieuwe aarden, glazen, metalen vaat- werken, voor spijs of drank to gebruiken, in water to dompelen, voordat men ze in gebruik neemt. Tower of London(The -,(en g.), een kasteel van uitgebreiden omvang aan de Theems to Londen. Volgens de overlevering werden de grondslagen door J u l i u s Caesar gelegd; schoon ala historische bouwmeester G u n d u 1- p h u s, bisschop van Rochester, genoemd wordt. Het gebouw strekte als residentie,. als staatsgevangenis en vesting. Ver- schillende personen, o. a. Anna Boleyn, Thomas More enz., zijn er begraven. TouwtlessniUders, spotnaam voor de bewoners van Tzum, bij Franeker. Zie Torenmeters. Toynbee-werk, armverzorging in den trant van Arnold Toy n b e e, die in 1875, als jongman van 23 jaar, stu- dent aan de hoogeschool to Oxford, on- der het ontzenuwde proletariaat van het oostelijk deel van Londen ging wonen, t 1883. Zijne vrienden stichtten hem een gedenkteeken in het midden van East- Londen, nl. den beroemden Toynbeeh alt (in 1897 met Dr. Barnett aan het hoofd), het middelpunt voor Oxfordsche studen- ten, die in Whitechaple's armenbuurten TRABE. 1157 TRAINWRECKER. -willen gaan werken naar de inzich- ten van Arnold Toynbee, die met zijn werk beoogde de verhooging van bet verstandelijk en zedelijk peil des yolks. Dit sociale werk was reeds lang voordat -het- „Toynbeewerk" heette, in theorie verdedigd en aangeprezen, en in praktijk uitgevoerd door een der vurigste chris- tenen van zijn tijd, nl. Henri Maurice, die een werk schreef Working and Learning, en wiens volgelingen, hem ter eere in Whitechapel Oxfordhouse stichtten, met bet beroemde ,,Workmen- college". - Toynbeewerk vindt men to Verviers (Belgie) onder leiding van Gi- lon ; to Leiden voerde de student Stein- metz bet in ; to Amsterdam en 's-Gra- venhage zetelt bet in ,Ons Huis"; to Winschoten vindt men eene Toynbee-ver- eeeniging, welker leden onderwerpen van staatsinrichting, natuur- en scheikunde behandelen. Tegenwoordig is bet doel van bet Toynbee-werk tweeledig: 1°. volksont wikkeling, 20. verbroedering. Ret eerste bereikt 't meer dan bet laatste. Trabe, (w a p.), de dwarsbalk van een anker. Ook: de staf, aan welken een vaandel of banier is gehecht, wan- neer 't nl. geen lens of piek is. Trabes, (b o u w k.), van 't Latijnsche wood trabs of trabes : balk. Deze be- naming werd in de Middeleeuwen ge- geven aan den balk, welke in den triumf- boog (boog, die bet priesterkoor van 't ruim der kerk scheidt), geplaatst is. Op dezen balk staat gewoonlijk bet groote kruis met de beelden van de H. Moeder Maria en St. Jan, tusschen deze worden groote waskaarsen geplaatst welke in de diensten ontstoken worden. Trace, (w a p.), zie Geschaduwd. Trade unions. In Groot-Brittanje, volgens de verklaring der sociologen S. en A. W e b b, ,permanente groepen van gesalarieerden, die ten doel hebben, de voorwaarden, waaronder deze arbei- den, to waarborgen en to verbeteren." Voor zoover- men weet, ontstonden zij omstreeks twee eeuwen geleden. Volgens bet 9e verslag van den Chief Labour Correspondent (1897), bestonden er in 1896, voor zoover zij hare verslagen bij de Regeering hadden ingediend, 1330 trade unions met 1,487,562 leden. Tradedollar, handelsdollar, sedert 1873 ingevoerd in Amerika voor den handel in Oost-Azie; bijna 2 pCt. meer waard dan de gewone dollar. Trade-mark, (e n g.), handelsmerk Traduttore, traditore, Italiaan- sche woordspeling : vertaler, verrader; om er mee aan to duiden, dat een ver- taler dikwijls bet oorspronkelijke ge- brekkig of geheel onjuist weergeeft. Trade handen en slappe kniegn opriehten, uit een toestand van werkeloosheid opstaan, tot wakker- heid en ijver. Ontleend aan Hebr. XII : 12. Tragedle, oude naam voor comedie (bij As i s t o p h a n e s). G r. tragooidia = bokkezang (uit tragos = bok, en ooide uit aoide = gezang), of omdat bij de oudste tragedian een bok geofferd werd, of omdat een bok de prijs der overwinning was, of omdat de tooneel- spelers (die oorspr. saters voorstelden) zich met bokkevellen bekleedden. Tragedle (De wader der -, A e s c h y l o s, de Athener, (525-426 v. C.) Thespis (omstr. 530 v. C.), die in een wagen met zijn tooneelgezelschap rond- reisde, was de eerste, die op de feesten van Dionysos (Bacchus) aan de koor- gezangen eene theatrale voorstelling der mythen van Dionysos toevoegde en wordt daarom niet zelden „De vader van bet treurspel of drama" genoemd. Trahit tour quemque volup- tas, (1a t.), ells wordt door zfne harts- tocht medegesleept,woorden van Corydon. Vergilius, Eel., II, 65. Train (Etre daps le -, (f r.), op de hoogte der mode, der heerschende denkbeelden blrjven, met z#nen tijd medegaan. Trail, (f r. w a p.), zie Trek. Trainwreeker, (a m e r.), spoor- trein-ongeluk-veroorzaker, de gemeene Amerikaansche trainwrecker, de ver- derver uit lust tot verderven, die aan 't werk is, en vernielt, wat hij een ander niet gunt. TRAITE. 1158 TRANSEPT. Traite of Tratte (h a n d.), een getrokken wissel, is iedere wissel, waarin de gever (trassant) aan een derden op eene andere plaats wonenden persoon (trassaat) order geeft, aan den in den wissel genoemden nemer (remittent) of diems order, op een bepaalden tijd eene zekere som uit to betalen. Trallehelm, (w a p.), h g d. Span- genhelm, helm met tralien, meestal vijf in getal, door middel eener dwarsstaaf aan elkander verbonden. Later ook tor- nooihelm, h g d. oftener of Kolbentur- nierhelm geheeten. Op dezen lieten de adellijken van lieverlede een uitsluitend recht gelden. Tram, (e n g.), naar weleens beweerd w ordt, near Thos. O u t r a m, die in 1801 rails op houten dwarsleggers zou hebben geplaatst. Deze bewering wordt echter weersproken door het feit, dat men reeds in 1740, toen de eigenaars der ijzersmelterij van Coalbrookdeal bealo- ten, de houten spoorwegen, aldaar, door ijzeren to vervangen, den naam ,tram- way" kende (Prof. M o 11 in Die ge- sammten Naturwissensehaften, 3e druk, 1, 788). Men vergete overigens niet, dat in fiet Noorden van Engeland een kolen- wagen sinds lang ,,tram" wordt genoemd. De oudste trams zijn van 1602, die voor personen van 1832. Tramontane, Italiaansche bena- ming der poolster, die men, op de Mid- dellandsche zee zijnde, boven de Alpen ziet, en dus stella tramontana, d. i. de ster aan gene zijde der Bergen, noemt. Spreekwijze : de tramontane kw#t zijn = zijn koers kwijt zijn, in de war zijn; 3mdat voor de uitvinding van het kom- pas, een schipper, die ster uit het oog verliezend, waar hij zich naar richtte, gevaar liep, zijn koers kwijt to raken. Ook verstaan de Italianen door het woord den Noordenwind, den wind van over de bergen. Tranche, (w a p.), rechtsgescbuind. Tranen saaien, sullen maai- en met geluich (Die inet -, nit Ps. CXXVI : 5, waar echter van der Joden gelukkigen terugkeer uit de Ba- bylonische ballingschap sprake is. Trangles, (w a p.), smalle balken in oneffenen getale; elk ter breedte van 1/ib der schildhoogte. H g d. Strichbalke. Tranquille comme Baptiste, (f r.), gerust als Baptiste, ter aanduiding van de grootst mogelijke gelatenheid. De uitdrukking stamt nit den tijd, toen de naam van Baptiste Deburau (1796-1846), die uitmuntte door de wijs waarop hij de rol van Pierrot in som- mige pantomimes vervulde en die door soberheid der gebaren inderdaad bij zijne voorgangers gunstig afstak, in aller mond leefde, vooral bij de Parijsche werk- lieden, die hem met zijn voornaam pleegden aan to duiden. Transactie of Jading,,,eene over- eenkomst, waarbij partijen, tegen over- gave, belofte of terughouding eener zaak, een aanhangig geding ten einde brengen, of een to voeren geding voorkomen". (Art. 1888 B. W.). Zij moet schriftelijk worden aangegaan. Transatlantiques, (f r.), over- zeeschen, noemt men to Parijs de leden der Amerikaansche kolonie. A b e I $ e r m ant heeft then naam van nieuwerwetsche vinding door eene co- medie vereeuwigd, die den 21 Jan. 1898, in den schouwburg du Gymnase voor 't eerst werd opgevoerd. Transcendentaal philosophie, de Iiretaphysica. Transept, (la t.), het ga voorb#, worde vergeten, of niet verder vermeld. Ook : transeat cuin ceteris (het ga met het overige voorbij). Transept of transept, elk dwars- schip der groote Middeleeuwsche kerken, waardoor de lengte van 't gebouw wordt afgebroken, en dwarsvleugels worden gevormd. Uit 1 a t. traps (overheen, dwars doorheen) en septum (of saeptum) = om- -heining, afschutsel, afgesloten plaats. Zoo vroeger algemeen in de groote R.-Kath. kerken, is het orgel met koor in de Nienwe St. Bavo, kathedraal to Haarlem, aan de Leidsche vaart, in de transept geplaatst. TRANSFIGURATIE. 1159 TRAVAILLEZ, ENZ. Transfiguratie, (r. k.), zie Kerk- dagen. L at. transfiguratio - verande- ring, gedaanteverwisseling. Bekend is de transfiguratie van Christus (Matth XVII 2, Mark. IX : 2: transfiguratus est, Vulgata), ook in schilderij door Rafael (t 1520). Transsia, (o o r k.), oorkonde aan een oudere bevestigd door den staart (z. a.), door eene insnijding in deze to steken alvorens bet was er aan to hechten; bv. een koopbrief aan een ouderen van hetzelfde huis of stuk grond. Transsumpt, (o o r k.), oorkonde, afgeschreven in eene jongere, die een gevolg is van de eerste ; wanneer bv. een landsheer een privilegie, door een zijner voorgangers gegeven, bevestigt, wordt in den bevestigingsbrief de gift- brief als transsumpt opgenomen ; dus wel to onderscheiden van vidimus (z. a.). Transsubstantlatle, d. i. om- zetting van zelfstandigheid, overgang van wezen, naam door H i l d e b e r t van Tours in zwang gebracht voor het leerstuk der R.-K. Kerk, dat bij het H. Avondmaal de wijn werkelijk verandert in het bloed, en het brood in het lichaam des Heeren. Pans Innocentius III heeft op het vierde Lateraanconcilie (in 1215) de leer van de werkelijke tegen- woordigheid van Christus door trans- substantiatie, tot een R.-K. leerstuk ver- heven. Trappen, (a f r.), bijv.: bij het goed vastgetrapt, h i is Cwaar ziek geweest. Trappers, (b a r g. en m i 1.), schoe- nen. -, (a m.), vallenzetters, van a ng. trap (een val) ; naam voor avonturiers in het verre Westen, die onder de Indianen leven en jacht maken op wilde dieren (em de huid). Trappisten, (r. k.), naam van een tak der oude Cisterciensen-orde, her- vormd door d e R a n c e (geb. 9 Jan. 1626 to Parijs, t 26 Oct. 1700) en aldus geheeten naar La Trappe, de abdij der Cisterciensers bij Mortagne, in het departement Orne. Ze was reeds in 1122 gesticht, en droeg aanvankelijk den naam van ,Notre dame de la mai- son Dieu", maar verkreeg later then van ,,La Trappe" = Valdeur, wegens den zeer nauwen toegang tot het dal. Trappistenbier, bier, dat in de Trappisten-brouwerij „de Schaapskooi" to Tilburg en te.Chimay in Belgie wordt gebrouwen. Trassi, (j a v. en b a t a v. = bela- tjan m a 1.), eene deegachtige zelfstan- digheid, van donkerbruine kleur, tot koekjes gevormd uit gezouten en fijn gestampte kleine garnalen en andere visch j es. Dit praeparaat verspreidt een onaangenamen geur dock is onmisbaar bij eene piquante bereiding van de toe- spijzen, gebruikt bij de Indische rijsttafel. Trqtvaglinootie, (rest.), een halfje advocaat (morgendrank), naar het be- kende Kamerlid T r a v a g l in o, die zeer klein van gestalte is en vroeger Advo- caat to Amsterdam was. Travailler pour le rot de Prusse, werken voor niets, zonder eenige geldelijke belooning to ontvangen. Onder Frederik den Groote (1740-86) schijnt de armoede van Pruisen spreek- woordelijk te zijn geweest. De soldaten werden slecht betaald, en de officieren genoten een mager traktement. De maand werd onveranderlik op 30 dagen gere- kend, dat is 360 per jaar, zoodat de brave lieden 5 k 6 dagen per jaar voor niets dienden. Bovendien was de koning streng en veeleischend in den dienst. In Frank- rijk heet bij het Lotto of kienspel N°. 31; ,jour sans pain, misbre en Prusse", doelend op bovengenoemde soldij bere- keniug. Men schrijft het sprw.: travailler pour, le roi de Prusse toe aan V o 1 t a i r e, kardinaal F l e u r y, e. a. Travaillez, prenez de la (peine, Cleat le londs qui masque le moins, (f r.), werk, geef u moeite; dat is het kapitaal, dat het minst in gebreke blif ft; inleiding op Le La- bdureur et ses En fants, L a font a i n e, Fables V, 9. TRAV1IE. 1160 TRES FACIUNT COLLEGIUM. TravAe, (bouwk.), boogstelling, om aan to duiden, dat gedeelte van eene bouwkunstige zamenstelling dat tusschen de dragende hoofdpunten of tusschen twee gordelbogen begrepen is; oak noemt men travie van een dak het gedeelte dat tusschen twee hoofdspanten be- sloten is. Travers, gedeelte van een Rijks- weg door de straten eener stad loopende. Het woord werd zeer bekend, toen in Den Haag, eene commissie het standbeeld van T h o r b e c k e wilde plaatsen; wat de minister J. He e m s k e r k A z., met het oog op de nabijheid van het paleis, nog al bedenkelijk vond; daarom heette het, dat de weg een Rfjlcstravers was, en dus open moest blijven. Traverse, (fr. w a p.), met een lang voorwerp dwars er door of door een ruimte in stuk. Travesti, (fr. t o o n.), verkleed, d * i eene vrouw, die eene mannenrol speelt of het omgekeerde. Travestle, eene comische of saty- rische dichtsoort, die een ernstig gedicht daardoor bespottelijk maakt, dat ze den inhoud daarvan behoudt, maar in een ongepasten norm verkleedt; terwijl bij de parodie (z. a.) de vorm behouden en de inhoud gewijzigd wordt. Tread, (s p o r t.}~ trapw#dte. Treaty-ports (e n g.), verdrags- havens, ten getale van zes tusschen 1850 -en '60 in Japan opengesteld, waar vree - delmigen in afzonderlijke kwartieren vrij mogen wonen. Tot daartoe was Nagasaki Ae eenige haven voor vreemdelingen; aldaar toch op het kunstmatig eilandje Desjima (Decima), niet grooter din het Centraal-Station to Amsterdam, bezat eene Nederlandsche factorij het mono- polie van den handeL Eng. treaty traktaat, verdrag, overeenkomst. Tr6cheur, (f r. w a p., spr. uit tr9keur), smalle geleliede binnenzoom ,(z- a.). Trederikkers, (b a r g.), voeten. Tredmolen, (e n g. treadmill), m ar- teltuig, of, gelijk de Engelschen beweren, straftuig; de veroordeelde heeft drie uren daags de uitstekende planken van een wentelend rad to trappen, waarbij hij zich aan eene lat boven zijn hoofd vasthoudt. Trapt hij niet, dan loopt hij gevaar door de planken gekwetst, trapt hij mis, dan heeft hij kans verbrijzeld to worden. Treemaker, (b a r g.), schoenmaker. Treft, (fr. wap.), zie Geklaverd. Trelte (Wil zlin - versehut, (b a r g.), w# z#n ingerekend. Zie Tr#fe e n Tr ffe 1. Treillis, (f r. w a p.), samenstel van versmalde en verkorte balken en paten, met spijkerkoppen op de kruispunten. TreIllIss,6, (fr., w a p.), van zeer nauw aaneengesloten netwerk voorzien, betralied. Trek, (w a p.), waterpasse r# veldjes in een geschaakt (z. a.) schild of balk; in een gescheiden paal de loodrechte rij. Trekken, (b a r g.), zakkenrollen. Tremblers, (e n g., am.), bevers. Zie Kwaker8. Tremblez, tyrans, vous 6tes Immortels I (fr.), beeft, tirannen, gij z#t onsterfeljk; I'abbg D e l ill e in Dithyrambe sur l'immortalitd de l'dme. Tremolo, (i t., m u z.), bevend, sidde- rend, d. J. snel herhalend dezelfde tonen (intermitteerend) of wel opvolgen&ver- sterkingen van den toon. Treppenwltz, (h g d.), zie Esprit d'escalier. Tres faclunt colleglum, (I a t-.), drie personen zUn noodig voor eene wet- tige rechtspraak, of eenige andere bij- eenkomst, welke ook. Vandaar: De professor, die den student op zijn college vond, hield toch college, ,want", zeide hij, ,er zijn er drie: God, g# en ik!" of Deus, tit et ego, naam van een TRES TABERNAE. 1161 TRIAS. Utrechtsch studentengezelsehap, waar alles d trois gebeurt : drie paarden, drie in een rijtuig enz. Tres Pabernae, (1 a t.), letterl. de Drie Hutten, naam van een dorp aan den Appischen weg, waar de Ap- pius-markt oŁ het Forum Appii lag, eene kleine stad aan den kunstweg van Puteoli naar Rome, then Appius had aangelegd, .aan 't begin der Pontijnsche moerassen. Vermeld Hand. XXVIII : 15. Trestaillon, (f r.), heette de aan- voerder van elke bende, die in 1815, in de Zuidelijke departementen van Frankrijk de zoogenaamde terreur -blanche inrichtten. Treseheur, (f r. w a p.), (spr. uit trekeur), geleliede binnenzoom. Treuga Del, (mid. Ia t.), Gods- vrede. Zie Trwe-Dieu. Treurige figuur, zie Chevalier de la triste figure. Treve des confiseurs (La -, (f r.), to Parijs, het tijdperk loopende van voor Kersttijd tot na Nieuwjaar, Zedurende hetwelk de Wetgevende Kamers gemeenlijk niet vergaderd zijn, de staatkunde rust en zoodoende de verkoop van geschenken door tleze niet wordt gestoord. Treve-Dieu, Godsvrede; in de Middeleeuwen, toes het oorlogvoeren der kleinere en grootere kasteelen onder- _ling zoo onhoudbaar was geworden en de roof- en plunderzucht der edelen zoo toenam, dat de geestelijkbeid, die zich machteloos gevoelde tegenover het kwaad 2zelf, eenige verbetering trachtte to be- werken, door het maken eener bepaling, waarbij het, op straffe van ex-commu- nicatie, verboden was to dooden of ge- wapenderhand to vellen, van Woensdag- avond tot Maandagmorgen. Die bepaling heette Treve-Dieu. Treves-kamer of Treveszaal op het Binnenhof to 's-Gravenhage, ook als de Bestandskamer bekend, omdat er bet Twaalfjarig Bestand tusschen Spanje en onzen Staat (1609-21) in den 80-jarigen oorlog, gesloten werd. Door eene deur heeft ze gemeenschap met het Hof der oude Graven van Hol- land. Het Maandags-congres of de we- kelijksche bijeenkomst der uitheemsche gezanten, werd er in 1749 gehouden. Eene of beelding er van bevindt zich in „Tegenw. staat der Vereen. Nederl.", dl. XI, tegenover blz. 248. Treves-kamer (De -, zaal in het stAdhuis to Nijmegen; dus geheeten omdat in 1678 daarin de Vrede van Nijmegen tusschen onze Staten, den Kei- zer van Duitschland en Frankrijk, Spanje en Engeland gesloten werd. Triangle, (f r. w a p.), gelrjkzijdige driehoek met de waterpas staande zijde omlaag. Triangle, (f r. w a p.), door water- passen en rechtsche en linksche schuine lijnen in gelrjkz#dige driehoekjes ver- deeld. Trianon (Groot en klein , naam van twee vorstelijke lustsloten bij Versailles; het eerst door Lodewijk XIV voor madame de Maintenon, het andere door Lodewijk XV ten beboeve zijner losbandige feesten gebouwd en ingericht. Ter plaatse lag eerder een dorp Triarr, num (reeds vermeld in de 12e eeuw), waaruit de benaming sproot. Triarnum kan driehoek beduiden. Trias, (g r., lat.), drietal. De Pla- tonische of liever Neoplatonische Trias = God opzichzelf als denkend en scheppend Wezen, dat het Goede (to agathon), het Verstand (nous) en de Ziel of het Zieleleven (psuche) vertegen- woordigt. De Cbristelijke Trias = Vader, Zoon en Heilige Geest; de drie onder- scheidene personen in het eene goddelijke wezen. Trias, Triastrjdperk, een tijdperk uit de historische geologie, het oudste der Mesosoiscbe periode. De gesteenten voor de Triasformatie kenmerkend zijn keuper, schelpenkalk en bonte zandsteen, en naar deze drie gesteenten ontving de formatie en het tijdperk den naam Trias. TRIAS POLITICA. 1162 TRILBY. Trias politiea, (de leer van) de drie staatsmachten : wetgevende, uitvoe- rende en rechterlrjke macht. Triboulet, de type van den hofnar, naar den hofnar van then naam (1479- 1536) van Koning L o d e w ij k XII. Hij heette eigenlijk F e u r i a 1. Tribunal, verhevenheid van hout of steen, desnoods van aarde of zoden ; de plaats van den praetor, wanneer hij zitting hield. Tribuni, oorspronkelijk hoofden der tribus; doch alras ging deze naam over op ambtenaren, wier werkkring een ge- heel andere was; terwijl zij, die aan het hoofd der onderscheidene tribus stonden en de lijsten der in elke tribus inge- schreven burgers moesten bewaren, den naam kregen van curatores tribuni. Tribunus plebis, (1 at.), volkstri- buun, Romeinsche benaming voor de plebejische beambten (oorspronkelijk ten getale van twee), die de belangen des yolks tegen de patriciers hadden to ver- dedigen; in 494 v. C. na de secessio ple- bis Ms auxilium (hulp, bijstand) voor de plebs ingesteld; zij waren sacrosancti (onschendbaar), en alleen uit de plebs verkiesbaar. Trichiner, (f r.), in de_gemeenzame taal varkensvleeseh eten. Bet woord ontstond onmiddellijk nadat Prof. V i r- c h o w de trichine had gevoiiden (1865), en als een paskwil op die ontdekking, die men toenmaals in Frankrijk eene I,uitvinding" („l'inventzon des trichinas") durfde noemen. Tricht, in Maastricht enz. trecht in Utrecht enz. drecht in Dordrecht enz. beteekent overtocht. Uit I at. trajectum. Triclinium, eig. dischbank; tafel om to eten, met drie aanlegsofa's, ook wel het eetvertrek zelf. Tricolour, iedere vlag uit drie kleuren bestaande, zooals de Neder- landsche, de Belgische enz. In Frankrijk werd de Tricolour, rood, wit en blauw, de vlag van de opstandelingen tegen- over de witte vlag met de lelien van de Bourbons. Bet was eigenlijk de vlag van Parijs, in 1789 door de malcontenten aangenomen tegenover de koningspartij. Tricongius, zie Bicongius. Alzoo, iemand die drie congii in gene teug ledigen kon. Tricycle, (sport.), drietaieler. Tridominuat, drievoudig beheer, bijv. van Amerika, Duitschland en En- geland over de Samoa-eilanden. Triens, bet derde deel van den so- lidus, gouden munt der Romeinen; het eerst onder Constantijn den Groote (306- 37 n. C.) in gebruik gekomen, en evenzeer door Franken en andere bar- baren nagebootst. Eerst pl. m. 25 denarii, later slechts de helft waard. Waarde aan good_ pl. m. f 2. - De Merovingische koningen sloegen in na- volging van het Oost-Romeinsche rijk ook trientes in goud, veelal tiers de sot genaamd. Deze vindt men o. a. ook van de steden Utrecht, Wijk-bij-Duurstede, Maastricht.' Door de oude wiskunstenaars werd ook het tweetal triens genoemd, als derdedeel van 6, het volmaakte ge- tal, numerus perfectus. Tribe worden, (b a r g.), vastgezet worden. Trijtel verschut, (b a r g.), op hee- terdaad betrapt. Trilby, portemonnaie, in verschil- lende grootte, voor heeren en dames, ook in verschillend leder. Geleverd in een doosje, waarop de photographic van Trilby. Men heeft ook Trilby-hoeden, -corsetten, -sigaren, -rijwielen. Trilby, op wie Billee verliefd wordt, is de hoofd- persoon van een Engelschen sensatie- roman van den Punch-illustrator George du Maurier, waaruit een tooneelspel in vier bedrijven is getrokken (11 Maart 1896 to Amsterdam vertoond). Met zinspeling op miss O'Ferrale's bloote voetj esspreken de dames in Engeland niet meer van ,voeten", maar doen zich door den schoenmaker een bekleedsel voor hare trilbies aanmeten. TRILBYISME. 1163 TRINITEIT (DE). Trilbyisme, bet half-geemancipeer- de, ongegeneerde, half-slechte, schaam- telooze, in een meisje, in den trant van Trilby, gelijk e ze in den gelijknamigen roman wordt geschetst. Trilithon, (g r.), letterl. drievoudige steen. Aldus,.of bet Heiligdom der Drie Steenen, noemde men, den Zwnetempel to Baalbek (Syrie), waarvan de ruinen nog overig zijn),, omdat in eenen der zij- gevels drie reusachtige steenen zijn ge- metseld, 62, 63 en 64 voet lang, 13 voet breed en hoog, die niet tot de grondlaag van den muur behooren, doch zich be- vinden op eene hoogte van 21 voet. Onder dit drietal steenen gelijkvloers, ligt de hoeksteen, de koning der kwa- draten geheeten, 67 voet lang. Trilloen = miljoen tot de 3e macht of 1000,000 X 1000,000 X 1000,000. Biljoen = 1000,000 X 1000,000 De Franschen' noemen 1000 X 1000 X 1000,000 een tril joen, terwijl zij 1000 X 1000,000 een biljoen of een milliard noemen. Trilogie van Aesehylus, be- staat uit drie treurspelen Agamemnon, Choephoroi en Eumenides, omdat ze bij elkander behooren. Agamemnon handelt over den moord van Agamemnon, koning van Mylene, door Clytemnestra en Aegisthos ; Choephoroi (de lijkoffers biedenden) over den moord van Cly- temnestra door Orestes en zijne zuster Electra ; Eumenides (de wraakgodinnen) over de vrijspraak en ontzondiging van den door de wraakgodinnen vervolgden moedermoorder Orestes door de recht- bank van den Areopagus to Athene. In 458 v. C. op bet tooneel gebracht. Trimard ook trimar, (f r. a r g.), de weg. Vandaar trimarder = langs de wegen d:oaten, landloopen en tri- mardeur iemand, die van eene ge- 'meente naar eene ' andere trekt, onder voorgeven naar arbeid to zoeken, maar die in- werkelijkheid van bedelarij en diefstal leeft. Triaacria, bet eiland der voorge- bergten; als zoodanig stond Sicilie bij de Ouden bekend. Van g r. tri (voor this= treis, drie) en akron (spits). Bij de Ro- meinen Triquetra (z.. a.). TrinitarWrs, monnikenorde, aan de heilige Drieeenheid (Triniteit) ge- wijd, in 1198 gesticht door Felix van Valois en Johan van Maltha, - van- hier ook Maltharijnen geheeten, -met bet doel om Christenen uit de handen der Saracenen los to koopen en naar hun vaderland to doen wederkeeren. De eerste schare van zulke . vrijgekochte slaven in Marokko keerde in 1200 naar hunne bakermat terug ; zij heetten ook wel eens Freres aux fines (z. a.), omdat zij op ezels naar de Mohamme- daansche streken togen. Cerfroy wend de hoofdzetel der ordes Trlnitates, (r. k.), zie Kerkdagen. Trinltelt (De -, Van de Amerikaansche Indianen Otkon, Messou en Athuata. Van de Brahmanen : Brahma, Vishnu en Siva, voorgesteld als een lichaam met drie hoofden. Van Plato : T'agathon of bet Goede; „Noun", (eeuwig) verstand, de bou*heer der wergild ; en Psuche of de wereldziel. Van de Perzen : Oromasdes. Mithras en Arimanes. Van Orpheus (stichter eener mystische secte van Orphici omstr. 600) : Phanbs, Uranus en Chronos. Van de Egyptenaars : Eicton, Cneph, de demiurgus, en Phtha. Jamblichus. Van Pythagoras : De Atoom of Een- heid ; Nous of de wereldgeest (die de stof ordent) ; Psuche of de wereldziel. Van de Romeinen : Jupiter of Godde- lijke Macht, Minerva of goddelijke Logos, Juno als Amor ac Delicium Jovis, d. i. liefde en wellust van Jupiter. G. J. V o s- o i u s „De Theol. Gentil ". VIII 2. Van de Scandinaviers: Odin, die adem des levens gaf ; Haenir, die, het verstand en de beweging gaf ; Lodor, die bet bloed, de kleur, spraak, bet gezicht \ en bet gehoor gaf. Van de Noord-Hollandsche boeren de rijksdaalder, de kaas en de koe. In de Christelijke kerk w era bet woord bet eerst ingevoerd door Tertulianus (160 240). TEINKGELD (HULZERNES). 1164 TRIQUETRA. Trinkgeld (HBlzernes-, (h g d.), houten drinkgeld, d. w. z. een pak slaag. Trinquer, (f r.), klinken. Alwedei cen uit het h g d. overgewaaid woord ; 't is toch blootelijks eene verbastering van trinken = drinken. Toch heeft het eene vrij talrijke nakomelingschap. Zoo heet een drinkend man in de volkstaal eem trinckniann of een mannetrinque, waarvan men tevens een mannestrifigue heeft gemaakt. Ook manneringue = slrjter van rvijn enz. (waarbij klaarblij- kelijk tevens het zinken dekblad van de toonbank dier lieden eene rol heeft gespeeld), behoort eveneens tot die groep. Men zegt ook minziguin. Triobolos. Zie Obolus. Trip, (w a p.), schoeisel, bestaande alleen uit een houten zool met een riem over den voet. Tripatouiller, (f r.), vrij wel over- eenkomende met ons knoeien, werd door Coliban(rectaEmile Bergerat) uitgedacht, en voor 't eerst door hem gebezigd in een door hem aan bet dag- blad Le Figaro (22 Dec. 1887) gericht schrijven, waarin hij zich beklaagde, over het plan van den directeur van den Odeon-schouwburg, om zekere wijzigin- gen to brengen in B e r g e r a is be- werking voor het tooneel van Le Capitaine Fracasse van T h 6 o p h i l e G a u t i e r. Vandaar tripatouillage = geknoei en tripatouilleur = knoeier, welk laatste woord eveneens in het aangehaalde schrijven voorkomt. Triple Alliantie, Drievoudig Ver- bond, in 1668 tusschen Engeland, Neder- land en Zweden gesloten, om tegenover Lodewijk XIV voor de vrijheid van Europa to waken. - Door het beleid van Visconti-Venosta, herhaaldelijk mi- nister van Buitenl. Zaken, als monar- chist, en raadgever van -koi ing Victor Emanubl, wien hij in 1876 naar Berlijn begeleidde, werd toenmaals de grondslag gelegd tot de vriendschap tusschen Duitschland, Oostenr, ijk en Italie op aanstiften van Crisp i, bij wien B i s- m arc k en K a 1 n o c k y. zich aansloten, kwam in 1881 een verbond tot stand, dat men de hedendaagsche Triple Al- liantie zou kunnen noemen en dat ook Triplice genoemd wordt. Triplet, (sport), rijwiel voor drie personen. Triplice, (f r. en i t.), het, in 1881 tusschen italie, Duitschland en Oosten- rijk gesloten verbond tot bescherming van den vrede. Het Ital. woord betee- kent drievoudig; de daarbij behoorende uitdrukking alleanza = bondgenoot- schap is echter weggelaten. Vgl. Triple Alliantie. Tripoli, (fr.),,_bij de Belgische sol- daten het kort en klein slaan van huis- raad, enz., in een kroeg, waar zij met burgers in botsing zijn geraakt. Waar- schijnlijk of komstig van het f r. argot, waarin dat woord brandewjjn beteekent. Trippenhuis, vroeger het museum van schilderijen voordat dit naar het Rijksmuseum overgebracht werd, een gebouw op den Kloveniersburgwal. 't Is zoo genoemd, omdat het gesticht was en bewoond werd, door de gebroe- ders Trip. Later als het eigendom der stad werd het tot museum van schil- derijen ingericht; thans vergadert er nog de Koninklijke Academie van Weten- schappen, wier boekerij er ook ge- plaatst is. Tripping, (e n g.), stappend (van herten). Triptikon, drieluik, d. i. eene schil- derij, bestaande uit Brie houten panee- len, die door scharnieren met elkander samenhangcn ; zie Diptyk. Triptyque, (f r.), bij den Belgischen verkiezingsatrijd, in 1894, door de Ind&- pendanee Beige uitgedacht, ter aandui- ding van een verbond tusschen gema- tigde vrijzinnigen, radikalen en socia- listen. ,Ben verbond tusschen de beide eersten dier partijen noemde het blad een diptyque. Triquetra, bij Horatius Sicilie, naar de driehoekige gedaante van dit schiereiland. TRIQUETRA. 1165 TRIVIA. Triquetra, (w a p.), figuur van drie beenen bj de heup aaneengevoegd, o.a. het wapen van het eiland Man, in de Iersche zee. Tristan en Isolde, de beide hoofd- personen eener sage, welke in verband staat met die van Arthur en de Ridders van de Ronde Tafel (z. a.). Ze werd in de 12e eeuw door verschillende Noord- Fransche dichters behandeld, en ver- volgens in de letterkunde van andere landen overgenomen. Wagner ontleende er de stof aan voor eene opera van then naam. De inhoud der sage is deze : Tristan, een toonbeeld van alle ridderlijke deug- den, vraagt voor zijn oom Marke de hand, der blonde Isolde, eene Iersche koningsdochter, die vroeger eene wond heeft genezen, hem (Tristan) door een vergiftigd wapeti toegebracht. Toen hij zich op reis beyond met Marke, dron- ken beiden onwetend van een minnedrank, door Isolde's moeder voor Karen brui- degom bestemd ; en nu ontwaakte in hen de liefde met hartstochtelijken gloed. Isolde treedt met Marke in het huwelijk, maar kan den band niet verbreken, die haar aan Tristan verbindt. Marke ontdekt beider, betrekking, en vervolgt de minnenden, die hem op velerlei wijzen misleiden en ook eenigen tijd ver van zijn hof vertoeven. Eindelijk keert Isolde naar Marke terug, en Tristan treedt in den vreemde met een andere Isolde in het huwelijk. Niettemin be- zoekt hij gedurig de eerste Isolde, ont- vangt eene gevaarlijke wonde, en zendt om laatstgenoemde, welke alleen in staat is hem to genezen. Doch bij hare komst is hij reeds gestorven, en zij zelve blaast bij zijn lijk den laatsten adem uit. Marke verneemt nu ook de geschiedenis van den tooverdrank, doet beiden in een graf begraven, en daarna boven Isolde eene rozenstruik, en boven 'Tristan een wijngaard planten, die eerlang zoo vast indengroeien, dat niemand -ze kan scheiden. Triste exile our hi terre etran- gere, (f r.), arme banneling op vreem- den bodem. Woorden van de Lusignan, in La Beine de Chypre, opera van Saint-fleorges, muziek van Hald- v y, (III, 7), den .22 Dec. 1841 voor 't eerst opgevoerd. TritheTsme_, driegodendom, bet; welk zij voorstaan, die wei aan Vader, Zoon en H. Geest als Goddelijke per- sonen gelooven, maar daarbij de eenheid Gods niet handhaven. Triton, zoon van Poseidon en Am- phitrite, (volgens anderen, de nymph Salacia), die met zijn vader en moeder in een gouden paleis op den bodem der zee woont. Er wordt ook gesproken van een groot aantal Tritons, wezens van monsterachtig voorkomen, met een lichaam, dat in een grooten staart uit- loopt, groen haar, breeden mood met groote tanden, schubben, kieuwen enz. Gewoonlijk hebben zij eene groote schelp in de handen, die zij als trompet ge- bruiken, (Triton canorus) en door welker geluid zij op bevel van Poseidon de onstuimige golven tot bedaren brengen. Triton zelf werd als de fluitspeler van Neptunus beschouwd. Triumphus, (lat.), de groote, plech- tige door den Senaat toegestane intocht in het oude Rome, van een veldheer en zijn leger, na het behalen eener ge- wichtige overwinning, de zegepraal of zegepralende intocht. Vanhier bns triom f Onderscheiden van de ovatio (z. a.) Triumvir, (1 at.), drieman. Ook wel IIIvir geschreven, bijv. IIIviri A. A. A. F. F. = triumviri aero, argento, auro flando feriundo, d. i. driemannen, gesteld over het blazen en slaan van koper, zilver, goud, - als muntmeesters (triumviri monetales). Trinmviraat, (1 a t.), driemansch ap. Als zoodanig wordt,-hoewel oneigenlijk, daar het een privaat, niet door den Staat erkend, verbond was, - de verbintenis aangemerkt, door Julius Caesar, alvorens zijn Consulaat to aanvaarden, in 60 v. C. met- Pompejus en Crassus onder eede aangegaan. Ret eigenlijke triumviraat was dat van den jare 43 v. C., nl. van Antonius, Octavianus en Lepidus; zij toch namen toenmaals den door den Staat ge- wettigden titel aan van tresviri of trium- viri reipubliome constituendae, waarbij zij nochtans eigen heerschappij beoogden. Trivia, bijnaam van Hecate (z. a.) TRIVIAAL. 1166 TROMMELEN OP DE BEURS. Van trivium (driesprong). Ook de godin der straten en openbare wegen. Triviaal, plat, alledaagsch, komt van het lat. trivium (z. _a.). Aan den daar vermeldea driesprong placht zich namelijk allerlei yolk van gering ge- halte to vereenigen. Zoo kreeg het woord een slechten bijsmaak. Cicero (Mur. VI, 13) gewaagt dan ook van arripere ma- ledictuin ex trivio = een scheldwoord aan de straat of aan het plebs ontlee- nen, m. a. w. gemeen uitschelden. Triviale seholen, zie Trivium. Triviam, (1 at.), eig. driesprong, de plaats, waar tree viae, drie wegen, samen- komen. - In de Middeleeuwen de saien- vatting der dri`e vakken van toenmalig onderwijs, grammatica, rhetorica en logica of dialectica. Van het Trivium ging de leerjeugd tot het Quadrivium (z. a.) over. Trocadero, plein to Parijs, waarop thans sedert 1867 het voor tentoonstel- lingen en muziekuitvoeringen bestemde palaie du Trocadero staat; de heuvel ontleende zijn naam aan een fort der Spaansche vesting Cadix, dat door de Franschen in 1823 ingenomen werd. Trocken rasleren, (h g d.), letterl. droog scheren, d. w. z. plagen, kwellen. Scheren schijnt immer aan iets pijnlijks, onaangenaams to hebben does denken. Getuige de kreet : Lass mich ungescho- ren I = laat my ongeechoren, d. i. net rust. Troekenwohner,(h g d.),zie Sicher. Trogelbink, (bar g.), metselaar. Troglodyten, holbewoners, in 't algemeen die volken, welke, voorname- lijk in so-, - - ige landen van .966, in holen en on er den grond woonden. Van ,g r. trogle (gat, holte) en duein (intrans. .duiken). Ook : scheldnaam voor mijn- -werkers en voor eenzijdige critici. TroYka, eene slede met paarden bespannen, die op de New& bij St. Pe- tersburg en ook op 't land gebruikt ivordt. Troilus, de ridderlijke prins, een der zones van Priamus, door Achil- les .bij het beleg van Troj a (D o m e r u s, Bias) gedood. Trots choses sont absolument nLcessalres $ premierement de l'argent, secondement de l'ar- gent,troislcmement de l'arges t, (f r.), drie dingen zfjn volstrekt nood- zakelrl'k : eerstens geld, in de tweede plaats geld, in de derde plaats geld. Antwoord van den maarschalk T r i- v u l c e (1448-1518), op de vraag van Lodewijk XII, wat men behoefde, om met goeden uitslag oorlog to voeren. Trois cotillons (Les -, de drie rokken, spotnaam door Frederik den Groote (t 1786) gegeven aan keizerin Elisabeth van Rusland, Maria Theresia van Oostenrijk, en aan Pompadour, de maitresse van Lodewijk XV. Trots refines (Les-, (fr.), de drie koninginnen, volksbenaming voor de gemalin van Lodewijk XIV, de infante (Maria Theresia), en diens beide mai- tressen : de hertogin de l a V a 11 i e r e en de markiezin d e M o n t e span. Trolden, (n, m y t h.), bergreuzen, geheimzinnige wezens, ook Aabouters. Trommelen op de bears, to Amsterdam in de eerste kermisweek (September), met vergunning der stads- regeering krachtens privilegie, verwor- yen door een weesjongen, die in '1622 den snooden toeleg ontdekte van Bal- thasar Paul, een steenhouwersgezel, die met eenige eedgenooten de stad in viam- men wilde doen opgaan, en de Beurs poogde to laten springen door eene met buskruit geladen vlotschuit, die hij on- der den middenboog had weten to yoe- ren. De belooning van f 300 sloeg de knaap, die de vlotschuit ontdekt had, ter-- wijl hij al spelend naar zijn bal zocht, af, maar verzocht om dat privilegie in vervolg van tijd. Deze volksoverlevering gaf aan Mr. Jac. v. Lennep in de pen een tooneelspel ,, Een Amsterdamsche j ongen of het buskruitverraad in 1622". In 1850 wilde de stadsregeering dit pri- vilegie afschaffen, doeh Bet werd besten- TROMP. 1167 TROD ENZ. digd tengevolge van een door de jongens ingediend request op rijm, vervaardigd door den volksdichter en kindervriend Jan Schenkman. De jongens verschijnen nog altoos na de afschaffing der kernels, niet meer in de eerste kermisweek, maar in den vaeantie-tijd der kostelooze scho- len in Augustus, op de Beurs, maar, jammer genoeg, nog slechts enkelen in soldatenpak jes en steeds minder met trommels. Tromp, (w a p.), olifantstromp, steeds twee in getal en als helmteeken dienend. De meeste heraldisten beschou- wen ze als verminkte bufelhorens. Trompenburg, buitengoed onder 's-Graveland, gebouwd in den voim van 't achterste. deel van een oorlogschip door admiraal C o`r n e 1 i s Tromp. Een ander Trompenburg was vroeger voor- malige buitenplaats aan de buiten- Amstel thans groote rijtuigfabriek. Tr8ne ? Qu'est-ce qu'un r- quatre morceaux de boas, gar- min -de velours, (f r.), wat is een troon ? Yier stukken hout, met f uzoeel bekleed. Gezegde van N a p o l eon 1. Tronk, (a f r.), gevangenis. Tronk-leuve, (a f r.), gevangen leeuwen. Trools gewleht, (h and.), het oude goudgewicht, een voormalig han- delsgewicht, waarvan de eenheid was de op de jaarmarkt to 7royes in Frankrijk, gebruikelijke Mark; 1 Mark Trooisch = 246.86 Ned. W. Ook En- gelsch gewicht (Troy-weight) voor goad, Over, platina en juweelen, alsmede voor apothekerswaren. Het pond troys, ver- deeld in 12 ons, weegt 373,242 Nederl. wichtjes. Troonzegel, (z e g.), zie Majesteits- zegel. Trop de fleurs, (f r), to veel bloe- men, woord van den opper-priester Calchas in La Belle HelJne van M e i 1- h a e en H a l d v y, het eerst opgevoerd in het Thdatre des Varidtds, op 17 Dec. 1864. Calchas is nl. ontevreden, dat men den opperste der goden zooveel offers brengt, waarvan de bloemen het hoofd- bestanddeel uitmaken. Trop de Me, (f r.), to veel rjver, verbasterd uit pas de zIle (z. a.). Vgl. Surtout pas de zele. Tropaeum, g r. tropaion, zegetee- )ten, door een lager op hat slagveld opge- richt, wanneer het de vijanden op de vlucht geslagen had. Door na den slag de op- richting van een tropaeum toe to laten en verlof to vragen om de gesneuvelden van het slagveld to halen en to begra- ven, erkende men als het ware de neder- laag geleden to hebben. Het tropaeum bestond uit een hoop buitgemaakte wa- pens, soms aan een boomstam opgehan gen, waaraan men vooraf min of meer eene menschelijke gedaante gaf. In Were tijden waren tropaea (tropeeen) in het algemeen gedenkteekenen ter eere eener overwinning of van een overwin- naar opgericht. Trossull, waarschijnlijk e t r u-s- k i s c h voor equites, de latere voor Celeres onder Romulus en Flesumines opgekomen naam voor de Romeinsche ridders, nadat de oud-Romeinen de Etrurische stad Trossulum, alleen door ruiters, zonder behulp van voetknechten, hadden ingenomen. Later werd het woord een spotnaam : pOaalhans, fat, petit- maitre. Trophee, ten onrechte zoo geschre- ven en uitgesproken. Zie Tropaeum. Troteters, schimpnaam voor de inwoners van Pollare (bij Ninove in Belgie). Einde September 1830, op ker- misavond, verspreidde zich de mare in 't dorpje, dat bet Hollandsche lager naderde en alles zou plunderen. Men redde, wat men redden kon. De koster was met zijne 17 teilen trot (= appel moes) op den toren gevlucht, maar het yolk, dat daar eene schuilplaats had gezocht, at al zijnen trot met de han- den nit. Trou (Faire us -- a la lane, (f r.), heimelfk vluchten, vooral met TROUBADOUR. 1168 TRYANON. achterlating van schulden of van een tekort in zijne kas. De oorsprong ligt in bet duister. Troubadour, Trouvere, Tro- vatore, woorden van dezelfde betee- kenis, van troubar = trouver, vinden, uitdenken. Het eerste was in Zuid-Frank- rijk, bet tweede in Noord-Frankrijk, bet derde in Italie in gebruik voor de rond- reizende dichters of meistreels. Trouserelip, (s p o r t.), broekvast- houder; (eng.) trousers = matrozen- broek). Trouwe vrienden, Ca.Wor en Pollux. David en Jonathan. Orestes en Pylades. Damon en Pythias. Achilles en Patrokles. Trouwen met den hand- schoen, zie Handschoen. Trouwen met den hoed, van een Europeaan met eene inlapdsche vrouw in Nederl.-Indie (te Semarang Februari '99), in Mohammedaanschen trant, in de messigit door een panghoe- loe ; wanneer de bruidegom niet aan- wezig kan zijn, die dan aan dezen zijn hoed zendt, om zijn persoon, naar in- landsch gebruik, to - vertegenwoordigen. Vgl. Handschoen (Trouwaen met den -). Trouwen (Het is beter to - dun to branden, 1 -Kor. VII : 9. Met dit woord, bedoelt Paulus, dat bet ter voldoening zijner neigingen beter is, een wettig huwelijk aan to gaan, dan een onheilig vuur in zichzelf to laten woeden, en daardoor tot ongeoorloofde blussching van dien hartstocht vervoerd to worden. Verg. Cats, Zinne- en Minnebeelden n°. 41: beter gemand, dan gebrand! Trout doet goed, die niet trout doet beter (Die -, ook wel met bet toevoegsel : zegt Paulus, op den klank of ontleend aan 1 Kor. VII : 38, waar niet van,,trouwen", maar van „ten huwelijk uitgeven" sprake is. Troysgewicht, zie Trooisgewicht. Truehmonen, zie Turkomanen. Trublot, (f r.), de type van den man, die aan geene andere vrouwen dan dienstboden bet hof maakt. Naar een: persoon van dien aard in den roman Pot-Bouille, van E m i 1 e Z o l a. Truisme, (f r.), eene banale, onnoo- zele waarheid. Van bet eng. truism, dat van true = waar -afstamt. Trusts, (e n g.), in de handelswereld een vereeniging van de groothandelaars, in eenig artikel, die den prijs er van vaststellen, om zeker to zijn van een groote winst. De handel berust dan op bet vertrouwen (trust), dat geen der contractanten onder dien prijs' zal ver- koopen. Trullanisehe synoden, concilia= Trullana. Als zoodanig staan twee con- cilien bekend ; bet eerste in 680 (=bet, 6e oecumenisch concilie), bet tweede in 692 - to Konstantinopel gehouden Con- ciMe. Omdat bet tweede als een aan- hangsel, ter aanvulling van bet 5e (dat to Chalcedon in 451) en 6e (dat to Kon- stantinopel in 553) beschouwd wordt,, beet bet ook Quinisextum. Het is door de Roomsche Kerk nimmer voor geldig er- kend, omdat bet zich uit kerkreehtelijk oogpunt gedeeltelijr,& tegen bare bewe- ringen kantte; trullanum geheeten, om- dat dit bet paleis des Keizers van bet Oostersche Rijk was, waarin die Synoden gehouden zijn, als op aandrang van den Keizer zelven, en niet door dien Keizer op verzoek van den Patriarch van Kon- tantinopel, samengeroepen. Trustwoman, (am.), zie Refor- matory. Truven, (k. m. a.), bet iemand lastig maken, iemand voor den gek houden. Tryanon, dochter van den koning der Feeen, die op bet eiland Oleron leefde. „Zij was zoo wit als de lelie in Mei, of als versch gevallen sneeuw", „heur haar glinsterde als gouddraad", en ,zij was onmetelijk rift". Zij huwde met Sir Launfal, koning Arthur's hof- meester. Thomas C h e s t r e, Sir Laun- fat (15e eeuw). TSAAR. 1164 TU ENZ. Tsaar, naam van den keizer aller Russen. Oorspronkelijk cesar, dat echter, in het Germaansche Latijn der Middel- eeuwen als tsesar werd uitgesproken, waarvan men later tsar maakte. De keizerin draagt den naam tsaritsa, en de vermoedelijke troonopvolger heet cesarevitch (niet tsarevitch). Tsa'fr, (h e b r.), (in de volkstaal verkort tot tsaar), smart, droefenis. Tsaddik, (h e b r.), rechtvaardige, vrome, echt godsdienstig man. Meer- voud : Tsaddikim. Tschoerka, (r u s s.), soldatenbrood van halfronde gedaante. Grofetschoerka grof soort van dit brood. Tsedoko (tsedaka), (h e b r.), lett. deugd, rechtvaardigheid. In de Rabb. literatuur en in de volkstaal kreeg dit woord de bepaalde beteekenis van : wel- dadigheid, gaven aan armen. Een badl- tsedoko = een man die zeer weldadig is, vele behoeftigen steunt. Tsetlem (tselem), (h e b r.), beeld, afbeelding. In de volkstaal ook als aanduiding van kruisbeeld, kruis. In het kaartspel : klaveren (verg. het Duit- sche Kreuz). Tsentoes (Tsenioeth), (h e b r.), in- getogenheid, kuisehheid. In het bijzon- der : de vrouwendeugd van kuischheid en ingetogenheid. Het ritueel symbool daarvan is de haar-toer of andere be- dekking, waarmede eene joodsche ge- huwde vrouw haar hoofdhaar omhult. Vand'aar : zi, f gaat bi-tsenioes = zij gaat met het zinnebeeld der kuisehheid; - gezegd van eene joodsche vrouw, die dezen plicht naar behooren inacht neemt. Tsewo-oh, (Tsewa-ah), (n. h e b r.), (van het hebr. tsiwa = gebieden), ge- biedenis. In het bijionder : de door een overledene nagelaten beschikking. Tsibboer, (afgeleid van het Hebr. werkw. tsabar, ophoopen, in het oud- Hebr. = hoop, ophooping. In het n. h e b r. en vandaar in de volkstaal : de gemeenschap, de gemeente, de verza- ineling van gemeenteleden. Tsltsies, (h e b r.), letterlijk : het helderzichtbare; het duidelijk aan- schouwde. Ale term duidt het aan de aanschouwingsdraden aan het vierkant kleed, dat de Israelieten vooral ook ter Synagoge dragen. Num. XV : 38. Zie Talles. Tsloender, (F r i e s c h), toovenaar, tsloenster, tooverheks, van tiona, tjoe- na, beschadigen, (iemand) kwaad doen. Tsloensters of heksen. Spotnaam voor de bewoners van Molkwerum (bij Stavoren). 'soeng-Li-Yamen, naam van het lichaam, dat voor China de betrekkin- gen en onderhandeliugen met het bui- tenland zou voeren, na den dood, in 1875, van keizer Tsjoeng-Tsji, gedurende het regentschap der Keizerin-moeder over Yet door then keizer achtergelaten drie- jarig zoontje Kwan-Soe. Voorzitter van dit lichaam was Li-Hung-Chang, groot- kanselier van het Chin. rijk. Volgens de Duitsche spelling : Tsung-Li-Yamen. Tsoro (Tsars), (h e b r.), onheil, on- geluk, vandaar ook smart. Zie 7sa'cdr. TsunggLI-Yamen, (chin.), mi- nisterie van (afdeeling voor) Buiten- landsche Zaken. Zie Tsoeng. Tu dors, Brutus, et Rome cot dans les fern, (f r.), gfj slaapt, Brutus, terwijl Rome in ketenen zucht; Volt a ire, la Mort de Cisar II, 2, en op verschil- lende andere plaatsen bij denzelfden schrijver. Tu babes nullunt, Nat, nullum benallur, Nullum benullum de artibus i Opus tuns magnum prullum, (1 a.t.), gij hebt Been, waarlfjk, niet het- allerminste benul (verstand) van (dicht-) kunst I Uw werk is een groot prul. Een bragiaantje, zie Braga. G r. nai = waar= lrjk, inderdaad. Tn l'ao voulu, George Dan- din, to l'as- voulu, (f r.), verkeerd voor vows l'avez voulu enz. Zie Dandin. 74 TU QUOQUE ? 1170 TUCHNEPPER. Tu quoque ? (1 a t.), ook g# ? Die woorden zou J u l i u s C e s a r hebben uitgeroepen, toen hij B rut u s onder zijne moordenaars herkende. Tu trembles, Bailly ? (f r.), Bailly, beeft gij ? Toen B a i 11 y, een geleerde van grooten naam, den 21en Brumaire, jaar 11(12 Nov. 1793), krach- tens een vonnis der revolutionnaire rechtbank, naar de guillotine werd ge- voerd, richtte een soldaat die vraag tot hem. Maar hij antwoordde : C'est de froid = van de koude. Inderdaad was het dien dag ruw weder. In Shakes- peare's King Henry VI (2e part, IV, 7) vindt men schier hetzelfde. Op Dick's vraag : Why dost thou quiver, man ? (Wat siddert gij, man?) antwoordt Lord Say-, the palsy, and not fear, provokes my (mij plaagt een zenuwkwaal ; het is geen vrees). Tun res agitur, parses cum proximus ardet, (lat.), uw eigen belang staat op het spel, wanneer de u naastgelegen huismuur brandt. H o- r a t i u s, Epistolae I, 18, 84. Verg. ons „als uw buurman's huis brandt, is het tijd om uit to zien". Tuba, metalen blaasinstrument, recht van vorm, op de wijze eener bazuin of lange spreektrompet. TubalkaYn, zoon van Lamech en Zilla, Gen. IV : 22 vermeld als uitvin- der van allerlei werk (gereedschap) in koper en ijzer. Eigenlijk wordt van hem t. a. pl. gezegd, dat hij met den hamer allerlei werktuigen van koper en ijzer scherpte. Hij arbeidde dus in geslagen, niet in gegoten, koper en ijzer; en als zoodanig vertolkt men zijn on-Semieti- schen naam door „metaal-bewerker". Intusschen duiden anderen zijn naam als „werkman in slakken", d. i. den onreinen afval, welke bij het smelten van koper en ij zer ontstaat ; uit a r a b. kaino (werkman) en per z. toepdl (metaal-slak). Zoo zou dan dit bericht der hooge oudheid dien . man reeds voor den uitvinder van het meerdere bescha- ving veronderstellend „metaal-gieten" verklaren, en zou het metaal-gieten aan het metaal-smeden zijn voorafgegaan. Gen. X : 2 (de volkentafel) komt een Tubal voor, welke naam voor een per- soon zonderling is, indien hij ,metaal- slak" (metalli scoria) beduiden zou. Tube, (sport), buis. Tuberculine, uitvinding van prof. K o c h to Berlijn, als geneesmiddel tegen longtering niet toereikend bevonden; werkt gunstig als middel om tubercu- lose to onderkennen bij vee, alsook om door inspuiting er mede krankzinnigen minstens kalmer en beter to maken, indien zij er niet rechtstreeks door worden genezen. Tuberoos, (Polianthes tuberosa) tot de Amaryllis gewassen behoorende; bol- gewas; van 1 a t. tuberosus, en dit van tuber = buil, gez wel. Tdbinger School (De -, gevormd door den godgeleerde F e r d i n a n d C h r i§ t i a n B a u r en zijne volgelin- gen to Tilbingen. Een kring van vrij- zinnige mannen, die op het voetspoor van David Friedr. Strauss de g eschrif- ten des Bijbels onderworpen hebben aan eene wetenschappelijke kritiek, waardoor volgens hen de onechtheid bleek van menig gedeelte, dat als ingegeven, en derhalve als onfeilbaar werd beschouwd. Tot die school behooren Zeller, Schwe- gler, Kostlin, Hilgenfeld, e. a. Tgbingsche kritiek, de rationa- listische, uiterst vrijzinnige leer omtrent de echtheid en het ontstaan der Bijbel- boeken, vooral die van het N. Testament, welke, uitgenomen de vier Paulinische hoofdbrieven en de Openbaring, door hen als tendenzschriften van later eeuw, en als producten van vroom bedrog worden aangemerkt. Voor die scherpe kritiek gebruikt de Genestet in de, ro- mance ,Machteld en Leonard" den naam n Ttibingseh zwaard ". Zie Tiibinger school. Tuchnepper, (h g d.), zekere ven-- ters, die, onder het verhalen van een hun overkomen ongeluk, zak-, hand- doeken, enz., tegen ware spotprijzen to koop aanbieden. Doch komt 't op be- TUCKOES. 1171 TUIN (DE). talen aan, dan verklaart de Tuchnepper, die voorwerpen alleen to kunnen leveren, wanneer men tegelijk eene zekere hoe- veelheid andere stoffen wan zijnen voor- raad, gemeenlijk laken, koopt. Later, na de levering en betaling dier laatste artikelen, komt de kooper echter tot de ontdekking, dat zij eene oneindig gerin- gere waarde hebben, dan hij er voor betaalde. Tuckoes, (am.), stekers, naam voor de bewoners van North Carolina, van tuck, korte degen ; vgl. Old North State. Tuer le ver, (f r.), den worm dooden, eigenlijk de eerste borrel, dien men 's ochtends verorbert ; n e d. pieren- verschrikkertje. Tuez-les-tous, Dieu recon- na4tra blen ceux qui soot k lul, (f r.), doodt ze allen, God zal hen wet herkennen, die met hem zijn. Die woor- den zouden, bij de verdelging der Albi- genzen, to Bdziers (1209), door den legaat M i 1 o n, tot aanvuring der moordenaars gebezigd zijn. Hoewel ze door mannen van naam zooals G u i z o t en R o y e r- C o 11 a r d voor waar gehouden, worden zij door anderen in twijfel getrokken. Men haalt bet gezegde somtijds ook met eene wijziging aan, zooals Frappez! frappez toujours, Dieu, enz. Tugendbund of Tugend-bond, zie Deugdverbond. Tuig (ook : bokkentuig) om- lhangen (Het -, (m i 1.), de wapens en het ledergoed aandoen. Medic i s liet verrijzen op eene plek, waar zich to voren pannebakkerijen (tuileries) bevonden. In 1871 is bet bij den opstand der Commune gedeeltelijk verbrand. Zie Sablonniere. Tuiny oorspronkelijk de van teenen gevlochten omheining van een gaard (vergel. h g d. Zaun en Garten). Men zegt, dat toen graaf Willem VI in 1406 bet slot Hagestein bij Gorkum belegerde, hij zijn kamp met een twin insloot en ter gedachtenis daaraan dien tuin op zijne munten (dubbele grooten) plaatste, welke munten, den naam van tuinen ontvingen. Sedert werd de , tuin" bet symbool van bet goed verdedigde grondgebied van Holland; vandaar: de Hollandsche to/n. Binnen die omheining beeldde men de Hollandsche maagd (dichterlijk ,tuin- maagd") of, of den Hollandschen leeuw met den hoed op eene speer (zie, de oude Hollandsche duiten, en ook bet watermerk van bet Hollandsche sebrijf- papier). Eene enkele maal komt ook-het Borgondische kruis in den tuin voor. Buitendien vindt men ook een Hene- gouwschen tvuin, met eene brandende kaars er in, van bet jaar 1.576 ; alsmede een tuin van Montferrat met een hert er in. Volgens anderen is de tuin bet sym- bool der grafelijke residentie : des Gra- ven hage. De Hollandsche twin in boven- vermelden vorm komt nog vaak voor als uithangteeken aan berbergen, en verder op gedenkpenningen. De z.g. tuinorde is louter fictie. Tutu, zilveren munt, dubbele groot, van Graaf Willem VI, Jan van Brabant en Gravin Jacoba, voorstellend den Hollandschen leeuw met een wapenschild, zittend in eene omheining van takken gevlochten; zie hier boven, Tuin. Tuin (De -, van Joseph van Arimathea, de plaats waar bet gebouw van bet Heilige Graf staat ; -- of thin-seete, de leerlingen van E p i c u r u s, die hen in ziju eigen af-. zonderlijken tuin onderrichtte ; van Engeland: Worcestershire en Kent. • Europa : Italie. • Frankrijk : Amboise, in bet depar- tement Indre-et-Loire. Tuig van Laban, ook ,vee van Laban", uitdrukking ontleend aan Gen. XXIX : 25 en XXXV : 7, 3g'-,42, waar Laban in een zeer ongunstig licht voor- komt. 't Yolk heeft deugnieten of lieden van een gemeen geslacht willen voor- etellen, en, om de spreekwijs nog wat harder en scherper to maken, gezegd tuig of vee van Laban. TraflerieLn, voormalig vorstelijk kasteel to Parijs, dat C a t h a r i n a d e TUINEN. 1172 TURBIN. van Italic : bet eiland Sicilia. „ Spanje : Andalusia& bet Westen : Kansas, in den staat Illinois. der wereld : bet gebied van den Mis- sissippi. Tu lnen, (w a p.), vierkante uit- steeksels aan de randen van een heraldiek stuk, ook aan den bovenrand van een muur of burcht, op onderlingen afstand gelijk aan hun breedte. Tuinlelle, (w a p.), de lelie in na- tuurlijken worm; waarvan de heraldieke geheel verschilt. Zie Lelie. Tulband, (per z.), oorspr. dulband, bet hoofddeksel der Turken; naar bet model daarvan de naam van bet gebak. Ook de tulp wordt zoo genoemd, oudt. it. tulipano, oorspr. hetzelfde woord als tulband. Tallt alter honores, (1 a t.), zie $os ego, enz. Tulle, fijn weefsel, naar de stad Tulle in Frankrijk, waar uitstekende soorten gemaakt werden. Tulpenhandel, een onzinnige han- del in tulpenbollen in de eerste helft der 17e eeuw. Sommige bollen, bijv. de Semper Augustus, werden met fabel- achtige prijzen betaald. Men zocht in bet bijzonder naar de bol van een zwarte tulp. De razernij, die velen ten onder- gang voerde, heerschte vooral in Hol- land, maar verbreidde zich ook over andere landen van Europa. Tult. Bij verzending van balken wordt voor de vrachtberekening als grondslag aangenomen de Tult; 1, tult 216 loopende voeten of= 12 balken van 18 engelsehe voet lengte en 10 X 11 engelsche duim breedte en dikte. Voor verdere bijzonderheden en tabellen zie Vadeineeum voor den Houtkooper, van R. W. Roggenkamp, Groningen, bij Jan Haan, en Vadenieeum voor den Hout- kooper, van G. Key, Amsterdam, bij Allert de Lange. Tune et mane, (1 at.), toen en nu, voorheen en thans. Tune tan ree agitur, parlea cum proaimus ardet, zie Two res agitur (Tune is voor nam =want, in de plaats gesteld). Tuniea, (la t.), onderkleed bij de Romeinen, een soort van hemd. Men hadl dit kleedingstuk in verschillende leng- ten, met en wonder mouwen; terwijl men bij koud weder er zelfs nog meer dan twee over elkaar kon aantrekken. Augustus droeg er soms vier. De Tunica (eig. tunicella) (r. k.) is bet bovenkleed der subdiakens en als zoodanig ook een der kleedingstukken van bet plecht- gewaad eens bisschops. Tunique, wapenrok der Fransche militairen. Ze kwam onlangs weder in zwang, nadat ze een korten tijd ver- vangen was door de vareuse = eem wijd buis. Van lat. tunica, bet kleed, dat bij de Romeinen mannen en vrouwen op bet bloote lijf droegen. Daar dit, kleedingstuk bij de oude Romeinen denzelfden dienst deed als bij ons bet hemd, en bet pallium hun opperkleed was, is hun, bij Plautus voorkomend tunica propior (nml. corpori) pallio. nagenoeg eensluidend met ons het hems' is nader (bij bet lijf) dan de role. Tankers, naam voor een secte in Noord-Amerika, ook tumblers geheeten. Zij verzetten zich iegen bet voeren van bet zwaard en bet voeren van rechts- gedingen ; bet celibaat is boven alles. to roemen, maar niet gebiedend. Zij noemen zich zelven : bet yolk des vredes (harmless people) en onderschei- den zich door eenvoud in kleeding en spraak. Tunnel, 1) De buisvormige gang door een heuvel of berg. 2) Een koker van machinekamer naar achtersteven in een stoomboot waar de schroefas door been loopt. Turbin of turbine, (f r. a r got), arbeid, vermoeienis. Vandaar : Turbine- (f r. a r g.), werken, zich veel moeite- geven. TURCO'S. 1173 TURVEN. Tureo's, Turkomanen, die bij voor- keur tot de lijfwacht des Sultans van Turkije gekozen worden. Turkomanen of Truchmonen, is de vrij onbepaalde naam, waarmede eenige volksstammen der Turksch-Tataarsche volkerenfami- lie worden aangeduid, inzonderheid ' de nomaden ten W. en 0. van de Kaspische zee, in West-Turkistan. De Turco's vormen ook eene afdeeling der Fran- sche ruiterij, behoorende tot bet vreem- denlegioen, evenals de Spahi's en de Zouaven. Turf (De -, de renbaan, ontleend aan de Engelsche sport en races. Let- terlijk, de zode, omdat de renbanen met laag, kort gras begroeid zijn. De held van de turf, de held, de winner in de ' races. In 't f r. soms synoniem met chic. Turf, (b a r g.), beurs; stevige turf welvoorziene beurs. Turftrappers, (m i 1.), schoenen. Turftrekker, (b a r g.) , zakken- roller, bedrieger, oplichter. Turken, spotnaam voor de inwo- ners van Opperdoes, bij Medemblik, we- gens hunne beweerde ruwheid. Turkoofs, edelsteen van verschil- lende kleur ; de westerschen zijn uit beenderen en tanden van zoogdieren, ontstaan, ggwoonlijk onder den invloed van ijzer of koper. De oostersche komt uit Indie of Perzie, en ontstaat niet uit beenderen ; hoog geschat en kostbaar. Zelden vindt men twee dezer steenen van gelijken vorm en gelijke kleur; zelfs hebben zij bij daglicht eene geheel andere kleur dan bij kunstlicht ; de kostbaarsten zijn blauw, andere, groen. Turksch pond1,(h a n d.), heeft eene waarde van 101 piasters (zilver) of pl. m. f 11 Nederl. ct. Turksehe broek, zie Skirt. Turkoche pas, sebrift of gedrukt papier, dat volgens eene willekeurig gekozen lijn in tweeen is gesneden. De persoon, die de helft meebracht passend aan de andere, was de bedoelde, aan wien men dus vertrouwen kon schenken. Denkelijk Turksch, omdat ook geheel ongeletterden zich van zulk een pas konden bedienen. De wet van 14 Maart 1819 (Stbl. no. 12) over de algemeene bepalingen op bet stuk der zeebrieven en Turksche paspoorten", is ingetrokken bij art. 24 der wet van 28 Mei 1869 (Stbl. no. 96), betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot bet voeren der Nederlandsche vlag. Daar- door is de Turksche pas afgeschaft en dus ook vervallen art. 357-3a Wetb. v. Koophanclel, hetwelk bepaalde, dat de schipper aan boord moest hebben ,den Turkachen pas ingeval de strekking van de rcis zulks vordert". Evenals de zeebrieven werden de Turksche passen vroeger afgegeven door den Minister van Financien. Turksche sehop, zie Koliska. Turluplnade, (f r.), flauwe ocar- digheid. Volgens Voltaire (Vie de Moliere, prdcddant les Oeuvres completes de Moliere, Paris, Garnier Freres, 1877, p. VI), of komstig van Turlupin, gelijk de acteur Legrand zich in bet klueht- spel noemde, terwijl hij zich als treurspel- acteur Belleville titelde. Turlupin (f r.) - jachtmaker op flauwe aardigheden. Turn-en-Taxis (De vorsten van -, Duitsehe vorsten, die sedert de vijftiende eeuw bet monopolie van bet brievenvervoer en de posterij in Duitschland bezaten. Dit recht werd door bet Rijk, na 1866, voor eenige millioenen afgekocht. Turner, een gymnastieker, van 't h g d. turnen, dat in verband staat met tornooi, tournooi. Turnvater (Der -, F r i e d r i c h L u d w i g J a h n (1778-1852), als de achepper van bet gymnastie-onder-wija in Duitschland. Turven, (w a p.), blokken op de langste zijde liggend. TURPE DICTU. 1174 TYBURN. Turpe dicta, (la t.), het is schan- del#k om to zeggen., E n g. For shame I Turpe est laudarl ab Man. datis, (1 a t.), het is geen eer, gepre- zen to worden door niet-lofwaardigen. Turpentine-State, (am.), terpen- tjjn-staat, 'nl. North Carolina, naar de vele terpentijnfabrieken •aldaar. Zie Old North State. Tusculum, oude stad in Latium (Italie), ten tijde van de oude Romeinen met schoone villa's in den omtrek, waar- onder C i e e r o's Tusculanum. Vanhier noemt een geleerde de landhoeve, waar hij zich• voor studie en bespiegeling af- zondert, wel zijn Tusculum, hoewel eigen- lijk een „ Tusculanum" wordt bedoeld. Tussehen nit gaan (Er -- of uitbreken, (mil.), zich zonder verlof van 't korps verwijderen, deserteeren. In de Neder-Betuwe = sterven. Tutela parentum, (lat.), ouder- if/ice voogd#schap. Ook: voogd#schap van bloedverwanten. Tustu, (f r.), gazen onderkleed der tooneel-danseressen. Tutt' oechi, tutto spirito, (it.), een en al oog, een en at geest. Tuut, politie-agent to Utrecht •,- van lat. tutus = veilig. Twaall tatelen, het vroegsto Romeinsche wetboek, samengesteld door de Decemviri (tienmannen), en gesneden in twaalf bronzen tafels. Liv. III : 57; Diodorus XII, 56. TWaalf tafelen der Wet, (1 at.), Leges duodecim Tabularum. Twaalfde, zie Toorloopig twaalfde. Twaalide Nacht (avond), nog in het Engelsch : Twelfth Night, Drie- Koningenavond, zijnde de twaalfde avond na Kerstmis. De oude Germanen reken- den bij nachten en niet bij dagen. Twee bfl elkaar, (r e s t.), voor twee personen koffie. Twee heeren dienen (Nie- mand kan -, Matth. VI : 24 ten -aanzien van twee aldaar als tegenstrijdig beschouwde machten (God en den Mam- mom) gezegd. Twee, waarvan een, (rest.), twee sneedjes roggebrood, waarvan een met kaas. Twisting the Lion's tail, (e n g.), het vlechten (strengelen) van de staart van den leeuw; d. i. het verrichten van handelingen die de gevoeligheid van de Engelsche natie kunnen opwekken, tergen. Twistappel. Zie Appels. Uit spijt, dat zij op de bruiloft van Peleus en Thetis niet genood was, wierp Eris, de godin der Tweedracht, een appel, met het opschrift : „aan de schoonste" onder de gasten. Paris, zoon van Priamus, koning van Troje, en Hekuba, wien het oordeel was opgedragen, terwijl vooral -de godinnen Juno, Minerva en Venus over de schoonheid van gedaante aan het twisten waren, wees den appel aan Venus toe. Daarom ook wel Erisappel geheeten. Het spraakgebruik is aan de herkomst getrouw, door to zeggen : ,een twistappel werpen" in gezelschap, ver- gadering of gemeente. Two-Hour-Pictures-club, in 1898 to Londen opgerichte verceniging van snelschilders, die wekelijks bijeen- komen, om binnen twee uren tijds een schilderij of aquarel to maken. Zij telde 19 Oct. '98 reeds 70 leden, en hield 26-29 Oct. '98 eene tentoonstelling van hare werken in de Modern Gallery. Tyburn, (e n g.), voormalige ge- richtsplaats in Londen,. oorspronkelijk Twa-burne d. i. twee stroomen, die vroeger samen kwamen op de plaats, waar nu de marmeren boog staat ; van- daar, een candidaat voor Tyburn = een galgebrok. TYMPAN1. 1175 TYRTAEUS (DE SPAARSCHE). Tympane, (f r.- a p.), zie Geklepeld. Typhoon, de booze Geest der Egyp- tische mythologie. Ook de naam van een hevigen wind in de Chineesche zee, doch dit woord heeft niets to doen met het voorgaande, het is de verbastering van een Chineesch woord, dat stormwind beteekent. Tyre, (sport), wielband. Tyrtaeus, (g r.), elegisch dichter, die ten tijde van den tweeden Messeni- schen oorlog to Sparta leefde. Hij wordt soms een Spartaan of een Milesier ge- noemd; maar volgens het meest verbreide verhaal was hij een Athener. De Spar- tanen zouden nl. van het Delphisch orakel den raad gekregen to hebben, aan Athene eenen aanvoerder tegen de Messeniers to vragen; waarop de Atheners hun Tyrtaeus, een kreupelen schoolmeester, zouden ge- zonden hebben, die echter door zijne liederen den gezonken moed der Spar- tanen deed herleven, zoodat de krijgs- kans spoedig keerde. Tyrtaeus (De Nederlandsche -, Jacobus Bellamy (1757-86),de bekende Zeeuwsche dichter van,, Roosj e", die in zijn eersten tijd hoogdravende patriottische verzen maakte. Tyrtaeus (De Spaansche -, Manuel Jose Quintana (1772- 1857), wiens oden de Spanjaarden aan- spoorden om hunne vrijheid to verde- digen bij het uitbreken van den Onaf- hankelijkheidsoorlog. De Koningin heeft hem in 1855 persoonlijk tot dichter gekroond. U U. U., Urbs = de Stad, n.l. Rome. U., (h g d.), und = en. U., (h and.), Uso. U. C., Urbis conditae (lat.), zie A. u. c. U. C., Urbs condita (1 a t.), de ge- stichte stad, d. i. de stichting der stad. . U. G. $. R,., (am.); zie Underground Railroad. U. N. I. C. A., Uno Nomine Juncti Colimus Amicitiam. (Door den naam of onder den titel verbonden kweekeit wij vriendschap aan). Benaming van een Westersch litt. Dispuut-Gezelschap onder de Amsterdamsche studenten opgericht 29 Nov. 1850. U. S., United States (Vereenigde Staten van N. Amerika). U. 8., onder een brief : Ut semper - als alt#d. U. S., onder off cieele stukken : Ut supra = als boven. UBERTIJNCHTE ENZ. Ubermensch, (h g d.), een door Friedrich Nietzsche (geb.1844) gevormd woord, ter aanduiding van den mensch in den hoogsten zin van heir woord, zooals hij then in de toekomat verwacht, d. w. z. het primitieve wezen, in den loop der eeuwen, door de elkander opgevolgde veroveringen van den men- schelijken geest gelouterd en verbeterd. Napoleon I, „de synthese van den held en het monster" komt, volgens hem, zijne conceptie het meest nabij. Ubertflnchte HBfllehkelt (En- ropens-, lett. de opgeplakte, uitwen- dige, beschaving of beleefdheid, van Euro- pa, d.i. vreemd aan innerlijke beschaving; die excuus vraagt, als men iemand op den voet trapt, maar het natuurlijk vindt, iemand op 't hart to trappen. Het is eene uitdrukking uit S e u m e der Wilde. Er is sprake van een bewoner van Canada, - der noch Europens. Ubertiinchte Hoflichkeit nicht kannte, Und ein Herz, wie Gott es ihm gegeben, Von Kultur noch frei im Busen fiihite. Het is een protest tegen de overbe- schaving, de uiterlijkheid der vormen. Vgl. den aanhef van R o u s s e a u, Emile ou de l'Education I. 1 Tout est biers, sortant des mains de l'Auteur des chosen ; UBI BENZ, IBI PATRIA. 1177 UIT DE TEEKENING ZIJN t tout ddgenere entre les mains de l'homme. Zoo ook bij G o e t h e Faust Auch die Kultur, die alle Welt beleckt, Hat auf den Teufel sich erstreckt. Ubi bene, ibi patria, (1 at.), zie Patria est enz. Behalve Cicera, daar aangehaald, hebben ook Aristophanes (Plut., 1151) en Ovidius (Fasti, I, 498) hetzelfde denkbeeld in eenigszins ande- ren vorm uitgedrukt. Ubi caritas eat, claritas est, (lat.}, waar liefde is, daar is helder- heid. Woord van H u g o a St. Victor, De Sacramentis II, 13, 11, tot aanwij- zing van het verband tusschen liefde en verstand of wijsheid. Ubi lea, IN poena, (1 at.), waar een wet is, is straf. Ubi mel, ibi fel, (1 at.), waar ho. nip is, is ook gal. - Geen rozen zonder doornen. Ubi plura nitent In carmine, non ego panels, Offendar ma- -eulis, (l a t.), zoo in een gedicht vele schitterende gedeelten voorkomen, neem sic aan enkele vlekjes geen aanstoot; H o r a t i u s, Epistola ad Pisones 351 sq. Ubi to (es), ego (Bum), (1 a t.), waar gij zrjt, ben ik. Ubi Tires desunt, laudetur voluntas, (lat.), waar de krachten ontbreken, moet de (goede) wit kunnen geprezen worden. Uit 0 v i d i u s. Ook tamen est laudanda voluntas. Vgl. En reken d'uitslag niet enz. Ubiquitiaten, voorstanders der ubiquitas of omnipraesentia corporis Christi = alomtegenwoordigheid van het lichaam van Christus, d. L die Luthera- nen, die beweren, dat Christus' lichaam of eigenlijk gezegd Zijne geheele mensch- heid evenals zijne godheid overal tegen- -woordig is. Deze leer wordt door de Ubiquitisten gehandhaafd in overeenstem- ming met de Luthersche Avondmaalsleer, volgens welke Christus niet slechts de communicanten uit den hemel geestelijk spijst en laaft (leer der Calvinisten), maar krachtens de communicatio idio- matum (= de mededeeling der sacra- menteele eigenschappen), ook lichamelijk en persoonlijk met het sacrament des Avondmaals is vereenigd. Ueb' immer Treu undRedlich- kelt, (h g d.), betracht steeds trouw en eerlrjkheid; eerste versregel uit een gedicht van Holty (1748-76), voor het eerst verschenen in den Vossischen Mu- senalmanach van 1779. Uhlan (Le -, (f r.), de hulaan. Gedurende de nasporingen, waartoc het verzoek der familie D r e y f u s (1897), om herziening van het vonnis van den voormaligen kapitein A 1 f r e d D r e y- f u s aanleiding gaf, kwam ook een schrij ven van den commandant W a l s i n B s t e r h a z y aan diens bloedverwant, Mr. d e B o u 1 a n c y, aan het licht, waarin men o. a. las : „Si, ce soir, on venait me dire que je serai tug demain comme capitaine de uhlans en sabrant des Francais, je serais parfaitement heureux" (= Indien men mij dezen avond kwam zeggen, dat ik morgen, als kapitein der hulanen zou worden gedood, terwrjl ik Franschen neer- sabelde, zou ik volkomen gelukkig wezen). Van dat oogenblik werd E s t e r- h a z y door diens vijanden le uhlan genoemd. Uil, (a f r.), nachtspiegel. Ullekoppen, in Twente de letters van den ouderwetschen Bijbeldruk, van bastaard Gotischen of Hoogduitschen drukvorm. Ullen, spotnaam voor de inwoners van Lutjebroek. Ullen near Athene dragen. Zie Eulen. Uilenspiegel. Zie Espiegle. Uit de teekening sSIn, schilders- term, gebezigd voor goed gevoelde on- -academische teekenkunst, waarbij men de juistheid der lijnen, omtrekken en UIT DE VERF ZIJN. 1178 ULEMA. modelleering gevoelt, die zich nochtans niet aan bet oog opdringen. Ult de verl zlin, kunstschilders- term; beeld van zoo sterke werking, dat men aan geen verven of schilderen denkt : de natuur nabijkomend. Ult den mond der kinderen hoort men de waarheld, steu- nende op uitspraken -als Ps. VIII : 3a en Matth. XI : 25. Ult den stroom der vergetel- held drlnken, zie Lethe. Ulterste wil, zie Testament. Ultgang, zie Stelle. Ultgebroken, (w a p.), beet een figuur waarin rondom een lijn loopt evenwijdig aan den buitenkant, en bet- geen daar binnen valt kleur of metaal van 't schild vertoont. Ultgerukt, (w a p.), d. i. met geweld verwijderd, beet een boom of plant waar- van de wortels zichtbaar zijn. Ultgesabbeld, (b a r g.), ontvlucht. Ultgeschulpt, (w a p.), met beur- telings punten (naar buiten) en rondingen naar binnen). Ultkeering van den derden voet, zie Zoolweer. Ultklaren, (h a n d.), de noodige ver- klaringen doen van de lading van een schip, bij bet vertrek, ter betaling van de daarvoor verschuldigde rechten. Ultkochel, (a f r.), plagen, bespot- ten; een kocher, plaaggeest. I3itkomen, (i n d.), uit Nederland in Indio aankomen. Ultkomend, (w a p.), heeten op- komende (z. a.) figuren wanneer meer dan 't hoofd zichtbaar is. Ultkomst van den oorlog hangt aan den Heer (De -. .Vgl. Spreuk. XXI : 31, waar men leest de overwinning is des Heeren. Zoo ook Ps. XXXI : 16 en vv. Ultlegger, weinig diepgaand plat- bodemvaartuig, op weiks dek geschut is geplaatst, tot bet bestrijken der toe- gangswegen in de inundation. Ultpakken, (mil.), wekel#lcsche inspectie; bet linnengoed van den sol- daat wordt dan op bet nachtleger uit- gepakt. Ook - geneeskundige visitatie door een Officier van Gezondbeid. Ultplak, (a f r.) , behangen. Vgl. plakpampier = behangselpapier. Ultsmilter (Een -, (rest.), sneedje brood met plakje vleesch en een spie- gelei er op. Ultverkoren vat (De vrouw Is een -), ontleend aan de samen- koppeling van Hand. XI : 15 (waar Saulus of Paulus een,uitverkoren vat" genoemd wordt) met 1 Petr. III : 7 (waar 'de vrouw een ,vat" beet). Ultwinning, bet opvorderen door den eigenaar van eene zaak van hem, in wiens bezit ze is ; of bet ten uitvoer- leggen van een vonnis op de onroerende goederen der tegenpartij (Wetb. v. Burg. Rechtsv., boek II, tit. III: Van de geregtelif ke uitwinning van onroe- ren de goederen. Ultzinnige Galaten, wufte Fran- schen. Ontleend aan Gal. III : 1, met eene woordspeling tusschen ,Galaten" en Franschen = „G allen". Ukase, (r u s s.), ukasd t = bevelen ; bevel of besluit, dat rechtstreeks uitgaat van den Keizer of van den besturenden Senaat. Ulema of Oelema, (a r a b.), meer- voud van 'Alim = een wetende, een geleerde. Ulems beteekent in 't Turksche Rijk den stand des wetgeleerden, samen- gesteld uit de Imams of voorgangers bij de godsdienstoefeningen, de mufti's of verklaarders der wet, de rechtsgeleerden en de kadi's of rechters. ULFILAS (ALPHABETH VAN). 1179 ULTRA ENZ. Ulfilas (Alphabeth van -, Ru- nen-alphabet (zie Runen), naar hem genoemd, omdat hij, bisschop der Gothen (f 381), bet bezigde in bet schrijven van onderscheiden werken als aanhanger van bet Arianisme, en als vertolker van de Evangelien in bet Gothisch. Wilhelm Grimm veronderstelt, dat dit alphabeth, bestaande uit 23 Russische letterteekens, lang voor Ulfilas, bij de Moeso-Gothen bekend is geweest. Van dit en van de drie andere Russische alphabeths levert De Navorscher I, tegenover bl. 40 dui- delijke of beeldingen. Ulster, groote, lange heeren-overjas van ruige stof. Winterkleedingstuk, oor- spronkelijk Iersch model, en daarom naar bet Iersche landschap van then naam vernoemd. Ulster-King-at-arms, (e n g.), ambtsnaam van den wapenkoning in Ierland. In 1552 door koning Eduard VI ingesteld. Wat Ulster betreft, koning Jacobus I stichtte 22 Mei 1611 de waar- digheid der Baronets (z. a.), om zich door de gelden, die voor deze adelsver- heffing inkwamen, de middelen to ver- schaffen tot cultiveering der prow. Ulster (in lerland). Het aantal dezer baronets nerd aanvankelijk op 200 vastgesteld. Als bijzonder wapenteeken werd hun de Ulsterbadgn verleend, nl. in een vrij- kwartier van zilver eene linkerhand van keel bij bet polsgewricht afgesne- den, rechtopstaand ; (zie Hand). Wel- dra werd bet getal der baronets ver- hoogd. Onder koning Karel I waren er 458, in 1878 zelfs 689. Zij behooren niet tot den hoogen adel (the peerage) van Engeland, voeren den titel Sir voor hun naam, en staan een rang lager dan de nobility = de jongere zoons der viscounts (burggraven) en baronnen. De oudste zonen der baronets voeren den titel van Esquire (z. a.). Ultima legis ratio, (I at.), laatste rechtsgrond, die alles beslist. Zoo ook Ultima ratio, (1-a t.), de laatste grond of bewijsvoering, bet laatste woord bet laatste middel. In een tooneelstuk van C a l d e r o n (geb. 1600) getiteld En esta vida todo es verdad y todo mentira kdmen de woorden voor Ultima razon de Reyes d. i. het laatste woord der koningen (nl. in den oorlog, is kruit en kogels). Lodewijk XIV koos hiernaar als inschrift voor bet Fransche geschut bet slecht-Latijnsche ultima ratio regum. In Pruisen komt ultima ratio regis sedert 1742 als inschrift van kanonnen voor en is ook bet devies dat, ingevolge besluit der Assembles Nationale van 19 Augustus 1790, op de Fransche kanonnen gegraveerd werd. Ook opschrift der nieuwe snelvu- rende geweren, die in Febr. 1898 bij bet Pruisische leger werden ingevoerd. Ultima Thule, (1 at.), bet aan bet einde der aarde gelegen Thule, een eiland, dat de ouden voor bet noordelijkste punt der aarde hielden. Welk eiland zij er mede bedoelden, is onzeker. Men heeft o.a. weleens aan IJsland of aan een der Shetlandsche eilanden gedacht. De uitdrukking ultima Thule komt bet eerst voor bij V e r g i l i u s, Georgica 130. Ultimatum noemt men bij diplo- matieke onderhandelingen de laatste verklaring van eene der partijen, eene verklaring, waarvan niet wordt -afgeweken. Doorgaans bevat let ultima- tum een eisch, en bet verwerpen daar- -van wordt gewoonlijk gevolgd door een onmiddellijk of breken van alle diplo- matieke betrekkingen. Er zijn echter ook voorbeelden van, dat bet ultimatum gevolgd werd door een ultimatissimum, d. i. allerlaatste. Ultimatums; (0 u d.), zdd laat thuis 1 Ultimus (Men -, (s t u d.), iemand, die altijd to laat komt. Ultra Eeciesiam nulls salus, (lat.), buiten de Kerk is Been behoud. Veelal in 't Fransch : Hors de l'Eglise point de salut. Voor deze R.-Kath. stel- ling meent men bet bewijs to vinden in Matth. XVI : 18 en 19; vgl. Mattb. XVIII : 18. Ultra posse nemo obligator of tenetur, (lat.), niemand kan ver- plicht worden meer to doen, den in_ zrjn vermogen is; juridische raad van C e 1- s u s den jonge (omstr. 150 na Cbr,). ULTRAMONTAXISME. 1180 UMZUGSGUT. Ultramontanismus, de richting in de R.-Kath. Kerk, welke beurtelings tegenover het gallicanisme en het ka- tholiek liberalisme voor de rechten en voorrechten van den Paus optrad. Thaw is ultramontaan en rechtzinnig katholiek .synoniem. Het woord komt van ultra inontes : aan gene zijde der bergen, als aanduiding van de zetelplaats des Pausen met betrekking tot de meeste bewoners van Europa. (Vgl. tramontane). De term is bet eerst in Frankrijk gebezigd ter onderscheiding van de Gallicaansche richting aldaar, die een meer zelfstandig bestuur der Kerk voorstaat. Ulysses, voor Mixes, koning van Ithaca, zoon van Laertes, gemaal van Penelope, vader van Telemachus, bekend door zijne zwerftochten, die Homerus in zijne Odyssea vereeuwigd heeft. Um ant besaUten Hummel zurtickzukommen, (h g d.), om op -bedoelden hamel teruy to komen; Mar- t i al is s (omstr. 40-102 is Chr.), laat len -advocaat Posthumus, die in zijn pleidooi over Cannae, Mithridates, de Puniers, Marius, Sulla enz. spreekt, ver- zoeken, om tot de drie gestolen geiten terug to keeren waarover het proces ioopt; m. a. w. dus, laat one tot ons onderwerp terugkeeren. Zie Revenons & floe moutons. Umbilicus terrae, (lat.), navel, d. i. middelpunt, der aarde. Hiervoor, :3oowel als voor gansch Griekenland, werd oudtijds het door zijn -orakel be- roemde Delphi (stad van Phocis, in Achaje, Griekenland) gehouden. Twee vrienden toch, terzelfder tijd door Jupiter uitgezonden, een uit het Oosten, de an- der nit het Westen, zouden elkaar ont- moet hebben ter plaatse, waar Delphi is- gesticht geworden. G r. omphalos tee gee oikoemengs (navel der bewoonde aarde), gekenmerkt door een aldaar ge- plaatsten steep; (r. k.) Rome, middelpunt der Christenwereld. Umbra, een genoodigde bij een feest -of maaltijd mocht bij de Romeinen een ongenooden gast medebrengen, die dan zijn umbra = schaduw werd genoemd. Een aanzienlijke gast bracht er wel eens twee mede. Umlage-Vertahren, (h g d.), om- slag-stelsel over de verzakerde werk- gevers bij de Bank van ongeluksver- zekering, waarbij men aan het einde van elk dienstjaar over die werkgevers omslaat alwat de Bank in dat tijdsver- loop to betalen had, naar verhouding der gevaren percentages (zie Gevaren- klassen, A an h.). Umpire, (eng.), derde of opper- scheidsman of arbiter, super-arbiter, die nit de sehaidsmannen van twee tegen elkander oneenige partijen gekozen wordt. Ummattelu, (h g d.), in een -ander zadel gaan zitten, m. a. w. van beroep veranderen. Umsitarx-partelen, in Duitsch- land de partij der radicalen, en vooral der 8ocialisten; Umsturz = omverwer- ping. Bij den Duitschen Bondsraad kwam Nov. 1894 de Umsturz- Vorlage in, d. w. z. een wetsontwerp betrekkelijk de wijzi- ging van het wetboek van strafrecht, de militaire strafwet en de wetten op de drukpers; - aldus gekwalificeerd, omdat de strekking er van was de wederinvoering der socialisten-wet onder een anderen vorm. De hoofdinhoud van die ,Umsturz-Vorlage", d. i. het ontwerp tot versokerping der maatregelen tegen gezegde partijen, bestaat in beperking van het recht van vereeniging en der drukpersvrijheid, alsmede strange bepa- lingen tegen het maken van socialistische propaganda bij hat leger. Umwandlung (Dam Gesetz der -, (h g d.), de wet der verandering. Uitdrukking, telkens voorkomend in bet laatste bedrijf van Henrik Ibsen's,, Kleine Ryolf", 14 Jan. 1895 voor hat eerst ver- toond in het ,Deutsches Theater" to Berlijn. Umsugogutv (h g d.), verh uisboedels, die vrij van invoerrecht in Duitschland kunnen word en ingevoerd. UN A L'AUT1tE (DE L'). 1181 UN ENZ. Un h l'autre (De l' -, (f r. w a p.), van 't een op 't ander, z. a. Un en l'autre (De l' -, (f r. w a p.), van 't een in 't ander, z. a. Un bientalt perd sa grace I le trop publier, eene weldaad ver- liest haar schoon, door haar to veel be- kend to maken. C o r n e i l l e, T hiodore I, 2. Un blentalt reproche tint tou- lours lieu d'ogense, eene weldaad, die men verwijt (of: iemand herinnert) gold altrjd als eene beleediging; R a e i n e, Iphiginie en Aulide IV, 6. Un bon bourgeois dams sa (maison, Le dos au ten, le ventre I table, (f r.), een goad burger in zijn huis, met zijn rug naar het vuur en zijn buik naar de tafel, onder verschil- lende vormen bekend, en zoover men weet het eerst voorkomende in een Middeneeuwsch boek la Prinostication de maistre Albert Songecreux biscain. Un coup d'oefl de Louis en- tantoit les Corneilles, (f r.), een blik van- Lodewrjk riep de Corneilles in 't leven ; regel van l'abbe D e l ill a in Epitre d M. Laurent, a l'occasion d'un bras artificial qu'il a fait pour un soldat invalide (1760) door D u m a s fill op 11 Febr. 1875 in zijn discours de reception verkeerd aangehaald als „des Corneilles", en ten onrechte aan B o i 1 e a u toegeschreven. Un diner r6ehaufL me vahut iamals' rien, (f r.), eon opgewarmde maaltijd is nooit wat wa'ard geweest; B o i l e a u, Le Lutrin 1, 104, woord van Gilotin (onder welken naam Gueronet bedoeld was), den aalmoezenier, die den prelaat, zijn meester den ,prdlat" (Claude Anvry, bisschop van Contances), waar- schuwt niet voor den maaltijd naar de kerk to gaan, omdat het eten dan koud wordt. Un dur I eufre, (f r.), nl. un homme dur 4 cuire of wei a manier (behandelen) dus moeielijk week to maken, zoo als wij zeggen 't is een, taaie vent. Un ennemi mort sent toulours bon, (fr.), een doode vjjand riekt-altijd' aangenaam, na de Parijsche bloed- bruiloft, waarbij de admiraal De Coligny vermoord werd, sleepte het gemeen het lijk door de straten en ping het met een ijzeren ketting bij de beenen op aan de galg to Montfaucon. De koning ging er met het hof keen, om er naar to .zien en toen iemand beweerde, dat de lucht bij het lijk walgelijk was ant- woordde de koning,, evenals Vitellius „Le corps d'un ennemi mort sent tou- jours bon". Un lrere eat un ami donna par In nature, (f r.), een broader is een vriend, door de nat-uur gegeven; G. L e g o u v d (1764-1812), La Mort d'Abel, III, 3. Die woorden komen echter reeds voor in Denaitrius, treur- spel van zekeren Beaudouin 1'aind, dat den Ben Dec. 1785, to Saint-Germain voor 't eerst werd opgevoerd. Un front qui me rougit Jamul@, (f r.), een voorhoofd, dat nooit bloost; woord van Phaedra tot Oenone, R a c i n e, Phedre III, 3, r. 852. Un instant de repos daps ees vertex campagnes, (f r.), een oogenblik rust in daze groene beemelen.. Recitatief der opera comique Le Chalet,. tekst van Scribe en Mdlesville, muziek van Ad. Adam, den 25 Sept- 1834, in de Opera comique voor 't eerst opgevoerd - een recitatief, vooral door ouderen van dagen den soldaat Max dikwerf nageneuried. Un le me sale quote qui m'a plus. de nom dams aueune lafgue,. (f r.), iets, 'k weet niet wat, d at geenen naam in geenerlei taal heef t. Woorden van B o a s u e t, ter kenschetsing van een stoffelijk overschot, in diens lijkrede op. p.inses Henriette van Engeland. Men pleegt die woorden toe to passen op iets, zoo verwards, zoo vorunloos, dat het onmogelijk blijkt, het to kenschet- sen, noch aan to duiden. UN ENZ. 1182 UND ENZ. Un mardi Bras revolution- naire, (f r.), voorspelde P r o u d h o n (1809-65), den len Juni 1849, in zijn blad Le Peuple aan de Fransche bur- gerij, in antwoord op La Revolution dlmocratique et sociale, het orgaan van D e l e s c l u z e (1809-71). Het duurde echter nog 22 jaren voor de Commune uitbrak, en die voorzegging eenigszins werd bewaarheid. Un pen d'eneens br$le raluste bien des chosen, (f r.), een beetje wierook gebrand brengt heel wat zaken in orde. Cyrano de Bergerac, Agrippine I, 4. Un poeme lamais ne valut an diner (f r.) een gedicht was nooi t een maaltrjd waard; laatste regel van den 4n zang van la Gastronomie van B e r- cha u x (1765-1839). Un sot Aronve toulours an plus sot qui l'admire (f r.), een dwaas vindt alts, f d een grooteren dwaas, die hem bewondert. B o i l e a u, Art poet. I, 232. Vgl. G e 11 e r t, Fabeln II. Ein Narr trifft allemal noch einen grossern an, Der ihn nicht genug bewundern kann. Un sur l'autre (L' -, (f r. w a p.), op een antler stuk of figuur gelegd. Uneia, oud Romeinsch gewicht, het tiende, of ook wel het twaalfde deel van een as. Een as woog 327,424 grammen, dus eene uncia 32,7, ook wel 25,6 gram. Unciaalletters, wegens hare grootte alzoo genoemd naar lat. uncia (een duim - een twaalfde gedeelte van ten voet).Ze werden vooral gebezigd voor opsehriften. Men vindt ze echter ook gebruikt in Laiijnsche handschriften van de 3e tot de 10e eeuw. Uncle Sam, (am.), de -Regeering derVereenigdeStaten vanNoord-Amerika; spottende verklaring der letters U. S. (United States), wellicht zinspelend op Samuel Wilson, een der keurmeesters van de levensmiddelen, welke laatste op de verpakking deze letters droegen. Uncle Sam's Handkerchief, (am.), oom Sam's Zakdoek, bijnaam voor Delaware, omdat deze staat zoo klein is. Und bist du nicht willig, so branch' ich Gewalt, (h g d.), en zfjt ge niet gewillig, dan bezig ik geweld. Uit G o e t h e's ballade Erlkonig (1781). Und die Sonne Homers, siehe i sic lgchelt auch uns, (h g d.), en de zon van Homerus, zie! z# lacht ook ons toe. Slotvers van S c h i l l e rs gedicht Der Spaziergang, voor het eerst in diens maandschrift Die Horen (Tii- bingen, Cotta, 1795; IV, Bd. 10, Heft S. 72) onder Elegie verschenen. Und ein Narr wartet auf Ant- wort, (h g d.), zie Ein Narr, enz. Und Ross and Reiter sah ich niemals wieder, (h g d.), zie Ross. Und setzet Ihr nicht das Leben ein, Nie wird each das Leben ge-- wonnen sein, (h g d.), en als gr, f niet het levee op het spel zet, dan zult gr, j ook nooit het leven winnen. S c h i 11 e r, Wallenstein's Lager XI, slotvers van het laatste koor- gezang, op muziek gebracht door Korner, Zahn, Zelter en anderen. Vgl. Matth. 16:25. Und isle bewegt rich dock, (h g d.), en toch beweegt ze zich; zie E pur si muove. Und was die innere Stimme spricht, Dan t1tuseht die boffende Seele niekt, (h g d.), en wat de stem daar binsen zegt, daarin bedriegt zich de ziel vol verwachtinj niet. S c h ill er, Ho nung. Und was kein Verstand der VerstAndigen sleht, Dam Tibet in Einfalt ein kind- Itch Gemdt, (h g d.), en wat geen verstand der ver- standigen ziet, dat brengt in zrjn kin- UND ENZ. 1183 UNION ENZ. derlijk gemoed een kind in toepassing. S c h i l l e r, slot der' derde strophe van Worte des Glaubens. Und wo ihr's packt. da list's interessant, (h g d.), en waar ge het pakt, daar is het interessant, G o e t h e, Faust I, voorspel op het tooneel, alwaar de komiek tot den dichter zegt Greift nur hinein ins voile Menschen- leben ! Ein jeder lebt's, nicht vielen ist'sbekannt, Und wo ihr's packt, da ist's interessant. Zie ook op Greift, enz. Underground railway, (am.), oorspronkelijk de ondergrondsche spoor of underground, gelijk men in Londen zegt; in Amerika aanduiding van smok- kelarij of bedriegerij, en indertijd ook voor hulpverleening aan voortvluch- tige slaven. Undina, de waternymf, geschapen zonder ziel; door met een sterveling to huwen ontving zij een ziel en ervoer sedert al de smarten aan het mensch- zijn verbonden. Zij komt het eerst voor in Paracelsus' beschrij ving der elementen en hun feeen. Une chaumiere et son coeur, (f r.), een hut en zijn hart, titel van eene vaudeville in twee bedrijven van Scribe en Alphonse Daudet,op 12 Mei 1835 in bet Gymnase dramatique opgevoerd. De jeune premiere Jenny kan Lord Wolsey huwen, maar smacht naar haar John, ,une chaumiere et son coeur". Aan de weelde gewend geraakt, ziet zij John terug, maar is teleurgesteld, en huwt nu den Lord. De titel is waar- schijnlijk ingegeven door la .Chaumiere, romance van den graaf d e S e g u r, muziek van S o 1 i e. Une extreme justice eat une extreme injure, (f r.), eene uiterste rechtvaardigheid is een uiterst on- recht. R a c i n e, les freres ennemis IV, 3; bij V o 1 t. Oedipe II, 3, Mais l'extreme justice est une extreme injure. Beide zijn vertalingen van C i c e r o, De Officiis, I, 5 summum jus summa injuria; wat ook staat bij T e rent"i u s, Heautoutimo- roumenos IV, 4. Jus summum saepe summa malitia. Montesquieu ver- taalde C i c e r o's spreuk met L'extreme justice est une extreme injure. Une idee par lour, (f r.), iederen day een denkbeeld. De journalist E m i l e d e G i r a r d in (1806-81), beroemde er zich op, elken dag met een nieuwe ge- dachte to voorschijn to 'treden. Hoewel zijne vruchtbaarheid spreekwoordelijk is gebleven, heeft men tot heden het bewijs niet kunnen leveren, dat die woorden werkelijk werden geuit. Alleen heeft men in zijn orgaan La Presse, van 29 Febr. 1848, een aldus getiteld opstel ontdekt, waarin echter alleen werd gezegd, dat voortaan een kolom voor alle rechtvaardige en nuttige denkbeel- den zou openstaan. Uneasy lies the head that wears a crown, (e n g.), niet ye- makkelrjk ligt het hoof d d dat eene kroon draagt. Shakespeare, Hendrik IV, 2, III, 1, ontboezeming van den koning in eene alleenspraak omtrent hemzelven gebezigd. Unie, vereeniging van twee of meer Staten.. onder den . Vorst, hetzij toeval- ligerws en zonder dat er tusschen die Staten eene bijzondere rechtsbetrekking bestaat (personeele unie, zooals vroeger Engeland en Hannover, Nederland en Luxemburg, en thans Belgie en de Congo- staat), hetzij zoo dat de Staten in eene eigenaardige rechtsbetrekking tot elk- ander staan, waarbij zij sours enkele regeeringsorganen gemeen hebben (reeele unie : Zweden en Noorwegen, Oostenrijk en Hongarije). Unigenitus Del fling, (1 at.), de eeniggeboren zoon van God; aanvangs- w oorden der bul, welke door Paus Clemens I X in 1713 werd uitgevaardigd ter veroordeeling van 't Jansenisme, en waarin niet minder dan 101 stellingen uit Q u e s n e l's Reflexions morales, als ket- tersch en gevaarlijk verworpen werden. Union fait la force (1' -, een- dracht maakt macht. Spreuk van het koninkrijk Belgie en van de Leopolds- orde. UNION INTERPARLEMENTAIRE. 1184 UNS ENZ. Union interpartementaire, in- ternationale vereeniging van parlements- leden, op aanstichting van een Deenschen afgevaardigde, sedert eenige jaren tot stand gekomen, om het denkbeeld van Internationale Arbitrage (z. a.) ingang to doen vinden en uitvoering to doen krijgen. Union Jack (De -. De nationale banier van Groot-Brittanje, Schotland en Ierland. Zij bestaat nit de drie ver- eenigde kruisen, dat van St. George voor Engeland, dat van St. Andreas voor Schotland, en dat van St. Patrick voor Ierland. De naam Jack duidt een militaire ,has aan, die men in de Mid- deleeuwen over de wapenen en 't kuras droeg, en die met het kruis van St.George versierd was. Unionisten, partij in 1886 in Enge- land ontstaan. Ze stond tegenover de voorstanders van Home-rule in lerland, en verbond zich in 1895 met het con- servatieve gouvernement. Unit, (e n g.), letterl. eenheid. Inhouds- maat voor natte waren ; een vat ruwe olie- = 4 units geraffineerde; vooral in den petroleumhandel gebruikelijk: = 10 Amerikaansche gallons of 37.8 liter. Unitar1frs, zij die gelooven, dat de Godheid slechts uit idn persoon bestaat. Een eerste voorstander van dit begrip was John Biddle (1615-62), en mannen als John Milton, Locke en Newton worden onder hen gerekend. In Amerika ook een secte, die het leerstuk der Drieeen- heid verwerpt. R. W. Emerson en de beroemde kanselredenaar Parker be- hoorden daartoe. Unitaristen. Zie Federalisten. Unitis virihus, (1 a t.), met ver- eende kraehten. Universaliot, voorstander van de leer eener Gratia Universalis (Alge- meene Genade), d. i. dat Gods genade alge- meen is, voor alle mensehen zonder onder- scheid (vgl. Tit. 11, 1:1) ; en niet eene Gratia Particularis (Bijzondere Ge- nade), d. i. dat die genade slechts voor een zeker aantal of soort (dusge- naamde begenadigden, Godsvolk, de uitverkorenen) bestemd is. Met die Genade wordt dan niet bedoeld Gods barmhartigheid, zooals deze uit zijne Voorzienigheid (zijne voedende en onder- houdende kracht) kenbaar is; maar Gods reddende kracht ter behoudenis van zon- daarszielen. De Remonstranten zijn uni- versalisten, als zoodanig werden zij door de Synode van Dordrecht 1618/19, die Contra-Remonstrantsch was, veroor- deeld en vervolgd. - Fr. universaliste. Uit 1 at. universum = het heelal, of universus (mundus) = de geheele (wereld). Universiteit,van 1 a t. universitas vereeniging, gemeenschap; bij ons en in vele landen eene school voor hooger onderwijs; in Frankrijk evenwel de be- naming van het personeel aller openbare onderwijs-inrichtingen. De naam betee- kent : instelling, die al de geleerde wetenschappen onderwijst en dus ook besloot onderricht in Theologie, Rechten en Natuurwetenschappen; zulk eene in- stelling had alleen het recht den Doctors- titel of eenigen academischer* graad to verleenen. University extension, (e n g.), voordrachten en cursussen, oorspron- kelijk door hoogleeraren to Londen gehouden voor arme jongelui, die naar kennis dorsten, maar de middelen missen om met de studenten het ge- wone onderwijs der hoogleeraren to volgen. De uitdrukking beduidt dus niet uitbreiding der universiteit door ver- grooting van het aantal studenten; maar ze oogt op nieuwe kanalen, door welke de wetenschap een grooteren kring van menschen bereiken kan. F r. Extension universitaire. Unknown (The great -, d. i. de groote onbekende. Met dezen eere- titel werd de schrijver der Waverley- novels, VT a 1 t e r S c o t t, aangeduid, zoo- lang hij zijn naam verborg. Uns 1st gans kaundbaliaeh (wehi, Als wipe tllnih artdert s (h g d.), w fj smaken een .enorm genot,- als, UNSPEAKABLE TURK (THE). 1185 URBANISTEN. duizend varkens in hun kot; G o e t h e, Faust, lied der gasten in Auerbach's Keller, als Mephistopheles ieder den door hem verlangden wijn heeft gegeven, en zij herhaaldelijk drinken. Unspeakable Turk (The -, (e n g.), de Turk, over wien men eigenlijk niet spreken, then men niet noemen kan, wegens zijne veelsoortige onhebbelijk- heden; fig. iemand, die boven alle uit- drukking ellendig handelt. Unterbrochene Oplerlest (Das -, (h g d.), het gestoorde o ferf Best, de titel eener tamelijk vergeten opera- muziek van V o n W i n t e r, tekst van Hub e r (1796). Die titel wordt dikwerf schertsenderwijs, ter aanduiding eener gestoorde plechtigheid aangehaald. Up to date, (e n g.), spreekwijze algemeen in gebruik om aan to duiden geheel op de hoogte van het tegenwoor- dige, van de laatste richting, van de jongste beschouwingen en meeningen. Upper House, (a m.), de Senaat van het land of van een der staten. Het eerst in Massachusetts in 1718. Upper ten, (am.), voor upper ten- thousand d. i. de tienduizend rijksten uit New-York, en vandaar op alle steden overgebracht in den zin van de haute aristocratie of de haute finance of de noblesse, kortom dat gedeelte der be= volking eener stad, dat alleen heel veel to zeggen heeft. De uitdrukking werd het eerst door N. P. W i 11 i s gebruikt, toen hij van de aanzienlijken van New- York sprak, die toen niet meer dan 10000 bedroegen. Upperken, trekpotje, 'dat de huis- moeders in de 17e eeuw bij zich hadden, als zij in de winkels thee kochten, ten- einde de aangeboden thee eerst to proe- ven. Zulke met zilver gemonteerde trek- potjes van aardewerk werden ook op de theetafel naast den theepot gebruikt, om daarin de saffraan to doen trekken. Uppertendom, (a m.), het patriciaat, de aanzienlijken, de geldmannen, naar de uitdrukking the upper ten (z. a.). Upstalboom, eene hoogte bij de stad Aurich in Oost-Friesland, op het grond- gebied der gemeente Rake. Ze ontleende haren naam aan drie oude eiken, welke er zich to voren verhieven, en was in de Middeleeuwen in de 14e eeuw de plaats, waar de afgevaardigden van en- kele Friesche gewesten bijeenkwamen om recht to spreken en wetten vast to stellen. Die vergaderingen werden onder den blooten hemel gehouden. Ur-adel, oorspronkelrjke adel. In Duitschland behooren hiertoe de geslach- ten, die voor of omstreeks het tijdstip van het eerste adelsdiploma reeds adel- lijk waren, voor zoover zij niet tot den Lehn- of Dienstadel behooren. Den oudst-bekenden adelsbrief verleende keizer Karel IV aan den scholaster (eersten onderwijzer) bij de St. Ste- phanskerk to Mainz, Wijcker Frosch in den jare 1360. Dit is dus het grens- jaar tifsschen Uradel, enz. en Brief- of Diploma-adel, tot zoolang dat een oudere adelsbrief ontdekt mocht worden. Urania of de Hemelsche : 1) bij- naam van Aphrodite (Venus) als godin der reine liefde, en to onderscheiden van Aphrodite Pandemos, de godin der zin- nelijke liefde; 2) de naam eener dochter van Zeus (Jupiter) en Mnemo- syne, de muze der sterrenkunde, gewoon- lijk afgebeeld met een hemelbol in de hand; 3) nymph, dochter van Oceanus en Tethys. Urania, een installing to Berlijn, waar leeken gelegenheid gegeven wordt waarnemingen aan den hemel to doen door kijkers, en waar door voordrach- ten, of beeldingen en toestellen de ster- renkunde en physische geographic ge- populariseerd wordt. Urbanisten of Urbanistinnen, afdeeling der nonnen van St. Clara in Frankrijk. De tuchtregels dier orde werden meermalen verzacht, o. a. door paus Urbanus V. Zij, die's Pausen ver- 75 URBEM ENZ. 1186 URSULA ENZ. ordeningen aannamen, noemden zich naar hem Urbanisten; zij zijn sedert lang bij andere orden ingesmolteii. Urbem venalem et mature perituram, tot emptorem Inve- nerit (0-,(Iat.), 0, die omkoopbare stad, welke spoedigzaltegrondegaan, zoodra z# een kooper zal hebbenn ge- von den! S a l I u s t i u s, Bellum Jugurthi- num, c. XXXV, in fine. Uitroep van Jugurtha,kleinzoon van Masinissa,koning van Numidig aangaande Rome, toen hij aldaar, omstr. 111 v. C., door omkoo- ping en schandelijk bedrog, zich tegen- over den Romeinschen Senaat had weten en van de rechtmatige aan- klacht omtrent onrechtvaardige onttrek- king aan zijne neven Adherbal en Hiemp- sal van het -koninkrijk NumidW, dat hun wettig toekwaln. Urbi et orbs, (1 a t), aan de stad (Rome) en aan de wereld (n.l. zijn zegen geven), van de Pauselijke be nedictie in de Paaschweek. Vandaar de zegswijze s iets urbi et orbi verkondigen", d. i. van de daken prediken, wereldkundig waken. Urbis conditue (U. C. of u. c.), (1 a t.), van de stichting der stad (Rome), b.v. in het zooveelste jaar urbis conditae, nml. anno. Urbs antiqua rust multos do- Minata per annos, (I at.), eene oude stad, de zetel eener eeuwenoude dynastie, stort in puin V e r g i l i u s, Aeneis, 2, 363. De eerste drie woorden het motto van V o n d e l's Gysbrecht van Aemstel. Urd, in de Germ. mythologic de oorspronkelijk algemeen vereerde godin, de Moeder-Aarde, wier naamm bij ons in Bertha veranderde. Ure (Ter ellder -, zie Elfder ure. Upheberrecht, (h g d.), e n g. copy- right, nedn auteursrecht, fr. proprigM littiraire et artistique. Urheber ontwerper, stichter. Uriant, zie Paalsw#s. Urlasbrief (Een -, noodlottig bericht in een brief, waarvan de inhoud -tan den overbrenger. onbekend is, en die hemzelf geldt. Naar Uria of Urias den Hethiter, die door koning David van zijne vrouw Bathseba beroofd was ge- worden. Hij werd door David met een brief naar den opperbevelhebber Joab gezonden, met den last, dat deze den brenger in de voorste gelederen moest pla atsen om hem alzoo in den strijd spoedig to doen sneuvelen. Uriil, uit hebrh oor (licht) en eel (god); dus z. v. a. vlam of licht Gods. Volgens de Joodsche engelenleer een der zeven hoofdengelen. In het 0. T. een persoonsnaam, bijv. 1 Kron. VI : 24; XV : 5, 11; 2 Kron. XIII : 2. Urim-we-toemlm, (h e b r.), (letterl, lichten en volkomenheden), heette het wonderbare teeken, dat aan het borst- schild der Israel. Hoogepriesters was ver- bonden, en dat alleen in buitengewone staatszaken of godsdienstzaken door de leiders des yolks mocht worden geraad- pleegd. Twaalf (edel-)steenen, vertegen- woordigend de twaalf stammen Isra6s, versierden den borstlap des Hoogepries- ters en waren het middel, waardoor deze, in gewichtige gevallen de theo- kratie, den wil des Heeren raadplegen kon, weshalve die borstlap (zie Efod) ook den naam van ,borstlap des gerichts " draagt. Zie Ex. XXVIII : 29, 30. De wijze, waarop dit geschiedde, is onzeker. Urk (Hetgenootsehap van-, spreekwoord voor: ,dat heeft niet -creel om 't lijf", omdat in 1787 een genoot- schap tot oefening in den wapenhandel in Urk werd opgericht, dat maar uit enkele leden bestond. Ursula met de elf dulzend maagden, zie Elfduizend maagden. Bij hetgeen daar gezegd wordt, omtrent de onjuiste ontcijfering der zerk - inderdaad zou men toenmaals, zelfs in geheel Duitschland geene 11000 chris- telijke maagden hebben gevonden - dat daaruit de spreekwijs is ontstaan : URSULINER-NONNEN. 1187 UTI POSSIDETIS. Es ist ausgerechnet, wie die 11,000 Jungfern zu Kdln, m. a. w. het komt op een pacer honderd of duizend meer of minder niet aan. Ursuliner-nonnen , Roomsch- Katholieke kloosterorde in 1537 door de H. Angela Merici van Brescia ge- sticht, die zich vooral bezig houdt met bet geven van onderricht aan melsies. Ursus Major, de Groote Beer, de Wagen, een sterrebeeld. Somtijds figuur- lijk toegepast op een groot man then men bewondert : zoo noemde B o s w e 11's vader den bekenden Dr. J o h n s o n Ursus Major. Use every man after his desert, and who should'scape whipping, (e n g.), behandel elk naar zone verdiensten.; wie zou er dan aan eene geeseling ontsnappen ? Shakespeare, Hamlet II, 2, woorden van Hamlet, die Polonius beveelt goed voor de tooneelspelers to zorgen, en van dezen ten antwoord krijgt, dat hij ze „naar verdienste" zal behandelen, het- welk Hamlet niet goed genoeg vindt. User d'alibi, (f r.), zich bedienen van alibi (z. a.), brieven zenden uit andere plaatsen, dan waaruit ze feitelijk worden verzonden. Hiermede belast zich to Parijs een taamlijk obscuur agentschap, dat ook wel ongeteekende brieven schrijft en verzendt op geheim- zinnige wijs. Het speelde eene rol in de zaak van den ex-kapitein Dreyfus. Usher of the Black Rod (The gentleman -, de ceremoniemeester der orde van den kousenband. In bet Britsche parlement, bet Hooger- huis, de deurwachter met den zwarten staf. Black rod = zwarte roede (bet teeken zijner waardigheid). Oct. 1895 verloor bet Parlement dit deftig soort van deurwaarder, die een jaarlijksch inkomen had van 1000 p. sterling, door den dood van Sir J. Drummond. Men heeft ook een gentleman usher of the privy chamber der Koningin van Engeland. Usque ad arcs, (1 at.), tot het altaar, d. i. tot den offerdood, tot den dood; vgl. amicus usque ad aras. Ustellati, Kabeljauwschen. Zie Hamati. Usus est tyrannus, (1 a t.), de gewoonte is een-tiran, H o r. Ars poetiea, V, 71 en 72. Vgl. H o r a t i u s, Epistola ad Pisones, 71 sq.: usus quem penes arbitrium est et jus et norma loquendi (de gewoonte, bij wie de beslissing is, en bet recht, en de maatstaf van spreken). Usus fort, (1 at.) rechtsgebruik. Usus loquendi, (lat.), spraak- gebruik. Ut homines sent, ita morem geras, (lat.), al naar de menschen zijn, richt u naar hunne gewoonten ; d- i. met de wolven moet men huilen. Terentius, Andria, III, 3, 71. Ut infra (u.1.), (1 at.), als beneden of lager (aangemerkt zal worden). Ut, re, mi, fa, sol, zie Aretinische lettergrepen. Ut sementem feceris, ita me- tes, (lat.), gel#k g?7 gezaaid zult hebben, zult gij oogsten. C i c e r o, de Oratore, II, 65, 261. Ut semper, (lat.), als alt#d. Ut supra, (hand.), als boven: Uterini (lat.), kinderen van gene en dezelfde moeder. Van uterus = de moederschoot. Fratres (broeders) uterini, sorores (zusters) uterinae. Uti possidetis, (lat.), zooals gij bezit; eene formule, tegenwoordig hoofd- zakelijk gebruikt van twee oorlogvoe- rende partijen, wanneer die namelijk vrede sluiten met de bepaling, dat elk in 't bezit zal blijven van hetgeen zij ver- overd heeft, b.v. een tractaat, gebaseerd op bet uti po'ssidetis. UTILE DOMINIUM. 1188 UZAEL. Utile dominium, (mid: I a t.), pro- fijtelrjk beheer. Tijdelijk bezit, z. v. a. vruchtgebruik. Onderscheiden van supre- mum dominium = het eigenlijk bezit of bloot eigendom. Ziebij Juspignoratitium. Utile dulci, (1 at.), zie Otnne tulit, enz. Utilitarismus of nuttigheids- theorie, het door JeremiasBentham verdedigde stelsel op zedelijk en staat- kundig gebied, strekkend om aan het grootst mogelijk aantal menschen de meest mogelijke voordeelen to verschaf- fen. Eene communistische secte, kort voor de Juli-omwenteling van 1830 in Frankrijk verrezen, noemde zich die der utilitairen. UtilitLs, (t o o n.), tooneelisten, die het aangename niet met het nuttige verbinden, maar voor allerlei soort van bij-rolletjes dienst moeten doen. Utopia, (g r. e n g.), onbekend ideaal land, aldus naar ou (waar) en topos (plaats), z. v. a. Nergensland; naam door Thomas Morus (1480-1535) gegeven aan een denkbeeldig eiland, waar een ideale regeeringsvorm is ingevoerd. Daar- van beschrijft hij in zijn, aan Erasmus opgedragen Utopia, de inrichting en de werking. Vandaar utopie hersen- schim en utopist de man, die aan de verwezenlijking van hersenschimmen gelooft. In 1874 verscheen Erewhon keerspelling van Nowhere d. i. nergens, eveneens eene beschrijving van een niet bestaand land. Utraquisten, zie Calixtijnen. Uzafl, in de Joodsche engelenleer de naam van een boozen engel, die uit den hemel word verbannen, omdat hij met nog een anderen engel zich ver- zette tegen het plan des Scheppers om menschen voort to brengen. Milton en Klopstock hebben van hem gebruik ge- maakt. Niet (lzael, maar Uzziel (= macht Gods) komt als persoonsnaam voor (Exod. VI : 17, 21; Lev. X : 4 ; Num. III : 19, 30 enz. enz.). v V. V, (h a n d.), bet. op Fransche munten, dat zij to Troyes geslagen zijn. V., verte (keerom), en vide (zie). V., vir (man), vivus (in leven), vivens (levend), votum (gelofte), enz. V. A. P., Vindicat atque Polit (z.a.). Zinspreuk van het Groningsche Studen- tencorps. V. D. M., Verbi Divini minister (z.a.). V. D. M. I. }E., Verbum Dei manet in ceternum (z. a.). V. F., vivus fecit, (lat.), (hij) heeft het bij zijn levee gemaakt. V.O.N.D.E.L., Voor Onze Neder- landsche Dicht- en Letterkunde. Ned. Litt. Disp. Gezelschap, to Amsterdam onder de Studenten opgericht 24 Nov. 187 5. V. S. A., Vereenigde Staten van (Noord) Amerika. V. S. L. M., (1 a t.), votum solvit libens merito, gaarne betaalde (loste) VAARTKAPOENEN. hij eerie gelofte aan de verdienste. Op- schrift van zoogenaamde geloftesteene-n. Va chiamare I beccamorti, (ital.), ga de doodgravers roepen ! volksspreekwoord, dat gebezigd wordt, als iets treurig eindigt, waarvan de vroolijke Italiaan vreugd verwacht had. Va et vient (Bet Is een geduriq Af en aan; komen en gaan. Van druk bezoek. Vaalpensen, (a f r.), spotnaam voor Transvalers. Vaam of vadem, scheepsmaat, zes Amsterdamsche voeten. Vaar, f r. vair, (w a p.), voering, saamgesteld uit klok- of schildvormige vakjes, beurtelings van zilver en blauw, zelden van ander email. Zie ook Vair. Vaartkapoenen, spotnaam voor de bewoners van Willebroek (prov. Antw.). Te Brussel, Aalst, Willebroek en in andere gemeenten, van kanalen doorsneden, treft men een slag van gemeene, ruwe lieden aan, die leven van de scheepvaart : laden en lossen van schepen, scheeptrekken, enz. Vandaar vaartkapoenen. VAATDORSCHER. 1190 VADER ENZ. Vaatdorscher. Vobr ruim eene halve eeuw een arbeider, die bij den Boer niet voor eene bepaalde daghuur in geld, maar voor bet ,vat" dorschte, d. i. voor eene bepaalde hoeveelheid van bet koren, dat hij met den vlegel had uitgeslageu. Vaatles, zie Zwakke vaatjes. Vacantie-kolonies,zomerverblij f voor arme ziekelijke kinderen gedurende de vacantie ; in 1876 bet eerst aange- vangen door een geestelijke Bion to Zurich; weldra nagevolgd door Weenen, Bazel, Dresden, Berlijn, Hamburg, Leipzig, Breslau, Amsterdam, Rot- terdam e. a. In 1880 wekte Minister Falb de Pruisische schoolautoriteiten op tot bevordering van dit nuttige werk, tengevolge waarvan aau de zee 1/3 tot 3/4 ; in soolbaden (zoutwaterbaden) 1/3 tot 1/3 gemiddeld voor allerlei verblij- ven, 70 pCt. der kinderen genezing vonden. Behalve to Berck sur Mer, waar bet armbestuur -van Parijs een hospitium gQsticht heeft, wordt alles in den regel door particuliere liefdadigheid bekostigd. Vaccine (Gehumaniseerde -, inenting door pokstof van menschen verkregen. In onderscheiding der animate vaccine = inenting door pokstof, die van dieren• verkregen wordt. Vaccine-molen van Chalybaeus, werktuig ter bereiding van de pulpa, de stof, waarmee de eigenlijke inenting geschiedt. Eene nieuwere inrichting daarvan bedacht in 1895 M. J. Schutte to Amsterdam. Vaccino (Campo -, (it al.), koe- kamp. Nieuwe benaming van bet Forum Romanum to Rome, sedert 1823 door die van Giardino del Campidoglio (Tuin van bet Kapitool) vervangen. Vaehalcade, zie Manger, enz. Vache enragee (Avoir mange de la -. Zie Manger, enz. Vacuum-apparaat of vacuum- pan, wordt in allerlei fabrieken ge- bruikt om vloeistoffen in to dampen bij lage temperatuur. Berust op. de natuur- kundige eigenschap : de temperatuur van bet kookpunt van een vloeistof wordt verlaagd indien de drukking op de vloei- stof wordt verminderd. Zoo bv. worden suikeroplossingen melk, scheikundige praeparaten van overtollig water bevrijd. Vacuum (lat.) = (lucht)ledige ruimte. Vacuum-rem, e n g. vacuum-brake, met behulp van 'welke bij 18 kilometer snelheid per uur een trein op 11 meter tot stilstand komt, bij 13 kil. op 8 m., bij 8 kil. op 3 m., bij 12 kil. op 4 m., bij 20 kit., op 11 m., bij 38 kil. op 25 m. Bij een later (Jan. '96) genomen proef met de hand-rem kwam een trein bij eene snelheid van 11 kil. per uur op 28 meter tot stand. Ook bij stoomtrammen ingevoerd. Uitgevonden door John Hardy, t to Weenen, einde Juni 1896. Vade-in-pace, (1 a t.), lett. ga ita vrede; ironische benaming van een monniken-kerker. Vade retro, Satanas ! (1 a t.), ga achter mrj, Satan ! Matth. XVI : 23. Vademecum, (lat.), letterl. ga met mij, titel, then men in navolging van een in 1709 to Keulen uitgegeven gebedenboek, en van eene in 1623 to Frankfort a/M. gedrukte verzameling van Latijnsche epigrammen van P e t r u s L o t i c h i u s, in bet algemeen geeft aan boeken van klein formaat en beknopten inhoud, welke tot leiddraad dienen in een of ander vak. Ook in 't algemeen, zak- of notitieboek, bv. van een geestelijke, vademecum pastorale. Vader der Congressen, (d. i. taalcongressen), F e r d. A u g u s t ij n S n e l l a e r t, in 1809 to Kortrijk ge- boren, t 3 Juli 1872, die door de op- richting van bet genootschap ,De taal is gansch bet yolk", de Vlaamsche be- weging begon, welke hij door velerlei geschriften bevorderde. Vader der Dietsche dichtere al to gader, eerenaam voor den VADER ENZ. 1191 V E VICTIS. Vlaming Jacob van Maerlant (geb. 1235, t 1300), een der vruchtbaarste, grootste en meest gelezen Nederlandsche dichters der Middeleeuwen. Vader der Dultsche toon- kunst, J o z e f H a y d n, geen Duit- scher, maar een Croaat, volgens de overtuiging van D r. F r a n t i s e k Kuhne en vanW.H.Hadow,welke laatste Engelsche schrijver in een in Dec. 1897 verschenen werk A Croatian Composer na een desbetreffend onder- zoek, deze of komst van den musicus met een aantal biographische, ethnische, muzikale enz. argumenten heeft gestaafd. Vader der geloovigen (De -. Abraham; vgl. Job. VIII : 33, 39, Rom. IV : 3, 9, 12, Gal. III : 29. Vader der Moderne Theolo- gle, de Leidsche hoogleeraar J a n Hendrik Scholten (j 10 April 1886). Vader der nieuwe Schel- kunde, L a v o i s i e r, wiens gedenk- teeken in de Rue Trouchet to Farijs, in 1894 op den gedenkdag zijner terecht- stelling (8 Mei) is onthuld. Vader der nienwere Deensche Letterkunde (De -, L o d e w ij k vrijheer von Holberg, 1684- 1754, vooral vermaard als blijspeldichter. Vader der nienwere Wi3s- begeerte, Immanuel Kant,geb. 1724, t 1804. Vader der Noorsche muziek (De -, 01 e B u 11, beroemd violist (1810-1880). Vader den vaderlands, 1 a t. Pater Patriae; eeretitel van C i c e r o bij de Romeinen na de ontdekking der samenzwering van C a t i l i n a; van M a r i u s die hem echter weigerde. Later voerden verschillende C a e s a r s denzelfden naam ; zoo ook C o s m o d e Medic i, en andere Europeesche vorsten. In Nederland werd p r i n s W i l l e m I zoo genoemd ; en de Amerikanen gaven then aan Washington, den grond- legger der Amerikaansche vrijheid. Vader Jacob en zi$ne kin- dertles, vervolg op de Kleine Kin- dervriend, een schoolboekje, door M. v. Heyningen Bosch (f 1821), Gro- ningen 1805. Vader van het Humanisme, (z.a.), Johannes Reuchlin, t 1522 als hoogleeraar to Ingolstadt (Beijeren). Vader van het Nihilisme (De -, de Rus B a k o u n i n e. Vaderingewanden hebben, de ontfermende toegenegenheid als van een vader. - Ingewand = zetel der barmhartigheid, zie 1 Kon. III : 26; Jez. LXIII : 15; Jerem. XXXI : 20 ; Filem. : 12 (= voorwerp van toegene- genheid). Ingewand ^ zetel van harts- tocht in 't algemeen ; zie Job XXX : 27; Hoogl. V : 4; Klaaglied I : 20; 11: 11. Vaderland der Heraldiek (Het -, I rankrijk. Vaderland der Inquisitie (Het -, bet Zuiden van Frankrijk. Zie Inquisitie. Vaderligke hand, (mil.), schert- send voor : strenge terechtwijzing. Een soldaat in Indie, die zich vergreep, moet op bet rapport, eene „vaderlijke hand" ontvangen in den worm vai 14 dagen politiekamer of nog erger. Vadius, (f r.), vriend van Tris- sotin (z. a.). Vae victis, (lat.), wee den over- wonn even, woorden van B r e n n u s, den aanvoerder der Galliers, die in 390 v. Chr. met zijn leger in Italie viel, de Romeinen versloeg en Rome innam. De Romeinen wilden hun aftocht met 1000 pond goud koopen ; en reeds werd bet goud gewogen, waarbij Brennus, toen de Romeinen zich over valsch gewicht beklaagden, met dcii uitroep: VAGANTEN. 1192 VAN ENZ. Va victis! nog zijn zwaard in de weegschaal zou hebben geworpen. L i v. Ab urbe cond. Lib. V, 48, 9. Vaganten, in de Middeleeuwen rondtrekkende seholieren en zangers, die in Latijnsche liederen (vaganten- liederen) de liefde, den wijn en het gezellig genot bezongen. Het waren ge- woonlijk losbandige knapen, die hunne eerste opleiding in de kloosterscholen gehad hadden, daar Latijn en zingen hadden geleerd, maar die niet wilden deugen. Vair, (w a p.), o u d-f r. vairi i, n.-f r. vair, e n g. vair(i), vairy (bont), h g d. Feh of Eisenhiitlein, soort pelswerk. Denkelijk uit de yacht van een (Sibe- risch) eekhoorntje- bereid. Volgens L i t t r e en anderen is dit vair de ver- klaring van het glazen muiltje van Asschepoester; vair (bont) zou namelijk verward zijn met verre, glas, waardoor Fr een onmogelijk muiltje het sprookje is binnengedrongen. Valdarno, een algemeene benaming voor de omstreken van Florence, saam- getrokken uit Val d'Arno, de vallei van de rivier de Arno. Valderappes, in de Joodsche volkstaal, gemeen yolk, gespuis. Het is waarschijnlijk eene verbastering van een oud-Duitsch woord. Ook valderappie. Valdese (La Casa -, (ital.), 't Waldensenhuis, gebouw, opgericht ter gedachtenis aan de Glorieuse Rentree (z. a.) van a° 1689, to Torre-Pellice, in hetwelk 2 Sept. 1895 de zitting der Evangelische Synode geopend werd. Vale paarden (Met - rilden, verkeerde wegen inslaan; vgl. „een slecht paard berijden" in fig. zin. Midd.- nederl. mennen mit valen. 't H g d. heeft ook , das fale Pferd". Ontleend aan Openb. VI : 8, waar een vaal paard met zijn berijder, den dood, hat zinnebeeld is van allerlei dood en verderf veroor- zakende plagen. Valenciennes(Fausses -, kant- werk, dat to Kortrijk (West-Vlaanderen) vervaardigd wordt ; nabootsing van de kant van Valenciennes. Valentlin (St. -, de bescherm- heilige der verloofden en verliefden, wegens zijn naam die ook galantine was; vergelijk galant. Valentigns-dag, .14 Februari, in Engeland en Schotland de dag waarop jongelieden meenden to kunnen raden, wie hun aanstaande zou zijn ; de naam die 's avonds to voren door het lot ge- trokken was, wees de persoon aan, die gedurende het geheele jaar met den naam van Valentine bestempeld werd. Thans is daarvan alleen de gewoonte overgebleven, elkander op den Valentijns- dag naamlooze brieven, kleine geschen- ken en verrassingen to zenden, welke Valentinen genoemd worden. Valentijns-ziekte, de vallende ziekte (epilepsie), de St. Vitusdans. Valhoed, hoed met grooten wijd uitstekenden bol, bestemd voor kleine kinderen, die leeren loopen. Als zij vallen, breekt de hoed de kracht van den val. Valkenoog, (w a p.), zwart schrjfje met breeden zilveren rand. Vallel van de sehaduw des Doods, dichterlijke uitdrukking voor bittere_ rampen, wederwaardigheden en zielsverdriet; Bijbelsche uitdrukking ontleend aan den Profeet Jeremia II : 6 en den Psalmdichter XXIII : 4. Valve, (sport), ventiel. Vampir of Vampyr, afgestorvene, die, naar 't volksgeloof in Zuid-Europa, des nachts uit het graf opstijgt en den menschen het bloed uitzuigt; vandaar de naam der groote Zuid-Amerikaansche vleermuis, die slapenden menschen het bloed uitzuigt; de bloedzuiger. Van achteren beschouwd, is het kind een meisle, dubbelzinnig VAN ENZ. 1193 VARIETAS DELECTAT. gezegde van den dokter in Mr. J a c o b v a n Len n e p's roman Klaasje Zeven- ster. Gezegde, dat gebezigd wordt, wan- neer een voorval vooraf gemaakte berekeningen en plannen in duigen werpt. Van Herodes naar Pilatus sturen, iemand van den een naar den ander zenden en vergeefsche moeite laten doen,ontleend aan Luk.XXIII : 7,11; als verbastering of uit laffe scherts soms van Pontius naar Pilatus sturen. Van 't een In 't ander, (w a p.), heeten de stukken in een gedeeld of doorsneden enz. schild, wanneer zij die in de eene helft staan, de kleur of 't metaal hebben van de andere helft, en omgekeerd. Van 't een op 't ander, (w a p.), heet een stuk, dat in een doorsneden, ge- deeld enz. schild staande zelf ook door- sneden, gedeeld enz., is en in iedere helft de kleur of 't metaal heeft van de andere -helft van 't schild. Van 't houtle (Hil is -, hij is Roomsch. Naar een houten crucifix, gelijk sommigen beweren; hoogst waar- sehijnlijk beteekerit hout hier hetzelfde als in ('t boec van) den houte nl. het kruis. Vandalisme, het vernielen van kunstwerken en het uitroeien met ruwe hand : schromelijke vernielzucht. Naar de Vandalen, die onder aanvoering van Genserik in 455 n. C. de Romeinsche kunstwerken verwoestten. Vangsnoeren, (m i 1.), groot tescue- koorden, bevestigd aan den schako en op den rechterschouder. Alleen nog bij ons leger, bij de Grenadiers en Jagers in gebruik. Vanitas vanitatum, (1 a t.), rjdel- heid der ijdelheden, uit Pred. I : 2. Vanity-fair, (e n g.), kermis der rjdelheid, John B u n y a n (t 1688) spreekt in zijn Pilgrim's progress van een kermis, ingesteld door Beelzebub, Apollyon en Legion, ten verkoop van allerlei soort van ijdelheden. Ze werd gehouden in de stad IJdelheid, en men verkocht er huizen, landerijen, beroe- pen, standen, waardigheden, titels. landen, koninkrijken, genoegens en ver- maken, van allerlei soort. Door Bunyan zoo genoemd en sinds spreekwoordelijk geworden. Bunyan zegt, er was alles to koop, behalve hetgeen Christian wenschte : de waarheld. De En- gelsche schrijver Thackeray beschrijft in zijn roman Vanity fair (1847) 't losse karakter der genoegens van Vauxhall (z. a.) eene uitspanning bij Londen. Vannet, (w a p.), St. Jacabsschelp, doch van binnen gezien. Vanselewe, (a f r.), vroeger, ver- leden. Z. v. a. „van z'n leven". Vantild, zie Gulden-besjes-tijd. Vapeur, zie Mousselien. Vapeurs, dampen, opstijgingen, vroeger eene mode-ziekte van sommige dames, bij wie de vapeurs in niets anders bestonden dan in booze luimen, door gekrenkte eigenliefde, nijd, naijver enz. veroorzaakt. Vare, Vare, redde mihi legiones ! (1 a t.), 0 Varus, Vat-us, geef mij mjjne legioenen weder! Keizer Augustus, na den slag in het Teuto- burgerwoud, 9 n. C. Varen (bij de schuit), (m i 1.), straf- exerceeren, en wel ,zoo en zooveel toertjes", d. i. zooveel keer. Vareuse, zie Tunique. Ook ma- trozenbaaitje of wambuis. Varia leetio, (lat.), verschillende of afwjjkende lezing (van een tekst), variant, meerv. variae lectiones. Varletas delectat, (lat.), (Bo- norum sensus ut delectes varietas etc.). Afwisseling bevalt. Verscheidenheid van spijs doet eten. P h a e d r u s, Fabulae, 2. Prologus 10. VA$IETES (SALON DES). 1194 VATICAAN (HET). Varletes (Salon des -, kleinere schouwburgen to Parijs en elders, en in 't midden der 19e eeuw ook to Amsterdam. Variety store, (a m.), bazar, winkel van alles. Varlo modo (varlis modis) bene fit, (lat.). Op verschillende manier(en) kan iets goeds of goed gesehieden. Variorum edities, zekere uit- gaven van oude en nieuwere Latijnsche en Grieksche schrijvers, meest in Hol- land in de 17e -en 18e eeuw uitgekomen, en die vele commentaren bevatten. Ze worden meer gezocht als curiosa, dan gewaardeerd om den inhoud. Varium et mutabile semper lemina, (lat.), eeu ongelijkmatig en veranderlijk ding (of wezen) is altoos de vrouw. Uitroep van Aeneas in V e r- g i l i u s' Aeneis, IV, 569. Door Vondel aldus vertolkt „Een wijf is altyt wuft en wispel- tuurigh". Varkblom, (a f r.), Aronskelk (z. a.). Varken, (stud.), student, die Been lid is van het Studentencorps. Varken (Hil is zoo netles als een -, (t o o n.), erg opgedirkt. Varkensvilders, spotnaam voor de inwoners van Ternaard bij Dokkum. Varsovienne, dans in Polen ; Varsovie=Warschau. ZieJan Piedewiet. Vasalstaat, staat die (als leenman vasal) of hankelijk is van een anderen staat (leenheer: suzerein). Vascagat, (f r.), spotnaam voor Henri Rochefort, sedert Juiii 1898, na- dat zijn blad L'Intransigeant den tekst van een aan hem gericht dank-adres zooals het he ette van arbeiders van Marseille openbaar had gemaakt. Wie Provencaalsch kenden, ontdekten echter, dat de namen der onderteekenaars (Vascagat, Endoume, enz.) eenen volzin vormden, waarin Rochefort bespottelijk werd gemaakt, en waarin hem allerlei leelijke dinget naar het hoofd geworpen werden. Men noemt Rochefort ook marquis de Vascaga; hij beet eigen- lijk markies de Rochefort-Lucay. Vaskeer, (a f r.), vastmaken, op- sluiten. Vasloop, (a f r.), vastloopen, in den zin van er in loopen. Daarme het al baing (veel) mense verhulle vasgeloop. Vassal o-systeem, waarbij ronde gaten van ongeveer een voet in door- snede in de ra-, stag- en andere zeilen worden aangebracht, welke aan den dooden wind, die anders altijd in de zeilen rondwaart, den aftocht toestaan, zoodat de nakomende frissche wind het zeil met voile kracht rechtstreeks treft ; waardoor de snelheid der vaart wordt bevorderd. Met dit nieuwe systeem zeilen jachten enz. veel speller dan met het oude. Vat der DanaTden, zie Danai den. Vatel, (f r.), een (uitmuntende) kok; aldus naar Vatel, den maitre d'hotel van den grooten Conde, wiens tragische dood door Mad. de Sevignd vereeuwigd is. Conde, de overwinnaar bij Rocroi, bood Lodewijk XIV in 1671 in zijn vorstelijk verblijf to Chatilly een prachtigen avond- maaltijd aan. Toen de visch to laat kwam, duchtte Vatel, dat aan twee tafels de visch zou ontbreken; hij vreesde zijn goeden naam daardoor to verliezen -en doorboorde zich met zijn degen. Vatieaan (Het-, de residentie van den Paus, to Rome, met 22 open plaatsen en 11.246 kamers. Geheeten naar den Collis Vaticanus, waarop ze gebouwd staat, en welke oorspronkelijk tot het gebied behoorde der oude Etrurische stad Vatica of Vaticum; op den rechter- oever van den Tiber. VATICAANSCH CONCILIE. 1195 VEDA. Vatieaansch coneille, bet 20e eucumenisch concilie (8 Dec. '69-20 Oct. '70), op 29 Juni 1869 door Paus Pius IX bijeengeroepen, en aldus genoemd naar bet Vaticaan, waar de zittingen gebouden werden. Hoofddoel was bet uitspreken van de leer der pau- selijke onfeilbaarheid en de bevestiging van de leer van de Syllabus. Zeven- honderd prelaten namen er deel aan. Behalve de leer der onfeilbaarheid wer- den tal van andere leerstukken op bet Vaticaansch concilie bevestigd en ander- maal verkondigd met veroordeeling der tegengestelde dwalingen, als pantheisme, materialisme. Den 21 Juli '70 werd de stad door de Italiaansche troepen bezet, en op 20 Oct. werd bet Concilie ver- daagd, d. i. de zittingen werden geschorst. Vatieanisme, de richting of bet streven om den Paus (op bet Vaticaan) to Rome de alleenheerscbappij to be- zorgen, die bij meer dan 10 eeuwen bezeten heeft ! niet slechts als onfeil- baar Pontifex Maximus, maar ook als wereldlijk vorst. Vaticinium post eventum, (I at.), voorspelling na de uitkomst (op- geschreven of gefabriceerd). Zulke vaticinia kan men onderkennen aan de uitvoerige vermelding van allerlei bizon- derheden, uit welke blijkt, dat ze bet karakter van profetie niet dragen. De voorspellingen in Daniel XI en Jes. V houdt men voor zulke vaticinia. Vatten (Wie het - kan, vatte bet, uit Matth. XIX : 12. Vau of Waw, 6e letter van bet Hebreeuwsche alfabet, overeenkomend met onze Yen W. H e b r. vav spijker, baak, naar de gedaante dezer letter in zeer vele oude alfabets. De getalwaarde is 6. Vaudeville, (f r.), blijspel met zang; oorspronkelijk alleen een liedje; uit val-de-vire, naar bet dorpje Vire in Neder-Normandie, waar in de 15e eeuw een workman, Olivier Basselin, woonde die op voorkomende gebeurtenissen liedjes maakte en zong. - Daarnaar be- noemde men in 1792 een nieuwen schouwburg to Parijs, waar blijspelen met zang werden opgevoerd, en daarnaar ook heetten blijspelen in den smaak van de daar gespeelde stukken. Vauxhall, ook wel verkeerdelijk voksaal en voxaal gesproken en geschre- ven. Tuin voor publieke vermakelijk- heden; ook, muzikale uitvoerigg in eene hel verlichte, met groen en bloemen versierde zaal. Eig. hall (zaal, hof) van (Jane) Vaux, eigenares eener plaats vlak nabij Londen, sedert versmolten met bet stadsdeel Lambeth,waar in bet midden der 18e eeuw een twin voor publieke ver- makelijkheden werd aangelegd; hetgeen in Parijs en elders navolging vond; vanhier, de algemeenheid der benaming. De tuin to Londen ging teniet; doch de naam leeft nog voort in Vauxhall- bridge (de eerste brug over de Teems) en Vauxhall-street (die naar bet bin- nendeel der wereldstad voert). - Te St. Petersburg, misschien ook elders in Rusland, beet een spoorwegstation een vauxhall. Veeht-Generaal (De -, Generaal N. J. S m it, vice-president der Zuid- Afrikaansche republiek, overleden to Pretoria Maart 1896, die een werkzaam aandeel nam aan de veldtochten, waarin de Transvaal zich vrijvocht van de Engelschen. Hij streed zoowel bij Laing's Nek als bij Majuba. Met Paul K r u- g e r en met D u- T o it was hij in 1884 in Nederland, ter projecteering van een Zuid-Afrikaanschen spoorweg. Toen zijne gezondheid en krachten afnamen, eerde hem zijn yolk door de opdracht van bet vice-presidentschap der Republiek. - Ook Antonio Maceo, die Dec. 1896 sneu- velde als hoofd der opstandelingen op Cuba, de laatst overgeblevene van tien brooders (Mulatten), die allen gezworen hadden Cuba vrij to waken of to sterven, was een vecht-generaal, een man van ruwe kracht. Vecht-Maloor, de gepensionneerde Luit.-Generaal J. H. R o m s w i n ek a l. Veda, d. i. u'etenschap, noemen de Indiers bet oudste gedeelte hunner letter- kunde. Het is eene omvangrijke ver- zameling van gebeden, lofzangen, gods- VEDEL. 1196 VEERTIG ENZ. dienstige en zedekundige vermaningen en leerstellingen uit vroegeren en lateren tijd, geschreven in het Sanskrit. Men onderscheidt vier deelen der Veda, n.l. Rik, Sd man, Jadsjoes en Ath arwan, waarvan ieder weer uit drie trappen bestaat : Mantra = godsdienst, ook Samhita (= verzameling) geheeten, lof- zangen en spreuken bevattend ; Brah- mana = godgeleerdheid, uit godsdien- stige ceremonien en voorschriften be- staande, en Soetra = draad of band, waarin de kerkelijke leerstukken der Brahmanen vervat zijn. Vedel, het Hollandsche woord voor viool, in de spreektaal fiedel, dat ver- want is aan h g d. fiedel en e n g. fiddle. In het Latijn der Middeleeuwen heette dit snaarinstrument vitula, vidula, waar- van p r o v e n c; viula, en i t a 1. viola; hiervan komt f r. violon en ons viool. Vedi Napoli e poi muori ! zie Napels, en sterf dan, Italiaansch spreekwoord, ontleend aan de prachtige Jigging der stad aan de Golf van Napels ; zoo bekoorlijk, dat als men haar mocht aanschouwen, men genoeg heeft gezien in zijn leven. Vee van Laban. Zie Laban's vee. Veem, (b a r g.), hand. Veemgericht, geheime reclitbank in de Middeleeuwen, die, geheel buiten de openbare macht om, vonnissen uit- sprak en voltrok. De voorzitter heette vrrjgraaf of stoelheer, zijne bijzitters vr#schepenen, en de plaats der zitting vr#stoel. Ook heetten, in 't algemeen, de leden Wetenden, dat is :- ingewijden. Die aangeklaagd was, werd driemaal gedagvaard. Kwam_ hij niet, dan werd hij verfehmt, aan de vrijschepenen vrij- gegeven. ledere vrijschepen had het recht hem op to knoopen, niet aan een galg, maar aan een boom. Stelde de veroor- deeide zich to veer, dan mocht de vrijschepen hem doodsteken, maar legde dan een mes, waarop eenige geheim- zinnige letters stonden, bij het lijk, ten teeken, dat de dooding geen moord, maar eene strafvoltrekking was geweest. De Veemgerichten ontstonden in de 13e eeuw, vooral in Westfalen, of, zooals men 't noemde, op den rooden grond. Eene der beroemdste vrijstoelen is die van Dortmund geweest. Het laatste Veemgericht is gehouden in 1563, bij Zella. Nabij Bredevoort ligt, in een dennenbosch, de havezathe Walvoort, de eenige Nederlandsche plek, waar een vrijstoel van het Veemgericht in voile werking geweest is. Veemsteker, (b a r g.), ringvinger. Veemsteker (Een foksche -, (b a r g.), een gouden ring. Veertien en Hendrik IV, 14 letters vormen Henri de Bourbon. Hij was de 14e Koning van Frankrijk en Navarra, na de uitroeiing van 't ge- slacht van Navarra. Hij werd 14 Dec. 1553 geboren, de som der cijfers van dit geboortejaar = 14; hij werd 14 Mei 1610 vermoord, en heeft 4 X 14 jaar, 14 weken en 4 X 14 dagen geleefd. Den 14 Mei 1552 werd Margaretha de Valois, zijne eerste vrouw geboren; 14 Mei 1588 kwamen de Parijzenaars tegen hem in opstand ; 14 Maart 1590 won hij den slag bij Ivry; Grego- rius XIV vaardigde eene bul uit, waarbij hij van den troon uitgesloten werd; den 14 Dec. 1600 werd de Hertog van Savoye met Hendrik IV verzoend ; 14 Sept. 1606 werd zijn zoon, later Lodewijk XIII, gedoopt. Veertien en Lodewiik XIV. Hij was de 14e koning van zij,n naam, besteeg den troon in 1643; de som der cijfers van dit getal = 14; hij stierf in 1715; de som der cijfers van dit jaartal is eveneens 14; zelfstandig trad hij op na den dood van Mazarin in 1661, de som van welke cijfers = 14; hij werd geboren in 1638 en stierf in 1715; deze beide jaartallen to zamen geteld geven 3353; de som der cijfers van dit getal geeft 14. Veertig eenwen zien van deze pyramiden op u neer, woorden, waarmede Napoleon in 1798 zijne soldaten in Egypte aansprak, ten einde hen aan to vuren, door hun in herinnering to VEGETARIER. 1197 VENERABEL-VERKLARING. brengen, dat zij zich in de nabijheid van zoovele helden der oudheid be- vonden. Vegetarler, planteneter, oneigen- lijke naam voor aanhanger van bet vege- tarianisme. 't Zijn personen, die zich ont- houden van alle voedings- of genot- middelen, tot welker voortbrenging of bereiding bet dooden van dieren vereischt wordt. Zij gebruiken nochtans wel eieren (waarbij- de levenskiem van bet kuiken gedood wordt) en melk (voedsel- aan de jonge zoogdieren onthouden). Zij behoo- ren ook geheel-onthouders to zijn, en geen thee, koffie, kruiderijen of tabak, geene geneesmiddelen en derg. to gebrui- ken. Zoo wilde nl. de vader van dit stelsel, J. Newton, die in 1811 uitgaf Return to Nature or Defense of ve- getable regimen. In 1847 werd de Vegetarian Society ,te Londen opgericht; later volgden de Temperance Hotels. In Duitschland trad in 1868 E. B a l t z e r als voorvechter van bet vegetarianisme op. Door Ludwig, Virchow en Funke is bet onhoudbare van bet stelsel op wetenschappelijke gronden aangetoond. Reeds in 1052 vormde zich to Goslar eene secte, die, geen vleesch wilde eten ; de Duitsche keizer Hendrik III vond die menschen gevaarlijk, en liet ze op- hangen. Velligheldswet, officieele bena- ming der wet van 20 Juli 1895 (Stsbl. no. 137), houdend bepalingen tot be- veiliging bij bet verblijven in fabrieken en werkplaatsen. Velne hebben, (f r.), het gelukkig treffen; op een gelukkigen inval komen. Bet tegenovergestelde is d9veine Veld, (w a p.), oppervlak van 't schild, ook van een kwartier. Veldmuizen van konlng Se- thon, Herodotus vertelt (2, 141), dat Sethon, koning van bet door hem be- zette Egypte, en priester van Vul- canus, de krijgslieden verachtte en onderdrukte; daarom wilden zij hem in den strijd tegen Sanacharibas, den koning der Arabieren en Assyriers niet volgen. Hid- klaagt in den tempel zijn nood aan bet beeld van zijn god; deze verschijnt hem in een droom en belooft hem helpers. Toen hij met eene schaar vrijwilligers voor Pelusium lag, trok 's nachts een leger van veldmuizen tegen den aanrukkenden vijand op, en knaagde, hunne pijlkokers, bogen en schildriemen stuk, zoodat zij den volgenden dag on- gewapend vluchtten, en vele manschap- pen verloren. Veleda of Velleda, waarzegster bij de Bructeren. Vermoedelijk een sym- bolische naam, beduidend - „welgeval- len", ,genade". Zij voorspelde aan Claudius Civilis, opperhoofd der Bata- vieren, bij zijn opstand tegen de Romei- nen, een gunstigen uitslag van den Ba- taafschen vrijheidskamp. Velen zlin geroepen(en), maar welulgen ultverkoren, Matth. XXII : 16. Veils et remls, (lat.), met zeilen en riemen, d. i. met alle mooglijke middelen, alle zeilen bijzettend. Velours, (f r.), fluweel, o f r. velous, thans velu, d. i. harig, ruig. Velveteen, velveting, (e n g.), ongekeperd m:anehester. Het gelijkt op velvet (fluweel). Vendemialre, (f r.), wijnmaand, vgl. Vendanges (wijnoogst). Zie Ka- lender (Republikeinsche -, van 24 0et. 1793. Vendetta, bloedwraak; de doode- lijke haat en vijands chap, waarin weleer geheele familien, inzonderheid op Corsica leefden, tengevolge van een eersten moord. Venerabel-verklaring, veree- renswaard-verklaring van zalig gespro- ken personen in de R.-Kath. kerk, die dan aangeroepen mogen worden. Zoo heeft pans Leo XIII de zaligspreking der Fransche vrijheidsheldin Jeanne d'Are, Jan. 1894, door hare vereerens- waard (venerable) -verklaring doen vol- gen. Het Lat. venerabilis beteekent eerwaardig. VENERABILE. 1198 VENTAIL. "Venerabile, (lat.), het eerwaar- dige. Renaming van het kastje waarin de heilige hostie wordt bewaard. Als dit kastje opengaat, maken de geloovi- gen een teeken des kruises in gebogen of knielende houding. Zie Monstrans. Venerable Compagnie (La -, (f r.), het Eerwaardige Gezelsehap, de gezamenlijke geestelijkheid bij de Hervormden, die to Geneve het opzicht uitoefent over alles wat op den gods- dienst betrekking heeft. Venetiaansche glazen, drink- glazen uit de Middeleeuwen, to Venetie gemaakt, die de eigenschap zouden be- zitten van in scherven to breken, wanneer er vergif in gegoten werd. Venetaaansche school, schil- derschool, waarvan T i t i a a n (t 1576) aan 't hoofd stond. Zij liet de studie van 't antieke na, en muntte uit in de nabootsing der natuur en door den rijkdom van kleuren. Venetie van het Noorden (Met -, voormalige eernaam van Amsterdam, in de 17e eeuw, wegens zijn toenmaligen uitgebreiden handel. Constantijn Huygens (-x-1687) zong: Zweemael Venetien, waer is 't ende van uw wallen ! Bij wijze van tegenstelling heet dan Venetie het Amsterdam van het Zuiden. Veni, Creator Spiritus, (la t.), kom, scheppende Heilige Geest. Aanvang vau een Roomsch-kerkelijk lied der Middeleeuwen. Venn, vidi, vacs, (1 at.), ik kwam, ik zag, ik overwon, woorden, waarmede Caesar aan zijn vriend Amintius to Rome zijne overwinning bij Ziela, in Pontus, meldde (2 Aug. 47 v. C.), door hem behaald op Pharnaces, zoon van Mith- ridates, koning van Pontus, die aan Pompejus hulp verleend had. Venia aetatis, meerderjarigver- klaring. Wordt bij ons door den Hoogen Raad, onder goedkeuring van de Kroon, verleend. Venia(m) agenda, petere (ver- zoeken), nl. verlof om gerichtelijk tegen iemand op to treden. Men verzocht dit aan de schepenen zijner woonplaats, bv. a° 1734 „ter fine van egtscheydinghe". Venia agendi (1 at.) = vergunning om to handelen. Veniam petimusque damus- que vicissim, (lat.), (deze) vergif fenis (vrijspraak) vragen w# en geven wij wederkeerig. O v i d i u s, Ad Pisonem, regel 11. Venitienne, Venetiaansch lied der gondeliers. Venloosch peerdie, volksety- mologische benaming (in Limburg) van de velocipede. Vennootschap, waarschijnlijk af- komstig van veinnoot, veennoot- veem- nootschap (veemnoot = veemgenoot, medelid van een veem), volgens het burgerlijk recht - hetwelk spreekt van ,maatschap of vennootschap" -- ,, eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap to brengen, met het oogmerk om het daaruit ont- staande voordeel met elkander to deelen" (art. 1655 B. W.). In het Handelsrecht onderscheidt men : 1) de vennootschap onder eene firma, , diegene, welke twee of meer personen aangaan, teneinde onder een gemeenschappelijken naam koophandel to drijven" (art. 16 W. v. K.), de commanditaire vennootschap, ook vennootschap bij wijze van geldschie- ting, , anders een commandite genaamd", ,, aangegaan tusschen eenen persoon, of tusschen meerdere hoofdelijk voor het geheel aansprakelijke vennooten, en eenen of meer andere personen als geld- schieters" (art. 19 W. v. K.) ; 2) de naamlooze vennootschap, waarbij Ko- ninklijke bewilliging gevorderd wordt en waarvan de leden (aandeelhouders) niet verder aansprakelijk zijn dan voor het bedrag hunner aandeelen. Vent et marke (Contre -, (f r.), tegen wind en getij : zijn gevoelen doordrijven = met geweld en hard- nekkigheid. Ventall, (f r., w a p.), kjjksleuf in den helm. VENTOSE. 1199 VER SACRUM. Vent8se, (f r.), windmaand. Zie Kalender (Republikeinsche, van 24 Oct. 1793. Ventre aflame (Coiffure -, (f r.), kapsel t la C 1 e o d e M e r o d e. Deze danseres van vrij groote schoon- heid, kapt zich zoo, dat hare ooren onzichtbaar worden; 't gaat haar dus als de ventre affamee (qui) n'a pas d'oreilles. Venn trop tard daps un monde trop vieux (Je suis -, (f r.), ik ben to laat gekomen in eene to oude wereld; A 1 f. d e M u s set, Rolla I, verklaring zijner belijdenis : Je ne crois pas, o Christ! a to parole sainte; en hij verklaart dit met : D'un siecle sans espoir nait un siecle sans crainte ; en daarom roept hij moedeloos Jesus! ce que to fis, qui jamais le fera? Nous, vieillards nes d'hier, qui nous raj eunira ? Venus, Ilaliaansche lentegodin, onder Griekschen invloed geheel vereenzelvigd met Aphrodite, en dus geworden eene godin van schoonheid en liefde. De maand April als lentemaand was haar gewijd, op den len van die maand offerde men aan haar als Venus Genetrix (de voortbrengende V.), (z. a.), op den 23en als Venus Vulgivaga. Zie verder Aphro- dite en Anadyoinene. Venus. De meest beroemde of beeld- sels van deze godin zijn de M e d i c e i s c h e Venus, de Aphrodite van P r a x i t e 1 e s, de Venus van M i) o, de Venus Victorina van Can o v a en de Venus van G i b s o n. Venus van Milo. Dit standbeeld, met drie van Hermes, werd in 1820 door admiraal Dumont op Milo, een der Grieksche eilanden, ontdekt. Vandaar de naam. Het staat nu in het Louvre. Venus van Praxiteles.Dit stand- beeld hadden de oude Cnidiers aange- kocht, die er zoo'n hoogen prijs op stelden, dat zij zeifs bet aanbod van Nicomedes, koning van Bithynie, afsloe- gen, toen deze hun de betaling hunner nationale schuld als koopprijs aanbood. Later kwam het to Constantinopel, waRr het bij den grooten brand onder de regeering van Justinianus verloren ging. Venus vulgivaga, (1 a t.), de overal rondzwervende Venus (bij Lucretius). Van vulgus (= groote hoop, menigte) en vagus (= ronddolend), uit vagor (ik zwerf ). Fig. voor prostitutie; bv. „de Venus vulgivaga neemt eene stadswijk in beslag". Venusberg (De -, ook Horsel- berg, de berg waarin vrouw Venus haar verblijf houdt; de trouwe Eckart waarschuwt hen, die naderen, want die dezen betooverden berg binnentreedt, verliest de eeuwige zaligheid. Tann- hauser (1240-70) bespotte den minne- dienst in allerlei gedichten, o.a. in een Busslied, dat waarschijnlijk aanleiding gaf tot de sage, dat hij in den Venusberg verblijf hield, vruchteloos to Rome om genade vroeg en eindelijk naar Venus in den Horselberg (bij Eisenach) terug- keerde; naar welke sage Rich. Wagner zijn muziekdrama dichtte. Venushoed, rozenkrans. Ook Ro- zenhoed. Venusworp, lat. jactus Veneris of Venerius, ook alleen Venus, de hoogste worp met vier tali (dobbel- steenen), wanneer a1 de steenen een ander getal vertoonden. Hadden de vier steenen allen hetzelfde getal boven liggen, dan was dit de laagste worp, canis (bond) geheeten. Zie Canis. Ver de terre amoureux d'une etoile, (f r.), een aardworm, die op eene ster verliefd is. Met die woorden kenschetst Ruy Blas, tegenover de Ko- ningin, de hartstocht, die hij voor haar gevoelt, in het drama Ruy Blas, van Victor Hugo, II, 3, den 8en Nov. 1838, in den schouwburg de la Renais- sance voor 't eerst opgevoerd. Men past die woorden dikwerf toe op iemand, die een ander van veel hoogeren stand bemint. Ver sacrum, (l at.), heilige lente, werd in het oude Rome uitgeschreven als een groot gevaar het vaderland be- VERBA VALENT USU. 1200 VERDRIET ENZ. dreigde. Dan wijdde het geheele yolk alles wat de volgende lente levends op- leverde, aan de goden. Dat' alles werd geofferd; de kinderen moesten, zoodra zij volwassen waren, over de grenzen gaan om volkplantingen to stichten. Yer sacrum is ook de titel van een nieuw Weener kunsttijdschrift, versche- nen Januari 1898, orgaan van den , Verein bildender Kiinstler Oesterreichs". Verb a valent usu, (1 a t.), de woor- den ontleenen hunne waarde (en betee- kenis) aan het gebruik; dus niet wat het woord moest beteekenen of vroeger beteekende, maar wat bet nu beteekent, is van gewicht. Verballhornen, (h g d.), iets slech- ter maken, terwijl men het integendeel dacht to verbeteren. De uitdrukking is haar ontstaan schuldig aan J o h. Ball- horn, een boekdrukker to Lubeck (1531-99), die sommige zoogenaamde verbeterde uitgaven van werken deed verschijnen, die of slechts onbeteeke- nende wijzigingen hadden ondergaan, of door hem bedorven waren geworden. Men zegt ook verballhornisieren en en Verb allh ornisierung. Verbatim et litteratim, (lat.), woordelil'k en letterlijk, woord voor woord en letter voor letter. (De Romei- nen zouden hiervoor ad verbunt, ad li tterain gezegd hebben). Verbergingskuil, kuil van 500 M. in omtrek en 9, M. diepte in Gasselte bij Assen, waarin nooit water komt; doch in hooger gelegen kuilen in den omtrek wel. Verbi divini minister, (V. D. M.), bedienaar des goddeljken woords, predikant. Verbondsbroeders, (freres d'al- liance), in de Middeleeuwen en nog later jonge edellieden,tusschen wie een priester eene gewijde hostie had gedeeld, en die daarbij de gelofte hadden afgelegd, elk- ander hou en trouw to zullen zijn in nood en dood. Verbondstheologie, de leer der Yerbonden (het Oude en het Nieuwe) in de godgeleerdheid, vooral ontwikkeld door den beroemden C o c c e j u s (t 1669), wiens Summa doctrinae de Foedere Dei (Hoofdsom der leer aangaande het Verbond Gods), het Nieuwe Verbond als een Yerbond der genade aan het Oude Yerbond der werken wordt overgesteld. In het Nieuwe Testament evenwel be- kleedt het begrip van verbond eene meer ondergeschikte plaats, en dient meer tot beeldspraak en vergelijking; daar de betrekking waarin de mensch door Christus en naar de leer van het Evan- gelie tot God staat, door dit woord slechts gebrekkig en onvolledig geteekend wordt. Verbrande Berend, een beruchte schaapherder, schapendief en brand-, stichter, geboren 1750 to Ermeloo, wiens nagedachtenis nog heden ten dage op de Veluwe leeft en 't onderwerp van menige schrikaanjagende vertelling is. Hij werd in 1773 op den Galgeberg bij Arnhem geworgd en daarna verbrand. Verbrou, (a f r.), verbruid, bedorven. Verbruikleening, overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zekere hoeveelheid van verbruik- bare zaken afgeeft, onder voorwaarde, dat de laatste haar even zooveel, van gelijke soort en hoedanigheid, teruggeve. (Art. 1791 B. W.). Verbum Dei manet in aeter- num, (lat.), het Woord Gods bl#ft in eeuwigheid. Jez. XL : 8, naar de Vulgata, die in plaats van „Dei" heeft , Domini nostri". Leus, die in 1526 prijkte op het gewaad der Evangelische stenden, die door Johan van Saksen naar den Rijks- dag van Spiers werden geleid. - Ook opschrift van menige oude kerkklok. Verehasmenen, (verhollandscht uit h e b r. chousom chotam = zegel) verzegelen. Verde antico of oud groen, groene gesteenten, die in de oudheid tot sieraden gebezigd werden. Verdoye, (e n g., w a p.), een boord- sel of zoom beladen of versierd met acht bloemen, bladeren of vruchten. Verdriet van China (Het -, de Gele .Rivier. Wegens hare talrijke overstroomingen. VERDRUKKING ENZ. 1201 VERITATIS ENZ. Verdrukking in groelen (Te- gen de -. Schertsend omtrent voor- spoedig opgroeiende kinderen of welge- dane mensehen ; zij, die geen sporen van uitgestanen druk in hun uiterlijk dragen. Uit Exod. I : 12: „hoe meer zij (de Egyptenaren) bet (Israel) verdrukten, hoe meer bet wies". Vgl. Palma sub pondere etc. Verduistering, de daad van hem' „die opzettelijk eenig goed, dat geheel of ten deele aan een ander toebehoort, ,en dat hij anders dan door misdrij f onder zich heeft, wederrechtelijk zich toe- eigent". (Art. 321 W. v. S.). Vereenlgde Staten van Eu- ropa, werd ter aanduiding van den eeu- wigen vrede, door C a t t a n e s (geb. 1815), in diens in 1848 verschenen werk over den opstand to Milaan voor 't eerst gebezigd. Twee jaren later werd bet denkbeeld, door Victor H u g o (1802 -85), bij de opening van het congres der Amis de la paix nader ontwikkeld. Hij zeide toen o. a.: ,Er zal een dag komen, dat de twee machtige Staten- groepen, de Vereenigde Staten van Amerika en de Vereenigde Staten van Europa, elkander over de zeeen de han- den zullen rijken." Vereering van het Kruis,(r. k.), plechtigheid in de kapel van bet konink- lijk paleis to Madrid, jaarlijks op den Goeden Vrijdag, waarbij de Koning of de Koningiin van Spanje, volgens oud gebruik,aan zeven ter dood veroordeelden gratie verleent. Verenlithe, kunstmarmer, waar- van eene fabriek is gevestigd to Heeze (N.-Brabant). Vererg, (z. a f r.), boos maken,: ons bet ons vererg, wry' hebben ons boos gemaakt. Verfoes, (z. a f r.), verknoeien. Vergebens sprleht man viel, um zu versagen, (h g d.), zie Man spricht enz. Vergette, (f r. w a p.), smalle paal of staak, 116 der schildbreedte. Vergette, (f r. w a p.), veld verdeeld in staken. Vergilius, (stud.), zie ,Valchits (stud.). Verguldavondle, genoegelijk avondje, dat nog voor ongeveer een halve eeuw de banketbakkers een paar dagen voor St. Nikolaas aan de kinderen hunner klanten bereidden; die dan wer- den uitgenoodigd om op de groote St. Nikolaaspoppen (van koekdeeg) bet verguldsel to komen plakken. Vanhier, dat zulk een avondje ook plakavond werd geheeten. H i 1 d e b r and vertelt er van in zijne Camera Obscura. Verhemdekleeden (Ootmarsum), verwaden (Holland), elders verhenne- kleeden, verhenekleeden, verhunneklee- den, afleggen, bet verkleeden van een lijk voor de begrafenis. Verhoogd, (w a p.), hooger dan geivoonlj, f k geplaatst. Verhoogt zal vernederd, en die zlehzelven vernedert zal verhoogd worden (Die zich- zelven -, zie Matth. XXIII : 12. Verifleatie, eig. waarmakinq, in een faillissement, van de juistheid van bet bedrag der schuldvorderingen in eene vergadering van schuldeischers, onder leiding van den rechter-commissaris en in tegenwoordigheid van den curator. Waarbij tevens (althans voorloopig) wordt beslist, welke schuldvorderingen bevoorrecht zijn. Veritas praevalebit, (lat.), de waarheid zal overwinnen; legende van sommige kerkzegels. Veritas se ipsa defendit, (lat.), de waarheid verdedigt zichzelve. Veritatis ergo, (lat.), krachtens de waarheid of ter wille van de waarheid. Veritatis simplex oratio est, (1 a t.), naar E u r i p i d e s, Seneca Epis- tolae, 49, 12, het woord der wa-arheid is eenvoudig. Zie Simplex sigillum veri. 76 VERITE ENZ. 1202 VERNON-PENNINGEN. Verit6 en deck des Pyrenees, erreur an deli,: (f r.), wat aan deze zijde van de Pyrenaeen waarheid is, is aan gene zijde dwaling, B 1. P a s c a 1, Pensees III, 8 (Ed. Havet). Verlaring, rechtsmiddel om door verloop van tijd eigendom to verkrijgen of. van eene verbintenis bevrijd to wor- den. De eerste soort van verjaring (1 at. usucapio) wordt wel de acquisitieve, de andere (1 a t. praescriptio) de extinc- tieve usucaptie genoemd. Verkienr, (a f r.), verkleuren,blozen; daarom : verkleurmannetje, iemand die spoedig bloost. Verkleurmannel je, (a f r.), zie Jantje-trap-zuutjes. Verkouden, (mil.), vooruitzicht om gestraft to zullen worden. Verkrummelen, (b a r g.),verbergen. Verlaagd, (w a p.), lager dan ge- woonlrjk geplaatst. Verlieht, (w a p.), heeten dieren- koppen, wanneer bet oog van andere kleur of metaal is. Komt vooral vocr bij koppen van everzwijnen. Ook ge- bouwen : met vensters van ander email dan bet stuk zelf. Fr. ajouri. Verlof met bbhoud van spii- kers, (mil.), van sold#. Verloren Maandag, zie Kopper- maandag. Verloren schaap is terecht (Het -, ontleend aan de gelijkenis van Jezus in Luk. XV : 4-7. Vermasseren, verhollandscht uit h e b r. masar = overleveren, vooral in den lateren ongunstigen zin van verraden, een geheim verraden, iemand aangeven. Vermeinseren, (verhollandscht nit h e b r. maaser, ook uitgespro- ken meinser (z. a.)), in de Joodsche volkstaal: vertienen, een tiende deel van iets (winst, erfenis, inkomsten) voor liefdadige doeleinden bestemmen. Vermin State, (am.), gewormte- staat, naam voor New-Mexico, naar al de schadelijke insecten in die streek. De inwoners, meest van Spaanschen oorsprong, heeten Spanish Indians. Verminkt, (w a p.), zonder staart, nagels, tong en tanden. Vernederd, (w a p.),verlaagd, (z. a.). Vernienwing des tempels (Feest der -, ingesteld door Judas den Makkabeeer (f 161 v. C.), toen hij den tempel, die drie jaren lang onthei- ligd en door Syrischen afgodsdienst be- zoedeld was geweest, reinigde, en bet nieuw gebouwde brandofferaltaar op nieuw inwijdde; zie 1 Makkab. IV : 56, 59 en vgl. 2 Makkab. X : 6 vg. Ten tijde van Jezus (vgl. Job. X : 22) werd bet in bet gansche Joodsche land ge- vierd, acht dagen lang, met eene, verlich- ting der huizen. Het viel in op den 25 Kislev (December). Later schijnt dit feest zijn kerkelijk karakter verloren to hebben, en een rationale gedenkdag geworden to zijn; weshalve Flavius Josephus bet den naam geeft van lichten, als zinnebeeld van de macht en vrijheid, welke den volke Israels boven verwach- ting ten deel gevallen waren. Vernissage, (f r.), bezoek door eene schare van bevoorrechten, der schil- derijen-tentoonstelling to Parijs, den dag voor de eigenlijke opening. 't Is een „kermis der ijdelheid" onder de hooge kringen. Vernissage = bet vernisseri, daar bet beet, dat de schilders op then dag de ingezonden werken nog vernissen. Vernon-penningen, gedenkpen- ningen op den Engelschen admiraal E d u a r d Vernon, die in 1741 van zijne Regeering bevel ontving met de vloot naar Carthagena to stevenen ter bemach- tiging dezer stad. Zoo sterk hield men zich to Londen verzekerd van de over- winning, dat reeds terstond, voordat nog eenig bericht van den afloop was inge- komen, een gedenkpenning op de inne- ming der stad werd geslagen. Groot was de teleurstelling, toen de Admiraliteit vernam, dat Vernon bet beleg onver- richter zake had moeten opbreken; en V1ItONICA. 1203 VERSCHE WAAR. men haastte zich de uitgegevene gedenk- penningen weder machtig to worden en to vernietigen. Vandaar, dat ze zeldzaam -zijn geworden en zeer gezocht. Er be- .staan eene menigte varianten van, mee- rendeels vermeld in „De Navorscher" VI bl. 161, VII bl. 5, 165, 262 en IX bl. 327. Veronica. Men zegt, dat zekere inaagd Jezus, toen hij naar den Calvarie- berg ging, een zaklloek aanreikte, om bet zweet van zijn voorhoofd to vegen. Nadat zij dien terugkreeg, vond men er -eene volkomene gelijkenis van Jezus' aangezicht op ; daarom heette men dien Vera-Iconica (ware gelijkenis). De maagd werd later St. Veronica genoemd. Een -deter zakdoeken wordt in de St. Pieters- kerk, en de andere in de Cathedraal van Milaan bewaard. Veronica, naam, ontstaan uit bet -opschrift van een barnsteenen amulet, dat de gladiatoren droegen: phero niken ik behaal de overwinning; of ook uit Pherenike waarvan de Macedoni- sche vorm is Berenike of Beronike, vanwaar Berenice. (Hand. XXV : 2l ). Veroveraars, Alexander de Groote, de veroveraar der wereld (356-323 v. C.). Alfonso van Portugal (1094-1185). Aurungzeb de Groote, A l e n g i r, de machtigste der Groot Mogols (1618- 1707). Fernando Cortez, t 1547, veroveraar van Mexico. iVillem van Normandie, veroveraar van Engeland (1066). AOthman of Osman I, de grondlegger der Turksche macht (1259-1326). Trans Pizarro, veroveraar van Peru (1475-1541). Verpatsen, (b a r g.), verkoopen. Verponding, Wasting op vaste , goederen. Ontleend aan bet oude ponden of ponderen, lat. ponderare = ponds- .,gewja wegen, d. i. naar een zeker getal van ponden waardeeren of schatten, volgens de mariier der ouden, die bij ponden rekenden, zooals wij bij guldens. In de ll;eder-Betuwe rekende men voor eene halve eeuw nog bij ponden = vij f gulden elk). De wijn wordt in den groothandel thans nog verkocht bij Ponden Vlaamsch (= f 6.-). Ponding is dus schatting, en verponding eene andere manier van schatting. In oude schriften heeft dit woord drieerlei be- teekenis : 1 ° z. v. a. zetting = alle schatting in 't algemeen, deze of gene zaak betreffend; 2° de som welke iedere stad of dorp jaarlijks als schildtaal moest betalen ; 3 ° de belasting welke men thans nog bij ons van onroe- rende goederen betaalt. Eene belasting, waarschijnlijk eerst in 1515, en wel allengskens ontstaan uit de heffing van den 10n, 50n en 100n penning, die dik- wijls van de huizen en landerij en ge- vorderd werd; in welker plaats 's Lands Staten in 1581 de tegenwoordige manier van verponding hebben ingevoerd. De inzamelaars er van worden ontvangers, en voorheen op het platte land gaarders der verponding geheeten. Verrader of viland slaapt nimmer (De -, nml. de booze, de duivel; vgl. 1 Petr. V : 8, en vooral Matth. XIII : 25, 39, waar de vijand des nachts onkruid zaait. Verrader ziet misschien ook op Judas Iskariot, die volgens Job. XIII : 30 des nachts uit- ging, om zijn verraad to plegen. Verre preceptenr, (rest.), een glaasje oude Ware, na 7 uur. Verreiager, een lange, lichte spiets, van onderen plat, om tevens tot polsstok to dienen bij 't springen over slooten. Veel gebruikt door de Noordhollandsche boeren in den strijd tegen de Spanjaarden (H o o ft, Ned. Hist., bl. 314). Versast. Sas beteekent schutsluis. Als men door bet openen en sluiten van twee sluizen een schip.gelaten heeft van de eene rivier in 'de andere, dan is dat schip versast. Versche waar, (too n.), nieuwe- lingen, vooral vrouwen. In Amster- dam ook pens en ander ingewand, ails voedsel voor honden en katten ver- kocht. VEItSCIIEREN. 1204 VERVAIN. Verscheren, (b a rg.), verdienen. Versehut (HiI is bot op -, (b a r g.), op de daad betrapt. Verschwartzt, oud-duitsch en in de Joodscht volkstaal nog soms gebrui- kelijk in den zin van vervloekt, ver- wenscht. Verschwartzter tzar = ver- wensch to gek ! H g d. verschwarzen zwart maken ; verschwartzen = be- lasteren. Verschweigt (Das - des Sfln- gers Hgfllchkeit, (h g d.), dat ver- zw#gt de zanger uit beleefdheid. Hoewel die woorden reeds in Die Weissaganng (1804) van L a n g b e i n zijn to vinden, werden zij eerst populair door een liedje van veel later dagteekening, waarvaii de schrijver onbekend is, en waarin zij telkenmale als refrein wederkomen, als de zanger een door hem gestelde vraag You moeten beantwoorden. Bij ons : wat et- verder is geschied, dat zeg ik niet. Verse, (f r. w a p.), omgekeerd. Versa Berneschi, in de Italiaan- sche letterkunde, luchthartige poezie, niet vrij van ironie of satire, naar Kardinaal Francesco Berni (1490 -1536). Versliegenaar, (b a r g.), verrader. Versilegenen, (b a r g.), verraden. Versmald, (w a p.), heeten de he- raldieke stukken (z. a.), wanneer ze Been 113 van bet schild beslaan (zijn er twee of meer, dan spreekt die ver- smalling vanzelf, omdat er anders geen ruimte voor zou zijn ; en wordt dus niet opgegeven). Zoover mogelijk, bijna tot eene streep versmald beet zoodanig stak bij de Fransche herauten filet (bijv. filet en bande, en barre, en croix). Verstek, wordt verleend tegen den beklaagde of gedaagde die niet versche- nen is; de zaak wordt dan buiten hem om beslist, maar hij heeft bet recht in verzet to komen, waardoor de zaak op ,nieuw kan worden behandeld. Verstopt gemoug, (t o o n.), ee;s onverbeterl#k mensch. Versus leonini, (1 at.), zie Leoni- nische verzen. Men vindt ze reeds lang vbor Leo (12e eeuw), zonder dat ze door een afzonderlijken naam aangeduid waren. Vert-de-gris, (f r.), kopergroen, bijnaam van den Belgischen Staats- minister, den beer C h. Woes t e, naar de bleekgele kleur van zijn gelaat ; ook wel naar bet hatelijk karakter, hem door zijne talrijke vijanden toegeschre- ven. Zie Honune funeste. Vert d'iris, (f r.), Spaansch groen; z. v. a. bet groen van den regenboog. Vertatur, vertas of verte, (v.), het worde omgekeerd, of keer om, sla om (een blad). Vertenellfl, (f r. w a p.), de hen, af- beelding van een grendel. Vertoefkamer, (z. a f r.), wacht- kasner. Vertoetser, (b a r g.), heeler. Vertossen, (b a r g.), helpen. Vertroosters (Met ziln maar moeilijke -, ujt Job XVI : 2, waar Job zijn wrevel uitspreekt over de lange ongeschikte redenen en onbillijke ver- wijten zijner vrienden; zie Jobsvrienden. In de nieuwste vertaling staat bezwa- rende vertroosters. Vertu est un beau fort (La -,. (1 at.), d e deugd is een schoone burcht_ Spreuk van bet Nederlandscbe geslacht De Beaufort. Vertumnus, (lat.), god van ver- andering en afwisseling, in het bijzonder van de afwisseling der jaargetijden, die de vruchten doet rijpen, maar verder ook van de verandering in de gezind- heid der menschen, van ruilhandel, enz. Uit vertere = omwenden, omdraaien_ Vervain, naam van een plant, waar- VERVOLGBUNDEL. 1205 VESPASIENNE. aan allerlei geneeskracht en ook zedelijke cigenschappen werden toegeschreven, vandaar dat ze als symbool door de ridders werd gedragen. Zij was een waarborg voor goede trouw en vriend- schap, vandaar dat ze ook heiliq-kruid genoemd werd. Het woord is van Ver- bena (herbena). Vervolgbundel, op de Evangeli- sche Gezangen, op last van de Algemeene Synode der Nederl. Hervormde Kerk, 19 Juli 1866 uitgegeven. Die Gezangen waren 192 in getal, en met dezen bundel mede, klom hun aantal tot 274. Prof. Bernard ter Haar (t 1880) en Ni- c o l a a s B e e t s hadden aan dezen bundel cen belangrijk aandeel. Verwachtlngsschild, (w a p.), een zilver veld zonder stukken; waarin dus nog een wapen wordt verwacht of ingewacht. Verwaden, zie Verhemdekleeden. Verwese, (a f r.), bleek, ontsteld. Verwlenerung, (h g d.), een, door de Kdlnische Zeitung (November 1897) voor 't eerst gebezigd woord, voor de nabootsing, door andere vertegenw oor- digende vergaderingen, van de erger- lijke tooneelen, die toenmaals in den Reichsrat to Weenen voorvielen. Verwilder u van mid, Satan I ga van mij weg, satan, Matth. IV : -10, woorden van Jezus tot den duivel; op dezelfde wijze spreekt Christus Petrus aan, Matth. XVI : 23. Verwondering Is de moeder der wetensehap (De --, gezegde van Plato, waarmede deze Grieksche wijsgeer bedoelt, dat verwondering over eenig verschijnsel of feit tot onderzoek en navorsching noopt, waaruit studie en alzoo wetenschap wordt geboren. Verzameld worden tot Wine volken (vaderen), Gen. XXV : 8, 17 en elders. Veelal opgevat als : bU- gezet worden in 't familiegraf. Maar 't wordt ook gezegd van wie niet in 't graf hunner vaderen kwamen, Deut. XXXI : 16; 1 Kon. II : 10; 2 Kon. XXI : 18. Alzoo ligt er meer de gedachte in aan een schimmenrijk. Zoo zegt Jacob, Gen. XXXVII : 35, dat hij tot Jozef, then hij verscheurd, dus niet begraven, acht, zal neerdalen in het doodenrjk. (Onj uist is de overzetting graf, in de Statenvertaling). Verzekering. , Assurantie of ver- zekering is eene overeenkomst, bij welke de verzekeraar zich aan den verzekerde, tegen genot eener premie, verbindt, om hem schadeloos to stellen wegens een verlies, schade of gemis van voor- recht of voordeel, welke hij door een onzeker voorval zou kunnen lijden." Art. 246 W. v. K. Verzet, (j u r.), zie Verstek. Verzoeningskapel, opgericht op bevel van Lodewijk XVIII, koning van Frankrijk, op de graven van Lodew ijk XVI , en Marie Antoinette, in de rue Anjou, niet ver van de Magdalenakerk, to Parijs, op het uiteinde van een hofje, op de plaats waar de lichamen van dit echtpaar in een put met kalk werden geworpen. Vervaardigd uit wit marmer, met twee prachtige groepen, voorstellend den koning en de koningin; alsook met eene plaat, waarop de hartroerende brief werd ingelegd, door Marie Antoinette daags voor haren dood aan hare schoon. .zuster, prinses Elisabeth, geschreven. Alvorens to worden overgebracht (21 Jan. 1815) in de koninklijke begraaf- plaats van St. Penis, rustte het stoffelijk overschot ter plaatse, waar Lodewijk XVIII die kapel oprichtte, welke in 1826 door Karel X voltrokken werd. Verzondig, (z. a f r.), ergeren. Verzu1pen, (k. m. a.), iemand een glas water of meer in zijn nek gooien. Is thans evenals ,baren" aldaar af- geschaft. Verzwarste nar, (too n.), een ingebeelde gek. Vgl. Verschwarzt. Vespaslenne, openbare water- plaats, zie Geld stinkt niet en Non olet. VESPERIA. 1206 VETTE ENZ. Vesperla, (m i d.1 a t.), avondiverk, van vesper (avond), d. i. het laatste werk van een doctorandus v6or zijne promotie, bv. aan de hoogeschool to Wittenberg in de 16e eeuw. Die vesperia, op den dag v6or de eigenlijke promotie, in de Slotkerk -ter stede, duurde drie uren, en begon met de voordracht van een Magister (Vesperianus), een acade- misch leeraar, die eene quaestio expec- tatoria (eene vertoef- of verbeid-kwestie) voordroeg, welke een baccalaureus (z. a.) beantwoordde en waarop de overige baccalaurei repliek gaven. Daarna stelde een andere Magister eene quaestio, welke de vesperiandets (d. i. de promovendus, de promoveerende candidaat), beant- woordde in zoovele conclusiones als er Magistri aanwezig waren. Vespers (ZIj hebben een pint- le vdor de - gedronken, schert- send gezegd van jonggehuwden, wanneer het blijkt dat de eersteling to vroeg geboren wordt (in West-VI.). 't Wordt ook op de jonge vrouw alleen toegepast: Z# heeft ... Vgl. H# heeft vdor het bidden in het brood gebeten; en er is~ roet in 't eten. Vesta, godin van den huiselijken haard en het haardvuur, in beteekenis gelijk aan de Grieksche Hestia, maar door de Romeinen hooger in eere ge- houden dan deze door de Grieken. Vestales, ook virgines Yestae ge- heeten, vestaalsche maagden. De voor- naamste taak der dienstdoende Vestalen was to zorgen, dat het vuur in den tempel niet uitging. Evenals het vuur een zinnebeeld van reinheid is, moesten ook Vesta's priesteressen hare maag- delijke kuischheid bewaren; anders, werden zij levend in een graf gemetseld, terwijl ook haar verleider met den dood gestraft werd. Zij waren suijuris, (d. i. haar eigen meester), zij alleen mochten to Rome op een wagen rijden, bij open- bare feesten en spelen hadden zij de eereplaats. Op straat werden zij voor- afgegaan door een lictor; zelfs de consul week voor haar uit, terwijl zijne lictoren hunne roedenbundels naar den grond gericht hielden (farces submit- tere). Wanneer Aj een veroordeelde ontmoetten, was deze vrij. Vestibulum, voorplein voor een aanzienlijk Romeinsch huis, aan driee zijden door muren ingesloten. Z. v. a- aan Vesta (z. a.) gewfjd. Vestis virum reddit, (I a t.), klee-- renmaken den matt. Q u in tilianu s, Inst. Drat., VIII, 5. Vestle (Daar zou Ik wel een - van willen hebben, (too n.), dat- is heel leel#k. Vestingen & cheval, (f r.), ves- -d, vestingen, die aan beide zijden van eene rivier liggen, als Metz, Koningsbergen, Maagdenburg, en vroeger ook Luxemburg. Vet, (mil.), oitzindel#k, niet kun- nende poetsen. Zie ook doyen, en vet- doffer. Vet (Een -, (rest.), bier met dik schuim. Vetdoffen, (m i 1.), slecht poetsen. Vetdoffer, (mil.), ie,nand die met de linkerhand iceerruilmaakthetgeen h# met de rechter heeft gepoetst. Vetkees, (m i 1.), een onzindelfjk titan. Vetkoopers, zie Schieringers. Vetlap, (m i 1.), smerig, vttil soliaat. Vetmanneke, zie Manneke. Veto = ik verbied. Het recht van de Kroon of - van den President eener republiek om besluiten van verschil- lende regeeringslichamen to vernietigen. Bij de oude Romeinen kwam dit recht, ten aanzien van besluiten van den Se- naat, aan de volkstribunen (tribuni plebis) toe. Vette (Iffil genlet bet - der aarde, schertsend voor r#kdom en weelde, overvloed en al carat de zinnen streelt. Ontleend aan Gen. XXVII 28 en 29. VETTE JAREN EN MAGERE JAREN. 1207 VIA TRITA, VIA TUTA. Vette iaren en magere 3aren, Pharao's droom,. Gen. XLI, van , zeven mooie vette koeien", die door ,zeven leelijke en magere koelen werden op- gegeten", en van ,zeven dikke en voile aren", die door , zeven magere aren" werden verslonden, wordt door Jozef aldus verklaard, dat in geheel Egypte ,,zeven vruchtbare jaren" en na deze „zeven onvruchtbare jaren" zouden komen. Vetterli-geweer, repeteergeweer, anders gezegd snagaz#ngeweer; aldus genoemd naar Friedrich Vetterli (1822-1882), het laatst directeur van de Zwitsersche wapenfabriek. Vetturino, in Italie de huurkoet- sier, die tevens als Bids diende bij het vervoer van reizigers en daarom dikwijls voor dagen achtereen werd aangenomen ; een welbekend karakter in reisverhalen en romans. Vetzak, patroonzak thans nog alleen bij de schutterij in gebruik ; er is ver- schil tusschen patroonzak en patroon- tasch. Vexillum, standaard der Romeinen, verkleinwoord van 1 a t. velum, f r. voile, doek, sluier. Het vexillum was aan een dwarsbalk of dwarshout bevestigd, zooals de banieren onzer zangvereeni- gingen. Onder de Christenkeizers heette het vaandel labarum (z. a.). Vex1r-plaatles, zie Dessins-d- secret. Het ontdekken van de bedoeling is als 't ware eene vexatie, een plagerlff, welke men zichzelven aandoet. Vi coactus, (1 a t.), door geweld gedwongen. Dit schreef in initialen (V. C.) de Ruwaard van Putten, Cor- nelis de Witt in 1672 eerst achter zijne handteekening, bij welke hij het Eeuwig Edict afzwoer, en Prins Willem III voor stadhouder, vanwege Dordrecht, erkende.. Vi et armis, (1 a t.) letterl. door geweld en wapenen, d. w. z. net ge- weld van wapenen. Via crucis, (lat.), de weq des kruises; bij de R.-Katholieken een bid- weg, met beelden uit de lijdensgeschie- denis van Christus. Via crucis via lucis, (lat.), de weg van het krids (de lijdensweg) (is) de weg tot het licht. Vgl. door loden tot heerl#kheid. Luk. XXIV : 26. Via dei Serragli, (it.), letterl. weg der slagboomen of der omsloten plaatsen. Benaming van eene der beide afdeelingen van de Waldenzer gemeente to Florence. Zij is, evenals de gemeente to Turijn, in staat haar eigen leeraar to bezoldigen; is dus onaf hankelijk van vreemde huip. Via dolorosa, (lat.), de weg van smarte. De weg, welken Jezus van het Rechthuis van Pilatus (Gabbatha) near den kruisheuvel (Golgotha) heeft afge- legd. Hij vangt aan bij de tegenwoordige Antoniaburcht, waar men meent, dat het Rechthuis gestaan heeft ; eenige schreden verder, aan de overzijde der straat, is thans een R.-Kath. instituut der ,Zusters van Sion", gesticht door pater Ratisbonne. Die weg of straat is ongeveer 830 passen lang, tot aan de H.-Graf kerk. Via mala, (it.), kwade weg, h g d. Schreckenthal (Schrikdal), eene der vijf hoofdvalleien waarin Grauwbunderland (in Zwitserland) is verdeeld. Gelegen tusschen het Schamser- en het Rhein- walddal, wordt dit dal door den Achter- Rijn gevormd, en heet aldus, omdat het eigenlijk een weq is (tusschen Tunis en Zillis), 6 tot 8 voet breed en 2 uren lang, langs afgronden van soms 500 voet diep; in welke diepten pijlsnel de Achter-Rijn bruist. Aan den anderen kant van then weg verheffen zich tot 2500 voet hooge rotswanden. En in het aan den ingang gelegen dorp Ronzella. is de zon gedurende zes maanden in het jaar niet zichtbaar. Via media,-(lat.), middelweg. Via trita, via tuta, (lat.), een begane weg (is) een-veilige weg. Spreuk van Agar baron C a l l a n; Agar earl of Norm anton. VIANEN (NAAR - GAAN). 1208 VIED ENZ. Vianen (Naar - gaan, bankroet ,gaan, aldus gezegd, omdat Vianen sedert Frederik Hendrik tot 1795 eene vrij- plaats voor bankroetiers was. Zie M in- heer woont enz. Viaticum, een 1 at. woord, of kom- stig van via, weg. Het beteekent „reis, benoodigdheid", en wordt in de taal der II.-Bath. Kerk gebezigd ter aanduiding van het laatste oliesel, omdat men dit medeneemt op zijne rein naar de eeuwig- heid. Vicar, een hulpprediker, een plaats- vervangend geestelijke; oorspronkelijk, de geestelijke die slechts recht had op de , kleine tienden" en aangesteld was door den edelman, die over de inkomsten der kerkelijke goederen to beschik- ken had. Vicarsegoederen. De wet van 29 Oct. 1892, Stbl. no. 240, bevat be- palingen betreffende ,goederen van ker- kelijken oorsprong, eertijds hoofdzakelijk voor kerkelijke diensten en tot opleiding en onderhoud der daartoe geroepen geestelijke beneficianten bestemd, voor zoover die thans niet van Staatswege of vanwege eenig kerkgenootschap be- heerd worden, en die onder de benamingen van vicariegoederen, capellaniegoederen, memoriegoederen of praebenden bekend staan". Vice, (1 a t.), eig. in plaats van (enz.), vandaar tegenwoordig in samenstellingen als 6de naamval van vix = afwisseling, beurtwissel ; z. v. a. onder- of plaatsver- vangend, bv. vice-admiraal, enz. Vicieux (Cerele -, zie Petitio principii. Vicit vim virtue, (1 at.), de deugd overwon het geweld. Spreuk der stad Haarlem. Victime (La coiffure h la -, (f r.), kapsel. in den trant van dat der slachtoffers (van de guillotine), nml. het haar kort afgesneden, met kleine vlokken en krullen over het voorhoofd. Uitge- dacht door den kapper Duplan, en ge- bezigd door de dames na den 9en Ther- midor, ten tijde der Fransche Omwen- teling. Victus et amictus, (1 at.), voedsel en Weeding. Vide of videatur, (lat.), zie, zie na of het worde nagezien (bij het aan- halen van eene plaats uit een boek). Videant consules, ne quid respubliea detriments capiat, (1 a t.), C i c e r o, Orationes in Catilinam, 1, 2, 44, e. e. De consuls molten toezien, dat het gemeenebest Been schade hjde. Dit was de formule, waarmede de Senaat den consuls onbeperkte macht verleende in gevaarlijke tijdsomstandigheden. Videlicet, (1 a t.), = videre Beet, men kan zien, in den zin van namelrjk, to weten. In bet Engelsch afgekort tot viz. Vidimus, (o o r k.), oorkonde, waar- bij een landsheer, schepenbank of ander desbevoegd gezag verklaart eene andere oorkonde to hebben gezien, en van deze afschrift geeft. Viehsperre, (h g d.), afsluiting der grenzen voor buitenlandsch vee. Vier en de naam God. In 't h e b r. vormen 4 letters den naam I-H V H J a v e ; de Rabbijnen noemen dit ,, tetra- grammaton". L a t. Deus; . f r. Dieu; assyrisch Adat; d uitsch Gott; deenschGodh;ZweedschGoth;perz. Sora; a r a b. Alla ; s a n s e r i t sera; s p. Dios; it. Idio; s c a n d. Odin. Dit alles is louter toeval, taalkundig ver- band bestaat tusschen Djous (s k r.), Deva, Zeus, Theos, Deus, Dieu, Dios, Idio, en ander verband tusschen Wodan, Wuotan, Odin, God, Gott enz., de ove- rige vormen hebben met deze niets uit to staan. Vier eerloosheden (Wet der -.Alzoo titelden de vrijzinnigen inBelgie- dit in de nieuwe kieswet voor de ge- meenten ingevoerd viertal bepalingen 1. meervoudige stemming; 2. voorwaarde van 3-jarig yrblijf (waardoor officieren enz. met bmnderden tegelijk warden uit. VIER EMMERS (IN DE). 1209 VIGNET. gesloten); 3. 30-jarige ouderdom (waar- door al degenen, die sedert 23 jaar een vrijzinnig gemeentelijk onderwijs hadden genoten, insgelijks werden uitgesloten); 4. slecht ingerichte evenredige vertegen- woordiging, en op den koop toe bij- voeging van raadsleden uit den werk- gevers- en den werkersstand (die alzoo tweemaal moesten stemmen, nml. eens als algemeene stadskiezer, en eens als bijzondere). Fr. toi des quatre infamies; de uitdrukking werd door den socialis= tischen volksvertegenwwoordiger A n- a e e 1 e uitgedacht. Vier emmers (In de -, of icier eemers, uithangteeken, dat men in Belgie, in - de groote steden zoowel als in de kleinste dorpen en gehuchten, veelvuldig aantreft. Verbasterd uit „Vier eemer- kens" = Heemskinderen (zie Haimons- kinderen). Te Kemseke, aan den straat- weg van Hulst naar St. Nikolaas (in Oost-Vlaanderen), is het eerste hoekhuis eene herberg met een uithangbord waar- op „In de vier heijnrikskinderen". Ook to Wognum bestaat een herberg van dezen naam. Vier nitersten (De -, Dood, Oordeel, Hel en Hemel. Vierblad, (w a p.), roos (z. a.), met alechts vier bladeren. Vierde Gratie (De -, M a r- garetha van Valois, f 1549; zie Tiende fuze. Vierendeelen, (w a p.), het schild in vier kwartieren verdeelen, door een lood- en een waterpaslijn (dit is 't ge- wone) of door 2 schuine lijnen (schuin- kruiswijs, en sautoir). Vierge an pistolet (La -, schilderij van den priester-schilder en graveur P i e t r o A q u i l a to Massalea, (voor 1677 geboren), voorstellend Maria in den hemel met de vijf heiligen; en dus geheeten omdat een der heiligen eene pistool in de ]hand houdt. Viets, beter frets, d. i. rrjwiel; oor- sprong onbekend. Als verbaatering van ex1ocipede, gelijk sommigen meenen, is het niet op to vatten, vanwaar kwamen dan de letters ts? Wellicht is het woord cene klanknabootsing ! Wanneer en waar hoorde men dat woord het eerst ? Wel woont to Wageningen een rijwiel-maker die Vie t s heet, maar die begon ze to maken, toen 't woord al lang in ge- bruik was. Vietse fonne, duidt in de Joodsche volkstaal iemand aan, die belachelrjk fijngevoelig en kleinzeerig is. De aflei- ding is onzeker. Vieux antique,(r e s t.), oude Ware. Vigilance committee, (a m.), commissie van waakzaamheid; ver- eeniging van personen, die eigenmachtig optreden, en zelf vonnis vellen en vol- trekken. Vigilance, (f r. w a p.), zie Kraan- vogel. Vigilance (En -, (f r. w a p.), op zijne hoede. Vigilate Deo eonlidentes, (lat.), waakt, op God vertrouwend. Spreuk der provincie Holland. Vigilign, (1 a t.) vig liae, bij de Romeinen uitsluitend nachtwaken, in tegenstelling van de dag- of nachtwa- ken (excubiae). Deze regeling van den tijd, ni. de verdeeling van den nacht in vier vigilien, werd uit het leger overgebracht naar de stad Rome, en door de R.-Katholieke Kerk ook toege- past op de godsdienstoefening, inzonder- heid in de kloosters. Bij de Romeinen heette een godsdienstig nachtfeest, bijv. dat van Ceres, ook vigiliae. Vigilium, f r. veille, noemde de R.- Katholieke Kerk den dag voor hooge feestdagen, omdat men alsdan een ge- deelte van den nacht doorbracht met waken en bidden. Verg. Kerstavond, f r. Veille de Noel. Vignet, van f r. vignette wijn- gaarddrankje. Vroeger was men gewoon voor de eerste en achter de laatste bladzijde van een boek een rankje to VIJF NIETEN (DE). 1210 VILLANELLE. schilderen of to drukken ; vandaar dat men nu elk versiersel op den titel van een boek geplaatst vignet beet. Vill nieten (De -, van W i 11 e m Schortinghuis, t 1750 als pred. to Midwolde; zib Nieten. Vill vingers (De - uitge- spreid. Dit teeken, dat tot de phalli- sche symbolen (z. a.) behoort, komt in Zuid-Europa, en vooral in de Moham- medaansche landen voor, waar then als toovermiddel dikwerf de natgemaakte en in de asch gedoopte hand op deuren en vensters afdrukt. Dr. M a x B a r t e l s (Die Medicin der Naturvdlker) geeft dit teeken op als middel tegen bet booze oog. Het schijnt Oud-Babylonisch to zijn, en komt ook in Rusland, Nieuw- Guinea, de Kei-eilanden. in Amerika en Australia voor. Vijiblad, (w a p.), een cirkelvormig hart, waaromheen regelmatig vij f ronde bladeren met een uitwasje, aan korte steeltjes. Vijide penning, vijfde gedeelte van de opbrengst der gevangen visch, dat, in geld verrekend, werd opgebracht aan den Landsheer, den Graaf van Hol- land, daarna aan _den Staat, door de Woudrichemmers voor bet privilegie van uitsluitend vischrecht, dat zij van graaf Willem VI van Holland (t 1417) hadden verworven. In Nov. 1896 deed de Staat zijn recht van 5den penning tegen een Woudrichemschen visscher gelden, na bet sedert menschenheugenis niet to hebben uitgeoefend. Viifvingerkrnid, eigenlijk eene plantensoort, die op een stengel vijf bladen gelijk vijf vingers draagt (lat. quinque-folirum, g r. pentaphullon), fig. slagen met de vijf vingers of met de vtfist. Vijgen, spotnaam voor de inwoners van Enkhuizen. Vijgeblad. Van Adam en Eva, nadat zij in zonde, waren- gevallen, leest men Gen. III : 7, dat zij gewaar wer- den, dat zij naakt waren en vijgen- bladeren samenvlochten tot schorten. Na then tijd werd het vijgeblad eene zin- nebeeldige uitdrukkingvoor„schaamach- tige verberging", bedeksel der schande. Vijver gedaald (Een ander is voor hem in den -, ontleend aan Job. V : 7, om aan to duiden, dat iemand achter bet net vischt, een meer gelukkige hem voorgaat. Viking, (o u d n o o r s c h), strijder,, held, inzonderheid zeeheld; vandaar Vikingertochten, de avontuurlijke zeetochten der Noormannen. Afgeleid van vik = kreek, baai, waarin zij op de loer lagen. Vilene, (w a p.), met geslachtsteeken, meestal in den vorm van een sierlijken krul. Zie ook Ewe. (= zonder geslachts- teeken). Villa, oorspronkelijk (in 't Latijn) een landgoed. Thans noemt men omge- keerd een huis mot tuin ten platten lande zonder veel omslag van boerderij,, stallingen enz. villa, in tegenoverstel- ling van buitenplaats. Villa regia, (m. I at.), rijkshof. Bij de Keizerlijke Hoven stond een slot, door den keizerlijken ambtenaar be- woond en omringd door verscheidene: huizen van landlieden en handwerkers,, die, vrij gelaten, naderhand zoodanige plaats met muren omgaven (Rijksvrij- beer v. Spaen, „Inleiding" III, 359). Zulke villae regiae waren in bet Karo= lingisch tijdvak ten onzent Nijmegen en Tiel. Villancicos, (s p.), VilhanCi- cos, -(p o r t.), kerkelijke liederen voor de hooge kerkelijke feesten, eindigend met een koor (estribillo), waartusschen den of meer solo's (coplas). Villanelle, (f r.), lett. herderslied,, landelijk gezang, van it. villanella. Het is een lied in coupletten en met refrei- nen, zoodat een regel van bet eerste couplet bet refrein van bet tweede, en een tweede regel van bet eerste couplet- bet refrein, van bet derde vormt. Aldus bij afwisseling in opvolgende coupletten. VILLE SONNANTE (LA). 1211 VIOLA DA GAMIBA. Ville sonnante (La -, (f r.), de klinkende stad. Aldus noemde R a- b e l a i s (t 1553) Avignon, omdat er schier altoos klokken luiden van al de kloosters en kerken, dezer stad, die eenigen tijd een zetel van Pausen was. Villes mortes, (f r.), doode steden, plaatsen, die zich niet ontwikkelen, achteruitgaan ; veelal, doordat de ver- keerswegen zich verlegd hebben. De naam dankt zijn oorsprong aan H e n r y H a v a r d, die in 1870 deed verschijnen La Hollande a vol d'oiseau, waarin o.a. Edam, Enkhuizen, Monnikendam, Stavo- ren, Hindeloopen e. v. a. „villes mortes du Zuiderzee" heeten, die nog sporen van vroegere grootheid dragen, maar nu kwijnen. Vin, (b a r g.), snuif(oos. Vin des cochons, (f r.), varkens- w#n; benaming door de vreemdelingen in Rusland gegeven aan kwass (z. a.). Vinaigre des quatre voleurs, (f r.), letter]. azijn der vier dieven, zeer sterke, vooral met knoflook en kamfer vermengde azijn, in Frankrijk als ont- smettingsmiddel zeer verspreid. De vloei- stof dankt haren naam aan het volgende feit. Tijdens het heerschen der pest (1720), maakten vier dieven van de ver- warring gebruik, om verlaten woningen leeg to rooven. Toen zij eindelijk werden gevat, en de rechter er zijne verwonde- ring over uitdrukte, dat zij van de ziekte verschoond waren gebleven, verklaarden zij een voorbehoedmiddel tegen de pest to bezitten, waarvan zij de samenstel- ling aanduidden, en in ruil waarvoor zij gratie erlangden. Vinalia, (1 a t.), w#nfeest to Rome, twee feesten ter eere van Jupiter en ,Venus, in April en Augustus gevierd. Op 23 April plengde men nieuwen wijn bij den tempel van Venus, (volgens som- migen, als koningin der tuinen), en offerde then vervolgens aan Jupiter. Vincent (hint -, de besc!ierm- heilige der drinkebroers. De overleve- ring is, dat wanneer het op zijn dag, 22 Jan-., mooi weer. is, een overvloedige wijnoogst to wachten is. Vincit amor patriae, (1 a t.), de vaderlandsliefde overwint, d. i. legt aan alle andere overwegingen hot zwijgen op. V e r g i l i u s, Aeneis 6, 823. Vindieamus hereditatem pa- trum, (lat.), wij eischen voor ons op de erfenis der vaderen. Leus der R.- Katholieke Kerk, die daarmee de wereld- lijke zoowel als de geestelijke heer- schappij beoogt. Vindicat atque polit, (lat.), het (corps) handhaaft en beschaaft. Spreuk van het Groningsche studenten- corps, als uitdrukking van zijn doel, Vindicatierecht, (hand.), het recht van een schuldeischer, om de goederen, die hem toebehooren en die hij eenen gefailleerde nog voor de in- solventverklaring in commissie gezonden heeft, in natura uit de failliete massa terug to vorderen. Vineta, fabelachtige stad aan de Duitsche Oostzeekust, die door de zee zou zijn overstroomd, maar onder water nog bestaat, zoodat de zeelieden soms nog in de diepte de klokken hooren luiden. Vinger. De gewoonte om bij eene verkooping den vinger op to steken, bij wijze van een bod, is of komstig van de Romeinen:Het Latijn voor ,bieden op eene auctie" is digitur tollere (den vinger ophouden). Vinger Gods, is ontleend aanExod. VIII : 19, waar de toovenaars tot Pharao spreken „dat is Gods vinger". Volgens Luk. XI : 20 spreekt Jezus van het ver- drijven van duivelen „door Gods vinger" = door de macht Gods. Ook absoluut ; „daar kan men een vinger of vingertje in zien" = hierin is Gods hand merk- baar. Vinkepotle,- hetzelfde als. Upper- ken (z. a.). Viola da gamba, (i t., m u z.), een der orgelregisters, naar den naam van een muziekinstrument, letterlijk been-viool (f r.- jambe -_ been); -zoo ook VIOLEN. 1212 VVIitIBus ENZ. viola da braccio waarnaar hg d. Brat- sche (vioolbas) zooveel als armviool, (f r. bras = arm), en viola da `spalla (vgl. f r. epanle = schouder), z. v. a. schouder-viool. Violen. De bcroemdste zijn die van Antonius Stradivarius, a° 1713, de ge- broeders Joseph en Andreas Guarnarius a° 1603 en 1723, Jacobus Stainer, ao 1600. ..Violensteen. Op den Brocken en elders in Duitscliland zijn steenen to vinden, die men Yeilchensteine noemt, om den violengeur, dien ze verspreiden. Doze geur -komt van zekere soort van mos, Veilchenmoos, waarmede deze steen bedekt is. In linnenkasten worden zulke steenen, om den geur, wel eens tusschen tafellinnen en lijfgoed gelegd. Violenta nemo imperia eon- tinuavit diu, (1 a t.), S e n e c a, Troades, 67, niemand heeft * tang eene heer- schapp# van geweld kunnen houden. Strenge heeren regeeren niet lang. Violet, de kleur, die liefde tot de w aarheid aanduidt. De bloem was eertijds het symbool der Napoleontische partij. Men zegt dat Napoleon, toen hij naar Elba vertrok, to kennen gaf, dat hij .bij het weder bloeien van de violet op gunstiger omstandigheden rekende.Sedert noemden zijn aanhangers hem Corporal Violet. Violon, (f r.), huis van -arrest, die naam zou onder Lodewijk XI ontstaan zijn. Ten einde namelijk het gedruisch to doen oplttuden, dat door ongeroepe- nen van-minder allooi, in het paleis van justitie to Parijs werd veroorzaakt, deed de baljuw A g n a n, Viol e een vertrek der Conciergerie tot opsluiting der ge- weldmakers inrichten en naar zijn naam werd dat vertrek genoemd. Vioolhars, (m u z.), zie Kolo- phoni um. Vir bonus, dicendi peritus, (1 at.), een braaf man, die spreken kan. Cato's `definitie van den redenaar. Vir elarissimus, (la t.), zeer be- roemde heer. Latijnsche titel van een Akademisch professor. Virage, (f r. sport), het punt, in een vilodrome, waar de fietsers moeten zwenken ; ook die zwenking zelve. Virelai, (f r.), van lai, h g d. Lied en o.=f r.'virer (draaien); liederen, waarbij de eerste regel van het eerste couplet tevens de laatste van alle volgende is ; zoodat het gedicht telkens tot de eerste gedachte terugkeert. Vires, (f r., w ap.), of Concentrieke ringen, (meestal ten getale van drie) in elkander geplaatste ringen, met een gemeenschappelj, f k middenpunt. Vices acquirit eundo, (1 a t.), al gaande wint zip' krachten. Door V e r- g i l i u s (Aeneis, IV, 175) van de I aam gezegd. Ret gerucht wordt gaandeweg grooter. Virgilianae Kortes, (1 at.), Yer- giliaansche orakels; zie Sibylle. Men raadpleegde de verzen van Vergilius, dien men bijgeloovig vereerde, door in den blinde bepaalde versregels met eene naald of stift to merken. Zoo sproot uit den Romeinschen dichter het beeld van. een toovenaar. Zie Stichomantie. Virgilius (Een -, (stud.), een nachtspiegel. Voluit : Virgilius cunt notis rotundis, d. i. met ronde noten. Virgin Queen, zie Maiden Queen. Virginia end, (am.), het breede einde van een ham; het smalle einde heet Maryland end (z. a.). Schertsend naar de gedaante dezer gewesten. Virgula mereurialis of vir- gula divinatoria, ook v. divina, (lat.), wichel- of tooverroede, in den vorm eener Y. Viii doeti, (1 at.), geleerde heeren. Viribus conlunetis of unitis, (lat.), met vereenigde krachten. Want l'union fait-la force. Uit vires (krachten) en un ire (vereenigen). VIRIBUS INFRA. 1213 VISCHNOE. Viribus Infra, (lat.), bene'den de krachten. Niet opgewassen tegen een ander, niet bestand tegen iets. Viribus unitls, (lat.), met ver- eende krachten. Devies door keizer Franz Joseph I in 1848 aangenomen. Virole, (f r. w a p.), beet een post- of jachthoorn met beslag. Virtum et vestitum, (1 a t.), zie Victus et amictus. Virtuoos, letterlijk, iemand, die de deugd bemint, ervaren is in allerlei deugd; overdrachtelijk, iemand ervaren in eenige kunst, bijzonder in bet bespelen van een of ander muziekinstrument. Virtue Concordia Fides, (1 at.), Deugd Eendraeht Trouia. Leus van bet studentencorps to Leiden. Virtus nobllitat, (1 a t.), de deugd adelt, Devies der orde van den Neder- landschen Leeuw. Virtus nobilitat artem, (1 a t.), deugd adelt de kunst. Virtue post nummos, (1 a t.), deugd na geld. De deugd staat achter bij bet geld; dus : de zaken gaan voor. Spreekwijs der oude Romeinen. Virtuti - et merito, (1a t.), voor deugd en verdienste. Spreuk van de Pius-orde. Virtutis est demure quae cuncti pavent, (la t.), deugdelijk is 't to temmen (bedwingen) datgeen waar- voor alien bang zijn. Datgene, waar elkeen voor zwicht Te temmen, is manhaftheids pliclit. Opschrift van hetRasphuis teAmsterdam ao 1595. Het opschrift en de voorsteelling diarbij zijn lire eeuwsch. De groote beelden zijn van 1668. Vis armata, (1 a t.), gewapende ,nacht, .geiveld van wapenen. Digesta XXXXIII, 15, 11. Vis comics, (lat.), de comische kracht, de kracht van bet comische of om to doen lachen (bv. in blijspelen enz.). In Suetonius' levensbeschrijving van T e r e n t i u s (p. 294, 35 ed. Roth) komen de volgende verzen van Julius Caesar met ' betrekking tot Terentius voor Lenibus atque utinam scriptis adjuncta (foret vis, Comica ut aequato virtus polleret (honore cum Graecis. Vroeger plaatste men de komma ver- keerd achter comica, en daaraan heeft de uitdrukking vis cornica haar ontstaan to danken, terwijl er eigenlijk van eerie virtus comica sprake is. Vis Inertlae, (lat.), de krach t der traagheid; bet volharden in den- zelfden toestand. Vis medicatrix naturae, (1 at'.), de geneeskracht der natuur. Vis units fortior, (lat.), ver- eende kracht is (of ymeaakt) sterker. Spreuk van bet geslacht Q u i n t u s. Visch (fill vangt -, (z. a fr.-), hzj zit in de kerk to slapen. • Want een hengelaar valt licht In sslaap, Visschersring, (annulus piscato- rius), (sedert de 13e eeuw) bet zegel van den Paus, dat, in rood of groen was af- gedrukt, aan de bullen in lood bevestigd wordt. Op dat zegel vindt men de beelte- nis der apostelen Petrus (die bet visschersnet optrekt) en Paulus en den naam van den regeerenden Paus. Denaam visschersring staat in verband met Matth. 4: 19; Mark. 1: 17, waar Jezus Petrus en Andreas roept, om visschers van mnenschen to zijn. Visehnoe, een der voornaamste godheden van de Indische mythologies de derde in de zoogenaamde Trimolati (Trimurthi) of Drieeenheid, bestaande uit Brahma, Sieva en Vischnoe. Even- als elke vorm van 't Heidendom, is ook bet Vischnoeisme oorspronkelijk natuur- dienst, en Vischnoe, wiens naam door- dringer beteekent, is waarschijnlijk de lucht, die alles doordringt en als bet levenwekkende beginsel werd aange- merkt. VISITAIDINNEN. 1214 VIVAT. Visitandinnen, nonnen, die tot in afgelegen dalen en bergkloven afdaalden om zieken to troosten; eene orde in 1610 gesticht door Frans van Sales en Fran- cisca van Chatal. Uit 1 at. visitantes, tegenw. deelw. van visitare = bezoeken. Visite, (Droit de -, is in het vol- kenrecht het recht door de oorlogvoe- rende partijen uitgeoefend, om to onder- zoeken, of neutrale vaartuigen contra- bande aan boord hebben. Visum repertum, (1 a t.), letterl. .het gevondene (zooals het door mij) ge- zien (is), d. w. z. het verslag van een medicus betreffende den toestand, waarin hij gewonde of doode personen heeft gevonden, het schouwverslag. Vita brevis est, longs ars, naar Hippocrates, (la-t.), S eneca, De brevitate vitae, 1, 1, het leven is kort, de kunst is lang. Vita elerici evangelism est populi, (lat.), het leven van een geestelijke is het evangelie des 'volks. Oude pastorale regel; geestelijke vorm van bet populaire spreekwoord : leeringen .zvekken, voorbeelden trokken. Vita sedentaria, (lat.), een zit- tend levee. Vitae tacta alea est, (1 a t.), Suet, Yita Caes, 32, de teerling (van het. levenslot) is geworpen. De beslis- sende stap is gedaan, gelijk Caesar zei, toen hij de grensrivier, den Rubicon, ,overtrok waardoor hij het eigenlijke Italie binnenkwam en hetn sein gaf tot den burgeroorlog. Vitae summa brevis, (I at.), de korte som, d. i. de kortheid des levees, H o ra tius, Oden, I, 4, 15. VitaliLnbroeders, of Vitalianen is' de naam van eene bende zeeroovers, die tegen hot einde der 14e eeuw het noordelijk gedeelte van Duitschland ver- antrustte. Toen koningin M a r g a r e t h a van Denemarken koning Albrecht van Zweden in 1389 bij Falk6ping overwon- nen en gevangen genomen had, en daarop in 1391 Stokholm belegerde, werden door bloedverwanten van den gevangen vorst vrijb4iters uitgerust om de Denen to benadeelen. Deze benden bestempelde men met den naam van Vitalien- of Yictualien-broeders, omdat zij Stokholm van mondbehoeften vQorzagen. Zij wer- den ook Lijkedeelers (z. a.) geheeten, daar zij den buit gelijkelijk verdeelden. Na 1439, toen zij de Noorweegsche stad Bergen plunderden en verbrandden, verdwijnt hun naam uit de geschiedenis. Vitellius (Een -, een gulzigaard, een veelvraat; aldus genaamd naar den Romeinschen keizer Aulus Vitellius (t 69 n. C.), die na een maaltijd braakmid- delen innam, om weder op nieuw to kun- nen eten. Vitex, naam van een plant, Agnus Castus, de plant der kuischheid, symbool van ongevoeligheid voor zinnelijke liefde. Sommigen beweren, dat een extract daarvan aan maagden to drinken werd gegeven, die de gelofte der kuischheid hadden afgelegd, om zoodoende alle aardscbe genegenlieid to doen zwijgen. Vitusdans, stuipachtige en kramp- achtige bewegingen, vooral bij kin- deren en vrouwen, waarbij de zieke soms het aanzien van een dansende krijgt. Deze is niet zeer heftig, maar duurt soms langen tijd (Chorea Sancti Viti minor, van g r. chorea = dans). Bij de Ch. s. V. major komen veel heftiger bewegingen en draaiingen voor, zoodra het tot eene uitbarsting komt. De lijders trokken naar eene kapel aan St. Vitus (volgens anderen aan- St. Valentijn) ge- wijd, en vonden daar genezing. Viva vox, (lat.), het levee de (d. i. gesproken) woord, het mondeling onder- wijs (tegenover het to boek gestelde) ; en zoo viva-voce, door het levende tvoord, mondeling. Vivat, (lat.), hij, (zij, het) leve ! lang leve...1 ook als subst. het vivat het geroep van vivat (heilwensch), bv. iemand een vivat brengen. In het meervoud vivant, lang zullen ze leven. Een versterkte formule is vivat, floreat, crescat = h# (zij, het) VIVE ENZ. 1215 VLAAMSCHE PIEK. leve, groeie, bloeie (dikwijls nog met) In aeternum = tot in eezuwigheid. Vive la Pologne, monsieur (f r.), leve Polen, mfj'nheer ! In 1867, gedurende het verblijf to Parijs van keizer Alexander II van Rusland, be- zocht hij (4 Juni) ook het paleis van justitie. Op het oogenblik, dat hij den trap besteeg, die daarheen leidt, kwam hem een advokaat in ambtsgewaad tegen, die hem de aangehaalde woorden toeriep. 't Was Charles Floquet (1828-96). Toen deze echter later (3 April 1888) tot minister-president werd benoemd, en, als zoodanig, met den Russischen gezant to Parijs betrek- kingen moest aanknoopen, immers het gebeurde had in Rusland, vooral ten hove, veel kwaad bloed gezet, trachtte men aan anderen het vadersehap der kreet toe to schrij ven. Tot daartoe echter was alle tegenspraak van Flo- quet's zijde nict slechts uitgebleven, maar in zijne levensbeschrijving, door zijn boezemvriend M a r i o P r o t h in Colebritis contemporaines uitgegeven, wordt de kreet hem zelfs als een eere- titel aangerekend. De Histoire illustrie du second empire van T a x i l e D e l o r d (V, 65), bevat bovendien eene of beel- ding van het voorval. Vive le Rol I Vive In Ligue! (f r.), Leve de.Koning! Leve de Ligue! Deze kreet door de herinnering inge- geven, aan de onlusten in Frankrijk onder Hendrik III, tijdens de Ligue, is ontleend aan L a f o n t a i n e's Fabel II, 5, La Chauve-Souris et les deux Belettes. Men past die woorden toe op hen, die, vooral in de staatkunde, de huik naar den wind hangen. Vivere militure est, (lat.), het leven is een strijd. S en e c a, Epistolae X96. Vgl. G o e't h e in „West-6stl; Divan" Denn ich bin ein Mensch gewesen, Und das heisst ein Kampfer sein. en Voltaire, Mahomed II, 4: Ma vie est un combat (z. a.). Vgl. Job 7 : la. Vivit post tuner& virtue, (lat.), de deugd overleeft den dood. Spreuk van H e e m s k e r k, S p a e n, War in e. a. Vivos voco, mortuos plango, tulgura irango, (1 a t.), ik roep de levenden, ik beween de dooden, ik br•eek den bliksem. S c h i 11 e is motto van zijn lied van de klok, door den dichter ontleend aan de in 1498 to Bazel -ge- goten klok der vermaarde groote kathe- draal (Munster) to Schaffhausen, die (Nov. 1898) alleen bewaard bleef toen de andere klokken van dezen Munster voor een nieuw klokkenspel versmolten werden, wegens den slechten staat waarin ze zich bevonden. Vele kloklcen dragen varianten van dat opschrift. Vivre, (w a p.), tweemaal recht- hoekig omgezet, of zigzagsgewijs. Bijv. het wapen van v. F o r e e s t en van v. Reede. Vizier, (t u r k s c h), in Mohamme- daansche staten de titel van hooge staatsambtenaren. In het Ottomanische rijk komt die titel aan alle pacha's met drie paardestaarten toe. In dit rijk zijn zes viziers, rechtsgeleerden, de advisee- rende leden van den Divan. Vizier hebben (In 't -, (m i 1.). in de volkstaal : in de paten Jiebben, m. a. w, zien of (en) merken, begrijpen. Vlaamseh-Hollandsehe school. Terwijl de Italiaansche school in de schilderkunst zich kenmerkte door liefde voor het lichaam,- voor het uitwendig schoon, en sterk gevoel voor de kleur, voor den levensvorm, en niet voor het leven zelf ; zoo stelt de Vlaamsch-Holl. school de wereldd, de menschen, het aardsche leven in al zijne schakeeringen, op den voorgrond. In de nude Vlaam- sche school, omstr. 1400 aangevangen, is waar to nemen eene langzame ont- worsteling aan de macht van het Room- sche ideaal. In Jan (j 1441) en Huybert (t 1426) v. Eyck, schilders van Engelen- vroomheid en reinheid, begon zich het Vlaamsche realisme (z. a.) krachtig to openbaren. Vlaamsehe pick, berucht Mid- deneeuwsch wapen, door de Kroniek- schrijvers godandart of goudendart, Waalsch gudendaxhe geheeten, door Guillaume Guiart in eene beschrijving van den veldtocht a° 1297 der Vla- VLAAMSCHE SCHOOL (DE). 1216 VLEUGEL. mingen tegen de Franschen, door hem bijgewoond, Godendac getitelt en als ,,bonjour" verklaard. Die goedendag, welke met een goed toegebrachten slag den vijand onherroepelijk ter dood ver- wees, bestond uit een aan een grooten zwaren stok bevestigd ijzer, aan den eenen kant dik, om mede to slaan, aan den anderen kant geslepen, om to snij- den, en van eene zeer spitse punt voor- zien, om to steken. 't Was dus een k o u t e r, gelijk de Vlaamsche dichter Jacob van Maerlant in zijn bijbel (einde 13e eeuw) er een aan den richter Samgar (Richt. III : 31, in de Statenvert. ossenstok) in de hand gaf. De Franschen voerden dit wapen als verweermiddel voor den minderen man uit de steden en van bet land, al spoedig in. En sedert de 14e eeuw verscheen bet als helmteeken boven bet wapen van vele ridders. Vlaamsche school (De -, gesticht door de gebroeders Van Eyck in de 15e eeuw. De grootste meesters uit later tijd bloeiden to Antwerpen Rubens, Van Dyck, Jordaens, Teniers de Jonge. Ze munt uit door koloriet en navolging der natuur. Viag dekt de lading (De -, vari onzuivere waar, hetzij koopwaar of letterproducten die onder een schoonen vorm of uiterlijk vertoon, aan het publiek worden aangeboden. Oorspronkelijk het (,dog heerschend) beginsel van bet vol- kenrecht, daar op neerkomende, dat de oorlogvoerende partijen de koopvaardij- schepen moeten eerbiedigen, die de vlag eener onzijdige natie voeren. Vlag in slouw, (z e e m a n s t e r m) de vlag in Pen knoop gebonden. Sein voor onmiddellijke en dringende pulp. Flag (Witte -, steeds geheschen ten teeken van overgave of althans ten teeken van geneigdheid tot onder- handelen. Vlasstengels, spotnaam voor de inwoners van Oude Bildtzijl. Vleesch en bloed, volg. Matth. XVI : 17, 1 Kor. XV : 50, Efez. VI 12, de mensch naar zone zinne-l#ke natuur. Vanhier uitdrukkingen als vleesch en bloed komt er tegen op, het is hard voor vleesch en bloed, men moet vleesch en bloed maar bij elkaar houden, enz. Vleesch van mqn vleesch en been van mien been, uit Gen. II : 23, waar Adam zulks van Eva getuigt. Vleesche (Naar den gaan, vgL Rom. VIII : 1, 4, 13, goed, voor- deelig, gunstig gaan. Vleeschelllke tafel van ver- menlgvuldiging opzeggen ; zie Tafel van vermenigvuldiging enz. Vleescheters, spotnaam voor de inwoners van Driel bij Bommel, omdat zij tijdens eene daar heerschende ziekte ontheffing kregen van de verplichting tot vasten. Vleeschpotten van Egypte. Wil men aanduiden, dat iemand, die vroeger betere dagen gekend heeft, zich in then staat terugwenscht, dan zeggen wij met overneming uit Exod. XVI : 3. (,,Had God maar gewild dat wij in Egypte wapen gestorven, door 's Heeren hand, daar wij bij de vleesch- potten zaten"), dat hij zich terugwenscht naar de vleeschpotten van Egypte. Vlegellaren, moeilijke jaren, we- gens den leeftijd, waarin men to groot is voor een servet en to klein voor een tafellaken ; een word ontleend aan den titel van een roman van J e a n Paul (Friedrich Richter). Vleugel, (b o u w k.), bij gebouwen van grooten omvang bv. met een hoofd- gebouw en twee voorsprongen, worden deze voorspringende gedeelten vleugels genoemd; hetzij dat deze met het hoofd- gebouw rechthoeken vormen of elke andere richting aannemen. Men noemt- nog vleugels de beide muren, die bij eene brug den toegang vormen en dezen verruimen, men noemt deze de vleugel- 7nuren van de brug. VLEUGELEN. 1217 VOCHTIG ENa0. Vleugelen, oud volksgebruik to Ootmarsum bij Oldenzaal. Rijen oude en jonge menschen gaan zingend, hand in hand, alle huizen in. Vleugels versehullen (Zich onder lemands -, vgl. Ruth II 12, waar Boaz het in Ruth roemt, dat zij altoos onder de vleugelen van Israels God hare toevlucht had genomen. Vgl. Ps. XVII : 8 en zoo meer. Vlengels over iemand nit- brelden (Zggne -, ontleend aan Ruth III : 9; Ezech. XVI : 8, waar echter niet van bescherming, doch van bedekking der naaktheid sprake is. Vlieg (Een -, wat in de kar- nemelk gevallen is, (z. a f r.), een wit aangekleede Kaffer. Vliegen to vangen (1k ben hier Wet om -, d. w. z. om m#n tijd met beuzelingen door to brengen. Af komstig, naar men wil, van Keizer D o m i t i a n u s, die in zijn leegen tijd vliegen ving en ze spietste. Vliegen bederven de goede zalf (De doode -, uit Pred. X : 1 eene doode vlieg doet de zalf des apo- thekers stinken; alzoo bederft een eenig zondaar veel goeds. Doode vliegen, d. i. kleine nietige beestjes benemen deu lieflijken geur van het reukwerk der vaas, waarin ze vallen; alzoo bederft een enkele dwaas eene gansche omge- ving van lieden, die door wijsheid uit- blinken. Vliegen (Hii vang -, (z. a f r.), hij loopt altjjd met open inond. Vliegende Hollander (De -, f r. Le vaisseau fantOme. Zie Hollander (Vliegende -. Vllegeneters, spotnaam voor de inwoners van Wieze (bij Aalst), naar bet tijdstip der kermis (aanvang Oc- tober), wanneer de vliegen binnenshuis komen, en mak worden. Vlleger, oude munt van Karel V, ter waarde van 4 stuivers, ook krabbe- laar geheeten, naar den Rijks-adelaar, zoowel om zijne vleugels als om zijne klauwen. Vlleger of klapper, boek (meestal met perkamenten omslag), waarin voor- schriften, bepalingen en notities, die voortdurend dienst blijven doen, staan aangeteekend. Vlies (De orde van het gulden -, een der oudste en achtenswaardigste orden van Europa. Ze werd in 1431 door Filips van Borgondie to Brugge ingesteld, bij gelegenheid van zijn hu- welijk met Isabella van Portugal. De naam is ontleend aan 't gouden vlies van den argonaut Jason, en en 't doel der orde heette bescherming der Kerk. Vlok, (b a r g.), hemd. Vlottende schuld, de sehulden, welke een Staat maakt, om bij tijdelijke schaarschheid van kas in de gewone be- hoeften der staatshuishouding to voor- ,zien. Hiertoe behooren ook papiergeld, schatkistbilletten enz. Vlucht, (w a p.), 1) de vleugels van een in 't helmteeken voorkomend dier, 2) een paar vleugels als helmteeken, 3) een paar hoorns, olifantstrompen, enz. als zoodanig. De vlucht als helm- teeken is heel geopend, wanneer ze van voren, gesloten wanneer ze van ter zijde is afgebeeld. Een vleugel als helmteeken wordt wel eens halve vlucht genoemd. Vocatives (Een rare -, (s t u d.), een rare snaak. De Vocativus is in 't Latijn de tot roepen dienende naamval; de bedoeling is, iemand, die uitlokt om aan to roepen. Vocatus venit, (1 at.), de geroe- pene komt of is gekomen. Als men aan eene uitnoodiging gevolg geeft of gaf. Vocem, (r.-k.), zie Kerkdagen. Vochtig lignwaad om het naakte denkbeeld (Het -, defi- nitie van stijl (volgens Prof. Allard Pierson), of komstig van Blaise Pascal (f 1662). Deze bepaling eischt innige ver- 77 VOEDER. 1218 VOGUE LA GALEItE p wantschap tusschen gedachte en stijl, dat de taal niets anders zijn mag dan het meest doorschijnende kleed der gedachte. Wie niet zuiver en geregeld gedacht heeft, kan ook niet goed stellen : bet natte lijn- waad doet event. misvormingen maar al to duidelijk uitkomen. Pascal zelf kon een meesterlijken stijl schrijven, omdat hij zoo meesterlijk dacht. Voeder, voormalige inhoudsmaat. Het vermaarde Heidelberger vat kan 236 voeder tv#ns bevatten. Voedering der dieren, (k. m. a.), het eerste souper der baren (zie baar). Dit woord is aldaar in gebruik geweest tot aan de oprichting der Cadettenschool, toen de zaak en daarmede de naam verviel. Voeging, bet met goedvinden van den rechter als partij optreden in een rechtsgeding tusschen andere partijen. Voering, (w a p.), naam voor pels- werk. Vaesehe, veesehe, vesche, (w a p.), zie- Faas. Voet, (w a p.), 1 ° gewone menschen- voet, altijd van ter zijde gezien; 2° voet of schildvoet = het benedenste gedeelte van een wapenschild, in tegenstelling .met bet schildhoofd. 3° hanger van den barensteel (z. a.). Voet (De derde -, uitkeeringen, welke een (oudste) zoon als opvolger zijns vaders in eene heerlijkheid, welke hij dus met zijne twee voeten bezette, aan zijne broeders en (of) zusters doen moest. Voet (Met gevulden -, (w a p.), heet de (h e r.) lelie, wanneer de onderste helft ontbreekt. Voetangel, (w a p.), ster met vier punten, van welke drie naar beneden, de vierde rechtop naar boven gericht. Voetwassehing, een overoud ge- bruik bij alle Oosterlingen; want daar deze geen schoenen en nog minder kousen, maar slechts sandalen of voetzolen droegen, zoo was zulks, wegens de groote hitte en den zandachtigen grond, eene groote behoefte. Die liefdedienst werd, uit bijzondere achting, dikwijls door den gastheer zelf verricht (Gen. XVIII : 4, XXIV : 32; Regt. XIX : 21), zooals dan ook in 't algemeen de voeten en handen wasschen, zalven en kussen voor een teeken van grooten eerbied en hoogachting werd gehouden (1 Kon. XXV : 41; Luk. VII : 38,44,46; Joh. XII : 3 ; 1 Tim. V : 10). Ook de priesters waren verplicht, vobr hunnen ingang in dit heiligdom, in een to then einde aangebracht watervat, handen en voeten to wasschen (Exod. XXX : 18----:20; XL : 28 : 30). De voetwassching welke Jezus zelf aan zijne leerlingen verrichtte, was een bewijs zijner groote ootmoedig- heid en liefde en tevens eene zinne- beeldige handeling (Joh. XIII : 5-9, 14-17). Ter gedachtenis daarvan is het een oud gebruik in de Kerk, dat niet alleen de Pausen, maar ook andere geestelijke en wereldlijke aanzienlijken gewoon zijn op Witten Donderdag hunnen ondergeschikten, ook dikwijls twaalf arme mannen, de voeten to was- schen. Wijl bij zulk eene plechtige voetwassehing door bet koor de Anti- phoon gezongen wordt, die met het woord mandatum begint. Zoo wordt de plech- tigheid der voetwassching ook mandatum genoemd. Vogel, Jeremia XII: 9, het is een gespikkelde of gesprenkelde vogel (lees veelkleurige vogel) d. w. z. op hem komen ze alien af. Bij ons gezegd van iemand, die veel aanstoot heeft to lijden, die door iedereen bevit en kwalijk bejegend wordt = het is een vreemde eend in de b#t. Vogelen het ultbrengen('t Zal ultkomen, al zouden de -, zie lbyeus (De kraanvogels van . ). En vgl. Pred. X : 20, w aar sprake is van iets, dat op eene onbegrijpelijke wijs uitkomt. Voguant, (f r. w a p.), drj/vend op het water. Vogue la galere, (fr.), laat de galei varen, eigenlijk Vogue la galee, zijnde een refrein uit de 16e eeuw; aangehaald door Bargaud Des Marets VOLE DE GARAGE. 1219 VOLK ENZ. en Rothery in hunne uitgave van Ra- belais, maar niet (gelijk F o u r n i e r beweert) to vinden in R a b e 1 a i s, Pan- tagruel III, 1. Vote de garage, (f r.), uitwij- kingsplaats; zijbaan, die gelegenheid geeft om uit to wijken. Het woord van waarschuwing bij naderend gevaar is Bare = pas op! Voilk bleu du bruit pour une omelette I (f r.), zie Tant de bruit etc. Vollk le solell d'Austerlitz, (f r.), zie Le soleil. Voilk les betlses qui recom- meneent ! (f r.), nu beginnen de dwaas- heden weer, ontleend aan Les pilules du Diable, feerie van L a l o u e, A n i- cet Bourgeois en Laurent, den 16n Febr. 1839, in de Cirque Olympique voor 't eerst opgevoerd. Voilk pourquol votre file est muette, verkeerd aangehaald voor vollh justement ce qui fait que votre fille est muette, (f r.), en zoo komt het nu, dat uwe dochter stom is, M o l i e r e, Le medecin malgre lui, woord van Sganarelle tot Geronte, wiens dochter atom is. Sganarelle, die niets van ge- neeskunde afweet, houdt eene lange rede, enkel wartaal, vol Latijn en zoogenaamd Latijn en geneeskundige termen; noch hij zelf noch iemand begrijpt er wat van, en ten slotte zegt hij : Gij ziet, mi n- heer, zoo komt het nu enz. Men haalt die woorden aan ter kenschetsing eener duistere verklaring, waarbij onwetend- heid zich achter verwaandheid verschuilt en die ons niet wijzer maakt. Voir c'est savoir, (f r.), zien is weten (kennen). Dit woord van V i o i I e t I e D u c gaat op, wanneer het oog en de geest vooraf zijn geschikt gemaakt. Voir le dernier-Romain h son dernier soupir, (f r.), den laatsten Romein den laatsten adem zien nit- blazes, zegt Camille in hare vervloeking tot haren broeder Horace, die hares echt- genoot Curiace gedood heeft; - dat zou zij - willen zien, en als zij alleen daar de oorzaak van was, dan zou ze van vreugde willen sterven. C o r n e i l l e, Horace (1640), reg. 1317 (IV, 5). Vol abaisse (An -, (f r. w a p.), met nederwaarts gerichte vlucht. Vol-banneret, (f r. w a p.), twee dichtgevouwen pauwestaarten. Volapuk, kunsttaal, bedacht door Johann Martin Schleyer, pastoor to Litzelstetten bij Constanz, geb. 18 Juli 1831 to Oberlanda in Beieren. . Door onderlinge overeenkomst aangaande woorden en woordvormen - die zeer gemakkelijk waren aan to leeren konden personen van allerlei nationaliteit met elkaar brief wisseling houden. Pastoor S c h 1 e y e r schreef in 1879 eene spraak- kunst voor het Volapuk en stelde ook een zoogenaamd wereldalfabet samen. Volente Deo, (lat.), zoo God wit. Spreukvan van der Plaat, van der Plaat van Honswijk. Volenti non fat inluria, (1 a t.), hem, die zelf wit, geschiede geen onrecht. Volewijk, samentrekking van Yo- gelwrjk, voorheen eenzame plek aan 't IJ, tegenover Amsterdam. Wanneer er daar een kleintje werd geboren, heette het, dat men naar de Volewijk was geroeid om er een to halen. Roeien werd namelijk gebruikt om de bevalling aan to duiden. Volgens het schild, (w a p.), 1) volledige herhaling in de figuur van het helmteeken van alles wat zich in het wapenschild bevindt; 2) , eene vlucht van of volgens het schild ", op elken vleugel geheel dezelfde verdeeling in kleuren voorkomende als in het wapen zelf; 3) borstbeeld, , gekleed volgens het schild", draagt een gewaad, waarop zich evenzoo de kleuren van 't wipen herhalen. Volitif, (f r.), wat van den wit af- hangt; van 1 a t. volo = ik wit. Volk der Diehter and Denker, (h g d.), volk van dichters en denkers, naam door B u l w e r (1804-73) in de opdracht van zijn Ernest Maltravers (Londen, 1837), aan de Duitschers ge- geven. VOLE ENZ. 1220 V66R DE LETTER. Volk in Wafien (Ein -, (h g d.). een volk onder de wapenen, woord van Kaunitz tot Jozeph II (t 1790), voluit ein ganzes Yolk in Waffen ist an Majestdt dem Kaiser ebenbiirtig; een geheel yolk onder de wapenen staat aan majesteit met den Keizer gelijk. Das Yolk in Waffen beteekent alleen bet leger door algemeenen dienstplicht verkregen, en was herhaaldelijk de titel van een werk over algemeene wapening. Volk van onderofficieren, verzot op de strepen, noemde Vorst Bismark, Aug. 1897, in een parti- culier gesprek de Duitschers. Dit ,stre- pen" met bet oog op Streber. Volkenslag, eig. h g d. Yolker- schlacht, de slag bij Leipzig op 13 Oct. 1813, waarbij alle volken van Europa betrokken waren. Op 5 Dec. 1895 werd een gedenkteeken ter eere van dien slag opgericht, to Leipzig, naar een ontwerp van Carl Daflein to Berlijn, die uit 33 ontwerpen met den 1n prijs bekroond werd. Volkes (Des - Selbstverwal- tung 1st seine Zauberkraft, wehe dem der daran rtlhret i (h g d.), het bestuur, dat een volk over ziehzel f uitoefent, is zjne toovermacht; wee dengene, die daaraan raakt! Woord van Prof. Jacobus Moleschot (t einde Mei 1893 als hoogleeraar to Rome). Volksbloem van het Oosten (De -, de Chrysanthemum (z. a.). Volta-kruls, kruisje, dat men op de borst draagt tegen jicht, hartklopping, enz. Naar A l e s s a n d r o graaf Volta, groot natuurkundige, hoog- leeraar to Pavia, enz., t 1826; de uit- vinder beweerde namelijk, dat bet werkte als de kolom van Volta, d. i. Voltaische electriciteit ontwikkelde. Volpette-tulnen, bij de fabrieks- stad St. Etienne, in Frankrijk, grorente- tuinen voor behoeftigen, eene stichting van den Jezuiet, Vader V o l p e t t e, die een aanvang maakte met den velen vrij en grond rondom St. Etienne, vooral eigendom der-mijn-ondernemingen, wel- ken grond bij verdeelde in stukken van 350 tot 450 M2; omdat een veld van 400 Ms voor een gezin van zes personen voldoende aardappelen en groenten op- leveren kan. Fr. L'Oeuvre des Jardins Ouvriers. Voltaire, een gemakkelijke stoel, zoo geheeten naar den bekenden Fran- schen dichter Voltaire, daar zulk een voorkomt op platen uit lien tijd. Volumen letterlijk het opgerolde; vandaar bij de Ouden een boek, omdat men weleer de boeken, aan gene zijde beschreven, oprolde; voorts een gedeelte van een geschrift, een boekdeel, fsr. volume, omdat dit laatste dikwijls uit onderscheidene rollen bestond ; verder uitgebreidheid, omvang. Volute, (f r., w.-b o u w k.), cirkel- vormige versieringen welke aan de Ionische en Corinthische kapiteeleii voor- komen. Het Ionische kapiteel heeft ge- woonlijk vier voluten 2 aan elk kussen wanneer de kolom vrij staat, het Ko- rinthische heeft er wel 8 en soma 12. Vondel's geboortehuls. '1 'e Keulen is Oct. 1894 door de eigenaars van bet huffs, waarin onze dichter Vondel uit Nederl. ouders werd geboren - de gebroe- ders Korffner - de oude gedenkplaat her- nieuwd. Het huis staat in de Grosse Witschgasse, naast de oude Keulsche brouwerij Schaffrath. De marmeren plaat draagt in gouden letters tot opschrift „Der niederldndische Dichter Joost van den Vondel, gestorben in Amsterdam den 5 Februar 1679, wurde hier im Hause, genannt , Zur Fiole" geboren aye' 17 November 1587". Vonk, (b a r g.), jenever, brandmerk. Vonk (Jan met een -, (b arg.)} geessel en brandmerk. Vbbr de letter, in de graveer- kunst de proefdrukken der prenten die getrokken worden, voordat nog het onderschrift, de naam van den maker, enz. op de koperplaat waren aange- bracht.Als eerste en dus scherpe drukken hebben deze proefdrukken gewoonlijk meer kunstwaarde dan de latere drukken met de letter, en worden dus door de kunstlief hebbers gezocht. VOOR ZEVEN ENZ. 1221 VORWARTS. Veor zeven lijsten gesloch- t en Min, (b a r g.), heel ongelukkig wezen; bij „lijsten" is sprake van de lijsten der Staatsloterij ; de bedoeling is dus : telkens met een niet uitkomen. Vgl. Schochten. Voorarrest, voorloopig arrest, in afwachting van de beslissing. Voord, in plaatsnamen, doorwaad- bare plaats, bv. Vorden, Amersfoort, Westervoort, Lichtenvoorde, Vechte- voort, enz. Voorhaarnaald, een gouden of juweelen band op bet voorhoofd der vrouwen, behoorend tot de N'oord- hollandsche kap, en in gebruik in Noord- Holland benoorden bet IJ en op de eilanden, vroeger ook op Walcheren en Zuid-Beveland. Voorkis, (a f r.), bok van een wagers. Voorman, (a f r.), voorganger, mees- terknecht, e n g. foreman. Voorman zetten (lemand op Win -, (mil.). In 't achterste gelid staande, heeft ieder soldaat een man voor zich (zijn voorman), en nu moet hij juist achter dezen staan. Zegt nu een mindere tot een meerdere meer dan hem geoorloofd is, dan zet deze hem op zfjn voorman, d. i. op zijn plaats, gericht (in den regel gezet) op zijn voorman. Voorpeenen, (b a r g.), wegwerpen. Voortrekken, (mil.), 't geweer aftrekken (bier afscbieten) voor bet commando. Voortrekker, (z. a f r.), wegbereider. Voorwerk, oorspronkelijk een on- der afzonderlijk beheer staand deel eener oude landhoeve, welker huis en erf met andere uthoeven en met bet saalgoed of de hoofdhoeve den landgoed uitmaakten. Deze voorwerken zijn allengs op zich- zelf staande hoeven geworden, maar sommige hebben hun naam behouden, als Voorwerk bij Eibergen, ao 1188 Vorewerch. Bij Hardenberg ligt een Voor- werk. Verder : een bastion, liggende buiten de vesting, of voor de poort; eindelijk : titel, voorbericht en inhouds- opgave van een boek. Voorzichtig gelilk de slangen en opreeht als de driven, Matth. X : 16, zegt Jezus tot zijne discipelen, waar hij hen uitzendt om bet geloof to verkondigen. Vorant, (w a p.), zie Verslindend. Vork, vorketstok, forket of furguet, stok, bovenaan gaffelvormig gespleten, dienend tot ondersteuning der zware musketten uit den tijd van prins Maurits (j- 1625). Vorkfes pikken, (b a r g.), in de gevangenis zitten. Vormsel, (r.-k.), lat. confirmatio, bet tweede van de sacramenten, - bet eerste is de Doop, - bestaande in de bandoplegging en zalving [volgens den Catechismus Romanus alleen in de zal- ving (chrisma)] met de door den Bis- schop op Witten Donderdag gewijde zalfolie. De vorm bestaat in de woorden signo to signo crucis et confirmo to chrismate salutis in nomine Patris, Filii et Spiritus Sancti (= ik teeken u met bet teeken eken des Kruises en bevestig u met de zalving des heils in den naam des Vaders, des Zoons en des H. Geestes). Het vormsel dient -tot vermeerdering van de genade, die bij den Doop is ontvangen, en wordt toegediend aan de gedoopten, die boven den leeftijd van 7 jaar zijn; bet mag alleen door een Bisschop worden toegediend. De Room- sche Catechismus legt bet woord ten onrechte als vormsel uit; bet is blijk- baar uit (con)frrmatio ontstaan. (Mid.- n e d e r l. vormen (vromen) =, in den christelijken godsdienst bevestigen. Vorst der dfchters (De -, Stephan Mallarmd, j- Oct. 1898, als opvolger van Paul V e r 1 a i n e, door zijne vereerders aldus betiteld. Fr. le Prince des Poetes. Ten onzent eernaam van Vondel. Vorst (of Prins) der Fransehe schilders (De -, P u v i-s d e C h a- v a n n e s, geb. Dec. 1824 to . Lyon, f 26 Oct. 1898 als weduwnaar van prinses Cantacuzene. VorwArts , (h g d.), voorwaarts. Spreuk van B l ii c h e r v o n W a-h l- s t a t t, die vanhier Generaal voorwaarts beet. VO8SEN. 1222 VOUS FAIRE ENZ. Vo;psen, (k. m. a.), hard studeeren. Vossen hebben holen, in den zin van sluwerds betreden gluiperige paden, louter op den klank of ontleend aanMatth. VIII : 20, Luk. IX : 58, waar Jezus den staat zijner zelfvernedering, zijn leven vol zelfverloochening aanduidt door to zeggen:,,de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des Menschen heeft niet waar hij het hoofd kan nederleggen". Yos = sluwerd komt Luk. XIII : 32 voor. Vossenstaart (Lulden met een -, d. i. luiden zonder dat men het hoort ; uitdrukking uit den tijd, dat alleen de kerken der Ned. Hervormde Gemeenten luidende klokken mochten hebben. Volte plum, (f r.), meervoudig stemrecht, krachtens hetwelk sommige kiezers meer dan eene stem mogen uit- brengen. Het werd voor 't eerst in Belgie door de Grondwet van 7 Sept. 1893 voor de Kamerverkiezingen en later (1898) bij die voor de gemeentelijke en gewestelijke vertegenwoordigingen inge- voerd. Toen .in de club der Jacobijnen to Parijs (1792) werd beraadslaagd over 'de wijs, waarop het lot van Lodewijk XVI zou worden beslist, stond een rede- naar reeds het meervoudig stemrecht voor (B u c h e z e t R o u a, Histoire parlementaire de la Revolution fran- faise, XXXIIIe deel, bladz: 278). Dat voorstel had echter toenmaals geene praktische gevolgen. Votlettatels, lat. tabulae votivae, werden inzonderheid door de Romein- sche zeelieden in den tempel van Nep- tunus opgehangen, gewoonlijk ten ge- volge van eene gelofte (ex voto), in tijden van gevaar afgelegd. Ze werden van opschriften voorzien, en ook wel met reliefs versierd. Votse-kapore! In de Joodsche volkstaal z. v. a. hoe akelig 1 hoe af- sehuwelf jlc ! hoe weerzinwekkend l Of het samenhangt met kaporo, kappara (z. a.) is onzeker. Vouloir avee Tongue, pour no pas etre oblige de vouleir longtemps, (f r.), heet het van iemand wiens wils-uitingen hevig zijn, die met heftigheid besluiten neemt. Dezen karak- tertrek kent men den 1 Nov. 1894 over- leden Russischen keizer Alexander III toe, wien het uiterst moeilijk viel een besluit to nemen. Vous almez la musique (Ah, -, (f r.), woord van den rijkskanselier, graaf Bismarck, bij. den intocht der Duitsche troepen, 1 Maart 1871, to Parijs. Hij reed met de troepen tot aan den Triomf- boog ; daar maakte hij rechts-om-keer. Bij het terugrijden door het Bois de Boulogne werd hij door het yolk her- kend, dat begon to fluiten en to jouwen. Toen graaf Bismarck op de fluiters toereed en tot hen zeide : „Ah, vous aimez la musique !" verstomde de menigte, en de verbazing nam toe, toen hij aan een uit den hoop vuur vroeg, om zijue sigaar aan to steken. Vous Ztes orfevre, monsieur Josse, (f r.), g# zrf't goudsmid, mijn- heer Josse ; M o l i e r e, L'amour midecin, woord van Sganarelle, wiens dochter Lucinde in hopelooze zwaarmoedigheid is vervallen, .en wien zijne nicht, zijne buurvrouw en zijne vrienden raad geven tot hare genezing. Ieder geeft een raad, die in zijn eigen belang past ; zoo raadt Josse aan, haar een kostbaar garnituur to koopen; maar Sganarelle doorziet al het eigenbelang, en zegt het bovenstaande tot Josse. Daarom ken- schetst men met de aangehaalde woorden het eigenbelang, dat zich achter belan- geloosheid tracht to verbergen. Vows etiez dessous, mettes- vous dessus. Voilh la Revolu- tion, (f r.), gig' waart er onder, ga er bovenop. Hat is de Omwenteling. Woord van D a n t o n aan een troep yolks, die hem kwam vragen, hoe zij met de aristocraten to handelen hadden. „Faites comme eux," zeide hij, ,vow etiez" enz. Vous faire avaler un poisson d'Avril, (f r.), u• een Aprilvisch laten inzwelgen. Bij eenen der vele oorlogen, die over Lotharingen zijn gevoerd, zou Koning Lodewijk XIII van Frankrijk (f 1643) den Hertog van Lotharingen gevangen genomen, en op zijn eigen VOUS L'AVEZ ENZ. 1223 VREDEVORST. kasteel to Nancy hebben opgesloten. Maar de gevangen Prins wist de wachters to bedriegen, en to ontkomen door over de Maas to zwemmen. Men spotte met de bedrogen Franschen, die er niet op gerekend hadden, dat men hun een zwem- menden visch to bewaren gaf. Vous l'avez voulu, George Dandin, vous l'avez voulu, (f r.), zie Dandin. Vox clamantis in deserto, (lat.), zie Stem des roependen enz., Ontleend aan Jes. XL : 3 volgens de Vulgata. Vox humana, (1 a t.), de mensehen- stem (een orgelregister). Vox pacts, (1 at.), stem des vredes. Vox popull, vox Del, (1 at.), de volksstem is de stemme Gods. Ho- m e r u s, Od. III, 214. Leus der voor- standers van volkssouvereiniteit. - Dit wil niet zeggen, dat de stem der menigte goed en verstandig is, doch dat ze niet to wederstaan is. Toen Eduard II door 't yolk werd onttroond, ten gunste van zijn zoon Eduard III, nam Simon Me- pham, aartsbisschop van Canterbury, deze woorden tot tekst. Daarentegen is Vox regis, vox Del, (lat.), de stem des vorsten is We stemme Gods de leus der voorstanders eener denhoof- dige regeering. Vox Studlosorum (1 at.), Studen- ten-Stem, in 1864 opgericht door de latere Mrss. D. J. v. Doorninck (t 16 Nov. 1889 als Rijks-Archivaris in Overijsel, to Zwolle), destijds student to Utrecht, en L. J. v. Gelein Vitringa (advokaat to Arnhem), destijds student to Leiden. Den 4eu Mei van eerstgenoemd jaar verscheen het eerste nummer van dat (toen ter tijd nog) geheel onaf hankelijk van eenig corps opgericht en geredigeerd studenten-tijdschrift. Voyou, (f r.), straatkerel, van o f r. voyer (gaan). Vgl. Vote (weg). Vraagboekles (Met -- loo- pen, (mil.), niet goed bj 't hoofd zijn. Denkelijk ontleend aan het spreekwoord „een gek kan meer vragen, dan zeven wijzen beantwoorden kunnen". Vragen (Met feest der ciui- zend -, heeft plaats, als bv. de bur- gemeesters de bewerking van het Land- bouwverslag aanvangen voor het Nederl. Landbouw-comite. De burgemeester noemt geregeld al de vragen op, en de leden der commissie, antwoorden, terwijl de secretaris in een der modellen alles aanteekent. Is er verschil van meening, dan wordt er druk geredeneerd, en uit de gedachtenwisseling stelt de voorzitter een passend antwoord samen. Zoo zit de commissie uren aan urea, totdat de 7-5 bladzijden behandeld zijn; daarna vangt de secretarie de invulling van het op to zenden model aan, en wordt alles nog eens flink herhaald en nagekeken. Vral pent quelquefols n'etre pas vralsemblable (Le -, (f r.), de waarheid is soms niet waarschrjnl#k. B o i l e a u, Art poetique. Vrede door het bloed des krulses, Coloss. I : 20. Motto van het Nederl. Zendelinggenootschap, door Joh. Theod. van der Kemp, den apostel van Zuid-Afrika, to Rotterdam 19 Dec. 1797 gesticht. Vredegerecht, Fransche instel- ling, in 1838 door het Kantongerecht vervangen. Voor dit tijdstip sprak men van vrederechters, evenals nog in Frank- rijk en Belgie juge de paix, en in En- geland justice of the peace. Vredeiaar (Met -, noemden onze vaderen het jaar 1648 bij uitnemend- heid, omdat toen de vrede van Munster werd gesloten. Vredekelzer, eerenaam van keizer Nicolaas II van Rusland, omdat hij in Aug. 1898 eene oproeping deed aan al de Mogendheden tot het houden eener Conferentie, waarin eene algemeene ont- wapening en de mogelijkheid van een algemeenen vrede werd besproken, en die den 18 Mei '99 to 's-Gravenhage Iin het Huis ten Bosch werd geopend. Vredevorst, bijnaam voor Al- fonso IX van Spanje. Onder den kreet „Leve Alfonso, de Vredevorst" werden op 25 Maart 1876 to Madrid geheele VREEDZAAM ENZ. 1224 VRIJDAG. zwermen van duiven opgelaten, als zinne- beelden van vrede; naar het Bijbelsch verhaal, is de duif het beeld des vredes tusschen God en mensch, die hersteld werd toen de wateren van den zondvloed weken; de duif bracht een groenen tak mede naar de ark (Genes. 8 : 11), ten bewijze, dat de boomen weder boven het watervlak uitstaken. Vreedzaam onder elkander (Zilt -, eet maar srnakel#k. Waar in Paulus' vermaning 1 Thessal. V:13 vreedzaam in den zin van vreetzaam genomen wordt. Vreemd vuur op het altaar brengen, (nieuwe, moderne) leerstel- lingen op den kansel verkondigen, die men niet gewoon was van daar to ver- nemen. Ontleend aan Lev. X:1 (Num. III : 4, XXVI : 61). Ook meer in 't al- gemeen van een dichter, die niet door heilige geestdrift tot uiting van dicht- of zanglust wordt gedreven. Vreemd vuur = onheilige beginselen. Vreemde tongen (Door - -spreken, in eene vreemde taal spre- ken; in Bijbelschen zin : door den mond van den Heiligen Geest spreken. Vreugde der wet, Israelietische feestdag in October, jaarlijks gedurende den dag gevierd, over de herstelling van den Levitischen eeredienst onder hun voorgeslacht, na de Babylonische ballingschap, voig. Nehem. XII : 44. Vriendschap (Voorbeelden van -, Achilles en Patrocles. Damon en Pythias. David en Jonathan. Epaminondas en Pelopidas. Orestes en Pylades. .Montaigne en Etienne de la Boetie. Hadrianus en Antinous. Prins Willem III van Oranje en Jan Willem Bentinck, graaf van Port- land. VriU beheer, door kerkvoog- den (en notabelen) gevoerd over de kerkgoederen in gemeenten, die zich niet aansloten aan het Algemeen Col- lege van -Toezicht, dat door de Regeering in 't leven werd geroepen voor de drie naastvolgende jaren, nadat bij Kon. Besluit van 9 Febr. 1866 (Stbl. n° 10), de Regeering verklaard had zich aan alle rechtstreeksche tusschenkomst in het beheer der kerkgoederen en aan het toezicht daarop to onttrekken ; om dit geheel over to later aan de Nederl. Hervormde Kerk. Dit Algemeen College gaf 12 Oct. '68 een ,Ontwerp van Be- sluit ter voorloopige organisatie" in overleg met de provinciale colleges van Toezicht, waaruit het Reglement d.d. 1 Oct. '70 is geboren, hetwelk door het grootste deel onzer vaderlandsche ge- meenten als regel voor het beheer der kerkgoederen en kerkfondsen is aan- genomen. Het (kerkelijk) beheer gaat over de stoffelijke belangen, de geld- middelen enz., het (k8rkelijk) bestuur over de geestelijke en godsdienst-be- langen der gemeenten. Viii ontbi;t, vr#making van het ontbijt, aldus heet in Engeland de af- schaffing van allerlei lasten, welke voor de onbemiddelden drukkend zijn, als invoerrechten op thee, koffie, cacao, gedroogde vruchten, enz. enz. Deze af- schaffing was het ideaal van .John Bright (geb. 1811), die sedert 1839 deelnam aan de zoogenaamde Anti-Cornlaw-League, in 1843 lid van het Lagerhuis, daarna minister van koophandel ; krachtig voor- stander van liberale beginselen. Vrijdag, zie Freya. Varianten zijn Vri- (a o 1401, 25, 1534), Vriden- (a° 1407), Fry- (a° 15110), Yry- (a° 1534, 5, 8), Fr #- (a° 1538) -dach; o. h g d. fridtag(e), freitag of gelaittag, fr(e)t'-, fry-tag, fredetage. De Vrijdag is de dies stationum (zie Statie), de feria sexta (zesde vierdag) der R.-Kath. Kerk, als halve vastendag. I t a 1. venerdi, 1 a t. dies Veneris (dag van Venus), evenals f r. vendredi, omdat de Noorsche Freya (mingodin) door de Romeinsche ' Venus werd vervangen. Vri1dag, de wilde, then Robinson uit de handen der Kannibalen verloste en voortaan zijn trouwe vriend. Toen Vrijdag zijn ouden vader weer terug vond, noemde R. dezen Donderdag. VItIJDAG} EN COLUMBUS. 1225 VI.IJHEIDSMUTS. Vrildag en Columbus. Vrijdag 3 Aug. 1492 aanvaardde Columbus zijne ontdekkingsreis. Vrijdag 12 Oct. 1492 ontdekte hij land. Vrijdag 4 Jan. 1493 vertrok hij voor zijne terugreis. Vrijdag 12 Maart 1493 kwam hij veilig to Palos terug. Vrijdag 22 Nov. 1493 bereikte hij Hispaniola (San Domingo of Haiti), op zijn 2en tocht. Vrijdag 13 Juni 1494 ontdekte hij het wasteland van Amerika. Vrildwang (Cornelis -, spot- naam van Maurits Cornelis van Hall, den Patriot to Amsterdam, toen hij in Doctrina (de Keezen-societeit) de stadsregeering uitdaagde, omdat ze de Oranjepartij het hoofd liet opsteken. Vrile gemeente (De -, to Am- sterdam, opgericht door Ds. H u g e n- h o 1 t z, zedelijke verheffing, liefde en vrede zonder dogma. Vrije klerken, broeders van het H i e r o n yin u s-klooster, gevestigd to Harderwijk in 1372. Vile Kunsten (artes liberates, ingenuae, bonae), (lat.), de - kennis en bekwaamheid, waarop de vrije burger zich zonder blaam kon toeleggen, in onder- scheiding vary de. artes illiberales, wier beoefening hij aan slaven overliet. Verg. trivium en quadrivium. Vrile lieide (Leven van of In -. Leven als in huwelijk, zonder van- wege Staat of Kerk gesloten echtver- bond. Vrile School (voor heel de Natie). Hierdoor wordt verstaan, dat elke groep van gelijkgezinde ouders voor zich eene school opeischen, hare onderwijskracht- ten zelf benoemen, den geest van het on- derwijs zelf bepalen kan; doch dat de Staat, die met de zorg voor het onderwijs belast blij ft, een minimum van eischen kan stellen, naar vasten maatstaf, evenredig aan het getal kinderen, naar den aard en de gesteldheid der school; de kosten draagt voor gebouwen, leerkrachten en middelen ; terwijl wat meer geeischt wordt dan gewoon lager onderwijs, door de ouders zelve of uit fondsen bekostigd wordt. Vrile steden, sedert de Middel- eeuwen steden, die onmiddellijk onder de Grafelijkheid stonden en niet tot eene heerlijkheid behoorden en daarom door een heer-geregeerd werden. In Overijsel waren Deventer, Kampen en Zwolle vrije R#kssteden. Tegenwoordig zijn vrije steden dezulke, welke eene eigene regeering hebben en onaf hankelijk zijn van eenig keizer- of koninkrijk, zooals Lubeck, Hamburg en Bremen, vroeger ook Frankfort a/M. Vile Universitelt, Academia Libera Batavorum, inrichting voor Hooger Onderwijs to Amsterdam, op particulier initiatief gesticht, geheel zonder toestemming, begunstiging 'of medewerking van den Staat. Dr. Abra- ham Kuyper en Dr. F. L. Rutgers waren er in 1880 de aanleggers van. De eerst- genoemde wijdde haar 20 October in met eene rede over Volkssouvereiniteit". Haar grondslag is de Nederl. Hervormde Geloofsbelijdenis, gelijk die door de Synode to Dordrecht a° 1618/19 is be- krachtigd. VrIIer,(b a r g.), jongen, een goocheme vrijer =- een sli-nme jongen. ' - Vrijers voeten (Op -, met vrijplannen omgaan, fig. met bedacht- zame, stille schreden. Vrilhandel-systeem, zie Eco- nomische politiek en Protectionisme. Vrilheldsboom. Het gebruik, op openbare pleinen boomen to planten als zinnebeelden der vrijheid ; is of komstig van denNoord-Amerikaanschen vrij heids- oorlog (1776-1784). Toen behandelden de burgers van Boston - de stad, die het eerst de vaan van den opstand tegen Engeland verhief - hunne staatkundige belangen onder zulk een vrij heidsboom. De kort daarop uitbrekende Groote Omwenteling in Frankrijk nam met zoo- veel geestdrift het groene zinnebeeld der vrijheid over, dat er van 1789 tot 1792 niet minder dan 60.000 vrijheidsboomen in dat land geplant zijn. Vrilheldsmuts: Van-ouds hadden bij de Europeesche volken, zoolang per- VRIJKWARTIER. 1226 VROUW ENZ. soonlijke vrijheid niet bet eigendom was van alle burgers, uitsluitend de vrije lieden bet recht in bet openbaar met gedekten hoofde to verschijnen, wat aan de slaven niet veroorloofd was. Tot de gebruiken bij de vrijlating van slaven bij de Romeinen behoorde dan ook, dat hun door dengene, die als meester hun de vrijheid schonk, een hoed of muts op bet hoofd weed gezet, weshalve men deze als bet zinnebeeld der vrijheid beschouwde (jars pilei). Zulk een zinne- beeld is ook de hoed op de speer van de Nederlandsche Maagd. Het hoed- afnemen is alzoo : zich tot dienaar maken. Vrllkwartier, (w a p.), (f r. franc- quartier), schildje ter grootte van 1/4 van bet schild, in een der hoeken (bijna altijd rechts boven). Vrilland-vereeniging. In bet hoogland van Kenia (Midden-Oostelijk- Afrika) hoopt deze vereeniging een socialen modelstaat to stichten. Den 28n Febr. 1894 vertrok de eerste expe- ditie naar Vrijland, in die. landstreek, onder leiding van Dr. Wilhelm uit Weenen. In Engeland sloot de arbeiders- leider Gotfred zich met eenige krachtige mannen bij die eerste „Vrijlanders" aan. Men zegt, dat die beweging geheel mis- lukte, ten minste voorloopig. Jan. '96 zag bet licht (bij P. C. Wezel te Haar- lem) onder de leus Der verwezenlijking nabij", van de hand van Prof. Dr. Theo- dor Hertzka, , Vrijland. Het Beeld eener Toekomst-maatschappij". Vanhier: Vrillandlsme, sociaal-liberalisme, door kolonisatie to verwezenlijken. Vrilmetselaar, Mac benac is een geheimwoord der vrijmetselaars, dat be- teekent,,het vleesch verlaat bet gebeente" maar verdraaid is van hebr. Mac-ben- akak. „De zoon der ellende gaat tot bederf over". M. B. is ook wel op bet schootsvel van den meester gestikt. De verkorting J. M. B. beteekent Jacobus Molay Bur- gundus, de naam van den laatsten groot- meester van de orde der tempelheeren, die 18 Maart 1314- op bevel van den Franschen koning Philips IV den Schoone werd verbrand. Vrilsteden, steden, die bet voor- recht hadden, misdadigers, die binnen hunne muren een toevlucht gezocht hadden, niet to behoeven uit to leveren. Zoo waren vroeger Kuilenburg en Vianen vrijplaatsen voor bankroetiers : geen burgerlijk rechter kon hen daar achter- halen. Dit voorrecht is met de Revolutie vervallen. Vrilstermarkt, naar men beweert werd deze gehouden to Schagen en to Schermerhorn, to gelijk met de kermis. Dat de boeremeisjes bij gelegenheid der kermis op de markt gingen staan om of een kermisvrijer of voor bet volgend jaar een nieuwen landheer to vinden, is bekend genoeg (o. a. voorgesteld in bet 1e bedrijf van les Cloches de Cor- neville). Vrilthol, oudtijds vrithof, om- heinde plaats, binnentuin, voorhof (van een tempel), omheind perk in eene stad bv. to Maastricht. Vgl. hgd. Friedhof, d. i. eingefriedeter Hof. Vrgvaren. Een schip of scheeps- aandeel heeft zich vrij gevaren, wanneer bet zooveel heeft opgebracht dat men bet kapitaal met de interestenterug heeft. Vriiwaring, bet geven van zekerd heid door den verkooper van eenig goed aan den kooper, dat bet goed geen verborgen gebreken heeft, en niet door een derde zal worden uitgewonnea (op- geeischt). Vrome wenschen, lat. pia vote (z. a.). Vrooliik (Een hart is een gedurige maaltigd. Spreuk. XV 15b. Een blrjmoedige geest doet lichaam en ziel goed. Men zegt ook Vroolijk- heid is Gods n:edicijn. Vrouw Christi (De -, zie Zwarte Jannegie. Vrouw (Eene - die den Beer vreest mangelt Met, zoogenaanide aardigheid aan eene vrouw, die mangelt, toegevoegd, met zinspeling op de Lu- thersche vertaling; Ps. 34 : 10. De Statenvertaling luidt : die den Beer vreezen, hebben geen gebrek; h g d. mangein = ontbreken. VSOUW HOLLE. 1227 VULCANUS. Vrouw Holle. Onder dezen naam werd de Germaansche godin `van het huwelijk en -de vruchtbaarheid, Holda of Ilulda = de milde, de vriendelrl'ke, door meisjes en vrouwen vereerd en aangeroepen. H g d. hold. Vrouw is eene gave des Hee- ren (Eene oede -, vgl. Spreuk. XVIII : 22; XIX :4. Zij wordt niet door erfenis verkregen ; haar to vinden mag men ale eene gunst des Hemels aan- merken. Vrouweligke Goethe (De --, kwalifikatie der V o r s t i n v o n G a I- l i t z i n, eene hoogbegaafde vrouw, die omstreeks 1788 met Goethe to Munster omgang had ; hij ten slotte een scepticus, zif eene geloovige (R.-Katholieke), die na langen strijd, waarin zij de drie stadien van atheisme, humanisme en Christendom doorliep, tot dat geloof was gekomen. Vrouwen hebben zeven gees- ten In 't lilt (De -, Luk. VIII : 2. Dit gezegde is ontleend aan i t verhaal omtrent Maria Magdalena, uit wie zeven duivelen uitgeworpen werden. Wordt gezegd van vrouwen, die of buiten zich zelve zijn van drift en ale furien woeden, of buitengewone drukte ma- ken. Vrouwendag of Maria Lichtmis, 2 Februari. Zie Kerkdagen. Vrouwentongen, spotnaam voor de bladeren der populieren of rate- laars. Vrouwenwapen, (w a p.). Eene ge- huwde vrouw veert haar wapen in • een langwerpig rond of in een ruitvormig schild, naast dat van haren echtgenoot, behalve wanneer zij uit eigenen hoofde regeerende vorstin is ; zie Jonkvrouwen- wapen. Vrouweoand, zandbank, niet ver van Stavoren, waarop niet, zooals de legende wil, „looze korenaren" groeien ; deze groeien op eene andere bank, het Roode Klif, en zijn waarschijnlijk de bekende helm. Zie Vrouwtje van Sta- voren. Vrouwtie van Stavoren. De schatrijke weduwe, die in haren over- moed en brooddronkenheid den onder- gang harer vaderstad veroorzaakte, door eenen harer schippers to dwingen eene geheele lading tarwe over boord to werpen. Op deze plek ontstond eene zandbank, het Vrouwezand geheeten, vlak voor de haven, zoodat geen koop- vaardijschip van eenigen diepgang meer kon binnenvallen. Aldus zegt de legende, en voegt er bij, dat een priester de roekelooze vrouw gewaarschuwd had en gedreigd met armoede. Daarop nam zij een ring van haar vinger en wierp dien in de haven, zeggend : „zoo min deze ring weer in mijn bezit komen kan, zoo min zal ik arm worden !" Den anderen dag bracht de kok haar den ring, dien hij in de maag van een visch had gevonden. Vrucht (Verboden --, oogt op de geschiedenis van den zondeval (Genes. III : 2, 3). Vanhier : Die eens van de verboden vrucht heeft geproefd, blijft er van eten, en Verboden vruchten zfn de zoetste. De vrucht van den 'verboden boom. Vgl. het Latijnsche Nitimur in vetitum (wij streven naar het verbo- dene). Vruchtgebrulk, „een zakelijk regt om van eens anders goed de vruchten to trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan was, mite zorgend dat de zaak zelve in stand blij ve". (Art. 803 B. W.). Vull (De kust Is -, gevaarlijk door blinde klippen en zandbanken. Scheepsterm. Vgl. De lucht is veil. Vuleanisten, aanhangers van het vulcanisme of plutonisme, d. i. van de wetenschappelijke meening, dat de aard- korst door het naar boven drlxkken. van vurig gloeiende steenmassa's hare tegen- woordige gedaante heeft gekregen.Tegen- over hen staan de Neptunisten, zie Nep- tunisme. Vuleanus, bij de Grieken Heph ae- stos geheeten, noon van Jupiter en Juno, (of ook van deze alleen), de god van het vuur. VULGATA. 1228 VUURHOUTJES. Vulgata, de Latijnsche vertaling der Heilige Schrift des Ouden en Nieuwen Testaments, welke door de R.-Kath. Kerk als alleen gezaghebbend beschouwd en gevolgd wordt. Door den kerkvader Hieronymus (t 419/ 20) vervaardigd uit een tekst, welken hij uit Grieksche handschriften verbeterd had, en waarbij de Septuaginta tot grondslag diende; ter gelegenheid van het Concilie van Trente (midden 16e eeuw) herzien, ver- beterd en gezuiverd, en, door dit concilie voor authentiek verklaard. Vulgata interpretatio Sacrae Scripturae = de algemeen verbreide overzetting der Heilige Schrift. Over de Engelsche Vul- gata zie Douaybrjbel. Vulgo, (1 at.), ge)neenlijk, gewoon- lijk -- volgens het gewone spraakge- bruik - in het dagelijksch leven. Vulnerat et sanat, (1 a t.), hij wordt en heelt. Spreuk van d e P e l i c h y. Vulneratorum anima clama- vit, (1 at.), de ziel der gewonden (op het slagveld), heeft (om hulp) geroepen. Opschrift der medaille, door koning Willem III verleend aan geneeskundigen, die in 1870-71 den tocht met de am- bulance medemaakten, ter hulp voor de gekwetsten in den Fransch-Duitschen oorlog. Vulpes pilum mutat, non mo- res, (lat.), S u e t o n i u s, Vita Vespa- siani 16. De vos verwisselt wel van haar, maar niet van aard. - De vos verliest wel zijne Karen, maar niet zijne streken. Vultus figures aftectiones pee- toris indicat, (1 at.), de uitdrukking van het gelaat duidt de aandoeningen van den inborst aan. Het gelaat is de spiegel der ziel. Leenspreuk van F f- l i p s van M a r n i x, heer van St. Al- degonde, schrijver van den Byenkorf der Roomsche Kerk" (f 1598). Vurige kolen op iemands hoofd verzamelen. Spreuken XXV : 22, Apostel Paulus schrijft Rom. X1I : 20: „wie zijn vijand goed doet, zal kolen vuurs op zijn hoofd hoopen", d. w. z. zal strenge maar edele wraak aan hem oefenen, die hem even -smartelijk moet vallen alsof kolen vuurs op zijne her- sens brandden, en dus het beste midder tot zijne verbetering wezen moet. Vuur (Die ding was al lank in die - al, (z. a f r.), ik heb 't al Zang in den neus gehad. Vuur (Vreemd - op 't altaar brengen, zie Vreemd vuur enz. Vuurbaak, (w a p.), een ijzeren mand met vuur gevuld, waaruit vlam- men opstijgen. Vuurfleseh, (verouderd), flesch met buskruit gevuld en van een loot voor- zien, die men onder het gevecht op vijandelijke schepen placht to werpen. Vuurhoutles, (z. a f r.), luci fens. w w. W. (hand.), op koersnoteeringen wissels; op Fransche munten. munt van Rijssel. W. en B., (m i 1.), water en brood dat, tot verzwaring van straf het middag- eten vervangt. Mag hoogstens gedurende 4 dagen ieder dag, en gedurende 14 dagen om den anderen dag worden opgelegd. Spottend : wijn en banket genoemd. W. C. (e n g.); Water-Closet. Waalmoppen, waalsteenen, naam waarmede thans gewoonlijk de uit leem gevormde in 't vuur gebakken metsel- steenen of brikken worden aangeduid, hetzij die steenen in de steelnfabrieken gelegen aan de rivier de Waal of elders in Nederland vervaardigd zijn. De vorm en afmetingen welke oorspronkelijk alleen in de steenbakkerijen aan de Waal was aangenomen, is thans als de normale vorm en afmeting voor geheel Neder- land to beschouwen. 'Waalredders, oude naam der havenpolitie to Amsterdam, van Waal (haven) en redder in de oude beteekenis van orde scheppen en bewaren, vgl. redderen en ,beredderaar van de na- latenschap". WAARSCHAP. Waar het hart vol van Is, daar vloelt de mond van over. Ontleend aan Matth. XII : 34, Luk.VI : 45 Uit den overvloed des harten spreekt de mond. Waar uw schat Is, daar zal ook uw hart zign, Matth. VI : 21. Waar wert oprechter trop Dan tussehen man en vrou Ter werelt olt gevonden. V o n d e l, Gjjsbr., Rey van Edelingen, regel 1239 en volg. Waardgelders, gewapende troe- pen, tot handhaving der rust in de steden, Aug. 1617 door Johan v. Oldenbarne- veld en de meerderheid der Hollandsche Staten op de been gebracht, ook in Utrecht doorgedreven. Omdat deze ge- wapende macht geheel in handen der Staten en stedelijke besturen, en buiten den eed des Stadhouders stond, was ze Prins Maurits en zijner partij een doorn in 't oog. Waarsehap, (m, n e d.), recht op eenig vast goed. Ook, borgstelling, ingeval van wanbetaling. In 1700 be- duidde het ten onzent nog bezoek. Mid. n e d. z. v. a. waerdschap = maal- tijd, gastmaal. WAARZEGGENDEN ENZ. 1230 WAGEN (DE). Waarzeggenden geest heb- ben (Een --, ontleend aan Hand. XVI : 16, wordt gezegd, als iets voor- valt of iemand komt, juist wanneer er een over dat geval of then persoon ge- sproken hee4. Waeht, (z e e t.). Een etmaal telt zes wachten, aan boord : 1) voormiddag (8-12); 2) achtermiddag (12-4); 3) platvoet (4-8); 4) eerste wacht (8- 12 's avonds); 5) hondewacht (12-4 's nachts) ; 6) dagwacht (4-8 's morgens). Wacht am Rhein (Die-,Duitsch volkslied, in 1840 door M a x S c h n e c- k e n b u r g e r gedicht, gezongen naar de muziek van Karl W i l h e l m en popu- lair geworden sedert 1870. Wacht op onze daden l Ge- zegde van wi}len Minister T h o rb e c k e. Wacht sleepen (In de -, (m i 1.), lets meenemen of mneepakken, vooral als het voorwerpen betreft, waarvan het eigendomsrecht betwist zou kunnen worden. Ook : gearresteerd worden. W acht ('t I4kt wel eten voor de -, (m i 1.), uitdrukking ter aandui- ding, dat iets niet bevalt, niet aange- naam is. Wacht u voor de geteeken- den, spreekwoord, naar het volksvoor- oordeel, dat een wanschapene in zijne nlisvorming eene bepaalde Godsstraf dragen zou (vgl. Joh. IX : 2). Daarom heeft men dit gezegde wel met Gen. I V : 15 in verband gebracht, aangezien over Kain in vs. 11 een vloekvonnis wordt uitgesproken. Wacht a voor het beest, dat collega heett Gezegde van wijlen Prof. D e Ro o p S c h e f f e r, -meermalen door hem geuit op zijn college over Pastoraal. Collega!s handelen dikwijls onbroederlijk met elkander. Wachter (Uegen als een --, zinspeling op den leugen der wachters bij het graf, dat Jezus' diseipelen zijn lijk gestolen hadden, Matth. XXVIII 13 en 15. Wachters op Sion's muren (Net stun -, Jes. LII : 8; LXII : 6, letterl. , wachters over Sion's muren", die gedurig bidden voor hunne aan- staande wederoprichting; want Sion (Jeruzalem) lag op dat tijdstip in puin, was daarbij onbewoond, en Sion's muren waren niet aanwezig; zie Jez. LXIV : 10; XLIV : 26, 28. Doorgaans stonden wach- ters op de torens bij de poort, om uit to zien of er ook een vijand naderde, eenig gevaar voor de stad to duchten was. De wachters, in geestelijken, zin waren de profeten, of ook de oprechte godvruchtigen (Jes. XXI : 6, 11). In den volksmond : steil rechtzinnigen, vooral predikanten, die ernstig waken, dat in het Sion des Heeren, in de Kerke Gods, niets verkeerds binnensluipe, inzonder= heid, dat er geene onrechtzinnige leer verkondigd worde. Waddal, (h e b r.), zekerheid; in de volkstaal verkort tot wadde. Vandaar bewadde = met zekerheid. Awadde, voorzeker, zonder eenigen twijfel. Beide woorden worden ook wel ironisch ge- bezigd, zooals vaak ons welzekerl Wade, in plaatsnamen, doorwaad- bare plaats, bv. Ravenswade of Ra- venswaai, Wadestein of Wajestein, Wadenojen. Waer haelt de gek dies brut quae woorden tog van daen ? woorden van Kamacho in Lang a n- d ij k's Don Quichot op de bruiloft van Kamacho, wanneer hij Meester Jochem den Rijmer een vers hoort lezen, waarin alle regels op een na als rijmwoord een bastaardwoord hebben, alien eindi- gend op -entie. Wagen nieder i (Die -, ( h g d.), de wapens neergeleyd 1 Titel van een roman van Berth a barones v o n S u t t n e r (a• 1889), die in schier 'alle talen vertaald, een verbazenden opgang heeft gemaakt, als protest tegen den oorlog. Sedert 1890 ook titel van een tijdschrift door haar geredigeerd. Wages (De -, hetzelfde als de Groote Beer, waarbij de 4 sterren van het vierkant de wielen, en de drie WAGENWEG. 1231 WALKYRIEN. van den staart den krommen dissel voorstellen; ook wel beschouwde men deze drie als de paarden, terwijldande ster.Alcor bij Myzar het ruitertje werd genoemd. Wagenweg, de ruimte, op de kaarten der Oostindische Compagnie af- geteekend tusschen twee lijnen, binnen welke de schepen gehouden waren to zeilen, althans tot voorbij de Linie. Wagenwielvaugers, spotnaam voor de inwoners van Meenen, in West-Vlaanderen. In Juli 1546 werd aldaar een 12-jarig meisje door den wagers van een onbekenden voerman overreden. Om dezen to noodzaken binnen de stad to blijven, totdat het gerecht over de zaak uitspraak had gedaan, deed de baljuw de 4 wagenwielen in beslag nemen. De voerman echter schafte zich andere wielen aan, en maakte zich uit de voeten. Wahableten of Wechubleteu, a r a b. W&gAblj naam der leden van eene Mohammedaansche secte, gesticht door Abd' Oel Wahab, omstreeks 1745. De stichter wilde den Islam terugbren- gen tot zijne oorspronkelijke zuiver- heid, en beschouwde alleen den Koran als de gezaghebbende openbaring, terwijl hij alle mondelinge en schriftelijke over- leveringen verwierp. Mohammed, Chris- tus en de Profeten waren in zijn oog heilige en Gode welgevallige wijzen, zoo- dat hij het laatste artikel van de Mo- hammedaansche geloofsbelijdenis: , Geen ander God dan God, en Mohammed ziju profeet" - wegliet en in verzet kwam tegen de schier afgodische vereering van Mohammed. Wuh1verwandschatten, betrek- kingen van verwante zielen; naar den titel van een roman van - G o e t h e, waarin twee echtparen ontdekken, dat zij verkeerd gepaard zijn. Het woord komt ook in de scheikunde voor; n e d. k-eurverwantsehap. Walang, nit 't kawi bet. eigenlijk schaduiv, in 't j a v. gebezigd tot aan- duiding van beelden, poppen en figuren die vertoond worde4, ook wel achter een verlicht scherm; het bet. ook tooneel- vertooning, bv. wajang tjina, Chinee- sche komedie. Walang-orung, (mal.), Wqjang,- wong (j a v.), beteekent tooneelvertooning door levende menschen. Walungspel, inlandsch spec op Java, spel met lederen poppers, die op pisangstammen worden gestoken, voor- stellend verschillende individuen uit vroeger en later tijd, die opmerkelijke of verschrikkelijke lotgevallen hadden; welke door den wajangspeler aan de toeschouwers, in een halfcirkel v6or ,zijne tent gezeten, worden me6gedeeld. Heele nachten zitteri zij naar de ver- halen to luisteren. Grillige figuren uit de wajangverhalen staan op de gouden sigarenkokers, uit de Lombok-schatten in het Rijks-Museum to Amsterdam. tech, (h e b r.), = en h# g Van iemand, die zich uit de voeten maakte, wordt soms gezegd: h# is wajeilech. Wallkro, (hebr.), en H# riep, naam van het derde bpek van Mozes, naar het beginwoord. Dus ook de naam der eerste afdeeling uit dit boek, naar tzelfde beginwoord. Waldenzen, zie Glorieuse Bentr1e. Den 17n Febr. 1848 verkregen de Wal- denzen, die toen nag onderdanen waren des Konings van SardinW, in Italie dezelfde rechten als diens overigeonder- danen; zij erlangden'dus godsdienst- vrijheid. Deze vrijheid strekte zich over heel Italic uit, toen in 1870 Rome de hoofdstad werd van dit land. Wit1hulls of de Zaal der gesneu- velden, volgens de Noorsche goden- leer het verblijf der in den slag gevallen helden. Het was een prachtige zaal in Gladsheim (Vreugdeburcht), omgeven door een bekoorlijken lusthof. Wall, (t ark se h), gouverneur-gene- raal eener provincie. Wulkyrift of Oorloysmaagdew, in de Noorsche godenleer bevallige WALL-STREET. 1232 WAPENROL ENZ. jonkvrouwen, die met goud versierd in schitterende wapenrusting door de lucht rijden, naar het bevel van Odin den strijd besturen en het lot des doods aan de helden toevoegen. Wall-street, (am.), het middel- punt van den fondsen- en geldhandel to New-York. Walletle pakken (Een -, (k. m. a.), een wandeling over het walletj e doen, dat de Militaire Akademie gedeel- telijk omringt. Walpurgis of Walburg (bescherm- ster der gesneuvelden), eene heilige, de zuster van den heiligen Wilibald, over- leden in 779 als abdis van het klooster Heidenheim bij Eiehstatt. Zij wordt ge- huldigd als de beschermvrouw der too- verij. Daar de dag van hare heiligverkla- ring (1 Mei) toevallig een der belangrijkste heidensche feestdagen was, verkreeg bij het toenemen van het geloof aan heksen de Walpurgisnacht (van 30 April op 1 Mei) eene beruchte beteekenis : men meende nl. dat alsdan de heksen met haren meester, den Duivel, op den Bloksberg bijeenkwamen. Wals-koning (De -, J o h a n n S t r a u s s, t 3 Juni 1899 to Weenen, oud 74 jaar, zoon, van Johann Strauss Senior, ook wals-componist. In 1844 stichtte hij het orkest, dat de Weener danswijzen populair maakte in schier gansch Europa, overal waar danslustige voeten worden gevonden. Vanhier de bijnaatn Wals-kQning. Wanboffen, (k. m. a.), teleurstelling ondervinden. Wandalismus, barbaarsche ver- nielingswoede, kunststormerij ; de ruw- heid der Wandalen, een Duitsch-Go- thische volksstam, die in de 5e eeuw n. C. Gallie, Spanje en Italie als over- stroomde, in 455 Rome veertien dagen lang plunderde en zeer vele kunstwerken vernielde. Wandelende Jood, zie Ahasverus. Wankant, (b o u w k.), tegenstelling met meskant wordt de naam van wan- kant gegeven aan hout, timmerhout, balken, ribben, planken, enz., dat Been zuivere rechthoeken in doorsnede aan- biedt. Wanneer de harder dwaelt, wat pad, wat rechte gangen zal de acme kudde gaan ? V o n- d e 1, Gysbrecht. Wanneer men heet volleert Is d'eerste les begost, V o n d e l, Jozef in Egypte, r. 534; antwoord van Jozef aan Potiphar, den lof afwijzend, dien de vorst hem toezwaait. Begost = begonneu. Wantyd of Vantyd. Zie Gulden- besjes-tjjd. Wapenkreten. Vanouds was het gewoonte, dat tegen elkaar oprukkende of elkaar aanvallende benden kreten aanhieven. De Bijbel geeft daarvan een voorbeeld, al uit den tijd der Richteren, namelijk Richt. VII : 18, 20, waar de woorden : TVoor den Heere en voor Gideon ! en : Het zwaard van den Heere en van Gideon 1 ale krijgsgeschrei wor- den vermeld. - Niet onnatuurlijk is het, dat door gedurige herhaling, zulke kreten een vasten vorm aannamen en in dien vorm eigen bleven aan een be- paalden stam of een bepaalden aan- voerder. De Hollanders riepen : Holland! en de Vlamingen : Vlaanderen den Leeulw I De kreet der Spaansche koningen was : San Jago ! - die der Fransche koningen : Montjoye ! Saint Denis! die der Engelsche koningen : Montjoye! Notre Dame ! Saint Georges ! -- die der Schotsche koningen : Saint Andrew ! De hertogen van Borgondie riepen Montjoye ! Saint Andrieu ! of wel Montjoye ! Notre Dame I De Hertogen van Anjou : Montjoye ! Anjou ! Wapenrol van Karlaverok, eng. the Roll of Karlaverok, in 1828 door Sir Harris Nicholas uitgegeven naar een handschrift, dat zich in het Britsch Museum bevindt, uit het einde der 13e eeuw ; een dichtstuk in Nor- mandisch-Fransch, dat de heldenfeiten van Eduard I (t 1307) en zijne ridders, bij de belegering van het kasteel Karlaverok, in Dumfriesshire, omstr. 1300, tot onder- werp heeft. 1233 WASSCHING DER HANDEN. Wapenspreuken, zie Leuzen. War against war, (e n g.), Oorlog tegen den Oorlog, titel van een vrede- predikend werk van S t e a d, uitgegeven met het oog op de Vredes-Conferentie, die (Juni '99) to 's-Gravenhage gehou- den werd. Waroeng, (j a v.), kraampje, aan den weg, waar eetwaren, sirih, spece- rijen en snoeperijen to koop zijn; malm kedai. Wartena ('t Is een weer als to -, Wartena bij Leeuwarden, vroeger een welvarend stadje, is door storm en watervloeden hevig -geteisterd; vandaar bovenstaand spreekwoord. Was du ererbt Yon deluen Vittern hast, Erwirb es um es zu besitzen I (h g d.), Wat g# van uwe vaderen ge- grfd hebt, verwerf- het om het to bezitten. Goethe, Faust, I (Nacht), regel 329 en 330. Was frag' ich viel much Geld and Gut, Wenn ich zufrieden bin? (h g d.), Wat kan m# geld of goed schelen, als ik tevreden ben. ? de aanhef van Johann Martin Millers' (1750-1814) gedicht Zufriedenheit, voor het eerst in den Vossische Musen-Almanach van 1777 verschenen. Was glitnzt, list Ifir denAugen- blick geboren Duty Echte bleibt der Nach- welt unverloren, (hgd.), zie Echte. Was glelcht wohl Rut Erden, Dem JAgerverUnfigen, (hgd.), wat komt op aarde het genot der jacht nab#. Aanvang van het koor der jagers, in W e b e r' s FreischAtz, tekst van Kind (1821). Was ich mir dalftr kaute! (hgd.) eig. That ick mich davor koofe! (z. a.) in den zin van wet heb ik daaraan! is ontleend aan Berlin, wie es weint and lacht, van David Kalisch (1820-72). Was fist der langen Rede kurzer Sinn? Zie Der langen Rede, enz. Was lot der Mensch? Nalb Tier, halb Engel, (hgd.), wat is de mensch? Half dier, half engel. Aanvang van het 369e der Vierhundert Lieder (1797) van J. L. Evers. Was lot des Deutschen Vater- land ? Preussenland, lot's Schwabenland? lot's wo am Rhein die Rebe blitht, etc. Nein, nein t Duo gauze Deutschland soll es sein! etc. Aanvang van Des Deutschen Vaterland, volkslied van Arndt (1769-1860), muziek van Reichardt. Was man nieht weiss, das eben brauchte man, Und was man weiss, kann man nicht brauchen, (hgd.), joist wat men niet weet, zou men noodig hebben, en wat men weet kan men niet gebruiken, uit G o e t h e's Faust, I, vor dem Thor. Was scheit mach Weib, was sehert mich Kind? (hgd.), wat kann m# urouw of kind schelen ? Uit Heine's Zwei Grenadiere (1819). Rut weiss besitzt Kann man getrost much Hause tragen. enz. Was (1111 zit goed in de -, (k. m. a.), Zie Goed in de was zitten. Was zetten (In de -, (m i 1.), iets zwart maken, werd vroeger ge- bezigd van knevels, die door kunst- middelen werden zwart geverfd; men zegt ook: in de slappe was zetten. Washer, (sport), stopsch#fj Wassehing der handers (in onsehuld). Ontleend aan de handeling Pilatus: Matth. XXVII : 24. 78 WASSCHING DEE HANDEN. 1234 WATCH (BLACK). Wassehing der handers. Vroe- ger waschte zich de priester bij de H. Mis tweemaal de handen. De eerste wassehing geschiedde voor bet Offer- torium, om zijne handen tot eene zoo zuivere handeling to reinigen ; de tweede, nadat de offerande bewierookt was. Deze handwassching beteekende de zuivering des harten. De eerste is bij de H. Mis zelve niet meer gebrui- kelijk, doch ze geschiedt gewoonlijk voordat de priester bet altaar betreedt ' de tweede heeft nog bij elke Mis plaats. Wassenaar, (w a p.), halve maan, altijd wassend en gewoonlijk klimmend voorgesteld. Met de hoornen naar rechts (her.) is hij toegewend naar links, om- gewend naar beneden, dalend. -- F r. croissant, van croitre = wassen, groeien. Staan de hoornen, verschillend gericht, en ( en - dan moet men niet zeggen „altijd wassend". Wassend is alleen = eerste kwartier, en ( is afne- mend = laatste kwartier. Niet ten respecte van bet gewis hoog-aan- zienlijk en oud-historisch geslacht Van Wassenaar, dat drie halve manen voert, dus geheeten. Want dit geslacht heeft zich naar zijne bakermat, bet dorp Wassenaar (Z.-Holland), genoemd; en in dezen dorpsnaam speelt bf vases (zoom, rand) bf wase (slijk, slib); hoogst- waarschijnlijk bet laatste; alzoo Was- senaar = „hoek van drassig weiland". Men spreke in de Heraldiek dus niet van ,wassenaar", maar van wassende of halve maan. Wat bast het Chum of hil met Noaeh in de ark geweest Is? Het helpt een deugniet niet veel of hij een braven vader gehad heeft. Naar aanleiding van 't verhaal in Gen. IX. Wat beet het of ghy iaeght en slooft en u verhit, Fortuin Heist hem bezoekt, die wacht en stifle zit, motto voor De Boos van Dekama, niet, zooals daar gedrukt staat, van R o d e n- b u r g, maar (v. L e n n e p, Ci taten, bl. 43), van Van L e n n e p zelven. Wat beet tech, lieve orient, het loopen na den brad 2 Zen ander heeft het wilt en vii het ongemack. Cats. Wat vii niet en moogt genieten, Dat en hebt vii niet to zien. Cats. Wat vii niet wilt dat u ge- sehiedt, Doe dat ook aan een ander niet, berijming van Matth. VII : 12, maar die plaats verzwakkend door de ont- kenning. Wat God doet, dat is welge- daan, aanhef der vertaling eens lieds van den Duitschen dichter S a m u e l R o d i g a s t (1649-1708). Opgenomen in de Ned. Herv. Vervolgbzcndel (z. a.), Gez. 197. Wat (of: hetgeen) God saam- gevoegd heeft, seheide de mensch niet, Matth. XIX : 6. Wat goeds to hooren, giet merg in 't gebeente. Spreuk. XVI : 24. Goede redenen geven aan 's menschen gemoed sterkte en veer- kracht. Vgl. Spr. XVI : 24, Job XXI : 24. Wat icaa mich davor koofe t plat Berlijnsch voor hg.d. Was ich mir- dafiir kaufe (z. a.). Wat is 't vooruitzicht schoon i Deze ontboezeming, die op gansch andere, allerlei wereldsche dingen wordt toegepast, is ontleend aan den berijmden Psalm XIX : 6. Wat walse is, valise is i Sleet al doot, was de wapenkreet der Brug- gelingen in de Brugsche metten tegen de Franschen, die ze erkenden door bet Sjibbolet Scilt ende orient! Wat werdt er niet al tiids met kibbelen versleten, V o n d e 1, Grjsbr.; waar Vosmeer aan Gijsbreght vertelt, dat de belegeraars bet onder elkaar niet eens konden worden. Watch (Black -, (e n g.), Zwarte Wacht. Naam van een keur-regiment van Schotsche Hooglanders. Twee compagnieen van dit regiment vonden 27 Febr. 1881 den dood OD den Amajuba- WATEREN `ENZ. 1235 WEEK ENZ. heuvel of Spitskop, onder leiding van den ongelukkigen generaal Colley, bij de Boerenoverwinning, die over de vrij- vechting der Transvaal besliste. Wateren ziln zoet, verborgen brood Is liellijk (Gestolen -, taal der ontuchtige vrouw van Spreuk. IX : 17, die den jongeling wil verlokken om tot haar to komen. Waterproef, onderdompeling in bet water van personen, die voor too- verheksen gehouden werden, waarbij drijven o f zinken besliste. Het laatst toegepast in Delden 16 Maart 1823. Watrinade, ook, doch ten onrechte, wattrinade, (f r.), werkliedenopstand. Zie watriner. Watriner, (f r.), bet vermoorden van een werkgever door zijne arbeiders. Het woord is diens oorsprong aan bet volgende feit verschuldigd : Den 26n Jan. 1886 staakten de werklieden der mijnen van Decazeville den arbeid. Daar de directeur, de beer Watrin, weigerde hunne eischen in to willigen, vielen de arbeiders hem aan en verbrijzelde hem een hunner den schedel, waarop de overigen hem onder den voet baalden, den baard uitrukten, enz. Kort nadat eenige welgezinden hem naar bet zieken- huis hadden overgebracht, gaf hij den geest. Nadere bijzonderheden vindt men in I v e s G u y o t, La Tyrannie socia- lists, bladz. 192. Watteau (A Ia -, salon-, bal- en herderstooneelen in den trant van den Franschen schilder Antoine Wat- teau, t 1721. Zijne herderinnetjes hebben bijna alien blauwgelinte lammetjes in hare poezele armen, en cokette stroo- hoedjes op. Watteau (P11- -, plooi of vouw, in den rug van 't ruime kleed, door- loopend van den pals tot den beneden- zoom. Wattmann, (eng.), in de Vereenig- de Staten, de conducteur van een elec- trischen tramwagen. Sedert de tweede heeft van 1898 heeft men to Chillicothe I< Jezus Christus. Xthum, (h g d.), Christendom. Xtue, (h gd.), Christus. XBetue, g r. xustos, lange gang, open of overdekt,waarin de athleten zich oefen- den, - die dan ook wel Xystici werden genoemd, overdekte gaanderij tot gebruik in den winter. Bij de Romeinen was de Xystus een belommerde laan of open terras, voor den zuilengang van een landhuis. In de Middeleeuwen gaf men den naam Xystus aan de lange kruis- gewefven der kloosters. Y Y. Y, de voormalige zeearm voor Am- sterdam, vereeuwigd door Antonides' IJstroorn, moest eigenlijk genoemd wor- den IJ, daar ij een zuiver Hollandsch woord is met de beteekenis van water, en Y, y, ypsilon, een Grieksche letter is met den klank u. Yamagata, zie Moltke. Yamen, (chin.), in 't algemeen, huis van een ambtenaar. Woning met bureelen, bv. van den Onderkoning van het Chineesche rijk, bestaande uit een aantal gebouwen zonder verdieping, door binnenplaatsen gescheiden, of ver- bonden door overdekte gangen met poorten. Het geheel is door een hoogen blinden muur aan het oog onttrokken, zooals bij de grootere erven en woningen in China gebruikelijk is. Yankee, (am.), buiten de Veree- nigde Staten benaming voor Amerikaan, in Noord-Amerika alleen naam voor een bewoner der Staten van New-Eng- land. Het woord is English in de uit- spraak der Indianen. De 'Hollanders langs de Hudson en in New-York (Nieuw Amsterdam), hebben het eerst then naam gebruikt en in den onaf hankelijk- heidsoorlog bezigden de Engelsche sol- daten dit woord als schimpnaam, waarop de Amerikanen het als eeretitel YANKEE DOODLE. aannamen. - Het werd in 1713 door zekeren Jonathan Hastings, een boer to Cambridge, in den staat New-York, gebruikt, als bijnaam om reclame to maken, in de beteekenis van echt, in Amerika gemaakt, wat niet overtro fen kan worden; bv. Yankee horse (paard); Yankee cider (appeldrank) enz. De stu- denten namen 't woord over en noemden Hastings Yankee Jonathan. Yankee doodle, Amerikaansch volkslied van 1775, toen het leger van Abercrombie bij Albany (N.-Y.) gekam- peerd was, gereed om naar Ticonderoga to trekken. Het leger bestond uit allerlei vrijwilligers ook vele Yankees, en een Engelsch militair geneesheer Shomburg schreef het gedicht, componeerde de wijs en droeg het deftig aan denieuwe strijders ,op. Doodle (sukkel) is een Engelsch woord ter bespotting ; C r o m w e 11 wordt in een royalistisch lied Nankey Doodle genoemd. Volgens Buckingham Smith is de wijs ontleend aan een zwaard-dans der Biskayers, die ook in Hongarije en Nederland (Hop Mar janneke) bekend was. Reeds in 1727 komt de wijs voor in The Beggar's Opera. -Het eigenlijke Amerikaansche volkslied is het lied America, in 1832 gedicht door Dr. Sam. Fr. Smith (1808-95). Het wordt ge- zongen op de wijze van God save the YARD. 1254 YVETOT (LE ROY D'). Queen of het Heil Dir im Siegeskranz. I My country, 't is of thee, Sweet land of liberty, Of thee 1 sing, ena. Yard, (sport.), Engelsche lengte- maat van 0.91438348 Meter. Yellow Jack, (e n g.), de gele vlag, fig. de gele koorts; de gele vlag waait nl. van hospitalen, ambulances en quarantaine-schepen. Yellow journalism, (a m.), geel journalisme, nieuwsbladen, die de Ver- eenigde Staten tot het voeren van krijg tegen Spanj a aanvuurden. Oorspronkelijk (1896) had de uitdrukking, eene geheel andere beteekenis. De World en het Journal van New-York gaven toen een reeks prenten uit, die allerlei verma- kelijke streken van Yellow Kid, een denkbeeldigen straatjongen voorstelden. Van dat oogenblik vervaardigde men ,poppen, die Yellow Kid voorstelden en bracht hem zelfs ten tooneele. Hij was gedurende een jaar de Koning van New-York en verdween daarna, alleen zijn naam achterlatend. Yellow Spring community, (am.), heette eene communistische ge- meente, die in 1825, door aanhangers van 0 w e n, in den staat Ohio werd gesticht. Zij telde 75-100 gezinnen. Drie maanden later spatte zij echter reeds uiteen, tengevolge van moeilijkheden, die uit het versehil van den vroegeren maatschappelijken stand der leden w aren geboren. Yen, (j a p.), = dollar, vroeger f 2.60 a f 2.70 waard, werd Sept. 1896 door de Europeesche handelaars nog slechts voor f 1.35 aangenomen. De buiten- landsche waarde van den yen vermin- derde sedert tot op de helft. Negen yen gelden in Japan voor een pond sterling (Engelsch). De 20-yenstukken hebben eene goudwaarde van f 50.22. Yeoman, noemde men to voren in Engeland elk vrij man behoorende rot den- stand, die zich tusschen de ridders en de lijfeigenen of hoorigen beyond. Thans echter worden vooral de groote pachters en de kleine grondbezitters met then naam bestempeld. Ook geeft men dien naam aan een soort van vrij- willige bereden militie, vooral voor de kustbewaking en aan de soldaten der koninklijke garde (yeomen of the guard), welke met de bewaking van den Tower zijn belast. Yeoman, (e n g.), op oorlogsschepen de beaaaker van het scheepsproviand. Yetholm Cross, (e n g.), het kruis van Yetholm. - Te Kirk Yetholm, in Schotland, werd 30 Mei '98 een Koning gekroond, en wel de Zigeuner Prins Charlie, voluit Charles Fau Rutherford. Hij is vijftien jaren lang Kroonprins geweest en op zijn 70e jaar gekroond tot , Koning van alle Zigeuners in het Koninkrijk Schotland." De kronings- plechtigheid werd bij een steen, welke bekend is als Yetholm Cross, volbracht door den ,Aartsbisschop der Zigeuners", die tevens het beroep van hoefsmid uitoefent en Gladstone heet. De Koning reed in een wagen, door tien ezels ge- trokken, en zijne edelen reden daar achter, allen op ezels gezeten. Na een plechtigen optocht door den omtrek werd het feest met een koningsmaal besloten. Yggdrasil, zie Hela en Irminzuilen. Ymir, zie Niflheim. Yorick, naam van den gestorven hofnar aan wien Hamlet in Shake s- p e a r e s stick van dien naam een wee- moedige herinnering wij dt en daarom door den humoristischen schrijver Lawrence Sterne in de vorige eeuw als pseudoniem gebruikt. Yorksche roof, zie Rose-en-soleil, witte roos, gevoerd als zinnebeeld, niet als wapen. Ypoeras, zie Hippokras. De burge- meesters van Hamburg, Amsterdam in 1401 bezoekend, worden er onthaald op ,,twee quart Ypocras- uten apteken" (uit de apotheek). Yum-Yum, zie Three little maids from school. Yvetot (Le Rot d' -, zie Roi d'Yvetot. Z Z. Z, (h and.), op Fransche munten, dat zij to Grenoble geslagen zijn. Zuni uw brood aan alle wa- teren; grijp alle gelegenheden aan, om wat goeds to doen. Naar Jes. XXXII : 20, waar die woorden letterlijk moeten op- gevat worden, omtrent een overal be- bouwd land. Zie ook Werp uw brood enz. Zaaiers, (m i 1.), aardappelen. Zabbfftr, (a r a b.), Liederen. Volgens den Koran der Mohammedanen een der deelen van der Christenen Heilige Schrift (Oud- en Nieuw-Testament), die daarin onderscheiden wordt als Tordt, Zabbiur en Ifrjil (Indjil), d. i. Wet, Liederen en Evangelie, waarvan de Wet aan Mozes, de Liederen aan David, en het Evangelic aan Jezus gegeven is door God. Zacht gaatie, (r e s t.), zacht broodje met garnalen. Zahlen beweisen, (hgd.), cijfers bewijzen, dikwijls verlengd tot Zahlen beweisen, sagt Benzenberg, moet eigenlijk heeten zahlen entschei- den; aldus luidt het namelijk op vele plaatsen in de geschriften van den Rhijnschen natuurkundige en publicist Benzenberg (1777--1846). De uitdruk- king werd vooral verbreid door de ZAK ENZ. Kolnische Zeitung. Toen 'namelijk in 1833 aan de stad Keulen het stapel- recht ontnomen en haar ter vergoeding een vrijhaven gegeven werd, ontstond er tusschen belanghebbenden een hevige strijd over het nut of het nadeel van de nieuwe inrichting, die in genoemde courant onder het afwisselende opschrift Zahlen beweisen en Zahlen beweisen nicht uitgevochten werd. Zghlt die Hitupter seiner Lieben (Er -, Und sleh, ihm fehlt kein ten- res Haupt, (h g d.), hij telt de hoofden z finer lieve- lingen, en zie, hij mist niet een daar- van. S chi 11 a r, das Lied von der Glocke. ZaTmph, (Carthaagsch woord), de veelkleurige mantel, waarmede het beeld der godin Tanit werd omhangen en bet palladium van Carthago. Dat voorwerp is vooral meer bekend geworden door den roman Salammbo (1863) van G. F1 a u b e r t (1821-80). ZaTn, 7e letter van het Hebreeuwsche alfabet. H e b r. zajin, van s y r. zains pij l. Zak (In - en aseh zitten, in diep ongelukkigen toestand verkee- ZAK MAKEN (EEN). 1256 ZANDWERVEN (NAAR). ren; herinnering aan oud-Joodsche ge- woonten, zie Gen. XXXVII : 34, Esther IV : 1, 3, Job II : 8. Ook teeken van boete, bv. Dan. IX : 3, Matth. XI : 21, Luk. X : 13. Zak maken (Een -, (mil.), een bed zoodanig opmaken, dat degene, die zich to bed wil leggen, tusschen de handig opgevouwen lakens verward raakt. Zaksken (Ze heelt' het -, of hi3 laat haar het - met de vracht. Spottend gezegd van een ge- vallen meisje, die door haar minnaar werd verlaten (overal in Vlaanderen). Zaligheld, pestilentie, pest; vroom eufemisme voor die gevreesde ziekte, evenals gave Gods (z. a.). Zalm, (rest.), sein van de kellners onder elkaar, als er dames binnenkomen, die een voetenbankje moeten hebben. Zalving, g r. chrisma (z. a.). Bij het oude Israel werden profeten (1 Kon. XIX : 16), priesters en koningen (1 Sam. IX : 16, X : 1, enz.), door zalving, d. i. overstorting met welriekende zalf (vgl. Ps. CXXXIII : 2) tot hun openbaar ambt gewijd. Vanhier fig. zalving met den Heiligen Geest (2 Kor. I : 21, 1 Joh. 11:20,27), als inwijding tot het leiden van een eestelijk, echt-christelijk leven. De Bulgaarsche orthodoxe Kerk erkent den doop der R.-Katholieken en Protes- tanten; wat de Grieksche patriarchale Kerk niet doet. De kleine Bulgaarsche kroonprins Boris, Jan. 1894 geboren, de zoon van Vorst Ferdinand, R.-Katholiek gedoopt, werd, bij zijn opneming in de Grieksche Kerk (Febr. 1896) niet h er- doopt, maar alleen orthodox gezalfd, gelijk anders in de Bulgaarsche Kerk terstond na den doop zou geschied zijn Bij de plechtigheid der zalving wordt eerst een gewone dienst gehouden. Dan roept de priester (Aartsbisschop) de peten met het kind naar de ,,Keizerlijke Poort" - den hoofdingang der kerk - en nadat zij daar een kniebuiging heb- ben verricht, moeten zij in naam van het kind de gebruikelijke vragen beantwoor- den. Het voornaamste punt der daarbij of to leggen geloofsbelijdenis is, of de doopeling erkent, ,dat de Heilige G Best alleen van den Vader en niet van den Zoon uitgaat." Daarna worden voor- hoofd, mond, neusgaten, borst en handen van den doopeling gezalfd met snyhra - eene welriekende olie, welke door een Aartsbisschop moet gezegend zijn en uit Rusland ontboden wordt. Zambo, in Zuid-Amerika het kind van een neger -en eene Indiaansche vrouw. Zambo-neger = kind van een neger en eene Mulattin. (Geheel zwarte) Zambo-neger = kind van een neger en eene Zamba. Zambo claro = kind van een Indiaan en eene Zamba. Zie ook Sam bo. Zand, (b a r g.), suiker. Zand (lemand - In de oogen stroolen, verwarring stichten, sym- bool van de verstrooiing der ongeloo- vigen bij Mohamed. In den Koran leest men : ,Niet gij, o Mohamed, wierpt stof in de oogen uwer vijanden, maar God verstrooide hen." Zander-instituut, inrichting voor mechano-therapie, orthopaedie en mas- sage ; medico-mechanische inrichting, genoemd naar den Zweedschen genees- heer Dr. Gustaf Zander, to Stock- holm, die in 1857 zich bijzonder ging toeleggen op de behandeling der rugge- graatsverkrommingen, welke bij kinde- ren ontstaan, meestal tengevolge van eene langdurige zittende houding. Voor de behandeling dezer afwijking vervaar- digde hij een meet-toestel, om nauw- keurig de houding en den vorm van het lichaam to bepalen. Zandgrond. (Dat staat maar op een -, uit Matth. VII : 26, om- trent iets dat los en luchtig is. In het Oosten is een huffs op zand gebouwd zwak en wankelbaar in den regentijd. Met de gesteldheid van den bodem onzes vaderlands is dit gezegde in strijd. Zandwerven (Naar -, over- led en. ZANETTOS. 1257 ZEFIR. Zanettos, Japanners, die ongeloo- felijke kunsten met volkomen zekerheid uitvoeren, als het werpen met messen en ballen en brandende fakkels. Zarfath, vereeniging to Amster- dam, op de 6e algemeene samenkomst voor Inwendige Zending, 29 Mei 1885 gesticht tot steun der nagelaten betrek- kingen van Evangelisten, godsdienst- onderwijzers, weezen, ziekenverplegers e. d.; aldus genoemd naar Zarfat, waar de weduwe woonde, bij wie de profeet Elia een geruimen tijd zijn intrek nam, en die hij onderhield ; volg. 1 Kon. XVII : 9, 10. Zie ook Sarepta. Zat van dagen, afgeleefd; vgl. Gen. XXXV : 29; Job XLII : 17 (der dagen zat). Zebedeus (Bet Is een -, een sukkelaar, naar Zebedeus (Matth. IV 21), omdat men van hem nooit iets anders leest,, dan dat hij de vader was van twee van Jezus discipelen. Of misschien hieruit to verkiaren, dat men, vol- gens Mark. I : 19, 20, hem voor alles liet zitten, en dat dus in hem een type gezien werd van een lijdelijk man, een weerloozen tobber. Ook maakte Matth. XX : 20 niet Zebeddus, maar zijne vrouw een verzoek zijner zonen aan. Jezus bekend, waarin men iets stumperigs" zien kon, iets van een onnoozelen pals. Zeehien, mrv. zechienen, sechie- nen, ital. zecchino, -vi, goudmunt dukaat), genoemd naar la Zecca, inuntgebouw to Venetie, waar ze in 1280 het eerst geslagen is. Zecca (it.) munt. Kopieen dezer munt, doch niet van goud, worden tegenwoordig gebe- zigd tot versiering van kostuums, dra- perieen, lampenkappen, vogelkooien, enz. Mn zechien = ongeveer f 4.-. Zechoes, (zekoeth), (n. he b r.), ver- dienste. In het bijzonder : de edele vrome daden van afgestorvenen, waarvan de verdienstelijkheid geacht wordt, zegen to brengen aan hunne nakomelingen. Zedellike llehamen, vereeniging van personen, die niet onder het begrip maatschap vallen, zij kunnen rechts- persoonlijkheid erlangen ingevolge de wet van 22 April 1855, Stbl. no. 32. Zeebrand, noeinen de Hagenaars weerlicht zonder donder. Zee-eenhoorn, (w a p.), eenhoorn (z. a.) wiens achterlijf vervangen is door een visschenstaart. Zeeldraalers, spotnaam voor de inwoners van de Oostvlaamsche ge- meente Zele, naar de locale nijverheid. Zie Kloddemans. Zeeleeuw, (w a p.), leeuw, wiens achterlijf vervangen is door een vis- schenstaart. Zeemiil, e n g. nautical mile, 5900 Rijnl. voeten = 1852 meters = 1/60 graad op den meridiaan. Eene Engelsche mijl (English mile of statute mile) = 1610 meters. Zeepaard, (w a p.), paard met vis- schenstaart in plaats van achterlijf. Naam van het schip, waardoor Amster- dam overrompeld werd (Vondels Gijs- brecht), in navolging van 't paard van Troj e. Zeerwits, (b a rg.), zeer wel. Zeeuw, de gewone benaming van den voormaligen Zeeuwschen rijksdaal- der, die in plaats van 50 stuivers, er 52 waard was; ja, als hij ongesnoeid en volwichtig was, zelfs 53. Zeevlam, de koele nevel, die na heete zomerdagen nit de Noordzee opstijgt en zich over een groot deel van Noord- Holland uitbreidt, zeer schadelijk voor de gezondheid. Zeewiif, meermin. Vergelijk roman van O 1 t m a n s: ,Het huis van het Zeewijf". Zefir, zephir, westenwind; bij Ho- merus enz. zephuros, van zophos = duisternis, ook het westen als zijnde de nacht- of schaduwzijde van de aard- schrjf, Homerus wist van geen aard- bol. Hij bracht den Grieken gewoonlijk storm en regen, maar den westerstranden zacht weder aan als lentewind. V_anhier zefir o-f zefier = zacht windje, aange- ZEPHYR. 1258 ZENDING ENZ. name lente, vooral in dichterspraak. Fr. zephyr, in welke taal de Fransche soldaten in Afrika ook zephyrs heeten. Zie bij Favonius. Zefter, zie Mousselien. Zegel van Hermes, zie Her- mesianis. Zegen Is er In (De -, heet het, wanneer een vat of flesch meer oplevert, dan men verwachtte. Men spreekt in dit geval ook van een verborgen zegen, en denkt vermoedelijk aan de wonderbare vermenigvuldiging van meel en olie in de woning der arme weduwe to Zarfat, door den profeet Elia bewerkt (2 Kon. IV : 1-7). Zie.Sarepta en Zarf at. Zegenbede (Hoogepriester- lieke -, Num. VI : 24-26. Zegevierende Kerk (De -, zie Kerk. Zehoew, (n. h e b r.), (van het Hebr. zahab = goud) een gulden muntstuk. Meerv. zehoewim. Een Nederl. gulden wordt daarmee aangeduid. Zellstreek, zwarte streep op het onbeweeglijk deel van de inrichting, waarin het kompas geplaatst is en die de lengte-as van het schip aanwijst. Zeltungsdeutsch, (h g d.), kran- tenduitsch, voor de gebrekkige..taal der hgd. nieuwsbladen, werd voor 't eerst door S c h o p e n h a u e r (1788-1860), ge- bezigd, en wel in diens Materialien zu einer Abhandlung fiber den argen Unfug, der in jetziger Zeit mit der deutschen Sprache getrieben wird. (Handschriftlicher Nachlass, 1864). Zeltungsschrelber,ein Mensch, der semen Beruf verlehlt hat, (hg d.), een journalist (is) een man, die zijn- loopbaun heeft gemist. Woorden, hoewel in anderen vorm, door B i s- m a r c k geuit, bij de ontvangst eener deputatie uit Riigen (Nov. 1862). Hij beklaagde -zich toen over de pers der oppositie, die zich, naar zijn zeggen, ,,grootendeels in de handen beyond van Joden, ontevredenen en lieden, die hunne levensroeping hadden gemist." Zeiwel, (van het c h a l d. zebel = melt, drek), in de volkstaal gebruikt in den zin van drek, voddegoed. Vandaar een werkwoord : iemand bezeiwelen = iemand tot het inkoopen van voddegoed overhalen, iemand voddegoed aansmeren. Zeloot, van g r. Zeldtes, betee- kent ijveraar. Daarmee werden bij de Israelieten de zoodanigen bestempeld, die naar het voorbeeld van Phineas (Numeri XXV : 11), ijverden voor de wet. In meer bepaalde beteekenis waren de Zeloten de raddraaiers, die in 66 n. C. den opstand tegen de Romeinen ver- oorzaakten. Ook nu worden blinde ijveraars, inzonderheid voor kerkelijke leerstellingen, alzoo genoemd. Zemirous, (zemiroth) h e b r. gezangen. In het bijzonder de Hebr. godsdienstige tafelzangen bij de Sabbath- maaltijden. Zenana, vrouwenverbli, f f; in de taal der Hindoes. Zenanastelsel is het stelsel van volslagen afzonderirfg der vrouw(en) onder de Hindoes. Zenana-arbeld of -werk, het zendingswerk van christelijke vrouwen in de, woningen der Heidenen en Mo- hammedanen. Zendavesta, de verzameling van heilige boeken, waarin de godsdienstleer is vervat van Zoroaster, den hervormer van d en volksgodsdienst innoord-oostelijk Perzie, (t 529 v. C.). Uit Zend = weten- schap, hoogere kennis, en avesta = gezag, oorkonde. Hoewel die verzameling, welke, volgens Prof. Tiele, zeker reeds voor Alexander den Groote (geb. 356, t 323 v. C.) bestond, voor de Parsen (de oude Perzen) bestemd was ; zoo is het Zend (de taal, waarin - de boeken zijn geschreven), de taal der Bactriers, eigenlijk aan to merken als een dialekt van het Sanskrit (de taal der Veda's), en wijkt in klank- en vormleer van die der Parsen af. Zending der Gereformeerde Kerken (in Nederland), in hare tegen- woordige formatie en combinatie ont- staan, nadat omstr. 1886 de overgroote UNDINGSPSALM. 1259 ZEVEN. meerderheid der Christelijk-Gerefor- meerde Kerken zich bij de Hervormde (of Gereformeerde) Kerken in doleantie, (zie Doleerenden), hadden aangesloten onder de gemeenschappelijke benaming van ,Gereformeerde Kerken in Neder- land" (z. a.). De zending der Chris- tel. Geref. Kerk werd toen door die kerken in unum ter hand genomen, terwijl aan eene corporatie van ,Depu- taten tot de Zending onder Heidenen en Mohammedanen" werd opgedragen, den arbeid der Evangelisatie onder de niet-Christenen in onze Oost to admi- nistreeren en hare belangen zoo daar als hier to behartigen. Medio 1894 ging ook bet arbeidsveld der Nederl. Geref. Zendingsvereeniging over; zoodat de Zending der Geref. Kerken in Nederland thans omvat: a. bet arbeidsveld der Zending to Batavia, Soerabaja (eil. Java) en to Melolo en Kabaniroe (eil. Soemba), en- b. de Zending op Midden-Java, in de residentien Tegal, Pekalongan, Banjoe- maas, Bagelen, Kedoe, Djokjokarta en Soerakarta. ZendIngspsalm of het Zen- dingslied van Israel, Ps. 96. Zendingspsalmen, -psalmen, waarin bet lsraelietisch zendingslied is vervat; hoewel bet daarin natuurlijker- wijs een geheel oud-Testamentisch ka- rakter draagt: IsraOs God en dus God aan 't hoofd der volkeren; de heidenen worden door Israel overheerd. Voor- beelden zijn: Ps. XXII : 14 (berijm.); Ps. XLVII : 1 (ber.); Ps. LXVI : 1, 2 (ber.); Ps. LXVII : 1 (ber.); Ps. LXXII: 6 (ber.) ; Ps. LXXXVI : 5 (ber.) ; Ps. LXXXVII : 3, 4 (ber.); Ps. XCVII : 1 (ber.); Ps. XCVIII; Ps. CIII : 10 (ber.); Ps. CV; Ps. CXIII: 2 (ber.); Ps. CXVII. In deze wordt de heerschapp# van IsraOs God over al de volkeren der aarde als einddoel van bet Godsplan met zijn erfvolk, bezongen. Zenith, uit As-Semt voluit bij de Arabische astronomen: Sent-ar-ras, de semt van 't hoofd = bet schedelpunt, toppunt; hetzelfde is azimut = fig. toppunt. - Zie Nadir. Zenoes, (zenoeth), (he zedeloosheid. Zenuw van den oorlog (De het geld. Zenuwachtige dame in Wall- street (De -, de Beurs to New-York. Wallstreet is de straat, waarin aldaar de Beurs staat. Zeuuwbladen !P uit seneblad, van araba send, west-ar. seni (fr. s4n4). Met zenuwen heeft bet niets gemeen, zoomin als vennekool met venkel, (La t. foeniculum), met kool. Zephyr, zie Mousseli Zee eigenschappen der Sera- phinische lieide (De -, 1) eigen kleine fouten groot achten; 2) God be- minnen en dienen, louter, omdat Hij God is; -3) gaarne lijden ter eere Gods; 4) God hebben voor eenig voorwerp der liefde; 5) anderen trekken tot de liefde Gods; 6) standvastig blijven in de liefde tot den dood toe. Seraphinische liefde = de liefde der Seraphs (engelen als Gods- trawanten). Zes pond see, (r e s t.), twee triple sec. Zetten (Op den bon -, (m i 1.), van ientand rapport maken. Zeuntlen, ook wel baksjongen ge- heeten, de jongen, die op een schip bet eten aanbrengt, can verder den kok helpt. Zeus, Jupiter, zoon van Kronos en Rhea, de hoogste god der Grieken, be- heerscher van bet heelal. Zeven. Van ouds heeft men groote waarde aan sommige getallen gehecht, een diepen zin aan sommige toegekend. Inzonderheid geldt dit van 't heilige getal zeven. Van alle rein vee moesten zeven paren in de Ark geborgen worden. (Gen. VII : 2). De gouden kandelaar, in den Taber- nakel, had zeven armen en lampen (Exodus XXV : 31 en vv.). Rondom Jericho moesten zeven om- gangen worden gedaan, door zeven priesters, met zeven bazuinen, op den zevenden dag (Joz. VI : 4). Simson, de Nazireer droeg zeven haarlokken (Richt. XVI : 13, 19). ZEVEN. 1260 ZEVEN. De opperste Wijsheid bouwde zich een huffs, waarvan het voorportaal op zeven gebeeldhouwde zuilen rustte (Spr. IX : 1). Farao droomde van zeven koeien en zeven aren (Gen. XLI : 2, 5). In 't boek Daniel vindt men, dat binnen 7 X 10 jaarweken de Messias komen zou (Dan. IX : 24). Jaarweek = zeven jaren; 70 weken = 490 jaar. Om de 7 jaar viel bij Israel het sabbathjaar in, en om de 7 X 7 jaar het jubeljaar. In de Openbaring van Johannes wordt 't woord gericht tot de zeven gemeenten van Klein-Azi6 (Openb. I : 4 enz.). De eerste Christenen kozen zeven diakenen (Hand. VI : 1-5). Johannes zag voor den hemeltroon zeven lampen, afbeeldend de zeven Geesten Gods (Openb. IV : 5). Johannes zag in Jezus' hand zeven sterren (Openb. I : 16) en in Gods hand een boek met zeven zegelen (Openb. V : 1). Ook aanschouwde hij een lam met zeven hoornen en zeven oogen (Openb. V : 6) en zeven engelen met zeven bazuinen (Openb. VIII : 2). Hij hoorde zeven donderslagen (Openb. X : 3). Johannes zag een draak met zeven hoofden (Openb. XII : 3). Hij zag zeven engelen, met de laatste zeven plagen, en bun werden zeven gouden flolen (schalen) gegeven (Openb. XV : 1, 7). Het Onze Vader telt zeven beden. De Sadducean komen tot Jezus met een vraag omtrent zeven broeders, die achtereenvolgens gebuwd waren met eene Eelfde vrouw. Men moet zijnen naaste 70 X 7maal vergiffenis schenken. De kruiswoorden zijn zeven in getal. Jezus zond 7 X 10 apostelen uit (Luk. X : 1, 17). In de Middeleeuwsche Kerk leert men van: zeven vreugden en zeven weean van Maria; zeven hoofddeugden, -zeven hoofdzonden, zeven werken van barmhartigheid, zeven sacramenten. De oudheid kende zeven planeten. Zeven steden betwistten elkander de eer, dat binnen hare muren Homerus het eerste levenslicht aanschouwde - nl. Smyrna, Rhodus, Colophon, Salamis, Chios, Argos en Atljene. Zevenmaal werd to Jericho op de bazuinen geblazen. Wie Kain doodsloeg, zou zevenvoudig gestraft worden. De bouw van den tempel duurde zeven jaren. Bij de sluiting van het verbond tus- schen Abraham en Abimelech werden zeven lammeren geofferd (Gen. XXI : 28). Rome had zijn Septemviraat (zeven- manschap); Engeland zijne Heptarchie (regeering van zeven Angelsaksische koningen). Alva hield er zijn zevenstuiverslieden op na ('t loon voor bun verspieden). Het- zeventuig was oudtijds een recht- instelling in Holland ; Duitschland had zijn Siebengericht, d. w. z. zeven getuigen moesten zweren; waren deze getuigen geestelijken, dan zei men : ,zweren met zeven stolen" of ,geestelijk zeventuig". Van Friso wordt verhaald, dat hij zeven jaren rondzwierf eer hij in Fries- land aankwam; hij liet zeven zonen na en verdeelde 't land in zeven deelen, verbonden door ze'ven heirwegen. Griekenland had zeven wijzen: Thales, Bias, Pittacus, Chilon, Myson of ook Periander, Cleobulus, Solon. De oudheid had zeven wereldwonde- ren : De pyramiden van Egypte, de hangende-tuinen van Babylon, de Diana- tempel to Efeze, de Olympische Zeus van Phidias, het Mausoleum van Arte- misia, de Colossus van Rhodus en den Pharas of Vuurtoren van Alexandria. „De zeven wijze mannen van Rome", Middeleeuwsch-historie, gedrukt to Delft 1483. De sage der zeven maagden is niet onbekend. Door haar schoonlbeid wisten zij tallooze jongelingen tot zich to lokken, maar spotten met haar liefde, weswege zij tot straf in zoovele rotsen werden veranderd, die den Rijnbezoeker nog worden aangewezen. Het getal zeven speelt ook een voor- name rol in den bouw van den Dom to Keulen. Alle afmetingen berusten op het getal zeven of veelvouden daarvan. In alle portalen of zijgangen zijn zeven nissen voor beelden; zeven kapellen omringen 't hooge koor, 't welk versierd is met zeven hooge pilaren; zeven kolommen scheiden elk der vijf schepen der kerk, enz. ZEVEN. 1261 ZEVEN SMARTEN ENZ. De zeven kleuren van den regenboog zijn bekend, alsook het Zevengesternte en de zeven sterren van den Grooten Beer, Septem Triones. In de aardrijkskunde is bekend : Zeven- zusters in Zweden, Zevengebergte in Duitschland, Zevenwouden in Friesland; Zevenbergen (Transylvanie) in Oosten- rijk en in Noord-Brabant; Zevenaar in Gelderland; Zeven eilanden in de Mid- dellandsche zee; Zevenhuizen in Zuid- Holland. „Zeven Kerken van Rome", beroemd Hotel to 's Gravenhage; weleer ook to Amsterdam en elders. De zeven metalen : goud, zilver, kwik- zilver, koper, ijzer, lood, tin. Zeven Vereenigde provincien. De „Zeven Provincien", het schip van De Ruyter. Ook spreekt men van de zeven koppen van de hydra; de zeven heuvelen van Rome; _ de zeven monden van den Nijl; het kasteel der zeven torens (te Con- stantinopel); de zeven keurvorsten; den zevenjarigen oorlog ; de zeven noten der muziek; de zeven kleuren van 't prisma; de verandering van onze huid om de zeven jaren; de zevenmalige verandering der tong in den mond, alvorens to spreken ; den- zevenden hemel van Mohammed en van hen, die groote vreugde hebben ; de zeven vrouwen van Blauwbaard en de zevenmijislaarzen van den Wildeman. De zeven schoonheden der vrouw. De plantenkunde kent : het zevenblad, den zevenboom en het zevendeel; de dierkunde : den zevenslaper of relmuis. Septennat, zevenjarig presidentschap in Franlkrijk ingesteld 1873 met Mac- Mahon, ' van wien : J 'y suis, j'y reste." In den Bourgondischen tijd en later ook nog was een zevenjarig poorterschap to Amsterdam een vereischte om tot schout to kunnen worden benoemd. Vergelijk ten slotte ,,Een jonghe maeght van seven jaer, Heeft dan haer tanden allegaer", en wat daarover meer volgt bij C a t s' Houwelrjck, II, d., Vrijster, aismede ,,ijsvermaak of zeven jaren", van R o- bi d e van der A a : „Toen Wouter zeven jaren telde", enz. „Zeven kinderen en een wijf zijn zijn daaglijksch tijd- verdrij f," P o o t, Akkerleven. Zeven dulvelen (De -, d. i. de patroons der hoof dzonden : Leviathan (hoogmoed), Lucifer (eerzucht), Mammon (geldzucht),Abaddon (toorn), Satan (nijd), Behemoth (gulzigheid), Asmodaeus (on- kuischheid). Zeven-en-zeventig (77), noemde men de beentjes van II e C e 11 a s, om- dat deze prefect van Amsterdam zich populair had gemaakt door zijne kromme knieen. Zeven gaven van den Helligen Geest (Be -, (r. k.), Jesaja XI : 2 „en op hem zal de Geest des Heeren rusten, de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreeze des Heeren". Zeven geboorteplaatsen van Homerus (Be --, zie Homerus' ge- boorteplaats. Zeven-heuvelen-stad (Be -, dichterlijke benaming voor Rome, van lat. Roma septicollis. Zeven hoofddengden (Be -, geloof, hoop, liefde, rechtvaardigheid, voorzichtigheid, matigheid en standvas- tigheid, tot welke de andere deugden voortspruiten. Zeven hoofdzonden (Be -, hoovaardigheid, gierigheid, onkuisch- heid, nijd, gulzigheid, gramschap en traagheid. Zeven is een gaig vol, 2- Sam. XXI : 6-9. Volgens eenigen oorspron- kelijk van 't verhaal dat David, ten zoen voor de door Saul gedoode Gibeo- nieten, zeven zonen van Saul to. Gibea liet ophangen. Anderen meenen, dat hierin een toespeling is to vinden op de zeven hoofdzonden of de zeven provin- cien. De galgpaal placht hier to lande zeven pinnen to hebben. Zeven sacramenten, (r. k.), zie Sacrament. Zeven smarten van Maria (Be -, De profetie van Simeon (Luk. II : 34,- 35); de vlucht naar Egypte; ZEVEN TEGEN THEBE (DE). 1262 ZEVEN-ZEELANDEN. drie dagen afwezigheid van Jezus (Luk. II : 46) ; het dragen van 't kruis ; de kruisiging; de afneming van 't kruis; de begrafenis. Zeven tegen Thebe (De -, g r. 'Eptd 'epi 1 hijbais, lat. Septem contra Thebas, treurspel van Aeschylus (t 456 v.' C.), in 468 ten tooneele ge- voerd, en ten onderwerp hebbend den strijd tusschen de tweelingbroeders Eteocles en Polynices, welke laatste door zijn broeder uitgesloten werd van de heersqhappij over Thebe, bun door hun vader Oedipus nagelaten. Zes helden kwamen Polynices ter hulp, nl. Adrastus, Tydeus, Amphiaraus, Capaneus, Hippo- medus en Parthenopaeus, die alien even- als Polynices zeif, vbor Thebe sneu- velden, behalve Adrastus. Zeven vreugden der R.Maagd, de aankondiging (Maria Boodsehap), bet bezoek van den engel, de geboorte, de aanbidding der Brie koningen, de aan- bieding in den tempel, bet vinden van Christus in den tempel, de hemeivaart en kroning der H. Maagd. Zeven weean van Maria (He -, zie Zeven smarten. Zeven werken van barmhar- tigheid (De -, onder deze benaming verstaat men : het sprjzen van honge- rigen, het laven van dorstigen, het kleeden van naakten, het bezoeken van kranken, het loskoopen van gevangenen, het herbergen van vreemden en het be- graven van dooden. Zes van deze zeven werken zijn vermeld Matth. XXV : 35, 36. De kerk, in hare vooriiefde voor zeven (zie Zeven), voegde het laatste er bij. Alzoo, zeven straalbrekingen van de liefde, gelijk er zeven zijn van 't licht. Zeven wilven vechten om gene mansbroek, omzetting in de Platte volkstaal tier profetie van Jes. IV : 1, die npet ontvolking, en daardoor Bemis van den kinderzegen het rijk van Juda bedreigt, door een inval der legers van Israel en van Syrie onder de regee- ring van koning Jotham. Toegepast op een toestand van trouwlustigheid bij meisjes, naast gebrek Aan- mannelijk personeel, in deze of gene landstreek. Zeven = een onbepaald getal. Zeven wilzen van Grieken- land (De -, op de schoolbanken onthield men ze door middel van het volgend kreupelrijm, dat meester Jochem. opleest in L a n g end ij k's Don Quichot II, 2 Solon, Chilo, Pittacus, Thales en Cleobulus, Bias en Periander, Maken net de zevenster. Zeven woorden van Jezus nun het kruis (He -, Vader, vergeef het hun, want zij weten Wet wat zr, f doen (Luc. XXIII : 34). Vrouw, zie uw zoon; - zoon, zie uwe moeder (Joh. XIX : 26 en 27). Voorwaar, ik zeg u, nog heden -zult ge met mij in het paradijs zijn (Luk. XXIII : 43). Mijn God, mrjn God, waarom hebt G# mrj verlaten (Matth. XXVII : 46 en Marc. XV : 34; citaat uit Psalm XX : 2). Mrj dorst (Joh. XIX : 28) en nadat men Hem to drinken heeft gegeven Het is volbracht (Joh. XIX : 30). Yader, in Uwe handers beveel ik mVnen geest (Luk. XXIII : 46). Zeven-Zeelanden, ook de Zeven vrfje Friesche Zeelanden, volgens som- mige berichten uit de XIIIe eeuw deelen van Groot Friesland eerst later (XVe eeuw) ten getale van zeven ge- specialiseerd : 1) Westfriesiand, 2) Oos- tergo, 3) Westergo, 4) Stellingwerve (met Vollenhove, Drenthe), 5) Groninger- land, 6) Emserland c. a., 7) Ruistringer- land c. a. De Hollandsche Graven, die reeds einde 13e eeuw de West-Friezen hadden ten onder gebracht, konden de onderwerping der Friezen beoosten het Vlie niet verkrijgen. Keizer Karel V, door koop erfpotestaat beloofde de rech- ten en vrijheden der Friezen to zullen beschermen; en bij de oprichting der Unie van Utrecht (Jan. 1579) is Fries- land als vijfde opgenomen onder de- . Zeven Vereenigde Provincien " zie Grietenrj. ZEVENDE-DAG-ADVENTISTEN. 1263 ZEVENSTUIVEBSLIEDEN. Zevende-Dag-Adventisten of Sabbatisten (z. a.), eene der twee hoofdtakken der vooral in Amerika verbreide Adventisten (of Eerste-Dag- Adventisten), eerste dag = zondag), eene zeer jonge, maar zeer roerige Christelijke gemeenschap. De Eerste- Dag-Adventisten onderscheidden zich in 1855 in Evangelische Adventisten en Advents-christenen. Over deze laatsten zie Soulsleepers. De Evang. Adventisten nemen de onsterfelijkheid der ziel en de ecuwige verdoemenis der na bet Duizendjarig Rijk opgestane goddeloo- zen aan; zij telden in 1890 in Amerika slechts 1147 geestverwanten. De eerste gemeente der „Zevende-Dag-Adventis- ten" ontstond in 1844 to Washington (New-Hampshire);een voormalig scheeps- kapitein Joseph Bates verbond de Sabbathsheiliging met de voorstelling der ophanden zijnde komst des Heeren (adventus Domini). Hun centraal leer- stuk is vervat in Openb. Job. XIV : 12, 13 als kenmerk van de gemeente der laatste dagen. Deze tekst vormt bet motto van bet grootste hunner tijdschriften, nl. ,The Advent and Sabbath Review. Herald", opgericht in 1850 door James White, die den grond legde voor eene uitgebreide litteratuur onder hen ; want zij hebben thans (1896) ongeveer 30 tijd- schriften. Het „Internationale Tractaat- genootschap", door hen gesticht, ver- spreidt meer dan 80 gebonden boeken, en boven de 400 verschillende tractaten, waarvan sommige in de meeste Euro- peesche talen zijn verspreid. Maakten zij sedert 1870 vooral groote vorderin- gen, hadden zij in 1894 vij f hoogescho- len, en houden zij sedert 1862 in elk oneven jaar in Battle Creek eene gene- rale conferentie, - bet hoogste ressort hunner kerkgemeenschap, - sedert de laatste conferentie (15 Febr.-9 Maart '95) wonnen zij 5000 nieuwe leden aan, zegenden 63 predikers in, en richtten 97 kerkelijke gebouwen op, en werd hun gansche aantal op pl. m. 42000 leden geschat. Ook to Hamburg wijdden zij 21 Juli 1895 eene kapel in. Zevende-Dag-Baptisten, Bap- tisten (z. a.), die de heiliging van den Sabbat streng handhaven. Zij bestonden reeds sedert de 17e eeuw in Engeland en in Noord-Amerika. Thans ten onzent, to Haarlem. Uit hen sproot, door de bemoeiingen eener trouwe vriendin, die van New-York naar Washington ver- huisde, de gemeenschap der Zevencd e- Dag-Adventisten (z. a.). Zevendeel leggen ($et -, na doodslag in Kennemerland en West- friesland. Middeleeuwsch gebruik, het- welk sloeg op het aandeel van de boete, welke in sommige gevallen van doodslag door den dader en zes zijner magen moest worden opgebracht. Zevend'halfle, een achtste deel van een zeeuw en ook pietje genoemd (z. a.). Zevenknobbel = gemberwortel, naar de talrijke uitwassen. Zevenmaal Is Jodenreeht, kwinkslag, als iets meerdere malen plaats heeft, bv. borreltjes drinken. Ontleend aan bet veelvuldig gebruik van bet getal zeven onder Israel (de zevende dag der week, de zevende nieuwe maan, bet zevende jaar); vgl. ook Ps. CXIX : 164: ,Ilk loof U zevenmaal des daags". Zeven slapers (De -, de zeven heiligen : Maaimianus, Malchus, Marti- nianus, Dionysius, Johannes, Serapion en Constantinus, die bij de vervolging der christenen onder keizer Decius (251) in een hol bij Efeze vluchtten en toen de keizer bet hol liet dicht metselen in slaap vielen, waarna zij eerst in 447 onder Theodosius II ontwaakten. Zij verhaalden den keizer hun wonderbaar ervaren en stierven daarop. Als bet op hun dag, 27 Juni, regent, regent bet zeven weken. Zevenstulverslleden, aanbren- gers der Inquisitie. H o o f t zegt : , Ook hadde Landtvooghdt aan alle hoeken zijn' spien, om yders gangen gad to slaan, die bij den Volke zeevenstuyvers- luyden genaamt werden, omdat zij in penningen, op die waarde geslaaghen, het loon van zoo haatlyk eenen dienst ontvingen ". (Ned. list., V Boek, bl. 209). De door H o o f t bedoelde ,pen- ningen " waren de vij fdedeelen van ZEVENSTUIVERSPENNINGEN. 1264 ZIENER. Filipsdaalders, die sedert 1562 zeven stuivers golden. Zevenstuiverspenningen, in de dagen der Inquisitie in de 16e eeuw, zilveren penningen, welke de aanbren- gers op de bloote borst droegen. Die penning stelde voor een Christusbeeld ; midden op de borst van den Verlosser glansde eene zon als teeken des lichts, voor hen zinnebeeld der Spaanschq In- quisitie. Zij heetten ook soldeniers (soldaten) van Christus. Onder de Span- jaarden hadden zij den naam van fuelle, mrv. fuelles (aanbrenger, verklikker) ; de leden zelven der Inquisitie noemden hen familiaren (1 a t.) familiares = ge- meenzame vrienden. Zeventig (De -, zie Septuagint. Zeventuig, Middeleeuwsche rechts- instelling, in bet Noorderkwartier Kenne- merland, Waterland en Amstelland, be- trof in strikten zin landzaken, d. i. land- bezit. Dienaangaande moesten de zeven naaste buren beslissen, welke door den schout gedaagd werden op bet land waar- over geschil bestond. Daar werd wet en wederwet gegeven, gezworen wat waar- heid was; waarop vervolgens de vier- schaar uitspraak deed. Ook omtrent dijkzaken hield men zeventuiq; 4 mannen van boven den dijk en 3 vanbeneden(naar den zeekant) moesten de zaak onderzoe- ken; dijkgraaf en heemraden deden ver- volgens recht, d. i. zij wezen vonnis in overeenstemming met de uitspraak van bet zeventuig. Deze uitspraak was wel ingewikkeld een vonnis;-doch in Gelder- land konden de zeven geene getuigen dagvaarden; dit geschiedde door dijkgraaf• en heemraden ; en de beslissing van bet zeventuig werd niet altoos ten uitvoer gelegd. Geheel in overeenstemming met de Engelsche Jury; evenals deze zelfstan- dig staat tegenover den rechter, stond bet zeventuig tegenover dijkgraaf en heem- raden.Bij Verschil van gevoelen,, splitsten zij tuug", en werd waar eene meerderheid en eene minderheid ontstond, bet oordeel der meerderheid gevolgd. Van bet vonnis van een zeventuiq bleef eene akte be- waard uit de eerste helft der 14e, eeuw, waarin een Domproost verslag geeft van bet zeventuiq, dat voor hem gehouden werd, en gezegd wordt dat de zeven hebben geoordeeld (dus vonnis gewezen), zonder dat hierbij van bevestiging of nadere uitspraak wordt gewaagd. Heeft de Jury bij bet Engelsche yolk gunstig gewerkt; zoo is daarentegen de opheffing van bet zeventuig hier to lande weinig betreurd. Zevenzot, zie Jodebord. Zickrounou liwrocho, h e b r. zikrono libracha, z#ne nagedachtenis zf j ten zegen. Uitroep, vaak gevoegd bij den naam eens overledenen van vromen levenswandel. (Vgl. Zikkoroun). Zie de gele bladers vallen ('K Met den zomer is 't gedaan. Hieronymus v. Alphen. Ziedaar de(n) wader zell enz. Zie Daer is. Ziek liggen, (b a r g.), in het tucht- huis z#n. Zieke Man (De -, bet Turksche rijk, dat men meent, geen levenskracht als Staat meer to bezitten. Ziekenbon, (mil.), een zieken= rapport, zie ook Bon (Op de - zetten). Ziekenpeut, (mil.), ziekenvader (in bet hospitaal). Ziekenstai, (mil.), het hospitaal. Ziel, zie ZJl. Zielbroederschappen, vereeni- gingen, die zich ten doel stelden, door offers en gebeden, zeelen uit bet Vagevuur to verlossen. Zielverkooper, bijnaam voor de tot voor korten tijd bestaan hebbende bezorgers van plaatsvervangers voor de nationale militie. Ook ronselaar heeft die beteekenis. Zienemer, (b a r g.), politieagent. Ziener, (spreek chiner), (b a r g.), veldwaehter of politieagent. ZIGEUNER. 1265 ZINGENDE PELGRIM (DE). Zigeuner, ital. Zinguno of Zin- garo (vrouw. Zingarito), s p. Zincalo of Gitanos, p o r t. Ciganos, t u r k s c h Tschingan, w a l a c h. Qigani, h o n g. Cygdni, lit t h. Cigdnas. Vermoedelijk alles verbastering van den naam eens volksstams aan de monden van den Indus, - de Sigynnen van Herodotus ? - uit welken de Zigeuners, dat razd- selachtig zwerfvolk, hetwelk zich omstr. 1417 het eerst in westelijk Europa ver- toonde, en in Hongarije zijn type het best heeft bewaard. Zingaresca (i t a 1.) = Zigeunerzang. Alla zinganesca of zingaresca (i t a 1.) = op zijn Zigeunersch, d. i. verregaande onbeschaafd. In den tijd van Karel V : Egyptenaars, vanwaar 't e n g. Gypseys. Van een landlooper met donker uitzicht zegt men gewoonlijk 't is een Zigeuner. Zij zijn verdeeld in vier klassen : 1. Lingurary of lepel- makers, de talrijkste, die ook een weinig landbouw uitoefenen; 2. Ursary of muzikanten, die van hun instrument be- staan; 3. Lagesh, die van waarzeggen en stelen leven; 4. Burkasch, de slechtste der vier kasten, die als wilden onder den blooten hemel en in bosschen zwerven, met wortels, gras en aas tot hun onderhoud. - Ook tooneelspelers heeten wel Zigeuners, om hun zwervend leven. En iemand, die in zijne studien of geschriften van den hak op den tak springt, heet een litterarische Zigeuner. Zi3 die gelooven,haasten niet, al wie het beste van eene zaak denken loopen niet vooruit, partijdig oordeel vellend. Uit Jes. XXVIII: 16. Vgl. Ev. Gez. CIXC : 2, 4e regel. Zi3 komen als lamnteren,heer- schen als wolven, wozrden als honden veriaagd, en verhellen zich alto adelaaro. Voorspellende spreuk van een Generaal der Jezuiten, omtrent de J e z u i t e n in Boheme gang- baar in de dagen van Frederik V van de Paltz, 1619-20 koning van Boheme door de opheffing en het herstel der orde bevestigd. Zildespits, h g d. Seidenspitz, zeld- zaam schoone sneeuwwitte keeshond, met zwarte spitsstaande ooren en dito neus en oogen. Zilhaarnaalden, gouden of j u- weelen versierselen ter zijde van het hoofd der Friezinnen en Zeeuwschen, behoorend bij de nationale kap, als vrouwenhoofddeksel. Zill, ook zeel, ziel, sil, bijv. in Blokzijl, de Ziele (bij Twello), Silvolde (ald. en to Terborg), beteekent water- afvoer, sluis of doorlaat. Zikkoroun, (zikkaroon), h e b r. herinnering, gedachtenis, memorie, ge- heugen. Zilveren kruis, door koning Willem III in 1865, bij de 50-jarige herdenking van den slag bij Waterloo, ingesteld voor de nog overgebleven oud-strijders van 1813 en '15. Dit ecre. teeken werd in 1896 door onze Koning- innen gehecht aan het vaandel van het 8e regt. infanterie, waarin verschillende korpsen van den bevrijdingsoorlog in lateren tijd waren opgenomen, met name van de divisie onder Chasse. Zilverling, z. v. a. de sikkel der oude Israelieten, h e b r. schekel (letter]. gewicht), ter waarde van f 0.75 van onze munt. Jozef werd door zijne broe- ders voor 20 sikkelen (f 15) als slaaf verkocht, zie Gen. XXXVII:28, waar in de Statenoverzetting , zilverlingen" wordt gelezen. En Jezus, voor 30 zilver- lingen of zilveren penningen (Matth. XXVI : 15) door Judas verraden ; dit laatste schat men op ongeveer f 40; volgens de Statenoverzetters of 30 X omtrent een halven rijksdaalder (sikkel des heiligdoms) of 30 X pl. m. f 0.65 (gewone sikkel): Zie boven, Sikkel. Zingende pelgrim (De --, de Evangelieprediker Philip P h i l i p p s, een Amerikaan (geb. in 1834 to Stockton, New-York, t 25 Juni 1896 to Delaware in Ohio, bijgezet to Fredonia). Hij pre- dikte al zingend, evenals een meistreel in zijn trant, van vroeger eeuw, in den vorm van recitatief, eene voordracht, die het midden hield tusschen werkelijk zingen en zangerig voordrttgen of spre- ken. Philipps werd dus geheeten naar zijn toonwerk a° 1866, getiteld : The singing pilgrim, naar Bunyan's (Pil- 80 ZINNEBEELDEN VAN DEUGDEN. 1266 ZOARIETEN. grim's progress from this world to the next) Eens Christens reize naar de eeuwigheid. Zinnebeelden van deugden. Hiervoor vinden wij dieren en zaken gebruikt: De leeuw is 't beeld van den moed (Spreuk. XXVIII : 1); de bra' van de nijverheid; het lam van 't geduld (vgl. Jez. LIII : 7) ; de hond van de trouw; de eenhoorn van de kuischheid; de haan van de waakzaamheid; de mien van de voorzorg; (Spreuk. VI : 6-8) ; de peli- kaan van de kinderliefde; de duif van den eenvoud; de slang van de listigheid; de visch van de stilzwijgend- heid, enz. Een zuil is het teeken van de stand- vastigheid; een teugel van de ingetogen- heid; een toren van de eerbaarheid; een wengschaal van de gerechtigheid; een winkelhaak van de eerljjkheid; een geli, f kz#dige driehoek van de ye. lijkheid; een routs of hoed op een stok van de vrijheid; twee sterren (Castor, Pollux) van de broederschap. Verder : het kruis van het Christen- dom; de halve maan van den Islam; het hakenkruis (Swastika) van het Boeddhisme, enz. Zinnebeelden der Evange- listen. Ze worden door J e r e m i a s d e Decker (geb. 1610) opgenoemd in deze versregels Ecn Engel bij M a t t h ij s of Sera- phijnsche man, Bij M a r k u s eenen Leeuw, verhit op 't overwinnen, Een Os bij Lukas, en een Arend bij Sint Jan. Zie ook : Attributen van -, Apostelen. Zinnebeelden der Wereld- deelen : Europa wordt voorgesteld ale eene maagd, op een stier (wegens de schaking van de Phenicische Koningsdochter Europa door Zeus in de gedaante van een stier) gezeten, en houdende in de eene hand een drinkschaal, in de andere een scepter; Azie ale eene maagd, die een wierook- vat in de hand houdt en een leeuw naast zich heeft ; Afrika als eene maagd, een kameel of een krokodil bij zich, die een mom, ale medaillon, op de borst draagt en een tot op den grond hangend wierook- vat vasthoudt ; Amerika als eene jonge negerin met pluimen op 't hoofd, een pijlkoker op den rug en pijl en boog in de hand. Zinneteekenen der Proteten. In de kerkelijke kunst wordt J e s a i a gewoonlijk afgebeeld met een zaag; Jeremia met eeneroede; Ezechiel met een torenpoort; D a n i e l met een paar leeuwen; A m o s met een herders- staf ; J o n a met een walvisch; M a- 1 e a c h i met een engel; J o e l met een leeuw; Z a c h a r i a met een tem- pel; Na h u m met een berg; Eli a met een raaf ; E 1 i z a met een twee- koppigen arend. De zinneteekenen heb- ben betrekking nu eens op den naam van den profeet, dan weer op een be- kende plaats uit zijn geschrift, dan weer op een merkwaardige gebeurtenis in zijn leven, dan weer op eene over- levering omtrent zijn marteldood enz. Sommigen hebben geen vast teeken, en worden alleen herkend aan den naam onder 't beeld. Zionisme, die richting onder de Israelieten, volgens welke deze geloof bechten aan de Messiaansche beloften (des 0. Testaments), vooral in verband tot de herstelling van een oud-Israel in Palestina, op den berg Zion, waar de oude, door de Romeinen verwoeste tempel stood. In den laatsten tijd het streven om Palestina weder met Joden to bevolken. Zitten als op de Mookerhei. Uitdrukking doelende op _eenzaamheid en verlatenheid. De verwensching : „loop naar de Mookerhei!" doelt zeker op den ongelukkigen veldslag, daar geleverd, 14 April 1574. Zizi, (f r.), een taartje met coufi- turen van abrikozen gevuld. Zoarieten, naar Zoar, (vgl. Gen. XIX : 22), ook Separatist Society ge- heeten, eene vereeniging, die algemeene gelijkheid en broederschap wilde be- ZOARIETEN. 1267 ZOlLUS. werken, eene soort communistische secte, die na een bestaan van bijna 80 jaren, ontbonden werd in 1898. Lang hebben de leden zich tegen het onver- mijdelijke verzet en zichzelven wijs vwillen maken, dat de gelijkheid van vroeger jaren nog steeds bestond. Twee jaren geleden nog werd de „Three per- sons claus" aan hun grondwet toege- voegd, volgens welke de gemeente niet kon worden ontbonden, zoolang drie personen weigerden zich in de ontbin- ding to schikken. De oorspronkelijke stichters waren leden eener secte, over- eenkomend met die der kwakers, die in Wurtemberg aan de vervolging van andersdenkenden was blootgesteld. In 1819 verlieten zij het vaderland, om in Amerika een toevluchtsoord to zoeken. Run vrienden in New-Jersey ontvingen hen en vergezelden dertig hunner naar het Westen, waar spoedig een geschikte plaats gevonden werd tot het stichten eener kolonie. De overigen volgden in het voorjaar. De Separatists, telden toen' pl. m. 225. Het duurde niet lang of zij begonnen welvarend en zelfs rijk to worden. Volgens de grondwet der kolonie mocht niemand geld bezitten en moest iedereen wat hij verdiende in de algemeene schatkist storten, waarna het gelijkelijk verdeeld werd. Godsdien- stige pleehtigheden bepaalden zich tot het zingen van een psalm en bet voor- lezen van een preek elken Zondag- morgen, en het huwelijk bestond uit een wederzijdsche overeenkomst in het bijzijn van getuigen, zonder verdere plechtigheid. De kinderen werden reeds zeer jong van de ouders weggenomen en in de gemeenschappelijke kinder- kamers, later in de school, opgevoed. Op hun veertiende j aar mochten zij naar de ouders terugkeeren en moesten zij een vak leeren. Bij hun meerder- jarigheid konden zij kiezen, of zij lid der gemeente wilden worden of de kolo- nie verlaten. In de laatste jaren werden al die verordeningen zeer slecht nage- komen, en eindelijk bestond de gelijkheid nog slechts in het voedsel, dat nog steeds gelijkelijk werd uitgedeeld. Het ergste was,. dat er hoe langer hoe meer hom- mels in de bijenkorf kwamen, die een geed leven -hadden, zonder er iets voor to doen. Telkens moesten er arbeiders van buiten of gehuurd worden voor werk, dat de gemeente-leden best zelf hadden kunnen doen, als zij hun plicht gedaan hadden. De zaken der gemeente kwamen in handen van advocates, die voor de verdeeling der eigendommen en het betalen der schulden moesten zor- gen, waarna de Separatist-Society tot de geschiedenis zal behooren en het dorp Zoar een gewoon dorp zal zijn ge- worden. Zodiakteekens, (s t err e n k.), de teekenen of sterrenbeelden van den dierenriem. L a t. zodiakus, van g r. zoodiakos, nml. kuklos (cirkel) ; uit zooion (levend schepsel of wezen, dier). F r. le zodiaque. Zoeklichten, electrische stralen- bundel, die op een punt gericht is, ow dit goed in 't oog to doen vallen. Als sterke electrische zoeklichten onder de water- lijn worden aangebracht, en wel een zoeklicht wit vooruit, aan elke zijde van het schip een rood en groen, en twee lichten schuin naar achteren, dan wordt de juiste positie van een vaartuig tijdens mist waarneembaar. De lichten worden door het water veel beter voortgeplant dan in den mist, en zijn op zeer grooten afstand duidelijk zichtbaar. Zoekt, die vindt (Die -, Matth. VII : 8, door Jezus gebezigd als drang- reden tot het bidden om geestelijke gaven. Onder ons in scherts op allerlei dingen toegepast. Zoestand, (in 't is een zoestand), (t o o n.), ver beneden het middelmatige. Zoete Inval (De -, de bekende geschiedenis van den man, die hals over kop in een stroop- of honigvat komt to duikelen ; indertijd een zeer algemeen onderwerp voor uithangborden van win- kels waar koek of wel zoogenaamd zoet goed (balletjes, kokinjes), verkocht werd. Ook het huis eener familie die steeds bereid is logeergasten to ontvangen, wordt tegenwoordig zoo genoemd. ZoTlus, Grieksch onderwijzer in de welsprekendheid uit Amphipolis in Ma- cedonia, waarschijnlijk ten tijde van ZOLLVEREIN. 1268 ZONDAGsRULTER. Ptolemaeus Phiiadelphus (a° 285 247 v. C.). Zijn kleingeestige vitterij op Homerus verwierf hem den bijnaam Homeromustin (geesel, d. i. geeselaar van Homerus); zijn scherpe, bijtende taal then van kuoon rhetorikos (rhetorische hand). Vanhier f r. Zoile = een af- gunstige vitter, kritikaster. Zollverein, (h g d.), tolverbond, handelsvereeniging in de Duitsche Sta- ten, tot het verkrijgen van een eenvormig tarief der tolrechten. Opgericht in 1819, vervallen in 1866 bij de oprichting van den Noord-Duitschen bond. Zoken (zakeen), (h eb r.), een oud mnan, een grijsaard. Zon van Austerlitz (de -, toen Napoleon I op 7 Sept. 1812 aan de Moskwa de zon zag opgaan zou hij zijn officieren hebben toegeroepen : Yoila le soleil d'Austerlitz denkende aan de slag bij Austerlitz op 2 Dec. 1805, waar hij een schitterende overwinning behaalde. Vgl. S e g u r, Hist. de Nap. VII, 9. Zon Is ondergegaan (Zilne -, vgl. Jes. LX : 20; Jerem. XV : 9 ; Mich. III : 6. Zon = gelukszon. Zon Is wel tien graden terug- gegaan (De --, heet het als de klokken op verschillende plaatsen aan- merkelrjk verschillen, met toespeling.op Jes. XXXVIII : 8, waar Achaz' zonne- wijzer op verzoek van koning Hiskia wel tien graden terugging, ten teeken, dat zijn leven nog met 15 jaren zou worden verlengd. In nader verband hiermede beduidt de spreekwijs ook, dat iemand in korten tijd erg verzwakt is, of ook in zijne tijdelijke zaken is verachterd; maar in dozen zin, alleen op den klank van achteruitgaan af, wordt aan de woorden eene beteekenis gegeven, juist tegenovergesteld aan die, welke ze Jes. XXXVIII : 8 hebben. Zon Wet ondergaan over uwen toorn (Lazt de -, laat uw toorn v6or den avond bedaren, geef er niet to Lang aan toe. Uit Efez. IV : 26. Zondaarabank ,. hetzondaars- bankje, bank van openbare zondaars, ook van boetelingen, in de oudste Chris- tenkerken, die om handel en wandel van de Nachtmaalstafel, van de H. Communie geweerd, tijdelijk van de gemeenschap der Christenen waren uitgesloten. Hunne wederaanneming, na welke zij de zon- daarsbank verlaten mochten, geschiedde gewoonlijk op den Dies absolutionis (z. a., en Donderdag). Ook het Leger des Heils heeft in zijne samenkomsten de zondaarsbank. Zondag van den Dood, (r. k.), zie Kerkdagen (Laetare). Zondags alter, iemand, die zon- der, dat hij met wapenen kan omgaan, in zijn vrijen tijd nu en dan op de jacht gaat, tot groot nadeel van menschen en honden, maar zonder schade voor 't wild. Zondagskind, een op Zonddg geboren kind, waarvan men oudtijds ge- loofde, dat het met buitengewone gaven was toegerust, o.a. dat het in het book der toekomst kon lezen. Wij verstaan er thans niet meer onder een met b jzondere gaven geboren kind, maar een geluks- kind, uit de oorspronkelijke duiding ge- leidelijk to verklaren. Mogelijk is Zon- dagskind eene verchristelij king van het vroegere heidensch-germaansche Don- nertagskind. Zondagsletter, is onder de zeven eerste letters van het Alphabet, naar welke de afzonderlijke dagen der week van den aanvang des jaars of in alphabe- tisehe orde genoemd worden, die waarop de eerste Zondag des jaars invalt, en naar welke dan alle volgende Zondagen ge- noemd worden. Is bv. de 5e Januari een Zondag, dan is de Zondagsletter eene E (= de 5de letter van het alfabet). En zoo is voor dit jaar 1899 de Zondags- letter eene A, omdat Nieuwjaar op Zon- dag viel. Zondagsrulter, , een onhandig rijder, iemand die onervaren is in de rijkunst, 't zij to paard, 't zij op het rijwiel, daar hij alleen op Zondag ge- legenheid heeft zich to oefenen. (Vgl. Zondagsjager). ZONDE TEGEN DEN H. GEEST. 1269 ZOO OUD ENZ. Zonde tegen den H. Geest, onvergeefelrjke zonde.Vgl. Mark. III : 29. Zondebok. De bete noire, bet kind van de rekening. Ontleend van den eenen der twee bokken uit Lev. XVI : 21. Zie Azazel. Zonden-eter, (sin-eater). In Wales heerscht bet zonderlinge gebruik, dat een persoon, die tot bet verrichten van sommige handelingen op begrafenissen gehuurd wordt, een brood en een houten bak, met melk of bier gevuld, benevens een six-pence ontvangt, waarvoor hij zich belaadt met alle zonden, door den overledene begaan, en hem ontheft van de verplichting, om na zijn dood to moeten omdwalen. Zonder aanzien des per- moons, d. i. zonder onderscheid, ont- leend aan 1 Petr. I : 17, waar zonder aanneming staat. Zonder kracht of heerliik- held, oorspr. van een flauw, harteloos gebed, met bet oog op Luk. XI : 4, waar aan bet Onze Vader" bet god- verheerlijkend slot van Matth. VI : 13 ontbreekt. Voorts toegepast op aller- hande zaken. Zonder morren, vgl. Philipp. II : 14: , Doet alle dingen zonder mur- mereren en tegenspreken." Zondvloed, de algemeene over- strooming, welke in de oude oorkonde van Gen. VII : 6, 17; als ,vloed der wateren" wordt beschreven, en bet gansche toenmalige menschdom ver- zwolg, op Noach's huisgezin na. Het woord zondvloed, dat Matth. XXIV 38, 39; Luk. XVII : 27; 2 Petr. II : 5, III : 6 voorkomt, g r. kataklusmds (waarin niets, dat op zonde oogt), ont- stond door volksetymologie uit o h d. m h d. sin-vluot, m n d. sintf 6t, eigen- lijk ,groote, algemeene" vloed. Men schreef a° 1669 sendvloet. - Men spreekt van een zondvloed van geschrif- ten, waarmee men in sommige tijden als overstelpt wordt. Zonestelsel zonetarlef, in Hon- garij a bet eerst toege last abonnements- systeem over bet gansche spoorwegnet binnen een bepaalden kring en niet bij bepaalde lijnen. Zone (f r.) = aard- gordel ; g r. Zone = gordel. Zonen des geweens, titelen de Arabieren de jakhalzen om hun af- schuwelijk gegrinnik en pijnlijk huilen. 't Zijn de avondwolven van Habak. I : 8, Zefanja III : 3. Zonnebeeld, (w a p.), zon met men- schelijk aangezicht er in geteekend. Zonnebron, in een tuin op tien minuten afstand van (On sof) Heliopolis (z. a.), volgens de legende ontsprongen bij den boom, waaronder Maria op hare vlucht naar Egypte (Matth. II : 14), zich zou hebben neergezet, moedeloos, omdat zij van huis tot huis tevergeefs om een beker water had gevraagd. Uit de wortels van then boom zou de heilige Sycomore zijn opgeschoten, die van zeer breeden omvang, nog steeds zorgvuldig van hekwerk wordt omgeven, om den pelgrims bet afplukken van takken en bladeren to beletten. Zonne 3aspenen(Drie -,(b a r g.), drie jaar tuchthuisstraf. Zonnekoning, f r. roi-soleil, naam door de kruipende hovelingen en dich- ters gegeven aan Lodewijk XIV. Zoo onwils als Apostel Pau- lus, d. i. uitermate verstandig en wijs, vooral van iemand, die de waarheid zegt, uit 2 Kor. XI : 16, XII : 11 (vgl. 2 Kor. XII : 6) ; iemand die zegt waar bet op staat. Zoo oud als de weg van Rome (of Kralingen of Jacatra). Zoo oud zoo bekend; 't is dus geen nieuws, wat men komt vertellen. Pel- grimstochten naar Rome hadden van oudsher plaats. Ook naar Kralingen wegens zijne St. Elbrechts-kapel, die door de visschers, aleer ter haringvangst uit to varen, druk werd bezocht; zelfs nog in 1719 door de R.-Katholieke landlieden, lang nadat van de kapel niets dan wat puin en vervallen muurwerk was over- ZOO STILLETJES. 1270 ZOUTPILAAR. gebleven.- Naar Jacatra, de hoofdplaats van een gelijknamig district op Java, ter plaatse waar in 1619 Batavia verrees, aismede naar het Molenvliet leidt een yroote weg, langs welken zich sedert het midden en einde der vorige eeuw de gegoedste ingezetenen van Batavia, we- gens de ongezondheid dezer plaats neder- zetten. Zoo stilletles, goed gezond, antwoord in den volksmond op de vraag hoe gaat het ? Uit Job XXI : 23. Zoon (Daar heb -je den verlo- ren -, of de verloren zoon is terecht. Op menschen en zaken toegepast, uit Luk X V : 20, 24. Zoon des Hemels, de keizer van China of van het Hemelsche Rijk (z. a.). Zoople (Een -, (r e s t.), toddy, (cognac met water). Zot zwiIgen kan, houdt men hem voor wits (Als de -, uit Spreuk. XVII : 28: „een dwaas zelfs die zwijgt zal wijs geacht worden, en die zijne lippen toesluit, verstandig". Vgl. J. d e B run e's Een zot wanneer hij zwijgt, Eens wijs mans name krijgt. Een dwaas die lidt en weinig spreekt, Zijn zotheid nergens uyt en leekt. En ons : Geen spreker die 't den zwijger verbetert. - Veel en luid lachen en spreken wordt in het Oosten als met de ware deftigheid en waardigheid strijdig geacht. Zotten, spotnaam voor de inwoners van Brugge, van Gheel en van Ronse. - Gheel is algemeen bekend door zijne krankzinnigenkolonie. Ronse heeft voor patroon Sint-Hermes, beschermheilige tegen de krankzinnigheid. Een Waalsch volksgezegde luidt: Saint-Hermhs guerit les foul des environs et laisse ceux de Renaix (Ronse) tels qu'ils sont. - Omtrent den spotnaam der Bruggelingen bestaan verscheidene sagen. Toen zij eens aan keizer Karel V vroegen om een zothuis in hunne stad to bouwen, antwoordde hij : ,,Sluit de poorten uwer stad, dan hebt ge dadelijk een zothuis''. - Toen dezelfde keizer hun eens liet kiezen tusschen twee gebouwen, waar- van het eene veel voordeel aanbracht, en 't andere enkel tot sieraad diende, verkozen zij dit laatste, waarop de keizer zeide : ,Ge zijt zotten". - Aan eene buitengewone processie (16e beuw) namen ook de bewoners van 't- Brug- sche gekkenhuis deel. Deze handelwijze en de vreemde houding en gebaren dier gekken, verwierven den Bruggelingen den schimpnaam van zotten. Zotten weten niet near de stad to gaan (De -, de dwazen zijn niet verstandig genoeg om den besten reg to vinden tot verkrijging van wel- v4art. Stad = plaats van meerdere be- schaving, verlichting en welvaart. Uit Pred. X : 15. Ook meer algemeen : zip' hebben er geen slay van om hun doel to bereiken, omdat zij de noodige menschen- en wereldkennis missen, zrf' weten den weg naar de stud niet. Zouaven, lichte infanterie der Fran- schen in Algerie, in half inlandsch costuum (naam van Zouava, een plaats bij Constantine, waar in 1830 de eerste Zouaven werden aangeworven). Dit corps genoot groote populariteit,,waarom de vrijwilligers die (ook uit ons land) bij de vernietiging van de wereldlijke macht van den Paus, dezen to hulp snelden, zich Pauselijke zouaven noemden. Zouleil we-souwel, h e b r. (zo- leel wesobee), een vraat en een zuiper. Deze uitdrukking ontleend aan Deut. XXI : 20, dient vaak tot kenschetsing van een zinnelijken verkwister, slemper en brasses. Zouno, (zona), (h eb r.), ontuchtige vrouw, lichtekooi. Gen. XXXVIII : 15, Deut. XXIII : 19. Zout In zichzell hebben, (Mark, IX : 50), gevoelens van vrede en vriend- schap koesteren, in zich omdragen, mits- gaders bederf-werende kracht. Zie Zout verbond. Zoutpilaar (Staan als een -, ontleend aan Gen. XIX : 26, waar van Lot's huisvrouw verhaald wordt, dat zij omzag, terwijl vuur en zwavel de steden ZOUTVAT ENZ. 1271 ZULEIKA. Sodom en Gomorra verdelgde, en hier- voor door God gestraft werd door in een zoutpilaar to veranderen. Groote, onregelmatige brokken asphalt borrelen nu en dan uit de Doode Zee op, en nemen dan allerlei grillige gedaanten aan, waarin de Oostersche verbeelding ook eene vrouwengestalte zien kon. Zoutvat omwerpen (Met-, vol- gens bet oude bijgeloof bet voorteeken van verstoring van vriendschap en vrede; immers, zout is 't beeld van hechte trouw. Zinrijk is bet dan ook, datin Leonardo da Vinci's (-1519) Avondmaal, Judas bet zoutvat omwerpt. Zoutverbond. Aldus heet naar Lev. If : 13, Num. XVIII : 19, 2 Kron. XIII : 5, bet verbond tusschen Jehova en zijn yolk. De gemeenschappelijke offermaaltijd was bij al de Levitische verbondsoffers de eigenlijke kern der handeling. Door bet gezamenlijk nutti- gen van 't vleesch en brood des dank- offers, als bet heilige bondsmiddel, werd de vereeniging van beide zijden (God en Israel) als in denen bond plechtig gesymboliseerd, en als 't ware in vleesch en bloed opgenomen. Zout, bij elken maaltijd onmisbaar, bekleedde vooral bij zulk een bondsmaal eene gewichtige plaats. Als reinigend en bederfwerend (vgl. 2 Kon. II : 20-22) was bet een zinnebeeld van onverbrekelijke trouw, en gold daarom als teeken der verbonden. De uitdrukking zoutverbond is nog in zwang bij de Arabieren, die gewoon zijn hunne verbonden door bet gezamenlijk eten van brood en zout to bevestigen. Ook bij de Salzburgers was bet gemeen- schappelijk zout likken een verbond- symbool. Zozen, kluiten boter van 5 kilogr., enz. Te 's Hertogenbosch. Znehtend(Al -,naar Hebr. XIII :17 wordt gezegd van een predikant, die weinig of geene medewerking van den kant zijner gemeenteleden ondervindt, zoodat hij zijn werk al zuchtend verricht. Zuehthausvorlage, (h g d.). Ge- durende zijn verblijf to Oeyenhausen (6 Sept. 1898) kondigde de Keizer van Duitschland de indiening bij den Rijks- dag aan van een wetsontwerp „tot be- scherming van den arbeid ", in werkelijk- heid tot beperking van bet recht van coalitie der werklieden, dat, naar hij er bijvoegde, tuchthuisstraf zou bedreigen tegen elk, die een werkman zou beletten to arbeiden, ja zelfs tegen ieder, die hem tot werkstaking zou aanzetten. Zoo werd aan bet ontwerp, dadelijk na de indiening spottenderwijs de aangeduide naam gegeven. De behandeling werd ten laatste na de eerste lezing, tot Nov. 1899 uitgesteld (23 Juni 1899). Zuid-Afrikaansche milnen, koning (De -, B a r n a t o, t einde Juni 1897. Zuid-AfrikaanscheRepubllek, zie Transvaal. Zulveren (De-, de oud-regenten van 1794 en '95 hier to lande, die door bet Napoleontisch bestuur aan den dijk gezet waren, en die door G ij s b e r t Karel van Hogendorp bij pro- clamatie van 17 Nov. 1813 uit 's Graven- hage, vruchteloos werden aangezocht, om, met uitsluiting der Revolutie- regenten, zich to constitueeren als Staten- Generaal, met uitroeping van den Prins van Oranje als Willem VI. Zulvering, bet ontlasten van een bezwaard goed van de daarop rustende hypotheek. Zuiveringseed, of eed van zui- vering is de eed of verklaring, die een gekozene aflegt, dat hij niets heeft ge- geven of beloofd om gekozen to worden. Zukunftmuslk, (h g d.), muziek der toekomst, ter aanduiding der werken van Richard Wagner (1313-83), werd voor 't eerst gebezigd in een opstel van L u d w i g B i s c h o f f in de Rheinische Musikzeitung, 1859, No.41. Zulelka, dochter van Giafflr, pacha van Abydos. Zij is enkel reinheid en be- minnelijkheid. Haar verstand, vroolijk- heid, standvastige liefde en juis.t begrip van plicht zijn door B y r o n in zijn Bride of Abydos schoon geschilderd. ZUR LIEBE ENZ. 1272 ZWAARD ZONDER GENADE. Zij belooft met Selim to vluehten en zijne bruid to worden, maar Giaffir, haar vader, doodt haren minnaar, en Zuleika sterft van verdriet. Zur Liebe will ich dich nicht zwingen, Doch geb'ich dip die Freiheit nicht, (h g d.), zie Liebe etc. Zustersteden (De Brie -, Gent (O.-Vlaanderen), vermeld in de 7e eeuw ; Brugge, in de 7e eeuw tot stad verheven, en Antwer pen, vermeld in de 8e eeuw. Bezongen door Led e g a n c k, voor wien Aug. 1897 to Eekloo een standbeeld is onthuld. ,Er zijn nu", - zegt Jan v. Rijswijk, thans burgemeester van Ant- werpen - ,geene drie zustersteden meer; al de Belgische steden zijn zustersteden geworden". Zuur, (mil.), gestra, f t. Zuurslaan, (m i 1.), rapport maken. Znur worden of zuur raken, (b a r g.), in den val loopen. Zuur ziIn, (m i 1.), gestraft z#n. Zwaai, een jongensspel, zeer ge- liefd, maar zeer gevaarlijk : hand en hand zwaaien de spelers om den eersten, den ,kop", zoodat vaak de laatste door de centrifugale kracht tegen een muur of boom aanslaat. - of Zwei : het beweeglijke deel van een teekenhaak, dienende om scherpe hoeken over to brengen. Zwaan (Agrippynsche-, V o n- d e l, geb. to Keulen. (Colonia Agrip- pina). Zwaan (Goesche -, A n t o- n i d e s, geb. to Goes. Zwaan van Mantua, Pub 1 i u s V e r g i l i u s M a r o, vermaard oud- Romeinsch dichter, in 70 v. C. to Andes bij Mantua geboren. Zwaan (De Maeoonsche -, H o m e r u s, Maeonie was een deel van Lydie. Zwaard, het zinnebeeld van den man, vandaar zwaardleen) waarin alleen een man mocht opvolgen; zwaardmaag, bloedverwant van vaderszijde. Zwaard- zrg'de, familie van vaderszijde. Zwaard des geestes, geestel#k wapentuig, waarmede men de macht eener vurige en krachtige welspre- kendheid uitoefent. Uit Efez. VI : 17, waar 't eigenlijk beduidt het zwaard dat de Heilige Geest in handen geeft, niet het geestelijk zwaard. Ook spreekt men van een vlammend zwaard des geestes = de geestelijke kracht des geloofs, der reinheid en der liefde; met toespeling op Gen. III : 24: „vlammig lemmer eens zwaards". Zwaard des woords, de krach- tige prediking van het Evangelie, dat het woord Gods is ; vgl. Hebr. IV : 12. Zwaard door de ziel (Een -, eene vreeseljjke zielesmart. Uit Luk. II : 35. Zwaard (Het - out zilne len- den Borden, vgl. Nehem. IV : 18, Ps. XLV : 4. Gorde een ieder het zwaard om z#ne lenden, beteekent hrj make zich gereed tot den strjjd. Zwaard (Tweesnijdend -, 1) Een zwaard aan beide zijden scherp; 2) een bewijsgrond met dubbelen zin, die zoowel voor als tegen den persoon, die hem gebruikt, kan aangevoerd worden. Zwaard neemt, zal door het zwaard omkomen (Wie het -, alwie tot geweld zf ne toevlucht neemt, heeft wederkeerig geweld to duchten. Gezegde van Jezus in Matth. XXVI; 52. Vgl. Gen. IX : 6. Dit gezegde was reeds bij de Joden spreekwoordelijk, zie Openb. XIII : 10. Zwaard van Damocles, zie Damocles. Zwaard zonder genade, bij- naam van Mr. L. W. C. K e u c h e n i u s reeds kort na zijn optreden, als lid der Tweede Kamer (1866) om de afdoende wijze, waarop hij voor de Indische staatkunde opkwam. ZWAARDBROEDERS. 1273 ZWANENRIDDERS. Zwaardbroeders, geestelijke rid- derorde, omstr. 1202 gesticht door A 1- b e r t van A p e l t e r n, bisschop van Lijfland, f 1229, in het door hem tot eene vesting en havenplaats ingerichte Riga, om strijd to voeren tegen de heidenen in Lijfland, en door pans I n n o c e n t i u s III bevestigd. De rid- ders, die zich ,broeders van den Chris- telijken ridderdienst" noemden, hadden den regel en het gewaad aangenomen der Augustijners; zij droegen een witten rok en mantel, maar hadden op de borst een rood kruis en zwaard of de roode of beelding van twee kruiswijs over elkaar gelegde zwaarden. Hieraan ont- leenden zij den naam van zwaard- broeders of zwaarddrayers (gladiferi of ensi feri). Zwaarden, zie Vlag en kiel. Zwabberen, (z e e t.), schrobben. Zwabberhalen, (z e e t.), spotroep der matrozen, wanneer een onbevarene door het slingeren van het schip omver- valt, om de plaats, waar een andere onbe- varene gelegen heeft, weder schoon to maken. Van zwabber, een dweil, uit kabelgaren of lappen aan een steel ge- bonden en dienende om schepen en schuiten schoon to houden. Zwabberkapteln, (z e e t.), ka- juitsjongen met het vuile werk belast, o.a. met het afzwabberen, d. i. afdweilen van het dek. Zwabensplegel (De -, een Duitsch wetboek, in de oudste hand- schriften gewoonlijk met den naam van „Land- and Lehnrechtsbuch", in de 14e eeuw ook met dien van , Kayserrecht", of in oudere uitgaven met dien van ,,Spiegel Kayserlichen and gemeinen Landrechts" bestempeld, en eerst op voorstel van G o l d a r t (1609) algemeen ,,Schwabenspiegel" geheeten, is in Opper- Duitschen (Schwabenschen) tongval door een onbekenden vervaardiger omstreeks het jaar 1275 opgesteld. Zwak vat, zwakke vrouw. Uit 1 Petr. III : 7. G r. skeuos = ieder snort van gereedschap, huisraad. , Wij zijn allemaal zwakke vaatjes", wordt vaak ter verontschuldiging gezegd.Wordt dus eigenlijk en figuurlijk gebezigd. Zwakheld Is uw naam, o vrouw, zieFrailty thy name is, woman. Zwammen, (k. m. a.), vervelend praten, kletsen. Zwanenmaagden,in de Germaan- sche fabelleer de Walkyren, wanneer zij in de gedaante van zwanen zich naar de kampplaats spoeden, waar zij over het lot der strijdende helden moeten be- schikken. Bij rivieren en vijvers ontdoen zij zich vaak van haar zwanenhulsel om zich to baden, of zij spinnen en werken aan het weefsel van den oorlog. Zwanenorde (De -, werd in 1440 door Frederik II, keurvorst van Brandenburg, ingesteld. Zij omvatte een vereeniging van Vorsten en adellijke personen, die zich bnderscheidden door een ijverige vereering der maagd Maria, en door onbekrompen weldadigheid. Nadat deze orde voor de macht der Her- vorming bezweken was, werd zij in 1843 vernieuwd door Friedrich Wilhelm IV, koning van Pruisen, als een vrije ver- eeniging van mannen en vrouwen uit elken stand en van iedere belijdenis, tot leniging van alle lichamelijke en zede- lijke ellenden. Zwanenridders, leden der Zwa- nenorden, die allen haren grond zullen gevonden hebben in de ridderlijke deugden van Helias Gralius, een krijgs- held, die zich bijzonder onderscheidde in de oorlogen van Karel Martel tegen de Friezen, Saksen, enz., en tot den eersten graaf van het land van Kleef werd aangesteld, omdat hij Karel Martel uit de Keulsche gevangenschap bevrijdde. Helias zal in een gevecht tegen de Sara- cenen gewond en to Narbonne in 734 overleden zijn ; zijue gemalin Beatrix kort daarna. Zijn zoon Dirk I volgde hem op in zijn graafschap, waarover de vader 21 of 22 jaar zal hebben geregeerd. Helias voerde steeds in den krijg een zwaan op, zJn rondas. Hij wordt afge- beeld ten voeten uit, met de orde van de zwaan op zijn borst, die aan een ZWANENZANG. 1274 ZWARTE ENZ. dubbele keten om zijn hals hangt. Op den helm is een zwaan gezeten, en naast hem staat een groote zwaan met uitgespreide vleugels, den kop wendend naar den Graaf, als zijn patroon van liefde en eendracht. De toren van het gewezen slot to Kleef voerde van ouds den naam van Zwanentoren. Het veld- teeken van Helias werd tot een teeken van eer verheven, en daarin vonden de later ingestelde Zwanenorden Karen grond. Zwanenzang, het geluid, dat een zeker soort van zwaan de cycnus musicus voor zijn dood zou waken; fig. laatste gezang of gedicht, hetwelk een dichter voor zijn sterven vervaardigt ; laatste werk. In then zin is- het woord (vox et oratio cygnea) reeds bij C i c e r o (De oratore III, 2, 6) to vinden. Zwar weirs ich viel, doch ae6eht' ich alles wissen, (h g d.), wel weet ik veel, maar ik zou zoo gaarne alles willen weten. G o e t h e, Faust I (Nacht). Wagner tot Faust, als de laatste hem heeft gezegd, dat het reeds diep in den nacht, en zij dus hun geleerd gesprek moeten a.f breken ; waarop Wagner laat volgen, of hij dan morgen vroeg terug mag komen om hem nog het een en ander to vragen ten einde zijne weet- gierigheid to bevredigen. De zin teekent volkomen den boekenmensch, den be- krompen veelweter. Zwart, het zinnebeeld van boos zwarte ondankbaarheid, zwarte hongers- nood (Leiden, 1574), een zwarte kool, zwarte elfen, enz., zie lager. Zwarte bende, bedriegers, afzet- ters, oplichters en dergelijk gespuis, al- dus ear den naam van een omzwervend, nu dezen dan genen dienend gedeelte of overschot eener garde, opgericht tot een wacht voor den Roomsch-koning en zijn zoon, eene saamgeschoolde macht van oude krijgers, ten getale van 1500 ruiters en 3000 voetknechten, die van Metz terugkwamen, zich door de schrik- kelijkste afpersingen ten platten lande deden kennen, en o.a. in Vlaanderen vreeselijk huishielden. Ook als ribaldos de gardia bekend. In 1493 stond de Geldersche edelman Gysbert Pieck, heer van half-Asperen, van Zuilichem en van het Hooge Huis to Beesd, aan hun hoofd, en plunderden zij 5 Febr. het klooster van Marienweerd. Zwarte boek (Het -, e n g. the black-book, uitgavenboek, schuldregister; fig. opsomming, lijst of herinnering van personen, met wie men niet to doen wil hebben. Zwarte diamanten, steenkolen, omdat ze kostelijker, maar minder kost- baar zijn dan diamanten ; bovendien bestaan beide uit dezelfde stof, nl. koolstof. Zwarte dood,pestziekte, die vooral in China heerschte a° 1346-52, hare slachtoffers eischte bij millioenen, en zich van China over Azie naar de Krim, Klein- Azie, Konstantinopel en Sicilie verbreid- de, in 1347 in Italie, in '48 in Frankrijk en Duitschland, in '49 in Engeland, De- nemarken, Zweden, Noorwegen en Polen, in '51 in Noordelijk Rusland. In '61, '69, '72 en '82 herhaalde zich de ziekte in Europa, in welk werelddeel gedurende de 14de eeuw ongeveer 25 millioen menschen moeten gestorven zijn. Zwarte Jannigie van Venen- daal, ook genaamd , de Vrouw Christi ". ,,Zwarte Jannegie " houdt haar geregeld verblijf to Venendaal, somwijlen leidt zij de godsdienstoefeningen ook to Pols- broek, onder de gemeente Benschop. Het huwelijk is ten strengste verboden; slechts is het echtelijk samenleven toe- gestaan aan degenen, die voor hun opname in de ,kerk" reeds door de banden des huwelijks waren verbonden. Zij erkennen geen macht, tenzij die van God en van Christus ; volgens hen is Been enkel mensch in, macht verheven boven een antler. Bijgevolg erkennen zij evenmin het koningschap, en hun geloof verbiedt hun aan den drager van het koningschap eer to hewijzev. Zij weigerden daarom hardnekkig deu 31en Aug. 1.1. en evenzoo op den dag der inhuldiging door het uitsteken der vlaggen en het dragen van Oranj e hulde aan onze Koningin to betuigen. Op het stadhuis to Schoonhoven, waar ZWARTE BASTEEL (HET). 1275 MARTEN TIJD (ZIJN). de zittingen worden gehouden van het kantongerecht, krijgt men zachtjes aan een aardige verzameling van .... petten. De volgelingen van ,Zwarte Jannigje van Venendaal" nl., als ze voor de Rechtbank moeten verschijnen, wat nog al eens gebeurt in den laatsten tijd, hebben gemoedsbezwaren, om het hoofd to ontblooten voor den , aardschen rechter ". Een rijksveldwachter neemt dan natuurlijk de moeite, om den be- zwaarde even van zijn pet to ontlasten, en ongedekt verlaat deze na afloop van de rechtszitting bet stadhuis, omdat zijn geloofsovertuiging hem verbiedt, de tij- delijk in beslag genomen pet weer in ontvangst to nemen. Zwarte kasteel (Bet -, het slot Macherus, in bet Overjordaansche, het land van Moab, aan de kust der Doode Zee, waar Herodes Antipas, viervorst van Cialilea zijn geboortefeest vierde, Matth. XIV : 6, Mark. VI : 21 beschre- ven, en waar Johannes de Dooper ge- vangen zat, op zijn bevel to dezer gele- genheid gedood. Zwarte kindertles, zie Cadmus. Zwarte kunst (De -, heeft haar naam gekregen door het verkeerd ver- staan van g r. nekromantei a, d. i. op- roepen van dooden, om van hen de toe- komst to vernemen. In 't lat. vertaalde men dit door nigromantia, van niger = neger, d. i. zwart. Zwarte leger, naam van bet eerste Europeesche staande leger, door Matthias Corvinus, zoon van Hunyadi Janos, om- streeks 1485 georganiseerd; waarmede hij de legers der verbonden koningen van Boheme en Polen overwon, het beleg vbor Weenen sloeg, en Oostenrijk, Stier- marken en Karinthie onderwierp. Zwarte Margriet, M a r g a r e t h a van Vlaanderen, gravin van Hene- gouwen, die met den Roomsch-koning Willem II, graaf van Holland in 1253 in oorlog geraakte, doch in 1254 met hem vrede scoot, terwijl zij Henegouwen aan haren verstooten voorzoon Jan van Avennes overliet. Zwarte Piet, een bekend gezel- schapsspel met de kaart, waarbij schop- penboer Zwarte Piet is ; de spelers laten elkander kaarten trekken; wie ten slotte schoppenboer overhoudt, wordt met een gebrande kurk zwart gemaakt. - Ook een gevreesd zeeschuimer uit Ferdi- nand Huyck. Zwarte pest, ook bubonische en bubonenpest genaamd. Bobbel- of builen- pest. Ze teisterde Europa in de Middel- eeuwen, en brak 5 Mei 1894 uit to Hongkong, bet middenpunt van China's handel. Zwarte Prins (Be -, bijnaam van. Eduard, als Prins van Wales motes koning van Engeland, den over- winnaar bij Crecy (1330-76), aldus geheeten naar de kleur zijner wapen- rusting. Zie Ich dien. Zwarte werelddeel (Bet -~-, omschrijving van Afrika, als het vader- land der negers. Zwarte Zondag, (r. k.), oudere naam voor Laetare (z. a.), omdat de Roomschen in Silezie, in de Lausitz, en elders in Duitsehland op dien dag een pop van stroo enz. vervaardigd, met groot gedruisch plegen rond to dragen en dan in 't water werpen, aangezien de dood alle levensvreugde uitsluit. Zwarte zusters, benaming der leden van de orde der Servitinnen, naar hare zwarte kleedij. Deze orde ontstond in het midden der 13e eeuw, breidde zich uit in de landen van Noord-Europa, waarin de Servieten (z. a.) zich gevestigd hadden ; maar telt thans nog sleeps enkele kloosters. Zwarten, in de Middeleeuwen ko- peren munten, bv. zwarte korten, zwarte tornooisen e. a. in tegenoverstelling van witten voor zilveren munten, ook blanken genoemd. Zwarten tied (Zqn -, noemde N. Beets den tijd omstreeks 1830-50 toen hij de Engelschen navolgde en vooral dweepte met Byron. In then Itijd gaf hij uit : Jose, Kuser, Guy de flaming. ZWARTJE. 1276 ZWIJN VAN EPICUR US. Zwartie, (b a r g.), koffie. Zwaveltle In drieen en een slokie to meer (Ben -, zei vroeger de misplaatste zuinigheid ; een zzvaveltje is een ouderwetsche ronde zwavelstok die zich gemakkelijk liet splijten. naar bet ideale, het verhevene haken; bet andere droomt van liefde, n em en eer. Voor hem had R a c i n e reeds in bet 3e zijner Cantiques spirituals geschreven : Je trouve deux hommes en moi - ik voel twee menschen in mij e_ n W i e l a n d, in diens drama Die Zwavelstokken, bijzonder vroine Wahl des Herkules (1773): Zwei Seelen - ach, ich fi2hl' es zu gewiss ! menschen, a€gescheidenen, anders dan anderen en vooral de vrengden der BekdzmpJen sick in meiner Brest MIt gleicher Kraft = twee zielen - wereld versmadende; zinspeling op de Zwrjndrechtsche Nieu,vlichters (z. a.), die zwavelstokken verkochten. aek, 'k gevoel het al to goed! - be- strijden elkaar gel kracht. in mijn hart met Zweedsche nachtegaal, naam voor de , beroende zangeressen J e n n y L i n d, later Mevr. Goldoebmidt, in 1821 to Stockholm geboren, en Christi u e N i 1 s son, later als gravin de Miranda niet m-eer. in 't publiek opgetwen. Zweedsebe Reaoaor (Be -, C a r e l d e Gee r, geb, i n Zweden, groot entomoloog (insektenkundige), t 1778. De Fraueebmarn Rdaumur, t 1757, schreef ook over insekten. uZweet uwse aansek s suit ii uw brood even (In et -, zie Ia het zweet, enz. Zweetkamertje, bet kantoQrtje in 't Universiteitsgebouw to Leiden, waar de studenten waehten, totdat zij binnenge- roepen worden bi de professoren, om examen to does, en waar zij den uitslag van bun examen verbeiden. Zie ook Lasciate enz. Zwei Seelen and elm Gedanke, 2~wel Herzen and ein Schlag, (h g d.), twee zielen en edn gedachte, twee harten en len slag, ter kenschet- sing der liefde, is outleend aan het dramatische gedicht Der Sohn der Wildnis van Friedrich Halm (rectavon Miinch-Bellinghausen, 1806-71), woorden van P a r t h e- nia, II. Zwei Seelea wehuen aeh Z In meiner Brusst, (h g d.), twee zielen wonen ach, in mjjne borst, d. i. er is een tweestrijd in mijn binnauste. G o e- t h e, Faust I. (Voor de poort). Faust tot Wagner; hat eene gevoel doet hem iZwentmeud. (w a p.), heeten visschen wanneer zij waterpas in 't schild staan. Zweren bii kris en kras = zweren br, f hoop en laag. Volgens eenigen van Jurare per Christum et crucem. Andes en meenen dat kris is getrokken nit Christus en dat kras slechts is ont- staan door de zucht naar alliteratie. Zwetsehen-ruminel, zie Karto f felkrieg. Zwetsche (h g d.) = pruim, kwets. Zwiekauer profeten, dwepers in 1521 uit Zwickau, een stad in Sak- sen, verdreven. die zich iii Witten- berg kwamen vestigen. Zij waren vol- gelingen van Thomas Miinzer, in 1520 eerste prediker (pastor primarius) to Zwickau, en beweerden rechtstreeks van God nieuw licht ontvangen to hebben, na vooraf de vereischte graden van ontbblstering, bekeering, zelf-be- peinzing, ellende en gelaten onderwer- ping to hebben doorloopen. Door dat licht gezegend achtten zij Luther slechts een achterblijver, en Wet en Evangelie, slechts doode letters. Studie, wetenschap en kennis van talen was overbodig. Practisch to werken was bet eerste vereischte. Zij zijn maar een korten tijd voor de Hervorming gevaarlijk geweest. Zwiin van Epieurus, werd Maarten Luther, Duitschlands Kerkher- vormer, door de Jezuieten genoemd, en wel omdat hij zich in den echt begaf. De Epicuristen stelden den lust der zinnen op den voorgrond. ZWIJNDRECHTSCHE BROEDERSCHAP. 1277 ZWOLSCH VOER. Zwiindreehtsche broeder- schap, een handjevol lieden van ge- r-iingen stand, die omstr. 1816 den moed hadden in one vaderland, naar bet voorbe..eld der eerste Christengemeente to Jeruzalem (Hand. II ; 44.=47) eene afzande;rlijke maatschappij to willen stichten, waarin alles gemeeinschappelijk zou zijn. ZwUUndrechtsehe Nleuwllch- ters, later Nieuwli f.hters (z. a.) of Afgescheidenen (a O 1816-32) uit T ls- broekerdam, waar zij zieh, na de stichting hunner Broedersschap to Wad- dingsveen, voorloopig hadden gevestigd. Zij voeren langs de Vliet o. a. ook naar Oudewater, om zwavelstokken to verkoopen. Maria Lder (geb. to EclWm in 1788, t to Leiden 1866) stond aan bet hoofd der ventsters. Zij was in de Broederschap gehuwd met Stoffel Mul- ler, die als sehipper op een tocht naar Ruhrort, to Varik, omstr. 1832 overleed, en door haar op bet kerkhof aldaar werd begraven. De stichters en hoofaen dier Broederschap waren Valk,~~e wezen schout to Waddingsveen, en echtgenoote, Stoffel Muller en Maria Leer, echtelieden, benevens de echtelieden Arie (loud en IKaatje Bender. Zie Maria Leer's Ge- denkschriften door D. N. Anagrapheus. Met inleidend woord van J. H. Maronier (Amsterdam, Uitgevers - Maatscbappij Elsevier, 1892). Zwllnen, (k, m. a.), gelukkig zijn bij repetities of examens. Zwllnenblsschop, bijnaam van Bernard van Galen, bisschop van Mun- ster, omdat hij uit bet land der West- faalsehe hammen kwam en de Ooste- lijke provinci'en van ons land in 1672 hestookte. Dezelfde werd bij bet beleg van -Groningen Bommenherend genoemd. Zwllnskep, (w a p.), meestal faas- wijs en a fgerukt, de muil geopend, zoodat de tong goed zichtbaar. is. De slagtanden zijn naar achteren omgebogen. Het oog, de tong en de slagtanden zijn gew conlijk van eeri antler email, soma ook de snuit. Zwltserland(Een hall-,(rest.), een halve portie Ztvitsersche kaas. Zw era -(Wen geld, seen -, letterlijke vert. vin 't Fr. point d'ar- *ertt, point de misses best. die niet bm a t, krijgt geen waar of geen hulp. De *verhtrtirden rich vroeger aan then koning of vorat, die bet meest betaalde. Zij end veFFin'het Fransche ~l er, vor ndeh de lijfwkcht des Konings ;vatdaar hbet nog ;de oppasser in de kef'k Suisse. Zoo o.a: bi M ale s h e r b e. „Et le Suisse, qui veille aux portes du Louvre, lien, Wend point not rois." Een oud soldaat lust wel eon slokje, vandaar: Zwitser (Pen stuk in zijn kraag ais een oude - .Zwltsersoke spoor_weftkonlng (De -, C uy e,r Z e l 1- a r, bankier, f to Zurich April 1899. Zwolseh voer (of vim), voer van 104 bos kort eiken brandhout, 25 cM. omvang Zij langer bout spreekt men van Deventer voer of vim (25 cM.lengte). EINDB.